ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 242

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
9 september 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1611 van de Commissie van 7 juli 2016 betreffende de herziening van de vergoedingstabellen van dienstreizen voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie in de lidstaten

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1612 van de Commissie van 8 september 2016 tot vaststelling van steun om de melkproductie te reduceren

4

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1613 van de Commissie van 8 september 2016 tot vaststelling van buitengewone aanpassingssteun voor melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren

10

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1614 van de Commissie van 8 september 2016 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor mageremelkpoeder in 2016 en een vervroeging van de openbare-interventieperiode voor mageremelkpoeder in 2017, en tot afwijking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 wat betreft de voortzetting van de toepassing van Verordening (EG) nr. 826/2008 met betrekking tot steun voor particuliere opslag in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 en van Verordening (EU) nr. 1272/2009 met betrekking tot openbare interventie in het kader van de onderhavige verordening

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1615 van de Commissie van 8 september 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 met betrekking tot de periode waarin overeenkomsten en besluiten betreffende productieplanning in de sector melk en zuivelproducten zijn toegestaan

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1616 van de Commissie van 8 september 2016 tot afwijking van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot een mogelijke herziening van de maatregelen inzake vrijwillige gekoppelde steun in de sector melk en zuivelproducten voor aanvraagjaar 2017

19

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1617 van de Commissie van 8 september 2016 houdende afwijking, voor aanvraagjaar 2016, van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat het niveau van voorschotten voor rechtstreekse betalingen en areaalgebonden en diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen betreft, en van artikel 75, lid 2, eerste alinea, van die verordening, wat rechtstreekse betalingen betreft

22

 

*

Verordening (EU) 2016/1618 van de Commissie van 8 september 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV ( 1 )

24

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1619 van de Commissie van 8 september 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 wat betreft de laatste dag voor de indiening van aanvragen voor steun voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder

28

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1620 van de Commissie van 8 september 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

30

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/1621 van de Commissie van 7 september 2016 tot vaststelling van richtsnoeren voor kennisgeving aan accreditatie- en vergunningsinstanties door milieuverificateurs die werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geaccrediteerd of een vergunning hebben in het kader van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5648)  ( 1 )

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1611 VAN DE COMMISSIE

van 7 juli 2016

betreffende de herziening van de vergoedingstabellen van dienstreizen voor ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie in de lidstaten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (1), en met name artikel 112, lid 2, van het Statuut en artikel 13 van bijlage VII bij het Statuut,

Na raadpleging van het Comité voor het statuut,

Na raadpleging van de personeelsvertegenwoordigers van de instellingen en andere organen van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut heeft Eurostat een verslag (2) overgelegd over de ontwikkeling van de prijzen van hotels, restaurants en cateringdiensten.

(2)

Uit dit verslag blijkt dat de dagvergoedingen en de maximale hotelkosten moeten worden herzien om rekening te houden met de ontwikkeling van de prijzen van hotels, restaurants en cateringdiensten.

(3)

De herziening van de dagvergoedingen en de maximale hotelkosten houdt een beoordeling van complexe economische en/of sociale omstandigheden in, waarbij de wetgever over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt.

(4)

Bij de laatste herziening van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie werd benadrukt dat elke overheidsadministratie en alle medewerkers daarvan bijzondere inspanningen moeten leveren om de efficiëntie te verbeteren en zich aan te passen aan de veranderende economische en sociale context in Europa.

(5)

Ingevolge de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie op 1 juli 2013 moet de vergoeding van de kosten van dienstreizen in dit land voor ambtenaren en andere personeelsleden voortaan onder de juridische regeling vallen van artikel 13, lid 2, onder a), van bijlage VII bij het Statuut,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 13, lid 2, onder a), van bijlage VII bij het statuut opgenomen bedragen voor de vergoeding van dienstreizen worden vervangen door de bedragen in onderstaande tabel.

Bestemming

Maximale vergoeding hotelkosten

Dagvergoeding

België

148

102

Bulgarije

135

57

Tsjechië

124

70

Denemarken

173

124

Duitsland

128

97

Estland

105

80

Ierland

159

108

Griekenland

112

82

Spanje

128

88

Frankrijk

180

102

Kroatië

110

75

Italië

148

98

Cyprus

140

88

Letland

116

73

Litouwen

117

69

Luxemburg

148

98

Hongarije

120

64

Malta

138

88

Nederland

166

103

Oostenrijk

132

102

Polen

116

67

Portugal

101

83

Roemenië

136

62

Slovenië

117

84

Slowakije

100

74

Finland

142

113

Zweden

187

117

Verenigd Koninkrijk

209

125

Artikel 2

Deze gedelegeerde verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juli 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1023/2013 (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 15).

(2)  Werkdocument van de diensten van de Commissie — Verslag van Eurostat over de actualisering 2015 van de kosten van dienstreizen (dagvergoedingen en maximale hotelkosten) — ref. Ares(2015)6009670-22/12/2015. Beschikbaar op: https://circabc.europa.eu/sd/a/0bbefcd7-ef76-4825-812d-dc78be24b36b/Ares_2015_6009670_UpdateMissionExpenses.7z


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1612 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot vaststelling van steun om de melkproductie te reduceren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 219, lid 1, in samenhang met artikel 228,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 106, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De markt in de melksector wordt verstoord door een wereldwijde onbalans tussen vraag en aanbod waarin de verlenging van het Russische verbod op de invoer van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Unie tot eind 2017 een rol speelt.

(2)

De mondiale vraag naar melk en zuivelproducten nam in 2015 en de eerste maanden van 2016 enigszins toe, maar in een veel trager tempo dan de productie.

(3)

Door de bank genomen gaf het mondiale melkaanbod heel 2015 een stijging te zien; de gezamenlijke productie van de Unie, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland nam toe met ca. 4,5 miljoen ton, terwijl de totale export uit de Unie en die twee derde landen, uitgedrukt in melkequivalent, met ca. 200 000 ton daalde.

(4)

In de eerste vier maanden van 2016 steeg de melkproductie in de Unie, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland met ca. 3,6 miljoen ton; minder dan 1 % van dat volume werd geabsorbeerd door extra export.

(5)

Bij respectievelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 van de Commissie (3) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/558 van de Commissie (4) hebben enerzijds erkende producentenorganisaties, unies daarvan en erkende brancheorganisaties en anderzijds coöperaties en andere vormen van producentenorganisaties toestemming gekregen om op het gebied van productieplanning in de sector melk en zuivelproducten gedurende een periode van zes maanden, die is ingegaan op 13 april 2016, vrijwillige overeenkomsten te sluiten en besluiten vast te stellen. Deze periode is verlengd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1615 van de Commissie (5).

(6)

Sinds september 2014 zijn marktinterventie-instrumenten in de vorm van openbare interventie en particuliere opslag voor boter en mageremelkpoeder onafgebroken beschikbaar gebleven.

(7)

Hoewel aan de hand van deze instrumenten de impact van de crisis is gemilderd en een ondergrens is gesteld aan de aanhoudende teruggang van de zuivelprijzen, blijft de mondiale onbalans bestaan.

(8)

Om de sector melk en zuivelproducten te helpen bij het vinden van een nieuw evenwicht in de huidige ernstige marktsituatie en om in aanmerking te nemen dat volgens de beschikbare marktanalyses vóór eind 2017 geen significante daling van de productievolumes moet worden verwacht, is het passend dat steun wordt verleend aan melkproducenten in de Unie die zich er vrijwillig toe verbinden hun melkproductie te reduceren.

(9)

Aangezien de melkproductie in de Unie wordt gekenmerkt door een overheersend aandeel koemelkleveringen en een marginaal aandeel rechtstreekse verkoop en melk van andere diersoorten, is het passend dat de steun uitsluitend wordt verleend voor het reduceren van de koemelkleveringen.

(10)

Om tot een doeltreffende reductie van de koemelkleveringen te komen, mag de steun enkel worden verleend aan aanvragers die in juli 2016 koemelk aan eerste kopers hebben geleverd, aangezien dat de recentste periode is waarvoor aanvragers dergelijke leveringen kunnen aantonen.

(11)

Eveneens omwille van de doeltreffendheid mag de Unie slechts steun verlenen voor een reductie van de koemelkleveringen met ten hoogste 50 % ten opzichte van de betrokken referentieperiode.

(12)

De in de onderhavige verordening bedoelde steun moet worden verleend bij wijze van maatregel ter ondersteuning van landbouwmarkten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

(13)

De steun moet kunnen worden gecumuleerd met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

(14)

Aangezien de financiële steun in euro wordt vastgesteld, moet met het oog op een uniforme en gelijktijdige toepassing een datum worden vastgesteld waarop het bedrag dat wordt toegewezen aan lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, wordt omgezet in de nationale munteenheid van die landen. Het ontstaansfeit voor de wisselkoers dient te worden bepaald overeenkomstig artikel 106 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Gezien het in lid 2, onder b), van dat artikel opgenomen beginsel en gezien de in lid 5, onder c), van dat artikel vastgestelde criteria moet het ontstaansfeit de datum zijn waarop de onderhavige verordening in werking treedt.

(15)

Om te waarborgen dat de regeling efficiënt werkt en dat de totale subsidiabele maximumhoeveelheid die voor de reductie van de koemelkleveringen is vastgesteld, niet wordt overschreden, moeten bepalingen inzake het melden van steunaanvragen en betalingsaanvragen worden vastgesteld.

(16)

Met het oog op een zo breed mogelijk gebruik van de regeling moet worden voorzien in meerdere aanvraagperioden, totdat voldoende steunaanvragen zijn ingediend om het totale volume dat voor de reductie van de koemelkleveringen is vastgesteld en waarvoor begrotingsmiddelen zijn vastgesteld, volledig te benutten. De aanvragen moeten, met het oog op een efficiënte verwerking, bij voorkeur elektronisch worden ingediend.

(17)

Om ervoor te zorgen dat de aanvragen tot een zinvolle reductie van de koemelkleveringen leiden en om buitenproportionele administratieve belasting te vermijden, moet voor de reductie van de koemelkleveringen een minimumhoeveelheid per aanvraag worden vastgesteld.

(18)

Met het oog op een uniforme behandeling van de aanvragen in de hele Unie moet een standaard omrekeningsfactor voor het omrekenen van liter in kilogram worden bepaald.

(19)

De lidstaten moeten niet alleen de ontvankelijkheid maar ook de plausibiliteit van de steunaanvragen controleren. Aanvragen waarin voor het totale volume koemelk dat in de reductieperiode aan eerste kopers zou worden geleverd, een hoeveelheid wordt opgegeven die groter is dan het totale in de referentieperiode geleverde volume, mogen bijvoorbeeld niet als plausibel worden beschouwd.

(20)

Om ervoor te zorgen dat begunstigden de steun zo snel mogelijk ontvangen en dat het reduceren van de productie meteen van start kan gaan, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De steun van de Unie wordt verleend aan subsidiabele aanvragers die onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden hun koemelkleveringen gedurende een periode van drie maanden („reductieperiode”) reduceren ten opzichte van dezelfde periode in het vorige jaar („referentieperiode”).

De steun van de Unie wordt vastgesteld op 14 EUR per 100 kg koemelk voor het volume dat overeenstemt met het verschil tussen de tijdens de referentieperiode geleverde koemelk en de tijdens de reductieperiode geleverde koemelk. De totale reductie van de koemelkleveringen waarvoor de steun van de Unie wordt verleend, stemt overeen met ten hoogste 150 000 000 EUR.

De Unie verleent per subsidiabele aanvrager steun voor een reductie van de koemelkleveringen die overeenstemt met maximaal 50 % van de totale hoeveelheid koemelk die deze aanvrager in de referentieperiode aan eerste kopers heeft geleverd.

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „subsidiabele aanvragers” verstaan: melkproducenten die in juli 2016 koemelk aan eerste kopers hebben geleverd.

3.   Voor subsidiabele aanvragers die gevestigd zijn in Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Kroatië, Hongarije, Polen, Roemenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk is het ontstaansfeit voor de wisselkoers die wordt gebruikt voor de omrekening van de op grond van deze verordening betaalde bedragen, de datum waarop deze verordening in werking treedt.

4.   De in deze verordening bedoelde steun kan worden gecumuleerd met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

Artikel 2

1.   De steun wordt verleend op basis van aanvragen.

Elke steunaanvraag heeft betrekking op een reductie van de koemelkleveringen met ten minste 1 500 kg.

Een in liter uitgedrukte reductie van de koemelkleveringen wordt voor omzetting in kilogram vermenigvuldigd met coëfficiënt 1,03.

2.   De steunaanvragen worden door subsidiabele aanvragers ingediend in de lidstaat waar de aanvrager is gevestigd, aan de hand van de door de betrokken lidstaat bepaalde methode. De steunaanvragen worden zo ingediend dat de lidstaat deze binnen de in de derde alinea vastgestelde ontvangsttermijnen ontvangt.

De lidstaten kunnen besluiten dat erkende producentenorganisaties of coöperaties namens subsidiabele aanvragers steunaanvragen mogen indienen. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de steun volledig ten goede komt aan de subsidiabele aanvragers die hun koemelkleveringen overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden daadwerkelijk hebben gereduceerd.

De termijnen voor ontvangst van volledige aanvragen zijn:

a)

21 september 2016 om 12.00 uur (Brusselse tijd) voor de eerste reductieperiode, zijnde oktober, november en december 2016;

b)

12 oktober 2016 om 12.00 uur (Brusselse tijd) voor de tweede reductieperiode, zijnde november en december 2016 en januari 2017;

c)

9 november 2016 om 12.00 uur (Brusselse tijd) voor de derde reductieperiode, zijnde december 2016 en januari en februari 2017;

d)

7 december 2016 om 12.00 uur (Brusselse tijd) voor de vierde reductieperiode, zijnde januari, februari en maart 2017.

Elke steunaanvrager mag op grond van deze verordening slechts één steunaanvraag indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, is geen enkele van zijn aanvragen ontvankelijk. Steunaanvragers die een aanvraag voor de eerste reductieperiode hebben ingediend, mogen evenwel ook voor de vierde reductieperiode een aanvraag indienen.

3.   Slechts steunaanvragen met de volgende elementen zijn ontvankelijk:

a)

de volgende gegevens op een door de lidstaat beschikbaar gesteld formulier:

i)

naam en adres van de subsidiabele aanvrager;

ii)

totale hoeveelheid koemelk die in de referentieperiode aan eerste kopers is geleverd;

iii)

totale hoeveelheid koemelk die volgens de planning in de reductieperiode wordt geleverd;

iv)

geplande reductie van de koemelkleveringen waarvoor steun is aangevraagd en die niet groter mag zijn dan 50 % van de in punt ii) bedoelde totale hoeveelheid en niet kleiner mag zijn dan 1 500 kg;

b)

documenten waarin de onder a), iii), bedoelde totale hoeveelheid koemelk wordt opgegeven;

c)

documenten waarin wordt aangegeven dat de aanvraag betrekking heeft op een melkproducent die in juli 2016 koemelk aan eerste kopers heeft geleverd.

4.   Steunaanvragen voor een reductie van de koemelkleveringen met minder dan 1 500 kg worden afgewezen.

Steunaanvragen voor een reductie van de koemelkleveringen met meer dan 50 % van de in lid 3, onder a), ii), bedoelde totale hoeveelheid worden beschouwd als steunaanvragen voor een reductie van de koemelkleveringen met 50 % van de in dat punt bedoelde totale hoeveelheid.

Artikel 3

Na een plausibiliteits- en ontvankelijkheidscontrole te hebben verricht, melden de lidstaten alle ontvankelijke en plausibele steunaanvragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (6) aan de Commissie, en wel uiterlijk om 16.00 uur (Brusselse tijd) van de derde werkdag na de betrokken termijn voor ontvangst van de aanvragen als bepaald in artikel 2, lid 2.

Artikel 4

1.   Op basis van de in artikel 3 bedoelde meldingen deelt de Commissie aan de lidstaten mee in hoeverre machtigingen voor aangevraagde hoeveelheden mogen worden verleend, met inachtneming van het in artikel 1, lid 1, bedoelde totale maximale volume.

De lidstaten stellen de aanvragers in kennis van de machtigingen, en wel binnen zeven werkdagen na de betrokken termijn voor ontvangst van de aanvragen als bepaald in artikel 2, lid 2, met inachtneming van lid 2 van het onderhavige artikel.

Voor alle ontvankelijke en plausibele aanvragen die op grond van artikel 3 aan de Commissie zijn gemeld, worden machtigingen verleend.

2.   Wanneer het totale volume van de op grond van artikel 3 gemelde aanvragen groter is dan het in artikel 1, lid 1, bedoelde totale maximale volume, bepaalt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling, die wordt vastgesteld zonder toepassing van de in artikel 229 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde procedure, een toewijzingscoëfficiënt die de lidstaten toepassen op de hoeveelheid waarop elke steunaanvraag betrekking heeft.

Wanneer voor de betrokken reductieperiode een toewijzingscoëfficiënt is bepaald, worden steunaanvragen die voor volgende, in artikel 2, lid 2, genoemde reductieperioden zijn ingediend, afgewezen en kunnen voor de volgende reductieperioden geen aanvragen meer worden ingediend.

De machtigingen worden verleend voor de hoeveelheden waarop de steunaanvragen betrekking hebben, vermenigvuldigd met de toewijzingscoëfficiënt.

Artikel 5

1.   De steun wordt betaald op basis van een betalingsaanvraag.

2.   De betalingsaanvragen worden ingediend door subsidiabele aanvragers aan wie een in artikel 4 bedoelde machtiging is verleend in de lidstaat waar de aanvrager is gevestigd, aan de hand van de door de betrokken lidstaat bepaalde methode. De betalingsaanvragen worden zo ingediend dat de betrokken lidstaat deze uiterlijk 45 dagen na afloop van de reductieperiode ontvangt.

De lidstaten kunnen besluiten dat erkende producentenorganisaties of coöperaties namens subsidiabele aanvragers betalingsaanvragen mogen indienen. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de betaling volledig ten goede komt aan de subsidiabele aanvragers die hun koemelkleveringen overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden daadwerkelijk hebben gereduceerd.

3.   Slechts betalingsaanvragen met de volgende elementen zijn ontvankelijk:

a)

de volgende gegevens op een door de lidstaat beschikbaar gesteld formulier:

i)

naam en adres van de subsidiabele aanvrager;

ii)

totale hoeveelheid koemelk die in de reductieperiode daadwerkelijk aan eerste kopers is geleverd;

iii)

daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen waarvoor betaling van de steun is aangevraagd en die niet groter mag zijn dan 50 % van de totale hoeveelheid koemelk die in de referentieperiode aan eerste kopers is geleverd en, in voorkomend geval, niet groter mag zijn dan de hoeveelheid die het resultaat is van de toepassing van de in artikel 4, lid 2, bedoelde toewijzingscoëfficiënt;

b)

documenten waarin de onder a), ii), bedoelde totale hoeveelheid wordt opgegeven.

4.   De steun wordt betaald zodra de lidstaten overeenkomstig artikelen 58 en 59 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 hebben gecontroleerd dat de reductie van de koemelkleveringen waarvoor steun van de Unie wordt betaald, daadwerkelijk haar beslag heeft gekregen overeenkomstig de voorwaarden die in de onderhavige verordening zijn vastgesteld. Tenzij een administratief onderzoek loopt, wordt de betaling uiterlijk op de negentigste dag na afloop van de reductieperiode verricht.

5.   Het steunbedrag heeft voor elke subsidiabele aanvrager betrekking op de in lid 3, onder a), iii), bedoelde daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen.

Als de daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen groter is dan de hoeveelheid die het resultaat is van de toepassing van artikel 4, stemt het steunbedrag overeen met de laatstbedoelde hoeveelheid („de hoeveelheid waarvoor machtiging is verleend”). Als de daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen ten minste 80 % bedraagt van de hoeveelheid waarvoor machtiging is verleend, stemt het steunbedrag overeen met de in lid 3, onder a), iii), bedoelde daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen, op voorwaarde dat de hoeveelheid waarvoor machtiging is verleend, niet wordt overschreden. Als de daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen ten minste 50 % maar minder dan 80 % bedraagt van de hoeveelheid waarvoor machtiging is verleend, wordt het steunbedrag vermenigvuldigd met coëfficiënt 0,8. Als de daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen ten minste 20 % maar minder dan 50 % bedraagt van de hoeveelheid waarvoor machtiging is verleend, wordt het steunbedrag vermenigvuldigd met coëfficiënt 0,5. Als de daadwerkelijke reductie van de koemelkleveringen minder dan 20 % bedraagt van de hoeveelheid waarvoor machtiging is verleend, wordt geen steun betaald.

6.   De uitgaven van de lidstaten voor de betalingen in het kader van deze verordening komen slechts voor steun van de Unie in aanmerking indien de betrokken betalingen uiterlijk op 30 september 2017 zijn verricht.

Artikel 6

Uiterlijk op 8 maart, 5 april, 3 mei en 7 juni 2017 om 16.00 uur (Brusselse tijd) melden de lidstaten alle ontvankelijke betalingsaanvragen die zij voor respectievelijk de eerste, tweede, derde en vierde reductieperiode hebben ontvangen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 aan de Commissie.

Artikel 7

De lidstaten melden uiterlijk op 30 juni 2017 de volgende gegevens aan de Commissie:

a)

het aantal subsidiabele aanvragers en het daadwerkelijke totale volume van de reductie van de koemelkleveringen waarvoor zij steunaanvragen en betalingsaanvragen hebben ontvangen;

b)

het totale bedrag aan steun van de Unie dat naar verwachting moet worden betaald.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 van de Commissie van 11 april 2016 waarbij toestemming wordt verleend voor overeenkomsten en besluiten betreffende productieplanning in de sector melk en zuivelproducten (PB L 96 van 12.4.2016, blz. 20).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/558 van de Commissie van 11 april 2016 waarbij toestemming wordt verleend voor overeenkomsten en besluiten van coöperaties en andere vormen van producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten die betrekking hebben op productieplanning (PB L 96 van 12.4.2016, blz. 18).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1615 van de Commissie van 8 september 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559, met betrekking tot de periode waarin overeenkomsten en besluiten betreffende productieplanning in de sector melk en zuivelproducten zijn toegestaan (zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad).

(6)  Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/10


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1613 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot vaststelling van buitengewone aanpassingssteun voor melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 219, lid 1, in samenhang met artikel 228,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 106, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De markt in de melksector wordt verstoord door een wereldwijde onbalans tussen vraag en aanbod waarin de verlenging van het Russische verbod op de invoer van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Unie tot eind 2017 een rol speelt.

(2)

De mondiale vraag naar melk en zuivelproducten nam in 2015 en de eerste maanden van 2016 enigszins toe, maar in een veel trager tempo dan de productie.

(3)

Door de bank genomen gaf het mondiale melkaanbod heel 2015 een stijging te zien; de gezamenlijke productie van de Unie, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland nam toe met ca. 4,5 miljoen ton, terwijl de totale export uit de Unie en die twee derde landen, uitgedrukt in melkequivalent, met ca. 200 000 ton daalde.

(4)

In de eerste vier maanden van 2016 steeg de melkproductie in de Unie, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland met ca. 3,6 miljoen ton; minder dan 1 % van dat volume werd geabsorbeerd door extra export.

(5)

Als gevolg daarvan zijn de prijzen van rauwe melk in de Unie verder gedaald en het ziet ernaar uit dat de neerwaartse druk zal aanhouden en voor veel melkproducenten onhoudbare niveaus zal bereiken. In mei 2016 lagen de gemiddelde melkprijzen af landbouwbedrijf in de Unie 22 % lager dan het over de periode 2011-2015 berekende gemiddelde voor die maand.

(6)

Tegelijkertijd werden de verschillen tussen de melkprijzen in de verschillende lidstaten steeds groter. Kleine landbouwers worden bijzonder hard getroffen, met alle risico's van dien voor het sociale weefsel van de plattelandsgebieden.

(7)

Ook andere veehouderijsectoren, zoals de sectoren rundvlees, varkensvlees, schapenvlees en geitenvlees, hebben te kampen met een moeilijke marktsituatie. Deze moeilijkheden houden, wat varkensvlees betreft, voornamelijk verband met het invoerverbod dat Rusland met name naar aanleiding van de uitbraak van Afrikaanse varkenspest in bepaalde lidstaten heeft ingesteld, en zijn, wat rundvlees betreft, een zijdelings gevolg van de verstoorde markt voor melk.

(8)

Sinds september 2014 zijn marktinterventie-instrumenten in de vorm van openbare interventie en particuliere opslag voor boter en mageremelkpoeder onafgebroken beschikbaar gebleven. Hoewel aan de hand van deze instrumenten de impact van de crisis is gemilderd en een ondergrens is gesteld aan de aanhoudende teruggang van de zuivelprijzen, blijft de mondiale onbalans bestaan.

(9)

Aangezien de in het kader van Verordening (EU) nr. 1308/2013 beschikbare maatregelen niet blijken te volstaan en het zaak is voorbereid te zijn op eventuele verdere prijsdalingen met nog zwaardere marktverstoringen tot gevolg, is het van wezenlijk belang dat steun wordt verleend aan melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren in de EU die worden getroffen door marktverstoringen met een zware impact op de rendabiliteit en de liquiditeit. De lidstaten moeten bepalen in welke sector of sectoren, of delen daarvan, de producenten en landbouwers het meest onder marktverstoringen te lijden hebben, en steun moet worden verleend.

(10)

Om de weerbaarheid van de landbouwers te bevorderen, mogen alleen de meer duurzame landbouwmethoden in aanmerking komen voor steun. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de kleine landbouwbedrijven, die de ruggengraat van de plattelandseconomie vormen.

(11)

Om de huidige crisis te verlichten, dient aan de lidstaten een eenmalige financiële bijdrage te worden verleend ter ondersteuning van melkproducenten en/of landbouwers in andere veehouderijsectoren die betrokken zijn bij activiteiten om economische duurzaamheid en marktstabilisatie te stimuleren.

(12)

Bij het verlenen van de financiële bijdrage aan de verschillende lidstaten moet rekening worden gehouden met de belangrijkste kenmerken van hun sectoren, zoals de productie, de marktprijzen en het aandeel kleine landbouwers.

(13)

De lidstaten moeten maatregelen ontwerpen op basis van een of meer van de volgende activiteiten om economische duurzaamheid en marktstabilisatie te stimuleren: opschorting of reductie van de productie, kleinschalige landbouw, extensieve productie, milieu- en klimaatvriendelijke productie, samenwerking tussen landbouwers, verhoging van de kwaliteit en de toegevoegde waarde en opleiding in methoden voor gezond beheer.

(14)

Aangezien de bijzondere situatie waarin melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren zich bevinden, verschilt van lidstaat tot lidstaat, moet elke lidstaat de voor hem meest geschikte maatregelen kiezen, met name op het gebied van marktstabilisatie en economische duurzaamheid, en moet hij een beschrijving geven van de concrete maatregelen die moeten worden genomen.

(15)

Aangezien het bedrag dat aan elke lidstaat wordt toegewezen, slechts een beperkt deel van het daadwerkelijke verlies van de melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren zal vergoeden, moeten de lidstaten de toestemming krijgen om aanvullende steun aan die landbouwers te verlenen volgens dezelfde voorwaarden op het gebied van objectiviteit, niet-discriminatie en niet-verstoring van de mededinging.

(16)

De verlening van de in de onderhavige verordening bedoelde steun moet worden beschouwd als een maatregel ter ondersteuning van landbouwmarkten overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

(17)

Teneinde de lidstaten de nodige flexibiliteit te bieden om de steunverdeling op de concrete problemen af te stemmen, moet hun worden toegestaan de steun te cumuleren met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

(18)

Aangezien de financiële steun in euro wordt vastgesteld, moet met het oog op een uniforme en gelijktijdige toepassing een datum worden vastgesteld waarop het bedrag dat wordt toegewezen aan lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, wordt omgezet in de nationale munteenheid van die landen. Het ontstaansfeit voor de wisselkoers dient te worden bepaald overeenkomstig artikel 106 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Gezien het in lid 2, onder b), van dat artikel opgenomen beginsel en gezien de in lid 5, onder c), van dat artikel vastgestelde criteria moet het ontstaansfeit de datum zijn waarop de onderhavige verordening in werking treedt.

(19)

Om budgettaire redenen mag de Unie de door de lidstaten gedane uitgaven voor melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren, enkel financieren indien de betrokken uitgaven binnen een bepaalde termijn zijn verricht.

(20)

De lidstaten moeten met het oog op transparantie, monitoring en degelijk beheer van het hun verleende bedrag de Commissie in kennis stellen van de vereiste concrete maatregelen, de objectieve criteria, de motivering van steunverlening aan andere veehouderijsectoren dan de melksector, de maatregelen ter voorkoming van marktverstoring, het verwachte resultaat van de maatregelen en de methoden om te controleren dat dit resultaat is bereikt.

(21)

Om ervoor te zorgen dat melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren de steun zo snel mogelijk ontvangen, moeten de lidstaten in staat worden gesteld deze verordening onverwijld uit te voeren. Daarom dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten wordt steun van de Unie voor een totaalbedrag van 350 000 000 EUR ter beschikking gesteld om buitengewone aanpassingssteun te verlenen aan melkproducenten en/of landbouwers in de sectoren rundvlees, varkensvlees, schapenvlees en geitenvlees („landbouwers in andere veehouderijsectoren”).

De lidstaten gebruiken de bedragen die hun conform de bijlage ter beschikking worden gesteld, voor op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria genomen maatregelen, op voorwaarde dat de betrokken betalingen de mededinging niet verstoren.

De maatregelen van de lidstaten dienen ter ondersteuning van melkproducenten en/of landbouwers in andere veehouderijsectoren die een of meer van de volgende activiteiten verrichten met als doel de economische duurzaamheid van hun bedrijf te stimuleren en bij te dragen aan het stabiliseren van de markt:

a)

het reduceren van de productie, mits deze reductie verder gaat dan bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1612 (3), of het niet verhogen van de productie;

b)

kleinschalige landbouw;

c)

het toepassen van extensieve productiemethoden;

d)

het toepassen van milieu- en klimaatvriendelijke productiemethoden;

e)

het uitvoeren van samenwerkingsprojecten;

f)

het uitvoeren van kwaliteitsregelingen of projecten ter bevordering van de kwaliteit en de toegevoegde waarde;

g)

opleiding op het gebied van financiële instrumenten en risicobeheersinstrumenten.

Wanneer melkproducenten of landbouwers in andere veehouderijsectoren niet de rechtstreekse begunstigden van de betalingen zijn, waarborgen de lidstaten dat het economische voordeel van de steun volledig aan die producenten of landbouwers ten goede komt.

De uitgaven van de lidstaten voor de betalingen in het kader van deze verordening komen slechts voor steun van de Unie in aanmerking indien de betrokken betalingen uiterlijk op 30 september 2017 zijn verricht.

2.   Voor Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Kroatië, Hongarije, Polen, Roemenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk is het ontstaansfeit voor de wisselkoers die wordt gebruikt voor de omrekening van de in de bijlage vastgestelde bedragen, de datum waarop deze verordening in werking treedt.

3.   De in deze verordening bedoelde maatregelen kunnen worden gecumuleerd met andere steun uit het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

Artikel 2

De lidstaten kunnen voor overeenkomstig artikel 1 genomen maatregelen aanvullende steun verlenen op voorwaarde dat het betrokken bedrag niet meer bedraagt dan 100 % van het voor hen geldende bedrag zoals vastgesteld in de bijlage, en wordt toegekend volgens dezelfde voorwaarden op het gebied van objectiviteit, niet-discriminatie en niet-verstoring van de mededinging als vastgesteld in artikel 1.

De lidstaten betalen de aanvullende steun uiterlijk op 30 september 2017.

Artikel 3

De lidstaten melden de volgende gegevens aan de Commissie:

a)

onverwijld en uiterlijk op 30 november 2016:

i)

een beschrijving van de vereiste concrete maatregelen;

ii)

de objectieve criteria voor het vaststellen van de methoden voor de verlening van de steun en, in voorkomend geval, de motivering om de steun te verlenen aan andere veehouderijsectoren dan de melksector;

iii)

het verwachte resultaat van de maatregelen voor het stabiliseren van de markt;

iv)

de maatregelen om te controleren dat het verwachte resultaat is bereikt;

v)

de maatregelen om concurrentieverstoring te vermijden;

vi)

het niveau van aanvullende steunverlening op grond van artikel 2;

b)

uiterlijk op 15 oktober 2017, de per maatregel betaalde totaalbedragen, het aantal en het type begunstigden en de beoordeling van de doeltreffendheid van de maatregel.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1612 van de Commissie van 8 september 2016 tot vaststelling van steun om de melkproductie te reduceren (zie bladzijde 4 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE

Lidstaat

EUR

België

10 979 636

Bulgarije

5 809 941

Tsjechië

10 346 106

Denemarken

9 294 305

Duitsland

57 955 101

Estland

8 081 123

Ierland

11 086 327

Griekenland

1 683 910

Spanje

14 665 678

Frankrijk

49 900 853

Kroatië

1 517 133

Italië

20 942 300

Cyprus

297 165

Letland

9 760 362

Litouwen

13 298 661

Luxemburg

560 115

Hongarije

9 543 566

Malta

100 092

Nederland

22 952 419

Oostenrijk

5 863 491

Polen

22 670 129

Portugal

3 988 059

Roemenië

10 896 083

Slovenië

1 145 506

Slowakije

2 062 803

Finland

7 521 715

Zweden

6 881 425

Verenigd Koninkrijk

30 195 996


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/15


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1614 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor mageremelkpoeder in 2016 en een vervroeging van de openbare-interventieperiode voor mageremelkpoeder in 2017, en tot afwijking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 wat betreft de voortzetting van de toepassing van Verordening (EG) nr. 826/2008 met betrekking tot steun voor particuliere opslag in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 en van Verordening (EU) nr. 1272/2009 met betrekking tot openbare interventie in het kader van de onderhavige verordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 219, lid 1, in samenhang met artikel 228,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De markt in de sector melk en zuivelproducten wordt verstoord door een ernstige onbalans tussen vraag en aanbod.

(2)

In de periode januari-april 2016 is als gevolg van de toegenomen melkproductie 18 % meer mageremelkpoeder geproduceerd in de Unie, terwijl de uitvoer in dezelfde periode met 8 % is afgenomen. Traditioneel is 40 tot 50 % van de totale hoeveelheid mageremelkpoeder die in de Unie wordt geproduceerd, bestemd voor export.

(3)

Als gevolg hiervan staan de prijzen van mageremelkpoeder in de Unie onder neerwaartse druk.

(4)

Krachtens artikel 12, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is de openbare interventie voor mageremelkpoeder open van 1 maart tot en met 30 september. Overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1549 van de Commissie (2) is de openbare interventie voor mageremelkpoeder in 2016 open van 1 januari tot en met 30 september.

(5)

Om snel alle mogelijke marktmaatregelen te kunnen inzetten en om voorbereid te zijn op eventuele verdere prijsdalingen en zwaardere marktverstoringen, is het van essentieel belang dat de openbare interventie voor mageremelkpoeder zonder onderbreking beschikbaar blijft tot de start van de volgende interventieperiode op 1 maart 2017.

(6)

Bijgevolg moet de openbare-interventieperiode voor mageremelkpoeder in 2016 worden verlengd tot en met 31 december 2016 en moet worden bepaald dat de openbare-interventieperiode in 2017 start op 1 januari.

(7)

De verlenging van de openbare-interventieperiode van 30 september 2016 tot en met 31 december 2016 valt samen met de datum van toepassing van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 van de Commissie (3) en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie (4), die met ingang van 1 oktober 2016 in de plaats komen van Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie (5) en Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (6). Omwille van de continuïteit en de rechtszekerheid moet bij wijze van afwijking worden vastgesteld dat Verordening (EG) nr. 826/2008 van toepassing blijft op aanvragen voor particuliereopslagsteun voor mageremelkpoeder die worden ingediend in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 van de Commissie (7), en dat Verordening (EU) nr. 1272/2009 van toepassing blijft op offertes of inschrijvingen die worden ingediend in het kader van de onderhavige verordening.

(8)

Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening vastgestelde tijdelijke maatregelen een onmiddellijk effect op de markt hebben en bijdragen aan de stabilisering van de prijzen, moet de onderhavige verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Afwijking van Verordening (EU) nr. 1308/2013

In afwijking van artikel 12, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt de periode waarin de openbare interventie voor mageremelkpoeder in 2016 open is, verlengd tot en met 31 december 2016.

In afwijking van artikel 12, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is de openbare interventie voor mageremelkpoeder in 2017 open van 1 januari tot en met 30 september.

Artikel 2

Afwijking van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238

In afwijking van de artikelen 10 en 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 blijft Verordening (EG) nr. 826/2008 van toepassing op aanvragen voor particuliereopslagsteun voor mageremelkpoeder die vóór 1 maart 2017 worden ingediend in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014.

In afwijking van de artikelen 10 en 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 blijft Verordening (EU) nr. 1272/2009 van toepassing op offertes en inschrijvingen voor mageremelkpoeder die vóór 1 januari 2017 worden ingediend in het kader van artikel 1, eerste alinea, van de onderhavige verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1549 van de Commissie van 17 september 2015 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder in 2015 en een vervroeging van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder in 2016 (PB L 242 van 18.9.2015, blz. 28).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1238 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PB L 206 van 30.7.2016, blz. 15).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71).

(5)  Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde landbouwproducten (PB L 223 van 21.8.2008, blz. 3).

(6)  Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot opening van de particuliere opslag voor mageremelkpoeder en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PB L 265 van 5.9.2014, blz. 18).


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1615 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 met betrekking tot de periode waarin overeenkomsten en besluiten betreffende productieplanning in de sector melk en zuivelproducten zijn toegestaan

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 222, lid 3, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft op grond van artikel 219 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een reeks buitengewone maatregelen voor het aanpakken van de moeilijke marktsituatie in de sector melk en zuivelproducten vastgesteld en heeft daarbovenop, respectievelijk bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 van de Commissie (2) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/558 van de Commissie (3), toestemming verleend aan enerzijds erkende producentenorganisaties, unies daarvan en erkende brancheorganisaties en anderzijds coöperaties en andere vormen van producentenorganisaties om op het gebied van productieplanning in de sector melk en zuivelproducten gedurende een periode van zes maanden, die is ingegaan op 13 april 2016, vrijwillige overeenkomsten te sluiten en besluiten vast te stellen.

(2)

Tot dusverre is nog geen gezamenlijk gesloten overeenkomst of vastgesteld besluit aangemeld omdat de sector zich moet organiseren om gebruik te maken van dit nieuwe instrument. Inmiddels blijft de markt in de melksector verstoord door een wereldwijde onbalans tussen vraag en aanbod waarin de verlenging van het Russisch verbod op de invoer van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Unie tot eind 2017 een rol speelt.

(3)

De melkprijzen af landbouwbedrijf daalden in 2015 met 8 % en in de eerste vijf maanden van 2016 met nog eens 15 %. In mei 2016 lag de gemiddelde melkprijs in de Unie 22 % lager dan het over de laatste vijf jaar berekende gemiddelde. Parallel met deze ontwikkelingen is de kloof tussen de lidstaten verder vergroot: in sommige lidstaten worden prijzen genoteerd die 30 % lager liggen dan het gemiddelde in de Unie. Volgens de beschikbare marktanalyses moet vóór eind 2017 geen significante daling van de productievolumes worden verwacht.

(4)

Om de sector melk en zuivelproducten te helpen bij het vinden van een nieuw evenwicht in de huidige, door een ernstige onbalans gekenmerkte marktsituatie en om de aanpassingen die naar aanleiding van het verstrijken van de melkquota vereist zijn, te flankeren, is het passend de toestemming voor vrijwillige overeenkomsten en besluiten als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/558 te verlengen met zes maanden. Aangezien zowel de voorwaarden als het materiële en geografische toepassingsgebied als bedoeld in artikel 222, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, alsmede de ter zake relevante meldingsvereisten al zijn gespecificeerd in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559, dient die uitvoeringsverordening te worden gewijzigd.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Gezien de ernstige onbalans op de markt en de noodzaak om de continuïteit en de rechtszekerheid te waarborgen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onverminderd artikel 152, lid 3, onder b), i), en artikel 209, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden erkende producentenorganisaties, unies daarvan en erkende brancheorganisaties in de sector melk en zuivelproducten hierbij gemachtigd om:

a)

tijdens een periode van zes maanden die ingaat op 13 april 2016 of op 13 oktober 2016 vrijwillige gezamenlijke overeenkomsten te sluiten en gezamenlijke besluiten betreffende de planning van het te produceren melkvolume vast te stellen waarvan de geldigheid uiterlijk op, respectievelijk, 12 oktober 2016 of 12 april 2017 verstrijkt, of

b)

de geldigheid van dergelijke overeenkomsten of besluiten die tijdens de op 13 april 2016 begonnen periode zijn gesloten, respectievelijk vastgesteld, te verlengen met een periode die uiterlijk op 12 april 2017 afloopt.”.

2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Uiterlijk 25 dagen na het verstrijken van elke in artikel 1 bedoelde periode van zes maanden delen de betrokken producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties of brancheorganisaties aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde bevoegde autoriteit het productievolume mee waarop de overeenkomsten of besluiten daadwerkelijk betrekking hebben.”;

b)

in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

„b)

uiterlijk dertig dagen na het verstrijken van elke in artikel 1 bedoelde periode van zes maanden, een overzicht van de in die periode uitgevoerde overeenkomsten en besluiten.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/559 van de Commissie van 11 april 2016 waarbij toestemming wordt verleend voor overeenkomsten en besluiten betreffende productieplanning in de sector melk en zuivelproducten (PB L 96 van 12.4.2016, blz. 20).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/558 van de Commissie van 11 april 2016 waarbij toestemming wordt verleend voor overeenkomsten en besluiten van coöperaties en andere vormen van producentenorganisaties in de sector melk en zuivelproducten die betrekking hebben op productieplanning (PB L 96 van 12.4.2016, blz. 18).


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1616 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot afwijking van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot een mogelijke herziening van de maatregelen inzake vrijwillige gekoppelde steun in de sector melk en zuivelproducten voor aanvraagjaar 2017

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (1), en met name artikel 69, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 mogen de lidstaten onder bepaalde voorwaarden gekoppelde steun aan landbouwers in specifieke landbouwsectoren of specifieke soorten landbouw verlenen voor zover dat noodzakelijk is als stimulans om de huidige productie in de betrokken sectoren of regio's op peil te houden.

(2)

Gezien de relatief hoge productie en de daaruit voortvloeiende neerwaartse druk op de prijzen op de Uniemarkt voor melk en zuivelproducten, en met name gezien de tijdelijke problemen waarmee de zuivelsector als gevolg daarvan wordt geconfronteerd, moeten de lidstaten kunnen beslissen hun maatregelen inzake vrijwillige gekoppelde steun voor de sector melk en zuivelproducten voor aanvraagjaar 2017 te herzien zodat het betalen van vrijwillige gekoppelde steun mogelijk blijft op basis van het aantal dieren waarvoor in 2016 dergelijke steun mocht worden verleend. Hoewel de herziening op de korte termijn een gevaar lijkt in te houden voor een van de doelstellingen van de vrijwillige gekoppelde steun, meer bepaald het op peil houden van de huidige productie, dient in overweging te worden genomen dat dergelijke maatregelen kunnen bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van de vrijwillige gekoppelde steun op de lange termijn.

(3)

Gezien de ernst van de financiële problemen waarmee begunstigden te kampen hebben, is het passend een beroep te doen op artikel 69, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 voor het vaststellen van een afwijking van titel IV, hoofdstuk 1, van die verordening.

(4)

Om de Commissie in staat te stellen de correcte toepassing van de voorschriften en de effecten van een dergelijke herziening te monitoren, moeten de lidstaten hun besluit uiterlijk 14 dagen na de datum waarop het is genomen, meedelen aan de Commissie.

(5)

Om ervoor te zorgen dat de sector melk en zuivelproducten zo snel mogelijk kan profiteren van de in deze verordening vastgestelde afwijking, dient deze verordening in werking te treden op de dag na de datum van de bekendmaking ervan en moeten de lidstaten uiterlijk dertig dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening hun besluit nemen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Herziening van maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten

1.   De lidstaten kunnen voor aanvraagjaar 2017 besluiten tot een herziening van alle maatregelen die zij op grond van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 voor de sector melk en zuivelproducten hebben vastgesteld.

Deze herziening bestaat erin:

a)

te bepalen dat voor aanvraagjaar 2017 de betaling aan de landbouwer die recht heeft op betalingen overeenkomstig artikel 9 en artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013, wordt verricht op basis van het aantal dieren waarvoor die landbouwer voor aanvraagjaar 2016 recht had op steun in het kader van die maatregelen, en

b)

alle overige toepasselijke subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de herziene maatregelen niet toe te passen.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit heeft voorrang op om het even welk besluit tot herziening van maatregelen inzake vrijwillige gekoppelde steun voor de sector melk en zuivelproducten op grond van artikel 53, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

2.   De lidstaten berekenen voor elke herziene maatregel inzake vrijwillige gekoppelde steun het bedrag per eenheid dat overeenstemt met de verhouding tussen het overeenkomstig punt 3, onder i), van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie (2) aangemelde bedrag voor de financiering van de maatregel voor de sector melk en zuivelproducten, en het totale aantal dieren voor die maatregel inzake vrijwillige gekoppelde steun.

Het in de eerste alinea bedoelde totale aantal dieren stemt overeen met:

a)

het totale aantal dieren waarvoor de betaling is aanvaard met betrekking tot aanvraagjaar 2016, of

b)

het onder a) bedoelde aantal dieren, voor de in 2017 subsidiabele landbouwers.

3.   De aan de landbouwer te verlenen betaling stemt overeen met het bedrag per eenheid als berekend overeenkomstig lid 2, vermenigvuldigd met het aantal dieren waarvoor die landbouwer recht had op steun voor aanvraagjaar 2016.

Artikel 2

Termijn

Het in artikel 1 bedoelde besluit wordt genomen uiterlijk dertig dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 3

Kennisgeving

Elk in artikel 1 bedoeld besluit wordt uiterlijk 14 dagen na de datum waarop het besluit is genomen, door de lidstaten aan de Commissie gemeld.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die Verordening (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 1).


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1617 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

houdende afwijking, voor aanvraagjaar 2016, van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat het niveau van voorschotten voor rechtstreekse betalingen en areaalgebonden en diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen betreft, en van artikel 75, lid 2, eerste alinea, van die verordening, wat rechtstreekse betalingen betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 75, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen de lidstaten van 16 oktober tot en met 30 november voorschotten betalen van ten hoogste 50 % voor rechtstreekse betalingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) en van ten hoogste 75 % voor areaalgebonden en diergebonden steunmaatregelen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(2)

In artikel 75, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is bepaald dat in lid 1 van dat artikel bedoelde betalingen, met inbegrip van voorschotten voor rechtstreekse betalingen, niet worden betaald voordat de uit hoofde van artikel 74 van die verordening te verrichten administratieve controles en controles ter plaatse zijn voltooid. Met betrekking tot areaalgebonden en diergebonden steunmaatregelen in het kader van de plattelandsontwikkeling kunnen op grond van artikel 75, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 echter voorschotten worden betaald nadat de administratieve controles uit hoofde van artikel 59, lid 1, van die verordening zijn voltooid.

(3)

De aanhoudende ernst van de economische situatie in bepaalde landbouwsectoren, en met name op de zuivelmarkt, veroorzaakt nog steeds ernstige financiële moeilijkheden en cashflowproblemen voor begunstigden.

(4)

Bovendien blijven sommige lidstaten hinder ondervinden van de administratieve moeilijkheden die zich in het eerste jaar van uitvoering van het nieuwe rechtskader voor de rechtstreekse betalingen en de plattelandsontwikkelingsmaatregelen hebben voorgedaan, onder meer doordat de uitvoering van betalingen aan begunstigden voor aanvraagjaar 2015 vertraging oploopt.

(5)

Gezien deze uitzonderlijke samenloop van omstandigheden en de daaruit voortvloeiende financiële problemen voor begunstigden is het noodzakelijk deze problemen te verlichten door krachtens een afwijking van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 de lidstaten toe te staan om voor aanvraagjaar 2016 hogere voorschotten aan begunstigden te betalen.

(6)

Vanwege de nieuwe vereisten in verband met de voorbereiding van het aanvraagproces voor aanvraagjaar 2016 hebben zich bovendien vertragingen voorgedaan bij het beheer van de verzamelaanvraag, steunaanvragen, betalingsaanvragen en aanvragen voor de toewijzing van betalingsrechten of de verhoging van de waarde van betalingsrechten in het kader van de basisbetalingsregeling. Als gevolg daarvan zullen de vereiste controles waarschijnlijk later dan gebruikelijk worden voltooid.

(7)

Daarom dient te worden afgeweken van artikel 75, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 teneinde toe te staan dat de voorschotten voor rechtstreekse betalingen worden betaald nadat de in de artikelen 28 en 29 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (4) bedoelde administratieve controles zijn voltooid. Het is evenwel van essentieel belang dat een dergelijke afwijking het goede financiële beheer en het vereiste van voldoende zekerheid niet in het gedrang brengt. Daarom zijn lidstaten die van die afwijking gebruikmaken, verantwoordelijk voor het nemen van alle nodige maatregelen om te waarborgen dat te hoge betalingen worden voorkomen en dat onverschuldigde bedragen snel en daadwerkelijk worden teruggevorderd. Bovendien moet het gebruik van die afwijking onder de in artikel 7, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde beheersverklaring vallen voor het begrotingsjaar 2017.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen, het Comité voor rechtstreekse betalingen en het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen de lidstaten, voor aanvraagjaar 2016, voorschotten betalen van ten hoogste 70 % voor de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde rechtstreekse betalingen en van ten hoogste 85 % voor de in het kader van de plattelandsontwikkeling verleende steun als bedoeld in artikel 67, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 2

In afwijking van artikel 75, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen de lidstaten, voor aanvraagjaar 2016, voorschotten voor de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde rechtstreekse betalingen betalen nadat de in artikel 74 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde administratieve controles zijn voltooid.

Artikel 3

Voor lidstaten die artikel 2 van de onderhavige verordening toepassen, omvat de beheersverklaring uit hoofde van artikel 7, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voor begrotingsjaar 2017 een bevestiging dat te hoge betalingen aan begunstigden zijn voorkomen en dat onverschuldigde bedragen snel en daadwerkelijk zijn teruggevorderd op basis van de verificatie van alle nodige informatie.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(3)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/24


VERORDENING (EU) 2016/1618 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (1), en met name artikel 31, leden 1 en 3, en artikel 29, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 31, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2003/2003 zijn aanvragen ingediend voor de opname van een aantal meststoffen in bijlage I bij die verordening.

(2)

[S,S]-Ethyleendiaminedibarnsteenzuur („[S,S]-EDDS”) is een organisch chelaatvormer voor micronutriënten. Met [S,S]-EDDS gecheleerd ijzer wordt gebruikt bij ijzertekorten en ter bestrijding van ijzerchlorose bij siergewassen en siergazongraszoden. Het breekt snel af waardoor er slechts minimale doorsijpeling is van de bovenste bodemlagen in het grondwater; het is volledig gemineraliseerd en niet giftig voor zoogdieren of in het water levende organismen.

(3)

Heptagluconzuur („HGA”) is een organische complexvormer voor meststoffen met micronutriënten. HGA is doeltreffend, biologisch afbreekbaar, vertoont een goede stabiliteit bij een breed scala van pH-waarden en een hoge oplosbaarheid in water. HGA is al jaren toegelaten in Spanje en er zijn geen meldingen van schade aan het milieu of aan de menselijke gezondheid.

(4)

Fabrikanten van [S,S]-EDDS en HGA hebben via de Duitse en Spaanse autoriteiten bij de Commissie verzoeken ingediend om deze producten op te nemen in de lijst van toegelaten organische chelaat- en complexvormers van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 om [S,S]-EDDS en HGA beschikbaar te stellen aan landbouwers in de hele Unie. [S,S]-EDDS en HGA, zoals in bijlage I bij deze verordening gespecificeerd, voldoen aan de eisen van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2003/2003. Daarom moeten zij worden toegevoegd aan de lijst van toegelaten organische chelaat- en complexvormers van bijlage I bij die verordening.

(5)

Aangezien er analysemethoden beschikbaar zijn voor de bepaling van [S,S]-EDDS en HGA, moeten die methoden worden gespecificeerd in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 om de door de lidstaten op grond van artikel 29 van die verordening uitgevoerde controles te vergemakkelijken. In de ondertitel voor methoden 11 moet worden weergeven dat HGA een complexvormer is.

(6)

Het reactiemengsel van N-butylthiofosforzuurtriamide en N-propylthiofosforzuurtriamide is aan bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 toegevoegd bij Verordening (EU) nr. 1257/2014 van de Commissie (2). Uit recent onderzoek is gebleken dat geen significant verschil kan worden verwacht in de vermindering van de uitstoot van ammoniak door het gebruik van het reactiemengsel of van het gewone mengsel van de twee stoffen. Daarom moet de vermelding worden aangepast om de producenten van dergelijke mengsels de mogelijkheid te bieden te opteren voor een van beide productieroutes.

(7)

Verordening (EG) nr. 2003/2003 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

[S,S]-EDDS en de nieuwe analysemethode voor dat type meststof moeten pas aan bijlage I en IV respectievelijk bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 worden toegevoegd na verloop van een redelijke termijn, om het Europees Comité voor normalisatie de gelegenheid te geven de nieuwe analysemethode voor [S,S]-EDDS, die momenteel wordt gevalideerd, te publiceren.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Bijlage I, punt 1, en bijlage II, punt 2, zijn echter van toepassing met ingang van 1 juli 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1257/2014 van de Commissie van 24 november 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen met het oog op de aanpassing van de bijlagen I en IV (PB L 337 van 25.11.2014, blz. 53).


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tabel in deel E.3.1 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

„12

[S,S]-ethyleendiaminedibarnsteenzuur

[S,S]-EDDS

C10H16O8N2

20846-91-7”

2)

In de tabel in deel E.3.2 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

„2

Heptagluconzuur

HGA

C7H14O8

23351-51-1”

3)

In de tabel in deel F.2. wordt punt 3 vervangen door:

„3

Mengsel van N-butylthiofosforzuurtriamide (NBPT) en N-propylthiofosforzuurtriamide (NPPT) (verhouding 3:1 (1))

Reactiemengsel:

EG-nr. 700-457-2

Mengsel van NBPT/NPPT:

 

NBPT: ELINCS-nr. 435-740-7

 

NPPT: CAS-nr. 916809-14-8

Minimaal: 0,02

Maximaal: 0,3

 

 


(1)  Tolerantie voor het aandeel NPPT: 20 %.”.


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel B, onder de titel „Methoden 11”, wordt de ondertitel „Chelaatvormers” vervangen door „Chelaat- en complexvormers”.

2)

In deel B wordt de volgende methode 11.9 toegevoegd:

„Bepaling van [S,S]-EDDS

EN 13368-3 Deel 3: Meststoffen — Bepaling van chelaatvormers in meststoffen door chromatografie: Bepaling van [S,S]-EDDS door ionenpaarchromatografie

Deze analysemethode is aan een ringtest onderworpen.”.

3)

In deel B wordt de volgende methode 11.10 toegevoegd:

„Bepaling van HGA

EN 16847: Meststoffen — Bepaling van complexvormers in meststoffen — Identificatie van heptagluconzuur door chromatografie

Deze analysemethode is aan een ringtest onderworpen.”.


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1619 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 wat betreft de laatste dag voor de indiening van aanvragen voor steun voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 18, lid 2, artikel 20, onder c), f), l), m) en n), en artikel 223, lid 3, onder c),

Gezien Verordening (EU) nr. 1370/2013 van de Raad van 16 december 2013 houdende maatregelen tot vaststelling van steun en restituties in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 4,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (3), en met name artikel 62, lid 2, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 van de Commissie (4) is de particuliere opslag voor mageremelkpoeder geopend wegens de bijzonder moeilijke marktsituatie, met name als gevolg van het door Rusland ingestelde verbod op de invoer van zuivelproducten uit de Unie.

(2)

Die regeling voor de particuliere opslag is verlengd bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1337/2014 (5), (EU) 2015/303 (6), (EU) 2015/1548 (7) en (EU) 2016/224 (8) van de Commissie. Dientengevolge kunnen steunaanvragen worden ingediend tot en met 30 september 2016.

(3)

Op 29 juni 2016 heeft Rusland het verbod op de invoer van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Unie verlengd tot eind 2017.

(4)

In de periode januari-april 2016 is als gevolg van de toegenomen melkproductie 18 % meer mageremelkpoeder geproduceerd in de Unie, terwijl de uitvoer in dezelfde periode met 8 % is afgenomen. Traditioneel is 40 tot 50 % van de totale hoeveelheid mageremelkpoeder die in de Unie wordt geproduceerd, bestemd voor export.

(5)

Als gevolg hiervan houdt de neerwaartse druk op de prijzen van mageremelkpoeder in de Unie aan.

(6)

Gezien de huidige marktsituatie moet ervoor worden gezorgd dat de steunregeling voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder zonder onderbreking beschikbaar blijft en dus wordt verlengd tot de start van de interventieperiode voor 2017 op 1 maart 2017.

(7)

Om ervoor te zorgen dat het zonder enige onderbreking mogelijk blijft om steunaanvragen in het kader van de regeling in te dienen, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 wordt „30 september 2016” vervangen door „28 februari 2017”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 346 van 20.12.2013, blz. 12.

(3)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot opening van de particuliere opslag voor mageremelkpoeder en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PB L 265 van 5.9.2014, blz. 18).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1337/2014 van de Commissie van 16 december 2014 tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 947/2014 en (EU) nr. 948/2014 wat betreft de laatste dag voor de indiening van de aanvragen voor steun voor de particuliere opslag van boter en mageremelkpoeder (PB L 360 van 17.12.2014, blz. 15).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/303 van de Commissie van 25 februari 2015 tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 947/2014 en (EU) nr. 948/2014 wat betreft de laatste dag voor de indiening van aanvragen voor steun voor de particuliere opslag van boter en mageremelkpoeder (PB L 55 van 26.2.2015, blz. 4).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1548 van de Commissie van 17 september 2015 tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 947/2014 en (EU) nr. 948/2014 wat betreft de laatste dag voor de indiening van aanvragen voor steun voor de particuliere opslag van boter en mageremelkpoeder (PB L 242 van 18.9.2015, blz. 26).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/224 van de Commissie van 17 februari 2016 tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 947/2014 en (EU) nr. 948/2014 wat betreft de laatste dag voor de indiening van aanvragen voor steun voor de particuliere opslag van boter en mageremelkpoeder (PB L 41 van 18.2.2016, blz. 8).


9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1620 VAN DE COMMISSIE

van 8 september 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 september 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

158,1

ZZ

158,1

0707 00 05

TR

132,9

ZZ

132,9

0709 93 10

TR

137,2

ZZ

137,2

0805 50 10

AR

172,7

CL

178,9

EG

94,4

TR

143,8

UY

143,7

ZA

159,0

ZZ

148,8

0806 10 10

TR

137,5

ZZ

137,5

0808 10 80

AR

110,7

BR

102,8

CL

125,4

CN

98,0

NZ

125,0

US

179,7

ZA

88,4

ZZ

118,6

0808 30 90

AR

93,2

CL

120,3

TR

142,8

ZA

115,3

ZZ

117,9

0809 30 10 , 0809 30 90

TR

138,9

ZA

88,8

ZZ

113,9

0809 40 05

TR

216,0

ZZ

216,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

9.9.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/32


BESLUIT (EU) 2016/1621 VAN DE COMMISSIE

van 7 september 2016

tot vaststelling van richtsnoeren voor kennisgeving aan accreditatie- en vergunningsinstanties door milieuverificateurs die werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geaccrediteerd of een vergunning hebben in het kader van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 5648)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (1), en met name artikel 30, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 30, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 kan het forum van de accreditatie- en vergunningsinstanties richtsnoeren opstellen voor kwesties die tot de bevoegdheid van de accreditatie- en vergunningsinstanties behoren teneinde de door die accreditatie- of vergunningsinstanties toegepaste procedures en het toezicht op milieuverificateurs te harmoniseren.

(2)

Milieuverificateurs die werkzaamheden verrichten in verschillende lidstaten, moeten de desbetreffende accreditatie- en vergunningsinstanties overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van hun werkzaamheden in kennis stellen.

(3)

Uit de praktische uitvoering van die kennisgevingsprocedure is gebleken dat de individuele accreditatie- en vergunningsinstanties verschillend reageren op milieuverificateurs die hun kennisgevingsverplichtingen niet naleven. Bijgevolg zijn aanvullende richtsnoeren nodig om een consistente toepassing van de kennisgevingsprocedures te garanderen in het geval van milieuverificateurs die zijn geaccrediteerd of aan wie een vergunning is afgegeven in een bepaalde lidstaat en die verificatie- en valideringswerkzaamheden verrichten in een andere lidstaat.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 49 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vastgestelde richtsnoeren voor kennisgeving aan accreditatie- en vergunningsinstanties door milieuverificateurs in het kader van Verordening (EG) nr. 1221/2009 worden goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 september 2016.

Voor de Commissie

Karmelu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Richtsnoeren voor kennisgeving aan accreditatie- en vergunningsinstanties door milieuverificateurs die werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geaccrediteerd of een vergunning hebben in het kader van Verordening (EG) nr. 1221/2009

INLEIDING

Deze richtsnoeren harmoniseren de procedures voor kennisgeving door milieuverificateurs die werkzaamheden verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geaccrediteerd of een vergunning hebben.

1.   Na te leven verplichtingen voorafgaand aan de kennisgeving

1.1.   De accreditatie- of vergunningsinstantie maakt haar procedures voor kennisgeving door milieuverificateurs die in een andere lidstaat zijn geaccrediteerd openbaar en gemakkelijk toegankelijk. In de openbaar toegankelijke informatie met betrekking tot die procedures worden tevens alle vergoedingen (exclusief reiskosten) vermeld die de accreditatie- en vergunningsinstantie voor de kennisgeving en het toezicht in rekening brengt.

1.2.   De accreditatie- of vergunningsinstantie die de accreditatie of vergunning heeft verleend, eist van haar geaccrediteerde of over een vergunning beschikkende milieuverificateurs dat zij de in artikel 24, lid 1, vastgestelde kennisgevingsprocedure volgen alvorens verificatie- of valideringswerkzaamheden te verrichten in een andere lidstaat dan die waar zij zijn geaccrediteerd of een vergunning hebben. Wanneer de milieuverificateur in een andere lidstaat werkzaam is geweest, verifieert de accreditatie- of vergunningsinstantie tevens, in het kader van het toezicht op haar geaccrediteerde of over een vergunning beschikkende milieuverificateurs, of aan de kennisgevingseisen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1221/2009 is voldaan.

1.3.   De accreditatie- of vergunningsinstantie beveelt haar geaccrediteerde of over een vergunning beschikkende milieuverificateurs aan om de organisaties die klant bij hen zijn ervan in kennis te stellen dat zij overeenkomstig artikel 23, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 verplicht zijn toezicht toe te staan en dat weigering om dergelijk toezicht toe te staan ertoe kan leiden dat de organisaties worden uitgesloten van registratie.

2.   Inhoud van de kennisgeving

2.1.   De in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 vastgestelde kennisgevingseisen worden geacht te zijn vervuld wanneer alle volgende informatie is verstrekt:

a)

gegevens met betrekking tot de accreditatie of vergunning waaruit blijkt dat de accreditatie of vergunning nog steeds geldig is en niet is geschorst of ingetrokken en dat ze passend is voor de specifieke activiteiten van de organisatie waarop de verificatie of validering betrekking heeft;

b)

de samenstelling en de deskundigheid van het team, in het bijzonder kennis van de wettelijke milieuvoorschriften en kennis van de officiële taal van de lidstaat waar de verificatie- of valideringswerkzaamheden moeten plaatsvinden;

c)

indien nodig personeelsgegevens, zoals relevante kwalificaties en opleidingen evenals specifieke ervaring voor de economische sector waarop de verificatie betrekking heeft;

d)

het tijdstip en de plaats van de verificatie en de validering, met inbegrip van het bezoek van de milieuverificateur aan de organisatie en van alle fasen voorafgaand aan en volgend op dat bezoek, zoals vastgesteld in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1221/2009;

e)

het adres en de contactgegevens van de organisatie waarop de verificatie of validering betrekking heeft, met inbegrip van alle vestigingen en activiteiten die binnen de reikwijdte van de verificatie of validering vallen, evenals het aantal personeelsleden.

De onder c) bedoelde verzoeken om aanvullende gegevens moeten worden gerechtvaardigd naar gelang de specifieke situatie en mogen geen afbreuk doen aan het recht van de milieuverificateur om zijn diensten aan te bieden in een andere lidstaat dan die waar de accreditatie of vergunning is verleend.

2.2.   Wanneer de kennisgeving voldoet aan de in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 vastgestelde kennisgevingseisen, stelt de accreditatie- of vergunningsinstantie de milieuverificateur hiervan vóór het begin van de verificatie- of valideringswerkzaamheden in kennis zoals beschreven in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1221/2009. Indien mogelijk wordt dergelijke mededeling twee weken vóór het begin van de verificatie- of valideringswerkzaamheden gegeven. Tegelijk stelt de accreditatie- of vergunningsinstantie de milieuverificateur in kennis van de reikwijdte en inhoud van het toezicht dat zij voornemens is uit te voeren, evenals van de bijbehorende kosten.

2.3.   Wanneer een accreditatie- of vergunningsinstantie verneemt dat verificatie- of valideringswerkzaamheden zullen worden verricht of reeds zijn verricht, zonder dat zij hiervan kennisgeving heeft ontvangen, herinnert zij de milieuverificateur aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1221/2009 betreffende de kennisgeving in het desbetreffende land (zie punt 2.1).

Wanneer de in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 bedoelde gegevens niet tijdig worden verstrekt of wanneer de kennisgeving niet aan de in dat artikel vastgestelde kennisgevingseisen voldoet, is punt 3.1 van deze richtsnoeren van toepassing.

2.4.   Aangezien het resultaat van de kennisgeving de verificatie- en valideringsprocessen zou kunnen beïnvloeden, beveelt de accreditatie- en vergunningsinstantie de verificateur aan om het resultaat van de kennisgeving aan zijn klant mee te delen.

3.   Gevolgen van niet-naleving van de kennisgevingsprocedure

3.1.   Wanneer de kennisgeving niet voldoet aan de in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1221/2009 vastgestelde kennisgevingseisen, volgt de accreditatie- of vergunningsinstantie de in de punten 3.1.1 tot en met 3.1.4 vastgestelde procedure.

3.1.1.   Indien informatie met betrekking tot accreditatie- of vergunningsgegevens, de deskundigheid, het tijdstip en de plaats van de verificatie of validering, het adres en de contactgegevens van de organisatie, kennis van de wettelijke milieuvoorschriften en kennis van de officiële taal van de lidstaat waar de verificatie of validering moet plaatsvinden, of, in voorkomend geval, de samenstelling van het team niet of laattijdig is verstrekt, wordt de milieuverificateur zo snel mogelijk in kennis gesteld van de ontbrekende informatie en de niet-naleving van de kennisgevingstermijn.

3.1.2.   Indien de accreditatie- of vergunningsinstantie meent dat het ontbreken van die informatie geen beletsel vormt voor een toereikend toezicht op de milieuverificateur, beschouwt zij de kennisgeving als toereikend om het toezicht te kunnen uitvoeren en verzoekt zij de milieuverificateur de ontbrekende informatie in een latere fase te verstrekken. De milieuverificateur wordt tijdig en vóór de verificatie of validering in kennis gesteld van deze beslissing.

3.1.3.   Indien de accreditatie- of vergunningsinstantie meent dat zij bepaalde informatie die essentieel is om een toereikend toezicht te kunnen uitvoeren op de verificatie- of valideringswerkzaamheden (zoals het tijdstip en de plaats van de verificatie- of valideringswerkzaamheden, het adres en de contactgegevens van de organisatie, de accreditatie- of vergunningsgegevens van de milieuverificateur, de samenstelling of de deskundigheid van het team, in het bijzonder kennis van de wettelijke milieuvoorschriften en kennis van de officiële taal van de lidstaat waar de verificatie of validering moet plaatsvinden), niet heeft ontvangen, stelt zij de milieuverificateur ervan in kennis dat zij de kennisgeving als ontoereikend beschouwt, dat zij bijgevolg geen toereikend toezicht kan uitvoeren en dat, indien de verificatie of validering plaatsvindt voordat de ontbrekende informatie wordt aangevuld, zij de bevoegde instantie zal aanbevelen de organisatie niet te registreren.

3.1.4.   Wanneer de accreditatie- of vergunningsinstantie besluit de bevoegde instantie aan te bevelen de organisatie niet te registreren, worden de milieuverificateur, de accreditatie- of vergunningsinstantie die de accreditatie of vergunning heeft verleend, zo mogelijk de organisatie, evenals de bevoegde instantie hiervan in kennis gesteld.