ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 223

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
18 augustus 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1387 van de Commissie van 9 juni 2016 tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad naar aanleiding van een Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst met Indonesië inzake een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Unie

1

 

*

Verordening (EU) 2016/1388 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers ( 1 )

10

 

*

Verordening (EU) 2016/1389 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die over de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat ( 1 )

55

 

*

Verordening (EU) 2016/1390 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die over de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen gaat ( 1 )

58

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1391 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

60

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 223/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1387 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2016

tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad naar aanleiding van een Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst met Indonesië inzake een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 10, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst (VPO) tussen de Europese Unie en de Republiek Indonesië (hierna „de overeenkomst” genoemd) is door de partijen geratificeerd en op 1 mei 2014 in werking getreden.

(2)

In artikel 14, lid 5 sexies, van de overeenkomst is voorzien dat het bij die overeenkomst opgerichte gemengd comité in overleg de datum vaststelt waarop het FLEGT-vergunningensysteem in werking treedt na een beoordeling van het functioneren van het Indonesische systeem ter waarborging van de wettigheid van hout en houtproducten (Timber Legality Assurance System, TLAS) op basis van de in bijlage VIII bij die overeenkomst beschreven criteria.

(3)

Uit een gezamenlijke onafhankelijke beoordeling is gebleken dat het Indonesische TLAS een solide systeem is en dat het voldoet aan de criteria ter beoordeling van de werking ervan, zoals vastgesteld in bijlage VIII bij de overeenkomst.

(4)

De twee partijen kunnen nu een besluit nemen over de begindatum van het FLEGT-vergunningensysteem voor Indonesië.

(5)

Met het oog op het begin van het FLEGT-vergunningensysteem voor Indonesië moeten de bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 eerst worden gewijzigd, teneinde de Republiek Indonesië en haar informatiepunt inzake vergunningen op te nemen in de „Lijst van partnerlanden en de door hen aangewezen vergunningverlenende autoriteiten” in bijlage I en de lijst van producten die onder het FLEGT-vergunningensysteem vallen toe te voegen aan de „Producten die alleen gelden voor genoemde partnerlanden” in bijlage III.

(6)

Verordening (EG) nr. 2173/2005 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2173/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 15 november 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I en bijlage III bij Verordning (EG) nr. 2173/2005 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt de volgende tabel ingevoegd:

„Partnerland

Aangewezen vergunningverlenende autoriteit

REPUBLIEK INDONESIË

Informatiepunt inzake vergunningen (1)

Ministerie van Milieu en Bosbouw

Gedung Manggala Wanabakti Blok I Lantai 2

Jln. Gatot Subroto — Senayan

Jakarta — Pusat — Indonesië — 10270

Tel. +62 215730268/269

Fax +62 215737093

E-mail: subditivlk@gmail.com; marianalubis1962@gmail.com

2)

In bijlage III wordt de volgende tabel ingevoegd:

„Partnerland

GS-post

Omschrijving

REPUBLIEK INDONESIË

HOOFDSTUK 44

 

Brandhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke; hout in plakjes, spanen of kleine stukjes; zaagsel, resten en afval, van hout, ook indien geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4401 21

Hout in plakjes, spanen of kleine stukjes – – naaldhout

ex 4401 22

Hout in plakjes, spanen of kleine stukjes – – ander hout dan naaldhout (niet van bamboe of van rotting)

4403

Hout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd (Mag volgens het Indonesische recht niet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de Vrijwillige Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Indonesië inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van houtproducten in de Europese Unie (hierna de „VPO EU-Indonesië” genoemd) (2) mag voor onder deze GS-code ingedeelde producten geen FLEGT-vergunning worden afgegeven en mogen zij bijgevolg niet in de Unie worden ingevoerd.)

ex 4404 10

Spaanhout en hout in repen, linten en dergelijke — naaldhout

ex 4404 20

Spaanhout en hout in repen, linten en dergelijke — ander hout dan naaldhout – – Spaanhout en hout in repen of in linten

ex 4404

Hoephout; gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd; hout, ruw bewerkt of afgerond, doch niet gedraaid, noch gebogen, noch op andere wijze bewerkt, voor wandelstokken, voor paraplu's, voor gereedschapsstelen en dergelijke. (Mag volgens het Indonesische recht niet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de VPO EU-Indonesië mag voor onder deze GS-code ingedeelde producten geen FLEGT-vergunning worden afgegeven en mogen zij bijgevolg niet in de Unie worden ingevoerd.)

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten (Mag volgens het Indonesische recht niet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de VPO EU-Indonesië mag voor onder deze GS-code ingedeelde producten geen FLEGT-vergunning worden afgegeven en mogen zij bijgevolg niet in de Unie worden ingevoerd.)

ex 4407

Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407

Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, niet geschaafd, geschuurd, noch in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm (Mag volgens het Indonesische recht niet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de VPO EU-Indonesië mag voor onder deze GS-code ingedeelde producten geen FLEGT-vergunning worden afgegeven en mogen zij bijgevolg niet in de Unie worden ingevoerd.)

 

Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen), platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout of voor op dergelijke wijze gelaagd hout, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd, met verbinding aan de randen of in de lengte verbonden, met een dikte van niet meer dan 6 mm

4408 10

Naaldhout

4408 31

Dark red meranti, light red meranti en meranti bakau

4408 39

Andere, met uitzondering van naaldhout, dark red meranti, light red meranti en meranti bakau

ex 4408 90

Andere, met uitzondering van naaldhout en tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk (niet van bamboe of van rotting)

 

Hout (niet-ineengezette plankjes voor parketvloeren daaronder begrepen), waarvan ten minste een zijde of uiteinde over de gehele lengte is geprofileerd (geploegd, van sponningen voorzien, afgerond met V-verbinding of dergelijke), ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden:

4409 10

Naaldhout

ex 4409 29

Ander hout dan naaldhout – andere (niet van rotting)

 

Spaanplaat, zogenoemde oriented strand board (OSB) en dergelijke plaat (bijvoorbeeld zogenoemde waferboard), van hout of van andere houtachtige stoffen, ook indien samengeperst met harsen of met andere organische bindmiddelen

ex 4410 11

Van hout – – Spaanplaat (niet van bamboe of van rotting)

ex 4410 12

Van hout – – Zogenoemde oriented strand board (OSB) (niet van bamboe of van rotting)

ex 4410 19

Van hout – – Andere (niet van bamboe of van rotting)

ex 4411

Vezelplaat van houtvezels of van andere houtachtige vezels, ook indien gebonden met harsen of met andere organische bindmiddelen (niet van bamboe of van rotting)

 

Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout

4412 31

Ander triplex- en multiplexhout, enkel bestaande uit houten platen (andere dan bamboe), iedere laag met een dikte van niet meer dan 6 mm: – – Met ten minste een der buitenste lagen van tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk

4412 32

Ander triplex- en multiplexhout, enkel bestaande uit houten platen (andere dan bamboe), iedere laag met een dikte van niet meer dan 6 mm: – – Ander, met ten minste een der buitenste lagen van ander hout dan naaldhout

4412 39

Ander triplex- en multiplexhout, enkel bestaande uit houten platen (andere dan bamboe), iedere laag met een dikte van niet meer dan 6 mm: – – Ander

ex 4412 94

Ander: – – Met een vulling van plankjes, latten of staafjes (niet van rotting)

ex 4412 99

Ander: – – Ander: – – – Barecore (aaneengelijmde resten van hout) (niet van rotting) en – – – Ander (niet van rotting)

ex 4413

Verdicht hout, in blokken, in planken, in stroken of in profielen (niet van bamboe of van rotting)

ex 4414

Houten lijsten voor schilderijen, voor foto's, voor spiegels en dergelijke (niet van bamboe of van rotting)

ex 4415

Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout; kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus van hout; opzetranden voor laadborden, van hout (niet van bamboe of van rotting)

ex 4416

Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout, duighout daaronder begrepen (niet van bamboe of van rotting)

ex 4417

Gereedschap, alsmede monturen en stelen voor gereedschap, borstelhouten, borstel- en bezemstelen, van hout; schoenleesten en schoenspanners, van hout (niet van bamboe of rotting)

ex 4418

Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, daaronder begrepen panelen met cellenstructuur, ineengezette panelen voor vloerbedekking en dakspanen („shingles” en „shakes”), van hout (niet van bamboe of rotting)

ex 4419

Tafel- en keukengerei van hout (niet van bamboe of van rotting)

 

Inlegwerk van hout; koffertjes, kistjes en etuis, voor juwelen of voor goudsmidswerk, alsmede dergelijke artikelen, van hout

ex 4420 90

Andere – – Hout in de vorm van blokken of vierkant bekapt met eenvoudige bewerking van het oppervlak, met houtsnijwerk, met fijne schroefdraad of beschilderd, zonder aanzienlijke meerwaarde en zonder aanzienlijke wijziging van de vorm (GS ex 4420909000 in Indonesië) (Mag volgens het Indonesische recht niet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de VPO EU-Indonesië mag voor onder deze GS-code ingedeelde producten geen FLEGT-vergunning worden afgegeven en mogen zij bijgevolg niet in de Unie worden ingevoerd.)

 

Andere houtwaren

ex 4421 90

Andere – – Hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van lucifers (niet van bamboe of van rotting) en – – Andere – – – Houten blokjes voor bestrating (niet van bamboe of van rotting)

ex 4421 90

Andere – – Andere – – – Hout in de vorm van blokken of vierkant bekapt met eenvoudige bewerking van het oppervlak, met houtsnijwerk, met fijne schroefdraad of beschilderd, zonder aanzienlijke meerwaarde en zonder aanzienlijke wijziging van de vorm (GS ex 4421909900 in Indonesië) (Mag volgens het Indonesische recht niet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de VPO EU-Indonesië mag voor onder deze GS-code ingedeelde producten geen FLEGT-vergunning worden afgegeven en mogen zij bijgevolg niet in de Unie worden ingevoerd.)

HOOFDSTUK 47

 

Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval):

4701

Houtslijp

4702

Houtcellulose voor oplossingen („dissolving grades”)

4703

Natron- en sulfaat-houtcellulose, andere dan die bedoeld bij post 4702

4704

Sulfiet-houtcellulose, andere dan die bedoeld bij post 4702

4705

Houtpulp verkregen door de combinatie van een mechanische en een chemische behandeling

HOOFDSTUK 48 (3)

ex 4802

Papier en karton, niet gestreken en niet voorzien van een deklaag, van de soort gebruikt om te worden beschreven of bedrukt of voor andere grafische doeleinden, papier en karton, niet geperforeerd, voor ponskaarten of ponsband, op rollen of in vierkante of rechthoekige bladen, ongeacht het formaat, ander dan papier bedoeld bij de posten 4801 of 4803 ; handgeschept papier en handgeschept karton (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4803

Papier van de soort gebruikt voor toiletpapier, voor handdoeken, voor servetten en dergelijk papier voor huishoudelijk, hygiënisch of toiletgebruik, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, ook indien gecrêpt, geplisseerd, gegaufreerd, gegreineerd, geperforeerd of met gekleurd, versierd of bedrukt oppervlak, op rollen of in bladen (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4804

Kraftpapier en kraftkarton, niet gestreken en niet voorzien van een deklaag, op rollen of in bladen, ander dan bedoeld bij post 4802 of 4803 (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4805

Ander papier en karton, niet gestreken en niet voorzien van een deklaag, op rollen of in bladen, niet verder bewerkt dan bedoeld bij aantekening 3 op dit hoofdstuk (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4806

Perkamentpapier en perkamentkarton, vetvrij papier („greaseproof”), calqueerpapier, alsmede kristalpapier en ander door kalanderen verkregen doorschijnend of doorzichtig papier, op rollen of in bladen (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4807

Papier en karton, samengesteld uit opeengelijmde vellen, niet geïmpregneerd, niet gestreken en niet voorzien van een deklaag, ook indien inwendig versterkt, op rollen of in bladen (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4808

Papier en karton, gegolfd (ook indien daarop papier of karton in vlakke bladen is gelijmd), gecrêpt, geplisseerd, gegaufreerd (voorzien van inpersingen), gegreineerd of geperforeerd, op rollen of in bladen, ander dan papier van de soort beschreven in post 4803 (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4809

Carbonpapier, zelfkopiërend papier en ander papier voor het maken van doorslagen en overdrukken (gestreken, van een deklaag voorzien of geïmpregneerd papier, voor stencils of offsetplaten daaronder begrepen), ook indien bedrukt, op rollen of in bladen (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4810

Papier en karton, aan een of aan beide zijden gestreken met kaolien of met andere anorganische stoffen, ook indien met bindmiddel, doch met uitzondering van elke andere deklaag, ook indien aan het oppervlak gekleurd of versierd, dan wel bedrukt, op rollen of in vierkante of rechthoekige bladen, ongeacht het formaat (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4811

Papier, karton, cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, gestreken, van een deklaag voorzien, geïmpregneerd, bekleed, aan het oppervlak gekleurd of versierd, dan wel bedrukt, op rollen of in vierkante of rechthoekige bladen, ongeacht het formaat, andere dan de producten omschreven in post 4803 , 4809 of 4810 (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4812

Blokken en platen, van papierstof, voor filtreerdoeleinden (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4813

Sigarettenpapier, ook indien op maat gesneden of in boekjes of in hulzen (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4814

Behangselpapier en dergelijke wandbekleding; vitrofanies (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4816

Carbonpapier, zelfkopiërend papier en ander papier voor het maken van doorslagen en overdrukken (ander dan dat van post 4809 ), complete stencils en offsetplaten, van papier, ook indien verpakt in dozen (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4817

Enveloppen, postbladen, briefkaarten (andere dan prentbriefkaarten) en correspondentiekaarten, van papier of van karton; assortimenten van papierwaren voor correspondentie in dozen, in omslagen en in dergelijke verpakkingen, van papier of van karton (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4818

Papier van de soort gebruikt voor toiletpapier en voor dergelijk papier, cellulosewatten of vliezen van cellulosevezels, van de soort gebruikt voor huishoudelijke of sanitaire doeleinden, op rollen met een breedte van niet meer dan 36 cm of in op maat gesneden bladen; zakdoeken, toiletdoekjes, handdoeken, tafellakens, servetten, luiers, tampons, beddenlakens en dergelijke artikelen voor toiletgebruik of voor huishoudelijk, hygiënisch of klinisch gebruik, kleding en kledingtoebehoren, van papierstof, van papier, van cellulosewatten of van cellulosevezels (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4821

Etiketten van alle soorten, van papier of van karton, al dan niet bedrukt (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4822

Klossen, hulzen, buisjes, spoelen en dergelijke opwindmiddelen, van papierstof, van papier of van karton, ook indien geperforeerd of gehard (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

ex 4823

Ander papier en karton, alsmede andere cellulosewatten en vliezen van cellulosevezels, op maat gesneden; andere werken van papierstof, van papier, van karton, van cellulosewatten of van vliezen van cellulosevezels (niet van niet-houten of gerecycled materiaal)

HOOFDSTUK 94

 

Stoelen, banken en andere zitmeubelen (andere dan die bedoeld bij post 9402 ), ook indien zij tot bed kunnen worden omgevormd, alsmede delen daarvan

9401 61

Andere zitmeubelen, met onderstel van hout – – Opgevuld

9401 69

Andere zitmeubelen, met onderstel van hout – – Andere

 

Andere meubelen en delen daarvan

9403 30

Meubelen van hout, van de soort gebruikt in kantoren

9403 40

Meubelen van hout, van de soort gebruikt in keukens

9403 50

Meubelen van hout, van de soort gebruikt in slaapkamers

9403 60

Andere meubelen van hout

ex 9403 90

Delen: – – Andere (GS 9403 90 90 in Indonesië)

 

Geprefabriceerde bouwwerken

ex 9406 00

Andere geprefabriceerde bouwwerken: – – Van hout (GS 9406 00 92 in Indonesië)

HOOFDSTUK 97

 

Originele gravures, originele etsen en originele litho's

ex 9702 00

Hout in de vorm van blokken of vierkant bekapt met eenvoudige bewerking van het oppervlak, met houtsnijwerk, met fijne schroefdraad of beschilderd, zonder aanzienlijke meerwaarde en zonder aanzienlijke wijziging van de vorm (GS ex 9702000000 in Indonesië). (Mag volgens het Indonesische recht niet worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de VPO EU-Indonesië mag voor onder deze GS-code ingedeelde producten geen FLEGT-vergunning worden afgegeven en mogen zij bijgevolg niet in de Unie worden ingevoerd.)


(1)  Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van de VPO heeft Indonesië een informatiepunt inzake vergunningen opgericht dat fungeert als contactpunt voor de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten van de EU-lidstaten en de Indonesische vergunningverlenende autoriteiten. Het informatiepunt inzake vergunningen is een eenheid voor het beheer van informatie die de geldigheid van informatie met betrekking tot de afgifte van gecontroleerde wettelijke documenten (V-Legal Document) respectievelijk FLEGT-vergunningen controleert. Het informatiepunt inzake vergunningen is ook verantwoordelijk voor de algemene uitwisseling van informatie over het TLAS en ontvangt en bewaart relevante gegevens en informatie over de afgifte van certificaten van wettigheid en FLEGT-vergunningen. Het antwoordt ook op vragen van bevoegde autoriteiten van handelspartners en belanghebbenden. Een aantal van de controle-instanties die als conformiteitsbeoordelingsinstanties zijn erkend door de nationale accreditatie-instantie (KAN) van Indonesië, zijn door het Indonesische Ministerie van Milieu en Bosbouw aangewezen om op te treden als vergunningverlenende autoriteit, waarop door het ministerie toezicht wordt gehouden. Een bijgewerkte lijst van erkende vergunningverlenende autoriteiten is beschikbaar bij het informatiepunt inzake vergunningen en eveneens via de volgende link: http://silk.dephut.go.id/index.php/info/lvlk”.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 252.

(3)  Papierproducten afkomstig van niet-houten of gerecycled materiaal gaan vergezeld van een formele brief van het Indonesische Ministerie van Industrie die het gebruik van niet-houten of gerecycled materiaal bevestigt. Voor dergelijke producten wordt geen FLEGT-vergunning afgegeven.”.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 223/10


VERORDENING (EU) 2016/1388 VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2016

tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (1), en met name artikel 6, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De snelle voltooiing van een volledig operationele en geïnterconnecteerde interne markt voor energie is van essentieel belang voor de energievoorzieningszekerheid, de versterking van het concurrentievermogen en redelijke energieprijzen voor alle consumenten.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 714/2009 gelden niet-discriminerende regels voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit met het oog op het waarborgen van de goede werking van de interne elektriciteitsmarkt. Voorts moeten de lidstaten of, wanneer de lidstaten hierin voorzien, de regulerende instanties krachtens artikel 5 van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) er onder meer voor zorgen dat objectieve en niet-discriminerende technische voorschriften worden opgesteld die de minimumeisen voor technisch ontwerp en bedrijfsvoering omvatten waaraan moet worden voldaan bij aansluiting op het systeem. Wanneer de eisen bestaan uit voorwaarden voor aansluiting op nationale netwerken, wordt bij artikel 37, lid 6, van diezelfde richtlijn van de regulerende instanties geëist dat zij verantwoordelijk zijn voor het vastleggen of goedkeuren van ten minste de methodologieën die worden gebruikt om die voorwaarden te berekenen of vast te stellen. Om te zorgen voor systeemveiligheid binnen het geïnterconnecteerde transmissiesysteem, is het essentieel een gemeenschappelijk standpunt te ontwikkelen over de eisen waaraan de aansluiting op het net voor verbruiksinstallaties en distributiesystemen, inclusief gesloten distributiesystemen, moet voldoen. De eisen die bijdragen tot het in stand houden en herstellen van de systeemveiligheid teneinde een vlotte werking van de interne elektriciteitsmarkt binnen en tussen synchrone zones te vergemakkelijken en kostenefficiëntie te bewerkstelligen, moeten worden beschouwd als grensoverschrijdende netwerkkwesties en marktintegratiekwesties.

(3)

Er moeten geharmoniseerde regels voor de aansluiting van verbruiksinstallaties en distributiesystemen op het net worden vastgesteld om een duidelijk juridisch kader voor die aansluiting tot stand te brengen, de Uniebrede handel in elektriciteit te vergemakkelijken, de systeemveiligheid te waarborgen, de integratie van hernieuwbare energiebronnen te vergemakkelijken, de mededinging te versterken en een efficiënter gebruik van het netwerk en de hulpbronnen mogelijk te maken, in het belang van de consument.

(4)

De systeemveiligheid kan uitsluitend worden gewaarborgd als er rekening wordt gehouden met de technische mogelijkheden van alle gebruikers. Historisch gezien zijn voor de technische mogelijkheden hoofdzakelijk de elektriciteitsproductie-installaties van belang. Naar verwachting zullen verbruiksinstallaties op dit gebied in de toekomst echter een grotere rol spelen. Fundamentele voorwaarden voor de systeemveiligheid zijn derhalve een periodieke coördinatie op het niveau van de transmissie- en distributienetten en adequaat gedrag van de met de transmissie- en distributienetten verbonden apparatuur, met een afdoende robuustheid om een antwoord te bieden op storingen en om grote onderbrekingen van de voorziening te helpen voorkomen of het herstel van het systeem na een grootschalige storing te vergemakkelijken.

(5)

Bij de vaststelling of goedkeuring van de transmissie- en distributietarieven of de desbetreffende methodologieën, of bij de goedkeuring van de voorwaarden voor aansluiting op en toegang tot de nationale netwerken overeenkomstig artikel 37, leden 1 en 6, van Richtlijn 2009/72/EG en artikel 14 van Verordening (EG) nr. 714/2009, moeten de regulerende instanties uitgaan van de redelijke kosten die bij de tenuitvoerlegging van deze verordening daadwerkelijk door de systeembeheerders worden gemaakt.

(6)

Verschillende synchrone elektriciteitssystemen in de Unie hebben verschillende kenmerken waarmee bij de vaststelling van eisen voor aansluiting van verbruikers rekening moet worden gehouden. Bij de vaststelling van de regels voor de aansluiting op het net, als vereist overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Verordening (EG) nr. 714/2009, is het derhalve passend rekening te houden met specifieke regionale kenmerken.

(7)

Gezien de noodzaak om in rechtszekerheid te voorzien, moeten de eisen van deze verordening van toepassing zijn op nieuwe transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, nieuwe transmissiegekoppelde distributie-installaties, nieuwe distributiesystemen en nieuwe verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante transmissiesysteembeheerders („TSB's”) te leveren. De eisen van deze verordening moeten niet van toepassing zijn op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt of kunnen worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren. De eisen van deze verordening moeten evenmin van toepassing zijn op nieuwe of bestaande, op distributieniveau gekoppelde verbruiksinstallaties, tenzij deze diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's leveren. De eisen van deze verordening moeten echter wel van toepassing zijn indien de relevante regulerende instantie of lidstaat anderszins beslist op basis van de ontwikkeling van systeemvereisten en een volledige kosten-batenanalyse, of indien een ingrijpende modernisering of vervanging van apparatuur is uitgevoerd met gevolgen voor de technische mogelijkheden van een bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een bestaande transmissiegekoppelde distributie-installatie, een bestaand distributiesysteem of een bestaande verbruikseenheid binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem met een spanningsniveau van meer dan 1 000 V.

(8)

Vraagsturing is een belangrijk instrument voor het verhogen van de flexibiliteit van de interne energiemarkt en voor het mogelijk maken van een optimaal gebruik van netwerken. Vraagsturing moet gebaseerd zijn op de acties van klanten of op hun toestemming om een derde partij namens hen actie te laten ondernemen. Een eigenaar van een verbruiksinstallatie of een beheerder van een gesloten distributiesysteem („GDSB”) kan diensten voor vraagsturing aanbieden aan de markt en aan systeembeheerders ten behoeve van de netveiligheid. In dat laatste geval moet de eigenaar van een verbruiksinstallatie of de beheerder van een gesloten distributiesysteem ervoor zorgen dat nieuwe verbruikseenheden die worden gebruikt om dergelijke diensten te verstrekken, hetzij afzonderlijk of gemeenschappelijk als onderdeel van aggregatie van het verbruik via een derde partij voldoen aan de eisen van deze verordening. In dat opzicht vervullen derde partijen een essentiële rol bij het bundelen van capaciteiten voor vraagsturing en kunnen zij ervoor de verantwoordelijkheid dragen en ertoe verplicht zijn te waarborgen dat deze diensten betrouwbaar zijn, indien deze verantwoordelijkheden zijn gedelegeerd door de eigenaar van een verbruiksinstallatie of de beheerder van een gesloten distributiesysteem.

(9)

De eisen moeten gebaseerd zijn op de beginselen van niet-discriminatie en transparantie, alsook op het beginsel van optimalisering tussen de hoogste totale efficiëntie en laagste totale kosten voor alle betrokken partijen. Bij de vaststelling van de eisen overeenkomstig deze verordening kunnen TSB's en distributiesysteembeheerders („DSB's”), inclusief GDSB's, met dergelijke elementen rekening houden en moeten zij erkennen dat de drempelwaarden om te bepalen of een systeem een transmissiesysteem dan wel een distributiesysteem is, op nationaal niveau worden vastgesteld.

(10)

In de eisen die van toepassing zijn op een verbruiksinstallatie die is aangesloten op een transmissiesysteem moeten de mogelijkheden op de desbetreffende interfaces alsmede de nodige geautomatiseerde respons en gegevensuitwisseling worden vastgesteld. Deze eisen zijn gericht op het waarborgen van de werking van het transmissiesysteem en de capaciteit om de in deze netwerken geïntegreerde productie en vraagsturing te gebruiken over het operationele systeembereik en bij kritieke gebeurtenissen.

(11)

In de eisen die van toepassing zijn op een distributiesysteem dat is gekoppeld met een transmissiesysteem of een ander distributiesysteem moeten het operationele bereik van deze systemen alsmede de nodige geautomatiseerde respons en gegevensuitwisseling worden vastgesteld. Deze eisen moeten de efficiënte ontwikkeling en werking van het transmissiesysteem waarborgen, alsmede de capaciteit om de in deze netwerken geïntegreerde productie en vraagsturing te gebruiken over het operationele systeembereik en bij kritieke gebeurtenissen.

(12)

De eisen die van toepassing zijn op een verbruikseenheid die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren, dienen de capaciteit te waarborgen om de vraagsturing te gebruiken over het operationele systeembereik, waardoor kritieke gebeurtenissen worden geminimaliseerd.

(13)

De administratieve lasten en kosten waarmee het verstrekken van vraagsturing gepaard gaat, moeten binnen redelijke grenzen blijven, met name voor binnenlandse verbruikers die bij de overgang naar een koolstofarme samenleving een steeds belangrijkere rol zullen spelen, waarbij niet onnodig administratieve taken moeten worden opgelegd.

(14)

Gezien het grensoverschrijdende effect van deze verordening moet zij dezelfde frequentiegerelateerde eisen voor alle spanningsniveaus bevorderen, minimaal binnen een synchrone zone. Dit is noodzakelijk omdat een wijziging van de frequentie binnen een synchrone zone in één lidstaat een onmiddellijk effect op de frequentie heeft en schade kan veroorzaken aan apparatuur in alle overige lidstaten.

(15)

Tussen geïnterconnecteerde systemen moet de spanningsband worden gecoördineerd, aangezien deze band cruciaal is voor de veilige planning en bedrijfsvoering van het elektriciteitssysteem binnen een synchrone zone. Ontkoppelingen ten gevolge van spanningsfluctuaties hebben een impact op naburige systemen. Indien geen spanningsband wordt gespecificeerd, kan dit resulteren in wijdverspreide onzekerheid op het gebied van planning en bedrijfsvoering van het systeem wat betreft die bedrijfsvoering buiten de normale bedrijfscondities.

(16)

Er moet een adequaat en evenredig systeem van conformiteitstests worden ingevoerd, zodat de systeembeheerders de bedrijfszekerheid kunnen waarborgen. Overeenkomstig artikel 37, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/72/EG, behoort het tot de verantwoordelijkheden van de regulerende instanties ervoor te zorgen dat de systeembeheerders deze verordening naleven.

(17)

De regulerende instanties, lidstaten en systeembeheerders moeten ervoor zorgen dat in het proces van ontwikkeling en goedkeuring van de eisen voor aansluiting op het net, die eisen in de mate van het mogelijke worden geharmoniseerd teneinde volledige marktintegratie te waarborgen. Met name moet bij de uitwerking van de aansluitingsvoorwaarden rekening worden gehouden met reeds bestaande technische normen.

(18)

Systeembeheerders mogen geen technische eisen voor apparatuur specificeren die ertoe leiden dat het vrije verkeer van goederen op de interne markt wordt belemmerd. Indien systeembeheerders technische specificaties opstellen waaruit eisen voor het in de handel brengen van apparatuur voortvloeien, moet de desbetreffende lidstaat de procedure volgen die is vastgelegd in de artikelen 8 en 9 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(19)

Bij deze verordening moet een procedure worden vastgelegd voor afwijking van de regels op grond van uitzonderlijke lokale omstandigheden, wanneer overeenstemming met de regels bijvoorbeeld de stabiliteit van het lokale netwerk negatief kan beïnvloeden of wanneer het veilig bedrijf van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie, een distributiesysteem of een verbruikseenheid die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren, bedrijfsvoeringsvoorwaarden noodzakelijk maakt die niet overeenstemmen met het bepaalde in deze verordening.

(20)

Op voorwaarde van goedkeuring door de desbetreffende regulerende instantie, of een andere instantie wanneer zo bepaald in de desbetreffende lidstaat, moet het voor eigenaren van verbruiksinstallaties en relevante systeembeheerders mogelijk zijn afwijkingen voor te stellen voor bepaalde categorieën transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren.

(21)

Overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 2009/72/EG kunnen de lidstaten er in bepaalde omstandigheden in voorzien een systeem dat elektriciteit distribueert als gesloten distributiesysteem aan te merken. De bepalingen van deze verordening zijn alleen van toepassing op gesloten distributiesystemen indien de lidstaten dat overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 2009/72/EG hebben bepaald.

(22)

Deze verordening is vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 714/2009, vult die verordening aan en vormt er een integrerend onderdeel van. Verwijzingen in andere wetsbesluiten naar Verordening (EG) nr. 714/2009 moeten worden begrepen als eveneens verwijzend naar de onderhavige verordening.

(23)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 714/2009 bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij deze verordening wordt een netcode vastgesteld met de eisen voor aansluiting op het net van:

a)

transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties;

b)

transmissiegekoppelde distributie-installaties;

c)

distributiesystemen, met inbegrip van gesloten distributiesystemen;

d)

verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren.

2.   Deze verordening draagt op die manier bij tot het waarborgen van eerlijke mededingingsvoorwaarden op de interne elektriciteitsmarkt, het waarborgen van de systeemveiligheid, de integratie van hernieuwbare energiebronnen en het vergemakkelijken van de Uniebrede handel in elektriciteit.

3.   Bij deze verordening worden ook de verplichtingen vastgesteld die ervoor moeten zorgen dat de systeembeheerders op passende, transparante en niet-discriminerende wijze gebruikmaken van de capaciteiten van verbruiksinstallaties en distributiesystemen, om zo een gelijk speelveld te creëren in de hele Unie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), artikel 2 van Verordening (EG) nr. 714/2009, artikel 2 van Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie (5), artikel 2 van Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie (6), artikel 2 van Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie (7) en artikel 2 van Richtlijn 2009/72/EG.

Bovendien wordt verstaan onder:

1.   „verbruiksinstallatie”: een installatie die elektriciteit verbruikt en via één of meer aansluitpunten met het transmissie- of distributiesysteem is verbonden. Een distributiesysteem en/of eigenbedrijfsinstallatie van een elektriciteitsproductie-eenheid vormen geen verbruiksinstallatie;

2.   „transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie”: een verbruiksinstallatie die via een aansluitpunt met het transmissiesysteem is verbonden;

3.   „transmissiegekoppelde distributie-installatie”: een distributiesysteemaansluiting of de elektrische installatie en apparatuur die bij de aansluiting met het transmissiesysteem wordt gebruikt;

4.   „verbruikseenheid”: een ondeelbaar geheel van installaties dat apparatuur omvat die actief, afzonderlijk of gemeenschappelijk als onderdeel van aggregatie van het verbruik via een derde partij, kan worden geregeld door een eigenaar van een verbruiksinstallatie of een GDSB;

5.   „gesloten distributiesysteem”: een distributiesysteem dat op grond van artikel 28 van Richtlijn 2009/72/EG door nationale regulerende instanties of andere bevoegde autoriteiten als gesloten distributiesysteem wordt aangemerkt, indien de lidstaat daarin voorziet, en dat elektriciteit distribueert binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet-huishoudelijke afnemers van elektriciteit voorziet, onverminderd incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudens die gevestigd zijn in de zone die door het systeem bediend wordt en die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het systeem;

6.   „belangrijkste verbruiksapparatuur”: ten minste één van de volgende voorzieningen: motoren, transformatoren, hoogspanningsapparatuur op het aansluitpunt en bij het productieproces van de installatie;

7.   „transmissiegekoppeld distributiesysteem”: een distributiesysteem dat is gekoppeld met een transmissiesysteem, met inbegrip van transmissiegekoppelde distributie-installaties;

8.   „maximale importcapaciteit”: het maximale ononderbroken werkzame vermogen dat een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of een transmissiegekoppelde distributie-installatie op het aansluitpunt uit het net kan opnemen en dat is gespecificeerd in de aansluitovereenkomst of is overeengekomen tussen enerzijds de relevante systeembeheerder en anderzijds de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem;

9.   „maximale exportcapaciteit”: het maximale ononderbroken werkzame vermogen dat een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of een transmissiegekoppelde distributie-installatie op het aansluitpunt in het net kan invoeden en dat is gespecificeerd in de aansluitovereenkomst of is overeengekomen tussen enerzijds de relevante systeembeheerder en anderzijds de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem;

10.   „ontkoppelen van verbruik bij lage frequentie”: een actie waarbij het verbruik tijdens een gebeurtenis die leidt tot een lage frequentie wordt ontkoppeld om het evenwicht tussen verbruik en productie te herstellen en de systeemfrequentie binnen aanvaardbare grenzen te brengen;

11.   „ontkoppelen van verbruik bij lage spanning”: een herstelactie waarbij het verbruik tijdens een gebeurtenis die leidt tot een lage spanning gescheiden wordt ontkoppeld om de spanning binnen aanvaardbare grenzen te brengen;

12.   „trappenschakelaar”: een apparaat om de aftakking van een wikkeling te wijzigen terwijl de transformator onder spanning of last staat;

13.   „blokkeren van een trappenschakelaar”: een actie waarbij de trappenschakelaar wordt geblokkeerd tijdens een gebeurtenis die leidt tot een lage spanning in het net om ervoor te zorgen dat transformatoren niet verder regelen en de spanningen in een gebied niet meer kunnen aftakken of onderdrukken;

14.   „controlecentrum”: het bedrijfsvoeringscentrum van een relevante systeembeheerder;

15.   „blokbelasting”: de maximale belastingsstap van werkzaam vermogen dat heringeschakeld kan worden tijdens het systeemherstel na een black-out;

16.   „vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen”: het verbruik binnen een verbruiksinstallatie of gesloten distributiesysteem dat door de relevante systeembeheerder of de relevante TSB kan worden aangepast, waardoor het werkzame vermogen wijzigt;

17.   „vraagsturing om het blindvermogen te regelen”: het blindvermogen of de blindvermogenscompensatieapparatuur in een verbruiksinstallatie of gesloten distributiesysteem dat of die door de relevante systeembeheerder of de relevante TSB kan worden aangepast;

18.   „vraagsturing om transmissiebeperking te beheren”: het verbruik binnen een verbruiksinstallatie of gesloten distributiesysteem dat door de relevante systeembeheerder of de relevante TSB kan worden aangepast om transmissiebeperkingen binnen het systeem te beheren;

19.   „aggregatie van het verbruik”: een groep verbruiksinstallaties of gesloten distributiesystemen die als één voorziening of gesloten distributiesysteem kunnen functioneren om één of meer diensten voor vraagsturing te leveren;

20.   „vraagsturing op basis van frequentieregeling”: het verbruik binnen een verbruiksinstallatie of gesloten distributiesysteem dat beschikbaar is voor verlaging of verhoging als reactie op frequentiefluctuatie die door een autonome respons van de verbruiksinstallatie of het gesloten distributiesysteem wordt uitgevoerd om dergelijke fluctuaties te reduceren;

21.   „vraagsturing om het van het werkzaam vermogen zeer snel te regelen”: het verbruik binnen een verbruiksinstallatie of gesloten distributiesysteem dat zeer snel kan worden aangepast als reactie op een frequentieafwijking, waardoor het werkzame vermogen zeer snel wijzigt;

22.   „vraagsturingseenheidsdocument” of „DRUD” („demand response unit document”): een door de eigenaar van de verbruiksinstallatie of het GDSB aan de relevante systeembeheerder verstrekt document dat betrekking heeft op verbruikseenheden met vraagsturing die zijn aangesloten op een spanningsniveau boven de 1 000 V. Dit document bevestigt dat de verbruikseenheid met vraagsturing voldoet aan de in deze verordening vastgelegde technische eisen en dat de nodige gegevens en verklaringen omvat, waaronder een verklaring van overeenstemming.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.   De aansluitingseisen van deze verordening gelden voor:

a)

nieuwe transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties;

b)

nieuwe transmissiegekoppelde distributie-installaties;

c)

nieuwe distributiesystemen, met inbegrip van nieuwe gesloten distributiesystemen;

d)

nieuwe verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren.

De relevante systeembeheerder weigert de aansluiting van nieuwe transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, nieuwe transmissiegekoppelde distributie-installaties of nieuwe distributiesystemen die niet in overeenstemming zijn met de in deze verordening vervatte eisen en waarop geen door de regulerende instantie, of een andere autoriteit indien zo bepaald in een lidstaat, overeenkomstig artikel 50 verleende afwijking van toepassing is. De relevante systeembeheerder deelt een dergelijke weigering door middel van een met redenen omklede schriftelijke verklaring mee aan de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB en, tenzij anderszins door de regulerende instantie gespecificeerd, aan de regulerende instantie.

Op basis van compliance-monitoring overeenkomstig titel III weigert de relevante TSB diensten voor vraagsturing die onder de artikelen 27 tot en met 30 vallen van nieuwe verbruikseenheden die niet aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

verbruiksinstallaties en distributiesystemen die zijn aangesloten op het transmissiesysteem en op distributiesystemen, of op onderdelen van het transmissiesysteem of van distributiesystemen, van eilanden van lidstaten waarvan de systemen niet op synchrone wijze worden bedreven met de synchrone zone van Continentaal Europa, Groot-Brittannië, Noordelijk Europa, Ierland, Noord-Ierland of de Baltische staten;

b)

opslaginstallaties met uitzondering van elektriciteitsproductie-eenheden met pompopslag overeenkomstig artikel 5, lid 2.

3.   Indien er sprake is van verbruiksinstallaties of gesloten distributiesystemen met meerdere verbruikseenheden, worden die verbruikseenheden samen als één verbruikseenheid beschouwd indien zij niet onafhankelijk van elkaar kunnen werken of zij redelijkerwijs als combinatie kunnen worden beschouwd.

Artikel 4

Toepassing op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden die worden gebruikt om diensten voor vraagsturing te leveren

1.   De eisen van deze verordening zijn niet van toepassing op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt of kunnen worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan een relevante systeembeheerder of relevante TSB te leveren, tenzij:

a)

een bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een bestaande transmissiegekoppelde distributie-installatie, een bestaand distributiesysteem of een bestaande verbruikseenheid binnen een verbruiksinstallatie op een spanningsniveau van meer dan 1 000 V of een gesloten distributiesysteem met een spanningsniveau van meer dan 1 000 V zodanig is aangepast dat de desbetreffende aansluitovereenkomst ingrijpend moet worden herzien overeenkomstig de onderstaande procedure:

i)

eigenaren van verbruiksinstallaties, DSB's of GDSB's die van plan zijn een installatie te moderniseren of apparatuur te vervangen op een wijze die effect heeft op de technische mogelijkheden van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid, stellen de relevante systeembeheerder hiervan van tevoren in kennis;

ii)

wanneer de relevante systeembeheerder oordeelt dat de modernisering of vervanging van apparatuur van zulke omvang is dat een nieuwe aansluitovereenkomst vereist is, stelt de systeembeheerder de desbetreffende regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat daarvan in kennis; en

iii)

de desbetreffende regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat besluit of de bestaande aansluitovereenkomst moet worden herzien, dan wel of een nieuwe aansluitovereenkomst vereist is en welke eisen van deze verordening van toepassing zijn; of

b)

een regulerende instantie of, indien van toepassing, een lidstaat besluit een bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een bestaande transmissiegekoppelde distributie-installatie, een bestaand distributiesysteem of een bestaande verbruikseenheid laten voldoen aan alle of aan bepaalde eisen van deze verordening, op basis van een overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 ingediend voorstel van de relevante TSB.

2.   Voor de toepassing van deze verordening wordt een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie, een distributiesysteem of een verbruikseenheid die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt of kan worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan een relevante systeembeheerder of een relevante TSB te leveren, als bestaand beschouwd, indien:

a)

deze voorziening op de datum van inwerkingtreding van deze verordening reeds met het net is gekoppeld; of

b)

de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB een definitief en bindend contract heeft gesloten voor de aankoop van de belangrijkste verbruiksapparaten of de verbruikseenheid binnen een tijdsbestek van twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. De eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB stelt de relevante systeembeheerder en de relevante TSB binnen een termijn van 30 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de sluiting van dit contract.

De door de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB aan de relevante systeembeheerder en de relevante TSB toegezonden kennisgeving bevat ten minste de volgende elementen: de benaming van het contract, de datum van ondertekening en de datum van inwerkingtreding, en de specificaties van de te bouwen, te assembleren of aan te kopen belangrijkste verbruiksapparaten of verbruikseenheid.

Een lidstaat kan erin voorzien dat de regulerende instantie in gespecificeerde omstandigheden kan bepalen of de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid als bestaand dan wel als nieuw moet worden beschouwd.

3.   Na een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 9 en teneinde een antwoord te bieden op significante werkelijke wijzigingen van omstandigheden, zoals de ontwikkeling van systeemeisen, inclusief de penetratie van hernieuwbare energiebronnen, slimme netwerken, gedistribueerde productie of vraagsturing, kan de relevante TSB aan de betrokken regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat voorstellen de toepassing van deze verordening uit te breiden tot bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen of bestaande verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan een relevante systeembeheerder of een relevante TSB te leveren.

Daartoe wordt overeenkomstig de artikelen 48 en 49 een grondige en transparante kwantitatieve kosten-batenanalyse uitgevoerd. De analyse omvat de volgende elementen:

a)

de kosten om bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden in overeenstemming te brengen met deze verordening;

b)

de sociaaleconomische baten van toepassing van de eisen van deze verordening; en

c)

de mogelijkheid om met alternatieve maatregelen de vereiste prestatie te bereiken.

4.   Alvorens de in lid 3 bedoelde kwantitatieve kosten-batenanalyse te ondernemen:

a)

voert de relevante TSB een voorbereidende kwalitatieve vergelijking uit van de kosten en baten; en

b)

verkrijgt de relevante TSB de goedkeuring van de relevante regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat.

5.   De relevante regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat neemt een besluit betreffende de uitbreiding van de toepassing van deze verordening tot bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen of bestaande verbruikseenheden, en wel binnen een termijn van zes maanden na de ontvangst van het verslag en de aanbeveling van de relevante TSB overeenkomstig artikel 48, lid 4. Het besluit van de regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat wordt gepubliceerd.

6.   De relevante TSB houdt rekening met de legitieme verwachtingen van de eigenaren van verbruiksinstallaties, de DSB's en GDSB's bij de afweging inzake de eventuele toepassing van deze verordening op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden.

7.   De relevante TSB kan de toepassing van sommige of alle bepalingen van deze verordening op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen of bestaande verbruikseenheden om de drie jaar in overweging nemen overeenkomstig de in de leden 3 tot en met 5 bedoelde eisen en procedure.

Artikel 5

Toepassing op elektriciteitsproductie-eenheden met pompopslag en industriële locaties

1.   Deze verordening is niet van toepassing op elektriciteitsproductie-eenheden met pompopslag die zowel over een elektriciteitsproductiemodus als over een pompopslagmodus beschikken.

2.   Elke pompmodule met een pompopslagstation dat uitsluitend in een pompmodus voorziet, moet voldoen aan de eisen van deze verordening en wordt beschouwd als verbruiksinstallatie.

3.   In het geval van industriële locaties met een geïntegreerde elektriciteitsproductie-eenheid kunnen de systeembeheerder van een industriële locatie, de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de eigenaar van de elektriciteitsproductie-installatie en de relevante systeembeheerder van het systeem waarop de industriële locatie is aangesloten, in overleg met de relevante TSB overeenstemming bereiken over de voorwaarden voor de ontkoppeling van kritische belastingen van het relevante systeem. Het doel van de overeenkomst is het waarborgen van de productieprocessen van de industriële locatie in het geval van verstoorde omstandigheden in het relevante systeem.

Artikel 6

Reguleringsaspecten

1.   De algemene toepassingseisen die krachtens deze verordening door de relevante systeembeheerders of TSB's moeten worden vastgesteld, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de door de lidstaten aangewezen entiteit en worden gepubliceerd. De aangewezen entiteit is de regulerende instantie tenzij anderszins beslist door de lidstaat.

2.   Voor locatiespecifieke eisen die krachtens deze verordening door de relevante systeembeheerders of TSB's moeten worden vastgesteld, kunnen de lidstaten de goedkeuring van een aangewezen entiteit vereisen.

3.   Bij de toepassing van deze verordening zorgen de lidstaten, bevoegde instanties en systeembeheerders ervoor dat zij:

a)

de beginselen van evenredigheid en niet-discriminatie toepassen;

b)

de transparantie waarborgen;

c)

het beginsel toepassen van optimalisering wat betreft de hoogste totale efficiëntie en laagste totale kosten voor alle betrokken partijen;

d)

de aan de relevante TSB toegewezen verantwoordelijkheid respecteren om de systeemveiligheid te waarborgen, inclusief als vereist bij de nationale wetgeving;

e)

de relevante DSB's raadplegen en rekening houden met de potentiële effecten op hun systemen;

f)

rekening houden met de overeengekomen Europese normen en technische specificaties.

4.   Binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de relevante systeembeheerder of TSB een voorstel voor eisen voor algemene toepassing, of voor de methodologie die ter berekening of vaststelling van deze eisen wordt gebruikt, in ter goedkeuring door de bevoegde entiteit.

5.   In de gevallen waarin overeenkomstig deze verordening overeenstemming moet worden bereikt tussen de relevante systeembeheerder, de relevante TSB, de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de eigenaar van elektriciteitsproductie-installatie, de DSB en/of de GDSB, streven deze partijen ernaar een dergelijke overeenstemming te bereiken binnen een termijn van zes maanden nadat één van de partijen een eerste voorstel heeft voorgelegd aan de overige partijen. Wanneer binnen deze termijn geen overeenstemming is bereikt, kan elke partij de relevante regulerende instantie verzoeken om binnen een tijdsbestek van zes maanden een besluit vast te stellen.

6.   De bevoegde entiteiten nemen besluiten inzake voorstellen voor eisen of methodologieën binnen een termijn van zes maanden volgende op de ontvangst van die voorstellen.

7.   Wanneer de relevante systeembeheerder of TSB een wijziging van de voorstellen voor eisen, als bedoeld in en goedgekeurd overeenkomstig de leden 1 en 2, noodzakelijk acht, zijn de in de leden 3 tot en met 8 bedoelde eisen van toepassing op de voorgestelde wijziging. De systeembeheerders en TSB's die een wijziging voorstellen, houden rekening met de eventuele legitieme verwachtingen van de eigenaren van verbruiksinstallaties, DSB's, GDSB's, fabrikanten van apparatuur en andere betrokken partijen, waarbij wordt uitgegaan van de initieel gespecificeerde en overeengekomen eisen of methodologieën.

8.   Een partij die een klacht heeft tegen een relevante systeembeheerder of TSB in verband met de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen van die systeembeheerder of TSB, kan bedoelde klacht indienen bij de regulerende instantie die, handelend als geschillenbeslechtingsautoriteit, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een besluit neemt. Wanneer de regulerende instantie aanvullende informatie opvraagt, kan die termijn met twee maanden worden verlengd. Deze periode kan met instemming van de indiener van de klacht nog verder worden verlengd. Het besluit van de regulerende instantie is bindend tenzij en totdat het in beroep wordt herroepen.

9.   Wanneer de in deze verordening bedoelde eisen moeten worden vastgesteld door een relevante systeembeheerder die geen TSB is, kunnen de lidstaten in de plaats daarvan besluiten dat de relevante TSB verantwoordelijk zal zijn voor de vaststelling van de desbetreffende eisen.

Artikel 7

Meerdere TSB's

1.   Wanneer er in een lidstaat meer dan één TSB is, geldt deze verordening voor alle TSB's binnen die lidstaat.

2.   Overeenkomstig hun nationaal reguleringsstelsel kunnen de lidstaten bepalen dat de verantwoordelijkheid van een TSB om één, sommige of alle verplichtingen krachtens deze verordening in acht te nemen, wordt toegewezen aan één of meer specifieke TSB's.

Artikel 8

Restitutie van kosten

1.   De kosten welke door aan netwerktariefregulering onderworpen systeembeheerders worden gedragen en die voortvloeien uit de verplichtingen krachtens deze verordening, worden getoetst door de relevante regulerende instanties. Voor de als redelijk, efficiënt en evenredig beschouwde kosten vindt restitutie plaats via netwerktarieven of andere passende mechanismen.

2.   Wanneer daar door de relevante regulerende instanties om wordt verzocht, verstrekken de in lid 1 bedoelde systeembeheerders binnen een termijn van drie maanden na dit verzoek de informatie die vereist is om een toetsing van de gemaakte kosten mogelijk te maken.

Artikel 9

Openbare raadpleging

1.   De relevante systeembeheerders en de relevante TSB's raadplegen de belanghebbenden, inclusief de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat, over:

a)

voorstellen om de toepassing van deze verordening uit te breiden tot bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden overeenkomstig artikel 4, lid 3;

b)

het verslag overeenkomstig artikel 48, lid 3;

c)

de kosten-batenanalyse overeenkomstig artikel 53, lid 2;

d)

de eisen voor verbruikseenheden overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder c), e), f), k) en l) en artikel 29, lid 2, onder c) tot en met e).

De raadpleging duurt minimaal een maand.

2.   De relevante systeembeheerders of relevante TSB's houden naar behoren rekening met de standpunten die de belanghebbenden tijdens de raadplegingen hebben geformuleerd, alvorens zij hun ontwerpvoorstel, het verslag, de kosten-batenanalyse of de eisen met betrekking tot verbruikseenheden ter goedkeuring bij de regulerende instantie, bevoegde entiteit of, indien van toepassing, de lidstaat indienen. In alle gevallen wordt een duidelijke verklaring voor het al dan niet overnemen van het standpunt van de belanghebbenden gegeven en wordt deze verklaring bekendgemaakt op tijdige wijze vóór of gelijktijdig met de publicatie van het voorstel, het verslag, de kosten-batenanalyse of de eisen voor verbruikseenheden overeenkomstig de artikelen 28 en 29.

Artikel 10

Betrokkenheid van belanghebbenden

In nauwe samenwerking met het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (hierna „het ENTSB voor elektriciteit” genoemd) organiseert het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna „het Agentschap” genoemd) de betrokkenheid van de belanghebbenden wat betreft de eisen voor de aansluiting op het net van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt of kunnen worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren, en andere tenuitvoerleggingsaspecten van deze verordening. Dit omvat bijeenkomsten op reguliere basis met belanghebbenden om problemen te identificeren en verbeteringen voor te stellen, met name in verband met de eisen voor de aansluiting op het net van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders of relevante TSB's te leveren.

Artikel 11

Vertrouwelijkheidsverplichtingen

1.   Alle uit hoofde van deze verordening ontvangen, uitgewisselde of doorgegeven vertrouwelijke informatie valt onder de in de leden 2, 3 en 4 omschreven voorwaarden betreffende het beroepsgeheim.

2.   Het beroepsgeheim geldt voor alle personen, regulerende instanties of entiteiten op wie het bepaalde in deze verordening van toepassing is.

3.   Vertrouwelijke informatie waarvan de in lid 2 bedoelde personen, regulerende instanties of entiteiten beroepshalve kennis krijgen, mag aan geen enkele andere persoon of autoriteit worden bekendgemaakt, onverminderd de gevallen die onder de nationale wetgeving, de overige bepalingen van deze verordening of andere toepasselijke wetgeving van de Unie vallen.

4.   Onverminderd de gevallen die onder de nationale wetgeving of wetgeving van de Unie vallen, mogen de regulerende instanties en de entiteiten of personen die vertrouwelijke informatie in het kader van deze verordening ontvangen, deze informatie uitsluitend gebruiken om hun functies uit hoofde van deze verordening uit te oefenen.

TITEL II

AANSLUITING VAN TRANSMISSIEGEKOPPELDE VERBRUIKSINSTALLATIES, TRANSMISSIEGEKOPPELDE DISTRIBUTIE-INSTALLATIES EN DISTRIBUTIESYSTEMEN

HOOFDSTUK 1

Algemene eisen

Artikel 12

Algemene frequentie-eisen

1.   Transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties en distributiesystemen zijn in staat op het net aangesloten en in bedrijf te blijven binnen de in bijlage I opgegeven frequentiebanden en tijdsperiodes.

2.   De eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de DSB kan met de relevante TSB overeenstemming bereiken over bredere frequentiebanden of langere minimumbedrijfsperiodes. Indien bredere frequentiebanden of langere minimumbedrijfsperiodes technisch haalbaar zijn, wordt de toestemming van de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de DSB niet op onredelijke gronden geweigerd.

Artikel 13

Algemene spanningseisen

1.   Transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen zijn in staat op het net aangesloten en in bedrijf te blijven binnen de in bijlage II opgegeven spanningsbereiken en tijdsperiodes.

2.   Apparatuur van distributiesystemen die op dezelfde spanning is aangesloten als de spanning op het aansluitpunt met het transmissiesysteem is in staat op het net aangesloten en in bedrijf te blijven binnen de in bijlage II opgegeven spanningsbereiken en tijdsperiodes.

3.   Het spanningsbereik op het aansluitpunt wordt uitgedrukt als de spanning op het aansluitpunt gerelateerd aan de referentiespanning 1 per eenheid (pu). Voor het netspanningsniveau van 400 kV (doorgaans ook het 380 kV-niveau genoemd) is de referentiespanning 1 pu 400 kV; voor andere netspanningsniveaus kan de referentiespanning 1 pu verschillen voor elke systeembeheerder in dezelfde synchrone zone.

4.   Wanneer de spanningsbasis voor pu-waarden van 300 kV tot en met 400 kV loopt, kan de relevante TSB in Spanje eisen dat transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen voor onbeperkte tijd binnen het spanningsbereik 1,05 pu — 1,0875 pu aangesloten blijven.

5.   Wanneer de spanningsbasis voor pu-waarden 400 kV is, kunnen de relevante TSB's in de synchrone zone van de Baltische staten eisen dat transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen op het 400 kV-net aangesloten blijven binnen de grenzen van het spanningsbereik en gedurende de bedrijfsperiodes die gelden voor de synchrone zone van Continentaal Europa.

6.   De relevante TSB kan eisen dat een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie of een transmissiegekoppeld distributiesysteem in staat is tot automatische ontkoppeling bij specifieke spanningswaarden. De voorwaarden en instellingen voor automatische ontkoppeling worden overeengekomen tussen de relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de DSB.

7.   Wat betreft transmissiegekoppelde distributiesystemen met een spanning van minder dan 110 kV op het aansluitpunt specificeert de relevante TSB het spanningsbereik op het aansluitpunt waarop de op dat transmissienet aangesloten distributiesystemen berekend moeten zijn. De DSB's ontwerpen de capaciteit van hun apparatuur, die is aangesloten op dezelfde spanning als de spanning van het aansluitpunt met het transmissiesysteem, zodanig dat deze overeenkomt met dit spanningsbereik.

Artikel 14

Eisen betreffende kortsluiting

1.   Op basis van de nominale kortsluitvastheid van de componenten van het transmissienet specificeert de relevante TSB de maximale kortsluitstroom op het aansluitpunt waartegen de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem bestand moet zijn.

2.   De relevante TSB verstrekt aan de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem een raming van de minimale en de maximale kortsluitstroom die op het aansluitpunt wordt verwacht als equivalent van het netwerk.

3.   Na een ongeplande gebeurtenis stelt de relevante TSB de eigenaar van de betreffende transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het betreffende transmissiegekoppelde distributiesysteem daarvan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk één week na de ongeplande gebeurtenis, in kennis van de wijziging van de drempelwaarde voor de maximale kortsluitstroom van het net van de relevante TSB waartegen de betrokken transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het betrokken transmissiegekoppelde distributiesysteem bestand moet zijn overeenkomstig lid 1.

4.   De in lid 3 bepaalde drempelwaarde wordt gespecificeerd door de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie voor diens installatie of door de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem voor diens net.

5.   Voorafgaand aan een geplande gebeurtenis stelt de relevante TSB de eigenaar van de betrokken transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het betrokken transmissiegekoppelde distributiesysteem daarvan zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk één week voorafgaand aan de geplande gebeurtenis, in kennis van de wijziging van de drempelwaarde voor de maximale kortsluitstroom van het net van de relevante TSB waartegen de betrokken transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het betrokken transmissiegekoppelde distributiesysteem bestand moet zijn overeenkomstig lid 1.

6.   De in lid 5 bepaalde drempelwaarde wordt gespecificeerd door de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie voor diens installatie of door de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem voor diens net.

7.   De relevante TSB verzoekt de eigenaar van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van een transmissiegekoppelde distributiesysteem om informatie over de bijdrage wat betreft de kortsluitstroom van die installatie of dat netwerk. Ten minste worden de equivalente modellen van het net aangeleverd en aangetoond voor de homopolaire, normale en inverse component.

8.   Na een ongeplande gebeurtenis stelt de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem de relevante TSB zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk één week na de ongeplande gebeurtenis, in kennis van een wijziging van de kortsluitingsbijdrage van de door de relevante TSB vastgelegde drempelwaarde.

9.   Voorafgaand aan een geplande gebeurtenis stelt de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem de relevante TSB zo spoedig mogelijk, maar ten minste één week voorafgaand aan de geplande gebeurtenis, in kennis van een wijziging van de kortsluitingsbijdrage van de door de relevante TSB vastgelegde drempelwaarde.

Artikel 15

Eisen betreffende blindvermogen

1.   Transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen zijn in staat de stationaire bedrijfstoestand op het aansluitpunt in stand te houden binnen een door de relevante TSB gespecificeerd blindvermogensbereik, overeenkomstig de volgende voorwaarden:

a)

voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties is het werkelijke blindvermogensbereik dat de relevante TSB heeft gespecificeerd voor de import en export van blindvermogen niet groter dan 48 procent van de maximale importcapaciteit of van de maximale exportcapaciteit, naargelang welke het grootst is (0,9 maal de arbeidsfactor van de import of export van werkzaam vermogen), met uitzondering van situaties waarin technische of financiële systeemvoordelen worden aangetoond voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties door de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie en die door de relevante TSB wordt geaccepteerd;

b)

voor transmissiegekoppelde distributiesystemen is het werkelijke blindvermogensbereik dat de relevante TSB heeft gespecificeerd voor de import en export van blindvermogen niet groter dan:

i)

48 procent (dat wil zeggen 0,9 maal de arbeidsfactor) van de maximale importcapaciteit of van de maximale exportcapaciteit tijdens de import van blindvermogen, naargelang welke het grootst is (verbruik); en

ii)

48 procent (dat wil zeggen 0,9 maal de arbeidsfactor) van de maximale importcapaciteit of van de maximale exportcapaciteit tijdens de export van blindvermogen, naargelang welke het grootst is (productie);

met uitzondering van situaties waarin technische of financiële systeemvoordelen op basis van een gezamenlijke analyse worden aangetoond door de relevante TSB en de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem;

c)

de relevante TSB en de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem bereiken overeenstemming over de omvang van de analyse, waarin mogelijke oplossingen worden voorgesteld, en bepalen wat de optimale oplossing is voor de uitwisseling van blindvermogen tussen hun systemen, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van de systemen, de variabele structuur van de uitwisseling van vermogen, bidirectionele stromen en de blindvermogensmogelijkheden in het distributiesysteem;

d)

de relevante TSB kan bepalen dat er andere grootheden dan de arbeidsfactor worden gebruikt om identieke blindvermogensbereiken vast te leggen;

e)

de waarden van de eis betreffende het blindvermogensbereik wordt overeengekomen op het aansluitpunt;

f)

indien een aansluitpunt wordt gedeeld door een elektriciteitsproductie-eenheid en een verbruiksinstallatie, wordt bij wijze van afwijking van het bepaalde onder e) voldaan aan gelijkwaardige eisen op het aansluitpunt die zijn vastgelegd in desbetreffende overeenkomsten of nationale wetgeving.

2.   De relevante TSB kan eisen dat de transmissiegekoppelde distributiesystemen in staat zijn op het aansluitpunt geen blindvermogen te exporteren (bij 1 pu-referentiespanning) bij een stroom van het werkzaam vermogen van minder dan 25 % van de maximale importcapaciteit. Indien van toepassing kunnen de lidstaten van de TSB eisen dat deze zijn verzoek rechtvaardigt door middel van een gezamenlijk met de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem uit te voeren analyse. Indien deze eis op basis van de gezamenlijk analyse niet gerechtvaardigd is, bereiken de relevante TSB en de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem overeenstemming over de noodzakelijke eisen naargelang van de resultaten van een gezamenlijke analyse.

3.   Onverminderd lid 1, punt b), kan de relevante TSB eisen dat het transmissiegekoppelde distributiesysteem installatie de uitwisseling van blindvermogen op het aansluitpunt actief regelt, ten bate van het gehele systeem. De relevante TSB en de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem bereiken overeenstemming over een methode voor de uitvoering van deze regelfunctie om te zorgen voor een gerechtvaardigd niveau van voorzieningszekerheid voor beide partijen. Deze rechtvaardiging omvat een stappenplan waarin de stappen en de termijnen voor de naleving van deze eis zijn gespecificeerd.

4.   Overeenkomstig lid 3 kan de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem eisen dat de relevante TSB zijn transmissiegekoppelde distributiesysteem met betrekking tot het beheer van het blindvermogen in overweging neemt.

Artikel 16

Beveiligingseisen

1.   De relevante TSB specificeert de toestellen en instellingen die zijn vereist om het transmissienet te beveiligen in overeenstemming met de karakteristieke kenmerken van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem. De relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem bereiken overeenstemming over beveiligingsconcepten en -instellingen die van belang zijn voor de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem.

2.   De elektrische beveiliging van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem heeft voorrang op de operationele aansturing, rekening houdend met de beveiliging van het systeem en de gezondheid en veiligheid van het personeel en het publiek.

3.   Toestellen ten behoeve van beveiligingsconcepten kunnen betrekking hebben op de volgende elementen:

a)

externe en interne kortsluiting;

b)

over- en onderspanning op het aansluitpunt met het transmissiesysteem;

c)

over- en onderfrequentie;

d)

beveiliging van het belastingscircuit;

e)

beveiliging van de machinetransformator;

f)

back-up tegen defect beveiligings- en schakelmateriaal.

4.   De relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem bereiken overeenstemming over elke wijziging van de beveiligingsconcepten die van belang zijn voor de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem, en over de uitvoeringvorm van de beveiligingsconcepten van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem.

Artikel 17

Besturingseisen

1.   De relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem bereiken overeenstemming over de concepten en instellingen van de verschillende regelingen van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem die van belang zijn voor de systeemveiligheid.

2.   De overeenkomst heeft ten minste betrekking op de volgende elementen:

a)

eilandbedrijf;

b)

demping van oscillaties;

c)

storingen in het transmissienet;

d)

automatische overschakeling op noodstroomvoorziening en herstel naar de normale netwerktopologie;

e)

automatische wederinschakeling (bij éénfasestoringen).

3.   De relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem bereiken overeenstemming over elke wijziging van de concepten en instellingen van de verschillende regelingen van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem die van belang zijn voor de systeemveiligheid.

4.   Wat betreft de prioriteiten voor beveiliging en regeling stelt de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem de beveiligingsapparaten en regelingen van respectievelijk de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem zodanig in dat deze voldoen aan de onderstaande prioriteiten, in volgorde van afnemend belang:

a)

beveiliging van het transmissienet;

b)

beveiliging van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem;

c)

frequentieregeling (aanpassing van het werkzaam vermogen);

d)

vermogensbeperking.

Artikel 18

Uitwisseling van informatie

1.   Transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties zijn overeenkomstig de door de relevante TSB gespecificeerde normen in staat informatie met de relevante TSB uit te wisselen en daarbij de gespecificeerde tijdstempel te gebruiken. De relevante TSB maakt de gespecificeerde normen publiekelijk beschikbaar.

2.   Het transmissiegekoppelde distributiesysteem is overeenkomstig de door de relevante TSB gespecificeerde normen in staat informatie met de relevante TSB uit te wisselen en daarbij de gespecificeerde tijdstempel te gebruiken. De relevante TSB maakt de gespecificeerde normen publiekelijk beschikbaar.

3.   De relevante TSB specificeert de normen voor de informatie-uitwisseling. De relevante TSB maakt de precieze lijst van vereiste gegevens publiekelijk beschikbaar.

Artikel 19

Ontkoppelen en herinschakelen van het verbruik

1.   Alle transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen voldoen wat betreft de functionele geschiktheid voor ontkoppeling van het verbruik bij lage frequentie aan de volgende eisen:

a)

elke beheerder van een transmissiegekoppeld distributiesysteem en, indien door de TSB gespecificeerd, eigenaar van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie zorgt voor de mogelijkheid om bij lage frequentie automatisch een gespecificeerd gedeelte van het verbruik te ontkoppelen. De relevante TSB kan een ontkoppelsignaal specificeren op basis van een combinatie van lage frequentie en de gradiënt van de frequentie;

b)

de functionele mogelijkheden voor ontkoppeling van het verbruik bij lage frequentie staan toe dat het verbruik voor een bereik van operationele frequenties in stappen wordt ontkoppeld;

c)

de functionele mogelijkheden voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage frequentie staan bedrijfsvoering toe op basis van een door de relevante systeembeheerder gespecificeerde nominale wisselstroomvoeding („AC”), en voldoen aan de volgende eisen:

i)

frequentieband: ten minste 47-50 Hz, aanpasbaar in stappen van 0,05 Hz;

ii)

aanspreektijd: ten hoogste 150 ms nadat de referentiewaarde voor de frequentie is bereikt;

iii)

spanningsblokkering: blokkering van de functionele werking is mogelijk als de spanning binnen een bereik van 30 tot 90 % van de 1 pu-referentiespanning ligt;

iv)

voorzien in de richting van de stroom van het werkzaam vermogen op het ontkoppelpunt;

d)

de AC-voedingspanning die wordt gebruikt om functionele mogelijkheden voor ontkoppeling van het verbruik bij lage frequentie, wordt door het net ter beschikking gesteld op het meetpunt van het frequentiesignaal, zoals gebruikt voor het ter beschikking stellen van functionele mogelijkheden overeenkomstig lid 1, onder c), zodat de frequentie van de voedingsspanning voor de functionele mogelijkheden voor ontkoppeling van het verbruik bij lage frequentie overeenkomt met de spanning van het netwerk.

2.   Wat de functionele mogelijkheden voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning betreft, gelden de volgende eisen:

a)

de relevante TSB kan in overleg met de beheerders van transmissiegekoppelde distributiesystemen functionele mogelijkheden voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning specificeren voor transmissiegekoppelde distributie-installaties;

b)

de relevante TSB kan in overleg met de eigenaren van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties functionele mogelijkheden voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning specificeren voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties;

c)

op basis van de beoordeling van de systeemveiligheid door de TSB is de implementatie van het blokkeren van een trappenschakelaar en de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning bindend voor de beheerders van transmissiegekoppelde distributiesystemen;

d)

indien de relevante TSB besluit een functionele mogelijkheid voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning te implementeren, wordt de apparatuur voor het blokkeren van een trappenschakelaar en de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning in overleg met de relevante TSB geïnstalleerd;

e)

de methode voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning wordt geïmplementeerd via het relais of geïnitieerd in de controlecentrum;

f)

de functionele mogelijkheden voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning beschikken over de volgende kenmerken:

i)

met de functionele mogelijkheden voor de ontkoppeling van het verbruik bij lage spanning wordt de spanning gemonitord door meting van de drie fasen;

ii)

het blokkeren van het relaisbedrijf is gebaseerd op de richting van ofwel de stroom van het werkzaam vermogen of de stroom van het blindvermogen.

3.   Wat het blokkeren van trappenschakelaars betreft, gelden de volgende eisen:

a)

indien de relevante TSB dat vereist, is de transformator op de transmissiegekoppelde distributie-installatie in staat tot automatisch of handmatig blokkeren van de trappenschakelaar;

b)

de relevante TSB specificeert de automatische functionele mogelijkheden voor het blokkeren van de trappenschakelaar.

4.   Alle transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen voldoen aan de volgende eisen betreffende het ontkoppelen of herinschakelen van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of een transmissiegekoppeld distributiesysteem:

a)

voor wat betreft de capaciteit tot herinschakelen na ontkoppeling specificeert de relevante TSB de voorwaarden waaronder een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of een transmissiegekoppeld distributiesysteem opnieuw met het transmissiesysteem mag worden gekoppeld. Voor de installatie van automatische systemen voor het herinschakelen is voorafgaande toestemming van de relevante TSB vereist;

b)

bij het herinschakelen van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of een transmissiegekoppeld distributiesysteem moet de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem in staat zijn tot synchronisatie voor frequenties die binnen de in artikel 12 bedoelde bandbreedten liggen. De relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem bereiken overeenstemming over de instellingen van de synchronisatieapparaten voordat de aansluiting van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem plaatsvindt, met inbegrip van de spanning, de frequentie, het bereik van de fasehoek en de afwijking van de spanning en de frequentie;

c)

een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of een transmissiegekoppelde distributie-installatie is in staat om op afstand van het transmissiesysteem te worden ontkoppeld indien de relevante TSB dat vereist. Indien vereist wordt de geautomatiseerde ontkoppelapparatuur voor de herconfiguratie van het systeem door de relevante TSB gespecificeerd ter voorbereiding op blokbelasting. De relevante TSB specificeert de vereiste tijd voor ontkoppeling op afstand.

Artikel 20

Spanningskwaliteit

Eigenaren van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties en beheerders van transmissiegekoppelde distributiesystemen zorgen ervoor dat hun aansluiting op het netwerk niet resulteert in een gedefinieerd niveau van vervorming of fluctuatie van de spanning op het aansluitpunt van het netwerk. Het niveau van vervorming overschrijdt het door de relevante TSB toegewezen niveau niet. De TSB's coördineren hun eisen betreffende de spanningskwaliteit met de eisen van de naburige TSB's.

Artikel 21

Simulatiemodellen

1.   Transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen voldoen aan de in de leden 3 en 4 vastgestelde eisen betreffende simulatiemodellen of gelijkwaardige informatie.

2.   Elke TSB kan simulatiemodellen of gelijkwaardige informatie vereisen waarin het gedrag in stationaire en dynamische toestand van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem of van beide wordt weergegeven.

3.   Elke TSB specificeert de inhoud en het formaat van deze simulatiemodellen of gelijkwaardige informatie. De inhoud en het formaat omvatten:

a)

de stationaire en dynamische toestand, inclusief de 50 Hz-component;

b)

simulaties van elektromagnetische transiënten op het aansluitpunt;

c)

structuur- en blokdiagrammen.

4.   Ten behoeve van dynamische simulaties omvat het in lid 3, onder a), bedoelde simulatiemodel of de gelijkwaardige informatie de volgende submodellen of gelijkwaardige informatie:

a)

vermogensregeling;

b)

spanningsregeling;

c)

modellen voor de beveiliging van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen;

d)

de verschillende soorten verbruik, dat wil zeggen karakteristieke elektrotechnische kenmerken van het verbruik; en

e)

convertormodellen.

5.   Elke relevante systeembeheerder of relevante TSB specificeert de eisen voor de uitvoering van de registratie van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties of transmissiegekoppelde distributie-installaties of van beide soorten installaties, zodat de respons van het model met deze registratie kan worden vergeleken.

HOOFDSTUK 2

Bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure

Artikel 22

Algemene bepalingen

1.   De bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure voor de aansluiting van elke nieuwe transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, elke nieuwe transmissiegekoppelde distributie-installatie en elk nieuw transmissiegekoppeld distributiesysteem omvat:

a)

een inschakelbedrijfsvoeringsnotificatie (EON of „energisation operational notification”);

b)

een voorlopige bedrijfsvoeringsnotificatie (ION of „interim operational notification”);

c)

een definitieve bedrijfsvoeringsnotificatie (FON of „final operational notification”).

2.   Elke eigenaar van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of beheerder van een transmissiegekoppeld distributiesysteem waarop één of meer van de eisen van titel II van toepassing zijn, toont ten opzichte van de relevante TSB aan dat hij aan de eisen van titel II van deze verordening voldoet doordat hij de bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure voor de koppeling van elke transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, elke transmissiegekoppelde distributie-installatie en elk transmissiegekoppeld distributiesysteem als omschreven in de artikelen 23 tot en met 26 succesvol heeft voltooid.

3.   De relevante TSB specificeert verdere details betreffende de bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure en stelt deze publiek beschikbaar.

Artikel 23

Inschakelbedrijfsvoeringsnotificatie

1.   Een EON machtigt de eigenaar van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van een transmissiegekoppeld distributiesysteem om zijn interne netwerk en de eigenbedrijfsinstallatie in te schakelen door middel van de netwerkaansluiting zoals gespecificeerd op het aansluitpunt.

2.   Een EON wordt door de relevante TSB verstrekt, op voorwaarde van voltooiing van de voorbereidende werkzaamheden, inclusief overeenstemming tussen de relevante TSB en de eigenaar de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem inzake de beveiligings- en regelinstellingen die relevant zijn voor het aansluitpunt.

Artikel 24

Voorlopige bedrijfsvoeringsnotificatie

1.   Een ION machtigt de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem om de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem gedurende een beperkte tijdsperiode te exploiteren met gebruikmaking van de netaansluiting.

2.   Een ION wordt door de relevante TSB verstrekt, op voorwaarde van voltooiing van het gegevens- en studie-evaluatieproces als vereist bij het onderhavige artikel.

3.   Wat het gegevens- en studie-evaluatieproces betreft, heeft de relevante TSB het recht om van de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem verzoeken dat hij de volgende gegevens verstrekt:

a)

een gespecificeerde verklaring van overeenstemming;

b)

gedetailleerde technische gegevens over de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem met relevantie voor de netaansluiting als gespecificeerd door de TSB;

c)

door een erkende certificerende instantie eerder verstrekte conformiteitscertificaten in verband met de transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties en transmissiegekoppelde distributiesystemen, wanneer die mede worden gebruikt als onderdeel van het bewijs van conformiteit;

d)

simulatiemodellen als gespecificeerd in artikel 21 en vereist door de TSB;

e)

studies die het verwachte stationaire en dynamische gedrag aantonen als vereist overeenkomstig de artikelen 43, 46 en 47;

f)

details van de beoogde praktische methode voor de uitvoering van de conformiteitstests overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel IV.

4.   De maximumperiode waarin de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem een ION-status kan behouden, is 24 maanden. De relevante TSB kan een kortere periode voor de geldigheid van de ION specificeren. Een verlenging van de ION wordt uitsluitend toegestaan als de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt op weg naar volledige conformiteit. Nog aanwezige problemen worden op het moment van de aanvraag van de verlenging duidelijk geïdentificeerd.

5.   Een verlenging van de periode waarin de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem de ION-status kan behouden, langer dan de overeenkomstig lid 4 toegestane periode, kan worden verleend als bij de relevante TSB een verzoek om een afwijking overeenkomstig de in artikel 50 vastgestelde afwijkingsprocedure is ingediend voordat de einddatum van bedoelde periode is bereikt.

Artikel 25

Definitieve bedrijfsvoeringsnotificatie

1.   Een FON machtigt de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem om de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem te exploiteren met gebruikmaking van de netaansluiting.

2.   Een FON wordt door de relevante TSB verstrekt na voorafgaand opheffen van alle incompatibiliteiten die bij het verkrijgen van de ION-status zijn geconstateerd en op voorwaarde van voltooiing van het gegevens- en studie-evaluatieproces als vereist bij dit artikel.

3.   Ten behoeve van het gegevens- en studie-evaluatieproces dient de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem de volgende elementen in bij de relevante TSB:

a)

een gespecificeerde verklaring van overeenstemming; en

b)

een actualisering van de toepasselijke technische gegevens, simulatiemodellen en studies als bedoeld in artikel 24, lid 3, onder b), d) en e), inclusief daadwerkelijk bij de tests gemeten waarden.

4.   Wanneer incompatibiliteit is aangetoond in verband met de uitreiking van de FON, kan op bij de relevante TSB ingediend verzoek een afwijking worden toegestaan overeenkomstig de in titel V, hoofdstuk 2, beschreven afwijkingsprocedure. De relevante TSB verstrekt een FON indien de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem in overeenstemming is met het bepaalde voor een afwijking.

Wanneer een afwijkingsverzoek wordt verworpen, kan de relevante TSB het bedrijf van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem weigeren totdat de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem en de relevante TSB de incompatibiliteit oplossen en de relevante TSB oordeelt dat de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem voldoet aan de bepalingen van deze verordening.

Wanneer de relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem de incompatibiliteit niet binnen een redelijk tijdsbestek oplossen, maar in ieder geval uiterlijk zes maanden na kennisgeving van de weigering van het afwijkingsverzoek, kan iedere partij de kwestie ter besluit voorleggen aan de regulerende instantie.

Artikel 26

Beperkte bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure

1.   Eigenaren van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties of beheerders van transmissiegekoppelde distributiesystemen aan wie een FON is verstrekt, informeren de relevante TSB uiterlijk 24 uur nadat het incident heeft plaatsgevonden over de volgende omstandigheden:

a)

de installatie is tijdelijk onderhevig aan een ingrijpende aanpassing of een verlies van capaciteit waardoor het gedrag wordt beïnvloed; of

b)

een defect van apparatuur dat resulteert in een niet-conformiteit met bepaalde relevante eisen.

Afhankelijk van de aard van de wijzigingen kan met de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem overeenstemming worden bereikt over een langere termijn om de relevante TSB te informeren.

2.   De eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem vraagt bij de relevante TSB een beperkte bedrijfsvoeringsnotificatie (LON) aan indien de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem verwacht dat de in lid 1 omschreven omstandigheden langer dan drie maanden aanhouden.

3.   De relevante TSB reikt een LON uit die de volgende duidelijk identificeerbare informatie bevat:

a)

de niet-opgeloste problemen die het verstrekken van de LON rechtvaardigen;

b)

de verantwoordelijkheden en de tijdsduur voor realisatie van de verwachte oplossing; en

c)

de maximale geldigheidsduur, die niet meer dan twaalf maanden mag bedragen. De initieel toegestane periode kan korter zijn, met de mogelijkheid tot verlenging wanneer tot tevredenheid van de relevante TSB bewijzen worden geleverd die aantonen dat substantiële vooruitgang is geboekt op weg naar volledige conformiteit.

4.   De FON wordt gedurende de geldigheidsduur van de LON opgeschort wat de items betreft waarvoor de LON is verstrekt.

5.   Een verdere verlenging van de geldigheidsduur van de LON kan worden verleend indien bij de relevante TSB om een afwijking wordt verzocht voordat die geldigheidsduur is afgelopen en in overeenstemming met de in titel V, hoofdstuk 2, omschreven afwijkingsprocedure.

6.   Vanaf het moment dat de LON niet meer geldig is, kan de relevante TSB de bedrijfsvoering van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem weigeren. In dergelijke gevallen vervalt de geldigheid van de FON automatisch.

7.   Wanneer de relevante TSB geen verlenging van de geldigheidsduur van de LON overeenkomstig lid 5 verleent of wanneer hij overeenkomstig lid 6 de bedrijfsvoering van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie of het transmissiegekoppelde distributiesysteem weigert vanaf het moment dat de LON niet meer geldig is, kan de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem de kwestie ter besluit voorleggen aan de regulerende instantie binnen een tijdsbestek van zes maanden na kennisgeving van het besluit van de relevante TSB.

TITEL III

AANSLUITING VAN VERBRUIKSEENHEDEN DIE DOOR EEN VERBRUIKSINSTALLATIE OF EEN GESLOTEN DISTRIBUTIESYSTEEM WORDEN GEBRUIKT OM DIENSTEN VOOR VRAAGSTURING AAN SYSTEEMBEHEERDERS TE LEVEREN

HOOFDSTUK 1

Algemene eisen

Artikel 27

Algemene bepalingen

1.   Aan systeembeheerders geleverde diensten voor vraagsturing worden onderscheiden aan de hand van de volgende categorieën:

a)

op afstand geregeld:

i)

vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen;

ii)

vraagsturing om het blindvermogen te regelen;

iii)

vraagsturing om transmissiebeperking te beheren.

b)

autonoom geregeld:

i)

vraagsturing op basis van frequentieregeling;

ii)

zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen.

2.   Verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen kunnen diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's leveren. Diensten voor vraagsturing kunnen, gezamenlijk of afzonderlijk, omhoog of omlaag regelen van het verbruik omvatten.

3.   De in lid 1 genoemde categorieën sluiten elkaar niet wederzijds uit en deze verordening vormt geen beletsel voor de ontwikkeling van andere categorieën. Deze verordening is niet van toepassing op diensten voor vraagsturing die aan andere entiteiten dan relevante systeembeheerders of relevante TSB's worden geleverd.

Artikel 28

Specifieke bepalingen voor verbruikseenheden met vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen, vraagsturing om het blindvermogen te regelen en vraagsturing om transmissiebeperking te beheren

1.   Verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen kunnen vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen, vraagsturing om het blindvermogen te regelen of vraagsturing om transmissiebeperking te beheren van de vraagsturing aanbieden aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's.

2.   Verbruiksinstallaties met vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen, vraagsturing om het blindvermogen te regelen of vraagsturing om transmissiebeperking te beheren voldoen afzonderlijk of, indien deze geen deel uitmaken van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, gezamenlijk als onderdeel van de aggregatie van het verbruik door een derde partij aan de volgende eisen:

a)

zij zijn in staat in bedrijf te zijn binnen de in artikel 12, lid 1, gespecificeerde frequentiebanden en de in artikel 12, lid 2, gespecificeerde uitgebreide band;

b)

zij zijn in staat in bedrijf te zijn binnen de in artikel 13 gespecificeerde spanningsbereiken indien deze verbonden zijn met een spanningsniveau van ten minste 110 kV;

c)

zij zijn in staat in bedrijf te zijn binnen de bedrijfsspanningsbereik van het systeem op het aansluitpunt als gespecificeerd door de relevante systeembeheerder, indien verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV. Met betrekking tot dit bereik wordt rekening gehouden met bestaande normen en worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie geraadpleegd overeenkomstig artikel 9, lid 1;

d)

zij zijn in staat de vermogensopname uit het net te regelen binnen een band die gelijk is aan de door de relevante TSB direct of indirect via een derde partij overeengekomen band;

e)

zij zijn uitgerust om, direct of indirect via een derde partij instructies te ontvangen van de relevante systeembeheerder of de relevante TSB om het verbruik aan te passen en de benodigde informatie door te geven. De relevante systeembeheerder maakt de goedgekeurde technische specificaties om deze overdracht van informatie mogelijk te maken publiek beschikbaar. Voor verbruikseenheden die zijn verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie met betrekking tot deze specificaties geraadpleegd overeenkomstig artikel 9, lid 1;

f)

zij zijn in staat de vermogensopname binnen een door de relevante systeembeheerder of de relevante TSO gespecificeerde tijdsperiode aan te passen. Voor verbruikseenheden die zijn verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie met betrekking tot deze specificaties geraadpleegd overeenkomstig artikel 9, lid 1;

g)

zij zijn in staat tot volledige uitvoering van een door de relevante systeembeheerder of de relevante TSB verstrekte instructie betreffende de aanpassing van de vermogensopname tot aan de limieten van de elektrische beveiliging, tenzij er contractueel een methode is overeengekomen met de relevante systeembeheerder of de relevante TSB met betrekking tot het vervangen van de desbetreffende bijdrage (inclusief de gebundelde bijdrage van verbruiksinstallaties via een derde partij);

h)

zodra een aanpassing van de vermogensopname heeft plaatsgevonden en gedurende de gevraagde aanpassing, zal het verbruik ten behoeve van het verlenen van de dienst, indien de relevante systeembeheerder of de relevante TSB dat vereist, enkel aan tot aan de limieten van de elektrische beveiliging worden aangepast, tenzij er contractueel een methode is overeengekomen met de relevante systeembeheerder of de relevante TSB met betrekking tot het vervangen van de desbetreffende bijdrage (inclusief de geaggregeerde bijdrage van verbruiksinstallaties via een derde partij). Instructies tot aanpassing van de vermogensopname kunnen onmiddellijke of uitgestelde effecten hebben;

i)

de relevante systeembeheerder of de relevante TSB wordt in kennis gesteld van de aanpassing van de capaciteit van de vraagsturing. De relevante systeembeheerder of de relevante TSB specificeert de bijzonderheden van de kennisgeving;

j)

indien de relevante systeembeheerder of de relevante TSB direct of indirect via een derde partij opdracht geeft tot aanpassing van de vermogensopname wordt de aanpassing van een gedeelte van het verbruik mogelijk gemaakt als reactie op een instructie van de relevante systeembeheerder of de relevante TSB, binnen de grenzen die zijn overeengekomen met de eigenaar van de verbruiksinstallatie of met de GDSB en in overeenstemming met de instellingen van de verbruikseenheid;

k)

zij zijn bestand tegen het niet ontkoppelen van het net ten gevolge van een frequentiegradient tot een waarde zoals gespecificeerd door de relevante TSB. Wat betreft deze ongevoeligheid wordt de waarde van de frequentiegradiënt berekend gedurende een tijdsbestek van 500 ms. Voor verbruikseenheden die zijn verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie met betrekking tot deze specificaties geraadpleegd overeenkomstig artikel 9, lid 1;

l)

zij zijn in staat, indien de aanpassing van de vermogensopname is gespecificeerd via de frequentieregeling en/of de spanningsregeling, en via een door de relevante systeembeheerder of de relevante TSB verstuurd prealarmsignaal, direct of indirect via een derde partij instructies van de relevante systeembeheerder of de relevante TSB kunnen worden ontvangen om de frequentiewaarde en/of de spanningswaarde te meten, opdracht te geven tot het ontkoppelen van verbruik en de informatie door te geven. De relevante systeembeheerder specificeert de goedgekeurde technische specificaties om deze overdracht van informatie mogelijk te maken. Voor verbruikseenheden die zijn verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie met betrekking tot deze specificaties geraadpleegd overeenkomstig artikel 9, lid 1.

3.   Voor spanningsregeling met ontkoppelen of herinschakelen van statische-compensatie-installaties is elke transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of elk transmissiegekoppeld distributiesysteem ertoe in staat de desbetreffende statische-compensatie-installaties op directe of indirecte wijze afzonderlijk of gezamenlijk als onderdeel van de aggregatie van het verbruik door een derde partij in te schakelen of te ontkoppelen als reactie op een door de relevante TSB verstuurde instructie, of onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in het contract tussen de relevante TSB en de eigenaar van de verbruiksinstallatie of de GDSB.

Artikel 29

Specifieke bepalingen voor verbruikseenheden met vraagsturing op basis van frequentieregeling

1.   Verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen kunnen vraagsturing op basis van frequentieregeling aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's leveren.

2.   Verbruiksinstallaties met vraagsturing op basis van frequentieregeling voldoen afzonderlijk of, indien deze geen deel uitmaken van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, gezamenlijk als onderdeel van de aggregatie van het verbruik door een derde partij aan de volgende eisen:

a)

zij zijn in staat in bedrijf te zijn binnen de in artikel 12, lid 1, gespecificeerde frequentiebanden en de in artikel 12, lid 2, gespecificeerde uitgebreide bandbreedte;

b)

zij zijn in staat in bedrijf te zijn binnen de in artikel 13 gespecificeerde spanningsbereik indien deze verbonden zijn met een spanningsniveau van ten minste 110 kV;

c)

zij zijn in staat in bedrijf te zijn binnen de bedrijfsspanningsbereik van het systeem op het aansluitpunt als gespecificeerd door de relevante systeembeheerder, indien verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV. Met betrekking tot dit bereik wordt rekening gehouden met bestaande normen en worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie overeenkomstig artikel 9, lid 1, geraadpleegd;

d)

zij zijn voorzien van een regelsysteem dat ongevoelig is binnen een dode band rond de nominale systeemfrequentie van 50,00 Hz, met een bandbreedte die door de relevante TSB in overleg met de TSB's in de synchrone zone wordt gespecificeerd. Voor verbruikseenheden die zijn verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie met betrekking tot deze specificaties geraadpleegd overeenkomstig artikel 9, lid 1;

e)

zij zijn in staat zodra de frequentie binnen de in lid 2, onder d), gespecificeerde dode band is teruggekeerd om een vertragingstijd van maximaal vijf minuten te initiëren voordat het normale bedrijf wordt voortgezet.

De maximale frequentieafwijking van de nominale waarde van 50,00 Hz waarop wordt gereageerd, wordt gespecificeerd door de relevante TSB in overleg met de TSB's in de synchrone zone. Voor verbruikseenheden die zijn verbonden met een spanningsniveau onder de 110 kV worden de relevante belanghebbenden voorafgaand aan de goedkeuring overeenkomstig artikel 6 door de regulerende instantie met betrekking tot deze specificaties geraadpleegd overeenkomstig artikel 9, lid 1.

Het verbruik wordt verhoogd of verlaagd voor een systeemfrequentie die respectievelijk boven of onder de dode band van nominaal 50,00 Hz ligt;

f)

zij zijn voorzien van een regeling die de actuele systeemfrequentie meet. De metingen wordt ten minste om de 0,2 seconden herhaald;

g)

zij zijn in staat een wijziging van de systeemfrequentie van 0,01 Hz te detecteren, teneinde een globale lineaire proportionele systeemrespons te geven, waarbij rekening wordt gehouden met de gevoeligheid van de vraagsturing op basis van frequentieregeling en de nauwkeurigheid van de frequentiemeting en de daaruit voortvloeiende aanpassing van het verbruik. De verbruikseenheid is in staat tot een snelle detectie van en respons op wijzigingen van de systeemfrequentie, als gespecificeerd door de relevante TSB in overleg met de TSB's in de synchrone zone. Bij de meting van de frequentie in stationaire toestand is een verschil van maximaal 0,05 Hz toegestaan.

Artikel 30

Specifieke bepalingen voor verbruikseenheden met zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen

1.   De relevante TSB kan in overleg met de relevante systeembeheerder een contract sluiten betreffende de levering van een zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen met een eigenaar van een verbruiksinstallatie of een GDSB (eventueel via een derde partij).

2.   Als de in lid 1 bedoelde overeenkomst tot stand komt, wordt het volgende in het in lid 1 bedoelde contract gespecificeerd:

a)

een verandering van het werkzaam vermogen bijvoorbeeld gerelateerd aan de gradiënt van de frequentie voor een deel van het verbruik;

b)

het werkingsprincipe van dit regelsysteem en de daarmee verband houdende prestatieparameters;

c)

de responstijd voor zeer snelle regeling van het werkzaam vermogen die niet langer dan twee seconden mag zijn.

HOOFDSTUK 2

Bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure

Artikel 31

Algemene bepalingen

1.   Wat betreft de bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure voor verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan systeembeheerders te leveren, wordt een onderscheid gemaakt tussen:

a)

verbruikseenheden met een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem verbonden met een spanningsniveau van 1 000 V of lager;

b)

verbruikseenheden met een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem verbonden met een spanningsniveau boven de 1 000 V;

2.   Elke eigenaar van een verbruiksinstallatie of GDSB die vraagsturing aan een relevante systeembeheerder of een relevante TSB levert, bevestigt direct of indirect via een derde partij tegenover de relevante systeembeheerder of relevante TSB de mogelijkheden om te voldoen aan de in hoofdstuk 1 van titel III van deze verordening genoemde eisen betreffende het technische ontwerp en de operationele kenmerken.

3.   De eigenaar van de verbruiksinstallatie of de GDSB stelt de relevante systeembeheerder of de relevante TSB direct of indirect via een derde partij van tevoren in kennis van elk besluit geen diensten voor vraagsturing meer aan te bieden en/of van de permanente verwijdering van een verbruikseenheid met vraagsturing. Deze informatie kan overeenkomstig de specificatie van de relevante systeembeheerder of de relevante TSB worden gebundeld.

4.   De relevante systeembeheerder specificeert verdere details betreffende de bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure en stelt deze publiek beschikbaar.

Artikel 32

Procedures voor verbruikseenheden binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem verbonden met een spanningsniveau van 1 000 V of lager

1.   De bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure voor een verbruikseenheid binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem verbonden met een spanningsniveau van 1 000 V of lager omvat een installatiedocument.

2.   Het model voor het installatiedocument wordt door de relevante systeembeheerder verstrekt en over de inhoud ervan wordt direct of indirect via een derde partij overeenstemming bereikt met de relevante TSB.

3.   Op basis van een installatiedocument verstrekt de eigenaar van de verbruiksinstallatie of de GDSB direct of indirect via een derde partij informatie aan de relevante systeembeheerder of de relevante TSB. De informatie wordt verstrekt voordat de capaciteit van de vraagsturing door de verbruikseenheid op de markt wordt aangeboden. In de in het installatiedocument bepaalde eisen wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten aansluitingen en tussen de verschillende categorieën diensten voor vraagsturing.

4.   Voor opeenvolgende verbruikseenheden met vraagsturing worden afzonderlijke installatiedocumenten verstrekt.

5.   De inhoud van het installatiedocument van afzonderlijke verbruikseenheden kan door de relevante systeembeheerder of de relevante TSB worden gebundeld.

6.   Het installatiedocument bevat de volgende items:

a)

de locatie waarop de verbruikseenheid met vraagsturing verbonden is met het net;

b)

de maximumcapaciteit van de vraagsturingsinstallatie in kW;

c)

het soort diensten voor vraagsturing;

d)

het verbruikseenheidscertificaat en het conformiteitscertificaat, naargelang van wat relevant is voor de dienst voor de vraagsturing of, indien dit niet beschikbaar is, gelijkwaardige informatie;

e)

de contactgegevens van de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de beheerder van het gesloten distributiesysteem of de derde partij die de verbruikseenheden van de verbruiksinstallatie of het gesloten distributiesysteem bundelt.

Artikel 33

Procedures voor verbruikseenheden binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem verbonden met een spanningsniveau van meer dan 1 000 V

1.   De bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure voor een verbruikseenheid binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem verbonden met een spanningsniveau van meer dan 1 000 V omvat een DRUD. In overleg met de relevante TSB specificeert de relevante systeembeheerder de inhoud van het DRUD. De inhoud van het DRUD omvat een verklaring van conformiteit waarin de in de artikelen 36 tot en met 47 bedoelde informatie met betrekking tot verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen is opgenomen, maar de in de artikelen 36 tot en met 47 genoemde complianceconformiteits-eisen met betrekking tot verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen kunnen worden vereenvoudigd en gereduceerd tot één bedrijfsvoeringsnotificatiefase. De eigenaar van de verbruiksinstallatie of GDSB verstrekt de benodigde informatie en dient deze in bij de relevante systeembeheerder. Voor opeenvolgende verbruikseenheden met vraagsturing worden afzonderlijke DRUD's verstrekt.

2.   Op basis van het DRUD verstrekt de relevante systeembeheerder een FON aan de eigenaar van de verbruiksinstallatie of de GDSB.

TITEL IV

COMPLIANCE

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 34

Verantwoordelijkheid van de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de beheerder van het distributiesysteem en de beheerder van het gesloten distributiesysteem

1.   Eigenaren van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties en DSB's zorgen ervoor dat hun transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties of distributiesystemen voldoen aan de eisen van deze verordening. Een eigenaar van een verbruiksinstallatie of een GDSB die diensten voor vraagsturing verstrekt aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's zorgt ervoor dat de verbruikseenheid voldoet aan de eisen van deze verordening.

2.   Indien de eisen van deze verordening van toepassing zijn op verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren, kan de eigenaar van de verbruiksinstallatie of de GDSB taken volledig of gedeeltelijk aan derde partijen delegeren, waaronder de communicatie met de relevante systeembeheerder of relevante TSB en het verzamelen van documentatie van de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB ter onderbouwing van de conformiteit.

Derde partijen worden behandeld als individuele gebruikers die het recht hebben relevante documentatie bijeen te brengen en de conformiteit van hun geaggregeerde verbruiksinstallaties of geaggregeerde gesloten distributiesystemen met de bepalingen van deze verordening aan te tonen. Verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen die diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's leveren, kunnen gezamenlijk via derde partijen handelen.

3.   Indien via derde partijen aan verplichtingen wordt voldaan, hoeven die derde partijen de relevante systeembeheerder uitsluitend in kennis te stellen van wijzigingen van het pakket aan aangeboden diensten, waarbij rekening wordt gehouden met locatiespecifieke diensten.

4.   Indien de eisen door de relevante TSB zijn gespecificeerd of betrekking hebben op het bedrijf van het systeem van de relevante TSB, kan overeenstemming met de relevante TSB worden bereikt over alternatieve tests of eisen met betrekking tot de acceptatie van testresultaten.

5.   Van elke intentie om de technische kenmerken van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid aan te passen, waardoor de conformiteit met de eisen van de hoofdstukken 2 tot en met 4 van titel IV wordt beïnvloed, wordt de relevante systeembeheerder direct of indirect via een derde partij voorafgaand aan een dergelijke aanpassing binnen de door de relevante systeembeheerder gespecificeerde termijn in kennis gesteld.

6.   Van elk operationeel incident en elke storing van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid, waardoor de conformiteit met de eisen van de hoofdstukken 2 tot en met 4 van titel IV wordt beïnvloed, wordt de relevante systeembeheerder direct of indirect via een derde partij zo spoedig mogelijk nadat een dergelijk incident heeft plaatsgevonden in kennis gesteld.

7.   Voor alle geplande beproevingsschema's en -procedures om de conformiteit van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid met de eisen van deze verordening te verifiëren, ontvangt de relevante systeembeheerder binnen de door de relevante systeembeheerder gespecificeerde termijn een kennisgeving en verstrekt de relevante systeembeheerder voor aanvang goedkeuring.

8.   De relevante systeembeheerder kan deelnemen aan dergelijke tests en kan het gedrag van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem en de verbruikseenheid registreren.

Artikel 35

Taken van de relevante systeembeheerder

1.   De relevante systeembeheerder beoordeelt de conformiteit van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie, een distributiesysteem of een verbruikseenheid met de eisen van deze verordening gedurende de gehele levensduur van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid. De eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB wordt geïnformeerd over de resultaten van deze toetsing.

De conformiteit van een verbruikseenheid die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante TSB's te leveren, wordt gezamenlijk door de relevante TSB en de relevante systeembeheerder beoordeeld, indien van toepassing in overleg met de derde partij die bij de aggregatie van het verbruik is betrokken.

2.   De relevante systeembeheerder kan erom verzoeken dat de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB conformiteitstests en -simulaties uitvoert overeenkomstig een herhalingsplan of algemeen schema, of nadat een defect, aanpassing of vervanging van apparatuur heeft plaatsgevonden die een effect kan hebben op de conformiteit van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid met de eisen van deze verordening.

De eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB wordt ingelicht over de resultaten van deze conformiteitstests en -simulaties.

3.   De relevante systeembeheerder maakt een lijst van te verstrekken informatie en documenten publiek beschikbaar, alsmede van de eisen waaraan de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB in het kader van het conformiteitsproces moet voldoen. De lijst heeft ten minste betrekking op de volgende informatie, documenten en eisen:

a)

alle door de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB te verstrekken documentatie en certificaten;

b)

details van de benodigde technische gegevens van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid die relevant zijn voor de aansluiting op of het bedrijf van het net;

c)

eisen voor modellen voor studies betreffende het stationaire en dynamische systeem;

d)

een tijdschema voor het verstrekken van de systeemgegevens die vereist zijn om de studies uit te voeren;

e)

studies door de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB om het verwachte stationaire en dynamische gedrag in overeenstemming met de eisen van de artikelen 43 tot en met 45 aan te tonen;

f)

voorwaarden en procedures, inclusief het toepassingsgebied voor de registratie van conformiteitscertificaten;

g)

voorwaarden en procedures voor de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB met betrekking tot het gebruik van relevante conformiteitscertificaten die zijn verstrekt door een erkende certificerende instantie.

4.   De relevante systeembeheerder maakt de verdeling openbaar van de verantwoordelijkheden tussen de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB en de systeembeheerder in verband met conformiteitstests, -simulatie en -monitoring.

5.   De relevante systeembeheerder kan de uitvoering van zijn conformiteitsmonitoring geheel of gedeeltelijk delegeren aan derde partijen. In dergelijke gevallen blijft de relevante systeembeheerder waken over de naleving van artikel 11, inclusief het aangaan van geheimhoudingsverklaringen met de desbetreffende vertegenwoordiger.

6.   Wanneer er geen conformiteitstests of -simulaties, zoals overeengekomen tussen de relevante systeembeheerder en de eigenaar van de elektriciteitsproductie-installatie, kunnen worden uitgevoerd om redenen die zijn toe te schrijven aan de relevante systeembeheerder, dan weigert de relevante systeembeheerder niet op onredelijke gronden de in titel II en titel III bedoelde bedrijfsvoeringsnotificatie te verstrekken.

HOOFDSTUK 2

Conformiteitstests

Artikel 36

Gemeenschappelijke bepalingen voor het systeem van conformiteitstests

1.   De tests ter beproeving van het gedrag van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie of een verbruikseenheid met vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen, vraagsturing om het blindvermogen te regelen of vraagsturing om transmissiebeperking te beheren, zijn erop gericht aan te tonen dat aan de eisen van deze verordening wordt voldaan.

2.   Onverminderd de in deze verordening vervatte minimumeisen voor het beproeven van de conformiteit, kan de relevante systeembeheerder:

a)

de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB toestemming verlenen voor de uitvoering van een alternatieve reeks tests, op voorwaarde dat deze tests efficiënt zijn en volstaan om aan te tonen dat een distributiesysteem in overeenstemming is met de eisen van deze verordening; en

b)

van de eigenaar van de verbruiksinstallatie eisen dat hij extra of alternatieve tests uitvoert in gevallen waarin de aan de relevante systeembeheerder verstrekte informatie in verband met de conformiteitstests overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 37 tot en met 41 niet volstaat om overeenstemming met de eisen van deze verordening aan te tonen.

3.   De eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB is verantwoordelijk voor de uitvoering van de tests overeenkomstig de in hoofdstuk 2 van titel IV vastgestelde voorwaarden. De relevante systeembeheerder werkt hieraan mee en vertraagt de uitvoering van de tests niet op onrechtmatige wijze.

4.   De relevante systeembeheerder kan deelnemen aan de conformiteitstests, op de locatie zelf of op afstand vanuit de controlecentrum van de systeembeheerder. Voor dat doel levert de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB monitoringapparatuur die benodigd is om alle relevante testsignalen en metingen te registreren, en zorgt hij ervoor dat de nodige vertegenwoordigers van de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB gedurende de gehele testperiode op de locatie beschikbaar zijn. Als de systeembeheerder voor geselecteerde tests zijn eigen apparatuur wenst te gebruiken om het gedrag te registreren, worden de door de relevante systeembeheerder gespecificeerde signalen doorgestuurd. De relevante systeembeheerder kan volledig zelfstandig beslissen over zijn deelname.

Artikel 37

Conformiteitstests voor het ontkoppelen en herinschakelen van transmissiegekoppelde distributie-installaties

1.   De transmissiegekoppelde distributie-installaties voldoen aan de in artikel 19 vastgelegde eisen met betrekking tot het ontkoppelen en herinschakelen, en worden aan de volgende conformiteitstests onderworpen.

2.   Met betrekking tot het testen van de mogelijkheid tot herinschakelen na incidentele ontkoppeling als gevolg van een storing op het net wordt het herinschakelen tot stand gebracht door middel van een procedure voor het herinschakelen, bij voorkeur op geautomatiseerde wijze, waarvoor de relevante TSB toestemming heeft verleend.

3.   Met betrekking tot de synchronisatietest wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde distributie-installatie technisch in staat is tot synchronisatie. Bij deze test worden de instellingen van de synchronisatieapparatuur geverifieerd. Deze test heeft betrekking op de volgende zaken: de spanning, de frequentie, het fasehoekbereik, de afwijking van spanning en frequentie.

4.   Met betrekking tot de test ten aanzien van de ontkoppeling op afstand, wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde distributie-installatie technisch in staat is tot ontkoppeling op afstand op het aansluitpunt of de aansluitpunten van het transmissiesysteem, wanneer vereist door de relevante TSB en binnen de door de relevante TSB gespecificeerde tijd.

5.   Met betrekking tot de test betreffende de ontkoppeling van verbruik bij lage frequentie wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde distributie-installatie technisch in staat is tot ontkoppeling van verbruik bij lage frequentie van een percentage van het verbruik dat door de relevante TSB in overleg met de betrokken naburige TSB's is gespecificeerd, voor zover deze overeenkomstig artikel 19 hiervoor is uitgerust.

6.   Met betrekking tot de test betreffende de ontkoppeling van verbruik bij lage frequentie via relais wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde distributie-installatie overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, technisch in staat is tot bedrijf bij een nominale AC-voedingsspanning. Deze AC-voedingsspanning wordt gespecificeerd door de relevante TSB.

7.   Met betrekking tot de test betreffende de ontkoppeling van verbruik bij lage spanning wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde distributie-installatie overeenkomstig artikel 19, lid 2, technisch in staat is tot bedrijf in één actie met het in artikel 19, lid 3, genoemde blokkeren van een trappenschakelaar.

8.   In plaats van een deel van de in lid 1 genoemde tests kan een conformiteitscertificaat worden gebruikt, op voorwaarde dat dit certificaat aan de relevante TSB wordt verstrekt.

Artikel 38

Conformiteitstests voor de informatie-uitwisseling met betrekking tot transmissiegekoppelde distributie-installaties

1.   Met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen de relevante TSB en de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem in realtime of op gezette tijden, wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde distributie-installatie technisch in staat is te voldoen aan de overeenkomstig artikel 18, lid 3, vastgestelde norm betreffende informatie-uitwisseling.

2.   In plaats van een deel van de in lid 1 genoemde tests kan een conformiteitscertificaat worden gebruikt, op voorwaarde dat dit certificaat aan de relevante TSB wordt verstrekt.

Artikel 39

Conformiteitstests voor het ontkoppelen en herinschakelen van transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties

1.   De transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties voldoen aan de in artikel 19 vastgelegde eisen met betrekking tot het ontkoppelen en herinschakelen, en worden aan de volgende conformiteitstests onderworpen.

2.   Met betrekking tot het testen van de mogelijkheden tot herinschakelen na incidentele ontkoppeling als gevolg van een storing op het net wordt het herinschakelen tot stand gebracht door middel van een procedure voor het herinschakelen, bij voorkeur op geautomatiseerde wijze, waarvoor de relevante TSB toestemming heeft verleend.

3.   Met betrekking tot de synchronisatietest wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie technisch in staat is tot synchronisatie. Bij deze test worden de instellingen van de synchronisatieapparatuur geverifieerd. Deze test heeft betrekking op de volgende zaken: de spanning, de frequentie, het fasehoekbereik, de afwijking van spanning en frequentie.

4.   Met betrekking tot de test ten aanzien van de ontkoppeling op afstand, wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie technisch in staat is tot ontkoppeling op afstand op het aansluitpunt of de aansluitpunten van het transmissiesysteem, wanneer vereist door de relevante TSB en binnen de door de relevante TSB gespecificeerde tijd.

5.   Met betrekking tot de test betreffende de ontkoppeling van verbruik bij lage frequentie via relais wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie overeenkomstig artikel 19, leden 1 en 2, technisch in staat is tot bedrijf bij een nominale AC-voedingsspanning. Deze AC-voedingsspanning wordt gespecificeerd door de relevante TSB.

6.   Met betrekking tot de test betreffende de ontkoppeling van verbruik bij lage spanning wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie overeenkomstig artikel 19, lid 2, technisch in staat is tot bedrijf in één actie met het in artikel 19, lid 3, genoemde blokkeren van een trappenschakelaar.

7.   In plaats van een deel van de in lid 1 genoemde tests kan een conformiteitscertificaat worden gebruikt, op voorwaarde dat dit certificaat aan de relevante TSB wordt verstrekt.

Artikel 40

Conformiteitstests voor de informatie-uitwisseling met betrekking tot transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties

1.   Met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen de relevante TSB en de eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie in realtime of periodiek, wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie technisch in staat is te voldoen aan de overeenkomstig artikel 18, lid 3, vastgestelde norm betreffende informatie-uitwisseling.

2.   In plaats van een deel van de in lid 1 genoemde tests kan een conformiteitscertificaat worden gebruikt, op voorwaarde dat dit certificaat aan de relevante TSB wordt verstrekt.

Artikel 41

Conformiteitstests voor verbruikseenheden met vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen, vraagsturing om het blindvermogen te regelen en vraagsturing om transmissiebeperking te beheren

1.   Met betrekking tot de test betreffende de aanpassing van het verbruik gelden de volgende eisen:

a)

het wordt aangetoond dat de verbruikseenheid die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt om vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen, vraagsturing om het blindvermogen te regelen en vraagsturing om transmissiebeperking te beheren, afzonderlijk of gezamenlijk als onderdeel van de aggregatie van het verbruik door een derde partij technisch in staat is tot aanpassing van de vermogensopname, nadat een instructie van de relevante systeembeheerder of relevante TSB is ontvangen, binnen de band, de tijdsduur en het tijdsbestek die van tevoren zijn overeengekomen en die overeenkomstig artikel 28 zijn vastgesteld;

b)

de test wordt uitgevoerd naar aanleiding van een instructie of door de ontvangst van een instructie van de relevante systeembeheerder of de relevante TSB te simuleren, waarbij de vermogensopname van de verbruiksinstallatie of het gesloten distributiesysteem wordt aangepast;

c)

de test wordt als succesvol beschouwd als aan de door de relevante systeembeheerder of relevante TSB overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder d), f), g), h), k) en l) gespecificeerde voorwaarden is voldaan;

d)

in plaats van een deel van de in lid 1, onder b), genoemde tests kan een conformiteitscertificaat worden gebruikt, op voorwaarde dat dit certificaat aan de relevante systeembeheerder of de relevante TSB wordt verstrekt.

2.   Met betrekking tot de test betreffende het ontkoppelen of herinschakelen van statische-compensatie-installaties, gelden de volgende eisen:

a)

het wordt aangetoond dat de verbruikseenheid die door de eigenaar van een verbruiksinstallatie of de beheerder van een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt om vraagsturing om het werkzaam vermogen te regelen, vraagsturing om het blindvermogen te regelen en vraagsturing om transmissiebeperking te beheren, afzonderlijk of gezamenlijk als onderdeel van de aggregatie van het verbruik door een derde partij technisch in staat is tot ontkoppelen en/of herinschakelen van de desbetreffende statische-compensatie-installatie, wanneer een instructie van de relevante systeembeheerder of relevante TSB wordt ontvangen, binnen het tijdsbestek dat overeenkomstig artikel 28 wordt verwacht;

b)

de test wordt uitgevoerd door te simuleren dat een instructie van de relevante systeembeheerder of de relevante TSB wordt ontvangen en vervolgens de statische-compensatie-installatie te ontkoppelen, en door te simuleren dat een instructie van de relevante systeembeheerder of de relevante TSB wordt ontvangen en de installatie vervolgens herinschakelen;

c)

de test wordt als succesvol beschouwd als aan de door de relevante systeembeheerder of relevante TSB overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder d), f), g), h), k) en l) gespecificeerde voorwaarden is voldaan;

HOOFDSTUK 3

Conformiteitssimulatie

Artikel 42

Gemeenschappelijke bepalingen in verband met conformiteitssimulatie

1.   Door middel van de simulatie van het gedrag van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie of een verbruikseenheid met zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem wordt aangetoond of al dan niet aan de eisen van deze verordening wordt voldaan.

2.   Simulaties worden in de volgende omstandigheden uitgevoerd:

a)

er is een nieuwe verbinding met het transmissiesysteem vereist;

b)

overeenkomstig artikel 30 is een contract gesloten met betrekking tot een nieuwe verbruikseenheid die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt om zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen aan een relevante TSB te leveren;

c)

er vindt een verdere ontwikkeling, vervanging of modernisering van apparatuur plaats;

d)

vermeende niet-naleving van de eisen van deze verordening door de relevante systeembeheerder.

3.   Onverlet de deze verordening vastgelegde minimumeisen betreffende de conformiteitssimulatie, kan de relevante systeembeheerder:

a)

de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB toestemming verlenen voor de uitvoering van een alternatieve reeks simulaties, op voorwaarde dat deze simulaties efficiënt zijn en volstaan om aan te tonen dat een distributiesysteem in overeenstemming is met de eisen van deze verordening of met nationale wetgeving; en

b)

van de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB eisen dat hij extra of alternatieve simulaties uitvoert in gevallen waarin de door de relevante systeembeheerder verstrekte informatie in verband met de conformiteitssimulaties overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 43 tot en met 45 niet volstaat om overeenstemming met de eisen van deze verordening aan te tonen.

4.   De eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem verstrekt een verslag met de simulatieresultaten voor elke afzonderlijke transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of transmissiegekoppelde distributie-installatie. De eigenaar van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of de beheerder van het transmissiegekoppelde distributiesysteem stelt een gevalideerd simulatiemodel op voor een gegeven transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie of transmissiegekoppelde distributie-installatie en stelt dit beschikbaar. De inhoud van de simulatiemodellen wordt toegelicht in artikel 21, leden 1 en 2.

5.   De relevante systeembeheerder kan controleren of een verbruiksinstallatie of een distributiesysteem aan de eisen van deze verordening voldoet aan de hand van eigen conformiteitssimulaties, gebaseerd op de verstrekte simulatieverslagen, simulatiemodellen en bij de conformiteitstests uitgevoerde metingen.

6.   De relevante systeembeheerder verstrekt de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB of de GDSB de technische gegevens en een simulatiemodel van het netwerk, op het benodigde detailniveau om de vereiste simulaties overeenkomstig de artikelen 43 tot en met 45 uit te voeren.

Artikel 43

Conformiteitssimulaties voor transmissiegekoppelde distributie-installaties

1.   Met betrekking tot de simulatie van de capaciteit van een transmissiegekoppelde distributie-installatie voor het leveren van blindvermogen, gelden de volgende eisen:

a)

een simulatiemodel voor de belastingsstroom in stationaire toestand van het net van het transmissiegekoppelde distributiesysteem wordt gebruikt om de uitwisseling van blindvermogen onder verschillende belastings- en productiesituaties te berekenen;

b)

een combinatie van minimale en maximale belastings- en productiesituaties in stationaire toestand, resulterend in de kleinste en grootste uitwisseling van blindvermogen maakt deel uit van de simulaties;

c)

het berekenen van de export van blindvermogen bij een vermogensstroom van het werkzaam vermogen van minder dan 25 % van de maximale importcapaciteit op het aansluitpunt maakt deel uit van de simulaties overeenkomstig artikel 15.

2.   De relevante TSB kan de methode voor de in artikel 15, lid 3, vastgestelde conformiteitssimulatie van de actieve regeling van het blindvermogen specificeren.

3.   De simulatie wordt als succesvol beschouwd indien uit de resultaten blijkt dat is voldaan aan de in artikel 15 vastgelegde eisen.

Artikel 44

Conformiteitssimulaties voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties

1.   Met betrekking tot de simulatie van de capaciteit van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie zonder productie binnen de installatie voor het leveren van blindvermogen, gelden de volgende eisen:

a)

het wordt aangetoond dat de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie zonder productie binnen de installatie in staat is tot het leveren van blindvermogen op het aansluitpunt;

b)

een belastingsstroommodel van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie wordt gebruikt om de uitwisseling van blindvermogen onder verschillende belastingssituaties te berekenen. De minimale en maximale belastingssituaties resulterend in de kleinste en grootste uitwisseling van blindvermogen op het aansluitpunt maken deel uit van de simulaties;

c)

de simulatie wordt als succesvol beschouwd indien uit de resultaten blijkt dat is voldaan aan de in artikel 15, leden 1 en 2, vastgelegde eisen.

2.   Met betrekking tot de simulatie van de mogelijkheden van een transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie met productie binnen de installatie voor het leveren van blindvermogen, gelden de volgende eisen:

a)

een simulatiemodel voor de belastingsstroom van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie wordt gebruikt om de uitwisseling van blindvermogen onder verschillende belastings- en productievoorwaarden te berekenen;

b)

een combinatie van de minimale en maximale belastings- en productiesituaties resulterend in de kleinste en grootste blindvermogenscapaciteit op het aansluitpunt maakt deel uit van de simulaties;

c)

de simulatie wordt als succesvol beschouwd indien uit de resultaten blijkt dat is voldaan aan de in artikel 15, leden 1 en 2, vastgelegde eisen.

Artikel 45

Conformiteitssimulaties voor verbruikseenheden met zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen

1.   Het model van de verbruikseenheid die door een eigenaar van een verbruiksinstallatie of een beheerder van een gesloten distributiesysteem wordt gebruikt om zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen te leveren, toont aan dat de verbruikseenheid technisch in staat is zeer snelle regeling van de vraagsturing van het werkzaam vermogen ter beschikking te stellen bij een gebeurtenis die leidt tot een lage frequentie onder de in artikel 30 genoemde omstandigheden.

2.   De simulatie wordt als succesvol beschouwd indien het model aantoont dat is voldaan aan de in artikel 30 vastgelegde voorwaarden.

HOOFDSTUK 4

Compliance-monitoring

Artikel 46

Compliance-monitoring voor transmissiegekoppelde distributie-installaties

Met betrekking tot compliance-monitoring voor de eisen betreffende het blindvermogen die van toepassing zijn op transmissiegekoppelde distributie-installaties, gelden de volgende eisen:

a)

de transmissiegekoppelde distributie-installatie is voorzien van de benodigde apparatuur om het werkzaam vermogen en het blindvermogen te meten, in overeenstemming met artikel 15; en

b)

de relevante systeembeheerder stelt de tijdsspecificaties voor de compliance-monitoring vast.

Artikel 47

Compliance-monitoring voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties

Met betrekking tot compliance-monitoring voor de eisen betreffende het blindvermogen die van toepassing zijn op transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, gelden de volgende eisen:

a)

de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie is voorzien van de benodigde apparatuur om het werkzaam vermogen en het blindvermogen te meten, in overeenstemming met artikel 15; en

b)

de relevante systeembeheerder stelt de tijdsspecificaties voor de compliance-monitoring vast.

TITEL V

TOEPASSING EN AFWIJKINGEN

HOOFDSTUK 1

Kosten-batenanalyse

Artikel 48

Bepaling van de kosten en baten van de toepassing van eisen op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden

1.   Voorafgaand aan de toepassing van een bij deze verordening vastgestelde eis op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden overeenkomstig artikel 4, lid 3, maakt de relevante TSB een kwalitatieve vergelijking van de aan de toepassing van die eis gerelateerde kosten en baten. Bij deze vergelijking wordt rekening gehouden met de beschikbare netwerkgebaseerde of marktgebaseerde alternatieven. De relevante TSB mag de kwantitatieve kosten-batenanalyse, overeenkomstig de leden 2 tot en met 5, uitsluitend initiëren als uit de kwalitatieve vergelijking blijkt dat de verwachte baten groter zijn dan de verwachte kosten. Indien echter de kosten als hoog of de baten als beperkt worden ingeschat, gaat de relevante TSB niet verder met dit onderzoek.

2.   Na een voorbereidende fase overeenkomstig lid 1 voert de relevante TSB een kwantitatieve kosten-batenanalyse uit in verband met de toepassing op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden van elke in overweging genomen eis waarvan in de voorbereidende fase overeenkomstig lid 1 de potentiële baten zijn aangetoond.

3.   Binnen een termijn van drie maanden na de afronding van de kosten-batenanalyse vat de relevante TSB zijn bevindingen samen in een verslag dat:

a)

de kosten-batenanalyse bevat, alsmede een aanbeveling inzake de verdere gang van zaken;

b)

een voorstel bevat inzake een overgangsperiode voor de toepassing van de eis op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden. Die overgangsperiode neemt niet meer dan twee jaar in beslag, vanaf de datum van het besluit inzake de toepassing van de eis van de regulerende instantie of indien van toepassing van de lidstaat;

c)

wordt onderworpen aan een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 9.

4.   Uiterlijk zes maanden na beëindiging van de openbare raadpleging stelt de relevante TSB een verslag op met een toelichting van het resultaat van de raadpleging en met een voorstel over de toepassing van de eis in kwestie op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden. Het verslag en het voorstel worden ter kennis gebracht van de regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat, en de eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB, de GDSB of, indien van toepassing, de derde partij wordt over de inhoud ervan geïnformeerd.

5.   Het overeenkomstig artikel 4 door de relevante TSB bij de regulerende instantie of, indien van toepassing, de lidstaat ingediende voorstel omvat het volgende:

a)

een bedrijfsvoeringsnotificatieprocedure om aan te tonen dat aan de eisen is voldaan door de bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders of relevante TSB's te leveren;

b)

een overgangsperiode voor het voldoen aan de eisen, waarbij rekening wordt gehouden met de categorieën transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren, en met alle onderliggende belemmeringen voor de efficiënte uitvoering van de wijziging/modernisering van de apparatuur.

Artikel 49

Beginselen van de kosten-batenanalyse

1.   De eigenaren van de verbruiksinstallatie, de DSB's en de GDSB's bieden assistentie en leveren een inhoudelijke bijdrage aan de overeenkomstig de artikelen 48 en 53 uitgevoerde kosten-batenanalyse en verstrekken de vereiste gegevens, als opgevraagd door de relevante systeembeheerder of de relevante TSB, binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het desbetreffende verzoek, tenzij anderszins overeengekomen met de relevante TSB. Voor de voorbereiding van een kosten-batenanalyse door een eigenaar of toekomstige eigenaar van een verbruiksinstallatie, of door een DSB/GDSB of toekomstige beheerder die een potentiële afwijking onderzoekt overeenkomstig artikel 52, bieden de relevante TSB en DSB assistentie, leveren zij een inhoudelijke bijdrage aan de kosten-batenanalyse en verstrekken zij de vereiste gegevens, als opgevraagd door de eigenaar of toekomstige eigenaar van een verbruiksinstallatie, of door de DSB/GDSB of toekomstige beheerder, binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het desbetreffende verzoek, tenzij anderszins overeengekomen de eigenaar of toekomstige eigenaar van een verbruiksinstallatie, of met de DSB/GDSB of toekomstige beheerder.

2.   Een kosten-batenanalyse is in overeenstemming met de volgende beginselen:

a)

de relevante TSB, de eigenaar of toekomstige eigenaar van een verbruiksinstallatie, de DSB/GDSB of toekomstige beheerder baseert de kosten-batenanalyse op één of meer van de volgende berekeningsbeginselen:

i)

de netto contante waarde;

ii)

het rendement op de investering;

iii)

de opbrengstvoet;

iv)

de tijd vereist voor break-even;

b)

de relevante TSB, de eigenaar of toekomstige eigenaar van een verbruiksinstallatie, de DSB/GDSB of toekomstige beheerder kwantificeert ook de sociaaleconomische baten in termen van verbetering van de voorzieningszekerheid, waarbij minimaal wordt gekeken naar:

i)

de desbetreffende vermindering van de waarschijnlijkheid van een onderbreking van de levering gedurende de levensduur van de wijziging;

ii)

de waarschijnlijke omvang en duur van een dergelijke onderbreking van de elektriciteitsvoorziening;

iii)

de maatschappelijke kosten per uur van een dergelijke onderbreking van de elektriciteitsvoorziening;

c)

de relevante TSB, de eigenaar of de toekomstige eigenaar van een verbruiksinstallatie, de DSB/GDSB of toekomstige beheerder kwantificeert de baten voor de interne elektriciteitsmarkt, de grensoverschrijdende handel en de integratie van hernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van ten minste:

i)

de frequentierespons van het werkzaam vermogen;

ii)

de balanceringsreserve;

iii)

de blindvermogensvoorziening;

iv)

het congestiebeheer;

v)

beschermingsmaatregelen;

d)

de relevante TSB kwantificeert de kosten van toepassing van de vereiste regels op bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen of bestaande verbruikseenheden, met inbegrip van ten minste:

i)

de directe kosten die worden gemaakt bij de tenuitvoerlegging van een eis;

ii)

de kosten die voortvloeien uit een toewijsbaar verlies aan kansen;

iii)

de kosten die verband houden met de daaruit resulterende verandering op het gebied van onderhoud en bedrijfsvoering.

HOOFDSTUK 2

Afwijkingen

Artikel 50

Bevoegdheid om afwijkingen toe te staan

1.   Op verzoek van een eigenaar of toekomstige eigenaar van een verbruiksinstallatie, en een DSB/GDSB of toekomstige beheerder, een relevante systeembeheerder of relevante TSB kunnen de regulerende instanties aan eigenaren of toekomstige eigenaren van verbruiksinstallaties, en DSB's/GDSB's of toekomstige beheerders, relevante systeembeheerders of relevante TSB's overeenkomstig de artikelen 51 tot en met 53 afwijkingen van één of meerdere bepalingen van deze verordening voor nieuwe en bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden toestaan.

2.   Indien van toepassing in een lidstaat, kunnen afwijkingen overeenkomstig de artikelen 51 tot en met 53 worden toegestaan en ingetrokken door andere autoriteiten dan de regulerende instantie.

Artikel 51

Algemene bepalingen

1.   Elke regulerende instantie specificeert, na raadpleging van de relevante systeembeheerders, eigenaren van verbruiksinstallaties, DSB's en GDSB's en andere belanghebbenden op wie deze verordening invloed kan hebben, de criteria voor het toestaan van afwijkingen overeenkomstig de artikelen 52 en 53. Zij publiceert deze criteria op haar website en brengt deze uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening ter kennis van de Commissie. De Commissie kan een regulerende instantie verzoeken om criteria te wijzigen wanneer zij van oordeel is dat deze niet in overeenstemming zijn met deze verordening. Deze mogelijkheid om de criteria voor het toestaan van afwijkingen te evalueren en te wijzigen laat reeds toegestane afwijkingen onverlet, deze blijven geldig tot de geplande vervaldatum zoals vastgelegd in het besluit waarbij de afwijking wordt toegestaan.

2.   Wanneer de regulerende instantie van mening is dat dit ten gevolge van gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de ontwikkeling van de systeemeisen noodzakelijk is, kan zij de criteria voor het toestaan van afwijkingen hoogstens om het jaar herzien en aanpassen overeenkomstig lid 1. Deze wijzigingen van de criteria gelden niet voor reeds ingediende afwijkingsverzoeken.

3.   De regulerende instantie kan besluiten dat transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden waarvoor overeenkomstig de artikelen 52 of 53 een afwijkingsverzoek is ingediend, niet hoeven te voldoen aan de eisen van deze verordening waarvoor om een afwijking is verzocht vanaf de dag dat het verzoek is ingediend tot het moment waarop de regulerende instantie haar besluit heeft genomen.

Artikel 52

Door een eigenaar van een verbruiksinstallatie, een beheerder van een distributiesysteem of een beheerder van een gesloten distributiesysteem ingediend afwijkingsverzoek

1.   Eigenaren of toekomstige eigenaren van verbruiksinstallaties en DSB's/GDSB's of toekomstige beheerders, kunnen een afwijkingsverzoek indienen voor één of meerdere eisen van deze verordening voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen of verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan een relevante systeembeheerder en een relevante TSB te leveren.

2.   Een afwijkingsverzoek wordt ingediend bij de relevante systeembeheerder en omvat:

a)

de identificatie van de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, de DSB/GDSB of de toekomstige beheerder, en een contactpersoon voor alle communicatie;

b)

een beschrijving van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid waarvoor een afwijking wordt aangevraagd;

c)

een verwijzing naar de bepalingen van deze verordening waarvoor een afwijking wordt aangevraagd en een gedetailleerde beschrijving van de aangevraagde afwijking;

d)

een gedetailleerde onderbouwing, met de relevante ondersteunende documenten en een kosten-batenanalyse overeenkomstig de eisen van artikel 49;

e)

een bewijs dat de aangevraagde afwijking geen negatief effect heeft op de grensoverschrijdende handel.

3.   Binnen een termijn van twee weken na ontvangst van het afwijkingsverzoek bevestigt de relevante systeembeheerder aan de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of aan de DSB/GDSB of toekomstige beheerder dat het verzoek al dan niet compleet is. Wanneer de relevante systeembeheerder van mening is dat het verzoek niet compleet is, dient de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of de DSB/GDSB of toekomstige beheerder de benodigde aanvullende informatie in binnen een termijn van één maand na ontvangst van het verzoek om aanvullende informatie. Indien de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of de DSB/GDSB of toekomstige beheerder de opgevraagde informatie niet binnen die termijn verstrekt, wordt het afwijkingsverzoek als ingetrokken beschouwd.

4.   De relevante systeembeheerder beoordeelt het afwijkingsverzoek en de verstrekte kosten-batenanalyse in overleg met de relevante TSB en alle betrokken naburige DSB's, en houdt daarbij rekening met de door de regulerende instantie overeenkomstig artikel 51 vastgestelde criteria.

5.   Binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van het afwijkingsverzoek stuurt de relevante systeembeheerder dit verzoek door naar de regulerende instantie, samen met de overeenkomstig lid 4 opgestelde beoordeling(en). Die termijn kan met één maand worden verlengd wanneer de relevante systeembeheerder aanvullende informatie bij de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of bij de DSB/GDSB of toekomstige beheerder heeft opgevraagd, en met twee maanden wanneer de relevante systeembeheerder de relevante TSB heeft verzocht een beoordeling van het afwijkingsverzoek op te stellen.

6.   De regulerende instantie stelt een besluit betreffende elk afwijkingsverzoek binnen een termijn van zes maanden na de dag waarop zij het desbetreffende verzoek heeft ontvangen vast. Deze termijn kan vóór de vervaldag met drie maanden worden verlengd wanneer de regulerende instantie aanvullende informatie van de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, van de DSB/GDSB of toekomstige beheerder, of van enige andere belanghebbende verlangt. De aanvullende termijn begint wanneer de complete informatie is ontvangen.

7.   De eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of de DSB/GDSB of toekomstige beheerder verstrekt alle door de regulerende instantie opgevraagde aanvullende informatie binnen een termijn van twee maanden na het desbetreffende verzoek. Indien de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of de DSB/GDSB of toekomstige beheerder de opgevraagde informatie niet binnen die termijn verstrekt, wordt het afwijkingsverzoek als ingetrokken beschouwd, behalve indien vóór de vervaldag:

a)

de regulerende instantie besluit om een verlenging van de termijn te verlenen; of

b)

de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of de DSB/GDSB of toekomstige beheerder de regulerende instantie er door middel van een met redenen omkleed schrijven van op de hoogte stelt dat het afwijkingsverzoek compleet is.

8.   De regulerende instantie verstrekt een met redenen omkleed besluit betreffende het afwijkingsverzoek. Wanneer de regulerende instantie de afwijking toestaat, specificeert zij de duur daarvan.

9.   De regulerende instantie stelt de relevante eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of de DSB/GDSB of toekomstige beheerder, de relevante systeembeheerder en de relevante TSB in kennis van haar besluit.

10.   Een regulerende instantie kan haar besluit om een afwijking toe te staan, intrekken wanneer de omstandigheden en onderliggende redenen niet langer van toepassing zijn of op grond van een met redenen omklede aanbeveling van de Commissie of een met redenen omklede aanbeveling van het Agentschap overeenkomstig artikel 55, lid 2.

11.   Voor verbruikseenheden binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem verbonden met een spanningsniveau van ten hoogste 1 000 V, kan een afwijkingsverzoek overeenkomstig dit artikel namens de eigenaar of toekomstige eigenaar van de verbruiksinstallatie, of namens de GDSB of toekomstige beheerder door een derde partij worden opgesteld. Een dergelijk verzoek kan betrekking hebben op een afzonderlijke verbruikseenheid of meerdere verbruikseenheden binnen dezelfde verbruiksinstallatie of hetzelfde gesloten distributiesysteem. In het laatste geval, en op voorwaarde dat de geaggregeerde maximumcapaciteit is gespecificeerd, kan de derde partij de in lid 2, onder a), bedoelde gegevens vervangen door haar eigen gegevens.

Artikel 53

Door een relevante systeembeheerder of relevante TSB ingediend afwijkingsverzoek

1.   Relevante systeembeheerders of relevante TSB's kunnen afwijkingsverzoeken indienen voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen of verbruikseenheden binnen een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem die met hun net verbonden of te verbinden zijn.

2.   Relevante systeembeheerders of relevante TSB's dienen hun afwijkingsverzoeken in bij de regulerende instantie. Elk afwijkingsverzoek omvat:

a)

de identificatie van de relevante systeembeheerder of relevante TSB, en een contactpersoon voor alle communicatie;

b)

een beschrijving van de transmissiegekoppelde verbruiksinstallatie, de transmissiegekoppelde distributie-installatie, het distributiesysteem of de verbruikseenheid waarvoor een afwijking wordt aangevraagd, de totale geïnstalleerde capaciteit en het aantal transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen of verbruikseenheden;

c)

de eis of de eisen van deze verordening waarvoor een afwijking wordt aangevraagd, met een gedetailleerde beschrijving van de aangevraagde afwijking;

d)

een gedetailleerde onderbouwing, met alle relevante ondersteunende documenten;

e)

een bewijs dat de aangevraagde afwijking geen negatief effect heeft op de grensoverschrijdende handel;

f)

een kosten-batenanalyse overeenkomstig de eisen van artikel 49. Indien van toepassing wordt de kosten-batenanalyse uitgevoerd in overleg met de relevante TSB en alle betrokken naburige DSB's.

3.   Wanneer het afwijkingsverzoek is ingediend door een relevante DSB, verzoekt de regulerende instantie de relevante TSB binnen een termijn van twee weken vanaf de dag van ontvangst van dat verzoek om het afwijkingsverzoek te toetsen in het licht van de door de regulerende instantie vastgestelde criteria als genoemd in artikel 51.

4.   Binnen een termijn van twee weken na de dag van ontvangst van een dergelijk verzoek ter beoordeling bevestigt de relevante TSB aan de relevante DSB of het afwijkingsverzoek compleet is. Wanneer de relevante TSB van mening is dat het verzoek niet compleet is, verstrekt de relevante DSB de benodigde aanvullende informatie binnen een termijn van één maand na de ontvangst van het verzoek om aanvullende informatie.

5.   Binnen een termijn van zes maanden na de ontvangst van het afwijkingsverzoek dient de relevante TSB bij de regulerende instantie zijn evaluatie in, inclusief relevante documentatie. Die termijn van zes maanden kan met één maand worden verlengd wanneer de relevante TSB aanvullende informatie bij de relevante DSB heeft opgevraagd.

6.   De regulerende instantie neemt een besluit betreffende het afwijkingsverzoek binnen een termijn van zes maanden na de dag van ontvangst van het verzoek. Wanneer het afwijkingsverzoek is ingediend door de relevante DSB, gaat de termijn van zes maanden in op de volgende dag na ontvangst van de evaluatie van de relevante TSB overeenkomstig lid 5.

7.   De in lid 6 bedoelde termijn van zes maanden kan, vóór de vervaldag ervan, worden verlengd met een extra termijn van drie maanden wanneer de regulerende instantie aanvullende informatie opvraagt bij de relevante systeembeheerder die de afwijking aanvraagt of bij enige andere belanghebbende. Die extra termijn gaat in op de dag volgende op de datum van ontvangst van de complete informatie.

De relevante systeembeheerder verstrekt alle door de regulerende instantie opgevraagde aanvullende informatie binnen een termijn van twee maanden na de datum van het desbetreffende verzoek. Wanneer de relevante systeembeheerder de opgevraagde aanvullende informatie niet binnen die termijn verstrekt, wordt het verzoek om afwijking geacht te zijn ingetrokken, behalve indien vóór de vervaldag:

a)

de regulerende instantie besluit om een verlenging van de termijn te verlenen; of

b)

de relevante systeembeheerder de regulerende instantie er door middel van een met redenen omkleed schrijven van op de hoogte stelt dat het afwijkingsverzoek compleet is.

8.   De regulerende instantie verstrekt een met redenen omkleed besluit betreffende het afwijkingsverzoek. Wanneer de regulerende instantie de afwijking toestaat, specificeert zij de duur daarvan.

9.   De regulerende instantie stelt de relevante systeembeheerder die om de afwijking heeft verzocht, de relevante TSB en het Agentschap in kennis van haar besluit.

10.   Regulerende instanties mogen extra eisen betreffende het opstellen van afwijkingsverzoeken door de relevante systeembeheerders vaststellen. Wanneer zij dit doen, houden de regulerende instanties rekening met de afbakening tussen het transmissiesysteem en het distributiesysteem op nationaal niveau en raadplegen zij de systeembeheerders, de eigenaren van de verbruiksinstallaties en de belanghebbenden, inclusief de fabrikanten.

11.   Een regulerende instantie kan haar besluit om een afwijking toe te staan, intrekken wanneer de omstandigheden en onderliggende redenen niet langer van toepassing zijn of op grond van een met redenen omklede aanbeveling van de Commissie of een met redenen omklede aanbeveling van het Agentschap overeenkomstig artikel 55, lid 2.

Artikel 54

Register van afwijkingen van de eisen van deze verordening

1.   De regulerende instanties houden een register van alle toegestane of geweigerde afwijkingen bij en verstrekken het Agentschap ten minste halfjaarlijks een geactualiseerd en geconsolideerd register, waarvan een afschrift wordt toegezonden aan het ENTSB voor elektriciteit.

2.   Dit register omvat met name:

a)

de eis of de eisen waarvoor de afwijking is verleend of geweigerd;

b)

het bepaalde in de afwijking;

c)

de redenen voor het verlenen of weigeren van de afwijking;

d)

de gevolgen van het verlenen van de afwijking.

Artikel 55

Monitoring van afwijkingen

1.   Het Agentschap monitort de procedure voor het verlenen van afwijkingen in samenwerking met de regulerende instanties of de relevante autoriteiten van de desbetreffende lidstaat. Deze regulerende instanties of relevante autoriteiten van de lidstaat verstrekken het Agentschap alle informatie die het daarvoor nodig heeft.

2.   Het Agentschap kan een met redenen omklede aanbeveling toezenden aan een regulerende instantie teneinde een afwijking in te trekken vanwege het ontbreken van rechtvaardiging. De Commissie kan een met redenen omklede aanbeveling toezenden aan een regulerende instantie of relevante autoriteit van de lidstaat teneinde een afwijking in te trekken vanwege het ontbreken van rechtvaardiging.

3.   De Commissie kan het Agentschap verzoeken te rapporteren over de toepassing van de leden 1 en 2 en om de redenen op te geven om afwijkingsverzoeken al dan niet in te trekken.

TITEL VI

NIET-BINDENDE RICHTSNOEREN EN MONITORING VAN DE TENUITVOERLEGGING

Artikel 56

Niet-bindende richtsnoeren betreffende de tenuitvoerlegging

1.   Binnen een termijn van zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stelt het ENTSB voor elektriciteit niet-bindende schriftelijke richtsnoeren op voor zijn leden en andere systeembeheerders betreffende de elementen van deze verordening die nationale besluitvorming vergen, en het actualiseert die vervolgens om de twee jaar. Het ENTSB voor elektriciteit publiceert deze richtsnoeren op zijn website.

2.   Bij de uitwerking van die niet-bindende richtsnoeren raadpleegt het ENTSB voor elektriciteit de betrokken partijen.

3.   In de niet-bindende richtsnoeren worden de technische aspecten, voorwaarden en onderlinge afhankelijkheden toegelicht waarmee op nationaal niveau rekening moet worden gehouden bij het voldoen aan deze verordening.

Artikel 57

Monitoring

1.   Het ENTSB voor elektriciteit monitort de tenuitvoerlegging van deze verordening overeenkomstig artikel 8, lid 8, van Verordening (EG) nr. 714/2009. Deze monitoring heeft met name betrekking op de volgende zaken:

a)

het vaststellen van alle afwijkingen bij de nationale tenuitvoerlegging van deze verordening;

b)

de toetsing of de selectie van de waarden en bandbreedtes in de eisen, die overeenkomstig deze verordening van toepassing zijn op transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden, nog steeds geldig zijn.

2.   Het Agentschap stelt, in samenwerking met het ENTSB voor elektriciteit, binnen een termijn van twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening een lijst op met de relevante door het ENTSB voor elektriciteit aan het Agentschap mee te delen informatie overeenkomstig artikel 8, lid 9, en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 714/2009. De lijst met relevante informatie kan worden geactualiseerd. Het ENTSB voor elektriciteit houdt een alomvattend, in gestandaardiseerd formaat opgesteld archief met digitale gegevens bij van de door het Agentschap opgevraagde informatie.

3.   De relevante TSB's zenden het ENTSB voor elektriciteit de informatie toe die het nodig heeft om zijn in de leden 1 en 2 vastgestelde taken te vervullen.

Op verzoek van de regulerende instantie verstrekken de DSB's aan de TSB's de in lid 2 bedoelde informatie tenzij die informatie reeds is verkregen door de regulerende instanties, het Agentschap of het ENTSB voor elektriciteit in verband met hun respectievelijke taken van monitoring van de tenuitvoerlegging, teneinde duplicatie van informatie te vermijden.

4.   Wanneer het ENTSB voor elektriciteit of het Agentschap toepassingsgebieden van deze verordening constateert waarin, gezien de marktontwikkelingen of de bij de toepassing van deze verordening opgedane ervaring, verdere harmonisatie van de eisen van deze verordening wenselijk is teneinde marktintegratie te bevorderen, stelt het ontwerpwijzigingen van deze verordening voor overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 714/2009.

TITEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 58

Wijziging van contracten en algemene voorwaarden

1.   De regulerende instanties waken erover dat alle relevante clausules in contracten en in de algemene voorwaarden met betrekking tot de netaansluiting van nieuwe transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, nieuwe transmissiegekoppelde distributie-installaties, nieuwe distributiesystemen en nieuwe verbruikseenheden in overeenstemming worden gebracht met de eisen van deze verordening.

2.   Alle relevante clausules in contracten en relevante clausules van de algemene voorwaarden met betrekking tot de netaansluiting van bestaande transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, bestaande transmissiegekoppelde distributie-installaties, bestaande distributiesystemen en bestaande verbruikseenheden die betrekking hebben op alle of bepaalde eisen van deze verordening overeenkomstig artikel 4, lid 1, worden gewijzigd teneinde deze in overeenstemming te brengen met de eisen van deze verordening De relevante clausules worden gewijzigd binnen een tijdsbestek van drie jaar volgende op het besluit van de regulerende instantie of van de lidstaat als bedoeld in artikel 4, lid 1.

3.   De regulerende instanties waken erover dat de overeenkomsten tussen systeembeheerders en eigenaren van nieuwe of bestaande verbruiksinstallaties dan wel beheerders van nieuwe of bestaande distributiesystemen die onder deze verordening vallen en verband houden met de eisen betreffende netaansluiting voor transmissiegekoppelde verbruiksinstallaties, transmissiegekoppelde distributie-installaties, distributiesystemen en verbruikseenheden die door een verbruiksinstallatie of een gesloten distributiesysteem worden gebruikt om diensten voor vraagsturing aan relevante systeembeheerders en relevante TSB's te leveren, als met name vervat in de nationale netcodes, de bij deze verordening vastgestelde eisen weerspiegelen.

Artikel 59

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Onverlet het bepaalde in artikel 4, lid 2, onder b), artikel 6, artikel 51, artikel 56 en artikel 57 zijn de eisen van deze verordening van toepassing vanaf drie jaar na de publicatie ervan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15.

(2)  Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

(3)  Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(4)  Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24).

(6)  Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net (PB L 112 van 27.4.2016, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 163 van 15.6.2013, blz. 1).


BIJLAGE I

In artikel 12, lid 1, bedoelde frequentiebanden en tijdsperiodes

Synchrone zone

Frequentieband

Bedrijfsperiode

Continentaal Europa

47,5 Hz — 48,5 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 30 minuten

48,5 Hz — 49,0 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan de periode voor 47,5 Hz — 48,5 Hz

49,0 Hz — 51,0 Hz

Onbeperkt

51,0 Hz — 51,5 Hz

30 minuten

Noord-Europa

47,5 Hz — 48,5 Hz

30 minuten

48,5 Hz — 49,0 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 30 minuten

49,0 Hz — 51,0 Hz

Onbeperkt

51,0 Hz — 51,5 Hz

30 minuten

Groot-Brittannië

47,0 Hz — 47,5 Hz

20 seconden

47,5 Hz — 48,5 Hz

90 minuten

48,5 Hz — 49,0 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 90 minuten

49,0 Hz — 51,0 Hz

Onbeperkt

51,0 Hz — 51,5 Hz

90 minuten

51,5 Hz — 52,0 Hz

15 minuten

Ierland en Noord-Ierland

47,5 Hz — 48,5 Hz

90 minuten

48,5 Hz — 49,0 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 90 minuten

49,0 Hz — 51,0 Hz

Onbeperkt

51,0 Hz — 51,5 Hz

90 minuten

Baltische staten

47,5 Hz — 48,5 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 30 minuten

48,5 Hz — 49,0 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan de periode voor 47,5 Hz — 48,5 Hz

49,0 Hz — 51,0 Hz

Onbeperkt

51,0 Hz — 51,5 Hz

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 30 minuten

De tabel toont de minimumperiodes waarin een transmissiegekoppelde verbruikersinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie of een distributiesysteem in staat moet zijn om zonder ontkoppeling van het net in bedrijf te blijven op verschillende, van de nominale waarde afwijkende frequenties.


BIJLAGE II

In artikel 13, lid 1, bedoelde spanningsbereiken en tijdsperiodes

Synchrone zone

Spanningsbereik

Bedrijfsperiode

Continentaal Europa

0,90 pu — 1,118 pu

Onbeperkt

1,118 pu — 1,15 pu

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 20 minuten en niet meer dan 60 minuten

Noord-Europa

0,90 pu — 1,05 pu

Onbeperkt

1,05 pu — 1,10 pu

60 minuten

Groot-Brittannië

0,90 pu — 1,10 pu

Onbeperkt

Ierland en Noord-Ierland

0,90 pu — 1,118 pu

Onbeperkt

Baltische staten

0,90 pu — 1,118 pu

Onbeperkt

1,118 pu — 1,15 pu

20 minuten

De tabel toont de minimumperiodes waarin een transmissiegekoppelde verbruikersinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie of een transmissiegekoppeld distributiesysteem in staat moet zijn om bij spanningen die afwijken van de 1 pu-referentiewaarde op het aansluitpunt in bedrijf te blijven zonder ontkoppeld te worden van het net, wanneer de spanningsbasis voor pu-waarden tussen 110 kV (inclusief) en 300 kV (exclusief) ligt.

Synchrone zone

Spanningsbereik

Bedrijfsperiode

Continentaal Europa

0,90 pu — 1,05 pu

Onbeperkt

1,05 pu — 1,10 pu

Vast te stellen door elke TSB, maar niet korter dan 20 minuten en niet meer dan 60 minuten

Noord-Europa

0,90 pu — 1,05 pu

Onbeperkt

1,05 pu — 1,10 pu

Door elke TSB te specificeren, maar niet meer dan 60 minuten

Groot-Brittannië

0,90 pu — 1,05 pu

Onbeperkt

1,05 pu — 1,10 pu

15 minuten

Ierland en Noord-Ierland

0,90 pu — 1,05 pu

Onbeperkt

Baltische staten

0,90 pu — 1,097 pu

Onbeperkt

1,097 pu — 1,15 pu

20 minuten

De tabel toont de minimumperiodes waarin een transmissiegekoppelde verbruikersinstallatie, een transmissiegekoppelde distributie-installatie of een transmissiegekoppeld distributiesysteem in staat moet zijn om bij spanningen die afwijken van de 1 pu-referentiewaarde op het aansluitpunt in bedrijf te blijven zonder ontkoppeld te worden van het net, wanneer de spanningsbasis voor pu-waarden tussen 300 kV (inclusief) en 400 kV (inclusief) ligt.


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 223/55


VERORDENING (EU) 2016/1389 VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2016

tot verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die over de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name artikel 17, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1924/2006 wordt eveneens bepaald dat aanvragen voor een vergunning voor een gezondheidsclaim door exploitanten van levensmiddelenbedrijven bij de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat kunnen worden ingediend. De bevoegde nationale autoriteit moet de geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(3)

Na ontvangst van een aanvraag moet de EFSA de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen en een advies over de desbetreffende gezondheidsclaim uitbrengen.

(4)

De Commissie moet bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening houden met het advies van de EFSA.

(5)

Na een aanvraag van VAB-nutrition, die is ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim met betrekking tot vitamine D en een bijdrage tot de normale werking van het immuunsysteem (vraag nr. EFSA-Q-2014-00826 (2)). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Vitamine D draagt bij tot de normale werking van het immuunsysteem.”.

(6)

Op 13 mei 2015 hebben de Commissie en de lidstaten het wetenschappelijk advies van de EFSA ontvangen, waarin is geconcludeerd dat een oorzakelijk verband is aangetoond tussen de opneming via de voeding van vitamine D en een bijdrage tot de normale werking van het immuunsysteem bij kinderen. Daarom moet een gezondheidsclaim waarin deze conclusie tot uiting komt, worden geacht te voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en in de EU-lijst van toegestane claims worden opgenomen.

(7)

In artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is bepaald dat, indien een advies luidt dat voor de gezondheidsclaim een vergunning kan worden verleend, in dat advies bepaalde gegevens moeten worden opgenomen. Deze gegevens moeten derhalve in de bijlage bij deze verordening worden opgenomen voor de toegestane claim en moeten — naargelang het geval — de herziene formulering van de claim, specifieke gebruiksvoorwaarden voor de claim en — indien van toepassing — de voorwaarden voor of beperkingen van het gebruik van het levensmiddel en/of een aanvullende vermelding of waarschuwing omvatten, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en het advies van de EFSA.

(8)

Een van de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is ervoor te zorgen dat gezondheidsclaims waarheidsgetrouw, duidelijk, betrouwbaar en voor de consument bruikbaar zijn, en dat daarmee rekening wordt gehouden bij de formulering en de presentatie van de claims. Als daarom de formulering van claims dezelfde betekenis voor consumenten heeft als die van een toegestane gezondheidsclaim, omdat deze hetzelfde verband aantonen tussen een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een van de bestanddelen daarvan en de gezondheid, moeten deze claims voldoen aan dezelfde gebruiksvoorwaarden als die welke in de bijlage bij deze verordening vermeld zijn.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in de bijlage bij deze verordening vermelde gezondheidsclaim mag overeenkomstig de in die bijlage beschreven voorwaarden worden gebruikt voor levensmiddelen die in de Unie in de handel worden gebracht.

2.   De in lid 1 bedoelde gezondheidsclaim wordt opgenomen in de EU-lijst van toegestane claims, zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

(2)  EFSA Journal 2015; 13(5):4096.


BIJLAGE

Toegestane gezondheidsclaim

Aanvraag — Toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006

Aanvrager — Adres

Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelen-categorie

Claim

Voorwaarden voor het gebruik van de claim

Voorwaarden voor en/of beperkingen van het gebruik van het levensmiddel en/of aanvullende vermelding of waarschuwing

Referentie EFSA-advies

Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), inzake de ontwikkeling en gezondheid van kinderen.

VAB-nutrition, 1 rue Claude Danziger, 63100 Clermont-Ferrand, Frankrijk.

Vitamine D

Vitamine D draagt bij tot de normale werking van het immuunsysteem bij kinderen.

De claim mag alleen worden gebruikt voor levensmiddelen die ten minste een bron van vitamine D zijn zoals bedoeld in de claim BRON VAN [NAAM VAN DE VITAMINE(N)] EN/OF [NAAM VAN HET MINERAAL/DE MINERALEN], zoals vermeld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006.

 

Q-2014-00826


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 223/58


VERORDENING (EU) 2016/1390 VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2016

tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die over de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen gaat

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name artikel 17, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1924/2006 wordt eveneens bepaald dat aanvragen voor een vergunning voor een gezondheidsclaim door exploitanten van levensmiddelenbedrijven bij de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat kunnen worden ingediend. De bevoegde nationale autoriteit moet de geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(3)

Na ontvangst van een aanvraag moet de EFSA de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen en een advies over de desbetreffende gezondheidsclaim uitbrengen.

(4)

De Commissie moet bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening houden met het advies van de EFSA.

(5)

Na een aanvraag van Vifor Ltd, die werd ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim met betrekking tot Equazen eye q® en een verbetering van de leesvaardigheid (vraag nr. EFSA-Q-2014- 00462 (2)). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Equazen eye q® (samenstelling van EPA:DHA:GLA in een verhouding van 9:3:1) verbetert de leesvaardigheid en aanverwante cognitieve functies bij kinderen.”

(6)

Op 13 oktober 2015 hebben de Commissie en de lidstaten het wetenschappelijk advies van de EFSA ontvangen, waarin is geconcludeerd dat geen oorzakelijk verband is aangetoond tussen de consumptie van Equazen eye q®, een combinatie van EPA, DHA en GLA (in een gewichtsverhouding van 9:3:1), en een verbetering van de leesvaardigheid bij kinderen. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde gezondheidsclaim wordt niet opgenomen in de EU-lijst van toegestane claims zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

(2)  EFSA Journal 2015; 13(10):4251.


BIJLAGE

Afgewezen gezondheidsclaim

Aanvraag — Toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006

Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelencategorie

Claim

Referentie EFSA-advies

Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), inzake de ontwikkeling en gezondheid van kinderen

Equazen eye q®

Equazen eye q® (samenstelling van EPA:DHA:GLA in een verhouding van 9:3:1) verbetert de leesvaardigheid en aanverwante cognitieve functies bij kinderen.

Q-2014-00462


18.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 223/60


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1391 VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

153,9

ZZ

153,9

0707 00 05

TR

116,3

ZZ

116,3

0709 93 10

TR

137,2

ZZ

137,2

0805 50 10

AR

189,9

CL

133,5

MA

99,8

TR

156,0

UY

201,5

ZA

170,1

ZZ

158,5

0806 10 10

EG

224,7

TR

150,9

ZZ

187,8

0808 10 80

AR

106,2

BR

102,1

CL

114,8

CN

125,7

NZ

129,4

US

141,5

UY

93,8

ZA

91,2

ZZ

113,1

0808 30 90

AR

118,0

CL

142,9

TR

145,3

ZA

118,7

ZZ

131,2

0809 30 10 , 0809 30 90

TR

122,9

ZZ

122,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.