ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 165

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
23 juni 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/1004 van de Commissie van 22 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) 2016/1005 van de Commissie van 22 juni 2016 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat betreft asbestvezels (chrysotiel) ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1006 van de Commissie van 22 juni 2016 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 255/2010 voor wat de in artikel 3, lid 1, vermelde ICAO-bepalingen betreft ( 1 )

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1007 van de Commissie van 22 juni 2016 tot verlening van een vergunning voor ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor honden, katten en andere herkauwers dan mestlammeren (vergunninghouder Latochema Co Ltd) ( 1 )

10

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1008 van de Commissie van 22 juni 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1009 van de Commissie van 22 juni 2016 tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan voor de deelperiode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 bepaalde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector melk en zuivelproducten zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 2535/2001

15

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1010 van de Commissie van 21 juni 2016 betreffende de adequaatheid van de bevoegde autoriteiten van bepaalde derde landen en gebieden overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 3727)  ( 1 )

17

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/1


VERORDENING (EU) 2016/1004 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (1), en met name artikel 39, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (2), en met name artikel 14, lid 1, onder a) en f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 661/2009 bevat een lijst van de VN/ECE-reglementen die in bijlage bij de „Herziene overeenkomst van 1958” (3) zijn opgenomen en waarvan de toepassing verplicht is. Deze lijst moet worden geactualiseerd in verband met de toepassing van nieuwe bepalingen in de desbetreffende VN/ECE-reglementen op EU-niveau.

(2)

Overeenkomstig artikel 13, lid 14, van Verordening (EG) nr. 661/2009 blijven typegoedkeuringen die vóór 1 november 2012 krachtens de in de lijst in het aanhangsel bij bijlage IV van die verordening opgenomen ingetrokken richtlijnen zijn verleend, geldig tot er nieuwe voorschriften van toepassing worden. Aangezien door de actualisering van bijlage IV nieuwe voorschriften van toepassing worden op EU-niveau, moet het aanhangsel van bijlage IV bij die verordening ook worden geactualiseerd.

(3)

Aangezien de nieuwe voorschriften van de VN/ECE-Reglementen nrs. 107 en 118 fabrikanten verplichten om hun voertuigen aan te passen, moet er voldoende tijd verstrijken vóór de toepassing van die voorschriften.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Technisch Comité motorvoertuigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 661/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2016 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met indirect zicht, certificaten van overeenstemming voor nieuwe krachtens Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) goedgekeurde voertuigen van de categorieën N2 en N3 niet langer als geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen.

Artikel 3

Met ingang van 1 juli 2016 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met de algemene constructiekenmerken, certificaten van overeenstemming voor nieuwe voertuigen van de categorieën M2 en M3 niet langer als geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen indien deze niet voldoen aan de bepalingen van VN/ECE-Reglement nr. 107 zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 05.

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2016 beschouwen de nationale autoriteiten, om redenen die verband houden met het brandgedrag en/of het brandstof- of smeermiddelafstotende vermogen van materialen die bij de constructie worden gebruikt, certificaten van overeenstemming voor nieuwe voertuigen van categorie M3, klassen II en III, niet langer als geldig voor de toepassing van artikel 26 van Richtlijn 2007/46/EG en verbieden zij de registratie, de verkoop en het in het verkeer brengen van dergelijke voertuigen indien deze niet voldoen aan de bepalingen van VN/ECE-Reglement nr. 118 zoals gewijzigd bij wijzigingenreeks 01.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 juli 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

(2)  PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1.

(3)  Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („Herziene overeenkomst van 1958”) (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).

(4)  Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG (PB L 25 van 29.1.2004, blz. 1).


BIJLAGE

Wijziging van Verordening (EG) nr. 661/2009

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 661/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tabel worden de rijen voor de VN/ECE-Reglementen nrs. 13, 13-H, 14, 16, 58, 95, 100, 107, 110, 118 en 121 vervangen door:

„13

Remsysteem van voertuigen en aanhangwagens

Supplement 13 op wijzigingenreeks 11

PB L 42 van 18.2.2016, blz. 1

M2, M3, N, O (b)

13-H

Remsysteem van personenwagens

Supplement 16 op de oorspronkelijke versie van het reglement

PB L 335 van 22.12.2015, blz. 1

M1, N1 (c)

14

Veiligheidsgordelverankeringen, Isofix-verankeringssystemen en Isofix-toptetherverankeringen

Supplement 5 op wijzigingenreeks 07

PB L 218 van 19.8.2015, blz. 27

M, N

16

Veiligheidsgordels, beveiligingssystemen, kinderbeveiligingssystemen en Isofix-kinderbeveiligingssystemen

Supplement 5 op wijzigingenreeks 06

PB L 304 van 20.11.2015, blz. 1

M, N (d)

58

Beschermingsinrichtingen aan de achterzijde tegen klemrijden en de installatie ervan; bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden

Supplement 3 op wijzigingenreeks 02

PB L 89 van 27.3.2013, blz. 34

M, N, O

95

Bescherming van de inzittenden bij een zijdelingse botsing

Supplement 4 op wijzigingenreeks 03

PB L 183 van 10.7.2015, blz. 91

M1, N1

100

Elektrische veiligheid

Supplement 1 op wijzigingenreeks 02

PB L 87 van 31.3.2015, blz. 1

M, N

107

Voertuigen van de categorieën M2 en M3

Supplement 1 op wijzigingenreeks 06

PB L 153 van 18.6.2015, blz. 1

M2, M3

110

Specifieke onderdelen voor gecomprimeerd aardgas (cng)

Supplement 2 op wijzigingenreeks 01

PB L 166 van 30.6.2015, blz. 1

M, N

118

Brandbestendigheid van de in bussen gebruikte materialen

Supplement 1 op wijzigingenreeks 02

PB L 102 van 21.4.2015, blz. 67

M3

121

Plaats en identificatie van bedieningsorganen met handbediening, verklikkerlichten en meters

Wijzigingenreeks 01

PB L 5 van 8.1.2016, blz. 9

M, N”

2)

Het aanhangsel wordt als volgt gewijzigd:

a)

de rij voor Reglement nr. 46 wordt vervangen door:

„46

Voorzieningen voor indirect zicht en de installatie ervan

Richtlijn 2003/97/EG

PB L 25 van 29.1.2004, blz. 1

M, N1, onderdeel”

b)

de rij voor Reglement nr. 118 wordt geschrapt.


23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/4


VERORDENING (EU) 2016/1005 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2016

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat betreft asbestvezels (chrysotiel)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens bijlage XVII, vermelding 6, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van asbestvezels en van voorwerpen en mengsels waaraan deze vezels opzettelijk zijn toegevoegd, verboden.

(2)

De lidstaten zouden volgens die vermelding echter een uitzondering kunnen maken voor het in de handel brengen en het gebruik van diafragma's die chrysotielvezels bevatten voor bestaande elektrolyse-installaties. Dit behelsde ook de mogelijkheid een uitzondering te maken voor het in de handel brengen van chrysotielvezels bestemd voor de vervaardiging of het onderhoud van dergelijke diafragma's en het gebruik van chrysotielvezels voor deze doeleinden.

(3)

Van de vijf elektrolyse-installaties waarvan de lidstaten in 2011 hebben gemeld (2) dat zij er vrijstellingen voor hebben verleend, zijn er slechts twee, in Zweden en Duitsland, nog in bedrijf.

(4)

Op 18 januari 2013 heeft de Europese Commissie, daartoe verplicht bij vermelding 6, punt 1, het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna „het Agentschap” genoemd) verzocht overeenkomstig artikel 69, lid 1, van de Reach-verordening een bijlage XV-dossier samen te stellen om het in de handel brengen en het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's te verbieden. Op 17 januari 2014 heeft het Agentschap het bijlage XV-dossier afgerond, waarin werd voorgesteld de bestaande beperking te wijzigen door de duur van de door de lidstaten toegekende vrijstellingen voor het in de handel brengen en het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's en uitsluitend voor het onderhoud daarvan gebruikte chrysotielvezels tot 31 december 2025 te beperken en de lidstaten de mogelijkheid te geven een meldingsplicht in te stellen om betere controle en handhaving mogelijk te maken.

(5)

Het dossier werd vervolgens gepubliceerd voor openbare raadpleging en ingediend voor onderzoek door het Comité voor risicobeoordeling (RAC) en het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC).

(6)

Op 26 november 2014 heeft het RAC een advies vastgesteld waarin het concludeerde dat in de ene installatie de werknemers niet aan chrysotiel worden blootgesteld en in de andere installatie de blootstelling wordt beperkt dankzij doeltreffende risicobeheersmaatregelen die de potentiële risico's van het gebruik van chrysotiel tot een niveau terugbrengen dat weinig zorgen baart. In hetzelfde advies werd geconcludeerd dat er geen chrysotiel in het milieu terechtkomt en dat onmiddellijke sluiting van de twee installaties daarom verwaarloosbare voordelen voor de gezondheid en het milieu zou opleveren. Voorts was er, gezien de specifieke eigenschappen van de toegepaste procedés en technologie in een van de installaties, geen geschikt alternatief beschikbaar.

(7)

Om de doelstelling van het afbouwen van het gebruik van chrysotiel in de EU te helpen verwezenlijken en om de bestaande vrijstelling duidelijker en transparanter te maken, heeft het RAC ingestemd met de voorgestelde wijziging zoals in het bijlage XV-dossier opgenomen. In het advies werd tevens geconcludeerd dat op het niveau van de Unie actie moet worden ondernomen.

(8)

Op 9 maart 2015 heeft het SEAC een advies vastgesteld waarin het opmerkte dat in één installatie de bestaande asbesthoudende cellen uiterlijk in 2025 ontmanteld zouden worden en dat de exploitant van de andere installatie had aangevoerd dat de lopende tests met chrysotielvrije diafragma's op productieniveau in de huidige installatie uiterlijk in 2025 zouden leiden tot volledige vervanging. Het SEAC concludeerde tevens dat de onmiddellijke sluiting van deze installatie kosten in de vorm van verlies van toegevoegde waarde en werkgelegenheid zou meebrengen, en merkte op dat de exploitant van laatstgenoemde installatie zich ertoe had verbonden de invoer van chrysotiel uiterlijk eind 2017 geheel te beëindigen. Gezien de algemene doelstelling van het afbouwen van het gebruik van chrysotiel in de EU en ter verbetering van de duidelijkheid en transparantie van de bestaande vrijstelling, deed het SEAC de aanbeveling om de duur van de door de lidstaten verleende vrijstellingen voor het in de handel brengen van diafragma's en vezels tot het einde van 2017 te beperken, en concludeerde het dat de voorgestelde wijziging van de bestaande beperking, zoals door het SEAC aangepast, de meest geëigende maatregel op het niveau van de Unie is.

(9)

In Uitvoeringsbesluit 2013/732/EU van de Commissie (3) tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) inzake industriële emissies is bepaald dat het gebruik van asbestdiafragma's niet als BBT wordt beschouwd en dat de vergunningsvoorwaarden voor alle in de Unie geëxploiteerde chlooralkali-installaties uiterlijk op 12 december 2017 moeten worden geactualiseerd, zodat die installaties met ingang van die datum niet langer gebruikmaken van asbestdiafragma's. Anders dan voor kwikcellen, die onder geen omstandigheden als BBT worden beschouwd, kunnen de lidstaten echter bepalen dat in specifieke, uitzonderlijke omstandigheden in een bepaalde installatie asbestdiafragma's kunnen worden gebruikt gedurende een duidelijk omschreven langere periode en onder voorwaarden die in overeenstemming zijn met de milieudoelstellingen van de richtlijn inzake industriële emissies, mits de voorwaarden en de duur van dat gebruik op een juridisch bindende manier worden gespecificeerd.

(10)

Sinds de vaststelling van het advies van het SEAC is de exploitant van de installatie waarvoor, uiterlijk in 2025, volledige vervanging is gepland, een bindende overeenkomst aangegaan met de autoriteiten van de betrokken lidstaat met het oog op het waarborgen van de geleidelijke vervanging, vanaf 2014, van chrysotiel bevattende diafragma's door een alternatief materiaal zonder asbest en het verwezenlijken, uiterlijk op 30 juni 2025, van volledige vervanging. Het is daarom passend de geldigheidsduur van de door de lidstaten verleende vrijstelling voor het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's en uitsluitend voor het onderhoud daarvan gebruikte chrysotielvezels tot uiterlijk 30 juni 2025 te beperken.

(11)

Bovendien heeft de exploitant, weliswaar krachtens de bindende overeenkomst, de garantie gegeven de invoer van chrysotielvezels en chrysotiel bevattende diafragma's uiterlijk eind 2017 te zullen beëindigen, maar vervolgens bevestigd de invoer reeds te hebben beëindigd, aangezien hij voldoende chrysotielvezels heeft aangeschaft om de overgang naar een ander materiaal goed te laten verlopen. Het is daarom passend een einde te maken aan de mogelijkheid voor de lidstaten om het in de handel brengen van chrysotiel bevattende diafragma's en uitsluitend voor het onderhoud daarvan gebruikte chrysotielvezels toe te staan.

(12)

Aan de Commissie moet een verslag worden toegezonden waarin de hoeveelheid chrysotiel wordt vermeld die wordt gebruikt in de diafragma's in de installaties waarvoor vrijstellingen gelden. In de wetgeving van de Unie betreffende de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers is reeds bepaald dat werkgevers de blootstelling van werknemers aan chrysotielvezels tot een minimum, en in ieder geval tot onder een vastgestelde grenswaarde, moeten beperken. De lidstaten kunnen strengere grenswaarden vaststellen voor deze vezels in de lucht en kunnen de regelmatige meting/monitoring ervan voorschrijven. De resultaten van die meting/monitoring moeten in het verslag worden opgenomen.

(13)

Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie werd geraadpleegd en met de aanbevelingen daarvan is rekening gehouden.

(14)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Exemptions granted by EU countries and EEA-EFTA States on asbestos contained in articles pursuant to Entry 6 of Annex XVII of Regulation (EC) 1907/2006 (REACH).

http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/13170

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/732/EU van de Commissie van 9 december 2013 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies voor de productie van chlooralkali (PB L 332 van 11.12.2013, blz. 34).

(4)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).


BIJLAGE

In bijlage XVII, vermelding 6, kolom 2, wordt punt 1 vervangen door:

 

„1.

De vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van deze vezels en van voorwerpen en mengsels waaraan deze vezels opzettelijk zijn toegevoegd, zijn verboden.

Indien echter voor het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's voor elektrolyse-installaties die op 13 juli 2016 in gebruik waren, vrijstelling was verleend door een lidstaat overeenkomstig de versie van dit punt die tot die datum gold, is de eerste alinea tot 1 juli 2025 niet van toepassing op het gebruik in die installaties van dergelijke diafragma's of uitsluitend voor het onderhoud van dergelijke diafragma's gebruikt chrysotiel, mits dit gebruik plaatsvindt in overeenstemming met de overeenkomstig Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) vastgestelde vergunningsvoorwaarden.

Elke downstreamgebruiker die van een dergelijke vrijstelling gebruikmaakt, moet uiterlijk op 31 januari van ieder kalenderjaar aan de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken elektrolyse-installatie zich bevindt, een verslag toezenden waarin de hoeveelheid chrysotiel wordt vermeld die op grond van de vrijstelling in diafragma's wordt gebruikt. De lidstaat moet een afschrift daarvan aan de Europese Commissie toezenden.

Wanneer een lidstaat met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers verlangt dat downstreamgebruikers chrysotiel in de lucht monitoren, moeten de resultaten daarvan in dat verslag worden opgenomen.



23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1006 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2016

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 255/2010 voor wat de in artikel 3, lid 1, vermelde ICAO-bepalingen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (de luchtruimverordening) (1), en met name artikel 6, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie (2) moet de planning, coördinatie en uitvoering van maatregelen voor de regeling van luchtverkeersstromen (Air Traffic Flow Management, ATFM) door de partijen, of namens hen optredende gemachtigden, die betrokken zijn bij de in artikel 1, lid 3, bedoelde ATFM-processen, in overeenstemming zijn met de in de bijlage genoemde ICAO-bepalingen. In die bijlage wordt verwezen naar definities en diverse bepalingen die zijn vastgesteld in bijlage 11 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (het Verdrag van Chicago), meer in het bijzonder de dertiende editie van juli 2001, waarin amendement nr. 47 is opgenomen. Sinds de vaststelling van Verordening (EU) nr. 255/2010 heeft de ICAO een aantal definities en bepalingen van bijlage 11 bij het Verdrag van Chicago gewijzigd; de meest recente wijziging heeft betrekking op de opname van amendement nr. 49.

(2)

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 255/2010 wordt ook verwezen naar de bepalingen van de ICAO Regional Supplementary Procedures (Doc 7030), en meer in het bijzonder de vijfde editie van 2007. In de vijfde editie van Doc 7030 is echter als jaartal van uitgave 2008 vermeld; dit moet worden gecorrigeerd.

(3)

De verwijzingen in Verordening (EU) nr. 255/2010 naar bijlage 11 bij het Verdrag van Chicago en naar ICAO Doc 7030 moeten daarom worden gecorrigeerd en geactualiseerd, zodat de lidstaten hun internationale wettelijke verplichtingen kunnen nakomen en om te zorgen voor samenhang met het internationale regelgevingskader van de ICAO.

(4)

Verordening (EU) nr. 255/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 5 van Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité voor het gemeenschappelijk luchtruim (3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 255/2010 wordt vervangen door:

„BIJLAGE

Lijst van ICAO-bepalingen voor de toepassing van de regeling van luchtverkeersstromen

1.

Hoofdstuk 3, punt 3.7.5 (Air Traffic Flow Management) van bijlage 11 bij het Verdrag van Chicago — Air Traffic Services (13e editie — juli 2001, inclusief amendement nr. 49).

2.

Hoofdstuk 3 (ATS System Capacity and Air Traffic Flow Management) van ICAO-document 4444 — Procedures for Air Navigation Services — Air Traffic Management (PANS-ATM) (15de editie — 2007).

3.

Hoofdstuk 8, punt 8.3 (Exemptions from ATFM slot allocation) van ICAO-document 7030, European (EUR) Regional Supplementary Procedures (5e editie 2008).

4.

Hoofdstuk 8, punt 8.4 1, onder c) (Aircraft operator adherence to ATFM measures) van ICAO-document 7030, European (EUR) Regional Supplementary Procedures (5e editie 2008).

5.

Hoofdstuk 2, punt 2.3.2 (Changes to EOBT) van ICAO-document 7030, European (EUR) Region Supplementary Procedures (5e editie 2008).”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20.

(2)  Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen (PB L 80 van 26.3.2010, blz. 10).

(3)  Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de kaderverordening”) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).


23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1007 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2016

tot verlening van een vergunning voor ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor honden, katten en andere herkauwers dan mestlammeren (vergunninghouder Latochema Co Ltd)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor ammoniumchloride ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

Die aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor herkauwers, honden en katten in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”.

(4)

Het toevoegingsmiddel is bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 832/2012 van de Commissie (2) reeds toegestaan voor gebruik bij mestlammeren.

(5)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 4 december 2015 (3) geconcludeerd dat het preparaat van ammoniumchloride onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden wordt geacht geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu te hebben en dat het gebruik ervan de pH-waarde in de urine kan verlagen. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

Uit de beoordeling van ammoniumchloride blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor ammoniumchloride zoals beschreven in de bijlage, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „andere zoötechnische toevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 832/2012 van de Commissie van 17 september 2012 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestlammeren (vergunninghouder Latochema Co Ltd) (PB L 251 van 18.9.2012, blz. 27).

(3)  EFSA Journal (2016); 14 (1): 4352.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg toevoegingsmiddel/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: andere zoötechnische toevoegingsmiddelen (verlaging pH in urine)

4D7

Latochema Co Ltd

Ammoniumchloride

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Ammoniumchloride ≥ 99,5 %

Vaste vorm

Karakterisering van de werkzame stof

Ammoniumchloride ≥ 99,5 %

NH4Cl CAS-nr.: 12125-02-9

Natriumchloride ≤ 0,5 %

Geproduceerd door chemische synthese

Analysemethode  (1)

Kwantificering van ammoniumchloride in toevoegingsmiddel voor diervoeding: titratie met natriumhydroxide (Europese Farmacopee, monografie 0007) of titratie met zilvernitraat (Jecfa-monografie „ammoniumchloride”)

Andere herkauwers dan mestlammeren

 

10 000 gedurende een voederperiode van maximaal drie maanden

5 000 gedurende een voederperiode van maximaal drie maanden

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

2.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met de mogelijke gevaren bij inhalering, contact met de huid of oogcontact. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

3.

De totale hoeveelheid ammoniumchloride uit verschillende bronnen in volledige diervoeders voor herkauwers, katten en honden mag niet meer bedragen dan de toegestane maximumhoeveelheid.

13 juli 2026

Katten

Honden

5 000


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1008 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

128,2

ZZ

128,2

0709 93 10

TR

123,3

ZZ

123,3

0805 50 10

AR

141,0

BR

92,5

CL

136,1

MA

100,9

TR

151,6

UY

147,6

ZA

185,3

ZZ

136,4

0808 10 80

AR

116,7

BR

99,0

CL

136,7

CN

66,5

NZ

151,0

SA

114,4

US

160,2

ZA

114,2

ZZ

119,8

0809 10 00

TR

251,5

ZA

254,4

ZZ

253,0

0809 29 00

TR

382,1

ZZ

382,1

0809 30 10 , 0809 30 90

TR

170,7

ZZ

170,7

0809 40 05

TR

180,1

ZZ

180,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1009 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2016

tot vaststelling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan voor de deelperiode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 bepaalde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector melk en zuivelproducten zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 2535/2001

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten uit de sector melk en zuivelproducten.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 juni 2016 tot en met 10 juni 2016 voor de deelperiode van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 2535/2001 en die aan de deelperiode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2017 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29).


BIJLAGE

I.A

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.1.2017 tot en met 30.6.2017 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4590

34 268 500

09.4599

5 680 000

09.4591

2 680 000

09.4592

9 219 000

09.4593

2 673 236

09.4594

10 003 500

09.4595

6 412 500

09.4596

9 596 200

I.F

Producten van oorsprong uit Zwitserland

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.1.2017 tot en met 30.6.2017 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4155

828 000

I.I

Producten van oorsprong uit IJsland

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.1.2017 tot en met 30.6.2017 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4205

25 000

09.4206

0

I.K

Producten van oorsprong uit Nieuw-Zeeland

Volgnummer

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.10.2016 tot en met 31.12.2016 beschikbare hoeveelheden

(kg)

09.4514

7 000 000

09.4515

4 000 000

09.4182

33 612 000

09.4195

40 877 000


BESLUITEN

23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/17


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/1010 VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2016

betreffende de adequaatheid van de bevoegde autoriteiten van bepaalde derde landen en gebieden overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 3727)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (1), en met name artikel 47, lid 3, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG mogen de bevoegde autoriteiten van lidstaten toestaan dat controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of door hen goedgekeurde auditkantoren alsmede inspectie- of onderzoeksverslagen met betrekking tot de audits in kwestie, aan de bevoegde autoriteiten van een derde land worden overgedragen, op voorwaarde dat deze autoriteiten door de Commissie adequaat zijn verklaard en dat er tussen deze autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten op wederkerigheid gebaseerde werkregelingen zijn overeengekomen. Daarom moet worden vastgesteld of de bevoegde autoriteiten van bepaalde derde landen voldoen aan eisen die adequaat zijn om controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, alsmede inspectie- of onderzoeksverslagen aan deze autoriteiten over te dragen.

(2)

Een beslissing over de adequaatheid op grond van artikel 47, lid 3, van Richtlijn 2006/43/EG heeft geen betrekking op andere specifieke voorschriften voor de overdracht van controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, alsmede van inspectie- of onderzoeksverslagen, zoals de overeenkomst betreffende op wederkerigheid gebaseerde werkregelingen tussen de bevoegde autoriteiten als uiteengezet in artikel 47, lid 1, onder d), van die richtlijn, of de voorschriften voor de overdracht van persoonsgegevens als uiteengezet in artikel 47, lid 1, onder e), van die richtlijn.

(3)

Voor de toepassing van dit besluit moeten de in bepaalde gebieden bij wet aangewezen bevoegde autoriteiten die belast zijn met de regelgeving voor en/of het toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren of specifieke aspecten daarvan, als bevoegde autoriteiten van derde landen worden behandeld.

(4)

Een overdracht van controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, alsmede van inspectie- of onderzoeksverslagen aan de bevoegde autoriteit van een derde land of gebied is een aangelegenheid van zwaarwegend algemeen belang bij de uitoefening van onafhankelijk publiek toezicht. In het kader van de in artikel 47, lid 2, van Richtlijn 2006/43/EG bedoelde werkregelingen moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten er bijgevolg zorg voor dragen dat de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land of gebied de overeenkomstig artikel 47, lid 1, van die richtlijn overgedragen documenten alleen gebruikt voor de uitoefening van haar bevoegdheden op het gebied van publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoek bij auditors en auditkantoren.

(5)

De overdracht van controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren aan de bevoegde autoriteit van een derde land of gebied dient in te houden dat de autoriteit in kwestie toegang wordt verleend tot deze documenten of dat de documenten haar worden toegezonden door de wettelijke auditors of auditkantoren die ze in bezit hebben na voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, of door die autoriteit zelf.

(6)

Wanneer inspecties of onderzoeken worden uitgevoerd, mogen wettelijke auditors en auditkantoren niet onder andere voorwaarden toegang verlenen tot hun controle- of andere documenten en deze aan de bevoegde autoriteiten van derde landen of gebieden overdragen dan onder de voorwaarden in artikel 47 van Richtlijn 2006/43/EG en in dit besluit.

(7)

Onverminderd artikel 47, lid 4, van Richtlijn 2006/43/EG dienen de lidstaten erop toe te zien dat de contacten tussen de wettelijke auditors of auditkantoren die door henzelf en door de bevoegde autoriteiten in het kader van het publieke toezicht op, de externe kwaliteitsborging van en het onderzoek bij wettelijke auditors en auditkantoren zijn toegelaten, via de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat verlopen.

(8)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG vereiste werkregelingen voor de overdracht van controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, alsmede van inspectie- of onderzoeksverslagen tussen hun bevoegde autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van een derde land of gebied die onder dit besluit vallen, worden overeengekomen op basis van wederkerigheid en onder bescherming van beroepsgeheimen en gevoelige commerciële informatie van de gecontroleerde entiteiten in deze documenten, met inbegrip van hun industriële en intellectuele eigendom, of van de wettelijke auditors en auditkantoren die deze entiteiten hebben gecontroleerd.

(9)

Wanneer bij het overdragen van controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, alsmede van inspectie- of onderzoeksverslagen aan de bevoegde autoriteiten van een derde land of gebied persoonsgegevens openbaar worden gemaakt, kan dat slechts rechtmatig gebeuren wanneer aan de in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) vastgelegde voorwaarden voor internationale doorgifte van gegevens wordt voldaan. Daarom moeten de lidstaten er krachtens artikel 47, lid 1, onder e), van Richtlijn 2006/43/EG voor zorgen dat de doorgifte van persoonsgegevens tussen hun bevoegde autoriteiten en de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied gebeurt in overeenstemming met hoofdstuk IV van Richtlijn 95/46/EG. De lidstaten moeten voorzien in passende waarborgen ter bescherming van de overgedragen persoonsgegevens, indien nodig via bindende overeenkomsten, en ze moeten verzekeren dat de bevoegde autoriteit van een derde land of gebied persoonsgegevens in de overgedragen documenten niet verder zal doorgeven zonder voorafgaande instemming van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

(10)

De adequaatheid van de eisen waaraan de bevoegde autoriteit van een derde land of gebied dient te voldoen, wordt beoordeeld op basis van de voorschriften inzake samenwerking op regelgevingsgebied in artikel 36 van Richtlijn 2006/43/EG of functioneel grotendeels gelijkwaardige resultaten. Met name moeten de bevoegdheden die door de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land of gebied worden uitgeoefend, de toepasselijke waarborgen tegen inbreuken op voorschriften inzake beroepsgeheim en vertrouwelijkheid en de voorwaarden die zijn vastgelegd in de wet- en regelgeving van het betrokken derde land of gebied waaronder deze bevoegde autoriteiten met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen samenwerken, op hun adequaatheid worden getoetst.

(11)

Voor personen die werkzaam zijn of waren bij de bevoegde autoriteiten van derde landen of gebieden die overeenkomstig artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG controle- of andere documenten ontvangen, moet het beroepsgeheim gelden.

(12)

Door een lidstaat toegelaten wettelijke auditors en auditkantoren die wettelijke controles uitvoeren van ondernemingen die effecten hebben uitgegeven in Brazilië, Dubai International Financial Centre, Guernsey, Indonesië, Man, Jersey, Maleisië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Taiwan of Thailand, of die deel uitmaken van een groep die wettelijk voorgeschreven geconsolideerde jaarrekeningen in een van die derde landen of gebieden uitgeeft, zijn onderworpen aan de nationale wetgeving van het desbetreffende derde land of gebied. Daarom moet worden vastgesteld of de bevoegde autoriteiten van deze derde landen en gebieden voldoen aan eisen die als adequaat kunnen worden beschouwd met betrekking tot de voorschriften inzake samenwerking op regelgevingsgebied in artikel 36 van Richtlijn 2006/43/EG of functioneel grotendeels gelijkwaardige voorschriften.

(13)

Met betrekking tot de bevoegde autoriteiten van Brazilië, Dubai International Financial Centre, Guernsey, Indonesië, Man, Jersey, Maleisië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Taiwan en Thailand zijn in de zin van artikel 47 van Richtlijn 2006/43/EG adequaatheidstoetsingen verricht. De adequaatheid van deze autoriteiten dient op basis van deze beoordelingen te worden vastgesteld.

(14)

De Comissão de Valores Mobiliários van Brazilië is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Brazilië mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoet de Comissão de Valores Mobiliários van Brazilië aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(15)

De Dubai Financial Service Authority van Dubai International Financial Centre is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Dubai en van Dubai International Financial Centre mag de Dubai Financial Service Authority aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoet de Dubai Financial Service Authority van Dubai International Financial Centre aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(16)

Het Registrar of Companies van Guernsey is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Guernsey mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoet het Registrar of Companies van Guernsey aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(17)

Het Finance Professions Supervisory Centre van Indonesië is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. Het Finance Professions Supervisory Centre van Indonesië voert zijn taken uit in combinatie met of naast de Financial Services Authority, maar is de nationale regelgevende instantie voor het auditberoep in Indonesië. Daarom is het Finance Professions Supervisory Centre van Indonesië de bevoegde autoriteit voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Op basis van de interpretatie van de wet- en regelgeving van Indonesië kan momenteel worden geconcludeerd dat het Finance Professions Supervisory Centre van Indonesië aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten mag overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. De samenwerking op regelgevingsgebied tussen het Finance Professions Supervisory Centre van Indonesië en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet derhalve aan nauwlettende monitoring en evaluatie door de Commissie worden onderworpen. Op die basis voldoet het Finance Professions Supervisory Centre van Indonesië aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG gedurende een beperkte periode adequaat moeten worden verklaard.

(18)

De Financial Supervision Commission van Man is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Man mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op basis daarvan voldoet de Financial Supervision Commission van Man aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(19)

De Jersey Financial Services Commission is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Jersey mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoet de Jersey Financial Services Commission aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(20)

De Audit Oversight Board van Maleisië is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren, onder meer op het vlak van samenwerking met relevante buitenlandse autoriteiten op het gebied van uitwisseling en overdracht van informatie voor toezicht op controles, en dit besluit mag alleen op deze bevoegdheden betrekking hebben. De Audit Oversight Board voert zijn taken uit namens de Securities Commission van Maleisië, maar handelt onafhankelijk daarvan. Op grond hiervan is de Audit Oversight Board van Maleisië de bevoegde autoriteit voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Maleisië mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoet de Audit Oversight Board van Maleisië aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(21)

De Independent Regulatory Board for Auditors van Zuid-Afrika is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Volgens de wet- en regelgeving van Zuid-Afrika mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. In het kader van inspecties en inspectieverslagen verkregen documenten mogen evenwel alleen worden uitgewisseld met toestemming van de auditor of het auditkantoor geregistreerd bij de Independent Regulatory Board for Auditors van Zuid-Afrika. Dit vereiste kan leiden tot problemen bij de toepassing van de voorschriften inzake samenwerking op regelgevingsgebied in artikel 47 van Richtlijn 2006/43/EG. Daarom moet de samenwerking op regelgevingsgebied tussen de Independent Regulatory Board for Auditors van Zuid-Afrika en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van nabij door de Commissie worden gemonitord en beoordeeld om uit te maken of het vereiste van toestemming in de praktijk de uitwisseling van informatie belemmert. Op die basis moeten de eisen waaraan de Independent Regulatory Board for Auditors van Zuid-Afrika voldoet voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG, gedurende een beperkte periode adequaat worden verklaard.

(22)

De Financial Services Commission van Zuid-Korea en de Financial Supervisory Service van Zuid-Korea binnen de Financial Services Commission zijn bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De Financial Services Commission draagt algemene beleidsverantwoordelijkheid voor audits, terwijl de Financial Supervisory Service verantwoordelijk is voor het uitvoeren van inspecties en onderzoeken voor de Financial Services Commission. Dit besluit moet betrekking hebben op de Financial Supervisory Service binnen de Financial Services Commission en op de bevoegdheden van de Financial Services Commission voor toezicht op audits. De Financial Services Commission en the Financial Supervisory Service passen afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door hun huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Zuid-Korea mogen deze instellingen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoen de Financial Services Commission van Zuid-Korea en the Financial Supervisory Service van Zuid-Korea aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(23)

De Financial Supervisory Commission van Taiwan is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Taiwan mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoet de Financial Supervisory Commission van Taiwan aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(24)

De Securities and Exchange Commission van Thailand is bevoegd voor publiek toezicht op, externe kwaliteitsborging van en onderzoeken bij auditors en auditkantoren. De instelling past afdoende veiligheidsmaatregelen toe die de verstrekking door haar huidige of vroegere werknemers van vertrouwelijke informatie aan een derde persoon of autoriteit verbieden en bestraffen. Krachtens de wet- en regelgeving van Thailand mag deze instelling aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten documenten overdragen die gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG worden bedoeld. Op grond hiervan voldoet de Securities and Exchange Commission van Thailand aan eisen die voor de toepassing van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat moeten worden verklaard.

(25)

Dit besluit laat de samenwerkingsregelingen als bedoeld in artikel 25, lid 4, van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) onverlet.

(26)

Met dit besluit wordt beoogd doeltreffende samenwerking te bevorderen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en die van Brazilië, Dubai International Financial Centre, Guernsey, Indonesië, Man, Jersey, Maleisië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Taiwan en Thailand. Het is de bedoeling deze autoriteiten in staat te stellen hun taken op het gebied van publiek toezicht, externe kwaliteitsborging en onderzoek te vervullen en tegelijkertijd de rechten van de betrokken partijen te beschermen. De lidstaten zijn verplicht de Commissie in kennis te stellen van de met deze autoriteiten op basis van wederkerigheid overeengekomen werkregelingen zodat zij kan nagaan of de samenwerking in overeenstemming met artikel 47 van Richtlijn 2006/43/EG verloopt.

(27)

Het uiteindelijke doel van de samenwerking inzake toezicht op audits met Brazilië, Dubai International Financial Centre, Guernsey, Indonesië, Man, Jersey, Maleisië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Taiwan en Thailand is het creëren van wederzijds vertrouwen in elkaars toezichtsstelsels. Op die manier moeten overdrachten van controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, alsmede van inspectie- of onderzoeksverslagen de uitzondering worden. Wederzijds vertrouwen zou dan gebaseerd zijn op de gelijkwaardigheid van de stelsels van toezicht op auditors van de Unie en van het betrokken derde land of gebied.

(28)

De Commissie zal de ontwikkelingen in het toezichts- en regelgevingskader van de betrokken derde landen en gebieden regelmatig monitoren. Dit besluit wordt indien nodig herzien in het licht van wijzigingen in het toezichts- en regelgevingskader van de Unie en de betrokken derde landen en gebieden, rekening houdend met beschikbare bronnen van relevante informatie. Met name kan de Commissie, hierin bijgestaan door het CEAOB, als bedoeld in artikel 30, lid 7, onder c), en artikel 30, lid 12, van Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4), te allen tijde de adequaatheid opnieuw beoordelen, zoals wanneer de relevante wetgeving of omstandigheden zijn gewijzigd. Die beoordeling kan leiden tot de intrekking van de verklaring van adequaatheid.

(29)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 17 december 2015 een advies uitgebracht.

(30)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende bevoegde autoriteiten van derde landen of gebieden voldoen aan eisen die in de zin van artikel 47, lid 1, onder c), van Richtlijn 2006/43/EG adequaat worden geacht voor de overdracht van controle- of andere documenten, alsmede van inspectie- en onderzoeksverslagen uit hoofde van artikel 47, lid 1, van die richtlijn:

1)

de Comissão de Valores Mobiliários van Brazilië,

2)

de Dubai Financial Service Authority van Dubai International Financial Centre,

3)

het Registrar of Companies van Guernsey,

4)

het Finance Professions Supervisory Centre van Indonesië,

5)

de Financial Supervision Commission van Man,

6)

de Jersey Financial Services Commission,

7)

de Audit Oversight Board van Maleisië,

8)

de Independent Regulatory Board for Auditors van Zuid-Afrika,

9)

de Financial Services Commission van Zuid-Korea en de Financial Supervisory Service van Zuid-Korea,

10)

de Financial Supervisory Commission van Taiwan,

11)

de Securities and Exchange Commission van Thailand.

Artikel 2

Ingeval controle- of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, uitsluitend in het bezit zijn van een wettelijke auditor of een auditkantoor ingeschreven in het register van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de groepsauditor is geregistreerd, en indien de bevoegde autoriteit van de groepsauditor van een van de in artikel 1 bedoelde autoriteiten een overdrachtsverzoek heeft ontvangen, zorgen de lidstaten ervoor dat de documenten in kwestie pas aan de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land of gebied worden overgedragen indien de bevoegde autoriteit van eerstgenoemde lidstaat uitdrukkelijk met de overdracht heeft ingestemd.

Artikel 3

Voor de in artikel 1, punten 4 en 8, genoemde bevoegde autoriteiten is dit besluit tot 31 juli 2019 van toepassing.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2016.

Voor de Commissie

Jonathan HILL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.

(2)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(3)  Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).

(4)  Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van entiteiten van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77).