ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
59e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/957 VAN DE COMMISSIE
van 9 maart 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische reguleringsnormen voor de passende regelingen, systemen en procedures alsook kennisgevingstemplates die dienen te worden gebruikt voor het voorkomen, opsporen en melden van misbruikpraktijken of verdachte orders of transacties
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 16, lid 5, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is noodzakelijk passende vereisten te specificeren voor de regelingen, procedures en systemen die marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren en elke persoon die beroepshalve transacties regelt of uitvoert, in werking moeten stellen voor de melding van orders en transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of een poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 596/2014. Dergelijke vereisten moeten bijdragen tot de preventie en opsporing van marktmisbruik. Zij moeten er ook toe bijdragen ervoor te zorgen dat kennisgevingen die bij bevoegde autoriteiten worden ingediend zinvol, uitgebreid en nuttig zijn. Teneinde ervoor te zorgen dat de opsporing van marktmisbruik effectief is, moeten passende systemen in werking worden gesteld om orders en transacties te monitoren. Deze systemen dienen te voorzien in menselijke analyse die door goed opgeleid personeel wordt uitgevoerd. De systemen voor de monitoring van marktmisbruik moeten alarmen kunnen produceren in lijn met vooraf bepaalde parameters teneinde verdere analyse van potentiële handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie toe te staan. Het hele proces zal waarschijnlijk een zekere mate van automatisering vereisen. |
(2) |
Teneinde wat betreft preventie en opsporing van marktmisbruik een consistente aanpak en consistente praktijken in heel de Unie te vergemakkelijken en te bevorderen, is het passend gedetailleerde bepalingen vast te stellen tot harmonisering van de inhoud van, de template voor en de timing van de melding van verdachte orders en transacties. |
(3) |
Personen die beroepshalve transacties in verband met de algoritmische handel regelen of uitvoeren en onder Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) vallen, moeten de systemen waarvan sprake in deze verordening en Verordening (EU) nr. 596/2014 instellen en in stand houden en moeten onderworpen blijven aan artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU. |
(4) |
Personen die beroepshalve betrokken zijn bij het regelen of uitvoeren van transacties, moeten in staat zijn de monitoring, opsporing en identificatie van verdachte orders en transacties binnen een groep te delegeren of de analyse van gegevens en de productie van alarmen te delegeren, behoudens passende voorwaarden. Een dergelijke delegatie moet het mogelijk maken om middelen te delen, monitoringsystemen centraal te ontwikkelen en in stand te houden en expertise in verband met de monitoring van orders en transacties op te bouwen. Een dergelijke delegatie mag de bevoegde autoriteiten er niet van weerhouden te allen tijde te beoordelen of de systemen, regelingen en procedures van de persoon waaraan de functies zijn gedelegeerd, effectief zijn om aan de verplichting om marktmisbruik te monitoren en op te sporen te voldoen. De meldplicht en de verantwoordelijkheid om aan deze verordening en aan artikel 16 van Verordening (EU) nr. 596/2014 te voldoen, moet bij de delegerende persoon blijven berusten. |
(5) |
Handelsplatforms dienen over passende transactieregels te beschikken die bijdragen aan de voorkoming van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie. Handelsplatformen dienen ook over voorzieningen te beschikken om de orderportefeuille opnieuw af te spelen teneinde de activiteit van een handelssessie te analyseren in een context van algoritmische handel, inclusief flitshandel. |
(6) |
Het gebruik van één geharmoniseerde template voor elektronische indiening van een verslag over verdachte transacties en orders moet bijdragen tot de naleving van de vereisten waarvan sprake in deze verordening en in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 596/2014 op markten waar orders en transacties steeds meer grensoverschrijdend worden. Het moet ook de efficiënte uitwisseling van informatie over verdachte orders en transacties tussen bevoegde autoriteiten bij grensoverschrijdende onderzoeken vergemakkelijken. |
(7) |
De in de template opgenomen relevante informatievelden moeten, indien duidelijk, volledig, objectief en nauwkeurig ingevuld, de bevoegde autoriteiten helpen om het vermoeden onmiddellijk te beoordelen en relevante acties in te leiden. Derhalve moeten de personen die het verslag indienen aan de hand van de template de relevant geachte informatie over de gemelde verdachte orders en transacties kunnen verstrekken en de redenen voor het vermoeden kunnen toelichten. Met de template moeten ook persoonsgegevens kunnen worden verstrekt aan de hand waarvan de personen zouden kunnen worden geïdentificeerd die betrokken zijn bij de verdachte orders en transacties en de bevoegde autoriteiten zouden kunnen worden bijgestaan bij het voeren van onderzoeken om het handelsgedrag van de verdachte personen snel te analyseren en verbanden te leggen met personen die bij andere verdachte transacties betrokken zijn. Deze informatie dient aan het begin te worden verstrekt, zodat de integriteit van het onderzoek niet in het gedrang komt doordat de bevoegde autoriteit zich in de loop van een onderzoek mogelijk opnieuw tot de persoon moet wenden die het verslag over verdachte transacties en orders heeft ingediend. Zij moet de geboortedatum, het adres, de beroepsbezigheden en rekeningen van de persoon en, indien relevant, de identificatiecode van de cliënt en het nationale identificatienummer van de betrokken personen omvatten. |
(8) |
Om de indiening van een verslag over verdachte transacties en orders te vergemakkelijken, moet de template het mogelijk maken documenten en gegevens bij te voegen die noodzakelijk worden geacht voor het staven van de gedane kennisgeving, inclusief in de vorm van een bijlage met een lijst van de orders of transacties die relevant zijn voor hetzelfde verslag en een specificatie van de prijzen en volumes ervan. |
(9) |
Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren en personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren, dienen niet alle ontvangen orders of verrichte transacties die aanleiding hebben gegeven tot een intern alarm te melden. Een dergelijk vereiste zou strijdig zijn met het vereiste om per geval te beoordelen of er redelijke gronden zijn voor een vermoeden. |
(10) |
Verdachte orders en transacties moeten zonder uitstel bij de relevante bevoegde autoriteit worden gemeld zodra een redelijk vermoeden bestaat dat die orders of transacties handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen. De analyse of een bepaalde order of transactie al dan niet als verdacht moet worden beschouwd, moet op feiten, niet op speculatie of vermoeden gebaseerd zijn en moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd. De praktijk van het uitstellen van de indiening van een verslag teneinde verdere verdachte orders of transacties op te nemen, is, indien er reeds een redelijk vermoeden bestaat, onverenigbaar met de verplichting om zonder uitstel actie te ondernemen. In ieder geval moet de indiening van een verslag over verdachte transacties en orders per geval worden beoordeeld om te bepalen of verschillende orders en transacties in één enkel verslag over verdachte transacties en orders zouden kunnen worden gemeld. Bovendien mag de praktijk om te wachten totdat een bepaald aantal verslagen over verdachte transacties en orders is verzameld alvorens deze te melden, niet worden geacht in overeenstemming te zijn met het vereiste van kennisgeving zonder uitstel. |
(11) |
Er kunnen, vanwege latere gebeurtenissen of beschikbare informatie, omstandigheden zijn dat een redelijk vermoeden van handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie ontstaat enige tijd nadat de verdachte activiteit heeft plaatsgevonden. Dit mag geen reden zijn om de verdachte activiteit niet te melden aan de bevoegde autoriteit. Teneinde aan te tonen dat in die specifieke omstandigheden de meldingsvereisten in acht zijn genomen, moet de persoon die het verslag indient het tijdsverschil tussen het plaatsvinden van de verdachte activiteit en het bestaan van het redelijk vermoeden van handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie kunnen rechtvaardigen. |
(12) |
Bewaring van en toegang tot verslagen over verdachte transacties en orders die zijn ingediend en van de analyse van verdachte orders en transacties die niet heeft geleid tot de indiening van een verslag over verdachte transacties en orders, vormt een belangrijk onderdeel van de procedures voor de opsporing van marktmisbruik. De mogelijkheid om de analyse van verslagen over verdachte transacties en orders die werden ingediend, alsook verdachte orders en transacties die werden geanalyseerd maar ten aanzien waarvan werd geconcludeerd dat de gronden voor een vermoeden niet redelijk waren, te herroepen en te herzien, zal personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten of beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren helpen in hun oordeelsvorming bij het onderzoeken van latere verdachte orders of transacties. De analyse van verdachte orders en transacties die uiteindelijk niet tot de indiening van een verslag over verdachte transacties en orders leidde, helpt deze personen bij de verfijning van hun toezichtssystemen en bij het opsporen van patronen van herhaald gedrag, de totaliteit waarvan, in zijn geheel beschouwd, zou kunnen leiden tot een redelijk vermoeden van handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie. Bovendien zullen de bovenbedoelde gegevens tot het aantonen van naleving van de in deze verordening neergelegde vereisten bijdragen en de uitoefening door de bevoegde autoriteiten van hun toezichts-, onderzoeks- en handhavingsfuncties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 596/2014 vergemakkelijken. |
(13) |
Elke verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig deze verordening dient te worden uitgevoerd met inachtneming van de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). |
(14) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(15) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdersgroep effecten en markten ingewonnen, die in overeenstemming met artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht (4). |
(16) |
Om voor de vlotte werking van de financiële markten te zorgen, is het noodzakelijk dat deze verordening met spoed in werking treedt en dat de bepalingen neergelegd in deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als die welke zijn neergelegd in Verordening (EU) nr. 596/2014, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „verslag over verdachte transacties en orders”: het verslag over verdachte orders en transacties, inclusief alle annuleringen of wijzigingen daarvan, die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen, dat moet worden opgesteld ingevolge artikel 16, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014.
b) „elektronische weg”: elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie), opslag en verzending van gegevens via draden, radio, optische technologieën of andere elektromagnetische middelen;
c) „groep”: een groep als omschreven in artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (5);
d) „order”: elk order, inclusief elke quote, ongeacht of het doel ervan initiële indiening, wijziging, actualisering of annulering van een order is en ongeacht het type ervan.
Artikel 2
Algemene vereisten
1. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren, belasten zich met het instellen en handhaven van regelingen, systemen en procedures die zorgen voor:
a) |
effectieve en doorlopende monitoring, ten behoeve van het opsporen en identificeren van orders en transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie kunnen vormen, van alle ontvangen en doorgegeven orders en alle uitgevoerde transacties; |
b) |
de doorgifte van verslagen over verdachte transacties en orders aan de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de vereisten waarvan sprake in deze verordening en onder gebruikmaking van de template waarvan sprake in de bijlage. |
2. De verplichtingen waarvan sprake in lid 1 zijn van toepassing op orders en transacties die betrekking hebben op elk financieel instrument en gelden ongeacht:
a) |
de capaciteit waarin het order wordt geplaatst of de transactie uitgevoerd; |
b) |
de types betrokken klanten; |
c) |
of de orders werden geplaatst of de transacties uitgevoerd aan of buiten een handelsplatform. |
3. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, belasten zich met het instellen en handhaven van regelingen, systemen en procedures die zorgen voor:
a) |
effectieve en doorlopende monitoring, ten behoeve van het voorkomen, opsporen en identificeren van handel met voorwetenschap, marktmanipulatie en poging tot handel met voorwetenschap en marktmanipulatie, van alle ontvangen orders en alle uitgevoerde transacties; |
b) |
de doorgifte van verslagen over verdachte transacties en orders aan de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met de vereisten waarvan sprake in deze verordening en onder gebruikmaking van de template waarvan sprake in de bijlage. |
4. De verplichtingen waarvan sprake in lid 3 zijn van toepassing op orders en transacties die betrekking hebben op elk financieel instrument en gelden ongeacht:
a) |
de capaciteit waarin de order wordt geplaatst of de transactie uitgevoerd; |
b) |
de types betrokken klanten. |
5. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren, marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, zorgen ervoor dat de regelingen, systemen en procedures waarvan sprake in de leden 1 en 3:
a) |
geschikt zijn en evenredig in verhouding tot de schaal, omvang en aard van hun bedrijfsactiviteit; |
b) |
regelmatig worden beoordeeld, ten minste via een jaarlijks uitgevoerde audit en interne evaluatie, en wanneer noodzakelijk worden bijgewerkt; |
c) |
duidelijk schriftelijk worden gedocumenteerd, inclusief alle wijzigingen of actualiseringen daarvan, ten behoeve van de naleving van deze verordening, en dat de gedocumenteerde informatie voor een periode van vijf jaar wordt bijgehouden. |
De personen waarvan sprake in de eerste alinea verstrekken op verzoek aan de bevoegde autoriteit de informatie waarvan sprake in punten b) en c) van die alinea.
Artikel 3
Preventie, monitoring en opsporing
1. De regelingen, systemen en procedures waarvan sprake in artikel 2, leden 1en 3:
a) |
staan de analyse, individueel en vergelijkend, toe van iedere transactie uitgevoerd en iedere order geplaatst, gewijzigd, geannuleerd of verworpen in de systemen van het handelsplatform en, in geval van personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren, ook buiten een handelsplatform; |
b) |
produceren alarmen die wijzen op activiteiten die verdere analyse vereisen ten behoeve van de opsporing van potentiële handel met voorwetenschap of marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie; |
c) |
strekken zich uit tot de volledige reeks handelsactiviteiten die door de betrokken personen worden ondernomen. |
2. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, verstrekken op verzoek aan de bevoegde autoriteit de informatie waaruit de geschiktheid en evenredigheid van hun systemen blijkt in verhouding tot de schaal, omvang en aard van hun bedrijfsactiviteit, inclusief de informatie over het niveau van automatisering van dergelijke systemen.
3. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die handelsplatforms exploiteren, gebruiken softwaresystemen en stellen procedures in werking in een mate die geschikt en evenredig is in verhouding tot de schaal, omvang en aard van hun bedrijfsactiviteit, die helpen bij de preventie en opsporing van handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie.
De systemen en procedures waarvan sprake in de eerste alinea omvatten software waarmee orderboekgegevens uitgesteld automatisch kunnen worden gelezen, opnieuw afgespeeld en geanalyseerd en dergelijke software is berekend op een omgeving van algoritmische handel.
4. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, belasten zich met het instellen en handhaven van regelingen en procedures die zorgen voor een passend niveau van menselijke analyse bij de monitoring, opsporing en identificatie van orders en transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen.
5. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, belasten zich met het instellen en handhaven van regelingen en procedures die ook voor een passend niveau van menselijke analyse zorgen bij de preventie van handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie.
6. Een persoon die beroepshalve transacties regelt of uitvoert, heeft het recht bij schriftelijke overeenkomst aan een rechtspersoon die deel uitmaakt van dezelfde groep, de uitoefening te delegeren van de monitoring-, opsporings- en identificatiefuncties voor orders en transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen. De persoon die die functies delegeert, blijft volledig verantwoordelijk voor het nakomen van al zijn verplichtingen overeenkomstig deze verordening en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 596/2014 en zorgt ervoor dat de regeling duidelijk is gedocumenteerd en de taken en verantwoordelijkheden zijn toegewezen en overeengekomen, inclusief de duur van de delegatie.
7. Een persoon die beroepshalve transacties regelt of uitvoert, kan bij schriftelijke overeenkomst het verrichten van de analyse van gegevens, inclusief gegevens met betrekking tot orders en transacties, en de generatie van alarmen die voor een dergelijke persoon noodzakelijk zijn om de monitoring, opsporing en identificatie te verrichten van orders en transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen, aan een derde („dienstverlener”) delegeren. De persoon die die functies delegeert, blijft volledig verantwoordelijk voor het nakomen van al zijn verplichtingen overeenkomstig deze verordening en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 596/2014 en voldoet te allen tijde aan de volgende voorwaarden:
a) |
hij behoudt de deskundigheid en middelen noodzakelijk voor het doorlopend evalueren van de kwaliteit van de verleende diensten en de organisatorische toereikendheid van de dienstverleners, voor het toezien op de gedelegeerde diensten en voor het risicomanagement in verband met de delegatie van die functies; |
b) |
hij heeft rechtstreekse toegang tot alle relevante informatie met betrekking tot de analyse van gegevens en de generatie van alarmen. |
De schriftelijke overeenkomst bevat een beschrijving van de rechten en verplichtingen van de persoon die de functies delegeert waarvan sprake in de eerste alinea en die van de dienstverlener. Daarin worden ook de gronden beschreven op basis waarvan de persoon die de functies delegeert een dergelijke overeenkomst kan beëindigen.
8. Als onderdeel van de regelingen en procedures waarvan sprake in artikel 2, leden 1 en 3 bewaren personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, gedurende een periode van vijf jaar de informatie ter documentering van de analyse uitgevoerd met betrekking tot orders en transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen, welke zijn onderzocht, en de redenen voor het al dan niet indienen van een verslag over verdachte transacties en orders. Die informatie wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteit verstrekt.
De personen waarvan sprake in de eerste alinea zorgen ervoor dat de regelingen en procedures waarvan sprake in artikel 2, leden 1 en 3, de geheimhouding van de informatie waarvan sprake in de eerste alinea waarborgen en in stand houden.
Artikel 4
Opleiding
1. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, organiseren en verstrekken effectieve en uitgebreide opleiding aan het personeel dat betrokken is bij de monitoring, opsporing en identificatie van orders en transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen, inclusief het personeel dat betrokken is bij de verwerking van orders en transacties. Dergelijke opleiding vindt regelmatig plaats en is geschikt en evenredig in verhouding tot de schaal, omvang en aard van het bedrijf.
2. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, verstrekken bovendien de opleiding waarvan sprake in lid 1 aan het personeel dat betrokken is bij de preventie van handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie.
Artikel 5
Meldingsplichten
1. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, belasten zich met het instellen en handhaven van effectieve regelingen, systemen en procedures aan de hand waarvan zij, ten behoeve van de indiening van een verslag over verdachte transacties en orders, kunnen beoordelen of een order of transactie handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zou kunnen vormen. Die regelingen, systemen en procedures houden op gepaste wijze rekening met de elementen die feitelijke handel met voorwetenschap of marktmanipulatie of een poging daartoe vormen overeenkomstig de artikelen 8 en 12 van Verordening (EU) nr. 596/2014 en met de niet-uitputtende indicatoren van marktmanipulatie waarvan sprake in bijlage I bij die verordening, zoals nader gespecificeerd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 van de Commissie (6).
2. Alle personen waarvan sprake in lid 1 die betrokken zijn bij de verwerking van dezelfde order of transactie, zijn verantwoordelijk voor het beoordelen of een verslag over verdachte transacties en orders moet worden ingediend.
3. De personen waarvan sprake in lid 1 zorgen ervoor dat de informatie die is ingediend als onderdeel van een verslag over verdachte transacties en orders, gebaseerd is op feiten en analyse, rekening houdend met alle informatie waarover zij beschikken.
4. De personen waarvan sprake in lid 1 stellen procedures in werking om ervoor te zorgen dat de persoon met betrekking waartoe het verslag over verdachte transacties en orders is ingediend, en iedereen die uit hoofde van zijn functie of positie binnen de meldende persoon geen kennis dient te hebben van de indiening van een verslag over verdachte transacties en orders, er niet van op de hoogte wordt gebracht dat een verslag over verdachte transacties en orders bij de bevoegde autoriteit is of zal worden ingediend.
5. De personen waarvan sprake in lid 1 vullen het verslag in over verdachte transacties en orders zonder de persoon met betrekking waartoe het verslag over verdachte transacties en orders is ingediend, of iemand die er geen kennis van dient te hebben, ervan op de hoogte te brengen dat een verslag over verdachte transacties en orders zal worden ingediend, inclusief via verzoeken om informatie betreffende de persoon met betrekking waartoe het verslag over verdachte transacties en orders is ingediend, teneinde bepaalde velden in te vullen.
Artikel 6
Timing van verslagen over verdachte transacties en orders
1. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, zorgen ervoor dat zij zonder uitstel effectieve regelingen, systemen en procedures in werking stellen voor de indiening van een verslag over verdachte transacties en orders, in overeenstemming met artikel 16, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 596/2014, zodra een redelijk vermoeden van feitelijke handel met voorwetenschap of marktmanipulatie of een poging daartoe is ontstaan.
2. Met de regelingen, systemen en procedures waarvan sprake in lid 1 kunnen verslagen over verdachte transacties en orders in verband met transacties en orders die zich in het verleden hebben voorgedaan, worden ingediend wanneer in het licht van latere gebeurtenissen of informatie een vermoeden is ontstaan.
In dergelijke gevallen wordt door de persoon die beroepshalve transacties regelt of uitvoert en de marktexploitant en beleggingsonderneming die een handelsplatform exploiteert, in het verslag over verdachte transacties en orders aan de bevoegde autoriteit een verklaring gegeven voor het tijdsverschil tussen het ontstaan van de vermoedelijke inbreuk en de indiening van het verslag over verdachte transacties en orders overeenkomstig de specifieke omstandigheden van de zaak.
3. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, dienen bij de bevoegde autoriteit alle relevante bijkomende informatie in waarvan zij kennis krijgen nadat het verslag over verdachte transacties en orders is ingediend, en verstrekken alle informatie of elk ander document dat door de bevoegde autoriteit wordt gevraagd.
Artikel 7
Inhoud van het verslag over verdachte transacties en orders
1. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, dienen een verslag over verdachte transacties en orders in aan de hand van de template vervat in de bijlage.
2. De personen waarvan sprake in lid 1 die het verslag over verdachte transacties en orders indienen, vullen de informatievelden die relevant zijn voor de gemelde orders of transacties op duidelijke en nauwkeurige wijze in. Het verslag over verdachte transacties en orders bevat ten minste de volgende informatie:
a) |
identiteit van de persoon die het verslag over verdachte transacties en orders indient en, in geval van personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren, ook de hoedanigheid waarin de persoon die het verslag over verdachte transacties en orders indient actief is, met name bij het handelen voor eigen rekening of uitvoeren van orders namens derden; |
b) |
beschrijving van de order of transactie, inclusief:
|
c) |
de redenen waarom de order of transactie vermoedelijk handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie vormt; |
d) |
middelen om elke persoon te identificeren die betrokken is bij de order of transactie die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zou kunnen vormen, inclusief de persoon die de order geplaatst of uitgevoerd heeft en de persoon namens wie de order is geplaatst of uitgevoerd; |
e) |
alle andere informatie en bewijsstukken die voor de bevoegde autoriteit relevant kunnen zijn ten behoeve van het opsporen, onderzoeken en handhaven van de regulering inzake handel met voorwetenschap, marktmanipulatie en poging tot handel met voorwetenschap en marktmanipulatie. |
Artikel 8
Middelen van doorgifte
1. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, dienen een verslag over verdachte transacties en orders, inclusief alle bewijsstukken of bijlagen, in bij de bevoegde autoriteit waarvan sprake in artikel 16, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 596/2014 met gebruikmaking van de elektronische middelen die door die bevoegde autoriteit zijn gespecificeerd.
2. De bevoegde autoriteiten publiceren op hun website de elektronische middelen waarvan sprake in lid 1. Die elektronische middelen waarborgen de volledigheid, integriteit en vertrouwelijkheid van de informatie tijdens de doorgifte.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 3 juli 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 maart 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.
(2) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(3) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(4) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(5) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot een vrijstelling voor bepaalde publieke organen en centrale banken in derde landen, de indicatoren van marktmanipulatie, de openbaarmakingsdrempels, de bevoegde autoriteit voor kennisgevingen van uitstel, de toestemming voor handel tijdens afgesloten perioden en typen aan te melden transacties van leidinggevenden (PB L 88 van 5.4.2016, blz. 1).
BIJLAGE
Template voor het verslag over verdachte transacties en orders
AFDELING 1 — IDENTITEIT VAN DE ENTITEIT/PERSOON DIE HET VERSLAG OVER VERDACHTE TRANSACTIES EN ORDERS INDIENT |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren/Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren — Vermeld in elk geval: |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naam van de natuurlijke persoon |
[Voornaam (voornamen) en familienaam (familienamen) van de natuurlijke persoon die binnen de indienende entiteit belast is met de indiening van het verslag over verdachte transacties en orders.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Positie binnen de meldende entiteit |
[Positie van de natuurlijke persoon die binnen de indienende entiteit belast is met de indiening van het verslag over verdachte transacties en orders.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naam van de meldende entiteit |
[Volledige naam van de meldende entiteit, inclusief voor rechtspersonen:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adres van de meldende entiteit |
[Volledig adres (bv. straat, straatnummer, postcode, stad, deelstaat/provincie) en land.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handelingshoedanigheid van de entiteit ten aanzien van de orders of transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen |
[Beschrijving van de hoedanigheid waarin de meldende entiteit handelde ten aanzien van de orders of transacties die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen, bv. het uitvoeren van orders namens klanten, het handelen voor eigen rekening, de exploitatie van een handelsplatform of beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Type handelsactiviteit (marketmaking, arbitrage enz.) en type door de meldende entiteit verhandeld instrument (effecten, derivaten enz.) |
(Indien beschikbaar) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verhouding tot de persoon met betrekking waartoe het verslag over verdachte transacties en orders wordt ingediend |
[Beschrijving van alle zakelijke, contractuele of organisatorische regelingen of omstandigheden of verhoudingen.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanspreekpunt voor een bijkomend verzoek om informatie |
[Contactpersoon binnen de meldende entiteit voor een bijkomend verzoek om informatie met betrekking tot dit verslag (bv. compliancefunctionaris) en relevante contactgegevens:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
AFDELING 2 — TRANSACTIE/ORDER |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschrijving van het financieel instrument: |
[Beschrijf het financieel instrument dat het voorwerp is van het verslag over verdachte transacties en orders en geef:
[Extra elementen voor orders en transacties in verband met otc-derivaten (De lijst van onderstaande gegevens is niet exhaustief)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Datum en tijdstip van transacties of orders die handel met voorwetenschap, marktmanipulatie of poging tot handel met voorwetenschap of marktmanipulatie zouden kunnen vormen |
[Vermeld datum(s) en tijdstip(pen) van de order(s) of transactie(s) en de tijdzone.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Markt waarop de order of transactie plaatsvond |
[Vermeld:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaats (land): |
[Volledige naam van het land en de ISO 3166-1-landcode met twee tekens.] [Vermeld:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschrijving van de order of transactie |
[Beschrijf ten minste de volgende kenmerken van de gemelde order(s) of transactie(s):
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
AFDELING 3 — BESCHRIJVING VAN DE AARD VAN HET VERMOEDEN |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aard van het vermoeden |
[Vermeld het type inbreuk dat de gemelde orders of transacties zouden kunnen vormen:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Redenen voor het vermoeden |
[Beschrijving van de activiteit (transacties en orders, manier van plaatsen van de orders of uitvoeren van de transactie en de kenmerken van de orders en transacties die deze verdacht maken) en de wijze waarop de zaak onder de aandacht van de meldende persoon is gekomen, en de redenen voor het vermoeden. Bij wijze van niet-exhaustieve richtcriteria, kan de beschrijving omvatten:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
AFDELING 4 — IDENTITEIT VAN DE PERSOON WAARVAN DE ORDERS OF TRANSACTIES HANDEL MET VOORWETENSCHAP, MARKTMANIPULATIE OF POGING TOT HANDEL MET VOORWETENSCHAP OF MARKTMANIPULATIE ZOUDEN KUNNEN VORMEN („VERDACHTE PERSOON”) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naam |
[Voor natuurlijke personen: de voornaam (voornamen) en de familienaam (familienamen).] [Voor rechtspersonen: volledige naam inclusief de rechtsvorm als vastgesteld in het register van het land ingevolge het recht waarvan deze is opgericht, indien toepasselijk, en de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) in overeenstemming met de ISO 17442 LEI-code, indien toepasselijk.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geboortedatum |
[Alleen voor natuurlijke personen.] [jjjj-mm-dd] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nationaal identificatienummer (indien van toepassing) |
[Indien van toepassing in de betrokken lidstaat.] [Getallen en/of tekst] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adres |
[Volledig adres (bv. straat, straatnummer, postcode, stad, deelstaat/provincie) en land.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Informatie over de beroepsbezigheid:
|
[Informatie over de beroepsbezigheid van de verdachte persoon, afkomstig uit informatiebronnen waarover de meldende entiteit intern beschikt (bv. rekeningendocumentatie in geval van klanten, personeelsinformatiesysteem in geval van een werknemer van de meldende entiteit).] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rekeningnummer(s) |
[Nummers van de geld- en effectenrekening(en), alle gemeenschappelijke rekeningen of alle volmachten op de rekening die de verdachte entiteit/persoon bezit.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Klantenidentificatiecode overeenkomstig de transactiemelding ingevolge Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten (of elke andere identificatiecode) |
[Ingeval de verdachte persoon een klant is van de meldende entiteit.] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
Relatie met de emittent van de betrokken financiële instrumenten (indien van toepassing en indien bekend) |
[Beschrijving van alle zakelijke, contractuele of organisatorische regelingen of omstandigheden of relaties] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
AFDELING 5 — EXTRA INFORMATIE |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achtergrond of alle andere informatie die door de meldende entiteit relevant wordt geacht voor het verslag |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
[De volgende lijst is niet exhaustief.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
AFDELING 6 – BIJGEVOEGDE DOCUMENTATIE |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vermeld de bewijstukken en gegevens die bij dit verslag over verdachte transacties en orders worden gevoegd. Dit kunnen zijn: e-mails, registraties van gesprekken, order/transactiegegevens, bevestigingen, makelaarsrapporten, volmachtdocumenten en mediacommentaar indien relevant. Indien de gedetailleerde informatie over de orders/transacties waarvan sprake in afdeling 2 van deze template in een afzonderlijke bijlage wordt verstrekt, de titel van die bijlage vermelden.] |
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/15 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/958 VAN DE COMMISSIE
van 9 maart 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de technische regelingen voor objectieve presentatie van beleggingsaanbevelingen of andere informatie waarin beleggingsstrategieën worden aanbevolen of voorgesteld en ter openbaarmaking van specifieke belangen of indicaties van belangenverstrengeling
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 20, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Geharmoniseerde normen voor beleggingsaanbevelingen of andere informatie waarin beleggingsstrategieën worden aanbevolen of voorgesteld (hierna „aanbevelingen” genoemd) zijn nodig voor de objectieve, duidelijke en precieze presentatie van dergelijke informatie en voor de openbaarmaking van belangen en belangenverstrengeling. Die normen moeten worden nageleefd door personen die aanbevelingen uitbrengen of verspreiden. Om ervoor te zorgen dat in de markt hoge normen inzake eerlijkheid, integriteit en transparantie prevaleren, moeten aanbevelingen met name objectief worden gepresenteerd, op zodanige wijze dat de marktdeelnemers of het publiek niet worden misleid. |
(2) |
Alle personen die aanbevelingen uitbrengen of verspreiden, moeten regelingen invoeren om ervoor te zorgen dat informatie objectief wordt gepresenteerd en dat belangen of belangenverstrengeling doeltreffend openbaar worden gemaakt. Daarnaast moeten aanvullende regelingen worden getroffen voor de categorieën van personen die door hun aard en hun activiteiten doorgaans een groter risico vormen voor de marktintegriteit en de beleggersbescherming. Die groep zou bestaan uit onafhankelijke analisten, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, alle personen met als hoofdactiviteit het uitbrengen of verspreiden van aanbevelingen, en de natuurlijke personen die in het kader van een arbeidscontract of op andere wijze voor hen werken, alsook andere personen die beleggingsbeslissingen met betrekking tot financiële instrumenten voorstellen en die stellen over financiële ervaring of deskundigheid te beschikken of als zodanig door marktdeelnemers worden beschouwd (hierna „deskundigen” genoemd). Indicatoren die bij de identificatie van dergelijke deskundigen in aanmerking moeten worden genomen, zijn onder meer de frequentie waarmee zij aanbevelingen uitbrengen, het aantal volgers dat zij hebben wanneer zij aanbevelingen voorstellen, hun persoonlijke loopbaangegevens, onder meer of zij in het verleden professioneel aanbevelingen hebben uitgebracht, en of hun vroegere aanbevelingen door derden, bijvoorbeeld de media, worden of werden overgenomen. |
(3) |
De identiteit van de personen die aanbevelingen uitbrengen, hun bevoegde autoriteit, als die er is, en de data en tijdstippen waarop de aanbevelingen werden voltooid en vervolgens verspreid, moeten openbaar worden gemaakt, omdat deze gegevens voor beleggers waardevolle informatie voor hun beleggingsbeslissingen kan zijn. |
(4) |
De openbaarmaking van waarderingen en methoden is waardevolle informatie om de aanbevelingen te begrijpen, en om te kunnen inschatten in welke mate de personen die de aanbevelingen uitbrengen, die waarderingen en methoden consistent toepassen. Aanbevelingen die door dezelfde persoon worden uitgebracht en ondernemingen betreffen die tot dezelfde sector of hetzelfde land behoren, moeten zoveel mogelijk systematisch bepaalde consistente gemeenschappelijke factoren hebben. Om die redenen moeten onafhankelijke analisten, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, personen met als hoofdactiviteit het uitbrengen van aanbevelingen, en de natuurlijke personen die in het kader van een arbeidscontract of op andere wijze voor hen werken, alsook deskundigen in de aanbevelingen alle veranderingen in de door hen gebruikte waarderingen en methoden uitleggen. |
(5) |
De belangen van personen die aanbevelingen uitbrengen, en de verstrengeling waartoe die belangen aanleiding zouden kunnen geven, kunnen van invloed zijn op de mening die deze personen in hun aanbevelingen uiten. Om ervoor te zorgen dat de objectiviteit en de betrouwbaarheid van de informatie kunnen worden beoordeeld, moet het passend zijn dat alle betrekkingen en omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat ze de objectiviteit van de informatie in het gedrang brengen, waaronder belangen of belangenverstrengeling van de persoon die de aanbeveling uitbrengt, of van een persoon die tot dezelfde groep behoort, met betrekking tot het financiële instrument of de uitgevende instelling waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft, openbaar worden gemaakt. |
(6) |
De openbaarmaking van belangen of belangenverstrengeling moet specifiek genoeg zijn zodat de ontvanger van de aanbeveling een geïnformeerd standpunt kan innemen over de omvang en de aard van het belang of de belangenverstrengeling. Onafhankelijke analisten, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, personen met als hoofdactiviteit het uitbrengen van aanbevelingen, en de natuurlijke personen die in het kader van een arbeidscontract of op andere wijze voor hen werken, alsook deskundigen moeten ook openbaar maken of zij een netto long- of shortpositie bezitten boven een vooraf vastgestelde drempel in het uitgegeven aandelenkapitaal van de uitgevende instelling waarop de aanbeveling betrekking heeft. In die context moeten zij de netto long- of shortpositie berekenen volgens de methode voor de berekening van posities die in Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) is vastgesteld. |
(7) |
Omwille van de evenredigheid moet worden toegestaan dat personen die aanbevelingen uitbrengen, hun regelingen voor objectieve presentatie en voor openbaarmaking van belangen of belangenverstrengeling aanpassen binnen de in deze verordening vastgestelde grenzen, onder meer wanneer zij tijdens bijvoorbeeld bijeenkomsten, promotietours, audio- of videoconferenties of in interviews op radio, televisie of websites niet-schriftelijke aanbevelingen uitbrengen. |
(8) |
Aanbevelingen mogen in ongewijzigde, gewijzigde of samengevatte vorm worden verspreid door een andere persoon dan de persoon die de aanbevelingen uitbrengt. De wijze waarop personen die aanbevelingen verspreiden, die aanbevelingen behandelen, kan een belangrijk effect hebben op de beoordeling daarvan door beleggers. Het kan met name voor beleggers bij het nemen van hun beleggingsbeslissingen van belang zijn om de identiteit te kennen van de persoon die de aanbeveling verspreidt, en te weten in welke mate de oorspronkelijke aanbeveling is gewijzigd. |
(9) |
Wanneer de personen die aanbevelingen verspreiden slechts bepaalde elementen van een oorspronkelijke aanbeveling extrapoleren, zou dit kunnen neerkomen op een wezenlijke wijziging van de inhoud van de oorspronkelijke aanbeveling. Een verandering in de richting van de oorspronkelijke aanbeveling (bv. door de aanbeveling „kopen” te veranderen in een aanbeveling „aanhouden” of „verkopen”, of omgekeerd, of door de richtkoers te veranderen) moet altijd als een wezenlijke wijziging worden beschouwd. |
(10) |
De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening moet plaatsvinden overeenkomstig de nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). |
(11) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(12) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en heeft het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen (4). |
(13) |
Teneinde de goede werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat deze verordening met spoed in werking treedt en dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als de bepalingen van Verordening (EU) nr. 596/2014, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „deskundige”: een in artikel 3, lid 1, punt 34, onder ii), van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde persoon die herhaaldelijk beleggingsbeslissingen met betrekking tot financiële instrumenten voorstelt en die:
i) |
stelt over financiële deskundigheid of ervaring te beschikken; of |
ii) |
zijn aanbevelingen verstrekt op een manier waardoor andere personen redelijkerwijs zouden aannemen dat hij over financiële deskundigheid of ervaring beschikt; |
b) „groep”: een groep in de zin van artikel 2, lid 11, van Richtlijn 2013/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).
HOOFDSTUK II
UITBRENGEN VAN AANBEVELINGEN
Artikel 2
Identiteit van uitbrengers van aanbevelingen
1. Personen die beleggingsaanbevelingen of andere informatie waarin een beleggingsstrategie wordt aanbevolen of voorgesteld („aanbevelingen”), uitbrengen, maken in alle door hen uitgebrachte aanbevelingen duidelijk en opvallend melding van hun identiteit en de volgende informatie over de identiteit van alle andere personen die voor het uitbrengen van de aanbeveling verantwoordelijk zijn:
a) |
de naam en de functie van alle natuurlijke personen die bij het uitbrengen van de aanbeveling betrokken zijn; |
b) |
wanneer een bij het uitbrengen van de aanbeveling betrokken natuurlijke of rechtspersoon in het kader van een contract, waaronder een arbeidscontract, of op andere wijze voor een rechtspersoon handelt, de naam van die rechtspersoon. |
2. Wanneer de persoon die aanbevelingen uitbrengt, een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een natuurlijke persoon is die in het kader van een arbeidscontract of op andere wijze voor een beleggingsonderneming of een kredietinstelling werkt, deelt hij naast de in lid 1 vastgestelde informatie de identiteit van de betrokken bevoegde autoriteit in de aanbeveling mee.
3. Wanneer de persoon die aanbevelingen uitbrengt, geen in lid 2 bedoelde persoon is maar onderworpen is aan uit zelfregulering voortvloeiende normen of gedragscodes voor het uitbrengen van aanbevelingen, neemt hij naast de in lid 1 vastgestelde informatie een verwijzing naar die normen of codes in de aanbeveling op.
Artikel 3
Algemene verplichtingen met betrekking tot objectieve presentatie van aanbevelingen
1. Personen die aanbevelingen uitbrengen, zorgen ervoor dat hun aanbevelingen aan de volgende vereisten voldoen:
a) |
feiten worden duidelijk onderscheiden van interpretaties, ramingen, adviezen en andere vormen van informatie die niet op feiten berust; |
b) |
alle wezenlijke informatiebronnen worden duidelijk en opvallend vermeld; |
c) |
alle informatiebronnen zijn betrouwbaar; wanneer wordt betwijfeld of een bron betrouwbaar is, wordt dit duidelijk vermeld; |
d) |
alle projecties, prognoses en richtkoersen worden duidelijk en opvallend als zodanig aangemerkt, en de wezenlijke aannames bij het opstellen en het gebruik ervan worden vermeld; |
e) |
de datum en het tijdstip waarop het uitbrengen van de aanbeveling werd voltooid, worden duidelijk en opvallend vermeld. |
2. Wanneer de openbaarmaking van de in lid 1, onder b) of e), vereiste informatie gelet op de lengte of de vorm van de aanbeveling onevenredig is, onder meer in het geval van een niet-schriftelijke aanbeveling die bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten, promotietours, audio- of videoconferenties of in interviews op radio, televisie of websites wordt uitgebracht, vermeldt de persoon die aanbevelingen uitbrengt, in de aanbeveling waar de vereiste informatie direct en gemakkelijk kan worden geraadpleegd door de personen die de aanbeveling kosteloos ontvangen.
3. Personen die aanbevelingen uitbrengen, motiveren alle door hen uitgebrachte aanbevelingen bij de bevoegde autoriteit op diens verzoek.
Artikel 4
Aanvullende verplichtingen met betrekking tot objectieve presentatie van aanbevelingen die van toepassing zijn op de in artikel 3, lid 1, punt 34, onder i), van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde personen en deskundigen
1. Naast de in artikel 3 vastgestelde informatie nemen de in artikel 3, lid 1, punt 34, onder i), van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde personen en deskundigen duidelijk en opvallend de volgende informatie in de aanbeveling op:
a) |
indien de aanbeveling openbaar is gemaakt aan de uitgevende instelling waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft, en vervolgens is gewijzigd, een verklaring daarover; |
b) |
een samenvatting van alle waarderingsgrondslagen of methoden die voor de beoordeling van een financieel instrument of een uitgevende instelling of voor de vaststelling van een richtkoers voor een financieel instrument zijn gebruikt, en van de onderliggende aannames, alsook een indicatie en een samenvatting van alle veranderingen in de waardering, methoden of onderliggende aannames; |
c) |
wanneer de persoon die aanbevelingen uitbrengt, geen beschermde modellen heeft gebruikt, een indicatie van de plaats waar nadere informatie over de waardering, methoden en de onderliggende aannames direct en gemakkelijk kan worden geraadpleegd; |
d) |
wanneer de persoon die aanbevelingen uitbrengt, beschermde modellen heeft gebruikt, een indicatie van de plaats waar wezenlijke informatie over de beschermde modellen direct en gemakkelijk kan worden geraadpleegd; |
e) |
een afdoende uitleg van de betekenis van de uitgebrachte aanbevelingen, zoals de aanbevelingen „kopen”, „verkopen” of „aanhouden”, en van de duur van de belegging waarop de aanbeveling betrekking heeft, en een passende risicowaarschuwing, met inbegrip van een gevoeligheidsanalyse van de aannames; |
f) |
een verwijzing naar de geplande frequentie van de herzieningen van de aanbeveling; |
g) |
een indicatie van de relevante datum en het tijdstip voor alle in de aanbeveling vermelde koersen van financiële instrumenten; |
h) |
ingeval een aanbeveling verschilt van een van hun vorige aanbevelingen met betrekking tot hetzelfde financiële instrument of dezelfde uitgevende instelling die tijdens de voorafgaande twaalf maanden is verspreid, een indicatie van de wijziging(en) en de datum van die vorige aanbeveling; en |
i) |
een lijst van al hun aanbevelingen over een financieel instrument of een uitgevende instelling die tijdens de voorafgaande twaalf maanden werden verspreid, met voor elke aanbeveling de volgende informatie: de datum van verspreiding, de identiteit van de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde personen, de richtkoers en de relevante marktprijs op het tijdstip van verspreiding, de richting van de aanbeveling en de geldigheidsduur van de richtkoers of van de aanbeveling. |
2. Wanneer de openbaarmaking van de in lid 1, onder b), e) of i), vereiste informatie gelet op de lengte of de vorm van de aanbeveling onevenredig is, onder meer in het geval van een niet-schriftelijke aanbeveling die bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten, promotietours, audio- of videoconferenties of in interviews op radio, televisie of websites wordt uitgebracht, vermeldt de persoon die aanbevelingen uitbrengt, in de aanbeveling waar de vereiste informatie direct en gemakkelijk kan worden geraadpleegd door de personen die de aanbeveling kosteloos ontvangen.
Artikel 5
Algemene verplichtingen met betrekking tot de openbaarmaking van belangen of belangenverstrengeling
1. Personen die aanbevelingen uitbrengen, maken in hun aanbevelingen alle betrekkingen en omstandigheden openbaar waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze de objectiviteit van de aanbeveling in het gedrang brengen, waaronder belangen of belangenverstrengeling, van hen of van alle natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van een contract, waaronder een arbeidscontract, of op andere wijze voor hen werken en die bij het uitbrengen van de aanbeveling betrokken waren, met betrekking tot alle financiële instrumenten of de uitgevende instelling waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft.
2. Wanneer een in lid 1 bedoelde persoon die aanbevelingen uitbrengt, een rechtspersoon is, omvat de overeenkomstig lid 1 openbaar te maken informatie ook alle belangen of belangenverstrengeling van alle personen die tot dezelfde groep behoren die:
a) |
bekend zijn, of redelijkerwijs mochten worden verwacht bekend te zijn, bij de personen die bij het uitbrengen van de aanbeveling betrokken zijn; of |
b) |
bekend zijn bij de personen die weliswaar niet bij het uitbrengen van de aanbeveling betrokken zijn, maar die toegang hebben, of van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij toegang hebben, tot de aanbeveling voordat die is voltooid. |
3. Wanneer een in lid 1 bedoelde persoon die aanbevelingen uitbrengt, een natuurlijke persoon is, omvat de overeenkomstig lid 1 openbaar te maken informatie ook alle belangen of belangenverstrengeling van alle nauw met hem gelieerde personen.
Artikel 6
Aanvullende verplichtingen met betrekking tot de openbaarmaking van belangen of belangenverstrengeling door de in artikel 3, lid 1, punt 34, onder i), van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde personen en deskundigen
1. Naast de in artikel 5 vereiste informatie nemen de in artikel 3, lid 1, punt 34, onder i), van Verordening (EU) nr. 596/2014 bedoelde personen en deskundigen in de aanbeveling de volgende informatie op over hun belangen en belangenverstrengeling met betrekking tot de uitgevende instelling waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft:
a) |
als zij een netto long- of shortpositie bezitten die de drempel van 0,5 % van het totale uitgegeven aandelenkapitaal van de uitgevende instelling overschrijdt, berekend overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 236/2012 en de hoofdstukken III en IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 918/2012 van de Commissie (6), een verklaring daarover waarin wordt gespecificeerd of de nettopositie long of short is; |
b) |
als de uitgevende instelling deelnemingen aanhoudt van meer dan 5 % van hun totale uitgegeven aandelenkapitaal, een verklaring daarover; |
c) |
als de persoon die de aanbeveling uitbrengt of een andere persoon die met hem tot dezelfde groep behoort:
|
2. Wanneer de in lid 1 bedoelde persoon een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een natuurlijke of rechtspersoon is die in het kader van een contract, waaronder een arbeidscontract, of op andere wijze voor een beleggingsonderneming of een kredietinstelling werkt, neemt hij naast de in lid 1 vastgestelde informatie de volgende informatie in de aanbeveling op:
a) |
een beschrijving van de daadwerkelijke interne organisatorische en administratieve regelingen en van alle informatiebarrières die hij heeft opgezet om belangenverstrengeling met betrekking tot de aanbevelingen te voorkomen en te vermijden; |
b) |
als de vergoeding van de natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van een arbeidscontract of op andere wijze voor hem werken, en die bij het uitbrengen van de aanbeveling betrokken waren, direct gekoppeld is aan transacties bij diensten van beleggingsondernemingen die in de delen A en B van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU zijn opgenomen, of aan andere soorten transacties die hij of een tot dezelfde groep behorende rechtspersoon verricht, of aan handelsvergoedingen die hij of een tot dezelfde groep behorende rechtspersoon ontvangt, een verklaring daarover; |
c) |
informatie over de prijs en datum van verwerving van aandelen wanneer natuurlijke personen die in het kader van een arbeidscontract of op andere wijze voor de in de eerste alinea bedoelde persoon werken, en die bij het uitbrengen van de aanbeveling betrokken waren, de aandelen van de uitgevende instelling waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft, ontvangen of aankopen voordat die aandelen openbaar worden aangeboden. |
3. Wanneer de in lid 1 bedoelde persoon een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een natuurlijke of rechtspersoon is die in het kader van een contract, waaronder een arbeidscontract, of op andere wijze voor een beleggingsonderneming of kredietinstelling werkt, maakt hij per kwartaal het aandeel openbaar van alle aanbevelingen die „kopen”, „aanhouden”, „verkopen” luiden of gelijkwaardig geformuleerd zijn tijdens de voorafgaande twaalf maanden, en het aandeel van de met elk van die categorieën overeenstemmende uitgevende instellingen waarvoor hij tijdens de voorafgaande twaalf maanden belangrijke diensten van beleggingsondernemingen die in de delen A en B van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU zijn opgenomen, heeft verricht.
4. Wanneer de openbaarmaking van de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie gelet op de lengte of de vorm van de aanbeveling onevenredig is, onder meer in het geval van een niet-schriftelijke aanbeveling die bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten, promotietours, audio- of videoconferenties of interviews op radio, televisie of websites wordt uitgebracht, vermeldt de persoon die aanbevelingen uitbrengt, in de aanbeveling waar de vereiste informatie direct en gemakkelijk kan worden geraadpleegd door de personen die de aanbeveling kosteloos ontvangen.
Artikel 7
Verspreiding van aanbevelingen door de uitbrenger
Wanneer een persoon die aanbevelingen uitbrengt, een door hem uitgebrachte aanbeveling verspreidt, neemt hij in de aanbeveling de datum en het tijdstip op waarop de aanbeveling voor het eerst werd verspreid.
HOOFDSTUK III
VERSPREIDING VAN DOOR DERDEN UITGEBRACHTE AANBEVELINGEN
Artikel 8
Regelingen voor de verspreiding van aanbevelingen
1. Personen die door derden uitgebrachte aanbevelingen verspreiden, delen de personen die de aanbevelingen ontvangen, de volgende informatie mee:
a) |
hun identiteit, op een duidelijke en opvallende manier; |
b) |
alle betrekkingen en omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat ze de objectieve presentatie van de aanbeveling in het gedrang brengen, waaronder belangen of belangenverstrengeling met betrekking tot alle financiële instrumenten of uitgevende instellingen waarop de aanbeveling direct of indirect betrekking heeft; |
c) |
de datum en het tijdstip waarop de aanbeveling het eerst wordt verspreid. |
2. Wanneer een in lid 1 bedoelde persoon een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een natuurlijke of rechtspersoon is die in het kader van een contract, waaronder een arbeidscontract, of op andere wijze voor een beleggingsonderneming of een kredietinstelling werkt, deelt hij de personen die de aanbevelingen ontvangen, naast de in lid 1 vastgestelde informatie de volgende informatie in de aanbeveling mee:
a) |
de identiteit van de betrokken bevoegde autoriteit; |
b) |
zijn eigen belangen of een indicatie van belangenverstrengeling als vastgesteld in artikel 5 en artikel 6, leden 1 en 2, tenzij hij optreedt als het verspreidingskanaal van de aanbevelingen die binnen dezelfde groep worden uitgebracht zonder dat hij discretionaire bevoegdheid heeft wat de selectie van de te verspreiden aanbeveling betreft. |
Artikel 9
Aanvullende regelingen voor de verspreiding van samenvattingen van of uittreksels uit aanbevelingen
1. Naast de in artikel 8 vastgestelde informatie zorgen personen die een samenvatting van of een uittreksel uit een door een derde uitgebrachte aanbeveling verspreiden, ervoor dat die samenvatting of dat uittreksel:
a) |
duidelijk en niet misleidend is; |
b) |
als samenvatting of uittreksel wordt aangemerkt; |
c) |
een duidelijke verwijzing naar de originele aanbeveling bevat. |
2. De in lid 1 bedoelde personen zorgen er ook voor dat de in de artikelen 2 tot en met 6 opgenomen informatie met betrekking tot de uitbrenger van de aanbeveling, hetzij direct in de samenvatting of het uittreksel zelf beschikbaar wordt gemaakt, hetzij via verwijzing naar de plaats waar die informatie kan worden geraadpleegd door de personen die de samenvatting van of het uittreksel uit de aanbeveling kosteloos ontvangen.
Artikel 10
Aanvullende regelingen voor de verspreiding van wezenlijk gewijzigde aanbevelingen
1. Naast de in artikel 8 vastgestelde informatie zorgen de personen die een door een derde uitgebrachte aanbeveling verspreiden die wezenlijk is gewijzigd, ervoor dat de wezenlijke wijziging duidelijk en nauwkeurig in de aanbeveling is opgegeven.
2. De in lid 1 bedoelde personen voldoen aan de in de artikelen 2 tot en met 5 vastgestelde vereisten met betrekking tot de wezenlijke wijziging en nemen in de wezenlijk gewijzigde aanbeveling een verwijzing op naar de plaats waar de in de artikelen 2 tot en met 6 vastgestelde informatie met betrekking tot de uitbrenger van de originele aanbeveling kan worden geraadpleegd door de personen die de wezenlijk gewijzigde aanbeveling kosteloos ontvangen.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 juli 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 maart 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).
(3) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(4) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(5) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 918/2012 van de Commissie van 5 juli 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps ten aanzien van definities, de berekening van netto shortposities, gedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld, meldingsdrempels, liquiditeitsdrempels voor het opschorten van beperkingen, aanmerkelijke dalingen in de waarde van financiële instrumenten en ongunstige gebeurtenissen (PB L 274 van 9.10.2012, blz. 1).
(7) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/23 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/959 VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2016
tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor marktpeilingen met betrekking tot de systemen en kennisgevingsmodellen die moeten worden gebruikt door openbaar makende marktdeelnemers en het model voor de overzichten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 11, lid 10, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Openbaar makende marktdeelnemers moeten overzichten bewaren van de mededelingen van informatie die voor de marktpeilingen tussen hen en alle personen bij wie de marktpeilingen worden verricht, plaatsvinden. Die overzichten moeten openbaar makende marktdeelnemers helpen bij het aantonen van het goede verloop bij de bevoegde autoriteiten, in het bijzonder wanneer de aard van de informatie wijzigt na de marktpeiling of wanneer de bevoegde autoriteit de procedure voor het indelen van de informatie moet beoordelen. Daartoe moeten al die overzichten in elektronische vorm bewaard worden. |
(2) |
Om ervoor te zorgen dat de meegedeelde informatie ook consistent wordt geregistreerd wanneer marktpeilingen plaatsvinden tijdens niet-opgenomen bijeenkomsten of telefoongesprekken, moet een uniform model worden opgesteld voor de geschreven notulen of notities die de openbaar makende marktdeelnemer van die bijeenkomsten en gesprekken moet opmaken. |
(3) |
Om ervoor te zorgen dat de meegedeelde informatie consistent wordt geregistreerd, moeten openbaar makende marktdeelnemers overzichten bewaren van de schriftelijke mededelingen aan de personen bij wie de marktpeilingen worden verricht wanneer de tijdens de marktpeiling openbaar gemaakte informatie niet langer voorwetenschap is. |
(4) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten bij de Commissie heeft ingediend. |
(5) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht. |
(6) |
Om de goede werking van de financiële markten te garanderen, is het noodzakelijk dat deze verordening met spoed in werking treedt en dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als die welke zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 596/2014, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Elektronisch model voor de overzichten
Alle overzichten als bedoeld in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/960 van de Commissie (3) worden in elektronische vorm bewaard.
Artikel 2
Model voor het bijhouden van de geschreven notulen of notities
De openbaar makende marktdeelnemers maken de geschreven notulen of notities als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder d), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/960 in elektronische vorm op aan de hand van:
a) |
het model in bijlage I als bij de marktpeiling volgens de openbaar makende marktdeelnemers voorwetenschap openbaar wordt gemaakt; |
b) |
het model in bijlage II als bij de marktpeiling volgens de openbaar makende marktdeelnemers geen voorwetenschap openbaar wordt gemaakt. |
Artikel 3
Model voor het bijhouden van gegevens over potentiële beleggers
1. Openbaar makende marktdeelnemers houden overzichten bij van de informatie als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/960 in de vorm van afzonderlijke lijsten voor elke marktpeiling.
2. Openbaar makende marktdeelnemers houden overzichten bij van de informatie als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/960 in de vorm van één lijst.
Artikel 4
Model voor het meedelen en registreren dat informatie niet langer voorwetenschap is
1. Openbaar makende marktdeelnemers delen de personen bij wie de marktpeilingen worden verricht, schriftelijk mee dat de tijdens de marktpeiling openbaar gemaakt informatie niet langer voorwetenschap is.
2. Openbaar makende marktdeelnemers registreren de overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie in overeenstemming met het model in bijlage III.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Ze is van toepassing met ingang van 3 juli 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/960 van de Commissie van 17 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de passende regelingen, systemen en procedures voor openbaar makende marktdeelnemers die marktpeilingen verrichten (zie bladzijde 29 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
Model voor de geschreven notulen en notities als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder d), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/960 waarin voorwetenschap openbaar wordt gemaakt
Punt |
Beschrijving |
||
|
Volledige naam van de openbaar makende marktdeelnemer en van de persoon binnen de openbaar makende marktdeelnemer die informatie verstrekt, en contactgegevens voor communicatie. |
||
|
Volledige naam van de persoon met wie wordt gecommuniceerd en contactgegevens voor communicatie. |
||
|
Datum en tijdstip(pen) van de communicatie met vermelding van de tijdzone. |
||
|
Afschrift van de verklaring dat in het kader van een marktpeiling wordt gecommuniceerd. |
||
|
Afschrift van de informatie over de bevestiging van de gecontacteerde persoon dat de openbaar makende marktdeelnemer communiceert met de door de potentiële belegger aangewezen persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht. |
||
|
Afschrift van de verklaring dat de persoon aan wie de informatie wordt verstrekt, indien hij met de marktpeiling instemt, informatie ontvangt die volgens de openbaar makende marktdeelnemer voorwetenschap is en een verwijzing naar de in artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) nr. 596/2014 beschreven verplichting. |
||
|
Afschrift van de verstrekte informatie, indien van toepassing, over het vermoedelijke tijdstip waarop de informatie openbaar zal worden gemaakt of de transactie van start zal gaan, met een verklaring waarom dit nog kan wijzigen en hoe de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, zal worden geïnformeerd indien het geschatte tijdstip niet meer geldt. |
||
|
Afschrift van de verklaring waarin aan de persoon met wie wordt gecommuniceerd, de verplichtingen worden beschreven die van toepassing zijn wanneer hij over voorwetenschap beschikt, in overeenstemming met artikel 11, lid 5, eerste alinea, onder b), c) en d), van Verordening (EU) nr. 596/2014. |
||
|
Afschrift van de informatie over de instemming van de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht om in kennis te worden gesteld van voorwetenschap, zoals bedoeld in artikel 11, lid 5, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 596/2014 (verzoek en antwoord). |
||
|
Beschrijving van de in het kader van de marktpeiling openbaar gemaakte informatie, met aanwijzing van de informatie die als voorwetenschap wordt beschouwd. |
BIJLAGE II
Model voor de notulen en aantekeningen als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder d), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/960 waarin geen voorwetenschap openbaar wordt gemaakt
Punt |
Beschrijving |
||
|
Volledige naam van de openbaar makende marktdeelnemer en van de persoon binnen de openbaar makende marktdeelnemer die informatie verstrekt, en contactgegevens voor communicatie. |
||
|
Volledige naam van de persoon met wie wordt gecommuniceerd en contactgegevens voor communicatie. |
||
|
Datum en tijdstip(pen) van de communicatie met vermelding van de tijdzone. |
||
|
Afschrift van de verklaring dat in het kader van een marktpeiling wordt gecommuniceerd. |
||
|
Afschrift van de informatie over de bevestiging van de gecontacteerde persoon dat de openbaar makende marktdeelnemer communiceert met de door de potentiële belegger aangewezen persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht. |
||
|
Afschrift van de verklaring dat de persoon aan wie de informatie wordt verstrekt, indien hij met de marktpeiling instemt, informatie ontvangt die volgens de openbaar makende marktdeelnemer geen voorwetenschap is en een verwijzing naar de in artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) nr. 596/2014 beschreven verplichting. |
||
|
Afschrift van de informatie over de instemming van de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht om de marktpeiling uit te voeren (verzoek en antwoord). |
||
|
Beschrijving van de in het kader van de marktpeiling openbaar gemaakte informatie. |
BIJLAGE III
Model voor het registreren van de in overeenstemming met artikel 11, lid 6, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 596/2014 verstrekte informatie om de persoon bij wie de marktpeiling is verricht, mee te delen dat de verstrekte informatie niet langer voorwetenschap is
Punt |
Beschrijving |
||
|
Volledige naam van de openbaar makende marktdeelnemer en van de persoon binnen de openbaar makende marktdeelnemer die informatie verstrekt, en contactgegevens voor communicatie. |
||
|
Volledige naam van de persoon met wie wordt gecommuniceerd en contactgegevens voor communicatie. |
||
|
Datum en tijdstip(pen) van de communicatie met vermelding van de tijdzone. |
||
|
Informatie ter identificatie van de transactie waarop de marktpeiling betrekking had. Hiertoe kan informatie behoren over het type transactie, bv. eerste openbare aanbieding (IPO), secundaire aanbieding, fusie, blokhandel, onderhandse plaatsing, verhoging van het aandelenkapitaal. |
||
|
Informatie over de datum en het tijdstip waarop de voorwetenschap in het kader van de marktpeiling openbaar werd gemaakt. |
||
|
Verklaring om de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, mee te delen dat de verstrekte informatie niet langer voorwetenschap is. |
||
|
De datum sinds wanneer de tijdens de marktpeiling openbaar gemaakte informatie niet langer als voorwetenschap wordt beschouwd. |
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/29 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/960 VAN DE COMMISSIE
van 17 mei 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de passende regelingen, systemen en procedures voor openbaar makende marktdeelnemers die marktpeilingen verrichten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 11, lid 9, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Er moeten passende regelingen, procedures en vereisten voor het bijhouden van overzichten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat marktpeilingsactiviteiten daadwerkelijk worden beheerd en gecontroleerd. In het kader van deze passende regelingen moeten openbaar makende marktdeelnemers procedures invoeren waarin wordt beschreven op welke wijze marktpeilingen worden verricht. Deze procedures moeten een standaardreeks omvatten van gegevens die verstrekt worden aan en gevraagd worden van de personen bij wie de marktpeiling wordt verricht, om ervoor te zorgen dat er geen onnodige potentieel gevoelige informatie wordt verspreid en dat alle personen bij wie de marktpeiling wordt verricht, hetzelfde niveau van informatie ontvangen. |
(2) |
Het is noodzakelijk dat zekerheid wordt geboden over de inhoud van de informatie die in de loop van marktpeilingen wordt meegedeeld. Wanneer marktpeilingen per telefoon worden verricht en de openbaar makende marktdeelnemer toegang heeft tot opgenomen telefoonlijnen, moet hij dan ook gebruikmaken van die lijnen. Wanneer marktpeilingen via andere kanalen dan opgenomen telefoonlijnen worden verricht, moeten overzichten van deze communicatie in het kader van de marktpeiling worden bijgehouden in de vorm van geluids- of beeldopnamen of in schriftelijke vorm. Wanneer de marktpeiling plaatsvindt via opgenomen telefoonlijnen of via geluids- of beeldopnamen, moet om redenen van bescherming van persoonsgegevens toestemming voor de opname worden verkregen van de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht. |
(3) |
Om het onderzoek naar vermoedelijk marktmisbruik door de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken moeten openbaar makende marktdeelnemers voor elke marktpeiling een overzicht bijhouden van de personen bij wie de marktpeiling is verricht. |
(4) |
Om het risico van ongepaste openbaarmaking van voorwetenschap te beperken moet een openbaar makende marktdeelnemer een overzicht bijhouden van de potentiële beleggers die hem te kennen hebben gegeven dat zij niet bereid zijn deel te nemen aan marktpeilingen. Potentiële beleggers moeten de mogelijkheid krijgen om kenbaar te maken dat zij niet willen deelnemen aan marktpeilingen die betrekking hebben op alle potentiële transacties of alleen bepaalde soorten transacties. |
(5) |
Wanneer zij een marktpeiling verrichten, moeten openbaar makende marktdeelnemers alleen gebruik kunnen maken van het vermoeden dat voorwetenschap openbaar wordt gemaakt in het kader van de normale uitoefening van werk, beroep of functie voor de toepassing van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014, voor zover wordt voldaan aan alle voorschriften, met inbegrip van de verplichting tot het bijhouden van overzichten, als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 596/2014 en deze verordening. |
(6) |
Aangezien de beoordeling overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 596/2014 van de gevallen waarin sprake is van voorwetenschap, complex kan zijn, moeten openbaar makende marktdeelnemers overzichten bijhouden van alle marktpeilingen, inclusief die peilingen waarin volgens het oordeel van de openbaar makende marktdeelnemer geen sprake zou zijn van openbaarmaking van voorwetenschap. Dergelijke overzichten zijn een hulp voor openbaar makende marktdeelnemers om ten aanzien van de bevoegde autoriteiten hun behoorlijk gedrag te bewijzen, met name wanneer de aard van de informatie na de marktpeiling verandert of wanneer de bevoegde autoriteit het proces van categorisering van de informatie zou willen herzien. |
(7) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(8) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht. |
(9) |
Teneinde de goede werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat deze verordening met spoed in werking treedt en dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als de bepalingen van Verordening (EU) nr. 596/2014, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Algemene voorschriften
Openbaar makende marktdeelnemers zorgen ervoor dat de regelingen en procedures die zij vaststellen om te voldoen aan artikel 11, leden 4 tot en met 6 en lid 8, van Verordening (EU) nr. 596/2014, regelmatig worden herzien en indien nodig worden geactualiseerd.
Artikel 2
Procedures voor het verrichten van marktpeilingen
1. Openbaar makende marktdeelnemers stellen procedures vast waarin wordt beschreven op welke wijze marktpeilingen worden verricht.
Openbaar makende marktdeelnemers kunnen de informatie voor de marktpeiling aan de personen bij wie zij deze verrichten, verstrekken op mondelinge wijze, in fysieke ontmoetingen, in geluids- of beeldopnamen, in telefoongesprekken, ofwel op schriftelijke wijze, via e-mail, fax of elektronische communicatie.
2. Openbaar makende marktdeelnemers stellen procedures vast voor het verrichten van marktpeilingen per telefoon en zorgen ervoor dat gebruik wordt gemaakt van opgenomen telefoonlijnen wanneer hij toegang heeft tot dergelijke lijnen, en dat de personen bij wie de marktpeiling wordt verricht, hun toestemming hebben gegeven voor het opnemen van het gesprek.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde procedures zorgen ervoor dat personen die onder een arbeidsovereenkomst of anderszins in dienst zijn van een openbaar makende marktdeelnemer, bij het verzenden en ontvangen van telefoongesprekken en elektronische communicatie voor marktpeilingen alleen gebruikmaken van uitrusting die door de openbaar makende marktdeelnemer is verstrekt.
Artikel 3
Standaardreeks van gegevens voor communicatie met personen bij wie de marktpeiling wordt verricht
1. Openbaar makende marktdeelnemers stellen procedures vast om een standaardreeks van gegevens uit te wisselen met de personen bij wie de marktpeiling wordt verricht, in een vooraf vastgestelde volgorde.
2. De in lid 1 bedoelde standaardreeks van gegevens wordt door de openbaar makende marktdeelnemer vastgesteld voor elke marktpeiling, voordat deze wordt verricht. De openbaar makende marktdeelnemer maakt van deze standaardreeks van gegevens gebruik voor alle personen bij wie die marktpeiling wordt verricht.
3. Wanneer openbaar makende marktdeelnemers van oordeel zijn dat de marktpeiling zal leiden tot openbaarmaking van voorwetenschap, blijft de in lid 1 bedoelde standaardreeks beperkt tot de volgende gegevens, in de aangegeven volgorde:
a) |
een verklaring waaruit duidelijk blijkt dat de communicatie plaatsvindt met het oog op een marktpeiling; |
b) |
wanneer de marktpeiling wordt verricht via opgenomen telefoonlijnen of gebruik wordt gemaakt van geluids- of beeldopnamen, de vermelding dat het gesprek wordt opgenomen en dat de toestemming van de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, wordt opgenomen; |
c) |
een verzoek om bevestiging en een bevestiging door de gecontacteerde persoon dat de openbaar makende marktdeelnemer communiceert met de persoon die door de potentiële belegger is belast met het ontvangen van de marktpeiling, en het antwoord op dat verzoek; |
d) |
een verklaring waaruit duidelijk blijkt dat, indien de gecontacteerde persoon akkoord gaat met het ontvangen van de marktpeiling, hij informatie zal ontvangen die de openbaar makende marktdeelnemer als voorwetenschap beschouwt, en een vermelding van de in artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) nr. 596/2014 neergelegde verplichting; |
e) |
indien mogelijk, een schatting van het tijdstip waarop de informatie niet langer als voorwetenschap zal worden beschouwd, de factoren die deze schatting kunnen wijzigen, en in elk geval informatie over de manier waarop de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, zal worden geïnformeerd over veranderingen in die schatting; |
f) |
een verklaring waardoor de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, in kennis wordt gesteld van de in artikel 11, lid 5, eerste alinea, onder b), c) en d), neergelegde verplichtingen; |
g) |
een verzoek om toestemming van de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, om voorwetenschap te ontvangen, zoals bedoeld in artikel 11, lid 5, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 596/2014, en het antwoord op dat verzoek; |
h) |
wanneer de krachtens g) vereiste toestemming is gegeven, de in het kader van de marktpeiling openbaar te maken informatie, met aanwijzing van de informatie die de openbaar makende marktdeelnemer als voorwetenschap beschouwt. |
4. Wanneer de openbaar makende marktdeelnemer van oordeel is dat de marktpeiling geen openbaarmaking van voorwetenschap inhoudt, blijft de in lid 1 bedoelde standaardreeks beperkt tot de volgende gegevens, in de aangegeven volgorde:
a) |
een verklaring waaruit duidelijk blijkt dat de communicatie plaatsvindt met het oog op een marktpeiling; |
b) |
wanneer de marktpeiling via opgenomen telefoonlijnen wordt verricht of gebruik wordt gemaakt van geluids- of beeldopnamen, de vermelding dat het gesprek wordt opgenomen en dat de toestemming van de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, wordt opgenomen; |
c) |
een verzoek om bevestiging en de bevestiging door de gecontacteerde persoon dat de openbaar makende marktdeelnemer communiceert met de persoon die door de potentiële belegger is belast om de marktpeiling te ontvangen, en het antwoord op dat verzoek; |
d) |
een verklaring waaruit duidelijk blijkt dat, indien de gecontacteerde persoon akkoord gaat met het ontvangen van de marktpeiling, hij informatie zal ontvangen die de openbaar makende marktdeelnemer niet als voorwetenschap beschouwt, en een vermelding van de in artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) nr. 596/2014 neergelegde verplichting; |
e) |
een verzoek om toestemming van de persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, om de marktpeiling te laten plaatsvinden, en het antwoord op dat verzoek; |
f) |
wanneer de krachtens e) vereiste toestemming wordt gegeven, de informatie die in het kader van de marktpeiling openbaar wordt gemaakt. |
5. De openbaar makende marktdeelnemer zorgt ervoor dat aan elke persoon bij wie de marktpeiling wordt verricht, hetzelfde niveau van informatie wordt meegedeeld met betrekking tot dezelfde marktpeiling.
Artikel 4
Gegevens met betrekking tot de personen bij wie de marktpeiling wordt verricht
1. Voor elke verrichte marktpeiling maakt de openbaar makende marktdeelnemer een lijst op met de volgende informatie:
a) |
de namen van alle natuurlijke en rechtspersonen aan wie in de loop van de marktpeiling informatie openbaar is gemaakt; |
b) |
de datum en het tijdstip waarop elke mededeling van informatie heeft plaatsgevonden in de loop van of volgend op de marktpeiling; |
c) |
de voor de marktpeiling gebruikte contactgegevens van de personen bij wie de marktpeiling wordt verricht. |
2. Openbaar makende marktdeelnemers maken een lijst op van potentiële beleggers die hen te kennen hebben gegeven dat zij geen marktpeilingen wensen te ontvangen met betrekking tot alle potentiële transacties of bepaalde soorten potentiële transacties. De openbaar makende marktdeelnemer onthoudt zich ten aanzien van deze potentiële beleggers van mededeling van informatie voor marktpeilingen.
Artikel 5
Procedure voor melding wanneer informatie ophoudt voorwetenschap te zijn
Wanneer openbaar makende marktdeelnemers overeenkomstig artikel 11, lid 6, van Verordening (EU) nr. 596/2014 van oordeel zijn dat de in de loop van de marktpeiling openbaar gemaakte informatie ophoudt voorwetenschap te zijn, verstrekken zij de persoon bij wie de marktpeiling is verricht, de volgende informatie:
a) |
de identiteit van de openbaar makende marktdeelnemer; |
b) |
een omschrijving van de transactie waarop de marktpeiling betrekking heeft; |
c) |
de datum en het tijdstip van de marktpeiling; |
d) |
het feit dat de openbaar gemaakte informatie ophoudt voorwetenschap te zijn; |
e) |
de datum waarop de informatie ophoudt voorwetenschap te zijn. |
Artikel 6
Verplichting tot het bijhouden van overzichten
1. Openbaar makende marktdeelnemers zorgen ervoor dat op een duurzame drager die de toegankelijkheid en de leesbaarheid gedurende de in artikel 11, lid 8, van Verordening (EU) nr. 596/2014 vastgestelde bewaarperiode garandeert, overzichten worden bijgehouden van volgende gegevens:
a) |
de in de artikelen 1 en 2 bedoelde procedures; |
b) |
de standaardreeks van gegevens die overeenkomstig artikel 3 voor elke marktpeiling is vastgesteld; |
c) |
de gegevens met betrekking tot de personen bij wie de marktpeiling wordt verricht, als bedoeld in artikel 4; |
d) |
alle mededelingen van informatie die met betrekking tot de marktpeiling hebben plaatsgevonden tussen de openbaar makende marktdeelnemer en alle personen bij wie de marktpeiling is verricht, inclusief de documenten die de openbaar makende marktdeelnemer heeft verstrekt aan de personen bij wie de marktpeiling is verricht; |
e) |
de informatie die leidt tot de beoordeling dat de tijdens de marktpeiling meegedeelde informatie ophoudt voorwetenschap te zijn, en de relevante mededelingen bedoeld in artikel 5. |
2. De openbaar makende marktdeelnemer houdt voor de toepassing van artikel 6, lid 1, onder d), bij:
a) |
wanneer de mededeling van informatie per telefoon over opgenomen lijnen heeft plaatsgevonden, de opnames van telefoongespreken op voorwaarde dat de personen aan wie de informatie is meegedeeld, toestemming hebben verleend voor de opname; |
b) |
wanneer de mededeling van informatie schriftelijk heeft plaatsgevonden, een kopie van de correspondentie; |
c) |
wanneer de mededeling van informatie heeft plaatsgevonden tijdens bijeenkomsten waarvan een geluids- of beeldopname is gemaakt, de opnames van deze bijeenkomsten op voorwaarde dat de personen aan wie de informatie is meegedeeld, toestemming hebben verleend voor de opname; |
d) |
wanneer de mededeling van informatie tijdens niet opgenomen bijeenkomsten of telefoongesprekken heeft plaatsgevonden, de geschreven notulen of notities van deze bijeenkomsten of telefoongesprekken. |
3. De in lid 2, onder d), bedoelde geschreven notulen of notities worden door de openbaar makende marktdeelnemer opgesteld en naar behoren ondertekend door de openbaar makende marktdeelnemer en de persoon bij wie de marktpeiling is verricht, en omvatten:
a) |
de datum en het tijdstip van de bijeenkomst of het telefoongesprek en de identiteit van de deelnemers; |
b) |
de inhoud van de informatie betreffende de marktpeiling die in de loop van deze marktpeiling is uitgewisseld tussen de openbaar makende marktdeelnemer en de persoon bij wie de marktpeiling is verricht, inclusief de informatie die is verstrekt aan de personen bij wie de marktpeiling is verricht en die in overeenstemming met de in artikel 3 bedoelde standaardreeks van gegevens is gevraagd van deze persoon; |
c) |
elk document of materiaal dat de openbaar makende marktdeelnemer in de loop van de marktpeiling heeft verstrekt aan de persoon bij wie de marktpeiling is verricht. |
Wanneer de openbaar makende marktdeelnemer en de persoon bij wie de marktpeiling is verricht, binnen vijf dagen na de marktpeiling geen overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van de geschreven notulen of notities, maakt de openbaar makende marktdeelnemer een versie van deze notulen of notities op die door de openbaar makende marktdeelnemer wordt ondertekend, alsmede een versie daarvan die wordt ondertekend door de persoon bij wie de marktpeiling is verricht.
Wanneer de persoon bij wie de marktpeiling is verricht, de openbaar makende marktdeelnemer niet binnen vijf dagen na de marktpeiling een ondertekende versie van de geschreven notulen of notities heeft bezorgd, houdt de openbaar makende marktdeelnemer een kopie van de geschreven versie van de notulen of notities bij die hij zelf heeft ondertekend.
4. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde overzichten worden op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 juli 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 mei 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84)
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/34 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/961 VAN DE COMMISSIE
van 26 mei 2016
tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Conwy Mussels (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van het Verenigd Koninkrijk tot registratie van de benaming „Conwy Mussels” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Conwy Mussels” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De benaming „Conwy Mussels” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde benaming wordt een product aangeduid van categorie 1.7. (Verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren en producten op basis van verse vis en schaal-, schelp- en weekdieren), als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 mei 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 70 van 24.2.2016, blz. 3.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/35 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/962 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2016
tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de uniforme formats, templates en definities voor de vaststelling en doorgifte van informatie door de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten aan de Europese Bankautoriteit overeenkomstig Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 4, lid 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU bepaalt dat vereenvoudigde verplichtingen kunnen worden toegepast op een instelling indien, gelet op de criteria waarvan daarin sprake is, en de door Europese Bankautoriteit (EBA) krachtens artikel 4, lid 5, van die richtlijn opgestelde richtsnoeren, de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten bepalen dat het falen en de daaropvolgende liquidatie volgens de normale insolventieprocedure waarschijnlijk geen aanzienlijk negatief effect zouden hebben op de financiële markten, op andere instellingen, op de financieringsvoorwaarden of op de economie in ruimere zin. |
(2) |
Behoudens artikel 4, leden 9 en 10, van Richtlijn 2014/59/EU, verplicht artikel 4, lid 8, de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten ontheffing kunnen verlenen van de toepassing van de vereisten van de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk 1 van titel II van die richtlijn op de instellingen die bij een centraal orgaan zijn aangesloten en die overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) in het nationale recht geheel of gedeeltelijk van prudentiële vereisten zijn vrijgesteld. Artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU verplicht de lidstaten eveneens ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten ontheffing verlenen van de toepassing van de vereisten van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel II van die richtlijn op de instellingen die lid zijn van een institutioneel protectiestelsel (IPS). Met name specificeert artikel 4, lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU dat instellingen die overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (3) onder rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan of die, volgens criteria waarvan daarin sprake is, een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van die lidstaat uitmaken, hun eigen herstelplannen moeten opstellen overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel II van Richtlijn 2014/59/EU en onder afzonderlijke afwikkelingsplannen moeten vallen overeenkomstig afdeling 3 van dat hoofdstuk. |
(3) |
Artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU verplicht de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten de EBA in kennis te stellen van de wijze waarop zij artikel 4, leden 1, 8, 9 en 10, van die richtlijn op instellingen in hun rechtsgebied hebben toegepast. Deze verordening dient te voorzien in templates voor de indiening van informatie in verband met artikel 4, leden 1 en 8, van Richtlijn 2014/59/EU die, al naar het geval, op instellingspecifieke basis of op basis van categorie kunnen worden ingevuld in overeenstemming met de praktijken die door de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten gelet op de criteria in artikel 4, lid 1, van die richtlijn in verband met het beoordelen van instellingen die soortgelijke gemeenschappelijke kenmerken hebben zijn vastgesteld. |
(4) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van uitvoeringsnormen die de EBA aan de Commissie heeft voorgelegd. |
(5) |
De EBA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening gebaseerd is, de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen (4), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Algemene regels
1. Om de Europese Bankautoriteit (EBA) op de hoogte te stellen van de toepassing van artikel 4, leden 1, 8, 9 en 10, van Richtlijn 2014/59/EU op instellingen in hun rechtsgebied, geven de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten aan de EBA de overeenkomstig artikelen 2 en 3 van deze verordening vastgestelde informatie door.
2. Ten behoeve van de doorgifte van informatie overeenkomstig lid 1 vullen de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten de relevante templates in bijlage I in en verwijzen zij, in voorkomend geval, naar de optionele indicators in bijlage II.
3. De bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten kunnen ervoor kiezen de templates in bijlage I op gezamenlijke basis in te vullen op de volgende manier:
a) |
de bevoegde autoriteiten vullen de relevante delen van de templates in ten behoeve van de herstelplanning; |
b) |
de afwikkelingsautoriteiten vullen de relevante delen van de templates in ten behoeve van de afwikkelbaarheidsbeoordelingen en herstelplanning. |
4. Indien de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten de overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van deze verordening vastgestelde informatie aan de EBA doorgeven, kunnen die autoriteiten verwijzen naar een „categorie instellingen”, indien zij bepalen dat twee of meer instellingen in verband met de criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU voor de toepassing van vereenvoudigde verplichtingen soortgelijke gemeenschappelijke kenmerken hebben.
Artikel 2
Door de bevoegde autoriteiten in te dienen informatie
1. Voor elke in artikel 4 van deze verordening gespecificeerde verslagperiode dienen de bevoegde autoriteiten bij de EBA de volgende informatie in over de toepassing van vereenvoudigde verplichtingen ten aanzien van de inhoud en de details van herstelplannen en de datum waartegen de eerste herstelplannen moeten worden opgesteld en de frequentie waarmee herstelplannen moeten worden geactualiseerd:
a) |
het aantal kredietinstellingen en het aantal beleggingsondernemingen die in de lidstaat zijn gevestigd; |
b) |
het aantal en de totale activa van kredietinstellingen en het aantal en de totale activa van beleggingsondernemingen waarvoor overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU ten behoeve van de herstelplanning vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast in vergelijking met het aantal en de totale activa van alle kredietinstellingen respectievelijk beleggingsondernemingen die in de betrokken lidstaat gevestigd zijn; |
c) |
het aantal en de totale activa van instellingen waaraan op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU een ontheffing is verleend in vergelijking met het aantal en de totale activa van alle instellingen die in de betrokken lidstaat gevestigd zijn; |
d) |
voor elke instelling of categorie instellingen waarop op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU tegen het einde van elke verslagperiode vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast en nog steeds van toepassing zijn:
|
e) |
voor elke instelling of categorie instellingen waaraan op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU een ontheffing is verleend, een beschrijving van de basis waarop gelet op de criteria in artikel 4, lid 8, onder a) en b), van Richtlijn 2014/59/EU de ontheffing is verleend. |
2. Ten behoeve van de indiening van de informatie vereist op grond van lid 1 vullen de bevoegde autoriteiten elk van de rapportagetemplates in bijlage I bij deze verordening in. Indien een bevoegde autoriteit een weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU zodanig dat deze bijzonder bepalend zijn geweest in verband met het vaststellen dat een instelling of categorie instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen, geeft de bevoegde autoriteit in haar verslag aan welke weging aan deze criteria is toegekend. Indien de bevoegde autoriteit geen weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, geeft die bevoegde autoriteit in haar verslag aan wat het relatieve belang is van de criteria in verband met het vaststellen dat een instelling of een categorie van instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen.
Artikel 3
Door de afwikkelingsautoriteiten in te dienen informatie
1. Voor elke in artikel 4 van deze verordening gespecificeerde verslagperiode dienen de afwikkelingsautoriteiten bij de EBA de volgende informatie in over de toepassing van vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de inhoud en de details van afwikkelingsplannen en de datum waartegen de eerste afwikkelingsplannen moeten worden opgesteld en de frequentie waarmee de plannen moeten worden geactualiseerd:
a) |
het aantal en de totale activa van kredietinstellingen en het aantal en de totale activa van beleggingsondernemingen waarvoor vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU ten behoeve van de afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplanning in vergelijking met het aantal en de totale activa van alle kredietinstellingen respectievelijk beleggingsondernemingen die in de betrokken lidstaat gevestigd zijn; |
b) |
het aantal kredietinstellingen en het aantal beleggingsondernemingen waaraan een ontheffing is verleend op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU; |
c) |
voor elke instelling of categorie instelling waarop tegen het einde van elke verslagperiode vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast en nog steeds van toepassing zijn krachtens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU:
|
d) |
voor elke instelling of categorie instellingen waaraan op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU een ontheffing is verleend, een beschrijving van de basis waarop gelet op de criteria in artikel 4, lid 8, onder a) en b), van Richtlijn 2014/59/EU de ontheffing is verleend. |
2. Ten behoeve van de indiening van de informatie in lid 1 vullen de afwikkelingsautoriteiten elk van de rapportagetemplates in bijlage I bij deze verordening in. Indien een afwikkelingsautoriteit een weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU zodanig dat deze bijzonder bepalend zijn geweest in verband met het vaststellen dat een instelling of categorie instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen, belast de afwikkelingsautoriteit zich ermee in haar verslag aan te geven welke weging aan de die criteria is toegekend en deze te beschrijven. Indien de afwikkelingsautoriteit geen weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, geeft die afwikkelingsautoriteit in haar verslag aan wat het relatieve belang is van de criteria in verband met het vaststellen dat een instelling of een categorie van instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen.
Artikel 4
Verslagperiodes en indieningsdatums
1. Met betrekking tot de informatie in artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, vangt de eerste verslagperiode aan op 1 januari 2015 en eindigt deze op 30 april 2016. De informatie met betrekking tot de eerste verslagperiode wordt bij de EBA ingediend tegen de dertigste dag na de inwerkingtreding van deze verordening.
2. Met betrekking tot de informatie in artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, vangt de tweede verslagperiode aan op 1 mei 2016 en eindigt deze op 30 april 2017. De informatie met betrekking tot de tweede verslagperiode wordt tegen 1 juni 2017 bij de EBA ingediend.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.
(2) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1)
(3) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
(4) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
BIJLAGE I
Rapportagetemplates
TEMPLATE 1
Artikel 4 van Richtlijn 2014/59/EU: Rapportagetemplate voor kwantitatieve gegevens [De noten in deze template dienen om de autoriteiten te helpen bij het invullen van de template en maken geen deel uit van de template.] |
|
Lidstaat |
|
Naam van de bevoegde autoriteit/afwikkelingsautoriteit die het verslag indient |
|
Referentiedatum |
|
Aantal kredietinstellingen die in de lidstaat zijn gevestigd |
|
Aantal beleggingsondernemingen die in de lidstaat zijn gevestigd |
|
Aantal kredietinstellingen waarvoor vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU |
[Door de relevante autoriteit moeten afzonderlijk cijfers worden gegeven met betrekking tot verplichtingen in verband met: herstelplanning, afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplanning.] |
Aantal beleggingsondernemingen waarvoor vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU |
[Door de relevante autoriteit moeten afzonderlijk cijfers worden gegeven met betrekking tot verplichtingen in verband met: herstelplanning, afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplanning.] |
Aantal instellingen waaraan een ontheffing is verleend op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU |
|
De identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI-code) of, indien deze niet beschikbaar is, de naam van de in de lidstaat gevestigde instellingen die onder rechtstreeks toezicht staan van de Europese Centrale Bank ingevolge artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 of die een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van een lidstaat uitmaken als omschreven in artikel 4, lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU en bijgevolg niet in aanmerking komen voor vrijstellingen ingevolge artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU |
[Alleen bevoegde autoriteiten dienen dit deel van de template in te vullen omdat het betrekking heeft op toezichtclassificaties.] |
TEMPLATE 2 (1)
Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU: Rapportagetemplate [De noten in deze template dienen om de autoriteiten te helpen bij het invullen van de template en maken geen deel uit van de template.] |
||||||||||||
Lidstaat |
|
|||||||||||
Naam van de bevoegde autoriteit/afwikkelingsautoriteit die het verslag indient |
[Van de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten wordt verwacht dat zij een verslag invullen over de instellingen waarop vereenvoudigde verplichtingen worden toegepast in verband met respectievelijk vereisten ten aanzien van herstelplannen en vereisten in verband met afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplannen (zie de lijst in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU). De bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten moeten rapporteren over alle instellingen waarop vereenvoudigde verplichtingen worden toegepast. Om aan dit vereiste te voldoen, kunnen de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten ervoor kiezen deze template in te vullen op basis van instelling of met betrekking tot specifieke categorieën instellingen die gemeenschappelijke kenmerken hebben en bijgevolg op dezelfde manier worden beoordeeld aan de hand van de criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU.] |
|||||||||||
Referentieperiode |
|
|||||||||||
Naam van de categorie kredietinstelling of naam van de kredietinstelling [Bij rapportage op basis van categorie moet voor elke instelling in de categorie de LEI-code worden gegeven; indien deze niet beschikbaar is, moet de naam van de instellingen worden gegeven.] |
[Als het verslag ten aanzien van een bepaalde categorie instellingen wordt ingevuld, moet een beschrijving worden gegeven van de categorie, inclusief de hoofdkenmerken van de instellingen in die categorie (bv. onder verwijzing naar de SREP-classificatie in overeenstemming met de richtsnoeren van de EBA op grond van artikel 107, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338), of een ander toepasselijk classificatiesysteem). Bovendien moet een lijst van de LEI-codes, of bij ontstentenis van deze codes, de namen van de instellingen binnen die categorie worden gegeven. Indien meer dan één categorie instellingen bestaat, moet voor elke categorie een verslag worden ingevuld.] |
|||||||||||
Naam van de categorie beleggingsonderneming of naam van de beleggingsonderneming [Bij rapportage op basis van categorie moet voor elke instelling in de categorie de LEI-code worden gegeven; indien deze niet beschikbaar is, moet de naam van de instellingen worden gegeven.] |
[Zoals hierboven.] |
|||||||||||
Aantal instellingen die binnen de categorie vallen |
[Dit vak moet slechts worden ingevuld indien het verslag op een categorie instellingen betrekking heeft.] |
|||||||||||
Basis voor het bepalen, gelet op de relevante criteria vervat in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, dat het falen en de daaropvolgende liquidatie volgens de normale insolventieprocedure van de [instellingen die binnen deze categorie vallen/instelling] waarschijnlijk geen aanzienlijk negatief effect zouden hebben op de financiële markten, op andere instellingen, op de financieringsvoorwaarden of op de economie in ruimere zin. De beschrijving dient zo mogelijk kwantitatieve informatie te omvatten. [Gelieve in dit deel, rekening houdend met de criteria vervat in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, de verplichte indicators waarvan sprake in de onderstaande template en alle optionele indicators uit de lijst in bijlage II bij deze verordening aan de hand waarvan de instelling of categorie instellingen is beoordeeld, een beschrijving te geven van de kenmerken van de instelling/categorie instellingen waarop vereenvoudigde verplichtingen worden toegepast. Elke autoriteit moet in het verslag aangeven welke weging aan elk criterium is toegekend.] |
||||||||||||
Weging [Gelieve de eventuele weging te beschrijven die aan elk criterium is toegekend ten behoeve van het beoordelingsproces.] |
||||||||||||
Criterium |
Indicator |
Beschrijving van de instelling(en) [Gelieve waar vermeld kwantitatieve gegevens in te vullen. Indien het verslag ten aanzien van een categorie instellingen wordt ingevuld, kunnen kwantitatieve gegevens in de vorm van een bereik (bv. totaal activa van eurobedrag A tot eurobedrag B) worden gegeven. Gelieve op andere plaatsen een uitvoerige beschrijving te geven.] |
||||||||||
Omvang |
Totaal activa (2) |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
||||||||||
Totaal activa/bbp van de lidstaat |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Alleen voor beleggingsondernemingen: |
||||||||||||
Totaal passiva |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Totaal geld van cliënten |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Totaal activa van cliënten |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Totaal baten uit honoraria en provisies |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Verwevenheid |
Interbancaire passiva (3) |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
||||||||||
Interbancaire activa (4) |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Uitstaande schuldbewijzen (5) |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Aantal buitenlandse dochterondernemingen en bijkantoren |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Dit dient niet te worden ingevuld indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Aan instellingen en anderen verleende clearing-, betalings- en afwikkelingsdiensten |
[Gelieve een beschrijving op te nemen van alle dergelijke diensten die door de instelling of categorie instellingen in kwestie worden verleend.] |
|||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Reikwijdte en complexiteit van de activiteiten |
Waarde van OTC-derivaten (notioneel) (6) |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
||||||||||
Rechtsgebiedoverschrijdende passiva (7) |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen (8) |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Totaal deposito's |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Totaal gedekte deposito's |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Risicoprofiel |
Totale score van het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (SREP) |
[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
||||||||||
Voor kapitaaltoereikendheid toegekende SREP-score |
[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Voor liquiditeittoereikendheid toegekende SREP-score |
[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Aan interne governance en controlemechanismen voor de gehele instelling toegekende SREP-score |
[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Juridische status |
Toestemmingen en vergunningen op grond van de regelgeving, met name met betrekking tot het gebruik van geavanceerde modellen voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor krediet-, markt- en operationeel risico |
[Gelieve een beschrijving te geven van de gereglementeerde activiteiten die de instelling of categorie instellingen mogen verrichten en te beschrijven of geavanceerde modellen worden gebruikt (en zo ja, gelieve het toegepaste model te beschrijven).] |
||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Aard van de bedrijfsactiviteiten |
Voor bedrijfsmodel en -strategie toegekende SREP-score |
[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
||||||||||
De positie van de instelling in de rechtsgebieden waar zij actief is ten aanzien van de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die in elk rechtsgebied worden aangeboden en het marktaandeel van de instelling |
[Gelieve een beschrijving te geven van de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die in elk rechtsgebied worden aangeboden. Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die door de binnen de categorie vallende instellingen worden aangeboden.] |
|||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Aandeelhoudersstructuur |
Concentratieraad van aandeelhouders |
[Gelieve in uw antwoord te vermelden welk percentage gewone aandelen de vijf grootste aandeelhouders bezitten. Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de concentratiegraad van aandeelhouders van instellingen binnen de categorie.] |
||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Rechtsvorm |
Structuur van de instelling: maakt de instelling deel uit van een groep en, zo ja, heeft de groep een complexe, onderling sterk verweven structuur |
[Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de structuur van de instellingen binnen de categorie.] |
||||||||||
De oprichtingsvorm van de instelling (bv. vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, naamloze vennootschap of een andere ondernemingsvorm naar nationaal recht) |
[Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de oprichtingsvorm van de instellingen binnen de categorie.] |
|||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Lidmaatschap van een institutioneel protectiestelsel (IPS) of een ander coöperatief, op wederzijdse solidariteit gebaseerd systeem waarvan sprake artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013 |
Functie van de instelling in het systeem als deelnemer of centrale instelling of als aanbieder van kritieke functies aan het systeem |
[Gelieve een beschrijving te geven van de functie van de instelling in het systeem (bv. als deelnemer of centrale instelling of als aanbieder van kritieke functies aan andere deelnemers, of mogelijk als een partij die aan het concentratierisico van het stelsel is blootgesteld).] [Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de instellingen binnen de categorie.] |
||||||||||
Relatieve omvang van het garantiefonds in verhouding tot de totale middelen van de instelling |
[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.] |
|||||||||||
Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators |
|
|||||||||||
Andere opmerkingen |
[Gelieve een beschrijving te geven van alle andere factoren die in aanmerking zijn genomen in verband met de bepaling waarvan hierboven sprake is.] |
|||||||||||
Beschrijving van vereenvoudigde verplichtingen die op de categorie instelling/instelling worden toegepast [Gelieve binnen dit deel, met inachtneming, in voorkomend geval, van:
|
||||||||||||
Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de inhoud en de details van het herstelplan |
[Gelieve het verschil te beschrijven tussen volledige verplichtingen en de toepasselijke vereenvoudigde verplichtingen (d.w.z. waaraan dient de instelling/dienen de instellingen niet te voldoen), bijvoorbeeld welke elementen, gelet op de lijst in deel A van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU en de aanvullende verordening van de Commissie betreffende de inhoud van herstelplannen, niet vereist zijn ingevolge de vereenvoudigde verplichtingen die op de instelling/categorie instelling worden toegepast.] |
|||||||||||
Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen wat betreft de inhoud en de details van het afwikkelingsplan |
|
|||||||||||
Wanneer moest/moet het eerste herstelplan/afwikkelingsplan worden opgesteld en hoe vaak moet het geactualiseerd worden |
|
|||||||||||
Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen wat betreft de inhoud en de details van de informatie vereist op grond van artikel 5, lid 5, artikel 11, lid 1, en artikel 12, lid 2, en in de delen A en B van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU |
|
|||||||||||
Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen wat betreft de mate van detail vereist voor het beoordelen van de afwikkelbaarheid overeenkomstig de artikelen 15 en 16 en deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU. |
|
TEMPLATE 3
Artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU: Rapportagetemplate [De noten in deze template dienen om de autoriteiten te helpen bij het invullen van de template en maken geen deel uit van de template.] |
|
Lidstaat |
|
Naam van de bevoegde autoriteit/afwikkelingsautoriteit die het verslag indient |
[Van de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten wordt verwacht dat zij een verslag invullen met betrekking tot de instellingen waaraan ontheffingen worden verleend ten aanzien van de relevante vereisten van de delen 2 en 3 van hoofdstuk I van Richtlijn 2014/59/EU. De bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten moeten rapporteren over alle instellingen waaraan ontheffingen worden verleend.] |
Referentieperiode |
|
Naam van de categorie kredietinstelling of naam van de kredietinstelling [Bij rapportage op basis van categorie moet voor elke instelling in de categorie de LEI-code worden gegeven; indien deze niet beschikbaar is, moet de naam van de instellingen worden gegeven.] |
[Als het verslag is ingevuld met betrekking tot een specifieke categorie instellingen, gelieve dan een beschrijving te geven van de categorie, met inbegrip van de hoofdkenmerken van instellingen in die categorie (bv. door verwijzing naar de SREP-classificatie of een ander toepasselijk classificatiesysteem). Gelieve eveneens een lijst te geven van de LEI-codes of, indien geen LEI-codes beschikbaar zijn, de namen van de instellingen binnen de categorie. Indien meer dan één categorie instellingen bestaat, gelieve dan voor elke categorie het verslag in te vullen.] |
Basis voor verlening van de ontheffing gelet op de relevante criteria vervat in artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU |
|
Instellingen die bij een centraal orgaan zijn aangesloten en overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013 geheel of gedeeltelijk van prudentiële vereisten in het nationale recht zijn vrijgesteld |
[Gelieve binnen dit deel een beschrijving te geven van de kenmerken van de [categorie instelling/instelling].] |
Instellingen die lid zijn van een IPS |
|
(1) Als in deze template voorgeschreven indicatorwaarden in overeenstemming met de definities niet beschikbaar zijn omdat de relevante entiteiten die binnen het toepassingsgebied vallen niet rapporteren op basis van de internationale standaard voor financiële verslaglegging (IFRS) en de vereisten van de templates voor financiële informatie (FINREP) niet van toepassing zijn, dienen de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten geschikte vervangende waarden te gebruiken. In dit geval moeten de relevante autoriteiten ervoor zorgen dat die vervangende waarden naar behoren worden toegelicht en zoveel mogelijk met de in deze template gespecificeerde definities correleren.
(2) Ten behoeve van deze template moet „totaal activa” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen [GAAP]) — F 01.01, rij 380, kolom 010.
(3) Ten behoeve van deze template moet „interbancaire passiva” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.06, rijen 020 + 030 + 050 + 060 + 100 + 110, kolom 010, alle landen (z-as).
(4) Ten behoeve van deze template moet „interbancaire activa” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.04, rijen 020 + 030 + 050 + 060 + 110 + 120 + 170 + 180, kolom 010, alle landen (z-as).
(5) Ten behoeve van deze template moet „uitstaande schuldbewijzen” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 01.02, rijen 050 + 090 + 130, kolom 010.
(6) Ten behoeve van deze template moet „waarde van OTC-derivaten (notioneel)” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig: FINREP (IFRS) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 030 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030 of FINREP (GAAP) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 050 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030.
(7) Ten behoeve van deze template moet „rechtsgebiedoverschrijdende passiva” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.06, rijen 010 + 040 + 070, kolom 010, alle landen behalve land van herkomst (z-as). Noot: Voor de waarde mogen niet worden meegerekend: i) passiva binnen een kantoor en ii) passiva van buitenlandse bijkantoren en dochterondernemingen jegens tegenpartijen in hetzelfde land van herkomst.
(8) Ten behoeve van deze template moet „rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.04, rijen 010 + 040 + 080 + 140, kolom 010, alle landen behalve land van herkomst (z-as). Noot: Voor de waarde mogen niet worden meegerekend: i) activa binnen een kantoor en ii) activa van buitenlandse bijkantoren en dochterondernemingen jegens tegenpartijen in hetzelfde land van herkomst.
BIJLAGE II
Lijst van optionele indicators
Optionele indicators (1)
Totaal activa (2)
Totaal EAD
Totaal activa/bbp van de lidstaat
Totaal EAD/bbp van de lidstaat
Totale risicogewogen activa
Totaal passiva
Totaal geld van cliënten
Totaal activa van cliënten
Totaal baten uit honoraria en provisies
Marktkapitalisatie
Waarde van in bewaring gegeven activa
Waarde van OTC-derivaten (notioneel) (3)
Interbancaire activa
Interbancaire passiva
Intersectorale financiële passiva
Intersectorale financiële activa
Rechtsgebiedoverschrijdende passiva
Rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen
Uitstaande schuldbewijzen
Waarde van binnenlandse betalingstransacties
Totaal deposito's
Totaal gedekte deposito's
Privatesectordeposito's van deposanten in de Unie
Waarde van privatesectorleningen, met inbegrip van reeds toegezegde faciliteiten en syndicaatsleningen
Aantal privatesectorleningen
Aantal depositorekeningen — bedrijven
Aantal depositorekeningen — retail
Aantal retailklanten
Aantal binnenlandse dochterondernemingen en bijkantoren
Aantal buitenlandse dochterondernemingen en bijkantoren (uit te splitsten naar dochterondernemingen en bijkantoren gevestigd in andere lidstaten en in derde landen)
Lidmaatschap van infrastructuur van de financiële markten
Kritieke functies die door de instelling aan andere groepsondernemingen of door groepsondernemingen aan de instelling worden verleend
Kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen in elk relevant rechtsgebied, met inbegrip van het verlenen van diensten aan andere instellingen
Aan marktdeelnemers of anderen verleende clearing-, betalings- en afwikkelingsdiensten en aantal andere dienstverleners die beschikbaar zijn voor de markt
Aan marktdeelnemers of anderen verleende betaaldiensten en aantal andere dienstverleners die beschikbaar zijn voor de markt
Geografische uitsplitsing van de activiteiten van de instelling (inclusief het aantal rechtsgebieden waarin de instelling en dochterentiteiten actief zijn en de omvang van de activiteiten)
Het marktaandeel van de instelling per bedrijfsonderdeel per rechtsgebied (bijvoorbeeld aantrekken van deposito's, retailhypotheken, ongedekte leningen, kredietkaarten, kredietverlening aan kleine en middelgrote ondernemingen, kredietverlening aan bedrijven, handelsfinanciering, betalingsactiviteiten en de verlening van andere kritieke diensten)
Het type toestemmingen en vergunningen op grond van de regelgeving (bv. beleggingsonderneming of een kredietinstelling; het gebruik van geavanceerde modellen voor de berekening van eigenvermogensvereisten voor krediet-, markt- en operationeel risico)
Privatesectorleningen aan binnenlandse ontvangers
Privatesectorleningen aan ontvangers in een bepaalde regio
Hypotheekleningen aan ontvangers in de Unie
Hypotheekleningen aan binnenlandse ontvangers
Retailleningen aan in de Unie gevestigde ontvangers
Retailleningen aan binnenlandse ontvangers
Toetsings- en evaluatieproces door de toezichthouder — SREP- score (totaal)
SREP-scores toegekend voor kapitaaltoereikendheid, liquiditeittoereikendheid, interne governance en beoordelingen van controlemechanismen voor de gehele instelling
Toestemmingen en vergunningen op grond van de regelgeving, met name met betrekking tot het gebruik van geavanceerde modellen voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor krediet-, markt- en operationeel risico
Het totale bedrijfsmodel van de instelling, de levensvatbaarheid ervan en de duurzaamheid van de strategie van de instelling gebaseerd op de resultaten van het bedrijfsmodelanalyse uitgevoerd als onderdeel van het SREP overeenkomstig de EBA-richtsnoeren voor gemeenschappelijke procedures en methodologieën voor SREP. Hiertoe mogen de autoriteiten de voor bedrijfsmodel en -strategie toegekende SREP-score gebruiken
De positie van de instelling in de rechtsgebieden waar zij actief is met betrekking tot kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die in elk rechtsgebied worden aangeboden en het marktaandeel van de instelling (concentratie)
Of aandeelhouders geconcentreerd of verspreid zijn, met name rekening houdend met het aantal gekwalificeerde aandeelhouders en de mate waarin de aandeelhoudersstructuur een impact kan hebben op de beschikbaarheid van bepaalde herstelmaatregelen voor de instelling en de afwikkelingsinstrumenten voor de afwikkelingsautoriteit
De structuur van een instelling wat betreft beoordeling of de instelling deel uitmaakt van een groep en, zo ja, of de groep gelet op financiële en operationele interdependenties een ingewikkelde of eenvoudige structuur heeft
De oprichtingsvorm van de instelling (bv. vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, naamloze vennootschap of een andere ondernemingsvorm naar nationaal recht)
De omvang van het garantiefonds in verhouding tot de totale middelen van de instelling (alleen IPS en andere op wederzijdse solidariteit gebaseerde systemen)
Het type op wederzijdse solidariteit gebaseerd systeem en de gedragslijnen en procedures voor risicobeheer ervan
De mate van verwevenheid met andere IPS-deelnemers
(1) Als geen indicatorwaarden in overeenstemming met de definities voorgeschreven in deze bijlage beschikbaar zijn omdat de relevante entiteiten die binnen het toepassingsgebied vallen, niet rapporteren op basis van IFRS en er geen FINREP-vereisten op van toepassing zijn, dienen de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten geschikte vervangende waarden te gebruiken (bv. op basis van GAAP). In dit geval moeten de relevante autoriteiten ervoor zorgen dat die vervangende waarden naar behoren worden toegelicht en zo veel mogelijk met de in deze template gespecificeerde definities correleren.
(2) „Totaal activa” moet op wereldwijde basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP]) → F 01.01, rij 380, kolom 010.
(3) „Waarde van OTC-derivaten” (notioneel) moet op mondiale basis worden berekend overeenkomstig: FINREP (IFRS) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 030 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030 of FINREP (GAAP) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 050 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030.
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/50 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/963 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2016
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 met betrekking tot de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van reizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 4, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie (2) is de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 bedoelde lijst opgesteld van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2111/2005 hebben een aantal lidstaten en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (het EASA) de Commissie in kennis gesteld van informatie die van belang is voor de actualisering van die lijst. Er is ook relevante informatie meegedeeld door derde landen en internationale organisaties. Op basis van die informatie moet de lijst worden geactualiseerd. |
(3) |
De Commissie heeft alle betrokken luchtvaartmaatschappijen, hetzij rechtstreeks, hetzij via de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de regelgeving door die maatschappijen, in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen die aan de basis liggen van haar beslissing om aan deze luchtvaartmaatschappijen een exploitatieverbod op te leggen in de Unie of om de voorwaarden te wijzigen van een exploitatieverbod voor een luchtvaartmaatschappij op de lijst. |
(4) |
De Commissie heeft de betrokken luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid geboden om de door de lidstaten ingediende documenten te raadplegen, om schriftelijke opmerkingen in te dienen en om een mondelinge uiteenzetting te geven aan de Commissie en aan het bij Verordening (EEG) nr. 3922/1991 van de Raad (3) opgerichte Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. |
(5) |
Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft van de Commissie nieuwe informatie ontvangen over het gezamenlijk overleg dat in het kader van Verordening (EG) nr. 2111/2005 en Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie (4) aan de gang is met de bevoegde autoriteiten en luchtvaartmaatschappijen van Angola, Botswana, Georgië, de Republiek Guinea, India, Indonesië, Iran, Kazachstan, Madagaskar, Mozambique, Sudan, Taiwan, Thailand en Zambia. De Commissie heeft aan dat comité ook informatie verstrekt over de situatie in Afghanistan, Irak, de Kirgizië, Libanon, Nepal, Pakistan, Oekraïne en Zimbabwe en over het technische overleg met de Russische Federatie. |
(6) |
Het EASA heeft aan de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart de resultaten voorgesteld van de analyse van de auditverslagen die de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) in het kader van haar Universal Safety Oversight Audit Programme heeft uitgevoerd. In deze context werden de lidstaten verzocht prioriteit te geven aan platforminspecties van luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn in landen waarvoor de ICAO Significant Safety Concerns (SSC) heeft vastgesteld of waarvoor het EASA heeft geconcludeerd dat het systeem voor toezicht op de veiligheid belangrijke tekortkomingen vertoont. In aanvulling op het overleg van de Commissie in het kader van Verordening (EG) nr. 2111/2005 maakt dergelijke prioritering bij platforminspecties het mogelijk om nadere informatie te verkrijgen over de veiligheidsprestaties van de in die landen geregistreerde luchtvaartmaatschappijen. |
(7) |
Het EASA heeft de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op ook de hoogte gebracht van de resultaten van de analyse van platforminspecties die zijn uitgevoerd in het kader van het SAFA-programma (Safety Assessment of Foreign Aircraft programme), overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (5). |
(8) |
Het EASA heeft de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart voorts informatie verstrekt over de technischebijstandsprojecten die het heeft uitgevoerd in landen waartegen maatregelen zijn genomen of die onder toezicht staan op grond van Verordening (EG) nr. 2111/2005. Het EASA heeft informatie verstrekt over de plannen en verzoeken om verdere technische bijstand en samenwerking, teneinde de administratieve en technische capaciteiten van burgerluchtvaartautoriteiten te verbeteren, zodat hulp kan worden geboden bij het oplossen van alle gevallen van niet-naleving van toepasselijke internationale normen voor de burgerluchtvaart. De lidstaten werden verzocht om op bilaterale basis antwoord te geven op die verzoeken, in overleg met de Commissie en het EASA. Bij deze gelegenheid heeft de Commissie benadrukt dat het nuttig is aan de internationale luchtvaartgemeenschap informatie te verstrekken, met name via de SCAN-databank van de ICAO (Safety Collaborative Assistance Network), over technische bijstand die de Unie en haar lidstaten verlenen om de veiligheid van de luchtvaart in de wereld te verbeteren. |
(9) |
Eurocontrol heeft de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart geactualiseerde informatie verstrekt over de status van de SAFA-waarschuwingsfunctie en de actuele statistieken voor waarschuwingsberichten voor luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd. |
Luchtvaartmaatschappijen uit de Unie
(10) |
Verschillende lidstaten hebben de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in kennis gesteld van de handhavingsmaatregelen die zij hebben genomen naar aanleiding van een door het EASA gemaakte analyse van de resultaten van platforminspecties van luchtvaartuigen van luchtvaartmaatschappijen uit de Unie, van door het EASA uitgevoerde normalisatie-inspecties, of van specifieke inspecties en audits door nationale luchtvaartautoriteiten. Noorwegen heeft de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in kennis gesteld van de maatregelen die het heeft genomen ten aanzien van de luchtvaartmaatschappij Airwing A/S. |
(11) |
De lidstaten hebben herhaald dat zij desgevallend bereid zijn maatregelen te treffen als uit relevante veiligheidsinformatie blijkt dat er acute veiligheidsrisico's bestaan door de niet-naleving van de passende veiligheidsnormen door luchtvaartmaatschappijen uit de Unie. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Angola
(12) |
Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 heeft de in Angola gecertificeerde luchtvaartmaatschappij TAAG Angola Airlines toestemming gekregen om vluchten in de Unie uit te voeren met vier luchtvaartuigen van het type Boeing 737-700 met registratiekentekens D2-TBF, D2-TBG, D2-TBH en D2-TBJ, drie luchtvaartuigen van het type Boeing 777-200 met registratiekentekens D2-TED, D2-TEE en D2-TEF en drie luchtvaartuigen van het type Boeing 777-300 met registratiekentekens D2-TEG, D2-TEH en D2-TEI. |
(13) |
TAAG Angola Airlines heeft op 25 april 2016 via de bevoegde autoriteit van Angola, het Instituto Nacional da Aviação Civil (de INAVIC), een verzoek ingediend om een nieuw luchtvaartuig van het type Boeing 777-300, met registratiekenteken D2-TEJ, en een nieuw luchtvaartuig van het type Boeing 737-700 met registratiekenteken D2-TBK, toe te voegen aan bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006. |
(14) |
In de context van de vergunning voor exploitanten uit derde landen op grond van Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie (6) onderhoudt TAAG Angola Airlines sinds november 2014 een permanente dialoog met het EASA en heeft het feitelijke en gedetailleerde gegevens verstrekt over haar vloot en activiteiten. Dit proces heeft geleid tot een TCO-audit ter plaatse, die heeft plaatsgevonden van 1 tot en met 3 februari 2016. Het auditteam heeft enkele bevindingen van niveau 2 en één opmerking krachtens deel TCO geformuleerd. TAAG Angola Airlines heeft een correctief actieplan ingediend bij het EASA, dat werd aanvaard, en de bevindingen worden opgelost. |
(15) |
De permanente dialoog die op gang is gebracht met TAAG Angola Airlines, de gedetailleerde en nauwkeurige gegevens die TAAG Angola Airlines over haar vloot en activiteiten heeft verstrekt en het positieve resultaat van de TCO-audit ter plaatse, wijzen er allemaal op dat TAAG Angola Airlines in staat is zijn luchtvaartuigen Boeing 737-700, Boeing 777-200 en Boeing 777-300 conform de internationale veiligheidsnormen te exploiteren. Daarom acht de Commissie het passend, naast de inwilliging van het verzoek van TAAG Angola Airlines, om het huidige exploitatieverbod gedeeltelijk te versoepelen door TAAG Angola Airlines toe te staan vluchten naar de Unie uit te voeren met al zijn luchtvaartuigen van de types Boeing 737-700, Boeing 777-200, en Boeing 777-300. |
(16) |
Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan in de Unie een exploitatieverbod is opgelegd, moet worden gewijzigd teneinde alle luchtvaartuigen van de types Boeing 737-700, 777-200 en 777-300 van TAAG Angola Airlines op te nemen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006 als luchtvaartuigen waarmee naar de Unie mag worden gevlogen. |
(17) |
De lidstaten dienen de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen door TAAG Angola Airlines te blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van deze luchtvaartmaatschappij, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Botswana
(18) |
De burgerluchtvaartautoriteit (CAAB) van Botswana heeft de Commissie bij brief van 23 december 2015 informatie verstrekt over de voortgang bij het oplossen van de SSC's en de andere bevindingen van de ICAO. Volgens de resultaten van de gecoördineerde valideringsmissie van de ICAO is de effectieve tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen verbeterd tot 71 %. Op basis van dit resultaat heeft de ICAO op 31 december 2015 bevestigd dat beide SSC's waren opgelost. De CAAB heeft aanvullende informatie verstrekt over het veiligheidstoezicht op de in Botswana gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen. |
(19) |
De betere toepassing van de internationale veiligheidsnormen en de beschikbare veiligheidsinformatie wijzen op een sterke ontwikkeling van de CAAB en geven aan dat er in verband met de veiligheid van in Botswana gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen geen sprake meer is van negatieve tendensen die de luchtvaartveiligheid in het gedrang brengen. |
(20) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit Botswana op te nemen in de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Georgië
(21) |
De ICAO heeft in april 2016 een evaluatie gemaakt van de door de burgerluchtvaartautoriteit van Georgië (de GCAA) getroffen correctieve acties om een antwoord te bieden op de SSC in verband met het certificeringsproces voor de afgifte van air operator certificates. Deze SSC is aan het licht gekomen tijdens de gecoördineerde valideringsmissie van oktober 2013. Op basis van die evaluatie heeft de ICAO geconcludeerd dat de door de GCAA genomen correctieve maatregelen toereikend waren om de SSC op te lossen. |
(22) |
De betere toepassing van de internationale veiligheidsnormen en de beschikbare veiligheidsinformatie wijzen op de sterke vastberadenheid van de GCAA om veiligheidstekortkomingen weg te werken en geven aan dat er met betrekking tot in Georgië gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen geen sprake meer is van negatieve tendensen die de luchtvaartveiligheid in het gedrang brengen. |
(23) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit Georgië op te nemen in de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie. |
Luchtvaartmaatschappijen uit de Republiek Guinea
(24) |
Zoals overeengekomen tijdens het technisch overleg met de Commissie in januari 2013 in Brussel, hebben de bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinea (Direction nationale de l'aviation civile (DNAC)) regelmatig informatie aan de Commissie verstrekt over de lopende uitvoering van het correctieve actieplan, dat in december 2012 door de ICAO is goedgekeurd, en over alle daarmee verband houdende activiteiten. |
(25) |
Het jongste voortgangsverslag dat de DNAC heeft ingediend en dat de Commissie op 3 mei 2016 heeft ontvangen, bevat een beschrijving van de recentste activiteiten en ontwikkelingen inzake de tenuitvoerlegging van het correctieve actieplan. Op dit moment ligt de focus op de opleiding van inspecteurs op het gebied van exploitatie, luchtwaardigheid, de afgifte van vergunningen aan personeelsleden en luchtvaartterreinen, op de voortzetting van het certificeringsproces en op het toezichtsprogramma. De volledige ICAO-conforme certificering (in vijf fasen) van de luchtvaartmaatschappij Konair Guinée is afgerond en de luchtvaartmaatschappij heeft op 17 september 2015 haar Air Operator Certificate (AOC) gekregen (AOC nr. 03/DNAC/2015). Voor drie andere maatschappijen, namelijk Sahel Aviation Service Guinée, Fly Nimba Airlines en Ijet Aviation gaat het certificeringsproces verder. Volgens de DNAC is er een bewakingsprogramma opgesteld en uitgevoerd. |
(26) |
Er is een gecoördineerde valideringsmissie van de ICAO gepland van 23 tot en met 29 november 2016. |
(27) |
Gezien de geleidelijke tenuitvoerlegging van het correctieve actieplan, overeenkomstig hetgeen in december 2012 door de ICAO is goedgekeurd, en de beschikbare veiligheidsinformatie, is het op dit ogenblik niet gerechtvaardigd een exploitatieverbod of exploitatiebeperkingen op te leggen aan luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn in de Republiek Guinea. De Commissie zal de situatie echter van nabij blijven volgen, rekening houdend met de resultaten van de gecoördineerde valideringsmissie van de ICAO van november 2016. |
(28) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit Republiek Guinea op te nemen in de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie. |
(29) |
Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005. |
Luchtvaartmaatschappijen uit India
(30) |
Op 3 mei 2016 heeft technisch overleg plaatsgevonden tussen de Commissie, het EASA, een lidstaat, vertegenwoordigers van het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India (DGCA) en de luchtvaartmaatschappij Air India, die in India is gecertificeerd. Dit technisch overleg werd heeft plaatsgevonden nadat het Indische DGCA zich bereid had getoond om technisch overleg te plegen met de Commissie over de certificerings- en toezichtsverplichtingen van het DGCA ten aanzien van de door het DGCA gecertificeerde Indische luchtvaartmaatschappijen. |
(31) |
Tijdens dit overleg, heeft het Indische DGCA zijn analyse verstrekt van de prestaties van Indische luchtvaartmaatschappijen, waaronder Air India, in het kader van het SAFA-programma. Het DGCA heeft meegedeeld dat het een speciale eenheid voor platforminspecties heeft opgezet om ondersteuning te bieden bij het SAFA-management. Het DGCA heeft voor het eerste kwartaal van 2016 ook gegevens verstrekt over de platforminspecties die het zelf heeft uitgevoerd. Daarnaast heeft het nadere gegevens verstrekt over het toezicht dat het op bepaalde Indische luchtvaartmaatschappijen uitoefent. De ingediende gegevens bevatten een overzicht van de in de loop van 2015 uitgevoerde toezichtsactiviteiten. Voorts heeft het DGCA toelichting verschaft over de stand van zaken van de lopende duurzaamheidsinitiatieven, waaronder de aanwerving en opleiding van gekwalificeerd personeel, de ontwikkeling van databankbeheer, aangevuld met een stand van zake inzake hercertificering. |
(32) |
Air India heeft nadere informatie verstrekt over zijn veiligheids- en kwaliteitsbeheersysteem. Air India heeft voor 2015 ook gegevens over de vluchtveiligheid verstrekt en toelichting gegeven over haar beleid inzake de verspreiding van informatie over vluchtveiligheid en haar SAFA-managementprogramma. De door Air India meegedeelde SAFA-gegevens bevatten een eigen diepgaande analyse van de SAFA-activiteiten waaraan het is onderworpen. In dit verband heeft Air India een overzicht verstrekt van haar interne processen en procedures, met nadere gegevens over oorzakenanalyse en de risicobeperkende maatregelen die de maatschappij naar aanleiding daarvan heeft genomen. Bovendien heeft Air India gemeld dat het regelmatig overleg pleegt met het Indische DGCA, onder meer over haar SAFA-managementsmaatregelen. |
(33) |
Bij brieven van 24 mei 2016 heeft de Commissie een aantal aspecten opnieuw onder de aandacht gebracht van het Indische DGCA, met name dat het nauwlettend moet blijven toezien op de SAFA-prestaties van luchtvaartmaatschappijen uit India. De Commissie heeft Air India ook meegedeeld dat zij kennis had genomen van de SAFA-managementsmaatregelen die Air India heeft genomen en erop gewezen dat die maatregelen in het kader van het SAFA-programma tot duurzame en consistente verbeteringen moeten leiden. Voorts heeft de Commissie zowel het DGCA als Air India eraan herinnerd dat het EASA op grond van Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie (deel TCO) verantwoordelijk is voor veiligheidsbeoordelingen van exploitanten uit derde landen en dat de prestaties in het kader van het SAFA-programma één van de belangrijkste elementen is waar het EASA bij die beoordelingen rekening mee houdt. |
(34) |
De Commissie neemt akte van de informatie die door het directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart van India en Air India is ingediend. Op basis van alle beschikbare informatie, waaronder de gegevens die tijdens het technisch overleg van 3 mei 2016 werden meegedeeld door het DGCA en Air India, en de eerste resultaten van de recente audit van Air India door het EASA in het kader van Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie, wordt geoordeeld dat het op dit moment niet gerechtvaardigd is een exploitatieverbod of exploitatiebeperkingen op te leggen aan in India gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen. Verder technisch overleg blijft echter nodig om te waarborgen dat veiligheidsproblemen op permanente basis kunnen worden aangepakt. |
(35) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit India op te nemen in de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie. |
(36) |
De Commissie is voornemens haar officieel overleg met het Indische DGCA voort te zetten, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 473/2006. |
(37) |
De lidstaten zullen de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van Indische luchtvaartmaatschappijen. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Indonesië
(38) |
In april 2016 heeft de Unie in Indonesië een beoordelingsbezoek ter plaatse georganiseerd, waaraan werd deelgenomen door deskundigen van de Commissie, het EASA en de lidstaten. Het beoordelingsbezoek vond plaats in de kantoren van het Indonesische directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart (DGCA) en bij een aantal in Indonesië gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, namelijk Citilink, Lion Air, Batik Air, Indonesia Air Asia en Aviastar Mandiri (gecertificeerd onder CASR-135, pendel- en charterdiensten). |
(39) |
De deskundigen hebben geconstateerd dat de initiële certificering van luchtvaartmaatschappijen via de geëigende procedure in vijf stappen is verlopen en dat er voldoende coördinatie is met andere afdelingen binnen het DGCA. De certificeringsaudits worden gedocumenteerd en van de bevindingen wordt een follow-up door de luchtvaartmaatschappijen verlangd, inclusief corrigerende maatregelen en een analyse van de onderliggende oorzaken. |
(40) |
De deskundigen hebben vastgesteld dat de toezichtsactiviteiten, zowel audits als inspecties, op jaarbasis zijn gepland en dat de toezichtsactiviteiten in het algemeen volgens plan worden uitgevoerd. Zij hebben vastgesteld dat onlangs een aanzienlijk aantal inspecteurs op het gebied van vluchtuitvoering en cabineveiligheid zijn aangeworven en nog opleiding moeten krijgen over inspectiemethodes en specifieke regels. Voorts blijft er behoefte aan de standaardisering van de werkmethodes van de inspecteurs op het gebied van rapportering, de communicatie van bevindingen, de aanvaarding van correctieve maatregelen, waaronder de analyse van de onderliggende oorzaken en aan een overeenkomst over de termijnen voor de follow-up van bevindingen. |
(41) |
Het Indonesische DGCA heeft aangetoond dat er handhavingsmaatregelen werden genomen. Het AOC van Aviastar Mandiri (gecertificeerd onder CASR-121, binnenlandse, nationale en aanvullende vluchtuitvoeringen, AOC nr. 21-043) werd ingetrokken vanwege een inbreuk op het voorschrift inzake het minimumaantal luchtvaartuigen in de vloot. |
(42) |
Citilink heeft tijdens het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat het in staat is toe te zien op de naleving van de nationale en internationale veiligheidsnormen. Citilink heeft aangetoond dat het over een goed ontwikkeld systeem voor veiligheids- en kwaliteitsbeheer beschikt, een sterke organisatie inzake permanente luchtwaardigheid heeft opgezet en een proactief veiligheidsbeleid voert. |
(43) |
De Lion Group omvat zes luchtvaartmaatschappijen die in drie verschillende landen zijn gecertificeerd en hanteert een integrale aanpak van haar activiteiten en het veiligheids- en kwaliteitsbeheer. Binnen de Lion Group zijn Lion Air en Batik Air zijn twee in Indonesië gecertificeerde AOC-houders. Lion Air en Batik AirBatik hebben de deskundigen ervan kunnen overtuigen dat zij beide over goed functionerende systemen voor veiligheidsbeheer en kwaliteitsborging beschikken. Het topmanagement van beide maatschappijen en het management van de Lion Group hebben een goed inzicht in deze systemen en gebruiken ze om risico's op te sporen en passende maatregelen te nemen om de grootste risico tot een aanvaardbaar niveau te herleiden. De deskundigen hebben geconstateerd dat Batik Air en Lion Air professionele bemanningen en gekwalificeerd personeel inzetten en over systemen voor het beheer van de verschillende activiteiten beschikken. Het management van zowel de groep als de individuele luchtvaartmaatschappijen handelt op basis van de veiligheidsinformatie en -analyses die het ontvangt. Het management verstrekt informatie en correctieve maatregelen via elektronische en andere interne communicatiekanalen. |
(44) |
Het Indonesische DGCA en de luchtvaartmaatschappijen Citilink, Lion Air en Batik Air werden op 31 mei 2016 gehoord door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Het DGCA heeft zijn huidige organisatiestructuur voorgesteld, met inbegrip van het personeel van haar directoraat luchtwaardigheid en vluchtuitvoering en de beschikbare middelen voor veiligheidstoezicht en de opleiding van inspecteurs. Het DGCA heeft nadere informatie verstrekt over de maatregelen die het het voorbije jaar heeft genomen: actualisering van de veiligheidsregels voor de burgerluchtvaart, actualisering van de personeelsrichtsnoeren voor inspecteurs, verbetering van het systeem voor het beheer van veiligheidsinformatie en start van de ontwikkeling van het veiligheidsprogramma van de staat. Het DGCA heeft in zijn presentatie een overzicht gegeven van de correctieve acties naar aanleiding van de opmerkingen van de deskundigen tijdens het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie. |
(45) |
Citilink heeft het correctief actieplan voorgesteld dat het heeft ontwikkeld op basis van de opmerkingen naar aanleiding van het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie. Dat actieplan omvat corrigerende en preventieve maatregelen en is gebaseerd op een analyse van de oorzaken die aan deze opmerkingen ten grondslag liggen. Voorts werd een overzicht gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen sinds november 2015, waaronder de betere toepassing van het programma voor analyse van vluchtgegevens, extra middelen voor veiligheid en kwaliteit en de lopende ontwikkeling van software voor veiligheidsrapportage. |
(46) |
In de presentatie van Lion Air en Batik Air werd de strategie voor de zes maatschappijen uit de Lion Group toegelicht Op basis van marktontwikkelingen ligt de focus van de groep nu op groei in markten buiten Indonesië. Lion Air en Batik Air hebben beide een presentatie gegeven over het correctieve actieplan dat ze hebben ontwikkeld op basis van de opmerkingen naar aanleiding van het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie. Het plan bevat correctieve acties op basis van een analyse van de oorzaken die aan die opmerkingen ten grondslag liggen. Voorts heeft Batik Air uitleg verschaft over haar onderzoek naar het recente geval van „runway incursion” waarbij een van haar toestellen was betrokken, en toegelicht welke veiligheidsacties het onmiddellijk na dat ongeval heeft genomen. |
(47) |
Tijdens de hoorzitting heeft het Indonesische DGCA de Commissie meegedeeld dat de ICAO de jongste zes maanden de correctieve acties die het DGCA heeft ondernomen op afstand heeft gevalideerd. Het eindresultaat van die validering is nog niet beschikbaar. Het DGCA heeft ook uitgelegd dat het in overleg met de Federale Luchtvaartadministratie (FAA) aan de verbetering van zijn veiligheidstoezicht werkt. De FAA heeft in februari 2016 een International Aviation Safety Assessment uitgevoerd. Die beoordeling heeft op haar beurt geleid tot zeven bevindingen en een follow-up bezoek in mei 2016. Volgens het Indonesische DGCA werden alle tekortkomingen weggewerkt, hoewel de FAA het DGCA gevraagd heeft maandelijks verslag uit te brengen over de voortgang bij de opleiding van inspecteurs. |
(48) |
Op basis van alle beschikbare informatie, waaronder de resultaten van het beoordelingsbezoek van de Unie ter plaatse en de tijdens de hoorzitting verstrekte informatie, is de Commissie van oordeel dat het DGCA sinds 2014 vooruitgang heeft geboekt. Het Indonesische DGCA moet echter nog verdere vooruitgang boeken op het gebied van, onder meer, haar systeem voor veiligheidstoezicht, de opleiding van inspecteurs en de standaardisering van hun werkmethoden. |
(49) |
De Commissie heeft geconstateerd dat Citilink, Lion Air en Batik Air alle drie in staat zijn specifieke informatie te verstrekken over het veilig verloop van hun respectievelijke activiteiten. De Commissie is van oordeel dat de naleving van de geldende Indonesische regelgeving en de internationale veiligheidsnormen door de drie luchtvaartmaatschappijen door voldoende elementen wordt gestaafd. |
(50) |
Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde Aviastar Mandiri (AOC-nr. 121-043), Citilink, Lion Air en Batik Air te schrappen uit bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006. |
(51) |
De lidstaten moeten de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Indonesië gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012. |
(52) |
Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn verdere actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Iran
(53) |
De luchtvaartmaatschappij Iran Air, die gecertificeerd is door de burgerluchtvaartorganisatie van de Islamitische Republiek Iran (CAO-IRI), is in maart 2010 opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006. Na een bezoek ter plaatse heeft de Unie de operationele beperkingen op de vloot van Iran Air in juli 2010 nader omschreven. |
(54) |
In mei 2016 heeft de Unie een nieuw beoordelingsbezoek ter plaatse in Iran georganiseerd, waaraan werd deelgenomen door deskundigen van de Commissie, het EASA en de lidstaten. Het beoordelingsbezoek vond plaats in de kantoren van de Burgerluchtvaartorganisatie van de Islamitische Republiek Iran en in de kantoren en installaties van Iran Air. |
(55) |
De deskundigen hebben vastgesteld dat CAO-IRI goed gestructureerd is en als toezichthoudende autoriteit alle aspecten van de burgerluchtvaart bestrijkt. De deskundigen hebben ook vastgesteld dat Iran een omvattend toezichtssysteem heeft opgezet, dat regelmatig wordt bijgewerkt. Op basis van de bevindingen tijdens het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie hebben de deskundigen geconcludeerd dat er bij CAO-IRI geen sprake is van onvermogen en onwil om veiligheidstekortkomingen te verhelpen. |
(56) |
De deskundigen hebben geconstateerd dat Iran Air de in juli 2010, tijdens het vorige beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie, geconstateerde tekortkomingen heeft aangepakt. Het beheer van de blijvende luchtwaardigheid van de vloot Airbus A320 is verbeterd en staat nu op hetzelfde niveau als voor de vloot Airbus A300 en A310. De deskundigen hebben vastgesteld dat het veiligheidsbeheersysteem van Iran Air in de loop der jaren is verbeterd, hoewel er nog ruimte is voor verdere vooruitgang, vooral wat betreft de effectieve toepassing van de beschreven procedures en de invoering van veiligheids- en kwaliteitsmanagement op bedrijfsniveau. Op het gebied van luchtwaardigheid hebben de deskundigen een aantal op- en aanmerkingen gemaakt, die Iran Air kunnen helpen om de veiligheid en kwaliteit van zijn activiteiten nog te verbeteren. |
(57) |
Op 1 juni 2016 werden CAO-IRI en Iran Air gehoord door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. CAO-IRI heeft een presentatie gegeven over de luchtvaartactiviteiten in Iran, haar organisatiestructuur en de Iraanse regelgeving op het gebied van luchtvaartveiligheid. Voorts heeft CAO-IRI informatie verstrekt over het ICAO-auditverslag en de naar aanleiding daarvan genomen correctieve maatregelen, zoals wijzigingen van de regelgeving om te waarborgen dat CAO-IRI over de nodige middelen en onafhankelijkheid beschikt om haar taken op het gebied van veiligheidstoezicht uit te oefenen. De positieve ontwikkelingen die tijdens het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie werden geconstateerd, werden door deze presentatie bevestigd. |
(58) |
Iran Air heeft een algemeen overzicht gegeven van het bedrijf, met informatie over zijn vloot, de beschikbare middelen en faciliteiten en heeft verklaard dat het over de capaciteit beschikt om haar vloot te vernieuwen en uit te breiden. Voorts heeft Iran Air een overzicht gegeven van de correctieve maatregelen die het heeft genomen op basis van de opmerkingen naar aanleiding van het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie in juli 2010, waaronder verbeteringen aan het luchtwaardigheidsbeheer van de vloot Airbus A320 en verbeteringen van het veiligheids- en kwaliteitsbeheer. Iran Air heeft het correctief actieplan voorgesteld dat op basis van de opmerkingen tijdens het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie in mei 2016 het heeft ontwikkeld. De belangrijkste elementen van dat plan zijn de verbetering van het programma voor de analyse van vluchtgegevens en de invoering van betere software ter ondersteuning van het veiligheidsbeheersysteem. |
(59) |
Een belangrijk deel van de presentatie ging over de plannen van Iran Air om haar vloot te vernieuwen en uit te breiden. Iran Air heeft plannen om haar vloot uit te breiden met één bestaand type en met één nieuw type luchtvaartuig. Volgens haar presentatie is met een speciaal team een omvattend change-managementproject opgezet om alle risico's die gepaard gaan met de invoering van een nieuw type luchtvaartuig proactief te detecteren, te beheren en te beperken. Voor alle externe en interne wijzigingen van de activiteiten die gepaard gaan met de invoering van een nieuwe type luchtvaartuig en die de veiligheid in het gedrang kunnen brengen, worden de standaardprocedures gevolgd en gedocumenteerd. |
(60) |
Voor de bestaande toestellen van de types Fokker F100 en Boeing B747 van Iran Air, werd echter geen relevante informatie verstrekt over de verbetering van het luchtwaardigheidsbeheer van die toestellen. |
(61) |
Op basis van alle beschikbare informatie, waaronder de resultaten van het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie in mei 2016 en van de hoorzitting, is de Commissie van oordeel dat Iran Air duurzame vooruitgang heeft geboekt met betrekking tot het luchtwaardigheidsbeheer van haar vloot Airbus A320 en dat Iran Air heeft aangetoond dat het in staat is nieuwe types luchtvaartuigen op te nemen in haar vloot. |
(62) |
Tevens wordt erkend dat het CAO-IRI en Iran niet aan de wil ontbreekt om op permanente basis samen te werken met de Commissie. De Commissie is van oordeel dat CAO-IRI in het algemeen over de capaciteit beschikt om haar taken uit te voeren met betrekking tot het toezicht op luchtvaartmaatschappijen die in Iran zijn gecertificeerd. Wat Iran Air betreft, is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijzen zijn dat de maatschappij de geldende internationale veiligheidsnormen en aanbevolen praktijken naleeft. Het beheer van de vloten Fokker F100 en Boeing B747 moet echter nog worden verbeterd. Op basis hiervan oordeelt de Commissie dat de bestaande exploitatiebeperkingen voor Iran Air kunnen worden opgeheven en alleen moeten worden gehandhaafd voor de luchtvaartuigen van Iran Air van de types Fokker F100 en Boeing B747. |
(63) |
Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie zodanig moet worden gewijzigd dat de aan Iran Air opgelegde exploitatiebeperkingen uitsluitend van toepassing zijn op de luchtvaartuigen van het type Fokker F100 en Boeing B747 in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006. |
(64) |
De lidstaten moeten de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Iran gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012. |
(65) |
Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn verdere actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Kazachstan
(66) |
Sinds juli 2009 geldt voor alle, behalve één, in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, een volledig exploitatieverbod, voornamelijk vanwege het onvermogen van de autoriteit die belast is met het veiligheidstoezicht op de in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, het comité burgerluchtvaart van Kazachstan (CAC), om de geldende internationale veiligheidsnormen toe te passen en te handhaven. De luchtvaartmaatschappij Air Astana, gecertificeerd in Kazachstan, is in december 2015 geschrapt uit bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006 en mag naar de Unie vliegen. |
(67) |
In april 2016 heeft in Kazachstan een door de ICAO gecoördineerde valideringsmissie plaatsgevonden. Het CAC heeft de Commissie meegedeeld dat de effectieve tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen als eerste resultaat is toegenomen van 64 % tot 74 %. Op basis van de voorlopige resultaten van de gecoördineerde valideringsmissie van de ICAO, heeft de ICAO op 20 april 2016 geoordeeld dat het CAC de SSC had weggewerkt. Het eindverslag van de gecoördineerde valideringsmissie van de ICAO zal in juli 2016 beschikbaar zijn. |
(68) |
Op basis van de informatie waarover de Commissie op dit moment beschikt, werd geconcludeerd dat Kazachstan opnieuw vooruitgang heeft geboekt met de hervorming van de regelgeving op het gebied van de burgerluchtvaart. Er is echter nog geen nauwkeurige informatie beschikbaar over de resultaten van de gecoördineerde valideringsmissie van de ICAO van april 2016. Alvorens een besluit over een wijziging van de beperkingen voor in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen kan worden genomen, moeten de verbeteringen van het systeem voor toezicht op de veiligheid van de burgerluchtvaart door het CAC ter plaatse worden geverifieerd. |
(69) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor luchtvaartmaatschappijen uit Kazachstan. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Madagaskar
(70) |
De luchtvaartmaatschappij Air Madagascar, gecertificeerd in Madagaskar, is onderworpen aan exploitatiebeperkingen en is opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006. Er is overleg gepleegd met de bevoegde autoriteiten van Madagaskar, Aviation civile de Madagascar (ACM), en met Air Madagascar teneinde actuele informatie te krijgen over de vooruitgang die geboekt is bij de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen. |
(71) |
Op 2 oktober 2015 heeft technisch overleg plaatsgevonden tussen deskundigen van de Commissie, het EASA, een hoge vertegenwoordigers van ACM en Air Madagascar. Tijdens die vergadering hebben ACM en Air Madagascar informatie verstrekt over de vooruitgang die zij beide hebben geboekt met betrekking tot hun respectieve correctieve en preventieve actieplannen die zij hebben uitgevoerd om de in de overwegingen 66 tot en met 74 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2011 van de Commissie (7) vermelde veiligheidstekortkomingen weg te werken. Overwegende dat de veiligheidstekortkomingen zijn verholpen, hebben ACM en Air Madagascar gevraagd de exploitatiebeperkingen voor Air Madagascar te herzien. |
(72) |
Dat verzoek is in november 2015 besproken. Rekening houdend met de vooruitgang die ACM en Air Madagascar hebben geboekt, heeft de Commissie geconcludeerd dat de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de internationale veiligheidsnormen ter plaatse moest worden geverifieerd alvorens het huidige gedeeltelijke verbod voor Air Madagascar kon worden aangepast. |
(73) |
In maart 2016 hebben deskundigen van het EASA, vergezeld van een deskundige waarnemer van een lidstaat, een audit van Air Madagascar uitgevoerd in het kader van haar aanvraag voor een vergunning voor exploitanten uit derde landen bij het EASA op grond van Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie. |
(74) |
In het kader van dit beoordelingsbezoek hebben de deskundigen van het EASA en de deskundige waarnemer ook de ACM bezocht. Tijdens het bezoek heeft de ACM het team van deskundigen bewijzen verstrekt van de effectiviteit van haar correctief en preventief actieplan dat is opgezet nadat aan Air Madagascar exploitatiebeperkingen waren opgelegd. De ACM heeft ook aangetoond dat het in staat is zijn verplichtingen uit hoofde van de ICAO-normen met betrekking tot certificering en toezichtsactiviteiten na te komen. ACM heeft aangetoond dat het, sinds het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie in februari 2014, de certificering van negen luchtvaartmaatschappijen tot een goed einde heeft gebracht, de hernieuwing van het Air Operator Certificate van één luchtvaartmaatschappij heeft geweigerd en bezig is met de certificering van één nieuwe luchtvaartmaatschappij. De door het team van deskundigen geëvalueerde certificeringsdossiers waren goed opgebouwd en gestructureerd overeenkomstig de certificeringsprocedure van de ICAO. Voor vier exploitanten werd het toezichtsprogramma herzien en het team van deskundigen heeft geconstateerd dat ACM overgeschakeld is van een traditioneel nalevingsgericht toezichtsprogramma naar toezichtsplanning op basis van risico's. Het team van deskundigen heeft tevens akte genomen van het feit dat 90 % van de voor de periode 2014-2015 geplande activiteiten op het gebied van exploitatie, permanente luchtwaardigheid en vergunningen, daadwerkelijk zijn uitgevoerd. |
(75) |
De audit van Air Madagascar heeft aangetoond dat de door de luchtvaartmaatschappij ontwikkelde en uitgevoerde preventieve en correctieve acties effectief zijn. Air Madagascar heeft met name aangetoond dat de Airbus A340-vloot op dezelfde manier wordt beheerd als al haar andere vloten en dat de A340-vloot ook volledig is opgenomen in haar systemen voor kwaliteits- en veiligheidsbeheer. Relevante monsters van de activiteiten van Air Madagascar hebben geen aanwijzingen opgeleverd dat er sprake is van veiligheidskritieke afwijkingen van de internationale veiligheidsnormen. |
(76) |
Tijdens het bezoek ter plaatse in maart 2016, met betrekking tot de gemeenschappelijke criteria in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, hebben ACM en Air Madagascar aangetoond dat zij bereid en in staat zijn om de resterende tekortkomingen aan te pakken. Bovendien is aangetoond dat de ACM over de capaciteit beschikt om de relevante internationale veiligheidsnormen, waaronder de door de ACM uitgevaardigde regels inzake luchtvaartveiligheid, ten uitvoer te leggen en, indien nodig, te handhaven. |
(77) |
Op basis van alle op dit moment beschikbare informatie, waaronder de resultaten van de audit van maart 2016, is de Commissie van mening dat ACM en Air Madagascar duurzame vooruitgang hebben geboekt gedurende een ononderbroken periode. Tevens wordt erkend dat het ACM en Air Madagascar niet aan de wil ontbreekt om op permanente basis samen te werken met de Commissie. De Commissie is van oordeel dat ACM opgewassen is tegen haar taak op het gebied van toezicht op de in Madagaskar gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen en dat er voldoende bewijzen zijn dat Air Madagascar de geldende internationale veiligheidsnormen en aanbevolen praktijken naleeft. |
(78) |
Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde Air Madagascar, gecertificeerd in Madagaskar, te schrappen uit bijlage B bij Verordening (EG) nr. 474/2006. |
(79) |
De lidstaten zullen de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen door Air Madagascar blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van deze luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012. Als uit de resultaten van die inspecties of relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn verdere actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Mozambique
(80) |
In het kader van het project voor technische bijstand, dat is opgezet naar aanleiding van het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie in april 2015, wordt op verschillende gebieden nog steeds ondersteuning geboden aan de bevoegde burgerluchtvaartautoriteiten van Mozambique, het Instituto de Aviação Civil de Moçambique (IACM). De wet tot oprichting van het IACM, met uitgebreide bevoegdheden en autonomie, is op 30 maart 2016 met een zelden geziene unanimiteit door het Parlement goedgekeurd en wacht op afkondiging door het staatshoofd. Een aantal juridische en specifieke technische verordeningen zijn grondig herzien en bevinden zich momenteel in verschillende stadia van ontwikkeling of goedkeuring. De opleiding van technisch personeel op het gebied van luchtwaardigheid, exploitatie, personeelsvergunningen, luchthavens, luchtverkeersbeheer, beheer van luchtvaartinlichtingen en beveiliging van de luchtvaart wordt voortgezet. Er heeft ook een nieuwe aanwervingsronde voor technisch personeel op het gebied van exploitatie, luchtwaardigheid en luchtvaartbeveiliging plaatsgevonden. Op basis van een samenwerkingsprotocol met Portugal zijn medische beoordelaars opgeleid. Er wordt verder gewerkt om alle openstaande bevindingen van de Universal Safety Oversight Audit van de ICAO systematisch op te lossen, teneinde de graad van effectieve tenuitvoerlegging aanzienlijk te verbeteren. De regelmatige contacten met alle bestaande exploitanten worden voortgezet en er hebben reeds verschillende besprekingen plaatsgevonden over verbeteringen van hun activiteiten. Er is een overzicht opgesteld van alle interne procedures en processen van het IACM die grondig moeten worden herzien en de werkzaamheden om belangrijke verbeteringen in te voeren gaan verder. |
(81) |
De luchtvaartmaatschappij Linhas Aéreas de Moçambique (LAM), gecertificeerd in Mozambique, heeft op 29 november 2013 een ongeval gehad in Namibië. Het eindverslag van het ongeval is op 30 maart 2016 officieel gepubliceerd door het directoraat voor het onderzoek van luchtvaartongevallen van het ministerie van vervoer en werkzaamheden van de Republiek Namibië. De conclusie luidde dat de crash het gevolg was van een opzettelijke daad van de gezagvoerder. In het verslag staan vijf aanbevelingen aan de ICAO en één aan de IACM om tijdens alle fasen van de vlucht de aanwezigheid van twee bemanningsleden in de cockpit toe te staan. Het IACM heeft de aanbeveling ten uitvoer gelegd middels richtlijn DOS-02/16 van mei 2016. |
(82) |
Het IACM is in dit stadium echter nog niet helemaal in staat om erop toe te zien dat de burgerluchtvaartactiviteiten in Mozambique volledig aan de internationale veiligheidsnormen voldoen. Er zijn dan ook onvoldoende aanwijzingen om een besluit tot aanpassing van het exploitatieverbod voor alle in Mozambique gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen te rechtvaardigen. |
(83) |
Hoewel de verbeteringen niet toereikend zijn om een aanpassing van het huidige verbod te rechtvaardigen, zijn de perspectieven wel voldoende gunstig om een extra beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie in de komende maanden te rechtvaardigen. |
(84) |
Volgens een lijst die op 13 mei 2016 door het IACM is verstrekt, zijn in Mozambique twee nieuwe luchtvaartmaatschappijen gecertificeerd: CHC Helicópteros Lda (AOC MOZ-22) en Inter Airways Lda (AOC MOZ-24). Het IACM kon echter niet bewijzen dat het veiligheidstoezicht op die luchtvaartmaatschappijen plaatsvindt overeenkomstig de internationale veiligheidsnormen. Via dezelfde lijst, heeft het IACM de Commissie meegedeeld dat de AOC's van de luchtvaartmaatschappijen Kaya Airlines Lda (AOC MOZ-09) en Trabalhos e Transportes Aéreos Lda (AOC MOZ-16) zijn ingetrokken. |
(85) |
Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden aangepast om de luchtvaarmaatschappijen CHC Helicópteros Lda en Inter Airways Lda op te nemen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006 en om de maatschappijen Kaya Airlines Lda en Trabalhos e Transportes Aéreos Lda uit die bijlage te schrappen. |
Luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie
(86) |
De Commissie, het EASA en de lidstaten hebben de jongste tijd nauwlettend toegezien op de veiligheidsprestaties van luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn in de Russische Federatie en vluchten uitvoeren in de Unie, onder meer door bij het uitvoeren van platforminspecties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 prioriteit te geven aan bepaalde Russische luchtvaartmaatschappijen |
(87) |
Op 4 maart 2016 heeft een ontmoeting plaatsgehad tussen de Commissie, bijgestaan door het EASA, en vertegenwoordigers van het Russische federale agentschap voor luchtvervoer (het FATA). Het doel van deze ontmoeting was de veiligheidsprestaties van Russische luchtvaartmaatschappijen te bekijken aan de hand van verslagen van SAFA-platforminspecties voor de periode tussen 21 februari 2015 en 20 februari 2016 en na te gaan welke gevallen bijzondere aandacht verdienen. |
(88) |
Tijdens dat overleg heeft de Commissie de SAFA-resultaten van vier luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie grondiger geëvalueerd. Het FATA heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat het AOC van één van die vier maatschappijen in december 2015 is ingetrokken en haar op de hoogte gebracht van de maatregelen die twee andere van die vier maatschappijen zelf hebben genomen. |
(89) |
Bovendien heeft het FATA er zich tijdens de vergadering toe verbonden nauwer samen te werken met de vierde maatschappij om ervoor te zorgen dat zij haar SAFA-resultaten verbetert. Aangezien die luchtvaartmaatschappij bij het EASA reeds een vergunning voor een exploitant uit een derde land had aangevraagd op grond van Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie, heeft de Commissie de gelegenheid te baat genomen om het verband tussen Verordening (EG) nr. 2011/2005 en Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie te verduidelijken. Als gevolg van de verdere besprekingen tussen het FATA en die vierde luchtvaartmaatschappij heeft het FATA de vergunning van die maatschappij om vluchten naar de EU uit te voeren uit haar AOC geschrapt. Daarna heeft die maatschappij besloten haar aanvraag bij het EASA in te trekken. |
(90) |
Op basis van de beschikbare informatie werd geconcludeerd dat de Russische luchtvaartautoriteiten of luchtvaartmaatschappijen die in de Russische Federatie zijn gecertificeerd, niet voor de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart hoeven te verschijnen. Desondanks werd besloten dat de regelmatige vergaderingen tussen de veiligheidsdeskundigen van de Commissie en de Russische autoriteiten, die minstens één keer voor elke vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart plaatsvinden, moeten worden voortgezet. |
(91) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie op te nemen in de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie. |
(92) |
De lidstaten zullen echter blijven nagaan of de luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie voldoen aan de relevante veiligheidsnormen door overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 bij platforminspecties prioriteit te geven aan deze luchtvaartmaatschappijen. |
(93) |
Als uit deze controles blijkt dat er een dreigend veiligheidsrisico bestaat ten gevolge van de niet-naleving van de relevante veiligheidsnormen, kan de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen tegen luchtvaartmaatschappijen uit de Russische Federatie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Sudan
(94) |
De burgerluchtvaartautoriteit van Sudan (SCAA) heeft de jongste tijd regelmatig overleg gepleegd met de Commissie, met name over de beoordeling van in Sudan geregistreerde luchtvaartmaatschappijen. Volgens een bijgewerkte lijst van luchtvaartmaatschappijen uit Sudan, die op 22 december 2015 door de SCAA is meegedeeld, zijn er geen nieuwe luchtvaartmaatschappijen gecertificeerd en werd het AOC van zes luchtvaartmaatschappijen ingetrokken: Almajal Aviation Service, Bentiu Air Transport, Dove Airlines, Fourty Eight Aviation, Marsland Company en Mid Airlines. In diezelfde brief heeft de SCAA de Commissie meegedeeld dat Sudan een handboek voor zijn nationaal veiligheidsprogramma heeft opgesteld en haar in kennis gesteld van reglement 19 voor de burgerluchtvaart — veiligheidsbeheer, waarin normen en regelgevende eisen zijn vastgesteld voor de invoering en het onderhoud van veiligheidsbeheersystemen door dienstverleners. |
(95) |
Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt derhalve geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde de luchtvaartmaatschappijen Almajal Aviation Service, Bentiu Air Transport, Dove Airlines, Fourty Eight Aviation, Marsland Company en Mid Airlines te schrappen uit bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Taiwan
(96) |
De Commissie heeft het overleg met de bevoegde autoriteiten van Taiwan, de Civil Aeronautics Administration (CAA Taiwan), voortgezet. Op 23 mei 2016 heeft overleg plaatsgevonden tussen de Commissie, het EASA, deskundigen van CAA Taiwan en de luchtvaartmaatschappij TransAsia Airways (TNA), die in Taiwan is gecertificeerd. |
(97) |
Tijdens dat overleg heeft CAA Taiwan een overzicht gegeven van de voortgang bij de uitvoering van de maatregelen die na de ongevallen en incidenten met TNA zijn gelanceerd en de resultaten meegedeeld van het toezichtsprogramma voor TNA. CAA Taiwan heeft ook meegedeeld dat alle door externe instanties geformuleerde aanbevelingen, naar aanleiding van hun bezoeken ter plaatse in 2015, werden aanvaard en ten uitvoer zijn gelegd. |
(98) |
Bovendien heeft CAA Taiwan de Commissie meegedeeld dat het TNA slechts zal toestaan zijn activiteiten uit te breiden nadat het de effectiviteit van de door TNA genomen risicobeperkende maatregelen heeft gevalideerd. Ten slotte hebben CAA Taiwan en TNA ingestemd met verder technisch overleg om de Commissie in staat te stellen de toepassing van de correctieve en preventieve actieplannen te volgen en ervoor te zorgen dat alle veiligheidsaspecten desgevallend kunnen worden besproken. |
(99) |
Op basis van de informatie waarover de Commissie beschikt, werd geoordeeld dat CAA Taiwan en TNA niet voor de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart hoefden te verschijnen, en dat een exploitatieverbod voor luchtvaartmaatschappijen uit Taiwan niet noodzakelijk is. |
(100) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor luchtvaartmaatschappijen uit Taiwan. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Thailand
(101) |
Op 2 mei 2016 heeft technisch overleg plaatsgevonden in het kader van de actieve samenwerking met de Thaise burgerluchtvaartautoriteit (CAAT) teneinde de Commissie op de hoogte te brengen van de sinds november 2015 geboekte vooruitgang. Het CAAT heeft actuele informatie verstrekt over de belangrijkste activiteiten om de veiligheidsborging te handhaven, waaronder de intrekking van een AOC, een vliegverbod voor een luchtvaartuig vanwege veiligheidsproblemen, de uitschrijving van een luchtvaartuig vanwege de insolvabiliteit van een luchtvaartmaatschappij en de inspectie van vluchten en arbeidstijden. Voorts heeft de CAAT informatie verstrekt over de voortgang bij de hernieuwing van de AOC-certificering met steun van externe instanties, de duurzaamheid en capaciteitsopbouw van de CAAT-organisatie en over haar huidige organisatiestructuur. |
(102) |
De CAAT heeft meermaals gesteld dat het meer belang hecht aan duurzame correctieve maatregelen dan aan snelle oplossingen. De CAAT heeft uitgelegd dat die aanpak voldoende politieke steun geniet, maar tijd vergt. Na de sluiting van een contract met een externe instantie, gaat de hercertificering van de luchtvaartmaatschappijen binnenkort van start. Het is de bedoeling alle internationale exploitanten de volgende negen maanden opnieuw te certificeren. Dat zal ook de basis vormen voor de oplossing van de SSC van de ICAO. |
(103) |
Met betrekking tot de capaciteitsopbouw op lange termijn die de CAAT met steun van het EASA in het kader van het Memorandum van Overeenstemming van 2015 wil realiseren, wenst de CAAT op zeven belangrijke departementen een beroep te doen op EASA-deskundigen, die voor de tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen als coach van de CAAT-managers zouden fungeren. |
(104) |
De Thaise regering en de CAAT geven blijk van een sterke wil om het systeem voor veiligheidstoezicht in Thailand te verbeteren en hebben bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat ze het voorbije jaar vooruitgang hebben geboekt. Bovendien ziet de Commissie op basis van de beschikbare veiligheidsinformatie over in Thailand gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen geen reden om een verbod of exploitatiebeperkingen op te leggen. Om van nabij toezicht te houden op de situatie, zal het overleg met de autoriteiten van Thailand worden voortgezet overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 473/2006. |
(105) |
Daarom wordt, overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, geoordeeld dat er in dit stadium geen redenen zijn om de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie te wijzigen voor luchtvaartmaatschappijen uit Thailand. |
(106) |
De lidstaten moeten de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Thailand gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012. |
(107) |
Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn verdere actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005. |
Luchtvaartmaatschappijen uit Zambia
(108) |
In april 2016 heeft in Zambia een beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie in plaatsgevonden. Deskundigen van de Commissie, het EASA en de lidstaten hebben daaraan deelgenomen. Het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie werd uitgevoerd in de kantoren van de Zambiaanse burgerluchtvaartautoriteit (ZCAA) en bij wijze van steekproef bij de luchtvaartmaatschappijen Proflight Commuter Services (dba Proflight Zambia) en Royal Air Charters, gecertificeerd in Zambia. |
(109) |
De belangrijkste conclusies van het beoordelingsbezoek ter plaatse aan de ZCAA kunnen als volgt worden samengevat. In het algemeen is de ZCAA is al bereid en in staat om veiligheidstekortkomingen aan te pakken en beschikt over de nodige capaciteit om de geldende internationale veiligheidsnormen en de eigen Zambiaanse voorschriften voor de burgerluchtvaart, toe te passen en desgevallend te handhaven. De ZCAA heeft kunnen aantonen dat haar personeel doorgaans over voldoende ervaring en kwalificaties beschikt voor de uitvoering van toezichtsactiviteiten. Anderzijds hebben de deskundigen aangegeven dat de ZCAA er, op het gebied van de standaardisering van haar toezichtsactiviteiten, waaronder de nascholing van inspecteurs, goed zou aan doen voort te bouwen op de reeds geboekte vooruitgang. Tegelijk zou de ZCAA specifieke aandacht kunnen besteden aan de verdere verbetering van haar processen en procedures inzake de controle en toegang tot documenten. |
(110) |
De belangrijkste conclusie van het beoordelingsbezoek ter plaatse door de Unie voor Proflight Commuter Services (dba Proflight Zambia) luidt dat de maatschappij bereid is en in het algemeen in staat is om veiligheidstekortkomingen aan te pakken. Bovendien hebben de deskundigen geoordeeld dat er voldoende elementen zijn die erop wijzen dat Proflight Commuter Services (dba Proflight Zambia) in het algemeen in staat is de naleving van de geldende internationale veiligheidsnormen en van de Zambiaanse burgerluchtvaartvoorschriften te waarborgen. |
(111) |
De belangrijkste conclusie van het beoordelingsbezoek ter plaatse aan Royal Air Charters luidt dat de maatschappij bereid is en in staat is om veiligheidstekortkomingen aan te pakken. Bovendien hebben de deskundigen geoordeeld dat er voldoende elementen zijn die erop wijzen dat Royal Air Charters in staat is de naleving van de geldende internationale veiligheidsnormen en van de Zambiaanse burgerluchtvaartvoorschriften te waarborgen. |
(112) |
De ZCAA is op 1 juni 2016 gehoord door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Bij die gelegenheid werd ook Proflight Commuter Services (dba Proflight Zambia) gehoord. |
(113) |
De ZCAA heeft haar huidige organisatiestructuur voorgesteld, met inbegrip van de opleiding en kwalificaties van haar inspecteurs. Zij heeft zich ertoe verbonden haar inspectiemiddelen te standaardiseren. Wat de certificerings- en toezichtsactiviteiten betreft, heeft de ZCAA meegedeeld dat zij op dit moment verantwoordelijk is voor het toezicht op slechts tien AOC-houders. De ZCAA heeft informatie verstrekt over hun certificering en een overzicht gegeven van de belangrijkste toezichtsaspecten waaraan zij onderworpen worden. Voorts verbindt de ZCAA zich ertoe om te blijven werken aan de permanente verbetering van haar prestaties, waaronder essentiële inspanningen voor de standaardisering van het toezicht. |
(114) |
Voorts heeft de ZCAA een samenvatting gegeven van de correctieve maatregelen die zij heeft genomen naar aanleiding van de opmerkingen die in april 2016 tijdens het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie zijn geformuleerd. |
(115) |
Proflight Commuter Services (dba Proflight Zambia) heeft toelichting verschaft over zijn organisatiestructuur, zijn ontwikkelingsplannen en specifieke aspecten in verband met zijn systemen voor veiligheids- en kwaliteitsbeheer, waaronder het proces en nadere gegevens over de verwerking van beoordelingen en veiligheidsverslagen. Voorts heeft het een samenvatting gegeven van de correctieve maatregelen die het heeft genomen naar aanleiding van de opmerkingen die in april 2016 tijdens het beoordelingsbezoek ter plaatse van de Unie zijn geformuleerd. |
(116) |
De Commissie heeft geconstateerd dat Proflight Commuter Services (dba Proflight Zambia) tijdens de hoorzitting een toereikende presentatie heeft gegevens en specifieke details kon verstrekken over het veilig verloop van zijn activiteiten. |
(117) |
Op basis van alle beschikbare informatie, waaronder de resultaten van het bezoek ter plaatse van de Unie en de tijdens de hoorzitting verstrekte informatie, is de Commissie van oordeel dat er voldoende bewijzen zijn dat de toepasselijke internationale veiligheidsnormen en aanbevolen praktijken worden nageleefd door de luchtvaartmaatschappijen die in Zambia gecertificeerd zijn. |
(118) |
Op basis van alle op dit moment beschikbare informatie, waaronder de resultaten van het beoordelingsbezoek van de Unie ter plaatse en de tijdens de hoorzitting verstrekte informatie, is de Commissie van oordeel dat de ZCAA duurzame vooruitgang heeft geboekt. Voorts erkent de Commissie dat het de ZCAA niet aan de wil ontbreekt om op permanente basis met de Commissie samen te werken en dat de ZCAA op transparante wijze erkent dat zij nog meer vooruitgang moet boeken bij de verbetering van haar veiligheidstoezicht en de toezichtsprocedures. De Commissie is van oordeel dat de ZCAA in staat is haar verantwoordelijkheden op te nemen met betrekking tot het toezicht op in Zambia gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen. Tijdens de hoorzitting heeft de ZCAA ermee ingestemd om de veiligheidsdialoog met de Commissie voort te zetten, onder meer via extra vergaderingen of bezoeken, als en wanneer de Commissie dit noodzakelijk acht. |
(119) |
Overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2111/2005, wordt dan ook geoordeeld dat de lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie moet worden gewijzigd teneinde alle in Zambia gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen te schrappen uit bijlage A bij Verordening (EG) nr. 474/2006. |
(120) |
De lidstaten moeten de effectieve naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Zambia gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen. |
(121) |
Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat ten gevolge van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen acute veiligheidsrisico's ontstaan, kan de Commissie genoodzaakt zijn verdere actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005. |
(122) |
Verordening (EG) nr. 474/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(123) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 474/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage A wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening. |
2) |
Bijlage B wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Violeta BULC
Lid van de Commissie
(1) PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15.
(2) Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 is de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst opgesteld van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14).
(3) Verordening (EEG) nr. 3922/1991 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4).
(4) Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (PB L 84 van 23.3.2006, blz. 8).
(5) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 12).
(7) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2011 van de Commissie van 19 april 2011 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (PB L 104 van 20.4.2011, blz. 10).
BIJLAGE I
„BIJLAGE A
LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EEN VERBOD IS OPGELEGD OM VLUCHTEN UIT TE VOEREN IN DE UNIE, MET UITZONDERINGEN (1)
Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op het AOC (en handelsnaam, indien verschillend) |
Nummer van het Air Operator Certificate (AOC) of van de exploitatievergunning |
ICAO-nummer van de luchtvaartmaatschappij |
Land van de exploitant |
BLUE WING AIRLINES |
SRBWA-01/2002 |
BWI |
Suriname |
IRAQI AIRWAYS |
001 |
IAW |
Irak |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Afghanistan welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Islamitische Republiek Afghanistan |
ARIANA AFGHAN AIRLINES |
AOC 009 |
AFG |
Islamitische Republiek Afghanistan |
KAM AIR |
AOC 001 |
KMF |
Islamitische Republiek Afghanistan |
PAMIR AIRLINES |
Onbekend |
PIR |
Islamitische Republiek Afghanistan |
SAFI AIRWAYS |
AOC 181 |
SFW |
Islamitische Republiek Afghanistan |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Angola welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van TAAG Angola Airlines, dat in bijlage B wordt geplaatst |
|
|
Republiek Angola |
AEROJET |
AO 008-01/11 |
TEJ |
Republiek Angola |
AIR GICANGO |
009 |
Onbekend |
Republiek Angola |
AIR JET |
AO 006-01/11-MBC |
MBC |
Republiek Angola |
AIR NAVE |
017 |
Onbekend |
Republiek Angola |
AIR26 |
AO 003-01/11-DCD |
DCD |
Republiek Angola |
ANGOLA AIR SERVICES |
006 |
Onbekend |
Republiek Angola |
DIEXIM |
007 |
Onbekend |
Republiek Angola |
FLY540 |
AO 004-01 FLYA |
Onbekend |
Republiek Angola |
GIRA GLOBO |
008 |
GGL |
Republiek Angola |
HELIANG |
010 |
Onbekend |
Republiek Angola |
HELIMALONGO |
AO 005-01/11 |
Onbekend |
Republiek Angola |
MAVEWA |
016 |
Onbekend |
Republiek Angola |
SONAIR |
AO 002-01/10-SOR |
SOR |
Republiek Angola |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Benin welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Republiek Benin |
AERO BENIN |
PEA nr. 014/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS |
AEB |
Republiek Benin |
AFRICA AIRWAYS |
Onbekend |
AFF |
Republiek Benin |
ALAFIA JET |
PEA nr. 014/ANAC/MDCTTTATP-PR/DEA/SCS |
Onbekend |
Republiek Benin |
BENIN GOLF AIR |
PEA nr. 012/MDCTTP-PR/ANAC/DEA/SCS. |
BGL |
Republiek Benin |
BENIN LITTORAL AIRWAYS |
PEA nr. 013/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS. |
LTL |
Republiek Benin |
COTAIR |
PEA nr. 015/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS. |
COB |
Republiek Benin |
ROYAL AIR |
PEA nr. 11/ANAC/MDCTTP-PR/DEA/SCS |
BNR |
Republiek Benin |
TRANS AIR BENIN |
PEA nr. 016/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS |
TNB |
Republiek Benin |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Congo welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Republiek Congo |
AERO SERVICE |
RAC06-002 |
RSR |
Republiek Congo |
CANADIAN AIRWAYS CONGO |
RAC06-012 |
Onbekend |
Republiek Congo |
EMERAUDE |
RAC06-008 |
Onbekend |
Republiek Congo |
EQUAFLIGHT SERVICES |
RAC06-003 |
EKA |
Republiek Congo |
EQUAJET |
RAC06-007 |
EKJ |
Republiek Congo |
EQUATORIAL CONGO AIRLINES S.A. |
RAC06-014 |
Onbekend |
Republiek Congo |
MISTRAL AVIATION |
RAC06-011 |
Onbekend |
Republiek Congo |
TRANS AIR CONGO |
RAC 06-001 |
TSG |
Republiek Congo |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo (RDC) welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief |
|
|
Democratische Republiek Congo (RDC) |
AIR FAST CONGO |
409/CAB/MIN/TVC/0112/2011 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
AIR KASAI |
409/CAB/MIN/TVC/0053/2012 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
AIR KATANGA |
409/CAB/MIN/TVC/0056/2012 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
AIR TROPIQUES |
409/CAB/MIN/TVC/00625/2011 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
BLUE AIRLINES |
106/CAB/MIN/TVC/2012 |
BUL |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
BLUE SKY |
409/CAB/MIN/TVC/0028/2012 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
BUSY BEE CONGO |
409/CAB/MIN/TVC/0064/2010 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
COMPAGNIE AFRICAINE D'AVIATION (CAA) |
409/CAB/MIN/TVC/0050/2012 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
CONGO AIRWAYS |
019/CAB/MIN/TVC/2015 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
DAKOTA SPRL |
409/CAB/MIN/TVC/071/2011 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
DOREN AIR CONGO |
102/CAB/MIN/TVC/2012 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
GOMAIR |
409/CAB/MIN/TVC/011/2010 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
KIN AVIA |
409/CAB/MIN/TVC/0059/2010 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
KORONGO AIRLINES |
409/CAB/MIN/TVC/001/2011 |
KGO |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
MALU AVIATION |
098/CAB/MIN/TVC/2012 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
MANGO AIRLINES |
409/CAB/MIN/TVC/009/2011 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
SERVE AIR |
004/CAB/MIN/TVC/2015 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
SERVICES AIR |
103/CAB/MIN/TVC/2012 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
SWALA AVIATION |
409/CAB/MIN/TVC/0084/2010 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
TRANSAIR CARGO SERVICES |
409/CAB/MIN/TVC/073/2011 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
WILL AIRLIFT |
409/CAB/MIN/TVC/0247/2011 |
Onbekend |
Democratische Republiek Congo (RDC) |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Djibouti welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief |
|
|
Djibouti |
DAALLO AIRLINES |
Onbekend |
DAO |
Djibouti |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Equatoriaal Guinea welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief |
|
|
Equatoriaal Guinea |
CEIBA INTERCONTINENTAL |
2011/0001/MTTCT/DGAC/SOPS |
CEL |
Equatoriaal Guinea |
Cronos AIRLINES |
2011/0004/MTTCT/DGAC/SOPS |
Onbekend |
Equatoriaal Guinea |
PUNTO AZUL |
2012/0006/MTTCT/DGAC/SOPS |
Onbekend |
Equatoriaal Guinea |
TANGO AIRWAYS |
Onbekend |
Onbekend |
Equatoriaal Guinea |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Eritrea welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief |
|
|
Eritrea |
ERITREAN AIRLINES |
AOC nr. 004 |
ERT |
Eritrea |
NASAIR ERITREA |
AOC nr. 005 |
NAS |
Eritrea |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Gabon welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Afrijet en SN2AG, die in bijlage B worden geplaatst |
|
|
Republiek Gabon |
AFRIC AVIATION |
010/MTAC/ANAC-G/DSA |
EKG |
Republiek Gabon |
ALLEGIANCE AIR TOURIST |
007/MTAC/ANAC-G/DSA |
LGE |
Republiek Gabon |
NATIONALE REGIONALE TRANSPORT (N.R.T) |
008/MTAC/ANAC-G/DSA |
NRG |
Republiek Gabon |
SKY GABON |
009/MTAC/ANAC-G/DSA |
SKG |
Republiek Gabon |
SOLENTA AVIATION GABON |
006/MTAC/ANAC-G/DSA |
SVG |
Republiek Gabon |
TROPICAL AIR-GABON |
011/MTAC/ANAC-G/DSA |
Onbekend |
Republiek Gabon |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Indonesië welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Garuda Indonesia, Airfast Indonesia, Ekspres Transportasi Antarbenua, Indonesia Air Asia, Citilink, Lion Air en Batik Air, evenwel met inbegrip van |
|
|
Republiek Indonesië |
AIR BORN INDONESIA |
135-055 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
AIR PACIFIC UTAMA |
135-020 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
ALDA TRANS PAPUA |
135-056 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
ALFA TRANS DIRGANTATA |
135-012 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
ANGKASA SUPER SERVICES |
135-050 |
LBZ |
Republiek Indonesië |
ASI PUDJIASTUTI |
135-028 |
SQS |
Republiek Indonesië |
AVIASTAR MANDIRI |
135-029 |
VIT |
Republiek Indonesië |
DABI AIR NUSANTARA |
135-030 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
DERAYA AIR TAXI |
135-013 |
DRY |
Republiek Indonesië |
DERAZONA AIR SERVICE |
135-010 |
DRZ |
Republiek Indonesië |
DIRGANTARA AIR SERVICE |
135-014 |
DIR |
Republiek Indonesië |
EASTINDO |
135-038 |
ESD |
Republiek Indonesië |
ELANG LINTAS INDONESIA |
135-052 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
ELANG NUSANTARA AIR |
135-053 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
ENGGANG AIR SERVICE |
135-045 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
ERSA EASTERN AVIATION |
135-047 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
GATARI AIR SERVICE |
135-018 |
GHS |
Republiek Indonesië |
HEAVY LIFT |
135-042 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
INDONESIA AIR ASIA EXTRA |
121-054 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
INDONESIA AIR TRANSPORT |
121-034 |
IDA |
Republiek Indonesië |
INTAN ANGKASA AIR SERVICE |
135-019 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
JAYAWIJAYA DIRGANTARA |
121-044 |
JWD |
Republiek Indonesië |
JOHNLIN AIR TRANSPORT |
135-043 |
JLB |
Republiek Indonesië |
KAL STAR |
121-037 |
KLS |
Republiek Indonesië |
KARTIKA AIRLINES |
121-003 |
KAE |
Republiek Indonesië |
KOMALA INDONESIA |
135-051 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
KURA-KURA AVIATION |
135-016 |
KUR |
Republiek Indonesië |
MARTABUANA ABADION |
135-049 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
MATTHEW AIR NUSANTARA |
135-048 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
MIMIKA AIR |
135-007 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
MY INDO AIRLINES |
121-042 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
NAM AIR |
121-058 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
NATIONAL UTILITY HELICOPTER |
135-011 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
NUSANTARA AIR CHARTER |
121-022 |
SJK |
Republiek Indonesië |
PEGASUS AIR SERVICES |
135-036 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
PELITA AIR SERVICE |
121-008 |
PAS |
Republiek Indonesië |
PENERBANGAN ANGKASA SEMESTA |
135-026 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
PURA WISATA BARUNA |
135-025 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
RIAU AIRLINES |
121-016 |
RIU |
Republiek Indonesië |
SAYAP GARUDA INDAH |
135-004 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
SMAC |
135-015 |
SMC |
Republiek Indonesië |
SRIWIJAYA AIR |
121-035 |
SJY |
Republiek Indonesië |
SURYA AIR |
135-046 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
TRANSNUSA AVIATION MANDIRI |
121-048 |
TNU |
Republiek Indonesië |
TRANSWISATA PRIMA AVIATION |
135-021 |
TWT |
Republiek Indonesië |
TRAVEL EXPRESS AVIATION SERVICE |
121-038 |
XAR |
Republiek Indonesië |
TRAVIRA UTAMA |
135-009 |
TVV |
Republiek Indonesië |
TRI MG INTRA ASIA AIRLINES |
121-018 |
TMG |
Republiek Indonesië |
TRIGANA AIR SERVICE |
121-006 |
TGN |
Republiek Indonesië |
UNINDO |
135-040 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
WESTSTAR AVIATION INDONESIA |
135-059 |
Onbekend |
Republiek Indonesië |
WING ABADI AIRLINES |
121-012 |
WON |
Republiek Indonesië |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Kazachstan welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Air Astana, evenwel met inbegrip van |
|
|
Republiek Kazachstan |
AIR ALMATY |
AK-0483-13 |
LMY |
Republiek Kazachstan |
ATMA AIRLINES |
AK-0469-12 |
AMA |
Republiek Kazachstan |
AVIA-JAYNAR/AVIA-ZHAYNAR |
AK-0467-12 |
SAP |
Republiek Kazachstan |
BEK AIR |
AK-0463-12 |
BEK |
Republiek Kazachstan |
BEYBARS AIRCOMPANY |
AK-0473-13 |
BBS |
Republiek Kazachstan |
BURUNDAYAVIA AIRLINES |
KZ-01/001 |
BRY |
Republiek Kazachstan |
COMLUX-KZ |
KZ-01/002 |
KAZ |
Republiek Kazachstan |
EAST WING |
KZ-01/007 |
EWZ |
Republiek Kazachstan |
EURO-ASIA AIR |
AK-0472-13 |
EAK |
Republiek Kazachstan |
FLY JET KZ |
AK-0477-13 |
FJK |
Republiek Kazachstan |
INVESTAVIA |
AK-0479-13 |
TLG |
Republiek Kazachstan |
IRTYSH AIR |
AK-0468-13 |
MZA |
Republiek Kazachstan |
JET AIRLINES |
KZ-01/003 |
SOZ |
Republiek Kazachstan |
KAZAIR JET |
AK-0474-13 |
KEJ |
Republiek Kazachstan |
KAZAIRTRANS AIRLINE |
AK-0466-12 |
KUY |
Republiek Kazachstan |
KAZAVIASPAS |
AK-0484-13 |
KZS |
Republiek Kazachstan |
PRIME AVIATION |
AK-0478-13 |
PKZ |
Republiek Kazachstan |
SCAT |
KZ-01/004 |
VSV |
Republiek Kazachstan |
ZHETYSU AIRCOMPANY |
AK-0470-12 |
JTU |
Republiek Kazachstan |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Kirgizië welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Kirgizische Republiek |
AIR BISHKEK (voorheen EASTOK AVIA) |
15 |
EAA |
Kirgizische Republiek |
AIR MANAS |
17 |
MBB |
Kirgizische Republiek |
AVIA TRAFFIC COMPANY |
23 |
AVJ |
Kirgizische Republiek |
CENTRAL ASIAN AVIATION SERVICES (CAAS) |
13 |
CBK |
Kirgizische Republiek |
HELI SKY |
47 |
HAC |
Kirgizische Republiek |
AIR KYRGYZSTAN |
03 |
LYN |
Kirgizische Republiek |
MANAS AIRWAYS |
42 |
BAM |
Kirgizische Republiek |
S GROUP INTERNATIONAL (voorheen S GROUP AVIATION) |
45 |
IND |
Kirgizische Republiek |
SKY BISHKEK |
43 |
BIS |
Kirgizische Republiek |
SKY KG AIRLINES |
41 |
KGK |
Kirgizische Republiek |
SKY WAY AIR |
39 |
SAB |
Kirgizische Republiek |
TEZ JET |
46 |
TEZ |
Kirgizische Republiek |
VALOR AIR |
07 |
VAC |
Kirgizische Republiek |
Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten van Liberia die verantwoordelijk zijn voor de controle op de naleving van de regelgeving. |
|
|
Liberia |
Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten van Libië die verantwoordelijk zijn voor de controle op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Libië |
AFRIQIYAH AIRWAYS |
007/01 |
AAW |
Libië |
AIR LIBYA |
004/01 |
TLR |
Libië |
BURAQ AIR |
002/01 |
BRQ |
Libië |
GHADAMES AIR TRANSPORT |
012/05 |
GHT |
Libië |
GLOBAL AVIATION AND SERVICES |
008/05 |
GAK |
Libië |
LIBYAN AIRLINES |
001/01 |
LAA |
Libië |
PETRO AIR |
025/08 |
PEO |
Libië |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Mozambique welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Republiek Mozambique |
AMBASSADOR LDA |
MOZ-21 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
CFM — TRABALHOS E TRANSPORTES AÉREOS LDA |
MOZ-07 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
CHC HELICÓPTEROS LDA |
MOZ-22 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
COA — COASTAL AVIATION |
MOZ-15 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
CPY — CROPSPRAYERS |
MOZ-06 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
CRA — CR AVIATION LDA |
MOZ-14 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
ETA — EMPRESA DE TRANSPORTES AÉREOS LDA |
MOZ-04 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
EVERETT AVIATION LDA |
MOZ-18 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
HCP — HELICÓPTEROS CAPITAL LDA |
MOZ-11 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
INAER AVIATION MOZAMBIQUE LDA |
MOZ-19 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
INTER AIRWAYS LDA |
MOZ-24 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
LAM — LINHAS AEREAS DE MOÇAMBIQUE LAM S.A. |
MOZ-01 |
LAM |
Republiek Mozambique |
MAKOND, LDA |
MOZ-20 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
MEX — MOÇAMBIQUE EXPRESSO, SARL MEX |
MOZ-02 |
MXE |
Republiek Mozambique |
OHI — OMNI HELICÓPTEROS INTERNATIONAL LDA |
MOZ-17 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
SAF — SAFARI AIR LDA |
MOZ-12 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
SAM — SOLENTA AVIATION MOZAMBIQUE, SA |
MOZ-10 |
Onbekend |
Republiek Mozambique |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Nepal welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Republiek Nepal |
AIR DYNASTY HELI. S. |
035/2001 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
AIR KASTHAMANDAP |
051/2009 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
BUDDHA AIR |
014/1996 |
BHA |
Republiek Nepal |
FISHTAIL AIR |
017/2001 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
GOMA AIR |
064/2010 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
HIMALAYA AIRLINES |
084/2015 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
MAKALU AIR |
057A/2009 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
MANANG AIR PVT LTD |
082/2014 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
MOUNTAIN HELICOPTERS |
055/2009 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
MUKTINATH AIRLINES |
081/2013 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
NEPAL AIRLINES CORPORATION |
003/2000 |
RNA |
Republiek Nepal |
SAURYA AIRLINES |
083/2014 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
SHREE AIRLINES |
030/2002 |
SHA |
Republiek Nepal |
SIMRIK AIR |
034/2000 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
SIMRIK AIRLINES |
052/2009 |
RMK |
Republiek Nepal |
SITA AIR |
033/2000 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
TARA AIR |
053/2009 |
Onbekend |
Republiek Nepal |
YETI AIRLINES DOMESTIC |
037/2004 |
NYT |
Republiek Nepal |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sao Tomé en Principe welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Sao Tomé en Principe |
AFRICA'S CONNECTION |
10/AOC/2008 |
ACH |
Sao Tomé en Principe |
STP AIRWAYS |
03/AOC/2006 |
STP |
Sao Tomé en Principe |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sierra Leone welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Sierra Leone |
AIR RUM, LTD |
Onbekend |
RUM |
Sierra Leone |
DESTINY AIR SERVICES, LTD |
Onbekend |
DTY |
Sierra Leone |
HEAVYLIFT CARGO |
Onbekend |
Onbekend |
Sierra Leone |
ORANGE AIR SIERRA LEONE LTD |
Onbekend |
ORJ |
Sierra Leone |
PARAMOUNT AIRLINES, LTD |
Onbekend |
PRR |
Sierra Leone |
SEVEN FOUR EIGHT AIR SERVICES LTD |
Onbekend |
SVT |
Sierra Leone |
TEEBAH AIRWAYS |
Onbekend |
Onbekend |
Sierra Leone |
Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sudan welke verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, waaronder |
|
|
Republiek Sudan |
ALFA AIRLINES SD |
54 |
AAJ |
Republiek Sudan |
BADR AIRLINES |
35 |
BDR |
Republiek Sudan |
BLUE BIRD AVIATION |
11 |
BLB |
Republiek Sudan |
ELDINDER AVIATION |
8 |
DND |
Republiek Sudan |
GREEN FLAG AVIATION |
17 |
Onbekend |
Republiek Sudan |
HELEJETIC AIR |
57 |
HJT |
Republiek Sudan |
KATA AIR TRANSPORT |
9 |
KTV |
Republiek Sudan |
KUSH AVIATION CO. |
60 |
KUH |
Republiek Sudan |
NOVA AIRWAYS |
46 |
NOV |
Republiek Sudan |
SUDAN AIRWAYS CO. |
1 |
SUD |
Republiek Sudan |
SUN AIR |
51 |
SNR |
Republiek Sudan |
TARCO AIR |
56 |
TRQ |
Republiek Sudan” |
(1) De in bijlage A vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.
BIJLAGE II
„BIJLAGE B
LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EXPLOITATIEBEPERKINGEN ZIJN OPGELEGD IN DE UNIE (1)
Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, als vermeld op het AOC (en handelsnaam, indien verschillend) |
Nummer van het Air Operator Certificate (AOC) |
ICAO-nummer luchtvaartmaatschappij |
Land van de exploitant |
Type luchtvaartuig waaraan beperkingen worden opgelegd |
Registratie-merkteken(s) en, voor zover beschikbaar, constructieserienummers van luchtvaartuigen waaraan beperkingen zijn opgelegd |
Land van registratie |
TAAG ANGOLA AIRLINES |
001 |
DTA |
Republiek Angola |
De volledige vloot, met uitzondering van: luchtvaartuigen de types Boeing B737-700, Boeing B777-200 en Boeing B777-300 |
De volledige vloot, met uitzondering van: luchtvaartuigen van de vloot B737-700, als vermeld op het AOC; luchtvaartuigen van de vloot B777-200, als vermeld op het AOC; luchtvaartuigen van de vloot B777-300, als vermeld op het AOC |
Republiek Angola |
AIR SERVICE COMORES |
06-819/TA-15/DGACM |
KMD |
Comoren |
De volledige vloot, met uitzondering van: LET 410 UVP |
De volledige vloot, met uitzondering van: D6-CAM (851336) |
Comoren |
AFRIJET BUSINESS SERVICE (2) |
002/MTAC/ANAC-G/DSA |
ABS |
Republiek Gabon |
De volledige vloot, met uitzondering van: twee luchtvaartuigen van het type Falcon 50 en twee van het type Falcon 900 |
De volledige vloot, met uitzondering van: TR-LGV; TR-LGY; TR-AFJ; TR-AFR |
Republiek Gabon |
NOUVELLE AIR AFFAIRES GABON (SN2AG) |
003/MTAC/ANAC-G/DSA |
NVS |
Republiek Gabon |
De volledige vloot, met uitzondering van: één luchtvaartuig van het type Challenger CL-601, één van het type HS-125-800 |
De volledige vloot, met uitzondering van: TR-AAG, ZS-AFG |
Republiek Gabon; Republiek Zuid-Afrika |
IRAN AIR |
FS100 |
IRA |
Islamitische Republiek Iran |
Alle lucht-vaartuigen van het type Fokker F100 en Boeing B747 |
Toestellen van het type Fokker F100, als vermeld in het AOC; toestellen van het type Boeing B747, als vermeld in het AOC |
Islamitische Republiek Iran |
AIR KORYO |
GAC-AOC/KOR-01 |
KOR |
Democratische Volksrepubliek Korea |
De volledige vloot, met uitzondering van: twee luchtvaartuigen van het type TU-204 |
De volledige vloot, met uitzondering van: P-632, P-633 |
Democratische Volksrepubliek Korea |
(1) De in bijlage B vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.
(2) Afrijet mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de vermelde luchtvaartuigen.”
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/79 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/964 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2016
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
127,9 |
ZZ |
127,9 |
|
0709 93 10 |
TR |
145,6 |
ZZ |
145,6 |
|
0805 50 10 |
AR |
155,0 |
BR |
92,5 |
|
MA |
179,9 |
|
TR |
145,5 |
|
UY |
147,6 |
|
ZA |
156,9 |
|
ZZ |
146,2 |
|
0808 10 80 |
AR |
124,6 |
BR |
131,2 |
|
CL |
129,7 |
|
CN |
102,3 |
|
NZ |
156,9 |
|
US |
120,4 |
|
ZA |
115,0 |
|
ZZ |
125,7 |
|
0809 10 00 |
TR |
267,7 |
ZZ |
267,7 |
|
0809 29 00 |
TR |
439,0 |
ZZ |
439,0 |
|
0809 30 10 , 0809 30 90 |
TR |
174,9 |
ZZ |
174,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/81 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/965 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2016
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2016 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 533/2007
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van vlees van pluimvee. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). |
(3) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid. |
(4) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2016 moeten worden toegevoegd, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 ingediende aanvragen (in %) |
Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2016 beschikbare hoeveelheden (in kg) |
09.4067 |
1,084598 |
— |
09.4068 |
0,394321 |
— |
09.4069 |
0,180147 |
— |
09.4070 |
— |
445 250 |
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/84 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/966 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2016
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2016 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 1385/2007
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector pluimveevlees. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). |
(3) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid. |
(4) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2016 moeten worden toegevoegd, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 ingediende aanvragen (in %) |
Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2016 beschikbare hoeveelheden (in kg) |
09.4410 |
0,157481 |
— |
09.4411 |
0,15911 |
— |
09.4412 |
0,163721 |
— |
09.4420 |
0,164366 |
— |
09.4421 |
— |
420 000 |
09.4422 |
0,164366 |
— |
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/87 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/967 VAN DE COMMISSIE
van 16 juni 2016
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 zijn ingediend in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 geopende tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Oekraïne
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Oekraïne. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 juni 2016 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, zijn voor het volgnummer 09.4273 groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg moet worden bepaald in hoeverre rechten tot invoer kunnen worden toegekend, door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3), in combinatie met artikel 7, lid 2, van die verordening. |
(3) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 juni 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 63).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2016 ingediende aanvragen (in %) |
09.4273 |
2,365454 |
09.4274 |
— |
BESLUITEN
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/90 |
BESLUIT (EU) 2016/968 VAN DE RAAD
van 6 juni 2016
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (ISA2-programma)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) (hierna „de EER-overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij die overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd („Protocol 31”). |
(3) |
Protocol 31 bevat bepalingen en regelingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden. |
(4) |
Het is wenselijk de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad (3). |
(5) |
Protocol 31 dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2016 mogelijk te maken. |
(6) |
Het door de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
H.G.J. KAMP
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(3) Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1).
ONTWERP
BESLUIT Nr. …/2016 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
van …
tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (ISA2-programma)
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is wenselijk de samenwerking tussen de partijen bij de de EER-overeenkomst uit te breiden tot Besluit (EU) 2015/2240 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren (1). |
(2) |
Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2016 mogelijk te maken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 17 (Telematische gegevensuitwisseling) van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de projecten en activiteiten van het in lid 6, onder d), bedoelde programma van de Unie.”. |
2) |
Na lid 5 wordt het volgende lid ingevoegd: „5 bis. De EVA-staten nemen van bij de aanvang van de samenwerking in het kader van het in lid 6, onder d), bedoelde programma, volwaardig, doch zonder stemrecht, deel aan het Comité inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (het ISA2-comité), dat de Europese Commissie in de tenuitvoerlegging, het beheer en de uitwerking van genoemd programma bijstaat.”. |
3) |
In lid 6 wordt het volgende punt toegevoegd:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (*).
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te,
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(1) PB L 318 van 4.12.2015, blz. 1.
(*) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.].
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/94 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/969 VAN DE COMMISSIE
van 15 juni 2016
tot vaststelling van standaardvoorschriften voor de rapportering inzake nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en surveillance van bepaalde dierziekten en zoönosen waarvoor financiële bijstand van de Unie wordt verleend, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/288/EU
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 3615)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (1), en met name artikel 36, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 652/2014 zijn bepalingen vastgesteld betreffende onder andere het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen en diergezondheid alsook voorschriften voor de indiening en de inhoud van nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en surveillance van dierziekten en zoönosen. |
(2) |
In artikel 14, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 652/2014 wordt bepaald dat de lidstaten jaarlijks uiterlijk op 30 april voor elk goedgekeurd jaarlijks of meerjarig nationaal programma een uitvoerig technisch en financieel jaarverslag over het voorgaande jaar bij de Commissie moeten indienen. |
(3) |
In artikel 14, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 652/2014 wordt bepaald dat de lidstaten jaarlijks uiterlijk op 31 augustus voor elk goedgekeurd nationaal programma een tussentijds financieel verslag bij de Commissie moeten indienen. |
(4) |
In artikel 15 van Verordening (EU) nr. 652/2014 wordt bepaald dat de lidstaten jaarlijks uiterlijk op 30 april voor elk goedgekeurd nationaal programma een betalingsaanvraag voor de in het voorgaande jaar uitgevoerde programma's bij de Commissie moeten indienen. |
(5) |
In artikel 5 van Uitvoeringsbesluit 2014/288/EU van de Commissie (2) wordt bepaald dat de tussentijdse verslagen en de jaarverslagen voor programma's die met ingang van 1 januari 2015 worden uitgevoerd, online moeten worden ingediend door de lidstaten met gebruikmaking van de overeenkomstige door de Commissie verstrekte digitale modellen (behalve voor de programma's betreffende bepaalde aquacultuurziekten). |
(6) |
In artikel 4 van Uitvoeringsbesluit 2014/288/EU wordt bepaald welke informatie moet worden opgenomen in de verslagen. |
(7) |
Om te voldoen aan de veranderende EU-wetgeving, moeten de digitale modellen voor tussentijdse en jaarverslagen, met inbegrip van de betalingsverzoeken, die op de website van de Commissie beschikbaar worden gesteld, worden gebruikt voor veterinaire programma's voor Afrikaanse varkenspest, vogelgriep, blauwtong, brucellose bij runderen, brucellose bij schapen en geiten, klassieke varkenspest, rabiës, salmonella-infectie in bepaalde pluimveepopulaties, rundertuberculose en overdraagbare spongiforme encefalopathieën, om gemakkelijker noodzakelijke wijzigingen te kunnen aanbrengen of aanvullende gegevens te kunnen toevoegen. De Commissie zal de lidstaten in kennis stellen van alle noodzakelijke wijzigingen van de digitale modellen en die met hen bespreken in het kader van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. De herziene digitale modellen zijn niet alleen beschikbaar op de website van de Commissie, maar worden ook aan alle lidstaten toegestuurd uiterlijk in de eerste week van juni (tussentijdse verslagen) en uiterlijk in de eerste week van maart (jaarverslagen en betalingsaanvragen) van het betrokken jaar. |
(8) |
Gezien het geringe aantal goedgekeurde programma's in de afgelopen jaren, waardoor het ontwikkelen van specifieke digitale modellen niet nodig is, worden niet-digitale modellen als het gepaste middel voor de indiening van de verslagen beschouwd voor ziekten die niet in de digitale modellen zijn opgenomen en voor aquacultuurziekten. |
(9) |
Omwille van de duidelijkheid moet Uitvoeringsbesluit 2014/288/EU daarom worden ingetrokken en vervangen door dit besluit. |
(10) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor nationale programma's die zijn goedgekeurd voor financiële bijstand van de Unie en die betrekking hebben op Afrikaanse varkenspest, vogelgriep, blauwtong, brucellose bij runderen, brucellose bij schapen en geiten, klassieke varkenspest, rabiës, salmonella-infectie in bepaalde pluimveepopulaties, rundertuberculose en overdraagbare spongiforme encefalopathieën, bevatten de tussentijdse verslagen en de jaarverslagen (met inbegrip van de betalingsverzoeken) de informatie die is opgenomen in de formulieren bedoeld in de bijlagen I en II bij dit besluit.
Artikel 2
De tussentijdse verslagen en de jaarverslagen als bedoeld in artikel 1 worden ingediend met gebruikmaking van de overeenkomstige digitale modellen die zijn opgenomen in de bijlagen I en II.
Artikel 3
Voor andere ziekten die niet in de digitale modellen zijn opgenomen, werkt de Commissie op ad-hocbasis modellen voor verslagen uit en verstrekt zij deze aan de betrokken lidstaten. De verslagen worden per post of elektronisch ingediend.
Voor het jaarverslag over aquacultuurziekten gebruiken de lidstaten het overeenkomstige in bijlage III opgenomen model en dienen zij het verslag per post of elektronisch in.
Artikel 4
Uitvoeringsbesluit 2014/288/EU wordt ingetrokken.
Artikel 5
Dit besluit is van toepassing op de indiening van tussentijdse verslagen en jaarverslagen, met inbegrip van de betalingsverzoeken, over de programma's die met ingang van 2016 worden uitgevoerd.
Artikel 6
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 15 juni 2016.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1.
(2) Uitvoeringsbesluit 2014/288/EU van de Commissie van 12 mei 2014 betreffende de standaardvoorschriften voor de rapportering inzake nationale programma's voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen waarvoor financiële bijstand van de Unie wordt verleend, en tot intrekking van Beschikking 2008/940/EG (PB L 147 van 17.5.2014, blz. 88).
BIJLAGE I
Het specifieke model dat moet worden gebruikt om de tussentijdse verslagen van nationale programma's zoals bedoeld in artikel 2 te ontwerpen en in te dienen, is als pdf beschikbaar op de website van DG SANTE:
http://ec.europa.eu/dgs/health_food-safety/funding/cff/animal_health/vet_progs_en.htm
BIJLAGE II
Het specifieke model dat moet worden gebruikt om de jaarverslagen (inclusief betalingsverzoeken) van nationale programma's zoals bedoeld in artikel 2 te ontwerpen en in te dienen, is als pdf beschikbaar op de website van DG SANTE:
http://ec.europa.eu/dgs/health_food-safety/funding/cff/animal_health/vet_progs_en.htm
BIJLAGE III
Standaardvoorschriften voor de indiening van de jaarverslagen van de nationale programma's voor de uitroeiing van ziekten van aquacultuurdieren
De ziekten van aquacultuurdieren waarom het gaat:
— |
Infectieuze hematopoëtische necrose (IHN) |
— |
Infectieuze zalmanemie (ISA) |
— |
Koi-herpesvirus (KHV) |
— |
Virale hemorragische septicaemie (VHS) |
— |
Besmetting met Marteilia refringens |
— |
Besmetting met Bonamia ostreae |
— |
„White spot disease” bij schaaldieren |
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Tekst van het beeld
Rectificaties
17.6.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 160/103 |
Rectificatie van Richtlijn 2014/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 96 van 29 maart 2014 )
Bladzijde 316, artikel 6, lid 10:
in plaats van:
„10. … alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het drukvat met deze richtlijn aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. …”,
lezen:
„10. … alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van het product met deze richtlijn aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. …”.