ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 131

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
20 mei 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2016/776 van de Raad van 29 april 2016 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden en van het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan

1

 

 

Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden

3

 

*

Overeenkomst in de vorm van een uitwisseling van diplomatieke nota's met Japan overeenkomstig artikel 15, lid 3, onder b), van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning houdende wijziging van deel B van de sectorbijlage betreffende goede praktijken bij het vervaardigen (GMP) van geneesmiddelen

34

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/777 van de Raad van 29 april 2016 betreffende de toewijzing van vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol voor de tenuitvoerlegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden

39

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/778 van de Commissie van 2 februari 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de omstandigheden en voorwaarden waaronder de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen geheel of gedeeltelijk kan worden opgeschort, en inzake de criteria voor de vaststelling van de activiteiten, diensten en bedrijfsactiviteiten ten aanzien van kritieke functies alsook inzake de criteria voor de vaststelling van de bedrijfsonderdelen en daarmee samenhangende diensten ten aanzien van kernbedrijfsonderdelen ( 1)

41

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/779 van de Commissie van 18 mei 2016 tot vaststelling van uniforme regels voor de procedures om te bepalen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft ( 1)

48

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/780 van de Commissie van 19 mei 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

55

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/781 van de Commissie van 19 mei 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

61

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/782 van de Commissie van 19 mei 2016 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 mei 2016 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de suikersector zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 891/2009

63

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/783 van de Raad van 12 mei 2016 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 12 02 01)

66

 

*

Besluit (EU) 2016/784 van de Raad van 12 mei 2016 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 04 03 01 03)

70

 

*

Besluit (GBVB) 2016/785 van de Raad van 19 mei 2016 tot wijziging van Besluit 2013/183/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

73

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/786 van de Commissie van 18 mei 2016 tot vaststelling van de procedure voor de instelling en de werking van een onafhankelijke adviescommissie ter ondersteuning van de lidstaten en de Commissie bij het bepalen of tabaksproducten een kenmerkend aroma hebben (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 2921)  ( 1)

79

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/787 van de Commissie van 18 mei 2016 tot vaststelling van een prioriteitenlijst van additieven in sigaretten en shagtabak waarvoor aangescherpte rapportageverplichtingen gelden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 2923)  ( 1)

88

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/1


BESLUIT (EU) 2016/776 VAN DE RAAD

van 29 april 2016

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden en van het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie en de regering van de Cookeilanden hebben onderhandelingen gevoerd over een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij („de overeenkomst”) en een protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan („het protocol”), waarbij aan Unievaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover de Cookeilanden de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden hebben.

(2)

De onderhandelingen zijn met succes afgerond en de overeenkomst en het protocol zijn op 21 oktober 2015 geparafeerd.

(3)

In artikel 16 van de overeenkomst en artikel 12 van het protocol is bepaald dat de overeenkomst en het protocol voorlopig van toepassing zijn met ingang van de datum waarop zij worden ondertekend.

(4)

De overeenkomst en het protocol moeten bijgevolg worden ondertekend, en voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij wordt machtiging verleend om, namens de Unie, de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden en het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan te ondertekenen, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst en dat protocol.

De tekst van de overeenkomst en die van het protocol zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst en het protocol namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

De overeenkomst en het protocol worden met ingang van de datum van ondertekening ervan voorlopig toegepast in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures (1).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 29 april 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  De datum van de voorlopige toepassing van de overeenkomst en van het protocol wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/3


PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST INZAKE DUURZAME VISSERIJ

tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd, en

DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN, hierna „de Cookeilanden” genoemd,

beide hierna „de partijen” genoemd,

GEZIEN de nauwe werkrelatie tussen de Unie en de Cookeilanden, met name in het kader van de overeenkomst van Cotonou, en hun wederzijdse verlangen deze relatie te versterken,

GEZIEN de wens van de twee partijen om de verantwoorde exploitatie van de visbestanden via samenwerking te bevorderen,

GELET OP het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (UNCLOS) en de Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 wat betreft de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden,

ERKENNEND dat de Cookeilanden hun soevereiniteitsrechten of jurisdictie overeenkomstig het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties uitoefenen in een zone die zich uitstrekt tot 200 zeemijl vanaf de basislijn,

VASTBESLOTEN de besluiten en aanbevelingen van de bevoegde regionale visserijorganisaties waarvan de partijen lid zijn, toe te passen,

ZICH BEWUST van het belang van de beginselen die zijn vastgelegd in de in 1995 tijdens de conferentie van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) vastgestelde Gedragscode voor een verantwoorde visserij,

VASTBERADEN om in hun beider belang samen te werken aan de invoering van een verantwoorde visserij ter waarborging van de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de mariene levende rijkdommen,

ERVAN OVERTUIGD dat deze samenwerking de vorm moet aannemen van initiatieven en maatregelen die, ongeacht of zij door beide partijen samen of door een partij afzonderlijk worden genomen, elkaar aanvullen, coherent zijn met de beleidslijnen en op synergetische wijze worden uitgevoerd,

VOORNEMENS ZIJNDE om, met het oog op die samenwerking, een dialoog aan te gaan om het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de uitvoering van het visserijbeleid van de Cookeilanden,

VERLANGENDE voorwaarden vast te stellen voor de visserijactiviteiten van de Unievaartuigen in de visserijwateren van de Cookeilanden en voor de steun van de Unie voor een verantwoorde visserij in die wateren,

VASTBERADEN te streven naar een nauwere economische samenwerking in de visserijsector en de daarmee verwante sectoren door de samenwerking tussen de bedrijven van beide partijen te bevorderen,

KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „autoriteiten van de Cookeilanden”: het Ministerie voor Mariene Hulpbronnen van de Cookeilanden;

b)   „autoriteiten van de Unie”: de Europese Commissie;

c)   „vissen”: i) het opsporen, vangen of oogsten van vis, ii) het ondernemen van pogingen om vis op te sporen, te vangen of te oogsten, iii) iedere andere activiteit die naar redelijkerwijs mag worden verwacht, leidt tot het opsporen, vangen of oogsten van vis, iv) het plaatsen van, zoeken naar of recupereren van apparatuur ter vergroting van de visconcentratie of aanverwante apparatuur, waaronder radiobakens, v) alle handelingen op zee ter ondersteuning of voorbereiding van de in dit punt beschreven activiteiten, of vi) het gebruik van een vliegtuig in verband met de in dit punt beschreven activiteiten;

d)   „vissersvaartuig”: elk vaartuig, schip of ander tuig dat voor de commerciële visserij of aanverwante activiteiten wordt gebruikt, is uitgerust om daarvoor te worden gebruikt of van een type is dat normaal daarvoor wordt gebruikt;

e)   „Unievaartuig”: vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Unie voert en in de Unie is geregistreerd;

f)   „visserijwateren van de Cookeilanden”: de wateren waarover de Cookeilanden soevereine rechten of jurisdictie over visserijaangelegenheden hebben;

g)   „vangstgebieden van de Cookeilanden”: het deel van de visserijwateren van de Cookeilanden waar de Cookeilanden Unievaartuigen toestaan visserijactiviteiten te verrichten, zoals beschreven in het aan deze overeenkomst gehechte protocol en de bijlage daarbij;

h)   „reder”: de persoon die juridisch verantwoordelijk is voor een vissersvaartuig, de werking ervan controleert en de leiding erover heeft;

j)   „abnormale omstandigheden”: andere omstandigheden dan natuurverschijnselen die aan de redelijke controle van een van de partijen ontsnappen en de uitoefening van de visserijactiviteiten in de vangstgebieden van de Cookeilanden verhinderen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Bij deze overeenkomst worden de beginselen, regels en procedures vastgesteld met betrekking tot:

a)

de voorwaarden waaronder de Unievaartuigen visserijactiviteiten in de vangstgebieden van de Cookeilanden mogen uitoefenen;

b)

de economische, financiële, technische en wetenschappelijke samenwerking in de visserijsector die erop gericht is de verantwoorde visserij in de visserijwateren van de Cookeilanden te bevorderen met het oog op de instandhouding en duurzame exploitatie van de visbestanden en de ontwikkeling van de visserijsector van de Cookeilanden;

c)

de samenwerking wat de beheers-, controle- en bewakingsmaatregelen voor het toezicht op de visserij in de visserijwateren van de Cookeilanden betreft, die tot doel heeft te garanderen dat de bovengenoemde regels en voorwaarden in acht worden genomen en dat de maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden en het beheer van de visserijactiviteiten doeltreffend zijn, met name voor de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

Artikel 3

Beginselen en doelstellingen waarop de uitvoering van deze overeenkomst gebaseerd is

1.   De partijen verbinden zich ertoe om in de wateren van de Cookeilanden een verantwoorde visserij, als bedoeld in de FAO-gedragscode voor een verantwoorde visserij, te bevorderen op basis van het non-discriminatiebeginsel.

2.   De autoriteiten van de Cookeilanden verbinden zich ertoe om aan andere buitenlandse vloten die in de vangstgebieden van de Cookeilanden actief zijn, dezelfde kenmerken hebben en op dezelfde soorten vissen als die waarop deze overeenkomst betrekking heeft, geen gunstiger voorwaarden toe te kennen dan in deze overeenkomst zijn vastgelegd.

3.   Met het oog op transparantie verbinden de Cookeilanden zich ertoe om elke overeenkomst waarbij aan buitenlandse vloten toestemming wordt verleend om in de onder de jurisdictie van de Cookeilanden vallende wateren te vissen, publiek te maken. De gemengde commissie zal de desbetreffende informatie over de vangstcapaciteit in de wateren van de Cookeilanden beoordelen.

4.   De partijen verbinden zich ertoe deze overeenkomst ten uitvoer te leggen overeenkomstig artikel 9 van de overeenkomst van Cotonou betreffende de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat en volgens de procedure van de artikelen 8 en 96 van die overeenkomst.

5.   De partijen verbinden zich ertoe erop toe te zien dat deze overeenkomst wordt uitgevoerd volgens de beginselen van goed economisch en sociaal bestuur, rekening houdend met de toestand van de visbestanden.

6.   De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is volledig van toepassing op alle zeelieden die worden aangemonsterd op Unievaartuigen, met name wat betreft de vrijheid van vereniging, het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie in arbeid en beroep.

7.   De partijen raadplegen elkaar voordat zij een besluit nemen dat van invloed kan zijn op de activiteiten van de Unievaartuigen in het kader van deze overeenkomst.

Artikel 4

Toegang van Unievaartuigen tot de vangstgebieden van de Cookeilanden

1.   De Unievaartuigen mogen slechts in de vangstgebieden van de Cookeilanden vissen als zij in het bezit zijn van een vismachtiging die op grond van deze overeenkomst is afgegeven. Visserijactiviteiten buiten het kader van deze overeenkomst zijn verboden.

2.   De autoriteiten van de Cookeilanden geven, behalve de vismachtigingen op grond van deze overeenkomst, geen andere vismachtigingen aan Unievaartuigen af. De afgifte van vismachtigingen aan Unievaartuigen buiten het kader van deze overeenkomst, met name in de vorm van particuliere vergunningen, is verboden.

3.   De procedure voor het verkrijgen van een vismachtiging voor een vaartuig, de geldende rechten en de wijze van betaling door de reder zijn vermeld in de bijlage bij het protocol.

Artikel 5

Financiële tegenprestatie

1.   De Unie betaalt de Cookeilanden overeenkomstig de in het protocol en de bijlage bij deze overeenkomst vastgestelde voorwaarden een financiële tegenprestatie om:

a)

een deel van de kosten voor de toegang van de Unievaartuigen tot de vangstgebieden en de visbestanden van de Cookeilanden — maar niet de toegangskosten die voor rekening van de reders zijn — te vergoeden;

b)

de capaciteit van de Cookeilanden om een duurzaam visserijbeleid te ontwikkelen, via sectorale steun te versterken.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie in de vorm van sectorale steun:

a)

staat los van de betalingen voor de toegangskosten als bedoeld in lid 1, onder a),

b)

is afhankelijk van de verwezenlijking van de doelstellingen van de sectorale steun voor de Cookeilanden overeenkomstig het protocol en de jaarlijkse en meerjarige programmering voor de uitvoering daarvan.

3.   De door de Unie toegekende financiële tegenprestatie wordt elk jaar betaald overeenkomstig het protocol:

a)

het bedrag van de in lid 1, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie kan door de gemengde commissie worden herzien naar aanleiding van:

1)

een verlaging van de vangstmogelijkheden voor de Unievaartuigen met het oog op het beheer van de betrokken bestanden, wanneer zulks op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies nodig wordt geacht voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de bestanden, of

2)

een verhoging van de vangstmogelijkheden voor de Unievaartuigen wanneer zulks, gezien de toestand van de betrokken bestanden, volgens het beste beschikbare wetenschappelijke advies mogelijk is;

b)

het bedrag van de in lid 1, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie kan worden herzien als gevolg van een herevaluatie van de voorwaarden voor de financiële steun voor de uitvoering van een sectoraal visserijbeleid op de Cookeilanden, voor zover dit gerechtvaardigd is op grond van de door de gemengde commissie geconstateerde specifieke resultaten van de jaarlijkse en meerjarige programmering;

c)

de financiële tegenprestatie kan worden geschorst als gevolg van de toepassing van de artikelen 13 en 14.

Artikel 6

Gemengde commissie

1.   Er wordt een gemengde commissie van adequate vertegenwoordigers van de Unie en de Cookeilanden opgericht. Deze commissie is verantwoordelijk voor de monitoring van de toepassing van deze overeenkomst en kan wijzigingen in het protocol, de bijlage en de aanhangsels vaststellen.

2.   De gemengde commissie heeft met name de volgende monitoringtaken:

a)

monitoring van de uitvoering, interpretatie en toepassing van deze overeenkomst en met name de vaststelling van de in artikel 5, lid 2, bedoelde jaarlijkse en meerjarige programmering en de evaluatie van de uitvoering daarvan;

b)

optreden als contactorgaan voor vraagstukken van gemeenschappelijk belang op visserijgebied;

c)

fungeren als forum voor de minnelijke schikking van geschillen over de interpretatie of toepassing van de overeenkomst.

3.   Wat besluitvorming betreft, heeft de gemengde commissie tot taak wijzigingen in het protocol, de bijlage en de aanhangsels bij deze overeenkomst vast te stellen die verband houden met:

a)

de herziening van het niveau van de vangstmogelijkheden en, bijgevolg, van de betrokken financiële tegenprestatie;

b)

de procedures voor de sectorale steun;

c)

de technische voorwaarden en modaliteiten waaronder de Unievaartuigen hun visserijactiviteiten verrichten.

4.   De gemengde commissie oefent haar functies uit in overeenstemming met de doelstellingen van deze overeenkomst en met de regels van de betrokken regionale visserijorganisaties en neemt daarbij de resultaten van het in artikel 8 bedoelde wetenschappelijke overleg in acht.

5.   De gemengde commissie komt minstens eenmaal per jaar bijeen, afwisselend op de Cookeilanden en in de Unie, of zoals anders bepaald door de beide partijen, en wordt voorgezeten door de partij die de vergadering organiseert. Op verzoek van een van beide partijen belegt de gemengde commissie een buitengewone vergadering. De besluiten worden met consensus genomen en worden bij de goedgekeurde notulen van de vergadering gevoegd. Zij treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de procedures voor de vaststelling ervan zijn afgerond.

6.   De gemengde commissie kan een eigen reglement van orde vaststellen.

Artikel 7

Bevordering van de samenwerking tussen de economische actoren en in het maatschappelijk middenveld

1.   De partijen bevorderen economische, wetenschappelijke en technische samenwerking in de visserijsector en de daarmee verwante sectoren. Met name plegen zij onderling overleg om de verschillende maatregelen die in dit verband kunnen worden genomen, te vergemakkelijken en te bevorderen.

2.   De partijen verbinden zich ertoe de uitwisseling van informatie over vistechnieken, vistuig, conserveringsmethoden en procedés voor de industriële verwerking van visserijproducten te bevorderen.

3.   De partijen spannen zich zo nodig in om, door de aanmoediging van het scheppen van een voor ondernemingen en investeerders gunstig klimaat, de voorwaarden te creëren die de betrekkingen tussen hun bedrijven op technisch, economisch en commercieel gebied bevorderen.

4.   De partijen stimuleren zo nodig de oprichting van op hun wederzijdse belang gerichte joint ventures die de wetgeving van de Cookeilanden en van de Unie stelselmatig in acht nemen.

Artikel 8

Wetenschappelijke samenwerking

1.   Tijdens de looptijd van deze overeenkomst streven de Unie en de Cookeilanden naar samenwerking bij de monitoring van de ontwikkeling van de visbestanden in de wateren van de Cookeilanden.

2.   De partijen verbinden zich ertoe om elkaar zo nodig in het kader van een gemengde wetenschappelijke werkgroep of van de betrokken regionale en internationale organisaties te raadplegen met het oog op een beter beheer en een betere instandhouding van de mariene levende rijkdommen van de westelijke en centrale Stille Oceaan en om samen te werken ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek ter zake.

Artikel 9

Samenwerking op het gebied van monitoring, controle en bewaking en op het gebied van bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij

De partijen verbinden zich ertoe om, met het oog op een verantwoorde en duurzame visserij, samen te werken om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bestrijden.

Artikel 10

Toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waar het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, onder de in dat Verdrag gestelde voorwaarden, en, anderzijds, op de Cookeilanden.

Artikel 11

Toepasselijk recht

1.   De Unievaartuigen die in de vangstgebieden van de Cookeilanden actief zijn, moeten voldoen aan de toepasselijke wet- en regelgeving van de Cookeilanden, tenzij in de overeenkomst anders is bepaald. De autoriteiten van de Cookeilanden leggen de autoriteiten van de Unie de toepasselijke wet- en regelgeving voor.

2.   De Cookeilanden verbinden zich ertoe al het nodige te doen voor de doeltreffende toepassing van de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen inzake monitoring, controle en bewaking van de visserij. De Unievaartuigen werken samen met de autoriteiten van de Cookeilanden die voor de uitvoering van die monitoring, controle en bewaking bevoegd zijn.

3.   De Unie verbindt zich ertoe al het nodige te doen om ervoor te zorgen dat haar vaartuigen deze overeenkomst en de wetgeving inzake de uitoefening van de visserij in de visserijwateren van de Cookeilanden in acht nemen.

4.   De partijen raadplegen elkaar voordat zij een besluit nemen dat van invloed kan zijn op de activiteiten van de Unievaartuigen in het kader van deze overeenkomst. Beide partijen stellen elkaar in kennis van alle wijzigingen in hun visserijbeleid of -wetgeving die van invloed kunnen zijn op de activiteiten van Unievaartuigen in het kader van deze overeenkomst. Eventuele wijzigingen van de wetgeving of nieuwe wetgeving van de Cookeilanden met gevolgen voor de activiteiten van de Unievaartuigen zijn ten aanzien van de Unievaartuigen afdwingbaar met ingang van de 60e dag na de dag waarop de autoriteiten van de Unie de kennisgeving van de Cookeilanden hebben ontvangen.

Artikel 12

Looptijd

Deze overeenkomst is geldig voor een periode van acht jaar, te rekenen vanaf de datum waarop zij voorlopig van toepassing wordt. Zij wordt stilzwijgend verlengd voor telkens een periode van acht jaar, tenzij zij overeenkomstig artikel 14 wordt opgezegd.

Artikel 13

Schorsing

1.   De toepassing van deze overeenkomst kan op initiatief van elk van beide partijen worden geschorst in de volgende omstandigheden:

a)

abnormale omstandigheden die de uitoefening van visserijactiviteiten in de vangstgebieden van de Cookeilanden verhinderen; of

b)

als er tussen de partijen een geschil ontstaat over de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst; of

c)

als een van de partijen deze overeenkomst, en met name artikel 3, lid 4, met betrekking tot de eerbiediging van de mensenrechten, niet naleeft; of

d)

als de beleidsrichtsnoeren die tot de sluiting van deze overeenkomst hebben geleid, ingrijpend worden gewijzigd en een van beide partijen naar aanleiding daarvan een verzoek tot wijziging indient.

2.   De schorsing van de toepassing van de overeenkomst wordt door de belanghebbende partij schriftelijk aan de andere partij meegedeeld en treedt drie maanden na ontvangst van die kennisgeving in werking. Door deze kennisgeving te versturen wordt het overleg tussen de partijen geopend, waarbij het de bedoeling is binnen drie maanden een minnelijke oplossing voor hun geschil te vinden.

3.   Als het geschil niet in der minne wordt opgelost en er een schorsing wordt toegepast, blijven de partijen met elkaar overleg plegen om tot een schikking voor hun geschil te komen. Wanneer zij tot een dergelijke schikking komen, wordt de uitvoering van de overeenkomst hervat en wordt het bedrag van de in artikel 5 bedoelde financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd afhankelijk van de duur van de schorsing, tenzij anders bepaald.

Artikel 14

Opzegging

1.   Deze overeenkomst kan door een van de partijen worden opgezegd, met name in de volgende omstandigheden:

a)

abnormale omstandigheden,

b)

een verslechtering van de betrokken visbestanden,

c)

wanneer de aan de Unievaartuigen toegestane vangstmogelijkheden slechts in beperkte mate worden benut, of

d)

wanneer de door de partijen aangegane verbintenissen op het gebied van de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij niet worden nagekomen.

2.   De opzegging van de overeenkomst wordt door de betrokken belanghebbende partij schriftelijk aan de andere partij meegedeeld en treedt zes maanden na ontvangst van die kennisgeving in werking, tenzij de partijen in onderlinge overeenstemming besluiten die termijn te verlengen.

3.   Vanaf het tijdstip van de kennisgeving van de opzegging plegen de partijen met elkaar overleg om binnen zes maanden tot een minnelijke schikking van hun geschil te komen.

4.   De in artikel 5 bedoelde financiële tegenprestatie wordt evenredig en pro rata temporis verlaagd voor het jaar waarin de opzegging in werking treedt.

Artikel 15

Protocol en bijlage

Het protocol, de bijlage en de aanhangsels vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Artikel 16

Voorlopige toepassing

Deze overeenkomst wordt, zodra zij door de partijen wordt ondertekend, voorlopig van toepassing alvorens in werking te treden.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze overeenkomst is opgesteld in de Bulgaarse, de Spaanse, de Tsjechische, de Deense, de Duitse, de Estse, de Griekse, de Engelse, de Franse, de Kroatische, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Hongaarse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Finse en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Zij treedt in werking wanneer de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de vereiste procedures zijn afgerond.


PROTOCOL

Voor de tenuitvoerlegging van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden

Artikel 1

Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden

1.   De bij artikel 4 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij toegekende vangstmogelijkheden worden voor een periode van vier jaar vanaf de datum waarop het protocol voorlopig van toepassing wordt, vastgesteld op:

 

vier (4) vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen waarmee wordt gevist op sterk migrerende soorten als opgenomen in bijlage 1 bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982.

2.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 5 en 6 van dit protocol.

3.   Op grond van artikel 4 van de overeenkomst mogen Unievaartuigen slechts visserijactiviteiten in de vangstgebieden van de Cookeilanden uitoefenen als zij in het bezit zijn van een vismachtiging die op grond van dit protocol overeenkomstig de bijlage is afgegeven.

Artikel 2

Financiële tegenprestatie — Betalingswijze

1.   De in artikel 5 van de overeenkomst bedoelde totale financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 1 bepaalde periode, vastgesteld op twee miljoen achthonderdzeventigduizend (2 870 000) EUR voor de hele duur van dit protocol.

2.   Deze totale financiële tegenprestatie omvat twee van elkaar losstaande onderdelen:

a)

een jaarlijks bedrag voor de toegang tot de vangstgebieden van de Cookeilanden ten belope van driehonderdvijfentachtigduizend (385 000) EUR voor het eerste en het tweede jaar en driehonderdvijftigduizend (350 000) EUR voor het derde en het vierde jaar, wat overeenkomt met een referentiehoeveelheid van 7 000 ton per jaar, en

b)

een specifiek jaarlijks bedrag van driehonderdvijftigduizend (350 000) EUR voor de ondersteuning en tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van de Cookeilanden.ò

3.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 3, 5 en 6 van dit protocol.

4.   Voor het eerste jaar betaalt de Unie de in lid 2, onder a), bedoelde bedragen uiterlijk negentig (90) dagen na het begin van de voorlopige toepassing van dit protocol, en voor de volgende jaren uiterlijk op de verjaardag van de voorlopige toepassing van dit protocol.

5.   De autoriteiten van de Cookeilanden monitoren de ontwikkeling van de visserijactiviteiten van de Unievaartuigen met het oog op een adequaat beheer van de voor de Unie beschikbare vangstmogelijkheden, rekening houdend met de toestand van het visbestand en de desbetreffende instandhoudings- en beheersmaatregelen.

a)

Wanneer de gemelde vangsten van de Unievaartuigen in de vangstgebieden van de Cookeilanden in totaal 80 % van de referentietonnage bereiken, stellen de Cookeilanden de autoriteiten van de Unie daarvan in kennis. Na ontvangst van deze kennisgeving stellen de autoriteiten van de Unie op hun beurt de lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

b)

Zodra het niveau van 80 % van de referentietonnage is bereikt, monitoren de Cookeilanden dagelijks de omvang van de vangsten van de Unievaartuigen en zodra de referentietonnage wordt bereikt, stellen zij de autoriteiten van de Unie daarvan onmiddellijk in kennis. Na ontvangst van de kennisgeving van de Cookeilanden stellen de autoriteiten van de Unie op hun beurt ook de lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

c)

Wanneer de vangsten van de Unievaartuigen 80 % van de referentietonnage hebben bereikt, plegen de partijen onmiddellijk overleg met elkaar en analyseren zij de relatie tussen de vangsten van de Unievaartuigen en de in de nationale wetgeving van de Cookeilanden vastgestelde visserijbeperkingen om ervoor te zorgen dat die wetgeving wordt nageleefd. In het kader van dit overleg kan de gemengde commissie de Unievaartuigen een extra vangsttonnage toestaan.

d)

Vanaf de datum van de kennisgeving door de Cookeilanden aan de Unie dat de referentietonnage is bereikt, wordt het eenheidstarief dat de reders betalen, voor vangsten boven de referentiehoeveelheid van zevenduizend (7 000) ton met 80 % van het eenheidstarief voor het betrokken jaar verhoogd tot het einde van de looptijd van de jaarlijkse vismachtigingen. Het aandeel van de Unie blijft ongewijzigd. De Unie mag jaarlijks niet meer betalen dan het dubbele van het in artikel 2, lid 2, onder a), vermelde bedrag. Indien de Unievaartuigen meer vangen dan de hoeveelheid die met het dubbele van het totaalbedrag van de jaarlijkse betaling van de Unie overeenstemt, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het jaar daarop betaald.

6.   De beslissing over de bestemming van de in artikel 2, lid 2, onder a), gespecificeerde financiële tegenprestatie valt onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van de Cookeilanden.

7.   Elk onderdeel van de in lid 2 bedoelde financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een aangewezen bankrekening van de regering van de Cookeilanden. De in lid 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie wordt ter beschikking gesteld van de bevoegde entiteit die de sectorale steun voor de visserij ten uitvoer legt. De autoriteiten van de Cookeilanden verstrekken de autoriteiten van de Unie tijdig de gegevens over de bankrekening, alsook informatie over de betrokken begrotingslijn in het nationale begrotingsrecht. De gegevens over de bankrekening moeten ten minste bestaan uit: de naam van de begunstigde entiteit, de naam en het adres van de houder van de bankrekening, de naam van de bank, de SWIFT-code en het IBAN-nummer.

Artikel 3

Sectorale steun

1.   De gemengde commissie stelt uiterlijk 120 dagen na de datum waarop het protocol voorlopig van toepassing wordt, een meerjarig sectoraal programma, met toepassingsbepalingen, vast waarin de volgende elementen zijn opgenomen:

a)

de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor de bestemming van het in artikel 2, lid 2, onder b), genoemde specifieke bedrag van de financiële tegenprestatie;

b)

de jaarlijkse en meerjarige doelstellingen die na verloop van tijd moeten zijn bereikt, teneinde het bestuurskader vast te stellen, met o.m. de ontwikkeling en instandhouding van de vereiste wetenschappelijke en onderzoeksinstellingen, de overlegprocessen met de belangengroepen te bevorderen en de monitoring-, controle- en bewakingscapaciteit en andere capaciteitsopbouwende elementen te versterken met als doel de Cookeilanden te helpen hun nationale beleid inzake duurzame visserij verder te versterken. Bij de doelstellingen wordt rekening gehouden met de door de Cookeilanden in hun nationale beleidslijnen opgenomen prioriteiten die betrekking hebben op of gevolgen hebben voor de bevordering van een verantwoorde en duurzame visserij, waaronder de beschermde mariene gebieden;

c)

de criteria en de procedures, met inbegrip van, indien van toepassing, begrotingsindicatoren en financiële indicatoren, voor de beoordeling van de resultaten die elk jaar worden bereikt.

2.   Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma worden door de gemengde commissie goedgekeurd.

3.   Als een van de partijen een buitengewone vergadering van de gemengde commissie wenst, stuurt zij daartoe ten minste 14 dagen vóór de datum van de voorgestelde vergadering een schriftelijk verzoek.

4.   Elk jaar gaan de twee partijen in het kader van de gemengde commissie na of bij de uitvoering van het goedgekeurde meerjarige sectorale programma bepaalde specifieke resultaten zijn behaald.

a)

De Cookeilanden leggen elk jaar een voortgangsverslag over de met de sectorale steun uitgevoerde acties en de daarmee bereikte resultaten voor, dat door de gemengde commissie wordt onderzocht. Vóór het verstrijken van dit protocol stellen de Cookeilanden ook een eindverslag op. Zo nodig kunnen de partijen de tenuitvoerlegging van de sectorale steun ook na afloop van het protocol blijven monitoren.

b)

Het specifieke bedrag van de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie wordt betaald in tranches. De tranche voor het eerste jaar van het protocol wordt betaald op basis van de behoeften die als onderdeel van de goedgekeurde programmering zijn vastgesteld. De tranches voor de volgende jaren van de toepassing worden betaald op basis van de behoeften die als onderdeel van de goedgekeurde programmering zijn vastgesteld, en op basis van een analyse van de resultaten die bij de uitvoering van de sectorale steun zijn bereikt. De tranches worden uiterlijk 45 dagen na het besluit van de gemengde commissie betaald.

5.   De Unie behoudt zich het recht voor om de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder b), vastgestelde specifieke financiële tegenprestatie geheel of gedeeltelijk te herzien en/of te schorsen:

a)

wanneer uit een evaluatie door de gemengde commissie blijkt dat de bereikte resultaten sterk van de programmering afwijken;

b)

wanneer die financiële tegenprestatie niet is benut als bepaald door de gemengde commissie.

6.   De betaling van de financiële tegenprestatie wordt na overleg tussen de partijen en goedkeuring door de gemengde commissie hervat wanneer dit gerechtvaardigd is op basis van de resultaten van de uitvoering van de goedgekeurde programmering als bedoeld in lid 1. De in artikel 2, lid 2, onder b), vastgestelde specifieke financiële tegenprestatie kan evenwel slechts worden betaald tot uiterlijk zes (6) maanden na het verstrijken van het protocol.

7.   Zo nodig kunnen de Cookeilanden elk jaar een extra bedrag, afkomstig van het in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde bedrag, aan de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie toewijzen voor de tenuitvoerlegging van het meerjarige programma. Deze toewijzing wordt uiterlijk twee (2) maanden na de verjaardag van de start van de voorlopige toepassing van dit protocol aan de Unie meegedeeld.

8.   De partijen verbinden zich ertoe zichtbaarheid te geven aan de met sectorale steun uitgevoerde maatregelen.

Artikel 4

Wetenschappelijke samenwerking voor een verantwoorde visserij

1.   Gedurende de looptijd van dit protocol werken de partijen, die de soevereiniteit van de Cookeilanden over hun eigen visbestanden erkennen, samen om de toestand van de visbestanden in de visserijwateren van de Cookeilanden te monitoren.

2.   Zo nodig werken de partijen ook samen om relevante statistische, biologische, instandhoudings- en milieu-informatie die van invloed is op de activiteiten van de Unievaartuigen in de visserijwateren van de Cookeilanden, uit te wisselen met het oog op het beheer en de instandhouding van de mariene levende rijkdommen.

3.   De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op het gebied van de instandhouding en het verantwoord visserijbeheer in de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) en alle andere betrokken subregionale, regionale en internationale organisatie te bevorderen, en de gemengde commissie kan maatregelen nemen met het oog op een duurzaam beheer van de visbestanden van de Cookeilanden.

Artikel 5

Herziening, door de gemengde commissie, van de vangstmogelijkheden en de technische maatregelen

1.   De gemengde commissie kan de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden herbeoordelen en tot herziening daarvan besluiten voor zover de resoluties en instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC de stelling ondersteunen dat die aanpassing het duurzame beheer van tonijn en tonijnachtigen in de westelijke en centrale Stille Oceaan ten goede zal komen, waarbij wordt opgemerkt dat de partijen bijzonder belang hebben bij het beheer van het bestand van grootoogtonijn.

2.   In dat geval wordt de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis aangepast. De Unie mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in artikel 2, lid 2, onder a), vermelde bedrag.

3.   Zo nodig kan de gemengde commissie ook de technische bepalingen van het protocol en de bijlage daarbij onderzoeken en besluiten die in onderlinge overeenstemming aan te passen.

Artikel 6

Nieuwe vangstmogelijkheden en experimentele visserij

1.   Indien de Unievaartuigen belangstelling krijgen voor visserijactiviteiten waarin niet is voorzien in artikel 1 van dit protocol, plegen de partijen in het kader van de gemengde commissie onderling overleg voordat voor dergelijke activiteiten machtiging kan worden gegeven, en stellen zij indien nodig de voorwaarden voor die visserijactiviteiten vast, waarbij zij de overeenkomstige wijzigingen aanbrengen in dit protocol en de bijlage daarbij.

2.   Op verzoek van een van beide partijen bepaalt de gemengde commissie per geval de soort, de voorwaarden en andere relevante parameters.

3.   De Unievaartuigen doen aan experimentele visserij volgens de parameters die door de gemengde commissie worden vastgesteld, desgevallend in een administratieve regeling. Machtigingen voor experimentele visserij worden toegekend voor ten hoogste zes maanden, afhankelijk van de toestand van het bestand.

4.   Als de partijen van oordeel zijn dat de experimentele visserij positieve resultaten heeft opgeleverd, kennen de autoriteiten van de Cookeilanden de Unie tot aan het verstrijken van dit protocol een aandeel in de vangstmogelijkheden voor de nieuwe soort toe dat in verhouding staat tot de bijdrage van de Unievaartuigen aan de experimentele visserij. In dat geval wordt de in artikel 2, lid 2, onder a), van dit protocol bedoelde financiële tegenprestatie dienovereenkomstig verhoogd. De door de reders te betalen rechten en andere voorwaarden die in de bijlage zijn vastgesteld, worden dienovereenkomstig gewijzigd. De gemengde commissie brengt de overeenkomstige wijzigingen aan in dit protocol en de bijlage daarbij.

Artikel 7

Schorsing

1.   Dit protocol, inclusief de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder a) en b), bedoelde financiële tegenprestatie, kan op initiatief van elk van beide partijen worden geschorst in de gevallen en onder de voorwaarden die in artikel 13 van de overeenkomst zijn vastgesteld.

2.   Onverminderd artikel 3 kan de betaling van de financiële tegenprestatie worden hervat zodra de aan de in artikel 13 van de overeenkomst genoemde omstandigheden voorafgaande situatie is hersteld of een regeling is getroffen overeenkomstig de overeenkomst.

Artikel 8

Opzegging

Dit protocol kan op initiatief van elk van beide partijen worden opgezegd in de gevallen en onder de voorwaarden die in artikel 14 van de overeenkomst zijn vastgesteld.

Artikel 9

Vertrouwelijkheid

1.   De Cookeilanden beschermen de vertrouwelijkheid en de veiligheid van de commercieel gevoelige gegevens over de visserijactiviteiten van de Unie in de visserijwateren van de Cookeilanden op een wijze die minstens even strikt is als de normen die de WCPFC-commissie in haar informatiebeveiligingsbeleid voor het WCPFC-secretariaat heeft vastgesteld.

2.   Beide partijen zien erop toe dat, overeenkomstig de regels en procedures van de WCPFC voor de bescherming van, de toegang tot en de verspreiding van door de WCPFC verzamelde gegevens, alleen tot het publieke domein behorende geaggregeerde gegevens over de visserijactiviteiten van de Unievaartuigen in de visserijwateren van de Cookeilanden worden verspreid. Gegevens die op grond van afdeling 4.1 van die regels en procedures van de WCPFC worden omschreven als niet tot het publieke domein behorend en gegevens die op een andere wijze als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, worden uitsluitend voor de toepassing van de overeenkomst gebruikt.

Artikel 10

Elektronische gegevensuitwisseling

1.   De Cookeilanden en de Unie verbinden zich ertoe de nodige systemen in te voeren voor de elektronische uitwisseling van alle met de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en het protocol verband houdende gegevens en documenten. De elektronische vorm van een document wordt op elk moment als gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.

2.   Elke partij stelt de andere partij onverwijld in kennis van iedere storing van een computersysteem die een dergelijke uitwisseling verhindert. In die omstandigheden worden de met de uitvoering van de overeenkomst en het protocol verband houdende gegevens en documenten automatisch vervangen door de papieren versie ervan overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde bepalingen.

Artikel 11

Verplichtingen na het verstrijken of de opzegging van het protocol

Na het verstrijken van het protocol of na de opzegging ervan overeenkomstig artikel 14 van de overeenkomst blijven de reders van de Unie aansprakelijk voor elke schending van de overeenkomst, het protocol of de wetten van de Cookeilanden die vóór het verstrijken of de opzegging van het protocol is begaan, en voor de visrechten of andere verschuldigde bedragen die bij het verstrijken of de opzegging van het protocol niet zijn betaald.

Artikel 12

Voorlopige toepassing

Dit protocol wordt, zodra het door de partijen wordt ondertekend, voorlopig van toepassing alvorens in werking te treden.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit protocol treedt in werking wanneer de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de vereiste procedures zijn afgerond.

BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN VISSERIJACTIVITEITEN DOOR DE UNIEVAARTUIGEN IN HET KADER VAN HET PROTOCOL TOT VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN EN DE FINANCIËLE TEGENPRESTATIE WAARIN IS VOORZIEN BIJ DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST INZAKE DUURZAME VISSERIJ TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE COOKEILANDEN

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Afdeling 1

Definities

1.

Onder „bevoegde autoriteit” wordt verstaan:

a)

voor de Europese Unie (hierna „de Unie” genoemd): de Europese Commissie;

b)

voor de Cookeilanden: het Ministerie voor Mariene Hulpbronnen.

De contactgegevens van de bevoegde autoriteiten zijn opgenomen in aanhangsel 1.

2.

Onder „vismachtiging” wordt verstaan: een geldig recht of vergunning om volgens de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden in de aangegeven vangstgebieden met behulp van specifiek vistuig visserijactiviteiten te verrichten met betrekking tot specifieke soorten.

3.

Onder „delegatie” wordt verstaan: de delegatie van de Unie in Suva, Fiji.

4.

Onder „overmacht” wordt verstaan: het verlies of de langdurige immobilisatie van een vaartuig wegens een ernstige technische storing.

Afdeling 2

Vangstgebieden

1.   De Unievaartuigen die in het bezit zijn van een vismachtiging die de Cookeilanden in het kader van de overeenkomst hebben afgegeven, mogen visserijactiviteiten verrichten in de vangstgebieden van de Cookeilanden, d.w.z. de visserijwateren van de Cookeilanden met uitzondering van de beschermde of verboden gebieden. De Cookeilanden delen de Unie vóór het begin van de voorlopige toepassing van de overeenkomst de coördinaten mee van de visserijwateren van de Cookeilanden, van de beschermde gebieden en van de gesloten vangstgebieden.

2.   Overeenkomstig artikel 11 van de overeenkomst delen de Cookeilanden de Unie alle eventuele wijzigingen van de genoemde gebieden mee.

Afdeling 3

Gemachtigde van het vaartuig

Alle Unievaartuigen waarvoor een vismachtiging wordt aangevraagd, kunnen worden vertegenwoordigd door een gemachtigde (onderneming of particulier) die op de Cookeilanden is gevestigd en van wie de gegevens naar behoren aan de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden zijn meegedeeld.

Afdeling 4

In aanmerking komende Unievaartuigen

Een Unievaartuig komt slechts voor een vismachtiging in aanmerking als voor de reder, de kapitein en het vaartuig zelf geen verbod tot uitoefening van de visserij in de visserijwateren van de Cookeilanden geldt. De Unievaartuigen moeten in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen van de Cookeilanden en moeten in het verleden bij hun visserijactiviteiten in de wateren van de Cookeilanden alle verplichtingen in het kader van de met de Unie gesloten visserijovereenkomsten zijn nagekomen. Voorts moeten zij aan de toepasselijke wetgeving van de Unie betreffende vismachtigingen voldoen, moeten zij zijn opgenomen in het WCPFC-register van vissersvaartuigen en in het register van het Forum Fisheries Agency (FFA) van vaartuigen die in goede staat zijn, en mogen zij niet voorkomen op de lijst van IOO-vaartuigen van een regionale organisatie voor visserijbeheer.

Hoofdstuk II

Beheer van vismachtigingen

Afdeling 1

Geldigheidsduur van de vismachtiging

1.   De vismachtiging die op grond van dit protocol wordt afgegeven, is geldig voor een periode van twaalf maanden en kan worden verlengd. Met het oog op de bepaling van het begin van de geldigheidsduur wordt onder „jaarlijkse periode” verstaan:

a)

voor het jaar waarin het protocol voorlopig van toepassing wordt, de periode tussen de datum waarop het protocol voorlopig van toepassing wordt en 31 december van datzelfde jaar;

b)

vervolgens elk volledig kalenderjaar;

c)

voor het jaar waarin het protocol verstrijkt, de periode tussen 1 januari en de datum waarop het protocol verstrijkt.

2.   Voor de eerste en de laatste jaarlijkse periode wordt de door de reders op grond van afdeling 5, punt 2, verschuldigde betaling pro rata temporis berekend.

Afdeling 2

Aanvraag van een vismachtiging

1.   Alleen in aanmerking komende Unievaartuigen, als omschreven in hoofdstuk I, afdeling 4, van deze bijlage, kunnen een vismachtiging krijgen.

2.   Ten minste twintig werkdagen vóór het begin van de in afdeling 1 van dit hoofdstuk omschreven jaarlijkse geldigheidsperiode van de vismachtiging dient de bevoegde autoriteit van de Unie bij de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden, met kopie aan de delegatie, een elektronische aanvraag voor een vismachtiging in voor elk vaartuig dat wenst te vissen op grond van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden (hierna „de overeenkomst” genoemd).

3.   Als vóór het begin van de jaarlijkse geldigheidsperiode geen aanvraag voor een vismachtiging is ingediend, kan de reder dit nog uiterlijk twintig werkdagen vóór de gewenste aanvang van de visserijactiviteiten doen. In die gevallen is de vismachtiging slechts geldig tot het einde van de jaarlijkse periode waarin zij is aangevraagd. De reders betalen de voor de volledige geldigheidsduur van de vismachtiging verschuldigde vooraf te betalen rechten.

4.   Voor elke eerste vismachtigingsaanvraag en elke aanvraag naar aanleiding van een grote technische wijziging aan het betrokken vaartuig dient de Unie de aanvraag per e-mail bij de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden in met gebruikmaking van het formulier volgens het model in aanhangsel 2; deze aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

a)

het bewijs van de voorafbetaling van de rechten voor de geldigheidsduur van de vismachtiging;

b)

recente digitale kleurenfoto's (met datumvermelding, ten hoogste twaalf maanden oud) met een resolutie van 72 dpi, 1 400 × 1 050 pixels, waarop het zijaanzicht van het vaartuig staat afgebeeld, met de naam van het vaartuig in Latijns basisalfabet volgens ISO;

c)

een kopie van het veiligheidsuitrustingscertificaat van het vaartuig;

d)

een kopie van het registratiecertificaat van het vaartuig;

e)

een kopie van het controlecertificaat voor scheepshygiëne;

f)

een kopie van het certificaat van inschrijving in het FFA-register van vaartuigen die in goede staat zijn;

g)

een opslagschema.

5.   Voor de verlenging van de vismachtiging voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, gaat de aanvraag tot verlenging slechts vergezeld van het bewijs van voorafbetaling van de rechten, van het op dat ogenblik geldende certificaat van inschrijving in het FFA-register van vaartuigen die in goede staat zijn, en van kopieën van alle in punt 4, onder c), d) en e), vermelde, verlengde certificaten.

6.   De vooraf te betalen rechten worden betaald op een door de autoriteiten van de Cookeilanden opgegeven bankrekening. De aan bankoverschrijvingen verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.

7.   De betalingen omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen en kosten voor dienstverlening.

8.   Als de aanvraag onvolledig is of anderszins niet voldoet aan de voorwaarden van de bovenstaande punten 4, 5, 6 of 7, stellen de autoriteiten van de Cookeilanden de bevoegde autoriteit van de Unie, met kopie aan de delegatie, binnen zeven werkdagen na ontvangst van de elektronische aanvraag in kennis van de redenen waarom de aanvraag moet worden aangemerkt als onvolledig of anderszins niet beantwoordend aan de voorwaarden van de punten 4, 5, 6 of 7.

Afdeling 3

Afgifte van de vismachtiging

1.   De Cookeilanden geven de vismachtiging af binnen 15 werkdagen na ontvangst van de volledige, per e-mail ingediende aanvraag.

2.   De bevoegde autoriteit van de Cookeilanden zendt de vismachtiging onmiddellijk elektronisch toe aan de reder en aan de bevoegde autoriteit van de Unie, met kopie aan de delegatie. Tegelijk wordt de reder een vismachtiging op papier toegezonden.

3.   Op het ogenblik van de afgifte van de vismachtiging neemt de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden het vaartuig op in de lijst van de Unievaartuigen die in de vangstgebieden van de Cookeilanden mogen vissen. Deze lijst wordt ter beschikking gesteld van alle betrokken monitoring-, controle- en bewakingsentiteiten van de Cookeilanden en aan de bevoegde autoriteit van de Unie, met kopie aan de delegatie.

4.   De vismachtiging in elektronische vorm wordt bij de eerste gelegenheid door een papieren versie vervangen.

5.   Een vismachtiging wordt afgegeven voor een specifiek vaartuig en is niet overdraagbaar, behalve in gevallen van overmacht, zoals omschreven in afdeling 4 hieronder.

6.   De vismachtiging (in elektronische vorm of, indien beschikbaar, op papier) moet te allen tijde aan boord van het vaartuig worden gehouden.

Afdeling 4

Overdracht van de vismachtiging

1.   Indien overmacht is aangetoond, kan de vismachtiging van een vaartuig op verzoek van de Unie voor de resterende geldigheidsduur worden overgedragen aan een ander in aanmerking komend vaartuig met soortgelijke kenmerken, zonder dat hiervoor een nieuwe voorafbetaling hoeft te worden verricht.

2.   Als de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden de overdracht toestaat, bezorgt de reder van het eerste vaartuig of de gemachtigde van dat vaartuig de vismachtiging terug aan de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden en brengt hij de autoriteit van de Unie en de delegatie daarvan op de hoogte.

3.   De nieuwe vismachtiging treedt in werking op de dag waarop de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden de vismachtiging van het door overmacht getroffen vaartuig ontvangt. De terugbezorgde vismachtiging wordt als geannuleerd beschouwd. De autoriteit van de Cookeilanden stelt de autoriteit van de Unie en de delegatie in kennis van de overdracht van de vismachtiging.

Afdeling 5

Voorwaarden betreffende de vismachtiging — visrechten en voorafbetalingen

1.   De door de reders te betalen visrechten worden berekend op basis van het volgende tarief per ton gevangen vis:

a)

voor het eerste jaar van toepassing van het protocol vijfenvijftig (55) EUR per ton;

b)

voor het tweede jaar van toepassing van het protocol vijfenzestig (65) EUR per ton;

c)

voor de volgende jaren van toepassing van het protocol zeventig (70) EUR per ton.

2.   De vismachtigingen worden afgegeven zodra de reders de Cookeilanden de volgende bedragen hebben betaald:

a)

een jaarlijks vooraf te betalen visrecht:

i)

voor het eerste jaar van toepassing van het protocol bedraagt de voorafbetaling tweeëntwintigduizend (22 000) EUR, hetgeen overeenstemt met vijfenvijftig (55) EUR per ton voor vierhonderd (400) ton tonijn en tonijnachtigen die in de vangstgebieden van de Cookeilanden worden gevangen,

ii)

voor het tweede jaar van toepassing van het protocol bedraagt de voorafbetaling zesentwintigduizend (26 000) EUR, hetgeen overeenstemt met vijfenzestig (65) EUR per ton voor vierhonderd (400) ton tonijn en tonijnachtigen die in de vangstgebieden van de Cookeilanden worden gevangen,

iii)

voor de volgende jaren van toepassing van het protocol bedraagt de voorafbetaling achtentwintigduizend (28 000) EUR, hetgeen overeenstemt met zeventig (70) EUR per ton voor vierhonderd (400) ton tonijn en tonijnachtigen die in de vangstgebieden van de Cookeilanden worden gevangen;

b)

een bijzondere jaarlijkse bijdrage voor de vismachtiging ten bedrage van achtendertigduizend vijfhonderd (38 500) EUR per Unievaartuig.

Onder „het eerste jaar van toepassing van het protocol” wordt verstaan de periode tussen de datum waarop het protocol voorlopig van toepassing wordt en 31 december van dat jaar. Het laatste jaar is de periode tussen 1 januari en de verjaardag van de voorlopige toepassing. Voor het eerste en het laatste jaar wordt de bijdrage van de reders pro rata temporis berekend.

Afdeling 6

Eindafrekening van de visrechten

1.   De afrekening van de rechten die voor het voorgaande kalenderjaar verschuldigd zijn, wordt door de autoriteit van de Cookeilanden opgemaakt aan de hand van de door de Unievaartuigen ingediende vangstaangiften.

2.   De afrekening wordt vóór 31 maart van het lopende jaar aan de autoriteit van de Unie toegezonden, met kopie aan de delegatie. De autoriteit van de Unie stuurt ze vóór 15 april gelijktijdig door naar de reders en naar de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaten.

3.   Reders die de afrekening van de autoriteit van de Cookeilanden betwisten, kunnen de autoriteit van de Unie verzoeken zich te wenden tot de wetenschappelijke instituten die bevoegd zijn om vangstgegevens te verifiëren, zoals het Institut de recherche pour le développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografía (IEO) en het Instituto de Investigação das Pescas e do Mar (Ipimar), en overleggen daarna met de autoriteit van de Cookeilanden om de definitieve eindafrekening vóór 31 mei van het lopende jaar vast te stellen; zij houden de autoriteit van de Unie en de delegatie van dat overleg op de hoogte. De afrekening van de autoriteit van de Cookeilanden wordt geacht definitief te zijn indien de reders tegen die datum geen opmerkingen kenbaar hebben gemaakt. Wanneer het bedrag van de eindafrekening kleiner is dan de in afdeling 5, punt 2, bedoelde voorafbetaling, kan de reder het verschil niet terugvorderen.

Hoofdstuk III

Monitoring

Afdeling 1

Vangstregistratie en -aangifte

1.   De Unievaartuigen die op grond van de overeenkomst in de vangstgebieden van de Cookeilanden mogen vissen, delen tot op het ogenblik waarop beide partijen een systeem voor de elektronische aangifte van vangsten (electronic catch-reporting system — „ERS”), zullen hebben ingevoerd, hun vangsten aan de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden mee overeenkomstig de onderstaande bepalingen.

2.   De Unievaartuigen die in de vangstgebieden van de Cookeilanden mogen vissen, vullen voor elke dag waarop zij in de vangstgebieden van de Cookeilanden aanwezig zijn, een bladzijde van het visserijlogboek in volgens het model in aanhangsel 3. Indien er geen vangst is of het vaartuig alleen op doorvaart is, wordt het formulier toch ingevuld. Het formulier wordt leesbaar ingevuld en door de kapitein van het vaartuig of zijn vertegenwoordiger ondertekend.

3.   Zolang de Unievaartuigen zich in de vangstgebieden van de Cookeilanden bevinden, sturen zij de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden om de zeven dagen een samenvatting van het in punt 2 bedoelde visserijlogboek aan de hand van template 3 van aanhangsel 4.

4.   Wat de indiening van de in punt 2 bedoelde bladzijden van het visserijlogboek betreft, geldt voor de Unievaartuigen het volgende:

a)

wanneer zij een haven van binnenkomst op de Cookeilanden aandoen (Avarua, Avatui, Arutanga, Tuanganui, Omoka, Tauhunu, Tukao of Yato), leggen zij de betrokken autoriteit van de Cookeilanden binnen vijf (5) dagen na aankomst of in elk geval vóór hun vertrek uit de haven, indien dit eerder plaatsvindt, het ingevulde formulier over. De autoriteit van de Cookeilanden geeft een schriftelijke ontvangstbevestiging af;

b)

wanneer zij de vangstgebieden van de Cookeilanden verlaten zonder vooraf een haven van binnenkomst op de Cookeilanden aan te doen, sturen zij binnen vijftien (15) werkdagen na het verlaten van de vangstgebieden van de Cookeilanden als volgt kopieën van de logboekbladzijden op:

i)

hetzij via e-mail, naar het e-mailadres van de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden;

ii)

hetzij per fax, naar het door de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden opgegeven nummer.

Het origineel van elk visserijlogboek wordt binnen zeven (7) werkdagen toegestuurd nadat voor het eerst na het verlaten van de vangstgebieden van de Cookeilanden een haven is aangedaan.

5.   Tegelijk moeten binnen hetzelfde tijdsbestek als bepaald in punt 4 kopieën van deze visserijlogboekbladzijden aan de in hoofdstuk II, afdeling 6, punt 3, bedoelde wetenschappelijke instituten worden toegezonden.

6.   De woorden „vangstgebieden van de Cookeilanden” worden op de genoemde logboekbladzijden aangebracht met betrekking tot de perioden waarin het vaartuig zich in de vangstgebieden van de Cookeilanden bevindt.

7.   De twee partijen streven ernaar een ERS voor de visserijactiviteiten van de Unievaartuigen in de vangstgebieden van de Cookeilanden in te voeren, onder voorbehoud van een gezamenlijk akkoord over richtsnoeren voor het beheer en de invoering van een ERS.

8.   Zodra het elektronische systeem voor vangstaangiften is ingevoerd, vervangt dat systeem volledig de vangstregistratiebepalingen van de punten 2 tot en 4, behalve als er zich technische problemen of storingen voordoen; in dat geval worden de vangstaangiften overeenkomstig de punten 2 tot en met 4 gedaan.

Afdeling 2

Communicatie over het binnenvaren en het verlaten van de visserijwateren van de cookeilanden

1.   Onverminderd de verplichtingen van afdeling 1 van dit hoofdstuk stellen de Unievaartuigen die op grond van de overeenkomst mogen vissen, de autoriteit van de Cookeilanden ten minste 24 uur van tevoren in kennis van hun voornemen om de vangstgebieden van de Cookeilanden binnen te varen of te verlaten.

2.   Bij het melden van het binnenvaren of het buitenvaren geven zij ook de aan boord gehouden vangsten (hoeveelheden en soorten) door. De vaartuigen delen ook de positie mee die zij naar verwachting op het vermoedelijke tijdstip van binnenvaren of buitenvaren zullen innemen. Deze meldingen, waarvoor wordt gebruikgemaakt van de modellen in aanhangsel 4 (templates 1 en 2), worden per fax of e-mail gestuurd naar de in die templates vermelde contactadressen.

3.   Unievaartuigen die niet overeenkomstig punt 2 van deze afdeling vooraf hebben gemeld dat zij zouden binnenvaren en op de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen zonder vismachtiging. Dit wordt bestraft met de in hoofdstuk V bedoelde sancties.

Afdeling 3

Aanlanding

1.   De aangewezen havens voor aanlandingsactiviteiten op de Cookeilanden zijn de havens van Avatui en Omoka.

2.   De Unievaartuigen die in het bezit zijn van een vismachtiging van de Cookeilanden en vangsten in de aangewezen havens van de Cookeilanden wensen aan te landen, stellen de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden ten minste 72 uur van tevoren in kennis van:

a)

de aanlandingshaven;

b)

de naam en de internationale radioroepnaam van het aanlandende vissersvaartuig;

c)

de datum en het tijdstip van aanlanding;

d)

de hoeveelheid in kg, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg, per aan te landen soort;

e)

de aanbiedingsvorm van de producten.

3.   De vaartuigen dienen hun aanlandingsaangifte uiterlijk 48 uur na de voltooiing van de aanlanding of in elk geval vóór het vertrek van het vaartuig uit de haven indien dit eerder plaatsvindt, bij de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden in.

Afdeling 4

Overlading

1.   De Unievaartuigen die in het bezit zijn van een vismachtiging van de Cookeilanden en vangsten in de visserijwateren van de Cookeilanden wensen over te laden, doen dat enkel in de aangewezen havens van de Cookeilanden die in hoofdstuk III, afdeling 1, punt 4, onder a), zijn vermeld. Overlading op zee buiten de havens is verboden en overtredingen worden bestraft met de sancties waarin het recht van de Cookeilanden voorziet.

2.   De reder of de gemachtigde van het vaartuig stelt de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden ten minste 72 uur van tevoren in kennis van:

a)

de overladingshaven waar de activiteit zal plaatsvinden;

b)

de naam en de internationale radioroepnaam van het overladende vissersvaartuig;

c)

de naam en de internationale radioroepnaam van het ontvangende vissersvaartuig;

d)

de datum en het tijdstip van overlading;

e)

de hoeveelheid in kg, afgerond op de dichtstbijzijnde 100 kg, per over te laden soort;

f)

de aanbiedingsvorm van de producten.

3.   De vaartuigen dienen hun overladingsaangifte uiterlijk 48 uur na de voltooiing van de overlading of in elk geval vóór het vertrek van het overladende vaartuig uit de haven indien dit eerder plaatsvindt, bij de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden in.

Afdeling 5

Satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (vessel monitoring system — VMS)

Onverminderd de bevoegdheid van de vlaggenstaat en de verplichtingen van de Unievaartuigen ten aanzien van het centrum voor visserijmonitoring van hun vlaggenstaat, voldoet elk Unievaartuig aan de eisen van het satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen van het FFA (VMS van het FFA) die momenteel voor de vangstgebieden van de Cookeilanden gelden.

Afdeling 6

Waarnemers

1.   De Unievaartuigen die in het bezit zijn van een vismachtiging van de Cookeilanden, zorgen ervoor dat er, zolang zij in de vangstgebieden van de Cookeilanden actief zijn, waarnemers aanwezig zijn overeenkomstig de desbetreffende instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC en de toepasselijke wetgeving van de Cookeilanden.

2.   De Unievaartuigen hebben een gemachtigde waarnemer van het regionaal waarnemersprogramma van de WCPFC aan boord of een waarnemer van de IATTC die is gemachtigd bij het tussen de WCPFC en de IATTC overeengekomen memorandum van overeenstemming betreffende wederzijdse goedkeuring van waarnemers.

Hoofdstuk IV

Controle

1.   De Unievaartuigen voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de nationale wetgeving van de Cookeilanden inzake visserijactiviteiten en aan de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC.

2.   Controleprocedures:

a)

de kapiteins van de Unievaartuigen die in de vangstgebieden van de Cookeilanden vissen, verlenen medewerking aan iedere met de inspectie en controle van de visserij belaste gemachtigde ambtenaar van de Cookeilanden die zich als zodanig identificeert;

b)

onverminderd de bepalingen van de nationale wetgeving van de Cookeilanden gebeurt de inscheping op zodanige wijze dat het inspectieplatform en de inspecteurs kunnen worden geïdentificeerd als gemachtigde ambtenaren van de Cookeilanden;

c)

de Cookeilanden stellen de lijst van alle inspectieplatforms die voor inspecties op zee worden ingezet, ter beschikking van de bevoegde autoriteit van de Unie. Deze lijst bevat onder meer:

i)

de namen van de patrouillevaartuigen;

ii)

nadere gegevens over de patrouillevaartuigen;

iii)

foto's van de patrouillevaartuigen.;

d)

de Cookeilanden kunnen, op verzoek van de Unie of van een door haar aangewezen instantie, toestaan dat inspecteurs van de Unie de activiteiten van de Unievaartuigen, met inbegrip van overladingen, observeren tijdens controles aan wal;

e)

zodra een inspectie is afgerond en het inspectieverslag door de inspecteur is ondertekend, wordt dat verslag ter ondertekening voorgelegd aan de kapitein, die er desgewenst opmerkingen op kan aanbrengen. Deze ondertekening heeft geen consequenties voor de rechten van de partijen in het kader van procedures die verband houden met ten laste gelegde overtredingen. Voordat de inspecteur van boord gaat, wordt aan de kapitein van het vaartuig een kopie van het inspectieverslag overhandigd;

f)

de inspecteurs mogen niet langer aan boord blijven dan voor het uitvoeren van hun taken nodig is.

3.   De kapiteins van de Unievaartuigen die hun vangsten in een haven op de Cookeilanden aanlanden of overladen, staan toe dat die activiteiten door gemachtigde ambtenaren van de Cookeilanden worden geïnspecteerd en verlenen hun medewerking aan die inspectie.

4.   Wanneer de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd, behoudt de autoriteit van de Cookeilanden zich het recht voor om de vismachtiging van het vaartuig dat in overtreding is, te schorsen totdat de formaliteiten zijn vervuld, en om de sanctie toe te passen waarin de wetgeving van de Cookeilanden voorziet. De vlaggenlidstaat en de bevoegde autoriteit van de Unie worden daarvan onverwijld in kennis gesteld.

Hoofdstuk V

Handhaving

1.   Sancties

a)

Bij niet-naleving van een van de bepalingen van de bovenstaande hoofdstukken, van de door de betrokken regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen of van het nationale recht van de Cookeilanden worden de sancties opgelegd die in het nationale recht van de Cookeilanden zijn vastgesteld.

b)

De vlaggenlidstaat en de bevoegde autoriteit van de Unie worden onmiddellijk en volledig in kennis gesteld van de sancties en van alle dienstige inlichtingen daaromtrent.

c)

Indien de sanctie bestaat in een schorsing of intrekking van een vismachtiging, kan de bevoegde autoriteit van de Unie voor het resterende deel van de periode waarvoor die machtiging was toegekend, een andere vismachtiging die anders geldig zou zijn geweest, aanvragen voor een vaartuig van een andere reder.

2.   Aanhouding en opbrenging van vissersvaartuigen

a)

De Cookeilanden stellen de Unie en de vlaggenlidstaat onmiddellijk in kennis van de aanhouding en/of opbrenging van een vissersvaartuig dat in het bezit is van een in het kader van de overeenkomst afgegeven vismachtiging.

b)

De Cookeilanden sturen de Unie en de vlaggenlidstaat binnen twaalf (12) uur een kopie van het inspectieverslag, waarin de omstandigheden en de redenen van de aanhouding en/of opbrenging zijn vermeld.

3.   Procedure voor de uitwisseling van informatie bij aanhouding en/of opbrenging

a)

Met inachtneming van de termijnen en de gerechtelijke procedures voor aanhouding en/of opbrenging die in het nationale recht van de Cookeilanden zijn vastgelegd, wordt na ontvangst van de hierboven bedoelde informatie een overlegvergadering tussen vertegenwoordigers van de Unie en de Cookeilanden gehouden, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat.

b)

Tijdens deze vergadering verstrekken de partijen elkaar alle relevante documenten of inlichtingen die de feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of diens gemachtigde wordt in kennis gesteld van de resultaten van de vergadering en van de maatregelen die uit de aanhouding en/of opbrenging van het vaartuig voortvloeien.

4.   Afwikkeling van de aanhouding en/of opbrenging

a)

Er wordt gepoogd de vermoedelijke overtreding via een minnelijke schikking af te handelen. Deze procedure moet uiterlijk drie (3) werkdagen na de aanhouding en/of opbrenging zijn afgewikkeld, conform de nationale wetgeving van de Cookeilanden.

b)

In het geval van een minnelijke schikking wordt het te betalen bedrag bepaald onder verwijzing naar de nationale wetgeving van de Cookeilanden. Indien een minnelijke schikking niet mogelijk blijkt, wordt een gerechtelijke procedure opgestart.

c)

Zodra de uit de minnelijke schikking voortvloeiende verplichtingen zijn vervuld of de gerechtelijke borgtocht is betaald, wordt het vaartuig vrijgegeven en de kapitein vrijgesproken.

5.   De autoriteit van de Unie en de delegatie worden op de hoogte gehouden van het verloop van de ingeleide procedures en van de opgelegde sancties.

Hoofdstuk VI

Samenwerking bij de bestrijding van IOO-visserij

1.   Om de monitoring van de visserij en de bestrijding van de IOO-visserij aan te scherpen, spannen de kapiteins van de Unievaartuigen zich in om de aanwezigheid van andere vissersvaartuigen in de visserijwateren van de Cookeilanden te melden.

2.   Wanneer de kapitein van een Unievaartuig een vissersvaartuig ziet dat activiteiten verricht die mogelijk IOO-visserijactiviteiten zijn, verzamelt hij zo veel mogelijk informatie over dat vaartuig en zijn activiteiten op het moment van de waarneming. De waarnemingsverslagen worden onverwijld toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de Cookeilanden, met kopie aan het centrum voor visserijmonitoring van de vlaggenlidstaat.

3.   De autoriteit van de Cookeilanden legt de Unie zo spoedig mogelijk elk waarnemingsverslag voor waarover zij beschikt met betrekking tot vissersvaartuigen die activiteiten verrichten die mogelijk IOO-visserijactiviteiten in de visserijwateren van de Cookeilanden zijn.

Aanhangsels van deze bijlage

Aanhangsel 1 —

Contactgegevens van de bevoegde autoriteiten

Aanhangsel 2 —

Aanvraagformulier voor een vismachtiging

Aanhangsel 3 —

Bladzijde visserijlogboek

Aanhangsel 4 —

Templates met modellen voor meldingen

Aanhangsel 1

Contactgegevens van de bevoegde autoriteiten

Contactgegevens van de EU

1.

Autoriteiten van de Unie

Adres

:

Mare B3 — Bilaterale overeenkomsten en controle op de visserij in internationale wateren

Jozef II-straat 79, 1/79

1049 Brussel

E-mail

:

mare-b3@ec.europa.eu

Telefoon

:

(+32) 229 69 493

Faxnummer

:

(+32) 229 514 33

2.

Vergunningverlenende eenheid van de Unie

Adres

:

D4 — Eenheid geïntegreerd beheer van de visserijgegevens

Jozef II-straat 99

B-1049 Brussel

E-mail

:

mare-licences@ec.europa.eu

Telefoon

:

(+32) 229 91 262

3.

Centrum voor visserijmonitoring (CVM) van Spanje

Adres

:

Centro de Seguimiento Pesquero

Sección Sistema Localización Buques

Subdirección General de Control e Inspección — Secretaria General de Pesca

C/ Velazquez 147, planta baja. Madrid

Telefoon

:

(+34) 913 471 559

E-mail

:

csp@magrama.es

Contactgegevens van de Cookeilanden

1.

Voor visserij bevoegde autoriteit

Adres

:

Ministry of Marine Resources

Avarua, PO Box 85, Rarotonga

Cook Islands

E-mail

:

rar@mmr.gov.ck

Telefoon

:

(+682) 29 730

Faxnummer

:

(+682) 29 721

2.

Vergunningverlenende autoriteit

Adres

:

Ministry of Marine Resources

Avarua, PO Box 85, Rarotonga

Cook Islands

E-mail

:

licensing@mmr.gov.ck

Telefoon

:

(+682) 29 730

Faxnummer

:

(+682) 29 721

3.

Centrum voor visserijmonitoring (CVM)

Adres

:

Ministry of Marine Resources

Avarua, PO Box 85, Rarotonga

Cook Islands

E-mail

:

a.jones@mmr.gov.ck

Telefoon

:

(+682) 29 730

Faxnummer

:

(+682) 29 721

4.

Contactpunt voor de Cookeilanden

Naam

:

Ben Ponia, Secretaris voor Mariene Hulpbronnen

E-mail

:

b.ponia@mmr.gov.ck

Mobiele tel.

:

(+682) 555 24

Aanhangsel 2

Image

Tekst van het beeld

FORMULIER A

REGERING VAN DE COOKEILANDEN

Marine Resources Act 2005 (Besluit 2005 over de mariene hulpbronnen)

AANVRAAG VOOR EEN VERGUNNING VOOR EEN VISSERSVAARTUIG

(Marine Resources (Licensing) Regulations 2012 - Regulation 4) (Verordeningen 2012 over de mariene hulpbronnen (vergunningen) - Verordening 4)

INSTRUCTIES * Vink, indien van toepassing, de vakjes duidelijk aan R

* Beantwoord alle vragen op dit formulier door de tekstvelden in te vullen of het juiste antwoord aan te kruisen.

* Onderstreep de familienaam.

* Onder "adres" wordt het volledige postadres verstaan.

* Gebruik het metrieke stelsel voor alle eenheden; gelieve, als u andere eenheden gebruikt, die aan te geven.

1. Vergunning voor een vissersvaartuig van de Cookeilanden Vergunning voor een vissersvaar-tuig van een ander land

(of vergunning voor een lokaal vissersvaartuig / vissersvaartuig dat eigendom is van Cookeilanden) (of vergunning voor een gecharterd vissersvaartuig)

2. Vaartuiginformatie

Naam van het vaartuig:

Land van registratie (vlag):

Internationale radioroepnaam:

Registratienummer vlaggenstaat:

EERDERE GEGEVENS VAN HET VAARTUIG (INDIEN VAN TOEPASSING)

Vorige naam van het vaartuig:

Laatste land van registratie (vlag):

Laatste internationale radioroepnaam:

Laatste registratienummer vlaggenstaat:

Jaar van wijziging:

Image

Tekst van het beeld

VAARTUIGSPECIFICATIES

Brutoregistertonnage (BRT):

Lengte over alles:

Land waarin het vaartuig is ge-bouwd:

Bouwjaar:

Materiaal van de romp:

Aluminium

Glasvezel

Staal

Hout

Overige (toelichten)

Motormerk/model:

Totaal motorvermogen:

Totale inhoud brandstoftank:

Nominale snelheid (in knopen):

Totale opslagcapaciteit:

Reguliere bemanning:

Bewaarmethoden:

Pekel

Invriezen/luchtkoeling (buizen)

IJs

Gekoeld zeewater

Waarschuwing: het afleggen van een onjuiste, onvolledige of misleidende verklaring is een overtreding waarop een geldboete staat. Indien de verstrekte informatie onjuist, onvolledig of misleidend is, wordt geen vergunning afgegeven of kan een op basis van deze aanvraag afgegeven vergunning worden geannuleerd.

TYPE VAARTUIG

Vaartuig met enkele ringze-gen

Vaartuig voor de beugvisserij

Visvervoerschip

Vaartuig voor de ringzegenvisse-rij in groep:

Vaartuig voor de hengelvisse-rij

Overige (toelichten)

Moederschip

Trawler

Vangstvaartuig

Vaartuig voor de sleeplijnvis-serij

Verkenningsvaartuig

Vaartuig voor de bodemvisse-rij/diepzeevisserij

BEVRACHTER / EXPLOITANT / EIGENAAR / KAPITEIN VAN HET VAARTUIG

Bevrachter/exploitant:

Eigenaar:

Naam

Naam

Adres

Adres

Kapitein:

Vismeester:

Naam

Naam

Adres

Adres

Image

Tekst van het beeld

Ja

Nee

1.

Loopt tegen de eigenaar of de bevrachter een procedure op grond van het faillissementsrecht van een rechtsgebied? Zo ja, geef nadere informatie (op een afzonderlijk blad).

Ja

Nee

2.

Was het vaartuig ooit betrokken bij een inbreuk tegen de "Marine Resources Act"? Zo ja, geef nadere informatie (op een afzonderlijk blad).

Ja

Nee

3.

Beschikt het vaartuig over visvergunningen die elders in de regio gelden? Zo ja, vermeld het (de) vergunningverlenende land(en) en het (de) nummer(s) van de vergunning(en).

Land

Vergunning nr.

4.

Geef, zoals hieronder aangegeven, informatie over eventuele joint ventures of andere contractuele regelingen met de regering van de Cookeilanden of onderdanen daarvan die verband houden met de voorgenomen visserijactiviteiten:

a) de ondernemingen geven gezamenlijk of afzonderlijk een verklaring af met alle op de vaartuigen van de ondernemingen betrekking hebbende bijzonderheden van de tussen de ondernemingen opgerichte joint venture (bijzonderheden bijvoegen);

b) de ondernemingen leggen de Minister voor Mariene Hulpbronnen een ondernemingsplan voor met alle bijzonderheden over de voorgenomen visserij-, uitvoer- en afzetactiviteiten van de ondernemingen, inclusief een kostenraming en financiële overzichten (bijzonderheden bijvoegen).

Ja

Nee

5.

Is er momenteel een toegangsovereenkomst van kracht tussen de regering van de Cookeilanden en de regering van de vlaggenstaat van het vaartuig waarvoor deze aanvraag wordt ingediend, of een toegangsovereenkomst met een vereniging die buitenlandse eigenaars of bevrachters van vissersvaartuigen vertegenwoordigt en waarvan de eigenaar of de bevrachter van het vaartuig lid is?

Image

Tekst van het beeld

GEGEVENS OVER DE AUTOMATIC LOCATION COMMUNICATOR (ALC) VAN INMARSAT VOOR VAARTUIGEN

Ja

Nee

Is er aan boord van het vaartuig een ALC geïnstalleerd van een door het FFA erkend VMS-type? Zo ja, verstrek de onderstaande gegevens.

Nummer van de mobiele Inmarsat-eenheid:

Naam van de installateur:

Serienummer van de Inmarsat-eenheid:

Contactgegevens:

Merk/model:

Softwareversie:

Waarschuwing: het afleggen van een onjuiste, onvolledige of misleidende verklaring is een overtreding waarop een geldboete staat. Indien de verstrekte informatie onjuist, onvolledig of misleidend is, wordt geen vergunning afgegeven of kan een op basis van deze aanvraag afgegeven vergunning worden geannuleerd.

GEGEVENS VAN DE AANVRAGER

Naam:

Vink het juiste vakje aan.

Gemachtigd agent

Adres:

Bevrachter/exploitant:

Eigenaar

Tel.:

Fax:

E-mail:

Image

Tekst van het beeld

VERKLARING VAN DE AANVRAGER

Hierbij verzoek ik om een visvergunning voor (vissersvaartuig van de Cookeilanden / buitenlands vissersvaartuig), als hierboven beschreven. Ik verklaar dat de bovenstaande gegevens waarheidsgetrouw, volledig en correct zijn. Ik weet dat ik de Secretaris voor Mariene Hulpbronnen onmiddellijk binnen zeven (7) dagen in kennis moet stellen van alle wijzigingen in de gegevens op dit formulier en dat, als ik dit niet doe, ik gerechtelijk kan worden vervolgd.

Aanvrager

Datum

3. Checklist bijlagen

Voeg de volgende documenten bij uw aanvraag:

· Certificaat van inschrijving in het scheepsregister van de Cookeilanden

· Certificaat van inschrijving in het FFA-register

· Rompbevrachtingsovereenkomst/bevrachtingsovereenkomst voor de visserij

· Recente foto's (ten hoogste zes maanden oud) van het vaartuig en van de identificatie- en merktekens (foto's van bakboord- en stuurboordzijde van het hele schip en van de achtersteven)

· Gecertificeerde schematische plannen en opslagplannen (ook bekend als General Arrangements Plan)

· Bemanningslijst met nadere gegevens over de bemanning

· Kopieën van eventuele andere visvergunningen/-machtigingen die in een andere zone geldig zijn

Deze aanvraag moet, samen met het voorgeschreven aanvraagrecht, worden gestuurd aan de secretaris van het Ministerie voor Mariene Hulpbronnen op het onderstaande adres.

The Secretary

Ministry of Marine Resources

P.O. Box 85

Avarua

Cook Islands

Telefoon: (682) 28721

Fax: (682) 29721

Waarschuwing: het afleggen van een onjuiste, onvolledige of misleidende verklaring is een overtreding waarop een geldboete staat. Indien de verstrekte informatie onjuist, onvolledig of misleidend is, wordt geen vergunning afgegeven of kan een op basis van deze aanvraag afgegeven vergunning worden geannuleerd.

Aanhangsel 3

Image

Tekst van het beeld

REVISED: MARCH 2014 SPC / FFA REGIONAL PURSE-SEINE LOGSHEET PAGE OF

NAME OF VESSEL

FISHING PERMIT OR LICENCE NUMBER(S)

YEAR

TRIP No. THIS YEAR

NAME OF FISHING COMPANY

FFA VESSEL REGISTER NUMBER

NAME OF AGENT IN PORT OF UNLOADING

PORT OF DEPARTURE

PLACE OF UNLOADING

COUNTRY OF REGISTRATION

UNIQUE VESSEL IDENTIFICATION (UVI)

·

ALL DATES AND TIMES MUST BE IN NAUTICAL TIME

·

RECORD SMALL AND LARGE YELLOWFIN AND BIGEYE SEPARATELY

DATE AND TIME OF DEPARTURE

DATE AND TIME OF ARRIVAL IN PORT

REGISTRATION NUMBER IN COUNTRY OF REGISTRATION

INTERNATIONAL RADIO CALLSIGN

AMOUNT OF FISH ONBOARD AT START OF TRIP

AMT OF FISH ONBOARD AFTER UNLOADING

MONTH

DAY

ACTIVITY CODE

NAUTICAL NOON TIME OR SET POSITION

SCHOOL ASSOC CODE

START OF SET TIME

END OF SET TIME

RETAINED CATCH (METRIC TONNES)

DISCARDS

LATITUDE

DDMM.MMM

N

S

LONGITUDE

DDDMM.MMM

E

W

SKIPJACK

YELLOW FIN

BIGEYE

OTHER SPECIES

WELL NUMBERS

TUNA SPECIES

OTHER SPECIES

Small

≼ 9 kgs

Large

≽ 9 kgs

Small

≼ 9 kgs

Large

≽ 9 kgs

NAME

METRIC TONNES

NAME

METRIC TONNES

CODE

NAME

NUMBER

METRIC TONNES

PAGE TOTAL

ACTIVITY CODES

·

RECORD ALL SETS

·

IF NO FISHING SET MADE IN A DAY, RECORD THE MAIN ACTIVITY FOR THAT DAY

1 FISHING SET

2 SEARCHING

3 TRANSIT

4 NO FISHING — BREAKDOWN

5 NO FISHING — BAD WEATHER

6 IN PORT — PLEASE SPECIFY

7 NET CLEANING SET

10 DEPLOYING OR RETREIVINGRAFTS, FADS OR PAYAOS

SCHOOL ASSOCIATION CODES

1 UNASSOCIATED

2 FEEDING ON BAITFISH

3 DRIFTING LOG, DEBRIS OR DEAD ANIMAL

4 DRIFTING RAFT, FAD OR PAYAO

5 ANCHORED RAFT, FAD OR PAYAO

TUNA DISCARD CODES

1 FISH DAMAGED / UNFIT FOR CONSUMPTION

2 VESSEL FULLY LOADED

3 GEAR FAILURE

TRIP TOTAL

UNLOADINGS TO CANNERY, COLD STORAGE, CARRIER OR OTHER VESSEL

START DATE

END DATE

CANNERY OR VESSEL DESTINATION

INTL RADIO CALL SIGN

SKIPJACK

YELLOW FIN

BIGEYE

MIXED

OTHERS

REJECTS

NAME OF CAPTAIN

SIGNATURE OF CAPTAIN

DATE

Aanhangsel 4

Templates met modellen voor meldingen

1.   Melding bij het binnenvaren (COE) (1)

Inhoud

Transmissie

Bestemming van het bericht

 

Actiecode

COE

Naam van het vaartuig

 

IRCS

 

Positie bij het binnenvaren

Breedtegraad/lengtegraad

Datum en tijdstip (UTC) van binnenvaren

DD/MM/JJJJ — UU:MM

Hoeveelheid vis aan boord per soort (in mt):

 

Geelvintonijn (YFT)

(mt)

Grootoogtonijn (BET)

(mt)

Gestreepte tonijn (SKJ)

(mt)

Andere (geef aan welke)

(mt)

2.   Melding bij het buitenvaren (COX) (2)

Inhoud

Transmissie

Bestemming van het bericht

 

Actiecode

COX

Naam van het vaartuig

 

IRCS

 

Positie bij het buitenvaren

Breedtegraad/lengtegraad

Datum en tijdstip (UTC) van buitenvaren

DD/MM/JJJJ — UU:MM

Hoeveelheid vis aan boord per soort (in mt):

 

Geelvintonijn (YFT)

(mt)

Grootoogtonijn (BET)

(mt)

Gestreepte tonijn (SKJ)

(mt)

Andere (geef aan welke)

(mt)

3.   Vangstmelding (CAT) zodra het vaartuig zich in de vangstgebieden in de wateren van de Cookeilanden bevindt (3)

Inhoud

Transmissie

Bestemming van het bericht

 

Actiecode

CAT

Naam van het vaartuig

 

IRCS

 

Datum en tijdstip (UTC) van de melding

DD/MM/JJJJ — UU:MM

Hoeveelheid vis aan boord per soort (in mt):

 

Geelvintonijn (YFT)

(mt)

Grootoogtonijn (BET)

(mt)

Gestreepte tonijn (SKJ)

(mt)

Andere (geef aan welke)

(mt)

Aantal trekken sinds laatste melding

 

4.   Alle meldingen worden aan de bevoegde autoriteit toegezonden per:

a)

e-mail: a.jones@mmr.gov.ck

b)

fax: (+682) 29721


(1)  Verzonden vierentwintig (24) uur vóór het binnenvaren van de vangstgebieden in de visserijwateren van de Cookeilanden.

(2)  Verzonden vierentwintig (24) uur vóór het buitenvaren van de vangstgebieden in de visserijwateren van de Cookeilanden.

(3)  Wekelijks na het binnenvaren van de vangstgebieden in de visserijwateren van de Cookeilanden.


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/34


OVEREENKOMST

in de vorm van een uitwisseling van diplomatieke nota's met Japan overeenkomstig artikel 15, lid 3, onder b), van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning houdende wijziging van deel B van de sectorbijlage betreffende goede praktijken bij het vervaardigen (GMP) van geneesmiddelen

Brussel, 22 april 2016

Excellentie,

Ik heb de eer om namens de regering van Japan voor te stellen deel B, afdelingen I en II, van de sectorbijlage betreffende goede praktijken bij het vervaardigen (GMP) van geneesmiddelen bij de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen Japan en de Europese Gemeenschap, gedaan te Brussel op 4 april 2001 (hierna „de Overeenkomst” genoemd), te vervangen door het bij deze nota gevoegde deel B, afdelingen I en II, overeenkomstig artikel 15, lid 3, onder b), van de Overeenkomst.

Verder heb ik de eer u voor te stellen dat, indien de Europese Unie het bovenvermelde voorstel aanvaardbaar acht, deze nota en uw antwoord daarop worden beschouwd als een overeenkomst tussen de regering van Japan en de Europese Unie inzake deze aangelegenheid, die in werking treedt op de datum van uw antwoord.

Hoogachtend,

Keiichi KATAKAMI

Buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur van Japan bij de Europese Unie

De heer Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Handel Europese Commissie

Brussel, 22 april 2016

Excellentie,

Hierbij bevestig ik de ontvangst van uw nota van vandaag, die als volgt luidt:

„Ik heb de eer om namens de regering van Japan voor te stellen deel B, afdelingen I en II, van de sectorbijlage betreffende goede praktijken bij het vervaardigen (GMP) van geneesmiddelen bij de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen Japan en de Europese Gemeenschap, gedaan te Brussel op 4 april 2001 (hierna „de Overeenkomst” genoemd), te vervangen door het bij deze nota gevoegde deel B, afdelingen I en II, overeenkomstig artikel 15, lid 3, onder b), van de Overeenkomst.

Verder heb ik de eer u voor te stellen dat, indien de Europese Unie het bovenvermelde voorstel aanvaardbaar acht, deze nota en uw antwoord daarop worden beschouwd als een overeenkomst tussen de regering van Japan en de Europese Unie inzake deze aangelegenheid, die in werking treedt op de datum van uw antwoord.”.

Ik heb de eer u namens de Europese Unie mee te delen dat zij het bovenvermelde voorstel van de regering van Japan aanvaardt, en u te bevestigen dat uw nota en dit antwoord worden beschouwd als een overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van Japan inzake deze aangelegenheid, die in werking treedt op de datum van dit antwoord.

Hoogachtend,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Handel Europese Commissie

Zijne Excellentie

De heer Keiichi KATAKAMI

Buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur van Japan bij de Europese Unie


BIJLAGE

DEEL B

Afdeling I

Geldende wetgeving, regelgeving en administratieve bepalingen betreffende geneesmiddelen, GMP-voorschriften voor geneesmiddelen, verificatie en bevestiging

Europese Unie

Japan

1.

Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67) en wijzigingen daarop

2.

Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34) en wijzigingen daarop

3.

Richtlijn 2005/28/EG van de Commissie van 8 april 2005 tot vaststelling van beginselen en gedetailleerde richtsnoeren inzake goede klinische praktijken wat geneesmiddelen voor onderzoek voor menselijk gebruik betreft en tot vaststelling van de eisen voor vergunningen voor de vervaardiging of invoer van die geneesmiddelen (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 13) en wijzigingen daarop

4.

Verordening (EU) nr. 536/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik en tot intrekking van Richtlijn 2001/20/EG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 1) en wijzigingen daarop

5.

Richtlijn 2003/94/EG van de Commissie van 8 oktober 2003 tot vaststelling van de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij het vervaardigen van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en geneesmiddelen voor onderzoek voor menselijk gebruik (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 22) en wijzigingen daarop

6.

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1252/2014 van de Commissie van 28 mei 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beginselen en richtsnoeren inzake goede praktijken bij de fabricage van werkzame stoffen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 337 van 25.11.2014, blz. 1) en wijzigingen daarop

7.

Huidige versies van de gids „Gids inzake goede praktijken” in deel IV van „Rules governing medicinal products in the European Union” en de verzameling EU-procedures betreffende inspecties en informatie-uitwisseling

1.

De wet inzake de kwaliteits-, efficiëntie- en veiligheidsgarantie van producten, met inbegrip van farmaceutica en medische hulpmiddelen (Wet nr. 145, 1960) en wijzigingen daarop

2.

Kabinetsorder betreffende de wet inzake de kwaliteits-, efficiëntie- en veiligheidsgarantie van producten, met inbegrip van farmaceutica en medische hulpmiddelen (Kabinetsorder nr. 11, 1961) en wijzigingen daarop

3.

Wetsbeschikking inzake de kwaliteits-, efficiëntie- en veiligheidsgarantie van producten, met inbegrip van farmaceutica en medische hulpmiddelen (Beschikking van het ministerie van Gezondheid en Welzijn nr. 1, 1961) en wijzigingen daarop

4.

Door de minister van Gezondheid, Arbeid en Welzijn aangeduide farmaceutica overeenkomstig de bepalingen van de zesde en zevende alinea van artikel 20-1 van de kabinetsorder bij de wet inzake de kwaliteits-, efficiëntie- en veiligheidsgarantie van producten met inbegrip van farmaceutica en medische hulpmiddelen en overeenkomstig de bepalingen van de zesde en zevende alinea van artikel 96 van de verordening bij de wet inzake de kwaliteits-, efficiëntie- en veiligheidsgarantie van producten met inbegrip van farmaceutica en medische hulpmiddelen (Nota nr. 431 van het ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn van 2004) en wijzigingen daarop

5.

Verordening inzake faciliteiten en uitrustingen voor apotheken e.d.(Verordening nr. 2 van het ministerie van Gezondheid en Welzijn van 1961) en wijzigingen daarop

6.

Ministeriële Verordening inzake de normen voor fabricagecontrole en kwaliteitscontrole van geneesmiddelen en parafarmaceutische artikelen (Verordening nr. 179 van het ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn van 2004) en wijzigingen daarop

Afdeling II

Bevoegde autoriteiten

Europese Unie

Japan

De bevoegde autoriteiten van de Europese Unie zijn de volgende autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie of de autoriteiten die deze vertegenwoordigen:

 

Oostenrijk

Österreichische Agentur für Gesundheit und Ernährungssicherheit GmbH

 

België

Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten/Agence fédérale des médicaments et des produits de santé

 

Bulgarije

Изпълнителна агенция по лекарствата

 

Kroatië

Agencija za lijekove i medicinske proizvode (HALMED)

 

Cyprus

Φαρμακευτικές Υπηρεσίες, Υπουργείο Υγείας

 

Tsjechië

Státní ústav pro kontrolu léčiv (SÚKL)

 

Denemarken

Lægemiddelstyrelsen

 

Estland

Ravimiamet

 

Finland

Lääkealan turvallisuus- ja kehittämiskeskus

 

Frankrijk

Agence nationale de sécurité du médicament et des produits de santé (ANSM)

 

Duitsland

Bundesinstitut für Arzneimittel und Medizinproducte (BfArM)

Paul-Ehrlich-Institut (PEI) Bundesinstitut für Impfstoffe und biomedizinische Arzneimittel (alleen biologisch werkzame stoffen)

 

Griekenland

Ethnikos Organismos Farmakon (EOF) (ΕΘΝΙΚΟΣ ΟΡΓΑΝΙΣΜΟΣ ΦΑΡΜΑΚΩΝ)

 

Hongarije

Országos Gyógyszerészeti és Élelmezés-egészségügyi Intézet (OGYÉI)

 

Ierland

Health Products Regulatory Authority (HPRA)

 

Italië

Agenzia Italiana del Farmaco

 

Letland

Zāļu valsts aģentūra

 

Litouwen

Valstybinė vaistų kontrolės tarnyba

 

Luxemburg

Ministère de la Santé, Division de la Pharmacie et des Médicaments

 

Malta

Medicines Authority

 

Nederland

Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)

 

Polen

Główny Inspektorat Farmaceutyczny (GIF)

 

Portugal

INFARMED — Autoridade Nacional do Medicamento e Produtos de Saúde, I.P

 

Roemenië

Agenţia Naţională a Medicamentului şi a Dispozitivelor Medicale

 

Slowakije

Štátny ústav pre kontrolu liečiv (ŠÚKL)

 

Slovenië

Javna agencija Republike Slovenije za zdravila in medicinske pripomočke (JAZMP)

 

Spanje

Agencia Española de Medicamentos y Productos Sanitários

 

Zweden

Läkemedelsverket

 

Verenigd Koninkrijk

Medicines and Healthcare Products Regulatory Agency

 

Europese Unie

Europees Geneesmiddelenbureau

Ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn of de rechtsopvolger daarvan


VERORDENINGEN

20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/39


VERORDENING (EU) 2016/777 VAN DE RAAD

van 29 april 2016

betreffende de toewijzing van vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol voor de tenuitvoerlegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 oktober 2015 hebben de Unie en de regering van de Cookeilanden een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij („de overeenkomst”) en een protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan geparafeerd („het protocol”), waarbij aan Unievaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover de Cookeilanden de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden hebben.

(2)

Op 29 april 2016 heeft de Raad Besluit (EU) 2016/776 (1) vastgesteld betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst en het protocol.

(3)

De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld, zowel voor de periode van de voorlopige toepassing als voor de looptijd van het protocol.

(4)

Als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, dan moet de Commissie de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen, overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (2). Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten.

(5)

Overeenkomstig artikel 12 van het protocol moet het protocol vanaf de datum van ondertekening ervan voorlopig worden toegepast. Deze verordening moet derhalve vanaf de datum van ondertekening van het protocol worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vangstmogelijkheden die in het Protocol voor de tenuitvoerlegging van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Cookeilanden zijn vastgesteld, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

 

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen.

Spanje:

3 vaartuigen

Frankrijk:

1 vaartuig

2.   Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de overeenkomst.

3.   Als met de aanvragen voor vismachtigingen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.

4.   De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarin de lidstaten moeten bevestigen dat zij niet volledig gebruikmaken van de vangstmogelijkheden die hun krachtens het protocol zijn toegewezen, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie om deze informatie verzoekt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 april 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  Besluit (EU) 2016/776 van de Raad van 29 april 2016 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de regering van de Cookeilanden en van het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(2)  Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/41


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/778 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2016

tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de omstandigheden en voorwaarden waaronder de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen geheel of gedeeltelijk kan worden opgeschort, en inzake de criteria voor de vaststelling van de activiteiten, diensten en bedrijfsactiviteiten ten aanzien van kritieke functies alsook inzake de criteria voor de vaststelling van de bedrijfsonderdelen en daarmee samenhangende diensten ten aanzien van kernbedrijfsonderdelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 2, lid 2, en artikel 104, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De opschorting van de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen als bedoeld in artikel 104 van Richtlijn 2014/59/EU, dient door de afwikkelingsautoriteit op verzoek van een instelling te worden verleend ten einde de beoordeling door die afwikkelingsautoriteit van de vraag of die instelling voldoet aan de voorwaarden voor de opschorting van de betaling als bedoeld in artikel 104, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU, te vergemakkelijken. De betrokken instelling moet alle informatie verstrekken die de afwikkelingsautoriteit nodig acht om deze beoordeling te verrichten. De afwikkelingsautoriteit dient rekening te houden met alle informatie waarover de betrokken nationale bevoegde autoriteiten beschikken om duplicatie van kennisgevingsvereisten te voorkomen.

(2)

Bij de beoordeling van de gevolgen van de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen voor de solvabiliteit of de liquiditeitspositie van de instelling moet de afwikkelingsautoriteit het effect van de betaling op de vermogens- en liquiditeitspositie van de instelling analyseren. In het kader van deze analyse moet zij uitgaan van een verlies op de balans van de instelling dat gelijk is aan het te betalen bedrag op het tijdstip waarop dit verschuldigd is, en een projectie maken van de kapitaalratio's van de instelling na dit verlies gedurende een passende termijn. Bovendien moet zij een uitstroom van vermogen veronderstellen die gelijk is aan het te betalen bedrag op het tijdstip waarop dit verschuldigd is en moet zij het liquiditeitsrisico beoordelen.

(3)

Het is in het kader van herstel- en afwikkelingsplannen onontbeerlijk dat instellingen en afwikkelingsautoriteiten in staat zijn de kritieke functies van instellingen en groepen te identificeren en de continuïteit van die kritieke functies te waarborgen.

(4)

De continuïteit van de kritieke functies van de instelling in afwikkeling vormt een van de belangrijkste doelstellingen van de afwikkeling; de continuïteit van deze functies moet de financiële stabiliteit en de reële economie beschermen en speelt derhalve een cruciale rol in het planningsproces betreffende herstel en afwikkeling. Kritieke functies kunnen het aantrekken van deposito's, kredietverlening en -diensten, betalingen, clearing, bewaarnemings- en afwikkelingsdiensten, activiteiten op wholesalefinancieringsmarkten en kapitaalmarkt- en beleggingsactiviteiten omvatten.

(5)

De kritieke functies van een instelling of groep worden in haar herstelplan vermeld. Het herstelplan moet door de afwikkelingsautoriteit worden beoordeeld en de basis vormen voor het afwikkelingsplan. De afwikkelingsautoriteit dient bij de opstelling van het afwikkelingsplan een eigen beoordeling van de kritieke functies te verrichten en aan te geven op welke wijze deze kritieke functies en de kernbedrijfsonderdelen juridisch en economisch kunnen worden gescheiden van de overige functies, zodat in geval van faillissement van de instelling de continuïteit wordt gewaarborgd.

(6)

Bij de beoordeling van de afwikkelbaarheid van een instelling moeten de afwikkelingsautoriteiten zich afvragen of de gekozen strategie de continuïteit van de kritieke functies waarborgt, en of het vermogen om belemmeringen voor de afwikkelbaarheid aan te pakken of weg te nemen met kritieke functies samenhangt. Evenzo zouden, in een bail-in-scenario, passiva van het toepassingsgebied van de bail-in kunnen worden uitgesloten indien dat een strikt noodzakelijke en evenredige maatregel vormt om de continuïteit van de kritieke functies te waarborgen. Kritieke functies kunnen ook van belang zijn wanneer het instrument van de overbruggingsinstelling wordt toegepast, omdat een dergelijke instelling kritieke functies in stand moet houden.

(7)

De identificatie van de kritieke functies dient in twee stappen te geschieden: in de eerste plaats verrichten de instellingen een zelfbeoordeling wanneer zij hun herstelplannen opstellen, en ten tweede onderwerpen de afwikkelingsautoriteiten de herstelplannen van de individuele instellingen aan een grondige evaluatie om de consistentie en de samenhang van de door de banken toegepaste methoden te waarborgen. Aangezien de afwikkelingsautoriteiten een totaaloverzicht hebben van de functies die van wezenlijk belang zijn voor de handhaving van de algehele financiële stabiliteit, dienen zij uiteindelijk kritieke functies als zodanig aan te merken met het oog op de planning en uitvoering van de afwikkeling.

(8)

Als kritieke diensten moeten worden beschouwd de onderliggende transacties, activiteiten en diensten die worden verricht voor één (specifieke diensten) of meer bedrijfsonderdelen of rechtspersonen (gedeelde dienstverlening) binnen de groep die nodig zijn om één of meer kritieke functies te kunnen verrichten. Kritieke diensten kunnen worden verricht door één of meer entiteiten (zoals een afzonderlijke rechtspersoon of een interne eenheid) binnen de groep (interne dienst) of worden uitbesteed aan een externe dienstverlener (externe dienst). Een dienst moet als kritieke dienst worden beschouwd wanneer de verstoring ervan de verrichting van kritieke functies ernstig kan belemmeren of volledig kan verhinderen omdat zij onlosmakelijk verbonden zijn met de kritieke functies die de instelling ten behoeve van derden verricht. De identificatie van een kritieke dienst vindt plaats na de identificatie van een kritieke functie.

(9)

Instellingen en afwikkelingsautoriteiten moeten ook de kritieke diensten in de herstel- en afwikkelingsplannen identificeren. Indien kritieke diensten aan derden worden uitbesteed, moet de afwikkelingsautoriteit haar beoordeling kunnen beperken tot hetgeen noodzakelijk is om na te gaan of de instelling over een passend bedrijfscontinuïteitsplan beschikt.

(10)

Het aanmerken van een dienst als een kritieke dienst moet instellingen in staat stellen de doorlopende beschikbaarheid van dergelijke diensten te waarborgen door deze aan te bieden via entiteiten of eenheden die tegen een faillissement bestand zijn, of door passende regelingen te treffen waarbij deze diensten door een externe dienstverlener worden geleverd.

(11)

Het belangrijkste verschil tussen een kritieke functie en een kernbedrijfsonderdeel is gelegen in het effect van de betrokken activiteiten. Terwijl kritieke functies moeten worden beoordeeld op grond van het belang ervan voor de werking van de reële economie en de financiële markten en derhalve voor de financiële stabiliteit als geheel, dienen kernbedrijfsonderdelen te worden beoordeeld aan de hand van het belang ervan voor de instelling zelf, zoals de mate waarin zij een bijdrage leveren aan de inkomsten en de winst van de instelling.

(12)

Zoals het herstelplan een gedetailleerde beschrijving dient te bevatten van de procedures voor het bepalen van de waarde en de verkoopbaarheid van de kernbedrijfsonderdelen, bedrijfsactiviteiten en activa van de instelling, moet het afwikkelingsplan een overzicht bevatten van de kritieke bedrijfsactiviteiten en kernbedrijfsonderdelen van de instelling en aangeven op welke wijze de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen juridisch en economisch van de overige functies kunnen worden gescheiden om bij faillissement van de instelling de continuïteit te waarborgen. In geval van afwikkeling kan het, met het oog op de continuïteit van kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen, gerechtvaardigd zijn bepaalde passiva van de toepassing van het instrument van bail-in vrij te stellen en die passiva eventueel in een overbruggingsbank onder te brengen.

(13)

Hoewel kernbedrijfsonderdelen dikwijls als zodanig worden aangemerkt op grond van hun bijdrage aan de financiële resultaten van de instelling, worden bij een dergelijke benadering wellicht niet alle kernbedrijfsonderdelen volledig in aanmerking genomen omdat een instelling een dienst kan verrichten die niet rechtstreeks winstgevend is (of die zelfs verlieslatend kan zijn), maar die wel een aanzienlijke franchisewaarde oplevert en daarom van belang is voor haar activiteiten als geheel,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening voorziet in regels tot nadere omschrijving van:

a)

de omstandigheden en de voorwaarden waaronder de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen geheel of gedeeltelijk kan worden opgeschort overeenkomstig artikel 104, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU;

b)

de criteria voor de vaststelling van de activiteiten, diensten en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 35 van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

de criteria voor de vaststelling van de bedrijfsonderdelen en daarmee samenhangende diensten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 36 van Richtlijn 2014/59/EU.

Deze regels worden toegepast door een afwikkelingsautoriteit die door een lidstaat is aangewezen overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2014/59/EU.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1.   „opschortingsperiode”: een periode van ten hoogste zes maanden;

2.   „functie”: een gestructureerd geheel van activiteiten, diensten of bedrijfsactiviteiten die door de instelling of groep ten behoeve van derden worden verricht, ongeacht de interne organisatie van de instelling;

3.   „bedrijfsonderdeel”: een gestructureerd geheel van activiteiten, processen of bedrijfsactiviteiten die door de instelling of groep ten behoeve van derden worden verricht om de doelstellingen van de organisatie te verwezenlijken.

HOOFDSTUK II

OPSCHORTING VAN ACHTERAF TE BETALEN BIJDRAGEN

Artikel 3

Opschorting van buitengewone achteraf te betalen bijdragen

1.   De opschorting van achteraf te betalen bijdragen als bedoeld in artikel 104, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU kan door de afwikkelingsautoriteit op verzoek van een instelling worden verleend. De instelling verstrekt alle informatie die door de afwikkelingsautoriteit noodzakelijk wordt geacht om de gevolgen van de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen voor haar financiële positie te beoordelen. De afwikkelingsautoriteit houdt rekening met alle informatie waarover de bevoegde nationale autoriteiten beschikken om na te gaan of de instelling voldoet aan de voorwaarden voor opschorting als bedoeld in lid 3.

2.   Om te bepalen of de instelling voldoet aan de voorwaarden voor opschorting, beoordeelt de afwikkelingsautoriteit de gevolgen die een betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen zou hebben voor de solvabiliteit en de liquiditeitspositie van die instelling. Wanneer de instelling deel uitmaakt van een groep, worden ook de gevolgen van een dergelijke betaling voor de solvabiliteit en de liquiditeitspositie van de groep als geheel onderzocht.

3.   De afwikkelingsautoriteit mag de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen opschorten indien zij vaststelt dat de betaling waarschijnlijk een van de volgende resultaten zal hebben:

a)

niet-naleving, binnen de eerstvolgende zes maanden, van de minimumeigenvermogensvereisten van de instelling als bedoeld in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2);

b)

niet-naleving, binnen de eerstvolgende zes maanden, van het liquiditeitsdekkingsvereiste van de instelling als bedoeld in artikel 412, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 (3);

c)

niet-naleving, binnen de eerstvolgende zes maanden, van het specifieke liquiditeitsvereiste van de instelling als bedoeld in artikel 105 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (4).

4.   De afwikkelingsautoriteit beperkt de opschortingsperiode voor zover dit noodzakelijk is om risico's voor de financiële positie van de instelling of de groep te vermijden. De afwikkelingsautoriteit controleert gedurende de opschortingsperiode regelmatig of nog steeds aan de voorwaarden voor de opschorting als bedoeld in lid 3 wordt voldaan.

5.   Op verzoek van de instelling kan de afwikkelingsautoriteit de opschortingsperiode verlengen, indien zij vaststelt dat nog steeds aan de voorwaarden voor opschorting als bedoeld in lid 3 wordt voldaan. Deze verlenging bedraagt niet meer dan zes maanden.

Artikel 4

Beoordeling van de gevolgen van de opschorting voor de solvabiliteit

1.   De afwikkelingsautoriteit beoordeelt de gevolgen van de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen voor de eigenvermogenspositie van de instelling. Die beoordeling omvat een analyse van de gevolgen die de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen zou hebben voor de naleving, door de instelling, van de minimumeigenvermogensvereisten als vermeld in artikel 92 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

2.   Met het oog op deze beoordeling wordt het bedrag van de achteraf te betalen bijdragen in mindering gebracht op de eigenvermogenspositie van de instelling.

3.   De in lid 1 bedoelde analyse moet ten minste betrekking hebben op de periode tot de volgende rapportage-inleverdatum voor het eigenvermogensvereiste als vermeld in artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (5).

Artikel 5

Beoordeling van de gevolgen van de opschorting voor de liquiditeit

1.   De afwikkelingsautoriteit beoordeelt de gevolgen van de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen voor de liquiditeitspositie van de instelling. Die beoordeling omvat een analyse van de gevolgen die de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen zou hebben voor het vermogen van de instelling om te voldoen aan het liquiditeitsvereiste van artikel 412, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en gespecificeerd in artikel 4 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61.

2.   Met het oog op de in lid 1 beschreven analyse voegt de afwikkelingsautoriteit een liquiditeitsuitstroom, gelijk aan 100 % van het bedrag dat betaalbaar is op het moment waarop de betaling van buitengewone achteraf te betalen bijdragen verschuldigd is, toe aan de berekening van de netto liquiditeitsuitstromen als bedoeld in artikel 20, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61.

3.   De afwikkelingsautoriteit beoordeelt tevens de gevolgen van een dergelijke uitstroom voor de overeenkomstig lid 2 vastgestelde specifieke liquiditeitsvereisten als vermeld in artikel 105 van Richtlijn 2013/36/EU.

4.   De in lid 1 bedoelde analyse moet ten minste betrekking hebben op de periode tot de volgende rapportage-inleverdatum voor het liquiditeitsdekkingsvereiste als vermeld in artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

HOOFDSTUK III

CRITERIA VOOR DE VASTSTELLING VAN KRITIEKE FUNCTIES EN KERNBEDRIJFSONDERDELEN

Artikel 6

Criteria voor de vaststelling van kritieke functies

1.   Een functie wordt als kritiek beschouwd wanneer deze aan beide volgende criteria voldoet:

a)

de functie wordt verricht door een instelling ten behoeve van derden die niet bij de instelling of groep zijn aangesloten, en

b)

de plotselinge verstoring van de functie zou waarschijnlijk bijzonder negatieve gevolgen hebben voor die derden door besmetting te veroorzaken of door het algemene vertrouwen van de marktdeelnemers te ondermijnen wegens de systeemrelevantie van de functie voor die derden en de systeemrelevantie van de instelling of groep die de functie verricht.

2.   Bij de beoordeling van de bijzonder negatieve gevolgen voor derden, de systeemrelevantie van de functie voor derden en de systeemrelevantie van de instelling of groep die de functie verricht, houden de instelling en de afwikkelingsautoriteit rekening met de omvang, het marktaandeel, de externe en interne verwevenheid, de complexiteit en de grensoverschrijdende activiteiten van de instelling of groep.

De criteria voor de beoordeling van de gevolgen voor derde partijen omvatten ten minste de volgende elementen:

a)

de aard en de reikwijdte van de activiteiten, het wereldwijde, nationale of regionale bereik van de transacties, en het aantal en het volume daarvan; het aantal klanten en tegenpartijen; het aantal klanten voor wie de instelling de enige of de voornaamste bancaire partner is;

b)

de relevantie van de instelling op lokaal, regionaal, nationaal of Europees niveau, naar gelang van de betrokken markt. De relevantie van de instelling kan worden beoordeeld aan de hand van het marktaandeel, de verwevenheid, de complexiteit en de grensoverschrijdende activiteiten;

c)

het soort klanten en belanghebbenden waarop de functie van invloed is, zoals onder meer particuliere klanten, zakelijke klanten, interbancaire klanten, centrale clearinginstellingen en openbare instanties;

d)

de gevolgen van een eventuele verstoring van de functie voor markten, infrastructuur, klanten en openbare diensten. Met name kan bij de beoordeling rekening worden gehouden met de gevolgen voor de liquiditeit van de betrokken markten, de gevolgen en de omvang van een verstoring voor de zakelijke activiteiten van klanten, en de liquiditeitsbehoeften op korte termijn; de merkbaarheid voor tegenpartijen, klanten en het grote publiek; de reactiecapaciteit en -snelheid van de klanten; de relevantie voor de werking van andere markten; de gevolgen voor de liquiditeit, de werking en de structuur van een andere markt; de gevolgen voor andere tegenpartijen die banden hebben met de voornaamste klanten en de onderlinge betrekkingen van de functie met andere diensten.

3.   Een functie die essentieel is voor de reële economie en de financiële markten wordt substitueerbaar geacht indien deze op aanvaardbare wijze en binnen een redelijke termijn kan worden vervangen, waardoor systemische problemen voor de reële economie en de financiële markten worden vermeden.

Bij de beoordeling van de substitueerbaarheid van een functie wordt met de volgende criteria rekening gehouden:

a)

de structuur van de markt voor deze functie en de beschikbaarheid van alternatieve aanbieders;

b)

de mogelijkheden van andere aanbieders op het gebied van capaciteit, de vereisten om de functie te kunnen verrichten en de potentiële belemmeringen voor toetreding of uitbreiding;

c)

de prikkel voor andere aanbieders om deze activiteiten aan te vatten;

d)

de tijd die de gebruikers van de dienst nodig hebben om over te stappen naar de nieuwe dienstverlener en de kosten van deze overstap, de tijd die andere concurrenten nodig hebben om de functie over te nemen en de vraag of die tijd voldoende is om een aanzienlijke verstoring te voorkomen naar gelang van de aard van de dienst.

4.   Een dienst wordt als kritiek beschouwd indien de verstoring ervan de verrichting van een of meer kritieke functies ernstig kan belemmeren of verhinderen. Een dienst wordt niet als kritiek beschouwd indien deze door een andere dienstverrichter binnen een redelijke termijn kan worden verstrekt en het voorwerp, de kwaliteit en de kosten daarvan vergelijkbaar zijn.

5.   De verstoring van functies of diensten houdt in dat die functies en diensten niet langer in vergelijkbare mate en onder vergelijkbare voorwaarden worden verricht en van vergelijkbare kwaliteit zijn, tenzij de wijziging van de verrichting van de betrokken functie of dienst op ordelijke wijze geschiedt.

Artikel 7

Criteria voor de vaststelling van kernbedrijfsonderdelen

1.   Bedrijfsonderdelen en daarmee samenhangende diensten die materiële bronnen van inkomsten, winst of franchisewaarde vormen voor een instelling of voor een groep waarvan een instelling deel uitmaakt, worden als kernbedrijfsonderdelen beschouwd.

2.   Kernbedrijfsonderdelen worden geïdentificeerd op basis van de interne organisatie van een instelling, haar bedrijfsstrategie en de bijdrage van deze kernbedrijfsonderdelen aan de financiële resultaten van de instelling. Indicatoren van kernbedrijfsonderdelen omvatten onder meer de volgende gegevens:

a)

de door het kernbedrijfsonderdeel gegenereerde inkomsten als percentage van de totale inkomsten;

b)

de door het kernbedrijfsonderdeel behaalde winst als percentage van de totale winst;

c)

het rendement op kapitaal of activa;

d)

de totale activa, inkomsten en winst;

e)

het klantenbestand, de geografische voetafdruk, het merk en de operationele synergieën van het bedrijfsonderdeel met andere bedrijfsonderdelen van de groep;

f)

de gevolgen van de sluiting van het kernbedrijfsonderdeel voor de kosten en de lonen, indien dat onderdeel een bron van financiering of liquiditeit is;

g)

de groeivooruitzichten van het kernbedrijfsonderdeel;

h)

de aantrekkelijkheid van het bedrijfsonderdeel voor concurrenten als potentiële acquisitie;

i)

het marktpotentieel en de franchisewaarde.

Verwachte toekomstige inkomsten, groeivooruitzichten en franchisewaarde kunnen in aanmerking worden genomen bij de identificatie van een kernbedrijfsonderdeel indien zij worden ondersteund door aannemelijke, van bewijsstukken voorziene projecties waarin de veronderstellingen worden vermeld waarop zij zijn gebaseerd.

3.   Kernbedrijfsonderdelen kunnen op activiteiten gebaseerd zijn die als zodanig niet rechtstreeks winst genereren voor de instelling, maar die kernbedrijfsonderdelen van de instelling ondersteunen waardoor zij indirect bijdragen tot de winst van de instelling.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.

(2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van 10 oktober 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/48


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/779 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2016

tot vaststelling van uniforme regels voor de procedures om te bepalen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (1), en met name artikel 7, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU bepaalt dat de lidstaten het in de handel brengen van tabaksproducten met een kenmerkend aroma moeten verbieden.

(2)

Om ervoor te zorgen dat dergelijke verboden in de hele Unie op uniforme wijze worden toegepast, is het passend overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2014/40/EU gemeenschappelijke procedures vast te stellen om te bepalen of een tabaksproduct al dan niet een kenmerkend aroma heeft.

(3)

Indien een lidstaat („de initiatiefnemende lidstaat”) of de Commissie van oordeel is dat een tabaksproduct wellicht een kenmerkend aroma heeft, moet hij/zij de producent of importeur verzoeken zijn beoordeling van het product mede te delen. De procedure om te bepalen of een product een kenmerkend aroma heeft, moet door de lidstaten worden ingeleid voor producten die slechts in één of in een klein aantal lidstaten in de handel worden gebracht. Indien een lidstaat van oordeel is dat een product op ruime schaal in verschillende lidstaten in de handel wordt gebracht, moet deze de Commissie kunnen verzoeken om de procedure in te leiden.

(4)

Ter voorkoming van parallelle procedures moeten de lidstaten en de Commissie elkaar in kennis stellen van de inleiding van procedures. Indien een lidstaat een procedure inleidt, moeten alle andere lidstaten afzien van een procedure voor hetzelfde product. De lidstaten kunnen ook overeenkomen dat een andere lidstaat de initiatiefnemende lidstaat wordt. Alle procedures die in een andere dan in de initiatiefnemende lidstaat worden ingeleid, moeten worden opgeschort in afwachting van de vaststelling van het besluit door de initiatiefnemende lidstaat.

(5)

De Commissie moet te allen tijde een procedure kunnen inleiden, ook na vaststelling van een besluit waarin is geconcludeerd dat een product geen kenmerkend aroma heeft. Indien de Commissie een procedure inleidt, moeten alle nationale procedures met betrekking tot hetzelfde product worden stopgezet.

(6)

Indien de producent of importeur niet betwist dat het product een kenmerkend aroma heeft, of indien hij geen antwoord geeft op een verzoek om te beoordelen of een product al dan niet een kenmerkend aroma heeft, moet het mogelijk zijn op basis van een vereenvoudigde procedure te bepalen of het product een kenmerkend aroma heeft.

(7)

Indien de producent of importeur betwist dat het product een kenmerkend aroma heeft, moet de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie een diepgaande beoordeling verrichten. Daartoe kan de onafhankelijke adviescommissie worden geraadpleegd en kan informatie uit andere bronnen worden verzameld. Er kan ook uitwisseling van informatie plaatsvinden met andere lidstaten en de Commissie.

(8)

Naar aanleiding van de diepgaande beoordeling en voordat wordt besloten of een product een kenmerkend aroma heeft, moet de producent of importeur de mogelijkheid krijgen om schriftelijke opmerkingen in te dienen. In zijn schriftelijke opmerkingen moet de producent of importeur in voorkomend geval eveneens vermelden of zijn moedermaatschappij is geraadpleegd. Ook moeten de importeurs worden aangemoedigd de producent te raadplegen.

(9)

De initiatiefnemende lidstaat moet bij de Commissie een ontwerpbesluit indienen met in voorkomend geval een kopie van het advies van de onafhankelijke adviescommissie. Een kopie van deze documenten, vergezeld van een samenvatting in een taal die algemeen wordt begrepen, moet aan alle andere lidstaten worden toegezonden.

(10)

De Commissie en de andere lidstaten kunnen opmerkingen indienen over het ontwerpbesluit. Er moet een inspanning worden geleverd om een consensus te bereiken over het ontwerpbesluit en de voornaamste redenering die aan het besluit ten grondslag ligt. Ingeval de adviezen van lidstaten over de vraag of een product al dan niet een kenmerkend aroma heeft uiteenlopen, moet de Commissie ernaar streven consensus te bereiken. Bij gebrek aan consensus en indien noodzakelijk voor de uniforme toepassing van het in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU vastgestelde verbod, moet de Commissie bepalen of het betrokken product een kenmerkend aroma heeft.

(11)

In het licht van de overwegingen voor de volksgezondheid die aan het verbod op producten met een kenmerkend aroma ten grondslag liggen, en met inachtneming van het voorzorgsbeginsel, is het passend dat de initiatiefnemende lidstaat verbodsmaatregelen kan vaststellen zodra hij overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde procedure de zekerheid heeft verkregen dat een product een kenmerkend aroma heeft. Indien de Commissie later een besluit vaststelt met betrekking tot dat product moet de initiatiefnemende lidstaat echter onmiddellijk maatregelen nemen om te garanderen dat haar wetgeving en praktijk aan dat besluit worden aangepast, zodat het in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU vastgestelde verbod op uniforme wijze in de hele Unie wordt toegepast.

(12)

De lidstaten en de Commissie moeten niet-vertrouwelijke versies van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde besluiten publiek beschikbaar maken. Er moet terdege rekening worden gehouden met verzoeken om commercieel gevoelige informatie vertrouwelijk te houden. Indien dergelijke verzoeken gerechtvaardigd worden geacht, moet ervoor worden gezorgd dat de betrokken informatie enkel met gebruikmaking van veilige gegevensoverdrachtsystemen wordt meegedeeld.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 25 van Richtlijn 2014/40/EU bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt uniforme regels vast voor de procedures om te bepalen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „hetzelfde product” een product verstaan met dezelfde ingrediënten in dezelfde verhoudingen in de samenstelling van de tabaksmelange, ongeacht het merk of het ontwerp.

HOOFDSTUK II

INLEIDING VAN DE PROCEDURE

Artikel 3

Inleiding door een lidstaat of door de Commissie

1.   Indien een lidstaat („de initiatiefnemende lidstaat”) of de Commissie van oordeel is dat een tabaksproduct wellicht een kenmerkend aroma heeft, kan hij of zij de procedure inleiden om te bepalen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft. Een lidstaat kan ook de Commissie verzoeken om de procedure in te leiden.

2.   Zelfs wanneer een of meer lidstaten reeds een of meer procedures hebben ingeleid of hebben afgesloten, kan de Commissie de in lid 1 bedoelde procedure inleiden, met name wanneer dit noodzakelijk is voor de uniforme toepassing van artikel 7 van Richtlijn 2014/40/EU.

Artikel 4

Initieel verzoek aan de producent of importeur

1.   De initiatiefnemende lidstaat of de Commissie stelt de producent en de importeur van het product in kennis van zijn of haar oordeel dat een tabaksproduct wellicht een kenmerkend aroma heeft, en verzoekt om een beoordeling door de producent of importeur.

2.   De producent of importeur beantwoordt dit verzoek en dient zijn schriftelijke opmerkingen op dit verzoek in binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het in lid 1 bedoelde verzoek of uiterlijk op een met de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie afgesproken datum, al naargelang het geval. In zijn antwoord vermeldt de producent of importeur voor zover mogelijk de andere lidstaten waar hetzelfde product in de handel is gebracht. In voorkomend geval omvat het antwoord van de producent eveneens het standpunt van zijn moedermaatschappij. De importeur vermeldt eveneens het standpunt van de producent.

3.   In zijn antwoord uit hoofde van lid 2 vermeldt de producent of importeur of hij van oordeel is dat dezelfde producten die in andere lidstaten in de handel zijn gebracht, in een of meer betrokken lidstaten verschillende aroma's hebben. In een dergelijk geval vermeldt de producent of importeur de gronden waarop een dergelijke stelling is gebaseerd.

Artikel 5

Initiële coördinatie

1.   Indien de procedure door een lidstaat is ingeleid, stelt die lidstaat de Commissie en alle andere lidstaten onverwijld in kennis van de inleiding van de procedure.

Indien de procedure door de Commissie is ingeleid, stelt zij alle lidstaten onverwijld van deze inleiding in kennis.

De initiatiefnemende lidstaat of de Commissie deelt de overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de producent of importeur verkregen informatie mee aan de andere lidstaten en, in voorkomend geval, aan de Commissie.

2.   Indien een lidstaat een procedure heeft ingeleid, zien alle andere lidstaten ervan af met betrekking tot hetzelfde product een procedure in te leiden. Indien reeds in twee of meer lidstaten met betrekking tot hetzelfde product procedures zijn ingeleid, zet enkel de lidstaat die de procedure als eerste heeft ingeleid de procedure voort. In afwijking hiervan kunnen betrokken lidstaten overeenkomen dat een andere lidstaat als initiatiefnemende lidstaat optreedt. Alle procedures die in een andere dan in de initiatiefnemende lidstaat worden ingeleid, worden opgeschort in afwachting van de vaststelling van het besluit door de initiatiefnemende lidstaat.

3.   Indien de Commissie een procedure heeft ingeleid, zien alle lidstaten ervan af procedures in te leiden en worden, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9, lid 3, tweede alinea, alle aanhangige nationale procedures stopgezet.

4.   De reeds verzamelde informatie wordt op verzoek tussen de lidstaten en de Commissie uitgewisseld.

Artikel 6

Beoordeling van de producent of importeur

1.   Indien de producent of importeur niet betwist dat een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft, stelt hij de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie hiervan in zijn krachtens artikel 4, lid 2, ingediend antwoord in kennis.

Indien de producent of importeur in zijn antwoord niet heeft betwist dat een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft of indien hij geen antwoord heeft gegeven overeenkomstig artikel 4, lid 2, kan de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie, al naargelang het geval, overeenkomstig respectievelijk artikel 9 of artikel 10 bepalen of een product een kenmerkend aroma heeft in de gevallen waarin zij van oordeel is dat de beschikbare informatie toereikend is om dit te bepalen.

Voor zover de lidstaat of de Commissie het nodig acht nadere informatie te verkrijgen om op afdoende wijze te kunnen bepalen of een product een kenmerkend aroma heeft, kan hij of zij overeenkomstig artikel 7 nadere informatie verzamelen alvorens zulks overeenkomstig artikel 9 of artikel 10 te bepalen.

2.   Indien de producent of importeur betwist dat het product een kenmerkend aroma heeft, zet de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie de procedure verder overeenkomstig de artikelen 7 en 8.

HOOFDSTUK III

DESKUNDIGENONDERZOEK

Artikel 7

Verzameling van nadere informatie en raadpleging van de adviescommissie

1.   De initiatiefnemende lidstaat of de Commissie kan de betrokken producent of importeur om nadere informatie verzoeken die binnen een in het verzoek bepaalde termijn moet worden verstrekt. Voorts kan hij of zij andere bronnen om informatie verzoeken, met andere lidstaten en in voorkomend geval de Commissie informatie uitwisselen, alsook de krachtens Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/786 van de Commissie (2) ingestelde onafhankelijke adviescommissie (hierna „de commissie” genoemd) raadplegen.

2.   Indien de commissie is geraadpleegd, dient zij haar advies binnen de uit hoofde van artikel 10, lid 6, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/786 geldende termijn in.

Artikel 8

Recht van de producenten en importeurs om opmerkingen in te dienen

1.   Indien de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie op basis van artikel 6, lid 2, een nader onderzoek heeft verricht uit hoofde van artikel 7, en indien de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie, terdege rekening houdend met de uit dat onderzoek verkregen informatie, van oordeel is dat een product een kenmerkend aroma heeft, biedt hij of zij alvorens een besluit vast te stellen de producent of importeur de mogelijkheid schriftelijke opmerkingen in te dienen.

De lidstaat of de Commissie verstrekt de producent of importeur een samenvatting van de gronden waarop het voorgestelde besluit zal worden vastgesteld. Indien de commissie is geraadpleegd, wordt het advies aan de producent of importeur beschikbaar gesteld. De producent of importeur heeft vier weken de tijd om zijn opmerkingen in te dienen. Die termijn kan worden verlengd in overleg met de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie, al naargelang het geval. In zijn opmerkingen vermeldt de producent of importeur in voorkomend geval eveneens of zijn moedermaatschappij is geraadpleegd. De importeur vermeldt of de producent is geraadpleegd.

2.   Indien de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie het noodzakelijk acht om, na ontvangst van de opmerkingen van de producent of importeur, nadere informatie te verzamelen, verstrekt hij of zij de producent of importeur de aanvullende verzamelde informatie en geeft hij of zij deze de mogelijkheid aanvullende schriftelijke opmerkingen in te dienen.

HOOFDSTUK IV

BEPALING

Artikel 9

Coördinatie voorafgaand aan een besluit van een lidstaat

1.   Op basis van de beschikbare informatie, die ook de overeenkomstig de artikelen 6, 7 en 8 (al naargelang het geval) verkregen informatie omvat, stelt de initiatiefnemende lidstaat een ontwerpbesluit op waarin wordt bepaald of het product al dan niet moet worden geacht een uit hoofde van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU verboden kenmerkend aroma te hebben.

Het ontwerpbesluit wordt met redenen omkleed, waarbij in voorkomend geval terdege rekening wordt gehouden met het advies van de commissie en indien nodig met andere beschikbare informatie.

De initiatiefnemende lidstaat legt het ontwerpbesluit voor aan de Commissie en de andere lidstaten. Indien de commissie is geraadpleegd, legt hij eveneens het advies van de commissie voor en verstrekt hij voor zover mogelijk nadere gegevens van de andere lidstaten waar hetzelfde product in de handel is gebracht.

Het definitieve besluit kan slechts worden vastgesteld nadat een termijn van vier weken is verstreken na indiening van het ontwerpbesluit. Die termijn kan worden verlengd in overleg met de initiatiefnemende lidstaat of de Commissie.

2.   Binnen een termijn van drie weken na de indiening van het ontwerpbesluit kunnen de Commissie en de andere lidstaten opmerkingen indienen op het ontwerpbesluit. Bezwaren tegen de in het ontwerpbesluit bereikte conclusie wordt naar behoren gemotiveerd.

3.   De initiatiefnemende lidstaat neemt de opmerkingen in overweging. Indien er onenigheid bestaat over de vraag of een product een kenmerkend aroma heeft, trachten de initiatiefnemende lidstaat, de andere lidstaten en de Commissie, al naargelang het geval, een consensus te bereiken. Bij gebrek aan consensus en indien het noodzakelijk wordt geacht voor de uniforme toepassing van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU, leidt de Commissie de procedure in overeenkomstig artikel 3, lid 1.

De inleiding van de procedure door de Commissie overeenkomstig de eerste alinea laat het recht van de initiatiefnemende lidstaat onverlet om over te gaan tot de vaststelling van een besluit om het product op basis van artikel 7, lid 1, te verbieden. In dat geval stelt de initiatiefnemende lidstaat de producent of importeur van het besluit in kennis. Ook dient hij bij de andere lidstaten en de Commissie indien nodig een kopie in van het besluit waarin hij, voor zover mogelijk, duidelijk vermeldt in welke lidstaat/lidstaten hetzelfde product in de handel is gebracht. Zodra de Commissie haar besluit heeft vastgesteld, neemt de lidstaat onmiddellijk de nodige maatregelen om te waarborgen dat de nationale wetgeving in overeenstemming is met dat besluit.

4.   Ingeval de lidstaten of de Commissie geen bezwaar hebben ingediend met betrekking tot het ontwerpbesluit van de initiatiefnemende lidstaat, stelt die lidstaat het besluit vast en stelt hij de producent of importeur daarvan in kennis. De andere lidstaten en de Commissie ontvangen indien nodig een kopie waarin voor zover mogelijk duidelijk is vermeld in welke lidstaat/lidstaten hetzelfde product in de handel is gebracht.

Artikel 10

Besluit van de Commissie

1.   Indien de producent of importeur de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat hij niet betwist dat een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft, of indien de producent geen antwoord heeft gegeven overeenkomstig artikel 4, lid 2, stelt de Commissie krachtens artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2014/40/EU een besluit vast dat bepaalt of een product een kenmerkend aroma heeft; daarbij houdt zij terdege rekening met de beschikbare informatie, met inbegrip van de uit hoofde van artikel 7 verkregen nadere informatie of gegevens.

2.   Indien de Commissie op basis van artikel 6, lid 2, is overgegaan tot een diepgaand onderzoek overeenkomstig de artikelen 7 en 8, stelt zij, op basis van de uit dat onderzoek verkregen informatie, krachtens artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2014/40/EU een besluit vast waarin wordt bepaald of een product al dan niet een kenmerkend aroma heeft.

Artikel 11

Parallelle procedures

1.   Zodra de initiatiefnemende lidstaat een besluit heeft vastgesteld, kunnen de opgeschorte nationale procedures in verband met hetzelfde product worden hervat. Indien een lidstaat waar hetzelfde product in de handel is gebracht, niet akkoord gaat met het besluit van de initiatiefnemende lidstaat, deelt de eerstgenoemde lidstaat de Commissie zijn standpunt mee. De Commissie raadpleegt de initiatiefnemende lidstaat en de andere lidstaten waar hetzelfde product in de handel is gebracht. Indien het op basis van deze raadpleging voor de uniforme toepassing van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU noodzakelijk wordt geacht, leidt de Commissie de procedure in overeenkomstig artikel 3, lid 1.

2.   Indien de Commissie een besluit heeft vastgesteld, zorgen alle lidstaten ervoor dat het besluit op gepaste wijze ten uitvoer wordt gelegd.

HOOFDSTUK V

INFORMATIE

Artikel 12

Vertrouwelijke informatie

1.   In hun mededelingen kunnen de producenten en importeurs verzoeken dat bepaalde informatie vertrouwelijk blijft op grond van het feit dat het een bedrijfsgeheim betreft of dat de informatie op andere wijze commercieel gevoelig is. In dergelijk geval vermelden zij duidelijk welke informatie het betreft en zetten zij de redenen uiteen ter motivering van hun verzoek.

2.   Indien het verzoek gerechtvaardigd wordt geacht, zorgen de lidstaten en de Commissie ervoor dat de op basis van deze verordening verkregen informatie op adequate wijze wordt beschermd. Alle communicatie van dergelijke informatie gebeurt aan de hand van mechanismen die de veilige overdracht van vertrouwelijke informatie mogelijk maken.

Artikel 13

Bekendmaking van de besluiten

De lidstaten en de Commissie maken niet-vertrouwelijke versies van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde besluiten publiek beschikbaar.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/786 van de Commissie van 18 mei 2016 tot vaststelling van de procedure voor de instelling en de werking van een onafhankelijke adviescommissie ter ondersteuning van de lidstaten en de Commissie bij het bepalen of tabaksproducten een kenmerkend aroma hebben (zie bladzijde 79 van dit Publicatieblad).


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/55


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/780 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad van 27 maart 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea (1), en met name artikel 13, lid 1, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage V bij Verordening (EG) nr. 329/2007 worden de personen, entiteiten en lichamen vermeld die niet zijn opgenomen in bijlage IV, maar die zijn aangewezen door de Raad en waarop de bevriezing van de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening van toepassing is.

(2)

Op 19 mei 2016 besloot de Raad 18 personen en één entiteit toe te voegen aan de lijst van personen en entiteiten waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn. De vermeldingen met betrekking tot twee personen zijn geactualiseerd. Bijlage V dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(3)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, te waarborgen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermeldingen worden toegevoegd onder „A. Natuurlijke personen als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a)”:

„15.

CHOE Kyong-song

 

Kolonel-generaal in het Koreaanse volksleger. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

16.

CHOE Yong-ho

 

Kolonel-generaal in het Koreaanse volksleger. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. Bevelhebber van de luchtmacht. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

17.

HONG Sung Mu

(ook bekend als HUNG Sung Mu)

Geboortedatum: 1.1.1942

Adjunct-directeur van het Munitions Industry Department (MID). Belast met de ontwikkeling van programma's betreffende conventionele wapens en raketten, waaronder ballistische raketten. Een van de belangrijkste personen verantwoordelijk voor de programma's voor industriële ontwikkeling van kernwapens. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

18.

JO Chun Ryong

(ook bekend als CHO Chun Ryo'ng, JO Chun Ryong, JO Cho Ryong)

Geboortedatum: 4.4.1960

Sinds 2014 voorzitter van de Tweede Economische Commissie (TEC) en verantwoordelijk voor het beheer van de munitiefabrieken en -productiesites van de DVK. De TEC werd in het kader van Resolutie 2270 (2016) van de VN-Veiligheidsraad op een lijst geplaatst, vanwege haar betrokkenheid bij belangrijke aspecten van het rakettenprogramma van de DVK, haar verantwoordelijkheid voor het toezicht op de bouw van de ballistische raketten van de DVK, en voor het aansturen van de activiteiten van KOMID — de voornaamste entiteit inzake wapenhandel in de DVK. Lid van de Nationale Defensiecommissie. Heeft meegewerkt aan tal van ballistischerakettenprogramma's. Een van de sleutelfiguren in de wapenindustrie van de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten.

19.

JO Kyongchol

 

Generaal in het Koreaanse volksleger. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. Directeur van het Commando militaire veiligheid. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

20.

KIM Chun-sam

 

Luitenant-generaal, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. Directeur van de dienst Operaties bij het militaire hoofdkwartier van het leger van de DVK en eerste plaatsvervangend hoofd van het militaire hoofdkwartier. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

21.

KIM Chun-sop

 

Lid van de Nationale Defensiecommissie, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

22.

KIM Jong-gak

Geboortedatum: 20.7.1941

Geboorteplaats: Pyongyang

Vicemaarschalk in het Koreaanse volksleger, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

23.

KIM Rak Kyom

(ook bekend als KIM Rak-gyom)

 

Viersterrengeneraal, bevelhebber van de Strategic Forces (ook bekend als de Strategic Rocket Forces), die tegenwoordig naar verluidt het gezag zou voeren over vier strategische en tactische raketeenheden, met inbegrip van de KN08-brigade (ICBM). De Verenigde Staten hebben de Strategic Forces op een lijst geplaatst vanwege hun rol in activiteiten die concreet hebben bijgedragen tot de proliferatie van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. Volgens berichten in de media woonde KIM de ICBM-motortest van april 2016 bij aan de zijde van KIM Jong-un. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

24.

KIM Won-hong

Geboortedatum: 7.1.1945

Geboorteplaats: Pyongyang

Paspoortnummer: 745310010

Generaal, directeur van de afdeling Staatsveiligheid. Minister bevoegd voor staatsveiligheid. Lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij en de Nationale Defensiecommissie, de belangrijkste organen voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

25.

PAK Jong-chon

 

Kolonel-generaal in het Koreaanse volksleger, bevelhebber van de volksstrijdkrachten van de DVK, adjunct-stafchef en directeur van de afdeling vuurkracht. Hoofd van het militaire hoofdkwartier en directeur van de afdeling artillerie. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

26.

RI Jong-su

 

Viceadmiraal. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Bevelhebber van de Koreaanse zeemacht, die betrokken is bij de ontwikkeling van programma's voor ballistische raketten en de ontwikkeling van de nucleaire capaciteit van de Koreaanse zeemacht. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

27.

SON Chol-ju

 

Kolonel-generaal van de volks-strijdkrachten van de DVK en politiek directeur van de luchtmacht en -verdediging, die toezicht houdt op de ontwikkeling van gemoderniseerde luchtdoelraketten. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

28.

YUN Jong-rin

 

Generaal, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij en lid van de Nationale Defensiecommissie, de belangrijkste organen voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

29.

PAK Yong-sik

 

Viersterrengeneraal, lid van de afdeling Staatsveiligheid, minister van Defensie. Lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij en de Nationale Defensiecommissie, de belangrijkste organen voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Was aanwezig bij het testen van ballistische raketten in maart 2016. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

30.

HONG Yong Chil

 

Adjunct-directeur van het Munitions Industry Department (MID). Het MID — door de VN-Veiligheidsraad op 2 maart 2016 op een lijst geplaatst — is betrokken bij belangrijke aspecten van het rakettenprogramma van de DVK. Het MID is verantwoordelijk voor het toezicht op de ontwikkeling van de ballistische raketten van de DVK, met inbegrip van de Taepo Dong-2, de wapenproductie- en O&O-programma's. De Tweede Economische Commissie en de Tweede Academie voor Natuurwetenschappen — ook op een lijst geplaatst in augustus 2010 — ressorteren onder het MID. De afgelopen jaren heeft het MID gewerkt aan de ontwikkeling van de KN08 road-mobile ICBM. HONG heeft KIM Jong-un vergezeld op een aantal evenementen die betrekking hadden op de ontwikkeling van de programma's van de DVK inzake kernwapens en ballistische raketten en wordt geacht een belangrijke rol te hebben gespeeld bij de kernproef van de DVK op 6 januari 2016. Vicedirecteur van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

31.

RI Hak Chol

(ook bekend als RI Hak Chul, RI Hak Cheol)

Geboortedatum: 19.1.1963 of 8.5.1966

Paspoortnummers: 381320634, PS 563410163

Voorzitter van de Green Pine Associated Corporation („Green Pine”). Volgens het Sanctiecomité van de VN heeft Green Pine veel van de activiteiten van de Korea Mining Development Trading Corporation (KOMID) overgenomen. KOMID is in april 2009 door het Comité op de lijst geplaatst en is de grootste wapenhandelaar van de DVK en de belangrijkste uitvoerder van goederen en uitrusting op het gebied van ballistische raketten en conventionele wapens. Green Pine is ook verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de wapens die en aanverwant materiaal dat vanuit Noord-Korea wordt uitgevoerd. Green Pine kreeg sancties opgelegd voor de uitvoer van wapens of aanverwant materiaal uit Noord-Korea. Het is gespecialiseerd in de bouw van vaartuigen en de bewapening daarvan voor de zeemacht, zoals duikboten, militaire vaartuigen en raketsystemen, en heeft torpedo's en technische bijstand geleverd aan Iraanse bedrijven in de defensiesector. Green Pine is door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op een lijst geplaatst.

32.

YUN Chang Hyok

Geboortedatum: 9.8.1965

Adjunct-directeur van het Satellite Control Centre, de National Aerospace Development Administration (NADA). Voor de NADA gelden sancties krachtens Resolutie 2270 (2016) van de VN-Veiligheidsraad vanwege betrokkenheid bij de ontwikkeling van wetenschap en techniek in de ruimtevaartsector van de DVK, voor onder meer satellietlanceringen en raketdragers. Bij Resolutie 2270 (2016) van de VN-Veiligheidsraad is de DVK veroordeeld voor het lanceren van een satelliet op 7 februari 2016, omdat gebruik is gemaakt van technologie met betrekking tot ballistische raketten en voor het overtreden van de Resoluties 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013) en 2094 (2013). In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.”

2)

De volgende vermelding wordt toegevoegd onder „B. Rechtspersonen, entiteiten en lichamen bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a)”:

„17.

Strategic Rocket Forces

 

Eenheid die binnen de nationale strijdkrachten van de DVK belast is met de ontwikkeling en operationele uitvoering van programma's inzake ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.”

3)

De volgende vermeldingen onder „A. Natuurlijke personen als bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a)” worden vervangen:

„3.

CHU Kyu Chang

(ook bekend als JU Kyu Chang)

Geboortedatum: 25.11.1928

Geboorteplaats: Provincie Zuid-Hamgyo'ng

Lid van de Nationale Defensiecommissie, een belangrijk orgaan voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Voormalig directeur van het departement munitie van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.”

„9.

PAEK Se-bong

Geboortejaar: 1946

Voormalig voorzitter van de Tweede Economische Commissie (verantwoordelijk voor het ballistisch programma) van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij. Lid van de Nationale Defensiecommissie.”


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/61


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/781 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

95,8

TR

63,7

ZZ

79,8

0707 00 05

TR

105,8

ZZ

105,8

0709 93 10

TR

110,2

ZZ

110,2

0805 10 20

EG

40,9

IL

62,6

MA

56,8

TR

41,8

ZA

80,4

ZZ

56,5

0805 50 10

AR

177,5

TR

111,0

ZA

185,1

ZZ

157,9

0808 10 80

AR

111,7

BR

101,9

CL

121,8

CN

79,2

NZ

154,6

US

196,9

ZA

108,7

ZZ

125,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/63


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/782 VAN DE COMMISSIE

van 19 mei 2016

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 mei 2016 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de suikersector zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 891/2009

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de suikersector.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 mei 2016 voor de deelperiode van 1 tot en met 31 mei 2016 zijn ingediend, zijn voor het volgnummer 09.4321 groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). De indiening van nieuwe aanvragen voor dit volgnummer moet worden geschorst tot het einde van de contingentperiode.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 891/2009 van 1 tot en met 7 mei 2016 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   De indiening van nieuwe invoercertificaataanvragen is voor de in de bijlage vermelde volgnummers geschorst tot het einde van de contingentperiode 2015/2016.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

„Suiker CXL-concessies”

Contingentperiode 2015/2016

In de periode van 1 tot en met 7 mei 2016 ingediende aanvragen

Volgnummer

Land

Toewijzingscoëfficiënt (%)

Nieuwe aanvragen

09.4317

Australië

Geschorst

09.4318

Brazilië

09.4319

Cuba

Geschorst

09.4320

Alle derde landen

09.4321

India

50,825046

Geschorst


„Balkansuiker”

Contingentperiode 2015/2016

In de periode van 1 tot en met 7 mei 2016 ingediende aanvragen

Volgnummer

Land

Toewijzingscoëfficiënt (%)

Nieuwe aanvragen

09.4324

Albanië

09.4325

Bosnië en Herzegovina

09.4326

Servië

09.4327

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië


„Suiker voor uitzonderlijke invoer” en „industriële suiker”

Contingentperiode 2015/2016

In de periode van 1 tot en met 7 mei 2016 ingediende aanvragen

Volgnummer

Type invoer

Toewijzingscoëfficiënt (%)

Nieuwe aanvragen

09.4380

Uitzonderlijke invoer

09.4390

Industriële invoer


BESLUITEN

20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/66


BESLUIT (EU) 2016/783 VAN DE RAAD

van 12 mei 2016

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 12 02 01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan, onder meer, Protocol 31 bij de EER-overeenkomst („Protocol 31”) bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

(3)

Protocol 31 bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

(4)

Het is wenselijk om de samenwerking voort te zetten tussen de partijen bij de EER-overeenkomst bij uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde Unieacties met betrekking tot de tenuitvoerlegging en de ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten.

(5)

Protocol 31 moet derhalve worden gewijzigd, teneinde voortzetting van deze uitgebreide samenwerking na 31 december 2015 mogelijk te maken.

(6)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2016 VAN HET GEMENGD COMITE VAN DE EER

van …

tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is wenselijk om de samenwerking voort te zetten tussen de partijen bij de EERovereenkomst bij uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde Unieacties met betrekking tot de tenuitvoerlegging en de ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten.

(2)

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2016 mogelijk te maken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 7 van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

in de leden 3 en 4 worden de woorden „leden 5 tot [11]” vervangen door de woorden „dit artikel”;

2.

het volgende lid wordt toegevoegd:

„12.

De EVA-staten nemen met ingang van 1 januari 2016 deel aan de Unieacties in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2016 is opgenomen:

Begrotingsonderdeel 12 02 01: „Tenuitvoerlegging en ontwikkeling van de interne markt voor financiële diensten”.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving krachtens artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (*1).

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen

van het Gemengd Comité van de EER


(*1)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/70


BESLUIT (EU) 2016/784 VAN DE RAAD

van 12 mei 2016

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (Begrotingsonderdeel 04 03 01 03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 46 en 48, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan, onder meer, Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst („Protocol nr. 31”) bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

(3)

Protocol nr. 31 bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

(4)

Het is wenselijk om de samenwerking voort te zetten tussen de partijen bij de EER-overeenkomst en ze uit te breiden tot samenwerking inzake het vrije verkeer van werknemers, de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen.

(5)

Protocol nr. 31 moet derhalve worden gewijzigd, teneinde voortzetting van deze uitgebreide samenwerking na 31 december 2015 mogelijk te maken.

(6)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol nr. 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2016 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van …

tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst, betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name de artikelen 86 en 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is wenselijk om de samenwerking voort te zetten tussen de partijen bij de EER-overeenkomst en ze uit te breiden tot samenwerking inzake het vrije verkeer van werknemers, de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en maatregelen ten behoeve van migranten, met inbegrip van migranten uit derde landen.

(2)

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2016 mogelijk te maken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5, leden 5 en 13, van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst worden de woorden „en 2015” vervangen door de zinsnede „, 2015 en 2016”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving krachtens artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst (*1).

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen

van het Gemengd Comité van de EER


(*1)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/73


BESLUIT (GBVB) 2016/785 VAN DE RAAD

van 19 mei 2016

tot wijziging van Besluit 2013/183/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien Besluit 2013/183/GBVB van de Raad van 22 april 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2010/800/GBVB (1), en met name artikel 19, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 22 april 2013 Besluit 2013/183/GBVB vastgesteld.

(2)

Gezien de ernst van de situatie in de Democratische Volksrepubliek Korea moeten er achttien personen en één entiteit worden toegevoegd aan de in bijlage II bij Besluit 2013/183/GBVB opgenomen lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen. De vermeldingen met betrekking tot twee in die bijlage opgenomen personen moeten ook worden geactualiseerd.

(3)

Bijlage II bij Besluit 2013/183/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Besluit 2013/183/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 mei 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  PB L 111 van 23.4.2013, blz. 52.


BIJLAGE

1.   

In bijlage II, deel I A, bij Besluit 2013/183/GBVB worden de hieronder vermelde personen toegevoegd aan de lijst van personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens en personen en entiteiten die namens hen of op hun aanwijzing handelen, en entiteiten waarvan de eigendom of de zeggenschap bij hen berust, en die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen:

 

Naam

(en mogelijke aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

15.

Choe Kyong-song

 

Kolonel-generaal in het Koreaanse volksleger. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

16.

Choe Yong-ho

 

Kolonel-generaal in het Koreaanse volksleger, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. Bevelhebber van de luchtmacht. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

17.

Hong Sung-Mu

(alias Hung Sung-Mu)

Geboortedatum: 1.1.1942

Adjunct-directeur van het Munitions Industry Department (MID). Belast met de ontwikkeling van programma's betreffende conventionele wapens en raketten, waaronder ballistische raketten. Een van de belangrijkste personen verantwoordelijk voor de programma's voor industriële ontwikkeling van kernwapens. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

18.

Jo Chun Ryong

(alias Cho Chun Ryo'ng, Jo Chun-Ryong, Jo Cho Ryong)

Geboortedatum: 4.4.1960

Sinds 2014 voorzitter van de Tweede Economische Commissie (TEC) en verantwoordelijk voor het beheer van de munitiefabrieken en -productiesites van de DVK. De TEC werd in het kader van Resolutie 2270 (2016) van de VN-Veiligheidsraad op een lijst geplaatst, vanwege haar betrokkenheid bij belangrijke aspecten van het rakettenprogramma van de DVK, haar verantwoordelijkheid voor het toezicht op de bouw van de ballistische raketten van de DVK, en voor het aansturen van de activiteiten van KOMID — de voornaamste entiteit inzake wapenhandel in de DVK. Lid van de Nationale Defensiecommissie. Heeft meegewerkt aan tal van ballistischerakettenprogramma's. Een van de sleutelfiguren in de wapenindustrie van de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

19.

Jo Kyongchol

 

Generaal, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor nationale defensie in de DVK. Directeur van het Commando militaire veiligheid. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

20.

Kim Chun-sam

 

Luitenant-generaal, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Directeur van de dienst Operaties bij het militaire hoofdkwartier van het leger van de DVK en eerste plaatsvervangend hoofd van het militaire hoofdkwartier. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

21.

Kim Chun-sop

 

Lid van de Nationale Defensiecommissie, een belangrijk orgaan voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

22.

Kim Jong-gak

Geboortedatum: 20.7.1941

Geboorteplaats: Pyongyang

Vicemaarschalk in het Koreaanse volksleger, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

23.

Kim Rak Kyom

(alias Kim Rak-gyom)

 

Viersterrengeneraal, bevelhebber van de Strategic Forces (ook bekend als de Strategic Rocket Forces), die tegenwoordig naar verluidt het gezag zou voeren over vier strategische en tactische raketeenheden, met inbegrip van de KN08-brigade (ICBM). De Verenigde Staten hebben de Strategic Forces op een lijst geplaatst vanwege hun rol in activiteiten die concreet hebben bijgedragen tot de proliferatie van massavernietigingswapens of de overbrengingsmiddelen daarvoor. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Volgens berichten in de media woonde KIM de ICBM-motortest van april 2016 bij aan de zijde van KIM Jong-un. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

24.

Kim Won-hong

Geboortedatum: 7.1.1945

Geboorteplaats: Pyongyang

Paspoortnummer.: 745310010

Generaal, directeur van de afdeling staatsveiligheid. minister bevoegd voor staatsveiligheid. Lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij en de Nationale Defensiecommissie, de belangrijkste organen voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

25.

Pak Jong-chon

 

Kolonel-generaal in het Koreaanse volksleger, bevelhebber van de volksstrijdkrachten van de DVK, adjunct-stafchef en directeur van de afdeling vuurkracht. Hoofd van het militaire hoofdkwartier en directeur van de afdeling artillerie. Voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan bevoegd voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

26.

Ri Jong-su

 

Viceadmiraal, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij, een belangrijk orgaan voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Bevelhebber van de Koreaanse zeemacht, die betrokken is bij de ontwikkeling van programma's voor ballistische raketten en de ontwikkeling van de nucleaire capaciteit van de Koreaanse zeemacht. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

27.

Son Chol-ju

 

Kolonel-generaal van de volks-strijdkrachten van de DVK en politiek directeur van de luchtmacht en -verdediging, die toezicht houdt op de ontwikkeling van gemoderniseerde luchtdoelraketten. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

28.

Yun Jong-rin

 

Generaal, voormalig lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij en lid van de Nationale Defensiecommissie, de belangrijkste organen voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

29.

Pak Yong-sik

 

Viersterrengeneraal, lid van de afdeling staatsveiligheid, minister van Defensie. Lid van het Centraal Militair Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij en de Nationale Defensiecommissie, de belangrijkste organen voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Was aanwezig bij het testen van ballistische raketten in maart 2016. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

30.

Hong Yong Chil

 

Adjunct-directeur van het Munitions Industry Department (MID). Het MID — door de VN-Veiligheidsraad op 2 maart 2016 op een lijst geplaatst — is betrokken bij belangrijke aspecten van het rakettenprogramma van de DVK. Het MID is verantwoordelijk voor het toezicht op de ontwikkeling van de ballistische raketten van de DVK, met inbegrip van de Taepo Dong-2, de wapenproductie- en O&O-programma's. De Tweede Economische Commissie en de Tweede Academie voor Natuurwetenschappen — ook op een lijst geplaatst in augustus 2010 — ressorteren onder het MID. De afgelopen jaren heeft het MID gewerkt aan de ontwikkeling van de KN08 road-mobile ICBM. HONG heeft KIM Jong-un vergezeld op een aantal evenementen die betrekking hadden op de ontwikkeling van de programma's van de DVK inzake kernwapens en ballistische raketten en wordt geacht een belangrijke rol te hebben gespeeld bij de kernproef van de DVK op 6 januari 2016. Vice-directeur van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

31.

Ri Hak Chol

(alias Ri Hak Chul, Ri Hak Cheol)

Geboortedatum: 19.1.1963 of 8.5.1966

Paspoortnummers: 381320634, PS- 563410163

voorzitter van de Green Pine Associated Corporation („Green Pine”).Volgens het Sanctiecomité van de VN heeft Green Pine veel van de activiteiten van de Korea Mining Development Trading Corporation (KOMID) overgenomen. KOMID is in april 2009 door het Comité op de lijst geplaatst en is de grootste wapenhandelaar van de DVK en de belangrijkste uitvoerder van goederen en uitrusting op het gebied van ballistische raketten en conventionele wapens. Green Pine is ook verantwoordelijk voor ongeveer de helft van de wapens die en aanverwant materiaal dat vanuit Noord-Korea wordt uitgevoerd. Green Pine kreeg sancties opgelegd voor de uitvoer van wapens of aanverwant materiaal uit Noord-Korea. Het is gespecialiseerd in de bouw van vaartuigen en de bewapening daarvan voor de zeemacht, zoals duikboten, militaire vaartuigen en raketsystemen, en heeft torpedo's en technische bijstand geleverd aan Iraanse bedrijven in de defensiesector. Green Pine is door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op een lijst is geplaatst.

32.

Yun Chang Hyok

Geboortedatum: 9.8.1965

Adjunct-directeur van het Satellite Control Centre, de National Aerospace Development Administration (NADA). Voor de NADA gelden sancties krachtens Resolutie 2270 (2016) van de VN-Veiligheidsraad vanwege betrokkenheid bij de ontwikkeling van wetenschap en techniek in de ruimtevaartsector van de DVK, voor onder meer satellietlanceringen en raketdragers. Bij Resolutie 2270 (2016) van de VN-Veiligheidsraad is de DVK veroordeeld voor het lanceren van een satelliet op 7 februari 2016, omdat gebruik is gemaakt van technologie met betrekking tot ballistische raketten en voor het overtreden van Resoluties 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013) en 2094 (2013). In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

2.   

In bijlage II, deel I B, bij Besluit 2013/183/GBVB wordt de hieronder vermelde entiteit opgenomen in de lijst van entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens en die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen:

 

Naam

(en mogelijke aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

13.

Strategic Rocket Forces

 

Eenheid die binnen de nationale strijdkrachten van de DVK belast is met de ontwikkeling en operationele uitvoering van programma's inzake ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

3.   

In bijlage II, deel I A, bij Besluit 2013/183/GBVB worden de vermeldingen voor de volgende personen vervangen op de lijst van personen en entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens en personen en entiteiten die namens hen of op hun aanwijzing handelen, en entiteiten waarvan de eigendom of de zeggenschap bij hen berust, en die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen:

 

Naam

(en mogelijke aliassen)

Identificatiegegevens

Motivering

3.

Chu Kyu-Chang

(alias Ju Kyu-Chang)

Geboortedatum: 25.11.1928

Geboorteplaats: provincie Zuid-Hamgyo'ng

Lid van de Nationale Defensiecommissie, een belangrijk orgaan voor aangelegenheden inzake nationale defensie in de DVK. Voormalig directeur van het departement munitie van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij. In die hoedanigheid verantwoordelijk voor de ondersteuning of bevordering van programma's van de DVK inzake kernwapens, ballistische raketten of andere massavernietigingswapens.

8.

Paek Se-bong

Geboortejaar: 1946

Voormalig voorzitter van de Tweede Economische Commissie (verantwoordelijk voor het ballistisch programma) van het Centraal Comité van de Koreaanse Arbeiderspartij. Lid van de Nationale Defensiecommissie.


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/79


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/786 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2016

tot vaststelling van de procedure voor de instelling en de werking van een onafhankelijke adviescommissie ter ondersteuning van de lidstaten en de Commissie bij het bepalen of tabaksproducten een kenmerkend aroma hebben

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 2921)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (1), en met name artikel 7, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 7 van Richtlijn 2014/40/EU is het in de handel brengen van tabaksproducten met een kenmerkend aroma verboden. In Uitvoeringsverordening (EU) 2016/779 van de Commissie (2) zijn uniforme regels vastgesteld voor de procedures om te bepalen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft.

(2)

Artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2014/40/EU bepaalt dat de lidstaten en de Commissie een onafhankelijke adviescommissie („de commissie”) kunnen raadplegen bij het bepalen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft. Voorts wordt hierin aan de Commissie de bevoegdheid verleend om bij uitvoeringshandeling procedures vast te stellen voor de instelling en het functioneren van die commissie.

(3)

De commissie moet bestaan uit hooggekwalificeerde, gespecialiseerde en onafhankelijke deskundigen die beschikken over relevante deskundigheid op het gebied van sensorische, statistische en chemische analyse. Zij moeten onpartijdig zijn bij de uitoefening van hun taken en handelen in het algemeen belang. Zij moeten op basis van objectieve criteria door middel van een openbare oproep tot kandidaatstelling worden geselecteerd en op persoonlijke titel worden benoemd. Zij moeten over de vaardigheden en deskundigheid beschikken die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de commissie.

(4)

De commissie moet worden bijgestaan door een technische groep die door middel van een openbare aanbestedingsprocedure wordt aangesteld. De technische groep moet sensorische en chemische beoordelingen uitvoeren op basis van een vergelijking van de geurkenmerken van het testproduct met die van referentieproducten. Sensorische analyse, met inbegrip van geuranalyse, is een gevestigde wetenschappelijke discipline die de beginselen van proefopzet en statistische analyse toepast om de gewaarwording van de menselijke zintuigen, met inbegrip van de reukzin, te beoordelen en te beschrijven met het oog op de evaluatie van consumentenproducten. Deze methode wordt geschikt geacht om geldige, robuuste, betrouwbare en reproduceerbare resultaten op te leveren om te beoordelen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft. Dergelijke analyse moet op basis van een vastgestelde methodiek worden uitgevoerd en resultaten opleveren met gebruikmaking van statistische instrumenten. De sensorische analyse wordt aangevuld met een chemische analyse van de producten indien dit passend wordt geacht.

(5)

Bij de uitoefening van haar adviesfuncties moet de commissie, al naargelang het geval, de door de technische groep verstrekte gegevens en alle andere informatie die zij ter beschikking heeft en die zij relevant acht, onderzoeken, met inbegrip van de informatie die ingevolge de in artikel 5 van Richtlijn 2014/40/EU vastgestelde rapportageverplichtingen is verkregen. De commissie moet de lidstaten en de Commissie tijdig in een advies mededelen of zij van oordeel is dat de geteste producten een kenmerkend aroma hebben in de zin van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU.

(6)

Aangezien de wetenschappelijke methoden en technieken voor het bepalen van het bestaan van een kenmerkend aroma in de loop van de tijd en op basis van de opgedane ervaring kunnen evolueren, is het passend dat de Commissie de ontwikkelingen op dat gebied monitort teneinde te beoordelen of de gebruikte methodieken om dit te bepalen herzien moeten worden.

(7)

De commissie en het proces aan de hand waarvan zij het bestaan van een kenmerkend aroma beoordeelt, moeten worden beschermd tegen externe interferentie van entiteiten of verenigingen die belang hebben bij de uitkomst van deze beoordeling. Vertrouwelijke informatie moet tegen onbedoelde en opzettelijke openbaarmaking worden beschermd. Leden van de commissie en van de technische groep die hun taken niet langer kunnen uitoefenen of niet langer aan de voorschriften van dit besluit voldoen, moeten worden vervangen.

(8)

Het werk van de commissie moet gebaseerd zijn op de beginselen van een hoog niveau van deskundigheid, onafhankelijkheid en transparantie. Het moet in overeenstemming met goede praktijken en strenge wetenschappelijke normen worden georganiseerd en uitgevoerd.

(9)

De commissie moet effectief bijdragen tot het verbeteren van de werking van de interne markt en tegelijk een hoog niveau van volksgezondheid garanderen, met name door de lidstaten en de Commissie bij te staan bij de beoordeling van tabaksproducten die wellicht een kenmerkend aroma hebben. De activiteiten van de commissie zijn noodzakelijk om te garanderen dat Richtlijn 2014/40/EU effectief en op uniforme wijze ten uitvoer wordt gelegd, en het advies van de commissie is van essentieel belang om de desbetreffende beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Derhalve is het passend dat de commissie adequate financiële steun ontvangt in de vorm van een speciale vergoeding voor haar leden, naast de vergoeding van hun onkosten.

(10)

Persoonsgegevens moeten worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 25 van Richtlijn 2014/40/EU bedoelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Dit besluit stelt de procedure vast voor de instelling en de werking van een onafhankelijke adviescommissie („de commissie”) ter ondersteuning van de lidstaten en de Commissie bij het bepalen of tabaksproducten een kenmerkend aroma hebben.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder „testproduct” een product verstaan dat door een lidstaat of de Commissie aan de commissie is voorgelegd voor advies over de vraag of het al dan niet een kenmerkend aroma heeft in de zin van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU.

Artikel 3

Taken

De commissie verleent advies over de vraag of testproducten een kenmerkend aroma hebben in de zin van artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU.

HOOFDSTUK II

INSTELLING VAN DE ONAFHANKELIJKE ADVIESCOMMISSIE

Artikel 4

Benoeming

1.   De commissie bestaat uit zes leden.

2.   De directeur-generaal voor Gezondheid en Voedselveiligheid die optreedt namens de Commissie („de directeur-generaal”), benoemt de leden van de commissie uit een lijst van geschikte kandidaten die wordt vastgesteld na bekendmaking van een sollicitatieoproep op de website van de Commissie en in het register van deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie („register van deskundigengroepen”). De leden worden gekozen op basis van hun deskundigheid en ervaring op het gebied van sensorische, statistische en chemische analyse, en met inachtneming van de noodzaak om onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten te garanderen.

3.   Personen op de lijst van geschikte kandidaten die niet benoemd worden in de commissie, worden opgenomen op een reservelijst van geschikte kandidaten om leden te vervangen wier lidmaatschap overeenkomstig artikel 5, lid 3, vervalt. De directeur-generaal vraagt de kandidaten of zij instemmen met de vermelding van hun naam op de reservelijst.

4.   De lijst van commissieleden wordt in het register van deskundigengroepen bekendgemaakt en op de desbetreffende website van de Commissie beschikbaar gesteld.

Artikel 5

Mandaat

1.   De leden van de commissie worden benoemd voor een verlengbare termijn van vijf jaar.

2.   Indien de verlenging of de vervanging van de commissie aan het eind van de termijn niet is bevestigd, blijven de bestaande leden in functie.

3.   Het lidmaatschap van een persoon in de commissie vervalt wanneer:

a)

hij of zij overlijdt of in die mate arbeidsongeschikt wordt dat hij of zij niet in staat is zijn of haar functies uit hoofde van dit besluit uit te oefenen;

b)

hij of zij ontslag neemt;

c)

de directeur-generaal zijn of haar lidmaatschap krachtens lid 5 opschort; in dat geval vervalt zijn of haar lidmaatschap voor de duur van de opschorting, of

d)

de directeur-generaal zijn of haar lidmaatschap krachtens lid 5 beëindigt.

4.   Een lid dat ontslag wenst te nemen, stelt de directeur-generaal hiervan per e-mail of per aangetekende brief ten minste zes maanden op voorhand in kennis. Indien hij of zij zich in de positie bevindt om zijn of haar taken uit te voeren en het proces ter vervanging lopend is, kan hij of zij, op verzoek van de directeur-generaal, zijn of haar functies blijven uitoefenen totdat de vervanging bevestigd is.

5.   De directeur-generaal kan het lidmaatschap van een lid tijdelijk opschorten of definitief beëindigen voor zover is vastgesteld dat of dat er gegronde redenen zijn om aannemelijk te maken dat:

a)

het lid niet langer voldoet aan of gehandeld heeft in strijd met de in dit besluit of in artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalde voorwaarden;

b)

het lid niet langer voldoet aan één of meer in de sollicitatieoproep bepaalde essentiële voorwaarden of aan de in artikel 16 bedoelde beginselen van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en vertrouwelijkheid, of dat het gedrag of de positie van het lid onverenigbaar is met overeenkomstig de artikelen 16, 17 en 18 afgelegde verklaringen;

c)

het lid niet in staat is zijn of haar taken uit hoofde van dit besluit uit te voeren;

d)

andere significante factoren afbreuk doen aan de werking van de commissie.

6.   Wanneer het lidmaatschap van een lid overeenkomstig lid 3 vervalt, benoemt de directeur-generaal een vervanger voor de resterende duur van de termijn of voor de duur van de tijdelijke opschorting. De Commissie lanceert een nieuwe sollicitatieoproep na uitputting van de reservelijst.

HOOFDSTUK III

WERKING VAN DE COMMISSIE

Artikel 6

Verkiezing van de voorzitter en van de vicevoorzitter

1.   Aan het begin van elke termijn kiest de commissie uit haar leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De verkiezing vindt plaats bij gewone meerderheid van alle leden. Bij staking van stemmen kiest de directeur-generaal de voorzitter uit de leden met de meeste stemmen op basis van een beoordeling van hun kwalificaties en ervaring.

2.   Het mandaat van de voorzitter en de vicevoorzitter komt overeen met de termijn van de commissie en is verlengbaar. Elke vervanging van de voorzitter of vicevoorzitter geldt voor de resterende duur van de termijn van de commissie.

Artikel 7

Stemvoorschriften

1.   Voor stemmingen in andere gevallen dan bedoeld in artikel 6 en artikel 8, lid 3, onder a), neemt de commissie slechts besluiten wanneer ten minste vier leden, van wie één de voorzitter of de vicevoorzitter moet zijn, aan de stemming deelnemen. Besluiten worden bij gewone meerderheid genomen.

2.   Bij staking van de stemmen is de stem van de persoon die de stemming voorzit doorslaggevend.

3.   Voor de berekening van de in lid 1 bedoelde meerderheid wordt geen rekening gehouden met personen die niet langer lid zijn of wiens lidmaatschap tijdelijk is opgeschort krachtens artikel 5, lid 5.

Artikel 8

Reglement van orde

1.   De commissie stelt haar reglement van orde vast en actualiseert dit indien nodig op basis van een voorstel door en in overleg met de directeur-generaal.

2.   Het reglement van orde moet ervoor zorgen dat de commissie haar taken uitvoert in overeenstemming met de beginselen van wetenschappelijke uitmuntendheid, onafhankelijkheid en transparantie.

3.   Het reglement van orde moet met name voorzien in:

a)

de procedure voor de verkiezing van de voorzitter en de vicevoorzitter van de commissie overeenkomstig artikel 6;

b)

de toepassing van de in hoofdstuk IV vastgestelde beginselen;

c)

de procedures voor de vaststelling van een advies;

d)

de betrekkingen met derde partijen, met inbegrip van wetenschappelijke organen;

e)

andere nader bepaalde voorschriften betreffende de werking van de commissie.

Artikel 9

Methodiek

1.   De commissie specificeert de methodiek voor de technische beoordeling van de testproducten en werkt deze indien nodig bij. De methodiek voor sensorische analyse is gebaseerd op een vergelijking van de geurkenmerken van het testproduct met die van referentieproducten. Bij de ontwikkeling van de methodiek neemt de commissie indien nodig de input van de in artikel 12 bedoelde technische groep in overweging.

2.   Het ontwerp voor de methodiek en elk daaropvolgend ontwerp voor bijwerking wordt ter goedkeuring aan de directeur-generaal voorgelegd en wordt pas van toepassing nadat deze zijn goedkeuring eraan heeft gehecht.

Artikel 10

Advies over testproducten

1.   Wanneer de commissie wordt verzocht om advies over een testproduct, stelt de voorzitter van de commissie alle leden daarvan in kennis. Hij of zij kan uit de leden een rapporteur benoemen om het onderzoek van een bepaald product te coördineren. De voorzitter dient een definitief verslag in bij de Commissie en, in voorkomend geval, bij de verzoekende lidstaat.

2.   De commissie verzoekt de overeenkomstig artikel 12 ingestelde technische groep om input indien zij dit voor het verstrekken van een advies noodzakelijk acht. Voor de totstandkoming van haar advies houdt de commissie rekening met de van de technische groep verkregen informatie en gegevens. Zij kan ook rekening houden met enige andere informatie die zij ter beschikking heeft en die zij gezaghebbend en relevant acht, met inbegrip van de ingevolge de rapportageverplichtingen krachtens artikel 5 van Richtlijn 2014/40/EU verkregen informatie.

3.   Wat de door de technische groep verstrekte gegevens en informatie betreft, handelt de commissie met name als volgt:

a)

zij controleert of de technische groep de toepasselijke voorschriften en wetenschappelijke normen heeft gerespecteerd;

b)

zij beoordeelt de gegevens en de informatie, met name om te bepalen of deze toereikend zijn om tot een conclusie te komen dan wel of aanvullende gegevens en informatie noodzakelijk zijn;

c)

zij verzoekt de technische groep om dergelijke verduidelijkingen indien dit nodig is om tot een conclusie te komen.

4.   Indien de commissie de gegevens of de informatie ontoereikend acht of indien zij betwijfelt of de toepasselijke voorschriften en normen werden gerespecteerd, raadpleegt zij de Commissie en, in voorkomend geval, de verzoekende lidstaat. Indien dit noodzakelijk wordt geacht, kan de commissie de technische groep vragen om bepaalde tests opnieuw uit te voeren, rekening houdend met de opmerkingen van de commissie.

5.   Wanneer zij zekerheid heeft verkregen dat de toepasselijke voorschriften en normen zijn gerespecteerd en in voorkomend geval de in lid 4 vastgestelde procedure is gevolgd en dat de gegevens en de informatie toereikend zijn om tot een conclusie te komen, gaat de commissie over tot het verlenen van een advies overeenkomstig lid 2.

6.   De commissie legt haar advies uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek of op een met de Commissie of de verzoekende lidstaat overeengekomen datum voor aan de Commissie en eventuele verwijzende lidstaten.

Artikel 11

Raadpleging over andere kwesties

1.   De Commissie kan de commissie raadplegen over andere kwesties die verband houden met het bepalen of er sprake is van een kenmerkend aroma overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2014/40/EU. In dergelijke gevallen besluit zij, in overleg met de voorzitter, of een vergadering wordt bijeengeroepen dan wel of een schriftelijke procedure wordt gestart.

2.   De voorzitter kan uit de leden van de commissie een rapporteur benoemen om de taak te coördineren en dient bij de Commissie een definitief verslag in.

3.   Bij haar beraadslagingen houdt de commissie rekening met de gegevens en de informatie die haar door de technische groep zijn verstrekt en met andere relevante informatie die zij ter beschikking heeft.

Artikel 12

Technische groep van sensorische en chemische beoordelaars

1.   Er wordt een technische groep van sensorische en chemische beoordelaars (de „technische groep”) ingesteld om de commissie als deel van de in artikel 10 vastgestelde procedure een beoordeling te bezorgen van de sensorische en, in voorkomend geval, chemische kenmerken van het testproduct. De technische groep bestaat uit:

a)

twee gekwalificeerde personen die zijn geselecteerd op basis van hun kennis, vaardigheden en ervaring in sensorische analyse en die verantwoordelijk zijn voor de aanwerving en de opleiding van en het toezicht op de sensorische beoordelaars;

b)

sensorische beoordelaars die zijn aangeworven op basis van hun olfactorisch discriminatievermogen alsook hun vermogen om geuren waar te nemen, te analyseren en te interpreteren en die meerderjarig zijn zoals in de toepasselijke nationale wetgeving is vastgesteld, en

c)

twee personen die zijn geselecteerd op basis van hun kennis en vaardigheden in chemische en laboratoriumanalyse en verantwoordelijk zijn voor de chemische analyse van de testproducten.

2.   Voor de selectie van een contractant die verantwoordelijk is voor het instellen van de technische groep, wordt een aanbestedingsprocedure vastgesteld. De contractant beschikt over de in de aanbesteding bepaalde minimumvereisten inzake technische deskundigheid en uitrusting en heeft de in lid 1, onder a) en c), bedoelde personen ter beschikking.

In de aanbesteding en de bijhorende contractuele documentatie is bepaald dat de technische groep de verplichting heeft onafhankelijk te handelen en vertrouwelijke informatie en persoonsgegevens te beschermen. Voorts bevatten zij de vereiste dat elk lid van de groep een naar behoren ingevulde opgave van belangen terugzendt alvorens enige werkzaamheid voor de technische groep aan te vangen. Daarnaast bevatten de aanbesteding en de bijhorende contractuele documentatie ten minste de volgende elementen:

a)

een beschrijving van de voornaamste functies van de technische groep;

b)

specificaties in verband met de instelling, het beheer en de werking van de technische groep, met inbegrip van technische specificaties van toepassing op de prestaties van de functies van de groep;

c)

specificaties met betrekking tot de technische deskundigheid en uitrusting waarover de contractant moet beschikken;

d)

specificaties in verband met de aanwerving van sensorische beoordelaars. Dergelijke specificaties omvatten het vereiste dat sensorische beoordelaars enkel mogen worden aangeworven nadat de Commissie haar goedkeuring heeft gehecht aan de voorgestelde kandidaten.

3.   De sensorische analyse door de technische groep is gebaseerd op de krachtens artikel 9 vastgestelde methodiek.

4.   De sensorische analyse wordt in voorkomend geval aangevuld met een chemische beoordeling van de productsamenstelling door middel van chemische analysen. Deze beoordeling wordt uitgevoerd op een wijze die leidt tot nauwkeurige, consistente en reproduceerbare resultaten. Het proces en de resultaten van de chemische beoordeling worden gedocumenteerd.

5.   De technische groep bezorgt de commissie de resultaten van de producttests op een door de commissie overeengekomen datum.

6.   Het werk van de technische groep is onderworpen aan de limieten van de hiervoor door de Commissie toegewezen jaarlijkse begroting.

Artikel 13

Secretariaat

1.   De Commissie stelt een secretariaat ter beschikking van de commissie en voor alle andere activiteiten die verband houden met de toepassing van dit besluit.

2.   Het secretariaat is verantwoordelijk voor het verlenen van administratieve ondersteuning voor een doeltreffende werking van de commissie en om de naleving van het reglement van orde te monitoren.

Artikel 14

Speciale vergoeding

1.   De leden van de commissie hebben recht op een bijzondere vergoeding ter compensatie van hun voorbereidende werk en hun deelname aan de vergaderingen van de commissie (persoonlijk of op afstand langs elektronische weg) en aan andere door de Commissie georganiseerde werkzaamheden die verband houden met de toepassing van dit besluit, alsook voor hun werk als rapporteur voor een specifieke aangelegenheid.

2.   De speciale vergoeding bedraagt maximaal 450 EUR in de vorm van een dagvergoeding voor iedere volledige werkdag. De totale vergoeding wordt naar boven afgerond tot het bedrag dat overeenstemt met de eerstvolgende halve werkdag.

3.   Reiskosten en, in voorkomend geval, verblijfkosten die de leden en externe deskundigen maken in het kader van de werkzaamheden van de groep, worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de interne bepalingen van de Commissie.

4.   Alle vergoedingen zijn onderworpen aan de jaarlijkse door de Commissie aan de commissie toegewezen begroting.

HOOFDSTUK IV

ONAFHANKELIJKHEID, VERTROUWELIJKHEID EN TRANSPARANTIE

Artikel 15

Communicatie

1.   De voorzitter van de commissie treedt op als contactpersoon voor de lidstaten en de Commissie.

2.   De voorzitter brengt onmiddellijk verslag uit aan de Commissie over eventuele omstandigheden die de werking van de commissie in gevaar kunnen brengen.

Artikel 16

Onafhankelijkheid

1.   De leden van de commissie worden op persoonlijke titel benoemd. Zij mogen hun verantwoordelijkheden aan niemand anders delegeren. Bij het uitoefenen van hun functies respecteren zij de beginselen van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en vertrouwelijkheid en handelen zij in het openbaar belang.

2.   Deskundigen die zich kandidaat stellen voor een benoeming als lid van de commissie, zijn verplicht een verklaring in te dienen waarin zij elk belang opgeven dat hun onafhankelijkheid kan compromitteren of dat redelijkerwijze kan worden opgevat als compromitterend voor de onafhankelijkheid, met inbegrip van alle relevante omstandigheden met betrekking tot hun gezinsleden of partners. De indiening van een naar behoren ingevulde opgave van belangen is noodzakelijk om als deskundige in aanmerking te komen voor een benoeming als lid van de commissie. Indien de Commissie concludeert dat er geen belangenconflict bestaat, komt de kandidaat in aanmerking voor benoeming op voorwaarde dat hij of zij geacht wordt te beschikken over de vereiste deskundigheid.

3.   Leden van de commissie stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging van de informatie die zij in hun verklaring hebben verstrekt; in dergelijk geval dienen zij onmiddellijk een nieuwe verklaring in waaruit de betrokken wijzigingen blijken.

4.   Bij elke vergadering melden de leden van de commissie voor elk agendapunt de specifieke belangen die hun onafhankelijkheid kunnen compromitteren of redelijkerwijze kunnen worden opgevat als compromitterend voor hun onafhankelijkheid. In die gevallen kan de voorzitter het betrokken lid verzoeken zich terug te trekken uit de vergadering of aan een deel van de vergadering niet deel te nemen. De voorzitter stelt de Commissie in kennis van dergelijke meldingen en ondernomen acties.

5.   De leden van de commissie zien af van elk rechtstreeks of onrechtstreeks contact met de tabaksindustrie of vertegenwoordigers ervan.

Artikel 17

Vertrouwelijkheid en bescherming van persoonsgegevens

1.   De leden van de commissie maken geen informatie openbaar, met inbegrip van commercieel gevoelige informatie of persoonsgegevens, die zij ten gevolge van het werk van de commissie of van andere werkzaamheden die met de toepassing van dit besluit verband houden, hebben verkregen, zelfs nadat hun lidmaatschap is beëindigd. Daartoe ondertekenen zij een vertrouwelijkheidsverklaring.

2.   De leden van de commissie voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, als bepaald in Besluit (EU, Euratom) 2015/443 (4) en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (5). Bij niet-nakoming van die verplichtingen mag de Commissie alle passende maatregelen nemen.

Artikel 18

Verbintenis

De leden van de commissie verbinden zich ertoe actief bij te dragen tot het werk van de commissie. Daartoe ondertekenen zij een verbintenisverklaring.

Artikel 19

Transparantie

1.   De werkzaamheden van de commissie worden met een hoge mate van transparantie uitgevoerd. De Commissie maakt alle relevante documenten bekend op een speciale website en maakt een link naar deze website beschikbaar vanuit het register van deskundigengroepen. Zij maakt met name zonder onnodig uitstel de volgende elementen aan het publiek bekend:

a)

de namen van de leden;

b)

de belangenopgaven en de vertrouwelijkheids- en verbintenisverklaringen van de leden;

c)

het reglement van orde van de commissie;

d)

de door de commissie krachtens artikel 10 vastgestelde adviezen;

e)

de agenda's en notulen van de vergaderingen van de commissie;

f)

de overeenkomstig artikel 9 vastgestelde methodiek.

2.   In afwijking van lid 1 is geen bekendmaking vereist wanneer de openbaarmaking van een document de bescherming van het openbaar belang zou ondermijnen of de persoonlijke levenssfeer zou schaden als bepaald in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6).

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/779 van de Commissie van 18 mei 2016 tot vaststelling van uniforme regels voor de procedures om te bepalen of een tabaksproduct een kenmerkend aroma heeft (zie bladzijde 48 van dit Publicatieblad).

(3)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(4)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(5)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(6)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


20.5.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 131/88


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/787 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2016

tot vaststelling van een prioriteitenlijst van additieven in sigaretten en shagtabak waarvoor aangescherpte rapportageverplichtingen gelden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 2923)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2014/40/EU bepaalt dat de Commissie uitvoeringshandelingen moet vaststellen voor het opstellen en vervolgens bijhouden van een prioriteitenlijst van additieven in sigaretten en shagtabak. Hetzelfde artikel stelt ook de aangescherpte rapportageverplichtingen vast voor de additieven die in de prioriteitenlijst zijn opgenomen. De lidstaten moeten eisen dat de producenten en importeurs van sigaretten en shagtabak diepgaande studies uitvoeren over de additieven die die producten bevatten en in de prioriteitenlijst zijn opgenomen.

(2)

De prioriteitenlijst moet worden vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens waaruit blijkt dat een additief kan bijdragen tot de toxische, verslavende of kankerverwekkende, mutagene of reprotoxische kenmerken („CMR-kenmerken”) van sigaretten en shagtabak, dat het kan resulteren in een kenmerkend aroma of dat het de inhalatie of de opname van nicotine kan faciliteren.

(3)

De additieven die in de lijst zijn opgenomen, moeten eveneens tot de meest gebruikte additieven in sigaretten en shagtabak behoren volgens de overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2014/40/EU verstrekte informatie. Aangezien de in artikel 5 bedoelde rapportageverplichtingen pas in werking treden als Richtlijn 2014/40/EU van toepassing wordt, is het passend de eerste lijst met stoffen vast te stellen op basis van de gegevens die uit hoofde van Richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) van de lidstaten worden verkregen.

(4)

Bij het identificeren van de prioritaire additieven die moeten worden opgenomen, is ook rekening gehouden met een wetenschappelijk advies van het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's (WCNG) (3).

(5)

Additieven kunnen in verschillende vormen voorkomen. Om de identificatie ervan te vergemakkelijken, is het passend voor elk van de opgenomen additieven de chemische formule, indien van toepassing, en de Chemical Abstracts Service (CAS) nummers van de verschillende vormen waarin de additieven in tabaksproducten kunnen voorkomen, te specificeren.

(6)

Bij het vervullen van hun verplichting om ervoor te zorgen dat producenten en importeurs van sigaretten en shagtabak diepgaande studies indienen over de in de lijst opgenomen additieven moeten de lidstaten kunnen vereisen dat deze studies overeenkomstig een uniform format en een uniforme methode worden voorgelegd. Door een gecoördineerde aanpak van de uitwerking en de presentatie van die studies zijn de gegevens beter te analyseren en te vergelijken. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende tijd krijgen om studieprotocollen te ontwikkelen zonder dat de tijd voor de producenten en importeurs om de studies uit te voeren, wordt beperkt, mag dit besluit pas vanaf 1 januari 2017 van toepassing zijn. Daarom moeten de producenten en importeurs, overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2014/40/EU, alleen verplicht worden uiterlijk op 1 juli 2018 aangescherpte verslagen in te dienen met betrekking tot de eerste reeks additieven die is vastgesteld.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 25 van Richtlijn 2014/40/EU bedoelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

De in artikel 6 van Richtlijn 2014/40/EU bedoelde prioriteitenlijst is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Toepassing

Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2017.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 127 van 29.4.2014, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PB L 194 van 18.7.2001, blz. 26).

(3)  WCNG: Additives used in tobacco products. 25 januari 2016. http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/emerging/opinions/index_en.htm


BIJLAGE

Prioriteitenlijst van additieven in sigaretten en shagtabak waarvoor aangescherpte rapportageverplichtingen gelden

Additief

Chemische formule

(indien van toepassing)

CAS-nummer(s) van toepassing op de stof (niet uitputtend)

Johannesbrood

 

9000-40-2, 84961-45-5

Cacao

 

84649-99-0, 84649-99-3, 95009-22-6, 8002-31-1

Diacetyl

C4H6O2

431-03-8

Fenegriek

 

68990-15-8, 977018-53-3, 84625-40-1

Vijgen

 

90028-74-3

Geraniol

C10H18O

106-24-1, 8000-46-2

Glycerol

C3H8O3

56-81-5

Guajacol

C6H4(OH)(OCH3)

90-05-1

Guarpitmeel

 

9000-30-0

Zoethout

 

68916-91-6

Maltol

C6H6O3

118-71-8

Menthol

C10H20O

2216-51-5, 15356-60-2, 89-78-1, 1490-04-6, 8006-90-4, 68606-97-3, 84696-51-5, 8008-79-5

Propyleenglycol

C3H8O2

57-55-6

Sorbitol

C6H14O6

50-70-4

Titaandioxide

TiO2

13463-67-7, 1317-70-0