ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
59e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/1 |
Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de versterkte Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds
De volgende delen van de versterkte Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kazachstan, anderzijds, die is ondertekend in Astana op 21 december 2015, worden voorlopig toegepast met ingang van 1 mei 2016 krachtens artikel 3 van het besluit van de Raad betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst (1), voor zover deze delen aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen:
|
titel I; |
|
titel II: de artikelen 4, 5, 9 en 10; |
|
titel III (met uitzondering van de artikelen 56 en 58, artikel 62 voor zover het de strafrechtelijke handhaving van intellectuele-eigendomsrechten betreft, en artikel 147); De voorlopige toepassing van artikel 141 laat de soevereine rechten van de lidstaten ten aanzien van hun koolwaterstofhulpbronnen overeenkomstig het internationale recht, met inbegrip van hun rechten en verplichtingen als partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982, onverlet. |
|
titel IV: de hoofdstukken 5, 6 en 7 (met uitzondering van artikel 210, onder c)), en artikel 212, onder b), f), g), h) en i)) en de hoofdstukken 12 en 15; |
|
titel V: artikel 235 en artikel 238 (met uitzondering van de tweede en de derde alinea); |
|
titel VI: de hoofdstukken 5 en 9; |
|
titel VII; |
|
titel VIII (voor zover de bepalingen van die titel enkel tot doel hebben de voorlopige toepassing van de overeenkomst te waarborgen); |
|
titel IX (met uitzondering van artikel 281, lid 7, voor zover de bepalingen van die titel enkel tot doel hebben de voorlopige toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig dit artikel te waarborgen); |
|
de bijlagen I tot en met VII, alsmede het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken. |
(1) PB L 29 van 4.2.2016, blz. 1.
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/2 |
Informatie betreffende de inwerkingtreding van het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Het protocol bij de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking waarbij een partnerschap tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (1), waarvoor de akten van goedkeuring waren nedergelegd op respectievelijk 23 juli 2014 en 23 maart 2016, is, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het protocol op 1 april 2016 in werking getreden.
(1) PB L 373 van 31.12.2014, blz. 3.
VERORDENINGEN
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/672 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2016
tot goedkeuring van perazijnzuur als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor de productsoorten 1, 2, 3, 4, 5 en 6
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Perazijnzuur is in die lijst opgenomen. |
(2) |
Perazijnzuur is overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) beoordeeld voor gebruik in productsoort 1 (biociden voor menselijke hygiëne), productsoort 2 (desinfecterende middelen voor privégebruik en voor de openbare gezondheidszorg en andere biociden), productsoort 3 (biociden voor veterinaire hygiënedoeleinden), productsoort 4 (ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders), productsoort 5 (ontsmettingsmiddelen voor drinkwater) en productsoort 6 (conserveringsmiddelen in conserven), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die richtlijn, wat overeenstemt met de productsoorten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012. |
(3) |
Finland is als beoordelende bevoegde autoriteit aangewezen en heeft op 16 januari 2013 de beoordelingsverslagen en zijn aanbevelingen ingediend. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder b) van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden op 30 september 2015 de adviezen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit. |
(5) |
Volgens die adviezen kan van biociden die voor de productsoorten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 worden gebruikt en perazijnzuur bevatten, worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 19, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) nr. 528/2012 voldoen, mits bepaalde voorwaarden voor het gebruik ervan in acht worden genomen. |
(6) |
Bijgevolg moet waterstofperoxide worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor de productsoorten 1, 2, 3, 4, 5 en 6, mits aan bepaalde specificaties en voorwaarden wordt voldaan. |
(7) |
Voor het gebruik in productsoort 4 betrof de beoordeling niet de opneming van perazijnzuur bevattende biociden in materialen en voorwerpen die bestemd zijn om rechtstreeks of onrechtstreeks met levensmiddelen in contact te komen in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4). Voor dergelijke materialen kan het nodig zijn specifieke grenswaarden voor de migratie in levensmiddelen vast te stellen zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder e), van die verordening. De goedkeuring mag daarom geen betrekking hebben op zulk gebruik, tenzij de Commissie dergelijke grenswaarden heeft vastgesteld of krachtens die verordening is vastgesteld dat dergelijke grenswaarden niet nodig zijn. |
(8) |
Perazijnzuur bevindt zich in een waterige oplossing van azijnzuur en waterstofperoxide. Vanwege de aanwezigheid van waterstofperoxide, een stof die voor de productie van precursoren van explosieven kan worden gebruikt, moet Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) ook van toepassing blijven voor waterstofperoxide. |
(9) |
Er moet een redelijke termijn verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, opdat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Perazijnzuur wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor de productsoorten 1, 2, 3, 4, 5 en 6, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).
(3) Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).
(5) Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van precursoren van explosieven (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 1).
BIJLAGE
Triviale naam |
IUPAC-naam Identificatienummers |
Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1) |
Datum van goedkeuring |
Datum van het verstrijken van de goedkeuring |
Product-soort |
Specifieke voorwaarden |
||||
Perazijnzuur |
IUPAC-naam: ethaanperoxidezuur EG-nr.: 201-186-8 CAS-nr.: 79-21-0 |
De specificatie is gebaseerd op de grondstoffen waterstofperoxide en azijnzuur die worden gebruikt voor de vervaardiging van perazijnzuur. Perazijnzuur in een waterige oplossing van azijnzuur en waterstofperoxide. |
1 oktober 2017 |
30 september 2027 |
1 |
Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
||||
2 |
Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
3 |
Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
4 |
Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
5 |
Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
|||||||||
6 |
Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico's en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie. Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:
|
(1) De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 89, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/673 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2016
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 13, lid 3, artikel 16, lid 1, en lid 3, onder a), artikel 19, lid 3, artikel 20, lid 3, artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 1, en artikel 38, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Zeewier en andere algen vallen onder hoofdstuk 12 van de Naamlijst van Brussel, die is opgenomen in bijlage I bij het VWEU. Bijgevolg zijn zeewier en andere algen landbouwproducten die onder artikel 1, lid 2, eerste alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 834/2007 vallen. Ook microalgen vallen binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 834/2007, aangezien deze tot de „andere algen” behoren. |
(2) |
Aangezien in Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (2) tot op heden geen nadere productievoorschriften zijn vastgesteld voor als levensmiddel gebruikte microalgen en er vragen zijn gerezen betreffende welke productievoorschriften de marktdeelnemers in acht moeten nemen wanneer zij microalgen kweken voor gebruik als levensmiddel, moet de situatie worden verduidelijkt en moeten nadere productievoorschriften worden vastgesteld voor dergelijke producten. |
(3) |
Hoewel de productie van microalgen niet in zee plaatsvindt, lijkt deze in veel opzichten op de productie van zeewier. Op grond van artikel 6 bis van Verordening (EG) nr. 889/2008 vallen microalgen die worden vervoederd aan aquacultuurdieren, evenals meercellige mariene algen en fytoplankton, reeds onder de nadere productievoorschriften voor het verzamelen en kweken van zeewier. Daarom moet worden verduidelijkt dat de nadere productievoorschriften voor zeewier ook van toepassing dienen te zijn op de productie van microalgen voor gebruik als levensmiddel. |
(4) |
De in artikel 25 sexies, lid 3, en in artikel 25 sexdecies, lid 1, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 889/2008 vastgestelde overgangsmaatregelen voor het gebruik van niet-biologische juvenielen en van zaad van broedkamers voor niet-biologische tweekleppige schaal- of schelpdieren in de biologische productie lopen op 31 december 2015 af, wat betekent dat alle juvenielen en alle zaad van schaal- en schelpdieren in de biologische productie na die datum biologisch moeten zijn. Aangezien is gebleken dat niet voldoende hoeveelheden biologische juvenielen en biologisch zaad van schaal- en schelpdieren beschikbaar zijn, dient die termijn te worden verlengd met één jaar zodat de marktdeelnemers de tijd krijgen om voldoende hoeveelheden biologische juvenielen en biologisch zaad van schaal- en schelpdieren te produceren. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 29 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 889/2008 moet het gebruik van bepaalde oenologische procedés, processen en behandelingen vóór 1 augustus 2015 door de Commissie worden herbeoordeeld met als doel deze procedés geleidelijk af te schaffen of verder te beperken. |
(6) |
De Commissie heeft de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (EGTOP) verzocht te onderzoeken wat het effect van deze oenologische procedés, processen en behandelingen is op bepaalde essentiële kenmerken van biologische wijn en of alternatieve technieken beschikbaar zijn die deze kunnen vervangen. EGTOP heeft aanbevolen (3) het gebruik ervan in de biologische wijnproductie nog langer toe te laten omdat er op dit moment geen haalbare alternatieven zijn. Ook heeft EGTOP aanbevolen deze technieken na een bepaalde tijd opnieuw te beoordelen met hetzelfde doel als thans, namelijk deze geleidelijk af te schaffen of verder te beperken. Daarom dient de termijn van 1 augustus 2015 met drie jaar te worden verlengd. |
(7) |
De bevoegde autoriteiten kunnen tijdelijke uitzonderingen op de productievoorschriften voor dieren toestaan wanneer specifieke omstandigheden het voor de marktdeelnemers onmogelijk maken de biologische productie voort te zetten of te hervatten. Zij kunnen met name bij grote sterfte onder de dieren als gevolg van gezondheidsproblemen of een noodsituatie toestaan om de veestapel of het beslag te vernieuwen of aan te vullen met niet-biologisch gehouden dieren indien geen biologisch gehouden dieren beschikbaar zijn. Er moet worden verduidelijkt dat de omschakelingsperiode ook in dergelijke gevallen in acht moet worden genomen voor de niet-biologisch gehouden dieren die in de veestapel of het beslag worden gebracht. |
(8) |
Daarnaast moet worden voorzien in soortgelijke uitzonderingen op de productievoorschriften in geval van grote sterfte bij aquacultuurdieren, aangezien het de laatste jaren in slechts beperkte mate mogelijk is geweest om niet-biologische juvenielen te gebruiken in de biologische productie. |
(9) |
In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 889/2008 zijn de producten vermeld die op grond van artikel 12, lid 1, onder h), en artikel 16, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn toegestaan voor gebruik in de biologische productie. Deze producten zijn op basis van verschillende criteria, waaronder het gebruik of de oorsprong, ingedeeld in zeven groepen. Het is nuttig om de indeling te vereenvoudigen en enkel het oorsprongscriterium toe te passen. |
(10) |
De rechterkolom van de tabel in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 889/2008 bevat de beschrijving, de samenstellingseisen en de gebruiksvoorwaarden van de in die bijlage genoemde producten, waaronder micro-organismen en stoffen. De voorwaarden voor het gebruik van die producten in de biologische productie, en met name de desbetreffende gebruikscategorie (zoals insecticide, acaricide of fungicide), moeten evenwel in overeenstemming zijn met de gebruiksvoorwaarden voor werkzame stoffen als vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4) voor de landbouw in het algemeen. Indien het gebruik ervan bij die verordening is beperkt voor de landbouw in het algemeen, gelden de beperkingen in het toegestane gebruik ook voor de biologische productie. Daarnaast heeft de ervaring uitgewezen dat de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 889/2008 genoemde producten in de biologische landbouw vaak onder dezelfde voorwaarden mogen worden gebruikt als in de conventionele landbouw en dat de gebruiksrestricties beperkt zijn. |
(11) |
Het systeem moet dus worden vereenvoudigd om te vermijden dat in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 889/2008 toepassingen worden vermeld die niet meer zijn toegestaan op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011. Tezelfdertijd moet worden aangegeven dat alle toepassingen die bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn toegestaan voor de landbouw in het algemeen, automatisch ook zijn toegestaan voor de biologische productie, tenzij restrictievere voorwaarden worden vermeld. |
(12) |
Overeenkomstig de procedure van artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 hebben bepaalde lidstaten aan de andere lidstaten en aan de Commissie dossiers over bepaalde stoffen toegezonden met het oog op de toelating en opneming ervan in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 889/2008. Deze dossiers zijn door EGTOP en de Commissie onderzocht. |
(13) |
In haar aanbevelingen (5) heeft EGTOP onder meer geconcludeerd dat de stoffen koolstofdioxide, kiezelgoer (diatomeeënaarde), vetzuren en kaliumbicarbonaat voldoen aan de biologische doelstellingen en beginselen. Deze stoffen dienen derhalve te worden opgenomen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 889/2008. Om de benamingen van de werkzame stoffen in overeenstemming te brengen met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, moet bovendien de benaming „kaliumzout van vetzuren (zachte zeep)” worden gewijzigd in „vetzuren”. |
(14) |
Overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn basisstoffen stoffen die nuttig zijn op het gebied van gewasbescherming, maar niet voornamelijk voor dat doeleinde worden gebruikt. Veel van deze stoffen werden reeds lang, nog voor de classificatie ervan als basisstof, in de organische landbouw gebruikt. Daartoe behoren talrijke voedingsmiddelen van plantaardige of dierlijke oorsprong. Het is dienstig het gebruik van deze basisstoffen in de biologische landbouw toe te staan en de stoffen derhalve op te nemen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 889/2008 mits ze voldoen aan twee criteria: ze moeten voldoen aan de definitie van voedingsmiddel van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7) en moeten van plantaardige of dierlijke oorsprong zijn. |
(15) |
In bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 889/2008 zijn de toevoegingsmiddelen voor diervoeders opgenomen die op grond van artikel 14, lid 1, onder d), en artikel 16, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn toegestaan in biologische producten. |
(16) |
De weergave van bijlage VI dient in overeenstemming te worden gebracht met de benadering die is gevolgd in Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad (8). Met name moet de linkerkolom van de tabel in bijlage VI worden gewijzigd door de specifieke code of de functionele groep van de toevoegingsmiddelen weer te geven en moet de indeling in de groep van „technologische toevoegingsmiddelen” en „nutritionele toevoegingsmiddelen” in overeenstemming worden gebracht met de indeling volgens Verordening (EG) nr. 1831/2003. De benaming van de stoffen van de groep „zoötechnische toevoegingsmiddelen” in bijlage VI, punt 4, van Verordening (EG) nr. 889/2008 dient eveneens in overeenstemming te worden gebracht met die in Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(17) |
Overeenkomstig de procedure van artikel 16, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 hebben bepaalde lidstaten aan de andere lidstaten en aan de Commissie dossiers over bepaalde toevoegingsmiddelen voor diervoeders toegezonden met het oog op de toelating en opneming ervan in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 889/2008. Deze dossiers zijn door EGTOP en de Commissie onderzocht. Op basis van de EGTOP-aanbevelingen betreffende voedermiddelen en toevoegingsmiddelen voor diervoeders (9) dient het gebruik van de volgende stoffen, die door EGTOP als verenigbaar met de biologische doelstellingen en beginselen worden beschouwd, te worden toegestaan: geseleniseerde gist, dikoperchloridetrihydroxide en zinkchloridehydroxide-monohydraat. |
(18) |
In het licht van de wijzigingen die zijn doorgevoerd bij Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 131/2014 (10), (EU) 2015/861 (11) en (EU) 2015/1152 (12) van de Commissie, moeten de niet meer bestaande stoffen „tocoferolrijke extracten van natuurlijke oorsprong”, „E2 jodium” en „E3 kobalt” worden vervangen door de nieuwe stoffen van dezelfde categorie. Bovendien dienen bepaalde onnauwkeurigheden in de codes van bentoniet-montmorilloniet en clinoptiloliet in de functionele groep „d) Bindmiddelen en verdunningsmiddelen” te worden gecorrigeerd. |
(19) |
In bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 zijn bepaalde stoffen vermeld die op grond van artikel 19, lid 2, onder b), en artikel 21 van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn toegestaan bij de vervaardiging van verwerkte biologische levensmiddelen, gist en gistproducten. |
(20) |
Omwille van de coherentie met Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad (13) moeten de bijzondere gebruiksvoorwaarden voor siliciumdioxydegel of colloïdale oplossing (E 551) en de bijzondere zuiverheidseisen voor bentoniet worden gewijzigd. De bestaande toelating voor kaolien (E 559) dient te worden ingetrokken aangezien het gebruik van dit toevoegingsmiddel krachtens Verordening (EG) nr. 1333/2008 slechts tot 31 januari 2014 was toegestaan. |
(21) |
Overeenkomstig de procedure van artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 hebben bepaalde lidstaten aan de andere lidstaten en aan de Commissie dossiers over levensmiddelenadditieven, technische hulpstoffen en bepaalde andere stoffen toegezonden met het oog op de toelating en de opneming ervan in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 889/2008. Deze dossiers zijn door EGTOP en de Commissie onderzocht. |
(22) |
Op basis van de EGTOP-aanbevelingen voor levensmiddelenadditieven (14) dient het gebruik van de volgende stoffen, die door EGTOP als verenigbaar met de biologische doelstellingen en beginselen worden beschouwd, te worden toegestaan: bijenwas (E 901), carnaubawas (E 903), gellangom (E 418) en erytritol (E 968). |
(23) |
Daarnaast dienen de voorwaarden voor het gebruik van de volgende additieven te worden gewijzigd ingevolge de EGTOP-aanbeveling: zwaveldioxide, kaliummetabisulfiet, tocoferolrijk extract, lecithinen, citroenzuur, natriumcitraat, wijnsteenzuur, glycerol, natriumcarbonaat, siliciumdioxydegel of colloïdale oplossing en natriumhydroxide. Van biologische grondstoffen afgeleide lecithine is verkrijgbaar op de markt, maar moet voor de meeste toepassingen in de biologische-voedingsmiddelenindustrie van een passende kwaliteit zijn. Momenteel is niet voldoende lecithine van een passende kwaliteit voor de vervaardiging van biologische levensmiddelen verkrijgbaar. Gezien het tijdelijke gebrek aan biologische lecithine van een kwaliteit die nodig is voor de biologische vervaardiging van levensmiddelen, dient te worden bepaald dat lecithine die niet is afgeleid van biologische grondstoffen, gedurende een overgangsperiode van drie jaar mag worden gebruikt voor de vervaardiging van biologische levensmiddelen. |
(24) |
Op basis van de EGTOP-aanbevelingen voor technische hulpstoffen dienen azijnzuur/azijn, thiaminehydrochloride, diammoniumfosfaat, natriumcarbonaat en houtvezels te worden toegestaan. In het geval van natriumcarbonaat, citroenzuur, natriumhydroxide, plantaardige oliën, bentoniet, bijenwas en carnaubawas dienen de bijzondere voorwaarden te worden gewijzigd. |
(25) |
Wat technische hulpstoffen voor de productie van gist betreft, dient te worden voorgeschreven dat aardappelzetmeel en plantaardige oliën enkel mogen worden gebruikt indien ze afkomstig zijn van de biologische productie, aangezien die hulpstoffen in biologische vorm inmiddels in kwantitatief en in kwalitatief opzicht voldoende beschikbaar zijn. |
(26) |
Ten slotte zijn verwijzingen in de bijlagen II, VI en VIII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 naar de verordening op grond waarvan de producten of stoffen zijn toegestaan, niet meer relevant. |
(27) |
Verordening (EG) nr. 889/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(28) |
Om de marktdeelnemers en de controlerende autoriteiten en controleorganen voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan het feit dat de nadere productievoorschriften voor zeewier ook van toepassing zijn op de productie van microalgen voor gebruik als levensmiddel, dient de wijziging van artikel 6 bis van Verordening (EG) nr. 889/2008 twaalf maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening in te gaan. |
(29) |
Met het oog op de continuïteit en op een verlenging van de mogelijkheid om niet-biologische juvenielen en zaad van broedkamers voor niet-biologische tweekleppige schaal- of schelpdieren te gebruiken, dient de wijziging van artikel 25 sexies, lid 3, en artikel 25 sexdecies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 889/2008 met terugwerkende kracht in te gaan op 1 januari 2016. |
(30) |
Om de marktdeelnemers de mogelijkheid te bieden om zich aan te passen aan de wijzigingen die worden doorgevoerd voor bepaalde producten en stoffen voor gebruik bij de vervaarding van verwerkte biologische levensmiddelen, gist en gistproducten, dienen de wijzigingen in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 zes maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening in te gaan. |
(31) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008
Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 6 bis wordt vervangen door: „Artikel 6 bis Toepassingsgebied In dit hoofdstuk worden nadere productievoorschriften voor zeewier vastgesteld. Voor de toepassing van dit hoofdstuk omvat zeewier ook meercellige mariene algen, fytoplankton en microalgen.”. |
2) |
Artikel 25 sexies, lid 3, wordt vervangen door: „3. Het maximumpercentage niet-biologische aquacultuurjuvenielen die op een bedrijf mogen worden binnengebracht, bedraagt: 80 % tot en met 31 december 2011, 50 % tot en met 31 december 2014 en 0 % tot en met 31 december 2016.”. |
3) |
Artikel 25 sexdecies, lid 1, derde alinea, wordt vervangen door: „Er mag evenwel zaad van broedkamers voor niet-biologische tweekleppige schaal- of schelpdieren in de biologische productie-eenheden worden binnengebracht, mits daarbij de volgende maximumpercentages in acht worden genomen: 80 % tot en met 31 december 2011, 50 % tot en met 31 december 2014 en 0 % tot en met 31 december 2016.”. |
4) |
In artikel 29 quinquies, lid 4, wordt „1 augustus 2015” vervangen door „1 augustus 2018”. |
5) |
Artikel 47, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage II wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening. |
7) |
Bijlage VI wordt vervangen door bijlage II bij deze verordening. |
8) |
Bijlage VIII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De volgende punten van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van de hierna vermelde datum:
a) |
punt 1 is van toepassing met ingang van 7 mei 2017; |
b) |
de punten 2 en 3 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2016; |
c) |
punt 8 is van toepassing met ingang van 7 november 2016. |
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).
(3) Eindverslag:
http://ec.europa.eu/agriculture/organic/eu-policy/expert-advice/documents/final-reports/
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(5) Eindverslag:
http://ec.europa.eu/agriculture/organic/eu-policy/expert-advice/documents/final-reports/egtop-final-report-on-ppp-ii_en.pdf
(6) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(7) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(8) Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29).
(9) Eindverslag:
http://ec.europa.eu/agriculture/organic/eu-policy/expert-advice/documents/final-reports/egtop-final-report-feed-ii_en.pdf
(10) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 131/2014 van de Commissie van 11 februari 2014 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 601/2013 van de Commissie tot verlening van een vergunning voor kobalt(II)acetaat-tetrahydraat, kobalt(II)carbonaat, kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat, kobalt(II)sulfaat-heptahydraat en gecoate korrels van kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 41 van 12.2.2014, blz. 3).
(11) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/861 van de Commissie van 3 juni 2015 tot verlening van een vergunning voor kaliumjodide, watervrij calciumjodaat en gecoate korrels van watervrij calciumjodaat als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 137 van 4.6.2015, blz. 1).
(12) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1152 van de Commissie van 14 juli 2015 tot verlening van een vergunning voor tocoferolextracten van plantaardige oliën, tocoferolrijke extracten van plantaardige oliën (rijk aan delta-tocoferol) en alfa-tocoferol als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 187 van 15.7.2015, blz. 5).
(13) Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).
(14) Eindverslagen:
|
http://ec.europa.eu/agriculture/organic/eu-policy/expert-advice/documents/final-reports/final_report_egtop_on_organic_food_en.pdf |
|
http://ec.europa.eu/agriculture/organic/eu-policy/expert-advice/documents/final-reports/egtop-final-report-food-ii_en.pdf |
|
http://ec.europa.eu/agriculture/organic/eu-policy/expert-advice/documents/final-reports/egtop-final-report-food-iii_en.pdf |
BIJLAGE I
„BIJLAGE II
Pesticiden — Producten als bedoeld in artikel 5, lid 1
Alle in deze bijlage vermelde stoffen moeten ten minste voldoen aan de gebruiksvoorwaarden die zijn vermeld in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (1). Als voor de biologische productie restrictievere voorwaarden gelden, zijn deze in de tweede kolom van elke tabel vermeld.
1. Stoffen van plantaardige of van dierlijke oorsprong
Naam |
Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden |
Azadirachtine, geëxtraheerd uit Azadirachta indica (neemboom) |
|
Basisstoffen |
Enkel basisstoffen in de zin van artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) die onder de definitie van „voedingsmiddel” in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) vallen en die van plantaardige of van dierlijke oorsprong zijn. Niet voor gebruik als herbicide, maar enkel ter bestrijding van plagen en ziekten. |
Bijenwas |
Enkel als afdekkingsmiddel voor snoeiwonden/wondbeschermer. |
Gehydrolyseerde eiwitten, met uitzondering van gelatine |
|
Laminarine |
Kelp moet hetzij biologisch worden geteeld overeenkomstig artikel 6 quinquies hetzij duurzaam worden geoogst overeenkomstig artikel 6 quater. |
Feromonen |
Alleen in vallen en verstuivers. |
Plantaardige oliën |
Alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide. |
Pyretrines, geëxtraheerd uit Chrysanthemum cinerariaefolium |
|
Pyretrumderivaten (alleen deltametrine of lambdacyhalotrine) |
Alleen in vallen met specifieke lokmiddelen; uitsluitend ter bestrijding van Bactrocera oleae en Ceratritis capitata Wied. |
Kwassie, geëxtraheerd uit Quassia amara |
Enkel als insecticide, afweermiddel. |
Op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/schapenvet |
Alleen op niet-eetbare delen van het gewas en indien het gewasmateriaal niet wordt ingeslikt door schapen of geiten. |
2. Micro-organismen of door micro-organismen geproduceerde stoffen
Naam |
Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden |
Micro-organismen |
Niet afkomstig van GGO's. |
Spinosad |
|
3. Andere dan de in de punten 1 en 2 vermelde stoffen
Naam |
Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden of -restricties |
Aluminiumsilicaat (kaolien) |
|
Calciumhydroxide |
Als fungicide, enkel bij fruitbomen, ook in kwekerijen, voor de bestrijding van Nectria galligena. |
Koolstofdioxide |
|
Koperverbindingen in de vorm van: koperhydroxide, koperoxychloride, koperoxide, Bordeauxse pap en tribasisch kopersulfaat. |
Tot 6 kg koper per ha per jaar. Voor blijvende gewassen mogen de lidstaten, in afwijking van de eerste alinea, bepalen dat dit maximum van 6 kg koper in een bepaald jaar mag worden overschreden mits de gemiddelde gedurende vijf jaar (dat jaar en de vier vorige) gebruikte hoeveelheid niet groter is dan 6 kg. |
Ethyleen |
|
Vetzuren |
Alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide. |
IJzerfosfaat (ijzertrifosfaat) |
Aan de oppervlakte tussen de planten te dispergeren bereidingen.” |
Kiezelgoer (diatomeeënaarde) |
|
Californische pap (calciumpolysulfide) |
|
Paraffineolie |
|
Kaliumwaterstofcarbonaat (ook kaliumbicarbonaat genoemd) |
|
Kwartszand |
|
Zwavel |
|
(1) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(2) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
BIJLAGE II
„BIJLAGE VI
Toevoegingsmiddelen voor diervoeders als bedoeld in artikel 22, onder g), artikel 24, lid 2, en artikel 25 quaterdecies, lid 2
De in deze bijlage opgenomen toevoegingsmiddelen voor diervoeders mogen slechts worden gebruikt indien daarvoor een vergunning is verleend op grond van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad (1).
1. TECHNOLOGISCHE TOEVOEGINGSMIDDELEN
a) Conserveermiddelen
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
|
|
E 200 |
Sorbinezuur |
|
|
E 236 |
Mierenzuur |
|
|
E 237 |
Natriumformiaat |
|
|
E 260 |
Azijnzuur |
|
|
E 270 |
Melkzuur |
|
|
E 280 |
Propionzuur |
|
|
E 330 |
Citroenzuur |
|
b) Antioxidanten
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
|
|
1b306(i) |
Tocoferolextracten van plantaardige oliën |
|
|
1b306(ii) |
Tocoferolrijke extracten van plantaardige oliën (rijk aan delta-tocoferol) |
|
c) Emulgatoren, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
|
|
E 322 |
Lecithinen |
Alleen wanneer afkomstig van biologische grondstoffen. Uitsluitend voor gebruik in diervoeders voor aquacultuurdieren. |
d) Bindmiddelen en verdunningsmiddelen
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
|
|
E 535 |
Natriumferrocyanide |
Maximum: 20 mg/kg NaCl (berekend als ferrocyanideanion) |
|
E 551b |
Coloïdale siliciumdioxide |
|
|
E 551c |
Kiezelgoer (diatomeeënaarde, gezuiverd) |
|
|
1m558i |
Bentoniet |
|
|
E 559 |
Kaoliniethoudende klei, vrij van asbest |
|
|
E 560 |
Natuurlijke mengsels van stearaten en chloriet |
|
|
E 561 |
Vermiculiet |
|
|
E 562 |
Sepioliet |
|
|
E 566 |
Natroliet-fonoliet |
|
|
1g568 |
Clinoptiloliet van sedimentaire oorsprong |
|
|
E 599 |
Perliet |
|
e) Toevoegingsmiddelen voor kuilvoer
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
1k |
Enzymen en micro-organismen |
Uitsluitend voor de productie van kuilvoer wanneer de weersomstandigheden een adequate fermentatie belemmeren. |
2. SENSORIËLE TOEVOEGINGSMIDDELEN
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
2b |
Aromatische stoffen |
Uitsluitend extracten van landbouwproducten. |
3. NUTRITIONELE TOEVOEGINGSMIDDELEN
a) Vitamines, provitamines en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
||||||
3a |
Vitamines en provitamines |
|
b) Verbindingen van sporenelementen
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
|
|
E1 IJzer |
IJzeroxide IJzercarbonaat Ferrosulfaat, heptahydraat Ferrosulfaat, monohydraat |
|
|
3b201 |
Kaliumjodide |
|
3b202 |
Calciumjodaat, watervrij |
||
3b203 |
Gecoate korrels watervrij calciumjodaat |
||
|
3b301 |
Kobalt(II)acetaat-tetrahydraat |
|
3b302 |
Kobalt(II)carbonaat |
||
3b303 |
Kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat |
||
3b304 |
Gecoate korrels kobalt(II)carbonaat |
||
3b305 |
Kobalt(II)sulfaat-heptahydraat |
||
|
E4 Koper |
Basisch kopercarbonaat, monohydraat Koperoxide Kopersulfaat, pentahydraat |
|
3b409 |
Dikoperchloridetrihydroxide |
||
|
E5 Mangaan |
Mangaanoxide Mangaansulfaat, monohydraat Mangaancarbonaat |
|
|
E6 Zink |
Zinkoxide Zinksulfaat, monohydraat Zinksulfaat, heptahydraat |
|
3b609 |
Zinkchloridehydroxide-monohydraat |
||
|
E7 Molybdeen |
Natriummolybdaat |
|
|
E8 Seleen |
Natriumseleniet Natriumselenaat |
|
3b8.10, 3b8.11, 3b8.12, 3b8.13 en 3b8.17 |
Geïnactiveerde geseleniseerde gist |
4. ZOÖTECHNISCHE TOEVOEGINGSMIDDELEN
Code of functionele groep |
Stof |
Beschrijving, gebruiksvoorwaarden |
4a, 4b, 4c en 4d |
Enzymen en micro-organismen in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”” |
|
(1) Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29).
BIJLAGE III
Bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De noten boven de titel van deel A en onder de titel van deel B en de eerste kolom van de tabellen in de delen A en B („Vergunning”) worden geschrapt. |
2) |
Deel A wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Deel B wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In deel C worden de rijen betreffende aardappelzetmeel en plantaardige oliën vervangen door de volgende rijen:
|
(*) In dit verband wordt onder „vruchtenwijn” verstaan: wijn die is bereid uit andere vruchten dan druiven (met inbegrip van appel- en perenwijn).
(**) Maximumgehalte aan de stof uit alle bronnen, uitgedrukt als SO2 in mg/l.
(***) Met ingang van 1 januari 2019.”;
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/23 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/674 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2016
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wat betreft de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVIII bij die verordening vermelde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (3). |
(2) |
Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4) en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2013, 2014 en 2015 moet het drempelvolume met het oog op de toepassing van de aanvullende rechten voor bepaalde groenten en fruit met ingang van 1 mei 2016 worden gewijzigd. |
(3) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd. Met het oog op de leesbaarheid moet bijlage XVIII bij die verordening volledig worden vervangen. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).
(3) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.
BIJLAGE
„BIJLAGE XVIII
AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK I, SECTIE 2
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de omschrijving van de goederen als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Toepassingsperiode |
Drempelvolume (ton) |
78.0015 |
0702 00 00 |
Tomaten |
van 1 oktober 2016 tot en met 31 mei 2017 |
459 296 |
78.0020 |
van 1 juni 2016 tot en met 30 september 2016 |
33 923 |
||
78.0065 |
0707 00 05 |
Komkommers |
van 1 mei 2016 tot en met 31 oktober 2016 |
20 972 |
78.0075 |
van 1 november 2016 tot en met 30 april 2017 |
15 253 |
||
78.0085 |
0709 91 00 |
Artisjokken |
van 1 november 2015 tot en met 30 juni 2016 |
16 157 |
78.0100 |
0709 93 10 |
Courgettes |
van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 |
258 846 |
78.0110 |
0805 10 20 |
Sinaasappelen |
van 1 december 2015 tot en met 31 mei 2016 |
713 508 |
78.0120 |
0805 20 10 |
Clementines |
van 1 november 2015 tot eind februari 2016 |
267 618 |
78.0130 |
0805 20 30 0805 20 50 0805 20 70 0805 20 90 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
van 1 november 2015 tot eind februari 2016 |
105 541 |
78.0155 |
0805 50 10 |
Citroenen |
van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 |
293 087 |
78.0160 |
van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 |
65 269 |
||
78.0170 |
0806 10 10 |
Tafeldruiven |
van 21 juli 2016 tot en met 20 november 2016 |
70 580 |
78.0175 |
0808 10 80 |
Appelen |
van 1 januari 2016 tot en met 31 augustus 2016 |
667 666 |
78.0180 |
van 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 |
54 155 |
||
78.0220 |
0808 30 90 |
Peren |
van 1 januari 2016 tot en met 30 april 2016 |
170 513 |
78.0235 |
van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 |
118 018 |
||
78.0250 |
0809 10 00 |
Abrikozen |
van 1 juni 2016 tot en met 31 juli 2016 |
4 939 |
78.0265 |
0809 29 00 |
Kersen, andere dan zure kersen |
van 21 mei 2016 tot en met 10 augustus 2016 |
29 166 |
78.0270 |
0809 30 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
van 11 juni 2016 tot en met 30 september 2016 |
3 849 |
78.0280 |
0809 40 05 |
Pruimen |
van 11 juni 2016 tot en met 30 september 2016 |
18 155 ” |
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/27 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/675 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2016
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1519 tot instelling van definitieve compenserende rechten op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), en met name artikel 23, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 598/2009 (2) heeft de Raad een definitief compenserend recht ingesteld op biodiesel, zoals omschreven in overweging 10, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. |
(2) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 443/2011 (3) heeft de Raad het definitieve compenserende recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika na een antiontwijkingsonderzoek uitgebreid tot uit Canada verzonden biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada („de maatregelen zoals uitgebreid”). |
(3) |
Na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek met betrekking tot de antisubsidiemaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zoals uitgebreid tot de invoer vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2014 (4) het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek beëindigd zonder wijziging van de geldende maatregelen zoals uitgebreid. |
(4) |
Na een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening heeft de Europese Commissie („de Commissie”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1519 (5) een definitief compenserend recht ingesteld op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de geldende maatregelen”). |
B. VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK
(5) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek („het verzoek om een nieuw onderzoek”) op grond van artikel 19 en artikel 23, lid 6, van de basisverordening. |
(6) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek werd ingediend door DSM Nutritional Products Canada Inc. („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit Canada, en betrof alleen de mogelijkheid tot vrijstelling van de maatregelen zoals uitgebreid. |
(7) |
In zijn verzoek om een nieuw onderzoek verklaarde de indiener het onderzochte product daadwerkelijk te produceren en in staat te zijn tot de productie van de totale hoeveelheid biodiesel die hij naar de Unie heeft verzonden sinds het begin van het onderzoektijdvak van het in overweging 2 vermelde antiontwijkingsonderzoek, dat heeft geleid tot de instelling van de bestaande maatregelen zoals uitgebreid. |
(8) |
Daarnaast stelde de indiener van het verzoek dat hij niet verbonden was met producenten-exporteurs die aan de geldende maatregelen zijn onderworpen, en dat hij de geldende maatregelen niet heeft ontweken. |
C. OPENING VAN EEN GEDEELTELIJK TUSSENTIJDS NIEUW ONDERZOEK
(9) |
De Commissie heeft vastgesteld dat het verzoek om een nieuw onderzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal bevatte om de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19 en artikel 23, lid 6, van de basisverordening te rechtvaardigen. Daarom heeft de Commissie op 19 mei 2015 een onderzoek geopend door middel van de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) („het bericht van opening”). |
D. ONDERZOCHT PRODUCT
(10) |
Het onderzoek heeft betrekking op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong („het onderzochte product”), momenteel vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98, ex 1518 00 91, ex 1518 00 99, ex 2710 19 43, ex 2710 19 46, ex 2710 19 47, ex 2710 20 11, ex 2710 20 15, ex 2710 20 17, ex 3824 90 92, ex 3826 00 10 en ex 3826 00 90, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. |
E. ONDERZOEKTIJDVAK
(11) |
De verslagperiode voor dit onderzoek was de periode van 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015 („de verslagperiode”). Er werden ook gegevens verzameld over de periode tussen 1 april 2009 en het einde van de verslagperiode. |
F. BELANGHEBBENDEN
(12) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek en de vertegenwoordigers van Canada officieel van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijnen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alleen de indiener van het verzoek heeft zich gemeld. Er waren geen verzoeken om te worden gehoord. |
(13) |
De Commissie heeft de door de indiener van het verzoek ingediende antwoorden op de vragenlijst ontvangen en deze zijn ter plaatse bij de indiener van het verzoek in Canada gecontroleerd. |
G. BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK
(14) |
De indiener van het verzoek is in 1997 opgericht als fabrikant van voedingssupplementen op basis van omega 3. |
(15) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het verzoek daadwerkelijk biodiesel produceert, en wel als bijproduct van zijn kernactiviteit, de productie van omega 3-visolieconcentraat. |
(16) |
Ook bleek uit het onderzoek dat de indiener van het verzoek verbonden is met geen enkele producent van biodiesel die in de Verenigde Staten van Amerika gevestigd is en waarop maatregelen van toepassing zijn. |
(17) |
Het onderzoek heeft voorts bevestigd dat de biodiesel die naar de markt van de Unie is uitgevoerd, inderdaad door de indiener van het verzoek was geproduceerd. |
(18) |
Bovendien is uit het onderzoek niet gebleken dat de indiener van het verzoek biodiesel uit de Verenigde Staten van Amerika heeft gekocht, en evenmin dat hij biodiesel afkomstig uit de VS heeft overgeladen met de Unie als bestemming. |
(19) |
In het licht van de bevindingen uit de overwegingen 14 tot en met 18 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de indiener van het verzoek daadwerkelijk een producent van het onderzochte product is, en daarom moet worden vrijgesteld van de maatregelen zoals uitgebreid. |
(20) |
De belanghebbenden zijn in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om de indiener van het verzoek vrijstelling te verlenen, en zijn in de gelegenheid gesteld hierover opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen die er aanleiding toe konden geven het besluit tot beëindiging van het nieuwe onderzoek te wijzigen. |
(21) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (7) ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1519 wordt vervangen door:
„1. Het definitieve compenserende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”, zoals vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer in de Unie van door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, vanuit Canada verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516209821), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518009121), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518009921), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710194321), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710194621), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710194721), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710201121), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710201521), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710201721), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824909210), ex 3826 00 10 (Taric-codes 3826001020, 3826001030, 3826001040, 3826001089) en ex 3826 00 90 (Taric-code 3826009011), met uitzondering van die welke door onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd:
Land |
Onderneming |
Aanvullende Taric-code |
Canada |
BIOX Corporation, Oakville, Ontario, Canada |
B107 |
DSM Nutritional Products Canada Inc., Dartmouth, Nova Scotia, Canada |
C114 |
|
Rothsay Biodiesel, Guelph, Ontario, Canada |
B108 |
Het uit te breiden recht is het recht dat in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 598/2009 is vastgesteld voor „alle andere ondernemingen”, te weten een definitief compenserend recht van 237 EUR per nettoton.
Het compenserende recht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.
(2) Verordening (EG) nr. 598/2009 van de Raad van 7 juli 2009 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 179 van 10.7.2009, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 443/2011 van de Raad van 5 mei 2011 tot uitbreiding van het definitieve compenserende recht dat bij Verordening (EG) nr. 598/2009 is ingesteld op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika tot uit Canada verzonden biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot uitbreiding van het definitieve compenserende recht dat bij Verordening (EG) nr. 598/2009 is ingesteld tot biodiesel in een mengsel bevattende 20 of minder gewichtsprocenten biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, en tot beëindiging van het onderzoek naar de uit Singapore verzonden biodiesel (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2014 van de Raad van 14 april 2014 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek betreffende de antisubsidiemaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zoals uitgebreid tot de invoer vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 14).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1519 van de Commissie van 14 september 2015 tot instelling van definitieve compenserende rechten op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 99).
(6) Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zoals uitgebreid tot de invoer vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada (PB C 162 van 19.5.2015, blz. 9).
(7) Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51).
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/31 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/676 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2016
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1518 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 599/2009 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op biodiesel, zoals omschreven in overweging 10, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. |
(2) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 444/2011 (3) heeft de Raad het definitieve antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika na een antiontwijkingsonderzoek uitgebreid tot vanuit Canada verzondern biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada („de maatregelen zoals uitgebreid”). |
(3) |
Na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek met betrekking tot de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zoals uitgebreid tot de invoer vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 392/2014 (4) het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek beëindigd zonder wijziging van de geldende maatregelen zoals uitgebreid. |
(4) |
Na een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Europese Commissie („de Commissie”) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1518 (5) een definitief antidumpingrecht ingesteld op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de geldende maatregelen”). |
B. VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK
(5) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek („het verzoek om een nieuw onderzoek”) op grond van artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening. |
(6) |
Het verzoek om een nieuw onderzoek werd ingediend door DSM Nutritional Products Canada Inc. („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit Canada, en betrof alleen de mogelijkheid tot vrijstelling van de maatregelen zoals uitgebreid. |
(7) |
In zijn verzoek om een nieuw onderzoek verklaarde de indiener het onderzochte product daadwerkelijk te produceren en in staat te zijn tot de productie van de totale hoeveelheid biodiesel die hij naar de Unie heeft verzonden sinds het begin van het onderzoektijdvak van het antiontwijkingsonderzoek dat heeft geleid tot de instelling van de maatregelen zoals uitgebreid. |
(8) |
Daarnaast stelde de indiener van het verzoek dat hij niet verbonden was met producenten-exporteurs die aan de geldende maatregelen zijn onderworpen, en dat hij de geldende maatregelen niet heeft ontweken. |
C. OPENING VAN EEN GEDEELTELIJK TUSSENTIJDS NIEUW ONDERZOEK
(9) |
De Commissie heeft vastgesteld dat het verzoek om een nieuw onderzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal bevatte om de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening te rechtvaardigen. Daarom heeft de Commissie op 19 mei 2015 een onderzoek geopend door middel van de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (6) („het bericht van opening”). |
D. ONDERZOCHT PRODUCT
(10) |
Het onderzoek heeft betrekking op door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong („het onderzochte product”), momenteel vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98, ex 1518 00 91, ex 1518 00 99, ex 2710 19 43, ex 2710 19 46, ex 2710 19 47, ex 2710 20 11, ex 2710 20 15, ex 2710 20 17, ex 3824 90 92, ex 3826 00 10 en ex 3826 00 90, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. |
E. ONDERZOEKTIJDVAK
(11) |
De verslagperiode voor dit onderzoek was de periode van 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015 („de verslagperiode”). Er werden ook gegevens verzameld over de periode tussen 1 april 2009 en het einde van de verslagperiode. |
F. BELANGHEBBENDEN
(12) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek en de vertegenwoordigers van Canada officieel van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijnen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alleen de indiener van het verzoek heeft zich gemeld. Er waren geen verzoeken om te worden gehoord. |
(13) |
De Commissie heeft de door de indiener van het verzoek ingediende antwoorden op de vragenlijst ontvangen en deze zijn ter plaatse bij de indiener van het verzoek in Canada gecontroleerd. |
G. BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK
(14) |
De indiener van het verzoek is in 1997 opgericht als fabrikant van voedingssupplementen op basis van omega 3. |
(15) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de indiener van het verzoek daadwerkelijk biodiesel produceert, en wel als bijproduct van zijn kernactiviteit, de productie van omega 3-visolieconcentraat. |
(16) |
Ook bleek uit het onderzoek dat de indiener van het verzoek verbonden is met geen enkele producent van biodiesel die in de Verenigde Staten van Amerika gevestigd is en waarop de geldende maatregelen van toepassing zijn. |
(17) |
Het onderzoek heeft voorts bevestigd dat de biodiesel die naar de markt van de Unie is uitgevoerd, inderdaad door de indiener van het verzoek was geproduceerd. |
(18) |
Bovendien is uit het onderzoek niet gebleken dat de indiener van het verzoek biodiesel uit de Verenigde Staten van Amerika heeft gekocht, en evenmin dat hij biodiesel afkomstig uit de VS heeft overgeladen met de Unie als bestemming. |
(19) |
In het licht van de bevindingen uit de overwegingen 14 tot en met 18 is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de indiener van het verzoek daadwerkelijk een producent van het onderzochte product is, en daarom moet worden vrijgesteld van de maatregelen zoals uitgebreid. |
(20) |
De belanghebbenden zijn in kennis gesteld van het voornemen van de Commissie om de indiener van het verzoek vrijstelling te verlenen, en zijn in de gelegenheid gesteld hierover opmerkingen te maken. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen die er aanleiding toe konden geven het besluit tot beëindiging van het nieuwe onderzoek te wijzigen. |
(21) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1518 wordt vervangen door:
„1. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”, zoals vermeld in artikel 1, lid 2, wordt uitgebreid tot de invoer in de Unie van door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, beter bekend als „biodiesel”, in zuivere vorm of in mengsels met meer dan 20 gewichtsprocenten door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en/of paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong, vanuit Canada verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada en op dit moment vallend onder de GN-codes ex 1516 20 98 (Taric-code 1516209821), ex 1518 00 91 (Taric-code 1518009121), ex 1518 00 99 (Taric-code 1518009921), ex 2710 19 43 (Taric-code 2710194321), ex 2710 19 46 (Taric-code 2710194621), ex 2710 19 47 (Taric-code 2710194721), ex 2710 20 11 (Taric-code 2710201121), ex 2710 20 15 (Taric-code 2710201521), ex 2710 20 17 (Taric-code 2710201721), ex 3824 90 92 (Taric-code 3824909210), ex 3826 00 10 (Taric-codes 3826001020, 3826001030, 3826001040, 3826001089) en ex 3826 00 90 (Taric-code 3826009011), met uitzondering van die welke door onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd:
Land |
Onderneming |
Aanvullende Taric-code |
Canada |
BIOX Corporation, Oakville, Ontario, Canada |
B107 |
DSM Nutritional Products Canada Inc., Dartmouth, Nova Scotia, Canada |
C114 |
|
Rothsay Biodiesel, Guelph, Ontario, Canada |
B108 |
Het uit te breiden recht is het recht dat in artikel 1, lid 2, is vastgesteld voor „alle andere ondernemingen”, te weten een definitief antidumpingrecht van 172,2 EUR per nettoton.
Het antidumpingrecht op mengsels is van toepassing naar evenredigheid van het aandeel in gewichtsprocenten van het totale gehalte aan door synthese en/of hydrobehandeling verkregen monoalkylesters van vetzuren en paraffinische gasolie van niet-fossiele oorsprong in het mengsel (biodieselgehalte).”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) Verordening (EG) nr. 599/2009 van de Raad van 7 juli 2009 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 179 van 10.7.2009, blz. 26).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 444/2011 van de Raad van 5 mei 2011 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 599/2009 is ingesteld op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika tot vanuit Canada verzonden biodiesel, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada, en tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 599/2009 is ingesteld tot biodiesel in mengsels bevattende 20 of minder gewichtsprocenten biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, en tot beëindiging van het onderzoek naar de vanuit Singapore verzonden biodiesel (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 12).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 392/2014 van de Raad van 14 april 2014 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zoals uitgebreid tot de invoer vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 17).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1518 van de Commissie van 14 september 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 239 van 15.9.2015, blz. 69).
(6) Bericht van opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zoals uitgebreid tot de invoer vanuit Canada, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Canada (PB C 162 van 19.5.2015, blz. 13).
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/35 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/677 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2016
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 april 2016.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
262,4 |
MA |
90,3 |
|
ZZ |
176,4 |
|
0707 00 05 |
MA |
83,2 |
TR |
118,9 |
|
ZZ |
101,1 |
|
0709 93 10 |
MA |
95,4 |
TR |
124,4 |
|
ZZ |
109,9 |
|
0805 10 20 |
AR |
115,8 |
EG |
50,9 |
|
IL |
84,9 |
|
MA |
55,5 |
|
TR |
39,9 |
|
ZZ |
69,4 |
|
0805 50 10 |
MA |
147,0 |
TR |
130,3 |
|
ZA |
143,4 |
|
ZZ |
140,2 |
|
0808 10 80 |
AR |
110,2 |
BR |
102,8 |
|
CL |
111,7 |
|
CN |
150,1 |
|
NZ |
138,0 |
|
US |
225,1 |
|
ZA |
97,2 |
|
ZZ |
133,6 |
|
0808 30 90 |
AR |
126,7 |
CL |
122,8 |
|
CN |
73,7 |
|
ZA |
118,8 |
|
ZZ |
110,5 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/37 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/678 VAN DE COMMISSIE
van 29 april 2016
ingevolge artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een in de handel gebracht mottenwerend product bestaande uit gedroogde lavendelbloesems in een kussentje
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 3, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 28 mei 2015 heeft Duitsland krachtens artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 de Commissie verzocht te besluiten of een in de handel gebracht mottenwerend product bestaande uit gedroogde lavendelbloesems in een kussentje een biocide dan wel een behandeld voorwerp is in de zin van artikel 3, lid 1, onder a) of l), van die verordening. |
(2) |
Volgens overeengekomen richtsnoeren van de Unie (2) worden hele levende of onbewerkte dode organismen (bv. gist, gevriesdroogde bacteriën) of delen daarvan (bv. lichaamsdelen, bloed, takken, bladeren, bloemen enz.) niet als stoffen, mengsels of voorwerpen in de zin van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) beschouwd. Gedroogde lavendelbloesems worden daarom niet als een stof, mengsel of voorwerp in de zin van die verordening beschouwd en worden daarom noch als een biocide, noch als een behandeld voorwerp overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 beschouwd. |
(3) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Een product bestaande uit gedroogde lavendelbloesems in een kussentje is noch een biocide, noch een behandeld voorwerp in de zin van artikel 3, lid 1, onder a) en l), van Verordening (EU) nr. 528/2012.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 29 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Guidance for Annex V Exemptions from the obligation to register (blz. 19), beschikbaar op http://echa.europa.eu/documents/10162/13632/annex_v_en.pdf
(3) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
Rectificaties
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/39 |
Rectificatie van Besluit (GBVB) 2016/446 van de Raad van 23 maart 2016 tot wijziging en verlenging van Besluit 2013/34/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 78 van 24 maart 2016 )
Bladzijde 75, artikel 1, punt 2:
in plaats van:
„2) |
In artikel 10 wordt lid 2 vervangen door: „2. Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUTM Mali voor de periode van 19 mei 2016 tot en met 18 mei 2018 bedraagt 33 400 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/528 van de Raad (*) bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 60 % en het in artikel 34, lid 3, van dat besluit bedoelde vastleggingspercentage bedraagt 10 %.”, |
lezen:
„2) |
In artikel 10 wordt lid 2 vervangen door: „2. Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUTM Mali voor de periode van 19 mei 2016 tot en met 18 mei 2018 bedraagt 33 400 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/528 van de Raad (*) bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 10 % en het in artikel 34, lid 3, van dat besluit bedoelde vastleggingspercentage bedraagt 60 %.”. |
30.4.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 116/39 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG
( Publicatieblad van de Europese Unie L 5 van 9 januari 2004 )
Bladzijde 14, artikel 16 betreffende artikel 3, lid 2, onder d), van Richtlijn 64/432/EEG:
in plaats van:
„Artikel 3, lid 2, onder d), van Richtlijn 64/432/EEG wordt vervangen door:
„d) |
wat varkens betreft, …”.”, |
lezen:
„Artikel 3, lid 2, onder c), van Richtlijn 64/432/EEG wordt vervangen door:
„c) |
wat varkens betreft, …”.”. |