ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 14

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
21 januari 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/60 van de Commissie van 19 januari 2016 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen voor chloorpyrifos in of op bepaalde producten ( 1 )

1

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/61 van de Commissie van 20 januari 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/62 van de Commissie van 20 januari 2016 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 januari 2016 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007

20

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2016/63 van de Raad van 15 januari 2016 betreffende de toetreding van Kroatië tot de Overeenkomst opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn

23

 

 

RICHTSNOEREN

 

*

Richtsnoer (EU) 2016/64 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 houdende wijziging van Richtsnoer (EU) 2015/510 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (richtsnoer algemene documentatie) (ECB/2015/34)

25

 

*

Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35)

30

 

*

Richtsnoer (EU) 2016/66 van de Europese Centrale Bank van 26 november 2015 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2013/24 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen (ECB/2015/40)

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/1


VERORDENING (EU) 2016/60 VAN DE COMMISSIE

van 19 januari 2016

tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen voor chloorpyrifos in of op bepaalde producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor chloorpyrifos zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in bijlage II en deel B van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) verzocht om een toxicologische beoordeling van chloorpyrifos uit te voeren. Op 22 april 2014 is de conclusie van de EFSA bekendgemaakt (3).

(3)

De Commissie heeft de EFSA overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 396/2005 verzocht om op basis van de nieuwe toxicologische referentiewaarden een met redenen omkleed advies betreffende de bestaande MRL's voor chloorpyrifos te verstrekken. Op 12 juni 2015 heeft de EFSA haar met redenen omklede advies ingediend (4).

(4)

De EFSA heeft geconcludeerd dat de huidige MRL's voor mandarijnen, appelen, peren, perziken, tafeldruiven, bramen/braambessen, frambozen, aalbessen, kruisbessen, kiwi's, ananassen, aardappelen, tomaten, paprika's, aubergines, meloenen, watermeloenen, sluitkolen, Chinese kool, artisjokken, preien en suikerbiet aanleiding kunnen geven tot bedenkingen ten aanzien van de bescherming van de consument. De EFSA heeft derhalve aanbevolen om de bestaande MRL's voor die producten te verlagen. Zij heeft aangeven dat het gebruik op bramen/braambessen, aalbessen, kruisbessen, kiwi's, ananassen, aardappelen, meloenen, watermeloenen, Chinese kool en preien niet langer wordt ondersteund en dat er met betrekking tot de MRL's voor die producten behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. De MRL's voor die producten moeten worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens.

(5)

De Commissie heeft de referentielaboratoria van de Europese Unie voor bestrijdingsmiddelenresiduen geraadpleegd over de noodzaak enkele bepaalbaarheidsgrenzen aan te passen. Die laboratoria zijn tot de conclusie gekomen dat in verband met de technische ontwikkeling voor bepaalde producten specifieke bepaalbaarheidsgrenzen moeten worden vastgesteld.

(6)

Op grond van het met redenen omklede advies van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

(7)

De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen.

(8)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL's van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL's zullen voortvloeien.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 10 augustus 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

(3)  EFSA, 2014. Conclusion on the peer review of the pesticide human health risk assessment of the active substance chlorpyrifos. EFSA Journal 2014;12(4):3640, 34 blz., doi:10.2903/j.efsa.2014.3640.

(4)  EFSA, 2015. Reasoned opinion on the refined risk assessment regarding certain maximum residue levels (MRLs) of concern for the active substance chlorpyrifos. EFSA Journal 2015;13(6):4142, 41 blz., doi:10.2903/j.efsa.2015.4142.


BIJLAGE

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage II wordt de kolom voor chloorpyrifos vervangen door:

„Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Code-nummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (3)

Chloorpyrifos (F)

(1)

(2)

(3)

0100000

FRUIT, VERS of BEVROREN; NOTEN

 

0110000

Citrusvruchten

 

0110010

Grapefruits/pompelmoezen

0,3

0110020

Sinaasappelen

0,3

0110030

Citroenen

0,2

0110040

Limoenen/lemmetjes

0,3

0110050

Mandarijnen

1,5

0110990

Overige

0,3

0120000

Noten

0,05 (1)

0120010

Amandelen

 

0120020

Paranoten

 

0120030

Cashewnoten

 

0120040

Kastanjes

 

0120050

Kokosnoten

 

0120060

Hazelnoten

 

0120070

Macadamianoten

 

0120080

Pecannoten

 

0120090

Pijnboompitten

 

0120100

Pistaches

 

0120110

Walnoten

 

0120990

Overige

 

0130000

Pitvruchten

 

0130010

Appelen

0,01  (1)

0130020

Peren

0,01  (1)

0130030

Kweeperen

0,5

0130040

Mispels

 (2)

0130050

Loquats/Japanse mispels

 (2)

0130990

Overige

0,5

0140000

Steenvruchten

 

0140010

Abrikozen

0,05

0140020

Kersen (zoet)

0,3

0140030

Perziken

0,01  (1)

0140040

Pruimen

0,2

0140990

Overige

0,05 (1)

0150000

Besvruchten en kleinfruit

 

0151000

a)

druiven

 

0151010

Tafeldruiven

0,01  (1)

0151020

Wijndruiven

0,5

0152000

b)

aardbeien

0,2

0153000

c)

rubussoorten

 

0153010

Bramen/braambessen

0,01  (1)

0153020

Dauwbramen

0,05 (1)

0153030

Frambozen (geel en rood)

0,01  (1)

0153990

Overige

0,05 (1)

0154000

d)

ander kleinfruit en besvruchten

 

0154010

Blauwe bessen

0,05 (1)

0154020

Veenbessen

0,05 (1)

0154030

Aalbessen (rood, wit en zwart)

0,01  (1)

0154040

Kruisbessen (geel, groen en rood)

0,01  (1)

0154050

Rozenbottels

 (2)

0154060

Moerbeien (wit en zwart)

 (2)

0154070

Azaroles/Middellandse Zeemispels

 (2)

0154080

Vlierbessen

 (2)

0154990

Overige

0,05 (1)

0160000

Diverse vruchten met

 

0161000

a)

eetbare schil

0,05 (1)

0161010

Dadels

 

0161020

Vijgen

 

0161030

Tafelolijven

 

0161040

Kumquats

 

0161050

Carambola's

 (2)

0161060

Kaki's/Japanse persimoenen

 (2)

0161070

Jambolans/djamblangs

 (2)

0161990

Overige

 

0162000

b)

niet-eetbare schil, klein

 

0162010

Kiwi's (geel, groen, rood)

0,01  (1)

0162020

Lychees

0,05 (1)

0162030

Passievruchten/maracuja's

0,05 (1)

0162040

Woestijnvijgen/cactusvruchten

 (2)

0162050

Sterappelen

 (2)

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

 (2)

0162990

Overige

0,05 (1)

0163000

c)

niet-eetbare schil, groot

 

0163010

Avocado's

0,05 (1)

0163020

Bananen

3

0163030

Mango's

0,05 (1)

0163040

Papaja's

0,05 (1)

0163050

Granaatappels

0,05 (1)

0163060

Cherimoya's

 (2)

0163070

Guaves

 (2)

0163080

Ananassen

0,01  (1)

0163090

Broodvruchten

 (2)

0163100

Doerians

 (2)

0163110

Zuurzakken/doerian blanda

 (2)

0163990

Overige

0,05 (1)

0200000

GROENTEN, VERS of BEVROREN

 

0210000

Wortel- en knolgewassen

 

0211000

a)

aardappelen

0,01  (1)

0212000

b)

tropische wortel- en knolgewassen

0,05 (1)

0212010

Cassave/maniok

 

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

0212030

Yams

 

0212040

Arrowroot/pijlwortel

 (2)

0212990

Overige

 

0213000

c)

andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

0213010

Rode bieten

0,05 (1)

0213020

Wortels

0,1

0213030

Knolselderij

0,05 (1)

0213040

Mierikswortels

0,05 (1)

0213050

Aardperen/topinamboers

0,05 (1)

0213060

Pastinaken

0,05 (1)

0213070

Wortelpeterselie

0,05 (1)

0213080

Radijzen

0,2

0213090

Schorseneren

0,05 (1)

0213100

Koolrapen

0,05 (1)

0213110

Rapen

0,05 (1)

0213990

Overige

0,05 (1)

0220000

Bolgewassen

 

0220010

Knoflook

0,05 (1)

0220020

Uien

0,2

0220030

Sjalotten

0,05 (1)

0220040

Bosuien/groene uien en stengeluien

0,05 (1)

0220990

Overige

0,05 (1)

0230000

Vruchtgroenten

 

0231000

a)

Solanaceae

 

0231010

Tomaten

0,01  (1)

0231020

Paprika's

0,01  (1)

0231030

Aubergines

0,4

0231040

Okra's, okers

0,5

0231990

Overige

0,5

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

0,05 (1)

0232010

Komkommers

 

0232020

Augurken

 

0232030

Courgettes

 

0232990

Overige

 

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

 

0233010

Meloenen

0,01  (1)

0233020

Pompoenen

0,05 (1)

0233030

Watermeloenen

0,01  (1)

0233990

Overige

0,05 (1)

0234000

d)

suikermais

0,05 (1)

0239000

e)

andere vruchtgroenten

0,05 (1)

0240000

Koolsoorten (met uitzondering van wortels en babyleafgewassen van Brassica)

 

0241000

a)

bloemkoolachtigen

0,05 (1)

0241010

Broccoli

 

0241020

Bloemkolen

 

0241990

Overige

 

0242000

b)

sluitkoolachtigen

 

0242010

Spruitjes

0,05 (1)

0242020

Sluitkolen

0,01  (1)

0242990

Overige

0,05 (1)

0243000

c)

bladkoolachtigen

 

0243010

Chinese kool/petsai

0,01  (1)

0243020

Boerenkolen

0,05 (1)

0243990

Overige

0,05 (1)

0244000

d)

koolrabi's

0,05 (1)

0250000

Bladgroenten, kruiden en eetbare bloemen

0,05 (1)

0251000

a)

slasoorten

 

0251010

Veldsla

 

0251020

Sla

 

0251030

Andijvie

 

0251040

Tuinkers en andere kiemen en scheuten

 

0251050

Winterkers

 (2)

0251060

Raketsla/rucola

 

0251070

Rode amsoi

 (2)

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

 

0251990

Overige

 

0252000

b)

spinazie en dergelijke bladgroente

 

0252010

Spinazie

 

0252020

Postelein

 (2)

0252030

Snijbiet

 

0252990

Overige

 

0253000

c)

druivenbladeren en bladeren van dergelijke soorten

 (2)

0254000

d)

waterkers

 

0255000

e)

witlof/witloof/Brussels lof

 

0256000

f)

kruiden en eetbare bloemen

 

0256010

Kervel

 

0256020

Bieslook

 

0256030

Bladselderij/snijselder

 

0256040

Peterselie

 

0256050

Salie

 (2)

0256060

Rozemarijn

 (2)

0256070

Tijm

 (2)

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

 (2)

0256090

Laurierblad

 (2)

0256100

Dragon

 (2)

0256990

Overige

 

0260000

Peulgroenten

0,05 (1)

0260010

Bonen (met peul)

 

0260020

Bonen (zonder peul)

 

0260030

Erwten (met peul)

 

0260040

Erwten (zonder peul)

 

0260050

Linzen

 

0260990

Overige

 

0270000

Stengelgroenten

 

0270010

Asperges

0,05 (1)

0270020

Kardoenen

0,05 (1)

0270030

Bleekselderij

0,05 (1)

0270040

Knolvenkel

0,05 (1)

0270050

Artisjokken

0,01  (1)

0270060

Preien

0,01  (1)

0270070

Rabarber

0,05 (1)

0270080

Bamboescheuten

 (2)

0270090

Palmharten

 (2)

0270990

Overige

0,05 (1)

0280000

Paddenstoelen, mossen en korstmossen

0,05 (1)

0280010

Gekweekte paddenstoelen

 

0280020

Wilde paddenstoelen

 

0280990

Mossen en korstmossen

 

0290000

Algen en prokaryote organismen

 (2)

0300000

PEULVRUCHTEN

0,05 (1)

0300010

Bonen

 

0300020

Linzen

 

0300030

Erwten

 

0300040

Lupinen/lupinebonen

 

0300990

Overige

 

0400000

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

0,05 (1)

0401000

Oliehoudende zaden

 

0401010

Lijnzaad

 

0401020

Pinda's/aardnoten

 

0401030

Papaverzaad/maanzaad

 

0401040

Sesamzaad

 

0401050

Zonnebloemzaad

 

0401060

Koolzaad

 

0401070

Sojabonen

 

0401080

Mosterdzaad

 

0401090

Katoenzaad

 

0401100

Pompoenzaad

 

0401110

Saffloerzaad

 (2)

0401120

Bernagiezaad

 (2)

0401130

Huttentutzaad

 (2)

0401140

Hennepzaad

 

0401150

Wonderbonen

 (2)

0401990

Overige

 

0402000

Oliehoudende vruchten

 

0402010

Olijven voor oliewinning

 

0402020

Palmpitten

 (2)

0402030

Palmvruchten

 (2)

0402040

Kapok

 (2)

0402990

Overige

 

0500000

GRANEN

 

0500010

Gerst

0,2

0500020

Boekweit en andere pseudogranen

0,05 (1)

0500030

Mais

0,05

0500040

Gierst/pluimgierst

0,05 (1)

0500050

Haver

0,05 (1)

0500060

Rijst

0,05 (1)

0500070

Rogge

0,05 (1)

0500080

Sorghum

0,05 (1)

0500090

Tarwe

0,05 (1)

0500990

Overige

0,05 (1)

0600000

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE, CACAO EN CAROB

 

0610000

Thee

0,1 (1)

0620000

Koffiebonen

 (2)

0630000

Kruidenthee van

 (2)

0631000

a)

bloemen

 (2)

0631010

Kamille

 (2)

0631020

Hibiscus/roselle

 (2)

0631030

Roos

 (2)

0631040

Jasmijn

 (2)

0631050

Lindebloesem

 (2)

0631990

Overige

 (2)

0632000

b)

bladeren en kruiden

 (2)

0632010

Aardbei

 (2)

0632020

Rooibos

 (2)

0632030

Maté

 (2)

0632990

Overige

 (2)

0633000

c)

wortels

 (2)

0633010

Valeriaan

 (2)

0633020

Ginseng

 (2)

0633990

Overige

 (2)

0639000

d)

alle andere delen van de plant

 (2)

0640000

Cacaobonen

 (2)

0650000

Carob/johannesbrood

 (2)

0700000

HOP

0,1 (1)

0800000

SPECERIJEN

 (2)

0810000

Als specerij gebruikte zaden

 (2)

0810010

Anijs

 (2)

0810020

Zwarte komijn

 (2)

0810030

Selderij

 (2)

0810040

Koriander

 (2)

0810050

Komijn

 (2)

0810060

Dille

 (2)

0810070

Venkel

 (2)

0810080

Fenegriek

 (2)

0810090

Nootmuskaat

 (2)

0810990

Overige

 (2)

0820000

Als specerij gebruikte vruchten

 (2)

0820010

Piment

 (2)

0820020

Szechuanpeper/anijspeper

 (2)

0820030

Karwij

 (2)

0820040

Kardemom

 (2)

0820050

Jeneverbes

 (2)

0820060

Peperkorrel (groen, wit en zwart)

 (2)

0820070

Vanille

 (2)

0820080

Tamarinde

 (2)

0820990

Overige

 (2)

0830000

Als specerij gebruikte bast

 (2)

0830010

Kaneel

 (2)

0830990

Overige

 (2)

0840000

Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken

 (2)

0840010

Zoethout

 (2)

0840020

Gember

 (2)

0840030

Geelwortel/kurkuma/koenjit

 (2)

0840040

Mierikswortel

 (2)

0840990

Overige

 (2)

0850000

Als specerij gebruikte knoppen

 (2)

0850010

Kruidnagels

 (2)

0850020

Kappertjes

 (2)

0850990

Overige

 (2)

0860000

Als specerij gebruikte stampers

 (2)

0860010

Saffraan

 (2)

0860990

Overige

 (2)

0870000

Als specerij gebruikte zaadrokken

 (2)

0870010

Foelie

 (2)

0870990

Overige

 (2)

0900000

SUIKERGEWASSEN

 (2)

0900010

Suikerbiet

 (2)

0900020

Suikerriet

 (2)

0900030

Wortelcichorei

 (2)

0900990

Overige

 (2)

1000000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

 

1010000

Weefsels van

 

1011000

a)

varkens

 

1011010

Spier

 

1011020

Vetweefsel

 

1011030

Lever

 

1011040

Nier

 

1011050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1011990

Overige

 

1012000

b)

runderen

 

1012010

Spier

 

1012020

Vetweefsel

 

1012030

Lever

 

1012040

Nier

 

1012050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1012990

Overige

 

1013000

c)

schapen

 

1013010

Spier

 

1013020

Vetweefsel

 

1013030

Lever

 

1013040

Nier

 

1013050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1013990

Overige

 

1014000

d)

geiten

 

1014010

Spier

 

1014020

Vetweefsel

 

1014030

Lever

 

1014040

Nier

 

1014050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1014990

Overige

 

1015000

e)

paardachtigen

 (2)

1015010

Spier

 (2)

1015020

Vetweefsel

 (2)

1015030

Lever

 (2)

1015040

Nier

 (2)

1015050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 (2)

1015990

Overige

 (2)

1016000

f)

pluimvee

0,05 (1)

1016010

Spier

 

1016020

Vetweefsel

 

1016030

Lever

 

1016040

Nier

 

1016050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1016990

Overige

 

1017000

g)

andere gekweekte landdieren

 (2)

1017010

Spier

 (2)

1017020

Vetweefsel

 (2)

1017030

Lever

 (2)

1017040

Nier

 (2)

1017050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 (2)

1017990

Overige

 (2)

1020000

Melk

0,01 (1)

1020010

Runderen

 

1020020

Schapen

 

1020030

Geiten

 

1020040

Paarden

 

1020990

Overige

 

1030000

Vogeleieren

0,01 (1)

1030010

Kippen

 

1030020

Eenden

 (2)

1030030

Ganzen

 (2)

1030040

Kwartels

 (2)

1030990

Overige

 (2)

1040000

Honing en andere producten van de bijenteelt

 (2)

1050000

Amfibieën en reptielen

 (2)

1060000

Ongewervelde landdieren

 (2)

1070000

In het wild levende gewervelde landdieren

 (2)

2)

In deel B van bijlage III wordt de kolom voor chloorpyrifos vervangen door:

„Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Code-nummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (5)

Chloorpyrifos (F)

(1)

(2)

(3)

0130040

Mispels

0,5

0130050

Loquats/Japanse mispels

0,5

0154050

Rozenbottels

0,05 (4)

0154060

Moerbeien (wit en zwart)

0,05 (4)

0154070

Azaroles/Middellandse Zeemispels

0,05 (4)

0154080

Vlierbessen

0,05 (4)

0161050

Carambola's

0,05 (4)

0161060

Kaki's/Japanse persimoenen

0,05 (4)

0161070

Jambolans/djamblangs

0,05 (4)

0162040

Woestijnvijgen/cactusvruchten

0,05 (4)

0162050

Sterappelen

0,05 (4)

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

0,05 (4)

0163060

Cherimoya's

0,05 (4)

0163070

Guaves

0,05 (4)

0163090

Broodvruchten

0,05 (4)

0163100

Doerians

0,05 (4)

0163110

Zuurzakken/doerian blanda

0,05 (4)

0212040

Arrowroot/pijlwortel

0,05 (4)

0251050

Winterkers

0,05 (4)

0251070

Rode amsoi

0,05 (4)

0252020

Postelein

0,05 (4)

0253000

c)

druivenbladeren en bladeren van dergelijke soorten

0,05 (4)

0256050

Salie

0,05 (4)

0256060

Rozemarijn

0,05 (4)

0256070

Tijm

0,05 (4)

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

0,05 (4)

0256090

Laurierblad

0,05 (4)

0256100

Dragon

0,05 (4)

0270080

Bamboescheuten

0,05 (4)

0270090

Palmharten

0,05 (4)

0290000

Algen en prokaryote organismen

 

0401110

Saffloerzaad

0,05 (4)

0401120

Bernagiezaad

0,05 (4)

0401130

Huttentutzaad

0,05 (4)

0401150

Wonderbonen

0,05 (4)

0402020

Palmpitten

0,05 (4)

0402030

Palmvruchten

0,05 (4)

0402040

Kapok

0,05 (4)

0620000

Koffiebonen

0,2

0630000

Kruidenthee van

 

0631000

a)

bloemen

0,5

0631010

Kamille

0,5

0631020

Hibiscus/roselle

0,5

0631030

Roos

0,5

0631040

Jasmijn

0,5

0631050

Lindebloesem

0,5

0631990

Overige

0,5

0632000

b)

bladeren en kruiden

0,5

0632010

Aardbei

0,5

0632020

Rooibos

0,5

0632030

Maté

0,5

0632990

Overige

0,5

0633000

c)

wortels

0,5

0633010

Valeriaan

0,5

0633020

Ginseng

0,5

0633990

Overige

0,5

0639000

d)

alle andere delen van de plant

0,1 (4)

0640000

Cacaobonen

0,1 (4)

0650000

Carob/johannesbrood

0,1 (4)

0800000

SPECERIJEN

 

0810000

Als specerij gebruikte zaden

5

0810010

Anijs

5

0810020

Zwarte komijn

5

0810030

Selderij

5

0810040

Koriander

5

0810050

Komijn

5

0810060

Dille

5

0810070

Venkel

5

0810080

Fenegriek

5

0810090

Nootmuskaat

5

0810990

Overige

5

0820000

Als specerij gebruikte vruchten

1

0820010

Piment

1

0820020

Szechuanpeper/anijspeper

1

0820030

Karwij

1

0820040

Kardemom

1

0820050

Jeneverbes

1

0820060

Peperkorrel (groen, wit en zwart)

1

0820070

Vanille

1

0820080

Tamarinde

1

0820990

Overige

1

0830000

Als specerij gebruikte bast

0,1 (4)

0830010

Kaneel

0,1 (4)

0830990

Overige

0,1 (4)

0840000

Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken

 

0840010

Zoethout

1

0840020

Gember

1

0840030

Geelwortel/kurkuma/koenjit

1

0840040

Mierikswortel

(+)

0840990

Overige

1

0850000

Als specerij gebruikte knoppen

0,1 (4)

0850010

Kruidnagels

0,1 (4)

0850020

Kappertjes

0,1 (4)

0850990

Overige

0,1 (4)

0860000

Als specerij gebruikte stampers

0,1 (4)

0860010

Saffraan

0,1 (4)

0860990

Overige

0,1 (4)

0870000

Als specerij gebruikte zaadrokken

0,1 (4)

0870010

Foelie

0,1 (4)

0870990

Overige

0,1 (4)

0900000

SUIKERGEWASSEN

 

0900010

Suikerbiet

0,05

0900020

Suikerriet

0,05 (4)

0900030

Wortelcichorei

0,05 (4)

0900990

Overige

0,05 (4)

1015000

e)

paardachtigen

 

1015010

Spier

 

1015020

Vetweefsel

 

1015030

Lever

 

1015040

Nier

 

1015050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1015990

Overige

 

1017000

g)

andere gekweekte landdieren

 

1017010

Spier

 

1017020

Vetweefsel

 

1017030

Lever

 

1017040

Nier

 

1017050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

1017990

Overige

 

1030020

Eenden

0,01 (4)

1030030

Ganzen

0,01 (4)

1030040

Kwartels

0,01 (4)

1030990

Overige

0,01 (4)

1040000

Honing en andere producten van de bijenteelt

0,05  (4)

1050000

Amfibieën en reptielen

 

1060000

Ongewervelde landdieren

 

1070000

In het wild levende gewervelde landdieren

 


(1)  Bepaalbaarheidsgrens

(2)  Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor het MRL in bijlage III, deel B, geldt.

(3)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

(F)

=

Vetoplosbaar”

(4)  Bepaalbaarheidsgrens

(5)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

(F)

=

Vetoplosbaar

Chloorpyrifos (F)

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel”


21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/61 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

236,2

MA

80,9

TN

113,9

TR

91,2

ZZ

130,6

0707 00 05

MA

85,8

TR

150,9

ZZ

118,4

0709 93 10

MA

52,6

TR

150,6

ZZ

101,6

0805 10 20

EG

50,0

MA

64,1

TN

57,9

TR

65,8

ZZ

59,5

0805 20 10

IL

163,3

MA

82,3

ZZ

122,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

103,6

JM

147,2

MA

82,8

TR

99,2

ZZ

108,2

0805 50 10

TR

102,3

ZZ

102,3

0808 10 80

CL

84,9

US

121,1

ZZ

103,0

0808 30 90

CN

76,1

ZZ

76,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/62 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2016

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 januari 2016 zijn ingediend in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 januari 2016 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3).

(3)

De hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van die van 1 tot en met 7 januari 2016 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre de rechten tot invoer kunnen worden verleend door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie, in combinatie met artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006.

(4)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, wordt de in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   Op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 zijn ingediend, wordt de in deel B van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

DEEL A

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 ingediende aanvragen

(%)

1

09.4211

0,325241

2

09.4212

0,775495

4A

09.4214

09.4251

1,646051

09.4252

6A

09.4216

0,323564

09.4260

0,37908

7

09.4217

8

09.4218

DEEL B

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2016 ingediende aanvragen

(%)

5A

09.4215

0,65244

09.4254

09.4255

09.4256


BESLUITEN

21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/23


BESLUIT (EU) 2016/63 VAN DE RAAD

van 15 januari 2016

betreffende de toetreding van Kroatië tot de Overeenkomst opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië,

Gezien de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië, en met name artikel 3, lid 5,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (2) („de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren betrokken zijn”), is op 26 mei 1997 ondertekend en op 28 september 2005 in werking getreden.

(2)

In artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte van Kroatië („de Toetredingsakte”) is bepaald dat Kroatië toetreedt tot de in bijlage I bij die toetredingsakte opgesomde verdragen, overeenkomsten en protocollen tussen de lidstaten, waaronder de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren betrokken zijn. Deze verdragen, overeenkomsten en protocollen dienen ten aanzien van Kroatië in werking te treden op de door de Raad bepaalde datum.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de Toetredingsakte moet de Raad de als gevolg van de toetreding vereiste aanpassingen in deze verdragen, overeenkomsten en protocollen aanbrengen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren betrokken zijn, treedt ten aanzien van Kroatië in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum van bekendmaking van dit besluit.

Artikel 2

De Kroatische versie van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren betrokken zijn (3), is op gelijke wijze authentiek als de overige teksten van die overeenkomst.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum volgende op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

J.R.V.A. DIJSSELBLOEM


(1)  Advies van 10 juni 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 195 van 25.6.1997, blz. 2.

(3)  De Kroatische tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in een bijzondere uitgave van het Publicatieblad (Hoofdstuk 19, Volume 014, blz. 120).


RICHTSNOEREN

21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/25


RICHTSNOER (EU) 2016/64 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 november 2015

houdende wijziging van Richtsnoer (EU) 2015/510 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (richtsnoer algemene documentatie) (ECB/2015/34)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 3.1, eerste streepje, artikel 9.2, artikel 12.1, artikel 14.3, artikel 18.2, en artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van een gemeenschappelijk monetair beleid vergt de vaststelling van instrumenten en procedures voor gebruik door het Eurosysteem dat bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten (hierna de „NCB's”), teneinde dat beleid in de eurogebiedlidstaten uniform toe te passen.

(2)

Gezien artikel 12.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna: de „ESCB-statuten”) heeft de ECB de bevoegdheid om het gemeenschappelijk monetair beleid van de Unie uit te werken en de voor de passende implementatie noodzakelijke richtsnoeren uit te vaardigen. Krachtens artikel 14.3 van de ESCB-statuten moeten de NCB's overeenkomstig die richtsnoeren handelen. Dit richtsnoer is derhalve gericht tot het Eurosysteem. In contracten of reglementen geven de NCB's uitvoering aan in dit richtsnoer vastgelegde regels. Wederpartijen zijn gehouden te voldoen aan die regels zoals de NCB's die implementeren in die contracten of reglementen.

(3)

Luidens het eerste gedachtestreepje van artikel 18.1 van de ESCB-statuten mag het Eurosysteem in de financiële markten opereren door aan- en verkoop, hetzij onvoorwaardelijk (contant en op termijn), hetzij onder beding van wederverkoop, respectievelijk wederaankoop, en door het in lening geven of nemen van vorderingen en verhandelbaar papier, luidende in euro of andere valuta's, evenals edele metalen. Luidens het tweede streepje van artikel 18.1 mag het Eurosysteem krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen.

(4)

Om het Eurosysteem van wederpartijrisico te vrijwaren, bepaalt het tweede streepje van artikel 18.1 van de ESCB-statuten dat indien het Eurosysteem krediettransacties verricht met kredietinstellingen en andere marktpartijen, de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand.

(5)

Om het Eurosysteem te beschermen tegen financiële verliezen in geval van verzuim van een wederpartij, moeten op als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem gemobiliseerde beleenbare activa risicobeheersingsmaatregelen van toepassing zijn die zijn vastgelegd in titel VI van deel vier van Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/60) (1).

(6)

De Raad van bestuur heeft besloten de regels inzake gedekte obligaties voor eigen gebruik te veranderen aangaande de aanvullende surpluspercentages.

(7)

De Raad van bestuur heeft besloten dat niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekt door beleenbare kredietvorderingen, grensoverschrijdend gebruikt kunnen worden overeenkomstig de toepasselijke CCBM-procedures (correspondentenmodel voor centrale banken).

(8)

De Raad van bestuur heeft besloten dat de bepalingen aangaande de surpluspercentages moeten worden vastgelegd in een ten aanzien van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) afzonderlijke rechtshandeling, aangezien daardoor de implementatie van wijzigingen van het relevante kader prompt gestroomlijnd kan worden zodra de Raad van bestuur de betrokken besluiten heeft vastgesteld.

(9)

Derhalve moet Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2, lid 16, wordt als volgt vervangen:

„16.   „grensoverschrijdend gebruik”: de indiening, als onderpand, door een wederpartij aan de eigen NCB van:

a)

in een andere eurogebiedlidstaat aangehouden verhandelbare activa;

b)

in een andere eurogebiedlidstaat uitgegeven en in de lidstaat van de eigen NCB aangehouden verhandelbare activa;

c)

kredietvorderingen waarvan de kredietvorderingsovereenkomst wordt beheerst door de wetten van een andere eurogebiedlidstaat dan die van de eigen NCB;

d)

retail-schuldbewijzen met hypothecair onderpand (RMBD's) in overeenstemming met de toepasselijke CCBM-procedures.

e)

niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekt door beleenbare kredietvorderingen (DECC's), uitgegeven en aangehouden in een andere eurogebiedlidstaat, met uitzondering van de eurogebiedlistaat van de eigen NCB.”.

2)

Artikel 2, lid 49, wordt als volgt vervangen:

„49.   „uitstaande leasingvorderingen”: de geplande en contractueel door de leasenemer aan de leasegever krachtens de voorwaarden van een leaseovereenkomst opgelegde betalingen. Restwaardes zijn geen uitstaande leasingvorderingen. Persoonlijke contracten tot aankoop (Personal Contract Purchase (PCP)), d.w.z. contracten krachtens welke de debiteur zijn optie kan uitoefenen: a) om een finale betaling te doen ten einde volledige eigendom van de goederen te verkrijgen, of b) om de goederen te retourneren ter afwikkeling van het contract, worden gelijkgesteld met leaseovereenkomsten;”.

3)

Artikel 128 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 128

Risicobeheersingsmaatregelen

1.   Het Eurosysteem past voor beleenbare activa de volgende risicobeheersingsmaatregelen toe:

a)

surpluspercentages zoals bepaald in Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/35) (2);

b)

variatiemarges (marktwaardemethode) (marking-to-market):

het Eurosysteem vergt dat voor de bij liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoop gebruikte beleenbare activa in de loop van de tijd de voor het surpluspercentage gecorrigeerde marktwaarde wordt aangehouden. Indien de dagelijks gemeten waarde van de beleenbare activa onder een bepaald niveau komt, vereist de eigen NCB dat de wederpartij aanvullende activa ter beschikking stelt, of contant geld, zulks middels een margestorting. Evenzo, indien de waarde van de beleenbare activa na hun herwaardering tot boven een bepaald niveau stijgt, kan de NCB het teveel aan activa retourneren of contanten terugstorten;

c)

beperkt gebruik van ongedekte schuldbewijzen die zijn uitgegeven door een kredietinstelling of door enige andere entiteit waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft zoals bedoeld in artikel 138;

d)

waarderingsverlagingen zoals bepaald in Richtsnoer (EU) 2016/65 (ECB/2015/35).

2.   Het Eurosysteem kan de volgende aanvullende risicobeheersingsmaatregelen toepassen:

a)

initiële marge: wederpartijen verstrekken beleenbare activa met een waarde die ten minste gelijk is aan het door het Eurosysteem verstrekte bedrag aan liquiditeiten plus het bedrag van de betrokken initiële marge;

b)

limieten ten aanzien van emittenten, debiteuren of garanten: het Eurosysteem kan aanvullende limieten toepassen op de risicoposities ten opzichte van emittenten, debiteuren of garanten, m.u.v. de limieten die worden toegepast op de in lid 1, onder c), genoemde ongedekte schuldbewijzen;

c)

aanvullende surpluspercentages;

d)

om bepaalde activa te aanvaarden, aanvullende waarborgen van garanten, die voldoen aan de kredietkwaliteitsvereisten van het Eurosysteem;

e)

de uitsluiting van bepaalde activa voor het gebruik als onderpand in Eurosysteemkrediettransacties.

(2)  Richtsnoer (EU) 2016/65 van de Europese Centrale Bank van 18 november 2015 betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35) (PB L 14 van 21.1.2016, blz. 30).”."

4)

Artikel 148 wordt als volgt vervangen:

„Artikel 148

Algemene beginselen

1.   Wederpartijen mogen voor alle types Eurosysteemkrediettransacties in het hele eurogebied beleenbare activa grensoverschrijdend gebruiken.

2.   Wederpartijen mogen beleenbare activa, behalve termijndeposito's, voor grensoverschrijdend gebruik als volgt mobiliseren:

a)

verhandelbare activa worden gemobiliseerd middels: i) in aanmerking komende koppelingen tussen EER-SSS'en die krachtens het gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werden; ii) toepasselijke CCBM-procedures; iii) in aanmerking komende koppelingen in combinatie met de CCBM, en

b)

kredietvorderingen, DECC's en RMBD's worden overeenkomstig de toepasselijke CCBM-procedures gemobiliseerd.

3.   Verhandelbare activa kunnen gebruikt worden middels een NCB-rekening bij een SSS dat in een ander land is gevestigd dan dat van de betrokken NCB, zulks indien het Eurosysteem het gebruik van een dergelijke rekening goedgekeurd heeft.

4.   De Nederlandsche Bank kan haar rekening bij Euroclear Bank gebruiken om onderpandtransacties af te wikkelen met de in die ICSD uitgegeven Eurobonds. De Banc Ceannais na hÉireann/Central Bank of Ireland kan een dergelijke rekening bij Euroclear Bank openen. Deze rekening kan worden gebruikt voor alle bij Euroclear Bank aangehouden beleenbare activa, bijvoorbeeld via in aanmerking komende koppelingen naar Euroclear Bank overgedragen beleenbare activa.

5.   Wederpartijen voeren de overdracht van beleenbare activa uit via hun effectenafwikkelingsrekeningen bij een SSS dat krachtens het gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd.

6.   Een wederpartij die geen effectenrekening heeft bij een NCB of geen effectenafwikkelingsrekening bij een SSS dat krachtens het Gebruikersbeoordelingskader van het Eurosysteem („Eurosystem User Assessment Framework”) positief beoordeeld werd, mogen de transacties via de effectenafwikkelingsrekening of de effectenrekening van een correspondentkredietinstelling afwikkelen.”.

5)

Bijlage XI wordt als volgt vervangen:

„BIJLAGE XI

EFFECTENVORMEN

Op 13 juni 2006 kondigde de ECB voor de nieuwe global notes (NGN) criteria aan voor internationale globale effecten aan toonder die met ingang van 1 januari 2007 beleenbaar zouden zijn als onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties. Op 22 oktober 2008 kondigde de ECB aan dat na 30 september 2010 uitgegeven internationale globale schuldbewijzen op naam alleen beleenbaar onderpand voor Eurosysteemkrediettransacties zouden zijn indien de nieuwe bewaarnemingsstructuur voor internationale schuldbewijzen (new safekeeping structure — NSS) wordt gebruikt.

De volgende tabel geeft een overzicht van de beleenbaarheidsregels voor de verschillende effectenvormen na de invoering van de NGN- en NSS-criteria.

Tabel 1

Beleenbaarheidsregels voor verschillende effectenvormen

Globaal/individueel

Aan toonder/Op naam

NGN/classic global note (CGN)/NSS

Is de common safekeeper (CSK) een ICSD (3)?

Beleenbaar?

Globaal

Aan toonder

NGN

Ja

Ja

Neen

Neen

Globaal

Aan toonder

CGN

NVT

Neen, maar op die voor 1 januari 2007 uitgegeven effecten zal tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast worden, plus eventuele doorlopende uitgiften vanaf 1 januari 2007 indien de ISIN's fungibel zijn.

Globaal

Op naam

CGN

NVT

Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar.

Globaal

Op naam

NSS

Ja

Ja

Individueel

Aan toonder

NVT

NVT

Krachtens deze structuur na 30 september 2010 uitgegeven obligaties zijn niet langer beleenbaar. Op uitgiften van individuele effecten aan toonder op of na 30 september 2010 wordt tot de vervaldatum „grandfathering” toegepast.

Artikel 2

Intrekking

Artikelen 129 tot en met 133 bis van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) en bijlage X bij dat richtsnoer worden ingetrokken.

Artikel 3

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van notificatie aan de NCB's.

2.   De NCB's nemen alle maatregelen om te voldoen aan dit richtsnoer en passen die maatregelen met ingang van 25 januari 2016 toe. Zij stellen de ECB uiterlijk op 5 januari 2016 in kennis van de met die maatregelen verband houdende teksten en middelen.

Artikel 4

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main,18 november 2015.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).

(3)  Dan wel, indien zulks toepasselijk wordt, in een positief beoordeelde centrale effectenbewaarinstelling.”.


21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/30


RICHTSNOER (EU) 2016/65 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 november 2015

betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 3.1, eerste streepje, artikel 9.2, artikel 12.1, artikel 14.3, artikel 18.2, en artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Luidens artikel 18.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten (hierna de „NCB's”) krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. In Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/60) (1) zijn de algemene voorwaarden vastgelegd waaronder de ECB en de NCB's bereid zijn krediettransacties te verrichten, waaronder de onderpandbeleenbaarheidscriteria voor Eurosysteemkrediettransacties.

(2)

Om het Eurosysteem te beschermen tegen financiële verliezen in geval van wederpartijverzuim, moeten op als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem gemobiliseerde beleenbare activa risicobeheersmaatregelen van toepassing zijn die zijn vastgelegd in titel VI van deel vier van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

(3)

De toepassing van surpluspercentageherzieningen wordt gefacilieerd indien de relevante bepalingen in een afzonderlijke rechtshandeling zouden zijn vastgelegd. Zulks zou risicocontrole mogelijk maken van parameters die compact en op zichzelf staand verstrekt moeten worden en stroomlijning mogelijk maken van de implementatie van wijzigingen van het betrokken kader, en wel prompt nadat de Raad van bestuur de betrokken besluiten heeft vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Op beleenbare verhandelbare activa toegepaste surpluspercentages

1.   Overeenkomstig titel VI van deel vier van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) zijn op verhandelbare activa surpluspercentages van toepassing, zoals bedoeld in artikel 2, punt 97, van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), waarbij de niveaus zijn vastgelegd in tabel 2 van de bijlage bij dit richtsnoer.

2.   Het surpluspercentage voor een specifiek activum hangt af van de volgende factoren:

a)

de in artikel 2 vastgelegde surpluspercentagecategorie waarin het activum is ingedeeld;

b)

de activumrestlooptijd;

c)

de activumcouponstructuur;

d)

de kredietkwaliteitscategorie waartoe het activum behoort.

Artikel 2

Vaststelling van surpluspercentagecategorieën voor verhandelbare activa

Beleenbare verhandelbare activa worden ingedeeld in een van de vijf surpluspercentagecategorieën, zulks op grond van het emittenttype en/of activumtype, zoals weergegeven in tabel 1 in de bijlage bij dit richtsnoer:

a)

door centrale overheden uitgegeven schuldbewijzen, ECB-schuldbewijzen en schuldbewijzen die zijn uitgegeven door NCB's voordat de desbetreffende eurogebiedlidstaat overging op de euro, worden opgenomen in surpluspercentagecategorie I;

b)

schuldbewijzen uitgegeven door lokale en regionale overheid, door het Eurosysteem als agentschappen ingedeelde entiteiten, multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties, alsook gedekte obligaties van het „Jumbo”-type, worden in surpluspercentagecategorie II ondergebracht;

c)

traditionele gedekte obligaties, overige gedekte obligaties en schuldbewijzen die een niet-financiële vennootschap heeft uitgegeven, worden ondergebracht in surpluspercentagecategorie III;

d)

door kredietinstellingen en financiële vennootschappen, met uitzondering van kredietinstellingen, uitgegeven ongedekte schuldbewijzen worden ondergebracht in surpluspercentagecategorie IV;

e)

effecten op onderpand van activa worden ondergebracht in categorie V, ongeacht de indeling van de emittent.

Artikel 3

Surpluspercentages voor verhandelbare activa

1.   De in de surpluscategorieën I tot en met IV ondergebrachte surpluspercentages voor verhandelbare activa worden als volgt vastgesteld:

a)

de indeling van het specifieke activum in kredietkwaliteitscategorie 1, 2 of 3, zoals bepaald in tabel 2 in de bijlage bij dit richtsnoer;

b)

de activumrestlooptijd, zoals bepaald in leden 3 en 4;

c)

de activumcouponstructuur, zoals bepaald in leden 3 en 4.

2.   Op in surpluspercentagecategorie V ingedeelde verhandelbare activa is een surpluspercentage van 10 % van toepassing, ongeacht hun restlooptijd of couponstructuur.

3.   Voor nulcoupons of vastrentende coupons is de activumrestlooptijd de voor het surpluspercentage toe te passen looptijd.

4.   Voor activa met variabele coupons wordt hetzelfde surpluspercentage toegepast als op verhandelbare activa met een vaste couponrente in het restlooptijdsegment van nul tot en met één jaar, met uitzondering van de volgende gevallen en onverminderd lid 2.

a)

Variabele coupons met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar worden behandeld als vastrentende coupons en de activumrestlooptijd is de voor het surpluspercentage toe te passen relevante looptijd.

b)

De activumrestlooptijd is de relevante looptijd voor het surpluspercentage dat moet worden toegepast op de variabele coupons met een eurogebiedinflatie-index als referentie-intrestvoet.

c)

Het op activa met meerdere typen couponstructuren toegepaste surpluspercentage hangt slechts af van de gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur en is gelijk aan het hoogste surpluspercentage toegepast op een verhandelbaar activum met dezelfde restlooptijd en kredietkwaliteitscategorie. Elk type gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur kan hiervoor in aanmerking genomen worden.

Artikel 4

Op specifieke typen verhandelbare activa toegepaste aanvullende surpluspercentages

In aanvulling op de in artikel 3 van dit richtsnoer vastgelegde surpluspercentages gelden de volgende aanvullende surpluspercentages voor specifieke typen verhandelbare activa:

a)

een aanvullend surpluspercentage van toepassing in de vorm van een waarderingsverlaging van 5 % is van toepassing op effecten op onderpand van activa, gedekte obligaties en ongedekte schuldbewijzen, die een kredietinstelling heeft uitgegeven en waarvan de waarde theoretisch is bepaald overeenkomstig de regels in artikel 134 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60);

b)

op gedekte obligaties voor eigen gebruik is een aanvullend surpluspercentage i) van 8 % van toepassing dat wordt toegepast op de waarde van de schuldbewijzen in de kredietkwaliteitcategorieën 1 en 2, en ii) van 12 % toegepast op de waarde van de schuldbewijzen in de kredietkwaliteitscategorie 3;

c)

binnen het kader van punt b), betekent „eigen gebruik”: de indiening of het gebruik door een wederpartij van gedekte obligaties die de wederpartij, of een entiteit waarmee die wederpartij nauwe banden onderhoudt, zoals bepaald in overeenstemming met artikel 138 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), uitgeeft of garandeert;

d)

indien het in punt b) bedoelde aanvullende surpluspercentage ten aanzien van de onderpandbeheersystemen van de NCB, triparty-agent of T2S-automatischezekerheidsstellingsfaciliteit niet kan worden toegepast, wordt in dergelijke systemen of in een dergelijk platform het aanvullende surpluspercentage toegepast op de gehele emissiewaarde van de gedekte obligaties voor eventueel eigen gebruik.

Artikel 5

Op beleenbare niet-verhandelbare activa toegepaste surpluspercentages

1.   Op individuele kredietvorderingen met een vaste rente en kredietvorderingen met rentebetalingen die gekoppeld zijn aan het inflatiepercentage, zijn specifieke surpluspercentages van toepassing waarvan de vaststelling afhankelijk is van de restlooptijd, de kredietkwaliteitscategorie en de door de NCB toegepaste waarderingsmethode, zoals bedoeld in tabel 3 in de bijlage bij dit richtsnoer.

2.   Op individuele kredietvorderingen met een variabele rentevoet is een surpluspercentage van toepassing dat wordt toegepast op kredietvorderingen met een vaste rentevoet ingedeeld in het restlooptijdsegment van nul tot en met één jaar met dezelfde door de NCB toegepaste kredietkwaliteitscategorie en waarderingsmethode. Een rentebetaling wordt behandeld als variabel indien zij is gekoppeld aan een referentierente en de vaststellingsperiode in verband met deze betaling hoogstens één jaar is. Rentebetalingen met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar worden behandeld als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van de kredietvordering de voor het surpluspercentage relevante looptijd is.

3.   Het surpluspercentage voor een kredietvordering met meer dan één type rentebetaling wordt uitsluitend bepaald op grond van de rentebetalingen gedurende de restlooptijd van de kredietvordering. Indien er gedurende de restlooptijd van de kredietvordering meer dan één type rentebetaling is, worden de resterende rentebetalingen behandeld als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van de kredietvordering de voor het surpluspercentage relevante looptijd is.

4.   Voor kredietvorderingen met nulcoupons is dienovereenkomstig een surpluspercentage voor kredietvorderingen met een vaste rentevoet van toepassing.

5.   Op niet-verhandelbare retailschuldbewijzen met hypothecair onderpand is een surpluspercentage van 39,5 % van toepassing.

6.   Op termijndeposito's zijn geen surpluspercentages van toepassing.

7.   Op iedere onderliggende kredietvordering in de coverpool van door niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekte beleenbare kredietvorderingen (hierna: „DECC”) is op individueel niveau een surpluspercentage van toepassing volgens de hierboven in leden 1 tot en met 4 bedoelde regels. De totale waarde van de onderliggende kredietvorderingen in de coverpool is na de toepassing van het surpluspercentage steeds gelijk aan of hoger dan de waarde van de uitstaande DECC-hoofdsom. Indien de geaggregeerde waarde beneden de in de vorige zin bedoelde drempel daalt, wordt de DECC gewaardeerd op nul.

Artikel 6

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

2.   De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de nodige maatregelen om te voldoen aan dit richtsnoer en passen die maatregelen met ingang van 25 januari 2016 toe. Zij stellen de ECB uiterlijk op 5 januari 2016 in kennis van de met die maatregelen verband houdende teksten en middelen.

Artikel 7

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 18 november 2015.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (PB L 91 van 2.4.2015, blz. 3).


BIJLAGE

Tabel 1

Surpluspercentagecategorieën voor beleenbare verhandelbare activa op basis van het emittenttype en/of activumtype

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Categorie V

door centrale overheden uitgegeven schuldbewijzen

ECB-schuldbewijzen

schuldbewijzen uitgegeven door NCB's voor de aannemingsdatum van de euro in hun respectieve lidstaat

door lokale en regionale overheden uitgegeven schuldbewijzen

schuldbewijzen uitgegeven door entiteiten die het Eurosysteem als agentschap heeft ingedeeld

door multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties uitgegeven schuldbewijzen

gedekte obligatie van het „Jumbo”-type

traditionele gedekte obligaties en overige gedekte obligaties

door niet-financiële vennootschappen uitgegeven schuldbewijzen

door kredietinstellingen uitgegeven ongedekte schuldbewijzen

door financiële vennootschappen m.u.v. kredietinstellingen uitgegeven ongedekte schuldinstrumenten

effecten op onderpand van activa


Tabel 2

Op beleenbare verhandelbare activa toegepaste surpluspercentageniveaus

 

Surpluspercentagecategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (1)

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Categorie V

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

 

Categorieën 1 en 2

[0-1)

0,5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

6,5

6,5

10,0

[1-3)

1,0

2,0

1,5

2,5

2,0

3,0

8,5

9,0

[3-5)

1,5

2,5

2,5

3,5

3,0

4,5

11,0

11,5

[5-7)

2,0

3,0

3,5

4,5

4,5

6,0

12,5

13,5

[7-10)

3,0

4,0

4,5

6,5

6,0

8,0

14,0

15,5

[10, ∞)

5,0

7,0

8,0

10,5

9,0

13,0

17,0

22,5

 

Surpluspercentagecategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (1)

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Categorie V

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

vastrentende coupon

nulcoupon

 

Categorie 3

[0-1)

6,0

6,0

7,0

7,0

8,0

8,0

13,0

13,0

niet-beleenbaar

[1-3)

7,0

8,0

10,0

14,5

15,0

16,5

24,5

26,5

[3-5)

9,0

10,0

15,5

20,5

22,5

25,0

32,5

36,5

[5-7)

10,0

11,5

16,0

22,0

26,0

30,0

36,0

40,0

[7-10)

11,5

13,0

18,5

27,5

27,0

32,5

37,0

42,5

[10, ∞)

13,0

16,0

22,5

33,0

27,5

35,0

37,5

44,0


Tabel 3

Op kredietvorderingen met vaste rentes toegepaste surpluspercentageniveaus

 

Waarderingsmethode

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (2)

Vaste rente en waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en waardering overeenkomstig een door de NCB toegewezen uitstaand bedrag

Categorieën 1 en 2

[0-1)

10,0

12,0

[1-3)

12,0

16,0

[3-5)

14,0

21,0

[5-7)

17,0

27,0

[7-10)

22,0

35,0

[10, ∞)

30,0

45,0

 

Waarderingsmethode

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (2)

Vaste rente en waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en waardering overeenkomstig een door de NCB toegewezen uitstaand bedrag

Categorie 3

[0-1)

17,0

19,0

[1-3)

29,0

34,0

[3-5)

37,0

46,0

[5-7)

39,0

52,0

[7-10)

40,0

58,0

[10, ∞)

42,0

65,0


(1)  i.e.: [0-1) restlooptijd korter dan één jaar, [1-3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.

(2)  i.e.: [0-1) restlooptijd korter dan één jaar, [1-3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.


21.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/36


RICHTSNOER (EU) 2016/66 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 26 november 2015

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2013/24 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen (ECB/2015/40)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 5.1, artikel 5.2, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Overwegende:

(1)

De drie dagen kortere rapportageperiode voor aanvullende gegevens die van toepassing is vanaf de eerste transmissie in 2017 krachtens Richtsnoer ECB/2013/24 (1), is thans niet noodzakelijk vanwege het gewijzigde vergaderschema van de Raad van bestuur. Met het oog op meer efficiëntie, opdat besluiten inzake kortere rapportageperiodes rekening houden met mogelijke toekomstige schemawijzigingen, moeten deze besluiten worden gedelegeerd aan de directie die rekening moet houden met het standpunt van het Comité statistieken (STC).

(2)

Om de dekking en de kwaliteit van de eurogebiedaggregaten te verbeteren, moeten bovendien de in Richtsnoer ECB/2013/24 vastgelegde vereisten inzake aanvullende gegevens gewijzigd worden om vrijwillig ook leningen op te nemen tussen niet-financiële vennootschappen.

(3)

Richtsnoer ECB/2013/24 moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

Heeft dit richtsnoer vastgesteld:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtsnoer ECB/2013/24 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt lid 2 als volgt vervangen:

„2.   De vereisten voor „aanvullende gegevens” hebben betrekking op transacties en standen voor de periode vanaf het laatste kwartaal van 2012 tot en met het referentiekwartaal. Deze aanvullende gegevens worden op basis van beste raming gerapporteerd. De vereisten voor aanvullende gegevens zoals aangegeven in de kolommen „H”, „H.1” en „H.2” van tabel 1, 2, 4 en 5 van bijlage I (aanvullende gegevens met betrekking tot de overheidssector en haar subsectoren), en in kolom „B”, rij 3 en 13, van tabel 4 en 5 van bijlage I (aanvullende gegevens met betrekking tot leningen tussen niet-financiële vennootschappen), worden vrijwillig gerapporteerd.”.

2)

Artikel 4, lid 1 wordt als volgt vervangen:

„1.   De in artikel 2, lid 2, genoemde „aanvullende gegevens” worden aan de ECB gerapporteerd binnen een periode van maximaal 85 kalenderdagen na het einde van het referentiekwartaal. De directie kan die uiterste termijn tot 82 dagen inkorten, indien passend, rekening houdend met het standpunt van het STC. De directie stelt de Raad van bestuur onverwijld in kennis van haar besluit. De ECB kondigt elke wijziging van de rapportageperiode minstens één jaar voor de implementatiedatum aan.”.

3)

Bijlage I wordt overeenkomstig de bijlage bij dit Richtsnoer gewijzigd.

Artikel 2

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

2.   De centrale banken van het Eurosysteem voldoen met ingang van 1 januari 2016 aan dit richtsnoer.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 26 november 2015.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer 2014/3/EU van de Europese Centrale Bank van 25 juli 2013 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen (ECB/2013/24) (PB L 2 van 7.1.2014, blz. 34).


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtsnoer ECB/2013/24 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tabel „Samenvatting van gegevensvereisten” wordt als volgt vervangen:

„Samenvatting van gegevensvereisten

Artikel

Inhoud

Tabellen

Gegevenssoort

Referentieperiode

1e rapportagedatum

Tijdigheid

Waarnemingen

Standen

Transacties

Overige volumemutaties

2.2

4.1

Aanvullende gegevens; alleen zwart gearceerde cellen

T1

activa

T2

passiva

T4

kortlopende leningen (w-t-w)

T5

langlopende leningen (w-t-w)

 

Vanaf 2012Q4

September 2014

t + 85

Beste raming

Zwart gearceerde cellen in kolommen H, H.1 en H.2 vrijwillig

Zwart gearceerde cellen in kolom B, rijen 3 en 13, van T4 en T5 vrijwillig

2.3 a)

2.5

3.2

3.3 a), b)

4.2

Nationale gegevens; alle cellen

T1

activa

T2

passiva

T3

deposito's (w-t-w)

T4

kortlopende leningen (w-t-w)

T5

langlopende leningen (w-t-w)

Vanaf 2012Q4

September 2014

Tot december 2016: t + 100

Metagegevens bijvoegen

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 aanpassen aan eurogebiedsamenstelling; op basis van beste raming

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 worden niet gepubliceerd

Vanaf maart 2017: t + 97

2.3 b)

2.5

3.2

3.3 c)

4.2

Nationale gegevens; alle cellen

T1

activa

T2

passiva

T3

deposito's (w-t-w)

T4

kortlopende leningen (w-t-w)

T5

langlopende leningen (w-t-w)

 

1999Q1-2012Q3

September 2017

Tot december 2016: t + 100

Beste raming

Kolommen J, K of T1 en T2 vrijwillige

Metagegevens bijvoegen

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 aanpassen aan samenstelling eurogebied; op basis van beste raming

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 worden niet gepubliceerd

Vanaf maart 2017: t + 97

2.4

2.5

3.2

3.3 a) b)

4.2

Nationale gegevens; alle cellen

T6

kortlopende schuldbewijzen (w-t-w)

T7

langlopende schuldbewijzen (w-t-w)

T8

beursgenoteerde aandelen (w- t-w)

T9

aandelen in beleggingsfondsen (w-t-w)

Vanaf 2013Q4

September 2015

Tot december 2016: t + 100

Metagegevens bijvoegen

Gegevens in de rijen 12-21 aanpassen aan eurogebiedsamenstelling; op basis van beste raming

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 worden niet gepubliceerd”

Vanaf maart 2017: t + 97

2)

Tabel 4 en 5 worden als volgt vervangen:

„Tabel 4

Kortlopende leningen (F.41)  (1)

 

A

B

C

D

E

F

G

H

H.1

I

 

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

Totaal

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

MFI's (2) (S.121 + … + S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (3) (S.124)

Andere financiële instellingen (S.125 + … + S.127)

Verzekeringsinstellingen (S.128)

Pensioenfondsen (S.129)

Overheid

Huishoudens, m.i.v. IZWBH's (4) (S.14 + S.15)

Totaal (S.13)

Centrale overheid (S.1311)

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Ingezetenen

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121 + … + S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125 + … + S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14 + S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Niet-ingezetenen

 

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Eurogebied met uitzondering van binnenland

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121 + … + S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125 + … + S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14 + S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 5

Langlopende leningen (F.42)  (5)

 

A

B

C

D

E

F

G

H

H.1

I

 

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

Totaal

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

MFI's (6) (S.121 + … + S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (7) (S.124)

Andere financiële instellingen (S.125 + … + S.127)

Verzekeringsinstellingen (S.128)

Pensioenfondsen (S.129)

Overheid

Huishoudens, m.i.v. IZWBH's (8) (S.14 + S.15)

Totaal (S.13)

Centrale overheid (S.1311)

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Ingezetenen

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121 + … + S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125 + … + S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14 + S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

 

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Niet-ingezetenen

 

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Eurogebied met uitzondering van binnenland

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121 + … + S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125 + … + S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14 + S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(2)  Monetaire financiële instellingen (MFI's; S.121 + S.122 + S.123). Volgens ESR 2010 (paragraaf 5.118) moeten kortlopende leningen verstrekt aan deposito-instellingen (S.121 + S.122) geclassificeerd worden als deposito's (F.22 of F.29).

(3)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(4)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH's; S.15).

(5)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(6)  Monetaire financiële instellingen (MFI's; S.121 + S.122 + S.123).

(7)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(8)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH's; S.15).”.