ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/1 |
Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds
De volgende delen van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, ondertekend te Brussel op 21 maart 2014 en op 27 juni 2014, worden vanaf 1 januari 2016 voorlopig toegepast op grond van artikel 4 van de besluiten van de Raad betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst (1), het tweede als gewijzigd (2), voor zover zij betrekking hebben op aangelegenheden die binnen de bevoegdheid van de Unie vallen:
Titel IV |
(met uitzondering van artikel 158 voor zover dit betrekking heeft op de strafrechtelijke handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, en met uitzondering van artikelen 285 en 286 voor zover deze artikelen betrekking hebben op administratieve procedures en toetsing en beroep op het niveau van de lidstaten). De voorlopige toepassing van artikel 279 is niet van invloed op de soevereine rechten van de lidstaten ten aanzien van hun koolwaterstoffen overeenkomstig het internationale recht, daaronder begrepen hun rechten en plichten als partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982; De voorlopige toepassing van artikel 280, lid 3, door de Unie laat de bestaande afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten inzake het verlenen van vergunningen voor de prospectie, exploratie en productie van koolwaterstoffen, onverlet; |
Titel VII |
(met uitzondering van artikel 479, lid 1), voor zover de bepalingen van deze titel enkel strekken tot de voorlopige toepassing van de overeenkomst. |
Bijlagen I tot en met XXV, alsmede de protocollen I en II.
(1) PB L 161 van 29.5.2014, blz. 1. PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1.
(2) PB L 289 van 3.10.2014, blz. 1.
VERORDENINGEN
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/2 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/2252 VAN DE COMMISSIE
van 30 september 2015
tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/288 wat betreft de onontvankelijkheidsperiode voor aanvragen voor steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en de bescherming van de financiële belangen van de Unie en haar belastingbetalers, komen marktdeelnemers die binnen een bepaalde periode voorafgaand aan de indiening van een aanvraag om financiële steun een ernstige inbreuk, een strafbaar feit of fraude hebben gepleegd, als bepaald in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 508/2014, niet in aanmerking voor financiële steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). |
(2) |
Krachtens artikel 10, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 508/2014 zijn bepaalde door marktdeelnemers ingediende aanvragen voor steun uit het EFMZV onontvankelijk voor een specifieke periode. Dergelijke aanvragen zijn onder andere onontvankelijk indien de aanvraag gericht is op steun op grond van hoofdstuk II van titel V van die verordening voor duurzame ontwikkeling van de aquacultuur en de bevoegde autoriteiten hebben vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer een van de in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) vermelde milieudelicten heeft gepleegd. Krachtens artikel 10, lid 4, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 508/2014 moet de Commissie in een gedelegeerde handeling de periode vaststellen waarbinnen aanvragen onontvankelijk zijn, evenals de begin- of einddatum van die periode. |
(3) |
Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/288 van de Commissie (3) is de onontvankelijkheidsperiode vastgesteld, evenals de desbetreffende begin- en einddatum ervan, voor aanvragen door marktdeelnemers die een of meer van de in artikel 10, lid 1, onder a) en b), en lid 3, van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde feiten hebben gepleegd. Overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten eveneens voorschriften worden vastgesteld om de duur van de onontvankelijkheidsperiode en de desbetreffende begin- en einddatum te berekenen voor aanvragen voor steun in het kader van titel V, hoofdstuk II, van die verordening. De onontvankelijkheid van deze aanvragen is bedoeld om bij te dragen tot een hogere graad van naleving van de bestaande wetgeving inzake milieubescherming. |
(4) |
Bij Richtlijn 2008/99/EG zijn maatregelen op strafrechtelijk gebied vastgesteld om het milieu doeltreffender te beschermen. In artikel 3 van die richtlijn is vastgesteld welke handelingen strafbaar worden gesteld als zij wederrechtelijk in die zin van die richtlijn en opzettelijk, of ten minste uit grove nalatigheid, worden begaan. Krachtens artikel 4 van die richtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat uitlokking van en medeplichtigheid aan de in artikel 3 bedoelde opzettelijke handelingen strafbaar worden gesteld als een strafrechtelijk delict. |
(5) |
Met het oog op de evenredigheid moeten gevallen waarbij een marktdeelnemer een delict heeft begaan uit grove nalatigheid, leiden tot een onontvankelijkheidsperiode van een andere lengte dan gevallen waarbij een marktdeelnemer opzettelijk een delict heeft begaan. Om dezelfde reden moeten regels worden vastgesteld waarin bij de berekening van de onontvankelijkheidsperiode rekening wordt gehouden met verzwarende en verzachtende omstandigheden. |
(6) |
Met het oog op de evenredigheid moeten delicten die over een periode van meer dan één jaar worden begaan, leiden tot langere onontvankelijkheidsperiodes. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 508/2014 dient een door een marktdeelnemer ingediende aanvraag voor steun uit het EFMZV op grond van hoofdstuk II van titel V van die verordening onontvankelijk te zijn voor een periode van ten minste één jaar indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer enig strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG heeft gepleegd. Aangezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van toepassing is met ingang van 1 januari 2014, mogen enkel strafbare feiten die met ingang van 1 januari 2013 zijn begaan, in aanmerking worden genomen bij de berekening van de onontvankelijkheidsperiode. |
(8) |
Indien een aanvraag van een marktdeelnemer onontvankelijk is wegens de in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG bedoelde milieudelicten, dienen alle aanvragen op grond van hoofdstuk II van titel V van Verordening (EU) nr. 508/2014 van die marktdeelnemer onontvankelijk te zijn, teneinde een doeltreffende bescherming van het milieu te waarborgen. Met het oog op de evenredigheid dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de herziening van de onontvankelijkheidsperiode ingeval de marktdeelnemer tijdens deze periode opnieuw delicten pleegt. Om dezelfde reden dient een herhaling van een delict tot een langere onontvankelijkheidsperiode te leiden. |
(9) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/288 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Om een snelle toepassing van de in deze verordening vastgestelde maatregelen mogelijk te maken, en gezien het belang van een geharmoniseerde en gelijke behandeling van de marktdeelnemers in alle lidstaten vanaf het begin van de programmeringsperiode, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan en van toepassing zijn vanaf de eerste dag van de subsidiabiliteitsperiode voor steun uit het EFMZV, i.e. 1 januari 2014, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/288 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied Deze verordening is van toepassing op aanvragen voor steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en bepaalt de periode waarin dergelijke aanvragen die zijn ingediend door marktdeelnemers die een van de handelingen als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a), b) en d), van Verordening (EU) nr. 508/2014 of in artikel 10, lid 3, van die verordening, hebben verricht, onontvankelijk zijn („onontvankelijkheidsperiode”).”. |
2) |
Het volgende artikel 4 bis wordt ingevoegd: „Artikel 4 bis Onontvankelijkheid van aanvragen van marktdeelnemers die milieudelicten hebben gepleegd 1. Indien een bevoegde autoriteit in een eerste officieel besluit heeft vastgesteld dat een marktdeelnemer enig delict als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) heeft gepleegd, zijn door diezelfde marktdeelnemer op grond van hoofdstuk II van titel V van Verordening (EU) nr. 508/2014 ingediende aanvragen voor EFMZV-steun onontvankelijk:
2. Indien een bevoegde autoriteit in een eerste officieel besluit heeft vastgesteld dat een marktdeelnemer enig delict als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2008/99/EG heeft gepleegd, zijn door diezelfde marktdeelnemer op grond van hoofdstuk II van titel V van Verordening (EU) nr. 508/2014 ingediende aanvragen voor EFMZV-steun onontvankelijk voor een periode van 24 maanden. 3. De onontvankelijkheidsperiode wordt verlengd met zes maanden indien de bevoegde autoriteit in het in de leden 1 of 2 bedoelde besluit:
4. Mits de onontvankelijkheidsperiode in totaal ten minste twaalf maanden bedraagt, wordt deze verminderd met zes maanden indien de bevoegde autoriteit in haar in de leden 1 of 2 bedoelde besluit expliciet heeft verwezen naar het bestaan van verzachtende omstandigheden. 5. De begindatum van de onontvankelijkheidsperiode is de datum van het eerste officiële besluit van een bevoegde autoriteit waarin is bepaald dat één of meer delicten als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG zijn gepleegd. 6. Voor de berekening van de onontvankelijkheidsperiode worden enkel besluiten in aanmerking genomen betreffende delicten die met ingang van 1 januari 2013 zijn gepleegd en waarvoor op of na die datum een besluit in de zin van de hierboven vermelde alinea is vastgesteld. 7. Indien een aanvraag van een marktdeelnemer onontvankelijk is op grond van de leden 1 en 2, zijn alle aanvragen van die marktdeelnemer op grond van hoofdstuk II van titel V van Verordening (EU) nr. 508/2014 onontvankelijk. (4) Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).”." |
3) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 september 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.
(2) Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/288 van de Commissie van 17 december 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij wat betreft de periode en de data voor de onontvankelijkheid van aanvragen (PB L 51 van 24.2.2015, blz. 1).
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2253 VAN DE COMMISSIE
van 2 december 2015
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een artikel (zogenoemde „tochtborstel” of „deurtochtstrip”) bestaande uit een profiel van aluminium met afmetingen van ongeveer 100 × 3 cm en borstelharen van kunststof met een lengte van ongeveer 2 cm en een doorsnede van meer dan 1 mm die in het profiel zijn gevat. Het profiel is aan één zijde voorzien van een zelfklevende laag. Het profiel wordt aan de onderzijde van een deur bevestigd door middel van de zelfklevende laag. De borstelharen vullen de opening tussen de onderzijde van de deur en de vloer, waardoor binnendringing van een luchtstroom, vuil enz. wordt voorkomen. (1) Zie afbeelding. |
3926 90 97 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 3926, 3926 90 en 3926 90 97. Gezien de objectieve kenmerken van het artikel, is het bedoeld om de ruimte tussen de deur en de vloer te vullen, teneinde binnendringing van een luchtstroom, vuil enz. te voorkomen. Het is niet bedoeld om te worden gebruikt als borstel om mee schoon te maken. Indeling onder post 9603 als borstels is daarom uitgesloten. Het artikel is vervaardigd door een samenvoeging van verschillende goederen, namelijk het profiel van aluminium, de borstelharen van kunststof en de zelfklevende laag. De borstelharen verlenen het artikel zijn essentiële kenmerken met het oog op het gebruik van het artikel. Indeling onder post 7616 als andere werken van aluminium is daarom eveneens uitgesloten. Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 3926 90 97 als andere artikelen van kunststof. |
(1) De afbeelding is louter ter informatie.
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2254 VAN DE COMMISSIE
van 2 december 2015
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een ingebonden artikel, met harde kaft, (een zogenoemd „fotoalbum”) van papier, met afmetingen van ongeveer 21 cm × 31 cm, met in meerkleurendruk afgedrukte gepersonaliseerde foto's met een korte tekst waarin wordt verwezen naar de op de foto's afgebeelde activiteiten, gebeurtenissen, personen enz. |
4911 91 00 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 4911 en 4911 91 00. Indeling onder post 4901 als boek is uitgesloten, aangezien het artikel niet bedoeld is om te worden gelezen (zie ook de GS-toelichtingen op post 4901, eerste alinea). Het artikel is bedoeld om gepersonaliseerde foto's te presenteren om in de privésfeer te worden bekeken. Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 4911 91 00 als foto's. |
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/10 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2255 VAN DE COMMISSIE
van 2 december 2015
tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld. |
(2) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer. |
(3) |
Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen. |
(4) |
Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.
Artikel 2
Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 2 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Belastingen en Douane-unie
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).
BIJLAGE
Omschrijving |
Indeling (GN-code) |
Motivering |
(1) |
(2) |
(3) |
Een artikel in de vorm van een cirkel (een zogenoemde „trilmotor”) met een diameter van 9 mm, een dikte van 4 mm en een ingebouwde elektromotor van 4 V DC en 1 W. Het artikel is ontworpen om in tablets, mobiele telefoons enz. voor een trileffect te zorgen. Dat effect wordt teweeggebracht door het roteren van de as van de motor, waarbij aan die as een asymmetrische massa is bevestigd. Met het oog op de montage is op één kant van het artikel plakband aangebracht. Zie afbeelding (1). |
8479 89 97 |
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8479, 8479 89 en 8479 89 97. Aangezien de functie van het artikel het teweegbrengen van trillingen is, is indeling onder post 8501 als elektromotor uitgesloten (zie ook de GS-toelichtingen op post 8501, punt II, achtste alinea, onder b)). Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8479 89 97 als andere machines en mechanische toestellen met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten. |
(1) De afbeelding is louter ter informatie.
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/12 |
VERORDENING (EU) 2015/2256 VAN DE COMMISSIE
van 4 december 2015
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1983/2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van primaire doelvariabelen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (1), en met name artikel 15, lid 2, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1177/2003 is een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de systematische productie van Europese statistieken over inkomens en levensomstandigheden. |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 1983/2003 van de Commissie (2) is de lijst van primaire doelvariabelen, de codes van de variabelen en het technische formaat van de gegevensoverdracht voor de hoofdfase van de EU-SILC opgesteld. |
(3) |
Tijdens zijn bijeenkomst van 7 en 8 juni 2010 heeft de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken besloten dat de tussentijdse evaluatie van het EU-kerndoel in 2015 ook een toetsing van de indicatoren zou moeten omvatten, rekening houdend met economische ontwikkelingen en verbeterde meetinstrumenten. |
(4) |
In het licht hiervan zijn in Verordening (EU) nr. 112/2013 van de Commissie (3) en Verordening (EU) nr. 67/2014 van de Commissie (4) in de lijst van secundaire doelvariabelen nieuwe variabelen opgenomen voor het meten van materiële deprivatie van huishoudens en personen (volwassenen) waarvoor in 2014 en 2015 gegevens worden verzameld. |
(5) |
Daarnaast moet de lijst van primaire doelvariabelen worden aangepast voor het verzamelen van gegevens in de toekomst. Dit betekent dat overbodige variabelen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1983/2003 moeten worden geschrapt en nieuwe variabelen daaraan moeten worden toegevoegd. Deze variabelen zijn geselecteerd om materiële deprivatie adequaat te meten na twee diepgaande statistische analyses op basis van gegevens uit de EU-SILC van 2009 en 2013. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1983/2003 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1983/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 december 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1983/2003 van de Commissie van 7 november 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van primaire doelvariabelen betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 34).
(3) Verordening (EU) nr. 112/2013 van de Commissie van 7 februari 2013 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2014 betreffende materiële deprivatie betreft (PB L 37 van 8.2.2013, blz. 2).
(4) Verordening (EU) nr. 67/2014 van de Commissie van 27 januari 2014 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2015 betreffende sociale en culturele participatie en materiële deprivatie betreft betreft (PB L 23 van 28.1.2014, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1983/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
De rubriek „Gegevens huishoudens — Sociale uitsluiting — Niet-monetaire indicatoren van armoede bij huishoudens, met inbegrip van problemen om rond te komen, omvang van de schulden en noodgedwongen gebrek aan basisbehoeften” wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Tussen de rubriek „Persoonsgegevens — Basisgegevens — Demografische gegevens (16+)” en „Persoonsgegevens — Onderwijs — Onderwijs, inclusief hoogst bereikte ISCED-niveau” wordt de volgende nieuwe rubriek „Persoonsgegevens — Uitsluiting — Niet-monetaire indicatoren van individuele armoede” ingevoegd:
|
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/17 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2257 VAN DE COMMISSIE
van 4 december 2015
tot inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Кайсерован врат Тракия (Kayserovan vrat Trakiya) (GTS))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 3, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Bulgarije tot registratie van de benaming „Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Op 11 juni 2014 heeft de Commissie een aankondiging van bezwaar ontvangen van de Kamer van Koophandel van Kayseri (Turkije). Deze aankondiging van bezwaar werd gevolgd door een met redenen omkleed bezwaarschrift dat op 14 augustus 2014 per e-mail werd toegestuurd. In artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is bepaald dat een aankondiging van bezwaar binnen twee maanden door een met redenen omkleed bezwaarschrift moet worden gevolgd. Het met redenen omklede bezwaarschrift werd ingediend nadat de termijn van twee maanden was verstreken. Daarom is de Commissie van oordeel dat het bezwaar van de Kamer van Koophandel van Kayseri (Turkije) niet ontvankelijk is. |
(3) |
Op 12 juni 2014 heeft Griekenland een aankondiging van bezwaar ingediend, vergezeld van een met redenen omkleed bezwaarschrift. Het bezwaar was gebaseerd op artikel 21, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012. Gesteld werd dat, aangezien een deel van de regio Thracië tot Griekenland behoort, de registratie van de benaming „Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya) afbreuk zou doen aan het recht van de Griekse producenten om gebruik te maken van de geografische benaming „Θράκη” (Thracië). De aanduiding „Thracië” wordt rechtmatig gebruikt in de verkoopbenaming van tal van vleesproducten. |
(4) |
De Commissie heeft het bezwaar van Griekenland onderzocht en heeft geoordeeld dat het ontvankelijk was in de zin van artikel 21, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012. Bij brief van 10 oktober 2014 heeft de Commissie de betrokken partijen dan ook verzocht om overeenkomstig hun interne procedures op gepaste wijze overleg te plegen om tot een akkoord te komen. |
(5) |
Bulgarije en Griekenland hebben hierover een akkoord bereikt, dat op 5 mei 2015 bij de Commissie werd aangemeld. |
(6) |
Voor zover dat akkoord tussen Bulgarije en Griekenland aan Verordening (EU) nr. 1151/2012 en de overige EU-wetgeving voldoet, kan met de inhoud ervan rekening worden gehouden. |
(7) |
In het licht van artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 zijn Bulgarije en Griekenland, om een onderscheid te maken tussen producten met een soortgelijke benaming en om te voorkomen dat de consument over de herkomst van het product wordt misleid, overeengekomen dat de benaming „Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya) vergezeld moet gaan van de claim „vervaardigd volgens de traditie van Bulgarije”. |
(8) |
Beide partijen zijn ook overeengekomen dat in deze verordening een verklaring moet worden opgenomen, waaruit blijkt dat het niet de bedoeling is de geografische benaming „Thracië” voor te behouden aan „Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya). |
(9) |
In het licht van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de benaming „Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya) vergezeld moet gaan van de claim „vervaardigd volgens de traditie van Bulgarije”. |
(10) |
Daarnaast moet worden verduidelijkt dat, onverminderd artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, de registratie van de benaming „Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya), vervaardigd volgens de traditie van Bulgarije, voor de producenten geen beletsel vormt om op het grondgebied van de Unie de geografische benaming „Thracië”, met inbegrip van vertalingen daarvan, in de etikettering of bij de presentatie te gebruiken overeenkomstig de EU-wetgeving, en met name Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten (3), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De benaming „Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya) (GTS) wordt ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.
Met de benaming in de eerste alinea wordt een product aangeduid van categorie 1.2 (Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (4).
Artikel 2
De in artikel 1 vermelde benaming gaat vergezeld van de claim „vervaardigd volgens de traditie van Bulgarije”. Het geconsolideerde productdossier wordt opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 3
De geografische benaming „Thracië”, met inbegrip van vertalingen daarvan, mag verder in de etikettering of bij de presentatie worden gebruikt op het grondgebied van de Unie mits de beginselen en regels die in de rechtsorde van de Unie gelden, worden nageleefd.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 december 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 75 van 14.3.2014, blz. 16.
(3) Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
BIJLAGE
AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GEGARANDEERDE TRADITIONELE SPECIALITEIT (GTS)
VERORDENING (EG) Nr. 509/2006 (1)
„КАЙСЕРОВАН ВРАТ ТРАКИЯ” (KAYSEROVAN VRAT TRAKIYA)
EU-nr.: BG-TSG-0007-01018 — 23.7.2012
1. Naam en adres van de aanvragende groepering
Naam van de groepering of organisatie (indien van toepassing): Sdruzhenie Traditsionni surovo-susheni mesni producti (STSSMP) (Vereniging voor traditioneel gedroogd rauw vlees)
— |
Adres: bul. Shipchenski prohod, bl. 240, vh A, ap 6, et. 3, Sofia 1111 |
— |
Tel. +359 29712671 |
— |
Fax +359 29733069 |
— |
E-mail: office@amb-bg.com |
2. Lidstaat of derde land
Bulgarije
3. Productdossier
3.1. Benaming(en) waarvoor de registratie wordt aangevraagd (artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1216/2007 (2) )
„Кайсерован врат Тракия” (Kayserovan vrat Trakiya)
De benaming gaat vergezeld van de claim „vervaardigd volgens de traditie van Bulgarije”.
3.2. De benaming
☒ |
is zelf specifiek |
☐ |
brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking |
De benaming „Kayserovan vrat Trakia” werd voor het eerst gebruikt in 1980 in een normalisatiedocument betreffende de productie van het product, met name Industriële Norm 18-71996-80, opgesteld door de twee Bulgaarse onderzoekers Dzhevizov en Kiseva. Het product werd snel populair en wordt nu al meer dan dertig jaar op traditionele wijze geproduceerd in Bulgarije onder de hiervoor genoemde benaming. De benaming op zich is ook specifiek aangezien ze verwijst naar de in punt 3.6 beschreven hoofdingrediënten.
3.3. Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006
☒ |
Registratie met reservering van de benaming |
☐ |
Registratie zonder reservering van de benaming |
3.4. Productcategorie
Categorie 1.2 Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)
3.5. Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
„Kayserovan vrat Trakia” is een delicatesse van rauw, gedroogd, ongesneden vlees. Het product wordt geproduceerd op basis van vers, uitgebeend vlees van het nekstuk van het varken. Het vlees wordt tijdens het drogen herhaaldelijk geperst en het wordt ingestreken met het „kayseri”-mengsel (kayserova smes) dat bestaat uit natuurlijke kruiden en witte wijn. Het product kan rechtstreeks door alle consumentengroepen worden gegeten.
Fysische eigenschappen — vorm en afmetingen
— |
Uitgerekte, platte cilinder, 3-4 cm dik. |
Chemische eigenschappen
— |
watergehalte: maximaal 40 % van het totale gewicht; |
— |
keukenzout: maximaal 5 % van het totale gewicht; |
— |
nitrieten (resthoeveelheid in het eindproduct): maximaal 50 mg/kg; |
— |
pH: minimum 5,4. |
Organoleptische eigenschappen
|
Uitzicht en externe kleur
|
|
Doorsnede
|
|
Consistentie
|
|
Smaak en geur
|
„Kayserovan vrat Trakia” kan in zijn geheel, in stukken of in plakken worden verkocht en worden verpakt in een vacuümverpakking, in cellofaan of onder gewijzigde atmosfeer.
3.6. Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd (artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
Voor de productie van „Kayserovan vrat Trakia” zijn de volgende ingrediënten en additieven nodig:
|
Vlees: nekstuk van het varken: 100 kg. |
|
Pekelmengsel voor 100 kg vlees: 3,35 kg keukenzout; 40 g ascorbinezuur (E300) als antioxidant; 100 g kaliumnitraat (E252) of 85 g natriumnitraat (E251); 500 g fijne kristalsuiker. |
|
„Kayseri”-mengsel voor 100 kg vlees:
|
|
twijn-/hennepgaren |
Productiemethode
Voor de productie van „Kayserovan vrat Trakia” wordt vers, volledig gerijpt vlees van het nekstuk van het varken gebruikt met een pH-waarde tussen 5,6 en 6,2. Het vlees wordt zorgvuldig uitgebeend. De spiergroepen blijven intact. Het nekstuk wordt vooraan afgesneden tussen het achterhoofdsbeen en de eerste nekwervel en achteraan tussen de vijfde en zesde borstwervel, onder de vijfde tussenrib. De laagste horizontale lijn gaat door de eerste vijf ribben. Het uitgebeende vlees wordt van het bloed ontdaan en in de juiste vorm gesneden. Deze stukken worden in schone bakken gelegd die geschikt zijn voor het pekelen. Het vlees wordt handmatig of mechanisch ingewreven met het mengsel van keukenzout, ascorbinezuur, kaliumnitraat of natriumnitraat en fijne kristalsuiker. De stukken gepekeld vlees worden dicht op elkaar gelegd in rijpingsbakken uit kunststof of roestvrij staal en in een koude opslagplaats met een luchttemperatuur van 0 tot 4 °C gezet. Na drie tot vier dagen worden de stukken van plaats gewisseld (de onderste stukken komen bovenaan te liggen en omgekeerd). Daarna worden ze nogmaals gedurende minstens tien dagen onder dezelfde omstandigheden bewaard totdat ze volledig en gelijkmatig zijn gepekeld. Aan alle stukken gepekeld vlees van het nekstuk wordt een lus bevestigd, waarmee ze aan houten en/of metalen kaders (stangen) op karren uit roestvrij staal voor vleeswaren worden gehangen. De stukken mogen niet met elkaar in aanraking komen. Ze blijven tot 24 uur aan de kar hangen in een ruimte met een luchttemperatuur van maximaal 12 °С om uit te lekken. Daarna worden ze in natuurlijke droogkamers of droogkamers met klimaatregeling gezet waarin de temperatuur en vochtigheid kunnen worden geregeld. Het drogen gebeurt bij een luchttemperatuur van 12-17 °С en een relatieve luchtvochtigheid van 70-85 %. Tijdens het drogen en rijpen worden de stukken vlees meermaals geperst. Het persen duurt telkens 12 tot 24 uur. De stukken „Kayserovan vrat Trakia” worden een eerste keer geperst wanneer ze matig droog aanvoelen en er zich een korst begint te vormen. Voordat ze worden geperst, moeten ze volgens dikte worden gelegd. Het vlees moet blijven drogen totdat het zeer elastisch is en het watergehalte niet meer dan 40 % van de totale massa bedraagt. Na de laatste persing worden de stukken met een 2 tot 3 mm dikke laag van het „kayseri”-mengsel bestreken. Dit mengsel bestaat, overeenkomstig het recept, uit kruiden, water en witte wijn. Daarna worden de stukken vlees opgehangen totdat het mengsel volledig droog is en er zich een korst heeft gevormd. De fenegriek wordt op voorhand zorgvuldig gemalen en gedurende 24 uur in lauw water gedrenkt.
3.7. Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
— Smaak en aromatische eigenschappen van het product
De „Kayserovan vrat Trakia” heeft zijn unieke smaak en aroma te danken aan de zorgvuldig uitgekozen en gesorteerde verse stukken vlees van het nekstuk van het varken en aan het „kayseri”-mengsel.
Voor de productie van „Kayserovan vrat Trakia” worden geen starterculturen noch pH-regelaars gebruikt. Hierdoor onderscheidt het vlees zich van producten die met innovatieve technologieën worden geproduceerd.
— Specifieke platte vorm van de stukken
De kenmerkende vorm wordt verkregen door het herhaaldelijk persen tijdens het droogproces.
3.8. Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
„Kayserovan vrat Trakia” behoort tot de delicatessencategorie van rauw, gedroogd en geperst, ongesneden varkensvlees. Het is een van de vele vleesproducten die al meerdere decennia in Bulgarije worden geproduceerd. De productie ervan in Bulgarije weerspiegelt een traditie van meer dan dertig jaar.
Historische gegevens over de technologie en het recept, die worden gebruikt voor de productie van „Kayserovan vrat Trakia”, zijn te vinden in het normalisatiedocument over de productvereisten, met name ON 18-71996-80 — Pastarma „Plovdiv”, Pastarma „Rodopa”, „Kayserovan svinski vrat Trakia”, Nationale agro-industriële vereniging (NAPS), Sofia, 1980. De productietechniek is beschreven in Technische Instructie nr. 326 van 20 oktober 1980 voor de productie van Pastarma „Plovdiv” en „Rodopa” en „Kayserovan svinski vrat Trakia”, Nationale agro-industriële vereniging (NAPS), Sofia, 1980, geschreven door de onderzoekers Dzhevizov en Kiseva in Plovdiv.
Volgens de traditionele productiemethode voor „Kayserovan vrat Trakia” moeten bepaalde parameters (temperatuur en vochtigheid) tijdens het droogproces worden gehandhaafd. Daarnaast worden, als afwijking overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3), persen met houten vlakken gebruikt. Dit zorgt voor gunstige omstandigheden voor de natuurlijke ontwikkeling van microflora tijdens het droogproces. Door het persen krijgt het product zijn kenmerkende platte vorm en zijn specifieke traditionele smaak die nog steeds dezelfde is.
3.9. Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
Tijdens en na het productieproces van „Kayserovan vrat Trakia” wordt het volgende gecontroleerd:
— |
overeenstemming van de gebruikte vleesingrediënten met de in punt 3.6 van het productdossier genoemde vereisten; |
— |
naleving van de verhoudingen van de vleesingrediënten en het pekelmengsel als bepaald in het recept wanneer het pekelmengsel wordt afgewogen en gemengd met de vleesingrediënten, en de hoeveelheden van de ingrediënten en additieven moeten in overeenstemming zijn met het recept; |
— |
correcte toepassing van de productietechnieken voor het pekelen van de in de juiste vorm gesneden stukken vlees in overeenstemming met punt 3.6; |
— |
temperatuur en vochtigheid tijdens het uitlekken en drogen en visuele inspectie van het product; |
— |
naleving van de verhoudingen van de vleesingrediënten en het „kayseri”-mengsel als bepaald in het recept wanneer het „kayseri”-mengsel wordt afgewogen en gemengd met de vleesingrediënten, en de hoeveelheden van de ingrediënten en kruiden moeten in overeenstemming zijn met het recept; |
— |
de zuiverheid en vervaldatum van de witte wijn die wordt gebruikt in het „kayseri”-mengsel, en overeenstemming van de hoeveelheid met het in punt 3.6 genoemde recept; |
— |
correct uitzicht en correcte externe kleur, door middel van visuele inspectie van het product om te bepalen in welke mate het „kayseri”-mengsel een korst heeft gevormd op het oppervlak van het product; |
— |
correcte consistentie, aroma en smaak van het snijvlak door middel van een zintuiglijke analyse van het eindproduct; |
— |
overeenstemming van de fysisch-chemische parameters van het eindproduct met punt 3.5 van het productdossier, door middel van erkende laboratoriummethoden. |
De hierboven vermelde parameters moeten jaarlijks worden gecontroleerd. Bij vaststelling van een onregelmatigheid moet deze frequentie worden verhoogd naar halfjaarlijks.
4. Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren
4.1. Naam en adres
Naam: Q Certificazioni S.r.l.
Adres: Villa Parigini, loc. Basciano, 53035 Monteriggioni (SI), Italië;
4000 Plovdiv No 42a, Ulitsa Leonardo da Vinci, Bulgarije |
Tel./fax +359 32649228 |
Mobiel +359 897901680 |
E-mail: office@qci.bg |
☐ Publiek |
☒ Privaat |
4.2. Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan
De in punt 4.1 genoemde keuringsinstantie is verantwoordelijk voor het controleren van alle criteria in het productdossier.
(1) Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1), vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.
(2) Verordening (EG) nr. 1216/2007 van de Commissie van 18 oktober 2007 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 275 van 19.10.2007, blz. 3).
(3) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/23 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2258 VAN DE COMMISSIE
van 4 december 2015
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008 wat de invoer en doorvoer van individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (1), en met name artikel 23, lid 1, artikel 24, lid 2, artikel 25, artikel 26, lid 2, en artikel 28, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (2) stelt de voorschriften vast inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer door de Unie van pluimvee, broedeieren, eendagskuikens en van specifieke pathogenenvrije eieren („de producten”). Die verordening bepaalt dat de producten alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die in de tabel in deel 1 van bijlage I bij die verordening zijn vermeld. |
(2) |
In artikel 5, leden 1 en 3, van die verordening zijn de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften vastgelegd voor de invoer en doorvoer van producten, die overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die verordening niet van toepassing zijn op zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan. |
(3) |
In artikel 5, lid 3, onder d), van die verordening wordt verwezen naar de beperkingen met betrekking tot de goedkeuring door de Commissie van een salmonellabestrijdingsprogramma in het kader van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad (3) voor invoer van bepaalde producten uit derde landen. De salmonellabestrijdingsstatus en de daaraan verbonden beperkingen zijn vermeld in bijlage I, deel 1, kolom 9, bij Verordening (EG) nr. 798/2008. |
(4) |
Artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 bepaalt dat die verordening niet van toepassing is op de primaire productie van pluimvee voor particulier huishoudelijk gebruik of de primaire productie van pluimvee die leidt tot rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheiden primaire producten aan de eindverbruiker of plaatselijke detailhandelszaken die de producten rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren. |
(5) |
In artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 798/2008 zijn specifieke invoervoorwaarden voor bepaalde producten vastgesteld met betrekking tot de voorschriften na de invoer zoals opgenomen in de bijlagen VIII en IX bij die verordening. Overeenkomstig artikel 14, lid 2, zijn die voorwaarden niet van toepassing op zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan. |
(6) |
Teneinde een uniforme toepassing van de EU-wetgeving op de invoer van individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan te waarborgen, moeten de artikelen 5 en 14 van Verordening (EG) nr. 798/2008 worden gewijzigd om vast te stellen aan welke voorwaarden voor dergelijke zendingen moet worden voldaan. |
(7) |
De wijzing van artikel 5 moet erin voorzien dat de voorschriften voor laboratoriumtestprocedures en melding van ziekten van de artikelen 6 en 7 die van toepassing zijn op de invoer van pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan, ook van toepassing moeten zijn op de invoer in en de doorvoer door de Unie van individuele zendingen van minder dan twintig eenheden van die producten, aangezien die maatregelen het risico op de introductie van ziekten via die producten aanzienlijk verlagen. |
(8) |
Artikel 5 moet eveneens worden gewijzigd om aan te geven dat de voorwaarden met betrekking tot de goedkeuring van een salmonellabestrijdingsprogramma en de daaraan verbonden beperkingen voor invoer en doorvoer niet van toepassing zijn op de primaire productie van pluimvee voor particulier huishoudelijk gebruik of de primaire productie van pluimvee die leidt tot rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheiden primaire producten aan de eindverbruiker of plaatselijke detailhandelszaken die de producten rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren. Voordat dergelijke zendingen worden verzonden, moet echter een laboratoriumtest worden uitgevoerd zoals vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 798/2008. |
(9) |
Met betrekking tot de salmonellabestrijdingsstatus van het derde land moet een voetnoot 6 worden ingevoegd in bijlage I, deel 1, kolom 9, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 waarin wordt vermeld dat naleving van salmonellabestrijdingsprogramma's onder bovenstaande voorwaarden niet is vereist. |
(10) |
In het licht van wetenschappelijke ontwikkelingen in laboratoriumtechnieken en vanwege de nieuwe wettelijke voorschriften moeten de in bijlage III, punt I.7, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 vastgestelde voorschriften voor bemonstering en tests voor „salmonella van belang voor de volksgezondheid” worden geactualiseerd en verwijzen naar het bemonsteringsprotocol van punt 2.2 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie (4). |
(11) |
De veterinaire certificaten voor de invoer en doorvoer van fok- en gebruikspluimvee (BPP), eendagskuikens (DOC) en broedeieren (HEP) voorzien niet in certificering voor de specifieke voorschriften waaraan zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan moeten voldoen. Het is derhalve passend een model op te stellen voor veterinair certificaat „LT20” dat de veterinairrechtelijke en gezondheidsvoorschriften bevat die van toepassing zijn op dergelijke zendingen. |
(12) |
Deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet worden gewijzigd om in kolom 4 aan te geven uit welke derde landen, gebieden, zones of compartimenten de invoer van individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan mag worden toegestaan overeenkomstig de in het model van veterinair certificaat „LT20” opgenomen voorschriften. |
(13) |
Daarnaast moeten achterhaalde verwijzingen naar de wetgevingshandelingen van de Unie in de bijlagen III, VIII en IX bij Verordening (EG) nr. 798/2008 worden geactualiseerd. |
(14) |
Verordening (EG) nr. 798/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 Voorwaarden voor invoer en doorvoer 1. Producten die in de Unie ingevoerd en door de Unie doorgevoerd worden, voldoen aan het volgende:
2. De volgende in lid 1 vastgestelde voorwaarden zijn niet van toepassing op individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan:
|
2) |
Artikel 14 wordt vervangen door: „Artikel 14 Specifieke invoervoorwaarden voor pluimvee, broedeieren en eendagskuikens 1. Naast de voorwaarden van de hoofdstukken II en III gelden de volgende specifieke voorwaarden voor de invoer van:
2. De in lid 1, onder a) en b), genoemde specifieke voorwaarden zijn niet van toepassing op individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan. De in deel II van bijlage VIII vastgestelde voorschriften die van toepassing zijn na de invoer, zijn evenwel van toepassing op die zendingen.”. |
3) |
De bijlagen I, III, VIII en IX worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 december 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.
(2) Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van serotypen Salmonella bij volwassen vermeerderingskoppels van Gallus gallus (PB L 61 van 11.3.2010, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlagen I, III, VIII en IX bij Verordening (EG) nr. 798/2008 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage III, deel I, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
In bijlage IX, punt IV.c), wordt de verwijzing naar „Richtlijn 90/539/EEG” vervangen door de verwijzing naar „Richtlijn 2009/158/EG”. |
(1) Vóór deze datum vervaardigde producten, ook indien zij zich op volle zee bevinden, mogen nog gedurende 90 dagen vanaf deze datum in de Unie worden ingevoerd.
(2) Alleen na deze datum vervaardigde producten mogen in de Unie worden ingevoerd.
(3) Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).
(4) Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: de definitieve naam van dit land zal worden vastgelegd in aansluiting op de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties.
(5) De staat Israël met uitzondering van de gebieden onder Israëlisch bestuur sinds juni 1967, namelijk de Golanhoogvlakte, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en de rest van de Westelijke Jordaanoever.
(6) Beperkingen met betrekking tot salmonellabestrijdingsprogramma's zoals vermeld in deel 2 zijn niet van toepassing op zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan, indien bestemd voor de primaire productie van pluimvee voor particulier huishoudelijk gebruik of de primaire productie van pluimvee die leidt tot rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden primaire producten aan de eindverbruiker of plaatselijke detailhandelszaken die de producten rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren, overeenkomstig het model van veterinair certificaat „LT20”;”
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/56 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2259 VAN DE COMMISSIE
van 4 december 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
78,9 |
TR |
83,5 |
|
ZZ |
81,2 |
|
0707 00 05 |
MA |
95,7 |
TR |
152,2 |
|
ZZ |
124,0 |
|
0709 93 10 |
MA |
71,3 |
TR |
159,2 |
|
ZZ |
115,3 |
|
0805 10 20 |
MA |
83,9 |
TR |
50,5 |
|
UY |
52,1 |
|
ZA |
70,1 |
|
ZZ |
64,2 |
|
0805 20 10 |
MA |
72,9 |
ZZ |
72,9 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
TR |
89,7 |
ZA |
96,8 |
|
ZZ |
93,3 |
|
0805 50 10 |
TR |
109,2 |
ZZ |
109,2 |
|
0808 10 80 |
AU |
155,4 |
CA |
159,0 |
|
CL |
92,5 |
|
NZ |
213,1 |
|
US |
116,7 |
|
ZA |
123,2 |
|
ZZ |
143,3 |
|
0808 30 90 |
CN |
80,5 |
TR |
154,7 |
|
ZZ |
117,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/58 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2260 VAN DE COMMISSIE
van 3 december 2015
tot intrekking van Beschikking 2008/630/EG betreffende noodmaatregelen van toepassing op uit Bangladesh ingevoerde schaaldieren bestemd voor menselijke consumptie
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8472)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), ii),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2008/630/EG van de Commissie (2) is aangenomen nadat de aanwezigheid van residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en niet-toegestane stoffen was vastgesteld in uit Bangladesh in de Unie ingevoerde schaaldieren die waren bestemd voor menselijke consumptie („de producten”). |
(2) |
In Beschikking 2008/630/EG is bepaald dat de lidstaten de invoer van de producten in de Unie moeten toelaten op voorwaarde dat zij vergezeld gaan van de resultaten van een analytische test die op de plaats van herkomst werd uitgevoerd om te garanderen dat zij geen gevaar voor de volksgezondheid vormen („de analytische test”). |
(3) |
Van 20 april 2015 tot en met 30 april 2015 heeft de Commissie een audit (3) uitgevoerd („de audit”) ter beoordeling van de controle van residuen en contaminanten in levende dieren en dierlijke producten, met inbegrip van controles op geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. In het auditverslag is geconcludeerd dat het controlesysteem voor residuen in aquacultuur garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan de in de wetgeving van de Unie vastgestelde voorschriften. |
(4) |
Het aantal niet-conforme zendingen is aanzienlijk gedaald. |
(5) |
Op basis van de resultaten van de audit en gezien het zeer lage aantal niet-conforme zendingen lijkt het niet noodzakelijk te eisen dat zendingen van de producten die uit Bangladesh in de Unie worden ingevoerd, vergezeld gaan van analytische tests. Beschikking 2008/630/EG moet daarom worden ingetrokken. |
(6) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Beschikking 2008/630/EG wordt ingetrokken.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 3 december 2015.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
(2) Beschikking 2008/630/EG van de Commissie van 24 juli 2008 betreffende noodmaatregelen van toepassing op uit Bangladesh ingevoerde schaaldieren bestemd voor menselijke consumptie (PB L 205 van 1.8.2008, blz. 49).
(3) Final report of an audit carried out in Bangladesh from 20 April 2015 to 30 April 2015 in order to evaluate the control of residues and contaminants in live animals and animal products including controls on veterinary medicinal products — DG (SANTE) 2015-7517 — MR.
http://ec.europa.eu/food/fvo/audit_reports/details.cfm?rep_id=3501
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/60 |
BESLUIT Nr. 1/2014 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË
van 17 november 2014
tot vaststelling van zijn reglement van orde en van dat van het Associatiecomité en de subcomités [2015/2261]
DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË,
Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1), („de overeenkomst”), en met name artikel 404,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 431 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014. |
(2) |
Volgens artikel 405, lid 2, van de overeenkomst moet de Associatieraad zijn reglement van orde vaststellen. |
(3) |
Volgens artikel 407, lid 1, van de overeenkomst moet de Associatieraad in de uitvoering van zijn taken worden bijgestaan door een Associatiecomité en volgens artikel 408, lid 1, van de overeenkomst moet de Associatieraad in zijn reglement van orde de taken en de werking van het Associatiecomité vaststellen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het reglement van orde van de Associatieraad en het reglement van orde van het Associatiecomité en de subcomités, zoals weergegeven in respectievelijk de bijlagen I en II, worden vastgesteld.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 november 2014.
Voor de Associatieraad
De voorzitter
F. MOGHERINI
(1) PB L 261 van 30.8.2014, blz. 4.
BIJLAGE I
REGLEMENT VAN ORDE VAN DE ASSOCIATIERAAD
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. De bij artikel 404, lid 1, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, („de overeenkomst”) ingestelde Associatieraad voert zijn taken uit overeenkomstig de artikelen 404 en 406 van de overeenkomst.
2. Volgens artikel 405, lid 1, van de overeenkomst bestaat de Associatieraad uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, enerzijds, en leden van de regering van Georgië, anderzijds. De samenstelling van de Associatieraad wordt afgestemd op de specifieke vraagstukken die op een bepaalde vergadering worden behandeld. De Associatieraad komt bijeen op ministerieel niveau.
3. Om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken heeft de Associatieraad volgens artikel 406, lid 1, van de overeenkomst de bevoegdheid besluiten te nemen die bindend zijn voor de partijen. De Associatieraad treft de nodige maatregelen voor de uitvoering van zijn besluiten, waaronder indien noodzakelijk optreden door in het kader van de overeenkomst ingestelde organen die namens de Associatieraad kunnen handelen. De Associatieraad kan tevens aanbevelingen doen. De Associatieraad stelt zijn besluiten en aanbevelingen vast in overleg tussen de partijen, na voltooiing van hun interne procedures voor de vaststelling van deze besluiten en aanbevelingen. De Associatieraad kan bevoegdheden overdragen aan het Associatiecomité.
4. De partijen in dit reglement van orde zijn de partijen die zijn gedefinieerd in artikel 428 van de overeenkomst.
Artikel 2
Voorzitterschap
Het voorzitterschap van de Associatieraad wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode vangt aan op de datum van de eerste Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.
Artikel 3
Vergaderingen
1. De Associatieraad komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en verder wanneer de omstandigheden zulks vereisen, in onderlinge overeenstemming tussen partijen. Tenzij de partijen anders overeenkomen, komt de Associatieraad bijeen op de plaats waar de zittingen van de Raad van de Europese Unie gewoonlijk worden gehouden.
2. Elke vergadering van de Associatieraad wordt gehouden op een door de partijen overeengekomen datum.
3. De vergaderingen van de Associatieraad worden door de secretarissen gezamenlijk in overleg met de voorzitter bijeengeroepen, uiterlijk dertig dagen voor de datum van de vergadering.
Artikel 4
Vertegenwoordiging
1. De leden van de Associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen indien zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen. Indien een lid zich wenst te doen vertegenwoordigen, stelt hij of zij vóór de desbetreffende vergadering de voorzitter van de Associatieraad schriftelijk in kennis van de naam van zijn of haar vertegenwoordiger.
2. De vertegenwoordiger van een lid van de Associatieraad oefent alle rechten van dit lid uit.
Artikel 5
Delegaties
1. De leden van de Associatieraad mogen door ambtenaren worden vergezeld. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter van de Associatieraad via het secretariaat van de Associatieraad in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.
2. In overleg tussen de partijen kan de Associatieraad vertegenwoordigers van andere organen van de partijen of onafhankelijke deskundigen uitnodigen om als waarnemer deel te nemen aan zijn vergaderingen of om informatie te verschaffen over bepaalde onderwerpen. De partijen komen overeen onder welke voorwaarden die waarnemers aan de vergaderingen kunnen deelnemen.
Artikel 6
Secretariaat
Een ambtenaar van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en een ambtenaar van Georgië treden gezamenlijk op als secretarissen van de Associatieraad.
Artikel 7
Correspondentie
1. De voor de Associatieraad bestemde correspondentie wordt gericht aan de secretaris van de Unie of aan die van Georgië, die op zijn beurt de andere secretaris verwittigt.
2. De secretarissen van de Associatieraad zorgen ervoor dat deze correspondentie wordt doorgestuurd aan de voorzitter van de Associatieraad en, in voorkomend geval, wordt verspreid onder de leden van de Associatieraad.
3. De aldus verspreide correspondentie wordt in voorkomend geval doorgestuurd naar het secretariaat-generaal van de Europese Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de permanente vertegenwoordigingen van de lidstaten bij de Europese Unie en aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie alsmede aan de Missie van Georgië bij de Europese Unie.
4. De secretarissen sturen mededelingen van de voorzitter namens hem aan de geadresseerden. Dergelijke mededelingen worden in voorkomend geval verspreid onder de leden van de Associatieraad, overeenkomstig lid 3.
Artikel 8
Vertrouwelijkheid
De vergaderingen van de Associatieraad zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten. Wanneer een partij aan de Associatieraad informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelt de andere partij die informatie als zodanig.
Artikel 9
Agenda van de vergaderingen
1. De voorzitter van de Associatieraad stelt voor elke vergadering van de Associatieraad een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van de Associatieraad uiterlijk 15 dagen voor de vergadering aan de in artikel 7 bedoelde geadresseerden gezonden.
De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 21 dagen vóór het begin van de vergadering een verzoek tot opname op de agenda heeft ontvangen. Dergelijke punten worden alleen op de voorlopige agenda geplaatst als de bijbehorende ondersteunende documenten naar de secretarissen zijn gestuurd voordat de agenda wordt verzonden.
2. De agenda wordt bij het begin van iedere vergadering door de Associatieraad goedgekeurd. Indien de partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat als agendapunt worden opgenomen.
3. De voorzitter kan in overleg met de partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.
Artikel 10
Notulen
1. Van elke vergadering worden door de secretarissen van de Associatieraad ontwerpnotulen opgesteld.
2. Doorgaans vermelden de notulen voor elk agendapunt:
a) |
de aan de Associatieraad voorgelegde documenten, |
b) |
de verklaringen waarvan een lid van de Associatieraad verzocht heeft dat ze in de notulen zouden worden opgenomen, en |
c) |
door de partijen overeengekomen onderwerpen, zoals bijvoorbeeld besluiten die zijn vastgesteld, verklaringen die zijn overeengekomen en conclusies. |
3. De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan de Associatieraad voorgelegd. De Associatieraad keurt die ontwerpnotulen goed tijdens zijn volgende vergadering. Daarnaast bestaat de mogelijkheid die ontwerpnotulen schriftelijk goed te keuren.
Artikel 11
Besluiten en aanbevelingen
1. In onderlinge overeenstemming tussen de partijen en na voltooiing van de respectieve interne procedures stelt de Associatieraad besluiten vast en doet hij aanbevelingen.
2. Als de partijen dit overeenkomen, kan de Associatieraad besluiten of aanbevelingen bij schriftelijke procedure vaststellen. In dat geval wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 7 door de voorzitter van de Associatieraad schriftelijk meegedeeld aan de leden, waarbij een termijn van niet minder dan 21 dagen wordt gesteld waarbinnen de leden hun voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis brengen. De voorzitter kan in overleg met de partijen deze termijn inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.
3. De handelingen van de Associatieraad in de zin van artikel 406, lid 1, van de overeenkomst worden voorzien van het opschrift „Besluit” dan wel „Aanbeveling” gevolgd door een volgnummer, vermelden de datum van vaststelling en geven een beschrijving van het onderwerp. Die besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de secretarissen van de Associatieraad. Die besluiten en aanbevelingen worden verspreid onder alle in artikel 7 van dit reglement van orde bedoelde geadresseerden. Elke partij kan besluiten tot de bekendmaking van de besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad in haar publicatieblad of staatsblad.
4. De besluiten van de Associatieraad treden in werking op de dag van hun vaststelling, tenzij in het besluit anders is bepaald.
Artikel 12
Talen
1. De officiële talen van de Associatieraad zijn de officiële talen van de partijen.
2. Behoudens andersluidend besluit beraadslaagt de Associatieraad op basis van in die talen opgestelde documenten.
Artikel 13
Kosten
1. Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfskosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met deelname aan vergaderingen van de Associatieraad.
2. Uitgaven voor de vertolking op vergaderingen, de vertaling en de reproductie van documenten komen ten laste van de Unie. Indien Georgië vertolking of vertaling wenst in en uit een of meer andere talen dan de in artikel 12 voorziene, komen de kosten daarvan voor rekening van Georgië.
3. Andere uitgaven met betrekking tot de materiële organisatie van de vergaderingen komen ten laste van de partij die de vergaderingen organiseert.
Artikel 14
Associatiecomité
1. Overeenkomstig artikel 407, lid 1, van de overeenkomst wordt de Associatieraad bij de uitvoering van zijn taken bijgestaan door het Associatiecomité. Het Associatiecomité bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen, in beginsel op het niveau van de hoge ambtenaren.
2. Het Associatiecomité bereidt de vergaderingen en de beraadslagingen van de Associatieraad voor, voert in voorkomend geval de besluiten van de Associatieraad uit, en draagt in het algemeen zorg voor continuïteit in de associatiebetrekkingen en de goede werking van de overeenkomst. Het Associatiecomité behandelt alle zaken die de Associatieraad het comité voorlegt, evenals alle andere zaken die zich voordoen bij de uitvoering van de overeenkomst. Voorstellen of ontwerpbesluiten en -aanbevelingen worden door het Associatiecomité ter goedkeuring aan de Associatieraad voorgelegd. Overeenkomstig artikel 408, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad de bevoegdheid om besluiten te nemen overdragen aan het Associatiecomité.
3. Het Associatiecomité neemt de besluiten en doet de aanbevelingen waartoe zij op grond van de overeenkomst is gemachtigd.
4. In de gevallen waarin de overeenkomst spreekt van een verplichting of een mogelijkheid tot raadpleging, of waarin de partijen na onderling overleg besluiten elkaar te raadplegen, kan deze raadpleging plaatsvinden in het Associatiecomité, tenzij in de overeenkomst anders is bepaald. Dit overleg kan, indien de partijen daarmee instemmen, worden voortgezet in de Associatieraad.
Artikel 15
Wijziging van het reglement van orde
Dit reglement van orde kan worden gewijzigd zoals beschreven in artikel 11.
BIJLAGE II
REGLEMENT VAN ORDE VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EN DE SUBCOMITÉS
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. Het bij artikel 407, lid 1, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, („de overeenkomst”) ingestelde Associatiecomité staat de Associatieraad bij en voert de taken uit die in de overeenkomst of door de Associatieraad aan het comité zijn toegewezen. Volgens artikel 408, lid 1, van de overeenkomst stelt de Associatieraad in zijn reglement van orde de taken en de werking van het Associatiecomité vast.
2. Het Associatiecomité bereidt de vergaderingen en de beraadslagingen van de Associatieraad voor, voert in voorkomend geval de besluiten van de Associatieraad uit, en draagt in het algemeen zorg voor continuïteit in de associatiebetrekkingen en de goede werking van de overeenkomst. Het Associatiecomité behandelt alle zaken die de Associatieraad het comité voorlegt, evenals alle andere zaken die zich voordoen bij de dagelijkse uitvoering van de overeenkomst. Voorstellen en ontwerpbesluiten en -aanbevelingen worden door het Associatiecomité ter goedkeuring aan de Associatieraad voorgelegd.
3. Overeenkomstig artikel 407, lid 2, van de overeenkomst bestaat het Associatiecomité uit vertegenwoordigers van de partijen, gewoonlijk op het niveau van hoge ambtenaren met verantwoordelijkheid voor de specifieke aangelegenheden die tijdens een bepaalde vergadering worden behandeld.
4. Overeenkomstig artikel 408, lid 4, van de overeenkomst bestaat het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, als bedoeld in artikel 408, lid 4, van de overeenkomst („het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken”), wanneer het taken uitvoert die hem zijn toegekend op grond van titel IV van de overeenkomst, uit hoge ambtenaren van de Europese Commissie en Georgië met verantwoordelijkheid voor handel en daarmee verband houdende aangelegenheden. Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie of van Georgië met verantwoordelijkheid voor handel en daarmee verband houdende aangelegenheden fungeert dan als voorzitter van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken overeenkomstig artikel 2 van dit reglement van orde. De vergaderingen worden ook bijgewoond door een vertegenwoordiger van de Europese Dienst voor extern optreden.
5. Volgens artikel 408, lid 3, van de overeenkomst is het Associatiecomité bevoegd om besluiten vast te stellen in de in deze overeenkomst genoemde gevallen en op de terreinen waarvoor de Associatieraad bevoegdheden heeft overgedragen aan het Associatiecomité. Die besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. Het Associatiecomité stelt zijn besluiten vast in overleg tussen de partijen, na voltooiing van de interne procedures voor hun vaststelling.
6. De partijen in dit reglement van orde zijn de partijen die zijn gedefinieerd in artikel 428 van de overeenkomst.
Artikel 2
Voorzitterschap
Het voorzitterschap van het Associatiecomité wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste voorzitterschapsperiode vangt aan op de datum van de eerste vergadering van de Associatieraad en loopt af op 31 december van hetzelfde jaar.
Artikel 3
Vergaderingen
1. Tenzij de partijen anders overeenkomen, vergadert het Associatiecomité regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar. Op verzoek van een partij kunnen in onderling overleg bijzondere sessies van het Associatiecomité worden belegd.
2. Een vergadering van het Associatiecomité wordt door de voorzitter bijeengeroepen op een door de partijen overeengekomen plaats en datum. De convocatie wordt uiterlijk 28 dagen voor de vergadering door het secretariaat van het Associatiecomité aan de leden toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.
3. Het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken komt ten minste eenmaal per jaar bijeen en wanneer de omstandigheden zulks vereisen. Deze vergadering wordt bijeengeroepen door de voorzitter van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken op een door de partijen overeengekomen plaats, datum en wijze. De convocatie wordt uiterlijk 15 dagen voor de vergadering door het secretariaat van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken aan de leden toegezonden, tenzij de partijen anders overeenkomen.
4. Voor zover mogelijk wordt de jaarlijkse vergadering van het Associatiecomité vroeg genoeg vóór de jaarlijkse vergadering van de Associatieraad bijeengeroepen.
5. Bij wijze van uitzondering en indien de partijen ermee instemmen, kunnen de vergaderingen van het Associatiecomité plaatsvinden met behulp van overeengekomen technologische hulpmiddelen zoals videoconferentie.
Artikel 4
Delegaties
Vóór elke vergadering worden de partijen via het secretariaat van het Associatiecomité in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties die de vergadering bijwonen.
Artikel 5
Secretariaat
1. Een ambtenaar van de Unie en een ambtenaar van Georgië treden gezamenlijk op als secretarissen van het Associatiecomité en voeren gezamenlijk de secretariaatstaken uit, tenzij anders bepaald in dit reglement van orde, in een sfeer van wederzijds vertrouwen en samenwerking.
2. Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van Georgië met verantwoordelijkheid voor handel en daarmee verband houdende aangelegenheden treden gezamenlijk op als secretarissen van het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.
Artikel 6
Correspondentie
1. De voor het Associatiecomité bestemde correspondentie wordt gericht aan de secretaris van een van de partijen van het Associatiecomité, die op zijn beurt de andere secretaris informeert.
2. Het secretariaat van het Associatiecomité ziet erop toe dat de correspondentie die aan het Associatiecomité is gericht, naar de voorzitter van het Associatiecomité wordt doorgestuurd, en in voorkomend geval als in artikel 7 bedoelde documenten wordt verspreid.
3. Het secretariaat stuurt mededelingen van de voorzitter namens hem aan de partijen. Dergelijke correspondentie wordt in voorkomend geval verspreid overeenkomstig artikel 7.
Artikel 7
Documenten
1. Documenten worden verspreid door de secretarissen van het Associatiecomité.
2. Een partij stuurt documenten naar haar secretaris. De secretaris stuurt de documenten door naar de secretaris van de andere partij.
3. De secretaris van de Unie stuurt de documenten door naar de betrokken vertegenwoordigers van de Unie en zet de secretaris van Georgië daarbij systematisch in kopie.
4. De secretaris van Georgië stuurt de documenten door naar de betrokken vertegenwoordigers van Georgië en zet de secretaris van Unie daarbij systematisch in kopie.
Artikel 8
Vertrouwelijkheid
De vergaderingen van het Associatiecomité zijn niet openbaar, tenzij de partijen anders besluiten. Wanneer een partij aan het Associatiecomité informatie overlegt die zij als vertrouwelijk aanduidt, behandelt de andere partij die informatie als zodanig.
Artikel 9
Agenda voor de vergaderingen
1. Het secretariaat van het Associatiecomité stelt op basis van voorstellen van de partijen voor elke vergadering van het Associatiecomité een voorlopige agenda op, alsmede een ontwerp van de in artikel 10 bedoelde operationele conclusies. Op de voorlopige agenda staan de punten waarvoor het secretariaat van het Associatiecomité uiterlijk 21 dagen voor de vergadering een verzoek van een partij tot plaatsing op de agenda, samen met de desbetreffende documenten, heeft ontvangen.
2. De voorlopige agenda wordt, samen met de desbetreffende documenten, uiterlijk 15 dagen voor de vergadering verspreid overeenkomstig artikel 7.
3. De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het Associatiecomité vastgesteld. Indien de partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat als agendapunt worden opgenomen.
4. Met instemming van de andere partij kan de voorzitter van de vergadering van het Associatiecomité vertegenwoordigers van andere organen van de partijen of onafhankelijke deskundigen op ad-hocbasis uitnodigen om een vergadering bij te wonen om informatie te verschaffen over bepaalde onderwerpen. De partijen zorgen ervoor dat dergelijke waarnemers en deskundigen de vertrouwelijkheidsvereisten in acht nemen.
5. De voorzitter van de vergadering van het Associatiecomité kan in overleg met de partijen de in de leden 1 en 2 genoemde termijnen in bijzondere omstandigheden inkorten.
Artikel 10
Notulen en operationele conclusies
1. Van elke vergadering van het Associatiecomité worden door de secretarissen van het Associatiecomité ontwerpnotulen opgesteld.
2. Doorgaans vermelden de notulen voor elk agendapunt:
a) |
een lijst van deelnemers aan de vergadering, een lijst van de ambtenaren die hen begeleiden en een lijst van eventuele waarnemers of deskundigen die de vergadering hebben bijgewoond; |
b) |
de aan het Associatiecomité voorgelegde documenten; |
c) |
de verklaringen waarvan het Associatiecomité verzocht heeft dat ze in de notulen zouden worden opgenomen, en |
d) |
operationele conclusies van de vergadering, als bedoeld in lid 4. |
3. De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan het Associatiecomité voorgelegd. Tijdens zijn volgende vergadering keurt het Associatiecomité die ontwerpnotulen goed. Ook kunnen de ontwerpnotulen schriftelijk worden goedgekeurd. De ontwerpnotulen van het Associatiecomité in de samenstelling voor handelsvraagstukken, worden binnen 28 dagen na iedere vergadering goedgekeurd. Aan elk van de in artikel 7 bedoelde geadresseerden wordt een afschrift gezonden.
4. De secretaris van de partij die het voorzitterschap van het Associatiecomité bekleedt, stelt voor elke vergadering operationele ontwerpconclusies op en stuurt deze samen met de agenda aan de partijen, gewoonlijk uiterlijk 15 dagen voor het begin van de vergadering. Tenzij de partijen anders overeenkomen, worden die ontwerpconclusies tijdens de vergadering bijgewerkt, zodat zij aan het eind van de vergadering kunnen worden aangenomen door het Associatiecomité en de door de partijen te ondernemen vervolgacties bevatten. Zodra zij zijn goedgekeurd, worden de operationele conclusies aan de notulen gehecht; de uitvoering ervan wordt geëvalueerd tijdens de volgende vergadering van het Associatiecomité. Het Associatiecomité stelt hiervoor een model op, waarin voor elk actiepunt een deadline wordt vermeld.
Artikel 11
Besluiten en aanbevelingen
1. Het Associatiecomité is bevoegd om besluiten vast te stellen in de in de overeenkomst genoemde gevallen en op de terreinen waarvoor de Associatieraad deze bevoegdheid aan hem heeft overgedragen. Daarnaast doet het Associatiecomité aanbevelingen. Besluiten en aanbevelingen komen tot stand in onderlinge overeenstemming tussen de partijen en na voltooiing van de respectieve interne procedures. Elk besluit en elke aanbeveling wordt door de voorzitter van het Associatiecomité ondertekend en door de secretarissen van het Associatiecomité gewaarmerkt.
2. Als de partijen dit overeenkomen, kan het Associatiecomité besluiten of aanbevelingen bij schriftelijke procedure vaststellen. Een schriftelijke procedure bestaat uit een uitwisseling van nota's tussen de secretarissen, die in samenspraak met de partijen handelen. In dat geval wordt de tekst van het voorstel overeenkomstig artikel 7 verspreid, waarbij een termijn van niet minder dan 21 dagen wordt gesteld waarbinnen voorbehouden of gewenste amendementen ter kennis worden gebracht. De voorzitter kan in overleg met de partijen de in dit lid genoemde termijnen in bijzondere omstandigheden inkorten. Na goedkeuring van de tekst wordt het besluit of de aanbeveling door de voorzitter ondertekend en gewaarmerkt door de twee secretarissen.
3. De handelingen van het Associatiecomité worden voorzien van het opschrift „Besluit” dan wel „Aanbeveling”. Elk besluit treedt in werking op de datum van zijn vaststelling, tenzij in het besluit anders is bepaald.
4. De besluiten en aanbevelingen worden aan de partijen gezonden.
5. Elke partij kan besluiten de besluiten en aanbevelingen van het Associatiecomité in haar publicatieblad of staatsblad bekend te maken.
Artikel 12
Verslagen
Het Associatiecomité brengt tijdens elke gewone vergadering van de Associatieraad verslag uit over zijn activiteiten en de activiteiten van zijn subcomités, werkgroepen en andere organen.
Artikel 13
Talen
1. De officiële talen van het Associatiecomité zijn de officiële talen van de partijen.
2. De werktalen van het Associatiecomité zijn het Engels en het Georgisch. Tenzij anders wordt besloten, beraadslaagt het Associatiecomité op basis van in die talen opgestelde documenten.
Artikel 14
Kosten
1. Elke partij draagt haar eigen personeels-, reis- en verblijfskosten en haar eigen kosten voor post en telecommunicatie in verband met deelname aan vergaderingen van het Associatiecomité.
2. Uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen en de reproductie van documenten komen ten laste van de partij die de vergadering organiseert.
3. De kosten voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling van de documenten in of uit het Engels en het Georgisch, zoals vermeld in artikel 13, lid 1, komen ten laste van de partij die de vergadering organiseert.
Kosten voor vertolking en vertaling in of uit andere talen komen rechtstreeks ten laste van de verzoekende partij.
4. Wanneer vertaling van documenten in de officiële talen van de Unie nodig is, komen de kosten daarvan ten laste van de Unie.
Artikel 15
Wijziging van het reglement van orde
Dit reglement van orde kan worden gewijzigd bij besluit van de Associatieraad overeenkomstig artikel 408, lid 1, van de overeenkomst.
Artikel 16
Subcomités en gespecialiseerde comités of lichamen
1. Op specifieke terreinen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst, kan het Associatiecomité overeenkomstig artikel 409, leden 1 en 3, van de overeenkomst besluiten tot instelling van andere subcomités dan die waarin de overeenkomst voorziet, om het comité bij de uitvoering van zijn taken bij te staan. Het Associatiecomité kan besluiten een dergelijk subcomité op te heffen en diens reglement van orde vast te stellen of te wijzigen. Tenzij anders wordt besloten, werken de subcomités onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen.
2. Tenzij in de overeenkomst anders is bepaald of in de Associatieraad anders is overeengekomen, is dit reglement van orde mutatis mutandis van toepassing op alle in lid 1 bedoelde subcomités.
3. De vergaderingen van de subcomités kunnen flexibel worden georganiseerd naargelang van de behoefte; zij kunnen in vivo plaatsvinden in Brussel of in Georgië of bijvoorbeeld via videoconferentie. De subcomités fungeren als platform om toezicht te houden op de vordering van de aanpassing van de wetgeving op bepaalde terreinen, om bepaalde vraagstukken en problemen met betrekking tot dit proces te bespreken en om aanbevelingen en operationele conclusies te formuleren.
4. Het secretariaat van het Associatiecomité wordt in kopie gezet van alle correspondentie, documenten en mededelingen met betrekking tot ieder subcomité, gespecialiseerd comité of lichaam.
5. Tenzij in de overeenkomst anders is bepaald of door de partijen in de Associatieraad anders is overeengekomen, kunnen de subcomités, gespecialiseerde comités en lichamen alleen aanbevelingen aan het Associatiecomité doen.
Artikel 17
Tenzij anders bepaald is dit reglement van orde mutatis mutandis van toepassing op het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken.
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/70 |
BESLUIT Nr. 2/2014 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË
van 17 november 2014
tot instelling van twee subcomités [2015/2262]
DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË,
Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1), („de overeenkomst”), en met name artikel 409,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 431 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014. |
(2) |
Volgens artikel 409, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad besluiten op specifieke terreinen speciale comités of organen in te stellen om hem bij te staan wanneer dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst. |
(3) |
Om op deskundigenniveau te kunnen beraadslagen over de kerngebieden die onder de voorlopige toepassing van de overeenkomst vallen, moeten twee subcomités worden ingesteld. |
(4) |
Wanneer partijen daar overeenstemming over bereiken, moet het mogelijk zijn zowel de lijst van subcomités als hun respectieve werkterreinen te wijzigen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage genoemde subcomités worden ingesteld.
Artikel 2
Op het reglement van orde van de subcomités is artikel 16 van het reglement van orde van het Associatiecomité en de subcomités van toepassing, zoals vastgesteld bij Besluit nr. 1/2014 van de Associatieraad EU-Georgië.
Artikel 3
Wanneer partijen daar overeenstemming over bereiken, kunnen zowel de in de bijlage opgenomen lijst van subcomités als hun respectieve in de bijlage genoemde werkterreinen worden gewijzigd.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 november 2014.
Voor de Associatieraad
De voorzitter
F. MOGHERINI
(1) PB L 261 van 30.8.2014, blz. 4.
BIJLAGE
OPGERICHTE SUBCOMITÉS
1. |
Subcomité vrijheid en veiligheid en recht |
2. |
Subcomité economische samenwerking en samenwerking in andere sectoren |
5.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/72 |
BESLUIT Nr. 3/2014 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË
van 17 november 2014
inzake de overdracht van enkele bevoegdheden van de Associatieraad aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken [2015/2263]
DE ASSOCIATIERAAD EU-GEORGIË,
Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1), („de overeenkomst”), en met name artikel 406, lid 3, en artikel 408, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 431 van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf 1 september 2014. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 404, lid 1, van de overeenkomst, is de Associatieraad verantwoordelijk voor het toezicht op de toepassing en tenuitvoerlegging van de overeenkomst. |
(3) |
Volgens artikel 408, lid 2, van de overeenkomst kan de Associatieraad bevoegdheden overdragen aan het Associatiecomité, waaronder de bevoegdheid om bindende besluiten te nemen. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 408, lid 4, van de overeenkomst, dient het Associatiecomité in een specifieke samenstelling samen te komen om alle vraagstukken die voortvloeien uit titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) te behandelen. |
(5) |
Met het oog op de soepele en tijdige tenuitvoerlegging van het deel van de overeenkomst dat betrekking heeft op de diepe en brede vrijhandelsruimte, dient de Associatieraad aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken als bedoeld in artikel 408, lid 4, van de overeenkomst, de bevoegdheid over te dragen om de bijlagen bij de overeenkomst die betrekking hebben op de hoofdstukken 1, 3, 5, 6 en 8 van titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) te wijzigen of te actualiseren, voor zover de genoemde hoofdstukken geen specifieke bepalingen bevatten inzake de wijziging of actualisering van die bijlagen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Associatieraad draagt aan het in artikel 408, lid 4, van de overeenkomst bedoelde Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken de bevoegdheid over om de bijlagen die betrekking hebben op de hoofdstukken 1, 3, 5, 6 (Bijlage XV-C bij de overeenkomst) en 8 van titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden) van de overeenkomst te wijzigen of te actualiseren, voor zover die hoofdstukken geen specifieke bepalingen bevatten inzake de wijziging of actualisering van die bijlagen.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 november 2014.
Voor de Associatieraad
De voorzitter
F. MOGHERINI
(1) PB L 261 van 30.8.2014, blz. 4.