ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
BESLUITEN
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/1 |
BESLUIT (EU) 2015/2240 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 25 november 2015
tot vaststelling van een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (ISA2-programma) als middel om de overheidssector te moderniseren
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In een reeks ministeriële verklaringen (Manchester 24 november 2005, Lissabon 19 september 2007, Malmö 18 november 2009 en Granada 19 april 2010) hebben de betrokken ministers de Commissie verzocht de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen door grens- en sectoroverschrijdende interoperabiliteitsoplossingen te verwezenlijken die doeltreffendere en veiligere overheidsdienstverlening mogelijk maken. Voorts erkennen de lidstaten dat betere overheidsdiensten moeten worden geleverd met minder middelen en dat het potentieel van e-overheid kan worden opgedreven door een samenwerkingscultuur te stimuleren en door de randvoorwaarden voor interoperabiliteit in Europese overheidsdiensten te verbeteren. |
(2) |
In haar mededeling van 19 mei 2010 getiteld „Een digitale agenda voor Europa” (DAE), een van de vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie, heeft de Commissie benadrukt dat interoperabiliteit essentieel is om het maatschappelijke en economische potentieel van informatie- en communicatietechnologie (ICT) optimaal te benutten, en dat de digitale agenda derhalve alleen doeltreffend kan zijn als interoperabiliteit is gewaarborgd. |
(3) |
In haar mededeling van 16 december 2010, getiteld „Naar interoperabele Europese overheidsdiensten”, heeft de Commissie de Europese interoperabiliteitsstrategie (EIS) en het Europese interoperabiliteitskader (EIF) geïntroduceerd. |
(4) |
Interoperabiliteit bevordert de succesvolle uitvoering van beleidsmaatregelen en biedt een enorm potentieel voor het vermijden van grensoverschrijdende elektronische belemmeringen, wat verder zal bijdragen aan de opkomst van nieuwe of de consolidatie van gemeenschappelijke overheidsdiensten in ontwikkeling op Unieniveau. De in de volgende overwegingen omschreven beleidsterreinen zijn voor de doeltreffende en efficiënte uitvoering afhankelijk van interoperabiliteit. |
(5) |
Op het gebied van de interne markt zijn de lidstaten op grond van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) verplicht dienstverrichters de mogelijkheid te bieden op afstand alle nodige procedures en formaliteiten elektronisch af te handelen met het oog op het verrichten van diensten buiten de lidstaat waar zij zijn gevestigd. |
(6) |
Op het gebied van het vennootschapsrecht stelt Richtlijn 2012/17/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) de interoperabiliteit van centrale, handels- en vennootschapsregisters van de lidstaten door middel van een centraal platform verplicht. Met gekoppelde vennootschapsregisters is grensoverschrijdende uitwisseling van informatie tussen registers mogelijk en wordt de toegang op Unieniveau van bedrijven en burgers tot gegevens over ondernemingen vergemakkelijkt, hetgeen ten goede komt van de rechtszekerheid voor het bedrijfsleven in de Unie. |
(7) |
Op het gebied van het milieu moeten er op grond van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) uitvoeringsbepalingen met betrekking tot technische voorschriften voor de interoperabiliteit worden vastgesteld. Op grond van deze richtlijn moet met name nationale infrastructuur worden aangepast om te waarborgen dat ruimtelijke gegevens en diensten interoperabel en binnen de Unie grensoverschrijdend toegankelijk zijn. |
(8) |
Op het gebied van justitie en binnenlandse zaken vormt verbeterde interoperabiliteit tussen Europese databases de basis voor het visuminformatiesysteem (7), het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (8), het Europees systeem voor de vergelijking van vingerafdrukken (9) en het e-justitieportaal (10). Daarnaast heeft de Raad op 24 september 2012 conclusies aangenomen waarin wordt opgeroepen tot de invoering van de Europese identificatiecode voor wetgeving en wordt gewezen op de behoefte aan het interoperabel zoeken naar en uitwisselen van juridische informatie die is gepubliceerd in nationale publicatie- en staatsbladen, waarbij gebruik wordt gemaakt van unieke identificatiecodes en gestructureerde metagegevens. Samenwerking tussen het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht en het bij dit besluit vastgestelde programma zou tot synergieën kunnen leiden, wat de verwezenlijking van hun respectieve doelstellingen ten goede zou komen. |
(9) |
Interoperabiliteit binnen lokale, nationale en Europese overheidsdiensten draagt bij tot het bereiken van de doelstellingen die het Parlement noemt in zijn resolutie van 29 maart 2012 over het verslag over het EU-burgerschap 2010: Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers. |
(10) |
Voor het succes van douanerechten, belastingen, accijnzen en heffingen was interoperabiliteit van doorslaggevend belang voor de toepassing van trans-Europese ICT-systemen in alle lidstaten en voor de ondersteuning van uit de programma's Fiscalis-2013 en Douane-2013 gefinancierde interoperabele zakelijke diensten. Deze programma's worden uitgevoerd en toegepast door de Commissie en nationale overheden. De in het kader van de programma's Fiscalis-2013 en Douane-2013 gecreëerde instrumenten kunnen voor andere beleidsterreinen worden gebruikt. Voorts is de lidstaten en de Commissie in de conclusies van de Raad van 26 mei 2014 over hervorming van de governance van de douane-unie van de EU verzocht om een strategie te ontwikkelen voor gezamenlijk beheerde en geëxploiteerde IT-systemen op alle douanegerelateerde gebieden. |
(11) |
Op het gebied van gezondheid voorziet Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (11) in regels voor het vergemakkelijken van de toegang tot veilige en hoogwaardige grensoverschrijdende gezondheidszorg. Bij deze richtlijn is met name het e-gezondheidsnetwerk opgericht, waarmee problemen op het gebied van interoperabiliteit tussen elektronische gezondheidsstelsels worden aangepakt. In het kader van het e-gezondheidsnetwerk kunnen richtsnoeren worden vastgelegd inzake de minimale gegevensverzameling die bij ongeplande zorg en spoedeisende hulp grensoverschrijdend moet worden uitgewisseld, en inzake diensten voor elektronische recepten over grenzen heen. |
(12) |
Op het gebied van Europese fondsen is in artikel 122 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12) bepaald dat alle uitwisseling van informatie tussen de begunstigden en managementautoriteiten, certificeringsautoriteiten, auditautoriteiten en intermediaire instanties door middel van elektronische systemen voor gegevensuitwisseling moet kunnen plaatsvinden. Deze systemen moeten interoperabel zijn met de kaders van de lidstaten en van de Unie en ervoor zorgen dat de begunstigden alle vereiste informatie slechts één keer hoeven in te dienen. |
(13) |
Op het gebied van overheidsinformatie wordt in Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad (13) benadrukt dat openbare lichamen documenten, waar mogelijk en passend, in een open en machinaal leesbaar formaat, samen met de metagegevens, met de meest geschikte mate van precisie en detailleringsniveau, beschikbaar moeten stellen in een vorm die interoperabiliteit, hergebruik en toegankelijkheid waarborgt. |
(14) |
Op het gebied van elektronische identificatie voorziet Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (14) in een interoperabiliteitskader met het oog op de interoperabiliteit van nationale elektronische-identificatiestelsels. |
(15) |
Op het gebied van ICT-normalisatie wordt interoperabiliteit in Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (15) beschouwd als een essentieel resultaat van normalisatie. |
(16) |
Op het gebied van onderzoek en innovatie is in Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16), waarbij Horizon 2020 is vastgesteld, duidelijk bepaald dat interoperabele ICT-oplossingen en -normen de kern vormen van partnerschappen van sectoren op Unieniveau. Door een samenwerking rondom gemeenschappelijke open-technologieplatforms met overloop- en hefboomeffecten, zal een breed scala aan belanghebbenden profijt trekken van nieuwe ontwikkelingen en zullen nog meer innovaties ontstaan. |
(17) |
Op het gebied van overheidsopdrachten zijn de lidstaten op grond van de Richtlijnen 2014/23/EU (17), 2014/24/EU (18) en 2014/25/EU (19) van het Europees Parlement en de Raad verplicht elektronische aanbestedingen in te voeren. In deze richtlijnen is bepaald dat de voor mededelingen langs elektronische weg te gebruiken middelen, en de technische kenmerken daarvan, in combinatie met algemeen gebruikte ICT-producten moeten kunnen functioneren. Daarnaast voorziet Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad (20) in de ontwikkeling van een Europese norm voor elektronisch factureren bij overheidsopdrachten teneinde interoperabiliteit tussen de elektronische factureringssystemen in de hele EU te waarborgen. |
(18) |
Bijgevolg is het belangrijk dat beleid op het gebied van interoperabiliteit en het mogelijke gebruik daarvan op Unieniveau op de efficiëntste en voor eindgebruikers meest ontvankelijke manier wordt gecoördineerd. Om een einde te maken aan de versnippering in het interoperabiliteitslandschap moeten een gemeenschappelijk begrip van interoperabiliteit in de Unie en een holistische benadering van interoperabiliteitsoplossingen worden bevorderd. |
(19) |
Interoperabiliteit is tevens een fundamenteel onderdeel van de Connecting Europe Facility (CEF) op het gebied van breedbandinfrastructuur en –diensten, die is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (21). In Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad (22) betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur is uitdrukkelijk bepaald dat een aantal van de operationele prioriteiten van de CEF bestaat in de interoperabiliteit, connectiviteit, duurzame introductie, exploitatie en opwaardering van trans-Europese digitalediensteninfrastructuren en de coördinatie daarvan op Unieniveau. Verordening (EU) nr. 283/2014 voorziet met name in zogeheten bouwstenen, zoals e-identificatie, e-bezorging en geautomatiseerde vertaling, om de grensoverschrijdende interoperabiliteit te vergemakkelijken. |
(20) |
Op politiek niveau heeft de Raad herhaaldelijk opgeroepen tot een nog grotere mate van interoperabiliteit in Europa en tot voortzetting van de inspanningen om de Europese overheidsdiensten te moderniseren. Op 24 en 25 oktober 2013 heeft de Europese Raad conclusies aangenomen waarin wordt benadrukt dat de modernisering van overheidsdiensten moet worden voortgezet door middel van de vlotte invoering van diensten zoals e-overheid, e-gezondheid, e-facturering en e-aanbesteding, die afhankelijk zijn van interoperabiliteit. De inzet van de lidstaten is van essentieel belang voor een snelle ontwikkeling van een interoperabele e-samenleving in de Unie en voor de betrokkenheid van overheidsdiensten bij het stimuleren van het gebruik van onlineprocedures. Bovendien kan het noodzakelijk zijn de Europese overheidsdiensten, met ondersteuning door de lidstaten, aan te passen met het oog op de totstandbrenging van een effectievere, vereenvoudigde en gebruikersvriendelijke e-overheid. Efficiënte onlineoverheidsdiensten zijn van cruciaal belang voor het bevorderen van het vertrouwen van bedrijven en burgers in digitale diensten. |
(21) |
Benadering van interoperabiliteit vanuit één sector gaat gepaard met het risico dat de vaststelling van andere of niet-compatibele oplossingen op nationaal of sectoraal niveau nieuwe elektronische obstakels tot gevolg heeft die een belemmering vormen voor de goede werking van de interne markt en het daarmee verband houdende vrije verkeer, en die de openheid en het concurrentievermogen van markten alsmede de verlening van diensten van algemeen belang aan bedrijven en burgers ondermijnen. Om dat risico te beperken, dienen de lidstaten en de Unie zich meer gezamenlijke inspanningen te getroosten om marktversnippering te voorkomen. Zij moeten toezien op grens- of sectoroverschrijdende interoperabiliteit door middel van de tenuitvoerlegging van wetgeving, waarbij dient te worden gezorgd voor het terugdringen van administratieve lasten en kosten, het verbeteren van de efficiëntie, het bevorderen van gemeenschappelijk overeengekomen ICT-oplossingen en het waarborgen van behoorlijk bestuur. |
(22) |
Bij de totstandbrenging, verbetering of toepassing van gemeenschappelijke oplossingen moeten alle initiatieven, waar aangewezen, voortbouwen op of vergezeld gaan van het delen van ervaringen en oplossingen en van de uitwisseling en bevordering van optimale werkwijzen, waarbij steeds acht moet worden geslagen op de beginselen van technologische neutraliteit en aanpasbaarheid, veiligheid, privacy en gegevensbescherming. In dit verband moet de inachtneming van het EIF en van de openheid van specificaties en normen worden bevorderd. |
(23) |
Met verschillende opeenvolgende programma's is gestreefd naar de coherente ontwikkeling en uitvoering van globale en sectorale interoperabiliteitsstrategieën, wettelijke kaders, richtsnoeren, diensten en instrumenten om te voldoen aan vereisten in het kader van Uniebrede beleidsterreinen, zoals: i) het programma voor gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (1999-2004) (het „IDA-programma”), dat is vastgesteld bij de Besluiten nr. 1719/1999/EG (23) en nr. 1720/1999/EG (24) van het Europees Parlement en de Raad; ii) het programma betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (2005-2009) (het „IDABC-programma”), dat is vastgesteld bij Besluit 2004/387/EG van het Europees Parlement en de Raad (25), en iii) het programma inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (2010-2015) (het „ISA-programma”), dat is vastgesteld bij Besluit nr. 922/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad (26). Het bij dit besluit vastgestelde programma moet gebaseerd zijn op de in de loop van deze programma's opgedane ervaring. |
(24) |
De in het kader van het IDA-, IDABC- en ISA-programma ontplooide activiteiten hebben in belangrijke mate bijgedragen aan het waarborgen van interoperabiliteit bij de elektronische uitwisseling van informatie tussen Europese overheidsdiensten. In zijn resolutie van 20 april 2012 over een concurrerende digitale interne markt — e-overheid als speerpunt, heeft het Europees Parlement de bijdrage van het ISA-programma erkend, alsmede de overkoepelende rol ervan bij de vaststelling, bevordering en ondersteuning van de toepassing van interoperabiliteitsoplossingen en kaders voor Europese overheidsdiensten bij de totstandkoming van synergieën en de bevordering van het hergebruik van oplossingen en bij de verwezenlijking van hun eisen in verband met de interoperabiliteit in specificaties en normen voor digitale dienstverlening. |
(25) |
Besluit nr. 922/2009/EG verstrijkt op 31 december 2015. Er is bijgevolg een nieuw Unieprogramma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (het „ISA2-programma”) nodig voor het ontwikkelen, handhaven en bevorderen van een holistische benadering van interoperabiliteit, teneinde versnippering in het interoperabiliteitslandschap weg te werken en elektronische belemmeringen in de Unie te voorkomen; voor het bevorderen van efficiënte en doeltreffende grens- en sectoroverschrijdende elektronische wisselwerking tussen Europese overheidsdiensten enerzijds en tussen Europese overheidsdiensten en bedrijven en burgers anderzijds; voor het vinden, creëren en exploiteren van interoperabiliteitsoplossingen die de tenuitvoerlegging van het beleid en de werkzaamheden van de Unie bevorderen, en voor het bevorderen van hergebruik door Europese overheidsdiensten van interoperabiliteitsoplossingen. |
(26) |
Naast Europese overheidsdiensten zijn ook bedrijven en burgers eindgebruikers van interoperabiliteitsoplossingen doordat zij gebruikmaken van elektronische openbare diensten die overheidsdiensten verstrekken. Gebruikersgerichtheid heeft met name betrekking op de eindgebruikers van interoperabiliteitsoplossingen. Onder bedrijven moeten met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en micro-ondernemingen worden verstaan, gezien hun waardevolle bijdrage aan de economie van de Unie. |
(27) |
Gemeenschappelijke kaders en oplossingen die worden ontwikkeld of gebruikt in het kader van het ISA2-programma, dienen voor zover mogelijk een interoperabiliteitslandschap te vormen om de wisselwerking tussen Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers te bevorderen en grens- of sectoroverschrijdende interoperabiliteit te waarborgen, te vergemakkelijken of mogelijk te maken. |
(28) |
Het moet mogelijk zijn acties in het kader van het ISA2-programma volgens een „iteratieve methodologie” uit te voeren. |
(29) |
Aangezien steeds meer overheidsdiensten „standaard digitaal” worden aangeboden, is het belangrijk dat overheidsmiddelen voor ICT-oplossingen zo efficiënt mogelijk worden besteed. Daartoe moeten zulke diensten zo vroeg mogelijk worden gepland en moeten oplossingen, waar mogelijk, worden uitgewisseld en hergebruikt om maximaal rendement te halen uit de ingezette overheidsmiddelen. Het ISA2-programma moet aan deze doelstelling bijdragen. |
(30) |
Interoperabiliteit en bijgevolg de oplossingen die worden ontwikkeld of gebruikt in het kader van het ISA2-programma, dragen wezenlijk bij aan de volledige benutting van het potentieel van e-overheid en e-democratie doordat zij de oprichting van centrale aanspreekpunten en een transparante eind-tot-eindverlening van openbare diensten mogelijk maken, wat minder administratieve lasten en lagere kosten met zich meebrengt. |
(31) |
Ook bedrijven en burgers dienen als eindgebruikers baat te hebben bij gemeenschappelijke, herbruikbare en interoperabele frontofficediensten die resulteren uit de betere integratie van processen en de uitwisseling van gegevens via de backoffices van Europese overheidsdiensten. |
(32) |
De Unie moet in haar activiteiten het gelijkheidsbeginsel in acht nemen. De burgers van de Unie zijn gerechtigd op een gelijke behandeling door de instellingen, organen en instanties van de Unie. De Unie moet rekening houden met vereisten die verband houden met de strijd tegen sociale uitsluiting. In dit verband moet bij de ontwikkeling van strategieën met betrekking tot de interoperabiliteit van openbare diensten in de hele Unie worden gestreefd naar toegankelijkheid voor eenieder, rekening houdend met de meest achtergestelde burgers en de dunbevolktste gebieden, teneinde de digitale kloof en uitsluiting tegen te gaan, zoals het Europees Parlement heeft gevraagd in zijn resolutie van 20 april 2012 over een concurrerende digitale interne markt — e-overheid als speerpunt. De invoering van elektronische openbare diensten door Europese overheidsdiensten vergt een inclusieve benadering (digitale inclusie), waarbij zo nodig technische ondersteuning en opleiding worden verstrekt om de verschillen in de toepassing van ICT-oplossingen te verkleinen, en dienstverlening via meerdere kanalen wordt aangeboden, indien nodig met inbegrip van de instandhouding van de traditionele toegangsmiddelen. |
(33) |
Interoperabiliteitsoplossingen in het kader van het ISA2-programma moeten worden ontwikkeld in overeenstemming met het recht van de eindgebruikers om toegang te krijgen tot informatie en inhoud en deze te delen, toepassingen en diensten te gebruiken en aan te bieden, en gebruik te maken van de eindapparatuur van hun keuze, ongeacht de locatie van de eindgebruiker of de aanbieder en ongeacht de locatie, de herkomst of de bestemming van de informatie, inhoud, toepassing of dienst, via hun dienst voor internettoegang zoals bepaald in Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad (27). |
(34) |
Het ISA2-rogramma dient een instrument te zijn voor de modernisering van Europese overheidsdiensten. De modernisering van Europese overheidsdiensten en de verbetering van hun interoperabiliteit dragen in belangrijke mate bij aan de voltooiing van de digitale interne markt om burgers volledig te laten profiteren van interoperabele e-diensten, waaronder e-overheid en e-gezondheid, waarbij voorrang moet worden gegeven aan het wegnemen van belemmeringen, zoals niet-verbonden e-diensten. Gebrek aan interoperabiliteit ondermijnt vaak de uitvoering van digitale eind-tot-einddiensten en de ontwikkeling van centrale aanspreekpunten voor bedrijven en burgers. |
(35) |
Interoperabiliteit houdt rechtstreeks verband met en is afhankelijk van het gebruik van open specificaties en normen. Het ISA2-programma dient de gedeeltelijke of volledige normalisatie van bestaande interoperabiliteitsoplossingen te bevorderen en zo nodig te ondersteunen. Voor het bereiken van dergelijke normalisatie moet rekening worden gehouden met andere normalisatiewerkzaamheden op Unieniveau en moet worden samengewerkt met de Europese en andere internationale normalisatie-instellingen. |
(36) |
Door voor interoperabiliteit te zorgen, blijven Europese overheidsdiensten open en flexibel genoeg om zich te kunnen ontwikkelen en om te worden uitgebreid met nieuwe uitdagingen en nieuwe terreinen. Interoperabiliteit is een voorwaarde om niet aan een bepaalde technologie vast komen te zitten, technische ontwikkelingen mogelijk te maken en innovatie te stimuleren. Door interoperabele oplossingen en gemeenschappelijke kaders te ontwikkelen, moet het ISA2-programma bijdragen tot interoperabiliteit tussen Europese overheidsdiensten, met inachtneming van technologische neutraliteit, teneinde te voorkomen dat zij aan bepaalde technologie vast komen te zitten en om meer concurrentie en innovatie mogelijk te maken, wat het mondiale concurrentievermogen van de Unie zal stimuleren. |
(37) |
De modernisering van Europese overheidsdiensten is één van de voornaamste prioriteiten met het oog op de succesvolle tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie en de digitale interne markt. Uit de door de Commissie in 2011, 2012 en 2013 gepubliceerde jaarlijkse groeianalyses blijkt in dat verband dat de kwaliteit van de Europese overheidsdiensten rechtstreeks van invloed is op het economische klimaat en om die reden cruciaal is voor het stimuleren van de productiviteit, het concurrentievermogen, economische samenwerking, groei en werkgelegenheid. Dit vindt een duidelijke weerslag in de landspecifieke aanbevelingen, waarin wordt opgeroepen tot specifieke maatregelen om de Europese overheidsdiensten te hervormen. |
(38) |
Een van de thematische doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 is „vergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en een doelmatig openbaar bestuur”. In dat verband dient het ISA2-programma aan te sluiten bij andere initiatieven die bijdragen tot de modernisering van Europese overheidsdiensten, met name in verband met werkzaamheden inzake interoperabiliteit, en te streven naar synergieën met die initiatieven. |
(39) |
De interoperabiliteit van Europese overheidsdiensten betreft alle overheidsniveaus: Uniaal, nationaal, regionaal en lokaal. Om deze reden is het belangrijk om toe te zien op zo breed mogelijke deelname aan het ISA2-programma, en dat er bij oplossingen rekening wordt gehouden met de respectieve behoeften van deze niveaus en voor zover relevant met de behoeften van bedrijven en de burgers. |
(40) |
De inspanningen van nationale, regionale en lokale overheden kunnen worden ondersteund door middel van specifieke instrumenten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen, met name het deel met betrekking tot de institutionele capaciteitsopbouw, in voorkomend geval met inbegrip van opleiding van het personeel van Europese overheidsdiensten. Door middel van nauwe samenwerking in het kader van het ISA2-programma kunnen de uit deze instrumenten verwachte baten maximaal worden bevorderd door te waarborgen dat gefinancierde projecten aansluiten op Uniebrede interoperabiliteitskaders en -specificaties, zoals het EIF. |
(41) |
Bij dit besluit worden de financiële middelen voor de gehele looptijd van het ISA2-programma bepaald, die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (28). |
(42) |
Aandacht moet uitgaan naar de mogelijkheid om pretoetredingssteun aan te wenden om de deelname van kandidaat-lidstaten aan het ISA2-programma te bevorderen en naar het gebruik en de verdere tenuitvoerlegging in die landen van in het kader van dat programma geboden oplossingen. |
(43) |
Het ISA2-programma dient bij te dragen tot de tenuitvoerlegging van eventuele vervolgactiviteiten in het kader van Europa 2020 en de DAE. Om dubbel werk te voorkomen, dient in het ISA2-programma rekening te worden gehouden met andere programma's en initiatieven van de Unie op het gebied van ICT-oplossingen, -diensten en -infrastructuur, met name met de CEF, Horizon 2020 en het in de mededeling van de Commissie van 15 december 2010 vastgestelde Europese actieplan inzake e-overheid 2011-2015. De Commissie dient die activiteiten te coördineren bij de tenuitvoerlegging van het ISA2-programma, alsmede bij de planning van toekomstige initiatieven die raken aan interoperabiliteit. Met het oog op rationalisering dient voor de planning van de comitévergaderingen over het ISA2-programma zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de geplande vergaderingen voor andere relevante EU-initiatieven en -programma's. |
(44) |
De beginselen en bepalingen die zijn neergelegd in de Uniewetgeving inzake de bescherming van personen wat betreft de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van dergelijke gegevens, met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (29), Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (30) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (31), moeten van toepassing zijn op alle in het kader van het ISA2-programma toegepaste oplossingen die gepaard gaan met het verwerken van persoonsgegevens. Er moeten dan ook passende technische en organisatorische maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat deze oplossingen voldoen aan de Unierechtelijke vereisten inzake gegevensbescherming. Meer bepaald mogen persoonsgegevens standaard alleen maar worden verwerkt wanneer zij, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld, adequaat, ter zake dienend en niet buitensporig zijn. Bij het ontwikkelen en vaststellen van interoperabiliteitsoplossingen dient de nodige aandacht uit te gaan naar de invloed op de bescherming van persoonsgegevens. |
(45) |
Bij de beoordeling van het ISA2-programma dient de Commissie bijzondere aandacht te besteden aan de vraag of de gecreëerde en ten uitvoer gelegde oplossingen een positief of negatief effect hebben op de modernisering van de overheidssector en of tegemoet komen aan de behoeften van bedrijven en burgers, bijvoorbeeld doordat zij de administratieve rompslomp en kosten verminderen en de algehele onderlinge koppeling van Europese overheidsdiensten enerzijds en van Europese overheidsdiensten en bedrijven en burgers anderzijds bevorderen. |
(46) |
Indien voor het ISA2-programma moet worden gebruikgemaakt van externe diensten, zijn Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (32) en de Richtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU van toepassing. |
(47) |
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend ter vaststelling van een voortschrijdend werkprogramma. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (33). |
(48) |
De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit in naar behoren gemotiveerde gevallen met betrekking tot het lopende voortschrijdende werkprogramma, zoals bij een dreigende dienstonderbreking, om dwingende redenen van urgentie is vereist. |
(49) |
Dit besluit beoogt het ontwikkelen, handhaven en bevorderen van een holistische benadering van interoperabiliteit, het bevorderen van een efficiënte en doeltreffende grens- en sectoroverschrijdende elektronische interactie tussen Europese overheidsdiensten enerzijds en tussen Europese overheidsdiensten en bedrijven en burgers anderzijds, het vinden, creëren en exploiteren van interoperabiliteitsoplossingen die de tenuitvoerlegging van het beleid en de werkzaamheden van de Unie bevorderen, en het vergemakkelijken van hergebruik door Europese overheidsdiensten van interoperabiliteitsoplossingen. Aangezien deze doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, omdat het voor de lidstaten moeilijk en duur zou zijn zelf op hun niveau een coördinatiefunctie op het niveau van de Unie op te zetten, maar deze vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en doelstellingen
1. Bij dit besluit wordt voor de periode 2016-2020 een programma inzake interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers („het ISA2-programma”) vastgesteld.
De doelstellingen van het ISA2-programma zijn:
a) |
het ontwikkelen, handhaven en bevorderen van een holistische benadering van interoperabiliteit in de Unie, teneinde versnippering in het interoperabiliteitslandschap in de Unie weg te werken; |
b) |
het faciliteren van een efficiënte en doeltreffende grens- en sectoroverschrijdende elektronische interactie tussen Europese overheidsdiensten enerzijds en tussen Europese overheidsdiensten en bedrijven en burgers anderzijds, en het bijdragen tot de ontwikkeling van doeltreffendere, vereenvoudigde, gebruikersvriendelijke e-overheidsdiensten op nationaal, regionaal en lokaal niveau; |
c) |
het vinden, creëren en exploiteren van interoperabiliteitsoplossingen die de tenuitvoerlegging van Uniebeleid en -optreden bevorderen; |
d) |
het faciliteren van hergebruik door Europese overheidsdiensten van interoperabiliteitsoplossingen. |
Het ISA2-programma houdt rekening met de sociale, economische en andere aspecten van interoperabiliteit, alsmede met de specifieke situatie van kmo's en micro-ondernemingen, om de interactie tussen Europese overheidsdiensten enerzijds en tussen Europese overheidsdiensten en bedrijven en burgers anderzijds te verbeteren.
2. Het ISA2-programma zorgt voor een gemeenschappelijke visie op interoperabiliteit via het EIF en de toepassing ervan door overheidsinstanties van de lidstaten. De Commissie houdt via het ISA2-programma toezicht op de tenuitvoerlegging van het EIF.
3. Het ISA2-programma is de opvolger van het ISA-programma en dient ter consolidering, bevordering en uitbreiding van de activiteiten van het ISA-programma.
Artikel 2
Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
1) „interoperabiliteit”: de mogelijkheid voor ongelijksoortige en uiteenlopende organisaties om te interageren teneinde wederzijds voordelige en overeengekomen gemeenschappelijke doelstellingen na te streven, waaronder het delen van informatie en kennis tussen de organisaties, via de bedrijfsprocessen die zij ondersteunen, door middel van de uitwisseling van gegevens tussen hun respectieve ICT-systemen;
2) „interoperabiliteitskader”: een overeengekomen benadering van de interoperabiliteit voor organisaties die willen samenwerken aan de gemeenschappelijke openbare dienstverlening, waarbij, binnen het toepassingsdomein ervan, een reeks gemeenschappelijke elementen wordt gespecificeerd, zoals woordenschat, concepten, principes, beleidslijnen, richtsnoeren, aanbevelingen, normen, specificaties en werkwijzen;
3) „gemeenschappelijke kaders”: referentiearchitecturen, specificaties, begrippen, beginselen, beleidslijnen, aanbevelingen, normen, methodologieën, richtsnoeren, semantische activa en soortgelijke benaderingen en documenten, afzonderlijk of als samenstel beschouwd;
4) „gemeenschappelijke diensten”: de organisatorische en technische capaciteit om Europese overheidsdiensten een enkel resultaat te bieden, met inbegrip van operationele systemen, toepassingen en digitale infrastructuur van generieke aard die voldoen aan beleids- of grensoverschrijdende gemeenschappelijke gebruikerseisen, alsmede het ondersteunende operationele beheer daarvan;
5) „generieke instrumenten”: systemen, referentieplatforms, gedeelde en samenwerkingsplatforms alsmede generieke componenten die voldoen aan beleids- of grensoverschrijdende gemeenschappelijke gebruikerseisen;
6) „interoperabiliteitsoplossingen”: gemeenschappelijke diensten en generieke instrumenten ter bevordering van de samenwerking tussen ongelijksoortige en uiteenlopende organisaties, die ofwel autonoom gefinancierd en ontwikkeld zijn in het kader van het ISA2-programma, ofwel in samenwerking met andere EU-initiatieven zijn ontwikkeld op basis van door Europese overheidsdiensten vastgestelde vereisten;
7) „acties”: projecten, oplossingen die zich al in een operationele fase bevinden en bijbehorende maatregelen;
8) „project”: een in de tijd beperkte opeenvolging van duidelijk omschreven taken die door middel van een gefaseerde aanpak tegemoetkomt aan geconstateerde gebruikersbehoeften;
9) „geschorste acties”: acties van het ISA2-programma waarvoor de financiering gedurende een bepaalde periode wordt geschorst, maar waarvan de doelstelling nog steeds relevant is en die onderworpen blijven aan monitoring en evaluatie in het kader van het ISA2-programma;
10) „begeleidende maatregelen”:
a) |
strategische maatregelen; |
b) |
informatie, communicatie over de voordelen van het ISA2-programma en bewustmaking gericht op Europese overheidsdiensten en zo nodig bedrijven en burgers; |
c) |
maatregelen ter ondersteuning van het beheer van het ISA2-programma; |
d) |
maatregelen in verband met het delen van ervaringen en het uitwisselen en bevorderen van optimale werkwijzen; |
e) |
maatregelen ter bevordering van het hergebruik van bestaande interoperabiliteitsoplossingen; |
f) |
maatregelen die zijn gericht op gemeenschapsopbouw en het vergroten van capaciteiten, en |
g) |
maatregelen die zijn gericht op de totstandbrenging van synergieën met initiatieven betreffende interoperabiliteit op ander beleidsterreinen van de Unie; |
11) „ondersteunende instrumenten voor overheidsdiensten”: de interoperabiliteitshulpmiddelen, -kaders, -richtsnoeren en -specificaties die Europese overheidsdiensten helpen bij het uittekenen, implementeren en exploiteren van interoperabiliteitsoplossingen;
12) „Europese overheidsdiensten”: overheden op Unie-, nationaal, regionaal en lokaal niveau;
13) „eindgebruikers”: Europese overheidsdiensten, bedrijven, met inbegrip van kmo's en micro-ondernemingen, en burgers;
14) „essentiële interoperabiliteitsinstrumenten”: interoperabiliteitsoplossingen die nodig zijn om een efficiënte en doeltreffende openbare dienstverlening tussen overheidsdiensten mogelijk te maken;
15) „Europese interoperabiliteitsreferentiearchitectuur” of „EIRA”: een generieke structuur die beginselen en richtsnoeren omvat die gelden voor de tenuitvoerlegging van interoperabiliteitsoplossingen in de Unie;
16) „Europees interoperabiliteitskaartsysteem” of „EIC”: een register van door de instellingen en de lidstaten van de Unie beschikbaar gestelde interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten, die in een gemeenschappelijk EIRA-formaat worden gepresenteerd en voldoen aan specifieke criteria betreffende herbruikbaarheid en interoperabiliteit.
Artikel 3
Werkzaamheden
Met het ISA2-programma worden de volgende acties ondersteund en bevorderd:
a) |
het beoordelen, verbeteren, exploiteren en hergebruiken van bestaande grens- of sectoroverschrijdende interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders; |
b) |
het ontwikkelen, vaststellen, gebruiksklaar maken, exploiteren en hergebruiken van nieuwe grens- of sectoroverschrijdende interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders; |
c) |
het beoordelen van de ICT-effecten van voorgestelde of vastgestelde Uniewetgeving; |
d) |
het vaststellen, op Unie- en nationaal niveau, van wetgevingslacunes die grens- of sectoroverschrijdende interoperabiliteit tussen Europese overheidsdiensten belemmeren; |
e) |
het ontwikkelen van mechanismen waarmee de baten van interoperabiliteitsoplossingen worden gemeten en gekwantificeerd, met inbegrip van werkwijzen om kostenbesparingen te beoordelen; |
f) |
het in kaart brengen en analyseren van het algehele interoperabiliteitslandschap in de Unie door het vaststellen, handhaven en verbeteren van de EIRA en het EIC als instrumenten om het hergebruik van bestaande interoperabiliteitsoplossingen te vergemakkelijken en vast te stellen in welke gebieden die oplossingen nog ontbreken; |
g) |
het onderhouden, actualiseren, bevorderen en monitoren van de tenuitvoerlegging van de EIS, het EIF en de EIRA; |
h) |
het beoordelen, actualiseren en bevorderen van bestaande gemeenschappelijke specificaties en normen alsmede het ontwikkelen, vaststellen en bevorderen van nieuwe gemeenschappelijke specificaties en open specificaties en normen door middel van de normalisatieplatforms van de Unie en in voorkomend geval in samenwerking met Europese of internationale normalisatie-instellingen; |
i) |
het onderhouden en publiceren van een platform dat toegang biedt tot optimale werkwijzen en samenwerking ter zake mogelijk maakt, dat dient om de beschikbare oplossingen, met inbegrip van de veiligheids- en beveiligingskaders, onder de aandacht te brengen en te verspreiden, en dat dubbel werk helpt te voorkomen en tegelijkertijd de herbruikbaarheid van oplossingen en normen bevordert; |
j) |
het gebruiksklaar maken van nieuwe interoperabiliteitsdiensten en -instrumenten, en het handhaven en exploiteren van bestaande interoperabiliteitsdiensten en -instrumenten op voorlopige basis; |
k) |
het vaststellen en bevorderen van optimale werkwijzen, om richtsnoeren te ontwikkelen om interoperabiliteitsinitiatieven te coördineren en steun te bieden aan gemeenschappen die zich bezighouden met kwesties op het gebied van elektronische grens- of sectoroverschrijdende interactie tussen eindgebruikers. |
Uiterlijk op 8 september 2016 ontwikkelt de Commissie een communicatiestrategie die bedoeld is om te zorgen voor betere informatie en meer bewustwording over het ISA2-programma en de voordelen ervan en die gericht is op bedrijven, met inbegrip van kmo's, en burgers, waarbij gebruikersvriendelijke middelen worden ingezet op de website van het ISA2-programma.
Artikel 4
Algemene beginselen
In het kader van het ISA2-programma ontplooide of voortgezette acties:
a) |
zijn nuttig en voldoen aan vastgestelde behoeften en programmadoelstellingen; |
b) |
voldoen aan de volgende beginselen:
|
c) |
zijn flexibel, uitbreidbaar en in andere sectoren en op andere beleidsterreinen toepasbaar, en |
d) |
zijn op financieel, organisatorisch en technisch vlak aantoonbaar duurzaam. |
Artikel 5
Acties
1. De Commissie voert, in samenwerking met de lidstaten en overeenkomstig artikel 8, de acties uit die gespecificeerd zijn in het overeenkomstig artikel 9 opgezette voortschrijdend werkprogramma.
2. Acties in de vorm van projecten bestaan in voorkomend geval uit de volgende fasen:
— |
initiëring, |
— |
planning, |
— |
uitvoering, |
— |
afsluiting en eindbeoordeling, |
— |
toezicht en controle. |
De fasen van de specifieke projecten worden omschreven en gespecificeerd bij de opneming van de actie in het voortschrijdend werkprogramma. De Commissie houdt toezicht op de voortgang van projecten.
3. De tenuitvoerlegging van het ISA2-programma wordt ondersteund door begeleidende maatregelen.
Artikel 6
Subsidiabiliteitscriteria
Alle uit hoofde van het ISA2-programma te financieren acties voldoen aan de volgende subsidiabiliteitscriteria:
a) |
de in artikel 1, lid 1, omschreven doelstellingen van het ISA2-programma; |
b) |
een of meer van de in artikel 3 omschreven werkzaamheden van het ISA2-programma; |
c) |
de in artikel 4 omschreven algemene beginselen van het ISA2-programma; |
d) |
de in artikel 11 omschreven financieringsvoorwaarden. |
Artikel 7
Rangordebepaling
1. Onder voorbehoud van lid 2 wordt de rangorde van alle acties die voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria, bepaald aan de hand van de volgende rangordecriteria:
a) |
de bijdrage van de actie tot het interoperabiliteitslandschap, afgemeten aan het belang en de noodzaak van de actie voor het vervolledigen van interoperabiliteitslandschap in de Unie; |
b) |
het geldingsbereik van de actie, afgemeten aan het horizontale effect, na voltooiing ervan, in alle betrokken sectoren; |
c) |
de geografische reikwijdte van de actie, afgemeten aan het aantal betrokken lidstaten en Europese overheidsdiensten; |
d) |
de urgentie van de actie, afgemeten aan de potentiële gevolgen ervan, met inaanmerkingneming van het gebrek aan andere financieringsbronnen; |
e) |
de herbruikbaarheid van de actie, af te meten aan de mate waarin de resultaten ervan kunnen worden hergebruikt; |
f) |
het hergebruik door de actie van bestaande gemeenschappelijke kaders en elementen van interoperabiliteitsoplossingen; |
g) |
de koppeling van de actie aan EU-initiatieven, af te meten aan het niveau van samenwerking en de mate waarin de actie bijdraagt aan initiatieven van de Unie zoals de digitale eengemaakte markt. |
2. De in lid 1 vermelde rangordecriteria zijn gelijkwaardig. Hoe hoger het aantal criteria waaraan een subsidiabele actie voldoet, hoe hoger de plaats in de rangorde in het voortschrijdend werkprogramma.
Artikel 8
Uitvoeringsvoorschriften
1. Bij de tenuitvoerlegging van het ISA2-programma wordt de nodige aandacht geschonken aan de EIS en het EIF.
2. Om te zorgen voor interoperabiliteit tussen nationale en Uniesystemen worden interoperabiliteitsoplossingen gespecificeerd op grond van de huidige en nieuwe Europese normen of van publiekelijk beschikbare of open specificaties voor informatie-uitwisseling en integratie van diensten.
3. De totstandbrenging of de verbetering van interoperabiliteitsoplossingen dient, waar aangewezen, voort te bouwen op of vergezeld te gaan van gedachtewisselingen, van het delen van ervaringen en van de uitwisseling en bevordering van optimale werkwijzen. Daartoe brengt de Commissie de belanghebbenden samen en organiseert zij conferenties, workshops en andere bijeenkomsten over vraagstukken die met het ISA2-programma samenhangen.
4. Bij de tenuitvoerlegging van interoperabiliteitsoplossingen in het kader van het ISA2-programma wordt in voorkomend geval naar behoren rekening gehouden met de EIRA.
5. Interoperabiliteitsoplossingen en de actualisering daarvan worden in voorkomend geval opgenomen in de EIC en ter beschikking gesteld voor hergebruik door Europese overheidsdiensten.
6. De Commissie moedigt lidstaten te allen tijde aan en stelt hen in de gelegenheid om in elk stadium bij een actie of een project aan te sluiten.
7. Teneinde dubbel werk te voorkomen wordt bij uit hoofde van het ISA2-programma gefinancierde interoperabiliteitsoplossingen in voorkomend geval verwezen naar de resultaten van relevante initiatieven van de Unie of de lidstaten en worden bestaande interoperabiliteitsoplossingen hergebruikt.
8. Om synergieën maximaal te bevorderen en aanvullende en gezamenlijke inspanningen aan te moedigen, worden de acties, waar passend, gecoördineerd met andere relevante initiatieven van de Unie.
9. In het kader van het ISA2-programma ontwikkelde of verbeterde interoperabiliteitsoplossingen bouwen voort op het delen van ervaringen en de uitwisseling en bevordering van optimale werkwijzen. Het ISA2-programma bevordert gemeenschapsvormende activiteiten rond kaders en oplossingen van gemeenschappelijk belang, in overleg met de relevante belanghebbenden, waaronder non-profitorganisaties en universiteiten.
Artikel 9
Voortschrijdend werkprogramma
1. Uiterlijk op 8 juni 2016 stelt de Commissie voor het uitvoeren van acties door middel van uitvoeringshandelingen een voortschrijdend werkprogramma vast voor de gehele periode waarin dit besluit van toepassing is. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie stelt minstens één keer per jaar uitvoeringshandelingen vast tot wijziging van dit voortschrijdend werkprogramma.
In het kader van het voortschrijdend werkprogramma worden acties bepaald, naar prioriteit geordend, gedocumenteerd, geselecteerd, ontworpen, uitgevoerd, geëxploiteerd en beoordeeld, worden de resultaten ervan bevorderd en wordt de financiering ervan overeenkomstig artikel 11, lid 5, geschorst of beëindigd.
2. Om te worden opgenomen in het voortschrijdend werkprogramma voldoen acties aan de artikelen 6 en 7.
3. Projecten die van start zijn gegaan en zijn ontwikkeld in het kader van het ISA-programma of een ander EU-initiatief, kunnen in alle fasen in het voortschrijdend werkprogramma worden opgenomen.
Artikel 10
Begrotingsbepalingen
1. Er worden financiële middelen vrijgemaakt wanneer een project of oplossing zich in de operationele fase bevindt en is opgenomen in het voortschrijdend werkprogramma, dan wel nadat een projectfase met succes is voltooid zoals bepaald in het voortschrijdend werkprogramma en eventuele wijzigingen daarvan.
2. Wijzigingen van het voortschrijdend werkprogramma die betrekking hebben op toegewezen begrotingsmiddelen van meer dan 400 000 EUR per actie, worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 12, lid 2.
3. Voor acties in het kader van het ISA2-programma kan een aanbesteding met betrekking tot externe diensten nodig zijn, waarbij de aanbestedingsregels van de Unie zoals neergelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 moeten worden nageleefd.
Artikel 11
Financiering van acties
1. Het ontwikkelen, opzetten en verbeteren van gemeenschappelijke kaders en generieke instrumenten wordt uit het ISA2-programma gefinancierd. Het gebruik van die kaders en instrumenten wordt door de Europese overheidsdiensten gefinancierd.
2. Het ontwikkelen, tot stand brengen, gebruiksklaar maken en verbeteren van gemeenschappelijke diensten worden uit het ISA2-programma gefinancierd. Ook de gecentraliseerde exploitatie van dergelijke diensten op Unieniveau kan uit het ISA2-programma worden gefinancierd, indien een dergelijke exploitatie in het belang van de Unie is en zulks naar behoren in het voortschrijdend werkprogramma is gerechtvaardigd. In alle andere gevallen wordt het gebruik van dergelijke diensten op een andere manier gefinancierd.
3. Interoperabiliteitsoplossingen die door het ISA2-programma zijn overgenomen, voor het gebruiksklaar maken dan wel voor het voorlopig handhaven ervan, worden uit het ISA2-programma gefinancierd totdat zij door andere programma's of initiatieven worden overgenomen.
4. Begeleidende maatregelen worden uit het ISA2-programma gefinancierd.
5. De financiering van een actie kan worden geschorst of beëindigd naargelang van de resultaten van monitoring en overeenkomstig artikel 5 verricht toezicht, waarbij wordt nagegaan of de actie nog steeds aan de vastgestelde behoeften tegemoetkomt en of zij doeltreffend en efficiënt is.
Artikel 12
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers (het ISA2-comité). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie stelt de Commissie volgens de in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. Die handelingen blijven niet langer dan zes maanden geldig.
Artikel 13
Monitoring en beoordeling
1. De Commissie monitort regelmatig de tenuitvoerlegging en het effect van het ISA2-programma en beoordeelt daarbij of de acties nog steeds aan de vastgestelde behoeften tegemoetkomen. De Commissie bekijkt eveneens de mogelijkheid van synergieën met complementaire Unieprogramma's.
2. De Commissie brengt jaarlijks verslag uit aan het ISA2-comité, de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement, de Raad en het Comité van de Regio's over de tenuitvoerlegging en de resultaten van het ISA2-programma.
In het kader van het op grond van artikel 9, lid 1, opgezette voortschrijdend werkprogramma monitort de Commissie regelmatig de tenuitvoerlegging en het hergebruik van interoperabiliteitsoplossingen in de hele EU.
3. De Commissie onderwerpt het ISA2-programma uiterlijk op 30 september 2019 aan een tussentijdse beoordeling en uiterlijk op 31 december 2021 aan een eindbeoordeling, en deelt de resultaten van die beoordelingen uiterlijk op diezelfde data mee aan het Europees Parlement en de Raad. In dat verband kan de bevoegde commissie of kunnen de bevoegde commissies van het Europees Parlement de Commissie verzoeken de resultaten van de beoordelingen toe te lichten en vragen van hun leden te beantwoorden.
4. Bij de in lid 3 bedoelde beoordelingen wordt onder meer een onderzoek verricht van de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie, nuttigheid, in voorkomend geval met inbegrip van de tevredenheid van bedrijven en burgers, en de duurzaamheid en coherentie van acties in het kader van het ISA2-programma. Bij de eindbeoordeling wordt bovendien onderzocht in hoeverre de doelstelling van het ISA2-programma, zoals het hergebruik van interoperabiliteitsoplossingen in de hele Unie, is bereikt, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de behoeften die de Europese overheidsdiensten kenbaar hebben gemaakt.
5. Bij de beoordelingen worden de in het kader van het ISA2-programma behaalde prestaties geëvalueerd aan de hand van de verwezenlijking van de in artikel 1, lid 1, vastgelegde doelstellingen en de inachtneming van de in artikel 4, onder b), uiteengezette beginselen. De verwezenlijking van de doelstellingen wordt met name nagegaan aan de hand van het aantal essentiële interoperabiliteitsinstrumenten en van het aantal aan overheidsdiensten geleverde en door Europese overheidsdiensten gebruikte ondersteuningsinstrumenten. Het voortschrijdend werkprogramma voorziet in indicatoren voor het meten van het resultaat en het effect van het ISA2-programma.
6. Bij de beoordelingen wordt onderzocht welke voordelen de acties de Unie hebben opgeleverd voor de bevordering van gemeenschappelijk beleid, worden mogelijke overlappingen vastgesteld, wordt gekeken naar coherentie met voor verbetering vatbare gebieden, en wordt nagegaan of er met andere EU-initiatieven, met name met de CEF, synergieën zijn.
De beoordelingen gaan in op de relevantie van de acties van het ISA2-programma voor lokale en regionale overheden, met het oog op de verbetering van de interoperabiliteit in het openbaar bestuur en de doeltreffendheid van de openbare dienstverlening.
7. De evaluaties verstrekken, voor zover van toepassing, informatie over:
a) |
de kwantificeerbare en kwalificeerbare voordelen die de interoperabiliteitsoplossingen opleveren door ICT af te stemmen op de behoeften van eindgebruikers; |
b) |
het kwantificeerbare en kwalificeerbare effect van de interoperabele ICT-oplossingen. |
8. Voltooide of geschorste acties blijven onderworpen aan de algemene beoordeling van het programma. Zij worden gemonitord aan de hand van hun plaats in het interoperabiliteitslandschap in Europa en beoordeeld aan de hand van de acceptatie door gebruikers, de toepassing en de herbruikbaarheid.
Artikel 14
Internationale samenwerking
1. Het ISA2-programma staat open voor andere landen van de Europese Economische Ruimte en de kandidaat-lidstaten in het kader van hun respectieve overeenkomsten met de Unie.
2. De samenwerking met andere derde landen en internationale organisaties of organen wordt aangemoedigd, met name in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap en het Oostelijk Partnerschap, en met de buurlanden, met name de landen van de Westelijke Balkan en de landen van de Zwarte Zeeregio. Daaraan verbonden kosten worden niet door het ISA2-programma gedekt.
3. In voorkomend geval wordt in het kader van het ISA2-programma het hergebruik van de oplossingen ervan door derde landen bevorderd.
Artikel 15
Niet-EU-initiatieven
Onverminderd andere beleidsmaatregelen van de Unie mogen de onder het ISA2-programma ontwikkelde of geëxploiteerde interoperabiliteitsoplossingen ook voor niet-commerciële doeleinden worden benut in het kader van niet-EU-initiatieven, voor zover dat geen extra kosten meebrengt voor de Uniebegroting en voor zover de belangrijkste Uniedoelstelling van de interoperabiliteitsoplossing niet in het gedrang komt.
Artikel 16
Gegevensbescherming
Bij de verwerking van persoonsgegevens middels onder het ISA2-programma geëxploiteerde oplossingen worden de beginselen en bepalingen in acht genomen die zijn neergelegd in de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG, en in Verordening (EG) nr. 45/2001.
Artikel 17
Financiële bepalingen
1. De financiële middelen voor de uitvoering van het ISA2-programma worden voor de periode van de toepassing ervan vastgesteld op 130 928 000 EUR.
2. De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad toegekend binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.
3. De financiële middelen voor het ISA2-programma kunnen tevens kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden, toezicht, controles, audits en evaluaties die regelmatig nodig zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.
Artikel 18
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020.
In afwijking van de tweede alinea van dit artikel is artikel 13 van toepassing van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2021.
Gedaan te Straatsburg, 25 november 2015.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB C 12 van 15.1.2015, blz. 99.
(2) PB C 140 van 28.4.2015, blz. 47.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 11 november 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 november 2015.
(4) Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).
(5) Richtlijn 2012/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 tot wijziging van Richtlijn 89/666/EEG van de Raad en Richtlijnen 2005/56/EG en 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters betreft (PB L 156 van 16.6.2012, blz. 1).
(6) Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
(7) Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).
(8) Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).
(9) Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1).
(10) https://e-justice.europa.eu
(11) Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).
(12) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(13) Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1).
(14) Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(15) Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(16) Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
(17) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(18) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(19) Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(20) Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake elektronische facturering bij overheidsopdrachten (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 1).
(21) Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).
(22) Verordening (EU) nr. 283/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1336/97/EG (PB L 86 van 21.3.2014, blz. 14).
(23) Besluit nr. 1719/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 betreffende een reeks richtsnoeren, met inbegrip van de vaststelling van projecten van gemeenschappelijk belang, voor trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA) (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 1).
(24) Besluit nr. 1720/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 tot vaststelling van een reeks acties en maatregelen ter verzekering van de interoperabiliteit van en de toegang tot trans-Europese netten voor elektronische gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten (IDA) (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 9).
(25) Besluit 2004/387/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (PB L 144 van 30.4.2004, blz. 62).
(26) Besluit nr. 922/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake interoperabiliteitsoplossingen voor Europese overheidsdiensten (ISA) (PB L 260 van 3.10.2009, blz. 20).
(27) Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende het open internet en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1).
(28) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(29) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(30) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
(31) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(32) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(33) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/17 |
VERORDENING (EU) 2015/2241 VAN DE COMMISSIE
van 1 december 2015
tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in VIIIc, IX en X en wateren van de Unie van CECAF 34.1.1 door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
João AGUIAR MACHADO
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
59/TQ104 |
Lidstaat |
Portugal |
Bestand |
MAC/8C3411 |
Soort |
Makreel (Scomber scombrus) |
Gebied |
VIIIc, IX en X; wateren van de Unie van CECAF 34.1.1 |
Datum van sluiting |
11.10.2015 |
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/19 |
VERORDENING (EU) 2015/2242 VAN DE COMMISSIE
van 1 december 2015
tot vaststelling van een verbod op de visserij op gaffelkabeljauw in de Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
João AGUIAR MACHADO
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 366 van 20.12.2014, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
61/DSS |
Lidstaat |
Spanje |
Bestand |
GFB/567- |
Soort |
Gaffelkabeljauw (Phycis blennoides) |
Gebied |
Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII |
Datum van sluiting |
14.10.2015 |
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/21 |
VERORDENING (EU) 2015/2243 VAN DE COMMISSIE
van 1 december 2015
tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in de wateren van de Unie van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k door vaartuigen die de vlag van België voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
João AGUIAR MACHADO
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
62/TQ104 |
Lidstaat |
België |
Bestand |
SRX/67AKXD |
Soort |
Roggen (Rajiformes) |
Gebied |
Wateren van de Unie van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k |
Datum van sluiting |
17.10.2015 |
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/23 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2244 VAN DE COMMISSIE
van 3 december 2015
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 ten aanzien van de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (2) voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVIII bij die verordening vermelde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (3). |
(2) |
Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4) en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2012, 2013 en 2014 moet het drempelvolume met het oog op de toepassing van de aanvullende rechten voor bepaalde groenten en fruit met ingang van 1 november 2015 worden gewijzigd. |
(3) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd. Met het oog op de leesbaarheid moet bijlage XVIII bij die verordening volledig worden vervangen. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 december 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).
(3) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.
BIJLAGE
„BIJLAGE XVIII
AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK I, SECTIE 2
Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de omschrijving van de goederen als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Toepassingsperiode |
Drempelvolume (ton) |
78.0015 |
0702 00 00 |
Tomaten |
van 1 oktober 2015 tot en met 31 mei 2016 |
451 045 |
78.0020 |
van 1 juni 2016 tot en met 30 september 2016 |
29 768 |
||
78.0065 |
0707 00 05 |
Komkommers |
van 1 mei 2016 tot en met 31 oktober 2016 |
16 093 |
78.0075 |
van 1 november 2015 tot en met 30 april 2016 |
13 271 |
||
78.0085 |
0709 91 00 |
Artisjokken |
van 1 november 2015 tot en met 30 juni 2016 |
16 157 |
78.0100 |
0709 93 10 |
Courgettes |
van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 |
263 359 258 846 |
78.0110 |
0805 10 20 |
Sinaasappelen |
van 1 december 2015 tot en met 31 mei 2016 |
713 508 |
78.0120 |
0805 20 10 |
Clementines |
van 1 november 2015 tot eind februari 2016 |
267 618 |
78.0130 |
0805 20 30 0805 20 50 0805 20 70 0805 20 90 |
Mandarijnen (tangerines en satsuma's daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten |
van 1 november 2015 tot eind februari 2016 |
105 541 |
78.0155 |
0805 50 10 |
Citroenen |
van 1 juni 2015 tot en met 31 december 2015 van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 |
302 950 293 087 |
78.0160 |
van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 |
65 269 |
||
78.0170 |
0806 10 10 |
Tafeldruiven |
van 21 juli 2015 tot en met 20 november 2015 |
68 450 |
78.0175 |
0808 10 80 |
Appelen |
van 1 januari 2016 tot en met 31 augustus 2016 |
667 666 |
78.0180 |
van 1 september 2015 tot en met 31 december 2015 van 1 september 2016 tot en met 31 december 2016 |
464 902 54 155 |
||
78.0220 |
0808 30 90 |
Peren |
van 1 januari 2016 tot en met 30 april 2016 |
170 513 |
78.0235 |
van 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015 van 1 juli 2016 tot en met 31 december 2016 |
235 468 118 018 |
||
78.0250 |
0809 10 00 |
Abrikozen |
van 1 juni 2016 tot en met 31 juli 2016 |
5 422 |
78.0265 |
0809 29 00 |
Kersen, andere dan zure kersen |
van 21 mei 2016 tot en met 10 augustus 2016 |
29 831 |
78.0270 |
0809 30 |
Perziken, nectarines daaronder begrepen |
van 11 juni 2016 tot en met 30 september 2016 |
4 701 |
78.0280 |
0809 40 05 |
Pruimen |
van 11 juni 2016 tot en met 30 september 2016 |
17 825” |
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/26 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2245 VAN DE COMMISSIE
van 3 december 2015
tot 239e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al Qaida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), artikel 7 bis, lid 1, en artikel 7 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 14 oktober 2015 besloten tot wijziging van één vermelding op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Op 26 oktober, 12 november en 25 november 2015 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten in totaal vier vermeldingen op die lijst te schrappen. Voorts heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 30 november 2015 besloten één vermelding toe te voegen aan de desbetreffende lijst. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt. |
(3) |
Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, te waarborgen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende vermelding wordt toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”: „Emrah Erdogan (ook bekend als a) Imraan Al-Kurdy, b) Imraan, c) Imran, d) Imran ibn Hassan, e) Salahaddin El Kurdy, f) Salahaddin Al Kudy, g) Salahaddin Al-Kurdy, h) Salah Aldin, i) Sulaiman, j) Ismatollah, k) Ismatullah, l) Ismatullah Al Kurdy). Geboortedatum: 2.2.1988. Geboorteplaats: Karliova, Turkije. Adres: strafinrichting te Werl, Duitsland (sinds mei 2015). Nationaliteit: Duits. Paspoortnummer: BPA C700RKL8R4 (Duits nationaal identificatienummer, afgegeven op 18 februari 2010, vervalt op 17 februari 2016). Overige informatie: a) persoonsbeschrijving: bruine ogen, bruin haar, stevige lichaamsbouw, gewicht: 92 kg, lengte: 176 cm, moedervlek rechts op de rug; b) naam moeder: Emine Erdogan; c) naam vader: Sait Erdogan”. |
2) |
De vermelding „Abu Bakar Ba'asyir (ook bekend als a) Baasyir, Abu Bakar, b) Bashir, Abu Bakar, c) Abdus Samad, d) Abdus Somad). Geboortedatum: 17.8.1938. Geboorteplaats: Jombang, Oost-Java, Indonesië. Nationaliteit: Indonesisch.” wordt vervangen door: „Abu Bakar Ba'asyir (ook bekend als a) Abu Bakar Baasyir, b) Abu Bakar Bashir, c) Abdus Samad, d) Abdus Somad). Geboortedatum: 17.8.1938. Geboorteplaats: Jombang, Oost-Java, Indonesië. Adres: Indonesië (gedetineerd). Nationaliteit: Indonesisch.”. |
3) |
De volgende vermeldingen in de lijst „Natuurlijke personen” worden geschrapt:
|
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/28 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2246 VAN DE COMMISSIE
van 3 december 2015
inzake nadere bepalingen voor het registratienummersysteem die van toepassing zijn op het register van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen en informatie uit standaarduittreksels uit het register
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (1), en met name artikel 7, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Er moet nadere invulling worden gegeven aan het systeem voor toekenning van registratienummers aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. |
(2) |
De inhoud en het formaat van de standaarduittreksels uit het register die door het register op verzoek beschikbaar worden gesteld aan derde partijen, dienen nader te worden bepaald. In deze standaarduittreksels dient de belangrijkste informatie betreffende de betrokken Europese politieke partij of Europese politieke stichting te worden opgenomen. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 37 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt het registratienummersysteem ingesteld dat van toepassing is op het register van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, hierna het „register” genoemd, alsmede de inhoud en het formaat van de standaarduittreksels uit het register die op verzoek beschikbaar worden gesteld aan derde partijen.
Artikel 2
Registratienummersysteem
1. Aan elke Europese politieke partij en elke Europese politieke stichting wordt een afzonderlijk registratienummer toegekend volgens de chronologische volgorde van binnenkomst van de registratieverzoeken.
2. Het registratienummer bestaat uit twee onderdelen:
a) |
een Europese identificatiecode; |
b) |
een nationale identificatiecode die op de Europese identificatiecode volgt, indien de lidstaat waar de zetel van de Europese politieke partij of de Europese politieke stichting is gevestigd een parallel registratienummersysteem toepast. |
3. Het formaat van het nummer wordt in bijlage I vastgesteld.
Artikel 3
Standaarduittreksels
1. In de standaarduittreksels uit het register wordt betreffende de betrokken Europese politieke partij of Europese politieke stichting de volgende informatie opgenomen:
a) |
soort entiteit: Europese politieke partij of Europese politieke stichting; |
b) |
door de Autoriteit overeenkomstig artikel 2 toegekend registratienummer; |
c) |
volledige naam, acroniem en logo; |
d) |
lidstaat waar de zetel van de Europese politieke partij of de Europese politieke stichting is gevestigd; |
e) |
wanneer de lidstaat waar de zetel is gevestigd, voorziet in parallelle registratie: de naam, het adres en in voorkomend geval de website van de betrokken registratieautoriteit; |
f) |
het adres van de zetel en het postadres indien dat een ander is, en in voorkomend geval het e-mailadres en de website; |
g) |
de datum van registratie als Europese politieke partij of Europese politieke stichting en in voorkomend geval de datum van uitschrijving; |
h) |
indien de Europese politieke partij of de Europese politieke stichting is ontstaan door omvorming van een in een lidstaat geregistreerde organisatie: de volledige naam en de rechtspositie van die organisatie, alsmede het eventuele nationale registratienummer; |
i) |
de datum waarop de statuten zijn vastgesteld en, in voorkomend geval, de datum waarop zij zijn gewijzigd; |
j) |
uitsluitend ten aanzien van Europese politieke partijen:
|
k) |
uitsluitend ten aanzien van Europese politieke stichtingen:
|
l) |
de naam van de voorzitter en de personen die bestuurlijke of financiële bevoegdheden of bevoegdheden als wettelijke vertegenwoordiger hebben, met duidelijke vermelding van hun hoedanigheid en hun individuele of collectieve bevoegdheden om namens de organisatie verbintenissen aan te gaan jegens derden en de organisatie in rechte te vertegenwoordigen. |
2. Het formaat van het standaarduittreksel wordt in bijlage II vastgesteld.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 december 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 317 van 4.11.2014, blz. 1.
BIJLAGE I
Formaat van het registratienummer
Voor Europese politieke partijen
|
EUPP x LS of |
|
EUPP x LS y |
Voor Europese politieke stichtingen
|
EUPF x LS of |
|
EUPF x LS y |
waarbij „x” een volgnummer is dat door de Autoriteit wordt vastgesteld volgens de volgorde waarin registratieverzoeken binnenkomen, „LS” de tweelettercode van de lidstaat waar de zetel is gevestigd (1) en „y” de eventuele nationale registratiecode.
(1) Code van de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) (ISO 3166 alfa-2), behalve voor Griekenland en het Verenigd Koninkrijk, die respectievelijk met de codes EL en UK worden aangeduid.
BIJLAGE II
Formaat van de standaarduittreksels
Voor Europese politieke partijen
Standaarduittreksel uit het register van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen Afgegeven door de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, opgericht bij artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 (postadres van de Autoriteit) Informatie verkregen uit het register op (datum) |
Nr. |
Omschrijving |
Informatie uit het register (of „niet van toepassing”) |
|||||||
1 |
Soort entiteit |
Europese politieke partij |
|||||||
2 |
Registratienummer (1) |
|
|||||||
3 |
a) |
Datum van registratie |
|
||||||
b) |
Datum van uitschrijving (2) |
|
|||||||
4 |
Volledige naam |
|
|||||||
5 |
Acroniem |
|
|||||||
6 |
Logo |
|
|||||||
7 |
Lidstaat waar de zetel is gevestigd |
|
|||||||
8 |
Adres van de zetel |
|
|||||||
9 |
Postadres, indien dat anders is |
|
|||||||
10 |
Website |
|
|||||||
11 |
E-mailadres |
|
|||||||
12 |
Datum waarop de statuten zijn vastgesteld |
|
|||||||
13 |
Datum waarop de statuten zijn gewijzigd |
|
|||||||
14 |
Lijst van de aangesloten partijen (volledige naam en type lidmaatschap) |
|
|||||||
15 |
Aantal leden van de Europese politieke partij of van de aangesloten partijen, indien dat relevant is, dat lid is van het Europees Parlement |
|
|||||||
16 |
Naam van de voorzitter |
|
|||||||
17 |
Namen van de personen die bestuurlijke of financiële bevoegdheden of bevoegdheden als wettelijke vertegenwoordiger hebben, met vermelding van hun hoedanigheid en hun individuele of collectieve bevoegdheden om namens de organisatie verbintenissen aan te gaan jegens derden en de organisatie in rechte te vertegenwoordigen (3) |
|
|||||||
18 |
Volledige naam en registratienummer van eventuele verbonden Europese politieke stichting |
|
|||||||
19 |
Wanneer de lidstaat waar de zetel is gevestigd, voorziet in parallelle registratie: naam, adres en website van de betrokken registratieautoriteit (3) |
|
|||||||
20 |
Als de Europese politieke partij is opgericht door omzetting van een nationale organisatie:
van de vroegere organisatie |
|
Voor Europese politieke stichtingen
Standaarduittreksel uit het register van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen Afgegeven door de Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, opgericht bij artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 (postadres van de Autoriteit) Informatie verkregen uit het register op (datum) |
Nr. |
Omschrijving |
Informatie uit het register (of „niet van toepassing”) |
|||||||
1 |
Soort entiteit |
Europese politieke stichting |
|||||||
2 |
Registratienummer (4) |
|
|||||||
3 |
a) |
Datum van registratie |
|
||||||
b) |
Datum van uitschrijving (5) |
|
|||||||
4 |
Volledige naam |
|
|||||||
5 |
Acroniem |
|
|||||||
6 |
Logo |
|
|||||||
7 |
Lidstaat waar de zetel is gevestigd |
|
|||||||
8 |
Adres van de zetel |
|
|||||||
9 |
Postadres, indien dat anders is |
|
|||||||
10 |
Website |
|
|||||||
11 |
E-mailadres |
|
|||||||
12 |
Datum waarop de statuten zijn vastgesteld |
|
|||||||
13 |
Datum waarop de statuten zijn gewijzigd |
|
|||||||
14 |
Lijst van aangesloten organisaties (volledige naam en type lidmaatschap) |
|
|||||||
15 |
Naam van de voorzitter |
|
|||||||
16 |
Namen van de personen die bestuurlijke of financiële bevoegdheden of bevoegdheden als wettelijke vertegenwoordiger hebben, met vermelding van hun hoedanigheid en hun individuele of collectieve bevoegdheden om namens de organisatie verbintenissen aan te gaan jegens derden en deze in rechte te vertegenwoordigen (6) |
|
|||||||
17 |
Volledige naam en registratienummer van de verbonden Europese politieke partij |
|
|||||||
18 |
Wanneer de lidstaat waar de zetel is gevestigd, voorziet in parallelle registratie: naam, adres en website van de betrokken registratieautoriteit (6) |
|
|||||||
19 |
Als de Europese politieke stichting is opgericht door omzetting van een nationale organisatie:
van de vroegere organisatie |
|
(1) Het registratienummer is door de Autoriteit toegekend overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2246 van de Commissie; als er een parallel nationaal registratienummersysteem bestaat, is het nationale registratienummer het laatste onderdeel van dit registratienummer (alles wat volgt op de landcode van twee letters) en wordt de bevoegde nationale autoriteit aangegeven onder nummer 19.
(2) Indien de organisatie bij het opstellen van dit uittreksel niet meer de status van Europese politieke partij heeft overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, vermeldt het uittreksel de informatie die op de datum van uitschrijving in het register was opgenomen.
(3) De Autoriteit is niet bevoegd om de wettelijkheid of de volledigheid van dit onderdeel te bevestigen; de verstrekte informatie is zoals die momenteel in het register is opgenomen.
(4) Het registratienummer is door de Autoriteit toegekend overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2246 van de Commissie; als er een parallel nationaal registratienummersysteem bestaat, is het nationale registratienummer het laatste onderdeel van dit registratienummer (alles wat volgt op de landcode van twee letters) en wordt de bevoegde nationale autoriteit aangegeven onder nummer 18.
(5) Indien de organisatie bij het opstellen van dit uittreksel niet meer de status van Europese politieke stichting heeft overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, vermeldt het uittreksel de informatie die op de datum van uitschrijving in het register was opgenomen.
(6) De Autoriteit is niet bevoegd om de wettelijkheid of de volledigheid van dit onderdeel te bevestigen; de verstrekte informatie is zoals die momenteel in het register is opgenomen.
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/34 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2247 VAN DE COMMISSIE
van 3 december 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 december 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
50,2 |
MA |
87,0 |
|
ZZ |
68,6 |
|
0707 00 05 |
AL |
57,9 |
MA |
93,3 |
|
TR |
150,4 |
|
ZZ |
100,5 |
|
0709 93 10 |
AL |
80,9 |
MA |
75,0 |
|
TR |
155,0 |
|
ZZ |
103,6 |
|
0805 10 20 |
MA |
83,9 |
TR |
50,5 |
|
UY |
52,1 |
|
ZA |
53,1 |
|
ZZ |
59,9 |
|
0805 20 10 |
MA |
76,3 |
ZZ |
76,3 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
TR |
85,2 |
ZZ |
85,2 |
|
0805 50 10 |
TR |
106,5 |
ZZ |
106,5 |
|
0808 10 80 |
CA |
159,0 |
CL |
85,8 |
|
MK |
28,7 |
|
US |
118,0 |
|
ZA |
96,9 |
|
ZZ |
97,7 |
|
0808 30 90 |
BA |
86,0 |
CN |
97,5 |
|
TR |
142,3 |
|
ZZ |
108,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/36 |
BESLUIT (EU) 2015/2248 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 28 oktober 2015
betreffende de terbeschikkingstelling van middelen uit het flexibiliteitsinstrument voor onmiddellijke budgettaire maatregelen in het kader van de Europese migratieagenda
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (1), en met name punt 12,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 11 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (2) kunnen middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking worden gesteld binnen een jaarlijks maximumbedrag van 471 miljoen EUR (prijzen 2011), om de financiering mogelijk te maken van duidelijk omschreven uitgaven die niet zouden kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare maxima voor één of meer andere rubrieken. |
(2) |
Na bestudering van alle mogelijkheden tot herschikking van kredieten onder het uitgavenmaximum voor rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap), is het nodig middelen uit het flexibiliteitsinstrument beschikbaar te stellen ter aanvulling van de financiering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015 met 66,1 miljoen EUR voor de financiering van maatregelen op het gebied van migratie. |
(3) |
De betalingskredieten die overeenstemmen met het voorgestelde gebruik van het flexibiliteitsinstrument bedragen 52,9 miljoen EUR in 2016 en 13,2 miljoen EUR in 2017, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2015 wordt een bedrag van 66,1 miljoen EUR aan vastleggingskredieten in rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) beschikbaar gesteld uit het flexibiliteitsinstrument.
Dit bedrag zal worden gebruikt ter financiering van maatregelen om de vluchtelingencrisis aan te pakken.
De betalingskredieten die overeenstemmen met het voorgestelde gebruik van het flexibiliteitsinstrument bedragen 52,9 miljoen EUR in 2016 en 13,2 miljoen EUR in 2017.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 28 oktober 2015.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
N. SCHMIT
(1) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/38 |
BESLUIT (GBVB) 2015/2249 VAN DE RAAD
van 3 december 2015
tot wijziging van Besluit 2014/486/GBVB betreffende de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 22 juli 2014 Besluit 2014/486/GBVB (1) betreffende de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 17 november 2014 bij Besluit 2014/800/GBVB (2) besloten EUAM Ukraine op 1 december 2014 van start te laten gaan en Besluit 2014/486/GBVB te wijzigen teneinde EUAM Ukraine van een financieel referentiebedrag te voorzien voor de periode tot en met 30 november 2015. |
(3) |
Besluit 2014/486/GBVB moet worden gewijzigd om te voorzien in een financieel referentiebedrag voor de periode van 1 december 2015 tot en met 30 november 2016. |
(4) |
Besluit 2014/486/GBVB moet voorts worden gewijzigd om het mandaat van EUAM Ukraine met één jaar te verlengen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2014/486/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 14, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven voor EUAM Ukraine voor de periode van 1 december 2015 tot en met 30 november 2016 bedraagt 14 400 000 EUR.”. |
2) |
In artikel 19 wordt de tweede alinea vervangen door: „Het is van toepassing tot en met 30 november 2017.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 1 december 2015.
Gedaan te Brussel, 3 december 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
F. BRAZ
(1) Besluit 2014/486/GVDB van de Raad van 22 juli 2014 betreffende de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 42).
(2) Besluit 2014/800/GBVB van de Raad van 17 november 2014 betreffende de lancering van de adviesmissie van de Europese Unie voor de hervorming van de civiele veiligheidssector in Oekraïne (EUAM Ukraine) en tot wijziging van Besluit 2014/486/GBVB (PB L 331 van 18.11.2014, blz. 24).
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/39 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2250 VAN DE COMMISSIE
van 26 november 2015
ter bevestiging of wijziging van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en specifieke emissiedoelstellingen voor fabrikanten van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen voor het kalenderjaar 2014 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8346)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Estse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese en de Zweedse taal zijn authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 8, lid 6, en artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Verordening (EU) nr. 510/2011 moet de Commissie elk jaar de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen bevestigen of wijzigen voor alle fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen in de Unie. Op basis daarvan moet de Commissie vaststellen of de fabrikanten en de overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die verordening gevormde groepen van fabrikanten hun specifieke emissiedoelstellingen overeenkomstig artikel 4 van die verordening hebben nageleefd. |
(2) |
Krachtens artikel 4 van Verordening (EU) nr. 510/2011 zijn de gemiddelde specifieke emissies van de fabrikanten voor 2014 berekend overeenkomstig de derde alinea van dat artikel, rekening houdend met 70 % van de nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen van die fabrikant die in dat jaar geregistreerd zijn. |
(3) |
De gedetailleerde gegevens die moeten worden gebruikt voor de berekening van de gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstellingen, zijn te vinden in deel A, punt 1, en in deel C van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 en zijn gebaseerd op de registraties van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de lidstaten gedurende het voorgaande kalenderjaar. |
(4) |
Wanneer voor lichte bedrijfsvoertuigen typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure, schrijft deel B, punt 7, van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 voor dat de fabrikant van het basisvoertuig de verantwoordelijkheid draagt voor de CO2-emissies van het voltooide voertuig. |
(5) |
De meeste lidstaten hebben de Commissie hun gegevens voor 2014 overeenkomstig de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 510/2011 gestelde termijn vóór 28 februari 2015 meegedeeld. Indien uit de controle bleek dat bepaalde gegevens ontbraken of kennelijk onjuist waren, heeft de Commissie contact opgenomen met de betrokken lidstaten en, met de toestemming van deze lidstaten, de gegevens aangepast of aangevuld. Indien geen overeenstemming kon worden bereikt met een lidstaat, werden de voorlopige gegevens van die lidstaat niet aangepast. |
(6) |
Op 13 mei 2015 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 510/2011 de voorlopige gegevens gepubliceerd en 64 fabrikanten in kennis gesteld van de voorlopige berekeningen van hun gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2014 en van hun specifieke emissiedoelstellingen. De fabrikanten werd gevraagd de gegevens te controleren en de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 5, van die verordening binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving in kennis te stellen van eventuele fouten in de gegevens. 23 fabrikanten stelden de Commissie in kennis van fouten in de gegevens. |
(7) |
Voor de overige 41 fabrikanten die geen fouten in de gegevensbestanden hebben gemeld of die niet gereageerd hebben, moeten de voorlopige gegevens en de voorlopige berekeningen van de gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstellingen ongewijzigd worden bevestigd. |
(8) |
De Commissie heeft de door de fabrikanten meegedeelde correcties en de redenen daarvoor gecontroleerd, en de gegevensbestanden zijn waar nodig gewijzigd. |
(9) |
Wanneer in de gegevens de bijbehorende voertuigidentificatienummers ontbreken of de identificatieparameters ontbreken of fout zijn, zoals type, variant, uitvoeringscode of typegoedkeuringsnummer, moet rekening worden gehouden met het feit dat de fabrikanten die gegevens niet kunnen controleren of corrigeren. Daarom moet een foutmarge worden toegepast op de CO2-emissies en massawaarden in die gegevens. |
(10) |
De foutmarge moet worden berekend als het verschil tussen de afstanden tot de specifieke emissiedoelstelling, die worden uitgedrukt als de gemiddelde emissies minus de specifieke emissiedoelstelling, berekend inclusief en exclusief de registraties die door de fabrikant niet kunnen worden gecontroleerd. De foutmarge moet de afstand tot de emissiedoelstelling van de fabrikant altijd verkleinen, ongeacht of dit verschil positief of negatief is. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) nr. 510/2011 moet een fabrikant worden geacht te voldoen aan zijn specifieke emissiedoelstelling als bedoeld in artikel 4 van die verordening wanneer de in dit besluit aangegeven gemiddelde emissies lager zijn dan de specifieke emissiedoelstelling, uitgedrukt als een negatieve afstand tot het doel. Wanneer de gemiddelde emissies hoger zijn dan de specifieke emissiedoelstelling, wordt een bijdrage voor overtollige emissies opgelegd overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 510/2011, tenzij aan de betrokken fabrikant overeenkomstig artikel 2, lid 4, of artikel 11 van die verordening een afwijking van dat doel is toegekend of de fabrikant lid is van een groep overeenkomstig artikel 7 van die verordening en de groep voldoet aan haar specifieke emissiedoelstelling. |
(12) |
Naar aanleiding van een verklaring van de Volkswagengroep op 3 november 2015 dat er onregelmatigheden zijn ontdekt bij de bepaling van de CO2-uitstoot bij de typegoedkeuring van een aantal van hun voertuigen, kunnen de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen voor de Volkswagengroep en haar leden niet worden bevestigd totdat de Volkswagengroep nadere opheldering heeft verschaft. Daarom vallen de Volkswagengroep en haar leden (Audi AG, Dr. Ing. h.c. F. Porsche AG, Quattro GmbH, Seat SA, Skoda Auto A.S., en Volkswagen AG) niet onder deze beschikking. |
(13) |
De gemiddelde specifieke CO2-emissies van in 2014 geregistreerde nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, de specifieke emissiedoelstellingen en het verschil tussen deze twee waarden moeten dienovereenkomstig worden bevestigd of gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De waarden van de prestaties van fabrikanten, als overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Verordening (EU) nr. 510/2011 bevestigd of gewijzigd voor elke fabrikant van lichte bedrijfsvoertuigen en voor elke groep van fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen met betrekking tot het kalenderjaar 2014, zijn gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit.
De waarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 510/2011 zijn voor elke fabrikant van lichte bedrijfsvoertuigen en voor elke groep van fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen met betrekking tot het kalenderjaar 2014 eveneens gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit, met de in artikel 2, lid 4, van die verordening vastgestelde uitzondering voor de desbetreffende fabrikanten.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de volgende individuele fabrikanten en overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 510/2011 gevormde groepen:
1) |
|
2) |
|
3) |
|
4) |
AVTOVAZ JSC In de EU vertegenwoordigd door:
|
5) |
|
6) |
|
7) |
|
8) |
FCA US LLC (Chrysler Group LLC) In de EU vertegenwoordigd door:
|
9) |
|
10) |
|
11) |
|
12) |
Dongfeng Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
13) |
|
14) |
|
15) |
|
16) |
Ford Motor Company of Australia Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
17) |
|
18) |
|
19) |
Fuji Heavy Industries Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
20) |
Mitsubishi Fuso Truck & Bus Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
21) |
Mitsubishi Fuso Truck Europe SA In de EU vertegenwoordigd door:
|
22) |
|
23) |
|
24) |
GAC Gonow Auto Co, Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
25) |
Great Wall Motor Company Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
26) |
Hebei Zhongxing Automobile Co, Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
27) |
|
28) |
|
29) |
Hyundai Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
30) |
Hyundai Assan Otomotiv Sanayi Ve Ticaret AS In de EU vertegenwoordigd door:
|
31) |
|
32) |
Hyundai Motor India Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
33) |
Isuzu Motors Limited In de EU vertegenwoordigd door:
|
34) |
|
35) |
|
36) |
KIA Motors Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
37) |
|
38) |
|
39) |
|
40) |
|
41) |
Mahindra & Mahindra Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
42) |
Mazda Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
43) |
M.F.T.B.C. In de EU vertegenwoordigd door:
|
44) |
|
45) |
Mitsubishi Motors Corporation MMC In de EU vertegenwoordigd door:
|
46) |
|
47) |
Mitsubishi Motors Thailand Co, Ltd MMTh In de EU vertegenwoordigd door:
|
48) |
Nissan International SA In de EU vertegenwoordigd door:
|
49) |
|
50) |
|
51) |
|
52) |
|
53) |
Ssangyong Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
54) |
Suzuki Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
55) |
Tata Motors Limited In de EU vertegenwoordigd door:
|
56) |
|
57) |
|
58) |
|
59) |
|
60) |
|
61) |
|
62) |
|
63) |
|
64) |
|
65) |
|
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 26 november 2015.
Voor de Commissie
Miguel ARIAS CAÑETE
Lid van de Commissie
(1) PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Tabel 1
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 510/2011 bevestigde waarden van de prestaties van fabrikanten
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam fabrikant |
Groepen fabrikanten en afwijkingen |
Aantal registraties |
Gecorrigeerd gemiddeld CO2 (70 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddeld CO2 (100 %) |
ALKE SRL |
|
16 |
0,000 |
222,482 |
– 222,482 |
– 222,482 |
2 216,56 |
0,000 |
AUTOMOBILES CITROEN |
|
154 961 |
127,146 |
160,663 |
– 33,517 |
– 33,517 |
1 551,84 |
148,026 |
AUTOMOBILES PEUGEOT |
|
154 473 |
124,856 |
160,399 |
– 35,543 |
– 35,543 |
1 549,00 |
146,894 |
AVTOVAZ JSC |
P7 |
77 |
210,189 |
137,116 |
73,073 |
72,997 |
1 298,64 |
214,805 |
BLUECAR SAS |
|
121 |
0,000 |
133,522 |
– 133,522 |
– 133,522 |
1 260,00 |
0,000 |
BAYERISCHE MOTOREN WERKE AG |
|
2 422 |
129,180 |
177,329 |
– 48,149 |
– 48,149 |
1 731,04 |
141,416 |
BMW M GMBH |
|
243 |
142,347 |
190,631 |
– 48,284 |
– 48,284 |
1 874,07 |
150,222 |
CHRYSLER GROUP LLC |
P2 |
1 318 |
200,728 |
210,825 |
– 10,097 |
– 20,813 |
2 091,21 |
211,988 |
CNG-TECHNIK GMBH |
P3 |
621 |
116,949 |
152,149 |
– 35,200 |
– 35,200 |
1 460,29 |
125,337 |
AUTOMOBILE DACIA SA |
P7 |
21 978 |
120,885 |
135,623 |
– 14,738 |
– 14,987 |
1 282,59 |
132,196 |
DAIMLER AG |
P1 |
125 357 |
187,428 |
217,544 |
– 30,116 |
– 30,151 |
2 163,46 |
199,685 |
DONGFENG MOTOR CORPORATION |
DMA |
324 |
153,270 |
|
|
|
1 174,41 |
162,614 |
DR MOTOR COMPANY SRL |
DMA |
2 |
254,000 |
|
|
|
1 755,00 |
254,000 |
ESAGONO ENERGIA SRL |
DMA |
2 |
0,000 |
|
|
|
1 287,50 |
0,000 |
FIAT GROUP AUTOMOBILES SPA |
P2 |
124 796 |
141,101 |
172,327 |
– 31,226 |
– 31,230 |
1 677,26 |
157,616 |
FORD MOTOR COMPANY OF AUSTRALIA LIMITED |
P3 |
12 338 |
213,167 |
219,493 |
– 6,326 |
– 6,333 |
2 184,42 |
228,221 |
FORD MOTOR COMPANY |
P3 |
731 |
217,325 |
220,629 |
– 3,304 |
– 3,304 |
2 196,63 |
231,048 |
FORD-WERKE GMBH |
P3 |
178 997 |
158,184 |
189,189 |
– 31,005 |
– 31,028 |
1 858,57 |
175,294 |
FUJI HEAVY INDUSTRIES LTD |
DMA |
52 |
150,500 |
|
|
|
1 585,31 |
157,154 |
MITSUBISHI FUSO TRUCK & BUS CORPORATION |
P1 |
723 |
235,611 |
245,321 |
– 9,710 |
– 9,710 |
2 462,14 |
241,080 |
MITSUBISHI FUSO TRUCK EUROPE SA |
P1 |
4 |
236,000 |
241,960 |
– 5,960 |
– 5,960 |
2 426,00 |
237,750 |
LLC AUTOMOBILE PLANT GAZ |
DMA |
4 |
274,000 |
|
|
|
2 271,25 |
290,750 |
GM KOREA COMPANY |
P4 |
29 |
142,400 |
171,736 |
– 29,336 |
– 29,336 |
1 670,90 |
154,862 |
GONOW AUTO CO LTD |
A |
74 |
161,000 |
175,000 |
– 14,000 |
– 14,000 |
1 138,99 |
173,419 |
GREAT WALL MOTOR COMPANY LIMITED |
DMA |
279 |
182,482 |
|
|
|
1 760,34 |
195,645 |
HEBEI ZHONGXING AUTOMOBILE CO LTD |
DMA |
15 |
205,200 |
|
|
|
1 705,20 |
214,800 |
HONDA MOTOR CO LTD |
|
11 |
147,571 |
192,340 |
– 44,769 |
– 44,769 |
1 892,45 |
174,727 |
HONDA OF THE UK MANUFACTURING LTD |
|
237 |
143,721 |
165,215 |
– 21,494 |
– 21,494 |
1 600,78 |
154,270 |
HYUNDAI MOTOR COMPANY |
|
1 375 |
145,133 |
179,341 |
– 34,208 |
– 34,208 |
1 752,68 |
163,534 |
HYUNDAI ASSAN OTOMOTIV SANAYI VE |
|
782 |
107,751 |
112,806 |
– 5,055 |
– 5,055 |
1 037,25 |
109,752 |
HYUNDAI MOTOR MANUFACTURING CZECH SRO |
|
1 285 |
134,567 |
150,479 |
– 15,912 |
– 15,912 |
1 442,33 |
142,786 |
HYUNDAI MOTOR INDIA LTD |
|
3 |
110,000 |
121,029 |
– 11,029 |
– 11,029 |
1 125,67 |
111,333 |
ISUZU MOTORS LIMITED |
|
10 810 |
192,379 |
207,105 |
– 14,726 |
– 14,726 |
2 051,22 |
200,433 |
IVECO SPA |
|
31 381 |
218,029 |
244,542 |
– 26,513 |
– 26,513 |
2 453,76 |
228,131 |
JAGUAR LAND ROVER LIMITED |
A |
14 517 |
255,021 |
276,930 |
– 21,909 |
– 21,909 |
2 030,51 |
267,020 |
KIA MOTORS CORPORATION |
P5 |
1 378 |
121,285 |
145,127 |
– 23,842 |
– 23,842 |
1 384,79 |
132,739 |
KIA MOTORS SLOVAKIA SRO |
P5 |
403 |
116,418 |
152,246 |
– 35,828 |
– 35,828 |
1 461,34 |
129,288 |
LADA AUTOMOBILE GMBH |
DMA |
55 |
218,842 |
|
|
|
1 236,35 |
220,745 |
LADA FRANCE |
P7 |
13 |
179,000 |
141,392 |
37,608 |
37,608 |
1 344,62 |
179,000 |
MAGYAR SUZUKI CORPORATION LTD |
DMA |
204 |
114,063 |
|
|
|
1 283,70 |
118,029 |
MAHINDRA & MAHINDRA LTD |
DMA |
178 |
205,573 |
|
|
|
2 099,21 |
210,539 |
MAZDA MOTOR CORPORATION |
DMA |
335 |
132,235 |
|
|
|
1 715,02 |
152,313 |
M.F.T.B.C. |
P1 |
6 |
237,750 |
220,725 |
17,025 |
17,025 |
2 197,67 |
242,167 |
MIA ELECTRIC SAS |
|
9 |
0,000 |
100,094 |
– 100,094 |
– 100,094 |
900,56 |
0,000 |
MITSUBISHI MOTORS CORPORATION MMC |
P6/A |
2 368 |
192,202 |
210,000 |
– 17,798 |
– 17,798 |
1 971,60 |
202,592 |
MITSUBISHI MOTORS EUROPE BV MME |
P6/A |
430 |
203,641 |
210,000 |
– 6,359 |
– 6,359 |
2 060,83 |
208,040 |
MITSUBISHI MOTORS THAILAND CO LTD MMTH |
P6/A |
9 711 |
202,875 |
210,000 |
– 7,125 |
– 7,125 |
1 955,90 |
206,504 |
NISSAN INTERNATIONAL SA |
|
39 343 |
140,282 |
191,926 |
– 51,644 |
– 51,644 |
1 888,00 |
184,325 |
ADAM OPEL AG |
P4 |
77 322 |
156,975 |
177,176 |
– 20,201 |
– 20,201 |
1 729,40 |
172,516 |
PIAGGIO & C SPA |
A |
2 285 |
115,871 |
155,000 |
– 39,129 |
– 39,129 |
1 093,36 |
145,090 |
RENAULT SAS |
P7 |
204 847 |
114,825 |
166,494 |
– 51,669 |
– 51,822 |
1 614,54 |
149,052 |
RENAULT TRUCKS |
|
7 682 |
214,930 |
245,610 |
– 30,680 |
– 30,680 |
2 465,25 |
225,265 |
SSANGYONG MOTOR COMPANY |
A |
741 |
197,079 |
210,000 |
– 12,921 |
– 12,921 |
2 064,60 |
203,709 |
SUZUKI MOTOR CORPORATION |
DMA |
190 |
158,421 |
|
|
|
1 231,19 |
162,100 |
TATA MOTORS LIMITED |
|
77 |
191,358 |
209,026 |
– 17,668 |
– 17,668 |
2 071,87 |
193,169 |
TOYOTA MOTOR EUROPE NV SA |
|
28 016 |
181,199 |
195,431 |
– 14,232 |
– 14,360 |
1 925,69 |
192,592 |
TOYOTA CAETANO PORTUGAL SA |
DMA |
662 |
256,985 |
|
|
|
1 940,61 |
259,695 |
VOLVO CAR CORPORATION |
|
2 406 |
142,776 |
183,178 |
– 40,402 |
– 40,402 |
1 793,94 |
158,808 |
Tabel 2
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 510/2011 bevestigde waarden van de prestaties van groepen
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam van de groep |
Groep |
Aantal registraties |
Gecorrigeerd gemiddeld CO2 (70 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddeld CO2 (100 %) |
DAIMLER |
P1 |
126 090 |
187,577 |
217,704 |
– 30,127 |
– 30,160 |
2 165,18 |
199,926 |
FIAT GROUP AUTOMOBILES SPA |
P2 |
126 114 |
141,520 |
172,730 |
– 31,210 |
– 31,253 |
1 681,59 |
158,184 |
FORD-WERKE GMBH |
P3 |
192 687 |
160,689 |
191,129 |
– 30,440 |
– 30,467 |
1 879,43 |
178,734 |
GENERAL MOTORS |
P4 |
77 351 |
156,966 |
177,174 |
– 20,208 |
– 20,208 |
1 729,38 |
172,510 |
KIA |
P5 |
1 781 |
120,066 |
146,738 |
– 26,672 |
– 26,672 |
1 402,11 |
131,958 |
MITSUBISHI MOTORS |
P6/A |
12 509 |
200,650 |
210,000 |
– 9,350 |
– 9,350 |
1 962,48 |
205,817 |
GROEP RENAULT |
P7 |
226 915 |
113,870 |
163,493 |
– 49,623 |
– 49,771 |
1 582,27 |
147,444 |
Toelichting bij de tabellen 1 en 2:
Kolom A:
Tabel 1:
„Naam fabrikant”: de naam van de fabrikant zoals door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeeld of, wanneer een dergelijke mededeling niet heeft plaatsgevonden, de door de registratieautoriteit van de lidstaat geregistreerde naam.
Tabel 2:
„Naam van de groep”: de door de beheerder van de groep meegedeelde naam van de groep.
Kolom B:
„A”: overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 510/2011 is met ingang van kalenderjaar 2014 een afwijking toegekend voor een fabrikant van kleine aantallen.
„DMA”: een de-minimisafwijking is van toepassing, d.w.z. dat een fabrikant die met alle verbonden ondernemingen verantwoordelijk was voor minder dan 1 000 nieuwe geregistreerde voertuigen in 2014, niet hoeft te voldoen aan een specifieke emissiedoelstelling.
„P”: de fabrikant is lid van een overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 510/2011 gevormde (in tabel 2 vermelde) groep fabrikanten en de groepsovereenkomst is geldig voor het kalenderjaar 2014.
Kolom C:
„Aantal registraties”: het totale aantal nieuwe auto's dat door de lidstaten in een kalenderjaar is geregistreerd, zonder de registraties mee te tellen die betrekking hebben op gegevens waarin de waarden voor massa of CO2 ontbreken en de gegevens die de fabrikant niet kan identificeren. Het aantal door de lidstaten meegedeelde registraties mag voor het overige niet worden gewijzigd.
Kolom D:
„Gecorrigeerd gemiddeld CO2 (70 %)”: de gemiddelde specifieke CO2-emissies die zijn berekend op basis van de 70 % voertuigen met de laagste emissies in de vloot van de fabrikant overeenkomstig artikel 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 510/2011. In voorkomend geval moeten de gemiddelde specifieke CO2-emissies worden aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. Voor de berekening zijn die gegevens gebruikt welke een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten.
Kolom E:
„Specifieke emissiedoelstelling”: de emissiedoelstelling die op basis van de gemiddelde massa van alle aan een fabrikant toegeschreven voertuigen wordt berekend door de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 510/2011 vastgestelde formule toe te passen.
Kolom F:
„Afstand tot de doelstelling”: het verschil tussen de in kolom D gespecificeerde gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstelling in kolom E. Wanneer de waarde in kolom F positief is, wil dat zeggen dat de gemiddelde CO2-emissies hoger zijn dan de doelstelling.
Kolom G:
„Aangepaste afstand tot de doelstelling”: wanneer de waarden in deze kolom verschillen van die in kolom F, zijn de waarden in die kolom aangepast om rekening te houden met een foutmarge. De foutmarge wordt berekend volgens de volgende formule:
Fout= absolute waarde van [(AC1 – TG1) – (AC2 – TG2)];
AC1= de gemiddelde specifieke CO2-emissies inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom D);
TG1= de gemiddelde specifieke emissiedoelstelling inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom E);
AC2= de gemiddelde specifieke CO2-emissies exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen;
TG2= de specifieke emissiedoelstelling exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen.
Kolom I:
„Gemiddelde CO2 (100 %)”: de gemiddelde specifieke CO2-emissies die zijn berekend op basis van 100 % van de aan de fabrikant toegeschreven voertuigen. In voorkomend geval moeten de gemiddelde specifieke CO2-emissies worden aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. De voor de berekening gebruikte gegevens omvatten de gegevens die een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten maar geen rekening houden met de superkredieten bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 510/2011.
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/53 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2251 VAN DE COMMISSIE
van 26 november 2015
ter bevestiging of wijziging van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en specifieke emissiedoelstellingen voor fabrikanten van personenauto's voor het kalenderjaar 2014 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8348)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Zweedse taal zijn authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 8, lid 5, tweede alinea, en artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 443/2009 moet de Commissie elk jaar de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen bevestigen voor alle fabrikanten van personenauto's in de Unie alsmede voor alle overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die verordening gevormde groepen fabrikanten. Op basis van die bevestiging moet de Commissie vaststellen of de fabrikanten en groepen van fabrikanten hebben voldaan aan de eisen van artikel 4 van die verordening. |
(2) |
Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 443/2009 zijn de gemiddelde specifieke emissies van de fabrikanten voor 2014 berekend overeenkomstig de tweede alinea van dat artikel, rekening houdend met 80 % van de nieuwe voertuigen van die fabrikant die in dat jaar geregistreerd zijn. |
(3) |
De gedetailleerde gegevens die moeten worden gebruikt voor de berekening van de gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstellingen, zijn te vinden in deel A, punt 1, en in deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 443/2009 en zijn gebaseerd op de registraties van nieuwe personenauto's in de lidstaten gedurende het voorgaande kalenderjaar. |
(4) |
De meeste lidstaten hebben de gegevens voor 2014 aan de Commissie doorgegeven binnen de gestelde termijn van 28 februari 2015, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 443/2009. Indien uit de controle bleek dat bepaalde gegevens ontbraken of kennelijk onjuist waren, heeft de Commissie contact opgenomen met de betrokken lidstaten en, met de toestemming van deze lidstaten, de gegevens aangepast of aangevuld. Indien geen overeenstemming kon worden bereikt met een lidstaat, werden de voorlopige gegevens voor die lidstaat niet aangepast. |
(5) |
Op 15 april 2015 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 443/2009 de voorlopige gegevens gepubliceerd en 93 fabrikanten in kennis gesteld van de voorlopige berekeningen van hun gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2014 en van hun specifieke emissiedoelstellingen. De fabrikanten werd gevraagd de gegevens te controleren en de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 5, eerste alinea, van die verordening en artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie (2) binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving eventuele fouten in de gegevens mee te delen. Twee fabrikanten gingen zonder correcties akkoord met de voorlopige gegevens, en 40 fabrikanten deelden binnen de vastgestelde termijn kennisgevingen betreffende fouten mee. |
(6) |
Voor de overige 51 fabrikanten die geen fouten in de gegevensbestanden hebben gemeld of die niet gereageerd hebben, moeten de voorlopige gegevens en de voorlopige berekeningen van de gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstellingen ongewijzigd worden bevestigd. Voor één fabrikant vielen alle in het voorlopige gegevensbestand vermelde voertuigen buiten de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 443/2009. |
(7) |
De Commissie heeft de door de fabrikanten meegedeelde correcties en de respectieve redenen gecontroleerd en de gegevensbestanden zijn waar nodig gewijzigd. |
(8) |
Wanneer in de gegevens identificatieparameters ontbreken of fout zijn, zoals type, variant, uitvoeringscode of typegoedkeuringsnummer, moet rekening worden gehouden met het feit dat de fabrikanten die gegevens niet kunnen controleren of corrigeren. Daarom moet er een foutmarge worden toegepast op de CO2-emissies en massawaarden in die gegevens. |
(9) |
De foutmarge moet worden berekend als het verschil tussen de afstanden tot de specifieke emissiedoelstelling, die worden uitgedrukt als de gemiddelde specifieke emissies minus de gemiddelde specifieke emissiedoelstelling, berekend inclusief en exclusief de registraties die door de fabrikant niet kunnen worden gecontroleerd. De foutmarge moet de afstand tot de emissiedoelstelling van de fabrikant altijd verkleinen, ongeacht of dit verschil positief of negatief is. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 443/2009 moet een fabrikant worden geacht te voldoen aan zijn specifieke emissiedoelstelling als bedoeld in artikel 4 van die verordening wanneer de in dit besluit aangegeven gemiddelde emissies lager zijn dan de specifieke emissiedoelstelling, uitgedrukt als een negatieve afstand tot het doel. Wanneer de gemiddelde emissies hoger zijn dan de specifieke emissiedoelstelling, wordt een bijdrage voor overtollige emissies opgelegd overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 443/2009, tenzij aan de betrokken fabrikant overeenkomstig artikel 2, lid 4, of artikel 11 van die verordening een afwijking van dat doel is toegekend, of de fabrikant lid is van een groep overeenkomstig artikel 7 van die verordening en de groep voldoet aan haar specifieke emissiedoelstelling. Op grond daarvan moet één fabrikant worden geacht zijn specifieke emissiedoelstelling voor 2014 te hebben overschreden. |
(11) |
Daar het Volkswagen-concern op 3 november 2015 heeft verklaard dat er bij sommige van hun voertuigen onregelmatigheden waren geconstateerd bij het vaststellen van de CO2-niveaus voor typegoedkeuring, mogen de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen niet worden bevestigd voor de groep Volkswagen en de leden daarvan totdat opheldering is verschaft door het Volkswagen-concern. Bijgevolg heeft dit besluit geen betrekking op de groep Volkswagen en de leden daarvan (Audi AG, Audi Hungaria Motor Kft., Bentley Motors Ltd, Bugatti Automobiles S.A.S., Automobili Lamborghini S.p.A., Dr. Ing. h.c. F. Porsche AG, Quattro GmbH, Seat SA, Skoda Auto A.S., en Volkswagen AG). |
(12) |
De gemiddelde specifieke CO2-emissies van in 2014 geregistreerde nieuwe personenauto's, de specifieke emissiedoelstellingen en het verschil tussen deze twee waarden moeten dienovereenkomstig worden bevestigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De waarden van de prestaties van fabrikanten, zoals overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 443/2009 bevestigd of gewijzigd voor elke fabrikant van personenauto's en voor elke groep van fabrikanten van personenauto's met betrekking tot het kalenderjaar 2014, zijn gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit.
De waarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 443/2009 zijn voor elke fabrikant van personenauto's en voor elke groep van fabrikanten van personenauto's met betrekking tot het kalenderjaar 2014 eveneens gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit, met de in artikel 2, lid 4, van die verordening vastgestelde uitzondering voor de desbetreffende fabrikanten.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de volgende individuele fabrikanten en overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 443/2009 gevormde groepen:
1) |
|
2) |
|
3) |
|
4) |
|
5) |
AVTOVAZ JSC In de EU vertegenwoordigd door:
|
6) |
|
7) |
|
8) |
|
9) |
|
10) |
BYD AUTO INDUSTRY COMPANY LIMITED In de EU vertegenwoordigd door:
|
11) |
|
12) |
|
13) |
FCA US LLC (Chrysler Group LLC) In de EU vertegenwoordigd door:
|
14) |
|
15) |
|
16) |
Daihatsu Motor Co Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
17) |
|
18) |
Dongfeng Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
19) |
|
20) |
|
21) |
|
22) |
|
23) |
|
24) |
|
25) |
|
26) |
Fuji Heavy Industries Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
27) |
|
28) |
|
29) |
Great Wall Motor Company Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
30) |
|
31) |
Honda Automobile (China) Co., Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
32) |
|
33) |
Honda Turkiye A.S. In de EU vertegenwoordigd door:
|
34) |
|
35) |
Hyundai Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
36) |
|
37) |
Hyundai Motor India Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
38) |
Hyundai Assan Otomotiv Sanayi Ve Ticaret A.S. In de EU vertegenwoordigd door:
|
39) |
Isuzu Motors Limited In de EU vertegenwoordigd door:
|
40) |
|
41) |
|
42) |
Jiangling Motor Holding Co Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
43) |
KIA Motors Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
44) |
|
45) |
|
46) |
|
47) |
|
48) |
|
49) |
|
50) |
Mahindra & Mahindra Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
51) |
Maruti Suzuki India Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
52) |
|
53) |
|
54) |
|
55) |
|
56) |
|
57) |
|
58) |
|
59) |
|
60) |
|
61) |
Mitsubishi Motors Thailand Co., Ltd MMTh In de EU vertegenwoordigd door:
|
62) |
|
63) |
|
64) |
|
65) |
|
66) |
|
67) |
PERODUA Manufacturing In de EU vertegenwoordigd door:
|
68) |
|
69) |
Perushaan Otomobil Nasional Sdn Bhd. In de EU vertegenwoordigd door:
|
70) |
Qoros Automotive Co., Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
71) |
|
72) |
|
73) |
|
74) |
|
75) |
Ssangyong Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
76) |
Suzuki Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
77) |
Suzuki Motor Thailand Co. Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
78) |
Tata Motors Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
79) |
|
80) |
Tesla Motors Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
81) |
|
82) |
|
83) |
|
84) |
|
85) |
|
86) |
|
87) |
|
88) |
|
89) |
|
90) |
|
91) |
|
92) |
|
93) |
|
94) |
|
95) |
|
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 26 november 2015.
Voor de Commissie
Miguel ARIAS CAÑETE
Lid van de Commissie
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie van 10 november 2010 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe personenauto's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15).
BIJLAGE
Tabel 1
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 443/2009 bevestigde waarden van de prestaties van de fabrikanten
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam fabrikant |
Groepen fabrikanten en afwijkingen |
Aantal registraties |
Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (80 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddelde CO2 (100 %) |
ALPINA BURKARD BOVENSIEPEN GMBH E CO KG |
DMA |
753 |
160,382 |
|
|
|
1 842,29 |
168,440 |
ASTON MARTIN LAGONDA LTD |
D |
1 358 |
313,382 |
313,000 |
0,382 |
0,382 |
1 815,17 |
319,624 |
AUTOMOBILES CITROEN |
|
594 247 |
103,142 |
125,262 |
– 22,120 |
– 22,120 |
1 268,32 |
110,758 |
AUTOMOBILES PEUGEOT |
|
766 517 |
102,376 |
125,348 |
– 22,972 |
– 22,972 |
1 270,20 |
109,549 |
AVTOVAZ JSC |
P8 |
831 |
213,646 |
125,611 |
88,035 |
88,035 |
1 275,96 |
215,937 |
BLUECAR SAS |
|
1 070 |
0,000 |
123,686 |
– 123,686 |
– 123,686 |
1 233,83 |
0,000 |
BLUECAR ITALY SRL |
|
100 |
0,000 |
124,882 |
– 124,882 |
– 124,882 |
1 260,00 |
0,000 |
BAYERISCHE MOTOREN WERKE AG |
P1 |
791 411 |
120,841 |
139,446 |
– 18,605 |
– 18,648 |
1 578,69 |
130,892 |
BMW M GMBH |
P1 |
6 559 |
201,232 |
147,426 |
53,806 |
53,064 |
1 753,31 |
208,926 |
BYD AUTO INDUSTRY COMPANY LIMITED |
|
47 |
0,000 |
179,493 |
– 179,493 |
– 179,493 |
2 455,00 |
0,000 |
CATERHAM CARS LIMITED |
DMA |
81 |
152,781 |
|
|
|
642,53 |
160,543 |
CHEVROLET ITALIA SPA |
P5 |
66 |
113,000 |
118,182 |
– 5,182 |
– 5,182 |
1 113,39 |
114,530 |
CHRYSLER GROUP LLC |
P3 |
57 945 |
170,991 |
158,684 |
12,307 |
12,145 |
1 999,66 |
181,942 |
CNG-TECHNIK GMBH |
P4 |
9 |
0,000 |
143,761 |
– 143,761 |
– 143,761 |
1 673,11 |
22,000 |
AUTOMOBILE DACIA SA |
P8 |
372 685 |
119,789 |
122,430 |
– 2,641 |
– 2,641 |
1 206,35 |
125,172 |
DAIMLER AG |
P2 |
685 857 |
118,152 |
139,460 |
– 21,308 |
– 21,329 |
1 579,00 |
131,482 |
DONGFENG MOTOR CORPORATION |
DMA |
3 |
165,000 |
|
|
|
1 251,33 |
171,333 |
DONKERVOORT AUTOMOBIELEN BV |
DMA |
10 |
178,000 |
|
|
|
865,00 |
178,000 |
DR MOTOR COMPANY SRL |
DMA |
305 |
144,270 |
|
|
|
1 214,16 |
146,115 |
FERRARI SPA |
D |
2 068 |
300,285 |
303,000 |
– 2,715 |
– 2,715 |
1 671,58 |
316,254 |
FIAT GROUP AUTOMOBILES SPA |
P3 |
666 763 |
110,682 |
119,520 |
– 8,838 |
– 8,847 |
1 142,68 |
115,543 |
FISKER AUTOMOTIVE INC |
|
27 |
53,000 |
181,778 |
– 128,778 |
– 128,778 |
2 505,00 |
53,000 |
FORD MOTOR COMPANY |
P4 |
21 |
101,756 |
134,118 |
– 32,362 |
– 102,261 |
1 462,10 |
136,048 |
FORD-WERKE GMBH |
P4 |
939 427 |
113,657 |
127,433 |
– 13,776 |
– 13,777 |
1 315,84 |
121,450 |
FUJI HEAVY INDUSTRIES LTD |
ND |
25 500 |
152,649 |
164,616 |
– 11,967 |
– 11,969 |
1 572,98 |
160,788 |
GENERAL MOTORS COMPANY |
P5 |
3 244 |
166,887 |
137,350 |
29,537 |
29,537 |
1 532,84 |
199,146 |
GM KOREA COMPANY |
P5 |
32 754 |
124,841 |
131,465 |
– 6,624 |
– 6,624 |
1 404,05 |
133,763 |
GREAT WALL MOTOR COMPANY LIMITED |
DMA |
460 |
163,747 |
|
|
|
1 318,08 |
166,909 |
GTF INNOVATIONS SAS |
|
3 758 |
116,045 |
131,844 |
– 15,799 |
– 15,799 |
1 412,34 |
123,226 |
HONDA AUTOMOBILE CHINA CO LTD |
P6 |
6 932 |
124,076 |
119,643 |
4,433 |
4,433 |
1 145,36 |
125,061 |
HONDA MOTOR CO LTD |
P6 |
7 402 |
122,460 |
131,824 |
– 9,364 |
– 9,364 |
1 411,92 |
132,559 |
HONDA TURKIYE AS |
P6 |
550 |
154,798 |
126,457 |
28,341 |
28,341 |
1 294,47 |
155,038 |
HONDA OF THE UK MANUFACTURING LTD |
P6 |
111 220 |
124,614 |
132,954 |
– 8,340 |
– 8,340 |
1 436,63 |
134,383 |
HYUNDAI MOTOR COMPANY |
P11 |
63 440 |
126,043 |
136,711 |
– 10,668 |
– 10,668 |
1 518,85 |
136,998 |
HYUNDAI ASSAN OTOMOTIV SANAYI VE |
P11 |
120 983 |
110,465 |
116,176 |
– 5,711 |
– 5,711 |
1 069,51 |
113,304 |
HYUNDAI MOTOR MANUFACTURING CZECH SRO |
P11 |
200 747 |
133,734 |
133,128 |
0,606 |
0,606 |
1 440,45 |
140,090 |
HYUNDAI MOTOR INDIA LTD |
P11 |
24 306 |
111,163 |
116,467 |
– 5,304 |
– 5,304 |
1 075,87 |
113,047 |
ISUZU MOTORS LIMITED |
DMA |
64 |
199,922 |
|
|
|
2 026,14 |
204,000 |
IVECO SPA |
|
2 |
228,000 |
237,075 |
– 9,075 |
– 9,075 |
3 715,00 |
319,000 |
JAGUAR LAND ROVER LIMITED |
P10/ND |
140 214 |
165,435 |
178,025 |
– 12,590 |
– 12,590 |
2 043,66 |
178,403 |
JIANGLING MOTOR HOLDING CO LTD |
DMA |
2 |
154,000 |
|
|
|
1 375,00 |
154,000 |
KIA MOTORS CORPORATION |
P13 |
216 344 |
115,439 |
126,403 |
– 10,964 |
– 10,964 |
1 293,30 |
125,015 |
KIA MOTORS SLOVAKIA SRO |
P13 |
130 605 |
133,612 |
133,518 |
0,094 |
0,094 |
1 448,98 |
140,734 |
KTM-SPORTMOTORCYCLE AG |
DMA |
21 |
194,000 |
|
|
|
896,43 |
194,143 |
LADA AUTOMOBILE GMBH |
DMA |
833 |
219,378 |
|
|
|
1 285,08 |
220,505 |
LADA FRANCE |
P8 |
2 |
179,000 |
129,452 |
49,548 |
49,548 |
1 360,00 |
202,000 |
LOTUS CARS LIMITED |
DMA |
569 |
193,092 |
|
|
|
1 183,45 |
201,694 |
MAGYAR SUZUKI CORPORATION LTD |
P9/ND |
108 700 |
117,932 |
123,114 |
– 5,182 |
– 5,183 |
1 147,29 |
123,154 |
MAHINDRA & MAHINDRA LTD |
DMA |
221 |
174,943 |
|
|
|
1 889,86 |
176,805 |
MARUTI SUZUKI INDIA LTD |
P9/ND |
26 905 |
97,981 |
123,114 |
– 25,133 |
– 25,133 |
932,15 |
99,191 |
MASERATI SPA |
P3 |
5 032 |
190,742 |
157,313 |
33,429 |
33,427 |
1 969,66 |
213,316 |
MAZDA MOTOR CORPORATION |
ND |
159 719 |
121,968 |
129,426 |
– 7,458 |
– 7,458 |
1 407,43 |
128,179 |
MCLAREN AUTOMOTIVE LIMITED |
D |
342 |
268,564 |
280,000 |
– 11,436 |
– 11,436 |
1 541,27 |
270,670 |
MERCEDES-AMG GMBH |
P2 |
651 |
261,346 |
145,494 |
115,852 |
115,064 |
1 711,04 |
272,252 |
MG MOTOR UK LIMITED |
D |
2 280 |
135,148 |
149,500 |
– 14,352 |
– 14,352 |
1 329,33 |
140,523 |
MIA ELECTRIC SAS |
|
22 |
0,000 |
108,563 |
– 108,563 |
– 108,563 |
902,91 |
0,000 |
MICRO-VETT SPA |
|
6 |
0,000 |
129,772 |
– 129,772 |
– 129,772 |
1 367,00 |
0,000 |
MITSUBISHI MOTORS CORPORATION MMC |
P7 |
72 149 |
85,529 |
143,547 |
– 58,018 |
– 58,018 |
1 668,43 |
119,360 |
MITSUBISHI MOTORS EUROPE BV MME |
P7 |
41 |
132,688 |
133,308 |
– 0,620 |
– 0,620 |
1 444,39 |
146,195 |
MITSUBISHI MOTORS THAILAND CO LTD MMTH |
P7 |
20 075 |
95,695 |
109,822 |
– 14,127 |
– 14,127 |
930,47 |
97,539 |
MORGAN MOTOR CO LTD |
DMA |
407 |
173,663 |
|
|
|
1 100,73 |
189,708 |
NATIONAL ELECTRIC VEHICLE SWEDEN |
DMA |
208 |
177,229 |
|
|
|
1 610,13 |
181,827 |
NISSAN INTERNATIONAL SA |
|
469 186 |
103,312 |
129,031 |
– 25,719 |
– 25,719 |
1 350,80 |
115,019 |
ADAM OPEL AG |
P5 |
860 957 |
122,425 |
131,518 |
– 9,093 |
– 9,093 |
1 405,22 |
130,150 |
PAGANI AUTOMOBILI SPA |
DMA |
2 |
343,000 |
|
|
|
1 487,00 |
343,000 |
PERODUA MANUFACTURING SDN BHD |
DMA |
20 |
137,000 |
|
|
|
1 010,75 |
137,700 |
PGO AUTOMOBILES |
DMA |
11 |
174,000 |
|
|
|
1 011,18 |
174,182 |
PERUSAHAAN OTOMOBIL NASIONAL SDN BHD |
DMA |
11 |
198,625 |
|
|
|
1 322,36 |
199,818 |
QOROS AUTOMOTIVE CO LTD |
DMA |
39 |
146,000 |
|
|
|
1 485,00 |
146,000 |
RENAULT SAS |
P8 |
871 327 |
98,779 |
124,427 |
– 25,648 |
– 25,649 |
1 250,06 |
108,354 |
RENAULT TRUCKS |
DMA |
24 |
187,474 |
|
|
|
2 145,63 |
191,292 |
ROLLS-ROYCE MOTOR CARS LTD |
P1 |
581 |
326,254 |
180,600 |
145,654 |
144,968 |
2 479,23 |
330,043 |
SECMA SAS |
DMA |
41 |
131,000 |
|
|
|
658,00 |
131,585 |
SSANGYONG MOTOR COMPANY |
D |
7 873 |
170,944 |
180,000 |
– 9,056 |
– 9,056 |
1 861,68 |
177,986 |
SUZUKI MOTOR CORPORATION |
P9/ND |
16 467 |
163,974 |
123,114 |
40,860 |
40,860 |
1 315,77 |
169,338 |
SUZUKI MOTOR THAILAND CO LTD |
P9/ND |
740 |
98,797 |
123,114 |
– 24,317 |
– 24,317 |
880,11 |
98,838 |
TATA MOTORS LIMITED |
P10/ND |
405 |
132,660 |
178,025 |
– 45,365 |
– 45,365 |
1 368,96 |
141,770 |
TAZZARI GL SPA |
|
21 |
0,000 |
99,137 |
– 99,137 |
– 99,137 |
696,67 |
0,000 |
TESLA MOTORS LTD |
|
4 574 |
0,000 |
166,629 |
– 166,629 |
– 166,629 |
2 173,50 |
0,000 |
TOYOTA MOTOR EUROPE NV SA |
|
538 673 |
102,286 |
127,146 |
– 24,860 |
– 24,998 |
1 309,55 |
112,791 |
VOLVO CAR CORPORATION |
|
231 912 |
112,433 |
143,886 |
– 31,453 |
– 31,453 |
1 675,85 |
126,482 |
WIESMANN GMBH |
DMA |
4 |
289,667 |
|
|
|
1 462,50 |
292,000 |
Tabel 2
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 443/2009 bevestigde waarden van de prestaties van groepen
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam van de groep |
Groep |
Aantal registraties |
Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (80 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddelde CO2 (100 %) |
BMW GROUP |
P1 |
798 551 |
121,078 |
139,541 |
– 18,463 |
– 18,518 |
1 580,78 |
131,678 |
DAIMLER AG |
P2 |
686 508 |
118,181 |
139,465 |
– 21,284 |
– 21,301 |
1 579,12 |
131,616 |
FIAT GROUP AUTOMOBILES SPA |
P3 |
729 740 |
111,754 |
122,890 |
– 11,136 |
– 11,158 |
1 216,43 |
121,490 |
FORD-WERKE GMBH |
P4 |
939 457 |
113,654 |
127,433 |
– 13,779 |
– 13,781 |
1 315,84 |
121,449 |
GENERAL MOTORS |
P5 |
897 021 |
122,543 |
131,536 |
– 8,993 |
– 8,993 |
1 405,62 |
130,530 |
HONDA MOTOR EUROPE LTD |
P6 |
126 104 |
124,164 |
132,127 |
– 7,963 |
– 7,963 |
1 418,55 |
133,853 |
MITSUBISHI MOTORS |
P7 |
92 265 |
85,363 |
136,204 |
– 50,841 |
– 50,841 |
1 507,76 |
114,624 |
POOL RENAULT |
P8 |
1 244 845 |
104,458 |
123,830 |
– 19,372 |
– 19,373 |
1 236,99 |
113,461 |
SUZUKI POOL |
P9/ND |
152 812 |
114,9 |
123,114 |
– 8,214 |
– 8,215 |
1 126,27 |
123,794 |
TATA MOTORS LTD, JAGUAR CARS LTD, LAND ROVER |
P10/ND |
140 619 |
165,324 |
178,025 |
– 12,701 |
– 12,701 |
2 041,71 |
178,298 |
HYUNDAI |
P11 |
409 476 |
121,928 |
127,686 |
– 5,758 |
– 5,758 |
1 321,36 |
130,092 |
KIA |
P13 |
346 949 |
122,256 |
129,082 |
– 6,826 |
– 6,826 |
1 351,91 |
130,932 |
Toelichting bij de tabellen 1 en 2:
Kolom A:
Tabel 1:
„Naam van de fabrikant”: de naam van de fabrikant zoals door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeeld of, wanneer een dergelijke mededeling niet heeft plaatsgevonden, de door de registratieautoriteit van de lidstaat geregistreerde naam;
Tabel 2:
„Naam van de groep”: de door de beheerder van de groep meegedeelde naam van de groep.
Kolom B:
„A”: overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 443/2009 is voor het kalenderjaar 2014 een afwijking toegekend voor een fabrikant van kleine aantallen;
„NA”: overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 443/2009 is voor het kalenderjaar 2014 een afwijking toegekend voor een nichefabrikant;
„DMA”: een de-minimisafwijking is van toepassing, d.w.z. dat een fabrikant die met alle verbonden ondernemingen verantwoordelijk was voor minder dan 1 000 nieuwe geregistreerde voertuigen in 2014, niet hoeft te voldoen aan een specifieke emissiedoelstelling;
„P”: de fabrikant is lid van een overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 443/2009 gevormde (in tabel 2 vermelde) groep fabrikanten en de groepsovereenkomst is geldig voor het kalenderjaar 2014.
Kolom C:
„Aantal registraties”: het totale aantal nieuwe auto's dat door de lidstaten in een kalenderjaar is geregistreerd, zonder de registraties mee te tellen die betrekking hebben op gegevens waarin de waarden voor massa of CO2 ontbreken en de gegevens die de fabrikant niet kan identificeren. Het aantal door de lidstaten meegedeelde registraties mag voor het overige niet worden gewijzigd.
Kolom D:
„Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (80 %)”: de gemiddelde specifieke CO2-emissies die zijn berekend op basis van de 80 % voertuigen met de laagste emissies in de vloot van de fabrikant overeenkomstig artikel 4, tweede alinea, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 443/2009 en punt 4 van de mededeling van de Commissie (COM(2010) 657 definitief). In voorkomend geval zijn de gemiddelde specifieke emissies aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. De voor de berekening gebruikte gegevens omvatten de gegevens die een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten.
Kolom E:
„Specifieke emissiedoelstelling”: de emissiedoelstelling die op basis van de gemiddelde massa van alle aan een fabrikant toegeschreven voertuigen is berekend door de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 vastgestelde formule toe te passen.
Kolom F:
„Afstand tot de doelstelling”: het verschil tussen de in kolom D gespecificeerde gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstelling in kolom E. Wanneer de waarde in kolom F positief is, wil dat zeggen dat de gemiddelde emissies hoger zijn dan de doelstelling.
Kolom G:
„Aangepaste afstand tot de doelstelling”: wanneer de waarden in deze kolom verschillen van die in kolom F, zijn de waarden in die kolom aangepast om rekening te houden met een foutmarge. De foutmarge geldt enkel indien de fabrikant de Commissie de gegevens met foutcode B, zoals vastgesteld in artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1014/2010, heeft meegedeeld. De foutmarge wordt berekend volgens de volgende formule:
Fout= absolute waarde van [(AC1 – TG1) – (AC2 – TG2)]
AC1= de gemiddelde specifieke CO2-emissies inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom D);
TG1= specifieke emissiedoelstelling inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom E);
AC2= de gemiddelde specifieke CO2-emissies exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen;
TG2= de specifieke emissiedoelstelling exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen.
Kolom I:
„Gemiddelde CO2 (100 %)”: de gemiddelde specifieke CO2-emissies die zijn berekend op basis van 100 % van de aan een fabrikant toegeschreven voertuigen. In voorkomend geval zijn de gemiddelde specifieke emissies aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. De voor de berekening gebruikte gegevens omvatten de gegevens die een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten maar geen rekening houden met de superkredieten bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 443/2009.
Rectificaties
4.12.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 318/73 |
Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 664/2014 van de Commissie van 18 december 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de symbolen van de Unie voor beschermde oorsprongsbenamingen, beschermde geografische aanduidingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten en betreffende bepaalde voorschriften inzake het betrekken, bepaalde procedurebepalingen en bepaalde aanvullende overgangsregels
( Publicatieblad van de Europese Unie L 179 van 19 juni 2014 )
Bladzijde 17, overweging 2:
in plaats van:
„Om rekening te houden met de specifieke aard en in het bijzonder met de fysieke en materiële beperkingen van de productie van producten van dierlijke oorsprong waarvan de naam is geregistreerd als een beschermde oorsprongsbenaming, dienen in het productdossier van dergelijke producten afwijkingen te worden toegestaan betreffende het betrekken van diervoeder. Deze afwijkingen mogen geen enkele invloed hebben op het verband tussen de geografische omgeving en de specifieke aard of kenmerken van het product die hoofdzakelijk of uitsluitend aan die omgeving zijn toe te schrijven.”,
te lezen:
„Om rekening te houden met de specifieke aard en in het bijzonder met de fysieke en materiële beperkingen van de productie van producten van dierlijke oorsprong waarvan de naam is geregistreerd als een beschermde oorsprongsbenaming, dienen in het productdossier van dergelijke producten afwijkingen te worden toegestaan betreffende het betrekken van diervoeder. Deze afwijkingen mogen geen enkele invloed hebben op het verband tussen de geografische omgeving en de specifieke kwaliteit of kenmerken van het product die hoofdzakelijk of uitsluitend aan die omgeving zijn toe te schrijven.”.
Bladzijde 18, artikel 1, lid 1, tweede alinea:
in plaats van:
„Voor zover het technisch niet haalbaar is om alle voeder uit het afgebakende geografische gebied te betrekken, mag buiten dat gebied geproduceerd voeder worden toegevoegd op voorwaarde dat de aard of de kenmerken van het product die hoofdzakelijk aan de geografische omgeving zijn toe te schrijven, hierdoor niet worden aangetast. In geen geval mag diervoeder dat afkomstig is van buiten het afgebakende geografische gebied op jaarbasis meer dan 50 % van de droge stof uitmaken.”,
te lezen:
„Voor zover het technisch niet haalbaar is om alle voeder uit het afgebakende geografische gebied te betrekken, mag buiten dat gebied geproduceerd voeder worden toegevoegd op voorwaarde dat de kwaliteit of de kenmerken van het product die hoofdzakelijk aan de geografische omgeving zijn toe te schrijven, hierdoor niet worden aangetast. In geen geval mag diervoeder dat afkomstig is van buiten het afgebakende geografische gebied op jaarbasis meer dan 50 % van de droge stof uitmaken.”.