ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 303

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
20 november 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/2092 van de Commissie van 17 november 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2093 van de Commissie van 18 november 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 718/2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA)

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2094 van de Commissie van 19 november 2015 inzake de terugbetaling, overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van de kredieten die zijn overgedragen van begrotingsjaar 2015

7

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2095 van de Commissie van 19 november 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

11

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2015/2096 van de Raad van 16 november 2015 over het standpunt van de Europese Unie betreffende de Achtste Conferentie ter toetsing van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC)

13

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2097 van de Commissie van 26 oktober 2015 tot oprichting van het Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur voor een geïntegreerd koolstofobservatiesysteem (ICOS ERIC) ( 1 )

19

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2098 van de Commissie van 13 november 2015 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7716)

35

 

*

Besluit (EU) 2015/2099 van de Commissie van 18 november 2015 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7891)  ( 1 )

75

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2100 van de Commissie van 18 november 2015 tot toelating van methoden voor de indeling van varkenskarkassen in Letland en tot intrekking van Beschikking 2005/307/EG (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7986)

101

 

*

Besluit (EU) 2015/2101 van de Europese Centrale Bank van 5 november 2015 houdende wijziging van Besluit (EU) 2015/774 inzake een overheidsprogramma voor aankoop van activa op secundaire markten (ECB/2015/33)

106

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/848/GBVB van de Raad van 16 december 2011 tot uitvoering van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo ( PB L 335 van 17.12.2011 )

108

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 683/2011 van de Raad van 17 juni 2011 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 57/2011 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden ( PB L 187 van 16.7.2011 )

108

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/1


VERORDENING (EU) 2015/2092 VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

57/TQ104

Lidstaat

Zweden

Bestand

COD/04-N.

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

Noorse wateren ten zuiden van 62° NB

Datum van sluiting

19.10.2015


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2093 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 718/2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (1), en met name artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1085/2006 (de IPA-verordening) zijn de doelstellingen en belangrijkste uitgangspunten voor de pretoetredingssteun aan kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten vastgelegd. De gedetailleerde uitvoeringsregels voor de pretoetredingssteun zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie (2).

(2)

Hoewel de IPA-verordening slechts van toepassing was tot 31 december 2013, blijft zij gelden voor de uitvoering van de tot 31 december 2013 vastgelegde begrotingsmiddelen. Daarnaast is in artikel 212 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) bepaald dat artikel 166, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (4) van toepassing blijft op de tot 31 december 2018 vastgelegde begrotingsmiddelen.

(3)

Met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 kreeg de Commissie de mogelijkheid om trustfondsen van de Unie voor externe maatregelen op te richten en te beheren. Dergelijke trustfondsen van de Unie kunnen een gepaste manier zijn voor de tenuitvoerlegging van pretoetredingssteun met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de IPA-verordening, met name de doelstellingen in het kader van de afdelingen omschakeling en institutionele opbouw, regionale ontwikkeling en ontwikkeling van het menselijk potentieel.

(4)

Het gebruik van een trustfonds van de Unie voor externe maatregelen zou dus een gepaste methode kunnen zijn voor steun in verband met de crisis in Syrië. Sinds het begin van de crisis in Syrië heeft Turkije opmerkelijke inspanningen geleverd bij de opvang van een toenemend aantal vluchtelingen, dat is gestegen tot meer dan 2 miljoen mensen in oktober 2015. Het land staat bijgevolg voor de taak om de onmiddellijke humanitaire behoeften van vluchtelingen te lenigen, waaronder minderjarigen en kwetsbare personen, maar staat ook voor taken op middellange en lange termijn, met name in de regio's die de meeste vluchtelingen opvangen, met betrekking tot sociale diensten, concurrentievermogen, infrastructuur en toegang tot onderwijs, ook voor vluchtelingen.

(5)

Indien de steun uitgevoerd zou worden door het Regionaal Trustfonds van de Europese Unie in respons op de Syrische crisis, zouden deze taken dankzij de bijstand van de Unie in het kader van de afdeling regionale ontwikkeling en de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel van het IPA in Turkije doeltreffender kunnen worden aangepakt. Het Regionaal Trustfonds werd opgericht bij Besluit C(2014) 9615 (5) voor een duur van zestig maanden. Alle financiële bijdragen van de Unie aan het Regionaal Trustfonds moeten verenigbaar zijn met de toepasselijke financiële instrumenten die ertoe bijdragen, inclusief wat betreft het geografische toepassingsgebied.

(6)

De afdeling regionale ontwikkeling van IPA kan bijdragen tot de financiering van het soort activiteiten waarin bij Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6) is voorzien. Dit soort activiteiten omvat de bevordering van: innovatie en ondernemerschap, investeringen die verband houden met watervoorziening en water- en afvalbeheer, de behandeling van afvalwater en luchtkwaliteit, onderwijsinvesteringen, inclusief beroepsopleiding en investeringen in gezondheids- en sociale infrastructuur die bijdragen tot regionale en lokale ontwikkeling.

(7)

De afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel van het IPA kan bijdragen tot de financiering van het soort activiteiten waarin bij Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad (7) is voorzien. Dit soort activiteiten omvat maatregelen die gericht zijn op een grotere deelname aan onderwijs en opleiding in elke levensfase, onder meer via maatregelen om vroegtijdige schooluitval terug te dringen, en op grotere toegang tot initieel onderwijs, beroepsonderwijs en tertiair onderwijs en initiële opleiding, beroepsopleiding en tertiaire opleiding.

(8)

Gezien de bovenstaande overwegingen is het passend te voorzien in de mogelijkheid om overeenkomstig artikel 187 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 opgerichte trustfondsen van de Unie te gebruiken voor de tenuitvoerlegging van pretoetredingssteun.

(9)

Het is met name noodzakelijk te voorzien in de regels betreffende de planning, programmering, verslaglegging, toezicht en opstelling van betalingsaanvragen, alsook het beheer van de bijdrage van het trustfonds van de Unie bij het nastreven van doelstellingen van pretoetredingssteun binnen de respectieve programmagebieden, vooral met betrekking tot de begrotingsuitvoering, publiciteit en subsidiabiliteit.

(10)

Met het oog op de snelle toepassing van de in deze verordening opgenomen maatregelen moet de verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 13 van Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte IPA II-comité (8).

(12)

Verordening (EG) nr. 718/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 718/2007 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Aan artikel 65 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Steun uit hoofde van deze afdeling kan ook worden uitgevoerd door middel van een bijdrage aan een trustfonds van de Unie voor externe maatregelen (trustfondsbijdrage), opgericht overeenkomstig artikel 187 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9), bij het nastreven van de doelstellingen van de desbetreffende programma's binnen het respectieve programmagebied.

(9)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).”."

(2)

Artikel 147, lid 1, onder c), wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt vii) wordt vervangen door:

„vii)

investeringen in onderwijs en opleiding, met inbegrip van beroepsopleiding”;

b)

het volgende punt viii) wordt toegevoegd:

„viii)

investeringen in de gezondheids- en sociale infrastructuur die bijdragen tot de regionale en lokale ontwikkeling.”.

(3)

Het volgende artikel 159 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 159 bis

Bijdrage aan een trustfonds van de Unie voor externe maatregelen

1.   Uit hoofde van de afdeling regionale ontwikkeling en de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel mogen acties worden uitgevoerd via bijdragen aan EU-trustfondsen bij het nastreven van de doelstellingen van het desbetreffende operationele programma binnen het respectieve programmagebied.

2.   Met betrekking tot de trustfondsbijdrage omvat het desbetreffende operationele programma alleen de volgende informatie:

a)

een beknopte beoordeling van de coherentie van die bijdrage met de doelstellingen van het trustfonds;

b)

voor de afdeling regionale ontwikkeling, informatie over het zwaartepunt van de activiteit, ook verwijzend naar de andere zwaartepunten met betrekking tot subsidiabele uitgaven die ook een deel van de beheerskosten van het trustfonds kunnen omvatten, zoals bepaald in artikel 187, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

c)

voor de afdeling ontwikkeling van het menselijk potentieel, informatie over het zwaartepunt van de activiteit, ook verwijzend naar de andere maatregelen van dat zwaartepunt met betrekking tot subsidiabele uitgaven die ook een deel van de beheerskosten van het trustfonds kunnen omvatten, zoals bepaald in artikel 187, lid 7, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

d)

de aanduiding van het trustfonds als eindbegunstigde;

e)

het bedrag van de bijdrage.

3.   De artikelen 150 en 157 zijn niet van toepassing op trustfondsbijdragen.

4.   De trustfondsbijdrage wordt niet onderworpen aan voorafgaande controles overeenkomstig artikel 14, aan toezicht door het sectoraal comité van toezicht overeenkomstig de artikelen 59, 167 en 169, aan de procedure voor de selectie van activiteiten zoals bedoeld in artikel 158, of aan evaluaties overeenkomstig artikel 166.

5.   In de desbetreffende financieringsovereenkomst tussen de Commissie en het begunstigde land worden gedetailleerde uitvoeringsregels met betrekking tot de trustfondsbijdrage beschreven. Waar nodig kunnen deze regels ook in het desbetreffende operationele programma beschreven worden.

De gedetailleerde uitvoeringsregels betreffen met name:

a)

de verplichtingen van de autoriteiten van het begunstigde land;

b)

verslaglegging, evaluatie en toezicht;

c)

bepalingen op grond waarvan het bedrag van de bijdrage of een deel daarvan moet worden terugbetaald, in voorkomend geval, aan het desbetreffende programma in geval van liquidatie van het trustfonds, overeenkomstig artikel 187, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

6.   De uitgaven in verband met een trustfondsbijdrage zijn subsidiabel vanaf de datum van oprichting van het trustfonds.

Bij afsluiting moet op de gecertificeerde uitgavenstaat het totaalbedrag van de bijdrage worden vermeld waarvoor een besluit is vastgesteld over de toewijzing van middelen aan afzonderlijke door het operationele bestuursorgaan van het trustfonds genomen maatregelen tot 31 december 2017, bij het nastreven van de doelstellingen van het desbetreffende programma binnen het respectieve programmagebied.

7.   De laatste zin van de derde alinea van artikel 161, lid 1, is niet van toepassing op een betalingsaanvraag voor een tussentijdse betaling van een trustfondsbijdrage van tot 31 december 2012 vastgelegde begrotingsmiddelen.

De nationale ordonnateur verklaart in de gecertificeerde uitgavenstaat, die uiterlijk op 31 december 2015 ingediend moet worden, dat de bijdrage werd betaald aan het in het desbetreffende programma vastgestelde trustfonds.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

(2)  Verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 170 van 29.6.2007, blz. 1).

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(4)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).

(5)  Besluit C(2014) 9615 van de Commissie van 10 december 2014 betreffende de oprichting van het Regionaal Trustfonds van de Europese Unie in respons op de Syrische crisis, het zogenaamde „Madad-fonds”.

(6)  Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 12).

(8)  Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) (PB L 77 van 15.3.2014, blz. 11).


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2094 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2015

inzake de terugbetaling, overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van de kredieten die zijn overgedragen van begrotingsjaar 2015

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 26, lid 6,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 169, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) kunnen niet-vastgelegde kredieten voor de uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde acties, als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen. Een dergelijke overdracht mag niet hoger zijn dan 2 % van de oorspronkelijke kredieten en dan de in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betalingen die in het vorige begrotingsjaar is toegepast. De overdracht kan leiden tot een aanvullende betaling aan de eindontvangers op wie die aanpassing van toepassing is geweest.

(2)

Overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten, in afwijking van artikel 169, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, de in artikel 169, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 bedoelde overdracht terugbetalen aan de eindontvangers op wie de aanpassingscoëfficiënt van toepassing zal zijn in het begrotingsjaar waarnaar de kredieten worden overgedragen. Deze terugbetaling geldt alleen voor eindontvangers in lidstaten waar in het voorgaande begrotingsjaar de financiële discipline (4) is toegepast.

(3)

Bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag van de overdracht moet overeenkomstig artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 worden uitgegaan van de bedragen van de in artikel 25 van die verordening bedoelde crisisreserve voor de landbouwsector, die aan het eind van het begrotingsjaar niet ter beschikking zijn gesteld voor crisismaatregelen.

(4)

Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1227/2014 van de Commissie (5) wordt de financiële discipline op rechtstreekse betalingen voor kalenderjaar 2014 toegepast om de crisisreserve van 433 miljoen EUR aan te leggen. In begrotingsjaar 2015 is geen beroep gedaan op de crisisreserve.

(5)

Op basis van de uitgavendeclaraties van de lidstaten voor de periode van 16 oktober 2014 tot en met 15 oktober 2015 hebben de lidstaten in begrotingsjaar 2015 een daadwerkelijke verlaging van 409,8 miljoen EUR in het kader van de financiële discipline toegepast.

(6)

Bijgevolg kunnen niet-benutte kredieten ten belope van een bedrag van 409,8 miljoen EUR dat overeenstemt met de in begrotingsjaar 2015 toegepaste financiële discipline en dat binnen het maximum van 2 % van de oorspronkelijke kredieten blijft, worden overgedragen naar begrotingsjaar 2016 nadat de Commissie daartoe overeenkomstig artikel 169, lid 3, vijfde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 heeft besloten.

(7)

Om ervoor te zorgen dat de terugbetaling van deze kredieten aan de eindontvangers in verhouding blijft tot het bedrag van de aanpassing in het kader van de financiële discipline, moet de Commissie bepalen over welke bedragen de lidstaten met het oog op de terugbetaling zullen beschikken.

(8)

Om de lidstaten niet te verplichten tot een extra betaling in verband met deze terugbetaling, dient de onderhavige verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 december 2015. Bijgevolg zijn de bij deze verordening vastgestelde bedragen definitief en gelden zij onverminderd de toepassing van verlagingen overeenkomstig artikel 41, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, onverminderd andere correcties die overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in aanmerking worden genomen in het besluit over de maandelijkse betalingen voor de door de betaalorganen van de lidstaten voor oktober 2015 verrichte uitgaven, onverminderd overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening verrichte inhoudingen en aanvullende betalingen en onverminderd besluiten die in het kader van de goedkeuring van de rekeningen zullen worden genomen.

(9)

Overeenkomstig artikel 169, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 kunnen de niet-vastgelegde kredieten uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen. Daarom moet de Commissie de data bepalen voor de subsidiabiliteit van de uitgaven van de lidstaten in verband met de terugbetaling overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, en moet zij daarbij uitgaan van het landbouwbegrotingsjaar als bepaald in artikel 39 van die verordening.

(10)

Gezien de korte tijdspanne tussen enerzijds de meldingen die de lidstaten hebben gedaan over de besteding van de ELGF-kredieten 2015 in gedeeld beheer voor de periode van 16 oktober 2014 tot en met 15 oktober 2015, en anderzijds de datum waarop deze verordening van toepassing dient te worden, i.e. 1 december 2015, dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij deze verordening zijn de bedragen vastgesteld van de kredieten die overeenkomstig artikel 169, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van begrotingsjaar 2015 worden overgedragen en die overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ter beschikking van de lidstaten worden gesteld voor terugbetaling aan de eindontvangers op wie in begrotingsjaar 2016 de aanpassingscoëfficiënt van toepassing is.

De bedragen die worden overgedragen, vallen onder het in artikel 169, lid 3, vijfde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 bedoelde overdrachtbesluit van de Commissie.

Artikel 2

De uitgaven van de lidstaten in verband met de terugbetaling van de overgedragen kredieten komen enkel in aanmerking voor Uniefinanciering indien de desbetreffende bedragen vóór 16 oktober 2016 aan de begunstigden zijn betaald.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 347.

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(4)  Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is de financiële discipline in begrotingsjaar 2015 niet van toepassing op Bulgarije, Kroatië en Roemenië.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1227/2014 van de Commissie van 17 november 2014 tot vaststelling van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad op de rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingscoëfficiënt voor kalenderjaar 2014 en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 879/2014 van de Commissie (PB L 331 van 18.11.2014, blz. 6).


BIJLAGE

Overgedragen kredieten — bedragen die beschikbaar zijn voor terugbetaling

(bedrag in EUR)

België

6 288 982

Tsjechië

10 759 194

Denemarken

10 873 619

Duitsland

58 750 752

Estland

1 169 016

Ierland

12 903 416

Griekenland

16 705 610

Spanje

53 390 829

Frankrijk

88 569 550

Italië

31 012 148

Cyprus

358 950

Letland

1 312 744

Litouwen

3 277 932

Luxemburg

383 255

Hongarije

13 724 881

Malta

34 561

Nederland

9 323 434

Oostenrijk

6 729 968

Polen

22 604 718

Portugal

6 448 884

Slovenië

876 855

Slowakije

5 282 221

Finland

5 438 416

Zweden

7 499 878

Verenigd Koninkrijk

36 083 758


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2095 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

50,7

MA

75,7

MK

43,3

ZZ

56,6

0707 00 05

AL

73,2

TR

142,8

ZZ

108,0

0709 93 10

MA

52,9

TR

165,7

ZZ

109,3

0805 20 10

CL

185,6

MA

92,5

TR

83,5

ZZ

120,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

TR

66,7

ZZ

66,7

0805 50 10

TR

97,0

ZZ

97,0

0806 10 10

BR

288,7

EG

234,4

PE

283,2

TR

177,6

ZZ

246,0

0808 10 80

CA

158,0

CL

84,3

MK

29,8

NZ

161,0

ZA

158,6

ZZ

118,3

0808 30 90

BA

92,6

CN

74,3

TR

123,7

ZZ

96,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/13


BESLUIT (GBVB) 2015/2096 VAN DE RAAD

van 16 november 2015

over het standpunt van de Europese Unie betreffende de Achtste Conferentie ter toetsing van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 12 december 2003 een EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen die er onder meer op gericht is het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens („BTWC”) aan te scherpen, verder na te denken over de verificatie van het BTWC, de universalisering en de nationale uitvoering van dit verdrag te ondersteunen, onder andere via strafwetgeving, en de naleving te verbeteren.

(2)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 28 april 2004 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1540 (2004) aangenomen, waarin de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor als een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid wordt aangemerkt. Met de uitvoering van de bepalingen van deze resolutie wordt een bijdrage geleverd aan de uitvoering van het BTWC.

(3)

De VN-Veiligheidsraad heeft op 26 augustus 1988 Resolutie 620 (1988) aangenomen, waarin de secretaris-generaal er onder meer toe wordt aangemoedigd onverwijld een onderzoek in te stellen naar beschuldigingen betreffende het eventuele gebruik van chemische, bacteriologische (biologische) wapens of toxinewapens waardoor het Protocol inzake het verbod van het gebruik tijdens oorlogshandelingen van verstikkende, giftige of andere gassen en van vormen van bacteriologische oorlogsvoering („het Protocol van Genève van 1925”) zou worden geschonden. Op 20 september 2006 heeft de Algemene Vergadering de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties aangenomen, die gehecht is aan Resolutie 60/288 van de Algemene Vergadering van 8 september 2006, waarin de lidstaten van de Verenigde Naties („VN”) de secretaris-generaal aansporen de lijst van deskundigen en laboratoria alsmede technische richtsnoeren en procedures die hem ter beschikking staan te actualiseren voor het tijdig en doeltreffend onderzoeken van beweerd gebruik.

(4)

Op 27 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB (1) inzake het BTWC vastgesteld, teneinde het universele karakter van het BTWC te bevorderen en de uitvoering ervan door de verdragsstaten te ondersteunen, opdat deze de internationale verplichtingen van het BTWC omzetten in hun nationale wetgeving en bestuursmaatregelen.

(5)

Parallel aan Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB heeft de Europese Unie een Actieplan inzake biologische en toxinewapens (2), waarin de lidstaten toezeggen jaarlijks in april de resultaten van vertrouwenwekkende maatregelen aan de VN voor te leggen, en lijsten van geschikte deskundigen en laboratoria bij de secretaris-generaal van de VN in te dienen, teneinde onderzoeken naar beweerd gebruik van chemische of biologische wapens te vergemakkelijken.

(6)

Op 20 maart 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2006/242/GBVB (3) vastgesteld betreffende de Zesde Conferentie ter toetsing van het BTWC.

(7)

Op 10 november 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB (4) inzake het BTWC vastgesteld, teneinde het universele karakter van het BTWC te bevorderen, de verdragsstaten te steunen bij de uitvoering van het BTWC, de verdragsstaten aan te sporen om verklaringen inzake vertrouwenwekkende maatregelen („CBM-verklaringen”) in te dienen, en steun te verlenen aan het intersessionele proces van het BTWC.

(8)

De Raad heeft op 18 juli 2011 Besluit 2011/429/GBVB (5) met betrekking tot het standpunt van de Unie voor de zevende toetsingsconferentie inzake het BTWC vastgesteld.

(9)

Op de zevende toetsingsconferentie inzake het BTWC is besloten het mandaat van de ondersteunende eenheid voor de uitvoering van het verdrag („Implementation Support Unit — ISU”) met vijf jaar te verlengen (2012-2016) en de taken van de ISU uit te breiden met de tenuitvoerlegging van het besluit om de database voor verzoeken en voorstellen met betrekking tot bijstand aan te leggen en te beheren en de bijbehorende informatie-uitwisseling tussen de verdragsstaten te bevorderen, en met het leveren van de nodige ondersteuning bij de implementatie door de verdragsstaten van de besluiten en aanbevelingen van de zevende toetsingsconferentie.

(10)

De Zevende Toetsingsconferentie bepaalde dat de Achtste Toetsingsconferentie uiterlijk in 2016 in Genève zal plaatsvinden en de werking van het BTWC zal evalueren, met inachtneming van onder meer:

i)

nieuwe wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen met relevantie voor het BTWC;

ii)

de vorderingen van de verdragsstaten met de uitvoering van de verplichtingen krachtens het BTWC;

iii)

de vorderingen met de implementatie van de tijdens de Zevende Toetsingsconferentie overeengekomen besluiten en aanbevelingen.

(11)

Op 23 juli 2012 heeft de Raad Besluit 2012/421/GBVB (6) inzake het BTWC vastgesteld, teneinde het universele karakter van het BTWC te bevorderen, de verdragsstaten te steunen bij de uitvoering van het BTWC, de verdragsstaten aan te sporen om CBM-verklaringen in te dienen, en steun te verlenen aan het intersessionele proces van het BTWC.

(12)

In het licht van de komende Conferentie ter toetsing van het BTWC die plaatsvindt van november tot december 2016 moet het standpunt van de Unie worden geactualiseerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Unie zal zich er in de aanloop naar en tijdens de Achtste Conferentie ter toetsing van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC), met name voor inzetten dat de verdragsstaten de onderstaande prioriteiten bespreken:

a)

scheppen en onderhouden van vertrouwen in de naleving, middels een reeks specifieke in dit besluit beschreven maatregelen;

b)

ondersteunen van de nationale uitvoering, onder meer door meer overleg te plegen met niet-gouvernementele belanghebbenden;

c)

steun verlenen aan het mechanisme van de secretaris-generaal van de VN voor het onderzoeken van beweerd gebruik van biologische wapens en agentia door middel van de verdere ontwikkeling van de operationele vermogens ervan als een middel om de artikelen VI en VIII van het BTWC aan te scherpen, en

d)

de universalisering van het BTWC bevorderen.

Doel van de Unie is een evaluatie van de werking van het BTWC en het intersessionele proces 2012-2015, aan te zetten tot concrete acties en te zoeken naar opties om het BTWC verder aan te scherpen. In dit verband zal de Unie concrete voorstellen voorleggen aan de Achtste Toetsingsconferentie in 2016 die door die Conferentie moeten worden aangenomen.

Artikel 2

Ter verwezenlijking van de in artikel 1 vervatte doelstellingen moet de Unie:

a)

bijdragen aan een volledige evaluatie van de werking van het BTWC tijdens de Achtste Toetsingsconferentie, ook inzake de uitvoering van de toezeggingen van de verdragsstaten in het kader van het BTWC, en het verloop en de resultaten van het intersessionele programma 2012-2015;

b)

steun geven aan een nieuw materieel werkprogramma dat de beperkingen van eerdere intersessionele programma's wegneemt, tussen de Achtste en de Negende Toetsingsconferentie, door middel van het aannemen van nadere werkwijzen voor verdere vooruitgang in het kader van dat programma, met als doel het BTWC doeltreffender te maken;

c)

steun verlenen aan een Negende Toetsingsconferentie van het BTWC, uiterlijk in 2021;

d)

bijdragen aan een consensus voor het welslagen van de Achtste Toetsingsconferentie op basis van het kader dat tijdens voorgaande conferenties is vastgesteld, en onder meer de volgende essentiële doelstellingen bevorderen:

i)

hoewel er momenteel geen consensus is over verificatie, blijft dat een centraal element van een volledige en doeltreffende regeling voor ontwapening en non-proliferatie en de Unie werkt aan het omschrijven van opties die in een nieuw intersessioneel programma en daarna wellicht bijdragen aan meer vertrouwen in de naleving en aan de daadwerkelijke uitvoering van het doel en de doelstelling van het BTWC. De Verdragsstaten zouden, onder meer via interactieve informatie-uitwisselingen (zoals verplichte of vrijwillige verklaringen) en grotere transparantie inzake hun vermogens, activiteiten en acties, moeten kunnen aantonen dat zij het Verdrag naleven, alsook middels vrijwillige en andere plaatselijke maatregelen, zoals overeengekomen; voorstellen die zijn gedaan tijdens het intersessioneel programma 2012-2015 en de resultaten van het programma bieden hiervoor een basis;

ii)

waar nodig ondersteunen en versterken van nationale uitvoeringsmaatregelen, waaronder bestuursrechtelijke, justitiële en strafwetgeving, en controle over ziekteverwekkende micro-organismen en toxinen in het kader van het BTWC; verdere maatregelen kunnen worden overwogen en beslissingen genomen over de middelen en manieren om de nationale implementatie te verbeteren: contact en overleg met niet-gouvernementele belanghebbenden op nationaal, regionaal en globaal niveau over hun rol bij het propageren van de doelstellingen van het BTWC en de uitvoering ervan; voortgezette steun voor de aanneming van passende normen inzake maatregelen voor bioveiligheid en biobeveiliging, bewustmaking van mensen die in particuliere en de openbare sector op deze gebieden werkzaam zijn, opleidings- en onderwijsprogramma's voor hen die toegang hebben tot biologische agentia en toxinen die onder het BTWC vallen, bevordering van een cultuur van verantwoordelijkheid onder mensen die op nationaal niveau in de betreffende sectoren werken en de vrijwillige ontwikkeling, aanneming en verspreiding van gedragscodes; stimulering van de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de Resoluties 1540 (2004) en 1673 (2006) van de VN-Veiligheidsraad, indien relevant voor het uitbannen van het risico dat biologische of toxinewapens worden aangeschaft of gebruikt voor terroristische doeleinden, met inbegrip van het risico dat niet-statelijke actoren toegang krijgen tot materialen, apparatuur en kennis die kunnen worden gebruikt bij de ontwikkeling en de productie van biologische en toxinewapens;

iii)

universele toetreding van alle staten tot het BTWC, waarbij alle staten die nog geen partij zijn bij het BTWC worden opgeroepen onverwijld toe te treden en zich wettelijk te verbinden tot ontwapening inzake en non-proliferatie van biologische en toxinewapens, en waarbij deze staten, in afwachting van hun toetreding tot het BTWC, ertoe worden aangespoord als waarnemer deel te nemen aan de bijeenkomsten van de verdragstaten en op vrijwillige basis de bepalingen van het BTWC uit te voeren, en waarbij wordt aanbevolen een actieplan inzake universalisering aan te nemen, dat wordt gecoördineerd door de ISU en geëvalueerd in speciale vergaderingen tijdens de bijeenkomsten tussen de toetsingsconferenties;

iv)

ervoor ijveren dat de bepalingen betreffende het verbod op biologische en toxinewapens tot een wereldwijd bindende internationale rechtsregel worden uitgeroepen, onder meer door de universele toepassing van het BTWC;

v)

inspanningen ter vergroting van de transparantie en voor het scheppen van vertrouwen in de naleving, met inbegrip van noodzakelijke en realiseerbare herzieningen van de huidige vertrouwenwekkende maatregelen; de Unie is bereid te werken aan de versterking van de vertrouwenwekkende maatregelen door maatregelen aan te duiden die de rechtstreekse relevantie ervan voor de kerndoelstellingen, nl. transparantie creëren en voorkomen dat vermoedens en zorgen ontstaan, verhogen; voortgezette steun voor een vrijwillige collegiale toetsing als een waardevol instrument voor het vergroten van de transparantie tussen de verdragsstaten, dat het vertrouwen in de naleving van het BTWC vergroot en de nationale uitvoering versterkt via de uitwisseling van beste praktijken, dat de belanghebbenden beter bekend maakt met de uitvoeringsvereisten en de internationale samenwerking op dit gebied intensiveert;

vi)

de operationele vermogens versterken van het mechanisme van de secretaris-generaal van de VN voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische en biologische wapens, onder meer door uitbreiding van het aantal deskundigen, opleiding en door oefeningen ten kantore en in het veld; afzonderlijke werkzaamheden kunnen bijdragen tot het versterken van artikel VI en indirect van artikel VII van het BTWC;

vii)

het nemen van besluiten over het verlenen van bijstand en het verzorgen van coördinatie in het kader van artikel VII van het BTWC met relevante organisaties op verzoek van een verdragsstaat in geval van vermeend gebruik van biologische of toxine wapens, inclusief het verbeteren van de nationale vermogens inzake controle, detectie en diagnose van ziektes en inzake volksgezondheidsstelsels als eerste verdedigingslinie;

viii)

meer transparantie omtrent samenwerking en bijstand in samenhang met artikel X van het BTWC, rekening houdend met de mandaten, het werk en de deskundigheid van andere internationale organisaties; de Unie zal de concrete toepassing van artikel X van het BTWC via haar verschillende bijstandsprogramma's blijven steunen en is bereid verder te gaan met de uitwerking van gemeenschappelijke visies, die de basis vormt voor doeltreffende maatregelen met betrekking tot samenwerking voor vreedzame doeleinden in het kader van het BTWC; verdere maatregelen die besproken kunnen worden en beslissingen die genomen kunnen worden, behelzen het intensiveren van de internationale samenwerking, bijstand en uitwisseling op het gebied van de biowetenschappen en -technologie voor vreedzame doeleinden, en stimulering van capaciteitsopbouw op het gebied van controle, opsporing en diagnose van ziekten en beheersing van infectieziekten; de EU zal steun blijven verlenen aan het beheren van de databank inzake samenwerking en bijstand en zal waar passend proberen het nut ervan te verhogen; steun verlenen aan onder meer de wereldpartnerschapsprogramma's van de G-7, Unie-programma's ter zake en de doelstellingen van de Global Health Security Agenda, gericht op steun voor de uitvoering van de Internationale Gezondheidsregels en ontwapening, controle en beveiliging van gevoelig materiaal, gevoelige installaties en expertise, waar dit passend is;

ix)

ondersteuning van een werkwijze met frequentere en gerichtere beoordelingen van relevante wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die gevolgen zouden kunnen hebben voor het BTWC; deze werkwijze zou kunnen inhouden dat er een permanente adviesfunctie inzake wetenschap en technologie in de ISU wordt ingesteld, evenals een meer inhoudelijk herzieningsproces als een centraal onderdeel van een nieuw intersessioneel werkprogramma, zodat relevante evenementen en werkzaamheden van internationale academies en de verdragsstaten op een meer geïntegreerde en gecoördineerde wijze aan bod komen.

Artikel 3

Teneinde de naleving te versterken, bevordert de Unie grotere relevantie en het integrale karakter van formulieren inzake vertrouwenwekkende maatregelen („CBM-formulieren”) door:

a)

bespreking van de jaarlijkse CBM-formulieren als het reguliere nationale instrument voor het afleggen van verklaringen over uitvoering en naleving, en verdere ontwikkeling ervan met dit doel voor ogen;

b)

maximale vermindering van eventuele nog bestaande complexiteiten van de CBM-formulieren en wegnemen van mogelijke dubbelzinnigheden;

c)

de ISU ertoe aan te zetten een grotere rol te spelen in het ondersteunen van nationale contactpunten bij het selecteren van hun vertrouwenwekkende maatregelen, middels regionale seminars en opleiding voor de elektronische indiening van CBM-formulieren;

d)

te werken aan grotere deelname aan, en de kwaliteit en het integrale karakter van de vertrouwenwekkende maatregelen, door middel van uitbreiding van de elektronische faciliteit voor vertrouwenwekkende maatregelen en deze, evenals de gids inzake vertrouwenwekkende maatregelen, op de BTWC-website beschikbaar te maken in alle officiële talen van de VN.

Artikel 4

Naast de doelstellingen van artikel 1 steunt de Unie het versterken van de rol van de ISU. De Unie steunt in het bijzonder:

a)

de verlenging van het mandaat van de ISU met vijf jaar;

b)

opneming van verdere activiteiten in het mandaat van de ISU ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van een herzien en versterkt intersessioneel werkprogramma, als voorgesteld in artikel 5 hieronder;

c)

de ontwikkeling van een doeltreffender systeem voor het beoordelen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen en de gevolgen ervan voor het BTWC, onder meer middels de instelling van een permanente adviesfunctie inzake wetenschap en technologie alsmede een verbindingsfunctie in de ISU;

d)

de aanneming van een actieplan voor universalisering, dat door de ISU moet worden gecoördineerd;

e)

een rol voor de ISU in het ondersteunen van de nationale contactpunten van de verdragsstaten bij het compileren en indienen van CBM-formulieren zoals vermeld in artikel 3;

f)

een adequate uitbreiding van het huidige ISU-personeel om te voldoen aan de nieuwe doelstellingen en de in dit artikel bedoelde activiteiten uit te voeren.

Artikel 5

Ter ondersteuning van de toetsing en ter versterking van het intersessionele programma steunt de Unie met name:

a)

onderstaande punten voor een nieuw intersessioneel programma, hetzij als intersessionele thema's hetzij via speciale werkgroepen, of beide:

i)

nationale uitvoering en naleving;

ii)

verdere werkzaamheden in verband met vertrouwenwekkende maatregelen na de Achtste Toetsingsconferentie;

iii)

bijstand en samenwerking uit hoofde van artikel VII van het BTWC;

iv)

wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen;

v)

herziening van de werkwijze van het Consultatief Comité;

vi)

universalisering zoals voorgesteld in artikel 6;

b)

ondersteuning van het opstellen van nationale regelgevingskaders inzake bioveiligheid en biobeveiliging; hoewel passende normen inzake bioveiligheid en biobeveiliging voor laboratoria in geen enkel opzicht in de plaats komen van een nalevingsregeling, kunnen het vaststellen en uitdragen van dergelijke normen afzonderlijke verdragsstaten op lange termijn helpen bij de uitvoering van de verplichtingen uit hoofde van het BTWC; zij zouden, naast andere maatregelen, ook een nuttig instrument kunnen zijn om de naleving aan te tonen; bespreking van dit onderwerp met onder meer de daarvoor in aanmerking komende laboratoria, bioveiligheidsorganisaties en bedrijfstakken, zou een onderdeel kunnen vormen van een nieuw intersessioneel werkprogramma;

c)

ondersteuning van vrijwillige collegiale toetsingen met een rol voor verdragsstaten in de context van het BTWC; het doel van een collegiale toetsing is de nationale uitvoering te verbeteren en geruststelling te bieden inzake de naleving door middel van informatie-uitwisseling en meer transparantie over bijvoorbeeld vermogens, activiteiten en acties voor de uitvoering en intenties inzake de naleving;

d)

ondersteuning van meer besluitvaardigheid in het intersessionele proces door een aantal mogelijkheden te verkennen, zoals duidelijk omschreven besluitvormingsbevoegdheden voor specifieke werkterreinen.

Artikel 6

Teneinde de universalisering van het BTWC kracht bij te zetten, ondersteunt de Unie:

a)

de aanneming van een actieplan voor universalisering, gecoördineerd door de ISU, met concrete stappen en activiteiten; het actieplan kan activiteiten bevatten als stimuleringsevenementen, gezamenlijke demarches, vertaling van relevante documenten, alsmede prikkels zoals informatie-uitwisseling over het bijstandsaanbod; dit actieplan zou tijdens elke bijeenkomst van de verdragsstaten worden geëvalueerd en zo nodig gewijzigd;

b)

de organisatie van speciale bijeenkomsten of vergaderingen van werkgroepen over universalisering tijdens het intersessionele proces, teneinde de stimuleringsactiviteiten tussen diverse actoren te coördineren en regionale initiatieven te plannen.

Artikel 7

De Unie ondersteunt inspanningen die gericht zijn op de versterking van het mechanisme van de secretaris-generaal van de VN voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische en biologische wapens, in het bijzonder door het waarborgen van de doeltreffendheid van de bepalingen van het mechanisme en het doen van praktische stappen in die richting, zoals het verlenen van ondersteuning aan opleidingsprogramma's, met inbegrip van het aanbieden van ruimte voor het houden van oefeningen, en het ontwikkelen van een systeem van analytische laboratoria.

Artikel 8

De Unie ondersteunt inspanningen die gericht zijn op het aanscherpen van artikel VII van het BTWC tijdens de Achtste Toetsingsconferentie en kijkt daarbij naar inspanningen die elders worden gedaan om internationale capaciteiten op te bouwen voor respons op uitbraken van besmettelijke ziekten.

Artikel 9

Het optreden van de Unie voor de in dit besluit vermelde doelen omvat:

a)

het op grond van het hierboven uiteengezette standpunt indienen door de Unie en haar lidstaten van voorstellen voor specifieke, praktische en uitvoerbare regelingen voor een doeltreffende versterking van de uitvoering van het BTWC; deze voorstellen zullen tijdens de Achtste Toetsingsconferentie ter bespreking worden voorgelegd aan de verdragsstaten;

b)

waar passend, demarches van de hoge vertegenwoordiger of de delegaties van de Unie;

c)

verklaringen die de hoge vertegenwoordiger of de delegatie van de Unie bij de Verenigde Naties vóór en tijdens de Achtste Toetsingsconferentie afleggen.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op de datum van vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB van de Raad van 27 februari 2006 betreffende de ondersteuning van het BTWC in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 65 van 7.3.2006, blz. 51).

(2)  PB C 57 van 9.3.2006, blz. 1.

(3)  Gemeenschappelijk Standpunt 2006/242/GBVB van de Raad van 20 maart 2006 betreffende de Conferentie ter toetsing van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in 2006 (PB L 88 van 25.3.2006, blz. 65).

(4)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/858/GBVB van de Raad van 10 november 2008 ter ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 302 van 13.11.2008, blz. 29).

(5)  Besluit 2011/429/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de Zevende Toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 42).

(6)  Besluit 2012/421/GBVB van de Raad van 23 juli 2012 betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 196 van 24.7.2012, blz. 61).


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/19


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2097 VAN DE COMMISSIE

van 26 oktober 2015

tot oprichting van het Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur voor een geïntegreerd koolstofobservatiesysteem (ICOS ERIC)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (1), en met name artikel 6, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden hebben de Commissie verzocht het Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur voor een geïntegreerd koolstofobservatiesysteem (ICOS ERIC) op te richten. De Zwitserse Bondsstaat zal als waarnemer aan ICOS ERIC deelnemen.

(2)

Het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk Noorwegen en het Koninkrijk Zweden zijn overeengekomen dat de Republiek Finland als gastlidstaat voor ICOS ERIC zal fungeren.

(3)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 723/2009, het verzoek beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat aan de voorschriften van die verordening is voldaan.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 20 van Verordening (EG) nr. 723/2009 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur voor een geïntegreerd koolstofobservatiesysteem, ICOS ERIC genaamd, wordt opgericht.

2.   De statuten van ICOS ERIC zijn opgenomen in de bijlage. De statuten worden actueel gehouden en worden ter beschikking gesteld van het publiek op de website van ICOS ERIC en op zijn statutaire zetel.

3.   De essentiële elementen van de statuten die overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 723/2009 slechts kunnen worden gewijzigd na goedkeuring door de Commissie, zijn opgenomen in de artikelen 1, 2, 16, 18, 19, 22, 23 en 24.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1.


BIJLAGE

STATUTEN VAN HET CONSORTIUM VOOR EEN EUROPESE ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR VOOR EEN GEÏNTEGREERD KOOLSTOFOBSERVATIESYSTEEM (ICOS ERIC)

HET KONINKRIJK BELGIË

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND

DE FRANSE REPUBLIEK

DE ITALIAANSE REPUBLIEK

DE REPUBLIEK FINLAND

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

HET KONINKRIJK NOORWEGEN

HET KONINKRIJK ZWEDEN

Hierna „de leden” genoemd,

en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT

Hierna „de waarnemer” genoemd,

OVERWEGENDE dat de leden ervan overtuigd zijn dat het aanpakken van de klimaatverandering als gevolg van antropogene emissies van broeikasgassen (BKG) een wereldwijde uitdaging is en dat onderzoek en voortdurende observatie op lange termijn vereist zijn voor een beter begrip van (BKG-) emissies en putten, de gevolgen ervan voor aardsystemen, en de beheersopties;

IN AANMERKING NEMEND dat de observatie van essentiële klimaatvariabelen, met inbegrip van BKG, nodig is ter ondersteuning van de werkzaamheden van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Intergouvernementeel Panel over klimaatverandering (IPCC);

ER MET NADRUK OP WIJZEND dat het UNFCCC zijn partijen verzoekt de systematische observatie van BKG te bevorderen en daarbij samen te werken via samenwerking met het mondiale klimaatobservatiesysteem (GCOS), de klimaatobservatiecomponent van het wereldwijde systeem van systemen voor aardobservatie (GEOSS);

GEZIEN het belang van het nationale BKG-onderzoek en de observatiecapaciteiten ervan, en de noodzaak van de totstandbrenging van coördinatie op Europees niveau, in de vorm van een onderzoeksinfrastructuur voor een geïntegreerd koolstofobservatiesysteem (ICOS);

OVERWEGENDE dat de leden onderzoek mogelijk willen maken ter verbetering van het begrip van de regionale begrotingen van BKG-bronnen en -putten, de menselijke en natuurlijke drijvende factoren daarachter en de controlemechanismen, door zeer nauwkeurige BKG-observatie op lange termijn te ontwikkelen;

OVERWEGENDE dat de leden grote gebruikersgemeenschappen toegang tot de ICOS-gegevens willen verschaffen, onderzoek, onderwijs en innovatie met elkaar willen verbinden om technologische ontwikkelingen te bevorderen, en onafhankelijke gegevens willen verstrekken om bij te dragen aan de analyse van emissie-inventarissen;

MET HET VERZOEK aan de Europese Commissie om de infrastructuur ICOS op te richten als een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ICOS ERIC),

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Naam, statutaire zetel en werktaal

1.   Er wordt een Consortium voor onderzoeksinfrastructuur voor een geïntegreerd koolstofobservatiesysteem, „ICOS ERIC”, tot stand gebracht.

2.   ICOS ERIC heeft zijn statutaire zetel in Helsinki, Finland (de „gaststaat”).

3.   De werktaal van ICOS ERIC is het Engels.

Artikel 2

Taken en activiteiten

1.   De hoofdtaak van ICOS ERIC bestaat erin een gedistribueerde onderzoeksinfrastructuur voor een geïntegreerd koolstofobservatiesysteem (ICOS RI) tot stand te brengen, de werkzaamheden van ICOS RI te coördineren, informatie van ICOS RI te verspreiden onder gebruikersgemeenschappen, en aan de hand van BKG-observatiesystemen geïntegreerde gegevens en analyses vast te stellen.

2.   ICOS ERIC verstrekt effectieve toegang tot coherente en nauwkeurige gegevens om onderzoek op het gebied van de meerschalige analyse van BKG-emissies en -putten en de drijvende processen daarachter te vergemakkelijken door meetprotocollen, langetermijngegevens en gegevensproducten beschikbaar te stellen. Technologische ontwikkelingen en demonstraties met betrekking tot BKG worden bevorderd door onderzoek, onderwijs en innovatie met elkaar te verbinden. Daartoe onderneemt en coördineert ICOS ERIC activiteiten, waaronder (niet-limitatieve lijst):

a)

kwantificering van atmosferische BKG-concentraties en van terrestrische en oceanische stromen over Europa en belangrijke regio's van Europees belang, met inbegrip van de Noordelijke Atlantische Oceaan;

b)

facilitering van Europese onderzoekprogramma's en -projecten;

c)

bevordering van de mobiliteit van kennis en/of onderzoekers in de Europese Onderzoeksruimte (EOR) en intensivering van het gebruik van het intellectuele potentieel in heel Europa;

d)

coördinatie en ondersteuning van de ontwikkeling van technologie en protocollen voor hoogwaardige en kostenefficiënte metingen van BKG-concentraties en -stromen, die ook buiten Europa moeten worden bevorderd;

e)

verstrekking van tijdige informatie die relevant is voor de beleids- en besluitvorming inzake BKG;

f)

facilitering van de analyse van activiteiten op het gebied van koolstofvastlegging en/of vermindering van de BKG-uitstoot op mondiaal niveau wat de samenstelling van de atmosfeer betreft, met inbegrip van de toewijzing van bronnen en putten naar geografische regio's en bedrijfstakken;

g)

facilitering van de doelstellingen van ICOS RI teneinde een model op te stellen voor de toekomstige ontwikkeling van soortgelijke geïntegreerde en operationele BKG-observatienetwerken buiten Europa;

h)

wetenschappelijke en beheerstechnische beoordeling van de activiteiten, de strategische oriëntatie en de werking van alle componenten van ICOS RI door externe beoordelaars.

3.   ICOS ERIC opereert op niet-economische basis. Om innovatie en de overdracht van kennis en technologie verder te bevorderen, kunnen beperkte economische activiteiten worden uitgevoerd, mits zij nauw verband houden met de hoofdtaak en zij de volbrenging ervan niet in gevaar brengen.

HOOFDSTUK 2

LEDEN EN WAARNEMERS

Artikel 3

Lidmaatschap, waarnemer en vertegenwoordigende entiteit

1.   De volgende entiteiten kunnen lid of waarnemer van ICOS ERIC worden:

a)

lidstaten van de Unie;

b)

geassocieerde landen;

c)

derde landen die geen geassocieerd land zijn;

d)

intergouvernementele organisaties.

2.   De in lid 1 bedoelde entiteiten kunnen lid van ICOS ERIC worden als zij bijdragen aan de werking van ICOS ERIC en/of als gastheer optreden voor de centrale faciliteit van ICOS en/of nationale netwerken van ICOS.

3.   ICOS ERIC heeft als leden ten minste een lidstaat en twee andere landen die hetzij lidstaat, hetzij een geassocieerd land zijn.

4.   Lidstaten of geassocieerde landen hebben samen de meerderheid van de stemrechten in de algemene vergadering. Wijzigingen in de stemrechten die nodig zijn om ervoor te zorgen dat ICOS ERIC te allen tijde aan die vereiste voldoet, worden door de algemene vergadering vastgesteld.

5.   Een lid of een waarnemer kan zich laten vertegenwoordigen door één of meer publiekrechtelijke entiteiten, inclusief regio's of privaatrechtelijke entiteiten met een publieke taak, die hij zelf heeft gekozen en overeenkomstig zijn eigen regels en procedures heeft aangewezen. Een lid of een waarnemer stelt de voorzitter van de algemene vergadering in kennis van elke wijziging met betrekking tot de vertegenwoordigende entiteit.

6.   De lijst van de leden en waarnemers en hun vertegenwoordigende entiteiten is opgenomen in bijlage 1. Bijlage 1 wordt actueel gehouden door de voorzitter van de algemene vergadering of een door hem gemachtigde persoon.

Artikel 4

Toelating van leden en waarnemers

1.   Voor de toelating van leden gelden de volgende voorwaarden:

a)

de in artikel 3, lid 2, bedoelde entiteiten dienen een schriftelijke aanvraag in bij de voorzitter van de algemene vergadering;

b)

in de aanvraag wordt beschreven hoe de aanvrager bij ICOS RI zal worden betrokken, hoe hij zal deelnemen aan de uitvoering van de in artikel 2 omschreven taken en activiteiten van ICOS ERIC, en hoe hij de in artikel 6, lid 2, vermelde verplichtingen zal nakomen;

c)

voor de toelating van nieuwe leden is de goedkeuring van de algemene vergadering vereist.

2.   Voor de toelating van waarnemers gelden de volgende voorwaarden:

a)

de in artikel 3, lid 3, bedoelde entiteiten dienen een schriftelijke aanvraag in bij de voorzitter van de algemene vergadering;

b)

in de aanvraag wordt beschreven hoe de aanvrager bij ICOS RI zal worden betrokken, of hij zal deelnemen aan de uitvoering van de in artikel 2 omschreven doelstellingen en taken van ICOS ERIC, en hoe hij de in artikel 6, lid 4, vermelde verplichtingen van waarnemers zal nakomen;

c)

voor de toelating van een waarnemer is de goedkeuring van de algemene vergadering vereist.

3.   Een waarnemer kan voor een termijn van maximaal drie jaar worden toegelaten. De algemene vergadering kan die eerste termijn op verzoek van de waarnemer eenmaal met dezelfde duur verlengen. In uitzonderlijke gevallen kan de algemene vergadering meer dan één verlenging van de status van waarnemer aanvaarden.

Artikel 5

Uittreding van een lid of waarnemer/Beëindiging van het lidmaatschap of de status van waarnemer

1.   Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van het besluit van de Commissie tot oprichting van ICOS ERIC mag een lid niet uittreden, tenzij de algemene vergadering het verzoek van het lid om vroeger uit te treden inwilligt.

2.   Na de in lid 1 bedoelde termijn mag een lid aan het eind van een begrotingsjaar uittreden, mits het kennis geeft van zijn voornemen om uit te treden door twaalf maanden van tevoren een officieel verzoek te richten tot de voorzitter van de algemene vergadering.

3.   Een waarnemer kan aan het eind van een begrotingsjaar uittreden, mits hij kennis geeft van zijn voornemen om uit te treden door zes maanden van tevoren een officieel verzoek te richten tot de voorzitter van de algemene vergadering.

4.   Een uittredend lid of uittredende waarnemer komt alle verplichtingen na, met inbegrip van financiële verplichtingen, die hij vóór zijn uittreding heeft aangegaan.

5.   De algemene vergadering kan het lidmaatschap of de status van waarnemer beëindigen als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het lid of de waarnemer schiet ernstig tekort in de nakoming van een of meer van zijn verplichtingen op grond van deze statuten;

b)

het lid of de waarnemer heeft nagelaten een dergelijke tekortkoming binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving ervan te verhelpen, en

c)

het lid of de waarnemer is in de gelegenheid gesteld om tegenover de algemene vergadering zijn standpunt betreffende een eventueel besluit tot beëindiging uiteen te zetten.

Artikel 6

Rechten en verplichtingen van leden en waarnemers

1.   Leden hebben het recht:

a)

vertegenwoordigende entiteiten aan te wijzen;

b)

deel te nemen aan en te stemmen in de algemene vergadering;

c)

toegang te verkrijgen tot de diensten en activiteiten die ICOS ERIC voor zijn onderzoeksgemeenschap coördineert.

2.   Ieder lid:

a)

betaalt de jaarlijkse ledencontributie zoals gespecificeerd in bijlage 2;

b)

verleent zijn vertegenwoordigers die aan de algemene vergadering deelnemen, volledige bevoegdheid om hem te vertegenwoordigen;

c)

zorgt voor de toepassing van relevante normen en instrumenten in de activiteiten van de nationale netwerken van ICOS;

d)

voorziet in de nodige infrastructuur en middelen voor de activiteiten van de nationale netwerken van ICOS en de centrale faciliteiten van ICOS waarvoor het als gastheer optreedt;

e)

bevordert het gebruik van door ICOS ERIC gecoördineerde gegevens en diensten bij onderzoekers in zijn land, verzamelt feedback van gebruikers en brengt hun behoeften in kaart.

3.   Waarnemers hebben het recht:

a)

vertegenwoordigende entiteiten aan te wijzen;

b)

aan de algemene vergadering deel te nemen zonder stemrecht.

Een waarnemer kan nog andere rechten hebben die de algemene vergadering hem overeenkomstig de in de interne voorschriften vastgestelde procedure heeft verleend.

4.   Iedere waarnemer:

a)

betaalt de jaarlijkse waarnemerscontributie zoals gespecificeerd in bijlage 2;

b)

vervult elke andere verplichting die tussen hem en ICOS ERIC is overeengekomen en die door de algemene vergadering is goedgekeurd.

HOOFDSTUK 3

BESTUUR EN BEHEER VAN ICOS ERIC

Artikel 7

Bestuur

1.   ICOS ERIC omvat de volgende organen: de algemene vergadering, de wetenschappelijke adviesraad, de ethische adviesraad, en de directeur-generaal, met ondersteuning van het comité voor de ICOS-onderzoeksinfrastructuur. De algemene vergadering kan nog andere adviesorganen oprichten die het passend acht.

2.   Tussen ICOS ERIC en de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de centrale faciliteiten en de nationale netwerken van ICOS worden specifieke overeenkomsten gesloten waarin de taken en verantwoordelijkheden, met inbegrip van de financiële verplichtingen, worden omschreven.

Artikel 8

Algemene vergadering: samenstelling, vergaderingen en procedures

1.   De algemene vergadering is het bestuurslichaam van ICOS ERIC en is samengesteld uit vertegenwoordigers van de leden en waarnemers van ICOS ERIC. Elk lid mag ten hoogste drie vertegenwoordigers hebben. Een waarnemer mag één vertegenwoordiger in de algemene vergadering hebben.

2.   De algemene vergadering kiest uit de vertegenwoordigers een voorzitter en een vicevoorzitter voor een termijn van twee jaar, die tweemaal kan worden verlengd.

3.   De algemene vergadering wordt bijeengeroepen en voorgezeten door de voorzitter. Bij diens afwezigheid wordt de algemene vergadering voorgezeten door de vicevoorzitter.

4.   De algemene vergadering komt ten minste eenmaal per jaar bijeen, is verantwoordelijk voor de algemene leiding en supervisie van ICOS ERIC, en beslist over de strategische oriëntatie en de structuur van ICOS RI.

5.   Er kan om een buitengewone zitting van de algemene vergadering worden verzocht door ten minste een derde van de leden.

6.   Een lid kan door een ander lid worden vertegenwoordigd als de voorzitter van de algemene vergadering daarvan schriftelijk in kennis wordt gesteld. Een lid kan niet meer dan één ander lid vertegenwoordigen.

7.   Besluiten van de algemene vergadering kunnen ook via een schriftelijke procedure worden genomen.

8.   De algemene vergadering stelt haar reglement van orde vast.

Artikel 9

Stemrechten

1.   Elk lid heeft ten minste één stem die wordt aangevuld met een extra stem voor een lid dat als gastheer optreedt voor een centrale faciliteit van ICOS, het Carbon Portal of het hoofdkantoor, en een extra stem voor een lid dat als gastheer optreedt voor vier ICOS-stations van klasse 1 van ten minste twee verschillende soorten (atmosfeer, ecosysteem, oceaan). Een lid heeft maximaal drie stemmen.

2.   Leden met meer dan één stem kunnen hun stemmen niet splitsen.

3.   De voorzitter, of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter, heeft geen stemrecht. Het lid dat de voorzitter/vicevoorzitter levert, kan een andere vertegenwoordiger aanwijzen.

Artikel 10

Besluiten

1.   Om het quorum te halen, moet twee derde van alle leden vertegenwoordigd zijn.

2.   De algemene vergadering neemt met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigde leden besluiten over de volgende aangelegenheden:

a)

voorstellen tot wijziging van de statuten van ICOS ERIC;

b)

liquidatie en afwikkeling van ICOS ERIC.

3.   De algemene vergadering neemt met een meerderheid van twee derde van de stemmen van de vertegenwoordigde leden besluiten over de volgende aangelegenheden:

a)

goedkeuring van de jaarrekening van ICOS ERIC;

b)

aanvaarding van het jaarlijkse activiteitenverslag van ICOS RI;

c)

goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's en kennisneming van de begrotingen en de indicatieve financiële vijfjarenplannen van de centrale faciliteiten van ICOS;

d)

goedkeuring van de jaarlijkse begroting;

e)

goedkeuring van de strategie van ICOS ERIC;

f)

vaststelling van haar reglement van orde;

g)

vaststelling van de interne voorschriften;

h)

benoeming en ontslag van de directeur-generaal, en benoeming en ontslag van de leden van het comité voor de ICOS-onderzoeksinfrastructuur;

i)

benoeming en ontslag van de wetenschappelijke adviesraad van ICOS ERIC;

j)

goedkeuring van de nieuwe leden en waarnemers;

k)

beëindiging van lidmaatschap of status van waarnemer;

l)

goedkeuring van belangrijke overeenkomsten die van aanzienlijk belang zijn voor de werkzaamheden van ICOS RI;

m)

oprichting van adviesorganen;

n)

verlenging van de bestaansduur van ICOS ERIC.

4.   Besluiten van de algemene vergadering over de volgende aangelegenheden vereisen a) een meerderheid van twee derde van de stemmen van de vertegenwoordigde leden, en b) een meerderheid van twee derde van de jaarlijkse ledencontributies die voor het laatste volledige begrotingsjaar zijn betaald:

a)

de hoogte van de jaarlijkse ledencontributies. Elke wijziging in de contributiestructuur die resulteert in een hogere contributie ter ondersteuning van een van de volgende componenten van ICOS RI: hoofdkantoor, Carbon Portal of een centrale faciliteit van ICOS, moet worden goedgekeurd door het lid/de leden dat/die als gastheer optreedt/optreden voor de desbetreffende faciliteit;

b)

het besluit om centrale faciliteiten van ICOS als cruciaal voor de werkzaamheden van ICOS RI te erkennen;

c)

de goedkeuring van de vervroegde uittreding van een lid als bedoeld in artikel 5, lid 1.

5.   Alle andere besluiten van de algemene vergadering worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen van de vertegenwoordigde leden.

Artikel 11

Directeur-generaal

1.   De directeur-generaal van ICOS ERIC wordt door de algemene vergadering benoemd volgens een door de algemene vergadering vastgestelde procedure. De ambtstermijn van de directeur-generaal bedraagt vijf jaar en kan tweemaal worden verlengd.

2.   De directeur-generaal vertegenwoordigt ICOS ERIC in rechte.

3.   De directeur-generaal is belast met het dagelijkse beheer van ICOS ERIC en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de algemene vergadering genomen besluiten, met inbegrip van het jaarlijkse werkprogramma en de jaarlijkse begroting, alsook voor het toezicht op en de coördinatie van de activiteiten van ICOS RI.

4.   De directeur-generaal, wiens kantoor is gevestigd op de statutaire zetel van ICOS, is verantwoordelijk voor het beheer van het personeel en de activiteiten van het hoofdkantoor en het Carbon Portal overeenkomstig de begroting van ICOS ERIC.

Artikel 12

Wetenschappelijke adviesraad

1.   De algemene vergadering richt een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad op.

2.   Het lidmaatschap en het reglement van orde van de wetenschappelijke adviesraad worden bij besluiten van de algemene vergadering vastgesteld en in de interne voorschriften opgenomen.

3.   De wetenschappelijke adviesraad:

a)

ziet toe op de wetenschappelijke kwaliteit van de activiteiten van ICOS RI;

b)

geeft feedback en doet aanbevelingen ter ontwikkeling van de activiteiten van ICOS RI;

c)

legt jaarlijks aanbevelingen voor aan de algemene vergadering.

Artikel 13

Ethische adviesraad

1.   De algemene vergadering richt een onafhankelijke ethische adviesraad op die advies en periodieke verslagen over ethische kwesties uitbrengt. De ethische adviesraad bestaat uit drie tot vijf onafhankelijke personen.

2.   Het lidmaatschap en het reglement van orde van de ethische adviesraad worden bij besluiten van de algemene vergadering vastgesteld en in de interne voorschriften opgenomen.

Artikel 14

Comité voor de ICOS-onderzoeksinfrastructuur

1.   Ten behoeve van ICOS ERIC wordt een comité voor de ICOS-onderzoeksinfrastructuur (ICOS RI-comité) opgericht. Het ICOS RI-comité bestaat uit één vertegenwoordiger van het hoofdkantoor, één van het Carbon Portal, één van elke centrale faciliteit van ICOS en één van elke monitoringstationgroep; een dergelijke groep bestaat uit wetenschappelijke en technische deskundigen van de nationale netwerken van ICOS.

2.   Het ICOS RI-comité stelt zijn reglement van orde vast.

3.   De directeur-generaal raadpleegt het ICOS RI-comité over alle algemene aangelegenheden, onder meer over het opstellen van voorstellen voor de algemene vergadering tot vaststelling en wijziging van jaarlijkse werkprogramma's betreffende ICOS RI, teneinde de consistentie, de samenhang en de stabiliteit van de diensten van de onderzoeksinfrastructuur te waarborgen.

4.   De vergaderingen van het ICOS RI-comité worden door de directeur-generaal bijeengeroepen.

HOOFDSTUK 4

CONTRIBUTIES, AANSPRAKELIJKHEID, VERZEKERING EN RAPPORTAGE

Artikel 15

Contributies en financieringsprincipes

1.   De leden en waarnemers betalen jaarlijkse contributies zoals beschreven in bijlage 2.

2.   De jaarlijkse leden- en waarnemerscontributies zijn contante contributies. De contributieprincipes worden in bijlage 2 aangegeven en zullen in de interne voorschriften nader worden omschreven.

3.   Andere contributies dan de jaarlijkse contributie aan ICOS ERIC kunnen door leden en waarnemers individueel of in samenwerking met andere leden, waarnemers of derden worden verstrekt.

4.   ICOS ERIC kan na goedkeuring door de algemene vergadering ook donaties, schenkingen en andere contributies ontvangen.

5.   De middelen van ICOS ERIC worden gebruikt voor de in deze statuten bepaalde doelstellingen.

6.   Het begrotingsjaar van ICOS ERIC begint elk jaar op 1 januari en eindigt op 31 december.

7.   De rekeningen van ICOS ERIC gaan vergezeld van een verslag over het beheer op financieel en begrotingsgebied in het betrokken begrotingsjaar.

8.   Wat de opstelling, neerlegging, controle en openbaarmaking van de jaarrekening betreft, valt ICOS ERIC onder het toepasselijke recht.

Artikel 16

Aansprakelijkheid en verzekering

1.   ICOS ERIC is aansprakelijk voor zijn schulden.

2.   De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van ICOS ERIC is beperkt tot hun respectieve jaarlijkse contributie.

3.   ICOS ERIC sluit de nodige verzekeringen af om de risico's van zijn activiteiten te dekken.

Artikel 17

Rapportage

1.   ICOS ERIC brengt een jaarlijks activiteitenverslag uit waarin met name de wetenschappelijke, operationele en financiële aspecten van zijn activiteiten worden behandeld. Het verslag wordt door de algemene vergadering goedgekeurd en binnen zes maanden na afloop van het overeenkomstige begrotingsjaar bij de Commissie en de betrokken overheidsinstanties ingediend. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

2.   ICOS ERIC stelt de Commissie in kennis van elke omstandigheid die de volbrenging van de taken van ICOS ERIC ernstig in gevaar dreigt te brengen of dreigt te verhinderen dat ICOS ERIC de voorschriften van Verordening (EG) nr. 723/2009 naleeft.

HOOFDSTUK 5

BELEID

Artikel 18

Gegevensbeleid en beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten

1.   De gegevens van ICOS RI alsook de intellectuele-eigendomsrechten en andere kennis die verband houden met de gegevens van ICOS RI en die in het kader van ICOS RI worden geproduceerd en ontwikkeld, behoren toe aan de entiteit of de persoon die ze heeft gegenereerd. Het gebruik van de gegevens van ICOS RI wordt door de gegevensverstrekkers aan ICOS ERIC toegestaan overeenkomstig de in het ICOS-gegevensbeleidsdocument omschreven voorwaarden.

2.   ICOS ERIC stelt gemeenschappelijke beginselen en regels vast om de toegang tot de wetenschappelijke kennis van ICOS RI te waarborgen. De gegevensverstrekkers en auteurs worden op passende wijze erkend.

Artikel 19

Toegangsbeleid voor gebruikers en verspreidingsbeleid

1.   ICOS ERIC stelt veilige, eerlijke en transparante procedures vast om alle gegevensgebruikers toegang tot de ICOS-gegevens te verlenen.

2.   Indien de toegang van onderzoekers tot de faciliteiten en diensten van ICOS RI om capaciteitsredenen moet worden beperkt, worden de selectiecriteria volgens de in de interne voorschriften beschreven procedure gebaseerd op de wetenschappelijke excellentie van de voorstellen.

3.   De gegevensverstrekkers en ICOS ERIC moedigen onderzoekers aan hun onderzoeksresultaten openbaar te maken en verzoeken onderzoekers uit de aangesloten landen hun resultaten via ICOS ERIC beschikbaar te stellen.

4.   Teneinde diverse doelgroepen te bereiken, maakt ICOS ERIC gebruik van verschillende kanalen, zoals een internetportaal, nieuwsbrieven, workshops, aanwezigheid op conferenties, en artikelen in tijdschriften en dagbladen.

Artikel 20

Evaluatie

1.   Om de vijf jaar voert een onafhankelijk panel van internationale externe beoordelaars van de hoogste kwaliteit, die door de algemene vergadering worden aangewezen, de volgende beoordelingen uit:

a)

wetenschappelijke en beheerstechnische beoordeling van de activiteiten van ICOS ERIC;

b)

beoordeling van de activiteiten van ICOS RI, zijn wetenschappelijke en strategische oriëntatie en de werking van alle componenten van ICOS RI.

Het panel gaat zorgvuldig na of aan de behoeften van de gebruikers wordt voldaan.

2.   Over de resultaten van de in lid 1 bedoelde beoordelingen wordt aan de algemene vergadering verslag uitgebracht.

Artikel 21

Werkgelegenheid

ICOS ERIC past als werkgever het beginsel van gelijke kansen toe. Alle vacatures bij ICOS ERIC worden openbaar aangekondigd.

Artikel 22

Aanbestedingsbeleid en belastingvrijstelling

1.   ICOS ERIC behandelt gegadigden voor en inschrijvers op aanbestedingen gelijk en zonder te discrimineren, ongeacht of ze al dan niet in de Europese Unie gevestigd zijn. In het aanbestedingsbeleid van ICOS ERIC worden de beginselen van transparantie, non-discriminatie en mededinging toegepast.

2.   De directeur-generaal is verantwoordelijk voor alle aanbestedingen van ICOS ERIC. De aanbestedingen worden bekendgemaakt op de website van ICOS ERIC en in de landen van de leden en waarnemers. Het besluit tot gunning van een opdracht wordt bekendgemaakt en omvat een volledige motivering. ICOS ERIC stelt zijn eigen aanbestedingsbeleid vast.

3.   Bij aanbestedingen door leden en waarnemers met betrekking tot de activiteiten van ICOS ERIC wordt de nodige aandacht besteed aan de door de desbetreffende instanties voor ICOS ERIC aangegeven behoeften, technische vereisten en specificaties.

4.   Het aanbestedingsbeleid van ICOS ERIC wordt, waar dit mogelijk is, voor de gehele ICOS RI toegepast.

5.   Belastingvrijstellingen op basis van artikel 143, lid 1, onder g), en artikel 151, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (1) en overeenkomstig de artikelen 50 en 51 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (2) zijn niet hoger dan de belasting over de toegevoegde waarde voor de goederen en diensten die voor officieel gebruik door ICOS ERIC bestemd zijn, waarvan de waarde meer bedraagt dan 250 EUR en die volledig worden betaald en verkregen door ICOS ERIC. De belastingvrijstellingen gelden voor niet-economische activiteiten. Zij gelden niet voor economische activiteiten. Deze vrijstellingen gelden niet voor aanbestedingen door individuele leden. Verder zijn er geen beperkingen van toepassing.

HOOFDSTUK 6

DUUR, LIQUIDATIE, GESCHILLEN, OPRICHTINGSBEPALINGEN

Artikel 23

Duur

ICOS ERIC wordt opgericht voor een periode van aanvankelijk twintig jaar, die bij besluit van de algemene vergadering kan worden verlengd.

Artikel 24

Liquidatie en insolventie

1.   Voor de liquidatie van ICOS ERIC is overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder b), een besluit van de algemene vergadering vereist; de liquidatie wordt binnen tien dagen na vaststelling ervan ter kennis van de Europese Commissie gebracht.

2.   Activa die resteren na betaling van de schulden van ICOS ERIC, worden over de leden verdeeld naar rato van hun gecumuleerde contributie aan ICOS ERIC over de vijf opeenvolgende jaren vóór de liquidatie.

3.   Na afsluiting van de liquidatieprocedure stelt ICOS ERIC de Commissie daarvan onverwijld en in ieder geval binnen tien dagen in kennis.

4.   ICOS ERIC houdt op te bestaan op de dag waarop de Europese Commissie het bericht dienaangaande in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt.

5.   Indien ICOS ERIC op enig moment niet in staat is zijn schulden te betalen, stelt het de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 25

Interne voorschriften

Deze statuten worden ten uitvoer gelegd door middel van door de algemene vergadering vast te stellen interne voorschriften.

Artikel 26

Wijziging van de statuten

1.   Wijzigingen kunnen door elk lid of door de directeur-generaal aan de algemene vergadering worden voorgesteld.

2.   Voorstellen tot wijziging van deze statuten kunnen door de algemene vergadering worden vastgesteld en overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 723/2009 aan de Commissie worden voorgelegd.

Artikel 27

Toepasselijk recht

De oprichting en interne werking van ICOS ERIC vallen onder:

a)

het recht van de Unie, en met name Verordening (EG) nr. 723/2009;

b)

het recht van de gaststaat voor aangelegenheden die niet (of slechts gedeeltelijk) door het recht van de Unie worden geregeld;

c)

deze statuten en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 28

Geschillen

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd inzake geschillen tussen de leden met betrekking tot ICOS ERIC, inzake geschillen tussen leden en ICOS ERIC, en inzake alle geschillen waarbij de Unie partij is.

2.   De wetgeving van de Unie inzake rechterlijke bevoegdheid is van toepassing op geschillen tussen ICOS ERIC en derden. Voor geschillen die niet onder de wetgeving van de Unie vallen, wordt overeenkomstig het recht van de gaststaat bepaald welk gerecht bevoegd is voor de beslechting van het geschil in kwestie.

Artikel 29

Beschikbaarheid van de statuten

De statuten worden actueel gehouden en openbaar gemaakt op de website van ICOS ERIC en op de statutaire zetel.

Artikel 30

Oprichtingsbepalingen

1.   Zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van het besluit van de Commissie tot oprichting van ICOS ERIC roept de gaststaat de algemene vergadering bijeen voor een oprichtingsvergadering.

2.   Voordat de oprichtingsvergadering wordt gehouden en uiterlijk vijfenveertig kalenderdagen na de inwerkingtreding van het besluit van de Commissie tot oprichting van ICOS ERIC stelt de gaststaat de oprichtende leden en waarnemers, zoals vermeld in bijlage 1, in kennis van eventuele specifieke urgente juridische stappen die namens ICOS ERIC moeten worden ondernomen. De juridische stappen worden ondernomen door een persoon die daartoe naar behoren door de gaststaat is gemachtigd, tenzij een lid daartegen bezwaar maakt binnen vijf werkdagen na ontvangst van de desbetreffende kennisgeving.


(1)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).

BIJLAGE 1

LEDEN EN WAARNEMERS EN HUN HUIDIGE VERTEGENWOORDIGENDE ENTITEITEN

Deze bijlage bevat een lijst van de leden en waarnemers en van de entiteiten die hen vertegenwoordigen.

LEDEN

Land of intergouvernementele organisatie

Vertegenwoordigende entiteit

HET KONINKRIJK BELGIË

BELGIAN SCIENCE POLICY OFFICE (BELSPO)

DE REPUBLIEK FINLAND

MINISTRY OF EDUCATION AND CULTURE;

MINISTRY OF TRANSPORT AND COMMUNICATIONS

DE FRANSE REPUBLIEK

FRENCH ALTERNATIVE ENERGIES AND ATOMIC ENERGY COMMISSION (CEA);

NATIONAL CENTRE FOR SCIENTIFIC RESEARCH (CNRS);

FRENCH NATIONAL INSTITUTE FOR AGRICULTURAL RESEARCH (INRA)

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND

FEDERAL MINISTRY OF TRANSPORT (BMVI)

DE ITALIAANSE REPUBLIEK

CONSIGLIO NATIONALE DELLE RISERCHE — DIPARTIMENTO DI SCIENZE DEL SISTEMA TERRA E TECNOLOGIE AMBIENTALI (CNR-DTA);

CENTRO EURO-MEDITERRANEO SUI CAMBIAMENTI CLIMATICI (CMCC);

ICOS-IT, JOINT RESEARCH UNIT

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

NEDERLANDSE ORGANISATIE VOOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK (NWO)

HET KONINKRIJK NOORWEGEN

THE RESEARCH COUNCIL OF NORWAY

HET KONINKRIJK ZWEDEN

SWEDISH RESEARCH COUNCIL

WAARNEMERS

Land of intergouvernementele organisatie

Vertegenwoordigende entiteit

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT

ETH ZURICH

BIJLAGE 2

JAARLIJKSE CONTRIBUTIES

WOORD VOORAF

De financiering van de nationale netwerken van ICOS wordt nationaal georganiseerd en maakt geen deel uit van de contributies van de gastlanden. De centrale faciliteiten van ICOS, die buiten ICOS ERIC functioneren, hetzij als nationale of als multinationale consortia, worden grotendeels gefinancierd door de gastlanden en in mindere mate door ICOS ERIC via hertoewijzing van jaarlijkse contributies. De geïntegreerde activiteiten van ICOS ERIC worden gefinancierd met jaarlijkse contributies en extra gastlandcontributies.

BEGINSELEN

De jaarlijkse ledencontributie aan ICOS ERIC is gebaseerd op de volgende variabelen:

gewone basiscontributie (50 % van de gewone contributies),

gewone contributie op basis van het bni (50 % van de gewone contributies),

contributies op basis van de stations.

De gastlanden dienen aan ICOS ERIC een extra gastlandcontributie te betalen (HK, CP).

Een waarnemer betaalt een jaarlijkse waarnemerscontributie die op dezelfde wijze berekend wordt als de ledencontributie.

Leden of waarnemers die tot ICOS ERIC toetreden, betalen de volledige jaarlijkse contributie voor het jaar waarin zij toetreden.

De jaarlijkse contributies van intergouvernementele organisaties worden bij besluit van de algemene vergadering vastgesteld.

De begroting en de activiteiten van ICOS ERIC zullen worden aangepast aan de inkomsten.

Initiële toezeggingen

Voor het einde van de eerste periode van vijf jaar neemt de algemene vergadering een besluit over de berekeningsmethode voor volgende perioden.

a)

De initiële toezegging voor leden bedraagt vijf jaar (behoudens andersluidend besluit van de AV). Er is geen initiële toezegging voor waarnemers.

b)

De indicatieve inkomstenstructuur van ICOS ERIC voor vijf jaar wordt hierna weergegeven (tabel 1) en is gebaseerd op een geraamde deelname van de landen die de intentieverklaring hebben ondertekend.

c)

De maximale relatieve extra gastlandcontributie voor de eerste vijfjarenbegroting van het hoofdkantoor of het Carbon Portal bedraagt maximaal 80 % van de jaarlijkse begroting van elke component.

d)

De initiële totale vijfjarenbegroting van ICOS RI wordt gedetailleerd weergegeven in het financiële plan (locatie nog te bepalen).

e)

De jaarlijkse contributies zijn vermeld in tabel 2. Opmerking: de begroting is een raming op basis van de in 2013 door landen te kennen gegeven intentie om tot ICOS ERIC toe te treden. Zij zal door de eerste AV worden herzien op basis van het definitieve ledental.

Tabel 1

Overzicht van de inkomsten- en uitgavenstructuur van ICOS ERIC voor de eerste vijf jaar, berekend op basis van de ramingen in tabel 2

Inkomsten (duizend EUR)

2015

2016

2017

2018

2019

Gewone basiscontributie

166

154

154

154

154

Gewone contributie op basis van het bni

176

171

171

171

171

Contributie op basis van de stations

616

859

859

859

859

Extra gastlandcontributie (HK)

950

950

950

950

950

Extra gastlandcontributie (CP)

859

859

859

859

859

Totaal

2 767

2 993

2 993

2 993

2 993

 

 

 

 

 

 

Uitgaven (duizend EUR)

2015

2016

2017

2018

2019

Hoofdkantoor en gemeenschappelijke activiteiten

1 135

1 126

1 126

1 126

1 126

Acitiviteiten van het Carbon Portal

1 016

1 008

1 008

1 008

1 008

Activiteiten van centrale faciliteiten

616

859

859

859

859

Totaal

2 767

2 993

2 993

2 993

2 993


Tabel 2

Geraamde jaarlijkse contributies en extra gastlandcontributies aan ICOS ERIC voor de eerste vijf operationele jaren

Landen die lid/waarnemer (*) zijn

Jaarlijkse contributie

2015

2016

2017

2018

2019

België

TOTAAL

57 836

95 199

95 199

95 199

95 199

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

7 625

7 407

7 407

7 407

7 407

Contributie op basis van de stations

31 750

70 650

70 650

70 650

70 650

Duitsland

TOTAAL

205 424

288 461

288 461

288 461

288 461

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

54 012

52 468

52 468

52 468

52 468

Contributie op basis van de stations

132 950

218 850

218 850

218 850

218 850

Finland

TOTAAL

112 938

133 009

133 009

133 009

133 009

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

3 877

3 766

3 766

3 766

3 766

Contributie op basis van de stations

90 600

112 100

112 100

112 100

112 100

Extra gastlandcontributie

900 000

900 000

900 000

900 000

900 000

Frankrijk

TOTAAL

163 087

182 067

182 067

182 067

182 067

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

42 026

40 825

40 825

40 825

40 825

Contributie op basis van de stations

102 600

124 100

124 100

124 100

124 100

Extra gastlandcontributie

50 000

50 000

50 000

50 000

50 000

Italië

TOTAAL

95 052

92 796

92 796

92 796

92 796

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

32 790

31 853

31 853

31 853

31 853

Contributie op basis van de stations

43 800

43 800

43 800

43 800

43 800

Nederland

TOTAAL

57 237

66 314

66 314

66 314

66 314

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

12 375

12 021

12 021

12 021

12 021

Contributie op basis van de stations

26 400

37 150

37 150

37 150

37 150

Extra gastlandcontributie

139 338

139 338

139 338

139 338

139 338

Noorwegen

TOTAAL

89 285

109 272

109 272

109 272

109 272

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

6 773

6 579

6 579

6 579

6 579

Contributie op basis van de stations

64 050

85 550

85 550

85 550

85 550

Zweden (1)

TOTAAL

123 133

153 851

153 851

153 851

153 851

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

7 472

7 258

7 258

7 258

7 258

Contributie op basis van de stations

97 200

129 450

129 450

129 450

129 450

Extra gastlandcontributie

719 259

719 259

719 259

719 259

719 259

Zwitserland (*)

TOTAAL

54 114

63 281

63 281

63 281

63 281

Gewone basiscontributie

18 462

17 143

17 143

17 143

17 143

Gewone contributie op basis van het bni

9 253

8 988

8 988

8 988

8 988

Contributie op basis van de stations

26 400

37 150

37 150

37 150

37 150

TOTAAL-GENERAAL

2 766 703

2 992 848

2 992 848

2 992 848

2 992 848


(1)  De totale jaarlijkse contributie voor Zweden zal maximaal 7 750 000 SEK bedragen.


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/35


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2098 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2015

houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7716)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 52,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (2) en, met ingang van 1 januari 2015, overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 dient de Commissie de nodige verificaties te verrichten, de resultaten daarvan mee te delen aan de lidstaten, kennis te nemen van de opmerkingen van de lidstaten, bilaterale besprekingen te initiëren om met de betrokken lidstaten overeenstemming te bereiken en haar conclusies formeel aan deze laatste mee te delen.

(2)

De lidstaten hebben de gelegenheid gekregen een verzoek tot inleiding van een bemiddelingsprocedure in te dienen. Van deze mogelijkheid is in sommige gevallen gebruikgemaakt en de verslagen met de bevindingen zijn door de Commissie onderzocht.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen uitsluitend landbouwuitgaven worden gefinancierd die zijn verricht op een wijze die niet in strijd is met de regelgeving van de Unie.

(4)

Uit de verrichte verificaties, de resultaten van de bilaterale besprekingen en de bemiddelingsprocedures is gebleken dat een deel van de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven niet aan deze voorwaarde voldoet en derhalve niet uit het ELGF of het Elfpo mag worden gefinancierd.

(5)

Aangegeven moet worden welke bedragen niet als ten laste van het ELGF en het Elfpo worden erkend. Het gaat daarbij niet om uitgaven die zijn gedaan vóór de periode van 24 maanden die voorafging aan het tijdstip waarop de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de lidstaten heeft meegedeeld.

(6)

Voor de gevallen waarop het onderhavige besluit betrekking heeft, heeft de Commissie de lidstaten in een syntheseverslag de raming meegedeeld van de uitgaven die aan financiering moeten worden onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de regelgeving van de Unie zijn verricht.

(7)

Met het onderhavige besluit wordt niet vooruitgelopen op de financiële consequenties die de Commissie zou kunnen trekken uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaken die op 1 september 2015 aanhangig waren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde bedragen betreffende de uitgaven van erkende betaalorganen van de lidstaten die ten laste van het ELGF of het Elfpo zijn gedeclareerd, worden aan financiering door de Unie onttrokken.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 13 november 2015.

Voor de Commissie

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1).


BIJLAGE

Begrotingspost: 05070107

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

PT

Onregelmatigheden

2011

Door wijziging van de PACA ontsnapten deze zaken aan de 50/50-regel

EENMALIG

 

EUR

– 88 813,21

0,00

– 88 813,21

 

Certificering

2011

ELGF niet-GBCS — meest waarschijnlijke fout

EENMALIG

 

EUR

– 337 112,22

0,00

– 337 112,22

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming in het LPIS, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

842 101,13

0,00

842 101,13

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Tekortkoming in het LPIS, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

128,16

0,00

128,16

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Tekortkoming in het LPIS, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

772 454,04

0,00

772 454,04

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Tekortkoming in het LPIS, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 18,01

0,00

– 18,01

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Tekortkoming in het LPIS, aanvraagjaar 2011

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

717 437,91

0,00

717 437,91

 

 

 

 

 

 Totaal PT:

EUR

1 906 177,80

0,00

1 906 177,80


Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

EUR

1 906 177,80

0,00

1 906 177,80

Begrotingspost: 6701

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

DE

Certificering

2010

ELGF niet-GBCS — bekende fout

EENMALIG

 

EUR

– 264 813,77

0,00

– 264 813,77

 

Groenten en fruit — uitzonderlijke steunmaatregelen

2011

Mecklenburg-Voorpommeren: producten uit de markt genomen vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 585/2011

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 4 917,03

0,00

– 4 917,03

 

Certificering

2010

Meest waarschijnlijke fout voor de niet-GBCS-populatie van het ELGF

EENMALIG

 

EUR

– 97 582,36

0,00

– 97 582,36

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Niet-extrapolatie van resultaten van controles ter plaatse, aanvraagjaren 2010-2012

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 93 482,99

0,00

– 93 482,99

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Niet-extrapolatie van resultaten van controles ter plaatse, aanvraagjaren 2010-2012

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 36 627,26

0,00

– 36 627,26

 

Groenten en fruit — uitzonderlijke steunmaatregelen

2011

Rijnland-Palts: beheers- en controlesysteem vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 585/2011

EENMALIG

 

EUR

– 194 499,62

0,00

– 194 499,62

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2011

Tekortkomingen bij de erkenning van PO 139040000019 — regio Mecklenburg-Voorpommeren

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 129 432,74

0,00

– 129 432,74

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2012

Tekortkomingen bij de erkenning van PO 139040000019 — regio Mecklenburg-Voorpommeren

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 147 300,28

0,00

– 147 300,28

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2013

Tekortkomingen bij de erkenning van PO 139040000019 — regio Mecklenburg-Voorpommeren

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 150 064,03

0,00

– 150 064,03

 

_Terugvorderingen

2014

Terugvordering ten onrechte stopgezet

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 2 481 722,50

0,00

– 2 481 722,50

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij landschapselementen, aanvraagjaren 2009-2011

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 370 623,93

0,00

– 370 623,93

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Tekortkoming bij landschapselementen, aanvraagjaren 2009-2011

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 357 838,28

0,00

– 357 838,28

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Tekortkoming bij landschapselementen, aanvraagjaren 2009-2011

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 105 163,65

0,00

– 105 163,65

 

 

 

 

 

Totaal DE:

EUR

– 4 434 068,44

0,00

– 4 434 068,44

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

ES

Certificering

2011

Bekende fout

EENMALIG

 

EUR

– 3 998,89

0,00

– 3 998,89

 

Andere rechtstreekse steun — plantaardige producten (Posei)

2008

Tekortkomingen in SIGPAC met impact op areaalgebonden aanvullende steun voor bananen

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 135 979,57

0,00

– 135 979,57

 

Andere rechtstreekse steun — plantaardige producten (Posei)

2009

Tekortkomingen in SIGPAC met impact op areaalgebonden aanvullende steun voor bananen

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 308 720,40

0,00

– 308 720,40

 

Andere rechtstreekse steun — Posei

2010

Tekortkomingen in SIGPAC met impact op areaalgebonden aanvullende steun voor bananen

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 306 723,00

0,00

– 306 723,00

 

Andere rechtstreekse steun — Posei

2011

Tekortkomingen in SIGPAC met impact op areaalgebonden aanvullende steun voor bananen

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 123 456,00

0,00

– 123 456,00

 

Andere rechtstreekse steun — Posei

2012

Tekortkomingen in SIGPAC met impact op areaalgebonden aanvullende steun voor bananen

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 122 037,12

0,00

– 122 037,12

 

 

 

 

 

Totaal ES:

EUR

– 1 000 914,98

0,00

– 1 000 914,98

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

FR

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2013

Tekortkomingen bij de controle van maatregelen inzake runderen (kalveren) op grond van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 406 858,17

0,00

– 406 858,17

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2014

Tekortkomingen bij de controle van maatregelen inzake runderen (kalveren) op grond van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 442 175,48

0,00

– 442 175,48

 

Wijn — herstructurering

2009

Betaling van de steun vóór de voltooiing van de herstructureringsactiviteiten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 606 952,96

0,00

– 606 952,96

 

Wijn — herstructurering

2010

Betaling van de steun vóór de voltooiing van de herstructureringsactiviteiten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 4 372 246,97

0,00

– 4 372 246,97

 

Wijn — herstructurering

2011

Betaling van de steun vóór de voltooiing van de herstructureringsactiviteiten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 5 707 849,36

0,00

– 5 707 849,36

 

 

 

 

 

Totaal FR:

EUR

– 11 536 082,94

0,00

– 11 536 082,94

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

GB

Groenten en fruit — operationele programma's

2005

Niet-subsidiabele uitgaven

EENMALIG

 

EUR

– 1 465 892,11

– 54 831,07

– 1 411 061,04

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2006

Niet-subsidiabele uitgaven

EENMALIG

 

EUR

– 242 089,88

– 46 800,46

– 195 289,42

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2007

Niet-subsidiabele uitgaven

EENMALIG

 

EUR

– 1 233 634,25

– 238 484,38

– 995 149,87

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2008

Niet-subsidiabele uitgaven (uitsluiting)

EENMALIG

 

EUR

– 13 400,14

0,00

– 13 400,14

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2009

Niet-subsidiabele uitgaven (uitsluiting)

EENMALIG

 

EUR

– 59 288,47

0,00

– 59 288,47

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2010

Niet-subsidiabele uitgaven (uitsluiting)

EENMALIG

 

EUR

– 22 715,72

0,00

– 22 715,72

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2008

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (100 % uitsluiting van 16 niet-conforme producentenorganisaties)

EENMALIG

 

EUR

– 3 656 140,55

0,00

– 3 656 140,55

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2009

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (100 % uitsluiting van 16 niet-conforme producentenorganisaties)

EENMALIG

 

EUR

– 6 184 584,80

0,00

– 6 184 584,80

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2010

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (100 % uitsluiting van 16 niet-conforme producentenorganisaties)

EENMALIG

 

EUR

– 3 480 891,95

0,00

– 3 480 891,95

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2011

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (100 % uitsluiting van 16 niet-conforme producentenorganisaties)

EENMALIG

 

EUR

– 427 546,59

0,00

– 427 546,59

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2012

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (100 % uitsluiting van 16 niet-conforme producentenorganisaties)

EENMALIG

 

EUR

– 2 147,73

0,00

– 2 147,73

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2008

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (extrapolatie)

EENMALIG

 

EUR

– 3 667 910,51

0,00

– 3 667 910,51

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2009

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (extrapolatie)

EENMALIG

 

EUR

– 7 235 505,78

0,00

– 7 235 505,78

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2010

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (extrapolatie)

EENMALIG

 

EUR

– 4 245 105,28

0,00

– 4 245 105,28

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2011

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (extrapolatie)

EENMALIG

 

EUR

– 543 884,27

0,00

– 543 884,27

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2012

Niet-naleving van de erkenningscriteria voor producentenorganisaties (extrapolatie)

EENMALIG

 

EUR

– 26 234,21

0,00

– 26 234,21

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2008

Tekortkomingen bij de essentiële controles in de operationele programma's van de producentenorganisaties

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 1 116 828,27

– 733 745,12

– 383 083,15

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2009

Tekortkomingen bij de essentiële controles in de operationele programma's van de producentenorganisaties

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 2 321 311,07

– 1 347 937,91

– 973 373,16

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2010

Tekortkomingen bij de essentiële controles in de operationele programma's van de producentenorganisaties

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 1 230 356,65

– 774 871,30

– 455 485,35

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2011

Tekortkomingen bij de essentiële controles in de operationele programma's van de producentenorganisaties

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 132 682,06

– 97 143,08

– 35 538,98

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2012

Tekortkomingen bij de essentiële controles in de operationele programma's van de producentenorganisaties

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 4 552,41

– 2 838,19

– 1 714,22

 

 

 

 

 

Totaal GB:

EUR

– 37 312 702,70

– 3 296 651,51

– 34 016 051,19

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

GR

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2014

Wijzigingen in de declaraties na de uiterste datum

EENMALIG

 

EUR

– 106 702,00

0,00

– 106 702,00

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Wijzigingen in de declaraties na de uiterste datum

EENMALIG

 

EUR

– 98 796,62

0,00

– 98 796,62

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2013

Wijzigingen in de declaraties na de uiterste datum

EENMALIG

 

EUR

– 17 215,35

0,00

– 17 215,35

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Controlepercentage voor ooien- en geitenregeling

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 485 838,55

0,00

– 485 838,55

 

Rechten

2012

Omzetting van bijzondere rechten

EENMALIG

 

EUR

– 10 821,89

0,00

– 10 821,89

 

Rechten

2013

Omzetting van bijzondere rechten

EENMALIG

 

EUR

– 55 395,36

0,00

– 55 395,36

 

Rechten

2011

Omzetting van bijzondere rechten

EENMALIG

 

EUR

– 5 204,47

0,00

– 5 204,47

 

Onregelmatigheden

2012

Vertraging bij de terugvorderingsprocedure (geval 154141)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 941 437,40

0,00

– 941 437,40

 

Onregelmatigheden

2012

Vertraging bij de terugvorderingsprocedure (geval 162561)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 842 096,15

0,00

– 842 096,15

 

Onregelmatigheden

2012

Vertraging bij de terugvorderingsprocedure (geval 162861)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 552 487,95

0,00

– 552 487,95

 

Onregelmatigheden

2012

Vertraging bij de terugvorderingsprocedure (geval 163981)

EENMALIG

 

EUR

– 279 013,86

0,00

– 279 013,86

 

Onregelmatigheden

2012

Vertraging bij de terugvorderingsprocedure (geval 164801)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 27 440,99

0,00

– 27 440,99

 

Onregelmatigheden

2012

Vertraging bij de terugvorderingsprocedure (geval 47761)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 452 069,58

0,00

– 452 069,58

 

Onregelmatigheden

2012

Vertraging bij de terugvorderingsprocedure (geval 47781)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 1 080 514,89

0,00

– 1 080 514,89

 

Rechten

2011

Toewijzing nationale reserve in 2010 — huurovereenkomst korte termijn

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 95 815,50

– 95 815,50

0,00

 

Rechten

2012

Toewijzing nationale reserve in 2010 — huurovereenkomst korte termijn

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 83 079,90

– 83 079,90

0,00

 

Rechten

2013

Toewijzing nationale reserve in 2010 — huurovereenkomst korte termijn

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 89 037,30

0,00

– 89 037,30

 

Onregelmatigheden

2012

Geen rapportage in bijlage III (zaken EL/1995/002)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 666 519,52

0,00

– 666 519,52

 

Onregelmatigheden

2012

Geen rapportage in bijlage III (zaken EL/1997/078/J)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 700 033,30

0,00

– 700 033,30

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2008

Niet-toepassing van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 501/2008

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 18 671,28

0,00

– 18 671,28

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2009

Niet-toepassing van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 501/2008

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 129 920,48

0,00

– 129 920,48

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2010

Niet-toepassing van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 501/2008

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 200 612,64

0,00

– 200 612,64

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2011

Niet-toepassing van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 501/2008

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 228 647,15

0,00

– 228 647,15

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2012

Niet-toepassing van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 501/2008

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 83 658,55

0,00

– 83 658,55

 

Onregelmatigheden

2012

Tekortkomingen in de procedures voor schuldenbeheer

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 5 993 214,33

– 417 506,08

– 5 575 708,25

 

 

 

 

 

Totaal GR:

EUR

– 13 244 245,01

– 596 401,48

– 12 647 843,53

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

IE

Andere rechtstreekse steun — energiegewassen

2009

Aanvraagjaar 2008, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — steun voor energiegewassen

EENMALIG

 

EUR

– 31,05

0,00

– 31,05

 

Andere rechtstreekse steun

2009

Aanvraagjaar 2008, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — andere rechtstreekse steun (eiwithoudende gewassen)

EENMALIG

 

EUR

– 6,11

0,00

– 6,11

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Aanvraagjaar 2008, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — BTR

EENMALIG

 

EUR

– 13 797 397,95

– 236 510,85

– 13 560 887,10

 

Andere rechtstreekse steun

2010

Aanvraagjaar 2009, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — andere rechtstreekse steun (eiwithoudende gewassen)

EENMALIG

 

EUR

– 34,45

0,00

– 34,45

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Aanvraagjaar 2009, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — BTR

EENMALIG

 

EUR

– 12 885 281,59

– 220 875,62

– 12 664 405,97

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Aanvraagjaar 2010, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — andere rechtstreekse steun, art. 68 (regeling weideschapen)

EENMALIG

 

EUR

– 38 235,25

0,00

– 38 235,25

 

Andere rechtstreekse steun

2011

Aanvraagjaar 2010, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — andere rechtstreekse steun (eiwithoudende gewassen)

EENMALIG

 

EUR

– 11,11

0,00

– 11,11

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Aanvraagjaar 2010, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — BTR

EENMALIG

 

EUR

– 10 322 794,07

– 176 950,23

– 10 145 843,84

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Aanvraagjaar 2011, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — andere rechtstreekse steun, art. 68 (regeling weideschapen)

EENMALIG

 

EUR

– 38 060,15

0,00

– 38 060,15

 

Andere rechtstreekse steun

2012

Aanvraagjaar 2011, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — andere rechtstreekse steun (eiwithoudende gewassen)

EENMALIG

 

EUR

– 7,78

0,00

– 7,78

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Aanvraagjaar 2011, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — BTR

EENMALIG

 

EUR

– 9 441 799,89

– 161 848,49

– 9 279 951,40

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2013

Aanvraagjaar 2012, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — andere rechtstreekse steun, artikel 68 (regeling weideschapen)

EENMALIG

 

EUR

– 38 125,91

0,00

– 38 125,91

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2013

Aanvraagjaar 2012, tekortkomingen in het LPIS en bij controles ter plaatse — BTR

EENMALIG

 

EUR

– 9 180 051,51

– 157 361,68

– 9 022 689,83

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2014

Betalingen gedaan vóór voltooiing van de kruiscontroles

EENMALIG

 

EUR

– 52 583,00

0,00

– 52 583,00

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2014

Tekortkomingen in het LPIS, aanvraagjaar 2013 — lage subsidiabiliteitscoëfficiënt

GESCHAT PERCENTAGE

0,15 %

EUR

– 1 794 724,38

0,00

– 1 794 724,38

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2015

Tekortkomingen in het LPIS, aanvraagjaar 2014 — lage subsidiabiliteitscoëfficiënt

FORFAITAIR

0,15 %

EUR

– 1 751 128,17

0,00

– 1 751 128,17

 

 

 

 

 

Totaal IE:

EUR

– 59 340 272,37

– 953 546,87

– 58 386 725,50

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

IT

Certificering

2009

Verkeerde toepassing van de regelgeving

EENMALIG

 

EUR

– 10 762 502,00

0,00

– 10 762 502,00

 

Groenten en fruit — uitzonderlijke steunmaatregelen

2011

Aftrek van reeds geoogste productie De in juni 2011 door de Italiaanse autoriteiten verstrekte richtsnoeren waren niet geschikt voor het verrichten van controles overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 585/2011.

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 405 166,99

– 1 143,95

– 404 023,04

 

Rechten

2010

Onnauwkeurige bepaling oppervlakte bij citrusvruchtensector (ontkoppeling)

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 2 452 251,96

– 237,00

– 2 452 014,96

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2010

Onjuiste berekening van verlagingen & uitsluitingen — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69 rundvleessector)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 465 893,60

0,00

– 465 893,60

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2011

Onjuiste berekening van verlagingen & uitsluitingen — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69 rundvleessector)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 15 678,19

0,00

– 15 678,19

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2012

Onjuiste berekening van verlagingen & uitsluitingen — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69 rundvleessector)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 4 528,20

0,00

– 4 528,20

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2013

Onjuiste berekening van verlagingen & uitsluitingen — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69 rundvleessector)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

45,16

0,00

45,16

 

Groenten en fruit — uitzonderlijke steunmaatregelen

2011

Controles ter plaatse door de Italiaanse controleurs werden niet systematisch in aanmerking genomen bij de berekening van de te betalen steun

EENMALIG

 

EUR

– 22 879,01

0,00

– 22 879,01

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2010

Minimumpercentage controles ter plaatse niet gehaald — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69 schapen/geiten, aanvraagjaar 2009)

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 28 020,72

0,00

– 28 020,72

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2011

Minimumpercentage controles ter plaatse niet gehaald — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69 schapen/geiten, aanvraagjaar 2009)

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 144,92

0,00

– 144,92

 

Andere rechtstreekse steun — art. 69 van V.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2012

Minimumpercentage controles ter plaatse niet gehaald — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69 schapen/geiten, aanvraagjaar 2009)

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 34,58

0,00

– 34,58

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Controles ter plaatse: minimumpercentage niet gehaald & timing in strijd met regelgeving (artikel 68 schapen/geiten)

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 162 507,94

0,00

– 162 507,94

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Controles ter plaatse: minimumpercentage niet gehaald & timing in strijd met regelgeving (artikel 68 schapen/geiten)

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 13 957,29

0,00

– 13 957,29

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Timing van controles ter plaatse in strijd met regelgeving — foutieve berekening van verlagingen & uitsluitingen (artikel 68 rundvleessector) — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 688 755,50

0,00

– 688 755,50

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Timing van controles ter plaatse in strijd met regelgeving — foutieve berekening van verlagingen & uitsluitingen (artikel 68 rundvleessector) — tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 28 700,82

0,00

– 28 700,82

 

Randvoorwaarden

2010

Gedeeltelijke dekking van RBE 1 en RBE 5, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 382 708,89

0,00

– 382 708,89

 

Randvoorwaarden

2011

Gedeeltelijke dekking van RBE 1 en RBE 5, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 420 298,75

0,00

– 420 298,75

 

Randvoorwaarden

2012

Gedeeltelijke dekking van RBE 1 en RBE 5, aanvraagjaar 2011

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 376 732,38

0,00

– 376 732,38

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2010

Tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69, schapen/geiten, aanvraagjaar 2009)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 10 716,99

0,00

– 10 716,99

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2011

Tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69, schapen/geiten, aanvraagjaar 2009)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 15,45

0,00

– 15,45

 

Andere rechtstreekse steun — artikel 69 van Verordening (EG) nr.1782/2003 — alleen schapen en runderen

2013

Tekortkomingen bij steekproef op basis van risicoanalyse (artikel 69, schapen/geiten, aanvraagjaar 2009)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 66,66

0,00

– 66,66

 

Randvoorwaarden

2009

Ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van de controles op de naleving van de randvoorwaarden door de diergeneeskundige diensten, landbouwers met dieren, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 6 698 435,55

– 212 378,16

– 6 486 057,39

 

Randvoorwaarden

2010

Ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van de controles op de naleving van de randvoorwaarden door de diergeneeskundige diensten, landbouwers met dieren, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 6 193 786,19

– 124 718,00

– 6 069 068,19

 

Randvoorwaarden

2011

Ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van de controles op de naleving van de randvoorwaarden door de diergeneeskundige diensten, landbouwers met dieren, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 6 803 948,36

– 24 060,82

– 6 779 887,54

 

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen op het vlak van controles en sancties voor diergebonden RBE's, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 880 348,63

– 1 453,94

– 878 894,69

 

Randvoorwaarden

2011

Tekortkomingen op het vlak van controles en sancties voor diergebonden RBE's, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 946 039,32

– 1 115,13

– 944 924,19

 

Randvoorwaarden

2012

Tekortkomingen op het vlak van controles en sancties voor diergebonden RBE's, aanvraagjaar 2011

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 891 273,37

– 3 350,40

– 887 922,97

 

Randvoorwaarden

2009

Tekortkomingen bij controles van RBE's 1 en 5 en bij gegevensuitwisseling over subsidiabiliteitscontroles, landbouwers zonder dieren, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 2 735 874,46

0,00

– 2 735 874,46

 

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen bij controles van RBE's 1 en 5 en bij gegevensuitwisseling over subsidiabiliteitscontroles, landbouwers zonder dieren, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 2 688 492,98

0,00

– 2 688 492,98

 

Randvoorwaarden

2011

Tekortkomingen bij controles van RBE's 1 en 5 en bij gegevensuitwisseling over subsidiabiliteitscontroles, landbouwers zonder dieren, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 3 141 614,53

0,00

– 3 141 614,53

 

 

 

 

 

Totaal IT:

EUR

– 47 221 329,07

– 368 457,40

– 46 852 871,67

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

LT

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Terugvorderingen voor niet-subsidiabele dieren

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 23 166,73

0,00

– 23 166,73

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Timing en uitvoering van controles ter plaatse

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 458 039,67

– 1 158,34

– 456 881,33

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2013

Timing en uitvoering van controles ter plaatse

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 656 708,32

0,00

– 656 708,32

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Tekortkomingen in de kwaliteit van het LPIS, 2011

GESCHAT BEDRAG

0,00 %

EUR

– 305 140,28

– 47 262,68

– 257 877,60

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkomingen in de kwaliteit van het LPIS en de kruiscontroles, 2009

GESCHAT BEDRAG

 

EUR

– 3 281 119,25

– 201 760,71

– 3 079 358,54

 

Andere rechtstreekse steun — energiegewassen

2010

Tekortkomingen in de kwaliteit van het LPIS en de kruiscontroles, 2009

GESCHAT BEDRAG

 

EUR

– 26 419,79

– 1 258,91

– 25 160,88

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Tekortkomingen in de kwaliteit van het LPIS en de kruiscontroles, 2010

GESCHAT BEDRAG

 

EUR

– 1 411 640,83

– 239 125,42

– 1 172 515,41

 

 

 

 

 

Totaal LT:

EUR

– 6 162 234,87

– 490 566,06

– 5 671 668,81

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

NL

Certificering

2011

Niet-toepassing van de voorgeschreven sancties voor areaalsteun

EENMALIG

 

EUR

– 266 945,16

– 533,89

– 266 411,27

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2008

Onterecht erkende en daarom niet-subsidiabele producentenorganisaties (begunstigden)

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 3 634 876,03

0,00

– 3 634 876,03

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2009

Onterecht erkende en daarom niet-subsidiabele producentenorganisaties (begunstigden)

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 9 676 043,02

0,00

– 9 676 043,02

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2009

Onterecht erkende en daarom niet-subsidiabele producentenorganisaties (begunstigden)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 22 444 064,75

0,00

– 22 444 064,75

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2010

Onterecht erkende en daarom niet-subsidiabele producentenorganisaties (begunstigden)

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 5 091 421,28

– 1 060 066,47

– 4 031 354,81

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2010

Onterecht erkende en daarom niet-subsidiabele producentenorganisaties (begunstigden)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 10 185 726,00

0,00

– 10 185 726,00

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2011

Onterecht erkende en daarom niet-subsidiabele producentenorganisaties (begunstigden)

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 138 726,75

– 79 662,72

– 59 064,03

 

Groenten en fruit — operationele programma's

2011

Onterecht erkende en daarom niet-subsidiabele producentenorganisaties (begunstigden)

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 796 627,19

0,00

– 796 627,19

 

Certificering

2011

Niet-geregistreerde rente

EENMALIG

 

EUR

– 36 000,00

0,00

– 36 000,00

 

 

 

 

 

Totaal NL:

EUR

– 52 270 430,18

– 1 140 263,08

– 51 130 167,10

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

RO

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Sancties niet toegepast wanneer de onregelmatigheden betrekking hebben op ten hoogste drie dieren

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 1 304 365,59

0,00

– 1 304 365,59

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Niet-naleving van het tijdschema en de vereiste kwaliteit van de controles ter plaatse

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 1 121 615,69

– 107 659,09

– 1 013 956,60

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2012

Niet-naleving van het tijdschema en de vereiste kwaliteit van de controles ter plaatse

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

141,59

0,00

141,59

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2013

Niet-naleving van het tijdschema en de vereiste kwaliteit van de controles ter plaatse

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 364,79

0,00

– 364,79

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Betaling voor niet-geïdentificeerde dieren

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 57 984,66

0,00

– 57 984,66

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Problemen met betrekking tot de juistheid van de informatie in de databank

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 411 471,90

0,00

– 411 471,90

 

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Verificatie van de aanhoudperiode

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 379 359,70

0,00

– 379 359,70

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Tekortkomingen bij de controles ter plaatse — teledetectie

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 7 858 523,78

0,00

– 7 858 523,78

 

 

 

 

 

Totaal RO:

EUR

– 11 133 544,52

– 107 659,09

– 11 025 885,43

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

SI

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2013

Aanvraagjaar 2012 — ontbrekende controleprocedure

EENMALIG

 

EUR

– 42 615,90

0,00

– 42 615,90

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2013

Aanvraagjaar 2012 — tekortkomingen in administratieve controles

EENMALIG

 

EUR

– 45 828,58

0,00

– 45 828,58

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2014

Aanvraagjaar 2013 — ontbrekende controleprocedure

EENMALIG

 

EUR

– 45 519,08

0,00

– 45 519,08

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2014

Aanvraagjaar 2013 — tekortkomingen in administratieve controles

EENMALIG

 

EUR

– 63 146,69

0,00

– 63 146,69

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2015

Aanvraagjaar 2014 — ontbrekende controleprocedure

EENMALIG

 

EUR

– 34 211,94

0,00

– 34 211,94

 

 

 

 

 

Totaal SI:

EUR

– 231 322,19

0,00

– 231 322,19

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

SK

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Aanvraagjaar 2010, onverharde toegangswegen

GESCHAT PERCENTAGE

0,53 %

EUR

– 1 401 828,52

0,00

– 1 401 828,52

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Aanvraagjaar 2010, onverharde toegangswegen

GESCHAT PERCENTAGE

0,53 %

EUR

– 2 086,31

0,00

– 2 086,31

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2013

Aanvraagjaar 2010, onverharde toegangswegen

GESCHAT PERCENTAGE

0,53 %

EUR

– 667,32

0,00

– 667,32

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2012

Aanvraagjaar 2011, onverharde toegangswegen

GESCHAT PERCENTAGE

0,53 %

EUR

– 1 526 916,92

0,00

– 1 526 916,92

 

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2013

Aanvraagjaar 2011, onverharde toegangswegen

GESCHAT PERCENTAGE

0,53 %

EUR

– 2 259,74

0,00

– 2 259,74

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2009

Niet-naleving van regels inzake openbare aanbestedingsprocedure

FORFAITAIR

25,00 %

EUR

– 126 925,93

0,00

– 126 925,93

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2010

Niet-naleving van regels inzake openbare aanbestedingsprocedure

FORFAITAIR

25,00 %

EUR

– 159 294,03

0,00

– 159 294,03

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2011

Niet-naleving van regels inzake openbare aanbestedingsprocedure

FORFAITAIR

25,00 %

EUR

– 159 932,04

0,00

– 159 932,04

 

Afzetbevorderingsmaatregelen

2012

Niet-naleving van regels inzake openbare aanbestedingsprocedure

FORFAITAIR

25,00 %

EUR

– 13 699,20

0,00

– 13 699,20

 

 

 

 

 

Totaal SK:

EUR

– 3 393 610,01

0,00

– 3 393 610,01


Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

EUR

– 247 280 757,28

– 6 953 545,49

– 240 327 211,79

Begrotingspost: 6711

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

BG

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2010

Tekortkomingen in de evaluatie van de redelijkheid van de kosten met betrekking tot een deel van de uitgaven

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 1 492,07

0,00

– 1 492,07

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2011

Tekortkomingen in de evaluatie van de redelijkheid van de kosten met betrekking tot een deel van de uitgaven

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 12 519,61

0,00

– 12 519,61

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2012

Tekortkomingen in de evaluatie van de redelijkheid van de kosten met betrekking tot een deel van de uitgaven

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 90 416,27

0,00

– 90 416,27

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2013

Tekortkomingen in de evaluatie van de redelijkheid van de kosten met betrekking tot een deel van de uitgaven

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 62 350,34

0,00

– 62 350,34

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — particuliere begunstigden

2014

Tekortkomingen in de evaluatie van de redelijkheid van de kosten met betrekking tot een deel van de uitgaven

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 150 179,56

0,00

– 150 179,56

 

 

 

 

 

Totaal BG:

EUR

– 316 957,85

0,00

– 316 957,85

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

CZ

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1 — maatregelen met forfaitaire steun (2007-2013)

2013

Correctie voor de periode 15.10.2013 — 20.12.2013 (op basis van gegevens van de lidstaat). Vervroegde uittreding: overnemers moesten op het moment van de overdracht jonger zijn dan 40 jaar in plaats van jonger dan 50 jaar zoals vereist op grond van artikel 23, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. Geen vermelding in het POP.

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 14 647,37

0,00

– 14 647,37

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1 — maatregelen met forfaitaire steun (2007-2013)

2011

Vervroegde uittreding: overnemers moesten op het moment van de overdracht jonger zijn dan 40 jaar in plaats van jonger dan 50 jaar zoals vereist op grond van artikel 23, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. Tijdens de audit werd geen bewijs voorgelegd van de goedkeuring van deze regel in het POP.

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 151 171,36

0,00

– 151 171,36

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1 — maatregelen met forfaitaire steun (2007-2013)

2012

Vervroegde uittreding: overnemers moesten op het moment van de overdracht jonger zijn dan 40 jaar in plaats van jonger dan 50 jaar zoals vereist op grond van artikel 23, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. Tijdens de audit werd geen bewijs voorgelegd van de goedkeuring van deze regel in het POP.

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 212 512,83

0,00

– 212 512,83

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1 — maatregelen met forfaitaire steun (2007-2013)

2013

Vervroegde uittreding: overnemers moesten op het moment van de overdracht jonger zijn dan 40 jaar in plaats van jonger dan 50 jaar zoals vereist op grond van artikel 23, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005. Tijdens de audit werd geen bewijs voorgelegd van de goedkeuring van deze regel in het POP.

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 205 967,69

0,00

– 205 967,69

 

 

 

 

 

Totaal CZ:

EUR

– 584 299,25

0,00

– 584 299,25

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

DE

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — particuliere begunstigden

2009

Tekortkomingen in de toepassing van de selectiecriteria

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 290 608,56

0,00

– 290 608,56

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — particuliere begunstigden

2010

Tekortkomingen in de toepassing van de selectiecriteria

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 1 092 608,83

0,00

– 1 092 608,83

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — particuliere begunstigden

2011

Tekortkomingen in de toepassing van de selectiecriteria

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 1 981 768,94

0,00

– 1 981 768,94

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — particuliere begunstigden

2012

Tekortkomingen in de toepassing van de selectiecriteria

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 2 410 717,05

0,00

– 2 410 717,05

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — particuliere begunstigden

2013

Tekortkomingen in de toepassing van de selectiecriteria

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 1 947 327,97

0,00

– 1 947 327,97

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — publieke begunstigden

2014

Tekortkomingen in de toepassing van de selectiecriteria

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

3 111,05

0,00

3 111,05

 

 

 

 

 

Totaal DE:

EUR

– 7 719 920,30

0,00

– 7 719 920,30

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

DK

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2012

Onvoldoende administratieve controles (artikel 24 van Verordening (EU) nr. 65/2011) van het reële karakter van de in de aanvraag vermelde uitgaven, de redelijkheid van de kosten, openbare aanbestedingsprocedures en belangenconflicten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 324 089,65

0,00

– 324 089,65

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2013

Onvoldoende administratieve controles (artikel 24 van Verordening (EU) nr. 65/2011) van het reële karakter van de in de aanvraag vermelde uitgaven, de redelijkheid van de kosten, openbare aanbestedingsprocedures en belangenconflicten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 428 721,76

0,00

– 428 721,76

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2014

Onvoldoende administratieve controles (artikel 24 van Verordening (EU) nr. 65/2011) van het reële karakter van de in de aanvraag vermelde uitgaven, de redelijkheid van de kosten, openbare aanbestedingsprocedures en belangenconflicten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 131 564,91

0,00

– 131 564,91

 

 

 

 

 

Totaal DK:

EUR

– 884 376,32

0,00

– 884 376,32

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

ES

Certificering

2011

Correctie voor de meest waarschijnlijke fout — Elfpo GBCS

EENMALIG

 

EUR

– 55 030,29

0,00

– 55 030,29

 

 

 

 

 

Totaal ES:

EUR

– 55 030,29

0,00

– 55 030,29

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

FR

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, niet-areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Bezoeken ter plaatse niet systematisch verricht (maatregel 216)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 11 434,58

0,00

– 11 434,58

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, niet-areaalgerelateerde maatregelen)

2013

Bezoeken ter plaatse niet systematisch verricht (maatregel 216)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 33 209,47

0,00

– 33 209,47

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, niet-areaalgerelateerde maatregelen)

2014

Bezoeken ter plaatse niet systematisch verricht (maatregel 216)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 50 695,41

0,00

– 50 695,41

 

 

 

 

 

Totaal FR:

EUR

– 95 339,46

0,00

– 95 339,46

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

GB

Certificering

2013

Materiële fout in Elfpo niet-GBCS

EENMALIG

 

EUR

– 540 233,64

0,00

– 540 233,64

 

Certificering

2013

Materiële fout in Elfpo niet-GBCS

EENMALIG

 

EUR

– 25 764,39

0,00

– 25 764,39

 

Certificering

2013

Materiële fout in Elfpo niet-GBCS

EENMALIG

 

EUR

– 25 390,97

0,00

– 25 390,97

 

 

 

 

 

Totaal GB:

EUR

– 591 389,00

0,00

– 591 389,00

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

IE

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2012

Maatregel inzake oprichting en ontwikkeling van ondernemingen (artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1698/2005) — ontoereikende controles op status van micro-onderneming

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 200 155,65

0,00

– 200 155,65

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2013

Maatregel inzake oprichting en ontwikkeling van ondernemingen (artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1698/2005) — ontoereikende controles op status van micro-onderneming

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 478 780,92

0,00

– 478 780,92

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2014

Maatregel inzake oprichting en ontwikkeling van ondernemingen (artikel 54 van Verordening (EG) nr. 1698/2005) — ontoereikende controles op status van micro-onderneming

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 549 115,18

0,00

– 549 115,18

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2011

Tekortkomingen bij de toepassing van de aanbestedingsregels — toewijzing van contracten op basis van onduidelijke criteria in één dossier

EENMALIG

 

EUR

– 4 852,32

0,00

– 4 852,32

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Aanvraagjaar 2008, tekortkomingen in het LPIS — plattelandsontwikkeling/areaalsteun (RDA) (probleemgebieden)

EENMALIG

 

EUR

– 1 714 399,67

0,00

– 1 714 399,67

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Aanvraagjaar 2008, tekortkomingen in het LPIS RDA (REPS & AEOS)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 66 865,56

0,00

– 66 865,56

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Aanvraagjaar 2009, tekortkomingen in het LPIS — RDA (probleemgebieden)

EENMALIG

 

EUR

– 1 520 656,39

0,00

– 1 520 656,39

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Aanvraagjaar 2009, tekortkomingen in het LPIS — RDA (REPS & AEOS)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 179 980,41

0,00

– 179 980,41

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Aanvraagjaar 2010, tekortkomingen in het LPIS — RDA (probleemgebieden)

EENMALIG

 

EUR

– 1 364 366,71

0,00

– 1 364 366,71

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Aanvraagjaar 2010, tekortkomingen in het LPIS — RDA (REPS & AEOS)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 236 073,74

0,00

– 236 073,74

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Aanvraagjaar 2011, tekortkomingen in het LPIS — RDA (probleemgebieden)

EENMALIG

 

EUR

– 1 333 446,32

0,00

– 1 333 446,32

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Aanvraagjaar 2011, tekortkomingen in het LPIS — RDA (REPS & AEOS)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 287 555,15

0,00

– 287 555,15

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Aanvraagjaar 2012, tekortkomingen in het LPIS — RDA (probleemgebieden)

EENMALIG

 

EUR

– 1 340 180,07

0,00

– 1 340 180,07

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Aanvraagjaar 2012, tekortkomingen in het LPIS — RDA (REPS & AEOS)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 328 219,99

0,00

– 328 219,99

 

Certificering

2013

Bekende fout Elfpo GBCS

EENMALIG

 

EUR

– 1 211,83

0,00

– 1 211,83

 

 

 

 

 

Totaal IE:

EUR

– 9 605 859,91

0,00

– 9 605 859,91

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

IT

Certificering

2009

Verkeerde toepassing van de regelgeving

EENMALIG

 

EUR

– 125 974,50

0,00

– 125 974,50

 

Randvoorwaarden

2010

Gedeeltelijke dekking van RBE 1 en RBE 5, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 7 347,29

0,00

– 7 347,29

 

Randvoorwaarden

2011

Gedeeltelijke dekking van RBE 1 en RBE 5, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 20 685,88

0,00

– 20 685,88

 

Randvoorwaarden

2012

Gedeeltelijke dekking van RBE 1 en RBE 5, aanvraagjaar 2011

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 32 511,67

0,00

– 32 511,67

 

Randvoorwaarden

2009

Ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van de controles op de naleving van de randvoorwaarden door de diergeneeskundige diensten, landbouwers met dieren, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 573 661,08

– 892,12

– 572 768,96

 

Randvoorwaarden

2010

Ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van de controles op de naleving van de randvoorwaarden door de diergeneeskundige diensten, landbouwers met dieren, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 800 975,78

0,00

– 800 975,78

 

Randvoorwaarden

2011

Ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van de controles op de naleving van de randvoorwaarden door de diergeneeskundige diensten, landbouwers met dieren, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 762 639,35

0,00

– 762 639,35

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2013

Tekortkomingen in de administratieve controles en de controles ter plaatse van de veedichtheid. Te late controles ter plaatse. Tekortkomingen in het toezicht op de gedelegeerde instanties

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 111 793,76

0,00

– 111 793,76

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2014

Tekortkomingen in de administratieve controles en de controles ter plaatse van de veedichtheid. Te late controles ter plaatse. Tekortkomingen in het toezicht op de gedelegeerde instanties

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 61 496,87

0,00

– 61 496,87

 

Randvoorwaarden

2011

Tekortkomingen op het vlak van controles en sancties voor diergebonden RBE's, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 46 561,33

– 1 119,09

– 45 442,24

 

Randvoorwaarden

2012

Tekortkomingen op het vlak van controles en sancties voor diergebonden RBE's, aanvraagjaar 2011

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 76 916,15

– 953,50

– 75 962,65

 

Randvoorwaarden

2009

Tekortkomingen bij controles van RBE's 1 en 5 en bij gegevensuitwisseling over subsidiabiliteitscontroles, landbouwers zonder dieren, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 234 303,18

0,00

– 234 303,18

 

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen bij controles van RBE's 1 en 5 en bij gegevensuitwisseling over subsidiabiliteitscontroles, landbouwers zonder dieren, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 347 673,88

0,00

– 347 673,88

 

Randvoorwaarden

2011

Tekortkomingen bij controles van RBE's 1 en 5 en bij gegevensuitwisseling over subsidiabiliteitscontroles, landbouwers zonder dieren, aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 352 136,53

0,00

– 352 136,53

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Tekortkoming in de verificatie van de veedichtheid tijdens de controles ter plaatse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 4,65

0,00

– 4,65

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2013

Tekortkoming in de verificatie van de veedichtheid tijdens de controles ter plaatse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 313 048,72

0,00

– 313 048,72

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2014

Tekortkoming in de verificatie van de veedichtheid tijdens de controles ter plaatse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 352 773,96

0,00

– 352 773,96

 

 

 

 

 

Totaal IT:

EUR

– 4 220 504,58

– 2 964,71

– 4 217 539,87

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

LT

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkomingen in de kwaliteit van het LPIS en de kruiscontroles, 2009

GESCHAT BEDRAG

 

EUR

– 1 145 990,95

– 51 831,00

– 1 094 159,95

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Tekortkomingen in de kwaliteit van het LPIS en de kruiscontroles, 2010

GESCHAT BEDRAG

 

EUR

– 412 802,18

– 79 666,44

– 333 135,74

 

 

 

 

 

Totaal LT:

EUR

– 1 558 793,13

– 131 497,44

– 1 427 295,69

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

LV

Plattelandsontwikkeling Elfpo — technische bijstand (2007-2013)

2013

Foutieve toepassing van een openbare aanbestedingsprocedure: correctie van 25 % voor het project „onderhoud en ontwikkeling van het IT-systeem LAD IS” (zie ook DAS zaak — PF-5632/13 van de ERK)

EENMALIG

 

EUR

– 498 505,85

0,00

– 498 505,85

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Geen verificatie van de veedichtheid tijdens de controles ter plaatse

GEËXTRAPOLEERD

100,00 %

EUR

– 29 310,56

0,00

– 29 310,56

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Geen verificatie van de veedichtheid tijdens de controles ter plaatse

GEËXTRAPOLEERD

100,00 %

EUR

– 65 278,19

0,00

– 65 278,19

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2013

Geen verificatie van de veedichtheid tijdens de controles ter plaatse

GEËXTRAPOLEERD

100,00 %

EUR

– 45 310,95

0,00

– 45 310,95

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2014

Geen verificatie van de veedichtheid tijdens de controles ter plaatse

GEËXTRAPOLEERD

100,00 %

EUR

– 30 357,83

0,00

– 30 357,83

 

 

 

 

 

Totaal LV:

EUR

– 668 763,38

0,00

– 668 763,38

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

NL

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkoming in controles ter plaatse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 86,40

0,00

– 86,40

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Tekortkoming in controles ter plaatse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 330 117,34

– 8 059,23

– 322 058,11

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Tekortkoming in controles ter plaatse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 571 007,66

– 9 020,17

– 561 987,49

 

 

 

 

 

Totaal NL:

EUR

– 901 211,40

– 17 079,40

– 884 132,00

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

PT

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2012

Tekortkomingen in openbare aanbestedingsprocedures

EENMALIG

0,00 %

EUR

– 755 474,00

0,00

– 755 474,00

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1 — maatregelen met forfaitaire steun (2007-2013)

2011

Geen behoorlijke risicoanalyse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 591 526,25

0,00

– 591 526,25

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1 — maatregelen met forfaitaire steun (2007-2013)

2012

Geen behoorlijke risicoanalyse

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 222 147,37

0,00

– 222 147,37

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2011

Project niet uitgevoerd

EENMALIG

 

EUR

– 2 836,62

0,00

– 2 836,62

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 4 Leader (2007-2013)

2011

Project niet naar behoren uitgevoerd

EENMALIG

 

EUR

– 48 188,16

0,00

– 48 188,16

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2011

Steekproeftrekking voor controles ter plaatse — ontoereikende populatie

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 600 000,00

– 600 000,00

0,00

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2012

Steekproeftrekking voor controles ter plaatse — ontoereikende populatie

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 399 652,45

– 399 652,45

0,00

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2011

Steekproeftrekking voor controles ter plaatse — ontoereikende populatie

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 1 339 403,96

0,00

– 1 339 403,96

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2012

Steekproeftrekking voor controles ter plaatse — ontoereikende populatie

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 700 538,13

0,00

– 700 538,13

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2010

mkb-criteria niet geverifieerd

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 300 370,16

0,00

– 300 370,16

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2011

mkb-criteria niet geverifieerd

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 916 906,93

0,00

– 916 906,93

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2012

mkb-criteria niet geverifieerd

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 914 418,58

0,00

– 914 418,58

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 1+3 — investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2013

mkb-criteria niet geverifieerd

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 1 014 498,08

0,00

– 1 014 498,08

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo investeringen — particuliere begunstigden

2014

mkb-criteria niet geverifieerd

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 286 087,86

0,00

– 286 087,86

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkoming in het LPIS, PO aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

72 795,61

0,00

72 795,61

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkoming in het LPIS, PO aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

166 439,32

0,00

166 439,32

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Tekortkoming in het LPIS, PO aanvraagjaar 2010

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

72 077,07

0,00

72 077,07

 

 

 

 

 

Totaal PT:

EUR

– 7 780 736,55

– 999 652,45

– 6 781 084,10

Lidstaat

Maatregel

BJ

Reden

Soort

Correctie (%)

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

SE

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Verzuim om naleving van de bemestingsnormen te controleren (regeling inzake natuurlijke handicaps)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 354 006,62

0,00

– 354 006,62

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Verzuim om naleving van de bemestingsnormen te controleren (regeling inzake natuurlijke handicaps)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 827 791,97

0,00

– 827 791,97

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Verzuim om naleving van de bemestingsnormen te controleren (regeling inzake natuurlijke handicaps)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 721 063,75

0,00

– 721 063,75

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2013

Verzuim om naleving van de bemestingsnormen te controleren (regeling inzake natuurlijke handicaps)

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 209 252,91

0,00

– 209 252,91

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tijdens controles ter plaatse werd nagelaten runderen te tellen die onder de regeling inzake natuurlijke handicaps en twee submaatregelen op agromilieugebied vallen

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 238 730,60

– 85 805,23

– 152 925,37

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Tijdens controles ter plaatse werd nagelaten runderen te tellen die onder de regeling inzake natuurlijke handicaps en twee submaatregelen op agromilieugebied vallen

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 594 957,98

– 66 052,41

– 528 905,57

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2012

Tijdens controles ter plaatse werd nagelaten runderen te tellen die onder de regeling inzake natuurlijke handicaps en twee submaatregelen op agromilieugebied vallen

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 559 641,69

– 93 237,95

– 466 403,74

 

Plattelandsontwikkeling Elfpo as 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2013

Tijdens controles ter plaatse werd nagelaten runderen te tellen die onder de regeling inzake natuurlijke handicaps en twee submaatregelen op agromilieugebied vallen

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 189 317,63

– 9,76

– 189 307,87

 

 

 

 

 

Totaal SE:

EUR

– 3 694 763,15

– 245 105,35

– 3 449 657,80


Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële gevolgen

EUR

– 38 677 944,57

– 1 396 299,35

– 37 281 645,22


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/75


BESLUIT (EU) 2015/2099 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7891)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die gedurende hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben.

(2)

In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productgroep specifieke EU-milieukeurcriteria moeten worden vastgesteld.

(3)

Bij Beschikking 2006/799/EG van de Commissie (2) en Beschikking 2007/64/EG van de Commissie (3) zijn de milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving vastgesteld voor respectievelijk bodemverbeteraars en groeimedia, die tot 31 december 2015 van toepassing zijn.

(4)

Om beter de nieuwste ontwikkelingen op de markt te kunnen volgen voor deze productgroepen en rekening te houden met de innovatie van de laatste jaren, is het passend om beide productgroepen samen te voegen in één productgroep en het toepassingsgebied uit te breiden naar strooisel, aangezien dat wordt gezien als een type bodemverbeteraar met specifieke kenmerken en functies.

(5)

Gezien de innovatiecyclus voor deze productgroep moeten de herziene criteria en de eisen voor beoordeling en controle op de naleving vier jaar geldig zijn vanaf de datum van vaststelling van dit besluit. Deze criteria zijn erop gericht de recycling van materialen en het gebruik van hernieuwbare en gerecycleerde materialen te bevorderen, waardoor aantasting van het milieu wordt beperkt, en bodem- en waterverontreiniging wordt verminderd door het vaststellen van strenge limieten voor concentraties van verontreinigende stoffen in het eindproduct.

(6)

Beschikking 2006/799/EG en Beschikking 2007/64/EG moeten daarom door dit besluit worden vervangen.

(7)

Er moet worden voorzien in een overgangsperiode voor producenten van wie de producten de EU-milieukeur voor bodemverbeteraars en groeimedia is toegekend op grond van de criteria die zijn vastgesteld in respectievelijk Beschikking 2006/799/EG en Beschikking 2007/64/EG, zodat zij voldoende tijd hebben om hun producten aan te passen teneinde te voldoen aan de herziene criteria en eisen.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De productgroep „groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel” omvat groeimedia, organische bodemverbeteraars en organisch strooisel.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1.   „groeimedium”: een materiaal dat wordt gebruikt als substraat voor wortelvorming, waarin planten kunnen groeien;

2.   „mineraal groeimedium”: een groeimedium dat volledig bestaat uit minerale bestanddelen;

3.   „bodemverbeteraar”: een materiaal dat in situ aan de bodem wordt toegevoegd, met als voornaamste functie om de fysische en/of chemische en/of biologische eigenschappen op peil te houden of te verbeteren, met uitzondering van kalkmeststoffen;

4.   „organische bodemverbeteraar”: een bodemverbeteraar die koolstofhoudende materialen bevat en als voornaamste functie heeft het gehalte aan organische stoffen in de bodem te verhogen;

5.   „strooisel”: een type bodemverbeteraar die wordt gebruikt als beschermende laag die rondom planten op de bovengrond wordt geplaatst en die specifiek bedoeld is voor het voorkomen van vochtverlies en het beperken van de groei van onkruid en van bodemerosie;

6.   „organisch strooisel”: strooisel dat koolstofhoudende materialen bevat die zijn gewonnen uit biomassa;

7.   „bestanddeel”: een grondstof die kan worden gebruikt als ingrediënt van het product;

8.   „organisch bestanddeel”: een bestanddeel dat bestaat uit koolstofhoudende materialen;

9.   „productfamilie”: een reeks producten met dezelfde bestanddelen;

10.   „jaarlijkse output”: de jaarlijkse productie van een productfamilie;

11.   „jaarlijkse input”: de jaarlijkse hoeveelheid grondstoffen die worden verwerkt in een verwerkingsinstallatie voor afval of dierlijke bijproducten;

12.   „partij”: een hoeveelheid goederen die door hetzelfde proces en onder dezelfde omstandigheden zijn gefabriceerd en hetzelfde etiket dragen en waarvan wordt aangenomen dat zij dezelfde kenmerken hebben;

13.   „bio-afval”: biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;

14.   „biomassa”: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische herkomst uit de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken waaronder de visserij en aquacultuur, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.

Artikel 3

Om krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur, moet een product behoren tot de productgroep „groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel” zoals gedefinieerd in artikel 1 van dit besluit, en moet het product voldoen aan de criteria en aan de hieraan gerelateerde eisen inzake beoordeling en controle die zijn uiteengezet in de bijlage.

Artikel 4

De criteria voor de productgroep „groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel” en de eisen voor beoordeling en controle zijn vier jaar geldig vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

Artikel 5

Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep „groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel” toegewezen codenummer is „048”.

Artikel 6

Beschikking 2006/799/EG en Beschikking 2007/64/EG worden ingetrokken.

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 6 worden aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die vallen onder de productgroep „groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel” die vóór de datum van vaststelling van dit besluit zijn ingediend, beoordeeld aan de hand van de in respectievelijk Beschikking 2006/799/EG en Beschikking 2007/64/EG vastgestelde voorwaarden.

2.   Aanvragen voor de EU-milieukeur voor producten die behoren tot de productengroep „groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel” die binnen de twee maanden na de vaststelling van dit besluit zijn ingediend, kunnen worden gebaseerd op de criteria in respectievelijk Beschikking 2006/799/EG en Beschikking 2007/64/EG, of op de criteria in dit besluit. Die aanvragen zullen worden beoordeeld overeenkomstig de criteria waarop ze zijn gebaseerd.

3.   De EU-milieukeurlicenties die zijn toegekend in overeenstemming met de criteria in Beschikking 2006/799/EG en Beschikking 2007/64/EG kunnen gedurende twaalf maanden na vaststelling van dit besluit worden gebruikt.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  Beschikking 2006/799/EG van de Commissie van 3 november 2006 tot vaststelling van herziene milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan bodemverbeteraars (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 28).

(3)  Beschikking 2007/64/EG van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van herziene milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht op de naleving voor de toekenning van de communautaire milieukeur aan groeimedia (PB L 32 van 6.2.2007, blz. 137).


BIJLAGE

KADER

CRITERIA VOOR DE EU-MILIEUKEUR

Criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel:

Criterium 1

— Bestanddelen

Criterium 2

— Organische bestanddelen

Criterium 3

— Minerale groeimedia en minerale bestanddelen

Criterium 3.1

— Energieverbruik en CO2-emissies

Criterium 3.2

— Bronnen voor de winning van delfstoffen

Criterium 3.3

— Minerale groeimedia tijdens en na gebruik

Criterium 4

— Gerecycleerde/teruggewonnen en organische materialen in groeimedia

Criterium 5

— Beperking van gevaarlijke stoffen

Criterium 5.1

— Zware metalen

Criterium 5.2

— Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

Criterium 5.3

— Gevaarlijke stoffen en mengsels

Criterium 5.4

— Stoffen die in de lijst zijn opgenomen overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1)

Criterium 5.5

— Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

Criterium 6

— Stabiliteit

Criterium 7

— Fysische verontreinigingen

Criterium 8

— Organische stof en droge stof

Criterium 9

— Levensvatbare onkruidzaden en plantpropagulen

Criterium 10

— Plantreactie

Criterium 11

— Eigenschappen van groeimedia

Criterium 12

— Informatieverstrekking

Criterium 13

— Informatie op de EU-milieukeur

Tabel 1

Toepasselijkheid van de verschillende criteria op iedere productsoort die binnen het toepassingsgebied valt

Criterium

Groeimedia

Bodemverbeteraars

Strooisel

Criterium 1 — Bestanddelen

x

x

x

Criterium 2 — Organische bestanddelen

x

x

x

Criterium 3.1 — Minerale groeimedia en minerale bestanddelen: energieverbruik en CO2-emissies

x

 

 

Criterium 3.2 — Minerale groeimedia en minerale bestanddelen: bronnen voor de winning van delfstoffen

x

x

x

Criterium 3.3 — Minerale groeimedia en minerale bestanddelen: minerale groeimedia tijdens en na gebruik

x

 

 

Criterium 4 — Gerecycleerde/teruggewonnen en organische materialen in groeimedia

x

 

 

Criterium 5 — Beperking van gevaarlijke stoffen

 

 

 

Criterium 5.1 — Zware metalen

x

x

x

Criterium 5.2 — Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

x

x

x

Criterium 5.3 — Gevaarlijke stoffen en mengsels

x

x

x

Criterium 5.4 — Stoffen die in de lijst zijn opgenomen overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

x

x

x

Criterium 5.5 — Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

x

x

x

Criterium 6 — Stabiliteit

x

x

x

Criterium 7 — Fysische verontreinigingen

x

x

x

Criterium 8 — Organische stof en droge stof

 

x

x

Criterium 9 — Levensvatbare onkruidzaden en plantpropagulen

x

x

 

Criterium 10 — Plantreactie

x

x

 

Criterium 11 — Eigenschappen van groeimedia

x

 

 

Criterium 12 — Informatieverstrekking

x

x

x

Criterium 13 — Informatie op de EU-milieukeur

x

x

x

EISEN INZAKE BEOORDELING EN CONTROLE

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria is voldaan, mogen deze afkomstig zijn van de aanvrager en/of in voorkomend geval diens leverancier(s).

Bevoegde instanties erkennen bij voorkeur verklaringen die zijn uitgegeven door instellingen die krachtens de relevante geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd en controles door instellingen die krachtens de relevante geharmoniseerde norm voor instanties die producten, processen en diensten certificeren, zijn geaccrediteerd.

Eventueel mogen andere dan de bij elk criterium vermelde testmethoden worden gebruikt indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt, als gelijkwaardig worden aanvaard.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties om aanvullende documentatie verzoeken en onafhankelijke controles uitvoeren.

Voorwaarde is dat het product voldoet aan alle respectieve wettelijke eisen van het land (de landen) waar het in de handel zal worden gebracht. De aanvrager bevestigt in een verklaring dat het product aan deze eis voldoet.

De bemonstering wordt uitgevoerd overeenkomstig EN 12579 Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Bemonstering. Monsters moeten worden bereid overeenkomstig EN 13040 Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Monstervoorbereiding voor chemische en fysische beproeving, bepaling van het gehalte aan droge stof, het gehalte aan vocht en de samengedrukte bulkdichtheid in een laboratorium.

Voor het aanvraagjaar moeten de bemonsterings- en testfrequentie voldoen aan de eisen van aanhangsel 1. Voor de jaren daarna moeten de bemonsterings- en testfrequentie van eindproducten voldoen aan de eisen van aanhangsel 2. Er zijn andere bemonsterings- en testfrequenties vastgesteld voor de volgende typen installaties:

:

type 1

:

verwerkingsinstallaties voor afval of dierlijke bijproducten;

:

type 2

:

productie-installaties waar materialen van installaties van type 1 worden gebruikt;

:

type 3

:

productie-installaties waar geen materialen worden gebruikt die zijn gewonnen uit afval of dierlijke bijproducten.

Indien de leveranciers van materialen die zijn gewonnen uit afval of dierlijke bijproducten voldoen aan de criteria voor de EU-milieukeur voor bodemverbeteraars, gelden voor installaties van type 2 dezelfde bemonsterings- en testfrequenties voor het aanvraagjaar en de daaropvolgende jaren, als voor installaties van type 3. De aanvrager moet de bevoegde instantie voorzien van testverslagen van de leveranciers en de documentatie teneinde de naleving door de leveranciers van de criteria voor de EU-milieukeur te garanderen. De bevoegde instantie mag de bemonsterings- en testfrequenties van de nationale of regionale wetgeving en normen erkennen als geldig voor het waarborgen van naleving met de criteria voor de EU-milieukeur door de leveranciers van materialen die zijn gewonnen uit afval of dierlijke bijproducten. Indien een product bestaat uit materialen van dierlijke oorsprong of deze materialen bevat, moet worden verwezen naar microbiologische normen en dier- en volksgezondheidscontroles zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (2).

Criterium 1 — Bestanddelen

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel.

De toegestane bestanddelen zijn organische en/of minerale bestanddelen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een lijst met bestanddelen van het product verstrekken.

Criterium 2 — Organische bestanddelen

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel.

Criterium 2.1

Een eindproduct mag geen veen bevatten.

Criterium 2.2

1.

De volgende materialen zijn toegestaan als organische bestanddelen van een eindproduct:

materialen die zijn verkregen door het recycleren van bioafval van gescheiden inzameling, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (3);

materialen die zijn verkregen uit dierlijke bijproducten van de categorieën 2 en 3 zoals vastgesteld in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad en in technische normen die zijn vastgesteld bij de uitvoering van Verordening (EU) nr. 142/2011 (4);

materialen die zijn verkregen uit uitwerpselen, stro en ander natuurlijk, niet-gevaarlijk materiaal rechtstreeks afkomstig uit de land- of bosbouw zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder f), van Richtlijn 2008/98/EG;

materialen die zijn verkregen uit enige andere bijproducten van biomassa, zoals gedefinieerd in artikel 5 van Richtlijn 2008/98/EG, die hierboven niet zijn vermeld, behoudens het bepaalde in 2) en 2.3);

materialen die zijn verkregen door het recycleren of terugwinnen van ander hierboven niet vermeld biomassa-afval, behoudens het bepaalde in 2) en 2.3).

2.

De volgende materialen zijn niet toegestaan als organische bestanddelen van een eindproduct:

materialen die geheel of gedeeltelijk zijn verkregen uit de organische fractie van gemengd stedelijk en huishoudelijk afval die is gescheiden door een mechanische, fysicochemische, biologische en/of manuele behandeling;

materialen die geheel of gedeeltelijk zijn verkregen uit slib afkomstig van de behandeling van stedelijk afvalwater en van de papierindustrie;

materialen die geheel of gedeeltelijk zijn verkregen uit niet in criterium 2.3 toegestaan slib;

materialen die geheel of gedeeltelijk zijn verkregen uit dierlijke bijproducten van de categorie 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Criterium 2.3

Materialen die zijn verkregen uit het recyclen of terugwinnen van slib zijn alleen toegestaan als het slib:

a)

overeenkomstig de Europese lijst van afvalstoffen, zoals opgenomen in Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (5), is geïdentificeerd als een van de typen afvalstoffen in tabel 2:

Tabel 2

Toegestaan slib en codes overeenkomstig de Europese lijst van afvalstoffen

0203 05

slib van de behandeling ter plaatse van afvalwater van de bereiding en verwerking van fruit, groente, granen, spijsolie, cacao, koffie, thee en tabak, de productie van conserven, de productie van gist en gistextract en de bereiding en fermentatie van melasse

0204 03

slib van de behandeling ter plaatse van afvalwater van de suikerverwerking

0205 02

slib van de behandeling ter plaatse van afvalwater van de zuivelindustrie

0206 03

slib van de behandeling ter plaatse van afvalwater van bakkerijen en de banketbakkersindustrie

0207 05

slib van de behandeling ter plaatse van afvalwater van de productie van alcoholische en niet-alcoholische dranken (exclusief koffie, thee en cacao)

b)

per individuele bron gescheiden wordt gehouden, hetgeen betekent dat het niet is vermengd met afvalwater of slib dat van buiten een specifiek productieproces afkomstig is.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie informatie verstrekken over de herkomst van elk organisch bestanddeel van het product alsook een verklaring dat aan bovenstaande eis is voldaan.

Criterium 3 — Minerale groeimedia en minerale bestanddelen

Criterium 3.1 — Energieverbruik en CO2-emissies

Dit criterium is uitsluitend van toepassing op minerale groeimedia.

De productie van geëxpandeerde mineralen en minerale wol moet voldoen aan de volgende drempels voor energieverbruik en CO2-emissies:

Energieverbruik/product ≤ 11 GJ/t product

CO2-emissies/product ≤ 0,8 t CO2/t product

De verhouding energieverbruik/product moet als volgt worden berekend als jaarlijks gemiddelde:

Formula

waarbij:

n het aantal jaren is van de periode die is gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

i elk jaar is van de periode die is gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

Productie de productie in ton van minerale wol of geëxpandeerde mineralen in het jaar i is;

F het jaarlijkse brandstofverbruik in het productieproces in het jaar i is;

Elnet het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van het net in het jaar i is;

Hwkk het jaarlijkse verbruik van nuttige warmte door warmtekrachtkoppeling in het jaar i is;

Elwkk het jaarlijkse verbruik van elektriciteit door warmtekrachtkoppeling in het jaar i is;

Ref Ηη en Ref Εη de referentierendementen zijn van de gescheiden productie van elektriciteit en warmte zoals gedefinieerd in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) en berekend overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2011/877/EU van de Commissie (7);

PESwkk de besparing aan primaire energie door de warmtekrachtcentrale zoals gedefinieerd in Richtlijn 2012/27/EU in het jaar i is.

De verhouding CO2-emissies/product moet als volgt worden berekend als jaarlijks gemiddelde:

Formula

waarbij:

n het aantal jaren is van de periode die is gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

i elk jaar is van de periode die is gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

Productie de productie van minerale wol in ton in het jaar i is;

Direct CO2 de CO2-emissies zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (8), in het jaar i is;

Indirect CO2 de indirecte CO2-emissies door eindenergieverbruik in het jaar i is, die als volgt moeten worden berekend:

Formula

waarbij:

FEnet de gemiddelde koolstofintensiteit van het elektriciteitsnet in de EU volgens de MEErP-methode (9) (0,384 tCO2/MWhe = 0,107 tCO2/GJe) is;

FEbrandstof wkk de CO2-emissiefactor van de verbruikte brandstof in de warmtekrachtcentrale is.

De directe CO2-emissies moeten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 601/2012 worden gecontroleerd.

De periode voor het berekenen van de verhoudingen energieverbruik/product en CO2-emissies/product bestaat uit de laatste 5 jaar voor de aanvraag. Indien de exploitatieduur van de centrale ten tijde van de aanvraag minder dan 5 jaar bedraagt, moet de verhouding worden berekend als jaarlijks gemiddelde van de exploitatieperiode, die ten minste één jaar moet bedragen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een verklaring verstrekken die de volgende informatie bevat:

verhouding energieverbruik (GJ)/product (ton);

verhouding CO2-emissies (ton)/product (ton);

directe CO2-emissies (ton) voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

indirecte CO2-emissies (ton) voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

verbruikte brandstoffen, verbruik voor iedere brandstof (GJ) en subproces(sen) van het productieproces waarin de brandstoffen worden gebruikt voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

elektriciteitsverbruik van het net (GJ eindenergie) voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

nuttige warmteverbruik uit warmtekrachtkoppeling (GJ eindenergie) voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

elektriciteitsverbruik uit warmtekrachtkoppeling (GJ eindenergie) voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

rendementsreferentiewaarden voor gescheiden productie van warmte en elektriciteit;

primaire energiebesparing (%) van de warmtekrachtkoppeling voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

identificatie van de in de warmtekrachtkoppeling gebruikte brandstoffen en hun aandeel in het brandstofmengsel, voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde.

De volgende documenten moeten bij de verklaringen worden gevoegd:

Jaarlijkse emissieverslagen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 601/2012 voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

een verificatierapport waarin het jaarlijkse emissieverslag als bevredigend wordt geverifieerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie (10) voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

door de leverancier verstrekte overzichten van elektriciteitsverbruik van het net voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde;

overzichten van nuttige warmte- en elektriciteitsverbruik uit warmtekrachtkoppeling, zowel ter plaatse als aangekocht, voor ieder jaar van de periode die wordt gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde.

Criterium 3.2 — Bronnen voor de winning van delfstoffen

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel.

Gewonnen delfstoffen mogen worden gebruikt als bestanddeel van het eindproduct, mits:

1.

(binnen de EU) de winning, indien deze heeft plaatsgevonden in gebieden uit het Natura 2000-netwerk (dat bestaat uit speciale beschermingszones in het kader van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) inzake het behoud van de vogelstand en van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (12) inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna), overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG en met inachtneming van de richtsnoeren van de Commissie voor de winning van niet-energetische delfstoffen en Natura 2000 (13) is beoordeeld en toegestaan;

2.

(buiten de EU) de winning, indien deze heeft plaatsgevonden in beschermde gebieden die in het kader van de nationale wetgeving van de landen van herkomst/uitvoer als zodanig zijn aangewezen, zijn beoordeeld en toegestaan overeenkomstig voorschriften die garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan de garanties in 1).

Beoordeling en controle

Indien de winning van delfstoffen is uitgevoerd in gebieden van het Natura 2000-netwerk (binnen de EU) of in beschermde gebieden die in het kader van de nationale wetgeving van de landen van herkomst/uitvoer als zodanig zijn aangewezen (buiten de EU) moet de aanvrager een door de bevoegde autoriteiten afgegeven verklaring van naleving van deze eis of een kopie van de door de bevoegde autoriteiten verleende goedkeuring verstrekken.

Criterium 3.3 — Minerale groeimedia tijdens en na gebruik

Dit criterium is uitsluitend van toepassing op minerale groeimedia.

De minerale groeimedia mogen alleen worden aangeboden voor gebruik in professionele toepassingen in de tuinbouw.

De aanvrager moet de afnemers een gestructureerde inzamelings- en recycledienst bieden waarbij een beroep mag worden gedaan op externe dienstverleners. De inzamelings- en recycledienst moet ten minste 70 % v/v van de verkoop van het product door de aanvrager in de Europese Unie bedragen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een verklaring verstrekken dat de minerale groeimedia alleen worden aangeboden voor gebruik in professionele toepassingen in de tuinbouw. Bij de informatie die aan de eindgebruiker wordt verstrekt, moet een verklaring over de professionele toepassing van het product in de tuinbouw worden gevoegd.

De aanvrager moet de bevoegde instantie in kennis stellen van de aangeboden optie(s) voor de gestructureerde inzameling- en recyclingdienst en de resultaten van de uitgevoerde opties. De aanvrager moet in het bijzonder de volgende documentatie en informatie verstrekken:

documentatie van het contract tussen de fabrikant en de dienstverleners;

een beschrijving van de inzameling, verwerking en bestemmingen;

een jaarlijks overzicht van het totale verkoopvolume van groeimedia in de lidstaten van de Europese Unie en een jaarlijks overzicht van het verkoopvolume in gebieden in de lidstaten waar inzameling en verwerking worden aangeboden;

voor nieuwe aanvragers, een schatting van het jaarlijkse overzicht van het totale verkoopvolume van de groeimedia in de lidstaten van de Europese Unie en een schatting van het jaarlijks overzicht van het verkoopvolume in gebieden in de lidstaten waar inzameling en verwerking worden aangeboden. De daadwerkelijke gegevens moeten een jaar na verlening van de EU-milieukeur worden overlegd.

Criterium 4 — Gerecycleerde/teruggewonnen en organische materialen in groeimedia

Dit criterium is uitsluitend van toepassing op groeimedia.

Groeimediaproducten moeten een minimumpercentage aan gerecycleerde/teruggewonnen organische bestanddelen bevatten, als volgt:

a)

het groeimedium moet ten minste 30 % organische bestanddelen bevatten (uitgedrukt als volume van het organische bestanddeel per totaal volume van het eindproduct), of

b)

het minerale groeimedium moet minerale bestanddelen bevatten die zijn vervaardigd volgens een proces waarbij ten minste 30 % gerecycleerde materialen is gebruikt (uitgedrukt als het droge gewicht van de gerecycleerde/teruggewonnen materialen per totaal droog gewicht van de inputmaterialen).

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de volgende informatie verstrekken:

in geval a): volume van de in criterium 1 aangegeven organische bestanddelen per totaal volume van het eindproduct, of;

in geval b): droog gewicht van de gerecycleerde/teruggewonnen materialen per totaal droog gewicht van de inputmaterialen.

In geval b) moet de aanvrager eveneens de volgende informatie over de minerale bestanddelen verstrekken:

de identificatie van inputgrondstoffen, droog gewicht van die inputgrondstof per totaal droog gewicht van de inputgrondstoffen de oorsprong van iedere inputgrondstof en

de identificatie van gerecycleerde/teruggewonnen inputgrondstoffen, droog gewicht van die gerecycleerde/teruggewonnen materialen per totaal droog gewicht van de inputgrondstoffen en de oorsprong van ieder gerecycleerd/teruggewonnen inputgrondstoffen.

Criterium 5 — Beperking van gevaarlijke stoffen

Criterium 5.1 — Grenswaarden voor zware metalen

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel.

a)   Bodemverbeteraars, strooisel en organische bestanddelen van groeimedia

Voor bodemverbeteraars, strooisel en organische bestanddelen van groeimedia mag het gehalte van de volgende elementen in het eindproduct niet hoger zijn dan de waarden in tabel 3, gemeten aan de hand van het droge gewicht (DG) van het product.

Tabel 3

Grenswaarden voor zware metalen in bodemverbeteraars, strooisel en organische bestanddelen van groeimedia

Zware metalen

Maximumgehalte in het product (mg/kg DG)

Cadmium (Cd)

1

Totaal chroom (Cr)

100

Koper (Cu)

100

Kwik (Hg)

1

Nikkel (Ni)

50

Lood (Pb)

100

Zink (Zn)

300

b)   Groeimedia

Voor groeimedia, met inbegrip van minerale groeimedia, mag het gehalte van de volgende elementen in het eindproduct niet hoger zijn dan de waarden in tabel 4, gemeten aan de hand van het droge gewicht (DG) van het product.

Tabel 4

Grenswaarden voor zware metalen in groeimedia, met inbegrip van minerale groeimedia

Zware metalen

Maximumgehalte in het product (mg/kg DG)

Cadmium (Cd)

3

Totaal chroom (Cr):

150

Koper (Cu)

100

Kwik (Hg)

1

Nikkel (Ni)

90

Lood (Pb)

150

Zink (Zn)

300

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie verslagen verstrekken van tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testprocedures in de desbetreffende in tabel 5 opgenomen EN-normen. Voor organische bestanddelen van groeimedia mogen de testverslagen door de leveranciers worden verstrekt.

Tabel 5

Genormaliseerde methoden voor de extractie en meting van zware metalen

Zware metalen

Meetmethode

Extractiemethode

Cadmium (Cd)

EN 13650

Voor bodemverbeteraars, strooisel, organische bestanddelen van groeimedia en groeimedia met uitzondering van minerale groeimedia:

EN 13650 Bodemverbeteraars en groeimedia — extractie van in koningswater oplosbare elementen

Voor minerale groeimedia:

EN 13651 Bodemverbeteraars en groeimedia — extractie van in calciumchloride/DTPA (CAT) oplosbare voedingsstoffen en elementen

Totaal chroom (Cr):

EN 13650

Koper (Cu)

EN 13650

Kwik (Hg)

EN 16175 (14)

Nikkel (Ni)

EN 13650

Lood (Pb)

EN 13650

Zink (Zn)

EN 13650

Criterium 5.2 — Grenswaarden voor polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's)

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel, met uitzondering van minerale groeimedia.

Het gehalte van de volgende polycyclische aromatische koolwaterstoffen in het eindproduct mag niet hoger zijn dan de waarde in tabel 6, gemeten aan de hand van het droge gewicht (DG) van het product.

Tabel 6

PAK-grenswaarde

Verontreinigende stof

Maximumgehalte in het product (mg/kg DG)

PAK16

6

PAH16= de som van naftaleen, acenaftyleen, acenafteen, fluoreen, fenantreen, antraceen, fluorantheen, pyreen, benzo[a]antraceen, chryseen, benzo[b]fluorantheen, benzo[k]fluorantheen, benzo[a]pyreen, indeno[1,2,3-cd]pyreen, dibenzo[a,h]antraceen en benzo[ghi]peryleen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie verslagen verstrekken van tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testprocedures in CEN/TS 16181 Slib, behandeld bioafval en grond — Bepaling van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) door gaschomatografie (GC) en hogedrukvloeistofchromatografie (HPLC) of vergelijkbaar.

Criterium 5.3 — Gevaarlijke stoffen en mengsels

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel.

Het eindproduct mag niet zijn ingedeeld en geëtiketteerd als acuut toxisch, toxisch voor specifieke doelorganen, inhalatie- of huidallergeen, of kankerverwekkend, mutageen, giftig voor de voortplanting, of gevaarlijk voor het milieu, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (15).

Het product mag geen stoffen of mengsels bevatten die zijn ingedeeld als toxisch, gevaarlijk voor het milieu, inhalatie- of huidallergeen, of kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 en zoals geïnterpreteerd volgens de gevarenaanduidingen in tabel 7. Bewust aan het product toegevoegde ingrediënten met een concentratie van meer dan 0,010 % m/m (op basis van nat gewicht) moeten aan deze eis voldoen. De algemene of specifieke concentratiegrenzen die overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn vastgesteld hebben voorrang op de hierboven vermelde grenswaarde van 0,010 % m/m (op basis van nat gewicht) indien deze strikter zijn.

Tabel 7

Aan beperkingen onderhevige gevarenindelingen en hun categorie

Acute toxiciteit

Categorie 1 en 2

Categorie 3

H300 Dodelijk bij inslikken.

H301 Giftig bij inslikken.

H310 Dodelijk bij contact met de huid.

H311 Giftig bij contact met de huid.

H330 Dodelijk bij inademing.

H331 Giftig bij inademing.

H304 Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt.

EUH070 Giftig bij oogcontact.

Specifieke doelorgaantoxiciteit

Categorie 1

Categorie 2

H370 Veroorzaakt schade aan organen.

H371 Kan schade aan organen veroorzaken.

H372 Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling.

H373 Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling.

Sensibilisatie van de luchtwegen of van de huid

Categorie 1A

Categorie 1B

H317 Kan een allergische huidreactie veroorzaken.

H317 Kan een allergische huidreactie veroorzaken.

H334 Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken.

H334 Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken.

Kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting

Categorie 1A en 1B

Categorie 2

H340 Kan genetische schade veroorzaken.

H341 Verdacht van het veroorzaken van genetische schade.

H350 Kan kanker veroorzaken.

H351 Verdacht van het veroorzaken van kanker.

H350i Kan kanker veroorzaken bij inademing.

 

H360F Kan de vruchtbaarheid schaden.

H361f Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden.

H360D Kan het ongeboren kind schaden.

H361d Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden.

H360FD Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden.

H361fd Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden.

H360Fd Kan de vruchtbaarheid schaden. Wordt ervan verdacht het ongeboren kind te schaden.

H362 Kan schadelijk zijn via de borstvoeding.

H360Df Kan het ongeboren kind schaden. Wordt ervan verdacht de vruchtbaarheid te schaden.

 

Gevaar voor het aquatisch milieu

Categorie 1 en 2

Categorie 3 en 4

H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen.

H412 Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

H410 Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

H413 Kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben.

H411 Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

 

Gevaarlijk voor de ozonlaag

H420 Gevaarlijk voor de ozonlaag.

 

De meest recente door de Unie aangenomen indelingsregels hebben voorrang op de opgesomde gevarenindelingen. Daarom moet de aanvrager overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 ervoor zorgen dat de indelingen gebaseerd zijn op de meest recente regels inzake indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels.

De gevarenaanduidingen verwijzen in het algemeen naar stoffen. Indien echter geen informatie over de stoffen kan worden verkregen, gelden de indelingsregels voor mengsels.

Uitgesloten van criterium 5.3 zijn stoffen of mengsels waarvan de eigenschappen tijdens het productieproces veranderen en die daardoor niet meer biologisch beschikbaar zijn, of waarvan de chemische samenstelling verandert waardoor het eerder vastgestelde gevaar niet meer van toepassing is.

Dit criterium is niet van toepassing op eindproducten die bestaan uit:

materialen die niet vallen onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1907/2006 overeenkomstig artikel 2, lid 2, van die verordening;

stoffen die vallen onder artikel 2, lid 7, onder b), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, waarin criteria worden vastgesteld voor het vrijstellen van onder bijlage V van deze verordening vallende stoffen van de voorschriften voor registratie, downstreamgebruikers en beoordeling.

Om te bepalen of deze vrijstelling van toepassing is, moet de aanvrager een screening uitvoeren van alle bewust toegevoegde stoffen die met een concentratie van boven de 0,010 % m/m (op basis van nat gewicht) aanwezig zijn.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet een screening uitvoeren op de aanwezigheid van stoffen en mengsels die mogelijk moeten worden ingedeeld met de bij dit criterium genoemde gevarenaanduidingen. De aanvrager moet de bevoegde instantie een verklaring verstrekken waarin hij bevestigt dat het product aan dit criterium voldoet.

Die verklaring moet hiermee verband houdende documentatie bevatten, zoals door de leveranciers ondertekende verklaringen van overeenstemming, met betrekking tot de niet-indeling van de stoffen, mengsels of materialen in de gevarenklassen bij de in tabel 7 vermelde gevarenaanduidingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, voor zover dit ten minste kan worden bepaald aan de hand van de informatie die voldoet aan de in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 genoemde eisen.

De verstrekte informatie moet betrekking hebben op de vorm of fysieke staat van de stoffen of mengsels zoals gebruikt in het eindproduct.

De volgende technische informatie moet ter onderbouwing van de verklaring van indeling of niet-indeling voor elk van de stoffen en mengsels worden verstrekt:

i.

voor stoffen die niet zijn geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 of die nog geen geharmoniseerde CLP-indeling hebben: informatie die voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in bijlage VII bij die verordening;

ii.

voor stoffen die zijn geregistreerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 en die niet voldoen aan de eisen voor CLP-indeling: informatie gebaseerd op het Reach-registratiedossier waaruit de niet-ingedeelde status van de stof blijkt;

iii.

voor stoffen met een geharmoniseerde indeling of stoffen die vallen onder een zelf-indeling: veiligheidsinformatiebladen indien beschikbaar. Indien deze niet beschikbaar zijn of als de stof zelf is ingedeeld, moet informatie worden verstrekt die relevant is voor de gevarenindeling van de stoffen overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006;

iv.

in het geval van mengsels: veiligheidsinformatiebladen indien beschikbaar. Indien deze niet beschikbaar zijn, moet de berekening van de mengselindeling worden verstrekt overeenkomstig de regels uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008, aangevuld met informatie die relevant is voor de gevarenindeling van de mengsels overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

Er moeten veiligheidsinformatiebladen worden verstrekt voor de materialen waaruit het eindproduct is samengesteld en voor stoffen en mengsels die bij de formulering en behandeling van de materialen zijn gebruikt en die met concentraties boven een grenswaarde van 0,010 % w/w (op basis van het natte gewicht) in het uiteindelijke product resteren, tenzij een lagere algemene of specifieke maximale concentratie van toepassing is op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1272/2008.

Veiligheidsinformatiebladen moeten worden ingevuld volgens de richtsnoeren in de rubrieken 10, 11 en 12 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (voorschriften voor de samenstelling van veiligheidsinformatiebladen). Onvolledige veiligheidsinformatiebladen moeten worden aangevuld met informatie uit verklaringen van leveranciers van chemische stoffen.

Informatie over de intrinsieke eigenschappen van stoffen kan worden verkregen door andere middelen dan met tests, bijvoorbeeld door het gebruik van alternatieve methoden, zoals in-vitromethoden, via kwantitatieve structuur-activiteitsmodellen of door het gebruik van groepering of „read-across” overeenkomstig bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 1907/2006.

Het uitwisselen van relevante gegevens binnen de gehele toeleveringsketen wordt sterk aangemoedigd.

Voor minerale wol moet de aanvrager eveneens het volgende verstrekken:

a)

certificaat dat het recht geeft het handelsmerk van de European Certification Board for Mineral Wool Products te gebruiken om naleving van Noot Q van Verordening (EG) nr. 1272/2008 aan te tonen;

b)

testverslag volgens ISO 14184-1 Textiel — Bepaling van formaldehyde — Deel 1: Vrij en gehydrolyseerd formaldehyde.

Criterium 5.4 — Stoffen die in de lijst zijn opgenomen overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Het eindproduct mag geen bewust toegevoegde zeer zorgwekkende stoffen bevatten die zijn opgenomen in de lijst waarin is voorzien in artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, die voorkomen in mengsels, in een voorwerp of in een homogeen deel van het product in concentraties hoger dan 0,010 % nat gewicht.

Beoordeling en controle:

Op de datum van aanvraag moet worden verwezen naar de meest recente lijst van zeer zorgwekkende stoffen. De aanvrager moet een verklaring verstrekken dat aan criterium 5.4 wordt voldaan, alsmede hiermee samenhangende documentatie, waaronder door de leveranciers van de materialen ondertekende verklaringen van overeenstemming en kopieën van relevante veiligheidsinformatiebladen voor stoffen of mengsels overeenkomstig bijlage II van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen of mengsels. De concentratiegrenzen moeten worden opgegeven in de veiligheidsinformatiebladen overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor stoffen en mengsels.

Criterium 5.5 — Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel, met uitzondering van minerale groeimedia.

Het gehalte van primaire ziekteverwekkers in het eindproduct mag niet hoger zijn dan de waarden in tabel 8.

Tabel 8

Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

Ziekteverwekker

Grenswaarde

E. coli

1 000 kve/g vers gewicht

Salmonella spp.

afwezig in 25 g vers gewicht

kve= kolonievormende eenheden

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie verslagen verstrekken van tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testprocedure van tabel 9.

Tabel 9

Genormaliseerde test voor E. coli en Salmonella spp.

Parameter

Testmethode

E. coli

CEN/TR 16193 Sludge, treated biowaste and soil. Detection and enumeration of Escherichia coli or equivalent

Salmonella spp.

ISO 6579 Microbiology of food and animal feeding stuffs — Horizontal method for the detection of Salmonella spp.

Criterium 6 — Stabiliteit

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel, met uitzondering van volledig uit lignocellulosische bestanddelen bestaand strooisel en minerale groeimedia.

Bodemverbeteraars en strooisel voor niet-professionele toepassingen en groeimedia voor alle toepassingen moeten voldoen aan een van de eisen in tabel 10.

Tabel 10

Stabiliteitseisen voor bodemverbeteraars en strooisel voor niet-professionele toepassingen en groeimedia voor alle toepassingen

Stabiliteitsparameter

Eis

Maximale respirometrische index

15 mmol O2/kg organische stof/uur

Minimale Rottegrad-waarde, indien van toepassing

IV (maximale temperatuurstijging van 20 °C boven de omgevingstemperatuur bij de zelfverhittingstest)

Bodemverbeteraars en strooisel voor niet-professionele toepassingen en groeimedia voor alle toepassingen moeten voldoen aan een van de eisen in tabel 11.

Tabel 11

Stabiliteitseisen voor bodemverbeteraars en strooisel voor professionele toepassingen

Stabiliteitsparameter

Eis

Maximale respirometrische index

25 mmol O2/kg organische stof/uur

Minimale Rottegrad-waarde, indien van toepassing

III (maximale temperatuurstijging van 30 °C boven de omgevingstemperatuur bij de zelfverhittingstest)

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie verslagen verstrekken van tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testprocedure in tabel 12.

Tabel 12

Genormaliseerde testmethode voor stabiliteit

Parameter

Testmethode:

Respirometrische index

EN 16087-1 Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Bepaling van de aerobe biologische activiteit — Deel 1: Zuurstofabsoptievermogen (OUR)

Rottegrad-waarde

EN 16087-2 Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Bepaling van de aerobe biologische activiteit — Deel 2: Zelfopwarmingsbeproeving voor compost

Criterium 7 — Fysische verontreinigingen

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel, met uitzondering van minerale groeimedia.

Het gehalte glas, metaal en plastic met een maaswijdte van > 2 mm in het eindproduct mag niet meer dan 0,5 % bedragen, gemeten op basis van het droge gewicht.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie verslagen verstrekken van tests die zijn uitgevoerd overeenkomstig de testprocedures in de technische specificatie CEN/TS 16202 Slib, behandeld bioafval en grond — Bepaling van onzuiverheden en stenen) of een andere door de bevoegde instantie goedgekeurde, gelijkwaardige testprocedure.

Criterium 8 — Organische stof en droge stof

Dit criterium is van toepassing op bodemverbeteraars en strooisel.

De organische stof als gloeiverlies van het eindproduct moet ten minste 15 % droog gewicht zijn (% DG).

Het gehalte droge stof van het eindproduct moet ten minste 25 % van het versgewicht (% VG) bedragen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie verslagen verstrekken van overeenkomstig de testprocedure in tabel 13 uitgevoerde tests.

Tabel 13

Gestandaardiseerde testmethoden voor droge stof en organische stof

Parameter

Testmethode:

Droge stof (% VG)

EN 13040 Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Monstervoorbereiding voor chemische en fysische beproeving, bepaling van het gehalte aan droge stof, het gehalte aan vocht en de samengedrukte bulkdichtheid in een laboratorium

Organische stof als gloeiverlies (% DM)

EN 13039 Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Bepaling van het gehalte aan organische stoffen en as

Criterium 9 — Levensvatbare onkruidzaden en plantpropagulen

Dit criterium is van toepassing op groeimedia en bodemverbeteraars, met uitzondering van minerale groeimedia.

Eindproducten mogen niet meer dan twee eenheden levensvatbare onkruidzaden en plantpropagulen per liter bevatten.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een testverslag verstrekken overeenkomstig de testprocedure in de technische specificatie CEN/TS 16201 (Slib, behandeld organisch afval en grond — Bepaling van levensvatbare zaden en aseksuele verspreidingseenheden) of een andere door de bevoegde instantie goedgekeurde, gelijkwaardige testprocedure.

Criterium 10 — Plantreactie

Dit criterium is van toepassing op groeimedia en bodemverbeteraars.

Eindproducten mogen geen nadelige invloed hebben voor het opkomen of de daaropvolgende groei van planten.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een geldig verslag verstrekken van een test uitgevoerd volgens de testprocedure in EN 16086-1 (Bodemverbeterende middelen en teelsubstraten — Bepaling van de gewasreactie — Deel 1: Groeitest in plantpotten met Chinese kool).

Criterium 11 — Eigenschappen van groeimedia

Dit criterium is uitsluitend van toepassing op groeimedia.

Criterium 11.1 — Elektrische geleidbaarheid

De elektrische geleidbaarheid van het eindproduct moet minder zijn dan 100 mS/m.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een verslag verstrekken van een test uitgevoerd volgens de testprocedure in EN 13038 (Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Bepaling van het elektrisch geleidingsvermogen).

Criterium 11.2 — pH

De pH van het eindproduct moet tussen de 4 en 7 zijn.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een verslag verstrekken van een test uitgevoerd volgens de testprocedure in EN 13037 (Bodemverbeterende middelen en teeltsubstraten — Bepaling van de pH).

Criterium 11.3 — Natriumgehalte

Het natriumgehalte in waterextracten van het eindproduct mag niet meer dan 150 mg/l van het verse product bedragen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een verslag verstrekken van een test uitgevoerd volgens de testprocedure in EN 13652 (Bodemverbeterende middelen en groeimedia — Extractie van in water oplosbare voedingsstoffen en elementen).

Criterium 11.4 — Chloridegehalte

Het chloridegehalte in waterextracten van het eindproduct mag niet meer dan 500 mg/l van het verse product bedragen.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie een verslag verstrekken van een test uitgevoerd volgens de testprocedure in EN 13652 (Bodemverbeterende middelen en groeimedia — Extractie van in water oplosbare voedingsstoffen en elementen).

Criterium 12 — Informatieverstrekking

Dit criterium is van toepassing op groeimedia, bodemverbeteraars en strooisel.

De volgende informatie moet op de verpakking van het product of in de begeleidende informatiebladen worden vermeld:

Criterium 12.1 — Bodemverbeteraars

a)

de naam en het adres van de organisatie die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het product;

b)

een aanduiding die het producttype aangeeft, waarin de term „BODEMVERBETERAAR” is opgenomen;

c)

het codenummer van de partij;

d)

de hoeveelheid (in gewicht);

e)

minimaal en maximaal vochtgehalte;

f)

de belangrijkste grondstoffen (meer dan 5 gewichtsprocent) waaruit het product is vervaardigd;

g)

de aanbevolen opslagomstandigheden en de aanbevolen uiterste gebruiksdatum;

h)

instructies voor het veilig hanteren en gebruiken van het product;

i)

een beschrijving van de toepassing waarvoor het product bestemd is en eventuele beperkingen van het gebruik, met inbegrip van een vermelding over de geschiktheid van het product voor specifieke plantengroepen (bv. kalkschuwende of kalkminnende planten);

j)

pH (met verwijzing naar de gebruikte testmethode);

k)

gehalte organische koolstof (%), totaal stikstofgehalte (%) en gehalte anorganische stikstof (%) (met een verwijzing naar de gebruikte testmethode);

l)

koolstof/stikstofverhouding;

m)

totaal fosforgehalte (%) en totaal kaliumgehalte (%) (met een verwijzing naar de gebruikte testmethode);

n)

in geval van niet-professionele toepassingen: een vermelding over de stabiliteit van organische stof (stabiel of zeer stabiel);

o)

een vermelding over de aanbevolen wijze van gebruik;

p)

in geval van niet-professionele toepassingen: de aanbevolen op te brengen hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram product per oppervlakte-éénheid (m2) per jaar.

Criterium 12.2 — Groeimedia

a)

de naam en het adres van de organisatie die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het product;

b)

een aanduiding die het producttype aangeeft, waarin de term „GROEIMEDIUM” is opgenomen;

c)

het codenummer van de partij;

d)

de hoeveelheid (in volume of aantal platen, en in geval van minerale wol met vermelding van de afmeting van de plaat);

e)

minimaal en maximaal vochtgehalte;

f)

de belangrijkste grondstoffen (meer dan 5 volumeprocent) waaruit het product is vervaardigd;

g)

de aanbevolen opslagomstandigheden en de aanbevolen uiterste gebruiksdatum;

h)

instructies voor het veilig hanteren en gebruiken van het product;

i)

een beschrijving van de toepassing waarvoor het product bestemd is en eventuele beperkingen van het gebruik, met inbegrip van een vermelding over de geschiktheid van het product voor specifieke plantengroepen (bv. kalkschuwende of kalkminnende planten);

j)

pH (EN 13037);

k)

elektrische geleiding (1:5 extractie);

l)

kiemremming (EN 16086-1);

m)

groeiremming (EN 16086-1);

n)

een vermelding over de stabiliteit van organische stof (stabiel of zeer stabiel);

o)

een vermelding over de aanbevolen wijze van gebruik;

p)

voor minerale groeimedia: een vermelding over de professionele toepassing in de tuinbouw.

Criterium 12.3 — Strooisel

a)

de naam en het adres van de organisatie die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van het product;

b)

een aanduiding die het producttype aangeeft, waarin de term „STROOISEL” is opgenomen;

c)

het codenummer van de partij;

d)

de hoeveelheid (in volume);

e)

minimaal en maximaal vochtgehalte;

f)

de belangrijkste grondstoffen (meer dan 5 volumeprocent) waaruit het product is vervaardigd;

g)

instructies voor het veilig hanteren en gebruiken van het product;

h)

een beschrijving van de toepassing waarvoor het product bestemd is en eventuele beperkingen van het gebruik, met inbegrip van een vermelding over de geschiktheid van het product voor specifieke plantengroepen (bv. kalkschuwende of kalkminnende planten);

i)

pH (met verwijzing naar de gebruikte testmethode);

j)

in geval van niet-professionele toepassingen: een vermelding over de stabiliteit van organische stof (stabiel of zeer stabiel), indien van toepassing;

k)

een vermelding over de aanbevolen wijze van gebruik;

l)

in geval van niet-professionele toepassingen: de aanbevolen op te brengen hoeveelheden in mm.

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet verklaren dat het product aan dit criterium voldoet, en de bevoegde instantie voorzien van een exemplaar van de verpakking of de informatiebladen of van de gebruikersinformatie op de verpakking of de begeleidende informatiebladen.

Criterium 13 — Informatie op de EU-milieukeur

Het facultatieve label met tekstruimte moet de volgende tekst bevatten:

bevordert de recycling van materialen;

bevordert het gebruik van hernieuwbare en gerecycleerde materialen.

Voor bodemverbeteraars en strooisel moet de volgende aanvullende informatie worden vermeld:

vermindert bodem- en watervervuiling door concentraties van zware metalen te beperken.

De richtsnoeren voor het gebruik van het facultatieve label met tekstruimte kunnen worden geraadpleegd in de „Guidelines for the use of the EU Ecolabel logo” op de website:

http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

Beoordeling en controle:

De aanvrager moet de bevoegde instantie voorzien van een exemplaar van de verpakking waarop het label te zien is, samen met een verklaring dat aan dit criterium is voldaan.


(1)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(4)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

(5)  Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).

(6)  Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsbesluit 2011/877/EU van de Commissie van 19 december 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde rendementsreferentiewaarden voor de gescheiden productie van elektriciteit en warmte in toepassing van Richtlijn 2004/8/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 2007/74/EG van de Commissie (PB L 343 van 23.12.2011, blz. 91).

(8)  Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 30).

(9)  Methodologie voor het ecologisch ontwerp van energiegerelateerde producten (http://www.meerp.eu/).

(10)  Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 12.7.2012, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(12)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(13)  Richtsnoeren van de EC voor nieuwe winning van niet-energetische delfstoffen volgens de eisen van Natura 2000 (http://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/management/docs/neei_n2000_guidance.pdf).

(14)  EN 16175 Slib, behandeld bioafval en bodem — Bepaling van het gehalte aan kwik met koningswater en salpeterzuur ontsloten oplossingen —Deel 1: Koude damp van atomaire spectrometrie (CV-AAS) en Deel 2: Koude damp fluorescentiespectrometrie (CV-AFS).

(15)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

Aanhangsel 1

Bemonsterings- en testfrequentie voor het aanvraagjaar

Type installatie

Criterium

Jaarlijkse input/output

Testfrequentie

type 1: verwerkingsinstallaties voor afval of dierlijke bijproducten

5.1

Grenswaarden voor zware metalen

5.5

Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

6

Stabiliteit

7

Fysische verontreinigingen

8

Organische stoffen en droge stoffen

9

Levensvatbare zaden en plantpropagulen

10

Plantreactie

11

Eigenschappen van groeimedia

Input (t) ≤ 3 000

1 elke 1 000 ton inputmateriaal, afgerond op het volgende gehele getal

3 000 < input (t) ≤ 20 000

4 (een monster per seizoen)

Input (t) > 20 000

aantal analyses per jaar = hoeveelheid jaarlijks inputmateriaal (in ton)/10 000 ton + 1

minimaal 4 en maximaal 12

5.2

PAK's

Input (t) ≤ 3 000

1

3 000 < input (t) ≤ 10 000

2

10 000 < input (t) ≤ 20 000

3

20 000 < input (t) ≤ 40 000

4

40 000 < input (t) ≤ 60 000

5

60 000 < input (t) ≤ 80 000

6

80 000 < input (t) ≤ 100 000

7

100 000 < input (t) ≤ 120 000

8

120 000 < input (t) ≤ 140 000

9

140 000 < input (t) ≤ 160 000

10

160 000 < input (t) ≤ 180 000

11

Input (t) > 180 000

12

type 2: productie-installaties waar materialen van installaties van type 1 worden gebruikt

5.1

Grenswaarden voor zware metalen

5.5

Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

6

Stabiliteit

7

Fysische verontreinigingen

8

Organische stoffen en droge stoffen

9

Levensvatbare zaden en plantpropagulen

10

Plantreactie

11

Eigenschappen van groeimedia

Output (m3) ≤ 5 000

Representatieve gecombineerde monsters van 2 partijen overeenkomstig EN 12579 (1)

Output (m3) > 5 000

Representatieve gecombineerde monsters van 4 partijen overeenkomstig EN 12579

5.2

PAK's

Output (m3) ≤ 5 000

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579

Output (m3) > 5 000

Representatieve gecombineerde monsters van 2 partijen overeenkomstig EN 12579

type 3: productie-installaties waar GEEN materialen worden gebruikt die zijn gewonnen uit afval of dierlijke bijproducten.

5.1

Grenswaarden voor zware metalen

5.5

Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

6

Stabiliteit

7

Fysische verontreinigingen

8

Organische stoffen en droge stoffen

9

Levensvatbare zaden en plantpropagulen

10

Plantreactie

11

Eigenschappen van groeimedia

Output (m3) ≤ 5 000

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579

Output (m3) > 5 000

Representatieve gecombineerde monsters van 2 partijen overeenkomstig EN 12579

5.2

PAK's

Ongeacht de input/output

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579


(1)  EN 12579 Soil improvers and growing media. Sampling

Aanhangsel 2

Bemonsterings- en testfrequentie voor volgende jaren

Type installatie

Criteria

Jaarlijkse input/output

Testfrequentie

type 1: verwerkingsinstallaties voor afval of dierlijke bijproducten;

5.1

Grenswaarden voor zware metalen

5.5

Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

6

Stabiliteit

7

Fysische verontreinigingen

8

Organische stoffen en droge stoffen

9

Levensvatbare zaden en plantpropagulen

10

Plantreactie

11

Eigenschappen van groeimedia

Input (t) ≤ 1 000

1

Input (t) > 1 000

aantal analyses per jaar = hoeveelheid jaarlijks inputmateriaal (in ton)/10 000 ton + 1

minimaal 2 en maximaal 12

5.2

PAK's

Input (t) ≤ 10 000

0,25 (eens per 4 jaar)

10 000 < input (t) ≤ 25 000

0,5 (eens per 2 jaar)

25 000 < input (t) ≤ 50 000

1

50 000 < input (t) ≤ 100 000

2

100 000 < input (t) ≤ 150 000

3

150 000 < input (t) ≤ 200 000

4

200 000 < input (t) ≤ 250 000

5

250 000 < input (t) ≤ 300 000

6

300 000 < input (t) ≤ 350 000

7

350 000 < input (t) ≤ 400 000

8

400 000 < input (t) ≤ 450 000

9

450 000 < input (t) ≤ 500 000

10

500 000 < input (t) ≤ 550 000

11

Input (t) > 550 000

12

type 2: Productie-installaties waar materialen van installaties van type 1 worden gebruikt

5.1

Grenswaarden voor zware metalen

5.5

Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

6

Stabiliteit

7

Fysische verontreinigingen

8

Organische stoffen en droge stoffen

9

Levensvatbare zaden en plantpropagulen

10

Plantreactie

11

Eigenschappen van groeimedia

Output (m3) ≤ 5 000

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579

Output (m3) > 5 000

Representatieve gecombineerde monsters van 2 partijen overeenkomstig EN 12579

5.2

PAK's

Output (m3) ≤ 15 000

Representatief(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579, eens per vier jaar

15 000 < Output (m3) ≤ 40 000

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579, eens per twee jaar

Output (m3) > 40 000

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579, elk jaar

type 3: Productie-installaties waar GEEN materialen worden gebruikt die zijn gewonnen uit afval of dierlijke bijproducten.

5.1

Grenswaarden voor zware metalen

5.5

Grenswaarden voor E. coli en Salmonella spp.

6

Stabiliteit

7

Fysische verontreinigingen

8

Organische stoffen en droge stoffen

9

Levensvatbare onkruidzaden en plantpropagulen

10

Plantreactie

11

Eigenschappen van groeimedia

Ongeacht de input/output

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579

5.2

PAK's

Ongeacht de input/output

Representatie(f)(ve) gecombineerd(e) monster(s) van 1 partij overeenkomstig EN 12579, eens per vier jaar


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/101


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2100 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot toelating van methoden voor de indeling van varkenskarkassen in Letland en tot intrekking van Beschikking 2005/307/EG

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7986)

(Slechts de tekst in de Letse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 20, onder p) en t),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens bijlage IV, punt B.IV.1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moet, met het oog op de indeling van varkenskarkassen, het aandeel mager vlees worden geschat volgens door de Commissie toegestane indelingsmethoden en mogen in dit verband uitsluitend statistisch bewezen schattingsmethoden op basis van de fysieke opmeting van een of meer onderdelen van de anatomie van het varkenskarkas worden toegestaan. Indelingsmethoden mogen slechts worden toegestaan als een maximumtolerantie voor de statistische fout bij de schatting in acht wordt genomen. Deze tolerantie is vastgesteld in artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie (2).

(2)

Bij Beschikking 2005/307/EG van de Commissie (3) is het gebruik van drie methoden voor de indeling van varkenskarkassen in Letland toegelaten.

(3)

Letland heeft de Commissie verzocht toestemming te verlenen voor de vervanging van de formules die worden gebruikt voor de „Intrascope (Optical Probe)”-methode, de „manuele methode (ZP)” en de „Pork Grader (PG 200)”-methode, en om één nieuwe methode voor de indeling van varkenskarkassen op zijn grondgebied toe te laten, namelijk „OptiGrade-MCP”. Letland heeft in het in artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 bedoelde protocol een gedetailleerde beschrijving van de versnijdingsproef gegeven met opgave van de beginselen waarop de nieuwe formules zijn gebaseerd, de resultaten van de versnijdingsproef en de vergelijkingen die worden toegepast voor de beoordeling van het percentage mager vlees.

(4)

Uit het onderzoek van dit verzoek is gebleken dat aan de voorwaarden voor het toelaten van deze nieuwe formules en indelingsmethoden is voldaan. Deze formules en indelingsmethoden dienen derhalve te worden toegelaten in Letland.

(5)

Letland heeft de Commissie eveneens verzocht een aanbiedingsvorm van varkenskarkassen toe te laten die afwijkt van de in bijlage IV, punt B.III, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde standaard aanbiedingsvorm.

(6)

Krachtens artikel 20, onder t), i), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kan aan de lidstaten toestemming worden verleend om een andere dan de in bijlage IV, punt B.III, van die verordening vastgestelde aanbiedingsvorm van varkenskarkassen vast te stellen indien de normale handelspraktijk op hun grondgebied afwijkt van die standaard aanbiedingsvorm. Letland heeft in zijn verzoek vermeld dat het vanwege de op zijn grondgebied gangbare handelspraktijk nodig kan zijn de kop, de staart, de voorpoten en de achterpoten van het varkenskarkas te verwijderen. Deze van de standaard aanbiedingsvorm afwijkende aanbiedingsvorm dient derhalve in Letland te worden toegestaan.

(7)

Met het oog op de vergelijkbaarheid van de noteringen voor varkenskarkassen moet deze afwijkende aanbiedingsvorm in aanmerking worden genomen door het in die gevallen geconstateerde gewicht aan te passen ten opzichte van het gewicht voor de standaard aanbiedingsvorm.

(8)

Wijzigingen van de apparatuur of van de indelingsmethoden moeten verboden zijn, tenzij deze expliciet bij een uitvoeringsbesluit van de Commissie worden toegestaan.

(9)

Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid dient een nieuw besluit te worden vastgesteld. Beschikking 2005/307/EG moet daarom worden ingetrokken.

(10)

Gelet op de technische omstandigheden in verband met de invoering van nieuwe methoden en formules, dienen de bij dit besluit toegelaten methoden voor de indeling van varkenskarkassen met ingang van 1 januari 2016 van toepassing te zijn.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de indeling van varkenskarkassen overeenkomstig bijlage IV, punt B.IV.1, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 mogen in Letland de volgende methoden worden gebruikt:

a)

het „Intrascope (Optical Probe)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel I van de bijlage;

b)

de „manuele methode (ZP)” en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel II van de bijlage;

c)

het „PorkGrader (PG200)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel III van de bijlage;

d)

het „OptiGrade-MCP” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel IV van de bijlage.

De manuele methode (ZP) als bedoeld in de eerste alinea, onder b), wordt alleen toegestaan in slachthuizen

a)

die hun gegevens elektronisch invoeren en een slachtlimiet hebben van ten hoogste 500 varkens per week;

b)

die een slachtlimiet hebben van ten hoogste 200 varkens per week.

Artikel 2

Onverminderd de in bijlage IV, punt B.III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde standaard aanbiedingsvorm mogen varkenskarkassen in Letland worden aangeboden zonder de kop, de staart, de voorpoten en/of de achterpoten alvorens te worden gewogen en ingedeeld.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van de noteringen voor varkenskarkassen worden de volgende coëfficiënten toegepast in alle gevallen waarin een of meer van de volgende onderdelen van het karkas ontbreken:

voor de ontbrekende kop: 8,345

voor de ontbrekende staart: 0,072

voor de ontbrekende voorpoten: 0,764

voor de ontbrekende achterpoten: 1,558.

Het gewicht van het karkas in de standaard aanbiedingsvorm wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

Gewicht van het karkas in de standaard aanbiedingsvorm = 100 × gewicht van het karkas (zonder ontbrekende onderdelen)/(100 – coëfficiënt(en) voor het ontbrekende onderdeel of de ontbrekende onderdelen)

Artikel 3

Wijzigingen van de toegelaten apparaten of indelingsmethoden zijn verboden, tenzij die expliciet bij een uitvoeringsbesluit van de Commissie worden toegestaan.

Artikel 4

Beschikking 2005/307/EG wordt ingetrokken.

Artikel 5

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema's voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3).

(3)  Beschikking 2005/307/EG van de Commissie van 12 april 2005 tot toelating van een methode voor de indeling van geslachte varkens in Letland (PB L 98 van 16.4.2005, blz. 42).


BIJLAGE

METHODEN VOOR DE INDELING VAN VARKENSKARKASSEN IN LETLAND

Deel I

INTRASCOPE (OPTICAL PROBE)

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de varkenskarkassen worden ingedeeld met het „Intrascope (Optical Probe)” genaamde apparaat.

2.

Dit apparaat is uitgerust met een zeshoekige sonde van maximaal 12 mm breed (en van 19 mm bij het mes aan de punt van de sonde) met kijkvenster en lichtbron en met een schuifmaat met millimeterschaal, en heeft een meetbereik van 8 tot 50 mm.

3.

Het aandeel mager vlees van het karkas wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

ŷ = 66,6708 – 0,3493 × F waarbij:

ŷ= geschat percentage mager vlees van het karkas,

F= rugspekdikte (met inbegrip van het zwoerd), gemeten aan de linkerzijde van het karkas achter de laatste rib op 6 cm vanaf de middellijn van het karkas (in millimeters).

De formule is geldig voor karkassen met een gewicht tussen 60 en 110 kg.

Deel II

MANUELE METHODE (ZP)

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de varkenskarkassen worden ingedeeld met behulp van de manuele methode (ZP).

2.

Bij deze methode kan gebruik worden gemaakt van een liniaal met een maatverdeling op basis van de voorspellingsvergelijking. Het gaat om een manuele meting van de rugspekdikte en de spierdikte op de scheiding van het halve varken.

3.

Het aandeel mager vlees van het karkas wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

ŷ = 60,5214 – 0,2579 × G + 0,0525 × M

waarbij

ŷ= geschat percentage mager vlees van het karkas,

G= spierdikte op de scheiding van het halve varken, gemeten als de kortste afstand tussen het craniale uiteinde van de m. gluteus medius en het uiteinde van de canalis vertebralis (in millimeters),

M= rugspekdikte (met inbegrip van het zwoerd) op de scheiding van het halve varken, gemeten op het smalste deel van de m. gluteus medius (in millimeters).

De formule is geldig voor karkassen met een gewicht tussen 60 en 110 kg.

Deel III

PORK GRADER (PG200)

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de varkenskarkassen worden ingedeeld met het „Pork Grader (PG200)” genaamde apparaat.

2.

Dit apparaat moet zijn uitgerust met een meetsonde aan een pistoolvormige behuizing, een gegevensprinter, een ijkblok, een 8-9 mm breed mes en een ledlamp met daarnaast een lichtontvanger (fotodetector).

3.

Het aandeel mager vlees van het karkas wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

ŷ = 64,4502 – 0,4364 × F + 0,0381 × M waarbij:

ŷ= geschat percentage mager vlees van het karkas,

F= rugspekdikte (met inbegrip van het zwoerd), gemeten achter de laatste rib op 7 cm vanaf de middellijn van het karkas (in millimeters),

M= spierdikte, gemeten achter de laatste rib op 7 cm vanaf de middellijn van het karkas (in millimeters).

De formule is geldig voor karkassen met een gewicht tussen 60 en 110 kg.

Deel IV

OPTIGRADE-MCP

1.

De in dit deel vastgestelde voorschriften zijn van toepassing wanneer de varkenskarkassen worden ingedeeld met het „OptiGrade-MCP” genaamde apparaat.

2.

Het apparaat is uitgerust met een optische sonde met een diameter van 6 mm, één infraroodfotodiode en een fototransistor. De verkregen meetwaarden worden met behulp van een computer omgezet in een geschat magervleesaandeel.

3.

Het aandeel mager vlees van het karkas wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

ŷ = 66,7787 – 0,4464 × F + 0,0018 × M

waarbij

ŷ= geschat percentage mager vlees van het karkas,

F= rugspekdikte (met inbegrip van het zwoerd), gemeten tussen de laatste en de op een na laatste rib op 7 cm vanaf de middellijn van het karkas (in millimeters),

M= spierdikte, gemeten tussen de laatste en de op een na laatste rib op 7 cm vanaf de middellijn van het karkas (in millimeters).

De formule is geldig voor karkassen met een gewicht tussen 60 en 110 kg.


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/106


BESLUIT (EU) 2015/2101 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 5 november 2015

houdende wijziging van Besluit (EU) 2015/774 inzake een overheidsprogramma voor aankoop van activa op secundaire markten (ECB/2015/33)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name de tweede alinea van artikel 12.1, in samenhang met het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 18.1,

Overwegende:

(1)

Op 4 maart 2015 heeft de Raad van bestuur Besluit (EU) 2015/774 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/10) (1) vastgesteld, dat een overheidsprogramma instelt voor de aankoop van activa op secundaire markten (hierna: „PSPP”). Artikel 5, lid 1, van Besluit (EU) 2015/774 (ECB/2015/10) bepaalt dat op uit hoofde van het PSPP beleenbare verhandelbare schuldbewijzen een initiële effectenemissielimiet van 25 % per internationaal effectenidentificatienummer van toepassing is. De Raad van bestuur moest deze initiële limiet na de eerste zes maanden van implementatie van het PSPP evalueren.

(2)

Op 3 september 2015 heeft de Raad van bestuur in beginsel besloten om de PSPP-effectenemissielimiet van 25 % tot 33 % per ISIN te verhogen, indien bij een case-by-case-verificatie wordt vastgesteld dat een aanhouding van 33 % per ISIN er niet toe zou leiden dat centrale banken van het Eurosysteem een blokkerend minderheidsbelang bereiken ingeval van ordentelijke schuldsaneringen.

(3)

De overwogen verhoging van de PSPP-effectenemissielimiet beoogt de volledige en soepele implementatie van het PSPP te bevorderen, waarbij tegelijkertijd een soepele werking van de markten in beleenbare verhandelbare schuldbewijzen mogelijk wordt gemaakt en ordentelijke schuldsaneringen niet worden belemmerd.

(4)

Besluit (EU) 2015/774 (ECB/2015/10) moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

Artikel 5, lid 1, van Besluit (EU) 2015/774 (ECB/2015/10) wordt als volgt vervangen:

„1.   Behoudens artikel 3 is uit hoofde van het PSPP per internationaal effectenidentificatienummer (ISIN) krachtens het PSPP een effectenemissielimiet van toepassing op verhandelbare schuldbewijzen die voldoen aan de in artikel 3 bedoelde criteria, zulks na consolidatie van in alle portfolio's van centrale banken van het Eurosysteem aangehouden effecten.

Met ingang van 10 november 2015 wordt de effectenemissielimiet per ISIN op 33 % vastgesteld. Bij wijze van uitzondering wordt de effectenemissielimiet per ISIN op 25 % vastgesteld voor verhandelbare schuldbewijzen met een collectieveactieclausule (CAC), welke clausule verschilt van het door het Economisch en Financieel Comité opgestelde eurogebiedmodel-CAC en geïmplementeerd wordt door de lidstaten overeenkomstig artikel 12, lid 3, van het Verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme, maar wordt ze tot 33 % verhoogd indien bij een case-by-case-verificatie wordt vastgesteld dat een aanhouding van 33 % per ISIN er niet toe zou leiden dat centrale banken van het Eurosysteem een blokkerend minderheidsbelang bereiken in geval van ordentelijke schuldsaneringen.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt op 10 november 2015 in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 5 november 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Besluit (EU) 2015/774 van de Europese Centrale Bank van 4 maart 2015 inzake een overheidsprogramma voor aankoop van activa op secundaire markten (ECB/2015/10) (PB L 121 van 14.5.2015, blz. 20).


Rectificaties

20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/108


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/848/GBVB van de Raad van 16 december 2011 tot uitvoering van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo

( Publicatieblad van de Europese Unie L 335 van 17 december 2011 )

Bladzijde 83, ondertekening:

in plaats van:

Voor de Raad

De voorzitter

T. NALEWAJK”,

te lezen:

Voor de Raad

De voorzitter

M. SAWICKI”.


20.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/108


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 683/2011 van de Raad van 17 juni 2011 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 57/2011 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden

( Publicatieblad van de Europese Unie L 187 van 16 juli 2011 )

In de inhoudsopgave en op bladzijde 1 in de titel:

in plaats van:

„Verordening (EU) nr. 683/2011 van de Raad van 17 juni 2011 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 57/2011 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden”,

lezen:

„Verordening (EU) nr. 683/2011 van de Raad van 20 juni 2011 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 57/2011 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden”.