ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 302

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
19 november 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2015/2072 van de Raad van 17 november 2015 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104

1

 

*

Verordening (EU) 2015/2073 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied IV; wateren van de Unie van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

11

 

*

Verordening (EU) 2015/2074 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op Noorse garnaal in Noorse wateren ten zuiden van 62° NB door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

13

 

*

Verordening (EU) 2015/2075 van de Commissie van 18 november 2015 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van abamectine, desmedifam, dichloorprop-P, haloxyfop-P, oryzalin en fenmedifam in of op bepaalde producten ( 1 )

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2076 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van vers en bevroren varkensvlees van oorsprong uit Oekraïne

51

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne

57

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne

63

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2079 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent van de Unie voor de invoer van vers en bevroren rundvlees van oorsprong uit Oekraïne

71

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2080 van de Commissie van 18 november 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001, wat betreft het beheer van invoertariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne en het verwijderen van een invoertariefcontingent voor zuivelproducten van oorsprong uit Moldavië

77

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2081 van de Commissie van 18 november 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van bepaalde granen van oorsprong uit Oekraïne

81

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2082 van de Commissie van 18 november 2015 tot niet-goedkeuring van Arctium lappa L. (bovengrondse delen) als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen ( 1 )

85

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2083 van de Commissie van 18 november 2015 tot niet-goedkeuring van Tanacetum vulgare L. als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen ( 1 )

87

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2084 van de Commissie van 18 november 2015 tot goedkeuring van de werkzame stof flupyradifuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

89

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2085 van de Commissie van 18 november 2015 tot goedkeuring van de werkzame stof mandestrobine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

93

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2086 van de Commissie van 18 november 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

97

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2015/2087 van de Commissie van 18 november 2015 houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen ( 1 )

99

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2015/2088 van de Raad van 10 november 2015 tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de relevante comités van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties moet worden ingenomen over de voorstellen tot wijziging van de VN-Reglementen nrs. 12, 16, 26, 39, 44, 46, 58, 61, 74, 83, 85, 94, 95, 97, 98, 99, 100, 101, 106, 107, 110, 116 en 127, het voorstel voor een nieuw VN-reglement betreffende frontale botsingen, het voorstel voor wijzigingen van de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) en het voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke resolutie nr. 2 (G.R.2) betreffende definities van de aandrijflijn van voertuigen

103

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2089 van de Raad van 10 november 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU waarbij de Republiek Slovenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

107

 

*

Besluit (EU) 2015/2090 van de Raad van 17 november 2015 houdende benoeming van een Duits lid van het Comité van de Regio's

109

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2091 van de Commissie van 17 november 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 aan de programma's van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7856)

110

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/1


VERORDENING (EU) 2015/2072 VAN DE RAAD

van 17 november 2015

tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststelt.

(2)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld, rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en van andere adviesinstanties, alsmede met eventueel advies van adviesraden.

(3)

De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

(4)

De totale toegestane vangsten (TAC's) dienen derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke behandeling van de visserijsectoren, en in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

(5)

De vangstmogelijkheden voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, moeten overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (2) vervatte voorschriften.

(6)

Wegens wijzigingen in de biologie van het oostelijke kabeljauwbestand was de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) niet in staat de biologische referentiepunten voor kabeljauwbestanden in de ICES-deelsectoren 25-32 vast te stellen en heeft hij als alternatief aanbevolen de TAC voor dat kabeljauwbestand vast te stellen aan de hand van de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. Bij gebrek aan biologische referentiepunten was het onmogelijk om de vangstmogelijkheden voor het kabeljauwbestand in deze deelsectoren volgens de in Verordening (EG) nr. 1098/2007 vervatte voorschriften vast te stellen en toe te wijzen. Aangezien de duurzaamheid van het kabeljauwbestand ernstig kan worden bedreigd als geen vangstmogelijkheden worden vastgesteld en toegewezen, is het, als bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013, raadzaam de TAC vast te stellen op basis van de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn, op een niveau dat overeenstemt met de benadering die door de ICES is ontwikkeld en aanbevolen.

(7)

Als gevolg van de nieuwe aanpak die de ICES met betrekking tot wetenschappelijk advies hanteert voor het vaststellen van vangstmogelijkheden voor kabeljauw in de deelsectoren 22-24, is het dienstig een stapsgewijze aanpak ter beperking van de vangstmogelijkheden te volgen.

(8)

In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies is het met het oog op de bescherming van de paaiplaatsen van het westelijk kabeljauwbestand raadzaam vangstmogelijkheden vast te stellen buiten de paaitijd (15 februari-31 maart 2016, en bijgevolg niet in de maand april, zoals voorheen). Door de vangstmogelijkheden op die manier vast te stellen wordt een bijdrage geleverd tot de positieve ontwikkeling van het bestand en derhalve tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(9)

In Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt als een van de doelen van het GVB gesteld dat het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst indien mogelijk tegen 2015, en geleidelijk toenemend voor alle bestanden uiterlijk 2020 wordt verwezenlijkt. Aangezien het bereiken van dat exploitatieniveau in 2016 ernstige gevolgen zou hebben voor de sociale en economische duurzaamheid van de vloten die op de sprot- en haringbestanden vissen, is het aanvaardbaar als dat exploitatieniveau uiterlijk in 2017 wordt gehaald. De vangstmogelijkheden voor 2016 voor deze bestanden moeten zodanig worden vastgesteld dat het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst trapsgewijs tegen die tijd wordt gehaald.

(10)

De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

(11)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, onder meer, op grond van de artikelen 3 en 4, in de vorm van flexibiliteit voor bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel en analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's, in het bijzonder op basis van de biologische situatie van de bestanden, voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, en tot een verslechtering in de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden vastgesteld dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(12)

In het licht van het door de Russische Federatie ingestelde embargo op de invoer van bepaalde landbouw- en visserijproducten uit de Unie, is er in 2015 een flexibiliteit van 25 % inzake het overdragen van ongebruikte vangstmogelijkheden ingevoerd voor de bestanden die het ergst of het meest rechtstreeks door het Russische embargo zijn getroffen. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden, namelijk de verlenging en uitbreiding van dit embargo ten aanzien van de Unie en de onbeschikbaarheid van bepaalde traditionele markten, en in het licht van het wetenschappelijk advies, moeten de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden die in 2015 niet zijn opgebruikt, tot maximaal 25 % en, voor het makreelbestand in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot maximaal 17,5 % van de oorspronkelijke quota voor 2015 kunnen worden overgedragen naar 2016. Het is derhalve aangewezen dat zowel in Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (5) als in Verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad (6) een dergelijke flexibiliteit is opgenomen. Andere vormen van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden mogen voor de betrokken bestanden niet gelden.

(13)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2016. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden. Om de redenen die in overweging 12 zijn genoemd, zijn de bepalingen inzake het overdragen van vangstmogelijkheden die in 2015 niet zijn gebruikt van toepassing met ingang van 1 januari 2015,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt vastgesteld welke vangstmogelijkheden in 2016 in de Oostzee van toepassing zijn op bepaalde visbestanden en groepen visbestanden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op Unievissersvaartuigen die actief zijn in de Oostzee.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „ICES”: de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee;

2.   „Oostzee”: de ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;

3.   „deelsector”: een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (7);

4.   „vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee;

5.   „Unievissersvaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

6.   „bestand”: in een bepaald beheersgebied voorkomende biologische rijkdom van de zee;

7.   „totale toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die mag worden:

i)

gevangen in één jaar, in het geval van visserijen waarop een aanlandingsverplichting van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, of

ii)

aangeland in één jaar, in het geval van visserijen waarop geen aanlandingsverplichting van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

8.   „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC's en toewijzingen

De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen van vangstmogelijkheden

De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:

a)

het uitwisselen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

c)

extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

d)

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

e)

verlagingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten waarop de aanlandingsverplichting niet van toepassing is

1.   Vis van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, moet worden aangeland op grond van de in artikel 15 van die verordening vastgestelde aanlandingsverplichting.

2.   Vangsten en bijvangsten van schol mogen slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland wanneer deze zijn bovengehaald door Unievissersvaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat die over een niet-opgebruikt quotum beschikt.

3.   De in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in de bijlage vastgesteld met het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken, in dat artikel bedoelde, quota.

HOOFDSTUK III

FLEXIBILITEIT BIJ DE VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR BEPAALDE BESTANDEN

Artikel 7

Wijziging van Verordening (EU) 2015/104

In Verordening (EU) 2015/104 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 18 bis

Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden

1.   Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:

a)

makreel in sectoren IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId;

b)

makreel in sectoren VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV;

c)

makreel in Noorse wateren van IIa en IVa;

d)

haring in Unie-, Noorse en internationale wateren van I en II;

e)

haring in de Noordzee, ten noorden van 53° NB;

f)

haring in sectoren IVc en VIId;

g)

haring in sectoren VIIa, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk;

h)

horsmakreel in Uniewateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; in Unie- en internationale wateren van Vb; in internationale wateren van XII en XIV.

2.   Hoeveelheden tot 25 % van de oorspronkelijke quota van een lidstaat voor de in lid 1, punten d) tot en met h), genoemde bestanden die in 2015 niet zijn gebruikt, worden toegevoegd bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het betrokken bestand voor 2016. Dat percentage bedraagt 17,5 % voor de in lid 1, punten a) tot en met c), genoemde bestanden. Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in dit lid.

3.   Indien een lidstaat de in lid 2 van dit artikel geboden mogelijkheid heeft gebruikt met betrekking tot een specifiek bestand, kan geen andere vorm van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden van toepassing zijn op dat bestand.”.

Artikel 8

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014

In Verordening (EU) nr. 1221/2014 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden

1.   Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:

a)

haring in ICES-deelsectoren 30-31;

b)

haring in de Uniewateren van ICES-deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32;

c)

haring in ICES-deelsector 28.1;

d)

sprot in de Uniewateren van ICES-deelsectoren 22-32.

2.   Hoeveelheden tot 25 % van de oorspronkelijke quota van een lidstaat voor de in lid 1 genoemde bestanden die in 2015 niet zijn gebruikt, worden toegevoegd bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het betrokken bestand voor 2016. Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in dit lid.

3.   Indien een lidstaat de in lid 2 van dit artikel geboden mogelijkheid heeft gebruikt met betrekking tot een specifiek bestand, is geen andere vorm van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden van toepassing op dat bestand.”.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de gevangen of aangelande hoeveelheden vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 10

Flexibiliteit

1.   Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor voorzorgs-TAC's zijn vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

2.   Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruik maakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

De artikelen 7 en 8 zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(2)  Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

(5)  Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad van 10 november 2014 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013 (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16).

(6)  Verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).


BIJLAGE

Naar soort en gebied uitgesplitste TAC's voor vaartuigen van de Unie in gebieden waar TAC's gelden

Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.

Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.

De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 30-31

HER/3D30.; HER/3D31.

Finland

99 098

 

 

Zweden

21 774

 

 

Unie

120 872

 

 

TAC

120 872

 

Analytische TAC


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsectoren 22-24

HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

Denemarken

3 683

 

 

Duitsland

14 496

 

 

Finland

2

 

Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing.

Polen

3 419

 

 

Zweden

4 674

 

 

Unie

26 274

 

 

TAC

26 274

 

Analytische TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32.

Denemarken

3 905

 

 

Duitsland

1 035

 

 

Estland

19 942

 

Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing.

Finland

38 927

 

 

Letland

4 921

 

 

Litouwen

5 182

 

 

Polen

44 224

 

 

Zweden

59 369

 

 

Unie

177 505

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC


Soort:

Haring

Clupea harengus

Gebied:

Deelsector 28.1

HER/03D.RG

Estland

16 124

 

 

Letland

18 791

 

Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing.

Unie

34 915

 

 

TAC

34 915

 

Analytische TAC


Soort

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 25-32

COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

Denemarken

9 451

 

 

Duitsland

3 760

 

 

Estland

921

 

 

Finland

723

 

 

Letland

3 514

 

 

Litouwen

2 315

 

 

Polen

10 884

 

 

Zweden

9 575

 

 

Unie

41 143

 

 

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.


Soort:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied:

Deelsectoren 22-24

COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

Denemarken

5 552  (1)

 

 

Duitsland

2 715  (1)

 

 

Estland

123 (1)

 

 

Finland

109 (1)

 

 

Letland

459 (1)

 

 

Litouwen

298 (1)

 

 

Polen

1 486  (1)

 

 

Zweden

1 978  (1)

 

 

Unie

12 720  (1)

 

 

TAC

12 720  (1)

 

Analytische TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.


Soort:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32.

Denemarken

2 890

 

 

Duitsland

321

 

 

Polen

605

 

 

Zweden

218

 

 

Unie

4 034

 

 

TAC

4 034

 

Analytische TAC


Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-31

SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

Denemarken

19 879  (2)

 

 

Duitsland

2 212  (2)

 

 

Estland

2 020  (2)

 

 

Finland

24 787  (2)

 

 

Letland

12 644  (2)

 

 

Litouwen

1 486  (2)

 

 

Polen

6 030  (2)

 

 

Zweden

26 870  (2)

 

 

Unie

95 928  (2)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC

Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.


Soort:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied:

Uniewateren van deelsector 32

SAL/3D32.

Estland

1 344  (3)

 

 

Finland

11 762  (3)

 

 

Unie

13 106  (3)

 

 

TAC

Niet relevant

 

Voorzorgs-TAC


Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

Denemarken

19 958

 

 

Duitsland

12 644

 

 

Estland

23 175

 

 

Finland

10 447

 

 

Letland

27 990

 

 

Litouwen

10 125

 

 

Polen

59 399

 

 

Zweden

38 582

 

 

Unie

202 320

 

 

TAC

Niet relevant

 

Analytische TAC


(1)  Dit quotum mag worden gevangen van 1 januari tot en met 14 februari en van 1 april tot en met 31 december 2016.

(2)  Aantal stuks.

(3)  Aantal stuks.


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/11


VERORDENING (EU) 2015/2073 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied IV; wateren van de Unie van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

55/TQ104

Lidstaat

Zweden

Bestand

COD/2A3AX4

Soort

Kabeljauw (Gadus morhua)

Gebied

IV; wateren van de Unie van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

Datum van sluiting

5.10.2015


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/13


VERORDENING (EU) 2015/2074 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op Noorse garnaal in Noorse wateren ten zuiden van 62° NB door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

56/TQ104

Lidstaat

Zweden

Bestand

PRA/04-N.

Soort

Noorse garnaal (Pandalus borealis)

Gebied

Noorse wateren ten zuiden van 62° NB

Datum van sluiting

5.10.2015


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/15


VERORDENING (EU) 2015/2075 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van abamectine, desmedifam, dichloorprop-P, haloxyfop-P, oryzalin en fenmedifam in of op bepaalde producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 49, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor dichloorprop-P, haloxyfop-P en oryzalin zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor abamectine, desmedifam en fenmedifam zijn MRL's vastgesteld in bijlage II en deel B van bijlage III bij die verordening.

(2)

Voor abamectine heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (2). Daarin heeft zij voorgesteld de residudefinitie te wijzigen en aanbevolen de MRL's voor spieren en nieren van runderen te verlagen. Voor andere producten heeft zij aanbevolen de bestaande MRL's te verhogen of te handhaven. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor citrusvruchten, amandelen, hazelnoten, walnoten, appelen, peren, kweeperen, mispels, loquats, perziken, pruimen, tafeldruiven, wijndruiven, aardbeien, bramen, frambozen, aalbessen (rood, wit en zwart), kruisbessen, papaja's, aardappelen, radijzen, knoflook, uien, sjalotten, bosuien, tomaten, paprika's, aubergines, komkommers, augurken, courgettes, meloenen, pompoenen, watermeloenen, Chinese kool, veldsla, sla, andijvie, raketsla, bladeren en spruiten van brassica spp., witlof/witloof, kervel, bieslook, bladselderij/snijselder, peterselie, salie, rozemarijn, tijm, basilicum, laurierblad, dragon, bonen (vers, met peul), erwten (vers, met peul) en preien bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor kersen, avocado's, erwten (vers, zonder peul) en artisjokken geen informatie beschikbaar was en dat met betrekking tot de MRL's voor tuinkers en selderij onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. De MRL's voor deze producten moeten worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. Rekening houdend met de aanvullende informatie die door Frankrijk na de bekendmaking van het met redenen omklede advies is verstrekt over de goede landbouwpraktijken en aangezien er geen risico is voor consumenten, moet het MRL voor abrikozen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau worden vastgesteld.

(3)

Voor desmedifam heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (3). Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor rode bieten, snijbiet, suikerbiet, varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier) en geiten (spier, vetweefsel, lever en nier) bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt.

(4)

Voor dichloorprop-P heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (4). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. Zij heeft aanbevolen de MRL's voor appelen, peren, kersen, pruimen, gerst, haver, rogge en tarwe te verlagen. Voor sinaasappelen heeft zij aanbevolen het bestaande MRL te verhogen. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier), geiten (spier, vetweefsel, lever en nier) en melk van runderen, schapen en geiten bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt.

(5)

Voor haloxyfop-P heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (5). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor wortels, uien, bonen (gedroogd), erwten (gedroogd), zonnebloemzaad, suikerbiet, varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier), geiten (spier, vetweefsel, lever en nier), pluimvee (spier, vetweefsel en lever), melk van runderen, schapen en geiten en vogeleieren bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor bosuien en koolzaad onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Het MRL voor bosuien moet worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. Rekening houdend met de aanvullende informatie die door Australië na de bekendmaking van het met redenen omklede advies is verstrekt over de goede landbouwpraktijken en aangezien er geen risico is voor consumenten, moet het MRL voor koolzaad in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau worden vastgesteld. Dit MRL zal opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt.

(6)

Voor oryzalin heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (6). Zij heeft aanbevolen het MRL voor tafeldruiven te verlagen. Voor andere producten heeft zij aanbevolen de bestaande MRL's te handhaven. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor kiwi's en asperges bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot het MRL voor bananen onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Het MRL voor dit product moet worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens.

(7)

Voor fenmedifam heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (7). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor aardbeien, rode bieten, spinazie, snijbiet, kervel, bieslook, bladselderij/snijselder, peterselie, salie, rozemarijn, tijm, basilicum, laurierblad en dragon bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot het MRL voor suikerbiet bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Rekening houdend met de aanvullende informatie over de residuproeven die door Finland na de bekendmaking van het met redenen omklede advies is verstrekt, moet het MRL voor suikerbiet in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op „0,05 (*) mg/kg” worden vastgesteld. Dit MRL zal opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier), geiten (spier, vetweefsel, lever en nier), melk van runderen, schapen en geiten, pluimvee (spier, vetweefsel en lever) en vogeleieren onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. De MRL's voor deze producten moeten worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens.

(8)

Met betrekking tot producten waarop het gebruik van het betrokken gewasbeschermingsmiddel niet is toegelaten en waarvoor geen invoertoleranties of CXL's bestaan, moeten de MRL's worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens of moet het standaard-MRL overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 396/2005 van toepassing zijn.

(9)

De Commissie heeft de referentielaboratoria voor bestrijdingsmiddelenresiduen van de Europese Unie geraadpleegd over de noodzaak enkele bepaalbaarheidsgrenzen aan te passen. Voor een aantal stoffen kwamen die laboratoria tot de conclusie dat voor bepaalde producten in verband met de technische ontwikkelingen specifieke bepaalbaarheidsgrenzen moeten worden vastgesteld.

(10)

Uitgaande van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren, voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

(11)

De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen.

(12)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Deze verordening moet voorzien in een overgangsregeling voor producten die vóór de wijziging van de MRL's werden vervaardigd en waarvoor informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat deze op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden.

(14)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL's van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL's zullen voortvloeien.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 396/2005 blijft in de versie die vóór de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op producten die uiterlijk op 8 december 2015 zijn geproduceerd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 9 juni 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for abamectin according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(9):3823.

(3)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for desmedipham according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(7):3803.

(4)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for dichlorprop-P according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(2):3552.

(5)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for haloxyfop-P according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(10):3861.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for oryzalin according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(8):3819.

(7)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for phenmedipham according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(8):3807.


BIJLAGE

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de kolommen voor abamectine, desmedifam en fenmedifam worden vervangen door:

„Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Code-nummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (1)

Abamectine (som van avermectine B1a, avermectine B1b en het delta-8,9-isomeer van avermectine B1a, uitgedrukt als avermectine B1a) (F) (R)

Desmedifam

Fenmedifam

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

0100000

FRUIT, VERS of BEVROREN; NOTEN

 

0,01  (*1)

 

0110000

Citrusvruchten

0,015 (+)

 

0,01  (*1)

0110010

Grapefruits/pompelmoezen

 

 

 

0110020

Sinaasappelen

 

 

 

0110030

Citroenen

 

 

 

0110040

Limoenen/lemmetjes

 

 

 

0110050

Mandarijnen

 

 

 

0110990

Overige

 

 

 

0120000

Noten

 

 

0,01  (*1)

0120010

Amandelen

0,02 (+)

 

 

0120020

Paranoten

0,01 (*1)

 

 

0120030

Cashewnoten

0,01 (*1)

 

 

0120040

Kastanjes

0,01 (*1)

 

 

0120050

Kokosnoten

0,01 (*1)

 

 

0120060

Hazelnoten

0,02 (+)

 

 

0120070

Macadamianoten

0,01 (*1)

 

 

0120080

Pecannoten

0,01 (*1)

 

 

0120090

Pijnboompitten

0,01 (*1)

 

 

0120100

Pistaches

0,01 (*1)

 

 

0120110

Walnoten

0,02 (+)

 

 

0120990

Overige

0,01 (*1)

 

 

0130000

Pitvruchten

0,03 (+)

 

0,01  (*1)

0130010

Appelen

 

 

 

0130020

Peren

 

 

 

0130030

Kweeperen

 

 

 

0130040

Mispels

 

 

 

0130050

Loquats/Japanse mispels

 

 

 

0130990

Overige

 

 

 

0140000

Steenvruchten

 

 

0,01  (*1)

0140010

Abrikozen

0,02 (+)

 

 

0140020

Kersen (zoet)

0,01 (*1)

 

 

0140030

Perziken

0,02 (+)

 

 

0140040

Pruimen

0,01 (*1) (+)

 

 

0140990

Overige

0,01 (*1)

 

 

0150000

Besvruchten en kleinfruit

 

 

 

0151000

a)

druiven

0,01 (*1) (+)

 

0,01  (*1)

0151010

Tafeldruiven

 

 

 

0151020

Wijndruiven

 

 

 

0152000

b)

aardbeien

0,15 (+)

 

0,3 (+)

0153000

c)

rubussoorten

 

 

0,01  (*1)

0153010

Bramen/braambessen

0,08 (+)

 

 

0153020

Dauwbramen

0,01 (*1)

 

 

0153030

Frambozen (geel en rood)

0,08 (+)

 

 

0153990

Overige

0,01 (*1)

 

 

0154000

d)

ander kleinfruit en besvruchten

0,01 (*1)

 

0,01  (*1)

0154010

Blauwe bessen

 

 

 

0154020

Veenbessen

 

 

 

0154030

Aalbessen (rood, wit en zwart)

(+)

 

 

0154040

Kruisbessen (geel, groen en rood)

(+)

 

 

0154050

Rozenbottels

 

 

 

0154060

Moerbeien (wit en zwart)

 

 

 

0154070

Azaroles/Middellandse Zeemispels

 

 

 

0154080

Vlierbessen

 

 

 

0154990

Overige

 

 

 

0160000

Diverse vruchten met

 

 

0,01  (*1)

0161000

a)

eetbare schil

0,01 (*1)

 

 

0161010

Dadels

 

 

 

0161020

Vijgen

 

 

 

0161030

Tafelolijven

 

 

 

0161040

Kumquats

 

 

 

0161050

Carambola's

 

 

 

0161060

Kaki's/Japanse persimoenen

 

 

 

0161070

Jambolans/djamblangs

 

 

 

0161990

Overige

 

 

 

0162000

b)

niet-eetbare schil, klein

0,01 (*1)

 

 

0162010

Kiwi's (geel, groen, rood)

 

 

 

0162020

Lychees

 

 

 

0162030

Passievruchten/maracuja's

 

 

 

0162040

Woestijnvijgen/cactusvruchten

 

 

 

0162050

Sterappelen

 

 

 

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

 

 

 

0162990

Overige

 

 

 

0163000

c)

niet-eetbare schil, groot

 

 

 

0163010

Avocado's

0,01 (*1)

 

 

0163020

Bananen

0,01 (*1)

 

 

0163030

Mango's

0,01 (*1)

 

 

0163040

Papaja's

0,03 (+)

 

 

0163050

Granaatappels

0,01 (*1)

 

 

0163060

Cherimoya's

0,01 (*1)

 

 

0163070

Guaves

0,01 (*1)

 

 

0163080

Ananassen

0,01 (*1)

 

 

0163090

Broodvruchten

0,01 (*1)

 

 

0163100

Doerians

0,01 (*1)

 

 

0163110

Zuurzakken/doerian blanda

0,01 (*1)

 

 

0163990

Overige

0,01 (*1)

 

 

0200000

GROENTEN, VERS of BEVROREN

 

 

 

0210000

Wortel- en knolgewassen

0,01 (*1)

 

 

0211000

a)

aardappelen

(+)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0212000

b)

tropische wortel- en knolgewassen

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0212010

Cassave/maniok

 

 

 

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

 

 

0212030

Yams

 

 

 

0212040

Arrowroot/pijlwortel

 

 

 

0212990

Overige

 

 

 

0213000

c)

andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

 

 

0213010

Rode bieten

 

0,05  (*1) (+)

0,15 (+)

0213020

Wortels

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213030

Knolselderij

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213040

Mierikswortels

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213050

Aardperen/topinamboers

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213060

Pastinaken

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213070

Wortelpeterselie

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213080

Radijzen

(+)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213090

Schorseneren

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213100

Koolrapen

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213110

Rapen

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0213990

Overige

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0220000

Bolgewassen

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0220010

Knoflook

(+)

 

 

0220020

Uien

(+)

 

 

0220030

Sjalotten

(+)

 

 

0220040

Bosuien/groene uien en stengeluien

(+)

 

 

0220990

Overige

 

 

 

0230000

Vruchtgroenten

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0231000

a)

Solanaceae

 

 

 

0231010

Tomaten

0,09 (+)

 

 

0231020

Paprika's

0,07 (+)

 

 

0231030

Aubergines

0,09 (+)

 

 

0231040

Okra's, okers

0,01 (*1)

 

 

0231990

Overige

0,01 (*1)

 

 

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

0,04

 

 

0232010

Komkommers

(+)

 

 

0232020

Augurken

(+)

 

 

0232030

Courgettes

(+)

 

 

0232990

Overige

 

 

 

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

0,01 (*1)

 

 

0233010

Meloenen

(+)

 

 

0233020

Pompoenen

(+)

 

 

0233030

Watermeloenen

(+)

 

 

0233990

Overige

 

 

 

0234000

d)

suikermais

0,01 (*1)

 

 

0239000

e)

andere vruchtgroenten

0,01 (*1)

 

 

0240000

Koolsoorten (met uitzondering van wortels en babyleafgewassen van Brassica)

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0241000

a)

bloemkoolachtigen

 

 

 

0241010

Broccoli

 

 

 

0241020

Bloemkolen

 

 

 

0241990

Overige

 

 

 

0242000

b)

sluitkoolachtigen

 

 

 

0242010

Spruitjes

 

 

 

0242020

Sluitkolen

 

 

 

0242990

Overige

 

 

 

0243000

c)

bladkoolachtigen

 

 

 

0243010

Chinese kool/petsai

(+)

 

 

0243020

Boerenkolen

 

 

 

0243990

Overige

 

 

 

0244000

d)

koolrabi's

 

 

 

0250000

Bladgroenten, kruiden en eetbare bloemen

 

 

 

0251000

a)

slasoorten

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0251010

Veldsla

2 (+)

 

 

0251020

Sla

0,09 (+)

 

 

0251030

Andijvie

0,1 (+)

 

 

0251040

Tuinkers en andere kiemen en scheuten

0,01 (*1)

 

 

0251050

Winterkers

0,01 (*1)

 

 

0251060

Raketsla/rucola

0,015 (+)

 

 

0251070

Rode amsoi

0,01 (*1)

 

 

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

2 (+)

 

 

0251990

Overige

0,01 (*1)

 

 

0252000

b)

spinazie en dergelijke bladgroente

0,01 (*1)

 

 

0252010

Spinazie

 

0,01  (*1)

0,3 (+)

0252020

Postelein

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0252030

Snijbiet

 

0,05  (*1) (+)

0,3 (+)

0252990

Overige

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0253000

c)

druivenbladeren en bladeren van dergelijke soorten

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0254000

d)

waterkers

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0255000

e)

witlof/witloof/Brussels lof

0,01 (*1) (+)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0256000

f)

kruiden en eetbare bloemen

 

0,02  (*1)

 

0256010

Kervel

2 (+)

 

7 (+)

0256020

Bieslook

2 (+)

 

7 (+)

0256030

Bladselderij/snijselder

0,09 (+)

 

7 (+)

0256040

Peterselie

2 (+)

 

7 (+)

0256050

Salie

2 (+)

 

7 (+)

0256060

Rozemarijn

2 (+)

 

7 (+)

0256070

Tijm

2 (+)

 

7 (+)

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

2 (+)

 

7 (+)

0256090

Laurierblad

2 (+)

 

7 (+)

0256100

Dragon

2 (+)

 

0,3 (+)

0256990

Overige

0,02  (*1)

 

0,02  (*1)

0260000

Peulgroenten

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0260010

Bonen (met peul)

0,03 (+)

 

 

0260020

Bonen (zonder peul)

0,01 (*1)

 

 

0260030

Erwten (met peul)

0,03 (+)

 

 

0260040

Erwten (zonder peul)

0,01 (*1)

 

 

0260050

Linzen

0,01 (*1)

 

 

0260990

Overige

0,01 (*1)

 

 

0270000

Stengelgroenten

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0270010

Asperges

 

 

 

0270020

Kardoenen

 

 

 

0270030

Bleekselderij

 

 

 

0270040

Knolvenkel

 

 

 

0270050

Artisjokken

 

 

 

0270060

Preien

(+)

 

 

0270070

Rabarber

 

 

 

0270080

Bamboescheuten

 

 

 

0270090

Palmharten

 

 

 

0270990

Overige

 

 

 

0280000

Paddenstoelen, mossen en korstmossen

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0280010

Gekweekte paddenstoelen

 

 

 

0280020

Wilde paddenstoelen

 

 

 

0280990

Mossen en korstmossen

 

 

 

0290000

Algen en prokaryote organismen

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0300000

PEULVRUCHTEN

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0300010

Bonen

 

 

 

0300020

Linzen

 

 

 

0300030

Erwten

 

 

 

0300040

Lupinen/lupinebonen

 

 

 

0300990

Overige

 

 

 

0400000

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0401000

Oliehoudende zaden

 

 

 

0401010

Lijnzaad

 

 

 

0401020

Pinda's/aardnoten

 

 

 

0401030

Papaverzaad/maanzaad

 

 

 

0401040

Sesamzaad

 

 

 

0401050

Zonnebloemzaad

 

 

 

0401060

Koolzaad

 

 

 

0401070

Sojabonen

 

 

 

0401080

Mosterdzaad

 

 

 

0401090

Katoenzaad

 

 

 

0401100

Pompoenzaad

 

 

 

0401110

Saffloerzaad

 

 

 

0401120

Bernagiezaad

 

 

 

0401130

Huttentutzaad

 

 

 

0401140

Hennepzaad

 

 

 

0401150

Wonderbonen

 

 

 

0401990

Overige

 

 

 

0402000

Oliehoudende vruchten

 

 

 

0402010

Olijven voor oliewinning

 

 

 

0402020

Palmpitten

 

 

 

0402030

Palmvruchten

 

 

 

0402040

Kapok

 

 

 

0402990

Overige

 

 

 

0500000

GRANEN

0,01 (*1)

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0500010

Gerst

 

 

 

0500020

Boekweit en andere pseudogranen

 

 

 

0500030

Mais

 

 

 

0500040

Gierst/pluimgierst

 

 

 

0500050

Haver

 

 

 

0500060

Rijst

 

 

 

0500070

Rogge

 

 

 

0500080

Sorghum

 

 

 

0500090

Tarwe

 

 

 

0500990

Overige

 

 

 

0600000

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE, CACAO EN CAROB

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0610000

Thee

 

 

 

0620000

Koffiebonen

 

 

 

0630000

Kruidenthee van

 

 

 

0631000

a)

bloemen

 

 

 

0631010

Kamille

 

 

 

0631020

Hibiscus/roselle

 

 

 

0631030

Roos

 

 

 

0631040

Jasmijn

 

 

 

0631050

Lindebloesem

 

 

 

0631990

Overige

 

 

 

0632000

b)

bladeren en kruiden

 

 

 

0632010

Aardbei

 

 

 

0632020

Rooibos

 

 

 

0632030

Maté

 

 

 

0632990

Overige

 

 

 

0633000

c)

wortels

 

 

 

0633010

Valeriaan

 

 

 

0633020

Ginseng

 

 

 

0633990

Overige

 

 

 

0639000

d)

alle andere delen van de plant

 

 

 

0640000

Cacaobonen

 

 

 

0650000

Carob/johannesbrood

 

 

 

0700000

HOP

0,1

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0800000

SPECERIJEN

 

 

 

0810000

Als specerij gebruikte zaden

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0810010

Anijs

 

 

 

0810020

Zwarte komijn

 

 

 

0810030

Selderij

 

 

 

0810040

Koriander

 

 

 

0810050

Komijn

 

 

 

0810060

Dille

 

 

 

0810070

Venkel

 

 

 

0810080

Fenegriek

 

 

 

0810090

Nootmuskaat

 

 

 

0810990

Overige

 

 

 

0820000

Als specerij gebruikte vruchten

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0820010

Piment

 

 

 

0820020

Szechuanpeper/anijspeper

 

 

 

0820030

Karwij

 

 

 

0820040

Kardemom

 

 

 

0820050

Jeneverbes

 

 

 

0820060

Peperkorrel (groen, wit en zwart)

 

 

 

0820070

Vanille

 

 

 

0820080

Tamarinde

 

 

 

0820990

Overige

 

 

 

0830000

Als specerij gebruikte bast

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0830010

Kaneel

 

 

 

0830990

Overige

 

 

 

0840000

Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken

 

 

 

0840010

Zoethout

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0840020

Gember

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0840030

Geelwortel/kurkuma/koenjit

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0840040

Mierikswortel

(+)

(+)

(+)

0840990

Overige

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0850000

Als specerij gebruikte knoppen

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0850010

Kruidnagels

 

 

 

0850020

Kappertjes

 

 

 

0850990

Overige

 

 

 

0860000

Als specerij gebruikte stampers

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0860010

Saffraan

 

 

 

0860990

Overige

 

 

 

0870000

Als specerij gebruikte zaadrokken

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0,05  (*1)

0870010

Foelie

 

 

 

0870990

Overige

 

 

 

0900000

SUIKERGEWASSEN

0,01 (*1)

 

 

0900010

Suikerbiet

 

0,05  (*1) (+)

0,05  (*1) (+)

0900020

Suikerriet

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0900030

Wortelcichorei

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

0900990

Overige

 

0,01  (*1)

0,01  (*1)

1000000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

 

0,05  (*1)

0,05  (*1)

1010000

Weefsels van

 

 

 

1011000

a)

varkens

0,01 (*1)

 

 

1011010

Spier

 

(+)

 

1011020

Vetweefsel

 

(+)

 

1011030

Lever

 

(+)

 

1011040

Nier

 

(+)

 

1011050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

 

 

1011990

Overige

 

 

 

1012000

b)

runderen

 

 

 

1012010

Spier

0,01 (*1)

(+)

 

1012020

Vetweefsel

0,01 (*1)

(+)

 

1012030

Lever

0,02

(+)

 

1012040

Nier

0,01 (*1)

(+)

 

1012050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,02

 

 

1012990

Overige

0,01 (*1)

 

 

1013000

c)

schapen

 

 

 

1013010

Spier

0,02

(+)

 

1013020

Vetweefsel

0,05

(+)

 

1013030

Lever

0,025

(+)

 

1013040

Nier

0,02

(+)

 

1013050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,05

 

 

1013990

Overige

0,01 (*1)

 

 

1014000

d)

geiten

 

 

 

1014010

Spier

0,01 (*1)

(+)

 

1014020

Vetweefsel

0,01 (*1)

(+)

 

1014030

Lever

0,02

(+)

 

1014040

Nier

0,01 (*1)

(+)

 

1014050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,02

 

 

1014990

Overige

0,01 (*1)

 

 

1015000

e)

paardachtigen

 

 

 

1015010

Spier

0,01 (*1)

 

 

1015020

Vetweefsel

0,01 (*1)

 

 

1015030

Lever

0,02

 

 

1015040

Nier

0,01 (*1)

 

 

1015050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,02

 

 

1015990

Overige

0,01 (*1)

 

 

1016000

f)

pluimvee

0,01 (*1)

 

 

1016010

Spier

 

 

 

1016020

Vetweefsel

 

 

 

1016030

Lever

 

 

 

1016040

Nier

 

 

 

1016050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

 

 

 

1016990

Overige

 

 

 

1017000

g)

andere gekweekte landdieren

 

 

 

1017010

Spier

0,01 (*1)

 

 

1017020

Vetweefsel

0,01 (*1)

 

 

1017030

Lever

0,02

 

 

1017040

Nier

0,01 (*1)

 

 

1017050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,02

 

 

1017990

Overige

0,01 (*1)

 

 

1020000

Melk

0,01  (*1)

 

 

1020010

Runderen

 

 

 

1020020

Schapen

 

 

 

1020030

Geiten

 

 

 

1020040

Paarden

 

 

 

1020990

Overige

 

 

 

1030000

Vogeleieren

0,01 (*1)

 

 

1030010

Kippen

 

 

 

1030020

Eenden

 

 

 

1030030

Ganzen

 

 

 

1030040

Kwartels

 

 

 

1030990

Overige

 

 

 

1040000

Honing en andere producten van de bijenteelt

0,05  (*1)

 

 

1050000

Amfibieën en reptielen

0,01 (*1)

 

 

1060000

Ongewervelde landdieren

0,01 (*1)

 

 

1070000

In het wild levende gewervelde landdieren

0,01 (*1)

 

 

(**)

Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor het MRL in bijlage III, deel B, geldt.

(F)

=

Vetoplosbaar

Abamectine (som van avermectine B1a, avermectine B1b en het delta-8,9-isomeer van avermectine B1a) (F) (R)

(R)

=

Voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie:

abamectine — code 1000000 met uitzondering van 1040000 : avermectine B1a

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0110000

Citrusvruchten

0110010

Grapefruits/pompelmoezen

0110020

Sinaasappelen

0110030

Citroenen

0110040

Limoenen/lemmetjes

0110050

Mandarijnen

0110990

Overige

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden en residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0120010

Amandelen

0120060

Hazelnoten

0120110

Walnoten

0130000

Pitvruchten

0130010

Appelen

0130020

Peren

0130030

Kweeperen

0130040

Mispels

0130050

Loquats/Japanse mispels

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0140010

Abrikozen

0140030

Perziken

0140040

Pruimen

0151000

a)

druiven

0151010

Tafeldruiven

0151020

Wijndruiven

0152000

b)

aardbeien

0153010

Bramen/braambessen

0153030

Frambozen (geel en rood)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden en residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0154030

Aalbessen (rood, wit en zwart)

0154040

Kruisbessen (geel, groen en rood)

0163040

Papaja's

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0211000

a)

aardappelen

0213080

Radijzen

0220010

Knoflook

0220020

Uien

0220030

Sjalotten

0220040

Bosuien/groene uien en stengeluien

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden en residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0231010

Tomaten

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0231020

Paprika's

0231030

Aubergines

0232010

Komkommers

0232020

Augurken

0232030

Courgettes

0233010

Meloenen

0233020

Pompoenen

0233030

Watermeloenen

0243010

Chinese kool/petsai

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden en residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0251010

Veldsla

0251020

Sla

0251030

Andijvie

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0251060

Raketsla/rucola

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden en residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

0255000

e)

witlof/witloof/Brussels lof

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0256010

Kervel

0256020

Bieslook

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden en residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0256030

Bladselderij/snijselder

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0256040

Peterselie

0256050

Salie

0256060

Rozemarijn

0256070

Tijm

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

0256090

Laurierblad

0256100

Dragon

0260010

Bonen (met peul)

0260030

Erwten (met peul)

0270060

Preien

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040 ) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040 ) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

Desmedifam

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot het metabolisme in de gewassen ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0213010

Rode bieten

0252030

Snijbiet

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040 ) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040 ) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot het metabolisme in de gewassen ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0900010

Suikerbiet

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1011010

Spier

1011020

Vetweefsel

1011030

Lever

1011040

Nier

1012010

Spier

1012020

Vetweefsel

1012030

Lever

1012040

Nier

1013010

Spier

1013020

Vetweefsel

1013030

Lever

1013040

Nier

1014010

Spier

1014020

Vetweefsel

1014030

Lever

1014040

Nier

Fenmedifam

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0152000

b)

aardbeien

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot het metabolisme in de gewassen en het metabolisme in wisselgewassen ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0213010

Rode bieten

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven, het metabolisme in de gewassen en het metabolisme in wisselgewassen ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0252010

Spinazie

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot het metabolisme in de gewassen en het metabolisme in wisselgewassen ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0252030

Snijbiet

0256010

Kervel

0256020

Bieslook

0256030

Bladselderij/snijselder

0256040

Peterselie

0256050

Salie

0256060

Rozemarijn

0256070

Tijm

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

0256090

Laurierblad

0256100

Dragon

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040 ) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040 ) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven, het metabolisme in de gewassen en het metabolisme in wisselgewassen ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0900010

Suikerbiet”

b)

de volgende kolommen voor dichloorprop, haloxyfop en oryzalin worden toegevoegd:

„Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Code-nummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (2)

Dichloorprop (som van dichloorprop (inclusief dichloorprop-P) en zouten, esters en conjugaten daarvan, uitgedrukt als dichloorprop) (R)

Haloxyfop (som van haloxyfop en esters, zouten en conjugaten daarvan, uitgedrukt als haloxyfop (som van de R- en S- isomeren in elke verhouding)) (F) (R)

Oryzalin (F)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

0100000

FRUIT, VERS of BEVROREN; NOTEN

 

0,01  (*2)

0,01  (*2)

0110000

Citrusvruchten

 

 

 

0110010

Grapefruits/pompelmoezen

0,02  (*2)

 

 

0110020

Sinaasappelen

0,3

 

 

0110030

Citroenen

0,02  (*2)

 

 

0110040

Limoenen/lemmetjes

0,02  (*2)

 

 

0110050

Mandarijnen

0,02  (*2)

 

 

0110990

Overige

0,02  (*2)

 

 

0120000

Noten

0,02  (*2)

 

 

0120010

Amandelen

 

 

 

0120020

Paranoten

 

 

 

0120030

Cashewnoten

 

 

 

0120040

Kastanjes

 

 

 

0120050

Kokosnoten

 

 

 

0120060

Hazelnoten

 

 

 

0120070

Macadamianoten

 

 

 

0120080

Pecannoten

 

 

 

0120090

Pijnboompitten

 

 

 

0120100

Pistaches

 

 

 

0120110

Walnoten

 

 

 

0120990

Overige

 

 

 

0130000

Pitvruchten

0,02  (*2)

 

 

0130010

Appelen

 

 

 

0130020

Peren

 

 

 

0130030

Kweeperen

 

 

 

0130040

Mispels

 

 

 

0130050

Loquats/Japanse mispels

 

 

 

0130990

Overige

 

 

 

0140000

Steenvruchten

0,02  (*2)

 

 

0140010

Abrikozen

 

 

 

0140020

Kersen (zoet)

 

 

 

0140030

Perziken

 

 

 

0140040

Pruimen

 

 

 

0140990

Overige

 

 

 

0150000

Besvruchten en kleinfruit

0,02  (*2)

 

 

0151000

a)

druiven

 

 

 

0151010

Tafeldruiven

 

 

 

0151020

Wijndruiven

 

 

 

0152000

b)

aardbeien

 

 

 

0153000

c)

rubussoorten

 

 

 

0153010

Bramen/braambessen

 

 

 

0153020

Dauwbramen

 

 

 

0153030

Frambozen (geel en rood)

 

 

 

0153990

Overige

 

 

 

0154000

d)

ander kleinfruit en besvruchten

 

 

 

0154010

Blauwe bessen

 

 

 

0154020

Veenbessen

 

 

 

0154030

Aalbessen (rood, wit en zwart)

 

 

 

0154040

Kruisbessen (geel, groen en rood)

 

 

 

0154050

Rozenbottels

 

 

 

0154060

Moerbeien (wit en zwart)

 

 

 

0154070

Azaroles/Middellandse Zeemispels

 

 

 

0154080

Vlierbessen

 

 

 

0154990

Overige

 

 

 

0160000

Diverse vruchten met

0,02  (*2)

 

 

0161000

a)

eetbare schil

 

 

 

0161010

Dadels

 

 

 

0161020

Vijgen

 

 

 

0161030

Tafelolijven

 

 

 

0161040

Kumquats

 

 

 

0161050

Carambola's

 

 

 

0161060

Kaki's/Japanse persimoenen

 

 

 

0161070

Jambolans/djamblangs

 

 

 

0161990

Overige

 

 

 

0162000

b)

niet-eetbare schil, klein

 

 

 

0162010

Kiwi's (geel, groen, rood)

 

 

(+)

0162020

Lychees

 

 

 

0162030

Passievruchten/maracuja's

 

 

 

0162040

Woestijnvijgen/cactusvruchten

 

 

 

0162050

Sterappelen

 

 

 

0162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

 

 

 

0162990

Overige

 

 

 

0163000

c)

niet-eetbare schil, groot

 

 

 

0163010

Avocado's

 

 

 

0163020

Bananen

 

 

 

0163030

Mango's

 

 

 

0163040

Papaja's

 

 

 

0163050

Granaatappels

 

 

 

0163060

Cherimoya's

 

 

 

0163070

Guaves

 

 

 

0163080

Ananassen

 

 

 

0163090

Broodvruchten

 

 

 

0163100

Doerians

 

 

 

0163110

Zuurzakken/doerian blanda

 

 

 

0163990

Overige

 

 

 

0200000

GROENTEN, VERS of BEVROREN

 

 

 

0210000

Wortel- en knolgewassen

0,02  (*2)

 

0,01 (*2)

0211000

a)

aardappelen

 

0,01  (*2)

 

0212000

b)

tropische wortel- en knolgewassen

 

0,01  (*2)

 

0212010

Cassave/maniok

 

 

 

0212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

 

 

0212030

Yams

 

 

 

0212040

Arrowroot/pijlwortel

 

 

 

0212990

Overige

 

 

 

0213000

c)

andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

 

 

0213010

Rode bieten

 

0,01  (*2)

 

0213020

Wortels

 

0,09 (+)

 

0213030

Knolselderij

 

0,01  (*2)

 

0213040

Mierikswortels

 

0,01  (*2)

 

0213050

Aardperen/topinamboers

 

0,01  (*2)

 

0213060

Pastinaken

 

0,01  (*2)

 

0213070

Wortelpeterselie

 

0,01  (*2)

 

0213080

Radijzen

 

0,01  (*2)

 

0213090

Schorseneren

 

0,01  (*2)

 

0213100

Koolrapen

 

0,01  (*2)

 

0213110

Rapen

 

0,01  (*2)

 

0213990

Overige

 

0,01  (*2)

 

0220000

Bolgewassen

0,02  (*2)

 

0,01 (*2)

0220010

Knoflook

 

0,01  (*2)

 

0220020

Uien

 

0,2 (+)

 

0220030

Sjalotten

 

0,01  (*2)

 

0220040

Bosuien/groene uien en stengeluien

 

0,01  (*2)

 

0220990

Overige

 

0,01  (*2)

 

0230000

Vruchtgroenten

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0231000

a)

Solanaceae

 

 

 

0231010

Tomaten

 

 

 

0231020

Paprika's

 

 

 

0231030

Aubergines

 

 

 

0231040

Okra's, okers

 

 

 

0231990

Overige

 

 

 

0232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

 

 

 

0232010

Komkommers

 

 

 

0232020

Augurken

 

 

 

0232030

Courgettes

 

 

 

0232990

Overige

 

 

 

0233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

 

 

 

0233010

Meloenen

 

 

 

0233020

Pompoenen

 

 

 

0233030

Watermeloenen

 

 

 

0233990

Overige

 

 

 

0234000

d)

suikermais

 

 

 

0239000

e)

andere vruchtgroenten

 

 

 

0240000

Koolsoorten (met uitzondering van wortels en babyleafgewassen van Brassica)

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0241000

a)

bloemkoolachtigen

 

 

 

0241010

Broccoli

 

 

 

0241020

Bloemkolen

 

 

 

0241990

Overige

 

 

 

0242000

b)

sluitkoolachtigen

 

 

 

0242010

Spruitjes

 

 

 

0242020

Sluitkolen

 

 

 

0242990

Overige

 

 

 

0243000

c)

bladkoolachtigen

 

 

 

0243010

Chinese kool/petsai

 

 

 

0243020

Boerenkolen

 

 

 

0243990

Overige

 

 

 

0244000

d)

koolrabi's

 

 

 

0250000

Bladgroenten, kruiden en eetbare bloemen

 

 

 

0251000

a)

slasoorten

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0251010

Veldsla

 

 

 

0251020

Sla

 

 

 

0251030

Andijvie

 

 

 

0251040

Tuinkers en andere kiemen en scheuten

 

 

 

0251050

Winterkers

 

 

 

0251060

Raketsla/rucola

 

 

 

0251070

Rode amsoi

 

 

 

0251080

Babyleafgewassen (met inbegrip van Brassica-soorten)

 

 

 

0251990

Overige

 

 

 

0252000

b)

spinazie en dergelijke bladgroente

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0252010

Spinazie

 

 

 

0252020

Postelein

 

 

 

0252030

Snijbiet

 

 

 

0252990

Overige

 

 

 

0253000

c)

druivenbladeren en bladeren van dergelijke soorten

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0254000

d)

waterkers

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0255000

e)

witlof/witloof/Brussels lof

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0256000

f)

kruiden en eetbare bloemen

0,05 (*2)

0,02  (*2)

0,02  (*2)

0256010

Kervel

 

 

 

0256020

Bieslook

 

 

 

0256030

Bladselderij/snijselder

 

 

 

0256040

Peterselie

 

 

 

0256050

Salie

 

 

 

0256060

Rozemarijn

 

 

 

0256070

Tijm

 

 

 

0256080

Basilicum en eetbare bloemen

 

 

 

0256090

Laurierblad

 

 

 

0256100

Dragon

 

 

 

0256990

Overige

 

 

 

0260000

Peulgroenten

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0260010

Bonen (met peul)

 

 

 

0260020

Bonen (zonder peul)

 

 

 

0260030

Erwten (met peul)

 

 

 

0260040

Erwten (zonder peul)

 

 

 

0260050

Linzen

 

 

 

0260990

Overige

 

 

 

0270000

Stengelgroenten

0,02  (*2)

0,01  (*2)

 

0270010

Asperges

 

 

0,05  (*2) (+)

0270020

Kardoenen

 

 

0,01 (*2)

0270030

Bleekselderij

 

 

0,01 (*2)

0270040

Knolvenkel

 

 

0,01 (*2)

0270050

Artisjokken

 

 

0,01 (*2)

0270060

Preien

 

 

0,01 (*2)

0270070

Rabarber

 

 

0,01 (*2)

0270080

Bamboescheuten

 

 

0,01 (*2)

0270090

Palmharten

 

 

0,01 (*2)

0270990

Overige

 

 

0,01 (*2)

0280000

Paddenstoelen, mossen en korstmossen

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0280010

Gekweekte paddenstoelen

 

 

 

0280020

Wilde paddenstoelen

 

 

 

0280990

Mossen en korstmossen

 

 

 

0290000

Algen en prokaryote organismen

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0300000

PEULVRUCHTEN

0,02  (*2)

 

0,01 (*2)

0300010

Bonen

 

0,15 (+)

 

0300020

Linzen

 

0,01  (*2)

 

0300030

Erwten

 

0,15 (+)

 

0300040

Lupinen/lupinebonen

 

0,01  (*2)

 

0300990

Overige

 

0,01  (*2)

 

0400000

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

0,02  (*2)

 

0,01 (*2)

0401000

Oliehoudende zaden

 

 

 

0401010

Lijnzaad

 

0,01  (*2)

 

0401020

Pinda's/aardnoten

 

0,01  (*2)

 

0401030

Papaverzaad/maanzaad

 

0,01  (*2)

 

0401040

Sesamzaad

 

0,01  (*2)

 

0401050

Zonnebloemzaad

 

0,4 (+)

 

0401060

Koolzaad

 

0,2 (+)

 

0401070

Sojabonen

 

0,01  (*2)

 

0401080

Mosterdzaad

 

0,01  (*2)

 

0401090

Katoenzaad

 

0,01  (*2)

 

0401100

Pompoenzaad

 

0,01  (*2)

 

0401110

Saffloerzaad

 

0,01  (*2)

 

0401120

Bernagiezaad

 

0,01  (*2)

 

0401130

Huttentutzaad

 

0,01  (*2)

 

0401140

Hennepzaad

 

0,01  (*2)

 

0401150

Wonderbonen

 

0,01  (*2)

 

0401990

Overige

 

0,01  (*2)

 

0402000

Oliehoudende vruchten

 

0,01  (*2)

 

0402010

Olijven voor oliewinning

 

 

 

0402020

Palmpitten

 

 

 

0402030

Palmvruchten

 

 

 

0402040

Kapok

 

 

 

0402990

Overige

 

 

 

0500000

GRANEN

 

0,01  (*2)

0,01 (*2)

0500010

Gerst

0,1

 

 

0500020

Boekweit en andere pseudogranen

0,02  (*2)

 

 

0500030

Mais

0,02  (*2)

 

 

0500040

Gierst/pluimgierst

0,02  (*2)

 

 

0500050

Haver

0,1

 

 

0500060

Rijst

0,02  (*2)

 

 

0500070

Rogge

0,1

 

 

0500080

Sorghum

0,02  (*2)

 

 

0500090

Tarwe

0,1

 

 

0500990

Overige

0,02  (*2)

 

 

0600000

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE, CACAO EN CAROB

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0610000

Thee

 

 

 

0620000

Koffiebonen

 

 

 

0630000

Kruidenthee van

 

 

 

0631000

a)

bloemen

 

 

 

0631010

Kamille

 

 

 

0631020

Hibiscus/roselle

 

 

 

0631030

Roos

 

 

 

0631040

Jasmijn

 

 

 

0631050

Lindebloesem

 

 

 

0631990

Overige

 

 

 

0632000

b)

bladeren en kruiden

 

 

 

0632010

Aardbei

 

 

 

0632020

Rooibos

 

 

 

0632030

Maté

 

 

 

0632990

Overige

 

 

 

0633000

c)

wortels

 

 

 

0633010

Valeriaan

 

 

 

0633020

Ginseng

 

 

 

0633990

Overige

 

 

 

0639000

d)

alle andere delen van de plant

 

 

 

0640000

Cacaobonen

 

 

 

0650000

Carob/johannesbrood

 

 

 

0700000

HOP

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0800000

SPECERIJEN

 

 

 

0810000

Als specerij gebruikte zaden

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0810010

Anijs

 

 

 

0810020

Zwarte komijn

 

 

 

0810030

Selderij

 

 

 

0810040

Koriander

 

 

 

0810050

Komijn

 

 

 

0810060

Dille

 

 

 

0810070

Venkel

 

 

 

0810080

Fenegriek

 

 

 

0810090

Nootmuskaat

 

 

 

0810990

Overige

 

 

 

0820000

Als specerij gebruikte vruchten

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0820010

Piment

 

 

 

0820020

Szechuanpeper/anijspeper

 

 

 

0820030

Karwij

 

 

 

0820040

Kardemom

 

 

 

0820050

Jeneverbes

 

 

 

0820060

Peperkorrel (groen, wit en zwart)

 

 

 

0820070

Vanille

 

 

 

0820080

Tamarinde

 

 

 

0820990

Overige

 

 

 

0830000

Als specerij gebruikte bast

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0830010

Kaneel

 

 

 

0830990

Overige

 

 

 

0840000

Als specerij gebruikte wortels en wortelstokken

 

 

 

0840010

Zoethout

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0840020

Gember

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0840030

Geelwortel/kurkuma/koenjit

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0840040

Mierikswortel

(+)

(+)

(+)

0840990

Overige

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0850000

Als specerij gebruikte knoppen

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0850010

Kruidnagels

 

 

 

0850020

Kappertjes

 

 

 

0850990

Overige

 

 

 

0860000

Als specerij gebruikte stampers

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0860010

Saffraan

 

 

 

0860990

Overige

 

 

 

0870000

Als specerij gebruikte zaadrokken

0,1  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0870010

Foelie

 

 

 

0870990

Overige

 

 

 

0900000

SUIKERGEWASSEN

0,02  (*2)

 

0,01 (*2)

0900010

Suikerbiet

 

0,2 (+)

 

0900020

Suikerriet

 

0,01  (*2)

 

0900030

Wortelcichorei

 

0,01  (*2)

 

0900990

Overige

 

0,01  (*2)

 

1000000

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

 

 

 

1010000

Weefsels van

 

 

0,01  (*2)

1011000

a)

varkens

 

 

 

1011010

Spier

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1011020

Vetweefsel

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1011030

Lever

0,05  (*2) (+)

0,03 (+)

 

1011040

Nier

0,1 (+)

0,06 (+)

 

1011050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,1

0,06

 

1011990

Overige

0,05 (*2)

0,01  (*2)

 

1012000

b)

runderen

 

 

 

1012010

Spier

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1012020

Vetweefsel

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1012030

Lever

0,06 (+)

0,03 (+)

 

1012040

Nier

0,7 (+)

0,07 (+)

 

1012050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,7

0,07

 

1012990

Overige

0,02  (*2)

0,01  (*2)

 

1013000

c)

schapen

 

 

 

1013010

Spier

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1013020

Vetweefsel

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1013030

Lever

0,06 (+)

0,03 (+)

 

1013040

Nier

0,7 (+)

0,07 (+)

 

1013050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,7

0,07

 

1013990

Overige

0,02  (*2)

0,01  (*2)

 

1014000

d)

geiten

 

 

 

1014010

Spier

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1014020

Vetweefsel

0,02  (*2) (+)

0,01  (*2) (+)

 

1014030

Lever

0,06 (+)

0,03 (+)

 

1014040

Nier

0,7 (+)

0,07 (+)

 

1014050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,7

0,07

 

1014990

Overige

0,02  (*2)

0,01  (*2)

 

1015000

e)

paardachtigen

 

 

 

1015010

Spier

0,02  (*2)

0,01 (*2)

 

1015020

Vetweefsel

0,02  (*2)

0,01 (*2)

 

1015030

Lever

0,06

0,03

 

1015040

Nier

0,7

0,07

 

1015050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,7

0,07

 

1015990

Overige

0,02  (*2)

0,01  (*2)

 

1016000

f)

pluimvee

 

 

 

1016010

Spier

0,02  (*2)

0,01  (*2) (+)

 

1016020

Vetweefsel

0,02  (*2)

0,015 (+)

 

1016030

Lever

0,05 (*2)

0,03 (+)

 

1016040

Nier

0,05 (*2)

0,01  (*2)

 

1016050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,05 (*2)

0,03

 

1016990

Overige

0,05 (*2)

0,01  (*2)

 

1017000

g)

andere gekweekte landdieren

 

 

 

1017010

Spier

0,02  (*2)

0,01 (*2)

 

1017020

Vetweefsel

0,02  (*2)

0,01 (*2)

 

1017030

Lever

0,06

0,03

 

1017040

Nier

0,7

0,07

 

1017050

Eetbare slachtafvallen (anders dan lever en nier)

0,7

0,07

 

1017990

Overige

0,02  (*2)

0,01  (*2)

 

1020000

Melk

0,01  (*2)

0,015

0,01  (*2)

1020010

Runderen

(+)

(+)

 

1020020

Schapen

(+)

(+)

 

1020030

Geiten

(+)

(+)

 

1020040

Paarden

 

 

 

1020990

Overige

 

 

 

1030000

Vogeleieren

0,02  (*2)

0,01  (*2) (+)

0,01  (*2)

1030010

Kippen

 

 

 

1030020

Eenden

 

 

 

1030030

Ganzen

 

 

 

1030040

Kwartels

 

 

 

1030990

Overige

 

 

 

1040000

Honing en andere producten van de bijenteelt

0,05  (*2)

0,05  (*2)

0,05  (*2)

1050000

Amfibieën en reptielen

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01  (*2)

1060000

Ongewervelde landdieren

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01  (*2)

1070000

In het wild levende gewervelde landdieren

0,02  (*2)

0,01  (*2)

0,01  (*2)

(F)

=

Vetoplosbaar

Dichloorprop (som van dichloorprop (inclusief dichloorprop-P) en zouten, esters en conjugaten daarvan, uitgedrukt als dichloorprop) (R)

(R)

=

Voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie:

dichloorprop — code 1000000 met uitzondering van 1040000 : som van dichloorprop (inclusief dichloorprop-P) en zouten daarvan, uitgedrukt als dichloorprop

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040 ) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040 ) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1011010

Spier

1011020

Vetweefsel

1011030

Lever

1011040

Nier

1012010

Spier

1012020

Vetweefsel

1012030

Lever

1012040

Nier

1013010

Spier

1013020

Vetweefsel

1013030

Lever

1013040

Nier

1014010

Spier

1014020

Vetweefsel

1014030

Lever

1014040

Nier

1020010

Runderen

1020020

Schapen

1020030

Geiten

Haloxyfop (som van haloxyfop en esters, zouten en conjugaten daarvan, uitgedrukt als haloxyfop (som van de R- en S- isomeren in elke verhouding)) (F) (R)

(R)

=

Voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie:

haloxyfop — code 1000000 met uitzondering van 1040000 : som van haloxyfop en zouten en conjugaten daarvan, uitgedrukt als haloxyfop (som van de R- en S- isomeren in elke verhouding)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden, de opslagomstandigheden bij de residuproeven, de bij de residuproeven gebruikte analysemethoden en de bij het onderzoek naar de stabiliteit bij opslag gebruikte analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0213020

Wortels

0220020

Uien

0300010

Bonen

0300030

Erwten

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden, de aard van de residuen in verwerkte producten, de opslagomstandigheden bij de residuproeven, de bij de residuproeven gebruikte analysemethoden en de bij het onderzoek naar de stabiliteit bij opslag gebruikte analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0401050

Zonnebloemzaad

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden, de aard van de residuen in verwerkte producten, de residuproeven, de opslagomstandigheden bij de residuproeven, de bij de residuproeven gebruikte analysemethoden, de bij het onderzoek naar de stabiliteit bij opslag gebruikte analysemethoden en de goede landbouwpraktijken voor de Noord-Europese zone ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0401060

Koolzaad

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040 ) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040 ) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden, de aard van de residuen in verwerkte producten, de residuproeven, de opslagomstandigheden bij de residuproeven, de bij de residuproeven gebruikte analysemethoden en de bij het onderzoek naar de stabiliteit bij opslag gebruikte analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0900010

Suikerbiet

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag en de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1011010

Spier

1011020

Vetweefsel

1011030

Lever

1011040

Nier

1012010

Spier

1012020

Vetweefsel

1012030

Lever

1012040

Nier

1013010

Spier

1013020

Vetweefsel

1013030

Lever

1013040

Nier

1014010

Spier

1014020

Vetweefsel

1014030

Lever

1014040

Nier

1016010

Spier

1016020

Vetweefsel

1016030

Lever

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag, de aard van de residuen in verwerkte producten en de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1020010

Runderen

1020020

Schapen

1020030

Geiten

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag en de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

1030000

Vogeleieren

1030010

Kippen

1030020

Eenden

1030030

Ganzen

1030040

Kwartels

1030990

Overige

Oryzalin (F)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0162010

Kiwi's (geel, groen, rood)

(+)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de stabiliteit bij opslag en het metabolisme in de gewassen ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 19 november 2017 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.

0270010

Asperges

(+)

Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040 ) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040 ) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

0840040

Mierikswortel”

2)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

in deel A worden de kolommen voor dichloorprop, haloxyfop inclusief haloxyfop-R en oryzalin geschrapt;

b)

in deel B worden de kolommen voor abamectine, desmedifam en fenmedifam geschrapt.


(*1)  Bepaalbaarheidsgrens

(1)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

(*2)  Bepaalbaarheidsgrens

(2)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/51


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2076 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van vers en bevroren varkensvlees van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I. In het aanhangsel van bijlage I-A zijn invoertariefcontingenten voor varkensvlees opgenomen.

(2)

In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) tariefcontingenten voor de invoer van varkensvlees geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2014 van de Commissie (4).

(3)

De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de varkensvleessector in de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

Krachtens artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) kan bij de verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoertariefcontingent worden voorzien in de toepassing van een regeling volgens welke het contingent wordt beheerd door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en pas in tweede instantie invoercertificaten af te geven. Met een dergelijke regeling kunnen marktdeelnemers die rechten tot invoer hebben gekregen, in de loop van de contingentperiode op basis van de door hen verhandelde hoeveelheden beslissen wanneer zij het best invoercertificaten aanvragen.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (6) zijn gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordening.

(6)

Voorts moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 inzake aanvragen voor rechten tot invoer, de status van aanvragers en de afgifte van invoercertificaten, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening.

(7)

Met het oog op een adequaat beheer van de tariefcontingenten moet een zekerheid worden gesteld bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer en bij de afgifte van een invoercertificaat.

(8)

Marktdeelnemers moeten ertoe worden verplicht invoercertificaten aan te vragen voor de volledige hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend, met inachtneming van de verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (7).

(9)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (8) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (9) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Opening en wijze van beheer van de tariefcontingenten

1.   Bij deze verordening worden met ingang van 2016 jaarlijkse invoertariefcontingenten voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd die lopen van 1 januari tot en met 31 december.

2.   De producthoeveelheid waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het toepasselijke douanerecht en de volgnummers worden vastgesteld in bijlage I.

3.   De in lid 1 bedoelde invoertariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde methode en door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

4.   De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 376/2008 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 2

Invoertariefcontingentperioden

De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor elk van de in bijlage I opgenomen volgnummers, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:

a)

25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart;

b)

25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni;

c)

25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september;

d)

25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december.

Artikel 3

Aanvragen voor rechten tot invoer en toekenning van rechten tot invoer

1.   Aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.

2.   Bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer wordt een zekerheid van 20 EUR per 100 kg gesteld.

3.   Aanvragers van rechten tot invoer tonen bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar aan dat een hoeveelheid varkensvleesproducten van GN-code 0203 overeenkomstig de betrokken douanebepalingen door henzelf of voor hun rekening is ingevoerd („referentiehoeveelheid”). Dit bewijs heeft betrekking op de periode van twaalf maanden die een maand vóór hun eerste aanvraag afloopt. Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk een referentiehoeveelheid hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden combineren als basis voor zijn aanvraag.

4.   De totale producthoeveelheid waarvoor in een van de in artikel 2 genoemde deelperioden een aanvraag voor rechten tot invoer wordt ingediend, mag niet groter zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door een bevoegde autoriteit afgewezen.

5.   De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie welke de totale naar volgnummer uitgesplitste en in kilogram productgewicht uitgedrukte hoeveelheden zijn waarvoor aanvragen zijn ingediend, ook als deze hoeveelheden nul bedragen.

6.   De rechten tot invoer worden toegekend met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.

7.   Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder rechten tot invoer kunnen worden toegekend dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.

8.   De rechten tot invoer zijn geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor de aanvraag is ingediend tot en met 31 december van elke invoertariefcontingentperiode. De rechten tot invoer zijn niet overdraagbaar.

Artikel 4

Invoercertificaataanvragen en toewijzing van invoercertificaten

1.   De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegekend, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   De invoercertificaataanvragen hebben betrekking op de totale hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend. De in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde verplichting wordt in acht genomen.

3.   Invoercertificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde contingenten heeft gevraagd en gekregen.

4.   Bij indiening van de invoercertificaataanvraag stelt de marktdeelnemer een zekerheid van 50 EUR per 100 kg. Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen rechten tot invoer naar evenredigheid verlaagd en wordt de voor de gekregen rechten tot invoer gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

5.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.

6.   Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.

7.   De invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat bevatten de volgende vermeldingen:

a)

in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”;

b)

in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

8.   Op elk invoercertificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.

9.   De invoercertificaten zijn geldig gedurende dertig dagen vanaf de datum van feitelijke afgifte van het certificaat in de zin van artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.

Artikel 5

Meldingen aan de Commissie

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag van de maand na de laatste dag van elke deelperiode aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij tijdens die deelperiode certificaten hebben afgegeven.

2.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:

a)

samen met de in artikel 3, lid 5, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend;

b)

uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld.

3.   Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die contingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.

4.   De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt uitgedrukt in kilogram productgewicht en wordt uitgesplitst naar volgnummer.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van vers en bevroren varkensvlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 44).

(5)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).

(6)  Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE I

Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Hoeveelheid in ton (nettogewicht)

Geldend recht

(in EUR/t)

09.4271

0203 11 10

0203 12 11

0203 12 19

0203 19 11

0203 19 13

0203 19 15

0203 19 55

0203 19 59

0203 21 10

0203 22 11

0203 22 19

0203 29 11

0203 29 13

0203 29 15

0203 29 55

0203 29 59

Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren

20 000

0

09.4272

0203 11 10

0203 12 19

0203 19 11

0203 19 15

0203 19 59

0203 21 10

0203 22 19

0203 29 11

0203 29 15

0203 29 59

Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van hammen, karbonadestrengen en delen zonder been

20 000

0


BIJLAGE II

In artikel 4, lid 7, onder b), bedoelde vermeldingen

In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕС) 2015/2076

In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2076

In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2076

In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2076

In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2076

In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2076

In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2076

In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2076

In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2076

In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2076

In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2076

In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2076

In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2076

In het Hongaars: (EU) 2015/2076 végrehajtási rendelet

In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2076

In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2076

In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2076

In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2076

In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2076

In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2076

In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2076

In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2076

In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2076


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/57


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2077 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 9, onder a), b), c) en d), en artikel 16, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (3) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. In het aanhangsel bij bijlage I-A zijn invoertariefcontingenten voor eieren, eierproducten en albumine opgenomen.

(2)

In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) tariefcontingenten voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 van de Commissie (5).

(3)

De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en artikel 14, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 510/2014.

(4)

De betrokken invoertariefcontingenten moeten worden beheerd aan de hand van invoercertificaten. Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (6) moet daarop van toepassing zijn, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (7) zijn gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordening.

(6)

Met het oog op een adequaat beheer van de tariefcontingenten moet de met de invoercertificaten verbonden zekerheid worden gesteld bij de indiening van de certificaataanvraag.

(7)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (8) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (9) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Opening en beheer van tariefcontingenten

1.   Bij deze verordening worden met ingang van 2016 jaarlijkse invoertariefcontingenten voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd die lopen van 1 januari tot en met 31 december.

2.   De producthoeveelheid waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het toepasselijke douanerecht en de volgnummers worden vastgesteld in bijlage I.

3.   De in lid 1 bedoelde invoertariefcontingenten worden beheerd aan de hand van invoercertificaten.

4.   De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 376/2008 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

5.   Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt het gewicht van de eierproducten omgerekend in equivalent eieren in de schaal overeenkomstig de forfaitaire opbrengstpercentages in bijlage 69 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (10).

6.   Voor de toepassing van deze verordening wordt het gewicht van de lactoalbumine volgens de in bijlage 69 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 vastgestelde omrekeningsbeginselen in equivalent eieren in de schaal omgerekend overeenkomstig het forfaitaire opbrengstpercentage 7,00 voor gedroogde lactoalbumine (GN-code 3502 20 91 ) en 53,00 voor andere lactoalbumine (GN-code 3502 20 99 ).

Artikel 2

Invoertariefcontingentperioden

De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor elk van de in bijlage I opgenomen volgnummers, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:

a)

25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart;

b)

25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni;

c)

25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september;

d)

25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december.

Artikel 3

Invoercertificaataanvragen en invoercertificaten

1.   De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegekend, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   Bij het indienen van een invoercertificaataanvraag stelt de marktdeelnemer een zekerheid van 20 EUR per 100 kg.

3.   Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de invoercertificaataanvraag en het certificaat vermeld. Voor het in bijlage I opgenomen tariefcontingent 09.4275 wordt de totale hoeveelheid omgerekend in equivalent eieren in de schaal.

4.   De invoercertificaataanvraag en het certificaat bevatten de volgende vermeldingen:

a)

in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”;

b)

in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

5.   Op elk certificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.

6.   Invoercertificaataanvragen worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.

7.   De invoercertificaataanvraag heeft betrekking op ten minste 1 ton en ten hoogste 10 % van de hoeveelheid die voor het betrokken contingent beschikbaar is in de betrokken deelperiode.

8.   De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin de aanvragen worden ingediend, aan de Commissie voor welke totale hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, aanvragen zijn ingediend, en drukken deze hoeveelheden voor de in bijlage I genoemde tariefcontingenten, uitgesplitst naar volgnummer, uit in kilogram equivalent eieren in de schaal voor tariefcontingent 09.4275 en in kilogram productgewicht voor tariefcontingent 09.4276.

9.   De invoercertificaten worden afgegeven met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.

10.   De Commissie stelt zo nodig de hoeveelheid vast waarvoor geen certificaataanvragen zijn ingediend en die automatisch aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid wordt toegevoegd.

Artikel 4

Geldigheid van de invoercertificaten

In afwijking van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 376/2008 zijn de invoercertificaten 150 dagen geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor ze zijn afgegeven. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.

Artikel 5

Meldingen aan de Commissie

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag na de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij certificaten hebben afgegeven.

2.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:

a)

samen met de in artikel 3, lid 8, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend;

b)

uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld.

3.   Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die invoertariefcontingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.

4.   De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt voor de in bijlage I genoemde tariefcontingenten, uitgesplitst naar volgnummer, uitgedrukt in kilogram equivalent eieren in de schaal voor tariefcontingent 09.4275 en in kilogram productgewicht voor tariefcontingent 09.4276.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)   PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 32).

(6)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).

(7)  Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(10)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).


BIJLAGE I

Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Invoerperiode

Hoeveelheid in ton

Geldend recht

(in EUR/t)

09.4275

0407 21 00

0407 29 10

0407 90 10

0408 11 80

0408 19 81

0408 19 89

0408 91 80

0408 99 80

3502 11 90

3502 19 90

3502 20 91

3502 20 99

Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt; vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie; ovoalbumine en lactoalbumine, geschikt voor menselijke consumptie

Jaar 2016

1 500

(equivalent eieren in de schaal)

0

Jaar 2017

1 800

(equivalent eieren in de schaal)

Jaar 2018

2 100

(equivalent eieren in de schaal)

Jaar 2019

2 400

(equivalent eieren in de schaal)

Jaar 2020

2 700

(equivalent eieren in de schaal)

Vanaf jaar 2021

3 000

(equivalent eieren in de schaal)

09.4276

0407 21 00

0407 29 10

0407 90 10

Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt

 

3 000 (uitgedrukt in nettogewicht)

0


BIJLAGE II

In artikel 3, lid 4, onder b), bedoelde vermeldingen

In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕC) 2015/2077

In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2077

In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2077

In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2077

In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2077

In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2077

In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2077

In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2077

In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2077

In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2077

In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2077

In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2077

In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2077

In het Hongaars: (EU) 2015/2077 végrehajtási rendelet

In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2077

In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077

In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2077

In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2077

In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2077

In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2077

In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2077

In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2077

In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2077


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/63


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2078 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I. In het aanhangsel van bijlage I-A zijn invoertariefcontingenten voor pluimveevlees opgenomen.

(2)

In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) tariefcontingenten voor de invoer van pluimveevlees geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2014 van de Commissie (4).

(3)

De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de pluimveevleessector in de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

Krachtens artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) kan bij de verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoertariefcontingent worden voorzien in de toepassing van een regeling volgens welke het contingent wordt beheerd door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en pas in tweede instantie invoercertificaten af te geven. Met een dergelijke regeling kunnen marktdeelnemers die rechten tot invoer hebben gekregen, in de loop van de contingentperiode op basis van de door hen verhandelde hoeveelheden beslissen wanneer zij het best invoercertificaten aanvragen.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (6) zijn gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordening.

(6)

Voorts moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 inzake aanvragen voor rechten tot invoer, de status van aanvragers en de afgifte van invoercertificaten, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening.

(7)

Met het oog op een adequaat beheer van de tariefcontingenten moet een zekerheid worden gesteld bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer en bij de afgifte van een invoercertificaat.

(8)

Marktdeelnemers moeten ertoe worden verplicht invoercertificaten aan te vragen voor de volledige hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend, met inachtneming van de verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (7).

(9)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (8) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (9) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Opening en wijze van beheer van de tariefcontingenten

1.   Bij deze verordening worden met ingang van 2016 jaarlijkse invoertariefcontingenten voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd die lopen van 1 januari tot en met 31 december.

2.   De producthoeveelheid waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het toepasselijke douanerecht en de volgnummers worden vastgesteld in bijlage I.

3.   De in lid 1 bedoelde invoertariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde methode en door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

4.   De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 376/2008 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 2

Invoertariefcontingentperioden

De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor elk van de in bijlage I opgenomen volgnummers, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:

a)

25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart;

b)

25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni;

c)

25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september;

d)

25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december.

Artikel 3

Aanvragen voor rechten tot invoer en toekenning van rechten tot invoer

1.   Aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.

2.   Bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer wordt een zekerheid van 35 EUR per 100 kg gesteld.

3.   Aanvragers van rechten tot invoer tonen bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar aan dat een hoeveelheid pluimveevleesproducten van GN-code 0207 , 0210 99 39 , 1602 31 , 1602 32 of 1602 39 21 overeenkomstig de betrokken douanebepalingen door henzelf of voor hun rekening is ingevoerd („referentiehoeveelheid”). Dit bewijs heeft betrekking op de periode van twaalf maanden die een maand vóór hun eerste aanvraag afloopt. Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk een referentiehoeveelheid hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden combineren als basis voor zijn aanvraag.

4.   De totale producthoeveelheid waarvoor in een van de in artikel 2 genoemde deelperioden een aanvraag voor rechten tot invoer wordt ingediend, mag niet groter zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door een bevoegde autoriteit afgewezen.

5.   De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie welke de totale naar volgnummer uitgesplitste en in kilogram productgewicht uitgedrukte hoeveelheden zijn waarvoor aanvragen zijn ingediend, ook als deze hoeveelheden nul bedragen.

6.   De rechten tot invoer worden toegekend met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.

7.   Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder rechten tot invoer kunnen worden toegekend dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.

8.   De rechten tot invoer zijn geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor de aanvraag is ingediend tot en met 31 december van elke invoertariefcontingentperiode. De rechten tot invoer zijn niet overdraagbaar.

Artikel 4

Invoercertificaataanvragen en toewijzing van invoercertificaten

1.   De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegekend, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   De invoercertificaataanvragen hebben betrekking op de totale hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend. De in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde verplichting wordt in acht genomen.

3.   Invoercertificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde contingenten heeft gevraagd en gekregen.

4.   Bij indiening van de invoercertificaataanvraag stelt de marktdeelnemer een zekerheid van 75 EUR per 100 kg. Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen rechten tot invoer naar evenredigheid verlaagd en wordt de voor de gekregen rechten tot invoer gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

5.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.

6.   Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.

7.   De invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat bevatten de volgende vermeldingen:

a)

in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”;

b)

in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

8.   Op elk invoercertificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.

9.   De invoercertificaten zijn geldig gedurende dertig dagen vanaf de datum van feitelijke afgifte van het certificaat in de zin van artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.

Artikel 5

Meldingen aan de Commissie

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag van de maand na de laatste dag van elke deelperiode aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij tijdens die deelperiode certificaten hebben afgegeven.

2.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:

a)

samen met de in artikel 3, lid 5, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend;

b)

uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld.

3.   Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die contingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.

4.   De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt uitgedrukt in kilogram productgewicht en wordt uitgesplitst naar volgnummer.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 37).

(5)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).

(6)  Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE I

Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Wanneer „ex”-GN-codes zijn vermeld, is de GN-code samen met de daarbij horende omschrijving bepalend voor de toepassing van de preferentiële regeling.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Invoerperiode

Hoeveelheid in ton (nettogewicht)

Geldend recht

(in EUR/t)

09.4273

0207 11 30

0207 11 90

0207 12

0207 13 10

0207 13 20

0207 13 30

0207 13 50

0207 13 60

0207 13 99

0207 14 10

0207 14 20

0207 14 30

0207 14 50

0207 14 60

0207 14 99

0207 24

0207 25

0207 26 10

0207 26 20

0207 26 30

0207 26 50

0207 26 60

0207 26 70

0207 26 80

0207 26 99

0207 27 10

0207 27 20

0207 27 30

0207 27 50

0207 27 60

0207 27 70

0207 27 80

0207 27 99

0207 41 30

0207 41 80

0207 42

0207 44 10

0207 44 21

0207 44 31

0207 44 41

0207 44 51

0207 44 61

0207 44 71

0207 44 81

0207 44 99

0207 45 10

0207 45 21

0207 45 31

0207 45 41

0207 45 51

0207 45 61

0207 45 81

0207 45 99

0207 51 10

0207 51 90

0207 52 90

0207 54 10

0207 54 21

0207 54 31

0207 54 41

0207 54 51

0207 54 61

0207 54 71

0207 54 81

0207 54 99

0207 55 10

0207 55 21

0207 55 31

0207 55 41

0207 55 51

0207 55 61

0207 55 81

0207 55 99

0207 60 05

0207 60 10

ex 0207 60 21  (1)

0207 60 31

0207 60 41

0207 60 51

0207 60 61

0207 60 81

0207 60 99

0210 99 39

1602 31

1602 32

1602 39 21

Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee, vers, gekoeld of bevroren; andere bereidingen en conserven van vlees van kalkoenen en van hanen en kippen

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Vanaf 2021

16 000

16 800

17 600

18 400

19 200

20 000

0

09.4274

0207 12

Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee, niet in stukken gesneden, bevroren

 

20 000

0


(1)  Vers of gekoeld, helften of kwarten van parelhoenders.


BIJLAGE II

In artikel 4, lid 7, onder b), bedoelde vermeldingen

In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕC) 2015/2078

In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2078

In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2078

In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2078

In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2078

In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2078

In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2078

In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2078

In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2078

In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2078

In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2078

In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2078

In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2078

In het Hongaars: (EU) 2015/2078 végrehajtási rendelet

In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2078

In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078

In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2078

In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2078

In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2078

In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2078

In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2078

In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2078

In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2078


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/71


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2079 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent van de Unie voor de invoer van vers en bevroren rundvlees van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I. In het aanhangsel van die bijlage is een tariefcontingent van de Unie voor rundvlees opgenomen.

(2)

In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst is voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) een tariefcontingent voor de invoer van rundvlees geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 411/2014 van de Commissie (4).

(3)

De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de rundvleessector in de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

Krachtens artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) kan bij de verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoertariefcontingent worden voorzien in de toepassing van een regeling volgens welke het contingent wordt beheerd door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en pas in tweede instantie invoercertificaten af te geven. Met een dergelijke regeling kunnen marktdeelnemers die rechten tot invoer hebben gekregen, in de loop van de contingentperiode op basis van de door hen verhandelde hoeveelheden beslissen wanneer zij het best invoercertificaten aanvragen.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (6) en Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie (7) zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld, respectievelijk inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten en inzake de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordeningen.

(6)

Voorts moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 inzake aanvragen voor rechten tot invoer, de status van aanvragers en de afgifte van invoercertificaten, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening.

(7)

Voor een goed beheer van de tariefcontingenten moet bij het indienen van een aanvraag voor rechten tot invoer een zekerheid worden gesteld.

(8)

Marktdeelnemers moeten ertoe worden verplicht invoercertificaten aan te vragen voor de volledige hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegewezen, met inachtneming van de verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (8).

(9)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (9) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (10) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Opening en wijze van beheer van het tariefcontingent

1.   Bij deze verordening wordt met ingang van 2016 een jaarlijks invoertariefcontingent voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd dat loopt van 1 januari tot en met 31 december.

2.   De producthoeveelheid waarvoor het in lid 1 bedoelde contingent geldt, het toepasselijke douanerecht en het volgnummer worden vastgesteld in bijlage I.

3.   Het in lid 1 bedoelde invoertariefcontingent wordt beheerd overeenkomstig de in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde methode en door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.

4.   De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006, (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 382/2008 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 2

Invoertariefcontingentperioden

De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor het in bijlage I opgenomen volgnummer, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:

a)

25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart;

b)

25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni;

c)

25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september;

d)

25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december.

Artikel 3

Aanvragen voor rechten tot invoer en toekenning van rechten tot invoer

1.   Aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.

2.   Bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer wordt een zekerheid van 6 EUR per 100 kg nettogewicht gesteld.

3.   Aanvragers van rechten tot invoer tonen bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar aan dat een hoeveelheid rundvlees van GN-code 0201 of 0202 overeenkomstig de betrokken douanebepalingen door henzelf of voor hun rekening is ingevoerd („referentiehoeveelheid”). Dit bewijs heeft betrekking op de periode van twaalf maanden die een maand vóór hun eerste aanvraag afloopt. Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk referentiehoeveelheden hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden gebruiken als basis voor zijn aanvraag.

4.   De totale producthoeveelheid waarvoor in een van de in artikel 2 genoemde deelperioden een aanvraag voor rechten tot invoer wordt ingediend, mag niet groter zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door een bevoegde autoriteit afgewezen.

5.   De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie welke de totale in kilogram productgewicht uitgedrukte hoeveelheden zijn waarvoor aanvragen zijn ingediend, ook als deze hoeveelheden nul bedragen.

6.   De rechten tot invoer worden toegekend met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.

7.   Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder rechten tot invoer kunnen worden toegewezen dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.

8.   De rechten tot invoer zijn geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor de aanvraag is ingediend tot het einde van de jaarlijkse contingentperiode. De rechten tot invoer zijn niet overdraagbaar.

Artikel 4

Invoercertificaataanvragen en toewijzing van invoercertificaten

1.   De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegewezen, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.

2.   De invoercertificaataanvragen hebben betrekking op de totale hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend. De in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde verplichting wordt in acht genomen.

3.   Invoercertificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingent heeft gevraagd en gekregen.

4.   Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen rechten tot invoer naar evenredigheid verlaagd en wordt de krachtens artikel 3, lid 2, gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.

5.   Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.

6.   Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.

7.   De invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat bevatten de volgende vermeldingen:

a)

in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”;

b)

in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen.

8.   Op elk invoercertificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.

9.   In afwijking van artikel 5, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 382/2008 zijn de invoercertificaten dertig dagen geldig met ingang van de datum van feitelijke afgifte van het certificaat in de zin van artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.

Artikel 5

Meldingen aan de Commissie

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag van de maand na de laatste dag van elke deelperiode aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij tijdens die deelperiode certificaten hebben afgegeven.

2.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:

a)

samen met de in artikel 3, lid 5, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend;

b)

uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld.

3.   Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die contingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.

4.   De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt uitgedrukt in kilogram productgewicht.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 411/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent van de Unie voor de invoer van vers en bevroren rundvlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 27).

(5)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).

(6)  Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).

(7)  Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).

(10)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE I

Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Hoeveelheid in ton (nettogewicht)

Geldend recht

(in EUR/t)

09.4270

0201 10 00

0201 20 20

0201 20 30

0201 20 50

0201 20 90

0201 30 00

0202 10 00

0202 20 10

0202 20 30

0202 20 50

0202 20 90

0202 30 10

0202 30 50

0202 30 90

Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren

12 000

0


BIJLAGE II

In artikel 4, lid 7, onder b), bedoelde vermeldingen

In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕC) 2015/2079

In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2079

In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2079

In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2079

In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2079

In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2079

In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2079

In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2079

In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2079

In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2079

In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2079

In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2079

In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2079

In het Hongaars: (EU) 2015/2079 végrehajtási rendelet

In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2079

In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2079

In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2079

In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2079

In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2079

In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2079

In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2079

In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2079

In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2079


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/77


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2080 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001, wat betreft het beheer van invoertariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne en het verwijderen van een invoertariefcontingent voor zuivelproducten van oorsprong uit Moldavië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds. Die overeenkomst voorziet, krachtens titel IV en krachtens bijlage I-A bij hoofdstuk I, in de afschaffing van douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne en in tariefcontingenten, waarvan er drie betrekking hebben op zuivelproducten. De invoertariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne zijn, in afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst, krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 415/2014 (4) en (EU) nr. 1165/2014 (5) van de Commissie opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie (6), met een looptijd tot en met 31 december 2015. De associatieovereenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 van toepassing zijn.

(2)

Daarom dient deel L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 te worden aangevuld met de invoertariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne voor de contingentperioden vanaf 1 januari 2016.

(3)

Bij Besluit 2014/492/EU van de Raad (7) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds. Artikel 147 van die overeenkomst voorziet in de afschaffing van douanerechten voor invoer in de Europese Unie. Bij Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad (8), die van toepassing is tot en met 31 december 2015, zijn autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië ingevoerd en is voorzien in een invoercontingent voor zuivelproducten als vermeld in artikel 5, onder j), van Verordening (EG) nr. 2535/2001. Daarom dienen de bepalingen inzake het invoercontingent voor zuivelproducten van oorsprong uit Moldavië te worden geschrapt in Verordening (EG) nr. 2535/2001.

(4)

Verordening (EG) nr. 2535/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5, onder j), wordt geschrapt.

2)

Artikel 19, lid 1, onder i), wordt geschrapt.

3)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel J wordt geschrapt;

b)

deel L wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de contingentperioden vanaf 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 415/2014 van de Commissie van 23 april 2014 tot wijziging en afwijking van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne betreft (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 49).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1165/2014 van de Commissie van 31 oktober 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne betreft (PB L 314 van 31.10.2014, blz. 7).

(6)  Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29).

(7)  Besluit 2014/492/EU van de Raad van 16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 260 van 30.8.2014, blz. 1).

(8)   PB L 20 van 24.1.2008, blz. 1.


BIJLAGE

„I.   DEEL L

TARIEFCONTINGENTEN ALS VERMELD IN HET AANHANGSEL VAN BIJLAGE I-A BIJ HOOFDSTUK I VAN DE ASSOCIATIEOVEREENKOMST MET OEKRAÏNE

Contingentnummer

GN-code

Omschrijving (1)

Land van oorsprong

Invoerperiode

Hoeveelheid

(in ton productgewicht)

Hoeveelheid per halfjaar

(in ton productgewicht)

Invoerrecht (in EUR/100 kg nettogewicht)

09. 4600

0401

0402 91

0402 99

0403 10 11

0403 10 13

0403 10 19

0403 10 31

0403 10 33

0403 10 39

0403 90 51

0403 90 53

0403 90 59

0403 90 61

0403 90 63

0403 90 69

Melk en room, niet in poeder, in korrels of in andere vaste vorm; yoghurt, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao; gegiste of aangezuurde zuivelproducten, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao en niet in poeder, in korrels of in andere vaste vorm

OEKRAÏNE

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 2021 en volgende

8 000

8 400

8 800

9 200

9 600

10 000

4 000

4 200

4 400

4 600

4 800

5 000

0

09. 4601

0402 10

0402 21

0402 29

0403 90 11

0403 90 13

0403 90 19

0403 90 31

0403 90 33

0403 90 39

0404 90 21

0404 90 23

0404 90 29

0404 90 81

0404 90 83

0404 90 89

Melk en room, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm; gegiste of aangezuurde zuivelproducten, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, elders genoemd noch elders onder begrepen

OEKRAÏNE

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 2021 en volgende

1 500

2 200

2 900

3 600

4 300

5 000

750

1 100

1 450

1 800

2 150

2 500

0

09. 4602

0405 10

0405 20 90

0405 90

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's met een vetgehalte van meer dan 75 doch minder dan 80 gewichtspercenten

OEKRAÏNE

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 2021 en volgende

1 500

1 800

2 100

2 400

2 700

3 000

750

900

1 050

1 200

1 350

1 500

0


(1)  Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.”


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/81


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2081 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van bepaalde granen van oorsprong uit Oekraïne

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad toestemming verleend voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds. Titel IV van de overeenkomst voorziet met name in de verlaging of de afschaffing van de douanerechten voor goederen van oorsprong uit Oekraïne overeenkomstig bijlage I-A van die overeenkomst. Bijlage I-A van de overeenkomst voorziet met name in de opening van tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde granen in de Unie. Titel IV en bijlage I-A van de overeenkomst zullen met ingang van 1 januari 2016 van toepassing zijn.

(2)

Bijgevolg moeten vanaf 2016 tariefcontingenten voor de invoer van granen worden geopend. Er moet eveneens worden bepaald dat sommige van deze tariefcontingenten door de Commissie moeten worden beheerd overeenkomstig de methode als bedoeld in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(3)

Met het oog op een geordende, niet-speculatieve invoer van bepaalde granen van oorsprong uit Oekraïne in het kader van deze tariefcontingenten moet worden bepaald dat voor deze invoertransacties een invoercertificaat moet worden overgelegd. Bijgevolg moeten de Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3), (EG) nr. 1342/2003 (4) en (EG) nr. 376/2008 (5) in acht worden genomen, onverminderd afwijkingen op grond van de onderhavige verordening.

(4)

Met het oog op een goed beheer van deze contingenten moet worden bepaald welke termijnen gelden voor de indiening van de invoercertificaataanvragen en welke gegevens in de aanvragen en certificaten moeten voorkomen.

(5)

Met het oog op een doeltreffende administratie moeten de lidstaten voor de kennisgevingen aan de Commissie gebruikmaken van de in Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (6) vermelde informatiesystemen.

(6)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie (7) zijn de GN-codes van de granen als opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (8), vervangen door nieuwe codes, die verschillen van die in de associatieovereenkomst. De nieuwe codes moeten derhalve worden vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Opening en wijze van beheer van de tariefcontingenten

1.   De in de bijlage bij deze verordening opgenomen tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit Oekraïne worden vanaf het jaar 2016 op jaarbasis geopend voor de periode van 1 januari tot en met 31 december.

2.   Het recht voor de invoer in het kader van de in lid 1 bedoelde tariefcontingenten bedraagt 0 EUR per ton.

3.   De in lid 1 bedoelde tariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de methode als bedoeld in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

4.   Behoudens andersluidende bepalingen in de onderhavige verordening zijn de Verordeningen (EG) nr. 376/2008, (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 1342/2003 van toepassing.

Artikel 2

Aanvraag en afgifte van de invoercertificaten

1.   In afwijking van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 mag een aanvrager per volgnummer en per week slechts één invoercertificaataanvraag indienen. Wanneer door dezelfde belanghebbende meer dan één aanvraag wordt ingediend, is geen van zijn aanvragen ontvankelijk en worden de bij de indiening van de aanvragen gestelde zekerheden verbeurd ten gunste van de betrokken lidstaat.

De invoercertificaataanvragen worden elke week uiterlijk op vrijdag om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ingediend.

Elke invoercertificaataanvraag heeft betrekking op slechts één volgnummer. De aanvraag kan betrekking hebben op meerdere producten. De omschrijving en de GN-code van de producten worden in respectievelijk vak 15 en vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.

2.   Op elke invoercertificaataanvraag en op elk invoercertificaat wordt per GN-code een hoeveelheid in kilogram, zonder decimalen, vermeld. De som van de vermelde hoeveelheden mag niet groter zijn dan de totale hoeveelheid van het betrokken contingent.

3.   De invoercertificaten worden afgegeven op de vierde werkdag na de in artikel 4, lid 1, bedoelde uiterste datum voor de mededeling van de invoercertificaataanvragen.

4.   In de invoercertificaataanvraag en in het invoercertificaat wordt in vak 8 de naam „Oekraïne” vermeld en wordt het vak „ja” aangekruist. De certificaten zijn slechts geldig voor producten van oorsprong uit Oekraïne.

Artikel 3

Geldigheid van de invoercertificaten

De geldigheidsduur van het invoercertificaat stemt overeen met de periode tussen de dag waarop het certificaat feitelijk is afgegeven, als bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008, en het einde van de tweede maand na de maand waarin die dag valt.

Artikel 4

Mededelingen

1.   Uiterlijk om 18.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de eerste maandag na de indiening van de invoercertificaataanvragen zenden de lidstaten de Commissie een mededeling toe waarin per volgnummer alle aanvragen worden vermeld en zowel de oorsprong van het product als de per GN-code gevraagde hoeveelheid wordt opgegeven; zijn geen aanvragen ingediend, dan wordt in de mededeling „geen” opgegeven. Deze mededeling wordt gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009.

2.   Op de datum van afgifte van de invoercertificaten zenden de lidstaten de Commissie elektronisch een mededeling toe waarin de in artikel 11, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde gegevens betreffende de afgegeven certificaten worden vermeld en per GN-code de totale hoeveelheden worden opgegeven waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).

(4)  Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie van 28 juli 2003 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12).

(5)  Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).

(6)  Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 28.10.2011, blz. 1).

(8)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Wanneer „ex”-GN-codes zijn vermeld, is de GN-code samen met de daarbij horende omschrijving bepalend voor de toepassing van het preferentiestelsel.

Volgnummer

GN-code

Productomschrijving

Periode

Hoeveelheid in ton

09.4306

1001 99  (00)

spelt, zachte tarwe en mengkoren, andere dan zaaigoed

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 2021 en volgende

950 000

960 000

970 000

980 000

990 000

1 000 000

1101 00  (15-90)

meel van zachte tarwe en spelt, meel van mengkoren

1102 90 (90)

meel van granen andere dan tarwe, mengkoren, rogge, maïs, gerst, haver, rijst

1103 11 (90)

gries en griesmeel van zachte tarwe en spelt

1103 20  (60)

pellets van tarwe

09.4307

1003 90  (00)

gerst, andere dan zaaigoed

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 2021 en volgende

250 000

270 000

290 000

310 000

330 000

350 000

1102 90  (10)

meel van gerst

ex 1103 20  (25)

pellets van gerst

09.4308

1005 90  (00)

maïs, andere dan zaaigoed

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 2021 en volgende

400 000

450 000

500 000

550 000

600 000

650 000

1102 20  (10-90)

meel van maïs

1103 13  (10-90)

gries en griesmeel van maïs

1103 20  (40)

pellets van maïs

1104 23  (40-98)

bewerkte maïskorrels


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/85


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2082 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot niet-goedkeuring van Arctium lappa L. (bovengrondse delen) als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 3 juni 2014 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) een goedkeuringsaanvraag ontvangen voor Arctium lappa L. als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) om wetenschappelijke bijstand gevraagd. Op 27 november 2014 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof bij de Commissie ingediend (2). Op 26 mei 2015 heeft de Commissie het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van Arctium lappa L. (bovengrondse delen) bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend.

(3)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat niet alle bovengrondse delen van Arctium lappa L. voldoen aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(4)

In het technisch verslag van de EFSA zijn specifieke problemen vermeld met betrekking tot de blootstelling aan arctigenine, chlorogeenzuur en cafeïnezuur en daarom kon de beoordeling van het risico voor de exploitanten, werknemers, omstanders, consumenten en niet-doelorganismen niet worden voltooid.

(5)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het technisch verslag van de EFSA en over het ontwerpevaluatieverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(6)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de problemen in verband met de stof echter bestaan.

(7)

Zoals vastgesteld in het evaluatieverslag van de Commissie, is bijgevolg niet gebleken dat aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend Arctium lappa L. (bovengrondse delen) niet goed te keuren als basisstof.

(8)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van Arctium lappa L. (bovengrondse delen) als basisstof in te dienen overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-goedkeuring als basisstof

De substantie Arctium lappa L. (bovengrondse delen) wordt niet goedgekeurd als basisstof.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for Arctium lappa and the conclusions drawn by EFSA on the specific points raised. EFSA supporting publication 2014:EN-699, 31 blz.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/87


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2083 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot niet-goedkeuring van Tanacetum vulgare L. als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 april 2013 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) een aanvraag ontvangen voor de goedkeuring van Tanacetum vulgare L. als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, voorgeschreven informatie.

(2)

De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 30 september 2014 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof (2) bij de Commissie ingediend. Op 20 maart 2015 heeft de Commissie het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van Tanacetum vulgare L. bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend.

(3)

Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat Tanacetum vulgare L. niet voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(4)

In het technisch verslag van de EFSA zijn specifieke problemen vermeld met betrekking tot de blootstelling aan kamfer, thujon en 1,8-cineool waardoor de beoordeling van het risico voor toedieners, werknemers, omstanders, consumenten en niet-doelorganismen niet kon worden voltooid.

(5)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het technisch verslag van de EFSA en over het ontwerpevaluatieverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(6)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de problemen in verband met de stof bestaan.

(7)

Bijgevolg en zoals in het evaluatieverslag van de Commissie is vastgesteld, is niet aangetoond dat aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend Tanacetum vulgare L. niet goed te keuren als basisstof.

(8)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van Tanacetum vulgare L. als basisstof in te dienen overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-goedkeuring als basisstof

De stof Tanacetum vulgare L. wordt niet goedgekeurd als basisstof.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for Tanacetum vulgare for use in plant protection as repellent on orchards, vineyards, vegetables and ornamentals. EFSA supporting publication 2014:EN-666. 35 blz.

(3)  http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/89


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2084 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot goedkeuring van de werkzame stof flupyradifuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 mei 2012 heeft Nederland overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Bayer CropScience AG een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof flupyradifuron ontvangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Nederland, als rapporterende lidstaat, de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 21 juni 2012 op de hoogte gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag.

(3)

Op 1 februari 2014 heeft de rapporterende lidstaat een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de EFSA, waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen.

(4)

De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de rapporterende lidstaat is in januari 2015 bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag.

(5)

Op 4 februari 2015 heeft de EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie meegedeeld waarin zij vermeldt of de werkzame stof flupyradifuron naar verwachting aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen (2). De EFSA heeft haar conclusie bekendgemaakt.

(6)

Op 13 juli 2015 heeft de Commissie aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders het evaluatieverslag voor flupyradifuron en een ontwerpverordening betreffende de goedkeuring ervan voorgelegd.

(7)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen.

(8)

Voor één of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat en met name voor de gebruiksdoeleinden waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag, werd vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan. Daarom moet flupyradifuron worden goedgekeurd.

(9)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden verzocht.

(10)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof flupyradifuron wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2014; 12(12):3913. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Flupyradifuron

CAS-nr. 951659-40-8

CIPAC-nr. 987

4-[(6-chloor-3-pyridylmethyl)(2,2-difluorethyl) amino]furan-2(5H)-on

≥ 960 g/kg

9 december 2015

9 december 2025

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over flupyradifuron, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van werknemers en toedieners;

het risico voor niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen, ongewervelde waterdieren en kleine plantenetende zoogdieren;

de bescherming van het grondwater, wanneer de stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

residuen in dierlijke matrices en wisselgewassen.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:

1.

betreffende de technische specificatie van de werkzame stof zoals vervaardigd (op basis van productie op commerciële schaal), met inbegrip van de relevantie van sommige afzonderlijke onzuiverheden;

2.

waarin wordt vermeld of de steekproefsets betreffende de toxiciteit aan de bevestigde technische specificatie voldoen;

3.

betreffende het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen, wanneer aan oppervlaktewater of grondwater drinkwater wordt onttrokken.

De aanvrager dient bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA de in de punten 1 en 2 gevraagde informatie ten laatste op 9 juni 2016 in en de in punt 3 gevraagde informatie binnen twee jaar na de vaststelling van richtsnoeren voor de evaluatie van het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (*1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„91

Flupyradifuron

CAS-nr. 951659-40-8

CIPAC-nr. 987

4-[(6-chloor-3-pyridylmethyl)(2,2-difluorethyl) amino]furan-2(5H)-on

≥ 960 g/kg

9 december 2015

9 december 2025

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over flupyradifuron, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van werknemers en toedieners;

het risico voor niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen, ongewervelde waterdieren en kleine plantenetende zoogdieren;

de bescherming van het grondwater, wanneer de stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

residuen in dierlijke matrices en wisselgewassen.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:

1.

betreffende de technische specificatie van de werkzame stof zoals vervaardigd (op basis van productie op commerciële schaal), met inbegrip van de relevantie van sommige afzonderlijke onzuiverheden;

2.

waarin wordt vermeld of de steekproefsets betreffende de toxiciteit aan de bevestigde technische specificatie voldoen;

3.

betreffende het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen, wanneer aan oppervlaktewater of grondwater drinkwater wordt onttrokken.

De aanvrager dient bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA de in de punten 1 en 2 gevraagde informatie ten laatste op 9 juni 2016 in en de in punt 3 gevraagde informatie binnen twee jaar na de vaststelling van richtsnoeren voor de evaluatie van het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen.”


(*1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/93


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2085 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot goedkeuring van de werkzame stof mandestrobine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 december 2012 heeft Oostenrijk overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Sumitomo Chemical Agro EUROPE S.A.S. een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof mandestrobine ontvangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Oostenrijk, als rapporterende lidstaat, de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 31 januari 2013 op de hoogte gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag.

(3)

Op 31 januari 2014 heeft de rapporterende lidstaat een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de EFSA, waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen.

(4)

De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de rapporterende lidstaat is in maart 2015 bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag.

(5)

Op 27 april 2015 heeft de EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie meegedeeld waarin zij vermeldt of de werkzame stof mandestrobine naar verwachting aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen (2). De EFSA heeft haar conclusie bekendgemaakt.

(6)

Op 13 juli 2015 heeft de Commissie bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders het evaluatieverslag voor mandestrobine en een ontwerpverordening betreffende de goedkeuring ervan ingediend.

(7)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen.

(8)

Voor één of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat en met name voor de gebruiksdoeleinden waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag, werd vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan. Daarom moet mandestrobine worden goedgekeurd.

(9)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden verzocht.

(10)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof mandestrobine wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden goedgekeurd.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  EFSA Journal 2014; 12(12):3913. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Mandestrobine

CAS-nr.: 173662-97-0

CIPAC-nr.: Niet beschikbaar

(RS)-2-methoxy-N-methyl-2-[α-(2,5-xylyloxy)-o-tolyl]aceetamide

≥ 940 g/kg (op basis van het gewicht van de droge stof)

Xylenen (ortho, meta, para), ethylbenzeen max. 5 g/kg (TK)

9 december 2015

9 december 2025

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over mandestrobine, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico voor in het water levende organismen;

de bescherming van het grondwater, wanneer de stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:

1.

betreffende de technische specificatie van de werkzame stof zoals vervaardigd (op basis van productie op commerciële schaal), met inbegrip van de relevantie van sommige afzonderlijke onzuiverheden;

2.

waarin wordt vermeld of de steekproefsets betreffende de toxiciteit aan de bevestigde technische specificatie voldoen;

De aanvrager dient die informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA ten laatste op 9 juni 2016 in.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

 

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (*1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„93

Mandestrobine

CAS-nr.: 173662-97-0

CIPAC-nr.: Niet beschikbaar

(RS)-2-methoxy-N-methyl-2-[α-(2,5-xylyloxy)-o-tolyl]aceetamide

≥ 940 g/kg (op basis van het gewicht van de droge stof)

Xylenen (ortho, meta, para), ethylbenzeen max. 5 g/kg (TK)

9 december 2015

9 december 2025

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over mandestrobine, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

het risico voor in het water levende organismen;

de bescherming van het grondwater, wanneer de stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:

1.

betreffende de technische specificatie van de werkzame stof zoals vervaardigd (op basis van productie op commerciële schaal), met inbegrip van de relevantie van sommige afzonderlijke onzuiverheden;

2.

waarin wordt vermeld of de steekproefsets betreffende de toxiciteit aan de bevestigde technische specificatie voldoen;

De aanvrager dient die informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA ten laatste op 9 juni 2016 in.”


(*1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/97


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2086 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)   PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

47,7

MA

83,8

MK

43,3

ZZ

58,3

0707 00 05

AL

67,1

TR

144,3

ZZ

105,7

0709 93 10

MA

54,2

TR

164,8

ZZ

109,5

0805 20 10

CL

185,6

MA

81,5

TR

83,5

ZZ

116,9

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

TR

64,0

ZZ

64,0

0805 50 10

TR

98,0

ZZ

98,0

0806 10 10

BR

296,8

EG

234,1

PE

274,4

TR

178,1

US

368,5

ZZ

270,4

0808 10 80

AR

151,8

CA

158,0

CL

84,1

MK

29,8

NZ

161,0

US

150,6

ZA

205,7

ZZ

134,4

0808 30 90

BA

92,6

CN

63,2

TR

121,2

ZZ

92,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/99


RICHTLIJN (EU) 2015/2087 VAN DE COMMISSIE

van 18 november 2015

houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 juli 2011 heeft de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) resolutie MEPC.201(62) aangenomen; deze resolutie wijzigt bijlage V bij het Marpol-verdrag betreffende de preventie van verontreiniging door scheepsafval door de invoering van een nieuwe, meer gedetailleerde indeling van afvalstoffen (2). De gewijzigde bijlage V bij het Marpol-verdrag is op 1 januari 2013 in werking getreden.

(2)

IMO-circulaire MEPC.1/Circ.644/Rev.1 weerspiegelt deze nieuwe indeling van afvalstoffen; ze bevat een standaardformaat voor het formulier voor voorafgaande kennisgeving van de levering van afval aan havenontvangstvoorzieningen (3). Ook IMO-circulaire MEPC.1/Circ.645/Rev.1 weerspiegelt de nieuwe indeling; deze circulaire bevat een standaardformaat voor het ontvangstbewijs dat wordt afgegeven nadat een schip afval heeft geleverd aan havenontvangstvoorzieningen (4).

(3)

Om de samenhang met de maatregelen van de IMO te garanderen en om onzekerheid onder de gebruikers van de haven en de autoriteiten te vermijden, moet de tabel in bijlage II bij Richtlijn 2000/59/EG, waarin vermeld is welke soorten en hoeveelheden afval en ladingresiduen moeten worden afgegeven of aan boord gehouden, worden aangepast aan de nieuwe indeling van afvalstoffen in de gewijzigde bijlage V bij het Marpol-verdrag.

(4)

Om het bij Richtlijn 2000/59/EG ingestelde systeem, dat tot doel heeft lozingen van scheepsafval en ladingresiduen in zee terug te dringen, te verbeteren, moet informatie over de soorten en hoeveelheden scheepsafval die daadwerkelijk zijn afgegeven bij havenontvangstvoorzieningen in de laatste haven van levering, worden opgenomen in de tabel in bijlage II.

(5)

De precieze gegevens over de soorten en hoeveelheden scheepsafval en ladingresiduen van schepen die in de laatste haven door een schip zijn afgegeven, zijn van essentieel belang voor een nauwkeurige berekening van voldoende specifieke opslagcapaciteit op dat schip. De berekening van voldoende opslagcapaciteit is een voorwaarde om een schip toestemming te verlenen om zich naar de volgende haven te begeven zonder scheepsafval te hebben afgegeven en voor een correcte selectie van schepen voor inspectie. Beter gerichte inspecties zullen de doorlooptijd in havens beperken en zo bijdragen tot een doeltreffende exploitatie van het maritieme verkeer.

(6)

Deze informatie kan beschikbaar zijn via ontvangstbewijzen van afval die worden afgegeven op basis van IMO-circulaire MEPC.1/Circ.645/Rev.1, waarin het standaardformaat voor het ontvangstbewijs wordt aanbevolen, of via andere soorten ontvangstbewijzen die aan de kapitein van het schip worden afgegeven bij levering van de afvalstoffen. De hoeveelheden en soorten afval die op het ontvangstbewijs zijn vermeld of door de kapitein van het schip bij levering worden aangegeven, in het geval geen ontvangstbewijs kan worden verkregen, zouden in het algemeen nauwkeuriger zijn dan die op het kennisgevingsbericht omdat zij overeenstemmen met de werkelijke situatie na levering; ze vormen dus een betrouwbaardere basis voor het besluitvormingsproces. De kapitein van het schip registreert deze leveringsinformatie in het afvalstoffenjournaal, zoals vereist krachtens het Marpol-verdrag.

(7)

Een systematische verzameling van nauwkeurige gegevens over de levering van de afvalstoffen maakt ook een betere statistische analyse van afvalstroompatronen in havens mogelijk en faciliteert de ontwikkeling van het informatie- en controlesysteem zoals voorzien bij artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2000/59/EG. De monitoring en uitwisseling van dergelijke informatie, met inbegrip van de elektronische kennisgeving van afvallevering die is ontwikkeld in het kader van Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (5), worden thans ondersteund door het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), opgericht bij Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), dat moet worden gekoppeld aan een rapporteringsmodule in de gegevensbank inzake havenstaatcontrole (7) die is opgezet bij Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (8).

(8)

Bijlage II bij Richtlijn 2000/59/EG moet worden gewijzigd teneinde daarin de gegevens op te nemen over de levering van afvalstoffen in de vorige haven en teneinde rekening te houden met de nieuwe indeling van afvalstoffen die is ingevoerd bij de gewijzigde bijlage V bij het Marpol-verdrag.

(9)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Richtlijn 2000/59/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 9 december 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81.

(2)  Resolutie MEPC.201(62) van 15 juli 2011, wijzigingen van de bijlage van het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973.

(3)  MEPC.1/Circ.644/Rev.1, 1 juli 2013.

(4)  MEPC.1/Circ.645/Rev.1, 1 juli 2013.

(5)  Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

(7)  Deze gegevensbank is ontwikkeld en wordt beheerd door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.

(8)  Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).


BIJLAGE

„BIJLAGE II

AAN TE MELDEN INFORMATIE VOOR HET AANDOEN VAN DE HAVEN VAN ….

(Haven van bestemming als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2000/59/EG)

1.

Naam, roepnaam en, indien van toepassing, IMO-identificatienummer van het schip:

2.

Vlaggenstaat:

3.

Vermoedelijke aankomsttijd (ETA):

4.

Vermoedelijke vertrektijd (ETD):

5.

Vorige aanloophaven:

6.

Volgende aanloophaven:

7.

Laatste haven en datum waarop het scheepsafval werd afgegeven, met inbegrip van de hoeveelheden (in m3) en de soorten afval die werden geleverd:

8.

Geeft u (aankruisen wat van toepassing is):

alle ☐

bepaalde ☐

geen ☐

afvalstoffen van uw schip af bij havenontvangstvoorzieningen?

9.

Soort en hoeveelheid af te leveren en/of aan boord te houden scheepsafval en ladingresiduen, en percentage van de maximale opslagcapaciteit:

Indien alle afval wordt afgegeven, de tweede en laatste kolom invullen, voor zover van toepassing. Indien enig of geen afval afgegeven wordt, alle kolommen invullen.

Soort

Af te geven afval

(m3)

Maximale aparte opslagcapaciteit

(m3)

Hoeveelheid aan boord gehouden afval

(m3)

Haven waarin het resterende afval zal worden afgegeven

Geschatte hoeveelheid afval die tussen aanmelding en volgende aanloophaven ontstaat

(m3)

Afval dat is geleverd bij het laatste punt van levering genoemd onder punt 7 hierboven

(m3)

Afvalolie

Met olie verontreinigd ruimwater

 

 

 

 

 

 

Oliehoudende residuen (slib)

 

 

 

 

 

 

Overige (specificeren)

 

 

 

 

 

 

Afvalwater  (1)

 

 

 

 

 

 

Vuilnis

Kunststof

 

 

 

 

 

 

Voedselrestanten

 

 

 

 

 

 

Huishoudelijk afval (bijv. papier en karton, poetslappen, glas, metaal, flessen, aardewerk enz.)

 

 

 

 

 

 

Spijsolie

 

 

 

 

 

 

Verbrandingsasse

 

 

 

 

 

 

Bedrijfsafval

 

 

 

 

 

 

Dierlijke karkassen

 

 

 

 

 

 

Ladingresiduen  (2) (specificeren) (3)

 

 

 

 

 

 

Opmerkingen

1.

Deze informatie kan worden gebruikt voor de havenstaatcontrole en andere inspectiedoeleinden.

2.

De lidstaten bepalen welke instanties afschriften van deze aanmelding ontvangen.

3.

Dit formulier moet worden ingevuld tenzij het schip onder een vrijstelling overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2000/59/EG valt.

Hierbij verklaar ik dat

de bovenstaande gegevens juist en volledig zijn, en

er voldoende aparte opslagcapaciteit aan boord is voor alle afval dat ontstaat tussen deze aanmelding en de volgende haven waarin afval wordt afgegeven.

Datum …

Tijdstip …

Handtekening”


(1)  Afvalwater mag overeenkomstig voorschrift 11 van bijlage IV bij de Marpol-overeenkomst in zee worden geloosd. De desbetreffende vakken behoeven niet te worden ingevuld als het de bedoeling is een toegestane lozing in zee te verrichten.

(2)  Mogen schattingen zijn.

(3)  Ladingresiduen moeten worden gespecificeerd en ingedeeld volgens de toepasselijke bijlagen van Marpol, in het bijzonder Marpol-bijlagen I, II en V.


BESLUITEN

19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/103


BESLUIT (EU) 2015/2088 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de relevante comités van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties moet worden ingenomen over de voorstellen tot wijziging van de VN-Reglementen nrs. 12, 16, 26, 39, 44, 46, 58, 61, 74, 83, 85, 94, 95, 97, 98, 99, 100, 101, 106, 107, 110, 116 en 127, het voorstel voor een nieuw VN-reglement betreffende frontale botsingen, het voorstel voor wijzigingen van de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) en het voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke resolutie nr. 2 (G.R.2) betreffende definities van de aandrijflijn van voertuigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit 97/836/EG van de Raad (1) is de Unie toegetreden tot de Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („herziene overeenkomst van 1958”).

(2)

Overeenkomstig Besluit 2000/125/EG van de Raad (2) is de Unie toegetreden tot de Overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen („parallelle overeenkomst”).

(3)

Bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de nationale goedkeuringssystemen van de lidstaten vervangen door een goedkeuringsprocedure van de Unie en is een geharmoniseerd kader vastgesteld met bestuursrechtelijke bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden. Met die richtlijn zijn de VN-reglementen als voorschriften voor de typegoedkeuring of als alternatieven voor de wetgeving van de Unie in het EU-typegoedkeuringssysteem opgenomen. Sinds de vaststelling van die richtlijn zijn VN-reglementen steeds meer opgenomen in de wetgeving van de Unie in het kader van de EU-typegoedkeuring.

(4)

Gezien de opgedane ervaring en de technische ontwikkelingen moeten de voorschriften voor bepaalde elementen of kenmerken die onder de VN-Reglementen nrs. 12, 16, 26, 39, 44, 46, 58, 61, 74, 83, 85, 94, 95, 97, 98, 99, 100, 101, 106, 107, 110, 116 en 127 en onder de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) vallen, worden aangepast aan de technische vooruitgang.

(5)

Om de relevante veiligheidsvoorschriften voor motorvoertuigen te verbeteren moet een nieuw VN-reglement betreffende frontale botsingen worden aangenomen; om de definities van de aandrijflijn van voertuigen te harmoniseren moet een nieuwe gemeenschappelijke resolutie nr. 2 (G.R. 2) betreffende definities van de aandrijflijn van voertuigen worden aangenomen.

(6)

Daarom is het noodzakelijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Administratief Comité van de herziene overeenkomst van 1958 en in het Uitvoerend Comité van de parallelle overeenkomst moet worden ingenomen over het aannemen van die VN-handelingen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Administratief Comité van de herziene overeenkomst van 1958 en het Uitvoerend Comité van de parallelle overeenkomst tijdens de zittingen in de periode van 9 tot en met 13 november 2015 is dat de Unie voor de in de bijlage bij dit besluit opgenomen voorstellen zal stemmen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GRAMEGNA


(1)  Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („herziene overeenkomst van 1958”) (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).

(2)  Besluit 2000/125/EG van de Raad van 31 januari 2000 betreffende de sluiting van de Overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen („parallelle overeenkomst”) (PB L 35 van 10.2.2000, blz. 12).

(3)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).


BIJLAGE

Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 12 (stuurinrichting)

ECE/TRANS/WP.29/2015/92

Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 16 (veiligheidsgordels)

ECE/TRANS/WP.29/2015/93

Voorstel voor supplement 3 op wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 26 (uitstekende delen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/82

Voorstel voor wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 39 (snelheidsmeter en kilometerteller)

ECE/TRANS/WP.29/2015/83

Voorstel voor supplement 10 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 44 (kinderbeveiligingssystemen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/94

Voorstel voor supplement 2 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 46 (voorzieningen voor indirect zicht)

ECE/TRANS/WP.29/2015/84

Voorstel voor wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 58 (bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden)

ECE/TRANS/WP.29/2015/85

Voorstel voor supplement 3 op Reglement nr. 61 (uitstekende delen van bedrijfsvoertuigen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/86

Voorstel voor corrigendum 1 op supplement 8 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 74 (installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen (bromfietsen))

ECE/TRANS/WP.29/2015/79

Voorstel voor supplement 11 op wijzigingenreeks 05 van Reglement nr. 83 (emissies van voertuigen van de categorieën M1 en N1)

ECE/TRANS/WP.29/2015/100

Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 83 (emissies van voertuigen van de categorieën M1 en N1)

ECE/TRANS/WP.29/2015/101

Voorstel voor supplement 7 op de originele versie van Reglement nr. 85 (meting van het nettovermogen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/102

Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 94 (frontale botsing)

ECE/TRANS/WP.29/2015/95

Voorstel voor wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 94 (frontale botsing)

ECE/TRANS/WP.29/2015/96

Voorstel voor supplement 5 op wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 95 (zijdelingse botsing)

ECE/TRANS/WP.29/2015/97

Voorstel voor supplement 8 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 97 (alarmsystemen van voertuigen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/87

Voorstel voor supplement 7 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 98 (koplampen met gasontladingslichtbronnen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/80

Voorstel voor supplement 11 op Reglement nr. 99 (gasontladingslichtbronnen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/81

Voorstel voor supplement 3 op wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 100 (elektrisch aangedreven voertuigen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/98

Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 101 (CO2-emissies/brandstofverbruik)

ECE/TRANS/WP.29/2015/103

Voorstel voor supplement 13 op Reglement nr. 106 (luchtbanden voor landbouwvoertuigen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/109

Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 107 (algemene constructie van bussen en touringscars)

ECE/TRANS/WP.29/2015/88

Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 05 van Reglement nr. 107 (algemene constructie van bussen en touringscars)

ECE/TRANS/WP.29/2015/104

Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 110 (specifieke onderdelen voor cng/lng)

ECE/TRANS/WP.29/2015/89

Voorstel voor supplement 5 op Reglement nr. 116 (alarmsystemen van voertuigen)

ECE/TRANS/WP.29/2015/91

Voorstel voor wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 127 (veiligheid van voetgangers)

ECE/TRANS/WP.29/2015/99

Voorstel voor een nieuw reglement betreffende frontale botsingen met bijzondere aandacht voor beveiligingssystemen

ECE/TRANS/WP.29/2015/105

Voorstel voor wijzigingenreeks 01 van het nieuwe reglement betreffende frontale botsingen met bijzondere aandacht voor beveiligingssystemen

ECE/TRANS/WP.29/2015/106

Voorstel voor wijzigingen van de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3)

ECE/TRANS/WP.29/2015/111

Voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke resolutie nr. 2 (G.R. 2) betreffende definities van de aandrijflijn van voertuigen

ECE/TRANS/WP.29/2015/110


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/107


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2089 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU waarbij de Republiek Slovenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 287, punt 15, van Richtlijn 2006/112/EG is Slovenië gemachtigd om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) vrij te stellen.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU van de Raad (2) werd Slovenië gemachtigd om tot 31 december 2015 en bij wijze van uitzondering op artikel 287, punt 15, van Richtlijn 2006/112/EG vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 50 000 EUR.

(3)

Bij brieven, ingekomen bij de Commissie op 27 mei 2015 en 17 juni 2015, heeft Slovenië verzocht om machtiging tot verlenging van deze maatregel die afwijkt van artikel 287, punt 15, van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 50 000 EUR van de btw te kunnen blijven vrijstellen. Door deze maatregel zullen deze belastingplichtigen van sommige of alle in de hoofdstukken 2 tot en met 6 van titel XI van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde btw-verplichtingen ontheven blijven.

(4)

Bij brief van 24 juni 2015 heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van Slovenië in kennis gesteld. Bij brief van 25 juni 2015 heeft de Commissie Slovenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)

Uit de door Slovenië verstrekte informatie blijkt dat eind 2013 51,45 % van de btw-betalers een belastbare omzet van minder dan 50 000 EUR had en dat zij slechts 1 % van de totale btw-opbrengsten vertegenwoordigden.

(6)

Aangezien dit hogere drempelbedrag de btw-verplichtingen voor de kleine bedrijven heeft verlicht, terwijl deze bedrijven overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG nog altijd voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen, dient Slovenië te worden gemachtigd de maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode toe te passen.

(7)

De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Slovenië een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (3).

(8)

Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In de tweede alinea van artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU wordt de datum „31 december 2015” vervangen door „31 december 2018”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Slovenië.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GRAMEGNA


(1)   PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU van de Raad van 22 januari 2013 waarbij de Republiek Slovenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 22 van 25.1.2013, blz. 15).

(3)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/109


BESLUIT (EU) 2015/2090 VAN DE RAAD

van 17 november 2015

houdende benoeming van een Duits lid van het Comité van de Regio's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Duitse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari, 5 februari en 23 juni 2015 heeft de Raad Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen door de beëindiging van het mandaat van mevrouw Jacqueline KRAEGE,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wordt benoemd tot lid van het Comité van de Regio's voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2020:

mevrouw Heike RAAB, Staatssekretärin, Bevollmächtigte des Landes Rheinland-Pfalz beim Bund und für Europa, für Medien und Digitales.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


(1)   PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42.

(2)   PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25.

(3)   PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70.


19.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 302/110


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2091 VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2015

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 aan de programma's van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7856)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 129, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (2), en met name artikel 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten hebben overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 861/2006 hun visserijcontroleprogramma voor 2011 bij de Commissie ingediend, samen met de aanvragen voor een financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de uitvoering van de in dat programma vervatte projecten.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU (3) heeft de Commissie het maximumbedrag per project en het niveau van de financiële bijdrage van de Unie bepaald binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen, en heeft zij de voorwaarden voor toekenning van die bijdrage vastgesteld.

(3)

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU is bepaald dat alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, uiterlijk op 30 juni 2015 door de betrokken lidstaat moeten worden gedaan en dat betalingen die na die datum worden gedaan, niet voor vergoeding in aanmerking komen.

(4)

Verscheidene lidstaten hebben de Commissie in de eerste helft van 2015 laten weten dat zij in verband met de financiële crisis moeite hebben om die termijn in acht te nemen.

(5)

Opdat de lidstaten die projecten verder kunnen uitvoeren en die niet moeten opgeven wegens een onderbreking van de vergoedingen door de Commissie vanaf de tweede helft van 2015, moet de termijn die is voorzien in artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU worden verlengd tot en met 31 maart 2016.

(6)

Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU wordt de eerste zin vervangen door:

„Alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, moeten uiterlijk op 31 maart 2016 door de betrokken lidstaat worden gedaan.”.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 juli 2015.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 17 november 2015.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)   PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.

(2)   PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU van de Commissie van 11 juli 2011 inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 aan de programma's van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 50).