ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/1 |
VERORDENING (EU) 2015/2072 VAN DE RAAD
van 17 november 2015
tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststelt. |
(2) |
Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld, rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en van andere adviesinstanties, alsmede met eventueel advies van adviesraden. |
(3) |
De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). |
(4) |
De totale toegestane vangsten (TAC's) dienen derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke behandeling van de visserijsectoren, en in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht. |
(5) |
De vangstmogelijkheden voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, moeten overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (2) vervatte voorschriften. |
(6) |
Wegens wijzigingen in de biologie van het oostelijke kabeljauwbestand was de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) niet in staat de biologische referentiepunten voor kabeljauwbestanden in de ICES-deelsectoren 25-32 vast te stellen en heeft hij als alternatief aanbevolen de TAC voor dat kabeljauwbestand vast te stellen aan de hand van de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. Bij gebrek aan biologische referentiepunten was het onmogelijk om de vangstmogelijkheden voor het kabeljauwbestand in deze deelsectoren volgens de in Verordening (EG) nr. 1098/2007 vervatte voorschriften vast te stellen en toe te wijzen. Aangezien de duurzaamheid van het kabeljauwbestand ernstig kan worden bedreigd als geen vangstmogelijkheden worden vastgesteld en toegewezen, is het, als bijdrage tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013, raadzaam de TAC vast te stellen op basis van de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn, op een niveau dat overeenstemt met de benadering die door de ICES is ontwikkeld en aanbevolen. |
(7) |
Als gevolg van de nieuwe aanpak die de ICES met betrekking tot wetenschappelijk advies hanteert voor het vaststellen van vangstmogelijkheden voor kabeljauw in de deelsectoren 22-24, is het dienstig een stapsgewijze aanpak ter beperking van de vangstmogelijkheden te volgen. |
(8) |
In het licht van het meest recente wetenschappelijke advies is het met het oog op de bescherming van de paaiplaatsen van het westelijk kabeljauwbestand raadzaam vangstmogelijkheden vast te stellen buiten de paaitijd (15 februari-31 maart 2016, en bijgevolg niet in de maand april, zoals voorheen). Door de vangstmogelijkheden op die manier vast te stellen wordt een bijdrage geleverd tot de positieve ontwikkeling van het bestand en derhalve tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB als omschreven in Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(9) |
In Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt als een van de doelen van het GVB gesteld dat het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst indien mogelijk tegen 2015, en geleidelijk toenemend voor alle bestanden uiterlijk 2020 wordt verwezenlijkt. Aangezien het bereiken van dat exploitatieniveau in 2016 ernstige gevolgen zou hebben voor de sociale en economische duurzaamheid van de vloten die op de sprot- en haringbestanden vissen, is het aanvaardbaar als dat exploitatieniveau uiterlijk in 2017 wordt gehaald. De vangstmogelijkheden voor 2016 voor deze bestanden moeten zodanig worden vastgesteld dat het exploitatieniveau voor de maximale duurzame opbrengst trapsgewijs tegen die tijd wordt gehaald. |
(10) |
De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen. |
(11) |
Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, onder meer, op grond van de artikelen 3 en 4, in de vorm van flexibiliteit voor bestanden waarvoor TAC's bij wijze van voorzorgsmaatregel en analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's, in het bijzonder op basis van de biologische situatie van de bestanden, voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de levende biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB, en tot een verslechtering in de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden vastgesteld dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. |
(12) |
In het licht van het door de Russische Federatie ingestelde embargo op de invoer van bepaalde landbouw- en visserijproducten uit de Unie, is er in 2015 een flexibiliteit van 25 % inzake het overdragen van ongebruikte vangstmogelijkheden ingevoerd voor de bestanden die het ergst of het meest rechtstreeks door het Russische embargo zijn getroffen. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden, namelijk de verlenging en uitbreiding van dit embargo ten aanzien van de Unie en de onbeschikbaarheid van bepaalde traditionele markten, en in het licht van het wetenschappelijk advies, moeten de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden die in 2015 niet zijn opgebruikt, tot maximaal 25 % en, voor het makreelbestand in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot maximaal 17,5 % van de oorspronkelijke quota voor 2015 kunnen worden overgedragen naar 2016. Het is derhalve aangewezen dat zowel in Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (5) als in Verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad (6) een dergelijke flexibiliteit is opgenomen. Andere vormen van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden mogen voor de betrokken bestanden niet gelden. |
(13) |
Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2016. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden. Om de redenen die in overweging 12 zijn genoemd, zijn de bepalingen inzake het overdragen van vangstmogelijkheden die in 2015 niet zijn gebruikt van toepassing met ingang van 1 januari 2015, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt vastgesteld welke vangstmogelijkheden in 2016 in de Oostzee van toepassing zijn op bepaalde visbestanden en groepen visbestanden.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op Unievissersvaartuigen die actief zijn in de Oostzee.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „ICES”: de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee;
2. „Oostzee”: de ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;
3. „deelsector”: een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (7);
4. „vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van biologische rijkdommen van de zee;
5. „Unievissersvaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;
6. „bestand”: in een bepaald beheersgebied voorkomende biologische rijkdom van de zee;
7. „totale toegestane vangst” (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die mag worden:
i) |
gevangen in één jaar, in het geval van visserijen waarop een aanlandingsverplichting van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, of |
ii) |
aangeland in één jaar, in het geval van visserijen waarop geen aanlandingsverplichting van toepassing is op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
8. „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land.
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN
Artikel 4
TAC's en toewijzingen
De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 5
Bijzondere bepalingen inzake toewijzingen van vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
a) |
het uitwisselen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
b) |
kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
c) |
extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
d) |
hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; |
e) |
verlagingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 6
Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten waarop de aanlandingsverplichting niet van toepassing is
1. Vis van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, moet worden aangeland op grond van de in artikel 15 van die verordening vastgestelde aanlandingsverplichting.
2. Vangsten en bijvangsten van schol mogen slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland wanneer deze zijn bovengehaald door Unievissersvaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat die over een niet-opgebruikt quotum beschikt.
3. De in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in de bijlage vastgesteld met het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken, in dat artikel bedoelde, quota.
HOOFDSTUK III
FLEXIBILITEIT BIJ DE VASTSTELLING VAN DE VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR BEPAALDE BESTANDEN
Artikel 7
Wijziging van Verordening (EU) 2015/104
In Verordening (EU) 2015/104 wordt het volgende artikel ingevoegd:
„Artikel 18 bis
Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden
1. Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:
a) |
makreel in sectoren IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId; |
b) |
makreel in sectoren VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV; |
c) |
makreel in Noorse wateren van IIa en IVa; |
d) |
haring in Unie-, Noorse en internationale wateren van I en II; |
e) |
haring in de Noordzee, ten noorden van 53° NB; |
f) |
haring in sectoren IVc en VIId; |
g) |
haring in sectoren VIIa, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk; |
h) |
horsmakreel in Uniewateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; in Unie- en internationale wateren van Vb; in internationale wateren van XII en XIV. |
2. Hoeveelheden tot 25 % van de oorspronkelijke quota van een lidstaat voor de in lid 1, punten d) tot en met h), genoemde bestanden die in 2015 niet zijn gebruikt, worden toegevoegd bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het betrokken bestand voor 2016. Dat percentage bedraagt 17,5 % voor de in lid 1, punten a) tot en met c), genoemde bestanden. Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in dit lid.
3. Indien een lidstaat de in lid 2 van dit artikel geboden mogelijkheid heeft gebruikt met betrekking tot een specifiek bestand, kan geen andere vorm van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden van toepassing zijn op dat bestand.”.
Artikel 8
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014
In Verordening (EU) nr. 1221/2014 wordt het volgende artikel ingevoegd:
„Artikel 5 bis
Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden
1. Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:
a) |
haring in ICES-deelsectoren 30-31; |
b) |
haring in de Uniewateren van ICES-deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32; |
c) |
haring in ICES-deelsector 28.1; |
d) |
sprot in de Uniewateren van ICES-deelsectoren 22-32. |
2. Hoeveelheden tot 25 % van de oorspronkelijke quota van een lidstaat voor de in lid 1 genoemde bestanden die in 2015 niet zijn gebruikt, worden toegevoegd bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het betrokken bestand voor 2016. Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in dit lid.
3. Indien een lidstaat de in lid 2 van dit artikel geboden mogelijkheid heeft gebruikt met betrekking tot een specifiek bestand, is geen andere vorm van flexibiliteit ten aanzien van de overdracht van ongebruikte vangstmogelijkheden van toepassing op dat bestand.”.
HOOFDSTUK IV
SLOTBEPALINGEN
Artikel 9
Toezending van gegevens
Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de gevangen of aangelande hoeveelheden vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.
Artikel 10
Flexibiliteit
1. Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor voorzorgs-TAC's zijn vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.
2. Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruik maakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.
De artikelen 7 en 8 zijn echter van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 november 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ASSELBORN
(1) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(2) Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
(5) Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad van 10 november 2014 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013 (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16).
(6) Verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
(7) Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).
BIJLAGE
Naar soort en gebied uitgesplitste TAC's voor vaartuigen van de Unie in gebieden waar TAC's gelden
Onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.
Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.
De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.
Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Clupea harengus |
HER |
Haring |
Gadus morhua |
COD |
Kabeljauw |
Pleuronectes platessa |
PLE |
Schol |
Salmo salar |
SAL |
Atlantische zalm |
Sprattus sprattus |
SPR |
Sprot |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsectoren 30-31 HER/3D30.; HER/3D31. |
|
Finland |
99 098 |
|
|
|
Zweden |
21 774 |
|
|
|
Unie |
120 872 |
|
|
|
TAC |
120 872 |
|
Analytische TAC |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsectoren 22-24 HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24. |
|
Denemarken |
3 683 |
|
|
|
Duitsland |
14 496 |
|
|
|
Finland |
2 |
|
Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |
|
Polen |
3 419 |
|
|
|
Zweden |
4 674 |
|
|
|
Unie |
26 274 |
|
|
|
TAC |
26 274 |
|
Analytische TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32 HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32. |
|
Denemarken |
3 905 |
|
|
|
Duitsland |
1 035 |
|
|
|
Estland |
19 942 |
|
Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |
|
Finland |
38 927 |
|
|
|
Letland |
4 921 |
|
|
|
Litouwen |
5 182 |
|
|
|
Polen |
44 224 |
|
|
|
Zweden |
59 369 |
|
|
|
Unie |
177 505 |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC |
Soort: |
Haring Clupea harengus |
Gebied: |
Deelsector 28.1 HER/03D.RG |
|
Estland |
16 124 |
|
|
|
Letland |
18 791 |
|
Artikel 6, lid 3, van deze verordening is van toepassing. |
|
Unie |
34 915 |
|
|
|
TAC |
34 915 |
|
Analytische TAC |
Soort |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 25-32 COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32. |
|
Denemarken |
9 451 |
|
|
|
Duitsland |
3 760 |
|
|
|
Estland |
921 |
|
|
|
Finland |
723 |
|
|
|
Letland |
3 514 |
|
|
|
Litouwen |
2 315 |
|
|
|
Polen |
10 884 |
|
|
|
Zweden |
9 575 |
|
|
|
Unie |
41 143 |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Voorzorgs-TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Kabeljauw Gadus morhua |
Gebied: |
Deelsectoren 22-24 COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24. |
|
Denemarken |
5 552 (1) |
|
|
|
Duitsland |
2 715 (1) |
|
|
|
Estland |
123 (1) |
|
|
|
Finland |
109 (1) |
|
|
|
Letland |
459 (1) |
|
|
|
Litouwen |
298 (1) |
|
|
|
Polen |
1 486 (1) |
|
|
|
Zweden |
1 978 (1) |
|
|
|
Unie |
12 720 (1) |
|
|
|
TAC |
12 720 (1) |
|
Analytische TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Schol Pleuronectes platessa |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 22-32 PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32. |
|
Denemarken |
2 890 |
|
|
|
Duitsland |
321 |
|
|
|
Polen |
605 |
|
|
|
Zweden |
218 |
|
|
|
Unie |
4 034 |
|
|
|
TAC |
4 034 |
|
Analytische TAC |
Soort: |
Atlantische zalm Salmo salar |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 22-31 SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31. |
|
Denemarken |
19 879 (2) |
|
|
|
Duitsland |
2 212 (2) |
|
|
|
Estland |
2 020 (2) |
|
|
|
Finland |
24 787 (2) |
|
|
|
Letland |
12 644 (2) |
|
|
|
Litouwen |
1 486 (2) |
|
|
|
Polen |
6 030 (2) |
|
|
|
Zweden |
26 870 (2) |
|
|
|
Unie |
95 928 (2) |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC Het bepaalde in artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
Soort: |
Atlantische zalm Salmo salar |
Gebied: |
Uniewateren van deelsector 32 SAL/3D32. |
|
Estland |
1 344 (3) |
|
|
|
Finland |
11 762 (3) |
|
|
|
Unie |
13 106 (3) |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Voorzorgs-TAC |
Soort: |
Sprot Sprattus sprattus |
Gebied: |
Uniewateren van de deelsectoren 22-32 SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32. |
|
Denemarken |
19 958 |
|
|
|
Duitsland |
12 644 |
|
|
|
Estland |
23 175 |
|
|
|
Finland |
10 447 |
|
|
|
Letland |
27 990 |
|
|
|
Litouwen |
10 125 |
|
|
|
Polen |
59 399 |
|
|
|
Zweden |
38 582 |
|
|
|
Unie |
202 320 |
|
|
|
TAC |
Niet relevant |
|
Analytische TAC |
(1) Dit quotum mag worden gevangen van 1 januari tot en met 14 februari en van 1 april tot en met 31 december 2016.
(2) Aantal stuks.
(3) Aantal stuks.
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/11 |
VERORDENING (EU) 2015/2073 VAN DE COMMISSIE
van 16 november 2015
tot vaststelling van een verbod op de visserij op kabeljauw in gebied IV; wateren van de Unie van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort, door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 november 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
João AGUIAR MACHADO
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
55/TQ104 |
Lidstaat |
Zweden |
Bestand |
COD/2A3AX4 |
Soort |
Kabeljauw (Gadus morhua) |
Gebied |
IV; wateren van de Unie van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
Datum van sluiting |
5.10.2015 |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/13 |
VERORDENING (EU) 2015/2074 VAN DE COMMISSIE
van 16 november 2015
tot vaststelling van een verbod op de visserij op Noorse garnaal in Noorse wateren ten zuiden van 62° NB door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt. |
(3) |
Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbodsbepalingen
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 november 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
João AGUIAR MACHADO
Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
BIJLAGE
Nr. |
56/TQ104 |
Lidstaat |
Zweden |
Bestand |
PRA/04-N. |
Soort |
Noorse garnaal (Pandalus borealis) |
Gebied |
Noorse wateren ten zuiden van 62° NB |
Datum van sluiting |
5.10.2015 |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/15 |
VERORDENING (EU) 2015/2075 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van abamectine, desmedifam, dichloorprop-P, haloxyfop-P, oryzalin en fenmedifam in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 49, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor dichloorprop-P, haloxyfop-P en oryzalin zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor abamectine, desmedifam en fenmedifam zijn MRL's vastgesteld in bijlage II en deel B van bijlage III bij die verordening. |
(2) |
Voor abamectine heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (2). Daarin heeft zij voorgesteld de residudefinitie te wijzigen en aanbevolen de MRL's voor spieren en nieren van runderen te verlagen. Voor andere producten heeft zij aanbevolen de bestaande MRL's te verhogen of te handhaven. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor citrusvruchten, amandelen, hazelnoten, walnoten, appelen, peren, kweeperen, mispels, loquats, perziken, pruimen, tafeldruiven, wijndruiven, aardbeien, bramen, frambozen, aalbessen (rood, wit en zwart), kruisbessen, papaja's, aardappelen, radijzen, knoflook, uien, sjalotten, bosuien, tomaten, paprika's, aubergines, komkommers, augurken, courgettes, meloenen, pompoenen, watermeloenen, Chinese kool, veldsla, sla, andijvie, raketsla, bladeren en spruiten van brassica spp., witlof/witloof, kervel, bieslook, bladselderij/snijselder, peterselie, salie, rozemarijn, tijm, basilicum, laurierblad, dragon, bonen (vers, met peul), erwten (vers, met peul) en preien bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA heeft geconcludeerd dat met betrekking tot de MRL's voor kersen, avocado's, erwten (vers, zonder peul) en artisjokken geen informatie beschikbaar was en dat met betrekking tot de MRL's voor tuinkers en selderij onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. De MRL's voor deze producten moeten worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. Rekening houdend met de aanvullende informatie die door Frankrijk na de bekendmaking van het met redenen omklede advies is verstrekt over de goede landbouwpraktijken en aangezien er geen risico is voor consumenten, moet het MRL voor abrikozen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau worden vastgesteld. |
(3) |
Voor desmedifam heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (3). Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor rode bieten, snijbiet, suikerbiet, varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier) en geiten (spier, vetweefsel, lever en nier) bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. |
(4) |
Voor dichloorprop-P heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (4). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. Zij heeft aanbevolen de MRL's voor appelen, peren, kersen, pruimen, gerst, haver, rogge en tarwe te verlagen. Voor sinaasappelen heeft zij aanbevolen het bestaande MRL te verhogen. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier), geiten (spier, vetweefsel, lever en nier) en melk van runderen, schapen en geiten bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. |
(5) |
Voor haloxyfop-P heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (5). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor wortels, uien, bonen (gedroogd), erwten (gedroogd), zonnebloemzaad, suikerbiet, varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier), geiten (spier, vetweefsel, lever en nier), pluimvee (spier, vetweefsel en lever), melk van runderen, schapen en geiten en vogeleieren bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor bosuien en koolzaad onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Het MRL voor bosuien moet worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. Rekening houdend met de aanvullende informatie die door Australië na de bekendmaking van het met redenen omklede advies is verstrekt over de goede landbouwpraktijken en aangezien er geen risico is voor consumenten, moet het MRL voor koolzaad in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau worden vastgesteld. Dit MRL zal opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. |
(6) |
Voor oryzalin heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (6). Zij heeft aanbevolen het MRL voor tafeldruiven te verlagen. Voor andere producten heeft zij aanbevolen de bestaande MRL's te handhaven. Zij concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor kiwi's en asperges bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot het MRL voor bananen onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Het MRL voor dit product moet worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. |
(7) |
Voor fenmedifam heeft de EFSA overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's uitgebracht (7). Zij heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor aardbeien, rode bieten, spinazie, snijbiet, kervel, bieslook, bladselderij/snijselder, peterselie, salie, rozemarijn, tijm, basilicum, laurierblad en dragon bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Aangezien er geen risico is voor consumenten, moeten de MRL's voor die producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau worden vastgesteld. Deze MRL's zullen opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot het MRL voor suikerbiet bepaalde informatie ontbrak en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. Rekening houdend met de aanvullende informatie over de residuproeven die door Finland na de bekendmaking van het met redenen omklede advies is verstrekt, moet het MRL voor suikerbiet in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 op „0,05 (*) mg/kg” worden vastgesteld. Dit MRL zal opnieuw worden beoordeeld; daarbij zal rekening worden gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. De EFSA concludeerde dat met betrekking tot de MRL's voor varkens (spier, vetweefsel, lever en nier), runderen (spier, vetweefsel, lever en nier), schapen (spier, vetweefsel, lever en nier), geiten (spier, vetweefsel, lever en nier), melk van runderen, schapen en geiten, pluimvee (spier, vetweefsel en lever) en vogeleieren onvoldoende informatie beschikbaar was om een voorlopig MRL af te leiden en dat er behoefte was aan verder onderzoek door risicomanagers. De MRL's voor deze producten moeten worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens. |
(8) |
Met betrekking tot producten waarop het gebruik van het betrokken gewasbeschermingsmiddel niet is toegelaten en waarvoor geen invoertoleranties of CXL's bestaan, moeten de MRL's worden vastgesteld op de specifieke bepaalbaarheidsgrens of moet het standaard-MRL overeenkomstig artikel 18, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 396/2005 van toepassing zijn. |
(9) |
De Commissie heeft de referentielaboratoria voor bestrijdingsmiddelenresiduen van de Europese Unie geraadpleegd over de noodzaak enkele bepaalbaarheidsgrenzen aan te passen. Voor een aantal stoffen kwamen die laboratoria tot de conclusie dat voor bepaalde producten in verband met de technische ontwikkelingen specifieke bepaalbaarheidsgrenzen moeten worden vastgesteld. |
(10) |
Uitgaande van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren, voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(11) |
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen. |
(12) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
Deze verordening moet voorzien in een overgangsregeling voor producten die vóór de wijziging van de MRL's werden vervaardigd en waarvoor informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat deze op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden. |
(14) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL's van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL's zullen voortvloeien. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 396/2005 blijft in de versie die vóór de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op producten die uiterlijk op 8 december 2015 zijn geproduceerd.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 9 juni 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for abamectin according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(9):3823.
(3) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for desmedipham according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(7):3803.
(4) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for dichlorprop-P according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(2):3552.
(5) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for haloxyfop-P according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(10):3861.
(6) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for oryzalin according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(8):3819.
(7) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for phenmedipham according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2014;12(8):3807.
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Bepaalbaarheidsgrens
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(*2) Bepaalbaarheidsgrens
(2) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/51 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2076 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van vers en bevroren varkensvlees van oorsprong uit Oekraïne
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I. In het aanhangsel van bijlage I-A zijn invoertariefcontingenten voor varkensvlees opgenomen. |
(2) |
In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) tariefcontingenten voor de invoer van varkensvlees geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2014 van de Commissie (4). |
(3) |
De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de varkensvleessector in de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
Krachtens artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) kan bij de verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoertariefcontingent worden voorzien in de toepassing van een regeling volgens welke het contingent wordt beheerd door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en pas in tweede instantie invoercertificaten af te geven. Met een dergelijke regeling kunnen marktdeelnemers die rechten tot invoer hebben gekregen, in de loop van de contingentperiode op basis van de door hen verhandelde hoeveelheden beslissen wanneer zij het best invoercertificaten aanvragen. |
(5) |
Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (6) zijn gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordening. |
(6) |
Voorts moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 inzake aanvragen voor rechten tot invoer, de status van aanvragers en de afgifte van invoercertificaten, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening. |
(7) |
Met het oog op een adequaat beheer van de tariefcontingenten moet een zekerheid worden gesteld bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer en bij de afgifte van een invoercertificaat. |
(8) |
Marktdeelnemers moeten ertoe worden verplicht invoercertificaten aan te vragen voor de volledige hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend, met inachtneming van de verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (7). |
(9) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (8) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (9) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Opening en wijze van beheer van de tariefcontingenten
1. Bij deze verordening worden met ingang van 2016 jaarlijkse invoertariefcontingenten voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd die lopen van 1 januari tot en met 31 december.
2. De producthoeveelheid waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het toepasselijke douanerecht en de volgnummers worden vastgesteld in bijlage I.
3. De in lid 1 bedoelde invoertariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde methode en door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.
4. De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 376/2008 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 2
Invoertariefcontingentperioden
De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor elk van de in bijlage I opgenomen volgnummers, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:
a) |
25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart; |
b) |
25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni; |
c) |
25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september; |
d) |
25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december. |
Artikel 3
Aanvragen voor rechten tot invoer en toekenning van rechten tot invoer
1. Aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.
2. Bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer wordt een zekerheid van 20 EUR per 100 kg gesteld.
3. Aanvragers van rechten tot invoer tonen bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar aan dat een hoeveelheid varkensvleesproducten van GN-code 0203 overeenkomstig de betrokken douanebepalingen door henzelf of voor hun rekening is ingevoerd („referentiehoeveelheid”). Dit bewijs heeft betrekking op de periode van twaalf maanden die een maand vóór hun eerste aanvraag afloopt. Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk een referentiehoeveelheid hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden combineren als basis voor zijn aanvraag.
4. De totale producthoeveelheid waarvoor in een van de in artikel 2 genoemde deelperioden een aanvraag voor rechten tot invoer wordt ingediend, mag niet groter zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door een bevoegde autoriteit afgewezen.
5. De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie welke de totale naar volgnummer uitgesplitste en in kilogram productgewicht uitgedrukte hoeveelheden zijn waarvoor aanvragen zijn ingediend, ook als deze hoeveelheden nul bedragen.
6. De rechten tot invoer worden toegekend met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.
7. Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder rechten tot invoer kunnen worden toegekend dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.
8. De rechten tot invoer zijn geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor de aanvraag is ingediend tot en met 31 december van elke invoertariefcontingentperiode. De rechten tot invoer zijn niet overdraagbaar.
Artikel 4
Invoercertificaataanvragen en toewijzing van invoercertificaten
1. De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegekend, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.
2. De invoercertificaataanvragen hebben betrekking op de totale hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend. De in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde verplichting wordt in acht genomen.
3. Invoercertificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde contingenten heeft gevraagd en gekregen.
4. Bij indiening van de invoercertificaataanvraag stelt de marktdeelnemer een zekerheid van 50 EUR per 100 kg. Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen rechten tot invoer naar evenredigheid verlaagd en wordt de voor de gekregen rechten tot invoer gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.
5. Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.
6. Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.
7. De invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat bevatten de volgende vermeldingen:
a) |
in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”; |
b) |
in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen. |
8. Op elk invoercertificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.
9. De invoercertificaten zijn geldig gedurende dertig dagen vanaf de datum van feitelijke afgifte van het certificaat in de zin van artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.
Artikel 5
Meldingen aan de Commissie
1. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag van de maand na de laatste dag van elke deelperiode aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij tijdens die deelperiode certificaten hebben afgegeven.
2. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:
a) |
samen met de in artikel 3, lid 5, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend; |
b) |
uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld. |
3. Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die contingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.
4. De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt uitgedrukt in kilogram productgewicht en wordt uitgesplitst naar volgnummer.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van vers en bevroren varkensvlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 44).
(5) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
(6) Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).
(9) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE I
Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Hoeveelheid in ton (nettogewicht) |
Geldend recht (in EUR/t) |
09.4271 |
0203 11 10 0203 12 11 0203 12 19 0203 19 11 0203 19 13 0203 19 15 0203 19 55 0203 19 59 0203 21 10 0203 22 11 0203 22 19 0203 29 11 0203 29 13 0203 29 15 0203 29 55 0203 29 59 |
Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren |
20 000 |
0 |
09.4272 |
0203 11 10 0203 12 19 0203 19 11 0203 19 15 0203 19 59 0203 21 10 0203 22 19 0203 29 11 0203 29 15 0203 29 59 |
Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van hammen, karbonadestrengen en delen zonder been |
20 000 |
0 |
BIJLAGE II
In artikel 4, lid 7, onder b), bedoelde vermeldingen
— |
In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕС) 2015/2076 |
— |
In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2076 |
— |
In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2076 |
— |
In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2076 |
— |
In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2076 |
— |
In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2076 |
— |
In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2076 |
— |
In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2076 |
— |
In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2076 |
— |
In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2076 |
— |
In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2076 |
— |
In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2076 |
— |
In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2076 |
— |
In het Hongaars: (EU) 2015/2076 végrehajtási rendelet |
— |
In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2076 |
— |
In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2076 |
— |
In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2076 |
— |
In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2076 |
— |
In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2076 |
— |
In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2076 |
— |
In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2076 |
— |
In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2076 |
— |
In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2076 |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/57 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2077 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 9, onder a), b), c) en d), en artikel 16, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (3) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. In het aanhangsel bij bijlage I-A zijn invoertariefcontingenten voor eieren, eierproducten en albumine opgenomen. |
(2) |
In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) tariefcontingenten voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 van de Commissie (5). |
(3) |
De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en artikel 14, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 510/2014. |
(4) |
De betrokken invoertariefcontingenten moeten worden beheerd aan de hand van invoercertificaten. Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (6) moet daarop van toepassing zijn, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening. |
(5) |
Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (7) zijn gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordening. |
(6) |
Met het oog op een adequaat beheer van de tariefcontingenten moet de met de invoercertificaten verbonden zekerheid worden gesteld bij de indiening van de certificaataanvraag. |
(7) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (8) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (9) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Opening en beheer van tariefcontingenten
1. Bij deze verordening worden met ingang van 2016 jaarlijkse invoertariefcontingenten voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd die lopen van 1 januari tot en met 31 december.
2. De producthoeveelheid waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het toepasselijke douanerecht en de volgnummers worden vastgesteld in bijlage I.
3. De in lid 1 bedoelde invoertariefcontingenten worden beheerd aan de hand van invoercertificaten.
4. De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 376/2008 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
5. Voor de toepassing van de onderhavige verordening wordt het gewicht van de eierproducten omgerekend in equivalent eieren in de schaal overeenkomstig de forfaitaire opbrengstpercentages in bijlage 69 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (10).
6. Voor de toepassing van deze verordening wordt het gewicht van de lactoalbumine volgens de in bijlage 69 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 vastgestelde omrekeningsbeginselen in equivalent eieren in de schaal omgerekend overeenkomstig het forfaitaire opbrengstpercentage 7,00 voor gedroogde lactoalbumine (GN-code 3502 20 91 ) en 53,00 voor andere lactoalbumine (GN-code 3502 20 99 ).
Artikel 2
Invoertariefcontingentperioden
De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor elk van de in bijlage I opgenomen volgnummers, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:
a) |
25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart; |
b) |
25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni; |
c) |
25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september; |
d) |
25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december. |
Artikel 3
Invoercertificaataanvragen en invoercertificaten
1. De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegekend, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.
2. Bij het indienen van een invoercertificaataanvraag stelt de marktdeelnemer een zekerheid van 20 EUR per 100 kg.
3. Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de invoercertificaataanvraag en het certificaat vermeld. Voor het in bijlage I opgenomen tariefcontingent 09.4275 wordt de totale hoeveelheid omgerekend in equivalent eieren in de schaal.
4. De invoercertificaataanvraag en het certificaat bevatten de volgende vermeldingen:
a) |
in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”; |
b) |
in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen. |
5. Op elk certificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.
6. Invoercertificaataanvragen worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.
7. De invoercertificaataanvraag heeft betrekking op ten minste 1 ton en ten hoogste 10 % van de hoeveelheid die voor het betrokken contingent beschikbaar is in de betrokken deelperiode.
8. De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin de aanvragen worden ingediend, aan de Commissie voor welke totale hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, aanvragen zijn ingediend, en drukken deze hoeveelheden voor de in bijlage I genoemde tariefcontingenten, uitgesplitst naar volgnummer, uit in kilogram equivalent eieren in de schaal voor tariefcontingent 09.4275 en in kilogram productgewicht voor tariefcontingent 09.4276.
9. De invoercertificaten worden afgegeven met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.
10. De Commissie stelt zo nodig de hoeveelheid vast waarvoor geen certificaataanvragen zijn ingediend en die automatisch aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid wordt toegevoegd.
Artikel 4
Geldigheid van de invoercertificaten
In afwijking van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 376/2008 zijn de invoercertificaten 150 dagen geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor ze zijn afgegeven. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.
Artikel 5
Meldingen aan de Commissie
1. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag na de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij certificaten hebben afgegeven.
2. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:
a) |
samen met de in artikel 3, lid 8, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend; |
b) |
uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld. |
3. Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die invoertariefcontingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.
4. De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt voor de in bijlage I genoemde tariefcontingenten, uitgesplitst naar volgnummer, uitgedrukt in kilogram equivalent eieren in de schaal voor tariefcontingent 09.4275 en in kilogram productgewicht voor tariefcontingent 09.4276.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.
(3) Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van eieren, eierproducten en albumine van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 32).
(6) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
(7) Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).
(9) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
(10) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
BIJLAGE I
Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Invoerperiode |
Hoeveelheid in ton |
Geldend recht (in EUR/t) |
09.4275 |
0407 21 00 0407 29 10 0407 90 10 0408 11 80 0408 19 81 0408 19 89 0408 91 80 0408 99 80 3502 11 90 3502 19 90 3502 20 91 3502 20 99 |
Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt; vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie; ovoalbumine en lactoalbumine, geschikt voor menselijke consumptie |
Jaar 2016 |
1 500 (equivalent eieren in de schaal) |
0 |
Jaar 2017 |
1 800 (equivalent eieren in de schaal) |
||||
Jaar 2018 |
2 100 (equivalent eieren in de schaal) |
||||
Jaar 2019 |
2 400 (equivalent eieren in de schaal) |
||||
Jaar 2020 |
2 700 (equivalent eieren in de schaal) |
||||
Vanaf jaar 2021 |
3 000 (equivalent eieren in de schaal) |
||||
09.4276 |
0407 21 00 0407 29 10 0407 90 10 |
Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt |
|
3 000 (uitgedrukt in nettogewicht) |
0 |
BIJLAGE II
In artikel 3, lid 4, onder b), bedoelde vermeldingen
— |
In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕC) 2015/2077 |
— |
In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2077 |
— |
In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2077 |
— |
In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2077 |
— |
In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2077 |
— |
In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2077 |
— |
In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2077 |
— |
In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2077 |
— |
In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2077 |
— |
In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2077 |
— |
In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2077 |
— |
In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2077 |
— |
In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2077 |
— |
In het Hongaars: (EU) 2015/2077 végrehajtási rendelet |
— |
In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2077 |
— |
In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2077 |
— |
In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2077 |
— |
In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2077 |
— |
In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2077 |
— |
In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2077 |
— |
In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2077 |
— |
In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2077 |
— |
In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2077 |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/63 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2078 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I. In het aanhangsel van bijlage I-A zijn invoertariefcontingenten voor pluimveevlees opgenomen. |
(2) |
In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst zijn voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) tariefcontingenten voor de invoer van pluimveevlees geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2014 van de Commissie (4). |
(3) |
De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de pluimveevleessector in de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
Krachtens artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) kan bij de verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoertariefcontingent worden voorzien in de toepassing van een regeling volgens welke het contingent wordt beheerd door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en pas in tweede instantie invoercertificaten af te geven. Met een dergelijke regeling kunnen marktdeelnemers die rechten tot invoer hebben gekregen, in de loop van de contingentperiode op basis van de door hen verhandelde hoeveelheden beslissen wanneer zij het best invoercertificaten aanvragen. |
(5) |
Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (6) zijn gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordening. |
(6) |
Voorts moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 inzake aanvragen voor rechten tot invoer, de status van aanvragers en de afgifte van invoercertificaten, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening. |
(7) |
Met het oog op een adequaat beheer van de tariefcontingenten moet een zekerheid worden gesteld bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer en bij de afgifte van een invoercertificaat. |
(8) |
Marktdeelnemers moeten ertoe worden verplicht invoercertificaten aan te vragen voor de volledige hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend, met inachtneming van de verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (7). |
(9) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (8) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (9) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Opening en wijze van beheer van de tariefcontingenten
1. Bij deze verordening worden met ingang van 2016 jaarlijkse invoertariefcontingenten voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd die lopen van 1 januari tot en met 31 december.
2. De producthoeveelheid waarvoor de in lid 1 bedoelde contingenten gelden, het toepasselijke douanerecht en de volgnummers worden vastgesteld in bijlage I.
3. De in lid 1 bedoelde invoertariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde methode en door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.
4. De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 376/2008 zijn van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 2
Invoertariefcontingentperioden
De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor elk van de in bijlage I opgenomen volgnummers, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:
a) |
25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart; |
b) |
25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni; |
c) |
25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september; |
d) |
25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december. |
Artikel 3
Aanvragen voor rechten tot invoer en toekenning van rechten tot invoer
1. Aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.
2. Bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer wordt een zekerheid van 35 EUR per 100 kg gesteld.
3. Aanvragers van rechten tot invoer tonen bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar aan dat een hoeveelheid pluimveevleesproducten van GN-code 0207 , 0210 99 39 , 1602 31 , 1602 32 of 1602 39 21 overeenkomstig de betrokken douanebepalingen door henzelf of voor hun rekening is ingevoerd („referentiehoeveelheid”). Dit bewijs heeft betrekking op de periode van twaalf maanden die een maand vóór hun eerste aanvraag afloopt. Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk een referentiehoeveelheid hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden combineren als basis voor zijn aanvraag.
4. De totale producthoeveelheid waarvoor in een van de in artikel 2 genoemde deelperioden een aanvraag voor rechten tot invoer wordt ingediend, mag niet groter zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door een bevoegde autoriteit afgewezen.
5. De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie welke de totale naar volgnummer uitgesplitste en in kilogram productgewicht uitgedrukte hoeveelheden zijn waarvoor aanvragen zijn ingediend, ook als deze hoeveelheden nul bedragen.
6. De rechten tot invoer worden toegekend met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.
7. Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder rechten tot invoer kunnen worden toegekend dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.
8. De rechten tot invoer zijn geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor de aanvraag is ingediend tot en met 31 december van elke invoertariefcontingentperiode. De rechten tot invoer zijn niet overdraagbaar.
Artikel 4
Invoercertificaataanvragen en toewijzing van invoercertificaten
1. De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegekend, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.
2. De invoercertificaataanvragen hebben betrekking op de totale hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend. De in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde verplichting wordt in acht genomen.
3. Invoercertificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde contingenten heeft gevraagd en gekregen.
4. Bij indiening van de invoercertificaataanvraag stelt de marktdeelnemer een zekerheid van 75 EUR per 100 kg. Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen rechten tot invoer naar evenredigheid verlaagd en wordt de voor de gekregen rechten tot invoer gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.
5. Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.
6. Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.
7. De invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat bevatten de volgende vermeldingen:
a) |
in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”; |
b) |
in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen. |
8. Op elk invoercertificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.
9. De invoercertificaten zijn geldig gedurende dertig dagen vanaf de datum van feitelijke afgifte van het certificaat in de zin van artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.
Artikel 5
Meldingen aan de Commissie
1. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag van de maand na de laatste dag van elke deelperiode aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij tijdens die deelperiode certificaten hebben afgegeven.
2. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:
a) |
samen met de in artikel 3, lid 5, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend; |
b) |
uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld. |
3. Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die contingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.
4. De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt uitgedrukt in kilogram productgewicht en wordt uitgesplitst naar volgnummer.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van pluimveevlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 37).
(5) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
(6) Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).
(9) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE I
Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Wanneer „ex”-GN-codes zijn vermeld, is de GN-code samen met de daarbij horende omschrijving bepalend voor de toepassing van de preferentiële regeling.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Invoerperiode |
Hoeveelheid in ton (nettogewicht) |
Geldend recht (in EUR/t) |
09.4273 |
0207 11 30 0207 11 90 0207 12 0207 13 10 0207 13 20 0207 13 30 0207 13 50 0207 13 60 0207 13 99 0207 14 10 0207 14 20 0207 14 30 0207 14 50 0207 14 60 0207 14 99 0207 24 0207 25 0207 26 10 0207 26 20 0207 26 30 0207 26 50 0207 26 60 0207 26 70 0207 26 80 0207 26 99 0207 27 10 0207 27 20 0207 27 30 0207 27 50 0207 27 60 0207 27 70 0207 27 80 0207 27 99 0207 41 30 0207 41 80 0207 42 0207 44 10 0207 44 21 0207 44 31 0207 44 41 0207 44 51 0207 44 61 0207 44 71 0207 44 81 0207 44 99 0207 45 10 0207 45 21 0207 45 31 0207 45 41 0207 45 51 0207 45 61 0207 45 81 0207 45 99 0207 51 10 0207 51 90 0207 52 90 0207 54 10 0207 54 21 0207 54 31 0207 54 41 0207 54 51 0207 54 61 0207 54 71 0207 54 81 0207 54 99 0207 55 10 0207 55 21 0207 55 31 0207 55 41 0207 55 51 0207 55 61 0207 55 81 0207 55 99 0207 60 05 0207 60 10 ex 0207 60 21 (1) 0207 60 31 0207 60 41 0207 60 51 0207 60 61 0207 60 81 0207 60 99 0210 99 39 1602 31 1602 32 1602 39 21 |
Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee, vers, gekoeld of bevroren; andere bereidingen en conserven van vlees van kalkoenen en van hanen en kippen |
Jaar 2016 Jaar 2017 Jaar 2018 Jaar 2019 Jaar 2020 Vanaf 2021 |
16 000 16 800 17 600 18 400 19 200 20 000 |
0 |
09.4274 |
0207 12 |
Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee, niet in stukken gesneden, bevroren |
|
20 000 |
0 |
(1) Vers of gekoeld, helften of kwarten van parelhoenders.
BIJLAGE II
In artikel 4, lid 7, onder b), bedoelde vermeldingen
— |
In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕC) 2015/2078 |
— |
In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2078 |
— |
In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2078 |
— |
In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2078 |
— |
In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2078 |
— |
In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2078 |
— |
In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2078 |
— |
In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2078 |
— |
In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2078 |
— |
In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2078 |
— |
In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2078 |
— |
In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2078 |
— |
In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2078 |
— |
In het Hongaars: (EU) 2015/2078 végrehajtási rendelet |
— |
In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2078 |
— |
In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2078 |
— |
In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2078 |
— |
In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2078 |
— |
In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2078 |
— |
In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2078 |
— |
In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2078 |
— |
In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2078 |
— |
In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2078 |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/71 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2079 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent van de Unie voor de invoer van vers en bevroren rundvlees van oorsprong uit Oekraïne
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a), c) en d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”). Op grond van de overeenkomst worden de douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne afgeschaft overeenkomstig bijlage I-A bij hoofdstuk I. In het aanhangsel van die bijlage is een tariefcontingent van de Unie voor rundvlees opgenomen. |
(2) |
In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst is voor 2014 en 2015 krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) een tariefcontingent voor de invoer van rundvlees geopend en beheerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 411/2014 van de Commissie (4). |
(3) |
De overeenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 voorlopig van toepassing zijn. Daarom dienen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijkse invoertariefcontingentperioden te worden geopend. Om terdege rekening te houden met de voorzieningsbehoeften van de bestaande en opkomende productie-, verwerkings- en consumptiemarkt van de rundvleessector in de Unie, wat het concurrentievermogen en de voorzieningszekerheid en -continuïteit betreft, en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden, is het passend dat deze contingenten door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
Krachtens artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (5) kan bij de verordeningen van de Commissie inzake een bepaald invoertariefcontingent worden voorzien in de toepassing van een regeling volgens welke het contingent wordt beheerd door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en pas in tweede instantie invoercertificaten af te geven. Met een dergelijke regeling kunnen marktdeelnemers die rechten tot invoer hebben gekregen, in de loop van de contingentperiode op basis van de door hen verhandelde hoeveelheden beslissen wanneer zij het best invoercertificaten aanvragen. |
(5) |
Bij Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (6) en Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie (7) zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld, respectievelijk inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten en inzake de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees. Behoudens afwijkingen moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan die verordeningen. |
(6) |
Voorts moeten de in het kader van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1301/2006 inzake aanvragen voor rechten tot invoer, de status van aanvragers en de afgifte van invoercertificaten, onverminderd aanvullende voorwaarden in de onderhavige verordening. |
(7) |
Voor een goed beheer van de tariefcontingenten moet bij het indienen van een aanvraag voor rechten tot invoer een zekerheid worden gesteld. |
(8) |
Marktdeelnemers moeten ertoe worden verplicht invoercertificaten aan te vragen voor de volledige hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegewezen, met inachtneming van de verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (8). |
(9) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie (9) is een aantal GN-codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (10) vervangen door nieuwe GN-codes met als gevolg dat deze nu verschillen van de codes in het aanhangsel van bijlage I-A bij hoofdstuk I van de overeenkomst. De nieuwe GN-codes moeten derhalve worden vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Opening en wijze van beheer van het tariefcontingent
1. Bij deze verordening wordt met ingang van 2016 een jaarlijks invoertariefcontingent voor de in bijlage I genoemde producten geopend en beheerd dat loopt van 1 januari tot en met 31 december.
2. De producthoeveelheid waarvoor het in lid 1 bedoelde contingent geldt, het toepasselijke douanerecht en het volgnummer worden vastgesteld in bijlage I.
3. Het in lid 1 bedoelde invoertariefcontingent wordt beheerd overeenkomstig de in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde methode en door in eerste instantie rechten tot invoer toe te kennen en in tweede instantie invoercertificaten af te geven.
4. De Verordeningen (EG) nr. 1301/2006, (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 382/2008 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 2
Invoertariefcontingentperioden
De producthoeveelheid van het jaarlijkse invoertariefcontingent voor het in bijlage I opgenomen volgnummer, wordt als volgt opgesplitst over vier deelperioden:
a) |
25 % voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart; |
b) |
25 % voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni; |
c) |
25 % voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september; |
d) |
25 % voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december. |
Artikel 3
Aanvragen voor rechten tot invoer en toekenning van rechten tot invoer
1. Aanvragen voor rechten tot invoer worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2 genoemde deelperiode.
2. Bij de indiening van een aanvraag voor rechten tot invoer wordt een zekerheid van 6 EUR per 100 kg nettogewicht gesteld.
3. Aanvragers van rechten tot invoer tonen bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaald contingentjaar aan dat een hoeveelheid rundvlees van GN-code 0201 of 0202 overeenkomstig de betrokken douanebepalingen door henzelf of voor hun rekening is ingevoerd („referentiehoeveelheid”). Dit bewijs heeft betrekking op de periode van twaalf maanden die een maand vóór hun eerste aanvraag afloopt. Een bedrijf dat is ontstaan uit een fusie tussen bedrijven die elk referentiehoeveelheden hebben ingevoerd, mag deze referentiehoeveelheden gebruiken als basis voor zijn aanvraag.
4. De totale producthoeveelheid waarvoor in een van de in artikel 2 genoemde deelperioden een aanvraag voor rechten tot invoer wordt ingediend, mag niet groter zijn dan 25 % van de referentiehoeveelheid van de aanvrager. Aanvragen die niet aan deze bepaling voldoen, worden door een bevoegde autoriteit afgewezen.
5. De lidstaten melden uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, aan de Commissie welke de totale in kilogram productgewicht uitgedrukte hoeveelheden zijn waarvoor aanvragen zijn ingediend, ook als deze hoeveelheden nul bedragen.
6. De rechten tot invoer worden toegekend met ingang van de drieëntwintigste dag van de maand waarin aanvragen zijn ingediend, tot en met de laatste dag van die maand.
7. Indien de toepassing van de in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde toewijzingscoëfficiënt ertoe leidt dat minder rechten tot invoer kunnen worden toegewezen dan werden aangevraagd, wordt de krachtens artikel 3, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde zekerheid onverwijld overeenkomstig vrijgegeven.
8. De rechten tot invoer zijn geldig vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor de aanvraag is ingediend tot het einde van de jaarlijkse contingentperiode. De rechten tot invoer zijn niet overdraagbaar.
Artikel 4
Invoercertificaataanvragen en toewijzing van invoercertificaten
1. De hoeveelheden waarvoor in het kader van de in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingenten rechten tot invoer zijn toegewezen, mogen pas na het overleggen van een invoercertificaat in het vrije verkeer worden gebracht.
2. De invoercertificaataanvragen hebben betrekking op de totale hoeveelheid waarvoor rechten tot invoer zijn toegekend. De in artikel 23, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde verplichting wordt in acht genomen.
3. Invoercertificaataanvragen mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager rechten tot invoer in het kader van het in artikel 1, lid 1, bedoelde invoertariefcontingent heeft gevraagd en gekregen.
4. Telkens wanneer een invoercertificaat wordt afgegeven, worden de gekregen rechten tot invoer naar evenredigheid verlaagd en wordt de krachtens artikel 3, lid 2, gestelde zekerheid onverwijld naar evenredigheid vrijgegeven.
5. Een invoercertificaat wordt afgegeven op aanvraag en op naam van de marktdeelnemer die de rechten tot invoer heeft gekregen.
6. Op de invoercertificaataanvraag wordt slechts één volgnummer vermeld. De aanvraag mag betrekking hebben op verscheidene producten die onder verschillende GN-codes vallen. In dat geval worden alle GN-codes in vak 15 en de desbetreffende omschrijvingen in vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.
7. De invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat bevatten de volgende vermeldingen:
a) |
in vak 8, de naam „Oekraïne” als land van oorsprong, en een kruisje bij het vak „ja”; |
b) |
in vak 20, één van de in bijlage II opgenomen vermeldingen. |
8. Op elk invoercertificaat wordt de hoeveelheid per GN-code vermeld.
9. In afwijking van artikel 5, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 382/2008 zijn de invoercertificaten dertig dagen geldig met ingang van de datum van feitelijke afgifte van het certificaat in de zin van artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008. De invoercertificaten verstrijken evenwel uiterlijk op 31 december van elke invoertariefcontingentperiode.
Artikel 5
Meldingen aan de Commissie
1. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 melden de lidstaten uiterlijk op de tiende dag van de maand na de laatste dag van elke deelperiode aan de Commissie voor welke hoeveelheden, ook als deze nul bedragen, zij tijdens die deelperiode certificaten hebben afgegeven.
2. In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten aan de Commissie de hoeveelheden mee, ook als deze nul bedragen, waarvoor de betrokken invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten zijn afgegeven:
a) |
samen met de in artikel 3, lid 5, van de onderhavige verordening bedoelde meldingen inzake de certificaataanvragen die voor de laatste deelperiode zijn ingediend; |
b) |
uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode, voor hoeveelheden die ten tijde van de eerste, onder a) bedoelde melding nog niet zijn meegedeeld. |
3. Uiterlijk op 30 april na afloop van elke invoertariefcontingentperiode delen de lidstaten de Commissie de producthoeveelheden mee die tijdens die contingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer zijn gebracht.
4. De op grond van de leden 1, 2 en 3 gemelde hoeveelheid wordt uitgedrukt in kilogram productgewicht.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 411/2014 van de Commissie van 23 april 2014 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent van de Unie voor de invoer van vers en bevroren rundvlees van oorsprong uit Oekraïne (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 27).
(5) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
(6) Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).
(7) Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10).
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 290 van 31.10.2013, blz. 1).
(10) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE I
Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.
Volgnummer |
GN-code |
Omschrijving |
Hoeveelheid in ton (nettogewicht) |
Geldend recht (in EUR/t) |
09.4270 |
0201 10 00 0201 20 20 0201 20 30 0201 20 50 0201 20 90 0201 30 00 0202 10 00 0202 20 10 0202 20 30 0202 20 50 0202 20 90 0202 30 10 0202 30 50 0202 30 90 |
Vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren |
12 000 |
0 |
BIJLAGE II
In artikel 4, lid 7, onder b), bedoelde vermeldingen
— |
In het Bulgaars: Регламент за изпълнение (ЕC) 2015/2079 |
— |
In het Spaans: Reglamento de Ejecución (UE) 2015/2079 |
— |
In het Tsjechisch: Prováděcí nařízení (EU) 2015/2079 |
— |
In het Deens: Gennemførelsesforordning (EU) 2015/2079 |
— |
In het Duits: Durchführungsverordnung (EU) 2015/2079 |
— |
In het Ests: Rakendusmäärus (EL) 2015/2079 |
— |
In het Grieks: Εκτελεστικός κανονισμός (ΕΕ) 2015/2079 |
— |
In het Engels: Implementing Regulation (EU) 2015/2079 |
— |
In het Frans: Règlement d'exécution (UE) 2015/2079 |
— |
In het Kroatisch: Provedbena uredba (EU) 2015/2079 |
— |
In het Italiaans: Regolamento di esecuzione (UE) 2015/2079 |
— |
In het Lets: Īstenošanas regula (ES) 2015/2079 |
— |
In het Litouws: Įgyvendinimo reglamentas (ES) 2015/2079 |
— |
In het Hongaars: (EU) 2015/2079 végrehajtási rendelet |
— |
In het Maltees: Regolament ta' Implimentazzjoni (UE) 2015/2079 |
— |
In het Nederlands: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2079 |
— |
In het Pools: Rozporządzenie wykonawcze (UE) 2015/2079 |
— |
In het Portugees: Regulamento de Execução (UE) 2015/2079 |
— |
In het Roemeens: Regulamentul de punere în aplicare (UE) 2015/2079 |
— |
In het Slowaaks: Vykonávacie nariadenie (EÚ) 2015/2079 |
— |
In het Sloveens: Izvedbena uredba (EU) 2015/2079 |
— |
In het Fins: Täytäntöönpanoasetus (EU) 2015/2079 |
— |
In het Zweeds: Genomförandeförordning (EU) 2015/2079 |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/77 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2080 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001, wat betreft het beheer van invoertariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne en het verwijderen van een invoertariefcontingent voor zuivelproducten van oorsprong uit Moldavië
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds. Die overeenkomst voorziet, krachtens titel IV en krachtens bijlage I-A bij hoofdstuk I, in de afschaffing van douanerechten voor de invoer van goederen van oorsprong uit Oekraïne en in tariefcontingenten, waarvan er drie betrekking hebben op zuivelproducten. De invoertariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne zijn, in afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst, krachtens Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 415/2014 (4) en (EU) nr. 1165/2014 (5) van de Commissie opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie (6), met een looptijd tot en met 31 december 2015. De associatieovereenkomst zal met ingang van 1 januari 2016 van toepassing zijn. |
(2) |
Daarom dient deel L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 te worden aangevuld met de invoertariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne voor de contingentperioden vanaf 1 januari 2016. |
(3) |
Bij Besluit 2014/492/EU van de Raad (7) heeft de Raad machtiging gegeven voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds. Artikel 147 van die overeenkomst voorziet in de afschaffing van douanerechten voor invoer in de Europese Unie. Bij Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad (8), die van toepassing is tot en met 31 december 2015, zijn autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië ingevoerd en is voorzien in een invoercontingent voor zuivelproducten als vermeld in artikel 5, onder j), van Verordening (EG) nr. 2535/2001. Daarom dienen de bepalingen inzake het invoercontingent voor zuivelproducten van oorsprong uit Moldavië te worden geschrapt in Verordening (EG) nr. 2535/2001. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 2535/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 5, onder j), wordt geschrapt. |
2) |
Artikel 19, lid 1, onder i), wordt geschrapt. |
3) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing voor de contingentperioden vanaf 1 januari 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot verlaging of afschaffing van douanerechten op goederen van oorsprong uit Oekraïne (PB L 118 van 22.4.2014, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 415/2014 van de Commissie van 23 april 2014 tot wijziging en afwijking van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne betreft (PB L 121 van 24.4.2014, blz. 49).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1165/2014 van de Commissie van 31 oktober 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 wat de wijze van beheer van de tariefcontingenten voor zuivelproducten van oorsprong uit Oekraïne betreft (PB L 314 van 31.10.2014, blz. 7).
(6) Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29).
(7) Besluit 2014/492/EU van de Raad van 16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 260 van 30.8.2014, blz. 1).
BIJLAGE
„I. DEEL L
TARIEFCONTINGENTEN ALS VERMELD IN HET AANHANGSEL VAN BIJLAGE I-A BIJ HOOFDSTUK I VAN DE ASSOCIATIEOVEREENKOMST MET OEKRAÏNE
Contingentnummer |
GN-code |
Omschrijving (1) |
Land van oorsprong |
Invoerperiode |
Hoeveelheid (in ton productgewicht) |
Hoeveelheid per halfjaar (in ton productgewicht) |
Invoerrecht (in EUR/100 kg nettogewicht) |
09. 4600 |
0401 0402 91 0402 99 0403 10 11 0403 10 13 0403 10 19 0403 10 31 0403 10 33 0403 10 39 0403 90 51 0403 90 53 0403 90 59 0403 90 61 0403 90 63 0403 90 69 |
Melk en room, niet in poeder, in korrels of in andere vaste vorm; yoghurt, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao; gegiste of aangezuurde zuivelproducten, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao en niet in poeder, in korrels of in andere vaste vorm |
OEKRAÏNE |
Jaar 2016 Jaar 2017 Jaar 2018 Jaar 2019 Jaar 2020 Jaar 2021 en volgende |
8 000 8 400 8 800 9 200 9 600 10 000 |
4 000 4 200 4 400 4 600 4 800 5 000 |
0 |
09. 4601 |
0402 10 0402 21 0402 29 0403 90 11 0403 90 13 0403 90 19 0403 90 31 0403 90 33 0403 90 39 0404 90 21 0404 90 23 0404 90 29 0404 90 81 0404 90 83 0404 90 89 |
Melk en room, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm; gegiste of aangezuurde zuivelproducten, in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, niet gearomatiseerd, noch met toegevoegde vruchten of cacao; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, elders genoemd noch elders onder begrepen |
OEKRAÏNE |
Jaar 2016 Jaar 2017 Jaar 2018 Jaar 2019 Jaar 2020 Jaar 2021 en volgende |
1 500 2 200 2 900 3 600 4 300 5 000 |
750 1 100 1 450 1 800 2 150 2 500 |
0 |
09. 4602 |
0405 10 0405 20 90 0405 90 |
Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's met een vetgehalte van meer dan 75 doch minder dan 80 gewichtspercenten |
OEKRAÏNE |
Jaar 2016 Jaar 2017 Jaar 2018 Jaar 2019 Jaar 2020 Jaar 2021 en volgende |
1 500 1 800 2 100 2 400 2 700 3 000 |
750 900 1 050 1 200 1 350 1 500 |
0 |
(1) Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen.”
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/81 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2081 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten van de Unie voor de invoer van bepaalde granen van oorsprong uit Oekraïne
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187, onder a) en c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2014/668/EU van de Raad (2) heeft de Raad toestemming verleend voor de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds. Titel IV van de overeenkomst voorziet met name in de verlaging of de afschaffing van de douanerechten voor goederen van oorsprong uit Oekraïne overeenkomstig bijlage I-A van die overeenkomst. Bijlage I-A van de overeenkomst voorziet met name in de opening van tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde granen in de Unie. Titel IV en bijlage I-A van de overeenkomst zullen met ingang van 1 januari 2016 van toepassing zijn. |
(2) |
Bijgevolg moeten vanaf 2016 tariefcontingenten voor de invoer van granen worden geopend. Er moet eveneens worden bepaald dat sommige van deze tariefcontingenten door de Commissie moeten worden beheerd overeenkomstig de methode als bedoeld in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(3) |
Met het oog op een geordende, niet-speculatieve invoer van bepaalde granen van oorsprong uit Oekraïne in het kader van deze tariefcontingenten moet worden bepaald dat voor deze invoertransacties een invoercertificaat moet worden overgelegd. Bijgevolg moeten de Verordeningen (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3), (EG) nr. 1342/2003 (4) en (EG) nr. 376/2008 (5) in acht worden genomen, onverminderd afwijkingen op grond van de onderhavige verordening. |
(4) |
Met het oog op een goed beheer van deze contingenten moet worden bepaald welke termijnen gelden voor de indiening van de invoercertificaataanvragen en welke gegevens in de aanvragen en certificaten moeten voorkomen. |
(5) |
Met het oog op een doeltreffende administratie moeten de lidstaten voor de kennisgevingen aan de Commissie gebruikmaken van de in Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (6) vermelde informatiesystemen. |
(6) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie (7) zijn de GN-codes van de granen als opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (8), vervangen door nieuwe codes, die verschillen van die in de associatieovereenkomst. De nieuwe codes moeten derhalve worden vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Opening en wijze van beheer van de tariefcontingenten
1. De in de bijlage bij deze verordening opgenomen tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde producten van oorsprong uit Oekraïne worden vanaf het jaar 2016 op jaarbasis geopend voor de periode van 1 januari tot en met 31 december.
2. Het recht voor de invoer in het kader van de in lid 1 bedoelde tariefcontingenten bedraagt 0 EUR per ton.
3. De in lid 1 bedoelde tariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de methode als bedoeld in artikel 184, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
4. Behoudens andersluidende bepalingen in de onderhavige verordening zijn de Verordeningen (EG) nr. 376/2008, (EG) nr. 1301/2006 en (EG) nr. 1342/2003 van toepassing.
Artikel 2
Aanvraag en afgifte van de invoercertificaten
1. In afwijking van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 mag een aanvrager per volgnummer en per week slechts één invoercertificaataanvraag indienen. Wanneer door dezelfde belanghebbende meer dan één aanvraag wordt ingediend, is geen van zijn aanvragen ontvankelijk en worden de bij de indiening van de aanvragen gestelde zekerheden verbeurd ten gunste van de betrokken lidstaat.
De invoercertificaataanvragen worden elke week uiterlijk op vrijdag om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ingediend.
Elke invoercertificaataanvraag heeft betrekking op slechts één volgnummer. De aanvraag kan betrekking hebben op meerdere producten. De omschrijving en de GN-code van de producten worden in respectievelijk vak 15 en vak 16 van de certificaataanvraag en het certificaat vermeld.
2. Op elke invoercertificaataanvraag en op elk invoercertificaat wordt per GN-code een hoeveelheid in kilogram, zonder decimalen, vermeld. De som van de vermelde hoeveelheden mag niet groter zijn dan de totale hoeveelheid van het betrokken contingent.
3. De invoercertificaten worden afgegeven op de vierde werkdag na de in artikel 4, lid 1, bedoelde uiterste datum voor de mededeling van de invoercertificaataanvragen.
4. In de invoercertificaataanvraag en in het invoercertificaat wordt in vak 8 de naam „Oekraïne” vermeld en wordt het vak „ja” aangekruist. De certificaten zijn slechts geldig voor producten van oorsprong uit Oekraïne.
Artikel 3
Geldigheid van de invoercertificaten
De geldigheidsduur van het invoercertificaat stemt overeen met de periode tussen de dag waarop het certificaat feitelijk is afgegeven, als bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008, en het einde van de tweede maand na de maand waarin die dag valt.
Artikel 4
Mededelingen
1. Uiterlijk om 18.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) op de eerste maandag na de indiening van de invoercertificaataanvragen zenden de lidstaten de Commissie een mededeling toe waarin per volgnummer alle aanvragen worden vermeld en zowel de oorsprong van het product als de per GN-code gevraagde hoeveelheid wordt opgegeven; zijn geen aanvragen ingediend, dan wordt in de mededeling „geen” opgegeven. Deze mededeling wordt gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009.
2. Op de datum van afgifte van de invoercertificaten zenden de lidstaten de Commissie elektronisch een mededeling toe waarin de in artikel 11, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1301/2006 bedoelde gegevens betreffende de afgegeven certificaten worden vermeld en per GN-code de totale hoeveelheden worden opgegeven waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Besluit 2014/668/EU van de Raad van 23 juni 2014 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat titel III (met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij) en de titels IV, V, VI en VII, alsmede de desbetreffende bijlagen en protocollen daarvan betreft (PB L 278 van 20.9.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
(4) Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie van 28 juli 2003 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12).
(5) Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).
(6) Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3).
(7) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 28.10.2011, blz. 1).
(8) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
BIJLAGE
Onverminderd de bepalingen voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts als indicatief beschouwd, aangezien in het kader van deze bijlage de GN-codes het preferentiestelsel bepalen. Wanneer „ex”-GN-codes zijn vermeld, is de GN-code samen met de daarbij horende omschrijving bepalend voor de toepassing van het preferentiestelsel.
Volgnummer |
GN-code |
Productomschrijving |
Periode |
Hoeveelheid in ton |
09.4306 |
1001 99 (00) |
spelt, zachte tarwe en mengkoren, andere dan zaaigoed |
Jaar 2016 Jaar 2017 Jaar 2018 Jaar 2019 Jaar 2020 Jaar 2021 en volgende |
950 000 960 000 970 000 980 000 990 000 1 000 000 |
1101 00 (15-90) |
meel van zachte tarwe en spelt, meel van mengkoren |
|||
1102 90 (90) |
meel van granen andere dan tarwe, mengkoren, rogge, maïs, gerst, haver, rijst |
|||
1103 11 (90) |
gries en griesmeel van zachte tarwe en spelt |
|||
1103 20 (60) |
pellets van tarwe |
|||
09.4307 |
1003 90 (00) |
gerst, andere dan zaaigoed |
Jaar 2016 Jaar 2017 Jaar 2018 Jaar 2019 Jaar 2020 Jaar 2021 en volgende |
250 000 270 000 290 000 310 000 330 000 350 000 |
1102 90 (10) |
meel van gerst |
|||
ex 1103 20 (25) |
pellets van gerst |
|||
09.4308 |
1005 90 (00) |
maïs, andere dan zaaigoed |
Jaar 2016 Jaar 2017 Jaar 2018 Jaar 2019 Jaar 2020 Jaar 2021 en volgende |
400 000 450 000 500 000 550 000 600 000 650 000 |
1102 20 (10-90) |
meel van maïs |
|||
1103 13 (10-90) |
gries en griesmeel van maïs |
|||
1103 20 (40) |
pellets van maïs |
|||
1104 23 (40-98) |
bewerkte maïskorrels |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/85 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2082 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
tot niet-goedkeuring van Arctium lappa L. (bovengrondse delen) als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 3 juni 2014 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) een goedkeuringsaanvraag ontvangen voor Arctium lappa L. als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, voorgeschreven informatie. |
(2) |
De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) om wetenschappelijke bijstand gevraagd. Op 27 november 2014 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof bij de Commissie ingediend (2). Op 26 mei 2015 heeft de Commissie het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van Arctium lappa L. (bovengrondse delen) bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend. |
(3) |
Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat niet alle bovengrondse delen van Arctium lappa L. voldoen aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(4) |
In het technisch verslag van de EFSA zijn specifieke problemen vermeld met betrekking tot de blootstelling aan arctigenine, chlorogeenzuur en cafeïnezuur en daarom kon de beoordeling van het risico voor de exploitanten, werknemers, omstanders, consumenten en niet-doelorganismen niet worden voltooid. |
(5) |
De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het technisch verslag van de EFSA en over het ontwerpevaluatieverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. |
(6) |
Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de problemen in verband met de stof echter bestaan. |
(7) |
Zoals vastgesteld in het evaluatieverslag van de Commissie, is bijgevolg niet gebleken dat aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend Arctium lappa L. (bovengrondse delen) niet goed te keuren als basisstof. |
(8) |
Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van Arctium lappa L. (bovengrondse delen) als basisstof in te dienen overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Niet-goedkeuring als basisstof
De substantie Arctium lappa L. (bovengrondse delen) wordt niet goedgekeurd als basisstof.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for Arctium lappa and the conclusions drawn by EFSA on the specific points raised. EFSA supporting publication 2014:EN-699, 31 blz.
(3) http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL
(4) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/87 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2083 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
tot niet-goedkeuring van Tanacetum vulgare L. als basisstof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 april 2013 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) een aanvraag ontvangen voor de goedkeuring van Tanacetum vulgare L. als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, voorgeschreven informatie. |
(2) |
De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 30 september 2014 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof (2) bij de Commissie ingediend. Op 20 maart 2015 heeft de Commissie het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening betreffende de niet-goedkeuring van Tanacetum vulgare L. bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders ingediend. |
(3) |
Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat Tanacetum vulgare L. niet voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4). |
(4) |
In het technisch verslag van de EFSA zijn specifieke problemen vermeld met betrekking tot de blootstelling aan kamfer, thujon en 1,8-cineool waardoor de beoordeling van het risico voor toedieners, werknemers, omstanders, consumenten en niet-doelorganismen niet kon worden voltooid. |
(5) |
De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over het technisch verslag van de EFSA en over het ontwerpevaluatieverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. |
(6) |
Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de problemen in verband met de stof bestaan. |
(7) |
Bijgevolg en zoals in het evaluatieverslag van de Commissie is vastgesteld, is niet aangetoond dat aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend Tanacetum vulgare L. niet goed te keuren als basisstof. |
(8) |
Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van Tanacetum vulgare L. als basisstof in te dienen overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, onverlet. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Niet-goedkeuring als basisstof
De stof Tanacetum vulgare L. wordt niet goedgekeurd als basisstof.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Outcome of the consultation with Member States and EFSA on the basic substance application for Tanacetum vulgare for use in plant protection as repellent on orchards, vineyards, vegetables and ornamentals. EFSA supporting publication 2014:EN-666. 35 blz.
(3) http://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/public/?event=activesubstance.selection&language=NL
(4) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/89 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2084 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
tot goedkeuring van de werkzame stof flupyradifuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 8 mei 2012 heeft Nederland overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Bayer CropScience AG een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof flupyradifuron ontvangen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Nederland, als rapporterende lidstaat, de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 21 juni 2012 op de hoogte gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag. |
(3) |
Op 1 februari 2014 heeft de rapporterende lidstaat een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de EFSA, waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen. |
(4) |
De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de rapporterende lidstaat is in januari 2015 bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag. |
(5) |
Op 4 februari 2015 heeft de EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie meegedeeld waarin zij vermeldt of de werkzame stof flupyradifuron naar verwachting aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen (2). De EFSA heeft haar conclusie bekendgemaakt. |
(6) |
Op 13 juli 2015 heeft de Commissie aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders het evaluatieverslag voor flupyradifuron en een ontwerpverordening betreffende de goedkeuring ervan voorgelegd. |
(7) |
De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen. |
(8) |
Voor één of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat en met name voor de gebruiksdoeleinden waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag, werd vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan. Daarom moet flupyradifuron worden goedgekeurd. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden verzocht. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van de werkzame stof
De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof flupyradifuron wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) EFSA Journal 2014; 12(12):3913. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||||||||||||
Flupyradifuron CAS-nr. 951659-40-8 CIPAC-nr. 987 |
4-[(6-chloor-3-pyridylmethyl)(2,2-difluorethyl) amino]furan-2(5H)-on |
≥ 960 g/kg |
9 december 2015 |
9 december 2025 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over flupyradifuron, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:
De aanvrager dient bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA de in de punten 1 en 2 gevraagde informatie ten laatste op 9 juni 2016 in en de in punt 3 gevraagde informatie binnen twee jaar na de vaststelling van richtsnoeren voor de evaluatie van het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
BIJLAGE II
In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (*1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||||||||||||
„91 |
Flupyradifuron CAS-nr. 951659-40-8 CIPAC-nr. 987 |
4-[(6-chloor-3-pyridylmethyl)(2,2-difluorethyl) amino]furan-2(5H)-on |
≥ 960 g/kg |
9 december 2015 |
9 december 2025 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over flupyradifuron, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:
De aanvrager dient bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA de in de punten 1 en 2 gevraagde informatie ten laatste op 9 juni 2016 in en de in punt 3 gevraagde informatie binnen twee jaar na de vaststelling van richtsnoeren voor de evaluatie van het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen.” |
(*1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/93 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2085 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
tot goedkeuring van de werkzame stof mandestrobine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 18 december 2012 heeft Oostenrijk overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van Sumitomo Chemical Agro EUROPE S.A.S. een aanvraag voor goedkeuring van de werkzame stof mandestrobine ontvangen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Oostenrijk, als rapporterende lidstaat, de aanvrager, de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 31 januari 2013 op de hoogte gebracht van de ontvankelijkheid van de aanvraag. |
(3) |
Op 31 januari 2014 heeft de rapporterende lidstaat een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend bij de Commissie, met kopie aan de EFSA, waarin wordt beoordeeld of de werkzame stof naar verwachting aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen. |
(4) |
De EFSA heeft zich aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 gehouden. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft zij de aanvrager verzocht de lidstaten, de Commissie en de EFSA aanvullende informatie te verstrekken. De beoordeling van de aanvullende informatie door de rapporterende lidstaat is in maart 2015 bij de EFSA ingediend in de vorm van een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag. |
(5) |
Op 27 april 2015 heeft de EFSA aan de aanvrager, de lidstaten en de Commissie haar conclusie meegedeeld waarin zij vermeldt of de werkzame stof mandestrobine naar verwachting aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zal voldoen (2). De EFSA heeft haar conclusie bekendgemaakt. |
(6) |
Op 13 juli 2015 heeft de Commissie bij het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders het evaluatieverslag voor mandestrobine en een ontwerpverordening betreffende de goedkeuring ervan ingediend. |
(7) |
De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen op het evaluatieverslag in te dienen. |
(8) |
Voor één of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat en met name voor de gebruiksdoeleinden waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag, werd vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Aan deze goedkeuringscriteria wordt dus geacht te zijn voldaan. Daarom moet mandestrobine worden goedgekeurd. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden verzocht. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van de werkzame stof
De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof mandestrobine wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden goedgekeurd.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) EFSA Journal 2014; 12(12):3913. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||||||
Mandestrobine CAS-nr.: 173662-97-0 CIPAC-nr.: Niet beschikbaar |
(RS)-2-methoxy-N-methyl-2-[α-(2,5-xylyloxy)-o-tolyl]aceetamide |
≥ 940 g/kg (op basis van het gewicht van de droge stof) Xylenen (ortho, meta, para), ethylbenzeen max. 5 g/kg (TK) |
9 december 2015 |
9 december 2025 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over mandestrobine, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:
De aanvrager dient die informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA ten laatste op 9 juni 2016 in. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
BIJLAGE II
In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (*1) |
Datum van goedkeuring |
Geldigheidsduur |
Specifieke bepalingen |
||||||||
„93 |
Mandestrobine CAS-nr.: 173662-97-0 CIPAC-nr.: Niet beschikbaar |
(RS)-2-methoxy-N-methyl-2-[α-(2,5-xylyloxy)-o-tolyl]aceetamide |
≥ 940 g/kg (op basis van het gewicht van de droge stof) Xylenen (ortho, meta, para), ethylbenzeen max. 5 g/kg (TK) |
9 december 2015 |
9 december 2025 |
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over mandestrobine, en met name met de aanhangsels I en II daarvan. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. De aanvrager moet bevestigende informatie indienen:
De aanvrager dient die informatie bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA ten laatste op 9 juni 2016 in.” |
(*1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/97 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2086 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
47,7 |
MA |
83,8 |
|
MK |
43,3 |
|
ZZ |
58,3 |
|
0707 00 05 |
AL |
67,1 |
TR |
144,3 |
|
ZZ |
105,7 |
|
0709 93 10 |
MA |
54,2 |
TR |
164,8 |
|
ZZ |
109,5 |
|
0805 20 10 |
CL |
185,6 |
MA |
81,5 |
|
TR |
83,5 |
|
ZZ |
116,9 |
|
0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90 |
TR |
64,0 |
ZZ |
64,0 |
|
0805 50 10 |
TR |
98,0 |
ZZ |
98,0 |
|
0806 10 10 |
BR |
296,8 |
EG |
234,1 |
|
PE |
274,4 |
|
TR |
178,1 |
|
US |
368,5 |
|
ZZ |
270,4 |
|
0808 10 80 |
AR |
151,8 |
CA |
158,0 |
|
CL |
84,1 |
|
MK |
29,8 |
|
NZ |
161,0 |
|
US |
150,6 |
|
ZA |
205,7 |
|
ZZ |
134,4 |
|
0808 30 90 |
BA |
92,6 |
CN |
63,2 |
|
TR |
121,2 |
|
ZZ |
92,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
RICHTLIJNEN
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/99 |
RICHTLIJN (EU) 2015/2087 VAN DE COMMISSIE
van 18 november 2015
houdende wijziging van bijlage II van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (1), en met name artikel 15,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 15 juli 2011 heeft de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) resolutie MEPC.201(62) aangenomen; deze resolutie wijzigt bijlage V bij het Marpol-verdrag betreffende de preventie van verontreiniging door scheepsafval door de invoering van een nieuwe, meer gedetailleerde indeling van afvalstoffen (2). De gewijzigde bijlage V bij het Marpol-verdrag is op 1 januari 2013 in werking getreden. |
(2) |
IMO-circulaire MEPC.1/Circ.644/Rev.1 weerspiegelt deze nieuwe indeling van afvalstoffen; ze bevat een standaardformaat voor het formulier voor voorafgaande kennisgeving van de levering van afval aan havenontvangstvoorzieningen (3). Ook IMO-circulaire MEPC.1/Circ.645/Rev.1 weerspiegelt de nieuwe indeling; deze circulaire bevat een standaardformaat voor het ontvangstbewijs dat wordt afgegeven nadat een schip afval heeft geleverd aan havenontvangstvoorzieningen (4). |
(3) |
Om de samenhang met de maatregelen van de IMO te garanderen en om onzekerheid onder de gebruikers van de haven en de autoriteiten te vermijden, moet de tabel in bijlage II bij Richtlijn 2000/59/EG, waarin vermeld is welke soorten en hoeveelheden afval en ladingresiduen moeten worden afgegeven of aan boord gehouden, worden aangepast aan de nieuwe indeling van afvalstoffen in de gewijzigde bijlage V bij het Marpol-verdrag. |
(4) |
Om het bij Richtlijn 2000/59/EG ingestelde systeem, dat tot doel heeft lozingen van scheepsafval en ladingresiduen in zee terug te dringen, te verbeteren, moet informatie over de soorten en hoeveelheden scheepsafval die daadwerkelijk zijn afgegeven bij havenontvangstvoorzieningen in de laatste haven van levering, worden opgenomen in de tabel in bijlage II. |
(5) |
De precieze gegevens over de soorten en hoeveelheden scheepsafval en ladingresiduen van schepen die in de laatste haven door een schip zijn afgegeven, zijn van essentieel belang voor een nauwkeurige berekening van voldoende specifieke opslagcapaciteit op dat schip. De berekening van voldoende opslagcapaciteit is een voorwaarde om een schip toestemming te verlenen om zich naar de volgende haven te begeven zonder scheepsafval te hebben afgegeven en voor een correcte selectie van schepen voor inspectie. Beter gerichte inspecties zullen de doorlooptijd in havens beperken en zo bijdragen tot een doeltreffende exploitatie van het maritieme verkeer. |
(6) |
Deze informatie kan beschikbaar zijn via ontvangstbewijzen van afval die worden afgegeven op basis van IMO-circulaire MEPC.1/Circ.645/Rev.1, waarin het standaardformaat voor het ontvangstbewijs wordt aanbevolen, of via andere soorten ontvangstbewijzen die aan de kapitein van het schip worden afgegeven bij levering van de afvalstoffen. De hoeveelheden en soorten afval die op het ontvangstbewijs zijn vermeld of door de kapitein van het schip bij levering worden aangegeven, in het geval geen ontvangstbewijs kan worden verkregen, zouden in het algemeen nauwkeuriger zijn dan die op het kennisgevingsbericht omdat zij overeenstemmen met de werkelijke situatie na levering; ze vormen dus een betrouwbaardere basis voor het besluitvormingsproces. De kapitein van het schip registreert deze leveringsinformatie in het afvalstoffenjournaal, zoals vereist krachtens het Marpol-verdrag. |
(7) |
Een systematische verzameling van nauwkeurige gegevens over de levering van de afvalstoffen maakt ook een betere statistische analyse van afvalstroompatronen in havens mogelijk en faciliteert de ontwikkeling van het informatie- en controlesysteem zoals voorzien bij artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2000/59/EG. De monitoring en uitwisseling van dergelijke informatie, met inbegrip van de elektronische kennisgeving van afvallevering die is ontwikkeld in het kader van Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (5), worden thans ondersteund door het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), opgericht bij Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), dat moet worden gekoppeld aan een rapporteringsmodule in de gegevensbank inzake havenstaatcontrole (7) die is opgezet bij Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (8). |
(8) |
Bijlage II bij Richtlijn 2000/59/EG moet worden gewijzigd teneinde daarin de gegevens op te nemen over de levering van afvalstoffen in de vorige haven en teneinde rekening te houden met de nieuwe indeling van afvalstoffen die is ingevoerd bij de gewijzigde bijlage V bij het Marpol-verdrag. |
(9) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Richtlijn 2000/59/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 9 december 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 18 november 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81.
(2) Resolutie MEPC.201(62) van 15 juli 2011, wijzigingen van de bijlage van het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973.
(3) MEPC.1/Circ.644/Rev.1, 1 juli 2013.
(4) MEPC.1/Circ.645/Rev.1, 1 juli 2013.
(5) Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).
(6) Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
(7) Deze gegevensbank is ontwikkeld en wordt beheerd door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.
(8) Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
BIJLAGE
„BIJLAGE II
AAN TE MELDEN INFORMATIE VOOR HET AANDOEN VAN DE HAVEN VAN ….
(Haven van bestemming als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2000/59/EG)
1. |
Naam, roepnaam en, indien van toepassing, IMO-identificatienummer van het schip: |
2. |
Vlaggenstaat: |
3. |
Vermoedelijke aankomsttijd (ETA): |
4. |
Vermoedelijke vertrektijd (ETD): |
5. |
Vorige aanloophaven: |
6. |
Volgende aanloophaven: |
7. |
Laatste haven en datum waarop het scheepsafval werd afgegeven, met inbegrip van de hoeveelheden (in m3) en de soorten afval die werden geleverd: |
8. |
Geeft u (aankruisen wat van toepassing is):
afvalstoffen van uw schip af bij havenontvangstvoorzieningen? |
9. |
Soort en hoeveelheid af te leveren en/of aan boord te houden scheepsafval en ladingresiduen, en percentage van de maximale opslagcapaciteit: |
Indien alle afval wordt afgegeven, de tweede en laatste kolom invullen, voor zover van toepassing. Indien enig of geen afval afgegeven wordt, alle kolommen invullen.
Soort |
Af te geven afval (m3) |
Maximale aparte opslagcapaciteit (m3) |
Hoeveelheid aan boord gehouden afval (m3) |
Haven waarin het resterende afval zal worden afgegeven |
Geschatte hoeveelheid afval die tussen aanmelding en volgende aanloophaven ontstaat (m3) |
Afval dat is geleverd bij het laatste punt van levering genoemd onder punt 7 hierboven (m3) |
Afvalolie |
||||||
Met olie verontreinigd ruimwater |
|
|
|
|
|
|
Oliehoudende residuen (slib) |
|
|
|
|
|
|
Overige (specificeren) |
|
|
|
|
|
|
Afvalwater (1) |
|
|
|
|
|
|
Vuilnis |
||||||
Kunststof |
|
|
|
|
|
|
Voedselrestanten |
|
|
|
|
|
|
Huishoudelijk afval (bijv. papier en karton, poetslappen, glas, metaal, flessen, aardewerk enz.) |
|
|
|
|
|
|
Spijsolie |
|
|
|
|
|
|
Verbrandingsasse |
|
|
|
|
|
|
Bedrijfsafval |
|
|
|
|
|
|
Dierlijke karkassen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opmerkingen
1. |
Deze informatie kan worden gebruikt voor de havenstaatcontrole en andere inspectiedoeleinden. |
2. |
De lidstaten bepalen welke instanties afschriften van deze aanmelding ontvangen. |
3. |
Dit formulier moet worden ingevuld tenzij het schip onder een vrijstelling overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2000/59/EG valt. |
Hierbij verklaar ik dat
— |
de bovenstaande gegevens juist en volledig zijn, en |
— |
er voldoende aparte opslagcapaciteit aan boord is voor alle afval dat ontstaat tussen deze aanmelding en de volgende haven waarin afval wordt afgegeven. |
Datum …
Tijdstip …
Handtekening”
(1) Afvalwater mag overeenkomstig voorschrift 11 van bijlage IV bij de Marpol-overeenkomst in zee worden geloosd. De desbetreffende vakken behoeven niet te worden ingevuld als het de bedoeling is een toegestane lozing in zee te verrichten.
(2) Mogen schattingen zijn.
(3) Ladingresiduen moeten worden gespecificeerd en ingedeeld volgens de toepasselijke bijlagen van Marpol, in het bijzonder Marpol-bijlagen I, II en V.
BESLUITEN
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/103 |
BESLUIT (EU) 2015/2088 VAN DE RAAD
van 10 november 2015
tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie in de relevante comités van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties moet worden ingenomen over de voorstellen tot wijziging van de VN-Reglementen nrs. 12, 16, 26, 39, 44, 46, 58, 61, 74, 83, 85, 94, 95, 97, 98, 99, 100, 101, 106, 107, 110, 116 en 127, het voorstel voor een nieuw VN-reglement betreffende frontale botsingen, het voorstel voor wijzigingen van de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) en het voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke resolutie nr. 2 (G.R.2) betreffende definities van de aandrijflijn van voertuigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Besluit 97/836/EG van de Raad (1) is de Unie toegetreden tot de Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („herziene overeenkomst van 1958”). |
(2) |
Overeenkomstig Besluit 2000/125/EG van de Raad (2) is de Unie toegetreden tot de Overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen („parallelle overeenkomst”). |
(3) |
Bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de nationale goedkeuringssystemen van de lidstaten vervangen door een goedkeuringsprocedure van de Unie en is een geharmoniseerd kader vastgesteld met bestuursrechtelijke bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden. Met die richtlijn zijn de VN-reglementen als voorschriften voor de typegoedkeuring of als alternatieven voor de wetgeving van de Unie in het EU-typegoedkeuringssysteem opgenomen. Sinds de vaststelling van die richtlijn zijn VN-reglementen steeds meer opgenomen in de wetgeving van de Unie in het kader van de EU-typegoedkeuring. |
(4) |
Gezien de opgedane ervaring en de technische ontwikkelingen moeten de voorschriften voor bepaalde elementen of kenmerken die onder de VN-Reglementen nrs. 12, 16, 26, 39, 44, 46, 58, 61, 74, 83, 85, 94, 95, 97, 98, 99, 100, 101, 106, 107, 110, 116 en 127 en onder de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) vallen, worden aangepast aan de technische vooruitgang. |
(5) |
Om de relevante veiligheidsvoorschriften voor motorvoertuigen te verbeteren moet een nieuw VN-reglement betreffende frontale botsingen worden aangenomen; om de definities van de aandrijflijn van voertuigen te harmoniseren moet een nieuwe gemeenschappelijke resolutie nr. 2 (G.R. 2) betreffende definities van de aandrijflijn van voertuigen worden aangenomen. |
(6) |
Daarom is het noodzakelijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Administratief Comité van de herziene overeenkomst van 1958 en in het Uitvoerend Comité van de parallelle overeenkomst moet worden ingenomen over het aannemen van die VN-handelingen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Administratief Comité van de herziene overeenkomst van 1958 en het Uitvoerend Comité van de parallelle overeenkomst tijdens de zittingen in de periode van 9 tot en met 13 november 2015 is dat de Unie voor de in de bijlage bij dit besluit opgenomen voorstellen zal stemmen.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 10 november 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
P. GRAMEGNA
(1) Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („herziene overeenkomst van 1958”) (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).
(2) Besluit 2000/125/EG van de Raad van 31 januari 2000 betreffende de sluiting van de Overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen („parallelle overeenkomst”) (PB L 35 van 10.2.2000, blz. 12).
(3) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
BIJLAGE
Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 12 (stuurinrichting) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/92 |
Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 16 (veiligheidsgordels) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/93 |
Voorstel voor supplement 3 op wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 26 (uitstekende delen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/82 |
Voorstel voor wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 39 (snelheidsmeter en kilometerteller) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/83 |
Voorstel voor supplement 10 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 44 (kinderbeveiligingssystemen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/94 |
Voorstel voor supplement 2 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 46 (voorzieningen voor indirect zicht) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/84 |
Voorstel voor wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 58 (bescherming aan de achterzijde tegen klemrijden) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/85 |
Voorstel voor supplement 3 op Reglement nr. 61 (uitstekende delen van bedrijfsvoertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/86 |
Voorstel voor corrigendum 1 op supplement 8 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 74 (installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen (bromfietsen)) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/79 |
Voorstel voor supplement 11 op wijzigingenreeks 05 van Reglement nr. 83 (emissies van voertuigen van de categorieën M1 en N1) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/100 |
Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 83 (emissies van voertuigen van de categorieën M1 en N1) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/101 |
Voorstel voor supplement 7 op de originele versie van Reglement nr. 85 (meting van het nettovermogen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/102 |
Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 94 (frontale botsing) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/95 |
Voorstel voor wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 94 (frontale botsing) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/96 |
Voorstel voor supplement 5 op wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 95 (zijdelingse botsing) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/97 |
Voorstel voor supplement 8 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 97 (alarmsystemen van voertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/87 |
Voorstel voor supplement 7 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 98 (koplampen met gasontladingslichtbronnen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/80 |
Voorstel voor supplement 11 op Reglement nr. 99 (gasontladingslichtbronnen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/81 |
Voorstel voor supplement 3 op wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 100 (elektrisch aangedreven voertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/98 |
Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 101 (CO2-emissies/brandstofverbruik) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/103 |
Voorstel voor supplement 13 op Reglement nr. 106 (luchtbanden voor landbouwvoertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/109 |
Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 107 (algemene constructie van bussen en touringscars) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/88 |
Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 05 van Reglement nr. 107 (algemene constructie van bussen en touringscars) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/104 |
Voorstel voor supplement 4 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 110 (specifieke onderdelen voor cng/lng) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/89 |
Voorstel voor supplement 5 op Reglement nr. 116 (alarmsystemen van voertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/91 |
Voorstel voor wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 127 (veiligheid van voetgangers) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/99 |
Voorstel voor een nieuw reglement betreffende frontale botsingen met bijzondere aandacht voor beveiligingssystemen |
ECE/TRANS/WP.29/2015/105 |
Voorstel voor wijzigingenreeks 01 van het nieuwe reglement betreffende frontale botsingen met bijzondere aandacht voor beveiligingssystemen |
ECE/TRANS/WP.29/2015/106 |
Voorstel voor wijzigingen van de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) |
ECE/TRANS/WP.29/2015/111 |
Voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke resolutie nr. 2 (G.R. 2) betreffende definities van de aandrijflijn van voertuigen |
ECE/TRANS/WP.29/2015/110 |
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/107 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2089 VAN DE RAAD
van 10 november 2015
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU waarbij de Republiek Slovenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 287, punt 15, van Richtlijn 2006/112/EG is Slovenië gemachtigd om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) vrij te stellen. |
(2) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU van de Raad (2) werd Slovenië gemachtigd om tot 31 december 2015 en bij wijze van uitzondering op artikel 287, punt 15, van Richtlijn 2006/112/EG vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 50 000 EUR. |
(3) |
Bij brieven, ingekomen bij de Commissie op 27 mei 2015 en 17 juni 2015, heeft Slovenië verzocht om machtiging tot verlenging van deze maatregel die afwijkt van artikel 287, punt 15, van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 50 000 EUR van de btw te kunnen blijven vrijstellen. Door deze maatregel zullen deze belastingplichtigen van sommige of alle in de hoofdstukken 2 tot en met 6 van titel XI van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde btw-verplichtingen ontheven blijven. |
(4) |
Bij brief van 24 juni 2015 heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van Slovenië in kennis gesteld. Bij brief van 25 juni 2015 heeft de Commissie Slovenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(5) |
Uit de door Slovenië verstrekte informatie blijkt dat eind 2013 51,45 % van de btw-betalers een belastbare omzet van minder dan 50 000 EUR had en dat zij slechts 1 % van de totale btw-opbrengsten vertegenwoordigden. |
(6) |
Aangezien dit hogere drempelbedrag de btw-verplichtingen voor de kleine bedrijven heeft verlicht, terwijl deze bedrijven overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG nog altijd voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen, dient Slovenië te worden gemachtigd de maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode toe te passen. |
(7) |
De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Slovenië een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (3). |
(8) |
Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In de tweede alinea van artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU wordt de datum „31 december 2015” vervangen door „31 december 2018”.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de kennisgeving ervan.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Republiek Slovenië.
Gedaan te Brussel, 10 november 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
P. GRAMEGNA
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU van de Raad van 22 januari 2013 waarbij de Republiek Slovenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 22 van 25.1.2013, blz. 15).
(3) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/109 |
BESLUIT (EU) 2015/2090 VAN DE RAAD
van 17 november 2015
houdende benoeming van een Duits lid van het Comité van de Regio's
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Duitse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari, 5 februari en 23 juni 2015 heeft de Raad Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen door de beëindiging van het mandaat van mevrouw Jacqueline KRAEGE, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wordt benoemd tot lid van het Comité van de Regio's voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2020:
— |
mevrouw Heike RAAB, Staatssekretärin, Bevollmächtigte des Landes Rheinland-Pfalz beim Bund und für Europa, für Medien und Digitales. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 17 november 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ASSELBORN
(1) PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42.
19.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 302/110 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2091 VAN DE COMMISSIE
van 17 november 2015
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 aan de programma's van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7856)
(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 129, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (2), en met name artikel 21,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lidstaten hebben overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 861/2006 hun visserijcontroleprogramma voor 2011 bij de Commissie ingediend, samen met de aanvragen voor een financiële bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de uitvoering van de in dat programma vervatte projecten. |
(2) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU (3) heeft de Commissie het maximumbedrag per project en het niveau van de financiële bijdrage van de Unie bepaald binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen, en heeft zij de voorwaarden voor toekenning van die bijdrage vastgesteld. |
(3) |
In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU is bepaald dat alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, uiterlijk op 30 juni 2015 door de betrokken lidstaat moeten worden gedaan en dat betalingen die na die datum worden gedaan, niet voor vergoeding in aanmerking komen. |
(4) |
Verscheidene lidstaten hebben de Commissie in de eerste helft van 2015 laten weten dat zij in verband met de financiële crisis moeite hebben om die termijn in acht te nemen. |
(5) |
Opdat de lidstaten die projecten verder kunnen uitvoeren en die niet moeten opgeven wegens een onderbreking van de vergoedingen door de Commissie vanaf de tweede helft van 2015, moet de termijn die is voorzien in artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU worden verlengd tot en met 31 maart 2016. |
(6) |
Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU wordt de eerste zin vervangen door:
„Alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, moeten uiterlijk op 31 maart 2016 door de betrokken lidstaat worden gedaan.”.
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 juli 2015.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 17 november 2015.
Voor de Commissie
Karmenu VELLA
Lid van de Commissie
(1) PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.
(2) PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.
(3) Uitvoeringsbesluit 2011/431/EU van de Commissie van 11 juli 2011 inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 aan de programma's van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 50).