ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/1 |
Informatie betreffende de ondertekening van het Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds, ten einde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie
Bovengenoemd protocol tussen de Europese Unie en Tunesië is op 14 april 2014 te Luxemburg ondertekend.
VERORDENINGEN
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/2 |
VERORDENING (EU) 2015/1910 VAN DE COMMISSIE
van 21 oktober 2015
tot wijziging van de bijlagen III en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft maximumresidugehalten voor guazatine in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 49, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor guazatine zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(2) |
Voor guazatine heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „de EFSA” genoemd) een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL's ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 (2). Alle bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof guazatine bevatten, zijn ingetrokken. Er werden geen invoertoleranties op EU-niveau gemeld en evenmin waren Codex-MRL's beschikbaar. Gezien het gebrek aan informatie over specifieke goede landbouwpraktijken die kunnen worden gebruikt bij de beoordeling van de risico's voor de consument, heeft de EFSA geconcludeerd dat een waarde van 0,05 mg/kg voor de Europese consument een toereikend beschermingsniveau vormt. Het is daarom passend de MRL's op de specifieke aantoonbaarheidsgrens vast te stellen. Ook moet de residudefinitie worden gewijzigd. |
(3) |
Daarnaast heeft België aangegeven dat de bestaande MRL's voor guazatine in grapefruits en sinaasappelen aanleiding kunnen geven tot bedenkingen ten aanzien van de bescherming van de consument. Met name kon zelfs door een nauwkeurigere evaluatie een acuut risico voor de consument niet worden uitgesloten, rekening houdend met een verwerkingsfactor voor citrusvruchten. De Europese Commissie en de lidstaten die in het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders zijn vertegenwoordigd, beschouwden het verlagen van de MRL's tot een niveau waarvan is aangetoond dat het veilig is voor de Europese consument, als een afdoende risicobeheersmaatregel. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 396/2005 is een aanvraag ingediend voor guazatine op citrusvruchten. Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 heeft de betrokken lidstaat deze aanvraag geëvalueerd en is het evaluatieverslag bij de Commissie ingediend. De EFSA heeft de aanvraag en het evaluatieverslag beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft geschonken aan de risico's voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft een met redenen omkleed advies (3) over de voorgestelde MRL's uitgebracht. Zij heeft dit advies naar de Commissie en de lidstaten gestuurd en bekendgemaakt. In de conclusie van het advies beveelde de EFSA niet aan om de voorgestelde MRL's vast te stellen, aangezien de beschikbare gegevens niet voldoende waren om een risico voor de Europese consument uit te sluiten. |
(5) |
De aanvrager verzocht om bestuursrechtelijke toetsing van het met redenen omkleed advies van de EFSA overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 396/2005. Naar aanleiding van deze toetsing is geconcludeerd dat er door de EFSA geen substantiële tekortkomingen en beoordelingsfouten zijn gemaakt. |
(6) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Deze verordening moet voorzien in een overgangsregeling voor producten die vóór de wijziging van de MRL's rechtmatig werden vervaardigd en waarvoor uit de informatie is gebleken dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat deze op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden. |
(9) |
In de overgangsregeling waarin deze verordening voorziet, moet rekening worden gehouden met de bedenkingen op het vlak van consumentenbescherming met betrekking tot de bestaande MRL's voor guazatine in grapefruits en sinaasappelen. |
(10) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL's van toepassing worden, zodat de lidstaten, derde landen en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL's zullen voortvloeien. |
(11) |
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL's geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen III en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Wat guazatine betreft, blijft Verordening (EG) nr. 396/2005 in de versie die vóór de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op alle producten die vóór 13 mei 2016 rechtmatig zijn geproduceerd, met uitzondering van grapefruits en sinaasappelen.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 13 mei 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 oktober 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Reasoned opinion on the review of the existing maximum residue levels (MRLs) for guazatine according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2013;11(5):3239, 20 blz.
(3) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Reasoned opinion on the modification of the existing MRL for guazatine in citrus fruits. EFSA Journal 2014;12(8):3818, 29 blz.
BIJLAGE
De bijlagen III en V bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage III wordt de kolom voor guazatine geschrapt. |
2) |
In bijlage V wordt de volgende kolom voor guazatine toegevoegd: „Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
(1) Bepaalbaarheidsgrens
(2) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
Guazatine (guazatineacetaat, som van componenten)
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005.
|
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1911 VAN DE COMMISSIE
van 23 oktober 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 oktober 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
49,7 |
MA |
105,3 |
|
MK |
50,7 |
|
TR |
112,8 |
|
ZZ |
79,6 |
|
0707 00 05 |
AL |
39,0 |
MK |
46,1 |
|
TR |
112,1 |
|
ZZ |
65,7 |
|
0709 93 10 |
MA |
107,9 |
TR |
141,3 |
|
ZZ |
124,6 |
|
0805 50 10 |
AR |
152,4 |
TR |
109,4 |
|
UY |
74,0 |
|
ZA |
133,8 |
|
ZZ |
117,4 |
|
0806 10 10 |
BR |
260,9 |
EG |
211,9 |
|
LB |
236,1 |
|
MK |
97,7 |
|
PE |
75,0 |
|
TR |
156,6 |
|
ZZ |
173,0 |
|
0808 10 80 |
AL |
23,1 |
AR |
124,2 |
|
CL |
113,2 |
|
NZ |
135,0 |
|
ZA |
160,0 |
|
ZZ |
111,1 |
|
0808 30 90 |
TR |
129,9 |
XS |
96,6 |
|
ZZ |
113,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/18 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1912 VAN DE COMMISSIE
van 23 oktober 2015
inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de tariefcontingenten die voor de deelperiode oktober 2015 zijn geopend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie (2) betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst, die overeenkomstig bijlage I bij die verordening zijn verdeeld over landen van oorsprong en over verscheidene deelperioden. |
(2) |
De maand oktober is de enige deelperiode voor het in artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent met volgnummer 09.4138. Dit contingent omvat de resterende, niet-benutte hoeveelheden van de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 en 09.4130 van de vorige deelperiode. De maand oktober is de laatste deelperiode voor de in artikel 1, lid 1, onder b) en e), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingenten, die de resterende, niet-benutte hoeveelheden van de vorige deelperiode omvatten. |
(3) |
Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 zijn verstrekt, hebben de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die uitvoeringsverordening gedurende de eerste tien werkdagen van oktober 2015 zijn ingediend voor het contingent met volgnummer 09.4138, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) berekende toewijzingscoëfficiënt vast te stellen die moet worden toegepast op de voor het betrokken contingent gevraagde hoeveelheid. |
(4) |
Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt ook dat de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 gedurende de eerste tien werkdagen van oktober 2015 zijn ingediend voor het contingent met volgnummer 09.4148, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. |
(5) |
Voorts moet worden meegedeeld welk percentage van elk bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent uiteindelijk in de loop van 2015 is benut. |
(6) |
Met het oog op een efficiënt beheer van de procedure voor de afgifte van invoercertificaten dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op grond van de aanvragen van certificaten voor de invoer van rijst in het kader van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgestelde contingent met volgnummer 09.4138 die gedurende de eerste tien werkdagen van oktober 2015 zijn ingediend, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheid, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt.
2. Het percentage van elk bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent dat uiteindelijk in de loop van 2015 is benut, wordt vermeld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 oktober 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 van de Commissie van 7 december 2011 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (PB L 325 van 8.12.2011, blz. 6).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 voor de deelperiode oktober 2015 toe te wijzen hoeveelheden en de uiteindelijke benuttingspercentages voor 2015
a) |
Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:
|
b) |
Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:
|
c) |
Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:
|
d) |
Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:
|
e) |
Bij artikel 1, lid 1, onder e), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1273/2011 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00:
|
(1) Voor deze deelperiode wordt geen toewijzingscoëfficiënt toegepast: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.
(2) Voor deze deelperiode zijn geen hoeveelheden beschikbaar.
BESLUITEN
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/22 |
BESLUIT (EU) 2015/1913 VAN DE RAAD
van 18 september 2015
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 196)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 83, lid 1, juncto artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 23 van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 196) („het Verdrag”) staat het Verdrag open voor ondertekening door de Europese Unie. |
(2) |
Op 1 april 2015 heeft de Raad de Commissie gemachtigd tot het openen van onderhandelingen over het aanvullend protocol bij het Verdrag („het aanvullend protocol”). |
(3) |
Op 19 mei 2015 heeft het Comité van ministers van de Raad van Europa zijn goedkeuring gehecht aan het aanvullend protocol. De Commissie heeft bij de Raad van de Europese Unie een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad waarbij machtiging wordt verleend voor de ondertekening namens de Europese Unie van het aanvullend protocol. |
(4) |
Artikel 10 van het aanvullend protocol bepaalt dat het aanvullend protocol openstaat voor ondertekening door ondertekenaars van het Verdrag. |
(5) |
Bij Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (1) zijn gemeenschappelijke Unieregels opgesteld inzake terrorismebestrijding. Het Verdrag kan gevolgen hebben voor die gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan wijzigen. |
(6) |
Het Verdrag dient derhalve namens de Europese Unie te worden ondertekend voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, voor zover het Verdrag gevolgen kan hebben voor die gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen. De lidstaten behouden hun bevoegdheden, voor zover het Verdrag geen gevolgen heeft voor die gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan niet wijzigt. |
(7) |
Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2002/475/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling van dit besluit. |
(8) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk. |
(9) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Europese Unie van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 196), voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst (2).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het Verdrag namens de Europese Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld. Het is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 18 september 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
C. DIESCHBOURG
(1) Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).
(2) De tekst van het Verdrag zal samen met het besluit betreffende de sluiting ervan worden bekendgemaakt.
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/24 |
BESLUIT (EU) 2015/1914 VAN DE RAAD
van 18 september 2015
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het aanvullend protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 196)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 83, lid 1, juncto artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 1 april 2015 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen te openen over het aanvullend protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 196), hierna „het aanvullend protocol”. |
(2) |
Op 19 mei 2015 heeft het Comité van ministers van de Raad van Europa het aanvullend protocol aangenomen. Het aanvullend protocol heeft tot doel de tenuitvoerlegging van Resolutie 2178(2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over buitenlandse terroristische strijders te bevorderen en met name bepaalde in punt 6 van die resolutie genoemde handelingen strafbaar te stellen. |
(3) |
Een gemeenschappelijke interpretatie van strafbare feiten die verband houden met buitenlandse terroristische strijders en strafbare feiten van voorbereidende aard die zouden kunnen leiden tot het plegen van terroristische handelingen, zou de strafrechtelijke instrumenten en de samenwerking op internationaal en Unieniveau nog doeltreffender maken. |
(4) |
Bij Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (1) zijn gemeenschappelijke Unieregels opgesteld inzake terrorismebestrijding. Het aanvullend protocol kan gevolgen hebben voor die gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan wijzigen. |
(5) |
Het aanvullend protocol moet derhalve namens de Europese Unie worden ondertekend voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, voor zover het aanvullend protocol gevolgen kan hebben voor die gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen. De lidstaten behouden hun bevoegdheden voor zover het protocol geen gevolgen heeft voor de gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan niet wijzigt. |
(6) |
Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2002/475/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling van dit besluit. |
(7) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk. |
(8) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Europese Unie van het aanvullend protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 196) voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, onder voorbehoud van de sluiting ervan (2).
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het aanvullend protocol namens de Europese Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld. Het is van toepassing overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 18 september 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
C. DIESCHBOURG
(1) Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).
(2) De tekst van het aanvullend protocol zal samen met het besluit betreffende de sluiting ervan worden bekendgemaakt.
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/26 |
BESLUIT (EU) 2015/1915 VAN DE RAAD
van 9 oktober 2015
houdende benoeming van twee Spaanse leden en drie Spaanse plaatsvervangers van het Comité van de Regio's
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordrachten van de Spaanse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 januari, 5 februari en 23 juni 2015 heeft de Raad Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's zijn twee zetels van leden vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijnen van de heer José Ramón BAUZÁ DÍAZ en mevrouw Cristina MAZAS PÉREZ-OLEAGA, |
(3) |
In het Comité van de Regio's zijn drie zetels van plaatsvervangers vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijnen van mevrouw María DE DIEGO DURÁNTEZ, de heer Esteban MAS PORTELL and mevrouw Inmaculada VALENCIA BAYÓN, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's worden voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, benoemd tot lid:
— |
Da Francina ARMENGOL I SOCIAS, Presidenta del Gobierno de las Islas Baleares, |
— |
Da Rosa EVA DÍAZ TEZANOS, Vicepresidenta y Consejera de Universidades e Investigación, Medio Ambiente y Politica Social de la Comunidad de Cantabria. |
Artikel 2
In het Comité van de Regio's worden voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, benoemd tot plaatsvervanger:
— |
Da María DE DIEGO DURÁNTEZ, Viceconsejera de Ordenación del Territorio y Relaciones Institucionales de la Comunidad de Castilla y León, |
— |
D. Marc PONS I PONS, Consejero de Presidencia del Gobierno de la Islas Baleares, |
— |
D. Juan José SOTA VERDIÓN, Consejero de Economía, Hacienda y Empleo de Cantabria. |
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 9 oktober 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
J. ASSELBORN
(1) PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42.
(2) PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25.
(3) PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70.
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/28 |
BESLUIT (GBVB) 2015/1916 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 20 oktober 2015
tot instelling van het Comité van contribuanten aan de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (EUCAP Sahel Mali/3/2015)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2014/219/GBVB van de Raad van 15 april 2014 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 10, lid 3, van Besluit 2014/219/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité („PVC”) gemachtigd de noodzakelijke besluiten betreffende de instelling van een Comité van contribuanten („CvC”) voor EUCAP Sahel Mali te nemen. |
(2) |
In de conclusies van de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001 zijn richtsnoeren en modaliteiten vastgesteld voor de bijdragen van derde staten aan politiemissies. De Raad heeft op 10 december 2002 zijn goedkeuring gehecht aan een document met de titel „Overleg en modaliteiten voor de bijdrage van staten die geen EU-lidstaat zijn aan de civiele crisisbeheersing van de EU”, waarin de regelingen voor de deelneming van derde staten aan civiele crisisbeheersingsoperaties nader worden uitgewerkt, waaronder de instelling van een CvC. |
(3) |
Het CvC moet een forum zijn waar alle problemen in verband met de dagelijkse leiding van EUCAP Sahel Mali kunnen worden besproken met de bijdragende derde staten. Het PVC, dat de politieke controle en de strategische leiding van EUCAP Sahel Mali uitoefent, zal met de opvattingen van het CvC rekening houden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Instelling
1. Er wordt een Comité van contribuanten (CvC) aan de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) ingesteld.
2. Het mandaat van het CvC is vastgelegd in het document „Overleg en modaliteiten voor de bijdrage van staten die geen EU-lidstaat zijn aan de civiele crisisbeheersing van de EU”.
Artikel 2
Samenstelling
1. Het CvC bestaat uit:
a) |
vertegenwoordigers van alle lidstaten, en |
b) |
vertegenwoordigers van derde staten die aan EUCAP Sahel Mali deelnemen en bijdragen leveren. |
2. Ook mag een vertegenwoordiger van de Europese Commissie de vergaderingen van het CvC bijwonen.
Artikel 3
Informatie van het hoofd van de missie
Het hoofd van de missie informeert het CvC geregeld.
Artikel 4
Voorzitter
Het CvC wordt voorgezeten door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid of door zijn of haar vertegenwoordiger.
Artikel 5
Vergaderingen
1. Het CvC wordt door de voorzitter regelmatig bijeengeroepen. Wanneer de omstandigheden dit vereisen, kunnen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van een lid spoedvergaderingen worden bijeengeroepen.
2. De voorzitter verspreidt voorafgaand aan de vergadering een voorlopige agenda en alle vergaderdocumenten. De voorzitter is verantwoordelijk voor het doen toekomen van het resultaat van de besprekingen van het CvC aan het PVC.
Artikel 6
Vertrouwelijkheid
1. Overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (2) zijn de beveiligingsvoorschriften van de Raad van toepassing op de vergaderingen en werkzaamheden van het CvC. Vertegenwoordigers in het CvC dienen met name over de passende veiligheidsmachtiging te beschikken.
2. De beraadslagingen van het CvC vallen onder de geheimhoudingsplicht, tenzij het CvC met eenparigheid van stemmen anderszins besluit.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2015.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 113 van 16.4.2014, blz. 21.
(2) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/30 |
BESLUIT (GBVB) 2015/1917 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 20 oktober 2015
betreffende de aanvaarding van de bijdrage van Zwitserland aan de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (EUCAP Sahel Mali/4/2015)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2014/219/GBVB van de Raad van 15 april 2014 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali) (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Besluit 2014/219/GBVB, heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité („PVC”) gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen over de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen van derde staten aan EUCAP Sahel Mali. |
(2) |
De civiele operationeel commandant heeft het PVC aanbevolen de voorgestelde bijdrage van Zwitserland aan EUCAP Sahel Mali te aanvaarden en als significant aan te merken. |
(3) |
Zwitserland dient te worden vrijgesteld van financiële bijdragen aan de operationele begroting van EUCAP Sahel Mali, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijdragen van derde staten
1. De bijdrage van Zwitserland aan EUCAP Sahel Mali wordt aanvaard en als significant aangemerkt.
2. Zwitserland is vrijgesteld van financiële bijdragen aan de operationele begroting van EUCAP Sahel Mali.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 20 oktober 2015.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 113 van 16.4.2014, blz. 21.
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/31 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1918 VAN DE COMMISSIE
van 22 oktober 2015
tot vaststelling van het systeem voor administratieve bijstand en samenwerking (AAC-systeem) krachtens Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 7132)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 63, lid 1, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 882/2004 is een geharmoniseerd kader ingesteld voor de organisatie van officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn in de wetgeving van de Unie. Titel IV van die verordening bevat de voorschriften voor administratieve bijstand en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten met als doel de toepassing van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders te waarborgen. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 882/2004 vereist onder andere dat de lidstaten elkaar administratieve bijstand verlenen, samenwerken en informatie uitwisselen om ervoor te zorgen dat doeltreffend wordt opgetreden tegen grensoverschrijdende gevallen van niet-naleving. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 882/2004 voorziet er bovendien in dat de Commissie de administratieve bijstand en samenwerking van de lidstaten aanvult door de maatregelen van de lidstaten te coördineren in wijdverbreide of terugkerende gevallen van niet-naleving of wanneer de lidstaten het niet eens worden over de manier waarop niet-naleving moet worden aangepakt. |
(4) |
Om te voldoen aan de verplichtingen van Verordening (EG) nr. 882/2004, moeten de bevoegde autoriteiten in elke lidstaat de informatie die nodig is om te controleren of de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders wordt nageleefd, uitwisselen met hun tegenhangers in andere lidstaten en in bepaalde gevallen met de Commissie, indien uit de resultaten van officiële controles blijkt dat in meer dan één lidstaat actie moet worden ondernomen. |
(5) |
Om deze uitwisseling van informatie zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, moet een IT-systeem worden opgezet, het zogeheten systeem voor administratieve bijstand en samenwerking (Administrative Assistance and Cooperation system — „AAC-systeem”), zodat de contactinstanties die overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr. 882/2004 in elke lidstaat zijn aangewezen, over de nodige hulpmiddelen beschikken om de in die verordening voorgeschreven uitwisseling van informatie in de praktijk te kunnen uitvoeren. Het AAC-systeem moet een gestroomlijnde manier van communicatie en een gestructureerd sjabloon voor de uitwisseling van informatie bieden. |
(6) |
Voor de ontwikkeling, het gebruik en het onderhoud van het AAC-systeem gelden de beleidsbeginselen van de Commissie voor de rationalisering van informatietechnologie (IT); dit betekent dat bestaande systemen moeten worden hergebruikt en in dit geval dat zo mogelijk bestaande systemen voor het uitwisselen van gegevens worden hergebruikt, zodat de meest efficiënte oplossing wordt geboden en overlapping van IT-systemen wordt vermeden. |
(7) |
Toegang tot het AAC-systeem moet uitsluitend worden verleend aan de contactinstanties die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 in elke lidstaat zijn aangewezen, en aan door de Commissie daartoe aangewezen personeel. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben bepaalde contactinstanties specifiek toe te staan om het AAC-systeem te gebruiken in mogelijke gevallen van via misleidende frauduleuze praktijken begane niet-naleving. |
(8) |
Om verdere technische ondersteuning te bieden en het gemakkelijker te maken procedures voor administratieve bijstand en samenwerking uit te werken, kunnen de bevoegde autoriteiten op centraal of regionaal niveau in een lidstaat op verzoek van een contactinstantie toegang krijgen tot een aantal technische functies van het AAC-systeem. Deze toegang mag uitsluitend worden verleend voor functies die nodig zijn voor het uitwisselen van informatie over een verzoek om bijstand of kennisgeving van niet-naleving tussen deze autoriteiten en de contactinstantie die dat verzoek of die kennisgeving behandelt. |
(9) |
In sommige gevallen wordt informatie over niet-naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders verspreid door en tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten via het krachtens Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF) en via het krachtens Beschikking 2004/292/EG van de Commissie (3) opgerichte geïntegreerde veterinaire computersysteem (Trade Control and Expert System — Traces). Om dubbel werk te vermijden, moet die informatie via het AAC-systeem beschikbaar worden gesteld aan de krachtens Verordening (EG) nr. 882/2004 aangewezen contactinstanties, zodat de kennisgevende lidstaat die de informatie doorgeeft aan het RASFF en Traces, diezelfde informatie niet in het AAC-systeem hoeft te uploaden ten behoeve van de administratieve bijstand en samenwerking. Het moet dan ook mogelijk worden gemaakt via de applicaties van RASFF en Traces gegevens aan het AAC-systeem door te geven om het proces te stroomlijnen. |
(10) |
De overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 uitgewisselde informatie in het kader van administratieve bijstand en samenwerking kan de resultaten bevatten van de officiële controles op exploitanten van bedrijven en op bedrijfsruimten en goederen die onder hun toezicht staan, en informatie waarmee deze exploitanten, bedrijfsruimten of goederen kunnen worden geïdentificeerd. De toegang tot dergelijke informatie moet beperkt zijn tot de ambtenaren die deze informatie vanuit hun functie binnen de bevoegde autoriteiten nodig hebben om te controleren of de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders wordt nageleefd en om deze zo nodig te handhaven. |
(11) |
Het AAC-systeem moet de contactinstantie die een verzoek om bijstand of een kennisgeving over een mogelijk of bevestigd grensoverschrijdend geval van niet-naleving heeft verzonden, de mogelijkheid bieden om de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking te beëindigen zodra de contactinstantie die het verzoek of de kennisgeving heeft ontvangen, de bijstand of feedback op de kennisgeving heeft verstrekt. Er moeten regelingen worden getroffen om te vermijden dat procedures sluimeren of onnodig open blijven staan en het systeem moet automatisch een procedure kunnen beëindigen waarin de afgelopen zes maanden geen activiteit of uitwisseling van informatie heeft plaatsgevonden. |
(12) |
Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Dit besluit streeft met name naar volledige eerbiediging van het recht op de bescherming van persoonsgegevens. |
(13) |
Wanneer de uitwisseling van informatie, zoals voorgeschreven in Verordening (EG) nr. 882/2004 en in dit besluit, betrekking heeft op de verwerking van persoonsgegevens, moet een zorgvuldige beoordeling plaatsvinden om te verzekeren dat de verwerking strikt noodzakelijk is voor efficiënte administratieve bijstand en samenwerking en dat de verwerking van die informatie in overeenstemming is met de nationale bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5). Wanneer uitzonderingen en beperkingen van bepaalde rechten van de betrokkenen en verplichtingen van de voor de verwerking verantwoordelijke, die zijn vastgelegd in Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001, worden overwogen ter vrijwaring van de belangen als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder d) en f), van Richtlijn 95/46/EG en in artikel 20, lid 1, onder a) en e), van Verordening (EG) nr. 45/2001, kunnen die uitzonderingen en beperkingen uitsluitend worden goedgekeurd indien zij noodzakelijk zijn en evenredig met het nagestreefde doel. Beperkingen van de rechten van betrokkenen moeten noodzakelijk zijn om verstoring van de officiële controletaken van de bevoegde autoriteiten en van de beoordeling van de naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen of diervoeders te voorkomen. In het bijzonder mogen de rechten van de betrokkenen, in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001, worden beperkt gedurende de periode waarin maatregelen worden uitgevoerd met het oog op waarneming of onopvallende controle, wanneer het verlenen ervan het doel van officiële controles of onderzoeken in gevaar zou brengen of zou ondermijnen. Om een hoog niveau van gegevensbescherming te waarborgen, moet een maximale termijn worden vastgesteld om te waarborgen dat persoonsgegevens niet langer in het AAC-systeem blijven dan nodig is om te voldoen aan de voorschriften van titel IV van Verordening (EG) nr. 882/2004. Er moet met name een bewaartermijn van vijf jaar worden vastgesteld, te rekenen vanaf de beëindiging van de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking, waarna persoonsgegevens moeten worden verwijderd uit het AAC-systeem. De bewaarperiode is nodig om de contactinstanties en de Commissie, nadat de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking is afgesloten, voldoende lang de tijd te geven om de informatie te raadplegen, teneinde te kunnen vaststellen of terugkerende, samenhangende of wijdverbreide gevallen van niet-naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders tijdig worden opgespoord. |
(14) |
Er moeten voorschriften worden vastgesteld voor het corrigeren van via het AAC-systeem uitgewisselde informatie om te waarborgen dat de in dat systeem opgeslagen informatie juist is. Er moeten tevens minimumeisen voor de gegevensbeveiliging worden vastgesteld om ongeoorloofde toegang of gebruikmaking van deze gegevens te voorkomen. |
(15) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
AFDELING I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij dit besluit worden de voorschriften vastgesteld voor de instelling en het gebruik van het systeem voor administratieve bijstand en samenwerking (Administrative Assistance and Cooperation system — „AAC-systeem”) om de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling en tussen deze bevoegde autoriteiten en de Commissie overeenkomstig titel IV van Verordening (EG) nr. 882/2004 te ondersteunen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1. „procedure voor administratieve bijstand en samenwerking”: een vastgelegd werkproces waarin het AAC-systeem voorziet en dat contactinstanties en de Commissie in staat stelt om overeenkomstig de artikelen 36, 37 en 38 van Verordening (EG) nr. 882/2004 informatie over mogelijke gevallen van niet-naleving uit te wisselen;
2. „beëindiging van een procedure voor administratieve bijstand en samenwerking”: het gebruik van de in het AAC-systeem voorziene technische faciliteit om een procedure voor administratieve bijstand en samenwerking te beëindigen;
3. „verwijdering van een procedure voor administratieve bijstand en samenwerking”: verwijdering van een procedure voor administratieve bijstand en samenwerking die per abuis in het AAC-systeem is geüpload.
AFDELING II
WERKING VAN HET AAC-SYSTEEM
Artikel 3
Oprichting en beheer van het AAC-systeem
1. De Commissie stelt het AAC-systeem in, beheert het en werkt het waar nodig bij.
2. De Commissie verleent de krachtens artikel 35, lid 1, van Verordening (EG) nr. 882/2004 door elke lidstaat aangewezen contactinstanties („de contactinstanties”) toegang tot het AAC-systeem.
3. Op verzoek van een in lid 2 bedoelde contactinstantie verleent de Commissie aan het aangewezen personeel van de bevoegde autoriteiten op centraal of regionaal niveau in die lidstaat toegang tot het AAC-systeem. De toegang wordt beperkt tot de nodige technische functies van het AAC-systeem om informatie uit te wisselen tussen deze bevoegde autoriteiten en de contactinstantie die om toegang heeft verzocht in verband met de uitwerking van procedures voor administratieve bijstand en samenwerking die de contactinstantie behandelt.
4. De Commissie zorgt ervoor dat het krachtens artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (Rapid Alert System for Food and Feed — RASFF) en het krachtens artikel 2 van Beschikking 2004/292/EG ingestelde geïntegreerde veterinaire computersysteem (Trade Control and Expert System — Traces) de nodige informatie kunnen verstrekken aan het AAC-systeem en bijgevolg aan de contactinstanties.
Artikel 4
Contactinstanties verantwoordelijk voor de uitwisseling van informatie over mogelijke via misleidende frauduleuze praktijken begane niet-naleving
De lidstaten geven specifiek aan welke in artikel 3, lid 2, bedoelde contactinstanties zijn aangewezen om informatie over mogelijke via misleidende frauduleuze praktijken begane niet-naleving uit te wisselen.
Artikel 5
Verantwoordelijkheden van de contactinstanties met betrekking tot het AAC-systeem
1. De contactinstanties zijn verantwoordelijk voor:
a) |
het naleven van de in artikel 7, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 882/2004 voorziene geheimhoudingsregels door hun personeel; |
b) |
het uploaden in het AAC-systeem van verzoeken om bijstand overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 882/2004 („verzoeken om bijstand”), kennisgevingen van niet-naleving overeenkomstig de artikelen 37 en 38 van die Verordening („kennisgevingen van niet-naleving”) en de antwoorden op dergelijke verzoeken om bijstand en kennisgevingen van niet-naleving indien nodig; |
c) |
het erop toezien dat de informatie die overeenkomstig de artikelen 36, 37 en 38 van Verordening (EG) nr. 882/2004 aan een contactinstantie in een andere lidstaat moet worden verstrekt, onverwijld in het AAC-systeem wordt geüpload; |
d) |
het nemen van alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de in het AAC-systeem geüploade informatie correct is en waar nodig wordt gecorrigeerd en bijgewerkt; |
e) |
het verwijderen van informatie uit het AAC-systeem die per abuis is geüpload of niet meer nodig is om een procedure voor administratieve bijstand en samenwerking in te leiden, uiterlijk 30 dagen na de datum waarop deze is geüpload. |
2. De voorschriften van lid 1, onder a), d) en e), zijn ook van toepassing op het personeel van de in artikel 3, lid 3, bedoelde bevoegde autoriteiten op centraal of regionaal niveau. Indien een contactinstantie beschikt over aanwijzingen dat gegevens niet correct zijn of per abuis in het AAC-systeem zijn ingegeven, brengt zij de contactinstantie die deze gegevens in het AAC-systeem heeft ingegeven, zo snel mogelijk op de hoogte.
Artikel 6
Beëindiging van de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking
1. De contactinstantie die het verzoek om bijstand of de kennisgeving van niet-naleving overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder b), heeft geüpload, beëindigt de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking nadat zij van de ontvangende contactinstantie een passend antwoord op het verzoek om bijstand of de kennisgeving van niet-naleving heeft gekregen.
2. Indien binnen een termijn van zes maanden na de datum waarop het verzoek om bijstand of de kennisgeving van niet-naleving overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder b), in het AAC-systeem is geüpload, de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking niet is beëindigd, vraagt het AAC-systeem aan de contactinstantie die het verzoek of de kennisgeving heeft verstuurd, te bevestigen dat de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking nog loopt.
De contactinstantie die het verzoek of de kennisgeving heeft verstuurd, moet binnen 15 werkdagen bevestigen dat de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking nog loopt of de procedure beëindigen indien deze niet meer nodig is. Indien de contactinstantie geen bevestiging geeft noch de procedure beëindigt, beëindigt het AAC-systeem de procedure automatisch.
3. Wanneer overeenkomstig lid 2 wordt bevestigd dat de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking nog loopt, blijft deze in het AAC-systeem openstaan.
Vanaf de datum van deze bevestiging leidt elke periode van zes maanden zonder uitwisseling van informatie ertoe dat de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking automatisch wordt beëindigd.
Artikel 7
Verantwoordelijkheden van de Commissie met betrekking tot het AAC-systeem
De Commissie:
a) |
ziet toe op de ontwikkeling, het onderhoud, de ondersteuning en de eventueel noodzakelijke bijwerking van de software en IT-infrastructuur van het AAC-systeem; |
b) |
houdt toezicht op de uitwisseling van informatie via het AAC-systeem om activiteiten op te sporen die strijdig zijn of lijken te zijn met de wetgeving inzake levensmiddelen of diervoeders en die op het niveau van de Unie van bijzonder belang zijn, zoals bedoeld in artikel 40, lid 1, van Verordening (EG) nr. 882/2004; |
c) |
analyseert de informatie die via het AAC-systeem wordt uitgewisseld in het kader van haar cöordinerende taken, zoals bedoeld in artikel 40, lid 1, van Verordening (EG) nr. 882/2004, en met het oog op het opstellen van verslagen om de uitvoering van die verordening te vergemakkelijken; |
d) |
biedt de nodige sjablonen voor en begeleiding bij het gebruik van het AAC-systeem. |
Artikel 8
Uitwisseling van informatie via het AAC-systeem
1. Informatie wordt via het AAC-systeem uitgewisseld door gebruik te maken van het door de Commissie overeenkomstig artikel 7, onder d), beschikbaar gestelde sjabloon.
2. De via het AAC-systeem uitgewisselde informatie bevat voor elk geval ten minste:
a) |
de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten en ambtenaren die het geval onderzoeken; |
b) |
een beschrijving van de mogelijke niet-naleving; |
c) |
indien mogelijk, gegevens over de identiteit van de hierbij betrokken exploitanten van bedrijven; |
d) |
gegevens over de dieren of goederen die betrokken zijn bij het mogelijke geval van niet-naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen of diervoeders; |
e) |
de vermelding of de informatie wordt uitgewisseld met het oog op:
|
f) |
de vermelding van de contactinstantie waaraan het verzoek om bijstand of de kennisgeving van niet-naleving wordt gericht; |
g) |
de vermelding of het verzoek om bijstand of de kennisgeving van niet-naleving betrekking heeft op een mogelijk geval van via misleidende frauduleuze praktijken begane niet-naleving en of de toegang tot de informatie voor contactinstanties moet worden beperkt zoals bedoeld in artikel 4. |
AFDELING III
VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS EN BEVEILIGING
Artikel 9
Beperking van de doeleinden
1. De uitwisseling en verwerking van persoonsgegevens via het AAC-systeem door de contactinstanties en de Commissie heeft enkel tot doel de in titel IV van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde voorschriften inzake administratieve bijstand en samenwerking uit te voeren.
2. Persoonlijke informatie waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, en informatie betreffende de gezondheid of het seksueel gedrag mogen in geen geval worden opgenomen in de uitwisseling van gegevens.
Artikel 10
Gegevensbescherming
1. Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 zijn van toepassing voor zover de via het AAC-systeem uitgewisselde informatie persoonsgegevens bevat zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 95/46/EG en in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 45/2001.
2. Met betrekking tot hun verantwoordelijkheden voor het ingeven van de relevante informatie in het AAC-systeem, de verwerking van persoonsgegevens dat mogelijk hieruit voortvloeit, en de in artikel 3, lid 3, bedoelde uitwisseling van informatie, worden de bevoegde autoriteiten en contactinstanties van de lidstaten beschouwd als verantwoordelijken voor de verwerking zoals gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Richtlijn 95/46/EG.
3. Met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor het beheer van het AAC-systeem en de verwerking van persoonsgegevens die mogelijk voortvloeit uit artikel 5 van dit besluit, wordt de Commissie beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking zoals gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001.
4. Lidstaten kunnen de rechten en verplichtingen krachtens artikel 6, lid 1, artikel 10, artikel 11, lid 1, en artikel 12 van Richtlijn 95/46/EG indien nodig beperken om de in artikel 13, lid 1, onder d) en f), van die richtlijn genoemde belangen te beschermen.
5. De Commissie kan de rechten en verplichtingen krachtens artikel 4, lid 1, artikel 11, artikel 12, lid 1, en de artikelen 13 tot en met 17 van Verordening (EG) nr. 45/2001 beperken voor zover die beperking een noodzakelijke maatregel vormt ter vrijwaring van de in artikel 20, lid 1, onder a) en e), van die verordening genoemde belangen gedurende de periode waarin acties worden gepland of uitgevoerd om de naleving van de wetgeving inzake levensmiddelen of diervoeders te controleren of om de wetgeving inzake levensmiddelen of diervoeders te handhaven in het specifieke geval waarop de informatie betrekking heeft.
Artikel 11
Bewaring van persoonsgegevens
De Commissie zal de in het AAC-systeem verwerkte persoonsgegevens verwijderen zodra deze niet meer nodig zijn voor het doel waarvoor deze zijn verzameld en verwerkt en, als algemene regel, uiterlijk vijf jaar nadat de procedure voor administratieve bijstand en samenwerking is beëindigd.
Artikel 12
Gegevensbeveiliging
De Commissie en de lidstaten zien erop toe dat het AAC-systeem voldoet aan de in respectievelijk artikel 22 van Verordening (EG) nr. 45/2001 en artikel 17 van Richtlijn 95/46/EG vastgestelde voorschriften.
Artikel 13
Datum van inwerkingtreding
Dit besluit is van toepassing met ingang van de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 14
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 22 oktober 2015.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(3) Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63).
(4) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(5) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
Rectificaties
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/38 |
Rectificatie van Verordening (EU) 2015/845 van de Commissie van 27 mei 2015 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor azoxystrobin, chlorantraniliprole, cyantraniliprole, dicamba, difenoconazool, fenpyroximaat, fludioxonil, glufosinaat-ammonium, imazapic, imazapyr, indoxacarb, isoxaflutool, mandipropamid, penthiopyrad, propiconazool, pyrimethanil, spirotetramat en trinexapac in of op bepaalde producten
( Publicatieblad van de Europese Unie L 138 van 4 juni 2015 )
Bladzijde 27, punt 2, onder a):
in plaats van:
„in deel A worden de kolommen voor chlorantraniliprole, dicamba, difenoconazool, glufosinaat-ammonium, imazapic, imazapyr, mandipropamid, penthiopyrad en spirotetramat vervangen door:”,
te lezen:
„in deel A worden de kolommen voor chlorantraniliprole, dicamba, difenoconazool, fenpyroximaat, glufosinaat-ammonium, imazapic, imazapyr, mandipropamid, penthiopyrad en spirotetramat vervangen door:”.
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/38 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1514 van de Raad van 14 september 2015 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 239 van 15 september 2015 )
Bladzijde 31, bijlage (wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014), afdeling II, „Personen”, vermelding nr. 1, kolom getiteld „Naam”:
in plaats van:
„Sergei Valerievich AKSENOV (Сер Валерьевич AKCëHOB)”,
te lezen:
„Sergei Valerievich AKSENOV (Сергей Валерьевич AKCëHOB)”.
24.10.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/39 |
Rectificatie van Besluit (GBVB) 2015/1524 van de Raad van 14 september 2015 tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 239 van 15 september 2015 )
Bladzijde 158, bijlage (wijziging van de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB), afdeling II, „Personen”, vermelding nr. 1, kolom getiteld „Naam”:
in plaats van:
„Sergei Valerievich AKSENOV (Сер Валерьевич AKCëHOB)”,
te lezen:
„Sergei Valerievich AKSENOV (Сергей Валерьевич AKCëHOB)”.