ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1100 VAN DE COMMISSIE
van 7 juli 2015
betreffende de rapportageplicht van de lidstaten in het kader van het toezicht op de spoormarkt
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (1), en met name artikel 15, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op het toezicht op de spoormarkt zijn de lidstaten volgens artikel 15, lid 5, van Richtlijn 2012/34/EU verplicht om verslag uit te brengen over het gebruik van de netten en de ontwikkeling van de kadervoorwaarden in de spoorsector. |
(2) |
Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie dient de Commissie om de twee jaar verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de onderwerpen die worden vermeld in artikel 15, lid 4, van Richtlijn 2012/34/EU. |
(3) |
De lidstaten bezorgen de Commissie al een aantal jaren de nodige informatie op vrijwillige basis. Met het oog op de eenvormigheid en vergelijkbaarheid van de door de lidstaten verstrekte gegevens moeten precieze regels voor de inhoud en opmaak van die gegevens worden opgesteld. |
(4) |
Deze verordening voorziet in een jaarlijks door de lidstaten in te vullen vragenlijst met het oog op het toezicht op de technische en economische omstandigheden en de marktontwikkelingen van het spoorvervoer in de Unie. |
(5) |
Voor het verzamelen van de nodige gegevens moeten de lidstaten op nationaal niveau samenwerken met sociale partners, gebruikers, regelgevende instanties en andere betrokken bevoegde instanties. |
(6) |
De Commissie stelt vast welke gegevens via de vragenlijst moeten worden ingediend en houdt daarbij rekening met bestaande bronnen en gegevens die al in het kader van de huidige rapportageplicht worden verstrekt, om de extra last voor de sector en de lidstaten zoveel mogelijk te beperken. In het bijzonder dient de Commissie waar mogelijk gegevens te gebruiken die krachtens de volgende rechtshandelingen zijn gerapporteerd:
|
(7) |
Het Europees netwerk van toezichthoudende instanties voor het spoor moet nauw worden betrokken bij de volgens artikel 15 van Richtlijn 2012/34/EU verplichte verslaggeving, alsook bij het bijwerken van de methode voor het verzamelen van gegevens. |
(8) |
De vragenlijst in de bijlage moet voor het verzamelen van gegevens worden gebruikt vanaf verslagjaar 2015. Aangezien de lidstaten de bestaande mechanismen voor gegevensverzameling misschien moeten aanpassen na de inwerkingtreding van deze verordening, moet voor de eerste twee verslagjaren worden voorzien in een overgangsperiode. Tijdens die overgangsperiode moeten de lidstaten de Commissie op de hoogte brengen van afwijkingen in de inhoud en opmaak van de desbetreffende onderdelen van de vragenlijst, om een foute interpretatie te vermijden. |
(9) |
Op verzoek van de betrokken spoorwegonderneming en als dat gerechtvaardigd is op grond van het handelsgeheim, kunnen de lidstaten de in punt 7 van de vragenlijst gevraagde gegevens onder pseudoniem indienen. |
(10) |
Alle betrokken partijen moeten de in het kader van deze verordening verzamelde gegevens kunnen inkijken, behalve als het handelsgeheim moet worden gerespecteerd. |
(11) |
Door de technische en wetenschappelijke vooruitgang kunnen methodologieën, definities en werkwijzen voor het verzamelen van gegevens na verloop van tijd veranderen. De omvang van de vragenlijst kan ook worden beperkt of uitgebreid als gevolg van de ontwikkelingen op de spoormarkt en de betere beschikbaarheid van gegevens. De bijlage bij deze verordening moet daarom regelmatig worden bijgewerkt overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 62, lid 3, van Richtlijn 2012/34/EU. |
(12) |
Via de werkgroep voor toezicht op de spoormarkt heeft de Commissie overlegd met de sociale partners van de spoorsector en met gebruikers. Ook heeft zij het Europees netwerk van toezichthoudende instanties voor het spoor geraadpleegd. |
(13) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 62, lid 1, van Richtlijn 2012/34/EU bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden de inhoud en de opmaak vastgesteld van de gegevens die de lidstaten aan de Commissie moeten verstrekken in het kader van hun rapportageplicht voor het toezicht op de spoormarkt.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities van artikel 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (7), artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad (8) en artikel 3 van Richtlijn 2012/34/EU van toepassing.
Daarnaast gelden de volgende definities:
a) „toegangsrechten” (TAC): inning van heffingen voor het minimumtoegangspakket als bedoeld in punt 1 van bijlage II bij Richtlijn 2012/34/EU;
b) „hogesnelheidsdiensten”: passagiersdiensten die worden verleend door hogesnelheidstreinen, met inbegrip van kantelbaktreinen, die ten minste op een gedeelte van de dienst een snelheid van minstens 200 km/u halen; het gebruik van hogesnelheidsinfrastructuur is niet altijd nodig;
c) „conventionele langeafstandsdiensten”: andere passagiersdiensten dan stedelijke, voorstedelijke, regionale of hogesnelheidsdiensten;
d) „station”: plaats op een spoorlijn waar een passagierstrein kan vertrekken, halt houden of de reis beëindigen;
e) „goederenterminal”: plaats die is uitgerust voor overlading en opslag van intermodale transporteenheden, als ten minste één van de vervoerswijzen de spoorweg is;
f) „totale vergoeding van de staat” (in het kader van contractuele overeenkomsten): totaalbedrag dat de staat is overeengekomen te betalen aan de infrastructuurbeheerder als financiering gedurende de gehele looptijd van het contract;
g) „toezichthoudende instantie”: instantie die overeenkomstig de nationale wetgeving controleert of de infrastructuurbeheerder de contractuele overeenkomst naleeft;
h) „spoor”: paar rails waarop spoorvoertuigen kunnen rijden;
i) „specifieke hogesnelheidslijn”: lijn die speciaal is aangelegd voor verkeer met een snelheid van gewoonlijk ten minste 250 km/h op de hoofdsegmenten; op verbindingssegmenten kan de snelheid worden verlaagd om rekening te houden met de plaatselijke omstandigheden;
j) „knooppunt”: belangrijk punt op het spoorwegnet waar verschillende spoorlijnen met elkaar verbonden zijn;
k) „internationale passagierstrein”: passagiersdienst waarbij de trein minstens één grens van een lidstaat overschrijdt en de passagiers tussen stations in verschillende lidstaten reizen;
l) „binnenlandse passagierstrein”: passagiersdienst die uitsluitend binnen de grenzen van één lidstaat wordt geëxploiteerd;
m) „binnenlandse goederentrein”: goederendienst die uitsluitend binnen de grenzen van één lidstaat wordt geëxploiteerd;
n) „treinpadtoewijzing”: besluit over de toewijzing van een afzonderlijk treinpad/afzonderlijke treinpaden voor exploitatie; elke treinpadtoewijzing voor een trein die deel uitmaakt van een geregelde lijndienst wordt als een afzonderlijke toewijzing beschouwd;
o) „geprogrammeerd treinpad”: treinpad dat is toegewezen overeenkomstig de programmeringsregels van artikel 45 van Richtlijn 2012/34/EU;
p) „ad-hoctreinpad”: treinpad dat is toegewezen na een aanvraag als bedoeld in artikel 48 van Richtlijn 2012/34/EU;
q) „treinpadafwijzing”: treinpadaanvraag die door de infrastructuurbeheerder is afgewezen op grond van de coördinatieprocedure van artikel 46, lid 1, van Richtlijn 2012/34/EU; elke geannuleerde trein die deel uitmaakt van een geregelde lijndienst wordt als een afzonderlijke treinpadafwijzing beschouwd;
r) „onderhoud”: lopende uitgaven die de infrastructuurbeheerder verricht om de toestand en de capaciteit van de bestaande infrastructuur te handhaven;
s) „vervanging”: kapitaaluitgaven waarbij een belangrijk deel van de bestaande infrastructuur wordt vervangen zonder dat de algemene prestaties van het netwerk worden veranderd;
t) „verbetering”: kapitaaluitgaven waarbij een belangrijk deel van de bestaande infrastructuur wordt gewijzigd, waardoor de algemene prestaties van het netwerk worden verbeterd;
u) „nieuwe infrastructuur”: kapitaaluitgaven voor de bouw van nieuwe infrastructuur;
v) „overheidsmiddelen” (in het kader van infrastructuuruitgaven): middelen die rechtstreeks uit overheidssubsidies voor investeringen komen;
w) „eigen middelen”: middelen uit de inkomsten die infrastructuurbeheerders of exploitanten van dienstvoorzieningen hebben verdiend door toegangsrechten of op andere wijze;
x) „inkomsten”: alle tijdens de verslagperiode geïnde vergoedingen voor het verrichten van spoorvervoersdiensten; andere inkomsten, zoals opbrengsten van catering, stationsdiensten en diensten aan boord, worden niet meegeteld;
y) „doorvoer”: vervoer door een land tussen een laad- of instapplaats en een los- of uitstapplaats die beide buiten dat land liggen;
z) „binnenlands spoorverkeer”: alle verkeer van spoorvoertuigen binnen de grenzen van een bepaald land, ongeacht het land waar de voertuigen zijn ingeschreven;
(aa) „vertraging”: tijdverschil tussen het tijdstip in de dienstregeling en het werkelijke tijdstip waarop een trein een specifieke plaats voorbijrijdt op de route waarop reisgegevens worden vastgelegd;
(bb) „geannuleerde dienst”: trein die in de operationele fase wordt geannuleerd om redenen die verband houden met de spoorvervoersdienst, waaronder een geplande halte die wegvalt als een trein wordt omgeleid of een treindienst die wordt vervangen door vervoer over de weg;
(cc) „gemiddelde dienstregelingssnelheid”: snelheid die wordt berekend door de totale lengte van een reis te delen door de tijd die de reis vermoedelijk volgens de dienstregeling zal duren;
(dd) „compensatie voor openbaredienstverplichting” of „ODV-compensatie”: financiële voordelen die tijdens de verslagperiode rechtstreeks of onrechtstreeks door een bevoegde instantie uit overheidsmiddelen worden verstrekt voor de exploitatie van spoorwegdiensten in het kader van een openbaredienstverplichting;
(ee) „commercieel vervoer”: alle passagiersvervoer dat niet tot de diensten in het kader van openbaredienstverplichtingen behoort;
(ff) „hoofdspoorwegonderneming”: grootste onderneming op het punt van reizigers-km of ton-km;
(gg) „actieve vergunning”: vergunning die is verleend aan een spoorwegonderneming die van start is gegaan binnen de door de lidstaat overeenkomstig artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2012/34/EU vastgestelde termijn en die binnen die periode haar werkzaamheden niet heeft stopgezet;
(hh) „passieve vergunning”: vergunning die is verleend aan een spoorwegonderneming die niet van start is gegaan binnen de door de lidstaat overeenkomstig artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2012/34/EU vastgestelde termijn of die binnen die periode haar werkzaamheden heeft stopgezet, en vergunningen die zijn opgeschort of ingetrokken;
ii) „vergoeding voor de verkrijging van een licentie”: alle vergoedingen die door een vergunningverlenende autoriteit worden aangerekend voor de behandeling van de aanvraag;
(jj) „termijn voor de verkrijging van een vergunning”: tijd tussen de datum waarop een volledige aanvraag voor een vergunning is ingediend en de datum van de definitieve beslissing;
(kk) „voltijdequivalenten”: totaal aantal uren, inclusief overwerk, dat gedurende een jaar in een baan wordt gepresteerd gedeeld door het jaarlijks gemiddelde aantal gewerkte uren in een voltijdbaan;
(ll) „rangeerstation”: terrein of een deel van een terrein dat is uitgerust met een aantal sporen of andere voorzieningen die worden gebruikt voor rangeerbewegingen van spoorvoertuigen, inclusief wisselen.
Artikel 3
Verzamelen en indienen van gegevens
1. Uiterlijk 31 december van elk jaar moeten de lidstaten bij de Commissie de gegevens indienen die zijn vermeld in de vragenlijst in de bijlage en die betrekking hebben op het voorgaande jaar.
2. Elke lidstaat verstrekt de Commissie de gegevens die betrekking hebben op het spoorvervoer op zijn grondgebied.
3. Als een spoorwegonderneming in meer dan een lidstaat actief is, verstrekt zij de nationale autoriteiten afzonderlijke gegevens voor elke lidstaat waarin zij actief is.
4. Voor het verkrijgen van de nodige gegevens mogen de lidstaten de volgende gegevensbronnen combineren:
a) |
verplichte onderzoeken; |
b) |
administratieve gegevens, waaronder gegevens die zijn verzameld door bureaus voor de statistiek en andere regelgevende instanties; |
c) |
statistische schattingen, mits de gebruikte methode wordt toegelicht; |
d) |
gegevens van relevante sectororganisaties of andere betrokken partijen, en |
e) |
ad-hocstudies. |
De instanties die over de desbetreffende gegevens beschikken, verstrekken die op verzoek.
5. Om de lidstaten te helpen bij het waarborgen van de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de gegevens kan de Commissie methodologische richtsnoeren uitwerken, waarbij rekening wordt gehouden met de beste praktijken van nationale autoriteiten en beroepsorganisaties in de spoorsector.
6. De lidstaten dienen de gegevens in bij de Commissie via de elektronische versie van de vragenlijst, die op de website van de Commissie ter beschikking wordt gesteld.
7. De Commissie kan de betrokken lidstaat helpen bij het vinden van een methode voor het verstrekken van de ontbrekende gegevens.
Artikel 4
Overgangsbepalingen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat zij hun gegevens op zodanige wijze verzamelen dat die uiterlijk vanaf verslagjaar 2017 kunnen worden verstrekt met de inhoud en opmaak die in de bijlage is bepaald. Als de lidstaten ernstige problemen ondervinden om hun gegevens aan te passen of bezwaar maken in verband met de relevantie van of de behoefte aan bepaalde gegevenscategorieën, zal worden onderzocht of de bijlage moet worden bijgewerkt.
2. Als de lidstaten tijdens de overgangsperiode hun gegevens niet volgens de in de bijlage bepaalde inhoud en opmaak kunnen bezorgen, doen zij dat in de opmaak die er het beste op lijkt en geven zij daarbij de afwijkingen aan.
Artikel 5
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.
(2) Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de invoering van een boekhouding van de uitgaven voor de wegen voor het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (PB L 130 van 15.6.1970, blz. 4).
(3) Verordening (EG) nr. 91/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de statistieken van het spoorvervoer (PB L 14 van 21.1.2003, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat de gemeenschappelijke referentieperiode voor het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).
(5) Verordening (EG) nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 14).
(6) Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 110).
(7) Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).
(8) Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22).
BIJLAGE
VRAGENLIJST OVER HET TOEZICHT OP DE SPOORMARKT
Achtergrondinformatie
Lidstaat: ☐ BE ☐ BG ☐ CZ ☐ DK ☐ DE ☐ EE ☐ IE ☐ EL ☐ ES ☐ FR ☐ HR ☐ IT ☐ CY ☐ LV ☐ LT ☐ LU ☐ HU ☐ MT ☐ NL ☐ AT ☐ PL ☐ PT ☐ RO ☐ SI ☐ SK ☐ FI ☐ SE ☐ UK ☐ NEEN Verslagperiode: ☐☐/☐☐/☐☐ — ☐☐/☐☐/☐☐ Verantwoordelijke autoriteit: E-mailadres contactpunt: |
De lidstaten die de euro niet als nationale munt hebben, moeten de gemiddelde wisselkoers tijdens de verslagperiode gebruiken om de geldwaarde van hun munt om te rekenen in euro. Vermeld hieronder de gebruikte wisselkoers.
1 ☐☐☐ = ☐,☐☐☐☐ EUR |
Vragen met een sterretje (*) zijn facultatief.
Hoewel de rapportageplicht in deze bijlage geldt voor spoorwegondernemingen, is zij niet van toepassing op spoorwegondernemingen die alleen stads-, voorstads- of regionale treinen exploiteren op lokale en regionale op zichzelf staande netten zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2012/34/EU.
1. Infrastructuurheffingen
1.1. Gemiddelde spoortoegangsheffingen (track access charges, TAC's) per trein-km voor verschillende treincategorieën
De tabel moet alleen worden ingevuld voor de treincategorieën die in de rapporterende lidstaat worden gebruikt. Als geen rekenkundige gemiddelden kunnen worden berekend, mag een raming van de TAC's voor de verschillende treincategorieën worden opgegeven. De methode voor de berekening of raming van de TAC's moet worden toegelicht in vak 1.5 (1).
Treincategorie (alleen als die in de rapporterende lidstaat wordt gebruikt) |
Spoortoegangsheffingen, zonder toeslagen (EUR/trein-km) |
Passagiersvervoer: |
|
Voorstads- en regionaal vervoer |
☐☐☐,☐☐ |
Conventioneel langeafstandsvervoer |
☐☐☐,☐☐ |
Hogesnelheidstreinen op specifieke hogesnelheidslijnen |
☐☐☐,☐☐ |
Goederenvervoer: |
|
Goederentrein van 1 000 brutoton |
☐☐☐,☐☐ |
Goederentrein van 1 600 brutoton |
☐☐☐,☐☐ |
Goederentrein van 6 000 brutoton |
☐☐☐,☐☐ |
1.2. Inkomsten van infrastructuurbeheerders uit heffingen op infrastructuur, stations en terminals
Alleen heffingen die door infrastructuurbeheerder zijn geïnd, moeten worden opgegeven. Het gaat onder meer om heffingen op stationsfaciliteiten en goederenterminals die eigendom zijn van of beheerd worden door infrastructuurbeheerders.
|
Inkomsten (× 1 000 EUR) |
Passagiersvervoer: |
|
Totale inkomsten uit spoortoegangsheffingen, inclusief toeslagen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totale inkomsten uit stationsheffingen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Waarvan: |
|
Stationsheffingen voor voorstads- en regionale treinen (*) |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Stationsheffingen voor conventionele langeafstandstreinen en hogesnelheidstreinen (*) |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Andere heffingen geïnd van exploitanten van passagiersvervoer |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Goederenvervoer: |
|
Totale inkomsten uit spoortoegangsheffingen, inclusief toeslagen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totale inkomsten uit goederenterminalheffingen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Andere heffingen geïnd van exploitanten van goederenvervoer |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totale inkomsten geïnd door infrastructuurbeheerders |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
1.3. Belangrijkste kenmerken van de contractuele overeenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2012/34/EU
Infrastructuurbeheerder (naam) |
Lengte van het net (km) |
Begindatum |
Einddatum |
Zijn er prestatie-indicatoren overeengekomen? (2) Zo ja, welke? |
Totale overheidscompensatie (× 1 000 EUR) |
Staat het contract onder toezicht van een instantie? Zo ja, welke? (naam) |
||
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
|
☐☐☐☐☐☐ |
☐ JA ☐ NEEN |
|
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
|
☐☐☐☐☐☐ |
☐ JA ☐ NEEN |
|
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
|
☐☐☐☐☐☐ |
☐ JA ☐ NEEN |
|
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
|
☐☐☐☐☐☐ |
☐ JA ☐ NEEN |
|
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
|
☐☐☐☐☐☐ |
☐ JA ☐ NEEN |
|
1.4. Lawaaibestrijding
Zijn er dwingende bepalingen (in werking of gepland) waardoor spoorwegondernemingen en/of infrastructuurbeheerders maatregelen moeten nemen om de bevolking tegen spoorweglawaai te beschermen? Het kan onder meer gaan om een beperking van de omvang van het verkeer, geluidsbarrières of naar geluid gedifferentieerde TAC's die erop gericht zijn goederenwagons sneller uit te rusten met „stille” remblokken.
☐ JA ☐ NEEN
Zo ja, welke? |
1.5. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
leg uit hoe de gemiddelde TAC's per trein-km in tabel 1.1 zijn berekend en welke onderdelen van de heffingen zijn opgenomen, |
— |
vermeld of de opgegeven TAC's toeslagen omvatten, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit, |
— |
geef aan of naar ERTMS (3) gedifferentieerde TAC's zijn toegepast. |
|
2. Capaciteitstoewijzing
2.1. Overbelaste infrastructuursegmenten
Verstrek de volgende informatie over de toestand van de overbelaste segmenten, zoals gedefinieerd in artikel 47, lid 1, van Richtlijn 2012/34/EU, aan het einde van de verslagperiode.
Totale lengte van de overbelaste baanvakken (in km) |
☐☐☐☐☐☐ |
Waarvan: |
|
Specifieke hogesnelheidslijnen (in km) |
☐☐☐☐☐☐ |
Corridors voor goederenvervoer per spoor (in km) |
☐☐☐☐☐☐ |
|
|
Aantal overbelaste knooppunten |
☐☐☐ |
2.2. Prioritaire diensten
Rangschik de spoorwegdiensten (1 heeft de hoogste prioriteit) in het geval de rapporterende lidstaat prioriteitscriteria moet gebruiken om infrastructuurcapaciteit toe te wijzen, bijv. binnen de programmerings- en coördinatieprocedure en als zich tijdelijke capaciteitsbeperkingen of -verstoringen voordoen. Vul een kruisje („x”) in als een dienst niet aan de prioriteitscriteria voldoet.
|
|||||||||||||
|
Vermeld: |
2.3. Treinpadtoewijzigen en -afwijzingen voor verschillende diensten
De tabel moet alleen worden ingevuld voor de treincategorieën die in de rapporterende lidstaat worden gebruikt. Verstrek de volgende informatie over de situatie na de programmerings- en coördinatieprocedures, als bedoeld in de artikelen 45 en 46 van Richtlijn 2012/34/EU.
Dienst |
Geprogrammeerde treinpaden |
Ad-hoctreinpaden |
||
Treinpadtoewijzingen (aantal) |
Treinpadafwijzingen (aantal) |
Treinpadtoewijzingen (aantal) |
Treinpadafwijzingen (aantal) |
|
Totaal aantal passagierstreinen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Binnenlands voorstedelijk en regionaal |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Binnenlands conventioneel over lange afstand |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Binnenlands HST |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Internationaal |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totaal aantal goederentreinen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Binnenlands vervoer |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Internationaal vervoer |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Waarvan: |
||||
paden die worden toegewezen door de enige loketten van de corridors voor goederenvervoer per spoor. |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
2.4. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit, |
— |
geef een beknopte beschrijving van de prioriteitscriteria die de infrastructuurbeheerders bij treinpadtoewijzingen hebben toegepast en de omstandigheden waarin dat is gebeurd, bv. binnen de programmerings- en coördinatieprocedure en bij een tijdelijke beperking of verstoring van de capaciteit, |
— |
specificeer of een heffing voor capaciteitsgebrek als bedoeld in artikel 31, lid 4, van Richtlijn 2012/34/EU, is toegepast, |
— |
specificeer of capaciteitsvergrotingsplannen als bedoeld in artikel 51 van Richtlijn 2012/34/EU zijn opgesteld en uitgevoerd. |
|
3. Infrastructuuruitgaven
Geef de uitgaven op die de belangrijkste infrastructuurbeheerders en andere eigenaren van stations en goederenterminals tijdens de verslagperiode hebben gemaakt. Voor gefragmenteerde markten mag de verslaggeving worden beperkt tot de uitgaven van de eigenaren van grote stations en goederenterminals (4). Geef voor intermodale stations en terminals alleen de uitgaven voor spoorvervoer op.
3.1. Overzicht van de uitgaven voor spoorweginfrastructuur
(× 1000 EUR) |
||||
|
Onderhoud |
Vervanging |
Verbetering |
Nieuwe infrastructuur |
Conventionele lijnen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Specifieke hogesnelheidslijnen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Grote stations |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Grote goederenterminals |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totale uitgaven |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
3.2. Financieringsbron voor uitgaven voor verschillende infrastructuuronderdelen (5)
(× 1000 EUR) |
|||
|
Overheidsmiddelen |
EU-middelen |
Eigen middelen |
Bestaande infrastructuur, waaronder grote stations en goederenterminals |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Nieuwe infrastructuur |
|||
Conventionele en hogesnelheidslijnen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Grote stations |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Grote goederenterminals |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totale uitgaven |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
3.3. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit, |
— |
verwijs naar de overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2012/34/EU gepubliceerde nationale strategie voor de ontwikkeling van de infrastructuur. |
|
4. Inkomsten en verkeersvolume
4.1. Inkomsten en omvang van het passagiers- en goederenvervoer
Om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid diensten overeenkomt met de gerapporteerde inkomsten, mogen alleen inkomsten uit het vervoer op het nationale grondgebied in deze tabel worden opgegeven. Indien nodig kunnen statistische ramingen worden gebruikt. Als er nog geen officiële statistieken over verkeersvolumes zijn, mogen voorlopige waarden worden opgegeven, die later worden aangepast.
Passagiersvervoer: |
|
Totale inkomsten van spoorwegondernemingen uit vervoersdiensten (× 1 000 EUR) |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totaal dienstenvolume (× 1 000 trein-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Totaal dienstenvolume (× 1 000 000 passagiers-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Binnenlands dienstenvolume (× 1 000 000 passagiers-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Internationaal dienstenvolume (× 1 000 000 passagiers-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Dienstenvolume voor doorvoer (*) (× 1 000 000 passagiers-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Inkomsten en omvang van openbaredienstverplichtingen (ODV) en commercieel vervoer |
|
ODV: |
|
Inkomsten uit tarieven (× 1 000 EUR) |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
ODV-compensaties (× 1 000 EUR) (6) |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Dienstenvolume (× 1 000 000 passagiers-km) (7) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Commercieel vervoer: |
|
Inkomsten uit tarieven (× 1 000 EUR) |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Dienstenvolume (× 1 000 000 passagiers-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Goederenvervoer: |
|
Totale inkomsten van spoorwegondernemingen uit vervoersdiensten (× 1 000 EUR) |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Totaal dienstenvolume (× 1 000 trein-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Totaal dienstenvolume (× 1 000 000 ton-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Binnenlands dienstenvolume (× 1 000 000 ton-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Internationaal dienstenvolume (× 1 000 000 ton-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
Dienstenvolume voor doorvoer (× 1 000 000 ton-km) |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
4.2. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
vermeld of de waarden voor inkomsten uit spoorverkeer op het eigen grondgebied officiële cijfers of ramingen zijn. Als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit, |
— |
vermeld of de gegevens lacunes of inconsistenties bevatten. |
|
5. Kwaliteit van de spoorwegdiensten
De tabel moet alleen worden ingevuld voor de treincategorieën die in de rapporterende lidstaat worden gebruikt.
5.1. Stiptheid en uitval van reizigerstreinen
Passagiersvervoer: |
Totaal aantal diensten |
Aantal treinen dat op tijd aankomt (5 minuten vertraging of minder) |
Aantal geannuleerde diensten |
Voorstads- en regionale treinen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Conventionele langeafstandstreinen en HST |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
5.2. Stiptheid en uitval van goederentreinen (8)
Goederenvervoer: |
Totaal aantal diensten |
Aantal treinen dat op tijd aankomt (15 minuten vertraging of minder) |
Aantal geannuleerde diensten |
Binnenlandse treinen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Internationale treinen |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
5.3. Gemiddelde dienstregelingssnelheid van het goederenvervoer (*)
Goederenvervoer: |
Gemiddelde dienstregelingssnelheid (km/h) |
Binnenlandse treinen |
☐☐☐ |
Internationale treinen |
☐☐☐ |
5.4. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit, |
— |
leg uit hoe de „vertraging” van een trein is gemeten (bijv. alleen aan het einde van de rit of als gemiddelde voor alle geplande haltes), |
— |
verwijs naar prestatieverslagen en tevredenheidsonderzoeken die de beheersraad van de corridor voor goederenvervoer per spoor heeft gepubliceerd overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9), |
— |
verwijs naar andere, recent gevoerde onderzoeken naar de kwaliteit van het goederen- en passagiersvervoer. |
|
6. Openbaredienstverplichtingen (ODV's)
6.1. Dienstenvolume en compensatie voor diensten in het kader van openbaredienstverplichtingen in verschillende marktsegmenten
De tabel moet alleen worden ingevuld voor de treincategorieën die in de rapporterende lidstaat worden gebruikt.
|
Dienstenvolume (× 1 000 000 passagiers-km) |
Dienstenvolume (× 1 000 trein-km) |
ODV-compensaties (10) (× 1 000 EUR) |
||
Totaal |
Waarvan: |
||||
Openbaar aanbesteed |
Onderhands gegund |
||||
Totaal ODV |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Waarvan: |
|||||
Voorstads- en regionale treinen |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Conventionele langeafstandstreinen |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
HST |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
Waarvan: |
|||||
Internationale treinen in het kader van ODV's |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐,☐ |
☐☐☐☐☐☐☐☐☐ |
6.2. Toegang tot rollend materieel in het kader van ODV
Geef de volgende informatie over elk openbaredienstcontract dat tijdens de verslagperiode is gegund.
|
Beschrijving (gedekte regio's of lijnen) |
Duur (jaar) |
Contractvolume (× 1 000 trein-km/jaar) |
Exploitant (naam) |
Is de opdracht aanbesteed? |
Regelingen voor rollend materieel |
|
Omschreven in het bestek? |
Beschrijving (11) |
||||||
1. |
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
☐ JA ☐ NEEN |
|
2. |
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
☐ JA ☐ NEEN |
|
3. |
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
☐ JA ☐ NEEN |
|
… |
|
|
|
|
☐ JA ☐ NEEN |
☐ JA ☐ NEEN |
|
6.3. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit. |
|
7. Marktopenstelling
Geef een lijst van spoorwegondernemingen met een marktaandeel van 1 % of meer. Vermeld alleen de tien grootste ondernemingen als er meer dan tien een marktaandeel van minstens 1 % hebben. Het marktaandeel van andere spoorwegondernemingen kan in zijn geheel worden vermeld onder „andere”.
Gebruik pseudoniemenen als omwille van het handelsgeheim de naam van een spoorwegonderneming niet kan worden gegeven, bijv. „SO 1”, „SO 2”. Als dit niet zou volstaan om vertrouwelijkheidsproblemen op te lossen, kunnen de marktaandelen, behalve die van de hoofd- of gevestigde spoorwegonderneming, verder worden samengenomen.
7.1. Passagiersvervoer — ODV-diensten
Spoorwegonderneming (naam of pseudoniem) |
Marktaandeel van ODV-diensten (percentage) (12) |
Hoofd- of gevestigde spoorwegonderneming: |
|
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
Andere spoorwegondernemingen: |
|
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
Andere: |
☐☐☐,☐ % |
7.2. Passagiersmarkt — commercieel vervoer
Spoorwegonderneming (naam of pseudoniem) |
Marktaandeel van commercieel vervoer (percentage) (13) |
Hoofd- of gevestigde spoorwegonderneming: |
|
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
Andere spoorwegondernemingen: |
|
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
Andere: |
☐☐☐,☐ % |
7.3. Goederenmarkt
Spoorwegonderneming (naam of pseudoniem) |
Marktaandeel van goederendiensten (percentage) (14) |
Hoofd- of gevestigde spoorwegonderneming: |
|
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
Andere spoorwegondernemingen: |
|
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐☐,☐ % |
Andere: |
☐☐☐,☐ % |
7.4. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit, |
— |
geef aan of in de verslagperiode belangrijke nieuwe spoorwegondernemingen tot de passagiers- of goederenmarkt zijn toegetreden. |
|
8. Harmoniseringsgraad en wetgevende ontwikkelingen (*)
De Commissie is al op de hoogte van de mate waarin de wetgeving geharmoniseerd is, omdat de lidstaten de Commissie meedelen wanneer zij wetgeving hebben omgezet.
In dit deel kunnen de lidstaten opmerkingen maken over eventuele problemen in verband met de spoormarkt van de EU of de ontwikkeling van de nationale wetgeving inzake spoorwegen.
8.1. Aanvullende opmerkingen (*)
|
9. Vergunningen
9.1. Aantal aan spoorwegondernemingen afgegeven vergunningen (15)
Aantal actieve vergunningen aan het begin van de verslagperiode (A) |
☐☐☐☐ |
Aantal vergunningen dat tijdens de verslagperiode is opgeschort of ingetrokken (16) (B) |
☐☐☐☐ |
Aantal vergunningen dat in de verslagperiode is afgeleverd (C) |
☐☐☐☐ |
Aantal actieve vergunningen aan het einde van de verslagperiode (A – B + C) |
☐☐☐☐ |
|
|
Aantal passieve vergunningen aan het einde van de verslagperiode |
☐☐☐☐ |
9.2. Vergoedingen en termijn voor de verkrijging van een vergunning
Gemiddelde vergoeding voor een vergunning (euro) |
☐☐☐☐☐☐ |
Gemiddelde termijn voor de verkrijging van een vergunning (kalenderdagen) |
☐☐☐ |
9.3. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit. |
|
10. Werkgelegenheid en sociale voorwaarden
10.1. Geslacht en leeftijd van werknemers in de spoorsector
Geef de volgende informatie over de situatie aan het einde van de verslagperiode. Als een onderneming ook diensten verleent aan andere sectoren dan het spoor, mag het aantal werknemers worden gebaseerd op een raming van het percentage van het totale aantal werknemers dat betrokken is bij het verlenen van spoorgebonden diensten.
|
Totaal (voltijdequivalenten) |
Mannen (%) |
Vrouwen (%) |
|
< 30 jaar (%) |
30-50 jaar (%) |
> 50 jaar (%) |
Totaal personeelsbestand van de gevestigde of andere hoofdspoorwegondernemingen (17)) |
☐☐☐☐☐☐ |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
|
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
Van wie: machinisten |
☐☐☐☐☐☐ |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
|
Totaal personeelsbestand van andere spoorwegondernemingen |
☐☐☐☐☐☐ |
|
|||||
Van wie: machinisten |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Totaal personeelsbestand van hoofdinfrastructuurbeheerders |
☐☐☐☐☐☐ |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
|
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
Totaal personeelsbestand van andere infrastructuurbeheerders |
☐☐☐☐☐☐ |
|
|||||
Personeel van andere ondernemingen die diensten leveren in verband met spoorvervoer (*) (18) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Waarvan: |
|
||||||
Stations (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
|
|||||
Goederenterminals (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Onderhoud van rollend materieel (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Infrastructuuronderhoud (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Gespecialiseerde opleidingsinstellingen (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Leasing van machinisten (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Energievoorziening (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Schoonmaak van rollend materieel (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
||||||
Andere (*) |
☐☐☐☐☐☐ |
10.2. Werknemers volgens contracttype
Geef de volgende informatie over de situatie aan het einde van de verslagperiode.
|
Vaste contracten A (19) (%) |
Tijdelijke contracten B (%) |
|
Deeltijdse contracten (%) |
Leerlingen en stagiairs (%) |
Totaal personeelsbestand van de gevestigde of andere hoofdspoorwegondernemingen (20) |
☐☐☐,☐ % |
☐☐☐,☐ % |
|
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
Van wie: machinisten |
☐☐☐,☐ % |
☐☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
|
Totaal personeelsbestand van hoofdinfrastructuurbeheerders |
☐☐☐,☐ % |
☐☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
☐☐,☐ % |
10.3. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
als de gegevens zijn verzameld aan de hand van steekproeven of ramingen, leg dan kort de werkwijze uit, |
— |
verstrek nadere bijzonderheden over opleidingsprogramma's en -activiteiten voor spoorwerknemers, |
— |
geef aan of de bevoegde instantie gebruik heeft gemaakt van haar recht op grond van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (21) wat betreft de rechten van werknemers en de sociale normen die gelden voor exploitanten van openbare diensten, |
— |
als in tabel 10.1 gegevens over het „personeel van andere ondernemingen die diensten leveren in verband met spoorvervoer” zijn ingevuld, leg dan kort uit om welke ondernemingen het gaat. |
|
11. Dienstfaciliteiten
11.1. Eigendom en beheer van de belangrijkste dienstfaciliteiten
Voor deze vragenlijst zijn dienstfaciliteiten gedefinieerd als in bijlage II bij Richtlijn 2012/34/EU. Vermeld per type eigendom of exploitant het aantal faciliteiten dat wordt geëxploiteerd.
Infrastructuurfaciliteit |
Eigendom |
Exploitant |
||||||||||
Gevestigde en daarmee gelieerde spoorondernemingen (22) |
Andere ondernemingen |
Gevestigde en daarmee gelieerde spoorondernemingen |
Andere ondernemingen |
|||||||||
Infrastructuurbeheerders |
Spoorwegondernemingen |
Geïntegreerde ondernemingen (23) |
Overheid (24) |
Andere |
Infrastructuurbeheerders |
Spoorwegondernemingen |
Geïntegreerde ondernemingen |
Overheid |
Andere |
|||
Totaal stations |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Stations met meer dan 25 000 reizigers per dag |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Stations met 10 000-25 000 reizigers per dag |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Stations met 1 000-10 000 reizigers per dag |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Stations met minder dan 1 000 reizigers per dag |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
|
||||||||||||
Goederenterminals |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Rangeerstations |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Onderhoudsfaciliteiten |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Aan spoorwegdiensten gekoppelde zee- en binnenvaartfaciliteiten |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
Tankfaciliteiten |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
☐☐☐ |
11.2. Aantal klachten over dienstfaciliteiten
Vermeld het aantal klachten over de toegang tot faciliteiten, het niveau van de heffingen of de kwaliteit van de verleende diensten.
Klachten die door de toezichthoudende instantie worden behandeld |
☐☐☐ |
Tijdens de verslagperiode genomen besluiten over klachten |
☐☐☐ |
11.3. Beschrijving van klachten
Geef een korte en algemene beschrijving van de belangrijkste gevallen (maximaal tien) waarover een besluit is genomen tijdens de verslagperiode. Vermeld of er klachten aanleiding hebben gegeven tot vragen over de interpretatie van de Europese spoorwetgeving en welke maatregelen zijn voorgesteld om het probleem op te lossen.
|
11.4. Aanvullende opmerkingen (*)
Gelieve toelichting te geven bij het volgende:
— |
tijdens de in artikel 4 van de verordening bedoelde overgangsperiode moet nadere informatie worden verstrekt als de gegevens niet worden geleverd volgens de gevraagde inhoud en/of opmaak, |
— |
geef aan of de regelgevende instanties van andere lidstaten zijn geraadpleegd. |
|
(1) Omdat de TAC's op verschillende manieren kunnen worden berekend, zijn de gegevens van de lidstaten in deze tabel niet noodzakelijkerwijze vergelijkbaar en zullen ze voornamelijk worden gebruikt om de tendensen in de afzonderlijke lidstaten te volgen.
(2) Als omschreven in punt 3 van bijlage V bij Richtlijn 2012/34/EU.
(3) European Rail Traffic Management System.
(4) Voor deze vragenlijst worden stations met meer dan 10 000 passagiers per weekdag beschouwd als „grote stations” en goederenterminals met een capaciteit van meer dan 100 000 containers of meer dan 1 miljoen ton per jaar als „grote goederenterminals”.
(5) De totale uitgaven die zijn opgegeven in de tabellen 3.1 en 3.2 moeten grotendeels gelijk zijn.
(6) Dit cijfer moet hetzelfde zijn als dat in tabel 6.1. Concessiebetalingen van een exploitant aan een overheid moeten worden behandeld als „negatieve” ODV-compensaties.
(7) Dit cijfer moet hetzelfde zijn als dat in tabel 6.1.
(8) Alleen voor geplande diensten.
(9) Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22).
(10) Concessiebetalingen van een exploitant aan een overheid moeten worden behandeld als „negatieve” ODV-compensaties.
(11) Overeengekomen regeling voor rollend materieel voor elk contract, bv. eigendom, gesubsidieerd of gegarandeerd door de aanbestedende dienst; geleverd door de spoorwegonderneming of geleased.
(12) Op basis van het aantal passagiers-km op het nationale grondgebied tijdens de verslagperiode. Het totaal van de kolom moet 100 % bedragen.
(13) Op basis van het aantal passagiers-km op het nationale grondgebied tijdens de verslagperiode. Het totaal van de kolom moet 100 % bedragen.
(14) Op basis van het aantal ton-km op het nationale grondgebied tijdens de verslagperiode. Het totaal van de kolom moet 100 % bedragen.
(15) Zodra informatie over de vergunningen van spoorwegondernemingen voor alle lidstaten beschikbaar is in de gegevensbank over interoperabiliteit en veiligheid van het Europees Spoorwegbureau (Eradis), hoeven de lidstaten dit gedeelte niet langer in te vullen.
(16) Behalve vergunningen die tijdens de verslagperiode opnieuw zijn geactiveerd.
(17) De rapportage moet ten minste 50 % van de markt dekken (op basis van passagiers-km en ton-km).
(18) Als die niet zijn opgenomen in het hierboven genoemde personeelsbestand van de spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder.
(19) A + B = 100 %
(20) De rapportage moet ten minste 50 % van de markt dekken (op basis van passagiers-km en ton-km).
(21) Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).
(22) Met inbegrip van geïntegreerde infrastructuurbeheerders en holdings.
(23) Met inbegrip van geïntegreerde infrastructuurbeheerders en holdings.
(24) Nationale, regionale of lokale overheid.
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/27 |
VERORDENING (EU) 2015/1101 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van difenoconazool, fluopicolide, fluopyram, isopyrazam en pendimethalin in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor pendimethalin zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor difenoconazool, fluopicolide, fluopyram en isopyrazam zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(2) |
In de context van een procedure voor de verlening van een vergunning voor het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof difenoconazool bevat op sla, veldsla, andijvie, raketsla en basilicum is overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een aanvraag tot wijziging van de bestaande MRL's ingediend. |
(3) |
Wat fluopicolide betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor knoflook en sjalotten. Wat fluopyram betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor abrikozen, perziken, pruimen, rubussoorten, ander kleinfruit en besvruchten met codenummer 0154000, andere wortel- en knolgewassen met codenummer 0213000, aubergines, andijvie, spinazie, witlof/witloof, bonen (zonder peul), erwten (met peul), lijnzaad, papaverzaad/maanzaad, mosterdzaad, huttentut, kruidenthee (gedroogd, wortels), hop, specerijen (wortels of wortelstokken) en wortelcichorei. Wat isopyrazam betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor tomaten, aubergines en Cucurbitaceae. Wat pendimethalin betreft, is een dergelijke aanvraag ingediend voor wortels, knolselderij, mierikswortels, pastinaken, wortelpeterselie, schorseneren, koolrapen, rapen, als specerij gebruikte wortels en wortelstokken, en wortelcichorei. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 hebben de betrokken lidstaten deze aanvragen geëvalueerd en zijn de evaluatieverslagen bij de Commissie ingediend. |
(5) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvragen en de evaluatieverslagen beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico's voor de consument en in voorkomend geval voor dieren, en zij heeft met redenen omklede adviezen over de voorgestelde MRL's uitgebracht (2). Zij heeft die adviezen naar de Commissie en de lidstaten gestuurd en bekendgemaakt. |
(6) |
De EFSA heeft in haar met redenen omklede adviezen geconcludeerd dat, wat het gebruik van fluopyram op abrikozen en wortelcichorei betreft, de ingediende gegevens niet toereikend waren om nieuwe MRL's vast te stellen. Op basis van het desbetreffende met redenen omklede advies vereist het gebruik van difenoconazool op sla en raketsla geen wijziging van de bestaande MRL's. Wat het gebruik van pendimethalin op als specerij gebruikte wortels en wortelstokken betreft, heeft de evaluerende lidstaat bevestigd dat er geen toegelaten toepassingen op die gewassen zijn. De bestaande MRL's moeten daarom ongewijzigd blijven. |
(7) |
Wat fluopicolide betreft, heeft de EFSA een aanvraag tot vaststelling van een MRL voor uien naar aanleiding van toepassingen in de EU beoordeeld, en een met redenen omkleed advies over de voorgestelde MRL uitgebracht (3). Hoewel zij heeft aanbevolen het Codex-maximumresidugehalte (CXL) dat voor dat gewas op het niveau van 1 mg/kg was vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 520/2011 van de Commissie (4) te handhaven, heeft zij bevestigd dat voor uien een MRL op het niveau van 0,3 mg/kg passend zou zijn geweest indien uitsluitend was afgegaan op de goede landbouwpraktijken (GAP's) in de Unie. Overeenkomstig de bestaande richtsnoeren van de EU inzake de extrapolatie van MRL's is het passend om die MRL-waarde van 0,3 mg/kg vast te stellen voor knoflook en sjalotten. |
(8) |
Wat fluopyram betreft, heeft de aanvrager verduidelijkt dat de goede landbouwpraktijk voor perziken zowel op het noorden als op het zuiden van de EU betrekking heeft. Bovendien heeft hij nadere gegevens verstrekt over de onderzoeksopzet en de goede landbouwpraktijk voor rubussoorten. In dat licht is het passend om MRL's vast te stellen op het niveau van 1,5 mg/kg voor perziken en 3 mg/kg voor rubussoorten. |
(9) |
Wat alle andere toepassingen betreft, heeft de EFSA geconcludeerd dat aan alle eisen met betrekking tot de gegevens was voldaan en dat de door de aanvragers gevraagde wijzigingen van de MRL's op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. Zij heeft rekening gehouden met de meest recente informatie over de toxicologische eigenschappen van de stoffen. Noch uit de gegevens over de levenslange blootstelling aan deze stoffen via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stoffen kunnen bevatten, noch uit de gegevens over de blootstelling op korte termijn door hoge consumptie van de desbetreffende gewassen en producten is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) of de acute referentiedosis (ARfD) wordt overschreden. |
(10) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Wetenschappelijke verslagen van de EFSA, online te vinden op: http://www.efsa.europa.eu:
|
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for difenoconazole in lettuce and other salad plants including Brassicaceae and in basil (mint). EFSA Journal 2014; 12(10):3882 [26 blz.]. |
|
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for fluopyram in various crops. EFSA Journal 2014; 12(12):3947 [33 blz.]. |
|
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for isopyrazam in various crops. EFSA Journal 2015; 13(1):3994 [25 blz.]. |
|
Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for pendimethalin in various crops. EFSA Journal 2014; 12(4):3620 [32 blz.]. |
(3) Reasoned opinion on the modification of the existing MRLs for fluopicolide in radishes, onions, kale and potatoes. EFSA Journal 2012; 10(2):2581 [39 blz.].
(4) Verordening (EU) nr. 520/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor benalaxyl, boscalid, buprofezin, carbofuran, carbosulfan, cypermethrin, fluopicolide, hexythiazox, indoxacarb, metaflumizon, methoxyfenozide, paraquat, prochloraz, spirodiclofen, prothioconazool en zoxamide in of op bepaalde producten (PB L 140 van 27.5.2011, blz. 2).
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage II wordt de kolom voor pendimethalin vervangen door: „Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
2) |
In deel A van bijlage III worden de kolommen voor difenoconazool, fluopicolide, fluopyram en isopyrazam vervangen door: „Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
(1) Bepaalbaarheidsgrens
(**) |
Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor het MRL in bijlage III, deel B, geldt. |
(F) |
= |
Vetoplosbaar |
Pendimethalin (F)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 24.10.2016 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 24.10.2016 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(2) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(F) |
= |
Vetoplosbaar |
Pendimethalin (F)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 24.10.2016 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de analysemethoden ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 24.10.2016 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(3) Bepaalbaarheidsgrens
(4) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
Difenoconazool
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1.
|
Fluopicolide
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1.
|
Fluopyram (R)
(R) |
= |
Voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: Fluopyram — code 1000000: som van fluopyram en fluopyram-benzamide (M25) uitgedrukt als fluopyram |
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat bepaalde informatie met betrekking tot de residuproeven ontbreekt. Bij herbeoordeling van het MRL zal de Commissie met die informatie rekening houden als die uiterlijk op 13 juli 2015 is ingediend of, als die informatie niet op die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
Isopyrazam
(+) |
Het maximumresidugehalte voor mierikswortel (Armoracia rusticana) in de groep „specerijen” (code 0840040) is hetzelfde als voor mierikswortels (Armoracia rusticana) in de groep „wortel- en knolgewassen” (code 0213040) van de categorie „groenten”, rekening houdend met de wijzigingen in de gehalten als gevolg van verwerking (drogen) overeenkomstig artikel 20, lid 1.
|
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/54 |
VERORDENING (EU) 2015/1102 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het schrappen van bepaalde aromastoffen uit de EU-lijst
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (1), en met name artikel 11, lid 3, en artikel 25, lid 3,
Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma's (2), en met name artikel 7, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in en op levensmiddelen goedgekeurde aroma's en uitgangsmaterialen, en de gebruiksvoorwaarden ervan. |
(2) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie (3) is de lijst van aromastoffen vastgesteld en in deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 opgenomen. |
(3) |
Die lijst kan op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat of belanghebbende partij worden bijgewerkt volgens de uniforme procedure van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008. |
(4) |
De EU-lijst van aroma's en uitgangsmaterialen bevat een aantal stoffen waarvoor de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („de EFSA”) om aanvullende wetenschappelijke gegevens heeft gevraagd om de beoordeling binnen specifieke termijnen, die zijn vastgesteld in deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008, te kunnen voltooien. |
(5) |
Overeenkomstig de EU-lijst moesten voor vijf stoffen, met name 1-methylnaftaleen (FL-nr. 01.014), furfurylmethylether (FL-nr. 13.052), difurfurylsulfide (FL-nr. 13.056), difurfurylether (FL-nr. 13.061) en ethylfurfurylether (FL-nr. 13.123), uiterlijk 31 december 2013 aanvullende wetenschappelijke gegevens worden ingediend. |
(6) |
Indien de nodige informatie niet binnen de termijn wordt verstrekt, wordt de desbetreffende aromastof uit de EU-lijst geschrapt. |
(7) |
De EFSA heeft specifieke adviezen over deze stoffen uitgebracht (4), maar op 30 juni 2014 waren nog steeds geen aanvullende wetenschappelijke gegevens ingediend. Deze aromastoffen moeten dus uit de EU-lijst worden geschrapt. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 1334/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
In artikel 1 van Verordening (EU) nr. 873/2012 van de Commissie (5) zijn overgangsmaatregelen vastgesteld voor levensmiddelen die aromastoffen bevatten en die vóór 22 oktober 2014 rechtmatig in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd. Die overgangsmaatregelen zijn wellicht niet voldoende voor levensmiddelen met aromastoffen die na 22 oktober 2014 uit de EU-lijst moeten worden geschrapt. Daarom moet in een aanvullende overgangsperiode worden voorzien voor levensmiddelen die de vijf vermelde aromastoffen bevatten, zodat de exploitanten van levensmiddelenbedrijven zich aan deze verordening kunnen aanpassen. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Levensmiddelen met de in de bijlage bij deze verordening vermelde vijf aromastoffen die tot uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig in de handel zijn gebracht of zijn geëtiketteerd, maar die niet aan deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 voldoen, mogen in de handel worden gebracht tot de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.
(2) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 872/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 tot vaststelling van de lijst van aromastoffen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2232/96 van het Europees Parlement en de Raad, tot opname van die lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1565/2000 van de Commissie en Beschikking 1999/217/EG van de Commissie (PB L 267 van 2.10.2012, blz. 1).
(4) Scientific Opinion on Flavouring Group Evaluation 78 (FGE.78), The EFSA Journal (2009) 931, 1-59; Scientific Opinion on Flavouring Group Evaluation 67, Revision 1 (FGE.67Rev.1), EFSA Journal 2011; 9(10):2315; Scientific Opinion on Flavouring Group Evaluation 65 (FGE.65), EFSA Journal 2010; 8(7):1406.
(5) Verordening (EU) nr. 873/2012 van de Commissie van 1 oktober 2012 betreffende overgangsmaatregelen inzake de EU-lijst van aroma's en uitgangsmaterialen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 267 van 2.10.2012, blz. 162).
BIJLAGE
In deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1334/2008 worden de volgende vermeldingen geschrapt:
„01.014 |
1-methylnaftaleen |
90-12-0 |
1335 |
11009 |
|
|
4 |
Jecfa/EFSA |
13.052 |
furfurylmethylether |
13679-46-4 |
1520 |
10944 |
|
|
4 |
EFSA |
13.056 |
difurfurylsulfide |
13678-67-6 |
1080 |
11438 |
|
|
4 |
EFSA |
13.061 |
difurfurylether |
4437-22-3 |
1522 |
10930 |
|
|
4 |
EFSA |
13.123 |
ethylfurfurylether |
6270-56-0 |
1521 |
10940 |
|
|
4 |
EFSA” |
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/57 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1103 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot verlening van een vergunning voor bètacaroteen als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2). |
(2) |
Overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG is een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor het gebruik van bètacaroteen als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten en is bètacaroteen vervolgens overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003, in samenhang met artikel 7 van die verordening, is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van bètacaroteen en de preparaten ervan als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, waarbij de aanvrager heeft verzocht bètacaroteen in de categorie „nutritutionele toevoegingsmiddelen” in te delen. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten waren bij die aanvraag gevoegd. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 23 mei 2012 (3) geconcludeerd dat bètacaroteen onder de voorgestelde voorwaarden voor gebruik in diervoeding geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens en het milieu heeft. De EFSA concludeerde tevens dat bètacaroteen wordt gebruikt voor de synthese van retinol in bijna alle soorten (met uitzondering van katten) en dat de veiligheid van de gebruikers niet in het gedrang komt. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van bètacaroteen blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze stof, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de in de bijlage beschreven stof, die behoort tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
1. De in de bijlage beschreven stof en de die stof bevattende voormengsels die vóór 29 januari 2016 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 29 juli 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.
2. De mengvoeders en voedermiddelen die de in de bijlage beschreven stof bevatten en die vóór 29 juli 2016 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 29 juli 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.
3. De mengvoeders en voedermiddelen die de in de bijlage beschreven stof bevatten en die vóór 29 juli 2017 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 29 juli 2015 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).
(3) EFSA Journal 2012;10(6):2737.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of-categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Andere bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||||
mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||||||||
Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: vitaminen, provitaminen en in chemische termen gedefinieerde stoffen met een gelijkaardige werking |
|||||||||||||||||||||
3a160(a) |
|
Bètacaroteen |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Bètacaroteen Trifenylfosfineoxide (TPPO) ≤ 100 mg/kg toevoegingsmiddel Karakterisering van de werkzame stof Bètacaroteen C40H56 CAS-nummer: 7235-40-7 Bètacaroteen, vaste vorm, geproduceerd door gisting of chemische synthese Bij de gisting gebruikte stammen: Blakeslea trispora Thaxter slant XCPA 07-05-1 (CGMCC (1) 7.44) en XCPA 07-05-2 (CGMCC 7.45) Zuiverheidscriteria:
Analysemethode (2) Voor de bepaling van bètacaroteen in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: spectrofotometrische methode op basis van de Europese Farmacopee (Monografie 1069 van de Europese Farmacopee). Voor de bepaling van bètacaroteen in voormengsels en diervoeding: reverse-phase hogedrukvloeistofchromatografie in combinatie met uv-detectie (RP-HPLC). |
Alle diersoorten |
— |
— |
|
29 juli 2025 |
(1) China General Microbiological Culture Collection Center
(2) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/61 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1104 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 237/2012 wat betreft een nieuwe vorm van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604) (vergunninghouder Kerry Ingredients and Flavours)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Het gebruik van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), is voor een periode van tien jaar toegestaan voor mestkippen bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 237/2012 van de Commissie (2), en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden en voor opfokleghennen bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1365/2013 van de Commissie (3). |
(3) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 heeft de houder van de vergunning voorgesteld om de voorwaarden van de vergunning te wijzigen met het doel een vloeibare vorm van alfa-galactosidase en endo-1,4-bèta-glucanase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen erin op te nemen. Bij de aanvraag waren de relevante ondersteunende gegevens gevoegd. De Commissie heeft de aanvraag naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („EFSA”) doorgestuurd. |
(4) |
De EFSA heeft in haar advies van 28 oktober 2014 (4) geconcludeerd dat de vloeibare vorm van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid en het milieu heeft en dat het gebruik ervan een gunstige invloed kan hebben op mestkippen. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van het preparaat van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. De bestaande vergunning moet dienovereenkomstig worden gewijzigd met het doel de nieuwe vorm erin op te nemen. |
(6) |
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 237/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 237/2012 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 237/2012 van de Commissie van 19 maart 2012 tot verlening van een vergunning voor alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22) geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94) en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Kerry Ingredients and Flavours) (PB L 80 van 20.3.2012, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1365/2013 van de Commissie van 18 december 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van alfa-galactosidase, geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), als toevoegingsmiddel voor voeder voor mestvogels van minder gangbare pluimveesoorten en voor opfokleghennen (vergunninghouder Kerry Ingredients and Flavours) (PB L 343 van 19.12.2013, blz. 31).
(4) EFSA Journal 2014; 12(11):3897.
BIJLAGE
„BIJLAGE
Identificatie-nummer van het toevoegings-middel |
Naam van de vergunning-houder |
Toevoegings-middel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximum-leeftijd |
Minimum-gehalte |
Maximum-gehalte |
Andere bepalingen |
Einde van de vergunnings-periode |
||||||||||||||||||||||||||
Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
4a17 |
Kerry Ingredients and Flavors |
Alfa-galactosidase EC 3.2.1.22 Endo-1,4-bèta-glucanase EC 3.2.1.4 |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Preparaat van alfa-galactosidase (EC 3.2.1.22), geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94), en endo-1,4-bèta-glucanase (EC 3.2.1.4), geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604), met een minimale activiteit van:
Karakterisering van de werkzame stof Alfa-galactosidase, geproduceerd door Saccharomyces cerevisiae (CBS 615.94) Endo-1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Aspergillus niger (CBS 120604) Analysemethode (3) Bepaling:
|
Mestkippen |
— |
50 U alfa-galactosidase 285 U endo-1,4-bèta-glucanase |
— |
|
9 april 2022 |
(1) 1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 37 °C per minuut 1 μmol p-nitrofenol vrijmaakt uit p-nitrofenyl-alfa-galactopyranoside (pNPG).
(2) 1 U is de hoeveelheid enzym die bij een pH van 5,0 en een temperatuur van 50 °C 1 mg reducerende suikers (glucose-equivalent) per minuut
(3) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports”
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/65 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1105 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten met uitzondering van legvogels, tot verlening van een vergunning voor dat preparaat voor gebruik in drinkwater voor mestkippen en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 544/2013 van de Commissie wat het maximumgehalte van dat toevoegingsmiddel in volledig diervoeder betreft en de verenigbaarheid van dat toevoegingsmiddel met coccidiostatica (vergunninghouder Biomin GmbH)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor een preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 ingediend evenals een verzoek tot wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor mestkippen verleend bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 544/2013 van de Commissie (2). Bij de aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd, evenals de relevante gegevens ter ondersteuning van het wijzigingsverzoek. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van een preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen en minder gangbare pluimveesoorten met uitzondering van legvogels in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”, de verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van dat preparaat via drinkwater voor mestkippen evenals de wijziging van de voorwaarden van de vergunning voor mestkippen zodat een gelijktijdig gebruik met de volgende aanvullende coccidiostatica mogelijk wordt: decoquinaat, narasin, nicarbazine of narasin/nicarbazine, en zodat het maximumgehalte van dat preparaat in volledig diervoeder wordt geschrapt. |
(4) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 544/2013 is voor het gebruik van dat preparaat voor mestkippen een vergunning voor tien jaar verleend. |
(5) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 9 december 2014 (3) geconcludeerd dat het preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid en het milieu heeft en dat het gebruik van dat preparaat de prestaties van opfokleghennen en minder gangbare pluimveesoorten met uitzondering van legvogels kan verbeteren. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat het toedienen van het toevoegingsmiddel via drinkwater even veilig is voor mestkippen als toediening via voeder en dat het schrappen van de huidige maximumdosis voor mestkippen geen gevolgen voor de veiligheid zou hebben. De conclusies in verband met de veiligheid voor mestkippen voor wat toediening via drinkwater en de maximumdosis betreft, zijn ook van toepassing op opfokleghennen en minder gangbare vogelsoorten. De EFSA kwam eveneens tot de conclusie dat het toevoegingsmiddel verenigbaar is met de coccidiostatica decoquinaat, narasin, nicarbazine of narasin/nicarbazine. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(6) |
Uit de beoordeling van het preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(7) |
Om ook voor mestkippen het gebruik toe te staan van coccidiostatica die verenigbaar zijn met het preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 en om dezelfde hoeveelheid van dat preparaat toe te staan in volledig diervoeder voor mestkippen als voor opfokleghennen en minder gangbare pluimveesoorten, moet Uitvoeringsverordening (EU) nr. 544/2013 worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 544/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In de achtste kolom, „Maximumgehalte”, wordt de tekst „1 × 109” geschrapt. |
2) |
In de negende kolom, „Overige bepalingen”, wordt de tweede alinea vervangen door:
|
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 544/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Biomin GmbH) (PB L 163 van 15.6.2013, blz. 13).
(3) EFSA Journal 2015; 13(1):3966.
BIJLAGE
DEEL A
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maxi-mum-leeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||||
CFU (1)/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
CFU (1)/l drinkwater |
||||||||||||||||||||||
Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren. |
|||||||||||||||||||||||
4b1890 |
Biomin GmbH |
Bifido-bacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284 minimaal 3 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 minimaal 1 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel Enterococcus faecium DSM 21913 minimaal 6 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel Preparaat in vaste vorm (verhouding 3:1:6) Karakterisering van de werkzame stof Levensvatbare cellen van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 Analysemethode (2) Voor de telling van: Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284: spreidplaatmethode EN 15785 Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351: spreidplaatmethode EN 15787 Enterococcus faecium DSM 21913 spreidplaatmethode EN 15788. Voor de identificatie: pulsed-field-gelelektroforese (PFGE) |
Opfokleghennen, minder gangbare pluimvee-soorten met uitzondering van legvogels |
|
1 × 108 |
— |
5 × 107 |
— |
|
29 juli 2025 |
DEEL B
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoe-gingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergun-ningsperiode |
||||||||||
CFU (3)/l drinkwater |
|||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
4b1890 |
Biomin GmbH |
Bifidobac-terium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Entero-coccus faecium DSM 21913 |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Preparaat van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284 minimaal 3 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 minimaal 1 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel Enterococcus faecium DSM 21913 minimaal 6 × 109 CFU/g toevoegingsmiddel Preparaat in vaste vorm (verhouding 3:1:6) Karakterisering van de werkzame stof Levensvatbare cellen van Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284, Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351 en Enterococcus faecium DSM 21913 Analysemethode (4) Voor de telling van: Bifidobacterium animalis ssp. animalis DSM 16284: spreidplaatmethode EN 15785 Lactobacillus salivarius ssp. salivarius DSM 16351: spreidplaatmethode EN 15787 Enterococcus faecium DSM 21913 spreidplaatmethode EN 15788. Voor de identificatie: pulsed-field-gelelektroforese (PFGE) |
Mest-kippen |
— |
5 × 107 |
— |
|
29 juli 2025 |
(1) Als totaalgehalte van het mengsel.
(2) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports.
(3) Als totaalgehalte van het mengsel.
(4) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/70 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1106 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot wijziging van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 540/2011 en (EU) nr. 1037/2012 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof isopyrazam
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1037/2012 van de Commissie (2) is isopyrazam als werkzame stof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurd, op voorwaarde dat de aanvrager van de goedkeuring, Syngenta Crop Protection AG (hierna „de aanvrager” genoemd), bevestigende informatie indient wat de relevantie van de metabolieten CSCD 459488 en CSCD 459489 voor grondwater betreft, en is de stof opgenomen in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3). De bevestigende informatie moest uiterlijk op 31 maart 2015 bij de Commissie, de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna „EFSA” genoemd) worden ingediend. |
(2) |
In februari 2014 heeft de aanvrager de Commissie in kennis gesteld van het feit dat waarschijnlijk niet alle vereiste bevestigende informatie beschikbaar zou zijn op de in Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 540/2011 en (EU) nr. 1037/2012 vastgestelde uiterste datum. De aanvrager verklaarde dat deze vertraging te wijten was aan de noodzaak om geschikte testprotocollen te ontwikkelen en hij heeft een werkplan voor het genereren van de bevestigende informatie ingediend. |
(3) |
De rapporterende lidstaat voor isopyrazam, het Verenigd Koninkrijk, heeft de door de aanvrager ingediende informatie beoordeeld en de Commissie in september 2014 meegedeeld dat het verzoek van de aanvrager om verlenging van de termijn voor de indiening van de bevestigende informatie volgens hem gegrond is en dat het door de aanvrager ingediende werkplan realistisch en adequaat is. |
(4) |
Om de aanvrager in staat te stellen binnen een redelijke termijn de benodigde gegevens te genereren, lijkt dit verzoek dus gerechtvaardigd te zijn. |
(5) |
Op 30 maart 2015 heeft de aanvrager een samenvatting met de tot dusver gegenereerde informatie en een definitief werkplan voor het genereren van de ontbrekende informatie ingediend. |
(6) |
Het is daarom passend de goedkeuring van isopyrazam te wijzigen en de uiterste datum voor de indiening van de bevestigende informatie te verlengen tot en met 31 juli 2017. |
(7) |
De Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 540/2011 en (EU) nr. 1037/2012 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Omdat de uiterste datum voor de indiening van de bevestigende informatie met betrekking tot isopyrazam al verstreken is, moet deze Verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
In de kolom „Specifieke bepalingen” van nummer 27, isopyrazam, van deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, wordt de laatste alinea vervangen door:
„De aanvrager moet deze informatie uiterlijk op 31 juli 2017 indienen bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA.”.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1037/2012
In de kolom „Specifieke bepalingen” van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1037/2012, wordt de laatste alinea vervangen door:
„De aanvrager moet deze informatie uiterlijk op 31 juli 2017 indienen bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA.”.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1037/2012 van de Commissie van 7 november 2012 tot goedkeuring van de werkzame stof isopyrazam overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2012, blz. 15).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/72 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1107 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot goedkeuring van de basisstof Salix spp cortex overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 26 april 2013 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) een goedkeuringsaanvraag ontvangen voor schors van Salix alba als basisstof. De aanvraag ging vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, voorgeschreven informatie. |
(2) |
De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 3 juni 2014 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof bij de Commissie ingediend (2). De Commissie heeft op 14 november 2014 het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd en een definitieve versie hiervan opgesteld voor de bijeenkomst van dit comité op 29 mei 2015. |
(3) |
Uit de door de aanvrager ingediende documentatie en de resultaten van een door het Europees Geneesmiddelenbureau (4) overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) uitgevoerd onderzoek blijkt dat Salix cortex voldoet aan de criteria van een traditioneel kruidengeneesmiddel. Het werd daarom passend geacht het toepassingsgebied uit te breiden van schors van Salix alba tot Salix spp cortex. Bovendien wordt de stof niet voornamelijk voor gewasbeschermingsdoeleinden gebruikt, maar is zij niettemin nuttig op het gebied van gewasbescherming in een product dat bestaat uit de stof en water. |
(4) |
De Commissie is van oordeel dat Salix spp cortex een basisstof is in de zin van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. Salix spp cortex is onderdeel van een plant en komt overal in het milieu voor. De extra blootstelling van mensen, dieren en het milieu door de in het evaluatieverslag beschreven gebruiksdoeleinden is waarschijnlijk verwaarloosbaar in vergelijking met de verwachte blootstelling in realistische natuurlijke omstandigheden. |
(5) |
Derhalve mag worden verwacht dat de stof Salix spp cortex in het algemeen zal voldoen aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en in het evaluatieverslag van de Commissie zijn opgenomen. Daarom moet Salix spp cortex worden goedgekeurd als basisstof. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis moeten aan de goedkeuring echter bepaalde voorwaarden worden verbonden, die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (6) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van een basisstof
De stof Salix spp cortex, als gespecificeerd in bijlage I, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden goedgekeurd als basisstof.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
Deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Resultaat van het overleg met de lidstaten en de EFSA over de aanvraag tot goedkeuring als basisstof van schors van Salix alba en de conclusies van de EFSA over de specifieke punten die onder de aandacht werden gebracht. 2014:EN-609, 34 blz.
(3) http://ec.europa.eu/sanco_pesticides/public/?event=homepage
(4) Beoordelingsverslag over Salicis cortex (wilgenschors) en kruidenprepara(a)t(en) daarvan met langdurig gebruik en traditioneel gebruik; EMEA/HMPC/295337/2007.
(5) Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Specifieke bepalingen |
Salix spp cortex CAS-nr.: niet toegewezen CIPAC-nr.: niet toegewezen |
Niet van toepassing |
Europese Farmacopee |
1 juli 2015 |
Salix cortex mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over Salix spp cortex (SANCO/12173/2014), met name de aanhangsels I en II. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.
BIJLAGE II
Aan deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
Nummer |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Specifieke bepalingen |
„7 |
Salix spp cortex CAS-nr.: niet toegewezen CIPAC-nr.: niet toegewezen |
Niet van toepassing |
Europese Farmacopee |
1 juli 2015 |
Salix cortex mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over Salix spp cortex (SANCO/12173/2014), met name de aanhangsels I en II.”. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/75 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1108 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot goedkeuring van de basisstof azijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 23, lid 5, in samenhang met artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 24 april 2013 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Institut Technique de l'Agriculture Biologique (ITAB) een goedkeuringsaanvraag ontvangen voor de stof azijn als basisstof. Op 17 maart 2014 werd een aanvraag van de stad Parijs (Frankrijk) ontvangen om het voorgenomen gebruik waarvoor de aanvraag voor de goedkeuring van azijn als basisstof werd ingediend, uit te breiden. Deze aanvragen gingen vergezeld van de in artikel 23, lid 3, tweede alinea, voorgeschreven informatie. |
(2) |
De Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) gevraagd wetenschappelijke bijstand te verlenen. Op 12 augustus 2014 heeft de EFSA een technisch verslag over de betrokken stof bij de Commissie ingediend (2). De Commissie heeft op 27 januari 2015 het evaluatieverslag (3) en het ontwerp van deze verordening aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd en een definitieve versie hiervan opgesteld voor de bijeenkomst van dit comité op 29 mei 2015. |
(3) |
Uit de door de aanvrager verstrekte documentatie blijkt dat de stof azijn voldoet aan de criteria van een voedingsmiddel zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4). Bovendien wordt de stof niet voornamelijk voor gewasbeschermingsdoeleinden gebruikt, maar is zij niettemin nuttig op het gebied van gewasbescherming in een product dat bestaat uit de stof en water. Azijn mag niet worden verward met azijnzuur, een werkzame stof die is opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (5) bij Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie (6), zoals is verduidelijkt in de interpretatieve mededeling van de Commissie (7) over de namen waaronder levensmiddelen worden verkocht. Daarom moet azijn als basisstof worden beschouwd. |
(4) |
Uit de verrichte onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat azijn in het algemeen zal voldoen aan de voorschriften van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en in het evaluatieverslag van de Commissie zijn opgenomen. Daarom moet azijn worden goedgekeurd als basisstof. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis, moeten aan de goedkeuring echter bepaalde voorwaarden worden verbonden, die zijn opgenomen in bijlage I bij deze verordening. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (8) dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van een basisstof
De stof azijn, als gespecificeerd in bijlage I, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden goedgekeurd als basisstof.
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
Deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Resultaat van het overleg met de lidstaten en de EFSA over de aanvraag tot goedkeuring als basisstof van azijn en de conclusies van EFSA over de specifieke punten die onder de aandacht werden gebracht. EFSA supporting publication 2014:EN-641, 37 blz.
(3) http://ec.europa.eu/sanco_pesticides/public/?event=homepage
(4) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(5) Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).
(6) Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie van 18 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene werkzame stoffen op te nemen (PB L 344 van 20.12.2008, blz. 89).
(7) PB C 270 van 15.10.1991, blz. 2.
(8) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
BIJLAGE I
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Specifieke bepalingen |
Azijn CAS-nr.: 90132-02-8 |
Niet beschikbaar |
Levensmiddelenkwaliteit met ten hoogste 10 % azijnzuur |
1 juli 2015 |
Goedkeuring geldt alleen voor gebruik van de basisstof als fungicide en bactericide. Azijn mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over azijn (SANCO/12896/2014), met name de aanhangsels I en II. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.
BIJLAGE II
Aan deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:
Nummer |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Datum van goedkeuring |
Specifieke bepalingen |
„5 |
Azijn CAS-nr.: 90132-02-8 |
Niet beschikbaar |
Levensmiddelenkwaliteit met ten hoogste 10 % azijnzuur |
1 juli 2015 |
Goedkeuring geldt alleen voor gebruik van de basisstof als fungicide en bactericide. Azijn mag worden gebruikt overeenkomstig de specifieke voorwaarden in de conclusies van het evaluatieverslag over azijn (SANCO/12896/2014), met name de aanhangsels I en II.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit, de specificatie en de wijze van gebruik van de basisstof.
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/78 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1109 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
20,6 |
MA |
172,4 |
|
MK |
51,7 |
|
ZZ |
81,6 |
|
0707 00 05 |
TR |
116,3 |
ZZ |
116,3 |
|
0709 93 10 |
TR |
119,1 |
ZZ |
119,1 |
|
0805 50 10 |
AR |
108,2 |
TR |
108,0 |
|
UY |
129,3 |
|
ZA |
150,8 |
|
ZZ |
124,1 |
|
0808 10 80 |
AR |
97,8 |
BR |
106,5 |
|
CL |
133,5 |
|
NZ |
118,6 |
|
US |
121,0 |
|
ZA |
120,9 |
|
ZZ |
116,4 |
|
0808 30 90 |
AR |
109,3 |
CL |
144,1 |
|
CN |
86,2 |
|
NZ |
235,9 |
|
ZA |
127,5 |
|
ZZ |
140,6 |
|
0809 10 00 |
TR |
236,9 |
ZZ |
236,9 |
|
0809 29 00 |
TR |
258,6 |
ZZ |
258,6 |
|
0809 30 10, 0809 30 90 |
CL |
181,4 |
ZZ |
181,4 |
|
0809 40 05 |
CL |
126,8 |
ZZ |
126,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/80 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1110 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2015
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 26 juni 2015 tot en met 3 juli 2015 zijn ingediend in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 969/2006 geopende tariefcontingent voor maïs
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 969/2006 van de Commissie (2) is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van 277 988 ton maïs (volgnummer 09.4131). |
(2) |
Bij artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 969/2006 is de hoeveelheid voor tranche 1 vastgesteld op 138 994 ton voor tranche 2 van 1 juli tot en met 31 december 2015. |
(3) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die zijn ingediend van 26 juni 2015 vanaf 13.00 uur tot en met 3 juli 2015 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel), overschrijden de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) berekende toewijzingscoëfficiënt vast te stellen die moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden. |
(4) |
Ook moet worden bepaald dat in het kader van Verordening (EG) nr. 969/2006 geen invoercertificaten meer mogen worden afgegeven voor de lopende tranche. |
(5) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een toewijzingscoëfficiënt van 77,459146 % toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die voor het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 969/2006 vastgestelde contingent voor het volgnummer 09.4131 zijn ingediend van 26 juni 2015 vanaf 13.00 uur tot en met 3 juli 2015 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).
2. De indiening van nieuwe certificaataanvragen voor het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 969/2006 vastgestelde contingent voor het volgnummer 09.4131 wordt voor de lopende tranche geschorst met ingang van 3 juli 2015 om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel)
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 969/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van maïs uit derde landen (PB L 176 van 30.6.2006, blz. 44).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BESLUITEN
9.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 181/82 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1111 VAN DE COMMISSIE
van 7 juli 2015
betreffende de overeenstemming van het gezamenlijk voorstel van de betrokken lidstaten voor de uitbreiding van de Noordzee-Oostzeecorridor voor goederenvervoer per spoor met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4507)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Franse, de Litouwse, de Nederlandse, de Poolse en de Tsjechische, de taal zijn authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer (1), en met name artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) nr. 913/2010 hebben de ministeries die bevoegd zijn voor het spoorvervoer in België, Tsjechië, Duitsland, Litouwen, Nederland en Polen de Commissie op 27 april 2014 een intentieverklaring gestuurd waarin zij voorstellen de Noordzee-Oostzeecorridor voor goederenvervoer per spoor door te trekken tot Tsjechië en de Pools-Oekraïense grens. |
(2) |
De Commissie heeft het voorstel overeenkomstig artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) nr. 913/2010 onderzocht en is van mening dat het in overeenstemming is met artikel 5 van die verordening. Uit een studie van de vervoersmarkt op de Noordzee-Oostzeecorridor voor goederenvervoer per spoor, die is uitgevoerd door de raad van beheer van de corridor, blijkt dat het verkeer, en vooral het gecombineerd vervoer, tussen de grote Noordzeehavens en Tsjechië en Zuid-Polen aanzienlijk kan toenemen. Een voordeel van de voorgestelde uitbreiding is bovendien dat een enig loket kan worden ingesteld (als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 913/2010) voor het beheer van de infrastructuurcapaciteit op de goederencorridors tussen de Noordzeehavens en respectievelijk Tsjechië en Zuid-Polen. Daarnaast zijn de beoogde uitbreidingen ook verenigbaar met het voorgestelde ontwerp van corridor F in het Europees plan voor de invoering van het European Rail Traffic Management System (ERTMS), zoals beschreven in Besluit 2012/88/EU van de Commissie (2). De voorgestelde uitbreidingen voorzien in een rechtstreekse verbinding tussen de Noordzee-Oostzeecorridor en de Rijn-Donaucorridor in Tsjechië, waardoor de corridors voor goederenvervoer per spoor, die uiteindelijk een Europees spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer moeten vormen, beter met elkaar worden verbonden. Ten slotte kan door de voorgestelde uitbreidingen het spoorverkeer langs de oostelijke grens van de EU en tussen Europa en Azië worden verbeterd. |
(3) |
De uitbreiding van de Noordzee-Oostzeecorridor voor goederenvervoer per spoor mag geen belemmering vormen voor de ontwikkeling van de in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 913/2010 vastgestelde corridor Oriënt/oostelijke Middellandse Zee, waarin eveneens een verbinding is voorzien tussen de Noordzeehavens en Tsjechië. |
(4) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21 van Verordening (EU) nr. 913/2010 ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De intentieverklaring van 27 april 2014 betreffende de uitbreiding van de Noordzee-Oostzeecorridor voor goederenvervoer per spoor tot Tsjechië en de Pools-Oekraïense grens, die aan de Commissie is toegezonden door de ministeries die bevoegd zijn voor het spoorvervoer in België, Tsjechië, Duitsland, Litouwen, Nederland en Polen, en waarin de route Wilhelmshaven/Bremerhaven/Hamburg/Amsterdam/Rotterdam/Antwerpen-Aken-Hannover/Berlijn-Warschau-Terespol (Pools-Witrussische grens)/Kaunas-Riga-Tallinn/Falkenberg-Praag/Wroclaw-Katowice-Medyka (Pools-Oekraïense grens) wordt voorgesteld als hoofdtraject van de Noordzee-Oostzeecorridor voor goederenvervoer per spoor, is in overeenstemming met artikel 5 van Verordening (EU) nr. 913/2010.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Litouwse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen.
Gedaan te Brussel, 7 juli 2015.
Voor de Commissie
Violeta BULC
Lid van de Commissie
(1) PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22.
(2) Besluit 2012/88/EU van de Commissie van 25 januari 2012 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 51 van 23.2.2012, blz. 1).