ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 175

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
4 juli 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1076 van de Commissie van 28 april 2015 tot vaststelling krachtens Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van aanvullende voorschriften betreffende de vervanging van een begunstigde en betreffende de daarmee verband houdende verantwoordelijkheden, en van minimumvereisten die moeten worden opgenomen in door de Europese structuur- en investeringsfondsen gefinancierde publiek-private partnerschapsovereenkomsten

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1077 van de Commissie van 1 juli 2015 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Idiazabal (BOB))

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1078 van de Commissie van 3 juli 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof clodroninezuur (als dinatriumzout) betreft ( 1 )

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1079 van de Commissie van 3 juli 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof hexaflumuron betreft ( 1 )

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1080 van de Commissie van 3 juli 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof propyl-4-hydroxybenzoaat en natriumzout daarvan betreft ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1081 van de Commissie van 3 juli 2015 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Rusland

14

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1082 van de Commissie van 3 juli 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

41

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1083 van de Commissie van 3 juli 2015 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op 29 en 30 juni 2015 zijn ingediend in het kader van het tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië dat bij Verordening (EG) nr. 1918/2006 is geopend, en tot schorsing van de indiening van de aanvragen voor dergelijke certificaten voor de maand juli 2015

43

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1084 van de Commissie van 18 februari 2015 tot goedkeuring namens de Europese Unie van bepaalde wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 797)  ( 1 )

45

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1085 van de Commissie van 2 juli 2015 betreffende een door Zweden overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad genomen maatregel om het in de handel brengen van de door Hammars Verkstad AB vervaardigde houtkloofmachines Hammars vedklipp 5,5 hk en Hammars vedklipp 7,5 hk te verbieden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4428)  ( 1 )

124

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1076 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2015

tot vaststelling krachtens Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van aanvullende voorschriften betreffende de vervanging van een begunstigde en betreffende de daarmee verband houdende verantwoordelijkheden, en van minimumvereisten die moeten worden opgenomen in door de Europese structuur- en investeringsfondsen gefinancierde publiek-private partnerschapsovereenkomsten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en met name artikel 63, lid 4, en artikel 64, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 63, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bepaalt dat een begunstigde met betrekking tot een concrete actie van publiek-private partnerschap (hierna „PPP” genoemd) een privaatrechtelijke instantie volgens het recht van een lidstaat (hierna „private partner” genoemd) kan zijn. Overeenkomstig artikel 63, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 kan de private partner die voor de uitvoering van de concrete actie is gekozen, tijdens de uitvoering als begunstigde worden vervangen indien dit wordt verlangd op grond van de voorwaarden van de PPP of de onderliggende financieringsovereenkomst tussen de private partner en de financiële instelling die de concrete actie medefinanciert.

(2)

Om een volledige reeks verplichtingen voor de partners in het kader van een PPP-actie te specificeren, moeten aanvullende voorschriften worden vastgesteld betreffende de vervanging van de begunstigde en betreffende de daarmee verband houdende verantwoordelijkheden.

(3)

Indien een begunstigde in het kader van een door Europese structuur- en investeringsfondsen gefinancierde PPP-actie wordt vervangen, dient na de vervanging te worden gewaarborgd dat de nieuwe partner of instantie ten minste dezelfde dienst verleent en met dezelfde minimale kwaliteitseisen als voorgeschreven door het oorspronkelijke PPP-contract.

(4)

In het geval van een PPP-actie waarbij de begunstigde van de subsidie een publiekrechtelijke instantie is, stelt artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 de voorwaarden vast waaronder uitgaven die door een private partner zijn gedaan en betaald, kunnen worden beschouwd als gedaan en betaald door de begunstigde. Artikel 64, lid 2, van die verordening vereist dat de betaling in verband met dergelijke uitgaven op een geblokkeerde rekening op naam van de begunstigde wordt gedaan.

(5)

De in PPP-overeenkomsten op te nemen minimumvereisten die noodzakelijk zijn voor de toepassing van artikel 64, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 dienen te worden vastgesteld, inclusief bepalingen omtrent de beëindiging van de PPP-overeenkomst en bepalingen die moeten zorgen voor een toereikend controlespoor,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Voorschriften betreffende de vervanging van een begunstigde in het kader van door Europese structuur- en investeringsfondsen gefinancierde PPP-acties

(Artikel 63, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

Artikel 1

Aanvullende voorwaarden betreffende de vervanging van de private partner

De vervanging van de private partner of de publiekrechtelijke instantie als bedoeld in artikel 63, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 (hierna „partner of instantie” genoemd) moet aan de volgende aanvullende voorwaarden voldoen:

a)

de partner of de instantie is in staat om ten minste de dienst te verlenen, inclusief ten minste de minimale kwaliteitseisen, als vastgesteld in het contract van het publiek-private partnerschap (PPP);

b)

de partner of de instantie heeft ermee ingestemd de rechten en verantwoordelijkheden van een begunstigde in verband met de ondersteuning van PPP-acties op zich te nemen vanaf de datum waarop de beheersautoriteit in kennis wordt gesteld van het voorstel tot vervanging.

Artikel 2

Voorstel tot vervanging van de private partner

1.   Binnen een maand na de datum van het besluit om de private partner te vervangen, zendt de partner of de instantie de beheersautoriteit het voorstel tot vervanging van de private partner als begunstigde toe.

2.   Het in lid 1 bedoelde voorstel bevat het volgende:

a)

de voorwaarden van de PPP- of de financieringsovereenkomst tussen de private partner en de te vervangen financiële instelling die de concrete actie medefinanciert;

b)

bewijs dat de partner of de instantie voldoet aan de in artikel 1 van deze verordening vastgestelde voorwaarden en bewijs dat hij of zij alle overeenkomstige verplichtingen van een begunstigde uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 nakomt en op zich neemt;

c)

bewijs dat de partner of de instantie een kopie van de oorspronkelijke steunovereenkomst en eventuele wijzigingen van die overeenkomst heeft ontvangen.

Artikel 3

Bevestiging van de vervanging van de private partner

Mits de partner of de instantie alle overeenkomstige verplichtingen van een begunstigde uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 nakomt en op zich neemt en voldoet aan de in artikel 1 van die verordening vastgestelde voorwaarden, doet de beheersautoriteit binnen een maand na ontvangst van het in artikel 2 bedoelde voorstel het volgende:

a)

de partner of de instantie als de begunstigde registreren vanaf de in artikel 1, onder b), van deze verordening bedoelde datum;

b)

de partner of de instantie in kennis stellen van het resterende bedrag aan beschikbare steun uit de ESI-fondsen.

HOOFDSTUK II

Minimumvereisten die moeten worden opgenomen in door Europese structuur- en investeringsfondsen gefinancierde PPP-overeenkomsten

(Artikel 64, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

Artikel 4

Geblokkeerde rekening

Inzake de in artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde geblokkeerde rekening bevat de PPP-overeenkomst de volgende vereisten:

a)

in voorkomend geval de criteria voor de selectie van de financiële instelling waar de geblokkeerde rekening moet worden geopend, inclusief vereisten inzake haar kredietwaardigheid;

b)

de voorwaarden waaronder van de geblokkeerde rekening betalingen kunnen worden gedaan;

c)

of de publiekrechtelijke instantie die een begunstigde is, de geblokkeerde rekening als onderpand/borg mag gebruiken voor het nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van de PPP-overeenkomst, of die van de private partner;

d)

de verplichting voor de houders van de geblokkeerde rekening om de beheersautoriteit, op haar schriftelijk verzoek, in kennis te stellen van de middelen op de geblokkeerde rekening die zijn uitbetaald en van het saldo van de geblokkeerde rekening;

e)

voorschriften betreffende de wijze waarop de resterende middelen op de geblokkeerde rekeningen worden uitbetaald wanneer de geblokkeerde rekening als gevolg van de beëindiging van de PPP-overeenkomst wordt gesloten.

Artikel 5

Rapportage en controlespoor

1.   De PPP-overeenkomst bevat bepalingen betreffende de instelling van een mechanisme voor rapportage en het bewaren van documenten. Dat mechanisme bevat dezelfde verplichtingen inzake rapportage en het bewaren van documenten als die van de begunstigde, die zelf de krachtens artikel 65 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 daarvoor in aanmerking komende uitgaven doet en betaalt.

2.   De PPP-overeenkomst bevat procedures voor het waarborgen van het in artikel 25 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie (2) vastgestelde toereikende controlespoor. Die procedures maken het met name mogelijk om de door de private partner voor de uitvoering van de concrete actie gedane en betaalde uitgaven af te stemmen op de door de begunstigde aan de beheersautoriteit opgegeven uitgaven.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014 van de Commissie van 3 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 5).


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1077 VAN DE COMMISSIE

van 1 juli 2015

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Idiazabal (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Spanje tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Idiazabal”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2317/1999 (3).

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Idiazabal” (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 juli 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 2317/1999 van de Commissie van 29 oktober 1999 tot wijziging van een element van het productdossier van de benaming „Idiazábal” in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 (PB L 280 van 30.10.1999, blz. 66).

(4)  PB C 70 van 27.2.2015, blz. 10.


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1078 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof „clodroninezuur (als dinatriumzout)” betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet de maximumwaarde voor residuen (hierna „MRL” genoemd) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, in een verordening worden vastgesteld.

(2)

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3)

Clodroninezuur (als dinatriumzout) is nog niet opgenomen in die tabel.

(4)

Er is bij het Europees Geneesmiddelenbureau (hierna „EMA” genoemd) een aanvraag ingediend voor het vaststellen van MRL's voor clodroninezuur (als dinatriumzout) in paardachtigen.

(5)

Het EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik aanbevolen dat het vaststellen van een maximumwaarde voor residuen voor clodroninezuur (als dinatriumzout) in paardachtigen onnodig is voor de bescherming van de menselijke gezondheid op voorwaarde dat de stof niet gebruikt wordt voor dieren die melk voor menselijke consumptie produceren.

(6)

Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het EMA overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten.

(7)

Het EMA heeft geoordeeld dat de extrapolatie van de MRL voor clodroninezuur (als dinatriumzout) in paardachtigen naar andere voedselproducerende soorten niet aangewezen is, omdat het op basis van de voorgestelde indicatie en werking niet waarschijnlijk is dat deze werkzame stof wordt gebruikt in andere voedselproducerende soorten dan paarden.

(8)

Tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 september 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de volgende stof in alfabetische volgorde ingevoegd:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL's

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Clodroninezuur (als dinatriumzout)

NIET VAN TOEPASSING

Paardachtigen

Geen MRL nodig

NIET VAN TOEPASSING

Niet voor gebruik bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren

Spier- en skeletstelsel/Geneesmiddelen voor de behandeling van botziekten”.


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1079 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof „hexaflumuron” betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet de maximumwaarde voor residuen (hierna „MRL” genoemd) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, in een verordening worden vastgesteld.

(2)

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3)

Hexaflumuron is nog niet opgenomen in die tabel.

(4)

Er is bij het Europees Geneesmiddelenbureau (hierna „EMA” genoemd) een aanvraag ingediend voor het vaststellen van MRL's voor hexaflumuron in vissen.

(5)

Het EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik de vaststelling aanbevolen van een MRL voor hexaflumuron in spier en huid in natuurlijke verhoudingen in vissen.

(6)

Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het EMA overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten.

(7)

Het EMA heeft geoordeeld dat wegens het lagere metabolisme van vissen in vergelijking met het metabolisme van zoogdieren en vogels, de MRL's voor hexaflumuron in vissen niet kunnen worden geëxtrapoleerd naar andere voedselproducerende soorten.

(8)

Tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 september 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de volgende stof in alfabetische volgorde ingevoegd:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL's

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Hexaflumuron

Hexaflumuron

Vissen

500 μg/kg

Spier en huid in natuurlijke verhoudingen

GEEN

Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen ectoparasieten”.


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1080 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 37/2010 wat de stof „propyl-4-hydroxybenzoaat en natriumzout daarvan” betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 17 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet de maximumwaarde voor residuen (hierna „MRL” genoemd) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, in een verordening worden vastgesteld.

(2)

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2) zijn de farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong opgenomen.

(3)

Propyl-4-hydroxybenzoaat en natriumzout daarvan is nog niet opgenomen in die tabel.

(4)

Er is bij het Europees Geneesmiddelenbureau (hierna „EMA” genoemd) een aanvraag ingediend voor het vaststellen van MRL's voor propyl-4-hydroxybenzoaat en natriumzout daarvan in alle voedselproducerende soorten.

(5)

Het EMA heeft op basis van het advies van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik aanbevolen dat het vaststellen van een maximumwaarde voor residuen voor propyl-4-hydroxybenzoaat en natriumzout daarvan in alle voedselproducerende soorten onnodig is voor de bescherming van de menselijke gezondheid op voorwaarde dat deze stof enkel gebruikt wordt als conserveermiddel.

(6)

Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het EMA overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten.

(7)

Gezien het advies van het EMA dat er geen MRL's moeten worden vastgesteld voor propyl-4-hydroxybenzoaat en natriumzout daarvan, is een extrapolatie voor deze stof niet mogelijk.

(8)

Tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 september 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de volgende stof in alfabetische volgorde ingevoegd:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL's

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Propyl-4-hydroxybenzoaat en natriumzout daarvan

NIET VAN TOEPASSING

Alle voedselproducerende soorten

Geen MRL nodig

NIET VAN TOEPASSING

Alleen voor gebruik als conserveermiddel

GEEN”.


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1081 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2015

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Rusland

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7, lid 4,

In overleg met de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding

(1)

Op 8 oktober 2014 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot invoer in de Unie van bepaald bladaluminium van oorsprong uit Rusland („Rusland” of „het betrokken land”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („het bericht van inleiding”).

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 25 augustus 2014 door AFM Aluminiumfolie Merseburg GmbH, Alcomet AD, Eurofoil Luxembourg SA, Hydro Aluminium Rolled Products GmbH en Impol d.o.o. („de klagers”) was ingediend namens producenten die meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van bladaluminium vertegenwoordigen. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het betrokken product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd toereikend geacht om het onderzoek te openen.

(3)

Op 4 oktober 2014 heeft de Commissie, door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3), de opening aangekondigd van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („de basisverordening”) in verband met het vervallen van definitieve antidumpingmaatregelen die van kracht zijn op de invoer van bepaald aluminiumfolie van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en Brazilië.

2.   Belanghebbenden

(4)

In het bericht van inleiding werden alle belanghebbenden uitgenodigd met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klagers, de haar bekende producent-exporteur alsmede de Russische autoriteiten en de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers en handelaren officieel in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(5)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen over de opening van het onderzoek te maken en om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures te verzoeken.

(6)

De belanghebbenden werden daarnaast in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Geen van de belanghebbenden heeft een hoorzitting met de diensten van de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aangevraagd.

3.   Steekproefneming

(7)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie aangekondigd dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

Steekproef van producenten-exporteurs in Rusland

(8)

Aangezien in Rusland slechts één groep ondernemingen, de Rusal-groep, het betrokken product vervaardigt, werd in het bericht van inleiding niet voorzien in een steekproef van producenten-exporteurs.

Steekproef van producenten in de Unie

(9)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie de steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden. De steekproef bestond uit zes producenten in de Unie en hun verbonden ondernemingen, aangezien de interne structuur van de groepen met betrekking tot de productie en de wederverkoop van het onderzochte product bij het begin van het onderzoek onduidelijk was. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden meer dan 70 % van de totale productie in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen ten aanzien van de voorlopige steekproef verzocht. Er werden binnen de vastgestelde uiterste termijn geen opmerkingen ontvangen. Bijgevolg werd de voorlopige steekproef bevestigd. De steekproef wordt representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

Steekproef van niet-verbonden importeurs

(10)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, verzocht de Commissie alle niet-verbonden importeurs de in het bericht van inleiding aangegeven informatie te verstrekken.

(11)

In de aanvangsfase werd contact opgenomen met veertien haar bekende importeurs/gebruikers. Hun werd verzocht hun activiteit toe te lichten en het bij het bericht van inleiding gevoegde steekproefformulier in voorkomend geval in te vullen.

(12)

Drie ondernemingen hebben het steekproefformulier ingevuld. Zij waren evenwel „herwikkelaars”, d.w.z. industriële gebruikers die het betrokken product invoerden voor verdere verwerking en het daarna doorverkochten. Er hebben zich geen handelaren gemeld. Daarom was een steekproef niet gerechtvaardigd.

(13)

Vier andere ondernemingen hebben zich gemeld en zij hebben hetzij verklaard dat zij het betrokken product niet uit Rusland invoerden, hetzij dat zij herwikkelaars waren. Een vragenlijst voor gebruikers werd naar alle zeven ondernemingen gestuurd die zich hadden gemeld.

Antwoorden op de vragenlijst en medewerking

(14)

De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar de zes in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en hun verbonden ondernemingen, een groep van producenten-exporteurs en de zeven bekende gebruikers in de Unie.

(15)

Ingevulde vragenlijsten werden ontvangen van alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, van de groep van producenten-exporteurs (die bestaat uit twee producenten-exporteurs, vier verbonden handelaren en acht verbonden grondstoffenleveranciers, alle gevestigd in Rusland met uitzondering van twee in Jersey en Zwitserland gevestigde handelaren) en van vier gebruikers. Naar aanleiding van het verzoek van de Commissie werd in een later stadium een vragenlijst met herziene tabellen van de Rusal-groep ontvangen.

Controlebezoeken

(16)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daaruit voortvloeiende schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd.

(17)

Voor een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen werd een controlebezoek niet noodzakelijk geacht, aangezien zij tijdens de beoordelingsperiode geringe hoeveelheden had geproduceerd, die uitsluitend voor intern gebruik bestemd waren.

4.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(19)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2014 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2011 tot aan het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

5.   Betrokken product

(20)

Bij het betrokken product gaat het om bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm en een gewicht van meer dan 10 kg („jumborollen”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111910) en van oorsprong uit Rusland („het betrokken product”). Het product wordt doorgaans aluminiumfolie voor huishoudelijk gebruik („AFH”) genoemd.

(21)

AFH wordt vervaardigd op basis van zuiver aluminium, dat eerst in dikke strippen (met een dikte van enkele millimeter, d.w.z. tot 1 000 keer dikker dan het betrokken product) wordt gegoten en vervolgens in verschillende fasen tot de gewenste dikte wordt gewalst. Na het walsen wordt het bladaluminium tijdens een thermisch procedé uitgegloeid en uiteindelijk aangeboden op rollen.

(22)

Deze rollen AFH worden verder op kleinere rollen gewikkeld door verwerkende ondernemingen, de zogenoemde herwikkelaars. Het verkregen product (d.w.z. consumentenrollen die niet overeenstemmen met het betrokken product) wordt gebruikt voor tal van kortetermijnverpakkingstoepassingen (hoofdzakelijk voor huishoudelijk gebruik, catering en de levensmiddelen- en bloemenkleinhandel).

6.   Soortgelijk product

(23)

Uit het onderzoek bleek dat het betrokken product, het product dat in Rusland wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en in de Unie wordt verkocht, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basistoepassingen worden gebruikt.

(24)

De Commissie heeft in dit stadium derhalve geconcludeerd dat deze producten soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening zijn.

7.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(25)

Een importeur stelde dat ook AFH met een gewicht van niet meer dan 10 kg (zogenoemde „consumentenrollen”) in de productomschrijving zou moeten worden opgenomen. Hij stelde dat de fysische, chemische en technische basiseigenschappen van consumentenrollen en jumborollen niet van elkaar verschillen. Voorts stelde hij dat indien antidumpingrechten uitsluitend op jumborollen werden ingesteld, de uitvoer van consumentenrollen zonder antidumpingrechten uit Rusland zou kunnen toenemen.

(26)

De fysische eigenschap waarin jumborollen en consumentenrollen van elkaar verschillen, is het gewicht. Bovendien hangt ook de GN-code af van het gewicht. Daarenboven produceert de bedrijfstak van de Unie, zoals gedefinieerd in overweging 53, uitsluitend jumborollen en geen consumentenrollen. Jumborollen worden aangekocht en verder verwerkt tot consumentenrollen door herwikkelaars, die het product doorverkopen aan kleinhandelaren en eindgebruikers. Jumborollen en consumentenrollen hebben derhalve verschillende fysische eigenschappen, worden niet vervaardigd door dezelfde producenten, concurreren niet met elkaar en worden niet op dezelfde markt verhandeld.

(27)

Derhalve werd het argument dat consumentenrollen moeten worden opgenomen in de productomschrijving van dit onderzoek, afgewezen.

(28)

De gevolgen van antidumpingrechten op jumborollen voor de verwerkende ondernemingen worden behandeld in de overwegingen 151 tot en met 163 betreffende het belang van de Unie.

C.   DUMPING

8.   Normale waarde

(29)

De Commissie heeft eerst onderzocht of het totale binnenlandse verkoopvolume van elke producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als het totale binnenlandse verkoopvolume van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % vertegenwoordigde van diens totale uitvoervolume van het betrokken product naar de Unie.

(30)

Op grond hiervan bleek de totale verkoop voor één producent-exporteur niet representatief. Voor deze medewerkende producent-exporteur heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening de normale waarde door berekening vastgesteld, aangezien hij het soortgelijke product niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt had verkocht.

(31)

De normale waarde werd voor deze medewerkende producent-exporteur berekend door zijn gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) die door de medewerkende producent-exporteur in verband met de binnenlandse verkoop van deze soorten van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties tijdens het onderzoektijdvak zijn gemaakt, en

b)

de gewogen gemiddelde winst die door de medewerkende producent-exporteur op de binnenlandse verkoop van deze soorten van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties tijdens het onderzoektijdvak is gemaakt.

(32)

Voor de andere producent-exporteur bleek de totale binnenlandse verkoop representatief in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening (zie overweging 29).

(33)

Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten. De Commissie heeft overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening onderzocht of voor deze andere producent-exporteur de verkoop op diens binnenlandse markt van elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar met een productsoort die naar de Unie werd uitgevoerd, representatief was. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van het totale volume van de uitvoer naar de Unie van de identieke of vergelijkbare productsoort. De Commissie heeft vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van 5 van de 14 uitgevoerde productsoorten representatief was.

(34)

Wanneer er geen binnenlandse verkoop van een specifieke productsoort had plaatsgevonden en wanneer het volume van de binnenlandse verkoop voor een productsoort onvoldoende bleek, werd de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening, zoals beschreven in overweging 31.

(35)

Verder heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde.

(36)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

het verkoopvolume van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van het totale verkoopvolume van deze productsoort vertegenwoordigde; en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(37)

In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort gedurende het onderzoektijdvak.

(38)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat meer dan 90 % van de binnenlandse verkoop winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd de normale waarde voor de vijf productsoorten met een representatieve binnenlandse verkoop berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van de binnenlandse verkopen gedurende het onderzoektijdvak.

9.   Uitvoerprijs

(39)

De medewerkende producenten-exporteurs voerden uit naar de Unie via een verbonden handelaar met zetel in Jersey, RTI Ltd („RTI”). Deze handelaar koopt het betrokken product van de producenten via twee verbonden agenten die in Moskou zijn gevestigd. Hij verkoopt nadien het betrokken product door aan de uiteindelijke afnemers via een andere agent die in Zwitserland is gevestigd. Alle drie de verbonden agenten verrichten verkoopactiviteiten in naam van de producenten of van de verbonden handelaar en ontvangen daarvoor maandelijks een vergoeding.

(40)

Overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening werd de uitvoerprijs berekend op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Unie. In dit geval werden prijscorrecties toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten (met name vervoerkosten, verzekeringskosten, kredietkosten, douanerechten en -vergoedingen), met inbegrip van de overeenkomstige VAA-kosten van de handelaar en een redelijke winstmarge.

(41)

De Commissie heeft de VAA-kosten gebaseerd op de overeenkomstige werkelijke VAA-kosten volgens de gegevens die de Rusal-groep heeft ingediend over haar uitvoer van het betrokken product naar de markt van de Unie. De verbonden handelaar had dit bedrag al volgens zijn eigen berekeningen en toewijzingsbeginselen vastgesteld en toegewezen aan de invoer van het betrokken product in de Unie. De Commissie heeft er ook voor gezorgd dat er geen sprake was van dubbeltelling van de kosten. Kosten die geen verband houden met de invoer van het betrokken product zijn niet opgenomen in dat bedrag. Het bedrag voor VAA-kosten dat de Commissie voor de vaststelling van een betrouwbare uitvoerprijs heeft gebruikt, heeft derhalve uitsluitend betrekking op de tussen invoer en wederverkoop van het betrokken product in de Unie gemaakte kosten, zoals vereist op grond van artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

(42)

De winst van de verbonden handelaar werd als onbetrouwbaar beschouwd wegens de associatie met de producenten-exporteurs, aangezien hun verrekenprijs zelf niet betrouwbaar was. Bij gebrek aan gegevens van onafhankelijke importeurs in dit onderzoek werd de in het vorige onderzoek betreffende hetzelfde product (4) gebruikte redelijke winstmarge van 2 % gehanteerd.

(43)

Met betrekking tot deze aftrek voor VAA-kosten en winst stelde de Rusal-groep dat de verbonden handelaar (RTI) als interne exportafdeling van haar producenten-exporteurs moet worden behandeld, aangezien zij samen één enkele economische eenheid vormen, hoewel zij afzonderlijke juridische entiteiten zijn. Daarom stelde de Rusal-groep dat er geen aftrek voor de VAA-kosten en winst van RTI had mogen plaatsvinden.

(44)

De Commissie is evenwel van oordeel dat de uitvoerprijs, wanneer er sprake is van een associatie tussen de producent-exporteur en de importeur of een derde partij, als onbetrouwbaar wordt beschouwd en dat een betrouwbare uitvoerprijs moet worden vastgesteld. Artikel 2, lid 9, van de basisverordening bepaalt duidelijk dat bij de samenstelling van een betrouwbare uitvoerprijs correcties moeten worden toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten en voor winst. Deze kosten omvatten de VAA-kosten. De uitvoerprijs betrouwbaar maken vormt namelijk de grondgedachte voor en het doel van de correcties. Dit argument moest derhalve worden afgewezen.

10.   Vergelijking

(45)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de twee medewerkende producenten-exporteurs in het stadium af fabriek vergeleken.

(46)

Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(47)

Wat de uitvoerprijzen betreft, werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, verlading, verpakking, uitvoerrechten en commissies. Wat de binnenlandse prijzen betreft, werden correcties toegepast voor de kosten voor binnenlands vervoer, verpakking en verlading, voor kredietkosten en voor commissies.

11.   Dumpingmarge

(48)

Voor de twee medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product in het stadium af fabriek, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(49)

Aangezien het gaat om twee verbonden medewerkende producenten, werd één enkele dumpingmarge vastgesteld voor de twee ondernemingen op basis van het gewogen gemiddelde van hun individuele dumpingmarges.

(50)

Op grond hiervan is de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs (kosten, verzekering en vracht), grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Rusal-groep: Ural Foil OJSC en OJSC Rusal Sayanal

34,0 %

(51)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de producent-exporteur van AFH in Rusland die alleen verantwoordelijk is voor 100 % van de invoer in de Unie tijdens het onderzoektijdvak, aan het onderzoek heeft meegewerkt. De Commissie heeft op basis hiervan besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de individuele dumpingmarge die voor de medewerkende onderneming werd vastgesteld.

(52)

Onderstaande tabel bevat de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Rusal-groep

34,0 %

Alle andere ondernemingen

34,0 %

D.   SCHADE

1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(53)

Het soortgelijke product werd in het onderzoektijdvak vervaardigd door twaalf bekende producenten in de Unie. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(54)

De totale productie in de Unie in het onderzoektijdvak werd op 47 349 ton geraamd. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van statistieken van Eurostat, de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de door de klagers verstrekte ramingen met betrekking tot de niet in de steekproef opgenomen producenten. Zoals in overweging 9 is vermeld, vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie samen meer dan 70 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

(55)

De producent-exporteur stelde dat niet alle klagers actief waren in de productie van AFH. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat alle klagers en hun verbonden ondernemingen het onderzochte product wel degelijk produceerden, al was het maar in kleine hoeveelheden. Dit argument werd derhalve afgewezen.

2.   Verbruik in de Unie

(56)

De klagers hebben gegevens verstrekt over de productie, de productiecapaciteit, het verkoopvolume, de werkgelegenheid en het uitvoervolume van de gehele bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode. Deze gegevens waren ramingen; zij werden als orde van grootte verstrekt en onderverdeeld in twee categorieën: in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft de Commissie gebruikgemaakt van de werkelijke, gecontroleerde gegevens die deze ondernemingen in hun antwoorden op de vragenlijst hebben verstrekt. Voor de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden de cijfers van de klagers gebruikt. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over deze ramingen. De Commissie heeft evenwel geen opmerkingen ontvangen.

(57)

De Commissie stelde het verbruik in de Unie vast op basis van het totale geraamde verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en het totale invoervolume volgens Eurostat, waar nodig gecorrigeerd aan de hand van de gecontroleerde gegevens van de producent-exporteur en de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(58)

Aangezien slechts één producent-exporteur actief is in het betrokken land, moesten met het oog op de vertrouwelijkheid alle desbetreffende cijfers als orde van grootte worden gepresenteerd.

(59)

Het aldus vastgestelde verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 1

Verbruik in de Unie voor AFH (ton)

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Verbruik in de Unie

[71 300 — 82 625]

[74 152 — 92 540]

[84 847 — 108 239]

[83 421 — 105 760]

Index (2011 = 100)

100

[104 — 112]

[119 — 131]

[117 — 128]

Bron: Eurostat, antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de klagers

(60)

Het verbruik in de Unie nam toe in de periode 2011-2013, maar daalde in het onderzoektijdvak ten opzichte van 2013. Het verbruik is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 17 à 28 % gestegen. De toename van het verbruik in de periode vanaf 2011 tot het onderzoektijdvak is voornamelijk toe te schrijven aan de toename van de invoer uit Rusland en andere derde landen, terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie slechts licht steeg (zie overweging 82).

3.   Invoer uit het betrokken land

Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(61)

De Commissie heeft het volume van de invoer uit het betrokken land vastgesteld op basis van Eurostat-gegevens en van de gegevens die zijn ingediend door de medewerkende producent in het betrokken land.

(62)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Volume van de invoer (ton)

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Invoervolume uit Rusland

[19 532 — 26 078]

[23 243 — 34 422]

[27 345 — 39 116]

[26 368 — 37 812]

Index (2011 = 100)

100

[119 — 132]

[140 — 150]

[135 — 145]

Marktaandeel

29 %

34 %

34 %

34 %

Bron: Eurostat, antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de klagers

(63)

Het invoervolume uit Rusland steeg 40 à 50 % in de periode 2011-2013 en is licht gedaald gedurende het onderzoektijdvak.

(64)

Het overeenkomstige marktaandeel steeg van 29 % in 2011 tot 34 % in 2012 en is daarna constant gebleven tot in het onderzoektijdvak.

Prijs van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(65)

De Commissie heeft de gewogen gemiddelde prijzen van de invoer vastgesteld op basis van Eurostat-gegevens en van de gegevens die zijn ingediend door de medewerkende producent in het betrokken land. De onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie door de invoer uit het betrokken land werd vastgesteld op basis van de antwoorden op de vragenlijst die zijn ingediend door de medewerkende Russische producent-exporteur en de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(66)

De gemiddelde invoerprijs van AFH uit Rusland in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 3

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Invoerprijzen

[2 145 — 2 650]

[2 038 — 2 624]

[1 952 — 2 571]

[1 973 — 2 597]

Index (2011 = 100)

100

[95 — 99]

[91 — 97]

[92 — 98]

Bron: Eurostat en het antwoord op de vragenlijst

(67)

De gemiddelde invoerprijs van AFH uit Rusland in de Unie is in de loop van de beoordelingsperiode gedaald; in totaal daalde het met 2 à 8 %.

(68)

De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vast aan de hand van een vergelijking van: a) de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek; en b) de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijs per productsoort van de invoer van de medewerkende Russische producenten aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

(69)

De prijzen werden per productsoort vergeleken voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de omzet van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge door de invoer uit Rusland op de markt van de Unie van 3 à 7 %.

(70)

Deze prijsonderbieding is als zodanig aanzienlijk; bovendien moet erop worden gewezen dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie die tijdens het onderzoektijdvak werden onderboden door de invoer tegen dumpingprijzen uit Rusland de productiekosten niet konden dekken. Zoals in de overwegingen 177 en 179 werd uiteengezet, bedraagt het prijsbederf als gevolg van de Russische prijzen gemiddeld ongeveer 12 %.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.1.   Algemene opmerkingen

(71)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(72)

Zoals in overweging 9 is vermeld, werd voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(73)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. Zoals in overweging 56 werd uiteengezet, heeft de Commissie de macro-economische indicatoren voor de gehele bedrijfstak van de Unie geëvalueerd op basis van de door de klagers verstrekte gegevens, naar behoren gecontroleerd voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren die uitsluitend verband hielden met de in de steekproef opgenomen ondernemingen geëvalueerd op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(74)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge.

(75)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.2.   Macro-economische indicatoren

4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(76)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Productie (ton)

44 316

46 165

48 796

47 349

Index (2011 = 100)

100

104

110

107

Productiecapaciteit (ton)

54 777

54 485

59 186

61 496

Index (2011 = 100)

100

99

108

112

Bezettingsgraad

81 %

85 %

82 %

77 %

Index (2011 = 100)

100

105

102

95

Bron: antwoorden op de vragenlijst, gegevens van de klagers

(77)

De productie schommelde tijdens de beoordelingsperiode. Zij is gestegen in de periode 2011-2013, maar lag in het onderzoektijdvak lager dan in 2013. Tijdens de beoordelingsperiode is de productie in totaal met 7 % gestegen.

(78)

Tijdens de beoordelingsperiode is de productiecapaciteit met 12 % gestegen.

(79)

Doordat de productiecapaciteit sterker is gestegen dan de productie, is de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode met 5 % gedaald.

(80)

De producent-exporteur stelde dat alle producenten van AFH ook een andere soort folie kunnen produceren, namelijk „aluminium converter foil” („ACF”), en dat zij voor de vervaardiging van beide soorten folie van dezelfde machines gebruikmaakten. Hij stelde dat de gegevens van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot de capaciteit en de bezettingsgraad voor AFH daarom vertekend zouden zijn.

(81)

Hoewel een aantal producenten in de Unie inderdaad zowel ACF als AFH vervaardigden, bleek uit het onderzoek dat de grootste in de steekproef opgenomen producent in de Unie uitsluitend AFH vervaardigde. Voor de andere in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren de productiecapaciteit en de bezettingsgraad gebaseerd op werkelijke cijfers. Dat zij ook ACF vervaardigden, had dus geen invloed op de totale productiecapaciteit en bezettingsgraad die met betrekking tot AFH werden opgegeven. Ten slotte bleek uit het onderzoek dat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie de twee soorten folie in een stabiele verhouding vervaardigden. Dit argument werd in dit stadium derhalve van de hand gewezen.

4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(82)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5

Verkoopvolume en marktaandeel op de markt van de Unie

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Verkoopvolume (ton)

[41 007 — 45 870]

[41 007 — 49 081]

[42 647 — 52 292]

[41 827 — 50 457]

Index (2011 = 100)

100

[100 — 107]

[104 — 114]

[102 — 110]

Marktaandeel

55 %

53 %

49 %

47 %

Bron: antwoorden op de vragenlijst, Eurostat, gegevens van de klagers

(83)

Het verkoopvolume van AFH is in de beoordelingsperiode licht gestegen. De grootste stijging ten opzichte van 2011, d.w.z. een stijging van 4 à 14 %, vertoont zich in 2013. Tijdens het onderzoektijdvak is het verkoopvolume gedaald; in totaal is het verkoopvolume tijdens de beoordelingsperiode met 2 à 10 % gestegen. De stijging van het verkoopvolume heeft, rekening houdend met de parallelle stijging van het verbruik en de stijging van de invoer uit onder meer Rusland evenwel geleid tot een daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 55 % in 2011 tot 47 % in het onderzoektijdvak, d.w.z. een daling van 8 procentpunten in de loop van de beoordelingsperiode. De daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie viel samen met een stijging van het marktaandeel van de invoer uit Rusland, zoals in overweging 64 werd uiteengezet.

4.2.3.   Groei

(84)

Terwijl het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 17 à 28 % is gestegen, steeg het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 2 à 10 %, hetgeen tot een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten leidde.

4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(85)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

769

787

758

781

Index (2011 = 100)

100

102

99

102

Productiviteit (ton/werknemer)

58

59

64

61

Index (2011 = 100)

100

102

112

105

Bron: antwoorden op de vragenlijst, gegevens van de klagers

(86)

De werkgelegenheid van de bedrijfstak van de Unie schommelde tijdens de beoordelingsperiode. In totaal steeg zij licht met 2 %.

(87)

In de periode 2011-2013 steeg de productiviteit doordat de productie sterker is gestegen dan de werkgelegenheid, zoals blijkt uit tabel 4 bij overweging 77. In het onderzoektijdvak vertoont de productiviteit een daling van 5 % ten opzichte van 2013, maar lag zij nog wel hoger dan bij het begin van de beoordelingsperiode in 2011.

4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(88)

De dumpingmarge ligt aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Unie zijn aanzienlijk, gezien het volume en de prijzen van de invoer uit het betrokken land.

(89)

De bedrijfstak van de Unie herstelde nog van eerdere dumping door de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit China, Brazilië en Armenië. Deze maatregelen zijn momenteel onderworpen aan een parallel lopend onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, zoals vermeld in overweging 3.

4.3.   Micro-economische indicatoren

4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(90)

De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Gemiddelde verkoopprijs

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de markt van de Unie (EUR/ton)

2 932

2 714

2 705

2 597

Index (2011 = 100)

100

93

92

89

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

2 995

2 794

2 699

2 651

Index (2011 = 100)

100

93

90

89

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(91)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde in de loop van de beoordelingsperiode voortdurend, in totaal met 11 %.

(92)

Ondanks deze daling lagen de productiekosten per eenheid boven de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie en volstond de verkoopprijs niet om de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie te dekken, behalve in 2013. De bedrijfstak van de Unie was wegens de prijsdruk van de invoer met dumping uit Rusland immers niet in staat zijn verkoopprijs te verhogen.

(93)

Verscheidene belanghebbenden stelden dat de ontwikkeling van de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie in het verlengde lag van de ontwikkeling van de aluminiumprijs op de metaalbeurs van Londen („London Metal Exchange”) en dat de prijzen van de invoer uit Rusland derhalve geen enkele invloed op de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie hadden. Volgens deze belanghebbenden kan er derhalve niet van worden uitgegaan dat de prijzen van de Russische invoer de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden. Uit het onderzoek bleek dat de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie dezelfde ontwikkeling vertoonde als de aluminiumprijs op de London Metal Exchange. Dit laat evenwel onverlet dat de prijzen van de Russische invoer de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden en de prijzen op de markt van de Unie onder druk zetten, waardoor de bedrijfstak van de Unie niet in staat was zijn verkoopprijs te verhogen tot het niveau dat nodig is om de productiekosten te dekken. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

4.3.2.   Loonkosten

(94)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

21 692

22 207

20 603

20 594

Index (2011 = 100)

100

102

95

95

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(95)

De gemiddelde loonkosten per werknemer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren in het onderzoektijdvak 5 % gedaald ten opzichte van 2011. Eerst stegen de loonkosten met 2 % in de periode 2011-2012, vervolgens daalden zij in de periode 2012-2013 en daarna bleven zij stabiel tot in het onderzoektijdvak.

4.3.3.   Voorraden

(96)

De voorraden van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Voorraden

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Eindvoorraden

1 931

1 999

2 133

2 085

Index (2011 = 100)

100

104

110

108

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

5 %

5 %

5 %

5 %

Index (2011 = 100)

100

100

100

100

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(97)

Voorraden kunnen niet worden beschouwd als een relevante schade-indicator voor deze bedrijfstak, aangezien de productie en de verkoop hoofdzakelijk naar orders zijn gericht en de producenten dienovereenkomstig beperkte voorraden plegen aan te houden. Daarom worden de ontwikkelingen van de voorraden alleen ter informatie gegeven.

(98)

De eindvoorraden stegen tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 8 %. Terwijl de voorraden in 2011-2013 met 10 % stegen, vertoonden zij in het onderzoektijdvak een lichte daling ten opzichte van 2013. De eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie bleven tijdens de gehele beoordelingsperiode stabiel.

4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(99)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

– 2,2 %

– 2,9 %

0,2 %

– 2,1 %

Index (2011 = 100)

100

65

209

104

Kasstroom (EUR)

1 505 960

2 909 820

3 365 140

1 962 349

Index (2011 = 100)

100

193

223

130

Investeringen (EUR)

3 271 904

5 404 990

4 288 862

4 816 442

Index (2011 = 100)

100

165

131

147

Rendement van investeringen

– 4 %

– 5 %

0 %

– 3 %

Index (2011 = 100)

100

60

209

108

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(100)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De bedrijfstak van de Unie was verliesgevend tijdens de beoordelingsperiode, met uitzondering van 2013: in dat jaar lag zijn winstmarge net boven het break-evenpoint. De winstgevendheid daalde in de periode 2011-2012, steeg in 2013, maar daalde vervolgens weer in het onderzoektijdvak, waarin zij bijna hetzelfde niveau bereikte als in 2011. De winstgevendheid steeg tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 4 %, wat neerkomt op een stijging van 0,1 procentpunt. De bedrijfstak van de Unie was hierdoor niet in staat om winst te maken tijdens het onderzoektijdvak. Deze ontwikkeling was vooral toe te schrijven aan de prijsdruk van de invoer uit Rusland, die de Unie binnenkwam tegen dumpingprijzen, de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbood en de bedrijfstak van de Unie verhinderde zijn verkoopprijzen te verhogen om de productiekosten te kunnen dekken.

(101)

De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. Tijdens de beoordelingsperiode schommelde de kasstroom en vertoonde hij een stijgende lijn. De nettokasstroom steeg tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 30 %. In absolute cijfers bleef de kasstroom evenwel laag ten opzichte van de totale omzet van het onderzochte product.

(102)

De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode toe met 47 %. Zij stegen in 2012 met 65 % ten opzichte van 2011, namen af in 2013 en namen weer toe in het onderzoektijdvak. Het ging voornamelijk om investeringen in nieuwe machines en zij bleven in het onderzoektijdvak op een eerder laag niveau ten opzichte van de totale omzet.

(103)

Het rendement van investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. NET als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen van de productie en verkoop van het soortgelijke product vanaf 2011 steeds negatief, behalve in 2013 toen het 0 % bedroeg; dit weerspiegelt de ontwikkeling van de winstgevendheid. In totaal steeg het rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode licht met 8 %.

(104)

Wat het vermogen om kapitaal aan te trekken betreft, zorgde het zwakkere vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om liquide middelen te genereren voor het soortgelijke product, voor een zwakkere financiële situatie omdat de intern gegenereerde fondsen kleiner werden. Uit het onderzoek bleek dat het vermogen om kapitaal aan te trekken tijdens de beoordelingsperiode in totaal is afgenomen.

5.   Conclusie inzake schade

(105)

Verschillende belangrijke schade-indicatoren vertoonden een negatieve ontwikkeling. Wat de winstgevendheid betreft, was de bedrijfstak bijna gedurende de gehele beoordelingsperiode verliesgevend, behalve in 2013 toen deze maar net boven het break-evenpoint lag. Tijdens het onderzoektijdvak haalde de bedrijfstak van de Unie een negatieve winstmarge van – 2,1 %. De verkoopprijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode met 11 % gedaald. De productiekosten per eenheid, die eveneens met 11 % daalden, bleven hoger dan de gemiddelde verkoopprijzen tijdens de gehele beoordelingsperiode met uitzondering van 2013. De bedrijfstak van de Unie leed een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten, d.w.z. van 55 % in 2011 tot 47 % in het onderzoektijdvak.

(106)

Enkele schade-indicatoren hebben zich tijdens de beoordelingsperiode positief ontwikkeld. Tijdens de beoordelingsperiode steeg de productie met 7 % en de productiecapaciteit met 12 %. Deze stijgingen stemden echter niet overeen met de stijging van het verbruik, die veel groter was, namelijk tussen 17 % en 28 % tijdens de beoordelingsperiode. Het verkoopvolume is tijdens de beoordelingsperiode met 2 à 10 % gestegen. Op een markt met een stijgend verbruik heeft dit evenwel niet geleid tot een groter marktaandeel, maar integendeel tot een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten. Tijdens de beoordelingsperiode zijn de investeringen met 47 % gestegen. Het ging om investeringen in nieuwe machines en zij bleven in het onderzoektijdvak op een eerder laag niveau. Ook de kasstroom steeg tijdens de beoordelingsperiode met 30 %, maar bleef op een laag niveau. Deze positieve ontwikkelingen sluiten het bestaan van schade dus niet uit.

(107)

De Russische autoriteiten stelden dat uit de analyse van algemeen beschikbare financiële documenten van de klagers geen aanmerkelijke schade zou blijken. Dit wordt tegengesproken door de resultaten van het onderzoek dat gebaseerd is op de werkelijke, gecontroleerde gegevens van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot AFH. Aangezien sommige producenten in de Unie niet uitsluitend AFH hebben geproduceerd, kan de werkelijke situatie van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot AFH namelijk niet naar voren komen uit de algemeen beschikbare financiële documenten. Derhalve mogen de conclusies betreffende de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening niet worden gebaseerd op algemeen beschikbare financiële documenten, maar moeten zij worden gebaseerd op de meer gedetailleerde en gecontroleerde gegevens die in het onderzoek beschikbaar zijn. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(108)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

(109)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit Rusland, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn:

a)

gevolgen van de invoer uit andere derde landen,

b)

ontwikkeling van het verbruik in de Unie,

c)

uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie,

d)

de activiteit van de bedrijfstak van de Unie op de ACF-markt,

e)

kosten van de grondstoffen.

1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(110)

Om het bestaan vast te stellen van een oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping van AFH uit Rusland en de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, heeft de Commissie het volume en het prijsniveau van de onderzochte invoer en de mate waarin deze hebben bijgedragen aan de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, geanalyseerd.

(111)

Uit het onderzoek is gebleken dat tijdens de beoordelingsperiode het volume van de laaggeprijsde invoer met dumping uit Rusland 35 à 45 % is gestegen en in dezelfde periode tot een toename van het marktaandeel van ongeveer 5 procentpunten heeft geleid. Deze stijging viel samen met een verlies van marktaandeel van 8 procentpunten voor de bedrijfstak van de Unie.

(112)

De invoer uit Rusland oefende tegelijkertijd een prijsdruk uit op de markt van de Unie, daalde tijdens de beoordelingsperiode qua prijs met 2 à 8 % en onderbood de verkoopprijzen van de verliesgevende bedrijfstak van de Unie met 3 à 7 %, wat heeft geleid tot een prijsbederfmarge van ongeveer 12 %. De prijsonderbieding is als zodanig aanzienlijk; bovendien moet erop worden gewezen dat de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak meestal lager waren dan de productiekosten. De bedrijfstak van de Unie moest zijn prijzen verlagen tijdens de beoordelingsperiode om verder verlies van marktaandeel te vermijden.

(113)

Niettemin nam de invoer uit Rusland het marktaandeel van de invoer uit Brazilië en China na de instelling van maatregelen ten aanzien van die landen in aanzienlijke mate over en kon de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig herstellen van de eerdere invoer met dumping uit die landen. Dit heeft geleid tot verliezen voor de bedrijfstak van de Unie van 2011 tot in het onderzoektijdvak, met uitzondering van 2013 toen de winstgevendheid licht positief was, maar nog steeds beneden de streefwinst van 5 % (zie de overwegingen 176 en 177).

(114)

De producent-exporteur stelde dat de toename van de invoer uit Rusland is veroorzaakt door de instelling van maatregelen ten aanzien van China, Brazilië en Armenië, aangezien deze maatregelen andere derde landen, waaronder Rusland, een betere toegang tot de markt van de Unie opleverden.

(115)

Uit het onderzoek is gebleken dat de invoer uit Rusland inderdaad in aanzienlijke mate het aandeel van de invoer uit China en Brazilië op de markt van de Unie heeft overgenomen. De invoer uit Rusland vond evenwel plaats tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, en viel samen met een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Op grond hiervan kan een duidelijk oorzakelijk verband worden vastgesteld tussen de invoer uit Rusland en de aanmerkelijke schade van de bedrijfstak van de Unie en het is niet van belang of de toename van de invoer uit Rusland uitsluitend het gevolg is van de instelling van antidumpingmaatregelen betreffende de invoer uit andere derde landen. Derhalve werd dit argument in dit stadium afgewezen. Zelfs indien de instelling van antidumpingrechten op de invoer uit China, Brazilië en Armenië enig effect had op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, ging het hoe dan ook slechts om een indirecte oorzaak en kan deze niet worden beschouwd als een van de „andere factoren” in de zin van artikel 3, lid 7, van de basisverordening. Uit het onderzoek bleek dat de invoer met dumping uit Rusland zelf schade veroorzaakt. Die uitlegging is in overeenstemming met het arrest van het Europees Hof van Justitie in zaak C-638/11 P van 14 november 2013, Raad van de Europese Unie vs. Gul Ahmed Textile Mills Ltd.

(116)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade samenviel met de aanzienlijke stijging van de invoer tegen dumpingprijzen van oorsprong uit Rusland en dat de invoer uit Rusland er in belangrijke mate toe bijdroeg dat de bedrijfstak van de Unie zich niet heeft kunnen herstellen en een bepalende rol speelde bij de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak heeft geleden.

2.   Gevolgen van andere factoren

2.1.   Gevolgen van de invoer uit andere derde landen

(117)

De invoer uit andere derde landen ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Invoer uit andere derde landen

Land

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

China

Volume (ton)

[2 843 — 3 205]

[967 — 1 378]

[1 137 — 1 603]

[1 222 — 1 699]

Index (2011 = 100)

100

[34 — 43]

[40 — 50]

[43 — 53]

Marktaandeel

4 %

1 %

1 %

2 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 251

2 417

2 306

2 131

Index (2011 = 100)

100

107

102

95

Turkije

Volume (ton)

[5 120 — 6 100]

[8 090 — 10 553]

[11 213 — 14 213]

[11 520 — 14 579]

Index (2011 = 100)

100

[158 — 173]

[219 — 233]

[225 — 239]

Marktaandeel

7 %

11 %

13 %

13 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 950

2 743

2 710

2 571

Index (2011 = 100)

100

93

92

87

Andere derde landen

Volume (ton)

[3 100 — 3 750]

[279 — 750]

[1 891 — 3 000]

[3 162 — 4 313]

Index (2011 = 100)

100

[9 — 20]

[61 — 80]

[102 — 115]

Marktaandeel

4 %

1 %

2 %

4 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 878

2 830

2 687

2 406

Index (2011 = 100)

100

98

93

84

Totale invoer

Volume (ton)

[31 200 — 38 900]

[33 696 — 45 513]

[42 120 — 58 325]

[42 744 — 60 684]

Index (2011 = 100)

100

[108 — 117]

[135 — 150]

[137 — 156]

Marktaandeel

45 %

47 %

51 %

53 %

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 512

2 452

2 399

2 360

Index (2011 = 100)

100

98

95

94

Bron: Eurostat en antwoord op de vragenlijst

(118)

De invoer uit China en Brazilië is momenteel onderworpen aan antidumpingrechten. In de gehele beoordelingsperiode vond geen invoer uit Brazilië plaats. Het volume van de invoer uit China daalde tijdens de beoordelingsperiode met 47 à 57 %, wat neerkomt op een daling van het marktaandeel van 4 naar 2 %, een daling van 2 procentpunten. Zowel het invoervolume als het marktaandeel bleef tijdens de gehele beoordelingsperiode echter op een laag niveau. De Chinese prijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode met 5 % gedaald. Tijdens het onderzoektijdvak werd ongeveer 75 % van de totale invoer uit China op de markt van de Unie ingevoerd in het kader van de regeling actieve veredeling, dus zonder antidumpingrechten. Deze invoer stemde overeen met een marktaandeel van meer dan 1 %, stond in rechtstreekse concurrentie met de verkoop van de bedrijfstak van de Unie en onderbood de prijzen van de Unie met ongeveer 13 %.

(119)

Tijdens de beoordelingsperiode is het volume van de invoer uit Turkije met 125 à 139 % gestegen en het marktaandeel ervan met 7 à 13 %. De prijzen van de invoer uit Turkije zijn tijdens de beoordelingsperiode met 13 % gedaald, maar bleven hoger dan die van de invoer uit andere derde landen, met inbegrip van Rusland en China, en zij lagen op een vergelijkbaar niveau als dat van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

(120)

De invoer uit andere derde landen is in totaal met 2 à 15 % gestegen. Het totale marktaandeel ervan is evenwel afgenomen van 4 % in 2011 tot ongeveer 2 % in 2013, aangezien het verbruik in de Unie is gestegen, en in het onderzoektijdvak is het ten opzichte van de voorafgaande periode gestegen tot 4 %. De prijzen lagen onder die van de bedrijfstak van de Unie, behalve in 2012.

(121)

Gezien het bovenstaande kan ervan worden uitgegaan dat de invoer uit China ondanks het geringe volume ervan gedeeltelijk heeft bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zonder evenwel het oorzakelijke verband tussen de invoer uit Rusland en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie te verbreken. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat de invoer uit Turkije gedeeltelijk kan hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zonder evenwel het oorzakelijke verband tussen de invoer uit Rusland en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie te verbreken, rekening houdend met het geringere volume en de hogere prijzen ervan in vergelijking met de Russische uitvoer.

(122)

Eén belanghebbende stelde dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade moet worden toegeschreven aan de invoer uit Turkije en Zuid-Korea. Wat Turkije betreft, werd geconcludeerd dat de invoer gedeeltelijk kan hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade, zonder evenwel het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit Rusland en de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie te verbreken. Wat Zuid-Korea betreft, stelde deze belanghebbende dat de invoer plaatsvond in overeenstemming met de regeling van de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea, die in werking is getreden in 2011 (5). Tijdens de gehele beoordelingsperiode was er vrijwel geen invoer uit Zuid-Korea. Op grond hiervan werden deze argumenten in dit stadium afgewezen.

2.2.   Ontwikkeling van het verbruik in de Unie

(123)

Het verbruik in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gestegen met 17 à 28 %. Deze stijging kan voornamelijk worden verklaard door de toename van de invoer, aangezien het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode slechts licht is gestegen, met een verlies van marktaandeel van ongeveer 8 procentpunten. Tegelijkertijd kon de invoer uit Rusland een marktaandeel van ongeveer 5 procentpunten overnemen. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de ontwikkeling van het verbruik niet heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

(124)

De producent-exporteur stelde dat er noch een aanzienlijke toename van de invoer uit Rusland, noch schadelijke gevolgen van deze invoer waren, aangezien de invoer uit Rusland alleen maar de ontwikkeling van het verbruik volgde, terwijl de bedrijfstak van de Unie zijn verkoop van ACF opdreef ten nadele van de verkoop van AFH.

(125)

Zoals in overweging 132 wordt uiteengezet, heeft het onderzoek het argument dat de bedrijfstak van de Unie zijn verkoop van ACF ten nadele van de verkoop van AFH opdreef, niet bevestigd en derhalve werd dit argument afgewezen. In het onderzoek werd een stijging vastgesteld van invoer met dumping uit Rusland die een prijsdruk uitoefende op de markt van de Unie. In dit verband werd niet ter zake geacht dat de invoer uit Rusland de ontwikkeling van het verbruik volgde. Derhalve werd dit argument afgewezen.

2.3.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(126)

De producent-exporteur stelde dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade werd veroorzaakt door de zwakke uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie.

(127)

Het uitvoervolume van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 14

Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

 

2011

2012

2013

Onderzoektijdvak

Uitvoervolume

813

1 351

1 159

1 182

Index (2011 = 100)

100

166

143

145

Gemiddelde prijs per eenheid (EUR/ton)

3 061

2 810

2 897

2 806

Index (2011 = 100)

100

92

95

92

Bron: antwoorden op de vragenlijst, gegevens van de klagers

(128)

Uit het onderzoek is gebleken dat de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie naar andere derde landen laag bleef in vergelijking met de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, ook al nam deze uitvoer tijdens de beoordelingsperiode toe. Daarenboven is uit het onderzoek gebleken dat de prijzen van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hoger lagen dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie en de productiekosten konden dekken. Bovendien heeft de in overweging 99 vermelde winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie uitsluitend betrekking op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie. Derhalve werden de eventuele gevolgen van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie naar de markten van andere derde landen in deze analyse niet in aanmerking genomen. Dit argument werd derhalve afgewezen.

2.4.   De activiteit van de bedrijfstak van de Unie op de ACF-markt

(129)

Een aantal producenten in de Unie vervaardigde zowel AFH als ACF. ACF is een ander product dan AFH en wordt voor andere toepassingen gebruikt. AFH en ACF werden evenwel, zoals in overweging 80 werd vermeld, met dezelfde machines en uitrusting geproduceerd. Sommige belanghebbenden stelden dat de bedrijfstak van de Unie de productie en de verkoop van meer winstgevend ACF opdreven ten nadele van de verkoop van AFH en dat elke daling van het verkoopvolume en marktaandeel van AFH derhalve veeleer door deze omschakeling dan door de stijging van de invoer van AFH uit Rusland zou zijn veroorzaakt.

(130)

Bovendien stelde de producent-exporteur dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade door de negatieve ontwikkeling van de ACF-markt was veroorzaakt, aangezien de bedrijfstak van de Unie stelde dat hij schade leed door de invoer van ACF uit China en de Commissie in dit verband in december 2014 een antidumpingprocedure heeft ingeleid (6).

(131)

Uit het onderzoek is gebleken dat de producenten in de Unie van ACF en AFH wel gedeeltelijk met elkaar samenvielen, maar dat zij niet identiek waren. Zo produceerde de grootste in de steekproef opgenomen AFH-producent in de Unie van dit onderzoek uitsluitend AFH, terwijl de andere in de steekproef opgenomen producenten in de Unie AFH en ACF tijdens de beoordelingsperiode in een relatief stabiele verhouding produceerden en verkochten. Het onderzoek heeft het argument dat de bedrijfstak van de Unie zijn productie van AFH naar ACF zou hebben omgeschakeld dan ook niet bevestigd. Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat voor de producenten in de Unie die zowel AFH als ACF vervaardigden geen eenvoudige omschakeling van het ene naar het andere product mogelijk was, omdat beide producten om maximaal te renderen in bepaalde hoeveelheden moeten worden vervaardigd.

(132)

Eén belanghebbende stelde dat de invoer van ACF uit China de algemene situatie van de bedrijfstak van de Unie heeft beïnvloed en de aanmerkelijke schade van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot AFH dan ook heeft veroorzaakt. Het schadebeeld dat in de overwegingen 71 tot en met 107 werd geanalyseerd en de conclusie van overweging 108 dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden, hadden evenwel uitsluitend betrekking op de productie en verkoop van AFH. De eventuele gevolgen van schade die verband zou houden met de productie en verkoop van ACF voor de producenten in de Unie die zowel ACF als AFH vervaardigen, komen derhalve niet tot uiting in bovenvermeld schadebeeld. Derhalve werd dit argument in dit stadium afgewezen.

2.5.   Kosten van de grondstoffen

(133)

Aluminium is de belangrijkste grondstof voor de productie van AFH en vertegenwoordigde tijdens het onderzoektijdvak ongeveer 75 % van de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie.

(134)

De producent-exporteur stelde dat de bedrijfstak van de Unie er nadeel van ondervond dat zij niet verticaal geïntegreerd was en aluminium moest inkopen. Bovendien stelde hij dat de prijzen van aluminium in de Unie hoger zijn als gevolg van de geldende douanerechten van 3 à 6 % op ruw aluminium, die zouden leiden tot een stijging van de toeslag voor metaal in de EU, die een component vormt van de metaalprijs en dus ook van de aluminiumprijs.

(135)

De wereldwijde referentie voor de prijs van primair aluminium is de notering op de London Metal Exchange (LME). De toeslag vormt een supplement op de contantprijs van de LME en levert samen daarmee de totaalprijs op die aan smelterijen of handelaren wordt betaald om aluminium te verkrijgen. De LME-prijs is tijdens de beoordelingsperiode met meer dan 20 % gedaald. De toeslag is tijdens de beoordelingsperiode meer dan verdubbeld. Rekening houdend met de LME-prijs en de toeslag tezamen en dus met de totaalprijs van aluminium, zijn de kosten tijdens de beoordelingsperiode met ongeveer 11 % gedaald.

(136)

Uit het onderzoek is gebleken dat de kosten om grondstoffen voor de productie van AFH te betrekken vergelijkbaar waren voor de bedrijfstak van de Unie en de Russische producent-exporteur, aangezien de marktprijzen van deze grondstoffen zowel in Rusland als op de markt van de Unie rechtstreeks aan de LME zijn gekoppeld. De argumenten van overweging 134 moeten derhalve worden afgewezen. Terwijl de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en de prijzen van de invoer van AFH uit Rusland zijn gedaald door de ontwikkeling van de prijsnoteringen van aluminium op de LME, is uit het onderzoek gebleken dat de prijzen van de invoer van AFH uit Rusland tijdens de beoordelingsperiode voortdurend lager waren dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie en deze tijdens het onderzoektijdvak met 3 à 7 % onderboden. Zoals reeds in overweging 92 werd vermeld, is uit het onderzoek gebleken dat de bedrijfstak van de Unie met de verkoopprijzen van AFH de productiekosten per eenheid niet kon dekken als gevolg van de prijsdruk die werd uitgeoefend door de invoer met dumping, ook al zijn de productiekosten per eenheid gedaald. Dit argument moet derhalve in dit stadium worden afgewezen.

3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(137)

Uit bovenstaande analyse blijkt een aanzienlijke toename van het volume en het marktaandeel van de invoer met dumping van oorsprong uit Rusland tijdens de beoordelingsperiode en een parallelle daling van de invoerprijzen in dezelfde periode.

(138)

Deze toename van het marktaandeel viel samen met een sterke achteruitgang van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie. Door de prijsdruk van de invoer op de markt van de Unie kon de bedrijfstak van de Unie ondanks de daling van zijn productiekosten per eenheid de verkoopprijzen niet tot op een winstgevend niveau verhogen, waardoor de bedrijfstak van de Unie verliezen heeft geleden. Bijgevolg kon de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig herstellen van de gevolgen van de eerdere invoer met dumping uit Brazilië, China en Armenië en heeft hij tijdens het onderzoektijdvak aanmerkelijke schade geleden.

(139)

De Commissie heeft naar behoren onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, zoals de gevolgen van de invoer uit andere derde landen, de ontwikkeling van het verbruik in de Unie, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de activiteit van de bedrijfstak van de Unie op de ACF-markt en de kosten van de grondstoffen.

(140)

Uit het onderzoek van deze andere factoren is gebleken dat met name de invoer uit Turkije en China kan hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Rekening houdend met de hogere prijzen en het geringere volume van de invoer uit Turkije in vergelijking met de invoer uit Rusland en met het geringe volume van de invoer uit China, werd geconcludeerd dat deze factoren het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit Rusland en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet kunnen verbreken.

(141)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit het betrokken land en dat de andere factoren, zij het afzonderlijk of gezamenlijk, het oorzakelijke verband niet hebben verbroken. De schade bestaat voornamelijk uit financiële verliezen en een verlies van marktaandeel op de markt van de Unie.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Opmerking vooraf

(142)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de handelaren, de importeurs en de gebruikers.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(143)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie zich niet volledig kon herstellen van eerdere invoer met dumping en dat hij aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit het betrokken land tijdens het onderzoektijdvak. De voornaamste schade-indicatoren vertoonden een negatieve ontwikkeling, vooral het marktaandeel en de winstgevendheid.

(144)

De verwachting is dat na de instelling van maatregelen de invoerprijzen zullen stijgen en dat de bedrijfstak van de Unie dan zal worden bevrijd van de prijsdruk die momenteel wordt uitgeoefend door de invoer met dumping. De bedrijfstak van de Unie moet aldus in staat zijn om zijn prijzen te verhogen om de productiekosten te kunnen dekken en gaandeweg een winstgevend niveau te bereiken. Bovendien zal de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopvolume en zijn marktaandeel op de markt van de Unie kunnen vergroten.

(145)

Als er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk, met name gezien de verliezen die tijdens het onderzoektijdvak werden geleden en de verwachte aanhoudende prijsdruk van de invoer met dumping uit Rusland. Een verder verlies van marktaandeel zal zich voordoen wanneer de afnemers van de bedrijfstak van de Unie naar verwachting gaandeweg zullen overgaan op de invoer tegen lage prijzen uit Rusland. Bovendien zal de prijsdruk van de invoer met dumping de bedrijfstak van de Unie beletten zijn prijzen te verhogen wanneer de bedrijfstak van de Unie gedwongen zal zijn om de prijzen in de Unie in overeenstemming te brengen met het lage prijsniveau van de invoer uit Rusland. Onder een dergelijk scenario zal de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke verliezen blijven lijden.

(146)

De producent-exporteur stelde dat zonder de concurrentie uit Rusland de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk minder efficiënt zou worden en zijn concurrentiekracht op de wereldmarkt zou verliezen. Bovendien stelde de producent-exporteur dat antidumpingmaatregelen zouden leiden tot een verstoring van de wereldmarkt.

(147)

In de eerste plaats moeten antidumpingmaatregelen alleen de concurrentievoorwaarden op de markt van de Unie herstellen, maar niet beletten dat er uit Rusland op de markt van de Unie tegen eerlijke prijzen wordt ingevoerd. In de tweede plaats heeft de producent-exporteur niet verduidelijkt in welke mate antidumpingrechten de concurrentie op de wereldmarkt zouden verstoren en evenmin in welke mate zij de efficiëntie van de bedrijfstak van de Unie zouden kunnen beïnvloeden. Derhalve werden deze argumenten niet voldoende onderbouwd. Integendeel bleek uit het onderzoek dat de bedrijfstak van de Unie dankzij antidumpingmaatregelen zijn verkoopprijzen en winstgevendheid alsmede zijn verkoopvolume op de markt van de Unie zou kunnen verhogen. Deze argumenten werden derhalve in dit stadium afgewezen.

(148)

De producent-exporteur stelde voorts dat de vraag naar AFH zeer elastisch is en dat indien maatregelen werden ingesteld, veel consumenten konden overgaan op alternatieve producten zoals polyethyleenfolie voor huishoudelijk gebruik; daarom zouden de maatregelen niet leiden tot een stijging maar veeleer tot een daling van het verkoopvolume voor de bedrijfstak van de Unie. Uit het onderzoek bleek evenwel dat vervanging van AFH door alternatieve verpakkingsmaterialen heel moeilijk is wegens de specifieke eigenschappen van AFH zoals hitte- en lichtbestendigheid. Dit argument moet derhalve in dit stadium worden afgewezen.

(149)

Derhalve wordt in dit stadium geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van de importeurs/handelaren

(150)

Geen enkele onderneming die betrokken is bij de handel, d.w.z. invoer en wederverkoop van AFH in de lidstaat waar zij gevestigd is, heeft zich na de bekendmaking van het bericht van inleiding gemeld. Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat de bedrijfstak van de Unie en de producent-exporteur AFH vooral rechtstreeks aan de gebruikers verkochten. Daarom zijn er geen aanwijzingen dat de instelling van maatregelen negatieve gevolgen zou hebben voor de situatie van de importeurs/handelaren.

4.   Belang van de gebruikers

(151)

De gebruikers in de Unie zijn herwikkelaars: zij verhandelen verpakkingsmateriaal (bladaluminium, maar ook papier en plastic) na AFH op kleine rollen („consumentenrollen”) te hebben herwikkeld en het voor de industrie en de kleinhandel opnieuw te hebben verpakt. Zeven ondernemingen hebben zich gemeld en hebben een vragenlijst ontvangen. Vier ondernemingen hebben aan de procedures meegewerkt door de vragenlijst te beantwoorden. Drie van de medewerkende ondernemingen werden ter plaatse gecontroleerd.

(152)

Uit het onderzoek is gebleken dat AFH de belangrijkste grondstof is voor herwikkelaars en ongeveer 80 % van hun totale productiekosten vertegenwoordigt.

(153)

Tijdens het onderzoektijdvak beschikten de medewerkende gebruikers over drie bevoorradingsbronnen voor AFH: de bedrijfstak van de Unie, Turkije en Rusland. Drie van de medewerkende gebruikers kochten AFH voornamelijk van de bedrijfstak van de Unie en voerden het slechts in beperkte mate in. Een van deze drie gebruikers voerde geen AFH uit Rusland maar alleen AFH uit Turkije in. De vierde medewerkende gebruiker kocht vooral AFH uit Rusland en betrok geringere hoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie. Alle medewerkende ondernemingen voerden ook AFH uit Turkije in.

(154)

Aangezien herwikkelaars een breed scala aan verpakkingsmaterialen leveren, vertegenwoordigde de activiteit waarbij AFH wordt gebruikt voor de drie medewerkende ondernemingen die het betrokken product uit Rusland betrokken, minder dan een zesde tot ten hoogste een kwart van hun totale activiteit. Voor de onderneming die het betrokken product niet uit Rusland betrok, vertegenwoordigde de activiteit waarbij AFH wordt gebruikt minder dan een derde van haar totale activiteit.

(155)

Tijdens het onderzoektijdvak gaven alle medewerkende ondernemingen aan algemeen winstgevend te zijn. Eén onderneming kon haar VAA-kosten evenwel niet duidelijk toewijzen aan haar activiteit waarbij AFH wordt gebruikt en daarom kon voor deze onderneming geen duidelijke conclusie over de winstgevendheid worden getrokken.

(156)

Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat er meerdere bevoorradingsbronnen zijn en dat de herwikkelaars bereid zijn om zo nodig op andere bevoorradingsbronnen over te gaan (zie de overwegingen 165 tot en met 168).

(157)

Herwikkelaars kunnen daarenboven het antidumpingrecht misschien toch aan hun afnemers doorberekenen, vooral wanneer de prijzen van hun belangrijkste grondstof de dalende lijn van tijdens de beoordelingsperiode voortzetten.

(158)

Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de instelling van maatregelen ten aanzien van Rusland negatieve gevolgen kan hebben voor de winstgevendheid van herwikkelaars, zouden de beschikbaarheid van andere bevoorradingsbronnen, de mogelijkheid om het recht aan hun afnemers door te berekenen en in sommige gevallen de hoge winstgevendheid er dan ook op wijzen dat de mogelijke gevolgen van de maatregelen voor herwikkelaars beperkt zouden zijn.

(159)

De producent-exporteur stelde dat de instelling van antidumpingrechten nadelig zou zijn voor grote detailhandelaren, maar zonder dit argument verder uit te werken. Dienaangaande moet worden opgemerkt geen enkele grote detailhandelaar zich tijdens het onderzoek heeft gemeld.

(160)

Tevens stelden sommige belanghebbenden dat de winstgevendheid van de herwikkelaars door de instelling van maatregelen zou dalen. Zoals evenwel reeds in de overwegingen 153 tot en met 160 werd onderzocht, zullen de gevolgen voor de winstgevendheid van de herwikkelaars naar verwachting beperkt zijn, met name wanneer rekening wordt gehouden met de diverse beschikbare bevoorradingsbronnen en met de mogelijkheid om ten minste een deel van de kostenstijging als gevolg van de instelling van rechten aan hun afnemers door te berekenen.

(161)

Bovendien zijn de laatste vijf jaar, zoals in overweging 118 werd vermeld, reeds antidumpingmaatregelen van kracht tegen invoer met dumping uit China, Brazilië en Armenië. Tijdens het onderzoektijdvak van het onderzoek dat tot deze maatregelen heeft geleid, bleek de winstgevendheid van de herwikkelaars tussen – 2 % en + 2 % te bedragen (7). Ondanks de instelling van maatregelen zijn de herwikkelaars rendabel gebleven en in sommige gevallen zagen zij hun winst zelfs stijgen, aangezien uit het huidige onderzoek is gebleken dat alle medewerkende herwikkelaars winstgevend waren. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(162)

Voorts werd gesteld dat er voor de verwerkende ondernemingen zware concurrentie was door de invoer van consumentenrollen. Sommige belanghebbenden stelden dat de instelling van antidumpingmaatregelen voor AFH de herwikkelaars in de Unie zou benadelen, aangezien die dan een antidumpingrecht op hun grondstoffen zouden moeten betalen en aldus niet meer zouden kunnen concurreren met de invoer van verwerkte producten. Voorts werd gesteld dat de instelling van maatregelen voor AFH tot de uitvoer van consumentenrollen uit Rusland zou leiden. Het herwikkelen zou in dat geval in Rusland plaatsvinden, en niet meer in de Unie, wat zeer nadelig zou zijn voor de herwikkelaars, ook omdat zij zullen moeten concurreren met de laaggeprijsde invoer van consumentenrollen. Het risico dat de invoer van verwerkte producten in de plaats komt van de invoer van het betrokken product, is op zich evenwel geen reden om geen antidumpingmaatregelen in te stellen. In 2013 werden antidumpingmaatregelen ingesteld ten aanzien van de invoer van consumentenrollen uit China (8), waardoor de verwerkende ondernemingen zijn bevrijd van de invoer met dumping die tot aanmerkelijke schade leidde. Bovendien bleek uit het onderzoek dat de invoer van AFH uit Rusland slechts gedeeltelijk aan de vraag van de herwikkelaars kan voldoen en dat er diverse andere bevoorradingsbronnen bestaan ten aanzien waarvan geen antidumpingmaatregelen gelden. Derhalve werden deze argumenten afgewezen.

(163)

In het licht van deze bevindingen luidt de conclusie in dit stadium dat de gevolgen voor de gebruikers niet van dien aard zouden zijn dat maatregelen moeten worden geacht tegen het algemene belang van de Unie in te druisen.

5.   Bevoorradingsbronnen

(164)

Verscheidene belanghebbenden stelden dat de instelling van antidumpingrechten ten aanzien van Rusland tot een ontoereikend aanbod op de markt van de Unie zou kunnen leiden, aangezien de bedrijfstak van de Unie niet over voldoende capaciteit beschikt om aan de vraag in de Unie te kunnen voldoen en, zoals hierboven werd vermeld, herwikkelaars niet over voldoende andere bevoorradingsbronnen zouden beschikken.

(165)

Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie over overcapaciteit beschikt en in staat is de productie en verkoop van AFH in de Unie op te voeren. Bovendien zijn er wel alternatieve bevoorradingsbronnen beschikbaar, zoals Turkije en Armenië en in mindere mate ook Zuid-Afrika en India. Bovendien vormen de antidumpingrechten ten aanzien van China en Brazilië momenteel het voorwerp van een herzieningsprocedure, waarvan de bevindingen uiterlijk in januari 2016 zullen worden gepubliceerd. Ten slotte hebben de antidumpingmaatregelen ten doel de concurrentievoorwaarden op de markt van de Unie te herstellen en zal de invoer uit Rusland nog steeds op de markt van de Unie kunnen worden ingevoerd tegen eerlijke prijzen.

(166)

Een van de belanghebbenden stelde de bedrijfstak van de Unie naar alle waarschijnlijkheid niet de productie en verkoop van AFH, maar veeleer zijn activiteit op de ACF-markt zou opdrijven. Dit argument is gebaseerd op de veronderstelling dat de bedrijfstak van de Unie zijn productie van AFH heeft verhoogd als gevolg van de wereldwijde economische crisis en dat hij de productie van ACF zou hervatten zodra de algemene economische situatie in de Unie zich herstelt. Deze belanghebbende wees er tevens op dat er een parallel onderzoek betreffende de invoer van ACF van oorsprong uit China in de Unie loopt (9) en stelde dat de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot ACF eveneens zou verbeteren indien dit onderzoek tot de instelling van antidumpingmaatregelen zou leiden, waardoor de productie van ACF ten nadele van die van AFH zou stijgen. Zoals evenwel reeds in overweging 132 werd onderzocht, kwam uit het onderzoek geen bewijsmateriaal ter staving van dat argument naar voren. Bovendien heeft deze belanghebbende geen bewijsmateriaal verstrekt om het verband tussen de ontwikkeling van de productie van AFH en de economische crisis te onderbouwen, noch om het argument te onderbouwen dat de bedrijfstak van de Unie de productie naar ACF zal omschakelen na de eventuele instelling van maatregelen ten aanzien van China. Deze argumenten werden derhalve in dit stadium afgewezen.

(167)

Eén belanghebbende stelde dat de invoer van AFH uit Venezuela, Turkije en Armenië de invoer van AFH uit Rusland niet zou kunnen vervangen omdat een aantal belangrijke aspecten zoals de productie, de technische specificaties en de beschikbaarheid van het product verschillend zouden zijn. De betrokken partij heeft geen bewijsmateriaal ter ondersteuning van dit argument verstrekt. Daarenboven heeft het onderzoek geen gegevens aan het licht gebracht waarmee dit argument kan worden bevestigd. Uit het onderzoek is integendeel gebleken dat Turkije een belangrijke leverancier van de herwikkelaars in de Unie is en dat de invoer uit Turkije en die uit Rusland derhalve vergelijkbaar zijn qua beschikbaarheid en productspecificaties. Ook Armenië is een potentiële leverancier voor de markt van de Unie ten aanzien waarvan geen antidumpingrechten gelden. Deze argumenten werden derhalve in dit stadium afgewezen.

(168)

Op grond van het bovenstaande moet het argument dat er geen alternatieve bevoorradingsbronnen zijn, worden afgewezen.

6.   Overige argumenten

(169)

De producent-exporteur stelde dat er bij de analyse van het belang van de Unie ook rekening mee moet worden gehouden dat de bedrijfstak van de Unie wordt beschermd door invoerrechten van 7,5 % ten aanzien van Rusland en door de geldende antidumpingrechten op dit product uit China en Brazilië.

(170)

Opgemerkt wordt dat Rusland volgens het huidige stelsel van algemene preferenties van de Europese Unie (SAP), dat op 1 januari 2014 in werking is getreden, niet meer wordt genoemd als begunstigd land. Vanaf 1 januari 2014 en zolang de situatie ongewijzigd blijft, zal voor de invoer van AFH uit Rusland derhalve het invoerrecht van 7,5 % gelden (in plaats van het preferentiële recht van 4 % dat van toepassing was tot en met 31 december 2013).

(171)

Bovendien was de instelling van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van China en Brazilië die momenteel het voorwerp vormen van een herzieningsprocedure, het gevolg van een afzonderlijke procedure die de instelling van maatregelen vergde aangezien met betrekking tot deze invoer schade veroorzakende dumping werd vastgesteld. Antidumpingrechten die van toepassing zijn op invoer uit andere derde landen kunnen op zich niet worden beschouwd als een geldige reden om geen antidumpingrechten op de invoer uit een ander derde land in te stellen. Indien namelijk in een antidumpingonderzoek wordt vastgesteld dat er sprake is van schade veroorzakende dumping door invoer uit dit land, dan is het gerechtvaardigd dergelijke maatregelen in te stellen, tenzij dwingende redenen in verband met het belang van de Unie tegen de maatregelen zouden pleiten. In deze zaak is in dit stadium aan deze voorwaarden voldaan en derhalve werd het argument in dit stadium afgewezen.

(172)

De producent-exporteur stelde ten slotte dat aangezien AFH en ACF in dezelfde productiefaciliteiten worden geproduceerd, hetgeen op een grote substitueerbaarheid aan de aanbodzijde zou wijzen, een aanvullend antidumpingrecht op AFH zou leiden tot verstoringen van de ACF-markt op kosten van de uiteindelijke afnemers in de Unie. De producent-exporteur heeft dit argument echter niet verder uitgewerkt. Zoals in de overwegingen 81 en 131 reeds is vermeld, vervaardigde de grootste in de steekproef opgenomen producent helemaal geen ACF en produceerden en verkochten de anderen die wel ACF produceerden, AFH en ACF in een stabiele verhouding. Dit argument moet derhalve worden afgewezen.

7.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(173)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen op de invoer van AFH van oorsprong uit Rusland.

G.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(174)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

1.   Schade opheffend prijsniveau (schademarge)

(175)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie eerst de hoogte van het recht vastgesteld die nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen.

(176)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie te behalen die redelijkerwijs kan worden bereikt bij normale concurrentie door een bedrijfstak van dit type in de sector, namelijk bij afwezigheid van invoer met dumping. Gezien de specifieke kenmerken van deze bedrijfstak werd een winst van 5 % in dit verband passend geacht en tijdens het onderzoek bevestigd. Bovendien werd ook in de reeds in overweging 20 vermelde procedure die tot het parallelle onderzoek tegen China en Brazilië geleid heeft en hetzelfde product betreft, uitgegaan van een winst van 5 %. Voorts verwijst de Commissie naar overweging 158 van Verordening (EU) nr. 833/2012 van de Commissie betreffende een zeer soortgelijk product, waarbij ook een winstmarge van 5 % werd gebruikt.

(177)

Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product voor de bedrijfstak van de Unie door de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie te corrigeren door het werkelijke winst- of verliesbedrag tijdens het onderzoektijdvak respectievelijk op te tellen bij of af te trekken van die verkoopprijs en daar vervolgens de bovengenoemde winstmarge van 5 % bij op te tellen. De Commissie bepaalde vervolgens het schade opheffende prijsniveau aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producent-exporteur in Rusland, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

2.   Voorlopige maatregelen

(178)

Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van AFH van oorsprong uit Rusland, en daarbij moet de regel van het laagste recht uit artikel 7, lid 2, van de basisverordening worden gevolgd. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is.

(179)

Gelet op het voorgaande zijn de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Land

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig antidumpingrecht

Rusland

Ural Foil OJSC, regio Sverdlovsk;

OJSC Rusal

Sayanal, regio Khakassia, Rusal-groep

34,0 %

12,2 %

12,2 %

Rusland

Alle andere ondernemingen

 

 

12,2 %

(180)

Het bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrecht is gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Een dergelijk recht weerspiegelt dan ook de situatie die bij het onderzoek voor de desbetreffende onderneming werd geconstateerd. Dit recht is uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde juridische entiteit. Op de invoer van het betrokken product dat is vervaardigd door een andere onderneming die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening wordt genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde onderneming zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(181)

Een onderneming die de naam van haar entiteit verandert of een nieuwe productie- of verkoopentiteit vestigt, kan om toepassing van dit individuele antidumpingrecht verzoeken. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (10). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten, waaronder: wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie; verkoop in binnen- en buitenland in verband met, bijvoorbeeld, de naamsverandering of de verandering in de productie-en verkoopentiteiten. De Commissie zal de lijst van ondernemingen met individuele antidumpingrechten bijwerken, indien dit gerechtvaardigd is.

(182)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

H.   SLOTBEPALINGEN

(183)

De medewerkende producent-exporteur stelde dat hij toegang had moeten krijgen tot het niet-vertrouwelijke dossier van het in overweging 3 vermelde, lopende parallelle nieuwe onderzoek bij het vervallen van de geldende maatregelen ten aanzien van de invoer van AFH van oorsprong uit Brazilië en China, aangezien de invoer van AFH uit Rusland met de invoer van AFH uit Brazilië en China zou zijn gecumuleerd voor de oorzakelijkheidsanalyse in het huidige onderzoek om de gevolgen van deze invoer voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie na te gaan. De producent-exporteur stelde dat zijn rechten van verdediging hierdoor ernstig waren geschonden en dat hier sprake was van een schending van een wezenlijk vormvoorschrift die niet met terugwerkende kracht kon worden hersteld, aangezien de rechten van verdediging waren aangetast in de periode voor het indienen van opmerkingen, met name uiterlijk 37 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Bijgevolg zou dit onderzoek moeten worden beëindigd. Bij wijze van alternatief verzocht de producent-exporteur om volledige toegang tot het niet-vertrouwelijke dossier in het parallelle nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen.

(184)

Het argument is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de invoer uit China en Brazilië gecumuleerd zou zijn met de invoer uit Rusland. Zoals reeds werd vermeld, werd de invoer uit China en Brazilië alleen in aanmerking genomen bij de „andere factoren” in het kader van het onderzoek naar het oorzakelijke verband. Hoewel de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie slechts één vragenlijst voor beide procedures hebben ingediend, betrof het hier slechts de analyse van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie; in beide procedures waren de producenten in de Unie immers identiek en hadden de verzamelde gegevens betrekking op hetzelfde onderzoektijdvak en dezelfde beoordelingsperiode. Bij officieel schrijven heeft de Commissie de producent-exporteur reeds laten weten dat zij voornemens is bovenvermelde argumenten af te wijzen en hem uitgenodigd erom te vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld, indien hij dit nodig acht.

(185)

Wat de toegang tot het niet-vertrouwelijke dossier in het parallelle nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen betreft, de producent-exporteur is geen belanghebbende in dat onderzoek en bijgevolg kan hem geen toegang tot het desbetreffende niet-vertrouwelijke dossier worden verleend. Derhalve werden de argumenten betreffende schending van de rechten van verdediging en schending van een wezenlijk vormvoorschrift afgewezen.

(186)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(187)

De in het kader van deze verordening gedane bevindingen betreffende de instelling van rechten zijn voorlopig en moeten eventueel opnieuw worden onderzocht met het oog op eventuele definitieve maatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bladaluminium met een dikte van niet minder dan 0,008 mm en niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm en een gewicht van meer dan 10 kg, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 19 (Taric-code 7607111910), van oorsprong uit Rusland.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Rusland

Ural Foil OJSC, regio Sverdlovsk;

OJSC Rusal

Sayanal, regio Khakassia, Rusal-groep

12,2 %

C050

Rusland

Alle andere ondernemingen

12,2 %

C999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Binnen 25 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:

a)

verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld;

b)

hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie, en

c)

om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures verzoeken.

2.   Binnen 25 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opmerkingen indienen over de toepassing van de voorlopige maatregelen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde aluminiumfolie van oorsprong uit Rusland (PB C 354 van 8.10.2014, blz. 14).

(3)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaald aluminiumfolie van oorsprong uit Brazilië en de Volksrepubliek China (PB C 350 van 4.10.2014, blz. 11).

(4)  PB L 94 van 8.4.2009, blz. 17, overwegingen 72 en 80.

(5)  De vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Zuid-Korea (PB L 127 van 14.5.2011, blz. 6).

(6)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 444 van 12.12.2014, blz. 13).

(7)  Overweging 159 van Verordening (EG) nr. 287/2009 van de Commissie van 7 april 2009 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald bladaluminium van oorsprong uit Armenië, Brazilië en de Volksrepubliek China (PB L 94 van 8.4.2009, blz. 17).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 217/2013 van de Raad van 11 maart 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 11).

(9)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 444 van 12.12.2014, blz. 13).

(10)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/41


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1082 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

20,6

MA

148,6

MK

39,1

ZZ

69,4

0707 00 05

TR

106,1

ZZ

106,1

0709 93 10

TR

116,8

ZZ

116,8

0805 50 10

AR

117,2

BO

144,3

UY

138,8

ZA

133,3

ZZ

133,4

0808 10 80

AR

139,5

BR

104,6

CL

128,4

NZ

151,8

US

164,6

ZA

125,7

ZZ

135,8

0808 30 90

AR

165,7

CL

138,9

NZ

250,7

ZA

125,4

ZZ

170,2

0809 10 00

IL

315,1

TR

245,1

ZZ

280,1

0809 29 00

TR

266,8

ZZ

266,8

0809 40 05

IL

241,9

ZZ

241,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1083 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2015

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op 29 en 30 juni 2015 zijn ingediend in het kader van het tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië dat bij Verordening (EG) nr. 1918/2006 is geopend, en tot schorsing van de indiening van de aanvragen voor dergelijke certificaten voor de maand juli 2015

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie (2) is een jaarlijks tariefcontingent geopend voor de invoer van geheel in Tunesië verkregen en rechtstreeks van dat land naar de Unie vervoerde olijfolie van eerste persing van de GN-codes 1509 10 10 en 1509 10 90. In artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 zijn de maandelijkse maximumhoeveelheden vastgesteld waarvoor invoercertificaten mogen worden afgegeven.

(2)

De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op 29 en 30 juni 2015 zijn ingediend voor de maand juli 2015, zijn groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten mogen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). De indiening van nieuwe aanvragen voor de maand juli 2015 dient te worden geschorst.

(3)

Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op 29 en 30 juni 2015 op grond van Verordening (EG) nr. 1918/2006 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.

2.   De indiening van nieuwe invoercertificaataanvragen voor de maand juli 2015 wordt geschorst met ingang van 1 juli 2015.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84).

(3)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt — Aanvragen die op 29 en 30 juni 2015 zijn ingediend voor de maand juli 2015

(%)

09.4032

5,119034


BESLUITEN

4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/45


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1084 VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2015

tot goedkeuring namens de Europese Unie van bepaalde wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 797)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 97/132/EG van de Raad van 17 december 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten („de overeenkomst”) biedt de mogelijkheid sanitaire maatregelen als gelijkwaardig te erkennen wanneer de uitvoerende partij op objectieve wijze heeft aangetoond dat de maatregelen het door de invoerende partij („de partijen”) vastgestelde adequate niveau van bescherming bieden.

(2)

De overeenkomst werd naar behoren goedgekeurd bij Besluit 97/132/EG, waarin ook is bepaald dat wijzigingen in de bijlagen bij deze overeenkomst die het gevolg zijn van aanbevelingen van het Gezamenlijk Comité van beheer, dienen te worden aangenomen volgens de in Richtlijn 72/462/EEG van de Raad (2) bepaalde procedure. Richtlijn 72/462/EEG is ingetrokken bij Richtlijn 2004/68/EG van de Raad (3). In overweging 10 van Richtlijn 2004/68/EG is bepaald dat de gezondheidsvoorschriften en officiële controles die krachtens Richtlijn 72/462/EEG van toepassing zijn op vlees en vleesproducten, zijn vervangen door Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4). In dezelfde overweging is ook vastgesteld dat de overige bepalingen van Richtlijn 72/462/EEG zijn vervangen door Richtlijn 2002/99/EG (5) van de Raad en Richtlijn 2004/68/EG.

(3)

Nieuw-Zeeland heeft in 2010 bepaalde bevoegdheden onder zijn instellingen herverdeeld en sindsdien is het Ministerie voor Primaire Sectoren de nieuwe bevoegde autoriteit. De Unie stelde een kleine wijziging in de omschrijving van de rollen van de lidstaten en de Commissie voor. De partijen bevalen aan deze wijzigingen in te voeren door bijlage II bij de overeenkomst bij te werken.

(4)

De partijen bevalen aan de omschrijvingen van de verschillende gelijkwaardigheidsstatussen te wijzigen, met name de „ja-1”-status in het glossarium in bijlage V bij de overeenkomst, waarin wordt verwezen naar het model voor de gezondheidsverklaring in afdeling 1, onder a), van bijlage VII inzake certificering. De partijen wensten ook een rechtsgrondslag voor de Unie vast te leggen voor het gebruik van het geïntegreerde elektronische systeem van de Unie als vastgesteld in Beschikking 2003/24/EG van de Commissie (6) („Traces”) voor het registreren van invoercertificaten voor „ja-1”-producten uit Nieuw-Zeeland. Dankzij dit systeem zullen certificaten sneller kunnen worden bijgewerkt en zal meer elektronische certificering kunnen worden toegepast. De partijen bevalen ook aan definities op te nemen voor Traces en het elektronische systeem van Nieuw-Zeeland (E-cert) en de namen van bepaalde dierziekten in het glossarium van bijlage V bij de overeenkomst bij te werken.

(5)

Nieuw-Zeeland voerde een nieuwe risicobeoordeling uit voor de invoer van sperma en embryo's van runderen. Op basis hiervan wordt de epizoötische hemorragische ziekte niet langer beschouwd als een belangrijke ziekte voor sperma van runderen en heeft Nieuw-Zeeland zijn invoervoorwaarden opgeheven. Daarnaast heeft Nieuw-Zeeland de voorwaarden voor Q-koorts en boviene virusdiarree (type II) herzien. Om deze redenen bevalen de partijen een wijziging aan van afdeling 1, hoofdstuk 1 („Sperma”) en hoofdstuk 2 („Embryo's”) en van afdeling 5, hoofdstuk 28 („Diverse certificeringsvoorschriften”) van bijlage V bij de overeenkomst. Daarnaast bevalen de partijen aan om in afdeling 1, hoofdstuk 1 („Sperma”) de vorige „maatregelen” voor uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de Unie te schrappen en een nieuwe „maatregel” in te voeren, op basis waarvan de Unie moet evalueren of het testen van sperma op infectueuze boviene rhinotracheïtis (IBR) met de testmethode die gebaseerd is op polymerasekettingreactie (PCR), als goedgekeurd door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), een gelijkwaardige waarborg biedt dat het sperma IBR-vrij is. Om deze redenen is het passend de bijzondere voorwaarden in afdeling 1, hoofdstukken 1 en 2, en de betreffende certificeringsvoorschriften in afdeling 5, hoofdstuk 28, van bijlage V bij de overeenkomst te wijzigen.

(6)

Met betrekking tot levende bijen heeft de Unie nieuwe wetgeving aangenomen betreffende de opname in een lijst van lidstaten en regio's die vrij zijn van varroase bij bijen en waarvoor handelsbeperkingen gelden. Deze gelden ook voor invoer uit Nieuw-Zeeland, aangezien dit land niet vrij is van die ziekte. De partijen bevalen aan om in afdeling 1, hoofdstuk 3 („Levende dieren”), van bijlage V bij de overeenkomst voor levende bijen en hommels, inclusief „kiemplasma van bijen/hommels”, onder de bijzondere voorwaarden, een beperking toe te voegen voor uitvoer naar de lidstaten en regio's die zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2013/503/EU van de Commissie (7). De Unie heeft ook haar invoervoorwaarden voor Amerikaans vuilbroed gewijzigd bij Besluit 2010/270/EU van de Commissie (8). De partijen bevalen bijgevolg aan om afdeling 5, hoofdstuk 28 („Diverse certificeringsvoorschriften”), van bijlage V bij de overeenkomst te wijzigen.

(7)

Om redenen van samenhang met afdeling 2, hoofdstuk 4.B („Vers vlees van pluimvee”), van bijlage V bij de overeenkomst, kwamen de partijen overeen om de titel van afdeling 2 van bijlage V bij de overeenkomst te wijzigen door het woord „vers” in te voegen vóór „vlees van pluimvee”.

(8)

Nieuw-Zeeland voerde een risicobeoordeling uit voor abortus blauw en wijzigde zijn invoervoorwaarden voor varkensvlees. De partijen bevalen daarom aan om abortus blauw toe te voegen aan de bijzondere voorwaarden van afdeling 2, hoofdstuk 4.A („Vers vlees”), van bijlage V bij de overeenkomst, inzake diergezondheid en varkens voor uitvoer uit de Unie naar Nieuw-Zeeland, en om de betreffende verklaringen in afdeling 5, hoofdstuk 28, van bijlage V bij de overeenkomst vast te stellen.

(9)

Nieuw-Zeeland heeft in 2010 zijn verpakkingsvoorschriften voor de vleessector herzien. De Unie evalueerde deze nieuwe voorschriften en stelde vast dat ze gelijkwaardig zijn aan die van de Unie. De partijen kwamen daarom overeen om de gelijkwaardigheid te behouden en bijlage V bij de overeenkomst niet te wijzigen.

(10)

Nieuw-Zeeland heeft in 2012 zijn vleesinspectiesysteem voor runderen, schapen en geiten herzien. De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op de overheveling van de kwaliteitscontrole van vlees naar de exploitant van het levensmiddelenbedrijf, terwijl de bevoegde autoriteit het algemene toezicht behoudt. De Unie evalueerde deze nieuwe voorschriften en stelde vast dat ze gelijkwaardig zijn aan die van de Unie. De partijen kwamen daarom overeen om de gelijkwaardigheid te behouden en bijlage V bij de overeenkomst niet te wijzigen.

(11)

Nieuw-Zeeland voerde een wetenschappelijke risicobeoordeling van rauwemelkproducten uit en stelde invoereisen en wettelijke mechanismen vast om de gelijkwaardigheid voor niet-gepasteuriseerde melkproducten (met uitzondering van rauwe melk) te erkennen. De Unie bestudeerde die beoordeling en beide partijen kwamen in 2010 tot de conclusie dat een erkenning van wederzijdse gelijkwaardigheid voor deze producten diende te worden aanbevolen. Om redenen van samenhang en vereenvoudiging, bevalen de partijen aan om in afdeling 3, hoofdstuk 8 („Melk en melkproducten (voor menselijke consumptie)”), van bijlage V bij de overeenkomst, de subtypes „Zachte kazen van rauwe melk” en „Harde kazen van rauwe melk (type Parmesan)” te vervangen door een nieuw subtype „Niet-gepasteuriseerde melkproducten (met uitzondering van rauwe melk)” met als status „ja-1” zonder bijzondere voorwaarden.

(12)

De Unie heeft haar voorschriften betreffende testmethoden voor het opsporen van mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren bij Verordening (EU) nr. 15/2011 van de Commissie (9) herzien. Nieuw-Zeeland diende in de jaren 2003, 2006 en 2010 bij de Unie gelijkwaardigheidsdossiers in over zijn testmethoden en goedkeuringscriteria voor biotoxines. Na evaluatie stelden de partijen vast dat beide systemen gelijkwaardig zijn en dat bijlage V bij de overeenkomst niet hoeft te worden gewijzigd.

(13)

De Unie voerde een grondige herziening uit van haar wetgeving inzake dierlijke bijproducten. Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad (10) werd ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (12). De partijen concludeerden op basis van een beoordeling inzake het behoud van de gelijkwaardigheid dat de nieuwe wetgeving van de Unie geen gevolgen heeft voor de gelijkwaardigheidsstatus voor dierlijke bijproducten voor de uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de Unie, alsook uit de Unie naar Nieuw-Zeeland uit hoofde van de overeenkomst, en dat bijlage V bij de overeenkomst niet hoeft te worden gewijzigd.

(14)

Met betrekking tot de wijziging van Verordening (EG) nr. 1774/2002 door Verordening (EG) nr. 668/2004 (13) van de Commissie waarbij smaakgevende ingewanden en vetderivaten als een afzonderlijk product worden toegevoegd, bevalen de partijen aan smaakgevende ingewanden toe te voegen in de productencategorie „Voeder voor gezelschapsdieren (inclusief bereid voeder) dat alleen categorie 3-materiaal bevat” in afdeling 4, hoofdstuk 21 van bijlage V bij de overeenkomst. De partijen bevalen aan voor dier- en volksgezondheid een „ja-3”-status vast te stellen voor uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de Unie en een NE-status voor uitvoer van de Unie naar Nieuw-Zeeland.

(15)

De partijen bevalen aan om de titel van afdeling 5, hoofdstuk 27, van bijlage V bij de overeenkomst te wijzigen van „Definities” naar „Horizontale kwesties” en alle onderdelen van dat hoofdstuk te schrappen.

(16)

Het onderdeel „Certificeringssystemen” van afdeling 5, hoofdstuk 27, van bijlage V bij de overeenkomst verduidelijkt voor welke productsoorten de certificeringssystemen gelijkwaardig zijn. De partijen bevalen aan deze verduidelijking over de productsoorten ongewijzigd te verplaatsen van de kolom „Bijzondere voorwaarden” naar de kolom „Gelijkwaardigheid” van dat onderdeel.

(17)

De partijen bevalen aan in afdeling 5, hoofdstuk 27, van bijlage V bij de overeenkomst een onderdeel in te voegen over de wederuitvoer van ingevoerde producten die afkomstig zijn uit een derde land en van inrichtingen die erkend zijn om het product uit te voeren naar zowel de Unie als Nieuw-Zeeland. Deze bepaling is momenteel opgenomen in bijlage VII bij Beschikking 2003/56/EG van de Commissie (14).

(18)

De partijen concludeerden op basis van een beoordeling dat, voor de producten met een „ja-1”-gelijkwaardigheid, de microbiologische monitoring- en testsystemen van beide partijen voor visserij en zuivelproducten gelijkwaardig waren, hoewel zij erkenden dat er verschillen in de microbiologische criteria mogelijk zijn. De uitvoerende ondernemer is verantwoordelijk voor het naleven van de specifieke voedselveiligheidscriteria van de invoerende partij. De partijen bevalen aan om in afdeling 5, hoofdstuk 27, van bijlage V bij de overeenkomst een onderdeel op te nemen met bepalingen over microbiologische monitoring- en testsystemen. Deze bepalingen zijn ook van toepassing op de vleessector en zijn gebaseerd op de gelijkwaardigheidsstatus die de partijen in het verleden zijn overeengekomen.

(19)

De partijen concludeerden op basis van een evaluatie dat de systemen van beide partijen voor het opnemen in een lijst van inrichtingen gelijkwaardig zijn. De partijen bevalen bijgevolg aan om in afdeling 5, hoofdstuk 27, van bijlage V bij de overeenkomst een onderdeel vast te stellen met bepalingen over een vereenvoudigde procedure voor het opnemen in een lijst van Nieuw-Zeelandse inrichtingen die dierlijke producten voor uitvoer naar de Unie produceren. Dit geldt voor producten waarvoor de gelijkwaardigheid ten aanzien van volksgezondheid is vastgesteld.

(20)

De Unie wijzigde haar invoervoorwaarden inzake boviene spongiforme encefalopathie (BSE) in Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (15). De partijen bevalen aan om deze wijzigingen in te voeren door afdeling 5, hoofdstuk 28 („Diverse certificeringsvoorschriften”), van bijlage V bij de overeenkomst bij te werken.

(21)

In plaats van de lidstaten en regio's die vrij zijn van IBR en die over de goedgekeurde controleprogramma's beschikken in een lijst op te nemen in afdeling 5, hoofdstuk 28, van bijlage V bij de overeenkomst, bevalen de partijen aan in hoofdstuk 28 een verwijzing op te nemen naar Beschikking 2004/558/EG van de Commissie (16), waarin deze lidstaten en regio's worden erkend en in een lijst worden opgenomen.

(22)

In plaats van de lidstaten en regio's die vrij zijn van de ziekte van Aujeszky en die over de goedgekeurde controleprogramma's beschikken in een lijst op te nemen in afdeling 5, hoofdstuk 28, van bijlage V bij de overeenkomst, bevalen de partijen aan in hoofdstuk 28 een verwijzing op te nemen naar Beschikking 2008/185/EG van de Commissie (17), waarin deze lidstaten en regio's worden erkend en in een lijst worden opgenomen.

(23)

De partijen bevalen aan om een certificeringsverklaring toe te voegen in afdeling 5, hoofdstuk 28, van bijlage V bij de overeenkomst voor de klassieke varkenspest (KVP) voor producten van wilde varkens die uit de Unie naar Nieuw-Zeeland worden uitgevoerd.

(24)

Om redenen van samenhang met afdeling 5, hoofdstuk 28, van bijlage V bij de overeenkomst, bevalen de partijen aan om de term „verklaring” te gebruiken in de tabel van hoofdstuk 29 („Onderling overeengekomen ziektebestrijdingsmaatregelen”) in die bijlage.

(25)

De partijen bevalen aan afdeling 5, hoofdstuk 29, van bijlage V bij de overeenkomst op te delen in twee onderdelen, namelijk „29.A. Onderling overeengekomen ziektestatus voor specifieke ziekten”, bestaande uit het huidige hoofdstuk 29, en een nieuw onderdeel „29.B. Onderling overeengekomen ziektebestrijdingsmaatregelen in het geval van uitbraak van een specifieke ziekte”.

(26)

Met betrekking tot artikel 6 („Aanpassing aan regionale omstandigheden”) van de overeenkomst bevalen de partijen aan om in afdeling 5, onderdeel 29.B, van bijlage V bij de overeenkomst de gemeenschappelijke handelsvoorwaarden op te nemen voor bepaalde dierlijke producten in het geval van uitbraak van een specifieke ziekte op het grondgebied van een van de partijen.

(27)

Om de certificering in bijlage VII bij de overeenkomst te vereenvoudigen en gemakkelijker te kunnen overschakelen op elektronische certificering, bevalen de partijen aan om afdeling 1 van die bijlage te wijzigen, met name door de mogelijkheid in te stellen het aantal modelcertificaten te verminderen door het aantal vereiste verklaringen zo veel mogelijk te beperken. Bovendien bevalen de partijen aan om de invoerende partij te laten beslissen of de verwijzingen naar de betreffende wetteksten van de uitvoerende partij, waarin in bijlage V bij de overeenkomst is voorzien, dienen te worden opgenomen.

(28)

De partijen verduidelijkten dat het model van de gezondheidsverklaring, als bepaald in afdeling 1 van bijlage VII bij de overeenkomst, mag worden gebruikt wanneer een levend dier of een product alleen een „ja-1”-gelijkwaardigheid heeft voor volksgezondheid of diergezondheid, zonder dat er gelijkwaardigheid voor certificering hoeft te zijn. De partijen bevalen bijgevolg wijzigingen in afdeling 1 van die bijlage aan, met inbegrip van wijzigingen in de bepaling inzake de modelverklaring die moet worden gebruikt op certificaten die na de datum van vertrek zijn afgegeven, zodat het gebruik ervan is beperkt tot levende dieren en producten waarvoor de gelijkwaardigheid van certificeringssystemen werd vastgesteld in afdeling 5, hoofdstuk 27, van bijlage V bij de overeenkomst.

(29)

De partijen bevalen aan om in afdeling 1 van bijlage VII de rechtsbasis vast te leggen voor bepaalde optionele aanvullende bepalingen, als bepaald in bijlage V bij de overeenkomst, die op het certificaat dienen te worden vermeld. Deze wijziging heeft betrekking op de aanvullende verklaringen die zijn beschreven in afdeling 5, hoofdstuk 28, van die bijlage en, voor uitvoer uit de Unie naar Nieuw-Zeeland, de aanvullende verklaring „het dierlijke product komt in aanmerking voor onbeperkt handelsverkeer binnen de Unie”.

(30)

Om certificering overeenkomstig afdeling 2 van bijlage VII bij de overeenkomst te vereenvoudigen en de overgang naar elektronische certificering te vergemakkelijken, bevalen de partijen aan om de verplichte vermelding op de certificaten van toelichting voor het invullen van het certificaat te schrappen en niet langer te verplichten verklaringen op te nemen die niet relevant zijn voor de zending. Bovendien bevalen de partijen aan kleine wijzigingen van de opmaak van het modelcertificaat toe te laten.

(31)

Beide partijen hebben elektronische certificeringssystemen ontworpen, alsook een link voor gegevensoverdracht tussen het E-certsysteem van Nieuw-Zeeland en het Traces-systeem van de Unie, waardoor Nieuw-Zeelandse producten die naar de Unie worden uitgevoerd, elektronisch kunnen worden gecertificeerd. Aangezien die elektronische certificering gelijkwaardige waarborgen biedt als papieren certificering, bevalen de partijen aan bijlage VII bij de overeenkomst te wijzigen om een wettelijk mechanisme in te stellen op basis waarvan het is toegestaan uitsluitend elektronische certificering te gebruiken.

(32)

De partijen hebben een nieuwe evaluatie uitgevoerd van de grenscontroles van levende dieren en dierlijke producten als bepaald in afdeling A van bijlage VIII bij de overeenkomst. De partijen bevalen aan het niveau van identiteitscontroles vast te stellen op 100 % en de partijen zelf te laten kiezen wanneer zij dit percentage toepassen. De partijen bevalen ook aan een rechtsgrondslag vast te stellen voor het delegeren van grenscontroleactiviteiten aan een verantwoordelijke persoon of agentschap. Op basis van de uitstekende prestaties en de hoge betrouwbaarheid van de bilaterale handel, bevalen de partijen aan het frequentiepercentage van materiële controles van dierlijke producten voor menselijke consumptie te verlagen van 2 % naar 1 %. De partijen verduidelijkten ook dat levende dieren voor menselijke consumptie met betrekking tot de testfrequentie van materiële controles betreft tot dezelfde categorie behoren als dierlijke producten voor menselijke consumptie en bevalen dan ook aan „Levende dieren” toe te voegen vóór „dierlijke producten voor menselijke consumptie” in hoofdstuk 2 („Materiële controles”), waarvan de titel wordt gewijzigd in „Materiële controles (zowel willekeurig als doelgericht)”, van afdeling A van die bijlage.

(33)

Na een nieuwe evaluatie van de retributies voor grenscontroles bevalen de partijen aan om deze retributies in afdeling B van bijlage VIII bij de overeenkomst bij te werken. Voor de uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de Unie, bevalen de partijen aan de retributies voor keuringen en controles toe te passen overeenkomstig bijlage V bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (18), maar deze te verminderen met 22,5 %. Dit verminderingspercentage is berekend op basis van de veronderstellingen dat de verhouding van de materiële controles voor invoer uit Nieuw-Zeeland ten opzichte van de normale materiële controles die voor invoer uit andere derde landen worden uitgevoerd, slechts 10 % is en dat de kosten voor de materiële controles 25 % van de totale retributiekosten bedragen. Voor de uitvoer uit de Unie naar Nieuw-Zeeland is er een verschil tussen zendingen waarvoor documentaire en identiteitscontroles worden uitgevoerd en zendingen waarvoor aanvullende materiële controles worden uitgevoerd. Er is ook een inflatiecorrectie vastgesteld voor de retributies voor keuringen en controles van Nieuw-Zeeland.

(34)

Als gevolg van wijzigingen in de wetten van beide partijen, zijn de verwijzingen naar de wetgevingen in de bijlagen niet meer actueel. Beide partijen bevalen daarom aan de verwijzingen naar de wetgevingen van de Unie en Nieuw-Zeeland in deze bijlagen bij te werken.

(35)

Het Gezamenlijk Comité van beheer beval tijdens de vergaderingen en telefonische vergaderingen op 30 en 31 maart 2009, 24 juni 2010, 24 maart 2011, 29 en 30 mei 2012 en 12 december 2013 aan deze voorgestelde wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de overeenkomst aan te brengen.

(36)

Als gevolg van die aanbevelingen is het dienstig de desbetreffende bepalingen van de bijlagen II, V, VII en VIII bij de overeenkomst te wijzigen.

(37)

Krachtens artikel 16 van de overeenkomst moeten wijzigingen aan de bijlagen gezamenlijk worden aangenomen, hetgeen per briefwisseling tussen de partijen kan worden gedaan.

(38)

Bijgevolg moeten de aanbevolen wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de overeenkomst namens de Unie worden goedgekeurd.

(39)

Goedgekeurde wijzigingen moeten uit hoofde van artikel 18, lid 3, van de overeenkomst in werking treden op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat de respectieve interne procedures voor de goedkeuring van de wijzigingen zijn voltooid.

(40)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig de aanbevelingen van het Gezamenlijk Comité van beheer, dat is opgericht bij artikel 16 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen bij de handel in levende dieren en dierlijke producten, worden de wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de overeenkomst namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de briefwisseling tot vaststelling van een regeling met Nieuw-Zeeland, met inbegrip van de wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de overeenkomst, is bij dit besluit gevoegd.

Artikel 2

De directeur-generaal van het directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid wordt gemachtigd om de brief namens de Europese Unie te ondertekenen, teneinde de Europese Unie te binden.

Artikel 3

De gewijzigde regeling in de vorm van een briefwisseling, evenals de datum van de inwerkingtreding ervan, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 57 van 26.2.1997, blz. 4.

(2)  Richtlijn 72/462/EEG van de Raad van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en geiten, van vers vlees of van vleesprodukten uit derde landen (PB L 302 van 31.12.1972, blz. 28).

(3)  Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321).

(4)  Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

(5)  Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).

(6)  Beschikking 2003/24/EG van de Commissie van 30 december 2002 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem (PB L 8 van 14.1.2003, blz. 44).

(7)  Uitvoeringsbesluit 2013/503/EU van de Commissie van 11 oktober 2013 tot erkenning van delen van de Unie als zijnde vrij van varroase bij bijen en tot vaststelling van aanvullende garanties die bij de handel binnen en de invoer naar de EU nodig zijn om hun varroasevrije toestand te kunnen behouden (PB L 273 van 15.10.2013, blz. 38).

(8)  Besluit 2010/270/EU van de Commissie van 6 mei 2010 tot wijziging van de delen 1 en 2 van bijlage E bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad, wat betreft de modellen van gezondheidscertificaten voor dieren van bedrijven en voor bijen en hommels (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 56).

(9)  Verordening (EU) nr. 15/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft erkende testmethoden voor de detectie van mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren (PB L 6 van 11.1.2011, blz. 3).

(10)  Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 668/2004 van de Commissie van 10 maart 2004 tot wijziging van een aantal bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de invoer van dierlijke bijproducten uit derde landen (PB L 112 van 19.4.2004, blz. 1).

(14)  Beschikking 2003/56/EG van de Commissie van 24 januari 2003 tot vaststelling van gezondheidscertificaten voor de invoer van levende dieren en dierlijke producten uit Nieuw-Zeeland (PB L 22 van 25.1.2003, blz. 38).

(15)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

(16)  Beschikking 2004/558/EG van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma's (PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20).

(17)  Beschikking 2008/185/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende aanvullende garanties ten aanzien van de ziekte van Aujeszky voor het intracommunautaire handelsverkeer van varkens, en betreffende criteria voor de over deze ziekte te verstrekken gegevens (PB L 59 van 4.3.2008, blz. 19).

(18)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).


BIJLAGE

OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

tot vaststelling van een regeling met Nieuw-Zeeland betreffende de wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten van 17 december 1996

23 maart 2015

Geachte mevrouw Roche,

Onder verwijzing naar artikel 16, lid 2, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten van 17 december 1996, heb ik de eer de volgende wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de overeenkomst voor te stellen.

Zoals aanbevolen door het Gezamenlijk Comité van beheer, opgericht krachtens artikel 16, lid 1, van de overeenkomst, wordt de tekst van de bijlagen II, V, VII en VIII vervangen door de respectieve teksten van de hierbij gevoegde bijlagen II, V, VII en VIII.

Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat Nieuw-Zeeland instemt met deze wijzigingen in de bijlagen bij de overeenkomst.

Onder verwijzing naar artikel 18, lid 3, van de Overeenkomst heb ik eveneens het genoegen u mede te delen dat de interne procedure van de Europese Unie voor de goedkeuring van de wijzigingen is voltooid.

Met de meeste hoogachting,

Voor de Europese Unie

Ladislav MIKO

31 maart 2015

Geachte heer Miko,

Ik heb de eer te verwijzen naar uw brief met gegevens inzake de voorgestelde wijzigingen in de bijlagen II, V, VII en VIII bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten van 17 december 1996.

Ik heb de eer u te bevestigen dat Nieuw-Zeeland instemt met de voorgestelde wijzigingen die zijn aanbevolen door het Gezamenlijk Comité van beheer dat is opgericht krachtens artikel 16, lid 1, van de overeenkomst, waarvan een kopie bij deze brief is gevoegd.

Onder verwijzing naar artikel 18, lid 3, van de Overeenkomst heb ik eveneens het genoegen u mede te delen dat de interne procedure van Nieuw-Zeeland voor de goedkeuring van de wijzigingen is voltooid.

Met de meeste hoogachting,

Voor de bevoegde autoriteit van Nieuw-Zeeland

Mevrouw Deborah ROCHE

Adjunct-directeur-generaal Beleid & Handel

BIJLAGE II

BEVOEGDE AUTORITEITEN

DEEL A

Nieuw-Zeeland

Het Ministerie voor Primaire Sectoren is bevoegd voor controles op sanitair en veterinair gebied.

Met betrekking tot de uitvoer naar de Europese Unie, is het Ministerie voor Primaire Sectoren bevoegd voor het vaststellen van sanitaire normen en voorschriften (d.w.z. op het gebied van voedselveiligheid) en zoösanitaire normen en voorschriften (d.w.z. op het gebied van diergezondheid), alsook voor het specificeren van gezondheidscertificaten betreffende de inachtneming van de overeengekomen normen en eisen.

Met betrekking tot de invoer in Nieuw-Zeeland, is het Ministerie voor Primaire Sectoren bevoegd voor het vaststellen van sanitaire normen en voorschriften (d.w.z. op het gebied van voedselveiligheid) en zoösanitaire normen en voorschriften (d.w.z. op het gebied van diergezondheid).

DEEL B

Europese Unie

De controle wordt gezamenlijk uitgevoerd door de nationale diensten van de lidstaten en door de Europese Commissie. Met name geldt het volgende:

met betrekking tot de uitvoer naar Nieuw-Zeeland zijn de lidstaten bevoegd voor de controle op de productieomstandigheden en de productievoorschriften, inclusief de voorgeschreven inspecties/audits en het afgeven van gezondheidscertificaten betreffende de inachtneming van de overeengekomen normen en eisen;

met betrekking tot de invoer in de Europese Unie, is de Europese Commissie bevoegd voor de algemene coördinatie, de inspecties/audits van de controleregelingen en de vereiste wetgevende maatregelen die een uniforme toepassing van de normen en voorschriften in de interne markt moeten garanderen.

BIJLAGE V

ERKENNING VAN SANITAIRE MAATREGELEN

Glossarium

Ja (1)

Gelijkwaardigheid erkend. Modelgezondheidsverklaringen in afdeling 1a) van bijlage VII gebruiken. De EU mag haar invoercertificaten voor levende dieren en dierlijke producten uit Nieuw-Zeeland met een „ja-1”-status in Traces registreren aan de hand van een door beide partijen overeengekomen model.

Ja (2)

Gelijkwaardigheid in beginsel erkend. Nog enkele problemen op te lossen. Modelgezondheidscertificaat of veterinaire documenten van de invoerende partij gebruiken.

Ja (3)

Gelijkwaardigheid in de vorm van inachtneming eisen invoerende partij. Modelgezondheidscertificaat of veterinaire documenten van de invoerende partij gebruiken.

NE

Niet geëvalueerd. Veterinair modelgezondheidscertificaat of veterinaire documenten van de invoerende partij gebruiken.

E

Evaluatie aan de gang. In behandeling. Modelgezondheidscertificaat of veterinaire documenten van de invoerende partij gebruiken.

[]

Besluit over dit onderwerp voor nabije toekomst gepland.

Neen

Geen gelijkwaardigheid en/of moet verder worden geëvalueerd. Handel alleen mogelijk als de uitvoerende partij voldoet aan de eisen van de invoerende partij.

N.v.t.

Niet van toepassing.

AVP

Afrikaanse varkenspest

BSE

Boviene spongiforme encefalopathie

BT

Blauwtong

C

Celsius

BBPP

Besmettelijke bovine pleuropneumonie

KVP

Klassieke varkenspest

EU/NZ

Europese Unie/Nieuw-Zeeland

E-cert

Elektronisch gegevensoverdrachtsysteem van Nieuw-Zeeland voor gezondheidscertificaten voor uitvoer.

EIA

Infectieuze anemie bij paarden

MKZ

Mond-en-klauwzeer

taksen

belasting op goederen en diensten

HPNAI

Hoogpathogene aangifteplichtige aviaire influenza

HTST

„High Temperature/Short Time” (hoge temperatuur/korte duur)

IBR

Infectieuze boviene rhinotracheïtis

LPNAI

Laagpathogene aangifteplichtige aviaire influenza

LSD

Nodulaire dermatose

min.

minu(u)t(en)

ND

Newcastle disease

Geen

Geen bijzondere voorwaarden

OIE

Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten

VDE

Verwerkte dierlijke eiwitten

PPR

„Peste des petits ruminants” (ziekte van kleine herkauwers)

PRRS

Abortus blauw

RND

Runderpest

VVZ

Vesiculaire varkensziekte

Traces

Elektronisch gegevensoverdrachtsysteem van de EU voor gezondheidscertificaten (voor uitvoer).

TSE

Overdraagbare spongiforme encefalopathie

UHT

Ultrahoge temperatuur

VS

Vesiculaire stomatitis


Afdeling 1

Kiemplasma en levende dieren

Product

Uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland (1)

Uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de EU

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Rg van EU

Rg van NZ

Rg van NZ

Rg van EU

 

1.   Sperma

Runderen

88/407/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Zie hoofdstuk 28:

Q-koorts

blauwtong

 

Animal Products Act 1999

88/407/EEG

2011/630/EU

E

IBR

zie hoofdstuk 28

De EU moet evalueren of het testen van sperma op IBR met de PCR-testmethode die door de OIE is goedgekeurd een gelijkwaardige waarborg biedt dat het sperma IBR-vrij is.

Schapen/geiten

92/65/EEG

2010/470/EU

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

2010/472/EU

NE

 

 

Varkens

90/429/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

90/429/EEG

2012/137/EU

NE

 

 

Herten

92/65/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

Neen

 

 

Paarden

92/65/EEG

2010/470/EU

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (3)

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

2004/211/EG

2010/471/EU

Ja (3)

 

 

Honden

92/65/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

NE

 

 

2.   Embryo's (met uitzondering van embryo's waarvan de zona pellucida is doorgeprikt)

Runderen

in vivo verkregen embryo's

89/556/EEG

Biosecurity Act 1993

Ja (1)

Zie hoofdstuk 28:

Q-koorts

boviene virusdiarree (type II)

 

Animal Products Act 1999

89/556/EEG

2006/168/EG

Ja (1)

 

 

in vitro verkregen embryo's

89/556/EEG

Biosecurity Act 1993

Ja (1)

Zie hoofdstuk 28:

Q-koorts

boviene virusdiarree (type II)

 

Animal Products Act 1999

 

Ja (3)

 

 

Schapen/geiten

92/65/EEG

2010/470/EU

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

2010/472/EU

NE

 

 

Varkens

92/65/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

NE

 

 

Herten

92/65/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

Neen

 

 

Paarden

92/65/EEG

2010/470/EU

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

2004/211/EG

2010/471/EU

Ja (3)

 

 

Pluimvee broedeieren

2009/158/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2009/158/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

Salmonella

zie hoofdstuk 28.

 

Loopvogels broedeieren

 

 

 

 

 

 

 

NE

 

 

3.   Levende dieren

Runderen

64/432/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001 en

 

(EU) nr. 206/2010

Ja (3)

IBR

zie hoofdstuk 28

 

Schapen/geiten

91/68/EEG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2004/212/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001 en

 

(EU) nr. 206/2010

Ja (3)

 

De EU moet nagaan of NZ vrij van scrapie is

Varkens

64/432/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EU) nr. 206/2010

Ja (3)

Ziekte van Aujeszky: zie hoofdstuk 28

 

Herten

2004/68/EG

92/65/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2004/68/EG

Verordening (EU) nr. 206/2010

Ja (3)

 

 

Paardachtigen

2009/156/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (3)

 

 

Animal Products Act 1999

92/260/EEG

93/195/EEG

93/196/EEG

93/197/EEG

2004/211/EG

2009/156/EG

2010/57/EU

Ja (3)

EIA

zie hoofdstuk 28

 

Honden, katten en fretten

Commercieel:

 

92/65/EEG

 

2013/519/EU

Niet-commercieel:

2003/803/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 998/2003

 

(EU) nr. 576/2013

 

(EU) nr. 577/2013

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (3)

Rabiës: zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Commerciële invoer:

 

92/65/EEG

 

2011/874/EU

 

2013/519/EU

Niet-commercieel:

 

2011/874/EU

 

2013/519/EU

 

2013/520/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 998/2003

 

(EU) nr. 576/2013

 

(EU) nr. 577/2013

Ja (3)

Rabiës

zie hoofdstuk 28

 

Levend pluimvee

2009/158/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2009/159/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

Salmonella

zie hoofdstuk 28

 

Loopvogels

 

 

NE

 

 

 

 

NE

 

 

Levende bijen, levende hommels, inclusief kiemplasma van bijen/hommels

92/65/EEG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

92/65/EEG

2013/503/EU

Verordening (EU) nr. 206/2010

Ja (1)

Bijen/hommels

zie hoofdstuk 28

Geen handel van goederen naar de lidstaten of regio's die zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2013/503/EU van de Commissie.

 


Afdeling 2

Vlees (met inbegrip van vers vlees, vlees van pluimvee, vlees van gekweekt wild en vlees van vrij wild), gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten voor menselijke consumptie

Product

Uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland

Uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de EU

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Rg van EU

Rg van NZ

Rg van NZ

Rg van EU

4.   Vlees

4.A.   

Vers vlees zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 853/2004. Met inbegrip van gehakt vlees en onverwerkt(e) (vers(e)) bloed/beenderen/vet voor menselijke consumptie.

Diergezondheid

Herkauwers

Paardachtigen

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001 en

 

(EU) nr. 206/2010

Ja (1)

 

 

Varkens

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EU) nr. 206/2010

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) (2) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) (2) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EU) nr. 206/2010

Ja (1)

Salmonella en BSE

zie hoofdstuk 28

Gehakt vlees moet ingevroren zijn.

 

4.B.   Vers vlees van pluimvee

Diergezondheid

pluimvee

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

kalkoenen

 

 

Ja (3)

 

 

 

 

NE

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

NE

 

 

4.C.   Vlees van gekweekt wild

Diergezondheid

Herten

Varkens

92/118/EEG1

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EU) nr. 206/2010

Ja (1)

 

 

Konijnen

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 119/2009

Ja (1)

 

 

Andere landzoogdieren

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 119/2009

Ja (1)

 

 

Vederwild

(met inbegrip van loopvogels)

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Landzoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 119/2009

Ja (1)

 

 

Vederwild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordening

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Loopvogels

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

Ja (1)

 

 

4.D.   Vlees van vrij wild

Diergezondheid

Herten

Konijnen

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 119/2009 en

 

(EU) nr. 206/2010

Ja (1)

 

 

Varkens

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

KVP en abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 119/2009 en

 

(EU) nr. 206/2010

Ja (1)

 

 

Andere niet-gedomesticeerde landzoogdieren

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 119/2009

NE

 

 

Vederwild

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Niet-gedomesticeerde landzoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 119/2009

Ja (1)

Wilde leporidae met huid en ingewanden dienen gedurende maximaal 15 dagen voor de geplande datum van invoer op een temperatuur van +4 °C te worden bewaard.

 

Vederwild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

NE

 

 

5.   Vleesbereidingen

5.A.   Vleesbereidingen op basis van vers vlees

Diergezondheid

Herkauwers

Varkens

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

Alleen ingevroren

BSE

zie hoofdstuk 28

 

5.B.   Vleesbereidingen op basis van vers vlees van pluimvee

Diergezondheid

Pluimvee

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Kalkoenen

 

 

Ja (3)

 

 

 

 

NE

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

Animal Products Act 1999

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

NE

Alleen ingevroren

 

5.C.   Vleesbereidingen op basis van vlees van gekweekt wild

Diergezondheid

Herten

Varkens

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EU) nr. 206/2010

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2000/572/EG

2002/99/EG

Verordening (EU) nr. 206/2010

Ja (1)

 

 

Konijnen

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2000/572/EG

2002/99/EG

Ja (1)

 

 

Loopvogels

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Vederwild

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Herten

Varkens

Konijnen

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

Alleen ingevroren

 

Vederwild

Loopvogels

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

Ja (1)

 

 

 

2000/572/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

NE

Ja (1)

 

 

5.D.   Vleesbereidingen op basis van vlees van vrij wild

Diergezondheid

Herten

Konijnen

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2002/99/EG

Ja (1)

 

 

Varkens

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

KVP en abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2002/99/EG

Ja (1)

 

 

Vederwild

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Neen

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Niet-gedomesticeerde landzoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2000/572/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

Alleen ingevroren

 

Vederwild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

Ja (1)

 

 

 

2000/572/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

NE

 

 

6.   Vleesproducten

6.A.   Vleesproducten op basis van vers vlees

Diergezondheid

Herkauwers

Paarden

Varkens

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

6.B.   Vleesproducten op basis van vers vlees van pluimvee

Diergezondheid

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

NE

 

 

6.C.   Vleesproducten op basis van gekweekt wild

Diergezondheid

Varkens

Herten

Konijnen

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (1)

 

 

Loopvogels

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Ander vederwild

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Varkens

Herten

Konijnen

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Vederwild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Loopvogels

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

Ja (1)

 

 

6.D.   Vleesproducten op basis van vrij wild

Diergezondheid

Vrij wild

Varkens

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

KVP en abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (1)

 

 

Herten

Konijnen

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (1)

 

 

Vederwild

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Vrij wild

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

NE

 

 


Afdeling 3

Andere producten voor menselijke consumptie

Product

Uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland1

Uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de EU

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Rg van EU

Rg van NZ

Rg van NZ

Rg van EU

7.   Producten voor menselijke consumptie

7.A.   Darmen van dieren

Diergezondheid

Runderen

Schapen

Geiten

Varkens

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2003/779/EG

2007/777/EG

477/2010/EU

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001 en

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

7.B.   Verwerkte beenderen en beenderproducten voor menselijke consumptie

Diergezondheid

Vers vlees:

Herkauwers

Paarden

Varkens

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Pluimvee

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (3)

 

 

Gekweekt wild

Varkens

Herten

92/118/EG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (1)

 

 

Vederwild

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (3)

 

 

Vrij wild

Herten

Varkens

92/118/EG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

KVP en abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EG

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

 

 

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Vers vlees:

Herkauwers

Paarden

Varkens

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Pluimvee

Vers vlees

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

2007/777/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

NE

 

 

Gekweekt wild

Zoogdieren

92/118/EEG

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

2007/777/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

Vrij wild

Zoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

2007/777/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

7.C.   Verwerkte dierlijke eiwitten voor menselijke consumptie

Diergezondheid

VDE op basis van vers vlees:

Herkauwers

Paarden

Varkens

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

477/2010/EU

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Pluimvee

VDE op basis van vers vlees

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

94/438/EG

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Ja (3)

 

 

Gekweekt wild

Varkens

Herten

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

477/2010/EU

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

 

 

Ja (3)

 

 

Vrij wild

Varkens

Herten

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

KVP en abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

477/2010/EU

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

 

 

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

VDE op basis van vers vlees

Herkauwers

Paarden

Varkens

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 999/2001

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 999/2001

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Pluimvee

VDE op basis van vers vlees

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

NE

 

 

Gekweekt wild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004 en

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

Vrij wild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

7.D.   Bloed en bloedproducten voor menselijke consumptie

Diergezondheid

Bloed en bloedproducten op basis van vers vlees:

Herkauwers

Paarden

Varkens

92/118/EEG 2002/99/EG

Verordening

(EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001 en

 

(EU) nr. 206/2010

Ja (1)

 

 

Pluimvee

Bloed en bloedproducten vers vlees van pluimvee

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Gekweekt wild

Varkens

Herten

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

 

 

Ja (3)

 

 

Vrij wild

Varkens

Herten

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

KVP en abortus blauw

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

 

 

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Herkauwers

Paarden

Varkens

Vers vlees

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Pluimvee

Vers vlees

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

NE

 

 

Gekweekt wild

Zoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

Vrij wild

Zoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

7 E.   Reuzel en gesmolten vet voor menselijke consumptie

Diergezondheid

Gedomesticeerde zoogdieren

Producten op basis van vers vlees

Herkauwers

Paarden

Varkens

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Pluimvee

Producten op basis van vers vlees:

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 798/2008

Ja (3)

 

 

Gekweekt wild

Varkens

Herten

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

 

 

Ja (3)

 

 

Vrij wild

Varkens

Herten

92/118/EEG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

KVP zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

Warmtebehandeld

houdbaar

F03-behandeling

 

 

 

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

Herkauwers

Paarden

Varkens

Vers vlees

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Pluimvee

Vers vlees

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

NE

 

 

Gekweekt wild

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004 en

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

Vrij wild

92/118/EEG

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004 en

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2007/777/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

Vederwild

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

NE

 

 

7.F.   Gelatine voor menselijke consumptie

Diergezondheid

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

NE

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004 en

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

NE

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2074/2005

NE

BSE

zie hoofdstuk 28

 

7.G.   Collageen voor menselijke consumptie

Diergezondheid

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 999/2001

NE

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Health Act 1956

NE

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

NE

BSE

zie hoofdstuk 28

 

7.H.   Magen en blazen (gezouten, gedroogd of verhit en andere producten)

Diergezondheid

Runderen

Schapen

Geiten

Varkens

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (3)

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

2007/777/EG

Verordening (EG) nr. 999/2001

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

 

 

8.   

Melk en melkproducten (voor menselijke consumptie) Met inbegrip van colostrum en op colostrum gebaseerde producten voor menselijke consumptie.

Diergezondheid

Gedomesticeerde zoogdieren met inbegrip van

Runderen

Buffels

Schapen

Geiten

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

Verordening (EU) nr. 605/2010

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

Gepasteuriseerd

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EU) nr. 605/2010

Ja (1)

 

 

Niet-gepas-teuriseerde, gethermiseerde kazen

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

NZ (milk and milk products processing) food standards 2002

Ja (1)

Gethermiseerde kazen

zie hoofdstuk 28

 

Food Act 1981 Animal Products Act (1999)

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EU) nr. 605/2010

Ja (1)

 

 

Niet-gepas-teuriseerde melkproducten (met uitzondering van rauwe melk)

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Food Act 1981

Animal Products Act (1999)

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EU) nr. 605/2010

Ja (1)

 

 

9.   Visserijproducten voor menselijke consumptie (met uitzondering van levende producten)

Diergezondheid

Niet-gekweekte zeeproducten

Vis

Eieren/hom en kuit

Weekdieren

Stekelhuidigen

Manteldieren, buikpotigen en schaaldieren

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Zalmachtigen

zie hoofdstuk 28

Eieren/hom en kuit

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (1)

 

 

Niet-gekweekte zoetwaterproducten

Zalmachtigen

Eieren/hom en kuit

Zoetwaterkreeft

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Zalmachtigen

zie hoofdstuk 28

Eieren/hom en kuit

zie hoofdstuk 28

Zoetwaterkreeft (ingevroren of verwerkt)

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (1)

Zoetwaterkreeft (ingevroren of verwerkt)

 

Vis (niet-zalmachtigen)

Weekdieren

Schaaldieren

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (1)

 

 

Aquacultuurproducten (zee- en zoetwater — gekweekt)

Zalmachtigen

Eieren/hom en kuit

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Zalmachtigen

zie hoofdstuk 28

Eieren/hom en kuit

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (1)

Zalmachtigen (ontdaan van ingewanden)

 

Weekdieren, stekelhuidigen,

Manteldieren, buikpotigen en schaaldieren

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Ingevroren of verwerkt

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (1)

Ingevroren of verwerkt

 

Vis (niet-zalmachtigen)

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

Vis

Eieren/hom en kuit

Tweekleppige weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, buikpotigen en schaaldieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

(Aquacultuur)

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2074/2005

Ja (1)

 

 

10.   Levende vis, weekdieren en schaaldieren, inclusief eieren en gameten

Diergezondheid

Voor menselijke consumptie

levende weekdieren, stekelhuidigen,

levende schaaldieren

levende vis

andere aquatische dieren

93/53/EEG

95/70/EG

2002/99/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (1)

 

 

Voor kweek-, opkweek- en uitzetdoeleinden

levende weekdieren en vis

93/53/EEG

95/70/EG

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordening (EG) nr. 1251/2008

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

levende vis

levende weekdieren, stekelhuidigen, manteldieren, buikpotigen

levende schaaldieren

andere vis

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

(aquacultuur voor menselijke consumptie)

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2074/2005

Ja (1)

 

 

11.   Diverse producten voor menselijke consumptie

11.A.   Honing

Diergezondheid

92/118/EEG

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

2002/99/EG

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

2001/110/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2001/110/EG

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2074/2005

Ja (3)

 

 

11.B.   Kikkerbilletjes

Diergezondheid

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

NE

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2074/2005

NE

 

 

11.C.   Slakken voor menselijke consumptie

Diergezondheid

2002/99/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

NE

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2074/2005

NE

 

 

11.D.   Eiproducten

Diergezondheid

2002/99/EG

2009/158/EG

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2002/99/EG

2009/158/EG

NE

 

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Food Act 1981

Health Act 1956

NE

 

 

Animal Products Act 1999

2011/163/EU

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 798/2008

NE

 

 


Afdeling 4

Producten niet bestemd voor menselijke consumptie

Product

Uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland1

Uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de EU

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Rg van EU

Rg van NZ

Rg van NZ

Rg van EU

12.   Darmen van dieren voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren of voor technische doeleinden

Diergezondheid

Runderen

Schapen

Geiten

Varkens

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (2)

Beperkingen in verband met TSE zijn van toepassing.

 

Animal Products Act 1999

2003/779/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Volksgezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Health Act 1956

Agricultural Compounds and Veterinary Medicines Act 1997

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

 

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

13.   Niet voor menselijke consumptie bestemde melk, producten op basis van melk en biest

Diergezondheid

Runderen

Schapen

Geiten

Gepasteuriseerd, UHT of gesteriliseerd

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Niet-gepasteuriseerd colostrum en niet-gepasteuriseerde melk voor toepassingen buiten de voederketen

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (3)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (3)

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

14.   Beenderen en producten uit beenderen (met uitzondering van beendermeel), horens en producten uit hoorn (met uitzondering van hoornmeel) en hoeven en producten uit hoeven (met uitzondering van meel van hoeven), niet bestemd voor gebruik als voedermiddel, organische meststof of bodemverbeteraar

Diergezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

15.   Verwerkte dierlijke eiwitten voor diervoeding

Diergezondheid

VDE bestemd voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

 

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

VDE afkomstig van afval van niet-zoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

 

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

 

 

 

visafval

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

Ja (1)

 

 

afval van pluimvee

 

 

Ja (2)

70 °C/50 min.

80 °C/9 min. of 100 °C/1 min.

of gelijkwaardig

 

 

 

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

16.   Verwerkt bloed en bloedproducten (behalve serum van paardachtigen) voor toepassingen buiten de voederketen

Diergezondheid

rundvlees, schapen- en geitenvlees, varkensvlees

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Paardachtigen

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Pluimvee

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

17.   Reuzel en gesmolten vet, niet voor menselijke consumptie, met inbegrip van visoliën

Diergezondheid

gesmolten vet en oliën

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

Bijkomende etiketteringsvoorschriften in verband met BSE zijn van toepassing.

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Reuzel (varkensvlees)

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Product moet afkomstig zijn van vers varkensvlees, gekweekt en vrij wild met ja (1) voor diergezondheid als hierboven vermeld.

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

 

 

 

 

KVP

zie hoofdstuk 28

 

 

 

 

 

 

Visolie

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Vetderivaten van categorie 2- of 3-materiaal als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1069/2009

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Biosecurity Act 1993 S 22

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

E

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

18. A.   Gelatine voor diervoeder of voor doeleinden buiten de voederketen

Diergezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

18. B.   Gehydrolyseerde eiwitten, collageen, di- en tricalciumfosfaat

Diergezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

19.   Huiden

Diergezondheid

Hoefdieren, behalve paardachtigen

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Paardachtigen

Andere zoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009.

 

(EU) nr. 142/2011

 

NE

 

 

 

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Loopvogels (struisvogels, emoes, nandoes)

Verordening (EG) nr. 1069/2009

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

 

Verordening (EG) nr. 1069/2009

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

20.   Wol en vezels/haar

Diergezondheid

Schapen, geiten, kameelachtigen

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Alleen ontvette wol

Schoon en gewassen bij 75 °C of gelijkwaardig

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Andere herkauwers en varkens

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

 

NE

 

 

 

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Andere

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

 

NE

 

 

 

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

21.   Voeder voor gezelschapsdieren (inclusief bereid voeder) dat alleen categorie 3-materiaal bevat

Diergezondheid

Bereid voeder voor gezelschapsdieren (zoogdieren)

 

Hermetisch gesloten recipiënten

 

Halfvochtig en gedroogd voeder voor gezelschaps-dieren

 

Hondenkluiven van hoefdieren (met uitzondering van paardachtigen)

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Smaakgevende ingewanden

 

 

NE

 

 

 

 

Ja (3)

 

 

Bereid voeder voor gezelschapsdieren (niet-zoogdieren)

Hermetisch gesloten recipiënten

Halfvochtig en gedroogd voeder voor gezelschaps-dieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

 

Ja (1)

 

 

 

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

visafval

 

 

Ja (1)

 

 

 

 

Ja (1)

 

 

afval van pluimvee

 

 

Ja (2)

70 °C/50 min.

80 °C/9 min.

100 °C/1 min. of equivalent

 

 

 

Ja (1)

 

 

Smaakgevende ingewanden

 

 

NE

 

 

 

 

Ja (3)

 

 

Rauw voeder voor gezelschapsdieren

Voor directe consumptie

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

22.   Serum van paardachtigen

Diergezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

23.   Andere dierlijke bijproducten voor de productie van diervoeder, waaronder voeder voor gezelschapsdieren, en voor toepassingen buiten de voederketen

Diergezondheid

Vers vlees

Runderen

Schapen

Geiten

Varkens

Paarden

Verordeningen (EG)

 

nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

Product moet afkomstig zijn van vers vlees, gekweekt en vrij wild met ja (1) voor diergezondheid als hierboven vermeld

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 999/2001

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

BSE

zie hoofdstuk 28

 

Gekweekt wild

Varkens

Herten

Vrij wild

Varkens

Herten

 

 

 

BSE

zie hoofdstuk 28

Aanvullende etiketteringsvoorschriften in verband met BSE zijn van toepassing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KVP zie hoofdstuk 28

 

 

 

 

 

 

Vers vlees

Pluimvee

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Gekweekt en vrij wild

Vederwild

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Andere soorten

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

E

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

24.   Producten van de bijenteelt — niet voor menselijke consumptie

Diergezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

25.   Jachttrofeeën

Diergezondheid

Zoogdieren

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

 

 

Pluimvee

 

 

NE

 

 

 

 

NE

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 

26.   Mest — verwerkt

Diergezondheid

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Biosecurity Act 1993 S 22

NE

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

NE

 

 

Volksgezondheid

 

 

N.v.t.

 

 

 

 

N.v.t.

 

 


Afdeling 5

Algemene horizontale kwesties

 

Uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland 1

Uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de EU

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Handelsvoorwaarden

Gelijkwaardigheid

Bijzondere voorwaarden

Maatregel

Rg van EU

Rg van NZ

Rg van NZ

Rg van EU

27.   Horizontale kwesties

Water

98/83/EG

Animal Products Act 1999

Health Act 1956

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

98/83/EG

Ja (1)

 

 

Residuen

Controle op residuen

Rode vleessoorten

96/22/EG

96/23/EG

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

96/22/EG

96/23/EG

Ja (1)

 

 

Andere soorten andere producten

 

 

Ja (3)

 

 

 

 

Ja (3)

 

 

Certificeringssystemen

96/93/EG

Animal Products Act 1999

Ja (1)

Gelijkwaardigheid van toepassing voor alle dieren en dierlijke producten waarvoor ten aanzien van zowel diergezondheid als volksgezondheid „ja-1”-gelijkwaardigheid is verleend, naargelang van het geval.

 

 

Animal Products Act 1999

92/118/EEG

96/93/EG

2002/99/EG

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2074/2005

 

(EG) nr. 1251/2008

 

(EG) nr. 1069/2009

 

(EU) nr. 142/2011

Ja (1)

Gelijkwaardigheid van toepassing voor alle dieren en dierlijke producten die in de lijst zijn opgenomen met de „ja-1”-gelijkwaardigheidstatus onder de nummers 3, 4A, 4C, 4D, 5A, 5C, 5D, 6A, 6C, 6D, 7A, 7B, 7C, 7D, 7E, 7H, 9, 10, 12, 15, 16, 17, 19, 21 en 23.

Wanneer het officiële gezondheidscertificaat wordt afgegeven nadat de zending reeds is vertrokken, moet daarin melding worden gemaakt van het desbetreffende „Eligibility Document (ED)”, de datum van afgifte van het ED ter staving van het officiële gezondheidscertificaat, de datum van vertrek van de zending en de datum van ondertekening van het officiële gezondheidscertificaat. Nieuw-Zeeland stelt de grensinspectiepost van aankomst in kennis van elk probleem op het gebied van certificering dat zich voordoet na vertrek uit Nieuw-Zeeland.

 

Wederuitvoer van ingevoerde dierlijke producten

96/93/EG

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Biosecurity Act 1993

Ja (1)

Dierlijke producten kunnen afkomstig zijn of gedeeltelijk afkomstig zijn van een of meer conforme dierlijke producten die afkomstig zijn uit een of meer derde landen en inrichtingen die in aanmerking komen voor handel met de EU en Nieuw-Zeeland.

 

Animal Products Act 1999

Food Act 1981

Biosecurity Act 1993

96/93/EG

Ja (1)

Dierlijke producten kunnen afkomstig zijn of gedeeltelijk afkomstig zijn van een of meer conforme dierlijke producten die afkomstig zijn uit een of meer derde landen en inrichtingen die in aanmerking komen voor handel met de EU en Nieuw-Zeeland.

 

Microbiologische monitoring- en testsystemen  (3)  (4)

met inbegrip van testmethoden, normen voor bemonstering en bereiding, en regelgevende maatregelen

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2073/2005

Animal Products Act 1999

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 853/2004

 

(EG) nr. 854/2004

 

(EG) nr. 2073/2005

Ja (1)

 

 

Systemen voor het opnemen van inrichtingen in lijsten  (5)

Verordeningen

 

(EG) nr. 178/2002

 

(EG) nr. 882/2004

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Animal Products Act 1999

Ja (1)

 

 

Animal Products Act 1999

Verordeningen

 

(EG) nr. 178/2002

 

(EG) nr. 882/2004

 

(EG) nr. 852/2004

 

(EG) nr. 854/2004

Ja (1)

Gelijkwaardigheidsstatus is van toepassing voor alle dierlijke producten met een „ja-1”-gelijkwaardigheid ten aanzien van volksgezondheid als vastgelegd in deze bijlage.

Procedures voor lijsten met inrichtingen voor niet-„ja-1”-producten moeten worden geëvalueerd.

28.   Diverse certificeringsvoorschriften: verklaringen moeten op het gezondheids- of diergezondheidscertificaat worden vermeld.

Probleemstelling

Voorschriften inzake certificering

Q-koorts

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van Q-koorts.

Voor uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland van sperma en embryo's van runderen verklaart de bevoegde autoriteit van de lidstaat het volgende:

Voor zover mij bekend en voor zover ik heb kunnen nagaan zijn de donoren nooit positief getest op Q-koorts;

EN Voor sperma van runderen

OF

De donoren zijn aan een complementbindingsreactie (CFT) (het resultaat is negatief wanneer geen complementbinding optreedt bij een verdunning van 1:10 of hoger) of Elisa-antigeendetectietest voor Q-koorts onderworpen, aan de hand van een monster dat tussen de 21 en 120 dagen na elke spermawinningsperiode (een periode van 60 dagen of minder) verzameld is voor uitvoer naar Nieuw-Zeeland, met negatieve resultaten.

OF

Een fractie van het sperma van elke winning voor uitvoer naar Nieuw-Zeeland is getest door middel van een door een laboratorium gevalideerde PCR-test voor Q-koorts die in overeenstemming is met de methoden als beschreven in het hoofdstuk over Q-koorts van de „Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals” van de OIE.

EN Voor embryo's van runderen

OF

De donoren zijn aan een complementbindingsreactie (CFT) (het resultaat is negatief wanneer geen complementbinding optreedt bij een verdunning van 1:10 of hoger) of Elisa-antigeendetectietest voor Q-koorts onderworpen, aan de hand van een monster dat tussen de 21 en 120 dagen na elke embryowinningsperiode verzameld is voor uitvoer naar Nieuw-Zeeland, met negatieve resultaten.

OF

Een monster van embryo's/oöcyten en winnings- en/of wasvloeistoffen van elke winning voor uitvoer naar Nieuw-Zeeland zijn getest door middel van een door een laboratorium gevalideerde PCR-test voor Q-koorts die in overeenstemming is met de methoden als beschreven in het hoofdstuk over Q-koorts van de „Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals” van de OIE.

BVD type II

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van het boviene virusdiarreevirus (BVDV). type II

Voor uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland van embryo's van runderen verklaart de bevoegde autoriteit van de lidstaat het volgende:

OF

Het donordier is binnen een periode van dertig (30) dagen vóór binnenkomst in het beslag van oorsprong onderworpen aan een Elisa-antigeendetectietest of een virusisolatietest voor BVDV, met een negatief resultaat, en heeft zich meer dan zes (6) maanden vóór de embryowinning voor deze zending bevonden in het beslag van oorsprong en is daar geïsoleerd gehouden van andere dieren die niet negatief zijn getest.

OF

Van de eerste embryowinning bij het donordier voor deze zending is ofwel een verzamelmonster genomen van niet-levensvatbare oöcyten/embryo's en wasvloeistof (overeenkomstig de OIE Code, hoofdstuk voor in vivo verkregen embryo's) ofwel een embryo onderworpen aan een virusisolatie of PCR voor BVDV met negatieve resultaten.

Blauwtong

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van blauwtong en epizoötische hemorragische ziekte.

Voor uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland van sperma van runderen verklaart de bevoegde autoriteit van de lidstaat het volgende:

Het rundersperma voldoet aan de bepalingen van het hoofdstuk over blauwtong van de OIE Code mutatis mutandis.

IBR

Voor de uitvoer van levende runderen uit Nieuw-Zeeland naar de lidstaten of regio's in bijlage I bij Beschikking 2004/558/EG geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig artikel 2 van Beschikking 2004/558/EG van de Commissie, en naar lidstaten en regio's in bijlage II bij Beschikking 2004/558/EG geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2004/558/EG. Deze verklaring wordt vermeld in het gezondheidscertificaat overeenkomstig Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie.

BSE

Voor uitvoer uit de EU naar NZ van producten die van runderen, schapen of geiten verkregen materiaal bevatten (onverminderd volledige inachtneming van de andere relevante EU-normen)

Dit product bevat geen en is niet afgeleid van ander materiaal dan dat van runderen, schapen en geiten dat is verkregen van dieren die in de Europese Unie zijn geboren, zonder onderbreking gehouden en geslacht, en dat is vervaardigd met inachtneming van Verordeningen (EG) nr. 999/2001 en (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad, naargelang van het geval.

Noot: Wanneer producten ander materiaal dan dat van runderen, schapen en geiten bevatten dan materiaal dat is verkregen van dieren die in de Europese Unie zijn geboren, zonder onderbreking gehouden en geslacht, moet dat in het certificaat worden vermeld overeenkomstig de ter zake geldende, aanvullende bepalingen ten aanzien van derde landen in het ter zake geldende certificeringsbesluit van NZ.

BSE

Voor uitvoer uit NZ naar de EU van producten die van runderen, schapen of geiten verkregen materiaal bevatten

Voor menselijke consumptie — vers vlees, gehakt en vleesbereidingen, vleesproducten, behandelde ingewanden, gesmolten dierlijke vetten, kanen en gelatine:

a.

Het land of gebied is overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico.

b.

De dieren waarvan de producten die afkomstig zijn van runderen, schapen en geiten zijn afgeleid, zijn geboren, ononderbroken gehouden en geslacht in een land met een verwaarloosbaar BSE-risico.

Voor bijproducten zoals gesmolten vetten, voeder voor gezelschapsdieren, bloedproducten, verwerkte dierlijke eiwitten, beenderen en beenderproducten, categorie 3-materiaal en gelatine:

het dierlijke bijproduct bevat geen materiaal van runderen, schapen of geiten en is daar niet van afgeleid, met uitzondering van materiaal dat afkomstig is van dieren die geboren, ononderbroken gehouden en geslacht zijn in een land of gebied dat bij een besluit overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is ingedeeld als land of gebied met een verwaarloosbaar BSE-risico.

Abortus blauw

Voor uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland van varkensvlees verklaart de bevoegde autoriteit van de lidstaat dat:

 

OF

i)

het vlees afkomstig is van dieren die sedert hun geboorte zonder onderbreking in Finland of Zweden hebben verbleven, die vrij zijn van abortus blauw;

 

OF

ii)

het vlees verhit is tot één van de volgende kerntemperaturen en gedurende de hierna vermelde duurtijd:

 

56 graden Celsius gedurende 60 minuten;

 

57 graden Celsius gedurende 55 minuten;

 

58 graden Celsius gedurende 50 minuten;

 

59 graden Celsius gedurende 45 minuten;

 

60 graden Celsius gedurende 40 minuten;

 

61 graden Celsius gedurende 35 minuten;

 

62 graden Celsius gedurende 30 minuten;

 

63 graden Celsius gedurende 25 minuten;

 

64 graden Celsius gedurende 22 minuten;

 

65 graden Celsius gedurende 20 minuten;

 

66 graden Celsius gedurende 17 minuten;

 

67 graden Celsius gedurende 15 minuten;

 

68 graden Celsius gedurende 13 minuten;

 

69 graden Celsius gedurende 12 minuten, of

 

70 graden Celsius gedurende 11 minuten;

 

OF

iii)

het vlees is behandeld waarbij het product werd onderworpen aan een procedure die garandeert dat het vlees voldoet aan één van de volgende vereisten:

 

het heeft een pH van 5 of lager bereikt; of

 

het werd gefermenteerd (pekel met melkzuur) tot een pH van 6,0 of lager; en

 

het heeft ten minste gedurende 21 dagen gedroogd/gerijpt; of

 

het komt in aanmerking voor de officiële certificering als Prosciutto di Parma; of

 

een gelijkwaardig proces waarbij het gedurende twaalf maanden heeft gerijpt;

 

OF

iv)

het is verwerkt tot verpakte gebruiksklare stukken bestemd voor directe verkoop in de detailhandel, zonder gehakt (fijngemalen) vlees, zonder kop en nek, met een gewicht van maximaal drie kg per verpakking en waarbij de volgende weefsels zijn verwijderd: Lnn. axillares, Lnn. iliaci mediales, Lnn. iliaci laterales, Lnn. sacrales, Lnn. iliaci externi (Lnn. Iliofemorales inguinales profundi), Lnn. mammarii (inguinales superficiales), Lnn. poplitei (superficiales & profundi), Lnn. cervicales superficiales dorsales, Lnn. cervicales superficiales ventrales, Lnn. cervicales superficiales medii, Ln. gluteus en Lnn. ischiadi; en al het overige tijdens de verwerking aangetroffen macroscopisch waarneembaar lymfeweefsel (d.w.z. lymfeklieren en lymfevaten);

 

OF

v)

niets van het hierboven vermelde (noot: die producten moeten in Nieuw-Zeeland worden verwerkt voordat zij als biologisch veilig kunnen worden erkend).

Ziekte van Aujeszky

Voor de uitvoer van levende varkens uit Nieuw-Zeeland naar de lidstaten of regio's in bijlage I en bijlage II bij Beschikking 2008/185/EG geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig Beschikking 2008/185/EG. Deze verklaring wordt vermeld in het gezondheidscertificaat overeenkomstig Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie.

KVP

alleen voor wilde varkens

Voor uitvoer uit de EU naar NZ dient de bevoegde autoriteit van de lidstaat te certificeren dat de producten afkomstig zijn uit gebieden die sedert zestig dagen vrij zijn van KVP bij de populatie wilde varkens. Deze verklaring wordt in het gezondheidscertificaat vermeld:

„Het hierin beschreven product, dat afkomstig is van wilde varkens die afkomstig zijn uit gebieden die sedert zestig dagen vrij zijn van klassieke varkenspest bij de populatie wilde varkens.”

Levende bijen/hommels

Voor uitvoer uit Nieuw-Zeeland naar de EU, vermelden de gezondheidscertificaten voor levende bijen/hommels de volgende verklaring:

De hierin beschreven bijen/hommels (1):

a)

zijn afkomstig uit een bijenstal waarop toezicht wordt uitgeoefend door de bevoegde autoriteit;

b)

in het geval van honingbijen komen de bijenkasten uit een gebied waarvoor geen verbodsmaatregel geldt in verband met de aanwezigheid van Amerikaans vuilbroed (een eventuele verbodsmaatregel blijft van toepassing tot ten minste dertig dagen na de datum waarop het laatste geval is geconstateerd en na de datum waarop alle bijenkasten en -korven binnen een straal van drie kilometer door de bevoegde autoriteit zijn gecontroleerd en alle besmette kasten en korven zijn verbrand, dan wel zijn behandeld en door de bevoegde autoriteit ziektevrij zijn bevonden);

c)

zijn afkomstig uit bijenkasten of hommelvolken die onmiddellijk voor verzending zijn geïnspecteerd (normaliter binnen 24 uur) en geen klinische tekenen vertonen of aanleiding geven tot vermoedens van een bijen- of hommelziekte of -plaag.

Het verpakkingsmateriaal, de kasten met de koninginnen, de meegestuurde producten en het voedsel zijn nieuw en niet in contact geweest met aangetaste bijen, hommels of broedramen, en alle voorzorgen zijn getroffen om besmetting met veroorzakers van ziekten of plagen bij bijen of hommels te voorkomen.

(1)

Doorhalen wat niet van toepassing is.

Kleurstoffen gezondheidsmerk

In Verordening (EG) nr. 1333/2008 is vastgesteld welke kleurstoffen voor gezondheidsmerken mogen worden gebruikt.

Salmonella

Voor de uitvoer uit NZ naar Zweden en Finland

Op de gezondheidscertificaten voor de hieronder vermelde levende dieren en dierlijke producten moet, als die dieren of producten worden ingevoerd om naar Zweden of Finland te worden verzonden, de passende verklaring worden aangebracht die is vastgesteld in de desbetreffende wetgeving:

 

voor tafeleieren voor menselijke consumptie geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1688/2005 van de Commissie;

 

voor levend slachtpluimvee geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig bijlage A bij Beschikking 95/410/EG van de Raad;

 

voor fokpluimvee geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig bijlage II bij Beschikking 2003/644/EG van de Commissie;

 

voor eendagskuikens geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig bijlage II bij Beschikking 2003/644/EG van de Commissie;

 

voor legkippen geeft Nieuw-Zeeland certificaten af overeenkomstig bijlage II bij Beschikking 2004/235/EG van de Commissie;

 

voor vers vlees waarop Verordening (EG) nr. 1688/2005 van toepassing is, dient de volgende verklaring te worden toegevoegd: „Het vers vlees is microbiologisch getest op salmonella overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1688/2005 van de Raad, waarbij de monsters zijn genomen in de inrichting van oorsprong van het vlees.”

Zalmachtigen

Voor uitvoer uit de EU naar NZ

De zending bevat uitsluitend gekopte, van ingewanden en kieuwen ontdane en niet-geslachtsrijpe zalmachtigen van de geslachten Onchorhynchus, Salmo of Salvelinus.

Eieren/hom en kuit

Voor uitvoer uit de EU naar NZ

Behandeld om eieren/hom en kuit niet levensvatbaar te maken, commercieel verpakt en houdbaar.

Gethermiseerde kazen

Voor uitvoer uit de EU naar NZ

De gethermiseerde kaas heeft een vochtgehalte van minder dan 39 % en een pH kleiner dan 5,6. De voor de productie van deze kaas gebruikte melk werd snel verhit tot ten minste 64,5 °C gedurende 16 seconden. De kaas werd op een temperatuur van ten minste 7 °C gedurende 90 dagen bewaard.

29.   Onderling overeengekomen ziektebestrijdingsmaatregelen

29.A.   Onderling overeengekomen ziektestatus voor specifieke ziekten

Rabiës

Nieuw-Zeeland, VK, Malta, Ierland en Zweden zijn erkend als vrij van rabiës.

Infectieuze anemie bij paarden

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van EIA.

Brucellose

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van Brucella abortus en B. mellitensis.

Q-koorts

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van Q-koorts.

BVD type II

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van BVD type II.

Blauwtong en EHD

Nieuw-Zeeland is erkend als vrij van blauwtong en EHD.

EU dient bij NZ een aanvraag in om erkend te worden als vrij van EHD.

Kleine bijenkastkever

Nieuw-Zeeland en de EU zijn erkend als vrij van kleine bijenkastkever.

Tropilaelapsmijt

Nieuw-Zeeland en de EU zijn erkend als vrij van tropilaelapsmijt.

Nr. 29.B.

Onderling overeengekomen ziektebestrijdingsmaatregelen in het geval van uitbraak van een specifieke ziekte

Officiële gezondheidscertificaten vermelden in overeenstemming met afdeling 1b) van bijlage VII bij de overeenkomst de relevante aanvullende verklaringen die zijn opgesomd in hoofdstuk 29 van deze bijlage.

Algemene verklaring voor alle producten:

Het hierin beschreven product werd gescheiden gehouden van alle andere producten die niet voldeden aan de eisen tijdens alle productie-, opslag- en vervoersfasen en alle nodige voorzorgsmaatregelen werden genomen ter voorkoming van besmetting van het product met een mogelijke bron van [relevante ziekte als vermeld in de kolom hieronder invoegen].

Verklaring voor specifieke ziekten:

De producten die zijn opgesomd in hoofdstuk 29, i) tot en met xxx), gaan naast de algemene verklaring voor alle producten (zie hierboven) vergezeld van de onderstaande verklaring(en) voor de desbetreffende ziekte:

Product

Ziekte

Verklaring voor de ziekte

Nummer*) Optionele verklaringen hoeven slechts op het certificaat te worden vermeld als ze van toepassing zijn.

i)

Melk en zuivelproducten:

8.0 13.0

MKZ

De hierin beschreven melk en zuivelproducten:

 

OF

1*)

zijn gesteriliseerd bij een F0-waarde van ten minste 3.

 

OF

2*)

kregen een ultrahogetemperatuur (UHT)-behandeling bij 132 °C gedurende ten minste één seconde,

 

OF

3*)

hadden een pH-waarde van minder dan 7,0 voordat ze een kortstondige pasteurisatie bij hoge temperatuur (High Temperature Short Time, HTST) ondergingen bij 72 °C gedurende 15 seconden.

 

OF

4*)

hadden een pH-waarde van meer dan 7,0 voordat ze een dubbele kortstondige pasteurisatie bij hoge temperatuur (HTST) ondergingen bij 72 °C gedurende 15 seconden.

 

OF

5*)

ondergingen een kortstondige pasteurisatie bij hoge temperatuur (HTST) in combinatie met een daling van de pH-waarde tot onder 6 gedurende een uur.

 

OF

6*)

ondergingen een kortstondige pasteurisatie bij hoge temperatuur (HTST) in combinatie met een aanvullende verhitting tot 72 °C en droging; of een gelijkwaardig gevalideerd en goedgekeurd droogproces dat minstens een gelijkwaardig thermisch effect behaalt van 72 °C gedurende 15 seconden.

ii)

Vlees (met inbegrip van gehakt) en vleesbereidingen van tweehoevigen, met uitzondering van kop, poten, ingewanden en vlees van varkens (suidae):

4.A 4.C 5.A 5.C

MKZ

Het/de hierin beschreven [product invoegen] (met uitzondering van poten, kop en ingewanden):

1.

is afkomstig van dieren die zowel voor als na hun dood zijn geïnspecteerd en vrij van MKZ-tekenen zijn bevonden;

2.

is afkomstig van uitgebeende karkassen die zijn ontdaan van het slachtafval en de voornaamste lymfeklieren;

3.

is gerijpt aan een temperatuur van meer dan + 2 °C gedurende minstens 24 uur en bereikte een pH-waarde van minder dan 6 als getest in het midden van de longissimus dorsi-spier na rijping en voor het ontbenen;

4.

is niet afkomstig van dieren die zijn geslacht of verwerkt in een inrichting die binnen een beschermings- of toezichtsgebied gelegen is;

5.

vlees afkomstig van dieren binnen een beschermings- of toezichtsgebied moet een officiële controle ondergaan en werd na identificatie en controle van deze zending uitgesloten.

iii)

Vlees (met inbegrip van gehakt) en andere dierlijke producten (met inbegrip van slachtafval) afkomstig van tweehoevigen met inbegrip van varkens (suidae):

4.A 4.C 5.A 5.C 7.A 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G 11.E

MKZ

Het/de hierin beschreven [product invoegen] is:

1.

is afkomstig van dieren die zowel voor als na hun dood zijn geïnspecteerd en vrij van MKZ-tekenen zijn bevonden;

EN

OF

2*)

afkomstig van dieren die 21 dagen voor de geraamde datum van eerste besmetting in het gebied zijn geslacht, en is niet afkomstig van dieren die zijn geslacht of verwerkt in een inrichting die binnen een beschermings- of toezichtsgebied gelegen is;

OF

3*)

afkomstig van dieren die minstens 21 dagen in een bedrijf verbleven en werden geïdentificeerd zodat het bedrijf van oorsprong kan worden opgespoord, maar is niet afkomstig van dieren die in een bedrijf binnen een beschermings- of toezichtsgebied verbleven; en het product is duidelijk geïdentificeerd en gedurende minstens zeven dagen onder officieel toezicht geplaatst en werd pas vrijgegeven als mogelijke besmetting met mond-en-klauwzeer in het bedrijf van oorsprong aan het einde van de toezichtperiode officieel werd uitgesloten;

EN

4.

vlees afkomstig van dieren binnen een beschermings- of toezichtsgebied moet een officiële controle ondergaan en werd na identificatie en controle van deze zending uitgesloten.

iv)

Vlees en vleesbereidingen van pluimvee (met inbegrip van kalkoenen):

4.B 4.C 5.B 5.C

HPNAI —

Aangifteplicht in overeenstemming met de criteria in de „Terrestrial Animal Health Code” van de OIE.

Het/de hierin beschreven [product invoegen] is afkomstig van dieren die:

 

OF

1*)

afkomstig zijn van een inrichting buiten een beschermings- of toezichtsgebied; en alle vlees afkomstig van dieren binnen een beschermings- of toezichtsgebied moet een officiële controle ondergaan en werd na identificatie en controle van deze zending uitgesloten;

 

OF

2*)

afkomstig zijn van een inrichting binnen een toezichtsgebied, maar buiten een beschermingsgebied en niet meer dan zeven dagen voor het slachten negatief hebben gereageerd op virusdetectietests en/of serologische tests die zijn verricht met een waarschijnlijkheid van 95 % voor het opsporen van HPNAI-besmetting met een prevalentie van 5 %; en die zijn geslacht in een bepaalde inrichting waarin geen met HPNAI besmet pluimvee is verwerkt sinds de laatste reiniging en desinfectie, en zowel voor als na hun dood zijn onderzocht en vrij van HPNAI-tekenen zijn bevonden; en al het vlees van dieren binnen het beschermingsgebied moet een officiële controle ondergaan en werd na identificatie en controle van deze zending uitgesloten;

 

OF

3*)

zijn ten minste 21 dagen voor de geraamde datum van eerste besmetting verwerkt.

v)

Vlees en vleesbereidingen van pluimvee (met inbegrip van kalkoenen):

4.B 4.C 5.B 5.C

LPNAI

Aangifteplicht in overeenstemming met de criteria in de „Terrestrial Animal Health Code” van de OIE.

Het/de hierin beschreven [product invoegen] is afkomstig van dieren die:

1.

afkomstig zijn van een bedrijf waarin sinds 21 dagen geen LPNAI is vastgesteld;

2.

zijn geslacht in een erkende instelling waarin geen met LPNAI besmet pluimvee sinds de laatste reiniging en desinfectie is verwerkt;

3.

zowel voor als na hun dood zijn onderzocht en vrij van LPNAI-tekenen zijn bevonden.

vi)

Vlees en vleesbereidingen van pluimvee (met inbegrip van kalkoenen):

4.B 4.C 5.B 5.C

ND

Het/de hierin beschreven [product invoegen] is afkomstig van dieren die:

1.

afkomstig zijn van een ND-vrije inrichting die niet in een beschermings- of toezichtsgebied gelegen is;

EN

OF

2*)

niet tegen ND zijn gevaccineerd;

OF

3*)

tegen ND zijn gevaccineerd met een vaccin dat voldoet aan de normen in Beschikking 93/152/EEG van de Commissie (de aard van het gebruikte vaccin en de vaccinatiedatum worden ook op het certificaat vermeld);

EN

4.

geen klinische tekenen van ND vertoonden op de datum van vervoer naar het slachthuis en aanvullend zowel voor als na hun dood zijn onderzocht en vrij van klinische ND-tekenen zijn bevonden; werden geslacht in een erkende inrichting die regelmatig wordt geïnspecteerd door de veterinaire bevoegde autoriteit en waarin geen met ND besmet pluimvee is verwerkt sinds de laatste reiniging en desinfectie.

vii)

Vleesproducten en andere verwerkte producten afkomstig van tweehoevigen met inbegrip van varkens (suidae) en pluimvee (met inbegrip van kalkoenen):

6.A 6.B 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

MKZ, KVP, SVD, AVP, RND, ND, LPNAI, HPNAI, PPR

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een hittebehandeling ondergaan in een hermetisch gesloten recipiënt bij een F0-waarde van ten minste 3,00.

viii)

Vleesproducten en andere verwerkte producten afkomstig van tweehoevigen met inbegrip van varkens (suidae) en pluimvee (met inbegrip van kalkoenen):

6.A 6.B 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

MKZ, KVP, VVZ, RND, ND, LPNAI, HPNAI, PPR

 

OF

1*)

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een hittebehandeling ondergaan bij een temperatuur van ten minste 70 °C overal in het product.

 

OF

2*)

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een hittebehandeling ondergaan bij een temperatuur van 70 °C gedurende ten minste 30 minuten of een gelijkwaardig gevalideerd en goedgekeurd hitteproces.

ix)

Vleesproducten en andere verwerkte producten afkomstig van tweehoevigen met inbegrip van varkens (suidae):

6.A 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

MKZ, KVP, VVZ, AVP, RND, PPR

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een hittebehandeling ondergaan in een hermetisch gesloten recipiënt bij ten minste 60 °C gedurende ten minste 4 uur, in de loop waarvan de kerntemperatuur gedurende 30 minuten ten minste 70 °C moet bedragen.

x)

Vleesproducten en andere verwerkte producten afkomstig van varkens (suidae):

6.A 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

AVP

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een hittebehandeling ondergaan bij een temperatuur van ten minste 80 °C overal in het product.

xi)

Vleesproducten en andere verwerkte producten (zonder been) afkomstig van tweehoevigen met inbegrip van varkens (suidae):

6.A 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

MKZ, KVP, SVD, AVP, RND

Het/de hierin beschreven [product invoegen] zonder been heeft een natuurlijke fermentatie en rijping gedurende ten minste negen maanden ondergaan, die resulteren in de volgende kenmerken: een Aw van ten hoogste 0,93 en een pH van ten hoogste 6,0.

xii)

Vleesproducten en andere verwerkte producten (met been) afkomstig van tweehoevigen met inbegrip van varkens (suidae):

6.A 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

MKZ, KVP, SVD

Het/de hierin beschreven [product invoegen] dat/die been mag bevatten, heeft een natuurlijke fermentatie en rijping gedurende ten minste negen maanden ondergaan, die resulteren in de volgende kenmerken: een Aw van ten hoogste 0,93 en een pH van ten hoogste 6,0.

xiii)

Vleesproducten en andere verwerkte producten afkomstig van tweehoevigen met inbegrip van varkens (suidae):

6.A 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

MKZ, PPR

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een hittebehandeling ondergaan die garandeert dat een kerntemperatuur van ten minste 65 °C wordt bereikt gedurende de tijd die nodig is om een pasteurisatiewaarde (pw) van ten minste 40 te bereiken.

xiv)

Vleesproducten en andere verwerkte producten afkomstig van varkens (suidae):

6.A 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

KVP

Het/de hierin beschreven [product invoegen] is drooggezouten varkensvlees1 en is:

 

OF

1*)

Italiaanse ham met been die werd gezouten en gedroogd gedurende ten minste 313 dagen1;

 

OF

2*)

Spaanse Iberische schouderham met been die werd gezouten en gedroogd gedurende ten minste 252 dagen1;

 

OF

3*)

Spaans Iberisch lendestuk dat werd gezouten en gedroogd gedurende ten minste 126 dagen1;

 

OF

4*)

Spaanse Serano-ham die werd gezouten en gedroogd gedurende ten minste 140 dagen1;

Voetnoot 1: Op het moment van bekendmaking kunnen de invoervoorwaarden voor varkensvlees in Nieuw-Zeeland langere droogtijden voorschrijven dan wat voor KVP als minimum is vastgesteld.

xv)

Vleesproducten en andere verwerkte producten afkomstig van varkens (suidae):

6.A 6.C 6.D 7.B 7.C 7.D 7.E 7.F 7.G-7.H

AVP

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een natuurlijke fermentatie en rijping ondergaan gedurende ten minste 190 dagen voor hammen en 140 dagen voor lendestukken.

xvi)

Darmen van herkauwers:

7.A 12.0

MKZ

De hierin beschreven dierlijke darmen zijn gereinigd, geslijmd en vervolgens gezouten met natriumchloride gedurende dertig dagen, of geblancheerd of gedroogd na slijming, waarna ze zijn beschermd om te voorkomen dat de darmen na de behandeling opnieuw verontreinigd worden.

xvii)

Verwerkte dierlijke eiwitten, reuzel, vet en voeder voor gezelschapsdieren afkomstig van hoefdieren en pluimvee (met inbegrip van kalkoenen):

15.0 17.0 21.0

MKZ, SVD, RND, PPR, AVP, ND, LSD

Het/de hierin beschreven [product invoegen] heeft een hittebehandeling ondergaan overeenkomstig de wettelijke minimumnormen en bij een temperatuur van minstens 90 °C gedurende 10 minuten overal in het product.

xviii)

Wol en vezels van herkauwers:

20.0

MKZ, RND

 

OF

1*)

Het/de hierin beschreven [product invoegen] werd bewaard bij 18 °C gedurende vier weken, of 4 °C gedurende vier maanden, of 37 °C gedurende acht dagen.

 

OF

2*)

Het/de hierin beschreven [product invoegen] is machinaal ontvet door onderdompeling in in water oplosbaar reinigingsmiddel bij 60-70 °C.

 

OF

3*)

Het/de hierin beschreven [product invoegen] is gereinigd, gedroogd en veilig verpakt in overeenstemming met de eisen van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

xix)

Behandelde huiden:

19

MKZ, RND

De hierin beschreven huiden zijn gedurende zeven dagen in zeezout bestaande uit minstens 2 % natriumcarbonaat gezouten.

xx)

Behandelde huiden:

19

MKZ

 

OF

1*)

De hierin beschreven huiden zijn gedurende 14 dagen voor verzending droog en nat gezouten en zijn over zee vervoerd.

 

OF

2*)

De hierin beschreven huiden zijn gedurende 42 dagen gedroogd bij temperaturen van minstens 20 °C.

xxii)

Volledig behandelde huiden („wet blue”, gepekeld, gekalkt of gelooide huiden):

19

MKZ, RND

Volledig behandelde huiden kunnen onbeperkt worden uitgevoerd op voorwaarde dat deze producten de in de looisector gebruikelijke chemische en mechanische processen hebben ondergaan.

De volgende verklaring kan worden gebruikt om de uitvoer te vergemakkelijken:

De volledig behandelde huiden hebben de in de looisector gebruikelijke chemische en mechanische processen ondergaan.

xxiii)

Sperma van runderen:

1

MKZ

Het hierin beschreven sperma:

 

OF

1*)

is afkomstig van donordieren die verbleven in een spermacentrum waar in de periode van 30 dagen voorafgaand aan de winning geen nieuwe dieren zijn bijgekomen en geen MKZ is vastgesteld binnen een straal van 10 km in de periode van 30 dagen voorafgaand aan en volgend op de winning; en de dieren vertoonden geen klinische tekenen van MKZ op de dag van de winning, zijn niet tegen MKZ gevaccineerd en hebben negatief gereageerd op een test voor het opsporen van antilichamen tegen het MKZ-virus die niet minder dan 21 dagen na de winning van het sperma is verricht, en geen enkel ander dier in het spermacentrum is tegen MKZ gevaccineerd. Bovendien werd het sperma gewonnen in een spermacentrum dat zich niet binnen een beschermings- of toezichtsgebied bevindt en sperma dat binnen een beschermings- of toezichtsgebied is gewonnen, is duidelijk geïdentificeerd en onder officieel toezicht geplaatst; en het gewonnen sperma is verder verwerkt en bewaard in overeenstemming met hoofdstuk 4.5 of hoofdstuk 4.6 van de „Terrestrial Animal Health Code” van de OIE, als van toepassing, en daarna bewaard in het land van oorsprong gedurende minstens een maand na de winning, een periode waarin geen enkel dier in de inrichting waar de donordieren verbleven tekenen van MKZ vertoonden;

 

OF

2*)

is ten minste 21 dagen voor de geraamde datum van eerste besmetting met MKZ gewonnen en ingevroren in een inrichting binnen het beschermings- of toezichtsgebied; en het sperma dat na de datum van eerste besmetting is gewonnen, is afzonderlijk bewaard en slechts vrijgegeven nadat alle maatregelen met betrekking tot de uitbraak van MKZ werden opgeheven; en alle dieren in het spermacentrum zijn klinisch onderzocht en hun monsters zijn serologisch getest om te bewijzen dat er geen besmetting in het betreffende centrum is; en alle donordieren hebben negatief gereageerd op de serologische test voor de opsporing van antilichamen tegen het MKZ-virus op basis van een monster dat niet vroeger dan 28 dagen na de winning van het sperma werd genomen.

xxiv)

Sperma van runderen:

1

BT

Het hierin beschreven sperma is afkomstig van donordieren:

 

OF

die verbleven in een tegen vectoren beschermde inrichting gedurende ten minste 60 dagen voor aanvang van, en tijdens, de winning van het sperma;

 

OF

ten minste om de 60 dagen tijdens de winningsperiode en 21 tot 60 dagen na de laatste winning voor de uit te voeren zending en overeenkomstig de „Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals” van de OIE serologisch zijn getest voor de opsporing van antilichamen tegen de blauwtongvirusgroep en hierop negatief hebben gereageerd;

 

OF

in de periode waarin het sperma voor de uit te voeren zending is gewonnen, negatief hebben gereageerd op een test voor de opsporing van ziekteverwekkers die overeenkomstig de „Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals” van de OIE is verricht op basis van bloedmonsters die zijn verzameld aan het begin en aan het einde van de spermawinning en ten minste om de zeven dagen (virusisolatietest), of ten minste om de 28 dagen (voor de PCR-test);

 

OF

het spermacentrum ligt niet in een besmet gebied (beperkingsgebied). Sperma afkomstig uit een besmet gebied (beperkingsgebied) is duidelijk geïdentificeerd en onder officieel toezicht geplaatst;

 

EN

Het sperma is overeenkomstig de OIE-normen gewonnen, verwerkt en bewaard.

xxv)

Sperma van runderen:

1

LSD

Het hierin beschreven sperma is afkomstig van donordieren:

die geen klinische tekenen van LSD vertoonden op de dag waarop het sperma is gewonnen en tot 28 dagen erna; en de dieren verbleven in het uitvoerende land gedurende 28 dagen voor de winning in een spermacentrum waar geen LSD tijdens die periode officieel is gemeld, en het centrum lag niet in een met LSD besmet gebied of een bufferzone en sperma uit de bufferzone is duidelijk geïdentificeerd en gecontroleerd.

xxvi)

In vivo verkregen embryo's van runderen (met uitzondering van embryo's waarvan de zona pellucida is doorgeprikt):

2

MKZ

De hierin beschreven in vivo verkregen embryo's zijn afkomstig van donoren die:

 

op het moment van winning geen klinische tekenen van MKZ vertoonden; en waarvan de embryo's zijn verwekt door kunstmatige inseminatie met sperma dat in door de bevoegde autoriteit in overeenstemming met de OIE-normen erkende spermacentra is gewonnen, verwerkt en bewaard. Bovendien zijn de embryo's gewonnen, verwerkt en bewaard in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit vastgelegde normen;

EN

 

de donordieren waarbij de embryo's zijn gewonnen, komen van een beslag dat zich niet binnen een beschermings- of toezichtsgebied bevond. De binnen het beschermings- of toezichtsgebied gewonnen embryo's zijn duidelijk geïdentificeerd en onder officieel toezicht geplaatst.

xxvii)

In vivo verkregen embryo's van runderen (met uitzondering van embryo's waarvan de zona pellucida is doorgeprikt):

2

BT

De hierin beschreven in vivo verkregen embryo's zijn afkomstig van donoren die:

 

op het moment van winning geen klinische tekenen van BT vertoonden; en waarvan de embryo's zijn verwekt door kunstmatige inseminatie met sperma dat in door de bevoegde autoriteit in overeenstemming met de OIE-normen erkende spermacentra is gewonnen, verwerkt en bewaard;

EN

 

de embryo's zijn gewonnen, verwerkt en bewaard in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit vastgelegde normen.

xxviii)

In vivo verkregen embryo's van runderen (met uitzondering van embryo's waarvan de zona pellucida is doorgeprikt):

2

VS

De hierin beschreven in vivo verkregen embryo's zijn afkomstig van donoren die:

21 dagen voor en tijdens de winning in een inrichting verbleven waarvoor geen VS in die periode is gemeld en die negatief reageerden op een diagnostische test voor VS die binnen 21 dagen voorafgaand aan de embryowinning is verricht. Bovendien zijn de embryo's gewonnen, verwerkt en bewaard in overeenstemming met de gekende OIE-normen; en de inrichting lag niet binnen een beschermings- of toezichtsgebied. De binnen het beschermings- of toezichtsgebied gewonnen embryo's zijn duidelijk geïdentificeerd en onder officieel toezicht geplaatst.

xxix)

In vivo verkregen embryo's van runderen (met uitzondering van embryo's waarvan de zona pellucida is doorgeprikt):

2

BBPP

De hierin beschreven in vivo verkregen embryo's zijn afkomstig van donoren die:

 

OF

1*)

niet zijn gevaccineerd tegen BBPP en tweemaal negatief hebben gereageerd op een complementbindingsreactie voor BBPP, met name met een interval van minstens 21 dagen en ten hoogste 30 dagen tussen elke test, waarbij de tweede test in de periode van 14 dagen voor de winning is verricht; en zijn geïsoleerd van andere gedomesticeerde runderen vanaf de dag van de eerste test tot de winning;

 

OF

2*)

niet meer dan vier maanden voor de winning zijn gevaccineerd met een vaccin die voldoet aan de normen in de „Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals” van de OIE;

 

EN

geen klinische tekenen van BBPP vertoonden op de dag waarop de embryo's zijn gewonnen; en sinds de geboorte, of sinds zes maanden, in een beslag verbleven waarvoor geen BBPP in die periode is gemeld, en dat het beslag zich niet in een met BBPP besmet gebied bevond; en de embryo's zijn gewonnen, verwerkt en bewaard in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit vastgelegde normen.

xxx)

Broedeieren van pluimvee:

2

LPNAI,

HPNAI —

Aangifteplicht in overeenstemming met de criteria voor aviaire influenza in de „Terrestrial Animal Health Code” van de OIE (OIE-aangifteplichtig virus).

Newcastle disease

Voor uitvoer uit de EU naar NZ:

De hierin beschreven broedeieren van pluimvee zijn afkomstig van koppels en kwekerijen binnen een door het Ministerie voor Primaire Sectoren erkend gebied dat vrij is van aangifteplichtige aviaire influenza [en/of] de ziekte van Newcastle [doorhalen wat niet van toepassing is].

xxxi)

Levende bijen/hommels:

3

Kleine bijenkastkever

(Aethina tumida)

Voor de uitvoer uit NZ naar de EU:

a)

de bijenkasten zijn afkomstig uit een gebied met een straal van ten minste 100 km, waar geen beperkingen gelden in verband met het vermoedelijke of bevestigde voorkomen van de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en waar deze plagen niet voorkomen;

b)

de bijen/hommels (1) alsook hun verpakking werden visueel onderzocht op het voorkomen van de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) of de eitjes en larven ervan.

(1)

Doorhalen wat niet van toepassing is.

xxxii)

Levende bijen/hommels:

3

Tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp.)

Voor de uitvoer uit NZ naar de EU:

a)

de bijenkasten zijn afkomstig uit een gebied met een straal van ten minste 100 km, waar geen beperkingen gelden in verband met het vermoedelijke of bevestigde voorkomen van de tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp.) en waar deze plagen niet voorkomen;

b)

de bijen/hommels (1) alsook hun verpakking werden visueel onderzocht op het voorkomen van de tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp.).

(1)

Doorhalen wat niet van toepassing is.

BIJLAGE VII

CERTIFICERING

Officiële gezondheidscertificaten worden afgegeven voor zendingen levende dieren en/of dierlijke producten die tussen de partijen worden verhandeld.

Afdeling 1: Gezondheidsverklaringen:

a)

Voor producten met erkende „ja-1”-gelijkwaardigheid

i)

Het volgende model voor de gezondheidsverklaring dient te worden gebruikt (gelijkwaardigheid ten aanzien van diergezondheid en/of volksgezondheid, naargelang van het geval). Zie ja (1), bijlage V.

„Het/de hierin beschreven levend(e) dier(en) of dierlijk(e) product(en) voldoet/voldoen aan de desbetreffende normen en voorschriften van (de Europese Unie/Nieuw-Zeeland (6)) die als gelijkwaardig zijn erkend aan de normen en voorschriften van (Nieuw-Zeeland/de Europese Unie (6)) die zijn vastgesteld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen (Beschikking 97/132/EG van de Raad).

Specifiek in overeenstemming met (wetgeving uitvoerende partij invoeren) (7)

(6)  Doorhalen wat niet van toepassing is."

(6)  Doorhalen wat niet van toepassing is."

(7)  Optioneel, naar keuze van de invoerende partij.”"

EN

ii)

De van toepassing zijnde desbetreffende aanvullende verklaring(en), als beschreven in afdeling 5, hoofdstuk 28, van bijlage V, en in bijlage V „Bijzondere voorwaarden” genoemd, dient te worden gebruikt.

iii)

Voor uitvoer uit de EU naar Nieuw-Zeeland moet de volgende aanvullende verklaring worden gebruikt: „het dierlijke product komt in aanmerking voor onbeperkt handelsverkeer binnen de Unie”.

iv)

Voor uitvoer uit Nieuw-Zeeland: Voor zendingen van goederen waarvoor het model voor de gezondheidsverklaring waarvan sprake is in afdeling 1, onder a), punt i), is voorgeschreven en de gelijkwaardigheid is vastgesteld in bijlage V, afdeling 5, hoofdstuk 28, onderdeel „Certificeringssystemen”, moet de volgende aanvullende verklaring worden gebruikt wanneer certificaten zijn afgegeven na de datum van vertrek (8) van zendingen: „Ondergetekende, ambtenaar, certificeert deze zending op basis van het (de) Eligibility Document(s) (specifieke verwijzing naar het (de) desbetreffende „Eligibility Document(s)” (ED)), afgegeven op (datum invullen), dat (die) door hem is (zijn) geverifieerd en afgegeven vóór het vertrek van de zending”.

b)

Voor alle producten

Nadat de uitvoerende partij in overeenstemming met artikel 12 heeft bevestigd dat een ziekte die is opgenomen in afdeling 5, hoofdstuk 29.B., van bijlage V is uitgebroken, worden de desbetreffende aanvullende verklaringen, als beschreven in afdeling 5, hoofdstuk 29.B, van bijlage V, op de officiële gezondheidsverklaringen vermeld. De desbetreffende aanvullende verklaringen waarvan sprake is in afdeling 5, hoofdstuk 29.B., van bijlage V dienen te worden gebruikt totdat de uitvoerende partij in overeenstemming met artikel 6 een regionalisatiebesluit heeft genomen of een onderlinge overeenstemming is bereikt.

Afdeling 2: Invullen van certificaten:

a)

In het geval van een papieren certificaat dient de kleur van de handtekening en het officiële zegel te verschillen van die van de gedrukte tekst.

b)

Voor uitvoer uit Nieuw-Zeeland: in het geval van een officieel papieren gezondheidscertificaat wordt het officiële gezondheidscertificaat afgegeven in het Engels en in een van de talen van de lidstaat waar de inspectiepost aan de grens waar de zending wordt aangeboden, is gelegen.

c)

Voor uitvoer uit de Europese Unie: het officiële gezondheidscertificaat wordt afgegeven in de taal van de lidstaat van herkomst en in het Engels.

d)

Elke zending voor uitvoer wordt ondersteund door een of meer originele gezondheidscertificaten of een of meer originele veterinaire documenten of andere originele documenten die in de overeenkomst zijn vermeld en die overeengekomen sanitaire informatie bevatten.

e)

Kleine aanpassingen van de opmaak van het modelcertificaat zijn toegestaan.

f)

De officiële gezondheidscertificaten hoeven geen toelichting te bevatten voor het invullen van de certificaten, noch verklaringen die niet relevant zijn voor de zending.

Afdeling 3: Elektronische gegevensoverdracht:

a)

Originele veterinaire certificaten of andere originele documenten/informatie kunnen worden uitgewisseld via op papier gebaseerde systemen en/of via beveiligde methoden voor elektronische gegevensoverdracht met gelijkwaardige certificeringswaarborgen, zoals het gebruik van een digitale handtekening en een onweerlegbaarheidsmechanisme. Wanneer de uitvoerende partij ervoor kiest elektronische officiële gezondheidscertificaten en/of veterinaire documenten te verstrekken, dient de invoerende partij vooraf te hebben bepaald welke beveiligingswaarborgen dienen te worden verstrekt. Het akkoord van de invoerende partij voor het uitsluitende gebruik van elektronische certificering kan worden vastgelegd in een van de bijlagen bij de overeenkomst of per briefwisseling in overeenstemming met artikel 16, lid 1, van de overeenkomst. De partijen treffen alle nodige maatregelen om de integriteit van het certificeringsproces te waarborgen, zich te beschermen tegen fraude en valse, misleidende certificering te voorkomen.

Elektronische gegevensoverdrachtsystemen met gelijkwaardige waarborgen:

 

Nieuw-Zeeland — E-cert

 

EU — Traces

b)

Het officiële gezondheidscertificaat wordt afgegeven en verstrekt aan de inspectiepost aan de grens:

i)

als een origineel ondertekend papieren certificaat, of

ii)

elektronisch via het gebruik van elektronische gegevensoverdracht met systemen als E-cert en Traces volgens de in afdeling 3a) beschreven procedure.

Afdeling 4: Controles:

De controlerende autoriteit ziet erop toe dat ambtenaren die met de officiële certificering worden belast, zich in kennis stellen van de gezondheidssituatie in de invoerende partij, overeenkomstig de voorschriften van deze overeenkomst, en dat zij ertoe verplicht worden indien nodig deze eisen te certificeren.

BIJLAGE VIII

GRENSCONTROLES EN RETRIBUTIES VOOR KEURINGEN EN CONTROLES

A.   GRENSCONTROLES BIJ ZENDINGEN LEVENDE DIEREN EN DIERLIJKE PRODUCTEN

Soort grenscontrole  (9) :

Percentage

1.

Documenten- en overeenstemmingscontroles

Beide partijen zullen documentencontroles uitvoeren

100

Een overeenstemmingscontrole is een discretionaire (10) bevestigingscontrole door de bevoegde autoriteit om te waarborgen dat de sanitaire certificaten/documenten of andere documenten die in de sanitaire wetgeving zijn vastgelegd, overeenstemmen met het product in de zending (11). In het geval van verzegelde containers kan deze overeenstemmingscontrole bestaan uit het louter controleren of de zegels intact zijn en of de gegevens van de container en het zegelnummer overeenstemmen met de gegevens in de begeleidende sanitaire documenten of het certificaat.

 

2.   Materiële controles (zowel willekeurig als doelgericht)

Levende dieren, met uitzondering van bijen en hommels

100

Bijenkoninginnen en kleine hommelvolken

100

Verpakkingen met bijen en hommels

50 (12)

Sperma/embryo's/eicellen

10

Levende dieren (13) en dierlijke producten voor menselijke consumptie die zijn opgenomen in bijlage V bij Beschikking 97/132/EG van de Raad

1

Dierlijke producten voor menselijke consumptie die zijn opgenomen in bijlage V bij Beschikking 97/132/EG van de Raad

1

Niet voor menselijke consumptie bestemde verwerkte dierlijke eiwitten (in bulk)

100 % voor de eerste zes zendingen en dan 1-10 %.

B.   RETRIBUTIES VOOR KEURINGEN EN CONTROLES

De in B.I en B.II van deze bijlage vastgestelde retributies worden op de ingevoerde producten geheven.

De retributies worden zo vastgesteld dat ze alleen de werkelijke kosten van de grensinspectiediensten dekken, tenzij anders overeengekomen, en mogen niet hoger zijn dan de gelijkwaardige zendingretributies voor hetzelfde product dat uit andere derde landen wordt ingevoerd.

B.I.   Voor de Europese Unie

Retributies voor keuringen en controles van levende dieren en kiemplasma:

Retributies voor keuringen en controles worden toegepast overeenkomstig bijlage V bij Verordening (EG) nr. 882/2004.

Producten van dierlijke oorsprong:

Retributies voor keuringen en controles worden toegepast overeenkomstig bijlage V bij Verordening (EG) nr. 882/2004 met een korting van 22,5 % (14). Voor de doorvoer van goederen in de Unie worden echter retributies voor keuringen en controles toegepast overeenkomstig bijlage V bij Verordening (EG) nr. 882/2004 zonder korting.

B.II.   Voor Nieuw-Zeeland

Retributies voor keuringen en controles van levende dieren en kiemplasma:

Retributies voor keuringen en controles worden toegepast in overeenstemming met de „Biosecurity (Costs) Regulations” van Nieuw-Zeeland.

Producten van dierlijke oorsprong:

 

Retributies voor documenten- en overeenstemmingscontroles:

 

Enkelvoudige zending — Maximaal 149,60 (+ taksen) NZD per zending

 

Zendingen bestaande uit meerdere containers — Maximaal 149,60 (+ taksen) NZD voor de eerste container en maximaal 75 (+ taksen) NZD/container voor aanvullende containers

 

Stukgoedzendingen — Maximaal 149,60 (+ taksen) NZD/uur

 

Retributies voor documenten- en overeenstemmingscontroles + materiële controles:

Enkelvoudige zending — retributies voor keuringen en controles in overeenstemming met de wetgeving van Nieuw-Zeeland:

 

Animal Health Biosecurity (Costs) Regulations

 

Public Health Fees and Charges Regulation

Inflatiecorrectie voor de retributies voor keuringen en controles van Nieuw-Zeeland:

 

De retributies voor keuringen en controles van Nieuw-Zeeland kunnen jaarlijks worden aangepast volgens de volgende formule:

 

Maximale retributies voor keuringen en controles =

 

de in bijlage VIII opgenomen retributie voor keuringen en controles × (1 + gemiddelde inflatiepercentage/100*) (huidig jaar — 2009)

*

als continu berekend voor Nieuw-Zeeland op basis van de door de nationale bank van Nieuw-Zeeland bekendgemaakte cijfers.


(1)  De producten moeten zonder enige beperking in aanmerking komen voor het handelsverkeer binnen de EU, tenzij anders is aangegeven.

(2)  Alle gegevens die naar de Verordeningen (EG) nr. 852/2004, (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 verwijzen, worden geacht ook te verwijzen naar de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen en microbiële criteria als vastgesteld in de Verordeningen (EG) nr. 2073/2005, (EG) nr. 2074/2005 en (EG) nr. 2076/2005.

(3)  Bij uitvoer moet de exporteur (exploitant van het levensmiddelenbedrijf) ervoor zorgen dat zijn uitgevoerde producten aan de microbiologische voedselveiligheidscriteria van de invoerende partij voldoen.

(4)  Is van toepassing op de vlees-, visserij- en zuivelsectoren.

(5)  Informatie over inrichtingen en faciliteiten van Nieuw-Zeeland wordt ingevoerd in het Traces-systeem van de EU (of de opvolgers van dat systeem) door de bevoegde autoriteit van Nieuw-Zeeland. Nieuw-Zeeland waarborgt dat de inrichtingen voldoen aan de voorwaarden in de overeenkomst. De Commissie zal op haar website onverwijld, en gewoonlijk binnen een termijn van twee werkdagen, de informatie bijwerken en bekendmaken. De Commissie kan beslissen om, in het geval van een ontoereikende waarborg, een inrichting niet op haar website te vermelden. In dit geval zal de Commissie aan de bevoegde autoriteit van Nieuw-Zeeland onverwijld de reden(en) hiervan meedelen.

(8)  Datum van vertrek is de datum waarop het vaartuig de laatste haven van Nieuw-Zeeland heeft verlaten.

(9)  De bevoegde autoriteit kan deze activiteiten, met inbegrip van de materiële controles, delegeren aan een bevoegd persoon of een agentschap, in overeenstemming met de wetgeving van de invoerende partij.

(10)  In overeenstemming met de wetgeving van de invoerende partij.

(11)  Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder „zending” een hoeveelheid producten van dezelfde aard verstaan, waarvoor dezelfde veterinaire certificaten of veterinaire documenten of dezelfde andere door de veterinaire wetgeving voorgeschreven documenten gelden, die met hetzelfde vervoermiddel wordt vervoerd en die afkomstig is uit hetzelfde derde land of gedeelte van een derde land. Onder „hetzelfde vervoermiddel” wordt de vervoerder verstaan (bv. vaartuig, luchtvaartuig).

(12)  Voor zendingen verpakte bijen die minder dan 130 verpakkingen bevatten, moet 50 % van de zending aan een inspectie onderworpen worden. Voor zendingen die meer dan 130 verpakkingen bevatten, moet een monster van 65 op aselecte wijze uit de zending gekozen verpakkingen worden geïnspecteerd om een ziekte-incidentie van 5 % met een betrouwbaarheid van 95 % te kunnen opsporen.

(13)  Als bepaald in hoofdstuk 10 van bijlage V.

(14)  Berekend op basis van de veronderstelling dat het aantal materiële controles voor invoer van Nieuw-Zeeland slechts 10 % bedraagt van het aantal materiële controles dat normaal voor andere derde landen wordt uitgevoerd en dat de kosten voor de materiële controles 25 % van de totale retributiekosten bedragen.


4.7.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/124


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/1085 VAN DE COMMISSIE

van 2 juli 2015

betreffende een door Zweden overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad genomen maatregel om het in de handel brengen van de door Hammars Verkstad AB vervaardigde houtkloofmachines Hammars vedklipp 5,5 hk en Hammars vedklipp 7,5 hk te verbieden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 4428)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (1), en met name artikel 11, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zweden heeft de Commissie in kennis gesteld van een maatregel om het in de handel brengen van de houtkloofmachines Hammars vedklipp 5,5 hk en Hammars vedklipp 7,5 hk die worden vervaardigd door Hammars Verkstad AB, Lustebo 40, SE-790 20 Grycksbo, Zweden, te verbieden.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG waren de houtkloofmachines voorzien van de CE-markering.

(3)

De door Zweden gegeven reden voor de maatregel was de niet-conformiteit van de houtkloofmachines met de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG, punt 1.1.2 (Beginselen van geïntegreerde veiligheid) en punt 1.3.7 (Risico's in verband met de bewegende delen) omdat de machines geen afscherming of beveiligingsinrichting hebben ter bescherming tegen de risico's in verband met de bewegende delen.

(4)

De Commissie heeft Hammars Verkstad AB verzocht opmerkingen over de maatregel van Zweden te formuleren.

(5)

Hammars Verkstad heeft de Commissie geantwoord dat het systeem voor de gebruiker veel minder gevaar voor letsel inhield omdat een hakmes werd gebruikt ter vervanging van een zaag en een specifieke houtsplijter. De Commissie heeft de fabrikant om bewijsstukken verzocht ter staving van het argument in verband met de risico-indeling in het kader van de uitgevoerde conformiteitsbeoordeling. Op dit verzoek is geen antwoord ontvangen.

(6)

Onderzoek van het door Zweden verstrekte bewijsmateriaal toont aan dat de houtkloofmachines Hammars vedklipp 5,5 hk en Hammars vedklipp 7,5 hk die worden vervaardigd door Hammars Verkstad AB, Lustebo 40, SE-790 20 Grycksbo, Zweden, niet voldoen aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen van Richtlijn 2006/42/EG en dat hierdoor voor de gebruikers een ernstig gevaar voor letsel ontstaat. Het is daarom passend de door Zweden genomen maatregel als gerechtvaardigd te beschouwen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Zweden genomen maatregel om het in de handel brengen van de houtkloofmachines Hammars vedklipp 5,5 hk en Hammars vedklipp 7,5 hk die worden vervaardigd door Hammars Verkstad AB, Lustebo 40, SE-790 20 Grycksbo, Zweden, te verbieden, is gerechtvaardigd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2015.

Voor de Commissie

Elżbieta BIEŃKOWSKA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.