ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
58e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/429 van de Commissie van 13 maart 2015 tot vaststelling van de modaliteiten voor het opleggen van heffingen voor de kosten van geluidshinder ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/427 VAN DE RAAD
van 13 maart 2015
tot uitvoering van Verordening (EU) van de Raad nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (1), en met name artikel 14, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 17 maart 2014 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 269/2014 vastgesteld. |
(2) |
Op grond van een toetsing door de Raad dienen de vermeldingen in de bijlage voor vijftig personen te worden gewijzigd en de vermelding voor één overleden persoon dient te worden geschrapt. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
A. MATĪSS
(1) PB L 78 van 17.3.2014, blz. 6.
BIJLAGE
1. |
De vermelding in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende de hieronder genoemde persoon wordt geschrapt:
|
2. |
De vermeldingen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende de hieronder genoemde personen worden vervangen door de volgende vermeldingen:
|
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/428 VAN DE COMMISSIE
van 10 maart 2015
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 en Verordening (EU) nr. 1063/2010 wat betreft de oorsprongsregels in het kader van het stelsel van algemene preferenties en preferentiële tariefmaatregelen voor bepaalde landen en gebieden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name artikel 247,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (2), als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1063/2010 (3) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 530/2013 (4), is voorzien in een hervorming van de wijze waarop de oorsprong van goederen wordt gecertificeerd voor de toepassing van het stelsel van algemene preferenties („SAP”) van de Unie. Met deze hervorming is een systeem ingevoerd van zelfcertificering van de oorsprong van goederen door exporteurs die voor dat doel door de begunstigde landen of door de lidstaten geregistreerd zijn. De uitvoering ervan is tot 1 januari 2017 uitgesteld. Het achterliggende beginsel achter de hervorming is dat, aangezien exporteurs in de beste positie verkeren om de oorsprong van hun producten te kennen, het aanbeveling verdient te eisen dat zij hun afnemers rechtstreeks voorzien van attesten van oorsprong. De Commissie dient een elektronisch systeem van geregistreerde exporteurs op te zetten („het REX-systeem”), zodat begunstigde landen en lidstaten exporteurs kunnen registreren. |
(2) |
Nadere vereisten van het REX-systeem zijn opgehelderd. Door deze vereisten moet een aantal bepalingen met betrekking tot de SAP-oorsprongsregels worden gewijzigd. |
(3) |
Noorwegen en Zwitserland staan ook unilaterale tariefpreferenties toe voor de invoer uit begunstigde landen. Tijdens de besprekingen die de Commissie heeft gevoerd overeenkomstig de machtiging die zij van de Raad heeft ontvangen voor de heronderhandeling van de bestaande overeenkomsten (5) met Noorwegen en Zwitserland ten aanzien van de wederzijdse aanvaarding van vervangende bewijzen van oorsprong en de uitbreiding van bilaterale cumulatie tot materialen van oorsprong uit Noorwegen en Zwitserland, is overeengekomen dat ook deze landen het systeem van geregistreerde exporteurs toepassen en het REX-systeem gebruiken. Turkije dient dezelfde mogelijkheid te worden geboden als het aan bepaalde voorwaarden voldoet die in Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn vastgelegd. Teneinde voor een goede samenwerking tussen de Unie, Noorwegen, Zwitserland en Turkije te zorgen, moet daarom een aantal noodzakelijke aanpassingen worden verricht. |
(4) |
Een importeur die een attest van oorsprong gebruikt, moet de geldigheid kunnen nagaan van het nummer van de geregistreerde exporteur die het attest heeft opgesteld. Daarom moeten de gegevens van het REX-systeem op een openbare website worden gepubliceerd. |
(5) |
De bestaande regels met betrekking tot het systeem van geregistreerde exporteurs zullen op 1 januari 2017 van toepassing worden. Om te voorkomen dat deze regels op het moment van de tenuitvoerlegging ervan worden beïnvloed, moeten de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen vóór deze datum van toepassing worden. |
(6) |
Op grond van de bestaande regels komen alleen exporteurs in begunstigde landen en in de Unie in aanmerking voor registratie. Aangezien Noorwegen en Zwitserland en ook Turkije, als dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet, het systeem van geregistreerde exporteurs zullen toepassen, moeten hun exporteurs ook de mogelijkheid hebben zich te registreren om in het kader van bilaterale cumulatie attesten van oorsprong of in het kader van de wederverzending van goederen vervangende attesten van oorsprong te mogen opstellen. |
(7) |
De huidige regels met betrekking tot de termijnen om het REX-systeem op te zetten, houden onvoldoende rekening met de capaciteit van begunstigde landen om hun registratieprocedure te beheren en het systeem vanaf 2017 te implementeren. Daarom moet worden voorzien in overgangsmaatregelen en in een gefaseerde aanpak tot en met 31 december 2019, met een mogelijke verlenging van zes maanden. Met ingang van 30 juni 2020 zullen alle zendingen die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde hoger is dan 6 000 EUR, vergezeld moeten gaan van een attest van oorsprong dat is opgesteld door een geregistreerd exporteur, om in aanmerking te komen voor de preferentiële behandeling in het kader van het SAP. |
(8) |
De Commissie, de bevoegde autoriteiten van begunstigde landen en de douaneautoriteiten van de lidstaten en van Noorwegen, Zwitserland en Turkije, als dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet, moeten toegang hebben tot de in het systeem geregistreerde gegevens. Om een passende bescherming van persoonsgegevens te garanderen, moeten er nauwkeurige voorschriften over met name de toegangsmogelijkheden tot en het doel van de verwerking van deze gegevens worden opgenomen, evenals het recht van exporteurs om deze gegevens te laten wijzigen, wissen of blokkeren. |
(9) |
Deze verordening dient het niveau van bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van gegevens overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en nationaal recht waarin deze richtlijn is omgezet, onverlet te laten, en zij houdt met name geen wijziging in van de verplichtingen van de lidstaten ten aanzien van de verwerking van gegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG noch van de verplichtingen van de instellingen en organen van de Unie ten aanzien van de verwerking van gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7) in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden. |
(10) |
De bewaringstermijn voor gegevens aangaande een geregistreerde exporteur wiens registratie is ingetrokken, moet worden bepaald, rekening houdend met de daadwerkelijke behoefte om deze gegevens te bewaren en met de reeds in de wetgeving van de lidstaten vastgestelde bewaringstermijn. |
(11) |
De regels met betrekking tot het splitsen van zendingen moeten worden aangepast om duidelijk te maken dat zendingen alleen door exporteurs of onder hun verantwoordelijkheid mogen worden gesplitst. |
(12) |
De omstandigheden waarin achteraf een certificaat van oorsprong, formulier A, kan worden afgegeven, moeten worden uitgebreid tot het geval dat de eindbestemming van de producten pas wordt bepaald tijdens het vervoer of de opslag van de producten en na een mogelijke splitsing. |
(13) |
Aangezien de status van sommige landen in het SAP-stelsel op 1 januari 2015 is veranderd van die van begunstigd land naar die van een in aanmerking komend land, kunnen de bevoegde autoriteiten van die landen niet langer certificaten „formulier A” afgeven voor goederen van oorsprong uit een ander land van dezelfde regionale groep dat nog altijd een begunstigd land is, zoals gebruikelijk was overeenkomstig artikel 86, lid 4, tweede en derde alinea. Om ervoor te zorgen dat exporteurs van goederen uit begunstigde landen hun goederen tijdens de periode van 1 januari 2015 tot de inwerkingtreding van deze verordening zonder onderbreking via hun reguliere handelsroutes over de landen met gewijzigde status kunnen blijven vervoeren, dienen de wijzigingen op de regels met betrekking tot de afgifte achteraf van certificaten „formulier A” met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 van toepassing te zijn. |
(14) |
In de huidige regels, procedures en methoden van administratieve samenwerking die toepasselijk zijn tot het systeem van geregistreerde exporteurs wordt toegepast, is vastgelegd dat het begunstigde land van uitvoer, op eigen initiatief of op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten, een onderzoek instelt indien er bij de controle of op grond van andere beschikbare gegevens aanwijzingen zijn dat inbreuk wordt gemaakt op de oorsprongsregels. Deze verplichting moet ook na toepassing van het systeem van geregistreerde exporteurs blijven gelden. |
(15) |
Teneinde rechtszekerheid te garanderen, moeten de overgangsregels met betrekking tot de toepassing van het systeem van zelfcertificering van de oorsprong door geregistreerde exporteurs, die momenteel in de wijzigingsverordening (EU) nr. 1063/2010 zijn vastgelegd, rechtstreeks in Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden opgenomen. |
(16) |
In deel II van bijlage 13 bis moet een nieuwe post van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen met de bijbehorende regels worden opgenomen om rekening te houden met kleding die niet is gebreid of gehaakt (post 62), maar wel delen heeft die zijn gebreid of gehaakt. |
(17) |
Door de toevoeging van het Spaans als taal waarin een attest van oorsprong kan worden opgesteld, moet bijlage 13 quinquies, waarnaar in artikel 95, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt verwezen, worden aangevuld met een Spaanse versie van het attest van oorsprong. |
(18) |
Bijlage 17 moet worden aangepast om voor certificaten van oorsprong, formulier A, een maximale afwijking in de breedte van de vereiste afmetingen in te voeren. Tegelijkertijd moet Kroatië worden toegevoegd aan de lijst met landen die een certificaat van oorsprong, formulier A, aanvaarden voor de toepassing van het stelsel van algemene preferenties van de Unie. |
(19) |
Artikel 109 moet worden aangevuld met een bepaling betreffende de aantekening in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen, waarin aanvullende informatie moet worden vermeld ter verduidelijking van het rechtskader op grond waarvan dergelijke bewijzen worden afgegeven of opgesteld. |
(20) |
Verordening (EEG) nr. 2454/93 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(21) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het volgende artikel 66 bis wordt ingevoegd: „Artikel 66 bis 1. De artikelen 68 tot en met 71 en 90 tot en met 97 undecies zijn van toepassing met ingang van de datum waarop de begunstigde landen en de lidstaten het systeem van zelfcertificering van de oorsprong door geregistreerde exporteurs („het systeem van geregistreerde exporteurs”) gebruiken. 2. De artikelen 97 duodecies tot en met 97 quatervicies zijn overeenkomstig de artikelen 91 en 91 bis van toepassing zolang de begunstigde landen en de lidstaten respectievelijk certificaten van oorsprong, formulier A, en certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven of hun exporteurs factuurverklaringen opstellen.” . |
2) |
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 68 wordt lid 3 vervangen door: „3. De begunstigde landen doen de Commissie ten minste drie maanden vóór de datum waarop zij voornemens zijn van start te gaan met de registratie van exporteurs de in lid 1 bedoelde verbintenis toekomen.” . |
4) |
Artikel 69 wordt vervangen door: „Artikel 69 1. De begunstigde landen stellen de Commissie in kennis van de autoriteiten op hun grondgebied die:
Zij stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen en contactgegevens van deze autoriteiten. De kennisgeving moet ten laatste drie maanden vóór de datum waarop de begunstigde landen voornemens zijn van start te gaan met de registratie van exporteurs, aan de Commissie worden verzonden. De begunstigde landen delen de Commissie onmiddellijk de wijzigingen mee die zich in de in de eerste alinea bedoelde gegevens voordoen. 2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen en contactgegevens van hun douaneautoriteiten die:
De kennisgeving wordt uiterlijk 30 september 2016 naar de Commissie verzonden. De lidstaten delen de Commissie onmiddellijk de wijzigingen mee die zich in de in de eerste alinea bedoelde gegevens voordoen.” . |
5) |
De volgende artikelen 69 bis, 69 ter en 69 quater worden ingevoegd: „Artikel 69 bis 1. De Commissie zet het REX-systeem op en stelt het uiterlijk 1 januari 2017 beschikbaar. 2. De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen en de douaneautoriteiten van de lidstaten zullen na ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier als bedoeld in bijlage 13 quater onverwijld het nummer van geregistreerd exporteur aan de exporteur toekennen of in voorkomend geval de wederverzender van goederen, en het nummer van geregistreerd exporteur, de registratiegegevens en de datum vanaf wanneer de registratie geldig is, overeenkomstig artikel 92, lid 5, in het REX-systeem invullen. Wanneer de bevoegde autoriteiten van mening zijn dat de informatie in de aanvraag onvolledig is, stellen zij de exporteur daarvan onverwijld in kennis. De bevoegde autoriteiten van de begunstigde landen en de douaneautoriteiten van de lidstaten werken de door hen geregistreerde gegevens bij. Zij passen deze gegevens aan zodra zij overeenkomstig artikel 93 in kennis zijn gesteld door de geregistreerde exporteur. Artikel 69 ter 1. De Commissie zorgt ervoor dat overeenkomstig dit artikel toegang tot het REX-systeem wordt geboden. 2. De Commissie heeft toegang om alle gegevens te raadplegen. 3. De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land kunnen de gegevens van de door hen geregistreerde exporteurs raadplegen. 4. De douaneautoriteiten van de lidstaten hebben toegang om de door hen, door de douaneautoriteiten van andere lidstaten en door de bevoegde autoriteiten van begunstigde landen evenals door Noorwegen, Zwitserland en Turkije geregistreerde gegevens te raadplegen. Deze toegang tot de gegevens dient voor het verifiëren van de juistheid van aangiften op grond van artikel 68 van het wetboek en voor het controleren van aangiften op grond van artikel 78, lid 2, van het wetboek. 5. De Commissie biedt de bevoegde autoriteiten van begunstigde landen veilige toegang tot het REX-systeem. Voor zover Noorwegen en Zwitserland in de in artikel 97 octies genoemde overeenkomst met de Unie overeengekomen zijn deel te nemen aan het REX-systeem, biedt de Commissie de douaneautoriteiten van deze landen veilige toegang tot het REX-systeem. Ook Turkije wordt veilige toegang tot het REX-systeem geboden als het land aan bepaalde voorwaarden voldoet. 6. Indien een land of gebied uit bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 is geschrapt, blijven de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land zolang als nodig toegang houden tot het REX-systeem om hun verplichtingen op grond van artikel 71 te kunnen nakomen. 7. De Commissie stelt met toestemming van de exporteur, die dit aangeeft door vak 6 in het formulier in bijlage 13 quater te ondertekenen, de volgende gegevens beschikbaar aan het publiek:
De weigering om vak 6 te ondertekenen, is geen reden de registratie van de exporteur te weigeren. 8. De Commissie maakt de volgende gegevens altijd publiekelijk toegankelijk:
Artikel 69 quater 1. De gegevens in het REX systeem worden uitsluitend verwerkt met het oog op de toepassing van het in deze afdeling vastgestelde stelsel. 2. Aan de geregistreerde exporteurs wordt de in artikel 11, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 45/2001 of de in artikel 10 van Richtlijn 95/46/EG bedoelde informatie verstrekt. Daarnaast wordt hun eveneens de volgende informatie verstrekt:
Deze informatie wordt aan de geregistreerde exporteurs verstrekt via een kennisgeving bij de in bijlage 13 quater vermelde aanvraag tot registratie als geregistreerde exporteur. 3. Elke in artikel 69, lid 1, onder a), bedoelde bevoegde autoriteit van een begunstigd land en elke in artikel 69, lid 2, onder a), bedoelde douaneautoriteit in een lidstaat die gegevens in het REX-systeem invoert, wordt als de voor de verwerking van deze gegevens verantwoordelijke beschouwd. De Commissie wordt voor de verwerking van alle gegevens als een gezamenlijk voor de verwerking verantwoordelijke beschouwd teneinde te garanderen dat de geregistreerde exporteur zijn rechten kan laten gelden. 4. De rechten van de geregistreerde exporteurs met betrekking tot de in het REX-systeem opgeslagen, in bijlage 13 quater vermelde en in de nationale systemen verwerkte gegevens worden overeenkomstig de wetgeving inzake gegevensbescherming tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG uitgeoefend door de lidstaat die hun gegevens opslaat. 5. Lidstaten die de voor hen toegankelijke gegevens van het REX-systeem in hun nationale systemen kopiëren, dienen de gekopieerde gegevens bij te werken. 6. De rechten van de geregistreerde exporteurs met betrekking tot de verwerking van hun registratiegegevens door de Commissie worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. 7. Elk verzoek van een geregistreerde exporteur om het recht op toegang, rectificatie, wissing of afscherming van gegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 wordt ingediend bij en verwerkt door de voor de gegevens verantwoordelijke. Wanneer een geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek bij de Commissie indient zonder een poging te hebben gedaan zijn rechten bij de verantwoordelijke van de gegevens te doen gelden, stuurt de Commissie dat verzoek door naar de voor de gegevens van de geregistreerde exporteur verantwoordelijke. Wanneer de geregistreerde exporteur er niet in slaagt zijn rechten te doen gelden bij de voor de gegevens verantwoordelijke, dient de geregistreerde exporteur een dergelijk verzoek in bij de Commissie, die dan als voor de gegevens verantwoordelijke optreedt. De Commissie mag de gegevens rectificeren, wissen of afschermen. 8. De nationale toezichthoudende gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op de registratiegegevens. Zij wisselen, elk binnen de grenzen van hun eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van controles en inspecties, behandelen problemen bij de uitlegging of toepassing van deze verordening, buigen zich over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van betrokkenen, stellen geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op, en bevorderen het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten, zulks naar behoefte.” . |
6) |
De artikelen 70 en 71 worden vervangen door: „Artikel 70 De Commissie maakt op haar website de datum bekend waarop de begunstigde landen het systeem van geregistreerde exporteurs gaan toepassen. De Commissie werkt de informatie bij. Artikel 71 Indien een land of gebied uit bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 is geschrapt, blijft de in artikel 69, artikel 69 bis, artikel 86, lid 10 en artikel 97 octies vastgestelde verplichting tot administratieve samenwerking van toepassing op dat land of gebied voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop het van die bijlage is geschrapt.” . |
7) |
Artikel 74 wordt vervangen door: „Artikel 74 1. De voor het vrije verkeer in de Europese Unie aangegeven producten zijn dezelfde producten als die welke zijn uitgevoerd uit het begunstigde land waarin zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij zijn op geen enkele manier gewijzigd en hebben ook geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk waren voor hun bewaring in goede staat of de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of andere documentatie om te garanderen dat is voldaan aan in de Unie toepasselijke specifieke binnenlandse vereisten, voordat zij voor het vrije verkeer werden aangegeven. 2. De producten die worden ingevoerd in een begunstigd land met het oog op cumulatie op grond van de artikelen 84, 85 of 86, zijn dezelfde producten als die welke zijn uitgevoerd uit het land waarin zij geacht worden van oorsprong te zijn. Zij zijn niet gewijzigd en hebben ook geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk waren voor hun bewaring in goede staat voordat zij voor de betrokken douaneregeling in het land van invoer werden aangegeven. 3. De producten kunnen worden opgeslagen op voorwaarde dat zij in het land of de landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven. 4. De zendingen kunnen door de exporteur of onder zijn verantwoordelijkheid worden gesplitst, op voorwaarde dat de betrokken goederen in het land of de landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven. 5. Aan de voorwaarden in de leden 1 tot en met 4 wordt geacht te zijn voldaan, tenzij de douaneautoriteiten redenen hebben om het tegendeel aan te nemen: in dergelijke gevallen kunnen de douaneautoriteiten de aangever verzoeken te bewijzen dat hij aan de voorwaarden voldoet, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd, onder meer aan de hand van vervoersovereenkomsten zoals cognossementen of feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummering van de colli of ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.” . |
8) |
Aan artikel 84 wordt een tweede alinea toegevoegd: „De onderafdelingen 2 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op uitvoer uit de Unie naar een begunstigd land met het oog op bilaterale cumulatie.” . |
9) |
Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
In artikel 88 wordt lid 1 geschrapt. |
11) |
In deel I, titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 1, komt de titel van onderafdeling 5 als volgt te luiden:
Procedures bij uitvoer uit het begunstigde land en uit de Europese Unie van toepassing vanaf de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs wordt gebruikt” . |
12) |
De artikelen 90 tot en met 95 worden vervangen door: „Artikel 90 1. Het stelsel is van toepassing op:
2. De waarde van de producten van oorsprong in een zending is de waarde van alle producten van oorsprong binnen één zending die vermeld zijn in een in het land van uitvoer opgesteld attest van oorsprong. Artikel 91 1. Begunstigde landen gaan op 1 januari 2017 van start met de registratie van exporteurs. Indien het begunstigde land echter niet in staat is op die datum van start te gaan met de registratie, zal het de Commissie uiterlijk 1 juli 2016 schriftelijk ervan in kennis stellen dat het de registratie van exporteurs uitstelt tot 1 januari 2018 of 1 januari 2019. 2. Gedurende een periode van twaalf maanden, volgend op de datum waarop het begunstigde land van start gaat met de registratie van exporteurs, blijven de bevoegde autoriteiten van dat begunstigde land certificaten van oorsprong, formulier A, afgeven op verzoek van exporteurs die op het moment van de aanvraag van het certificaat nog niet zijn geregistreerd. Onverminderd artikel 97 duodecies, lid 5, zijn de overeenkomstig de eerste alinea van dit lid afgegeven certificaten van oorsprong, formulier A, in de Unie als bewijs van oorsprong toegestaan indien zij zijn afgegeven vóór de datum van registratie van de betrokken exporteur. De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land die problemen ondervinden om het registratieproces binnen de bovengenoemde twaalf maanden te voltooien, kunnen de Commissie om verlenging van die periode vragen. Een dergelijke verlenging bedraagt niet meer dan zes maanden. 3. Exporteurs in een begunstigd land, ongeacht of zij zijn geregistreerd, stellen vanaf de datum dat het begunstigde land voornemens is van start te gaan met de registratie van exporteurs, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden, wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 6 000 EUR. Exporteurs stellen, zodra zij zijn geregistreerd, vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 92, lid 5, geldig is, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden, wanneer de totale waarde ervan hoger is dan 6 000 EUR. 4. Alle begunstigde landen passen ten laatste vanaf 30 juni 2020 het systeem van geregistreerde exporteurs toe. Artikel 91 bis 1. De douaneautoriteiten van de lidstaten gaan op 1 januari 2017 van start met de registratie van de op hun grondgebied gevestigde exporteurs en wederverzenders van goederen. 2. De douaneautoriteiten in alle lidstaten geven vanaf 1 januari 2018 geen certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 met het oog op cumulatie op grond van artikel 84 meer af. 3. De douaneautoriteiten van de lidstaten stellen tot en met 31 december 2017 op verzoek van nog niet geregistreerde exporteurs of wederverzenders certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of vervangende certificaten van oorsprong, formulier A, op. Dit is ook van toepassing indien de naar de Unie verzonden producten van oorsprong vergezeld gaan van attesten van oorsprong die zijn opgesteld door een geregistreerde exporteur in een begunstigd land. 4. Exporteurs in de Unie, ongeacht of zij zijn geregistreerd, stellen vanaf 1 januari 2017 attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden, wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 6 000 EUR. Exporteurs stellen, zodra zij zijn geregistreerd, vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 92, lid 5, geldig is, attesten van oorsprong op voor producten van oorsprong die worden verzonden, wanneer de totale waarde ervan hoger is dan 6 000 EUR. 5. Geregistreerde wederverzenders van goederen kunnen vanaf de datum waarop hun registratie overeenkomstig artikel 92, lid 5, geldig is, vervangende attesten van oorsprong opstellen. Dit is van toepassing ongeacht het feit of de goederen vergezeld gaan van een in het begunstigde land afgegeven certificaat van oorsprong, formulier A, of een door de exporteur opgesteld(e) factuurverklaring of attest van oorsprong. Artikel 92 1. Om in de lijst van geregistreerde exporteurs te worden opgenomen, dient een exporteur een aanvraag in bij de bevoegde autoriteit van het begunstigde land waaruit de goederen zullen worden uitgevoerd en waaruit de goederen geacht worden van oorsprong te zijn of waar zij een verwerking hebben ondergaan die niet aan de voorwaarden van artikel 86, lid 4, eerste alinea, of artikel 86, lid 6, onder a), voldoen. De aanvraag wordt ingediend met behulp van het formulier in bijlage 13 quater en dient alle daarin gevraagde informatie bevatten. 2. Om in de lijst van geregistreerde exporteurs te worden opgenomen, dient een in een lidstaat gevestigde exporteur of een wederverzender van goederen met gebruikmaking van het formulier in bijlage 13 quater een aanvraag in bij de douaneautoriteiten van die lidstaat. 3. Exporteurs worden ten behoeve van de uitvoer in het kader van het stelsel van algemene tariefpreferenties van de Unie, Noorwegen, Zwitserland en Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet, gemeenschappelijk geregistreerd. De bevoegde autoriteiten van het begunstigde land kennen de exporteur voor de uitvoer in het kader van de SAP-stelsels van de Unie, Noorwegen, Zwitserland en Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet, een nummer van geregistreerd exporteur toe, voor zover deze landen het land waarin de registratie heeft plaatsgevonden, als begunstigd land hebben erkend. 4. De aanvraag om als geregistreerd exporteur in de lijst te worden opgenomen, dient alle in bijlage 13 quater vermelde gegevens te bevatten. 5. De registratie is geldig vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat een ingevulde aanvraag voor registratie overeenkomstig lid 4 ontvangen. 6. De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat stellen de exporteur of, in voorkomend geval, de wederverzender van goederen, in kennis van het nummer van geregistreerd exporteur dat aan deze exporteur of wederverzender van goederen is toegekend en van de datum vanaf wanneer de registratie geldig is. Artikel 92 bis Wanneer een land aan de lijst met begunstigde landen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt toegevoegd, activeert de Commissie voor haar stelsel automatisch de registratie van alle in dat land geregistreerde exporteurs, voor zover de registratiegegevens van de exporteurs in het REX-systeem beschikbaar zijn en ten minste geldig zijn voor het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet. In dit geval hoeft een exporteur die reeds is geregistreerd voor ten minste het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet, geen aanvraag in te dienen bij zijn bevoegde autoriteiten om voor het stelsel van de Unie te worden geregistreerd. Artikel 93 1. Geregistreerde exporteurs stellen de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of de douaneautoriteiten van de lidstaat onmiddellijk in kennis van wijzigingen in de gegevens die zij voor hun registratie hebben verstrekt. 2. Geregistreerde exporteurs die niet meer voldoen aan de voorwaarden om goederen in het kader van het stelsel uit te voeren of die niet langer voornemens zijn goederen in het kader van het stelsel uit te voeren, stellen de bevoegde autoriteiten in het begunstigde land of de douaneautoriteiten in de lidstaat hiervan dienovereenkomstig in kennis. 3. De bevoegde autoriteiten in een begunstigd land of de douaneautoriteiten in een lidstaat trekken de registratie in indien de geregistreerde exporteur:
4. De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat kunnen de registratie intrekken indien de geregistreerde exporteur verzuimt de gegevens betreffende zijn registratie bij te werken. 5. Het intrekken van registraties heeft slechts gevolgen voor de toekomst, dat wil zeggen voor attesten van oorsprong die na de datum van intrekking worden opgesteld. De intrekking van een registratie heeft geen gevolgen voor de geldigheid van attesten van oorsprong die zijn opgesteld voordat de geregistreerde exporteur van de intrekking in kennis is gesteld. 6. De bevoegde autoriteiten van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van een lidstaat stellen de geregistreerde exporteur in kennis van de intrekking van zijn registratie en van de datum waarop de intrekking van kracht wordt. 7. De exporteur of de wederverzender van goederen kan beroep aantekenen bij de rechter in het geval dat zijn registratie wordt ingetrokken. 8. In het geval van een foutieve intrekking wordt de intrekking van een geregistreerd exporteur geannuleerd. De exporteur of de wederverzender van goederen is gerechtigd gebruik te maken van het nummer van geregistreerd exporteur dat hem op het moment van de registratie is toegekend. 9. Exporteurs of wederverzenders van goederen van wie de registratie is ingetrokken, kunnen een nieuwe aanvraag doen om overeenkomstig artikel 92 in de lijst te worden opgenomen als geregistreerd exporteur. Exporteurs of wederverzenders van goederen van wie de registratie is ingetrokken overeenkomstig lid 3, onder d), en lid 4, kunnen uitsluitend opnieuw worden geregistreerd indien zij aan de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of de douaneautoriteiten van de lidstaat die hen hadden geregistreerd, aantonen dat zij de toestand die tot de intrekking van hun registratie heeft geleid, hebben gecorrigeerd. 10. De gegevens aangaande een ingetrokken registratie worden door de bevoegde autoriteiten van het begunstigde land of door de douaneautoriteiten van de lidstaat, die de gegevens in dat systeem hebben ingevoerd, gedurende maximaal tien kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de intrekking plaatsvond, in het REX-systeem bewaard. Na deze tien kalenderjaren worden de gegevens door de bevoegde autoriteit van een begunstigd land of de douaneautoriteiten van de lidstaat gewist. Artikel 93 bis 1. De Commissie trekt de registratie van alle geregistreerde exporteurs in een begunstigd land in indien het begunstigde land uit de lijst van begunstigde landen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt verwijderd of indien de aan het begunstigde land verleende tariefpreferenties tijdelijk zijn ingetrokken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012. 2. Wanneer dat land opnieuw in de lijst wordt opgenomen of wanneer de tijdelijke intrekking van de aan het begunstigde land verleende tariefpreferenties wordt beëindigd, activeert de Commissie opnieuw de registratie van alle in dat land geregistreerde exporteurs, voor zover de registratiegegevens van de exporteurs in het systeem beschikbaar zijn en ten minste geldig zijn gebleven voor het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland en Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet. Anders dienen de exporteurs opnieuw te worden geregistreerd overeenkomstig artikel 92. 3. In het geval dat de registratie van alle geregistreerde exporteurs in een begunstigd land overeenkomstig lid 1 wordt ingetrokken, blijven de gegevens van de ingetrokken registraties ten minste tien kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de intrekking plaatsvond, in het REX-systeem bewaard. Na afloop van deze tienjarige periode en wanneer het begunstigde land gedurende meer dan tien jaar geen begunstigd land is geweest in het kader van het SAP-stelsel van Noorwegen, Zwitserland of Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet, verwijdert de Commissie de gegevens van de ingetrokken registraties uit het REX-systeem. Artikel 94 1. Al dan niet geregistreerde exporteurs voldoen aan de volgende verplichtingen:
Deze documenten en deze attesten van oorsprong kunnen in elektronisch formaat worden bewaard, zolang het aan de hand daarvan mogelijk is de materialen die bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten zijn gebruikt te traceren en hun oorsprong te bevestigen. 2. De in lid 1 vastgestelde verplichtingen zijn ook van toepassing op de door leveranciers aan exporteurs afgegeven leveranciersverklaringen betreffende de oorsprong van de goederen die zij hebben geleverd. 3. De al dan niet geregistreerde wederverzenders van goederen die in artikel 97 quinquies bedoelde vervangende attesten van oorsprong opstellen, behouden de oorspronkelijke attesten van oorsprong die zij vervangen voor een periode van ten minste drie jaar vanaf het eind van het kalenderjaar waarin het vervangende attest van oorsprong is opgesteld, of langer indien het nationale recht dit vereist. Artikel 95 1. Een attest van oorsprong wordt door de exporteur opgesteld wanneer de producten waarop deze betrekking heeft, worden uitgevoerd, indien die producten als van oorsprong uit het betrokken begunstigde land kunnen worden beschouwd of van oorsprong uit een ander begunstigd land overeenkomstig artikel 86, lid 4, tweede alinea, of artikel 86, lid 6, eerste alinea, onder b). 2. Een attest van oorsprong kan ook na uitvoer van de betrokken producten worden opgesteld („attest achteraf”). Een dergelijk attest achteraf is toegestaan indien dit ten laatste twee jaar na de invoer aan de douaneautoriteiten in de lidstaat waarin de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen is ingediend, wordt overgelegd. Indien een zending overeenkomstig artikel 74 wordt gesplitst en op voorwaarde dat de in de eerste alinea genoemde uiterste termijn van twee jaar wordt nagekomen, kan het attest van oorsprong achteraf door de exporteur van het land van uitvoer van de producten worden opgesteld. Dit is van overeenkomstige toepassing indien de splitsing van een zending plaatsvindt in een ander begunstigd land of in Noorwegen, Zwitserland of, in voorkomend geval, Turkije. 3. Het attest van oorsprong wordt door de exporteur afgegeven aan zijn afnemer in de Unie en bevat de in bijlage 13 quinquies vermelde gegevens. Het wordt in het Engels, het Frans of het Spaans opgesteld. Het kan op elk handelsdocument worden opgesteld waaruit de identiteit van de exporteur blijkt en waaruit blijkt om welke goederen het gaat. 4. De leden 1, 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op attesten van oorsprong die in de Unie zijn opgesteld met het oog op bilaterale cumulatie. Artikel 95 bis 1. Om de oorsprong van in het kader van bilaterale of regionale cumulatie gebruikte materialen vast te stellen, gaat de exporteur van een product dat is vervaardigd met gebruik van materialen van oorsprong uit een land waarmee cumulatie is toegestaan, uit van het door de leverancier van deze materialen verstrekte attest van oorsprong. In deze gevallen bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „EU cumulation”, „regional cumulation”, „Cumul UE”, „cumul regional”, of „Acumulación UE”, „Acumulación regional”. 2. Om de oorsprong van in het kader van cumulatie op grond van artikel 85 gebruikte materialen vast te stellen, gaat de exporteur van een product dat is vervaardigd met gebruik van materialen van oorsprong uit een partij waarmee cumulatie is toegestaan, uit van het door de leverancier verstrekte bewijs van oorsprong van deze materialen op voorwaarde dat dit bewijs is afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de SAP-oorsprongsregels van Noorwegen, Zwitserland of in voorkomend geval Turkije, al naar gelang het geval. In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „Norway cumulation”, „Switzerland cumulation”,„Turkey cumulation”, „Cumul Norvège”, „Cumul Suisse”,„Cumul Turquie” of „Acumulación Noruega”, „Acumulación Suiza”, „Acumulación Turquía”. 3. Om de oorsprong van in het kader van uitgebreide cumulatie op grond van artikel 86, leden 7 en 8, gebruikte materialen vast te stellen, gaat de exporteur van een product dat is vervaardigd met gebruik van materialen van oorsprong uit een partij waarmee uitgebreide cumulatie is toegestaan, uit van het door de leverancier verstrekte bewijs van oorsprong van deze materialen op voorwaarde dat dit bewijs is afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Unie en de betrokken partij. In dit geval bevat het door de exporteur opgestelde attest van oorsprong de vermelding „extended cumulation with country x”, „cumul étendu avec le pays x” of „Acumulación ampliada con el país x”.” . |
13) |
In artikel 96 wordt lid 2 vervangen door: „2. Een attest van oorsprong is twaalf maanden geldig vanaf de datum van opstelling.” . |
14) |
Het volgende artikel 96 bis wordt vóór artikel 97 toegevoegd aan onderafdeling 6: „Artikel 96 bis Importeurs kunnen op vertoon van een attest van oorsprong uitsluitend aanspraak maken op het stelsel als de goederen zijn uitgevoerd op of na de datum waarop het begunstigde land waaruit de goederen zijn uitgevoerd, van start is gegaan met de registratie van exporteurs overeenkomstig artikel 91.” . |
15) |
In deel I, titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 1, komt de titel van onderafdeling 6 als volgt te luiden:
Procedures bij het in het vrije verkeer brengen in de Europese Unie van toepassing vanaf de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs wordt gebruikt” . |
16) |
In deel I, titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 1, komt de titel van onderafdeling 7 als volgt te luiden:
Controle van de oorsprong van toepassing vanaf de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs wordt gebruikt” . |
17) |
In deel I, titel IV, hoofdstuk 2, afdeling 1, komt de titel van onderafdeling 8 als volgt te luiden:
Andere bepalingen van toepassing vanaf de datum waarop het systeem van geregistreerde exporteurs wordt gebruikt” . |
18) |
Artikel 97 wordt vervangen door: „Artikel 97 1. Wanneer een aangever om preferentiële behandeling in het kader van het stelsel verzoekt, verwijst hij naar het attest van oorsprong in de douaneaangifte voor het in het vrije verkeer brengen. Om naar het attest van oorsprong te verwijzen, vermeldt hij de datum van afgifte volgens het format jjjjmmdd, waarbij jjjj het jaartal, mm de maand en dd de dag is. Wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de zending hoger is dan 6 000 EUR, vermeldt de aangever tevens het nummer van geregistreerd exporteur. 2. Wanneer de aangever om toepassing van het stelsel overeenkomstig lid 1 verzoekt, zonder dat hij ten tijde van de aanvaarding van de douaneaangifte voor het vrije verkeer in het bezit was van een attest van oorsprong, wordt deze aangifte als onvolledig beschouwd in de zin van artikel 253, lid 1, en dienovereenkomstig behandeld. 3. Voordat goederen voor het vrije verkeer worden aangegeven, ziet de aangever erop toe dat zij in overeenstemming zijn met de voorschriften in deze afdeling, met name door:
|
19) |
Artikel 97 quinquies wordt vervangen door: „Artikel 97 quinquies 1. Wanneer producten nog niet voor het vrije verkeer zijn vrijgegeven, kan een attest van oorsprong worden vervangen door een of meer door de wederverzender van de goederen op te stellen vervangende attesten van oorsprong om alle of een deel van de producten naar een andere plaats binnen het douanegebied van de Unie te zenden of, in voorkomend geval, naar Noorwegen, Zwitserland of Turkije, zodra dat land aan bepaalde voorwaarden voldoet. Vervangende attesten van oorsprong mogen alleen worden opgesteld als het oorspronkelijke attest van oorsprong overeenkomstig de artikelen 95 en 96 en bijlage 13 quinquies is opgesteld. 2. Wederverzenders dienen geregistreerd te zijn voor het opstellen van vervangende attesten van oorsprong voor producten van oorsprong die naar een andere plaats binnen de Unie worden verzonden, wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6 000 EUR. Niet geregistreerde wederverzenders mogen echter vervangende attesten van oorsprong opstellen wanneer de totale waarde van de producten van oorsprong in de op te splitsen oorspronkelijke zending hoger is dan 6 000 EUR, indien zij een kopie van het in het begunstigde land opgestelde oorspronkelijke attest van oorsprong bijvoegen. 3. Uitsluitend in het REX-systeem geregistreerde wederverzenders kunnen vervangende attesten van oorsprong opstellen voor producten van oorsprong die worden verzonden naar Noorwegen, Zwitserland of Turkije, zodra dit land aan bepaalde voorwaarden voldoet. Dit is van toepassing ongeacht de waarde van de producten van oorsprong die deel uitmaken van de oorspronkelijke zending en ongeacht het feit of het land van oorsprong in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 978/2012 is opgenomen. 4. Een vervangend attest van oorsprong is twaalf maanden geldig vanaf de datum van opstelling van het oorspronkelijke attest van oorsprong. 5. Wanneer een attest van oorsprong wordt vervangen, vermeldt de wederverzender het volgende op het oorspronkelijke attest van oorsprong:
Het oorspronkelijke attest van oorsprong wordt van de vermelding „Replaced”, „Remplacée” of „Sustituida” voorzien. 6. De wederverzender vermeldt het volgende op het vervangende attest van oorsprong:
Het vervangende attest van oorsprong wordt van de vermelding „Replacement statement”, „Attestation de remplacement” of „Comunicación de sustitución” voorzien. 7. De leden 1 tot en met 6 zijn van toepassing op verklaringen die vervangende attesten van oorsprong vervangen. 8. Onderafdeling 7 van deze afdeling is van overeenkomstige toepassing op vervangende attesten van oorsprong. 9. Wanneer producten op grond van een overeenkomstig artikel 89 toegestane afwijking voor tariefpreferenties in aanmerking komen, kan de in dit artikel voorziene vervanging alleen geschieden wanneer deze producten voor de Unie zijn bestemd.” . |
20) |
Aan artikel 97 nonies wordt het volgende lid 3 toegevoegd: „3. Wanneer er bij de in lid 1 voorziene controle of op grond van andere beschikbare gegevens aanwijzingen zijn dat inbreuk wordt gemaakt op de oorsprongsregels, stelt het begunstigde land van uitvoer, op eigen initiatief of op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten of de Commissie, met de nodige spoed een onderzoek in of laat het een onderzoek instellen teneinde dergelijke inbreuken vast te stellen en een herhaling ervan te voorkomen. De Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten kunnen aan dit onderzoek deelnemen.” . |
21) |
Artikel 97 decies wordt geschrapt. |
22) |
In deel I, titel IV, hoofdstuk 2, komt de titel van afdeling 1 bis als volgt te luiden: „Procedures en methoden van administratieve samenwerking van toepassing op de uitvoer met behulp van certificaten van oorsprong, formulier A, factuurverklaringen en certificaten inzake goederenverkeer EUR.1.” . |
23) |
In artikel 97 terdecies
|
24) |
Artikel 97 septdecies, lid 6, wordt vervangen door: „6. Voor producten die op grond van de in artikel 89 bedoelde afwijking voor tariefpreferenties in aanmerking komen, is de in het onderhavige artikel bedoelde procedure slechts van toepassing op de voor de Unie bestemde producten.” . |
25) |
Aan artikel 109 wordt een tweede alinea toegevoegd: „Vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen bevatten de vermelding „Autonomous trade measures” of „Mesures commerciales autonomes”.” . |
26) |
Bijlage 13 bis wordt overeenkomstig bijlage I bij deze verordening gewijzigd. |
27) |
De bijlagen 13 quater en 13 quinquies worden vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening. |
28) |
Bijlage 17 wordt overeenkomstig bijlage III bij deze verordening gewijzigd. |
Artikel 2
Verordening (EU) nr. 1063/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt geschrapt. |
2) |
In artikel 3 worden de leden 3, 4 en 5 geschrapt. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, lid 7, en artikel 1, lid 23, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(2) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1063/2010 van de Commissie van 18 november 2010 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 307 van 23.11.2010, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 530/2013 van de Commissie van 10 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 159 van 11.6.2013, blz. 1).
(5) Besluit 2001/101/EG van de Raad van 5 december 2000 houdende goedkeuring van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en elk van de EVA-landen die tariefpreferenties verlenen in het kader van het Stelsel van algemene preferenties (Noorwegen en Zwitserland), volgens welke goederen waarin bestanddelen van oorsprong uit Noorwegen of Zwitserland zijn gebruikt, bij binnenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap worden behandeld als goederen die een component van communautaire oorsprong bevatten (wederkerige overeenkomst) (PB L 38 van 8.2.2001, blz. 24).
(6) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(7) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
BIJLAGE I
In bijlage 13 bis, deel II, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt de volgende tekst ingevoegd tussen de posten „ex 6202, ex 6204, ex 6206, ex 6209 en ex 6211 — Dames-, meisjes- en babykleding, alsmede ander geconfectioneerd kledingtoebehoren voor baby's, geborduurd”, en „ex 6210 en 6216 — Vuurbestendige uitrustingen van weefsel bedekt met een folie van met aluminium verbonden polyester”:
„ex 6212 |
Bustehouders, gaines (step-ins), korsetten, bretels, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan, van brei- of haakwerk |
|
|
||||||
|
|
|
|
||||||
|
|
Het spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels of extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren, in beide gevallen samen met het breien (direct in vorm gebreide producten) of Het verven van garen van natuurlijke vezels samen met breien (direct in vorm gebreide producten) (1)” |
(1) Zie aantekening 6 voor bijzondere voorwaarden voor producten die gemaakt zijn van een mengsel van textielstoffen.
(2) Zie aantekening 7.
BIJLAGE II
BIJLAGE 13 quater
(bedoeld in artikel 92)
BIJLAGE 13 quinquies
(bedoeld in artikel 95, lid 3)
ATTEST VAN OORSPRONG
Op te stellen op een handelsdocument waarop de naam en het volledig adres van de exporteur en de geadresseerde zijn vermeld en dat een omschrijving van de producten bevat. Het attest moet worden gedateerd (1)
Franse versie
L'exportateur … (Numéro d'exportateur enregistré (2) (3) (4)) des produits couverts par le présent document déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle … (5) au sens des règles d'origine du Système des préférences tarifaires généralisées de l'Union européenne et que le critère d'origine satisfait est … … (6).
Engelse versie
The exporter … (Number of Registered Exporter (2) (3) (4)) of the products covered by this document declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of … preferential origin (5) according to rules of origin of the Generalised System of Preferences of the European Union and that the origin criterion met is … … (6).
Spaanse versie
El exportador … (Número de exportador registrado (2) (3) (4)) de los productos incluidos en el presente documento declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial … (5) en el sentido de las normas de origen del Sistema de preferencias generalizado de la Unión europea y que el criterio de origen satisfecho es … … (6).
(1) Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 97 quinquies, leden 2 en 3, een ander attest vervangt, is het vervangende attest van oorsprong voorzien van de vermelding „Replacement statement” of „Attestation de remplacement” or „Comunicación de sustitución”. Het vervangende attest is eveneens voorzien van de datum waarop het oorspronkelijke attest is opgesteld en alle andere noodzakelijke gegevens overeenkomstig artikel 97 quinquies, lid 6.
(2) Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 97 quinquies, lid 2, eerste alinea, en artikel 97 quinquies, lid 3, een ander attest vervangt, vermeldt de wederverzender van de goederen die een dergelijk attest opstelt zijn naam en volledige adres, gevolgd door zijn nummer van geregistreerd exporteur.
(3) Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 97 quinquies, lid 2, tweede alinea, een ander attest vervangt, vermeldt de wederverzender van de goederen die een dergelijk attest opstelt zijn naam en volledige adres gevolgd door de vermelding (Franse versie)„agissant sur la base de l'attestation d'origine établie par [nom et adresse complète de l'exportateur dans le pays bénéficiaire] enregistré sous le numéro suivant [Numéro d'exportateur enregistré dans le pays bénéficiaire]”, (Engelse versie)„acting on the basis of the statement on origin made out by [name and complete address of the exporter in the beneficiary country] registered under the following number [Number of Registered Exporter of the exporter in the beneficiary country]”, (Spaanse versie)„actuando sobre la base de la comunicación extendida por [nombre y dirección completa del exportador en el país beneficiario], registrado con el número siguiente [Número de exportador registrado del exportador en el país beneficiario].”
(4) Wanneer het attest van oorsprong overeenkomstig artikel 97 quinquies, lid 2, een ander attest vervangt, vermeldt de wederverzender van de goederen het nummer van geregistreerd exporteur uitsluitend indien de waarde van de producten van oorsprong in de oorspronkelijke zending hoger is dan 6 000 EUR.
(5) Aanduiding van het land van oorsprong van de producten. Indien het attest van oorsprong geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 97 undecies, moet de exporteur dit door middel van de letters „XC/XL” duidelijk aangeven op het document waarop het attest wordt opgesteld.
(6) Geheel en al verkregen producten: vermeld de letter „P”; producten die een voldoende be- of verwerking hebben ondergaan: vermeld de letter „W” gevolgd door een post van het geharmoniseerde systeem (voorbeeld „W”9618).
Indien van toepassing wordt bovengenoemde vermelding vervangen door een van de volgende vermeldingen:
a) |
in het geval van bilaterale cumulatie: „EU cumulation”, „Cumul UE” of „Acumulación UE”; |
b) |
in het geval van cumulatie met Noorwegen, Zwitserland of Turkije: „Norway cumulation”, „Switzerland cumulation”, „Turkey cumulation”, „Cumul Norvège”, „Cumul Suisse”, „Cumul Turquie” of „Acumulación Noruega”, „Acumulación Suiza”, of „Acumulación Turquía”. |
c) |
in het geval van regionale cumulatie: „regional cumulation”, „cumul regional” of „Acumulación regional”; |
d) |
in het geval van uitgebreide cumulatie: „extended cumulation with country x”, „cumul étendu avec le pays x” of „Acumulación ampliada con el país x”. |
BIJLAGE III
Bijlage 17 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
Punt 2 van de inleidende aantekeningen wordt vervangen door:
; |
b) |
Punt 4 van de inleidende aantekeningen wordt vervangen door:
; |
c) |
De aantekeningen betreffende de modellen van het formulier in twee talen, die telkens op het model in dezelfde taal volgen, worden respectievelijk vervangen door: ‘NOTES (2013) I. Countries which accept Form A for the purposes of the Generalised System of Preferences (GSP)
Full details of the conditions covering admission to the GSP in these countries are obtainable from the designated authorities in the exporting preference-receiving countries or from the customs authorities of the preference-giving countries listed above. An information note is also obtainable from the UNCTAD secretariat. II. General conditions To qualify for preference, products must:
III. Entries to be made in Box 8 Preference products must either be wholly obtained in accordance with the rules of the country of destination or sufficiently worked or processed to fulfil the requirements of that country's origin rules.
NOTES (2013) I. Pays acceptant la formule A aux fins du système des préférences généralisées (SPG):
Des détails complets sur les conditions régissant l'admission au bénéfice du SGP dans ce pays peuvent être obtenus des autorités désignées par les pays exportateurs bénéficiaires ou de l'administration des douanes des pays donneurs qui figurent dans la liste ci-dessus. Une note d'information peut également être obtenue du secrétariat de la CNUCED. II. Conditions générales Pour être admis au bénéfice des préférences, les produits doivent:
III. Indications à porter dans la case 8 Pour bénéficier des préférences, les produits doivent avoir été, soit entièrement obtenus, soit suffisamment ouvrés ou transformés conformément aux règles d'origine des pays de destination.
|
(1) For Australia, the main requirement is the exporter's declaration on the normal commercial invoice. Form A, accompanied by the normal commercial invoice, is an acceptable alternative, but official certification is not required
(2) Official certification is not required.
(3) The Principality of Liechtenstein forms, pursuant to the Treaty of 29 March 1923, a customs union with Switzerland.
(4) The United States does not require GSP Form A. A declaration setting forth all pertinent detailed information concerning the production or manufacture of the merchandise is considered sufficient only if requested by the district collector of Customs.
(5) Pour l'Australie, l'exigence de base est une attestation de l'exportateur sur la facture habituelle. La formule A, accompagnée de la facture habituelle, peut être acceptée en remplacement, mais une certification officielle n'est pas exigée.
(6) Un visa officiel n'est pas exigé.
(7) Les Etats-Unis n'exigent pas de certificat SGP Formule A. Une déclaration reprenant toute information appropriée et détaillée concernant la production ou la fabrication de la marchandise est considérée comme suffisante, et doit être présentée uniquement à la demande du receveur des douanes du district (District collector of Customs).
(8) D'après l'Accord du 29 mars 1923, la Principauté du Liechtenstein forme une union douanière avec la Suisse.
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/36 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/429 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2015
tot vaststelling van de modaliteiten voor het opleggen van heffingen voor de kosten van geluidshinder
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (1), en met name artikel 31, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens het Witboek „Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte — werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem” (2) wordt 10 % van de Europeanen blootgesteld aan aanzienlijke geluidshinder door spoorvervoer, met name van goederentreinen. Geluidshinder is een plaatselijk extern effect dat schadelijk is voor mensen die in de nabijheid van spoorlijnen wonen. De meest kostenefficiënte aanpak bestaat erin milderende maatregelen te treffen aan de bron, waar het geluid wordt geproduceerd. Het lawaai kan met wel 10 dB worden gereduceerd door de vervanging van gietijzeren remblokken door composiet remblokken. Steun voor de uitrusting van wagons met de vanuit economisch oogpunt meest haalbare remtechnologie moet derhalve worden aangemoedigd en voortgezet. |
(2) |
Het doel van deze verordening is de aanpassing van wagons te stimuleren door de mogelijkheid te creëren om de kosten voor de installatie van composiet remblokken te vergoeden. |
(3) |
Bij artikel 31, lid 5, van Richtlijn 2012/34/EU is aan de Commissie de bevoegdheid verleend om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen die de modaliteiten bevatten voor het opleggen van heffingen voor kosten van geluidshinder, waaronder de looptijd van de heffingen, en die differentiatie van infrastructuurheffingen mogelijk maken om, waar passend, rekening te houden met de gevoeligheid van het betrokken gebied, met name wat betreft de omvang van de getroffen bevolking en treinsamenstellingen die gevolgen hebben voor het niveau van de geluidsemissies („op basis van geluidshinder gedifferentieerde infrastructuurheffingen” of „NDTAC”). |
(4) |
Deze verordening voorziet in de modaliteiten en het regelgevingskader die ten grondslag moeten liggen aan door infrastructuurbeheerders ingevoerde regelingen met NDTAC („de regeling”). Dit regelgevingskader moet spoorwegondernemingen, houders van wagons en andere belanghebbenden rechtszekerheid bieden en hen ertoe aansporen hun wagons aan te passen. Derhalve worden in deze verordening modaliteiten vastgesteld inzake de looptijd van de regeling, de omvang van de stimuli en gerelateerde regelingen. |
(5) |
Om de nodige deskundigheid en ondersteuning bijeen te brengen heeft de Commissie in 2011 een werkgroep van deskundigen inzake NDTAC opgezet. De groep, die samengesteld was uit vertegenwoordigers van belangstellende lidstaten, infrastructuurbeheerders, spoorwegondernemingen, houders van goederenwagons en het maatschappelijk middenveld, heeft waardevolle input geleverd. |
(6) |
De lidstaten moeten zelf kunnen beslissen of de infrastructuurbeheerder de infrastructuurheffingen overeenkomstig deze verordening dient te koppelen aan de kosten van geluidseffecten. |
(7) |
Wagons die in overeenstemming zijn met Verordening (EU) nr. 1304/2014 (3) van de Commissie betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — geluidsemissies” (TSI geluidsemissies) en latere wijzigingen daarvan, worden als „stille” wagons beschouwd. Wagons die niet aan de TSI geluidsemissies voldoen, worden als „lawaaierig” beschouwd. Indien een wagon bij de vernieuwing of modernisering wordt uitgerust met gecertificeerde composiet remblokken en geen geluidsbronnen aan de betrokken wagon worden toegevoegd, wordt er vanuit gegaan dat de wagon voldoet aan de TSI geluidsemissies. |
(8) |
Sommige wagons kunnen vanwege hun technische kenmerken niet met composiet remblokken worden uitgerust. Die wagons mogen niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. |
(9) |
Om de concurrentiepositie van het spoor te handhaven, moet de regeling worden ingevoerd in de vorm van een verplichte minimumkorting of een bonus voor spoorwegondernemingen die gebruikmaken van aangepaste wagons. Om dezelfde reden moeten de administratieve procedures tot het strikte minimum worden beperkt. |
(10) |
Teneinde rekening te houden met de gevoeligheid van de door geluidshinder getroffen zone, en in het bijzonder met de omvang van de bevolking die aan geluidshinder wordt blootgesteld, moeten infrastructuurbeheerders de mogelijkheid krijgen een toeslag (in de vorm van een malus) op te leggen aan spoorwegondernemingen die lawaaierige treinen inzetten. Een malus kan alleen worden ingevoerd wanneer er ook een bonussysteem is ingevoerd. Afhankelijk van de geluidshinder voor de betrokken bevolking, kan om terdege gemotiveerde redenen per lijn of baanvak een verschillende malus worden gehanteerd. Om de algemene concurrentiepositie van het spoor te vrijwaren moet het niveau van de malus beperkt blijven en mag de malus in geen geval hoger liggen dan de toegekende bonus. Een dergelijke beperking is op grond van het EU-recht niet toegestaan indien ook in het wegverkeer de kosten voor geluidshinder worden doorberekend. |
(11) |
Pas wanneer een trein nagenoeg uitsluitend uit stille wagons bestaat, zal de aanpassing tot een waarneembare geluidsreductie leiden. Geluidsprestaties die de minimumeisen overtreffen en innovatie op het gebied van geluidsreductie worden aangemoedigd. Derhalve moet in de mogelijkheid worden voorzien extra kortingen toe te staan voor „stille” treinen en „zeer stil” rollend materieel. |
(12) |
Aangezien het stimuleren van een snelle aanpassing een van de belangrijkste doelstellingen van deze verordening is, moet de looptijd van de bonusregeling enerzijds in de tijd worden beperkt, maar anderzijds voldoende lang zijn om voldoende financiële steun te bieden. Derhalve dient de regeling zo snel mogelijk in werking te treden en moet deze in 2021 worden opgeheven. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid krijgen om de infrastructuurbeheerder de regeling vanaf een later tijdstip te doen toepassen. De effecten van op de datum van inwerkingtreding van deze verordening bestaande regelingen moeten worden erkend en meegenomen door in passende overgangsmaatregelen te voorzien. De toepassing van NDTAC-regelingen mag in geen geval tot discriminatie tussen spoorwegondernemingen leiden. |
(13) |
Indien met de aanpassing onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen na afloop van de regeling een malus op te leggen op voorwaarde dat voor het wegvervoer een vergelijkbare regeling wordt toegepast. Het opzet van deze malus moet in overeenstemming zijn met de beginselen inzake de internalisering van de externe kosten voor geluidsemissies van alle goederenvervoer en met name het wegvervoer. |
(14) |
Aangezien wagons doorgaans worden aangepast door de houders ervan, terwijl de spoorwegondernemingen een bonus zouden krijgen, moeten de voordelen worden doorberekend aan de partij die de aanpassingskosten draagt. |
(15) |
Er zijn verschillende studies uitgevoerd over de aanpassingskosten en de stimuli die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de aanpassingen in samenhang met andere subsidiemogelijkheden kunnen worden uitgevoerd. Uit de ondersteunende effectbeoordeling van de Commissie blijkt dat per askilometer een geharmoniseerde minimumbonus van 0,0035 EUR moet worden gehanteerd. Een dergelijke bonus moet volstaan als stimulans voor de aanpassing van een wagon die gedurende 6 jaar 45 000 km/jaar aflegt en 50 % van de kosten dekken. Er kan een hogere bonus worden toegekend om rekening te houden met het feit dat de exploitatiekosten van een wagon met composiet remblokken hoger liggen en dat sommige wagons in de praktijk minder dan 45 000 km/jaar afleggen. |
(16) |
Om er enerzijds voor te zorgen dat de aanpassingen sneller worden uitgevoerd en anderzijds het risico op een negatieve impact voor de concurrentiepositie van het spoor zoveel mogelijk te beperken moeten houders van wagons en spoorwegondernemingen worden aangemoedigd om een beroep te doen op de Europese mogelijkheden tot overheidssubsidiëring die zijn gecreëerd bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (4). Om dezelfde reden moeten lidstaten die besluiten de regeling door de infrastructuurbeheerders te doen toepassen worden aangemoedigd om daarvoor op lidstaatniveau specifieke middelen uit te trekken. |
(17) |
Om te waarborgen dat er geen discriminerende voorwaarden ontstaan en te voorkomen dat bonussen worden toegekend voor het gebruik van wagons die daar geen recht op geven, moeten infrastructuurbeheerders in kennis worden gesteld van de relevante geluidskenmerken van wagons. Om de administratieve last te beperken moet daartoe gebruik worden gemaakt van de bestaande registers en instrumenten. |
(18) |
Infrastructuurbeheerders die de regeling toepassen dienen samen te werken om de procedures voor de toepassing van de regeling te vereenvoudigen en te standaardiseren teneinde de administratieve en financiële lasten voor de spoorwegondernemingen te verlichten. |
(19) |
Deze verordening doet geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2012/34/EU inzake de financiering van infrastructuur, het evenwicht tussen de inkomsten en uitgaven van de infrastructuurbeheerder en de billijke, niet-discriminerende en transparante toegang tot de infrastructuur. |
(20) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 62, lid 3, van Richtlijn 2012/34/EU bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Bij deze verordening worden de modaliteiten vastgesteld die de infrastructuurbeheerder dient toe te passen bij de doorberekening van door goederenwagons veroorzaakte geluidskosten.
Zij is van toepassing wanneer een lidstaat, conform het in artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2012/34/EU bedoelde heffingskader, besloten heeft de infrastructuurheffingen te moduleren overeenkomstig artikel 31, lid 5, eerste alinea, van die richtlijn.
2. Deze verordening is niet van toepassing op wagons die aan één van de volgende voorwaarden voldoen:
a) |
wagons waarop de TSI geluidsemissies niet van toepassing is op grond van artikel 9 van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (5); |
b) |
wagons waarvoor geen TSI-conforme composietremblokken beschikbaar zijn die zonder verdere wijzigingen van het remsysteem of specifieke testen kunnen worden geïnstalleerd; |
c) |
uit derde landen afkomstige wagons voor een spoorwijdte van 1 520 of 1 524 mm, die in de TSI geluid zijn aangemerkt als „specifiek geval” waarop die TSI niet van toepassing is. |
3. De door de differentiatie van de infrastructuurheffingen gegenereerde bonussen en malussen moeten een niet-discriminerende en transparante toegang tot de infrastructuur waarborgen.
4. De differentiatie van de infrastructuurheffingen op grond van deze verordening mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de regels inzake staatssteun.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „regeling”: door de infrastructuurbeheerders aan te nemen en toe te passen bepalingen voor de invoering van aan de geluidsemissies gekoppelde infrastructuurheffingen;
2. „aangepaste wagons”: bestaande wagons die overeenkomstig de TSI geluidsemissies met composiet remblokken zijn uitgerust;
3. „stille wagons”: nieuwe of bestaande wagons die aan de geldende in de TSI geluidsemissies vastgestelde geluidsdrempelwaarden voldoen;
4. „lawaaierige wagons”: die niet voldoen aan in de TSI geluidsemissies vastgestelde geluidsdrempelwaarden;
5. „lawaaierige trein”: een trein die voor meer dan 10 % uit lawaaierige wagons bestaat;
6. „stille trein”: een trein die voor minstens 90 % uit stille wagons is samengesteld;
7. „zeer stille wagons en locomotieven”: wagons en locomotieven waarvan de geluidsemissies minstens 3dB lager liggen dan de in de TSI geluidsemissies vastgestelde waarden;
8. „bonus voor aangepaste wagons”: een verplichte korting op de infrastructuurheffingen voor spoorwegondernemingen die aangepaste wagons gebruiken;
9. „treinbonus”: een optionele korting voor spoorwegondernemingen voor elke „stille trein”;
10. „bonus voor zeer stille wagons of locomotieven”: een optionele korting voor spoorwegondernemingen voor elke zeer stille wagon of locomotief;
11. „malus”: een optionele toeslag op de infrastructuurheffingen die spoorwegondernemingen voor elke lawaaierige trein dienen te betalen.
Artikel 3
Regeling
1. Op basis van de in deze verordening vervatte modaliteiten stelt de infrastructuurbeheerder een voor alle spoorwegondernemingen geldende regeling vast waarbij de infrastructuurheffing wordt gemoduleerd op basis van het geproduceerde geluid. De toepassing van die regeling mag de concurrentie tussen spoorwegondernemingen niet verstoren of een negatieve invloed hebben op de algemene concurrentiepositie van het goederenvervoer per spoor.
2. Deze regeling geldt tot en met 31 december 2021.
Artikel 4
Bonus voor aangepaste wagons
1. Infrastructuurbeheerders voeren een bonus in voor spoorwegondernemingen die aangepaste wagons gebruiken. Het niveau van de bonus is op het hele netwerk van de infrastructuurbeheerder identiek en geldt voor alle aangepaste wagons.
2. De bonus wordt berekend op basis van het aantal assen van een wagon en het aantal kilometers dat deze in een door de infrastructuurbeheerder bepaalde periode heeft afgelegd.
3. De bonus bedraagt minstens 0,0035 EUR per askilometer.
4. Bij de bepaling van het niveau van de bonus, mag de infrastructuurbeheerder rekening houden met de inflatie, de door wagons afgelegde kilometers en de kosten die de exploitatie van aangepaste wagons meebrengt.
5. Het overeenkomstig lid 3, en desgevallend lid 4, bepaalde niveau van de bonus wordt vastgesteld voor een periode van minstens een jaar.
6. Een infrastructuurbeheerder kan besluiten een bonus te schrappen of te verminderen met het bedrag van de aanpassingskosten waarvoor in het verleden reeds bonussen werden toegekend om die kosten te vergoeden.
Artikel 5
Treinbonus
1. Infrastructuurbeheerders kunnen een bonus invoeren voor spoorwegondernemingen die stille treinen inzetten.
2. Een treinbonus geldt voor alle stille treinen.
3. De bonus voor een stille trein bedraagt maximaal 50 % van de totale waarde van de bonussen voor de aangepaste wagons die in de trein zijn opgenomen als berekend overeenkomstig artikel 4.
4. De bonus voor een stille trein wordt gecumuleerd met de bonussen als bedoeld in de artikelen 4 en 6.
Artikel 6
Bonus voor zeer stille wagons en locomotieven
1. Infrastructuurbeheerders kunnen een bonus invoeren voor spoorwegondernemingen die zeer stille treinen en locomotieven inzetten.
2. De in lid 1 bedoelde bonus wordt toegekend voor elke zeer stille wagon en locomotief.
3. De bonus voor elke zeer stille wagon en locomotief is evenredig met de vermindering van de geluidsniveaus ten opzichte van die drempelwaarden en bedraagt maximaal 50 % van de waarde van de bonussen voor aangepaste wagons als berekend overeenkomstig artikel 4.
4. De bonus voor zeer stille wagons en locomotieven wordt gecumuleerd met de bonussen als bedoeld in de artikelen 4 en 5.
Artikel 7
Malus
1. Infrastructuurbeheerders kunnen een malus toepassen voor spoorwegondernemingen die lawaaierige treinen inzetten.
2. Een malus geldt voor alle lawaaierige treinen.
3. De totale som van de gedurende de looptijd van de regeling betaalde malussen mag niet hoger liggen dan de som van de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde bonussen.
4. Infrastructuurbeheerders kunnen ervoor kiezen lid 3 niet te passen indien de kosten voor door het goederenvervoer over de weg veroorzaakte geluidshinder in de betrokken lidstaat overeenkomstig het EU-recht op vergelijkbare wijze worden doorberekend.
5. In afwijking op artikel 3 kunnen lidstaten na het verstrijken van de regeling een malus invoeren of blijven toepassen op voorwaarde dat een vergelijkbare maatregel wordt toegepast voor het goederenvervoer over de weg.
6. Bij de beslissing om een malus in te voeren en de bepaling van het niveau daarvan, kan de infrastructuurbeheerder, desgevallend en na raadpleging van de belanghebbenden, rekening houden met de gevoeligheid van het door het goederenvervoer doorkruiste gebied en met name met de omvang van de getroffen bevolking die langs de spoorlijn aan spoorweglawaai wordt blootgesteld.
Artikel 8
Administratieve regelingen
1. Infrastructuurbeheerders zijn verantwoordelijk voor het beheer van de regeling, waaronder het beheer van de rekeningen voor de financiële stromen van en naar spoorwegondernemingen. Tijdens de looptijd van de regeling en tot tien jaar na afloop daarvan stellen zij de gegevens over deze financiële stromen op verzoek van de bevoegde nationale instanties beschikbaar.
2. Infrastructuurbeheerders gebruiken bestaande registers en andere beschikbare instrumenten om informatie te verzamelen over de status van wagons of locomotieven (aangepast, stil, lawaaierig of zeer stil).
3. Indien de in lid 2 bedoelde gegevens niet via registers of instrumenten kunnen worden verzameld, vraagt de infrastructuurbeheerder de spoorwegondernemingen aan te tonen tot welke categorie de door haar gebruikte wagons of locomotieven behoren.
Voor aangepaste wagons verstrekt de spoorwegonderneming technische of financiële bewijzen waaruit blijkt dat de aanpassingen zijn uitgevoerd.
Voor stille wagons verstrekt de spoorwegonderneming een goedkeuring tot indienststelling of een gelijkwaardig bewijs.
Voor zeer stille wagons en locomotieven levert de spoorwegonderneming het bewijs dat het geluidsniveau lager ligt, desgevallend met nadere informatie over de extra geluidsreducerende maatregelen die zijn genomen.
4. Op nationaal niveau ontwikkelde administratieve maatregelen voor het beheer van de bestaande regelingen mogen verder worden toegepast indien deze in overeenstemming zijn met deze verordening.
5. De administratiekosten voor de regeling worden buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van het niveau van de bonussen en malussen.
6. Infrastructuurbeheerders van de lidstaten die de regeling toepassen werken samen om de administratieve procedures voor de inning van de door rollend materieel voor goederenvervoer veroorzaakte kosten voor geluidsemissies als bedoeld in deze verordening te vereenvoudigen en te harmoniseren, met inbegrip van het formaat van de in lid 3 bedoelde informatie.
Artikel 9
Kennisgeving
1. De regelingen worden voor hun inwerkingtreding aangemeld bij de Commissie.
2. Tegen 1 mei 2016 en vervolgens 1 mei van elk volgend jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de volgende gegevens voor het vorige kalenderjaar:
a) |
het aantal wagons waarvoor een bonus werd toegekend als bedoeld in artikel 4; |
b) |
desgevallend het aantal wagons en locomotieven waarvoor een bonus werd toegekend als bedoeld in artikel 6; |
c) |
desgevallend het aantal treinen waarvoor een bonus werd toegekend als bedoeld in artikel 5; |
d) |
desgevallend het aantal treinen waarvoor een malus werd toegepast; |
e) |
het door aangepaste wagons in de betrokken lidstaat aantal afgelegde kilometers; |
f) |
de raming van het door stille en lawaaierige treinen in de betrokken lidstaat aantal afgelegde kilometers, |
3. Op verzoek van de Commissie worden andere beschikbare gegevens meegedeeld, zoals:
a) |
de totale som van de bonussen die werden toegekend voor aangepaste wagons, stille treinen en zeer stille wagons en locomotieven; |
b) |
de totale som van de geïnde malussen; |
c) |
de gemiddelde bonus en malus per as/km. |
Artikel 10
Evaluatie
1. Tegen 31 december 2018 evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van de regelingen, met name wat betreft de voortgang met de aanpassing van wagons en het evenwicht tussen de in mindering gebrachte bonussen en reeds betaalde malussen. Bovendien zal de Commissie analyseren welke invloed de op grond van deze verordening ingevoerde regelingen hebben op de algemene concurrentiepositie van het goederenvervoer per spoor en in hoeverre de in het kader van de regeling aan spoorwegondernemingen toegekende bonussen ook de houders van wagons ten goede komen.
2. Rekening houdend met de resultaten van die evaluatie kan de Commissie deze verordening desgevallend wijzigen, met name op het gebied van het minimumniveau van de bonus.
Artikel 11
Bestaande regelingen
1. Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening bestaande regelingen, met inbegrip van daarop gebaseerde contracten, mogen tot uiterlijk 10 december 2016 worden toegepast. De regelingen waarin deze verordening voorziet, mogen niet in werking treden voor de bestaande regelingen zijn opgeheven. Bestaande regelingen moeten niet worden ingetrokken indien de infrastructuurbeheerder die regelingen en de daarop gebaseerde contracten tegen 11 december 2016 in overeenstemming heeft gebracht met deze verordening.
2. Infrastructuurbeheerders van lidstaten waar regelingen als bedoeld in lid 1 worden toegepast, kunnen ervoor opteren artikel 3, lid 2, niet toe te passen indien de totale looptijd van die regelingen minstens 6 jaar bedraagt.
Artikel 12
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 16 juni 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32.
(2) COM(2011) 144.
(3) Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — geluidsemissies”, tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).
(4) Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129)
(5) Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/43 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/430 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2015
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2015.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
EG |
65,8 |
MA |
85,1 |
|
TR |
84,9 |
|
ZZ |
78,6 |
|
0707 00 05 |
JO |
229,9 |
MA |
176,1 |
|
TR |
186,3 |
|
ZZ |
197,4 |
|
0709 93 10 |
MA |
117,1 |
TR |
188,5 |
|
ZZ |
152,8 |
|
0805 10 20 |
EG |
47,5 |
IL |
71,4 |
|
MA |
45,4 |
|
TN |
59,1 |
|
TR |
65,4 |
|
ZZ |
57,8 |
|
0805 50 10 |
TR |
49,2 |
ZZ |
49,2 |
|
0808 10 80 |
BR |
68,9 |
CA |
81,0 |
|
CL |
103,0 |
|
CN |
91,1 |
|
MK |
28,7 |
|
US |
167,6 |
|
ZZ |
90,1 |
|
0808 30 90 |
AR |
108,8 |
CL |
99,5 |
|
CN |
90,9 |
|
US |
124,8 |
|
ZA |
109,7 |
|
ZZ |
106,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/45 |
BESLUIT (EU) 2015/431 VAN DE RAAD
van 10 maart 2015
tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountants van de Lietuvos bankas
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien Protocol nr. 4 betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 27, lid 1,
Gezien Aanbeveling ECB/2014/58 van de Europese Centrale Bank van 16 december 2014 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van Lietuvos bankas (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en van de nationale centrale banken van het Eurosysteem moeten worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants, die op aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 1 van Besluit 2014/509/EU van de Raad (2) voldoet Litouwen aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro en wordt de in artikel 4 van de Toetredingsakte van 2003 (3) bedoelde delegatie van Litouwen met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken. |
(3) |
De Raad van bestuur van de ECB heeft aanbevolen dat UAB PricewaterhouseCoopers benoemd wordt als externe accountant van de Lietuvos bankas voor de boekjaren 2015 tot en met 2017. |
(4) |
Het is dienstig de aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB te volgen en Besluit 1999/70/EG van de Raad (4) dienovereenkomstig aan te passen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 1 van Besluit 1999/70/EG wordt het volgende lid ingevoegd:
„19. UAB PricewaterhouseCoopers wordt aanvaard als externe accountant van de Lietuvos bankas voor de boekjaren 2015 tot en met 2017.”
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag van de kennisgeving ervan.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Europese Centrale Bank.
Gedaan te Brussel, 10 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
J. REIRS
(1) PB C 465 van 24.12.2014, blz. 1.
(2) Besluit 2014/509/EU van de Raad van 23 juli 2014 betreffende de aanneming van de euro door Litouwen op 1 januari 2015 (PB L 228 van 31.7.2014, blz. 29).
(3) PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33.
(4) Besluit 1999/70/EG van de Raad van 25 januari 1999 betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken (PB L 22 van 29.1.1999, blz. 69).
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/47 |
BESLUIT (GBVB) 2015/432 VAN DE RAAD
van 13 maart 2015
houdende wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 17 maart 2014 heeft de Raad Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (1) vastgesteld. |
(2) |
Op 8 september 2014 heeft de Raad Besluit 2014/658/GBVB (2) vastgesteld, waarbij deze maatregelen met zes maanden zijn verlengd. |
(3) |
Op 29 januari 2015 is de Raad Buitenlandse Zaken het erover eens geworden dat de maatregelen moeten worden verlengd. De Raad heeft de afzonderlijke vermeldingen op de lijst geëvalueerd. De vermeldingen voor vijftig personen moeten worden gewijzigd en de vermelding voor één overleden persoon moet worden geschrapt. |
(4) |
Besluit 2014/145/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2014/145/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 6, tweede streepje, wordt vervangen door: „Dit besluit is van toepassing tot en met 15 september 2015.” . |
2) |
De inhoud wordt gewijzigd zoals vermeld in de bijlage bij het onderhavige besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
A. MATĪSS
(1) Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 78 van 17.3.2014, blz. 16).
(2) PB L 271 van 12.9.2014, blz. 47.
BIJLAGE
1. |
De vermelding in de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB betreffende de hieronder genoemde persoon wordt geschrapt:
|
2. |
De vermeldingen in de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB betreffende de hieronder genoemde personen worden vervangen door de volgende vermeldingen:
|
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/58 |
BESLUIT (EU) 2015/433 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 17 december 2014
betreffende de oprichting van een Ethisch comité en zijn reglement van orde (ECB/2014/59)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien Besluit ECB/2004/2 van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (1), met name artikel 9 bis,
Overwegende:
(1) |
Met de oprichting van een Ethisch comité van de Europese Centrale Bank (het „Ethisch comité”) beoogt de Raad van bestuur de vigerende ethische regels aan te scherpen en de corporate governance van de Europese Centrale Bank (ECB), het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), het Eurosysteem en het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (GTM) verder uit te bouwen. |
(2) |
De kennis van het publiek over corporate-governance kwesties en ethische regels is in de afgelopen jaren toegenomen. Na de GTM-oprichting is de betekenis van governance kwesties voor de ECB gegroeid. Toegenomen kennis van het publiek en controle vergen dat de ECB haar vigerende state-of-the-art ethische regels strikt naleeft om de ECB-integriteit te waarborgen en reputatierisico te vermijden. |
(3) |
De ethische regels voor leden van de organen die betrokken zijn bij het ECB-besluitvormingsproces (de „geadresseerden”) moeten berusten op dezelfde beginselen die van toepassing zijn op de ECB-personeelsleden en moeten evenredig zijn aan de respectieve taken van de geadresseerden. Derhalve moeten de regels van het ethische kader van de ECB, d.w.z. de Gedragscode voor de leden van de Raad van bestuur (2), de aanvullende Code met ethische criteria voor de directieleden (3), de Gedragscode voor de leden van de Raad van toezicht en de ECB-personeelsverordeningen en -regelingen, coherent geïnterpreteerd worden. |
(4) |
De ethische regels moeten ondersteund worden door goed functionerende monitoring, rapportageregelingen en -procedures om adequate en consistente tenuitvoerlegging te realiseren waarin het Ethisch comité een doorslaggevende rol zal spelen. |
(5) |
Om een effectieve wisselwerking te waarborgen tussen aspecten van de ethische regels die voornamelijk betrekking hebben op de operationele tenuitvoerlegging en die aspecten die voornamelijk betrekking hebben op institutionele en kaderkwesties, moet minstens een van de leden van het ECB-Auditcomité (het „Auditcomité”) ook lid zijn van het Ethisch comité. |
(6) |
In het Ethisch comité moet een extern lid van het Auditcomité zitting hebben. Externe leden van het Auditcomité worden gekozen uit hoge ambtenaren met centralebankervaring. |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Oprichting en samenstelling
1. Een Ethisch comité wordt bij deze opgericht.
2. Het Ethisch comité bestaat uit drie externe leden, van wie minstens een lid een extern lid van het Auditcomité is.
3. De leden van het Ethisch comité zijn personen van hoog aanzien uit lidstaten wier onafhankelijkheid buiten twijfel staat en die een gedegen inzicht hebben in de doelstellingen, taken en governance van de ECB, het ESCB, het Eurosysteem en het GTM. Zij zijn momenteel geen ECB-personeelslid of leden van lichamen die betrokken zijn bij het besluitvormingsproces van de ECB, de nationale centrale banken of de nationale bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (4).
Artikel 2
Benoeming van leden
1. De Raad van bestuur benoemt de leden van het Ethisch comité.
2. Het Ethisch comité wijst de voorzitter aan.
3. De ambtstermijn van de leden van het Ethisch comité bedraagt drie jaar, welke termijn een keer verlengd kan worden. Het mandaat van de leden van het Ethisch comité, die tevens lid zijn van het Auditcomité, verstrijkt zodra zij niet langer lid zijn van het Auditcomité.
4. De leden van het Ethisch comité nemen de hoogste normen van ethisch gedrag in acht. Van hen wordt verwacht dat zij eerlijk, onafhankelijk, onpartijdig, discreet en niet gedreven door eigenbelang handelen en dat zij enigerlei situatie vermijden die tot persoonlijke belangenconflicten aanleiding zou kunnen geven. Zij handelen indachtig het belang van hun taken en verantwoordelijkheden. De leden van het Ethisch comité nemen niet deel aan beraadslagingen die betrekking hebben op situaties waarin zich een belangenconflict voordoet of voor kan doen. Zelfs nadat zij hun taken hebben beëindigd, zijn de bepalingen inzake het beroepsgeheim zoals bedoeld in artikel 37 van de Statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank op hen van toepassing.
5. De leden van het Ethisch comité hebben recht op een vergoeding waaronder de jaarlijkse retentievergoeding plus betaling op uurbasis voor het verrichte werk. De Raad van bestuur stelt de hoogte van die vergoeding vast.
Artikel 3
Werkwijze
1. Op voorstel van de voorzitter stelt het Ethisch comité zijn vergaderdata vast. De voorzitter kan tevens vergaderingen van het Ethisch comité bijeenroepen wanneer hij/zij dit nodig acht.
2. Op verzoek van de leden, met instemming van de voorzitter, kan ook middels teleconferentie vergaderd worden en beraadslagingen kunnen schriftelijk plaatsvinden.
3. Van de leden van het Ethisch comité wordt verwacht dat zij elke vergadering persoonlijk bijwonen. Slechts comitéleden en de comitésecrectaris mogen vergaderingen bijwonen. Het Ethisch comité kan evenwel, indien dit wenselijk wordt geacht, tevens andere personen voor de vergaderingen uitnodigen.
4. De directie belast een personeelslid met de uitoefening van de secretariaatsfunctie van het Ethisch comité.
5. Voor de uitoefening van zijn taken heeft het Ethisch comité toegang tot management en personeelsleden, alsook tot documenten en informatie.
Artikel 4
Taakstelling
1. Het Ethisch comité adviseert over ethische aangelegenheden op basis van individuele verzoeken, indien ECB-rechtshandelingen dat expliciet stipuleren, dan wel zulks is voorzien in ethische regels die organen hebben aangenomen die zijn betrokken bij het ECB-besluitvormingsproces.
2. Het Ethisch comité oefent de taken uit die zijn toegewezen aan de Ethisch adviseur die is benoemd krachtens de Gedragscode voor de leden van de Raad van bestuur en oefent tevens de taken uit die zijn toegewezen aan de Ethisch functionaris van de ECB krachtens de Aanvullende code met ethische criteria voor de directieleden.
3. Het Ethisch comité rapporteert aan het Auditcomité over verstrekte adviezen en de mate waarin dit advies is opgevolgd, zulks om het Auditcomité bij te staan bij de beoordeling van de toereikendheid van het compliancekader van de ECB, het ESCB, het Eurosysteem en het GTM als geheel, en bij de beoordeling van de effectiviteit van het monitoringcomplianceproces.
4. Het Ethisch comité rapporteert jaarlijks aan de Raad van bestuur over de door het comité verrichte werkzaamheden. Daarnaast rapporteert het Ethisch comité aan de Raad van bestuur indien het zulks nodig acht en/of rapportage vereist is ter kwijting van haar taken.
5. Naast de in dit artikel vastgelegde taken kan het Ethisch comité andere met dit mandaat verband houdende werkzaamheden uitoefenen, indien de Raad van bestuur daarom verzoekt.
Artikel 5
Informatie over het gevolg geven aan advies
De geadresseerden van het door het Ethisch comité verstrekte advies informeren het Ethisch comité over het gevolg dat zij aan het advies van het Ethisch comité hebben gegeven.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 17 december 2014.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33.
(2) PB C 123 van 24.5.2002, blz. 9.
(3) PB C 104 van 23.4.2010, blz. 8.
(4) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).
Rectificaties
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/61 |
Proces-verbaal van verbetering van het Tweede Aanvullende Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, ondertekend te Brussel op 24 juli 2007
( Publicatieblad van de Europese Unie L 251 van 26 september 2007 )
Deze verbetering werd uitgevoerd bij proces-verbaal van verbetering dat op 18 december 2014 te Brussel werd ondertekend en waarvan de Raad depositaris is.
1. a) |
Bladzijde 12, bijlage III, Tabel „I. Horizontale verbintenissen”, opschrift: |
in plaats van:
„I. HORIZONTALE VERBINTENISSEN |
|||
ALLE SECTOREN DIE IN DEZE LIJST ZIJN OPGENOMEN” |
|
|
|
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen |
||||||||
I. HORIZONTALE VERBINTENISSEN |
|||||||||||
ALLE SECTOREN DIE IN DEZE LIJST ZIJN OPGENOMEN” |
|
|
|
b) |
Bladzijden 13-25, bijlage III, Tabel „I. Horizontale verbintenissen”, opschrift: |
in plaats van:
[geen tekst] (1)
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen” |
2. a) |
Bladzijde 26, bijlage III, Tabel „II. Verbintenissen per specifieke sector”, opschrift: |
in plaats van:
|
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen |
||||||||
|
b) |
Bladzijden 27-111, bijlage III, Tabel „II. Verbintenissen per specifieke sector”, opschrift: |
in plaats van:
[geen tekst] (2)
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen” |
3. a) |
Bladzijde 115, bijlage IV, Tabel „I. Horizontale verbintenissen”, opschrift: |
in plaats van:
„I. HORIZONTALE VERBINTENISSEN |
|||
ALLE SECTOREN DIE IN DEZE LIJST ZIJN OPGENOMEN” |
|
|
|
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen |
||||||||
I. HORIZONTALE VERBINTENISSEN |
|||||||||||
ALLE SECTOREN DIE IN DEZE LIJST ZIJN OPGENOMEN” |
|
|
|
b) |
Bladzijden 116-125, bijlage IV, Tabel „I. Horizontale verbintenissen”, opschrift: |
in plaats van:
[geen tekst] (3)
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen” |
4. a) |
Bladzijde 126, bijlage IV, Tabel „II.1. Financiële diensten — Specifieke verbintenissen (deel 1) (1)”, opschrift: |
in plaats van:
|
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen |
||||||||
|
b) |
Bladzijden 127-142, bijlage IV, Tabel „II.1. Financiële diensten — Specifieke verbintenissen (deel 1)”, opschrift: |
in plaats van:
[geen tekst] (4)
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen” |
5. a) |
Bladzijde 143, bijlage IV, Tabel „II.2. Financiële diensten — Specifieke verbintenissen (deel 2)”, opschrift: |
in plaats van:
|
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen |
||||||||
|
b) |
Bladzijden 144-155, bijlage IV, Tabel „II.2. Financiële diensten — Specifieke verbintenissen (deel 2)”, opschrift: |
in plaats van:
[geen tekst] (5)
te lezen:
„Dienstverleningsvormen:
|
|||||||||||
Sector of subsector |
Beperkingen van de markttoegang |
Beperkingen betreffende nationale behandeling |
Aanvullende verbintenissen” |
(1) Het opschrift ontbreekt in de ondertekende versie van het Tweede Aanvullende Protocol, maar om in lijn te blijven met het Bureau voor publicaties, niet in de versie die is bekendgemaakt in PB L 251 van 26.9.2007, blz. 13-25.
(2) Het opschrift ontbreekt in de ondertekende versie van het Tweede Aanvullende Protocol, maar om in lijn te blijven met het Bureau voor publicaties, niet in de versie die is bekendgemaakt in PB L 251 van 26.9.2007, blz. 27-111.
(3) Het opschrift ontbreekt in de ondertekende versie van het Tweede Aanvullende Protocol, maar om in lijn te blijven met het Bureau voor publicaties, niet in de versie die is bekendgemaakt in PB L 251 van 26.9.2007, blz. 116-125.
(4) Het opschrift ontbreekt in de ondertekende versie van het Tweede Aanvullende Protocol, maar om in lijn te blijven met het Bureau voor publicaties, niet in de versie die is bekendgemaakt in PB L 251 van 26.9.2007, blz. 127-142.
(5) Het opschrift ontbreekt in de ondertekende versie van het Tweede Aanvullende Protocol, maar om in lijn te blijven met het Bureau voor publicaties, niet in de versie die is bekendgemaakt in PB L 251 van 26.9.2007, blz. 144-155.
14.3.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 70/65 |
Rectificatie van Besluit 2010/183/EU van de Raad van 16 maart 2010 tot wijziging van Beschikking 2009/459/EG tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Roemenië
( Publicatieblad van de Europese Unie L 83 van 30 maart 2010 )
In de inhoudsopgave, de titel:
in plaats van:
„2010/183/EU
Besluit van de Raad van 16 maart 2010 tot wijziging van Beschikking 2009/459/EG tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Roemenië”
te lezen:
„2010/183/EU
Besluit van de Raad van 16 februari 2010 tot wijziging van Beschikking 2009/459/EG tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Roemenië”
Bladzijde 19, de titel:
in plaats van:
„Besluit van de Raad van 16 maart 2010 tot wijziging van Beschikking 2009/459/EG tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Roemenië (2010/183/EU)”
te lezen:
„Besluit van de Raad van 16 februari 2010 tot wijziging van Beschikking 2009/459/EG tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Roemenië (2010/183/EU)”
Bladzijde 19, de slotformule:
in plaats van:
„Gedaan te Brussel, 16 maart 2010.”
te lezen:
„Gedaan te Brussel, 16 februari 2010.”