ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 51

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
24 februari 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/288 van de Commissie van 17 december 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij wat betreft de periode en de data voor de onontvankelijkheid van aanvragen

1

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/289 van de Commissie van 23 februari 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

7

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/290 van de Commissie van 20 februari 2015 inzake de overeenstemming van de eenheidstarieven voor heffingszones voor 2014 met artikel 17 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 en tot intrekking van Besluit 2013/631/EU (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 882)

10

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

24.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/288 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij wat betreft de periode en de data voor de onontvankelijkheid van aanvragen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) mag niet in gevaar worden gebracht door marktdeelnemers die de GVB-voorschriften niet naleven. Krachtens artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) is de financiële steun van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) afhankelijk van de naleving van de GVB-voorschriften door de marktdeelnemers.

(2)

Overeenkomstig artikel 42, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 leiden ernstige inbreuken op de GVB-voorschriften door marktdeelnemers tot tijdelijke of permanente ontzegging van de toegang tot financiële steun van de Unie. Deze maatregelen moeten afschrikkend, doeltreffend en in verhouding tot de inbreuk zijn.

(3)

Met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie en van haar belastingbetalers komen marktdeelnemers die binnen een bepaalde periode voorafgaand aan de indiening van de aanvraag om financiële steun, een ernstige inbreuk, een strafbaar feit of fraude hebben gepleegd, als bepaald in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 508/2014, niet in aanmerking voor financiële steun uit het EFMZV.

(4)

Marktdeelnemers die een aanvraag voor EFMZV-steun indienen, moeten duidelijk identificeerbaar zijn zodat de ontvankelijkheid van hun aanvraag kan worden nagegaan. Om de doelstellingen van de voorwaardelijkheid van EFMZV-steun te bereiken, dienen de nodige bepalingen te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat die marktdeelnemers de voorwaarden voor de ontvankelijkheid van EFMZV-steun naleven met betrekking tot alle vissersvaartuigen waarover zij feitelijke zeggenschap hebben.

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 508/2014 moet de duur van de onontvankelijkheidsperiode evenredig zijn aan de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de ernstige inbreuk, het strafbaar feit of de fraude. Bijgevolg moeten voorschriften worden vastgesteld om de duur van de onontvankelijkheid te berekenen en de desbetreffende start- en einddatum te bepalen.

(6)

Overeenkomstig artikel 42, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 10, lid 4, onder a), van Verordening (EU) nr. 508/2014 is een door een marktdeelnemer ingediende aanvraag voor EFMZV-steun onontvankelijk voor een periode van ten minste twaalf maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer een ernstige inbreuk heeft gepleegd. Aangezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van toepassing is met ingang van 1 januari 2014, mogen, met het oog op evenredigheid en rechtszekerheid, enkel ernstige inbreuken die zijn vastgesteld bij een besluit van ten vroegste 1 januari 2013, in aanmerking worden genomen voor de berekening van de onontvankelijkheidsperiode.

(7)

Desalniettemin zou een onmiddellijke en automatische uitsluiting van EFMZV-steun onevenredig zijn wanneer de inbreuk, hoewel ze zoals bepaald door de bevoegde autoriteiten, als ernstig blijft aangemerkt, niet noodzakelijk rechtstreekse schade toebrengt aan de visbestanden en het mariene milieu, als bedoeld in artikel 90, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3). Het kan daarbij onder meer gaan om minder belangrijke gevallen van foutieve vangstaangiften, die niet op zich mogen leiden tot onontvankelijkheid van de aanvragen voor EFMZV-steun.

(8)

Ernstige inbreuken betreffende het aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis moeten worden beoordeeld volgens de geleidelijke inwerkingtreding van de uitbanning van teruggooi waarin het GVB voorziet. Het blijkt onnodig en niet passend aanvragen voor EFMZV-steun van marktdeelnemers die dergelijke inbreuken hebben gepleegd, onmiddellijk onontvankelijk te verklaren.

(9)

Om er in de in de overwegingen 7 en 8 vermelde uitzonderlijke gevallen voor te zorgen dat de onontvankelijkheid van aanvragen voor EFMZV-steun van marktdeelnemers in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, is het passend de onontvankelijkheidsperiode te berekenen aan de hand van het reeds bestaande puntensysteem voor ernstige inbreuken als vastgesteld in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 126 en bijlage XXX van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (4). In de in de punten 1, 2 en 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 vermelde uitzonderlijke gevallen dient de startdatum van de aanvraag en de berekening van de onontvankelijkheidsperiode te worden bepaald in overeenstemming met artikel 126, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

(10)

Overeenkomstig artikel 92, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden alle punten op een visvergunning geschrapt indien de houder van deze visvergunning binnen drie jaar vanaf de datum van de laatste ernstige inbreuk geen nieuwe ernstige inbreuk begaat. De punten op een visvergunning blijven dus ten minste drie jaar geldig. Aangezien de EFMZV-bepalingen van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2014, mogen, met het oog op evenredigheid en rechtszekerheid, enkel de met ingang van 1 januari 2013 toegewezen punten voor ernstige inbreuken als bedoeld in de punten 1, 2 en 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, in aanmerking worden genomen voor de berekening van de onontvankelijkheidsperiode.

(11)

Illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO) is een van de meest ernstige bedreigingen voor de duurzame exploitatie van levende aquatische hulpbronnen en zet de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen fundamenteel op losse schroeven. Bijgevolg is het passend regels vast te stellen inzake de onontvankelijkheid van aanvragen voor EFMZV-steun van exploitanten van vissersvaartuigen die de vlag voeren van landen die zijn opgenomen in de Unielijst van vaartuigen die IOO-visserijactiviteiten verrichten of die de vlag voeren van landen die als niet-meewerkende derde landen zijn aangemerkt.

(12)

Krachtens artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 508/2014 zijn aanvragen die worden ingediend door een marktdeelnemer die in het kader van het Europees Visserijfonds (EVF) of het EFMZV fraude heeft gepleegd, niet ontvankelijk voor een nader bepaalde periode. Aangezien fraude een van de grootste bedreigingen voor de financiële belangen van de Unie en haar belastingbetalers vormt, en met het oog op een geharmoniseerde en gelijke behandeling van marktdeelnemers in alle lidstaten, dienen voor een dergelijke ernstige bedreiging geschikte voorschriften te worden vastgesteld met betrekking tot de duur van de onontvankelijkheid van aanvragen die worden ingediend door marktdeelnemers die dergelijke fraude hebben gepleegd.

(13)

Met het oog op een evenredige en effectieve toepassing van de voorschriften inzake de onontvankelijkheid van aanvragen voor EFMZV-steun van marktdeelnemers moeten voorschriften worden vastgesteld voor de berekening van de onontvankelijkheidsperioden in gevallen waar een enkele marktdeelnemer meerdere vissersvaartuigen bezit. Deze voorschriften dienen ervoor te zorgen dat vissersvaartuigen die ernstige inbreuken hebben gepleegd die tot de onontvankelijkheid van aanvragen van de betrokken marktdeelnemers leidden, niet in aanmerking komen voor EFMZV-steun. Ook dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de herziening van de onontvankelijkheidsperiode ingeval de marktdeelnemer tijdens deze periode opnieuw ernstige inbreuken pleegt.

(14)

Voorts moeten voorschriften worden vastgesteld die een eerlijke behandeling waarborgen van marktdeelnemers welke door een verkoop of een andere soort overdracht van eigendom de nieuwe eigenaar van een vissersvaartuig worden, maar die geen afbreuk doen aan de voor de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen noodzakelijke Unieregeling voor de controle, inspectie en handhaving die in Verordening (EG) nr. 1224/2009 is vastgesteld.

(15)

Wordt de visvergunning van een marktdeelnemer definitief ingetrokken wegens de hoge frequentie en ernst van de inbreuken, is de invoering van een verbod op de toegang tot EFMZV-steun tot het einde van de in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) vastgestelde subsidiabiliteitsperiode gerechtvaardigd gezien de noodzaak om de financiële belangen van de Unie en haar belastingbetalers te beschermen. Het verbod zou zelfs gerechtvaardigd zijn wanneer de onontvankelijkheidsperiode volgens de in deze verordening vastgestelde berekeningsmethode afloopt vóór het verstrijken van de subsidiabiliteitsperiode.

(16)

Overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten de lidstaten de marktdeelnemers die een aanvraag in het kader van het EFMZV indienen, ertoe verplichten ten aanzien van de managementautoriteit (ook beheersautoriteit genoemd) schriftelijk te verklaren dat zij voldoen aan de in artikel 10, lid 1, van die verordening vermelde criteria en dat zij in het kader van het EVF of het EFMZV geen fraude als bedoeld in artikel 10, lid 3, van die verordening hebben gepleegd. De lidstaten moeten ook nagaan of die schriftelijke verklaring waarheidsgetrouw is. De lidstaten moeten erop toezien dat de voorschriften inzake de bepaling van de onontvankelijkheidsperiode hun werking niet missen als gevolg van de toepassing van nationale voorschriften betreffende het opschortende karakter van beroepsprocedures.

(17)

Gevallen van ernstige inbreuken en strafbare feiten als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder c) en d), van Verordening (EU) nr. 508/2014 dienen nader te worden beoordeeld en geanalyseerd om te waarborgen dat de duur van de onontvankelijkheidsperiode evenredig is aan de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de ernstige inbreuk of van het strafbaar feit. Ingevolge die analyse dient deze verordening te worden gewijzigd.

(18)

Om een snelle toepassing van de in deze verordening vastgestelde maatregelen mogelijk te maken, en gezien het belang van een geharmoniseerde en gelijke behandeling van de marktdeelnemers in alle lidstaten vanaf het begin van de programmeringsperiode moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan en van toepassing zijn vanaf de eerste dag van de subsidiabiliteitsperiode van het EFMZV, i.e. 1 januari 2014,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op aanvragen voor EFMZV-steun en bepaalt de periode waarin dergelijke aanvragen die zijn ingediend door marktdeelnemers die handelingen als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 508/2014 of in artikel 10, lid 3, van die verordening, hebben verricht, onontvankelijk zijn („onontvankelijkheidsperiode”).

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „inbreukpunten”: aan de marktdeelnemer voor een vissersvaartuig toegewezen punten in het kader van het in artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde puntensysteem voor ernstige inbreuken;

2.   „marktdeelnemer”: een marktdeelnemer als omschreven in artikel 4, punt 30, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 die een aanvraag voor EFMZV-steun indient.

HOOFDSTUK II

LOOPTIJD EN STARTDATUM VAN DE ONONTVANKELIJKHEIDSPERIODE

Artikel 3

Onontvankelijkheid van aanvragen van marktdeelnemers die ernstige inbreuken hebben gepleegd die onder artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (6) of artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vallen

1.   Een door een marktdeelnemer ingediende aanvraag voor EFMZV-steun is onontvankelijk voor een periode van twaalf maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken marktdeelnemer een ernstige inbreuk heeft gepleegd die onder artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 valt.

2.   In afwijking van lid 1 zijn de volgende regels van toepassing wanneer een lidstaat krachtens artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 inbreukpunten toewijst voor de in de punten 1, 2 en 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 vermelde ernstige inbreuken:

a)

als het aantal door een marktdeelnemer voor een bepaald vissersvaartuig opgebouwde inbreukpunten minder dan 9 bedraagt, zijn de aanvragen voor EFMZV-steun van die marktdeelnemer ontvankelijk;

b)

als het aantal door een marktdeelnemer voor een bepaald vissersvaartuig opgebouwde inbreukpunten 9 bedraagt, is de ontvankelijkheidsperiode twaalf maanden;

c)

elk inbreukpunt dat wordt toegewezen bovenop de onder b) vermelde punten die een marktdeelnemer voor een bepaald vissersvaartuig heeft opgebouwd, geeft aanleiding tot een extra onontvankelijkheidsperiode van één maand.

3.   De startdatum van de onontvankelijkheidsperiode is de datum van het eerste officiële besluit van een bevoegde autoriteit waarin is bepaald dat een ernstige inbreuk in de zin van artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is gepleegd.

Voor de berekening van de onontvankelijkheidsperiode worden enkel ernstige inbreuken in aanmerking genomen die met ingang van 1 januari 2013 zijn gepleegd en waarvoor op of na die datum een besluit in de zin van de hierboven vermelde alinea is vastgesteld.

4.   Voor de specifieke toepassing van lid 2 is de startdatum van de onontvankelijkheidsperiode echter de datum van het eerste officiële besluit waarbij een bevoegde autoriteit krachtens artikel 126, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 aan een marktdeelnemer inbreukpunten toewijst die ertoe leiden dat aan deze laatste voor een bepaald vaartuig in totaal 9 of meer inbreukpunten zijn toegewezen.

Voor de berekening van de onontvankelijkheidsperiode worden enkel punten in aanmerking genomen die voor met ingang van 1 januari 2013 gepleegde inbreuken zijn toegewezen bij een officieel besluit dat op of na die datum is vastgesteld.

Artikel 4

Onontvankelijkheid van aanvragen van marktdeelnemers met een vaartuig dat is opgenomen in de lijst van de Unie van IOO-vaartuigen of dat de vlag voert van een niet-meewerkend derde land

1.   Voor marktdeelnemers met een vissersvaartuig dat is opgenomen in de lijst van de Unie van vissersvaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO-) visserij bedrijven als bedoeld in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1005/2008, is de onontvankelijkheidsperiode de hele periode waarin het vissersvaartuig op die lijst staat en bedraagt deze in elk geval minstens 24 maanden vanaf de datum van de opname in de lijst.

2.   Voor marktdeelnemers met een vissersvaartuig dat de vlag voert van een land dat overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 als niet-meewerkend derde land is aangemerkt, is de onontvankelijkheidsperiode de hele periode waarin dat land op die lijst staat en bedraagt deze in elk geval minstens twaalf maanden.

3.   De startdatum van de onontvankelijkheidsperiode is de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 468/2010 van de Commissie tot vaststelling van de lijst van de Unie van IOO-vaartuigen (7) of van Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU van de Raad tot vaststelling van de lijst van niet-meewerkende derde landen (8) of de datum van een wijziging van een dergelijke verordening of een dergelijk besluit waarbij een vissersvaartuig of land aan die lijst wordt toegevoegd.

Artikel 5

Onontvankelijkheid van aanvragen van marktdeelnemers die fraude hebben gepleegd in het kader van het EVF of het EFMZV

1.   Indien een bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat een marktdeelnemer fraude heeft gepleegd in het kader van het EVF of het EFMZV, zijn alle aanvragen voor EFMZV-steun van die marktdeelnemer onontvankelijk met ingang van de datum van het eerste officiële besluit tot vaststelling van de fraude, als bepaald in artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (9).

2.   De onontvankelijkheidsperiode bestrijkt de subsidiabiliteitsperiode van het EFMZV als bepaald in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

HOOFDSTUK III

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 6

Berekening van de onontvankelijkheidsperiode voor een marktdeelnemer die meer dan een vissersvaartuig bezit

1.   Wanneer een marktdeelnemer meer dan een vissersvaartuig bezit of onder zijn zeggenschap heeft, wordt de onontvankelijkheidsperiode voor aanvragen van die marktdeelnemer voor elk vissersvaartuig afzonderlijk bepaald overeenkomstig artikel 3 en artikel 4.

2.   Aanvragen voor EFMZV-steun van die marktdeelnemer zijn echter ook onontvankelijk:

a)

indien de aanvragen voor meer dan de helft van de vissersvaartuigen in het bezit of onder de zeggenschap van die marktdeelnemer niet in aanmerking komen voor EFMZV-steun krachtens artikel 3 en artikel 4, of

b)

indien, in het geval van in de punten 1, 2 en 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 vermelde ernstige inbreuken in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008, het gemiddelde aantal toegewezen inbreukpunten per vissersvaartuig in het bezit of onder de zeggenschap van de marktdeelnemer 7 of meer bedraagt.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 zijn alle aanvragen voor EFMZV-steun van een marktdeelnemer onontvankelijk indien deze een ernstige inbreuk heeft gepleegd die geen verband houdt met een vissersvaartuig in zijn bezit of onder zijn zeggenschap.

Artikel 7

Overdracht van eigendom

1.   In geval van verkoop of een andere soort overdracht van eigendom van een vissersvaartuig wordt de onontvankelijkheidsperiode die betrekking heeft op de marktdeelnemer die het vaartuig overdraagt, en die voortvloeit uit vóór de verandering van eigendom gepleegde ernstige inbreuken, niet overgedragen naar de nieuwe marktdeelnemer. De onontvankelijkheid van aanvragen van de nieuwe marktdeelnemer kan enkel voortvloeien uit nieuwe ernstige inbreuken die door die nieuwe marktdeelnemer zijn gepleegd.

2.   Wanneer echter inbreukpunten worden toegewezen voor in de punten 1, 2 of 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 vermelde ernstige inbreuken in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 die vóór de verandering van eigendom van het vissersvaartuig zijn gepleegd, worden deze punten in aanmerking genomen bij de berekening van de onontvankelijkheidsperiode voor de nieuwe marktdeelnemer overeenkomstig artikel 3, lid 2, en artikel 6, lid 2, onder b), indien die marktdeelnemer een nieuwe in de punten 1, 2 of 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 vermelde ernstige inbreuk in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 pleegt.

Artikel 8

Definitieve intrekking van de visvergunning

In afwijking van artikel 6 geldt dat wanneer de visvergunning van een marktdeelnemer voor een van de vissersvaartuigen in zijn bezit of onder zijn zeggenschap definitief is ingetrokken:

a)

overeenkomstig artikel 129, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, of, indien van toepassing,

b)

ten gevolge van door de lidstaten overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 opgelegde sancties wegens ernstige inbreuken,

alle aanvragen van die marktdeelnemer voor EFMZV-steun onontvankelijk zijn met ingang van de datum van de intrekking tot het einde van de subsidiabiliteitsperiode als bepaald in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

Artikel 9

Herziening van de onontvankelijkheidsperiode

Mits de onontvankelijkheidsperiode in totaal ten minste twaalf maanden bedraagt,

a)

wordt deze in het geval van in de punten 1, 2 en 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 vermelde ernstige inbreuken in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 verminderd met twee maanden indien voor deze ernstige inbreuken 2 inbreukpunten overeenkomstig artikel 133, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 zijn geschrapt;

b)

wordt deze verlengd met twaalf maanden voor elke extra door de marktdeelnemer tijdens de onontvankelijkheidsperiode gepleegde ernstige inbreuk die onder artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 valt, of

c)

wordt deze in afwijking van het bepaalde onder b) in overeenstemming met artikel 3, lid 2, onder c), verlengd voor elke extra door de marktdeelnemer tijdens de onontvankelijkheidsperiode gepleegde ernstige inbreuk in de zin van artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 als vermeld in de punten 1, 2 of 5 van bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(3)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(6)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 468/2010 van de Commissie van 28 mei 2010 tot vaststelling van de EU-lijst van vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bedrijven (PB L 131 van 29.5.2010, blz. 22).

(8)  Uitvoeringsbesluit 2014/170/EU van de Raad van 24 maart 2014 tot vaststelling van een lijst van derde landen die niet meewerken bij de bestrijding van IOO-visserij op grond van Verordening (EG) nr. 1005/2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PB L 91 van 27.3.2014, blz. 43).

(9)  Akte van de Raad van 26 juli 1995 tot vaststelling van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48).


24.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/289 VAN DE COMMISSIE

van 23 februari 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

169,3

IL

81,7

MA

82,9

TR

104,0

ZZ

109,5

0707 00 05

EG

191,6

TR

189,2

ZZ

190,4

0709 93 10

MA

173,0

TR

227,9

ZZ

200,5

0805 10 20

EG

46,8

IL

71,3

MA

48,4

TN

53,4

TR

68,6

ZZ

57,7

0805 20 10

IL

132,4

MA

102,5

ZZ

117,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

EG

74,4

IL

145,3

JM

118,8

MA

98,7

TR

85,6

US

143,7

ZZ

111,1

0805 50 10

EG

41,5

TR

62,0

ZZ

51,8

0808 10 80

BR

68,9

CL

94,5

MK

29,8

US

184,5

ZZ

94,4

0808 30 90

CL

170,1

CN

84,8

US

122,7

ZA

91,4

ZZ

117,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

24.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 51/10


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/290 VAN DE COMMISSIE

van 20 februari 2015

inzake de overeenstemming van de eenheidstarieven voor heffingszones voor 2014 met artikel 17 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 en tot intrekking van Besluit 2013/631/EU

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 882)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”) (1), en met name artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 van de Commissie (2) is een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten vastgesteld. Het gemeenschappelijke heffingenstelsel is een integraal element voor het bereiken van de doelstellingen van de op grond van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2013 van de Commissie (4) vastgestelde prestatieregeling.

(2)

Bij Besluit 2011/121/EU van de Commissie (5) zijn EU-wijde prestatiedoelen vastgesteld, inclusief een kosteneffectiviteitsdoelstelling voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten voor de periode 2012-2014. Bij brieven van 19 juli 2012 en 17 december 2012 heeft de Commissie de lidstaten ervan in kennis gesteld dat hun herziene prestatieplannen en -doelen consistent zijn met en op passende wijze bijdragen tot de EU-wijde prestatiedoelen. De kostenefficiëntiedoelstellingen worden uitgedrukt in termen van vastgestelde eenheidstarieven.

(3)

Op grond van artikel 17, lid 1, onder b) en c), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 dient de Commissie de door de lidstaten ingediende eenheidstarieven jaarlijks te toetsen aan de bepalingen van die verordening en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2013.

(4)

In 2013 heeft de Commissie de toetsing van de eenheidstarieven voor heffingszones voor 2014 uitgevoerd met de steun van het prestatiebeoordelingsorgaan (PBO) en het Eurocontrol Central Route Charges Office, waarbij zij gebruik heeft gemaakt van de door de lidstaten ingediende gegevens en aanvullende informatie. Op basis daarvan heeft zij Besluit 2013/631/EU van de Commissie (6) vastgesteld. Middels dat besluit heeft de Commissie de lidstaten overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 meegedeeld dat de ingediende eenheidstarieven voor heffingszones voor 2014 in overeenstemming zijn met Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013.

(5)

Na de vaststelling van Besluit 2013/631/EU in 2014 hebben Bulgarije, Denemarken, Hongarije, Litouwen, Polen en Slowakije de Commissie op de hoogte gebracht van wijzigingen van bepaalde parameters voor de berekening van de eenheidstarieven, die niet bekend waren op het moment waarop de oorspronkelijk gegevens zijn ingediend en hebben deze lidstaten de Commissie aanvullende informatie bezorgd voor haar toetsing van de overeenstemming, die bovendien aanleiding gaf tot een correctie van de eenheidstarieven 2014. Deze zes lidstaten hebben derhalve gecorrigeerde eenheidstarieven ingediend bij de Commissie.

(6)

Overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder c) en d), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 heeft de Commissie deze gecorrigeerde eenheidstarieven voor 2014 voor heffingszones in Bulgarije, Denemarken, Hongarije, Litouwen, Polen en Slowakije getoetst aan Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 en geconcludeerd dat deze daarmee in overeenstemming zijn. Deze conclusie moet derhalve aan de betrokken lidstaten worden meegedeeld.

(7)

Ter wille van de transparantie en samenhang moet Besluit 2013/631/EG worden ingetrokken en worden vervangen door dit besluit.

(8)

De kennisgeving dat de tarieven voor heffingszones in overeenstemming zijn met Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 mag geen afbreuk doen aan artikel 16 van Verordening (EG) nr. 550/2004.

(9)

De maatregelen in dit besluit zijn in overeenstemming met het advies van het Single Sky Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De eenheidstarieven voor heffingszones voor 2014 in de bijlage bij dit besluit zijn in overeenstemming met Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013.

Artikel 2

Besluit 2013/631/EU wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 februari 2015.

Voor de Commissie

Violeta BULC

Lid van de Commissie


(1)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten (PB L 128 van 9.5.2013, blz. 31).

(3)  Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (de kaderverordening) (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties (PB L 128 van 9.5.2013, blz. 1).

(5)  Besluit 2011/121/EU van de Commissie van 21 februari 2011 inzake de vaststelling van EU-wijde prestatiedoelen en waarschuwingsdrempels voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten voor de periode 2012-2014 (PB L 48 van 23.2.2011, blz. 16).

(6)  Besluit 2013/631/EU van de Commissie van 29 oktober 2013 inzake de overeenstemming van de eenheidstarieven voor heffingszones voor 2014 met artikel 17 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 (PB L 289 van 31.10.2013, blz. 68).


BIJLAGE

Heffingszone

En-route-eenheidstarief voor 2014

in nationale munt (1)

(ISO-code)

Oostenrijk

73,39 EUR

België & Luxemburg

72,04 EUR

Bulgarije

73,09 BGN

Cyprus

38,41 EUR

Tsjechië

1 198,16 CZK

Denemarken

531,33 DKK

Estland

23,97 EUR

Finland

52,06 EUR

Frankrijk

65,77 EUR

Duitsland

77,32 EUR

Griekenland

34,53 EUR

Hongarije

12 539,40 HUF

Ierland

30,62 EUR

Italië

78,83 EUR

Letland

28,44 EUR

Litouwen

157,97 LTL

Malta

27,61 EUR

Nederland

66,47 EUR

Polen

147,43 PLN

Portugal — Lissabon

38,74 EUR

Roemenië

168,83 RON

Slowakije

60,93 EUR

Slovenië

67,46 EUR

Continentaal Spanje

71,69 EUR

Spanje (Canarische Eilanden)

58,36 EUR

Zweden

638,85 SEK

Verenigd Koninkrijk

70,46 GBP


(1)  Deze eenheidstarieven omvatten niet het administratief eenheidstarief waarnaar wordt verwezen in artikel 18 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 en dat van toepassing is op de landen die partij zijn bij de multilaterale Eurocontrolovereenkomst met betrekking tot routeheffingen.