ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 31

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
7 februari 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/181 van de Commissie van 30 januari 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/182 van de Commissie van 2 februari 2015 houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 827/2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/183 van de Commissie van 2 februari 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 635/2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/184 van de Commissie van 2 februari 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/185 van de Commissie van 2 februari 2015 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

9

 

*

Verordening (EU) 2015/186 van de Commissie van 6 februari 2015 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten voor arseen, fluor, lood, kwik, endosulfan en Ambriosazaden ( 1 )

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/187 van de Commissie van 6 februari 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat betreft beveiligingsonderzoeken van handbagage ( 1 )

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/188 van de Commissie van 6 februari 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

20

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/189 van de Commissie van 6 februari 2015 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen voor olijfolie die zijn ingediend op 2 en 3 februari 2015 in het kader van het tariefcontingent voor Tunesië en houdende schorsing van de afgifte van invoercertificaten voor de maand februari 2015

23

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020

25

 

*

Besluit (EU) 2015/191 van de Commissie van 5 februari 2015 tot wijziging van Besluit 2010/670/EU wat de verlenging van bepaalde in artikel 9 en artikel 11, lid 1, van dat besluit gestelde termijnen betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 466)

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/181 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een product in de vorm van een fijn wit-geelachtig poeder, verpakt in zakken van 25 kg en vervaardigd uit gehydrogeneerde plantaardige olie met toegevoegde mono- en diglyceriden van een andere plantaardige olie. De toegevoegde mono- en diglyceriden van een andere plantaardige olie vormen 10 % van het gewicht.

Het product wordt aangeboden om te worden gebruikt als emulgator in de levensmiddelenindustrie.

Het druppelpunt ligt bij 58 °C en de viscositeit bij 68 °C is lager dan 1 Pa.s.

3404 90 00

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5 op hoofdstuk 34 en de tekst van de GN-codes 3404 en 3404 90 00.

Indeling onder post 1516 is uitgesloten omdat andere ingrediënten zijn toegevoegd (10 % mono- en diglyceriden van vetzuren).

Indeling onder post 1517 is ook uitgesloten omdat het product een wasachtig karakter heeft, hetgeen buiten het toepassingsgebied van post 1517 valt.

Het product is een chemisch bereid organisch product met een wasachtig karakter, dat niet in water oplosbaar is (zie aantekening 5 op hoofdstuk 34) en dat ook voldoet aan de criteria van een kunstwas (zie ook de GS-toelichtingen op post 3404, met name A).

Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 3404 90 00 als andere kunstwas en bereide was.


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/182 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2015

houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 827/2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 van de Commissie (2) is blauwe polymethinekleurstof (fluorescerende kleurstof) die is verdund in een mengsel van de oplosmiddelen ethyleenglycol en methanol en wordt gebruikt in automatische bloedanalysatoren om leukocyten te kleuren met behulp van een fluorescerende markering nadat zij een specifieke voorbereidende behandeling hebben ondergaan, ingedeeld onder post 3212 van de gecombineerde nomenclatuur als kleur- en verfstoffen. Indeling van het product onder post 3822 van de gecombineerde nomenclatuur werd uitgesloten omdat kleurstoffen van post 3204, opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden ingedeeld onder post 3212.

(2)

In zaak C-480/13, Sysmex Europe GmbH tegen Hauptzollamt Hamburg-Hafen  (3), heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat een uit oplosmiddelen en een polymethinesubstantie samengesteld product moet worden ingedeeld onder post 3822 van de gecombineerde nomenclatuur als reageermiddelen voor laboratoriumgebruik. Op basis van de voorgelegde informatie was het Hof van oordeel dat het gebruik van dat product als kleurstof een louter theoretische mogelijkheid was.

(3)

Het door het Hof in zaak C-480/13 onderzochte product is identiek aan het product waarvan de indeling bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 is vastgesteld.

(4)

Om te voorkomen dat blauwe polymethinekleurstof (fluorescerende kleurstof) die is verdund in een mengsel van de oplosmiddelen ethyleenglycol en methanol, onder verschillende tariefposten zou worden ingedeeld, en om de uniforme toepassing van de gecombineerde nomenclatuur in de Unie te waarborgen, is het derhalve passend Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 in te trekken.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 moet daarom worden ingetrokken.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 van de Commissie van 12 augustus 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 211 van 18.8.2011, blz. 9).

(3)  Arrest van 17 juli 2014, nog niet in de jurisprudentie verschenen, punten 42, 44 en 45.


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/183 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2015

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 635/2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 635/2005 van de Commissie (2) is een product dat uit voorgekookte gedroogde noedels van tarwemeel en kruiden bestaat, opgemaakt is voor de verkoop in het klein in een kom en klaar is voor consumptie na toevoeging van kokend water, ingedeeld onder post 1902 van de gecombineerde nomenclatuur. Indeling van het product onder post 2104 van de gecombineerde nomenclatuur werd uitgesloten omdat toevoeging van de hoeveelheid water aan de kom onvoldoende is voor het bereiden van een soep of een bouillon, maar het product het karakter van een noedelgerecht geeft.

(2)

Overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 767/2014 (3) van de Commissie is een voldoende soortgelijk product dat uit een blok gedroogde voorgekookte noedels, een zakje kruiden, een zakje spijsolie en een zakje gedroogde groenten bestaat, opgemaakt is als een stel of assortiment voor de verkoop in het klein en klaar is voor consumptie na toevoeging van kokend water, ingedeeld onder post 1902 van de gecombineerde nomenclatuur. Indeling van het product onder post 2104 van de gecombineerde nomenclatuur werd uitgesloten omdat het product een stel of assortiment voor de verkoop in het klein is in de zin van algemene regel 3 b) voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en het product zijn wezenlijke karakter ontleent aan de noedels aangezien deze het grootste gedeelte van het product vormen.

(3)

Hoewel beide producten onder dezelfde post zijn ingedeeld, is de motivering waarom elk van deze producten niet onder post 2104 van de gecombineerde nomenclatuur kan worden ingedeeld, verschillend. Bij het eerste product wordt de indeling gemotiveerd op basis van de hoeveelheid water die aan het product wordt toegevoegd, terwijl zij bij het tweede product wordt gemotiveerd op basis van de hoeveelheid noedels die het product bevat. Als de hoeveelheid water die wordt toegevoegd, als criterium voor de indeling van deze producten wordt gehanteerd, kan dit evenwel tot een verschillende indeling leiden, hetgeen ongerechtvaardigd zou zijn omdat beide producten dezelfde objectieve kenmerken en eigenschappen hebben. Het enige toepasselijke criterium moet daarom de hoeveelheid noedels zijn die het product bevat.

(4)

Aangezien punt 1 in de tabel in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 635/2005 overbodig is geworden als gevolg van wijzigingen in de beschrijving van het daarin opgenomen product en in de motivering voor de indeling ervan, moet dit worden geschrapt.

(5)

Het is bijgevolg passend Verordening (EG) nr. 635/2005 te wijzigen om mogelijk afwijkende tariefindelingen te voorkomen en de uniforme toepassing van de gecombineerde nomenclatuur in de Unie te waarborgen.

(6)

Verordening (EG) nr. 635/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De rij met betrekking tot punt 1 in de tabel in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 635/2005 wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 635/2005 van de Commissie van 26 april 2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 106 van 27.4.2005, blz. 10).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 767/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 209 van 16.7.2014, blz. 12).


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/184 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Siliciumdioxide (ook „silicagel” genoemd) in de vorm van doorzichtige korreltjes van 0,5 tot 1,5 mm diameter en verpakt in papieren zakjes of in kunststof capsules die waterdampdoorlatend zijn.

Het siliciumdioxide is vochtabsorberend en wordt aangeboden om, bijvoorbeeld, geneesmiddelen te beschermen en te bewaren of goederen tijdens het transport droog te houden.

3824 90 96

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 3824, 3824 90 en 3824 90 96.

Indeling onder post 2811 is uitgesloten omdat het silicagel, verpakt in papieren zakjes of in kunststof capsules, voor specifiek in plaats van algemeen gebruik bestemd is en dus niet kan worden aangemerkt als een geïsoleerde chemisch welbepaalde verbinding van hoofdstuk 28.

Het moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 3824 90 96 als andere chemische producten, elders genoemd noch elders onder begrepen.


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/185 VAN DE COMMISSIE

van 2 februari 2015

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2). Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Een rood, stroperig product bevattende aardbeien (hele vruchten en delen daarvan), bestaande uit (in gewichtspercent):

2103 90 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2103, 2103 90 en 2103 90 90.

Indeling onder hoofdstuk 20 is uitgesloten omdat het product een bereiding op basis van vruchten is, die wordt gebruikt als saus (zie ook de GS-toelichting op post 2103, A), derde alinea).

Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 2103 90 90 als sauzen.

aardbeien

suiker

water

38,

48,

13,

en kleine hoeveelheden pectine en citroenzuur.

Tijdens het productieproces worden de ingrediënten gemengd en gekookt bij verminderde druk om het watergehalte te verlagen.

Het product wordt aangeboden in een kunststof zak van 2 kg en wordt gebruikt als saus, bijvoorbeeld voor desserts.


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/11


VERORDENING (EU) 2015/186 VAN DE COMMISSIE

van 6 februari 2015

tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten voor arseen, fluor, lood, kwik, endosulfan en Ambriosazaden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1), en met name artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG verbiedt het gebruik van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I bij die richtlijn vermelde maximumgehalten overschrijdt.

(2)

Er zijn nieuwe gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de huidige maximumgehalten aan arseen, fluor en lood niet haalbaar zijn voor koolzure zeeschelpen. Daarom dienen de maximumgehalten aan arseen, fluor en lood in koolzure zeeschelpen te worden verhoogd om ervoor te zorgen dat koolzure zeeschelpen beschikbaar zijn voor diervoeding terwijl een hoog niveau van bescherming van de dier- en volksgezondheid gegarandeerd blijft.

(3)

De petfoodindustrie gebruikt veel neven- en bijproducten van de voedingsmiddelenindustrie als grondstoffen voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren om te zorgen voor een evenwichtige voeding voor honden of katten die tegemoetkomt aan hun behoeften wat betreft aminozuren, koolhydraten, eiwitten, mineralen, sporenelementen en vitaminen. De huidige maximumgehalten aan kwik voor deze neven- en bijproducten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zijn strenger dan het maximumgehalte aan kwik dat van toepassing is op het vlees van vis voor menselijke consumptie. Daarom is er een ontoereikend aanbod aan neven- en bijproducten die in overeenstemming zijn met het maximumgehalte aan kwik voor gebruik in voeder voor gezelschapsdieren; daardoor moeten kleinere vissen met een lager kwikgehalte worden gebruikt voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren, wat in strijd is met de beginselen van duurzame visserij. Derhalve dient het maximumgehalte voor kwik in vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren te worden aangepast terwijl een hoog niveau van bescherming van de diergezondheid gegarandeerd blijft.

(4)

Bij de beoordeling van de recente gegevens over de aanwezigheid van endosulfan in voedermiddelen is gebleken dat het maximumgehalte aan endosulfan in oliehoudende zaden en mais en daarvan afgeleide producten kan worden verminderd.

(5)

Een voetnoot over de aanwezigheid van Ambrosiazaden in voedermiddelen werd bij Verordening (EU) nr. 1275/2013 van de Commissie (2) per vergissing geschrapt uit bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG. In de praktijk is gebleken dat sommige bepalingen van de voetnoot moeten worden versterkt om te voorkomen dat Ambrosiazaden in het milieu worden verspreid. De voetnoot dient dan ook opnieuw in die bijlage te worden opgenomen.

(6)

Richtlijn 2002/32/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.

(2)  Verordening (EU) nr. 1275/2013 van de Commissie van 6 december 2013 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten voor arseen, cadmium, lood, nitrieten, vluchtige mosterdolie en schadelijke botanische verontreinigingen (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 86).


BIJLAGE

Wijzigingen van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 1 van afdeling I, „Arseen”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„1.

Arseen (1)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

2

gemalen grasmeel, luzernemeel en klavermeel alsmede al dan niet gemelasseerde gedroogde suikerbietenpulp;

4

palmpitschilfers;

4 (2)

fosfaten, koolzure algenkalk;

10

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10); koolzure zeeschelpen;

15

magnesiumoxide; magnesiumcarbonaat;

20

vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten;

25 (2)

gemalen gedroogd zeewier en voedermiddelen op basis van zeewier.

40 (2)

Als tracer gebruikte ijzerpartikels

50

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

met uitzondering van:

30

koper(II)sulfaat-pentahydraat; koper(II)carbonaat; dikoperchloridetrihydroxide; ijzer(II)carbonaat;

50

zinkoxide; mangaanoxide; koperoxide.

100

Aanvullende diervoeders

met uitzondering van:

4

minerale diervoeders;

12

aanvullende diervoeders voor gezelschapsdieren die vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten en/of gemalen gedroogd zeewier en van zeewier afgeleide voedermiddelen bevatten;

10 (2)

formuleringen met langdurige afgifte voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel en een concentratie sporenelementen die meer dan honderd keer hoger is dan het vastgestelde maximumgehalte voor volledige diervoeders.

30

Volledige diervoeders

met uitzondering van:

2

volledige diervoeders voor vis en pelsdieren;

10 (2)

volledige diervoeders voor gezelschapsdieren die vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten en/of gemalen gedroogd zeewier en van zeewier afgeleide voedermiddelen bevatten.

10 (2)”

2)

Punt 3 van afdeling I, „Fluor”, punt 4 van afdeling I, „Lood”, en punt 5 van afdeling I, „Kwik”, worden vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„3.

Fluor (7)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

150

voedermiddelen van dierlijke oorsprong met uitzondering van zeewaterschaaldieren zoals krill; koolzure zeeschelpen;

500

zeewaterschaaldieren zoals krill;

3 000

fosfaten;

2 000

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10);

350

magnesiumoxide;

600

koolzure algenkalk.

1 000

Vermiculiet (E 561)

3 000

Aanvullende diervoeders:

 

bevattende ≤ 4 % fosfor (8);

500

bevattende > 4 % fosfor (8).

125 per 1 % fosfor (8)

Volledige diervoeders

met uitzondering van:

150

volledige diervoeders voor varkens;

100

volledige diervoeders voor pluimvee (met uitzondering van kuikens) en vis;

350

volledige diervoeders voor kuikens;

250

volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten

 

– –

die zogen;

30

– –

andere.

50

4.

Lood (11)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

10

groenvoeder (3);

30

fosfaten, koolzure algenkalk en koolzure zeeschelpen;

15

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10);

20

gist.

5

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

met uitzondering van:

100

zinkoxide;

400

mangaan(II)oxide, ijzer(II)carbonaat, koper(II)carbonaat.

200

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groepen „Bindmiddelen” en „Antiklontermiddelen”

met uitzondering van:

30

clinoptiloliet van vulkanische oorsprong; natroliet-fonoliet

60

Voormengsels (6)

200

Aanvullende diervoeders

met uitzondering van:

10

minerale diervoeders;

15

formuleringen met langdurige afgifte voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel en een concentratie sporenelementen die meer dan honderd keer hoger is dan het vastgestelde maximumgehalte voor volledige diervoeders.

60

Volledige diervoeders

5

5.

Kwik (4)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

0,1

vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten;

0,5 (13)

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10)

0,3

Mengvoeders

met uitzondering van:

0,1

minerale diervoeders;

0,2

mengvoeders voor vis;

0,2

mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren.

0,3”

3)

De volgende eindnoot 13 wordt toegevoegd aan het einde van afdeling I:

„(13)

Het maximumgehalte geldt op basis van vers gewicht voor vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren.”

4)

Punt 6 van afdeling IV, „Endosulfan”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„6.

Endosulfan (som van alfa- en bèta-isomeer en van endosulfansulfaat, uitgedrukt als endosulfan)

Voedermiddelen en mengvoeders

met uitzondering van:

0,1

katoenzaad en producten afkomstig van de verwerking daarvan, met uitzondering van ruwe katoenzaadolie;

0,3

soja en producten afkomstig van de verwerking daarvan, met uitzondering van ruwe sojaolie;

0,5

ruwe plantaardige olie;

1,0

volledige voeding voor vissen, met uitzondering van zalmachtigen;

0,005

volledige voeding voor zalmachtigen.

0,05”

5)

Afdeling VI, „Schadelijke botanische verontreinigingen”, wordt vervangen door:

„AFDELING VI: SCHADELIJKE BOTANISCHE VERONTREINIGINGEN

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

1.

Onkruidzaden en niet gemalen of verpulverde vruchten die alkaloïden, glucosiden of andere giftige stoffen bevatten, afzonderlijk of tezamen, waaronder:

Voedermiddelen en mengvoeders

3 000

Datura sp

1 000

2.

Crotalaria spp.

Voedermiddelen en mengvoeders

100

3.

Zaden en doppen van Ricinus communis L., Croton tiglium L. en Abrus precatorius L., alsook de door verwerking ervan verkregen bijproducten (1), afzonderlijk of tezamen

Voedermiddelen en mengvoeders

10 (2)

4.

Beuk, ongeschilde zaden — Fagus sylvatica L.

Voedermiddelen en mengvoeders

Zaden en vruchten en de door verwerking ervan verkregen bijproducten mogen niet in diervoeders voorkomen tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald

5.

Purgeernoot — Jatropha curcas L.

Voedermiddelen en mengvoeders

Zaden en vruchten en de door verwerking ervan verkregen bijproducten mogen niet in diervoeders voorkomen tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald

6.

Zaden van Ambrosia spp.

Voedermiddelen (3)

met uitzondering van

50

gierst (granen van Panicum milaceum L.) en sorghum (granen of Sorghum bicolor (L.) Moench s.l.), niet rechtstreeks vervoederd aan dieren (3)

200

Mengvoeders die ongemalen granen en zaden bevatten

50

7.

Zaden van

Indische bruine mosterd — Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. integrifolia (West) Thell.

Sareptamosterd — Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea

Chinese mosterd — Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea var. lutea Batalin

Zwarte mosterd — Brassica nigra (L.) Koch

Ethiopische mosterd — Brassica carinata A. Braun

Voedermiddelen en mengvoeders

Zaden mogen niet in diervoeders voorkomen tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald


(1)  Voor zover door analytische microscopie bepaalbaar.

(2)  Omvat ook zaaddopfragmenten.

(3)  Indien eenduidig bewijs wordt geleverd dat de granen en zaden bestemd zijn om te worden vermalen of verbrijzeld, is het niet nodig om partijen granen en zaden met een te hoog gehalte aan zaden van Ambrosia spp. daarvan te ontdoen voordat ze worden vermalen of verbrijzeld, op voorwaarde dat:

de zending als geheel wordt vervoerd naar de vermalings- of verbrijzelingsinstallatie en deze installatie vooraf in kennis wordt gesteld van het feit dat de partij een hoog gehalte aan zaden van Ambrosia spp. bevat, zodat zij aanvullende preventieve maatregelen ter voorkoming van de verspreiding in het milieu kan nemen, en

deugdelijk bewijs wordt verstrekt dat preventieve maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zaden van Ambrosia spp. in het milieu worden verspreid tijdens het transport naar de vermalings- of verbrijzelingsinstallatie, en

de bevoegde autoriteit instemt met het transport, na zich ervan te hebben vergewist dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, moet de zending vóór elk transport naar de EU worden gereinigd en de screenings moeten op passende wijze worden vernietigd.”


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/187 VAN DE COMMISSIE

van 6 februari 2015

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat betreft beveiligingsonderzoeken van handbagage

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit recente gegevens is gebleken dat terroristen nieuwe manieren trachten te vinden om geïmproviseerde explosieven te verbergen, teneinde de bestaande luchtvaartbeveiligingsmaatregelen met betrekking tot beveiligingsonderzoeken van handbagage te omzeilen.

(2)

Bepaalde specifieke maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging die zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie (2) moeten dan ook worden gewijzigd om de dreiging van geïmproviseerde explosieven die verborgen zijn in handbagage te beperken.

(3)

In de wijzigingen moeten de technische specificaties voor beveiligingsonderzoeken van handbagage met explosievendetectiesystemen worden verfijnd.

(4)

De wijzigingen moeten het ook mogelijk maken onder bepaalde voorwaarden een beveiligingsonderzoek uit te voeren van handbagage met draagbare computers en andere grote elektrische voorwerpen.

(5)

Verordening (EU) nr. 185/2010 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

Deze verordening moet zo spoedig mogelijk in werking treden om de risico's voor de beveiliging van de luchtvaart tot een minimum te beperken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan. Ze is van toepassing vanaf 1 maart 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Hoofdstuk 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 4.1.2.1 wordt vervangen door:

„4.1.2.1

Voor het beveiligingsonderzoek worden draagbare computers en andere grote elektrische voorwerpen uit de handbagage verwijderd en afzonderlijk aan een beveiligingsonderzoek onderworpen, tenzij de handbagage aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen met explosievendetectiesystemen (EDS) die beantwoorden aan norm C2 of hoger.”

,

b)

punt 4.1.2.8 wordt vervangen door:

„4.1.2.8

Bagage waarin zich een groot elektrisch voorwerp bevindt, wordt opnieuw aan een beveiligingsonderzoek onderworpen nadat het voorwerp uit de bagage is verwijderd; het elektrisch voorwerp wordt afzonderlijk aan een beveiligingsonderzoek onderworpen, tenzij de handbagage aan een beveiligingsonderzoek is onderworpen met EDS-apparatuur die beantwoordt aan norm C2 of hoger.”

.

2)

In hoofdstuk 12 worden de volgende punten 12.4.2.7, 12.4.2.8 en 12.4.2.9 toegevoegd:

„12.4.2.7

Alle EDS-apparatuur die is ontworpen voor beveiligingsonderzoeken van handbagage moet minstens voldoen aan norm C1.

12.4.2.8

Alle EDS-apparatuur die is ontworpen voor beveiligingsonderzoeken van handbagage die draagbare computers en andere grote elektrische voorwerpen bevat, moet minstens voldoen aan norm C2.

12.4.2.9

Alle EDS-apparatuur die is ontworpen voor beveiligingsonderzoeken van handbagage die draagbare computers en andere grote elektrische voorwerpen en LAG's bevat, moet minstens voldoen aan norm C3.”

.


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/188 VAN DE COMMISSIE

van 6 februari 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

344,2

IL

84,8

MA

75,8

TR

119,9

ZZ

156,2

0707 00 05

TR

188,4

ZZ

188,4

0709 91 00

EG

89,9

ZZ

89,9

0709 93 10

MA

226,1

TR

239,8

ZZ

233,0

0805 10 20

EG

49,0

IL

69,8

MA

57,7

TN

53,4

TR

67,4

ZZ

59,5

0805 20 10

IL

148,2

MA

107,9

ZZ

128,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

56,6

EG

74,4

IL

136,8

JM

115,2

MA

130,3

TR

82,5

ZZ

99,3

0805 50 10

TR

63,2

ZZ

63,2

0808 10 80

BR

65,9

CL

89,8

MK

22,6

US

191,7

ZZ

92,5

0808 30 90

CL

106,8

CN

93,4

US

130,9

ZA

95,1

ZZ

106,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/189 VAN DE COMMISSIE

van 6 februari 2015

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen voor olijfolie die zijn ingediend op 2 en 3 februari 2015 in het kader van het tariefcontingent voor Tunesië en houdende schorsing van de afgifte van invoercertificaten voor de maand februari 2015

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1) en met name artikel 188,

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 3, leden 1 en 2, van Protocol nr. 1 (3) bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds (4), is een tariefcontingent, tegen nulrecht, geopend voor de invoer van geheel in Tunesië verkregen en rechtstreeks van dit land naar de Europese Unie vervoerde ruwe olijfolie van de GN-codes 1509 10 10 en 1509 10 90, binnen een per jaar vastgestelde maximumhoeveelheid.

(2)

In artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (5) is voorzien in maandelijkse maximumhoeveelheden waarvoor invoercertificaten mogen worden afgegeven.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 zijn bij de bevoegde autoriteiten invoercertificaataanvragen ingediend voor een hoeveelheid die het in artikel 2, lid 2, van die verordening voor de maand februari vastgestelde maximum overschrijdt.

(4)

De Commissie moet derhalve een toewijzingscoëfficiënt vaststellen voor de afgifte van de invoercertificaten naar rato van de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Aangezien de voor de maand februari vastgestelde maximumhoeveelheid is bereikt, mogen voor de betrokken maand geen invoercertificaten meer worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op 2 en 3 februari 2015 zijn ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, wordt een toewijzingscoëfficiënt van 8,627503 % toegepast.

De afgifte van invoercertificaten voor hoeveelheden die zijn gevraagd met ingang van 4 februari 2015 wordt geschorst voor de maand februari 2015.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 februari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 februari 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 97 van 30.3.1998, blz. 57.

(4)  PB L 97 van 30.3.1998, blz. 2.

(5)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84.


BESLUITEN

7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/25


BESLUIT (EU) 2015/190 VAN DE RAAD

van 5 februari 2015

tot benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 300, lid 3, en artikel 305,

Gezien Besluit 2014/930/EU van de Raad van 16 december 2014 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's (1),

Gezien de voordrachten van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 300, lid 3, van het Verdrag bepaalt dat leden of plaatsvervangers van het Comité van de Regio's vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen moeten zijn die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.

(2)

Artikel 305 van het Verdrag stelt het aantal leden van het Comité van de Regio's vast en bepaalt dat een gelijk aantal plaatsvervangers voor vijf jaar door de Raad wordt benoemd overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten.

(3)

De ambtstermijn van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's is verstreken op 25 januari 2015; er dienden dus nieuwe leden en plaatsvervangers te worden benoemd.

(4)

Op 26 januari 2015 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan Besluit (EU) 2015/116 (2) tot benoeming van de leden en plaatsvervangers die zijn voorgesteld door de Belgische, de Bulgaarse, de Tsjechische, de Deense, de Estse, de Ierse, de Griekse, de Spaanse, de Franse, de Kroatische, de Italiaanse, de Cypriotische, de Letse, de Litouwse, de Luxemburgse, de Hongaarse, de Maltese, de Nederlandse, de Oostenrijkse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Finse en de Zweedse regering, de 23 leden en 23 plaatsvervangers die zijn voorgesteld door de Duitse regering, en de 18 leden en 16 plaatsvervangers die zijn voorgesteld door de Poolse regering, voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020. Leden en plaatsvervangers wier voordracht niet uiterlijk op 22 januari 2015 aan de Raad was meegedeeld, konden niet worden opgenomen in Besluit (EU) 2015/116.

(5)

Op 2 februari 2015 en op 3 februari 2015 is de lijst met leden en plaatsvervangers die door de Britse regering is ingediend, en de lijst met één lid en één plaatsvervanger die door de Duitse regering is ingediend, voorgelegd aan de Raad. Deze leden en plaatsvervangers moeten voor dezelfde periode, te weten van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020, worden benoemd als de leden en plaatsvervangers die bij Besluit (EU) 2015/116 zijn benoemd. Dit besluit moet bijgevolg met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 26 januari 2015. Een derde besluit tot benoeming van de resterende leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 zal op een latere datum worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het Comité van de Regio's worden voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 benoemd:

tot lid, de personen die per lidstaat zijn vermeld in de lijst in bijlage I;

tot plaatsvervanger, de personen die per lidstaat zijn vermeld in de lijst in bijlage II.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van kracht vanaf 26 januari 2015.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

E. RINKĒVIČS


(1)  PB L 365 van 19.12.2014, blz. 143.

(2)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).


BIJLAGE I

ПРИЛОЖЕНИЕ I — ANEXO I — PŘÍLOHA I — BILAG I — ANHANG I — I LISA — ΠΑΡΑΡΤΗΜΑ Ι — ANNEX I — ANNEXE I — PRILOG I — ALLEGATO I — I PIELIKUMS — I PRIEDAS — I. MELLÉKLET — ANNESS I — BIJLAGE I — ZAŁĄCZNIK I — ANEXO I — ANEXA I — PRÍLOHA I — PRILOGA I — LIITE I — BILAGA I

Членове/Miembros/Členové/Medlemmer/Mitglieder/Liikmed/Μέλη/Members/Membres/Članovi/Membri/Locekļi/Nariai/Tagok/Membri/Leden/Członkowie/Membros/Membri/Členovia/Člani/Jäsenet/Ledamöter

DEUTSCHLAND

Frau Marion WALSMANN

Mitglied des Thüringer Landtags

UNITED KINGDOM

 

Cllr Stephen ALAMBRITIS

Leader of London Borough of Merton

 

Mr Michael ANTONIW

Assembly Member for Pontypridd

 

Cllr Sir Albert BORE

Member of Birmingham City Council

 

Cllr Robert Charles BRIGHT

Leader of Newport City Council

 

Cllr Anthony Gerard BUCHANAN

Councillor East Renfrewshire Council

 

Cllr Joseph COONEY

Leader of Pendle Council

 

Cllr Andrew Varah COOPER

Member of Kirklees Council

 

Cllr Trevor CUMMINGS

Member of Ards Borough Council

 

Jeremy Roger EVANS

Assembly Member Greater London Authority

 

Ms Megan FEARON

Member of the Northern Ireland Assembly

 

Ms Patricia Josephine FERGUSON

Constituency member for Glasgow Maryhill & Springburn

 

Cllr Robert Ian Neilson GORDON

Member of Hertfordshire Council

 

Cllr Judith HUGHES

Member of Kirklees Council

 

Cllr Gordon Charles KEYMER

Leader of Tandridge District Council

 

Cllr Margaret Ann LISHMAN

Member of Burnley Council

 

Cllr Cormack MCCHORD

Councillor for Stirling

 

Mr William Stewart MAXWELL

MSP for West of Scotland

 

Cllr Kevin PEEL

Member of Manchester City Council

 

Cllr Dorothy SHARPE

Member of East Riding of Yorkshire Council

 

Cllr Jill SHORTLAND

Member of Somerset Council

 

Cllr Harvey SIGGS

Member of Mendip Council

 

Cllr Judith Anne WALLACE

Member of North Tyneside Council

 

Cllr Paul WATSON

Leader, Sunderland Council

 

Cllr Emily WESTLEY

Member of Hastings Council


BIJLAGE II

ПРИЛОЖЕНИЕ II — ANEXO II — PŘÍLOHA II — BILAG II — ANHANG II — II LISA — ΠΑΡΑΡΤΗΜΑ IΙ — ANNEX II — ANNEXE II — PRILOG II — ALLEGATO II — II PIELIKUMS — II PRIEDAS — II. MELLÉKLET — ANNESS II — BIJLAGE II — ZAŁĄCZNIK II — ANEXO II — ANEXA II — PRÍLOHA II — PRILOGA II — LIITE II — BILAGA II

Заместник-членове/Suplentes/Náhradníci/Suppleanter/Stellvertreter/Asendusliikmed/Αναπληρωτές/Alternate members/Suppléants/Zamjenici članova/Supplenti/Aizstājēji/Pakaitiniai nariai/Póttagok/Membri Supplenti/Plaatsvervangers/Zastępcy członków/Suplentes/Supleanți/Náhradníci/Nadomestni člani/Varajäsenet/Suppleanter

DEUTSCHLAND

Frau Dorothea MARX

Mitglied des Thüringer Landtags

UNITED KINGDOM

 

Cllr Sanchia ALASIA

Member of London Borough of Barking & Dagenham

 

Jennette ARNOLD

Assembly Member Greater London Authority

 

Cllr Shurma BATSON

Member of Stevenage Council

 

Cllr Zahid Mehmood CHAUHAN

Member of Oldham Council

 

Cllr John Paul FINDLOW

Member of Cheshire East Council

 

Cllr Gillian FORD

Member of London Borough of Havering

 

Cllr Barbara GRANT

East Renfrewshire Council

 

Cllr Suzanne Ellen GROCOTT

Member of London Borough of Merton

 

Cllr Arnold HATCH

Member of Craigavon Borough Council

 

Cllr Doreen HUDDART

Member of Newcastle City Council

 

Cllr Ronald Arvon HUGHES

Member of Conwy County Borough Council

 

Mr James Robert HUME

Regional List member for South of Scotland

 

Cllr Imran HUSSAIN

Member of Bradford Council

 

Cllr Geoffrey KNIGHT

Member of Lancaster Council

 

Sir James Angus Rhoderick MCGRIGOR

Regional List Member for the Highlands and Islands

 

Mr Fearghal MCKINNEY

Member of the Northern Ireland Assembly

 

Cllr Robert John PRICE

Leader of Oxford Council

 

Cllr Gary ROBINSON

Leader Shetland Islands Council

 

Cllr Linda ROBINSON

Member of Wychavon Council

 

Cllr Sarah Elizabeth RUSSELL

Member of Derby Council

 

Cllr David SHAKESPEARE

Member of Wycombe Council

 

Rhodri Glyn THOMAS

Assembly Member for Carmarthen East and Dinefwr

 

Cllr Kay TWITCHEN

Member of Essex County Council

 

Cllr Martin John Beresford VEAL

Chairman, Bath & North East Somerset Council


7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/31


BESLUIT (EU) 2015/191 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2015

tot wijziging van Besluit 2010/670/EU wat de verlenging van bepaalde in artikel 9 en artikel 11, lid 1, van dat besluit gestelde termijnen betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 466)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 10 bis, lid 8, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2010/670/EU van de Commissie (2) zijn de regels en criteria voor de selectie en de uitvoering van commerciële demonstratieprojecten ter bevordering van de milieutechnisch veilige afvang en geologische opslag van CO2 (hierna „CCS-demonstratieprojecten” genoemd) en demonstratieprojecten ter bevordering van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie (hierna „RES-demonstratieprojecten”) vastgesteld, die betrekking hebben op 300 miljoen emissierechten uit de nieuwkomersreserve van de EU-regeling voor de handel in emissierechten en de basisprincipes voor de tegeldemaking van de emissierechten en het beheer van de inkomsten.

(2)

Als gevolg van de economische crisis zal het niet mogelijk zijn om voor een groot aantal projecten die in het kader van Besluit 2010/670/EU zijn toegekend, een definitief investeringsbesluit vast te stellen binnen 24 maanden na het toekenningsbesluit voor RES-demonstratieprojecten of binnen 36 maanden na het toekenningsbesluit voor CCS-demonstratieprojecten. Die projecten zullen derhalve evenmin in bedrijf kunnen worden gesteld binnen vier jaar na de vaststelling van het toekenningsbesluit. De termijnen voor het definitieve investeringsbesluit en de inbedrijfstelling moeten derhalve met twee jaar worden verlengd. Voor de datum van inbedrijfstelling moet ook een respijtperiode van één jaar worden toegepast.

(3)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/670/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de eerste alinea wordt „24 maanden” vervangen door „48 maanden”;

b)

in de tweede alinea wordt „36 maanden” vervangen door „60 maanden”.

2)

Artikel 11, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tweede alinea wordt „31 december 2015” vervangen door „31 december 2017” en „vier jaar” vervangen door „zes jaar”;

b)

de volgende derde en vierde alinea worden toegevoegd:

„Indien het project op de vastgestelde datum van inbedrijfstelling niet in bedrijf is gesteld, wordt die datum automatisch met één jaar verlengd.

De toekenningsbesluiten verliezen hun rechtskracht indien het project op de in de derde alinea bepaalde datum van inbedrijfstelling niet in bedrijf is gesteld. In dat geval wordt de steun die is uitbetaald of ontvangen met het oog op uitbetaling, terugbetaald.”

.

Artikel 2

Dit besluit geldt ook voor CCS- en RES-demonstratieprojecten waarvoor een toekenningsbesluit is vastgesteld voordat dit besluit van kracht wordt.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2015.

Voor de Commissie

Miguel ARIAS CAÑETE

Lid van de Commissie


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  Besluit 2010/670/EU van de Commissie van 3 november 2010 tot vaststelling van criteria en maatregelen voor de financiering van commerciële demonstratieprojecten ter bevordering van de milieutechnisch veilige afvang en geologische opslag van CO2, alsook voor demonstratieprojecten ter bevordering van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie in het kader van de bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 290 van 6.11.2010, blz. 39).