ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
2014/948/EU |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1390/2014 van de Commissie van 19 december 2014 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010, wat de stof eprinomectin betreft ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
2014/949/EU, Euratom |
|
|
* |
Besluit van het Europees Parlement van 16 december 2014 tot verkiezing van de Europese Ombudsman |
|
|
|
2014/950/EU |
|
|
* |
||
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2014/951/EU |
|
|
* |
||
|
|
2014/952/EU |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 15 december 2014
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië
(2014/948/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 19 december 2006 heeft de Raad door de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 2027/2006 (1) zijn goedkeuring gehecht aan de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (hierna „de overeenkomst” genoemd). |
(2) |
Het tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2), is op 31 augustus 2014 verstreken. |
(3) |
De Raad heeft de Commissie gemachtigd om met de Republiek Kaapverdië te onderhandelen over een nieuw protocol (hierna „protocol” genoemd) waarbij aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden worden toegekend in de visserijzone waarover de Republiek Kaapverdië op het gebied van de visserij soevereiniteit uitoefent of jurisdictie heeft. |
(4) |
Na afloop van de onderhandelingen is op 28 augustus 2014 een protocol geparafeerd. |
(5) |
Om te garanderen dat de vaartuigen van de Unie hun visserijactiviteiten kunnen hervatten, moet het protocol voorlopig worden toegepast met ingang van de datum van ondertekening, overeenkomstig artikel 15, ervan. |
(6) |
In afwachting van de afronding van de voor de sluiting van dit protocol vereiste procedures, dient dit protocol te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening van het protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië, onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol.
De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die gemachtigd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Het protocol wordt met ingang van de datum van ondertekening ervan voorlopig toegepast overeenkomstig artikel 15 van het protocol, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan noodzakelijke procedures.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 15 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MARTINA
(1) Verordening (EG) nr. 2027/2006 van de Raad van 19 december 2006 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 181 van 9.7.2011, blz. 2.
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/3 |
PROTOCOL
tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië
Artikel 1
Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden
1. Op grond van artikel 5 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij worden gedurende een periode van vier jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het protocol voorlopig van toepassing wordt, de volgende vangstmogelijkheden aan EU-vaartuigen toegekend:
In bijlage 1 bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 opgenomen sterk migrerende soorten, binnen de in aanhangsel 2 vastgestelde grenzen en met uitzondering van de in het kader van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) of andere internationale verdragen beschermde of verboden soorten:
— |
vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen: 28 vaartuigen, |
— |
vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: 13 vaartuigen, |
— |
vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 30 vaartuigen. |
2. Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 4 en 5.
3. Op grond van artikel 6 van de overeenkomst mogen vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Unie voeren (hierna „EU-vaartuigen” genoemd), slechts visserijactiviteiten in de exclusieve economische zone (EEZ) van de Republiek Kaapverdië uitoefenen indien zij in het bezit zijn van een door de Kaapverdië in het kader van dit protocol afgegeven geldige vismachtiging.
Artikel 2
Financiële tegenprestatie — Betalingswijze
1. De totale waarde van het protocol voor de in artikel 1 bedoelde periode wordt geraamd op 3 300 000 EUR.
2. Het in lid 1 bedoelde bedrag bestaat uit:
— |
2 100 000 EUR voor de in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie, verdeeld als volgt:
|
— |
1 200 000 EUR, wat overeenkomt met het geraamde bedrag van de door de reders verschuldigde rechten voor de op grond van de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst en volgens de voorwaarden van hoofdstuk II, punt 3, van de bijlage afgegeven vismachtigingen. |
3. Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 3, 4, 5, 7 en 8 van dit protocol en de artikelen 12 en 13 van de overeenkomst.
4. Als de totale vangst van de EU-vaartuigen in de Kaapverdische wateren groter is dan het in lid 2, onder a), aangegeven referentietonnage, wordt het in lid 2, onder a), bedoelde bedrag van de financiële tegenprestatie per extra gevangen ton verhoogd met 55 EUR voor de eerste twee jaar en met 50 EUR voor de laatste twee jaar. De Unie mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in lid 2, onder a), vermelde bedrag. Als de EU-vaartuigen meer vangen dan de met het dubbele van het jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.
5. Voor het eerste jaar vindt de betaling van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde financiële tegenprestatie uiterlijk 90 dagen na de datum van de voorlopige toepassing van het protocol plaats, en voor de volgende jaren uiterlijk op de verjaardag van het protocol.
6. De benutting van de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie valt onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Kaapverdië.
7. De financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een rekening van het ministerie van Financiën bij een door de autoriteiten van Kaapverdië aangewezen financiële instelling.
Artikel 3
Bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij in de Kaapverdische wateren
1. De partijen stellen uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit protocol in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen vast, die het volgende omvatten:
a) |
de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde deel van de financiële tegenprestatie; |
b) |
de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om op termijn tot een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten in het nationale Kaapverdische visserijbeleid en andere beleidsterreinen die met de totstandbrenging van een duurzame en verantwoorde visserij verband houden of deze kunnen beïnvloeden; |
c) |
de criteria en de procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten. |
2. Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten door de gemengde commissie worden goedgekeurd.
3. De autoriteiten van Kaapverdië kunnen elk jaar besluiten een extra bedrag bovenop het in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde deel van de financiële tegenprestatie toe te wijzen voor de uitvoering van het meerjarenprogramma. Deze toewijzing moet uiterlijk twee (2) maanden vóór de verjaardag van dit protocol aan de Unie worden meegedeeld.
4. De resultaten van de uitvoering van het meerjarige sectorale programma worden elk jaar door beide partijen beoordeeld in de gemengde commissie. Wanneer uit deze beoordeling blijkt dat de doelstellingen die rechtstreeks uit het in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde deel van de financiële tegenprestatie worden gefinancierd, niet op bevredigende wijze worden verwezenlijkt, behoudt de Unie zich het recht voor om dit deel te verlagen, om zodoende het deel van het bedrag dat is bestemd voor de uitvoering van het programma aan te passen aan de behaalde resultaten.
Artikel 4
Wetenschappelijke samenwerking met het oog op verantwoorde visserij
1. Beide partijen verbinden zich tot het bevorderen van een verantwoorde visserij in de Kaapverdische wateren zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in die wateren aanwezig zijn. Alle buitenlandse industriële vloten die in vergelijkbare technische omstandigheden als de vloten van de Unie actief zijn in de Kaapverdische visserijzone, moeten zich houden aan alle in aanhangsel 2 van de bijlage vastgestelde technische instandhoudingsmaatregelen, die een voorwaarde zijn voor de afgifte van vismachtigingen.
2. Gedurende de looptijd van dit protocol doen de Unie en de Kaapverdische autoriteiten het nodige om voor alle soorten die onder het protocol vallen, de ontwikkeling van de vangsten, van de visserijinspanning en van de toestand van de visbestanden in de Kaapverdische visserijzone te volgen. Met name komen beide partijen overeen de gegevensverzameling en -analyse te versterken met het oog op de opstelling van een nationaal actieplan voor de instandhouding en het beheer van de haaien in de EEZ van Kaapverdië.
3. Met betrekking tot het verantwoorde beheer van de visserijen leven beide partijen de aanbevelingen en resoluties van de ICCAT na.
4. Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst plegen de partijen, op basis van de aanbevelingen en de resoluties van de ICCAT en het beste beschikbare wetenschappelijke advies, overleg in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie om, eventueel na een wetenschappelijke vergadering en in onderlinge overeenstemming, bij besluit van de gemengde commissie maatregelen voor een duurzaam beheer van de visbestanden vast te stellen die gevolgen hebben voor de activiteiten van de EU-vaartuigen.
5. Kaapverdië verbindt zich ertoe elke overeenkomst waarbij aan vaartuigen die onder een buitenlandse vlag varen, toestemming wordt verleend om in de onder de jurisdictie van Kaapverdië vallende wateren te vissen, publiek te maken, rekening houdende met het vertrouwelijke karakter van bepaalde gegevens, zoals de financiële voorwaarden.
6. Aangezien pelagische haaien tot de soorten behoren die door de vloot van de Unie mogen worden gevangen in combinatie met de tonijnvisserij, wordt, gezien de kwetsbaarheid van deze soorten blijkens de wetenschappelijke adviezen van de ICCAT, aan de vangst hiervan door vaartuigen voor de beugvisserij die in het kader van dit protocol vissen, bijzondere aandacht besteed vanuit het voorzorgsbeginsel. Beide partijen werken samen om de beschikbaarheid en de opvolging van de wetenschappelijke gegevens over de gevangen soorten te verbeteren.
Hiertoe stellen beide partijen een mechanisme in om deze visserij van nabij te volgen ten einde de duurzame exploitatie van dit bestand te garanderen. Dit monitoringsmechanisme is met name gebaseerd op een trimestriële uitwisseling van de gegevens over de haaienvangsten. Als de vangsten in een jaar groter zijn dan 30 % van het in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde referentietonnage, wordt de monitoring opgedreven in die zin dat de gegevens maandelijks worden uitgewisseld, en plegen de partijen overleg met elkaar. Als deze vangsten in een jaar oplopen tot 40 % van het genoemde referentietonnage, stelt de gemengde commissie zo nodig aanvullende beheersmaatregelen vast om de activiteiten van de beugvisserijvloot beter te omkaderen.
Voorts besluiten de partijen om zich te baseren op een studie die in samenwerking met de wetenschappelijke instellingen van Kaapverdië door de Unie wordt uitgevoerd en tot doel heeft:
— |
de toestand van de haaien en de impact van de visserij op de lokale ecosystemen te analyseren; |
— |
gegevens te verstrekken over de migratiestromen van deze soorten; |
— |
de biologisch en ecologisch kwetsbare gebieden op Kaapverdië en in het tropische gebied van de Atlantische Oceaan op te sporen. |
De gemengde commissie kan besluiten het genoemde monitoringmechanisme aan te passen naargelang van de resultaten van deze studie.
Artikel 5
Herziening, in onderlinge overeenstemming in de gemengde commissie, van de vangstmogelijkheden en de technische maatregelen
1. De gemengde commissie zal de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden in onderlinge overeenstemming kunnen herzien en aanpassen mits de door de ICCAT vastgestelde aanbevelingen en resoluties bevestigen dat deze aanpassing het duurzame beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden garandeert. De in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig en pro rata temporis aangepast en dit protocol en de bijlage daarbij worden dienovereenkomstig gewijzigd.
2. Zo nodig kan de gemengde commissie de bepalingen inzake de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol en de bijlagen daarbij onderzoeken en in onderlinge overeenstemming aanpassen.
Artikel 6
Stimuleringsmaatregelen voor aanlandingen en bevordering van de samenwerking tussen marktdeelnemers
1. Beide partijen werken samen om de aanlandingsmogelijkheden in de Kaapverdische havens te verbeteren.
2. Om tot aanlandingen aan te zetten worden de in de bijlage vermelde financiële stimuli toegepast.
3. De partijen spannen zich in om de voorwaarden te creëren die de betrekkingen tussen hun bedrijven op technisch, economisch en commercieel gebied bevorderen; hiertoe vergemakkelijken zij de totstandbrenging van een klimaat dat gunstig is voor de ontwikkeling van de ondernemingen en de investeerders.
Artikel 7
Schorsing van de toepassing van het protocol
1. De toepassing van dit protocol kan worden geschorst op initiatief van één van beide partijen wanneer zich één of meer van de onderstaande omstandigheden voordoen:
a) |
abnormale omstandigheden, als omschreven in artikel 7, lid 3, onder a), van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij, waardoor in de EEZ van Kaapverdië geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden; |
b) |
belangrijke wijzigingen in de omschrijving en de uitvoering van het visserijbeleid van een van de partijen die gevolgen hebben voor dit protocol; |
c) |
de inwerkingtreding van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou vermelde overlegmechanismen naar aanleiding van een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou; |
d) |
een probleem bij de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie door de Unie om andere dan de in artikel 8 van dit protocol genoemde redenen; |
e) |
een ernstig en onopgelost geschil tussen de partijen over de toepassing of de interpretatie van dit protocol. |
2. Wanneer de toepassing van het protocol om andere dan de in lid 1, onder c), genoemde redenen wordt geschorst, meldt de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de schorsing. De schorsing van het protocol om in lid 1, onder c), genoemde redenen is onmiddellijk na het schorsingsbesluit van toepassing.
3. Bij schorsing blijven de partijen met elkaar overleg plegen om tot een minnelijke schikking van het geschil te komen. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd, overeenkomstig de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol was geschorst.
Artikel 8
Schorsing en herziening van de betaling van de financiële tegenprestatie
1. De financiële tegenprestatie als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a) en b), kan worden herzien of geschorst wanneer zich één of meer van de onderstaande omstandigheden voordoen:
a) |
abnormale omstandigheden, andere dan natuurlijke fenomenen, waardoor in de Kaapverdische EEZ geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden; |
b) |
belangrijke wijzigingen in de omschrijving en de uitvoering van het visserijbeleid van een van de partijen die gevolgen hebben voor dit protocol; |
c) |
de inwerkingtreding van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou vermelde overlegmechanismen naar aanleiding van een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou. |
2. De Unie kan de betaling van de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie geheel of gedeeltelijk herzien of schorsen hetzij in geval van niet-benutting van deze financiële tegenprestatie, hetzij wanneer bij een door de gemengde commissie uitgevoerde evaluatie blijkt dat de bereikte resultaten niet met de programmering overeenkomen.
3. Nadat beide partijen met elkaar overleg hebben gepleegd en onderling overeenstemming hebben bereikt, wordt de betaling van de financiële tegenprestatie hervat zodra de aan de in lid 1 van dit artikel genoemde situatie voorafgaande toestand is hersteld en/of wanneer de in lid 2 van dit artikel bedoelde resultaten van de financiële uitvoering dat rechtvaardigen. De in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie kan evenwel slechts worden betaald tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het protocol.
Artikel 9
Informatisering van de uitwisseling van gegevens
1. Kaapverdië en de Unie verbinden zich ertoe zo spoedig mogelijk de informaticasystemen in te voeren die nodig zijn voor de elektronische uitwisseling van alle met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten.
2. Zodra de in lid 1 bedoelde systemen operationeel zijn, wordt de elektronische versie van een document in ieder opzicht als gelijkwaardig met de papieren versie beschouwd.
3. Kaapverdië en de Unie stellen elkaar onverwijld in kennis van iedere storing van een informaticasysteem. De met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten worden dan automatisch vervangen door hun papieren versie overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde bepalingen.
Artikel 10
Satellietvolgsysteem
Het volgen per satelliet van de vissersvaartuigen van de Unie in het kader van dit protocol gebeurt volgens de bepalingen van de bijlage.
Artikel 11
Vertrouwelijkheid van de gegevens
Kaapverdië verbindt zich ertoe dat alle in het kader van de overeenkomst verkregen nominatieve gegevens over de EU-vaartuigen en hun visserijactiviteiten te allen tijde strikt worden behandeld overeenkomstig de beginselen van vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens. Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst.
Artikel 12
Geldend nationaal recht
1. De activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie die in het kader van dit protocol actief zijn in de wateren van Kaapverdië, ressorteren onder het recht van Kaapverdië, en met name de bepalingen van het beheersplan voor de visbestanden van Kaapverdië, tenzij anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels.
2. De Kaapverdische autoriteiten stellen de Europese Commissie in kennis van iedere verandering of nieuwe wetgeving op het gebied van de visserij.
Artikel 13
Looptijd
Dit protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing voor een periode van vier jaar vanaf de voorlopige toepassing overeenkomstig artikel 15, tenzij het protocol overeenkomstig artikel 14 wordt opgezegd.
Artikel 14
Opzegging
1. In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het op te zeggen.
2. Door de in lid 1 bedoelde kennisgeving te versturen wordt het overleg tussen de partijen geopend.
Artikel 15
Voorlopige toepassing
Dit protocol is voorlopig van toepassing met ingang van de datum van ondertekening.
Artikel 16
Inwerkingtreding
Dit protocol en de bijlage daarbij treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in dit verband te volgen procedures zijn afgewikkeld.
Voor de Europese Unie
Voor de Republiek Kaapverdië
BIJLAGE
VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ IN DE VISSERIJZONE VAN KAAPVERDIË DOOR EU-VAARTUIGEN
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
1. Aanwijzing van de bevoegde autoriteit
Voor de toepassing van deze bijlage wordt met elke verwijzing naar een bevoegde autoriteit van de Unie of Kaapverdië, tenzij anders bepaald, het volgende bedoeld:
— |
voor de Unie: de Europese Commissie, in voorkomend geval via de delegatie van de Unie in Kaapverdië; |
— |
voor Kaapverdië: het voor visserij bevoegde ministerie. |
2. Visserijzone
De coördinaten van de EEZ van Kaapverdië zijn opgenomen in aanhangsel 1. De EU-vaartuigen mogen hun visserijactiviteiten uitoefenen in de wateren buiten de grenzen die voor elke categorie in aanhangsel 2 zijn vastgesteld.
Bij de afgifte van de vismachtiging stelt Kaapverdië de reders in kennis van de grenzen van de voor scheepvaart en visserij verboden gebieden. Ook de Unie wordt op de hoogte gebracht.
3. Aanwijzing van een plaatselijke agent
EU-vaartuigen die voornemens zijn vangsten in een haven van Kaapverdië aan te landen of over te laden, moeten worden vertegenwoordigd door een op Kaapverdië verblijvende agent.
4. Bankrekening
Kaapverdië stelt de Unie vóór de inwerkingtreding van dit protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening(en) waarop de financiële bedragen ten laste van de EU-vaartuigen in het kader van de overeenkomst moeten worden overgemaakt. De aan de bankoverdrachten verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.
HOOFDSTUK II
VISMACHTIGINGEN
1. Voorwaarden voor de afgifte van een vismachtiging — In aanmerking komende vaartuigen
De in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde vismachtigingen worden afgegeven op voorwaarde dat het vaartuig is ingeschreven in het register van vissersvaartuigen van de Unie en dat alle verplichtingen van de reder, de kapitein of het vaartuig zelf uit hoofde van eerdere visserijactiviteiten op Kaapverdië in het kader van de overeenkomst zijn nagekomen.
2. Aanvraag van een vismachtiging
De Unie dient ten minste 15 werkdagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur bij Kaapverdië een vismachtigingsaanvraag in voor elk vaartuig dat in het kader van de overeenkomst wenst te vissen, met gebruikmaking van het formulier in aanhangsel 3. De aanvraag moet getypt zijn of leesbaar geschreven in hoofdletters.
Elke eerste vismachtigingsaanvraag in het kader van het huidige protocol en elke aanvraag naar aanleiding van een technische wijziging aan het vaartuig moeten vergezeld gaan van:
i) |
het bewijs van betaling van het forfaitair visrecht voor de geldigheidsduur van de aangevraagde vismachtiging, evenals de in hoofdstuk X vermelde forfaitaire bijdrage voor de waarnemers; |
ii) |
in voorkomend geval de naam en het adres van de plaatselijke agent; |
iii) |
een recente kleurenfoto van het vaartuig (zijaanzicht) van ten minste 15 × 10 cm; |
iv) |
ieder ander in het kader van de overeenkomst vereist document. |
Voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, gaat de aanvraag tot vernieuwing van een vismachtiging in het kader van het huidige protocol uitsluitend vergezeld van het bewijs van betaling van het visrecht en de forfaitaire bijdrage in de kosten voor de waarnemer.
3. Visrecht en voorschotten
a) |
Het door de reders te betalen visrecht wordt als volgt vastgesteld:
|
b) |
De vismachtigingen worden afgegeven na betaling van de volgende geanticipeerde forfaitaire visrechten aan de bevoegde Kaapverdische autoriteiten: voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:
voor vaartuigen voor de hengelvisserij:
voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:
|
c) |
Het geanticipeerde forfaitaire visrecht omvat alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van de havengelden, de rechten voor overlading en de kosten van geleverde diensten. Voor het eerste en het laatste jaar worden het geanticipeerde forfaitaire visrecht en het equivalent ervan in tonnage per vaartuig berekend pro rata temporis, op basis van het aantal maanden waarvoor de vismachtiging geldt. |
4. Voorlopige lijst van vaartuigen die mogen vissen
Onmiddellijk na de ontvangst van de vismachtigingsaanvragen stelt Kaapverdië binnen drie kalenderdagen voor elke categorie van vaartuigen een voorlopige lijst van aanvragende vaartuigen op. Deze lijst wordt onverwijld aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de Unie meegedeeld.
De Unie zendt de voorlopige lijst door naar de reder of de agent. Wanneer de kantoren van de Unie gesloten zijn, kan Kaapverdië de voorlopige lijst rechtstreeks aan de reder of zijn agent afgeven, met een kopie aan de EU.
5. Afgifte van de vismachtiging
Kaapverdië doet de vismachtiging voor tonijn en de daarmee geassocieerde soorten („atum e afins”) binnen 15 werkdagen na ontvangst van het volledige aanvraagdossier toekomen aan de EU.
Wordt een vismachtiging tijdens de geldigheidsduur van dit protocol vernieuwd, dan moet de nieuwe vismachtiging een duidelijke verwijzing naar de oorspronkelijke bevatten.
De Unie zendt de vismachtiging door naar de reder of de agent. Wanneer de kantoren van de Unie gesloten zijn, kan Kaapverdië de vismachtiging rechtstreeks aan de reder of zijn agent afgeven, met een kopie aan de EU.
6. Lijst van vaartuigen die mogen vissen
Onmiddellijk na de afgifte van de vismachtiging stelt Kaapverdië voor elke categorie vaartuigen de definitieve lijst van vaartuigen op die in de Kaapverdische visserijzone mogen vissen. Deze lijst wordt onmiddellijk aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de Unie meegedeeld, en vervangt de in punt 4 vermelde voorlopige lijst.
7. Geldigheidsduur van de vismachtiging
De geldigheidsduur van de vismachtigingen bedraagt één jaar en kan worden verlengd.
Voor de bepaling van het begin van de geldigheidstermijn wordt onder jaarlijkse periode verstaan:
i) |
in het eerste toepassingsjaar van het protocol, de periode tussen de datum van inwerkingtreding ervan en 31 december van hetzelfde jaar; |
ii) |
vervolgens elk volledig kalenderjaar; |
iii) |
in het laatste toepassingsjaar van het protocol, de periode tussen 1 januari en de datum waarop dit protocol afloopt. |
8. Aan boord houden van de vismachtiging
De vismachtiging moet permanent aan boord worden gehouden.
De vaartuigen zijn evenwel gemachtigd te vissen zodra zij zijn ingeschreven op de hierboven vermelde voorlopige lijst in punt 4. Zolang geen vismachtiging is afgegeven, moet de voorlopige lijst permanent aan boord worden gehouden.
9. Overdracht van de vismachtiging
De vismachtiging wordt voor een bepaald vaartuig opgesteld en is niet overdraagbaar.
Wanneer wordt geconstateerd dat er sprake is van overmacht, zoals verlies of langdurige immobilisatie van een vaartuig vanwege ernstige technische averij, wordt de vismachtiging op verzoek van de Unie vervangen door een nieuwe machtiging die wordt afgegeven op naam van een gelijksoortig vaartuig als het te vervangen vaartuig.
In geval van overdracht wordt de te vervangen vismachtiging door de reder of zijn agent aan Kaapverdië teruggegeven en stelt Kaapverdië zo spoedig mogelijk een vervangingsmachtiging op. Nadat de te vervangen machtiging is teruggegeven, wordt zo spoedig mogelijk een vervangingsmachtiging aan de reder of zijn agent afgegeven. De vervangingsmachtiging gaat in op de dag dat de te vervangen machtiging wordt teruggegeven.
Kaapverdië werkt de lijst van vaartuigen die mogen vissen, zo spoedig mogelijk bij. De nieuwe lijst wordt onmiddellijk aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de Unie meegedeeld.
10. Ondersteuningsvaartuigen
Kaapverdië staat de vissersvaartuigen toe zich door ondersteuningsvaartuigen te laten bijstaan onder voorbehoud van de vaststelling door Kaapverdië van een wetgeving tot regeling van de activiteiten van die vaartuigen.
HOOFDSTUK III
TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN
In de technische notities in aanhangsel 2 worden per visserijtak de voor de visserijzone, het vistuig en de bijvangsten geldende technische maatregelen voor vaartuigen met een vismachtiging vastgesteld.
Alle aanbevelingen van de ICCAT worden door de vaartuigen in acht genomen.
Overeenkomstig de aanbevelingen van de ICCAT streven de partijen ernaar de incidentele vangsten van schildpadden, zeevogels en andere niet-doelsoorten te verminderen. De EU-vaartuigen zorgen ervoor dat deze incidentele vangsten worden vrijgelaten om die soorten zo groot mogelijke overlevingskansen te bieden.
HOOFDSTUK IV
REGELING INZAKE VANGSTAANGIFTEN
1. Visserijlogboek
De kapitein van een EU-vaartuig dat in het kader van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij waarvan het model voor elke visserijtak is opgenomen in aanhangsel 4.
Het visserijlogboek wordt door de kapitein ingevuld voor elke dag waarop het vaartuig aanwezig is in de visserijzone van Kaapverdië.
De kapitein noteert elke dag de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (die wordt aangeduid met de FAO-drielettercode) in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren. Voor de belangrijkste soorten vermeldt de kapitein ook de nulvangsten.
In voorkomend geval noteert de kapitein elke dag ook de teruggegooide hoeveelheden van elke soort in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren.
Het visserijlogboek wordt leesbaar ingevuld, in hoofdletters, en ondertekend door de kapitein.
De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het visserijlogboek vermelde gegevens.
2. Vangstaangiften
De kapitein meldt de vangsten van het vaartuig door toezending aan Kaapverdië van de tijdens de aanwezigheid in de visserijzone van Kaapverdië ingevulde visserijlogboeken.
De visserijlogboeken worden als volgt toegezonden:
i) |
wanneer een Kaapverdische haven wordt aangedaan, wordt het origineel van elk visserijlogboek aan de plaatselijke vertegenwoordiger in Kaapverdië toegezonden, die een schriftelijke ontvangstbevestiging zendt; |
ii) |
wanneer de visserijzone van Kaapverdië wordt verlaten zonder dat vooraf een Kaapverdische haven is aangedaan, wordt het origineel van elk visserijlogboek verzonden binnen 14 dagen na aankomst in een andere haven, en in ieder geval binnen 30 dagen na het verlaten van de visserijzone van Kaapverdië;
|
Zodra Kaapverdië de vangstaangiften per e-mail kan ontvangen, verzendt de kapitein de visserijlogboeken naar Kaapverdië, naar het door Kaapverdië meegedeelde e-mailadres. Kaapverdië verzendt per omgaande een ontvangstbevestiging per e-mail.
Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug doet de kapitein ook aan één van de volgende wetenschappelijke instellingen een kopie van al zijn visserijlogboeken toekomen:
i) |
IRD (Institut de recherche pour le développement); |
ii) |
IEO (Instituto Español de Oceanografia); |
iii) |
IPMA (Instituto Português do Mar e da Atmosfera), of |
iv) |
INDP (Instituto Nacional de Desenvolvimento das Pescas). |
Wanneer het vaartuig tijdens de geldigheidsduur van zijn vismachtiging terugkeert naar de visserijzone van Kaapverdië, geeft dit aanleiding tot een nieuwe vangstaangifte.
Worden de bepalingen inzake de vangstaangifte niet nageleefd, dan kan Kaapverdië de vismachtiging van het betrokken vaartuig schorsen totdat de ontbrekende vangsten zijn aangegeven, en de reder de sanctie opleggen waarin de geldende nationale wetgeving voorziet. In geval van recidive kan Kaapverdië de verlenging van de vismachtiging weigeren. Kaapverdië stelt de Unie onverwijld in kennis van iedere in dit verband toegepaste sanctie.
3. Overgang naar een elektronisch systeem
Beide partijen komen overeen een elektronisch visserijlogboek en een systeem voor de elektronische aangifte van de vangstgegevens (ERS) in te voeren overeenkomstig de richtsnoeren in aanhangsel 6. De partijen stellen samen de wijze van uitvoering van dat systeem vast en stellen zich tot doel het met ingang van 1 september 2015 operationeel te maken.
4. Afrekening van de visrechten voor vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug
Totdat het in punt 3 bedoelde elektronische systeem wordt ingevoerd, delen de lidstaten de Europese Commissie elk jaar uiterlijk 15 juni de in ton uitgedrukte vangstgegevens over het voorgaande jaar mee, zoals die door de in punt 2 genoemde wetenschappelijke instellingen zijn bevestigd. Op basis van deze vangstaangiften stelt de Europese Unie voor elk vaartuig voor de tonijnvisserij en voor elk vaartuig voor de visserij met de drijvende beug een definitieve afrekening van de voor het visseizoen van het voorgaande kalenderjaar verschuldigde visrechten vast. De Unie doet deze definitieve afrekening vóór 31 juli van het lopende jaar via de lidstaten aan Kaapverdië en de reder toekomen.
Met ingang van de datum van invoering van het in punt 3 bedoelde elektronische systeem stelt de EU voor elk vaartuig voor de tonijnvisserij met de hengel, de tonijnvisserij met de zegen en de visserij met de drijvende beug een definitieve afrekening van de voor het visseizoen van het voorgaande kalenderjaar verschuldigde visrechten vast op basis van de logboeken die worden bewaard door het visserijcontrolecentrum (VCC) van de vlaggenstaat. De Unie doet deze definitieve afrekening vóór 31 maart van het lopende jaar aan Kaapverdië en de reder toekomen.
Kaapverdië kan in beide gevallen de definitieve afrekening op basis van bewijsstukken betwisten binnen een termijn van 30 dagen na de datum van toezending. In geval van onenigheid plegen de partijen overleg in de gemengde commissie. Indien Kaapverdië binnen de termijn van 30 dagen geen bezwaar aantekent, wordt de definitieve afrekening geacht te zijn goedgekeurd.
Valt de definitieve afrekening hoger uit dan het voor het verkrijgen van de vismachtiging betaalde forfaitaire visrecht, dan maakt de reder het saldo uiterlijk op 30 september van het lopende jaar aan Kaapverdië over. Is het bedrag van de definitieve afrekening kleiner dan het vooraf betaalde forfaitaire visrecht, dan wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald.
HOOFDSTUK V
AANLANDINGEN EN OVERLADINGEN
1. Kennisgeving
De kapitein van een EU-vaartuig die vangsten wil aanlanden in een Kaapverdische haven, of in een visserijzone van Kaapverdië gedane vangsten wil overladen, stelt Kaapverdië ten minste 24 uur vóór de aanlanding of overlading in kennis van:
a) |
de naam van het vissersvaartuig waaruit wordt aangeland of overgeladen, |
b) |
de haven van aanlanding of overlading, |
c) |
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aanlanding of overlading, |
d) |
de hoeveelheid (uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren) van elke aan te landen of over te laden soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), |
e) |
in geval van overlading, de naam van het ontvangende vaartuig, |
f) |
het gezondheidscertificaat van het ontvangende vaartuig. |
De overlading moet plaatsvinden in de wateren van een hiertoe gemachtigde Kaapverdische haven. Overlading op zee is verboden.
Worden deze bepalingen niet nageleefd, dan worden de daartoe in de Kaapverdische wetgeving vastgestelde sancties toegepast.
2. Aanmoediging tot het aanlanden
Om tot de ontwikkeling van de visserijsector van Kaapverdië bij te dragen en de economische en sociale impact van de overeenkomst te versterken, met name op het gebied van de verwerking en de valorisatie van de visserijproducten, plegen de twee partijen met elkaar overleg om een strategie uit te stippelen die ervoor moet zorgen dat de vloot van de Unie grotere hoeveelheden aanlandt.
De reders die op tonijn vissen, doen een inspanning om een deel van hun in de wateren van Kaapverdië bovengehaalde vangsten aan te landen. De aangelande vangsten zullen aan lokale bedrijven kunnen worden verkocht tegen een prijs die in overleg met de marktdeelnemers wordt vastgesteld.
De gemengde commissie zal regelmatig, na overleg met de betrokken actoren, nagaan hoever het staat met de tenuitvoerlegging van de strategie om de aangelande hoeveelheden te vergroten en in hoeverre de haveninfrastructuur en de infrastructuur voor de verwerking werkelijk operationeel zijn.
De EU-vaartuigen die beschikken over een vismachtiging op grond van dit protocol en tonijnvangsten in een Kaapverdische haven aanlanden, krijgen een korting op het visrecht van 10 EUR per aangelande ton. Worden de visserijproducten aan een Kaapverdische visverwerkingsfabriek verkocht, dan wordt een extra korting van 10 EUR per ton toegekend. Dit mechanisme is van toepassing voor maximaal 50 % van de definitieve afrekening van de vangsten.
De documenten waaruit de aanlandingen en/of de verkopen blijken, worden doorgestuurd naar het directoraat-generaal voor de visserij. De betrokken reders worden, na goedkeuring van deze documenten, via de Unie in kennis gesteld van de bedragen die hun worden teruggegeven. Die bedragen worden in mindering gebracht op de bij de volgende machtigingsaanvragen verschuldigde rechten.
HOOFDSTUK VI
CONTROLE
1. Binnenvaren en verlaten van de zone
Telkens wanneer een EU-vaartuig met een vismachtiging de visserijzone van Kaapverdië binnenvaart of verlaat, moet dit zes uur van tevoren aan Kaapverdië worden gemeld.
Bij de melding van het binnenvaren of verlaten van de visserijzone deelt het vaartuig met name de volgende gegevens mee:
i) |
verwachte datum, tijd en plaats; |
ii) |
de aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren; |
iii) |
de aanbiedingsvorm van de producten. |
De kennisgeving gebeurt bij voorkeur per e-mail, of indien dat niet mogelijk is, per fax of per radio, op een e-mailadres, oproepnummer of radiofrequentie zoals meegedeeld door Kaapverdië. Kaapverdië stelt de betrokken vaartuigen en de Unie onverwijld in kennis van elke wijziging van het e-mailadres, het oproepnummer of de radiofrequentie.
Een vaartuig dat in de visserijzone van Kaapverdië aan het vissen is zonder zijn aanwezigheid vooraf te hebben gemeld, wordt beschouwd als een vaartuig dat zonder machtiging vist.
2. Inspectie op zee
De inspectie op zee van EU-vaartuigen met een vismachtiging in de visserijzone van Kaapverdië wordt uitgevoerd door Kaapverdische vaartuigen en inspecteurs die duidelijk herkenbaar zijn als voor visserijcontrole aangewezen vaartuigen en inspecteurs.
Alvorens aan boord te gaan stellen de Kaapverdische inspecteurs het EU-vaartuig in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De inspectie wordt door maximaal twee inspecteurs uitgevoerd, die hun identiteit en kwalificatie als inspecteur moeten aantonen alvorens met de inspectie te beginnen.
De Kaapverdische inspecteurs blijven niet langer aan boord van het EU-vaartuig dan nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.
Kaapverdië kan de Unie toestaan om als waarnemer deel te nemen aan de inspectie op zee.
De kapitein van het EU-vaartuig vergemakkelijkt het aan boord gaan en de werkzaamheden van de Kaapverdische inspecteurs.
Aan het eind van elke inspectie stellen de Kaapverdische inspecteurs een inspectieverslag op. De kapitein van het EU-vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het inspectieverslag. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het opstelt en door de kapitein van het EU-vaartuig.
De Kaapverdische inspecteurs overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het EU-vaartuig alvorens het vaartuig te verlaten. Kaapverdië doet de Europese Unie binnen acht dagen na de inspectie een kopie van het inspectieverslag toekomen.
3. Inspectie in de haven
De inspectie in de haven van EU-vaartuigen die in de wateren van een Kaapverdische haven in de visserijzone van Kaapverdië gedane vangsten aanlanden of overladen, wordt uitgevoerd door Kaapverdische inspecteurs die duidelijk herkenbaar zijn als voor visserijcontrole aangewezen inspecteurs.
De inspectie wordt door maximaal twee inspecteurs uitgevoerd, die hun identiteit en kwalificatie als inspecteur moeten aantonen alvorens met de inspectie te beginnen. De Kaapverdische inspecteurs blijven niet langer aan boord van het EU-vaartuig dan nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te verrichten, en voeren de inspectie zo uit dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, het aanlanden of overladen en de lading.
Kaapverdië kan de Unie toestaan om als waarnemer deel te nemen aan de inspectie in de haven.
De kapitein van het EU-vaartuig vergemakkelijkt de werkzaamheden van de Kaapverdische inspecteurs.
Aan het eind van elke inspectie stellen de Kaapverdische inspecteurs een inspectieverslag op. De kapitein van het EU-vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het inspectieverslag. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het opstelt en door de kapitein van het EU-vaartuig.
De Kaapverdische inspecteur overhandigt een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het EU-vaartuig zodra de inspectie beëindigd is. Kaapverdië doet de Europese Unie binnen acht dagen na de inspectie een kopie van het inspectieverslag toekomen.
HOOFDSTUK VII
SATELLIETVOLGSYSTEEM (VMS)
1. Positieberichten van vaartuigen — VMS-systeem
Tijdens hun aanwezigheid in de visserijzone van Kaapverdië moeten EU-vaartuigen die over een vismachtiging beschikken, zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem (Vessel Monitoring System — VMS) dat hun positie automatisch en permanent (om het uur) meedeelt aan het VCC van hun vlaggenstaat.
Elk positiebericht moet het volgende bevatten:
a) |
de identificatiegegevens van het vaartuig, |
b) |
de laatste geografische positie van het vaartuig (lengtegraad, breedtegraad), met een foutenmarge van minder dan 500 m en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %, |
c) |
de datum en het tijdstip van de registratie van de positie, |
d) |
de snelheid en de vaarrichting van het vaartuig; |
e) |
en geconfigureerd zijn volgens het formaat in aanhangsel 5. |
De eerste na het binnenvaren van de visserijzone van Kaapverdië geregistreerde positie wordt aangeduid met de code „ENT”. Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code „POS”, met uitzondering van de eerste na het verlaten van de visserijzone van Kaapverdië geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code „EXI”.
Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, in voorkomend geval, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten moeten op een beveiligde manier worden geregistreerd en drie jaar lang worden bewaard.
2. Melding van positieberichten bij uitval van het VMS-systeem
De kapitein verzekert er zich te allen tijde van dat het VMS-systeem van zijn vaartuig volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden doorgestuurd naar het VCC van de vlaggenstaat.
Bij uitval wordt het VMS-systeem van het vaartuig binnen één maand hersteld of vervangen. Na verstrijking van deze termijn zonder herstelling of vervanging mag het vaartuig niet langer in de visserijzone van Kaapverdië vissen.
Vaartuigen die in de visserijzone van Kaapverdië met een defect VMS-systeem vissen, sturen hun positieberichten ten minste om de vier uur per e-mail, per radio of per fax door aan het VCC van de vlaggenstaat, met opgave van alle verplichte gegevens.
3. Beveiligde transmissie van de positieberichten aan Kaapverdië
Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch door naar het VCC van Kaapverdië. De VCC's van de vlaggenstaat en Kaapverdië wisselen hun e-mailadres uit en stellen elkaar onverwijld in kennis van iedere wijziging daarvan.
De transmissie van de positieberichten tussen de VCC's van de vlaggenstaat en Kaapverdië gebeurt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem.
Het VCC van Kaapverdië stelt het VCC van de vlaggenstaat en de Unie onverwijld in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een vismachtiging dat niet heeft gemeld dat het de visserijzone zou verlaten.
4. Slechte werking van het communicatiesysteem
Kaapverdië verzekert zich ervan dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat en stelt de Unie onverwijld in kennis van elk probleem bij de transmissie en de ontvangst van positieberichten met het oog op een zo spoedig mogelijke technische oplossing. Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht.
De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor iedere bewezen manipulatie van het VMS-systeem van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de in de geldende Kaapverdische wetgeving vastgestelde sancties.
5. Herziening van de frequentie van de positieberichten
Op basis van gefundeerde aanwijzingen voor een overtreding kan Kaapverdië het VCC van de vlaggenstaat, met kopie aan de Unie, verzoeken het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig voor een bepaalde onderzoeksperiode te beperken tot dertig minuten. Kaapverdië moet deze stavingselementen overleggen aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de Unie. Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onverwijld volgens de nieuwe frequentie door naar Kaapverdië.
Aan het eind van de onderzoeksperiode stelt Kaapverdië het VCC van de vlaggenstaat en de Europese Unie in kennis van de eventuele follow-up.
HOOFDSTUK VIII
INBREUKEN
1. Behandeling van inbreuken
Iedere inbreuk door een EU-vaartuig die beschikt over een vismachtiging overeenkomstig deze bijlage, moet worden vermeld in een inspectieverslag.
De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tegen de betrokken inbreuk onverlet.
2. Aanhouding van een vaartuig — Informatievergadering
Wanneer de geldende wetgeving van Kaapverdië hierin voor de betrokken inbreuk voorziet, kan elk EU-vaartuig dat een inbreuk begaat, worden verplicht zijn visserijactiviteit te beëindigen en, wanneer het vaartuig zich op zee bevindt, zich naar een Kaapverdische haven te begeven.
Kaapverdië stelt de Unie uiterlijk binnen een werkdag in kennis van iedere aanhouding van een EU-vaartuig met een vismachtiging. Deze kennisgeving gaat vergezeld van de elementen die de aanhouding motiveren.
Alvorens tegen het vaartuig, de kapitein, de bemanning of de lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van de bewijsstukken, belegt Kaapverdië op verzoek van de Unie, binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig, een informatievergadering om de feiten die hebben geleid tot de aanhouding van het vaartuig, toe te lichten en de eventuele verdere maatregelen uiteen te zetten. Aan deze informatievergadering kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat deelnemen.
3. Op de inbreuk toe te passen sanctie — Schikkingsprocedure
De op de inbreuk toe te passen sanctie wordt door Kaapverdië volgens de bepalingen van de geldende nationale wetgeving vastgesteld.
Wanneer de afhandeling van de inbreuk een gerechtelijke procedure impliceert, wordt, voordat deze wordt ingeleid en voor zover de inbreuk geen strafbaar feit inhoudt, een schikkingsprocedure tussen Kaapverdië en de Unie ingeleid om de aard en de hoogte van de sanctie te bepalen. Aan deze schikkingsprocedure kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk drie dagen na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten.
4. Gerechtelijke procedure — Bankgarantie
Indien geen minnelijke schikking tot stand komt en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft begaan, een bankgarantie bij een door Kaapverdië opgegeven bank waarvan het bedrag, dat door Kaapverdië wordt vastgesteld, de kosten van de aanhouding van het vaartuig, de geraamde boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid.
De bankgarantie wordt vrijgegeven en onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis aan de reder terugbetaald:
a) |
in haar geheel, wanneer geen sanctie wordt opgelegd, |
b) |
ten bedrage van het saldo, wanneer de boetesom lager uitvalt dan de bankgarantie. |
Kaapverdië stelt de Unie binnen acht dagen na de uitspraak van het vonnis in kennis van de resultaten van de gerechtelijke procedure.
5. Vrijgave van het vaartuig en de bemanning
Het vaartuig en de bemanning mogen de haven verlaten zodra de uit de schikkingsprocedure voortvloeiende sanctie is vereffend of zodra de bankgarantie is gesteld.
HOOFDSTUK IX
AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN
1. Aantal aan te monsteren zeelieden
Tijdens hun visseizoen in de visserijzone van Kaapverdië hebben EU-vaartuigen het volgende aantal Kaapverdische zeelieden aan boord:
a) |
de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen heeft ten minste zes zeelieden aan boord; |
b) |
de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel heeft ten minste twee zeelieden aan boord; |
c) |
de vloot van vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug heeft ten minste vijf zeelieden aan boord. |
De reders van EU-vaartuigen trachten extra Kaapverdische zeelieden aan te monsteren.
2. Vrije keuze van zeelieden
Kaapverdië houdt een lijst bij van Kaapverdische zeelieden die gekwalificeerd zijn om op EU-vaartuigen te worden aangemonsterd.
De reder, of zijn agent, kiest uit deze lijst de aan te monsteren Kaapverdische zeelieden en stelt Kaapverdië in kennis van hun functie in de bemanning.
3. Contracten van de zeelieden
Het arbeidscontract van de Kaapverdische zeelieden wordt opgesteld door de reder of zijn agent en de zeeman, die zich kan laten vertegenwoordigen door zijn vakvereniging. Het wordt gewaarmerkt door de maritieme autoriteit van Kaapverdië. Het bevat met name de datum en de haven van aanmonstering.
Het contract garandeert de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen in Kaapverdië van toepassing is. Het omvat ook een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.
De ondertekenende partijen krijgen een kopie van het contract.
De in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) neergelegde fundamentele rechten op het werk zijn van toepassing op Kaapverdische zeelieden. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.
4. Loon van de zeelieden
Het loon van de Kaapverdische zeelieden komt ten laste van de reder. Het wordt vastgesteld vóór de afgifte van de vismachtiging, in onderling overleg tussen de reder of zijn agent en Kaapverdië.
Het loon mag niet minder bedragen dan dat van de bemanning van de nationale vaartuigen en mag evenmin onder de normen van de IAO liggen.
5. Verplichtingen van de zeeman
De zeeman moet zich daags vóór de in zijn contract vermelde datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. De kapitein deelt de zeeman de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd mee. Als de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt zijn contract als vervallen beschouwd en wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren. In dat geval wordt de reder geen financiële sanctie of compenserende betaling opgelegd.
6. Niet-aanmonstering van Kaapverdische zeelieden
Reders van vaartuigen die geen Kaapverdische zeelieden aanmonsteren, betalen vóór 30 september van het lopende jaar voor elke zeeman onder het in het begin van dit hoofdstuk vastgestelde aantal, een forfaitair bedrag van 20 EUR per dag dat hun vaartuigen aanwezig zijn in de visserijzone van Kaapverdië.
HOOFDSTUK X
WAARNEMERS VAN KAAPVERDIË
1. Waarneming van de visserijactiviteiten
De visserijactiviteiten van vaartuigen met een vismachtiging vallen onder een waarnemersregeling in het kader van de overeenkomst.
Deze waarnemersregeling is in overeenstemming met de aanbevelingen van de ICCAT.
2. Aangewezen vaartuigen en waarnemers
Uiterlijk 15 dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord zou moeten gaan, wijst Kaapverdië de EU-vaartuigen aan die een waarnemer aan boord moeten nemen, evenals de waarnemer die aan dit vaartuig wordt toegewezen.
Op het ogenblik van de afgifte van de vismachtiging stelt Kaapverdië de Unie en de reder of zijn agent in kennis van de aangewezen vaartuigen en waarnemers, alsook van de tijd die de waarnemer aan boord van elk vaartuig zal doorbrengen. Kaapverdië stelt de Unie en de reder of zijn agent onverwijld in kennis van iedere wijziging in de aangewezen vaartuigen en waarnemers.
Kaapverdië streeft ernaar geen waarnemers aan te wijzen voor vaartuigen die reeds een waarnemer aan boord hebben of die voor het betrokken visseizoen in het kader van hun activiteiten in andere visserijzones dan die van Kaapverdië reeds formeel verplicht zijn een waarnemer aan boord te nemen.
De waarnemer blijft niet langer aan boord van het vaartuig dan nodig is om zijn taken te verrichten.
3. Forfaitaire financiële bijdrage
Bij de betaling van het visrecht maakt de reder voor elk vaartuig een forfaitair bedrag van 200 EUR per jaar over aan Kaapverdië.
4. Loon van de waarnemer
Het loon en de sociale lasten voor de waarnemer zijn voor rekening van Kaapverdië.
5. Voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer
De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer, met name de duur van zijn aanwezigheid aan boord, worden in onderling overleg tussen de reder of zijn agent en Kaapverdië vastgesteld.
De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Voor zijn verblijf aan boord wordt evenwel rekening gehouden met de technische structuur van het vaartuig.
Kost en logies van de waarnemer aan boord van het vaartuig zijn voor rekening van de reder.
De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer te garanderen.
De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Hij heeft toegang tot de communicatiemiddelen, de documenten die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig, met name het visserijlogboek en het navigatieboek, en tot de delen van het vaartuig die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van zijn taken.
6. Verplichtingen van de waarnemer
Gedurende zijn verblijf aan boord:
a) |
zorgt de waarnemer ervoor dat hij de visserijactiviteiten noch onderbreekt, noch hindert; |
b) |
gaat hij zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord; |
c) |
bewaart hij geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten. |
7. Aan boord nemen en van boord gaan van de waarnemer
De waarnemer wordt in een door de reder gekozen haven aan boord genomen.
De reder of zijn vertegenwoordiger stelt Kaapverdië tien dagen vóór het aan boord nemen van de waarnemer in kennis van de datum, het tijdstip en de haven. Indien de waarnemer in een ander land aan boord wordt genomen, zijn de reiskosten tot de haven van inscheping voor rekening van de reder.
Als de waarnemer zich niet binnen twaalf uur na de vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die waarnemer aan te monsteren. Het vaartuig mag de haven verlaten en zijn visserijactiviteiten aanvatten.
Wanneer de waarnemer niet in een haven van Kaapverdië van boord gaat, zorgt de reder ervoor dat hij zo spoedig mogelijk op zijn kosten naar Kaapverdië kan terugkeren.
8. Taken van de waarnemer
De waarnemer verricht de volgende taken:
a) |
hij observeert de visserijactiviteiten van het vaartuig; |
b) |
hij verifieert de positie van het vaartuig dat aan het vissen is; |
c) |
hij verricht een bemonstering voor biologische doeleinden in het kader van een wetenschappelijk programma; |
d) |
hij noteert welk vistuig wordt gebruikt; |
e) |
hij verifieert de in het logboek opgenomen gegevens over de in de visserijzone van Kaapverdië gedane vangsten; |
f) |
hij verifieert de percentages bijvangsten en raamt de teruggegooide hoeveelheden; |
g) |
wanneer het vaartuig actief is in de Kaapverdische visserijzone, deelt hij zijn waarnemingen ten minste eenmaal per week mee per radio, fax of e-mail, en geeft hij daarbij ook de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst op. |
9. Verslag van de waarnemer
Voordat de waarnemer het vaartuig verlaat, legt hij de kapitein van het vaartuig een verslag over zijn waarnemingen voor. De kapitein van het vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het verslag van de waarnemer. Het verslag wordt ondertekend door de waarnemer en de kapitein. De kapitein ontvangt een kopie van het verslag van de waarnemer.
De waarnemer zendt zijn verslag toe aan Kaapverdië, dat binnen acht dagen na het van boord gaan van de waarnemer een kopie doet toekomen aan de EU.
HOOFDSTUK XI
AANSPRAKELIJKHEID VAN DE EXPLOITANT
1. De exploitant ziet erop toe dat zijn vaartuigen zeewaardig zijn en adequate reddings- en overlevingsmiddelen voor alle passagiers en bemanningsleden aan boord hebben.
2. De exploitant zorgt ervoor dat zijn vaartuig bij een internationaal erkende verzekeraar adequaat en volledig verzekerd is.
3. Als een EU-vaartuig betrokken raakt bij een ongeval of incident op zee op Kaapverdië met verontreiniging of enige andere vorm van schade aan het milieu tot gevolg, delen het vaartuig en de exploitant dit onverwijld mee aan de autoriteiten van Kaapverdië. Als de geconstateerde schade te wijten is aan het vaartuig van de exploitant, neemt deze zijn verantwoordelijkheid op in het kader van de toepasselijke nationale en internationale voorschriften en procedures.
AANHANGSELS BIJ DE BIJLAGE
Aanhangsel 1 — |
EEZ van Kaapverdië |
Aanhangsel 2 — |
Technische instandhoudingsmaatregelen |
Aanhangsel 3 — |
Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging |
Aanhangsel 4 — |
Visserijlogboek |
Aanhangsel 5 — |
Melding van de vms-gegevens aan Kaapverdië |
Aanhangsel 6 — |
Kader voor het elektronische systeem voor registratie en melding van gegevens over visserijactiviteiten (ERS-systeem — Electronic Reporting System) |
Aanhangsel 1
EEZ van Kaapverdië
De EEZ van Kaapverdië strekt zich uit tot 200 zeemijl te rekenen vanaf de volgende basislijnen:
Punt |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
Eiland |
A. |
14° 48′ 43,17″ |
24° 43′ 48,85″ |
I. Brava |
C-P1 a Rainha |
14° 49′ 59,10″ |
24° 45′ 33,11″ |
— |
C-P1 a Faja |
14° 51′ 52,19″ |
24° 45′ 09,19″ |
— |
D-P1 Vermelharia |
16° 29′ 10,25″ |
24° 19′ 55,87″ |
S. Nicolau |
E. |
16° 36′ 37,32″ |
24° 36′ 13,93″ |
Ilhéu Raso |
F-P1 a da Peça |
16° 54′ 25,10″ |
25° 18′ 11,00″ |
Santo Antão |
F. |
16° 54′ 40,00″ |
25° 18′ 32,00″ |
— |
G-P1 a Camarin |
16° 55′ 32,98″ |
25° 19′ 10,76″ |
— |
H-P1 a Preta |
17° 02′ 28,66″ |
25° 21′ 51,67″ |
— |
I-P1 A Mangrade |
17° 03′ 21,06″ |
25° 21′ 54,44″ |
— |
J-P1 a Portinha |
17° 05′ 33,10″ |
25° 20′ 29,91″ |
— |
K-P1 a do Sol |
17° 12′ 25,21″ |
25° 05′ 56,15″ |
— |
L-P1 a Sinagoga |
17° 10′ 41,58″ |
25° 01′ 38,24″ |
— |
M-ESP Espechim |
16° 40′ 51,64″ |
24° 20′ 38,79″ |
S. Nicolau |
N-ESP Norte |
16° 51′ 21,13″ |
22° 55′ 40,74″ |
Sal |
O-ESP Casaca |
16° 50′ 01,69″ |
22° 53′ 50,14″ |
— |
P-Ilhéu Cascalho |
16° 11′ 31,04″ |
22° 40′ 52,44″ |
Boa Vista |
P1-Ilhéu Baluarte |
16° 09′ 05,00″ |
22° 39′ 45,00″ |
— |
Q-ESP Roque |
16° 05′ 09,83″ |
22° 40′ 26,06″ |
— |
R-ESP Flamengas |
15° 10′ 03,89″ |
23° 05′ 47,90″ |
Maio |
S. |
15° 09′ 02,21″ |
23° 06′ 24,98″ |
Santiago |
T. |
14° 54′ 10,78″ |
23° 29′ 36,09″ |
— |
U-D. Maria Pia |
14° 53′ 50,00″ |
23° 30′ 54,50″ |
I. de Fogo |
V-ESP Pesqueiro |
14° 48′ 52,32″ |
24° 22′ 43,30″ |
I. Brava |
X-ESP Nho Martinho |
14° 48′ 25,59 |
24° 42′ 34,92″ |
— |
Y = A |
14° 48′ 43,17″ |
24° 43′ 48,85″ |
|
Overeenkomstig het op 17 februari 1993 ondertekende verdrag tussen de Republiek Kaapverdië en de Republiek Senegal wordt de zeegrens met Senegal gevormd door de volgende punten:
Punt |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
A |
13° 39′ 00″ |
20° 04′ 25″ |
B |
14° 51′ 00″ |
20° 04′ 25″ |
C |
14° 55′ 00″ |
20° 00′ 00″ |
D |
15° 10′ 00″ |
19° 51′ 30″ |
E |
15° 25′ 00″ |
19° 44′ 50″ |
F |
15° 40′ 00″ |
19° 38′ 30″ |
G |
15° 55′ 00″ |
19° 35′ 40″ |
H |
16° 04′ 05″ |
19° 33′ 30″ |
Overeenkomstig het op 19 september 2003 ondertekende verdrag tussen de Republiek Kaapverdië en de Islamitische Republiek Mauritanië wordt de zeegrens tussen de twee landen gevormd door de volgende punten:
Punt |
Noorderbreedte |
Westerlengte |
H |
16° 04,0′ |
019° 33,5′ |
I |
16° 17,0′ |
019° 32,5′ |
J |
16° 28,5′ |
019° 32,5′ |
K |
16° 38,0′ |
019° 33,2′ |
L |
17° 00,0′ |
019° 32,1′ |
M |
17° 06,0′ |
019° 36,8′ |
N |
17° 26,8′ |
019° 37,9′ |
O |
17° 31,9′ |
019° 38,0′ |
P |
17° 44,1′ |
019° 38,0′ |
Q |
17° 53,3′ |
019° 38,0′ |
R |
18° 02,5′ |
019° 42,1′ |
S |
18° 07,8′ |
019° 44,2′ |
T |
18° 13,4′ |
019° 47,0′ |
U |
18° 18,8′ |
019° 49,0′ |
V |
18° 24,0′ |
019° 51,5′ |
X |
18° 28,8′ |
019° 53,8′ |
Y |
18° 34,9′ |
019° 56,0′ |
Z |
18° 44,2′ |
020° 00,0′ |
Aanhangsel 2
Technische instandhoudingsmaatregelen
1. Maatregelen voor alle categorieën
Verboden soorten:
Overeenkomstig het Verdrag inzake trekkende diersoorten en overeenkomstig de resoluties van de ICCAT is de visserij op de reuzenmanta (Manta birostris), de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), de witte haai (Carcharodon carcharias), de grootoog-voshaai (Alopias superciliosus), hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van de kaphamerhaai), de witpunthaai (Carcharhinus longimanus) en de zijdehaai (Carcharhinus falciformis) verboden.
Overeenkomstig de nationale wetgeving van Kaapverdië is de visserij op de walvishaai (Rhincondon typus) verboden.
Verbod op het afsnijden van haaienvinnen:
Het is verboden haaienvinnen aan boord van vaartuigen af te snijden en haaienvinnen aan boord te houden, over te laden of aan te landen. Onverminderd het voorgaande mogen haaienvinnen, om de opslag aan boord te vergemakkelijken, gedeeltelijk worden ingesneden en tegen het karkas worden aangevouwen, maar zij mogen niet voor het aanlanden van het karkas worden verwijderd.
Verbod op overlading op zee:
Overlading op zee is verboden. De overlading moet plaatsvinden in de wateren van een daartoe gemachtigde Kaapverdische haven.
2. Specifieke maatregelen
FICHE 1: VAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE HENGEL
1) |
Visserijzone: buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen. |
2) |
Toegestaan vistuig: hengels. |
3) |
Doelsoorten: geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) |
Bijvangst: naleving van de aanbevelingen van de ICCAT en de FAO.
FICHE 2: VAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE ZEGEN
1) |
Visserijzone: buiten 18 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen, rekening houdend met de archipelstructuur van de visserijzone van Kaapverdië. |
2) |
Toegestaan vistuig: zegennet. |
3) |
Doelsoorten: geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis) |
Bijvangst: naleving van de aanbevelingen van de ICCAT en de FAO.
FICHE 3: VAARTUIGEN VOOR DE VISSERIJ MET DE DRIJVENDE BEUG
1) |
Visserijzone: buiten 18 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen. |
2) |
Toegestaan vistuig: drijvende beug. |
3) |
Doelsoorten: zwaardvis (Xiphias gladius), blauwe haai (Prionace glauca), geelvintonijn (Thunnus albacares) en grootoogtonijn (Thunnus obesus). |
Bijvangst: naleving van de aanbevelingen van de ICCAT en de FAO.
3. Bijwerking
Beide partijen plegen met elkaar overleg in de gemengde commissie om deze technische instandhoudingsmaatregelen bij te werken aan de hand van wetenschappelijke aanbevelingen.
Aanhangsel 3
Aanhangsel 4
Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging
Aanhangsel 5
Melding van de vms-gegevens aan Kaapverdië
POSITIERAPPORT
Gegeven |
Code |
Verplicht (V)/Optioneel (O) |
Opmerkingen |
Begin record |
SR |
V |
Systeemgegeven — geeft het begin van de record aan |
Geadresseerde |
AD |
V |
Berichtinformatie — geadresseerde. ISO-alfa-3-landcode |
Afzender |
FS |
V |
Berichtinformatie — afzender. ISO-alfa-3-landcode |
Berichttype |
TM |
V |
Berichtinformatie — berichttype „POS” |
Radioroepnaam |
RC |
V |
Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig |
Intern referentienummer van de overeenkomst-sluitende partij |
IR |
O |
Vaartuiginformatie — uniek nummer van de overeenkomstsluitende partij (ISO-3-code van de vlaggenstaat, gevolgd door een nummer) |
Extern registratienummer |
XR |
O |
Vaartuiginformatie — boegnummer van het vaartuig |
Vlaggenstaat |
FS |
O |
Informatie betreffende de vlaggenstaat |
Breedtegraad |
LA |
V |
Positie-informatie — positie in graden en minuten N/Z GGMM (WGS-84) |
Lengtegraad |
LO |
V |
Positie-informatie — positie in graden en minuten O/W GGGMM (WGS-84) |
Datum |
DA |
V |
Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD) |
Tijdstip |
TI |
V |
Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM) |
Einde record |
ER |
V |
Systeemgegeven — geeft het einde van de record aan |
Tekenset: ISO 8859.1
De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:
|
een dubbele schuine streep (//) en de code „SR” geven het begin van de transmissie aan, |
|
een dubbele schuine streep (//) en een code geven het begin van een gegevenselement aan; |
|
een enkele schuine streep (/) fungeert als separator tussen code en gegeven; |
|
paren van gegevens worden gescheiden door een spatie; |
|
de code „ER” en een dubbele schuine streep (//) aan het einde geven het einde van een record aan. |
De facultatieve gegevens moeten worden opgenomen tussen het begin en het einde van de record.
Aanhangsel 6
Kader voor het elektronische systeem voor registratie en melding van gegevens over visserijactiviteiten (ERS-systeem — Electronic Reporting System)
ALGEMENE BEPALINGEN
1. |
Elk vissersvaartuig van de Unie dat in de Kaapverdische visserijzone actief is, moet zijn uitgerust met een elektronisch systeem, (hierna ERS-systeem genoemd), dat de gegevens over de visserijactiviteit van dat vaartuig, hierna ERS-gegevens genoemd, kan registreren en verzenden. |
2. |
Vaartuigen van de Unie zonder ERS-systeem of met een defect ERS-systeem mogen de Kaapverdische visserijzone niet binnenvaren om daar visserijactiviteiten te verrichten. |
3. |
De ERS-gegevens worden overeenkomstig deze richtsnoeren verzonden naar het visserijcontrolecentrum van de vlaggenstaat, dat vervolgens zorgt voor de automatische terbeschikkingstelling van de gegevens aan het VCC van Kaapverdië. |
4. |
De vlaggenstaat en Kaapverdië zorgen ervoor dat hun VCC is uitgerust met de informatica-apparatuur en de software die nodig zijn voor de automatische transmissie van de ERS-gegevens in XML-formaat (beschikbaar op: http://ec.europa.eu/cfp/control/codes/index_en.htm) en beschikt over een elektronische opslagprocedure om de ERS-gegevens te registreren en gedurende ten minste drie jaar leesbaar te bewaren. |
5. |
Elke wijziging of actualisering van het in punt 3 bedoelde formaat wordt vastgelegd en gedateerd en moet zes maanden nadat zij is ingevoerd, operationeel zijn. |
6. |
Voor de transmissie van de ERS-gegevens wordt gebruikgemaakt van de elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de Unie beheert („DEH” of „Data Exchange Highway” genoemd). |
7. |
De vlaggenstaat en Kaapverdië wijzen elk een ERS-correspondent aan die als contactpersoon fungeert.
|
OPSTELLEN EN VERZENDEN VAN DE ERS-GEGEVENS
8. |
Het EU-vaartuig moet:
|
9. |
De kapitein is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de geregistreerde en verzonden ERS-gegevens. |
10. |
Het VCC van de vlaggenstaat zendt de ERS-gegevens onmiddellijk automatisch naar het VCC van Kaapverdië. |
11. |
Het VCC van Kaapverdië bevestigt de ontvangst van de ERS-gegevens per omgaande en behandelt alle ERS-gegevens als vertrouwelijk. |
MANKEMENT VAN HET ERS-SYSTEEM AAN BOORD VAN HET VAARTUIG EN/OF IN DE TRANSMISSIE VAN DE ERS-GEGEVENS TUSSEN HET VAARTUIG EN HET VCC VAN DE VLAGGENSTAAT
12. |
De vlaggenstaat stelt de kapitein en/of de eigenaar, of diens vertegenwoordiger, van een onder zijn vlag varend vaartuig onmiddellijk in kennis van technische mankementen van het op het vaartuig geïnstalleerde ERS-systeem en van mankementen in de transmissie van de ERS-gegevens tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat. |
13. |
De vlaggenstaat stel Kaapverdië in kennis van het geconstateerde mankement en van de maatregelen die zijn genomen om het op te lossen. |
14. |
Indien zich een defect in het ERS-systeem aan boord van het vaartuig voordoet, ziet de kapitein en/of de eigenaar erop toe dat het ERS-systeem uiterlijk tien dagen later is gerepareerd of vervangen. Indien het vaartuig in die periode van tien dagen een haven aandoet, mag het zijn visserijactiviteiten in de Kaapverdische visserijzone pas hervatten wanneer het ERS-systeem weer naar behoren werkt of, wanneer dat laatste niet het geval is, wanneer Kaapverdië daarvoor toestemming verleent. |
15. |
Een vissersvaartuig dat een technisch mankement aan zijn ERS-systeem heeft gehad, mag de haven pas verlaten wanneer:
|
16. |
Unievaartuigen die in de visserijzone van Kaapverdië actief zijn met een defect ERS-systeem, verzenden alle ERS-gegevens dagelijks, uiterlijk om 23.59 UTC, naar het VCC van de vlaggenstaat via om het even welk ander elektronisch communicatiemiddel waartoe het VCC van Kaapverdië toegang heeft. |
17. |
ERS-gegevens die vanwege een in punt 12 bedoeld mankement niet via het ERS-systeem ter beschikking van Kaapverdië kunnen worden gesteld, worden door het VCC van de vlaggenstaat via een andere onderling afgesproken elektronische weg verzonden naar het VCC van Kaapverdië. Deze alternatieve transmissie wordt dan als prioritair beschouwd, aangezien de normaal geldende transmissietermijnen niet in acht kunnen worden genomen. |
18. |
Indien het VCC van Kaapverdië drie opeenvolgende dagen geen ERS-gegevens van een vaartuig heeft ontvangen, kan Kaapverdië dat vaartuig het bevel geven zich onmiddellijk voor onderzoek naar een door Kaapverdië aangewezen haven te begeven. |
MANKEMENT BIJ HET VCC — HET VCC VAN KAAPVERDIË ONTVANGT GEEN ERS-GEGEVENS
19. |
Indien een VCC geen ERS-gegevens ontvangt, meldt de betrokken ERS-correspondent dit onmiddellijk aan zijn collega van het andere VCC en werkt hij zo nodig mee aan de oplossing van het probleem. |
20. |
Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Kaapverdië spreken af welke alternatieve elektronische middelen voor de transmissie van de ERS-gegevens moeten worden gebruikt wanneer zich een mankement bij het VCC voordoet, en stellen elkaar onverwijld in kennis van elke wijziging in dit verband. |
21. |
Wanneer het VCC van Kaapverdië signaleert geen ERS-gegevens te hebben ontvangen, gaat het VCC van de vlaggenstaat op zoek naar de oorzaak van het probleem en neemt het de nodige maatregelen om het probleem op te lossen. Het VCC van de vlaggenstaat stelt het VCC van Kaapverdië en de EU uiterlijk 24 uur nadat het mankement is geconstateerd, in kennis van de resultaten en de genomen maatregelen. |
22. |
Indien meer dan 24 uur nodig is om het probleem op te lossen, verzendt het VCC van de vlaggenstaat de ontbrekende ERS-gegevens onmiddellijk naar het VCC van Kaapverdië aan de hand van een in lid 17 bedoeld alternatief elektronisch communicatiemiddel. |
23. |
Kaapverdië waarschuwt zijn bevoegde controlediensten (MCS) om te voorkomen dat de EU-vaartuigen in gebreke worden gesteld omdat het VCC van Kaapverdië geen gegevens heeft verzonden vanwege een mankement bij een van de VCC's. |
ONDERHOUD VAN EEN VCC
24. |
Een VCC dat (in het kader van een onderhoudsprogramma) onderhoudsactiviteiten plant die gevolgen kunnen hebben voor de uitwisseling van ERS-gegevens, moet het andere VCC hiervan ten minste 72 uur van tevoren in kennis stellen, zo mogelijk met opgave van de datum en de duur van het onderhoud. Informatie over niet-gepland onderhoud wordt zo spoedig mogelijk aan het andere VCC gemeld. |
25. |
Tijdens het onderhoud kan de terbeschikkingstelling van ERS-gegevens worden geschorst totdat het systeem weer operationeel is. De betrokken ERS-gegevens worden in dat geval onmiddellijk na afloop van het onderhoud beschikbaar gesteld. |
26. |
Neemt het onderhoud meer dan 24 uur in beslag, dan worden de ERS-gegevens aan het andere VCC toegezonden aan de hand van een in punt 17 bedoeld alternatief elektronisch communicatiemiddel. |
27. |
Kaapverdië waarschuwt zijn bevoegde controlediensten om te voorkomen dat de EU-vaartuigen in gebreke worden gesteld voor het niet verzenden van ERS-gegevens vanwege onderhoudswerkzaamheden bij een van de VCC's. |
ROUTING VAN DE ERS-GEGEVENS NAAR KAAPVERDIË
28. |
Voor de transmissie van de ERS-gegevens van de vlaggenstaat naar Kaapverdië wordt gebruikgemaakt van de in punt 6 bedoelde elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de EU beheert („DEH” of „Data Exchange Highway”). |
29. |
Met het oog op het beheer van de visserijactiviteiten van de EU-vloot worden deze gegevens opgeslagen en kunnen zij namens de Unie worden geraadpleegd door daartoe gemachtigd personeel van de diensten van de Europese Commissie. |
VERORDENINGEN
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/31 |
VERORDENING (EU) Nr. 1385/2014 VAN DE RAAD
van 15 december 2014
betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 19 december 2006 heeft de Raad door de vaststelling van Verordening (EG) nr. 2027/2006 (1) zijn goedkeuring gehecht aan de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (hierna „overeenkomst” genoemd). |
(2) |
Op 28 augustus 2014 is een nieuw protocol (2) (hierna „protocol” genoemd) bij de overeenkomst geparafeerd. Bij dit nieuwe protocol zijn aan de EU-vaartuigen vangstmogelijkheden toegekend in de visserijzone waar de Republiek Kaapverdië soevereiniteit uitoefent of jurisdictie heeft. |
(3) |
Op 15 december 2014 heeft de Raad Besluit 2014/948/EU (3) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld. |
(4) |
De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld voor de volledige looptijd van het protocol. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (4) moet de Commissie, als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarvan in kennis stellen. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, moet dit beschouwd worden als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. De hier bedoelde termijn moet door de Raad worden vastgesteld. |
(6) |
Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie hun visserijactiviteiten kunnen voortzetten, voorziet het protocol in de voorlopige toepassing ervan met ingang van de datum van de ondertekening van het protocol. Deze verordening dient dan ook van toepassing te zijn met ingang van diezelfde datum, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het protocol worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
a) |
vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:
|
b) |
vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:
|
c) |
vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:
|
2. De overeenkomst laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1006/2008 onverlet.
3. Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle krachtens het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.
4. De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarin de lidstaten moeten bevestigen dat zij niet volledig gebruikmaken van de toegekende vangstmogelijkheden, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie hen ervan in kennis stelt dat de vangstmogelijkheden niet volledig worden benut.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MARTINA
(1) Verordening (EG) nr. 2027/2006 van de Raad van 19 december 2006 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 1).
(2) Protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (Zie blz. 3 van dit Publicatieblad).
(3) Besluit 2014/948/EU van de Raad van 15 december 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (Zie blz. 1 van dit Publicatieblad).
(4) Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/33 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1386/2014 VAN DE COMMISSIE
van 19 augustus 2014
tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (1), en met name artikel 10, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 978/2012 zijn de specifieke toelatingscriteria vastgelegd voor de toekenning van tariefpreferenties aan landen die daarom verzoeken overeenkomstig de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (de SAP+-regeling). Hiervoor moet het land als kwetsbaar worden beschouwd. Het moet alle in bijlage VIII bij deze verordening opgenomen verdragen hebben geratificeerd en in de recentst beschikbare conclusies van de betrokken toezichthoudende instanties mogen geen ernstige fouten bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van een van deze verdragen aan het licht zijn gekomen. Met betrekking tot de desbetreffende verdragen mag het land geen voorbehoud hebben geformuleerd dat door dat verdrag is verboden of dat voor het uitsluitende doel van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 978/2012 als onverenigbaar met het voorwerp en doel van dat verdrag wordt beschouwd. Het moet zonder voorbehoud de onder ieder verdrag vereiste rapportageverplichtingen hebben geaccepteerd en de bindende verbintenissen als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder d), e), en f), van Verordening (EU) nr. 978/2012 zijn aangegaan. |
(2) |
Elk SAP-begunstigd land dat van de SAP+-regeling gebruik wil maken, moet een verzoek indienen dat vergezeld gaat van uitgebreide informatie over de ratificatie van de desbetreffende verdragen, de voorbehouden en de door andere partijen bij dat verdrag tegen deze voorbehouden aangevoerde bezwaren, en de bindende verbintenissen. |
(3) |
Aan de Commissie is de bevoegdheid verleend om in overeenstemming met artikel 290 VWEU een gedelegeerde handeling vast te stellen om bijlage III vast te stellen en te wijzigen met het oog op de toekenning van de SAP+-status aan een land dat daarom verzoekt door toevoeging van dat land aan de lijst van SAP+-begunstigde landen. |
(4) |
Op 28 februari 2014 ontving de Commissie een SAP+-verzoek van de Republiek der Filipijnen („de Filipijnen”). |
(5) |
De Commissie heeft het verzoek overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 978/2012 onderzocht en vastgesteld dat de Filipijnen aan de toelatingscriteria voldoen. Aan de Filipijnen moet bijgevolg de SAP+-status worden toegekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, en bijlage III bij Verordening (EU) nr. 978/2012 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De Commissie zal de stand van de ratificatie van de desbetreffende verdragen en de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan door de Filipijnen, alsook de samenwerking van dat land met de betrokken toezichthoudende instanties, overeenkomstig artikel 13 van Verordening(EU) nr. 978/2012, voortdurend evalueren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) nr. 978/2012
In bijlage III bij Verordening (EU) nr. 978/2012 worden het volgende land en de overeenkomstige alfabetische code ingevoegd in de kolommen B en A, respectievelijk:
Filipijnen |
PH |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 augustus 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/35 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1387/2014 VAN DE COMMISSIE
van 14 november 2014
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (1), en met name artikel 2, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lijst van begunstigde landen van de rechten- en contingentvrije invoerregeling van de EU is vastgesteld bij bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007. |
(2) |
Kenia had niet het nodige gedaan om zijn tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst te ratificeren en valt derhalve ingevolge Verordening (EU) nr. 527/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) overeenkomstig artikel 2, lid 3, en in het bijzonder onder b), van Verordening (EG) nr. 1528/2007 vanaf 1 oktober 2014 niet meer onder de markttoegangsregeling toegestaan in Verordening (EG) nr. 1528/2007. |
(3) |
Op 16 oktober 2014 heeft Kenia evenwel onderhandelingen met de Europese Unie en haar lidstaten over een economische partnerschapsovereenkomst afgesloten. |
(4) |
De Commissie is overeenkomstig artikel 24 bis van Verordening (EG) nr. 1528/2007 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I bij deze verordening teneinde regio's of staten uit de ACS-groep van staten toe te voegen die onderhandelingen hebben afgesloten over een overeenkomst tussen de Europese Unie en die regio of staat die voldoet aan de eisen van artikel XXIV van de GATT 1994. |
(5) |
Vanaf de datum van toepassing van deze verordening zal de toevoeging van Kenia aan bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 onderworpen zijn aan de voorwaarden van artikel 2, lid 3, en in het bijzonder onder b), van die verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 wordt het volgende land ingevoegd:
„DE REPUBLIEK KENIA”
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 november 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 348 van 31.12.2007, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 527/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad, met betrekking tot het schrappen van sommige landen van de lijst van regio's of staten die onderhandelingen hebben afgesloten (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 59).
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/37 |
VERORDENING (EU) Nr. 1388/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2014
waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 1, lid 1, onder a), i) en vi),
Na bekendmaking van de ontwerpverordening (2),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overheidsfinanciering die aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag voldoet, vormt staatssteun en moet krachtens artikel 108, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie worden aangemeld. De Raad kan evenwel krachtens artikel 109 van het Verdrag categorieën steun vaststellen die van die aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld. Overeenkomstig artikel 108, lid 4, van het Verdrag kan de Commissie verordeningen betreffende die categorieën steun vaststellen. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 994/98 is de Commissie bevoegd om, overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag, te verklaren dat bepaalde categorieën steun onder bepaalde voorwaarden van de aanmeldingsverplichting kunnen worden vrijgesteld. Op grond van die verordening heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 736/2008 van de Commissie (3) vastgesteld, waarin was bepaald dat, onder bepaalde voorwaarden, steun aan kleine en middelgrote ondernemingen („kmo's”) die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van visserijproducten, verenigbaar is met de interne markt en niet onder de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag valt. Verordening (EG) nr. 736/2008 was van toepassing tot en met 31 december 2013. |
(3) |
De Commissie heeft de artikelen 107 en 108 van het Verdrag in talrijke besluiten toegepast op ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten. Zij heeft haar beleid ook vastgelegd in richtsnoeren die specifiek zijn voor die sector. In het licht van de ervaring die de Commissie heeft opgedaan bij de toepassing van die bepalingen op kmo's, is het passend dat zij de haar bij Verordening (EG) nr. 994/98 verleende bevoegdheden ook gebruikt om die categorie ondernemingen onder bepaalde voorwaarden vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag. |
(4) |
Op 22 juli 2013 werd Verordening (EG) nr. 994/98 gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 733/2013 van de Raad (4) om de Commissie te machtigen de groepsvrijstelling uit te breiden tot nieuwe categorieën steun ten aanzien waarvan duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden kunnen worden vastgesteld. In de visserij- en aquacultuursector is dit het geval voor steun tot herstel van door bepaalde natuurrampen veroorzaakte schade, gezien de ervaring die de Commissie bij de toepassing van artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag op deze categorie steun heeft opgedaan. |
(5) |
De verenigbaarheid van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector wordt door de Commissie beoordeeld aan de hand van de doelstellingen van zowel het mededingingsbeleid als het gemeenschappelijk visserijbeleid. Met het oog op de samenhang met de door de Unie gefinancierde steunmaatregelen moet de maximale intensiteit van de overheidssteun die op grond van deze verordening wordt toegestaan, gelijk zijn aan die welke voor hetzelfde soort steun is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5) en de uitvoeringshandelingen bij die verordening. |
(6) |
Het is van wezenlijk belang dat geen steun wordt verleend in omstandigheden die niet in overeenstemming zijn met het recht van de Unie, en met name met de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarom mag een lidstaat uitsluitend steun in de visserij- en aquacultuursector verlenen indien de gefinancierde maatregelen en de gevolgen daarvan met het recht van de Unie in overeenstemming zijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de begunstigden van staatssteun voldoen aan de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
(7) |
Met haar mededeling over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid (SAM) (6) heeft de Commissie de aanzet gegeven voor een ruimere herziening van de staatssteunregels. De belangrijkste doelstellingen van deze modernisering zijn: i) duurzame, slimme en inclusieve groei bevorderen op een concurrerende interne markt, en tegelijkertijd bijdragen aan de inspanningen van de lidstaten voor een efficiënter gebruik van de overheidsfinanciën; ii) het voorafgaande onderzoek door de Commissie van steunmaatregelen concentreren op zaken die de grootste impact op de interne markt hebben en tegelijk de samenwerking met de lidstaten versterken op het gebied van de handhaving van de staatssteunregels, en iii) de regels stroomlijnen om, op basis van heldere economische argumenten, een gemeenschappelijke aanpak en duidelijke verplichtingen, sneller en met meer kennis van zaken tot steviger onderbouwde beslissingen te komen. Deze verordening maakt deel uit van het SAM-programma. |
(8) |
Deze verordening moet een betere prioritering van de handhavingswerkzaamheden op het gebied van staatssteun en een verdere vereenvoudiging mogelijk maken en moet leiden tot meer transparantie, een doeltreffender evaluatie en een betere controle van de naleving van de staatssteunregels op het nationale niveau en het Unieniveau, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de institutionele bevoegdheden van de Commissie en de lidstaten. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(9) |
De algemene voorwaarden voor de toepassing van deze verordening moeten worden vastgesteld op basis van een reeks gemeenschappelijke beginselen die garanderen dat de steun een doelstelling van gemeenschappelijk belang dient, een duidelijk stimulerend effect heeft, passend en evenredig is, in volledige transparantie wordt toegekend, onder een controlemechanisme valt en geregeld wordt geëvalueerd, en de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig beïnvloedt dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. |
(10) |
Steun die voldoet aan alle voorwaarden die zijn vastgesteld in deze verordening, zowel in het algemeen als specifiek voor de desbetreffende categorieën steun, moet als verenigbaar met de interne markt worden aangemerkt en worden vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag. |
(11) |
Voor staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag die niet valt onder deze verordening of andere verordeningen die op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 zijn vastgesteld, blijft de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag gelden. Deze verordening belet de lidstaten niet om steun die mogelijk onder deze verordening valt, aan te melden. Dergelijke steun moet worden beoordeeld in het licht van de richtsnoeren voor het onderzoek van staatssteun in de visserij- en aquacultuursector of van richtsnoeren ter vervanging van die richtsnoeren (7). |
(12) |
Deze verordening mag niet van toepassing zijn op steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten of op steun voor met de uitvoer verband houdende activiteiten. Met name mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun ter financiering van de oprichting en exploitatie van een distributienet in andere lidstaten of derde landen. Bij steun ter financiering van de kosten van deelneming aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn om een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt in een andere lidstaat of in een derde land uit te brengen, mag het in de regel niet gaan om steun voor met de uitvoer verband houdende activiteiten. |
(13) |
De Commissie moet erop toezien dat goedgekeurde steun de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig beïnvloedt dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Daarom moet steun aan een begunstigde ten aanzien van wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, met uitzondering van steun voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade. |
(14) |
Steun aan ondernemingen in moeilijkheden moet van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten omdat dergelijke steun aan de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (8) moet worden getoetst om te vermijden dat die richtsnoeren worden omzeild, behalve als het gaat om steunregelingen voor het herstel van natuurrampen veroorzaakte schade. Met het oog op rechtszekerheid is het passend duidelijke criteria die geen beoordeling van alle specifieke aspecten van de situatie van een onderneming vergen, vast te stellen om te kunnen bepalen of een onderneming voor de toepassing van deze verordening als een onderneming in moeilijkheden wordt beschouwd. |
(15) |
De handhaving van de staatssteunregels is sterk afhankelijk van de medewerking van de lidstaten. Daarom moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om de naleving van deze verordening te garanderen, ook bij individuele steunverlening in het kader van regelingen die onder een groepsvrijstelling vallen. |
(16) |
Omdat een juist evenwicht moet worden gevonden tussen de optimale beperking van concurrentieverstoringen in de gesteunde sector enerzijds, en de doelstellingen van deze verordening anderzijds, mag krachtens deze verordening geen vrijstelling worden verleend voor individuele steun die groter is dan een vastgesteld maximumbedrag, ongeacht of die steun op grond van een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling wordt verleend of niet. |
(17) |
Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en een doelmatige monitoring mag deze verordening slechts van toepassing zijn op steun waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd („transparante steun”). |
(18) |
In deze verordening moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden bepaalde specifieke steuninstrumenten, zoals leningen, garanties, belastingmaatregelen, en met name terugbetaalbare voorschotten, als transparant mogen worden beschouwd. Steun in de vorm van garanties moet als transparant worden beschouwd als het brutosubsidie-equivalent is berekend op basis van de safe-harbour-premies die voor het desbetreffende soort onderneming zijn vastgesteld. Voor kmo's zijn in de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (9) niveaus van jaarpremies vermeld waarboven een staatsgarantie geacht wordt geen steun te vormen. Voor de toepassing van deze verordening mogen kapitaalinjecties en risicokapitaalmaatregelen niet als transparante steun worden beschouwd. |
(19) |
Om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en als prikkel fungeert om activiteiten of projecten verder te ontwikkelen, mag deze verordening niet gelden voor steun voor activiteiten die de begunstigde hoe dan ook zou ondernemen, zelfs zonder de steun. Steun mag overeenkomstig deze verordening alleen van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag worden vrijgesteld als de activiteit of de werkzaamheden in het kader van het gesteunde project pas worden gestart nadat de begunstigde een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend. |
(20) |
Voor automatische steunregelingen in de vorm van belastingvoordelen moet nog steeds een specifieke voorwaarde betreffende het stimulerend effect gelden, aangezien dat soort steun wordt toegekend volgens andere procedures dan de overige categorieën steun. Die regelingen moeten reeds zijn vastgesteld vóór de start van de werkzaamheden in het kader van het gesteunde project of de gesteunde activiteit. Deze voorwaarde mag evenwel niet gelden in het geval van fiscale vervolgregelingen, op voorwaarde dat de activiteit al onder de voorgaande fiscale regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel. Voor het beoordelen van het stimulerende effect van die regelingen is het cruciale moment het tijdstip waarop de belastingmaatregel voor het eerst werd vastgesteld in de oorspronkelijke regeling, die nadien door de vervolgregeling is vervangen. |
(21) |
Bij de berekening van de steunintensiteit mogen alleen subsidiabele kosten in rekening worden genomen. Bij deze verordening mag geen steun worden vrijgesteld die de desbetreffende steunintensiteit overschrijdt doordat niet subsidiabele kosten in rekening worden genomen. Dat het om subsidiabele kosten gaat, moet worden gestaafd met duidelijke, specifieke en actuele bewijsstukken. Alle gebruikte cijfers moeten bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen zijn. Van in tranches betaalde steun moet door discontering de waarde ervan op de datum van de toekenning van de steun worden berekend. Ook de subsidiabele kosten moeten worden gedisconteerd tot de waarde ervan op de datum van de toekenning van de steun. De rentevoet die voor de discontering en voor de berekening van het steunbedrag moet worden gehanteerd als de steun niet de vorm van een subsidie heeft, moet het disconteringspercentage, respectievelijk het referentiepercentage zijn dat op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is, zoals vastgesteld in de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (10). Wanneer steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, moeten de steuntranches worden gedisconteerd aan de hand van de disconteringspercentages die gelden op de diverse data waarop de belastingvoordelen beginnen te spelen. Het gebruik van steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten moet worden bevorderd omdat dit soort risicodelende instrumenten bijdraagt tot het versterken van het stimulerende effect van de steun. Daarom moet worden bepaald dat wanneer steun in de vorm van terug te betalen voorschotten wordt toegekend, de in deze verordening bedoelde toepasselijke steunintensiteiten mogen worden verhoogd. |
(22) |
In het geval van belastingvoordelen met betrekking tot in de toekomst verschuldigde belastingen is het mogelijk dat het toepasselijke disconteringspercentage en het precieze bedrag van de steuntranches vooraf niet bekend zijn. In dat geval moeten de lidstaten vooraf een maximum voor de gedisconteerde waarde van de steun bepalen dat strookt met de toepasselijke steunintensiteit. Wanneer vervolgens het bedrag van de steuntranche op een bepaald tijdstip bekend wordt, kan discontering plaatsvinden op basis van het op dat tijdstip toepasselijke disconteringspercentage. De gedisconteerde waarde van elke steuntranche moet in mindering worden gebracht op het totale maximumbedrag. |
(23) |
Om te bepalen of de in deze verordening bedoelde aanmeldingsdrempels en maximale steunintensiteiten worden nageleefd, moet het totale bedrag aan overheidssteun voor de gesteunde activiteit of het gesteunde project in aanmerking worden genomen. Voorts moet in deze verordening een nadere omschrijving worden gegeven van de omstandigheden waarin verschillende categorieën steun mogen worden gecumuleerd. De krachtens deze verordening vrijgestelde steun mag worden gecumuleerd met andere verenigbare steun die krachtens andere verordeningen is vrijgesteld of door de Commissie is goedgekeurd, mits het bij die maatregelen gaat om verschillende identificeerbare subsidiabele kosten. Wanneer verschillende bronnen van steun betrekking hebben op dezelfde — elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende — identificeerbare subsidiabele kosten, moet cumulering worden toegestaan tot de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat krachtens deze verordening voor die steun geldt. In deze verordening moeten ook bijzondere regels worden vastgesteld voor cumulering van steunmaatregelen met de-minimissteun. De-minimissteun wordt vaak niet toegekend voor of is vaak niet toe te wijzen aan specifieke identificeerbare subsidiabele kosten. In een dergelijk geval moet het mogelijk zijn om de-minimissteun vrij te cumuleren met staatssteun die krachtens deze verordening is vrijgesteld. Wanneer evenwel de-minimissteun wordt verleend voor dezelfde identificeerbare subsidiabele kosten als waarvoor krachtens deze verordening vrijgestelde staatssteun wordt verleend, mag cumulatie slechts worden toegestaan tot aan de maximale steunintensiteit als bedoeld in hoofdstuk III van deze verordening. |
(24) |
Aangezien staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag in beginsel verboden is, is het van belang dat alle partijen kunnen controleren of een bepaalde steun met inachtneming van de toepasselijke regels wordt toegekend. Transparantie van staatssteun is dus van essentieel belang voor de correcte toepassing van de Verdragsregels en leidt tot betere naleving van de regels, sterkere verantwoordingsplicht, peerreview en uiteindelijk tot een doelmatigere besteding van overheidsmiddelen. Om transparantie te garanderen moet van de lidstaten worden verlangd dat zij uitgebreide staatssteunwebsites op regionaal of nationaal niveau opzetten, waarop beknopte informatie wordt gepubliceerd over elke steunmaatregel die krachtens deze verordening is vrijgesteld. Die verplichting moet een voorwaarde zijn voor de verenigbaarheid van de individuele steun met de interne markt. Volgens de in Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad (11) beschreven standaardpraktijk voor de publicatie van informatie moet een standaardformaat worden gebruikt waarmee de informatie kan worden doorzocht en gedownload en gemakkelijk op het internet kan worden gepubliceerd. De links naar de staatssteunwebsites van alle lidstaten moeten op de website van de Commissie worden bekendgemaakt. Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 994/98, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 733/2013, moet over elke steunmaatregel die krachtens deze verordening is vrijgesteld, beknopte informatie op de website van de Commissie worden bekendgemaakt. |
(25) |
Met het oog op doeltreffende monitoring van steunmaatregelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 994/98, als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 733/2013, is het passend voorschriften vast te stellen ten aanzien van de verslaglegging door de lidstaten met betrekking tot krachtens deze verordening vrijgestelde steunmaatregelen en de toepassing van deze verordening. Voorts is het, in het licht van de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad (12) vastgestelde verjaringstermijn, passend om regels vast te stellen betreffende de dossiers die de lidstaten moeten bijhouden over de krachtens deze verordening vrijgestelde steunmaatregelen. Tot slot moet in elke individuele steunmaatregel uitdrukkelijk naar deze verordening worden verwezen. |
(26) |
Om de doeltreffendheid van de in deze verordening uiteengezette verenigbaarheidsvoorwaarden te versterken, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om het voordeel van de groepsvrijstelling voor toekomstige steunmaatregelen in te trekken ingeval die voorwaarden niet worden nageleefd. Wanneer de niet-naleving van deze verordening alleen betrekking heeft op een beperkte groep maatregelen of bepaalde autoriteiten, moet de Commissie de intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling kunnen beperken tot bepaalde soorten steun, bepaalde begunstigden of door bepaalde autoriteiten vastgestelde steunmaatregelen. Dit soort gerichte intrekking moet een evenredige oplossing bieden die rechtstreeks verband houdt met de geconstateerde niet-naleving van deze verordening. Wanneer niet aan de in de hoofdstukken I en III uiteengezette verenigbaarheidsvoorwaarden wordt voldaan, zal de toegekende steun niet onder deze verordening vallen en zal hij bijgevolg onrechtmatige steun vormen, die de Commissie zal onderzoeken in het kader van de desbetreffende procedure van Verordening (EG) nr. 659/1999. Wanneer niet aan de voorwaarden van hoofdstuk II wordt voldaan, doet de intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling ten aanzien van toekomstige steunmaatregelen geen afbreuk aan het feit dat voor maatregelen uit het verleden die aan deze verordening voldeden, een groepsvrijstelling gold. |
(27) |
Om verschillen die tot concurrentieverstoringen zouden kunnen leiden, weg te werken, om de coördinatie van de verschillende uniale en nationale initiatieven met betrekking tot kmo's te vergemakkelijken en om de administratieve duidelijkheid en de rechtszekerheid te bevorderen, moet de definitie van kmo's die voor de toepassing van deze verordening wordt gehanteerd, gebaseerd zijn op de definitie in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (13). |
(28) |
De onderhavige verordening moet betrekking hebben op soorten steun in de visserij- en aquacultuursector die de Commissie al jarenlang systematisch goedkeurt. Deze steun hoeft niet geval per geval door de Commissie te worden beoordeeld op zijn verenigbaarheid met de interne markt, op voorwaarde dat hij voldoet aan de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 vastgestelde voorwaarden. |
(29) |
Volgens artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag is steun voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade verenigbaar met de interne markt. Om rechtszekerheid te bieden is het noodzakelijk om te bepalen welke soorten gebeurtenissen natuurrampen kunnen vormen waarvoor op grond van deze verordening vrijstelling wordt verleend. Voor de toepassing van deze verordening moeten aardbevingen, grondverschuivingen, overstromingen, en met name overstromingen als gevolg van rivieren of meren die buiten hun oevers treden, lawines, tornado's, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden met een natuurlijke oorzaak worden beschouwd als gebeurtenissen die een natuurramp vormen. Schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden die regelmatiger voorkomen, zoals storm, vorst, hagel, ijs, regen of droogte, mag niet als natuurramp in de zin van artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag worden beschouwd. Om te garanderen dat steun voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade daadwerkelijk onder de vrijstelling valt, moet in deze verordening, uitgaande van de vaste praktijk, worden vastgesteld onder welke voorwaarden dergelijke steunregelingen in aanmerking kunnen komen voor die groepsvrijstelling. Die voorwaarden moeten met name verband houden met de formele erkenning door de autoriteiten van de lidstaten van de gebeurtenis als natuurramp en met een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de natuurramp en de door de begunstigde onderneming (waarbij het ook om ondernemingen in moeilijkheden kan gaan) geleden schade, en moeten ervoor zorgen dat overcompensatie wordt voorkomen. De compensatie mag niet meer bedragen dan wat nodig is om de begunstigde in staat te stellen terug te keren naar de situatie zoals die vóór de ramp bestond. |
(30) |
Op grond van artikel 15, lid 1, onder f), en artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad (14) kunnen de lidstaten belastingvrijstellingen of -verlagingen toepassen op de visserij in de binnenwateren of op de visteelt. Bijgevolg moeten deze maatregelen vrijgesteld blijven van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag, mits zij voldoen aan de bij die richtlijn vastgestelde voorwaarden. Belastingvrijstellingen voor de visserij in EU-wateren die de lidstaten moeten invoeren op grond van artikel 14, lid 1, onder c), van die richtlijn, kunnen niet aan de staat worden toegerekend en vormen bijgevolg geen staatssteun. |
(31) |
Blijkens de ervaring van de Commissie op dit gebied moet het staatssteunbeleid periodiek opnieuw worden bezien. Daarom moet de toepassingsduur van deze verordening worden beperkt en moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld. Aangezien de voorwaarden voor steunverlening in het kader van deze verordening zijn afgestemd op de voorwaarden voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 508/2014 (15), is het passend om te zorgen voor samenhang tussen de toepassingsperiode voor deze verordening en de toepassingsperiode voor Verordening (EU) nr. 508/2014. Als de geldigheidsduur van deze verordening verstrijkt zonder dat deze verordening is verlengd, moeten steunregelingen die krachtens deze verordening reeds zijn vrijgesteld, nog zes maanden vrijgesteld blijven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op steun voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten.
2. Deze verordening is ook van toepassing op steun die overeenkomstig artikel 44 voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade wordt toegekend aan ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, ongeacht de omvang van de onderneming van de begunstigde van de steun.
3. Deze verordening is niet van toepassing op:
(a) |
steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van de op de markt gebrachte producten; |
(b) |
steun voor activiteiten die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, namelijk rechtstreeks aan uitgevoerde hoeveelheden gekoppelde steun, steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of steun voor andere lopende kosten in verband met de uitvoeractiviteit; |
(c) |
steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen; |
(d) |
steun die aan ondernemingen in moeilijkheden wordt verleend, met uitzondering van steun voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade; |
(e) |
steunregelingen waarin niet uitdrukkelijk de betaling wordt uitgesloten van individuele steun voor ondernemingen ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, met uitzondering van steunregelingen voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade; |
(f) |
ad-hocsteun voor een onder e) bedoelde onderneming; |
(g) |
steun voor concrete acties die niet in aanmerking zouden zijn gekomen voor steun op grond van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 508/2014; |
(h) |
steun toegekend aan ondernemingen die geen steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij kunnen aanvragen vanwege de redenen in artikel 10, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 508/2014. |
4. Deze verordening is niet van toepassing op staatssteunmaatregelen die, op zich, door de daaraan verbonden voorwaarden of de toegepaste financieringsmethode tot een daarmee onlosmakelijk verbonden schending van het Unierecht leiden, met name:
(a) |
steun waarbij aan de steunverlening de verplichting voor de begunstigde verbonden is om zijn hoofdkantoor in de betrokken lidstaat te hebben of om voornamelijk in die lidstaat te zijn gevestigd. Wel is het toegestaan om te eisen dat een onderneming op het tijdstip van de uitkering van de steun een vaste inrichting of dochteronderneming in de steunverlenende lidstaat heeft; |
(b) |
steun waarbij aan de steunverlening de verplichting voor de begunstigde is verbonden om binnenlands geproduceerde goederen of binnenlandse diensten te gebruiken; |
(c) |
steun die beperkingen stelt aan de mogelijkheden voor de begunstigden om de resultaten van onderzoek, ontwikkeling en innovatie in andere lidstaten te exploiteren. |
Artikel 2
Aanmeldingsdrempel
1. Deze verordening is niet van toepassing op steun voor projecten waarvan de subsidiabele kosten meer dan 2 miljoen EUR bedragen, of wanneer het steunbedrag meer dan 1 miljoen EUR per begunstigde per jaar bedraagt.
2. De in lid 1 bedoelde drempels mogen niet door kunstmatige opsplitsing van de steunregelingen of steunprojecten worden omzeild.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(1) „steun” of „steunmaatregel”: elke maatregel die aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag voldoet;
(2) „kleine en middelgrote ondernemingen” of „kmo's”: ondernemingen die aan de in bijlage I vastgestelde criteria voldoen;
(3) „visserij- en aquacultuurproducten”: de producten die zijn gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (16);
(4) „natuurrampen”: aardbevingen, lawines, grondverschuivingen en overstromingen, tornado's, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden van natuurlijke oorsprong;
(5) „onderneming in moeilijkheden”: een onderneming ten aanzien waarvan zich ten minste één van de volgende omstandigheden voordoet:
(a) |
in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming) een negatief totaalbedrag oplevert dat groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „vennootschap met beperkte aansprakelijkheid” met name de rechtsvormen van ondernemingen bedoeld die zijn vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (17), en omvat „aandelenkapitaal” ook het eventuele agio; |
(b) |
in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming” met name de in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld, |
(c) |
wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen, |
(d) |
wanneer de onderneming reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, dan wel herstructureringssteun heeft ontvangen en nog steeds in een herstructureringsplan zit; |
(6) „ad-hocsteun”: steun die niet op grond van een steunregeling wordt verleend;
(7) „steunregeling”: elk besluit op grond waarvan aan ondernemingen die in het besluit op algemene en abstracte wijze zijn omschreven, individuele steun kan worden toegekend zonder dat hiervoor nog uitvoeringsmaatregelen vereist zijn, alsmede elk besluit op grond waarvan steun die niet aan een specifiek project is gebonden, voor onbepaalde tijd en/of voor een onbepaald bedrag aan een of meer ondernemingen kan worden toegekend;
(8) „individuele steun”::
(a) |
ad-hoc steun, en |
(b) |
steun die op grond van een steunregeling aan individuele begunstigden wordt toegekend; |
(9) „brutosubsidie-equivalent”: het bedrag van de steun indien die in de vorm van een subsidie aan de begunstigde was toegekend, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;
(10) „terugbetaalbaar voorschot”: een lening voor een project die in één of meer tranches wordt betaald en waarbij de voorwaarden voor terugbetaling afhangen van de uitkomst van het project;
(11) „start van de werkzaamheden”: afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt, hetzij de start van de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste, juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt. De aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van haalbaarheidsstudies worden niet als start van de werkzaamheden beschouwd. Bij overnames is de start van de werkzaamheden het tijdstip van de verwerving van de activa die rechtstreeks met de overgenomen vestiging verband houden;
(12) „fiscale vervolgregeling”: een regeling in de vorm van belastingvoordelen die een gewijzigde versie is van een reeds bestaande regeling in de vorm van belastingvoordelen en die deze vervangt;
(13) „steunintensiteit”: het brutosteunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de subsidiabele kosten, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen;
(14) „datum van de toekenning van de steun”: de datum waarop de wettelijke aanspraak om steun te ontvangen, krachtens de nationale wettelijke regeling aan de begunstigde wordt verleend.
Artikel 4
Vrijstellingsvoorwaarden
1. Steunregelingen, in het kader van steunregelingen toegekende individuele steun en ad-hocsteun zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 2 of lid 3, van het Verdrag en zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits die steun voldoet aan de in hoofdstuk I van deze verordening vastgestelde voorwaarden en aan de in hoofdstuk III van deze verordening vastgestelde specifieke voorwaarden voor de betrokken steuncategorie.
2. Steunmaatregelen worden slechts op grond van deze verordening vrijgesteld indien daarin uitdrukkelijk is bepaald dat de begunstigden van de steun tijdens de steunverleningsperiode de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moeten naleven en dat, als tijdens deze periode wordt geconstateerd dat zij dit niet doen, de steun moet worden terugbetaald in verhouding tot de ernst van de inbreuk.
Artikel 5
Transparantie van de steun
1. Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (hierna „transparante steun” genoemd).
2. De volgende categorieën steun worden als transparant aangemerkt:
(a) |
steun in de vorm van subsidies en rentesubsidies; |
(b) |
steun in de vorm van leningen indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent het op het tijdstip van de steunverlening geldende referentiepercentage is gebruikt; |
(c) |
steun in de vorm van garanties:
|
(d) |
steun in de vorm van belastingvoordelen wanneer de maatregel voorziet in een maximum dat garandeert dat de toepasselijke drempel niet wordt overschreden; |
(e) |
steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten als het totale nominale bedrag van het terugbetaalbare voorschot niet groter is dan de krachtens deze verordening toepasselijke drempels of als, vóór de tenuitvoerlegging van de maatregel, de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van het terugbetaalbare voorschot na aanmelding bij de Commissie is aanvaard. |
3. Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende categorieën steun niet als transparant beschouwd:
(a) |
steun in de vorm van kapitaalinjecties; |
(b) |
steun in de vorm van risicofinancieringsmaatregelen. |
Artikel 6
Stimulerend effect
1. Deze verordening is slechts van toepassing op steun die een stimulerend effect heeft.
2. Steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben als de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden in het kader van het project of de activiteit starten, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend. De steunaanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:
(a) |
de naam en de grootte van de onderneming; |
(b) |
een beschrijving van het project of de activiteit, met inbegrip van de start- en einddatum; |
(c) |
de plaats van het project of de activiteit; |
(d) |
een lijst van de subsidiabele kosten; |
(e) |
het soort steun (subsidie, lening, garantie, terugbetaalbaar voorschot enz.) en het bedrag aan overheidsfinanciering dat voor het project of de activiteit nodig is. |
3. In afwijking van lid 2 worden maatregelen in de vorm van belastingvoordelen geacht een stimulerend effect te hebben als de volgende voorwaarden zijn vervuld:
(a) |
de maatregel vestigt overeenkomstig objectieve criteria een aanspraak op steun zonder dat de lidstaat nog een beoordelingsbevoegdheid uitoefent, en |
(b) |
de maatregel is goedgekeurd en is in werking getreden voordat de werkzaamheden in het kader van het gesteunde project of de gesteunde activiteit zijn gestart, behalve in het geval van fiscale vervolgregelingen, wanneer de activiteit al onder de vroegere regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel. |
4. In afwijking van de leden 1 en 2 hoeven de volgende categorieën steun geen stimulerend effect te hebben of worden zij geacht dat effect te hebben:
(a) |
steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen, indien de voorwaarden van artikel 44 zijn vervuld; |
(b) |
steun in de vorm van belastingvrijstellingen of -verlagingen die door de lidstaten zijn vastgesteld op grond van artikel 15, lid 1, onder f), en artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG, indien de voorwaarden van artikel 45 van de onderhavige verordening zijn vervuld. |
Artikel 7
Steunintensiteit en subsidiabele kosten
1. Alle bedragen die voor de berekening van de steunintensiteit en de subsidiabele kosten worden gebruikt, zijn bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. De subsidiabele kosten worden gestaafd met bewijsstukken die duidelijk, specifiek en actueel zijn.
2. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt verleend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun.
3. Steun die in meerdere tranches wordt betaald, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op de datum van de toekenning van de steun. De subsidiabele kosten worden gedisconteerd tot de waarde ervan op de datum van de toekenning van de steun. De rentevoet die voor de discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op de datum van de toekenning van de steun van toepassing is.
4. Wanneer steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, worden de steuntranches gedisconteerd aan de hand van de disconteringspercentages die gelden op de verschillende data waarop het belastingvoordeel begint te spelen.
5. Wanneer steun wordt verleend in de vorm van terugbetaalbare voorschotten die, bij gebreke van een geaccepteerde methode om het brutosubsidie-equivalent ervan te berekenen, worden uitgedrukt als een percentage van de subsidiabele kosten en de maatregel erin voorziet dat, ingeval van een succesvolle uitkomst van het project als omschreven op basis van een redelijke en prudente hypothese, de voorschotten worden terugbetaald vermeerderd met een rente die ten minste gelijk is aan de op de datum van de toekenning van de steun toepasselijke disconteringsvoet, kunnen de in hoofdstuk III vastgestelde maximale steunintensiteiten worden verhoogd met 10 procentpunten.
6. De subsidiabele kosten voldoen aan de artikelen 67, 68 en 69 van Verordening (EU) nr.1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19).
Artikel 8
Cumulering
1. Om te bepalen of de aanmeldingsdrempels van artikel 2 en de maximale steunintensiteiten van hoofdstuk III in acht worden genomen, wordt het totale bedrag aan overheidssteun voor de gesteunde activiteit, het gesteunde project of de gesteunde onderneming in aanmerking genomen, ongeacht of de steun uit lokale, regionale, nationale of uniale bronnen wordt gefinancierd.
2. Krachtens deze verordening vrijgestelde steun mag worden gecumuleerd met:
(a) |
andere staatssteun, zolang het bij die maatregelen om andere identificeerbare subsidiabele kosten gaat; |
(b) |
andere staatssteun voor dezelfde (geheel of gedeeltelijk overlappende) subsidiabele kosten, mits die cumulering er niet toe leidt dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat krachtens deze verordening voor deze steun geldt, wordt overschreden. |
3. Krachtens deze verordening vrijgestelde steun mag niet met de-minimissteun voor dezelfde subsidiabele kosten worden gecumuleerd als die cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger uitkomt dan de in hoofdstuk III bedoelde steunintensiteiten.
Artikel 9
Publicatie en informatie
1. De betrokken lidstaat zorgt voor publicatie op een uitgebreide staatssteunwebsite, op nationaal of regionaal niveau, van:
(a) |
de in artikel 11 bedoelde beknopte informatie in het gestandaardiseerde formaat dat in bijlage II is vastgesteld, of een link daarnaar; |
(b) |
de in artikel 11 bedoelde volledige tekst van elke steunmaatregel of een link daarnaar; |
(c) |
de in bijlage III bedoelde gegevens over elke individuele steunverlening van meer dan 30 000 EUR. |
2. Voor regelingen in de vorm van belastingvoordelen worden de in lid 1, onder c), vastgestelde voorwaarden geacht te zijn vervuld als de lidstaten de informatie die over individuele steunbedragen is vereist, publiceren volgens de onderstaande tranches (in miljoen EUR):
(a) |
0,03-0,2 |
(b) |
0,2-0,4 |
(c) |
0,4-0,6 |
(d) |
0,6-0,8 |
(e) |
0,8-1. |
3. De in lid 1, onder c), bedoelde gegevens worden op een in bijlage III beschreven gestandaardiseerde wijze georganiseerd en toegankelijk gemaakt, en kunnen op een doeltreffende manier worden doorzocht en gedownload. De in lid 1 bedoelde gegevens worden bekendgemaakt binnen zes maanden vanaf de datum van de toekenning van de steun of, in het geval van steun in de vorm van een belastingvoordeel, binnen één jaar vanaf de datum waarop de belastingaangifte moet zijn ingediend, en blijven beschikbaar gedurende ten minste tien jaar vanaf de datum van de toekenning van de steun.
4. Elke steunregeling en individuele steun omvat een uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening, met vermelding van de titel ervan en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Unie, en naar de specifieke bepalingen van hoofdstuk III waarop dat besluit betrekking heeft, of, indien van toepassing, naar de nationale wet die waarborgt dat de toepasselijke bepalingen van deze verordening worden nageleefd. Deze wet gaat vergezeld van de uitvoeringsbepalingen en de wijzigingen ervan.
5. De Commissie publiceert op haar website:
(a) |
de links naar de in lid 1 van dit artikel bedoelde staatssteunwebsites; |
(b) |
de in artikel 11 bedoelde beknopte informatie. |
6. De lidstaten voldoen uiterlijk binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan het bepaalde in dit artikel.
HOOFDSTUK II
MONITORING
Artikel 10
Intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling
Wanneer een lidstaat steun toekent die, naar wordt beweerd, krachtens deze verordening van de aanmeldingsverplichting is vrijgesteld, maar niet aan de in de hoofdstukken I, II en III vastgestelde voorwaarden voldoet, kan de Commissie, nadat zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld zijn standpunt kenbaar te maken, een besluit vaststellen waarin zij verklaart dat alle of sommige steunmaatregelen die de betrokken lidstaat in de toekomst vaststelt en die anders aan de voorwaarden van deze verordening zouden voldoen, bij de Commissie overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag moeten worden aangemeld. De aan te melden maatregelen kunnen worden beperkt tot maatregelen waarmee bepaalde soorten steun worden verleend, maatregelen ten behoeve van bepaalde begunstigden of maatregelen die door bepaalde autoriteiten van de betrokken lidstaat worden genomen.
Artikel 11
Verslaglegging
De lidstaten delen de Commissie mee:
(a) |
via het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie: de beknopte informatie over elke krachtens deze verordening vrijgestelde steunmaatregel in het gestandaardiseerde formaat dat in bijlage II is vastgesteld, samen met een link naar de volledige tekst van de steunmaatregel, met inbegrip van de wijzigingen daarin, binnen 20 werkdagen na de inwerkingtreding ervan; |
(b) |
een in Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (20) bedoeld jaarlijks verslag over de toepassing van deze verordening, in elektronische vorm, dat de in Verordening (EG) nr. 794/2004 vermelde gegevens bevat, met betrekking tot elk volledig jaar, of deel daarvan, waarin deze verordening van toepassing is. |
Artikel 12
Monitoring
Om de Commissie in staat te stellen de krachtens deze verordening van aanmelding vrijgestelde steun te monitoren, houden de lidstaten gedetailleerde dossiers bij met de gegevens en bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Deze dossiers worden bijgehouden gedurende tien jaar vanaf de datum waarop de ad-hocsteun is verleend of, in het geval van regelingen, de laatste steun is verleend. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie binnen 20 werkdagen, of binnen een in het verzoek vastgestelde langere termijn, alle gegevens en bewijsstukken die de Commissie nodig acht om de toepassing van deze verordening te kunnen monitoren.
HOOFDSTUK III
SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR VERSCHILLENDE CATEGORIEËN STEUN
AFDELING 1
Duurzame ontwikkeling van de visserij
Artikel 13
Steun voor innovatie
Steun voor innovatie in de visserijsector die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 26 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 14
Steun voor adviesdiensten
Steun voor adviesdiensten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 27 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 15
Steun voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers
Steun voor partnerschappen tussen wetenschappers en vissers die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 28 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 16
Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal, het scheppen van banen en de sociale dialoog
Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal, het scheppen van banen en de sociale dialoog die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 29 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 17
Steun om diversifiëring en nieuwe bronnen van inkomsten te vergemakkelijken
Steun om diversifiëring en nieuwe bronnen van inkomsten te vergemakkelijken die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 30 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 18
Starterssteun voor jonge vissers
Starterssteun voor jonge vissers die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 31 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 19
Steun voor de verbetering van gezondheid en veiligheid
Steun voor de verbetering van gezondheid en veiligheid die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 32 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en aan de gedelegeerde handelingen die op grond van artikel 32, lid 4, van die verordening zijn vastgesteld, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 20
Steun voor onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen
Steun voor onderlinge fondsen voor ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 35 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 21
Steun voor systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden
Steun voor systemen voor de toewijzing van vangstmogelijkheden die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 36 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 22
Steun voor het ontwerpen en uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en regionale samenwerking
Steun voor het ontwerpen en uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en regionale samenwerking die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 37 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 23
Steun voor de beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en voor de aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten
Steun voor de beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu en voor de aanpassing van de visserij aan de bescherming van soorten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 38 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 24
Steun voor innovatie in verband met de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee
Steun voor innovatie in verband met de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 39 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 25
Steun voor de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en voor compensatieregelingen in het kader van duurzame visserijactiviteiten
Steun voor de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en voor compensatieregelingen in het kader van duurzame visserijactiviteiten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 40 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en aan de gedelegeerde handelingen die op grond van artikel 40, lid 4, van die verordening zijn vastgesteld, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 26
Steun om de energie-efficiëntie te verbeteren en de gevolgen van de klimaatverandering te matigen
Steun om de energie-efficiëntie te verbeteren en de gevolgen van de klimaatverandering te matigen, met uitzondering van steun voor het vervangen of moderniseren van motoren, die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 41 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en aan de gedelegeerde handelingen die op grond van artikel 41, lid 10, van die verordening zijn vastgesteld, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 27
Steun voor toegevoegde waarde, productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten
Steun voor toegevoegde waarde, productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 42 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 28
Steun voor vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen
Steun voor vissershavens, aanlandingsplaatsen, afslagen en beschuttingsplaatsen die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 43 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 29
Steun voor de binnenvisserij en de aquatische fauna en flora in de binnenwateren
Steun voor de binnenvisserij en de aquatische fauna en flora in de binnenwateren die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 44 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
AFDELING 2
Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur
Artikel 30
Steun voor innovatie in de aquacultuur
Steun voor innovatie in de aquacultuur die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 31
Steun voor productieve investeringen in de aquacultuur
Steun voor productieve investeringen in de aquacultuur die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 48 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 32
Steun voor beheers-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven
Steun voor beheers-, verzorgings- en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 49 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 33
Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur
Steun voor de bevordering van het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 50 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 34
Steun voor de vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties
Steun voor de vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 51 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 35
Steun voor het aanmoedigen van nieuwe aquacultuurexploitanten die aan duurzame aquacultuur doen
Steun voor het aanmoedigen van nieuwe aquacultuurexploitanten die aan duurzame aquacultuur doen, die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 52 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 36
Steun voor de omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur
Steun voor de omschakeling naar milieubeheer- en milieu-auditregelingen en naar biologische aquacultuur die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 53 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 37
Steun voor aquacultuur die milieudiensten levert
Steun voor aquacultuur die milieudiensten levert, die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 54 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 38
Steun voor maatregelen op het gebied van volksgezondheid
Steun voor maatregelen op het gebied van volksgezondheid die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 55 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 39
Steun voor maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn
Steun voor maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 56 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 40
Steun voor een aquacultuurbestandsverzekering
Steun voor een aquacultuurbestandsverzekering die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van de artikelen 46 en 57 van Verordening (EU) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
AFDELING 3
Maatregelen in verband met afzet en verwerking
Artikel 41
Steun voor afzetmaatregelen
Steun voor afzetmaatregelen die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 42
Steun voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten
Steun voor de verwerking van visserij- en aquacultuurproducten die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
AFDELING 4
Andere categorieën steun
Artikel 43
Steun voor gegevensverzameling
Steun voor gegevensverzameling die aan de voorwaarden van hoofdstuk I voldoet, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits:
(a) |
de steun voldoet aan de voorwaarden van artikel 77 van Verordening (EG) nr. 508/2014, en |
(b) |
het steunbedrag, uitgedrukt in brutosubsidie-equivalent, niet hoger is dan de maximumintensiteit voor overheidssteun die is vastgesteld in artikel 95 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en de op grond van artikel 95, lid 5, van die verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen. |
Artikel 44
Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen
1. Steunregelingen voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 2, onder b), van het Verdrag en zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag als zij voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in dit artikel en in hoofdstuk I.
2. Voor steun die in het kader van dit artikel wordt verleend, gelden de volgende voorwaarden:
(a) |
de bevoegde autoriteit van de lidstaat heeft de gebeurtenis formeel als natuurramp erkend, en |
(b) |
er is een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de natuurramp en de schade die de onderneming heeft geleden. |
3. De steun wordt rechtstreeks uitbetaald aan de betrokken onderneming.
4. Steunregelingen met betrekking tot een specifieke natuurramp worden ingesteld binnen drie jaar nadat de natuurramp zich heeft voorgedaan. De steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
5. In aanmerking komen de kosten van de schade die als een rechtstreeks gevolg van de natuurramp is ontstaan, zoals getaxeerd door een openbare autoriteit, een door de steunverlenende autoriteit erkende onafhankelijke deskundige of een verzekeringsonderneming. Bij de schade kan het gaan om:
(a) |
materiële schade aan activa, zoals gebouwen, uitrusting, machines, voorraden en productiemiddelen; |
(b) |
inkomensverlies als gevolg van de volledige of gedeeltelijke schorsing van de activiteiten voor een periode van ten hoogste zes maanden, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de ramp heeft plaatsgevonden. |
6. De materiële schade wordt berekend op basis van de reparatiekosten of de economische waarde van de betrokken activa vóór de ramp. Deze schade mag niet groter zijn dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de ramp, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van het eigendom onmiddellijk vóór en onmiddellijk na de ramp.
7. Het inkomensverlies wordt berekend door:
(a) |
de hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in het jaar van de natuurramp of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs, af te trekken van |
(b) |
de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid visserij- en aquacultuurproducten die is geproduceerd in de drie jaar voorafgaand aan de natuurramp of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de natuurramp, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs. |
8. De schade wordt berekend op het niveau van de individuele begunstigde.
9. De steun en de eventuele andere betalingen ter vergoeding van de schade, met inbegrip van betalingen in het kader van verzekeringspolissen, mogen ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten bedragen.
Artikel 45
Belastingvrijstellingen en -verlagingen overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG
1. Steun in de vorm van belastingvrijstellingen of -verlagingen die door de lidstaten zijn vastgesteld op grond van artikel 15, lid 1, onder f), en artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2003/96/EG zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en zijn van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in Richtlijn 2003/96/EG en in hoofdstuk I van de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2. De begunstigden van de belastingvrijstellingen of -verlagingen worden geselecteerd op basis van transparante en objectieve criteria. Zij betalen in voorkomend geval ten minste het desbetreffende, bij Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveau.
HOOFDSTUK IV
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 46
Overgangsbepalingen
1. Deze verordening is van toepassing op individuele steun die vóór de inwerkingtreding ervan is verleend, indien deze steun voldoet aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, met uitzondering van artikel 9.
2. Steun die vóór 1 juli 2014 is toegekend op grond van een krachtens artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde verordening die voorheen van kracht was, is verenigbaar met de interne markt en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
3. Steun die niet van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag is vrijgesteld op grond van deze verordening of van andere krachtens artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde verordeningen die voorheen van kracht waren, wordt door de Commissie beoordeeld aan de hand van de toepasselijke kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
4. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening blijven op grond van deze verordening vrijgestelde steunregelingen nog gedurende een aanpassingsperiode van zes maanden vrijgesteld.
Artikel 47
Inwerkingtreding en toepasselijkheid
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Zij is van toepassing tot en met 31 december 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1).
(2) PB C 258 van 8.8.2014, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 736/2008 van de Commissie van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die visserijproducten produceren, verwerken en afzetten (PB L 201 van 30.7.2008, blz. 16).
(4) Verordening (EU) nr. 733/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 994/98 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (PB L 204 van 31.7.2013, blz. 11).
(5) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(6) COM (2012) 209 van 8.5.2012.
(7) PB C 84 van 3.4.2008, blz. 10.
(8) PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.
(9) PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.
(10) PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.
(11) Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1).
(12) Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1).
(13) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(14) Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).
(15) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(16) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
(17) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(18) PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.
(19) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(20) Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).
BIJLAGE I
DEFINITIE VAN KMO
Artikel 1
Onderneming
Als onderneming wordt beschouwd iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd eenheden die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.
Artikel 2
Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen
1. Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo's”) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.
2. Binnen de categorie kmo's is een „kleine onderneming” een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt.
3. Binnen de categorie kmo's is een „micro-onderneming” een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.
Artikel 3
Soorten ondernemingen die voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen in aanmerking worden genomen
1. Een „zelfstandige onderneming” is elke onderneming die niet als partneronderneming in de zin van lid 2 of als verbonden onderneming in de zin van lid 3 wordt aangemerkt.
2. „Partnerondernemingen” zijn alle ondernemingen die niet als verbonden ondernemingen in de zin van lid 3 worden aangemerkt en waartussen de volgende band bestaat: een onderneming (van een hoger niveau) heeft, alleen of samen met één of meer verbonden ondernemingen in de zin van lid 3, 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van een andere onderneming (van een lager niveau).
Ook al wordt de drempel van 25 % bereikt of overschreden, toch kan een onderneming als zelfstandige onderneming of als onderneming zonder partnerondernemingen worden aangemerkt, indien het om de volgende categorieën investeerders gaat en mits dezen individueel noch gezamenlijk met de betrokken onderneming verbonden zijn in de zin van lid 3:
(a) |
openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen en eigen vermogen in niet-beursgenoteerde ondernemingen investeren („business angels”), mits de totale investering van deze „business angels” in een zelfde onderneming 1 250 000 EUR niet overschrijdt; |
(b) |
universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk; |
(c) |
institutionele beleggers, met inbegrip van regionale ontwikkelingsfondsen; |
(d) |
autonome lokale autoriteiten die een jaarlijkse begroting van minder dan 10 miljoen EUR hebben en minder dan 5 000 inwoners tellen. |
3. „Verbonden ondernemingen” zijn ondernemingen die met elkaar een van de volgende banden onderhouden:
(a) |
een onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming; |
(b) |
een onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan; |
(c) |
een onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met deze onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van de laatstgenoemde onderneming; |
(d) |
een onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming. |
Er wordt verondersteld dat geen overheersende invloed wordt uitgeoefend indien de in lid 2, tweede alinea, genoemde investeerders zich niet direct of indirect met het beheer van de betrokken onderneming bemoeien, onverminderd de rechten die zij als aandeelhouders of vennoten bezitten.
Ondernemingen worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij via één of meerdere andere ondernemingen of via in de tweede alinea bedoelde investeerders een van de in de eerste alinea bedoelde banden onderhouden.
Ondernemingen die via een natuurlijke persoon of een in gemeenschappelijk overleg handelende groep van natuurlijke personen een van deze banden onderhouden, worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij hun activiteiten of een deel van hun activiteiten op dezelfde markt of op verwante markten uitoefenen.
Als „verwante markt” wordt beschouwd de producten- of dienstenmarkt die zich direct boven of onder het niveau van de relevante markt bevindt.
4. Behoudens de in lid 2, tweede alinea, bedoelde gevallen kan een onderneming niet als kmo worden aangemerkt, indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten.
5. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in artikel 2 vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is precies te weten wie het in handen heeft, kan deze verklaring toch worden opgesteld mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij terecht mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale regelgeving of de Unieregelgeving voorziet.
Artikel 4
Gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen en referentieperiode
1. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen hebben betrekking op het laatste afgesloten boekjaar en worden jaarlijks berekend. Zij worden vanaf de datum van afsluiting van de rekeningen in aanmerking genomen. Het bedrag van de omzet wordt berekend exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) en andere indirecte rechten of heffingen.
2. Wanneer een onderneming op de datum van afsluiting van de rekeningen vaststelt dat de op jaarbasis berekende gegevens boven of onder de in artikel 2 aangegeven drempels voor het aantal werkzame personen of financiële drempels liggen, verkrijgt of verliest zij de hoedanigheid van middelgrote, kleine of micro-onderneming alleen wanneer deze drempels in twee opeenvolgende boekjaren worden overschreden.
3. In het geval van recentelijk opgerichte ondernemingen waarvan de eerste jaarrekening nog niet is afgesloten, worden de in aanmerking te nemen gegevens bepaald door middel van een in de loop van het boekjaar te goeder trouw gemaakte schatting.
Artikel 5
Aantal werkzame personen
Het aantal werkzame personen komt overeen met het aantal arbeidsjaareenheden (AJE), d.w.z. het aantal personen dat het hele desbetreffende referentiejaar voltijds in de betrokken onderneming of voor rekening van deze onderneming heeft gewerkt. Het werk van personen die niet het hele jaar hebben gewerkt, deeltijdwerk ongeacht de duur ervan en seizoenarbeid worden in breuken van AJE's uitgedrukt. Het aantal werkzame personen bestaat uit:
(a) |
de loontrekkenden; |
(b) |
de personen die voor deze onderneming werken, er een ondergeschikte verhouding mee hebben en voor het nationale recht met loontrekkenden gelijkgesteld zijn; |
(c) |
de eigenaren-bedrijfsleiders; |
(d) |
de vennoten die geregeld een activiteit in de onderneming uitoefenen en financiële voordelen van de onderneming genieten. |
Leerlingen en studenten die een beroepsopleiding volgen en een leer- of beroepsopleidingsovereenkomst hebben, worden niet meegeteld in het aantal werkzame personen. De duur van zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt niet meegerekend.
Artikel 6
Vaststelling van de gegevens van de onderneming
1. In het geval van een zelfstandige onderneming worden de gegevens, waaronder het aantal werkzame personen, uitsluitend op grond van de rekeningen van die onderneming vastgesteld.
2. De gegevens, waaronder het aantal werkzame personen, van een onderneming die partnerondernemingen of verbonden ondernemingen heeft, worden vastgesteld op basis van de rekeningen en andere gegevens van de onderneming of, zo van toepassing, van de geconsolideerde rekeningen van de onderneming of van de geconsolideerde rekeningen waarin de onderneming door consolidatie is opgenomen.
De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van de betrokken onderneming die zich meteen boven of onder het niveau van die onderneming bevinden. De samentelling geschiedt in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal of de stemrechten (het hoogste van de twee percentages). Bij wederzijdse participatie geldt het hoogste van deze percentages.
De in de eerste en tweede alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met alle, nog niet door consolidatie in de rekeningen opgenomen gegevens (100 %) van de eventuele, direct of indirect met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen.
3. Voor de toepassing van lid 2 resulteren de gegevens van de partnerondernemingen van de betrokken onderneming uit de, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden samengeteld met alle gegevens (100 %) van de met deze partnerondernemingen verbonden ondernemingen, tenzij hun gegevens reeds door consolidatie daarin zijn opgenomen.
Voor de toepassing van het genoemde lid 2 resulteren de gegevens van de met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen uit hun, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden evenredig samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van deze verbonden ondernemingen die zich onmiddellijk boven of onder het niveau van laatstgenoemde ondernemingen bevinden, mits deze gegevens nog niet zijn opgenomen in de geconsolideerde rekeningen in een verhouding die ten minste gelijk is aan het in de tweede alinea van lid 2 vastgestelde percentage.
4. Indien het aantal werkzame personen van een bepaalde onderneming niet uit de geconsolideerde rekeningen blijkt, wordt het berekend door de gegevens van haar partnerondernemingen evenredig samen te tellen en daaraan de gegevens toe te voegen van de ondernemingen waarmee zij is verbonden.
BIJLAGE II
Gegevens over volgens de voorwaarden van deze verordening vrijgestelde staatssteun, te verstrekken via de geëigende IT-toepassing van de Commissie als vastgesteld in artikel 11
BIJLAGE III
Bepalingen inzake de bekendmaking van de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatie
De lidstaten moeten hun uitgebreide staatssteunwebsite, waarop de in artikel 9, lid 1, bedoelde informatie moet worden bekendgemaakt, zodanig opzetten dat die informatie gemakkelijk toegankelijk is.
De informatie moet worden bekendgemaakt in een spreadsheetformaat waarmee de gegevens kunnen worden doorzocht en geëxtraheerd en gemakkelijk op het internet kunnen worden gezet, zoals bijvoorbeeld in CSV- of XML-formaat. Iedere belanghebbende partij krijgt zonder restricties toegang tot de website. Gebruikers hoeven zich niet vooraf te registreren om toegang tot de website te krijgen.
Over de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde individuele steunverlening moet de volgende informatie worden bekendgemaakt:
— |
naam van de begunstigde; |
— |
identificator van de begunstigde; |
— |
soort onderneming (kmo/grote onderneming) op de datum van de toekenning van de steun; |
— |
regio waar de begunstigde is gevestigd, op NUTS 2-niveau (1); |
— |
economische sector waarin de begunstigde actief is (op NACE-groepsniveau) (2); |
— |
steunelement, uitgedrukt in hele bedragen, in nationale valuta (3); |
— |
steuninstrument (4) (subsidie/rentesubsidie, lening/terugbetaalbaar voorschot/terugbetaalbare subsidie, garantie, belastingvoordeel of belastingvrijstelling, andere (geef aan welke)); |
— |
datum van de toekenning; |
— |
doel van de steun; |
— |
steunverlenende autoriteit. |
(1) NUTS — Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek. Meestal wordt de regio op NUTS 2-niveau vermeld.
(2) Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1).
(3) Brutosubsidie-equivalent. Voor fiscale regelingen kan dit bedrag worden verstrekt volgens de in artikel 9, lid 2, vastgestelde tranches.
(4) Als de steun via verschillende steuninstrumenten wordt verleend, moet het steunbedrag per instrument worden vermeld.
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/64 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1389/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2014
tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Beaufort (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de door Frankrijk ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Beaufort”, die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), als gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 637/2011 (3). |
(2) |
Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (4). |
(3) |
Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de benaming „Beaufort” (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 637/2011 van de Commissie van 29 juni 2011 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier betreffende een in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ingeschreven benaming (Beaufort (BOB)) (PB L 170 van 30.6.2011, blz. 30).
(4) PB C 260 van 9.8.2014, blz. 24.
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/65 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1390/2014 VAN DE COMMISSIE
van 19 december 2014
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010, wat de stof „eprinomectin” betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De maximumwaarden voor residuen (MRL's) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in diergeneesmiddelen voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld. |
(2) |
De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgelegd in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2). |
(3) |
Eprinomectin is in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als toegestane stof in spieren, vetweefsel, lever, nieren en melk van runderen, schapen en geiten. De vastgestelde voorlopige MRL's van die stof in spieren, vetweefsel, lever, nieren en melk van schapen en geiten zijn vervallen op 1 juli 2014. |
(4) |
Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP) heeft aanbevolen de voorlopige MRL's te verlengen aangezien de analysemethode van de monitoring van residuen in schapen en geiten niet afdoende gevalideerd is. De onvolledige wetenschappelijke gegevens over de validering van de analysemethode wordt niet beschouwd als gevaar voor de menselijke gezondheid. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor één of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten. Het CVMP is tot de conclusie gekomen dat voor deze stof extrapolatie naar andere voedselproducerende diersoorten niet kan worden toegestaan. |
(6) |
De vermelding van eprinomectin in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet derhalve worden gewijzigd om de voorlopige MRL's te verlengen tot 30 juni 2016. |
(7) |
De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL's te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 22 februari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
(2) Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).
BIJLAGE
In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 worden de gegevens voor „eprinomectin” vervangen door:
Farmacologisch werkzame stof |
Indicatorresidu |
Diersoorten |
MRL's |
Te onderzoeken weefsels |
Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009) |
Therapeutische klassen |
„Eprinomectin |
Eprinomectin B1a |
Runderen |
50 μg/kg 250 μg/kg 1 500 μg/kg 300 μg/kg 20 μg/kg |
Spier Vetweefsel Lever Nieren Melk |
GEEN |
Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen endo- en ectoparasieten” |
Schapen, geiten |
50 μg/kg 250 μg/kg 1 500 μg/kg 300 μg/kg 20 μg/kg |
Spier Vetweefsel Lever Nieren Melk |
De voorlopige MRL's zijn slechts van toepassing tot 30 juni 2016 |
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/68 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1391/2014 VAN DE COMMISSIE
van 23 december 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 23 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
78,3 |
EG |
176,9 |
|
IL |
69,8 |
|
MA |
93,5 |
|
TN |
214,0 |
|
TR |
80,0 |
|
ZZ |
118,8 |
|
0707 00 05 |
IL |
241,9 |
TR |
154,7 |
|
ZZ |
198,3 |
|
0709 93 10 |
MA |
74,4 |
TR |
130,5 |
|
ZZ |
102,5 |
|
0805 10 20 |
MA |
68,6 |
TR |
57,7 |
|
UY |
32,5 |
|
ZA |
56,1 |
|
ZW |
33,9 |
|
ZZ |
49,8 |
|
0805 20 10 |
MA |
62,7 |
ZZ |
62,7 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
94,1 |
JM |
156,9 |
|
TR |
80,7 |
|
ZZ |
110,6 |
|
0805 50 10 |
TR |
70,8 |
US |
236,5 |
|
ZZ |
153,7 |
|
0808 10 80 |
BR |
59,0 |
CA |
135,9 |
|
CL |
80,2 |
|
NZ |
90,6 |
|
US |
93,7 |
|
ZA |
54,1 |
|
ZZ |
85,6 |
|
0808 30 90 |
CN |
98,8 |
US |
141,4 |
|
ZZ |
120,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/70 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 16 december 2014
tot verkiezing van de Europese Ombudsman
(2014/949/EU, Euratom)
HET EUROPEES PARLEMENT,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 24, derde alinea, en artikel 228,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien zijn Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van 9 maart 1994 inzake het Statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (1),
Gezien artikel 219 van zijn Reglement,
Gezien de oproep tot kandidaatstelling (2),
Gezien zijn stemming van 16 december 2014,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Emily O'REILLY is verkozen om de functie van Europese Ombudsman uit te oefenen tot het eind van de zittingsperiode.
Gedaan te Straatsburg, 16 december 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
(1) PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15.
(2) PB C 293 van 2.9.2014, blz. 13.
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/71 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 19 december 2014
houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 10135)
(Slechts de teksten in de Engelse, de Griekse en de Sloveense taal zijn authentiek)
(2014/950/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name artikel 7, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), en met name artikel 31,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 is bepaald dat de Commissie de nodige verificaties verricht, de resultaten daarvan aan de lidstaten meedeelt, kennis neemt van de door de lidstaten gemaakte opmerkingen, bilaterale besprekingen initieert om met de betrokken lidstaten overeenstemming te bereiken en haar conclusies formeel aan deze laatste meedeelt. |
(2) |
De lidstaten hebben de gelegenheid gekregen een verzoek tot inleiding van een bemiddelingsprocedure in te dienen. Van deze mogelijkheid is in sommige gevallen gebruikgemaakt en de verslagen met de bevindingen zijn door de Commissie onderzocht. |
(3) |
Op grond van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en Verordening (EG) nr. 1290/2005 mogen uitsluitend landbouwuitgaven worden gefinancierd die zijn verricht op een wijze die niet in strijd is met de EU-voorschriften. |
(4) |
Uit de verrichte verificaties, de resultaten van de bilaterale besprekingen en de bemiddelingsprocedures is gebleken dat een deel van de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven niet aan deze voorwaarde voldoet en derhalve niet uit het EOGFL, afdeling Garantie, het ELGF of het Elfpo mag worden gefinancierd. |
(5) |
Aangegeven moet worden welke bedragen niet als ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, het ELGF of het Elfpo worden erkend. Het gaat daarbij niet om uitgaven die zijn gedaan vóór de periode van 24 maanden die voorafging aan het tijdstip waarop de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de lidstaten heeft meegedeeld. |
(6) |
Voor de gevallen waarop het onderhavige besluit betrekking heeft, heeft de Commissie de lidstaten in een syntheseverslag de raming meegedeeld van de uitgaven die aan financiering moeten worden onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de EU-voorschriften zijn verricht. |
(7) |
Het onderhavige besluit laat de financiële consequenties onverlet die de Commissie zou kunnen trekken uit arresten van het Hof van Justitie in zaken die op 1 september 2014 aanhangig waren en aangelegenheden betreffen waarop het onderhavige besluit betrekking heeft, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde uitgaven van erkende betaalorganen van de lidstaten die ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, het ELGF of het Elfpo zijn gedeclareerd, worden aan EU-financiering onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de EU-voorschriften zijn verricht.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot Ierland, de Helleense Republiek en de Republiek Slovenië.
Gedaan te Brussel, 19 december 2014.
Voor de Commissie
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.
(2) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
BIJLAGE
Begrotingspost:
MS |
Maatregel |
Begrotingsjaar |
Reden |
Soort |
Correctie (%) |
Valuta |
Bedrag |
Verlaging |
Financiële impact |
GR |
Uitvoerrestituties — Niet-bijlage I |
2008 |
Gebrek aan instructies met betrekking tot Verordening (EG) nr. 952/2006 |
FORFAITAIR |
5,00 % |
EUR |
– 13 507,00 |
0,00 |
– 13 507,00 |
|
Uitvoerrestituties — Suiker en isoglucose |
2008 |
Gebrek aan instructies met betrekking tot Verordening (EG) nr. 952/2006 |
FORFAITAIR |
5,00 % |
EUR |
– 47 747,49 |
0,00 |
– 47 747,49 |
|
_Terugvorderingen |
2009 |
Gebrek aan instructies met betrekking tot Verordening (EG) nr. 952/2006 |
FORFAITAIR |
2,00 % |
EUR |
– 872 542,52 |
0,00 |
– 872 542,52 |
|
_Terugvorderingen |
2010 |
Gebrek aan instructies met betrekking tot Verordening (EG) nr. 952/2006 |
FORFAITAIR |
2,00 % |
EUR |
– 845 323,17 |
0,00 |
– 845 323,17 |
|
Wijn — aanplantrechten |
|
Terugbetaling na arrest Hof van Justitie in zaak T-367/12 |
EENMALIG |
0,00 % |
EUR |
21 336 120,00 |
0,00 |
21 336 120,00 |
GR |
Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009 |
2011 |
Niet-bereiken van het voorgeschreven controlepercentage, tekortkomingen in de timing en veronachtzaming van het voorgeschreven minimumpercentage voor controles ter plaatse voor de schapen- en geitensteun |
FORFAITAIR |
2,00 % |
EUR |
– 476 400,54 |
0,00 |
– 476 400,54 |
GR |
Ontkoppelde rechtstreekse steun |
2009 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
2,00 % |
EUR |
– 34 622 028,32 |
– 68 359,28 |
– 34 553 669,04 |
|
Andere rechtstreekse steun |
2009 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
5,00 % |
EUR |
– 11 294 787,52 |
– 97 073,53 |
– 11 197 713,99 |
|
Ontkoppelde rechtstreekse steun |
2009 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
10,00 % |
EUR |
– 32 548 736,62 |
– 64 265,67 |
– 32 484 470,95 |
|
Andere rechtstreekse steun |
2009 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
100,00 % |
EUR |
0,00 |
– 132 067,09 |
132 067,09 |
|
Ontkoppelde rechtstreekse steun |
2010 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
2,00 % |
EUR |
6 274,63 |
12,55 |
6 262,08 |
|
Andere rechtstreekse steun |
2010 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
5,00 % |
EUR |
27,37 |
0,05 |
27,32 |
|
Ontkoppelde rechtstreekse steun |
2010 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
10,00 % |
EUR |
5 898,88 |
11,80 |
5 887,08 |
GR |
Financiële audit — Overschrijding |
2011 |
Overschrijding van de financiële maxima |
EENMALIG |
0,00 % |
EUR |
– 21 940,77 |
– 21 940,77 |
0,00 |
|
Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen |
2011 |
Te late betalingen |
EENMALIG |
0,00 % |
EUR |
– 1 617 403,78 |
– 1 751 757,38 |
134 353,60 |
|
|
|
|
|
Totaal GR: |
EUR |
– 61 012 096,85 |
– 2 135 439,32 |
– 58 876 657,53 |
MS |
Maatregel |
Begrotingsjaar |
Reden |
Soort |
Correctie (%) |
Valuta |
Bedrag |
Verlaging |
Financiële impact |
IE |
Groenten en fruit — operationele programma's |
2009 |
Geen controles op de naleving van de erkenningscriteria |
FORFAITAIR |
10,00 % |
EUR |
– 477 165,20 |
0,00 |
– 477 165,20 |
|
Groenten en fruit — operationele programma's |
2010 |
Geen controles op de naleving van de erkenningscriteria |
FORFAITAIR |
10,00 % |
EUR |
– 578 539,13 |
0,00 |
– 578 539,13 |
|
|
|
|
|
Totaal IE: |
EUR |
– 1 055 704,33 |
0,00 |
– 1 055 704,33 |
MS |
Maatregel |
Begrotingsjaar |
Reden |
Soort |
Correctie (%) |
Valuta |
Bedrag |
Verlaging |
Financiële impact |
SI |
Suiker — herstructureringsfonds |
2009 |
Silo's die nog op de bedrijfsterreinen van de suikerfabriek aanwezig zijn |
EENMALIG |
0,00 % |
EUR |
– 8 700 815,25 |
0,00 |
– 8 700 815,25 |
|
|
|
|
|
Totaal SI: |
EUR |
– 8 700 815,25 |
0,00 |
– 8 700 815,25 |
Totaal per begrotingspost:
Bedrag |
Verlaging |
Financiële impact |
– 70 768 616,43 |
– 2 135 439,32 |
– 68 633 177,11 |
Begrotingspost:
MS |
Maatregel |
Begrotingsjaar |
Reden |
Soort |
Correctie (%) |
Valuta |
Bedrag |
Verlaging |
Financiële impact |
GR |
Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen) |
2009 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, 2e pijler, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
5,00 % |
EUR |
– 5 007 867,36 |
– 2 318 055,75 |
– 2 689 811,61 |
|
Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen) |
2010 |
Tekortkomingen in het LPIS en controles ter plaatse, 2e pijler, aanvraagjaar 2008 |
FORFAITAIR |
5,00 % |
EUR |
– 5 496 524,54 |
– 270 175,45 |
– 5 226 349,09 |
|
|
|
|
|
Totaal GR: |
EUR |
– 10 504 391,90 |
– 2 588 231,20 |
– 7 916 160,70 |
Totaal per begrotingspost:
Bedrag |
Verlaging |
Financiële impact |
– 10 504 391,90 |
– 2 588 231,20 |
– 7 916 160,70 |
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/76 |
BESLUIT EUFOR RCA/6/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 16 december 2014
tot benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) en tot intrekking van Besluit EUFOR RCA/1/2014
(2014/951/EU)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,
Gezien Besluit 2014/73/GBVB van de Raad van 10 februari 2014 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) (1), en met name artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 5, van Besluit 2014/73/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd besluiten te nemen inzake de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA). |
(2) |
Op 19 februari 2014 heeft het PVC Besluit EUFOR RCA/1/2014 (2) vastgesteld waarbij brigadegeneraal Thierry LION wordt benoemd tot commandant voor de EUFOR RCA. |
(3) |
Op 7 november 2014 heeft de Raad Besluit 2014/775/GBVB (3) vastgesteld, tot verlenging van EUFOR RCA tot en met 15 maart 2015. |
(4) |
Op 14 november 2014 heeft Frankrijk voorgesteld brigadegeneraal Jean-Marc BACQUET te benoemen tot nieuwe commandant van de EU strijdkrachten voor EUFOR RCA, ter vervanging van brigadegeneraal Thierry LION. |
(5) |
Op 25 november 2014 heeft het Militair Comité van de EU het PVC aanbevolen brigadegeneraal Jean-Marc BACQUET te benoemen tot commandant van de EU-strijdkrachten voor EUFOR RCA. |
(6) |
Besluit EUFOR RCA/1/2014 dient derhalve te worden ingetrokken. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Brigadegeneraal Jean-Marc BACQUET wordt hierbij benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) met ingang van 15 december 2014.
Artikel 2
Besluit EUFOR RCA/1/2014 wordt hierbij ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op 15 december 2014.
Gedaan te Brussel, 16 december 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 40 van 11.2.2014, blz. 59.
(2) Besluit EUFOR RCA/1/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 19 februari 2014 houdende benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (PB L 54 van 22.2.2014, blz. 18).
(3) Besluit 2014/775/GBVB van de Raad van 7 november 2014 tot verlenging van Besluit 2014/73/GBVB inzake een militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA) (PB L 325 van 8.11.2014, blz. 17).
24.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 369/78 |
BESLUIT EUMM GEORGIA/1/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ
van 19 december 2014
betreffende de benoeming van het hoofd van de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië (EUMM Georgia)
(2014/952/EU)
HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,
Gezien Besluit 2010/452/GBVB van de Raad van 12 augustus 2010 inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia (1), en met name artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Besluit 2010/452/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag de noodzakelijke besluiten te nemen met het oog op de politieke controle op en de strategische leiding van de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië (EUMM Georgia), met inbegrip van een besluit tot benoeming van het missiehoofd. |
(2) |
Op 13 september 2013 heeft het Politiek en Veiligheidscomité Besluit EUMM Georgia/1/2013 (2) vastgesteld, houdende benoeming van de heer Toivo KLAAR tot missiehoofd van EUMM Georgia tot en met 14 december 2014. |
(3) |
Op 16 december 2014 heeft de Raad Besluit 2014/915/GBVB (3) vastgesteld waarbij het mandaat van EUMM Georgia werd verlengd van 15 december 2014 tot en met 14 december 2016. |
(4) |
De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft op 16 december 2014 voorgesteld de heer Kęstutis JANKAUSKAS te benoemen tot hoofd van EUMM Georgia gedurende de periode van 15 december 2014 tot en met 14 december 2015, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Kęstutis JANKAUSKAS wordt benoemd tot hoofd van de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië (EUMM Georgia) van 15 december 2014 tot en met 14 december 2015.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het is van toepassing met ingang van 15 december 2014.
Gedaan te Brussel, 19 december 2014.
Voor het Politiek en Veiligheidscomité
De voorzitter
W. STEVENS
(1) PB L 213 van 13.8.2010, blz. 43.
(2) PB L 251 van 21.9.2013, blz. 12.
(3) Besluit 2014/915/GBVB van de Raad van 16 december 2014 tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de Waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia (PB L 360 van 17.12.2014, blz. 56).