ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 8 oktober 2014
betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
(2014/928/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 14 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om, namens de Unie, haar lidstaten, en de Republiek Kroatië onderhandelingen te openen met het oog op het sluiten van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1), teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie („het protocol”). |
(2) |
Die onderhandelingen zijn met succes afgerond op 5 december 2013. |
(3) |
Het protocol dient namens de Unie en haar lidstaten te worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum. |
(4) |
Het protocol dient voorlopig te worden toegepast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt namens de Unie en haar lidstaten, machtiging verleend voor de ondertekening van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting van dit Protocol.
De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol, namens de Unie en haar lidstaten, te ondertekenen.
Artikel 3
Het protocol wordt in afwachting van de inwerkingtreding ervan, overeenkomstig artikel 3, lid 2, voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening ervan door de partijen (2).
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 8 oktober 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
M. LUPI
(1) De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 321 van 20.11.2012, blz. 3.
(2) De datum vanaf welke het protocol voorlopig wordt toegepast, wordt door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/3 |
PROTOCOL
tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK ESTLAND,
IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK SPANJE,
DE FRANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK KROATIË,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK LETLAND,
DE REPUBLIEK LITOUWEN,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
HONGARIJE,
DE REPUBLIEK MALTA,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE REPUBLIEK POLEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK FINLAND,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en lidstaten van de Europese Unie (hierna „de lidstaten” genoemd), en
DE EUROPESE UNIE,
enerzijds, en
GEORGIË,
anderzijds,
GEZIEN de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie op 1 juli 2013,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
De Republiek Kroatië is partij bij de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Georgië, anderzijds (1), die is ondertekend op 2 december 2010 (hierna „de overeenkomst”).
Artikel 2
De tekst van de overeenkomst in de Kroatische taal (2) is authentiek onder dezelfde voorwaarden als de andere taalversies.
Artikel 3
1. Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. Het treedt in werking op dezelfde datum als de overeenkomst. Indien dit protocol echter door de partijen wordt goedgekeurd na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, treedt het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van de overeenkomst, in werking, een maand na de datum van de laatste diplomatieke nota waarin de partijen bevestigen dat alle nodige procedures voor de inwerkingtreding van dit protocol zijn voltooid.
2. Dit protocol wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening ervan door de partijen.
Gedaan in tweevoud te Brussel op 26 november 2014, in de Bulgaarse, Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Kroatische, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Roemeense, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechische, Zweedse en Georgische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
За държавите-членки
Por los Estados miembros
Za členské státy
For medlemsstaterne
Für die Mitgliedstaaten
Liikmesriikide nimel
Για τα κράτη μέλη
For the Member States
Pour les États membres
Za države članice
Per gli Stati membri
Dalībvalstu vārdā –
Valstybių narių vardu
A tagállamok részéről
Għall-Istati Membri
Voor de lidstaten
W imieniu Państw Członkowskich
Pelos Estados-Membros
Pentru statele membre
Za členské štáty
Za države članice
Jäsenvaltioiden puolesta
För medlemsstaterna
За Европейския съюз
Рог la Unión Europea
Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union
Für die Europäische Union
Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση
For the European Union
Pour l'Union européenne
Za Europsku uniju
Per l'Unione europea
Eiropas Savienības vārdā –
Europos Sąjungos vardu
Az Európai Unió részéről
Għall-Unjoni Ewropea
Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej
Pela União Europeia
Pentru Uniunea Europeană
Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo
Euroopan unionin puolesta
För Europeiska unionen
За Грузия
Por Georgia
Za Gruzii
For Georgien
Für Georgien
Gruusia nimel
Για τη Γεωργία
For Georgia
Pour la Géorgie
Za Gruziju
Per la Georgia
Gruzijas vārdā –
Gruzijos vardu
Grúzia részéről
Għall-Ġeorġja
Voor Georgië
W imieniu Gruzji
Pela Georgia
Pentru Georgia
Za Gruzínsko
Za Gruzijo
Georgian puolesta
För Georgien
(1) De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 321 van 20.11.2012, blz. 3.
(2) Speciale uitgave in het Kroatisch, Hoofdstuk 11, Band 102, blz. 232.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/6 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 15 december 2014
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap
(2014/929/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, juncto artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 15 november 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 31/2008 betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Madagaskar (1) (hierna „de overeenkomst” genoemd) goedgekeurd. Het huidige protocol verstrijkt op 31 december 2014. |
(2) |
De Raad heeft de Commissie gemachtigd om te onderhandelen over een nieuw protocol bij de overeenkomst (hierna „protocol” genoemd), waarbij aan de vaartuigen van de Europese Unie vangstmogelijkheden worden toegekend in de visserijzone waarover de Republiek Madagaskar de jurisdictie heeft. Na afloop van die onderhandelingen is op 19 juni 2014 het protocol geparafeerd. |
(3) |
Teneinde de voortzetting van de visserijactiviteiten van de vaartuigen van de Unie te waarborgen, is in artikel 15 van het protocol bepaald dat het protocol met ingang van de datum van ondertekening ervan en ten vroegste op 1 januari 2015 voorlopig kan worden toegepast door elk van de partijen. |
(4) |
In afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting van het protocol vereiste procedures dient het protocol te worden ondertekend en voorlopig toegepast, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Unie van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap, onder voorbehoud van de sluiting van dit protocol.
De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Het protocol wordt met ingang van de datum van ondertekening (2) ervan, maar niet eerder dan 1 januari 2015, voorlopig toegepast overeenkomstig artikel 15 van het protocol, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag van vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 15 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MARTINA
(1) PB L 15 van 18.1.2008, blz. 1.
(2) De datum van ondertekening van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/8 |
PROTOCOL
tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële bijdrage waarin is voorzien in het kader van de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. De op grond van artikel 5 van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector toegekende vangstmogelijkheden worden als volgt vastgesteld:
|
Tonijn en tonijnachtigen (tonijn, boniet, koningsmakreel, marlijn, zwaardvis), daarmee geassocieerde soorten, en visserijen die onder het beheersmandaat van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) vallen, met uitzondering van:
|
2. Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 8 en 9 van dit protocol.
Artikel 2
Looptijd
Dit protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing voor een periode van vier jaar vanaf de datum van voorlopige toepassing ervan.
Artikel 3
Beginselen en doelstellingen van dit protocol
1. De twee partijen verbinden zich ertoe verantwoorde visserij in de visserijzone van Madagaskar te bevorderen zonder daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende in die zone vissende vloten. Alle in aanhangsel 2 van dit protocol gespecificeerde technische instandhoudingsmaatregelen die in het kader van de afgifte van de vismachtigingen gelden, zijn van toepassing op alle buitenlandse industriële vloten die in de visserijzone van Madagaskar onder vergelijkbare technische omstandigheden opereren als de vloten van de Europese Unie.
2. De partijen verbinden zich ertoe deze overeenkomst ten uitvoer te leggen in overeenstemming met artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou inzake de essentiële elementen van die overeenkomst met betrekking tot de mensenrechten en de democratische beginselen van de rechtsstaat, en het fundamentele element van die overeenkomst met betrekking tot een goed openbaar bestuur, een duurzame ontwikkeling en een duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu.
Artikel 4
Financiële tegenprestatie
1. De in artikel 7 van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector bedoelde totale financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 2 bepaalde gehele periode, vastgesteld op 6 107 500 EUR.
2. Deze tegenprestatie bestaat uit:
2.1. |
een jaarlijks bedrag van 866 250 EUR voor de eerste twee jaar van het protocol en van 787 500 EUR voor de daaropvolgende twee jaar, wat overeenkomt met een referentietonnage, voor alle soorten tezamen, van 15 750 ton per jaar voor de toegang tot de visserijzone van Madagaskar, en |
2.2. |
een specifiek jaarlijks bedrag van 700 000 EUR voor de ondersteuning en tenuitvoerlegging van het sectoraal beleid van Madagaskar op het gebied van de visbestanden en de visserij. De financiële tegenprestatie voor de sectorale steun wordt ter beschikking gesteld van het Ministerie van Visbestanden en Visserij. |
3. Lid 1 is van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 5, 6, 8, 11 en 12 van dit protocol.
4. De in lid 2 gespecificeerde financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een rekening van het Ministerie van Financiën van Madagaskar bij de Centrale Bank van Madagaskar en de gegevens van deze rekening worden door Madagaskar vóór aanvang van de voorlopige toepassing aan de Europese Unie meegedeeld en jaarlijks bevestigd.
Artikel 5
Betalingswijze van de financiële tegenprestatie voor de toegang
1. Indien de in artikel 1 bedoelde jaarlijkse vangsten in de visserijzone van Madagaskar, zoals aangegeven en gevalideerd voor de vissersvaartuigen van de Europese Unie overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling 1, van de bijlage bij dit protocol, hoger uitvallen dan de in artikel 4, lid 2.1, vermelde referentietonnage, wordt het bedrag van de jaarlijkse financiële tegenprestatie per extra gevangen ton verhoogd met 55 EUR in de eerste twee jaar en met 50 EUR in de laatste twee jaar van het protocol.
2. De Europese Unie mag jaarlijks voor de toegang tot de visserijzone van Madagaskar evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in artikel 4, lid 2.1, vermelde bedrag voor het desbetreffende jaar. Indien vaartuigen van de Europese Unie in de visserijzone van Madagaskar meer vangen dan de met het dubbele van dit jaarlijkse bedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het daaropvolgende jaar betaald.
3. Voor het eerste jaar vindt de betaling van de financiële tegenprestatie voor de toegang van de vissersvaartuigen van de Europese Unie tot de visserijzone van Madagaskar uiterlijk 90 dagen na de in artikel 15 bedoelde voorlopige toepassing van het protocol plaats, en voor de daaropvolgende jaren uiterlijk op de verjaardatum van de voorlopige toepassing van dit protocol.
4. De benutting van het deel van de in artikel 4, lid 2.1, gespecificeerde financiële tegenprestatie valt onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Madagaskar.
Artikel 6
Tenuitvoerlegging en betaling van de sectorale steun
1. De gemengde commissie stelt uiterlijk drie maanden na aanvang van de voorlopige toepassing van dit protocol een meerjarig sectoraal programma vast dat tot algemeen doel heeft een verantwoorde en duurzame visserij in de visserijzone van Madagaskar te bevorderen conform de nationale visserijstrategie van Madagaskar.
2. De uitvoeringsbepalingen van dit meerjarige sectorale steunprogramma omvatten met name:
2.1. |
op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor de bestemming van het in artikel 4, lid 2.2, genoemde specifieke bedrag van de financiële tegenprestatie; |
2.2. |
de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om tot een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten die Madagaskar in zijn nationale visserijbeleid en in het bijzonder in de nationale beheersstrategie voor de tonijnvisserij heeft gesteld, met name op het gebied van de ondersteuning van ambachtelijke en traditionele visserij, de monitoring, de controle en de bewaking bij visserijactiviteiten en meer in het bijzonder de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), de versterking van de capaciteit voor het Malagassische onderzoek met betrekking tot de visbestanden en van de capaciteit voor het beheer van de toegang tot en het gebruik van de mariene ecosystemen en visbestanden; |
2.3. |
de criteria en de procedures, eventueel met inbegrip van financiële en begrotingsindicatoren, voor de jaarlijkse beoordeling van de behaalde resultaten. |
3. De Malagassische autoriteiten geven elk jaar in een jaarverslag een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de activiteiten die met de financiële tegenprestatie voor de sectorale steun ten uitvoer zijn gelegd. Dit verslag wordt door de gemengde commissie onderzocht. Daarnaast wordt in het verslag van het laatste jaar de balans opgemaakt van de tenuitvoerlegging van de sectorale steun voor de gehele looptijd van het protocol.
4. Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten aan de gemengde commissie worden voorgelegd.
5. Het deel van de financiële bijdrage voor de sectorale steun wordt in jaarlijkse schijven betaald op basis van een door de gemengde commissie verrichte analyse van de resultaten van de tenuitvoerlegging van de sectorale steun, als bedoeld in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.
6. De Europese Unie kan de betaling van het in artikel 4, lid 2.2, van dit protocol bedoelde deel van de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk opschorten indien:
6.1. |
op grond van de door de gemengde commissie in het kader van lid 5 verrichte analyse de bereikte resultaten niet in overeenstemming zijn bevonden met de programmering van de gemengde commissie; |
6.2. |
deze financiële tegenprestatie niet is benut. |
7. Na een opschorting als bedoeld in lid 6 wordt de betaling van het deel van de financiële tegenprestatie voor sectorale steun pas hervat nadat beide partijen overleg hebben gepleegd en overeenstemming hebben bereikt en wanneer de resultaten van de tenuitvoerlegging van de sectorale steun in overeenstemming zijn met de programmering van de gemengde commissie. Het deel van de financiële tegenprestatie voor de sectorale steun kan evenwel slechts worden betaald tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het protocol.
Artikel 7
Wetenschappelijke samenwerking met het oog op verantwoorde visserij
1. De partijen verbinden zich ertoe een verantwoorde visserij in de visserijzone van Madagaskar en voor de onder de bevoegdheid van de IOTC vallende soorten en visserijen te bevorderen via wetenschappelijke samenwerking. De partijen verbinden zich ertoe de aanbevelingen en resoluties van de IOTC na te leven.
2. Gedurende de door dit protocol bestreken periode wisselen de Europese Unie en Madagaskar alle relevante wetenschappelijke informatie uit over de situatie van de visbestanden in de visserijzone van Madagaskar.
3. Gedurende de door dit protocol bestreken periode kunnen de partijen zo nodig een gemengde wetenschappelijke werkgroep bijeenroepen en belasten met de bestudering van wetenschappelijke kwesties die verband houden met de tenuitvoerlegging van dit protocol. Het mandaat, de samenstelling en de werking van deze gemengde wetenschappelijke werkgroep worden vastgesteld door de gemengde commissie.
4. Op basis van de aanbevelingen en resoluties van de IOTC en in het licht van de laatst beschikbare wetenschappelijke adviezen en, in voorkomend geval, van de conclusies van de gemengde wetenschappelijke werkgroep stelt de gemengde commissie maatregelen vast die gericht zijn op een duurzaam beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden en die van belang zijn voor de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie.
Artikel 8
Herziening van de vangstmogelijkheden en technische maatregelen in onderling overleg in de gemengde commissie
1. De gemengde commissie kan, in voorkomend geval na advies van de wetenschappelijke werkgroep, de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden herzien voor zover de resoluties en aanbevelingen van de IOTC bevestigen dat met een dergelijke herziening een duurzaam beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden gewaarborgd is.
2. De in artikel 4, lid 2.1, bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig aangepast pro rata temporis en het protocol en de bijlage daarbij worden dienovereenkomstig gewijzigd.
3. Zo nodig kan de gemengde commissie de bepalingen inzake de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol en de bijlagen daarbij onderzoeken en in onderling overleg aanpassen.
Artikel 9
Experimentele visserij
1. De gemengde commissie kan toestemming verlenen voor experimentele visserij in de Malagassische visserijzone om de technische haalbaarheid en de economische rendabiliteit van nieuwe visserijen te testen. Met het oog daarop en op verzoek van een van de twee partijen bepaalt de gemengde commissie de soorten, de voorwaarden en andere relevante parameters overeenkomstig de door de gemengde wetenschappelijke werkgroep omschreven voorwaarden.
2. De Europese Unie stelt de Malagassische autoriteiten in kennis van de machtigingsaanvragen voor experimentele visserij op basis van een technisch dossier dat de volgende gegevens bevat:
— |
de technische kenmerken van het vaartuig; |
— |
de expertise inzake de betrokken visserij waarover de aan boord aanwezige officieren beschikken; |
— |
het voorstel betreffende de technische parameters van de experimentele visserij (duur, vistuig, exploratiegebieden enz.). |
3. Machtigingen voor experimentele visserij hebben een looptijd van maximaal zes maanden. Voor dergelijke visserij wordt eventueel een door de Malagassische autoriteiten vastgestelde vergoeding betaald.
4. Tijdens de gehele periode van de experimentele visserij is een door Madaskar aangewezen wetenschappelijke waarnemer aan boord.
5. De in het kader van en tijdens de verkennende visserij gedane vangsten zijn eigendom van de reder.
6. De uitvoerige resultaten van de experimentele visserij worden aan de gemengde commissie meegedeeld. Indien de experimentele visserij volgens de gemengde commissie positieve resultaten heeft opgeleverd, kan Madagaskar voorstellen vangstmogelijkheden voor nieuwe soorten aan de vloot van de Europese Unie toe te wijzen in het kader van een ander protocol.
Artikel 10
Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij — Exclusiviteitsclausule
1. Vissersvaartuigen van de Europese Unie mogen slechts visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar uitoefenen indien zij voorkomen op de IOTC-lijst van erkende vissersvaartuigen en in het bezit zijn van een door de Malagassische autoriteiten in het kader van de partnerschapsovereenkomst en van dit protocol afgegeven vismachtiging.
2. De Malagassische autoriteiten mogen alleen in het kader van de partnerschapsovereenkomst en van dit protocol vismachtigingen aan vissersvaartuigen van de Europese Unie afgeven en het is verboden om buiten dit kader machtigingen, en met name particuliere vergunningen, aan dergelijke vaartuigen af te geven.
3. Op de activiteiten van vissersvaartuigen van de Europese Unie die over een machtiging beschikken om in de wateren van Madagaskar te vissen, zijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Madagaskar van toepassing, tenzij in dit protocol en de bijlage ervan anders is bepaald.
4. Beide partijen stellen elkaar in kennis van alle wijzigingen in hun respectieve visserijbeleid en -wetgeving.
Artikel 11
Opschorting
1. De tenuitvoerlegging van dit protocol, inclusief de betaling van de financiële tegenprestatie, kan unilateraal door een van de partijen worden opgeschort in geval van niet-naleving van de voorwaarden als bepaald in artikel 3 van de overeenkomst en in artikel 3 van dit protocol, alsook in de volgende gevallen en omstandigheden:
1.1. |
overmacht; |
1.2. |
een ernstig en onopgelost geschil tussen de partijen over de interpretatie of tenuitvoerlegging van de overeenkomst en van dit protocol; |
1.3. |
niet-betaling door de Europese Unie van de in artikel 4, lid 2.1, bedoelde financiële tegenprestatie om andere dan de in artikel 6 van dit protocol genoemde redenen. |
2. Opschorting wegens niet-naleving van de in artikel 3, lid 2, van dit protocol vastgestelde voorwaarden is enkel toegestaan bij activering van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou neergelegde overlegmechanismen in verband met een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van die overeenkomst.
3. Wanneer de toepassing van het protocol om andere dan de in lid 2 van dit artikel genoemde redenen wordt opgeschort, meldt de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting.
4. De opschorting van het protocol om in lid 2 van dit artikel genoemde redenen is onmiddellijk na het besluit tot opschorting van toepassing.
5. Bij opschorting blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie proportioneel en pro rata temporis verlaagd afhankelijk van de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is opgeschort.
6. Alle activiteiten van de vissersvaartuigen van de Europese Unie in de visserijzone van Madagaskar worden opgeschort voor de gehele periode van opschorting.
Artikel 12
Opzegging
1. In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het protocol op te zeggen.
2. Beide partijen gaan met elkaar in onderhandeling zodra de in het vorige lid bedoelde kennisgeving is verzonden.
Artikel 13
Vertrouwelijkheid van de gegevens
1. Madagaskar en de Europese Unie zien erop toe dat alle in het kader van de overeenkomst verkregen nominatieve gegevens over de vissersvaartuigen van de Europese Unie en hun visserijactiviteiten te allen tijde strikt worden behandeld overeenkomstig hun respectieve beginselen van vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens.
2. De partijen zien erop toe dat alleen de geaggregeerde gegevens over de visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone openbaar worden gemaakt, overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de IOTC.
3. Gegevens die als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, mogen door de bevoegde autoriteiten uitsluitend worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en voor visserijbeheer, -monitoring, -controle en -bewaking.
Artikel 14
Elektronische gegevensuitwisseling
1. Madagaskar en de Europese Unie verbinden zich ertoe de nodige IT-systemen voor de elektronische uitwisseling van alle met de tenuitvoerlegging van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten zo snel mogelijk in te voeren. Voor elke elektronische uitwisseling wordt een ontvangstbewijs opgesteld.
2. De elektronische vorm van een document wordt op ieder moment als gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.
3. Madagaskar en de Europese Unie stellen elkaar onverwijld in kennis van iedere storing van een IT-systeem. De met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende informatie en documentatie wordt dan automatisch vervangen door de papieren versie ervan.
Artikel 15
Voorlopige toepassing
Het protocol is voorlopig van toepassing met ingang van de datum van de ondertekening ervan, maar niet eerder dan met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 16
Inwerkingtreding
Dit protocol treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de daartoe vereiste procedures zijn voltooid.
Voor de Europese Unie
Voor de Republiek Madagaskar
BIJLAGE
Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij in de visserijzone van Madagaskar door vaartuigen van de Europese Unie
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
1. Aanwijzing van de bevoegde autoriteit
Voor de toepassing van deze bijlage wordt met elke verwijzing naar een bevoegde autoriteit van de Europese Unie (EU) of de Republiek Madagaskar (Madagaskar), tenzij anders bepaald, het volgende bedoeld:
1.1. |
voor de EU: de Europese Commissie, in voorkomend geval via de delegatie van de EU in Madagaskar; |
1.2. |
voor de Republiek Madagaskar: het Ministerie van Visbestanden en Visserij. |
2. Vismachtiging
Voor de toepassing van deze bijlage wordt met de term vismachtiging hetzelfde bedoeld als met de term vergunning („licence”) als gedefinieerd in de wetgeving van Madagaskar.
3. Visserijzone van Madagaskar
3.1. |
Onder Malagassische visserijzone wordt verstaan: de delen van de Malagassische wateren waarin vissersvaartuigen van de Europese Unie op grond van een machtiging van Madagaskar visserijactiviteiten mogen uitoefenen.
|
3.2. |
Alle bepalingen van het protocol en de bijlage zijn uitsluitend van toepassing binnen de grenzen van de in aanhangsel 3 aangegeven visserijzone van Madagaskar, op voorwaarde dat tevens de volgende bepalingen worden nageleefd:
|
4. Aanwijzing van een gemachtigde agent
EU-reders die voornemens zijn in het kader van dit protocol een vismachtiging aan te vragen, moeten worden vertegenwoordigd door een in Madagaskar verblijvende gemachtigde agent.
5. Automatische incasso van de betalingen van de reders
Madagaskar stelt de EU vóór de datum van voorlopige toepassing van het protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening van het Ministerie van Financiën waarop de financiële bedragen ten laste van de EU-reders in het kader van de overeenkomst moeten worden overgemaakt. De aan de bankoverdrachten verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.
6. Contact
De contactgegevens die in het kader van de tenuitvoerlegging van dit protocol voor beide partijen van belang zijn, zijn opgenomen in aanhangsel 9.
HOOFDSTUK II
VISMACHTIGINGEN
1. Voorwaarden voor de afgifte van een vismachtiging — in aanmerking komende vaartuigen
De in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde vismachtigingen worden afgegeven op voorwaarde dat het vaartuig is ingeschreven in het register van vissersvaartuigen van de Europese Unie en voorkomt op de lijst van erkende vissersvaartuigen van de IOTC. Bovendien mag voor de kapitein of het vaartuig zelf geen verbod tot uitoefening van de visserij in de visserijzone van Madagaskar gelden.
2. Aanvraag van een visvergunning
2.1. |
De EU dient bij Madagaskar voor elk vaartuig dat op grond van de overeenkomst wil vissen, elektronisch een vismachtigingsaanvraag in, met een kopie aan de EU-delegatie in Madagaskar. |
2.2. |
De aanvragen worden ingediend overeenkomstig het in aanhangsel 1 van deze bijlage opgenomen formulier. |
2.3. |
Elke eerste vismachtigingsaanvraag en elke aanvraag naar aanleiding van een wijziging van de technische kenmerken van het betrokken vaartuig moeten vergezeld gaan van:
|
2.4. |
Voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, gaat de aanvraag tot verlenging van een vismachtiging in het kader van het huidige protocol uitsluitend vergezeld van het bewijs van betaling van het geanticipeerde forfaitaire visrecht. |
3. Visrecht en geanticipeerd forfaitair visrecht
3.1. |
De visrechten voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, uitgedrukt in EUR per ton in de visserijzone van Madagaskar gevangen vis, worden als volgt vastgesteld:
|
3.2. |
De vismachtigingen worden afgegeven na overmaking van de volgende geanticipeerde forfaitaire visrechten aan de bevoegde nationale autoriteiten:
|
3.3. |
De forfaitaire visrechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van de havengelden, de rechten voor aanlanding, de rechten voor overlading en de kosten van geleverde diensten. |
4. Afgifte van de vismachtiging
4.1. |
Na ontvangst van de in punt 2 bedoelde vismachtigingsaanvragen, heeft Madagaskar 20 werkdagen de tijd om de vismachtigingen af te geven voor alle vissersvaartuigen van de Europese Unie waarvan de aanvraag in overeenstemming wordt bevonden met de punten 2.2, 2.3 en 2.4. |
4.2. |
Madagaskar zendt originele vismachtigingen onmiddellijk via de EU-delegatie in Madagaskar toe aan de reders of hun gemachtigde agent. |
4.3. |
Aan de EU-delegatie en aan de reders of hun gemachtigde agent wordt elektronisch een kopie van de vismachtiging toegezonden. Die aan boord gehouden kopie is geldig gedurende een periode van maximaal 60 kalenderdagen na de datum van afgifte van de vismachtiging. Na die periode moet de originele vismachtiging aan boord worden gehouden. |
5. Overdracht van de vismachtiging
5.1. |
De vismachtiging wordt voor een specifiek vaartuig afgegeven en is niet overdraagbaar. |
5.2. |
In geval van aangetoonde overmacht, zoals verlies of langdurige immobilisatie van een vaartuig vanwege ernstige technische averij, kan de vismachtiging van een bepaald vaartuig op verzoek van de EU echter worden vervangen door een nieuwe machtiging op naam van een ander vaartuig van dezelfde categorie als het te vervangen vaartuig, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten hoeven te worden betaald. |
5.3. |
In dat geval worden de totale vangsten van beide vaartuigen in de visserijzone van Madagaskar opgeteld om eventuele aanvullende betalingen te bepalen. |
5.4. |
De reder van het te vervangen vaartuig of diens gemachtigde agent zendt de geannuleerde vismachtiging via de EU-delegatie in Madagaskar terug aan het Visserijcontrolecentrum (VCC) van Madagaskar. |
5.5. |
De nieuwe vismachtiging gaat in op de datum waarop de geannuleerde vismachtiging aan het VCC van Madagaskar wordt terugbezorgd. De EU-delegatie wordt in kennis gesteld van de overdracht van de vismachtiging. |
6. Geldigheidsduur van de vismachtiging
6.1. |
De vismachtigingen worden opgesteld voor een jaarlijkse periode. |
6.2. |
De looptijd van de vismachtigingen kan worden verlengd. |
6.3. |
Indien de voorlopige toepassing niet op 1 januari 2015 aanvangt, wordt voor de bepaling van het begin van de geldigheidsduur van de vismachtigingen onder jaarlijkse periode verstaan:
|
7. Aan boord mee te nemen documenten
Tijdens het verblijf in de wateren van Madagaskar of in een haven van Madagaskar moeten de vissersvaartuigen te allen tijde de volgende documenten aan boord hebben:
— |
de originele vismachtiging; in afwachting van de ontvangst van de originele vismachtiging wordt de in punt 4.3 van dit hoofdstuk bedoelde kopie van de vismachtiging gedurende een periode van 60 kalenderdagen als rechtsgeldig beschouwd; |
— |
het vaarbewijs van het vaartuig of een gelijkwaardig document dat door de autoriteiten van de vlaggenstaat is afgegeven; |
— |
het capaciteitsplan van het vaartuig in de vorm van bijgewerkte tekeningen of beschrijvingen van de indeling van het vissersvaartuig, en met name het aantal visruimen, met vermelding van de opslagcapaciteit in kubieke meter. |
8. Ondersteuningsvaartuigen
8.1. |
Op verzoek van de EU en na onderzoek door de Malagassische autoriteiten machtigt Madagaskar de vissersvaartuigen van de Europese Unie met een vismachtiging zich te laten bijstaan door ondersteuningsvaartuigen. |
8.2. |
De ondersteuningsvaartuigen moeten de vlag van een EU-lidstaat voeren en mogen niet voor de visvangst zijn uitgerust. Bijtanken en overlading van de vangsten worden niet als ondersteuning beschouwd. |
8.3. |
De in dit hoofdstuk bedoelde procedure voor toezending van de vismachtigingsaanvragen geldt ook voor de ondersteuningsvaartuigen, voor zover deze procedure op deze vaartuigen toepasselijk is. Madagaskar stelt de lijst van gemachtigde ondersteuningsvaartuigen op en deelt deze onverwijld mee aan de EU. |
8.4. |
De rechten voor ondersteuningsvaartuigen bedragen 3 500 EUR per jaar. |
HOOFDSTUK III
TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN
1. |
Vissersvaartuigen van de Europese Unie die in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen, leven alle technische instandhoudingsmaatregelen, de resoluties en aanbevelingen van de IOTC en de toepasselijke vigerende Malagassische wetgeving na. |
2. |
In de technische notities in aanhangsel 2 van deze bijlage worden per visserijcategorie de voor de visserijzone, het vistuig en de bijvangsten geldende technische instandhoudingsmaatregelen voor EU-vissersvaartuigen met een vismachtiging vastgesteld. |
3. |
Tijdens de visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone wordt het gebruik van visserijhulpmiddelen die het gedrag van over grote afstanden trekkende soorten veranderen en met name de concentratie van deze soorten in de nabijheid van of onder het visserijhulpmiddel stimuleren, beperkt tot drijvende, natuurlijke vis aantrekkende voorzieningen (FAD's) en drijvende, kunstmatige, ecologisch genoemde FAD's die zo zijn ontworpen, zijn gebouwd en worden gebruikt dat incidentele vangsten van walvisachtigen, haaien en schildpadden door middel van het visserijhulpmiddel worden vermeden. Deze visserijhulpmiddelen moeten zijn gemaakt van biologisch afbreekbaar materiaal. De hier bedoelde drijvende kunstmatige FAD's worden uitgezet en gebruikt in overeenstemming met de resoluties en aanbevelingen van de IOTC terzake. |
HOOFDSTUK IV
DEEL 1
Regeling inzake de vangst- en inspanningsaangiften
1. Visserijlogboek
1.1. |
De kapitein van een vissersvaartuig van de Europese Unie dat in het kader van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij dat in overeenstemming is met de toepasselijke resoluties van de IOTC voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug en voor vaartuigen voor de zegenvisserij. |
1.2. |
Het visserijlogboek wordt door de kapitein ingevuld voor elke dag waarop het vaartuig in de visserijzone van Madagaskar aanwezig is. |
1.3. |
De kapitein noteert elke dag de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (die wordt aangeduid met de FAO-drielettercode) in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren. Voor de belangrijkste soorten vermeldt de kapitein ook de nulvangsten, de bijvangsten en de teruggeworpen hoeveelheden. |
1.4. |
Het visserijlogboek wordt leesbaar ingevuld, in blokletters, en ondertekend door de kapitein. |
1.5. |
De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het visserijlogboek vermelde gegevens. |
2. Vangstaangiften
2.1. |
De kapitein meldt de vangsten van het vaartuig door toezending aan Madagaskar van de tijdens de aanwezigheid in de visserijzone van Madagaskar ingevulde visserijlogboeken. |
2.2. |
In afwachting van de invoering van het in punt 3 van dit deel bedoelde elektronische communicatiesysteem worden de visserijlogboeken als volgt ingediend:
|
2.3. |
De kapitein doet de EU en de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat een kopie van alle visserijlogboeken toekomen. De kapitein verzendt eveneens een kopie van alle visserijlogboeken:
|
2.4. |
Wanneer het vaartuig tijdens de geldigheidsduur van zijn vismachtiging terugkeert naar de visserijzone van Madagaskar, geeft dit aanleiding tot een nieuwe vangstaangifte. |
2.5. |
Worden de bepalingen inzake de vangstaangifte niet nageleefd, dan kan Madagaskar de vismachtiging van het betrokken vaartuig opschorten totdat de ontbrekende vangsten zijn aangegeven, en de reder de sanctie opleggen waarin de geldende Malagassische wetgeving voorziet. In geval van recidive kan Madagaskar de verlenging van de vismachtiging weigeren. |
2.6. |
Madagaskar stelt telkens wanneer het aan de reder meedeelt welke sanctie het in dit verband heeft opgelegd, ook de EU daarvan in kennis. |
3. Inbedrijfstelling van een elektronisch systeem voor de melding van visserijgegevens (ERS)
De twee partijen komen overeen gebruik te maken van een elektronisch systeem voor de melding van visserijgegevens dat is gebaseerd op de richtsnoeren in aanhangsel 8. De partijen streven ernaar het systeem binnen zes maanden na het begin van de voorlopige toepassing van dit protocol operationeel te maken.
4. Kwartaal- en jaaraangiften van vangsten en van visserijinspanningen
4.1. Kwartaalaangiften
4.1.1. |
Indien het in punt 3 van dit deel bedoelde elektronische systeem voor de melding van visserijgegevens niet operationeel is, deelt de EU Madagaskar vóór het einde van de derde maand van elk kwartaal voor elke in dit protocol vastgestelde categorie de vangst- en inspanningsgegevens (aantal zeedagen) voor de maanden van het voorgaande kwartaal mee volgens het modelformulier in aanhangsel 5 van deze bijlage. |
4.1.2. |
Deze geaggregeerde gegevens uit de visserijlogboeken worden als voorlopig beschouwd totdat de EU een jaarlijkse eindafrekening van de vangsten en inspanningen meedeelt. |
4.2. Jaaraangiften
4.2.1. |
Voor alle vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en alle vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug die in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen, stelt de EU per soort en per maand een jaarlijkse vangst- en inspanningsaangifte (aantal zeedagen) vast op basis van de door de nationale overheidsinstanties van de vlaggenstaten gevalideerde vangstgegevens en na analyse door de bovengenoemde EU-instituten voor het onderzoek met betrekking tot de visbestanden in de vorm van kruiscontroles van de beschikbare gegevens in de visserijlogboeken, de aanlandingsaangiften, de verkoopdocumenten en in voorkomend geval de wetenschappelijke waarnemingsverslagen. |
4.2.2. |
De door de EU-instituten voor het onderzoek met betrekking tot de visbestanden gehanteerde methodologie voor de analyse van de omvang en de samenstelling van de vangsten in de visserijzone van Madagaskar wordt gedeeld met de Unité Statistique Thonière d'Antisaranana, het VCC van Madagaskar en de Direction de la Statistique et de la Programmation van het Ministerie van Visbestanden en Visserij van Madagaskar. |
5. Afrekening van de visrechten voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug
5.1. |
Op basis van de in punt 4.2 van dit deel bedoelde jaarlijkse vangst- en inspanningsaangiften stelt de EU voor elk EU-vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen en voor elk EU-vaartuig voor de visserij met de drijvende beug dat het voorgaande jaar in de visserijzone van Madagaskar mocht vissen, een eindafrekening vast van de visrechten die het vaartuig verschuldigd is voor het visseizoen van het voorgaande kalenderjaar. |
5.2. |
De EU dient de jaarlijkse vangst- en inspanningsaangifte en de eindafrekening van de visrechten bij Madagaskar ter bevestiging in vóór 31 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vangsten zijn gedaan. |
5.3. |
Madagaskar stelt de EU in kennis van de ontvangst van deze aangiften en die afrekening en kan de EU om een nadere toelichting vragen.
|
5.4. |
Madagaskar kan de jaarlijkse vangst- en inspanningsaangifte en de eindafrekening van de visrechten op basis van bewijsstukken betwisten binnen een termijn van 30 werkdagen na de in punt 5.3 van dit deel bedoelde datum van kennisgeving.
|
5.5. |
Valt de eindafrekening hoger uit dan het voor de vismachtiging overgemaakte geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan maakt de reder het saldo uiterlijk op 30 september van het lopende jaar aan Madagaskar over. Is het bedrag van de eindafrekening lager dan het geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald. |
DEEL 2
Binnenvaren en verlaten van de visserijzone van Madagaskar
1. |
De kapiteinen van de vissersvaartuigen van de Europese Unie die in het kader van dit protocol actief zijn in de visserijzone van Madagaskar, stellen de bevoegde autoriteiten van Madagaskar ten minste drie uur van tevoren in kennis van hun voornemen om de visserijzone van Madagaskar binnen te varen of te verlaten. |
2. |
De kapiteinen van de vaartuigen die hun voornemen om de Malagassische visserijzone binnen te varen of te verlaten meedelen, moeten onverminderd deel 2 van aanhangsel 8 terzelfder tijd ook opgave doen van hun positie en de geschatte hoeveelheden van elke gevangen en reeds aan boord aanwezige soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal stuks. Deze mededelingen moeten per e-mail, per fax of per radiobericht worden toegezonden aan de in aanhangsel 9 vermelde adressen. |
3. |
De Malagassische autoriteiten bevestigen per e-mail dat zij de elektronische mededeling hebben ontvangen. |
4. |
Vaartuigen die hun aanwezigheid niet bij het VCC van Madagaskar hebben gemeld en bij de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen zonder vismachtiging en kunnen worden bestraft volgens de vigerende Malagassische wetgeving. |
5. |
Het e-mailadres, de fax- en telefoonnummers en de radiocoördinaten van het VCC van Madagaskar worden bij de vismachtiging gevoegd. |
6. |
Madagaskar brengt de EU en de betrokken vaartuigen onverwijld op de hoogte van elke wijziging in het e-mailadres, het faxnummer of de radiofrequentie. |
DEEL 3
Overlading en aanlanding
1. |
Elke vorm van overlading op zee is verboden. |
2. |
Nadat het VCC van Madagaskar daarvoor vooraf toestemming heeft gegeven, mag een overlading in de wateren van Madagaskar in een daartoe aangewezen Malagassische haven plaatsvinden onder toezicht van visserijinspecteurs van Madagaskar. |
3. |
De aangewezen vissershavens waar overlading in Madagaskar is toegestaan, zijn Antsiranana (voor vaartuigen voor de visserij met de zegen) en Toliary, Ehoala, Toamasina en Mahajanga (voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug). |
4. |
De reder van een vissersvaartuig van de Europese Unie, of diens vertegenwoordiger, die in een Malagassische haven wil aanlanden of overladen, stelt het VCC en terzelfderijd de havenautoriteit in Madagaskar ten minste 72 uur van tevoren in kennis van:
|
5. |
Na onderzoek van de in punt 4 van dit deel vermelde gegevens verleent het VCC van Madagaskar binnen 24 uur na de kennisgeving aan de reder of aan diens vertegenwoordiger toestemming voor overlading of aanlanding. |
6. |
Overladen en aanlanden worden beschouwd als het verlaten van de visserijzone van Madagaskar. In dit verband zijn de bepalingen van deel 2 van dit hoofdstuk van toepassing. |
7. |
Na de aanlanding of overlading deelt de reder of diens vertegenwoordiger mee of het voornemen bestaat om de visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar voort te zetten of om de visserijzone van Madgaskar te verlaten. |
8. |
Een overlading of aanlanding die niet met de punten 1 tot en met 7 van dit deel in overeenstemming is, is verboden in de visserijzone van Madagaskar. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende wetgeving van Madagaskar voorziet. |
9. |
Overeenkomstig de toepasselijke IOTC-resolutie worden de bijvangsten van EU-vaartuigen voor de visserij met de zegen die in een haven van Madagaskar aanlanden, zoveel mogelijk beschikbaar gesteld aan plaatselijke verwerkingsbedrijven tegen plaatselijke marktprijzen. Op verzoek van de reders van vissersvaartuigen van de Europese Unie verstrekken de regionale departementen van het Ministerie van Visbestanden en Visserij van Madagaskar een lijst met de contactgegevens van de plaatselijke verwerkingsbedrijven. |
10. |
De EU-vaartuigen voor de tonijnvisserij die vrijwillig hun vangsten in een haven van Madagaskar aanlanden, krijgen een korting van 5 EUR per ton in de visserijzone van Madagaskar gevangen vis op het in hoofdstuk II, punt 3.1, van deze bijlage vermelde visrecht voor de visserijcategorie waartoe het betrokken vaartuig behoort. Worden de visserijproducten aan een visverwerkingsfabriek van Madagaskar verkocht, dan wordt een extra korting van 5 EUR per ton toegekend. |
DEEL 4
Satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS)
1. Positieberichten van vaartuigen — VMS-systeem
1.1. |
Vissersvaartuigen van de Europese Unie met een vismachtiging zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem (Vessel Monitoring System — VMS) dat hun positie ieder uur automatisch meedeelt aan het visserijcontrolecentrum (VCC) van hun vlaggenstaat. |
1.2. |
Elk positiebericht is opgesteld volgens het model in aanhangsel 7 bij deze bijlage en bevat:
|
1.3. |
De eerste na het binnenvaren van de Malagassische visserijzone geregistreerde positie wordt aangeduid met de code „ENT”. Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code „POS”, met uitzondering van de eerste na het verlaten van de visserijzone van Madagaskar geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code „EXI”. |
1.4. |
Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, in voorkomend geval, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten moeten op een beveiligde manier worden geregistreerd en drie jaar lang worden bewaard. |
2. Melding van positieberichten bij uitval van het VMS-systeem
2.1. |
De kapitein vergewist zich ervan dat het VMS-systeem van zijn vaartuig te allen tijde volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden doorgestuurd naar het VCC van de vlaggenstaat. |
2.2. |
EU-vaartuigen met een defect VMS-systeem mogen de visserijzone van Madagaskar niet binnenvaren. |
2.3. |
Bij uitval na het binnenvaren van de Malagassische visserijzone wordt het VMS-systeem van het vaartuig binnen vijftien dagen hersteld of vervangen. Lukt dat niet binnen die termijn, dan mag het vaartuig niet langer in de visserijzone van Madagaskar vissen. |
2.4. |
Vaartuigen die met een defect VMS-systeem in de Malagassische visserijzone vissen, versturen hun positieberichten ten minste om de vier uur per e-mail, radiobericht of fax naar het VCC van de vlaggenstaat en van Madagaskar overeenkomstig punt 1.2 van dit deel. |
3. Beveiligde verzending van de positieberichten aan Madagaskar
3.1. |
Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch door naar het VCC van Madagaskar. De VCC's van de vlaggenstaat en van Madagaskar wisselen hun e-mailadres uit en stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere wijziging daarvan. |
3.2. |
De verzending van de positieberichten tussen de VCC's van de vlaggenstaat en Madagaskar geschiedt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem. |
3.3. |
Het VCC van Madagaskar stelt het VCC van de vlaggenstaat en de Europese Unie in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een vismachtiging dat niet heeft gemeld dat het de visserijzone zou verlaten. |
4. Slechte werking van het communicatiesysteem
4.1. |
Madagaskar verzekert zich ervan dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat en stelt de Europese Unie onmiddellijk in kennis van elk probleem bij de transmissie en de ontvangst van positieberichten met als doel zo snel mogelijk een technische oplossing te vinden. |
4.2. |
Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht. |
4.3. |
De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor iedere bewezen manipulatie van het VMS-systeem van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de in de geldende wetgeving van Madagaskar vastgestelde sancties. |
5. Wijziging van de frequentie van de positieberichten
5.1. |
Op basis van gefundeerde aanwijzingen voor een overtreding kan het VCC van Madagaskar bij het VCC van de vlaggenstaat een verzoek, met kopie aan de EU, richten om het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig voor een bepaalde onderzoeksperiode te verlagen tot dertig minuten. |
5.2. |
Het VCC van Madagaskar moet deze stavingselementen overleggen aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de EU. |
5.3. |
Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onmiddellijk volgens de nieuwe frequentie door naar het VCC van Madagaskar. |
5.4. |
Het VCC van Madagaskar stelt het VCC van de vlaggenstaat en de EU onmiddellijk in kennis van het einde van de inspectieprocedure. |
5.5. |
Aan het einde van de onderzoeksperiode stelt het VCC van Madagaskar het VCC van de vlaggenstaat en de Europese Unie in kennis van de eventuele follow-up. |
6. Geldigheid van het VMS-bericht bij geschillen
Alleen door het VMS-systeem geleverde positiegegevens zijn geldig bij geschillen tussen de partijen.
DEEL 5
Waarnemers
1. Waarneming van de visserijactiviteiten
1.1. |
Beide partijen erkennen het belang van het nakomen van de verplichtingen van de toepasselijke IOTC-resoluties met betrekking tot het programma van wetenschappelijke waarnemers. |
1.2. |
Om de naleving van deze resoluties te waarborgen, zijn de bepalingen inzake waarnemers als volgt:
|
1.3. |
Op vaartuigen met een tonnage van 100 BT of minder zijn de bepalingen van dit deel niet van toepassing. |
2. Aangewezen vaartuigen en waarnemers
2.1. |
Bij afgifte van de vismachtigingen wordt door Madagaskar een lijst opgesteld en, in voorkomend geval, bijgewerkt van vaartuigen die zijn geselecteerd om een waarnemer aan boord te nemen, zulks met inachtneming van het bepaalde in punt 1.2.2. |
2.2. |
Madagaskar zendt deze lijst onmiddellijk na de opstelling of bijwerking ervan per e-mail naar de EU. Als een van de aangewezen vaartuigen vanwege veiligheidsvoorschriften, en met name die welke verband houden met piraterij, aantoonbaar te weinig ruimte heeft, passen de Europese Unie en Madagaskar de lijst van geselecteerde vaartuigen op grond daarvan aan, zulks onverminderd het bepaalde in punt 1.2.1. |
2.3. |
Zodra de lijst van vaartuigen die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, definitief vaststaat, brengt Madagaskar de reders of hun gemachtigde agent van de schepen die tijdens hun aanwezigheid in de visserijzone van Madagaskar een waarnemer aan boord moeten nemen, daarvan gelijktijdig op de hoogte. |
2.4. |
Zodra de Malagassische autoriteiten samen met de reder van het geselecteerde vaartuig de inschepingsdatum overeenkomstig punt 7.2 van dit deel hebben vastgesteld, stelt Madagaskar de EU en de betrokken reder of diens gemachtigde agent in kennis van de naam en de contactgegevens van de aangewezen waarnemer. |
2.5. |
Madagaskar stelt de EU en de betrokken EU-reders of hun vertegenwoordiger van elke wijziging met betrekking tot de aangewezen vaartuigen en waarnemers onverwijld in kennis overeenkomstig de punten 2.1 en 2.3 van dit deel. |
2.6. |
Madagaskar en de EU trachten, in samenwerking met de andere kuststaten in het zuidwestelijke deel van de Indische Oceaan, tot een gecoördineerde regionale tenuitvoerlegging van de waarnemingsprogramma's, met name op initiatief van de IOTC, te komen. |
2.7. |
Een vissersvaartuig van de Europese Unie dat overeenkomstig punt 2.1 is aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, is van die verplichting vrijgesteld indien er al een waarnemer aan boord is die daar gedurende de gehele geplande periode verblijft, mits die waarnemer:
|
2.8. |
De waarnemer blijft niet langer aan boord van het vaartuig dan nodig is om zijn taken te verrichten. |
3. Financiële bijdrage van de reders
3.1. |
Onverminderd de gecoördineerde regionale waarnemersprogramma's als bedoeld in punt 2.6 van dit deel, betaalt de reder voor elke waarnemer die door Madagaskar is aangewezen om aan boord van een vissersvaartuig van de Europese Unie te worden genomen, een bijdrage van 20 EUR per dag dat de waarnemer aan boord is. Dit bedrag komt ten goede aan het door het Malagassische VCC beheerde waarnemersprogramma. |
3.2. |
De kosten van inscheping en ontscheping tussen de haven waar de Malagassische waarnemer aan boord of van boord gaat en diens woonplaats in Madagaskar komen ten laste van de reder. |
4. Loon van de waarnemer
Het loon en de sociale premies voor de door Madagaskar aangewezen waarnemer zijn voor rekening van de autoriteiten van Madagaskar.
5. Voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer
5.1. |
De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer, en met name de duur van zijn aanwezigheid aan boord, worden in onderling overleg tussen de reder of zijn gemachtigde agent en Madagaskar vastgesteld. |
5.2. |
De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Voor zijn verblijf aan boord wordt evenwel rekening gehouden met de technische structuur van het vaartuig. |
5.3. |
De kosten van het verblijf en de maaltijden van de waarnemer aan boord van het vaartuig zijn voor rekening van de reder. |
5.4. |
De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer te waarborgen. |
5.5. |
De waarnemer beschikt over alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. De kapitein van het vaartuig zorgt ervoor dat de waarnemer toegang heeft tot de communicatiemiddelen, tot de documenten aan boord, tot de documenten die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig, en met name het visserijlogboek, het verwerkingslogboek en het navigatieboek, en tot de delen van het vaartuig die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van zijn taken. |
6. Taken van de waarnemer
Gedurende zijn volledige verblijf aan boord:
— |
zorgt de waarnemer ervoor dat hij de visserijactiviteiten niet onderbreekt of hindert; |
— |
gaat hij zorgvuldig om met de goederen en installaties aan boord; |
— |
bewaart de waarnemer geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten. |
7. Inscheping en ontscheping van de waarnemer
7.1. |
De waarnemer gaat in een door de reder gekozen haven aan boord. |
7.2. |
De reder of zijn vertegenwoordiger stelt Madagaskar tien dagen vóór het aan boord nemen van de waarnemer in kennis van de datum, het tijdstip en de haven van inscheping. Indien de waarnemer in een ander land aan boord gaat, zijn de reis- en doorreiskosten (met inbegrip van de kosten van verblijf en maaltijden) tot de haven van inscheping voor rekening van de reder. |
7.3. |
Als de waarnemer zich niet binnen twaalf uur na de vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die waarnemer aan boord te nemen. Het vaartuig mag de haven dan verlaten en zijn visserijactiviteiten aanvangen. |
7.4. |
Indien de waarnemer niet in een haven van Madagaskar van boord gaat, komen de reis- en doorreiskosten tot zijn Malagassische woonplaats (met inbegrip de kosten van verblijf en maaltijden) voor rekening van de reder. |
7.5. |
Indien het vaartuig zich niet op het afgesproken tijdstip in een vooraf vastgestelde haven bevindt om een waarnemer aan boord te nemen, komen de kosten die ontstaan doordat de waarnemer in de haven moet wachten (verblijf en maaltijden), ten laste van de reder. |
7.6. |
Indien het vaartuig niet opdaagt, kan Madagaskar de vismachtiging van dat vaartuig opschorten en de in de geldende wetgeving van Madagaskar vastgestelde sancties toepassen, tenzij het om een aan het VCC gemeld geval van overmacht gaat. In dit laatste geval komt de reder met de Malagassische autoriteiten een nieuwe datum overeen waarop de waarnemer aan boord wordt genomen, en mag het vaartuig geen visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar verrichten totdat de waarnemer daadwerkelijk aan boord gaat. Madagaskar stelt de EU en de reder onverwijld in kennis van de maatregelen die in het kader van dit punt zijn genomen. |
8. Taken van de waarnemer
8.1. |
De waarnemer verricht de volgende taken:
|
8.2. |
Tijdens de activiteiten van het vaartuig in de visserijzone van Madagaskar deelt de waarnemer zijn waarnemingen dagelijks mee per radiobericht, fax of e-mail en geeft hij daarbij ook de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst op, en voert hij ook eventuele andere taken in opdracht van het Malagassische VCC uit. |
9. Verslag van de waarnemer
9.1. |
Alvorens het vaartuig te verlaten, legt de waarnemer de kapitein van het vaartuig een verslag van zijn waarnemingen voor. De kapitein van het vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het verslag van de waarnemer. Het verslag wordt ondertekend door de waarnemer en door de kapitein, die een kopie van dat verslag ontvangt. Wanneer de kapitein het waarnemersverslag weigert te ondertekenen, schrijft hij in dat verslag de redenen van die weigering, met de vermelding „weigert te ondertekenen”. |
9.2. |
De waarnemer zendt zijn verslag toe aan het VCC van Madagaskar, dat binnen 15 werkdagen na het van boord gaan van de waarnemer een kopie doet toekomen aan de EU. |
DEEL 6
Inspectie op zee en in de haven
1. |
Vissersvaartuigen van de Europese Unie met een vismachtiging worden op zee of in de haven, op de kade of op de rede in de visserijzone van Madagaskar geïnspecteerd door vaartuigen en inspecteurs van Madagaskar die voor de controle van de visserij zijn beëdigd. |
2. |
Alvorens aan boord te gaan, stellen de inspecteurs van Madagaskar de kapitein van het vissersvaartuig van de Europese Unie in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De inspectie wordt verricht door de visserijinspecteurs zelf. Vóór de inspectie moeten de inspecteurs hun identiteit, kwalificatie en opdracht aantonen. |
3. |
De inspecteurs blijven niet langer aan boord van de vissersvaartuigen van de Europese Unie dan nodig is om de inspectietaken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.
|
DEEL 7
Inbreuken
1. Behandeling van inbreuken
1.1. |
Van elke inbreuk die in de visserijzone van Madagaskar is gepleegd door een EU-vissersvaartuig met een vismachtiging overeenkomstig deze bijlage en die het voorwerp is van een inbreukkennisgeving, is in een inspectieverslag melding gemaakt. |
1.2. |
Bij een inbreuk die in de visserijzone van Madagaskar door een EU-vissersvaartuig is gepleegd, wordt de kennisgeving van de inbreuk en de aan de kapitein of het visserijbedrijf opgelegde accessoire sancties rechtstreeks aan de reder toegezonden overeenkomstig de in de geldende wetgeving van Madagaskar vastgestelde procedures. |
1.3. |
Een kopie van het inspectieverslag en van de inbreukkennisgeving wordt door Madagaskar binnen 72 uur aan de EU elektronisch toegezonden. |
1.4. |
De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tegen de vastgestelde inbreuk onverlet. |
2. Aanhouding van het vaartuig — Informatiebijeenkomst
2.1. |
Indien ten aanzien van een EU-vissersvaartuig een inbreuk wordt vastgesteld, kan dit vaartuig, als de geldende Malagassische wetgeving daarin voorziet, worden verplicht zijn visserijactiviteit te beëindigen en zich, wanneer het zich op zee bevindt, naar een haven van Madagaskar te begeven. |
2.2. |
Madagaskar stelt de Europese Unie binnen 24 uur elektronisch in kennis van de aanhouding van een EU-vissersvaartuig. De kennisgeving vermeldt de reden voor de aanhouding en/of de opbrenging en gaat vergezeld van bewijsmateriaal betreffende de betrokken inbreuk. |
2.3. |
Alvorens tegen het vaartuig, de kapitein, de bemanning of de lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van bewijsstukken, belegt Madagaskar binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig een informatiebijeenkomst waarop de feiten die tot de aanhouding van het vaartuig hebben geleid, worden toegelicht en de eventuele verdere stappen worden uiteengezet. Aan deze informatiebijeenkomst kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat en van de reder van het vaartuig deelnemen. |
3. Vervolging van de inbreuk — Schikkingsprocedure
3.1. |
De op de geconstateerde inbreuk toe te passen sanctie wordt door Madagaskar overeenkomstig de bepalingen van de geldende Malagassische wetgeving vastgesteld. |
3.2. |
Wanneer voor de afhandeling van de inbreuk een gerechtelijke procedure vereist is, wordt vóór de inleiding daarvan en voor zover de inbreuk geen strafbaar feit inhoudt, getracht een schikking tussen de Malagassische autoriteiten en het EU-vaartuig tot stand te brengen waarin de aard en de hoogte van de sanctie worden bepaald. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk 72 uur na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten. |
3.3. |
Een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig en van de Europese Unie kan aan deze schikkingsprocedure deelnemen. |
4. Gerechtelijke procedure — Bankgarantie
4.1. |
Indien geen minnelijke schikking tot stand komt en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft gepleegd, een bankgarantie bij een door Madagaskar opgegeven bank ter hoogte van een door Madagaskar vast te stellen bedrag dat de kosten van de aanhouding, de geschatte boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt vrijgegeven wanneer de gerechtelijke procedure is voltooid. |
4.2. |
Na het vonnis wordt de bankgarantie vrijgegeven en zo snel mogelijk aan de reder terugbetaald:
|
4.3. |
Madagaskar stelt de Europese Unie binnen acht dagen na het vonnis in kennis van de resultaten van de gerechtelijke procedure. |
5. Vrijgave van het vaartuig en de bemanning
Het vaartuig en de bemanning mogen de haven verlaten zodra de uit de schikkingsprocedure voortvloeiende sanctie is vereffend of zodra de bankgarantie is gesteld.
DEEL 8
Samenwerking op het gebied van bewaking ter bestrijding van IOO-visserij
1. Doelstelling
Om de bewaking van de visserij op volle zee en de bestrijding van de IOO-visserij te intensiveren, worden de kapiteins van de vissersvaartuigen van de Europese Unie aangemoedigd vissersvaartuigen in de visserijzone van Madagaskar te signaleren die niet voorkomen op de IOTC-lijst of op de Malagassische lijst van buitenlandse vaartuigen die in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen.
2. Procedure
2.1. |
Kapiteins van EU-vissersvaartuigen die een vissersvaartuig waarnemen dat mogelijk IOO-visserijactiviteiten uitoefent, mogen zoveel mogelijk gegevens over deze waarneming verzamelen. |
2.2. |
Deze informatie wordt onverwijld en gelijktijdig toegezonden aan het VCC van Madagaskar en aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het vaartuig van waar de waarneming is verricht. Zodra deze bevoegde autoriteiten de desbetreffende informatie hebben ontvangen, sturen zij deze elektronisch door naar de EU. |
2.3. |
De EU stuurt deze op haar beurt door naar Madagaskar. |
3. Wederkerigheid
Indien Madagaskar beschikt over waarnemingsverslagen over vissersvaartuigen die mogelijk IOO-visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone uitoefenen, zendt het deze verslagen zo spoedig mogelijk aan de EU toe.
HOOFDSTUK V
AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN
1. |
De reders van de vissersvaartuigen van de Europese Unie die in het kader van dit protocol actief zijn, streven ernaar onderdanen van Madagaskar of, indien dat niet mogelijk is, van andere ACS-landen aan te monsteren voor de visserij in de visserijzone van Madagaskar. Het aantal Malagassische zeelieden dat op elk vissersvaartuig van de Europese Unie wordt aangemonsterd, bedraagt minimaal twee voor vaartuigen voor de visserij met de zegen en minimaal één voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug van meer dan 100 BT. |
2. |
Reders die het in punt 1 genoemde minimumaantal aan te monsteren Malagassische zeelieden niet halen, betalen een forfaitair bedrag van 20 EUR per dag per niet-aangemonsterde zeeman. |
3. |
De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die op vissersvaartuigen van de Europese Unie zijn aangemonsterd. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, om de erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en om de bestrijding van discriminatie in arbeid en beroep. |
4. |
De arbeidsovereenkomsten van de Malagassische zeelieden, waarvan de bevoegde Malagassische autoriteiten en de ondertekenende partijen een afschrift ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. Op grond van deze overeenkomsten zijn de zeelieden overeenkomstig de geldende Malagassische wetgeving aangesloten bij de op hen van toepassing zijnde socialezekerheidsregeling, met inbegrip van een levens-, ziekte- en ongevallenverzekering. |
5. |
De gage van de Malagassische zeelieden komt ten laste van de reder. De gage moet in onderling overleg tussen de reders of hun vertegenwoordigers en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers worden vastgesteld. De bezoldigingsvoorwaarden voor de zeelieden mogen echter niet ongunstiger zijn dan die welke in Madagaskar gelden, en evenmin onder de IAO-normen liggen. |
6. |
De door reders van vissersvaartuigen van de Europese Unie aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Indien de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren. |
7. |
De kosten van inscheping of ontscheping tussen de haven waar de Malagassische zeeman aan boord of van boord gaat en diens woonplaats in Madagaskar komen ten laste van de reder. |
LIJST VAN AANHANGSELS
Aanhangsel 1 — |
Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging |
Aanhangsel 2 — |
Technische notitie |
Aanhangsel 3 — |
Coördinaten (lengte- en breedtegraden) van de visserijzone van Madagaskar |
Aanhangsel 4 — |
Geografische coördinaten van de zone waar uitsluitend Malagassische ambachtelijke en traditionele visserijactiviteiten zijn toegestaan |
Aanhangsel 5 — |
Modelformulier voor kwartaalaangifte van voorlopige vangsten en visserijinspanningen |
Aanhangsel 6 — |
Formulier voor de aangifte van het binnenvaren en verlaten van de visserijzone |
Aanhangsel 7 — |
Formaat van het VMS-positiebericht |
Aanhangsel 8 — |
Richtsnoeren voor het inwerkingstelling van het elektronische systeem voor de verzending van gegevens over visserijactiviteiten (ERS-systeem — Electronic Recording and Reporting System) |
Aanhangsel 9 — |
Contactgegevens van Madagaskar |
Aanhangsel 1
Aanhangsel 2
Aanhangsel 3
Coördinaten (lengte- en breedtegraden) van de visserijzone van Madagaskar
Punt |
LatDD |
LonDD |
|
LatitudeString |
LongitudeString |
1 |
-10,3144 |
49,4408 |
|
10° 18′ 52″ S |
049° 26′ 27″ E |
2 |
-11,0935 |
50,1877 |
|
11° 05′ 37″ S |
050° 11′ 16″ E |
3 |
-11,5434 |
50,4776 |
|
11° 32′ 36″ S |
050° 28′ 39″ E |
4 |
-12,7985 |
53,2164 |
|
12° 47′ 55″ S |
053° 12′ 59″ E |
5 |
-14,0069 |
52,7392 |
|
14° 00′ 25″ S |
052° 44′ 21″ E |
6 |
-16,1024 |
52,4145 |
|
16° 06′ 09″ S |
052° 24′ 52″ E |
7 |
-17,3875 |
52,3847 |
|
17° 23′ 15″ S |
052° 23′ 05″ E |
8 |
-18,2880 |
52,5550 |
|
18° 17′ 17″ S |
052° 33′ 18″ E |
9 |
-18,7010 |
52,7866 |
|
18° 42′ 04″ S |
052° 47′ 12″ E |
10 |
-18,8000 |
52,8000 |
|
18° 48′ 00″ S |
052° 47′ 60″ E |
11 |
-20,4000 |
52,0000 |
|
20° 23′ 60″ S |
052° 00′ 00″ E |
12 |
-22,3889 |
51,7197 |
|
22° 23′ 20″ S |
051° 43′ 11″ E |
13 |
-23,2702 |
51,3943 |
|
23° 16′ 13″ S |
051° 23′ 39″ E |
14 |
-23,6405 |
51,3390 |
|
23° 38′ 26″ S |
051° 20′ 20″ E |
15 |
-25,1681 |
50,8964 |
|
25° 10′ 05″ S |
050° 53′ 47″ E |
16 |
-25,4100 |
50,7773 |
|
25° 24′ 36″ S |
050° 46′ 38″ E |
17 |
-26,2151 |
50,5157 |
|
26° 12′ 54″ S |
050° 30′ 57″ E |
18 |
-26,9004 |
50,1112 |
|
26° 54′ 01″ S |
050° 06′ 40″ E |
19 |
-26,9575 |
50,0255 |
|
26° 57′ 27″ S |
050° 01′ 32″ E |
20 |
-27,4048 |
49,6781 |
|
27° 24′ 17″ S |
049° 40′ 41″ E |
21 |
-27,7998 |
49,1927 |
|
27° 47′ 59″ S |
049° 11′ 34″ E |
22 |
-28,1139 |
48,6014 |
|
28° 06′ 50″ S |
048° 36′ 05″ E |
23 |
-28,7064 |
46,8002 |
|
28° 42′ 23″ S |
046° 48′ 01″ E |
24 |
-28,8587 |
46,1839 |
|
28° 51′ 31″ S |
046° 11′ 02″ E |
25 |
-28,9206 |
45,5510 |
|
28° 55′ 14″ S |
045° 33′ 04″ E |
26 |
-28,9301 |
44,9085 |
|
28° 55′ 48″ S |
044° 54′ 31″ E |
27 |
-28,8016 |
44,1090 |
|
28° 48′ 06″ S |
044° 06′ 32″ E |
28 |
-28,2948 |
42,7551 |
|
28° 17′ 41″ S |
042° 45′ 18″ E |
29 |
-28,0501 |
42,2459 |
|
28° 03′ 00″ S |
042° 14′ 45″ E |
30 |
-27,8000 |
41,9000 |
|
27° 48′ 00″ S |
041° 53′ 60″ E |
31 |
-27,5095 |
41,5404 |
|
27° 30′ 34″ S |
041° 32′ 25″ E |
32 |
-27,0622 |
41,1644 |
|
27° 03′ 44″ S |
041° 09′ 52″ E |
33 |
-26,4435 |
40,7183 |
|
26° 26′ 37″ S |
040° 43′ 06″ E |
34 |
-25,7440 |
40,3590 |
|
25° 44′ 38″ S |
040° 21′ 32″ E |
35 |
-24,8056 |
41,0598 |
|
24° 48′ 20″ S |
041° 03′ 35″ E |
36 |
-24,2116 |
41,4440 |
|
24° 12′ 42″ S |
041° 26′ 38″ E |
37 |
-23,6643 |
41,7153 |
|
23° 39′ 51″ S |
041° 42′ 55″ E |
38 |
-22,6317 |
41,8386 |
|
22° 37′ 54″ S |
041° 50′ 19″ E |
39 |
-21,7798 |
41,7652 |
|
21° 46′ 47″ S |
041° 45′ 55″ E |
40 |
-21,3149 |
41,6927 |
|
21° 18′ 54″ S |
041° 41′ 34″ E |
41 |
-20,9003 |
41,5831 |
|
20° 54′ 01″ S |
041° 34′ 59″ E |
42 |
-20,6769 |
41,6124 |
|
20° 40′ 37″ S |
041° 36′ 45″ E |
43 |
-19,6645 |
41,5654 |
|
19° 39′ 52″ S |
041° 33′ 55″ E |
44 |
-19,2790 |
41,2489 |
|
19° 16′ 44″ S |
041° 14′ 56″ E |
45 |
-18,6603 |
42,0531 |
|
18° 39′ 37″ S |
042° 03′ 11″ E |
46 |
-18,0464 |
42,7813 |
|
18° 02′ 47″ S |
042° 46′ 53″ E |
47 |
-17,7633 |
43,0335 |
|
17° 45′ 48″ S |
043° 02′ 01″ E |
48 |
-17,2255 |
43,3119 |
|
17° 13′ 32″ S |
043° 18′ 43″ E |
49 |
-16,7782 |
43,4356 |
|
16° 46′ 42″ S |
043° 26′ 08″ E |
50 |
-15,3933 |
42,5195 |
|
15° 23′ 36″ S |
042° 31′ 10″ E |
51 |
-14,4487 |
43,0263 |
|
14° 26′ 55″ S |
043° 01′ 35″ E |
52 |
-14,4130 |
43,6069 |
|
14° 24′ 47″ S |
043° 36′ 25″ E |
53 |
-14,5510 |
44,3684 |
|
14° 33′ 04″ S |
044° 22′ 06″ E |
54 |
-14,5367 |
45,0275 |
|
14° 32′ 12″ S |
045° 01′ 39″ E |
55 |
-14,3154 |
45,8555 |
|
14° 18′ 55″ S |
045° 51′ 20″ E |
56 |
-13,8824 |
46,3861 |
|
13° 52′ 57″ S |
046° 23′ 10″ E |
57 |
-12,8460 |
46,6944 |
|
12° 50′ 46″ S |
046° 41′ 40″ E |
58 |
-12,6981 |
47,2079 |
|
12° 41′ 53″ S |
047° 12′ 28″ E |
59 |
-12,4637 |
47,7409 |
|
12° 27′ 49″ S |
047° 44′ 27″ E |
60 |
-12,0116 |
47,9670 |
|
12° 00′ 42″ S |
047° 58′ 01″ E |
61 |
-11,0158 |
48,5552 |
|
11° 00′ 57″ S |
048° 33′ 19″ E |
62 |
-10,3144 |
49,4408 |
|
10° 18′ 52″ S |
049° 26′ 27″ E |
NB: Madagaskar deelt de geografische coördinaten van de basislijnen van zijn visserijzone uiterlijk met ingang van de voorlopige toepassing van dit protocol mee.
Aanhangsel 4
Geografische coördinaten van de zone waar uitsluitend Malagassische ambachtelijke en traditionele visserijactiviteiten zijn toegestaan
Punt |
Latitude |
Longitude |
1 |
12° 18,44S |
47° 35,63 |
2 |
11° 56,64S |
47° 51,38E |
3 |
11° 53S |
48° 00E |
4 |
12° 18S |
48° 14E |
5 |
12° 30S |
48° 05E |
6 |
12° 32S |
47° 58E |
7 |
12° 56S |
47° 47E |
8 |
13° 01S |
47° 31E |
9 |
12° 53S |
47° 26E |
Aanhangsel 5
Aanhangsel 6
Aanhangsel 7
Formaat van het VMS-positiebericht
MEDEDELING VAN VMS-BERICHTEN AAN MADAGASKAR
FORMAT VAN DE VMS-GEGEVENS — POSITIEBERICHT
Gegeven |
Code |
Verplicht (V)/Optioneel (O) |
Inhoud |
Begin record |
SR |
V |
Berichtinformatie — geeft het begin van de record aan |
Geadresseerde |
AD |
V |
Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van geadresseerde |
Verzender |
FR |
V |
Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van verzender |
Vlaggenstaat |
FS |
V |
Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van vlaggenstaat |
Berichttype |
TM |
V |
Berichtinformatie — type bericht (ENT, POS, EXI) |
Radioroepnaam (IRCS) |
RC |
V |
Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig (IRCS) |
Intern referentienummer van de overeenkomstsluitende partij |
IR |
O |
Vaartuiginformatie — uniek nummer van de overeenkomstsluitende partij ISO-alfa-3-code (ISO-3166), gevolgd door het nummer |
Extern registratienummer |
XR |
V |
Vaartuiginformatie — nummer aangebracht op de romp van het vaartuig (ISO 8859.1) |
Breedtegraad |
LT |
V |
Positie-informatie — positie in graden en decimale graden +/– DD.ddd (WGS84) |
Lengtegraad |
LG |
V |
Positie-informatie — positie in graden en decimale graden +/– DD.ddd (WGS84) |
Vaarrichting |
CO |
V |
Vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360° |
Snelheid |
SP |
V |
Vaarsnelheid van het vaartuig in tienden van knopen |
Datum |
DA |
V |
Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD) |
Tijdstip |
TI |
V |
Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM) |
Einde record |
ER |
V |
Systeeminformatie — geeft het einde van de registratie aan |
De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:
|
de gebruikte tekens dienen in overeenstemming te zijn met ISO-norm 8859.1; |
|
een dubbele schuine streep (//) en de letters „SR” geven het begin van een bericht aan, |
|
elk gegevenselement wordt aangegeven met de code ervan en wordt van de andere gegevenselementen gescheiden door een dubbele schuine streep (//), |
|
een enkele schuine streep (/) fungeert als separator tussen code en gegeven, |
|
de ER-code, gevolgd door een dubbele schuine streep (//) geeft het einde van het bericht aan, |
|
de optionele gegevens moeten worden opgenomen tussen het begin en het einde van het bericht. |
Aanhangsel 8
Richtsnoeren voor de inwerkingstelling van het elektronische systeem voor de verzending van gegevens over visserijactiviteiten (ERS — Electronic Recording and Reporting System)
1. Algemene bepalingen
i. |
Elk vissersvaartuig van de Europese Unie dat in de visserijzone van Madagaskar actief is, moet zijn uitgerust met een elektronisch systeem, hierna ERS-systeem genoemd, dat de gegevens over de visserijactiviteit van dat vaartuig, hierna ERS-gegevens genoemd, kan registreren en verzenden. |
ii. |
Vaartuigen van de Europese Unie zonder ERS-systeem of met een niet-werkend ERS-systeem mogen de Malagassische visserijzone niet binnenvaren om daar visserijactiviteiten te verrichten. |
iii. |
De ERS-gegevens worden overeenkomstig de procedures van de vlaggenstaat van het vaartuig verzonden, d.w.z. dat zij eerst worden toegezonden aan het VCC van de vlaggenstaat, dat vervolgens zorgt voor de automatische terbeschikkingstelling van de gegevens aan het VCC van Madagaskar. |
iv. |
De vlaggenstaat en Madagaskar zorgen ervoor dat hun VCC is uitgerust met de informatica-apparatuur en de software die nodig zijn voor de automatische transmissie van de ERS-gegevens in XML-formaat en beschikt over een elektronische opslagprocedure om de ERS-gegevens te registreren en gedurende ten minste 3 jaar leesbaar te bewaren. |
v. |
Voor de transmissie van de ERS-gegevens wordt gebruikgemaakt van de elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de EU beheert („DEH” of „Data Exchange Highway” genoemd). |
vi. |
De vlaggenstaat en Madagaskar wijzen elk een ERS-correspondent aan die als contactpersoon fungeert.
|
2. Opstellen en verzenden van de ERS-gegevens
i. |
Het Unievissersvaartuig:
|
ii. |
De kapitein is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de geregistreerde en verzonden ERS-gegevens. |
iii. |
Het VCC van de vlaggenstaat zendt de ERS-gegevens onmiddellijk automatisch naar het VCC van Madagaskar. |
iv. |
Het VCC van Madagaskar bevestigt de ontvangst van de ERS-gegevens per omgaande en behandelt alle ERS-gegevens als vertrouwelijk. |
3. Mankement in het ERS-systeem aan boord van het vaartuig en/of in de transmissie van de ERS-gegevens tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat
i. |
De vlaggenstaat stelt de kapitein en/of de eigenaar, of diens vertegenwoordiger, van een onder zijn vlag varend vaartuig onmiddellijk in kennis van technische mankementen van het op het vaartuig geïnstalleerde ERS-systeem en van mankementen in de transmissie van de ERS-gegevens tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat. |
ii. |
De vlaggenstaat stel Madagaskar in kennis van het geconstateerde mankement en van de maatregelen die zijn genomen om het op te lossen. |
iii. |
Indien zich een defect in het ERS-systeem aan boord van het vaartuig voordoet, wordt er door de kapitein en/of de reder op toegezien dat het ERS-systeem na uiterlijk tien dagen wordt gerepareerd of vervangen. Indien het vaartuig in die periode van tien dagen een haven aandoet, mag het zijn visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone pas hervatten wanneer het ERS-systeem weer naar behoren werkt of, wanneer dat laatste niet het geval is, wanneer Madagaskar daarvoor toestemming verleent.
|
iv. |
Unievaartuigen die in de visserijzone van Madagaskar actief zijn met een defect ERS-systeem, verzenden alle ERS-gegevens dagelijks, uiterlijk om 23.59 UTC, naar het VCC van de vlaggenstaat via om het even welk ander elektronisch communicatiemiddel waartoe het VCC van Madagaskar toegang heeft. |
v. |
ERS-gegevens die vanwege een mankement niet via het ERS-systeem ter beschikking van Madagaskar kunnen worden gesteld, worden door het VCC van de vlaggenstaat via een andere onderling afgesproken elektronische weg verzonden naar het VCC van Madagaskar. Deze alternatieve transmissie wordt dan als prioritair beschouwd, aangezien de normaal geldende transmissietermijnen niet in acht kunnen worden genomen. |
vi. |
Indien het VCC van Madagaskar 3 opeenvolgende dagen geen ERS-gegevens van een vaartuig heeft ontvangen, kan Madagaskar dat vaartuig het bevel geven zich onmiddellijk voor onderzoek naar een door Madagaskar aangewezen haven te begeven. |
4. Mankement bij een VCC — Het VCC van Madagaskar ontvangt geen ERS-gegevens
i. |
Indien een VCC geen ERS-gegevens ontvangt, meldt de betrokken ERS-correspondent dit onmiddellijk aan de ERS-correspondent van het andere VCC en werkt hij zo nodig mee aan de oplossing van het probleem. |
ii. |
Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Madagaskar spreken vóór de operationele invoering van het ERS-systeem af welke andere elektronische communicatiemiddelen voor de transmissie van de ERS-gegevens moeten worden gebruikt wanneer zich een mankement bij het VCC voordoet, en stellen elkaar in kennis van elke wijziging in dit verband. |
iii. |
Wanneer het VCC van Madagaskar signaleert geen ERS-gegevens te hebben ontvangen, gaat het VCC van de vlaggenstaat op zoek naar de oorzaak van het probleem en neemt het de nodige maatregelen om het probleem op te lossen. Het VCC van de vlaggenstaat stelt het VCC van Madagaskar en de EU uiterlijk 24 uur nadat het mankement is geconstateerd, in kennis van de resultaten en de genomen maatregelen. |
iv. |
Indien meer dan 24 uur nodig is om het probleem op te lossen, verzendt het VCC van de vlaggenstaat de ontbrekende ERS-gegevens onmiddellijk naar het VCC van Madagaskar aan de hand van een ander, in punt 3, onder v), bedoeld elektronisch communicatiemiddel. |
v. |
Madagaskar waarschuwt zijn bevoegde controlediensten om te voorkomen dat de EU-vaartuigen in gebreke worden gesteld omdat het VCC van Madagaskar geen gegevens heeft verzonden vanwege een mankement bij een van de VCC's. |
5. Onderhoud van een VCC
i. |
Een VCC dat (in het kader van een onderhoudsprogramma) onderhoudsactiviteiten plant die gevolgen kunnen hebben voor de uitwisseling van ERS-gegevens, moet het andere VCC ten minste 72 uur van tevoren hiervan in kennis stellen, zo mogelijk met opgave van de datum en de duur van het onderhoud. Informatie over niet-gepland onderhoud wordt zo spoedig mogelijk aan het andere VCC gemeld. |
ii. |
Tijdens het onderhoud kan de terbeschikkingstelling van ERS-gegevens worden opgeschort totdat het systeem weer operationeel is. De betrokken ERS-gegevens worden in dat geval onmiddellijk na afloop van het onderhoud beschikbaar gesteld. |
iii. |
Neemt het onderhoud meer dan 24 uur in beslag, dan worden de ERS-gegevens aan het andere VCC toegezonden met behulp van een ander, in punt 3, onder v), bedoeld elektronisch communicatiemiddel. |
iv. |
Madagaskar waarschuwt zijn bevoegde controlediensten om te voorkomen dat de EU-vaartuigen in gebreke worden gesteld voor het niet verzenden van ERS-gegevens vanwege onderhoudswerkzaamheden bij een van de VCC's. |
6. Routering van ERS-gegevens naar Madagaskar
i. |
Voor de transmissie van de ERS-gegevens van de vlaggenstaat naar Madagaskar wordt gebruikgemaakt van de in lid 1 van dit aanhangsel bedoelde elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de EU beheert (DEH of Data Exchange Highway genoemd). |
ii. |
In het kader van het beheer van de visserijactiviteiten van de EU-vloot worden deze gegevens opgeslagen en kunnen ze namens de Europese Unie worden ingezien door daartoe gemachtigd personeel van de Europese Commissie. |
Aanhangsel 9
Contactgegevens van Madagaskar
NB: Madagaskar deelt alle hieronder bedoelde gegevens uiterlijk bij aanvang van de toepassing van dit protocol mee.
1. Ministerie van Visbestanden en Visserij
Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.
2. Voor het aanvragen van vismachtigingen
Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.
3. Directoraat Statistiek en Programmering (DSP)
Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.
4. Visserijcontrolecentrum (VCC) en meldingen inzake het binnenvaren en uitvaren
Naam van het VCC (oproepcode):
Radio:
|
VHF: F1 kanaal 16; F2 kanaal 71 |
|
HF: F1 5.283 MHZ; F2 7.3495 MHZ |
Adres, e-mailadres, alternatief e-mailadres, telefoon- en faxnummers.
5. Unité de Statistique Thonière d'Antsiranana
Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.
VERORDENINGEN
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/44 |
VERORDENING (EU) Nr. 1350/2014 VAN DE RAAD
van 15 december 2014
betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 15 november 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 31/2008 betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Madagaskar (1) (hierna „overeenkomst” genoemd) goedgekeurd. Het huidige protocol bij de overeenkomst verstrijkt op 31 december 2014. |
(2) |
Op 19 juni 2014 (2) is een nieuw protocol bij de overeenkomst geparafeerd (hierna „het protocol” genoemd). Krachtens het protocol worden aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden verleend in de visserijzone waarover de Republiek Madagaskar de jurisdictie heeft. |
(3) |
Op 15 december 2014 heeft de Raad Besluit 2014/929/EU (3) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld. |
(4) |
Bepaald moet worden hoe de vangstmogelijkheden voor de periode van toepassing van het protocol over de lidstaten moeten worden verdeeld. |
(5) |
Als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, stelt de Commissie de lidstaten daarvan overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (4) in kennis. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. De hier bedoelde termijn moet door de Raad worden vastgesteld. |
(6) |
Met het oog op de gegarandeerde voortzetting van de visserijactiviteiten van de Unievaartuigen is in artikel 15 van het protocol bepaald dat het protocol met ingang van de datum van ondertekening ervan, maar niet eerder dan met ingang van 1 januari 2015, voorlopig kan worden toegepast door elk van de partijen. |
(7) |
De onderhavige verordening dient van toepassing te zijn met ingang van de datum van ondertekening van het protocol, maar niet eerder dan 1 januari 2015, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld krachtens het protocol, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
a) |
voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:
|
b) |
voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van meer dan 100 BT:
|
c) |
voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van 100 BT of minder:
|
2. Het in de bijlage bij het protocol voor de vaartuigen van de Unie voor de visserij met de drijvende beug vastgestelde maximum voor haaienvangsten bij het vissen op tonijn en tonijnachtigen wordt als volgt over de lidstaten verdeeld:
Spanje: |
207 ton |
Frankrijk: |
34 ton |
Portugal: |
9 ton |
3. Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de overeenkomst.
4. Als met de aanvragen voor vismachtigingen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle door het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.
5. De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten bevestigen dat zij de krachtens het protocol toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie aan de lidstaten heeft gemeld dat de vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol, maar niet eerder dan met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
M. MARTINA
(1) PB L 15 van 18.1.2008, blz. 1.
(2) Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap (zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad).
(3) Zie bladzijde 6 van dit Publicatieblad.
(4) Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/46 |
VERORDENING (EU) Nr. 1351/2014 VAN DE RAAD
van 18 december 2014
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 692/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,
Gezien Besluit 2014/386/GBVB van de Raad van 23 juni 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (1),
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 692/2014 van de Raad (2) geeft uitvoering aan bepaalde maatregelen die zijn vastgesteld in Besluit 2014/386/GBVB, met name beperkingen op goederen van oorsprong uit de Krim of uit Sebastopol en op het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met de invoer van die goederen, alsmede beperkingen op de handel en investeringen met betrekking tot infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, tel.ecommunicatie, energie, en de winning van olie, gas en minerale rijkdommen. |
(2) |
Overeenkomstig resolutie 68/262 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 27 maart 2014 moeten de Krim en Sebastopol nog steeds worden beschouwd als een deel van Oekraïne. De Raad Buitenlandse Zaken van 17 en 18 november 2014 heeft nogmaals benadrukt dat de EU de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol veroordeelt en niet erkent. |
(3) |
Op 18 december 2014 heeft de Raad Besluit 2014/933/GBVB (3) tot wijziging van Besluit 2014/386/GBVB goedgekeurd, waarbij een verbod wordt ingesteld op alle buitenlandse investeringen in de Krim of in Sebastopol. Dat besluit behelst tevens een verbod op diensten die rechtstreeks verband houden met het investeringsverbod, alsmede toeristische activiteiten, inclusief in de maritieme sector, en op diensten in de sectoren vervoer, telecommunicatie, energie en de winning van olie, gas en minerale rijkdommen in de Krim of in Sebastopol. Het bestaande uitvoerverbod op goederen en technologie in de sectoren vervoer, telecommunicatie, energie en de winning van olie, gas en minerale rijkdommen, wordt uitgebreid. |
(4) |
Om de gevolgen van deze beperkende maatregelen voor de marktdeelnemers en de burgerbevolking in de Krim of in Sebastopol tot een minimum te beperken, moeten uitzonderingen en overgangsperioden worden vastgesteld. |
(5) |
Voor de toepassing van dit besluit moet de plaats van gebruik van goederen en technologie worden bepaald op basis van een beoordeling van objectieve elementen, waaronder de bestemming van de zending, de postcodes van de leverplaatsen, aanwijzingen over de plaats van gebruik en door de invoerder aangebrachte aanwijzingen. Het concept „plaats van gebruik” moet gelden voor goederen en technologie die permanent in de Krim of in Sebastopol worden gebruikt. |
(6) |
De verbodsbepalingen of beperkingen van dit besluit kunnen niet worden uitgelegd als het verhinderen of beperken van de doorreis van natuurlijke of rechtspersonen of entiteiten van de Unie over het grondgebied van de Krim of Sebastopol. |
(7) |
De verbodsbepalingen en beperkingen in dit besluit zijn niet van toepassing op het rechtmatig handel drijven met entiteiten buiten de Krim of Sebastopol die in de Krim of in Sebastopol actief zijn, indien er geen redelijke gronden zijn om tot de conclusie te komen dat de desbetreffende goederen of diensten zijn bestemd voor gebruik in de Krim of in Sebastopol, of indien de betrokken investeringen niet zijn bestemd voor ondernemingen of dochterondernemingen of filialen onder hun zeggenschap in de Krim of in Sebastopol. |
(8) |
Het verbod op het verrichten van diensten die direct gerelateerd zijn aan toeristische activiteiten, met inbegrip van cruisediensten, kan niet worden uitgelegd als betrekking hebbend op diensten die verricht worden met het oog op maritieme beveiliging en veiligheid en in noodgevallen zoals onderhoud, reparatie, systemen voor elektronische identificatie en communicatie, of verzekeringen. |
(9) |
Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform worden toegepast, regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk nadat Besluit 2014/933/GBVB is goedgekeurd. Verordening (EU) nr. 692/2014 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 692/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 1 worden de volgende punten toegevoegd: „h) „entiteit in de Krim of Sebastopol”: een entiteit die haar statutaire zetel, centrale administratie of hoofdvestiging in de Krim of in Sebastopol heeft, haar dochterondernemingen of filialen onder haar zeggenschap in de Krim of in Sebastopol, en bijkantoren en andere entiteiten die werkzaam zijn in de Krim of in Sebastopol; i) „investeringsdiensten”: de volgende diensten en activiteiten:
j) „reder uit de Unie”: heeft dezelfde betekenis als „reder uit de Gemeenschap” als omschreven in artikel 2, punt 2, onder a) en b), van Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad (4). (4) Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) (PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7).”" . |
2) |
De artikelen 2 bis, 2 ter, 2 quater en 2 quinquies worden vervangen door: „Artikel 2 bis 1. Er geldt een verbod op:
2. De verbodsbepalingen en beperkingen in dit artikel zijn niet van toepassing op het rechtmatig handel drijven met entiteiten buiten de Krim of Sebastopol, waarbij de betrokken investeringen niet zijn bedoeld voor entiteiten in de Krim of in Sebastopol. 3. De in lid 1 bedoelde verbodsbepalingen laten onverlet dat verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten, mits de bevoegde autoriteit daarvan ten minste vijf werkdagen van te voren in kennis werd gesteld. Artikel 2 ter 1. Het is verboden goederen en technologie als bedoeld in bijlage II te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren:
Bijlage II omvat bepaalde goederen en technologieën die geschikt zijn voor gebruik in de volgende sleutelsectoren:
2. Er geldt een verbod op:
3. De verbodsbepalingen die zijn vastgesteld in de leden 1 en 2, wanneer zij verband houden met lid 1, onder b), gelden niet wanneer er geen redelijke gronden zijn om tot de conclusie te komen dat de goederen en technologie of de in lid 2 bedoelde diensten zijn bestemd voor gebruik in de Krim of in Sebastopol. 4. De in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen laten onverlet dat tot 21 maart 2015 verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten, mits de bevoegde autoriteit daarvan ten minste vijf werkdagen van te voren in kennis werd gesteld. Artikel 2 quater 1. Het is verboden technische bijstand, tussenhandeldiensten, bouwdiensten of ingenieursdiensten te verlenen die rechtstreeks verband houden met infrastructuur in de Krim of in Sebastopol in de in artikel 2 ter, lid 1, bedoelde sectoren, als vastgelegd op basis van bijlage II, ongeacht de herkomst van de goederen of technologie. 2. De in lid 1 bedoelde verbodsbepaling laat onverlet dat tot 21 maart 2015 verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten. 3. Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild. Artikel 2 quinquies 1. Het verrichten van diensten die direct verband houden met toeristische activiteiten in de Krim of in Sebastopol is verboden. 2. Het is met name schepen die cruisediensten verrichten verboden om de in bijlage III vermelde havens van het schiereiland de Krim binnen te varen of aan te doen. Dit verbod geldt voor schepen die de vlag van een lidstaat voeren en voor schepen die eigendom zijn van en onder het operationele gezag staan van een reder uit de Unie of schepen waarvoor een marktdeelnemer uit de Unie de algemene verantwoordelijkheid met betrekking tot de exploitatie op zich heeft genomen. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen gelden niet wanneer een schip in een noodgeval om redenen van maritieme veiligheid een van de in bijlage III vermelde havens binnenvaart of aandoet. De bevoegde autoriteit wordt binnen vijf werkdagen in kennis gesteld van het binnenvaren of aandoen van de haven. 4. De in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen laten onverlet dat verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten of aanvullende contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten, mits de bevoegde autoriteit daarvan ten minste vijf werkdagen van te voren in kennis werd gesteld. Artikel 2 sexies 1. De bevoegde autoriteiten kunnen, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor transacties met betrekking tot de in artikel 2 bis, lid 1, en artikel 2 ter, lid 2, bedoelde activiteiten, en tot de in artikel 2 ter, lid 1, bedoelde goederen en technologie, mits de transactie:
2. De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen met betrekking tot de in artikel 2 bis, lid 1, bedoelde activiteiten, mits de transactie betrekking heeft op onderhoud om de veiligheid van bestaande infrastructuur te waarborgen. 3. De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen met betrekking tot in artikel 2 bis, lid 1, en artikel 2 ter, lid 2, bedoelde activiteiten en tot de in artikel 2 ter, lid 1, bedoelde goederen en technologie en tot de in artikel 2 quater bedoelde diensten, wanneer de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van die goederen of technologie noodzakelijk is voor de dringende preventie of beperking van de gevolgen van een gebeurtenis die ernstige en aanzienlijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de mens, met inbegrip van de veiligheid van bestaande infrastructuur, of voor het milieu zou kunnen hebben. In naar behoren gemotiveerde noodgevallen mag de verkoop, levering, overdracht of uitvoer zonder voorafgaande toestemming plaatsvinden, op voorwaarde dat de uitvoerder de bevoegde autoriteit daarvan kennis geeft binnen een termijn van vijf werkdagen na de verkoop, levering, overdracht of uitvoer en bij die kennisgeving de nadere motivering verstrekt voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer zonder voorafgaande toestemming. De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de uit hoofde van dit lid getroffen maatregelen en wisselen alle andere informatie waarover zij beschikken uit.” . |
3) |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4 Het is verboden om, ook op indirecte wijze, bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de verbodsbepalingen in deze verordening worden omzeild.” . |
4. |
De bijlagen II en III worden geschrapt. |
5. |
De bijlagen I en II bij deze verordening worden toegevoegd als bijlage II, respectievelijk bijlage III. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
(1) PB L 183 van 24.6.2014, blz. 70.
(2) Verordening (EU) nr. 692/2014 van de Raad van 23 juni 2014 betreffende beperkende maatregelen, als antwoord op de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (PB L 183 van 24.6.2014, blz. 9).
(3) Besluit 2014/933/GBVB van de Raad van 18 december 2014 houdende wijziging van Besluit 2014/386/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (zie bladzijde 152 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
„BIJLAGE II
Lijst van de in artikel 2 ter bedoelde goederen en technologie
Hoofdstuk/GN-code |
Productomschrijving |
Hoofdstuk 25 |
ZOUT; ZWAVEL; AARDE EN STEEN; GIPS, KALK EN CEMENT |
Hoofdstuk 26 |
ERTSEN, SLAKKEN EN ASSEN |
Hoofdstuk 27 |
MINERALE BRANDSTOFFEN, AARDOLIE EN DISTILLATIEPRODUCTEN DAARVAN; BITUMINEUZE STOFFEN; MINERALE WAS |
Hoofdstuk 28 |
ANORGANISCHE CHEMISCHE PRODUCTEN; ANORGANISCHE OF ORGANISCHE VERBINDINGEN VAN EDELE METALEN, VAN RADIOACTIEVE ELEMENTEN, VAN ZELDZAME AARDMETALEN EN VAN ISOTOPEN |
Hoofdstuk 29 |
ORGANISCHE CHEMISCHE PRODUCTEN |
3824 |
Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen |
3826 00 |
Biodiesel en mengsels daarvan, geen of minder dan 70 gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevattend |
Hoofdstuk 72 |
Gietijzer, ijzer en staal |
Hoofdstuk 73 |
Werken van gietijzer, van ijzer en van staal |
Hoofdstuk 74 |
Koper en werken van koper |
Hoofdstuk 75 |
Nikkel en werken van nikkel |
Hoofdstuk 76 |
Aluminium en werken van aluminium |
Hoofdstuk 78 |
Lood en werken van lood |
Hoofdstuk 79 |
Zink en werken van zink |
Hoofdstuk 80 |
Tin en werken van tin |
Hoofdstuk 81 |
Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen |
8207 13 00 |
GROND- EN GESTEENTEBOREN, VERWISSELBAAR, WAARVAN HET WERKZAAM DEEL BESTAAT UIT GESINTERDE METAALCARBIDEN OF CERMETS |
8207 19 10 |
GROND- EN GESTEENTEBOREN, VERWISSELBAAR, WAARVAN HET WERKZAAM DEEL BESTAAT UIT DIAMANT MET INBEGRIP VAN GEAGGLOMEREERD DIAMANT |
8401 |
Kernreactoren; niet-bestraalde splijtstofelementen (patronen) voor kernreactoren; machines en apparaten voor isotopenscheiding |
8402 |
Stoomketels (stoomgeneratoren), andere dan ketels voor centrale verwarming die zowel heet water als lagedrukstoom kunnen produceren; ketels voor oververhit water |
8403 |
Ketels voor centrale verwarming, andere dan die bedoeld bij post 8402 |
8404 |
Hulptoestellen voor ketels bedoeld bij post 8402 of 8403 (bijvoorbeeld economisers of voorwarmers, oververhitters, roetblazers, terugvoerinrichtingen voor vliegas); condensors voor stoommachines |
8405 |
Generatoren voor watergas of voor luchtgas, ook indien met bijbehorende zuiveringstoestellen; acetyleenontwikkelaars en dergelijke gasgeneratoren werkend met water, ook indien met bijbehorende zuiveringstoestellen |
8406 |
Stoomturbines en andere dampturbines |
8407 |
Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen |
8408 |
Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semidieselmotoren) |
8409 |
Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor motoren bedoeld bij post 8407 of 8408 |
8410 |
Waterturbines, waterraderen (waterwielen) en regulators daarvoor |
8411 |
Turbinestraalmotoren; schroefturbines en andere gasturbines |
8412 |
Andere motoren en andere krachtmachines |
8413 |
Pompen voor vloeistoffen, ook indien voorzien van een meettoestel; elevatoren voor vloeistoffen |
8414 |
Luchtpompen, vacuümpompen, compressoren voor lucht of voor andere gassen, alsmede ventilatoren; damp- of wasemafzuigkappen met ingebouwde ventilator, ook indien met filter |
8415 |
Machines en apparaten voor de regeling van het klimaat in besloten ruimten, bestaande uit een door een motor aangedreven ventilator en elementen voor het wijzigen van de temperatuur en de vochtigheid van de lucht, die waarmee de vochtigheid van de lucht niet afzonderlijk kan worden geregeld daaronder begrepen |
8416 |
Branders voor het stoken van vuurhaarden met vloeibare brandstof, met verpoederde vaste brandstof of met gas; automatische stookinrichtingen, alsmede daarvoor bestemde werp- en schroefstokers, mechanische roosters, mechanische toestellen voor het verwijderen van as en dergelijke |
8417 |
Industriële ovens en ovens voor laboratoria, ovens voor verbranding van afval daaronder begrepen, niet-elektrisch |
8418 |
Koelkasten, vrieskasten en andere machines, apparaten en toestellen voor de koeltechniek, al dan niet elektrisch werkend; warmtepompen, andere dan klimaatregelingstoestellen bedoeld bij post 8415 |
8420 |
Kalanders en walsmachines, andere dan voor metalen of voor glas, alsmede cilinders daarvoor |
8421 |
Centrifuges, centrifugaaldrogers daaronder begrepen; toestellen voor het filtreren of zuiveren van vloeistoffen of van gassen |
8422 |
Machines voor het afwassen van vaatwerk; machines en toestellen voor het reinigen of het drogen van flessen en andere bergingsmiddelen; machines en toestellen voor het vullen, sluiten of etiketteren van flessen, van bussen, van zakken of van andere bergingsmiddelen; machines en toestellen voor het capsuleren van flessen, van potten, van tubes en van dergelijke bergingsmiddelen; andere verpakkingsmachines (krimpverpakkingsmachines en -toestellen daaronder begrepen); toestellen voor het persen van koolzuur in dranken |
8423 |
Weegtoestellen en weeginrichtingen, tel- en controletoestellen waarvan de werking op weging berust daaronder begrepen, doch met uitzondering van precisiebalansen met een gevoeligheid van 5 cg of beter; gewichten voor weegtoestellen van alle soorten |
8424 |
Mechanische toestellen (ook indien voor handkracht) voor het spuiten, verspreiden of verstuiven van vloeistoffen of van poeder; blusapparaten (ook indien gevuld); spuitpistolen en dergelijke toestellen; zandstraaltoestellen, stoomstraaltoestellen en dergelijke straaltoestellen |
8425 |
Takels; lieren (windassen) en kaapstanders; dommekrachten en vijzels |
8426 |
Dirkkranen; hijskranen, vervoerkabels daaronder begrepen; hefportalen, portaalwagens en transportwagens met kraan |
8427 |
Vorkheftrucks; andere transportwagentjes met hef- of hanteerinrichting |
8428 |
Andere hef-, hijs-, laad- en losmachines en -toestellen, alsmede andere machines en toestellen voor het hanteren van goederen (bijvoorbeeld liften, roltrappen, transportbanden, kabelbanen) |
8429 |
Bulldozers, angledozers, egaliseermachines, schrapers, mechanische schoppen, excavateurs (emmergravers), laadschoppen, wegwalsen, schapenpootwalsen en andere bodemverdichtingsmachines, met eigen beweegkracht |
8430 |
Andere machines en toestellen voor het afgraven, egaliseren, schrapen, delven, aanstampen of boren van of in grond, mineralen of ertsen; heimachines en machines voor het uittrekken van heipalen; sneeuwruimers |
8431 |
Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines of toestellen bedoeld bij de posten 8425 tot en met 8430 |
8432 |
Machines, toestellen en werktuigen voor land-, tuin- of bosbouw, voor de voorbereiding, bewerking of bebouwing van de bodem; rollers voor gras- en sportvelden |
8435 |
Persen, molens en dergelijke machines en toestellen, voor het bereiden van wijn, van appeldrank, van vruchtensap of van dergelijke dranken |
8436 |
Andere machines en toestellen voor de landbouw, de tuinbouw, de bosbouw, de pluimveeteelt of de bijenteelt, kiemkasten met mechanische of met thermische uitrusting, alsmede broedmachines en kunstmoeders voor de pluimveeteelt |
8437 |
Machines voor het reinigen of sorteren van zaad, graan of gedroogde peulgroenten; machines en toestellen voor de meelindustrie of voor de behandeling van graan en van gedroogde peulgroenten, andere dan machines en toestellen die in het boerenbedrijf worden gebruikt |
8439 |
Machines en toestellen voor het vervaardigen van pulp van cellulosehoudende vezelstoffen of voor het vervaardigen of afwerken van papier of van karton |
8440 |
Machines en toestellen voor het innaaien of voor het inbinden van boeken, naaimachines voor het boekbindersbedrijf daaronder begrepen |
8441 |
Andere machines en toestellen voor de bewerking van papierstof, van papier of van karton, snijmachines van alle soorten daaronder begrepen |
8442 |
Machines, toestellen en uitrustingsstukken (andere dan gereedschapswerktuigen bedoeld bij de posten 8456 tot en met 8465) voor het prepareren of het maken van drukplaten, drukcilinders en ander materiaal voor het drukken; drukplaten, drukcilinders en ander materiaal voor het drukken; platen, cilinders en lithografische stenen, geprepareerd voor het drukken (bijvoorbeeld geslepen, gekorreld, gepolijst) |
8443 |
Machines en toestellen die gebruikt worden om te drukken met behulp van drukplaten, drukcilinders en ander materiaal voor het drukken bedoeld bij post 8442; andere afdrukkers, kopieertoestellen en telekopieertoestellen, ook indien gecombineerd; delen en toebehoren daarvan |
8444 00 |
Machines voor het spinnen (extruderen), het rekken, het textureren of het snijden van synthetische of kunstmatige textielstoffen |
8445 |
Machines voor het bereiden van spinvezels; machines voor het spinnen, doubleren of twijnen en andere machines en toestellen voor de vervaardiging van textielgaren; machines voor het spoelen, het opwinden (inslagspoelmachines daaronder begrepen) of het afhaspelen van textielstoffen (garen, draad, bindgaren en dergelijke) en machines voor het voorbereiden van textielgarens om te worden verwerkt op de machines bedoeld bij post 8446 of 8447 |
8447 |
Breimachines, naai-breimachines („stitch-bonding”-machines), guipeermachines, machines voor de vervaardiging van tule, van kant, van borduurwerk, van passementwerk, van vlechtwerk of van filetweefsel, alsmede machines voor het tuften |
8448 |
Hulpmachines en hulptoestellen voor de machines bedoeld bij de posten 8444, 8445, 8446 en 8447 (bijvoorbeeld dobby's of schaftmechanismen, jacquardmechanismen, ketting- en inslagwachters, wisselmechanismen voor schietspoelen); delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines bedoeld bij deze post of bij de posten 8444, 8445, 8446 en 8447 (bijvoorbeeld spillen, vleugels, kaardbeslag, kammen, spindoppen, schietspoelen, hevels en schachten, valnaalden en dergelijke naalden, platinen, breimachinenaalden) |
8449 00 00 |
Machines en toestellen voor de vervaardiging of voor de afwerking van vilt of van gebonden textielvlies, zowel aan het stuk als in bepaalde vormen, machines en toestellen voor de vervaardiging van vilthoeden daaronder begrepen; hoedvormen |
8450 |
Wasmachines voor wasgoed, ook indien met drooginrichting |
8452 |
Naaimachines, andere dan de naaimachines voor het boekbindersbedrijf bedoeld bij post 8440; meubelen, onderstellen en kappen, speciaal ontworpen voor naaimachines; naalden voor naaimachines |
8453 |
Machines en toestellen voor het bereiden of het bewerken van huiden, vellen of leder of voor het vervaardigen of het herstellen van schoeisel of andere lederwaren, andere dan naaimachines |
8454 |
Convertors, gietpannen, gietvormen voor ingots (blokvormen), alsmede gietmachines, voor ijzer- of staalfabrieken en voor gieterijen |
8455 |
Walsstoelen voor metalen en rollen daarvoor |
8456 |
Gereedschapswerktuigen voor het bewerken van ongeacht welke stof waarbij materiaal wordt weggenomen, met behulp van laser- of andere licht- of fotonenstralen, van ultrasone trillingen, van elektro-erosie (vonkerosie), van elektrochemische procedés, van elektronenstralen, van ionenstralen of van plasmastralen; waterstraalsnijmachines |
8457 |
Bewerkingscentra, enkel-stationsbewerkingsmachines en meervoudige transferbewerkingsmachines, voor de bewerking van metalen |
8458 |
Draaibanken (draaicentra daaronder begrepen) voor het verspanend bewerken van metaal |
8459 |
Machines (bewerkingseenheden op slede daaronder begrepen) voor het boren, ruimen, frezen, draadsnijden of draadtappen in metaal, waarbij metaal wordt weggenomen, andere dan de draaibanken (draaicentra daaronder begrepen) bedoeld bij post 8458 |
8460 |
Machines voor het afbramen, slijpen, lappen, polijsten, afslijpen, honen of op andere wijze afwerken van metalen of van cermets, met behulp van slijpmiddelen (slijpstenen, slijpschijven, hoonstenen) of polijstschijven, andere dan de machines voor het frezen, steken, schaven, slijpen of afwerken van tandwielen bedoeld bij post 8461 |
8461 |
Schaafbanken, sterkearmschaafbanken, steekbanken, trekfreesbanken, machines voor het frezen, steken, schaven, slijpen of afwerken van tandwielen, zaagmachines, afsteekbanken en andere machines voor het verspanend bewerken van metaal of van cermets, elders genoemd noch elders onder begrepen |
8462 |
Machines (persen daaronder begrepen) voor het smeden, het stampen of het hameren van metaal; machines (persen daaronder begrepen) voor het buigen, het vouwen, het strekken, het vlakken, het afknippen, het ponsen of het inkepen van metaal; persen voor het bewerken van metaal of van metaalcarbiden, andere dan de hiervoor bedoelde machines |
8463 |
Andere gereedschapswerktuigen voor het niet-verspanend bewerken van metaal of van cermets |
8464 |
Gereedschapswerktuigen voor het bewerken van steen, van keramische producten, van beton, van asbestcement en van dergelijke minerale stoffen, alsmede voor het koud bewerken van glas |
8465 |
Gereedschapswerktuigen (machines voor het spijkeren, nieten, lijmen of op andere wijze samenvoegen daaronder begrepen) voor het bewerken van hout, van kurk, van been, van geharde rubber, van harde kunststof en van dergelijke harde stoffen |
8466 |
Delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines bedoeld bij de posten 8456 tot en met 8465, daaronder begrepen werkstukhouders en gereedschaphouders, zelfopenende draadsnijkoppen, verdeelkoppen en andere speciale toestellen, voor montage op gereedschapswerktuigen; gereedschaphouders voor handgereedschap van alle soorten |
8467 |
Handgereedschap dat pneumatisch, hydraulisch of door een ingebouwde elektrische of niet-elektrische motor wordt aangedreven |
8468 |
Machines en toestellen voor het solderen of het lassen, ook indien geschikt voor het snijden, andere dan die bedoeld bij post 8515; machines en toestellen voor het oppervlakteharden, werkend met gas |
8469 00 |
Schrijfmachines, andere dan drukkers bedoeld bij post 8443; tekstverwerkende machines |
8470 |
Rekenmachines en machines in zakformaat voor het opslaan, het reproduceren en het tonen van gegevens, met rekenfuncties; boekhoudmachines, frankeermachines, machines voor de afgifte van kaartjes en dergelijke machines, met rekenmechanisme; kasregisters |
8471 |
Magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen |
8472 |
Andere kantoormachines en -toestellen (bijvoorbeeld hectografen en stencilmachines, adresseermachines, machines voor het automatisch afleveren van bankbiljetten, machines voor het sorteren, het tellen of het verpakken van geld, potloodslijpmachines, perforeermachines en hechtmachines) |
8473 |
Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en dergelijke) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472 |
8474 |
Machines en toestellen voor het sorteren, het ziften, het scheiden, het wassen, het breken, het malen, het mengen of het kneden van aarde, van steen, van ertsen of van andere vaste minerale stoffen (poeders en pasta's daaronder begrepen); machines voor het persen, het vormen of het gieten van vaste minerale brandstoffen, van keramische specie, van cement, van gips of van andere minerale stoffen in poeder- of in pastavorm; machines voor het maken van gietvormen van zand |
8475 |
Machines voor het samenstellen van elektrische of elektronische lampen of buizen of van flitslampen, met een omhulling van glas; machines voor het vervaardigen van of voor het warm bewerken van glas of van glaswerk |
8476 |
Verkoopautomaten (bijvoorbeeld voor postzegels, voor sigaretten, voor levensmiddelen, voor dranken), geldwisselapparaten daaronder begrepen |
8477 |
Machines en toestellen voor het bewerken van rubber of van kunststof of voor de vervaardiging van producten van deze stoffen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk |
8478 |
Machines en toestellen voor het bewerken of het verwerken van tabak, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk |
8479 |
Machines en mechanische toestellen met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk |
8480 |
Vormkasten voor gieterijen; modelplaten voor gietvormen; modellen voor gietvormen; gietvormen en andere vormen voor metalen (andere dan gietvormen voor ingots), voor metaalcarbiden, voor glas, voor minerale stoffen, voor rubber of voor kunststof |
8481 |
Kranen en dergelijke artikelen (reduceerventielen en thermostatisch werkende kleppen daaronder begrepen), voor leidingen, voor ketels, voor reservoirs, voor bakken of voor dergelijke bergingsmiddelen |
8482 |
Kogellagers, rollagers, naaldlagers en dergelijke lagers |
8483 |
Drijfwerkassen (nokkenassen en krukassen daaronder begrepen) en krukken; kussenblokken en lagerschalen; getande overbrengingen en wrijvingswielen; kogellager- en rollagerassen; tandwielkasten en andere overbrengingsmechanismen voor het opvoeren, vertragen of anderszins aanpassen van de snelheid (koppelomvormers daaronder begrepen); vliegwielen en riemschijven (takelblokken daaronder begrepen); koppelingen en koppelingsorganen (beweeglijke koppelingen zoals cardankoppelingen daaronder begrepen) |
8484 |
Metalloplastische pakking; stellen of assortimenten van pakkingringen en andere pakkingstukken, van verschillende samenstelling, in zakjes, in enveloppen of in dergelijke bergingsmiddelen; mechanische afdichtingen |
8486 |
Machines en apparaten van de soort die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de vervaardiging van staven of schijven (wafers) van halfgeleidermateriaal, van elementen of schakelingen van halfgeleidermateriaal, van elektronische geïntegreerde schakelingen of van platte beeldschermen; machines en apparaten bedoeld bij aantekening 9, onder C), op dit hoofdstuk; delen en toebehoren |
8487 |
Delen van machines of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk en niet voorzien van elektrische verbindingsstukken, van elektrisch geïsoleerde delen, van spoelen, van contacten of van andere elektrotechnische delen |
8501 |
Elektromotoren en elektrische generatoren (uitgezonderd generatoraggregaten) |
8502 |
Elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers |
8503 |
Onderdelen die herkenbaar zijn als uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor elektromotoren en elektrische generatoren, elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers niet elders omschreven |
8504 |
Elektrische transformatoren, statische omvormers (bijvoorbeeld gelijkrichters), smoorspoelen en zelfinductiespoelen, en onderdelen daarvan |
8505 |
Elektromagneten (niet voor medisch gebruik); permanente magneten en artikelen bestemd om na magnetisering als permanente magneten te worden gebruikt; magnetische en vergelijkbare elektromagnetische opspanplaten en werkstukhouders; elektromagnetische koppelingen, gangwissels en remmen; elektrische lastmagneten; de onderdelen daarvan |
8507 |
Elektrische accumulatoren, alsmede scheiplaten daarvoor, zelfs in vierkante of rechthoekige vorm en de onderdelen ervan (uitgezonderd buiten gebruik en van niet geharde rubber of textielmateriaal) |
8511 |
Elektrische ontstekings- en starttoestellen voor vonkontstekings- en zelfontstekingsmotoren (bijvoorbeeld magneto's, dynamo-magneto's, ontstekingsspoelen, ontstekings- en gloeibougies, startmotoren); generatoren (bijvoorbeeld dynamo's, alternatoren) en automatische schakelaars die bij deze motoren worden gebruikt, en de onderdelen daarvan |
8514 |
Elektrische ovens voor industrieel gebruik of voor laboratoriumgebruik, ovens werkend met inductieve of met diëlektrische verwarming daaronder begrepen (uitgezonderd stoven); andere toestellen voor industrieel gebruik of voor laboratoriumgebruik voor de behandeling van stoffen door inductieve of door diëlektrische verwarming, en de onderdelen daarvan |
8515 |
Elektrische machines, apparaten en toestellen (met elektrisch verhit gas werkende daaronder begrepen) en machines, apparaten en toestellen werkend met laserstralen of met andere licht- of fotonenbundels, met ultrasone trillingen, met elektronenstralen, met magnetische impulsen of met plasmastraal, voor het solderen of voor het lassen, ook indien geschikt voor het snijden; elektrische machines, apparaten en toestellen voor het warm verspuiten van metaal, metaalcarbiden in frits of cermets (uitgezonderd pistolen voor warmteprojectie) |
8525 |
Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera's, digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen |
8526 |
Radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening |
8527 |
Ontvangtoestellen voor radio-omroep, ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk |
8528 |
Monitors en projectietoestellen, niet uitgerust met ontvangtoestel voor televisie; ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden |
8529 |
Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de toestellen bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528 |
8530 |
Elektrische signaaltoestellen (andere dan die voor de overbrenging van berichten), veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen, voor spoor- en tramwegen, voor verkeers- en waterwegen, voor parkeerterreinen, voor havens of voor vliegvelden en de onderdelen daarvan (andere dan de mechanische en elektromechanische toestellen van post 8608) |
8531 |
Elektrische toestellen voor hoorbare of voor zichtbare signalen (bijvoorbeeld bellen, sirenes, signaalborden, alarmtoestellen tegen diefstal of brand), (andere dan die voor auto's, fietsen of het verkeer) |
8532 |
Elektrische condensatoren (vast, regelbaar of instelbaar) en de onderdelen daarvan |
8533 |
Elektrische weerstanden (reostaten en potentiometers daaronder begrepen), andere dan verwarmingsweerstanden, en de onderdelen daarvan |
8534 |
Gedrukte schakelingen |
8535 |
Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom (bijvoorbeeld schakelaars, zekeringen, bliksemafleiders, overspanningsveiligheden, golfafvlakkers, contactdozen en contactstoppen (stekkers) en andere verbindingsstukken, aansluitdozen en -kasten), voor een spanning van meer dan 1 000 V (uitgezonderd de borden, panelen, kasten en dergelijke van post 8537) |
8536 |
Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom (bijvoorbeeld schakelaars, relais, zekeringen, golfafvlakkers, contactdozen en contactstoppen (stekkers), lamp- en buishouders en andere verbindingsstukken, aansluitdozen en -kasten), voor een spanning van niet meer dan 1 000 V (uitgezonderd de borden, panelen, kasten en dergelijke van post 8537) |
8537 |
Borden, panelen, kasten en dergelijke, voorzien van twee of meer toestellen bedoeld bij post 8535 of 8536, voor elektrische bediening of voor het verdelen van elektrische stroom, ook indien voorzien van instrumenten of toestellen bedoeld bij hoofdstuk 90, alsmede toestellen voor numerieke besturing (andere dan de schakelapparaten voor draadloze telefonie of telegrafie en videofoontoestellen) |
8538 |
Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de toestellen bedoeld bij post 8535, 8536 of 8537, niet elders omschreven |
8539 |
Elektrische gloeilampen en -buizen en elektrische gasontladingslampen en -buizen, „sealed beam”-lampen en lampen en buizen voor ultraviolette of voor infrarode stralen daaronder begrepen; booglampen; de onderdelen daarvan |
8540 |
Elektronenbuizen met verhitte kathode, met koude kathode of met fotokathode (bijvoorbeeld luchtledige of met damp of met gas gevulde buizen, kwikdampgelijkrichtbuizen, kathodestraalbuizen, buizen voor televisiecamera's), en de onderdelen daarvan |
8541 |
Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen; lichtgevoelige halfgeleiderelementen, daaronder begrepen fotovoltaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot panelen (uitgezonderd fotovoltaïsche generatoren); luminescentiedioden; gemonteerde piëzo-elektrische kristallen, en de onderdelen daarvan |
8542 |
Elektronische geïntegreerde schakelingen en de onderdelen daarvan |
8543 |
Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet elders omschreven in hoofdstuk 85, en de onderdelen daarvan |
8544 |
Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) voor elektrisch gebruik en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (ook indien gevernist of gelakt — zogenaamd emaildraad — of anodisch geoxideerd), ook indien voorzien van verbindingsstukken; optischevezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, ook indien elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken |
8545 |
Koolelektroden, koolborstels, koolspitsen voor lampen, koolstaven voor elementen of batterijen en andere artikelen van grafiet of andere koolstof, ook indien verbonden met metaal, voor elektrisch gebruik |
8546 |
Isolatoren voor elektriciteit, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd (uitgezonderd isolerende werkstukken) |
8547 |
Isolerende werkstukken, geheel van isolerend materiaal dan wel voorzien van daarin bij het gieten, persen enz. aangebrachte eenvoudige metalen verbindingsstukken (bijvoorbeeld nippels met schroefdraad), voor elektrische machines, toestellen of installaties (andere dan de isolatoren bedoeld bij post 8546); isolatiebuizen voor elektrisch gebruik, met inbegrip van de verbindingsstukken daarvoor, van onedel metaal, inwendig geïsoleerd |
8548 |
Resten en afval, van elektrische elementen, van elektrische batterijen en van elektrische accumulatoren; gebruikte elektrische elementen, gebruikte elektrische batterijen en gebruikte elektrische accumulatoren; elektrische delen van machines, van apparaten of van toestellen, niet elders omschreven in hoofdstuk 85 |
|
Vertrouwelijke producten van hoofdstuk 85; goederen van hoofdstuk 85 per post of postpakket vervoerd (extra)/code wedersamengesteld voor statistische verspreiding |
Hoofdstuk 86 |
Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen; mechanische (elektromechanische daaronder begrepen) signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer |
8701 |
Tractors (trekkers), andere dan die bedoeld bij post 8709 |
8702 |
Automobielen voor het vervoer van tien of meer personen, de bestuurder daaronder begrepen |
8704 |
Automobielen voor goederenvervoer |
8705 |
Automobielen voor bijzondere doeleinden (bijvoorbeeld takelwagens, kraanauto's, brandweerauto's, automobielen met menginstallatie voor beton, veegauto's, sproeiauto's, werkplaatsauto's, röntgenauto's), andere dan die hoofdzakelijk ontworpen voor het vervoer van personen of van goederen |
8706 00 |
Chassis met motor, voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705 |
8709 |
Transportwagens met eigen beweegkracht, niet voorzien van een hefsysteem, van de soort gebruikt in fabrieken, in opslagplaatsen, op haventerreinen of op vliegvelden, voor het vervoer van goederen over korte afstanden; trekkers van de soort gebruikt voor het trekken van perronwagentjes; delen daarvan |
8710 00 00 |
Gemotoriseerde tanks en andere gepantserde gevechtsvoertuigen, al dan niet uitgerust met bewapening, en onderdelen van dergelijke voertuigen |
8716 |
Aanhangwagens en opleggers; andere voertuigen zonder eigen beweegkracht; delen daarvan |
Hoofdstuk 88 |
Luchtvaart en ruimtevaart |
Hoofdstuk 89 |
Scheepvaart |
Hoofdstuk 98 |
Complete fabrieksinstallaties |
7106 |
Zilver (verguld zilver en geplatineerd zilver daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm |
7107 |
Onedele metalen geplateerd met zilver, onbewerkt of halfbewerkt |
7108 |
Goud (geplatineerd goud daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm |
7109 |
Onedele metalen en zilver, geplateerd met goud, onbewerkt of halfbewerkt |
7110 |
Platina, onbewerkt, half bewerkt of in poedervorm |
7111 |
Onedele metalen, zilver en goud, geplateerd met platina, onbewerkt of halfbewerkt |
7112 |
Resten en afval, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen; andere resten en afval, bevattende edele metalen of verbindingen van edele metalen, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het terugwinnen van edele metalen |
9013 |
Elementen met vloeibare kristallen die als zodanig geen artikelen vormen die elders meer specifiek zijn omschreven; lasers, andere dan laserdioden; andere optische instrumenten, apparaten en toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk |
9014 |
Kompassen; andere instrumenten, apparaten en toestellen voor de navigatie |
9015 |
Instrumenten, apparaten en toestellen voor de geodesie, voor de topografie, voor het landmeten, voor de fotogrammetrie, voor de hydrografie, voor de oceanografie, voor de hydrologie, voor de meteorologie of voor de geofysica, andere dan kompassen; afstandmeters |
9025 |
Densimeters, areometers, vochtwegers en dergelijke drijvende instrumenten, thermometers, pyrometers, barometers, hygrometers en psychrometers, ook indien zelfregistrerend; combinaties van deze instrumenten |
9026 |
Instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van de doorstroming, het peil, de druk of andere variabele karakteristieken van vloeistoffen of van gassen (bijvoorbeeld doorstromingsmeters, peiltoestellen, manometers, warmteverbruiksmeters), andere dan instrumenten, apparaten en toestellen, bedoeld bij de posten 9014, 9015, 9028 en 9032 |
9027 |
Instrumenten, apparaten en toestellen voor natuurkundige of scheikundige analyse (bijvoorbeeld polarimeters, refractometers, spectrometers, analysetoestellen voor gassen of voor rook); instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van de viscositeit, de poreusheid, de uitzetting, de oppervlaktespanning en dergelijke; instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van hoeveelheden warmte, geluid of licht (belichtingsmeters daaronder begrepen); microtomen |
9028 |
Verbruiksmeters en productiemeters voor gassen, voor vloeistoffen of voor elektriciteit, standaardmeters daaronder begrepen |
9029 |
Toerentellers, productietellers, taximeters, kilometertellers, schredentellers en dergelijke; snelheidsmeters en tachometers, andere dan die bedoeld bij de posten 9014 en 9015; stroboscopen |
9030 |
Oscilloscopen, spectrumanalysetoestellen en andere instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van elektrische grootheden, meet- en detectietoestellen en -instrumenten voor alfa, bèta- en gammastralen, röntgenstralen, kosmische stralen en andere ioniserende stralen |
9031 |
Meet- of verificatie-instrumenten, -apparaten, -toestellen en -machines, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk; profielprojectietoestellen: |
9032 |
Automatische regelaars |
9033 |
Delen en toebehoren (niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk) van machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk” |
BIJLAGE II
„BIJLAGE III
In artikel 2 quinquies bedoelde lijst van havens op het schiereiland de Krim
1. |
Sebastopol |
2. |
Kertsj |
3. |
Jalta |
4. |
Feodosija |
5. |
Jevpatorija |
6. |
Tsjernomorsk |
7. |
Kamisj-Boeroen” |
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/60 |
VERORDENING (EU) Nr. 1352/2014 van de Raad
van 18 december 2014
betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,
Gezien Besluit 2014/932/GBVB van de Raad (1).
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Resolutie 2140 (2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 26 februari 2014 worden bij Besluit 2014/932/GBVB, beperkingen inzake het binnenkomen of doorreizen en het bevriezen van tegoeden en economische middelen vastgesteld voor bepaalde personen die aangewezen moeten worden door het Comité dat is ingesteld bij punt 19 van Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad. |
(2) |
Op 7 november 2014 heeft dat Comité drie personen aangewezen die onderworpen moeten worden aan beperkingen inzake het binnenkomen of doorreizen en aan het bevriezen van tegoeden en economische middelen, zoals uiteengezet in Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad. |
(3) |
Bepaalde maatregelen van Besluit 2014/932/GBVB vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, in het bijzonder om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast. |
(4) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, in het bijzonder de rechten op een doeltreffende voorziening in rechte, op een onpartijdig gerecht en op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten. |
(5) |
Gezien de specifieke bedreiging van de internationale vrede en veiligheid in de regio door de situatie in Yemen, en ter waarborging van de consistentie met de procedure tot wijziging en herziening van de bijlage bij Besluit 2014/932/GBVB, dient de bevoegdheid tot wijziging van de lijst in bijlage I bij deze verordening te worden uitgeoefend door de Raad. |
(6) |
De procedure tot wijziging van de lijst in bijlage I bij deze verordening dient tevens de door het Comité dat is ingesteld bij punt 19 van Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad opgegeven redenen voor de plaatsing op de lijst te bevatten om natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen te kunnen aanwijzen, zodat deze daarover opmerkingen kunnen indienen. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit aan deze opmerkingen en brengt hij de betrokken persoon, entiteit of het betrokken lichaam daarvan op de hoogte. |
(7) |
Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze verordening dienen te worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Bij de verwerking van de persoonsgegevens dient te worden voldaan aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). |
(8) |
Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „vordering”: elke vóór of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende vordering, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:
i) |
een vordering tot nakoming van elke verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie; |
ii) |
een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, financiële garantie of schadeloosstelling, ongeacht de vorm; |
iii) |
een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie; |
iv) |
een tegenvordering; |
v) |
een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak; |
b) „contract of transactie”: elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen een obligatie, financiële garantie of schadeloosstelling, met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;
c) „bevoegde autoriteiten”: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als aangegeven op de websites die zijn opgesomd in bijlage II;
d) „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;
e) „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;
f) „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen dat tegoeden op enigerlei wijze worden gemuteerd, overgemaakt, gecorrigeerd en gebruikt, of dat toegang tot of omgang met tegoeden mogelijk is, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;
g) „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
i) |
contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen; |
ii) |
deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen; |
iii) |
in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten; |
iv) |
interesten, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa; |
v) |
krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen; |
vi) |
kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven, en |
vii) |
bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen; |
h) „Sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht overeenkomstig punt 19 van Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad;
i) „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.
Artikel 2
1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een in bijlage I bij deze verordening genoemde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, worden bevroren.
2. Aan of ten behoeve van in bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld.
Artikel 3
1. Bijlage I omvat natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvoor door het Sanctiecomité is vastgesteld dat zij handelingen verrichten of steunen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Jemen ondermijnen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
a) |
handelingen die de succesvolle voltooiing van de politieke transitie, zoals omschreven in de overeenkomst betreffende het initiatief en het uitvoeringsmechanisme van de Samenwerkingsraad van de Golf, belemmeren of ondergraven; |
b) |
handelingen die op gewelddadige wijze verhinderen dat de resultaten van het eindrapport van de brede conferentie voor nationale dialoog worden uitgevoerd, of aanslagen op vitale infrastructuur; |
c) |
de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de toepasselijke internationale mensenrechten of het internationale humanitaire recht, of handelingen die een inbreuk vormen op de mensenrechten, in Jemen. |
2. Bijlage I vermeldt de redenen voor opname in de lijst van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.
3. Bijlage I bevat, wanneer beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité is verstrekt en die nodig is om de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen te kunnen identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. Bijlage I vermedt tevens de datum van aanwijzing door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité.
Artikel 4
In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, onder de volgende voorwaarden:
a) |
de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen:
|
b) |
de betrokken lidstaat het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld van de onder a) genoemde vaststelling en van zijn voornemen toestemming te verlenen, en het Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar heeft geuit. |
Artikel 5
In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, mits de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitzonderlijke uitgaven, en mits de betrokken lidstaat het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld van die vaststelling en het Sanctiecomité die vaststelling heeft goedgekeurd.
Artikel 6
In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een rechterlijk, administratief of arbitraalr retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde persoon, entiteit of lichaam in bijlage I is opgenomen, of van een rechterlijk, administratief of arbitraal vonnis dat van vóór die datum dateert; |
b) |
de betrokken tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen; |
c) |
het retentierecht of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in bijlage I; |
d) |
de erkenning van het retentierecht of van het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat, en |
e) |
het retentierecht of het vonnis is door de betrokken lidstaat gemeld aan het Sanctiecomité. |
Artikel 7
In afwijking van artikel 2 en mits een betaling verschuldigd is door in bijlage I vermelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité zijn opgenomen in de lijst, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:
a) |
de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam van bijlage I; |
b) |
de betaling niet in strijd is met artikel 2, lid 2, en |
c) |
de betrokken lidstaat het Sanctiecomité ten minste tien werkdagen van tevoren in kennis heeft gesteld van zijn voornemen toestemming te verlenen. |
Artikel 8
1. Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een in bijlage I genoemde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, mits de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.
2. Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten op die rekeningen; |
b) |
betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen zijn opgenomen in bijlage I, of |
c) |
betalingen verschuldigd uit hoofde van een rechterlijke, administratieve of arbitrale beslissing of vonnis, als bedoeld in artikel 6; |
mits deze interesten, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, worden bevroren.
Artikel 9
1. Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:
a) |
alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie, rechtstreeks of via de autoriteiten van de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen; en |
b) |
samen te werken met de bevoegde autoriteit bij de verificatie van deze informatie. |
2. Alle rechtstreeks door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de lidstaten.
3. Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.
Artikel 10
Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat het in artikel 2 bedoelde verbod wordt omzeild.
Artikel 11
1. De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon of de entiteit die, dan wel het lichaam dat die maatregel uitvoert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.
2. Handelingen van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokkenen, indien zij niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun handelingen een inbreuk zouden vormen op de bij deze verordening ingestelde verbodsmaatregelen.
Artikel 12
1. Vorderingen in verband met contracten of transacties aan de uitvoering waarvan, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van deze verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, in het bijzonder een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:
a) |
in bijlage I opgenomen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen; |
b) |
natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen. |
2. In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of het eisende lichaam geleverd.
3. Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van de contractuele verplichtingen in overeenstemming met deze verordening.
Artikel 13
1. De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, met name:
a) |
met betrekking tot de bevroren tegoeden uit hoofde van artikel 2 en de vergunningen die krachtens de artikelen 4, 5, 6, en 7 zijn verleend; |
b) |
met betrekking tot schendingen en handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken. |
2. De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van alle andere relevante informatie waarover zij beschikken en die van invloed kan zijn op de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening.
Artikel 14
De Commissie wordt gemachtigd om bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.
Artikel 15
1. Wanneer de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een entiteit of lichaam op de lijst plaatst, en voor de aanwijzing redenen heeft opgegeven, neemt de Raad die natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam op in bijlage I. De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam daarover opmerkingen kan indienen.
2. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon, entiteit of het betrokken lichaam daarvan op de hoogte.
3. Wanneer de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité besluit een persoon, entiteit of lichaam van de lijst te schrappen, of besluit de identificatiegegevens van een persoon, entiteit of lichaam op de lijst te wijzigen, wijzigt de Raad bijlage I overeenkomstig.
Artikel 16
1. De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
2. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld na de inwerkingtreding van de verordening in kennis van deze regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.
Artikel 17
1. De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan en identificeren hen op de in bijlage II vermelde websites. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van het adres van de in bijlage II genoemde websites.
2. De lidstaten delen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede wie hun bevoegde autoriteiten zijn en hoe deze kunnen worden bereikt, en delen haar alle latere wijzigingen mede.
3. Waar deze verordening een meldingsplicht vaststelt, of een verplichting de Commissie te informeren of op een andere wijze met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.
Artikel 18
Deze verordening is van toepassing:
a) |
op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim; |
b) |
aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen; |
c) |
op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn; |
d) |
op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie; |
e) |
op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties. |
Artikel 19
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
(1) Besluit 2014/932/GBVB van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen. Zie blz. 147 van dit Publicatieblad.
(2) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(3) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
BIJLAGE I
LIJST VAN PERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN BEDOELD IN ARTIKEL 2
A. PERSONEN
1. |
Abdullah Yahya Al Hakim (aliassen: a) Abu Ali al Hakim, b) Abu-Ali al-Hakim, c) Abdallah al-Hakim, d) Abu Ali Alhakim, e) Abdallah al-Mu'ayyad). Naam in oorspronkelijk schrift: Plaatsing op de lijst: Onderbevelhebber Houthi-groep. Adres: Dahyan, gouvernement Sa'dah, Jemen. Geboortedatum: a) Rond 1985, b) Tussen 1984 en 1986. Geboorteplaats: a) Dahyan, Jemen; b) gouvernement Sa'dah, Jemen. Nationaliteit: Jemenitisch. Overige informatie: Geslacht: mannelijk. Datum plaatsing op de VN-lijst: 7.11.2014. Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:
|
2. |
Abd Al-Khaliq Al-Huthi (aliassen: a) Abd-al-Khaliq al-Huthi, b) Abd-al-Khaliq Badr-al-Din al Huthi, c) 'Abd al-Khaliq Badr al-Din al-Huthi, d) Abu-Yunus). Naam in oorspronkelijk schrift: Hoedanigheid: Militaire bevelhebber van de Houthi. Geboortedatum: 1984. Nationaliteit: Jemenitisch. Overige informatie: Geslacht: mannelijk. Datum plaatsing op de VN-lijst: 7.11.2014. Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:
|
3. |
Ali Abdullah Saleh (alias: Ali Abdallah Salih) Naam in oorspronkelijk schrift: Hoedanigheid: a) voorzitter van de General People's Congress Party van Jemen, b) voormalig president van de Republiek Jemen. Geboortedatum: a) 21.3.1945, b) 21.3.1946, c) 21.3.1942, d) 21.3.1947. Geboorteplaats: a) Bayt al-Ahmar, gouvernement Sanaa, Jemen; b) Sanaa, Jemen; c) Sana'a, Sanhan, Al-Rib' al-Sharqi. Nationaliteit: Jemenitisch. Paspoortnummer: 00016161 (Jemen). Nationaal identiteitsnummer: 01010744444. Overige informatie: Geslacht: mannelijk. Datum plaatsing op de VN-lijst: 7.11.2014. Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:
|
BIJLAGE II
WEBSITES VOOR INFORMATIE OVER DE BEVOEGDE AUTORITEITEN EN ADRES VOOR KENNISGEVINGEN AAN DE EUROPESE COMMISSIE
BELGIË
http://www.diplomatie.be/eusanctions
BULGARIJE
http://www.mfa.bg/en/pages/135/index.html
TSJECHIË
http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce
DENEMARKEN
http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/
DUITSLAND
http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html
ESTLAND
http://www.vm.ee/est/kat_622/
IERLAND
http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519
GRIEKENLAND
http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html
SPANJE
http://www.exteriores.gob.es/Portal/es/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Documents/ORGANISMOS%20COMPETENTES%20SANCIONES%20INTERNACIONALES.pdf
FRANKRIJK
http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/
KROATIË
http://www.mvep.hr/sankcije
ITALIË
http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm
CΥΡRUS
http://www.mfa.gov.cy/sanctions
LETLAND
http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539
LITOUWEN
http://www.urm.lt/sanctions
LUXEMBURG
http://www.mae.lu/sanctions
HONGARIJE
http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/
MALTA
http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp
NEDERLAND
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties
OOSTENRIJK
http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=
POLEN
http://www.msz.gov.pl
PORTUGAL
http://www.portugal.gov.pt/pt/os-ministerios/ministerio-dos-negocios-estrangeiros/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx
ROEMENIË
http://www.mae.ro/node/1548
SLOVENIË
http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika_in_mednarodno_pravo/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/
SLOWAKIJE
http://www.mzv.sk/sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu
FINLAND
http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet
ZWEDEN
http://www.ud.se/sanktioner
VERENIGD KONINKRIJK
https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions
Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:
Europese Commissie |
Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI) |
EEAS 02/309 |
1049 Brussel |
België |
E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu |
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/70 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1353/2014 VAN DE COMMISSIE
van 15 december 2014
houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1156/2012 tot vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (1), en met name artikel 20, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2011/16/EU moet de inlichtingenuitwisseling op het gebied van de belastingen gebeuren met behulp van standaardformulieren en geautomatiseerde formaten. |
(2) |
De standaardformulieren die moeten worden gebruikt voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek, de spontane uitwisseling van inlichtingen, kennisgevingen en terugmeldingen, dienen in overeenstemming te zijn met de bijlagen I tot en met IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1156/2012 van de Commissie (2). |
(3) |
Er dient een geautomatiseerd formaat te worden gebruikt voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over bepaalde specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, dat gebaseerd is op het bestaande geautomatiseerde formaat overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (3). |
(4) |
Verordening (EU) nr. 1156/2012 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De wijzigingen moeten van toepassing worden vanaf 1 januari 2015 in overeenstemming met artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die nodig zijn om te voldoen aan artikel 8 van de richtlijn met betrekking tot de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake administratieve samenwerking op belastinggebied, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1156/2012 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
Het volgende artikel 1 bis wordt ingevoegd: „Artikel 1 bis Het geautomatiseerde formaat dat moet worden gebruikt voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU, dient in overeenstemming te zijn met bijlage V bij deze verordening.” |
(2) |
Bijlage V bij Verordening (EU) nr. 1156/2012 wordt toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1156/2012 van de Commissie van 6 december 2012 tot vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PB L 335 van 7.12.2012, blz. 42).
(3) Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38).
BIJLAGE
„BIJLAGE V
Het in artikel 1 bis bedoelde geautomatiseerde formaat
De geautomatiseerde formaten voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2011/16/EU zijn opgebouwd volgens de onderstaande boomstructuur en bevatten de volgende klassen van elementen (1):
a) |
Wat het bericht als geheel betreft: |
b) |
Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over inkomsten uit dienstbetrekking of tantièmes en presentiegelden betreft: |
c) |
Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over pensioenen betreft: |
d) |
Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over levensverzekeringsproducten betreft: |
e) |
Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over eigendom van en inkomsten uit onroerend goed betreft: |
f) |
Wat de body betreft wanneer er geen inlichtingen dienen te worden verstrekt met betrekking tot een specifieke categorie: |
g) |
Wat de body voor de bevestiging van de ontvangst van inlichtingen voor een specifieke categorie betreft: ” |
(1) Alleen de velden die in een concreet geval daadwerkelijk voorhanden en relevant zijn, moeten verschijnen in het geautomatiseerde formaat dat in dat geval wordt gebruikt.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/75 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1354/2014 VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2014
tot afwijking van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006 wat betreft de voor 2015 geldende data voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de afgifte van invoercertificaten in het kader van de tariefcontingenten voor granen, rijst, suiker en olijfolie, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 951/2006 wat betreft de voor 2015 geldende data voor afgifte van uitvoercertificaten in de sectoren buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose, en tot afwijking van Verordening (EU) nr. 1272/2009 wat betreft de periode voor het onderzoek van de offertes voor de aankoop van zachte tarwe, boter en mageremelkpoeder tegen een vaste prijs in het kader van de openbare interventie in 2014 en 2015
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name artikel 1,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/01 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (2), en met name artikel 20, onder n), artikel 144, onder g), artikel 178, onder b), artikel 187, onder e), en artikel 192, lid 5,
Gezien Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (3), en met name artikel 9, lid 5,
Gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (4), en met name artikel 18, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Verordeningen (EG) nr. 2305/2003 (5), (EG) nr. 969/2006 (6) en (EG) nr. 1067/2008 (7) van de Commissie bevatten bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van gerst in het kader van contingent 09.4126, van maïs in het kader van contingent 09.4131 en van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit in het kader van de contingenten 09.4123, 09.4124, 09.4125 en 09.4133. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1964/2006 van de Commissie (8) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 van de Commissie (9) bevatten bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh in het kader van contingent 09.4517 en van breukrijst in het kader van contingent 09.4079. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 828/2009 van de Commissie (10) bevat bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de contingenten 09.4221, 09.4231 en 09.4241 tot en met 09.4247. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie (11) bevat bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van olijfolie in het kader van contingent 09.4032. |
(5) |
Met het oog op de inachtneming van de betrokken contingenthoeveelheden moeten, in verband met de officiële feestdagen in 2015, voor bepaalde perioden data voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de afgifte van invoercertificaten worden vastgesteld die afwijken van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006. |
(6) |
In artikel 7 quinquies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie (12) is bepaald dat de uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose worden afgegeven vanaf de vrijdag die volgt op de week waarin de certificaataanvragen zijn ingediend, voor zover de Commissie intussen geen bijzondere maatregel heeft genomen. |
(7) |
In verband met de officiële feestdagen in 2015 en de gevolgen daarvan voor de verschijning van het Publicatieblad van de Europese Unie is de periode tussen de indiening van de aanvragen en de dag waarop de certificaten moeten worden afgegeven, te kort om een goed beheer van de markt te kunnen garanderen. Die periode dient derhalve te worden verlengd. |
(8) |
In artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (13) is bepaald dat de Commissie binnen twee werkdagen na de in artikel 13, lid 1, van die verordening bedoelde mededeling en binnen vijf werkdagen na de in artikel 13, lid 3, van die verordening bedoelde mededeling een besluit neemt. De openbare interventie voor boter en mageremelkpoeder is bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 949/2014 van de Commissie (14) verlengd tot en met 31 december 2014. |
(9) |
In verband met de officiële feestdagen in 2014 en 2015 en de gevolgen daarvan voor de verschijning van het Publicatieblad van de Europese Unie is de periode voor het onderzoek van de offertes te kort om een goede follow-up van de aangeboden hoeveelheden te kunnen garanderen. Die periode dient derhalve te worden verlengd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Granen
1. In afwijking van artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2305/2003 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor gerst in het kader van contingent 09.4126 meer worden ingediend na vrijdag 11 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.
2. In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 969/2006 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor maïs in het kader van contingent 09.4131 meer worden ingediend na vrijdag 11 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.
3. In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1067/2008 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit in het kader van de contingenten 09.4123, 09.4124, 09.4125 en 09.4133 meer worden ingediend na vrijdag 11 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.
Artikel 2
Rijst
1. In afwijking van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1964/2006 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor rijst van oorsprong uit Bangladesh in het kader van contingent 09.4517 meer worden ingediend na vrijdag 4 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.
2. In afwijking van artikel 2, lid 1, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor breukrijst in het kader van contingent 09.4079 meer worden ingediend na vrijdag 4 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.
Artikel 3
Suiker
In afwijking van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 828/2009 mogen geen aanvragen voor invoercertificaten meer worden ingediend van vrijdag 11 december 2015 om 13 uur Brusselse tijd tot en met vrijdag 25 december 2015 om 13 uur Brusselse tijd.
Artikel 4
Olijfolie
In afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 worden de invoercertificaten voor olijfolie waarvoor de aanvragen in de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden ingediend, afgegeven op de in die bijlage vermelde overeenkomstige datum, onder voorbehoud van overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (15) genomen maatregelen.
Artikel 5
Buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose
In afwijking van artikel 7 quinquies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 951/2006 worden de uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose waarvoor de aanvragen in de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden ingediend, afgegeven op de in die bijlage vermelde overeenkomstige datum, in voorkomend geval rekening houdend met de in artikel 9, leden 1 en 2, van die verordening bedoelde bijzondere maatregelen.
Artikel 6
Offertes voor de aankoop tegen een vaste prijs van zachte tarwe in het kader van de openbare interventie
In afwijking van artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 loopt met betrekking tot de offertes voor zachte tarwe die tijdens de in bijlage III bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden meegedeeld, de termijn waarbinnen de Commissie na de in artikel 13, lid 2, onder b), en artikel 13, lid 3, van die verordening bedoelde mededelingen een besluit dient te nemen, af op de in die bijlage vastgestelde termijn.
Artikel 7
Offertes voor de aankoop tegen een vaste prijs van boter en mageremelkpoeder in het kader van de openbare interventie
In afwijking van artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 loopt met betrekking tot de offertes voor boter en mageremelkpoeder die tijdens de in bijlage IV, delen 1 en 2, bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden meegedeeld, de termijn waarbinnen de Commissie na de in artikel 13, lid 2, onder a), en artikel 13, lid 3, van die verordening bedoelde mededelingen een besluit dient te nemen, af op de in die bijlage vastgestelde termijn.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij vervalt op 10 januari 2016.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 16 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.
(2) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(3) PB L 348 van 31.12.2007, blz. 1.
(4) PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.
(5) Verordening (EG) nr. 2305/2003 van de Commissie van 29 december 2003 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van gerst uit derde landen (PB L 342 van 30.12.2003, blz. 7).
(6) Verordening (EG) nr. 969/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor de invoer van maïs uit derde landen (PB L 176 van 30.6.2006, blz. 44).
(7) Verordening (EG) nr. 1067/2008 van de Commissie van 30 oktober 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit uit derde landen en tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 290 van 31.10.2008, blz. 3).
(8) Verordening (EG) nr. 1964/2006 van de Commissie van 22 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de opening en de wijze van beheer van een contingent voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (PB L 408 van 30.12.2006, blz. 19).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 van de Commissie van 7 juni 2012 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00, voor de productie van voor voeding bestemde bereidingen van GN-code 1901 10 00 (PB L 148 van 8.6.2012, blz. 1).
(10) Verordening (EG) nr. 828/2009 van de Commissie van 10 september 2009 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2009/2010 tot en met 2014/2015, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten van tariefpost 1701 in het kader van preferentiële overeenkomsten (PB L 240 van 11.9.2009, blz. 14).
(11) Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84).
(12) Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24).
(13) Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1).
(14) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 949/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder in 2014 (PB L 265 van 5.9.2014, blz. 21).
(15) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE I
Periode voor de indiening van aanvragen voor invoercertificaten voor olijfolie |
Datum van afgifte |
maandag 30 of dinsdag 31 maart 2015 |
vrijdag 10 april 2015 |
maandag 27 of dinsdag 28 april 2015 |
woensdag 6 mei 2015 |
maandag 11 of dinsdag 12 mei 2015 |
donderdag 21 mei 2015 |
maandag 18 of dinsdag 19 mei 2015 |
woensdag 27 mei 2015 |
maandag 26 of dinsdag 27 oktober 2015 |
woensdag 4 november 2015 |
BIJLAGE II
Periode voor de indiening van aanvragen voor uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose |
Datum van afgifte |
van maandag 13 tot en met vrijdag 17 juli 2015 |
dinsdag 28 juli 2015 |
van maandag 21 tot en met vrijdag 25 december 2015 |
vrijdag 8 januari 2016 |
BIJLAGE III
Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor zachte tarwe, als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1272/2009 |
Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor zachte tarwe, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 |
Einde van de termijn waarbinnen de Commissie een besluit over de offertes voor zachte tarwe moet nemen na de desbetreffende mededelingen |
woensdag 1 april 2015 |
|
woensdag 8 april 2015 |
|
donderdag 26 maart 2015 vrijdag 27 maart 2015 maandag 30 maart 2015 dinsdag 31 maart 2015 woensdag 1 april 2015 donderdag 2 april 2015 vrijdag 3 april 2015 maandag 6 april 2015 |
dinsdag 7 april 2015 woensdag 8 april 2015 donderdag 9 april 2015 vrijdag 10 april 2015 maandag 13 april 2015 maandag 13 april 2015 maandag 13 april 2015 maandag 13 april 2015 |
|
vrijdag 24 april 2015 maandag 27 april 2015 dinsdag 28 april 2015 woensdag 29 april 2015 donderdag 30 april 2015 |
maandag 4 mei 2015 dinsdag 5 mei 2015 woensdag 6 mei 2015 donderdag 7 mei 2015 vrijdag 8 mei 2015 |
woensdag 13 mei 2015 |
|
dinsdag 19 mei 2015 |
|
donderdag 7 mei 2015 vrijdag 8 mei 2015 maandag 11 mei 2015 dinsdag 12 mei 2015 woensdag 13 mei 2015 donderdag 14 mei 2015 vrijdag 15 mei 2015 |
maandag 18 mei 2015 dinsdag 19 mei 2015 woensdag 20 mei 2015 donderdag 21 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 |
|
maandag 18 mei 2015 dinsdag 19 mei 2015 woensdag 20 mei 2015 donderdag 21 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 |
dinsdag 26 mei 2015 woensdag 27 mei 2015 donderdag 28 mei 2015 vrijdag 29 mei 2015 maandag 1 juni 2015 |
BIJLAGE IV
DEEL 1
Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1272/2009 |
Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 |
Einde van de termijn waarbinnen de Commissie een besluit over de offertes voor boter en mageremelkpoeder moet nemen na de desbetreffende mededelingen |
maandag 22 december 2014 |
|
maandag 5 januari 2015 |
maandag 29 december 2014 |
|
dinsdag 6 januari 2015 |
|
maandag 22 december 2014 van dinsdag 23 december 2014 tot en met vrijdag 2 januari 2015 |
donderdag 8 januari 2015 vrijdag 9 januari 2015 |
DEEL 2
Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1272/2009 |
Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 |
Einde van de termijn waarbinnen de Commissie een besluit over de offertes voor boter en mageremelkpoeder moet nemen na de desbetreffende mededelingen |
|
donderdag 26 maart 2015 vrijdag 27 maart 2015 maandag 30 maart 2015 dinsdag 31 maart 2015 woensdag 1 april 2015 donderdag 2 april 2015 vrijdag 3 april 2015 maandag 6 april 2015 |
dinsdag 7 april 2015 woensdag 8 april 2015 donderdag 9 april 2015 vrijdag 10 april 2015 maandag 13 april 2015 maandag 13 april 2015 maandag 13 april 2015 maandag 13 april 2015 |
|
vrijdag 24 april 2015 maandag 27 april 2015 dinsdag 28 april 2015 woensdag 29 april 2015 donderdag 30 april 2015 |
maandag 4 mei 2015 dinsdag 5 mei 2015 woensdag 6 mei 2015 donderdag 7 mei 2015 vrijdag 8 mei 2015 |
|
donderdag 7 mei 2015 vrijdag 8 mei 2015 maandag 11 mei 2015 dinsdag 12 mei 2015 woensdag 13 mei 2015 donderdag 14 mei 2015 vrijdag 15 mei 2015 maandag 18 mei 2015 |
maandag 18 mei 2015 dinsdag 19 mei 2015 woensdag 20 mei 2015 donderdag 21 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 dinsdag 26 mei 2015 |
|
dinsdag 19 mei 2015 woensdag 20 mei 2015 donderdag 21 mei 2015 vrijdag 22 mei 2015 |
woensdag 27 mei 2015 donderdag 28 mei 2015 vrijdag 29 mei 2015 maandag 1 juni 2015 |
maandag 20 juli 2015 |
|
donderdag 23 juli 2015 |
|
dinsdag 14 juli 2015 woensdag 15 juli 2015 donderdag 16 juli 2015 vrijdag 17 juli 2015 maandag 20 juli 2015 |
woensdag 22 juli 2015 donderdag 23 juli 2015 vrijdag 24 juli 2015 maandag 27 juli 2015 dinsdag 28 juli 2015 |
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/82 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1355/2014 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2014
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 391/2009, wat betreft de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (1), en met name artikel 13, lid 2,
Handelend overeenkomstig de conformiteitscontroleprocedure van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2099/2002 werken de lidstaten en de Commissie samen om, in voorkomend geval, een gemeenschappelijk standpunt of een gemeenschappelijke aanpak in de bevoegde internationale instanties vast te stellen, om het gevaar van strijdigheid van de maritieme wetgeving van de Unie met internationale instrumenten te beperken. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 391/2009 vormt samen met Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) één samenhangend wetgevingspakket waarin de activiteiten van erkende organisaties op een samenhangende manier worden gereguleerd overeenkomstig dezelfde beginselen en definities. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/15/EG vertrouwt een lidstaat, wanneer deze besluit, voor de schepen die zijn vlag voeren, een organisatie te machtigen namens hem de inspecties en controles in verband met wettelijk voorgeschreven certificaten volledig of gedeeltelijk uit te voeren, deze taken alleen toe aan een erkende organisatie; in artikel 2, onder g), van die Richtlijn is bepaald dat dit een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009 erkende organisatie moet zijn. Daarom heeft de reeks voorschriften op basis waarvan de betrokken organisaties worden erkend, op beide handelingen effect. |
(3) |
Met de term „internationale verdragen”, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder b) van Verordening (EG) nr. 391/2009, wordt bedoeld het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 („het SOLAS-verdrag”) met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij dat verdrag, het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen („het Verdrag uitwatering schepen”) van 5 april 1966 en het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 („het MARPOL-verdrag”), samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten, in de bijgewerkte versie. |
(4) |
De Algemene Vergadering van de IMO heeft tijdens haar 28e zitting een IMO-code voor invoering van instrumenten (III-code) vastgesteld, zoals bepaald in IMO-resolutie A.1070(28) van 4 december 2013, alsmede wijzigingen van het Verdrag uitwatering schepen, teneinde de III-code verplicht te stellen, samen met een daarmee samenhangende vlaggenstaat-auditregeling, zoals vastgesteld in IMO-resolutie A.1083(28) van 4 december 2013. |
(5) |
De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO (MEPC) heeft tijdens haar 66e zitting wijzigingen goedgekeurd van het Protocol van 1978 met betrekking tot het MARPOL-verdrag, zoals uiteengezet in resolutie MEPC.246(66) van 4 april 2014, en van het Protocol van 1997 met betrekking tot het MARPOL-verdrag, zoals gewijzigd bij het protocol van 1978 daarbij, zoals uiteengezet in resolutie MEPC.247(66) van 4 april 2014, om de III-code verplicht te stellen, samen met een bijbehorende auditregeling van de vlaggenstaat. |
(6) |
De Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO (MSC) heeft tijdens haar 93e zitting wijzigingen goedgekeurd van het SOLAS-verdrag, zoals uiteengezet in resolutie MSC.366(93) van 22 mei 2014, en van het Protocol van 1988 met betrekking tot het Verdrag uitwatering schepen, zoals uiteengezet in resolutie MSC.375(93) van 22 mei 2014, om de III-code verplicht te stellen, samen met een bijbehorende auditregeling van de vlaggenstaat. |
(7) |
De MEPC heeft tijdens haar 65e zitting en de MSC tijdens haar 92e zitting een IMO-code voor Erkende Organisaties (EO-code) aangenomen, zoals uiteengezet in resolutie MSC.349(92) van 21 juni 2013. |
(8) |
De MEPC heeft tijdens haar 65e zitting wijzigingen goedgekeurd van het Protocol van 1978 met betrekking tot het MARPOL-verdrag teneinde de EO-code verplicht te stellen, zoals uiteengezet in resolutie MEPC.238(65) van 17 mei 2013. |
(9) |
De MSC heeft tijdens haar 92e zitting wijzigingen goedgekeurd van het SOLAS-verdrag en van het Protocol van 1988 met betrekking tot het Verdrag uitwatering schepen teneinde de EO-code verplicht te stellen, zoals vastgesteld in resolutie MSC.350(92) en MSC.356(92) van 21 juni 2013. |
(10) |
Verwacht wordt derhalve dat de III-code en de EO-code in de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 in werking treden overeenkomstig de toepasselijke voorschriften voor de aanneming, ratificering en inwerkingtreding van wijzigingen op grond van elk van de betrokken IMO-verdragen. |
(11) |
Op 13 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/268/EU van de Raad goedgekeurd inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen (4). Overeenkomstig artikel 5 van dat besluit heeft de Raad de lidstaten gemachtigd om hun toestemming te geven om zich in het belang van de Unie en op voorwaarde dat de in de bijlage bij dat Besluit vastgestelde verklaring is afgegeven, te binden aan de wijzigingen waarnaar in de overwegingen 4 en 9 van de onderhavige verordening wordt verwezen. |
(12) |
In de verklaring die als bijlage bij Besluit 2013/268/EU is gevoegd, staat dat de lidstaten van mening zijn dat de III-code en de EO-code een reeks minimumeisen omvatten die de staten in voorkomend geval kunnen uitwerken en verbeteren ter verhoging van de maritieme veiligheid en de bescherming van het milieu. |
(13) |
Ook staat daarin dat geen enkele bepaling in de III-code of de EO-code zodanig wordt uitgelegd dat de naleving van de verplichtingen van de lidstaten overeenkomstig het recht van de Europese Unie wordt gehinderd of beperkt voor wat betreft de definitie van „wettelijk voorgeschreven certificaten” en „klassecertificaten”, het toepassingsgebied van de verplichtingen en criteria waaraan erkende organisaties moeten voldoen, en de plichten van de Europese Commissie betreffende het erkennen en beoordelen van erkende organisaties, alsmede, indien van toepassing, het opleggen van corrigerende maatregelen of sancties aan erkende organisaties. In dezelfde verklaring staat dat in geval van een audit door de IMO, de lidstaten zullen verklaren dat alleen de naleving van de bepalingen van de relevante internationale verdragen die de lidstaten hebben aanvaard, waarbij rekening dient te worden gehouden met deze verklaring, zijn gecontroleerd. |
(14) |
In de rechtsorde van de Unie omvat het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 391/2009, alsmede dat van Richtlijn 2009/15/EG, verwijzingen naar de in overweging 3 beschreven „internationale verdragen”. In dit kader worden de wijzigingen van de IMO-verdragen automatisch in de wetgeving van de Unie overgenomen wanneer zij ook op internationaal niveau in werking treden, met inbegrip van de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter zoals de III-code en de EO-code, die derhalve onderdeel uitmaken van de IMO-instrumenten die van belang zijn voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 391/2009. |
(15) |
Wijzigingen van internationale overeenkomsten kunnen echter overeenkomstig de conformiteitscontroleprocedure van het toepassingsgebied van de maritieme wetgeving van de Unie worden uitgesloten, indien zij aan ten minste één van de twee criteria van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2099/2002 voldoen. |
(16) |
De Commissie heeft de wijzigingen van de IMO-verdragen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 geëvalueerd en heeft vastgesteld dat er sprake is van een aantal discrepanties tussen, enerzijds, de III-code en de EO-code en, anderzijds, Verordening (EG) nr. 391/2009 en Richtlijn 2009/15/EG. |
(17) |
Allereerst is in punt 16.1 van deel 2 van de III-code een lijst vastgesteld met middelen en processen die vlaggenstaten minimaal moeten opstellen, met inbegrip van de voorziening van administratieve instructies die onder meer betrekking hebben op scheepsklassecertificaten die door de vlaggenstaat worden gevraagd om aan te tonen dat is voldaan aan structurele, mechanische, elektrische en/of andere eisen van een internationale overeenkomst waarbij de betrokken vlaggenstaat partij is of dat een vereiste uit de nationale voorschriften van de vlaggenstaat is nageleefd. Zoals in onderstaande overweging 21 echter is aangegeven, wordt in de wetgeving van de Unie een onderscheid gemaakt tussen „wettelijk voorgeschreven certificaten” en „klassecertificaten”. Laatstgenoemde zijn documenten van particuliere aard en zijn noch handelingen van een vlaggenstaat, noch zijn zij namens enige vlaggenstaat afgegeven. Deze bepaling van de III-code verwijst namelijk naar SOLAS Hoofdstuk II-1, deel A-1, voorschrift 3-1, waarin is bepaald dat schepen worden ontworpen, gebouwd en onderhouden overeenkomstig de eisen op structureel, mechanisch en elektrisch gebied van een classificatiebureau dat door de instantie is erkend overeenkomstig het bepaalde in voorschrift XI-1/1. 1. In de SOLAS-overeenkomst wordt het schip of zijn wettelijke vertegenwoordiging ten opzichte van de vlaggenstaat duidelijk bepaald als het voorwerp van deze eis. Bovendien geeft een erkende organisatie in haar hoedanigheid van classificatiebureau scheepsklassecertificaten af overeenkomstig haar eigen voorschriften, procedures, voorwaarden en particuliere contractbepalingen, waarbij de vlaggenstaat geen partij is. Daarom is deze bepaling van de III-code in tegenspraak met de afbakening van klassenactiviteiten en wettelijk voorgeschreven activiteiten, zoals vastgesteld in de bestaande EU-wetgeving. |
(18) |
Ten tweede moet de vlaggenstaat op grond van punt 18.1 van deel 2 van de III-code „uitsluitend ten aanzien van schepen die zijn vlag mogen voeren”, vaststellen of een erkende organisatie de juiste middelen heeft in termen van technische, beheersmatige en onderzoekscapaciteiten om de aan haar toevertrouwde verplichtingen te vervullen. In tegenstelling hiermee wordt dit aspect in het kader van de wetgeving van de Unie aangepakt als eis voor de erkenning zoals is weergegeven in criterium A.3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 391/2009, en ten aanzien van de gehele vloot in de betrokken organisatieklasse, zonder onderscheid naar vlag. Als de bovenstaande bepaling van de III-code wordt opgenomen in de wetgeving van de Unie, dan zou daarmee de toepassing van criterium A.3 in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 391/2009 op de prestaties van de erkende organisaties worden beperkt tot uitsluitend schepen die de vlag van een lidstaat voeren, hetgeen in tegenspraak is met de eisen die thans gelden. |
(19) |
Ten derde wordt in punt 19 van deel 2 van de III-code een verbod geïntroduceerd waardoor een vlaggenstaat zijn erkende organisaties niet mag machtigen om aan andere schepen dan die welke zijn vlag mogen voeren, eisen te stellen die onder meer verband houden met hun classificatievoorschriften, eisen of procedures. Overeenkomstig Richtlijn 2009/15/EG kunnen lidstaten een organisatie uitsluitend toestaan namens hen te handelen voor de wettelijk voorgeschreven certificatie van hun respectieve vloot, als die organisatie is erkend en indien daartoe op die organisatie wordt toegezien overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009. In dit kader moeten de erkende organisaties als zodanig met betrekking tot hun relevante activiteiten aan bepaalde eisen voldoen, in de gehele door hen geklasseerde vloot, ongeacht welke vlag wordt gevoerd. Dit houdt verband met de meeste criteria van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 391/2009, alsmede met de andere verplichtingen, met name die van artikel 10, lid 4, van die verordening. Als de bovenstaande bepaling van de III-code wordt opgenomen in de wetgeving van de Unie, dan zou daarmee de toepassing van de bestaande erkenningsvereisten van Verordening (EG) nr. 391/2009, onder meer wanneer zij kunnen worden aangemerkt als voorschriften, vereisten en procedures, worden beperkt tot de prestaties van de erkende organisaties ten aanzien van uitsluitend schepen die de vlag van een lidstaat voeren. |
(20) |
Ten vierde wordt „erkende organisatie” in punt 1.1 van deel 2 van de EO-code gedefinieerd als een organisatie die door een vlaggenstaat is beoordeeld en waarvan is geconstateerd dat zij aan deel 2 van de EO-code voldoet. In artikel 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 391/2009 is daarentegen bepaald dat een erkende organisatie „een organisatie [is] die is erkend overeenkomstig deze verordening”. Uit evaluatie van de Commissie, als vervat in de overwegingen 21 tot en met 23, komt naar voren dat verscheidene bepalingen in deel 2 van de EO-code onverenigbaar zijn met Verordening (EG) nr. 391/2009. Dientengevolge zou een erkende organisatie, zoals gedefinieerd in de EO-code, niet aan alle eisen van Verordening (EG) nr. 391/2009 voldoen, en daarmee dus ook niet aan de definitie van een erkende organisatie, zoals vastgesteld in de wetgeving van de Unie. |
(21) |
Ten vijfde is in punt 1.3 van deel 2 van de EO-code „wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten” gedefinieerd als één enkele categorie activiteiten die een erkende organisatie namens de vlaggenstaat mag uitvoeren, met inbegrip van de afgifte van certificaten die betrekking hebben op zowel de wettelijk voorgeschreven voorschriften als de klassevoorschriften. In de definities van artikel 2, onder g) en i), van Verordening (EG) nr. 391/2009 wordt daarentegen een duidelijk onderscheid gemaakt tussen, enerzijds, „wettelijk voorgeschreven certificaten” die door of namens een vlaggenstaat worden afgegeven overeenkomstig de internationale verdragen en, anderzijds, „klassecertificaten”, die door een erkende organisatie in haar hoedanigheid van classificatiebureau afgegeven documenten zijn, waarin wordt bevestigd dat een schip, overeenkomstig de door die erkende organisatie vastgestelde en gepubliceerde voorschriften en procedures, geschikt is voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst. Daaruit volgt dat er overeenkomstig de wetgeving van de Unie een onderscheid wordt gemaakt tussen wettelijk voorgeschreven en klassecertificaten, en dat deze van verschillende aard zijn. Wettelijk voorgeschreven certificaten zijn namelijk publiek van aard, terwijl klassecertificaten particulier van aard zijn, aangezien zij door het classificatiebureau zijn afgegeven overeenkomstig zijn eigen voorschriften, procedures en voorwaarden. Hieruit volgt dat klassecertificaten die door een erkende organisatie voor een schip zijn afgegeven om naleving van de classificatievoorschriften en -procedures te bewijzen, ook wanneer dit door een vlaggenstaat is geverifieerd als bewijs van naleving van SOLAS Hoofdstuk II-1, deel A-1, voorschrift 3-1, documenten van een strikt particuliere aard zijn die noch handelingen van een vlaggenstaat zijn, noch namens enige vlaggenstaat worden uitgevoerd. In de EO-code wordt echter systematisch naar „wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten” verwezen alsof zij „namens de vlaggenstaat” door de EO worden uitgevoerd, hetgeen in tegenspraak is met het in de wetgeving van de Unie verankerde wettelijke onderscheid. Niettegenstaande deze tegenspraak, omvat deze bepaling uit de EO-code, indien zij wordt aanvaard als norm in de rechtsorde van de Unie, een manifest risico dat de in Verordening (EG) nr. 391/2009 vervatte erkenningseisen, die betrekking hebben op alle activiteiten van de organisatie, ongeacht welke vlag wordt gevoerd, binnen de EU niet langer zouden kunnen worden gehandhaafd. |
(22) |
Ten zesde biedt punt 3.9.3.1 van deel 2 van de EO-code een mechanisme voor de samenwerking tussen erkende organisaties op grond van het enkele, door de vlaggenstaat vastgestelde kader, met het oog op het standaardiseren van processen betreffende wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten voor de vlaggenstaat, in voorkomend geval, terwijl in punt 3.9.3.2 van deel 2 van die code een kader is vastgesteld „door een vlaggenstaat of een groep vlaggenstaten” om de samenwerking tussen hun erkende organisaties over technische en veiligheidsgerelateerde aspecten van „wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten van schepen […] namens de genoemde vlaggenstaat of -staten” te reguleren. Daarentegen is de samenwerking tussen erkende organisaties in de wetgeving van de Unie geregeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009, op grond waarvan erkende organisaties overleg moeten plegen met het oog op het in stand houden van de gelijkwaardigheid en het streven naar harmonisatie van hun voorschriften en procedures en van de toepassing daarvan, en een kader wordt opgezet voor de wederzijdse erkenning, in passende gevallen, van klassecertificaten voor materialen, uitrusting en onderdelen. Die beide samenwerkingsprocessen op grond van artikel 10, lid 1, hebben betrekking op de particuliere activiteiten van de erkende organisaties in hun hoedanigheid van classificatiebureaus, en zijn derhalve van toepassing zonder dat onderscheid wordt gemaakt op grond van de vlag die wordt gevoerd. Als het in de EO-code vastgestelde samenwerkingsmechanisme zou worden opgenomen in de wetgeving van de Unie, dan zou daarmee het toepassingsgebied van het bij Verordening (EG) nr. 391/2009 vastgestelde samenwerkingskader op de activiteiten van de erkende organisaties worden beperkt tot uitsluitend schepen die de vlag van een lidstaat voeren, hetgeen in tegenspraak is met de eisen die thans gelden. |
(23) |
Ten zevende is punt 3.9.3.3. van deel 2 van de EO-code identiek aan punt 19 van deel 2 van de III-code, hetgeen betekent dat overweging 19 evenzeer relevant is voor deze bepaling van de EO-code. |
(24) |
Geen enkele bepaling van de III-code of de EO-code mag beperkingen opleggen aan de bevoegdheid van de Unie om in overeenstemming met de verdragen en het internationaal recht passende voorwaarden vast te stellen voor het verlenen van erkenning aan organisaties die door de lidstaten erkend wensen te worden om namens hen controle- en certificeringsactiviteiten van schepen uit te voeren, met het oog op het bereiken van de doelstellingen van de Unie, en met name op het verbeteren van de maritieme veiligheid en de bescherming van het milieu. |
(25) |
De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 vervatte regeling voor de wederzijdse erkenning van klassecertificaten voor materialen, uitrusting en onderdelen is uitsluitend uitvoerbaar binnen de Unie ten aanzien van schepen die de vlag van een lidstaat voeren. Wat buitenlandse vaartuigen betreft, wordt de aanvaarding van betrokken certificaten overgelaten aan het oordeel van betrokken derde vlaggenstaat bij de uitoefening van zijn exclusieve jurisdictie, met name op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS). |
(26) |
Op basis van haar evaluatie heeft de Commissie vastgesteld dat de in de voorgaande overwegingen aangehaalde bepalingen van de III-code en de EO-code onverenigbaar zijn met Verordening (EG) nr. 391/2009 en van het toepassingsgebied van die verordening moeten worden uitgesloten. Bijgevolg moet artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 391/2009 dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
(27) |
Aangezien de EO-code op 1 januari 2015 in werking treedt, moet deze verordening zo snel mogelijk na de datum van bekendmaking ervan in werking treden. |
(28) |
Het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) heeft geen advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen. Een uitvoeringshandeling is nodig geacht en de voorzitter heeft de ontwerpuitvoeringshandeling voor verder beraad aan het comité van beroep voorgelegd. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité van beroep, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 391/2009 wordt vervangen door:
„b) „internationale verdragen”: het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 (SOLAS 74) met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij dat verdrag, het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 5 april 1966 en het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 (MARPOL), samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten met uitzondering van de punten 16.1, 18.1 en 19 van deel 2 van de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten, en van de punten 1.1, 1.3, 3.9.3.1, 3.9.3.2 en 3.9.3.3. van deel 2 van de IMO-code voor erkende organisaties, in hun bijgewerkte versie;”
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.
(2) PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1.
(3) Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 47).
(4) Besluit 2013/268/EU van de Raad van 13 mei 2013 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de daarbij horende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen (PB L 155 van 7.6.2013, blz. 3).
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/87 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1356/2014 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2014
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, vastgesteld. |
(2) |
Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.
(3) Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).
BIJLAGE
„BIJLAGE I
GN-code |
Omschrijving |
Representatieve prijs (EUR/100 kg) |
In artikel 3 bedoelde zekerheid (EUR/100 kg) |
Oorsprong (1) |
0207 12 10 |
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren |
125,5 |
0 |
AR |
0207 12 90 |
Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren |
145,2 |
0 |
AR |
151,5 |
0 |
BR |
||
0207 14 10 |
Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren |
328,6 |
0 |
AR |
246,8 |
16 |
BR |
||
343,8 |
0 |
CL |
||
278,1 |
7 |
TH |
||
0207 14 50 |
Borsten van kippen, bevroren |
208,7 |
1 |
BR |
0207 14 60 |
Dijen van kippen, bevroren |
136 |
2 |
BR |
0207 27 10 |
Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren |
361,5 |
0 |
BR |
516,1 |
0 |
CL |
||
1602 32 11 |
Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken |
252,3 |
10 |
BR |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/89 |
VERORDENING (EU) Nr. 1357/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1), en met name artikel 38, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bevat een lijst van gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen. |
(2) |
Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat bij de indeling van een afvalstof als gevaarlijke afvalstof onder meer moet worden uitgegaan van de EU-wetgeving inzake chemische stoffen, meer bepaald met betrekking tot de indeling van preparaten als gevaarlijk, inclusief de daartoe gehanteerde grenswaarden. Voorts moet het systeem waarbij afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn ingedeeld conform de laatstelijk bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (2) opgestelde lijst van afvalstoffen worden gehandhaafd, teneinde een geharmoniseerde indeling van afvalstoffen aan te moedigen en te komen tot een geharmoniseerde definitie van gevaarlijke afvalstoffen binnen de Unie. |
(3) |
Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat de gevaarlijke eigenschappen H 4 („irriterend”), H 5 („schadelijk”), H 6 („vergiftig” en „zeer vergiftig”), H 7 („kankerverwekkend”), H 8 („corrosief”), H 10 („vergiftig voor de voortplanting”), H 11 („mutageen”) en H 14 („ecotoxisch”) aan stoffen worden toegeschreven aan de hand van de criteria in bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (3). |
(4) |
Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat, indien van toepassing, de grenswaarden die zijn vermeld in de bijlagen II en III bij Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) gelden. |
(5) |
Met ingang van 1 juni 2015 worden Richtlijn 67/548/EEG en Richtlijn 1999/45/EG ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1272/2008 (5), wat een weergave is van de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Bij wijze van uitzondering kunnen beide richtlijnen voor sommige mengsels tot en met 1 juni 2017 van toepassing blijven, indien zij werden ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG en reeds vóór 1 juni 2015 op de markt zijn gebracht. |
(6) |
Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG moet worden gewijzigd om de definities van de gevaarlijke eigenschappen, waar nodig, aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008, en de verwijzingen naar Richtlijn 67/548/EEG en Richtlijn 1999/45/EG te vervangen door verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1272/2008. |
(7) |
Om te zorgen voor voldoende volledigheid en representativiteit wat betreft de informatie over mogelijke effecten van de uitlijning van HP 14 („ecotoxisch”) aan Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet een aanvullende studie worden uitgevoerd. |
(8) |
De aanduidingen van de in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG omschreven gevaarlijke eigenschappen H 1 tot en met H 15 moeten worden gewijzigd in HP 1 tot en met HP 15 om mogelijke verwarring met de in Verordening (EG) nr. 1272/2008 gedefinieerde codes voor gevarenaanduidingen te voorkomen. |
(9) |
De benaming van de voormalige gevaarlijke eigenschappen H 5 („schadelijk”) en H 6 („vergiftig”) moeten worden gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen van de wetgeving inzake chemische stoffen en met name de in Verordening (EG) nr. 1272/2008 gedefinieerde nieuwe gevarenklasse en -categoriecodes. |
(10) |
Nieuwe benamingen moeten worden ingevoerd voor de voormalige gevaarlijke eigenschappen H 12 en H 15 om de consistentie met de benamingen van de andere gevaarlijke eigenschappen te waarborgen. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG bedoelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2015.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(2) Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 ter vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).
(3) Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1).
(4) Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
BIJLAGE
„BIJLAGE III
GEVAARLIJKE EIGENSCHAPPEN VAN AFVALSTOFFEN
„Ontplofbaar”: afvalstoffen die door een chemische reactie gassen kunnen ontwikkelen met een zodanige temperatuur en druk, en met zodanige snelheid dat schade aan de omgeving wordt toegebracht. Hieronder vallen pyrotechnische afvalstoffen, explosieve organische afvalstoffen in de vorm van organische peroxiden en explosieve zelfontledende afvalstoffen.
Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de in tabel 1 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen worden, voor zover zulks passend en evenredig is, volgens testmethoden op HP 1 beoordeeld. Indien de aanwezigheid van een stof, mengsel of voorwerp aangeeft dat de afvalstof explosief is, wordt zij ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 1.
Tabel 1: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 1
„Oxiderend”: afvalstoffen die, in het algemeen door het afstaan van zuurstof, de verbranding van ander materiaal veroorzaken of daartoe bijdragen.
Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld in een van de in tabel 2 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen worden, voor zover zulks passend en evenredig is, volgens testmethoden op HP 2 beoordeeld. Indien de aanwezigheid van een stof, mengsel of voorwerp aangeeft dat de afvalstof oxiderend is, wordt zij ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 2.
Tabel 2: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 2
„Ontvlambaar”:
— ontvlambare vloeibare afvalstoffen: vloeibare afvalstoffen met een vlampunt beneden 60 °C of afvalstoffen van gasolie, diesel en lichte stookolie met een vlampunt van > 55 °C en ≤ 75 °C;
— ontvlambare pyrofore vloeibare en vaste afvalstoffen: vaste en vloeibare stoffen die bij blootstelling aan lucht zelfs in kleine hoeveelheden binnen vijf minuten ontbranden;
— ontvlambare vaste afvalstoffen: vaste afvalstoffen die gemakkelijk brandbaar zijn of die door wrijving brand kunnen veroorzaken of bevorderen;
— ontvlambare gasvormige afvalstoffen: gasvormige afvalstoffen die met lucht bij 20 °C en een standaarddruk van 101,3 kPa ontvlambaar zijn;
— met water reagerende afvalstoffen: afvalstoffen die bij aanraking met water gevaarlijke hoeveelheden ontvlambare gassen ontwikkelen;
— overige ontvlambare afvalstoffen: ontvlambare aërosolen, ontvlambare voor zelfverhitting vatbare afvalstoffen, ontvlambare organische peroxiden en ontvlambare zelfontledende afvalstoffen.
Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld in een van de in tabel 3 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen worden, voor zover zulks passend en evenredig is, volgens testmethoden beoordeeld. Indien de aanwezigheid van een stof, mengsel of voorwerp aangeeft dat de afvalstof ontvlambaar is, wordt zij ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 3.
Tabel 3: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 3
Gevarenklasse en categoriecode |
Code(s) voor gevarenaanduidingen |
Ontvl. gas 1 |
H220 |
Ontvl. gas 2 |
H221 |
Ontvl. aerosol 1 |
H222 |
Ontvl. aerosol 2 |
H223 |
Ontvl. vlst. 1 |
H224 |
Ontvl. vlst. 2 |
H225 |
Ontvl. vlst. 3 |
H226 |
Ontvl. vs. 1 |
H228 |
Ontvl. vs. 2 |
|
Zelfontl. CD |
H242 |
Zelfontl. EF |
|
Org. Perox. CD |
|
Org. Perox. EF |
|
Pyr. vlst. 1 |
H250 |
Pyr. vs. 1 |
|
Zelfverh. 1 |
H251 |
Zelfverh. 2 |
H252 |
Water ontvl. 1 |
H260 |
Water ontvl. 2 Water ontvl. 3 |
H261 |
„Irriterend — huidirritatie en oogletsel” afvalstoffen die bij aanbrenging huidirritatie of letsel aan het oog kunnen toebrengen.
Afvalstoffen die een of meer van de stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de onderstaande gevarenklasse en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen in een concentratie die de ondergrens overschrijden en die een of meer van de onderstaande concentratiegrenzen bereiken of overschrijden, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.
De bij een beoordeling voor Huidcorr. 1A (H314), Huidirrit. 2 (H315), Ooglet. 1 (H318) en Oogirrit. 2 (H319) geldende ondergrens bedraagt 1 %.
Als de som van de concentraties van alle als Huidcorr. 1A (H314) ingedeelde stoffen 1 % of meer bedraagt, wordt de afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.
Als de som van de concentraties van alle als H318 ingedeelde bestanddelen 10 % of meer bedraagt, wordt de afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.
Als de som van de concentraties van alle als H315 en H319 ingedeelde bestanddelen 20 % of meer bedraagt, wordt de afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.
Hierbij moet worden opgemerkt dat afvalstoffen die stoffen bevatten die in hoeveelheden van 5 % of meer als H314 (Huidcorr. 1A, 1B en 1C) zijn ingedeeld, als gevaarlijk worden ingedeeld wegens HP 8. HP 4 is niet van toepassing wanneer de afvalstof wordt ingedeeld als HP 8.
„Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT)/Aspiratietoxiciteit”: afvalstoffen die specifieke doelorgaantoxiciteit kunnen veroorzaken, hetzij door eenmalige of door herhaalde blootstelling, of die acute toxische effecten veroorzaken bij aspiratie.
Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de in tabel 4 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen, en die een of meer van de in tabel 4 vermelde concentratiegrenzen bereiken of overschrijden, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 5. Afvalstoffen die als STOT ingedeelde stoffen bevatten worden uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 5 als een van die stoffen de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.
Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die als Asp. Tox. 1 zijn ingedeeld en de som van deze stoffen bereikt of overschrijdt de concentratiegrens worden enkel ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 5 als de totale kinematische viscositeit (bij 40 °C) niet meer dan 20,5 mm2/s (1) bedraagt.
Tabel 4: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 5
„Acute toxiciteit”: afvalstoffen die acute toxische effecten kunnen veroorzaken na orale of dermale toediening of na blootstelling bij inademing.
Is de som van de concentraties van alle stoffen in een afvalstof die is ingedeeld in de gevarenklasse en code voor gevarenaanduidingen „acute toxiciteit” in tabel 5 hoger dan of gelijk aan de in de tabel weergegeven drempelwaarde, dan wordt die afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 6. Wanneer in een afvalstof meer dan een stof aanwezig is die is ingedeeld als acuut toxisch, is de som van de concentraties alleen voor stoffen binnen dezelfde gevarencategorie vereist.
Bij beoordelingen gelden de onderstaande ondergrenzen:
— |
voor Acute tox. 1, 2 of 3 (H300, H310, H330, H301, H311, H331): 0,1 % |
— |
voor Acute tox. 4 (H302, H312, H332): 1 % |
Tabel 5: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 6
„Kankerverwekkend”: afvalstoffen die kanker veroorzaken of de frequentie van kanker doen toenemen.
Bevat een afvalstof een stof die bij een van de onderstaande gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen is ingedeeld en een van de hieronder in tabel 6 opgenomen concentratiegrenzen bereikt of overschrijdt, dan wordt die afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 7. Wanneer in een afvalstof meer dan een als kankerverwekkend ingedeelde stof aanwezig is, wordt deze uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 7 als een afzonderlijke stof de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.
Tabel 6: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 7
„Corrosief”: afvalstoffen die bij toediening huidcorrosie kunnen veroorzaken.
Wanneer een afvalstof een of meer stoffen bevat die als Huidcorr. 1A, 1B of 1C (H314) zijn ingedeeld, en de som van de concentraties daarvan is hoger dan of gelijk aan 5 %, wordt de betrokken afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 8.
De bij een beoordeling van Huidcorr. 1A, 1B, 1C (H314) geldende ondergrens bedraagt 1,0 %.
„Infectueus”: afvalstoffen die levensvatbare micro-organismen of hun toxinen bevatten waarvan bekend is of waarvan sterk wordt vermoed dat zij ziekten bij de mens of bij andere levende organismen veroorzaken.
Voor de toewijzing van HP 9 vindt een beoordeling plaats op basis van de bepalingen die in referentiedocumenten of wetgeving in de lidstaten zijn vastgesteld.
„Vergiftig voor de voortplanting”: afvalstoffen die schadelijke effecten hebben op de seksuele functie en de vruchtbaarheid van volwassen mannen en vrouwen, alsmede ontwikkelingstoxiciteit bij het nageslacht.
Afvalstoffen die stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de onderstaande gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen en die een van de onderstaande in tabel 7 opgenomen concentratiegrenzen overschrijden of bereiken, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 10. Afvalstoffen die meer dan een stof bevatten die als vergiftig voor de voortplanting is ingedeeld, worden uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 10 als een van die stoffen de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.
Tabel 7: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 10
„Mutageen”: afvalstoffen die een mutatie, d.w.z. een permanente verandering in de hoeveelheid of de structuur van het genetisch materiaal in een cel kunnen veroorzaken.
Afvalstoffen die stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de onderstaande gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen en die een van de hieronder in tabel 8 opgenomen concentratiegrenzen overschrijden of bereiken, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 11. Wanneer in een afvalstof meer dan een als mutageen ingedeelde stof aanwezig is, wordt deze uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 11 als een van die stoffen de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.
Tabel 8: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 11
„Afgifte van een acuut toxisch gas”: afvalstoffen die bij contact met water of zuur acuut toxische gassen (Acute tox. 1, 2 of 3) afgeven.
Afvalstoffen die een stof bevatten die is ingedeeld bij een van de volgende aanvullende gevaren EUH029, EUH031 en EUH032, worden volgens testmethoden of richtsnoeren ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 12.
„Sensibiliserend”: afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten waarvan bekend is dat zij sensibilisatie-effecten op de huid of de luchtwegen veroorzaken.
Afvalstoffen die een stof bevatten die is ingedeeld als sensibiliserend en waaraan een van de codes voor gevarenaanduidingen H317 of H334 is toegewezen, en die de concentratiegrens van 10 %, bereikt of overschrijdt, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 13.
„Ecotoxisch”: afvalstoffen waarvan het gebruik onmiddellijk of na verloop van tijd gevaar voor één of meer sectoren van het milieu oplevert of kan opleveren.
„Afvalstoffen die een van de hierboven genoemde gevaarlijke eigenschappen doen ontstaan die de oorspronkelijke afvalstof niet bezat”. Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de in tabel 9 aangegeven gevarenaanduidingen of aanvullende gevarenaanduidingen, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 15, tenzij de afvalstof een zodanige vorm heeft dat zij in geen enkele omstandigheid explosieve of potentieel explosieve eigenschappen vertoont.
Tabel 9: Gevarenaanduidingen en aanvullende gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 15
Bovendien kunnen de lidstaten een afvalstof als gevaarlijk wegens HP 15 aanmerken op basis van andere toepasselijke criteria, bijvoorbeeld de beoordeling van het uitlogingsproduct.
Opmerking:
Toewijzing van de gevaarlijke eigenschap HP 14 gebeurt op basis van de in bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad vastgestelde criteria.
Testmethoden
De te gebruiken methoden zijn omschreven in Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Raad (2) en in andere relevante CEN-nota's of andere internationaal erkende testmethoden en richtsnoeren.”
(1) De kinematische viscositeit wordt uitsluitend voor vloeistoffen bepaald.
(2) Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Raad van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 142 van 31.5.2008, blz. 1).
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/97 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1358/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, wat betreft de herkomst van biologische aquacultuurdieren, aquacultuurhouderijpraktijken, voeder voor biologische aquacultuurdieren en voor gebruik in de biologische aquacultuur toegestane producten en stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 13, lid 3, artikel 15, lid 2, en artikel 16, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn basisvoorschriften voor de biologische productie van zeewier en aquacultuurdieren vastgesteld. In Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (2) zijn bepalingen voor de uitvoering van deze voorschriften opgenomen. |
(2) |
In de periode tussen november 2012 en april 2013 hebben sommige lidstaten verzocht om herziening van de voorschriften inzake producten, stoffen, voederbronnen en technieken die bij de biologische aquacultuurproductie mogen worden gebruikt. Deze verzoeken zijn geëvalueerd door de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (EGTOP — expert group for technical advice on organic production) die is opgericht bij Besluit 2009/427/EG van de Commissie (3). Rekening houdend met het advies van de EGTOP heeft de Commissie geconstateerd dat de bestaande bepalingen ter uitvoering van de voorschriften voor de biologische productie van zeewier en aquacultuurdieren aan herziening en integratie toe zijn. |
(3) |
Krachtens artikel 15, lid 1, onder a) ii), van Verordening (EG) nr. 834/2007 mogen niet-biologisch gekweekte dieren onder specifieke voorwaarden in een bedrijf worden gebracht indien geen jonge bestanden van biologisch reproductiemateriaal of biologische bedrijven beschikbaar zijn. In Verordening (EG) nr. 889/2008 zijn specifieke beperkingen vastgesteld met betrekking tot in het wild gevangen aquacultuurdieren, onder meer wat het verzamelen van wilde aquacultuurjuvenielen betreft. Sommige traditionele praktijken voor de extensieve visteelt in waterrijke gebieden als ingedamde en ingedijkte brakwatervijvers, getijdengebieden en kustlagunes worden al eeuwen toegepast en zijn waardevol uit het oogpunt van het cultureel erfgoed, de instandhouding van de biodiversiteit en de economische perspectieven voor de plaatselijke gemeenschap. Mits onder bepaalde voorwaarden toegepast, hebben deze praktijken geen invloed op de bestandstoestand van de betrokken soort. |
(4) |
Daarom wordt ervan uitgegaan dat de verzameling van wilde juvenielen voor opkweekdoeleinden in het kader van die traditionele aquacultuurpraktijken in overeenstemming is met de doelstellingen, criteria en beginselen van de biologische aquacultuurproductie mits er beheersmaatregelen van kracht zijn die zijn goedgekeurd door de met het beheer van de betrokken visbestanden belaste autoriteiten en die borg staan voor de duurzame exploitatie van de betrokken soort, mits deze maatregelen bij het uitzetten van de juvenielen in acht worden genomen en mits de vis zich uitsluitend voedt met natuurlijk in het plaatselijke milieu voorkomend voeder. |
(5) |
De EGTOP betwijfelt of de bronnen van in de biologische aquacultuurproductie toegestane voeders en additieven in toereikende mate voldoen aan de voedingsbehoeften van carnivore vissoorten. Krachtens artikel 15, lid 1, onder d) i), van Verordening (EG) nr. 834/2007 moeten de dieren worden gevoederd met voeder dat voldoet aan de voedingsbehoeften van het dier in de verschillende stadia van zijn ontwikkeling. Derhalve moet het gebruik van hele vis als voederbron voor carnivore dieren worden toegestaan in de biologische aquacultuur. Dit mag echter niet leiden tot extra druk op bedreigde of overbeviste bestanden. Om die reden mogen enkel visserijproducten die door een derde partij als duurzaam zijn gecertificeerd, worden gebruikt voor de productie van voeder voor carnivore dieren in de biologische aquacultuur. In dit verband is de geloofwaardigheid van de duurzaamheidsregeling van belang, wil men de consument ervan overtuigen dat een product van de biologische aquacultuur over de hele linie duurzaam is. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten bepalen welke certificeringsregelingen huns inziens adequaat zijn om overeenkomstig de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgestelde beginselen van duurzame visserij aan te tonen dat de visserijproducten die als voeder in de biologische aquacultuur worden gebruikt, duurzaam zijn. De uit 2009 daterende FAO-richtlijnen voor de milieu-etikettering van vis en visserijproducten uit de zeevangstvisserij (5) kunnen als referentie worden gebruikt om te beoordelen of een certificeringsregeling adequaat is. |
(6) |
De EGTOP heeft tevens benadrukt dat in het rantsoen van zalmachtigen voldoende histidine aanwezig moet zijn om een hoog gezondheids- en welzijnsniveau voor deze soort te garanderen. Aangezien het histidinegehalte van mariene grondstoffen aanzienlijk kan verschillen afhankelijk van de soort, het seizoen en de productie-, verwerkings- en opslagomstandigheden, moet het gebruik van via fermentatie verkregen histidine worden toegestaan om te garanderen dat aan de voedingsbehoeften van zalmachtigen wordt voldaan. |
(7) |
Het maximale aandeel vismeel dat momenteel in voeder voor garnalen wordt toegestaan, volstaat niet om aan de voedingsbehoeften van de dieren te voldoen en moet daarom worden verhoogd. Wanneer dat nodig is om aan de kwantitatieve voedingsbehoeften te voldoen, moet het gebruik van cholesterol als voedersupplement worden toegestaan overeenkomstig de aanbevelingen in het EGTOP-verslag. Hiervoor moet biologische cholesterol worden gebruik, indien deze beschikbaar is. Indien geen biologische cholesterol beschikbaar is, mag cholesterol afkomstig uit wol, schaal- en schelpdieren of andere bronnen worden gebruikt. |
(8) |
De in artikel 25 duodecies, lid 2, bedoelde afwijking verstrijkt op 31 december 2014; dat lid dient derhalve te worden geschrapt. |
(9) |
Om ervoor te zorgen dat de kweek van jonge bestanden die afkomstig zijn van biologisch reproductiemateriaal en biologische bedrijven, voldoet aan artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 834/2007, moeten overeenkomstig het EGTOP-verslag specifieke voorschriften worden ingevoerd voor het gebruik van plankton in het voeder voor biologische juvenielen. Plankton is noodzakelijk voor de kweek van juvenielen en wordt niet volgens de biologische voorschriften geproduceerd. |
(10) |
De EGTOP heeft bovendien geadviseerd de lijst van stoffen die voor reiniging en ontsmetting in de biologische aquacultuur zijn toegestaan, bij te werken, en het met name mogelijk te maken een aantal reeds opgelijste stoffen ook in de aanwezigheid van dieren te gebruiken. Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
Het toepassingsgebied van bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008, zoals omschreven in artikel 25 septies, lid 2, moet worden verduidelijkt, met name wat de houderijpraktijken betreft. |
(12) |
De maximaal toegestane bezettingsdichtheid voor riddervis moet worden verhoogd om beter tegemoet te komen aan de behoeften van deze soort. Bovendien moeten maximale bezettingsdichtheden voor rivierkreeften worden vastgesteld. Bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
Verordening (EG) nr. 889/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor biologische productie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 25 sexies, lid 4, wordt vervangen door: „4. Het verzamelen van wilde aquacultuurjuvenielen voor opkweekdoeleinden is slechts in de volgende gevallen toegestaan:
|
2) |
Artikel 25 septies, lid 2, wordt vervangen door: „2. De bezettingsdichtheid en de houderijpraktijken per soort of soortengroep zijn vastgesteld in bijlage XIII bis. Bij het beoordelen van de effecten van de bezettingsdichtheid en de houderijpraktijken op het welzijn van de kweekvis wordt toezicht gehouden op de toestand van de vis (zoals schade aan de vinnen, andere verwondingen, groeitempo, vertoond gedrag en algemene gezondheid) en op de waterkwaliteit.” . |
3) |
Aan artikel 25 duodecies, lid 1, wordt het volgende toegevoegd onder e):
(6) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354van 28.12.2013, blz. 22).”" . |
4) |
Artikel 25 duodecies, lid 2, wordt geschrapt. |
5) |
Aan artikel 25 duodecies wordt het volgende lid toegevoegd: „5. Via fermentatie verkregen histidine mag in het voederrantsoen voor zalmachtigen worden gebruikt wanneer in de in lid 1 bedoelde voederbronnen onvoldoende histidine aanwezig is om aan de voedingsbehoeften van de vis te voldoen en staarvorming te voorkomen.” . |
6) |
Artikel 25 terdecies, lid 3, wordt vervangen door: „3. Indien het natuurlijke voeder overeenkomstig lid 2 wordt aangevuld:
|
7) |
Artikel 25 terdecies bis wordt toegevoegd: „Artikel 25 terdecies bis Specifieke voorschriften inzake voeder voor biologische juvenielen Bij de larvenkweek van biologische juvenielen mag conventioneel fytoplankton en zoöplankton worden gebruikt als voeder.” . |
8) |
Artikel 25 vicies, lid 6, wordt vervangen door: „6. Voor het biologisch controleren van ectoparasieten wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van poetsvissen en van zoetwater, zeewater en natriumchloride-oplossingen.” . |
9) |
De bijlagen VII en XIII bis worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).
(3) Besluit 2009/427/EG van de Commissie van 3 juni 2009 tot oprichting van een deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (PB L 139 van 5.6.2009, blz. 29).
(4) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(5) ISBN 978-92-5-006405-5
BIJLAGE
1) |
Punt 2 van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt vervangen door: 2. Reinigings- en ontsmettingsproducten voor de dierlijke aquacultuurproductie en de productie van zeewier, als bedoeld in artikel 6 sexies, lid 2, artikel 25 vicies, lid 2, en artikel 29 bis. 2.1. Onverminderd ter zake relevante uniale en nationale bepalingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1), mogen producten voor de reiniging en ontsmetting van materiaal en voorzieningen, in afwezigheid van aquacultuurdieren, de volgende actieve stoffen bevatten:
2.2. Onverminderd ter zake relevante uniale en nationale bepalingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name Verordening (EU) nr. 528/2012 en Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), mogen producten voor de reiniging en ontsmetting van materiaal en voorzieningen, zowel in aanwezigheid als in afwezigheid van aquacultuurdieren, de volgende actieve stoffen bevatten:
(1) Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1)" (2) Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).”" . |
2) |
Bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:
|
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/103 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1359/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010, wat de stof tulatromycine betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De maximumwaarden voor residuen (MRL's) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik bij voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld. |
(2) |
De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgelegd in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2). |
(3) |
Tulatromycine is in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als toegestane stof in vetweefsel, lever en nieren van runderen en in huid, vetweefsel, lever en nieren van varkens. |
(4) |
Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot wijziging van de huidige gegevens voor tulatromycine ingediend. |
(5) |
Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP) heeft aanbevolen om de huidige aanvaardbare dagelijkse inname voor tulatromycine te wijzigen en een voorlopige MRL vast te stellen voor runderen en varkens, aangezien de analysemethode van de monitoring van residuen in runderen en varkens niet afdoende gevalideerd is voor de voorgestelde MRL's. De onvolledigheid van de wetenschappelijke gegevens over de validering van de analysemethode houdt geen gevaar in voor de menselijke gezondheid. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor één of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten. |
(7) |
Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik is tot de conclusie gekomen dat de extrapolatie naar andere voedselproducerende diersoorten niet kan worden toegepast voor deze stof. |
(8) |
In Verordening (EU) nr. 37/2010 moeten daarom de voorlopige MRL's voor tulatromycine wat betreft spierweefsel, huid en vetweefsel, lever en nieren van runderen en varkens worden opgenomen. De voorlopige MRL's die in die tabel zijn opgenomen voor runderen en varkens, moeten op 1 januari 2015 vervallen. |
(9) |
Verordening (EU) nr. 37/2010 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL's te voldoen. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 17 februari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
(2) Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).
BIJLAGE
In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 worden de gegevens voor tulatromycine vervangen door:
Farmacologisch werkzame stof |
Indicatorresidu |
Diersoorten |
MRL's (maximumwaarden voor residuen) |
Te onderzoeken weefsels |
Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009) |
Therapeutische klassen |
„Tulatromycine |
(2R,3S,4R,5R,8R,10R,11R,12S, 13S,14R)-2-ethyl-3,4,10,13-tetrahydroxy-3,5,8,10,12,14-hexamethyl-11-[[3,4,6-trideoxy-3-(dimethylamino)-ß-D-xylo-hexopyranosyl]oxy]-1-oxa-6-azacyclopentadecaan-15-on, uitgedrukt als tulatromycine-equivalent |
Runderen |
300 μg/kg 200 μg/kg 4 500 μg/kg 3 000 μg/kg |
Spierweefsel Vetweefsel Lever Nieren |
Niet te gebruiken bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren De voorlopige maximumwaarden voor residuen zijn slechts van toepassing tot 1 januari 2015 |
Infectiewerende middelen/Antibiotica” |
Varkens |
800 μg/kg 300 μg/kg 4 000 μg/kg 8 000 μg/kg |
Spierweefsel Huid en vetweefsel in natuurlijke verhoudingen Lever Nieren |
De voorlopige maximumwaarden voor residuen zijn slechts van toepassing tot 1 januari 2015 |
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/106 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1360/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
tot verlaging van de vangstquota voor 2014 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wat betreft de in komende jaren af te trekken hoeveelheden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij de Verordeningen (EU) nr. 1262/2012 (2), (EU) nr. 1088/2012 (3), (EU) nr. 1261/2012 (4), (EU) nr. 39/2013 (5) en (EU) nr. 40/2013 (6) van de Raad zijn voor 2013 vangstquota voor bepaalde bestanden vastgesteld. |
(2) |
Bij de Verordeningen (EU) nr. 1262/2012, (EU) nr. 1180/2013 (7), (EU) nr. 24/2014 (8) en (EU) nr. 43/2014 (9) van de Raad zijn voor 2014 vangstquota voor bepaalde bestanden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een lidstaat de hem toegewezen vangstquota heeft overschreden, de toekomstige vangstquota van die lidstaat verlagen. |
(4) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 van de Commissie (10) zijn voor bepaalde bestanden verlagingen van de vangstquota voor 2014 vastgesteld wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren. |
(5) |
Voor sommige lidstaten konden uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 echter geen verlagingen worden toegepast op voor de overbeviste bestanden toegewezen quota, omdat deze lidstaten in 2014 niet over dergelijke quota beschikten. |
(6) |
Wanneer geen verlagingen kunnen worden toegepast op het overbeviste bestand in het jaar na dat waarin de overbevissing is geconstateerd, omdat de betrokken lidstaat niet over een quotum beschikt, moet de verlaging krachtens artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden toegepast op andere bestanden in hetzelfde geografische gebied of met dezelfde handelswaarde. Overeenkomstig Mededeling nr. 2012/C 72/07 van de Commissie (11) moeten deze verlagingen bij voorkeur worden toegepast op quota die zijn toegewezen voor bestanden die worden bevist door dezelfde vloot als die welke het quotum heeft overschreden, rekening houdend met de noodzaak om teruggooi in gemengde visserijen te voorkomen. |
(7) |
De betrokken lidstaten zijn geraadpleegd over de voorgestelde verlagingen van quota voor andere bestanden dan die welke zijn overbevist. |
(8) |
Bepaalde verlagingen waarin is voorzien bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014, blijken bovendien meer te bedragen dan het aangepaste quotum voor 2014 en kunnen derhalve niet volledig op dat quotum worden toegepast. Overeenkomstig Mededeling nr. 2012/C 72/07 van de Commissie moeten de resterende hoeveelheden in mindering worden gebracht op de aangepaste, in de daaropvolgende jaren beschikbare quota. |
(9) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in bijlage I vermelde vangstquota voor 2014 worden verlaagd door overeenkomstig die bijlage verlagingen toe te passen op alternatieve bestanden.
Artikel 2
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22).
(3) Verordening (EU) nr. 1088/2012 van de Raad van 20 november 2012 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (PB L 323 van 22.11.2012, blz. 2).
(4) Verordening (EU) nr. 1261/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 19).
(5) Verordening (EU) nr. 39/2013 van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 40/2013 van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54).
(7) Verordening (EU) nr. 1180/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (PB L 313 van 22.11.2013, blz. 4).
(8) Verordening (EU) nr. 24/2014 van de Raad van 10 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 9 van 14.1.2014, blz. 4).
(9) Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).
(10) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 tot verlaging van de vangstquota voor 2014 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 239 van 12.8.2014, blz. 14).
(11) PB C 72 van 10.3.2012, blz. 27.
BIJLAGE I
VERLAGINGEN VAN QUOTA VOOR ANDERE BESTANDEN DAN DIE WELKE ZIJN OVERBEVIST
Lidstaat |
Soortcode |
Gebiedscode |
Soortnaam |
Benaming gebied |
Toegestane aanlandingen 2013 (totale aangepaste hoeveelheid in ton) (1) |
Totale vangsten 2013 (hoeveelheid in ton) |
Benutting van het quotum (%) |
Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in ton) |
Vermenigvuldigingsfactor (2) |
Aanvullende vermenigvuldigingsfactor (3) |
Resterende verlaging van 2013 (4) (hoeveelheid in ton) |
Saldo (5) (hoeveelheid in ton) |
Verlaging in 2014(hoeveelheid in ton) |
|
|||||||||||||
DK |
NOP |
04-N |
Kever en bijvangsten |
Noorse wateren van IV |
0 |
4,980 |
n.v.t. |
4,980 |
/ |
/ |
/ |
/ |
4 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
DK |
OTH |
04N. |
Andere soorten |
Noorse wateren van IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
4 |
|
|||||||||||||
DK |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
20,000 |
21,680 |
108,40 % |
1,680 |
/ |
/ |
/ |
/ |
1 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
DK |
OTH |
04N. |
Andere soorten |
Noorse wateren van IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
1 |
|
|||||||||||||
ES |
DGS |
15X14 |
Doornhaai |
Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV |
0 |
1,670 |
n.v.t. |
1,670 |
/ |
A |
/ |
/ |
2 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
ES |
HKE |
571214 |
Heek |
VI en VII; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 |
|
|||||||||||||
ES |
DWS |
56789- |
Diepzeehaaien |
Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII, VIII en IX |
0 |
5,330 |
n.v.t. |
5,330 |
/ |
A |
/ |
/ |
8 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
ES |
RNG |
8X14- |
Rondneusgrenadier |
Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
8 |
|
|||||||||||||
ES |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
0 |
12,370 |
n.v.t. |
12,370 |
/ |
/ |
/ |
/ |
12 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
ES |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
12 |
|
|||||||||||||
ES |
HAD |
7X7A34 |
Schelvis |
VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
0 |
8,540 |
n.v.t. |
8,540 |
/ |
/ |
/ |
/ |
8 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
ES |
RNG |
8X14- |
Rondneusgrenadier |
Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
8 |
|
|||||||||||||
ES |
OTH |
1N2AB. |
Andere soorten |
Noorse wateren van I en II |
0 |
15,530 |
n.v.t. |
15,530 |
/ |
/ |
/ |
/ |
15 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
ES |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
15 |
|
|||||||||||||
ES |
POR |
3-1234 |
Haringhaai |
Wateren van Frans Guyana, Kattegat; Uniewateren van het Skagerrak, I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV; Uniewateren van CECAF 34.1.1, 34.1.2 en 34.2 |
0 |
3,160 |
n.v.t. |
3,160 |
/ |
/ |
/ |
/ |
3 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
ES |
RNG |
8X14- |
Rondneusgrenadier |
Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
3 |
|
|||||||||||||
FR |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
0 |
17,500 |
n.v.t. |
17,500 |
/ |
/ |
/ |
/ |
17 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
FR |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
17 |
|
|||||||||||||
NL |
HKE |
3A/BCD |
Heek |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
0 |
0,671 |
n.v.t. |
0,671 |
/ |
C |
/ |
/ |
1 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
NL |
HKE |
8ABDE |
Heek |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
1 |
|
|||||||||||||
PT |
GHL |
1N2AB |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
0 |
2,000 |
n.v.t. |
2,000 |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
PT |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 |
|
|||||||||||||
UK |
DGS |
15X14 |
Doornhaai |
Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV |
0 |
5,800 |
n.v.t. |
5,800 |
/ |
/ |
/ |
/ |
5 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
|||||||||||||
UK |
WHG |
7X7A-C |
Wijting |
VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
5 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59) en artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3) en/of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.
(2) Als vastgesteld in artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 is van toepassing in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.
(3) Als vastgesteld in artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2011, 2012 en 2013. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.
(4) Bij Verordening (EU) nr. 770/2013 en Verordening (EU) nr. 1204/2013 zijn voor 2013 de vangstquota voor bepaalde landen en soorten verlaagd. Voor sommige lidstaten waren de toe te passen verlagingen evenwel groter dan hun desbetreffende quota voor 2013 en konden die verlagingen in dat jaar bijgevolg niet volledig worden uitgevoerd. Om te garanderen dat ook in dergelijke gevallen de volledige verlaging wordt toegepast, zijn de resterende hoeveelheden in rekening gebracht bij de vaststelling van de verlagingen van de quota voor 2014.
(5) Resterende hoeveelheden die verband houden met overbevissing in aan de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voorafgaande jaren en die niet op een ander bestand in mindering kunnen worden gebracht.
BIJLAGE II
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wordt vervangen door:
„BIJLAGE
VERLAGINGEN VAN QUOTA VOOR BESTANDEN DIE ZIJN OVERBEVIST
Lidstaat |
Soortcode |
Gebiedscode |
Soortnaam |
Benaming gebied |
Oorspronkelijk quotum 2013 |
Toegestane aanlandingen 2013 (totale aangepaste hoeveelheid in ton) (1) |
Totale vangsten 2013 (hoeveelheid in ton) |
Benutting quotum in verhouding tot toegestane aanlandingen (%) |
Overbevissing in verhouding tot toegestane aanlandingen (hoeveelheid in ton) |
Vermenigvuldigingsfactor (2) |
Resterende verlaging van 2013 |
Saldo (5) |
In 2014 toe te passen verlagingen (hoeveelheid in ton) (6) |
Reeds in 2014 toegepaste verlagingen(hoeveelheid in ton) (7) |
In 2015 en het volgende jaar/de volgende jaren toe te passen verlaging (hoeveelheid in ton) |
|
BE |
HAD |
7X7A34 |
Schelvis |
VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
157,000 |
167,600 |
174,700 |
104,24 % |
7,100 |
/ |
/ |
/ |
/ |
7 |
7 |
/ |
BE |
HER |
4CXB7D |
Haring |
IVc, VIId uitgezonderd Blackwater-bestand |
9 285,000 |
14,000 |
22,200 |
158,57 % |
8,200 |
/ |
/ |
/ |
/ |
8 |
8 |
/ |
BE |
PLE |
7FG. |
Schol |
VIIf en VIIg |
46,000 |
160,000 |
185,700 |
116,06 % |
25,700 |
/ |
/ |
/ |
/ |
25 |
25 |
/ |
BE |
SRX |
07D. |
Roggen |
Uniewateren van VIId |
72,000 |
75,300 |
87,700 |
116,47 % |
12,400 |
/ |
/ |
/ |
/ |
12 |
12 |
/ |
BE |
SRX |
2AC4-C |
Roggen |
Uniewateren van IIa en IV |
211,000 |
218,800 |
229,800 |
105,03 % |
11,000 |
/ |
/ |
/ |
/ |
11 |
11 |
/ |
DK |
HER |
*3BCDC |
Haring |
Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
1 972,720 |
1 972,720 |
2 039,210 |
103,37 % |
66,490 |
/ |
/ |
/ |
/ |
66 |
66 |
/ |
DK |
MAC |
2A34. |
Makreel |
IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32 |
15 072,000 |
16 780,390 |
17 043,000 |
101,56 % |
262,610 |
/ |
/ |
/ |
/ |
262 |
262 |
/ |
DK |
NOP |
04-N |
Kever en bijvangsten |
Noorse wateren van IV |
0 |
0 |
4,980 |
n.v.t. |
4,980 |
/ |
/ |
/ |
/ |
4 |
4 |
/ |
DK |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
20,000 |
21,680 |
108,40 % |
1,680 |
/ |
/ |
/ |
/ |
1 |
1 |
/ |
DK |
SAN |
234_2 |
Zandspiering |
Uniewateren van voor zandspiering ingesteld beheersgebied 2 |
16 549,000 |
16 837,980 |
21 144,000 |
125,57 % |
4 306,020 |
1,4 |
/ |
/ |
/ |
6 028 (9) |
6 028 (9) |
/ |
DK |
SAN |
234_4 |
Zandspiering |
Uniewateren van voor zandspiering ingesteld beheersgebied 4 |
3 773,000 |
3 999,300 |
5 064,000 |
126,62 % |
1 064,700 |
1,4 |
/ |
/ |
/ |
1 490 (9) |
1 490 (9) |
/ |
EL |
BFT |
AE45WM |
Blauwvintonijn |
Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee |
129,070 |
177,520 |
177,557 |
100,02 % |
0,037 |
/ |
C |
1,435 |
/ |
1,49 |
1,49 |
/ |
ES |
ALF |
3X14- |
Beryx spp. |
Uniewateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV |
70,000 |
59,470 |
61,770 |
103,87 % |
2,300 |
/ |
A |
/ |
/ |
3 |
0 |
3 |
ES |
BLI |
5B67- |
Blauwe leng |
Uniewateren en internationale wateren van Vb, VI en VII |
79,000 |
79,000 |
138,649 |
175,49 % |
59,640 |
/ |
/ |
4,22 |
0,07 |
63 |
63 |
/ |
ES |
BSF |
56712- |
Zwarte haarstaartvis |
Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII en XII |
174,000 |
102,030 |
109,190 |
107,02 % |
7,160 |
/ |
A |
/ |
/ |
10 |
10 |
/ |
ES |
BSF |
8910- |
Zwarte haarstaartvis |
Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX en X |
12,000 |
2,770 |
3,340 |
120,58 % |
0,570 |
/ |
A |
32,85 |
/ |
33 |
5,87 |
27,13 |
ES |
BUM |
ATLANT |
Blauwe marlijn |
Atlantische Oceaan |
27,200 |
16,920 |
44,040 |
260,28 % |
27,120 |
/ |
/ |
/ |
/ |
27 |
0 |
27 |
ES |
COD |
N3M. |
Kabeljauw |
NAFO 3M |
2 019,000 |
2 318,240 |
2 360,100 |
101,81 % |
41,860 |
/ |
/ |
/ |
/ |
41 |
41 |
/ |
ES |
DGS |
15X14 |
Doornhaai |
Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV |
0 |
0 |
1,670 |
n.v.t. |
1,670 |
/ |
A |
/ |
/ |
2 |
2 |
/ |
ES |
DWS |
56789- |
Diepzeehaaien |
Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII, VIII en IX |
0 |
0 |
5,330 |
n.v.t. |
5,330 |
/ |
A |
/ |
/ |
8 |
8 |
/ |
ES |
GFB |
89- |
Gaffelkabeljauw |
Uniewateren en internationale wateren van VIII en IX |
242,000 |
185,560 |
214,640 |
115,67 % |
29,080 |
/ |
A |
/ |
/ |
43 |
25,25 |
17,75 |
ES |
GHL |
1/2INT |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Internationale wateren van I en II |
/ |
0 |
4,700 |
n.v.t. |
4,700 |
/ |
/ |
/ |
/ |
4 |
4 |
/ |
ES |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
12,370 |
n.v.t. |
12,370 |
/ |
/ |
/ |
/ |
12 |
12 |
/ |
ES |
GHL |
N3LMNO |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
NAFO 3 LMNO |
4 262,000 |
4 228,560 |
4 287,200 |
101,39 % |
58,640 |
/ |
C |
/ |
/ |
87 |
87 |
/ |
ES |
HAD |
5BC6A. |
Schelvis |
Uniewateren en internationale wateren van Vb en VIa |
/ |
5,850 |
13,550 |
231,62 % |
7,700 |
/ |
A |
10,72 |
/ |
22 |
9,16 |
12,54 |
ES |
HAD |
7X7A34 |
Schelvis |
VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
/ |
0 |
8,540 |
n.v.t. |
8,540 |
/ |
/ |
/ |
/ |
8 |
8 |
/ |
ES |
NEP |
9/3411 |
Langoustine |
IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
62,00 |
36,850 |
31,340 |
85,05 % |
– 5,51 |
/ |
n.v.t. |
44,79 (8) |
|
25 |
25 |
19 |
ES |
OTH |
1N2AB. |
Andere soorten |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
15,530 |
n.v.t. |
15,530 |
/ |
/ |
/ |
/ |
15 |
15 |
/ |
ES |
POL |
08C. |
Witte koolvis |
VIIIc |
208,000 |
208,000 |
239,310 |
115,05 % |
31,310 |
/ |
/ |
/ |
/ |
31 |
31 |
/ |
ES |
POR |
3-1234 |
Haringhaai |
Wateren van Frans Guyana, Kattegat; Uniewateren van het Skagerrak, I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV; Uniewateren van CECAF 34.1.1, 34.1.2 en 34.2 |
0 |
0 |
3,160 |
n.v.t. |
3,160 |
/ |
/ |
/ |
/ |
3 |
3 |
/ |
ES |
RED |
51214D |
Roodbaars |
Uniewateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV |
433,000 |
2 209,000 |
2 230,300 |
100,96 % |
21,300 |
/ |
/ |
/ |
/ |
21 |
21 |
/ |
ES |
SOL |
8AB. |
Tong |
VIIIa en VIIIb |
9,000 |
8,720 |
8,810 |
101,03 % |
0,090 |
/ |
A + C |
3 |
/ |
3 |
0,9 |
2,1 |
ES |
USK |
567EI. |
Lom |
Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII |
46,00 |
40,320 |
85,000 |
210,81 % |
44,680 |
/ |
A |
22,87 |
/ |
89 |
30,23 |
58,77 |
ES |
WHM |
ATLANT |
Witte marlijn |
Atlantische Oceaan |
30,500 |
30,500 |
36,330 |
119,11 % |
5,830 |
/ |
/ |
/ |
/ |
5 |
4,83 |
0,17 |
FR |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
17,500 |
n.v.t. |
17,500 |
/ |
/ |
/ |
/ |
17 |
17 |
/ |
FR |
PLE |
7FG. |
Schol |
VIIf en VIIg |
83,000 |
92,250 |
94,300 |
102,22 % |
2,050 |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 |
2 |
/ |
FR |
RED |
51214D |
Roodbaars |
Uniewateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV |
230,000 |
23,000 |
41,500 |
180,43 % |
18,500 |
/ |
/ |
/ |
/ |
18 |
18 |
/ |
IE |
HAD |
1N2AB. |
Schelvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
20,500 |
25,630 |
125,02 % |
5,130 |
/ |
/ |
/ |
/ |
5 |
5 |
/ |
IE |
HAD |
7X7A34 |
Schelvis |
VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
3 144,000 |
2 696,760 |
2 698,749 |
100,07 % |
1,989 |
/ |
/ |
/ |
/ |
1 |
1 |
/ |
IE |
PLE |
7FG. |
Schol |
VIIf en VIIg |
197,000 |
66,790 |
79,817 |
119,60 % |
13,027 |
/ |
/ |
/ |
/ |
13 |
13 |
/ |
IE |
PLE |
7HJK. |
Schol |
VIIh, VIIj en VIIk |
61,000 |
49,700 |
51,823 |
104,27 % |
2,123 |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 |
2 |
/ |
LT |
GHL |
N3LMNO |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
NAFO 3 LMNO |
22,000 |
15,700 |
0 |
n.v.t. |
– 15,700 |
/ |
n.v.t. |
120,279 |
/ |
104 |
58 |
46 |
NL |
HKE |
3A/BCD |
Heek |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
/ |
0 |
0,671 |
n.v.t. |
0,671 |
/ |
C |
/ |
/ |
1 |
1 |
/ |
NL |
SRX |
07D. |
Roggen |
Uniewateren van VIId |
4,000 |
3,000 |
1,932 |
64,40 % |
- 1,068 |
/ |
/ |
0,015 |
/ |
0 |
0 |
/ |
NL |
SRX |
2AC4-C |
Roggen |
Uniewateren van IIa en IV |
180,000 |
275,430 |
357,115 |
129,66 % |
81,685 |
/ |
/ |
/ |
/ |
81 |
65,58 |
15,42 |
PL |
SAL |
3BCD-F |
Atlantische zalm |
Uniewateren van de deelsectoren 22-31 |
6 837,000 |
5 061,000 |
5 277,000 |
104,27 % |
216,000 |
/ |
/ |
/ |
/ |
216 (in exemplaren) |
216 (in exemplaren) |
/ |
PL |
SPR |
3BCD-C |
Sprot en bijvangsten |
Uniewateren van deelsectoren 22-32 |
73 392,000 |
76 680,000 |
80 987,740 |
105,62 % |
4 307,740 |
1,1 |
/ |
477,314 |
/ |
5 215 |
5 215 |
/ |
PT |
ALF |
3X14- |
Beryx spp. |
Uniewateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV |
203,000 |
153,810 |
160,350 |
104,25 % |
6,540 |
/ |
A |
/ |
/ |
9 |
9 |
/ |
PT |
ANF |
8C3411 |
Zeeduivels |
VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
410,000 |
603,440 |
625,929 |
103,73 % |
22,489 |
/ |
/ |
/ |
/ |
22 |
22 |
/ |
PT |
GHL |
N3LMNO |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
NAFO 3 LMNO |
1 782,000 |
2 119,790 |
2 120,980 |
100,06 % |
1,190 |
/ |
C |
/ |
/ |
1 |
1 |
/ |
PT |
GHL |
1N2AB |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
2,000 |
n.v.t. |
2,000 |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 |
2 |
// |
PT |
HAD |
1N2AB |
Schelvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
34,400 |
34,000 |
98,84 % |
- 0,400 |
/ |
/ |
/ |
376,126 |
375 |
30,05 |
344,95 |
PT |
MAC |
8C3411 |
Makreel |
VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
5 308,000 |
4 134,300 |
4 170,525 |
100,88 % |
36,225 |
/ |
/ |
1,07 |
/ |
37 |
37 |
/ |
PT |
PLE |
8/3411 |
Schol |
VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
66,000 |
61,200 |
44,601 |
72,88 % |
– 16,599 |
/ |
/ |
1,906 |
/ |
0 |
0 |
/ |
PT |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
16,700 |
17,000 |
101,80 % |
0,300 |
/ |
/ |
/ |
209,76 |
210 |
25 |
185 |
PT |
RED |
N3LN |
Roodbaars |
NAFO 3LN |
/ |
1 070,980 |
1 101,260 |
102,83 % |
30,280 |
/ |
/ |
/ |
/ |
30 |
30 |
/ |
PT |
WHM |
ATLANT |
Witte marlijn |
Atlantische Oceaan |
19,500 |
18,300 |
12,212 |
66,73 % |
- 6,088 |
/ |
/ |
3,021 |
/ |
0 |
0 |
/ |
UK |
COD |
N1GL14 |
Kabeljauw |
Groenlandse wateren van NAFO 1 en van XIV |
309,000 |
876,300 |
920,000 |
104,99 % |
43,700 |
/ |
A |
/ |
/ |
65 |
65 |
/ |
UK |
DGS |
15X14 |
Doornhaai |
Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV |
0 |
0 |
5,800 |
n.v.t. |
5,800 |
/ |
/ |
/ |
/ |
5 |
5 |
/ |
UK |
GHL |
514GRN |
Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot |
Groenlandse wateren van V en XIV |
195,000 |
0 |
0,800 |
n.v.t. |
0,800 |
/ |
/ |
1 |
/ |
1 |
0 |
1 |
UK |
HAD |
7X7A34 |
Schelvis |
VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1. |
1 415,000 |
1 389,200 |
1 457,800 |
104,94 % |
68,600 |
/ |
/ |
/ |
/ |
68 |
68 |
/ |
UK |
HER |
1/2- |
Haring |
Uniewateren, Noorse wateren en internationale wateren van I en II (HER/1/2-) |
8 827,000 |
8 208,600 |
8 342,100 |
101,63 % |
133,500 |
/ |
/ |
/ |
/ |
133 |
133 |
/ |
UK |
HER |
4AB. |
Haring |
Uniewateren en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB |
65 901,000 |
58 841,000 |
58 951,300 |
100,19 % |
110,300 |
/ |
/ |
/ |
/ |
110 |
110 |
/ |
UK |
MAC |
2CX14- |
Makreel |
VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV |
158 825,000 |
156 199,200 |
162 468,500 |
104,10 % |
6 269,300 |
/ |
/ |
/ |
/ |
6 269 |
6 269 |
/ |
UK |
PLE |
7FG. |
Schol |
VIIf en VIIg |
43,000 |
35,900 |
40,200 |
111,98 % |
4,300 |
/ |
/ |
/ |
/ |
4 |
4 |
/ |
UK |
PLE |
7HJK. |
Schol |
VIIh, VIIj en VIIk |
18,000 |
33,700 |
39,900 |
118,40 % |
6,200 |
/ |
/ |
/ |
/ |
6 |
6 |
/ |
UK |
SOL |
7FG. |
Tong |
VIIf en VIIg |
309,000 |
195,410 |
205,400 |
105,11 % |
9,990 |
/ |
/ |
/ |
/ |
9 |
7,05 |
1,95 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad en/of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.
(2) Als vastgesteld in artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 is van toepassing in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.
(3) Als vastgesteld in artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.
(4) Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2011, 2012 en 2013. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.
(5) Resterende hoeveelheden die verband houden met overbevissing in aan de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voorafgaande jaren en die niet op een ander bestand in mindering kunnen worden gebracht.
(6) In 2014 toe te passen verlagingen als vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/204.
(7) In 2014 toe te passen verlagingen die gezien het beschikbare quotum daadwerkelijk kunnen worden toegepast.
(8) Op verzoek van Spanje is de in 2013 toe te passen verlaging gespreid over drie afzonderlijke jaren.
(9) Verlaging toe te passen op SAN/234_3.”
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/120 |
VERORDENING (EU) Nr. 1361/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standards 3 en 13 en International Accounting Standard 40 betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 12 december 2013 is de International Accounting Standards Board (IASB) in het kader van zijn periodieke verbeteringsproces dat erop gericht is de standaarden te stroomlijnen en te verduidelijken, overgegaan tot de publicatie van Jaarlijkse verbeteringen in International Financial Reporting Standards cyclus 2011-2013 (de jaarlijkse verbeteringen). Doel van de jaarlijkse verbeteringen is niet-dringende, maar noodzakelijke kwesties te behandelen die door de IASB tijdens de in 2011 begonnen projectcyclus zijn besproken op het gebied van inconsistenties in de International Financial Reporting Standards (IFRS) of onduidelijke formuleringen. De wijzigingen in IFRS 3 en IFRS 13 zijn verduidelijkingen of correcties in de respectieve standaarden. De wijzigingen in International Accounting Standard (IAS) 40 betreffen veranderingen in de bestaande vereisten of aanvullende leidraden voor de toepassing van deze vereisten. |
(3) |
Die wijzigingen in bestaande standaarden bevatten een aantal verwijzingen naar IFRS 9 die momenteel niet kunnen worden toegepast omdat IFRS 9 door de Unie nog niet is goedgekeurd. Daarom dient elke in de bijlage bij deze verordening voorkomende verwijzing naar IFRS 9 te worden gelezen als een verwijzing naar IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering. |
(4) |
Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de verbeteringen beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:
(a) |
IFRS 3 Bedrijfscombinaties wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
(b) |
IFRS 13 Waardering tegen reële waarde wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
(c) |
IAS 40 Vastgoedbeleggingen wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
2. Elke in de bijlage bij deze verordening voorkomende verwijzing naar IFRS 9 wordt gelezen als een verwijzing naar IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering.
Artikel 2
Elke onderneming past de in artikel 1, lid 1, bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na [de eerste dag van de maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening invullen] van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).
BIJLAGE
Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2011–2013 (1)
Wijziging in IFRS 3 Bedrijfscombinaties
Alinea 2 wordt gewijzigd en alinea 64J wordt toegevoegd.
TOEPASSINGSGEBIED
2 |
Deze IFRS is van toepassing op een transactie of andere gebeurtenis die beantwoordt aan de definitie van een bedrijfscombinatie. Deze IFRS is niet van toepassing op:
|
Ingangsdatum
…
64J |
Alinea 2(a) is gewijzigd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2014 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Wijziging in IFRS 13 Waardering tegen reële waarde
Alinea 52 wordt gewijzigd en alinea C4 wordt toegevoegd.
Toepassing op financiële activa en financiële verplichtingen met posities die de marktrisico's of het kredietrisico van de tegenpartijen compenseren
…
52 |
De in alinea 48 beschreven uitzondering is alleen van toepassing op financiële activa, financiële verplichtingen en andere contracten die binnen het toepassingsgebied van IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering of IFRS 9 Financiële instrumenten vallen. De in de alinea's 48 tot en met 51 en 53 tot en met 56 vervatte verwijzingen naar financiële activa en financiële verplichtingen moeten worden gelezen als zijnde van toepassing op alle contracten die vallen binnen het toepassingsgebied van en administratief worden verwerkt overeenkomstig IAS 39 of IFRS 9, ongeacht of deze al dan niet beantwoorden aan de definities van financiële activa of financiële verplichtingen in IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie. … |
Bijlage C
Ingangsdatum en overgang
…
C4 |
Alinea 52 is gewijzigd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2014 aanvangen. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen vanaf het begin van de jaarperiode waarin IFRS 13 voor het eerst is toegepast. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Wijziging in IAS 40 Vastgoedbeleggingen
Vóór alinea 6 wordt een kopje toegevoegd. Alinea 14A wordt toegevoegd. Na alinea 84 worden een kopje en de alinea's 84A en 85D toegevoegd.
Classificatie van een onroerende zaak als vastgoedbelegging of als vastgoed voor eigen gebruik
6 |
Een vastgoedbelang dat door een lessee gehouden wordt op grond van een operationele lease kan worden geclassificeerd en verwerkt als een vastgoedbelegging als en alleen als de onroerende zaak ook anderszins voldoet aan de definitie van een vastgoedbelegging en de lessee voor het opgenomen actief het reëlewaardemodel toepast dat wordt uiteengezet in de alinea's 33 tot en met 55. Tot deze alternatieve classificatie kan per onroerende zaak worden besloten. Indien echter eenmaal voor deze alternatieve classificatie is gekozen voor één zo'n vastgoedbelang dat op grond van een operationele lease wordt gehouden, moeten alle onroerende zaken geclassificeerd als vastgoedbelegging worden verwerkt volgens het reëlewaardemodel. Indien voor deze alternatieve classificatie wordt gekozen, moet elk belang dat aldus wordt geclassificeerd vermeld worden als onderdeel van de informatieverschaffing die in de alinea's 74 tot en met 78 wordt voorgeschreven.
… |
14 |
Bij het bepalen of een onroerende zaak een vastgoedbelegging is, is oordeelsvorming vereist. Een entiteit stelt criteria op aan de hand waarvan op bestendige wijze kan worden beoordeeld of een onroerende zaak een vastgoedbelegging is, in overeenstemming met de definitie van een vastgoedbelegging en de desbetreffende richtlijnen in de alinea's 7 tot en met 13. Alinea 75(c) schrijft voor dat een entiteit deze criteria moet vermelden indien de classificatie moeilijk is. |
14A |
Ook bij het bepalen of de verwerving van een vastgoedbelegging de verwerving is van een actief of een groep van activa, dan wel van een bedrijfscombinatie die binnen het toepassingsgebied van IFRS 3 Bedrijfscombinaties valt, is oordeelsvorming vereist. Om te bepalen of het een bedrijfscombinatie betreft, moet naar IFRS 3 worden verwezen. De beschouwing in de alinea's 7 tot en met 14 van deze standaard heeft betrekking op de vraag of een onroerende zaak al dan niet vastgoed voor eigen gebruik dan wel een vastgoedbelegging is, en niet om te bepalen of de verwerving van een onroerende zaak al dan niet een bedrijfscombinatie zoals gedefinieerd in IFRS 3 is. Bij het bepalen of een specifieke transactie aan de definitie van een bedrijfscombinatie zoals gedefinieerd in IFRS 3 beantwoordt en een vastgoedbelegging zoals gedefinieerd in deze standaard omvat, moeten beide standaarden afzonderlijk worden toegepast. … |
Overgangsbepalingen
…
Kostprijsmodel
…
Bedrijfscombinaties
84A |
Alinea 14A en een kopje vóór alinea 6 zijn toegevoegd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen op verwervingen van vastgoedbeleggingen vanaf het begin van de eerste periode waarop zij deze wijziging toepast. De administratieve verwerking van verwervingen van vastgoedbeleggingen in eerdere perioden mag bijgevolg niet worden aangepast. Een entiteit kan er evenwel voor kiezen de wijziging toe te passen op individuele verwervingen van vastgoedbeleggingen die plaatsvonden vóór het begin van de eerste jaarperiode waarin de ingangsdatum valt, dan wel de eerste jaarperiode na de ingangsdatum, als en slechts als de voor de toepassing van de wijziging op deze eerdere transacties vereiste informatie voor de entiteit beschikbaar is. |
INGANGSDATUM
…
85D |
Vóór alinea 6 en na alinea 84 zijn kopjes ingevoegd en de alinea's 14A en 84A zijn toegevoegd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op verslagperioden die op of na 1 juli 2014 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
(1) „Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org”
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/124 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1362/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
tot vaststelling van voorschriften inzake een vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van bepaalde wijzigingen van uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij gefinancierde operationele programma's en van voorschriften inzake de vorm en de presentatie van de jaarverslagen over de uitvoering van deze programma's
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 22, lid 1, en artikel 114, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten wijzigingen van uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) gefinancierde operationele programma's door de Commissie worden goedgekeurd. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 worden de procedures en de tijdschema's voor de indiening en de goedkeuring van wijzigingen van operationele programma's vereenvoudigd in de volgende gevallen: a) wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op een overdracht van financiële middelen tussen Unieprioriteiten, op voorwaarde dat de overgedragen financiële middelen niet hoger zijn dan 10 % van het aan de Unieprioriteit toegewezen bedrag; b) wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op de invoering of de intrekking van maatregelen of soorten relevante concrete acties en de bijbehorende informatie en indicatoren; c) wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op veranderingen in de beschrijving van maatregelen, met inbegrip van verandering van de subsidiabiliteitsvoorwaarden; d) wijzigingen die moeten worden aangebracht wegens veranderingen in de Unieprioriteiten op het gebied van het handhavings- en controlebeleid. Dergelijke wijzigingen zouden geen invloed mogen hebben op de algemene interventielogica van het programma, de geselecteerde Unieprioriteiten, de specifieke doelstellingen of de beoogde resultaten en daarom mogen zij geen aanleiding geven tot twijfel over hun verenigbaarheid met de bestaande voorschriften en praktijken. |
(3) |
Bijgevolg moeten voorschriften worden vastgesteld inzake een vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vermelde wijzigingen van operationele programma's. Deze procedure moet de Commissie in staat stellen dergelijke door een bepaalde lidstaat ingediende wijzigingen aan hun operationele programma in een kortere tijdspanne goed te keuren. Gezien de tijdsdruk moeten de lidstaten voor de vereenvoudigde procedure bij de indiening van een aanvraag volledige informatie toevoegen op grond waarvan de Commissie de voorgestelde wijzigingen volledig kan beoordelen. |
(4) |
Uit hoofde van artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 114 van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten alle lidstaten van 2016 tot en met 2023 uiterlijk op 31 mei van elk jaar bij de Commissie een jaarlijks verslag indienen over de uitvoering van hun operationele programma. |
(5) |
De informatie die is vervat in het door de lidstaten in te dienen jaarlijkse uitvoeringsverslag moet consistent zijn en moet het mogelijk maken een vergelijking te maken tussen de jaren van uitvoering en tussen de lidstaten onderling. Het verslag moet eveneens aggregatie van gegevens op het niveau van het EFMZV mogelijk maken of, zo nodig, voor alle Europese structuur- en investeringsfondsen. |
(6) |
Er dienen voorschriften te worden vastgesteld met betrekking tot de vorm en de presentatie van deze jaarlijkse uitvoeringsverslagen. |
(7) |
Deze verordening dient in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin zij voorziet, onmiddellijk kunnen worden toegepast. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van wijzigingen van operationele programma's
1. Wanneer een lidstaat bij de Commissie een aanvraag indient tot goedkeuring van een onder artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vallende wijziging van zijn operationeel programma, verzoekt hij de Commissie die wijziging goed te keuren via een vereenvoudigde procedure krachtens het onderhavige artikel.
2. Enkel de in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vermelde wijzigingen komen in aanmerking voor een vereenvoudigde goedkeuringsprocedure.
3. Indien de Commissie van mening is dat de informatie die de betrokken lidstaat over een krachtens lid 1 ingediende wijziging heeft verstrekt, onvolledig is, verzoekt zij om alle nodige aanvullende informatie. De in de leden 4 en 5 bedoelde termijn vangt aan op de dag na ontvangst van een volledige aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van een operationeel programma, als door de Commissie aan de lidstaat gemeld.
4. Indien de Commissie de lidstaat binnen 25 werkdagen na ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring via een vereenvoudigde procedure geen opmerkingen heeft toegezonden, wordt de wijziging van het operationele programma geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd.
5. Indien de Commissie de lidstaat binnen 25 werkdagen na ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring via een vereenvoudigde procedure opmerkingen heeft toegezonden, wordt de wijziging van het operationele programma goedgekeurd volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vastgestelde procedure.
Artikel 2
Vorm en presentatie van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen
De inhoud van het jaarlijkse uitvoeringsverslag, als bepaald in artikel 50 van Verordening (EU) nr 1303/2013 en in artikel 114, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014, wordt weergegeven volgens het model in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.
BIJLAGE
Model voor het jaarlijkse uitvoeringsverslag van het EFMZV
Deel A — Jaarlijks in te dienen gegevens
1. Identificatie van het jaarlijkse uitvoeringsverslag
CCI |
<1.1 type=”S” input=”S”> (1) |
Titel |
<1.2 type=”S” input=”G”> |
Versie |
<1.3 type=”N” input=”G”> |
Verslagjaar |
<1.4 type=”D” maxlength=”4” input=”M”> |
Datum van goedkeuring van het verslag door het monitoringcomité (art. 113, onder d), van EFMZV) |
<1.5 type=”D” input=”M”> |
2. Overzicht van de uitvoering van het operationele programma (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Essentiële informatie over de uitvoering van het operationele programma voor het betrokken jaar, met inbegrip van de financieringsinstrumenten, met betrekking tot de financiële gegevens en de indicatorgegevens.
3. Uitvoering van de Unieprioriteiten
3.1. Overzicht van de uitvoering (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
De informatie moet worden verstrekt in de vorm van een korte, algemene commentaar over de uitvoering van de Unieprioriteiten en de technische bijstand voor het (de) betrokken ja(a)r(en), met vermelding van de belangrijkste ontwikkelingen, ernstige problemen en de stappen die zijn ondernomen om deze problemen aan te pakken.
Unieprioriteit |
Essentiële informatie over de uitvoering van de prioriteit, met vermelding van de belangrijkste ontwikkelingen, ernstige problemen en de stappen die zijn ondernomen om deze problemen aan te pakken |
Titel van de Unieprioriteit <3.1 type=”S” input=”G”> |
<3.1 type=”S” maxlength=”7000” input=”M”> |
|
|
3.2. Resultaat-, output- en financiële indicatoren voor het EFMZV (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Gegevens voor resultaat-, output- en financiële indicatoren en mijlpalen en streefdoelen voor het prestatiekader (gebruik de tabellen 1-3).
TABEL 1
Resultaatindicatoren voor het EFMZV (referentietabel van punt 3.2 van het model voor operationele programma's)
Deze tabel moet voor elke Unieprioriteit worden herhaald.
Unieprioriteit (Titel van de Unieprioriteit <3.2.1 type=”S” input=”G”>) |
||||||||||||||
Specifieke doelstelling |
Resultaatindicator |
Meeteenheid |
Streefwaarde (2023) |
Jaarwaarde |
Cumulatieve waarde |
|||||||||
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
|||||
Titel van de specifieke doelstelling <3.2.1 type=”S” input=”G”> |
Naam van de resultaatindicator <3.2.1 type=”S” input=”G”> |
<3.2.1 type=”S” input=”G”> |
<3.2.1 type=”N” input=”G”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”N” input=”M”> |
<3.2.1 type=”S” input=”M”> |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TABEL 2
Outputindicatoren voor het EFMZV (referentietabel van de punten 3.3 en 7.1 van het model voor operationele programma's)
Deze tabel moet worden herhaald voor elke geselecteerde specifieke doelstelling van de betrokken Unieprioriteit.
Unieprioriteit (Titel van de Unieprioriteit <3.2.2 type=”S” input=”G”>) |
||||||||||||||||
Specifieke doelstelling (Titel van de specifieke doelstelling <3.2.2 type=”S” input=”G”>) |
||||||||||||||||
Geselecteerde relevante maatregelen |
Thematische doelstelling |
Outputindicatoren |
Cumulatieve waarde |
|||||||||||||
Indicator |
Opgenomen in het prestatiekader |
Mijlpaal (2018) |
Streefwaarde (2023) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
|||
Titel van de maatregel <3.2.2 type=”S” input=”G”> |
<3.2.2 type=”S” input=”G”> |
Naam van de indicator <3.2.2 type=”S” input=”G”> |
<3.2.2 type=”B” input=”G”> |
<3.2.2 type=”N” input=”G”> |
<3.2.2 type=”N” input=”G”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”N” input=”M”> |
<3.2.2 type=”S” input=”G”> |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TABEL 3
Financiële indicatoren voor het EFMZV (referentietabel van punt 7.1 van het model voor operationele programma's)
Unieprioriteit |
Financiële indicatoren |
Cumulatieve waarde |
||||||||||||
Indicator |
Mijlpaal (2018) |
Streefwaarde (2023) |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
||
Titel van de Unieprioriteit <3.2.3 type=”S” input=”G”> |
Naam van de indicator <3.2.3 type=”S” input=”G”> |
<3.2.3 type=”N” input=”G”> |
<3.2.3 type=”N” input=”G”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”N” input=”M”> |
<3.2.3 type=”S” input=”G”> |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3. Financiële gegevens
TABEL 4
Financiële gegevens voor het EFMZV (referentietabel van de punten 8.2, 8.3 en 9.2 van het model voor operationele programma's)
Unieprioriteit |
Geselecteerde specifieke doelstelling |
Thematische doelstelling |
Maatregel |
Totale overheids-bijdrage (EUR) |
EFMZV-bijdrage (EUR) |
Deel van de EFMZV-bijdrage voor maatregelen op het gebied van klimaat-verandering (EUR) |
EFMZV-cofinancierings-percentage (%) |
Totale subsidiabele uitgaven voor de voor steun geselecteerde concrete acties (EUR) |
Totale overheids-bijdrage voor de voor steun geselecteerde concrete acties (EUR) |
Aandeel van de totale toewijzing dat naar de geselecteerde concrete acties gaat (%) |
Bijdrage voor klimaat-verandering van de voor steun geselecteerde concrete acties (EUR) |
Door de begunstigden bij de beheersautoriteit gedeclareerde totale subsidiabele uitgaven (EUR) |
Door de begunstigden bij de beheersautoriteit gedeclareerde totale subsidiabele overheidsuitgaven (EUR) |
Aandeel van de totale toewijzing dat gaat naar door de begunstigden gedeclareerde totale subsidiabele overheidsuitgaven (%) |
Bijdrage voor klimaatverande-ring van door de begunstigden bij de beheersautoriteit gedeclareerde totale subsidiabele overheidsuitgaven EUR) |
Aantal geselecteerde concrete acties |
||
|
Titel van de specifieke doelstelling <3.3.1 type=”S” input=”G”> |
<3.3.1 type=”S” input=”G”> |
Titel van de maatregel <3.3.1 type=”S” input=”G”> |
<3.3.1 type=”N” input=”M”> |
<3.3.1 type=”N” input=”M”> |
<3.3.1 type=”N” input=”G”> |
<3.3.1 type=”P” input=”G”> |
<3.3.1 type=”N” input=”M”> |
<3.3.1 type=”N” input=”M”> |
<3.3.1 type=”P” input=”M”> |
<3.3.1 type=”N” input=”G”> |
<3.3.1 type=”N” input=”M”> |
<3.3.1 type=”N” input=”M”> |
<3.3.1 type=”P” input=”M”> |
<3.3.1 type=”N” input=”G”> |
<3.3.1 type=”N” input=”M”> |
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
Technische bijstand |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TABEL 5
Kosten van buiten het programmagebied uitgevoerde acties (artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Unieprioriteit |
Voor steun uit het EFMZV in aanmerking komende uitgaven voor door de begunstigde bij de beheersautoriteit gedeclareerde concrete acties die buiten het programmagebied worden uitgevoerd (EUR) |
Aandeel van de totale financiële toewijzing voor de prioritaire as (%) |
||
|
<3.3.2 type=”N” input=”M”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
||
|
<3.3.2 type=”N” input=”M”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
||
|
<3.3.2 type=”N” input=”M”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
||
|
<3.3.2 type=”N” input=”M”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
||
|
<3.3.2 type=”N” input=”M”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
||
|
<3.3.2 type=”N” input=”M”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
||
Technische bijstand |
<3.3.2 type=”N” input=”M”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
||
TOTAAL OP |
<3.3.2 type=”N” input=”G”> |
<3.3.2 type=”P” input=”G”> |
4. Kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma en genomen corrigerende maatregelen
4.1. Maatregelen die zijn genomen om aan de ex-antevoorwaarden te voldoen (artikel 50, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
De lidstaten moeten informatie verstrekken over specifieke ex-antevoorwaarden waaraan bij de goedkeuring van het operationele programma niet was voldaan.
Beschrijving van de mate waarin aan de specifieke ex-antevoorwaarden is voldaan en van de daartoe genomen maatregelen, wat betreft de maatregelen en het tijdschema die waren gepland en waarin was voorzien in de partnerschapsovereenkomst en het operationele programma. (Enkel van toepassing voor de verslagen die in 2016 en 2017 moeten worden ingediend.)
TABEL 6
Maatregelen die zijn genomen om aan de toepasselijke EFMZV-specifieke ex-antevoorwaarden te voldoen
Thematische ex-antevoorwaarden waaraan niet of gedeeltelijk is voldaan |
Criteria waaraan niet is voldaan |
Te nemen maatregel |
Termijn (Datum) |
Voor de naleving verantwoordelijke instanties |
Binnen de termijn voltooide maatregel (J/N) |
Criteria waaraan is voldaan (J/N) |
Verwachte datum waarop alle maatregelen volledig zullen zijn uitgevoerd |
Opmerkingen |
Naam van de thematische ex-antevoorwaarde <4.1.1 type=”S” input=”S”> |
Naam van het criterium <4.1.1 type=”S” input=”S”> |
<4.1.1 type=”S” maxlength=”1000” input=”M”> |
<4.1.1 type=”D” maxlength=”10” input=”M”> |
<4.1.1 type=”S” maxlength=”500” input=”M”> |
<4.1.1 type=”B” input=”S”> |
<4.1.1 type=”B” input=”S”> |
<4.1.1 type=”D” input=”M”> |
<4.1.1 type=”S” maxlength=”1000” input=”M”> |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4.2. Kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma en de genomen corrigerende maatregelen (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
5. Informatie over ernstige inbreuken en corrigerende maatregelen (artikel 114, lid 2, van verordening (EU) nr. 508/2014)
Informatie over maatregelen die zijn genomen bij ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 10, lid 1, en bij niet-naleving van de in artikel 10, lid 2, vastgestelde duurzamheidsvoorwaarden, alsook over corrigerende maatregelen.
6. Informatie over de maatregelen die zijn genomen ter naleving van artikel 41, lid 8 (artikel 114, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014)
Geef een samenvatting van de maatregelen die zijn genomen om vooruitgang te boeken wat betreft de naleving van artikel 41, lid 8, waar is bepaald dat tot 60 % van de overheidssteun moet worden voorbehouden voor de kleinschalige kustvisserij; deze samenvatting moet ook gegevens bevatten over het werkelijke aandeel van de kleinschalige kustvisserij in de uit hoofde van de maatregel in artikel 41, lid 2, gefinancierde acties.
7. Informatie over de maatregelen die zijn genomen om de bekendmaking van de begunstigden te waarborgen (artikel 114, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014)
Geeft een samenvatting van de maatregelen die zijn genomen overeenkomstig bijlage V bij de EFMZV-verordening; in deze samenvatting moet bijzondere aandacht worden besteed aan de nationale wetgeving, met inbegrip van eventuele toepasselijke drempels voor de bekendmaking van gegevens van natuurlijke personen.
8. Activiteiten in verband met het evaluatieplan en samenvatting van de evaluaties (artikel 114, lid 2, van verordening (EU) nr. 508/2014 en artikel 50, lid 2, VAN Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Geef een samenvatting van de activiteiten die zijn verricht in verband met de uitvoering van het evaluatieplan; in deze samenvatting moet ook worden vermeld welk gevolg aan de bevindingen van de evaluaties is gegeven.
Voorts moet een samenvatting worden verstrekt van de bevindingen van alle evaluaties van het programma die in de loop van het vorige begrotingsjaar beschikbaar zijn geworden (met vermelding van de naam en de referentieperiode van de gebruikte evaluatieverslagen).
Verder moet hier worden vermeld op welke manier toegang wordt verleend tot de evaluaties die krachtens artikel 54, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 publiek beschikbaar zijn gemaakt.
9. Publiekssamenvatting (artikel 50, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Een publiekssamenvatting van de inhoud van de jaarverslagen over de uitvoering moet voor het publiek beschikbaar worden gemaakt.
[Een publiekssamenvatting van de inhoud van de jaarverslagen over de uitvoering moet voor het publiek beschikbaar worden gemaakt en geüpload als een afzonderlijk bestand in de vorm van een bijlage bij die verslagen. Voorgesteld formaat: upload als afzonderlijk bestand in SFC2014; geen gestructureerde gegevens; geen beperkingen op het aantal gebruikte karakters.]
10. Verslag over de uitvoering van de financieringsinstrumenten (artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Indien de managementautoriteit (ook beheersautoriteit genoemd) heeft beslist gebruik te maken van financieringsinstrumenten, moet zij de Commissie als bijlage bij het jaarverslag over de uitvoering een specifiek verslag toesturen over de concrete acties die financieringsinstrumenten omvatten; dit specifieke verslag moet worden opgesteld volgens het model in de krachtens artikel 46, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde uitvoeringshandeling.
Deel B — Gegevens die moeten worden ingediend in 2017 en 2019 en binnen de in artikel 138, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde termijn (bovenop de gegevens in deel A)
11. Beoordeling van de uitvoering van het operationele programma (artikel 50, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Voor elke Unieprioriteit moet een beoordeling worden gemaakt van de in deel A verschafte gegevens en van de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma (met vermelding van de bevindingen en aanbevelingen van de evaluaties)
Unieprioriteit |
Beoordeling van de gegevens en van de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma |
Titel van de Unieprioriteit <11.1 type=”S” input=”G”> |
<11.1 type=”S” maxlength=”7000” input=”M”> |
|
|
|
|
Beoordeling per Unieprioriteit of de geboekte vooruitgang voldoende is om de mijlpalen en streefdoelen uiteindelijk te bereiken, met vermelding van eventuele genomen of geplande corrigerende maatregelen.
Unieprioriteit |
Beoordeling of de geboekte vooruitgang voldoende is om de mijlpalen en streefdoelen uiteindelijk te bereiken, met vermelding van eventuele genomen of geplande corrigerende maatregelen |
Titel van de Unieprioriteit <11.2 type=”S” input=”G”> |
<11.2 type=”S” maxlength=”7000” input=”M”> |
|
|
|
|
12. Horizontale beginselen van de uitvoering (artikel 50, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Beoordeling van de uitvoering van specifieke maatregelen in het licht van de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 beschreven beginselen inzake partnerschap en meerlagig bestuur, met de klemtoon op de rol van de partners bij de uitvoering van het programma.
Beoordeling van de uitvoering van specifieke maatregelen in het licht van de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 beschreven beginselen inzake bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie, met inbegrip van toegankelijkheid voor personen met een handicap en de regelingen om de integratie van het genderperspectief in het operationele programma te waarborgen.
Beoordeling van de uitvoering van specifieke maatregelen in het licht van de in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 beschreven beginselen inzake duurzame ontwikkeling, met inbegrip van een overzicht van de maatregelen die zijn genomen om duurzame ontwikkeling te bevorderen.
13. Verslag over de steun die is gebruikt voor doelstellingen op het gebied van klimaatverandering (artikel 50, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
De cijfers worden automatisch berekend en worden opgenomen in tabel 4 inzake financiële gegevens. De weergegeven waarden kunnen worden toegelicht, met name wanneer de feitelijke gegevens lager liggen dan voorzien.
Deel C — Gegevens die moeten worden ingediend in 2019 en binnen de in artikel 138, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde termijn (bovenop de gegevens in deel A + B)
14. Slimme, duurzame en inclusieve groei (artikel 50, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Er moet informatie worden verstrekt over en een beoordeling worden gemaakt van de mate waarin het operationele programma heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.
15. Kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma — prestatiekader (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)
Wanneer uit de beoordeling van de vooruitgang ten aanzien van de mijlpalen en streefdoelen van het prestatiekader blijkt dat bepaalde mijlpalen en streefdoelen niet zijn bereikt, moeten de lidstaten in het verslag van 2019 (voor de mijlpalen) en binnen de in artikel 138, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bepaalde termijn (voor de streefdoelen) toelichten waaraan deze tekortkoming te wijten is.
(1) Legende voor de kenmerken van de velden:
|
type: N = getal, D = datum, S = string, C = checkbox, P = percentage, B = booleaanse operator |
|
input: M = manueel, S = selectie, G = gegenereerd door het systeem |
|
„maxlength” = maximum aantal karakters inclusief spaties |
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/137 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1363/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
66,1 |
IL |
88,5 |
|
MA |
85,8 |
|
TN |
139,2 |
|
TR |
107,0 |
|
ZZ |
97,3 |
|
0707 00 05 |
EG |
191,6 |
TR |
143,6 |
|
ZZ |
167,6 |
|
0709 93 10 |
MA |
81,3 |
TR |
132,4 |
|
ZZ |
106,9 |
|
0805 10 20 |
AR |
35,3 |
MA |
68,6 |
|
TR |
59,8 |
|
UY |
32,9 |
|
ZA |
50,0 |
|
ZW |
33,9 |
|
ZZ |
46,8 |
|
0805 20 10 |
MA |
62,9 |
ZZ |
62,9 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
93,2 |
MA |
75,3 |
|
TR |
74,4 |
|
ZZ |
81,0 |
|
0805 50 10 |
TR |
66,3 |
ZZ |
66,3 |
|
0808 10 80 |
BR |
59,1 |
CL |
80,2 |
|
NZ |
90,6 |
|
US |
92,9 |
|
ZA |
143,5 |
|
ZZ |
93,3 |
|
0808 30 90 |
CN |
97,9 |
US |
141,4 |
|
ZZ |
119,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/139 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1364/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 533/2007
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van vlees van pluimvee. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie. (3) |
(3) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid. |
(4) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Volg-nummer |
Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 ingediende aanvragen (in %) |
Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden (in kg) |
09.4067 |
1,483683 |
— |
09.4068 |
— |
1 199 000 |
09.4069 |
0,23566 |
— |
09.4070 |
— |
1 335 750 |
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/141 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1365/2014 VAN DE COMMISSIE
van 18 december 2014
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 1385/2007
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector pluimveevlees. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). |
(3) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid. |
(4) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 zijn ingediend, wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 en die aan de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 moeten worden toegevoegd, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Volg-nummer |
Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2015 ingediende aanvragen (in %) |
Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 beschikbare hoeveelheden (in kg) |
09.4410 |
0,215749 |
— |
09.4411 |
0,217864 |
— |
09.4412 |
0,226654 |
— |
09.4420 |
0,302297 |
— |
09.4421 |
— |
175 000 |
09.4422 |
0,306842 |
— |
BESLUITEN
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/143 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 16 december 2014
ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's
(2014/930/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 300 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt de regels voor de samenstelling van het Comité van de Regio's vast. |
(2) |
Artikel 305 VWEU bepaalt dat de Raad de samenstelling bepaalt van het Comité van de Regio's. Het aantal leden mag niet meer dan 350 bedragen. |
(3) |
Het Comité van de Regio's stelde op 6 oktober 2010 aanbevelingen vast aan de Commissie en de Raad over de toekomstige samenstelling van het Comité van de Regio's (1). |
(4) |
Het huidige evenwicht in de samenstelling van het Comité van de Regio's moet zoveel mogelijk worden gehandhaafd, aangezien dit het resultaat is van achtereenvolgende intergouvernementele conferenties. |
(5) |
Dit besluit is tijdelijk van aard aangezien het wordt vastgesteld om een specifiek juridisch probleem op te lossen, te weten het verschil tussen het totaal aantal leden van het Comité van de Regio's dat het resultaat is van de achtereenvolgende intergouvernementele conferenties, en het maximumaantal leden volgens artikel 305 VWEU. |
(6) |
Dit besluit wordt vastgesteld in het kader van de huidige specifieke omstandigheden van het Comité van de Regio's, en schept geen precedent voor de samenstelling van enige instelling. |
(7) |
Dit besluit wordt, op basis van een voorstel van de Commissie, op tijd voor het mandaat van het Comité dat in 2020 begint of in ieder geval met het oog op de volgende uitbreiding, door de Raad herzien. |
(8) |
De herziening wordt gebaseerd op het resultaat van het onderhavige besluit, met inachtneming van het bij dezen vastgestelde aantal zetels voor lidstaten waarop de huidige wijziging betrekking heeft. Als gevolg van deze herziening zal een verdere vermindering van het aantal zetels niet van toepassing zijn op lidstaten waarop het onderhavige besluit betrekking heeft. |
(9) |
Om ervoor te zorgen dat het Comité van de Regio's tot het einde van de ambtstermijn van de huidige leden is samengesteld in overeenstemming met artikel 24 van de Toetredingsakte van de Republiek Kroatië, moet de inwerkingtreding van dit besluit tot die datum worden uitgesteld, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het aantal leden van het Comité van de Regio's is als volgt:
België |
12 |
Bulgarije |
12 |
Tsjechië |
12 |
Denemarken |
9 |
Duitsland |
24 |
Estland |
6 |
Ierland |
9 |
Griekenland |
12 |
Spanje |
21 |
Frankrijk |
24 |
Kroatië |
9 |
Italië |
24 |
Cyprus |
5 |
Letland |
7 |
Litouwen |
9 |
Luxemburg |
5 |
Hongarije |
12 |
Malta |
5 |
Nederland |
12 |
Oostenrijk |
12 |
Polen |
21 |
Portugal |
12 |
Roemenië |
15 |
Slovenië |
7 |
Slowakije |
9 |
Finland |
9 |
Zweden |
12 |
Verenigd Koninkrijk |
24. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 26 januari 2015.
Gedaan te Brussel, 16 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
(1) CdR 137/2010 fin (https://dm.cor.europa.eu/corDocumentSearch/Pages/redsearch.aspx).
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/145 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
van 16 december 2014
tot verlenging van Uitvoeringsbesluit 2012/181/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
(2014/931/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij brieven, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 28 april 2014 en 22 augustus 2014, heeft Roemenië verzocht om machtiging voor een maatregel die afwijkt van artikel 287, punt 18, van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 65 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding tot de Unie geldende omrekeningskoers, van de btw te mogen blijven vrijstellen („de maatregel”). Door de maatregel zullen deze belastingplichtigen van sommige of alle in de hoofdstukken 2 tot en met 6 van titel XI van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde btw-verplichtingen ontheven blijven. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 1 september 2014 van het verzoek van Roemenië in kennis gesteld. Bij brief van 3 september 2014 heeft de Commissie Roemenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |
(3) |
Krachtens titel XII van Richtlijn 2006/112/EG mogen de lidstaten al een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen. Volgens punt 18 van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG mag Roemenië vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 35 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van toetreding geldende omrekeningskoers. |
(4) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2012/181/EU van de Raad (2), heeft Roemenië machtiging gekregen om, bij wijze van uitzondering en tot 31 december 2014, vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 65 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van toetreding geldende omrekeningskoers. Aangezien dit hogere drempelbedrag de btw-verplichtingen voor de kleinere bedrijven heeft verlicht, terwijl deze bedrijven overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG nog altijd voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen, dient Roemenië te worden gemachtigd de maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode te verlengen. |
(5) |
Uit de door Roemenië verstrekte gegevens blijkt dat de maatregel geen noemenswaardige invloed zal hebben op de btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik. |
(6) |
De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het tweede lid van artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2012/181/EU wordt de datum „31 december 2014” vervangen door „31 december 2017”.
Artikel 2
Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2015.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot Roemenië.
Gedaan te Brussel, 16 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) Uitvoeringsbesluit 2012/181/EU van de Raad van 26 maart 2012 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 26).
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/147 |
BESLUIT 2014/932/GBVB VAN DE RAAD
van 18 december 2014
betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 26 februari 2014 Resolutie 2140 (2014) aangenomen, onder verwijzing naar VN-Resoluties 2014 (2011), 2051 (2012) en de presidentiële verklaring van de Veiligheidsraad van 15 februari 2013, en waarbij werd herhaald dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties sterk hecht aan de eenheid, soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Jemen. |
(2) |
Resolutie 2140 (2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (UNSCR) bepaalt dat reisbeperkingen moeten worden toegepast op de door het Comité dat is opgericht krachtens punt 19 van UNSCR 2140 (2014) („het Comité”) aan te wijzen personen en dat tegoeden en vermogensbestanddelen van de door het Comité aan te wijzen personen of entiteiten moeten worden bevroren. |
(3) |
Het Comité heeft op 7 november 2014 drie personen aangewezen overeenkomstig de criteria van punt 17 van UNSCR 2140 (2014). |
(4) |
Om bepaalde maatregelen uit te voeren is een optreden van de Unie nodig, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat personen die door het Comité op de lijst zijn gezet wegens het verrichten of steunen van handelingen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Jemen bedreigen, hun grondgebied binnenkomen of over hun grondgebied reizen, waaronder doch niet uitsluitend:
a) |
handelingen die de succesvolle voltooiing van de politieke transitie, zoals omschreven in de overeenkomst betreffende het initiatief en het uitvoeringsmechanisme van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC), belemmeren of ondergraven; |
b) |
handelingen die op gewelddadige wijze verhinderen dat de resultaten van het eindrapport van de brede conferentie voor nationale dialoog worden uitgevoerd of aanslagen op vitale infrastructuur, of |
c) |
de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de toepasselijke internationale mensenrechten of het internationale humanitaire recht, of een inbreuk op de mensenrechten vormen, in Jemen. |
De lijst van de in dit lid bedoelde personen is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
2. Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.
3. Lid 1 is niet van toepassing indien binnenkomst of doorreis noodzakelijk is voor het deelnemen aan gerechtelijke procedures.
4. Lid 1 is niet van toepassing indien een lidstaat per geval vaststelt dat deze binnenkomst of doorreis nodig is om vrede en stabiliteit in Jemen dichterbij te brengen, en de lidstaat vervolgens het Comité binnen 48 uur op de hoogte brengt van deze vaststelling.
5. Lid 1 is niet van toepassing wanneer het Comité, per geval vaststelt:
a) |
dat binnenkomst of doorreis noodzakelijk is om humanitaire redenen, religieuze voorschriften daaronder begrepen, of |
b) |
dat een ontheffing een gunstige invloed zal hebben op de vrede en nationale verzoening in Jemen. |
6. In de gevallen waarin een lidstaat krachtens de leden 3, 4, of 5, machtiging verleent tot binnenkomst of doorreis op zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de bij de machtiging betrokken personen.
Artikel 2
1. Alle tegoeden en economische middelen die eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van personen of entiteiten die door het Comité op de lijst zijn gezet wegens het verrichten of steunen van handelingen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Jemen bedreigen, waaronder doch niet uitsluitend:
a) |
handelingen die de succesvolle voltooiing van de politieke transitie, zoals omschreven in de overeenkomst betreffende het initiatief en het uitvoeringsmechanisme van de Samenwerkingsraad van de Golf (GCC), belemmeren of ondergraven; |
b) |
handelingen die op gewelddadige wijze verhinderen dat de resultaten van het eindrapport van de brede conferentie voor nationale dialoog worden uitgevoerd of aanslagen op vitale infrastructuur, of |
c) |
planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de toepasselijke internationale mensenrechten of het internationale humanitaire recht, of een inbreuk op de mensenrechten vormen, in Jemen; |
of van personen of entiteiten die namens hen of onder hun leiding optreden, of van entiteiten die eigendom zijn van of onder hun zeggenschap staan, worden bevroren.
De lijst van de in dit lid bedoelde personen en entiteiten is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
2. Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de op de lijsten in de bijlage bij dit besluit vermelde personen of entiteiten.
3. Lidstaten mogen ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden en economische middelen die:
a) |
noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of nutsvoorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen. |
De uitzondering wordt toegestaan nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van zijn voornemen om, naargelang het geval, de toegang tot de tegoeden of economische middelen toe te staan, en het Comité niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving een negatief besluit heeft genomen.
4. Lidstaten mogen ook ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden of economische middelen die:
a) |
noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven, mits de betrokken lidstaat het Comité in kennis heeft gesteld van deze vaststelling en het Comité deze vaststelling heeft goedgekeurd, of |
b) |
het voorwerp zijn van een rechterlijk, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis, in welk geval de tegoeden en economische middelen kunnen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of het vonnis ten uitvoer te leggen, mits het retentierecht of het vonnis dateert van vóór de datum waarop de persoon of entiteit in de bijlage was opgenomen, het retentierecht of het vonnis niet ten goede komt aan een in artikel 1 bedoelde persoon of entiteit; en de betrokken lidstaat het Comité ervan in kennis heeft gesteld. |
5. Lid 1 belet niet dat een aangewezen persoon of entiteit betalingen doet die verschuldigd zijn wegens een contract dat is gesloten voordat de persoon of entiteit op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt ontvangen door een in artikel 2, lid 1, bedoelde persoon of entiteit en de betaling geschiedt nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van het voornemen de betaling te verrichten of te ontvangen, dan wel te dien einde, in voorkomend geval, toestemming te verlenen tot het vrijgeven van de bevroren tegoeden, andere financiële activa of economische middelen, tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend.
6. Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten op die rekeningen, of |
b) |
betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of die zijn ontstaan vóór de datum waarop beperkende maatregelen van dit besluit op deze rekeningen van toepassing werd; |
met dien verstande dat met betrekking tot de voormelde rente, andere inkomsten en betalingen lid 1 van toepassing blijft.
Artikel 3
De Raad stelt de lijst van de bijlage vast en wijzigt deze in overeenstemming met de besluiten van de Veiligheidsraad of van het Comité.
Artikel 4
1. Wanneer de Veiligheidsraad of het Comité een persoon of entiteit op de lijst plaatst, neemt de Raad die persoon of entiteit op in de bijlage. De Raad stelt de betrokkene in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken persoon daarover opmerkingen kan indienen.
2. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokkene daarvan op de hoogte.
Artikel 5
1. In de bijlage worden de door de Veiligheidsraad of het Comité opgegeven redenen vermeld waarom personen of entiteiten op de lijst zijn geplaatst.
2. De bijlage bevat tevens, wanneer beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad of het Comité is verstrekt en die nodig is om de betrokken personen of entiteiten te kunnen identificeren. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.
Artikel 6
Dit besluit wordt zo nodig gewijzigd of ingetrokken overeenkomstig de vaststellingen van de Veiligheidsraad.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
BIJLAGE
Lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 2, leden 1 en 2
PERSONEN
1. |
Abdullah Yahya Al Hakim (aliassen: a) Abu Ali al Hakim, b) Abu-Ali al-Hakim, c) Abdallah al-Hakim, d) Abu Ali Alhakim, e) Abdallah al-Mu'ayyad). Naam in oorspronkelijk schrift: Plaatsing op de lijst: Onderbevelhebber Houthi-groep. Adres: Dahyan, gouvernement Sa'dah, Jemen. Geboortedatum: a) Rond 1985, b) Tussen 1984 en 1986. Geboorteplaats: a) Dahyan, Jemen; b) gouvernement Sa'dah, Jemen. Nationaliteit: Jemenitisch. Overige informatie: Geslacht: mannelijk. Datum plaatsing op de VN-lijst:7.11.2014. Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:
|
2. |
Abd Al-Khaliq Al-Huthi (aliassen: a) Abd-al-Khaliq al-Huthi, b) Abd-al-Khaliq Badr-al-Din al Huthi, c)'Abd al-Khaliq Badr al-Din al-Huthi, d) Abu-Yunus). Naam in oorspronkelijk schrift: Hoedanigheid: Militaire bevelhebber van de Houthi. Geboortedatum: 1984. Nationaliteit: Jemenitisch. Overige informatie: Geslacht: mannelijk. Datum plaatsing op de VN-lijst:7.11.2014. Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:
|
3. |
Ali Abdullah Saleh (alias: Ali Abdallah Salih) Naam in oorspronkelijk schrift: Hoedanigheid: a) voorzitter van de General People's Congress Party van Jemen, b) voormalig president van de Republiek Jemen. Geboortedatum: a)21.3.1945, b)21.3.1946, c)21.3.1942, d)21.3.1947. Geboorteplaats: a) Bayt al-Ahmar, gouvernement Sanaa, Jemen; b) Sanaa, Jemen; c) Sana'a, Sanhan, Al-Rib' al-Sharqi. Nationaliteit: Jemenitisch. Paspoortnummer: 00016161 (Jemen). Nationaal identiteitsnummer: 01010744444. Overige informatie: Geslacht: mannelijk. Datum plaatsing op de VN-lijst:7.11.2014. Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:
|
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/152 |
BESLUIT 2014/933/GBVB VAN DE RAAD
van 18 december 2014
tot wijziging van Besluit 2014/386/GBVB betreffende beperkende maatregelen als antwoord op de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 23 juni 2014 heeft de Raad Besluit 2014/386/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
Aangezien er nog steeds geen einde is gekomen aan de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol, is de Raad van oordeel dat maatregelen moeten worden genomen om investeringen in de Krim en in Sebastopol nog meer te beperken. |
(3) |
De verbodsbepalingen inzake investeringen van dit besluit en de handelsbeperkingen voor goederen en technologie voor gebruik in bepaalde sectoren in de Krim of in Sebastopol moeten gelden voor entiteiten die hun statutaire zetel, centrale administratie of hoofdvestiging in de Krim of in Sebastopol hebben, voor hun dochterondernemingen of filialen onder hun zeggenschap in de Krim of in Sebastopol, en voor bijkantoren en andere entiteiten die werkzaam zijn in de Krim of in Sebastopol. |
(4) |
Bovendien moet de handel in goederen en technologie bestemd voor gebruik in bepaalde sectoren in de Krim of in Sebastopol worden beperkt. Voor de toepassing van dit besluit moet de plaats van gebruik van goederen en technologie worden bepaald op basis van een beoordeling van objectieve elementen, waaronder de bestemming van de zending, de postcodes van de leverplaatsen, aanwijzingen over de plaats van gebruik en door de invoerder aangebrachte aanwijzingen. Het concept „plaats van gebruik” moet gelden voor goederen en technologie die permanent in de Krim of in Sebastopol worden gebruikt. |
(5) |
Diensten in de sectoren vervoer, telecommunicatie, energie of de prospectie, exploratie en productie van olie, gas en minerale rijkdommen, alsmede diensten in verband met toeristische activiteiten in de Krim of in Sebastopol, ook in de maritieme sector, moeten worden verboden. |
(6) |
De verbodsbepalingen of beperkingen van dit besluit kunnen niet worden uitgelegd als het verhinderen of beperken van de doorreis van natuurlijke of rechtspersonen of entiteiten van de Unie over het grondgebied van de Krim of Sebastopol. |
(7) |
De verbodsbepalingen en beperkingen in dit besluit zijn niet van toepassing op het rechtmatig handel drijven met entiteiten buiten de Krim of Sebastopol die in de Krim of in Sebastopol actief zijn, indien er geen redelijke gronden zijn om tot de conclusie te komen dat de desbetreffende goederen of diensten zijn bestemd voor gebruik in de Krim of in Sebastopol, of indien de betrokken investeringen niet zijn bestemd voor ondernemingen of dochterondernemingen of filialen onder hun zeggenschap in de Krim of in Sebastopol. |
(8) |
Om uitvoering te geven aan bepaalde maatregelen, is een bijkomend optreden van de Unie vereist. |
(9) |
Besluit 2014/386/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2014/386/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De artikelen 4 bis tot en met 4 sexies worden vervangen door: „Artikel 4 bis 1. Er geldt een verbod op:
De verbodsbepalingen en beperkingen in dit artikel zijn niet van toepassing op het rechtmatig handel drijven met entiteiten buiten de Krim of Sebastopol, waarbij de betrokken investeringen niet zijn bedoeld voor entiteiten in de Krim of in Sebastopol. 2. De in lid 1 vastgestelde verbodsbepalingen:
3. Het is verboden om bewust of opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in lid 1 vastgestelde verbodsbepalingen worden omzeild. Artikel 4 ter 1. De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van technologie en goederen, door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten — ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen — of met gebruik van de onder de rechtsmacht van de lidstaten vallende schepen of vliegtuigen, is verboden,
in de volgende sectoren:
2. Het verlenen of verstrekken van:
is verboden. 3. De verbodsbepalingen als bedoeld in lid 1 en in lid 2, wanneer zij verband houden met lid 1, onder b), gelden niet wanneer er geen redelijke gronden zijn om tot de conclusie te komen dat de goederen en technologie of de in lid 2 bedoelde diensten zijn bestemd voor gebruik in de Krim of in Sebastopol. 4. De in de leden 1 en 2 vastgestelde verbodsbepalingen laten onverlet dat tot en met 21 maart 2015 uitvoering wordt gegeven aan contracten die zijn gesloten vóór 20 december 2014, of aan aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van voornoemde contracten. 5. Het is verboden om bewust of opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 vastgestelde verbodsbepalingen worden omzeild. 6. De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke voorwerpen onder dit artikel moeten vallen. Artikel 4 quater 1. Het is verboden technische bijstand, tussenhandeldiensten, bouwdiensten of ingenieursdiensten te verlenen die rechtstreeks verband houden met infrastructuur in de Krim of in Sebastopol in artikel 4 ter, lid 1, bedoelde sectoren, ongeacht de herkomst van de goederen of technologie. 2. De in lid 1 bedoelde verbodsbepalingen laten onverlet dat tot en met 21 maart 2015 uitvoering wordt gegeven aan contracten die zijn gesloten vóór 20 december 2014, of aan aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van voornoemde contracten. 3. Het is verboden om bewust of opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild. Artikel 4 quinquies 1. De bevoegde autoriteiten kunnen toestemming verlenen met betrekking tot de in artikel 4 bis, lid 1, artikel 4 ter, lid 2, en artikel 4 quater, lid 1, bedoelde activiteiten, en met betrekking tot de in artikel 4 ter, lid 1, bedoelde goederen en technologie, op voorwaarde dat deze:
2. De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor transacties met betrekking tot de in artikel 4 bis, lid 1, bedoelde activiteiten, mits de transactie betrekking heeft op onderhoud om de veiligheid van bestaande infrastructuur te waarborgen. 3. De bevoegde autoriteiten kunnen tevens toestemming verlenen met betrekking tot de in artikel 4 ter, lid 1, bedoelde goederen en technologie, en met betrekking tot de in de artikelen 4 ter, lid 2, en artikel 4 quater, bedoelde activiteiten, wanneer de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van die goederen of technologie, of het uitvoeren van die activiteiten, noodzakelijk is voor de dringende preventie of beperking van de gevolgen van een gebeurtenis die ernstige en aanzienlijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de mens, waaronder de veiligheid van de bestaande infrastructuur, of voor het milieu zou kunnen hebben. In naar behoren gemotiveerde noodgevallen mag de verkoop, levering, overdracht of uitvoer zonder voorafgaande toestemming plaatsvinden, op voorwaarde dat de uitvoerder de bevoegde autoriteit daarvan kennis geeft binnen een termijn van vijf werkdagen na de verkoop, levering, overdracht of uitvoer en bij die kennisgeving de nadere motivering verstrekt voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer zonder voorafgaande toestemming. De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de uit hoofde van dit lid genomen maatregelen en wisselen andere relevante informatie waarover zij beschikken uit. Artikel 4 sexies 1. Het verrichten van diensten die direct gerelateerd zijn aan toeristische activiteiten in de Krim of in Sebastopol door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten, of met gebruikmaking van schepen of vliegtuigen waarover de lidstaten rechtsmacht uitoefenen, is verboden. 2. Het is schepen die cruisediensten verrichten verboden een in het schiereiland de Krim gelegen haven binnen te varen of aan te doen. De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke havens onder dit lid moeten vallen. 3. De in lid 2 bedoelde verbodsbepaling geldt niet wanneer een schip in een noodgeval om redenen van maritieme veiligheid een van de in het schiereiland de Krim gelegen havens binnenvaart of aandoet. De bevoegde autoriteit wordt binnen vijf werkdagen in kennis gesteld van het binnenvaren of aandoen van de haven. 4. De in lid 1 vastgestelde verbodsbepalingen laten onverlet dat tot en met 21 maart 2015 uitvoering wordt gegeven aan contracten die zijn gesloten vóór 20 december 2014, of aan aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van voornoemde contracten. 5. Het is verboden om bewust of opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in lid 1 vastgestelde verbodsbepalingen worden omzeild.” . |
2) |
De artikelen 4 septies en 4 octies worden geschrapt. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 18 december 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
S. GOZI
(1) PB L 183 van 24.6.2014, blz. 70.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/156 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2014
betreffende de intrekking van de verwijzing in het Publicatieblad van de Europese Unie naar de norm EN 13525:2005+A2:2009 inzake houtversnipperaars uit hoofde van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9507)
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/934/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines, en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (1), en met name artikel 10,
Gezien het advies van het bij artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte comité,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Wanneer een nationale norm die de omzetting is van een geharmoniseerde norm waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, één of meer van de in bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG genoemde essentiële veiligheids- en gezondheidseisen omvat, wordt aangenomen dat de volgens deze norm gebouwde machine voldoet aan de desbetreffende essentiële veiligheids- en gezondheidseisen. |
(2) |
In juli 2012 heeft Frankrijk krachtens artikel 10 van Richtlijn 2006/42/EG formeel bezwaar ingediend met betrekking tot de norm EN 13525:2005+A2:2009 „Bosbouwmachines — Houtversnipperaars — Veiligheid”, waarvoor het Europees Comité voor normalisatie (CEN) harmonisatie uit hoofde van Richtlijn 2006/42/EG had voorgesteld. De norm vervangt de vorige versie EN 13525:2005+A1:2007, waarvan de referenties op 6 november 2007 voor het eerst in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt zijn (3). |
(3) |
Het formele bezwaar werd ingediend omdat de bepalingen 4.2.4 Invoerstopbediening en 4.3.3 Gevaren in verband met invoer- en versnipperonderdelen van de norm de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen in bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG niet voldoende zouden omvatten, aangezien daarin onvoldoende rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat bedieners bekneld kunnen raken en naar gevaarlijke bewegende delen van de machine kunnen worden getrokken zonder in staat te zijn de noodstopfunctie in te schakelen. |
(4) |
Na de norm EN 13525:2005+A2:2009 samen met de vertegenwoordigers van het bij artikel 22 van Richtlijn 2006/42/EG opgerichte comité te hebben onderzocht, heeft de Commissie geconcludeerd dat deze norm niet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen in de punten 1.3.7 Risico's in verband met de bewegende delen en 1.3.8.2 Bewegende delen die voor de bewerking dienen van bijlage I bij Richtlijn 2006/42/EG voldoet omdat de machines die overeenkomstig deze voorschriften zijn ontworpen, grote risico's voor de bedieners en derden inhouden en er dodelijke ongelukken hebben plaatsgevonden. |
(5) |
Aangezien de veiligheidsaspecten van de norm EN 13525:2005+A2:2009 moeten worden verbeterd, moet de verwijzing naar die norm in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingetrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De verwijzing naar de norm EN 13525:2005+A2:2009 „Bosbouwmachines — Houtversnipperaars — Veiligheid” in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt ingetrokken.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 17 december 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.
(2) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(3) PB C 264 van 6.11.2007, blz. 1.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/158 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2014
betreffende de erkenning van Japan overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9590)
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/935/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (1), en met name artikel 19, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2008/106/EG kunnen lidstaten besluiten door derde landen afgegeven passende vaarbevoegdheidsbewijzen te erkennen wanneer de betrokken landen door de Commissie zijn erkend. Die derde landen moeten voldoen aan alle vereisten van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) over de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van 1978 (het STCW-verdrag), als gewijzigd. |
(2) |
In een brief van vrijdag 13 mei 2005 heeft Cyprus gevraagd om Japan te erkennen. De Commissie heeft daarop contact opgenomen met de Japanse autoriteiten met het oog op een onderzoek van hun opleidings- en diplomeringssysteem, om na te gaan of het land voldoet aan alle vereisten van het STCW-verdrag en of passende maatregelen zijn getroffen om fraude met diploma's tegen te gaan. Daarbij werd uitgelegd dat de beoordeling zou gebeuren op grond van de resultaten van een onderzoeksinspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid. Na lange discussies over het regelgevingskader van de Europese Unie gingen de Japanse autoriteiten bij brief van 8 maart 2011 akkoord met een inspectiebezoek. Vervolgens beoordeelde de Commissie het Japanse opleidings- en diplomeringssysteem voor zeevarenden op grond van de resultaten van een inspectie door deskundigen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in februari 2012 en het antwoord van de Japanse autoriteiten van 10 januari 2014 op het verzoek van 25 oktober 2012 om een vrijwillig actieplan met corrigerende maatregelen. |
(3) |
De beoordeling bracht geen ernstige problemen aan het licht, hoewel er enkele aandachtspunten waren. Vooral het stelsel voor kwaliteitsnormen van de maritieme instanties en de maritieme studie- en opleidingsinstellingen dekte bepaalde procedures niet. Ook de syllabi en de praktische opleiding die zijn vastgesteld in de nationale normen, garandeerden niet dat bepaalde voorgeschreven bekwaamheidsniveaus voor reddings- en brandbestrijdingscursussen werden gehaald. |
(4) |
Volgens de Japanse wetgeving konden kandidaten voor een vaarbevoegdheidsbewijs hun diensttijd voltooien aan boord van schepen die lichter of minder krachtig waren dan vermeld in het af te geven diploma of aan boord van vissersvaartuigen of schepen van de kustwacht. Om ervoor te zorgen dat deze diensttijd relevant was voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs en dat alle nodige vaardigheden tijdens de diensttijd werden verworven, paste de administratie bepaalde criteria toe voor kandidaten die twaalf maanden diensttijd hadden voltooid als onderdeel van een goedgekeurd opleidingsprogramma. Uit een analyse van de documentatie van de Japanse autoriteiten is echter gebleken dat de administratie niet kon garanderen dat deze diensttijd relevant is voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs en dat alle relevante vaardigheden tijdens deze diensttijd zijn verworven in het geval van kandidaten die 36 maanden diensttijd hebben voltooid. Ook bleek dat de administratie niet kon garanderen dat deze diensttijd relevant was voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs en dat alle relevante vaardigheden tijdens deze diensttijd zijn verworven met het oog op de verlenging en aanpassing van de diploma's van alle kandidaten. |
(5) |
Ten slotte eiste de administratie van kandidaten die een goedgekeurde diensttijd van twaalf maanden hadden voltooid als onderdeel van een goedgekeurd opleidingsprogramma, dat zij een goedgekeurde opleiding voltooiden om in aanmerking te komen voor diplomering op operationeel niveau. De administratie bleek echter van kandidaten die een goedgekeurde diensttijd van 36 maanden hadden voltooid, niet te eisen dat zij een goedgekeurde opleiding voltooiden om in aanmerking te komen voor diplomering op operationeel niveau. |
(6) |
De Commissie verzocht de Japanse autoriteiten bij brief van 5 juni 2014 om aan de hand van relevante documentatie de nodige uitleg te geven over de kwesties die in de beoordeling aan bod kwamen. De Japanse autoriteiten hebben op 4 augustus 2014 geantwoord. |
(7) |
De Japanse autoriteiten hebben documenten ingediend waaruit moet blijken dat alle ontbrekende procedures nu worden gedekt door een stelsel van kwaliteitsnormen. Ook hebben zij nieuwe wetgeving opgesteld en hun faciliteiten aangepast om de ontbrekende normen in de reddings- en brandbestrijdingscursussen op te nemen. |
(8) |
Wat betreft de controle door de administratie dat de diensttijd relevant voor het aangevraagde vaarbevoegdheidsbewijs is en dat alle relevante vaardigheden zijn verworven tijdens de diensttijd in het geval van kandidaten die 36 maanden diensttijd hebben voltooid en degenen die de verlenging en aanpassing van hun vaarbevoegdheidsbewijs hebben aangevraagd, hebben de Japanse autoriteiten geantwoord dat zij de criteria voor diplomering, aanpassing en verlenging met betrekking tot de omvang van het schip, het navigatiegebied en de capaciteit, wel degelijk toepassen. De toepassing van deze criteria werd in de verstrekte informatie echter niet voldoende aangetoond. |
(9) |
Wat betreft de voltooiing van een goedgekeurde opleiding door kandidaten met 36 maanden diensttijd die diplomering op operationeel niveau aanvragen, hebben de Japanse autoriteiten geantwoord dat dit in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van het STCW-verdrag. Die overeenstemming werd in de verstrekte informatie echter niet voldoende aangetoond. |
(10) |
Hoewel de bezorgdheid die in de beoordeling werd geuit niet volledig wordt weggenomen door de antwoorden op de laatste twee punten, wordt het algemene niveau van naleving door Japan van de voorschriften van het STCW-verdrag inzake de opleiding en diplomering van zeevarenden niet in vraag gesteld. |
(11) |
Uit de eindbeoordeling blijkt dat Japan aan de eisen van het STCW-verdrag voldoet en dat het land passende maatregelen heeft getroffen om fraude met diploma's te voorkomen. |
(12) |
De lidstaten hebben een verslag gekregen met de resultaten van de beoordeling. |
(13) |
De in dit besluit vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen. |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de toepassing van artikel 19 van Richtlijn 2008/106/EG wordt Japan erkend wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 17 december 2014.
Voor de Commissie
Violeta BULC
Lid van de Commissie
(1) PB L 323 van 3.12.2008, blz. 33.
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/160 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2014
tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Italië
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 10143)
(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/936/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,
Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aviaire influenza is een virale infectieziekte bij vogels, waaronder pluimvee. Infecties met aviaire-influenzavirussen bij gedomesticeerd pluimvee veroorzaken twee hoofdvormen van de ziekte met een verschillende virulentie. De laagpathogene vorm leidt in de regel slechts tot milde symptomen, terwijl de hoogpathogene vorm bij de meeste pluimveesoorten een zeer hoge sterfte veroorzaakt. Die ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij. |
(2) |
Aviaire influenza wordt vooral bij vogels aangetroffen, maar onder bepaalde omstandigheden kan de infectie ook bij mensen voorkomen, al is die kans in de regel erg klein. |
(3) |
Bij een uitbraak van aviaire influenza bestaat het risico dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden. Dan kan de ziekte zich ook van de ene lidstaat naar de andere of naar derde landen verspreiden door de handel in levende vogels en producten daarvan. |
(4) |
Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (3) bevat bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza alsook de minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een uitbraak van aviaire influenza onder pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels moeten worden genomen. Die richtlijn voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza. |
(5) |
Italië heeft de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in een bedrijf op zijn grondgebied waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden en heeft onmiddellijk de vereiste maatregelen krachtens Richtlijn 2005/94/EG genomen, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden, die in de delen A en B van de bijlage bij dit besluit nader worden aangegeven. |
(6) |
De Commissie heeft die maatregelen in samenwerking met Italië bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van die door de bevoegde autoriteit in die lidstaat ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van het bedrijf waar de uitbraak is bevestigd. |
(7) |
Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten die in Italië ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden snel op EU-niveau worden vastgesteld, en moet worden bepaald dat dat geen zendingen van levend pluimvee, legrijp pluimvee, eendagskuikens en broedeieren uit die gebieden naar andere lidstaten of derde landen mogen worden verzonden. |
(8) |
Dienovereenkomstig moeten de beschermings- en toezichtsgebieden in Italië, waarin de veterinaire bestrijdingsmaatregelen van Richtlijn 2005/94/EG worden toegepast, in de bijlage bij dit besluit worden vastgesteld, tezamen met de duur van die regionalisering. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Italië ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de lijst van de delen A en B van de bijlage bij dit besluit zijn opgenomen.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Brussel, 17 december 2014.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG(PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).
BIJLAGE
DEEL A
Beschermingsgebied als bedoeld in artikel 1:
ISO- landen- code |
Lidstaat |
Code (indien beschikbaar) |
Naam |
Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2005/94/EG |
IT |
Italië |
45014 |
Gebied omvattend: Porto Viro |
9 januari 2015 |
DEEL B
Toezichtsgebied als bedoeld in artikel 1:
ISO- landen- code |
Lidstaat |
Code (indien beschikbaar) |
Naam |
Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG |
IT |
Italië |
|
Gebied omvattend: |
18 januari 2015 |
45011 |
Adria |
|||
45012 |
Ariano nel Polesine |
|||
30015 |
Chioggia |
|||
45015 |
Corbola |
|||
45017 |
Loreo |
|||
45010 |
Rosolina |
|||
45019 |
Taglio di Po |
|||
45018 |
Porto Tolle |
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/163 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 11 december 2014
houdende de goedkeuring van de omvang van in 2015 uit te geven munten
(ECB/2014/53)
(2014/937/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid artikel 128, lid 2, en artikel 140, lid 2,
Gezien Besluit 2014/509/EU van de Raad van 23 juli 2014 betreffende de aanneming van de euro door Litouwen op 1 januari 2015 (1), en inzonderheid artikel 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft vanaf 1 januari 1999 het alleenrecht de omvang van de muntenuitgifte door de lidstaten die de euro als munt hebben goed te keuren. |
(2) |
De in artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 bedoelde derogatie van Litouwen is met ingang van donderdag 1 januari 2015 ingetrokken. |
(3) |
De 18 deelnemende lidstaten die de euro als munt hebben, en Litouwen, hebben hun schattingen van de omvang van in 2015 uit te geven euromunten, voorzien van een toelichting betreffende de gevolgde schattingsmethodologie, ter goedkeuring aan de ECB voorgelegd, |
(4) |
Aangezien het recht van de lidstaten om euromunten uit te geven is onderworpen aan de goedkeuring door de ECB van de uitgifteomvang, mag de door de ECB goedgekeurde omvang door de lidstaten niet overschreden worden zonder voorafgaande goedkeuring door de ECB, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Goedkeuring van de omvang van in 2015 uit te geven euromunten
De ECB keurt hierbij de omvang van de euromuntenuitgifte in 2015 door de lidstaten die de euro als munt hebben, zoals in onderstaande tabel beschreven, goed:
(in miljoen EUR) |
|
|
Uitgifte van munten bestemd voor circulatie en uitgifte van munten voor verzamelaars (niet bestemd voor circulatie) in 2015 |
België |
0,8 |
Duitsland |
529,0 |
Estland |
10,3 |
Ierland |
39,0 |
Griekenland |
13,3 |
Spanje |
301,4 |
Frankrijk |
230,0 |
Italië |
41,5 |
Cyprus |
10,0 |
Litouwen |
120,7 |
Luxemburg |
45,0 |
Malta |
8,7 |
Nederland |
52,5 |
Letland |
30,6 |
Oostenrijk |
248,0 |
Portugal |
30,0 |
Slovenië |
13,0 |
Slowakije |
13,4 |
Finland |
60,0 |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt op de dag van notificatie aan de geadresseerden in werking.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit besluit is gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben, en Litouwen.
Gedaan te Frankfurt am Main, 11 december 2014.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 228 van 31.7.2014, blz. 29.
Rectificaties
19.12.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 365/165 |
Rectificatie van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 307 van 28 oktober 2014 )
Bladzijde 10, artikel 2, punt 5):
in plaats van:
„… een oplaadpunt met een vermogen van hoogstens 22 kW waarmee …”,
te lezen:
„… een oplaadpunt met een vermogen van meer dan 22 kW waarmee …”.