ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 365

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
19 december 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2014/928/EU

 

*

Besluit van de Raad van 8 oktober 2014 betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

1

 

 

Protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

3

 

 

2014/929/EU

 

*

Besluit van de Raad van 15 december 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap

6

 

 

Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële bijdrage waarin is voorzien in het kader van de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap

8

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1350/2014 van de Raad van 15 december 2014 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap

44

 

*

Verordening (EU) nr. 1351/2014 van de Raad van 18 december 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 692/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol

46

 

*

Verordening (EU) nr. 1352/2014 van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen

60

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1353/2014 van de Commissie van 15 december 2014 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1156/2012 tot vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

70

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1354/2014 van de Commissie van 16 december 2014 tot afwijking van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006 wat betreft de voor 2015 geldende data voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de afgifte van invoercertificaten in het kader van de tariefcontingenten voor granen, rijst, suiker en olijfolie, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 951/2006 wat betreft de voor 2015 geldende data voor afgifte van uitvoercertificaten in de sectoren buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose, en tot afwijking van Verordening (EU) nr. 1272/2009 wat betreft de periode voor het onderzoek van de offertes voor de aankoop van zachte tarwe, boter en mageremelkpoeder tegen een vaste prijs in het kader van de openbare interventie in 2014 en 2015

75

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1355/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 391/2009, wat betreft de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen ( 1 )

82

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1356/2014 van de Commissie van 17 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

87

 

*

Verordening (EU) nr. 1357/2014 van de Commissie van 18 december 2014 ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen ( 1 )

89

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1358/2014 van de Commissie van 18 december 2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, wat betreft de herkomst van biologische aquacultuurdieren, aquacultuurhouderijpraktijken, voeder voor biologische aquacultuurdieren en voor gebruik in de biologische aquacultuur toegestane producten en stoffen ( 1 )

97

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1359/2014 van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010, wat de stof tulatromycine betreft ( 1 )

103

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1360/2014 van de Commissie van 18 december 2014 tot verlaging van de vangstquota voor 2014 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wat betreft de in komende jaren af te trekken hoeveelheden

106

 

*

Verordening (EU) nr. 1361/2014 van de Commissie van 18 december 2014 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standards 3 en 13 en International Accounting Standard 40 betreft ( 1 )

120

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1362/2014 van de Commissie van 18 december 2014 tot vaststelling van voorschriften inzake een vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van bepaalde wijzigingen van uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij gefinancierde operationele programma's en van voorschriften inzake de vorm en de presentatie van de jaarverslagen over de uitvoering van deze programma's

124

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1363/2014 van de Commissie van 18 december 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

137

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1364/2014 van de Commissie van 18 december 2014 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 533/2007

139

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1365/2014 van de Commissie van 18 december 2014 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 december 2014 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2015 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 1385/2007

141

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/930/EU

 

*

Besluit van de Raad van 16 december 2014 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

143

 

 

2014/931/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 16 december 2014 tot verlenging van Uitvoeringsbesluit 2012/181/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

145

 

*

Besluit 2014/932/GBVB van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen

147

 

*

Besluit 2014/933/GBVB van de Raad van 18 december 2014 tot wijziging van Besluit 2014/386/GBVB betreffende beperkende maatregelen als antwoord op de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol

152

 

 

2014/934/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 17 december 2014 betreffende de intrekking van de verwijzing in het Publicatieblad van de Europese Unie naar de norm EN 13525:2005+A2:2009 inzake houtversnipperaars uit hoofde van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9507)  ( 1 )

156

 

 

2014/935/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 17 december 2014 betreffende de erkenning van Japan overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opleiding en diplomering van zeevarenden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 9590)  ( 1 )

158

 

 

2014/936/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 17 december 2014 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Italië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 10143)  ( 1 )

160

 

 

2014/937/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 11 december 2014 houdende de goedkeuring van de omvang van in 2015 uit te geven munten (ECB/2014/53)

163

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen ( PB L 307 van 28.10.2014 )

165

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 8 oktober 2014

betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

(2014/928/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 14 september 2012 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om, namens de Unie, haar lidstaten, en de Republiek Kroatië onderhandelingen te openen met het oog op het sluiten van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1), teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie („het protocol”).

(2)

Die onderhandelingen zijn met succes afgerond op 5 december 2013.

(3)

Het protocol dient namens de Unie en haar lidstaten te worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(4)

Het protocol dient voorlopig te worden toegepast,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt namens de Unie en haar lidstaten, machtiging verleend voor de ondertekening van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting van dit Protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol, namens de Unie en haar lidstaten, te ondertekenen.

Artikel 3

Het protocol wordt in afwachting van de inwerkingtreding ervan, overeenkomstig artikel 3, lid 2, voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening ervan door de partijen (2).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 8 oktober 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

M. LUPI


(1)  De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 321 van 20.11.2012, blz. 3.

(2)  De datum vanaf welke het protocol voorlopig wordt toegepast, wordt door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/3


PROTOCOL

tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

HET KONINKRIJK BELGIË,

DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE REPUBLIEK ESTLAND,

IERLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK KROATIË,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE REPUBLIEK LETLAND,

DE REPUBLIEK LITOUWEN,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HONGARIJE,

DE REPUBLIEK MALTA,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE REPUBLIEK POLEN,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

ROEMENIË,

DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en lidstaten van de Europese Unie (hierna „de lidstaten” genoemd), en

DE EUROPESE UNIE,

enerzijds, en

GEORGIË,

anderzijds,

GEZIEN de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie op 1 juli 2013,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

De Republiek Kroatië is partij bij de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds en Georgië, anderzijds (1), die is ondertekend op 2 december 2010 (hierna „de overeenkomst”).

Artikel 2

De tekst van de overeenkomst in de Kroatische taal (2) is authentiek onder dezelfde voorwaarden als de andere taalversies.

Artikel 3

1.   Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd. Het treedt in werking op dezelfde datum als de overeenkomst. Indien dit protocol echter door de partijen wordt goedgekeurd na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst, treedt het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van de overeenkomst, in werking, een maand na de datum van de laatste diplomatieke nota waarin de partijen bevestigen dat alle nodige procedures voor de inwerkingtreding van dit protocol zijn voltooid.

2.   Dit protocol wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening ervan door de partijen.

Gedaan in tweevoud te Brussel op 26 november 2014, in de Bulgaarse, Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Kroatische, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Roemeense, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechische, Zweedse en Georgische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

За държавите-членки

Por los Estados miembros

Za členské státy

For medlemsstaterne

Für die Mitgliedstaaten

Liikmesriikide nimel

Για τα κράτη μέλη

For the Member States

Pour les États membres

Za države članice

Per gli Stati membri

Dalībvalstu vārdā –

Valstybių narių vardu

A tagállamok részéről

Għall-Istati Membri

Voor de lidstaten

W imieniu Państw Członkowskich

Pelos Estados-Membros

Pentru statele membre

Za členské štáty

Za države članice

Jäsenvaltioiden puolesta

För medlemsstaterna

Image 1

Image 2

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image 3

Image 4

За Грузия

Por Georgia

Za Gruzii

For Georgien

Für Georgien

Gruusia nimel

Για τη Γεωργία

For Georgia

Pour la Géorgie

Za Gruziju

Per la Georgia

Gruzijas vārdā –

Gruzijos vardu

Grúzia részéről

Għall-Ġeorġja

Voor Georgië

W imieniu Gruzji

Pela Georgia

Pentru Georgia

Za Gruzínsko

Za Gruzijo

Georgian puolesta

För Georgien

Image 5

Image 6


(1)  De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 321 van 20.11.2012, blz. 3.

(2)  Speciale uitgave in het Kroatisch, Hoofdstuk 11, Band 102, blz. 232.


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/6


BESLUIT VAN DE RAAD

van 15 december 2014

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap

(2014/929/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, juncto artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 november 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 31/2008 betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Madagaskar (1) (hierna „de overeenkomst” genoemd) goedgekeurd. Het huidige protocol verstrijkt op 31 december 2014.

(2)

De Raad heeft de Commissie gemachtigd om te onderhandelen over een nieuw protocol bij de overeenkomst (hierna „protocol” genoemd), waarbij aan de vaartuigen van de Europese Unie vangstmogelijkheden worden toegekend in de visserijzone waarover de Republiek Madagaskar de jurisdictie heeft. Na afloop van die onderhandelingen is op 19 juni 2014 het protocol geparafeerd.

(3)

Teneinde de voortzetting van de visserijactiviteiten van de vaartuigen van de Unie te waarborgen, is in artikel 15 van het protocol bepaald dat het protocol met ingang van de datum van ondertekening ervan en ten vroegste op 1 januari 2015 voorlopig kan worden toegepast door elk van de partijen.

(4)

In afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting van het protocol vereiste procedures dient het protocol te worden ondertekend en voorlopig toegepast,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Unie van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap, onder voorbehoud van de sluiting van dit protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Het protocol wordt met ingang van de datum van ondertekening (2) ervan, maar niet eerder dan 1 januari 2015, voorlopig toegepast overeenkomstig artikel 15 van het protocol, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag van vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MARTINA


(1)   PB L 15 van 18.1.2008, blz. 1.

(2)  De datum van ondertekening van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/8


PROTOCOL

tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële bijdrage waarin is voorzien in het kader van de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   De op grond van artikel 5 van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector toegekende vangstmogelijkheden worden als volgt vastgesteld:

 

Tonijn en tonijnachtigen (tonijn, boniet, koningsmakreel, marlijn, zwaardvis), daarmee geassocieerde soorten, en visserijen die onder het beheersmandaat van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) vallen, met uitzondering van:

bij internationale verdragen beschermde soorten,

soorten die op grond van een verbod van de IOTC noch volledig noch in delen aan boord mogen worden gehouden of mogen worden overgeladen, aangeland of opgeslagen, en met name de soorten van de familie der Alopiidae, der Sphyrnidae, alsmede

de volgende soorten: Cethorinus maximus, Rhincodon typus, Carcharodon carcharias, Carcharinus falciformis en Carcharinus longimanus,

40 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen, en

32 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van meer dan 100 BT,

22 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van 100 BT of minder.

2.   Lid 1 is van toepassing onverminderd de artikelen 8 en 9 van dit protocol.

Artikel 2

Looptijd

Dit protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing voor een periode van vier jaar vanaf de datum van voorlopige toepassing ervan.

Artikel 3

Beginselen en doelstellingen van dit protocol

1.   De twee partijen verbinden zich ertoe verantwoorde visserij in de visserijzone van Madagaskar te bevorderen zonder daarbij onderscheid te maken tussen de verschillende in die zone vissende vloten. Alle in aanhangsel 2 van dit protocol gespecificeerde technische instandhoudingsmaatregelen die in het kader van de afgifte van de vismachtigingen gelden, zijn van toepassing op alle buitenlandse industriële vloten die in de visserijzone van Madagaskar onder vergelijkbare technische omstandigheden opereren als de vloten van de Europese Unie.

2.   De partijen verbinden zich ertoe deze overeenkomst ten uitvoer te leggen in overeenstemming met artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou inzake de essentiële elementen van die overeenkomst met betrekking tot de mensenrechten en de democratische beginselen van de rechtsstaat, en het fundamentele element van die overeenkomst met betrekking tot een goed openbaar bestuur, een duurzame ontwikkeling en een duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu.

Artikel 4

Financiële tegenprestatie

1.   De in artikel 7 van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector bedoelde totale financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 2 bepaalde gehele periode, vastgesteld op 6 107 500 EUR.

2.   Deze tegenprestatie bestaat uit:

2.1.

een jaarlijks bedrag van 866 250 EUR voor de eerste twee jaar van het protocol en van 787 500 EUR voor de daaropvolgende twee jaar, wat overeenkomt met een referentietonnage, voor alle soorten tezamen, van 15 750 ton per jaar voor de toegang tot de visserijzone van Madagaskar, en

2.2.

een specifiek jaarlijks bedrag van 700 000 EUR voor de ondersteuning en tenuitvoerlegging van het sectoraal beleid van Madagaskar op het gebied van de visbestanden en de visserij. De financiële tegenprestatie voor de sectorale steun wordt ter beschikking gesteld van het Ministerie van Visbestanden en Visserij.

3.   Lid 1 is van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 5, 6, 8, 11 en 12 van dit protocol.

4.   De in lid 2 gespecificeerde financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op een rekening van het Ministerie van Financiën van Madagaskar bij de Centrale Bank van Madagaskar en de gegevens van deze rekening worden door Madagaskar vóór aanvang van de voorlopige toepassing aan de Europese Unie meegedeeld en jaarlijks bevestigd.

Artikel 5

Betalingswijze van de financiële tegenprestatie voor de toegang

1.   Indien de in artikel 1 bedoelde jaarlijkse vangsten in de visserijzone van Madagaskar, zoals aangegeven en gevalideerd voor de vissersvaartuigen van de Europese Unie overeenkomstig hoofdstuk IV, afdeling 1, van de bijlage bij dit protocol, hoger uitvallen dan de in artikel 4, lid 2.1, vermelde referentietonnage, wordt het bedrag van de jaarlijkse financiële tegenprestatie per extra gevangen ton verhoogd met 55 EUR in de eerste twee jaar en met 50 EUR in de laatste twee jaar van het protocol.

2.   De Europese Unie mag jaarlijks voor de toegang tot de visserijzone van Madagaskar evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in artikel 4, lid 2.1, vermelde bedrag voor het desbetreffende jaar. Indien vaartuigen van de Europese Unie in de visserijzone van Madagaskar meer vangen dan de met het dubbele van dit jaarlijkse bedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het daaropvolgende jaar betaald.

3.   Voor het eerste jaar vindt de betaling van de financiële tegenprestatie voor de toegang van de vissersvaartuigen van de Europese Unie tot de visserijzone van Madagaskar uiterlijk 90 dagen na de in artikel 15 bedoelde voorlopige toepassing van het protocol plaats, en voor de daaropvolgende jaren uiterlijk op de verjaardatum van de voorlopige toepassing van dit protocol.

4.   De benutting van het deel van de in artikel 4, lid 2.1, gespecificeerde financiële tegenprestatie valt onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Madagaskar.

Artikel 6

Tenuitvoerlegging en betaling van de sectorale steun

1.   De gemengde commissie stelt uiterlijk drie maanden na aanvang van de voorlopige toepassing van dit protocol een meerjarig sectoraal programma vast dat tot algemeen doel heeft een verantwoorde en duurzame visserij in de visserijzone van Madagaskar te bevorderen conform de nationale visserijstrategie van Madagaskar.

2.   De uitvoeringsbepalingen van dit meerjarige sectorale steunprogramma omvatten met name:

2.1.

op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor de bestemming van het in artikel 4, lid 2.2, genoemde specifieke bedrag van de financiële tegenprestatie;

2.2.

de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om tot een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten die Madagaskar in zijn nationale visserijbeleid en in het bijzonder in de nationale beheersstrategie voor de tonijnvisserij heeft gesteld, met name op het gebied van de ondersteuning van ambachtelijke en traditionele visserij, de monitoring, de controle en de bewaking bij visserijactiviteiten en meer in het bijzonder de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), de versterking van de capaciteit voor het Malagassische onderzoek met betrekking tot de visbestanden en van de capaciteit voor het beheer van de toegang tot en het gebruik van de mariene ecosystemen en visbestanden;

2.3.

de criteria en de procedures, eventueel met inbegrip van financiële en begrotingsindicatoren, voor de jaarlijkse beoordeling van de behaalde resultaten.

3.   De Malagassische autoriteiten geven elk jaar in een jaarverslag een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de activiteiten die met de financiële tegenprestatie voor de sectorale steun ten uitvoer zijn gelegd. Dit verslag wordt door de gemengde commissie onderzocht. Daarnaast wordt in het verslag van het laatste jaar de balans opgemaakt van de tenuitvoerlegging van de sectorale steun voor de gehele looptijd van het protocol.

4.   Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten aan de gemengde commissie worden voorgelegd.

5.   Het deel van de financiële bijdrage voor de sectorale steun wordt in jaarlijkse schijven betaald op basis van een door de gemengde commissie verrichte analyse van de resultaten van de tenuitvoerlegging van de sectorale steun, als bedoeld in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.

6.   De Europese Unie kan de betaling van het in artikel 4, lid 2.2, van dit protocol bedoelde deel van de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk opschorten indien:

6.1.

op grond van de door de gemengde commissie in het kader van lid 5 verrichte analyse de bereikte resultaten niet in overeenstemming zijn bevonden met de programmering van de gemengde commissie;

6.2.

deze financiële tegenprestatie niet is benut.

7.   Na een opschorting als bedoeld in lid 6 wordt de betaling van het deel van de financiële tegenprestatie voor sectorale steun pas hervat nadat beide partijen overleg hebben gepleegd en overeenstemming hebben bereikt en wanneer de resultaten van de tenuitvoerlegging van de sectorale steun in overeenstemming zijn met de programmering van de gemengde commissie. Het deel van de financiële tegenprestatie voor de sectorale steun kan evenwel slechts worden betaald tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van het protocol.

Artikel 7

Wetenschappelijke samenwerking met het oog op verantwoorde visserij

1.   De partijen verbinden zich ertoe een verantwoorde visserij in de visserijzone van Madagaskar en voor de onder de bevoegdheid van de IOTC vallende soorten en visserijen te bevorderen via wetenschappelijke samenwerking. De partijen verbinden zich ertoe de aanbevelingen en resoluties van de IOTC na te leven.

2.   Gedurende de door dit protocol bestreken periode wisselen de Europese Unie en Madagaskar alle relevante wetenschappelijke informatie uit over de situatie van de visbestanden in de visserijzone van Madagaskar.

3.   Gedurende de door dit protocol bestreken periode kunnen de partijen zo nodig een gemengde wetenschappelijke werkgroep bijeenroepen en belasten met de bestudering van wetenschappelijke kwesties die verband houden met de tenuitvoerlegging van dit protocol. Het mandaat, de samenstelling en de werking van deze gemengde wetenschappelijke werkgroep worden vastgesteld door de gemengde commissie.

4.   Op basis van de aanbevelingen en resoluties van de IOTC en in het licht van de laatst beschikbare wetenschappelijke adviezen en, in voorkomend geval, van de conclusies van de gemengde wetenschappelijke werkgroep stelt de gemengde commissie maatregelen vast die gericht zijn op een duurzaam beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden en die van belang zijn voor de activiteiten van de vissersvaartuigen van de Unie.

Artikel 8

Herziening van de vangstmogelijkheden en technische maatregelen in onderling overleg in de gemengde commissie

1.   De gemengde commissie kan, in voorkomend geval na advies van de wetenschappelijke werkgroep, de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden herzien voor zover de resoluties en aanbevelingen van de IOTC bevestigen dat met een dergelijke herziening een duurzaam beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden gewaarborgd is.

2.   De in artikel 4, lid 2.1, bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig aangepast pro rata temporis en het protocol en de bijlage daarbij worden dienovereenkomstig gewijzigd.

3.   Zo nodig kan de gemengde commissie de bepalingen inzake de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol en de bijlagen daarbij onderzoeken en in onderling overleg aanpassen.

Artikel 9

Experimentele visserij

1.   De gemengde commissie kan toestemming verlenen voor experimentele visserij in de Malagassische visserijzone om de technische haalbaarheid en de economische rendabiliteit van nieuwe visserijen te testen. Met het oog daarop en op verzoek van een van de twee partijen bepaalt de gemengde commissie de soorten, de voorwaarden en andere relevante parameters overeenkomstig de door de gemengde wetenschappelijke werkgroep omschreven voorwaarden.

2.   De Europese Unie stelt de Malagassische autoriteiten in kennis van de machtigingsaanvragen voor experimentele visserij op basis van een technisch dossier dat de volgende gegevens bevat:

de technische kenmerken van het vaartuig;

de expertise inzake de betrokken visserij waarover de aan boord aanwezige officieren beschikken;

het voorstel betreffende de technische parameters van de experimentele visserij (duur, vistuig, exploratiegebieden enz.).

3.   Machtigingen voor experimentele visserij hebben een looptijd van maximaal zes maanden. Voor dergelijke visserij wordt eventueel een door de Malagassische autoriteiten vastgestelde vergoeding betaald.

4.   Tijdens de gehele periode van de experimentele visserij is een door Madaskar aangewezen wetenschappelijke waarnemer aan boord.

5.   De in het kader van en tijdens de verkennende visserij gedane vangsten zijn eigendom van de reder.

6.   De uitvoerige resultaten van de experimentele visserij worden aan de gemengde commissie meegedeeld. Indien de experimentele visserij volgens de gemengde commissie positieve resultaten heeft opgeleverd, kan Madagaskar voorstellen vangstmogelijkheden voor nieuwe soorten aan de vloot van de Europese Unie toe te wijzen in het kader van een ander protocol.

Artikel 10

Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij — Exclusiviteitsclausule

1.   Vissersvaartuigen van de Europese Unie mogen slechts visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar uitoefenen indien zij voorkomen op de IOTC-lijst van erkende vissersvaartuigen en in het bezit zijn van een door de Malagassische autoriteiten in het kader van de partnerschapsovereenkomst en van dit protocol afgegeven vismachtiging.

2.   De Malagassische autoriteiten mogen alleen in het kader van de partnerschapsovereenkomst en van dit protocol vismachtigingen aan vissersvaartuigen van de Europese Unie afgeven en het is verboden om buiten dit kader machtigingen, en met name particuliere vergunningen, aan dergelijke vaartuigen af te geven.

3.   Op de activiteiten van vissersvaartuigen van de Europese Unie die over een machtiging beschikken om in de wateren van Madagaskar te vissen, zijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Madagaskar van toepassing, tenzij in dit protocol en de bijlage ervan anders is bepaald.

4.   Beide partijen stellen elkaar in kennis van alle wijzigingen in hun respectieve visserijbeleid en -wetgeving.

Artikel 11

Opschorting

1.   De tenuitvoerlegging van dit protocol, inclusief de betaling van de financiële tegenprestatie, kan unilateraal door een van de partijen worden opgeschort in geval van niet-naleving van de voorwaarden als bepaald in artikel 3 van de overeenkomst en in artikel 3 van dit protocol, alsook in de volgende gevallen en omstandigheden:

1.1.

overmacht;

1.2.

een ernstig en onopgelost geschil tussen de partijen over de interpretatie of tenuitvoerlegging van de overeenkomst en van dit protocol;

1.3.

niet-betaling door de Europese Unie van de in artikel 4, lid 2.1, bedoelde financiële tegenprestatie om andere dan de in artikel 6 van dit protocol genoemde redenen.

2.   Opschorting wegens niet-naleving van de in artikel 3, lid 2, van dit protocol vastgestelde voorwaarden is enkel toegestaan bij activering van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou neergelegde overlegmechanismen in verband met een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van die overeenkomst.

3.   Wanneer de toepassing van het protocol om andere dan de in lid 2 van dit artikel genoemde redenen wordt opgeschort, meldt de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de opschorting.

4.   De opschorting van het protocol om in lid 2 van dit artikel genoemde redenen is onmiddellijk na het besluit tot opschorting van toepassing.

5.   Bij opschorting blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie proportioneel en pro rata temporis verlaagd afhankelijk van de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is opgeschort.

6.   Alle activiteiten van de vissersvaartuigen van de Europese Unie in de visserijzone van Madagaskar worden opgeschort voor de gehele periode van opschorting.

Artikel 12

Opzegging

1.   In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het protocol op te zeggen.

2.   Beide partijen gaan met elkaar in onderhandeling zodra de in het vorige lid bedoelde kennisgeving is verzonden.

Artikel 13

Vertrouwelijkheid van de gegevens

1.   Madagaskar en de Europese Unie zien erop toe dat alle in het kader van de overeenkomst verkregen nominatieve gegevens over de vissersvaartuigen van de Europese Unie en hun visserijactiviteiten te allen tijde strikt worden behandeld overeenkomstig hun respectieve beginselen van vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens.

2.   De partijen zien erop toe dat alleen de geaggregeerde gegevens over de visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone openbaar worden gemaakt, overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de IOTC.

3.   Gegevens die als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, mogen door de bevoegde autoriteiten uitsluitend worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en voor visserijbeheer, -monitoring, -controle en -bewaking.

Artikel 14

Elektronische gegevensuitwisseling

1.   Madagaskar en de Europese Unie verbinden zich ertoe de nodige IT-systemen voor de elektronische uitwisseling van alle met de tenuitvoerlegging van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten zo snel mogelijk in te voeren. Voor elke elektronische uitwisseling wordt een ontvangstbewijs opgesteld.

2.   De elektronische vorm van een document wordt op ieder moment als gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.

3.   Madagaskar en de Europese Unie stellen elkaar onverwijld in kennis van iedere storing van een IT-systeem. De met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende informatie en documentatie wordt dan automatisch vervangen door de papieren versie ervan.

Artikel 15

Voorlopige toepassing

Het protocol is voorlopig van toepassing met ingang van de datum van de ondertekening ervan, maar niet eerder dan met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit protocol treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de daartoe vereiste procedures zijn voltooid.

Voor de Europese Unie

Voor de Republiek Madagaskar


BIJLAGE

Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij in de visserijzone van Madagaskar door vaartuigen van de Europese Unie

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

1.   Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

Voor de toepassing van deze bijlage wordt met elke verwijzing naar een bevoegde autoriteit van de Europese Unie (EU) of de Republiek Madagaskar (Madagaskar), tenzij anders bepaald, het volgende bedoeld:

1.1.

voor de EU: de Europese Commissie, in voorkomend geval via de delegatie van de EU in Madagaskar;

1.2.

voor de Republiek Madagaskar: het Ministerie van Visbestanden en Visserij.

2.   Vismachtiging

Voor de toepassing van deze bijlage wordt met de term vismachtiging hetzelfde bedoeld als met de term vergunning („licence”) als gedefinieerd in de wetgeving van Madagaskar.

3.   Visserijzone van Madagaskar

3.1.

Onder Malagassische visserijzone wordt verstaan: de delen van de Malagassische wateren waarin vissersvaartuigen van de Europese Unie op grond van een machtiging van Madagaskar visserijactiviteiten mogen uitoefenen.

3.1.1.

De geografische coördinaten van de visserijzone van Madagaskar en van de basislijnen zijn te vinden in aanhangsel 3 bij de bijlage van dit protocol.

3.1.2.

De overeenkomstig de geldende Malagassische wetgeving voor visserij verboden gebieden, zoals de nationale parken, de beschermde mariene gebieden en de zones waar de visbestanden zich voortplanten, worden vermeld in aanhangsel 4.

3.2.

Alle bepalingen van het protocol en de bijlage zijn uitsluitend van toepassing binnen de grenzen van de in aanhangsel 3 aangegeven visserijzone van Madagaskar, op voorwaarde dat tevens de volgende bepalingen worden nageleefd:

3.2.1.

De EU-vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en voor de visserij met de drijvende beug mogen hun visserijactiviteiten uitoefenen in de wateren buiten 20 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen.

3.2.2.

Rond de door de Malagassische vissers gebruikte verankerde visaantrekkende constructies wordt een beschermingszone van 3 zeemijl ingesteld, waartoe EU-vaartuigen geen toegang hebben. Madagaskar stelt de EU in kennis van de positie van de verankerde visaantrekkende constructies buiten 17 zeemijl en vermeldt deze op de aan de EU-vaartuigen afgegeven vismachtigingen.

3.2.3.

In de zones van de Leven-bank en de Castor-bank, waarvan de coördinaten zijn vermeld in aanhangsel 4, zijn uitsluitend ambachtelijke en traditionale Malagassische visserijactiviteiten toegestaan.

4.   Aanwijzing van een gemachtigde agent

EU-reders die voornemens zijn in het kader van dit protocol een vismachtiging aan te vragen, moeten worden vertegenwoordigd door een in Madagaskar verblijvende gemachtigde agent.

5.   Automatische incasso van de betalingen van de reders

Madagaskar stelt de EU vóór de datum van voorlopige toepassing van het protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening van het Ministerie van Financiën waarop de financiële bedragen ten laste van de EU-reders in het kader van de overeenkomst moeten worden overgemaakt. De aan de bankoverdrachten verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.

6.   Contact

De contactgegevens die in het kader van de tenuitvoerlegging van dit protocol voor beide partijen van belang zijn, zijn opgenomen in aanhangsel 9.

HOOFDSTUK II

VISMACHTIGINGEN

1.   Voorwaarden voor de afgifte van een vismachtiging — in aanmerking komende vaartuigen

De in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde vismachtigingen worden afgegeven op voorwaarde dat het vaartuig is ingeschreven in het register van vissersvaartuigen van de Europese Unie en voorkomt op de lijst van erkende vissersvaartuigen van de IOTC. Bovendien mag voor de kapitein of het vaartuig zelf geen verbod tot uitoefening van de visserij in de visserijzone van Madagaskar gelden.

2.   Aanvraag van een visvergunning

2.1.

De EU dient bij Madagaskar voor elk vaartuig dat op grond van de overeenkomst wil vissen, elektronisch een vismachtigingsaanvraag in, met een kopie aan de EU-delegatie in Madagaskar.

2.2.

De aanvragen worden ingediend overeenkomstig het in aanhangsel 1 van deze bijlage opgenomen formulier.

2.3.

Elke eerste vismachtigingsaanvraag en elke aanvraag naar aanleiding van een wijziging van de technische kenmerken van het betrokken vaartuig moeten vergezeld gaan van:

het bewijs van betaling van het geanticipeerde forfaitaire visrecht voor de geldigheidsduur van de vismachtiging;

een recente kleurenfoto van het vaartuig (zijaanzicht) van ten minste 15 x 10 cm;

in voorkomend geval een door de bevoegde autoriteit van de EU afgegeven sanitair erkennings- of registratieattest voor het vaartuig.

2.4.

Voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, gaat de aanvraag tot verlenging van een vismachtiging in het kader van het huidige protocol uitsluitend vergezeld van het bewijs van betaling van het geanticipeerde forfaitaire visrecht.

3.   Visrecht en geanticipeerd forfaitair visrecht

3.1.

De visrechten voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, uitgedrukt in EUR per ton in de visserijzone van Madagaskar gevangen vis, worden als volgt vastgesteld:

60 EUR/ton voor de eerste twee jaar van toepassing van het protocol;

70 EUR/ton voor de laatste twee jaar van toepassing van het protocol.

3.2.

De vismachtigingen worden afgegeven na overmaking van de volgende geanticipeerde forfaitaire visrechten aan de bevoegde nationale autoriteiten:

 

voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

11 400 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 190 ton per jaar, in de eerste twee jaar van toepassing van het protocol;

13 300 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 190 ton per jaar, in de laatste twee jaar van toepassing van het protocol;

 

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van meer dan 100 BT:

3 600 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 60 ton per jaar, in de eerste twee jaar van toepassing van het protocol;

4 200 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 60 ton per jaar, in de laatste twee jaar van toepassing van het protocol;

 

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van 100 BT of minder:

2 400 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 40 ton per jaar, in de eerste twee jaar van toepassing van het protocol;

2 800 EUR per vaartuig, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 40 ton per jaar, in de laatste twee jaar van toepassing van het protocol.

3.3.

De forfaitaire visrechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van de havengelden, de rechten voor aanlanding, de rechten voor overlading en de kosten van geleverde diensten.

4.   Afgifte van de vismachtiging

4.1.

Na ontvangst van de in punt 2 bedoelde vismachtigingsaanvragen, heeft Madagaskar 20 werkdagen de tijd om de vismachtigingen af te geven voor alle vissersvaartuigen van de Europese Unie waarvan de aanvraag in overeenstemming wordt bevonden met de punten 2.2, 2.3 en 2.4.

4.2.

Madagaskar zendt originele vismachtigingen onmiddellijk via de EU-delegatie in Madagaskar toe aan de reders of hun gemachtigde agent.

4.3.

Aan de EU-delegatie en aan de reders of hun gemachtigde agent wordt elektronisch een kopie van de vismachtiging toegezonden. Die aan boord gehouden kopie is geldig gedurende een periode van maximaal 60 kalenderdagen na de datum van afgifte van de vismachtiging. Na die periode moet de originele vismachtiging aan boord worden gehouden.

5.   Overdracht van de vismachtiging

5.1.

De vismachtiging wordt voor een specifiek vaartuig afgegeven en is niet overdraagbaar.

5.2.

In geval van aangetoonde overmacht, zoals verlies of langdurige immobilisatie van een vaartuig vanwege ernstige technische averij, kan de vismachtiging van een bepaald vaartuig op verzoek van de EU echter worden vervangen door een nieuwe machtiging op naam van een ander vaartuig van dezelfde categorie als het te vervangen vaartuig, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten hoeven te worden betaald.

5.3.

In dat geval worden de totale vangsten van beide vaartuigen in de visserijzone van Madagaskar opgeteld om eventuele aanvullende betalingen te bepalen.

5.4.

De reder van het te vervangen vaartuig of diens gemachtigde agent zendt de geannuleerde vismachtiging via de EU-delegatie in Madagaskar terug aan het Visserijcontrolecentrum (VCC) van Madagaskar.

5.5.

De nieuwe vismachtiging gaat in op de datum waarop de geannuleerde vismachtiging aan het VCC van Madagaskar wordt terugbezorgd. De EU-delegatie wordt in kennis gesteld van de overdracht van de vismachtiging.

6.   Geldigheidsduur van de vismachtiging

6.1.

De vismachtigingen worden opgesteld voor een jaarlijkse periode.

6.2.

De looptijd van de vismachtigingen kan worden verlengd.

6.3.

Indien de voorlopige toepassing niet op 1 januari 2015 aanvangt, wordt voor de bepaling van het begin van de geldigheidsduur van de vismachtigingen onder jaarlijkse periode verstaan:

in het eerste jaar van toepassing van het protocol de periode tussen de datum waarop het protocol voorlopig van toepassing wordt en 31 december van hetzelfde jaar;

vervolgens elk volledig kalenderjaar;

in het laatste jaar van toepassing van het protocol de periode tussen 1 januari en de datum waarop het protocol afloopt.

7.   Aan boord mee te nemen documenten

Tijdens het verblijf in de wateren van Madagaskar of in een haven van Madagaskar moeten de vissersvaartuigen te allen tijde de volgende documenten aan boord hebben:

de originele vismachtiging; in afwachting van de ontvangst van de originele vismachtiging wordt de in punt 4.3 van dit hoofdstuk bedoelde kopie van de vismachtiging gedurende een periode van 60 kalenderdagen als rechtsgeldig beschouwd;

het vaarbewijs van het vaartuig of een gelijkwaardig document dat door de autoriteiten van de vlaggenstaat is afgegeven;

het capaciteitsplan van het vaartuig in de vorm van bijgewerkte tekeningen of beschrijvingen van de indeling van het vissersvaartuig, en met name het aantal visruimen, met vermelding van de opslagcapaciteit in kubieke meter.

8.   Ondersteuningsvaartuigen

8.1.

Op verzoek van de EU en na onderzoek door de Malagassische autoriteiten machtigt Madagaskar de vissersvaartuigen van de Europese Unie met een vismachtiging zich te laten bijstaan door ondersteuningsvaartuigen.

8.2.

De ondersteuningsvaartuigen moeten de vlag van een EU-lidstaat voeren en mogen niet voor de visvangst zijn uitgerust. Bijtanken en overlading van de vangsten worden niet als ondersteuning beschouwd.

8.3.

De in dit hoofdstuk bedoelde procedure voor toezending van de vismachtigingsaanvragen geldt ook voor de ondersteuningsvaartuigen, voor zover deze procedure op deze vaartuigen toepasselijk is. Madagaskar stelt de lijst van gemachtigde ondersteuningsvaartuigen op en deelt deze onverwijld mee aan de EU.

8.4.

De rechten voor ondersteuningsvaartuigen bedragen 3 500 EUR per jaar.

HOOFDSTUK III

TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

1.

Vissersvaartuigen van de Europese Unie die in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen, leven alle technische instandhoudingsmaatregelen, de resoluties en aanbevelingen van de IOTC en de toepasselijke vigerende Malagassische wetgeving na.

2.

In de technische notities in aanhangsel 2 van deze bijlage worden per visserijcategorie de voor de visserijzone, het vistuig en de bijvangsten geldende technische instandhoudingsmaatregelen voor EU-vissersvaartuigen met een vismachtiging vastgesteld.

3.

Tijdens de visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone wordt het gebruik van visserijhulpmiddelen die het gedrag van over grote afstanden trekkende soorten veranderen en met name de concentratie van deze soorten in de nabijheid van of onder het visserijhulpmiddel stimuleren, beperkt tot drijvende, natuurlijke vis aantrekkende voorzieningen (FAD's) en drijvende, kunstmatige, ecologisch genoemde FAD's die zo zijn ontworpen, zijn gebouwd en worden gebruikt dat incidentele vangsten van walvisachtigen, haaien en schildpadden door middel van het visserijhulpmiddel worden vermeden. Deze visserijhulpmiddelen moeten zijn gemaakt van biologisch afbreekbaar materiaal. De hier bedoelde drijvende kunstmatige FAD's worden uitgezet en gebruikt in overeenstemming met de resoluties en aanbevelingen van de IOTC terzake.

HOOFDSTUK IV

DEEL 1

Regeling inzake de vangst- en inspanningsaangiften

1.   Visserijlogboek

1.1.

De kapitein van een vissersvaartuig van de Europese Unie dat in het kader van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij dat in overeenstemming is met de toepasselijke resoluties van de IOTC voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug en voor vaartuigen voor de zegenvisserij.

1.2.

Het visserijlogboek wordt door de kapitein ingevuld voor elke dag waarop het vaartuig in de visserijzone van Madagaskar aanwezig is.

1.3.

De kapitein noteert elke dag de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (die wordt aangeduid met de FAO-drielettercode) in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren. Voor de belangrijkste soorten vermeldt de kapitein ook de nulvangsten, de bijvangsten en de teruggeworpen hoeveelheden.

1.4.

Het visserijlogboek wordt leesbaar ingevuld, in blokletters, en ondertekend door de kapitein.

1.5.

De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het visserijlogboek vermelde gegevens.

2.   Vangstaangiften

2.1.

De kapitein meldt de vangsten van het vaartuig door toezending aan Madagaskar van de tijdens de aanwezigheid in de visserijzone van Madagaskar ingevulde visserijlogboeken.

2.2.

In afwachting van de invoering van het in punt 3 van dit deel bedoelde elektronische communicatiesysteem worden de visserijlogboeken als volgt ingediend:

2.2.1.

wanneer een haven van Madagaskar wordt aangedaan, wordt het origineel van elk visserijlogboek aan de plaatselijke vertegenwoordiger van Madagaskar bezorgd, die een schriftelijke ontvangstbevestiging afgeeft;

2.2.2.

wanneer het vaartuig de Malagassische visserijzone verlaat zonder eerst een Malagassische haven aan te doen, wordt het origineel van elk visserijlogboek:

onverwijld gescand per e-mail naar de door de bevoegde autoriteiten van Madagaskar meegedeelde e-mailadressen gestuurd;

of indien dat niet mogelijk is,

per fax naar het door de bevoegde autoriteiten van Madagaskar meegedeelde nummer, of

uiterlijk 7 werkdagen na aankomst in elke andere haven en in geen geval later dan 15 werkdagen na het verlaten van de Malagassische visserijzone, via een postbericht dat naar het het in aanhangsel 9 vermelde adres wordt verzonden.

2.3.

De kapitein doet de EU en de bevoegde autoriteit van de vlaggenstaat een kopie van alle visserijlogboeken toekomen. De kapitein verzendt eveneens een kopie van alle visserijlogboeken:

naar USTA (Unité statistique thonière d'Antsiranana)

en tevens naar een van de volgende wetenschappelijke instellingen:

IRD (Institut de recherche pour le développement);

IEO (Instituto Español de Oceanografía);

IPMA (Instituto Português do Mar e da Atmosféra).

2.4.

Wanneer het vaartuig tijdens de geldigheidsduur van zijn vismachtiging terugkeert naar de visserijzone van Madagaskar, geeft dit aanleiding tot een nieuwe vangstaangifte.

2.5.

Worden de bepalingen inzake de vangstaangifte niet nageleefd, dan kan Madagaskar de vismachtiging van het betrokken vaartuig opschorten totdat de ontbrekende vangsten zijn aangegeven, en de reder de sanctie opleggen waarin de geldende Malagassische wetgeving voorziet. In geval van recidive kan Madagaskar de verlenging van de vismachtiging weigeren.

2.6.

Madagaskar stelt telkens wanneer het aan de reder meedeelt welke sanctie het in dit verband heeft opgelegd, ook de EU daarvan in kennis.

3.   Inbedrijfstelling van een elektronisch systeem voor de melding van visserijgegevens (ERS)

De twee partijen komen overeen gebruik te maken van een elektronisch systeem voor de melding van visserijgegevens dat is gebaseerd op de richtsnoeren in aanhangsel 8. De partijen streven ernaar het systeem binnen zes maanden na het begin van de voorlopige toepassing van dit protocol operationeel te maken.

4.   Kwartaal- en jaaraangiften van vangsten en van visserijinspanningen

4.1.   Kwartaalaangiften

4.1.1.

Indien het in punt 3 van dit deel bedoelde elektronische systeem voor de melding van visserijgegevens niet operationeel is, deelt de EU Madagaskar vóór het einde van de derde maand van elk kwartaal voor elke in dit protocol vastgestelde categorie de vangst- en inspanningsgegevens (aantal zeedagen) voor de maanden van het voorgaande kwartaal mee volgens het modelformulier in aanhangsel 5 van deze bijlage.

4.1.2.

Deze geaggregeerde gegevens uit de visserijlogboeken worden als voorlopig beschouwd totdat de EU een jaarlijkse eindafrekening van de vangsten en inspanningen meedeelt.

4.2.   Jaaraangiften

4.2.1.

Voor alle vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en alle vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug die in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen, stelt de EU per soort en per maand een jaarlijkse vangst- en inspanningsaangifte (aantal zeedagen) vast op basis van de door de nationale overheidsinstanties van de vlaggenstaten gevalideerde vangstgegevens en na analyse door de bovengenoemde EU-instituten voor het onderzoek met betrekking tot de visbestanden in de vorm van kruiscontroles van de beschikbare gegevens in de visserijlogboeken, de aanlandingsaangiften, de verkoopdocumenten en in voorkomend geval de wetenschappelijke waarnemingsverslagen.

4.2.2.

De door de EU-instituten voor het onderzoek met betrekking tot de visbestanden gehanteerde methodologie voor de analyse van de omvang en de samenstelling van de vangsten in de visserijzone van Madagaskar wordt gedeeld met de Unité Statistique Thonière d'Antisaranana, het VCC van Madagaskar en de Direction de la Statistique et de la Programmation van het Ministerie van Visbestanden en Visserij van Madagaskar.

5.   Afrekening van de visrechten voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

5.1.

Op basis van de in punt 4.2 van dit deel bedoelde jaarlijkse vangst- en inspanningsaangiften stelt de EU voor elk EU-vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen en voor elk EU-vaartuig voor de visserij met de drijvende beug dat het voorgaande jaar in de visserijzone van Madagaskar mocht vissen, een eindafrekening vast van de visrechten die het vaartuig verschuldigd is voor het visseizoen van het voorgaande kalenderjaar.

5.2.

De EU dient de jaarlijkse vangst- en inspanningsaangifte en de eindafrekening van de visrechten bij Madagaskar ter bevestiging in vóór 31 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vangsten zijn gedaan.

5.3.

Madagaskar stelt de EU in kennis van de ontvangst van deze aangiften en die afrekening en kan de EU om een nadere toelichting vragen.

5.3.1.

In dat geval neemt de EU contact op met de overheidsdiensten van de vlaggenstaten en met de bevoegde nationale EU-instellingen en verschaft zij Madagaskar binnen 20 werkdagen de gevraagde aanvullende informatie.

5.3.2.

In voorkomend geval kan een speciale vergadering van de wetenschappelijke werkgroep worden belegd waarvoor vertegenwoordigers van de bevoegde nationale EU-instellingen en van Madagaskar worden uitgenodigd en waar de vangstgegevens en de voor de kruiscontroles van informatie gebruikte methoden worden onderzocht.

5.4.

Madagaskar kan de jaarlijkse vangst- en inspanningsaangifte en de eindafrekening van de visrechten op basis van bewijsstukken betwisten binnen een termijn van 30 werkdagen na de in punt 5.3 van dit deel bedoelde datum van kennisgeving.

5.4.1.

Bij verschil van mening plegen de partijen overleg in de gemengde commissie.

5.4.2.

Als er geen betwisting is en deze termijn is verstreken, beschouwen de partijen de jaarlijkse vangst- en inspanningsaangifte en de eindafrekening van de visrechten als goedgekeurd.

5.5.

Valt de eindafrekening hoger uit dan het voor de vismachtiging overgemaakte geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan maakt de reder het saldo uiterlijk op 30 september van het lopende jaar aan Madagaskar over. Is het bedrag van de eindafrekening lager dan het geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald.

DEEL 2

Binnenvaren en verlaten van de visserijzone van Madagaskar

1.

De kapiteinen van de vissersvaartuigen van de Europese Unie die in het kader van dit protocol actief zijn in de visserijzone van Madagaskar, stellen de bevoegde autoriteiten van Madagaskar ten minste drie uur van tevoren in kennis van hun voornemen om de visserijzone van Madagaskar binnen te varen of te verlaten.

2.

De kapiteinen van de vaartuigen die hun voornemen om de Malagassische visserijzone binnen te varen of te verlaten meedelen, moeten onverminderd deel 2 van aanhangsel 8 terzelfder tijd ook opgave doen van hun positie en de geschatte hoeveelheden van elke gevangen en reeds aan boord aanwezige soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal stuks. Deze mededelingen moeten per e-mail, per fax of per radiobericht worden toegezonden aan de in aanhangsel 9 vermelde adressen.

3.

De Malagassische autoriteiten bevestigen per e-mail dat zij de elektronische mededeling hebben ontvangen.

4.

Vaartuigen die hun aanwezigheid niet bij het VCC van Madagaskar hebben gemeld en bij de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen zonder vismachtiging en kunnen worden bestraft volgens de vigerende Malagassische wetgeving.

5.

Het e-mailadres, de fax- en telefoonnummers en de radiocoördinaten van het VCC van Madagaskar worden bij de vismachtiging gevoegd.

6.

Madagaskar brengt de EU en de betrokken vaartuigen onverwijld op de hoogte van elke wijziging in het e-mailadres, het faxnummer of de radiofrequentie.

DEEL 3

Overlading en aanlanding

1.

Elke vorm van overlading op zee is verboden.

2.

Nadat het VCC van Madagaskar daarvoor vooraf toestemming heeft gegeven, mag een overlading in de wateren van Madagaskar in een daartoe aangewezen Malagassische haven plaatsvinden onder toezicht van visserijinspecteurs van Madagaskar.

3.

De aangewezen vissershavens waar overlading in Madagaskar is toegestaan, zijn Antsiranana (voor vaartuigen voor de visserij met de zegen) en Toliary, Ehoala, Toamasina en Mahajanga (voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug).

4.

De reder van een vissersvaartuig van de Europese Unie, of diens vertegenwoordiger, die in een Malagassische haven wil aanlanden of overladen, stelt het VCC en terzelfderijd de havenautoriteit in Madagaskar ten minste 72 uur van tevoren in kennis van:

de naam en het nummer waarmee het vissersvaartuig dat zal aanlanden of overladen, staat ingeschreven in het vissersvaartuigenregister van de IOTC;

de haven van aanlanding of overlading en, in voorkomend geval, de naam van het vrachtschip;

de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aanlanding of overlading;

de hoeveelheid van elke over te laden of aan te landen soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren;

de bestemming van de overgeladen of aangelande vangsten.

5.

Na onderzoek van de in punt 4 van dit deel vermelde gegevens verleent het VCC van Madagaskar binnen 24 uur na de kennisgeving aan de reder of aan diens vertegenwoordiger toestemming voor overlading of aanlanding.

6.

Overladen en aanlanden worden beschouwd als het verlaten van de visserijzone van Madagaskar. In dit verband zijn de bepalingen van deel 2 van dit hoofdstuk van toepassing.

7.

Na de aanlanding of overlading deelt de reder of diens vertegenwoordiger mee of het voornemen bestaat om de visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar voort te zetten of om de visserijzone van Madgaskar te verlaten.

8.

Een overlading of aanlanding die niet met de punten 1 tot en met 7 van dit deel in overeenstemming is, is verboden in de visserijzone van Madagaskar. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende wetgeving van Madagaskar voorziet.

9.

Overeenkomstig de toepasselijke IOTC-resolutie worden de bijvangsten van EU-vaartuigen voor de visserij met de zegen die in een haven van Madagaskar aanlanden, zoveel mogelijk beschikbaar gesteld aan plaatselijke verwerkingsbedrijven tegen plaatselijke marktprijzen. Op verzoek van de reders van vissersvaartuigen van de Europese Unie verstrekken de regionale departementen van het Ministerie van Visbestanden en Visserij van Madagaskar een lijst met de contactgegevens van de plaatselijke verwerkingsbedrijven.

10.

De EU-vaartuigen voor de tonijnvisserij die vrijwillig hun vangsten in een haven van Madagaskar aanlanden, krijgen een korting van 5 EUR per ton in de visserijzone van Madagaskar gevangen vis op het in hoofdstuk II, punt 3.1, van deze bijlage vermelde visrecht voor de visserijcategorie waartoe het betrokken vaartuig behoort. Worden de visserijproducten aan een visverwerkingsfabriek van Madagaskar verkocht, dan wordt een extra korting van 5 EUR per ton toegekend.

DEEL 4

Satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS)

1.   Positieberichten van vaartuigen — VMS-systeem

1.1.

Vissersvaartuigen van de Europese Unie met een vismachtiging zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem (Vessel Monitoring System — VMS) dat hun positie ieder uur automatisch meedeelt aan het visserijcontrolecentrum (VCC) van hun vlaggenstaat.

1.2.

Elk positiebericht is opgesteld volgens het model in aanhangsel 7 bij deze bijlage en bevat:

de identificatiegegevens van het vaartuig;

de laatste geografische positie van het vaartuig (lengtegraad, breedtegraad), met een foutenmarge van minder dan 500 meter en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %;

de datum en het tijdstip van de registratie van de positie;

de snelheid en de vaarrichting van het vaartuig.

1.3.

De eerste na het binnenvaren van de Malagassische visserijzone geregistreerde positie wordt aangeduid met de code „ENT”. Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code „POS”, met uitzondering van de eerste na het verlaten van de visserijzone van Madagaskar geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code „EXI”.

1.4.

Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, in voorkomend geval, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten moeten op een beveiligde manier worden geregistreerd en drie jaar lang worden bewaard.

2.   Melding van positieberichten bij uitval van het VMS-systeem

2.1.

De kapitein vergewist zich ervan dat het VMS-systeem van zijn vaartuig te allen tijde volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden doorgestuurd naar het VCC van de vlaggenstaat.

2.2.

EU-vaartuigen met een defect VMS-systeem mogen de visserijzone van Madagaskar niet binnenvaren.

2.3.

Bij uitval na het binnenvaren van de Malagassische visserijzone wordt het VMS-systeem van het vaartuig binnen vijftien dagen hersteld of vervangen. Lukt dat niet binnen die termijn, dan mag het vaartuig niet langer in de visserijzone van Madagaskar vissen.

2.4.

Vaartuigen die met een defect VMS-systeem in de Malagassische visserijzone vissen, versturen hun positieberichten ten minste om de vier uur per e-mail, radiobericht of fax naar het VCC van de vlaggenstaat en van Madagaskar overeenkomstig punt 1.2 van dit deel.

3.   Beveiligde verzending van de positieberichten aan Madagaskar

3.1.

Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch door naar het VCC van Madagaskar. De VCC's van de vlaggenstaat en van Madagaskar wisselen hun e-mailadres uit en stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere wijziging daarvan.

3.2.

De verzending van de positieberichten tussen de VCC's van de vlaggenstaat en Madagaskar geschiedt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem.

3.3.

Het VCC van Madagaskar stelt het VCC van de vlaggenstaat en de Europese Unie in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een vismachtiging dat niet heeft gemeld dat het de visserijzone zou verlaten.

4.   Slechte werking van het communicatiesysteem

4.1.

Madagaskar verzekert zich ervan dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat en stelt de Europese Unie onmiddellijk in kennis van elk probleem bij de transmissie en de ontvangst van positieberichten met als doel zo snel mogelijk een technische oplossing te vinden.

4.2.

Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht.

4.3.

De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor iedere bewezen manipulatie van het VMS-systeem van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de in de geldende wetgeving van Madagaskar vastgestelde sancties.

5.   Wijziging van de frequentie van de positieberichten

5.1.

Op basis van gefundeerde aanwijzingen voor een overtreding kan het VCC van Madagaskar bij het VCC van de vlaggenstaat een verzoek, met kopie aan de EU, richten om het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig voor een bepaalde onderzoeksperiode te verlagen tot dertig minuten.

5.2.

Het VCC van Madagaskar moet deze stavingselementen overleggen aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de EU.

5.3.

Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onmiddellijk volgens de nieuwe frequentie door naar het VCC van Madagaskar.

5.4.

Het VCC van Madagaskar stelt het VCC van de vlaggenstaat en de EU onmiddellijk in kennis van het einde van de inspectieprocedure.

5.5.

Aan het einde van de onderzoeksperiode stelt het VCC van Madagaskar het VCC van de vlaggenstaat en de Europese Unie in kennis van de eventuele follow-up.

6.   Geldigheid van het VMS-bericht bij geschillen

Alleen door het VMS-systeem geleverde positiegegevens zijn geldig bij geschillen tussen de partijen.

DEEL 5

Waarnemers

1.   Waarneming van de visserijactiviteiten

1.1.

Beide partijen erkennen het belang van het nakomen van de verplichtingen van de toepasselijke IOTC-resoluties met betrekking tot het programma van wetenschappelijke waarnemers.

1.2.

Om de naleving van deze resoluties te waarborgen, zijn de bepalingen inzake waarnemers als volgt:

1.2.1.

Op verzoek van de Malagassische autoriteiten nemen de vissersvaartuigen van de Europese Unie die in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen, een aantal waarnemers aan boord dat overeenkomt met 10 % van het totale aantal schepen met een vismachtiging per visserijcategorie, als bedoeld in hoofdstuk I.

1.2.2.

De waarnemers hebben tot taak op de toepassing van de in punt 1.1 bedoelde IOTC-resoluties toe te zien en wetenschappelijke gegevens te verzamelen die de bevoegde Malagassische nationale instelling of door de gemengde wetenschappelijke werkgroep nodig hebben.

1.2.3.

De waarnemers worden aangewezen door de bevoegde autoriteiten van Madagaskar.

1.3.

Op vaartuigen met een tonnage van 100 BT of minder zijn de bepalingen van dit deel niet van toepassing.

2.   Aangewezen vaartuigen en waarnemers

2.1.

Bij afgifte van de vismachtigingen wordt door Madagaskar een lijst opgesteld en, in voorkomend geval, bijgewerkt van vaartuigen die zijn geselecteerd om een waarnemer aan boord te nemen, zulks met inachtneming van het bepaalde in punt 1.2.2.

2.2.

Madagaskar zendt deze lijst onmiddellijk na de opstelling of bijwerking ervan per e-mail naar de EU. Als een van de aangewezen vaartuigen vanwege veiligheidsvoorschriften, en met name die welke verband houden met piraterij, aantoonbaar te weinig ruimte heeft, passen de Europese Unie en Madagaskar de lijst van geselecteerde vaartuigen op grond daarvan aan, zulks onverminderd het bepaalde in punt 1.2.1.

2.3.

Zodra de lijst van vaartuigen die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, definitief vaststaat, brengt Madagaskar de reders of hun gemachtigde agent van de schepen die tijdens hun aanwezigheid in de visserijzone van Madagaskar een waarnemer aan boord moeten nemen, daarvan gelijktijdig op de hoogte.

2.4.

Zodra de Malagassische autoriteiten samen met de reder van het geselecteerde vaartuig de inschepingsdatum overeenkomstig punt 7.2 van dit deel hebben vastgesteld, stelt Madagaskar de EU en de betrokken reder of diens gemachtigde agent in kennis van de naam en de contactgegevens van de aangewezen waarnemer.

2.5.

Madagaskar stelt de EU en de betrokken EU-reders of hun vertegenwoordiger van elke wijziging met betrekking tot de aangewezen vaartuigen en waarnemers onverwijld in kennis overeenkomstig de punten 2.1 en 2.3 van dit deel.

2.6.

Madagaskar en de EU trachten, in samenwerking met de andere kuststaten in het zuidwestelijke deel van de Indische Oceaan, tot een gecoördineerde regionale tenuitvoerlegging van de waarnemingsprogramma's, met name op initiatief van de IOTC, te komen.

2.7.

Een vissersvaartuig van de Europese Unie dat overeenkomstig punt 2.1 is aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, is van die verplichting vrijgesteld indien er al een waarnemer aan boord is die daar gedurende de gehele geplande periode verblijft, mits die waarnemer:

is erkend in het kader van een regionaal waarnemingsprogramma waarbij Madagaskar en de EU partij zijn, of

aan boord is genomen in het kader van verplichtingen die gelijkwaardig zijn aan de in punt 1.2.2 van dit deel bedoelde verplichtingen en aan de verplichtingen uit hoofde van andere partnerschapsovereenkomsten voor duurzame visserij tussen de Europese Unie en andere kuststaten in het zuidwestelijke deel van de Indische Oceaan,

aan het bepaalde in de punten 1.2.1 en 8 van dit deel kan voldoen en het VCC van Madagaskar in kennis kan stellen van het resultaat van zijn waarnemingen tijdens de aanwezigheid van het vaartuig in de visserijzone van Madagaskar.

2.8.

De waarnemer blijft niet langer aan boord van het vaartuig dan nodig is om zijn taken te verrichten.

3.   Financiële bijdrage van de reders

3.1.

Onverminderd de gecoördineerde regionale waarnemersprogramma's als bedoeld in punt 2.6 van dit deel, betaalt de reder voor elke waarnemer die door Madagaskar is aangewezen om aan boord van een vissersvaartuig van de Europese Unie te worden genomen, een bijdrage van 20 EUR per dag dat de waarnemer aan boord is. Dit bedrag komt ten goede aan het door het Malagassische VCC beheerde waarnemersprogramma.

3.2.

De kosten van inscheping en ontscheping tussen de haven waar de Malagassische waarnemer aan boord of van boord gaat en diens woonplaats in Madagaskar komen ten laste van de reder.

4.   Loon van de waarnemer

Het loon en de sociale premies voor de door Madagaskar aangewezen waarnemer zijn voor rekening van de autoriteiten van Madagaskar.

5.   Voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer

5.1.

De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer, en met name de duur van zijn aanwezigheid aan boord, worden in onderling overleg tussen de reder of zijn gemachtigde agent en Madagaskar vastgesteld.

5.2.

De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Voor zijn verblijf aan boord wordt evenwel rekening gehouden met de technische structuur van het vaartuig.

5.3.

De kosten van het verblijf en de maaltijden van de waarnemer aan boord van het vaartuig zijn voor rekening van de reder.

5.4.

De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer te waarborgen.

5.5.

De waarnemer beschikt over alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. De kapitein van het vaartuig zorgt ervoor dat de waarnemer toegang heeft tot de communicatiemiddelen, tot de documenten aan boord, tot de documenten die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig, en met name het visserijlogboek, het verwerkingslogboek en het navigatieboek, en tot de delen van het vaartuig die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van zijn taken.

6.   Taken van de waarnemer

Gedurende zijn volledige verblijf aan boord:

zorgt de waarnemer ervoor dat hij de visserijactiviteiten niet onderbreekt of hindert;

gaat hij zorgvuldig om met de goederen en installaties aan boord;

bewaart de waarnemer geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten.

7.   Inscheping en ontscheping van de waarnemer

7.1.

De waarnemer gaat in een door de reder gekozen haven aan boord.

7.2.

De reder of zijn vertegenwoordiger stelt Madagaskar tien dagen vóór het aan boord nemen van de waarnemer in kennis van de datum, het tijdstip en de haven van inscheping. Indien de waarnemer in een ander land aan boord gaat, zijn de reis- en doorreiskosten (met inbegrip van de kosten van verblijf en maaltijden) tot de haven van inscheping voor rekening van de reder.

7.3.

Als de waarnemer zich niet binnen twaalf uur na de vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die waarnemer aan boord te nemen. Het vaartuig mag de haven dan verlaten en zijn visserijactiviteiten aanvangen.

7.4.

Indien de waarnemer niet in een haven van Madagaskar van boord gaat, komen de reis- en doorreiskosten tot zijn Malagassische woonplaats (met inbegrip de kosten van verblijf en maaltijden) voor rekening van de reder.

7.5.

Indien het vaartuig zich niet op het afgesproken tijdstip in een vooraf vastgestelde haven bevindt om een waarnemer aan boord te nemen, komen de kosten die ontstaan doordat de waarnemer in de haven moet wachten (verblijf en maaltijden), ten laste van de reder.

7.6.

Indien het vaartuig niet opdaagt, kan Madagaskar de vismachtiging van dat vaartuig opschorten en de in de geldende wetgeving van Madagaskar vastgestelde sancties toepassen, tenzij het om een aan het VCC gemeld geval van overmacht gaat. In dit laatste geval komt de reder met de Malagassische autoriteiten een nieuwe datum overeen waarop de waarnemer aan boord wordt genomen, en mag het vaartuig geen visserijactiviteiten in de visserijzone van Madagaskar verrichten totdat de waarnemer daadwerkelijk aan boord gaat. Madagaskar stelt de EU en de reder onverwijld in kennis van de maatregelen die in het kader van dit punt zijn genomen.

8.   Taken van de waarnemer

8.1.

De waarnemer verricht de volgende taken:

8.1.1.

Hij verzamelt alle informatie over de visserijactiviteit van het vaartuig, en met name informatie over:

het gebruikte vistuig;

de positie van het vaartuig tijdens de visserijactiviteit;

de hoeveelheden of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren voor elke gevangen doelsoort en daarmee geassocieerde soort, alsook voor de bijvangsten en incidenteel gevangen soorten;

de geraamde vangsten die aan boord zijn gehouden en die welke zijn teruggeworpen.

8.1.2.

Hij neemt biologische monsters in het kader van wetenschappelijke programma's.

8.2.

Tijdens de activiteiten van het vaartuig in de visserijzone van Madagaskar deelt de waarnemer zijn waarnemingen dagelijks mee per radiobericht, fax of e-mail en geeft hij daarbij ook de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst op, en voert hij ook eventuele andere taken in opdracht van het Malagassische VCC uit.

9.   Verslag van de waarnemer

9.1.

Alvorens het vaartuig te verlaten, legt de waarnemer de kapitein van het vaartuig een verslag van zijn waarnemingen voor. De kapitein van het vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het verslag van de waarnemer. Het verslag wordt ondertekend door de waarnemer en door de kapitein, die een kopie van dat verslag ontvangt. Wanneer de kapitein het waarnemersverslag weigert te ondertekenen, schrijft hij in dat verslag de redenen van die weigering, met de vermelding „weigert te ondertekenen”.

9.2.

De waarnemer zendt zijn verslag toe aan het VCC van Madagaskar, dat binnen 15 werkdagen na het van boord gaan van de waarnemer een kopie doet toekomen aan de EU.

DEEL 6

Inspectie op zee en in de haven

1.

Vissersvaartuigen van de Europese Unie met een vismachtiging worden op zee of in de haven, op de kade of op de rede in de visserijzone van Madagaskar geïnspecteerd door vaartuigen en inspecteurs van Madagaskar die voor de controle van de visserij zijn beëdigd.

2.

Alvorens aan boord te gaan, stellen de inspecteurs van Madagaskar de kapitein van het vissersvaartuig van de Europese Unie in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De inspectie wordt verricht door de visserijinspecteurs zelf. Vóór de inspectie moeten de inspecteurs hun identiteit, kwalificatie en opdracht aantonen.

3.

De inspecteurs blijven niet langer aan boord van de vissersvaartuigen van de Europese Unie dan nodig is om de inspectietaken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.

3.1.

Madagaskar kan vertegenwoordigers van de EU toestaan om als waarnemer aan de inspectie deel te nemen.

3.2.

De kapitein van het vissersvaartuig van de Europese Unie faciliteert het aan boord gaan en de werkzaamheden van de inspecteurs.

3.3.

Aan het eind van elke inspectie stellen de inspecteurs een inspectieverslag op. De kapitein van het vissersvaartuig van de Europese Unie mag opmerkingen toevoegen aan het inspectieverslag. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het opstelt en door de kapitein van het vissersvaartuig van de Europese Unie. Wanneer de kapitein het inspectieverslag weigert te ondertekenen, schrijft hij in het inspectieverslag de redenen van die weigering, met de vermelding „weigert te ondertekenen”.

3.4.

De inspecteurs overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het vissersvaartuig van de Europese Unie alvorens het vaartuig te verlaten. Madagaskar zendt uiterlijk acht werkdagen nadat de inspecteurs weer aan land zijn gegaan, een kopie van het inspectieverslag aan de EU, onverminderd de bepalingen van deel 7, punt 1, van deze bijlage.

DEEL 7

Inbreuken

1.   Behandeling van inbreuken

1.1.

Van elke inbreuk die in de visserijzone van Madagaskar is gepleegd door een EU-vissersvaartuig met een vismachtiging overeenkomstig deze bijlage en die het voorwerp is van een inbreukkennisgeving, is in een inspectieverslag melding gemaakt.

1.2.

Bij een inbreuk die in de visserijzone van Madagaskar door een EU-vissersvaartuig is gepleegd, wordt de kennisgeving van de inbreuk en de aan de kapitein of het visserijbedrijf opgelegde accessoire sancties rechtstreeks aan de reder toegezonden overeenkomstig de in de geldende wetgeving van Madagaskar vastgestelde procedures.

1.3.

Een kopie van het inspectieverslag en van de inbreukkennisgeving wordt door Madagaskar binnen 72 uur aan de EU elektronisch toegezonden.

1.4.

De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tegen de vastgestelde inbreuk onverlet.

2.   Aanhouding van het vaartuig — Informatiebijeenkomst

2.1.

Indien ten aanzien van een EU-vissersvaartuig een inbreuk wordt vastgesteld, kan dit vaartuig, als de geldende Malagassische wetgeving daarin voorziet, worden verplicht zijn visserijactiviteit te beëindigen en zich, wanneer het zich op zee bevindt, naar een haven van Madagaskar te begeven.

2.2.

Madagaskar stelt de Europese Unie binnen 24 uur elektronisch in kennis van de aanhouding van een EU-vissersvaartuig. De kennisgeving vermeldt de reden voor de aanhouding en/of de opbrenging en gaat vergezeld van bewijsmateriaal betreffende de betrokken inbreuk.

2.3.

Alvorens tegen het vaartuig, de kapitein, de bemanning of de lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van bewijsstukken, belegt Madagaskar binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig een informatiebijeenkomst waarop de feiten die tot de aanhouding van het vaartuig hebben geleid, worden toegelicht en de eventuele verdere stappen worden uiteengezet. Aan deze informatiebijeenkomst kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat en van de reder van het vaartuig deelnemen.

3.   Vervolging van de inbreuk — Schikkingsprocedure

3.1.

De op de geconstateerde inbreuk toe te passen sanctie wordt door Madagaskar overeenkomstig de bepalingen van de geldende Malagassische wetgeving vastgesteld.

3.2.

Wanneer voor de afhandeling van de inbreuk een gerechtelijke procedure vereist is, wordt vóór de inleiding daarvan en voor zover de inbreuk geen strafbaar feit inhoudt, getracht een schikking tussen de Malagassische autoriteiten en het EU-vaartuig tot stand te brengen waarin de aard en de hoogte van de sanctie worden bepaald. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk 72 uur na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten.

3.3.

Een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vissersvaartuig en van de Europese Unie kan aan deze schikkingsprocedure deelnemen.

4.   Gerechtelijke procedure — Bankgarantie

4.1.

Indien geen minnelijke schikking tot stand komt en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft gepleegd, een bankgarantie bij een door Madagaskar opgegeven bank ter hoogte van een door Madagaskar vast te stellen bedrag dat de kosten van de aanhouding, de geschatte boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt vrijgegeven wanneer de gerechtelijke procedure is voltooid.

4.2.

Na het vonnis wordt de bankgarantie vrijgegeven en zo snel mogelijk aan de reder terugbetaald:

in haar geheel, wanneer geen sanctie wordt opgelegd;

ten bedrage van het saldo, wanneer de boetesom lager uitvalt dan de bankgarantie.

4.3.

Madagaskar stelt de Europese Unie binnen acht dagen na het vonnis in kennis van de resultaten van de gerechtelijke procedure.

5.   Vrijgave van het vaartuig en de bemanning

Het vaartuig en de bemanning mogen de haven verlaten zodra de uit de schikkingsprocedure voortvloeiende sanctie is vereffend of zodra de bankgarantie is gesteld.

DEEL 8

Samenwerking op het gebied van bewaking ter bestrijding van IOO-visserij

1.   Doelstelling

Om de bewaking van de visserij op volle zee en de bestrijding van de IOO-visserij te intensiveren, worden de kapiteins van de vissersvaartuigen van de Europese Unie aangemoedigd vissersvaartuigen in de visserijzone van Madagaskar te signaleren die niet voorkomen op de IOTC-lijst of op de Malagassische lijst van buitenlandse vaartuigen die in de visserijzone van Madagaskar mogen vissen.

2.   Procedure

2.1.

Kapiteins van EU-vissersvaartuigen die een vissersvaartuig waarnemen dat mogelijk IOO-visserijactiviteiten uitoefent, mogen zoveel mogelijk gegevens over deze waarneming verzamelen.

2.2.

Deze informatie wordt onverwijld en gelijktijdig toegezonden aan het VCC van Madagaskar en aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het vaartuig van waar de waarneming is verricht. Zodra deze bevoegde autoriteiten de desbetreffende informatie hebben ontvangen, sturen zij deze elektronisch door naar de EU.

2.3.

De EU stuurt deze op haar beurt door naar Madagaskar.

3.   Wederkerigheid

Indien Madagaskar beschikt over waarnemingsverslagen over vissersvaartuigen die mogelijk IOO-visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone uitoefenen, zendt het deze verslagen zo spoedig mogelijk aan de EU toe.

HOOFDSTUK V

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.

De reders van de vissersvaartuigen van de Europese Unie die in het kader van dit protocol actief zijn, streven ernaar onderdanen van Madagaskar of, indien dat niet mogelijk is, van andere ACS-landen aan te monsteren voor de visserij in de visserijzone van Madagaskar. Het aantal Malagassische zeelieden dat op elk vissersvaartuig van de Europese Unie wordt aangemonsterd, bedraagt minimaal twee voor vaartuigen voor de visserij met de zegen en minimaal één voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug van meer dan 100 BT.

2.

Reders die het in punt 1 genoemde minimumaantal aan te monsteren Malagassische zeelieden niet halen, betalen een forfaitair bedrag van 20 EUR per dag per niet-aangemonsterde zeeman.

3.

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die op vissersvaartuigen van de Europese Unie zijn aangemonsterd. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, om de erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en om de bestrijding van discriminatie in arbeid en beroep.

4.

De arbeidsovereenkomsten van de Malagassische zeelieden, waarvan de bevoegde Malagassische autoriteiten en de ondertekenende partijen een afschrift ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. Op grond van deze overeenkomsten zijn de zeelieden overeenkomstig de geldende Malagassische wetgeving aangesloten bij de op hen van toepassing zijnde socialezekerheidsregeling, met inbegrip van een levens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

5.

De gage van de Malagassische zeelieden komt ten laste van de reder. De gage moet in onderling overleg tussen de reders of hun vertegenwoordigers en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers worden vastgesteld. De bezoldigingsvoorwaarden voor de zeelieden mogen echter niet ongunstiger zijn dan die welke in Madagaskar gelden, en evenmin onder de IAO-normen liggen.

6.

De door reders van vissersvaartuigen van de Europese Unie aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Indien de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren.

7.

De kosten van inscheping of ontscheping tussen de haven waar de Malagassische zeeman aan boord of van boord gaat en diens woonplaats in Madagaskar komen ten laste van de reder.

LIJST VAN AANHANGSELS

Aanhangsel 1 —

Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging

Aanhangsel 2 —

Technische notitie

Aanhangsel 3 —

Coördinaten (lengte- en breedtegraden) van de visserijzone van Madagaskar

Aanhangsel 4 —

Geografische coördinaten van de zone waar uitsluitend Malagassische ambachtelijke en traditionele visserijactiviteiten zijn toegestaan

Aanhangsel 5 —

Modelformulier voor kwartaalaangifte van voorlopige vangsten en visserijinspanningen

Aanhangsel 6 —

Formulier voor de aangifte van het binnenvaren en verlaten van de visserijzone

Aanhangsel 7 —

Formaat van het VMS-positiebericht

Aanhangsel 8 —

Richtsnoeren voor het inwerkingstelling van het elektronische systeem voor de verzending van gegevens over visserijactiviteiten (ERS-systeem — Electronic Recording and Reporting System)

Aanhangsel 9 —

Contactgegevens van Madagaskar

Aanhangsel 1

Image 7

Tekst van het beeld

Image 8

Tekst van het beeld

Aanhangsel 2

Image 9

Tekst van het beeld

Image 10

Tekst van het beeld

Aanhangsel 3

Coördinaten (lengte- en breedtegraden) van de visserijzone van Madagaskar

Punt

LatDD

LonDD

 

LatitudeString

LongitudeString

1

-10,3144

49,4408

 

10° 18′ 52″ S

049° 26′ 27″ E

2

-11,0935

50,1877

 

11° 05′ 37″ S

050° 11′ 16″ E

3

-11,5434

50,4776

 

11° 32′ 36″ S

050° 28′ 39″ E

4

-12,7985

53,2164

 

12° 47′ 55″ S

053° 12′ 59″ E

5

-14,0069

52,7392

 

14° 00′ 25″ S

052° 44′ 21″ E

6

-16,1024

52,4145

 

16° 06′ 09″ S

052° 24′ 52″ E

7

-17,3875

52,3847

 

17° 23′ 15″ S

052° 23′ 05″ E

8

-18,2880

52,5550

 

18° 17′ 17″ S

052° 33′ 18″ E

9

-18,7010

52,7866

 

18° 42′ 04″ S

052° 47′ 12″ E

10

-18,8000

52,8000

 

18° 48′ 00″ S

052° 47′ 60″ E

11

-20,4000

52,0000

 

20° 23′ 60″ S

052° 00′ 00″ E

12

-22,3889

51,7197

 

22° 23′ 20″ S

051° 43′ 11″ E

13

-23,2702

51,3943

 

23° 16′ 13″ S

051° 23′ 39″ E

14

-23,6405

51,3390

 

23° 38′ 26″ S

051° 20′ 20″ E

15

-25,1681

50,8964

 

25° 10′ 05″ S

050° 53′ 47″ E

16

-25,4100

50,7773

 

25° 24′ 36″ S

050° 46′ 38″ E

17

-26,2151

50,5157

 

26° 12′ 54″ S

050° 30′ 57″ E

18

-26,9004

50,1112

 

26° 54′ 01″ S

050° 06′ 40″ E

19

-26,9575

50,0255

 

26° 57′ 27″ S

050° 01′ 32″ E

20

-27,4048

49,6781

 

27° 24′ 17″ S

049° 40′ 41″ E

21

-27,7998

49,1927

 

27° 47′ 59″ S

049° 11′ 34″ E

22

-28,1139

48,6014

 

28° 06′ 50″ S

048° 36′ 05″ E

23

-28,7064

46,8002

 

28° 42′ 23″ S

046° 48′ 01″ E

24

-28,8587

46,1839

 

28° 51′ 31″ S

046° 11′ 02″ E

25

-28,9206

45,5510

 

28° 55′ 14″ S

045° 33′ 04″ E

26

-28,9301

44,9085

 

28° 55′ 48″ S

044° 54′ 31″ E

27

-28,8016

44,1090

 

28° 48′ 06″ S

044° 06′ 32″ E

28

-28,2948

42,7551

 

28° 17′ 41″ S

042° 45′ 18″ E

29

-28,0501

42,2459

 

28° 03′ 00″ S

042° 14′ 45″ E

30

-27,8000

41,9000

 

27° 48′ 00″ S

041° 53′ 60″ E

31

-27,5095

41,5404

 

27° 30′ 34″ S

041° 32′ 25″ E

32

-27,0622

41,1644

 

27° 03′ 44″ S

041° 09′ 52″ E

33

-26,4435

40,7183

 

26° 26′ 37″ S

040° 43′ 06″ E

34

-25,7440

40,3590

 

25° 44′ 38″ S

040° 21′ 32″ E

35

-24,8056

41,0598

 

24° 48′ 20″ S

041° 03′ 35″ E

36

-24,2116

41,4440

 

24° 12′ 42″ S

041° 26′ 38″ E

37

-23,6643

41,7153

 

23° 39′ 51″ S

041° 42′ 55″ E

38

-22,6317

41,8386

 

22° 37′ 54″ S

041° 50′ 19″ E

39

-21,7798

41,7652

 

21° 46′ 47″ S

041° 45′ 55″ E

40

-21,3149

41,6927

 

21° 18′ 54″ S

041° 41′ 34″ E

41

-20,9003

41,5831

 

20° 54′ 01″ S

041° 34′ 59″ E

42

-20,6769

41,6124

 

20° 40′ 37″ S

041° 36′ 45″ E

43

-19,6645

41,5654

 

19° 39′ 52″ S

041° 33′ 55″ E

44

-19,2790

41,2489

 

19° 16′ 44″ S

041° 14′ 56″ E

45

-18,6603

42,0531

 

18° 39′ 37″ S

042° 03′ 11″ E

46

-18,0464

42,7813

 

18° 02′ 47″ S

042° 46′ 53″ E

47

-17,7633

43,0335

 

17° 45′ 48″ S

043° 02′ 01″ E

48

-17,2255

43,3119

 

17° 13′ 32″ S

043° 18′ 43″ E

49

-16,7782

43,4356

 

16° 46′ 42″ S

043° 26′ 08″ E

50

-15,3933

42,5195

 

15° 23′ 36″ S

042° 31′ 10″ E

51

-14,4487

43,0263

 

14° 26′ 55″ S

043° 01′ 35″ E

52

-14,4130

43,6069

 

14° 24′ 47″ S

043° 36′ 25″ E

53

-14,5510

44,3684

 

14° 33′ 04″ S

044° 22′ 06″ E

54

-14,5367

45,0275

 

14° 32′ 12″ S

045° 01′ 39″ E

55

-14,3154

45,8555

 

14° 18′ 55″ S

045° 51′ 20″ E

56

-13,8824

46,3861

 

13° 52′ 57″ S

046° 23′ 10″ E

57

-12,8460

46,6944

 

12° 50′ 46″ S

046° 41′ 40″ E

58

-12,6981

47,2079

 

12° 41′ 53″ S

047° 12′ 28″ E

59

-12,4637

47,7409

 

12° 27′ 49″ S

047° 44′ 27″ E

60

-12,0116

47,9670

 

12° 00′ 42″ S

047° 58′ 01″ E

61

-11,0158

48,5552

 

11° 00′ 57″ S

048° 33′ 19″ E

62

-10,3144

49,4408

 

10° 18′ 52″ S

049° 26′ 27″ E

NB: Madagaskar deelt de geografische coördinaten van de basislijnen van zijn visserijzone uiterlijk met ingang van de voorlopige toepassing van dit protocol mee.

Aanhangsel 4

Geografische coördinaten van de zone waar uitsluitend Malagassische ambachtelijke en traditionele visserijactiviteiten zijn toegestaan

Punt

Latitude

Longitude

1

12° 18,44S

47° 35,63

2

11° 56,64S

47° 51,38E

3

11° 53S

48° 00E

4

12° 18S

48° 14E

5

12° 30S

48° 05E

6

12° 32S

47° 58E

7

12° 56S

47° 47E

8

13° 01S

47° 31E

9

12° 53S

47° 26E

Aanhangsel 5

Image 11

Tekst van het beeld

Aanhangsel 6

Image 12

Tekst van het beeld

Aanhangsel 7

Formaat van het VMS-positiebericht

MEDEDELING VAN VMS-BERICHTEN AAN MADAGASKAR

FORMAT VAN DE VMS-GEGEVENS — POSITIEBERICHT

Gegeven

Code

Verplicht (V)/Optioneel (O)

Inhoud

Begin record

SR

V

Berichtinformatie — geeft het begin van de record aan

Geadresseerde

AD

V

Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van geadresseerde

Verzender

FR

V

Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van verzender

Vlaggenstaat

FS

V

Berichtinformatie — ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van vlaggenstaat

Berichttype

TM

V

Berichtinformatie — type bericht (ENT, POS, EXI)

Radioroepnaam (IRCS)

RC

V

Vaartuiginformatie — internationale radioroepnaam van het vaartuig (IRCS)

Intern referentienummer van de overeenkomstsluitende partij

IR

O

Vaartuiginformatie — uniek nummer van de overeenkomstsluitende partij ISO-alfa-3-code (ISO-3166), gevolgd door het nummer

Extern registratienummer

XR

V

Vaartuiginformatie — nummer aangebracht op de romp van het vaartuig (ISO 8859.1)

Breedtegraad

LT

V

Positie-informatie — positie in graden en decimale graden +/– DD.ddd (WGS84)

Lengtegraad

LG

V

Positie-informatie — positie in graden en decimale graden +/– DD.ddd (WGS84)

Vaarrichting

CO

V

Vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Snelheid

SP

V

Vaarsnelheid van het vaartuig in tienden van knopen

Datum

DA

V

Positie-informatie — datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positie-informatie — tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeeminformatie — geeft het einde van de registratie aan

De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:

 

de gebruikte tekens dienen in overeenstemming te zijn met ISO-norm 8859.1;

 

een dubbele schuine streep (//) en de letters „SR” geven het begin van een bericht aan,

 

elk gegevenselement wordt aangegeven met de code ervan en wordt van de andere gegevenselementen gescheiden door een dubbele schuine streep (//),

 

een enkele schuine streep (/) fungeert als separator tussen code en gegeven,

 

de ER-code, gevolgd door een dubbele schuine streep (//) geeft het einde van het bericht aan,

 

de optionele gegevens moeten worden opgenomen tussen het begin en het einde van het bericht.

Aanhangsel 8

Richtsnoeren voor de inwerkingstelling van het elektronische systeem voor de verzending van gegevens over visserijactiviteiten (ERS — Electronic Recording and Reporting System)

1.   Algemene bepalingen

i.

Elk vissersvaartuig van de Europese Unie dat in de visserijzone van Madagaskar actief is, moet zijn uitgerust met een elektronisch systeem, hierna ERS-systeem genoemd, dat de gegevens over de visserijactiviteit van dat vaartuig, hierna ERS-gegevens genoemd, kan registreren en verzenden.

ii.

Vaartuigen van de Europese Unie zonder ERS-systeem of met een niet-werkend ERS-systeem mogen de Malagassische visserijzone niet binnenvaren om daar visserijactiviteiten te verrichten.

iii.

De ERS-gegevens worden overeenkomstig de procedures van de vlaggenstaat van het vaartuig verzonden, d.w.z. dat zij eerst worden toegezonden aan het VCC van de vlaggenstaat, dat vervolgens zorgt voor de automatische terbeschikkingstelling van de gegevens aan het VCC van Madagaskar.

iv.

De vlaggenstaat en Madagaskar zorgen ervoor dat hun VCC is uitgerust met de informatica-apparatuur en de software die nodig zijn voor de automatische transmissie van de ERS-gegevens in XML-formaat en beschikt over een elektronische opslagprocedure om de ERS-gegevens te registreren en gedurende ten minste 3 jaar leesbaar te bewaren.

v.

Voor de transmissie van de ERS-gegevens wordt gebruikgemaakt van de elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de EU beheert („DEH” of „Data Exchange Highway” genoemd).

vi.

De vlaggenstaat en Madagaskar wijzen elk een ERS-correspondent aan die als contactpersoon fungeert.

a.

De ERS-correspondenten worden voor ten minste zes maanden aangewezen.

b.

Vóór de inbedrijfstelling van het ERS-systeem door de leverancier stellen het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Madagaskar elkaar in kennis van de gegevens van hun ERS-correspondent (naam, adres, telefoonnummer, faxnummer, e-mailadres).

c.

Wijzigingen in de gegevens van de ERS-correspondent moeten onmiddellijk worden gemeld.

2.   Opstellen en verzenden van de ERS-gegevens

i.

Het Unievissersvaartuig:

a.

verzendt dagelijks de ERS-gegevens voor elke dag dat het zich in het vangstgebied van Madagaskar bevindt;

b.

registreert voor elke visserijactiviteit welke hoeveelheid per soort is gevangen, aan boord is gehouden als doelsoort of als bijvangst, of is teruggeworpen;

c.

geeft voor elke op de vismachtiging van Madagaskar vermelde soorten ook de nulvangsten aan;

d.

identificeert elke soort aan de hand van de alfa-3-lettercode van de FAO;

e.

drukt de hoeveelheden uit in kg levend gewicht of, indien vereist, in aantal stuks;

f.

geeft voor elke soort op welke hoeveelheden zijn overgeladen en/of aangeland;

g.

registreert in de ERS-gegevens telkens wanneer het de Malagassische visserijzone binnenvaart (COE-bericht) en verlaat (COX-bericht), een bericht met daarin voor elke op de vismachtiging van Madagaskar vermelde soort de hoeveelheden die bij het binnenvaren/uitvaren aan boord zijn gehouden;

h.

zendt elke dag uiterlijk om 23.59 UTC de ERS-gegevens aan het VCC van de vlaggenstaat toe in het in punt 2 bedoelde formaat.

ii.

De kapitein is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de geregistreerde en verzonden ERS-gegevens.

iii.

Het VCC van de vlaggenstaat zendt de ERS-gegevens onmiddellijk automatisch naar het VCC van Madagaskar.

iv.

Het VCC van Madagaskar bevestigt de ontvangst van de ERS-gegevens per omgaande en behandelt alle ERS-gegevens als vertrouwelijk.

3.   Mankement in het ERS-systeem aan boord van het vaartuig en/of in de transmissie van de ERS-gegevens tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat

i.

De vlaggenstaat stelt de kapitein en/of de eigenaar, of diens vertegenwoordiger, van een onder zijn vlag varend vaartuig onmiddellijk in kennis van technische mankementen van het op het vaartuig geïnstalleerde ERS-systeem en van mankementen in de transmissie van de ERS-gegevens tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat.

ii.

De vlaggenstaat stel Madagaskar in kennis van het geconstateerde mankement en van de maatregelen die zijn genomen om het op te lossen.

iii.

Indien zich een defect in het ERS-systeem aan boord van het vaartuig voordoet, wordt er door de kapitein en/of de reder op toegezien dat het ERS-systeem na uiterlijk tien dagen wordt gerepareerd of vervangen. Indien het vaartuig in die periode van tien dagen een haven aandoet, mag het zijn visserijactiviteiten in de Malagassische visserijzone pas hervatten wanneer het ERS-systeem weer naar behoren werkt of, wanneer dat laatste niet het geval is, wanneer Madagaskar daarvoor toestemming verleent.

a.

Een vissersvaartuig dat een technisch mankement aan zijn ERS-systeem heeft gehad, mag de haven pas verlaten wanneer zijn ERS-systeem weer naar behoren werkt, tot tevredenheid van de vlaggenstaat en van Madagaskar, of

b.

wanneer het daarvoor toestemming krijgt van de vlaggenstaat. In dat geval stelt de vlaggenstaat Madagaskar vóór het vertrek van het vaartuig hiervan in kennis.

iv.

Unievaartuigen die in de visserijzone van Madagaskar actief zijn met een defect ERS-systeem, verzenden alle ERS-gegevens dagelijks, uiterlijk om 23.59 UTC, naar het VCC van de vlaggenstaat via om het even welk ander elektronisch communicatiemiddel waartoe het VCC van Madagaskar toegang heeft.

v.

ERS-gegevens die vanwege een mankement niet via het ERS-systeem ter beschikking van Madagaskar kunnen worden gesteld, worden door het VCC van de vlaggenstaat via een andere onderling afgesproken elektronische weg verzonden naar het VCC van Madagaskar. Deze alternatieve transmissie wordt dan als prioritair beschouwd, aangezien de normaal geldende transmissietermijnen niet in acht kunnen worden genomen.

vi.

Indien het VCC van Madagaskar 3 opeenvolgende dagen geen ERS-gegevens van een vaartuig heeft ontvangen, kan Madagaskar dat vaartuig het bevel geven zich onmiddellijk voor onderzoek naar een door Madagaskar aangewezen haven te begeven.

4.   Mankement bij een VCC — Het VCC van Madagaskar ontvangt geen ERS-gegevens

i.

Indien een VCC geen ERS-gegevens ontvangt, meldt de betrokken ERS-correspondent dit onmiddellijk aan de ERS-correspondent van het andere VCC en werkt hij zo nodig mee aan de oplossing van het probleem.

ii.

Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Madagaskar spreken vóór de operationele invoering van het ERS-systeem af welke andere elektronische communicatiemiddelen voor de transmissie van de ERS-gegevens moeten worden gebruikt wanneer zich een mankement bij het VCC voordoet, en stellen elkaar in kennis van elke wijziging in dit verband.

iii.

Wanneer het VCC van Madagaskar signaleert geen ERS-gegevens te hebben ontvangen, gaat het VCC van de vlaggenstaat op zoek naar de oorzaak van het probleem en neemt het de nodige maatregelen om het probleem op te lossen. Het VCC van de vlaggenstaat stelt het VCC van Madagaskar en de EU uiterlijk 24 uur nadat het mankement is geconstateerd, in kennis van de resultaten en de genomen maatregelen.

iv.

Indien meer dan 24 uur nodig is om het probleem op te lossen, verzendt het VCC van de vlaggenstaat de ontbrekende ERS-gegevens onmiddellijk naar het VCC van Madagaskar aan de hand van een ander, in punt 3, onder v), bedoeld elektronisch communicatiemiddel.

v.

Madagaskar waarschuwt zijn bevoegde controlediensten om te voorkomen dat de EU-vaartuigen in gebreke worden gesteld omdat het VCC van Madagaskar geen gegevens heeft verzonden vanwege een mankement bij een van de VCC's.

5.   Onderhoud van een VCC

i.

Een VCC dat (in het kader van een onderhoudsprogramma) onderhoudsactiviteiten plant die gevolgen kunnen hebben voor de uitwisseling van ERS-gegevens, moet het andere VCC ten minste 72 uur van tevoren hiervan in kennis stellen, zo mogelijk met opgave van de datum en de duur van het onderhoud. Informatie over niet-gepland onderhoud wordt zo spoedig mogelijk aan het andere VCC gemeld.

ii.

Tijdens het onderhoud kan de terbeschikkingstelling van ERS-gegevens worden opgeschort totdat het systeem weer operationeel is. De betrokken ERS-gegevens worden in dat geval onmiddellijk na afloop van het onderhoud beschikbaar gesteld.

iii.

Neemt het onderhoud meer dan 24 uur in beslag, dan worden de ERS-gegevens aan het andere VCC toegezonden met behulp van een ander, in punt 3, onder v), bedoeld elektronisch communicatiemiddel.

iv.

Madagaskar waarschuwt zijn bevoegde controlediensten om te voorkomen dat de EU-vaartuigen in gebreke worden gesteld voor het niet verzenden van ERS-gegevens vanwege onderhoudswerkzaamheden bij een van de VCC's.

6.   Routering van ERS-gegevens naar Madagaskar

i.

Voor de transmissie van de ERS-gegevens van de vlaggenstaat naar Madagaskar wordt gebruikgemaakt van de in lid 1 van dit aanhangsel bedoelde elektronische communicatiemiddelen die de Europese Commissie namens de EU beheert (DEH of Data Exchange Highway genoemd).

ii.

In het kader van het beheer van de visserijactiviteiten van de EU-vloot worden deze gegevens opgeslagen en kunnen ze namens de Europese Unie worden ingezien door daartoe gemachtigd personeel van de Europese Commissie.

Aanhangsel 9

Contactgegevens van Madagaskar

NB: Madagaskar deelt alle hieronder bedoelde gegevens uiterlijk bij aanvang van de toepassing van dit protocol mee.

1.   Ministerie van Visbestanden en Visserij

Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.

2.   Voor het aanvragen van vismachtigingen

Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.

3.   Directoraat Statistiek en Programmering (DSP)

Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.

4.   Visserijcontrolecentrum (VCC) en meldingen inzake het binnenvaren en uitvaren

Naam van het VCC (oproepcode):

Radio:

 

VHF: F1 kanaal 16; F2 kanaal 71

 

HF: F1 5.283 MHZ; F2 7.3495 MHZ

Adres, e-mailadres, alternatief e-mailadres, telefoon- en faxnummers.

5.   Unité de Statistique Thonière d'Antsiranana

Adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummers.


VERORDENINGEN

19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/44


VERORDENING (EU) Nr. 1350/2014 VAN DE RAAD

van 15 december 2014

betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 november 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 31/2008 betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Madagaskar (1) (hierna „overeenkomst” genoemd) goedgekeurd. Het huidige protocol bij de overeenkomst verstrijkt op 31 december 2014.

(2)

Op 19 juni 2014 (2) is een nieuw protocol bij de overeenkomst geparafeerd (hierna „het protocol” genoemd). Krachtens het protocol worden aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden verleend in de visserijzone waarover de Republiek Madagaskar de jurisdictie heeft.

(3)

Op 15 december 2014 heeft de Raad Besluit 2014/929/EU (3) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld.

(4)

Bepaald moet worden hoe de vangstmogelijkheden voor de periode van toepassing van het protocol over de lidstaten moeten worden verdeeld.

(5)

Als blijkt dat de vangstmogelijkheden die krachtens het protocol aan de Unie zijn toegewezen, niet volledig worden benut, stelt de Commissie de lidstaten daarvan overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (4) in kennis. Indien binnen een door de Raad te bepalen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. De hier bedoelde termijn moet door de Raad worden vastgesteld.

(6)

Met het oog op de gegarandeerde voortzetting van de visserijactiviteiten van de Unievaartuigen is in artikel 15 van het protocol bepaald dat het protocol met ingang van de datum van ondertekening ervan, maar niet eerder dan met ingang van 1 januari 2015, voorlopig kan worden toegepast door elk van de partijen.

(7)

De onderhavige verordening dient van toepassing te zijn met ingang van de datum van ondertekening van het protocol, maar niet eerder dan 1 januari 2015,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld krachtens het protocol, worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Spanje:

20 vaartuigen

Frankrijk:

19 vaartuigen

Italië:

1 vaartuig

b)

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van meer dan 100 BT:

Spanje:

18 vaartuigen

Frankrijk:

9 vaartuigen

Portugal:

5 vaartuigen

c)

voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, met een tonnage van 100 BT of minder:

Frankrijk:

22 vaartuigen

2.   Het in de bijlage bij het protocol voor de vaartuigen van de Unie voor de visserij met de drijvende beug vastgestelde maximum voor haaienvangsten bij het vissen op tonijn en tonijnachtigen wordt als volgt over de lidstaten verdeeld:

Spanje:

207 ton

Frankrijk:

34 ton

Portugal:

9 ton

3.   Verordening (EG) nr. 1006/2008 is van toepassing onverminderd de overeenkomst.

4.   Als met de aanvragen voor vismachtigingen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle door het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.

5.   De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 bedoelde termijn waarbinnen de lidstaten moeten bevestigen dat zij de krachtens het protocol toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig benutten, bedraagt tien werkdagen vanaf de datum waarop de Commissie aan de lidstaten heeft gemeld dat de vangstmogelijkheden niet volledig zijn benut.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van ondertekening van het protocol, maar niet eerder dan met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MARTINA


(1)   PB L 15 van 18.1.2008, blz. 1.

(2)  Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Madagaskar en de Europese Gemeenschap (zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad).

(3)  Zie bladzijde 6 van dit Publicatieblad.

(4)  Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/46


VERORDENING (EU) Nr. 1351/2014 VAN DE RAAD

van 18 december 2014

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 692/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2014/386/GBVB van de Raad van 23 juni 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 692/2014 van de Raad (2) geeft uitvoering aan bepaalde maatregelen die zijn vastgesteld in Besluit 2014/386/GBVB, met name beperkingen op goederen van oorsprong uit de Krim of uit Sebastopol en op het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met de invoer van die goederen, alsmede beperkingen op de handel en investeringen met betrekking tot infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, tel.ecommunicatie, energie, en de winning van olie, gas en minerale rijkdommen.

(2)

Overeenkomstig resolutie 68/262 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 27 maart 2014 moeten de Krim en Sebastopol nog steeds worden beschouwd als een deel van Oekraïne. De Raad Buitenlandse Zaken van 17 en 18 november 2014 heeft nogmaals benadrukt dat de EU de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol veroordeelt en niet erkent.

(3)

Op 18 december 2014 heeft de Raad Besluit 2014/933/GBVB (3) tot wijziging van Besluit 2014/386/GBVB goedgekeurd, waarbij een verbod wordt ingesteld op alle buitenlandse investeringen in de Krim of in Sebastopol. Dat besluit behelst tevens een verbod op diensten die rechtstreeks verband houden met het investeringsverbod, alsmede toeristische activiteiten, inclusief in de maritieme sector, en op diensten in de sectoren vervoer, telecommunicatie, energie en de winning van olie, gas en minerale rijkdommen in de Krim of in Sebastopol. Het bestaande uitvoerverbod op goederen en technologie in de sectoren vervoer, telecommunicatie, energie en de winning van olie, gas en minerale rijkdommen, wordt uitgebreid.

(4)

Om de gevolgen van deze beperkende maatregelen voor de marktdeelnemers en de burgerbevolking in de Krim of in Sebastopol tot een minimum te beperken, moeten uitzonderingen en overgangsperioden worden vastgesteld.

(5)

Voor de toepassing van dit besluit moet de plaats van gebruik van goederen en technologie worden bepaald op basis van een beoordeling van objectieve elementen, waaronder de bestemming van de zending, de postcodes van de leverplaatsen, aanwijzingen over de plaats van gebruik en door de invoerder aangebrachte aanwijzingen. Het concept „plaats van gebruik” moet gelden voor goederen en technologie die permanent in de Krim of in Sebastopol worden gebruikt.

(6)

De verbodsbepalingen of beperkingen van dit besluit kunnen niet worden uitgelegd als het verhinderen of beperken van de doorreis van natuurlijke of rechtspersonen of entiteiten van de Unie over het grondgebied van de Krim of Sebastopol.

(7)

De verbodsbepalingen en beperkingen in dit besluit zijn niet van toepassing op het rechtmatig handel drijven met entiteiten buiten de Krim of Sebastopol die in de Krim of in Sebastopol actief zijn, indien er geen redelijke gronden zijn om tot de conclusie te komen dat de desbetreffende goederen of diensten zijn bestemd voor gebruik in de Krim of in Sebastopol, of indien de betrokken investeringen niet zijn bestemd voor ondernemingen of dochterondernemingen of filialen onder hun zeggenschap in de Krim of in Sebastopol.

(8)

Het verbod op het verrichten van diensten die direct gerelateerd zijn aan toeristische activiteiten, met inbegrip van cruisediensten, kan niet worden uitgelegd als betrekking hebbend op diensten die verricht worden met het oog op maritieme beveiliging en veiligheid en in noodgevallen zoals onderhoud, reparatie, systemen voor elektronische identificatie en communicatie, of verzekeringen.

(9)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform worden toegepast, regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk nadat Besluit 2014/933/GBVB is goedgekeurd. Verordening (EU) nr. 692/2014 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 692/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 1 worden de volgende punten toegevoegd:

„h)   „entiteit in de Krim of Sebastopol”: een entiteit die haar statutaire zetel, centrale administratie of hoofdvestiging in de Krim of in Sebastopol heeft, haar dochterondernemingen of filialen onder haar zeggenschap in de Krim of in Sebastopol, en bijkantoren en andere entiteiten die werkzaam zijn in de Krim of in Sebastopol;

i)   „investeringsdiensten”: de volgende diensten en activiteiten:

i)

het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten;

ii)

het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten;

iii)

het handelen voor eigen rekening;

iv)

portefeuillebeheer;

v)

beleggingsadvies;

vi)

het overnemen van financiële instrumenten en/of plaatsen van financiële instrumenten met plaatsingsgarantie;

vii)

het plaatsen van financiële instrumenten zonder plaatsingsgarantie;

viii)

elke dienst met betrekking tot de toegang tot handel op een gereguleerde markt of handel op een multilaterale handelsfaciliteit;

j)   „reder uit de Unie”: heeft dezelfde betekenis als „reder uit de Gemeenschap” als omschreven in artikel 2, punt 2, onder a) en b), van Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad (*1).

(*1)  Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer) (PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7).” "

.

2)

De artikelen 2 bis, 2 ter, 2 quater en 2 quinquies worden vervangen door:

„Artikel 2 bis

1.   Er geldt een verbod op:

a)

het verwerven of vergroten van een deelneming in vastgoed in de Krim of in Sebastopol;

b)

het verwerven of vergroten van een deelneming in entiteiten die zijn gevestigd in de Krim of in Sebastopol, met inbegrip van de volledige verwerving van dergelijke entiteiten, of de verwerving van aandelen en andere effecten die een deelnemingsrecht vertegenwoordigen;

c)

het verstrekken van of het deelnemen aan regelingen voor het verstrekken van leningen of kredieten, of het anderszins verstrekken van financiering, met inbegrip van eigen vermogen, aan een entiteit in de Krim of in Sebastopol, hetzij met de expliciete bedoeling een dergelijke entiteiten te financieren;

d)

de oprichting van een joint venture in de Krim of in Sebastopol of met een entiteit in de Krim of in Sebastopol;

e)

het verrichten van investeringsdiensten die direct gerelateerd zijn aan de activiteiten als bedoeld in de punten a) tot en met d).

2.   De verbodsbepalingen en beperkingen in dit artikel zijn niet van toepassing op het rechtmatig handel drijven met entiteiten buiten de Krim of Sebastopol, waarbij de betrokken investeringen niet zijn bedoeld voor entiteiten in de Krim of in Sebastopol.

3.   De in lid 1 bedoelde verbodsbepalingen laten onverlet dat verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten, mits de bevoegde autoriteit daarvan ten minste vijf werkdagen van te voren in kennis werd gesteld.

Artikel 2 ter

1.   Het is verboden goederen en technologie als bedoeld in bijlage II te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren:

a)

naar natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in de Krim of in Sebastopol, of

b)

voor gebruik in de Krim of in Sebastopol.

Bijlage II omvat bepaalde goederen en technologieën die geschikt zijn voor gebruik in de volgende sleutelsectoren:

i)

vervoer;

ii)

telecommunicatie;

iii)

energie;

iv)

de prospectie, exploratie en productie van olie, gas en minerale rijkdommen.

2.   Er geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met de in bijlage II opgesomde goederen en technologie, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van deze goederen en technologie, aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in de Krim of in Sebastopol of voor gebruik in de Krim of in Sebastopol;

b)

het direct of indirect verstrekken van financiering of financiële steun in verband met de in bijlage II opgesomde goederen en technologie aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in de Krim of in Sebastopol of voor gebruik in de Krim of in Sebastopol.

3.   De verbodsbepalingen die zijn vastgesteld in de leden 1 en 2, wanneer zij verband houden met lid 1, onder b), gelden niet wanneer er geen redelijke gronden zijn om tot de conclusie te komen dat de goederen en technologie of de in lid 2 bedoelde diensten zijn bestemd voor gebruik in de Krim of in Sebastopol.

4.   De in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen laten onverlet dat tot 21 maart 2015 verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten, mits de bevoegde autoriteit daarvan ten minste vijf werkdagen van te voren in kennis werd gesteld.

Artikel 2 quater

1.   Het is verboden technische bijstand, tussenhandeldiensten, bouwdiensten of ingenieursdiensten te verlenen die rechtstreeks verband houden met infrastructuur in de Krim of in Sebastopol in de in artikel 2 ter, lid 1, bedoelde sectoren, als vastgelegd op basis van bijlage II, ongeacht de herkomst van de goederen of technologie.

2.   De in lid 1 bedoelde verbodsbepaling laat onverlet dat tot 21 maart 2015 verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten.

3.   Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

Artikel 2 quinquies

1.   Het verrichten van diensten die direct verband houden met toeristische activiteiten in de Krim of in Sebastopol is verboden.

2.   Het is met name schepen die cruisediensten verrichten verboden om de in bijlage III vermelde havens van het schiereiland de Krim binnen te varen of aan te doen. Dit verbod geldt voor schepen die de vlag van een lidstaat voeren en voor schepen die eigendom zijn van en onder het operationele gezag staan van een reder uit de Unie of schepen waarvoor een marktdeelnemer uit de Unie de algemene verantwoordelijkheid met betrekking tot de exploitatie op zich heeft genomen.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen gelden niet wanneer een schip in een noodgeval om redenen van maritieme veiligheid een van de in bijlage III vermelde havens binnenvaart of aandoet. De bevoegde autoriteit wordt binnen vijf werkdagen in kennis gesteld van het binnenvaren of aandoen van de haven.

4.   De in de leden 1 en 2 bedoelde verbodsbepalingen laten onverlet dat verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit contracten of aanvullende contracten die vóór 20 december 2014 zijn gesloten, of uit aanvullende contracten die nodig zijn voor de uitvoering van deze contracten, mits de bevoegde autoriteit daarvan ten minste vijf werkdagen van te voren in kennis werd gesteld.

Artikel 2 sexies

1.   De bevoegde autoriteiten kunnen, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor transacties met betrekking tot de in artikel 2 bis, lid 1, en artikel 2 ter, lid 2, bedoelde activiteiten, en tot de in artikel 2 ter, lid 1, bedoelde goederen en technologie, mits de transactie:

a)

noodzakelijk is voor de officiële doeleinden van consulaire missies of internationale organisaties die bescherming genieten op grond van het internationaal recht en gevestigd zijn in de Krim of in Sebastopol;

b)

betrekking heeft op projecten die uitsluitend ter ondersteuning dienen van ziekenhuizen of andere openbare zorginstellingen die medische diensten verstrekken, of van civiele openbare onderwijsinstellingen in de Krim of in Sebastopol, of

c)

apparatuur of uitrusting voor medisch gebruik.

2.   De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen met betrekking tot de in artikel 2 bis, lid 1, bedoelde activiteiten, mits de transactie betrekking heeft op onderhoud om de veiligheid van bestaande infrastructuur te waarborgen.

3.   De bevoegde autoriteiten kunnen tevens, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen met betrekking tot in artikel 2 bis, lid 1, en artikel 2 ter, lid 2, bedoelde activiteiten en tot de in artikel 2 ter, lid 1, bedoelde goederen en technologie en tot de in artikel 2 quater bedoelde diensten, wanneer de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van die goederen of technologie noodzakelijk is voor de dringende preventie of beperking van de gevolgen van een gebeurtenis die ernstige en aanzienlijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de mens, met inbegrip van de veiligheid van bestaande infrastructuur, of voor het milieu zou kunnen hebben. In naar behoren gemotiveerde noodgevallen mag de verkoop, levering, overdracht of uitvoer zonder voorafgaande toestemming plaatsvinden, op voorwaarde dat de uitvoerder de bevoegde autoriteit daarvan kennis geeft binnen een termijn van vijf werkdagen na de verkoop, levering, overdracht of uitvoer en bij die kennisgeving de nadere motivering verstrekt voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer zonder voorafgaande toestemming.

De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de uit hoofde van dit lid getroffen maatregelen en wisselen alle andere informatie waarover zij beschikken uit.”

.

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Het is verboden om, ook op indirecte wijze, bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de verbodsbepalingen in deze verordening worden omzeild.”

.

4.

De bijlagen II en III worden geschrapt.

5.

De bijlagen I en II bij deze verordening worden toegevoegd als bijlage II, respectievelijk bijlage III.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)   PB L 183 van 24.6.2014, blz. 70.

(2)  Verordening (EU) nr. 692/2014 van de Raad van 23 juni 2014 betreffende beperkende maatregelen, als antwoord op de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (PB L 183 van 24.6.2014, blz. 9).

(3)  Besluit 2014/933/GBVB van de Raad van 18 december 2014 houdende wijziging van Besluit 2014/386/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (zie bladzijde 152 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

Lijst van de in artikel 2 ter bedoelde goederen en technologie

Hoofdstuk/GN-code

Productomschrijving

Hoofdstuk 25

ZOUT; ZWAVEL; AARDE EN STEEN; GIPS, KALK EN CEMENT

Hoofdstuk 26

ERTSEN, SLAKKEN EN ASSEN

Hoofdstuk 27

MINERALE BRANDSTOFFEN, AARDOLIE EN DISTILLATIEPRODUCTEN DAARVAN; BITUMINEUZE STOFFEN; MINERALE WAS

Hoofdstuk 28

ANORGANISCHE CHEMISCHE PRODUCTEN; ANORGANISCHE OF ORGANISCHE VERBINDINGEN VAN EDELE METALEN, VAN RADIOACTIEVE ELEMENTEN, VAN ZELDZAME AARDMETALEN EN VAN ISOTOPEN

Hoofdstuk 29

ORGANISCHE CHEMISCHE PRODUCTEN

3824

Bereide bindmiddelen voor gietvormen of voor gietkernen; chemische producten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke producten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen

3826 00

Biodiesel en mengsels daarvan, geen of minder dan 70 gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevattend

Hoofdstuk 72

Gietijzer, ijzer en staal

Hoofdstuk 73

Werken van gietijzer, van ijzer en van staal

Hoofdstuk 74

Koper en werken van koper

Hoofdstuk 75

Nikkel en werken van nikkel

Hoofdstuk 76

Aluminium en werken van aluminium

Hoofdstuk 78

Lood en werken van lood

Hoofdstuk 79

Zink en werken van zink

Hoofdstuk 80

Tin en werken van tin

Hoofdstuk 81

Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen

8207 13 00

GROND- EN GESTEENTEBOREN, VERWISSELBAAR, WAARVAN HET WERKZAAM DEEL BESTAAT UIT GESINTERDE METAALCARBIDEN OF CERMETS

8207 19 10

GROND- EN GESTEENTEBOREN, VERWISSELBAAR, WAARVAN HET WERKZAAM DEEL BESTAAT UIT DIAMANT MET INBEGRIP VAN GEAGGLOMEREERD DIAMANT

8401

Kernreactoren; niet-bestraalde splijtstofelementen (patronen) voor kernreactoren; machines en apparaten voor isotopenscheiding

8402

Stoomketels (stoomgeneratoren), andere dan ketels voor centrale verwarming die zowel heet water als lagedrukstoom kunnen produceren; ketels voor oververhit water

8403

Ketels voor centrale verwarming, andere dan die bedoeld bij post 8402

8404

Hulptoestellen voor ketels bedoeld bij post 8402 of 8403 (bijvoorbeeld economisers of voorwarmers, oververhitters, roetblazers, terugvoerinrichtingen voor vliegas); condensors voor stoommachines

8405

Generatoren voor watergas of voor luchtgas, ook indien met bijbehorende zuiveringstoestellen; acetyleenontwikkelaars en dergelijke gasgeneratoren werkend met water, ook indien met bijbehorende zuiveringstoestellen

8406

Stoomturbines en andere dampturbines

8407

Zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen

8408

Zuigermotoren met zelfontsteking (diesel- en semidieselmotoren)

8409

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor motoren bedoeld bij post 8407 of 8408

8410

Waterturbines, waterraderen (waterwielen) en regulators daarvoor

8411

Turbinestraalmotoren; schroefturbines en andere gasturbines

8412

Andere motoren en andere krachtmachines

8413

Pompen voor vloeistoffen, ook indien voorzien van een meettoestel; elevatoren voor vloeistoffen

8414

Luchtpompen, vacuümpompen, compressoren voor lucht of voor andere gassen, alsmede ventilatoren; damp- of wasemafzuigkappen met ingebouwde ventilator, ook indien met filter

8415

Machines en apparaten voor de regeling van het klimaat in besloten ruimten, bestaande uit een door een motor aangedreven ventilator en elementen voor het wijzigen van de temperatuur en de vochtigheid van de lucht, die waarmee de vochtigheid van de lucht niet afzonderlijk kan worden geregeld daaronder begrepen

8416

Branders voor het stoken van vuurhaarden met vloeibare brandstof, met verpoederde vaste brandstof of met gas; automatische stookinrichtingen, alsmede daarvoor bestemde werp- en schroefstokers, mechanische roosters, mechanische toestellen voor het verwijderen van as en dergelijke

8417

Industriële ovens en ovens voor laboratoria, ovens voor verbranding van afval daaronder begrepen, niet-elektrisch

8418

Koelkasten, vrieskasten en andere machines, apparaten en toestellen voor de koeltechniek, al dan niet elektrisch werkend; warmtepompen, andere dan klimaatregelingstoestellen bedoeld bij post 8415

8420

Kalanders en walsmachines, andere dan voor metalen of voor glas, alsmede cilinders daarvoor

8421

Centrifuges, centrifugaaldrogers daaronder begrepen; toestellen voor het filtreren of zuiveren van vloeistoffen of van gassen

8422

Machines voor het afwassen van vaatwerk; machines en toestellen voor het reinigen of het drogen van flessen en andere bergingsmiddelen; machines en toestellen voor het vullen, sluiten of etiketteren van flessen, van bussen, van zakken of van andere bergingsmiddelen; machines en toestellen voor het capsuleren van flessen, van potten, van tubes en van dergelijke bergingsmiddelen; andere verpakkingsmachines (krimpverpakkingsmachines en -toestellen daaronder begrepen); toestellen voor het persen van koolzuur in dranken

8423

Weegtoestellen en weeginrichtingen, tel- en controletoestellen waarvan de werking op weging berust daaronder begrepen, doch met uitzondering van precisiebalansen met een gevoeligheid van 5 cg of beter; gewichten voor weegtoestellen van alle soorten

8424

Mechanische toestellen (ook indien voor handkracht) voor het spuiten, verspreiden of verstuiven van vloeistoffen of van poeder; blusapparaten (ook indien gevuld); spuitpistolen en dergelijke toestellen; zandstraaltoestellen, stoomstraaltoestellen en dergelijke straaltoestellen

8425

Takels; lieren (windassen) en kaapstanders; dommekrachten en vijzels

8426

Dirkkranen; hijskranen, vervoerkabels daaronder begrepen; hefportalen, portaalwagens en transportwagens met kraan

8427

Vorkheftrucks; andere transportwagentjes met hef- of hanteerinrichting

8428

Andere hef-, hijs-, laad- en losmachines en -toestellen, alsmede andere machines en toestellen voor het hanteren van goederen (bijvoorbeeld liften, roltrappen, transportbanden, kabelbanen)

8429

Bulldozers, angledozers, egaliseermachines, schrapers, mechanische schoppen, excavateurs (emmergravers), laadschoppen, wegwalsen, schapenpootwalsen en andere bodemverdichtingsmachines, met eigen beweegkracht

8430

Andere machines en toestellen voor het afgraven, egaliseren, schrapen, delven, aanstampen of boren van of in grond, mineralen of ertsen; heimachines en machines voor het uittrekken van heipalen; sneeuwruimers

8431

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines of toestellen bedoeld bij de posten 8425 tot en met 8430

8432

Machines, toestellen en werktuigen voor land-, tuin- of bosbouw, voor de voorbereiding, bewerking of bebouwing van de bodem; rollers voor gras- en sportvelden

8435

Persen, molens en dergelijke machines en toestellen, voor het bereiden van wijn, van appeldrank, van vruchtensap of van dergelijke dranken

8436

Andere machines en toestellen voor de landbouw, de tuinbouw, de bosbouw, de pluimveeteelt of de bijenteelt, kiemkasten met mechanische of met thermische uitrusting, alsmede broedmachines en kunstmoeders voor de pluimveeteelt

8437

Machines voor het reinigen of sorteren van zaad, graan of gedroogde peulgroenten; machines en toestellen voor de meelindustrie of voor de behandeling van graan en van gedroogde peulgroenten, andere dan machines en toestellen die in het boerenbedrijf worden gebruikt

8439

Machines en toestellen voor het vervaardigen van pulp van cellulosehoudende vezelstoffen of voor het vervaardigen of afwerken van papier of van karton

8440

Machines en toestellen voor het innaaien of voor het inbinden van boeken, naaimachines voor het boekbindersbedrijf daaronder begrepen

8441

Andere machines en toestellen voor de bewerking van papierstof, van papier of van karton, snijmachines van alle soorten daaronder begrepen

8442

Machines, toestellen en uitrustingsstukken (andere dan gereedschapswerktuigen bedoeld bij de posten 8456 tot en met 8465 ) voor het prepareren of het maken van drukplaten, drukcilinders en ander materiaal voor het drukken; drukplaten, drukcilinders en ander materiaal voor het drukken; platen, cilinders en lithografische stenen, geprepareerd voor het drukken (bijvoorbeeld geslepen, gekorreld, gepolijst)

8443

Machines en toestellen die gebruikt worden om te drukken met behulp van drukplaten, drukcilinders en ander materiaal voor het drukken bedoeld bij post 8442 ; andere afdrukkers, kopieertoestellen en telekopieertoestellen, ook indien gecombineerd; delen en toebehoren daarvan

8444 00

Machines voor het spinnen (extruderen), het rekken, het textureren of het snijden van synthetische of kunstmatige textielstoffen

8445

Machines voor het bereiden van spinvezels; machines voor het spinnen, doubleren of twijnen en andere machines en toestellen voor de vervaardiging van textielgaren; machines voor het spoelen, het opwinden (inslagspoelmachines daaronder begrepen) of het afhaspelen van textielstoffen (garen, draad, bindgaren en dergelijke) en machines voor het voorbereiden van textielgarens om te worden verwerkt op de machines bedoeld bij post 8446 of 8447

8447

Breimachines, naai-breimachines („stitch-bonding”-machines), guipeermachines, machines voor de vervaardiging van tule, van kant, van borduurwerk, van passementwerk, van vlechtwerk of van filetweefsel, alsmede machines voor het tuften

8448

Hulpmachines en hulptoestellen voor de machines bedoeld bij de posten 8444 , 8445 , 8446 en 8447 (bijvoorbeeld dobby's of schaftmechanismen, jacquardmechanismen, ketting- en inslagwachters, wisselmechanismen voor schietspoelen); delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines bedoeld bij deze post of bij de posten 8444 , 8445 , 8446 en 8447 (bijvoorbeeld spillen, vleugels, kaardbeslag, kammen, spindoppen, schietspoelen, hevels en schachten, valnaalden en dergelijke naalden, platinen, breimachinenaalden)

8449 00 00

Machines en toestellen voor de vervaardiging of voor de afwerking van vilt of van gebonden textielvlies, zowel aan het stuk als in bepaalde vormen, machines en toestellen voor de vervaardiging van vilthoeden daaronder begrepen; hoedvormen

8450

Wasmachines voor wasgoed, ook indien met drooginrichting

8452

Naaimachines, andere dan de naaimachines voor het boekbindersbedrijf bedoeld bij post 8440 ; meubelen, onderstellen en kappen, speciaal ontworpen voor naaimachines; naalden voor naaimachines

8453

Machines en toestellen voor het bereiden of het bewerken van huiden, vellen of leder of voor het vervaardigen of het herstellen van schoeisel of andere lederwaren, andere dan naaimachines

8454

Convertors, gietpannen, gietvormen voor ingots (blokvormen), alsmede gietmachines, voor ijzer- of staalfabrieken en voor gieterijen

8455

Walsstoelen voor metalen en rollen daarvoor

8456

Gereedschapswerktuigen voor het bewerken van ongeacht welke stof waarbij materiaal wordt weggenomen, met behulp van laser- of andere licht- of fotonenstralen, van ultrasone trillingen, van elektro-erosie (vonkerosie), van elektrochemische procedés, van elektronenstralen, van ionenstralen of van plasmastralen; waterstraalsnijmachines

8457

Bewerkingscentra, enkel-stationsbewerkingsmachines en meervoudige transferbewerkingsmachines, voor de bewerking van metalen

8458

Draaibanken (draaicentra daaronder begrepen) voor het verspanend bewerken van metaal

8459

Machines (bewerkingseenheden op slede daaronder begrepen) voor het boren, ruimen, frezen, draadsnijden of draadtappen in metaal, waarbij metaal wordt weggenomen, andere dan de draaibanken (draaicentra daaronder begrepen) bedoeld bij post 8458

8460

Machines voor het afbramen, slijpen, lappen, polijsten, afslijpen, honen of op andere wijze afwerken van metalen of van cermets, met behulp van slijpmiddelen (slijpstenen, slijpschijven, hoonstenen) of polijstschijven, andere dan de machines voor het frezen, steken, schaven, slijpen of afwerken van tandwielen bedoeld bij post 8461

8461

Schaafbanken, sterkearmschaafbanken, steekbanken, trekfreesbanken, machines voor het frezen, steken, schaven, slijpen of afwerken van tandwielen, zaagmachines, afsteekbanken en andere machines voor het verspanend bewerken van metaal of van cermets, elders genoemd noch elders onder begrepen

8462

Machines (persen daaronder begrepen) voor het smeden, het stampen of het hameren van metaal; machines (persen daaronder begrepen) voor het buigen, het vouwen, het strekken, het vlakken, het afknippen, het ponsen of het inkepen van metaal; persen voor het bewerken van metaal of van metaalcarbiden, andere dan de hiervoor bedoelde machines

8463

Andere gereedschapswerktuigen voor het niet-verspanend bewerken van metaal of van cermets

8464

Gereedschapswerktuigen voor het bewerken van steen, van keramische producten, van beton, van asbestcement en van dergelijke minerale stoffen, alsmede voor het koud bewerken van glas

8465

Gereedschapswerktuigen (machines voor het spijkeren, nieten, lijmen of op andere wijze samenvoegen daaronder begrepen) voor het bewerken van hout, van kurk, van been, van geharde rubber, van harde kunststof en van dergelijke harde stoffen

8466

Delen en toebehoren waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines bedoeld bij de posten 8456 tot en met 8465 , daaronder begrepen werkstukhouders en gereedschaphouders, zelfopenende draadsnijkoppen, verdeelkoppen en andere speciale toestellen, voor montage op gereedschapswerktuigen; gereedschaphouders voor handgereedschap van alle soorten

8467

Handgereedschap dat pneumatisch, hydraulisch of door een ingebouwde elektrische of niet-elektrische motor wordt aangedreven

8468

Machines en toestellen voor het solderen of het lassen, ook indien geschikt voor het snijden, andere dan die bedoeld bij post 8515 ; machines en toestellen voor het oppervlakteharden, werkend met gas

8469 00

Schrijfmachines, andere dan drukkers bedoeld bij post 8443 ; tekstverwerkende machines

8470

Rekenmachines en machines in zakformaat voor het opslaan, het reproduceren en het tonen van gegevens, met rekenfuncties; boekhoudmachines, frankeermachines, machines voor de afgifte van kaartjes en dergelijke machines, met rekenmechanisme; kasregisters

8471

Magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen

8472

Andere kantoormachines en -toestellen (bijvoorbeeld hectografen en stencilmachines, adresseermachines, machines voor het automatisch afleveren van bankbiljetten, machines voor het sorteren, het tellen of het verpakken van geld, potloodslijpmachines, perforeermachines en hechtmachines)

8473

Delen en toebehoren (andere dan koffers, hoezen en dergelijke) waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor machines en toestellen bedoeld bij de posten 8469 tot en met 8472

8474

Machines en toestellen voor het sorteren, het ziften, het scheiden, het wassen, het breken, het malen, het mengen of het kneden van aarde, van steen, van ertsen of van andere vaste minerale stoffen (poeders en pasta's daaronder begrepen); machines voor het persen, het vormen of het gieten van vaste minerale brandstoffen, van keramische specie, van cement, van gips of van andere minerale stoffen in poeder- of in pastavorm; machines voor het maken van gietvormen van zand

8475

Machines voor het samenstellen van elektrische of elektronische lampen of buizen of van flitslampen, met een omhulling van glas; machines voor het vervaardigen van of voor het warm bewerken van glas of van glaswerk

8476

Verkoopautomaten (bijvoorbeeld voor postzegels, voor sigaretten, voor levensmiddelen, voor dranken), geldwisselapparaten daaronder begrepen

8477

Machines en toestellen voor het bewerken van rubber of van kunststof of voor de vervaardiging van producten van deze stoffen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk

8478

Machines en toestellen voor het bewerken of het verwerken van tabak, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk

8479

Machines en mechanische toestellen met een eigen functie, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk

8480

Vormkasten voor gieterijen; modelplaten voor gietvormen; modellen voor gietvormen; gietvormen en andere vormen voor metalen (andere dan gietvormen voor ingots), voor metaalcarbiden, voor glas, voor minerale stoffen, voor rubber of voor kunststof

8481

Kranen en dergelijke artikelen (reduceerventielen en thermostatisch werkende kleppen daaronder begrepen), voor leidingen, voor ketels, voor reservoirs, voor bakken of voor dergelijke bergingsmiddelen

8482

Kogellagers, rollagers, naaldlagers en dergelijke lagers

8483

Drijfwerkassen (nokkenassen en krukassen daaronder begrepen) en krukken; kussenblokken en lagerschalen; getande overbrengingen en wrijvingswielen; kogellager- en rollagerassen; tandwielkasten en andere overbrengingsmechanismen voor het opvoeren, vertragen of anderszins aanpassen van de snelheid (koppelomvormers daaronder begrepen); vliegwielen en riemschijven (takelblokken daaronder begrepen); koppelingen en koppelingsorganen (beweeglijke koppelingen zoals cardankoppelingen daaronder begrepen)

8484

Metalloplastische pakking; stellen of assortimenten van pakkingringen en andere pakkingstukken, van verschillende samenstelling, in zakjes, in enveloppen of in dergelijke bergingsmiddelen; mechanische afdichtingen

8486

Machines en apparaten van de soort die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de vervaardiging van staven of schijven (wafers) van halfgeleidermateriaal, van elementen of schakelingen van halfgeleidermateriaal, van elektronische geïntegreerde schakelingen of van platte beeldschermen; machines en apparaten bedoeld bij aantekening 9, onder C), op dit hoofdstuk; delen en toebehoren

8487

Delen van machines of van toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk en niet voorzien van elektrische verbindingsstukken, van elektrisch geïsoleerde delen, van spoelen, van contacten of van andere elektrotechnische delen

8501

Elektromotoren en elektrische generatoren (uitgezonderd generatoraggregaten)

8502

Elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers

8503

Onderdelen die herkenbaar zijn als uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor elektromotoren en elektrische generatoren, elektrische generatoraggregaten en roterende omvormers niet elders omschreven

8504

Elektrische transformatoren, statische omvormers (bijvoorbeeld gelijkrichters), smoorspoelen en zelfinductiespoelen, en onderdelen daarvan

8505

Elektromagneten (niet voor medisch gebruik); permanente magneten en artikelen bestemd om na magnetisering als permanente magneten te worden gebruikt; magnetische en vergelijkbare elektromagnetische opspanplaten en werkstukhouders; elektromagnetische koppelingen, gangwissels en remmen; elektrische lastmagneten; de onderdelen daarvan

8507

Elektrische accumulatoren, alsmede scheiplaten daarvoor, zelfs in vierkante of rechthoekige vorm en de onderdelen ervan (uitgezonderd buiten gebruik en van niet geharde rubber of textielmateriaal)

8511

Elektrische ontstekings- en starttoestellen voor vonkontstekings- en zelfontstekingsmotoren (bijvoorbeeld magneto's, dynamo-magneto's, ontstekingsspoelen, ontstekings- en gloeibougies, startmotoren); generatoren (bijvoorbeeld dynamo's, alternatoren) en automatische schakelaars die bij deze motoren worden gebruikt, en de onderdelen daarvan

8514

Elektrische ovens voor industrieel gebruik of voor laboratoriumgebruik, ovens werkend met inductieve of met diëlektrische verwarming daaronder begrepen (uitgezonderd stoven); andere toestellen voor industrieel gebruik of voor laboratoriumgebruik voor de behandeling van stoffen door inductieve of door diëlektrische verwarming, en de onderdelen daarvan

8515

Elektrische machines, apparaten en toestellen (met elektrisch verhit gas werkende daaronder begrepen) en machines, apparaten en toestellen werkend met laserstralen of met andere licht- of fotonenbundels, met ultrasone trillingen, met elektronenstralen, met magnetische impulsen of met plasmastraal, voor het solderen of voor het lassen, ook indien geschikt voor het snijden; elektrische machines, apparaten en toestellen voor het warm verspuiten van metaal, metaalcarbiden in frits of cermets (uitgezonderd pistolen voor warmteprojectie)

8525

Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera's, digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen

8526

Radartoestellen, toestellen voor radionavigatie en toestellen voor radioafstandsbediening

8527

Ontvangtoestellen voor radio-omroep, ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk

8528

Monitors en projectietoestellen, niet uitgerust met ontvangtoestel voor televisie; ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden

8529

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de toestellen bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528

8530

Elektrische signaaltoestellen (andere dan die voor de overbrenging van berichten), veiligheids-, controle- en bedieningstoestellen, voor spoor- en tramwegen, voor verkeers- en waterwegen, voor parkeerterreinen, voor havens of voor vliegvelden en de onderdelen daarvan (andere dan de mechanische en elektromechanische toestellen van post 8608 )

8531

Elektrische toestellen voor hoorbare of voor zichtbare signalen (bijvoorbeeld bellen, sirenes, signaalborden, alarmtoestellen tegen diefstal of brand), (andere dan die voor auto's, fietsen of het verkeer)

8532

Elektrische condensatoren (vast, regelbaar of instelbaar) en de onderdelen daarvan

8533

Elektrische weerstanden (reostaten en potentiometers daaronder begrepen), andere dan verwarmingsweerstanden, en de onderdelen daarvan

8534

Gedrukte schakelingen

8535

Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom (bijvoorbeeld schakelaars, zekeringen, bliksemafleiders, overspanningsveiligheden, golfafvlakkers, contactdozen en contactstoppen (stekkers) en andere verbindingsstukken, aansluitdozen en -kasten), voor een spanning van meer dan 1 000 V (uitgezonderd de borden, panelen, kasten en dergelijke van post 8537 )

8536

Toestellen voor het inschakelen, uitschakelen, omschakelen, aansluiten of verdelen van of voor het beveiligen tegen elektrische stroom (bijvoorbeeld schakelaars, relais, zekeringen, golfafvlakkers, contactdozen en contactstoppen (stekkers), lamp- en buishouders en andere verbindingsstukken, aansluitdozen en -kasten), voor een spanning van niet meer dan 1 000 V (uitgezonderd de borden, panelen, kasten en dergelijke van post 8537 )

8537

Borden, panelen, kasten en dergelijke, voorzien van twee of meer toestellen bedoeld bij post 8535 of 8536 , voor elektrische bediening of voor het verdelen van elektrische stroom, ook indien voorzien van instrumenten of toestellen bedoeld bij hoofdstuk 90, alsmede toestellen voor numerieke besturing (andere dan de schakelapparaten voor draadloze telefonie of telegrafie en videofoontoestellen)

8538

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de toestellen bedoeld bij post 8535 , 8536 of 8537 , niet elders omschreven

8539

Elektrische gloeilampen en -buizen en elektrische gasontladingslampen en -buizen, „sealed beam”-lampen en lampen en buizen voor ultraviolette of voor infrarode stralen daaronder begrepen; booglampen; de onderdelen daarvan

8540

Elektronenbuizen met verhitte kathode, met koude kathode of met fotokathode (bijvoorbeeld luchtledige of met damp of met gas gevulde buizen, kwikdampgelijkrichtbuizen, kathodestraalbuizen, buizen voor televisiecamera's), en de onderdelen daarvan

8541

Dioden, transistors en dergelijke halfgeleiderelementen; lichtgevoelige halfgeleiderelementen, daaronder begrepen fotovoltaïsche cellen, ook indien samengevoegd tot modules of tot panelen (uitgezonderd fotovoltaïsche generatoren); luminescentiedioden; gemonteerde piëzo-elektrische kristallen, en de onderdelen daarvan

8542

Elektronische geïntegreerde schakelingen en de onderdelen daarvan

8543

Elektrische machines, apparaten en toestellen, met een eigen functie, niet elders omschreven in hoofdstuk 85, en de onderdelen daarvan

8544

Draad, kabels (coaxiale kabels daaronder begrepen) voor elektrisch gebruik en andere geleiders van elektriciteit, geïsoleerd (ook indien gevernist of gelakt — zogenaamd emaildraad — of anodisch geoxideerd), ook indien voorzien van verbindingsstukken; optischevezelkabel bestaande uit individueel omhulde vezels, ook indien elektrische geleiders bevattend of voorzien van verbindingsstukken

8545

Koolelektroden, koolborstels, koolspitsen voor lampen, koolstaven voor elementen of batterijen en andere artikelen van grafiet of andere koolstof, ook indien verbonden met metaal, voor elektrisch gebruik

8546

Isolatoren voor elektriciteit, ongeacht de stof waarvan zij zijn vervaardigd (uitgezonderd isolerende werkstukken)

8547

Isolerende werkstukken, geheel van isolerend materiaal dan wel voorzien van daarin bij het gieten, persen enz. aangebrachte eenvoudige metalen verbindingsstukken (bijvoorbeeld nippels met schroefdraad), voor elektrische machines, toestellen of installaties (andere dan de isolatoren bedoeld bij post 8546 ); isolatiebuizen voor elektrisch gebruik, met inbegrip van de verbindingsstukken daarvoor, van onedel metaal, inwendig geïsoleerd

8548

Resten en afval, van elektrische elementen, van elektrische batterijen en van elektrische accumulatoren; gebruikte elektrische elementen, gebruikte elektrische batterijen en gebruikte elektrische accumulatoren; elektrische delen van machines, van apparaten of van toestellen, niet elders omschreven in hoofdstuk 85

 

Vertrouwelijke producten van hoofdstuk 85; goederen van hoofdstuk 85 per post of postpakket vervoerd (extra)/code wedersamengesteld voor statistische verspreiding

Hoofdstuk 86

Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen; mechanische (elektromechanische daaronder begrepen) signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer

8701

Tractors (trekkers), andere dan die bedoeld bij post 8709

8702

Automobielen voor het vervoer van tien of meer personen, de bestuurder daaronder begrepen

8704

Automobielen voor goederenvervoer

8705

Automobielen voor bijzondere doeleinden (bijvoorbeeld takelwagens, kraanauto's, brandweerauto's, automobielen met menginstallatie voor beton, veegauto's, sproeiauto's, werkplaatsauto's, röntgenauto's), andere dan die hoofdzakelijk ontworpen voor het vervoer van personen of van goederen

8706 00

Chassis met motor, voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705

8709

Transportwagens met eigen beweegkracht, niet voorzien van een hefsysteem, van de soort gebruikt in fabrieken, in opslagplaatsen, op haventerreinen of op vliegvelden, voor het vervoer van goederen over korte afstanden; trekkers van de soort gebruikt voor het trekken van perronwagentjes; delen daarvan

8710 00 00

Gemotoriseerde tanks en andere gepantserde gevechtsvoertuigen, al dan niet uitgerust met bewapening, en onderdelen van dergelijke voertuigen

8716

Aanhangwagens en opleggers; andere voertuigen zonder eigen beweegkracht; delen daarvan

Hoofdstuk 88

Luchtvaart en ruimtevaart

Hoofdstuk 89

Scheepvaart

Hoofdstuk 98

Complete fabrieksinstallaties

7106

Zilver (verguld zilver en geplatineerd zilver daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm

7107

Onedele metalen geplateerd met zilver, onbewerkt of halfbewerkt

7108

Goud (geplatineerd goud daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm

7109

Onedele metalen en zilver, geplateerd met goud, onbewerkt of halfbewerkt

7110

Platina, onbewerkt, half bewerkt of in poedervorm

7111

Onedele metalen, zilver en goud, geplateerd met platina, onbewerkt of halfbewerkt

7112

Resten en afval, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen; andere resten en afval, bevattende edele metalen of verbindingen van edele metalen, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het terugwinnen van edele metalen

9013

Elementen met vloeibare kristallen die als zodanig geen artikelen vormen die elders meer specifiek zijn omschreven; lasers, andere dan laserdioden; andere optische instrumenten, apparaten en toestellen, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk

9014

Kompassen; andere instrumenten, apparaten en toestellen voor de navigatie

9015

Instrumenten, apparaten en toestellen voor de geodesie, voor de topografie, voor het landmeten, voor de fotogrammetrie, voor de hydrografie, voor de oceanografie, voor de hydrologie, voor de meteorologie of voor de geofysica, andere dan kompassen; afstandmeters

9025

Densimeters, areometers, vochtwegers en dergelijke drijvende instrumenten, thermometers, pyrometers, barometers, hygrometers en psychrometers, ook indien zelfregistrerend; combinaties van deze instrumenten

9026

Instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van de doorstroming, het peil, de druk of andere variabele karakteristieken van vloeistoffen of van gassen (bijvoorbeeld doorstromingsmeters, peiltoestellen, manometers, warmteverbruiksmeters), andere dan instrumenten, apparaten en toestellen, bedoeld bij de posten 9014 , 9015 , 9028 en 9032

9027

Instrumenten, apparaten en toestellen voor natuurkundige of scheikundige analyse (bijvoorbeeld polarimeters, refractometers, spectrometers, analysetoestellen voor gassen of voor rook); instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van de viscositeit, de poreusheid, de uitzetting, de oppervlaktespanning en dergelijke; instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van hoeveelheden warmte, geluid of licht (belichtingsmeters daaronder begrepen); microtomen

9028

Verbruiksmeters en productiemeters voor gassen, voor vloeistoffen of voor elektriciteit, standaardmeters daaronder begrepen

9029

Toerentellers, productietellers, taximeters, kilometertellers, schredentellers en dergelijke; snelheidsmeters en tachometers, andere dan die bedoeld bij de posten 9014 en 9015 ; stroboscopen

9030

Oscilloscopen, spectrumanalysetoestellen en andere instrumenten, apparaten en toestellen voor het meten of het verifiëren van elektrische grootheden, meet- en detectietoestellen en -instrumenten voor alfa, bèta- en gammastralen, röntgenstralen, kosmische stralen en andere ioniserende stralen

9031

Meet- of verificatie-instrumenten, -apparaten, -toestellen en -machines, niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk; profielprojectietoestellen:

9032

Automatische regelaars

9033

Delen en toebehoren (niet genoemd of niet begrepen onder andere posten van dit hoofdstuk) van machines, apparaten, toestellen, instrumenten of artikelen bedoeld bij dit hoofdstuk”


BIJLAGE II

„BIJLAGE III

In artikel 2 quinquies bedoelde lijst van havens op het schiereiland de Krim

1.

Sebastopol

2.

Kertsj

3.

Jalta

4.

Feodosija

5.

Jevpatorija

6.

Tsjernomorsk

7.

Kamisj-Boeroen”

.

19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/60


VERORDENING (EU) Nr. 1352/2014 van de Raad

van 18 december 2014

betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2014/932/GBVB van de Raad (1).

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Resolutie 2140 (2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 26 februari 2014 worden bij Besluit 2014/932/GBVB, beperkingen inzake het binnenkomen of doorreizen en het bevriezen van tegoeden en economische middelen vastgesteld voor bepaalde personen die aangewezen moeten worden door het Comité dat is ingesteld bij punt 19 van Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad.

(2)

Op 7 november 2014 heeft dat Comité drie personen aangewezen die onderworpen moeten worden aan beperkingen inzake het binnenkomen of doorreizen en aan het bevriezen van tegoeden en economische middelen, zoals uiteengezet in Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad.

(3)

Bepaalde maatregelen van Besluit 2014/932/GBVB vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, in het bijzonder om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

(4)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, in het bijzonder de rechten op een doeltreffende voorziening in rechte, op een onpartijdig gerecht en op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten.

(5)

Gezien de specifieke bedreiging van de internationale vrede en veiligheid in de regio door de situatie in Yemen, en ter waarborging van de consistentie met de procedure tot wijziging en herziening van de bijlage bij Besluit 2014/932/GBVB, dient de bevoegdheid tot wijziging van de lijst in bijlage I bij deze verordening te worden uitgeoefend door de Raad.

(6)

De procedure tot wijziging van de lijst in bijlage I bij deze verordening dient tevens de door het Comité dat is ingesteld bij punt 19 van Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad opgegeven redenen voor de plaatsing op de lijst te bevatten om natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen te kunnen aanwijzen, zodat deze daarover opmerkingen kunnen indienen. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit aan deze opmerkingen en brengt hij de betrokken persoon, entiteit of het betrokken lichaam daarvan op de hoogte.

(7)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze verordening dienen te worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Bij de verwerking van de persoonsgegevens dient te worden voldaan aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(8)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „vordering”: elke vóór of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende vordering, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:

i)

een vordering tot nakoming van elke verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

ii)

een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, financiële garantie of schadeloosstelling, ongeacht de vorm;

iii)

een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

iv)

een tegenvordering;

v)

een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

b)   „contract of transactie”: elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen een obligatie, financiële garantie of schadeloosstelling, met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

c)   „bevoegde autoriteiten”: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als aangegeven op de websites die zijn opgesomd in bijlage II;

d)   „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

e)   „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

f)   „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen dat tegoeden op enigerlei wijze worden gemuteerd, overgemaakt, gecorrigeerd en gebruikt, of dat toegang tot of omgang met tegoeden mogelijk is, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

g)   „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

i)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii)

deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii)

in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv)

interesten, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

v)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven, en

vii)

bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

h)   „Sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht overeenkomstig punt 19 van Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad;

i)   „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een in bijlage I bij deze verordening genoemde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van in bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld.

Artikel 3

1.   Bijlage I omvat natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvoor door het Sanctiecomité is vastgesteld dat zij handelingen verrichten of steunen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Jemen ondermijnen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

a)

handelingen die de succesvolle voltooiing van de politieke transitie, zoals omschreven in de overeenkomst betreffende het initiatief en het uitvoeringsmechanisme van de Samenwerkingsraad van de Golf, belemmeren of ondergraven;

b)

handelingen die op gewelddadige wijze verhinderen dat de resultaten van het eindrapport van de brede conferentie voor nationale dialoog worden uitgevoerd, of aanslagen op vitale infrastructuur;

c)

de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de toepasselijke internationale mensenrechten of het internationale humanitaire recht, of handelingen die een inbreuk vormen op de mensenrechten, in Jemen.

2.   Bijlage I vermeldt de redenen voor opname in de lijst van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   Bijlage I bevat, wanneer beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité is verstrekt en die nodig is om de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen te kunnen identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. Bijlage I vermedt tevens de datum van aanwijzing door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité.

Artikel 4

In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, onder de volgende voorwaarden:

a)

de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen:

i)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

ii)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; of

iii)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen, en

b)

de betrokken lidstaat het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld van de onder a) genoemde vaststelling en van zijn voornemen toestemming te verlenen, en het Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar heeft geuit.

Artikel 5

In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, mits de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor uitzonderlijke uitgaven, en mits de betrokken lidstaat het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld van die vaststelling en het Sanctiecomité die vaststelling heeft goedgekeurd.

Artikel 6

In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een rechterlijk, administratief of arbitraalr retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde persoon, entiteit of lichaam in bijlage I is opgenomen, of van een rechterlijk, administratief of arbitraal vonnis dat van vóór die datum dateert;

b)

de betrokken tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het retentierecht of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in bijlage I;

d)

de erkenning van het retentierecht of van het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat, en

e)

het retentierecht of het vonnis is door de betrokken lidstaat gemeld aan het Sanctiecomité.

Artikel 7

In afwijking van artikel 2 en mits een betaling verschuldigd is door in bijlage I vermelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité zijn opgenomen in de lijst, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

a)

de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam van bijlage I;

b)

de betaling niet in strijd is met artikel 2, lid 2, en

c)

de betrokken lidstaat het Sanctiecomité ten minste tien werkdagen van tevoren in kennis heeft gesteld van zijn voornemen toestemming te verlenen.

Artikel 8

1.   Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een in bijlage I genoemde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, mits de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

2.   Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen zijn opgenomen in bijlage I, of

c)

betalingen verschuldigd uit hoofde van een rechterlijke, administratieve of arbitrale beslissing of vonnis, als bedoeld in artikel 6;

mits deze interesten, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, worden bevroren.

Artikel 9

1.   Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie, rechtstreeks of via de autoriteiten van de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen; en

b)

samen te werken met de bevoegde autoriteit bij de verificatie van deze informatie.

2.   Alle rechtstreeks door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de lidstaten.

3.   Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

Artikel 10

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat het in artikel 2 bedoelde verbod wordt omzeild.

Artikel 11

1.   De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon of de entiteit die, dan wel het lichaam dat die maatregel uitvoert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   Handelingen van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokkenen, indien zij niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun handelingen een inbreuk zouden vormen op de bij deze verordening ingestelde verbodsmaatregelen.

Artikel 12

1.   Vorderingen in verband met contracten of transacties aan de uitvoering waarvan, rechtstreeks of onrechtstreeks, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van deze verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, in het bijzonder een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

in bijlage I opgenomen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

2.   In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of het eisende lichaam geleverd.

3.   Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van de contractuele verplichtingen in overeenstemming met deze verordening.

Artikel 13

1.   De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, met name:

a)

met betrekking tot de bevroren tegoeden uit hoofde van artikel 2 en de vergunningen die krachtens de artikelen 4, 5, 6, en 7 zijn verleend;

b)

met betrekking tot schendingen en handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

2.   De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van alle andere relevante informatie waarover zij beschikken en die van invloed kan zijn op de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 14

De Commissie wordt gemachtigd om bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 15

1.   Wanneer de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een entiteit of lichaam op de lijst plaatst, en voor de aanwijzing redenen heeft opgegeven, neemt de Raad die natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam op in bijlage I. De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

2.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon, entiteit of het betrokken lichaam daarvan op de hoogte.

3.   Wanneer de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité besluit een persoon, entiteit of lichaam van de lijst te schrappen, of besluit de identificatiegegevens van een persoon, entiteit of lichaam op de lijst te wijzigen, wijzigt de Raad bijlage I overeenkomstig.

Artikel 16

1.   De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld na de inwerkingtreding van de verordening in kennis van deze regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

Artikel 17

1.   De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan en identificeren hen op de in bijlage II vermelde websites. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van het adres van de in bijlage II genoemde websites.

2.   De lidstaten delen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede wie hun bevoegde autoriteiten zijn en hoe deze kunnen worden bereikt, en delen haar alle latere wijzigingen mede.

3.   Waar deze verordening een meldingsplicht vaststelt, of een verplichting de Commissie te informeren of op een andere wijze met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.

Artikel 18

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  Besluit 2014/932/GBVB van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen. Zie blz. 147 van dit Publicatieblad.

(2)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(3)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).


BIJLAGE I

LIJST VAN PERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN BEDOELD IN ARTIKEL 2

A.   PERSONEN

1.

Abdullah Yahya Al Hakim (aliassen: a) Abu Ali al Hakim, b) Abu-Ali al-Hakim, c) Abdallah al-Hakim, d) Abu Ali Alhakim, e) Abdallah al-Mu'ayyad).

Naam in oorspronkelijk schrift:

Image 13

Plaatsing op de lijst: Onderbevelhebber Houthi-groep.

Adres: Dahyan, gouvernement Sa'dah, Jemen.

Geboortedatum: a) Rond 1985, b) Tussen 1984 en 1986.

Geboorteplaats: a) Dahyan, Jemen; b) gouvernement Sa'dah, Jemen.

Nationaliteit: Jemenitisch.

Overige informatie: Geslacht: mannelijk.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 7.11.2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

 

Abdullah Yahya al Hakim werd op 7 november 2014 op de lijst geplaatst voor sancties overeenkomstig de punten 11 en 15 van UNSCR 2140 (2014), omdat hij voldoet aan de criteria voor plaatsing op de lijst genoemd in de punten 17 en 18 van de resolutie.

 

Abdullah Yahya al Hakim heeft handelingen verricht die de vrede, de veiligheid, of de stabiliteit van Jemen bedreigen, zoals handelingen die de uitvoering belemmeren van het akkoord van 23 november 2011 tussen de regering van Jemen en de oppositie, dat voorziet in een vreedzame machtsoverdracht in Jemen, en die het politieke proces in Jemen dwarsbomen.

 

In juni 2014 heeft Abdullah Yahya al Hakim naar verluidt een bijeenkomst gehouden om een staatsgreep tegen de president van Jemen, Abdrabuh Mansour Hadi, te beramen. Al Hakim heeft militaire bevelhebbers en bevelhebbers van de veiligheidstroepen, en stamhoofden ontmoet; leidinggevende aanhangers van de voormalige president van Jemen, Ali Abdullah Saleh, waren eveneens bij de bijeenkomst, welke tot doel had de militaire inspanningen voor de overname van de Jemenitische hoofdstad Sanaa te coördineren.

 

In een openbare verklaring van 29 augustus 2014, heeft de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad de acties veroordeeld van de strijders onder het bevel van Abdullah Yahya al Hakim, die Amran, Jemen, onder de voet hadden gelopen, onder meer het hoofdkwartier van een brigade van het Jemenitische leger op 8 juli 2014. Al Hakim leidde de gewelddadige overname in juli 2014 van het gouvernement Amran en was de militaire bevelhebber die de beslissingen nam in verband met lopende conflicten in het gouvernement Amran en in Hamdan, Jemen.

 

Vanaf begin september 2014 bleef Abdullah Yahya al Hakim in Sanaa om de gevechtshandelingen te superviseren ingeval het tot een treffen zou komen. Zijn rol was het organiseren van militaire operaties met het oog op het omverwerpen van de regering van Jemen, en hij was ook belast met het veilig maken van en de controle op alle wegen van en naar Sanaa.

2.

Abd Al-Khaliq Al-Huthi (aliassen: a) Abd-al-Khaliq al-Huthi, b) Abd-al-Khaliq Badr-al-Din al Huthi, c) 'Abd al-Khaliq Badr al-Din al-Huthi, d) Abu-Yunus).

Naam in oorspronkelijk schrift:

Image 14

Hoedanigheid: Militaire bevelhebber van de Houthi.

Geboortedatum: 1984.

Nationaliteit: Jemenitisch.

Overige informatie: Geslacht: mannelijk.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 7.11.2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

 

Abdullah Yahya al Hakim werd op 7 november 2014 op de lijst geplaatst voor sancties overeenkomstig de punten 11 en 15 van UNSCR 2140 (2014), omdat hij voldoet aan de criteria voor plaatsing op de lijst genoemd in de punten 17 en 18 van de resolutie.

 

Abd al-Khaliq al-Huthi heeft handelingen verricht die de vrede, de veiligheid, en/of de stabiliteit van Jemen bedreigen, zoals handelingen die de uitvoering belemmeren van het akkoord van 23 november 2011 tussen de regering van Jemen en de oppositie, dat voorziet in een vreedzame machtsoverdracht in Jemen, en die het politieke proces in Jemen dwarsbomen.

 

Eind oktober 2013, voerde Abd al-Khaliq al-Huthi een in uniformen van het Jemenitische leger geklede groep strijders aan bij een aanval op locaties in Dimaj, Jemen. Tijdens de gevechten die daarbij uitbraken zijn vele doden gevallen.

 

Eind september 2014, zou een onbekend aantal niet-geïdentificeerde strijders in staat van paraatheid zijn gebracht voor een aanval op diplomatieke faciliteiten in Sanaa, Jemen, waartoe zij het bevel zouden krijgen van Abd al-Khaliq al-Huthi. Op 30 augustus 2014, heeft al-Huthi de overbrenging van wapens van Amran naar een protestkamp in Sanaa gecoördineerd.

3.

Ali Abdullah Saleh (alias: Ali Abdallah Salih)

Naam in oorspronkelijk schrift:

Image 15

Hoedanigheid: a) voorzitter van de General People's Congress Party van Jemen, b) voormalig president van de Republiek Jemen.

Geboortedatum: a) 21.3.1945, b) 21.3.1946, c) 21.3.1942, d) 21.3.1947.

Geboorteplaats: a) Bayt al-Ahmar, gouvernement Sanaa, Jemen; b) Sanaa, Jemen; c) Sana'a, Sanhan, Al-Rib' al-Sharqi.

Nationaliteit: Jemenitisch.

Paspoortnummer: 00016161 (Jemen).

Nationaal identiteitsnummer: 01010744444.

Overige informatie: Geslacht: mannelijk.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 7.11.2014.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

 

Ali Abdullah Saleh werd op 7 november 2014 op de lijst geplaatst voor sancties overeenkomstig de punten 11 en 15 van resolutie 2140 (2014), omdat hij voldoet aan de criteria voor plaatsing op de lijst genoemd in de punten 17 en 18 van de resolutie.

 

Ali Abdullah Saleh heeft handelingen verricht die de vrede, de veiligheid, of de stabiliteit van Jemen bedreigen, zoals handelingen die de uitvoering van het akkoord van 23 november 2011 tussen de regering van Jemen en de oppositie, dat voorziet in een vreedzame machtsoverdracht in Jemen, belemmeren en het politieke proces in Jemen dwarsbomen.

 

Met ingang van het op 23 november 2011 door de Samenwerkingsraad van de Golf gesloten akkoord, is Ali Abdullah Saleh na meer dan 30 jaar afgetreden als president van Jemen.

 

Vanaf najaar 2012 geldt Ali Abdullah Saleh als een van de felste voorstanders van gewelddadige Houthi-acties in Noord-Jemen.

 

Opstootjes in het zuiden van Jemen in februari 2013 waren het gevolg van de gecombineerde acties van Ali Abdullah Saleh, AQAP, en de zuidelijke secessionist Ali Salim al-Bayd, om onrust te creëren voor de aanvang van de conferentie van de nationale dialoog in Jemen van 18 maart 2013.

 

Meer recentelijk, sedert september 2014, is Saleh aan het proberen Jemen te destabiliseren door anderen te gebruiken om de centrale regering te ondermijnen en voldoende instabiliteit te creëren om een staatsgreep uit te lokken. Blijkens een in september 2014 uitgebracht rapport van het VN-deskundigenpanel voor Jemen, zou Saleh volgens geïnterviewden gewelddadige acties van bepaalde Jemenitische groepen steunen met geld en politieke steun, en door ervoor te zorgen dat GPC-leden de destabilisering van Jemen met allerlei middelen in de hand blijven werken.


BIJLAGE II

WEBSITES VOOR INFORMATIE OVER DE BEVOEGDE AUTORITEITEN EN ADRES VOOR KENNISGEVINGEN AAN DE EUROPESE COMMISSIE

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/135/index.html

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.exteriores.gob.es/Portal/es/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Documents/ORGANISMOS%20COMPETENTES%20SANCIONES%20INTERNACIONALES.pdf

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

KROATIË

http://www.mvep.hr/sankcije

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CΥΡRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

NEDERLAND

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.portugal.gov.pt/pt/os-ministerios/ministerio-dos-negocios-estrangeiros/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika_in_mednarodno_pravo/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

SLOWAKIJE

http://www.mzv.sk/sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

EEAS 02/309

1049 Brussel

België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/70


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1353/2014 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2014

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1156/2012 tot vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (1), en met name artikel 20, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2011/16/EU moet de inlichtingenuitwisseling op het gebied van de belastingen gebeuren met behulp van standaardformulieren en geautomatiseerde formaten.

(2)

De standaardformulieren die moeten worden gebruikt voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek, de spontane uitwisseling van inlichtingen, kennisgevingen en terugmeldingen, dienen in overeenstemming te zijn met de bijlagen I tot en met IV bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1156/2012 van de Commissie (2).

(3)

Er dient een geautomatiseerd formaat te worden gebruikt voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen over bepaalde specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, dat gebaseerd is op het bestaande geautomatiseerde formaat overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (3).

(4)

Verordening (EU) nr. 1156/2012 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De wijzigingen moeten van toepassing worden vanaf 1 januari 2015 in overeenstemming met artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die nodig zijn om te voldoen aan artikel 8 van de richtlijn met betrekking tot de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake administratieve samenwerking op belastinggebied,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 1156/2012 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Het volgende artikel 1 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Het geautomatiseerde formaat dat moet worden gebruikt voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2011/16/EU, dient in overeenstemming te zijn met bijlage V bij deze verordening.”

(2)

Bijlage V bij Verordening (EU) nr. 1156/2012 wordt toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1156/2012 van de Commissie van 6 december 2012 tot vaststelling van nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (PB L 335 van 7.12.2012, blz. 42).

(3)  Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38).


BIJLAGE

„BIJLAGE V

Het in artikel 1 bis bedoelde geautomatiseerde formaat

De geautomatiseerde formaten voor de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2011/16/EU zijn opgebouwd volgens de onderstaande boomstructuur en bevatten de volgende klassen van elementen (*1):

a)

Wat het bericht als geheel betreft:

Image 16

– een „HEADER” met vermelding van:

–– het LAND DAT DE INLICHTINGEN VERSTREKT („ORIGINATING COUNTRY”),

–– de LANDEN WAARVOOR DE INLICHTINGEN ZIJN BESTEMD („DESTINATION COUNTRIES”),

–– een uniek BERICHTKENMERK („MESSAGE ID”),

–– een CORRELATIEKENMERK („CORRELATION ID”),

–– een TIJDSTEMPEL („TIMESTAMP”) en

–– het SOORT BERICHT („MESSAGE TYPE INDIC”);

– en een „BODY” volgens de boomstructuur en de klassen van elementen van de onderscheiden body’s die zijn opgenomen in deze bijlage onder de punten b) tot en met g), afhankelijk van de aard van de automatisch uit te wisselen inlichtingen.

b)

Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over inkomsten uit dienstbetrekking of tantièmes en presentiegelden betreft:

Image 17

– een TOEPASSINGSKENMERK („APPLICATION ID”) met informatie over de aard van de uitgewisselde inlichtingen,

– een BELASTINGJAAR („TAX YEAR”) en

– een of meer bouwstenen omvattende:

–– een of meer ONTVANGERS („RECIPIENTS”) met inlichtingen over iedere ontvanger en omvattende:

––– een of meer BETALERS („PAYERS”) met inlichtingen over iedere betaler en omvattende:

–––– een of meer RELATIES („RELATIONSHIPS”) met inlichtingen over de aard van elke relatie tussen de ontvanger en de betaler, en omvattende:

––––– een of meer PLAATSEN waar uitvoering wordt gegeven aan de relatie („WORKPLACE”) en

––––– een of meer INKOMSTEN („INCOMES”) met inlichtingen over elk inkomen of elke vergoeding in het kader van de relatie en omvattende:

–––––– het AANTAL („QUANTITY”) door de ontvanger verbleven of gewerkte dagen;

–– en/of een of meer MEDEDELINGEN WAARIN DE INLICHTINGEN BETREFFENDE DE ONTVANGER ONGELDIG WORDEN VERKLAARD („RECIPIENT INVALIDATIONS”) in het geval van een correctie of annulering van eerder verstrekte inlichtingen.

c)

Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over pensioenen betreft:

Image 18

– een TOEPASSINGSKENMERK („APPLICATION ID”) met informatie over de aard van de uitgewisselde inlichtingen,

– een BELASTINGJAAR („TAX YEAR”) en

– een of meer bouwstenen omvattende:

–– een of meer ONTVANGERS („RECIPIENTS”) met inlichtingen over iedere ontvanger en omvattende:

––– een of meer BETALERS („PAYERS”) met inlichtingen over iedere betaler en omvattende:

–––– een of meer REGELINGEN („SCHEMES”) met inlichtingen over elk pensioen en omvattende:

––––– een of meer REFERENTIEGEGEVENS VAN DE REGELING („SCHEME REFERENCE INFOS”),

––––– een of meer KAPITAALWAARDEN („CAPITAL VALUES”),

––––– een BEHEERDER („ADMINISTRATOR”),

––––– een of meer DEELNEMERS („OWNERS”),

––––– een of meer GEBEURTENISSEN („EVENTS”) met algemene informatie over elke gebeurtenis in het kader van de regeling en omvattende:

–––––– een of meer velden met INFORMATIE OVER EEN GEBEURTENIS („EVENT INFO”) met gedetailleerde informatie over de gebeurtenis en een of meer velden met FINANCIËLE INFORMATIE („FINANCIAL INFO”) en/of

–––––– een of meer velden met FISCALE INFORMATIE („TAX INFO”) met gedetailleerde informatie over de belastingen en een of meer velden met FINANCIËLE INFORMATIE („FINANCIAL INFO”);

–– en/of een of meer MEDEDELINGEN WAARIN DE INLICHTINGEN BETREFFENDE DE ONTVANGER ONGELDIG WORDEN VERKLAARD („RECIPIENT INVALIDATIONS”) in het geval van een correctie of annulering van eerder verstrekte inlichtingen.

d)

Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over levensverzekeringsproducten betreft:

Image 19

– een TOEPASSINGSKENMERK („APPLICATION ID”) met informatie over de aard van de uitgewisselde inlichtingen,

– een BELASTINGJAAR („TAX YEAR”) en

– een of meer bouwstenen omvattende:

–– een of meer POLISSEN („POLICIES”) met inlichtingen over elk product en omvattende:

––– een LOOPTIJD VAN DE BIJDRAGE („CONTRIBUTION DURATION”),

––– een LOOPTIJD VAN DE UITKERING („BENEFIT DURATION”),

––– een veld met POLISOPTIES („POLICY OPTIONS”),

––– een of meer KAPITAALWAARDEN VAN DE POLIS („POLICY CAPITAL VALUES”),

––– een VERZEKERAAR/UITBETALENDE INSTANTIE („INSURER/PAYING AGENT”),

––– een of meer BEGUNSTIGDEN („BENEFICIARIES”),

––– een of meer LEVENSVERZEKERDEN („Life INSURED”),

––– een of meer PREMIEBETALERS („PAYERS OF PREMIUM”),

––– een of meer POLISHOUDERS („POLICY OWNERS”),

––– een of meer GEBEURTENISSEN („EVENTS”) met algemene informatie over elke gebeurtenis in het kader van de polis en omvattende:

–––– een of meer velden met INFORMATIE OVER EEN GEBEURTENIS („EVENT INFO „) met gedetailleerde informatie over de gebeurtenis en een of meer velden met FINANCIËLE INFORMATIE („FINANCIAL INFO”) en/of

–––– een of meer velden met FISCALE INFORMATIE („TAX INFO”) met gedetailleerde informatie over de belastingen en een of meer velden met FINANCIËLE INFORMATIE („FINANCIAL INFO”);

–– en/of een of meer MEDEDELINGEN WAARIN DE INLICHTINGEN BETREFFENDE DE POLIS ONGELDIG WORDEN VERKLAARD („POLICY INVALIDATIONS”) in het geval van een correctie of annulering van eerder verstrekte inlichtingen.

e)

Wat de body voor de mededeling van inlichtingen over eigendom van en inkomsten uit onroerend goed betreft:

Image 20

– een TOEPASSINGSKENMERK („APPLICATION ID”) met informatie over de aard van de uitgewisselde inlichtingen,

– een BELASTINGJAAR („TAX YEAR”) en

– een of meer bouwstenen omvattende:

–– een of meer PARTIJEN („PARTIES”) met inlichtingen over iedere ontvanger en omvattende:

––– een PARTNER („PARTNER”) met inlichtingen over de echtgeno(o)t(e) en

––– optie 1 wanneer de inlichtingen betrekking hebben op inkomsten die niet kunnen worden gekoppeld (ook niet onrechtstreeks) aan een of meer geïdentificeerde onroerende goederen: een of meer INKOMSTEN („INCOMES”) of

––– optie 2 wanneer de inlichtingen betrekking hebben op andere informatie dan inkomsten of op inkomsten die kunnen worden gekoppeld (ook onrechtstreeks) aan een of meer geïdentificeerde onroerende goederen: een of ONROERENDE GOEDEREN („PROPERTIES”) met inlichtingen over elk goed en omvattende:

–––– een of meer EIGENDOMMEN („OWNERSHIPS”) en het bijbehorende RECHT („RIGHT”) met inlichtingen over elk eigendom en het bijbehorende recht op het goed en omvattende :

––––– een of meer TRANSACTIES („TRANSACTIONS”) met inlichtingen over elke transactie met betrekking tot het goed,

––––– een of meer INKOMSTEN („INCOMES”) met inlichtingen over elk inkomen met betrekking tot het goed,

–– en/of een of meer MEDEDELINGEN WAARIN DE INLICHTINGEN BETREFFENDE DE PARTIJ ONGELDIG WORDEN VERKLAARD („PARTY INVALIDATIONS”) in het geval van een correctie of annulering van eerder verstrekte inlichtingen.

f)

Wat de body betreft wanneer er geen inlichtingen dienen te worden verstrekt met betrekking tot een specifieke categorie:

Image 21

- een TOEPASSINGSKENMERK („APPLICATION ID”) met informatie over de aard van de uitgewisselde inlichtingen,

- een MOTIVERING („DETAIL”) voor het niet-verstrekken van inlichtingen en

- een JAAR („YEAR”).

g)

Wat de body voor de bevestiging van de ontvangst van inlichtingen voor een specifieke categorie betreft:

Image 22

– een TOEPASSINGSKENMERK („APPLICATION ID”) met informatie over de aard van de uitgewisselde inlichtingen,

– een STATUS („STATUS”) met informatie over de aanvaarding of weigering van een ontvangen bericht en

– een of meer FOUTEN („ERROR”) met informatie over de fouten die in een ontvangen bericht zijn vastgesteld.


(*1)  Alleen de velden die in een concreet geval daadwerkelijk voorhanden en relevant zijn, moeten verschijnen in het geautomatiseerde formaat dat in dat geval wordt gebruikt.


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/75


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1354/2014 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2014

tot afwijking van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006 wat betreft de voor 2015 geldende data voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de afgifte van invoercertificaten in het kader van de tariefcontingenten voor granen, rijst, suiker en olijfolie, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 951/2006 wat betreft de voor 2015 geldende data voor afgifte van uitvoercertificaten in de sectoren buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose, en tot afwijking van Verordening (EU) nr. 1272/2009 wat betreft de periode voor het onderzoek van de offertes voor de aankoop van zachte tarwe, boter en mageremelkpoeder tegen een vaste prijs in het kader van de openbare interventie in 2014 en 2015

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name artikel 1,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/01 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (2), en met name artikel 20, onder n), artikel 144, onder g), artikel 178, onder b), artikel 187, onder e), en artikel 192, lid 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (3), en met name artikel 9, lid 5,

Gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (4), en met name artikel 18, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Verordeningen (EG) nr. 2305/2003 (5), (EG) nr. 969/2006 (6) en (EG) nr. 1067/2008 (7) van de Commissie bevatten bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van gerst in het kader van contingent 09.4126, van maïs in het kader van contingent 09.4131 en van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit in het kader van de contingenten 09.4123, 09.4124, 09.4125 en 09.4133.

(2)

Verordening (EG) nr. 1964/2006 van de Commissie (8) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 van de Commissie (9) bevatten bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh in het kader van contingent 09.4517 en van breukrijst in het kader van contingent 09.4079.

(3)

Verordening (EG) nr. 828/2009 van de Commissie (10) bevat bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de contingenten 09.4221, 09.4231 en 09.4241 tot en met 09.4247.

(4)

Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie (11) bevat bijzondere bepalingen inzake de indiening van certificaataanvragen en de afgifte van certificaten voor de invoer van olijfolie in het kader van contingent 09.4032.

(5)

Met het oog op de inachtneming van de betrokken contingenthoeveelheden moeten, in verband met de officiële feestdagen in 2015, voor bepaalde perioden data voor de indiening van invoercertificaataanvragen en de afgifte van invoercertificaten worden vastgesteld die afwijken van de Verordeningen (EG) nr. 2305/2003, (EG) nr. 969/2006, (EG) nr. 1067/2008 en (EG) nr. 1964/2006, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 en de Verordeningen (EG) nr. 828/2009 en (EG) nr. 1918/2006.

(6)

In artikel 7 quinquies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie (12) is bepaald dat de uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose worden afgegeven vanaf de vrijdag die volgt op de week waarin de certificaataanvragen zijn ingediend, voor zover de Commissie intussen geen bijzondere maatregel heeft genomen.

(7)

In verband met de officiële feestdagen in 2015 en de gevolgen daarvan voor de verschijning van het Publicatieblad van de Europese Unie is de periode tussen de indiening van de aanvragen en de dag waarop de certificaten moeten worden afgegeven, te kort om een goed beheer van de markt te kunnen garanderen. Die periode dient derhalve te worden verlengd.

(8)

In artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (13) is bepaald dat de Commissie binnen twee werkdagen na de in artikel 13, lid 1, van die verordening bedoelde mededeling en binnen vijf werkdagen na de in artikel 13, lid 3, van die verordening bedoelde mededeling een besluit neemt. De openbare interventie voor boter en mageremelkpoeder is bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 949/2014 van de Commissie (14) verlengd tot en met 31 december 2014.

(9)

In verband met de officiële feestdagen in 2014 en 2015 en de gevolgen daarvan voor de verschijning van het Publicatieblad van de Europese Unie is de periode voor het onderzoek van de offertes te kort om een goede follow-up van de aangeboden hoeveelheden te kunnen garanderen. Die periode dient derhalve te worden verlengd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Granen

1.   In afwijking van artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2305/2003 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor gerst in het kader van contingent 09.4126 meer worden ingediend na vrijdag 11 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.

2.   In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 969/2006 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor maïs in het kader van contingent 09.4131 meer worden ingediend na vrijdag 11 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.

3.   In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1067/2008 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit in het kader van de contingenten 09.4123, 09.4124, 09.4125 en 09.4133 meer worden ingediend na vrijdag 11 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.

Artikel 2

Rijst

1.   In afwijking van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1964/2006 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor rijst van oorsprong uit Bangladesh in het kader van contingent 09.4517 meer worden ingediend na vrijdag 4 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.

2.   In afwijking van artikel 2, lid 1, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 mogen voor 2015 geen aanvragen voor invoercertificaten voor breukrijst in het kader van contingent 09.4079 meer worden ingediend na vrijdag 4 december 2015, om 13 uur Brusselse tijd.

Artikel 3

Suiker

In afwijking van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 828/2009 mogen geen aanvragen voor invoercertificaten meer worden ingediend van vrijdag 11 december 2015 om 13 uur Brusselse tijd tot en met vrijdag 25 december 2015 om 13 uur Brusselse tijd.

Artikel 4

Olijfolie

In afwijking van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 worden de invoercertificaten voor olijfolie waarvoor de aanvragen in de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden ingediend, afgegeven op de in die bijlage vermelde overeenkomstige datum, onder voorbehoud van overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (15) genomen maatregelen.

Artikel 5

Buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose

In afwijking van artikel 7 quinquies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 951/2006 worden de uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose waarvoor de aanvragen in de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden ingediend, afgegeven op de in die bijlage vermelde overeenkomstige datum, in voorkomend geval rekening houdend met de in artikel 9, leden 1 en 2, van die verordening bedoelde bijzondere maatregelen.

Artikel 6

Offertes voor de aankoop tegen een vaste prijs van zachte tarwe in het kader van de openbare interventie

In afwijking van artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 loopt met betrekking tot de offertes voor zachte tarwe die tijdens de in bijlage III bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden meegedeeld, de termijn waarbinnen de Commissie na de in artikel 13, lid 2, onder b), en artikel 13, lid 3, van die verordening bedoelde mededelingen een besluit dient te nemen, af op de in die bijlage vastgestelde termijn.

Artikel 7

Offertes voor de aankoop tegen een vaste prijs van boter en mageremelkpoeder in het kader van de openbare interventie

In afwijking van artikel 14, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 loopt met betrekking tot de offertes voor boter en mageremelkpoeder die tijdens de in bijlage IV, delen 1 en 2, bij de onderhavige verordening vermelde perioden worden meegedeeld, de termijn waarbinnen de Commissie na de in artikel 13, lid 2, onder a), en artikel 13, lid 3, van die verordening bedoelde mededelingen een besluit dient te nemen, af op de in die bijlage vastgestelde termijn.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij vervalt op 10 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(2)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(3)   PB L 348 van 31.12.2007, blz. 1.

(4)   PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.

(5)  Verordening (EG) nr. 2305/2003 van de Commissie van 29 december 2003 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van gerst uit derde landen (PB L 342 van 30.12.2003, blz. 7).

(6)  Verordening (EG) nr. 969/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 betreffende de opening en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor de invoer van maïs uit derde landen (PB L 176 van 30.6.2006, blz. 44).

(7)  Verordening (EG) nr. 1067/2008 van de Commissie van 30 oktober 2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van zachte tarwe van een andere dan van hoge kwaliteit uit derde landen en tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 290 van 31.10.2008, blz. 3).

(8)  Verordening (EG) nr. 1964/2006 van de Commissie van 22 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de opening en de wijze van beheer van een contingent voor de invoer van rijst van oorsprong uit Bangladesh overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3491/90 van de Raad (PB L 408 van 30.12.2006, blz. 19).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2012 van de Commissie van 7 juni 2012 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor breukrijst van GN-code 1006 40 00 , voor de productie van voor voeding bestemde bereidingen van GN-code 1901 10 00 (PB L 148 van 8.6.2012, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 828/2009 van de Commissie van 10 september 2009 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2009/2010 tot en met 2014/2015, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten van tariefpost 1701 in het kader van preferentiële overeenkomsten (PB L 240 van 11.9.2009, blz. 14).

(11)  Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84).

(12)  Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24).

(13)  Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1).

(14)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 949/2014 van de Commissie van 4 september 2014 tot vaststelling van tijdelijke buitengewone maatregelen voor de sector melk en zuivelproducten in de vorm van een verlenging van de openbare-interventieperiode voor boter en mageremelkpoeder in 2014 (PB L 265 van 5.9.2014, blz. 21).

(15)  Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).


BIJLAGE I

Periode voor de indiening van aanvragen voor invoercertificaten voor olijfolie

Datum van afgifte

maandag 30 of dinsdag 31 maart 2015

vrijdag 10 april 2015

maandag 27 of dinsdag 28 april 2015

woensdag 6 mei 2015

maandag 11 of dinsdag 12 mei 2015

donderdag 21 mei 2015

maandag 18 of dinsdag 19 mei 2015

woensdag 27 mei 2015

maandag 26 of dinsdag 27 oktober 2015

woensdag 4 november 2015


BIJLAGE II

Periode voor de indiening van aanvragen voor uitvoercertificaten voor buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose

Datum van afgifte

van maandag 13 tot en met vrijdag 17 juli 2015

dinsdag 28 juli 2015

van maandag 21 tot en met vrijdag 25 december 2015

vrijdag 8 januari 2016


BIJLAGE III

Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor zachte tarwe, als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor zachte tarwe, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Einde van de termijn waarbinnen de Commissie een besluit over de offertes voor zachte tarwe moet nemen na de desbetreffende mededelingen

woensdag 1 april 2015

 

woensdag 8 april 2015

 

donderdag 26 maart 2015

vrijdag 27 maart 2015

maandag 30 maart 2015

dinsdag 31 maart 2015

woensdag 1 april 2015

donderdag 2 april 2015

vrijdag 3 april 2015

maandag 6 april 2015

dinsdag 7 april 2015

woensdag 8 april 2015

donderdag 9 april 2015

vrijdag 10 april 2015

maandag 13 april 2015

maandag 13 april 2015

maandag 13 april 2015

maandag 13 april 2015

 

vrijdag 24 april 2015

maandag 27 april 2015

dinsdag 28 april 2015

woensdag 29 april 2015

donderdag 30 april 2015

maandag 4 mei 2015

dinsdag 5 mei 2015

woensdag 6 mei 2015

donderdag 7 mei 2015

vrijdag 8 mei 2015

woensdag 13 mei 2015

 

dinsdag 19 mei 2015

 

donderdag 7 mei 2015

vrijdag 8 mei 2015

maandag 11 mei 2015

dinsdag 12 mei 2015

woensdag 13 mei 2015

donderdag 14 mei 2015

vrijdag 15 mei 2015

maandag 18 mei 2015

dinsdag 19 mei 2015

woensdag 20 mei 2015

donderdag 21 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

 

maandag 18 mei 2015

dinsdag 19 mei 2015

woensdag 20 mei 2015

donderdag 21 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

dinsdag 26 mei 2015

woensdag 27 mei 2015

donderdag 28 mei 2015

vrijdag 29 mei 2015

maandag 1 juni 2015


BIJLAGE IV

DEEL 1

Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Einde van de termijn waarbinnen de Commissie een besluit over de offertes voor boter en mageremelkpoeder moet nemen na de desbetreffende mededelingen

maandag 22 december 2014

 

maandag 5 januari 2015

maandag 29 december 2014

 

dinsdag 6 januari 2015

 

maandag 22 december 2014

van dinsdag 23 december 2014 tot en met

vrijdag 2 januari 2015

donderdag 8 januari 2015

vrijdag 9 januari 2015

DEEL 2

Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Datum voor de mededeling in verband met de offertes voor boter en mageremelkpoeder, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009

Einde van de termijn waarbinnen de Commissie een besluit over de offertes voor boter en mageremelkpoeder moet nemen na de desbetreffende mededelingen

 

donderdag 26 maart 2015

vrijdag 27 maart 2015

maandag 30 maart 2015

dinsdag 31 maart 2015

woensdag 1 april 2015

donderdag 2 april 2015

vrijdag 3 april 2015

maandag 6 april 2015

dinsdag 7 april 2015

woensdag 8 april 2015

donderdag 9 april 2015

vrijdag 10 april 2015

maandag 13 april 2015

maandag 13 april 2015

maandag 13 april 2015

maandag 13 april 2015

 

vrijdag 24 april 2015

maandag 27 april 2015

dinsdag 28 april 2015

woensdag 29 april 2015

donderdag 30 april 2015

maandag 4 mei 2015

dinsdag 5 mei 2015

woensdag 6 mei 2015

donderdag 7 mei 2015

vrijdag 8 mei 2015

 

donderdag 7 mei 2015

vrijdag 8 mei 2015

maandag 11 mei 2015

dinsdag 12 mei 2015

woensdag 13 mei 2015

donderdag 14 mei 2015

vrijdag 15 mei 2015

maandag 18 mei 2015

maandag 18 mei 2015

dinsdag 19 mei 2015

woensdag 20 mei 2015

donderdag 21 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

dinsdag 26 mei 2015

 

dinsdag 19 mei 2015

woensdag 20 mei 2015

donderdag 21 mei 2015

vrijdag 22 mei 2015

woensdag 27 mei 2015

donderdag 28 mei 2015

vrijdag 29 mei 2015

maandag 1 juni 2015

maandag 20 juli 2015

 

donderdag 23 juli 2015

 

dinsdag 14 juli 2015

woensdag 15 juli 2015

donderdag 16 juli 2015

vrijdag 17 juli 2015

maandag 20 juli 2015

woensdag 22 juli 2015

donderdag 23 juli 2015

vrijdag 24 juli 2015

maandag 27 juli 2015

dinsdag 28 juli 2015


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/82


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1355/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 391/2009, wat betreft de vaststelling door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (1), en met name artikel 13, lid 2,

Handelend overeenkomstig de conformiteitscontroleprocedure van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2099/2002 werken de lidstaten en de Commissie samen om, in voorkomend geval, een gemeenschappelijk standpunt of een gemeenschappelijke aanpak in de bevoegde internationale instanties vast te stellen, om het gevaar van strijdigheid van de maritieme wetgeving van de Unie met internationale instrumenten te beperken.

(2)

Verordening (EG) nr. 391/2009 vormt samen met Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) één samenhangend wetgevingspakket waarin de activiteiten van erkende organisaties op een samenhangende manier worden gereguleerd overeenkomstig dezelfde beginselen en definities. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/15/EG vertrouwt een lidstaat, wanneer deze besluit, voor de schepen die zijn vlag voeren, een organisatie te machtigen namens hem de inspecties en controles in verband met wettelijk voorgeschreven certificaten volledig of gedeeltelijk uit te voeren, deze taken alleen toe aan een erkende organisatie; in artikel 2, onder g), van die Richtlijn is bepaald dat dit een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009 erkende organisatie moet zijn. Daarom heeft de reeks voorschriften op basis waarvan de betrokken organisaties worden erkend, op beide handelingen effect.

(3)

Met de term „internationale verdragen”, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder b) van Verordening (EG) nr. 391/2009, wordt bedoeld het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 („het SOLAS-verdrag”) met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij dat verdrag, het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen („het Verdrag uitwatering schepen”) van 5 april 1966 en het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 („het MARPOL-verdrag”), samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten, in de bijgewerkte versie.

(4)

De Algemene Vergadering van de IMO heeft tijdens haar 28e zitting een IMO-code voor invoering van instrumenten (III-code) vastgesteld, zoals bepaald in IMO-resolutie A.1070(28) van 4 december 2013, alsmede wijzigingen van het Verdrag uitwatering schepen, teneinde de III-code verplicht te stellen, samen met een daarmee samenhangende vlaggenstaat-auditregeling, zoals vastgesteld in IMO-resolutie A.1083(28) van 4 december 2013.

(5)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO (MEPC) heeft tijdens haar 66e zitting wijzigingen goedgekeurd van het Protocol van 1978 met betrekking tot het MARPOL-verdrag, zoals uiteengezet in resolutie MEPC.246(66) van 4 april 2014, en van het Protocol van 1997 met betrekking tot het MARPOL-verdrag, zoals gewijzigd bij het protocol van 1978 daarbij, zoals uiteengezet in resolutie MEPC.247(66) van 4 april 2014, om de III-code verplicht te stellen, samen met een bijbehorende auditregeling van de vlaggenstaat.

(6)

De Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO (MSC) heeft tijdens haar 93e zitting wijzigingen goedgekeurd van het SOLAS-verdrag, zoals uiteengezet in resolutie MSC.366(93) van 22 mei 2014, en van het Protocol van 1988 met betrekking tot het Verdrag uitwatering schepen, zoals uiteengezet in resolutie MSC.375(93) van 22 mei 2014, om de III-code verplicht te stellen, samen met een bijbehorende auditregeling van de vlaggenstaat.

(7)

De MEPC heeft tijdens haar 65e zitting en de MSC tijdens haar 92e zitting een IMO-code voor Erkende Organisaties (EO-code) aangenomen, zoals uiteengezet in resolutie MSC.349(92) van 21 juni 2013.

(8)

De MEPC heeft tijdens haar 65e zitting wijzigingen goedgekeurd van het Protocol van 1978 met betrekking tot het MARPOL-verdrag teneinde de EO-code verplicht te stellen, zoals uiteengezet in resolutie MEPC.238(65) van 17 mei 2013.

(9)

De MSC heeft tijdens haar 92e zitting wijzigingen goedgekeurd van het SOLAS-verdrag en van het Protocol van 1988 met betrekking tot het Verdrag uitwatering schepen teneinde de EO-code verplicht te stellen, zoals vastgesteld in resolutie MSC.350(92) en MSC.356(92) van 21 juni 2013.

(10)

Verwacht wordt derhalve dat de III-code en de EO-code in de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 in werking treden overeenkomstig de toepasselijke voorschriften voor de aanneming, ratificering en inwerkingtreding van wijzigingen op grond van elk van de betrokken IMO-verdragen.

(11)

Op 13 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/268/EU van de Raad goedgekeurd inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de bijbehorende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen (4). Overeenkomstig artikel 5 van dat besluit heeft de Raad de lidstaten gemachtigd om hun toestemming te geven om zich in het belang van de Unie en op voorwaarde dat de in de bijlage bij dat Besluit vastgestelde verklaring is afgegeven, te binden aan de wijzigingen waarnaar in de overwegingen 4 en 9 van de onderhavige verordening wordt verwezen.

(12)

In de verklaring die als bijlage bij Besluit 2013/268/EU is gevoegd, staat dat de lidstaten van mening zijn dat de III-code en de EO-code een reeks minimumeisen omvatten die de staten in voorkomend geval kunnen uitwerken en verbeteren ter verhoging van de maritieme veiligheid en de bescherming van het milieu.

(13)

Ook staat daarin dat geen enkele bepaling in de III-code of de EO-code zodanig wordt uitgelegd dat de naleving van de verplichtingen van de lidstaten overeenkomstig het recht van de Europese Unie wordt gehinderd of beperkt voor wat betreft de definitie van „wettelijk voorgeschreven certificaten” en „klassecertificaten”, het toepassingsgebied van de verplichtingen en criteria waaraan erkende organisaties moeten voldoen, en de plichten van de Europese Commissie betreffende het erkennen en beoordelen van erkende organisaties, alsmede, indien van toepassing, het opleggen van corrigerende maatregelen of sancties aan erkende organisaties. In dezelfde verklaring staat dat in geval van een audit door de IMO, de lidstaten zullen verklaren dat alleen de naleving van de bepalingen van de relevante internationale verdragen die de lidstaten hebben aanvaard, waarbij rekening dient te worden gehouden met deze verklaring, zijn gecontroleerd.

(14)

In de rechtsorde van de Unie omvat het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 391/2009, alsmede dat van Richtlijn 2009/15/EG, verwijzingen naar de in overweging 3 beschreven „internationale verdragen”. In dit kader worden de wijzigingen van de IMO-verdragen automatisch in de wetgeving van de Unie overgenomen wanneer zij ook op internationaal niveau in werking treden, met inbegrip van de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter zoals de III-code en de EO-code, die derhalve onderdeel uitmaken van de IMO-instrumenten die van belang zijn voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 391/2009.

(15)

Wijzigingen van internationale overeenkomsten kunnen echter overeenkomstig de conformiteitscontroleprocedure van het toepassingsgebied van de maritieme wetgeving van de Unie worden uitgesloten, indien zij aan ten minste één van de twee criteria van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2099/2002 voldoen.

(16)

De Commissie heeft de wijzigingen van de IMO-verdragen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 geëvalueerd en heeft vastgesteld dat er sprake is van een aantal discrepanties tussen, enerzijds, de III-code en de EO-code en, anderzijds, Verordening (EG) nr. 391/2009 en Richtlijn 2009/15/EG.

(17)

Allereerst is in punt 16.1 van deel 2 van de III-code een lijst vastgesteld met middelen en processen die vlaggenstaten minimaal moeten opstellen, met inbegrip van de voorziening van administratieve instructies die onder meer betrekking hebben op scheepsklassecertificaten die door de vlaggenstaat worden gevraagd om aan te tonen dat is voldaan aan structurele, mechanische, elektrische en/of andere eisen van een internationale overeenkomst waarbij de betrokken vlaggenstaat partij is of dat een vereiste uit de nationale voorschriften van de vlaggenstaat is nageleefd. Zoals in onderstaande overweging 21 echter is aangegeven, wordt in de wetgeving van de Unie een onderscheid gemaakt tussen „wettelijk voorgeschreven certificaten” en „klassecertificaten”. Laatstgenoemde zijn documenten van particuliere aard en zijn noch handelingen van een vlaggenstaat, noch zijn zij namens enige vlaggenstaat afgegeven. Deze bepaling van de III-code verwijst namelijk naar SOLAS Hoofdstuk II-1, deel A-1, voorschrift 3-1, waarin is bepaald dat schepen worden ontworpen, gebouwd en onderhouden overeenkomstig de eisen op structureel, mechanisch en elektrisch gebied van een classificatiebureau dat door de instantie is erkend overeenkomstig het bepaalde in voorschrift XI-1/1. 1. In de SOLAS-overeenkomst wordt het schip of zijn wettelijke vertegenwoordiging ten opzichte van de vlaggenstaat duidelijk bepaald als het voorwerp van deze eis. Bovendien geeft een erkende organisatie in haar hoedanigheid van classificatiebureau scheepsklassecertificaten af overeenkomstig haar eigen voorschriften, procedures, voorwaarden en particuliere contractbepalingen, waarbij de vlaggenstaat geen partij is. Daarom is deze bepaling van de III-code in tegenspraak met de afbakening van klassenactiviteiten en wettelijk voorgeschreven activiteiten, zoals vastgesteld in de bestaande EU-wetgeving.

(18)

Ten tweede moet de vlaggenstaat op grond van punt 18.1 van deel 2 van de III-code „uitsluitend ten aanzien van schepen die zijn vlag mogen voeren”, vaststellen of een erkende organisatie de juiste middelen heeft in termen van technische, beheersmatige en onderzoekscapaciteiten om de aan haar toevertrouwde verplichtingen te vervullen. In tegenstelling hiermee wordt dit aspect in het kader van de wetgeving van de Unie aangepakt als eis voor de erkenning zoals is weergegeven in criterium A.3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 391/2009, en ten aanzien van de gehele vloot in de betrokken organisatieklasse, zonder onderscheid naar vlag. Als de bovenstaande bepaling van de III-code wordt opgenomen in de wetgeving van de Unie, dan zou daarmee de toepassing van criterium A.3 in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 391/2009 op de prestaties van de erkende organisaties worden beperkt tot uitsluitend schepen die de vlag van een lidstaat voeren, hetgeen in tegenspraak is met de eisen die thans gelden.

(19)

Ten derde wordt in punt 19 van deel 2 van de III-code een verbod geïntroduceerd waardoor een vlaggenstaat zijn erkende organisaties niet mag machtigen om aan andere schepen dan die welke zijn vlag mogen voeren, eisen te stellen die onder meer verband houden met hun classificatievoorschriften, eisen of procedures. Overeenkomstig Richtlijn 2009/15/EG kunnen lidstaten een organisatie uitsluitend toestaan namens hen te handelen voor de wettelijk voorgeschreven certificatie van hun respectieve vloot, als die organisatie is erkend en indien daartoe op die organisatie wordt toegezien overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009. In dit kader moeten de erkende organisaties als zodanig met betrekking tot hun relevante activiteiten aan bepaalde eisen voldoen, in de gehele door hen geklasseerde vloot, ongeacht welke vlag wordt gevoerd. Dit houdt verband met de meeste criteria van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 391/2009, alsmede met de andere verplichtingen, met name die van artikel 10, lid 4, van die verordening. Als de bovenstaande bepaling van de III-code wordt opgenomen in de wetgeving van de Unie, dan zou daarmee de toepassing van de bestaande erkenningsvereisten van Verordening (EG) nr. 391/2009, onder meer wanneer zij kunnen worden aangemerkt als voorschriften, vereisten en procedures, worden beperkt tot de prestaties van de erkende organisaties ten aanzien van uitsluitend schepen die de vlag van een lidstaat voeren.

(20)

Ten vierde wordt „erkende organisatie” in punt 1.1 van deel 2 van de EO-code gedefinieerd als een organisatie die door een vlaggenstaat is beoordeeld en waarvan is geconstateerd dat zij aan deel 2 van de EO-code voldoet. In artikel 2, onder e), van Verordening (EG) nr. 391/2009 is daarentegen bepaald dat een erkende organisatie „een organisatie [is] die is erkend overeenkomstig deze verordening”. Uit evaluatie van de Commissie, als vervat in de overwegingen 21 tot en met 23, komt naar voren dat verscheidene bepalingen in deel 2 van de EO-code onverenigbaar zijn met Verordening (EG) nr. 391/2009. Dientengevolge zou een erkende organisatie, zoals gedefinieerd in de EO-code, niet aan alle eisen van Verordening (EG) nr. 391/2009 voldoen, en daarmee dus ook niet aan de definitie van een erkende organisatie, zoals vastgesteld in de wetgeving van de Unie.

(21)

Ten vijfde is in punt 1.3 van deel 2 van de EO-code „wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten” gedefinieerd als één enkele categorie activiteiten die een erkende organisatie namens de vlaggenstaat mag uitvoeren, met inbegrip van de afgifte van certificaten die betrekking hebben op zowel de wettelijk voorgeschreven voorschriften als de klassevoorschriften. In de definities van artikel 2, onder g) en i), van Verordening (EG) nr. 391/2009 wordt daarentegen een duidelijk onderscheid gemaakt tussen, enerzijds, „wettelijk voorgeschreven certificaten” die door of namens een vlaggenstaat worden afgegeven overeenkomstig de internationale verdragen en, anderzijds, „klassecertificaten”, die door een erkende organisatie in haar hoedanigheid van classificatiebureau afgegeven documenten zijn, waarin wordt bevestigd dat een schip, overeenkomstig de door die erkende organisatie vastgestelde en gepubliceerde voorschriften en procedures, geschikt is voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst. Daaruit volgt dat er overeenkomstig de wetgeving van de Unie een onderscheid wordt gemaakt tussen wettelijk voorgeschreven en klassecertificaten, en dat deze van verschillende aard zijn. Wettelijk voorgeschreven certificaten zijn namelijk publiek van aard, terwijl klassecertificaten particulier van aard zijn, aangezien zij door het classificatiebureau zijn afgegeven overeenkomstig zijn eigen voorschriften, procedures en voorwaarden. Hieruit volgt dat klassecertificaten die door een erkende organisatie voor een schip zijn afgegeven om naleving van de classificatievoorschriften en -procedures te bewijzen, ook wanneer dit door een vlaggenstaat is geverifieerd als bewijs van naleving van SOLAS Hoofdstuk II-1, deel A-1, voorschrift 3-1, documenten van een strikt particuliere aard zijn die noch handelingen van een vlaggenstaat zijn, noch namens enige vlaggenstaat worden uitgevoerd. In de EO-code wordt echter systematisch naar „wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten” verwezen alsof zij „namens de vlaggenstaat” door de EO worden uitgevoerd, hetgeen in tegenspraak is met het in de wetgeving van de Unie verankerde wettelijke onderscheid. Niettegenstaande deze tegenspraak, omvat deze bepaling uit de EO-code, indien zij wordt aanvaard als norm in de rechtsorde van de Unie, een manifest risico dat de in Verordening (EG) nr. 391/2009 vervatte erkenningseisen, die betrekking hebben op alle activiteiten van de organisatie, ongeacht welke vlag wordt gevoerd, binnen de EU niet langer zouden kunnen worden gehandhaafd.

(22)

Ten zesde biedt punt 3.9.3.1 van deel 2 van de EO-code een mechanisme voor de samenwerking tussen erkende organisaties op grond van het enkele, door de vlaggenstaat vastgestelde kader, met het oog op het standaardiseren van processen betreffende wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten voor de vlaggenstaat, in voorkomend geval, terwijl in punt 3.9.3.2 van deel 2 van die code een kader is vastgesteld „door een vlaggenstaat of een groep vlaggenstaten” om de samenwerking tussen hun erkende organisaties over technische en veiligheidsgerelateerde aspecten van „wettelijk voorgeschreven certificatie en diensten van schepen […] namens de genoemde vlaggenstaat of -staten” te reguleren. Daarentegen is de samenwerking tussen erkende organisaties in de wetgeving van de Unie geregeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009, op grond waarvan erkende organisaties overleg moeten plegen met het oog op het in stand houden van de gelijkwaardigheid en het streven naar harmonisatie van hun voorschriften en procedures en van de toepassing daarvan, en een kader wordt opgezet voor de wederzijdse erkenning, in passende gevallen, van klassecertificaten voor materialen, uitrusting en onderdelen. Die beide samenwerkingsprocessen op grond van artikel 10, lid 1, hebben betrekking op de particuliere activiteiten van de erkende organisaties in hun hoedanigheid van classificatiebureaus, en zijn derhalve van toepassing zonder dat onderscheid wordt gemaakt op grond van de vlag die wordt gevoerd. Als het in de EO-code vastgestelde samenwerkingsmechanisme zou worden opgenomen in de wetgeving van de Unie, dan zou daarmee het toepassingsgebied van het bij Verordening (EG) nr. 391/2009 vastgestelde samenwerkingskader op de activiteiten van de erkende organisaties worden beperkt tot uitsluitend schepen die de vlag van een lidstaat voeren, hetgeen in tegenspraak is met de eisen die thans gelden.

(23)

Ten zevende is punt 3.9.3.3. van deel 2 van de EO-code identiek aan punt 19 van deel 2 van de III-code, hetgeen betekent dat overweging 19 evenzeer relevant is voor deze bepaling van de EO-code.

(24)

Geen enkele bepaling van de III-code of de EO-code mag beperkingen opleggen aan de bevoegdheid van de Unie om in overeenstemming met de verdragen en het internationaal recht passende voorwaarden vast te stellen voor het verlenen van erkenning aan organisaties die door de lidstaten erkend wensen te worden om namens hen controle- en certificeringsactiviteiten van schepen uit te voeren, met het oog op het bereiken van de doelstellingen van de Unie, en met name op het verbeteren van de maritieme veiligheid en de bescherming van het milieu.

(25)

De in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 vervatte regeling voor de wederzijdse erkenning van klassecertificaten voor materialen, uitrusting en onderdelen is uitsluitend uitvoerbaar binnen de Unie ten aanzien van schepen die de vlag van een lidstaat voeren. Wat buitenlandse vaartuigen betreft, wordt de aanvaarding van betrokken certificaten overgelaten aan het oordeel van betrokken derde vlaggenstaat bij de uitoefening van zijn exclusieve jurisdictie, met name op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS).

(26)

Op basis van haar evaluatie heeft de Commissie vastgesteld dat de in de voorgaande overwegingen aangehaalde bepalingen van de III-code en de EO-code onverenigbaar zijn met Verordening (EG) nr. 391/2009 en van het toepassingsgebied van die verordening moeten worden uitgesloten. Bijgevolg moet artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 391/2009 dienovereenkomstig worden gewijzigd,

(27)

Aangezien de EO-code op 1 januari 2015 in werking treedt, moet deze verordening zo snel mogelijk na de datum van bekendmaking ervan in werking treden.

(28)

Het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) heeft geen advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen. Een uitvoeringshandeling is nodig geacht en de voorzitter heeft de ontwerpuitvoeringshandeling voor verder beraad aan het comité van beroep voorgelegd. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité van beroep,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 391/2009 wordt vervangen door:

„b)   „internationale verdragen”: het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1 november 1974 (SOLAS 74) met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij dat verdrag, het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 5 april 1966 en het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 2 november 1973 (MARPOL), samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten met uitzondering van de punten 16.1, 18.1 en 19 van deel 2 van de code inzake de uitvoering van IMO-instrumenten, en van de punten 1.1, 1.3, 3.9.3.1, 3.9.3.2 en 3.9.3.3. van deel 2 van de IMO-code voor erkende organisaties, in hun bijgewerkte versie;”

.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.

(2)   PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1.

(3)  Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 47).

(4)  Besluit 2013/268/EU van de Raad van 13 mei 2013 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) met betrekking tot de vaststelling van bepaalde codes en de daarbij horende wijzigingen van bepaalde verdragen en protocollen (PB L 155 van 7.6.2013, blz. 3).


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/87


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1356/2014 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)   PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)   PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

125,5

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

145,2

0

AR

151,5

0

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

328,6

0

AR

246,8

16

BR

343,8

0

CL

278,1

7

TH

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

208,7

1

BR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

136

2

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

361,5

0

BR

516,1

0

CL

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

252,3

10

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/89


VERORDENING (EU) Nr. 1357/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

ter vervanging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1), en met name artikel 38, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bevat een lijst van gevaarlijke eigenschappen van afvalstoffen.

(2)

Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat bij de indeling van een afvalstof als gevaarlijke afvalstof onder meer moet worden uitgegaan van de EU-wetgeving inzake chemische stoffen, meer bepaald met betrekking tot de indeling van preparaten als gevaarlijk, inclusief de daartoe gehanteerde grenswaarden. Voorts moet het systeem waarbij afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen zijn ingedeeld conform de laatstelijk bij Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (2) opgestelde lijst van afvalstoffen worden gehandhaafd, teneinde een geharmoniseerde indeling van afvalstoffen aan te moedigen en te komen tot een geharmoniseerde definitie van gevaarlijke afvalstoffen binnen de Unie.

(3)

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat de gevaarlijke eigenschappen H 4 („irriterend”), H 5 („schadelijk”), H 6 („vergiftig” en „zeer vergiftig”), H 7 („kankerverwekkend”), H 8 („corrosief”), H 10 („vergiftig voor de voortplanting”), H 11 („mutageen”) en H 14 („ecotoxisch”) aan stoffen worden toegeschreven aan de hand van de criteria in bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (3).

(4)

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG bepaalt dat, indien van toepassing, de grenswaarden die zijn vermeld in de bijlagen II en III bij Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) gelden.

(5)

Met ingang van 1 juni 2015 worden Richtlijn 67/548/EEG en Richtlijn 1999/45/EG ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 1272/2008 (5), wat een weergave is van de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Bij wijze van uitzondering kunnen beide richtlijnen voor sommige mengsels tot en met 1 juni 2017 van toepassing blijven, indien zij werden ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG en reeds vóór 1 juni 2015 op de markt zijn gebracht.

(6)

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG moet worden gewijzigd om de definities van de gevaarlijke eigenschappen, waar nodig, aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008, en de verwijzingen naar Richtlijn 67/548/EEG en Richtlijn 1999/45/EG te vervangen door verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1272/2008.

(7)

Om te zorgen voor voldoende volledigheid en representativiteit wat betreft de informatie over mogelijke effecten van de uitlijning van HP 14 („ecotoxisch”) aan Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet een aanvullende studie worden uitgevoerd.

(8)

De aanduidingen van de in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG omschreven gevaarlijke eigenschappen H 1 tot en met H 15 moeten worden gewijzigd in HP 1 tot en met HP 15 om mogelijke verwarring met de in Verordening (EG) nr. 1272/2008 gedefinieerde codes voor gevarenaanduidingen te voorkomen.

(9)

De benaming van de voormalige gevaarlijke eigenschappen H 5 („schadelijk”) en H 6 („vergiftig”) moeten worden gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen van de wetgeving inzake chemische stoffen en met name de in Verordening (EG) nr. 1272/2008 gedefinieerde nieuwe gevarenklasse en -categoriecodes.

(10)

Nieuwe benamingen moeten worden ingevoerd voor de voormalige gevaarlijke eigenschappen H 12 en H 15 om de consistentie met de benamingen van de andere gevaarlijke eigenschappen te waarborgen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2015.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(2)  Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 ter vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).

(3)  Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 196 van 16.8.1967, blz. 1).

(4)  Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE III

GEVAARLIJKE EIGENSCHAPPEN VAN AFVALSTOFFEN

„Ontplofbaar”: afvalstoffen die door een chemische reactie gassen kunnen ontwikkelen met een zodanige temperatuur en druk, en met zodanige snelheid dat schade aan de omgeving wordt toegebracht. Hieronder vallen pyrotechnische afvalstoffen, explosieve organische afvalstoffen in de vorm van organische peroxiden en explosieve zelfontledende afvalstoffen.

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de in tabel 1 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen worden, voor zover zulks passend en evenredig is, volgens testmethoden op HP 1 beoordeeld. Indien de aanwezigheid van een stof, mengsel of voorwerp aangeeft dat de afvalstof explosief is, wordt zij ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 1.

Tabel 1: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 1

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Inst. Ontpl.

H200

Ontpl. 1.1

H201

Ontpl. 1.2

H202

Ontpl. 1.3

H203

Ontpl. 1.4

H204

Zelfontl. A

H240

Org. Perox. A

Zelfontl. B

H241

Org. Perox. B

„Oxiderend”: afvalstoffen die, in het algemeen door het afstaan van zuurstof, de verbranding van ander materiaal veroorzaken of daartoe bijdragen.

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld in een van de in tabel 2 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen worden, voor zover zulks passend en evenredig is, volgens testmethoden op HP 2 beoordeeld. Indien de aanwezigheid van een stof, mengsel of voorwerp aangeeft dat de afvalstof oxiderend is, wordt zij ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 2.

Tabel 2: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 2

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Ox. gas 1

H270

Ox. vlst. 1

H271

Ox. vs. 1

Ox. vlst. 2, Ox. vlst. 3

H272

Ox. vs. 2, Ox. vs. 3

„Ontvlambaar”:

—   ontvlambare vloeibare afvalstoffen: vloeibare afvalstoffen met een vlampunt beneden 60 °C of afvalstoffen van gasolie, diesel en lichte stookolie met een vlampunt van > 55 °C en ≤ 75 °C;

—   ontvlambare pyrofore vloeibare en vaste afvalstoffen: vaste en vloeibare stoffen die bij blootstelling aan lucht zelfs in kleine hoeveelheden binnen vijf minuten ontbranden;

—   ontvlambare vaste afvalstoffen: vaste afvalstoffen die gemakkelijk brandbaar zijn of die door wrijving brand kunnen veroorzaken of bevorderen;

—   ontvlambare gasvormige afvalstoffen: gasvormige afvalstoffen die met lucht bij 20 °C en een standaarddruk van 101,3 kPa ontvlambaar zijn;

—   met water reagerende afvalstoffen: afvalstoffen die bij aanraking met water gevaarlijke hoeveelheden ontvlambare gassen ontwikkelen;

—   overige ontvlambare afvalstoffen: ontvlambare aërosolen, ontvlambare voor zelfverhitting vatbare afvalstoffen, ontvlambare organische peroxiden en ontvlambare zelfontledende afvalstoffen.

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld in een van de in tabel 3 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen worden, voor zover zulks passend en evenredig is, volgens testmethoden beoordeeld. Indien de aanwezigheid van een stof, mengsel of voorwerp aangeeft dat de afvalstof ontvlambaar is, wordt zij ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 3.

Tabel 3: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 3

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Ontvl. gas 1

H220

Ontvl. gas 2

H221

Ontvl. aerosol 1

H222

Ontvl. aerosol 2

H223

Ontvl. vlst. 1

H224

Ontvl. vlst. 2

H225

Ontvl. vlst. 3

H226

Ontvl. vs. 1

H228

Ontvl. vs. 2

Zelfontl. CD

H242

Zelfontl. EF

Org. Perox. CD

Org. Perox. EF

Pyr. vlst. 1

H250

Pyr. vs. 1

Zelfverh. 1

H251

Zelfverh. 2

H252

Water ontvl. 1

H260

Water ontvl. 2

Water ontvl. 3

H261

„Irriterend — huidirritatie en oogletsel” afvalstoffen die bij aanbrenging huidirritatie of letsel aan het oog kunnen toebrengen.

Afvalstoffen die een of meer van de stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de onderstaande gevarenklasse en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen in een concentratie die de ondergrens overschrijden en die een of meer van de onderstaande concentratiegrenzen bereiken of overschrijden, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.

De bij een beoordeling voor Huidcorr. 1A (H314), Huidirrit. 2 (H315), Ooglet. 1 (H318) en Oogirrit. 2 (H319) geldende ondergrens bedraagt 1 %.

Als de som van de concentraties van alle als Huidcorr. 1A (H314) ingedeelde stoffen 1 % of meer bedraagt, wordt de afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.

Als de som van de concentraties van alle als H318 ingedeelde bestanddelen 10 % of meer bedraagt, wordt de afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.

Als de som van de concentraties van alle als H315 en H319 ingedeelde bestanddelen 20 % of meer bedraagt, wordt de afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 4.

Hierbij moet worden opgemerkt dat afvalstoffen die stoffen bevatten die in hoeveelheden van 5 % of meer als H314 (Huidcorr. 1A, 1B en 1C) zijn ingedeeld, als gevaarlijk worden ingedeeld wegens HP 8. HP 4 is niet van toepassing wanneer de afvalstof wordt ingedeeld als HP 8.

„Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT)/Aspiratietoxiciteit”: afvalstoffen die specifieke doelorgaantoxiciteit kunnen veroorzaken, hetzij door eenmalige of door herhaalde blootstelling, of die acute toxische effecten veroorzaken bij aspiratie.

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de in tabel 4 vermelde gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen, en die een of meer van de in tabel 4 vermelde concentratiegrenzen bereiken of overschrijden, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 5. Afvalstoffen die als STOT ingedeelde stoffen bevatten worden uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 5 als een van die stoffen de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.

Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die als Asp. Tox. 1 zijn ingedeeld en de som van deze stoffen bereikt of overschrijdt de concentratiegrens worden enkel ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 5 als de totale kinematische viscositeit (bij 40 °C) niet meer dan 20,5 mm2/s (1) bedraagt.

Tabel 4: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 5

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Concentratiegrens

STOT SE 1

H370

1 %

STOT SE 2

H371

10 %

STOT SE 3

H335

20 %

STOT RE 1

H372

1 %

STOT RE 2

H373

10 %

Asp. Tox. 1

H304

10 %

„Acute toxiciteit”: afvalstoffen die acute toxische effecten kunnen veroorzaken na orale of dermale toediening of na blootstelling bij inademing.

Is de som van de concentraties van alle stoffen in een afvalstof die is ingedeeld in de gevarenklasse en code voor gevarenaanduidingen „acute toxiciteit” in tabel 5 hoger dan of gelijk aan de in de tabel weergegeven drempelwaarde, dan wordt die afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 6. Wanneer in een afvalstof meer dan een stof aanwezig is die is ingedeeld als acuut toxisch, is de som van de concentraties alleen voor stoffen binnen dezelfde gevarencategorie vereist.

Bij beoordelingen gelden de onderstaande ondergrenzen:

voor Acute tox. 1, 2 of 3 (H300, H310, H330, H301, H311, H331): 0,1 %

voor Acute tox. 4 (H302, H312, H332): 1 %

Tabel 5: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 6

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Concentratiegrens

Acute tox. 1 (oraal)

Acute tox. 2 (oraal)

Acute tox. 3 (oraal)

Acute tox. 4 (oraal)

Acute tox. 1 (dermaal)

Acute tox. 2 (dermaal)

Acute tox. 3 (dermaal)

Acute tox. 4 (dermaal)

Acute tox. 1 (bij inademing)

Acute tox. 2 (bij inademing)

Acute tox. 3 (bij inademing.)

Acute Tox. 4 (bij inademing)

H300

H300

H301

H302

H310

H310

H311

H312

H330

H330

H331

H332

0,1 %

0,25 %

5 %

25 %

0,25 %

2,5 %

15 %

55 %

0,1 %

0,5 %

3,5 %

22,5 %

„Kankerverwekkend”: afvalstoffen die kanker veroorzaken of de frequentie van kanker doen toenemen.

Bevat een afvalstof een stof die bij een van de onderstaande gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen is ingedeeld en een van de hieronder in tabel 6 opgenomen concentratiegrenzen bereikt of overschrijdt, dan wordt die afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 7. Wanneer in een afvalstof meer dan een als kankerverwekkend ingedeelde stof aanwezig is, wordt deze uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 7 als een afzonderlijke stof de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.

Tabel 6: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 7

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Concentratiegrens

Kank. 1A

H350

0,1 %

Kank. 1B

Kank. 2

H351

1,0 %

„Corrosief”: afvalstoffen die bij toediening huidcorrosie kunnen veroorzaken.

Wanneer een afvalstof een of meer stoffen bevat die als Huidcorr. 1A, 1B of 1C (H314) zijn ingedeeld, en de som van de concentraties daarvan is hoger dan of gelijk aan 5 %, wordt de betrokken afvalstof ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 8.

De bij een beoordeling van Huidcorr. 1A, 1B, 1C (H314) geldende ondergrens bedraagt 1,0 %.

„Infectueus”: afvalstoffen die levensvatbare micro-organismen of hun toxinen bevatten waarvan bekend is of waarvan sterk wordt vermoed dat zij ziekten bij de mens of bij andere levende organismen veroorzaken.

Voor de toewijzing van HP 9 vindt een beoordeling plaats op basis van de bepalingen die in referentiedocumenten of wetgeving in de lidstaten zijn vastgesteld.

„Vergiftig voor de voortplanting”: afvalstoffen die schadelijke effecten hebben op de seksuele functie en de vruchtbaarheid van volwassen mannen en vrouwen, alsmede ontwikkelingstoxiciteit bij het nageslacht.

Afvalstoffen die stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de onderstaande gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen en die een van de onderstaande in tabel 7 opgenomen concentratiegrenzen overschrijden of bereiken, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 10. Afvalstoffen die meer dan een stof bevatten die als vergiftig voor de voortplanting is ingedeeld, worden uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 10 als een van die stoffen de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.

Tabel 7: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 10

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Concentratiegrens

Voortpl. 1A

H360

0,3 %

Voortpl. 1B

Voortpl. 2

H361

3,0 %

„Mutageen”: afvalstoffen die een mutatie, d.w.z. een permanente verandering in de hoeveelheid of de structuur van het genetisch materiaal in een cel kunnen veroorzaken.

Afvalstoffen die stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de onderstaande gevarenklassen en categoriecodes en codes voor gevarenaanduidingen en die een van de hieronder in tabel 8 opgenomen concentratiegrenzen overschrijden of bereiken, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 11. Wanneer in een afvalstof meer dan een als mutageen ingedeelde stof aanwezig is, wordt deze uitsluitend ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 11 als een van die stoffen de concentratiegrens bereikt of overschrijdt.

Tabel 8: Gevarenklasse en categoriecode(s) en code(s) voor gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen en de overeenkomstige concentratiegrenzen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 11

Gevarenklasse en categoriecode

Code(s) voor gevarenaanduidingen

Concentratiegrens

Muta. 1A

H340

0,1 %

Muta. 1B

Muta. 2

H341

1,0 %

„Afgifte van een acuut toxisch gas”: afvalstoffen die bij contact met water of zuur acuut toxische gassen (Acute tox. 1, 2 of 3) afgeven.

Afvalstoffen die een stof bevatten die is ingedeeld bij een van de volgende aanvullende gevaren EUH029, EUH031 en EUH032, worden volgens testmethoden of richtsnoeren ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 12.

„Sensibiliserend”: afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten waarvan bekend is dat zij sensibilisatie-effecten op de huid of de luchtwegen veroorzaken.

Afvalstoffen die een stof bevatten die is ingedeeld als sensibiliserend en waaraan een van de codes voor gevarenaanduidingen H317 of H334 is toegewezen, en die de concentratiegrens van 10 %, bereikt of overschrijdt, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 13.

„Ecotoxisch”: afvalstoffen waarvan het gebruik onmiddellijk of na verloop van tijd gevaar voor één of meer sectoren van het milieu oplevert of kan opleveren.

„Afvalstoffen die een van de hierboven genoemde gevaarlijke eigenschappen doen ontstaan die de oorspronkelijke afvalstof niet bezat”. Afvalstoffen die een of meer stoffen bevatten die zijn ingedeeld bij een van de in tabel 9 aangegeven gevarenaanduidingen of aanvullende gevarenaanduidingen, worden ingedeeld als gevaarlijk wegens HP 15, tenzij de afvalstof een zodanige vorm heeft dat zij in geen enkele omstandigheid explosieve of potentieel explosieve eigenschappen vertoont.

Tabel 9: Gevarenaanduidingen en aanvullende gevarenaanduidingen voor afvalbestanddelen voor de indeling van afvalstoffen als gevaarlijk wegens HP 15

Gevarenaanduiding(en)/Aanvullend(e) geva(a)r(en)

Gevaar voor massa-explosie bij brand

H205

In droge toestand ontplofbaar

EUH001

Kan ontplofbare peroxiden vormen

EUH019

Ontploffingsgevaar bij verwarming in afgesloten toestand

EUH044

Bovendien kunnen de lidstaten een afvalstof als gevaarlijk wegens HP 15 aanmerken op basis van andere toepasselijke criteria, bijvoorbeeld de beoordeling van het uitlogingsproduct.

Opmerking:

Toewijzing van de gevaarlijke eigenschap HP 14 gebeurt op basis van de in bijlage VI bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad vastgestelde criteria.

Testmethoden

De te gebruiken methoden zijn omschreven in Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Raad (2) en in andere relevante CEN-nota's of andere internationaal erkende testmethoden en richtsnoeren.”


(1)  De kinematische viscositeit wordt uitsluitend voor vloeistoffen bepaald.

(2)  Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Raad van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 142 van 31.5.2008, blz. 1).


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/97


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1358/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, wat betreft de herkomst van biologische aquacultuurdieren, aquacultuurhouderijpraktijken, voeder voor biologische aquacultuurdieren en voor gebruik in de biologische aquacultuur toegestane producten en stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 13, lid 3, artikel 15, lid 2, en artikel 16, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn basisvoorschriften voor de biologische productie van zeewier en aquacultuurdieren vastgesteld. In Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (2) zijn bepalingen voor de uitvoering van deze voorschriften opgenomen.

(2)

In de periode tussen november 2012 en april 2013 hebben sommige lidstaten verzocht om herziening van de voorschriften inzake producten, stoffen, voederbronnen en technieken die bij de biologische aquacultuurproductie mogen worden gebruikt. Deze verzoeken zijn geëvalueerd door de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (EGTOP — expert group for technical advice on organic production) die is opgericht bij Besluit 2009/427/EG van de Commissie (3). Rekening houdend met het advies van de EGTOP heeft de Commissie geconstateerd dat de bestaande bepalingen ter uitvoering van de voorschriften voor de biologische productie van zeewier en aquacultuurdieren aan herziening en integratie toe zijn.

(3)

Krachtens artikel 15, lid 1, onder a) ii), van Verordening (EG) nr. 834/2007 mogen niet-biologisch gekweekte dieren onder specifieke voorwaarden in een bedrijf worden gebracht indien geen jonge bestanden van biologisch reproductiemateriaal of biologische bedrijven beschikbaar zijn. In Verordening (EG) nr. 889/2008 zijn specifieke beperkingen vastgesteld met betrekking tot in het wild gevangen aquacultuurdieren, onder meer wat het verzamelen van wilde aquacultuurjuvenielen betreft. Sommige traditionele praktijken voor de extensieve visteelt in waterrijke gebieden als ingedamde en ingedijkte brakwatervijvers, getijdengebieden en kustlagunes worden al eeuwen toegepast en zijn waardevol uit het oogpunt van het cultureel erfgoed, de instandhouding van de biodiversiteit en de economische perspectieven voor de plaatselijke gemeenschap. Mits onder bepaalde voorwaarden toegepast, hebben deze praktijken geen invloed op de bestandstoestand van de betrokken soort.

(4)

Daarom wordt ervan uitgegaan dat de verzameling van wilde juvenielen voor opkweekdoeleinden in het kader van die traditionele aquacultuurpraktijken in overeenstemming is met de doelstellingen, criteria en beginselen van de biologische aquacultuurproductie mits er beheersmaatregelen van kracht zijn die zijn goedgekeurd door de met het beheer van de betrokken visbestanden belaste autoriteiten en die borg staan voor de duurzame exploitatie van de betrokken soort, mits deze maatregelen bij het uitzetten van de juvenielen in acht worden genomen en mits de vis zich uitsluitend voedt met natuurlijk in het plaatselijke milieu voorkomend voeder.

(5)

De EGTOP betwijfelt of de bronnen van in de biologische aquacultuurproductie toegestane voeders en additieven in toereikende mate voldoen aan de voedingsbehoeften van carnivore vissoorten. Krachtens artikel 15, lid 1, onder d) i), van Verordening (EG) nr. 834/2007 moeten de dieren worden gevoederd met voeder dat voldoet aan de voedingsbehoeften van het dier in de verschillende stadia van zijn ontwikkeling. Derhalve moet het gebruik van hele vis als voederbron voor carnivore dieren worden toegestaan in de biologische aquacultuur. Dit mag echter niet leiden tot extra druk op bedreigde of overbeviste bestanden. Om die reden mogen enkel visserijproducten die door een derde partij als duurzaam zijn gecertificeerd, worden gebruikt voor de productie van voeder voor carnivore dieren in de biologische aquacultuur. In dit verband is de geloofwaardigheid van de duurzaamheidsregeling van belang, wil men de consument ervan overtuigen dat een product van de biologische aquacultuur over de hele linie duurzaam is. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten bepalen welke certificeringsregelingen huns inziens adequaat zijn om overeenkomstig de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgestelde beginselen van duurzame visserij aan te tonen dat de visserijproducten die als voeder in de biologische aquacultuur worden gebruikt, duurzaam zijn. De uit 2009 daterende FAO-richtlijnen voor de milieu-etikettering van vis en visserijproducten uit de zeevangstvisserij (5) kunnen als referentie worden gebruikt om te beoordelen of een certificeringsregeling adequaat is.

(6)

De EGTOP heeft tevens benadrukt dat in het rantsoen van zalmachtigen voldoende histidine aanwezig moet zijn om een hoog gezondheids- en welzijnsniveau voor deze soort te garanderen. Aangezien het histidinegehalte van mariene grondstoffen aanzienlijk kan verschillen afhankelijk van de soort, het seizoen en de productie-, verwerkings- en opslagomstandigheden, moet het gebruik van via fermentatie verkregen histidine worden toegestaan om te garanderen dat aan de voedingsbehoeften van zalmachtigen wordt voldaan.

(7)

Het maximale aandeel vismeel dat momenteel in voeder voor garnalen wordt toegestaan, volstaat niet om aan de voedingsbehoeften van de dieren te voldoen en moet daarom worden verhoogd. Wanneer dat nodig is om aan de kwantitatieve voedingsbehoeften te voldoen, moet het gebruik van cholesterol als voedersupplement worden toegestaan overeenkomstig de aanbevelingen in het EGTOP-verslag. Hiervoor moet biologische cholesterol worden gebruik, indien deze beschikbaar is. Indien geen biologische cholesterol beschikbaar is, mag cholesterol afkomstig uit wol, schaal- en schelpdieren of andere bronnen worden gebruikt.

(8)

De in artikel 25 duodecies, lid 2, bedoelde afwijking verstrijkt op 31 december 2014; dat lid dient derhalve te worden geschrapt.

(9)

Om ervoor te zorgen dat de kweek van jonge bestanden die afkomstig zijn van biologisch reproductiemateriaal en biologische bedrijven, voldoet aan artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 834/2007, moeten overeenkomstig het EGTOP-verslag specifieke voorschriften worden ingevoerd voor het gebruik van plankton in het voeder voor biologische juvenielen. Plankton is noodzakelijk voor de kweek van juvenielen en wordt niet volgens de biologische voorschriften geproduceerd.

(10)

De EGTOP heeft bovendien geadviseerd de lijst van stoffen die voor reiniging en ontsmetting in de biologische aquacultuur zijn toegestaan, bij te werken, en het met name mogelijk te maken een aantal reeds opgelijste stoffen ook in de aanwezigheid van dieren te gebruiken. Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Het toepassingsgebied van bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008, zoals omschreven in artikel 25 septies, lid 2, moet worden verduidelijkt, met name wat de houderijpraktijken betreft.

(12)

De maximaal toegestane bezettingsdichtheid voor riddervis moet worden verhoogd om beter tegemoet te komen aan de behoeften van deze soort. Bovendien moeten maximale bezettingsdichtheden voor rivierkreeften worden vastgesteld. Bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Verordening (EG) nr. 889/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 25 sexies, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Het verzamelen van wilde aquacultuurjuvenielen voor opkweekdoeleinden is slechts in de volgende gevallen toegestaan:

a)

wanneer het de natuurlijke instroom van larven en juvenielen van vissen of schaal- en schelpdieren bij het vullen van vijvers, inperkingssystemen en afgebakende ruimten betreft;

b)

wanneer het de Europese glasaal betreft, op voorwaarde dat op de betrokken locatie een goedgekeurd beheersprogramma voor aal van toepassing is en nog geen oplossing is gevonden voor het probleem van de kunstmatige reproductie van aal;

c)

wanneer het het verzamelen van wilde juvenielen van andere soorten dan Europese aal voor opkweekdoeleinden in de traditionele extensieve aquacultuurteelt in waterrijke gebieden als ingedamde en ingedijkte brakwatervijvers, getijdengebieden en kustlagunes betreft, op voorwaarde dat:

i)

het uitzetten in overeenstemming is met de beheersmaatregelen die de relevante, voor het beheer van de betrokken visbestanden bevoegde autoriteiten hebben goedgekeurd teneinde de duurzame exploitatie van de betrokken soort te garanderen, en

ii)

de vis uitsluitend wordt gevoederd met voeder dat natuurlijk in het plaatselijke milieu voorkomt.”

.

2)

Artikel 25 septies, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De bezettingsdichtheid en de houderijpraktijken per soort of soortengroep zijn vastgesteld in bijlage XIII bis. Bij het beoordelen van de effecten van de bezettingsdichtheid en de houderijpraktijken op het welzijn van de kweekvis wordt toezicht gehouden op de toestand van de vis (zoals schade aan de vinnen, andere verwondingen, groeitempo, vertoond gedrag en algemene gezondheid) en op de waterkwaliteit.”

.

3)

Aan artikel 25 duodecies, lid 1, wordt het volgende toegevoegd onder e):

„e)

voederproducten afgeleid van hele vis die is gevangen in visserijen die als duurzaam zijn gecertificeerd in het kader van een regeling die de bevoegde autoriteit overeenkomstig de beginselen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1) heeft erkend.

(*1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354van 28.12.2013, blz. 22).” "

.

4)

Artikel 25 duodecies, lid 2, wordt geschrapt.

5)

Aan artikel 25 duodecies wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Via fermentatie verkregen histidine mag in het voederrantsoen voor zalmachtigen worden gebruikt wanneer in de in lid 1 bedoelde voederbronnen onvoldoende histidine aanwezig is om aan de voedingsbehoeften van de vis te voldoen en staarvorming te voorkomen.”

.

6)

Artikel 25 terdecies, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Indien het natuurlijke voeder overeenkomstig lid 2 wordt aangevuld:

a)

mag het voederrantsoen van pangasius (Pangasius spp.) als genoemd in deel 9 van bijlage XIII bis maximaal 10 % vismeel of visolie van duurzame visserijen bevatten;

b)

mag het voederrantsoen van garnalen als genoemd in deel 7 van bijlage XIII bis maximaal 25 % vismeel en 10 % visolie van duurzame visserijen bevatten. Om aan de kwantitatieve voedingsbehoeften van garnalen te voldoen, mag hun rantsoen worden aangevuld met biologische cholesterol; indien geen biologische cholesterol beschikbaar is, mag niet-biologische cholesterol afkomstig uit wol, schaal- en schelpdieren of andere bronnen worden gebruikt.”

.

7)

Artikel 25 terdecies bis wordt toegevoegd:

„Artikel 25 terdecies bis

Specifieke voorschriften inzake voeder voor biologische juvenielen

Bij de larvenkweek van biologische juvenielen mag conventioneel fytoplankton en zoöplankton worden gebruikt als voeder.”

.

8)

Artikel 25 vicies, lid 6, wordt vervangen door:

„6.   Voor het biologisch controleren van ectoparasieten wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van poetsvissen en van zoetwater, zeewater en natriumchloride-oplossingen.”

.

9)

De bijlagen VII en XIII bis worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).

(3)  Besluit 2009/427/EG van de Commissie van 3 juni 2009 tot oprichting van een deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie (PB L 139 van 5.6.2009, blz. 29).

(4)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(5)  ISBN 978-92-5-006405-5


BIJLAGE

1)   

Punt 2 van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt vervangen door:

2.   Reinigings- en ontsmettingsproducten voor de dierlijke aquacultuurproductie en de productie van zeewier, als bedoeld in artikel 6 sexies, lid 2, artikel 25 vicies, lid 2, en artikel 29 bis.

2.1.   Onverminderd ter zake relevante uniale en nationale bepalingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (*1), mogen producten voor de reiniging en ontsmetting van materiaal en voorzieningen, in afwezigheid van aquacultuurdieren, de volgende actieve stoffen bevatten:

ozon

natriumhypochloriet

calciumhypochloriet

calciumhydroxide

calciumoxide

bijtende soda

alcohol

kopersulfaat: tot uiterlijk 31 december 2015

kaliumpermanganaat

uit natuurlijk Camelia-zaad vervaardigde theezaadpellets (gebruik uitsluitend toegestaan in de garnaalproductie)

mengsels van kaliumperoxomonosulfaat en natriumchloride die hypochloorzuur produceren.

2.2.   Onverminderd ter zake relevante uniale en nationale bepalingen als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 834/2007, en met name Verordening (EU) nr. 528/2012 en Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2), mogen producten voor de reiniging en ontsmetting van materiaal en voorzieningen, zowel in aanwezigheid als in afwezigheid van aquacultuurdieren, de volgende actieve stoffen bevatten:

kalksteen (calciumcarbonaat) voor de controle van de pH

dolomiet voor de correctie van de pH (gebruik uitsluitend toegestaan in de garnaalproductie)

natriumchloride

waterstofperoxide

natriumpercarbonaat

biologische zuren (azijnzuur, melkzuur, citroenzuur)

humuszuur

peroxyazijnzuren

perazijn- en peroctaanzuren

jodoforen (alleen in de aanwezigheid van eieren).

(*1)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1)"

(*2)  Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).” "

.

2)   

Bijlage XIII bis bij Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de rij „Maximale bezettingsdichtheid” in de tabel in deel 1 wordt „Riddervis: 20 kg/m3” vervangen door „Riddervis: 25 kg/m3”;

b)

het volgende deel wordt toegevoegd na deel 7:

Deel 7 bis

Biologische productie van rivierkreeften

Betrokken soorten: Astacus astacus, Pacifastacus leniusculus.

Maximale bezettingsdichtheid

Voor kleine rivierkreeften (< 20 mm): 100 individuen per m2. Voor middelgrote rivierkreeften (20-50 mm): 30 individuen per m2. Voor volwassen rivierkreeften (> 50 mm): 10 individuen per m2, op voorwaarde dat de dieren over adequate schuilplaatsen beschikken.”

.

(*1)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1)

(*2)  Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).” ”


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/103


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1359/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010, wat de stof tulatromycine betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De maximumwaarden voor residuen (MRL's) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik bij voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld.

(2)

De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgelegd in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2).

(3)

Tulatromycine is in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als toegestane stof in vetweefsel, lever en nieren van runderen en in huid, vetweefsel, lever en nieren van varkens.

(4)

Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot wijziging van de huidige gegevens voor tulatromycine ingediend.

(5)

Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP) heeft aanbevolen om de huidige aanvaardbare dagelijkse inname voor tulatromycine te wijzigen en een voorlopige MRL vast te stellen voor runderen en varkens, aangezien de analysemethode van de monitoring van residuen in runderen en varkens niet afdoende gevalideerd is voor de voorgestelde MRL's. De onvolledigheid van de wetenschappelijke gegevens over de validering van de analysemethode houdt geen gevaar in voor de menselijke gezondheid.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor één of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten.

(7)

Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik is tot de conclusie gekomen dat de extrapolatie naar andere voedselproducerende diersoorten niet kan worden toegepast voor deze stof.

(8)

In Verordening (EU) nr. 37/2010 moeten daarom de voorlopige MRL's voor tulatromycine wat betreft spierweefsel, huid en vetweefsel, lever en nieren van runderen en varkens worden opgenomen. De voorlopige MRL's die in die tabel zijn opgenomen voor runderen en varkens, moeten op 1 januari 2015 vervallen.

(9)

Verordening (EU) nr. 37/2010 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL's te voldoen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 17 februari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 worden de gegevens voor tulatromycine vervangen door:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL's (maximumwaarden voor residuen)

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Tulatromycine

(2R,3S,4R,5R,8R,10R,11R,12S, 13S,14R)-2-ethyl-3,4,10,13-tetrahydroxy-3,5,8,10,12,14-hexamethyl-11-[[3,4,6-trideoxy-3-(dimethylamino)-ß-D-xylo-hexopyranosyl]oxy]-1-oxa-6-azacyclopentadecaan-15-on, uitgedrukt als tulatromycine-equivalent

Runderen

300 μg/kg

200 μg/kg

4 500  μg/kg

3 000  μg/kg

Spierweefsel

Vetweefsel

Lever

Nieren

Niet te gebruiken bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren

De voorlopige maximumwaarden voor residuen zijn slechts van toepassing tot 1 januari 2015

Infectiewerende middelen/Antibiotica”

Varkens

800 μg/kg

300 μg/kg

4 000  μg/kg

8 000  μg/kg

Spierweefsel

Huid en vetweefsel in natuurlijke verhoudingen

Lever

Nieren

De voorlopige maximumwaarden voor residuen zijn slechts van toepassing tot 1 januari 2015


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/106


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1360/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

tot verlaging van de vangstquota voor 2014 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wat betreft de in komende jaren af te trekken hoeveelheden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EU) nr. 1262/2012 (2), (EU) nr. 1088/2012 (3), (EU) nr. 1261/2012 (4), (EU) nr. 39/2013 (5) en (EU) nr. 40/2013 (6) van de Raad zijn voor 2013 vangstquota voor bepaalde bestanden vastgesteld.

(2)

Bij de Verordeningen (EU) nr. 1262/2012, (EU) nr. 1180/2013 (7), (EU) nr. 24/2014 (8) en (EU) nr. 43/2014 (9) van de Raad zijn voor 2014 vangstquota voor bepaalde bestanden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een lidstaat de hem toegewezen vangstquota heeft overschreden, de toekomstige vangstquota van die lidstaat verlagen.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 van de Commissie (10) zijn voor bepaalde bestanden verlagingen van de vangstquota voor 2014 vastgesteld wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren.

(5)

Voor sommige lidstaten konden uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 echter geen verlagingen worden toegepast op voor de overbeviste bestanden toegewezen quota, omdat deze lidstaten in 2014 niet over dergelijke quota beschikten.

(6)

Wanneer geen verlagingen kunnen worden toegepast op het overbeviste bestand in het jaar na dat waarin de overbevissing is geconstateerd, omdat de betrokken lidstaat niet over een quotum beschikt, moet de verlaging krachtens artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden toegepast op andere bestanden in hetzelfde geografische gebied of met dezelfde handelswaarde. Overeenkomstig Mededeling nr. 2012/C 72/07 van de Commissie (11) moeten deze verlagingen bij voorkeur worden toegepast op quota die zijn toegewezen voor bestanden die worden bevist door dezelfde vloot als die welke het quotum heeft overschreden, rekening houdend met de noodzaak om teruggooi in gemengde visserijen te voorkomen.

(7)

De betrokken lidstaten zijn geraadpleegd over de voorgestelde verlagingen van quota voor andere bestanden dan die welke zijn overbevist.

(8)

Bepaalde verlagingen waarin is voorzien bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014, blijken bovendien meer te bedragen dan het aangepaste quotum voor 2014 en kunnen derhalve niet volledig op dat quotum worden toegepast. Overeenkomstig Mededeling nr. 2012/C 72/07 van de Commissie moeten de resterende hoeveelheden in mindering worden gebracht op de aangepaste, in de daaropvolgende jaren beschikbare quota.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I vermelde vangstquota voor 2014 worden verlaagd door overeenkomstig die bijlage verlagingen toe te passen op alternatieve bestanden.

Artikel 2

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22).

(3)  Verordening (EU) nr. 1088/2012 van de Raad van 20 november 2012 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (PB L 323 van 22.11.2012, blz. 2).

(4)  Verordening (EU) nr. 1261/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 19).

(5)  Verordening (EU) nr. 39/2013 van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 40/2013 van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54).

(7)  Verordening (EU) nr. 1180/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn (PB L 313 van 22.11.2013, blz. 4).

(8)  Verordening (EU) nr. 24/2014 van de Raad van 10 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 9 van 14.1.2014, blz. 4).

(9)  Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).

(10)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 van de Commissie van 11 augustus 2014 tot verlaging van de vangstquota voor 2014 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 239 van 12.8.2014, blz. 14).

(11)   PB C 72 van 10.3.2012, blz. 27.


BIJLAGE I

VERLAGINGEN VAN QUOTA VOOR ANDERE BESTANDEN DAN DIE WELKE ZIJN OVERBEVIST

Lidstaat

Soortcode

Gebiedscode

Soortnaam

Benaming gebied

Toegestane aanlandingen 2013 (totale aangepaste hoeveelheid in ton) (1)

Totale vangsten 2013 (hoeveelheid in ton)

Benutting van het quotum (%)

Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in ton)

Vermenigvuldigingsfactor (2)

Aanvullende vermenigvuldigingsfactor (3)

Resterende verlaging van 2013 (4) (hoeveelheid in ton)

Saldo (5) (hoeveelheid in ton)

Verlaging in 2014(hoeveelheid in ton)

 

DK

NOP

04-N

Kever en bijvangsten

Noorse wateren van IV

0

4,980

n.v.t.

4,980

/

/

/

/

4

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

DK

OTH

04N.

Andere soorten

Noorse wateren van IV

/

/

/

/

/

/

/

/

4

 

DK

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

20,000

21,680

108,40 %

1,680

/

/

/

/

1

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

DK

OTH

04N.

Andere soorten

Noorse wateren van IV

/

/

/

/

/

/

/

/

1

 

ES

DGS

15X14

Doornhaai

Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

0

1,670

n.v.t.

1,670

/

A

/

/

2

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

HKE

571214

Heek

VI en VII; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

/

/

/

/

/

/

/

/

2

 

ES

DWS

56789-

Diepzeehaaien

Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII, VIII en IX

0

5,330

n.v.t.

5,330

/

A

/

/

8

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

RNG

8X14-

Rondneusgrenadier

Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV

/

/

/

/

/

/

/

/

8

 

ES

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

0

12,370

n.v.t.

12,370

/

/

/

/

12

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

RED

1N2AB.

Roodbaars

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

12

 

ES

HAD

7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

0

8,540

n.v.t.

8,540

/

/

/

/

8

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

RNG

8X14-

Rondneusgrenadier

Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV

/

/

/

/

/

/

/

/

8

 

ES

OTH

1N2AB.

Andere soorten

Noorse wateren van I en II

0

15,530

n.v.t.

15,530

/

/

/

/

15

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

RED

1N2AB.

Roodbaars

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

15

 

ES

POR

3-1234

Haringhaai

Wateren van Frans Guyana, Kattegat; Uniewateren van het Skagerrak, I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV; Uniewateren van CECAF 34.1.1, 34.1.2 en 34.2

0

3,160

n.v.t.

3,160

/

/

/

/

3

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

RNG

8X14-

Rondneusgrenadier

Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV

/

/

/

/

/

/

/

/

3

 

FR

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

0

17,500

n.v.t.

17,500

/

/

/

/

17

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

FR

RED

1N2AB.

Roodbaars

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

17

 

NL

HKE

3A/BCD

Heek

IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32

0

0,671

n.v.t.

0,671

/

C

/

/

1

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

NL

HKE

8ABDE

Heek

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

/

/

/

/

/

/

/

/

1

 

PT

GHL

1N2AB

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

0

2,000

n.v.t.

2,000

/

/

/

/

2

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

PT

RED

1N2AB.

Roodbaars

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

2

 

UK

DGS

15X14

Doornhaai

Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

0

5,800

n.v.t.

5,800

/

/

/

/

5

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

UK

WHG

7X7A-C

Wijting

VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

/

/

/

/

/

/

/

/

5


(1)  Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59) en artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3) en/of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.

(2)  Als vastgesteld in artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 is van toepassing in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.

(3)  Als vastgesteld in artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2011, 2012 en 2013. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.

(4)  Bij Verordening (EU) nr. 770/2013 en Verordening (EU) nr. 1204/2013 zijn voor 2013 de vangstquota voor bepaalde landen en soorten verlaagd. Voor sommige lidstaten waren de toe te passen verlagingen evenwel groter dan hun desbetreffende quota voor 2013 en konden die verlagingen in dat jaar bijgevolg niet volledig worden uitgevoerd. Om te garanderen dat ook in dergelijke gevallen de volledige verlaging wordt toegepast, zijn de resterende hoeveelheden in rekening gebracht bij de vaststelling van de verlagingen van de quota voor 2014.

(5)  Resterende hoeveelheden die verband houden met overbevissing in aan de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voorafgaande jaren en die niet op een ander bestand in mindering kunnen worden gebracht.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/2014 wordt vervangen door:

„BIJLAGE

VERLAGINGEN VAN QUOTA VOOR BESTANDEN DIE ZIJN OVERBEVIST

Lidstaat

Soortcode

Gebiedscode

Soortnaam

Benaming gebied

Oorspronkelijk quotum 2013

Toegestane aanlandingen 2013 (totale aangepaste hoeveelheid in ton) (1)

Totale vangsten 2013 (hoeveelheid in ton)

Benutting quotum in verhouding tot toegestane aanlandingen (%)

Overbevissing in verhouding tot toegestane aanlandingen (hoeveelheid in ton)

Vermenigvuldigingsfactor (2)

Aanvullende vermenigvuldigingsfactor (3)  (4)

Resterende verlaging van 2013

Saldo (5)

In 2014 toe te passen verlagingen (hoeveelheid in ton) (6)

Reeds in 2014 toegepaste verlagingen(hoeveelheid in ton) (7)

In 2015 en het volgende jaar/de volgende jaren toe te passen verlaging (hoeveelheid in ton)

BE

HAD

7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

157,000

167,600

174,700

104,24 %

7,100

/

/

/

/

7

7

/

BE

HER

4CXB7D

Haring

IVc, VIId uitgezonderd Blackwater-bestand

9 285,000

14,000

22,200

158,57 %

8,200

/

/

/

/

8

8

/

BE

PLE

7FG.

Schol

VIIf en VIIg

46,000

160,000

185,700

116,06 %

25,700

/

/

/

/

25

25

/

BE

SRX

07D.

Roggen

Uniewateren van VIId

72,000

75,300

87,700

116,47 %

12,400

/

/

/

/

12

12

/

BE

SRX

2AC4-C

Roggen

Uniewateren van IIa en IV

211,000

218,800

229,800

105,03 %

11,000

/

/

/

/

11

11

/

DK

HER

*3BCDC

Haring

Uniewateren van de deelsectoren 22-32

1 972,720

1 972,720

2 039,210

103,37 %

66,490

/

/

/

/

66

66

/

DK

MAC

2A34.

Makreel

IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en deelsectoren 22-32

15 072,000

16 780,390

17 043,000

101,56 %

262,610

/

/

/

/

262

262

/

DK

NOP

04-N

Kever en bijvangsten

Noorse wateren van IV

0

0

4,980

n.v.t.

4,980

/

/

/

/

4

4

/

DK

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

/

20,000

21,680

108,40 %

1,680

/

/

/

/

1

1

/

DK

SAN

234_2

Zandspiering

Uniewateren van voor zandspiering ingesteld beheersgebied 2

16 549,000

16 837,980

21 144,000

125,57 %

4 306,020

1,4

/

/

/

6 028  (9)

6 028  (9)

/

DK

SAN

234_4

Zandspiering

Uniewateren van voor zandspiering ingesteld beheersgebied 4

3 773,000

3 999,300

5 064,000

126,62 %

1 064,700

1,4

/

/

/

1 490  (9)

1 490  (9)

/

EL

BFT

AE45WM

Blauwvintonijn

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee

129,070

177,520

177,557

100,02 %

0,037

/

C

1,435

/

1,49

1,49

/

ES

ALF

3X14-

Beryx spp.

Uniewateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

70,000

59,470

61,770

103,87 %

2,300

/

A

/

/

3

0

3

ES

BLI

5B67-

Blauwe leng

Uniewateren en internationale wateren van Vb, VI en VII

79,000

79,000

138,649

175,49 %

59,640

/

/

4,22

0,07

63

63

/

ES

BSF

56712-

Zwarte haarstaartvis

Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII en XII

174,000

102,030

109,190

107,02 %

7,160

/

A

/

/

10

10

/

ES

BSF

8910-

Zwarte haarstaartvis

Uniewateren en internationale wateren van VIII, IX en X

12,000

2,770

3,340

120,58 %

0,570

/

A

32,85

/

33

5,87

27,13

ES

BUM

ATLANT

Blauwe marlijn

Atlantische Oceaan

27,200

16,920

44,040

260,28 %

27,120

/

/

/

/

27

0

27

ES

COD

N3M.

Kabeljauw

NAFO 3M

2 019,000

2 318,240

2 360,100

101,81 %

41,860

/

/

/

/

41

41

/

ES

DGS

15X14

Doornhaai

Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

0

0

1,670

n.v.t.

1,670

/

A

/

/

2

2

/

ES

DWS

56789-

Diepzeehaaien

Uniewateren en internationale wateren van V, VI, VII, VIII en IX

0

0

5,330

n.v.t.

5,330

/

A

/

/

8

8

/

ES

GFB

89-

Gaffelkabeljauw

Uniewateren en internationale wateren van VIII en IX

242,000

185,560

214,640

115,67 %

29,080

/

A

/

/

43

25,25

17,75

ES

GHL

1/2INT

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Internationale wateren van I en II

/

0

4,700

n.v.t.

4,700

/

/

/

/

4

4

/

ES

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

/

0

12,370

n.v.t.

12,370

/

/

/

/

12

12

/

ES

GHL

N3LMNO

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

NAFO 3 LMNO

4 262,000

4 228,560

4 287,200

101,39 %

58,640

/

C

/

/

87

87

/

ES

HAD

5BC6A.

Schelvis

Uniewateren en internationale wateren van Vb en VIa

/

5,850

13,550

231,62 %

7,700

/

A

10,72

/

22

9,16

12,54

ES

HAD

7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

/

0

8,540

n.v.t.

8,540

/

/

/

/

8

8

/

ES

NEP

9/3411

Langoustine

IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

62,00

36,850

31,340

85,05 %

– 5,51

/

n.v.t.

44,79 (8)

 

25

25

19

ES

OTH

1N2AB.

Andere soorten

Noorse wateren van I en II

/

0

15,530

n.v.t.

15,530

/

/

/

/

15

15

/

ES

POL

08C.

Witte koolvis

VIIIc

208,000

208,000

239,310

115,05 %

31,310

/

/

/

/

31

31

/

ES

POR

3-1234

Haringhaai

Wateren van Frans Guyana, Kattegat; Uniewateren van het Skagerrak, I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV; Uniewateren van CECAF 34.1.1, 34.1.2 en 34.2

0

0

3,160

n.v.t.

3,160

/

/

/

/

3

3

/

ES

RED

51214D

Roodbaars

Uniewateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV

433,000

2 209,000

2 230,300

100,96 %

21,300

/

/

/

/

21

21

/

ES

SOL

8AB.

Tong

VIIIa en VIIIb

9,000

8,720

8,810

101,03 %

0,090

/

A + C

3

/

3

0,9

2,1

ES

USK

567EI.

Lom

Uniewateren en internationale wateren van V, VI en VII

46,00

40,320

85,000

210,81 %

44,680

/

A

22,87

/

89

30,23

58,77

ES

WHM

ATLANT

Witte marlijn

Atlantische Oceaan

30,500

30,500

36,330

119,11 %

5,830

/

/

/

/

5

4,83

0,17

FR

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

/

0

17,500

n.v.t.

17,500

/

/

/

/

17

17

/

FR

PLE

7FG.

Schol

VIIf en VIIg

83,000

92,250

94,300

102,22 %

2,050

/

/

/

/

2

2

/

FR

RED

51214D

Roodbaars

Uniewateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV

230,000

23,000

41,500

180,43 %

18,500

/

/

/

/

18

18

/

IE

HAD

1N2AB.

Schelvis

Noorse wateren van I en II

/

20,500

25,630

125,02 %

5,130

/

/

/

/

5

5

/

IE

HAD

7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

3 144,000

2 696,760

2 698,749

100,07 %

1,989

/

/

/

/

1

1

/

IE

PLE

7FG.

Schol

VIIf en VIIg

197,000

66,790

79,817

119,60 %

13,027

/

/

/

/

13

13

/

IE

PLE

7HJK.

Schol

VIIh, VIIj en VIIk

61,000

49,700

51,823

104,27 %

2,123

/

/

/

/

2

2

/

LT

GHL

N3LMNO

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

NAFO 3 LMNO

22,000

15,700

0

n.v.t.

– 15,700

/

n.v.t.

120,279

/

104

58

46

NL

HKE

3A/BCD

Heek

IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32

/

0

0,671

n.v.t.

0,671

/

C

/

/

1

1

/

NL

SRX

07D.

Roggen

Uniewateren van VIId

4,000

3,000

1,932

64,40 %

- 1,068

/

/

0,015

/

0

0

/

NL

SRX

2AC4-C

Roggen

Uniewateren van IIa en IV

180,000

275,430

357,115

129,66 %

81,685

/

/

/

/

81

65,58

15,42

PL

SAL

3BCD-F

Atlantische zalm

Uniewateren van de deelsectoren 22-31

6 837,000

5 061,000

5 277,000

104,27 %

216,000

/

/

/

/

216 (in exemplaren)

216 (in exemplaren)

/

PL

SPR

3BCD-C

Sprot en bijvangsten

Uniewateren van deelsectoren 22-32

73 392,000

76 680,000

80 987,740

105,62 %

4 307,740

1,1

/

477,314

/

5 215

5 215

/

PT

ALF

3X14-

Beryx spp.

Uniewateren en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

203,000

153,810

160,350

104,25 %

6,540

/

A

/

/

9

9

/

PT

ANF

8C3411

Zeeduivels

VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

410,000

603,440

625,929

103,73 %

22,489

/

/

/

/

22

22

/

PT

GHL

N3LMNO

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

NAFO 3 LMNO

1 782,000

2 119,790

2 120,980

100,06 %

1,190

/

C

/

/

1

1

/

PT

GHL

1N2AB

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

/

0

2,000

n.v.t.

2,000

/

/

/

/

2

2

//

PT

HAD

1N2AB

Schelvis

Noorse wateren van I en II

/

34,400

34,000

98,84 %

- 0,400

/

/

/

376,126

375

30,05

344,95

PT

MAC

8C3411

Makreel

VIIIc, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

5 308,000

4 134,300

4 170,525

100,88 %

36,225

/

/

1,07

/

37

37

/

PT

PLE

8/3411

Schol

VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

66,000

61,200

44,601

72,88 %

– 16,599

/

/

1,906

/

0

0

/

PT

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

/

16,700

17,000

101,80 %

0,300

/

/

/

209,76

210

25

185

PT

RED

N3LN

Roodbaars

NAFO 3LN

/

1 070,980

1 101,260

102,83 %

30,280

/

/

/

/

30

30

/

PT

WHM

ATLANT

Witte marlijn

Atlantische Oceaan

19,500

18,300

12,212

66,73 %

- 6,088

/

/

3,021

/

0

0

/

UK

COD

N1GL14

Kabeljauw

Groenlandse wateren van NAFO 1 en van XIV

309,000

876,300

920,000

104,99 %

43,700

/

A

/

/

65

65

/

UK

DGS

15X14

Doornhaai

Uniewateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV

0

0

5,800

n.v.t.

5,800

/

/

/

/

5

5

/

UK

GHL

514GRN

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Groenlandse wateren van V en XIV

195,000

0

0,800

n.v.t.

0,800

/

/

1

/

1

0

1

UK

HAD

7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van CECAF 34.1.1.

1 415,000

1 389,200

1 457,800

104,94 %

68,600

/

/

/

/

68

68

/

UK

HER

1/2-

Haring

Uniewateren, Noorse wateren en internationale wateren van I en II (HER/1/2-)

8 827,000

8 208,600

8 342,100

101,63 %

133,500

/

/

/

/

133

133

/

UK

HER

4AB.

Haring

Uniewateren en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB

65 901,000

58 841,000

58 951,300

100,19 %

110,300

/

/

/

/

110

110

/

UK

MAC

2CX14-

Makreel

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Uniewateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

158 825,000

156 199,200

162 468,500

104,10 %

6 269,300

/

/

/

/

6 269

6 269

/

UK

PLE

7FG.

Schol

VIIf en VIIg

43,000

35,900

40,200

111,98 %

4,300

/

/

/

/

4

4

/

UK

PLE

7HJK.

Schol

VIIh, VIIj en VIIk

18,000

33,700

39,900

118,40 %

6,200

/

/

/

/

6

6

/

UK

SOL

7FG.

Tong

VIIf en VIIg

309,000

195,410

205,400

105,11 %

9,990

/

/

/

/

9

7,05

1,95


(1)  Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad en/of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.

(2)  Als vastgesteld in artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 is van toepassing in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.

(3)  Als vastgesteld in artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.

(4)  Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2011, 2012 en 2013. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.

(5)  Resterende hoeveelheden die verband houden met overbevissing in aan de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1224/2009 voorafgaande jaren en die niet op een ander bestand in mindering kunnen worden gebracht.

(6)  In 2014 toe te passen verlagingen als vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 871/204.

(7)  In 2014 toe te passen verlagingen die gezien het beschikbare quotum daadwerkelijk kunnen worden toegepast.

(8)  Op verzoek van Spanje is de in 2013 toe te passen verlaging gespreid over drie afzonderlijke jaren.

(9)  Verlaging toe te passen op SAN/234_3.”


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/120


VERORDENING (EU) Nr. 1361/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standards 3 en 13 en International Accounting Standard 40 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 12 december 2013 is de International Accounting Standards Board (IASB) in het kader van zijn periodieke verbeteringsproces dat erop gericht is de standaarden te stroomlijnen en te verduidelijken, overgegaan tot de publicatie van Jaarlijkse verbeteringen in International Financial Reporting Standards cyclus 2011-2013 (de jaarlijkse verbeteringen). Doel van de jaarlijkse verbeteringen is niet-dringende, maar noodzakelijke kwesties te behandelen die door de IASB tijdens de in 2011 begonnen projectcyclus zijn besproken op het gebied van inconsistenties in de International Financial Reporting Standards (IFRS) of onduidelijke formuleringen. De wijzigingen in IFRS 3 en IFRS 13 zijn verduidelijkingen of correcties in de respectieve standaarden. De wijzigingen in International Accounting Standard (IAS) 40 betreffen veranderingen in de bestaande vereisten of aanvullende leidraden voor de toepassing van deze vereisten.

(3)

Die wijzigingen in bestaande standaarden bevatten een aantal verwijzingen naar IFRS 9 die momenteel niet kunnen worden toegepast omdat IFRS 9 door de Unie nog niet is goedgekeurd. Daarom dient elke in de bijlage bij deze verordening voorkomende verwijzing naar IFRS 9 te worden gelezen als een verwijzing naar IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering.

(4)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de verbeteringen beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria.

(5)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

IFRS 3 Bedrijfscombinaties wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

(b)

IFRS 13 Waardering tegen reële waarde wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

(c)

IAS 40 Vastgoedbeleggingen wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

2.   Elke in de bijlage bij deze verordening voorkomende verwijzing naar IFRS 9 wordt gelezen als een verwijzing naar IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering.

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1, lid 1, bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na [de eerste dag van de maand na de datum van inwerkingtreding van deze verordening invullen] van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Jaarlijkse verbeteringen in IFRSs cyclus 2011–2013 (1)

Wijziging in IFRS 3 Bedrijfscombinaties

Alinea 2 wordt gewijzigd en alinea 64J wordt toegevoegd.

TOEPASSINGSGEBIED

2

Deze IFRS is van toepassing op een transactie of andere gebeurtenis die beantwoordt aan de definitie van een bedrijfscombinatie. Deze IFRS is niet van toepassing op:

(a)

de administratieve verwerking van de oprichting van een gezamenlijke overeenkomst in de jaarrekening van de gezamenlijke overeenkomst zelf;

(b)

Ingangsdatum

64J

Alinea 2(a) is gewijzigd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2014 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijziging in IFRS 13 Waardering tegen reële waarde

Alinea 52 wordt gewijzigd en alinea C4 wordt toegevoegd.

Toepassing op financiële activa en financiële verplichtingen met posities die de marktrisico's of het kredietrisico van de tegenpartijen compenseren

52

De in alinea 48 beschreven uitzondering is alleen van toepassing op financiële activa, financiële verplichtingen en andere contracten die binnen het toepassingsgebied van IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering of IFRS 9 Financiële instrumenten vallen. De in de alinea's 48 tot en met 51 en 53 tot en met 56 vervatte verwijzingen naar financiële activa en financiële verplichtingen moeten worden gelezen als zijnde van toepassing op alle contracten die vallen binnen het toepassingsgebied van en administratief worden verwerkt overeenkomstig IAS 39 of IFRS 9, ongeacht of deze al dan niet beantwoorden aan de definities van financiële activa of financiële verplichtingen in IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie.

Bijlage C

Ingangsdatum en overgang

C4

Alinea 52 is gewijzigd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2014 aanvangen. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen vanaf het begin van de jaarperiode waarin IFRS 13 voor het eerst is toegepast. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijziging in IAS 40 Vastgoedbeleggingen

Vóór alinea 6 wordt een kopje toegevoegd. Alinea 14A wordt toegevoegd. Na alinea 84 worden een kopje en de alinea's 84A en 85D toegevoegd.

Classificatie van een onroerende zaak als vastgoedbelegging of als vastgoed voor eigen gebruik

6

Een vastgoedbelang dat door een lessee gehouden wordt op grond van een operationele lease kan worden geclassificeerd en verwerkt als een vastgoedbelegging als en alleen als de onroerende zaak ook anderszins voldoet aan de definitie van een vastgoedbelegging en de lessee voor het opgenomen actief het reëlewaardemodel toepast dat wordt uiteengezet in de alinea's 33 tot en met 55. Tot deze alternatieve classificatie kan per onroerende zaak worden besloten. Indien echter eenmaal voor deze alternatieve classificatie is gekozen voor één zo'n vastgoedbelang dat op grond van een operationele lease wordt gehouden, moeten alle onroerende zaken geclassificeerd als vastgoedbelegging worden verwerkt volgens het reëlewaardemodel. Indien voor deze alternatieve classificatie wordt gekozen, moet elk belang dat aldus wordt geclassificeerd vermeld worden als onderdeel van de informatieverschaffing die in de alinea's 74 tot en met 78 wordt voorgeschreven.

14

Bij het bepalen of een onroerende zaak een vastgoedbelegging is, is oordeelsvorming vereist. Een entiteit stelt criteria op aan de hand waarvan op bestendige wijze kan worden beoordeeld of een onroerende zaak een vastgoedbelegging is, in overeenstemming met de definitie van een vastgoedbelegging en de desbetreffende richtlijnen in de alinea's 7 tot en met 13. Alinea 75(c) schrijft voor dat een entiteit deze criteria moet vermelden indien de classificatie moeilijk is.

14A

Ook bij het bepalen of de verwerving van een vastgoedbelegging de verwerving is van een actief of een groep van activa, dan wel van een bedrijfscombinatie die binnen het toepassingsgebied van IFRS 3 Bedrijfscombinaties valt, is oordeelsvorming vereist. Om te bepalen of het een bedrijfscombinatie betreft, moet naar IFRS 3 worden verwezen. De beschouwing in de alinea's 7 tot en met 14 van deze standaard heeft betrekking op de vraag of een onroerende zaak al dan niet vastgoed voor eigen gebruik dan wel een vastgoedbelegging is, en niet om te bepalen of de verwerving van een onroerende zaak al dan niet een bedrijfscombinatie zoals gedefinieerd in IFRS 3 is. Bij het bepalen of een specifieke transactie aan de definitie van een bedrijfscombinatie zoals gedefinieerd in IFRS 3 beantwoordt en een vastgoedbelegging zoals gedefinieerd in deze standaard omvat, moeten beide standaarden afzonderlijk worden toegepast.

Overgangsbepalingen

Kostprijsmodel

Bedrijfscombinaties

84A

Alinea 14A en een kopje vóór alinea 6 zijn toegevoegd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen op verwervingen van vastgoedbeleggingen vanaf het begin van de eerste periode waarop zij deze wijziging toepast. De administratieve verwerking van verwervingen van vastgoedbeleggingen in eerdere perioden mag bijgevolg niet worden aangepast. Een entiteit kan er evenwel voor kiezen de wijziging toe te passen op individuele verwervingen van vastgoedbeleggingen die plaatsvonden vóór het begin van de eerste jaarperiode waarin de ingangsdatum valt, dan wel de eerste jaarperiode na de ingangsdatum, als en slechts als de voor de toepassing van de wijziging op deze eerdere transacties vereiste informatie voor de entiteit beschikbaar is.

INGANGSDATUM

85D

Vóór alinea 6 en na alinea 84 zijn kopjes ingevoegd en de alinea's 14A en 84A zijn toegevoegd door de in december 2013 uitgegeven Jaarlijkse verbeteringen cyclus 2011–2013. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op verslagperioden die op of na 1 juli 2014 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

(1)   „Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org”


19.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 365/124


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1362/2014 VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2014

tot vaststelling van voorschriften inzake een vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van bepaalde wijzigingen van uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij gefinancierde operationele programma's en van voorschriften inzake de vorm en de presentatie van de jaarverslagen over de uitvoering van deze programma's

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 22, lid 1, en artikel 114, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten wijzigingen van uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) gefinancierde operationele programma's door de Commissie worden goedgekeurd.

(2)

Overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 worden de procedures en de tijdschema's voor de indiening en de goedkeuring van wijzigingen van operationele programma's vereenvoudigd in de volgende gevallen: a) wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op een overdracht van financiële middelen tussen Unieprioriteiten, op voorwaarde dat de overgedragen financiële middelen niet hoger zijn dan 10 % van het aan de Unieprioriteit toegewezen bedrag; b) wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op de invoering of de intrekking van maatregelen of soorten relevante concrete acties en de bijbehorende informatie en indicatoren; c) wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op veranderingen in de beschrijving van maatregelen, met inbegrip van verandering van de subsidiabiliteitsvoorwaarden; d) wijzigingen die moeten worden aangebracht wegens veranderingen in de Unieprioriteiten op het gebied van het handhavings- en controlebeleid. Dergelijke wijzigingen zouden geen invloed mogen hebben op de algemene interventielogica van het programma, de geselecteerde Unieprioriteiten, de specifieke doelstellingen of de beoogde resultaten en daarom mogen zij geen aanleiding geven tot twijfel over hun verenigbaarheid met de bestaande voorschriften en praktijken.

(3)

Bijgevolg moeten voorschriften worden vastgesteld inzake een vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vermelde wijzigingen van operationele programma's. Deze procedure moet de Commissie in staat stellen dergelijke door een bepaalde lidstaat ingediende wijzigingen aan hun operationele programma in een kortere tijdspanne goed te keuren. Gezien de tijdsdruk moeten de lidstaten voor de vereenvoudigde procedure bij de indiening van een aanvraag volledige informatie toevoegen op grond waarvan de Commissie de voorgestelde wijzigingen volledig kan beoordelen.

(4)

Uit hoofde van artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 114 van Verordening (EU) nr. 508/2014 moeten alle lidstaten van 2016 tot en met 2023 uiterlijk op 31 mei van elk jaar bij de Commissie een jaarlijks verslag indienen over de uitvoering van hun operationele programma.

(5)

De informatie die is vervat in het door de lidstaten in te dienen jaarlijkse uitvoeringsverslag moet consistent zijn en moet het mogelijk maken een vergelijking te maken tussen de jaren van uitvoering en tussen de lidstaten onderling. Het verslag moet eveneens aggregatie van gegevens op het niveau van het EFMZV mogelijk maken of, zo nodig, voor alle Europese structuur- en investeringsfondsen.

(6)

Er dienen voorschriften te worden vastgesteld met betrekking tot de vorm en de presentatie van deze jaarlijkse uitvoeringsverslagen.

(7)

Deze verordening dient in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie om ervoor te zorgen dat de maatregelen waarin zij voorziet, onmiddellijk kunnen worden toegepast.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vereenvoudigde procedure voor de goedkeuring van wijzigingen van operationele programma's

1.   Wanneer een lidstaat bij de Commissie een aanvraag indient tot goedkeuring van een onder artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vallende wijziging van zijn operationeel programma, verzoekt hij de Commissie die wijziging goed te keuren via een vereenvoudigde procedure krachtens het onderhavige artikel.

2.   Enkel de in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vermelde wijzigingen komen in aanmerking voor een vereenvoudigde goedkeuringsprocedure.

3.   Indien de Commissie van mening is dat de informatie die de betrokken lidstaat over een krachtens lid 1 ingediende wijziging heeft verstrekt, onvolledig is, verzoekt zij om alle nodige aanvullende informatie. De in de leden 4 en 5 bedoelde termijn vangt aan op de dag na ontvangst van een volledige aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van een operationeel programma, als door de Commissie aan de lidstaat gemeld.

4.   Indien de Commissie de lidstaat binnen 25 werkdagen na ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring via een vereenvoudigde procedure geen opmerkingen heeft toegezonden, wordt de wijziging van het operationele programma geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd.

5.   Indien de Commissie de lidstaat binnen 25 werkdagen na ontvangst van een aanvraag tot goedkeuring via een vereenvoudigde procedure opmerkingen heeft toegezonden, wordt de wijziging van het operationele programma goedgekeurd volgens de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. 508/2014 vastgestelde procedure.

Artikel 2

Vorm en presentatie van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen

De inhoud van het jaarlijkse uitvoeringsverslag, als bepaald in artikel 50 van Verordening (EU) nr 1303/2013 en in artikel 114, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014, wordt weergegeven volgens het model in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.


BIJLAGE

Model voor het jaarlijkse uitvoeringsverslag van het EFMZV

Deel A — Jaarlijks in te dienen gegevens

1.   Identificatie van het jaarlijkse uitvoeringsverslag

CCI

<1.1 type=”S” input=”S”>  (1)

Titel

<1.2 type=”S” input=”G”>

Versie

<1.3 type=”N” input=”G”>

Verslagjaar

<1.4 type=”D” maxlength=”4” input=”M”>

Datum van goedkeuring van het verslag door het monitoringcomité

(art. 113, onder d), van EFMZV)

<1.5 type=”D” input=”M”>

2.   Overzicht van de uitvoering van het operationele programma (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

Essentiële informatie over de uitvoering van het operationele programma voor het betrokken jaar, met inbegrip van de financieringsinstrumenten, met betrekking tot de financiële gegevens en de indicatorgegevens.

<2.1 type=&#x201D;S&#x201D; maxlength=&#x201D;7000&#x201D; input=&#x201D;M&#x201D;>

3.   Uitvoering van de Unieprioriteiten

3.1.   Overzicht van de uitvoering (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

De informatie moet worden verstrekt in de vorm van een korte, algemene commentaar over de uitvoering van de Unieprioriteiten en de technische bijstand voor het (de) betrokken ja(a)r(en), met vermelding van de belangrijkste ontwikkelingen, ernstige problemen en de stappen die zijn ondernomen om deze problemen aan te pakken.

Unieprioriteit

Essentiële informatie over de uitvoering van de prioriteit, met vermelding van de belangrijkste ontwikkelingen, ernstige problemen en de stappen die zijn ondernomen om deze problemen aan te pakken

Titel van de Unieprioriteit <3.1 type=”S” input=”G”>

<3.1 type=”S” maxlength=”7000” input=”M”>

 

 

3.2.   Resultaat-, output- en financiële indicatoren voor het EFMZV (artikel 50, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013)

Gegevens voor resultaat-, output- en financiële indicatoren en mijlpalen en streefdoelen voor het prestatiekader (gebruik de tabellen 1-3).

TABEL 1

Resultaatindicatoren voor het EFMZV (referentietabel van punt 3.2 van het model voor operationele programma's)

Deze tabel moet voor elke Unieprioriteit worden herhaald.

Unieprioriteit (Titel van de Unieprioriteit <3.2.1 type=”S” input=”G”>)

Specifieke doelstelling

Resultaatindicator

Meeteenheid

Streefwaarde (2023)

Jaarwaarde

Cumulatieve waarde

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Titel van de specifieke doelstelling <3.2.1 type=”S” input=”G”>

Naam van de resultaatindicator <3.2.1 type=”S” input=”G”>

<3.2.1 type=”S” input=”G”>

<3.2.1 type=”N” input=”G”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”N” input=”M”>

<3.2.1 type=”S” input=”M”>

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


TABEL 2

Outputindicatoren voor het EFMZV (referentietabel van de punten 3.3 en 7.1 van het model voor operationele programma's)

Deze tabel moet worden herhaald voor elke geselecteerde specifieke doelstelling van de betrokken Unieprioriteit.

Unieprioriteit (Titel van de Unieprioriteit <3.2.2 type=”S” input=”G”>)

Specifieke doelstelling (Titel van de specifieke doelstelling <3.2.2 type=”S” input=”G”>)

Geselecteerde relevante maatregelen

Thematische doelstelling

Outputindicatoren

Cumulatieve waarde

Indicator

Opgenomen in het prestatiekader

Mijlpaal (2018)

Streefwaarde (2023)

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Titel van de maatregel <3.2.2 type=”S” input=”G”>

<3.2.2 type=”S” input=”G”>

Naam van de indicator <3.2.2 type=”S” input=”G”>

<3.2.2 type=”B” input=”G”>

<3.2.2 type=”N” input=”G”>

<3.2.2 type=”N” input=”G”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”N” input=”M”>

<3.2.2 type=”S” input=”G”>