ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 335

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
22 november 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1246/2014 van de Commissie van 19 november 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op zwarte haarstaartvis in de EU-wateren en internationale wateren van V, VI, VII en XII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1247/2014 van de Commissie van 19 november 2014 tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in de wateren van de Unie van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1248/2014 van de Commissie van 20 november 2014 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 776/2014 tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker tot het einde van het verkoopseizoen 2014/2015 en houdende intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1061/2014

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2014 van de Commissie van 21 november 2014 tot verlening van een vergunning voor inositol als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor vis en schaaldieren ( 1 )

7

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1250/2014 van de Commissie van 21 november 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 891/2009 wat betreft tariefcontingenten voor suiker van oorsprong uit Servië

10

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1251/2014 van de Commissie van 21 november 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2014/103/EU van de Commissie van 21 november 2014 tot derde aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land ( 1 )

15

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/826/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 november 2014 inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 94e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie met betrekking tot de aanneming van de wijzigingen in de ESP-code 2011

17

 

*

Besluit 2014/827/GBVB van de Raad van 21 november 2014 houdende wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust

19

 

 

2014/828/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 15 oktober 2014 houdende de tenuitvoerlegging van het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (ECB/2014/40)

22

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/1


VERORDENING (EU) Nr. 1246/2014 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op zwarte haarstaartvis in de EU-wateren en internationale wateren van V, VI, VII en XII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22).


BIJLAGE

Nr.

73/DSS

Lidstaat

Spanje

Bestand

BSF/56712-

Soort

Zwarte haarstaartvis (Aphanopus carbo)

Gebied

EU-wateren en internationale wateren van V, VI, VII en XII

Datum van sluiting

6.11.2014


22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/3


VERORDENING (EU) Nr. 1247/2014 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2014

tot vaststelling van een verbod op de visserij op roggen in de wateren van de Unie van IIa en IV door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2014 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2014 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2014 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 43/2014 van de Raad van 20 januari 2014 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 24 van 28.1.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

75/TQ43

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Bestand

SRX/2AC4-C

Soort

Roggen (Rajiformes)

Gebied

Wateren van de Unie van IIa en IV

Datum van sluiting

10.11.2014


22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1248/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 november 2014

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 776/2014 tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker tot het einde van het verkoopseizoen 2014/2015 en houdende intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1061/2014

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 139, lid 2, en artikel 144, eerste alinea, onder g),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 7 sexies juncto artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 139, lid 1, eerste alinea, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 mag suiker of isoglucose die gedurende een verkoopseizoen boven het in artikel 136 van die verordening bedoelde quotum wordt geproduceerd, slechts worden uitgevoerd binnen een door de Commissie vast te stellen kwantitatieve grens.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 951/2006 zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor uitvoer buiten het quotum, met name ten aanzien van de afgifte van uitvoercertificaten.

(3)

Voor het verkoopseizoen 2014/2015 werd er aanvankelijk van uitgegaan dat, als de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker op 650 000 ton, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, werd vastgesteld, deze hoeveelheid zou overeenstemmen met de marktvraag. Die grens werd vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 776/2014 van de Commissie (3). Volgens de meest recente ramingen zal de buiten het quotum geproduceerde hoeveelheid suiker evenwel oplopen tot 6 200 000 ton. Daarom moeten aanvullende afzetmogelijkheden voor buiten het quotum geproduceerde suiker worden geboden.

(4)

Aangezien het WTO-maximum voor uitvoer in het verkoopseizoen 2014/2015 nog niet volledig is opgebruikt, dient de kwantitatieve grens voor uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker te worden verhoogd met 700 000 ton, wil men de suikerproducenten van de Unie aanvullende commerciële mogelijkheden bieden.

(5)

Verordening (EU) nr. 776/2014 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Om het mogelijk te maken uitvoercertificaataanvragen voor buiten het quotum geproduceerde suiker in te dienen, moet de schorsing van de mogelijkheid tot het indienen van aanvragen die is vastgesteld in artikel 1, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1061/2014 van de Commissie (4), worden afgeschaft. Aangezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1061/2014 dan niet langer effect heeft, dient zij te worden ingetrokken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 776/2014 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Voor het verkoopseizoen 2014/2015 bedraagt de in artikel 139, lid 1, eerste alinea, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde kwantitatieve grens 1 350 000 ton voor de uitvoer zonder restitutie van buiten het quotum geproduceerde witte suiker van GN-code 1701 99.”

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1061/2014 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 776/2014 van de Commissie van 16 juli 2014 tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2014/2015 (PB L 210 van 17.7.2014, blz. 11).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1061/2014 van de Commissie van 8 oktober 2014 tot vaststelling van een aanvaardingspercentage voor de afgifte van uitvoercertificaten, tot afwijzing van uitvoercertificaataanvragen en tot schorsing van de mogelijkheid tot het indienen van uitvoercertificaataanvragen voor buiten het quotum geproduceerde suiker (PB L 293 van 9.10.2014, blz. 24).


22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1249/2014 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2014

tot verlening van een vergunning voor inositol als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor vis en schaaldieren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor inositol is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend voor gebruik als nutritioneel toevoegingsmiddel voor alle diersoorten in de groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een soortgelijke werking”. Vervolgens is die stof overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 daarvan werd een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van inositol als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor vis, schaaldieren, katten en honden. De aanvrager heeft gevraagd dit toevoegingsmiddel in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” in te delen. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 9 april 2014 (3) geconcludeerd dat inositol onder de voorgestelde voorwaarden voor gebruik in diervoeding geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid en het milieu heeft. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat inositol wordt beschouwd als een effectieve bron van een essentiële micronutriënt voor vis en schaaldieren. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor de toevoegingsmiddelen voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van inositol blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van die stof zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet worden voorzien in een overgangsperiode om de bestaande voorraden van de toevoegingsmiddelen, voormengsels en mengvoeders die deze bevatten, zoals toegestaan bij Richtlijn 70/524/EEG, op te gebruiken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage beschreven stof, die behoort tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

De in de bijlage beschreven stof en diervoeders die die stof bevatten die vóór 12 juni 2015 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 12 december 2014 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

(3)  EFSA Journal 2014;12(5):3671.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningperiode

mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12

Nutritionele toevoegingsmiddelen: vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking

3a900

Inositol

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Inositol

Karakterisering van de werkzame stof

Inositol

Chemische formule: C6H12O6

CAS-nr.: 87-89-8

Inositol, vaste vorm, geproduceerd door chemische synthese.

Zuiverheidscriteria: ten minste 97 %.

Analysemethoden  (1)

Voor de identificatie van inositol in het toevoegingsmiddel voor diervoeding: vloeistofchromatografie en infraroodabsorptiespectrofotometrie (Ph. Eur. 01/2008:1805).

Voor de kwantificering van inositol in het toevoegingsmiddel voor diervoeding, voormengsels en diervoeding: analyse van de microbiologische activiteit.

Vis en schaaldieren

1.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en het voormengsel worden de opslag- en stabiliteitsvoorwaarden aangegeven.

2.

Voor de veiligheid: bij hantering moeten ademhalingsbescherming, veiligheidsbril en -handschoenen worden gedragen.

12 december 2024


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het communautaire referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1250/2014 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 891/2009 wat betreft tariefcontingenten voor suiker van oorsprong uit Servië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name de artikelen 180 en 187,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds (2) („de SAO”) is goedgekeurd bij Besluit 2013/490/EU, Euratom van de Raad en de Commissie (3), en is op 1 september 2013 in werking getreden. Artikel 26, lid 4, van de SAO voorziet in een rechtenvrije toegang voor invoer in de Unie van producten van oorsprong uit Servië van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 180 000 ton.

(2)

Het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (4) („het Protocol”) is op 25 juni 2014 ondertekend. Bij de Besluiten 2014/517/EU (5) en 2014/518/Euratom (6) van de Raad is machtiging verleend voor de ondertekening ervan namens de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de lidstaten.

(3)

Artikel 2 van het Protocol voorziet in een wijziging van artikel 26, lid 4, van de SAO om de bestaande tariefcontingenten voor suiker van oorsprong uit Servië binnen een jaarlijks tariefcontingent van 181 000 ton te verhogen.

(4)

Overeenkomstig artikel 3 van Besluit 2014/517/EU wordt het Protocol, overeenkomstig artikel 14 ervan, voorlopig toegepast, met ingang van de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ondertekening ervan, in afwachting van de voltooiing van de voor de sluiting ervan vereiste procedures. Daarom moet de toename van de bestaande tariefcontingenten voor suiker van oorsprong uit Servië ingaan vanaf 1 augustus 2014.

(5)

Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie (7) voorziet in de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten in de sector suiker, met inbegrip van die van oorsprong uit Servië. Bijgevolg moet die verordening worden gewijzigd om rekening te houden met het Protocol.

(6)

Overeenkomstig artikel 11 van het Protocol worden de hoeveelheden van de nieuwe tariefcontingenten en de toename van de hoeveelheden van de bestaande tariefcontingenten in het eerste jaar waarin het Protocol voorlopig van toepassing is, berekend naar rata van de jaarlijkse basishoeveelheden die in het Protocol zijn vastgesteld, rekening houdend met de vóór 1 augustus 2014 verstreken periode. Voor 2014 moet de toename van de hoeveelheid van de bestaande contingenten voor suiker van oorsprong uit Servië bijgevolg beschikbaar zijn voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 december 2014.

(7)

Overwegende dat de tariefcontingenten overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 891/2009 in die sector per verkoopseizoen worden beheerd, moet rekening worden gehouden met de evenredige toename van de hoeveelheden van de voor het verkoopseizoen 2013/2014 geopende tariefcontingenten en met de voor het verkoopseizoen 2014/2015 toe te kennen hoeveelheden, overeenkomstig het Protocol. De evenredige toename van de jaarlijkse hoeveelheid voor de maanden augustus en september 2014 komt overeen met 167 ton suiker. Aangezien het niet mogelijk is die hoeveelheid vóór het einde van het verkoopseizoen 2013/2014 te gebruiken, moet ze in het verkoopseizoen 2014/2015 beschikbaar worden gesteld.

(8)

Overeenkomstig artikel 135, lid 2, is de SAO niet van toepassing op Kosovo (8). Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad (9) is ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1215/2009 (10). Aangezien Verordening (EG) nr. 1215/2009 niet meer voorziet in concessies voor de invoer in de Unie van producten van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur van oorsprong uit Kosovo, moeten de verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 2007/2000 en naar Kosovo in Verordening (EG) nr. 891/2009 worden geschrapt.

(9)

Verordening (EG) nr. 891/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Aangezien het verkoopseizoen 2014/2015 begint op 1 oktober 2014 dienen de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 891/2009 zo spoedig mogelijk van toepassing te zijn en daarom moet de onderhavige verordening onverwijld in werking te treden.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 891/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, onder b), wordt geschrapt.

2)

Artikel 1, onder g), wordt vervangen door:

„g)

artikel 26, lid 4, van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds (11), zoals gewijzigd bij het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (12).

.

3)

In artikel 2, onder b), worden „Kosovo” en de bijbehorende voetnoot geschrapt.

4)

In bijlage I wordt deel II vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van het verkoopseizoen 2014/2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 278 van 18.10.2013, blz. 16.

(3)  Besluit 2013/490/EU, Euratom van de Raad en de Commissie van 22 juli 2013 betreffende de sluiting van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds (PB L 278 van 18.10.2013, blz. 14).

(4)  PB L 233 van 6.8.2014, blz. 3.

(5)  Besluit 2014/517/EU van de Raad van 14 april 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van het Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 233 van 6.8.2014, blz. 1).

(6)  Besluit 2014/518/Euratom van de Raad van 14 april 2014 houdende goedkeuring van de sluiting door de Europese Commissie, namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van een Protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 233 van 6.8.2014, blz. 20).

(7)  Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82).

(8)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(9)  Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 (PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 1).

(11)  PB L 278 van 18.10.2013, blz. 16.

(12)  PB L 233 van 6.8.2014, blz. 3.”


BIJLAGE

Deel II van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 891/2009 wordt vervangen door:

„Deel II: Balkansuiker

Derde land of douanegebied

Volgnummer

GN-code

Hoeveelheden (ton)

Contingentrecht (EUR/ton)

Albanië

09.4324

1701 en 1702

1 000

0

Bosnië en Herzegovina

09.4325

1701 en 1702

12 000

0

Servië

09.4326

1701 en 1702

181 000 (1)

0

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

09.4327

1701 en 1702

7 000

0


(1)  Voor het verkoopseizoen 2014/2015 bedraagt de hoeveelheid 181 167 ton.”


22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1251/2014 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

67,1

MA

71,2

MK

78,8

ZZ

72,4

0707 00 05

AL

62,5

JO

203,0

TR

133,9

ZZ

133,1

0709 93 10

MA

38,9

TR

124,3

ZZ

81,6

0805 20 10

MA

86,3

ZZ

86,3

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

59,1

PE

74,4

TR

70,7

ZZ

68,1

0805 50 10

TR

80,3

ZZ

80,3

0808 10 80

AU

203,7

BR

53,4

CA

133,4

CL

86,9

MD

29,7

NZ

197,7

US

102,4

ZA

148,5

ZZ

119,5

0808 30 90

CN

82,7

US

201,1

ZZ

141,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/15


RICHTLIJN 2014/103/EU VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2014

tot derde aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (1), en met name artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, en bijlage III, deel III.1, van Richtlijn 2008/68/EG verwijzen naar bepalingen in internationale overeenkomsten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor en over de binnenwateren zoals gedefinieerd in artikel 2 van die richtlijn.

(2)

De bepalingen van deze internationale overeenkomsten worden om de twee jaar bijgewerkt. Derhalve treden op 1 januari 2015 de laatst bijgewerkte versies van deze overeenkomsten in werking, met een overgangstermijn tot en met 30 juni 2015.

(3)

Bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, en bijlage III, deel III.1, van Richtlijn 2008/68/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming zijn met het advies van het Comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2008/68/EG

Richtlijn 2008/68/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt deel I.1 vervangen door:

„I.1.   ADR

Bijlagen A en B bij de ADR, als van toepassing met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat de woorden „overeenkomstsluitende partij” worden vervangen door het woord „lidstaat”.”

.

2)

In bijlage II wordt deel II.1 vervangen door:

„II.1.   RID

Bijlage bij het RID, dat is opgenomen in aanhangsel C bij het COTIF, als van toepassing met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat de woorden „overeenkomstsluitende staat bij het RID” worden vervangen door het woord „lidstaat”.”

.

3)

In bijlage III wordt deel III.1 vervangen door:

„III.1.   ADN

De bijlagen bij de ADN, als van toepassing vanaf 1 januari 2015, alsmede artikel 3, onder f) en h), en artikel 8, leden 1 en 3, van de ADN, met dien verstande dat de woorden „overeenkomstsluitende partij” worden vervangen door het woord „lidstaat”.”

.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2015 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 november 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.


BESLUITEN

22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/17


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 november 2014

inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 94e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie met betrekking tot de aanneming van de wijzigingen in de ESP-code 2011

(2014/826/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 100, lid 2, en 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Maatregelen door de Europese Unie op het gebied van zeevervoer moeten erop gericht zijn de maritieme veiligheid te verbeteren.

(2)

De Maritieme Veiligheidscommissie (MSC) van de Internationale Maritieme Organisatie heeft tijdens haar 93e bijeenkomst wijzigingen in de Code 2011 voor het uitgebreide inspectieprogramma (ESP-code 2011) goedgekeurd. Die wijzigingen zullen naar verwachting worden vastgesteld tijdens de 94e vergadering van de MSC, die in november 2014 plaatsvindt.

(3)

Het doel van de wijzigingen in de ESP-code 2011 is deze in overeenstemming te brengen met de gangbare praktijk van de classificatiebureaus en onder bepaalde voorwaarden toe te staan dat de bemanning van een schip, onder leiding van de kapitein, hydrostatische testen van de ladingtanks uitvoert zonder dat daarbij een deskundige aanwezig is.

(4)

Volgens de artikelen 5 en 6 van Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) is het verplicht om de keuringsregeling scheepvaart (CAS) van de IMO toe te passen. De CAS wordt aangevuld met de ESP-code 2011 die door de algemene vergadering van de IMO bij resolutie A.1049(27) is vastgesteld. Deel B van bijlage B van de ESP-code 2011 heeft betrekking op inspecties van andere dan dubbelwandige olietankschepen en specificeert de wijze waarop de intensievere inspecties moeten worden uitgevoerd. Bijgevolg zullen eventuele wijzigingen van de ESP-code 2011, wat betreft enkelwandige olietankschepen die meer dan 15 jaar oud zijn, automatisch van toepassing zijn door middel van Verordening (EU) nr. 530/2012.

(5)

De Unie is noch lid van de IMO, noch overeenkomstsluitende partij bij de betrokken overeenkomsten en codes. Daarom is het noodzakelijk dat de Raad de lidstaten toestemming geeft om het standpunt van de Unie uit te dragen en te verklaren dat zij ermee instemmen door de wijzigingen in de ESP-code 2011 gebonden te zijn,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het standpunt van de Unie op de 94e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de aanneming van de wijzigingen in de ESP-code 2011 als vastgesteld in bijlage 22, bijlage B, deel B, van IMO-document MSC 93/22/Add.3 voor de in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EU) nr. 530/2012 genoemde doeleinden.

2.   Het standpunt van de Unie als omschreven in lid 1 wordt verwoord door de lidstaten die lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

3.   Over formele en kleine wijzigingen van dit standpunt kan overeenstemming worden bereikt zonder dat het standpunt hoeft te worden gewijzigd.

Artikel 2

De lidstaten worden hierbij gemachtigd om te verklaren dat zij in het belang van de Unie ermee instemmen om door de in artikel 1, lid 1, genoemde wijzigingen gebonden te zijn.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

M. MARTINA


(1)  Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (PB L 172 van 30.6.2012, blz. 3).


22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/19


BESLUIT 2014/827/GBVB VAN DE RAAD

van 21 november 2014

houdende wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 10 november 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB vastgesteld (1), dat voor het laatst gewijzigd is bij Besluit 2012/174/GBVB (2).

(2)

Op 22 juli 2013 heeft de Raad besloten dat de EU zich ten volle blijft inzetten voor de bestrijding van piraterij en gewapende roofovervallen voor de Somalische kust. Hij verheugde zich over de goede resultaten die de vlootoperatie Atalanta tot dusver had geboekt. De Raad onderstreepte dat, ondanks de aanzienlijke vooruitgang in de strijd tegen piraterij op zee, de dreiging bleef bestaan en dat de vooruitgang ook weer ongedaan zou kunnen worden gemaakt.

(3)

Op 18 november 2013 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-Veiligheidsraad) Resolutie 2125 (2013) aangenomen, waarmee het kader voor internationale acties in de strijd tegen piraterij en de diepere oorzaken ervan werd vernieuwd.

(4)

De militaire operatie van de Europese Unie bedoeld in Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB („Atalanta”) moet worden verlengd tot en met 12 december 2016.

(5)

Op 22 juli 2013 heeft de Raad voorts besloten dat de EU haar geïntegreerde aanpak ter versterking van de veiligheid en de rechtsstatelijkheid in Somalië verder zal uitvoeren op basis van Somalisch ownership en verantwoordelijkheid, nauwe coördinatie met andere actoren en samenhang en synergie tussen EU-instrumenten onderling, met name tussen haar missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.

(6)

Met deze geïntegreerde aanpak, die gebaseerd is op het New Deal-pact voor Somalië, moet een bijdrage worden geleverd tot de versterking van de maritieme capaciteit in Somalië en in de regio, het aanpakken van de diepere oorzaken van de piraterij en het terugdringen van de straffeloosheid der piratennetwerken bij andere criminele activiteiten ter zee, en dient aldus in de voorwaarden te worden voorzien die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Atalanta.

(7)

In deze context zou een bijdrage van Atalanta, in het kader van secondaire taken, met behulp van de huidige middelen en vermogens en op verzoek, tot de geïntegreerde benadering van de EU met betrekking tot Somalië alsmede tot de activiteiten ter zake van de internationale gemeenschap, helpen bij het bestrijden van de diepere oorzaken van de piraterij en de desbetreffende netwerken. Deze secondaire taken zouden worden uitgevoerd ter ondersteuning van de exitstrategie van Atalanta.

(8)

De samenwerking van Atalanta met de wetshandhavingsinstanties dient te worden bevorderd als bijdrage tot de tegen piraterij gerichte wetshandhaving, terwijl de efficiëntie van de inlichtingengestuurde piraterijbestrijdingsoperaties van Atalanta hierdoor moet worden verbeterd.

(9)

Niets in dit besluit of in Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB verhindert dat personeelsleden van de staten die deelnemen aan Atalanta hun verplichtingen uit hoofde van toepasselijke nationale wetgeving naleven.

(10)

Er moet een financieel referentiebedrag worden bepaald ter dekking van de gemeenschappelijke kosten van Atalanta voor de periode van 13 december 2014 tot en met 12 december 2016.

(11)

Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Voorts kan Atalanta, als niet-uitvoerende secundaire taak, met behulp van de huidige middelen en vermogens en op verzoek, bijdragen tot de geïntegreerde benadering van de EU met betrekking tot Somalië alsmede tot de activiteiten ter zake van de internationale gemeenschap, en aldus mede de diepere oorzaken van de piraterij en de desbetreffende netwerken bestrijden.”

.

2)

Artikel 2, onder g) tot en met i), wordt vervangen door:

„g)

verzamelt, overeenkomstig het toepasselijke recht, persoonsgegevens betreffende onder e) bedoelde personen waar het gaat om kenmerken die van nut kunnen zijn bij hun identificatie, met inbegrip van vingerafdrukken, alsmede de volgende kenmerken, met uitsluiting van andere persoonsgegevens: familienaam, meisjesnaam, voornamen en bijnamen of valse naam; geboortedatum en -plaats, nationaliteit, geslacht; woonplaats, beroep en verblijfplaats; rijbewijzen, identificatiedocumenten en paspoortgegevens;

h)

geeft, met het oog op de verspreiding van gegevens via de kanalen van de Internationale Organisatie van Criminele Politie (INTERPOL) en de toetsing ervan aan de hand van de gegevensbanken van INTERPOL, aan het Nationaal Centraal Bureau („NCB”) van INTERPOL van de lidstaten, overeenkomstig de tussen de operationele commandant van de EU en het hoofd van het NCB in kwestie te sluiten regelingen, en in afwachting van de sluiting van algemene regelingen tussen de Unie en INTERPOL, de volgende gegevens door:

de onder g) bedoelde persoonsgegevens;

aan de uitrusting die gebruikt wordt door onder e) bedoelde personen gerelateerde gegevens;

De persoonsgegevens worden na hun toezending aan INTERPOL niet opgeslagen;

i)

zendt de onder h) bedoelde gegevens toe aan EUROPOL overeenkomstig de bepalingen van een tussen de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid en EUROPOL overeen te komen regeling. De persoonsgegevens worden na hun toezending aan INTERPOL niet opgeslagen;

j)

draagt, met inachtneming van de middelen en vermogens, bij tot het toezicht op de visserijactiviteiten voor de kust van Somalië en biedt ondersteuning bij de afgifte van vergunningen en de registratie voor de ambachtelijke en de industriële visserij in de wateren onder Somalische jurisdictie zoals die zijn georganiseerd door de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) wanneer die regeling operationeel is, en ziet vanaf dat moment af van elke wetshandhavingsactiviteit;

k)

onderhoudt, in nauwe coördinatie met de Europese Dienst voor extern optreden, contact met de Somalische entiteiten en de namens hen opererende particuliere ondernemingen die voor de kust van Somalië actief zijn op het ruimere gebied van de maritieme veiligheid, om een beter inzicht te verwerven in hun activiteiten en vermogens en conflictbestrijdingsactiviteiten ter zee;

l)

biedt, door middel van logistieke ondersteuning, beschikbaarstelling van expertise en opleidingsmogelijkheden ter zee, op verzoek en met gebruikmaking van de bestaande middelen en vermogens, bijstand aan EUCAP NESTOR, EUTM Somalia, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika, de EU-Missie in Somalië, met betrekking tot de mandaten daarvan en tot het werkgebied van Atalanta, en draagt bij tot de uitvoering van de betrokken EU-programma's, in het bijzonder het regionaal programma voor veiligheid ter zee (MASE) uit hoofde van het 10e EOF;

m)

stelt, via de bevoegde Commissiedienst, gegevens betreffende visserijactiviteiten welke vergaard zijn door EUNAVFOR-eenheden voor de kust van Somalië, ter beschikking van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, van haar lidstaten en van de Voedsel- en Landbouworganisatie, en staat, wanneer te land voldoende vorderingen zijn gemaakt op het gebied van de maritieme vermogensopbouw, onder meer op het gebied van beveiligingsmaatregelen voor de informatie-uitwisseling, de Somalische autoriteiten terzijde door gegevens betreffende visserijactiviteiten die in de loop van de operatie zijn vergaard, te hunner beschikking te stellen;

n)

steunt, op een wijze die verenigbaar is met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, en met inachtneming van de bestaande middelen en vermogens, de activiteiten van de Somalia and Eritrea Monitoring Group (SEMG) overeenkomstig Resoluties 2060 (2012), 2093 (2013) en 2111 (2013) van de VN-Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, door het volgen en signaleren aan de SEMG van schepen die ervan verdacht worden steun te verlenen aan de piratennetwerken.”

.

3)

Aan artikel 14 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU voor het tijdvak van 13 december 2014 tot en met 12 december 2016 bedraagt 14 775 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit 2011/871/GBVB bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 0.”

.

4)

Artikel 16, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De militaire operatie van de EU eindigt op 12 december 2016.”

.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 21 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. CALENDA


(1)  Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33).

(2)  Besluit 2012/174/GBVB van de Raad van 23 maart 2012 houdende wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (PB L 89 van 27.3.2012, blz. 69).


22.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 335/22


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 15 oktober 2014

houdende de tenuitvoerlegging van het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties

(ECB/2014/40)

(2014/828/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het tweede streepje van artikel 12.1, in samenhang met het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 18.1,

Overwegende:

(1)

Overeenkomstig artikel 18.1 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna: de „statuten van het ESCB”) mag de Europese Centrale Bank (ECB), samen met nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna: de „NCB's”), op de financiële markten opereren, onder andere door de rechtstreekse aan- en verkoop van verhandelbaar papier.

(2)

Op 4 september 2014 heeft de Raad van bestuur besloten dat een nieuw programma voor de aankoop van gedekte obligaties (hierna: het „CBPP3”) opgestart moet worden. Naast het ABS-aankoopprogramma (ABSPP) en de gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO's) (1), zal het CBPP3 de doorwerking van het monetaire beleid verder versterken, kredietverlening aan de eurogebiedeconomie bevorderen, positieve doorwerking naar andere markten bewerkstelligen en, ten gevolge daarvan, de monetairebeleidskoers van de ECB ontspannen, en ertoe bijdragen dat de inflatie de 2 % weer zal naderen.

(3)

De rechtstreekse aankoop van in aanmerking komende gedekte obligaties door de centrale banken van het Eurosysteem krachtens het CBPP3 moet overeenkomstig dit besluit uniform en gedecentraliseerd ten uitvoer gelegd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Invoering en toepassingsgebied van de rechtstreekse aankoop van gedekte obligaties

Het Eurosysteem voert bij deze het CBPP3 in op basis waarvan de centrale banken van het Eurosysteem in aanmerking komende gedekte obligaties aankopen zoals bedoeld in artikel 2. Krachtens het CBPP3 kan een centrale bank van het Eurosysteem in aanmerking komende gedekte obligaties aankopen van in aanmerking komende wederpartijen in de primaire en de secondaire markt, zulks overeenkomstig de geschiktheidscriteria van artikel 3.

Artikel 2

Geschiktheidscriteria voor gedekte obligaties

Gedekte obligaties die in aanmerking komen voor monetairebeleidstransacties overeenkomstig paragraaf 6.2.1 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 (2) en bovendien voldoen aan de voorwaarden om aanvaard te worden als onderpand voor eigen gebruik, zoals bedoeld in paragraaf 6.2.3.2 (vijfde alinea) van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, en zijn uitgegeven door kredietinstellingen met rechtspersoonlijkheid in het eurogebied, komen in aanmerking voor directe aankoop uit hoofde van het CBPP3. Multi-cédulas die in aanmerking komen voor monetairebeleidstransacties overeenkomstig paragraaf 6.2.1 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 en die worden uitgegeven door SPV's met rechtspersoonlijkheid in het eurogebied, komen in aanmerking voor directe aankoop uit hoofde van CBPP3.

De bovengenoemde gedekte obligaties komen in aanmerking voor directe aankopen uit hoofde van CBPP3, mits zij voldoen aan de volgende aanvullende eisen:

1.

Een minimum first-bestkredietbeoordeling van kredietkwaliteitsstap 3 (CQS3, momenteel equivalent aan een externe kredietbeoordelingsinstellingsrating (EKBI) of „BBB-” of equivalent), toegekend door minstens een van de EKBI's die zijn aanvaard binnen het Eurosysteemkredietbeoordelingskader (ECAF), is van toepassing.

2.

Van toepassing is een 70 %-aandelenlimiet per internationaal effectenidentificatienummer voor gezamenlijke deelnemingen uit hoofde van het eerste (3) en tweede (4) aankoopprogramma voor gedekte obligaties (het CBPP1 en CBPP2, respectievelijk) en het CBPP3 en de overige deelnemingen van centrale banken van het Eurosysteem.

3.

Gedekte obligaties luiden in euro en worden in het eurogebied aangehouden en afgewikkeld.

4.

Gedekte obligaties die zijn uitgegeven door voor Eurosysteemkrediettransacties geschorste instellingen zijn uitgesloten van aankopen uit hoofde van het CBPP3, zulks voor de duur van hun schorsing.

5.

Voor gedekte obligaties die thans in Cyprus en Griekenland geen CQS3-rating hebben, is een minimumactivarating vereist op het niveau van de maximaal haalbare rating voor gedekte obligaties zoals vastgesteld door de respectieve EKBI voor de jurisdictie, zulks zolang de Eurosysteemminimumkwaliteitsdrempel niet wordt toegepast in de onderpandbeleenbaarheidsvereisten voor door de Griekse of Cypriotische regeringen (krachtens artikel 8, lid 2 van Richtsnoer ECB/2014/31 (5)), uitgegeven of gegarandeerde verhandelbare schuldinstrumenten, en tevens geldt een 30 %-effectenemissielimiet per internationaal effectenidentificatienummer die van toepassing zou zijn op de gezamenlijke deelnemingen van de CBPP1, CBPP2, CBPP3 en overige deelnemingen van centrale banken van het Eurosysteem, mits de gedekte obligaties voldoen aan de volgende aanvullende vereisten om risico-equivalentie te realiseren:

a)

maandelijkse rapportage aangaande de coverpoolkenmerken, waaronder loonniveaugegevens, aan de NCB van het vestigingsland van de emittent, alsook structurele programmakenmerken en emittenteninformatie; het rapportagesjabloon stelt de betrokken NCB beschikbaar aan de wederpartijen;

b)

25 % geoormerkte minimum extra zekerheidsstelling; de bepalingen voor de berekening van de geoormerkte extra zekerheidsstelling stelt de betrokken NCB beschikbaar aan de wederpartijen;

c)

valutahedges met wederpartijen met een BBB-rating of hoger voor niet in euro luidende vorderingen die deel uitmaken van de coverpool van het programma dan wel, bij wijze van alternatief, minstens 95 % van de activa luiden in euro, en

d)

de kredietvorderingen in de coverpool zijn vorderingen op in het eurogebied gevestigde debiteuren.

6.

Door hun emittent aangehouden gedekte obligaties komen in aanmerking voor aankoop uit hoofde van het CBPP3, mits deze voldoen aan de hierboven uiteengezette geschiktheidscriteria.

Artikel 3

In aanmerking komende wederpartijen

De volgende partijen zijn in aanmerking komende wederpartijen voor het CBPP3, zowel voor directe transacties en voor effenuitleningstransacties met gedekte obligaties die worden aangehouden in de CBPP3-Eurosysteemportefeuilles: a) binnenlandse wederpartijen die deelnemen aan de monetairebeleidstransacties van het Eurosysteem zoals omschreven in paragraaf 2.1 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14; en b) andere wederpartijen die een centrale bank van het Eurosysteem gebruikt voor de investeringen van haar in euro luidende beleggingsportefeuilles, waaronder niet-eurogebiedwederpartijen die werkzaam zijn op het gebied van gedekte obligaties.

Artikel 4

Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de bekendmaking ervan op de ECB-website.

Gedaan te Frankfurt am Main, 15 oktober 2014.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Besluit ECB/2014/34 van 29 juli 2014 betreffende met gerichte langerlopende herfinancieringstransacties verband houdende maatregelen (PB L 258 van 29.8.2014, blz. 11).

(2)  Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1).

(3)  Besluit ECB/2009/16 van 2 juli 2009 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van gedekte obligaties (PB L 175 van 4.7.2009, blz. 18).

(4)  Besluit ECB/2011/17 van 3 november 2011 houdende de tenuitvoerlegging van het tweede programma voor de aankoop van gedekte obligaties (PB L 297 van 16.11.2011, blz. 70).

(5)  Richtsnoer ECB/2014/31 van 9 juli 2014 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9. (PB L 240 van 13.8.2014, blz. 28).