ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 327

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
12 november 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1208/2014 van de Commissie van 11 november 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/779/EU

 

*

Besluit van de Raad van 7 november 2014 houdende benoeming van een Belgisch lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

4

 

 

2014/780/EU

 

*

Besluit van de Raad van 7 november 2014 tot benoeming van een Luxemburgs lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

5

 

 

2014/781/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 21 oktober 2014 houdende overgangsbepalingen voor de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank na de invoering van de euro in Litouwen (ECB/2014/42)

6

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

12.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1208/2014 VAN DE COMMISSIE

van 11 november 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 november 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

78,9

MA

58,0

MK

67,1

ZZ

68,0

0707 00 05

AL

79,4

JO

194,1

MK

74,3

TR

123,4

ZZ

117,8

0709 93 10

AL

72,2

MA

63,5

TR

124,5

ZZ

86,7

0805 20 10

MA

97,1

TR

74,4

ZZ

85,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

MK

74,3

TR

74,0

ZZ

74,2

0805 50 10

AR

78,7

TR

88,4

ZZ

83,6

0806 10 10

BR

284,6

LB

302,8

PE

255,7

TR

144,6

US

312,5

ZZ

260,0

0808 10 80

AR

153,3

BA

46,1

BR

53,5

CA

136,0

CL

88,2

NZ

147,4

US

101,6

ZA

129,1

ZZ

106,9

0808 30 90

CN

85,3

ZZ

85,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

12.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/4


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 november 2014

houdende benoeming van een Belgisch lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2014/779/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 302,

Gezien de voordracht van de Belgische regering,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 13 september 2010 heeft de Raad Besluit 2010/570/EU, Euratom tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2010 tot en met 20 september 2015 (1) vastgesteld.

(2)

Een zetel van een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité is vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer André MORDANT,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Mevrouw Anne DEMELENNE, Secrétaire générale de la Fédération Générale du Travail de Belgique (FGTB) et Présidente de l'Interrégionale wallonne de la FGTB, wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal comité voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 20 september 2015.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 7 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

P. C. PADOAN


(1)  PB L 251 van 25.9.2010, blz. 8.


12.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/5


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 november 2014

tot benoeming van een Luxemburgs lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2014/780/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 302,

Gezien de voordracht van de Luxemburgse regering,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 13 september 2010 heeft de Raad Besluit 2010/570/EU, Euratom tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2010 tot en met 20 september 2015 (1) vastgesteld. Op 7 november 2012 is bij Besluit 2012/694/EU van de Raad (2) de heer Christophe ZEEB benoemd als lid tot en met 20 september 2015.

(2)

Een zetel van lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité is vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Christophe ZEEB,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Henri WAGENER, Conseiller à la Fedil-Business Federation Luxembourg, wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 20 september 2015.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 7 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

P. C. PADOAN


(1)  PB L 251 van 25.9.2010, blz. 8.

(2)  Besluit 2012/694/EU van de Raad van 7 november 2012 houdende benoeming van een Luxemburgs lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité (PB L 310 van 9.11.2012, blz. 50).


12.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/6


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 21 oktober 2014

houdende overgangsbepalingen voor de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank na de invoering van de euro in Litouwen

(ECB/2014/42)

(2014/781/EU)

DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 19.1 en het eerste streepje van artikel 46.2,

Gezien Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (2),

Gezien Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen (3),

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (4), inzonderheid artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,

Gezien Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank van 24 september 2013 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2013/33) (5),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De aanneming van de euro door Litouwen op 1 januari 2015 betekent dat met ingang van die datum reserveverplichtingen gelden voor in Litouwen gevestigde kredietinstellingen en bijkantoren van kredietinstellingen.

(2)

De integratie van deze entiteiten in het stelsel van reserveverplichtingen van het Eurosysteem noopt tot het aannemen van overgangsbepalingen, teneinde een soepele integratie te waarborgen, zonder dat zulks een onevenredige last meebrengt voor de kredietinstellingen in de lidstaten die de euro als munt hebben, met inbegrip van Litouwen.

(3)

Artikel 5 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank impliceert dat de ECB, daarin bijgestaan door de nationale centrale banken, de nodige statistische gegevens verzamelt bij de bevoegde nationale autoriteiten of direct bij de economische subjecten, mede om een tijdige voorbereiding op het gebied van statistieken te waarborgen, zulks met het oog op de aanneming van de euro door een lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Binnen het kader van dit besluit hebben de termen „instelling”, „reserveverplichting”, „reserveperiode” en „reservebasis” dezelfde betekenis als in Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

Artikel 2

Overgangsbepalingen voor in Litouwen gevestigde instellingen

1.   In afwijking van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9), geldt van 1 tot 27 januari 2015 een overgangsreserveperiode voor in Litouwen gevestigde instellingen.

2.   De reservebasis voor iedere in Litouwen gevestigde instelling gedurende de overgangsreserveperiode wordt vastgesteld op basis van haar balans per 31 oktober 2014. In Litouwen gevestigde instellingen rapporteren hun reservebasis aan Lietuvos bankas overeenkomstig het ECB-rapportagekader voor monetaire en bancaire statistieken, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). In Litouwen gevestigde instellingen die een vrijstelling genieten uit hoofde van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) berekenen voor de overgangsreserveperiode een reservebasis op basis van hun balans per 30 september 2014.

3.   Met betrekking tot de overgangsreserveperiode berekent hetzij een in Litouwen gevestigde instelling, hetzij Lietuvos bankas de minimumreserves van die instelling. De partij die de minimumreserves berekent, legt haar berekening aan de andere partij voor, die voldoende tijd wordt gegund voor de verificatie van de berekening en indiening van herzieningen. De twee partijen bevestigen de berekende minimumreserves, met inbegrip van eventuele herzieningen ervan, ten laatste op 9 december 2014. Indien de in kennis gestelde partij het bedrag aan minimumreserves op 9 december 2014 niet heeft bevestigd, wordt ze geacht te hebben ingestemd met het berekende bedrag voor de betreffende overgangsreserveperiode.

4.   De bepalingen van artikel 3, leden 2 tot en met 4, zijn mutatis mutandis van toepassing op in Litouwen gevestigde instellingen waardoor deze instellingen voor hun initiële reserveperiodes verplichtingen ten opzichte van instellingen in Litouwen van hun reservebases mogen aftrekken, ofschoon die instellingen bij de berekening van de minimumreserves niet zullen voorkomen op de lijst van reserveplichtige instellingen in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

Artikel 3

Overgangsbepalingen voor instellingen gevestigd in andere lidstaten die de euro als munt hebben

1.   De overgangsreserveperiode voor in Litouwen gevestigde instellingen laat de reserveperiode die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) van toepassing is op instellingen gevestigd in andere lidstaten die de euro als munt hebben, onverlet.

2.   Instellingen gevestigd in andere lidstaten die de euro als munt hebben, kunnen besluiten voor de reserveperiodes van 10 december 2014 tot en met 27 januari 2015 en van 28 januari tot en met 10 maart 2015 verplichtingen aan in Litouwen gevestigde instellingen van hun reservebasis af te trekken, ook al zullen die instellingen ten tijde van de berekening van de minimumreserves niet voorkomen op de lijst van instellingen waarop de reserveverplichtingen van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) van toepassing zijn.

3.   Instellingen gevestigd in andere lidstaten die de euro als munt hebben en die verplichtingen aan in Litouwen gevestigde instellingen van hun reservebasis wensen af te trekken, berekenen hun minimumreserves voor de reserveperiodes van 10 december 2014 tot en met 27 januari 2015 en van 28 januari tot en met 10 maart 2015 respectievelijk op basis van hun balans per 31 oktober 2014 en 30 november 2014 en rapporteren statistische gegevens overeenkomstig deel 1 van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33), waarbij voor in Litouwen gevestigde instellingen wordt aangegeven dat het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB reeds van toepassing is.

Dit doet geen afbreuk aan de verplichting voor instellingen om voor de betrokken periodes overeenkomstig tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) statistische gegevens te rapporteren, waarbij in Litouwen gevestigde instellingen nog steeds worden vermeld als in het „Buitenland” gevestigde banken.

De tabellen worden overeenkomstig de termijnen en procedures in Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) gerapporteerd.

4.   Voor de reserveperiodes die beginnen in december 2014 en januari 2015, berekenen instellingen gevestigd in andere lidstaten die de euro als munt hebben en die een vrijstelling uit hoofde van artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) genieten en verplichtingen aan in Litouwen gevestigde instellingen wensen af te trekken, hun minimumreserves op basis van hun balans per 30 september 2014 en rapporteren statistische gegevens overeenkomstig deel 1 van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33), waarbij voor in Litouwen gevestigde instellingen wordt aangegeven dat het stelsel van reserveverplichtingen van de ECB reeds van toepassing is.

Dit doet geen afbreuk aan de verplichting voor instellingen om voor de betrokken periodes overeenkomstig tabel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) statistische gegevens te rapporteren, waarbij in Litouwen gevestigde instellingen nog steeds worden vermeld als in het „Buitenland” gevestigde banken.

De statistische gegevens worden overeenkomstig de termijnen en procedures in Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) gerapporteerd.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Dit besluit is gericht tot Lietuvos bankas, in Litouwen gevestigde instellingen en instellingen gevestigd in andere lidstaten die de euro als munt hebben.

2.   Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 november 2014.

3.   Bij gebreke van specifieke bepalingen in dit besluit, vinden de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) en (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33) toepassing.

Gedaan te Frankfurt am Main, 21 oktober 2014.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(2)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(3)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

(4)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(5)  PB L 297 van 7.11.2013, blz. 1.