ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1170/2014 VAN DE COMMISSIE
van 29 oktober 2014
tot rectificatie van de Sloveense versie van Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie ter uitvoering van de Richtlijnen 90/426/EEG en 90/427/EEG van de Raad wat betreft methoden voor de identificatie van paardachtigen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name artikel 4, lid 4,
Gezien Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (2), en met name artikel 4, lid 2, onder c) en d), artikel 6, lid 2, tweede streepje, en artikel 8, punt 1, eerste alinea,
Gezien Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (3), en met name artikel 3, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de Sloveense taalversie van Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie (4) is de zinsnede „alle vormen, met inbegrip van VEE” onjuist en daarom is een rectificatie van de Sloveense taalversie nodig. Met de overige taalversies zijn er geen problemen. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 504/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gerectificeerd. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Permanent Zoötechnisch Comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Betreft alleen de Sloveense taalversie.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 55.
(3) PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66.
(4) Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 ter uitvoering van de Richtlijnen 90/426/EEG en 90/427/EEG van de Raad wat betreft methoden voor de identificatie van paardachtigen (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 3).
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 1171/2014 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2014
tot wijziging en rectificatie van de bijlagen I, III, VI, IX, XI en XVII bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (1), en met name artikel 39, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2007/46/EG is een geharmoniseerd kader vastgesteld dat de administratieve bepalingen en algemene technische voorschriften voor nieuwe voertuigen omvat. Bij Richtlijn 2007/46/EG werd de EG-typegoedkeuring van gehele voertuigen verplicht gesteld voor alle voertuigcategorieën, met inbegrip van in meer fasen gebouwde voertuigen, overeenkomstig het tijdschema in bijlage XIX bij die richtlijn. |
(2) |
Het is noodzakelijk om de voorschriften van bijlage XVII bij Richtlijn 2007/46/EG inzake de procedure voor de EG-meerfasentypegoedkeuring aan te vullen om deze procedure volledig operationeel te maken. De bijlagen I, III en IX bij Richtlijn 2007/46/EG moeten eveneens worden gewijzigd om het verband tussen de verschillende bouwfasen van een in meer fasen gebouwd voertuig te waarborgen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) voorzag in de intrekking van een aantal richtlijnen en hun vervanging door de overeenkomstige reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE). Aangezien het merendeel van deze richtlijnen met ingang van 1 november 2014 bij Verordening (EG) nr. 661/2009 wordt ingetrokken, moeten de relevante gegevens in bijlage VI bij Richtlijn 2007/46/EG worden bijgewerkt. |
(4) |
Het is passend bijlage IX bij Richtlijn 2007/46/EG te rectificeren om te zorgen voor samenhang in de nummering die in de verschillende modellen van het certificaat van overeenstemming wordt gebruikt voor de vermeldingen betreffende de massa in rijklare toestand en de feitelijke massa. Daarnaast is het noodzakelijk om in bijlage XI te verduidelijken dat hoofdsteunen alleen verplicht zijn voor voertuigen van categorie M1. |
(5) |
Richtlijn 2007/46/EG moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Het is noodzakelijk om de fabrikanten voldoende tijd te geven voor de aanpassing van hun voertuigen aan de nieuwe voorschriften betreffende de meerfasentypegoedkeuringsprocedure en het wijzigen van het certificaat van overeenstemming, zoals voorgeschreven in deze verordening. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het technisch comité motorvoertuigen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De bijlagen I, III, VI, IX en XI bij Richtlijn 2007/46/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
2. Bijlage XVII bij Richtlijn 2007/46/EG wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.
Artikel 2
Typegoedkeuringen van nieuwe voertuigtypen worden verleend overeenkomstig Richtlijn 2007/46/EG, zoals gewijzigd bij deze verordening.
De fabrikanten geven voor alle nieuwe voertuigen certificaten van overeenstemming af overeenkomstig Richtlijn 2007/46/EG, zoals gewijzigd bij deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016. Zij kan vóór deze datum van toepassing zijn indien de fabrikanten daarom verzoeken bij de goedkeuringsinstantie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1).
BIJLAGE I
Richtlijn 2007/46/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage IX wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Bijlage XI wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) Overeenkomstig bijlage IV bij deze richtlijn”
BIJLAGE II
BIJLAGE XVII
PROCEDURES VOOR DE MEERFASEN-EG-TYPEGOEDKEURING
1. VERPLICHTINGEN VAN FABRIKANTEN
1.1. |
Het goede verloop van een meerfasen-EG-typegoedkeuring hangt af van samenwerking door alle betrokken fabrikanten. Met het oog hierop zorgen de goedkeuringsinstanties ervoor dat er, voordat goedkeuring aan de eerste of latere fase wordt verleend, goede afspraken zijn gemaakt tussen de desbetreffende fabrikanten wat betreft de levering en uitwisseling van documenten en gegevens, zodat het voltooide voertuigtype voldoet aan de technische voorschriften van alle relevante regelgevingen zoals voorgeschreven in bijlage IV of XI. Dergelijke informatie omvat gegevens met betrekking tot relevante goedkeuringen van systemen, onderdelen en afzonderlijke technische eenheden, alsmede van voertuigdelen die bij het incomplete voertuig behoren, maar nog niet zijn goedgekeurd. De fabrikant van de voorafgaande fase verstrekt informatie aan de fabrikant van de volgende fase over elke wijziging die invloed kan hebben op de typegoedkeuringen van een systeem of de typegoedkeuringen van gehele voertuigen. Dergelijke informatie wordt verstrekt zodra de nieuwe uitbreiding van het gehele voertuigtype is afgegeven en uiterlijk op de startdatum van de productie van het incomplete voertuig. |
1.2. |
Iedere bij een meerfasen-EG-typegoedkeuring betrokken fabrikant is verantwoordelijk voor de goedkeuring en overeenstemming van de productie van alle systemen, onderdelen of afzonderlijke technische eenheden die door hem zijn vervaardigd dan wel door hem aan de vorige bouwfase zijn toegevoegd. De fabrikant van de volgende fase is niet verantwoordelijk voor aspecten die in een vroegere fase zijn goedgekeurd, behalve wanneer hij de desbetreffende delen zo sterk wijzigt dat de eerder verleende goedkeuring ongeldig wordt. |
1.3. |
De meerfasenprocedure kan door één enkele fabrikant worden gebruikt. De meerfasenprocedure wordt echter niet gebruikt ter omzeiling van de voorschriften die van toepassing zijn op in één fase gebouwde voertuigen. Met name worden op deze manier goedgekeurde voertuigen niet beschouwd als in meer fasen gebouwde voertuigen in de context van punt 3.4 van deze bijlage en de artikelen 22, 23 en 27 van deze richtlijn (beperkingen voor kleine series en restantvoorraden). |
2. VERPLICHTINGEN VAN DE TYPEGOEDKEURINGSINSTANTIE
2.1. |
De typegoedkeuringsinstantie gaat als volgt te werk:
|
2.2. |
Het aantal in de zin van punt 2.1, onder d), te inspecteren voertuigen moet voldoende zijn om, rekening houdend met de staat van voltooiing van het voertuig en volgens onderstaande criteria, een adequate controle mogelijk te maken van de verschillende combinaties waarvoor EG-typegoedkeuring moet worden verleend:
|
3. TOEPASSELIJKE VOORSCHRIFTEN
3.1. |
De overeenkomstig deze bijlage verleende EG-typegoedkeuringen zijn afgestemd op de staat van voltooiing van het voertuigtype en omvatten alle voor eerdere fasen verleende goedkeuringen. |
3.2. |
Voor de typegoedkeuring voor het gehele voertuig is de wetgeving (met name de voorschriften van bijlage II en de specifieke regelgevingen die in bijlage IV en bijlage XI bij deze richtlijn worden genoemd) op dezelfde wijze van toepassing als wanneer de goedkeuring zou zijn verleend (of verlengd) aan de fabrikant van het basisvoertuig. |
3.2.1. |
Indien een voertuigsysteem/onderdeeltype niet is gewijzigd, blijft de in de voorgaande fase verleende goedkeuring voor het systeem/onderdeel geldig zolang de datum voor de eerste registratie zoals bepaald in de desbetreffende regelgeving nog niet is bereikt. |
3.2.2. |
Wanneer een voertuigsysteemtype in de volgende fase zodanig is gewijzigd dat het opnieuw moet worden getest ten behoeve van de typegoedkeuring, moet de beoordeling worden beperkt tot uitsluitend de delen van het systeem die zijn gewijzigd of die gevolgen hebben ondervonden van de wijzigingen. |
3.2.3. |
Wanneer een voertuigsysteem of een type voor een geheel voertuig door een andere fabrikant in de volgende fase dusdanig is gewijzigd dat, met uitzondering van de naam van de fabrikant, het nog steeds kan worden beschouwd als hetzelfde type, dan kunnen de voor bestaande typen geldende voorschriften nog steeds worden gebruikt zolang de datum voor de eerste registratie zoals bepaald in de desbetreffende regelgeving nog niet is bereikt. |
3.2.4. |
Wanneer de voertuigcategorie wordt veranderd, moet aan de desbetreffende voorschriften van de nieuwe categorie worden voldaan. De typegoedkeuringscertificaten van de voorgaande categorie kunnen worden aanvaard mits de voorschriften waaraan het voertuig voldoet hetzelfde of strenger zijn dan die van toepassing zijn op de nieuwe categorie. |
3.3. |
Als de goedkeuringsinstantie hiermee instemt, hoeft een aan de fabrikant van de volgende fase verleende typegoedkeuring van een geheel voertuig niet te worden verlengd of herzien wanneer een verlenging voor het voertuig van de voorgaande fase geen invloed heeft op de latere fase of de technische gegevens van het voertuig. Echter, het typegoedkeuringsnummer inclusief de verlenging van het voertuig van de voorgaande fase(n) moet worden gekopieerd in punt 0.2.2 van het certificaat van overeenstemming van het voertuig van een volgende fase. |
3.4. |
Wanneer de laadruimte van een compleet of voltooid voertuig van categorie N of O is gewijzigd door een andere fabrikant voor de toevoeging van verwijderbare bevestigingsmiddelen voor opslag en bevestiging van de lading (bijvoorbeeld voering van de laadbak, opslagrekken en imperialen), kunnen dergelijke onderdelen worden behandeld als deel van de nuttige massa en is een goedkeuring niet nodig, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
4. IDENTIFICATIE VAN HET VOERTUIG
4.1. |
Het bij Verordening (EU) nr. 19/2011 (1) voorgeschreven identificatienummer van het basisvoertuig (VIN) wordt tijdens alle daaropvolgende fasen van het typegoedkeuringsproces behouden om de „traceerbaarheid” ervan te waarborgen. |
4.2. |
In de tweede en latere fasen bevestigt iedere fabrikant ter aanvulling van de bij Verordening (EU) nr. 19/2011 voorgeschreven plaat nog een plaat op het voertuig, waarvan in het aanhangsel bij deze bijlage een model wordt gegeven. Deze plaat wordt vast bevestigd op een in het oog springende en gemakkelijk toegankelijke plaats op een onderdeel dat normaal niet wordt vervangen zolang het voertuig in gebruik is. Hierop moeten duidelijk en onuitwisbaar in de onderstaande volgorde de volgende gegevens worden vermeld:
Tenzij hierboven anders vermeld, moet de plaat aan de voorschriften van bijlage I en bijlage II bij Verordening (EU) nr. 19/2011 voldoen. |
Aanhangsel
MODEL VAN DE EXTRA PLAAT VAN DE FABRIKANT
Onderstaand voorbeeld dient uitsluitend ter indicatie.
NAAM VAN DE FABRIKANT (fase 3) e2*2007/46*2609 Fase 3 WD9VD58D98D234560 1 500 kg 2 500 kg 1-700 kg 2-810 kg |
(1) Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat en voor het voertuigidentificatienummer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 8 van 12.1.2011, blz. 1).
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/13 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1172/2014 VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2014.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
62,5 |
MA |
74,2 |
|
MK |
57,9 |
|
ZZ |
64,9 |
|
0707 00 05 |
AL |
74,3 |
MK |
80,7 |
|
TR |
126,5 |
|
ZZ |
93,8 |
|
0709 93 10 |
MA |
64,8 |
TR |
135,9 |
|
ZZ |
100,4 |
|
0805 50 10 |
AR |
72,8 |
TR |
89,7 |
|
UY |
29,5 |
|
ZZ |
64,0 |
|
0806 10 10 |
BR |
292,6 |
MD |
36,9 |
|
PE |
376,1 |
|
TR |
147,9 |
|
US |
400,6 |
|
ZZ |
250,8 |
|
0808 10 80 |
BR |
53,2 |
CA |
88,6 |
|
CL |
87,4 |
|
NZ |
145,6 |
|
US |
207,7 |
|
ZA |
169,6 |
|
ZZ |
125,4 |
|
0808 30 90 |
CN |
68,8 |
TR |
99,6 |
|
ZZ |
84,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/15 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2014
tot vaststelling van de soort, de opmaak en de frequentie van de door de lidstaten te verstrekken informatie over technieken voor geïntegreerd emissiebeheer die in aardolie- en gasraffinaderijen worden toegepast, overeenkomstig Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7517)
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/768/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (1), en met name artikel 72, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Uitvoeringsbesluit 2014/738/EU van de Commissie (2) worden conclusies over de beste beschikbare technieken („BBT-conclusies”) voor het raffineren van aardolie en gas vastgesteld. Met de in dat besluit vastgestelde BBT-conclusies 57 en 58 worden de lidstaten in staat gesteld een techniek voor geïntegreerd emissiebeheer toe te passen voor emissies van stikstofoxiden (NOx) en zwaveldioxide (SO2) door bepaalde technische eenheden. |
(2) |
Aardolie- en gasraffinaderijen zijn belangrijke emissiebronnen van luchtverontreinigende stoffen, met name zwaveldioxide en stikstofoxiden. Als raffinaderijen een techniek voor geïntegreerd emissiebeheer zouden gebruiken, zou dit de belangrijkste bepalende factor voor de milieuprestaties van deze raffinaderijen worden. |
(3) |
Er moeten specifieke verslagleggingsvereisten worden vastgesteld teneinde de Commissie in staat te stellen om te beoordelen of BBT 57 en BBT 58 correct zijn toegepast en meer in het bijzonder om na te gaan of de techniek voor geïntegreerde emissiebeheer dusdanig is ontworpen, wordt uitgevoerd en wordt geëxploiteerd dat aan de beginselen van een gelijkwaardige milieuresultaat wordt voldaan zoals beschreven in die BBT-conclusies. |
(4) |
De soort informatie die de lidstaten betreffende de uitvoering van de in BBT 57 en BBT 58 beschreven technieken voor geïntegreerd emissiebeheer moeten verstrekken, moet worden vastgesteld en moet onder meer een beschrijving van de belangrijkste ontwerpkenmerken van de toegepaste technieken omvatten, alsmede de vastgestelde geassocieerde emissiegrenswaarden, het daarmee verbonden monitoringsysteem en de resultaten daarvan. |
(5) |
Uit hoofde van artikel 72, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU moeten de lidstaten de gegevens over de toepassing van de beste beschikbare technieken elektronisch toezenden. Om de consistentie en samenhang van de door de lidstaten beschikbaar te stellen informatie te waarborgen, moeten zij gebruikmaken van het elektronische verslagleggingsformaat dat de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, voor dat doel heeft ontwikkeld. |
(6) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 75, lid 1, van Richtlijn 2010/75/EU ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Verslaglegging door de lidstaten
1. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie over de uitvoering van de technieken voor geïntegreerd emissiebeheer die in de bij Uitvoeringsbesluit 2014/738/EU vastgestelde BBT 57 en BBT 58 zijn beschreven.
De in de eerste alinea bedoelde informatie wordt overeenkomstig de bijlage beschikbaar gesteld en heeft betrekking op de jaren 2017, 2018 en 2019. Die informatie moet voor elke aardolie- en gasraffinaderij beschikbaar worden gesteld waar een in BBT 57 of BBT 58 beschreven techniek voor een geïntegreerd emissiebeheer wordt toegepast voor emissies in de lucht van stikstofoxiden (NOx) en zwaveldioxide (SO2).
2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt uiterlijk op 30 september 2020 met behulp van het daarvoor bedoelde elektronische verslagleggingsformaat aan de Commissie ter beschikking gesteld.
Artikel 2
Adressaten
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2014.
Voor de Commissie
Janez POTOČNIK
Lid van de Commissie
(1) PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17.
(2) Uitvoeringsbesluit 2014/738/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad voor het raffineren van aardolie en gas (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 38).
BIJLAGE
Soort informatie die aan de Commissie moet worden verstrekt over technieken voor geïntegreerd emissiebeheer in aardolie- en gasraffinaderijen
1. Algemene informatie
1.1. |
Referentienummer van de installatie: uniek installatie-identificatienummer in het kader van Richtlijn 2010/75/EU. |
1.2. |
Naam van de installatie. |
1.3. |
Naam van de exploitant. |
1.4. |
Adres van de installatie: straat en huisnummer, postcode, plaats en land. |
2. Informatie over het toepassingsgebied van de technieken voor geïntegreerd emissiebeheer en de toepasselijke emissiegrenswaarden
2.1. |
Lijst en beschrijving van de stook- en proceseenheden waarop de technieken voor geïntegreerd emissiebeheer voor NOx en SO2 van toepassing zijn, met name:
|
2.2. |
In het kader van de technieken voor geïntegreerd emissiebeheer toepasselijke emissiegrenswaarden voor NOx en SO2, waarbij het volgende moet worden gespecificeerd:
|
3. Informatie over het monitoringsysteem
3.1. |
Beschrijving van het monitoringsysteem dat bij toepassing van de technieken voor geïntegreerd emissiebeheer voor de bepaling van de emissies wordt gebruikt. |
3.2. |
Bijzonderheden over de gemeten en berekende parameters, de gebruikte soort (directe, indirecte) metingen en meetmethoden, de gebruikte berekeningsfactoren (en redenen daarvoor) en de monitoringfrequentie. |
4. Informatie over de resultaten van de monitoring
Overzicht van de resultaten van de monitoring om aan te tonen dat aan de toepasselijke in BBT 57 en BBT 58 vastgelegde BBT-GEN's is voldaan en dat de daaruit voortvloeiende emissies gelijk zijn aan of lager zijn dan de emissies bij de toepassing van de toepasselijke BBT-GEN's en met de BBT geassocieerde milieuprestatieniveaus op het niveau van de afzonderlijke eenheid, waarin in elk geval het volgende moet worden vermeld:
a) |
gemiddelde concentratie van de emissies in alle betrokken eenheden (mg/Nm3, alle maandelijkse gemiddelden over een heel jaar); |
b) |
totale maandelijkse emissie in alle betrokken eenheden (ton/maand); |
c) |
gemiddelde concentratie van de emissies per betrokken eenheid (mg/Nm3, alle maandelijkse gemiddelden over een heel jaar); |
d) |
rookgasdebiet per betrokken eenheid (Nm3/uur, alle maandelijkse gemiddelden over een heel jaar). |
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/19 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2014
ter bevestiging of wijziging van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en specifieke emissiedoelstellingen voor fabrikanten van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen voor het kalenderjaar 2013 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7863)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese en de Zweedse taal zijn authentiek)
(2014/769/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 8, lid 6, en artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Verordening (EU) nr. 510/2011 moet de Commissie elk jaar de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen bevestigen of wijzigen voor alle fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen in de Unie. Op basis daarvan moet de Commissie vaststellen of de fabrikanten en overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die verordening gevormde groepen van fabrikanten hun specifieke emissiedoelstellingen overeenkomstig artikel 4 van die verordening hebben nageleefd. |
(2) |
Voor de kalenderjaren 2012 en 2013 zijn de specifieke emissiedoelstellingen niet bindend, zodat de Commissie indicatieve doelstellingen moet berekenen. Aangezien die indicatieve doelstellingen voor de fabrikanten als indicatie dienen voor de inspanningen die zij nog moeten leveren om de verplichte doelstelling in 2014 te bereiken, dienen de gemiddelde specifieke CO2-emissies van fabrikanten voor 2012 en 2013 te worden bepaald overeenkomstig de voorschriften van artikel 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 510/2011 en dient 70 % van de in die jaren geregistreerde nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen van een fabrikant in aanmerking te worden genomen. |
(3) |
De gedetailleerde gegevens die moeten worden gebruikt voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen zijn opgenomen in deel A, punt 1, van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 en zijn gebaseerd op de registraties van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in de lidstaten. |
(4) |
Wanneer voor lichte bedrijfsvoertuigen typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure, schrijft deel B, punt 7, van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 voor dat de fabrikant van het basisvoertuig de verantwoordelijkheid draagt voor de CO2-emissies van het voltooide voertuig. In afwachting van de toepassing vanaf 1 januari 2014 van de in punt 5 van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (2) vastgestelde procedure om voor deze categorie van voertuigen CO2-emissies te bepalen, moet de Commissie de specifieke emissiedoelstelling voor fabrikanten van basisvoertuigen berekenen door gebruik te maken van de massa in rijklare toestand van het voltooide voertuig als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder g), van Verordening (EU) nr. 510/2011 en moet zij overeenkomstig artikel 4, tweede alinea, van die verordening de specifieke CO2-emissies van het basisvoertuig gebruiken. |
(5) |
De gegevens voor 2013 werden door alle lidstaten (behalve Kroatië) overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 510/2011 uiterlijk op 28 februari 2014 bij de Commissie ingediend. Indien uit de controle bleek dat bepaalde gegevens ontbraken of onjuist waren, heeft de Commissie contact opgenomen met de betrokken lidstaten en, met de toestemming van deze lidstaten, de gegevens aangepast of aangevuld. Indien geen overeenstemming kon worden bereikt met een lidstaat, werden de voorlopige gegevens van die lidstaat niet in aangepast. |
(6) |
Er dient te worden opgemerkt dat verscheidene lidstaten er niet in geslaagd zijn om in hun huidige monitoringsystemen een onderscheid te maken tussen complete en voltooide lichte bedrijfsvoertuigen. Bijgevolg moeten de gegevens voor 2013 inzake lichte bedrijfsvoertuigen als onvolledig worden beschouwd voor wat betreft de monitoring van voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure. Teneinde dit probleem aan te pakken moeten de monitoringsystemen van zowel de Unie als de lidstaten met ingang van 1 januari 2015 worden aangepast. |
(7) |
Op 21 mei 2014 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 510/2011 de voorlopige gegevens inzake lichte bedrijfsvoertuigen gepubliceerd en 58 fabrikanten in kennis gesteld van de voorlopige berekeningen van hun gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2013 en van hun specifieke emissiedoelstellingen. De fabrikanten werd gevraagd de gegevens te controleren en de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 5, van die verordening binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving in kennis te stellen van eventuele fouten in de gegevens. 25 fabrikanten stelden de Commissie in kennis van fouten in de gegevens. |
(8) |
Voor de 33 fabrikanten die geen fouten in de gegevensbestanden hebben gemeld, moeten de voorlopige gegevens en de voorlopige berekeningen van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen ongewijzigd worden bevestigd. |
(9) |
De Commissie heeft de door de fabrikanten meegedeelde correcties en de respectieve redenen gecontroleerd en de gegevensbestanden zijn waar nodig gewijzigd. |
(10) |
Wanneer in de gegevens identificatieparameters ontbreken of fout zijn, zoals type, variant, uitvoeringscode of typegoedkeuringsnummer, moet rekening worden gehouden met het feit dat de fabrikanten die gegevens niet kunnen controleren of corrigeren. Daarom moet er een foutmarge worden toegepast op de CO2-emissies en massawaarden in die gegevens. |
(11) |
De foutmarge moet worden berekend als het verschil tussen de afstanden tot de specifieke emissiedoelstelling, die worden uitgedrukt als de gemiddelde emissies minus de specifieke emissiedoelstelling, berekend inclusief en exclusief de registraties die door de fabrikant niet kunnen worden gecontroleerd. De foutmarge moet de afstand tot de specifieke emissiedoelstelling van de fabrikant altijd verkleinen, ongeacht of dit verschil positief of negatief is. |
(12) |
De gemiddelde specifieke CO2-emissies van in 2013 geregistreerde nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, de specifieke emissiedoelstellingen en het verschil tussen deze twee waarden moeten dienovereenkomstig worden bevestigd of gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De waarden van de prestaties van fabrikanten, als overeenkomstig artikel 8, lid 6, van Verordening (EU) nr. 510/2011 bevestigd of gewijzigd voor elke fabrikant van lichte bedrijfsvoertuigen en voor elke groep van fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen met betrekking tot het kalenderjaar 2013, zijn gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit.
De waarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 510/2011 zijn voor elke fabrikant van lichte bedrijfsvoertuigen en voor elke groep van fabrikanten van lichte bedrijfsvoertuigen met betrekking tot het kalenderjaar 2013 eveneens gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit, met de in artikel 2, lid 4, van die verordening vastgestelde uitzondering voor de desbetreffende fabrikanten.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de volgende individuele fabrikanten en overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 510/2011 gevormde groepen:
(1) |
Alke S.r.l.
|
(2) |
Audi AG
|
(3) |
Automobiles Citroen
|
(4) |
Automobiles Peugeot
|
(5) |
AVTOVAZ JSC In de EU vertegenwoordigd door:
|
(6) |
Bayerische Motoren Werke AG
|
(7) |
BMW M GmbH
|
(8) |
Chrysler Group LLC In de EU vertegenwoordigd door:
|
(9) |
Automobile Dacia S.A.
|
(10) |
Daimler AG
|
(11) |
Dongfeng Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
(12) |
DR Motor Company S.p.A.
|
(13) |
Fiat Group Automobiles S.p.A.
|
(14) |
Ford Motor Company of Australia Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(15) |
Ford Motor Company
|
(16) |
Ford Werke GmbH
|
(17) |
Fuji Heavy Industries Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(18) |
Mitsubishi Fuso Truck &Bus Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
(19) |
GM Korea Company
|
(20) |
GAC Gonow Auto Co., Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(21) |
Great Wall Motor Company Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(22) |
Hebei Zhongxing Automobile Co., Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(23) |
Honda of the UK Manufacturing Ltd
|
(24) |
Hyundai Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
(25) |
Hyundai Assan Otomotiv Sanayi Ve Ticaret A.S. In de EU vertegenwoordigd door:
|
(26) |
Hyundai Motor Manufacturing Czech S.r.o.
|
(27) |
Hyundai Motor India Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(28) |
Isuzu Motors Limited In de EU vertegenwoordigd door:
|
(29) |
IVECO S.p.A.
|
(30) |
Jaguar Land Rover Limited
|
(31) |
KIA Motors Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
(32) |
KIA Motors Slovakia S.r.o.
|
(33) |
LADA Automobile GmbH
|
(34) |
LADA France S.A.S.
|
(35) |
Magyar Suzuki Corporation Ltd
|
(36) |
Mahindra & Mahindra Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(37) |
Maruti Suzuki India Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
(38) |
Mazda Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
(39) |
Mia Electric S.A.S.
|
(40) |
Mitsubishi Motors Corporation MMC In de EU vertegenwoordigd door:
|
(41) |
Mitsubishi Motors Europe bv MME
|
(42) |
Mitsubishi Motors Thailand Co., Ltd MMTh In de EU vertegenwoordigd door:
|
(43) |
Nissan International SA In de EU vertegenwoordigd door:
|
(44) |
Adam Opel AG
|
(45) |
Piaggio & C S.p.A.
|
(46) |
Dr.Ing h.c.F.Porsche AG
|
(47) |
Quattro GmbH
|
(48) |
Renault S.A.S.
|
(49) |
Renault Trucks
|
(50) |
Seat SA
|
(51) |
Skoda Auto AS
|
(52) |
Ssangyong Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
(53) |
Suzuki Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
(54) |
Tata Motors Limited In de EU vertegenwoordigd door:
|
(55) |
Toyota Motor Europe NV/SA
|
(56) |
Toyota Caetano Portugal S.A.
|
(57) |
Volkswagen AG
|
(58) |
Volvo Car Corporation
|
(59) |
Groep voor: Ford-Werke GmbH
|
(60) |
Groep voor: Mitsubishi Motors
|
Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2014.
Voor de Commissie
Connie HEDEGAARD
Lid van de Commissie
(1) PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).
BIJLAGE
Tabel 1
Waarden van de prestaties van fabrikanten als bedoeld in artikel 1
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam fabrikant |
Groepen fabrikanten en afwijkingen |
Aantal registraties |
Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (70 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddelde CO2 (100 %) |
ALKE SRL |
|
3 |
0,000 |
176,767 |
– 176,767 |
– 176,767 |
1 725,00 |
0,000 |
AUDI AG |
|
956 |
126,447 |
167,776 |
– 41,329 |
– 41,329 |
1 628,32 |
139,872 |
AUTOMOBILES CITROEN |
|
130 216 |
132,088 |
165,747 |
– 33,659 |
– 33,659 |
1 606,51 |
153,024 |
AUTOMOBILES PEUGEOT |
|
129 301 |
131,800 |
166,577 |
– 34,777 |
– 34,777 |
1 615,43 |
153,742 |
AVTOVAZ JSC |
|
188 |
213,061 |
137,118 |
75,943 |
75,943 |
1 298,67 |
216,681 |
BAYERISCHE MOTOREN WERKE AG |
|
1 400 |
107,298 |
142,422 |
– 35,124 |
– 35,124 |
1 355,70 |
118,907 |
BMW M GMBH |
|
250 |
133,771 |
179,006 |
– 45,235 |
– 45,235 |
1 749,08 |
147,264 |
CHRYSLER GROUP LLC |
|
975 |
203,633 |
210,290 |
– 6,657 |
– 6,657 |
2 085,46 |
214,657 |
AUTOMOBILE DACIA SA |
|
17 056 |
118,698 |
134,724 |
– 16,026 |
– 16,026 |
1 272,93 |
132,385 |
DAIMLER AG |
|
113 930 |
190,454 |
209,487 |
– 19,033 |
– 19,819 |
2 076,83 |
204,616 |
DONGFENG MOTOR CORPORATION |
|
660 |
157,693 |
123,311 |
34,382 |
34,382 |
1 150,20 |
165,639 |
DR MOTOR COMPANY SRL |
DMA |
2 |
163,000 |
|
|
|
1 395,00 |
169,000 |
FIAT GROUP AUTOMOBILES SPA |
|
113 326 |
141,438 |
170,671 |
– 29,233 |
– 29,233 |
1 659,45 |
157,488 |
FORD MOTOR COMPANY OF AUSTRALIA LIMITED |
P1 |
8 306 |
213,047 |
218,129 |
– 5,082 |
– 5,788 |
2 169,75 |
227,220 |
FORD MOTOR COMPANY |
P1 |
231 |
209,820 |
216,776 |
– 6,956 |
– 6,956 |
2 155,20 |
223,377 |
FORD-WERKE GMBH |
P1 |
139 486 |
174,866 |
189,160 |
– 14,294 |
– 14,718 |
1 858,26 |
188,594 |
FUJI HEAVY INDUSTRIES LTD |
DMA |
12 |
151,250 |
|
|
|
1 617,50 |
158,083 |
MITSUBISHI FUSO TRUCK & BUS CORPORATION |
|
509 |
243,728 |
218,545 |
25,183 |
25,183 |
2 174,23 |
252,462 |
GM KOREA COMPANY |
|
190 |
132,797 |
167,210 |
– 34,413 |
– 34,413 |
1 622,24 |
146,321 |
GONOW AUTO CO LTD |
A |
81 |
201,536 |
156,933 |
44,603 |
44,603 |
1 511,73 |
217,111 |
GREAT WALL MOTOR COMPANY LIMITED |
A |
377 |
253,163 |
190,421 |
62,742 |
62,742 |
1 871,82 |
261,883 |
HEBEI ZHONGXING AUTOMOBILE CO Ltd |
DMA |
37 |
228,880 |
|
|
|
1 927,24 |
230,541 |
HONDA OF THE UK MANUFACTURING LTD |
|
148 |
150,981 |
173,488 |
– 22,507 |
– 22,507 |
1 689,74 |
159,568 |
HYUNDAI MOTOR COMPANY |
|
1 116 |
194,493 |
209,191 |
– 14,698 |
– 14,721 |
2 073,65 |
199,435 |
HYUNDAI ASSAN OTOMOTIV SANAYI VE |
|
56 |
99,000 |
126,944 |
– 27,944 |
– 27,944 |
1 189,27 |
101,696 |
HYUNDAI MOTOR MANUFACTURING CZECH SRO |
|
438 |
119,085 |
144,904 |
– 25,819 |
– 25,819 |
1 382,39 |
128,993 |
HYUNDAI MOTOR INDIA LTD |
|
13 |
106,222 |
120,695 |
– 14,473 |
– 14,473 |
1 122,08 |
108,538 |
ISUZU MOTORS LIMITED |
|
9 591 |
194,209 |
208,343 |
– 14,134 |
– 14,211 |
2 064,53 |
203,406 |
IVECO SPA |
|
22 853 |
215,230 |
235,846 |
– 20,616 |
– 20,616 |
2 360,26 |
223,520 |
JAGUAR LAND ROVER LIMITED |
A |
11 351 |
268,105 |
204,771 |
63,334 |
63,304 |
2 026,12 |
276,175 |
KIA MOTORS CORPORATION |
|
618 |
105,928 |
133,172 |
– 27,244 |
– 27,244 |
1 256,24 |
117,519 |
KIA MOTORS SLOVAKIA SRO |
|
195 |
120,110 |
149,191 |
– 29,081 |
– 29,081 |
1 428,48 |
131,487 |
LADA AUTOMOBILE GMBH |
|
24 |
225,000 |
134,817 |
90,183 |
90,183 |
1 273,92 |
225,000 |
LADA FRANCE SAS |
|
17 |
179,000 |
140,634 |
38,366 |
38,366 |
1 336,47 |
181,706 |
MAGYAR SUZUKI CORPORATION LTD |
DMA |
48 |
117,485 |
|
|
|
1 293,85 |
124,208 |
MAHINDRA & MAHINDRA LTD |
DMA |
137 |
214,484 |
|
|
|
2 110,26 |
222,307 |
MARUTI SUZUKI INDIA LTD |
DMA |
4 |
99,000 |
|
|
|
930,00 |
99,000 |
MAZDA MOTOR CORPORATION |
DMA |
393 |
156,295 |
|
|
|
1 857,95 |
179,527 |
MIA ELECTRIC SAS |
|
67 |
0,000 |
99,972 |
– 99,972 |
– 99,972 |
899,25 |
0,000 |
MITSUBISHI MOTORS CORPORATION MMC |
P2/A |
7 682 |
201,514 |
192,934 |
8,580 |
8,580 |
1 898,84 |
207,294 |
MITSUBISHI MOTORS EUROPE BV MME |
P2/A |
329 |
228,039 |
208,761 |
19,278 |
19,278 |
2 069,02 |
229,532 |
MITSUBISHI MOTORS THAILAND CO LTD MMTH |
P2/A |
3 332 |
202,931 |
201,498 |
1,433 |
1,433 |
1 990,92 |
206,960 |
NISSAN INTERNATIONAL SA |
|
37 487 |
170,623 |
190,191 |
– 19,568 |
– 19,568 |
1 869,34 |
191,780 |
ADAM OPEL AG |
|
67 369 |
164,033 |
176,676 |
– 12,643 |
– 12,655 |
1 724,02 |
177,764 |
PIAGGIO & C SPA |
D |
2 304 |
110,431 |
116,932 |
– 6,501 |
– 6,501 |
1 081,61 |
142,355 |
DR ING HCF PORSCHE AG |
|
69 |
202,625 |
220,133 |
– 17,508 |
– 17,508 |
2 191,30 |
219,551 |
QUATTRO GMBH |
|
5 |
236,667 |
186,160 |
50,507 |
50,507 |
1 826,00 |
241,600 |
RENAULT SAS |
|
184 708 |
114,165 |
165,846 |
– 51,681 |
– 51,705 |
1 607,57 |
151,657 |
RENAULT TRUCKS |
|
3 845 |
211,847 |
220,438 |
– 8,591 |
– 8,591 |
2 194,58 |
221,365 |
SEAT SA |
|
1 132 |
99,999 |
128,148 |
– 28,149 |
– 28,201 |
1 202,21 |
105,428 |
SKODA AUTO AS |
|
4 591 |
122,491 |
133,043 |
– 10,552 |
– 18,894 |
1 254,85 |
130,964 |
SSANGYONG MOTOR COMPANY |
A |
753 |
199,178 |
209,424 |
– 10,246 |
– 10,246 |
2 076,15 |
205,681 |
SUZUKI MOTOR CORPORATION |
DMA |
250 |
161,137 |
|
|
|
1 253,50 |
164,052 |
TATA MOTORS LIMITED |
|
260 |
192,176 |
202,295 |
– 10,119 |
– 10,119 |
1 999,49 |
193,438 |
TOYOTA MOTOR EUROPE NV SA |
|
24 281 |
179,208 |
194,259 |
– 15,051 |
– 17,217 |
1 913,09 |
191,346 |
TOYOTA CAETANO PORTUGAL SA |
DMA |
455 |
256,849 |
|
|
|
1 902,27 |
258,701 |
VOLKSWAGEN AG |
|
163 306 |
164,829 |
186,358 |
– 21,529 |
– 21,810 |
1 828,13 |
180,171 |
VOLVO CAR CORPORATION |
|
848 |
161,089 |
204,010 |
– 42,921 |
– 42,921 |
2 017,94 |
177,013 |
Tabel 2
Waarden van de prestaties van groepen fabrikanten als bedoeld in artikel 1
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam van de groep |
Groep |
Aantal registraties |
Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (70 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddelde CO2 (100 %) |
FORD-WERKE GMBH |
P1 |
148 023 |
176,693 |
190,829 |
– 14,136 |
– 14,900 |
1 876,2 |
190,816 |
MITSUBISHI MOTORS |
P2 |
11 343 |
201,872 |
195,908 |
5,964 |
5,964 |
1 930,82 |
207,841 |
Toelichting bij de tabellen 1 en 2
Kolom A:
Tabel 1: „Naam van de fabrikant”: de naam van de fabrikant zoals door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeeld of, wanneer een dergelijke mededeling niet heeft plaatsgevonden, de door de registratieautoriteit van de lidstaat geregistreerde naam.
Tabel 2: „Naam van de groep”: de door de beheerder van de groep meegedeelde naam van de groep.
Kolom B:
„A”: overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 510/2011 is met ingang van het monitoringsjaar 2014 een afwijking toegekend voor een fabrikant van kleine aantallen, d.w.z. dat deze niet wordt meegenomen bij het berekenen van de prestatie in 2013.
„DMA”: een de-minimisafwijking is van toepassing, d.w.z. dat een fabrikant die met alle verbonden ondernemingen verantwoordelijk was voor minder dan 1 000 nieuwe geregistreerde voertuigen in 2013 niet hoeft te voldoen aan een specifieke emissiedoelstelling.
„P”: de fabrikant is lid van een overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 510/2011 gevormde (in tabel 2 vermelde) groep fabrikanten en de groepsovereenkomst is geldig voor het kalenderjaar 2013.
Kolom C:
„Aantal registraties”: het totale aantal nieuwe auto's dat door de lidstaten in een kalenderjaar is geregistreerd, zonder de registraties mee te tellen die betrekking hebben op gegevens waarin de waarden voor massa of CO2 ontbreken en de gegevens die de fabrikant niet kan identificeren. Het aantal door de lidstaten meegedeelde registraties mag voor het overige niet worden gewijzigd.
Kolom D:
„Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (70 %)”: de gemiddelde specifieke CO2-emissies die zijn berekend op basis van de 70 % voertuigen met de laagste emissies in de vloot van de fabrikant overeenkomstig artikel 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 510/2011. In voorkomend geval moeten de gemiddelde specifieke CO2-emissies worden aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. Voor de berekening zijn die gegevens gebruikt welke een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten.
Kolom E:
„Specifieke emissiedoelstelling”: de emissiedoelstelling die op basis van de gemiddelde massa van alle aan een fabrikant toegeschreven voertuigen wordt berekend door de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 510/2011 vastgestelde formule toe te passen.
Kolom F:
„Afstand tot de doelstelling”: het verschil tussen de in kolom D gespecificeerde gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstelling in kolom E. Wanneer de waarde in kolom F positief is, wil dat zeggen dat de gemiddelde CO2-emissies hoger zijn dan de doelstelling.
Kolom G:
„Aangepaste afstand tot de doelstelling”: wanneer de waarden in deze kolom verschillen van die in kolom F, zijn de waarden in die kolom aangepast om rekening te houden met een foutmarge. De foutmarge wordt berekend volgens de volgende formule:
Fout = absolute waarde van [(AC1 – TG1) – (AC2 – TG2)]
AC1= de gemiddelde specifieke CO2-emissies inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom D);
TG1= de gemiddelde specifieke emissiedoelstelling inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom E);
AC2= de gemiddelde specifieke CO2-emissies exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen;
TG2= de specifieke emissiedoelstelling exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen.
Kolom I:
„Gemiddelde CO2 (100 %)”: de gemiddelde specifieke emissies van CO2 die zijn berekend op basis van 100 % van de aan een fabrikant toegeschreven voertuigen. In voorkomend geval moeten de gemiddelde specifieke CO2-emissies worden aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. De voor de berekening gebruikte gegevens omvatten de gegevens die een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten maar geen rekening houden met de superkredieten bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 510/2011.
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/30 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2014
ter bevestiging of wijziging van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en specifieke emissiedoelstellingen voor fabrikanten van personenauto's voor het kalenderjaar 2013 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 7877)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Zweedse taal zijn authentiek)
(2014/770/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 8, lid 5, tweede alinea, en artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 443/2009 moet de Commissie elk jaar de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstellingen bevestigen voor alle fabrikanten van personenauto's in de Unie alsmede voor alle overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die verordening gevormde groepen fabrikanten. Op basis van die bevestiging moet de Commissie vaststellen of de fabrikanten en groepen van fabrikanten hebben voldaan aan de eisen van artikel 4 van die verordening. |
(2) |
Krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 443/2009 zijn de gemiddelde specifieke emissies van de fabrikanten voor 2013 berekend overeenkomstig de tweede alinea van dat artikel, rekening houdend met 75 % van de nieuwe voertuigen van die fabrikant die in dat jaar geregistreerd zijn. |
(3) |
De gedetailleerde gegevens die moeten worden gebruikt voor de berekening van de gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstellingen zijn te vinden in deel A, punt 1, en in deel C van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 443/2009 en zijn gebaseerd op de registraties van nieuwe personenauto's in de lidstaten gedurende het voorgaande kalenderjaar. |
(4) |
Alle lidstaten (behalve Kroatië) hebben de gegevens voor 2013 aan de Commissie doorgegeven binnen de gestelde termijn van 28 februari 2014, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 443/2009. Indien uit de controle bleek dat bepaalde gegevens ontbraken of kennelijk onjuist waren, heeft de Commissie contact opgenomen met de betrokken lidstaten en, met de toestemming van deze lidstaten, de gegevens aangepast of aangevuld. Indien geen overeenstemming kon worden bereikt met een lidstaat, werden de voorlopige gegevens voor die lidstaat niet aangepast. |
(5) |
Op 30 april 2014 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 443/2009 de voorlopige gegevens gepubliceerd en 84 fabrikanten in kennis gesteld van de voorlopige berekeningen van hun gemiddelde specifieke CO2-emissies in 2013 en van hun specifieke emissiedoelstellingen. De fabrikanten werd gevraagd de gegevens te controleren en de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 5, eerste alinea, van die verordening en artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie (2) binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving in kennis te stellen van eventuele fouten in de gegevens. Vijf fabrikanten gingen zonder correcties akkoord met de voorlopige gegevens, en 42 fabrikanten dienden binnen de vastgestelde termijn kennisgevingen betreffende fouten in. |
(6) |
Voor de overige 37 fabrikanten die geen fouten in de gegevensbestanden hebben gemeld of die niet gereageerd hebben, moeten de voorlopige gegevens en de voorlopige berekeningen van de gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstellingen ongewijzigd worden bevestigd. |
(7) |
De Commissie heeft de door de fabrikanten meegedeelde correcties en de respectieve redenen gecontroleerd en de gegevensbestanden zijn waar nodig gewijzigd. |
(8) |
Wanneer in de gegevens identificatieparameters ontbreken of fout zijn, zoals type, variant, uitvoeringscode of typegoedkeuringsnummer, moet rekening worden gehouden met het feit dat de fabrikanten die gegevens niet kunnen controleren of corrigeren. Daarom moet er een foutmarge worden toegepast op de CO2-emissies en massawaarden in die gegevens. |
(9) |
De foutmarge moet worden berekend als het verschil tussen de afstanden tot de specifieke emissiedoelstelling, die worden uitgedrukt als de gemiddelde specifieke emissies minus de gemiddelde specifieke emissiedoelstelling, berekend inclusief en exclusief de registraties die door de fabrikant niet kunnen worden gecontroleerd. De foutmarge moet de afstand tot de emissiedoelstelling van de fabrikant altijd verkleinen, ongeacht of dit verschil positief of negatief is. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 443/2009 moet een fabrikant worden geacht te voldoen aan zijn specifieke emissiedoelstelling als bedoeld in artikel 4 van die verordening wanneer de in dit besluit aangegeven gemiddelde emissies lager zijn dan de specifieke emissiedoelstelling, uitgedrukt als een negatieve afstand tot het doel. Wanneer de gemiddelde emissies hoger zijn dan de specifieke emissiedoelstelling, zal een bijdrage voor overtollige emissies worden opgelegd overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 443/2009, tenzij aan de betrokken fabrikant overeenkomstig artikel 2, lid 4, of artikel 11 van die verordening een afwijking van dat doel is toegekend, of de fabrikant lid is van een groep overeenkomstig artikel 7 van die verordening en de groep voldoet aan haar specifieke emissiedoelstelling. Op grond daarvan moeten twee fabrikanten worden geacht hun specifieke emissiedoelstellingen voor 2013 te hebben overschreden. |
(11) |
De gemiddelde specifieke CO2-emissies van in 2013 geregistreerde nieuwe personenauto's, de specifieke emissiedoelstellingen en het verschil tussen deze twee waarden moeten dienovereenkomstig worden bevestigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De waarden van de prestaties van fabrikanten, als overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 443/2009 bevestigd of gewijzigd voor elke fabrikant van personenauto's en voor elke groep van fabrikanten van personenauto's met betrekking tot het kalenderjaar 2013, zijn gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit.
De waarden zoals bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a) tot en met e), van Verordening (EG) nr. 443/2009 zijn voor elke fabrikant van personenauto's en voor elke groep van fabrikanten van personenauto's met betrekking tot het kalenderjaar 2013 zijn eveneens gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit, met de in artikel 2, lid 4, van die verordening vastgestelde uitzondering voor de desbetreffende fabrikanten.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de volgende individuele fabrikanten en overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 443/2009 gevormde groepen:
1. |
Alpina Burkard Bovensiepen GmbH + Co. KG
|
2. |
Aston Martin Lagonda Ltd
|
3. |
Audi AG
|
4. |
Audi Hungaria Motor Kft.
|
5. |
Automobiles Citroën
|
6. |
Automobiles Peugeot
|
7. |
AVTOVAZ JSC In de EU vertegenwoordigd door:
|
8. |
Bentley Motors Ltd
|
9. |
Bayerische Motoren Werke AG
|
10. |
BMW M GmbH
|
11. |
Bugatti Automobiles S.A.S.
|
12. |
Caterham Cars Ltd
|
13. |
CECOMP S.G.A.
|
14. |
Chevrolet Italia S.p.A.
|
15. |
Chrysler Group LLC In de EU vertegenwoordigd door:
|
16. |
CNG-Technic GmbH
|
17. |
Automobile Dacia SA
|
18. |
Daihatsu Motor Co Ltd
|
19. |
Daimler AG
|
20. |
Donkervoort Automobielen BV
|
21. |
DR Motor Company S.p.A.
|
22. |
Ferrari S.p.A.
|
23. |
Fiat Group Automobiles S.p.A.
|
24. |
Fisker Automotive and Technology Group LLC
|
25. |
Ford Motor Company
|
26. |
Ford Werke GmbH
|
27. |
Fuji Heavy Industries Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
28. |
General Motors Company
|
29. |
GM Korea Company
|
30. |
Great Wall Motor Company Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
31. |
Honda Automobile (China) Co., Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
32. |
Honda Motor Co., Ltd
|
33. |
Honda Turkiye A.S. In de EU vertegenwoordigd door:
|
34. |
Honda of the UK Manufacturing Ltd
|
35. |
Hyundai Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
36. |
Hyundai Motor Manufacturing Czech S.r.o.
|
37. |
Hyundai Motor India Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
38. |
Hyundai Assan Otomotiv Sanayi Ve Ticaret A.S. In de EU vertegenwoordigd door:
|
39. |
Jaguar Land Rover Ltd
|
40. |
Jiangling Motor Holding Co Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
41. |
KIA Motors Corporation
|
42. |
KIA Motors Slovakia S.r.o.
|
43. |
KTM-Sportmotorcycle AG
|
44. |
LADA Automobile GmbH
|
45. |
LADA France S.A.S.
|
46. |
Automobili Lamborghini S.p.A.
|
47. |
Lotus Cars Ltd
|
48. |
Magyar Suzuki Corporation Ltd
|
49. |
Mahindra & Mahindra Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
50. |
Maruti Suzuki India Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
51. |
Maserati S.p.A.
|
52. |
Mazda Motor Corporation
|
53. |
McLaren Automotive Ltd
|
54. |
Mercedes-AMG GmbH
|
55. |
MG Motor UK Ltd
|
56. |
Mia Electric S.A.S.
|
57. |
Mitsubishi Motors Corporation (MMC)
|
58. |
Mitsubishi Motors Europe BV MME
|
59. |
Mitsubishi Motors Thailand Co., Ltd MMTh In de EU vertegenwoordigd door:
|
60. |
Morgan Motor Co.,Ltd
|
61. |
Nissan International SA
|
62. |
Adam Opel AG
|
63. |
PERODUA Manufacturing In de EU vertegenwoordigd door:
|
64. |
Dr. Ing. h.c.F. Porsche AG
|
65. |
Perushaan Otomobil Nasional Sdn Bhd. In de EU vertegenwoordigd door:
|
66. |
Qoros Automotive Co., Ltd
|
67. |
Quattro GmbH
|
68. |
Radical Motorsport Ltd
|
69. |
Renault S.A.S.
|
70. |
Renault Trucks
|
71. |
Rolls-Royce Motor Cars Ltd
|
72. |
Seat S.A.
|
73. |
Secma S.A.S.
|
74. |
Skoda Auto A.S.
|
75. |
Ssangyong Motor Company In de EU vertegenwoordigd door:
|
76. |
Suzuki Motor Corporation In de EU vertegenwoordigd door:
|
77. |
Tata Motors Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
78. |
Tazzari GL S.p.A.
|
79. |
Tesla Motors Ltd In de EU vertegenwoordigd door:
|
80. |
Toyota Motor Europe NV/SA
|
81. |
Vehicules Electriques Pininfarina Bollore S.A.S.
|
82. |
Volkswagen AG
|
83. |
Volvo Car Corporation
|
84. |
Wiesmann GmbH
|
85. |
Groep voor: BMW Group BMW
|
86. |
Groep voor: Daimler AG
|
87. |
Groep voor: Fiat Group Automobiles S.p.A.
|
88. |
Groep voor: Ford -Werke GmbH
|
89. |
Groep voor: General Motors
|
90. |
Groep voor: Honda Motor Europe Ltd
|
91. |
Groep voor: Mitsubishi Motors
|
92. |
Pool Renault
|
93. |
Suzuki Pool
|
94. |
Groep voor: Tata Motors Ltd, Jaguar Cars Ltd, Land Rover
|
95. |
Groep voor: Toyota -Daihatsu Group
|
96. |
Groep voor: VW Group PC
|
Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2014.
Voor de Commissie
Connie HEDEGAARD
Lid van de Commissie
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie van 10 november 2010 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe personenauto's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15).
BIJLAGE
Tabel 1
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 443/2009 bevestigde waarden van de prestaties van fabrikanten
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam fabrikant |
Groepen fabrikanten en afwijkingen |
Aantal registraties |
Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (75 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddelde CO2 (100 %) |
ALPINA BURKARD BOVENSIEPEN GMBH E CO., KG |
DMA |
444 |
169,820 |
|
|
|
1 876,43 |
183,032 |
ASTON MARTIN LAGONDA LTD |
A |
1 579 |
313,688 |
318,000 |
– 4,312 |
– 4,312 |
1 813,29 |
326,017 |
AUDI AG |
P12 |
650 919 |
121,881 |
138,319 |
– 16,438 |
– 16,438 |
1 554,03 |
133,277 |
AUDI HUNGARIA MOTOR KFT |
P12 |
7 132 |
141,911 |
133,391 |
8,520 |
8,520 |
1 446,20 |
150,909 |
AUTOMOBILES CITROEN |
|
587 504 |
106,856 |
129,275 |
– 22,419 |
– 22,419 |
1 356,14 |
116,461 |
AUTOMOBILES PEUGEOT |
|
723 633 |
105,652 |
128,934 |
– 23,282 |
– 23,282 |
1 348,68 |
115,040 |
AVTOVAZ JSC |
A |
1 295 |
215,429 |
201,000 |
14,429 |
14,429 |
1 277,78 |
217,830 |
BENTLEY MOTORS LTD |
P12 |
1 952 |
288,711 |
181,440 |
107,271 |
107,151 |
2497,60 |
308,795 |
BAYERISCHE MOTOREN WERKE AG |
P1 |
758 080 |
123,541 |
138,592 |
– 15,051 |
– 15,179 |
1 560,00 |
133,866 |
BMW M GMBH |
P1 |
4 307 |
239,855 |
153,566 |
86,289 |
85,498 |
1 887,67 |
253,097 |
BUGATTI AUTOMOBILES SAS |
P12 |
11 |
539,000 |
161,670 |
377,330 |
377,330 |
2 065,00 |
544,182 |
CATERHAM CARS LIMITED |
DMA |
85 |
162,714 |
|
|
|
662,06 |
171,776 |
CECOMP S.G.A. |
|
566 |
0,000 |
123,282 |
– 123,282 |
– 123,282 |
1 225,00 |
0,000 |
CHEVROLET ITALIA SPA |
P5 |
746 |
112,021 |
119,423 |
– 7,402 |
– 7,402 |
1 140,56 |
117,095 |
CHRYSLER GROUP LLC |
P3 |
46 131 |
183,732 |
161,282 |
22,450 |
22,398 |
2 056,51 |
194,511 |
CNG-TECHNIK GMBH |
P4 |
85 |
19,235 |
137,855 |
– 118,620 |
– 118,620 |
1 543,89 |
64,165 |
AUTOMOBILE DACIA SA |
P8 |
289 149 |
119,365 |
122,143 |
– 2,778 |
– 2,779 |
1 200,08 |
126,644 |
DAIHATSU MOTOR CO LTD |
P11 |
487 |
148,923 |
124,189 |
24,734 |
24,734 |
1 244,85 |
156,561 |
DAIMLER AG |
P2 |
661 318 |
119,834 |
139,386 |
– 19,552 |
– 19,570 |
1 577,38 |
136,551 |
SPYKER AUTOMOBIELEN BV |
DMA |
8 |
178,000 |
|
|
|
865,00 |
178,000 |
DR MOTOR COMPANY SRL |
DMA |
424 |
125,075 |
|
|
|
1 202,23 |
134,627 |
FERRARI S.G.A |
A |
2 049 |
304,561 |
303,000 |
1,561 |
1,561 |
1 722,29 |
323,199 |
FIAT GROUP AUTOMOBILES SPA |
P3 |
646 554 |
110,620 |
119,633 |
– 9,013 |
– 9,026 |
1 145,15 |
116,263 |
FISKER AUTOMOTIVE INC |
|
90 |
47,650 |
181,778 |
– 134,128 |
– 134,128 |
2 505,00 |
49,867 |
FORD MOTOR COMPANY |
P4 |
2 |
194,000 |
164,526 |
29,474 |
29,474 |
2 127,50 |
194,000 |
FORD– WERKE GMBH |
P4 |
891 562 |
111,513 |
128,620 |
– 17,107 |
– 17,109 |
1 341,80 |
121,603 |
FUJI HEAVY INDUSTRIES LTD |
NA |
26 962 |
151,086 |
164,616 |
– 13,530 |
– 13,530 |
1 564,99 |
159,492 |
GENERAL MOTORS COMPANY |
P5 |
2 301 |
82,392 |
149,866 |
– 67,474 |
– 67,474 |
1 806,71 |
194,112 |
GM KOREA COMPANY |
P5 |
135 377 |
124,192 |
131,530 |
– 7,338 |
– 7,338 |
1 405,47 |
135,875 |
GREAT WALL MOTOR COMPANY LIMITED |
DMA |
448 |
164,583 |
|
|
|
1 180,63 |
165,531 |
HONDA AUTOMOBILE CHINA CO., LTD |
P6 |
14 183 |
124,104 |
119,617 |
4,487 |
4,487 |
1 144,79 |
125,345 |
HONDA MOTOR CO., LTD |
P6 |
61 983 |
122,335 |
130,626 |
– 8,291 |
– 8,291 |
1 385,70 |
133,795 |
HONDA TURKIYE AS |
P6 |
1 743 |
154,271 |
126,797 |
27,474 |
27,474 |
1 301,92 |
155,089 |
HONDA OF THE UK MANUFACTURING LTD |
P6 |
53 052 |
134,040 |
137,886 |
– 3,846 |
– 3,846 |
1 544,57 |
145,122 |
HYUNDAI MOTOR COMPANY |
|
44 551 |
134,693 |
143,242 |
– 8,549 |
– 8,549 |
1 661,77 |
146,184 |
HYUNDAI MOTOR MANUFACTURING CZECH SRO |
|
220 348 |
130,549 |
132,489 |
– 1,940 |
– 1,940 |
1 426,46 |
138,081 |
HYUNDAI MOTOR INDIA LTD |
|
72 184 |
108,201 |
114,154 |
– 5,953 |
– 5,953 |
1 025,25 |
111,015 |
HYUNDAI ASSAN OTOMOTIV SANAYI VE |
|
62 241 |
110,201 |
117,953 |
– 7,752 |
– 7,752 |
1 108,38 |
112,343 |
JAGUAR LAND ROVER LIMITED |
P10/NA |
131 530 |
164,623 |
178,025 |
– 13,402 |
– 13,402 |
2 049,30 |
181,647 |
JIANGLING MOTOR HOLDING CO., LTD |
DMA |
23 |
140,000 |
|
|
|
1 378,48 |
143,652 |
KIA MOTORS CORPORATION |
|
285 334 |
117,620 |
127,633 |
– 10,013 |
– 10,013 |
1 320,21 |
127,981 |
KIA MOTORS SLOVAKIA SRO |
|
53 230 |
131,814 |
132,382 |
– 0,568 |
– 0,568 |
1 424,13 |
140,012 |
KTM-SPORTMOTORCYCLE AG |
DMA |
31 |
187,652 |
|
|
|
896,77 |
189,290 |
LADA AUTOMOBILE GMBH |
DMA |
386 |
225,000 |
|
|
|
1 285,00 |
225,000 |
SEFA FRANCE |
P8 |
13 |
179,000 |
129,452 |
49,548 |
49,548 |
1 360,00 |
179,000 |
Automobili Lamborghini SpA |
P12 |
404 |
340,558 |
144,718 |
195,840 |
195,840 |
1 694,06 |
349,171 |
LOTUS CARS LIMITED |
A |
491 |
197,899 |
280,000 |
– 82,101 |
– 82,101 |
1 228,42 |
207,505 |
MAGYAR SUZUKI CORPORATION LTD |
P9/NA |
98 295 |
118,793 |
123,114 |
– 4,321 |
– 4,321 |
1 151,00 |
125,554 |
MAHINDRA & MAHINDRA LTD |
DMA |
231 |
181,017 |
|
|
|
1 917,84 |
182,987 |
MARUTI SUZUKI INDIA LTD |
P9/NA |
26 564 |
98,182 |
123,114 |
– 24,932 |
– 24,933 |
932,05 |
99,438 |
Maserati SpA |
P3 |
1 356 |
266,367 |
158,264 |
108,103 |
105,464 |
1 990,46 |
289,532 |
MAZDA MOTOR CORPORATION |
NA |
133 180 |
126,281 |
129,426 |
– 3,145 |
– 3,145 |
1 421,75 |
134,115 |
MCLAREN AUTOMOTIVE LIMITED |
A |
185 |
275,920 |
285,000 |
– 9,080 |
– 9,080 |
1 542,06 |
276,703 |
MERCEDES-AMG GMBH |
P2 |
1 930 |
177,115 |
147,147 |
29,968 |
28,048 |
1 747,20 |
212,777 |
MG MOTOR UK LIMITED |
A |
488 |
147,645 |
151,600 |
– 3,955 |
– 3,955 |
1 437,34 |
154,408 |
MIA Electric SAS |
|
257 |
0,000 |
108,278 |
– 108,278 |
– 108,278 |
896,68 |
0,000 |
MITSUBISHI MOTORS CORPORATION MMC |
P7 |
54 367 |
89,125 |
140,783 |
– 51,658 |
– 51,658 |
1 607,95 |
128,371 |
MITSUBISHI MOTORS EUROPE BV MME |
P7 |
6 648 |
118,295 |
121,228 |
– 2,933 |
– 2,933 |
1 180,06 |
126,313 |
MITSUBISHI MOTORS THAILAND CO LTD MMTH |
P7 |
9 816 |
93,898 |
110,407 |
– 16,509 |
– 16,509 |
943,26 |
97,292 |
MORGAN MOTOR CO LTD |
DMA |
426 |
168,746 |
|
|
|
1 104,34 |
189,455 |
NISSAN INTERNATIONAL SA |
|
411 671 |
115,711 |
131,240 |
– 15,529 |
– 15,529 |
1 399,14 |
130,854 |
ADAM OPEL AG |
P5 |
804 072 |
122,121 |
133,249 |
– 11,128 |
– 11,128 |
1 443,09 |
132,096 |
PERODUA MANUFACTURING SDN BHD |
DMA |
200 |
137,000 |
|
|
|
1 011,84 |
138,180 |
DR ING HCF PORSCHE AG |
P12 |
41 854 |
190,087 |
150,634 |
39,453 |
39,453 |
1 823,52 |
200,960 |
PERUSAHAAN OTOMOBIL NASIONAL SDN BHD |
A |
3 |
157,000 |
181,000 |
– 24,000 |
– 24,000 |
1 380,00 |
158,333 |
DAIHATSU MOTOR CO LTD |
DMA |
12 |
146,000 |
|
|
|
1 485,00 |
146,000 |
QUATTRO GMBH |
P12 |
4 282 |
234,695 |
153,137 |
81,558 |
81,558 |
1 878,27 |
247,434 |
RADICAL MOTORSPORT LTD |
DMA |
4 |
229,000 |
|
|
|
850,00 |
229,000 |
RENAULT SAS |
G8 |
793 038 |
96,384 |
124,965 |
– 28,581 |
– 28,583 |
1 261,83 |
109,981 |
RENAULT TRUCKS |
DMA |
18 |
193,000 |
|
|
|
2 130,56 |
199,056 |
ROLLS-ROYCE MOTOR CARS LTD |
P1 |
420 |
324,203 |
181,767 |
142,436 |
141,929 |
2 504,75 |
330,490 |
SEAT SA |
P12 |
280 310 |
111,316 |
123,574 |
– 12,258 |
– 12,361 |
1 231,39 |
118,771 |
SECMA S.A.S |
DMA |
39 |
131,000 |
|
|
|
658,00 |
131,000 |
SKODA AUTO AS |
P12 |
480 729 |
115,924 |
125,226 |
– 9,302 |
– 9,332 |
1 267,54 |
124,653 |
SSANGYONG MOTOR COMPANY |
A |
4 937 |
171,485 |
180,000 |
– 8,515 |
– 8,515 |
1 856,76 |
182,062 |
SUZUKI MOTOR CORPORATION |
P9/NA |
21 742 |
158,668 |
123,114 |
35,554 |
35,501 |
1 337,48 |
166,586 |
TATA MOTORS LIMITED |
P10/NA |
883 |
130,428 |
178,025 |
– 47,597 |
– 47,597 |
1 339,85 |
140,574 |
TAZZARI GL SPA |
DMA |
2 |
0,000 |
|
|
|
735,00 |
0,000 |
TESLA MOTORS LTD |
|
1 671 |
0,000 |
166,426 |
– 166,426 |
– 166,426 |
2 169,07 |
0,000 |
TOYOTA MOTOR EUROPE NV SA |
P11 |
512 761 |
102,194 |
127,386 |
– 25,192 |
– 25,724 |
1 314,81 |
116,431 |
VEHICULES ELECTRIQUES PININFARINA-BOLLORE S.A.S. |
|
72 |
0,000 |
123,282 |
– 123,282 |
– 123,282 |
1 225,00 |
0,000 |
VOLKSWAGEN AG |
P12 |
1 486 188 |
115,735 |
130,442 |
– 14,707 |
– 14,827 |
1 381,67 |
127,279 |
VOLVO CAR CORPORATION |
|
203 065 |
107,012 |
145,012 |
– 38,000 |
– 38,000 |
1 700,48 |
130,764 |
WIESMANN GMBH |
DMA |
37 |
281,815 |
|
|
|
1 440,81 |
286,459 |
Tabel 2
Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 443/2009 bevestigde waarden van de prestaties van groepen
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
I |
Naam van de groep |
Groep |
Aantal registraties |
Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (75 %) |
Specifieke emissiedoelstelling |
Afstand tot de doelstelling |
Aangepaste afstand tot de doelstelling |
Gemiddelde massa |
Gemiddelde CO2 (100 %) |
BMW GROUP |
P1 |
762 807 |
123,685 |
138,700 |
– 15,015 |
– 15,141 |
1 562,37 |
134,648 |
DAIMLER AG |
P2 |
663 248 |
119,873 |
139,409 |
– 19,536 |
– 19,555 |
1 577,88 |
136,773 |
FIAT GROUP AUTOMOBILES SPA |
P3 |
694 041 |
111,31 |
122,477 |
– 11,167 |
– 11,197 |
1 207,38 |
121,803 |
FORD-WERKE GMBH |
P4 |
891 649 |
111,492 |
128,621 |
– 17,129 |
– 17,130 |
1 341,82 |
121,598 |
GENERAL MOTORS |
P5 |
942 497 |
121,937 |
133,032 |
– 11,095 |
– 11,095 |
1 438,34 |
132,778 |
HONDA MOTOR EUROPE LTD |
P6 |
130 961 |
126,154 |
132,324 |
– 6,170 |
– 6,170 |
1 422,85 |
137,752 |
MITSUBISHI MOTORS |
P7 |
70 831 |
89,973 |
134,738 |
– 44,765 |
– 44,765 |
1 475,67 |
123,871 |
GROEP RENAULT |
P8 |
1 082 200 |
101,787 |
124,211 |
– 22,424 |
– 22,426 |
1 245,33 |
114,434 |
SUZUKI POOL |
P9/NA |
146 601 |
115,69 |
123,114 |
– 7,424 |
– 7,435 |
1 138,98 |
126,907 |
TATA MOTORS LTD, JAGUAR CARS LTD, LAND ROVER |
P10/NA |
132 413 |
164,303 |
178,025 |
– 13,722 |
– 13,722 |
2 044,57 |
181,373 |
TOYOTA — DAIHATSU GROUP |
P11 |
513 248 |
102,214 |
127,384 |
– 25,170 |
– 25,703 |
1 314,75 |
116,469 |
VW GROUP PC |
P12 |
2 953 781 |
116,868 |
131,039 |
– 14,171 |
– 14,254 |
1 394,74 |
128,793 |
Toelichting bij de tabellen 1 en 2
Kolom A:
Tabel 1: „Naam van de fabrikant”: de naam van de fabrikant zoals door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeeld of, wanneer een dergelijke mededeling niet heeft plaatsgevonden, de door de registratieautoriteit van de lidstaat geregistreerde naam.
Tabel 2: „Naam van de groep”: de door de beheerder van de groep meegedeelde naam van de groep.
Kolom B:
„A”: overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 443/2009 is voor het kalenderjaar 2013 een afwijking toegekend voor een fabrikant van kleine aantallen;
„NA”: overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 443/2009 is voor het kalenderjaar 2013 een afwijking toegekend voor een nichefabrikant;
„DMA”: een de-minimisafwijking is van toepassing, d.w.z. dat een fabrikant die met alle verbonden ondernemingen verantwoordelijk was voor minder dan 1 000 nieuwe geregistreerde voertuigen in 2013 niet hoeft te voldoen aan een bepaald emissiedoel;
„P”: de fabrikant is lid van een overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 443/2009 gevormde (in tabel 2 vermelde) groep fabrikanten en de groepsovereenkomst is geldig voor het kalenderjaar 2013.
Kolom C:
„Aantal registraties”: het totale aantal nieuwe auto's dat door de lidstaten in een kalenderjaar is geregistreerd, zonder de registraties mee te tellen die betrekking hebben op gegevens waarin de waarden voor massa of CO2 ontbreken en de gegevens die de fabrikant niet kan identificeren. Het aantal door de lidstaten meegedeelde registraties mag voor het overige niet worden gewijzigd.
Kolom D:
„Gecorrigeerde gemiddelde CO2 (75 %)”: de gemiddelde specifieke CO2-emissies die zijn berekend op basis van de 75 % voertuigen met de laagste emissies in de vloot van de fabrikant overeenkomstig artikel 4, tweede alinea, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 443/2009 en punt 4 van de mededeling van de Commissie (COM(2010) 657 final). In voorkomend geval moeten de gemiddelde specifieke emissies worden aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. Voor de berekening zijn die gegevens gebruikt welke een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten.
Kolom E:
„Specifieke emissiedoelstelling”: de emissiedoelstelling die op basis van de gemiddelde massa van alle aan een fabrikant toegeschreven voertuigen wordt berekend door de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 vastgestelde formule toe te passen.
Kolom F:
„Afstand tot de doelstelling”: het verschil tussen de in kolom D gespecificeerde gemiddelde specifieke emissies en de specifieke emissiedoelstelling in kolom E. Wanneer de waarde in kolom F positief is, wil dat zeggen dat de gemiddelde emissies hoger zijn dan de doelstelling.
Kolom G:
„Aangepaste afstand tot de doelstelling”: wanneer de waarden in deze kolom verschillen van die in kolom F, zijn de waarden in die kolom aangepast om rekening te houden met een foutmarge. De foutmarge geldt enkel indien de fabrikant de Commissie in kennis heeft gesteld van gegevens met foutcode B zoals vastgesteld in artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1014/2010. De foutmarge wordt berekend volgens de volgende formule:
Fout = absolute waarde van [(AC1 – TG1) – (AC2 – TG2)]
AC1= de gemiddelde specifieke CO2-emissies inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom D);
TG1= de gemiddelde specifieke emissiedoelstelling inclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen (overeenkomstig kolom E);
AC2= de gemiddelde specifieke CO2-emissies exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen;
TG2= de specifieke emissiedoelstelling exclusief de niet-geïdentificeerde voertuigen.
Kolom I:
„Gemiddelde CO2 (100 %)”: de gemiddelde specifieke emissies van CO2 die zijn berekend op basis van 100 % van de aan een fabrikant toegeschreven voertuigen. In voorkomend geval moeten de gemiddelde specifieke emissies worden aangepast om rekening te houden met de door de betrokken fabrikant aan de Commissie meegedeelde correcties. De voor de berekening gebruikte gegevens omvatten de gegevens die een geldige waarde voor massa en CO2-emissies bevatten maar geen rekening houden met de superkredieten bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 443/2009.
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/44 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 31 oktober 2014
betreffende de vaststelling van Universal Business Language versie 2.1 als referentie bij openbare aanbestedingen
(Voor de EER relevante tekst)
(2014/771/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 13, lid 1,
Na raadpleging van het Europees multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie en sectorale deskundigen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Normalisatie speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van de Europa 2020-strategie, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie „Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (2). Verschillende vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie benadrukken het belang van vrijwillige normalisatie in de markten voor producten en diensten teneinde de compatibiliteit en interoperabiliteit tussen diensten en producten te waarborgen, technische ontwikkelingen te stimuleren en innovatie te ondersteunen. |
(2) |
In de digitale samenleving worden normalisatieproducten onmisbaar om de interoperabiliteit tussen apparatuur, toepassingen, dataopslagplaatsen, diensten en netwerken te waarborgen. In de mededeling van de Commissie „Een strategische visie voor Europese normen: de duurzame groei van de Europese economie tussen nu en 2020 bevorderen en versnellen” (3) worden de specifieke omstandigheden van de normalisatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) erkend, waarbij ICT-oplossingen, -toepassingen en -diensten vaak worden ontwikkeld door wereldwijde ICT-fora en -consortia die zich tot leidende organisaties voor de ontwikkeling van ICT-normen hebben ontpopt. |
(3) |
Verordening (EU) nr. 1025/2012 heeft tot doel het Europese kader voor normalisatie te moderniseren en te verbeteren. Er wordt een systeem opgezet waarbij de Commissie kan besluiten tot vaststelling van de relevantste en meest algemeen aanvaarde technische ICT-specificaties die zijn afgegeven door een organisatie die geen Europese, internationale of nationale normalisatieorganisatie is. De mogelijkheid om het volledige scala van technische ICT-specificaties te gebruiken bij de aankoop van hardware, software en informatietechnologiediensten maakt interoperabiliteit mogelijk, kan helpen te voorkomen dat overheidsdiensten aan een bepaalde technologie vast komen te zitten en bevordert de concurrentie bij de levering van interoperabele ICT-oplossingen. |
(4) |
De technische ICT-specificaties die in aanmerking kunnen komen als referentie bij openbare aanbestedingen, moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012. Het voldoen aan deze voorschriften geeft de overheden de zekerheid dat de technische ICT-specificaties zijn vastgesteld in overeenstemming met de beginselen van openheid, eerlijkheid, objectiviteit en non-discriminatie, die op het gebied van de normalisatie door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn erkend. |
(5) |
Na raadpleging van het Europese multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie dat is opgericht bij Besluit van de Commissie (4), aangevuld met andere vormen van raadpleging van sectorale deskundigen, moet het besluit om de ICT-specificaties vast te stellen, worden goedgekeurd. |
(6) |
Op 22 mei 2014 heeft het Europese multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie Universal Business Language versie 2.1 (UBL 2.1) geëvalueerd aan de hand van de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 en heeft het een positief advies uitgebracht om UBL 2.1 als referentie bij openbare aanbestedingen vast te stellen. De evaluatie van UBL 2.1 is vervolgens ter raadpleging aan sectorale deskundigen voorgelegd, die ook een positief advies over de identificatie ervan hebben uitgebracht. |
(7) |
UBL 2.1 is ontwikkeld door de Organization for the Advancement of Structured Information Standards (OASIS, organisatie ter bevordering van gestructureerde informatiestandaarden) en is een gratis bibliotheek van standaarddocumenten voor elektronische bedrijfsvoering in Extensible Markup Language (XML). UBL 2.1 is ontworpen om rechtstreeks aan te sluiten op bestaande zakelijke, juridische, controle- en archiefbeheerpraktijken en in een standaardbedrijfskader te werken zoals ISO 15000 (ebXML) om een volledige, op standaarden gebaseerde infrastructuur te bieden waarmee de voordelen van de bestaande systemen voor elektronische gegevensuitwisseling (EDI) kunnen worden uitgebreid tot ondernemingen van alle grootten, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Universal Business Language versie 2.1, die is ontwikkeld door de Organization for the Advancement of Structured Information Standards, komt in aanmerking als referentie bij openbare aanbestedingen.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 31 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(2) COM(2010) 2020 final van 3 maart 2010.
(3) COM(2011) 311 final van 1 juni 2011.
(4) Besluit van de Commissie van 28 november 2011 tot oprichting van een Europees multi-stakeholderplatform inzake ICT-normalisatie (PB L 349 van 30.11.2011, blz. 4).
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
1.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/46 |
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ DOUANESAMENWERKING OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE REGERING VAN DE VOLKSREPUBLIEK CHINA BETREFFENDE SAMENWERKING EN WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND IN DOUANEZAKEN
van 16 mei 2014
inzake de wederzijdse erkenning van het AEO-programma (Authorised Economic Operators) van de Europese Unie en het MCME-programma (Measures on Classified Management of Enterprises) van de Volksrepubliek China
(2014/772/EU)
HET GEMENGD COMITE DOUANESAMENWERKING (hierna „het Gemengd Comité” genoemd),
Gezien de op 8 december 2004 ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van China betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken (hierna „de overeenkomst” genoemd), en met name artikel 21, lid 2, onder c);
Erkennende dat de Europese Unie (hierna „de Unie” genoemd) en de Volksrepubliek China (hierna „China” genoemd) zich ertoe hebben verbonden hun douanesamenwerking te intensiveren in overeenstemming met het strategische kader voor de douanesamenwerking tussen de Unie en China;
Bevestigende dat de Unie en China zich ertoe hebben verbonden om de handel te vergemakkelijken alsmede vereisten en formaliteiten te vereenvoudigen ten behoeve van een snelle vrijgave en in- en uitklaring van goederen;
Bevestigende dat de veiligheid en de facilitatie van de internationale toeleveringsketen aanzienlijk kunnen worden verbeterd door wederzijdse erkenning van hun respectieve programma's voor geautoriseerde marktdeelnemers (Authorised Economic Oparators Programme) (hierna „AEO” genoemd);
Bevestigende dat de programma's gebaseerd zijn op internationaal erkende veiligheidsnormen zoals voorgestaan door het Safe-Framework of Standards van de Werelddouaneorganisatie (hierna het „Safe-Framework” genoemd);
Overwegende dat het AEO-programma van de Unie en het MCME-programma (Measures on Classified Management of Enterprises — maatregelen voor het systematische beheer van ondernemingen) van China (hierna „de programma's” genoemd), initiatieven zijn op het gebied van veiligheid en naleving en dat uit een gezamenlijke evaluatie is gebleken dat de inzake veiligheid gestelde normen met elkaar verenigbaar zijn en tot gelijkwaardige resultaten leiden;
Overwegende dat wederzijdse erkenning de Unie en China in staat stelt faciliteiten te verlenen aan marktdeelnemers die inspanningen hebben geleverd op het gebied van naleving en veiligheid van de toeleveringsketen en als zodanig gecertificeerd zijn in het kader van hun respectieve programma's;
Gezien de noodzaak om, te dien einde, bepalingen vast te stellen overeenkomstig artikel 17, lid 5, van de overeenkomst,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied
Dit besluit heeft betrekking op de volgende programma's en entiteiten:
a) |
het AEO-programma van de Unie, dat betrekking heeft op het AEO-certificaat veiligheid en het AEO-certificaat douanevereenvoudigingen/veiligheid zoals voorzien in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (1), samen met Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (2); |
b) |
de maatregelen van de algemene douanediensten van de Volksrepubliek China (GACC) voor het systematische beheer van ondernemingen, vastgesteld bij decreet (GACC) nr. 170, gewijzigd bij decreet (GACC) nr. 197, (hierna „MCME-programma” genoemd), dat betrekking heeft op ondernemingen van klasse-AA; en |
c) |
marktdeelnemers die houder zijn van een AEO-certificaat in de Unie zoals bedoeld onder a), en ondernemingen met klasse AA-status in het kader van het MCME-programma in China, zoals bedoeld onder b) (hierna „programmadeelnemers” genoemd). |
Artikel 2
Wederzijdse erkenning en verantwoordelijkheid voor de uitvoering
1. De programma's van de Unie en van China worden wederzijds erkend als met elkaar verenigbaar en gelijkwaardig. De overeenkomstig deze programma's toegekende status van programmadeelnemer wordt wederzijds aanvaard.
2. De in artikel 1, onder b), van de overeenkomst omschreven douaneautoriteiten (hierna „de douaneautoriteiten” genoemd) zijn belast met de uitvoering van dit besluit. Zij nemen maatregelen om dit besluit uit te voeren.
Artikel 3
Verenigbaarheid
1. De douaneautoriteiten zien toe op de duurzame samenhang tussen de programma's. De in het kader van de programma's toegepaste normen dienen met elkaar verenigbaar te blijven ten aanzien van:
a) |
de aanvraagprocedure voor deelname aan het programma; |
b) |
de beoordeling van de aanvragen? en |
c) |
de toelating tot deelname aan het programma en het beheer van de deelnemersstatus. |
2. De douaneautoriteiten garanderen dat de programma's aan het Safe-Framework voldoen.
Artikel 4
Voordelen
1. Elke douaneautoriteit verleent vergelijkbare voordelen aan de programmadeelnemers van de andere douaneautoriteit.
Deze voordelen behelzen onder meer:
a) |
de door de andere douaneautoriteit toegekende status van programmadeelnemer positief wordt meegewogen bij de risicobeoordeling voor het beperken van inspecties of controles en bij andere veiligheidsgerelateerde maatregelen; |
b) |
de door de andere douaneautoriteit toegekende status van programmadeelnemer wordt meegewogen om hem als veilige partner aan te merken wanneer de vereisten voor handelspartners worden beoordeeld in het kader van aanvragen voor het eigen programma; |
c) |
de door de andere douaneautoriteit toegekende status van programmadeelnemer wordt meegewogen om de zendingen waar de programmadeelnemer bij betrokken is, voorrang te verlenen, versneld af te handelen, aan vereenvoudigde formaliteiten te onderwerpen en versneld vrij te geven; |
d) |
wordt gestreefd naar een gemeenschappelijk bedrijfscontinuïteitsmechanisme om te kunnen inspelen op verstoringen van het handelsverkeer als gevolg van hogere alarmniveaus, grenssluitingen en/of natuurrampen, noodtoestanden of andere belangrijke gebeurtenissen, in het kader waarvan prioritaire ladingen van programmadeelnemers zo soepel en snel mogelijk door de douaneautoriteiten kunnen worden afgehandeld. |
2. Na de in artikel 7, lid 2, bedoelde toetsing kan elke douaneautoriteit verdere faciliteiten verlenen, met inbegrip van processtroomlijning en grotere voorspelbaarheid met betrekking tot de vrijgave van goederen, voor zover dat mogelijk is, in samenwerking met andere overheden.
3. Elke douaneautoriteit behoudt de bevoegdheid om de op grond van dit besluit verleende voordelen aan deelnemers aan het programma van de andere douaneautoriteit te schorsen. Een dergelijke schorsing van voordelen door een douaneautoriteit wordt met opgave van redenen en onverwijld aan de andere douaneautoriteit meegedeeld met het oog op overleg en een passende evaluatie.
4. Elke douaneautoriteit meldt de andere douaneautoriteit onregelmatigheden waarbij deelnemers aan het programma van die andere douaneautoriteit betrokken zijn, zodat onmiddellijk kan worden onderzocht of de door de andere douaneautoriteit verleende voordelen en status nog passend zijn.
Artikel 5
Uitwisseling van inlichtingen en communicatie
1. De douaneautoriteiten intensiveren hun communicatie om dit besluit effectief te kunnen uitvoeren. Zij wisselen inlichtingen uit en bevorderen de communicatie over hun programma's door:
a) |
elkaar de gegevens van hun programmadeelnemers te verstrekken, conform lid 4; |
b) |
elkaar tijdig de laatste gegevens over de werking en ontwikkeling van hun respectieve programma toe te zenden; |
c) |
inlichtingen over het beleid en de ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid van de toeleveringsketen uit te wisselen; |
d) |
te zorgen voor doeltreffende communicatie tussen het directoraat-generaal Belastingen en douane-unie van de Europese Commissie en de algemene douanediensten van de Volksrepubliek China (GACC), met het oog op de versterking van risicobeheerpraktijken in verband met de veiligheid van de toeleveringsketen bij de programmadeelnemers. |
2. Artikel 17 van de overeenkomst is van toepassing op elke inlichtingenuitwisseling krachtens dit besluit.
3. Inlichtingen en daarmee verband houdende gegevens worden op systematische wijze langs elektronische weg uitgewisseld.
4. De gegevens die over de programmadeelnemers moeten worden uitgewisseld, zijn beperkt tot het volgende:
a) |
de naam van de programmadeelnemer; |
b) |
het adres van de programmadeelnemer; |
c) |
de status van de programmadeelnemer; |
d) |
de datum van validering of van certificering; |
e) |
schorsingen en intrekkingen; |
f) |
het unieke certificeringsnummer (bijvoorbeeld EORI- of AEO-nummer), en |
g) |
andere gegevens die gezamenlijk door de douaneautoriteiten kunnen worden bepaald, behoudens, in voorkomend geval, noodzakelijke waarborgen. |
Artikel 6
Gegevensverwerking
1. Alle krachtens dit besluit uitgewisselde inlichtingen, daaronder begrepen persoonsgegevens, worden verkregen, gebruikt en verwerkt uitsluitend door de douaneautoriteiten en met als enig doel de uitvoering van dit besluit.
2. Alle krachtens dit besluit verstrekte inlichtingen, in welke vorm ook, zijn vertrouwelijk overeenkomstig de regelgeving van elk van de overeenkomstsluitende partijen en vallen onder de geheimhoudingsplicht.
3. De douaneautoriteiten zorgen ervoor dat de uitgewisselde inlichtingen juist zijn en regelmatig worden bijgewerkt, en dat er gepaste verwijderingsprocedures voorhanden zijn. Indien een douaneautoriteit tot de bevinding komt dat op grond van dit besluit verstrekte inlichtingen moeten worden gewijzigd, stelt de verstrekkende douaneautoriteit de ontvangende douaneautoriteit direct in kennis van dergelijke wijzigingen. De ontvangende douaneautoriteit registreert dergelijke wijzigingen onverwijld nadat deze haar ter kennis zijn gebracht. Inlichtingen mogen niet langer dan nodig is voor de uitvoering van dit besluit, worden verwerkt en bewaard.
4. Wanneer inlichtingen met persoonsgegevens worden uitgewisseld overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van dit besluit, nemen de douaneautoriteiten ook passende maatregelen om de bescherming, beveiliging, vertrouwelijkheid en integriteit van die gegevens te waarborgen. De douaneautoriteiten zien er met name op toe dat:
a) |
er beveiligingswaarborgen zijn (inclusief elektronische waarborgen) die de toegang tot de inlichtingen die op grond van dit besluit van de andere douaneautoriteit zijn verkregen, op een „need-to-know”-basis bewaken en ervoor zorgen dat deze inlichtingen alleen ten behoeve van dit besluit worden gebruikt; |
b) |
inlichtingen die op grond van dit besluit van de andere douaneautoriteit zijn verkregen, tegen ongeoorloofde toegang, verspreiding, wijziging, verwijdering of vernietiging worden beschermd, behalve voor zover passend om uitvoering te geven aan lid 3; |
c) |
inlichtingen die op grond van dit besluit van de andere douaneautoriteit zijn verkregen, niet aan enige andere partij, enig derde land of internationaal orgaan of enige andere publieke autoriteit van de ontvangende partij worden doorgegeven zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de douaneautoriteit die de inlichtingen heeft verstrekt. Alle met voorafgaande schriftelijke toestemming doorgegeven inlichtingen worden gebruikt in overeenstemming met de in dit besluit vastgestelde voorwaarden en met inachtneming van de beperkingen die zijn vastgesteld door de autoriteit die de inlichtingen heeft verstrekt; |
d) |
inlichtingen die op grond van dit besluit van de andere douaneautoriteit zijn verkregen, te allen tijde in veilige elektronische en/of papieren opslagsystemen worden opgeslagen. Elke toegang alsmede elke verwerking en elk gebruik van inlichtingen die van de andere douaneautoriteit zijn verkregen, worden geregistreerd of gedocumenteerd. |
5. Met betrekking tot persoonsgegevens die op grond van dit besluit kunnen worden uitgewisseld, kan een programmadeelnemer verzoeken om toegang tot, of rectificatie, afscherming of schrapping van dergelijke hem betreffende gegevens die door een douaneautoriteit worden verwerkt. Elke douaneautoriteit deelt zijn programmadeelnemers mee hoe zij in eerste instantie om toegang tot en rectificatie, afscherming of schrapping van gegevens kunnen verzoeken. De aangezochte douaneautoriteit corrigeert onjuiste of onvolledige gegevens.
6. Met betrekking tot persoonsgegevens die op grond van dit besluit kunnen worden uitgewisseld, hebben programmadeelnemers het recht op doeltreffend administratief en gerechtelijk verhaal, ongeacht hun nationaliteit en staat van verblijf. In dit verband informeert elke douaneautoriteit de programmadeelnemers ook over de administratieve of gerechtelijke verhaalmogelijkheden.
7. Op verzoek van de verstrekkende douaneautoriteit worden op grond van dit besluit ontvangen inlichtingen die onjuist of onvolledig zijn of waarvan de verzameling of verdere verwerking in strijd is met dit besluit of de overeenkomst, door de ontvangende douaneautoriteit bijgewerkt, gecorrigeerd, afgeschermd of gewist.
8. Elke douaneautoriteit stelt de andere douaneautoriteit ervan in kennis als zij vaststelt dat essentiële inlichtingen die zij op grond van dit besluit aan de andere douaneautoriteit heeft verzonden of van de andere douaneautoriteit heeft ontvangen, onjuist, onbetrouwbaar of zeer twijfelachtig zijn. Wanneer een douaneautoriteit tot de bevinding komt dat de inlichtingen die zij op grond van dit besluit van de andere douaneautoriteit heeft ontvangen, onjuist zijn, neemt zij alle maatregelen die zij passend acht, daaronder begrepen het aanvullen, wissen of corrigeren van die inlichtingen, om te voorkomen dat er nog langer ten onrechte gebruik van wordt gemaakt.
9. De naleving van de bepalingen in dit artikel door elke douaneautoriteit is onderworpen aan het toezicht en de beoordeling door de respectieve desbetreffende autoriteit. Voor de Unie zijn die autoriteiten, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de gegevensbeschermingsautoriteiten van de lidstaten van de Unie, en voor China zijn die autoriteiten de algemene douanediensten van China (GACC)). Die autoriteiten beschikken over doeltreffende bevoegdheden op het gebied van toezicht, onderzoek, interventie en inspectie, en zij zijn gemachtigd om, indien nodig, schendingen van de wet te renvooieren. Zij zorgen ervoor dat klachten over niet-naleving worden ontvangen, onderzocht, beantwoord en een passend gevolg krijgen.
10. Het Gemengd Comité toetst de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit. Deze toetsing vindt plaats op verzoek van elk van de douaneautoriteiten, of ten minste om de twee jaar. Elke douaneautoriteit verstrekt de noodzakelijke informatie over de door haar genomen maatregelen voor de handhaving van de naleving, verleent toegang tot de desbetreffende documenten, systemen en het personeel, en beëindigt elke verwerking waarvan blijkt dat deze in strijd is met dit besluit.
Artikel 7
Overleg en toetsing
1. Alle aangelegenheden in verband met de uitvoering van dit besluit worden geregeld door overleg tussen de douaneautoriteiten in het kader van het Gemengd Comité.
2. Het Gemengd Comité toetst regelmatig de uitvoering van dit besluit. De toetsing kan met name het volgende omvatten:
a) |
gezamenlijke controles om de sterke en zwakke punten bij de toepassing van de wederzijdse erkenning vast te stellen; |
b) |
de uitwisseling van standpunten over uit te wisselen gegevens en toe te kennen voordelen, met inbegrip van die welke eventueel in de toekomst aan marktdeelnemers moeten worden toegekend overeenkomstig artikel 4, lid 2; |
c) |
de uitwisseling van standpunten over veiligheidsbepalingen zoals te volgen protocollen gedurende en na een ernstig veiligheidsincident (hervatting van de bedrijfsactiviteiten) of wanneer de omstandigheden rechtvaardigen dat de wederzijdse erkenning wordt geschorst; |
d) |
onderzoek van de schorsing van de voordelen, als bedoeld in artikel 4, lid 3, van dit besluit; |
e) |
toetsing van de uitvoering van artikel 6 van dit besluit. |
Artikel 8
Aanvang en schorsing
1. De samenwerking op grond van dit besluit vangt aan bij de ondertekening ervan.
2. Elke douaneautoriteit kan de samenwerking op grond van dit besluit te allen tijde schorsen, mits zij dit ten minste dertig (30) dagen van tevoren schriftelijk meedeelt.
Gedaan te Peking, 16 mei 2014.
Voor het Gemengd Comité douanesamenwerking EU-China
Voor de Europese Commissie
Algirdas ŠEMETA
Voor de algemene douanediensten van de Volksrepubliek China
YU Guangzhou
(1) Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
(2) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).