ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 291

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
7 oktober 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1046/2014 van de Commissie van 28 juli 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij wat betreft de criteria voor de berekening van de extra kosten van de marktdeelnemers voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1047/2014 van de Commissie van 29 juli 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de door de lidstaten met het oog op de toepassing van de schoolmelkregeling op te stellen nationale of regionale strategie

4

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1048/2014 van de Commissie van 30 juli 2014 tot vaststelling van op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en op begunstigden gerichte voorlichtingsmaatregelen krachtens Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1049/2014 van de Commissie van 30 juli 2014 betreffende de technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen ingevolge Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1050/2014 van de Commissie van 6 oktober 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

14

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/695/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Raad van 29 september 2014 waarbij Italië wordt gemachtigd om in bepaalde geografische gebieden een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG

16

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft ( PB L 255 van 28.8.2014 )

19

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad ( PB L 197 van 24.7.2012 )

20

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar) ( PB L 64 van 2.3.2007 )

21

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1046/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 juli 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij wat betreft de criteria voor de berekening van de extra kosten van de marktdeelnemers voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 72, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van hoofdstuk V van Verordening (EU) nr. 508/2014 kan uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) steun worden verleend ter compensatie van de extra kosten van de marktdeelnemers voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden van de Unie als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag.

(2)

Met het oog op de handhaving van de concurrentiepositie van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten uit de ultraperifere gebieden van het Unie ten opzichte van die van soortgelijke producten uit andere gebieden van de Unie, heeft de Unie in 1992 maatregelen genomen om de betrokken extra kosten voor de visserij- en aquacultuursector te vergoeden. De compenserende maatregelen voor de periode 2007-2013 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad (2). Als gevolg van de structurele, maatschappelijke en economische situatie van de ultraperifere gebieden van de Unie, die wordt bemoeilijkt door de grote afstand, het insulaire karakter, de kleine oppervlakte, een moeilijk reliëf, de economische afhankelijkheid van een klein aantal producten en bijzondere klimatologische omstandigheden, is het noodzakelijk om door te gaan met het verlenen van steun ter compensatie, met ingang van 1 januari 2014, van de extra kosten voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten. De compensatie van de extra kosten helpt de marktdeelnemers van deze gebieden namelijk economisch levensvatbaar te blijven.

(3)

Deze extra kosten moeten worden vastgesteld in een compensatieplan als bedoeld in artikel 72 van Verordening (EU) nr. 508/2014.

(4)

Om voor een geharmoniseerde en gelijke behandeling van alle betrokken gebieden te zorgen door middel van een betere vergelijkbaarheid tussen de gebieden en van het ene jaar ten opzichte van het volgende, en met name om overcompensatie van de extra kosten te voorkomen, is het nodig om de criteria vast te stellen voor de berekening van de extra kosten die voortvloeien uit de specifieke beperkingen van de ultraperifere gebieden van de Unie. Door de toepassing van de gemeenschappelijke criteria zal worden gegarandeerd dat voor de berekening van de extra kosten een uniforme methode op alle betrokken gebieden wordt toegepast.

(5)

Bij het ramen van de referentiekosten van producten of categorieën producten die marktdeelnemers in het continentale deel van de lidstaat of van het grondgebied van de Unie maken en op basis waarvan de extra kosten worden bepaald, moet bijzonder zorgvuldig te werk worden gegaan om overcompensatie te voorkomen.

(6)

Er zijn producten of categorieën producten waarvoor geen vergelijkingscriteria of meeteenheden in het continentale deel van het grondgebied van de betrokken lidstaat bestaan. In dergelijke gevallen moet de referentie voor de berekening van de extra kosten worden vastgesteld in vergelijking met de kosten van de equivalente producten of categorieën producten die worden gemaakt door de marktdeelnemers van het continentale deel van het grondgebied van de Unie.

(7)

Gezien de uiteenlopende afzetomstandigheden voor de ultraperifere gebieden en de schommelingen van de vangsten en de bestanden en van de marktvraag, moet het aan de betrokken lidstaten worden overgelaten om, binnen de totale toewijzing per lidstaat, de voor compensatie in aanmerking komende producten of categorieën producten van de visserij en de aquacultuur, de respectieve maximumhoeveelheden en de compensatiebedragen vast te stellen.

(8)

De lidstaten moeten de compensatiebedragen zodanig vaststellen dat de extra kosten die uit de bijzondere beperkingen van de ultraperifere gebieden voortvloeien, op passende wijze worden gecompenseerd en dat overcompensatie wordt voorkomen. Daartoe moet bij het compensatiebedrag ook rekening worden gehouden met andere soorten overheidsmaatregelen die de hoogte van de extra kosten beïnvloeden, waaronder eventuele staatssteun die uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het Verdrag en artikel 73 van Verordening (EU) nr. 508/2014 is aangemeld.

(9)

Om te zorgen voor een geharmoniseerde presentatie van de extra kosten moeten die extra kosten worden uitgedrukt in ton levend gewicht, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 409/2009 van de Commissie (4), waarin met het oog op de monitoring van de vangsten uniale omrekeningsfactoren voor verse en gezouten verse vis en codes van aanbiedingsvormen voor verwerkte vis zijn vastgesteld voor de omzetting van opgeslagen of verwerkt gewicht aan vis in levend gewicht aan vis.

(10)

Om aan te tonen dat er geen sprake is van overcompensatie, moeten de lidstaten de betrokken informatie over de toepassing van het compensatiemechanisme in het jaarlijks uitvoeringsverslag opnemen als aangegeven in artikel 114, lid 2, van Verordening (EU) nr. 508/2014.

(11)

Om een snelle toepassing van de in deze verordening vastgestelde maatregelen mogelijk te maken, moet deze verordening, aangezien de uitgaven al sinds 1 januari 2014 voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij in aanmerking komen op grond van artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden de criteria vastgesteld voor de berekening van de extra kosten die de marktdeelnemers tijdens de in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 omschreven subsidiabiliteitsperiode voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten uit de in artikel 349 van het Verdrag bedoelde ultraperifere gebieden van de Unie maken als gevolg van de specifieke beperkingen van de ultraperifere gebieden.

Artikel 2

1.   De in artikel 1 bedoelde extra kosten worden afzonderlijk berekend voor elk van de volgende activiteiten:

a)

het vissen;

b)

het kweken;

c)

de verwerking;

d)

de afzet.

2.   Binnen elke in lid 1 genoemde activiteit worden de extra kosten berekend per uitgavenpost die in de in artikel 72 van Verordening (EU) nr. 508/2014 bedoelde compensatieplannen is opgenomen voor elk product of elke categorie producten die door de lidstaat voor compensatie in aanmerking is genomen.

3.   De extra kosten worden voor elke uitgavenpost vastgesteld als het verschil tussen enerzijds de kosten die de marktdeelnemers in de betrokken ultraperifere gebieden maken, verminderd met alle soorten overheidsmaatregelen die de hoogte van de extra kosten beïnvloeden, en anderzijds de vergelijkbare kosten die de continentale marktdeelnemers van de betrokken lidstaat maken.

4.   In afwijking van lid 3 worden de extra kosten voor uitgavenposten die specifiek zijn voor producten of categorieën producten waarvoor er geen vergelijkingscriteria of meeteenheden in het continentale deel van het grondgebied van de lidstaat bestaan, vastgesteld door een vergelijking te maken met de vergelijkbare kosten van equivalente producten of categorieën producten die de marktdeelnemers van het continentale deel van het grondgebied van de Unie maken.

5.   Bij de berekening van de extra kosten wordt rekening gehouden met eventuele overheidsmaatregelen, waaronder staatssteun die is aangemeld uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het Verdrag en artikel 73 van Verordening (EU) nr. 508/2014.

Artikel 3

1.   Bij de berekening van de extra kosten worden alleen de kosten die uit de specifieke beperkingen van de ultraperifere gebieden voortvloeien, in aanmerking genomen.

2.   Bij de berekening van de extra kosten wordt uitgegaan van een jaarlijks gemiddelde van de genoteerde prijzen.

3.   De extra kosten worden uitgedrukt in euro per ton levend gewicht en zo nodig worden alle kostenelementen van de totale extra kosten omgerekend in euro per ton levend gewicht.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 juli 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad van 21 mei 2007 tot instelling van een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, Frans Guyana en Réunion (PB L 176 van 6.7.2007, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 409/2009 van de Commissie van 18 mei 2009 tot vaststelling van communautaire omrekeningsfactoren en codes van aanbiedingsvormen voor de omzetting van verwerkt gewicht aan vis in levend gewicht aan vis, en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie (PB L 123 van 19.5.2009, blz. 78).

(5)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).


7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1047/2014 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de door de lidstaten met het oog op de toepassing van de schoolmelkregeling op te stellen nationale of regionale strategie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 27, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten de lidstaten die aan de schoolmelkregeling wensen deel te nemen, met ingang van 1 augustus 2015 op nationaal of regionaal niveau vooraf een strategie voor de uitvoering van de regeling vaststellen.

(2)

Krachtens artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten de lidstaten bij het uitstippelen van hun strategieën een lijst van melk- en zuivelproducten opstellen die volgens hun respectieve regelingen voor steun in aanmerking komen, Met het oog op een doeltreffender werking van de schoolmelkregeling moeten de strategieën van de lidstaten ook andere essentiële elementen bevatten, zoals de leeftijdsgroep van de kinderen, de frequentie van de verstrekking, de geraamde uitgaven voor de regeling, al dan niet in de vorm van nationale betalingen, en de maatregelen om de doeltreffendheid van de regeling te beoordelen.

(3)

Lidstaten die van plan zijn te voorzien in begeleidende maatregelen als bedoeld in artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, moeten deze maatregelen in hun strategie omschrijven.

(4)

Er moeten bepalingen worden vastgesteld betreffende de nationale of regionale strategie die de lidstaten dienen op te stellen met het oog op de toepassing van de schoolmelkregeling. Deze bepalingen moeten met ingang van 2015 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Strategie

1.   De strategie voor de uitvoering van de schoolmelkregeling die de lidstaten op grond van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten opstellen, wordt uiterlijk op 1 juli van elk jaar aan de Commissie toegezonden.

2.   In de strategie worden op zijn minst de volgende elementen opgenomen:

a)

het administratieve niveau waarop de schoolmelkregeling zal worden beheerd;

b)

een lijst van de voor de regeling geselecteerde melk- en zuivelproducten met hun respectieve GN-code, alsmede een toelichting bij de procedure om te bepalen welke producten worden verstrekt;

c)

de wijze van verstrekking van de onder de regeling vallende producten, onder meer wat betreft frequentie en tijdstip van verstrekking en de begunstigden van de regeling;

d)

de geraamde uitgaven voor de regeling, met informatie over de vraag of nationale betalingen zullen worden verricht overeenkomstig artikel 217 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, met vermelding van de middelen ter financiering van dergelijke betalingen;

e)

de bestaande maatregelen om de doeltreffendheid van de regeling te beoordelen.

3.   Lidstaten die besluiten om voor hun schoolmelkregeling begeleidende maatregelen als bedoeld in artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, in te voeren, omschrijven deze maatregelen in hun strategie, onder vermelding van de doelstellingen en verwachte voordelen van de maatregelen en de wijze waarop deze zullen worden gefinancierd.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.


7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/6


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1048/2014 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2014

tot vaststelling van op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en op begunstigden gerichte voorlichtingsmaatregelen krachtens Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (1), en met name artikel 53, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 514/2014 strekt tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing.

(2)

De ervaring heeft uitgewezen dat de burgers van de Europese Unie onvoldoende op de hoogte zijn van de rol die de Unie bij financieringsprogramma's speelt. Daarom is het aangewezen de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen die nodig zijn om deze communicatie- en informatiekloof te overbruggen, uitvoerig te omschrijven.

(3)

Er moet worden vastgesteld welke maatregelen ten minste moeten worden genomen om potentiële begunstigden te wijzen op de financieringsmogelijkheden die de Unie en de lidstaten samen bieden in het kader van het nationale programma. Het gaat erom alle belangstellende partijen over de financieringsmogelijkheden te informeren en transparantie te bevorderen. Voor meer transparantie rond het gebruik van de middelen moeten de lijst van eindbegunstigden, de namen van de projecten en het daarvoor uitgetrokken bedrag aan overheidsgelden worden gepubliceerd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening opgenomen maatregelen meteen kunnen worden toegepast en de goedkeuring en uitvoering van de nationale programma's niet te vertragen, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn door Verordening (EU) nr. 514/2014 gebonden en derhalve ook door deze verordening.

(6)

Denemarken is noch door Verordening (EU) nr. 514/2014 noch door deze verordening gebonden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verantwoordelijkheden van de lidstaten in verband met op het publiek gerichte voorlichting en publiciteit

1.   De lidstaat zorgt ervoor dat de voorlichting en publiciteit bedoeld in artikel 53, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014 op grote schaal worden verspreid door gebruikmaking van diverse communicatievormen en -methoden.

De lidstaat ziet erop toe dat de belangrijkste informatie betreffende het nationale programma op grote schaal wordt verspreid, met vermelding van bijzonderheden over de betrokken financiële bijdragen, en dat deze ter beschikking worden gesteld van alle belanghebbende partijen.

De lidstaat kan echter beslissen om de in het nationale programma vastgestelde gedetailleerde beheersregels en andere informatie betreffende de uitvoering vertrouwelijk te houden om de in artikel 53, lid 3, van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde redenen.

2.   De lidstaat organiseert voorlichtingsactiviteiten bij de start van het nationale programma en over de resultaten daarvan, alsook over de resultaten van de specifieke verordeningen bedoeld in artikel 2, onder a), van Verordeningen (EU) nr. 514/2014.

De lijst van de acties bedoeld in artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 514/2014 wordt ten minste eenmaal per jaar bijgewerkt.

Elke lidstaat deelt het adres van de in artikel 53, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde website aan de Commissie mee.

Artikel 2

Verantwoordelijkheden van begunstigden in verband met op het publiek gerichte voorlichting en publiciteit

1.   De lidstaten zien erop toe dat de begunstigden ook het publiek voorlichten over de in het kader van een nationaal programma verkregen financiële bijstand, overeenkomstig dit artikel.

2.   De lidstaten zien erop toe dat de eindbegunstigde op zichtbare wijze een permanente plaquette van voldoende afmetingen aanbrengt, en wel uiterlijk drie maanden na voltooiing van een project dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

de totale bijdrage van de Unie aan het project is meer dan 100 000 EUR, en

b)

het project bestaat in de aankoop van een materieel object of de financiering van infrastructuur of van bouwprojecten.

Op de plaquette worden het type en de naam van het project vermeld. De informatie bedoeld in artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1049/2014 van de Commissie (2) maakt ten minste 25 % van de plaquette uit.

3.   Wanneer een project financiering uit een nationaal programma ontvangt, ziet de lidstaat erop toe dat de begunstigde ervoor zorgt dat de personen die aan het project deelnemen, over deze financiering worden geïnformeerd.

4.   In alle documenten in verband met projecten en nationale programma's, met inbegrip van dossierverklaringen, wordt een verklaring opgenomen waaruit blijkt dat het project wordt gecofinancierd uit het nationale programma.

Artikel 3

Verantwoordelijkheid van de lidstaat om potentiële begunstigden te informeren

1.   Rekening houdend met de toegankelijkheid van elektronische of andere communicatiemiddelen, zorgt de lidstaat ervoor dat potentiële begunstigden toegang hebben tot relevante actuele informatie, over ten minste:

a)

de financieringsmogelijkheden en oproepen tot indiening van voorstellen;

b)

de voorwaarden om in aanmerking te komen voor financiering uit een nationaal programma;

c)

de procedures en termijnen voor het onderzoek van de financieringsaanvragen;

d)

de criteria voor de selectie en financiering van projecten;

e)

de aanspreekpunten die informatie over het nationale programma kunnen verstrekken.

2.   De lidstaat informeert potentiële begunstigden over de publicaties die beschikbaar zijn overeenkomstig artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 514/2014.

Artikel 4

Verantwoordelijkheid van de lidstaat om begunstigden te informeren

De lidstaat deelt de begunstigden mee dat aanvaarding van de financiering impliceert dat zij ermee akkoord gaan dat zij worden opgenomen in de overeenkomstig artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 514/2014 gepubliceerde lijst van acties.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 112.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1049/2014 van de Commissie van 30 juli 2014 betreffende de technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen ingevolge Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (zie bladzijde 9 van dit Publicatieblad).


7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1049/2014 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2014

betreffende de technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen ingevolge Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (1), en met name artikel 53, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 514/2014 stelt algemene bepalingen vast inzake de uitvoering van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing.

(2)

Er moet voor worden gezorgd dat de financiële steun van de Unie zichtbaar wordt erkend zodat de rol die de Unie bij de financieringsprogramma's speelt ruimere bekendheid kan krijgen. Voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen moeten dus specifieke informatie bevatten waaruit de betrokkenheid van de Unie blijkt, zoals het embleem van de Unie. Omwille van de consistentie moet het embleem van de Unie in een standaardformaat worden weergegeven.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn door Verordening (EU) nr. 514/2014 en derhalve ook door deze verordening gebonden.

(4)

Denemarken is niet door Verordening (EU) nr. 514/2014 en derhalve evenmin door deze verordening gebonden.

(5)

Met het oog op de snelle toepassing van de maatregelen van deze verordening en om de goedkeuring van de nationale programma's niet te vertragen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité „Fonds voor asiel, migratie en interne veiligheid”.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Technische kenmerken van de voorlichting en publiciteit voor het project

Alle op begunstigden, potentiële begunstigden en het grote publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen omvatten:

a)

het embleem van de Europese Unie, volgens de in bijlage I vervatte grafische normen, en een verwijzing naar de Europese Unie;

b)

een verwijzing naar het fonds waaruit het project wordt ondersteund, als aangegeven in de bijlage;

c)

een door de verantwoordelijke autoriteit gekozen vermelding die de meerwaarde van de bijdrage van de Europese Unie benadrukt.

Voor klein promotiemateriaal zijn de punten a) en c) niet van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 112.


BIJLAGE

GRONDREGELS VOOR HET EMBLEEM EN AANWIJZINGEN VOOR DE GENORMALISEERDE KLEUREN SYMBOOLBESCHRIJVING

Tegen een azuurblauwe achtergrond vormen twaalf gouden sterren een cirkel, die de eenheid van de Europese volkeren voorstelt. Het aantal sterren is onveranderlijk vastgesteld op twaalf, omdat dit getal het symbool is van volmaaktheid en volledigheid.

Zie voor nadere informatie en richtsnoeren: http://ec.europa.eu/dgs/communication/services/visual_identity/pdf/use-emblem_en.pdf

1.   HERALDISCHE BESCHRIJVING

Een cirkel van twaalf vijfpuntige gouden sterren, waarvan de punten elkaar niet raken, tegen een azuurblauwe achtergrond.

2.   GEOMETRISCHE BESCHRIJVING

Image

Het embleem heeft de vorm van een rechthoek waarvan de lange zijde gelijk is aan anderhalve keer de korte zijde. Twaalf gouden sterren, op regelmatige afstanden geplaatst, vormen een onzichtbare cirkel waarvan het middelpunt op het snijpunt van de diagonalen van de rechthoek ligt. De straal van de cirkel is gelijk aan een derde van de korte zijde van de rechthoek. Elk van de vijfpuntige sterren is in een onzichtbare cirkel gevat, waarvan de straal gelijk is aan 1/18e van de korte zijde van de rechthoek. Alle sterren zijn verticaal geplaatst, d.w.z. dat één punt naar boven is gericht en de twee onderste punten op een onzichtbare lijn rusten die loodrecht op de korte zijde van de rechthoek staat. De sterren bevinden zich op de cirkel zoals de cijfers op de wijzerplaat van een klok. Het aantal sterren blijft onveranderlijk.

3.   KLEURENREGEL

Het embleem is samengesteld uit de volgende kleuren:

 

PANTONE REFLEX BLUE voor het oppervlak van de rechthoek;

 

PANTONE YELLOW voor de sterren.

Vierkleurendruk

Bij vierkleurendruk moeten de twee standaardkleuren op basis van de vier beschikbare kleuren worden aangemaakt.

Voor het PANTONE YELLOW kan 100 % „Process Yellow” worden gebruikt.

PANTONE REFLEX BLUE wordt verkregen door 100 % „Process Cyan” te mengen met 80 % „Process Magenta”.

4.   INTERNET

PANTONE REFLEX BLUE komt in het webpalet overeen met de kleur RGB:0/0/153 (hexadecimaal: 003399) en PANTONE YELLOW met de kleur RGB:255/204/0 (hexadecimaal: FFCC 00).

5.   AFDRUK IN ÉÉN KLEUR

Wanneer alleen met zwart kan worden gewerkt, worden zwarte sterren tegen een witte achtergrond in een zwart omlijnde rechthoek gezet.

Image

Wanneer geen geel beschikbaar is, maar wel blauw (Reflex Blue), worden de sterren in negatief wit op een achtergrond van 100 % Reflex Blue geplaatst.

Image

6.   AFDRUK OP GEKLEURDE ACHTERGROND

Wanneer een gekleurde achtergrond onvermijdelijk is, moet de rechthoek met een WIT kader worden omgeven waarvan de breedte gelijk is aan 1/25e van de korte zijde van de rechthoek.

Image

7.   GEBRUIK VAN EEN TEKST OVER ERKENNING VAN EU-FINANCIERING

Grondregels

De minimumhoogte van het EU-embleem is 1 cm.

De naam van de Europese Unie moet altijd voluit worden geschreven.

Voor de tekst bij het EU-embleem mogen de volgende lettertypen worden gebruikt: Arial, Calibri, Garamond, Trebuchet, Tahoma en Verdana.

Het gebruik van cursieve en onderstreepte varianten en andere effecten is niet toegestaan.

Voor de plaatsing van de tekst ten opzichte van het EU-embleem gelden geen bijzondere voorschriften, maar de tekst mag het embleem niet overlappen.

De gebruikte lettergrootte moet in verhouding staan tot de grootte van het embleem.

De kleur van het lettertype moet reflex blue (dezelfde kleur blauw als de EU-vlag), zwart of wit zijn, afhankelijk van de achtergrond.


7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1050/2014 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2014.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

57,9

MA

154,8

MK

59,9

TR

47,7

XS

75,9

ZZ

79,2

0707 00 05

TR

100,9

ZZ

100,9

0709 93 10

TR

110,7

ZZ

110,7

0805 50 10

AR

124,5

CL

123,1

IL

102,2

TR

111,8

UY

119,4

ZA

128,5

ZZ

118,3

0806 10 10

BR

155,3

MK

32,3

TR

121,7

ZZ

103,1

0808 10 80

BA

39,5

BR

53,6

CL

90,5

NZ

143,0

ZA

137,2

ZZ

92,8

0808 30 90

CN

95,2

TR

123,2

ZZ

109,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/16


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 29 september 2014

waarbij Italië wordt gemachtigd om in bepaalde geografische gebieden een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG

(2014/695/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (1), en met name artikel 19, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG was Italië gemachtigd om in bepaalde bijzonder benadeelde gebieden een verlaagd accijnstarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden. De laatste machtiging werd verleend tot 31 december 2012 bij Beschikking 2008/318/EG van de Raad (2).

(2)

Bij brief van 31 mei 2012 hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om in bepaalde geografisch bijzonder benadeelde gebieden een verlaagd belastingtarief te mogen passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden, in voortzetting van een praktijk die op grond van Beschikking 2008/318/EG werd toegepast, vóór het verstrijken van deze beschikking. De Italiaanse autoriteiten hebben aanvullende informatie en nadere toelichtingen verstrekt op 4 december 2012, 16 juli 2013, 31 december 2013 en 22 januari 2014. Bij brief van 19 maart 2014 hebben de Italiaanse autoriteiten verzocht om verlenging van de bij Beschikking 2008/318/EG verleende machtiging zonder wijziging van het territoriale toepassingsgebied voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2018.

(3)

Het Italiaanse grondgebied wordt gekenmerkt door zeer uiteenlopende klimatologische en geografische omstandigheden. Rekening houdende met de specifieke kenmerken van zijn grondgebied heeft Italië een verlaagd tarief voor gasolie en lpg vastgesteld om de onevenredig hoge stookkosten van de bewoners van bepaalde geografische gebieden ten dele te compenseren.

(4)

De belastingdifferentiatie in Italië is gebaseerd op objectieve criteria en moet zorgen voor meer gelijkheid tussen de bewoners van de betrokken gebieden en de rest van de bevolking, door het verlagen van hun onevenredig hoge stookkosten die te wijten zijn aan strenge klimatologische omstandigheden of een moeilijke brandstofbevoorrading.

(5)

De belastingverlaging is van toepassing in geografische gebieden die aan de volgende criteria voldoen: a) zeer strenge klimatologische omstandigheden op het Italiaanse grondgebied (gemeenten die in zone F vallen zoals omschreven in presidentieel besluit nr. 412/1993 (3)), b) strenge klimatologische omstandigheden in combinatie met een moeilijke brandstofbevoorrading (gemeenten die in zone E vallen zoals omschreven in presidentieel besluit nr. 412/1993, en c) afgelegen ligging in combinatie met moeilijke en dure brandstofbevoorrading: Sardinië en de kleinere eilanden. Aangezien de ontwikkeling van het aardgasnet de extra stookkosten in belangrijke mate zou doen dalen en het brandstofaanbod in voorkomend geval zou diversifiëren, wordt de belastingverlaging uitsluitend toegepast op de voltooiing van het aardgasnet in de gemeenten in kwestie.

(6)

De gevraagde maatregel is door de Commissie aan een evaluatie onderworpen waaruit is gebleken dat hij de mededinging niet verstoort noch de werking van de interne markt belemmert, en hij wordt niet onverenigbaar geacht met het EU-beleid op het gebied van milieu, energie en vervoer. Het verlaagde belastingtarief voor zowel gasolie als lpg blijft hoger dan de in Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde EU-minimumbelastingniveaus en compenseert slechts ten dele de extra stookkosten in de geografische gebieden in kwestie.

(7)

De gevraagde maatregel geldt alleen voor de verwarming van ruimten (zowel voor particulieren als bedrijven), met uitsluiting van iedere andere vorm van zakelijk gebruik van gasolie en lpg. Volgens de Italiaanse autoriteiten valt het belastingvoordeel voor zakelijke gebruikers in ieder afzonderlijk geval onder de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie (4). In ieder geval dient het voordeel, wanneer dit voor een afzonderlijke onderneming het in die verordening vastgestelde plafond overschrijdt, bij de Commissie worden aangemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 734/2013 van de Raad (5).

(8)

Om ervoor te zorgen dat de maatregel zonder onderbreking wordt toegepast ten aanzien van de machtiging om een verlaagd accijnstarief toe te passen die is verleend bij Beschikking 2008/318/EG, die op 31 december 2012 is verstreken, is het passend om het onderhavige besluit te laten gelden vanaf 1 januari 2013. De ononderbroken toepassing van het stelsel van verlaagde belastingen zou de rechtszekerheid ten goede komen en zou niet in strijd zijn met de gerechtvaardigde verwachtingen van de inwoners van de betrokken gebieden. Daarom is het passend de machtiging voor een periode van zes jaar te verlenen. Deze toepassingsperiode moet de Italiaanse autoriteiten voldoende tijd geven om het milieueffect van de maatregel te beoordelen, en zal ook duidelijk maken dat in de toekomst meer doelgerichte energiebesparende maatregelen zullen moeten worden genomen om de energie-efficiëntie te verbeteren en een positief effect op het milieu te bewerkstelligen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Italië wordt gemachtigd om in de volgende benadeelde geografische gebieden een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden:

a)

gemeenten die vallen onder klimaatzone F zoals omschreven in presidentieel besluit nr. 412 van 26 augustus 1993;

b)

gemeenten die vallen onder klimaatzone E zoals omschreven in presidentieel besluit nr. 412 van 26 augustus 1993;

c)

gemeenten op Sardinië en kleine eilanden, dat wil zeggen alle Italiaanse eilanden behalve Sicilië.

2.   Teneinde overcompensatie te vermijden, mag de verlaging niet hoger zijn dan de extra stookkosten in de betrokken gebieden. In het specifieke geval van Sardinië en kleine eilanden mag de belastingverlaging bijgevolg de prijs niet doen dalen onder het prijsniveau van diezelfde brandstoffen op het Italiaanse vasteland.

3.   Het verlaagde tarief moet in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2003/96/EG en met name de in artikel 9 van die richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveaus.

Artikel 2

De in artikel 1, lid 1, onder b) en c), genoemde geografische gebieden komen slechts in aanmerking voor zover het aardgasnet in de betrokken gemeente niet beschikbaar is.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2018.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 29 september 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.

(2)  Beschikking 2008/318/EG van de Raad van 7 april 2008 waarbij Italië wordt gemachtigd om in bepaalde geografische gebieden een verlaagd belastingtarief toe te passen op gasolie en lpg voor verwarmingsdoeleinden in overeenstemming met artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG (PB L 109 van 19.4.2008, blz. 27).

(3)  Presidentieel besluit nr. 412/1993 deelt het Italiaanse grondgebied in zes klimaatzones (A tot en met F) in. De indeling is gebaseerd op de eenheid „graden per dag”; hierbij wordt rekening gehouden met het aantal dagen per jaar waarop de buitentemperatuur verschilt van de optimale temperatuur van 20 °C en er dus verwarming nodig is.

(4)  Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het VWEU op de minimumsteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 734/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB L 204 van 31.7.2013, blz. 15).


Rectificaties

7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/19


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft

( Publicatieblad van de Europese Unie L 255 van 28 augustus 2014 )

Bladzijde 5, bijlage I, deel 1, punt 2, laatste alinea:

in plaats van:

„… onder a) bedoelde …”,

te lezen:

„… in punt 1 bedoelde …”.

Bladzijde 5, bijlage I, deel 1, punt 3, eerste alinea:

in plaats van:

„… overeenkomstig punt b) …”,

te lezen:

„… overeenkomstig punt 2 …”.

Bladzijde 5, bijlage I, deel 1, punt 3, eerste alinea:

in plaats van:

„… overeenkomstig punt a) …”,

te lezen:

„… overeenkomstig punt 1 …”.


7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/20


Rectificatie van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 197 van 24 juli 2012 )

Bladzijde 10, artikel 11:

in plaats van:

„In geval van wijziging van een installatie, inrichting, opslagplaats of proces of van de aard, de fysische vorm of de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die belangrijke gevolgen kan hebben voor de gevaren van zware ongevallen, of die ertoe kan leiden dat een lagedrempelinrichting een hogedrempelinrichting wordt of omgekeerd, dragen de lidstaten er zorg voor dat de exploitant de kennisgeving, het preventiebeleid voor zware ongevallen, het veiligheidsbeheerssysteem en het veiligheidsrapport zo nodig bijwerkt en de bevoegde autoriteit over de bijzonderheden van dergelijke bijwerkingen inlicht, alvorens een dergelijke wijziging wordt uitgevoerd.”

te lezen:

„In geval van wijziging van een installatie, inrichting, opslagplaats of proces of van de aard, de fysische vorm of de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die belangrijke gevolgen kan hebben voor de gevaren van zware ongevallen, of die ertoe kan leiden dat een lagedrempelinrichting een hogedrempelinrichting wordt of omgekeerd, dragen de lidstaten er zorg voor dat de exploitant de kennisgeving, het preventiebeleid voor zware ongevallen, het veiligheidsbeheerssysteem en het veiligheidsrapport evalueert en zo nodig bijwerkt en de bevoegde autoriteit over de bijzonderheden van dergelijke bijwerkingen inlicht, alvorens een dergelijke wijziging wordt uitgevoerd.”

Bladzijde 14, artikel 19, lid 1, eerste zin:

in plaats van:

„1.   De lidstaten verbieden de exploitatie of de inbedrijfstelling van een inrichting, installatie of opslagplaats of van een gedeelte daarvan, indien de door de exploitant getroffen maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan duidelijk onvoldoende zijn.”

te lezen:

„1.   De lidstaten verbieden de exploitatie of de inbedrijfstelling van een inrichting, installatie of opslagplaats of van een gedeelte daarvan, indien de door de exploitant getroffen maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen en ter beperking van de gevolgen daarvan duidelijk onvoldoende zijn.”

Bladzijde 25, bijlage I, aantekening 13, eerste streepje:

in plaats van:

„—

15,75 (1)-24,5 (2) gewichtsprocent is en die niet meer dan 0,4 % in totaal aan brandbare/organische stoffen bevatten of die voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Richtlijn (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (3);”

,

te lezen:

„—

15,75 (1)-24,5 (2) gewichtsprocent is en die niet meer dan 0,4 % in totaal aan brandbare/organische stoffen bevatten of die voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (3);”

.

Bladzijde 25, bijlage I, aantekening 14, derde streepje:

in plaats van:

„—

hoger is dan 28 (4) gewichtsprocent, met uitzondering van mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %.”

,

te lezen:

„—

hoger is dan 28 (4) gewichtsprocent voor mengsels van enkelvoudige ammoniumnitraatmeststoffen en dolomiet, kalksteen en/of calciumcarbonaat met een zuiverheidsgraad van ten minste 90 %.”

.

Bladzijde 25, bijlage I, aantekening 16, tweede streepje:

in plaats van:

„—

meststoffen als bedoeld in de aantekening 13, eerste streepje, en aantekening 14 bij deze bijlage die niet voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Richtlijn (EG) nr. 2003/2003.”

,

te lezen:

„—

meststoffen als bedoeld in de aantekening 13, eerste streepje, en aantekening 14 bij deze bijlage die niet voldoen aan de voorschriften van bijlage III-2 bij Verordening (EG) nr. 2003/2003.”

.


7.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/21


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 64 van 2 maart 2007 )

In de inhoudsopgave en op bladzijde 1 in de titel:

in plaats van:

„Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (Sesar)”

te lezen:

„Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie systeem voor luchtverkeersbeheer (Sesar)”

In de volledige verordening:

in plaats van:

„luchtverkeersbeveiligingssysteem”,

te lezen:

„systeem voor luchtverkeersbeheer”.