ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 255

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
28 augustus 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie

59

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

28.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 906/2014 VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 (1), en met name artikel 20, leden 2 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De interventiemaatregelen ter regulering van de landbouwmarkten als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 dienen door de Unie te worden gefinancierd overeenkomstig de sectorale landbouwwetgeving. Wat de maatregelen voor openbare interventie betreft, wordt het door de Unie te financieren bedrag bepaald op basis van door de betaalorganen opgestelde jaarrekeningen.

(2)

De uitgaven voor openbare interventie kunnen aanzienlijk uiteenlopen. Daarom is het noodzakelijk voor elke categorie van verrichtingen te preciseren welke uitgaven voor EU-financiering in aanmerking komen, en met name onder welke voorwaarden die uitgaven kunnen worden gedekt. Daartoe moeten de voorwaarden voor de subsidiabiliteit van die uitgaven en de methoden voor de berekening ervan worden vastgesteld. Voorts dient te worden gepreciseerd in welke gevallen die uitgaven moeten worden geboekt op basis van de daadwerkelijk door de betaalorganen geconstateerde elementen, en in welke gevallen dat op basis van door de Commissie vastgestelde forfaitaire bedragen moet zijn.

(3)

Om het lidstaten met een andere munt dan de euro mogelijk te maken hun uitgaven en kosten onder geharmoniseerde voorwaarden in de nationale valuta en in euro te groeperen, moet worden bepaald onder welke voorwaarden de verrichtingen in verband met openbare opslag in hun rekeningen worden opgenomen en welke wisselkoers van toepassing is.

(4)

De waardering van de verrichtingen in verband met openbare opslag hangt eveneens af van de aard van de verrichtingen en van de geldende sectorale landbouwwetgeving. Derhalve is het dienstig om enerzijds als algemene regel te bepalen dat de waarde van de aankopen en van de verkopen gelijk is aan de som van de betalingen of de inningen die voor de materiële verrichtingen zijn of moeten worden uitgevoerd, en anderzijds specifieke regels vast te stellen en aan te geven met welke bijzondere gevallen rekening moet worden gehouden.

(5)

De in de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen vervangen de ter zake relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie (2), die is ingetrokken bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening is bepaald volgens welke voorwaarden en regels de uitgaven in verband met interventiemaatregelen inzake openbare opslag worden gefinancierd door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF).

Artikel 2

Maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag

De maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag van landbouwproducten kunnen bestaan uit aankoop, opslag, vervoer en overdracht van voorraden en verkoop en andere vormen van afzet overeenkomstig de sectorale landbouwwetgeving en de onderhavige verordening.

Artikel 3

Financiering van de interventie-uitgaven in het kader van de verrichtingen in verband met openbare opslag

1.   In het kader van de in artikel 2 bedoelde verrichtingen in verband met openbare opslag worden de volgende uitgaven bij wijze van interventie door het ELGF gefinancierd, voor zover de overeenkomstige uitgaven niet anderszins zijn vastgesteld bij de geldende sectorale landbouwwetgeving:

a)

de financieringskosten voor de middelen die door de lidstaten worden verschaft voor de aankoop van producten, berekend volgens de in bijlage I opgenomen methoden;

b)

de uitgaven voor de in bijlage II genoemde materiële verrichtingen in verband met aankoop, verkoop en andere vormen van overdracht van producten (inslag, opslag en uitslag van producten in het kader van regelingen voor openbare opslag) op basis van voor de hele Unie uniforme forfaitaire bedragen, berekend volgens de in bijlage III opgenomen methoden;

c)

de uitgaven voor materiële verrichtingen die niet noodzakelijk verband houden met aankoop, verkoop of andere vormen van overdracht van producten, op basis van forfaitaire of niet-forfaitaire bedragen overeenkomstig de bepalingen die door de Commissie in het kader van de sectorale landbouwwetgeving inzake die producten zijn vastgesteld, en overeenkomstig bijlage IV;

d)

de volgens de in artikel 229, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) bedoelde procedure goed te keuren uitgaven die verband houden met vervoer binnen of buiten het grondgebied van de lidstaat of met uitvoer, op basis van forfaitaire of niet-forfaitaire bedragen;

e)

de afschrijving op de opgeslagen producten, berekend volgens de in bijlage V opgenomen methoden;

f)

de verschillen (winsten en verliezen) tussen de boekwaarde en de prijs waartegen de producten worden afgezet, of de verschillen die uit andere factoren voortvloeien.

2.   Onverminderd de specifieke regels en ontstaansfeiten die zijn vastgesteld in de bijlagen bij de onderhavige verordening of in de landbouwwetgeving, geldt voor lidstaten met een andere munt dan de euro dat de in lid 1, onder b) en c), van het onderhavige artikel bedoelde uitgaven die worden berekend op basis van in euro vastgestelde bedragen, en de uitgaven of de ontvangsten die in het kader van de onderhavige verordening in de nationale valuta gebeuren, naargelang van het geval in de nationale valuta of in euro worden omgerekend op basis van de laatste wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft bepaald vóór het boekjaar waarin de verrichtingen in de rekeningen van het betaalorgaan worden opgenomen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „boekjaar” de in artikel 3, lid 3, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde periode verstaan.

Artikel 4

Waardering van de verrichtingen in verband met openbare opslag

1.   De waarde van de aankopen en van de verkopen is gelijk aan de som van de voor de materiële verrichtingen uitgevoerde of uit te voeren betalingen of inningen, behoudens de bijzondere bepalingen zoals vastgesteld bij het onderhavige artikel en in:

a)

bijlage VI wat ontbrekende hoeveelheden betreft;

b)

bijlage VII wat in kwaliteit achteruitgegane of vernietigde producten betreft;

c)

bijlage VIII wat ingeslagen producten betreft waarvan de overname is geweigerd.

2.   De waarde van de aankopen wordt voor de hoeveelheden producten die worden ingeslagen, bepaald op basis van de openbare-interventieprijs met inachtneming van de verhogingen, toeslagen, kortingen, percentages en coëfficiënten die overeenkomstig de bij de sectorale landbouwwetgeving vastgestelde criteria op de openbare-interventieprijs moeten worden toegepast bij de aankoop van het product.

In de gevallen en situaties als bedoeld in bijlage VI en bijlage VII, punt 2, onder a) en c), worden de verhogingen, toeslagen, kortingen, percentages en coëfficiënten evenwel niet in aanmerking genomen.

De in punt 2 van bijlage VII bij deze verordening bedoelde waarde van de producten die in kwaliteit zijn achteruitgegaan of zijn vernietigd, hetzij vanwege natuurrampen, hetzij vanwege een te lange opslagperiode, wordt vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling van de Commissie. Die handeling wordt volgens de in artikel 229, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Onverminderd bijlage V is de waarde van de producten die in het kader van het Fonds voor Europese hulp aan de meest hulpbehoevenden ter beschikking worden gesteld en gefinancierd, de openbare-interventieprijs die van toepassing is op 1 oktober van elk jaar. Voor niet tot de eurozone behorende lidstaten wordt voor de omzetting van de boekwaarde van de interventieproducten in de nationale valuta gebruikgemaakt van de op 1 oktober van het desbetreffende jaar geldende wisselkoers.

Wanneer interventieproducten van een lidstaat aan een andere lidstaat worden overgedragen, boekt de lidstaat van levering het afgeleverde product tegen nulwaarde en boekt de lidstaat van bestemming dat product als ontvangst voor de maand van uitslag tegen de overeenkomstig de eerste alinea bepaalde prijs.

4.   De kosten die bij de aankoop van de producten overeenkomstig de EU-regelgeving worden betaald of geïnd voor de in artikel 3, lid 1, onder c), bedoelde materiële verrichtingen, worden apart van de aankoopprijs als uitgaven of ontvangsten betreffende technische kosten geboekt.

5.   In de in artikel 3, lid 3, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde financiële rekeningen worden de hoeveelheden producten die aan het einde van het boekjaar in voorraad zijn en naar het volgende boekjaar moeten worden overgeboekt, gewaardeerd op basis van hun gemiddelde boekwaarde (prijs waartegen wordt overgeboekt) als bepaald in de maandrekening over de laatste maand van het boekjaar.

6.   De ingeslagen hoeveelheden die niet aan de voorwaarden voor opslag blijken te voldoen, worden op het tijdstip van uitslag als verkoop geboekt tegen de prijs waartegen zij zijn aangekocht.

Indien evenwel op het tijdstip van fysieke uitslag is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van bijlage VI, onder b), moet de Commissie vooraf over de uitslag worden geraadpleegd.

7.   Wanneer een rekening een creditsaldo laat zien, wordt dit saldo in mindering gebracht op de uitgaven van het lopende boekjaar.

8.   In geval van wijziging van forfaitaire bedragen, betalingstermijnen, rentevoeten of andere berekeningselementen na de eerste dag van een maand, zijn de nieuwe elementen met ingang van de volgende maand van toepassing op de materiële verrichtingen.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van rekeningen, zekerheden en gebruik van de euro (zie bladzijde 18 van dit Publicatieblad).

(4)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).


BIJLAGE I

BEREKENING VAN DE RENTEVOETEN VOOR DE VERGOEDING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN

(artikel 3, lid 1, onder a))

I.   TOE TE PASSEN RENTEVOETEN

1.

Voor de berekening van uit het ELGF te vergoeden financieringskosten voor de in het kader van de aankoop van de interventieproducten door de lidstaten verschafte middelen, stelt de Commissie aan het begin van elk boekjaar een voor de Unie uniforme rentevoet vast overeenkomstig artikel 20, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013. Deze uniforme rentevoet komt overeen met het gemiddelde van de driemaands en twaalfmaands Euribor-rentevoeten die in een door de Commissie vast te stellen referentieperiode van zes maanden zijn geregistreerd en waaraan een gewicht van respectievelijk één derde en twee derde is toegekend.

2.

Met het oog op de bepaling van de voor een boekjaar toe te passen rentevoeten delen de lidstaten de Commissie op haar verzoek en met inachtneming van de in dat verzoek bedoelde termijn de gemiddelde rentevoet mee die zij tijdens de in punt 1 bedoelde referentieperiode werkelijk hebben betaald. Deze mededelingen gebeuren aan de hand van het door de Commissie aan de lidstaten beschikbaar gestelde formulier.

Wanneer een lidstaat geen mededeling doet in de in de eerste alinea bedoelde vorm en binnen de daar bedoelde termijn, wordt de door die lidstaat betaalde rentevoet gelijkgesteld aan 0 %.

Wanneer een lidstaat verklaart geen rentekosten te hebben betaald omdat hij tijdens de referentieperiode geen landbouwproducten in de openbare opslag had, stelt de Commissie die rentevoet vast op basis van de tijdens de in de eerste alinea van dit punt bedoelde referentieperiode geldende gemiddelde referentierentevoeten, vermeerderd met één procentpunt. Deze referentierentevoeten zijn:

a)

voor lidstaten met de euro als munt, de driemaands Euro interbank borrowing offered rate (Euribor),

b)

voor lidstaten met een andere munt dan de euro, de in elke lidstaat geldende driemaands interbank borrowing offered rate (Ibor).

Indien de referentierentevoeten of de onder a) bedoelde Euribor-rentevoeten niet voor de hele referentieperiode beschikbaar zijn, worden de wel voor die periode beschikbare rentevoeten gebruikt.

3.

Voor elke lidstaat wordt de overeenkomstig punt b) bepaalde rentevoet vergeleken met de overeenkomstig punt a) bepaalde uniforme rentevoet. De laagste van deze twee rentevoeten wordt voor elke lidstaat toegepast.

De rentevoeten die voor elk boekjaar in de op basis van artikel 20, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde uitvoeringsverordening van de Commissie worden bepaald, worden afgerond tot op één decimaal.

II.   BEREKENING VAN DE FINANCIERINGSKOSTEN

1.

De berekening van de financieringskosten wordt gesplitst volgens de perioden van geldigheid van de overeenkomstig deel I door de Commissie vastgestelde rentevoeten.

2.

De in artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde financieringskosten worden berekend door de rentevoet voor de lidstaat toe te passen op de gemiddelde waarde per ton product waarvoor interventie heeft plaatsgevonden, en vervolgens het aldus verkregen bedrag te vermenigvuldigen met de gemiddelde voorraad van het boekjaar.

De gemiddelde waarde per ton product wordt berekend door de totale waarde van de op de eerste dag van het boekjaar in de opslag aanwezige producten en de in de loop van het boekjaar aangekochte producten te delen door de totale hoeveelheid van de op de eerste dag van het boekjaar in de opslag aanwezige producten en de in de loop van het boekjaar aangekochte producten.

De gemiddelde voorraad van het boekjaar wordt berekend door de som van de beginvoorraden en de eindvoorraden van alle maanden van het boekjaar te delen door een getal dat gelijk is aan tweemaal het aantal maanden van het boekjaar.

3.

In het geval van een product waarvoor overeenkomstig bijlage V, punt 1, een afschrijvingscoëfficiënt is vastgesteld, wordt de waarde van de tijdens het boekjaar aangekochte producten berekend door het uit de toepassing van die coëfficiënt voortvloeiende afschrijvingsbedrag af te trekken van de aankoopprijs.

4.

In het geval van een product waarvoor overeenkomstig bijlage V, punt 3, tweede alinea, een tweede afschrijving plaatsvindt, wordt bij de berekening van de gemiddelde voorraad gestopt vóór de datum van ingang van die voor de gemiddelde waarde in aanmerking te nemen afschrijving.

5.

Wanneer in de voorschriften betreffende de gemeenschappelijke marktordeningen is bepaald dat het door het betaalorgaan aangekochte product pas mag worden betaald na een wachttijd van ten minste één maand na de datum van overname, wordt de berekende gemiddelde voorraad in de rekeningen verlaagd met een hoeveelheid die wordt berekend met behulp van de volgende formule:

Formula

waarbij

Q

=

de in de loop van het boekjaar aangekochte hoeveelheden,

N

=

het aantal maanden van de minimale wachttijd voor de betaling.

Voor deze berekening wordt ervan uitgegaan dat onmiddellijk na de in de voorschriften aangegeven minimale wachttijd wordt betaald. Een maand wordt geacht uit 30 dagen te bestaan. Elk gedeelte van een maand dat meer dan 15 dagen bedraagt, wordt als een hele maand gerekend; elk gedeelte van niet meer dan 15 dagen wordt voor deze berekening niet in aanmerking genomen.

Wanneer na de in de eerste alinea bedoelde verlaging de berekening van de gemiddelde voorraad een negatief resultaat oplevert aan het einde van het boekjaar, wordt het negatieve saldo in mindering gebracht op de voor het volgende boekjaar berekende gemiddelde voorraad.

III.   ONDER VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE BETAALORGANEN TOE TE PASSEN BIJZONDERE BEPALINGEN

1.

Wanneer, met betrekking tot de verkoop van het product door het betaalorgaan, in de voorschriften betreffende de gemeenschappelijke marktordening of in de voor die verkoop bekendgemaakte berichten van inschrijving is bepaald dat na betaling door de koper een wachttijd voor uitslag van het product in acht moet worden genomen en het daarbij gaat om een wachttijd van meer dan 30 dagen, worden de overeenkomstig deel II berekende financieringskosten door de betaalorganen in de rekeningen verlaagd met een bedrag dat wordt berekend met behulp van de volgende formule:

Formula

waarbij

V

=

het door de koper betaalde bedrag,

J

=

het aantal dagen tussen de ontvangst van de betaling en het afhalen van het product, verminderd met 30 dagen,

i

=

de voor het boekjaar geldende rentevoet.

2.

Wanneer bij de verkoop van landbouwproducten door de betaalorganen overeenkomstig specifieke EU-verordeningen de werkelijke termijn die na uitslag van die producten verstrijkt voordat wordt betaald, langer is dan 30 dagen, worden de overeenkomstig deel II berekende financieringskosten door de betaalorganen in de rekeningen verhoogd met een bedrag dat wordt berekend met behulp van de volgende formule:

Formula

waarbij

M

=

het door de koper te betalen bedrag,

D

=

het aantal dagen tussen uitslag van het product en ontvangst van de betaling, verminderd met 30 dagen,

i

=

de voor het boekjaar geldende rentevoet.

3.

De in de punten 1 en 2 bedoelde financieringskosten worden aan het einde van elk boekjaar uit hoofde van dat boekjaar in de rekeningen voor dat landbouwbegrotingsjaar geboekt voor het betrokken aantal dagen tot die einddatum, en uit hoofde van het nieuwe boekjaar voor de resterende dagen.


BIJLAGE II

MATERIËLE VERRICHTINGEN DIE WORDEN GEDEKT DOOR DE FORFAITAIRE BEDRAGEN

(artikel 3, lid 1, onder b))

Granen en rijst

I.   OVERNAME EN INSLAG

a)

bij aankomst, fysieke verplaatsing uit het vervoermiddel naar de opslagcel (silo of kamer van het pakhuis) — eerste overslag;

b)

weging;

c)

bemonstering/analyse/bepaling van de kwaliteit.

II.   OPSLAG

a)

huur van de ruimten tegen de contractprijs;

b)

verzekeringskosten (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

c)

kosten voor de bestrijding van ongedierte om de oorspronkelijke kwaliteit van het product tijdens de opslag te garanderen (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

d)

jaarlijkse inventarisatie (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

e)

eventuele ventilatie (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag).

III.   UITSLAG

a)

weging;

b)

bemonstering/analyse (indien gefinancierd in het kader van de interventie);

c)

fysieke uitslag en lading in het eerste vervoermiddel.

Rundvlees

I.   OVERNAME, UITBENEN EN INSLAG (VLEES ZONDER BEEN)

a)

kwaliteitscontrole van het vlees met been;

b)

weging van het vlees met been;

c)

goederenbehandeling;

d)

met de uitvoering van het contract voor het uitbenen gemoeide kosten, die omvatten:

i)

eerste koeling;

ii)

transport van de interventieopslagplaats naar de uitsnijderij (tenzij de verkoper de goederen in de uitsnijderij aflevert);

iii)

uitsnijden, opmaken, wegen, verpakken en snel invriezen;

iv)

voorlopige opslag van de deelstukken, inladen, transport en heropslag in het vrieshuis van de interventieopslagplaats;

v)

kosten van verpakkingsmateriaal: polyethyleenzakken, kartons, stockinettes;

vi)

waarde van beenderen en stukken vet en andere afsnijdsels die in de uitsnijderij blijven (van de kosten af te trekken ontvangsten).

II.   OPSLAG

a)

huur van de ruimten tegen de contractprijs;

b)

verzekeringskosten (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

c)

controle van de temperatuur (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

d)

jaarlijkse inventarisatie (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag).

III.   UITSLAG

a)

weging;

b)

kwaliteitscontrole (indien gefinancierd in het kader van de interventie);

c)

transport van het vrieshuis naar het laadperron van het vrieshuis.

Boter

I.   OVERNAME EN INSLAG

a)

bij aankomst, verplaatsing van het vervoermiddel naar de opslagcel;

b)

weging, identificatie van de verpakkingseenheden;

c)

bemonstering/kwaliteitscontrole;

d)

inslag in het vrieshuis en invriezen;

e)

tweede bemonstering/kwaliteitscontrole aan het einde van de proefperiode.

II.   OPSLAG

a)

huur van de ruimten tegen de contractprijs;

b)

verzekeringskosten (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

c)

controle van de temperatuur (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

d)

jaarlijkse inventarisatie (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag).

III.   UITSLAG

a)

weging, identificatie van de verpakkingseenheden;

b)

verplaatsing van het vrieshuis naar het laadperron van het vrieshuis als het vervoermiddel een container is, en datzelfde transport en inladen op dat perron als het vervoermiddel een vrachtwagen of een treinwagon is.

IV.   SPECIFIEKE ETIKETTERING OF MERKING

Indien een dergelijke etikettering verplicht is op grond van de voor de afzet van de producten vastgestelde EU-verordening.

Mageremelkpoeder

I.   OVERNAME EN INSLAG

a)

bij aankomst, verplaatsing van het vervoermiddel naar de opslagkamer;

b)

weging;

c)

bemonstering/kwaliteitscontrole;

d)

controle van de merking en van de verpakking.

II.   OPSLAG

a)

huur van de ruimten tegen de contractprijs;

b)

verzekeringskosten (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

c)

controle van de temperatuur (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag);

d)

jaarlijkse inventarisatie (tenzij reeds begrepen in het onder a) bedoelde bedrag).

III.   UITSLAG

a)

weging;

b)

bemonstering/controle van de goederen (indien gefinancierd in het kader van de interventie);

c)

als het vervoermiddel een vrachtwagen of een treinwagon is, verplaatsing naar het laadperron van het pakhuis en inladen in het vervoermiddel exclusief het vastzetten van de lading; als het gaat om een ander vervoermiddel, in het bijzonder een container, verplaatsing naar het laadperron van het pakhuis.

IV.   SPECIFIEKE ETIKETTERING OF MERKING

Indien een dergelijke etikettering verplicht is op grond van de voor de afzet van de producten vastgestelde EU-verordening.


BIJLAGE III

BEPALING VAN DE FORFAITAIRE BEDRAGEN VOOR DE UNIE

(artikel 3, lid 1, onder b))

I.   TOE TE PASSEN FORFAITAIRE BEDRAGEN

1.

De voor de Unie uniforme forfaitaire bedragen worden per product vastgesteld op basis van de laagste kosten die zijn geconstateerd in een referentieperiode die begint op 1 oktober van het jaar n en eindigt op 30 april van het volgende jaar.

2.

Onder „geconstateerde kosten” wordt verstaan de kosten van de in bijlage II genoemde materiële verrichtingen die in de referentieperiode hebben plaatsgevonden, gebaseerd hetzij op een individuele facturering van die verrichtingen, hetzij op een gesloten contract betreffende die verrichtingen. Als in de referentieperiode een voorraad van een bepaald product bestaat, maar er geen inslag of geen uitslag heeft plaatsgevonden, mogen ook de in de opslagcontracten voor dat product voorkomende referentiegegevens over kosten worden gebruikt.

De kosten voor overname en inslag (I) en uitslag (III) worden per ton van het betrokken product gedeclareerd voor elke individuele verrichting (a, b, c…) als genoemd in bijlage II. De kosten voor opslag (II) worden maandelijks per ton gedeclareerd voor elke individuele verrichting (a, b, c…) als genoemd in bijlage II.

3.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 10 mei in kennis van de in de referentieperiode gedragen, in punt 2 bedoelde kosten van de in bijlage II genoemde verrichtingen. De in punt 1 bedoelde forfaitaire bedragen worden vastgesteld in euro op basis van het gewogen gemiddelde van deze kosten die in de referentieperiode zijn geconstateerd in ten minste vier lidstaten met de laagste kosten voor een bepaalde materiële verrichting, mits die lidstaten goed zijn voor ten minste 33 % van de totale gemiddelde voorraad van het betrokken product in de referentieperiode. Is dit laatste niet het geval, dan worden de kosten van andere lidstaten in de weging meegenomen totdat 33 % van de hoeveelheden is bereikt.

4.

Als voor een bepaald product in minder dan vier lidstaten openbare opslag plaatsvindt, worden de forfaitaire bedragen voor dat product vastgesteld op basis van de in de betrokken lidstaten geconstateerde kosten. Het uiteindelijke forfaitaire bedrag voor dat product mag echter met niet meer dan 2 % afwijken van het voor het vorige jaar vastgestelde bedrag.

5.

Kosten voor een opgeslagen product die door een lidstaat worden gedeclareerd en in aanmerking worden genomen voor de in de punten 3 en 4 bedoelde berekening, worden, als zij tweemaal zo hoog zijn als het rekenkundige gemiddelde van de kosten die de andere lidstaten voor deze berekening hebben gedeclareerd, verlaagd tot dat rekenkundige gemiddelde.

6.

De kosten die in aanmerking worden genomen voor de in de punten 3 en 4 bedoelde berekening, worden gewogen aan de hand van de hoeveelheden die zijn opgeslagen door de lidstaten die in de berekening meetellen.

7.

De kosten die worden gedeclareerd door niet tot de eurozone behorende lidstaten, worden in euro omgerekend aan de hand van de gemiddelde koers van hun valuta in de in punt 1 bedoelde referentieperiode.

II.   BIJZONDERE BEPALINGEN

1.

De forfaitaire uitslagkosten kunnen worden verhoogd met een door de Commissie overeenkomstig artikel 20, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 te berekenen bedrag indien de lidstaat voor de hele duur van het boekjaar en de totale voorraad van het betrokken product verklaart af te zien van toepassing van de in artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde tolerantiegrenzen, en de hoeveelheid garandeert.

Deze verklaring wordt aan de Commissie gezonden en moet haar bereiken vóór de ontvangst van de eerste maanddeclaratie van de uitgaven in het betrokken boekjaar of, wanneer het betrokken product zich aan het begin van het boekjaar niet in interventieopslag bevindt, uiterlijk in de maand na de eerste inslag van dat product in een interventiepakhuis.

De in de eerste alinea bedoelde verhoging wordt berekend door de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde referentiedrempel voor het betrokken product te vermenigvuldigen met de in bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde tolerantiegrens voor dat product.

2.

Voor alle opgeslagen producten behalve rundvlees worden de forfaitaire bedragen die zijn vastgesteld voor de kosten in verband met de inslag in en de uitslag uit de opslagplaatsen, met de volgende coëfficiënten verlaagd indien de betrokken hoeveelheden niet fysiek worden verplaatst.

Product

Inslag

Uitslag

Granen

36,50 %

22,80 %

Rijst

17,50 %

20,30 %

Boter

25,90 %

22,20 %

Mageremelkpoeder

21,00 %

35,10 %

3.

De Commissie kan de eerder voor een product vastgestelde forfaitaire bedragen handhaven wanneer geen openbare opslag heeft plaatsgevonden of in het lopende boekjaar geen openbare opslag zal plaatsvinden.


BIJLAGE IV

VOOR DE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN BETREFFENDE RUNDVLEES IN AANMERKING TE NEMEN SPECIFIEKE ELEMENTEN

(artikel 3, lid 1, onder c))

Voor de toepassing van bijlage VI en bijlage VII, punt 2, onder a) en c), is de voor rundvlees zonder been in aanmerking te nemen basisprijs de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 opgenomen referentiedrempel, vermenigvuldigd met de coëfficiënt 1,47.


BIJLAGE V

AFSCHRIJVING OP DE PRODUCTEN IN VOORRAAD

(artikel 3, lid 1, onder e))

1.

Indien wordt verwacht dat de verkoopprijs van een in openbare interventie opgeslagen product lager zal zijn dan de aankoopprijs ervan, wordt bij de aankoop een afschrijvingspercentage, „coëfficiënt k” genoemd, toegepast. Dit percentage wordt overeenkomstig artikel 20, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voor elk product vastgesteld aan het begin van elk boekjaar.

2.

Het afschrijvingspercentage komt ten hoogste overeen met het verschil tussen de aankoopprijs van het betrokken product en de prijs waartegen het naar verwachting zal kunnen worden afgezet.

3.

De Commissie kan de afschrijving bij de aankoop beperken tot een gedeelte van het overeenkomstig punt 2 berekende percentage. Dit gedeelte mag niet kleiner zijn dan 70 % van de overeenkomstig punt 1 vastgestelde afschrijving.

In dat geval past de Commissie aan het einde van het boekjaar een tweede afschrijving toe volgens de in punt 5 aangegeven methode.

4.

Met het oog op de in punt 3, tweede alinea, bedoelde afschrijvingen stelt de Commissie vóór het begin van het volgende boekjaar totaalbedragen voor afschrijving per product en per lidstaat vast.

Daartoe wordt per product en per lidstaat de verwachte verkoopprijs van de opgeslagen producten vergeleken met de geschatte over te boeken waarde. De verschillen tussen de geschatte overboekwaarden en de verwachte verkoopprijzen, vermenigvuldigd met de geschatte aan het einde van het boekjaar opgeslagen hoeveelheden leveren de totaalbedragen voor afschrijving per product en per betrokken lidstaat op.

5.

De schatting van de hoeveelheden in openbare opslag en de overboekwaarden per product en per lidstaat wordt gebaseerd op een uiterlijk op 7 september van het jaar n+1 aan de Commissie toe te zenden mededeling van de lidstaten over de op 30 september van dat jaar in de opslag aanwezige producten die de volgende gegevens bevat:

de in de periode van 1 oktober van jaar n tot en met 31 augustus van jaar n+1 aangekochte hoeveelheden;

de hoeveelheden die op 31 augustus van jaar n+1 in de opslag aanwezig zijn;

de waarde in euro van de producten die op 31 augustus van jaar n+1 in de opslag aanwezig zijn;

de ramingen van de hoeveelheden die op 30 september van jaar n+1 in de opslag aanwezig zullen zijn;

de ramingen van de hoeveelheden die tussen 1 en 30 september van jaar n+1 zullen worden aangekocht;

de raming van de waarde in euro van de aankopen tussen 1 en 30 september van jaar n+1.

6.

De waarden in nationale valuta die de niet tot de eurozone behorende lidstaten meedelen met het oog op de berekening van de afschrijving aan het einde van een boekjaar, worden in euro omgerekend met gebruikmaking van de koersen die gelden op het tijdstip van de berekening van de totaalbedragen voor afschrijving aan het einde van dat boekjaar.

7.

De Commissie deelt de totaalbedragen voor afschrijving per product aan elke betrokken lidstaat mee om het de lidstaten mogelijk te maken die bedragen op te nemen in hun laatste maanddeclaratie van uitgaven aan het ELGF van het betrokken boekjaar.


BIJLAGE VI

WAARDERING VAN DE ONTBREKENDE HOEVEELHEDEN

(artikel 4, lid 1, onder a))

Behoudens de bijzondere bepalingen in bijlage IV wordt de waarde van de ontbrekende hoeveelheden berekend overeenkomstig de volgende voorschriften:

a)

De waarde van de hoeveelheden die ontbreken door overschrijding van de in artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde tolerantiegrenzen voor bewaar- of verwerkingsverliezen of als gevolg van diefstal of andere identificeerbare oorzaken, wordt berekend door die hoeveelheden te vermenigvuldigen met de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 opgenomen referentiedrempel die voor de standaardkwaliteit van het betrokken product geldt op de eerste dag van het boekjaar waarin de tolerantiedrempels worden overschreden of waarin wordt vastgesteld dat er hoeveelheden ontbreken, verhoogd met 5 %.

b)

Indien op de dag waarop het ontbreken van hoeveelheden wordt geconstateerd, de gemiddelde marktprijs voor de standaardkwaliteit in de lidstaat waar het product is opgeslagen, hoger is dan 105 % van de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 opgenomen basisreferentiedrempel, betaalt de contractant het interventiebureau een vergoeding ten bedrage van de door de lidstaat geconstateerde marktprijs, verhoogd met 5 %.

De lidstaat bepaalt de gemiddelde marktprijs aan de hand van de gegevens die hij de Commissie regelmatig verstrekt.

De verschillen tussen de als gevolg van de toepassing van de marktprijs geïnde bedragen, en de met toepassing van de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 opgenomen referentiedrempel ten gunste van het ELGF geboekte bedragen, moeten aan het einde van het boekjaar aan het ELGF worden gecrediteerd als onderdeel van de andere creditelementen.

c)

Indien het ontbreken van hoeveelheden wordt geconstateerd na een overdracht of na het vervoer van producten van een interventieopslagplaats of een door het betaalorgaan aangewezen plaats van opslag naar een andere plaats, wordt de waarde van die ontbrekende hoeveelheden in het geval dat bij de sectorale EU-wetgeving geen specifieke waarde is vastgesteld, bepaald overeenkomstig punt a).


BIJLAGE VII

WAARDERING VAN DE IN KWALITEIT ACHTERUITGEGANE OF VERNIETIGDE HOEVEELHEDEN

(artikel 4, lid 1, onder b))

1.

Behoudens bijzondere bepalingen in de EU-regelgeving wordt een product als in kwaliteit achteruitgegaan beschouwd als het niet langer voldoet aan de bij de aankoop geldende kwaliteitseisen.

2.

De waarde van de hoeveelheden in kwaliteit achteruitgegane of vernietigde producten wordt afhankelijk van de aard van de oorzaak berekend overeenkomstig de volgende voorschriften:

a)

bij schadegevallen wordt, onverminderd de in bijlage IV opgenomen bijzondere bepalingen, de waarde van de producten berekend door de betrokken hoeveelheden te vermenigvuldigen met de in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 opgenomen basisreferentiedrempel die voor de standaardkwaliteit geldt op de eerste dag van het lopende boekjaar, verlaagd met 5 %;

b)

bij natuurrampen wordt de waarde van de aangetaste hoeveelheden bepaald door middel van een uitvoeringsverordening van de Commissie die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2, derde alinea;

c)

bij slechte bewaaromstandigheden, met name door niet-geschikte opslagmethoden, wordt de waarde van het product geboekt overeenkomstig bijlage VI, onder a) en b);

d)

bij een te lange opslagperiode wordt de boekwaarde van het product bij de verkoop ervan op basis van de verkoopprijs bepaald door middel van een uitvoeringsverordening van de Commissie die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2, derde alinea.

Het besluit tot verkoop wordt genomen overeenkomstig de voor het betrokken product geldende sectorale landbouwwetgeving. De ontvangsten uit de verkoop worden in de rekeningen opgenomen uit hoofde van de maand van uitslag van het product.


BIJLAGE VIII

BOEKHOUDREGELS VOOR INGESLAGEN PRODUCTEN WAARVAN DE OVERNAME WORDT GEWEIGERD

(artikel 4, lid 1, onder c))

1.

Behoudens bijzondere bepalingen in de EU-regelgeving worden de voor een geweigerde hoeveelheid reeds geboekte inslag-, uitslag-, opslag- en financieringskosten elk afzonderlijk afgetrokken en in de rekeningen opgenomen overeenkomstig de volgende voorschriften:

a)

de af te trekken inslag- en uitslagkosten worden berekend door de geweigerde hoeveelheden te vermenigvuldigen met de respectieve forfaitaire bedragen die gelden in de maand van uitslag;

b)

de af te trekken opslagkosten worden berekend door de geweigerde hoeveelheden te vermenigvuldigen met het aantal tussen de inslag en de uitslag verstreken maanden en met het forfaitaire bedrag dat geldt in de maand van uitslag;

c)

de af te trekken financieringskosten worden berekend door de geweigerde hoeveelheden te vermenigvuldigen met het aantal tussen de inslag en de uitslag verstreken maanden minus het aantal maanden van de bij de inslag geldende wachttijd voor de betaling, met de in de maand van uitslag voor de financieringskosten geldende rentevoet, gedeeld door twaalf, en met de aan het begin van het boekjaar geldende gemiddelde boekwaarde voor overboeking of, als er geen gemiddelde boekwaarde voor overboeking bestaat, met de gemiddelde boekwaarde van de eerste declaratiemaand.

2.

De in punt 1 bedoelde kosten worden geboekt uit hoofde van de materiële verrichtingen van de maand van uitslag.


28.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/18


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 907/2014 VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2014

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 8, lid 1, artikel 40, artikel 46, leden 1 tot en met 4, artikel 53, lid 3, artikel 57, lid 1, artikel 66, lid 3, artikel 79, lid 2, artikel 106, leden 5 en 6, en artikel 120,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn de basisbepalingen vastgesteld voor onder meer de accreditering van de betaalorganen en andere instanties, voor de verplichtingen van de betaalorganen met betrekking tot de openbare opslag, voor het financieel beheer en de goedkeuringsprocedures, voor de zekerheden en voor het gebruik van de euro. Met het oog op een soepele werking van het nieuwe rechtskader moeten bepaalde voorschriften ter aanvulling van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 op de betrokken gebieden worden vastgesteld. De nieuwe regels moeten in de plaats treden van de bestaande Verordeningen (EG) nr. 883/2006 (2), (EG) nr. 884/2006 (3), (EG) nr. 885/2006 (4), (EG) nr. 1913/2006 (5), (EU) nr. 1106/2010 (6) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 (7) van de Commissie, die berustten op verordeningen van de Raad die al door Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn vervangen. Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moeten de Verordeningen (EG) nr. 883/2006, (EG) nr. 884/2006, (EG) nr. 885/2006, (EG) nr. 1913/2006, (EU) nr. 1106/2010 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 worden ingetrokken.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen de lidstaten betaalorganen slechts accrediteren indien deze voldoen aan bepaalde op Unieniveau vastgestelde minimumcriteria. Deze criteria dienen betrekking te hebben op vier fundamentele gebieden: interne opzet, controleactiviteiten, informatie en communicatie en monitoring. De lidstaten moeten aanvullende accrediteringscriteria kunnen vaststellen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van een betaalorgaan. Voorts moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld inzake de criteria voor de accreditering van de in artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde coördinerende instanties.

(3)

Maatregelen inzake openbare interventie mogen slechts worden gefinancierd indien de desbetreffende uitgaven zijn verricht door de betaalorganen die door de lidstaten zijn aangewezen als zijnde verantwoordelijk voor de nakoming van bepaalde verplichtingen in het kader van de openbare interventie. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan de uitvoering van taken op het gebied van met name het beheer of de controle van de interventiemaatregelen, met uitzondering van de betaling van de steun, evenwel worden gedelegeerd. Deze taken moeten ook door meer dan één betaalorgaan kunnen worden vervuld. Voorts dient te worden bepaald dat het beheer van bepaalde maatregelen inzake openbare opslag onder verantwoordelijkheid van het betaalorgaan kan worden toevertrouwd aan derde partijen in de overheids- of de privésector. Derhalve is het dienstig de omvang van de verantwoordelijkheid van de betaalorganen op dit gebied aan te geven, hun verplichtingen te preciseren en te bepalen onder welke voorwaarden en volgens welke regels het beheer van bepaalde maatregelen inzake openbare opslag kan worden toevertrouwd aan derden in de overheids- of de privésector. Wat dit laatste betreft, dient tevens te worden bepaald dat de betrokken derden daartoe contracten moeten sluiten die zijn gebaseerd op de bij de onderhavige verordening vastgestelde algemene verplichtingen en beginselen.

(4)

In de landbouwwetgeving van de Unie zijn met betrekking tot het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) termijnen voor de betaling van de steun aan de begunstigden vastgesteld die door de lidstaten moeten worden nageleefd. Betalingen die buiten deze termijnen worden verricht, moeten worden geacht niet in aanmerking te komen voor een betaling van de Unie, en kunnen derhalve overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 niet door de Commissie worden vergoed. Uit de analyse van te late betalingen van steun door de lidstaten is gebleken dat een aantal betalingen te laat wordt gedaan vanwege aanvullende controles door de lidstaten in verband met contentieuze aanvragen, gevallen waarin beroep is ingesteld en andere nationale rechtsgeschillen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moet voor deze gevallen een bepaalde uitgavenmarge worden vastgesteld waarbinnen geen verlagingen van de maandelijkse betalingen moeten worden toegepast. Om er evenwel voor te zorgen dat de financiële gevolgen bij overschrijding van deze marge in verhouding staan tot de vertraging bij de betaling, dient te worden bepaald dat de Commissie de betalingen evenredig verlaagt naargelang van de lengte van de geconstateerde termijnoverschrijding van de betaling. Steunbetalingen vóór de vroegst mogelijke betalingstermijn waarin de uniale landbouwwetgeving voorziet, kunnen niet op dezelfde gronden berusten als betalingen na de laatst mogelijke betalingstermijn. Daarom mag voor dergelijke vroege betalingen geen evenredige verlaging worden vastgesteld. Wel moet een uitzondering worden gemaakt voor gevallen waarin de uniale landbouwwetgeving voorziet in de betaling van een voorschot tot een bepaald maximumbedrag.

(5)

De Commissie doet maandelijkse of periodieke betalingen aan de lidstaten op basis van de door de lidstaten ingediende uitgavendeclaraties. Zij moet evenwel rekening houden met de ontvangsten die de betaalorganen ten behoeve van de Uniebegroting hebben geïnd. Daarom dient te worden vastgesteld onder welke voorwaarden bepaalde soorten uitgaven en ontvangsten in het kader van het ELGF en in het kader van het Elfpo met elkaar moeten worden verrekend.

(6)

In artikel 16, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) is bepaald dat, indien de begroting van de Unie aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld, betalingen maandelijks per hoofdstuk kunnen worden verricht tot maximaal een twaalfde van de kredieten die voor het voorgaande begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegewezen. Om de beschikbare kredieten billijk over de lidstaten te verdelen, moet worden vastgesteld dat in dat geval de maandelijkse betalingen in het kader van het ELGF en de tussentijdse betalingen in het kader van het Elfpo worden verricht ten belope van een percentage van de door elk van de lidstaten gedeclareerde uitgaven, en dat het saldo dat in een bepaalde maand niet is gebruikt, weer wordt toegekend bij besluiten van de Commissie over de latere maandelijkse of tussentijdse betalingen.

(7)

Welke wisselkoersen moeten worden toegepast, dient af te hangen van de vraag of in de sectorale landbouwwetgeving al dan niet een ontstaansfeit is vastgesteld. Om te voorkomen dat de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, uiteenlopende wisselkoersen toepassen enerzijds bij de boeking in een andere valuta dan de euro van de geïnde ontvangsten of de aan de begunstigden betaalde steun, en anderzijds bij de opstelling van de uitgavendeclaraties van de betaalorganen, dient te worden bepaald dat de betrokken lidstaten voor hun uitgavendeclaraties betreffende het ELGF dezelfde wisselkoers moeten toepassen als is gebruikt bij de inning van die ontvangsten of de betalingen aan de begunstigden. Ter vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten voor inningen die verscheidene verrichtingen betreffen, dienen die inningen op basis van één enkele wisselkoers te worden geboekt.

(8)

Om de Commissie in staat te stellen te verifiëren dat de lidstaten hun verplichting nakomen om de financiële belangen van de Unie te beschermen en de conformiteitsgoedkeuringsprocedure van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 efficiënt toe te passen, moeten bepalingen inzake de criteria en de methodiek voor de toepassing van correcties worden vastgesteld. De uiteenlopende soorten correcties als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten nader worden omschreven en er moet worden bepaald op welke wijze de omstandigheden van elk geval in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de correctiebedragen. Voorts moet worden bepaald hoe bedragen die de lidstaten van de begunstigden hebben teruggevorderd en geïnd, aan de fondsen worden gecrediteerd.

(9)

Verordening (EU) nr. 1306/2013 voorziet in controles van de handelsdocumenten van entiteiten die betalingen ontvangen of verrichten welke direct of indirect verband houden met het systeem van financiering door het ELGF, om na te gaan of de verrichtingen die deel uitmaken van het systeem van financiering door het ELGF, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en correct zijn uitgevoerd. Maatregelen die zich door de aard ervan niet lenen voor aanvullende controles achteraf in de vorm van controles van handelsdocumenten, alsmede maatregelen die betrekking hebben op betalingen die ofwel areaalgebonden zijn ofwel geen verband houden met handelsdocumenten die aan controles kunnen worden onderworpen, moeten worden uitgesloten van de toepassing van die verordening.

(10)

Krachtens tal van bepalingen in landbouwverordeningen van de Unie is het stellen van een zekerheid vereist als garantie voor de betaling van een verschuldigd bedrag als een verplichting niet wordt nagekomen. De ervaring heeft evenwel geleerd dat deze eis in de praktijk op zeer uiteenlopende manieren wordt geïnterpreteerd. Om ongelijke concurrentievoorwaarden te voorkomen, moeten dan ook de aan deze eis verbonden voorwaarden worden vastgesteld.

(11)

Het kan voorkomen dat de kosten voor het stellen van een zekerheid, zowel voor de partij die de zekerheid stelt als voor de bevoegde autoriteiten, niet in verhouding staan tot het bedrag waarvan de betaling door de zekerheid wordt gegarandeerd, als dit bedrag beneden een bepaalde grens ligt. De bevoegde autoriteiten moeten derhalve het recht hebben vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling te verlenen voor betalingen van bedragen beneden die grens. Bovendien moeten de bevoegde autoriteiten worden gemachtigd vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling te verlenen, wanneer het vanwege de aard van de voor de nakoming van de verplichtingen verantwoordelijke partij onnodig is dat een zekerheid wordt gesteld.

(12)

Een bevoegde autoriteit moet het recht hebben een aangeboden zekerheid te weigeren, wanneer zij de zekerheid ontoereikend acht.

(13)

Bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn de regels aangescherpt die voorschrijven dat een zekerheid moet worden gesteld die waarborgt dat een verschuldigd bedrag wordt betaald als een verplichting niet wordt nagekomen. Dat gemeenschappelijke horizontale rechtskader moet worden aangevuld met eenvormige voorschriften voor overmacht en voor het verbeuren en vrijgeven van de zekerheid. De Verordeningen (EG) nr. 376/2008 (9) en (EG) nr. 612/2009 (10) van de Commissie bevatten voorschriften voor het vrijgeven en het verbeuren van zekerheden met betrekking tot invoer- en uitvoercertificaten en het stelsel van uitvoerrestituties. De nieuwe regels van de onderhavige verordening moeten ook gelden voor die sectoren. Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moeten de desbetreffende bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 612/2009 worden geschrapt.

(14)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 is een onderscheid gemaakt tussen primaire, secundaire en ondergeschikte eisen, terwijl een aantal verordeningen van de Commissie alleen primaire eisen bevat. Niet-naleving van een eis had tot gevolg dat de op de betrokken eis betrekking hebbende zekerheid geheel of evenredig werd verbeurd volgens ingewikkelde berekeningsmethoden die een bron van verwarring vormden. Terwijl aan het evenredigheidsbeginsel moet worden vastgehouden, moet de methode voor het verbeuren van zekerheden worden vereenvoudigd door deze toe te spitsen op de concrete situaties waarin een verplichting hetzij niet is nagekomen hetzij niet tijdig is nagekomen, of het bewijs van de nakoming van de verplichting niet binnen de gestelde termijn is ingediend.

(15)

Krachtens een groot aantal bepalingen in de landbouwwetgeving van de Unie wordt de gestelde zekerheid verbeurd indien een verplichting waarvoor een zekerheid is gesteld, niet wordt nagekomen, zonder dat daarbij onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten inbreuken. In het belang van de billijkheid dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de gevolgen van niet-nakoming van uiteenlopende verplichtingen. Met name moet in specifieke gevallen worden voorzien in de mogelijkheid dat slechts een deel van de zekerheid wordt verbeurd.

(16)

De gevolgen van niet-nakoming van een verplichting mogen niet afhangen van de vraag of al dan niet een voorschot is ontvangen. Dienovereenkomstig dienen voor zekerheden die voor voorschotten worden gesteld, afzonderlijke regels te gelden.

(17)

De ontstaansfeiten voor de wisselkoersen in de verschillende situaties die zich in het kader van de sectorale landbouwwetgeving voordoen, moeten aan de hand van de in artikel 106, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vermelde criteria worden vastgesteld onverminderd nadere of afwijkende bepalingen waarin de wetgeving voor de betrokken sectoren eventueel voorziet.

(18)

Voor alle prijzen of bedragen die in het kader van het handelsverkeer met derde landen moeten worden bepaald, is de aanvaarding van de douaneaangifte het ontstaansfeit dat in het licht van het te bereiken economische doel het meest geschikt is. Hetzelfde geldt voor de uitvoerrestituties en voor de bepaling van de prijs bij invoer van groenten en fruit in de Unie op basis waarvan deze producten in het gemeenschappelijk douanetarief worden ingedeeld. Daarom dient dat ontstaansfeit te worden vastgesteld.

(19)

Voor productierestituties is het ontstaansfeit voor de wisselkoers doorgaans gekoppeld aan de vervulling van bepaalde specifieke formaliteiten. Met het oog op harmonisatie van de geldende regels dient te worden bepaald dat in het geval dat een bepaalde bestemming is voorgeschreven, het ontstaansfeit plaatsvindt op de datum waarop wordt verklaard dat de producten die bestemming hebben bereikt, en dat in alle overige gevallen het ontstaansfeit de goedkeuring door het betaalorgaan van de aanvraag tot betaling van de restitutie is.

(20)

Voor steun die wordt toegekend per hoeveelheid in de handel gebracht of op specifieke wijze te gebruiken product, heeft de verplichting die met het oog op toekenning van de steun moet worden nagekomen, betrekking op een handeling die het mogelijk maakt een passend gebruik van de betrokken producten te garanderen. De overname van de producten door de betrokken marktdeelnemer is een eerste vereiste om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen de nodige controles of inspecties van de boekhouding van die marktdeelnemer te verrichten en om een eenvormige behandeling van de dossiers te waarborgen. Derhalve dient een ontstaansfeit voor de wisselkoers te worden vastgesteld dat in verband staat met de overname van de producten.

(21)

Wat de overige in de landbouwsector verleende steun betreft, kan de situatie van regeling tot regeling sterk verschillen. Dergelijke steun wordt echter altijd op basis van een aanvraag en binnen een in de wetgeving bepaalde termijn toegekend. Derhalve dient te worden bepaald dat het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaatsvindt op de uiterste datum voor de indiening van de aanvragen.

(22)

Voor bijstand, steun en premies in de wijnsector moet het ontstaansfeit voor de wisselkoers naargelang van de situatie worden gekoppeld aan de begindatum van het wijnoogstjaar, het verrichten van bepaalde werkzaamheden of een specifieke datum. Het in aanmerking te nemen ontstaansfeit moet derhalve voor elke situatie worden gespecificeerd.

(23)

De situaties die in aanmerking moeten worden genomen om het ontstaansfeit te bepalen, lopen van sector tot sector aanzienlijk uiteen. Daarom moet het ontstaansfeit worden vastgesteld overeenkomstig de specifieke aard van elke situatie en maatregel in het kader van die landbouwsectoren, met name wat betreft de steun in de sector melk en zuivelproducten, de schoolfruitregeling, de suikersector, afzetbevorderingsmaatregelen en een aantal maatregelen in de sector groenten en fruit.

(24)

Bedragen in verband met structuur- of milieumaatregelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (12) goedgekeurde bedragen waarvoor de betalingen ten laste komen van in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 goedgekeurde programma’s voor plattelandsontwikkeling, worden vastgesteld voor een verkoopseizoen of een kalenderjaar. Bijgevolg wordt het economische doel bereikt als het ontstaansfeit voor de wisselkoers wordt vastgesteld voor het betrokken jaar. Op basis van deze elementen dient te worden bepaald dat het ontstaansfeit plaatsvindt op 1 januari van het jaar waarin het besluit tot verlening van de steun wordt genomen.

(25)

Bij voorschotten en zekerheden worden de te betalen bedragen of de gegarandeerde bedragen overeenkomstig de sectorale landbouwwetgeving vastgesteld in euro. De voor deze bedragen geldende wisselkoers moet derhalve dicht liggen bij de datum waarop het voorschot wordt betaald of de zekerheid wordt gesteld. Bovendien moet het bedrag van de zekerheid toereikend zijn om alle risico’s waarvoor deze is gesteld, te dekken. Onder deze omstandigheden moet het ontstaansfeit voor de wisselkoers worden vastgesteld op basis van hetzij de dag waarop het voorschotbedrag wordt vastgesteld of de zekerheid wordt gesteld, hetzij de dag waarop deze worden betaald.

(26)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (13) wordt een ongebruikte vastlegging voor een plattelandsontwikkelingsprogramma voor de periode 2007-2013 aan het einde van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging door de Commissie ambtshalve doorgehaald. Bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 is deze regel gewijzigd en wordt de vastlegging voortaan aan het eind van het derde jaar na het jaar van de vastlegging ambtshalve doorgehaald. Omwille van de consistentie moet de N+2-regel blijven gelden voor de plattelandsontwikkelingsprogramma’s voor de periode 2007-2013 en moet bijgevolg een overgangsregel worden vastgesteld. Evenzo moet voor de tussentijdse betalingen in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s voor de periode 2007-2013 als voorwaarde blijven gelden dat de totale bijdrage uit het Elfpo die voor elk van de prioritaire zwaartepunten voor de gehele looptijd van het betrokken programma is toegekend, in acht wordt genomen. Voorts moeten deze overgangsregels met het oog op de continuïteit in het beheer van die programma’s met ingang van 1 januari 2014 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

BETAALORGANEN EN ANDERE INSTANTIES

Artikel 1

Voorwaarden voor de accreditering van betaalorganen

1.   De in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde betaalorganen die het beheer en de controle van de uitgaven verrichten, bieden voor de betalingen die zij verrichten en voor de verstrekking en de bewaring van de nodige gegevens voldoende waarborgen dat:

a)

de ontvankelijkheid van de aanvragen en, voor plattelandsontwikkeling, de procedure voor de toekenning van de steun, alsmede de overeenstemming ervan met de Unievoorschriften vóór de autorisatie van de betalingsopdracht worden gecontroleerd;

b)

de verrichte betalingen juist en volledig in de boekhouding worden geregistreerd;

c)

de door de Uniewetgeving voorgeschreven controles worden verricht;

d)

de vereiste stukken worden ingediend binnen de termijn en in de vorm zoals in de Unievoorschriften beschreven;

e)

de stukken toegankelijk zijn en zo worden bewaard dat de volledigheid, geldigheid en leesbaarheid ervan in de loop van de tijd is gewaarborgd, hetgeen ook geldt voor elektronische documenten in de zin van de Unievoorschriften.

2.   Als betaalorgaan accrediteren de lidstaten de organen of instanties die aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoen. Voorts moet een betaalorgaan, om te worden geaccrediteerd, beschikken over een administratieve organisatie en een systeem voor interne controle die voldoen aan de in bijlage I vastgestelde criteria („accrediteringscriteria”) met betrekking tot:

a)

de interne opzet,

b)

de controleactiviteiten,

c)

de informatie en communicatie,

d)

de monitoring.

De lidstaten kunnen verdere accrediteringscriteria vaststellen om rekening te houden met de omvang, de verantwoordelijkheden en andere specifieke kenmerken van het betaalorgaan.

Artikel 2

Voorwaarden voor de accreditering van coördinerende instanties

1.   Wanneer meer dan een betaalorgaan wordt geaccrediteerd, beslist de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 door een formeel besluit op ministerieel niveau over de accreditering van de coördinerende instantie nadat hij zich ervan heeft vergewist dat de administratieve regelingen van de coördinerende instantie voldoende waarborgen bieden dat deze instantie de in dat artikel bedoelde taken kan vervullen.

2.   Om te worden geaccrediteerd, moet de coördinerende instantie procedures hebben ingesteld die waarborgen dat:

a)

declaraties aan de Commissie zijn gebaseerd op informatie uit naar behoren goedgekeurde bronnen;

b)

naar behoren toestemming is gegeven voor de declaraties aan de Commissie voordat deze worden verzonden;

c)

een degelijk auditspoor bestaat ter staving van de aan de Commissie toegezonden informatie;

d)

een registratie van de ontvangen en de verzonden informatie veilig wordt opgeslagen, hetzij op papier, hetzij in elektronische vorm.

Artikel 3

Verplichtingen van het betaalorgaan op het gebied van openbare interventie

1.   De in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde betaalorganen dragen zorg voor het beheer en de controle van de verrichtingen in verband met de interventiemaatregelen inzake openbare opslag waarvoor zij verantwoordelijk zijn, zulks onder de voorwaarden als vastgesteld in bijlage II bij de onderhavige verordening en, in voorkomend geval, in de sectorale landbouwwetgeving, en met name op basis van de in die bijlage vastgestelde minimale controlepercentages.

De betaalorganen kunnen hun bevoegdheden ter zake delegeren aan interventiebureaus die voldoen aan de erkenningsvoorwaarden als vastgesteld in bijlage I, punt 1.C), bij deze verordening, of kunnen optreden door tussenkomst van andere betaalorganen.

2.   De betaalorganen of interventiebureaus kunnen onverminderd hun algehele verantwoordelijkheid voor de openbare opslag:

a)

het beheer van bepaalde maatregelen inzake openbare opslag toevertrouwen aan natuurlijke of rechtspersonen die de aangekochte landbouwproducten opslaan („opslaghouders”);

b)

natuurlijke of rechtspersonen belasten met de opdracht bepaalde specifieke bij de sectorale landbouwwetgeving voorgeschreven taken te verrichten.

Indien de betaalorganen het beheer aan de in de eerste alinea, onder a), bedoelde opslaghouders toevertrouwen, wordt dit beheer verricht in het kader van opslagcontracten op basis van de in bijlage III beschreven verplichtingen en algemene beginselen.

3.   De betaalorganen hebben op het gebied van openbare opslag met name de volgende verplichtingen:

a)

zij houden voor elk product waarvoor een interventiemaatregel inzake openbare opslag wordt toegepast, een voorraadboekhouding en financiële rekeningen bij op basis van de verrichtingen die zij uitvoeren van 1 oktober van een jaar tot en met 30 september van het volgende jaar, welke periode „boekjaar” wordt genoemd;

b)

zij houden een lijst bij van de opslaghouders met wie zij een contract in het kader van openbare opslag hebben gesloten. Deze lijst bevat de voor een nauwkeurige identificatie van alle opslagvoorzieningen vereiste gegevens, cijfers over de capaciteit daarvan en de nummers van loodsen, koel- en vriesruimten of silo’s, en gaat vergezeld van plattegronden en schema’s van de opslagvoorzieningen;

c)

zij houden de voor de openbare opslag gebruikte standaardcontracten, de regels die zijn vastgesteld voor de overname van de producten, voor de opslag van de producten in de opslagplaatsen van de opslaghouders en voor de uitslag van de producten uit die opslagplaatsen, en de regels die gelden met betrekking tot de aansprakelijkheid van de opslaghouders, ter beschikking van de Commissie;

d)

zij voeren op gecentraliseerde wijze een elektronische voorraadboekhouding die betrekking heeft op alle plaatsen van opslag, op alle producten en op alle hoeveelheden en kwaliteiten van de verschillende producten, en waarin voor elk van die producten het gewicht (in voorkomend geval het netto- en het brutogewicht) of het volume is vermeld;

e)

zij voeren alle verrichtingen in verband met de opslag, de bewaring, het vervoer of de overdracht van interventieproducten uit overeenkomstig de uniale en de nationale wetgeving, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van de kopers, van de andere in het kader van een verrichting optredende betaalorganen of van de in dit verband met een opdracht belaste personen;

f)

zij verrichten het gehele jaar door en met onregelmatige tussenpozen onaangekondigde controles op de plaatsen van opslag van de interventieproducten. Een aankondiging waarbij de aankondigingstermijn strikt beperkt blijft tot de noodzakelijke minimumduur, mag evenwel worden gedaan mits dit het doel van de controle niet schaadt. Behalve in behoorlijk gemotiveerde gevallen mag de aankondiging nooit meer dan 24 uur van tevoren plaatsvinden;

g)

zij verrichten een jaarlijkse inventarisatie overeenkomstig artikel 4.

Wanneer in een lidstaat de rekeningen inzake openbare opslag voor één of meer producten door verscheidene betaalorganen worden beheerd, worden de voorraadboekhoudingen en de financiële rekeningen als bedoeld onder a) en d) op het niveau van de lidstaat geconsolideerd voordat de desbetreffende informatie aan de Commissie wordt verstrekt.

4.   De betaalorganen zetten alle nodige stappen om:

a)

ervoor te zorgen dat de producten die onder de uniale interventiemaatregelen vallen, naar behoren worden bewaard, door de kwaliteit van de opgeslagen producten ten minste eenmaal per jaar te controleren;

b)

de integriteit van de interventievoorraden te waarborgen.

5.   De betaalorganen stellen de Commissie onverwijld in kennis van:

a)

de gevallen waarin verlenging van de periode van opslag van een product ertoe kan leiden dat het product in kwaliteit achteruitgaat;

b)

een vermindering van de kwantiteit of achteruitgang van de kwaliteit van een product als gevolg van een natuurramp.

In situaties als bedoeld in de eerste alinea, onder a) en b), stelt de Commissie een passend besluit vast:

a)

voor situaties als bedoeld in de eerste alinea, onder a), volgens de in artikel 229, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14) bedoelde procedure.

b)

voor situaties als bedoeld in de eerste alinea, onder b), volgens de in artikel 116, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde procedure.

6.   De betaalorganen dragen de financiële gevolgen van een slechte bewaring van producten die onder de uniale interventiemaatregelen vallen, met name wanneer deze het gevolg is van onaangepaste opslagmethoden. Onverminderd de rechtsmiddelen tegen opslaghouders zijn de betaalorganen financieel aansprakelijk wanneer zij hun verbintenissen of verplichtingen niet nakomen.

7.   De betaalorganen zorgen ervoor dat de rekeningen inzake openbare opslag en alle in het kader van de interventieverrichtingen opgestelde of ontvangen stukken, contracten en bestanden langs elektronische weg of in hun hoofdkantoor permanent toegankelijk zijn voor functionarissen van de Commissie en in opdracht van de Commissie handelende personen.

Artikel 4

Inventarisatie

1.   In de loop van elk boekjaar maken de betaalorganen voor elk product waarvoor Unie-interventie heeft plaatsgevonden, een inventaris op.

Zij vergelijken de resultaten van deze inventarisatie met de boekhoudgegevens. De geconstateerde kwantitatieve verschillen en de bedragen die voortvloeien uit de bij controles ontdekte kwalitatieve verschillen, worden geboekt overeenkomstig de voorschriften die uit hoofde van artikel 46, lid 6, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn vastgesteld.

2.   Voor de toepassing van lid 1 komen de ontbrekende hoeveelheden die het gevolg zijn van de normale opslagverrichtingen, overeen met het verschil tussen de theoretische voorraad volgens een boekhoudkundige inventarisatie enerzijds, en de werkelijke voorraad zoals vastgesteld bij de in lid 1 bedoelde inventarisatie anderzijds, of met de boekhoudkundige voorraad die resteert wanneer de werkelijke voorraad van een pakhuis op is, zulks met inachtneming van de in bijlage IV bepaalde tolerantiegrenzen.

HOOFDSTUK II

FINANCIEEL BEHEER

Artikel 5

Niet-naleving van de laatste betalingstermijn

1.   Overeenkomstig de in artikel 40, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uitzonderingen en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel komen betalingen in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) die na de betalingstermijnen zijn verricht, in aanmerking voor Uniefinanciering onder de in de leden 2 tot en met 6 van het onderhavige artikel beschreven voorwaarden.

2.   Als de na de termijnen gedane uitgaven niet meer dan 5 % van de binnen de termijn gedane uitgaven uitmaken, wordt geen verlaging van de maandelijkse betalingen toegepast.

Als de na de termijnen gedane uitgaven boven deze marge van 5 % liggen, dan worden alle verdere uitgaven die te laat worden gedaan, als volgt verlaagd:

a)

uitgaven die worden gedaan in de eerste maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 10 % verlaagd,

b)

uitgaven die worden gedaan in de tweede maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 25 % verlaagd,

c)

uitgaven die worden gedaan in de derde maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 45 % verlaagd,

d)

uitgaven die worden gedaan in de vierde maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 70 % verlaagd,

e)

uitgaven die worden gedaan op een later tijdstip dan de vierde maand na die waarin de betalingstermijn is verstreken, worden met 100 % verlaagd.

3.   In afwijking van lid 2 gelden voor de rechtstreekse betalingen die vallen onder het in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) bedoelde maximum, de volgende voorwaarden:

a)

indien de in lid 2, eerste alinea, bedoelde marge niet is opgebruikt voor uiterlijk op 15 oktober van het jaar N+1 verrichte betalingen voor kalenderjaar N en er nog meer dan 2 % van resteert, wordt die resterende marge verlaagd tot 2 %;

b)

andere rechtstreekse betalingen dan de betalingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) en Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17), die tijdens het begrotingsjaar N+1 voor het kalenderjaar N-1 of daaraan voorafgaande kalenderjaren zijn verricht na de betalingstermijn, komen slechts voor ELGF-financiering in aanmerking indien het totale bedrag aan in het begrotingsjaar N+1 verrichte rechtstreekse betalingen, in voorkomend geval gecorrigeerd tot de bedragen vóór de aanpassing waarin artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voorziet, niet hoger is dan het overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 in bijlage III van die verordening vastgestelde maximum voor het kalenderjaar N.

c)

de uitgaven die de onder a) of b) bedoelde grens overschrijden, worden met 100 % verlaagd.

De bedragen van de in artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde vergoedingen worden niet in aanmerking genomen om na te gaan of de in de eerste alinea, onder b), van dit lid vastgestelde voorwaarde in acht is genomen.

4.   Door de Commissie worden andere termijnoverschrijdingen dan die welke in de leden 2 en 3 zijn vermeld, en/of lagere of geen verlagingspercentages toegepast indien voor bepaalde maatregelen sprake is van bijzondere omstandigheden bij het beheer of indien de lidstaten er gegronde redenen voor aanvoeren.

De eerste alinea geldt evenwel niet voor de uitgaven die de in lid 3, onder b), bedoelde grens overschrijden.

5.   In het kader van de maandelijkse betalingen wordt de naleving van de betalingstermijnen tweemaal per begrotingsjaar gecontroleerd:

a)

voor de uitgaven die tot en met 31 juli zijn gedaan,

b)

voor de uitgaven die tot en met 15 oktober zijn gedaan.

Met overschrijdingen in de maanden augustus, september en oktober wordt rekening gehouden in het besluit over de goedkeuring van de rekeningen als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

6.   De in dit artikel bedoelde verlagingen worden toegepast onverminderd het latere besluit over de conformiteitsgoedkeuring als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 6

Niet-naleving van de vroegste betalingsdatum

Voor het ELGF geldt dat, indien lidstaten vóór de vroegste in de sectorale landbouwwetgeving vastgestelde betalingsdatum voorschotten mogen betalen tot een bepaald maximum, de uitgaven die dit maximum overschrijden, worden aangemerkt als uitgaven die vóór de vroegste betalingsdatum zijn gedaan. Overeenkomstig de in artikel 40, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uitzonderingen komen die uitgaven echter voor financiering door de Unie in aanmerking na met 10 % te zijn verlaagd.

Artikel 7

Vergoeding door betaalorganen

1.   De Commissie stelt in haar uit hoofde van artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 genomen besluit over de maandelijkse betalingen de betaling vast van het saldo van de door elke lidstaat gedeclareerde uitgaven minus het bedrag aan bestemmingsontvangsten dat de betrokken lidstaat in diezelfde uitgavendeclaratie heeft opgenomen. Deze verrekening geldt als inning van de desbetreffende ontvangsten.

De door de bestemmingsontvangsten gegenereerde vastleggings- en betalingskredieten worden geopend zodra deze ontvangsten zijn toegewezen aan de betrokken begrotingsonderdelen. Overeenkomstig de in artikel 43, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde voorschriften vindt het bestemmen plaats bij de boeking van de bestemmingsontvangsten binnen twee maanden na ontvangst van de door de lidstaten toegezonden staten.

2.   In artikel 43, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde bedragen die zijn ingehouden vóór de betaling van de steun waarop de onregelmatigheid of nalatigheid betrekking heeft, worden afgetrokken van de desbetreffende uitgave.

3.   De bedragen van de bijdragen van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in het kader van het betrokken plattelandsontwikkelingsprogramma in een referentieperiode van de begunstigden zijn teruggevorderd en geïnd, worden in de uitgavendeclaratie voor die periode in mindering gebracht op het door het Elfpo te betalen bedrag.

4.   De positieve of negatieve bedragen die, in voorkomend geval, voortvloeien uit de in artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde goedkeuring van de rekeningen en die opnieuw kunnen worden gebruikt voor het plattelandsontwikkelingsprogramma, worden in de eerste declaratie die na het goedkeuringsbesluit wordt opgesteld, opgeteld bij of afgetrokken van het bedrag van de Elfpo-bijdrage.

5.   De financiering door het ELGF is gelijk aan de uitgaven zoals deze zijn berekend op basis van de door het betaalorgaan meegedeelde informatie, zijn verlaagd met uit de interventiemaatregelen voortgevloeide ontvangsten, zijn gevalideerd via het door de Commissie opgezette computersysteem en door het betaalorgaan zijn opgenomen in zijn uitgavendeclaratie.

Artikel 8

Vertraging bij de vaststelling van de Uniebegroting

1.   Voor het ELGF geldt dat, indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld, de in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde maandelijkse betalingen worden toegekend ten belope van een per uitgavenhoofdstuk vastgesteld percentage van de van de lidstaten ontvangen uitgavendeclaraties en met inachtneming van het maximum als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. De Commissie houdt in de besluiten over de latere vergoedingen rekening met het nog niet aan de lidstaten vergoede saldo.

2.   Voor het Elfpo geldt, indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar nog niet is vastgesteld, het volgende:

a)

de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde tussentijdse betalingen worden naar rato van de beschikbare kredieten toegekend als een percentage van de uitgavendeclaraties die voor elk plattelandsontwikkelingsprogramma zijn ontvangen. De Commissie houdt in de volgende tussentijdse betalingen rekening met het nog niet aan de lidstaten vergoede saldo;

b)

met betrekking tot de in artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde begrotingsvastleggingen wordt de volgorde waarin de plattelandsontwikkelingsprogramma’s zijn vastgesteld in acht genomen bij de betaling van eerste jaartranches die volgen op de vaststelling van deze programma’s. De begrotingsvastleggingen voor de volgende jaartranches worden verricht in de volgorde waarin de vastleggingen voor programma’s opgebruikt geraken. De Commissie kan gedeeltelijke jaarlijkse vastleggingen voor de plattelandsontwikkelingsprogramma’s verrichten indien slechts beperkte vastleggingskredieten beschikbaar zijn. Zodra aanvullende vastleggingskredieten beschikbaar komen, wordt het saldo voor deze programma’s het eerst vastgelegd.

Artikel 9

Uitstel van maandelijkse betalingen

Na de betrokken lidstaten daarvan in kennis te hebben gesteld, kan de Commissie de maandelijkse betalingen aan de lidstaten waarin artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voorziet, uitstellen indien de in artikel 102, lid 1, onder c), i) en ii), van die verordening bedoelde mededelingen haar te laat bereiken of tegenstrijdigheden bevatten die extra controles vergen.

Artikel 10

Schorsing van betalingen bij te late indiening van informatie

1.   De in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde schorsing van betalingen is van toepassing op de in bijlage V bij de onderhavige opgelijste maatregelen.

2.   Voor de uitgaven in het kader van het ELGF worden de betalingen met de volgende percentages geschorst:

a)

indien de resultaten van de controles niet uiterlijk op 15 oktober zijn ingediend, 1 % van de uitgaven waarvoor de desbetreffende informatie niet op tijd is verzonden;

b)

indien de resultaten van de controles niet uiterlijk op 1 december zijn ingediend, 1,5 % van de uitgaven waarvoor de desbetreffende informatie niet op tijd is verzonden.

3.   Voor de uitgaven in het kader van het Elfpo worden de betalingen met de volgende percentages geschorst:

a)

indien de resultaten van de controles niet uiterlijk op 15 oktober zijn ingediend, 1 % van de uitgaven waarvoor de desbetreffende informatie niet op tijd is verzonden;

b)

indien de resultaten van de controles niet uiterlijk op 15 januari zijn ingediend, 1,5 % van de uitgaven waarvoor de desbetreffende informatie niet op tijd is verzonden.

Artikel 11

Voor de opstelling van de uitgavendeclaraties toe te passen wisselkoers

1.   Overeenkomstig artikel 106, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 passen de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, voor de opstelling van hun uitgavendeclaraties in het kader van het ELGF dezelfde wisselkoers toe als die welke zij overeenkomstig hoofdstuk V en de sectorale landbouwwetgeving hebben gebruikt bij de betalingen aan de begunstigden en de inning van ontvangsten. Voor de in de artikelen 51 en 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde goedkeuringsbesluiten gebruiken de lidstaten de eerste wisselkoers die de Europese Centrale Bank na de datum van vaststelling van de betrokken besluiten heeft bepaald.

In andere dan de in de eerste alinea bedoelde gevallen, en met name voor krachtens Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (18) goedgekeurde afzetbevorderingsprogramma’s en voor afzetbevorderingsmaatregelen in de wijnsector, alsmede voor verrichtingen waarvoor geen ontstaansfeit is vastgesteld bij de sectorale landbouwwetgeving, is de toe te passen wisselkoers de voorlaatste wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft bepaald vóór de maand waarvoor de uitgaven of de bestemmingsontvangsten worden gedeclareerd.

2.   Wat de plattelandsontwikkelingsprogramma’s betreft, passen niet tot de eurozone behorende lidstaten bij de opstelling van hun uitgavendeclaraties voor alle betalings- of inningsverrichtingen de voorlaatste wisselkoers toe die de Europese Centrale Bank heeft bepaald vóór de maand waarin de verrichtingen in de rekeningen van het betaalorgaan worden geregistreerd.

HOOFDSTUK III

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN EN ANDERE CONTROLES

Artikel 12

Criteria en methodiek voor de toepassing van correcties in het kader van de conformiteitsgoedkeuring

1.   Voor de vaststelling van het uit hoofde van artikel 52, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 te nemen besluit inzake de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen wordt een onderscheid gemaakt tussen de bedragen of delen van bedragen die als ten onrechte uitgegeven zijn geïdentificeerd, en die welke zijn bepaald door toepassing van geëxtrapoleerde of forfaitaire correcties.

Ter bepaling van de bedragen die aan Uniefinanciering kunnen worden onttrokken wanneer wordt geconstateerd dat bepaalde uitgaven niet overeenkomstig het uniale recht en, wat het Elfpo betreft, niet overeenkomstig het geldende uniale en nationale recht zijn gedaan, baseert de Commissie zich op haar eigen bevindingen en houdt zij rekening met de informatie die de betrokken lidstaat in het kader van de overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 gevolgde conformiteitsgoedkeuringsprocedure ter beschikking heeft gesteld.

2.   De Commissie baseert de onttrekking enkel op de identificering van de ten onrechte uitgegeven bedragen wanneer die bedragen met een evenredige inspanning kunnen worden geïdentificeerd. Wanneer de Commissie niet in staat is om de ten onrechte uitgegeven bedragen met een evenredige inspanning te identificeren, kan een lidstaat binnen de door de Commissie in de loop van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure bepaalde termijnen gegevens indienen over de verificatie van deze bedragen op basis van een onderzoek van alle afzonderlijke gevallen waarin er mogelijk sprake is van non-conformiteit. De verificatie moet alle uitgaven omvatten die strijdig zijn met het toepasselijke recht en ten laste zijn gekomen van de Uniebegroting. De ingediende gegevens moeten alle afzonderlijke bedragen omvatten die vanwege de betrokken non-conformiteit niet subsidiabel zijn.

3.   Wanneer de ten onrechte uitgegeven bedragen niet overeenkomstig lid 2 kunnen worden geïdentificeerd, kan de Commissie de te onttrekken bedragen bepalen door de toepassing van geëxtrapoleerde correcties. Om de Commissie in staat te stellen de betrokken bedragen te bepalen, kan een lidstaat binnen de door de Commissie tijdens de conformiteitsgoedkeuringsprocedure bepaalde termijnen een berekening van het aan Uniefinanciering te onttrekken bedrag indienen waarin de resultaten van de controles van een representatieve steekproef uit die gevallen met statistische middelen zijn geëxtrapoleerd. De steekproef wordt getrokken uit de populatie waarvoor de geconstateerde non-conformiteit redelijkerwijs mag worden verwacht.

4.   Om de in de leden 2 en 3 bedoelde door de lidstaten ingediende resultaten in aanmerking te kunnen nemen, moet de Commissie in de gelegenheid zijn om:

a)

de voor de identificering of de extrapolatie gebruikte methoden te beoordelen, die door de lidstaten duidelijk moeten worden beschreven;

b)

de representativiteit van de in lid 3 bedoelde steekproef te controleren;

c)

de inhoud en de resultaten van de identificering of de extrapolatie te controleren;

d)

voldoende en relevante auditinformatie over de achterliggende gegevens te verkrijgen.

5.   Bij de toepassing van lid 3 kunnen de lidstaten gebruikmaken van de controlestatistieken van de betaalorganen als deze statistieken door de certificerende instantie zijn bevestigd, of van de beoordeling door een dergelijke instantie van het foutenniveau in het kader van haar audit als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, en wel onder de volgende voorwaarden:

a)

de Commissie is ten aanzien van zowel de auditstrategie als de inhoud, omvang en kwaliteit van de feitelijke auditwerkzaamheden tevreden over het door de certificerende instanties geleverde werk;

b)

de reikwijdte van de werkzaamheden van de certificerende instanties strookt met de reikwijdte van het desbetreffende onderzoek in het kader van de conformiteitsgoedkeuring, met name met betrekking tot de maatregelen of regelingen;

c)

bij de beoordelingen is rekening gehouden met het bedrag van de sancties die hadden moeten worden toegepast.

6.   Wanneer niet is voldaan aan de voorwaarden voor de bepaling van de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen als bedoeld in de leden 2 en 3, of de zaak van zodanige aard is dat de te onttrekken bedragen niet op basis van die leden kunnen worden bepaald, past de Commissie een passende forfaitaire correctie toe op basis van de aard en ernst van de inbreuk en haar eigen raming van het risico van financiële schade voor de Unie.

Bij de vaststelling van de hoogte van de forfaitaire correctie wordt in het bijzonder rekening gehouden met de soort non-conformiteit die is geconstateerd. Daartoe worden de tekortkomingen in de controles onderverdeeld in tekortschietende essentiële en tekortschietende aanvullende controles:

a)

essentiële controles zijn de administratieve controles en controles ter plaatse die nodig zijn om de subsidiabiliteit van de steun en de relevante toepassing van verlagingen en sancties te bepalen;

b)

aanvullende controles zijn alle overige administratieve werkzaamheden die nodig zijn om aanvragen op correcte wijze te verwerken.

Indien in het kader van een en dezelfde conformiteitsgoedkeuringsprocedure uiteenlopende non-conformiteiten worden vastgesteld, die elk afzonderlijk tot een andere forfaitaire correctie zouden leiden, geldt alleen de hoogste forfaitaire correctie.

7.   De Commissie houdt bij de vaststelling van de hoogte van forfaitaire correcties specifiek rekening met de volgende verzwarende omstandigheden waarbij het risico voor de begroting van de Unie groter is:

a)

één of meer essentiële controles worden niet toegepast of zo gebrekkig of zo occasioneel toegepast dat zij voor de vaststelling van de subsidiabiliteit van de aanvraag of voor de voorkoming van onregelmatigheden ineffectief worden geacht, of

b)

in hetzelfde controlesysteem worden drie of meer tekortkomingen ontdekt, of

c)

de lidstaat blijkt een controlesysteem niet of op zeer gebrekkig wijze toe te passen en er zijn bewijzen voor wijdverbreide onregelmatigheden en nalatigheden bij de bestrijding van onregelmatige en frauduleuze praktijken, of

d)

ten aanzien van die lidstaat is al een correctie in verband met soortgelijke tekortkomingen in dezelfde sector toegepast, met inachtneming van het onderzoek van de Commissie naar corrigerende of compenserende maatregelen die de lidstaat al heeft getroffen.

8.   Wanneer een lidstaat bepaalde objectieve elementen indient die niet aan de eisen van de leden 2 en 3 voldoen, maar aantonen dat het maximumverlies voor de fondsen beperkt is gebleven tot een totaalbedrag dat lager is dan hetgeen zou voortvloeien uit de toepassing van het voorgestelde forfaitaire percentage, dan bepaalt de Commissie aan de hand van het lagere forfaitaire percentage welke bedragen uit hoofde van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan Uniefinanciering moeten worden onttrokken.

9.   Bedragen die van de begunstigden zijn teruggevorderd en geïnd en aan een fonds zijn gecrediteerd vóór een ter zake relevante datum die de Commissie in de loop van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure heeft vastgesteld, worden in mindering gebracht op het bedrag dat de Commissie bij besluit uit hoofde van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan Uniefinanciering onttrekt.

Artikel 13

Verplichting na terugvorderingsprocedures

Na de voltooiing van de in artikel 54, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde terugvorderingsprocedures crediteert de betrokken lidstaat:

a)

aan het ELGF vijftig percent van de geïnde bedragen, na aftrek van de terugvorderingskosten overeenkomstig artikel 55, tweede alinea, van die verordening;

b)

aan het Elfpo vijftig percent van de bedragen die hetzij na de sluiting van het plattelandsontwikkelingsprogramma zijn geïnd hetzij vóór de sluiting zijn geïnd, maar niet opnieuw konden worden toegewezen overeenkomstig artikel 56 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 14

Controle van verrichtingen

Het bij titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ingestelde stelsel van controles is niet van toepassing op de in bijlage VI bij de onderhavige verordening opgelijste maatregelen.

HOOFDSTUK IV

ZEKERHEDEN

AFDELING 1

Toepassingsgebied en gebruik van termen

Artikel 15

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing in alle gevallen waarin de sectorale landbouwwetgeving een zekerheid oplegt, ongeacht of de specifieke term „zekerheid” is gebruikt.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op zekerheden die worden gesteld als garantie voor de betaling van bij invoer of uitvoer verschuldigde rechten als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (19).

Artikel 16

In dit hoofdstuk gebruikte termen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a)

„bevoegde autoriteit”: hetzij een partij die bevoegd is tot het aanvaarden van een zekerheid, hetzij een partij die bevoegd is om op grond van de toepasselijke regeling te besluiten of een zekerheid wordt vrijgegeven of verbeurd;

b)

„algemene zekerheid”: een zekerheid die bij de bevoegde autoriteit wordt gesteld, als garantie voor het nakomen van meer dan één verplichting;

c)

„het betrokken gedeelte van het gegarandeerde bedrag”: het gedeelte van het gegarandeerde bedrag dat overeenkomt met de hoeveelheid waarvoor niet aan een bepaalde eis is voldaan.

AFDELING 2

Verplichting tot zekerheidstelling

Artikel 17

Verantwoordelijke partij

Een zekerheid moet worden gesteld door of voor de partij die verantwoordelijk is voor de betaling van het bedrag dat verschuldigd is wanneer een verplichting niet wordt nagekomen.

Artikel 18

Vrijstelling van een verplichting tot zekerheidsstelling

1.   De bevoegde autoriteit kan vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling verlenen, wanneer de partij die verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichting:

a)

een overheidsorgaan is dat de functies van een overheidsinstantie vervult, of

b)

een particuliere instantie is die onder staatstoezicht de onder a) bedoelde functies vervult.

2.   De bevoegde autoriteit kan vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling verlenen wanneer het te garanderen bedrag minder dan 500 EUR bedraagt. In dat geval verbindt de betrokken partij zich schriftelijk ertoe hetzelfde bedrag als de zekerheid waarvan hij is vrijgesteld, te betalen indien de verplichting in kwestie niet wordt nagekomen.

Bij de toepassing van de eerste alinea wordt de waarde van de zekerheid zodanig berekend dat zij alle relevante verplichtingen omvat die aan eenzelfde verrichting verbonden zijn.

Artikel 19

Voorwaarden voor zekerheden

1.   De bevoegde autoriteit weigert of eist vervanging van elke zekerheid die zij inadequaat of ontoereikend acht of die slechts dekking biedt voor een te korte periode.

2.   Overgemaakte deposito’s in contanten worden pas als zekerheid in aanmerking genomen wanneer de bevoegde autoriteit er zeker van is dat zij over het bedrag ervan kan beschikken.

3.   Een cheque die is gegarandeerd door een door de lidstaat van de bevoegde autoriteit daartoe erkende financiële instelling, wordt beschouwd als een deposito in contanten. De bevoegde autoriteit moet een gegarandeerde cheque pas innen wanneer de periode waarvoor de zekerheid geldt, ten einde loopt.

Andere dan de in de eerste alinea bedoelde cheques worden pas als zekerheid in aanmerking genomen wanneer de bevoegde autoriteit er zeker van is dat zij over het bedrag ervan kan beschikken.

4.   Alle door de financiële instelling gemaakte kosten komen voor rekening van de partij die de zekerheid stelt.

5.   Aan de partij die een zekerheid stelt in de vorm van een deposito, wordt geen interest betaald.

Artikel 20

Gebruik van de euro

1.   De zekerheden worden in euro gesteld.

2.   Wanneer de zekerheid in een lidstaat die de euro niet heeft ingevoerd, wordt aanvaard, wordt het in euro uitgedrukte zekerheidsbedrag overeenkomstig hoofdstuk V omgerekend in de desbetreffende nationale valuta. De bij de zekerheid behorende verbintenis en het bedrag dat eventueel wordt ingehouden bij een onregelmatigheid of een niet-nakoming, blijven in euro vastgesteld.

Artikel 21

Zekerheidssteller

1.   De zekerheidssteller dient zijn officieel geregistreerde verblijfplaats of een vestiging in de Unie te hebben en, onverminderd de bepalingen van het Verdrag met betrekking tot het vrij verlenen van diensten, goedgekeurd te zijn door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de zekerheid wordt gesteld. De zekerheidssteller verbindt zich door een schriftelijke borgstelling.

2.   In de schriftelijke borgstelling moeten ten minste worden opgenomen:

a)

de verplichting of, in het geval van een algemene zekerheid, de soort(en) verplichtingen, waarvan de naleving door betaling van een som geld wordt gegarandeerd;

b)

het maximumbedrag waarvoor de zekerheidssteller zich verbindt;

c)

de verklaring dat de zekerheidssteller zich gezamenlijk en hoofdelijk met de partij die voor de nakoming van de verplichting verantwoordelijk is, verbindt om op verzoek van de bevoegde autoriteit binnen 30 dagen, binnen de grenzen van de zekerheid, elk bedrag te betalen dat opeisbaar is wegens het verbeuren van een zekerheid.

3.   Wanneer reeds een schriftelijke algemene zekerheidsstelling is gegeven, bepaalt de bevoegde autoriteit welke procedure moet worden gevolgd om de algemene zekerheid geheel of gedeeltelijk als garantie voor een specifieke verplichting te gebruiken.

Artikel 22

Overmacht

Ingeval een persoon die verantwoordelijk is voor een verplichting waarvoor een zekerheid is gesteld, stelt dat de niet-nakoming van de verplichting te wijten is aan overmacht, bewijst hij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten dat er sprake is van overmacht. Indien de bevoegde autoriteit een geval van overmacht als zodanig erkent, wordt de verplichting uitsluitend met het oog op het vrijgeven van de zekerheid geannuleerd.

AFDELING 3

Vrijgeven en verbeuren van andere zekerheden dan die bedoeld in afdeling 4

Artikel 23

Verbeuren van de zekerheid

1.   De in artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde verplichting is de eis om een handeling te verrichten of zich daarvan te onthouden, die van fundamentele betekenis is voor de doelstellingen van de verordening waarbij deze eis wordt opgelegd.

2.   Indien een verplichting niet wordt nagekomen en geen termijn voor nakoming is bepaald, wordt de zekerheid verbeurd wanneer de bevoegde autoriteit vaststelt dat er sprake is van niet-nakoming.

3.   Indien de nakoming van een verplichting aan een bepaalde termijn is gebonden en de verplichting pas na die termijn is nagekomen, wordt de zekerheid verbeurd.

In een dergelijk geval wordt de zekerheid onmiddellijk voor 10 % verbeurd, vermeerderd met een over het resterende saldo berekend extra percentage van:

a)

2 % per kalenderdag waarmee de termijn wordt overschreden, indien de verplichting betrekking heeft op de invoer van producten in een derde land;

b)

5 % per kalenderdag waarmee de termijn wordt overschreden, indien de verplichting betrekking heeft op producten die het douanegebied van de Unie verlaten.

4.   Indien een verplichting tijdig wordt nagekomen en het bewijs van nakoming binnen een vaste termijn moet worden overgelegd, wordt de zekerheid die voor die verplichting is gesteld, voor elke kalenderdag waarmee die termijn wordt overschreden, verbeurd volgens de formule [0,2]/termijn in dagen en met inachtneming van artikel 25.

Indien het in de eerste alinea bedoelde bewijs bestaat in de indiening van een gebruikt of verstreken invoer- of uitvoercertificaat of van het bewijs dat de producten het douanegebied van de Unie hebben verlaten, wordt de zekerheid voor 15 % verbeurd indien dat bewijs na de in de in de eerste alinea bedoelde vaste termijn maar uiterlijk op de 730e kalenderdag na de vervaldatum van het certificaat wordt ingediend. Indien dat certificaat na de 730e kalenderdag wordt ingediend, wordt het resterende bedrag van de zekerheid volledig verbeurd.

Indien het in de eerste alinea bedoelde bewijs bestaat in de indiening van een gebruikt of verstreken uitvoercertificaat met voorafgaande vaststelling van de restitutie, wordt de zekerheid verbeurd voor:

a)

10 % indien het certificaat wordt ingediend tussen de 61e en de 90e kalenderdag na de datum waarop het certificaat is verstreken;

b)

50 % indien het certificaat wordt ingediend tussen de 91e en de 120e kalenderdag na de datum waarop het certificaat is verstreken;

c)

70 % indien het certificaat wordt ingediend tussen de 121e en de 150e kalenderdag na de datum waarop het certificaat is verstreken;

d)

80 % indien het certificaat wordt ingediend tussen de 151e en de 180e kalenderdag na de datum waarop het certificaat is verstreken;

e)

100 % indien het certificaat wordt ingediend na de 180e kalenderdag na de datum waarop het certificaat is verstreken.

5.   Het bedrag van de te verbeuren zekerheid wordt naar beneden afgerond tot het eerste bedrag zonder decimalen in euro of in de betrokken nationale valuta.

Artikel 24

Vrijgeven van de zekerheid

1.   Zodra het in de specifieke Unievoorschriften vastgestelde bewijs is geleverd dat een verplichting is nagekomen of de zekerheid gedeeltelijk is verbeurd overeenkomstig artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en artikel 23 van de onderhavige verordening, wordt de zekerheid of, in voorkomend geval, het resterende bedrag van de zekerheid onmiddellijk vrijgegeven.

2.   Op verzoek wordt een zekerheid gedeeltelijk vrijgegeven wanneer het daartoe voorgeschreven bewijs is geleverd voor een gedeelte van een hoeveelheid product, op voorwaarde dat dit gedeelte niet kleiner is dan een minimumhoeveelheid die is vastgesteld in de verordening op grond waarvan de zekerheid moet worden gesteld, of die, bij gebrek aan een dergelijke verordening, door de lidstaat is vastgesteld.

3.   Wanneer geen termijn is vastgesteld voor het indienen van de bewijsstukken voor het vrijgeven van een zekerheid, geldt als uiterste termijn 365 kalenderdagen na de vastgestelde termijn voor de nakoming van de verplichting waarvoor de zekerheid is gesteld. Wanneer geen termijn voor de nakoming van de verplichting is vastgesteld, geldt als uiterste termijn 365 kalenderdagen na de datum waarop alle verplichtingen zijn nagekomen.

De in de eerste alinea bedoelde termijn mag niet langer zijn dan 1 095 kalenderdagen vanaf de datum waarop de zekerheid voor een bepaalde verplichting is gesteld.

Artikel 25

Maxima

1.   Het totale verbeurde bedrag mag niet hoger zijn dan 100 % van de zekerheid die voor het relevante deel is gesteld.

2.   De bevoegde autoriteit mag van verbeurdverklaring van bedragen van minder dan 100 EUR afzien, voor zover voor vergelijkbare gevallen soortgelijke nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zijn vastgesteld.

AFDELING 4

Zekerheden voor voorschotten

Artikel 26

Toepassingsgebied

De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing in alle gevallen waarin in het kader van specifieke Unievoorschriften een voorschot kan worden betaald alvorens is voldaan aan de voor het verkrijgen van de betrokken steun of het betrokken voordeel vastgestelde verplichting.

Artikel 27

Vrijgeven van de zekerheid

1.   De zekerheid wordt vrijgegeven:

a)

hetzij wanneer is vastgesteld dat de betrokkene definitief recht heeft op een voorschot;

b)

hetzij wanneer het voorschot, verhoogd met de in de specifieke Unievoorschriften vastgestelde toeslag, is terugbetaald.

2.   Wanneer de uiterste termijn om aan te tonen dat de betrokkene definitief recht heeft op het voorschot, is verstreken zonder dat dit bewijs is geleverd, past de bevoegde autoriteit onmiddellijk de procedure voor het verbeuren van de zekerheid toe.

Voor zover de Uniewetgeving daarin voorziet, kan het bewijs evenwel nog na de bovenbedoelde termijn worden geleverd, waarna de zekerheid gedeeltelijk wordt terugbetaald.

HOOFDSTUK V

GEBRUIK VAN DE EURO

Artikel 28

Uitvoerrestituties en handelsverkeer met derde landen

1.   Voor de in het Unierecht inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid in euro vastgestelde en door de lidstaten in nationale valuta toe te passen bedragen met betrekking tot de invoer- en uitvoerbelastingen is de omrekeningskoers specifiek gelijk aan de op grond van artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 geldende koers.

2.   Wanneer in landbouwwetgeving van de Unie inzake het handelsverkeer met derde landen uitvoerrestituties in euro zijn vastgesteld en prijzen en bedragen in euro zijn uitgedrukt, is het ontstaansfeit voor de wisselkoers de aanvaarding van de douaneaangifte.

3.   Voor de berekening van de in artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (20) bedoelde forfaitaire invoerwaarde van groenten en fruit met het oog op de bepaling van de in artikel 137, lid 1, van die verordening bedoelde invoerprijs vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers voor de representatieve prijzen die worden gebruikt om die forfaitaire waarde en het bedrag van de in artikel 134, lid 3, van die verordening bedoelde vermindering te berekenen, plaats op de dag waarop de representatieve prijzen betrekking hebben.

Artikel 29

Productierestituties en specifieke steunbedragen

1.   Voor productierestituties die in de wetgeving van de Unie in euro zijn vastgesteld, vindt, indien bij die wetgeving een bestemming is voorgeschreven, het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de datum waarop wordt verklaard dat de producten die bestemming hebben bereikt. Wanneer geen bestemming is voorgeschreven, is het ontstaansfeit voor de wisselkoers de goedkeuring door het betaalorgaan van de aanvraag tot betaling van de restitutie.

2.   Voor steun die wordt verleend per hoeveelheid in de handel gebracht of op specifieke wijze te gebruiken product, is onverminderd de artikelen 30 tot en met 33 het ontstaansfeit voor de wisselkoers de eerste handeling die, nadat het product door de betrokken marktdeelnemer is overgenomen, een passend gebruik van het product waarborgt en tot verlening van de steun leidt.

3.   Voor steun ten bate van particuliere opslag vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de eerste dag waarvoor de steun wordt verleend in het kader van eenzelfde contract.

4.   Voor andere dan in de leden 2 en 3 van het onderhavige artikel en in de artikelen 30 en 31 bedoelde steun, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de uiterste datum voor de indiening van de aanvragen.

Artikel 30

Wijnsector

1.   Het ontstaansfeit voor de wisselkoers vindt plaats op de eerste dag van het wijnoogstjaar waarin de steun wordt verleend, in het geval van:

a)

de herstructurering en omschakeling van wijngaarden als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

b)

het opzetten van onderlinge fondsen als bedoeld in artikel 48 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

c)

oogstverzekering als bedoeld in artikel 49 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

2.   Voor steun ten bate van de vrijwillige of verplichte distillatie van bijproducten van de wijnbereiding als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de eerste dag van het wijnoogstjaar waarin het bijproduct wordt geleverd.

3.   Voor in artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde investeringen en voor de in artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde innovatie in de wijnsector vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari van het jaar waarin het besluit tot verlening van de steun wordt genomen.

4.   Voor het in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde groen oogsten vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de dag waarop het groen oogsten plaatsvindt.

Artikel 31

Bedragen en betalingen in de sector melk en zuivelproducten

1.   Voor de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 657/2008 van de Commissie (21) bedoelde steun voor de verstrekking van bepaalde zuivelproducten aan leerlingen vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de eerste dag van de periode waarop de in artikel 11 van die verordening bedoelde betalingsaanvraag betrekking heeft.

2.   Voor de betaling van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie (22) bedoelde heffing voor een bepaald tijdvak van twaalf maanden in de zin van deel II, titel I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (23) vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 april volgende op het betrokken tijdvak.

3.   Voor de in artikel 30, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (24) bedoelde vervoerskosten vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de dag waarop de bevoegde autoriteit de geldige offerte ontvangt.

Artikel 32

Bedragen en steunbetalingen in verband met de uitvoering van de schoolfruitregeling

Voor de steun ten bate van de in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 288/2009 van de Commissie (25) bedoelde verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten aan kinderen vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari voorafgaande aan de in artikel 4, lid 1, van die verordening bedoelde periode.

Artikel 33

Minimumprijs voor bieten, overschotheffing en productieheffing in de sector suiker

Voor de productieheffing op suiker, voor de minimumprijs voor bieten en voor de overschotheffing als bedoeld in respectievelijk artikel 128, artikel 135 en artikel 142 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 oktober van het verkoopseizoen waarvoor de prijzen en bedragen worden toegepast of betaald.

Artikel 34

Bedragen in verband met structuur- of milieumaatregelen en overheadkosten voor operationele programma’s

1.   Voor de bedragen zoals bedoeld in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 en voor de bedragen die verband houden met op grond van Verordening (EG) nr. 1698/2005 goedgekeurde maatregelen waarvoor de betalingen aan de begunstigden ten laste komen van overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 goedgekeurde programma’s voor plattelandsontwikkeling, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari van het jaar waarin het besluit tot toekenning van de steun wordt genomen.

Indien de betaling van de in de eerste alinea bedoelde bedragen op grond van Unievoorschriften echter over verscheidene jaren wordt gespreid, vindt voor elke jaartranche het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari van het jaar waarvoor de betrokken tranche wordt betaald.

2.   Voor de in bijlage IX, punt 2 a), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde bedragen ter dekking van de overheadkosten die specifiek betrekking hebben op de actiefondsen of operationele programma’s als bedoeld in de artikelen 32 en 33 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op 1 januari van het jaar waarop die overheadkosten betrekking hebben.

Artikel 35

Bedragen in verband met de toestemming voor de verlening van nationale financiële steun aan producentenorganisaties in de sector groenten en fruit, en in verband met de gedeeltelijke vergoeding van die nationale financiële steun

1.   Voor verzoeken om toestemming voor de verlening van nationale financiële steun als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de in artikel 92, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 vastgestelde uiterste datum voor indiening van de verzoeken bij de Commissie.

2.   Voor de vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie overeenkomstig artikel 95 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de uiterste datum waarop de producentenorganisaties hun steunaanvragen overeenkomstig artikel 69, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten indienen.

Artikel 36

Andere bedragen en prijzen

Voor andere dan de in de artikelen 28 tot en met 35 bedoelde prijzen of bedragen, of voor met deze prijzen verband houdende bedragen, uitgedrukt in euro in de Uniewetgeving of uitgedrukt in euro in het kader van een inschrijvingsprocedure, vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de dag waarop een van de volgende rechtshandelingen wordt gesteld:

a)

wat aankopen betreft, de dag waarop de geldige offerte is ontvangen;

b)

wat verkopen betreft, de dag waarop de geldige offerte is ontvangen;

c)

wat het uit de markt nemen van producten in de sector groenten en fruit betreft, de dag waarop de producten uit de markt worden genomen;

d)

wat handelingen op het gebied van niet-oogsten en van groen oogsten betreft, de dag waarop het niet-oogsten of het groen oogsten plaatsvindt;

e)

wat kosten van vervoer, verwerking of openbare opslag en bedragen voor studies als onderdeel van een inschrijvingsprocedure betreft, de uiterste datum voor indiening van offertes;

f)

wat de notering van prijzen, bedragen of offertes op de markt betreft, de dag waarvoor de prijs, het bedrag of de offerte wordt genoteerd;

g)

wat sancties wegens niet-naleving van landbouwwetgeving betreft, de datum van de akte van de bevoegde autoriteit waarbij de feiten zijn geconstateerd;

h)

wat omzetcijfers of bedragen in verband met productievolumes betreft, het begin van de in de landbouwwetgeving bepaalde referentieperiode.

Artikel 37

Betaling van voorschotten

Voor voorschotten is het ontstaansfeit voor de wisselkoers het ontstaansfeit dat geldt voor de prijs of het bedrag waarop het voorschot betrekking heeft, indien dit ontstaansfeit reeds heeft plaatsgevonden wanneer het voorschot wordt betaald, en vindt in andere gevallen het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de datum waarop het voorschot in euro wordt vastgesteld, of, bij ontstentenis daarvan, op de datum waarop het voorschot wordt betaald. Het ontstaansfeit voor de wisselkoers wordt op voorschotten toegepast onverminderd de toepassing van het voor de volledige prijs of het volledige bedrag geldende ontstaansfeit op die prijs of dat bedrag.

Artikel 38

Zekerheden

Voor zekerheden vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de datum waarop de zekerheid wordt gesteld.

De volgende uitzonderingen zijn evenwel van toepassing:

a)

voor zekerheden in verband met voorschotten is het ontstaansfeit voor de wisselkoers het voor het voorschotbedrag bepaalde ontstaansfeit indien dit ontstaansfeit reeds heeft plaatsgevonden wanneer de zekerheid wordt betaald;

b)

voor zekerheden in verband met de indiening van offertes vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de dag waarop de offerte wordt ingediend;

c)

voor zekerheden in verband met de uitvoering van offertes vindt het ontstaansfeit voor de wisselkoers plaats op de sluitingsdatum van de inschrijving.

Artikel 39

Controle van verrichtingen

De in titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 opgenomen bedragen in euro worden, waar nodig, omgerekend in de nationale munt door toepassing van de wisselkoers van toepassing op de eerste werkdag van het jaar waarin de controleperiode begint, en worden bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 40

Bepaling van de wisselkoers

Indien op grond van Uniewetgeving een ontstaansfeit wordt vastgesteld, is de te gebruiken wisselkoers de laatste koers die de Europese Centrale Bank (ECB) heeft bepaald vóór de eerste dag van de maand waarin het ontstaansfeit plaatsvindt.

In de volgende gevallen moet evenwel de volgende wisselkoers worden gebruikt:

a)

in de in artikel 28, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde gevallen, waarin het ontstaansfeit voor de wisselkoers de aanvaarding van de douaneaangifte is, de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde koers;

b)

voor interventie-uitgaven in het kader van verrichtingen in verband met openbare opslag, de uit de toepassing van artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie (26) voortvloeiende koers;

c)

voor de minimumprijs voor bieten als bedoeld in artikel 33 van de onderhavige verordening, de door de Europese Centrale Bank (ECB) vastgestelde gemiddelde koers in de maand vóór het ontstaansfeit.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALING

Artikel 41

Overgangsbepalingen

1.   Wanneer een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 geaccrediteerd betaalorgaan verantwoordelijk wordt voor uitgaven waarvoor het eerder niet verantwoordelijk was, wordt het uiterlijk op 1 januari 2015 voor de nieuwe verantwoordelijkheden geaccrediteerd.

2.   De in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1106/2010 vermelde maatregelen zijn niet aan het bij titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ingestelde stelsel van controles onderworpen voor zover deze controles betrekking hebben op uitgaven vóór het begrotingsjaar 2014.

3.   Wanneer in specifieke wetgeving wordt verwezen naar primaire, secundaire of ondergeschikte eisen als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012, is artikel 23, leden 2, 3 en 4, van de onderhavige verordening van toepassing.

4.   Voor de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma’s geldt het volgende:

a)

artikel 38, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is van toepassing op de vastleggingen die uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van vastlegging niet zijn gebruikt. In artikel 38 van die verordening worden de verwijzingen naar jaar N+3 beschouwd als verwijzingen naar jaar N+2;

b)

de Commissie verricht overeenkomstig artikel 36, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 alleen tussentijdse betalingen indien er geen overschrijding heeft plaatsgevonden van de totale bijdrage uit het Elfpo die voor elk van de prioritaire zwaartepunten voor de gehele looptijd van het betrokken programma is toegekend;

c)

voor de toepassing van de artikelen 37 en 38 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is de einddatum van de subsidiabiliteit van de uitgaven die welke is vastgesteld in artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

5.   Voor de toepassing van artikel 54, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 wordt voor de in artikel 6, onder h), van Verordening (EG) nr. 885/2006 bedoelde gevallen die aan de Commissie zijn of moeten worden gemeld en die betrekking hebben op de begrotingsjaren 2013 en 2014, uitgegaan van het begrotingsjaar van het eerste proces-verbaal over de onregelmatigheid in de zin van artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1290/2005. Voor de gevallen waarvoor vóór 16 oktober 2014 geen eerste administratief of gerechtelijk proces-verbaal over de onregelmatigheid is opgesteld, zijn de bepalingen van artikel 54, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van toepassing.

Wat het Elfpo betreft, zijn voor de goedkeuring van de rekeningen overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 de bepalingen van artikel 54, lid 2, van die verordening van toepassing vanaf de goedkeuring van de rekeningen voor begrotingsjaar 2014.

Artikel 42

Wijziging van Verordening (EG) nr. 376/2008

Artikel 34, leden 6 en 7, van Verordening (EG) nr. 376/2008 wordt geschrapt.

Die bepalingen blijven evenwel van toepassing op de zekerheden die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening in het kader van die verordening op geldige wijze zijn gesteld.

Artikel 43

Wijziging van Verordening (EG) nr. 612/2009

Artikel 47, lid 3, van Verordening (EG) nr. 612/2009 wordt geschrapt.

Die bepalingen blijven evenwel van toepassing op de zekerheden die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening in het kader van die verordening op geldige wijze zijn gesteld.

Artikel 44

Intrekkingen

De Verordeningen (EG) nr. 883/2006, (EG) nr. 884/2006, (EG) nr. 885/2006, (EG) nr. 1913/2006, (EU) nr. 1106/2010 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 worden ingetrokken.

Het volgende is evenwel van toepassing:

a)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 blijft van toepassing op de zekerheden die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige verordening in het kader van die verordening op geldige wijze zijn gesteld.

b)

artikel 4 van Verordening (EG) nr. 883/2006 blijft van toepassing op uitgaven die tot en met 15 oktober 2014 zijn verricht;

c)

artikel 11 en hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 885/2006 blijven van toepassing tot en met 31 december 2014.

Artikel 45

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 41, lid 4, is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het Elfpo (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35).

(4)  Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het Elfpo (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90).

(5)  Verordening (EG) nr. 1913/2006 van de Commissie van 20 december 2006 houdende bepalingen voor de toepassing van het agromonetaire stelsel voor de euro in de landbouwsector en tot wijziging van bepaalde verordeningen (PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52).

(6)  Verordening (EU) nr. 1106/2010 van de Commissie van 30 november 2010 tot vaststelling van de lijst van maatregelen die moeten worden uitgesloten van de toepassing van Verordening (EG) nr. 485/2008 van de Raad inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van het Europees Landbouwgarantiefonds (PB L 315 van 1.12.2010, blz. 16).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 van de Commissie van 28 maart 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 4).

(8)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).

(10)  Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake bijstand voor Plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(12)  Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(15)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(16)  Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).

(17)  Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).

(18)  Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1).

(19)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).

(20)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).

(21)  Verordening (EG) nr. 657/2008 van de Commissie van 10 juli 2008 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen (PB L 183 van 11.7.2008, blz. 17).

(22)  Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 22).

(23)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(24)  Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1).

(25)  Verordening (EG) nr. 288/2009 van de Commissie van 7 april 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de toekenning, in het kader van een schoolfruitregeling, van communautaire steun voor de verstrekking van groente- en fruitproducten, verwerkte groente- en fruitproducten en banaanproducten aan kinderen in onderwijsinstellingen (PB L 94 van 8.4.2009, blz. 38).

(26)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE I

ACCREDITERINGSCRITERIA

(Artikel 1)

1.   INTERNE OPZET

A)   Organisatiestructuur

Het betaalorgaan beschikt over een organisatiestructuur die het in staat stelt de volgende hoofdfuncties te vervullen ten aanzien van de ELGF- en de Elfpo-uitgaven:

i)

de autorisatie en controle van de betalingen, met het doel zich ervan te vergewissen dat het aan een begunstigde te betalen bedrag in overeenstemming is met de Unievoorschriften; dit omvat met name administratieve controles en controles ter plaatse;

ii)

de uitvoering van de betalingen van het geautoriseerde bedrag aan de begunstigden (of hun gevolmachtigden) of, in het geval van plattelandsontwikkeling, van het deel dat overeenkomt met de uniale medefinanciering;

iii)

de boekhoudkundige verantwoording, met het doel alle betalingen in de afzonderlijke rekeningen van het betaalorgaan voor de ELGF- en de Elfpo-uitgaven in de vorm van een informatiesysteem vast te leggen en de periodieke overzichten van de uitgaven op te stellen, inclusief de maandelijkse (voor het ELGF), driemaandelijkse (voor het Elfpo) en jaarlijkse declaraties aan de Commissie. In de rekeningen van het betaalorgaan worden ook de door de fondsen gefinancierde activa opgenomen, waarbij het met name gaat om de interventievoorraden, de niet-verrekende voorschotten, de zekerheden en de debiteuren.

De organisatiestructuur van het betaalorgaan zorgt voor een duidelijke toewijzing van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden op alle operationele niveaus en voor een scheiding van de in de eerste alinea genoemde drie functies, waarbij de bij die functies behorende verantwoordelijkheden zijn omschreven in een organisatieschema. Die organisatiestructuur omvat tevens de technische diensten en de in punt 4 genoemde interne-auditdienst.

B)   Niveau van de personele middelen

Het betaalorgaan zorgt ervoor dat:

i)

passende personele middelen worden toegewezen om de werkzaamheden uit te voeren en de op de verschillende operationele niveaus benodigde technische vaardigheden aanwezig zijn;

ii)

de taken zo worden verdeeld dat geen enkele functionaris wordt belast met meer dan een van de verantwoordelijkheden op het gebied van de autorisatie, de betaling of de boekhouding met betrekking tot de aan het ELGF of het Elfpo in rekening gebrachte bedragen en dat geen enkele functionaris een van die taken verricht zonder toezicht van een tweede functionaris;

iii)

de verantwoordelijkheden van elke functionaris in een schriftelijke functieomschrijving worden vastgelegd, waarbij ook de financiële grenzen aan zijn/haar bevoegdheid worden vastgesteld;

iv)

de opleiding van het personeel, ook op het gebied van het fraudebewustzijn, op alle operationele niveaus adequaat is en er een beleid bestaat om personeel op gevoelige posities te laten rouleren of om als alternatief het toezicht te verscherpen;

v)

er passende maatregelen ter voorkoming van een belangenconflict worden genomen wanneer een persoon die een verantwoordelijke of gevoelige positie bekleedt ten aanzien van de verificatie, de autorisatie, de betaling of de boekhouding in verband met aanvragen of betalingsverzoeken, buiten het betaalorgaan nog andere functies vervult.

C)   Delegatie

C.1)

Indien het betaalorgaan een taak overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan een andere instantie delegeert, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

i)

tussen het betaalorgaan en die instantie moet een schriftelijke overeenkomst zijn gesloten waarin naast de gedelegeerde taken de aard van de aan het betaalorgaan toe te zenden informatie en bewijsstukken is omschreven en is aangegeven binnen welke termijn die toezending moet plaatsvinden. De overeenkomst moet het betaalorgaan in staat stellen aan de erkenningscriteria te voldoen;

ii)

het betaalorgaan blijft in alle gevallen verantwoordelijk voor een doelmatig beheer van de middelen van de betrokken fondsen. Het blijft volledig verantwoordelijk voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties, waaronder de bescherming van het financiële belang van de Unie, voor de declaratie van de betrokken uitgaven bij de Commissie en voor de overeenkomstige opstelling van de rekeningen;

iii)

de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de andere instantie, met name ten aanzien van de controle op en de verificatie van de naleving van de Unievoorschriften, zijn duidelijk omschreven;

iv)

het betaalorgaan zorgt ervoor dat de andere instantie beschikt over doeltreffende systemen om ervoor te zorgen dat zij haar taken op bevredigende wijze vervult;

v)

de andere instantie geeft het betaalorgaan uitdrukkelijk de bevestiging dat zij haar taken daadwerkelijk vervult, en beschrijft de daartoe gebruikte middelen.

vi)

het betaalorgaan beoordeelt de gedelegeerde taken op regelmatige basis om de bevestiging te krijgen dat de verrichte werkzaamheden van een bevredigend niveau zijn en aan de Unievoorschriften voldoen.

C.2)

De in C1, onder i), ii), iii) en v), genoemde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing op de gevallen waarin taken van een betaalorgaan door een andere instantie worden verricht in het kader van haar reguliere taken op basis van nationale wetgeving.

2.   CONTROLEACTIVITEITEN

A)   Procedures voor de autorisatie van aanvragen

Het betaalorgaan stelt de volgende procedures vast:

i)

het betaalorgaan stelt gedetailleerde procedures vast voor de ontvangst, de registratie en de verwerking van de aanvragen, met inbegrip van een beschrijving van alle te gebruiken stukken;

ii)

elke voor de autorisatie verantwoordelijke functionaris beschikt over een gedetailleerde checklist van de te verrichten verificaties, en verklaart in de bewijsstukken betreffende de aanvraag dat die controles zijn verricht. Deze verklaring mag met behulp van elektronische middelen worden afgegeven. Er moet bewijs zijn dat het werk systematisch, op basis van bijvoorbeeld een steekproef, een systeem of een plan, is nagezien door een personeelslid met een hogere rang;

iii)

een aanvraag wordt pas ter betaling geautoriseerd nadat voldoende controles zijn verricht om zich ervan te vergewissen dat deze aanvraag voldoet aan de Unievoorschriften.

De controles omvatten de controles die zijn voorgeschreven bij de betrokken verordening betreffende de specifieke maatregel op grond waarvan de steun wordt aangevraagd, en de controles die krachtens artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten worden verricht om fraude en onregelmatigheden te voorkomen en op te sporen en waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan de bestaande risico’s. Wat het Elfpo betreft, moeten er bovendien procedures zijn om na te gaan of de voorwaarden voor de toekenning van steun, met inbegrip van de contractering, zijn nageleefd en of is voldaan aan alle geldende uniale en nationale voorschriften, waaronder de voorschriften van het plattelandsontwikkelingsprogramma;

iv)

de leiding van het betaalorgaan wordt op een passend niveau regelmatig en tijdig over de resultaten van de verrichte administratieve controles en controles ter plaatse geïnformeerd, zodat altijd met de toereikendheid van die controles rekening kan worden gehouden voordat een aanvraag wordt afgehandeld;

v)

de verrichte werkzaamheden worden in detail beschreven in een verslag dat elke aanvraag of groep aanvragen vergezelt, dan wel, indien passend, in een verslag dat betrekking heeft op één verkoopseizoen. Het verslag gaat vergezeld van een verklaring over de subsidiabiliteit van de goedgekeurde aanvragen en over aard, reikwijdte en grenzen van de verrichte werkzaamheden. Wat het Elfpo betreft, moet bovendien zekerheid worden verschaft dat de criteria voor de toekenning van steun, met inbegrip van de contractering, zijn nageleefd en dat is voldaan aan alle geldende uniale en nationale voorschriften, waaronder de voorschriften van het plattelandsontwikkelingsprogramma. Indien fysieke of administratieve controles niet alle aanvragen maar een steekproef daaruit betreffen, moeten de geselecteerde aanvragen worden geïdentificeerd, moet de methode van steekproeftrekking worden beschreven en moet verslag worden uitgebracht over de resultaten van alle controles en over de ten aanzien van discrepanties en onregelmatigheden genomen maatregelen. De bewijsstukken moeten volstaan om zekerheid te verschaffen dat alle vereiste controles op de subsidiabiliteit van de geautoriseerde aanvragen zijn verricht;

vi)

in het geval dat stukken (op papier of in elektronische vorm) betreffende geautoriseerde aanvragen en betreffende verrichte controles door andere instanties worden bewaard, moeten door die instanties en het betaalorgaan procedures worden ingesteld om ervoor te zorgen dat de locatie van alle dergelijke stukken die relevant zijn voor specifieke betalingen, wordt geregistreerd.

B)   Betalingsprocedures

Het betaalorgaan stelt de nodige procedures vast om ervoor te zorgen dat de betalingen uitsluitend op aan de begunstigden of hun gevolmachtigden toebehorende bankrekeningen worden verricht. De betaling wordt door de bank van het betaalorgaan of, in voorkomend geval, door een betaalkantoor van de overheid uitgevoerd binnen vijf werkdagen na de datum waarop het bedrag in rekening is gebracht aan het ELGF of het Elfpo. Procedures worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat alle betalingen waarvoor de overmaking niet wordt uitgevoerd, niet ter vergoeding bij de fondsen worden gedeclareerd. Indien dergelijke betalingen al bij de fondsen zijn gedeclareerd, moeten deze middels de maandelijkse dan wel driemaandelijkse declaraties of op zijn laatst in de jaarrekeningen weer aan de fondsen worden gecrediteerd. Er wordt niet in contanten betaald. De goedkeuring van de autoriserende functionaris en/of zijn/haar supervisor mag met behulp van elektronische middelen worden verleend, mits een passend niveau van beveiliging van die middelen is gegarandeerd en de identiteit van de ondertekenaar in de elektronische records wordt ingevoerd.

C)   Boekhoudprocedures

Het betaalorgaan stelt de volgende procedures vast:

i)

de boekhoudprocedures moeten ervoor zorgen dat de maandelijkse, (voor het ELGF), driemaandelijkse (voor het Elfpo) en jaarlijkse declaraties volledig en juist zijn en tijdig worden ingediend en dat eventuele fouten of omissies worden ontdekt en gecorrigeerd, met name dankzij met regelmatige tussenpozen verrichte controles en aansluitingsvergelijkingen;

ii)

bij de boekhouding betreffende de interventieopslag moet ervoor worden gezorgd dat, in elk stadium vanaf de aanvaarding van een aanbieding tot de fysieke afzet van het product, de informatie over de hoeveelheden en de bijbehorende kosten overeenkomstig de geldende verordeningen correct en snel worden verwerkt en per identificeerbare partij in de juiste rekening worden geboekt, en moet er tevens voor worden gezorgd dat voor elke opslagplaats hoeveelheid en aard van de opgeslagen voorraden te allen tijde kunnen worden bepaald.

D)   Procedures voor voorschotten en zekerheden

Er moeten procedures worden vastgesteld die het volgende waarborgen:

i)

de betalingen van voorschotten worden afzonderlijk opgenomen in de boekhouding of een subadministratie;

ii)

voor zekerheden wordt slechts een beroep gedaan op financiële instellingen die voldoen aan de bij hoofdstuk IV van de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden en zijn erkend door de bevoegde autoriteiten; de zekerheden blijven geldig totdat zij worden vrijgegeven of geïnd, op verzoek van het betaalorgaan;

iii)

de voorschotten worden binnen de gestelde termijn verrekend en de voorschotten die reeds hadden moeten zijn verrekend, worden onverwijld geïdentificeerd en de betrokken zekerheden worden onverwijld geïnd.

E)   Procedures voor vorderingen

Alle in de punten A) tot en met D) vermelde criteria zijn van overeenkomstige toepassing voor heffingen, verbeurde zekerheden, terug te betalen bedragen, bestemmingsontvangsten enz. die het betaalorgaan namens het ELGF of het Elfpo moet innen.

Het betaalorgaan zet een systeem op om alle verschuldigde bedragen vast te stellen en om al die vorderingen vóór de inning ervan op te nemen in één debiteurenadministratie. De debiteurenadministratie wordt op gezette tijden gecontroleerd en het nodige wordt gedaan om de achterstallige vorderingen te innen.

F)   Auditspoor

De informatie over de bewijsstukken met betrekking tot de autorisatie, de boeking en de betaling van aanvragen en de behandeling van voorschotten, zekerheden en vorderingen moeten in het betaalorgaan beschikbaar zijn om ervoor te zorgen dat er te allen tijde een voldoende gedetailleerd auditspoor is.

3.   INFORMATIE EN COMMUNICATIE

A)   Communicatie

Het betaalorgaan stelt de nodige procedures vast om ervoor te zorgen dat elke wijziging van de Unieverordeningen, met name wat de geldende steunbedragen betreft, wordt genoteerd en dat de instructies, databases en checklists tijdig worden geactualiseerd.

B)   Beveiliging van de informatiesystemen

i)

Onverminderd punt ii) hieronder, wordt de beveiliging van de informatiesystemen gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in een in het betrokken begrotingsjaar geldende versie van een van de volgende normen:

International Standards Organisation 27002: Code of practice for Information Security controls (ISO);

Bundesamt für Sicherheit in der Informationstechnik: IT-Grundschutzhandbuch/IT Baseline Protection Manual (BSI);

Information Systems Audit and Control Association: Control objectives for Information and related Technology (COBIT).

ii)

Vanaf 16 oktober 2016 wordt de beveiliging van de informatiesystemen gecertificeerd overeenkomstig de International Standards Organisation 27001: Information Security management systems — Requirements (ISO).

De Commissie kan de lidstaten toestaan om hun beveiliging van de informatiesystemen te certificeren overeenkomstig andere aanvaarde normen die een beveiligingsniveau waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan dat van ISO 27001.

De lidstaten kunnen besluiten om de bepalingen van de eerste alinea niet toe te passen op betaalorganen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van uitgaven als deze uitgaven niet meer dan 400 miljoen EUR per jaar bedragen. Deze lidstaten blijven de bepalingen van punt i) wél toepassen. Zij brengen de Commissie op de hoogte van hun besluit ter zake.

4.   MONITORING

A)   Permanente monitoring via de activiteiten op het gebied van interne controle

De interne controle omvat ten minste de volgende activiteiten:

i)

de technische diensten en gedelegeerde instanties die zijn belast met het verrichten van controles en met de uitoefening van andere functies, worden gemonitord om een correcte uitvoering van de verordeningen, richtsnoeren en procedures te waarborgen;

ii)

er worden systeemveranderingen geïnitieerd om de controlesystemen in het algemeen te verbeteren;

iii)

de bij het betaalorgaan ingediende aanvragen en verzoeken en andere informatie die aanleiding geven tot een vermoeden van onregelmatigheden, worden aan een onderzoek onderworpen;

iv)

de procedures om fraude en onregelmatigheden te voorkomen en op te sporen, met name ten aanzien van de onder de bevoegdheid van het betaalorgaan vallende GLB-uitgavengebieden die aan een aanzienlijk risico van fraude of andere ernstige onregelmatigheden blootstaan, worden gemonitord.

De permanente monitoring maakt deel uit van de gewone, steeds terugkerende operationele activiteiten van het betaalorgaan. Op alle niveaus worden de dagelijkse verrichtingen en controleactiviteiten van het betaalorgaan op permanente basis gemonitord teneinde een voldoende gedetailleerd auditspoor te waarborgen.

B)   Afzonderlijke evaluaties door een interne-auditdienst

Het betaalorgaan stelt in dit verband de volgende procedures vast:

i)

de interne-auditdienst is onafhankelijk van de andere afdelingen van het betaalorgaan en rapporteert rechtstreeks aan de directeur van het betaalorgaan;

ii)

de interne-auditdienst verifieert of de door het betaalorgaan vastgestelde procedures toereikend zijn om ervoor te zorgen dat de naleving van de Unievoorschriften wordt geverifieerd en dat de rekeningen juist en volledig zijn en tijdig worden opgesteld. De verificaties mogen beperkt blijven tot geselecteerde maatregelen en tot steekproeven uit de transacties, mits een auditplan ervoor zorgt dat alle belangrijke terreinen, met inbegrip van de afdelingen die zijn belast met de autorisatie, worden bestreken over een periode van ten hoogste vijf jaar;

iii)

de werkzaamheden van de interne-auditdienst worden verricht overeenkomstig internationaal aanvaarde normen, worden vastgelegd in werkdocumenten en resulteren in rapporten en aanbevelingen die worden gericht tot de hoogste leiding van het betaalorgaan.


BIJLAGE II

VERPLICHTINGEN VAN DE BETAALORGANEN EN PROCEDURES OP HET GEBIED VAN DE FYSIEKE INSPECTIE

(Artikel 3)

A.   VERPLICHTINGEN VAN DE BETAALORGANEN

I.   Controles

1.   Frequentie en representativiteit

Ten minste eenmaal per jaar wordt elke plaats van opslag overeenkomstig deel B onderworpen aan een inspectie die met name betrekking heeft op:

de wijze waarop de informatie over de openbare opslag wordt verzameld;

de overeenstemming tussen de ter plaatse door de opslaghouder bewaarde boekhoudgegevens en de informatie die aan het betaalorgaan is verstrekt;

de visueel of, bij twijfel of betwisting, door weging of meting vastgestelde fysieke aanwezigheid in de voorraden van de in de boeken van de opslaghouder vermelde hoeveelheden die als basis zijn gebruikt voor de meest recente maandstaat die de opslaghouder heeft ingediend;

de gezonde handelskwaliteit van de opgeslagen producten.

De fysieke aanwezigheid blijkt uit een fysieke inspectie die representatief genoeg is en ten minste de in deel B vermelde percentages betreft en op grond waarvan mag worden geconcludeerd dat alle in de voorraadboekhouding opgenomen hoeveelheden daadwerkelijk in de voorraden aanwezig zijn.

De kwaliteitscontroles worden op visuele, olfactorische en/of organoleptische wijze en, in geval van twijfel, door middel van grondige analyses verricht.

2.   Aanvullende controles

Indien bij de fysieke inspectie een anomalie wordt geconstateerd, moet volgens dezelfde methode een extra percentage worden geïnspecteerd van de hoeveelheden die zich in interventieopslag bevinden. De inspectie wordt desnoods uitgebreid totdat alle producten van de geïnspecteerde partij of in het geïnspecteerde pakhuis zijn gewogen.

II.   Inspectierapporten

1.

De interne inspectiedienst van het betaalorgaan of de instantie waaraan het betaalorgaan de controleopdracht heeft gegeven, stelt een rapport op over elk van de verrichte controles of fysieke inspecties.

2.

Het rapport bevat in elk geval de volgende informatie:

a)

de naam van de betrokken opslaghouder, het adres van het bezochte pakhuis en de beschrijving van de geïnspecteerde partijen;

b)

de datum en het tijdstip waarop de inspectie is begonnen en is beëindigd;

c)

de plaats waar de inspectie is verricht, en een beschrijving van de omstandigheden op het gebied van opslag, verpakking en toegankelijkheid;

d)

de volledige identiteit en de functie van de personen die de inspectie hebben verricht, en de aan hen gegeven opdracht;

e)

de verrichte inspectiewerkzaamheden en de voor volumetrische meting toegepaste technieken, zoals de meetmethoden, de uitgevoerde berekeningen en de verkregen tussen- en eindresultaten, alsmede de conclusies die uit een en ander zijn getrokken;

f)

voor elke in het pakhuis opgeslagen partij of kwaliteit, de in de boekhouding van het betaalorgaan vermelde hoeveelheid, de in de boekhouding van het pakhuis vermelde hoeveelheid en de verschillen die eventueel tussen die twee boekhoudingen zijn geconstateerd;

g)

voor elke fysiek geïnspecteerde partij of kwaliteit, de onder f) bedoelde informatie, de ter plaatse geverifieerde hoeveelheid en de eventuele verschillen, het nummer van de partij of van de kwaliteit, de betrokken pallets, kartons, silo’s, opslagtanks of andere recipiënten en het gewicht (in voorkomend geval netto- en brutogewicht) of het volume;

h)

de in geval van verschillen, door de opslaghouder afgelegde verklaringen;

i)

de plaats en de datum, alsmede de handtekening van de opsteller van het rapport en van de opslaghouder of diens vertegenwoordiger;

j)

in voorkomend geval, het feit dat de inspectie wegens een anomalie is uitgebreid, onder vermelding van het aan deze uitgebreide inspectie onderworpen percentage van de opgeslagen hoeveelheden, de geconstateerde verschillen en de gegeven uitleg.

3.

De rapporten worden onmiddellijk toegezonden aan het hoofd van de dienst die is belast met het bijhouden van de rekeningen van het betaalorgaan.

Onmiddellijk na ontvangst van het rapport wordt de boekhouding van het betaalorgaan op basis van de geconstateerde verschillen gecorrigeerd.

4.

De rapporten worden bewaard in het hoofdkantoor van het betaalorgaan en zijn toegankelijk voor de functionarissen van de Commissie en de personen die in opdracht van de Commissie handelen.

5.

In een door het betaalorgaan opgesteld samenvattend document worden vermeld:

de verrichte controles, waaronder de fysieke inspecties (controles ten behoeve van de inventarisatie), die apart moeten worden vermeld,

de gecontroleerde hoeveelheden,

de geconstateerde anomalieën ten opzichte van de maand- en jaarstaten en de oorzaken van deze anomalieën.

De gecontroleerde hoeveelheden en de geconstateerde anomalieën worden voor elk betrokken product aangegeven in massa of in volume en in procenten van de totale opgeslagen hoeveelheden.

In dat samenvattende document wordt apart melding gemaakt van de verrichte controles op de kwaliteit van de opgeslagen producten. Het samenvattende document wordt aan de Commissie toegezonden tegelijk met de in artikel 7, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde jaarrekeningen.

B.   PROCEDURE VOOR EEN FYSIEKE INSPECTIE IN HET KADER VAN DE IN DEEL A BEDOELDE CONTROLES PER SECTOR VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID

I.   Boter

1.

De voor controle geselecteerde partijen komen overeen met ten minste 5 % van de totale hoeveelheid in openbare opslag. De selectie wordt vóór het bezoek aan de opslagplaats voorbereid aan de hand van de boekhoudgegevens van het betaalorgaan, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld.

2.

De verificatie ter plaatse van de aanwezigheid van de geselecteerde partijen en van de samenstelling daarvan wordt verricht middels:

constatering van de overeenstemming met de controlenummers van de partijen en de kartons volgens de aankoop- of inslaglijsten;

weging van de pallets (één pallet op de tien) en van de kartons (één karton per pallet),

visuele controle van de inhoud van een karton (één pallet op de vijf);

controle op de staat van de verpakking.

3.

De fysiek geïnspecteerde partijen en de geconstateerde gebreken worden beschreven in het inspectierapport.

II.   Mageremelkpoeder

1.

De voor controle geselecteerde partijen komen overeen met ten minste 5 % van de hoeveelheid in openbare opslag. De selectie wordt vóór het bezoek aan de opslagplaats voorbereid aan de hand van de boekhoudgegevens van het betaalorgaan, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld.

2.

De verificatie ter plaatse van de aanwezigheid van de geselecteerde partijen en van de samenstelling daarvan wordt verricht middels:

constatering van de overeenstemming met de controlenummers van de partijen en zakken volgens de aankoop- of inslaglijsten;

weging van de pallets (één pallet op de tien) en van de zakken (één zak op de tien);

visuele controle van de inhoud van een zak (één pallet op de vijf),

controle op de staat van de verpakking.

3.

De fysiek geïnspecteerde partijen en de geconstateerde gebreken worden beschreven in het inspectierapport.

III.   Granen en rijst

1.   Procedure voor een fysieke inspectie

a)

De voor controle geselecteerde cellen of kamers komen overeen met ten minste 5 % van de totale hoeveelheid granen of rijst die is opgeslagen uit hoofde van openbare interventie.

De selectie wordt voorbereid aan de hand van de in de voorraadboekhouding van het betaalorgaan beschikbare gegevens, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld.

b)

Fysieke inspectie:

controle op de aanwezigheid van granen of rijst in de geselecteerde cellen of kamers;

identificatie van de granen of de rijst;

inspectie van de opslagomstandigheden en controle op de kwaliteit van de opgeslagen producten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (1);

vergelijking van de plaats van opslag en de identiteit van de granen of de rijst met de gegevens in de voorraadboekhouding van het pakhuis;

bepaling van de opgeslagen hoeveelheden volgens een vooraf door het betaalorgaan erkende methode waarvan een beschrijving moet worden bewaard op het hoofdkantoor van het betaalorgaan.

c)

In elke plaats van opslag moeten een plattegrond van het pakhuis en het opmetingsdocument voor elke opslagsilo of -kamer beschikbaar zijn.

De granen en de rijst moeten zo zijn opgeslagen dat een volumetrische verificatie mogelijk is.

2.   Behandeling van geconstateerde discrepanties

Een afwijking bij de volumetrische verificatie van de producten wordt getolereerd.

Zo zijn bij opslag in een silo of een vlakke opslagruimte de in bijlage III, deel II, vastgestelde regels van toepassing wanneer het bij de fysieke inspectie geconstateerde gewicht van het opgeslagen product in het geval van granen en rijst ten minste 5 % verschilt van het in de boekhouding vermelde gewicht ervan.

Voor in een pakhuis opgeslagen granen of rijst mag rekening worden gehouden met de hoeveelheden zoals bepaald bij de weging bij de inslag in plaats van met de hoeveelheden die bij een volumetrische bepaling worden verkregen, indien deze laatste bepaling niet de wenselijke nauwkeurigheidsgraad oplevert en het tussen de betrokken twee waarden geconstateerde verschil niet al te groot is.

Het betaalorgaan maakt onder eigen verantwoordelijkheid van die mogelijkheid gebruik als dat verantwoord is gezien de omstandigheden, die per geval worden beoordeeld. Het maakt daarvan melding in het inspectierapport, dat wordt opgesteld op basis van het volgende model:

(Indicatief model)

GRANEN — INSPECTIE VAN DE VOORRAAD

Product:

Opslaghouder: Opslagruimte, silo:

Nummer van de opslagcel:

Datum:

Partij

Hoeveelheid volgens de voorraadboekhouding


A.   Voorraden in een silo

Nummer van de kamer

In de specificatie vermeld volume m3 (A)

Geconstateerde vrije ruimte m3 (B)

Volume opgeslagen granen m3 (A-B)

Geconstateerd soortelijk gewicht kg/hl = 100

Gewicht van de opgeslagen granen of rijst

 

 

 

 

 

 

Totaal (A): …

B.   Voorraden in een vlakke opslagruimte

 

Kamer nr.

Kamer nr.

Kamer nr.

Ingenomen oppervlakte …

Hoogte …

… m2

… m

… m3

… m2

… m

… m3

… m2

… m

… m3

Correcties …

… m3

… m3

… m3

Volume …

… m3

… m3

… m3

Soortelijk gewicht …

… kg/hl

… kg/hl

… kg/hl

Totaal gewicht

… ton

… ton

… ton

Totaal (B): …

Totaal gewicht in de opslagruimte: …

Verschil t.o.v. het in de boekhouding vermelde gewicht: …

In %: …Op

…, [datum]

… (Stempel en handtekening)

Inspecteur betaalorgaan:

IV.   Rundvlees

1.

De voor controle geselecteerde partijen komen overeen met ten minste 5 % van de totale hoeveelheid in openbare opslag. De selectie wordt vóór het bezoek aan de opslagplaats voorbereid aan de hand van de boekhoudgegevens van het betaalorgaan, maar wordt de opslaghouder niet vooraf meegedeeld.

2.

De controle ter plaatse op de aanwezigheid van de geselecteerde partijen vlees zonder been en op de samenstelling van deze partijen wordt verricht door:

identificatie van de partijen en de pallets en verificatie van het aantal kartons;

controle van het gewicht van 10 % van de pallets of containers;

controle van het gewicht van 10 % van de kartons op elke gewogen pallet;

visuele controle op de inhoud van die kartons en op de staat van de verpakking in de kartons.

Bij de selectie van de pallets moet rekening worden gehouden met de verschillende typen van deelstukken die zijn opgeslagen.

3.

De fysiek geïnspecteerde partijen en de geconstateerde gebreken worden beschreven in het inspectierapport.


(1)  Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1).


BIJLAGE III

IN HET OPSLAGCONTRACT TUSSEN EEN BETAALORGAAN EN EEN OPSLAGHOUDER OP TE NEMEN VERPLICHTINGEN VAN DE OPSLAGHOUDER EN ALGEMENE BEGINSELEN BETREFFENDE ZIJN VERANTWOORDELIJKHEID

(Artikel 3)

De opslaghouder is verantwoordelijk voor een goede bewaring van de producten waarvoor uniale interventiemaatregelen worden toegepast. Hij draagt de financiële gevolgen van een slechte bewaring van de producten.

I.   KWALITEIT VAN DE PRODUCTEN

Wanneer de opgeslagen interventieproducten door slechte of ongeschikte opslagomstandigheden in kwaliteit zijn achteruitgegaan, komen de verliezen ten laste van de opslaghouder en worden zij in de rekeningen inzake de openbare opslag geboekt als een verlies als gevolg van een achteruitgang in kwaliteit van het product door de opslagomstandigheden.

II.   ONTBREKENDE HOEVEELHEDEN

1.

De opslaghouder is aansprakelijk voor alle discrepanties tussen de opgeslagen hoeveelheden en de gegevens die zijn vermeld in de aan het betaalorgaan toegezonden opslagstaten.

2.

Wanneer de ontbrekende hoeveelheden groter zijn dan de hoeveelheden die overeenkomen met de overeenkomstig artikel 4, bijlage II, deel B, punt III.2, en bijlage IV of de sectorale landbouwwetgeving geldende tolerantiegrens of tolerantiegrenzen, worden zij de opslaghouder in hun geheel aangerekend als niet-identificeerbaar verlies. Betwist de opslaghouder de ontbrekende hoeveelheden, dan kan hij verlangen dat het product wordt gewogen of gemeten, waarbij de daarmee gemoeide kosten voor zijn rekening zijn tenzij blijkt dat de opgegeven hoeveelheden daadwerkelijk aanwezig zijn of dat het verschil niet groter is dan de geldende tolerantiegrens of tolerantiegrenzen, in welk geval de weeg- of meetkosten voor rekening van het betaalorgaan zijn.

De in bijlage II, deel B, punt III.2, bepaalde tolerantiegrenzen gelden onverminderd de andere in de eerste alinea bedoelde toleranties.

III.   BEWIJSSTUKKEN, MAANDOPGAVEN EN JAAROPGAVE

1.   Bewijsstukken en maandopgaven

a)

De stukken over inslag, opslag en uitslag van de producten die voor de opstelling van de jaarrekeningen worden gebruikt, moeten in het bezit van de opslaghouder zijn en ten minste de volgende informatie bevatten:

de plaats van opslag (met, in voorkomend geval, de identificatie van de opslagcel of -tank);

de van de voorgaande maand overgeboekte hoeveelheid;

de ingeslagen en uitgeslagen hoeveelheden per partij;

de voorraden aan het einde van de periode.

Deze stukken moeten het mogelijk maken de op enig tijdstip in de voorraden aanwezige hoeveelheden met zekerheid te identificeren, waarbij met name ook rekening moet worden gehouden met de hoeveelheden die reeds zijn aangekocht of verkocht, maar nog niet zijn ingeslagen of uitgeslagen.

b)

Ten minste eenmaal per maand worden de stukken over inslag, opslag en uitslag van de producten door de opslaghouder aan het betaalorgaan toegezonden ter staving van een maandelijkse verzamelstaat van de voorraden. Zij moeten vóór de tiende van de maand na de maand waarop zij betrekking hebben, in het bezit van het betaalorgaan zijn.

c)

Een (indicatief) model voor de maandelijkse verzamelstaat van de voorraden is hieronder opgenomen. De betaalorganen stellen dit model langs elektronische weg beschikbaar aan de opslaghouders.

Maandstaat van de voorraad

Producten:

Opslaghouder:

Opslagplaats: Nummer:

Adres:

Maand:

Partij

Omschrijving

Hoeveelheden (kg, ton, hl, kartons, stuks enz.)

Datum

Opmerkingen

Inslag

Uitslag

 

Overgeboekte hoeveelheid

 

 

 

 

 

Over te boeken hoeveelheid

 

 

 

(Stempel en handtekening)

Plaats en datum:

Naam:

2.   Jaaropgave

a)

De opslaghouder stelt aan de hand van de in punt 1 bedoelde maandstaten een jaaropgave van de voorraden op. Deze jaaropgave wordt aan het betaalorgaan toegezonden uiterlijk op 15 oktober na de afsluiting van het boekjaar.

b)

De jaaropgave van de voorraden geeft een overzicht van de opgeslagen hoeveelheden, uitgesplitst naar product en naar plaats van opslag, voor elk product met vermelding van de hoeveelheden in voorraad, de nummers van de partijen (behalve voor granen), het jaar van inslag en een verklaring voor eventueel geconstateerde anomalieën.

c)

Een (indicatief) model voor de jaarlijkse verzamelstaat van de voorraden is hieronder opgenomen.

De betaalorganen stellen dit model langs elektronische weg beschikbaar aan de opslaghouders.

Jaarstaat van de voorraden

Producten:

Opslaghouder:

Opslagplaats: Nummer:

Adres:

Jaar:

Partij

Omschrijving

Geboekte hoeveelheid en/of geboekt gewicht

Opmerkingen

 

 

 

 

(Stempel en handtekening)

Plaats en datum:

Naam:

IV.   ELEKTRONISCHE VOORRAADBOEKHOUDING EN BESCHIKBAARSTELLING VAN INFORMATIE

In het tussen het betaalorgaan en de opslaghouder gesloten contract inzake openbare opslag worden de nodige bepalingen opgenomen op basis waarvan kan worden gewaarborgd dat de Uniewetgeving wordt nageleefd.

Dat contract voorziet met name in:

het voeren van een elektronische voorraadboekhouding van de interventievoorraden,

het rechtstreeks en onmiddellijk beschikbaar stellen van een permanente inventaris,

het op elk tijdstip beschikbaar stellen van alle stukken over inslag, opslag en uitslag van de in voorraad gehouden producten en van de ter uitvoering van deze verordening opgestelde boekhoudkundige stukken en records die in het bezit van de opslaghouder zijn,

permanente toegang tot die stukken voor de functionarissen van het betaalorgaan en van de Commissie en voor elke in opdracht van het betaalorgaan of de Commissie handelende persoon.

V.   VORM EN INHOUD VAN DE AAN HET BETAALORGAAN TE VERSTREKKEN STUKKEN

De vorm en de inhoud van de in punt III, onder 1 en 2, bedoelde stukken worden vastgesteld overeenkomstig artikel 104 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

VI.   BEWARING VAN DOCUMENTEN

Onverminderd de geldende nationale bepalingen, worden de bewijsstukken betreffende alle verrichtingen in verband met openbare opslag door de opslaghouder bewaard gedurende de gehele periode die met het oog op de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen is voorgeschreven bij artikel 104 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.


BIJLAGE IV

TOLERANTIEGRENZEN

(Artikel 4)

1.

De tolerantiegrenzen voor kwantitatieve verliezen die het gevolg zijn van de normale, volgens de regels uitgevoerde opslagverrichtingen, worden voor de onderscheiden producten waarvoor een maatregel inzake openbare opslag wordt toegepast, vastgesteld op:

granen 0,2 %

padie, maïs 0,4 %

mageremelkpoeder 0,0 %

boter 0,0 %

rundvlees 0,6 %

2.

De bij het uitbenen van rundvlees toegestane verliezen worden vastgesteld op 32 %. Dit percentage wordt toegepast op het totaal van de in het boekjaar voor uitbening aangevoerde hoeveelheden.

3.

Bij de in punt 1 vastgestelde tolerantiegrenzen gaat het om het percentage van het werkelijke gewicht, zonder verpakking, van de in de loop van het betrokken boekjaar ingeslagen en overgenomen hoeveelheden, verhoogd met de hoeveelheden die aan het begin van dat boekjaar in voorraad waren.

Deze toleranties worden toegepast bij de fysieke inspecties van de voorraden. Voor elk product wordt de tolerantiegrens berekend ten opzichte van het totaal van de door een betaalorgaan opgeslagen hoeveelheden van dat product.

Het werkelijke gewicht bij inslag en bij uitslag wordt berekend door het geconstateerde gewicht te verminderen met het forfaitaire gewicht van de verpakking dat in de inslagvoorwaarden is bepaald of, als er geen desbetreffende inslagvoorwaarden zijn, het gemiddelde gewicht van de door het betaalorgaan gebruikte verpakkingen.

4.

Een verlies van een aantal verpakkingseenheden of van een aantal stuks die zijn geregistreerd, wordt niet gedekt door de tolerantiegrens.

5.

De hoeveelheden die ontbreken als gevolg van diefstal of van andere verliezen door identificeerbare oorzaken, komen niet in aanmerking voor toepassing van de in de punten 1 en 2 vastgestelde tolerantiegrenzen.


BIJLAGE V

In artikel 10 bedoelde maatregelen

1.

De in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 73/2009 vermelde regelingen en, met ingang van 2016, de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 vermelde regelingen.

2.

Plattelandsontwikkelingsmaatregelen in het kader van deel II, titels I en II, van Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie (1) en de plattelandsontwikkelingsmaatregelen als bedoeld in titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1305/2013.


(1)  Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PB L 25 van 28.1.2011, blz. 8).


BIJLAGE VI

In artikel 14 bedoelde maatregelen

1.

Herstructurering en omschakeling van wijngaarden overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

2.

Groen oogsten overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.


28.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 255/59


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 908/2014 VAN DE COMMISSIE

van 6 augustus 2014

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, artikel 23, artikel 36, lid 6, artikel 46, leden 5 en 6, artikel 50, lid 2, artikel 53, lid 1, artikel 57, lid 2, artikel 62, lid 2, artikel 66, lid 4 en de artikelen 88, 104 en 114,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn de basisvoorschriften inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vastgesteld, onder meer op het gebied van accreditering (ook wel „erkenning” genoemd) van betaalorganen en coördinerende instanties, procedures voor financieel beheer en financiële goedkeuring, controlesystemen en sancties, inclusief controles van verrichtingen, zekerheden en transparantie. Om ervoor te zorgen dat het nieuwe, bij die verordening vastgestelde rechtskader goed functioneert en overal op gelijke wijze wordt toegepast, is de Commissie ertoe gemachtigd op deze gebieden bepaalde regels vast te stellen. De nieuwe regels moeten in de plaats komen van de ter zake relevante regels van de Verordeningen (EG) nr. 601/94 (2), (EG) nr. 4/2004 (3), (EG) nr. 883/2006 (4), (EG) nr. 884/2006 (5), (EG) nr. 885/2006 (6), (EG) nr. 259/2008 (7) en (EU) nr. 282/2012 (8) van de Commissie. De Verordeningen (EG) nr. 883/2006, (EG) nr. 884/2006, (EG) nr. 885/2006 en (EU) nr. 282/2012 zijn ingetrokken bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (9). Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid dienen de Verordeningen (EG) nr. 601/94, (EG) nr. 4/2004 en (EG) nr. 259/2008 te worden ingetrokken bij de onderhavige verordening.

(2)

Betaalorganen mogen slechts door de lidstaten worden geaccrediteerd indien zij voldoen aan bepaalde op Unieniveau vastgestelde minimumcriteria als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014. Deze accrediteringscriteria zijn vastgesteld in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014. Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de procedures om de accreditering van betaalorganen en coördinerende instanties toe te kennen, te controleren en in te trekken.

(3)

De lidstaten moeten zorgen voor voortdurend toezicht op hun betaalorganen. Zij moeten een systeem opzetten voor de uitwisseling van informatie teneinde gevallen van vermoedelijke niet-naleving te rapporteren en de bevoegde autoriteiten op de hoogte te houden van dergelijke gevallen. Voor de behandeling van dergelijke gevallen dienen de lidstaten een procedure in te stellen die onder meer de verplichting inhoudt een plan op te stellen om geconstateerde tekortkomingen binnen een te bepalen termijn te verhelpen. Voor de uitgaven van betaalorganen waarvan de accreditering door hun lidstaat wordt gehandhaafd hoewel zij een dergelijk plan niet binnen de gestelde termijn hebben uitgevoerd, moet de Commissie kunnen besluiten de tekortkomingen aan te pakken aan de hand van de in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde procedure voor de conformiteitsgoedkeuring.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 3, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de voor het geaccrediteerde betaalorgaan verantwoordelijke persoon een beheersverklaring opstellen betreffende de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de rekeningen en het goed functioneren van de internecontrolesystemen, alsmede betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Inhoud en formaat van deze beheersverklaring moeten uitvoerig worden omschreven.

(5)

De regels voor de werking van de in artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde coördinerende instanties, alsmede de taken van de in artikel 9 van die verordening bedoelde certificerende instanties moeten worden vastgelegd. Om ervoor te zorgen dat de door de certificerende instanties op te stellen certificaten en verslagen de Commissie helpen bij de procedure voor de goedkeuring van de rekeningen, dient te worden aangegeven wat de inhoud ervan moet zijn.

(6)

Voor een goed beheer van de kredieten die in de begroting van de Unie worden opgenomen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (hierna „de Fondsen”), moeten de betaalorganen aparte boekhoudingen voeren die uitsluitend betrekking hebben op de ten laste en ten bate van elk Fonds verrichte betalingen. Hiertoe moeten de uitgaven en de bestemmingsontvangsten uit hoofde van artikel 4, lid 1, artikel 5 en artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in de boekhouding van de betaalorganen voor elk van beide Fondsen worden geregistreerd en moeten die uitgaven en ontvangsten aan de hand van de boekhouding in verband kunnen worden gebracht met de middelen die in de begroting van de Unie voor de Fondsen beschikbaar worden gesteld.

(7)

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt gefinancierd in euro, waarbij de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, de betalingen aan de begunstigden evenwel in hun nationale valuta kunnen verrichten. Om het mogelijk te maken alle uitgaven en ontvangsten te groeperen, moet daarom worden bepaald dat de betrokken betaalorganen in staat moeten zijn om de gegevens over de uitgaven en de ontvangsten zowel in euro te verstrekken als in de valuta waarin deze zijn betaald of geïnd.

(8)

De uitgaven die, ter ondersteuning van de plattelandsontwikkeling in het kader van het Elfpo, worden medegefinancierd uit de begroting van de Unie en de nationale begrotingen, zijn gebaseerd op programma’s en uitgesplitst naar maatregel, specifiek bijdragepercentage en aandachtsgebied. Overeenkomstig het beginsel van gezond financieel beheer moeten deze uitgaven op die basis worden gemonitord en geboekt opdat alle verrichtingen per programma, per maatregel, per specifiek bijdragepercentage en per aandachtgebied kunnen worden geïdentificeerd. Op die manier kan de overeenkomst tussen de verrichte uitgaven en de toegewezen financiële middelen worden geverifieerd. In dit verband moet worden gespecificeerd met welke elementen de betaalorganen rekening moeten houden. Met name moeten de betaalorganen duidelijk de oorsprong van de overheids- en de Uniemiddelen vermelden in de rekeningen die verband houden met de beschikbaar gestelde financiering. Met name moeten de bedragen die van begunstigden dienen te worden teruggevorderd alsmede de teruggevorderde bedragen die reeds zijn geïnd, worden geïdentificeerd en moeten het verband tussen deze bedragen en de oorspronkelijke verrichtingen worden aangetoond.

(9)

De lidstaten verschaffen de middelen die nodig zijn om de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde ELGF-uitgaven te financieren voordat de Commissie deze uitgaven financiert in de vorm van maandelijkse vergoedingen ter dekking van de verrichte uitgaven. Ter dekking van de Elfpo-uitgaven ontvangen de lidstaten een voorschot dat later wordt verrekend in het kader van de jaarlijkse financiële goedkeuring overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013. De lidstaten moeten, met het oog op een gezond beheer van de geldstromen, de voor deze maandelijkse vergoedingen vereiste gegevens verzamelen die nodig zijn om de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de uitgaven aan te tonen en moeten deze gegevens hetzij ter beschikking van de Commissie houden naarmate de uitgaven en ontvangsten plaatsvinden, hetzij periodiek aan de Commissie verstrekken. De lidstaten dienen de Commissie deze informatie te verstrekken volgens een tijdschema dat is aangepast aan de beheerswijze van elk Fonds. Het feit dat de lidstaten volgens dat tijdschema informatie verstrekken, ontslaat hen niet van de verplichting om alle gegevens die voor een passende monitoring van de uitgaven zijn verzameld, voor verificatiedoeleinden ter beschikking van de Commissie te houden.

(10)

De door de betaalorganen in acht te nemen algemene verplichtingen inzake het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen hebben ook betrekking op de gegevens die nodig zijn om de Fondsen van de Unie te beheren en te controleren. Deze verplichtingen betreffen echter niet de vereisten inzake het vergoeden van uitgaven en de gegevens die aan de Commissie moeten worden verstrekt om een dergelijke vergoeding te ontvangen. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke gegevens over de door de Fondsen te financieren uitgaven periodiek aan de Commissie moeten worden verstrekt. De verstrekking van gegevens door de lidstaten moet de Commissie in staat stellen de gegevens die haar worden toegezonden rechtstreeks en zo doeltreffend mogelijk te gebruiken voor het beheer van de rekeningen van de Fondsen en de betrokken betalingen. Hiertoe dient te worden bepaald dat alle uitwisselingen tussen de lidstaten en de Commissie waarbij gegevens beschikbaar worden gesteld of meegedeeld, langs elektronische weg moeten gebeuren.

(11)

Op grond van artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten voor de handelingen betreffende de uit de Fondsen gefinancierde verrichtingen bij de Commissie uitgavendeclaraties worden ingediend die tevens als betalingsaanvraag gelden en vergezeld gaan van de nodige gegevens. Om het de lidstaten en de betaalorganen mogelijk te maken deze uitgavendeclaraties volgens geharmoniseerde regels op te stellen en het de Commissie mogelijk te maken de betalingsaanvragen in behandeling te nemen, dient te worden bepaald onder welke voorwaarden die uitgaven ten laste van de respectieve begrotingen van het ELGF en het Elfpo kunnen worden gebracht. In het kader van deze voorwaarden moet worden gespecificeerd volgens welke regels de uitgaven en de ontvangen, met name de bestemmingsontvangsten en eventuele correcties, moeten worden geregistreerd en worden gedeclareerd.

(12)

Wanneer blijkens de van de lidstaten in het kader van het ELGF ontvangen uitgavendeclaraties de totale vervroegde vastleggingen die overeenkomstig artikel 170, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (10) kunnen worden toegestaan, meer bedragen dan 75 % van de kredieten van het lopende begrotingsjaar, moet de Commissie de betrokken bedragen verlagen. Met het oog op een gezond financieel beheer moet die verlaging over alle lidstaten worden verdeeld naar evenredigheid van de van hen ontvangen uitgavendeclaraties. Om de beschikbare kredieten billijk over de lidstaten te verdelen, dienen de maandelijkse betalingen in het kader van het ELGF te worden verlaagd ten belope van een per hoofdstuk vastgesteld percentage van de door elk van de lidstaten gedeclareerde uitgaven en dient de Commissie het saldo dat in een bepaalde maand nog niet is vergoed, bij besluit toe te kennen in het kader van latere maandelijkse betalingen.

(13)

Na een besluit te hebben genomen over de maandelijkse betalingen, moet de Commissie de middelen die nodig zijn ter dekking van de door de Fondsen te financieren uitgaven, volgens nader te bepalen praktische regelingen en voorwaarden ter beschikking van de lidstaten stellen op basis van de door de lidstaten aan de Commissie meegedeelde gegevens en met gebruikmaking van de door de Commissie opgezette informatiesystemen.

(14)

Een voorwaarde voor de vergoeding van door de betaalorganen gedane uitgaven voor openbare interventie is dat zij in hun uitgavendeclaraties de waarden en bedragen moeten opnemen die zijn geboekt in de maand na die waarop de openbare-opslagverrichtingen betrekking hebben. Voor een vlot verloop van de vergoedingsprocedure moet worden gespecificeerd hoe deze informatie, die vereist is voor de berekening van kosten en uitgaven, aan de Commissie moet worden meegedeeld.

(15)

Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 907/2014 moet het aan de hand van de boekhouding betreffende de openbare interventievoorraden mogelijk zijn het bedrag van de betaalde Uniefinanciering te bepalen en tegelijk ook de stand van die voorraden na te gaan. Daartoe dienen de betaalorganen apart een voorraadboekhouding en financiële rekeningen bij te houden die de nodige gegevens bevatten om de ontwikkeling van de voorraden te volgen, respectievelijk het financiële beheer te voeren over de uitgaven en ontvangsten in het kader van de openbare-interventiemaatregelen.

(16)

Met betrekking tot interventiemaatregelen inzake openbare opslag moeten de betaalorganen de elementen betreffende hoeveelheden, waarden en bepaalde gemiddelden in hun boekhouding registreren. Evenwel behoren bepaalde verrichtingen en uitgaven hetzij wegens bepaalde omstandigheden niet, hetzij volgens specifieke regels te worden geboekt. Om een gelijke behandeling te waarborgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen moet worden gepreciseerd om welke omstandigheden het gaat en op welke wijze de betrokken verrichtingen en uitgaven dienen te worden geboekt.

(17)

De datum van boeking van de verschillende elementen van uitgaven en ontvangsten die bij de interventiemaatregelen inzake openbare opslag horen, hangt af van de aard van de verrichtingen waarop deze betrekking hebben, en kan worden bepaald in het kader van de geldende sectorale landbouwwetgeving. In dit verband moet in een algemene regel worden vastgesteld welke verschillende elementen op de datum waarop de uit de interventiemaatregel voortvloeiende materiële verrichting plaatsvindt, moeten worden geboekt en met welke bijzondere gevallen rekening moet worden gehouden.

(18)

Met het oog op een gezond financieel beheer moeten de lidstaten bij de Commissie ramingen indienen van de bedragen die in een landbouwbegrotingsjaar nog uit het Elfpo moeten worden gefinancierd, en schattingen van de financieringsaanvragen voor het volgende begrotingsjaar. Om de Commissie in staat te stellen haar verplichtingen na te komen, moeten die gegevens haar tijdig worden meegedeeld, en in elk geval tweemaal per jaar, namelijk uiterlijk op 31 januari en 31 augustus.

(19)

Krachtens artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de termijnen voor het opstellen van de uitgavendeclaraties over verrichtingen in het kader van het Elfpo worden vastgesteld. Gezien de specifieke kenmerken van de voor het Elfpo geldende boekhoudregels, het gebruik van een voorfinanciering en de financiering van de maatregelen per kalenderjaar, moeten deze uitgaven worden gedeclareerd met een aan deze bijzondere omstandigheden aangepaste frequentie.

(20)

De uitwisseling van gegevens en documenten tussen de lidstaten en de Commissie en het beschikbaar stellen en meedelen van gegevens door de lidstaten aan de Commissie vinden in de regel plaats langs elektronische weg. Om het gebruik van deze methode voor uitwisseling van gegevens betreffende de Fondsen te verbeteren en te veralgemenen, zijn informatiesystemen opgezet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie. Dergelijke systemen moeten verder worden gebruikt en geïmplementeerd nadat de lidstaten via het Comité voor de Landbouwfondsen zijn geïnformeerd.

(21)

De wijze waarop de gegevens door deze informatiesystemen worden verwerkt, en de vorm en inhoud van de op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 te verstrekken documenten moeten vaak worden aangepast aan de geldende regelgeving of aan de behoeften in het kader van het beheer. Tevens moeten uniforme regels worden vastgesteld voor de vorm waarin de door de lidstaten toe te zenden documenten moeten worden ingediend. Om ervoor te zorgen dat deze doelstellingen worden bereikt, de procedures worden vereenvoudigd en de betrokken informatiesystemen snel operationeel zijn, dienen de vorm en de inhoud van de documenten te worden bepaald aan de hand van gestandaardiseerde modellen en protocollen die de Commissie moet aanpassen en actualiseren na het Comité voor de Landbouwfondsen te hebben geïnformeerd.

(22)

Op grond van artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn de lidstaten, via hun betaalorganen, verantwoordelijk voor het beheer en de controle van de wettigheid van de uitgaven van de Fondsen. De gegevens over de financiële verrichtingen moeten daarom onder verantwoordelijkheid van de betaalorganen door de betaalorganen zelf of door de instanties waaraan deze functie is gedelegeerd, in voorkomend geval via de geaccrediteerde coördinerende instanties, via de informatiesystemen worden meegedeeld en in deze systemen worden ingevoerd en bijgewerkt.

(23)

Sommige documenten of verklaringen als bedoeld in artikel 102, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 of in voor de toepassing van dat artikel vastgestelde handelingen van de Commissie vereisen de handtekening van een gemachtigd persoon of het akkoord van een persoon in een of meer fasen van de betrokken procedure. De voor de verstrekking van die documenten opgezette informatiesystemen moeten in dergelijke gevallen een ondubbelzinnige identificatie van elke persoon mogelijk maken en redelijke garanties bieden dat de inhoud van de documenten niet kan worden gewijzigd, ook niet voor de verschillende fasen van de procedure. Dit geldt met name voor de uitgavendeclaraties en de bij de jaarrekeningen gevoegde beheersverklaring als bedoeld in artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), iii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de andere documenten die in het kader van de betrokken procedures langs elektronische weg worden verstrekt.

(24)

Op grond van artikel 58, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is het de taak van de lidstaten om, via hun betaalorganen, onverschuldigd betaalde bedragen met rente terug te vorderen. Voor een doeltreffende en juiste toepassing van deze bepalingen moeten geharmoniseerde regels worden vastgesteld inzake de rente die moet worden toegepast voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen. Onverminderd artikel 54, lid 3, eerste alinea, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan op verschillende manieren uitvoering worden gegeven aan de op de lidstaten rustende verplichting om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen. Onverminderd andere handhavingsmaatregelen waarin het nationale recht voorziet, kunnen vorderingen op doeltreffende en kostenefficiënte wijze worden geïnd door elk openstaand bedrag in mindering te brengen op toekomstige betalingen aan de debiteur zodra de betrokken vordering overeenkomstig de nationale wetgeving vast is komen te staan. Daarom moeten de lidstaten ertoe worden verplicht deze schuldterugvorderingsmethode toe te passen en moeten gemeenschappelijke voorwaarden voor de toepassing ervan worden vastgesteld.

(25)

Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de in artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde procedure voor de goedkeuring van de rekeningen en voor de in artikel 52 van die verordening bedoelde procedure voor de conformiteitsgoedkeuring, waarbij ook moet worden voorzien in een mechanisme om de daaruit resulterende bedragen naargelang van het geval af te trekken van of op te tellen bij een van de volgende betalingen die de Commissie aan de lidstaten doet.

(26)

Overeenkomstig de in artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde procedure voor de goedkeuring van de rekeningen is het nodig de inhoud van de jaarrekeningen van de betaalorganen nader aan te geven en een uiterste datum vast te stellen voor de indiening van die rekeningen en andere relevante documenten bij de Commissie. Voorts dient te worden verduidelijkt gedurende welke periode de betaalorganen de bewijsstukken met betrekking tot alle uitgaven en bestemmingsontvangsten ter beschikking van de Commissie moeten houden. Bovendien dient te worden bepaald dat de Commissie vorm en inhoud vaststelt van de boekhoudgegevens die de betaalorganen haar moeten verstrekken.

(27)

Om te garanderen dat de conformiteitsgoedkeuringsprocedure in normale gevallen binnen een redelijk tijdsbestek wordt afgesloten, moeten specifieke termijnen voor de verschillende fasen van de door de Commissie en de betrokken lidstaten in acht te nemen procedure te worden vastgesteld. Tegelijkertijd dient het voor de Commissie mogelijk te zijn deze termijnen te verlengen wanneer dat gezien de complexiteit van het onderzochte geval noodzakelijk is. In het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure moeten de lidstaten het recht krijgen om gehoord te worden en om de informatie die nodig is om het risico voor de Fondsen te evalueren, naar behoren te beoordelen.

(28)

Op grond van artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten erop toezien dat het minimumniveau van de controles ter plaatse voldoet aan wat nodig is voor een doeltreffend beheer van de risico’s. De lidstaten kunnen dat minimumniveau van controles de ter plaatse echter op eigen verantwoordelijkheid verlagen indien de beheers- en controlesystemen goed blijken te functioneren en de foutpercentages op een aanvaardbaar niveau blijven. De sectorale landbouwwetgeving moet voorzien in de vereiste minimumniveaus van de controles ter plaatse en bij déze verordening moet worden bepaald volgens welke horizontale regels en volgens welke voorwaarden het minimumniveau van de controles ter plaatse voor alle uit de Fondsen gefinancierde maatregelen kan worden verlaagd. Naast deze horizontale regels kunnen aanvullende regels worden vastgesteld in de sectorale landbouwwetgeving.

(29)

Voorts dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de uitvoering van de in artikel 80 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde controles van de verrichtingen, met name wat betreft de keuze van de ondernemingen, en het percentage en het tijdschema van de controles.

(30)

Op grond van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 inzake de controle van verrichtingen moeten de lidstaten bepaalde gegevens aan de Commissie meedelen. Aangezien standaardisering van de vorm en de inhoud van dergelijke mededelingen het gebruik ervan vergemakkelijkt en een uniforme aanpak garandeert, moeten uitvoeringsbepalingen inzake de vorm en de inhoud van de mededelingen worden vastgesteld. Voorts moeten regels worden vastgesteld inzake het bewaren van handelsdocumenten, inzake de in artikel 83 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde gezamenlijke acties met wederzijdse bijstand en inzake de in artikel 85 van die verordening bedoelde specifieke diensten.

(31)

In Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 zijn regels tot aanvulling van het rechtskader voor zekerheden vastgesteld, met name inzake de verplichting een zekerheid te stellen, de voorwaarden die op zekerheden van toepassing zijn en de regels inzake het stellen, vrijgeven en verbeuren van een zekerheid. Met het oog op een uniforme toepassing van die regels moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de vorm van de te stellen zekerheid en de procedures voor het stellen en vrijgeven van de zekerheid, alsmede inzake de in dit verband vereiste informatie en meldingen.

(32)

Op grond van de bepalingen inzake transparantie van titel VII, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten de begunstigden van de Fondsen en, onder meer, de door elke begunstigde uit deze Fondsen ontvangen bedragen jaarlijks bekendmaken. Met het oog daarop moet overeenkomstig artikel 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 de vorm van deze bekendmaking worden vastgesteld. De bekendmaking mag niet verder gaan dan wat nodig is om de nagestreefde transparantiedoelstellingen te bereiken.

(33)

De bekendgemaakte gegevens moeten in overeenstemming zijn met de informatie in de boeken en registraties van de betaalorganen en moeten betrekking hebben op de in het vorige begrotingsjaar ontvangen betalingen. De informatie moet uiterlijk op 31 mei ter beschikking van het publiek worden gesteld en moet duidelijk, geharmoniseerd en doorzoekbaar zijn.

(34)

Op grond van artikel 111, lid 1, eerste alinea, onder c), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet de omvang van de betaling die elke begunstigde in het kader van elke uit de Fondsen gefinancierde maatregel heeft ontvangen, worden bekendgemaakt. Met het oog op de inachtneming van de in artikel 112 van die verordening bedoelde verplichting moeten echter ook de drempels worden vastgesteld waaronder de naam van de begunstigden niet wordt bekendgemaakt.

(35)

Op grond van artikel 111, lid 1, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet bij de bekendmaking van de begunstigden van de Fondsen de gemeente worden opgegeven waar de begunstigde zijn woonplaats heeft of is ingeschreven. Deze informatie moet ook worden opgegeven voor begunstigden die natuurlijke personen zijn en wier naam overeenkomstig artikel 112 van die verordening niet mag worden bekendgemaakt. Er moeten echter bepalingen worden vastgesteld om onevenredige en nodeloze inbreuken op de privacy te voorkomen wanneer in een gemeente zo weinig begunstigden hun woonplaats hebben of zijn ingeschreven dat als gevolg van de bekendmaking van de gemeente een begunstigde wordt geïdentificeerd die een natuurlijke persoon is.

(36)

De informatie dient via het internet te worden bekendgemaakt door middel van een zoekinstrument dat raadpleging ervan door het grote publiek mogelijk maakt. Met het zoekinstrument moet aan de hand van bepaalde criteria kunnen worden gezocht en de zoekresultaten dienen te worden aangeboden in een gemakkelijk toegankelijke vorm.

(37)

Om aan de geldende eisen op het gebied van gegevensbescherming te voldoen, dienen de begunstigden van de Fondsen over de bekendmaking van hun gegevens te worden geïnformeerd voordat de bekendmaking plaatsvindt. De informatie moet aan de begunstigden worden verstrekt aan de hand van de steunaanvraagformulieren of wanneer de gegevens worden verzameld. Voor zover met betrekking tot de in de begrotingsjaren 2014 en 2015 gedane uitgaven geen informatie over de begunstigden beschikbaar is op het tijdstip dat de persoonsgegevens worden verzameld, moeten de begunstigden toch vooraf worden geïnformeerd binnen een redelijke termijn vóór de eigenlijke bekendmaking.

(38)

Om de toegang van het publiek tot de bekendgemaakte gegevens te vergemakkelijken, moeten de lidstaten elk een website opzetten met informatie over de begunstigden van de Fondsen en met de in artikel 112 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde drempels. Gezien de uiteenlopende organisatiestructuren die in de lidstaten bestaan, dienen de lidstaten zelf uit te maken welke instantie wordt belast met het opzetten en onderhouden van die website en met het bekendmaken van de gegevens. De Commissie moet een website opzetten met links naar de websites van de lidstaten.

(39)

Met het oog op de continuïteit van de rapportage in hetzelfde begrotingsjaar moet artikel 10 van de onderhavige verordening van toepassing zijn op uitgaven en bestemmingsontvangsten die de lidstaten met ingang van 16 oktober 2014 hebben verricht respectievelijk ontvangen.

(40)

Met het oog op een consistente behandeling van lopende conformiteitsgoedkeuringsprocedures is het dienstig de in artikel 34, leden 3 en 4, van de onderhavige verordening vastgestelde termijnen niet toe te passen op de procedures waarvoor de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 885/2006 bedoelde mededeling vóór 1 januari 2015 wordt verzonden.

(41)

Aangezien de bepalingen inzake transparantie van titel VII, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van toepassing zijn voor betalingen die gedaan worden met ingang van het begrotingsjaar 2014, moeten de betrokken bepalingen van de onderhavige verordening voor die betalingen van toepassing zijn.

(42)

Om de lidstaten voldoende tijd te geven voor de tenuitvoerlegging, moet worden bepaald dat de in bijlage II, kolommen V1 en V2, bedoelde informatie met ingang van begrotingsjaar 2016 dient te worden verstrekt.

(43)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

BETAALORGANEN EN ANDERE INSTANTIES

Artikel 1

Procedure voor de accreditering van betaalorganen

1.   De lidstaten wijzen een autoriteit op ministerieel niveau aan die verantwoordelijk is voor:

a)

het toekennen, controleren en intrekken van de accreditering van de betaalorganen;

b)

het uitvoeren van de in het kader van dit hoofdstuk aan de bevoegde autoriteit toegewezen taken.

2.   De bevoegde autoriteit beslist door een formeel besluit over het toekennen of het, na een controle, intrekken van de accreditering van het betaalorgaan op basis van een onderzoek van de in artikel 1, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde accrediteringscriteria (hierna „de accrediteringscriteria”). De bevoegde autoriteit informeert de Commissie onverwijld over accrediteringen of intrekkingen van accrediteringen.

3.   De bevoegde autoriteit wijst een auditorganisatie aan om vóór de toekenning van de accreditering een onderzoek uit te voeren (aan de accreditering voorafgaande controle). De auditorganisatie is een auditautoriteit of een andere openbare of particuliere organisatie of organisatorische eenheid van een autoriteit die de vereiste expertise, vaardigheden en capaciteit heeft om audits te verrichten. De auditorganisatie is onafhankelijk van het te accrediteren betaalorgaan.

Het onderzoek (aan de accreditering voorafgaande controle) dat door de auditorganisatie wordt uitgevoerd, heeft met name betrekking op:

a)

de bestaande procedures en systemen voor het autoriseren en uitvoeren van betalingen;

b)

de scheiding van de functies en de geschiktheid van de interne en de externe controle ten aanzien van de verrichtingen die worden gefinancierd door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (hierna „de Fondsen”);

c)

de mate waarin de bestaande procedures en systemen, waaronder risicogebaseerde fraudebestrijdingsmaatregelen, geschikt zijn om de begroting van de Unie te beschermen;

d)

de beveiliging van informatiesystemen;

e)

het voeren van de boekhouding.

De auditorganisatie stelt een verslag op over de verrichte auditwerkzaamheden, de resultaten van die werkzaamheden en de beoordeling van de vraag of het betaalorgaan aan de accrediteringscriteria voldoet. Het verslag wordt overgelegd aan de bevoegde autoriteit, die vervolgens het accrediteringsbesluit vaststelt wanneer zij zich ervan heeft vergewist dat het betaalorgaan aan de accrediteringscriteria voldoet.

4.   Indien het betaalorgaan naar het oordeel van de bevoegde autoriteit niet aan de accrediteringscriteria voldoet, stelt de bevoegde autoriteit het betaalorgaan in kennis van de specifieke voorwaarden waaraan het moet voldoen vooraleer de accreditering kan worden verleend.

In afwachting van de tenuitvoerlegging van de veranderingen die voor het vervullen van dergelijke specifieke voorwaarden vereist zijn, kan de accreditering voorlopig worden verleend voor een periode die wordt vastgesteld met inachtneming van de ernst van de geconstateerde problemen en die niet langer is dan twaalf maanden. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat een verlenging van die periode toestaan.

5.   De in artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde informatie wordt verstrekt onmiddellijk nadat het betaalorgaan voor het eerst is geaccrediteerd en in elk geval voordat door het betrokken betaalorgaan verrichte uitgaven in rekening worden gebracht aan de Fondsen. Die informatie gaat vergezeld van verklaringen en documenten over:

a)

de aan het betaalorgaan opgedragen verantwoordelijkheden;

b)

de verdeling van de verantwoordelijkheden over de diensten van het betaalorgaan;

c)

de betrekkingen tussen het betaalorgaan en andere, openbare of particuliere instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van maatregelen in het kader waarvan het betaalorgaan uitgaven in rekening brengt aan de Fondsen;

d)

de procedures voor de ontvangst, de verificatie en de validering van de aanvragen van de begunstigden en de procedures voor het autoriseren, het betalen en het boeken van de uitgaven;

e)

de bepalingen inzake de beveiliging van de informatiesystemen;

f)

het verslag over de door de auditorganisatie verrichte, aan de accreditering voorafgaande controle als bedoeld in lid 3.

6.   De Commissie meldt aan het Comité voor de Landbouwfondsen welke betaalorganen in elke lidstaat zijn geaccrediteerd.

Artikel 2

Herbeoordeling van de accreditering

1.   De bevoegde autoriteit oefent, met name op basis van de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde, door de accrediterende instantie opgestelde certificaten en verslagen voortdurend toezicht uit op de betaalorganen waarvoor zij verantwoordelijk is, en neemt vervolgmaatregelen ten aanzien van eventueel geconstateerde tekortkomingen.

Om de drie jaar brengt de bevoegde autoriteit schriftelijk verslag uit bij de Commissie over het toezicht op de betaalorganen en de monitoring van de activiteiten van de betaalorganen. In het verslag wordt beoordeeld in hoeverre de betaalorganen nog steeds aan de accrediteringscriteria voldoen en wordt een samenvatting gegeven van de maatregelen die genomen zijn om tekortkomingen te verhelpen. De bevoegde autoriteit bevestigt of een betaalorgaan waarvoor zij verantwoordelijk is, nog steeds aan de accrediteringscriteria voldoet.

2.   De lidstaten zetten een systeem op om ervoor te zorgen dat informatie die aanleiding geeft tot het vermoeden dat een betaalorgaan niet aan de accrediteringscriteria voldoet, onverwijld aan de bevoegde autoriteit wordt meegedeeld.

3.   Wanneer de bevoegde autoriteit heeft geconstateerd dat een geaccrediteerd betaalorgaan niet langer aan een of meer van de accrediteringscriteria voldoet op een manier die dat betaalorgaan kan hinderen bij de uitvoering van de in artikel 1, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde taken, maakt de bevoegde autoriteit de accreditering van het betaalorgaan onverwijld voorwaardelijk. De bevoegde autoriteit stelt een plan op met maatregelen en termijnen om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen binnen een overeenkomstig de ernst van het probleem te bepalen periode die niet langer is dan twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de accreditering voorwaardelijk is gemaakt. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat een verlenging van die periode toestaan.

4.   De bevoegde autoriteit stelt de Commissie in kennis van haar besluit om de accreditering van een betaalorgaan voorwaardelijk te maken, van het op grond van lid 3 opgestelde plan en vervolgens van de voortgang bij de uitvoering van dat plan.

5.   Indien de accreditering wordt ingetrokken, accrediteert de bevoegde autoriteit onverwijld een ander betaalorgaan dat aan de voorwaarden van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voldoet, teneinde ervoor te zorgen dat de betalingen aan de begunstigden niet worden onderbroken.

6.   Indien de Commissie constateert dat de bevoegde autoriteit haar verplichting om overeenkomstig lid 3 een verbeterplan op te stellen, niet is nagekomen of dat het betaalorgaan nog steeds is geaccrediteerd zonder een dergelijk plan binnen de vastgestelde periode volledig te hebben uitgevoerd, verzoekt zij de bevoegde autoriteit de accreditering van dat betaalorgaan in te trekken tenzij de nodige veranderingen worden aangebracht binnen een periode die de Commissie overeenkomstig de ernst van het probleem bepaalt. In zulke omstandigheden kan de Commissie besluiten de tekortkomingen aan te pakken aan de hand van de in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde procedure voor de conformiteitsgoedkeuring.

Artikel 3

Beheersverklaring

1.   De in artikel 7, lid 3, eerste alinea, onder b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde beheersverklaring wordt tijdig opgesteld om de certificerende instantie in staat te stellen het in artikel 9, lid 1, van die verordening bedoelde oordeel te geven.

De beheersverklaring wordt opgesteld volgens het in bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen formulier en kan punten van voorbehoud bevatten waarin de mogelijke financiële gevolgen zijn gekwantificeerd. Indien punten van voorbehoud worden gemaakt, bevat de beheersverklaring een verbeteractieplan en een nauwkeurig tijdschema voor de uitvoering daarvan.

2.   De beheersverklaring is gebaseerd op een doeltreffend toezicht dat gedurende het hele jaar op het bestaande beheers- en controlesysteem is uitgeoefend.

Artikel 4

Coördinerende instantie

1.   De in artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde coördinerende instantie fungeert voor alle aangelegenheden betreffende de Fondsen als enige gesprekspartner van de Commissie in de betrokken lidstaat op het gebied van:

a)

de verstrekking van informatie en richtsnoeren met betrekking tot functies en verrichtingen van de betaalorganen aan de betaalorganen en aan de instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van dergelijke richtsnoeren, alsmede op het gebied van de bevordering van een geharmoniseerde toepassing ervan;

b)

de verstrekking aan de Commissie van de in de artikelen 7 en 102 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde informatie;

c)

het voor de Commissie beschikbaar zijn van een volledige registratie van alle voor statistische en controledoeleinden benodigde boekhoudgegevens.

2.   Een betaalorgaan mag als coördinerende instantie fungeren mits de twee functies gescheiden worden gehouden.

3.   Bij de uitvoering van haar taken mag de coördinerende instantie overeenkomstig de nationale procedures een beroep doen op andere administratieve instanties of diensten, in het bijzonder die welke over boekhoudkundige of technische deskundigheid beschikken.

4.   De vertrouwelijkheid, de integriteit en de beschikbaarheid van alle door de coördinerende instantie bewaarde computergegevens worden gegarandeerd door maatregelen die zijn aangepast aan de administratieve structuur, de personeelsbezetting en de technologische omgeving van elke coördinerende instantie. De financiële en de technologische inspanningen staan in verhouding tot de feitelijke risico’s die aanwezig zijn.

5.   De in artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde informatie wordt verstrekt onmiddellijk nadat de coördinerende instantie voor het eerst is geaccrediteerd en in elk geval voordat uitgaven waarvoor de coördinerende instantie verantwoordelijk is, in rekening worden gebracht aan de Fondsen. De verstrekte informatie gaat vergezeld van het accrediteringsdocument van de coördinerende instantie en van informatie over de omstandigheden op het gebied van administratie, boekhouding en interne controle waaronder de coördinerende instantie functioneert.

Artikel 5

Accreditering

1.   De bevoegde autoriteit wijst de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde certificerende instantie aan.

2.   De certificerende instantie organiseert haar werk op een doelmatige en doeltreffende manier en verricht haar controles binnen een adequaat tijdsbestek, rekening houdend met de aard en de termijn van de verrichtingen voor het betrokken begrotingsjaar.

3.   Het oordeel dat de certificerende instantie overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet geven, wordt jaarlijks opgesteld.

Dat oordeel wordt gebaseerd op de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de onderhavige verordening verrichte auditwerkzaamheden.

4.   De certificerende instantie stelt een verslag over haar bevindingen op. Het verslag heeft betrekking op de gedelegeerde functies. In het verslag wordt, voor de door het verslag bestreken periode, vermeld:

a)

of het betaalorgaan aan de accrediteringscriteria heeft voldaan;

b)

of de procedures van het betaalorgaan redelijke garanties hebben geboden dat enerzijds de aan de Fondsen in rekening gebrachte uitgaven in overeenstemming met de Unievoorschriften zijn gedaan, en deze procedures dus hebben gegarandeerd dat de onderliggende verrichtingen wettelijk en regelmatig waren, en dat anderzijds eventuele aanbevelingen voor verbeteringen zijn opgevolgd;

c)

of de in artikel 29 bedoelde jaarrekeningen in overeenstemming waren met de boeken en registraties van het betaalorgaan;

d)

of de staten van de uitgaven en van de interventieverrichtingen een materieel waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld gaven van de aan de Fondsen in rekening gebrachte verrichtingen;

e)

of de financiële belangen van de Unie naar behoren werden beschermd wat de betaalde voorschotten, de verkregen zekerheden, de interventievoorraden en de te innen bedragen betreft.

Het verslag bevat tevens informatie over het aantal personeelsleden die het accountantsonderzoek hebben uitgevoerd, en hun vakbekwaamheid, over de verrichte werkzaamheden, over het aantal onderzochte verrichtingen, over het materialiteitsniveau en het betrouwbaarheidsniveau die zijn bereikt, over de eventueel geconstateerde tekortkomingen en de ter verbetering gedane aanbevelingen en over de activiteiten niet alleen van de certificerende instantie, maar ook van andere auditorganisaties, binnen en buiten het betaalorgaan, waarop de zekerheid die de certificerende instantie ten aanzien van de gerapporteerde aangelegenheden heeft verkregen, geheel of ten dele is gebaseerd.

Artikel 6

Auditbeginselen

1.   De certificeringsaudit wordt verricht volgens internationaal aanvaarde auditnormen.

2.   De certificerende instantie stelt een auditstrategie op met betrekking tot de werkingssfeer, de termijnen en de opzet van de certificeringsaudit, de auditmethoden en de bemonsteringsmethode. Op basis van het geraamde auditrisico wordt voor elk geauditeerd begrotingsjaar een auditplan opgesteld. Op verzoek dient de certificerende instantie de auditstrategie en het auditplan in bij de Commissie.

3.   Het aan de hand van auditcontroles te bereiken redelijke niveau van auditzekerheid wordt bereikt door het controlesysteem te beoordelen, onder meer via een nalevingsgerichte en een gegevensgerichte toetsing van de uitgaven door middel van controle van details en analytische procedures.

4.   De Commissie stelt richtsnoeren op waarin zij met name:

a)

nadere toelichtingen en leidraden verschaft met betrekking tot de te verrichten certificeringsaudit;

b)

bepaalt welk redelijk niveau van auditzekerheid de auditcontroles moeten opleveren.

Artikel 7

Auditmethoden

1.   De auditmethoden voor de certificeringsaudit worden overeenkomstig artikel 6, lid 2, vastgesteld in de auditstrategie.

2.   Om de auditdoelen te halen en het in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde oordeel af te geven, moet de audit onder meer bestaan uit systeemaudits, gegevensgerichte toetsing en verificatie van de overeenstemming van financiële en beheersverklaringen.

3.   In het kader van de gegevensgerichte toetsing moet onder meer op het niveau van de eindbegunstigden worden geverifieerd of de onderliggende verrichtingen wettelijk en regelmatig zijn. Hiertoe mag de certificerende instantie aanwezig zijn wanneer het betaalorgaan secundaire controles ter plaatse verricht. De certificerende instantie mag niet aanwezig zijn bij de initiële door het betaalorgaan verrichte controles, behalve wanneer herverificatie van die initiële controles fysiek onmogelijk zou zijn. Voor de gegevensgerichte toetsing kunnen de certificerende instanties gebruikmaken van een geïntegreerde bemonsteringsaanpak.

4.   Aan de hand van de in artikel 6, lid 4, bedoelde richtsnoeren voorziet de Commissie in nadere voorwaarden en leidraden voor het ontwerpen van de auditprocedures, het integreren van de bemonstering en het plannen en uitvoeren van herverificaties ter plaatse van de verrichtingen.

HOOFDSTUK II

FINANCIEEL BEHEER VAN DE FONDSEN

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 8

Boekhouding van de betaalorganen

1.   Elk betaalorgaan voert een boekhouding die uitsluitend bestemd is voor de boeking van de in artikel 4, lid 1, en de artikelen 5 en 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uitgaven en ontvangsten en voor het gebruik van de financiële middelen die tot zijn beschikking worden gesteld om de betrokken uitgaven te betalen. Deze boekhouding moet het mogelijk maken de financiële gegevens betreffende respectievelijk het ELGF en het Elfpo van elkaar te onderscheiden en afzonderlijk te verstrekken.

2.   De betaalorganen van de niet-eurolidstaten voeren een boekhouding waarin de bedragen van de uitgaven en de ontvangsten worden uitgedrukt in de valuta waarin zij zijn betaald of geïnd. Om de groepering van al hun uitgaven en ontvangsten mogelijk te maken, zijn zij evenwel in staat de betrokken gegevens in de nationale valuta en in euro te verstrekken.

3.   Wat het Elfpo betreft, voert elk voor een plattelandsontwikkelingsprogramma aangewezen betaalorgaan een boekhouding die het mogelijk maakt alle verrichtingen per programma en per maatregel te identificeren. Deze boekhouding bevat met name:

a)

voor elke verrichting, het bedrag van de overheidsuitgaven en het bedrag van de Uniebijdrage die voor die verrichting zijn betaald;

b)

de wegens geconstateerde onregelmatigheden of nalatigheden van begunstigden terug te vorderen bedragen;

c)

de naar aanleiding van terugvorderingen geïnde bedragen met vermelding van de oorspronkelijke verrichting.

AFDELING 2

ELGF-boekhouding

Artikel 9

Verstrekking van informatie door de lidstaten

Onder de volgende voorwaarden verzamelen de lidstaten de gegevens over het totaalbedrag van de in elke week betaalde of geïnde uitgaven en bestemmingsontvangsten en houden zij deze gegevens ter beschikking van de Commissie:

a)

uiterlijk op de derde werkdag van elke week, de gegevens over het totaalbedrag van de uitgaven en de bestemmingsontvangsten die zijn betaald of geïnd vanaf het begin van de maand tot het einde van de voorgaande week;

b)

uiterlijk op de derde werkdag van de maand in het geval van een week die over twee maanden is verdeeld, de gegevens over het totaalbedrag van de in de voorgaande maand betaalde of geïnde uitgaven en bestemmingsontvangsten.

Artikel 10

Mededeling van informatie door de lidstaten

1.   Op grond van artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), i) en ii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verstrekken de lidstaten de Commissie langs elektronische weg de volgende informatie en documenten, met inachtneming van de artikelen 11 en 12 van de onderhavige verordening:

a)

uiterlijk op de derde werkdag van elke maand, de gegevens over het totaalbedrag van de in de voorgaande maand betaalde of geïnde uitgaven en bestemmingsontvangsten, volgens het model dat de Commissie via informatiesystemen ter beschikking van de lidstaten stelt, alsmede alle gegevens die aanzienlijke verschillen tussen de overeenkomstig lid 2, onder a), iii), van het onderhavige artikel opgestelde ramingen en de betaalde of geïnde uitgaven en bestemmingsontvangsten kunnen verklaren;

b)

uiterlijk op de twaalfde dag van elke maand, de in artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uitgavendeclaratie. De mededeling over de tussen 1 en 15 oktober betaalde of geïnde uitgaven en bestemmingsontvangsten wordt evenwel uiterlijk op 27 oktober ingediend.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde uitgavendeclaratie bestaat uit:

a)

een staat die door elk betaalorgaan wordt opgesteld volgens het model dat de Commissie via informatiesystemen ter beschikking van de lidstaten stelt, met daarin de volgende gegevens die aan de hand van de nomenclatuur van de begroting van de Unie en van een aan de lidstaten beschikbaar gestelde meer gedetailleerde nomenclatuur zijn uitgesplitst per soort van uitgaven en van ontvangsten:

i)

de in de voorgaande maand betaalde of geïnde uitgaven en bestemmingsontvangsten;

ii)

de gecumuleerde uitgaven en bestemmingsontvangsten die vanaf het begin van het begrotingsjaar tot het einde van de voorgaande maand zijn betaald of geïnd;

iii)

ramingen van de uitgaven en de bestemmingsontvangsten die naargelang van het geval betrekking hebben:

uitsluitend op de lopende maand en de twee daaropvolgende maanden,

behalve op de lopende maand en de twee daaropvolgende maanden ook op de daaropvolgende periode tot het einde van het begrotingsjaar;

iv)

aanvullende gegevens, waar nodig;

b)

een verzamelstaat van de onder a) bedoelde gegevens voor alle betaalorganen van een lidstaat, die door de betrokken lidstaat wordt opgesteld volgens het model dat de Commissie via informatiesystemen ter beschikking van de lidstaten stelt;

c)

rekeningen ter verantwoording van de uitgaven en de ontvangsten in het kader van de openbare interventie, als bedoeld in artikel 19, lid 2.

3.   Alle financiële gegevens die op grond van dit artikel moeten worden verstrekt, worden meegedeeld in euro.

Artikel 11

Algemene regels betreffende de declaratie van uitgaven en bestemmingsontvangsten

1.   Onverminderd de bij artikel 12 vastgestelde specifieke bepalingen betreffende de declaratie van uitgaven en ontvangsten in verband met openbare opslag, komen de uitgaven en de bestemmingsontvangsten die de betaalorganen uit hoofde van een bepaalde maand declareren, overeen met de daadwerkelijk in die maand betaalde en geïnde bedragen.

Deze uitgaven en ontvangsten worden op de ELGF-begroting geboekt uit hoofde van het begrotingsjaar N.

Daarbij geldt echter het volgende:

a)

de uitgaven die mogen worden betaald vóór het van toepassing worden van de bepaling die voorziet in de volledige of gedeeltelijke financiering ervan door het ELGF, mogen niet eerder worden gedeclareerd dan:

uit hoofde van de maand waarin die bepaling van toepassing is geworden,

of

uit hoofde van de maand na het van toepassing worden van die bepaling;

b)

de bestemmingsontvangsten die de lidstaat de Commissie verschuldigd is, worden gedeclareerd uit hoofde van de maand waarin de bij de Unieregelgeving bepaalde termijn voor de betaling van de betrokken bedragen verstrijkt;

c)

de correcties die de Commissie in het kader van de boekhoudkundige goedkeuring en de conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen vaststelt, worden door de Commissie rechtstreeks afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betalingen als bedoeld in, naargelang van het geval, artikel 33, lid 2, of artikel 34, lid 8. De lidstaten nemen de met deze correcties overeenstemmende bedragen evenwel op in de declaratie die wordt opgesteld uit hoofde van de maand waarvoor de correcties worden verricht.

2.   De uitgaven en de bestemmingsontvangsten worden in aanmerking genomen op de datum waarop de rekening van het betaalorgaan is gedebiteerd of gecrediteerd. Voor de betalingen kan de in aanmerking te nemen datum evenwel de datum zijn waarop het betrokken betaalorgaan het betalingsdocument heeft opgesteld en aan een financiële instelling of aan de begunstigde heeft toegezonden. Elk betaalorgaan gebruikt gedurende het hele begrotingsjaar dezelfde methode.

3.   De overeenkomstig lid 1 gedeclareerde uitgaven en bestemmingsontvangsten kunnen correcties omvatten van de bedragen die zijn gedeclareerd uit hoofde van de voorgaande maanden van hetzelfde begrotingsjaar.

Indien correcties van bestemmingsontvangsten op het niveau van een betaalorgaan tot het declareren van negatieve bestemmingsontvangsten voor een begrotingsonderdeel leiden, worden de correcties die te veel zijn om op een nulsaldo uit te komen, overgedragen naar de volgende maand. Zij worden in voorkomend geval geregulariseerd bij de boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen over het betrokken begrotingsjaar.

4.   Niet-uitgevoerde betalingsopdrachten en betalingen waarvoor na de debitering van de rekening weer een creditering heeft plaatsgevonden, worden in mindering gebracht op de uitgaven uit hoofde van de maand waarin de niet-uitvoering of de annulering ter kennis van het betaalorgaan is gebracht.

5.   Ten laste van het ELGF te verrichten betalingen die worden verrekend met vorderingen, worden met het oog op de toepassing van lid 1 geacht in hun geheel te hebben plaatsgevonden:

a)

op de datum van betaling van het aan de begunstigde verschuldigde bedrag indien de vordering lager is dan de betaalbaar gestelde uitgave;

b)

op de datum van verrekening indien de uitgave niet hoger is dan de vordering.

6.   De uiterlijk op 27 oktober aan de Commissie te verstrekken gecumuleerde gegevens over de aan een begrotingsjaar toe te rekenen uitgaven en bestemmingsontvangsten kunnen uitsluitend worden gecorrigeerd in het kader van de jaarrekeningen die overeenkomstig artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), iii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan de Commissie moeten worden verstrekt.

Artikel 12

Specifieke regels betreffende de declaratie van uitgaven in verband met openbare opslag

1.   De verrichtingen die in aanmerking moeten worden genomen om een declaratie van uitgaven in verband met openbare opslag op te stellen, zijn de aan het einde van een maand in de rekeningen van het betaalorgaan vastgestelde verrichtingen die hebben plaatsgevonden vanaf het begin van het boekjaar als bepaald in artikel 3, lid 3, eerste alinea, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 tot het einde van die maand.

2.   Een dergelijke uitgavendeclaratie bevat de overeenkomstig de artikelen 17 en 18 van de onderhavige verordening en artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie (11) bepaalde waarden en bedragen die de betaalorganen in rekening hebben gebracht in de maand na die waaraan de verrichtingen zijn toegerekend.

Daarbij geldt echter het volgende:

a)

voor de verrichtingen van de maand september worden de waarden en bedragen uiterlijk op 15 oktober door de betaalorganen in rekening gebracht;

b)

de totaalbedragen van de in artikel 3, lid 1, onder e), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde afschrijving worden in rekening gebracht op de datum zoals bepaald bij het besluit tot vaststelling van die bedragen.

Artikel 13

Betalingsbesluit van de Commissie

1.   Op basis van de overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), van de onderhavige verordening verstrekte gegevens besluit de Commissie op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 om de maandelijkse betalingen te verrichten, onverminderd eventuele correcties in latere, in de artikelen 51 en 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde besluiten en met inachtneming van overeenkomstig artikel 41 van die verordening vastgestelde verlagingen en schorsingen.

2.   Indien de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven ten laste van het volgende begrotingsjaar in totaal meer bedragen dan driekwart van het totaal van de overeenkomstige kredieten van het lopende begrotingsjaar, worden de in artikel 170, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 bedoelde vervroegde vastleggingen en de bijbehorende maandelijkse betalingen binnen de grenzen van 75 % van de kredieten van het lopende begrotingsjaar toegekend in verhouding tot de uitgavendeclaraties. De Commissie houdt in de besluiten over de latere vergoedingen rekening met het nog niet aan de lidstaten vergoede saldo.

Artikel 14

Beschikbaarstelling van de financiële middelen aan de lidstaten

1.   Door te besluiten tot het verrichten van de maandelijkse betalingen, stelt de Commissie in het kader van de begrotingskredieten de middelen die ter dekking van de door het ELGF te financieren uitgaven nodig zijn na aftrek van het bedrag dat overeenkomt met de bestemmingsontvangsten, aan de lidstaten beschikbaar op de door elke lidstaat geopende rekening.

Indien het feit dat de bestemmingsontvangsten in mindering worden gebracht op de door de Commissie te verrichten betalingen, op het niveau van een lidstaat zou leiden tot een negatief bedrag, worden de af te trekken bedragen die te veel zijn om op een nulsaldo uit te komen, overgedragen naar de volgende maanden.

2.   De lidstaten delen de benaming en het nummer van de in lid 1 bedoelde rekening aan de Commissie mee in het hun door de Commissie beschikbaar gestelde formaat.

Artikel 15

Meldingen in het kader van openbare interventie

1.   De betaalorganen verstrekken aan de Commissie:

a)

op verzoek van de Commissie, de in artikel 3, lid 7, van Gedelegeerde Verordening (EU nr. 907/2014 bedoelde documenten en informatie en de aanvullende nationale bestuursrechtelijke bepalingen die voor de toepassing en het beheer van de interventiemaatregelen zijn vastgesteld;

b)

uiterlijk op de in artikel 10, lid 1, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde dag, de informatie over de openbare opslag, volgens de modellen die de Commissie via informatiesystemen ter beschikking van de lidstaten stelt.

2.   Voor het mededelen en uitwisselen van gegevens en voor het opstellen van de documenten betreffende uitgaven voor openbare interventie wordt gebruikgemaakt van de betrokken, in artikel 24 bedoelde informatiesystemen.

Artikel 16

Inhoud van de door de betaalorganen bij te houden boekhouding inzake de openbare opslag

1.   In de in artikel 3, lid 3, eerste alinea, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde voorraadboekhouding worden de volgende categorieën van elementen afzonderlijk opgevoerd:

a)

de hoeveelheden producten die worden geconstateerd bij de inslag in en de uitslag uit de voorraden, met of zonder fysieke verplaatsing;

b)

de hoeveelheden die worden gebruikt voor kosteloze uitreiking aan de meest behoeftigen in het kader van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, en die worden geboekt overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014, waarbij de aan een andere lidstaat overgedragen hoeveelheden afzonderlijk worden vermeld;

c)

de hoeveelheden van de genomen monsters, waarbij de door kopers genomen monsters apart worden vermeld;

d)

de hoeveelheden die naar aanleiding van constateringen bij een visueel onderzoek in het kader van de jaarlijkse inventarisatie of bij de inspectie na de overname voor interventieopslag, niet opnieuw kunnen worden verpakt en onderhands worden verkocht;

e)

de hoeveelheden die door identificeerbare of niet-identificeerbare oorzaken ontbreken, inclusief die welke overeenstemmen met de in de voorschriften bepaalde toleranties;

f)

de hoeveelheden die in kwaliteit zijn achteruitgegaan;

g)

de overtollige hoeveelheden;

h)

de ontbrekende hoeveelheden die de tolerantiegrenzen overschrijden;

i)

de ingeslagen hoeveelheden die niet aan de gestelde voorwaarden blijken te voldoen en waarvan de overname daarom wordt geweigerd;

j)

de nettohoeveelheden die zich aan het einde van elke maand of van het boekjaar in de voorraden bevinden en worden overgeboekt naar de volgende maand of het volgende boekjaar.

2.   In de in artikel 3, lid 3, eerste alinea, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde financiële rekeningen worden de volgende gegevens opgevoerd:

a)

de waarde van de in lid 1, onder a), van het onderhavige artikel bedoelde hoeveelheden, waarbij de waarde van de aangekochte hoeveelheden en die van de verkochte hoeveelheden afzonderlijk worden vermeld;

b)

de boekwaarde van de hoeveelheden die worden gebruikt of geboekt in het kader van de in lid 1, onder b), van het onderhavige artikel genoemde regeling voor kosteloze uitreiking;

c)

de in artikel 3, lid 1, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde financieringskosten;

d)

de in artikel 3, lid 1, onder b) en c), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde uitgaven voor materiële verrichtingen;

e)

de bedragen die voortvloeien uit de in artikel 3, lid 1, onder e), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde afschrijving;

f)

de bedragen die worden geïnd van de verkopers, kopers en opslaghouders, met uitzondering van de in artikel 20, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde bedragen;

g)

het bedrag dat afkomstig is van de onderhandse verkopen als gevolg van de jaarlijkse inventarisatie of als gevolg van de controles na de overname van de producten in de interventieopslag;

h)

de verliezen en winsten op de uitgeslagen producten, met inachtneming van de in het onderhavige lid, onder e), bedoelde afschrijvingen;

i)

de andere debet- en creditelementen, en met name die welke betrekking hebben op de in lid 1, onder c) tot en met g), van het onderhavige artikel bedoelde hoeveelheden;

j)

de gemiddelde boekwaarde, uitgedrukt per ton of per hectoliter naargelang van het geval.

Artikel 17

Boekhouding met betrekking tot openbare interventie

1.   De in artikel 16 bedoelde elementen worden geboekt op basis van de door de betaalorganen daadwerkelijk geconstateerde hoeveelheden, waarden, bedragen en gemiddelden of op basis van de waarden en bedragen zoals berekend aan de hand van de door de Commissie vastgestelde forfaitaire bedragen.

2.   Bij de in lid 1 bedoelde constateringen en berekeningen worden de volgende regels toegepast:

a)

wat de hoeveelheden betreft waarvoor ontbrekende hoeveelheden of achteruitgang van de kwaliteit zijn geconstateerd die vallen onder de bijlagen VI en VII van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014, worden de uitslagkosten slechts geboekt voor de daadwerkelijk verkochte en uitgeslagen hoeveelheden;

b)

de hoeveelheden waarvoor bij een overdracht tussen lidstaten wordt geconstateerd dat zij ontbreken, worden niet als ingeslagen in de lidstaat van bestemming beschouwd en komen niet in aanmerking voor de forfaitaire inslagkosten;

c)

in het geval van vervoer of een overdracht worden de daarvoor vastgestelde forfaitaire inslagkosten en uitslagkosten slechts geboekt indien die kosten volgens de Unieregelgeving niet als een integrerend deel van de vervoerskosten worden beschouwd;

d)

behoudens bijzondere bepalingen in de Unieregelgeving, worden de bedragen die afkomstig zijn van de verkoop van producten die in kwaliteit zijn achteruitgegaan, en eventuele andere in dat verband ontvangen bedragen niet in de ELGF-administratie geboekt;

e)

geconstateerde overtollige hoeveelheden worden in de tabel betreffende de stand en de mutaties van de voorraden negatief geboekt bij de ontbrekende hoeveelheden. Met deze overtollige hoeveelheden wordt rekening gehouden bij de bepaling van de hoeveelheden die de tolerantiegrens overschrijden;

f)

andere dan door de kopers genomen monsters worden geboekt overeenkomstig bijlage VII, punt 2, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014.

3.   De correcties die door de Commissie voor het lopende boekjaar worden aangebracht in de in artikel 16 genoemde elementen, worden meegedeeld aan het Comité voor de Landbouwfondsen. Zij kunnen ter kennis van de lidstaten worden gebracht bij een besluit over de maandelijkse betalingen of, als daar geen gelegenheid toe is, bij het besluit over de boekhoudkundige goedkeuring. Zij worden door de betaalorganen geboekt onder de bij dat besluit vastgestelde voorwaarden.

Artikel 18

Data waarop de uitgaven en ontvangsten en de verplaatsingen van producten in het kader van de openbare interventie worden geboekt

1.   De verschillende elementen van de uitgaven en ontvangsten worden aan de hand van de in artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde wisselkoers geboekt op de datum waarop de uit de openbare-interventiemaatregel voortvloeiende materiële verrichting plaatsvindt.

In de hierna genoemde gevallen zijn echter de volgende data van toepassing:

a)

de dag van de inning wat de geïnde bedragen als bedoeld in artikel 16, lid 2, onder f) en g), van de onderhavige verordening betreft;

b)

de datum van de feitelijke betaling van de kosten voor materiële verrichtingen, indien die kosten niet door forfaitaire bedragen worden gedekt.

2.   De verschillende elementen betreffende de fysieke verplaatsingen van de producten en het voorraadbeheer worden geboekt op de datum waarop de uit de interventiemaatregel voortvloeiende materiële verrichting plaatsvindt.

In de hierna genoemde gevallen zijn echter de volgende data van toepassing:

a)

de datum van overname van de producten door het betaalorgaan, overeenkomstig artikel 31, lid 2, en artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie (12), wat de hoeveelheden betreft die in openbare opslag worden ingeslagen zonder dat de plaats van opslag verandert;

b)

wat de ontbrekende of in kwaliteit achteruitgegane hoeveelheden en de overtollige hoeveelheden betreft, de datum waarop de desbetreffende feiten worden geconstateerd;

c)

de dag van de feitelijke uitslag van de producten in het geval van de onderhandse verkoop van producten die naar aanleiding van constateringen bij een visueel onderzoek in het kader van de jaarlijkse inventarisatie of bij de inspectie na de overname voor interventieopslag, niet opnieuw kunnen worden verpakt;

d)

het laatste dag van het boekjaar voor eventuele verliezen die de in artikel 4, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 bedoelde tolerantiegrens overschrijden.

Artikel 19

In het kader van openbare interventie gefinancierd bedrag

1.   Het bedrag dat moet worden gefinancierd op grond van de in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde interventiemaatregelen, wordt bepaald op basis van de overeenkomstig artikel 3, lid 3, eerste alinea, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 door de betaalorganen opgestelde en bijgehouden rekeningen waarin aan de debet-, respectievelijk de creditzijde de verschillende elementen van de uitgaven en ontvangsten als bedoeld in artikel 16 van de onderhavige verordening worden geboekt, in voorkomend geval met inachtneming van de in het kader van de sectorale landbouwwetgeving vastgestelde bedragen van uitgaven.

2.   Betaalorganen of, eventueel, coördinerende instanties bezorgen de Commissie maandelijks en jaarlijks, langs elektronische weg en volgens het model dat de Commissie via informatiesystemen ter beschikking van de lidstaten stelt, de voor de financiering van de uitgaven voor openbare opslag benodigde gegevens en de rekeningen ter verantwoording van de uitgaven en de ontvangsten in het kader van de openbare opslag, een en ander in de vorm van tabellen (P-STO-tabellen) en uiterlijk op de in artikel 10, lid 1, onder b), en de in artikel 30, lid 2, vastgestelde datum.

Artikel 20

Declaraties van uitgaven en ontvangsten in het kader van de openbare interventie

1.   De financiering door het ELGF op grond van de in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 bedoelde interventiemaatregelen is gelijk aan de uitgaven zoals deze zijn berekend op basis van de door het betaalorgaan meegedeelde elementen, zijn verlaagd met de eventueel uit de interventiemaatregelen voortgevloeide ontvangsten, zijn gevalideerd via het door de Commissie opgezette informatiesysteem en door het betaalorgaan zijn opgenomen in zijn overeenkomstig artikel 12 van de onderhavige verordening opgestelde uitgavendeclaratie.

2.   De op grond van artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 geïnde bedragen en de van verkopers, kopers en opslaghouders geïnde bedragen die voldoen aan de in artikel 43 van die verordening vastgestelde criteria, worden ten gunste van de ELGF-begroting gedeclareerd overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), van de onderhavige verordening.

AFDELING 3

Elfpo-boekhouding

Artikel 21

Raming van de financieringsbehoeften

Voor elk in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13) bedoeld plattelandsontwikkelingsprogramma verstrekken de lidstaten de Commissie, overeenkomstig artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), ii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013, twee keer per jaar, uiterlijk op 31 januari en 31 augustus, hun raming van de bedragen die voor het begrotingsjaar door het Elfpo moeten worden gefinancierd. Bovendien zenden de lidstaten de Commissie een geactualiseerde raming toe van hun financieringsaanvragen voor het volgende begrotingsjaar.

De bedoelde raming en geactualiseerde raming moeten in de vorm van gestructureerde gegevens worden toegezonden aan de hand van het informatiesysteem SFC2014 als bedoeld in hoofdstuk I van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 184/2014 (14).

Artikel 22

Uitgavendeclaraties

1.   De betaalorganen declareren de uitgaven voor elk in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoeld plattelandsontwikkelingsprogramma.

Voor elke plattelandsontwikkelingsmaatregel specificeren de betaalorganen in een uitgavendeclaratie:

a)

het bedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven waarvoor het betaalorgaan de overeenkomstige Elfpo-bijdrage daadwerkelijk in elk van de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde referentieperiodes heeft betaald;

b)

de aanvullende informatie over de in deel 2, titel IV, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) bedoelde financieringsinstrumenten;

c)

de aanvullende informatie over de in artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde voorschotten die aan de begunstigden zijn betaald;

d)

het bedrag dat naar aanleiding van een terugvordering is geïnd in de lopende periode als bedoeld in lid 2 van het onderhavige artikel.

2.   Als de Commissie een plattelandsontwikkelingsprogramma eenmaal heeft goedgekeurd, zenden de lidstaten hun in artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), i), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uitgavendeclaraties overeenkomstig artikel 24, lid 4, van de onderhavige verordening toe aan de Commissie op de uiterste data zoals hierna aangegeven:

a)

uiterlijk op 30 april voor de uitgaven in de periode van 1 januari tot en met 31 maart;

b)

uiterlijk op 31 juli voor de uitgaven in de periode van 1 april tot en met 30 juni;

c)

uiterlijk op 10 november voor de uitgaven in de periode van 1 juli tot en met 15 oktober;

d)

uiterlijk op 31 januari voor de uitgaven in de periode van 16 oktober tot en met 31 december.

Alle uitgaven die de betaalorganen overeenkomstig artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 aan de begunstigden hebben betaald voordat het betrokken in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma is goedgekeurd, worden echter onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten gedaan en worden aan de Commissie gedeclareerd in de eerste uitgavendeclaratie volgend op de vaststelling van dat programma. Dezelfde regel is van overeenkomstige toepassing op een in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde wijziging van een plattelandsontwikkelingsprogramma.

3.   De betaalorganen dienen de uitgavendeclaraties voor de plattelandsontwikkelingsprogramma’s in de vorm van gestructureerde gegevens in aan de hand van het informatiesysteem SFC2014 als bedoeld in hoofdstuk I van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 184/2014.

4.   Wanneer de Commissie verdere controles eist op grond van onvolledige of onduidelijke informatie, verschillen van mening, interpretatieverschillen of onsamenhangendheden met betrekking tot een uitgavendeclaratie voor een referentieperiode die met name het gevolg zijn van het niet meedelen van de krachtens Verordening (EU) nr. 1305/2013 en op grond daarvan vastgestelde handelingen van de Commissie te verstrekken informatie, of op grond van ernstige aanwijzingen dat er ten aanzien van uitgaven in de uitgavendeclaratie sprake kan zijn van een onregelmatigheid of dat het functioneren van het beheers- en controlesysteem voor plattelandsontwikkeling tekortkomingen kan vertonen, verstrekt de betrokken lidstaat op verzoek van de Commissie aanvullende informatie binnen een termijn die in dat verzoek wordt vastgesteld naargelang van de ernst van het probleem.

De in artikel 36, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bepaalde termijn voor tussentijdse betalingen kan voor het hele bedrag waarop de betalingsaanvraag betrekking heeft, of een deel daarvan worden onderbroken vanaf de datum van toezending van het verzoek om informatie tot de ontvangst van de gevraagde informatie, maar mag niet langer worden uitgesteld dan de in artikel 83, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde maximumperiode.

Indien de betrokken lidstaat het verzoek om aanvullende informatie niet binnen de in dat verzoek vastgestelde termijn beantwoordt of indien het antwoord ontoereikend wordt geacht of erop wijst dat de regelgeving niet is nageleefd of dat middelen van de Unie onjuist zijn gebruikt, kan de Commissie de betalingen overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 schorsen of verlagen.

5.   De uit hoofde van een periode gedeclareerde uitgaven kunnen correcties van de uit hoofde van de voorgaande declaratieperioden van hetzelfde begrotingsjaar gedeclareerde gegevens omvatten.

Correcties van aan het begrotingsjaar toe te rekenen uitgaven en bestemmingsontvangsten die niet in de in lid 2, onder a), b) en c), bedoelde declaraties zijn opgenomen, kunnen slechts worden aangebracht in het kader van de jaarrekeningen die overeenkomstig artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), iii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 aan de Commissie moeten worden toegezonden.

Artikel 23

Berekening van het te betalen bedrag

1.   De door de Unie te betalen bijdrage in de subsidiabele overheidsuitgaven die voor elke maatregel voor elke referentieperiode worden gedeclareerd, wordt berekend op basis van het in artikel 8, lid 1, onder h), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde financieringsplan dat van kracht was op de eerste dag van die periode. In de berekening wordt rekening gehouden met de correcties van de Uniebijdrage die in de uitgavendeclaratie voor die periode zijn gedeclareerd.

2.   Onverminderd het in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde maximum, wordt in het geval dat het gecumuleerde totaal van de Uniebijdrage voor een plattelandsontwikkelingsprogramma het voor een plattelandsontwikkelingsmaatregel geprogrammeerde totaalbedrag overschrijdt, het te betalen bedrag begrensd tot het voor die maatregel geprogrammeerde bedrag. De hierdoor uitgesloten Uniebijdrage kan later worden betaald, mits ondertussen een aangepast financieringsplan door de lidstaat is ingediend en door de Commissie is aanvaard.

3.   De Uniebijdrage wordt, voor zover de nodige begrotingsmiddelen beschikbaar zijn, door de Commissie betaald op de door elke lidstaat geopende rekening of rekeningen.

De lidstaten delen de benaming en het nummer van de rekening of rekeningen aan de Commissie mee in het hun door de Commissie beschikbaar gestelde formaat.

AFDELING 4

Gemeenschappelijke bepalingen voor het ELGF en het Elfpo

Artikel 24

Elektronische uitwisseling van gegevens en documenten

1.   Ten behoeve van het meedelen en raadplegen van gegevens overeenkomstig artikel 102 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de daartoe vereiste uitvoeringsbepalingen stelt de Commissie een omschrijving vast van de informatiesystemen die het mogelijk maken om langs elektronische weg documenten en gegevens tussen haar en de lidstaten uit te wisselen. Zij stelt de lidstaten via het Comité voor de Landbouwfondsen in kennis van de algemene voorwaarden voor de implementatie van deze systemen.

2.   De in lid 1 bedoelde informatiesystemen zijn geschikt voor de verwerking van met name:

a)

de voor de financiële verrichtingen benodigde gegevens, en met name de gegevens over de maand- en jaarrekeningen van de betaalorganen, de uitgaven- en ontvangstendeclaraties en de andere te verstrekken gegevens en documenten als bedoeld in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 en de artikelen 10, 11, 14, 15, 19, 20, 23 en 29 van de onderhavige verordening;

b)

documenten van gemeenschappelijk belang waardoor monitoring van de maan- en jaarrekeningen en raadpleging van de gegevens en documenten die het betaalorgaan aan de Commissie beschikbaar moet stellen, mogelijk worden gemaakt;

c)

de Unieteksten en de richtsnoeren van de Commissie over de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door tussenkomst van de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013 geaccrediteerde en aangewezen autoriteiten, en de richtsnoeren voor een geharmoniseerde toepassing van de betrokken regelgeving.

3.   De Commissie stelt de lidstaten via informatiesystemen modellen ter beschikking met betrekking tot de vorm en de inhoud van de documenten als bedoeld in de artikelen 10, 19, 20 en 23 en artikel 30, lid 1, onder a), b) en d).

Deze modellen worden door de Commissie aangepast en geactualiseerd nadat het Comité voor de Landbouwfondsen daarover is geïnformeerd.

4.   De in lid 1 bedoelde informatiesystemen kunnen de voorzieningen omvatten die de Commissie nodig heeft om de gegevens op te slaan en de rekeningen van de Fondsen te beheren, alsmede de voorzieningen die nodig zijn voor de berekening van de forfaitaire uitgaven of van de uitgaven waarvoor uniforme methoden moeten worden gebruikt, waaronder met name de uitgaven in verband met de financieringskosten en de afschrijvingen.

5.   De gegevens over de financiële verrichtingen worden onder verantwoordelijkheid van het betaalorgaan via de in lid 1 bedoelde informatiesystemen meegedeeld en in die systemen ingevoerd en geactualiseerd door het betaalorgaan zelf of door de instantie waaraan deze functie is gedelegeerd, in voorkomend geval via de overeenkomstig artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 geaccrediteerde coördinerende instantie.

6.   Indien op een document of bij een procedure waarin bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 of op grond daarvan vastgestelde handelingen van de Commissie is voorzien, de handtekening van een gemachtigde persoon of het akkoord van een persoon is vereist in een of meer fasen van die procedure, moeten de voor het verstrekken van de betrokken documenten opgezette informatiesystemen overeenkomstig de Uniewetgeving een ondubbelzinnige identificatie van elke persoon mogelijk maken en redelijke garanties bieden dat de inhoud van de documenten niet kan worden gewijzigd, ook niet voor de verschillende fasen van de procedure. Voor de uitgavendeclaraties en de bij de jaarrekeningen gevoegde beheersverklaring als bedoeld in artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), i) en iii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 geldt dat de langs elektronische weg meegedeelde documenten tevens in hun originele vorm worden bewaard door de betaalorganen of, in voorkomend geval, door de coördinerende instanties die overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 4, van de genoemde verordening zijn geaccrediteerd.

7.   De bewaring van de elektronische en gedigitaliseerde documenten moet gedurende de hele in artikel 32 vastgestelde periode zijn gegarandeerd.

8.   Heeft een informatiesysteem met een storing te kampen of ontbreekt een stabiele verbinding, dan kan de lidstaat met voorafgaande toestemming van de Commissie de documenten in een andere vorm toezenden onder de voorwaarden die de Commissie bepaalt.

Artikel 25

Schorsing van betalingen bij te late indiening van informatie

In de uitvoeringshandelingen aangaande de in artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde maandelijkse betalingen of aangaande de in artikel 36 van die verordening bedoelde tussentijdse betalingen wordt rekening gehouden met de overeenkomstig artikel 42 van die verordening vastgestelde schorsing van betalingen.

Artikel 26

Verwerving van satellietbeelden

1.   Voor de toepassing van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 melden de lidstaten uiterlijk op 1 november van elk jaar aan de Commissie:

a)

of zij willen dat de Commissie de satellietbeelden verwerft die nodig zijn voor hun controleprogramma en/of de beoordeling van de kwaliteit van hun systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen;

b)

het te controleren areaal en het aantal zones waarvoor controles zijn gepland.

2.   Lidstaten die de Commissie verzoeken satellietbeelden te verwerven, bepalen, in samenwerking met de Commissie en vóór 15 januari na de verstrekking van de in lid 1 bedoelde informatie, de door de beelden te bestrijken zones en het tijdschema voor het verwerven van deze beelden.

3.   De Commissie stelt de door haar verworven satellietbeelden kosteloos ter beschikking van de door de lidstaten gemachtigde partijen. Deze partijen nemen de auteursrechtelijke bepalingen die in de contracten met de leveranciers zijn vastgesteld, in acht en retourneren de beelden zodra het werk is voltooid.

4.   Indien de kosten in verband met het totale aantal door de lidstaten ontvangen verzoeken de begroting die voor de toepassing van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 beschikbaar is, overschrijden, neemt de Commissie met het oog op het efficiëntste gebruik van de beschikbare middelen een besluit tot beperking van de te verstrekken satellietbeelden.

HOOFDSTUK III

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN

AFDELING 1

Inning van vorderingen

Artikel 27

Rente over de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

1.   Tenzij in de sectorale landbouwwetgeving anders is bepaald, wordt de rente over onverschuldigd betaalde bedragen die naar aanleiding van onregelmatigheden of nalatigheid moeten worden teruggevorderd, berekend voor de periode tussen enerzijds de datum waarop de in de terugvorderingsopdracht bepaalde betalingstermijn voor de begunstigde verstrijkt en anderzijds de datum van terugbetaling of verlaging. De betaling wordt uiterlijk 60 dagen na de terugvorderingsopdracht verricht.

2.   De toe te passen rentevoet is in geen geval lager dan de rentevoet die krachtens nationaal recht wordt toegepast voor de terugvordering van vergelijkbare ten onrechte gedane uitgaven of voor de inning van vorderingen.

Artikel 28

Terugvordering door verrekening

Onverminderd andere handhavingsmaatregelen waarin het nationale recht voorziet, verrekenen de lidstaten elke nog openstaande vordering op een begunstigde die overeenkomstig het nationale recht vast is komen te staan, met welke betaling dan ook die het voor de inning van de vordering verantwoordelijke betaalorgaan in de toekomst aan dezelfde begunstigde moet doen.

AFDELING 2

Goedkeuring

Artikel 29

Inhoud van de jaarrekeningen

In de in artikel 102, lid 1, eerste alinea, onder c), iii), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde jaarrekeningen worden de volgende gegevens opgevoerd:

a)

de in artikel 43 van die verordening bedoelde bestemmingsontvangsten;

b)

de per post en subpost van de Uniebegroting samengevatte uitgaven ten laste van het ELGF nadat alle aan het einde van het begrotingsjaar nog niet geïnde onverschuldigd betaalde bedragen, andere dan die bedoeld onder f) van het onderhavige artikel, inclusief eventuele rente over die betalingen, daarop in mindering zijn gebracht;

c)

de Elfpo-uitgaven per programma, per maatregel en per specifiek bijdragepercentage. De jaarlijkse uitgavenstaat bevat tevens informatie over de terug te vorderen bedragen. Bij het afsluiten van het programma worden alle nog niet geïnde onverschuldigd betaalde bedragen betalingen, andere dan die bedoeld onder f) van het onderhavige artikel, inclusief eventuele rente over die betalingen, in mindering gebracht op de uitgaven in het betrokken begrotingsjaar;

d)

een tabel van de verschillen per post en subpost of, in het geval van het Elfpo per programma, maatregel, specifiek bijdragepercentage en aandachtgebied, tussen de in de jaarrekeningen gedeclareerde uitgaven en bestemmingsontvangsten en die welke voor dezelfde periode zijn gedeclareerd in de documenten als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder b), van de onderhavige verordening wat het ELGF betreft en in artikel 22, lid 2, van de onderhavige verordening wat het Elfpo betreft, vergezeld van een verklaring voor elk verschil;

e)

apart, de bedragen die overeenkomstig artikel 54, lid 2, eerste alinea, en artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ten laste van de betrokken lidstaat, respectievelijk de Unie komen;

f)

een volgens het model in bijlage II bij de onderhavige verordening opgestelde tabel van de onverschuldigd betaalde bedragen die aan het einde van het begrotingsjaar alsnog moeten worden geïnd wegens onregelmatigheden in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (16), inclusief eventuele sancties als bedoeld in de vigerende sectorale Unieregelgeving en rente over die betalingen;

g)

een volgens het model in bijlage III bij de onderhavige verordening opgesteld uittreksel uit de debiteurenadministratie dat de bedragen bevat die nog moeten worden geïnd en aan het ELGF of het Elfpo moeten worden gecrediteerd, andere dan de onder b), c) en f) van het onderhavige artikel bedoelde bedragen, inclusief eventuele sancties en rente over die bedragen;

h)

een samenvatting van de interventieverrichtingen en een overzicht van de omvang en de plaats van opslag van de voorraden aan het einde van het begrotingsjaar;

i)

een bevestiging dat de gegevens inzake uitgaven, bestemmingsontvangsten en bijzonderheden over elke mutatie bij de interventieopslag worden bewaard in de bestanden en de boekhouding van het betaalorgaan;

j)

het aan het einde van het begrotingsjaar resterende eindsaldo van niet gebruikte/niet boekhoudkundig goedgekeurde gecumuleerde voorschotten die de lidstaten aan de begunstigden hebben betaald, uitgesplitst naar maatregel voor het ELGF, en naar programma voor het Elfpo, en met vermelding van de financiële instrumenten, voor het Elfpo. Met betrekking tot de financiële instrumenten heeft het eindsaldo betrekking op door de Commissie betaalde bedragen die de lidstaten niet voor betaling aan de eindontvangers hebben gebruikt en die niet zijn vastgelegd voor in artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde garantiecontracten.

Artikel 30

Verstrekking van gegevens

1.   Met het oog op de goedkeuring van de rekeningen overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 doet elke lidstaat aan de Commissie toekomen:

a)

de in de jaarrekeningen opgenomen elementen als bedoeld in artikel 29 van de onderhavige verordening;

b)

de door de certificerende instantie of instanties opgestelde oordelen en verslagen als bedoeld in artikel 5, leden 3 en 4, van de onderhavige verordening;

c)

volledige registraties van alle voor statistische en controledoeleinden benodigde boekhoudgegevens;

d)

de beheersverklaring als bedoeld in artikel 3 van de onderhavige verordening.

2.   De in lid 1 bedoelde documenten en boekhoudgegevens worden aan de Commissie toegezonden uiterlijk op 15 februari van het jaar na het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben. De in lid 1, onder a), b) en d), bedoelde documenten worden toegezonden in één exemplaar samen met een elektronische versie in de vorm en onder de voorwaarden zoals door de Commissie vastgesteld overeenkomstig artikel 24.

3.   Op verzoek van de Commissie of op initiatief van een lidstaat kunnen verdere gegevens met betrekking tot de goedkeuring van de rekeningen aan de Commissie worden toegezonden binnen een termijn die door de Commissie wordt bepaald met inachtneming van de voor het verstrekken van die gegevens benodigde hoeveelheid werk. Bij ontstentenis van die gegevens kan de Commissie de rekeningen goedkeuren op basis van de gegevens die in haar bezit zijn.

4.   In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de Commissie een verzoek om gegevens later te mogen indienen, inwilligen indien dat verzoek aan haar wordt gericht voordat de betrokken indieningstermijn is verstreken.

Artikel 31

Vorm en inhoud van de boekhoudgegevens

1.   Vorm en inhoud van de in artikel 30, lid 1, onder c), van de onderhavige verordening bedoelde boekhoudgegevens en de wijze waarop deze gegevens aan de Commissie moeten worden toegezonden, zijn bepaald bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 991/2013 van de Commissie (17).

2.   De boekhoudgegevens worden door de Commissie uitsluitend gebruikt voor:

a)

de vervulling van haar taken op het gebied van de goedkeuring van de rekeningen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013;

b)

de monitoring van ontwikkelingen en het opstellen van prognoses in de landbouwsector.

De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) wordt toegang tot deze gegevens verleend voor de uitoefening van hun taken.

3.   Persoonsgegevens die deel uitmaken van de verzamelde boekhoudgegevens, mogen uitsluitend voor de in lid 2 genoemde doeleinden worden verwerkt. Met name moet de Commissie de persoonsgegevens die zijn opgenomen in boekhoudgegevens die zij voor het in lid 2, eerste alinea, onder b), bedoelde doel gebruikt, anonimiseren en mag zij deze persoonsgegevens uitsluitend in geaggregeerde vorm verwerken.

4.   De betrokken personen dienen eventuele vragen over de verwerking van hun persoonsgegevens aan de Commissie toe te zenden zoals aangegeven in bijlage IV.

5.   De Commissie zorgt ervoor dat de boekhoudgegevens vertrouwelijk blijven en beveiligd worden bewaard.

Artikel 32

Bewaring van de boekhoudgegevens

1.   De bewijsstukken betreffende de door het ELGF gefinancierde uitgaven en de door dit Fonds te innen bestemmingsontvangsten worden ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin de Commissie de rekeningen over het betrokken begrotingsjaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 heeft goedgekeurd.

2.   De bewijsstukken betreffende de door het Elfpo gefinancierde uitgaven en de door dit Fonds te innen bestemmingsontvangsten worden ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin de eindbetaling door het betaalorgaan heeft plaatsgevonden.

3.   In geval van onregelmatigheden of nalatigheid worden de in de leden 1 en 2 bedoelde bewijsstukken ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin de betrokken, van de begunstigde teruggevorderde bedragen volledig zijn geïnd en aan de Fondsen zijn gecrediteerd of waarin de financiële gevolgen van de niet-inning zijn bepaald overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

4.   In het geval van een conformiteitsgoedkeuringsprocedure als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, worden de in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bedoelde bewijsstukken ter beschikking van de Commissie gehouden gedurende ten minste één jaar na het jaar waarin die procedure wordt beëindigd, of, indien een conformiteitsbesluit het voorwerp is van een gerechtelijke procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, gedurende ten minste één jaar na het jaar waarin die gerechtelijke procedure wordt beëindigd.

5.   De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde bewijsstukken worden op papier, in elektronische vorm of in beide vormen ter beschikking van de Commissie gehouden.

Deze bewijsstukken mogen alleen in uitsluitend elektronische vorm worden bewaard indien de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat het gebruik van elektronische documenten als bewijs van onderliggende verrichtingen in de nationale rechtsgang toestaat.

Als de bewijsstukken uitsluitend in elektronische vorm worden bewaard, moet het daartoe gebruikte systeem voldoen aan bijlage I, deel 3(B), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014.

Artikel 33

Boekhoudkundige goedkeuring

1.   In het in artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde besluit van de Commissie over de goedkeuring van de rekeningen wordt bepaald welke bedragen aan gedurende het betrokken begrotingsjaar in elke lidstaat verrichte uitgaven als ten laste van de Fondsen komend worden erkend op basis van de in artikel 29 van de onderhavige verordening bedoelde rekeningen en eventuele verlagingen en schorsingen overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

In het besluit worden tevens de bedragen bepaald die overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in rekening moeten worden gebracht aan de Unie en aan de betrokken lidstaat.

Voor het Elfpo zijn in het bij het besluit tot goedkeuring van de rekeningen bepaalde bedrag de geldmiddelen begrepen die de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 56, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 opnieuw mag gebruiken.

2.   Wat het ELGF betreft, wordt het bedrag dat als gevolg van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, vastgesteld door de maandelijkse betalingen voor het betrokken begrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig lid 1 voor hetzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betaling voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand na het besluit tot goedkeuring van de rekeningen.

Wat het Elfpo betreft, wordt het bedrag dat als gevolg van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden teruggevorderd van of betaald aan elke lidstaat, vastgesteld door de tussentijdse betalingen voor het betrokken begrotingsjaar af te trekken van de overeenkomstig lid 1 voor datzelfde jaar erkende uitgaven.

Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de eerstvolgende betaling waarvoor de uitgavendeclaratie door de lidstaat is ingediend nadat het besluit overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is goedgekeurd.

3.   De Commissie deelt de resultaten van haar verificatie van de verstrekte gegevens, samen met de wijzigingen die zij eventueel voorstelt, aan de betrokken lidstaat mee uiterlijk op 30 april na afloop van het begrotingsjaar.

4.   Indien de Commissie de rekeningen van een lidstaat om redenen die aan die lidstaat zijn toe te schrijven, niet vóór 31 mei van het volgende jaar kan goedkeuren, stelt de Commissie de lidstaat in kennis van de aanvullende onderzoeken die zij zich voorneemt overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in te stellen.

5.   De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 34

Conformiteitsgoedkeuring

1.   Wanneer de Commissie constateert dat uitgaven niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, bepaalt zij de van Uniefinanciering uit te sluiten uitgaven aan de hand van haar eigen bevindingen en met inachtneming van door de lidstaten beschikbaar gestelde gegevens, op voorwaarde dat die laatstbedoelde gegevens worden verstrekt binnen de termijnen die de Commissie heeft vastgesteld in het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure die wordt toegepast overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en het onderhavige artikel.

2.   Indien de Commissie als gevolg van een onderzoek van mening is dat uitgaven niet overeenkomstig de Unievoorschriften zijn gedaan, deelt zij haar bevindingen aan de betrokken lidstaat mee en geeft zij daarbij aan welke correctiemaatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat die voorschriften in de toekomst worden nageleefd, en welk voorlopig niveau van financiële correctie zij in die fase van de procedure als conform haar bevindingen beschouwt. In deze mededeling wordt ook vermeld wanneer een bilaterale vergadering zal worden gehouden gedurende de periode van vier maanden na afloop van de voor de lidstaat vastgestelde antwoordtermijn. In de mededeling wordt naar dit artikel verwezen.

De lidstaat antwoordt uiterlijk twee maanden na de mededeling te hebben ontvangen. De lidstaat wordt in de gelegenheid gesteld om in zijn antwoord met name:

a)

ten genoegen van de Commissie aan te tonen dat de werkelijke omvang van de niet-naleving of van het risico voor het Fonds geringer is dan door de Commissie is aangegeven;

b)

de Commissie in kennis te stellen van de correctiemaatregelen die hij heeft genomen om ervoor te zorgen dat de Unievoorschriften worden nageleefd, en van de feitelijke datum van tenuitvoerlegging van deze maatregelen.

In gevallen waarin dat gerechtvaardigd is, kan de Commissie op een met redenen omkleed verzoek van de lidstaat een verlenging van de termijn van twee maanden met maximaal twee maanden toestaan. Het verzoek moet vóór het verstrijken van die termijn tot de Commissie worden gericht.

Lidstaten die een bilaterale vergadering niet nodig achten, stellen de Commissie daarvan in kennis in de hierboven bedoelde mededeling.

3.   Tijdens de bilaterale vergadering pogen beide partijen tot overeenstemming te komen over de te nemen maatregelen en over de beoordeling van de ernst van de overtreding en van de aan de Uniebegroting toegebrachte financiële schade.

De Commissie stelt binnen 30 werkdagen na de bilaterale vergadering de notulen op en zendt deze toe aan de lidstaat. De lidstaat heeft met ingang van de ontvangst van de notulen 15 werkdagen de tijd om eventuele opmerkingen in te dienen bij de Commissie.

Uiterlijk zes maanden na toezending van de notulen van de bilaterale vergadering deelt de Commissie haar conclusies formeel aan de lidstaat mee op basis van de in het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure ontvangen gegevens. Deze mededeling bevat een evaluatie van de uitgaven die van Uniefinanciering moeten worden uitgesloten krachtens artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014. In de mededeling wordt verwezen naar artikel 40, lid 1, van de onderhavige verordening.

4.   Indien een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 40 bedoelde bemiddelingsprocedure, deelt de Commissie deze lidstaat haar conclusies mee uiterlijk zes maanden na:

a)

het verslag van het bemiddelingsorgaan te hebben ontvangen, of

b)

na van de lidstaat aanvullende informatie te hebben ontvangen binnen de in artikel 40, lid 3, tweede alinea, bedoelde termijn, mits aan de voorwaarden van lid 6 van het onderhavige artikel is voldaan.

5.   Om de leden 3 en 4 binnen de respectieve termijnen te kunnen toepassen, moet de Commissie de beschikking hebben over alle informatie die in dat specifieke stadium van de procedure relevant is. Vindt de Commissie dat zij niet over voldoende informatie beschikt, dan kan zij op elk moment binnen de in de leden 3 en 4 bedoelde termijnen:

a)

een verzoek om aanvullende informatie aan de lidstaat richten, waarop deze uiterlijk twee maanden na de mededeling te hebben ontvangen, op moet antwoorden, en/of

b)

de lidstaat in kennis stellen van haar voornemen om een aanvullend auditbezoek af te leggen teneinde de nodige verificaties te verrichten.

In dat geval gaan de in de leden 3 en 4 bedoelde termijnen in hetzij zodra de Commissie de gevraagde aanvullende informatie ontvangt, hetzij op de laatste dag van het aanvullende auditbezoek.

6.   Bij de evaluatie van de van Uniefinanciering uit te sluiten uitgaven mag de informatie die de lidstaat na de in lid 3, tweede alinea, bedoelde formele mededeling van de Commissie meedeelt, alleen in aanmerking worden genomen:

a)

wanneer die nodig is om een grove overschatting van de financiële schade aan de Uniebegroting te voorkomen, en

b)

indien de late indiening van informatie vanwege externe factoren gerechtvaardigd is en niet belet dat het besluit van de Commissie op grond van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 tijdig wordt vastgesteld.

7.   Na haar conclusies overeenkomstig artikel 34, lid 3 of lid 4, van de onderhavige verordening aan de lidstaten te hebben meegedeeld, stelt de Commissie zo nodig overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 een of meer besluiten vast om door de niet-naleving van Unievoorschriften beïnvloede uitgaven uit te sluiten van Uniefinanciering. De Commissie kan opeenvolgende conformiteitsgoedkeuringsprocedures voeren totdat de lidstaat de correctiemaatregelen daadwerkelijk ten uitvoer heeft gelegd.

8.   Wat het ELGF betreft, brengt de Commissie de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen in mindering op de maandelijkse betalingen voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand nadat het in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde besluit is vastgesteld.

Wat het Elfpo betreft, brengt de Commissie de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen in mindering op de volgende betaling waarvoor de uitgavendeclaratie door de lidstaat is ingediend nadat het in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde besluit is vastgesteld.

Op verzoek van de lidstaat en na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen kan de Commissie echter een besluit vaststellen waarin een andere datum voor het in mindering brengen van de bedragen wordt vastgesteld of de terugbetaling daarvan in één of meer termijnen wordt toegestaan wanneer dit gerechtvaardigd is op grond van de hoogte van de in mindering te brengen bedragen die zijn opgenomen in een op basis van artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde uitvoeringshandeling.

9.   In naar behoren gemotiveerde gevallen, die aan de lidstaten moeten worden gemeld, kan de Commissie de in de leden 3 en 4 bedoelde termijnen verlengen.

10.   De leden 1 tot en met 9 zijn van overeenkomstige toepassing op de bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 35

Besluit om niet te beginnen of niet door te gaan met een conformiteitsgoedkeuringsonderzoek

1.   De Commissie kan beslissen om niet te beginnen of niet door te gaan met een conformiteitsgoedkeuringsonderzoek overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 indien zij verwacht dat de eventuele financiële correctie voor een niet-naleving die naar aanleiding van een in artikel 34, lid 2, bedoeld onderzoek is vastgesteld, niet meer dan 50 000 EUR en niet meer dan 2 % van de betrokken uitgaven of de terug te vorderen bedragen zou bedragen.

2.   Indien de Commissie de maandelijkse betalingen overeenkomstig artikel 41, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verlaagt, kan zij beslissen om niet te beginnen of niet door te gaan met een conformiteitsgoedkeuringsonderzoek overeenkomstig artikel 52 van die verordening, op voorwaarde dat de betrokken lidstaat geen bezwaar tegen de toepassing van dit lid heeft gemaakt in het kader van de in artikel 41, lid 1, van die verordening bedoelde procedure.

Artikel 36

Bemiddelingsorgaan

Voor de toepassing van de in artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde conformiteitsgoedkeuringsprocedure wordt een Bemiddelingsorgaan ingesteld. Het Bemiddelingsorgaan vervult de volgende taken:

a)

het onderzoekt elke aangelegenheid die aan het Bemiddelingsorgaan wordt voorgelegd door een lidstaat die op grond van artikel 34, lid 3, tweede alinea, van de onderhavige verordening een formele mededeling van de Commissie heeft ontvangen waarin een beoordeling is opgenomen van de uitgaven die de Commissie voornemens is aan Uniefinanciering te onttrekken;

b)

het poogt de uiteenlopende standpunten van de Commissie en de betrokken lidstaat met elkaar in overeenstemming te brengen;

c)

het stelt aan het einde van zijn onderzoek een verslag over de resultaten van zijn bemiddelingspogingen op en neemt daarin alle opmerkingen op die het nuttig acht indien alle of sommige geschilpunten onopgelost zijn gebleven.

Artikel 37

Samenstelling van het Bemiddelingsorgaan

1.   Het Bemiddelingsorgaan bestaat uit ten minste vijf leden die zijn gekozen uit vooraanstaande personen die alle garanties inzake onafhankelijkheid bieden en zeer deskundig zijn hetzij in aangelegenheden die verband houden met de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, inclusief plattelandsontwikkeling, hetzij wat de praktijk van financiële audit betreft.

De leden moeten onderdanen van verschillende lidstaten zijn.

2.   De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden worden door de Commissie na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen benoemd voor een eerste ambtstermijn van drie jaar.

De ambtstermijn kan telkens met maximaal één jaar worden verlengd nadat het Comité voor de Landbouwfondsen daarover is geïnformeerd. Is de te benoemen voorzitter echter reeds lid van het Bemiddelingsorgaan, dan bedraagt de duur van zijn eerste ambtstermijn als voorzitter drie jaar.

De naam van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden wordt bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De leden van het Bemiddelingsorgaan worden beloond met inachtneming van de tijd die zij aan de functie moeten besteden. De kosten worden vergoed overeenkomstig de vigerende voorschriften voor het personeel van de Commissie.

4.   De voorzitter en de leden blijven na het verstrijken van hun ambtstermijn in functie totdat zij worden vervangen of hun ambtstermijn wordt verlengd.

5.   De ambtstermijn van een lid dat niet langer aan de voorwaarden voor de vervulling van zijn taken bij het Bemiddelingsorgaan voldoet, of dat om welke reden dan ook voor onbepaalde tijd niet beschikbaar is, kan door de Commissie na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen worden beëindigd.

In dat geval wordt het betrokken lid voor het resterende deel van de periode waarvoor dat lid was benoemd, vervangen door een plaatsvervangend lid en wordt het Comité voor de Landbouwfondsen in kennis gesteld van de vervanging.

Indien de ambtstermijn van de voorzitter wordt beëindigd, wordt het lid dat de taken van de voorzitter moet vervullen gedurende het resterende deel van de periode waarvoor de voorzitter was benoemd, door de Commissie benoemd na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen.

Artikel 38

Onafhankelijkheid van het Bemiddelingsorgaan

1.   De leden van het Bemiddelingsorgaan vervullen hun taken op onafhankelijke wijze en vragen noch aanvaarden instructies van de Commissie, van enige regering of van enige instantie.

Een lid neemt niet aan de werkzaamheden van het Bemiddelingsorgaan deel en ondertekent evenmin een verslag indien dat lid in een vorige functie persoonlijk betrokken was bij de aan de orde zijnde aangelegenheid.

2.   Onverminderd artikel 287 van het Verdrag maken de leden geen informatie openbaar waarvan zij bij hun werkzaamheden voor het Bemiddelingsorgaan kennis hebben genomen. Dergelijke informatie is vertrouwelijk en valt onder de geheimhoudingsplicht.

Artikel 39

Werkregelingen

1.   De vergaderingen van het Bemiddelingsorgaan vinden plaats in de zetel van de Commissie. De werkzaamheden worden door de voorzitter voorbereid en georganiseerd. Is de voorzitter verhinderd, dan wordt onverminderd artikel 37, lid 5, eerste alinea, het voorzitterschap waargenomen door het langstzittende lid.

Het secretariaat van het comité wordt verzorgd door de Commissie.

2.   Onverminderd artikel 38, lid 1, tweede alinea, worden de verslagen aangenomen bij volstrekte meerderheid van de aanwezige leden met een quorum van drie leden.

De verslagen worden ondertekend door de voorzitter en de leden die aan de beraadslagingen hebben deelgenomen. Zij worden medeondertekend door het secretariaat.

Artikel 40

Bemiddelingsprocedure

1.   Een lidstaat kan binnen 30 werkdagen na ontvangst van de in artikel 34, lid 3, tweede alinea, bedoelde formele mededeling van de Commissie een aangelegenheid aan het Bemiddelingsorgaan voorleggen door een met redenen omkleed verzoek om bemiddeling toe te zenden aan het secretariaat van het Bemiddelingsorgaan.

De te volgen procedure en het adres van het secretariaat worden ter kennis van de lidstaten gebracht via het Comité voor de Landbouwfondsen.

2.   Een bemiddelingsverzoek is slechts ontvankelijk indien het bedrag waarvoor volgens de mededeling van de Commissie onttrekking aan Uniefinanciering wordt overwogen:

a)

hoger is dan 1 miljoen EUR,

of

b)

ten minste 25 % uitmaakt van de totale jaarlijkse uitgaven van de lidstaat in het kader van de betrokken begrotingsposten.

Bovendien kan de voorzitter van het Bemiddelingsorgaan een bemiddelingsverzoek ontvankelijk verklaren indien de betrokken lidstaat tijdens de voorafgaande besprekingen heeft gesteld en aangetoond dat het gaat om een principekwestie betreffende de toepassing van de Unievoorschriften. Een dergelijk verzoek is echter niet ontvankelijk indien het uitsluitend een zaak van juridische interpretatie betreft.

3.   Het Bemiddelingsorgaan verricht zijn onderzoekingen zo informeel en zo snel mogelijk en baseert zich daarbij uitsluitend op het bewijsmateriaal waarover de Commissie ten tijde van de mededeling van de formele conclusies overeenkomstig artikel 34, lid 3, beschikt en op billijk hoor en wederhoor van de Commissie en de betrokken nationale autoriteiten.

Indien de lidstaat het echter noodzakelijk acht om in zijn bemiddelingsverzoek informatie op te nemen die nog niet aan de Commissie is meegedeeld, kan het Bemiddelingsorgaan de Commissie vragen deze nieuwe informatie slechts te beoordelen indien aan de voorwaarden van artikel 34, lid 6, is voldaan. De betrokken informatie dient aan de Commissie te worden meegedeeld uiterlijk twee maanden na toezending van het in artikel 36, onder c), bedoelde verslag.

4.   Indien het Bemiddelingsorgaan er niet in slaagt om binnen vier maanden nadat het een zaak voorgelegd heeft gekregen, de standpunten van de Commissie en de lidstaat met elkaar in overeenstemming te brengen, wordt de bemiddelingsprocedure als mislukt beschouwd.

In het in artikel 36, onder c), bedoelde verslag wordt aangegeven om welke redenen de standpunten niet met elkaar in overeenstemming konden worden gebracht. Tevens moet erin worden vermeld of in de loop van de procedure gedeeltelijke overeenstemming is bereikt en of het Bemiddelingsorgaan de Commissie vraagt nieuwe informatie te beoordelen overeenkomstig lid 3, tweede alinea.

Het verslag wordt toegezonden aan:

a)

de betrokken lidstaat;

b)

de Commissie, die dit onderzoekt alvorens haar conclusies aan de lidstaat mee te delen;

c)

de andere lidstaten in het kader van het Comité voor de Landbouwfondsen.

HOOFDSTUK IV

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE CONTROLES

AFDELING 1

Algemene voorschriften

Artikel 41

Verlaging van het niveau van controles ter plaatse

1.   De lidstaten kunnen besluiten het minimumniveau van controles ter plaatse overeenkomstig artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 te verlagen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de certificerende instantie heeft overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 een oordeel gegeven waarin wordt gevalideerd dat het internecontrolesysteem goed functioneert en dat het foutenpercentage voor de betrokken populatie lager was dan 2,0 voor op zijn minst de twee opeenvolgende begrotingsjaren die voorafgaan aan het jaar waarin het verlaagde controlepercentage zou worden toegepast;

b)

de Commissie heeft de betrokken lidstaat niet meegedeeld dat zij het in dit lid, onder a), bedoelde oordeel dat de certificerende instantie in het kader van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 heeft gegeven, niet kan aanvaarden, en

c)

de Commissie:

i)

heeft de betrokken lidstaat niet overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in kennis gesteld van tekortkomingen in het controlesysteem voor de betrokken individuele steunregeling of steunmaatregel, of

ii)

is het bij de toepassing van artikel 34 van de onderhavige verordening eens met de corrigerende actie die de betrokken lidstaat heeft ondernomen toen hij overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in kennis werd gesteld van tekortkomingen in het controlesysteem van de betrokken individuele steunregeling of steunmaatregel, en heeft dit aan de lidstaat meegedeeld.

2.   De lidstaten kunnen besluiten het minimumniveau van de controles ter plaats te verlagen overeenkomstig de niveaus en, in voorkomend geval, de aanvullende voorwaarden als vastgesteld in de sectorale wetgeving.

De lidstaten melden hun besluit tot verlaging van de minimumniveau van de controles ter plaatse aan de Commissie zodra dit besluit is vastgesteld. Deze informatie omvat:

a)

de betrokken steunregeling of steunmaatregel;

b)

de periode waarin een verlaagd minimumniveau van controles ter plaatse van toepassing is;

c)

het toe te passen verlaagde minimumniveau van controles ter plaatse.

3.   Wanneer een van de in lid 1 vastgestelde cumulatieve voorwaarden of een in de sectorale wetgeving vastgestelde aanvullende voorwaarde niet meer in acht wordt genomen, trekken de lidstaten hun besluit tot verlaging van het minimumniveau van controles ter plaatse onmiddellijk in en passen zij met ingang van het volgende aanvraagjaar het minimumniveau van controles ter plaatse toe dat bij de sectorale landbouwwetgeving is vastgesteld.

AFDELING 2

Controle van verrichtingen

Artikel 42

Controles door de lidstaten

1.   De in artikel 80, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde systematische controles van de handelsdocumenten van de ondernemingen worden voor elke in lid 4 van het onderhavige artikel bedoelde controleperiode toegepast op op zijn minst de helft van de ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, in het kader van het ELGF-financieringssysteem meer bedroegen dan 150 000 EUR voor het ELGF-begrotingsjaar voorafgaande aan het begin van de betrokken controleperiode.

2.   Onverminderd hun in artikel 80, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde verplichtingen, selecteren de lidstaten, op basis van een risicoanalyse voor alle maatregelen waarvoor deze uitvoerbaar is, de voor elke controleperiode te controleren ondernemingen. De lidstaten dienen uiterlijk zes maanden vóór het begin van de controleperiode hun voorstellen voor het gebruik van de risicoanalyse in bij de Commissie. De voorstellen bevatten alle relevante informatie over de benadering, de technieken en de gegevens die nodig zijn voor de analyse, alsmede de criteria en de methode aan de hand waarvan de te verrichten controles naar verwachting zullen worden uitgevoerd. Het voorstel wordt opgesteld overeenkomstig bijlage V bij de onderhavige verordening. De lidstaten houden rekening met de op het risicoanalysevoorstel betrekking hebbende opmerkingen van de Commissie, die deze binnen acht weken na de ontvangst van het voorstel moet meedelen.

3.   Voor maatregelen waarvoor een risicoanalyse volgens een lidstaat niet uitvoerbaar is, moet een controle worden uitgevoerd in ondernemingen waarvan de totale ontvangsten of de totale betalingen of de som van deze twee bedragen in het kader van het financieringssysteem van het ELGF hoger waren dan 350 000 EUR en die in geen van de twee voorgaande controleperiodes overeenkomstig deze verordening en titel V, hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn gecontroleerd.

4.   De controleperiode loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar. De controles bestrijken een periode van ten minste twaalf maanden die ten einde loopt tijdens de voorgaande controleperiode; deze periode van twaalf maanden kan aan begin of einde worden verlengd met door de lidstaat vast te stellen perioden.

Artikel 43

Toegang tot handelsdocumenten

De ondernemingen bewaren de handelsdocumenten gedurende ten minste drie jaar, ingaande na afloop van het jaar waarin deze zijn opgesteld. De lidstaten kunnen een langere periode van bewaring van deze documenten voorschrijven.

Artikel 44

Gezamenlijke acties

De Commissie kan op eigen initiatief of op voorstel van een lidstaat en met toestemming van de betrokken lidstaten besluiten gezamenlijke acties te coördineren waarbij twee of meer lidstaten elkaar bijstaan overeenkomstig artikel 83, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 45

Wederzijdse bijstand

1.   In de eerste drie maanden volgend op het ELGF-boekjaar van betaling zenden de lidstaten een lijst van de in artikel 83, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde ondernemingen toe aan elke lidstaat waar een dergelijke onderneming is gevestigd. De lijst bevat alle gegevens om de lidstaat van bestemming in staat te stellen deze ondernemingen te identificeren en zijn controleverplichtingen na te komen. De lidstaat van bestemming is overeenkomstig artikel 80 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 verantwoordelijk voor de controle van deze ondernemingen. Een kopie van elke lijst wordt aan de Commissie toegezonden.

De lidstaat waar het betrokken bedrag is betaald of ontvangen, kan de lidstaat waar de onderneming is gevestigd, verzoeken enkele van de ondernemingen op die lijst te controleren overeenkomstig artikel 80 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, onder vermelding van de noodzaak van het verzoek en met name de daaraan verbonden risico’s.

De lidstaat die het verzoek ontvangt, houdt terdege rekening met de door de aanvragende lidstaat opgegeven risico’s die met de onderneming zijn verbonden.

De aangezochte lidstaat deelt de aanvragende lidstaat mee hoe zijn verzoek is afgehandeld. Indien een op deze lijst voorkomende onderneming wordt gecontroleerd, deelt de aangezochte lidstaat die de controle heeft verricht de resultaten van de controle uiterlijk drie maanden na het einde van de controleperiode mee aan de aanvragende lidstaat.

Een overzicht van de verzoeken van deze aard wordt op kwartaalbasis aan de Commissie toegezonden binnen één maand na afloop van elk kwartaal. De Commissie kan een kopie van individuele verzoeken vragen.

De in de eerste alinea bedoelde lijst van ondernemingen wordt opgesteld volgens het model in bijlage VI.

2.   De in artikel 83, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde lijst van ondernemingen wordt opgesteld volgens het model in bijlage VII bij de onderhavige verordening.

3.   Een in lid 1, tweede alinea, van het onderhavige artikel en in artikel 83, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoeld verzoek van een lidstaat om een onderneming in een andere lidstaat te controleren, wordt opgesteld volgens het model in bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

4.   De informatie over de resultaten van de in lid 1, tweede alinea, van het onderhavige artikel en in artikel 83, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde controles wordt opgesteld volgens het model in bijlage IX bij de onderhavige verordening.

5.   Het in lid 1, vijfde alinea, van het onderhavige artikel en in artikel 83, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde overzicht van de verzoeken, met inbegrip van de controleresultaten, wordt opgesteld volgens het model in bijlage X bij de onderhavige verordening.

6.   De krachtens lid 1 van het onderhavige artikel te verstrekken informatie moet worden meegedeeld in elektronische vorm in het in bijlage II, deel 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 991/2013 vastgestelde format.

Artikel 46

Jaarprogramma’s en jaarverslagen

1.   Het in artikel 84 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde jaarlijkse controleprogramma wordt opgesteld volgens het model in bijlage XI bij de onderhavige verordening.

2.   In het in artikel 86, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde jaarverslag worden gegevens over de ondervonden moeilijkheden en de voor de oplossing daarvan genomen maatregelen opgenomen en worden in voorkomend geval suggesties ter verbetering gedaan.

Het jaarverslag bevat nadere informatie over alle met de toepassing van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 gepaard gaande en in bijlage XII bij de onderhavige verordening opgenomen aspecten, en deze informatie wordt weergegeven in duidelijk aangegeven secties conform de in de laatstgenoemde bijlage vermelde kopjes.

3.   De op grond van het onderhavige artikel en artikel 45 te verstrekken informatie wordt meegedeeld op papier of in elektronische vorm, in een tussen afzender en ontvanger overeen te komen format.

4.   De Commissie evalueert jaarlijks de geboekte vooruitgang in haar in artikel 109 van Verordening (EUn) nr. 1306/2013 bedoeld financieel jaarverslag over het beheer van de Fondsen.

Artikel 47

Specifieke diensten

1.   De in artikel 85 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde specifieke diensten worden belast met de in dat artikel genoemde taken en bovendien met:

a)

de opleiding van de nationale functionarissen die met de in deze afdeling bedoelde controles zijn belast, met het oog op de verwerving van voldoende kennis voor het vervullen van hun taken;

b)

het beheer van de controleverslagen en andere documenten betreffende de controles die zijn verricht en zijn voorgeschreven in het kader van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013;

c)

de opstelling en toezending van de in artikel 84 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde programma’s en de in artikel 86, lid 1, van die verordening bedoelde verslagen.

2.   De lidstaten verlenen specifieke diensten alle bevoegdheden toe die nodig zijn om de in lid 1 bedoelde taken uit te voeren.

Deze diensten bestaan uit een passend aantal personeelsleden met een adequate opleiding om deze taken uit te voeren.

3.   Een lidstaat met een minimumaantal te controleren ondernemingen van minder dan tien, hoeft geen specifieke dienst op te richten.

HOOFDSTUK V

ZEKERHEDEN

AFDELING 1

Toepassingsgebied, informatietechnologie, overmacht

Artikel 48

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing in alle gevallen waarin de sectorale landbouwwetgeving een zekerheid oplegt, ongeacht of de specifieke term „zekerheid” wordt gebruikt.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op zekerheden die worden gesteld als garantie voor de betaling van bij invoer of uitvoer verschuldigde rechten als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (18).

Artikel 49

e-Administratie

Mededelingen, documenten en zekerheden mogen aan de hand van informatietechnologie (IT) worden geproduceerd, verwerkt en beheerd, op voorwaarde dat de gebruikte systemen worden beheerd overeenkomstig de officieel goedgekeurde kwaliteits- en beveiligingsprotocollen die geschikt zijn voor dergelijke systemen.

Indien de bevoegde autoriteit vanwege verschillen tussen IT-systemen geen toegang heeft tot voor verificatiedoeleinden vereiste documenten, worden deze documenten afgedrukt en als authentiek gecertificeerd door de voor het beheer van die IT-systemen bevoegde autoriteit („de autoriteit van afgifte”) of door een autoriteit die bevoegd is om documenten als eensluidend afschrift te waarmerken.

Deze uitdraaien mogen worden vervangen door een elektronisch bericht tussen de autoriteit van afgifte en de begunstigde of de bevoegde autoriteit, op voorwaarde dat de autoriteit van afgifte een officieel goedgekeurd waarmerkingsprotocol verstrekt dat borg staat voor de authenticiteit van de boodschap.

Artikel 50

Termijnen in geval van overmacht

1.   Dit artikel is van toepassing wanneer in een specifieke verordening ernaar verwezen wordt.

2.   Een verzoek om erkenning van een geval van overmacht is niet ontvankelijk indien de bevoegde autoriteit dit later ontvangt dan dertig kalenderdagen na:

a)

de datum waarop de bevoegde autoriteit de marktdeelnemer in kennis heeft gesteld van de vastgestelde niet-nakoming van de betrokken verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014, het verstrijken van de termijn voor nakoming van de betrokken verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 3, van die verordening, of het verstrijken van de termijn voor overlegging van het bewijs van nakoming van de betrokken verplichting als bedoeld in artikel 23, lid 4, van die verordening;

b)

de termijn voor indiening van offertes in een derde land waar de betrokken inschrijving gekoppeld is aan een certificaat met vaststelling vooraf van de uitvoerrestitutie.

3.   De marktdeelnemers leveren uiterlijk 181 kalenderdagen na het verstrijken van de periode waarin de verplichting volledig moet zijn nagekomen, ten genoegen van de bevoegde autoriteit het bewijsmateriaal voor de omstandigheden die zij als overmacht beschouwen. De marktdeelnemers kunnen extra tijd krijgen indien zij al het nodige hebben gedaan om dit materiaal te verkrijgen en in te dienen, maar desondanks het bewijsmateriaal niet binnen die termijn kunnen leveren.

4.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de gevallen van overmacht die zij hebben erkend en verstrekken voor elk geval de ter zake relevante informatie.

AFDELING 2

Vorm van de zekerheid

Artikel 51

Vorm

1.   Een zekerheid kan worden gesteld:

a)

als een deposito in contanten als bedoeld in artikel 19, leden 2 en 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014, en/of

b)

door een borg te stellen overeenkomstig artikel 21 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014.

2.   De bevoegde autoriteit kan bepalen dat de zekerheid ook kan worden gesteld via:

a)

het verpanden van deposito’s in contanten bij een bank;

b)

het verpanden van erkende vorderingen op overheidsinstanties of staatsfondsen, op voorwaarde dat zij opeisbaar en betaalbaar zijn en daarop geen andere vordering voorrang heeft, en/of

c)

het verpanden van een in de betrokken lidstaat verhandelbaar onderpand, op voorwaarde dat de lidstaat dit als zekerheid verstrekt of waarborgt.

3.   De bevoegde autoriteit kan aanvullende voorwaarden stellen voor het aanvaarden van in lid 2 bedoelde zekerheden.

Artikel 52

Verhandelbaar onderpand

1.   Een onderpand dat overeenkomstig artikel 51, lid 2, onder c), wordt verpand, heeft op het ogenblik waarop de zekerheid wordt gesteld, een realiseerbare waarde die overeenkomt met ten minste 115 % van de waarde van de vereiste zekerheid.

2.   Een bevoegde autoriteit mag een in artikel 51, lid 2, onder c), bedoelde zekerheid alleen aanvaarden wanneer de partij die deze zekerheid aanbiedt, zich er schriftelijk toe verbindt hetzij te zorgen voor een aanvullende zekerheid, hetzij de oorspronkelijke zekerheid te vervangen, wanneer de realiseerbare waarde van de zekerheid in kwestie gedurende drie maanden beneden 105 % van de vereiste zekerheid ligt. Deze schriftelijke verbintenis is niet vereist als de nationale wetgeving dit reeds voorschrijft. De bevoegde autoriteit moet de waarde van dergelijke zekerheden regelmatig toetsen.

3.   De realiseerbare waarde van een in artikel 51, lid 2, onder c), bedoelde zekerheid wordt bepaald door de bevoegde autoriteit met inachtneming van de voorziene kosten van realisatie.

4.   De realiseerbare waarde van de zekerheid wordt op basis van de laatst beschikbare notering bepaald.

5.   De partij die de zekerheid levert, dient op verzoek van de bevoegde autoriteit het bewijs van de realiseerbare waarde ervan.

Artikel 53

Vervanging en bestemming van de zekerheid

1.   Iedere zekerheid mag worden vervangen door een andere.

Goedkeuring van de bevoegde autoriteit is echter vereist in de volgende gevallen:

a)

wanneer de oorspronkelijke zekerheid is verbeurd doch nog niet is gerealiseerd, of

b)

wanneer de vervangende zekerheid er een is als bedoeld in artikel 51, lid 2.

2.   Een algemene zekerheid kan worden vervangen door een andere algemene zekerheid op voorwaarde dat deze nieuwe algemene zekerheid ten minste het gedeelte van de oorspronkelijke algemene zekerheid dekt dat, op het tijdstip van de vervanging, bestemd is ter verzekering van de nakoming van één of meer overeengekomen verplichtingen.

3.   Zodra een gedeelte van een algemene zekerheid is bestemd om als garantie te dienen voor een specifieke verplichting, moet het beschikbare saldo van de algemene zekerheid opnieuw worden berekend.

AFDELING 3

Vrijgeven en verbeuren van de zekerheid

Artikel 54

Gedeeltelijk vrijgeven van de zekerheid

Indien er geen minimumhoeveelheid is bepaald in specifieke Unievoorschriften op grond waarvan de zekerheid moet worden gesteld, mag de bevoegde autoriteit het aantal gedeelten waarin een zekerheid wordt vrijgegeven, beperken en een minimumbedrag per gedeelte bepalen.

De bevoegde autoriteit kan bepalen dat de zekerheid alleen geheel of gedeeltelijk wordt vrijgegeven nadat een schriftelijk verzoek daartoe is ingediend.

In het geval van zekerheden die meer dan 100 % dekken van het bedrag ten belope waarvan zekerheid dient te worden gesteld, wordt het gedeelte van de zekerheid dat 100 % overschrijdt, vrijgegeven wanneer het saldo van de zekerheid definitief wordt vrijgegeven of verbeurd.

Artikel 55

Verbeuren van de zekerheid

1.   Wanneer de bevoegde autoriteit op de hoogte is van omstandigheden die tot volledige of gedeeltelijke verbeurdverklaring van de zekerheid leiden, eist zij onverwijld dat de betrokkene het bedrag van de verbeurde zekerheid betaalt binnen een maximumtermijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de eis tot betaling is ontvangen.

Wanneer de betaling niet binnen die voorgeschreven termijn is verricht, moet de bevoegde autoriteit:

a)

onverwijld de in artikel 51, lid 1, onder a), bedoelde zekerheid innen;

b)

onverwijld eisen dat de in artikel 51, lid 1, onder b), bedoelde borg tot betaling overgaat binnen een maximumtermijn van dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de eis tot betaling is ontvangen;

c)

onverwijld de nodige maatregelen nemen:

i)

om de in artikel 51, lid 2, onder b) en c), bedoelde zekerheden om te zetten in een geldbedrag dat toereikend is om het verschuldigde bedrag te dekken;

ii)

om de in artikel 51, lid 2, onder a), bedoelde kasdeposito’s te innen.

De bevoegde autoriteit kan, zonder vooraf van de betrokkene betaling te eisen, onverwijld de in artikel 51, lid 1, onder a), bedoelde vormen van zekerheid innen.

2.   Onverminderd lid 1 geldt het volgende:

a)

wanneer het besluit tot verbeuring van een zekerheid is genomen, maar achteraf wegens een beroep op grond van het nationaal recht wordt opgeschort, betaalt de betrokkene over het werkelijk verbeurde bedrag rente over de periode die dertig dagen na de ontvangst van de in lid 1, bedoelde eis tot betaling ingaat en op de dag vóór die waarop het werkelijk verbeurde bedrag wordt betaald, eindigt;

b)

wanneer als gevolg van de uitkomst van een beroepsprocedure de betrokkene wordt verzocht het verbeurde bedrag te betalen binnen 30 dagen, mag de lidstaat er voor de berekening van de rente van uitgaan dat de betaling plaatsvindt op de twintigste dag na dit verzoek;

c)

de toe te passen rente wordt berekend overeenkomstig nationaal recht, maar mag in geen geval lager zijn dan die welke bij de terugvordering van bedragen in nationaal verband wordt toegepast;

d)

de betaalorganen brengen de betaalde rente in mindering op de uitgaven van de Fondsen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1306/2013;

e)

de lidstaten kunnen voor de betrokken rente geregeld aanvulling van de zekerheid eisen.

3.   Wanneer een zekerheid is verbeurd en het bedrag reeds ten gunste van de Fondsen is gecrediteerd en, volgens de uitkomst van een beroepsprocedure, het verbeurde bedrag geheel of gedeeltelijk moet worden terugbetaald, met inbegrip van de overeenkomstig nationaal recht toegepaste rente, komt het terug te betalen bedrag ten laste van de Fondsen, tenzij het feit dat de zekerheid moet worden terugbetaald te wijten is aan nalatigheid of ernstig verzuim van de overheidsdiensten of andere instanties van de lidstaten.

AFDELING 4

Informatie

Artikel 56

Informatie over het verbeuren van zekerheden, soorten zekerheden en borgen

1.   De lidstaten houden voor elk jaar het totale aantal en het totale bedrag van de verbeurde zekerheden, in alle fasen van de procedure van artikel 55, ter beschikking van de Commissie, met aparte opgave van de zekerheden waarvoor de nationale begroting, en die waarvoor de begroting van de Unie is gecrediteerd. De informatie wordt bijgehouden voor alle zekerheden die zijn verbeurd voor meer dan 1 000 EUR en voor elke bepaling van de Unie op grond waarvan een zekerheid moet worden gesteld. De informatie omvat zowel de rechtstreeks door de betrokken partij betaalde bedragen, als de via de zekerheid geïnde bedragen.

2.   De lidstaten houden voor de Commissie een lijst ter beschikking van:

a)

de soorten instellingen die gemachtigd zijn om als borg op te treden en de ter zake geldende voorwaarden;

b)

de overeenkomstig artikel 51, lid 2, aanvaarde soorten zekerheden en de ter zake geldende voorwaarden.

HOOFDSTUK VI

TRANSPARANTIE

Artikel 57

Inhoud van de bekendmaking

1.   De in artikel 111, lid 1, onder c) en d), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde informatie omvat:

a)

de onder c) van dat artikel bedoelde omvang van de betaling die elke begunstigde in het betrokken begrotingsjaar in het kader van elke in bijlage XIII bij de onderhavige verordening vermelde maatregel heeft ontvangen, alsmede de som van die bedragen;

b)

een onder d) van dat artikel bedoelde omschrijving van de in bijlage XIII bij de onderhavige verordening vermelde maatregelen, onder opgave van de aard en doelstelling van elke maatregel.

2.   De in lid 1 bedoelde bedragen worden in de lidstaten die de euro hebben ingevoerd, uitgedrukt in euro, en in de andere lidstaten in de nationale valuta.

3.   De lidstaten mogen, onverminderd de vereiste bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gedetailleerdere informatie bekendmaken dan die waarin de leden 1 en 2 voorzien,

Artikel 58

Bekendmaking van de gemeente

Wanneer aan de hand van de informatie die voor de toepassing van artikel 112, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moet worden bekendgemaakt, natuurlijke personen als begunstigde kunnen worden geïdentificeerd omdat in hun gemeente slechts een beperkt aantal begunstigden hun woonplaats hebben of zijn ingeschreven, maken de betrokken lidstaten voor de toepassing van artikel 111, lid 1, eerste alinea, onder b), van die verordening de grotere administratieve eenheid bekend waarvan de betrokken gemeente deel uitmaakt.

Artikel 59

Vorm en datum van de bekendmaking

1.   De informatie die beschikbaar moet worden gesteld op één website als bedoeld in artikel 111, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, is toegankelijk via een zoekinstrument waarmee de gebruikers naar begunstigden kunnen zoeken op naam, gemeente als bedoeld in artikel 58 van de onderhavige verordening, ontvangen bedragen, maatregel of een combinatie daarvan en waarmee zij alle betrokken informatie kunnen opvragen in de vorm van één enkele reeks gegevens. Deze informatie wordt verstrekt in de officiële taal of talen van de lidstaat en/of in een van de drie werktalen van de Commissie.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt uiterlijk op 31 mei van elk jaar bekendgemaakt voor het voorgaande begrotingsjaar.

3.   De informatie blijft overeenkomstig artikel 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 twee jaar lang op de website beschikbaar, gerekend vanaf de datum van de eerste bekendmaking.

Artikel 60

Kennisgeving aan de begunstigden

De in artikel 113 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde kennisgeving aan de begunstigden wordt aan de begunstigden gedaan door de betrokken informatie in de formulieren voor het aanvragen van middelen van de Fondsen op te nemen of wanneer de gegevens worden verzameld.

Wat de gegevens inzake de in de begrotingsjaren 2014 en 2015 ontvangen betalingen betreft, vindt de kennisgeving aan de begunstigden in afwijking van de eerste alinea ten minste twee maanden vóór de datum van bekendmaking van die gegevens plaats.

Artikel 61

Bekendmaking van de drempels met betrekking tot de regeling voor kleine landbouwers

De door de lidstaten overeenkomstig artikel 112, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 gemelde bedragen worden bekendgemaakt op de in artikel 62, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde website van de Unie.

Artikel 62

Samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten

1.   Een via het centrale internetadres van de Commissie toegankelijke website van de Unie die de links naar de websites van de lidstaten bevat, wordt door de Commissie opgezet en onderhouden. De Commissie zorgt voor geactualiseerde internetlinks aan de hand van de door de lidstaten verstrekte informatie.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie het internetadres van hun website zodra deze is opgezet, evenals de eventuele latere wijzigingen daarvan die van invloed zijn op de toegankelijkheid van hun website vanaf de website van de Unie.

3.   De lidstaten wijzen een instantie aan die wordt belast met het opzetten en onderhouden van de éne website als bedoeld in artikel 59, lid 1. Zij delen de Commissie de naam en de adresgegevens van deze instantie mee.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 63

Intrekkingen

De Verordeningen (EG) nr. 601/94, (EG) nr. 4/2004 en (EG) nr. 259/2008 worden ingetrokken.

Verordening (EG) nr. 259/2008 blijft echter van toepassing op voor begrotingjaar 2013 verrichte betalingen. In afwijking van artikel 3, lid 3, van die verordening blijft de in dat artikel bedoelde informatie één jaar lang op de website beschikbaar, gerekend vanaf de datum van de eerste bekendmaking.

Artikel 64

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Daarbij geldt echter het volgende:

a)

artikel 10 is van toepassing op uitgaven en bestemmingsontvangsten die de lidstaten met ingang van 16 oktober 2014 verrichten respectievelijk ontvangen;

b)

de artikelen 34 tot en met 40 zijn met ingang van 1 januari 2015 van toepassing. De in artikel 34, leden 3 en 4, bedoelde termijnen zijn echter niet van toepassing op conformiteitsgoedkeuringsonderzoeken waarvoor de in artikel 11, lid 1, van Verordening (EG) nr. 885/2006 bedoelde mededeling vóór 1 januari 2015 wordt verzonden;

c)

hoofdstuk VI is van toepassing op betalingen die met ingang van begrotingsjaar 2014 worden verricht;

d)

de in bijlage II, kolommen V1 en V2, bedoelde informatie wordt met ingang van begrotingsjaar 2016 verstrekt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 augustus 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Verordening (EG) nr. 601/94 van de Commissie van 17 maart 1994 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 165/94 van de Raad met betrekking tot de medefinanciering door de Gemeenschap van controles op landbouwoppervlakten door middel van teledetectie (PB L 76 van 18.3.1994, blz. 20).

(3)  Verordening (EG) nr. 4/2004 van de Commissie van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (PB L 2 van 6.1.2004, blz. 3).

(4)  Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het Elfpo (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35).

(6)  Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het Elfpo (PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90).

(7)  Verordening (EG) nr. 259/2008 van de Commissie van 18 maart 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de begunstigden van financiële middelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 76 van 19.3.2008, blz. 28).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 van de Commissie van 28 maart 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 4).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (zie bladzijde 18 van dit Publicatieblad).

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(11)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft] (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(12)  Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1).

(13)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 184/2014 van de Commissie van 25 februari 2014 tot vaststelling krachtens Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, van de voorwaarden voor het systeem voor elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie en tot vaststelling krachtens Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”, van de nomenclatuur van de categorieën steunverlening van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (PB L 57 van 27.2.2014, blz. 7).

(15)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(16)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 991/2013 van de Commissie van 15 oktober 2013 tot vaststelling van vorm en inhoud van de boekhoudgegevens die aan de Commissie moeten worden verstrekt met het oog op de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het Elfpo, alsmede ten behoeve van monitoring en het opstellen van prognoses (PB L 275 van 16.10.2013, blz. 7).

(18)  Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1).


BIJLAGE I

BEHEERSVERKLARING

(Artikel 3)

Ik, …, directeur van het betaalorgaan …, leg hierbij de rekeningen over die voor dit betaalorgaan zijn opgesteld over het begrotingsjaar van 16.10.xx tot en met 15.10.xx+1.

Op basis van mijn eigen oordeel en van de tot mijn beschikking staande gegevens, die onder meer de resultaten van de werkzaamheden van de interne auditdienst omvatten, verklaar ik dat:

de overgelegde rekeningen naar mijn beste weten een waarheidsgetrouw, volledig en nauwkeurig beeld geven van de uitgaven en ontvangsten in het hier boven bedoelde begrotingsjaar. Met name zijn alle vorderingen, voorschotten, zekerheden en voorraden waarvan ik kennis heb, in de rekeningen geboekt en zijn alle voor het ELGF en het Elfpo geïnde ontvangsten naar behoren aan de passende Fondsen gecrediteerd;

het door mij opgezette systeem een redelijke zekerheid biedt dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn en dat de subsidiabiliteit van de aanvragen en, in het geval van plattelandsontwikkeling, de procedure voor de toekenning van steun worden beheerd, gecontroleerd en gedocumenteerd overeenkomstig de Unievoorschriften;

de in de rekeningen opgenomen uitgaven zijn gebruikt voor het beoogde doel, als omschreven in Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Bovendien bevestig ik dat in artikel 58 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde doeltreffende en evenredige fraudebestrijdingsmaatregelen van toepassing zijn waarin rekening wordt gehouden met de vastgestelde risico’s.

Ten aanzien van deze zekerheid gelden evenwel de volgende punten van voorbehoud:

Tot slot bevestig ik dat mij geen niet-meegedeelde zaken bekend zijn die de financiële belangen van de Unie zouden kunnen schaden.

Handtekening


BIJLAGE II

MODEL VOOR DE IN Artikel 29, ONDER f), BEDOELDE TABEL

De in artikel 29, onder f), bedoelde gegevens worden voor elk betaalorgaan verstrekt aan de hand van de volgende tabel:

 

A

B

AA

V1 (4)

V2 (5)

C

D

E

F

G

H

I

W

J

X

K

L

L1

L2

Y1

Y2

M

N

O

O1

O2

P

Q

R

R1

R2

Z

S

S1

S2

T

T1

T2

BB

U

 

Betaalorgaan

Fonds

Geval (oud/nieuw)

Begrotingsjaar van de ten grondslag liggende uitgaven

Begrotingscodes van de ten grondslag liggende uitgaven

Begrotingsjaar n

Munteenheid

Identificatienummer van het geval

OLAF-identificatie indien van toepassing (1)

Geval in het debiteurenboek van het betaalorgaan?

Identificatie begunstigde

Programma afgesloten? (alleen voor het Elfpo)

Datum van goedkeuring van het controleverslag of een soortgelijk document als bedoeld in artikel 54, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013

Begrotingsjaar van het eerste proces-verbaal over de onregelmatigheid

Datum van het verzoek tot terugbetaling

Gerechtelijke procedures aangespannen?

Oorspronkelijk terug te vorderen bedrag

Oorspronkelijk terug te vorderen bedrag (hoofdsom)

Oorspronkelijk terug te vorderen bedrag (rente)

Hoofdsom waarvoor terugvordering nog liep a/h einde van begrotingsjaar n-1

Rente waarvoor terugvordering nog liep a/h einde van begrotingsjaar n-1

Totaal met correcties gemoeid bedrag (vanaf begin terugvordering)

Totaal geïnd bedrag (vanaf begin terugvordering)

Oninbaar verklaard bedrag

Oninbaar verklaard bedrag (hoofdsom)

Oninbaar verklaard bedrag (rente)

Begrotingsjaar waarin oninbaarheid is vastgesteld

Reden voor oninbaarheid

Met correcties gemoeid bedrag (in begrotingsjaar n)

Met correcties gemoeid bedrag (hoofdsom) (in begrotingsjaar n)

Met correcties gemoeid bedrag (rente) (in begrotingsjaar n)

Rente (in begrotingsjaar n)

Geïnde bedragen (in begrotingsjaar n)

Geïnd bedrag (hoofdsom) (in begrotingsjaar n)

Geïnd bedrag (rente) (in begrotingsjaar n)

Bedrag waarvoor een terugvorderingsprocedure loopt

Bedrag (hoofdsom) waarvoor een terugvorderingsprocedure loopt

Rente waarvoor een terugvorderingsprocedure loopt

Bedrag waarop aan het einde van begrotingsjaar n de in artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde 50/50 %-regel van toepassing is

Aan de EU-begroting te crediteren bedrag

Oude gevallen (2)

x

x

O

 

 

x

x

x

x

x

x

x

 

x

 

x

x

 

 

 

 

x

x

x

 

 

x

x

x

 

 

 

x

 

 

x

(L+M+N+O)

 

 

 

x

Nieuwe gevallen (3)

x

x

N

x

x

x

x

x

x

(x)

x

 

x

 

x

x

 

x

x

x

x

 

 

 

x

x

x

x

 

x

x

x

 

x

x

x

(L1+L2+M+N+O1+O2)

x

x

x

x


(1)  Referentienummer(s) van OLAF (IMS-meldingsnummers).

(2)  De gevallen die aan de hand van het model in deze bijlage zijn gemeld tot en met begrotingsjaar 2014.

(3)  De gevallen die aan de hand van het model in deze bijlage zijn gemeld met ingang van begrotingsjaar 2015.

(4)  Met ingang van begrotingsjaar 2016 te verstrekken informatie.

(5)  Met ingang van begrotingsjaar 2016 te verstrekken informatie.


BIJLAGE III

MODEL VOOR DE IN Artikel 29, ONDER g), BEDOELDE TABEL

De in artikel 29, onder g), bedoelde gegevens worden voor elk betaalorgaan verstrekt aan de hand van de volgende tabel:

a

b

c

i

d

e

f

g

h

Betaalorgaan

Fonds

Munteenheid

Categorie van het uitstaande bedrag (sanctie in verband met randvoorwaarden, meerjarige sancties of andere)

Saldo 15 oktober jaar n-1

Nieuwe gevallen (jaar n)

Totale geïnde bedragen (jaar n)

Totaal correcties inclusief oninbare bedragen (jaar n)

Nog te innen bedrag 15 oktober jaar n

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE IV

TOEZENDING VAN DE IN ARTIKEL 31, LID 4, BEDOELDE VRAGEN

De in artikel 31, lid 4, bedoelde vragen moeten worden gezonden aan:

Europese Commissie, DG AGRI-J1, 1049 Brussel,

of

AGRI-J1@ec.europa.eu.


BIJLAGE V

GEGEVENS DIE MOETEN WORDEN VERSTREKT IN DE JAARLIJKSE IN Artikel 42, LID 2, BEDOELDE RISICOANALYSE

1.   Evaluatie van de risicoanalyse van het voorgaande jaar

Er worden gegevens verstrekt met betrekking tot de doeltreffendheid van de risicoanalyse van het voorgaande jaar, alsook een evaluatie van de sterke en zwakke punten daarvan. Mogelijkheden voor verbeteringen worden duidelijk vastgesteld, waarbij wordt nagegaan of ze uitvoerbaar zijn.

2.   Informatiebibliotheek

Er worden gegevens verstrekt over alle informatiebronnen die zijn gebruikt voor de voorbereiding en de uitvoering van de risicoanalyse. Hierbij zij met name verwezen naar Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (1).

3.   Selectieprocedure

Er wordt een beschrijving verstrekt van de procedure voor de selectie van de te controleren ondernemingen. Het aantal/percentage ondernemingen en de sectoren/maatregelen waarvoor een risicoanalyse of een aselecte, automatische en/of handmatige selectie wordt toegepast, worden duidelijk aangegeven. Sectoren/maatregelen die van controles worden uitgesloten, worden duidelijk aangegeven, met een beschrijving van de redenen hiervoor.

4.   Risicofactoren en toe te passen risicowaarden

In gevallen waarin een risicoanalyse wordt toegepast, worden gegevens verstrekt over alle in aanmerking genomen risicofactoren en de vervolgens aan deze risicofactoren toegekende mogelijke waarden. Deze gegevens worden overeenkomstig de onderstaande modeltabellen verstrekt.

Risicofactoren en risicowaarden voor alle maatregelen waarvoor een risicoanalyse wordt toegepast

Risicofactoren

Risicowaarden

Beschrijving

Waarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Specifieke risicofactoren en risicowaarden voor uitvoerrestituties

Risicofactoren

Risicowaarden

Beschrijving

Waarden

 

 

 

 

 

 


Specifieke risicofactoren en risicowaarden voor … (sector/maatregel)

Risicofactoren

Risicowaarden

Beschrijving

Waarden

 

 

 

 

 

 

5.   Weging van risicofactoren

In voorkomend geval wordt een beschrijving verstrekt van de voor de weging van de risicofactoren toe te passen procedure.

6.   Resultaten van de risicoanalyse

Er worden gegevens verstrekt over de manier waarop de resultaten van de risicoanalyse en de opgestelde „puntenlijst” (voor elke specifieke sector/maatregel - in voorkomend geval) zullen worden weerspiegeld in de selectie van de ondernemingen in het definitieve controleplan.

Bijzondere aandacht gaat uit naar de mogelijkheid van gezamenlijke acties als bedoeld in artikel 44.

7.   Ondervonden moeilijkheden en suggesties voor verbeteringen

Er worden gegevens verstrekt over de ondervonden moeilijkheden en de genomen maatregelen of de voorstellen voor de oplossing daarvan. In voorkomend geval worden suggesties voor verbeteringen gedaan.


(1)  Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie van 7 juli 2009 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).


BIJLAGE VI

LIJST VAN ONDERNEMINGEN DIE ZIJN GEVESTIGD IN EEN ANDERE LIDSTAAT DAN DIE WAAR HET BETROKKEN BEDRAG IS OF HAD MOETEN WORDEN BETAALD OF ONTVANGEN

(Artikel 45, lid 1)

Lidstaat waar het betrokken bedrag is betaald of ontvangen

Datum van verzending van de lijst

 

Lidstaat waar de onderneming is gevestigd

 

 


(1)

Naam en adres

(2)

Aard van de uitgaven (vermeld voor elke betaling het ELGF-begrotingsonderdeel en het type betaling)

(3)

Bedrag (in nationale munt) per afzonderlijke betaling die tijdens het ELGF-begrotingsjaar is:

(4)

Vermeld of de controle van de onderneming is aangevraagd overeenkomstig

Artikel 45

(zie noot A)

i)

van de onderneming in de lidstaat waar deze is gevestigd

ii)

waaraan een bedrag is betaald of waarvan een bedrag is ontvangen

i)

betaald aan de onderneming

ii)

betaald door de onderneming

 

 

 

 

 

 

Noten:

A.

Is dit het geval, dan moet met gebruikmaking van het in bijlage VIII van deze verordening opgenomen model een specifiek verzoek worden ingediend dat alle nodige gegevens bevat om de ontvanger in staat te stellen de betrokken onderneming correct te identificeren.

B.

Een kopie van deze lijst moet aan de Commissie worden toegezonden.

C.

Zijn er voor uw land geen gevallen van ondernemingen die in een andere lidstaat zijn gevestigd, dan moet zulks worden meegedeeld aan alle andere lidstaten en aan de Commissie.

D.

Wordt na de verzending van deze lijst om een controle van een onderneming overeenkomstig artikel 45 verzocht, dan moet een kopie van het volgens bijlage VIII opgestelde verzoek worden toegezonden aan de Commissie.


BIJLAGE VII

LIJST VAN DE IN EEN DERDE LAND GEVESTIGDE ONDERNEMINGEN WAARVOOR HET BETROKKEN BEDRAG IN EEN LIDSTAAT IS OF HAD MOETEN WORDEN BETAALD OF ONTVANGEN

(Artikel 45, lid 2)

Lidstaat waar het betrokken bedrag is betaald of ontvangen

Datum van verzending van de lijst

 

Derde land waar de onderneming is gevestigd

 

 


(1)

Naam en adres

(2)

Aard van de uitgaven (vermeld voor elke betaling het ELGF-begrotingsonderdeel en het type betaling)

(3)

Bedrag (in nationale munt) per afzonderlijke betaling die tijdens het ELGF-begrotingsjaar is:

(4)

Aanvullende toelichtingen (bijv. eventuele moeilijkheden bij de controle, een vermoeden van een onregelmatigheid, de risicoanalyse, enz.)

i)

van de onderneming in het derde land waar deze is gevestigd

ii)

waaraan een bedrag is betaald of waarvan een bedrag is ontvangen

i)

betaald aan de onderneming

ii)

betaald door de onderneming

 

 

 

 

 

 

Noot:

Zijn er voor uw land geen gevallen van ondernemingen die in een derde land zijn gevestigd, dan moet dit duidelijk worden vermeld in een kopie van deze bijlage, die vervolgens moet worden toegezonden aan de Commissie.


BIJLAGE VIII

CONTROLEVERZOEKEN ALS BEDOELD IN Artikel 45, LID 3

De van een asterisk voorziene gegevens moeten altijd worden verstrekt; de overige gegevens moeten worden verstrekt voor zover dat relevant is.

Dit verzoek is gebaseerd op:

Artikel 83, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013

 


A

(*) 1.

lidstaat die het verzoek indient

(*) 2.

Naam van de specifieke dienst

(*) 3.

Adres

(*) 4.

Telefoonnummer

5.

Fax

6.

E-mail:

7.

Bevoegde functionaris

8.

Naam van de met de controle belaste instantie

9.

Adres

10.

Telefoonnummer

11.

Fax

12.

E-mail:

13.

Bevoegde functionaris

B

(*) 1.

lidstaat waaraan het verzoek is gericht

(*) 2.

Instantie

C

(*) 1.

Datum van het verzoek

(*) 2.

Controleprogramma

D

Gegevens begunstigde

 

(*) 1.

Naam

 

a)

in de lidstaat die het verzoek indient

a)

in de lidstaat waaraan het verzoek is gericht

(*) 2.

Referentienummer

(*) 3.

Adres:

 

a)

in de lidstaat die het verzoek indient

b)

in de lidstaat waaraan het verzoek is gericht

E

Alleen voor verzoeken op grond van artikel 45, lid 3

 

Gegevens over de betaling

 

(*) 1.

Betaalorgaan

(*) 2.

Referentienummer van de betaling

(*) 3.

Soort betaling

(*) 4.

Bedrag (valuta specificeren)

(*) 5.

Datum van boeking

(*) 6.

Datum van betaling

(*) 7.

Begrotingscode van het ELGF (hoofdstuk - artikel - post - onderdeel

(*) 8.

Verkoopseizoen of periode waarop de betaling betrekking heeft

(*) 9.

Als rechtsgrond voor de betaling gebruikte verordening

F

Gegevens over de verrichting

 

1.

Nummer van de aangifte (ten uitvoer) of de aanvraag

2.

Contract:

 

nummer

datum

hoeveelheid

waarde

3.

Factuur:

 

nummer

datum

hoeveelheid

waarde

4.

Datum van aanvaarding van de aangifte

5.

Autoriserende instantie

6.

Nummer van het certificaat of de vergunning

7.

Datum van het certificaat of de vergunning

Voor opslagregelingen

 

8.

Nummer van de inschrijving

9.

Datum van de inschrijving

10.

Prijs per eenheid

11.

Datum van de inslag

12.

Datum van de uitslag

13.

Verbetering of achteruitgang van de kwaliteit

Voor uitvoerrestituties

 

14.

Nummer van de aanvraag (indien verschillend van het nummer van de aangifte ten uitvoer)

15.

Douanekantoor waar het product onder douanecontrole is geplaatst

16.

Datum van de douanecontrole

17.

Vooruitbetaling (code)

18.

Code van de uitvoerrestitutie (elf cijfers)

19.

Code „bestemming”

20.

Vooraf vastgesteld bedrag

 

in EUR

in nationale munt

21.

Datum van de vaststelling vooraf

G

Risicoanalyse

 

(*) 1.

Beoordeling van het risico

 

hoog

gemiddeld

laag

(*) 2.

Motivering van de beoordeling van het risico

 

(Zo nodig een apart blad gebruiken)

 

 

 

 

 

 

 

H

Omvang en doel van de controle

 

1.

Voorgestelde omvang

2.

Doeleinden en technische bijzonderheden ter staving daarvan

 

(Zo nodig een apart blad gebruiken)

 

I

(*)

Lijst van de verstrekte bewijsstukken

 

(Zo nodig een apart blad gebruiken)

 

 


BIJLAGE IX

CONTROLERESULTATEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 45, LID 4

Controleverslag ingevolge een verzoek om wederzijdse bijstand op grond van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013

NB.

De vetgedrukte rubrieken zijn dezelfde als in bijlage VIII.

Identificatie

B.1.   Lidstaat waaraan het verzoek is gericht

2.

Instantie

3.

Regionaal kantoor

4.

Naam van de controleur

A.1.   Lidstaat die het verzoek indient:

2.

Naam van de specifieke dienst:

8.

Naam van de met de controle belaste instantie:

14.

Nummer onderzoek/kenmerk verslag:

C.1.   Datum en referentienummer van het verzoek:

2.

Controleprogramma:

3.

Datum en referentienummer van het antwoord:

D.   Gegevens begunstigde

1.   Naam

a)

in de lidstaat die het verzoek indient

b)

in de lidstaat waaraan het verzoek is gericht:

2.   Referentie-nummer

a)

in de lidstaat die het verzoek indient:

b)

in de lidstaat waaraan het verzoek is gericht:

4.   Andere gecontroleerde ondernemingen:

H.   Omvang en doel van de controle:

I.   Lijst van verstrekte bewijsstukken:

J.   Resultaat:

Controleverslag

1.

Voorbereiding/achtergrond/omvang

2.

Beschrijving van de onderneming/het controlesysteem

3.

Uitgevoerde werkzaamheden/onderzochte documenten/bevindingen

4.

Conclusies

5.

Andere opmerkingen/aanbevelingen


BIJLAGE X

IN Artikel 45, LID 5, BEDOELD, OVERZICHT

In artikel 83, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013) bedoeld, door … (lidstaat) ingediend overzicht van de controleverzoeken en de controleresultaten voor het eerste [ ], tweede [ ], derde [ ], vierde [ ] kwartaal van 20…

VERZOEKEN toegezonden aan:

Lidstaat

Totaal aantal per lidstaat

VERZOEK

Verzendingsdatum

Referentienummer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL

 

 

 

ANTWOORDEN toegezonden aan:

Lidstaat

Totaal aantal per lidstaat

ANTWOORD

Verzendingsdatum

Referentienummer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TOTAAL

 

 

 

Opmerkingen over de in te vullen vakken:

Alle in het kwartaal toegezonden verzoeken/antwoorden moeten in de overzichtstabel worden vermeld.

In voorkomend geval moeten extra lijnen worden toegevoegd.

Het referentienummer van de toegezonden antwoorden moet hetzelfde zijn als dat van het desbetreffende controleverzoek.


BIJLAGE XI

DOCUMENTEN JAARPROGRAMMA (ARTIKEL 46, LID 1)

BLAD A

VOORGESTELD CONTROLEPROGRAMMA VOOR DE PERIODE

(Artikel 84 van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

1.   Berekening van het minimumaantal ondernemingen

 

A(1)

Aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, voor het ELGF-begrotingsjaar … meer bedroegen dan 150 000 EUR

 

A(2)

Het minimumaantal

i.e.

 

x 1/2 =

 


2.   Populatie waaruit de selectie is gemaakt

Totaal aantal ondernemingen dat bedragen heeft ontvangen of betaald die in het begrotingsjaar … zijn gecontroleerd in het kader van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013:

A (3)

Totaal aantal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, tot de volgende categorieën behoren:

A(4)

meer dan 350 000 EUR

 

A(5)

ten minste 40 000 en ten hoogste 350 000 euro

 

A(6)

minder dan 40 000 EUR

 

 

 

 

 

 

 


3.   Voorgesteld aantal te controleren ondernemingen:

A (7)

Totaal aantal

 

A (8)

Totaal aantal op basis van een risicoanalyse

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal aantal ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, tot de volgende categorieën behoren:

A(9)

meer dan 350 000 EUR

 

A(10)

ten minste 40 000 en ten hoogste 350 000 euro

 

A(11)

minder dan 40 000 EUR

 

 

 

 

 

 

 

Opmerkingen over de in te vullen vakken:

A (4)

De ondernemingen in deze categorie die in de twee aan deze controleperiode voorafgaande controleperioden niet overeenkomstig artikel 42, lid 3, zijn gecontroleerd, moeten in ieder geval worden gecontroleerd, tenzij de door hen ontvangen bedragen verband hielden met een maatregel of maatregelen waarvoor is besloten tot de toepassing van selectietechnieken op basis van een risicoanalyse.

A (9)

Ondernemingen in deze categorie moeten slechts worden gecontroleerd om speciale redenen die moeten worden vermeld op blad D van deze bijlage.

BLAD B

VOORGESTELD CONTROLEPROGRAMMA VOOR DE PERIODE

(Artikel 84 van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

Indeling van de controles volgens de begrotingsonderdelen van het ELGF

ELGF-begrotingsjaar …

B(1)

Begrotingsartikel of -post van het ELGF

B(2)

Totale uitgaven per begrotingsonderdeel van het ELGF

(EUR)

 

B(3)

Totale uitgaven per begrotingsonderdeel van het ELGF betreffende ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, meer bedroegen dan 40 000 EUR …

(EUR)

 

B(4)

Totale uitgaven per begrotingsonderdeel van het ELGF betreffende ondernemingen die deel uitmaakten van het controleprogramma …

(EUR)

B(5)

Aantal ondernemingen per begrotingsonderdeel van het ELGF dat deel uitmaakt van het controleprogramma

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totalen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BLAD C

VOORGESTELD CONTROLEPROGRAMMA VOOR DE PERIODE

(Artikel 84 van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

Criteria voor de opstelling van het programma in de sector uitvoerrestituties en de andere sectoren waarvoor tot de toepassing van selectietechnieken op basis van een risicoanalyse is besloten, voor zover die criteria verschillen van die welke zijn opgenomen in de op grond van artikel 42, lid 2, bij de Commissie ingediende voorstellen voor een risicoanalyse

Sector waarvoor de controle wordt voorgesteld

(hetzelfde begrotingsonderdeel van het ELGF vermelden als in kolom B (1) van blad B van deze bijlage)

Toelichting bij de gehanteerde risico- en selectiecriteria

(beknopte informatie verstrekken, bijv. geconstateerde onregelmatigheden of een ongewone stijging van de uitgaven)

 

 

BLAD D

VOORGESTELD CONTROLEPROGRAMMA VOOR DE PERIODE

(Artikel 84 van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

In voorkomend geval, voorgestelde controles van ondernemingen waarvan de ontvangsten of de betalingen, of de som daarvan, in het ELGF-begrotingsjaar … minder bedroegen dan 40 000 EUR.

ELGF-begrotingsonderdeel

(hetzelfde als in kolom B (1) van blad B)

Aantal ondernemingen die voor controle worden voorgesteld

Specifieke reden voor de controle

 

 

 

BLAD E

VOORGESTELD CONTROLEPROGRAMMA VOOR DE PERIODE

(Artikel 84 van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

TOTAAL:

 

CONTROLEORGAAN: …

E(1)

Totaal aantal te controleren ondernemingen:

 

E(2)

Aantal te controleren ondernemingen:

 

 

 

CONTROLEORGAAN: …

 

CONTROLEORGAAN: …

E(3)

Aantal te controleren ondernemingen:

 

E(4)

Aantal te controleren ondernemingen:

 

 

 

CONTROLEORGAAN: …

 

CONTROLEORGAAN: …

E(5)

Aantal te controleren ondernemingen:

 

E(6)

Aantal te controleren ondernemingen:

 

 

 

Opmerkingen over de in te vullen vakken:

In voorkomend geval moeten extra vakken, bijv. E(7), E(8) enz. worden toegevoegd.


BIJLAGE XII

DOCUMENTEN JAARVERSLAGEN (ARTIKEL 46, LID 2)

DEEL I

Gegevens die moeten worden verstrekt in het jaarverslag als bedoeld in artikel 86, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013

1.   Beheer van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013

Het beheer van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, met inbegrip van de wijzigingen in de met de controles belaste instanties, in de met de monitoring van de uitvoering van die verordening belaste specifieke dienst als bedoeld in artikel 85 daarvan, en in de bevoegdheden van die instanties.

2.   Wijzigingen in de wetgeving

Voor de toepassing van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 relevante wijzigingen in de nationale wetgeving die sinds het vorige jaarverslag hebben plaatsgevonden.

3.   Wijzigingen in het controleprogramma

Een beschrijving van de wijzigingen die in het krachtens artikel 84, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bij de Commissie ingediende controleprogramma zijn aangebracht sinds de datum waarop dat programma is ingediend.

4.   Toepassing van het controleprogramma waarop dit verslag betrekking heeft

De toepassing van het controleprogramma met betrekking tot de periode die is geëindigd op 30 juni vóór de in artikel 86, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde uiterste datum voor indiening van dit verslag, waarbij de volgende gegevens worden verstrekt, zowel in totaal als per controleorgaan (indien door meer dan één instantie controles in het kader van die verordening worden verricht):

a)

het aantal gedurende de controleperiode gecontroleerde ondernemingen, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad A, van deze bijlage;

b)

het aantal ondernemingen waar nog controles aan de gang zijn, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad A, van deze bijlage;

c)

het aantal ondernemingen dat gedurende de betrokken periode niet is gecontroleerd doordat bepaalde controles niet zijn uitgevoerd, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad A, van deze bijlage;

d)

de redenen waarom de onder c) bedoelde controles niet zijn uitgevoerd;

e)

de uitsplitsing van de onder a), b) en c) bedoelde controles volgens de aard van de financiële verrichtingen (ontvangen of betaalde bedragen) en per maatregel, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad B, van deze bijlage;

f)

de resultaten van de onder a) bedoelde controles, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad C, van deze bijlage, met opgave van:

i)

het aantal controles waarbij onregelmatigheden werden geconstateerd, en het aantal betrokken ondernemingen,

ii)

de aard van deze onregelmatigheden,

iii)

de betrokken maatregel in de gevallen waarin een onregelmatigheid werd geconstateerd,

iv)

de geraamde financiële consequentie van elke onregelmatigheid;

g)

een indicatie van de gemiddelde duur van de controles in mandagen, onder vermelding - voor zover dit praktisch uitvoerbaar is - van de tijd die is besteed aan de planning, voorbereiding en uitvoering van de controles en aan de rapportering daarover.

5.   Toepassing van de controleprogramma’s die voorafgaan aan dat waarop dit verslag betrekking heeft

De resultaten van de controles die zijn uitgevoerd met betrekking tot de controleperioden die voorafgingen aan die waarop dit verslag betrekking heeft, voor zover het gaat om resultaten die nog niet beschikbaar waren toen het verslag over de betrokken controleperioden werd ingediend, met voor elke voorgaande controleperiode:

a)

de stand van zaken met betrekking tot de op grond van punt 4, onder b) en c), in voorgaande controleverslagen meegedeelde controles, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad D, van deze bijlage;

b)

het aantal controles waarbij onregelmatigheden werden geconstateerd, en het aantal betrokken ondernemingen, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad C, van deze bijlage;

c)

de aard van deze onregelmatigheden, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad C, van deze bijlage;

d)

de betrokken maatregel in de gevallen waarin een onregelmatigheid werd geconstateerd, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad C, van deze bijlage;

e)

de geraamde financiële consequentie van elke onregelmatigheid, overeenkomstig het modelformulier in deel II, blad C, van deze bijlage.

6.   Wederzijdse bijstand

Een overzicht van de ingediende en ontvangen verzoeken om wederzijdse bijstand als bedoeld in titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

7.   Middelen

Bijzonderheden over de middelen die voor de uitvoering van de controles in het kader van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 beschikbaar zijn, met inbegrip van:

a)

het voor deze controles toegewezen aantal personeelsleden per controleorgaan en, voor zover relevant, per regio, uitgedrukt in manjaren;

b)

de opleiding van het bij deze controles betrokken personeel, met een indicatie van het deel van het onder a) genoemde personeel dat een dergelijke opleiding heeft genoten, en van de aard van de betrokken opleiding; en

c)

de computerfaciliteiten die ter beschikking staan van het bij deze controles betrokken personeel.

8.   Moeilijkheden bij de toepassing van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013

De moeilijkheden die bij de toepassing van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zijn ondervonden, en de genomen maatregelen of de voorstellen voor de oplossing daarvan.

9.   Voorstellen voor verbetering

In voorkomend geval, suggesties om verbetering te brengen in de toepassing van titel V, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 of om dat hoofdstuk zelf te verbeteren.

DEEL II

BLAD A

CONTROLEVERSLAG VOOR DE PERIODE

(Artikel 86, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

TOTAAL:

 

CONTROLEORGAAN: …

 

1 (A)

Totaal aantal te controleren ondernemingen:

(B)

Aantal te controleren ondernemingen:

 

 

 

 

2. (A)

Totaal aantal gecontroleerde ondernemingen:

(B)

Aantal gecontroleerde ondernemingen:

 

 

 

 

3. (A)

Totaal aantal ondernemingen waar controles aan de gang zijn:

(B)

Aantal ondernemingen waar controles aan de gang zijn:

 

 

 

 

4. (A)

Totaal aantal nog niet gecontroleerde ondernemingen:

(B)

Aantal nog niet gecontroleerde ondernemingen:

 

 

 

 


CONTROLEORGAAN: …

 

CONTROLEORGAAN: …

 

1. (C)

Aantal te controleren ondernemingen:

(D)

Aantal te controleren ondernemingen:

 

 

 

 

2. (C)

Aantal gecontroleerde ondernemingen:

(D)

Aantal gecontroleerde ondernemingen:

 

 

 

 

3. (C)

Aantal ondernemingen waar controles aan de gang zijn:

(D)

Aantal ondernemingen waar controles aan de gang zijn:

 

 

 

 

4. (C)

Aantal nog niet gecontroleerde ondernemingen:

(D)

Aantal nog niet gecontroleerde ondernemingen:

 

 

 

 

Opmerkingen over de in te vullen vakken:

In voorkomend geval moeten extra vakken, bijv. (E), (F) enz. worden toegevoegd.

BLAD B

CONTROLEVERSLAG VOOR DE PERIODE …

(Artikel 86, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

Verslag over de controles volgens de begrotingsonderdelen van het ELGF voor het ELGF-begrotingsjaar …

Controleprogramma …

B(1)

Begrotingsartikel of -post van het ELGF

 

B(2)

Totale waarde van de uitgaven met betrekking tot voor controle geselecteerde ondernemingen …

(EUR)

B(3)

Gecontroleerde ondernemingen

B(4)

Ondernemingen waar controles aan de gang zijn

B(5)

Niet gecontroleerde ondernemingen

 

 

 

 

i)

daadwerkelijk gecontroleerde uitgaven

(EUR)

 

ii)

totale uitgaven met betrekking tot deze ondernemingen

(EUR)

i)

totale uitgaven met betrekking tot deze ondernemingen

(EUR)

i)

totale uitgaven met betrekking tot deze ondernemingen

(EUR)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totalen:

 

 

 

 

 

 

 

 

BLAD C

CONTROLEVERSLAG VOOR DE PERIODE …

(Artikel 86, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

Potentiële onregelmatigheden, geconstateerd met betrekking tot de begrotingsonderdelen van het ELGF voor het ELGF-begrotingsjaar …

Controleprogramma …

C(1)

Begrotingsartikel of -post van het ELGF

C(2)

Aantal geconstateerde potentiële onregelmatigheden

C(3)

Aantal betrokken betalingen

C(4)

Aantal betrokken ondernemingen

C(5)

Geraamde waarde van de potentiële onregelmatigheden

C(6)

Beschrijving en aard van elke geconstateerde potentiële onregelmatigheid, referentienummer(s) van de betrokken onderneming(en) en OLAF-referentienummer(s) (IMS-meldingsnummers)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totalen:

 

 

 

 

 

BLAD D

CONTROLEVERSLAG VOOR DE PERIODE

(Artikel 86, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013)

Uitvoering van controles met betrekking tot voorgaande controleprogramma’s; controleprogramma …

D(1) Aantal ondernemingen waar volgens het vorige verslag controles aan de gang zijn:

 

D(2) Aantal in D(1) aangegeven ondernemingen waarvoor de controles zijn afgerond:

 

D(3) Aantal in D(1) aangegeven ondernemingen waar nog controles aan de gang zijn:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D(4) Waarde van de betrokken, in D(1) vermelde verrichtingen:

 

D(5) Waarde van de betrokken, in D(2) vermelde verrichtingen:

 

D(6) Waarde van de betrokken, in D(3) vermelde verrichtingen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D(7) Aantal ondernemingen waar volgens het vorige verslag nog geen controles zijn gestart:

 

D(8) Aantal in D(7) aangegeven ondernemingen waarvoor de controles zijn afgerond:

 

D(9) Aantal in D(7) aangegeven ondernemingen waar nog controles aan de gang zijn:

 

D(10) Aantal in D(7) aangegeven ondernemingen waar nog geen controles zijn gestart::

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D(11) Waarde van de betrokken, in D(7) vermelde verrichtingen:

 

D(12) Waarde van de betrokken, in D(8) vermelde verrichtingen:

 

D(13) Waarde van de betrokken, in D(9) vermelde verrichtingen:

 

D(14) Waarde van de betrokken, in D(10) vermelde verrichtingen:

 


BIJLAGE XIII

IN Artikel 57 BEDOELDE MAATREGELEN

1.

De steunregelingen als vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1).

2.

De volgende regelingen en maatregelen als vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2):

openbare interventie;

steun voor particuliere opslag;

regelingen inzake schoolfruit en schoolgroenten;

schoolmelkregeling;

steun in de sector groenten en fruit;

steunmaatregelen in de wijnsector;

steun in de bijenteeltsector;

steun in de hopsector;

exportrestituties

3.

Steun in de sector zijderupsen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1234/2007 van de Raad (3).

4.

Voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (4).

5.

Maatregelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), met uitzondering van die als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013.

6.

Maatregelen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6), met uitzondering van die als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013.

7.

Maatregelen als bedoeld in titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en als opgenomen in het betrokken plattelandsontwikkelingsprogramma.

8.

Maatregelen als bedoeld in titel III, hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (7) en als opgenomen in het betrokken plattelandsontwikkelingsprogramma.


(1)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(2)  Verordening (EG) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(3)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23).

(6)  Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).

(7)  Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).