ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 153

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
22 mei 2014


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2014/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG, alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft

1

 

*

Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG ( 1 )

62

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

22.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/1


RICHTLIJN 2014/51/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

tot wijziging van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG, alsmede de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 50, 53, 62 en 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De financiële crisis in 2007 en 2008 heeft grote tekortkomingen in het financiële toezicht aan het licht gebracht, zowel wat het toezicht op afzonderlijke instellingen als wat het toezicht op het financiële systeem als geheel betreft. De toezichtmodellen op nationale grondslag zijn niet meer afgestemd op de financiële mondialisering en de geïntegreerde en onderling verweven Europese financiële markten, waarin vele financiële instellingen grensoverschrijdend opereren. De crisis heeft tekortkomingen in de samenwerking, coördinatie, consistente toepassing van het recht van de Unie en het vertrouwen tussen de bevoegde nationale toezichthouders aan het licht gebracht.

(2)

In verscheidene resoluties die vóór en tijdens de financiële crisis zijn aangenomen heeft het Europees Parlement aangedrongen op de ontwikkeling van een meer geïntegreerd Europees toezicht om voor alle marktdeelnemers op het niveau van de Unie werkelijk gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen, en op een toezicht dat afgestemd is op de toenemende integratie van de financiële markten binnen de Unie, in het bijzonder in zijn resoluties van 13 april 2000 over de Mededeling van de Commissie inzake de tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan van 21 november 2002 over de regels inzake bedrijfseconomisch toezicht in de Europese Unie, van 11 juli 2007 over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010) — Witboek, van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity, en van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur, en in zijn standpunten van 22 april 2009 over het gewijzigde voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), en van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over ratingbureaus.

(3)

In november 2008 heeft de Commissie een groep op hoog niveau onder voorzitterschap van Jacques de Larosière opdracht gegeven aanbevelingen op te stellen over de wijze waarop de Europese toezichtregelingen kunnen worden versterkt met het oog op een betere bescherming van de burgers en het herstel van het vertrouwen in het financiële systeem. In zijn eindverslag van 25 februari 2009 („verslag-de Larosière”) formuleerde de groep op hoog niveau de aanbeveling dat het toezichtkader moet worden versterkt om het risico en de ernst van toekomstige financiële crises terug te dringen. De groep op hoog niveau heeft aanbevolen de toezichtstructuur voor de financiële sector in de Unie ingrijpend te hervormen. In het verslag-de Larosière werd tevens de oprichting aanbevolen van een Europees Systeem van financiële toezichthouders, bestaande uit drie Europese toezichthoudende autoriteiten, één voor de banksector, één voor de effectensector en één voor de sectoren verzekeringen en bedrijfspensioenen, alsmede van een Europees Comité voor systeemrisico's.

(4)

Alleen bij financiële stabiliteit kan de reële economie zorgen voor banen, krediet en groei. De financiële crisis heeft grote tekortkomingen aan het licht gebracht in het financiële toezicht, dat er niet in is geslaagd te anticiperen op de negatieve macroprudentiële ontwikkelingen en te voorkomen dat buitensporige risico's binnen het financiële systeem zich opstapelen.

(5)

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 18 en 19 juni 2009 aanbevolen een Europees Systeem van financiële toezichthouders, bestaande uit drie nieuwe Europese toezichthoudende autoriteiten, op te richten. Tevens werd aanbevolen dat het systeem gericht moet zijn op het verbeteren van de kwaliteit en de consistentie van het nationale toezicht, het versterken van de controle op grensoverschrijdende groepen en het opstellen van een Europees eenvormig regelboek die op alle financiële instellingen op de interne markt van toepassing is. De Raad benadrukte dat de Europese toezichthoudende autoriteiten (de ETA's) ook toezichtbevoegdheden ten aanzien van ratingbureaus moeten krijgen en verzocht de Commissie concrete voorstellen voor te bereiden over de wijze waarop het Europese Systeem van financiële toezichthouders (European System of Financial Supervision — „ESFS”) een sterke rol kan spelen in crisissituaties.

(6)

In 2010 hebben het Europees Parlement en de Raad drie voorstellen voor verordeningen tot oprichting van de ETA's aangenomen: Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Insurance and Occupational Pensions Authority — „EIOPA”), en Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — „ESMA”), die deel uitmaken van het ESFS.

(7)

Opdat het ESFS doeltreffend kan functioneren, zijn wijzigingen in de wetgevingshandelingen van de Unie op de werkterreinen van de drie betrokken ETA's vereist. Deze wijzigingen betreffen de omschrijving van de reikwijdte van bepaalde bevoegdheden van de ETA's en de inpassing van bepaalde bevoegdheden in bestaande processen die in de desbetreffende wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgelegd, alsook wijzigingen om een vlotte en efficiënte werking van de ETA's in de context van het ESFS te waarborgen.

(8)

De oprichting van de drie ETA's dient daarom vergezeld te gaan van de opstelling van een eenvormig regelboek om consistente harmonisatie en eenvormige toepassing te waarborgen en zo bij te dragen tot een nog efficiëntere werking van de interne markt en een doeltreffendere uitvoering van het microprudentiële toezicht. In de verordeningen tot oprichting van het ESFS is bepaald dat de ETA's voorstellen voor technische normen kunnen uitwerken voor de gebieden die specifiek in de desbetreffende wetgeving zijn vastgelegd. Deze voorstellen voor technische normen moeten vervolgens aan de Commissie worden voorgelegd voor de vaststelling ervan door middel van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen overeenkomstig de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) is een eerste reeks van deze gebieden vastgesteld, en nu moet in deze richtlijn een volgende reeks gebieden worden vastgesteld, in het bijzonder voor de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), alsmede voor Verordening (EG) 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) en Verordeningen (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010.

(9)

In de desbetreffende wetgevingshandelingen dienen de gebieden te worden afgebakend waarop de ETA's gemachtigd zijn voorstellen voor technische normen op te stellen en dient te worden bepaald hoe deze normen moeten worden vastgesteld. In het geval van gedelegeerde handelingen moeten in de toepasselijke wetgevingshandelingen de in artikel 290 VWEU omschreven elementen, voorwaarden en specificaties worden vastgesteld.

(10)

Bij de vaststelling van gebieden voor technische normen moet een passend evenwicht worden nagestreefd tussen het ontwikkelen van een uniforme set geharmoniseerde regels en het voorkomen van onnodig ingewikkelde regelgeving en handhaving. Er dient uitsluitend te worden geopteerd voor gebieden waar consistente technische regels aanmerkelijk en doeltreffend zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de relevante wetgevingshandelingen, waarbij gewaarborgd wordt dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hun beleidsbeslissingen overeenkomstig hun gebruikelijke procedures nemen.

(11)

De gebieden waarvoor technische normen kunnen worden opgesteld, moeten werkelijk technisch van aard zijn en voor de ontwikkeling ervan moet de expertise van toezichtdeskundigen nodig zijn. Technische reguleringsnormen, overeenkomstig artikel 290 VWEU die in de vorm van gedelegeerde handelingen worden vastgesteld, dienen ertoe de voorwaarden voor een consistente harmonisatie van de regels die in de door het Europees Parlement en de Raad goedgekeurde wetgevingshandelingen zijn vervat, verder te ontwikkelen, te specificeren en te bepalen door het aanvullen of wijzigen van bepaalde niet-essentiële onderdelen ervan. Tegelijkertijd dienen technische uitvoeringsnormen, die, overeenkomstig artikel 291 VWEU in de vorm van wetgevingshandelingen worden vastgesteld, de voorwaarden te bepalen voor de eenvormige toepassing van wettelijk bindende handelingen van de Unie. Technische normen mogen geen beleidskeuzen inhouden.

(12)

In het geval van technische reguleringsnormen is het passend gebruik te maken van de procedure als bepaald in de artikelen 10 tot en met 14 van, naargelang van toepassing, Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010. Technische uitvoeringsnormen dienen te worden vastgesteld volgens de procedure als bepaald in artikel 15 van, naargelang van toepassing, Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

(13)

Technische regulerings- en uitvoeringsnormen moeten bijdragen tot een uniforme set regels inzake financiële diensten, zoals is onderschreven door de Europese Raad in zijn conclusies van juni 2009. Voor zover bepaalde voorschriften in wetgevingshandelingen van de Unie niet volledig geharmoniseerd zijn, mogen, overeenkomstig het voorzorgsbeginsel in het toezicht, technische regulerings- en uitvoeringsnormen ter ontwikkeling, specificering of bepaling van de toepassingsvoorwaarden van deze voorschriften de lidstaten niet beletten extra informatie te verlangen of strengere voorschriften vast te stellen. Derhalve moeten technische regulerings- en uitvoeringsnormen de lidstaten op bepaalde gebieden de mogelijkheid bieden om aanvullende informatie te verlangen of strengere voorschriften vast te stellen, wanneer deze wetgevingshandelingen een dergelijke beslissingsruimte laten.

(14)

Overeenkomstig de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 moeten de ETA's, alvorens technische regulerings- en uitvoeringsnormen aan de Commissie voor te leggen, zo nodig openbare raadplegingen hierover houden en de potentiële kosten en baten ervan analyseren.

(15)

Technische regulerings- en uitvoeringsnormen dienen overgangsmaatregelen met passende termijnen te kunnen omvatten wanneer de kosten van onmiddellijke uitvoering buitensporig zouden zijn in vergelijking met de baten ervan.

(16)

Op het moment van vaststelling van deze richtlijn zijn de werkzaamheden met betrekking tot de voorbereiding van en het overleg over de eerste reeks maatregelen tot uitvoering van de kaderregels uit hoofde van Richtlijn 2009/138/EG in volle gang. Om deze maatregelen snel af te kunnen ronden, is het passend om de Commissie gedurende een overgangsperiode toe te staan de technische reguleringsnormen van deze richtlijn vast te stellen volgens de procedure voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen. Eventuele wijzigingen in deze gedelegeerde handelingen of — na het verstrijken van de overgangsperiode — eventuele nieuwe technische reguleringsnormen ter uitvoering van Richtlijn 2009/138/EG moeten worden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

(17)

Voorts is het passend de EIOPA toe te staan na een overgangsperiode van twee jaar aanpassingen voor te stellen van een aantal gedelegeerde handelingen in de vorm van technische reguleringsnormen. Deze aanpassingen moeten worden beperkt tot de technische aspecten van de betreffende gedelegeerde handelingen en mogen geen strategische beslissingen of beleidskeuzes inhouden.

(18)

Wanneer de EIOPA technische reguleringsnormen voorbereidt en opstelt voor de aanpassing van gedelegeerde handelingen aan technische ontwikkelingen op de financiële markten, moet de Commissie ervoor zorgen dat de informatie over de reikwijdte van deze voorstellen voor technische reguleringsnormen gelijktijdig, tijdig en op adequate wijze wordt toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(19)

Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 voorzien in een mechanisme om meningsverschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten te schikken. Wanneer een nationale toezichthoudende autoriteit in procedureel of inhoudelijk opzicht van mening verschilt over door een andere nationale toezichthoudende autoriteit genomen/niet genomen maatregel op gebieden bepaald in de wetgevingshandelingen van de Unie overeenkomstig die verordeningen, en de desbetreffende wetgevingshandeling samenwerking, coördinatie of gezamenlijke besluitvorming door de nationale toezichthoudende autoriteiten van meer dan een lidstaat vereist, moet de betrokken ETA, op verzoek van een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten, de autoriteiten kunnen bijstaan bij het bereiken van overeenstemming binnen de tijdslimiet die bepaald is door de ETA, die daarbij rekening houdt met eventuele relevante tijdslimieten in de desbetreffende wetgeving en met de dringendheid en complexiteit van het geschil. Indien een dergelijk geschil voortduurt, moet de ETA de kwestie kunnen schikken.

(20)

In Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 is bepaald dat de gevallen waarin het mechanisme voor de schikking van geschillen tussen nationale toezichthoudende autoriteiten kan worden toegepast, in de sectorale wetgeving moeten worden gespecificeerd. De onderhavige richtlijn moet een eerste reeks van dergelijke gevallen in de verzekerings- en herverzekeringssector afbakenen, waarbij het mogelijk moet blijven om in de toekomst andere gevallen toe te voegen. De onderhavige richtlijn mag er niet aan in de weg staan dat de ETA's overeenkomstig andere bevoegdheden handelen of in Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 omschreven taken vervullen, met inbegrip van niet-bindende bemiddeling en het bijdragen tot een consistente, efficiënte en effectieve toepassing van het recht van de Unie. Op gebieden waarvoor het desbetreffende recht reeds in één of andere vorm van niet-bindende bemiddeling voorziet of waarvoor tijdslimieten zijn vastgesteld voor gezamenlijke besluiten die door een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten moeten worden genomen, zijn er bovendien wijzigingen nodig, niet alleen om ervoor te zorgen dat de procedure voor het nemen van een gemeenschappelijk besluit duidelijk is en zo min mogelijk wordt verstoord, maar ook om te garanderen dat, waar nodig, de ETA's meningsverschillen moeten kunnen schikken. De bindende procedure voor het schikken van geschillen is erop gericht oplossingen te vinden in situaties waarin de nationale toezichthoudende autoriteiten het niet eens kunnen worden over procedurele of inhoudelijke vraagstukken met betrekking tot de naleving van het recht van de Unie.

(21)

In de onderhavige richtlijn moeten derhalve situaties worden aangewezen waarin procedurele of inhoudelijke kwesties met betrekking tot de naleving van het recht van de Unie eventueel moeten worden opgelost en de nationale toezichthoudende autoriteiten mogelijk niet in staat zijn om zelf tot een oplossing te komen. In een dergelijke situatie moet een van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten de kwestie aan de betrokken ETA kunnen voorleggen. Deze ETA dient op te treden overeenkomstig haar oprichtingsverordening en deze richtlijn. Teneinde de kwestie te schikken en de naleving van het recht van de Unie te waarborgen, moeten de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten, met bindende werking voor de betrokken toezichthoudende autoriteiten, deze kunnen verzoeken bepaalde maatregelen te nemen of het treffen van bepaalde maatregelen na te laten. In gevallen waarin de toepasselijke wetgevingshandeling van de Unie de lidstaten discretionaire bevoegdheden verleent, mogen de door een ETA genomen besluiten geen beletsel vormen voor de uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de nationale toezichthoudende autoriteiten, wanneer die uitoefening in overeenstemming is met het recht van de Unie.

(22)

Richtlijn 2009/138/EG voorziet in gezamenlijke besluiten ten aanzien van de goedkeuring van aanvragen voor gebruikmaking van een intern model op het niveau van groepen en dochterondernemingen, van de goedkeuring van aanvragen om een dochteronderneming te laten vallen onder de artikelen 238 en 239 van die richtlijn, en in de keuze van de groepstoezichthouder op een andere basis dan de in artikel 247 van die richtlijn bepaalde criteria. Op elk van deze gebieden dient via een wijziging duidelijk te worden aangegeven dat in geval van een meningsverschil de EIOPA het meningsverschil mag schikken volgens de in Verordening (EU) nr. 1094/2010 omschreven procedure. Deze benadering maakt duidelijk dat de door de EIOPA genomen besluiten geen beletsel mogen vormen voor de uitoefening van discretionaire bevoegdheden door de nationale toezichthoudende autoriteiten, maar dat het wel mogelijk moet zijn om meningsverschillen te schikken en de samenwerking te versterken voordat een definitief besluit wordt genomen door de nationale toezichthoudende autoriteit of aan een instelling wordt meegedeeld. De EIOPA dient meningsverschillen te schikken door te bemiddelen tussen de tegenstrijdige standpunten van de nationale toezichthoudende autoriteiten.

(23)

In de door het ESFS opgezette nieuwe toezichtsstructuur zullen de nationale toezichthoudende autoriteiten nauw met de ETA's moeten samenwerken. Wijzigingen in de desbetreffende wetgevingshandelingen moeten waarborgen dat er geen wettelijke obstakels bestaan voor de informatie-uitwisselingsverplichtingen van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 en dat de verstrekking van gegevens niet leidt tot een onnodige administratieve last.

(24)

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen mogen alleen worden verplicht om die informatie aan hun nationaal toezichthoudende autoriteiten te verstrekken die relevant is voor de uitoefening van het toezicht, rekening houdend met de doelstellingen van het toezicht als vastgelegd in Richtlijn 2009/138/EG. Informatie over een volledige lijst van activa die gespecificeerd per item moet worden verstrekt en andere informatie die moet worden verstrekt met een frequentie van minder dan een jaar mag alleen worden verlangd wanneer de aanvullende kennis die de nationale toezichthoudende autoriteiten hieruit verkrijgen voor de bewaking van de financiële gezondheid van ondernemingen of de afweging van mogelijke gevolgen van hun beslissingen op de financiële stabiliteit opweegt tegen de lasten van het berekenen en indienen van die informatie. Na beoordeling van de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan het bedrijfsactiviteiten van de onderneming moeten de nationale toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid hebben om beperkingen toe te staan wat betreft frequentie en omvang van de te rapporteren informatie of de onderneming vrij te stellen van rapportage per item, mits die onderneming niet specifieke drempels overschrijdt. Er moet voor worden gezorgd dat de kleinste ondernemingen in aanmerking komen voor beperkingen en vrijstelling en dat deze ondernemingen niet meer dan 20 % van de markt van levens- en schadeverzekeringen en van de markt van herverzekeringen van een lidstaat uitmaken.

(25)

Om ervoor te zorgen dat de informatie die door de deelnemende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekeringsholdings op het niveau van de groep wordt gerapporteerd juist en volledig is, moeten de nationale toezichthoudende autoriteiten geen beperkingen toestaan op de te verstrekken informatie noch vrijstelling van de rapportage per item voor ondernemingen die behoren tot een groep, tenzij de nationaal toezichthoudende instantie ervan overtuigd is dat dergelijke rapportage misplaatst zou zijn gezien de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de groep.

(26)

Op gebieden waarop de Commissie momenteel krachtens Richtlijn 2009/138/EG bevoegd is om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen, ingeval deze maatregelen niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking zijn ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van die richtlijn in de zin van artikel 290 VWEU, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden toegekend om overeenkomstig dat artikel gedelegeerde handelingen of overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 technische reguleringsnormen vast te stellen.

(27)

Om ervoor te zorgen dat dezelfde behandeling wordt toegepast op alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste (SCR) overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG op basis van de standaardformule, of om rekening te houden met marktontwikkelingen moet de Commissie de bevoegdheid hebben om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de berekening van de SCR op basis van de standaardformule.

(28)

Wanneer risico's onvoldoende worden gedekt door een ondermodule, moet de EIOPA de bevoegdheid hebben om ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen met betrekking tot kwantitatieve beperkingen en criteria voor de bepaling van de in aanmerking komende activa voor het SCR op basis van de standaardformule.

(29)

Met het oog op een consistente berekening van technische voorzieningen door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in het kader van Richtlijn 2009/138/EG, moet een centraal orgaan bepaalde technische informatie met betrekking tot de relevante risicovrije rentetermijnstructuur op regelmatige basis verzamelen, publiceren en bijwerken, rekening houdend met de op de financiële markt waargenomen ontwikkelingen. De wijze waarop de relevante risicovrije rentetermijnstructuur wordt bepaald, dient transparant te zijn. Gezien het verzekeringstechnische karakter van deze taken moeten zij uitgevoerd worden door de EIOPA.

(30)

De relevante risicovrije rentetermijnstructuur moet kunstmatige volatiliteit van technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen vermijden en een stimulans zijn voor een goed risicobeheer. De keuze van het uitgangspunt voor de extrapolatie van risicovrije rentetarieven moet ondernemingen in staat stellen kasstromen die bij de berekening van de beste schatting worden verdisconteerd met niet-geëxtrapoleerde rentetarieven tegen obligaties te matchen. Onder marktomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden op de datum van de inwerkintreding van deze richtlijn, dient als uitgangspunt voor de extrapolatie van risicovrije rentetarieven, in het bijzonder voor de euro, een looptijd van 20 jaar te worden aangehouden. Onder marktomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden op de datum van de inwerkintreding van deze richtlijn, moet het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur, in het bijzonder voor de euro, op zodanige wijze naar de ultimate forward rate convergeren dat voor looptijden van 40 jaar na het uitgangspunt van de extrapolatie de geëxtrapoleerde termijntarieven niet meer dan drie basispunten verschillen van de ultimate forward rate. Voor andere valuta dan de euro moeten de kenmerken van de lokale obligatie- en swapmarkten in aanmerking worden genomen bij het bepalen van het uitgangspunt voor de extrapolatie van de risicovrije rentetarieven en de adequate convergentieperiode met betrekking tot de ultimate forward rate.

(31)

Wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen obligaties of andere activa met vergelijkbare kasstroomkenmerken tot het einde van de looptijd aanhouden, worden ze niet blootgesteld aan het risico van veranderende spreads op deze activa. Om te vermijden dat veranderingen van activaspreads van invloed zijn op het bedrag van het eigen vermogen van de betrokken ondernemingen, moet hen worden toegestaan om de relevante risicovrije rentetermijnstructuur aan te passen voor de berekening van de beste schatting in overeenstemming met de fluctuaties van hun activaspreads. De toepassing van een dergelijke matchingopslag moet worden onderworpen aan goedkeuring door toezichthouders, en strenge eisen ten aanzien van de activa en passiva moeten ervoor zorgen dat de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun activa tot het einde van de looptijd kunnen aanhouden. Met name de kasstromen van de activa en passiva moeten worden gematched, en activa mogen alleen worden vervangen met het oog op het behoud van de matching wanneer de verwachte kasstromen wezenlijk zijn veranderd, zoals in het geval van een afwaardering of niet-aflossing van een obligatie. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten het effect van de matchingopslag op hun financiële positie openbaar maken om voldoende transparantie te waarborgen.

(32)

Om procyclisch investeringsgedrag te voorkomen moet verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden toegestaan om de relevante risicovrije rentetermijnstructuur aan te passen voor de berekening van de beste schatting van technische voorzieningen om het effect van overdrijvingen van obligatiespreads af te zwakken. Een dergelijke volatiliteitsaanpassing moet gebaseerd zijn op referentieportefeuilles voor de relevante valuta's van die ondernemingen en, waar nodig voor de waarborging van de representativiteit, op referentieportefeuilles voor nationale verzekeringsmarkten. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten het effect van de volatiliteitsaanpassing op hun financiële positie openbaar maken om voldoende transparantie te waarborgen.

(33)

Gezien het belang van discontering voor de berekening van technische voorzieningen, moet Richtlijn 2009/138/EG zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de keuze van het discontovoeten door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. Om dergelijke eenvormige voorwaarden te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Met het oog hierop moeten relevante risicovrije rentetermijnstructuren voor de berekening van de beste schatting, fundamentele spreads voor de berekening van de matchingopslag en van de volatiliteitsaanpassingen worden vastgesteld in uitvoeringshandelingen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10). In die uitvoeringshandelingen moet gebruik worden gemaakt van technische informatie afkomstig van en bekendgemaakt door de EIOPA. Voor de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen moet de raadplegingsprocedure worden toegepast.

(34)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de relevante risicovrije rentetermijnstructuur, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(35)

Om overmatige potentiële procyclische effecten af te zwakken moet de periode voor herstel van naleving van het SCR worden verlengd in uitzonderlijk ongunstige omstandigheden, zoals een scherpe daling op de financiële markten, een omgeving met een aanhoudende lage rentevoet en rampen met grote gevolgen, die een impact hebben op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met een belangrijk marktaandeel of hieraan gerelateerde branches. De EIOPA dient verantwoordelijk te zijn voor het verklaren dat er sprake is van uitzonderlijk ongunstige omstandigheden en aan de Commissie dient de bevoegdheid te worden toegekend om door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen maatregelen te nemen voor het vaststellen van criteria en de toepasselijke procedures.

(36)

In het kader van de matchingopslag van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die krachtens deze richtlijn wordt verstrekt, dient het vereiste om de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen waarop de matchingopslag wordt toegepast en de gereserveerde vermogensportefeuille afzonderlijk van andere activiteiten van de ondernemingen te identificeren, te organiseren en te beheren, en deze niet te gebruiken voor het opvangen van uit andere activiteiten van de ondernemingen voortkomende verliezen, in economische zin te worden begrepen. Dit mag geen verplichting inhouden voor de lidstaten om een juridisch concept van een afgezonderd fonds in de nationale wetgeving te hebben. Ondernemingen die de matchingopslag gebruiken moeten de portefeuille van activa en verplichtingen gescheiden van andere delen van de bedrijfsactiviteiten aanmerken, organiseren en beheren en het mag hen daarom niet worden toegestaan om risico's elders in het bedrijf met behulp van de toegewezen activaportefeuille te dekken. Enerzijds is zo een efficiënt portefeuillebeheer mogelijk, anderzijds moeten de verminderde overdraagbaarheid en ruimte voor diversificatie tussen de gereserveerde portefeuille en het overige deel van de onderneming, voor de toepassing van de matchingopslag, worden weerspiegeld in aanpassingen van het eigen vermogen en het SCR.

(37)

De spread op de in deze richtlijn genoemde referentieportefeuille moet op transparante wijze worden vastgesteld op basis van relevante indices, indien beschikbaar.

(38)

Om te zorgen voor een transparante toepassing van de volatiliteitsaanpassing, de matchingopslag en de overgangsmaatregelen op risicovrije interestvoeten en op technische voorzieningen uit hoofde van deze richtlijn, moeten verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het effect van het niet-toepassen van deze maatregelen op hun financiële positie openbaar maken, met inbegrip van het effect op het bedrag van de technische voorzieningen, het SCR, het minimumkapitaalvereiste (Minimum Capital Requirement — MCR) overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG, het kernvermogen en de bedragen van het eigen vermogen die in aanmerking komen om het MCR en het SCR te dekken.

(39)

De lidstaten dienen in hun nationale wetgeving de mogelijkheid te hebben om aan hun nationaal toezichthoudende autoriteiten de bevoegdheid toe te kennen het gebruik van de volatiliteitsaanpassing toe te staan, en in uitzonderlijke omstandigheden af te wijzen.

(40)

Om te garanderen dat bepaalde technische elementen voor de berekening van het SCR op basis van de standaardformule op geharmoniseerde wijze worden verschaft, bijvoorbeeld om geharmoniseerde benaderingen ten aanzien van het gebruik van ratings mogelijk te maken, moeten specifieke taken aan de EIOPA worden toegewezen. Erkenning van ratingbureaus moet worden geharmoniseerd en afgestemd op Verordening (EG) nr. 1060/2009, Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (12). Overlapping met Verordening (EG) nr. 1060/2009 moet worden voorkomen en daarom is het gerechtvaardigd het Gemengd Comité van Europese toezichthoudende autoriteiten, opgericht bij Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010, hierbij een rol te geven. De EIOPA dient optimaal gebruik te maken van de deskundigheid en ervaring van de ESMA. De precieze manier waarop deze taken worden uitgevoerd, dient nader te worden bepaald middels bij gedelegeerde handeling of uitvoeringshandelingen te nemen maatregelen.

(41)

Lijsten van regionale overheden en lokale autoriteiten gepubliceerd door de EIOPA moeten niet gedetailleerder zijn dan nodig is om ervoor te zorgen dat dergelijke overheden of autoriteiten dezelfde behandeling krijgen, indien de risico's van de blootstelling dezelfde zijn als voor de centrale overheden.

(42)

Om een geharmoniseerde aanpak overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG te waarborgen voor het bepalen wanneer een verlenging van de herstelperiode is toegestaan voor inbreuken op het SCR, moet worden gespecificeerd welke omstandigheden een „uitzonderlijk ongunstige omstandigheid” uitmaken. De EIOPA dient verantwoordelijk te zijn voor het verklaren dat er sprake is van uitzonderlijk ongunstige omstandigheden en aan de Commissie dient de bevoegdheid te worden toegekend om door middel van gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen maatregelen te nemen voor het vaststellen van de criteria en de toepasselijke procedures in het geval van een dergelijke uitzonderlijk ongunstige situaties.

(43)

Om de samenhang tussen de verschillende sectoren te waarborgen en een einde te maken aan het uiteenlopen van de belangen van ondernemingen die leningen „herverpakken” in verhandelbare effecten en andere financiële instrumenten (initiatoren of sponsoren) en de belangen van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die in dergelijke effecten of instrumenten beleggen, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden toegekend om door middel van gedelegeerde handelingen maatregelen te nemen met betrekking tot beleggingen in herverpakte leningen in het kader van Richtlijn 2009/138/EG om niet enkel de desbetreffende voorschriften maar tevens de gevolgen van het afwijken van die voorschriften te specificeren.

(44)

Met het oog op een grotere convergentie van de in Richtlijn 2009/138/EG opgenomen procedures voor de goedkeuring door de toezichthoudende autoriteiten van ondernemingspecifieke parameters, beleidslijnen voor verandering van model, Special Purpose Vehicles en de vaststelling en afschaffing van kapitaalopslagfactoren, dient aan de Commissie bevoegdheid te worden toegekend om door middel van een gedelegeerde handeling de relevante procedures op deze gebieden vast te stellen.

(45)

De International Association of Insurance Supervisors is bezig een wereldwijde risicogebaseerde solvabiliteitsnorm te ontwikkelen en blijft een grotere coördinatie van het toezicht en de samenwerking op internationaal vlak bevorderen. De bepalingen in Richtlijn 2009/138/EG voor gedelegeerde handelingen van de Commissie met betrekking tot de gelijkwaardigheid van solvabiliteits- en prudentiële regelingen van derde landen zijn in overeenstemming met de doelstellingen inzake de bevordering van internationale convergentie naar de invoering van op risico gebaseerde solvabiliteits- en prudentiële regelingen. Om rekening te houden met het feit dat sommige derde landen wellicht meer tijd nodig hebben voor de aanpassing en uitvoering van solvabiliteits- en prudentiële regelingen die volledig voldoen aan de criteria om als gelijkwaardig te worden erkend, moeten de voorwaarden worden gespecificeerd waaronder deze regelingen van derde landen voor bepaalde tijd als gelijkwaardige regelingen kunnen worden erkend. Gedelegeerde handelingen van de Commissie over tijdelijke gelijkwaardigheid moeten in voorkomend geval rekening houden met de internationale ontwikkelingen. Wanneer de Commissie bepaalt dat de prudentiële regeling van een derde land voor groepstoezicht voor een bepaalde periode gelijkwaardig is, moeten aanvullende toezichtrapportages worden toegestaan om de bescherming van verzekeringnemers en begunstigden binnen de Unie te waarborgen.

(46)

Gezien de specifieke aard van de verzekeringsmarkt, moet de Commissie, om een gelijk speelveld te waarborgen voor in derde landen gevestigde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, ongeacht of hun moederonderneming in de Unie is gevestigd, kunnen besluiten dat een derde land voorlopig gelijkwaardig is met betrekking tot de berekening van de solvabiliteitsvereisten van de groep en het in aanmerking komend eigen vermogen om aan die vereisten te voldoen.

(47)

Om ervoor te zorgen dat belanghebbenden naar behoren worden geïnformeerd over de structuur van verzekerings- en herverzekeringsgroepen, is het noodzakelijk dat informatie over hun juridische structuur en de bestuurlijke en organisatiestructuur beschikbaar wordt gemaakt voor het publiek. Die informatie moet ten minste informatie over de juridische naam, het soort bedrijf en het land van vestiging van dochterondernemingen, materieel verbonden ondernemingen en significante bijkantoren omvatten.

(48)

Bij haar besluiten over de volledige of tijdelijke gelijkwaardigheid van de solvabiliteitsregeling of het prudentieel regime van een derde land moet de Commissie rekening houden, voor zover relevant, met het bestaan, de duur en de aard van overgangsmaatregelen in de regelingen van die derde landen.

(49)

Om de Europese Coöperatieve Vennootschap, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad (13), toe te staan verzekerings- en herverzekeringsdiensten te verrichten, dient in het kader van Richtlijn 2009/138/EG de lijst van toelaatbare rechtsvormen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te worden uitgebreid met de Europese Coöperatieve Vennootschap.

(50)

De bedragen in euro van de ondergrens van het MCR voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen te worden gewijzigd. Deze aanpassing vloeit voort uit de periodieke aanpassing aan de inflatie van de bestaande ondergrenzen van het minimumkapitaalvereiste voor dergelijke ondernemingen.

(51)

Bij de berekening van het SCR voor ziektekostenverzekeringen moet rekening worden gehouden met nationale risicovereveningssystemen en met wijzigingen in de nationale gezondheidszorgwetgeving, aangezien deze een fundamentele onderdeel vormen van het verzekeringsstelsel op de nationale markten voor zorgverzekeringen.

(52)

Bepaalde uitvoeringsbevoegdheden die krachtens artikel 202 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn ingesteld, moeten worden vervangen door passende bepalingen overeenkomstig artikel 290 VWEU.

(53)

De aanpassing van comitéprocedures aan het VWEU en met name aan artikel 290 dient op ad-hocbasis te geschieden. Om rekening te houden met de technische ontwikkelingen op de financiële markten en om de voorschriften in de bij deze richtlijn gewijzigde richtlijnen te specificeren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen. Met name moeten er gedelegeerde handelingen worden vastgesteld om nadere invulling te geven aan vereisten inzake governance, waardering, rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en publicatie, de vaststelling en indeling van het eigen vermogen, de standaardformule voor de berekening van het SCR (met inbegrip van eventuele daaruit voortvloeiende wijzigingen wat betreft kapitaalopslagfactoren) en de keuze van methoden en aannames voor de berekening van technische voorzieningen.

(54)

In de Verklaring nr. 39 bij artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die gehecht is aan de Slotakte van de intergouvernementele conferentie tot vaststelling van het Verdrag van Lissabon, heeft de Conferentie kennis genomen van het voornemen van de Commissie om de door de lidstaten aangewezen deskundigen te blijven raadplegen bij de voorbereiding van haar ontwerpen van gedelegeerde handelingen op het gebied van financiële diensten, overeenkomstig haar vaste beleid.

(55)

Het Europees Parlement en de Raad moeten na de datum van kennisgeving over een termijn van drie maanden beschikken om bezwaar tegen de gedelegeerde handeling aan te tekenen. Deze termijn dient met betrekking tot significante punten van bezorgdheid op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden te kunnen worden verlengd. Het Europees Parlement en de Raad moeten de andere instellingen ook in kennis kunnen stellen van hun voornemen geen bezwaar aan te tekenen. Een dergelijke vroegtijdige goedkeuring van gedelegeerde handelingen is met name aangewezen wanneer er termijnen moeten worden geëerbiedigd, bijvoorbeeld in het geval van een tijdschema dat de Commissie volgens de basishandeling moet respecteren voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen.

(56)

In het licht van de financiële crisis en van de procyclische mechanismen die tot het ontstaan van deze crisis hebben bijgedragen en het effect ervan hebben verergerd, hebben de Raad voor financiële stabiliteit, het Bazels Comité voor bankentoezicht en de G20 aanbevelingen gedaan om de procyclische effecten van de financiële regelgeving af te zwakken. Deze aanbevelingen zijn belangrijke onderdelen van het financiële systeem en daarom van rechtstreeks belang voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.

(57)

Om een coherente toepassing van deze richtlijn te bereiken en macroprudentieel toezicht in de gehele Unie te garanderen, is het passend dat het Europees Comité voor systeemrisico's, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14) beginselen ontwikkelt die zijn toegesneden op de economie van de Unie.

(58)

Uit de financiële crisis is gebleken dat financiële instellingen het tegenpartijkredietrisico verbonden aan over-the-counter-derivaten (otc-derivaten) in zeer belangrijke mate hebben onderschat. Naar aanleiding hiervan hebben de G20 er in september 2009 op aangedrongen meer otc-derivaten via een centrale tegenpartij te clearen. Voorts hebben zij erop aangedrongen om otc-derivaten die niet centraal kunnen worden gecleard, aan hogere kapitaalvereisten te onderwerpen, zodat adequaat rekening wordt gehouden met de hogere risico's die eraan zijn verbonden.

(59)

Bij de berekening van de standaardformule voor het SCR moeten vorderingen op gekwalificeerde centrale tegenpartijen in overeenstemming met de behandeling van dergelijke vorderingen in de kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en financiële instellingen, in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, worden behandeld, in het bijzonder met betrekking tot verschillen in de behandeling van gekwalificeerde centrale tegenpartijen en andere tegenpartijen.

(60)

Om ervoor te zorgen dat de doelstelling van de Unie betreffende duurzame groei op de lange termijn, en de doelstellingen van Richtlijn 2009/138/EG, in de eerste plaats om polishouders te beschermen en tevens om de financiële stabiliteit te waarborgen, in de toekomst worden bereikt, moet de Commissie binnen vijf jaar na de toepassing van Richtlijn 2009/138/EG evalueren in hoeverre de methoden, aannames en standaardparameters die worden gebruikt bij de berekening van de standaardformule voor het SCR adequaat zijn. De evaluatie moet met name gebaseerd zijn op de algehele ervaring van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de standaardformule voor het SCR tijdens de overgangsperiode gebruiken. Bij de evaluatie moet ook rekening worden gehouden met de prestaties van elke activacategorie en financiële instrumenten, het gedrag van de beleggers in die effecten en financiële instrumenten, alsmede ontwikkelingen in de internationale vaststelling van normen in de financiële dienstverlening. Voorrang moet worden gegeven aan de herziening van de standaardparameters voor bepaalde activacategorieën, zoals vastrentende waarden en infrastructuur voor de lange termijn.

(61)

Om overeenkomstig Richtlijn 2009/138/EG voor een vlotte overgang naar een nieuwe regeling te zorgen, moet deze geleidelijk worden ingevoerd en moet worden voorzien in specifieke overgangsmaatregelen. De overgangsmaatregelen moeten gericht zijn op het voorkomen van marktverstoring, het beperken van nadelige gevolgen voor bestaande producten en de beschikbaarheid van verzekeringsproducten. De overgangsmaatregelen moeten ondernemingen aanmoedigen de bijzondere vereisten van de nieuwe regeling zo snel mogelijk in acht te nemen.

(62)

Het is noodzakelijk te voorzien in een overgangsregeling voor activiteiten op het gebied van bedrijfspensioenvoorzieningen die door verzekeringsondernemingen worden uitgevoerd krachtens artikel 4 van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) tijdens de herziening door de Commissie van die richtlijn. De overgangsregeling moet vervallen zodra wijzigingen van Richtlijn 2003/41/EG in werking treden.

(63)

Niettegenstaande de vervroegde toepassing van Richtlijn 2009/138/EG, met name in het kader van evaluaties met betrekking tot de goedkeuring van interne modellen, aanvullend vermogen, indeling van het eigen vermogen, ondernemingsspecifieke parameters, Special Purpose Vehicles, de submodule aandelenrisico op basis van tijdsduur, en de overgangsbepaling inzake de berekening van de beste schatting met betrekking tot de verplichtingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die corresponderen met gestorte premies voor bestaande overeenkomsten, moeten de Richtlijnen 64/225/EEG (16), 73/239/EEG (17), 73/240/EEG (18), 76/580/EEG (19), 78/473/EEG (20), 84/641/EEG (21), 87/344/EEG (22), 88/357/EEG (23) en 92/49/EEG (24) van de Raad, en de Richtlijnen 98/78/EG (25), 2001/17/EG (26), 2002/83/EG (27) en 2005/68/EG (28) van het Europees Parlement en de Raad (gezamenlijk aangeduid als „Solvency I”), zoals gewijzigd bij de besluiten van deel A van bijlage VI bij Richtlijn 2009/138/EG van toepassing blijven tot het einde van 2015.

(64)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn en tot Richtlijn 2009/138/EG acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(65)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door een hoog, effectief en consistent niveau van prudentiële regelgeving en toezicht te verzekeren, het beschermen van verzekeringnemers en begunstigden en, in het verlengde daarvan, van ondernemingen en consumenten, het beschermen van de integriteit, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten, het handhaven van de stabiliteit van het financiële systeem en het versterken van de internationale coördinatie tussen toezichthouders, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(66)

Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG en Verordeningen (EG) nr. 1060/2009, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 2003/71/EG

Richtlijn 2003/71/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 5, lid 4, wordt de derde alinea vervangen door:

„Indien de uiteindelijke voorwaarden van de aanbieding noch in het basisprospectus, noch in een aanvullend document worden vermeld, worden zij aan de beleggers beschikbaar gesteld, bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst gedeponeerd en worden zij, zodra dat realiseerbaar is vanaf de aanbieding aan het publiek en, indien mogelijk voordat de aanbieding aan het publiek of de toelating tot de handel aanvangt, door die bevoegde autoriteit doorgegeven aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat/lidstaten van ontvangst. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deelt de uiteindelijke voorwaarden mee aan de ESMA. De uiteindelijke voorwaarden bevatten uitsluitend gegevens die betrekking hebben op de verrichtingsnota en worden niet gebruikt om het basisprospectus aan te vullen. In dergelijke gevallen is artikel 8, lid 1, onder a), van toepassing.”.

2)

Artikel 11, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Teneinde een consistente harmonisatie van de bepalingen van dit artikel te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de door middel van verwijzing op te nemen informatie.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

3)

Artikel 13, lid 7, wordt vervangen door:

„7.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot de goedkeuring van het prospectus te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de procedures voor de goedkeuring van het prospectus en van de voorwaarden voor het aanpassen van tijdslimieten.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

4)

Artikel 14, lid 8, wordt vervangen door:

„8.   Teneinde een consistente harmonisatie van de bepalingen van dit artikel te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de bepalingen van de leden 1 tot en met 4 betreffende de publicatie van het prospectus.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

5)

Artikel 15, lid 7, wordt vervangen door:

„7.   Teneinde een consistente harmonisatie van de bepalingen van dit artikel te waarborgen, werkt de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen uit om nadere invulling te geven aan de bepalingen met betrekking tot de verspreiding van advertenties waarin het voornemen om effecten aan het publiek aan te bieden of de toelating van effecten tot de handel wordt aangekondigd, met name voordat het prospectus aan het publiek beschikbaar wordt gesteld of de inschrijving wordt geopend, alsook om nadere invulling te geven aan de bepalingen van lid 4.

De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 juli 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”.

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 31 bis

Personeel en middelen van de ESMA

De ESMA stelt een raming op van de personeels- en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze richtlijn en brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.”.

Artikel 2

Wijzigingen in Richtlijn 2009/138/EG

Richtlijn 2009/138/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

na punt 32 wordt het volgende punt ingevoegd:

„32 bis)

„gekwalificeerde centrale tegenpartij”: een centrale tegenpartij die beschikt over een vergunning overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (29) of over een erkenning overeenkomstig artikel 25 van die verordening;

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„40.

„externe kredietbeoordelingsinstelling” of „EKBI”: een ratingbureau dat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (30) geregistreerd of gecertificeerd is, of een centrale bank die kredietbeoordelingen afgeeft die van de toepassing van die verordening zijn ontheven.

2)

Artikel 17, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen betreffende de in bijlage III vermelde rechtsvormen, met uitzondering van de punten 28 en 29 van elk van de delen A, B en C.”.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 25 bis

Kennisgeving en bekendmaking van vergunningen of intrekking van vergunningen

Elke toekenning of intrekking van een vergunning wordt ter kennis gebracht van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) („EIOPA”), die bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (31) is opgericht. De naam van elke verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan welke een vergunning wordt toegekend, wordt opgenomen op een lijst. De EIOPA maakt deze lijst op haar website bekend en werkt deze bij.

4)

Artikel 29, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   In de door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen, technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen, opdat deze richtlijn op evenredige wijze wordt toegepast, met name wat kleine verzekeringsondernemingen betreft.

De ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de EIOPA overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn ingediend, de technische uitvoeringsnormen die overeenkomstig artikel 15 van die verordening zijn ingediend en de overeenkomstig artikel 16 gegeven richtsnoeren en aanbevelingen houden rekening met het evenredigheidsbeginsel, zodat deze richtlijn op evenredige wijze wordt toegepast, met name wat kleine verzekeringsondernemingen betreft.”.

5)

Artikel 31, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Onverminderd artikel 35, artikel 51, artikel 254, lid 2, en artikel 256, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis met betrekking tot lid 2 van dit artikel gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de voornaamste aspecten van de bekendmaking van geaggregeerde statistische gegevens, alsmede de inhoud en de publicatiedatum van de informatie.

5.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van lid 2 van dit artikel te waarborgen, en onverminderd artikel 35, artikel 51, artikel 254, lid 2, en artikel 256, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit om de templates en de structuur van de te verstrekken informatie nader te bepalen.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

6)

Aan artikel 33 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien een toezichthoudende autoriteit de toezichthoudende autoriteiten van een lidstaat van ontvangst in kennis heeft gesteld van haar voornemen om verificaties ter plaatse overeenkomstig de eerste alinea uit te voeren en indien deze toezichthoudende autoriteit verhinderd wordt het recht om die verificaties ter plaatse uit te voeren, uit te oefenen of indien die toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in de praktijk geen gebruik kunnen maken van hun recht om overeenkomstig de tweede alinea aan die verificaties deel te nemen, mogen zij overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de zaak naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 kan de EIOPA deelnemen aan de inspecties ter plaatse wanneer deze door twee of meer toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk worden uitgevoerd.”.

7)

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt het inleidende deel vervangen door:

„1.   De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij de toezichthoudende autoriteiten de voor toezichtsdoeleinden benodigde informatie moeten indienen, rekening houdend met de doelstellingen van het toezicht vastgelegd in de artikelen 27 en 28. Deze informatie bevat ten minste de gegevens die bij de uitvoering van het in artikel 36 bedoelde proces nodig zijn om:”;

b)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   In het geval dat de vooraf bepaalde perioden als bedoeld in lid 2, onder a), i), korter zijn dan een jaar, kunnen de betrokken toezichthoudende autoriteiten, onverminderd artikel 129, lid 4, de regelmatige rapportage aan de toezichthoudende autoriteit beperken indien:

a)

de indiening van die informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;

b)

de informatie minimaal jaarlijks wordt gerapporteerd.

Het is de toezichthoudende autoriteiten niet toegestaan de frequentie van de regelmatige rapportages aan de toezichthouder te beperken tot minder dan eenmaal per jaar in het geval van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 212, lid 1, onder c), tenzij de onderneming naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit kan aantonen dat rapportages aan de toezichthouder minder dan eenmaal per jaar misplaatst zijn, gezien de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan bedrijfsactiviteiten van de groep.

De beperking van regelmatige rapportages aan de toezichthouder wordt alleen verleend aan ondernemingen die niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt en herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies en het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen.

Toezichthoudende autoriteiten geven voorrang aan de kleinste ondernemingen bij het bepalen of ondernemingen voor die beperkingen in aanmerking komen.

7.   Beperkingen van de regelmatige rapportage aan de toezichthouder of vrijstelling van itemgewijze rapportageverplichtingen kunnen door de toezichthoudende autoriteiten slechts worden toegestaan voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen wanneer:

a)

de indiening van die informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de onderneming;

b)

de indiening van die informatie niet nodig is voor het effectieve toezicht op de onderneming;

c)

de vrijstelling niet de stabiliteit van de betrokken financiële systemen in de Unie ondermijnt; en

d)

de onderneming in staat is om de informatie op ad-hocbasis te verstrekken.

De toezichthoudende autoriteiten verlenen geen vrijstelling van de itemgewijze rapportageverplichtingen aan verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep in de zin van artikel 212, lid 1, onder c), tenzij de onderneming naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteit kan aantonen dat itemgewijze rapportage misplaatst is, gezien de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan bedrijfsactiviteiten van de groep, en rekening houdend met de doelstelling van financiële stabiliteit.

De vrijstelling van itemgewijze rapportage wordt alleen verleend aan ondernemingen die niet meer dan 20 % van respectievelijk de levens- en schadeverzekeringsmarkt of herverzekeringsmarkt van een lidstaat vertegenwoordigen, waarbij het aandeel van de schadeverzekeringsmarkt is gebaseerd op de brutopremies en het aandeel van de levensverzekeringsmarkt is gebaseerd op de bruto technische voorzieningen.

Toezichthoudende autoriteiten geven voorrang aan de kleinste ondernemingen bij het bepalen of ondernemingen voor die vrijstellingen in aanmerking komen.

8.   Voor de toepassing van de leden 6 en 7 beoordelen de toezichthoudende autoriteiten, als onderdeel van het toezichtproces, of de indiening van informatie te belastend zou zijn in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de risico's van de onderneming, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met:

a)

het volume van de premies, technische voorzieningen en de activa van de onderneming;

b)

de volatiliteit van de schadevorderingen en uitkeringen die gedekt worden door de onderneming;

c)

de marktrisico's in verband met de beleggingen van de onderneming;

d)

de hoogte van de marktrisicoconcentraties;

e)

het totale aantal branches levens- en schadeverzekeringen waarvoor een vergunning is verleend;

f)

mogelijke effecten van het beheer van de activa van de onderneming op de financiële stabiliteit;

g)

de systemen en structuren van de onderneming om informatie te verstrekken voor toezichtsdoeleinden, en de schriftelijk vastgelegde beleidslijn, als genoemd in lid 5;

h)

de geschiktheid van het governancesysteem van de betrokken onderneming;

i)

de hoogte van het eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste en van het minimumkapitaalvereiste;

j)

de vraag of de onderneming een verzekeringscaptive of herverzekeringscaptive onderneming is die uitsluitend de risico's dekt van de industriële of commerciële groep waartoe zij behoort.

9.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel bedoelde informatie en de termijnen voor de indiening van die informatie, teneinde te zorgen voor een passende convergentie van de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit.

10.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit met betrekking tot de regelmatige rapportage aan de toezichthouder voor de templates voor indiening van de te verstrekken informatie aan de toezichthoudende autoriteiten, als bedoeld in de leden 1 en 2.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

11.   Met het oog op een coherente en consistente toepassing van de leden 6 en 7 stelt de EIOPA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 richtsnoeren op om de methoden voor de bepaling van de marktaandelen, genoemd in de derde alinea van de leden 6 en 7, nader te bepalen.”.

8)

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

de toezichthoudende autoriteit komt tot de conclusie dat het risicoprofiel van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zoals dit met een intern model of een gedeeltelijk intern model overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3, is berekend, omdat met bepaalde kwantificeerbare risico's onvoldoende rekening wordt gehouden en het niet binnen een passend tijdskader gelukt is om het model beter af te stemmen op het gegeven risicoprofiel;”;

ii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„d)

de verzekerings- of herverzekeringsonderneming past de matchingopslag, als bedoeld in artikel 77 ter, de volatiliteitsaanpassing, als bedoeld in artikel 77 quinquies, of de in de artikelen 308 quater en 308 quinquies bedoelde overgangsmaatregelen toe, en de toezichthoudende instantie komt tot de conclusie dat het risicoprofiel van die onderneming significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan die aanpassingen en overgangsmaatregelen.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   In de in lid 1, onder a) en b), van dit artikel genoemde gevallen wordt de kapitaalopslagfactor zo berekend dat gewaarborgd is dat de onderneming voldoet aan artikel 101, lid 3.

In de in lid 1, onder c), van dit artikel genoemde gevallen staat de opslagfactor in verhouding tot de materiële risico's die voortvloeien uit de tekortkomingen die aanleiding hebben gegeven tot het besluit van de toezichthoudende autoriteit om de opslagfactor vast te stellen.

In de in lid 1, onder d), van dit artikel genoemde gevallen staat de kapitaalopslagfactor in verhouding tot de materiële risico's die voortvloeien uit de afwijking als bedoeld in dat lid.”;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder een kapitaalopslagfactor mag worden toegepast.

7.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de methoden voor de berekening van kapitaalopslagfactoren.

8.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit betreffende de te volgen besluitvormingsprocedures ter vaststelling, berekening en opheffing van kapitaalopslagfactoren.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

9)

In artikel 38, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien een toezichthoudende autoriteit de toezichthoudende autoriteiten van een lidstaat van de dienstverlener in kennis heeft gesteld van haar voornemen om een inspectie ter plaatse in overeenstemming met dit lid uit te voeren, of indien deze toezichthoudende autoriteit een inspectie ter plaatse uitvoert in overeenstemming met de eerste alinea maar die toezichthoudende autoriteit niet in staat is in de praktijk haar recht om inspectie ter plaatse uit te voeren uit te oefenen, mag de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de zaak naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, is de EIOPA gerechtigd deel te nemen aan inspecties ter plaatse wanneer deze door twee of meer toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk worden uitgevoerd.”.

10)

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen de in artikel 77 ter bedoelde matchingopslag of de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen stellen zij een liquiditeitsplan op met een raming van de inkomende en uitgaande kasstromen in verband met de activa en passiva die vallen onder die aanpassingen.”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„2 bis.   Met betrekking tot het activa-passivabeheer voeren de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen een regelmatige beoordeling uit van:

a)

de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor de aannames van de extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77 bis;

b)

bij toepassing van de in artikel 77 ter genoemde matchingsopslag,

i)

de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor de aannames van de berekening van de matchingsopslag, met inbegrip van de berekening van de fundamentele spread als bedoeld in artikel 77 quater, lid 1, onder b), en het mogelijke effect van een gedwongen verkoop van activa op het in aanmerking komend eigen vermogen;

ii)

de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor veranderingen in de samenstelling van de toegewezen activaportefeuille;

iii)

het effect dat een verlaging van de matchingopslag tot nul zal teweegbrengen;

c)

bij toepassing van de in artikel 77 quinquies genoemde volatiliteitsaanpassing,

i)

de gevoeligheid van hun technische voorzieningen en in aanmerking komend eigen vermogen voor de aannames van de berekening van de volatiliteitsaanpassing, en het mogelijke effect van een gedwongen verkoop van activa op het in aanmerking komend eigen vermogen;

ii)

het effect dat een verlaging van de volatiliteitsaanpassing tot nul zal teweegbrengen.

De verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen de in de eerste alinea, onder a), b) en c), bedoelde beoordelingen jaarlijks in bij de toezichthoudende autoriteiten in het kader van de informatieverstrekking krachtens artikel 35. Indien de verlaging van de matchingopslag en de volatiliteitsaanpassing tot nul zou resulteren in niet-naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste, dient de onderneming ook een analyse in van de maatregelen die zij kan nemen om in een dergelijke situatie het niveau van het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste te herstellen of het risicoprofiel te verlagen om de naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste te herstellen.

Wanneer de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing wordt toegepast, omvat het schriftelijk vastgelegde beleidslijn inzake risicobeheer als bedoeld in artikel 41, lid 3, een beleid inzake de criteria voor de toepassing van de volatiliteitsaanpassing.”;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„4 bis.   Om overmatig vertrouwen op instellingen voor externe kredietbeoordeling te vermijden, beoordelen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen bij het gebruik van externe kredietbeoordelingen voor de berekening van technische voorzieningen en het solvabiliteitskapitaalvereiste de geschiktheid van deze externe kredietbeoordelingen, als onderdeel van hun risicobeheer, door indien praktisch mogelijk gebruik te maken van aanvullende beoordelingen teneinde te voorkomen dat zij zich automatisch laten leiden door externe beoordelingen.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit lid te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit waarin de procedures voor de beoordeling van externe kredietbeoordelingen, nader worden omschreven.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de tweede alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

11)

In artikel 45 wordt het volgende lid toegevoegd:

„2 bis.   Wanneer de verzekerings- of herverzekeringsonderneming de in artikel 77 ter bedoelde matchingopslag, de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing of de in artikelen 308 quater en 308 quinquies bedoelde overgangsmaatregelen toepast, voert zij een beoordeling uit van de naleving van de kapitaalvereisten, als bedoeld in lid 1, onder b), waarbij deze opslagen, aanpassingen en overgangsmaatregelen wel en niet in aanmerking worden genomen.”.

12)

Artikel 50 wordt vervangen door:

„Artikel 50

Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan het volgende:

a)

de onderdelen van de in de artikelen 41, 44, 46 en 47 bedoelde systemen, en met name de gebieden die onder het in artikel 44, lid 2, bedoelde beheer van activa en passiva en beleggingsbeleid van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen vallen;

b)

de in de artikelen 44, 46, 47 en 48 bedoelde functies.

2.   Om een consistente harmonisatie met betrekking tot deze afdeling te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van:

a)

de vereisten van artikel 42 en de desbetreffende functies;

b)

de voorwaarden voor uitbesteding, met name aan dienstverleners in derde landen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen in overeenstemming met de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

3.   Om een consistente harmonisatie met betrekking tot de in artikel 45, lid 1, onder a), bedoelde beoordeling te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de onderdelen van die beoordeling.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

13)

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   Wanneer de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter wordt toegepast, bevat de in lid 1, onder d), bedoelde beschrijving ook een beschrijving van de matchingopslag en van de portefeuille van verplichtingen en toegewezen activa waar de matchingopslag op wordt toegepast, alsook een kwantificering van het effect van een wijziging van de matchingopslag tot nul op de financiële positie van de onderneming.

De in lid 1, onder d), bedoelde beschrijving gaat tevens vergezeld van een verklaring betreffende het gebruik, in voorkomend geval, van de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing door de onderneming, en een kwantificering van het effect van een wijziging van de volatiliteitsaanpassing tot nul op de financiële positie van de onderneming.”;

b)

in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:

„Wel mogen de lidstaten, onverminderd publicatieverplichtingen in het kader van andere wet- en regelgeving, bepalen dat, ook al wordt het totale solvabiliteitskapitaalvereiste als bedoeld in lid 1, onder e), ii), bekendgemaakt, de kapitaalopslagfactor of het effect van de specifieke parameters die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming overeenkomstig artikel 110 moet hanteren, niet apart bekendgemaakt hoeft te worden gedurende een overgangsperiode die uiterlijk op 31 december 2020 verstrijkt.”.

14)

Artikel 52 wordt vervangen door:

„Artikel 52

Informatie voor en rapporten van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

1.   Onverminderd artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, verplichten de lidstaten de toezichthoudende autoriteiten om jaarlijks de volgende informatie te verstrekken aan de EIOPA:

a)

de gemiddelde kapitaalopslagfactor per onderneming en de verdeling van de kapitaalopslagfactoren zoals de toezichthoudende autoriteit deze in het voorgaande jaar heeft toegepast, berekend als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste en afzonderlijk aangegeven voor:

i)

verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

ii)

levensverzekeringsondernemingen;

iii)

schadeverzekeringsondernemingen;

iv)

verzekeringsondernemingen die zowel levensverzekerings- als schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen;

v)

herverzekeringsondernemingen;

b)

voor alle onder a) van dit lid genoemde gegevens: de verdeling van de kapitaalopslagfactoren die respectievelijk op grond van artikel 37, lid 1, onder a), b) en c), zijn toegepast;

c)

het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit regelmatig te rapporteren en het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dat is vrijgesteld van de verplichting om itemgewijs te rapporteren als bedoeld in artikel 35, de leden 6 en 7, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de lidstaat;

d)

het aantal groepen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit te rapporteren en het aantal groepen dat is vrijgesteld van de verplichting om itemgewijs te rapporteren als bedoeld in artikel 254, lid 2, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van alle groepen.

2.   De EIOPA publiceert jaarlijks de volgende informatie:

a)

voor alle lidstaten samen: de totale verdeling van de kapitaalopslagfactoren. Deze worden als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekend voor:

i)

verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

ii)

levensverzekeringsondernemingen;

iii)

schadeverzekeringsondernemingen;

iv)

verzekeringsondernemingen die zowel levensverzekerings- als schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen;

v)

herverzekeringsondernemingen;

b)

voor elke lidstaat afzonderlijk: de verdeling van de als percentage van het solvabiliteitskapitaalvereiste berekende kapitaalopslagfactoren over alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in die lidstaat;

c)

voor alle onder a) en b) van dit lid genoemde gegevens: de verdeling van de kapitaalopslagfactoren die respectievelijk op grond van artikel 37, lid 1, onder a), b) en c), zijn toegepast;

d)

voor alle lidstaten samen: het totaal aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit regelmatig te rapporteren en het totaal aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat is vrijgesteld van de verplichting om regelmatig itemgewijs te rapporteren, als bedoeld in artikel 35, de leden 6 en 7, en artikel 254, lid 2, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen;

e)

voor elke lidstaat afzonderlijk: het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting om aan de toezichthoudende autoriteit te rapporteren en het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen dat is vrijgesteld van de verplichting om regelmatig itemgewijs te rapporteren, als bedoeld in artikel 35, leden 6 en 7, en artikel 254, lid 2, alsmede het volume van hun kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa, respectievelijk gemeten als een percentage van het totale volume van kapitaalvereisten, premies, technische voorzieningen en activa van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en groepen van de lidstaat.

3.   De EIOPA verstrekt de in lid 2 genoemde informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, met daarbij een rapport over de mate van toezichtconvergentie in de toepassing van kapitaalopslagfactoren tussen de toezichthoudende autoriteiten in de verschillende lidstaten.”.

15)

Artikel 56 wordt vervangen door:

„Artikel 56

Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: gedelegeerde handelingen en technische uitvoeringsnormen

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de informatie die bekend moet worden gemaakt en de tijdslimieten voor de jaarlijkse bekendmaking van de informatie overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze afdeling te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit waarin de toepasselijke procedures, formulieren en templates nader worden omschreven.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in lid 2 bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

16)

Artikel 58, lid 8, wordt vervangen door:

„8.   Teneinde een consequente harmonisatie van de bepalingen van deze afdeling te waarborgen, kan de EIOPA, onverminderd het bepaalde in artikel 58, lid 2, ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken ter vaststelling van een uitputtende lijst van informatie, als bedoeld in artikel 59, lid 4, die door de kandidaat-verwerver bij de kennisgeving moet worden gevoegd.

Teneinde een consequente harmonisatie van de bepalingen van deze afdeling te waarborgen en rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit om nadere invulling te geven aan de aanpassingen van de criteria van artikel 59, lid 1.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste en tweede alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

9.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze richtlijn te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uitwerken voor de procedures, formulieren en templates voor het in artikel 60 bedoelde overleg tussen de relevante toezichthoudende autoriteiten.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

17)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 65 bis

Samenwerking met de EIOPA

De lidstaten zien erop toe dat de toezichthoudende autoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn samenwerken met de EIOPA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010.

De lidstaten zien erop toe dat de toezichthoudende autoriteiten de EIOPA onverwijld voorzien van alle informatie die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

18)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 67 bis

Onderzoeksbevoegdheden van het Europees Parlement

De artikelen 64 en 67 laten de onderzoeksbevoegdheden van het Europees Parlement uit hoofde van artikel 226 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) onverlet.”.

19)

In artikel 69 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Deze gegevens mogen alleen worden verstrekt wanneer zulks ter wille van het prudentiële toezicht nodig is. De lidstaten bepalen evenwel dat de informatie die op grond van artikel 65 en artikel 68, lid 1, is ontvangen, en informatie welke is verkregen naar aanleiding van in artikel 33 bedoelde verificatie ter plaatse, alleen bekend mag worden gemaakt met uitdrukkelijke instemming van de toezichthoudende autoriteit van wie de informatie afkomstig was, of van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de verificatie ter plaatse is verricht.”.

20)

Artikel 70 wordt vervangen door:

„Artikel 70

Overdracht van informatie aan centrale banken, monetaire autoriteiten, toezichthouders van betalingssystemen en het Europees Comité voor systeemrisico's

1.   Onverminderd de artikelen 64 tot en met 69 mag een toezichthoudende autoriteit voor de uitoefening van haar taken dienstige informatie doen toekomen aan de volgende entiteiten:

a)

centrale banken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), met inbegrip van de Europese Centrale Bank (ECB) en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit, indien deze informatie van belang is voor hun respectieve wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en afwikkelingssystemen en de waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel;

b)

indien nodig, andere nationale overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de betalingssystemen; alsmede

c)

het Europees Comité voor systeemrisicos (ESRB), opgericht krachtens Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (32), indien die informatie relevant is voor de uitoefening van zijn taken.

2.   In een noodsituatie, waaronder een noodsituatie als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, staan de lidstaten de toezichthoudende autoriteiten toe dat zij onverwijld gegevens toezenden aan de centrale banken van het ESCB, met inbegrip van de ECB, als die gegevens van belang zijn voor hun wettelijke taken, waaronder het voeren van monetair beleid en de daarmee samenhangende beschikbaarstelling van liquide middelen, de uitoefening van toezicht op betalings-, clearing- en effectenafwikkelingssystemen en waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel, en aan het ESRB, als die informatie van belang is voor zijn taken.

3.   Op hun beurt mogen die autoriteiten of instanties de toezichthoudende autoriteiten de informatie toezenden die zij nodig hebben ter uitvoering van artikel 67. De in dit verband ontvangen informatie valt onder de in deze afdeling neergelegde bepalingen inzake het beroepsgeheim.

21)

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten bij de uitoefening van hun taken aandacht schenken aan de convergentie van de toezichtinstrumenten en -praktijken bij de toepassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn worden vastgesteld. Te dien einde dragen de lidstaten er zorg voor dat:

a)

de toezichthoudende autoriteiten deelnemen aan de werkzaamheden van de EIOPA;

b)

de toezichthoudende autoriteiten al het mogelijke doen om zich te houden aan de overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 door de EIOPA geformuleerde richtsnoeren en aanbevelingen, en redenen geven indien zij dit niet doen;

c)

nationale mandaten die aan de toezichthoudende autoriteiten zijn toegekend, hun taakvervulling als leden van de EIOPA of in het kader van deze richtlijn niet in de weg staan.”;

b)

lid 3 wordt geschrapt.

22)

Artikel 75, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de methoden en aannames die moeten worden gebruikt bij de waardering van activa en passiva als beschreven in lid 1.

3.   Om een consistente harmonisatie met betrekking tot de waardering van activa en passiva te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van:

a)

de mate waarin de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen het gebruik behoeven van internationale boekhoudstandaarden voor jaarrekeningen zoals goedgekeurd door de Commissie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1606/2002, de consistentie van die standaarden met de waarderingsmethoden van activa en passiva als bedoeld in de leden 1 en 2;

b)

de te gebruiken methoden en aannames indien er geen marktnoteringen voorhanden zijn of wanneer de door de Commissie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 vastgestelde internationale boekhoudstandaarden voor jaarrekeningen hetzij tijdelijk, hetzij permanent inconsistent zijn met de in de leden 1 en 2 vastgelegde beoogde waardering van activa en passiva;

c)

de methoden en aannames die moeten worden gebruikt bij de waardering van activa en passiva als vastgesteld in lid 1, indien de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen het gebruik van alternatieve waarderingsmethoden toestaan.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

23)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 77 bis

Extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

Bij de bepaling van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77, lid 2, wordt gebruikgemaakt van informatie van relevante financiële instrumenten, en de bedoelde relevante risicovrije rentetermijnstructuur dient met die informatie consistent te zijn. De markten voor de desbetreffende relevante financiële instrumenten en voor obligaties dienen zodanige looptijden te hebben dat zij kunnen worden beschouwd als diepe, liquide en transparante markten. Wanneer het looptijden betreft waarbij de markten voor zowel de desbetreffende relevante financiële instrumenten, als voor obligaties niet langer als diep, liquide en transparant kunnen worden beschouwd, dient de relevante risicovrije rentetermijnstructuur te worden geëxtrapoleerd.

Het geëxtrapoleerde deel van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur dient gebaseerd te zijn op forward rates die vloeiend van een forward rate of een reeks forward rates voor de langste looptijden waartegen de relevante financiële instrumenten en obligaties in een diepe, liquide en transparante markt te vinden zijn, convergeren naar een „ultimate forward rate”.

Artikel 77 ter

Matchingopslag in verband met de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

1.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen een matchingopslag in verband met de relevante risicovrije rentetermijnstructuur toepassen voor de berekening van de beste schatting van een portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, met inbegrip van lijfrenteverzekeringen van niet-levensverzekerings- of herverzekeringscontracten, waarvoor de toezichthoudende autoriteiten voorafgaand toestemming moeten geven, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hebben voor dat doel een uit obligaties en andere activa met vergelijkbare kasstroomkarakteristieken toegewezen activaportefeuille samengesteld ter dekking van de beste schatting van de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, en behouden die samenstelling gedurende de looptijd van de verplichtingen, tenzij het de bedoeling is de replicatie van de verwachte kasstromen tussen activa en passiva te behouden wanneer de kasstromen wezenlijk zijn veranderd;

b)

de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen waarvoor de matchingopslag wordt toegepast en de toegewezen activaportefeuille worden afzonderlijk van andere activiteiten van de ondernemingen geïdentificeerd, georganiseerd en beheerd, en de toegewezen activaportefeuille kan niet worden gebruikt ter dekking van verliezen die ontstaan bij andere activiteiten van de ondernemingen;

c)

de verwachte kasstromen uit de toegewezen activaportefeuille corresponderen met elk van de verwachte kasstromen uit de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in dezelfde valuta, en een eventuele mismatch levert geen wezenlijke risico's op in verhouding tot de risico's die eigen zijn aan de verzekerings- of herverzekeringsactiviteit waarop een matchingsopslag wordt toegepast;

d)

de contracten waaruit de portefeuille verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen is samengesteld, resulteren niet in toekomstige premiebetalingen;

e)

de enige aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen verbonden verzekeringstechnische risico's zijn het langleven-, het kosten-, het herzienings- en het mortaliteitsrisico;

f)

indien de aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen verbonden verzekeringstechnische risico's het mortaliteitsrisico omvatten, neemt de beste schatting van de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in het geval van een in overeenstemming met het bepaalde in artikel 101, leden 2 tot en met 5, gekalibreerde mortaliteitsrisicostress met niet meer dan 5 % toe;

g)

de contracten die ten grondslag liggen aan de portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen voorzien voor de polishouder niet in enigerlei opties, behalve in een afkoopoptie indien de afkoopwaarde niet hoger is dan de waarde van de activa die beschikbaar zijn ter dekking van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen op het moment dat de afkoopoptie wordt uitgeoefend, berekend overeenkomstig artikel 75;

h)

de kasstromen uit de toegewezen activaportefeuille zijn vastgelegd en kunnen niet door de emittenten van de activa of door eventuele derden worden gewijzigd;

i)

de aan verzekerings- of herverzekeringscontracten verbonden verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen worden niet in afzonderlijke delen opgesplitst wanneer ze voor de toepassing van dit lid onderdeel uitmaken van de portefeuille van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen.

Onverminderd hetgeen is bepaald in de eerste alinea, onder h), kunnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen gebruikmaken van activa met vastgelegde maar inflatiegebonden kasstromen, op voorwaarde dat deze activa de inflatiegebonden kasstromen van de portefeuille verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen repliceren.

Indien emittenten of derde partijen de kasstromen van activa mogen wijzigen op voorwaarde dat beleggers met de compensatie die ze via herinvesteringen in activa van eenzelfde of een betere kredietkwaliteitscategorie ontvangen dezelfde kasstromen kunnen genereren, sluit dit recht de activa niet uit van toegang tot de gereserveerde portefeuille als bedoeld onder h) van de eerste alinea.

2.   Verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die de matchingopslag op een portefeuille van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen toepassen, mogen niet opnieuw teruggrijpen naar een methode waarbij geen matchingopslag wordt gebruikt. Wanneer verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een matchingopslag toepast niet meer in staat is om te voldoen aan de voorwaarden van lid 1, stelt zij de toezichthoudende autoriteit daarvan onverwijld in kennis en treft zij de nodige maatregelen om weer aan die voorwaarden te voldoen. Indien de onderneming niet in staat is om binnen twee maanden na de datum van niet-naleving opnieuw aan deze voorwaarden te voldoen, past deze de matchingsopslag niet meer toe op haar verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen en past de matchingsopslag niet toe voor een periode van nog eens 24 maanden.

3.   De matchingopslag wordt niet op verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen toegepast indien de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor de berekening van de beste schatting van die verplichtingen een volatiliteitsaanpassing als bedoeld in artikel 77 quinquies omvat of overgangsmaatregelen ten aanzien van de risicovrije rentevoeten als bedoeld in artikel 308 quater.

Artikel 77 quater

Berekening van de matchingopslag

1.   Voor elke munteenheid wordt de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter berekend in overeenstemming met de volgende beginselen:

a)

de matchingopslag moet gelijk zijn aan het verschil tussen:

i)

de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de portefeuille van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen — resulteert in een waarde die gelijk is aan de waarde van de toegewezen activaportefeuille als bedoeld in artikel 75;

ii)

de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de portefeuille van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen — resulteert in een waarde die gelijk is aan de waarde van de beste schatting van de portefeuille verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen, met inachtneming van de tijdswaarde van geld en met gebruikmaking van de risicovrije basisrentetermijnstructuur;

b)

in de matchingopslag moet niet de fundamentele spread zijn verrekend die de risico's weerspiegelt welke ten laste blijven van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;

c)

niettegenstaande hetgeen is bepaald onder a), moet de fundamentele spread worden verhoogd indien dit nodig is om te waarborgen dat de matchingopslag voor activa met een lagere dan investeringswaardige kredietkwaliteit niet groter is dan de matchingopslag voor activa met een investeringswaardige kredietkwaliteit en dezelfde looptijd, en behorend tot dezelfde activacategorie;

d)

het gebruik van externe kredietbeoordelingen bij de berekening van de matchingopslag dient in overeenstemming te zijn met artikel 111, lid 1, onder n).

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder b), dient de fundamentele spread:

a)

gelijk te zijn aan de som van:

i)

de kredietspread die de kans op wanbetaling voor de betrokken activa weerspiegelt;

ii)

de kredietspread die het verwachte verlies als gevolg van de afwaardering van de activa weergeeft;

b)

voor vorderingen op de centrale overheden en centrale banken van lidstaten, niet lager te zijn dan 30 % van het langetermijngemiddelde van de spread ten opzichte van de risicovrije basisrente voor activa met dezelfde looptijd en dezelfde kredietwaardigheid en uit dezelfde activacategorie, zoals gemeten op de financiële markten;

c)

voor andere activa dan vorderingen op de centrale overheden en centrale banken van lidstaten, niet lager te zijn dan 35 % van het langetermijngemiddelde van de spread ten opzichte van de risicovrije basisrente voor activa met dezelfde looptijd en dezelfde kredietwaardigheid en uit dezelfde activacategorie, zoals gemeten op de financiële markten.

De kans op wanbetaling als bedoeld in de eerste alinea, onder a), i), wordt berekend op basis van de langetermijnwanbetalingsstatistieken die voor het bewuste actief relevant zijn in verhouding tot de looptijd, de kredietwaardigheid en de betrokken activacategorie.

Indien uit de wanbetalingsstatistieken als bedoeld in de tweede alinea geen betrouwbare kredietspread kan worden afgeleid, is de fundamentele spread gelijk aan het deel van het langetermijngemiddelde van de spread ten opzichte van de risicovrije rente als bedoeld onder b) en c).

Artikel 77 quinquies

Volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur

1.   De lidstaten mogen vereisen dat de toezichthoudende autoriteiten vooraf toestemming moeten verlenen voor de toepassing — door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen — van een volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor het berekenen van de beste schatting als bedoeld in artikel 77, lid 2.

2.   Voor elke relevante munteenheid is de volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur gebaseerd op de spread tussen de rentevoet die verdiend kan worden op de activa die deel uitmaken van een referentieportefeuille voor die munteenheid en de rentevoeten die gelden voor de relevante risicovrije basisrentetermijnstructuur voor die munteenheid.

De referentieportefeuille voor een munteenheid is representatief voor de activa in die munteenheid waar verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in hebben belegd ter dekking van de beste schatting van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen in die munteenheid.

3.   De volatiliteitsaanpassing die op de risicovrije rentevoeten wordt toegepast, komt overeen met 65 % van de voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid.

De voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid wordt berekend als het verschil tussen de spread als bedoeld in lid 2 en het deel van die spread dat terug te voeren is op een realistische inschatting van te verwachten verliezen of op een onverwacht kredietrisico, of andere aan de activa verbonden risico's.

De volatiliteitsaanpassing wordt alleen toegepast op de relevante risicovrije rentevoeten van de termijnstructuur die niet worden verkregen via extrapolatie zoals bedoeld in artikel 77 bis. De extrapolatie van de termijnstructuur van de relevante risicovrije rentevoet is gebaseerd op deze aangepaste risicovrije rentevoeten.

4.   Voor elk relevant land wordt de volatiliteitssaanpassing van de risicovrije rentevoeten als bedoeld in lid 3 voor de munteenheid van dat land, vóór toepassing van de 65 %-factor, verhoogd met het verschil tussen de voor risico's gecorrigeerde spread voor dat land en tweemaal de voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid, op voorwaarde dat het verschil positief is en de voor risico's gecorrigeerde spread voor dat land meer dan 100 basispunten bedraagt. De verhoogde volatiliteitsaanpassing wordt toegepast op de berekening van de beste schatting van verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van producten die op de verzekeringsmarkt van het land in kwestie worden verkocht. De voor risico's gecorrigeerde spread voor dat land wordt op dezelfde manier berekend als de voor risico's gecorrigeerde spread voor die munteenheid van het land in kwestie, met dien verstande dat hij gebaseerd is op een referentieportefeuille die representatief is voor de activa waar verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in hebben belegd ter dekking van de beste schatting van de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen van producten die op de verzekeringsmarkt van het land in kwestie worden verkocht, en is uitgedrukt in de munteenheid van dat land.

5.   De volatiliteitsaanpassing wordt niet op verzekeringsverplichtingen toegepast indien de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor het berekenen van de beste schatting van die verplichtingen een matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter omvat.

6.   Bij wijze van uitzondering op artikel 101 heeft het solvabiliteitskapitaalvereiste geen betrekking op het risico van het verlies van het kernvermogen ten gevolge van wijzigingen in de volatiliteitsaanpassing.

Artikel 77 sexies

Technische informatie verstrekt door de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

1.   Ten minste op kwartaalbasis stelt de EIOPA voor elke relevante munteenheid de volgende technische informatie vast en publiceert deze:

a)

een relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor het berekenen van de beste schatting als bedoeld in artikel 77, lid 2, zonder enige matchingopslag of volatiliteitsaanpassing;

b)

voor elke relevante looptijd, kredietkwaliteit en activacategorie, een fundamentele spread voor het berekenen van de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 quater, lid 1, onder b);

c)

voor elke relevante nationale verzekeringsmarkt, een volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77 quinquies, lid 1.

2.   Teneinde voor eenvormige voorwaarden voor het berekenen van technische voorzieningen en het kernvermogen te zorgen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de technische informatie als bedoeld in lid 1 voor elke relevante munteenheid wordt opgenomen. Voor deze uitvoeringshandelingen wordt gebruikgemaakt van die informatie.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 301, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

In het geval van naar behoren gemotiveerde redenen van urgentie in verband met de beschikbaarheid van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur stelt de Commissie in overeenstemming met de procedure als bedoeld in artikel 301, lid 3, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

3.   Indien de technische informatie als bedoeld in lid 1 door de Commissie in overeenstemming met lid 2 is vastgesteld, gebruiken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die technische informatie voor het berekenen van de beste schatting als bedoeld in artikel 77, het berekenen van de matchingopslag als bedoeld in artikel 77 quater, en het berekenen van de volatiliteitsaanpassing als bedoeld in artikel 77 quinquies.

Indien met betrekking tot munteenheden en nationale markten de in lid 1, onder c), bedoelde aanpassing niet in de uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 2 is opgenomen, wordt geen volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur toegepast voor het berekenen van de beste schatting.

Artikel 77 septies

Herziening van langetermijngarantiemaatregelen en maatregelen met betrekking tot het aandelenrisico

1.   De EIOPA brengt jaarlijks en tot 1 januari 2021 verslag aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie uit over de effecten van de toepassing van de artikelen 77 bis tot en met 77 sexies, artikel 106, artikel 138, lid 4, en de artikelen 304, 308 quater en 308 quinquies, alsmede van de krachtens deze artikelen vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.

De toezichthoudende autoriteiten verstrekken de EIOPA gedurende deze periode jaarlijks de volgende informatie:

a)

de beschikbaarheid van langetermijngaranties in verzekeringsproducten op hun nationale markten en het gedrag van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als langetermijnbeleggers;

b)

het aantal verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dat de matchingopslag, de volatiliteitsaanpassing, de verlenging van de herstelperiode als bedoeld in artikel 138, lid 4, de looptijdgebaseerde ondermodule aandelenrisico en de overgangsmaatregelen als bedoeld in de artikelen 308 quater en 308 quinquies toepast;

c)

het effect op de financiële positie van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de matchingopslag, de volatiliteitsaanpassing, het mechanisme voor de symmetrische aanpassing aan de aandelenkapitaallasten, de looptijdgebaseerde ondermodule aandelenrisico en de overgangsmaatregelen als bedoeld in artikel 308 quater en 308 quinquies, op nationaal niveau, en geanonimiseerd voor elke onderneming;

d)

het effect van de matchingopslag, de volatiliteitsaanpassing, het mechanisme voor de symmetrische aanpassing aan de aandelenkapitaallasten en de looptijdgebaseerde ondermodule aandelenrisico op het beleggingsgedrag van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, en hun eventuele onbeoogde kapitaalseisverplichtingen;

e)

het effect van een eventuele verlenging van de herstelperiode als bedoeld in artikel 138, lid 4, op de inspanningen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen om het in aanmerking komend eigen vermogen weer terug op het niveau te brengen dat nodig is om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen of om het risicoprofiel te reduceren om aan het solvabiliteistkapitaalvereiste te voldoen;

f)

indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de overgangsmaatregelen als bedoeld in de artikelen 308 quater en 308 quinquies toepassen, of zij zich houden aan de in artikel 308 sexies bedoelde geleidelijke-invoeringsplannen, alsmede de vooruitzichten op een gereduceerde afhankelijkheid van deze overgangsmaatregelen, met inbegrip van maatregelen die genomen zijn of naar verwachting genomen zullen worden door de ondernemingen en toezichthoudende autoriteiten, met inachtneming van de regelgeving van de lidstaat in kwestie.

2.   De EIOPA legt, in voorkomend geval na overleg met het ESRB en een publieke raadpleging, aan de Commissie een advies voor gebaseerd op de beoordeling van de toepassing van de artikelen 77 bis tot en met 77 sexies, artikel 106, artikel 138, lid 4, en de artikelen 304, 308 quater en 308 quinquies, alsmede van de krachtens deze artikelen vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen. Deze beoordeling dient betrekking te hebben op de beschikbaarheid van langetermijngaranties in verzekeringsproducten, het gedrag van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als langetermijnbeleggers en, meer in het algemeen, op financiële stabiliteit.

3.   Op basis van het door de EIOPA voorgelegde advies als bedoeld in lid 2 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 1 januari 2021 of, indien van toepassing, eerder een verslag voor. In dit verslag wordt met name aandacht besteed aan de effecten op:

a)

de bescherming van polishouders;

b)

de werking en stabiliteit van de Europese verzekeringsmarkten;

c)

de interne markt en in het bijzonder de concurrentie en het gelijke speelveld op de Europese verzekeringsmarkten;

d)

de mate waarin verzekerings- en herverzekeringsondernemingen blijven opereren als langetermijnbeleggers;

e)

de beschikbaarheid en de prijsstelling van lijfrenteproducten;

f)

de beschikbaarheid en de prijsstelling van concurrerende producten;

g)

de langetermijninvesteringsstrategieën van verzekeringsondernemingen met betrekking tot producten waarop de artikelen 77 ter en 77 quater van toepassing zijn in vergelijking met andere langetermijngaranties;

h)

de keuzen en het risicobesef van de consument;

i)

de mate van diversificatie in de verzekeringsbranche en de activaportefeuille van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen;

j)

financiële stabiliteit.

Daarnaast wordt in het verslag rekening gehouden met de ervaring die in het kader van het toezicht is opgedaan met de toepassing van de artikelen 77 bis tot en met 77 sexies, artikel 106, artikel 138, lid 4, en de artikelen 304, 308 quater en 308 quinquies, met inbegrip van de krachtens die artikelen vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.

4.   Het verslag van de Commissie wordt, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.”.

24)

Artikel 86 wordt vervangen door:

„Artikel 86

Gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van het volgende:

a)

actuariële en statistische methoden voor de berekening van de in artikel 77, lid 2, bedoelde beste schatting;

b)

de methoden, beginselen en technieken voor het bepalen van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die moet worden gehanteerd bij de berekening van de in artikel 77, lid 2, bedoelde beste schatting;

c)

de omstandigheden waaronder technische voorzieningen als geheel worden berekend of als som van een beste schatting en een risicomarge, en de te hanteren methoden wanneer technische voorzieningen als geheel worden berekend, als bedoeld in artikel 77, lid 4;

d)

de methoden en aannames die moeten worden gehanteerd bij de berekening van de risicomarge, waaronder de bepaling van het bedrag aan in aanmerking komend eigen vermogen dat nodig is voor de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen en de kalibratie van het kapitaalkostenpercentage, als bedoeld in artikel 77, lid 5;

e)

de bedrijfsactiviteiten op basis waarvan verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen voor de berekening van in artikel 80 bedoelde technische voorzieningen moeten worden onderverdeeld;

f)

de normen waaraan moet worden voldaan om de adequaatheid, volledigheid en juistheid te waarborgen van de gegevens die bij de berekening van technische voorzieningen worden gebruikt, alsmede de specifieke omstandigheden waarin benaderingen, met inbegrip van geval-per-geval methoden voor de berekening van de beste schatting, als bedoeld in artikel 82 gepast zijn;

g)

de specificaties met betrekking tot de vereisten als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1, met inbegrip van de methoden, aannames en standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van het effect van de mortaliteitsrisicostress als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1, onder e);

h)

de specificaties met betrekking tot de vereisten als bedoeld in artikel 77 quater, met inbegrip van de aannames en methoden die moeten worden gebruikt bij de berekening van de matchingopslag en de fundamentele spread;

i)

de methoden en aannames voor de berekening van de volatiliteitsaanpassing als bedoeld in artikel 77 quinquies, met inbegrip van een formule voor de berekening van de spread als bedoeld in lid 2 van dat artikel.

2.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot de toe te passen methoden voor de berekening van de technische voorzieningen te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit waarin het volgende nader wordt omschreven:

a)

de methoden die moeten worden gehanteerd bij de berekening van de in artikel 81 bedoelde correctie voor wanbetaling van een tegenpartij om rekening te houden met de verwachte verliezen die daarvan het gevolg zijn;

b)

zo nodig vereenvoudigde methoden en technieken voor de berekening van technische voorzieningen, om ervoor te zorgen dat de onder a) en d) bedoelde actuariële en statistische methoden evenredig zijn aan de aard, omvang en complexiteit van de risico's die door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekerings- en herverzekeringscaptives, worden gedragen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

3.   Teneinde eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 77 ter te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures voor de goedkeuring van de toepassing van een matchingopslag als bedoeld in artikel 77 ter, lid 1.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

25)

Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen”;

b)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Teneinde een consistente harmonisatie van de vaststelling van het eigen vermogen te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit waarin nadere invulling wordt gegeven aan de criteria voor goedkeuring van aanvullend vermogen door de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 90.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

1 bis.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast voor het specificeren van de behandeling van deelnemingen in de zin van artikel 212, lid 2, derde alinea, in financiële en kredietinstellingen bij de bepaling van het eigen vermogen.”;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 90 te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures voor de goedkeuring van aanvullend eigen vermogen door de toezichthoudende autoriteit.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

26)

Artikel 97 wordt vervangen door:

„Artikel 97

Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot bepaling van een overzicht van eigenvermogensbestanddelen, met inbegrip van die welke bedoeld worden in artikel 96, die geacht worden aan de criteria van artikel 94 te voldoen. Het bevat voor elk eigenvermogensbestanddeel een nauwkeurige beschrijving van de elementen die de indeling ervan hebben bepaald.

2.   Teneinde een consistente harmonisatie van de indeling van eigen vermogen te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit om de methoden die de toezichthoudende autoriteiten moeten hanteren bij de verlening van goedkeuring voor de beoordeling en indeling van eigenvermogensbestanddelen die niet in het in lid 1 bedoelde overzicht voorkomen, nader te omschrijven.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

De Commissie toetst het in lid 1 bedoelde overzicht periodiek aan de marktontwikkelingen en werkt het zo nodig bij.”.

27)

Artikel 99 wordt vervangen door:

„Artikel 99

Gedelegeerde handelingen met betrekking tot in aanmerking komend eigen vermogen

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van het volgende:

a)

de kwantitatieve grenzen als bedoeld in artikel 98, leden 1 en 2;

b)

de aanpassingen die dienen te worden gedaan om rekening te houden met het gebrek aan overdraagbaarheid van die eigenvermogensbestanddelen die enkel kunnen worden gebruikt ter dekking van verliezen in verband met een bepaald onderdeel van de verplichtingen of bepaalde risico's (afgezonderde fondsen).”.

28)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 109 bis

Geharmoniseerde technische input voor de standaardformule

1.   Met het oog op de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste overeenkomstig de standaardformule werken de Europese toezichthoudende autoriteiten via het Gemengd Comité ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit om de toewijzing van kredietbeoordelingen van instellingen voor externe kredietbeoordeling op een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën nader te omschrijven, waarbij de in artikel 111, lid 1, onder n), bepaalde stappen worden toegepast.

Het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

2.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen en de berekening van de in artikel 105, lid 5, bedoelde module marktrisico te vergemakkelijken, de berekening van de in artikel 105, lid 6, bedoelde module tegenpartijrisico te vergemakkelijken, de in artikel 101, lid 5, bedoelde risicolimiteringstechnieken te evalueren en de technische voorzieningen te berekenen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit aangaande:

a)

het publiceren van lijsten van regionale overheden en lokale autoriteiten waarvoor geldt dat vorderingen die op hen worden aangehouden, moeten worden behandeld als vorderingen op de centrale overheid van het grondgebied waar zij gevestigd zijn, mits er tussen die vorderingen geen verschil in risico bestaat voortvloeiend uit de specifieke bevoegdheden van de regionale en lokale overheden om inkomsten te verkrijgen, en mits specifieke institutionele regels bestaan om het wanbetalingsrisico te verminderen;

b)

de in artikel 106, lid 2, bedoelde aandelenindex, in overeenstemming met de nadere criteria als bedoeld in artikel 111, lid 1, onder c) en o);

c)

de aanpassingen die in de in artikel 105, lid 5, bedoelde ondermodule valutarisico moeten worden aangebracht voor aan de euro gekoppelde valuta's, in overeenstemming met de nadere criteria voor de aanpassingen die voor aan de euro gekoppelde valuta ter vergemakkelijking van de berekening van de ondermodule valutarisico moeten worden aangebracht, als bedoeld in artikel 111, lid 1, onder p).

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

3.   De EIOPA publiceert ten minste op kwartaalbasis technische informatie, met inbegrip van informatie over de in artikel 106 bedoelde symmetrische aanpassing.

4.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen en om de berekening van de in artikel 105, lid 4, bedoelde module ziektekostenverzekeringstechnisch risico te vergemakkelijken, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit, rekening houdend met de berekeningen van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten in kwestie, aangaande de standaardafwijkingen met betrekking tot specifieke nationale wetgevingsmaatregelen van lidstaten die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de toestemming verlenen gezondheidsrisicogerelateerde schadevorderingen onderling te delen en die aan de criteria als bedoeld in lid 5 en aan eventuele andere, krachtens gedelegeerde handelingen vastgestelde criteria voldoen.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

5.   De in lid 4 bedoelde technische uitvoeringsnormen gelden uitsluitend voor de nationale wetgevingsmaatregelen van lidstaten die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen toestaan betalingen in verband met gezondheidsrisicogerelateerde schadevorderingen onderling te delen en die aan de volgende criteria voldoen:

a)

het mechanisme voor het delen van schadevorderingen moet transparant zijn en moet voorafgaand aan de jaarlijkse periode waarop het van toepassing is, volledig zijn uitgewerkt;

b)

het systeem voor het delen van schadevorderingen, het aantal verzekeringsondernemingen dat aan het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars deelneemt en de risicokenmerken van de verzekeringen die onder het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars vallen, moeten waarborgen dat de volatiliteit van het premierisico en het voorzieningenrisico van de aan het risicovereveningssysteem deelnemende ondernemingen in significante mate door het risicovereveningssysteem wordt verminderd;

c)

zorgverzekeringen die onder het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars vallen, zijn verplichte ziektekostenverzekeringen en dienen geheel of gedeeltelijk ter vervanging van de ziektekostendekking waarin de wettelijke socialezekerheidsregelingen voorzien;

d)

in geval van wanbetaling door verzekeringsondernemingen die aan het risicovereveningssysteem voor zorgverzekeraars deelnemen, waarborgt een of meer overheidsinstanties dat de schadevorderingen van polishouders van de verzekeringen die onder het risicovereveningssysteem vallen, volledig worden gedekt.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van de bijkomende criteria waar de regelingen in de nationale wetgevingen moeten voldoen, alsmede van de methode en de vereisten voor de berekening van de standaardafwijkingen als bedoeld in lid 4 van dit artikel.”.

29)

Artikel 111 wordt vervangen door:

„Artikel 111

Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de artikelen 103 tot en met 109

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin het volgende wordt bepaald:

a)

een standaardformule overeenkomstig de artikelen 101 en 103 tot en met 109;

b)

ondermodules die nodig zijn of die de risico's die onder de risicomodules van artikel 104 vallen nauwkeuriger dekken, en latere bijstellingen ervan;

c)

de methoden, aannames en standaardparameters die moeten worden gekalibreerd aan de in artikel 101, lid 3, bedoelde betrouwbaarheidsniveau en moeten worden gebruikt bij de berekening van elk van de risicomodules of ondermodules van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste zoals beschreven in de artikelen 104, 105 en 304, het symmetrisch aanpassingsmechanisme en de passende periode, uitgedrukt in het aantal maanden, als bedoeld in artikel 106, alsmede de passende benadering voor de integratie van de in artikel 304 bedoelde methode in het solvabiliteitskapitaalvereiste als berekend volgens de standaardformule;

d)

de correlatieparameters, zo nodig met inbegrip van de in bijlage IV bedoelde parameters en de procedures om deze parameters bij te stellen;

e)

wanneer verzekerings- en herverzekeringsondernemingen risicolimiteringstechnieken hanteren, de methoden en aannames die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van de veranderingen in het risicoprofiel van de betrokken onderneming en voor de aanpassing van de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste;

f)

de kwalitatieve criteria waaraan de onder e) bedoelde risicolimiteringstechnieken moeten voldoen om er zeker van te zijn dat het risico daadwerkelijk aan een derde partij is overgedragen;

f bis)

de methoden en parameters die moeten worden toegepast bij de beoordeling van het kapitaalvereiste voor het tegenpartijrisico in het geval van vorderingen op gekwalificeerde centrale tegenpartijen, waarbij deze parameters de consistentie met de behandeling van dergelijke vorderingen van kredietinstellingen en financiële instellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punten 1 en 26, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zeker stellen;

g)

de methoden en parameters die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van het kapitaalvereiste voor het operationele risico zoals beschreven in artikel 107, met inbegrip van het in artikel 107, lid 3, bedoelde percentage;

h)

de methoden en aanpassingen die gebruikt moeten worden om aan te geven dat er minder ruimte is voor risicodiversificatie voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in verband met afgezonderde fondsen;

i)

de methode die gebruikt moeten worden bij de berekening van de aanpassing voor het vermogen van technische voorzieningen of uitgestelde belastingen om verliezen te compenseren, zoals vastgelegd in artikel 108;

j)

de onderset van standaardparameters in de modules voor levens-, schade- en ziektekostenverzekeringstechnische risico's die door ondernemingsspecifieke parameters zoals beschreven in artikel 104, lid 7, mogen worden vervangen;

k)

de standaardmethoden die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming moet gebruiken voor de berekening van de ondernemingsspecifieke parameters als bedoeld onder j), en de criteria voor de volledigheid, juistheid en adequaatheid van de gebruikte gegevens waaraan moet worden voldaan voordat de toezichthoudende autoriteiten goedkeuring verlenen, alsook de te volgen procedure voor het verlenen van een dergelijke goedkeuring;

l)

de vereenvoudigde berekeningen voor specifieke ondermodules en risicomodules, alsook de criteria die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekerings- en herverzekeringscaptives, in acht moeten nemen om een van de in artikel 109 bedoelde vereenvoudigingen te mogen toepassen;

m)

de benadering die moet worden gebruikt met betrekking tot verbonden ondernemingen in de zin van artikel 212 bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste, met name bij de berekening van de ondermodule aandelenrisico als bedoeld in artikel 105, lid 5, rekening houdend met de waarschijnlijke afname van de volatiliteit van de waarde van die verbonden ondernemingen die voortvloeit uit de strategische aard van die investeringen en de invloed die door de deelnemende onderneming op die verbonden ondernemingen wordt uitgeoefend;

n)

het gebruik van externe kredietbeoordelingen van instellingen voor externe kredietbeoordeling bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste in overeenstemming met de standaardformule en bij het uitzetten van kredietbeoordelingen op een kredietkwaliteitsschaal als bedoeld in artikel 109 bis, lid 1, dat consistent moet zijn met het gebruik van externe kredietbeoordelingen van instellingen voor externe kredietbeoordeling bij de berekening van de kapitaalvereisten voor kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en financiële instellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 26, daarvan;

o)

de precieze criteria voor de in artikel 109 bis, lid 2, onder c), bedoelde aandelenindex;

p)

de precieze criteria voor de aanpassingen die moeten worden aangebracht voor aan de euro gekoppelde valuta's ter vergemakkelijking van de berekening van het in artikel 109 bis, lid 2, onder d), bedoelde ondermodule valutarisico;

q)

de voorwaarden voor de indeling van regionale en lokale overheden als bedoeld in artikel 109 bis, lid 2, onder a).

2.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures voor de goedkeuring door de toezichthoudende autoriteiten van het gebruik van ondernemingsspecifieke parameters als bedoeld in lid 1, onder k).

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

3.   Uiterlijk op 31 december 2020 beoordeelt de Commissie de geschiktheid van de methoden, aannames en standaardparameters die worden gebruikt bij de berekening van de standaardformule van het solvabiliteitskapitaalvereiste. Bij de beoordeling moet met name rekening worden gehouden met de prestaties van elke activacategorie en financiële instrumenten, het gedrag van de beleggers in die effecten en financiële instrumenten, alsmede ontwikkelingen op het vlak van de internationale vaststelling van normen in de financiële dienstverlening. De herziening van bepaalde activacategorieën kan worden geprioritiseerd. De Commissie doet het Europees Parlement en de Raad een verslag en, in voorkomend geval, voorstellen toekomen ter herziening van deze richtlijn of van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld.

4.   Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot het solvabiliteitskapitaalvereiste te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit waarin de kwantitatieve grenzen en criteria voor in aanmerking komende activa nader worden omschreven wanneer die risico's niet voldoende worden gedekt door een ondermodule.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Deze technische reguleringsnormen zijn van toepassing op tegenover technische voorzieningen staande activa, met uitzondering van activa die worden aangehouden voor levensverzekeringsovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico door de verzekeringnemer wordt gedragen. Ze worden door de Commissie herzien in het licht van de ontwikkelingen in de standaardformule en op de financiële markten.”.

30)

Artikel 114 wordt vervangen door:

„Artikel 114

Gedelegeerde handelingen en technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de interne modellen voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan:

a)

de aanpassingen in de normen van de artikelen 120 tot en met 125 in het licht van het beperkte toepassingsgebied van het gedeeltelijk interne model;

b)

de wijze waarop een gedeeltelijk intern model volledig in de in artikel 113, lid 1, onder c), bedoelde standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste moet worden geïntegreerd en de vereisten voor het toepassen van alternatieve integratietechnieken.

2.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures aangaande:

a)

de goedkeuring van een intern model overeenkomstig artikel 112; en

b)

de goedkeuring van ingrijpende wijzingen in een intern model en wijzigingen in de in artikel 115 bedoelde gedragslijn voor de wijziging van een intern model.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

31)

Artikel 127 wordt vervangen door:

„Artikel 127

Gedelegeerde handelingen met betrekking tot de artikelen 120 tot en met 126

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de artikelen 120 tot en met 126 om de beoordeling van het risicoprofiel en de uitoefening van het bedrijf van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te verbeteren, betreffende het gebruik van interne modellen in de hele Unie.”.

32)

Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, onder d), worden de punten i), ii) en iii) vervangen door:

„i)

2 500 000 EUR voor schadeverzekeringsondernemingen, met inbegrip van schadeverzekeringscaptives, met uitzondering van het geval waarin alle of sommige van de risico's in een van de branches 10 tot en met 15 van deel A van bijlage I worden gedekt, in welk geval het niet geringer is dan 3 700 000 EUR,

ii)

3 700 000 EUR voor levensverzekeringsondernemingen, met inbegrip van verzekeringscaptives;

iii)

3 600 000 EUR voor herverzekeringsondernemingen, met uitzondering van het geval van herverzekeringscaptives, in welk geval het minimumkapitaalvereiste niet geringer is dan 1 200 000 EUR;”;

b)

in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

„De lidstaten staan hun toezichthoudende autoriteiten gedurende een periode die niet later eindigt dan 31 december 2017 toe te verlangen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in de eerste alinea bedoelde percentages uitsluitend toepassen op het overeenkomstig hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 2, berekende solvabiliteitskapitaalvereiste van de onderneming.”;

c)

in lid 4 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Bij de berekening van de in lid 3 bedoelde onder- en bovengrens hoeven de ondernemingen het solvabiliteitskapitaalvereiste niet op kwartaalbasis te berekenen.”;

d)

in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

„5.   Uiterlijk op 31 december 2020 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de voorschriften die de lidstaten en de werkwijzen die toezichthoudende autoriteiten ter uitvoering van de leden 1 tot en met 4 hebben vastgesteld.”.

33)

Artikel 130 wordt vervangen door:

„Artikel 130

Gedelegeerde handelingen

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de berekening van het in de artikelen 128 en 129 bedoelde minimumkapitaalvereiste.”.

34)

In artikel 131, eerste lid, worden „31 oktober 2012” en „31 oktober 2013” vervangen door respectievelijk „31 december 2015” en „31 december 2016”.

35)

Artikel 135 wordt vervangen door:

„Artikel 135

Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen met betrekking tot kwalitatieve vereisten

1.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan kwalitatieve vereisten op de volgende gebieden:

a)

het onderkennen, meten, bewaken en beheersen van risico's die voortvloeien uit beleggingen met betrekking tot de eerste alinea van artikel 132, lid 2;

b)

het onderkennen, meten, bewaken en beheersen van specifieke risico's die voortvloeien uit beleggingen in afgeleide instrumenten en in de tweede alinea van artikel 132, lid 4, bedoelde activa en de bepaling van de mate waarin het gebruik van deze activa kan worden aangemerkt als een vorm van risicobeperking of als efficiënt portefeuillebeheer, zoals bedoeld in de derde alinea van artikel 132, lid 4.

2.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast ter bepaling van het volgende:

a)

de vereisten waaraan moet worden voldaan door ondernemingen die leningen herverpakken in verhandelbare effecten en andere financiële instrumenten (initiatoren of sponsoren) opdat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming mag beleggen in dergelijke effecten of instrumenten die zijn uitgegeven na 1 januari 2011, met inbegrip van vereisten die waarborgen dat de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker permanent een netto materieel economisch belang aanhoudt dat in elk geval niet minder bedraagt dan 5 %;

b)

kwalitatieve vereisten waaraan moet worden voldaan door de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die in deze effecten of instrumenten beleggen;

c)

de specificaties met betrekking tot de omstandigheden waaronder een evenredig extra kapitaalvereiste kan worden opgelegd wanneer een inbreuk is gepleegd op de onder a) en b) van dit lid vastgestelde vereisten, onverminderd artikel 101, lid 3.

3.   Teneinde een consequente harmonisatie van het bepaalde in lid 2, onder c), te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de methoden voor de berekening van het daarin bedoelde evenredig extra kapitaalvereiste.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

36)

In artikel 138 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Bij uitzonderlijke ongunstige omstandigheden met gevolgen voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die een significant marktaandeel vertegenwoordigen of van de getroffen verzekeringsactiviteiten, zoals bepaald door de EIOPA, en waar passend na raadpleging van de ESRB, kan de toezichthoudende autoriteit de in lid 3, tweede alinea, bedoelde periode voor de getroffen ondernemingen verlengen met een periode van maximum zeven jaar, rekening houdend met alle relevante factoren, inclusief de gemiddelde uitlooptermijn van de technische voorzieningen.

Onverminderd de bevoegdheden van de EIOPA op grond van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 stelt de EIOPA voor de toepassing van dit lid op verzoek van de betrokken toezichthoudende autoriteit vast dat er van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden sprake is. De betrokken toezichthoudende autoriteit kan een verzoek indienen, als verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die een aanzienlijk marktaandeel vertegenwoordigen of van de getroffen verzekeringsactiviteiten, waarschijnlijk niet zullen voldoen aan een van de in lid 3 genoemde vereisten. Er is sprake van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden, als de financiële situatie van de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen die een significant marktaandeel vertegenwoordigen of van de getroffen verzekeringsactiviteiten, ernstig of negatief getroffen zijn door een of meer van de volgende omstandigheden:

a)

een koersdaling op de financiële markten die onvoorzien, fors en scherp is;

b)

een omgeving met een aanhoudende lage rentevoet;

c)

een rampzalige gebeurtenis met grote gevolgen.

De EIOPA beoordeelt, in samenwerking met de toezichthoudende autoriteit in kwestie, regelmatig of er nog steeds sprake van de in de tweede alinea bedoelde omstandigheden is. De EIOPA verklaart in samenwerking met de toezichthoudende autoriteit in kwestie wanneer van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden niet langer sprake is.

De betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming dient om de drie maanden een voortgangsverslag in bij de toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste weer op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.

De in de eerste alinea bedoelde verlenging wordt ingetrokken als uit dat voortgangsverslag blijkt dat er geen duidelijke vooruitgang is geboekt bij het weer op peil brengen van het in aanmerking komende eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste of bij het zodanig verlagen van het risicoprofiel dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste tussen de datum waarop is geconstateerd dat niet meer werd voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste en de datum van indiening van het voortgangsverslag.”.

37)

Artikel 143 wordt vervangen door:

„Artikel 143

Gedelegeerde handelingen en technische reguleringsnormen met betrekking tot artikel 138, lid 4

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin de soorten uitzonderlijk ongunstige omstandigheden worden aangevuld en waarin wordt aangegeven met welke factoren en criteria rekening moet worden gehouden door de EIOPA voor de vaststelling van uitzonderlijke ongunstige omstandigheden en door de toezichthoudende autoriteiten voor de bepaling van de verlenging van de herstelperiode overeenkomstig artikel 138, lid 4.

2.   Om een consequente harmonisatie met betrekking tot artikel 138, lid 2, artikel 139, lid 2, en artikel 141 te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van het in artikel 138, lid 2, bedoelde saneringsplan en het in artikel 139, lid 2, bedoelde financieel plan, alsmede met betrekking tot artikel 141, waarbij ernaar gestreefd wordt procyclische effecten te vermijden.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

38)

Artikel 149 wordt vervangen door:

„Artikel 149

Wijzigingen in de aard van de risico's of verbintenissen

Wanneer een verzekeringsonderneming voornemens is in de in artikel 147 bedoelde informatie een wijziging aan te brengen, volgt zij de procedure van de artikelen 147 en 148.”.

39)

Artikel 155 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Voorts mag de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst of de lidstaat van ontvangst de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.”;

b)

lid 9 wordt vervangen door:

„9.   De lidstaten verstrekken de Commissie en de EIOPA informatie over het aantal en de aard van de gevallen die hebben geleid tot een weigering in de zin van artikel 146 en artikel 148 waarin maatregelen zijn genomen overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel.”.

40)

In artikel 158, lid 2, wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Voorts mag de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst of de lidstaat van ontvangst de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.”.

41)

Artikel 159 wordt vervangen door:

„Artikel 159

Statistische informatie over grensoverschrijdende werkzaamheden

Elke verzekeringsonderneming informeert de toezichthoudende autoriteit van haar lidstaat van herkomst afzonderlijk met betrekking tot de transacties die uitgevoerd zijn in het kader van het recht van vestiging en deze die uitgevoerd zijn in het kader van het vrij verrichten van diensten over het bedrag aan premies, schadevorderingen en provisies, telkens zonder aftrek van herverzekering, per lidstaat, en wel als volgt:

a)

voor schadeverzekeringen, per verzekeringsactiviteit overeenkomstig de toepasselijke gedelegeerde handeling;

b)

voor levensverzekeringen, per verzekeringsactiviteit overeenkomstig de toepasselijke gedelegeerde handeling.

Wat betreft bijlage I, deel A, branche 10, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, brengt de betrokken onderneming deze toezichthoudende autoriteit ook op de hoogte van de frequentie en de gemiddelde kosten van de schadegevallen.

De toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst legt de in de eerste en tweede alinea bedoelde informatie binnen een redelijke termijn in geaggregeerde vorm over aan de toezichthoudende autoriteiten van elk van de betrokken lidstaten die daarom verzoeken.”.

42)

Artikel 172 wordt vervangen door:

„Artikel 172

Gelijkwaardigheid met betrekking tot herverzekeringsondernemingen

1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast die criteria bevatten om te bepalen of de solvabiliteitsregeling van een derde land die wordt toegepast op herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, gelijkwaardig is aan die van titel I.

2.   Indien aan de overeenkomstig lid 1 vastgestelde criteria door een derde land is voldaan, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen, waarin wordt vastgesteld dat de door dat derde land toegepaste solvabiliteitsregeling op herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen gelijkwaardig is aan die van titel I van deze richtlijn.

Deze gedelegeerde handelingen worden regelmatig herzien om rekening te houden met eventuele belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling waarin titel I voorziet, alsook in de toezichtregeling van het derde land.

De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

3.   Ingeval de solvabiliteitsregeling van een derde land overeenkomstig lid 2 gelijkwaardig is geacht aan die van deze richtlijn, worden herverzekeringsovereenkomsten die worden gesloten met ondernemingen waarvan het hoofdkantoor is gelegen in dat derde land, op dezelfde wijze behandeld als herverzekeringsovereenkomsten met ondernemingen waaraan overeenkomstig deze richtlijn vergunning is verleend.

4.   In afwijking van lid 2 kan de Commissie, gedurende een beperkte periode overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de solvabiliteitsregeling die door dat derde land wordt toegepast op herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, tijdelijk gelijkwaardig is aan die van titel I, voor zover dat derde land minstens heeft voldaan aan de volgende criteria:

a)

het derde land heeft zich er tegenover de Unie toe verplicht een solvabiliteitsregeling vast te stellen en toe te passen die vóór het verstrijken van die beperkte periode overeenkomstig lid 2 als gelijkwaardig kan worden beoordeeld en het gelijkwaardigheidsbeoordelingsproces toe te passen;

b)

het derde land heeft een werkprogramma opgezet om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

c)

het derde land heeft voldoende middelen uitgetrokken om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

d)

het derde land beschikt over een solvabiliteitsregeling die risicogeoriënteerd is en waarmee wordt voorzien in kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie;

e)

het derde land heeft schriftelijke regelingen getroffen voor samenwerking en de uitwisseling van vertrouwelijke toezichtinformatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten;

f)

het derde land beschikt over een onafhankelijk toezichtstelsel; en

g)

het derde land heeft voor alle personen die namens zijn toezichthoudende autoriteiten optreden, verplichtingen vastgesteld inzake het beroepsgeheim, met name voor de uitwisseling van informatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten.

Bij gedelegeerde handelingen omtrent tijdelijke gelijkwaardigheid dient rekening te worden gehouden met de overeenkomstig artikel 177, lid 2, door de Commissie opgestelde verslagen. De desbetreffende gedelegeerde handelingen worden regelmatig geëvalueerd op basis van de voortgangsverslagen van het betrokken derde land, die jaarlijks aan de Commissie worden voorgelegd en door haar worden beoordeeld. De EIOPA helpt de Commissie om deze voortgangsverslagen te beoordelen.

De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in de eerste alinea omschreven voorwaarden.

5.   De in de eerste alinea van lid 4 bedoelde termijn verstrijkt op 31 december 2020 of, indien dit eerder het geval is, op de datum waarop de toezichtregeling van dat derde land overeenkomstig lid 2 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan de in titel I omschreven regeling.

Deze termijn kan nog met maximaal een jaar worden verlengd indien dit voor de EIOPA en de Commissie nodig is voor het uitvoeren van de beoordeling van de gelijkwaardigheid in de zin van lid 2.

6.   Herverzekeringsovereenkomsten met ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gelegen en waarvan de toezichtregeling overeenkomstig lid 4 voor bepaalde tijd als gelijkwaardig is aangemerkt, worden hetzelfde behandeld als beschreven in lid 3. Artikel 173 is tevens van toepassing op herverzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor in een derde land is gelegen waarvan de toezichtregeling overeenkomstig lid 4 voor bepaalde tijd als gelijkwaardig is aangemerkt.”.

43)

Artikel 176 wordt vervangen door:

„Artikel 176

Informatieverstrekking door de lidstaten aan de Commissie en de EIOPA

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten stellen de Commissie, de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van elke vergunningverlening voor een rechtstreekse of onrechtstreekse dochteronderneming waarvan één of meer moederondernemingen onder het recht van een derde land vallen.

In deze kennisgeving wordt ook melding gemaakt van de structuur van de betrokken groep.

Indien een onderneming die onder het recht van een derde land valt, een deelneming verwerft in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan in de Unie vergunning is verleend, waardoor deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming een dochteronderneming van deze onderneming uit het derde land wordt, stellen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst de Commissie, de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten van de overige lidstaten daarvan in kennis.”.

44)

Artikel 177, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten stellen de Commissie en de EIOPA in kennis van de algemene moeilijkheden die hun verzekerings- of herverzekeringsondernemingen ondervinden bij de vestiging en bedrijfsuitoefening in een derde land of bij de uitoefening van hun activiteiten in een derde land.”.

45)

Artikel 210, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde bepalingen met betrekking tot de bewaking, het beheer en de beheersing van risico's die uit finite herverzekeringsactiviteiten voortvloeien.”.

46)

In artikel 211 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

„2.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de volgende criteria voor het verlenen van goedkeuring door de toezichthoudende autoriteit:

a)

reikwijdte van de vergunning;

b)

verplichte voorwaarden die in alle afgesloten overeenkomsten moeten voorkomen;

c)

de in artikel 42 bedoelde betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen voor de personen die het Special Purpose Vehicle leiden;

d)

betrouwbaarheids- en deskundigheidseisen voor aandeelhouders of leden met een gekwalificeerde deelneming in het Special Purpose Vehicle;

e)

deugdelijke administratieve en boekhoudprocedures, adequate internecontrolemechanismen en vereisten op het gebied van Risk management;

f)

boekhoudeisen, alsmede prudentiële en statistische informatievereisten;

g)

solvabiliteitsvereisten.

2 bis.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 211, leden 1 en 2, te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit waarin de procedures nader worden omschreven voor het verlenen van goedkeuring door de toezichthoudende autoriteit voor Special Purpose Vehicles en waarin de formulieren en templates nader worden omschreven die moeten worden gebruikt voor de doeleinden van lid 2, onder f).

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 31 oktober 2014 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

2 ter.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van artikel 211, leden 1 en 2, te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uitwerken waarin de procedures nader worden omschreven voor de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten ingeval het Special Purpose Vehicle dat risico's van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming overneemt, is gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin aan de verzekerings- of herverzekeringsonderneming vergunning is verleend.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

3.   Special Purpose Vehicles waarvoor toestemming is toegekend vóór 31 december 2015, ressorteren onder het recht van de lidstaat die toestemming heeft gegeven voor het Special Purpose Vehicle. Voor alle nieuwe activiteiten die door een dergelijk Special Purpose Vehicle worden begonnen na die datum, gelden evenwel de leden 1, 2 en 2 bis van dit artikel.”.

47)

Artikel 212, lid 1, onder e), wordt vervangen door:

„e)

„college van toezichthouders”: een permanente maar flexibele structuur voor samenwerking en coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten en voor de vergemakkelijking van de besluitvorming met betrekking tot groepstoezicht;”.

48)

Artikel 216 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„In een dergelijk geval legt de toezichthoudende autoriteit haar besluit uit aan zowel de groepstoezichthouder als de uiteindelijke moederonderneming op het niveau van de Unie. De groepstoezichthouder stelt het college van toezichthouders overeenkomstig artikel 248, lid 1, onder a), van deze toelichting in kennis.

De artikelen 218 tot en met 258 zijn mutatis mutandis van toepassing, behoudens hetgeen is bepaald in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.”;

b)

in lid 4 wordt de derde alinea vervangen door:

„De toezichthoudende autoriteit legt deze besluiten uit aan zowel de onderneming als de groepstoezichthouder. De groepstoezichthouder stelt het college van toezichthouders overeenkomstig artikel 248, lid 1, onder a), van deze toelichting in kennis.”;

c)

lid 7 wordt vervangen door:

„7.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit kan worden genomen.”.

49)

Artikel 217 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In een dergelijk geval lichten de toezichthoudende autoriteiten hun overeenkomst toe aan zowel de groepstoezichthouder als de uiteindelijke moederonderneming op het niveau van de Unie. De groepstoezichthouder stelt het college van toezichthouders overeenkomstig artikel 248, lid 1, onder a), van deze toelichting in kennis.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de omstandigheden waaronder het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit kan worden genomen.”.

50)

Artikel 227 wordt vervangen door:

„Artikel 227

Gelijkwaardigheid van verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen uit derde landen

1.   Bij de berekening overeenkomstig artikel 233 van de groepssolvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die een in een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land deelnemende onderneming is, wordt louter voor deze berekening de verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit het derde land op dezelfde wijze behandeld als een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

Wanneer het derde land waar deze onderneming haar hoofdkantoor heeft, de betrokken onderneming onderwerpt aan een vergunning en haar een solvabiliteitsregeling oplegt die ten minste gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, kunnen de lidstaten evenwel voorschrijven dat bij de berekening met betrekking tot deze onderneming rekening wordt gehouden met het solvabiliteitskapitaalvereiste en met het voor het voldoen aan dat vereiste in aanmerking komend eigen vermogen als voorgeschreven door het betrokken derde land.

2.   Wanneer er overeenkomstig lid 4 of 5 van dit artikel geen gedelegeerde handeling is vastgesteld, wordt de verificatie of de regeling van het derde land ten minste gelijkwaardig is, op verzoek van de deelnemende onderneming of op haar eigen initiatief uitgevoerd door de groepstoezichthouder. De EIOPA verleent de groepstoezichthouder bijstand overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Hierbij raadpleegt de groepstoezichthouder, hierin bijgestaan door de EIOPA, de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten alvorens een besluit over de gelijkwaardigheid te nemen. Dit besluit wordt genomen op grond van de overeenkomstig lid 3 vastgestelde criteria. De groepstoezichthouder neemt ten aanzien van een derde land geen enkel besluit dat indruist tegen eventueel in een eerder stadium ten aanzien van dat derde land genomen besluiten, tenzij zulks noodzakelijk is als gevolg van belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling die is vastgelegd in titel I, hoofdstuk VI en in de toezichtregeling van het derde land.

Indien de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn met het overeenkomstig de tweede alinea genomen besluit, kunnen zij de zaak binnen drie maanden na kennisgeving van het besluit door de groepstoezichthouder doorverwijzen naar de EIOPA en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel verleende bevoegdheden.

3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen die criteria bevatten om te bepalen of de solvabiliteitsregeling van een derde land gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI.

4.   Indien aan de overeenkomstig lid 3 vastgestelde criteria door een derde land is voldaan, kan de Commissie, conform artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de toezichtregeling die door dat derde land wordt toegepast gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, van deze richtlijn.

Deze gedelegeerde handelingen worden regelmatig herzien om rekening te houden met eventuele belangrijke wijzigingen in de toezichtregeling van titel I, hoofdstuk VI, en in de toezichtregeling van het derde land.

De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

5.   In afwijking van lid 4 kan de Commissie, en zelfs indien niet is voldaan aan de in lid 3 vastgestelde criteria, overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, gedurende de in lid 6 bedoelde periode gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat de solvabiliteitsregeling die door een derde land wordt toegepast op ondernemingen waarvan het hoofdkantoor in dat derde land is gelegen, voorlopig gelijkwaardig is aan die van titel I, hoofdstuk VI, indien:

a)

er kan worden aangetoond dat een solvabiliteitsregeling die overeenkomstig lid 4 kan worden beoordeeld als gelijkwaardig, door het derde land is ingesteld of kan worden vastgesteld en toegepast;

b)

het derde land beschikt over een solvabiliteitsregeling die risicogeoriënteerd is en waarmee wordt voorzien in kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie;

c)

het recht van het derde land in beginsel samenwerking en uitwisseling van vertrouwelijke toezichtinformatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten, toestaat;

d)

het derde land beschikt over een onafhankelijk toezichtstelsel; en

e)

het derde land voor alle personen die namens zijn toezichthoudende autoriteiten optreden, verplichtingen heeft vastgesteld inzake het beroepsgeheim.

De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

6.   De initiële periode van de in lid 5 bedoelde voorlopige gelijkwaardigheid is 10 jaar, tenzij vóór het verstrijken van deze termijn:

a)

de gedelegeerde handeling in kwestie wordt ingetrokken; of

b)

een gedelegeerde handeling overeenkomstig lid 4 wordt vastgesteld met het gevolg dat de toezichtregeling van dat derde land geacht wordt gelijkwaardig te zijn aan de in titel I, hoofdstuk VI, omschreven regeling.

Voorlopige gelijkwaardigheid kan worden verlengd voor bijkomende perioden van tien jaar, als nog steeds aan de in lid 5 bedoelde criteria is voldaan. De Commissie neemt elk besluit hierover overeenkomstig artikel 301 bis, bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Bij gedelegeerde handelingen omtrent voorlopige gelijkwaardigheid worden de overeenkomstig artikel 177, lid 2, door de Commissie opgestelde verslagen in acht genomen. Dergelijke gedelegeerde handelingen worden door de Commissie regelmatig herzien. De EIOPA helpt de Commissie om deze besluiten te herzien. De Commissie informeert het Europees Parlement over alle herzieningen die worden uitgevoerd en brengt bij het Parlement verslag uit over de conclusies hiervan.

7.   Indien overeenkomstig lid 5 een gedelegeerde handeling wordt vastgesteld, waarin de toezichtregeling van een derde land als voorlopig gelijkwaardig wordt aangemerkt, wordt dat derde land geacht gelijkwaardig te zijn in de zin van de tweede alinea van lid 1.”.

51)

Artikel 231 wordt vervangen door:

„Artikel 231

Intern model van een groep

1.   Indien een verzekerings- of herverzekeringsonderneming en haar verbonden ondernemingen, of de verbonden ondernemingen van een verzekeringsholding gezamenlijk een aanvraag indienen om zowel het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep op basis van een intern model te mogen berekenen, bepalen de betrokken toezichthoudende autoriteiten in onderling overleg of zij deze aanvraag al dan niet inwilligen en onder welke voorwaarden deze aanvraag wordt ingewilligd.

De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt alleen bij de groepstoezichthouder ingediend.

De groepstoezichthouder informeert de andere leden van het college van toezichthouders en bezorgt hen onverwijld de volledige aanvraag.

2.   De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen zes maanden na de datum van ontvangst door de groepstoezichthouder van de volledige aanvraag een gezamenlijk besluit over de aanvraag te nemen.

3.   Indien één van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de periode van zes maanden als bedoeld in lid 2 de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schort de groepstoezichthouder zijn besluit op en wacht hij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens neemt hij zijn besluit in overeenstemming met het besluit van de EIOPA. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

De EIOPA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer doorverwezen naar de EIOPA na het einde van de termijn van zes maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.

Indien het door het panel overeenkomstig artikel 41, leden 2 en 3, en artikel 44, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 voorgestelde besluit wordt afgewezen, neemt de groepstoezichthouder een definitief besluit. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast. De termijn van zes maanden wordt beschouwd als de verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van die verordening.

4.   Ter vergemakkelijking van gezamenlijke besluiten, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uitwerken waarin eenvormige voorwaarden nader worden omschreven voor de toepassing van het in lid 2 bedoelde gezamenlijk besluitvormingsproces over de in lid 1 bedoelde aanvragen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

5.   Indien de betrokken toezichthoudende autoriteiten een gezamenlijk besluit hebben genomen als bedoeld in lid 2, doet de groepstoezichthouder aan de aanvrager een document toekomen dat een volledige opgaaf van redenen bevat.

6.   Indien er binnen zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag geen gezamenlijk besluit is vastgesteld, neemt de groepstoezichthouder op eigen gezag een besluit over de aanvraag.

Bij het nemen van zijn besluit houdt de groepstoezichthouder naar behoren rekening met de tijdens de termijn van zes maanden door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten geuite standpunten en voorbehouden.

De groepstoezichthouder doet aan de aanvrager en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen een document met zijn uitvoerig met redenen omkleed besluit toekomen.

Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

7.   Ingeval één van de betrokken toezichthoudende autoriteiten van mening is dat het risicoprofiel van een onder haar toezicht staande verzekerings- of herverzekeringsonderneming significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan het op groepsniveau goedgekeurde interne model, en zolang deze onderneming niet afdoende aan de verwachtingen van de toezichthoudende autoriteit tegemoet is gekomen, kan deze autoriteit overeenkomstig artikel 37 besluiten op het uit de toepassing van dit interne model voor deze verzekerings- of herverzekeringsonderneming resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste een opslagfactor toe te passen.

In uitzonderlijke omstandigheden waarin de toepassing van een dergelijke opslagfactor niet gepast is, kan de toezichthoudende autoriteit verlangen dat de betrokken onderneming haar solvabiliteitskapitaalvereiste berekent op basis van de in titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdelingen 1 en 2, bedoelde standaardformule. Overeenkomstig artikel 37, lid 1, onder a) en c), kan de toezichthoudende autoriteit op het uit de toepassing van de standaardformule resulterende solvabiliteitskapitaalvereiste van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming een kapitaalopslagfactor toepassen.

De toezichthoudende autoriteit licht eventuele in de eerste en de tweede alinea bedoelde besluiten toe aan zowel de verzekerings- of herverzekeringsonderneming als de andere leden van het college van toezichthouders.

De EIOPA kan richtsnoeren opstellen ter waarborging van een consequente en coherente toepassing van dit lid.”.

52)

In het eerste lid van artikel 232 wordt het inleidende gedeelte vervangen door:

„Bij het bepalen of het geconsolideerde solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep het risicoprofiel van de groep adequaat weergeeft, besteedt de groepstoezichthouder bijzondere aandacht aan elk geval waarin de omstandigheden die worden genoemd in artikel 37, lid 1, onder a) tot en met d), zich op groepsniveau kunnen voordoen, met name indien:”.

53)

In artikel 232 wordt de derde alinea vervangen door:

„Artikel 37, leden 1 tot en met 5, is samen met de overeenkomstig artikel 37, leden 6, 7 en 8, vastgestelde technische uitvoeringsnormen mutatis mutandis van toepassing.”.

54)

In artikel 233, lid 6, wordt de derde alinea vervangen door:

„Artikel 37, leden 1 tot en met 5, is samen met de overeenkomstig artikel 37, leden 6, 7 en 8, vastgestelde technische uitvoeringsnormen mutatis mutandis van toepassing.”.

55)

Artikel 234 wordt vervangen door:

„Artikel 234

Gedelegeerde handelingen met betrekking tot de artikelen 220 tot en met 229 en 230 tot en met 233

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de technische beginselen en methoden vervat in de artikelen 220 tot en met 229 en de toepassing van de artikelen 230 tot en met 233, rekening houdend met het economische karakter van specifieke juridische structuren.”.

56)

Artikel 237 wordt vervangen door:

„Artikel 237

Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: besluit over de aanvraag

1.   Bij aanvragen om aan de voorschriften van de artikelen 238 en 239 te mogen worden onderworpen, bepalen de betrokken toezichthoudende autoriteiten in het college van toezichthouders, met volledige samenwerking, of zij de aanvraag al dan niet inwilligen en onder welke eventuele voorwaarden deze aanvraag wordt ingewilligd.

De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt alleen ingediend bij de toezichthoudende autoriteit die vergunning voor de dochteronderneming heeft verleend. Die toezichthoudende autoriteit informeert de andere leden van het college van toezichthouders en bezorgt hen onverwijld de volledige aanvraag.

2.   De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen drie maanden na de datum van ontvangst van de volledige aanvraag door alle toezichthoudende autoriteiten van het college van de volledige aanvraag een gezamenlijk besluit over de aanvraag te nemen.

3.   Indien een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de periode van drie maanden als bedoeld in lid 2 de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schort de groepstoezichthouder zijn besluit op en wacht hij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens neemt hij zijn besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

De EIOPA neemt haar besluit binnen één maand. De zaak wordt niet meer naar de EIOPA doorverwezen na het einde van de termijn van drie maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen.

Indien het door het panel overeenkomstig artikel 41, leden 2 en 3, en artikel 44, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 voorgestelde besluit wordt afgewezen, neemt de groepstoezichthouder een definitief besluit. Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast. De termijn van drie maanden wordt als verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van deze verordening beschouwd.

4.   Ter vergemakkelijking van gezamenlijke besluiten, kan de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van het in lid 2 bedoelde gezamenlijk besluitvormingsproces over de in lid 1 bedoelde aanvragen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

5.   Indien de betrokken toezichthoudende autoriteiten een gezamenlijk besluit hebben genomen als bedoeld in lid 2, doet de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming een vergunning heeft verleend, aan de aanvrager het besluit toekomen dat een volledige opgaaf van redenen bevat. Het gezamenlijk besluit wordt als definitief erkend en door de toezichthoudende autoriteiten van de betrokken lidstaten toegepast.

6.   Indien er binnen de in lid 2 vastgestelde termijn van drie maanden geen gezamenlijk besluit van de betrokken toezichthoudende autoriteiten is, neemt de groepstoezichthouder op eigen gezag een besluit over de aanvraag.

Gedurende die termijn, houdt de groepstoezichthouder naar behoren rekening met het volgende:

a)

de door de betrokken toezichthoudende autoriteiten geuite standpunten en voorbehouden;

b)

de door de andere toezichthoudende autoriteiten in het college van toezichthouders geuite voorbehouden;

Het besluit bevat een volledige opgave van redenen en een toelichting op elke aanzienlijke afwijking van de voorbehouden van de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten. De groepstoezichthouder doet een kopie van het besluit aan de aanvrager en de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen. Dit besluit wordt als definitief erkend en door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.”.

57)

Artikel 238, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Het college van toezichthouders doet alles wat in zijn vermogen ligt om tot overeenstemming te komen over het voorstel van de toezichthoudende autoriteit die aan de dochteronderneming een vergunning heeft verleend, of over andere mogelijke maatregelen.

Deze overeenkomst wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.”.

58)

Artikel 238, lid 5, wordt vervangen door:

„5.   Indien de toezichthoudende autoriteit en de groepstoezichthouder het oneens zijn, kan elk van beide toezichthouders binnen de maand na de indiening van het voorstel door de toezichthoudende autoriteit de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden en neemt zij haar besluit binnen één maand na de doorverwijzing. De termijn van een maand wordt beschouwd als de verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van die verordening. De zaak wordt niet meer naar de EIOPA doorverwezen na het einde van de in deze alinea bedoelde termijn van één maand of nadat overeenkomstig lid 4 van dit artikel in het college overeenstemming werd bereikt.

De toezichthoudende autoriteit die de dochteronderneming vergunning heeft verleend, schort haar besluit op en wacht het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19 van die verordening neemt; vervolgens neemt zij haar besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA.

Dit besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

Het besluit bevat een volledige opgaaf van de redenen waarop het is gebaseerd.

Het besluit wordt voorgelegd aan de dochteronderneming en het college van toezichthouders.”.

59)

In artikel 239 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   De toezichthoudende autoriteit of de groepstoezichthouder kan de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken indien zij het oneens zijn over een van de volgende elementen:

a)

over de goedkeuring van het saneringsplan, inclusief een verlenging van de herstelperiode, binnen de in lid 1 bedoelde termijn van vier maanden; of

b)

over de goedkeuring van de voorgestelde maatregelen binnen de in lid 2 bedoelde termijn van één maand,

In die gevallen, mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden en neemt zij haar besluit binnen één maand na de doorverwijzing.

De zaak wordt niet naar de EIOPA doorverwezen indien:

a)

na het einde van de in de eerste alinea bedoelde termijn van respectievelijk vier maanden of één maand;

b)

nadat in het college overeenstemming werd bereikt overeenkomstig lid 1, tweede alinea, of lid 2, tweede alinea;

c)

noodsituaties als bedoeld in lid 2.

De termijn van respectievelijk vier maanden of één maand wordt als verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van die verordening beschouwd.

De toezichthoudende autoriteit die de dochteronderneming vergunning heeft verleend, schort haar besluit op en wacht het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens neemt zij haar definitieve besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA. Het besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast.

Het besluit bevat een volledige opgaaf van de redenen waarop het is gebaseerd.

Het besluit wordt voorgelegd aan de dochteronderneming en het college van toezichthouders.”.

60)

Artikel 241 wordt vervangen door:

„Artikel 241

Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: gedelegeerde handelingen

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van het volgende:

a)

de criteria voor de toetsing of aan de voorwaarden van artikel 236 is voldaan;

b)

de criteria voor de toetsing van wat dient te worden verstaan onder de in artikel 239, lid 2, genoemde noodsituatie;

c)

de procedures die de toezichthoudende autoriteiten moeten volgen bij de uitwisseling van informatie, de uitoefening van hun rechten en de vervulling van hun plichten overeenkomstig de artikelen 237 tot en met 240.”.

61)

Artikel 242, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Uiterlijk op 31 december 2017 evalueert de Commissie de toepassing van titel III, waarbij zij met name let op de samenwerking van de toezichthoudende autoriteiten binnen de colleges van toezichthouders en de werking daarvan, alsmede op de toezichtpraktijken met betrekking tot de bepaling van kapitaalopslagen, en brengt zij hiervan verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, indien nodig vergezeld van voorstellen tot herziening van deze richtlijn.”.

62)

In artikel 242, lid 2, wordt „31 oktober 2015” vervangen door „31 december 2018”.

63)

Artikel 244, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Voor de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de definitie van een significante risicoconcentratie.

5.   Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot het toezicht op risicoconcentratie te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere specificatie van de onderkenning van een significante risicoconcentratie en de bepaling van passende drempels met het oog op de toepassing van lid 3.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

6.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de EIOPA met het oog op de toepassing van lid 2 technische uitvoeringsnormen uitwerken voor de formulieren en templates voor de rapportage van dergelijke risicoconcentraties.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

64)

Artikel 245, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Voor de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de definitie van een significante intragroeptransactie.

5.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot het toezicht op intragroeptransacties te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken tot nadere specificatie van de onderkenning van een significante intragroeptransactie met het oog op de toepassing van lid 3.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

6.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, kan de EIOPA met het oog op de toepassing van lid 2 technische uitvoeringsnormen uitwerken voor de formulieren en templates voor de rapportage van dergelijke intragroeptransacties.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

65)

Artikel 247, leden 3 tot en met 7, worden vervangen door:

„3.   In bijzondere gevallen kunnen de betrokken toezichthoudende autoriteiten op verzoek van een van de andere toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk besluiten om af te wijken van de criteria van lid 2 indien de toepassing ervan, gelet op de structuur van de groep en het relatieve belang van de activiteiten van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de verschillende lidstaten, misplaatst zou zijn, en een andere toezichthoudende autoriteit als groepstoezichthouder aanwijzen.

In dat verband kan elk van de betrokken toezichthoudende autoriteiten verzoeken om een discussie te openen over de vraag of de in lid 2 bedoelde criteria gepast zijn. Een dergelijke discussie vindt niet vaker dan eenmaal per jaar plaats.

De betrokken toezichthoudende autoriteiten doen alles wat in hun vermogen ligt om binnen drie maanden na het verzoek om de opening van een discussie een gezamenlijk besluit over de keuze van de groepstoezichthouder te nemen. Alvorens hun besluit te nemen, bieden de toezichthoudende autoriteiten de groep de gelegenheid haar standpunt kenbaar te maken.

De aangewezen groepstoezichthouder legt het gezamenlijk besluit met volledige opgaaf van redenen voor aan de groep.

4.   Indien een van de betrokken toezichthoudende autoriteiten binnen de periode van drie maanden als bedoeld in de derde alinea van lid 3 de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 naar de EIOPA heeft doorverwezen, schorten de betrokken toezichthoudende autoriteiten hun gezamenlijk besluit op en wachten zij het besluit af dat de EIOPA eventueel overeenkomstig artikel 19, lid 3, van die verordening neemt; vervolgens nemen zij hun gezamenlijk besluit in overeenstemming met het besluit van de EIOPA. Dit gezamenlijk besluit wordt als definitief erkend en wordt door de betrokken toezichthoudende autoriteiten toegepast. De termijn van drie maanden wordt als verzoeningsperiode in de zin van artikel 19, lid 2, van deze verordening beschouwd.

5.   De EIOPA neemt haar besluit binnen een maand van een verwijzing in de zin van lid 4. De zaak wordt niet meer naar de EIOPA doorverwezen na het einde van de termijn van drie maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen. De aangewezen groepstoezichthouder legt het gezamenlijke besluit met volledige opgaaf van redenen voor aan de groep en aan het college van toezichthouders.

6.   Indien er geen gezamenlijk besluit is, wordt de functie van groepstoezichthouder uitgeoefend door de toezichthoudende autoriteit die daarvoor overeenkomstig lid 2 van dit artikel in aanmerking komt.

7.   De EIOPA stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ten minste eenmaal per jaar in kennis van alle belangrijke problemen met de toepassing van de leden 2, 3 en 6.

Indien zich belangrijke problemen voordoen bij de toepassing van de in de leden 2 en 3 van dit artikel vermelde criteria, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast om deze criteria nader te specificeren.”.

66)

Artikel 248 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien de groepstoezichthouder de in lid 1 bedoelde taken niet uitvoert of indien de leden van het college van toezichthouders niet samenwerken in de mate die in dat lid wordt vereist, mag elk van de betrokken toezichthoudende autoriteiten de zaak overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 1094/2010 naar de EIOPA doorverwijzen en om haar advies verzoeken. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.”;

b)

in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:

„3.   Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn de groepstoezichthouder en de toezichthoudende autoriteiten van alle lidstaten waar de zetel van alle dochterondernemingen gevestigd is, alsmede de EIOPA lid van het college van toezichthouders.”;

c)

in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Bij verschil van mening over de coördinatieafspraken kan elk lid van het college van toezichthouders de zaak voorleggen aan de EIOPA en om haar bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dat geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden. De groepstoezichthouder neemt zijn definitieve besluit in overeenstemming met het eventuele besluit van de EIOPA. De groepstoezichthouder doet het besluit aan de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten toekomen.”;

d)

in lid 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onverminderd de rechten en plichten die deze richtlijn vaststelt voor de groepstoezichthouder en de andere toezichthoudende autoriteiten, kunnen in de coördinatieafspraken nog andere taken worden toevertrouwd aan de groepstoezichthouder, de andere toezichthoudende autoriteiten of de EIOPA, ingeval dit leidt tot een efficiënter toezicht op de groep en het geen afbreuk doet aan de toezichtactiviteiten van de leden van het college van toezichthouders ten opzichte van hun individuele verantwoordelijkheden.”;

e)

de leden 6 en 7 worden vervangen door:

„6.   De EIOPA stelt richtsnoeren vast voor de operationele werking van de colleges van toezichthouders, op basis van integrale evaluaties van de werkzaamheden van de colleges teneinde de mate van onderlinge convergentie te beoordelen. Deze evaluaties worden ten minste om de drie jaar uitgevoerd. De lidstaten zorgen ervoor dat de groepstoezichthouder de EIOPA informatie verstrekt over de werking van de colleges van toezichthouders en gerezen moeilijkheden die van belang zijn voor deze evaluaties.

Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, kan de EIOPA ontwerpen van technische reguleringsnormen uitwerken om op basis van de in de eerste alinea genoemde richtsnoeren nadere invulling te geven aan de operationele werking van colleges van toezichthouders.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de tweede alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

7.   Teneinde een consequente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, met het oog op de toepassing van de leden 1 tot en met 6 ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van de coördinatieafspraken voor het groepstoezicht.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

8.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de definitie van wat een belangrijk bijkantoor is.”.

67)

Artikel 249 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Teneinde te garanderen dat de toezichthoudende autoriteiten, waaronder de groepstoezichthouder, over dezelfde hoeveelheid relevante informatie beschikken, verstrekken zij, onverminderd hun respectieve verantwoordelijkheden, en ongeacht of zij in dezelfde lidstaat gevestigd zijn, elkaar al deze informatie teneinde de uitoefening van de toezichthoudende taken door de andere autoriteiten krachtens deze richtlijn mogelijk te maken en te vergemakkelijken. In dit verband delen de betrokken toezichthoudende autoriteiten en de groepstoezichthouder elkaar onmiddellijk alle relevante informatie mede zodra deze beschikbaar is, of zij wisselen informatie uit op verzoek. De in deze alinea bedoelde informatie omvat onder meer essentiële of relevante informatie over het optreden van de groep en de toezichthoudende autoriteiten en essentiële of relevante informatie die door de groep is verstrekt.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„1 bis.   Indien een toezichthoudende autoriteit heeft nagelaten relevante informatie mee te delen of een verzoek tot samenwerking, en met name om relevante informatie uit te wisselen, is afgewezen of niet binnen twee weken gevolg heeft gekregen, mogen de toezichthoudende autoriteiten de zaak naar de EIOPA doorverwijzen.

Indien de zaak naar de EIOPA is doorverwezen, kan zij, onverminderd het bepaalde in artikel 258 VWEU, handelen in overeenstemming met de bevoegdheden die haar bij artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn toegekend.”;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Teneinde een consistente harmonisatie met betrekking tot de coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, werkt de EIOPA, behoudens artikel 301 ter, ontwerpen van technische reguleringsnormen uit tot nadere invulling van:

a)

de gegevens die systematisch door de groepstoezichthouder moeten worden vergaard en onder de overige betrokken toezichthoudende autoriteiten moeten worden verspreid, dan wel door de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten aan de groepstoezichthouder moeten worden medegedeeld;

b)

de gegevens die essentieel of relevant zijn voor het toezicht op groepsniveau, teneinde de convergentie van de toezichtrapportage te bevorderen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.

4.   Om eenvormige toepassingsvoorwaarden met betrekking tot de coördinatie en uitwisseling van informatie tussen de toezichthoudende autoriteiten te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures en templates voor de indiening van informatie bij de groepstoezichthouder, alsook de in dit artikel vastgelegde procedure voor de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 september 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 vast te stellen.”.

68)

Artikel 250 wordt als volgt gewijzigd:

„Artikel 250

Overleg tussen toezichthoudende autoriteiten

1.   Voordat de betrokken toezichthoudende autoriteiten enig besluit nemen dat voor de toezichthoudende taken van andere toezichthoudende autoriteiten van belang is, plegen zij onverminderd artikel 248 in het college van toezichthouders onderling overleg over de volgende aangelegenheden:

a)

veranderingen in het aandeelhouderschap, de organisatie of de bestuursstructuur van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen in een groep die goedkeuring of machtiging door toezichthoudende autoriteiten vereisen;

b)

het besluit over de verlenging van de herstelperiode overeenkomstig artikel 138, leden 3 en 4;

c)

door de toezichthoudende autoriteiten getroffen belangrijke sancties of buitengewone maatregelen, zoals onder meer het toepassen van een opslagfactor op het solvabiliteitskapitaalvereiste op grond van artikel 37 en het opleggen van enigerlei beperking op het gebruik van een intern model voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste op grond van titel I, hoofdstuk VI, afdeling 4, onderafdeling 3.

De groepstoezichthouder wordt altijd geraadpleegd voor de toepassing van de punten b) en c), van de eerste alinea.

Voorts plegen de betrokken toezichthoudende autoriteiten, wanneer een besluit is gebaseerd op van andere toezichthoudende autoriteiten ontvangen informatie, onderling overleg alvorens het besluit te nemen.

2.   Onverminderd artikel 248 kan een toezichthoudende autoriteit in spoedeisende gevallen besluiten geen overleg met andere toezichthoudende autoriteiten te plegen of indien dat overleg de doeltreffendheid van haar besluit in gevaar zou kunnen brengen. In dat geval stelt de toezichthoudende autoriteit de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten onverwijld daarvan in kennis.”.

69)

Artikel 254, lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten schrijven voor dat hun autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het uitoefenen van groepstoezicht, toegang hebben tot alle informatie die relevant is voor dat toezicht ongeacht de aard van de betrokken onderneming. Artikel 35, leden 1 tot en met 5, zijn van overeenkomstige toepassing.

De groepstoezichthouder kan de regelmatige rapportage aan de toezichthoudende autoriteit met een frequentie van minder dan een jaar op groepsniveau beperken, als alle verzekerings- of herverzekeringsondernemingen binnen de groep de beperking overeenkomstig artikel 35, lid 6, genieten, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de groep.

De groepstoezichthouder kan op groepsniveau vrijstelling van de itemgewijze rapportage toestaan, als alle verzekerings- of herverzekeringsondernemingen binnen de groep de vrijstelling overeenkomstig artikel 35, lid 7, genieten, rekening houdend met de aard, omvang en complexiteit van de risico's die inherent zijn aan de bedrijfsactiviteiten van de groep en met de doelstelling van financiële objectiviteit.”.

70)

In artikel 255, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien het aan een andere toezichthoudende autoriteit gerichte verzoek tot een verificatie overeenkomstig dit lid niet binnen twee weken gevolg heeft gekregen, of indien de toezichthoudende autoriteit om praktische redenen niet in staat is haar recht uit te oefenen om overeenkomstig de derde alinea deel te nemen, mag de verzoekende autoriteit overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 de zaak naar de EIOPA doorverwijzen en om haar bijstand verzoeken. In dit geval mag de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1094/2010, is de EIOPA gerechtigd deel te nemen aan inspecties ter plaatse wanneer deze door twee of meer toezichthoudende autoriteiten gezamenlijk worden uitgevoerd.”.

71)

Artikel 256 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de informatie die bekend moet worden gemaakt en aan de tijdslimieten die gelden voor de jaarlijkse bekendmaking van de informatie in één enkelverslag over de solvabiliteit en de financiële toestand overeenkomstig lid 2 en het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand op het niveau van de groep overeenkomstig lid 1.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing inzake het één enkelverslag over de solvabiliteit en de financiële toestand en het verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand op het niveau van de groep te waarborgen, werkt de EIOPA technische uitvoeringsnormen uit voor de procedures en templates voor, en de wijze waarop het één enkel verslag over de solvabiliteit en de financiële toestand en het verslag over de solvabiliteit en financiële positie op het niveau van de groep, zoals beschreven in dit artikel, moeten worden uitgebracht.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.”.

72)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 256 bis

Groepsstructuur

De lidstaten schrijven voor dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings jaarlijks op het niveau van de groep hun juridische structuur en governance- en organisatiestructuur publiekelijk bekendmaken, met inbegrip van een beschrijving van alle dochterondernemingen, materieel verbonden ondernemingen en belangrijke bijkantoren die tot de groep behoren.”.

73)

Artikel 258, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen met het oog op de coördinatie van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde handhavingsmaatregelen.”.

74)

Artikel 259 wordt vervangen door:

„Artikel 259

Rapportage door de EIOPA

1.   De EIOPA brengt overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement.

2.   De EIOPA brengt onder meer verslag uit over alle relevante en belangrijke ervaringen met betrekking tot de toezichtwerkzaamheden en de samenwerking tussen toezichthouders uit hoofde van titel III, en met name over:

a)

het proces van de benoeming van de groepstoezichthouder, het aantal groepstoezichthouders en hun geografische spreiding;

b)

de werking van het college van toezichthouders, in het bijzonder de betrokkenheid en het engagement van toezichthoudende autoriteiten die geen groepstoezichthouder zijn.

3.   De EIOPA kan, waar passend, voor de toepassing van lid 1 van dit artikel ook verslag uitbrengen over de belangrijkste lessen die zijn getrokken uit de evaluaties als bedoeld in artikel 248, lid 6.”.

75)

Artikel 260 wordt vervangen door:

„Artikel 260

Moederonderneming buiten de Unie: verificatie van gelijkwaardigheid

1.   In het in artikel 213, lid 2, onder c), bedoelde geval verifiëren de betrokken toezichthoudende autoriteiten of de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor buiten de Unie heeft, onderworpen zijn aan door een toezichthoudende autoriteit van een derde land uitgeoefend toezicht dat gelijkwaardig is aan het toezicht ingevolge de bepalingen van deze titel betreffende het toezicht op groepsniveau op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 213, lid 2, onder a) en b).

Indien er geen gedelegeerde handeling is vastgesteld overeenkomstig lid 2, 3 of 5, van dit artikel geschiedt de verificatie door de toezichthoudende autoriteit die de groepstoezichthouder zou zijn indien de criteria van artikel 247, lid 2, van toepassing waren (hierna „de fungerend groepstoezichthouder” genoemd), hetzij op verzoek van de moederonderneming of van een van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waaraan in de Unie vergunning is verleend, hetzij op haar eigen initiatief. De EIOPA verleent de fungerend groepstoezichthouder assistentie overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Daarbij raadpleegt die fungerend groepstoezichthouder de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten, daarin bijgestaan door de EIOPA, alvorens een besluit te nemen over de gelijkwaardigheid. Dit besluit wordt genomen overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde criteria. De fungerend groepstoezichthouder neemt ten aanzien van een derde land geen enkel besluit dat indruist tegen eventueel in een eerder stadium ten aanzien van dat derde land genomen besluiten, tenzij zulks noodzakelijk is om rekening te houden met belangrijke wijzigingen in het toezichtregime zoals vastgelegd in titel I en in het toezichtregime van het derde land.

Indien de toezichthoudende autoriteiten het oneens zijn met het overeenkomstig de derde alinea genomen besluit, kunnen zij de zaak binnen drie maanden na kennisgeving van het besluit door de fungerend groepstoezichthouder doorverwijzen naar de EIOPA en haar om bijstand verzoeken overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1094/2010. In dit geval kan de EIOPA handelen overeenkomstig de haar bij dat artikel toegekende bevoegdheden.

2.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen waarbij de criteria worden bepaald om te beoordelen of het prudentieel regime van een derde land voor groepstoezicht gelijkwaardig is aan dat waarin deze titel voorziet.

3.   Indien door een derde land is voldaan aan de overeenkomstig lid 2 van dit artikel vastgestelde criteria, kan de Commissie, conform artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA, overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat het prudentieel regime dat door dat derde land wordt toegepast gelijkwaardig is aan dat van deze titel.

Een dergelijke gedelegeerde handeling wordt regelmatig herzien om rekening te houden met eventuele wijzigingen in het prudentieel regime voor het groepstoezicht waarin deze titel voorziet, alsook in het prudentieel regime van het derde land voor het groepstoezicht en elke andere wijziging in de regelgeving die van invloed kan zijn op het besluit over de gelijkwaardigheid.

De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

4.   Indien de Commissie geen gedelegeerde handeling vaststelt overeenkomstig lid 3 of lid 5 van dit artikel, is artikel 262 van toepassing.

5.   In afwijking van lid 3 kan de Commissie, zelfs indien niet is voldaan aan de in lid 2 vastgestelde criteria, overeenkomstig artikel 301 bis en daarin bijgestaan door de EIOPA overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1094/2010, gedurende een beperkte periode gedelegeerde handelingen vaststellen waarin wordt bepaald dat het prudentieel regime dat door een derde land wordt toegepast op ondernemingen waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor op 1 januari 2014 buiten de Unie heeft, tijdelijk gelijkwaardig is aan dat van titel I, voor zover dat derde land heeft voldaan aan ten minste de volgende criteria:

a)

het derde land heeft zich er tegenover de Unie toe verplicht een prudentieel regime vast te stellen en toe te passen die vóór het verstrijken van die beperkte periode overeenkomstig lid 3 als gelijkwaardig kan worden beoordeeld en het gelijkwaardigheidsbeoordelingsproces toe te passen;

b)

het derde land heeft een werkprogramma opgezet om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

c)

het derde land heeft voldoende middelen uitgetrokken om te voldoen aan de onder a) bedoelde verplichting;

d)

het derde land beschikt over een prudentieel regime dat risicogeoriënteerd is en waarmee wordt voorzien in kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie en inzake groepstoezicht;

e)

het derde land heeft schriftelijke regelingen getroffen voor samenwerking en de uitwisseling van vertrouwelijke toezichtinformatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten als omschreven in artikel 13, lid 10;

f)

het derde land beschikt over een onafhankelijk toezichtstelsel;

g)

het derde land voor alle personen die namens zijn toezichthoudende autoriteiten optreden, verplichtingen heeft vastgesteld inzake het beroepsgeheim, met name voor de uitwisseling van informatie met de EIOPA en de toezichthoudende autoriteiten als omschreven in artikel 13, lid 10.

Bij gedelegeerde handelingen over tijdelijke gelijkwaardigheid dient rekening te worden gehouden met de overeenkomstig artikel 177, lid 2, door de Commissie opgestelde verslagen. De desbetreffende gedelegeerde handelingen worden regelmatig geëvalueerd op basis van de voortgangsverslagen van het betrokken derde land, die jaarlijks aan de Commissie worden voorgelegd en door haar worden beoordeeld. De EIOPA staat de Commissie bij om deze voortgangsverslagen te beoordelen.

De EIOPA maakt op haar website een lijst van alle in de eerste alinea bedoelde derde landen bekend en houdt deze lijst actueel.

De Commissie kan overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vaststellen tot nadere bepaling van de in de eerste alinea omschreven voorwaarden. Bij gedelegeerde handelingen kunnen de toezichthoudende autoriteiten ook de bevoegdheid krijgen om tijdens de periode van tijdelijke gelijkwaardigheid aanvullende verplichtingen inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit op te leggen.

6.   De in lid 5 bedoelde beperkte periode verstrijkt op 31 december 2020 of, indien dit eerder het geval is, op de datum waarop het prudentieel regime van dat derde land overeenkomstig lid 3 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan het in deze titel omschreven regime.

Deze periode kan nog met maximaal een jaar worden verlengd indien dit voor de EIOPA en de Commissie nodig is voor het uitvoeren van de beoordeling van de gelijkwaardigheid in de zin van lid 3.

7.   Indien een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 5 wordt vastgesteld, waarin wordt bepaald dat het prudentieel regime van een derde land tijdelijk gelijkwaardig is, passen de lidstaten artikel 261 toe, tenzij er in een lidstaat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is met een balanstotaal dat groter is dan het balanstotaal van de moederonderneming buiten de Unie. In dat geval wordt de functie van groepstoezichthouder uitgeoefend door de fungerend groepstoezichthouder.”.

76)

In artikel 262, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Indien er geen sprake is van het in artikel 260 bedoelde gelijkwaardige toezicht, of indien een lidstaat artikel 261 niet toepast in het geval van tijdelijke gelijkwaardigheid overeenkomstig artikel 260, lid 7, past die lidstaat het volgende toe op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen:

a)

de artikelen 218 tot en met 235 en mutatis mutandis de artikelen 244 tot en met 258;

b)

een van de in lid 2 genoemde methoden.”.

77)

In artikel 300 wordt de eerste alinea vervangen door:

„De in euro luidende bedragen in deze richtlijn worden elke vijf jaar aangepast door het basisbedrag in euro te vermeerderen met de procentuele wijziging in de door de Commissie (Eurostat) gepubliceerde geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen van alle lidstaten, over de periode vanaf 31 december 2015 tot de datum van herziening, en afgerond op een veelvoud van 100 000 EUR.”.

78)

Artikel 301 wordt vervangen door:

„Artikel 301

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Europees Comité voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, ingesteld bij Besluit 2004/9/EG van de Commissie (33). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

Artikel 301 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 256, 258, 260 en 308 ter bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar vanaf 23 mei 2014.

De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de termijn van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 258, 256, 258, 260 en 308 ter bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.

Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 258, 256, 258, 260 of 308 ter vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 301 ter

Uitstelbepaling voor technische reguleringsnormen

1.   Tot 24 mei 2016 volgt de Commissie wanneer zij voor het eerst technische reguleringsnormen als bedoeld in de artikelen 50, 58, 75, 86, 92, 97, 111, 135, 143, 244, 245, 248 en 249 vaststelt, de procedure van artikel 301 bis. Elke wijziging van deze gedelegeerde handelingen of — nadat de overgangsperiode is verstreken — elke nieuwe technische reguleringsnormen wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 1 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

3.   De EIOPA kan uiterlijk op 24 mei 2016 ontwerpen van technische reguleringsnormen bij de Commissie indienen om de in de artikelen 17, 31, 35, 37, 50, 56, 75, 86, 92, 97, 99, 109 bis, 111, 114, 127, 130, 135, 143, 172, 210, 211, 216, 217, 227, 234, 241, 244, 245, 247, 248, 258, 256, 258, 260 en 308 ter bedoelde gedelegeerde handelingen aan te passen aan technische ontwikkelingen op de financiële markten.

Die ontwerpen van technische reguleringsnormen betreffen uitsluitend de technische aspecten van de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

79)

In artikel 304 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De Commissie dient uiterlijk op 31 december 2020 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de in lid 1 beschreven methode en over de door de toezichthoudende autoriteiten gevolgde werkwijze ter uitvoering van lid 1, zo nodig vergezeld van passende voorstellen. In dit verslag wordt met name ingegaan op de grensoverschrijdende effecten van deze methode met het oog op het voorkomen van toezichtarbitrage door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen.”.

80)

De volgende afdeling wordt toegevoegd aan titel VI, hoofdstuk I:

„AFDELING 3

VERZEKERING EN HERVERZEKERING

Artikel 308 bis

Gefaseerde invoering

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten vanaf 1 april 2015 de bevoegdheid hebben om besluiten te nemen over de goedkeuring van:

a)

aanvullend eigen vermogen overeenkomstig artikel 90;

b)

de indeling van eigenvermogensbestanddelen overeenkomstig artikel 95, derde alinea;

c)

ondernemingsspecifieke parameters overeenkomstig artikel 104, lid 7;

d)

een geheel of gedeeltelijk intern model overeenkomstig de artikelen 112 en 113;

e)

overeenkomstig artikel 211 op hun grondgebied te vestigen special purpose vehicles;

f)

aanvullend eigen vermogen van een verzekeringstussenholding overeenkomstig artikel 226, lid 2;

g)

een intern model van een groep overeenkomstig artikel 230, artikel 231 en artikel 233, lid 5;

h)

het gebruik van de ondermodule aandelenrisico op basis van de looptijd overeenkomstig artikel 304;

i)

het gebruik van de matchingopslag op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur overeenkomstig de artikelen 77 ter en 77 quater;

j)

indien de lidstaten dat vereisen, de volatiliteitsaanpassing van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur overeenkomstig artikel 77 quinquies;

k)

het gebruik van de overgangsmaatregel ten aanzien van de risicovrije rentevoeten overeenkomstig artikel 308 quater;

l)

het gebruik van de overgangsmaatregel ten aanzien van technische voorzieningen overeenkomstig artikel 308 quinquies.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten vanaf 1 april 2015 de bevoegdheid hebben om:

a)

het niveau en de reikwijdte te bepalen van het groepstoezicht overeenkomstig titel III, hoofdstuk I, afdeling 2 en 3;

b)

de groepstoezichthouder aan te wijzen overeenkomstig artikel 247;

c)

een college van toezichthouders in te stellen overeenkomstig artikel 248.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toezichthoudende autoriteiten vanaf 1 juli 2015 de bevoegdheid hebben om:

a)

een deelneming af te trekken overeenkomstig artikel 228, tweede alinea;

b)

te bepalen welke methode wordt gekozen voor de berekening van de groepssolvabiliteit overeenkomstig artikel 220;

c)

zo nodig de gelijkwaardigheid vast te stellen overeenkomstig de artikelen 227 en 260;

d)

toe te staan dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen overeenkomstig artikel 236 aan de artikelen 238 en 239 worden onderworpen;

e)

de in de artikelen 262 en 263 bedoelde vaststellingen te doen;

f)

zo nodig de toepassing te bepalen van overgangsmaatregelen overeenkomstig artikel 308 ter.

4.   De lidstaten verplichten de betrokken toezichthoudende autoriteiten ertoe om door verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ingediende aanvragen voor goedkeuring of toestemming overeenkomstig de leden 2 en 3 in overweging te nemen. De besluiten van de toezichthoudende autoriteiten over aanvragen voor goedkeuring of toestemming treden niet in werking vóór 1 januari 2016.

Artikel 308 ter

Overgangsmaatregelen

1.   Onverminderd artikel 12 zijn verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die voor 1 januari 2016, het sluiten van nieuwe verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten staken en uitsluitend hun bestaande portefeuille beheren met het oog op de beëindiging van hun werkzaamheden, tot de in lid 2 vermelde datums niet onderworpen aan de titels I, II en III van deze richtlijn indien de onderneming hetzij:

a)

de toezichthoudende autoriteit ervan heeft verzekerd dat zij haar werkzaamheden vóór 1 januari 2019 zal beëindigen; of

b)

onderworpen is aan saneringsmaatregelen als vermeld in titel IV, hoofdstuk II, en er een bewindvoerder is aangewezen.

2.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die vallen onder:

a)

lid 1, onder a), zijn aan de titels I, II en III van deze richtlijn onderworpen vanaf 1 januari 2019 of vanaf een eerdere datum indien de toezichthoudende autoriteit niet overtuigd is van de vooruitgang die de onderneming heeft geboekt met het beëindigen van haar werkzaamheden;

b)

lid 1, onder b), zijn aan de titels I, II en III van deze richtlijn onderworpen vanaf 1 januari 2021 of vanaf een eerdere datum indien de toezichthoudende autoriteit niet overtuigd is van de vooruitgang die de onderneming heeft geboekt met het beëindigen van haar werkzaamheden.

3.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen worden slechts aan de overgangsmaatregelen van de leden 1 en 2 onderworpen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de onderneming maakt geen deel uit van een groep of, indien dat wel het geval is, staken alle ondernemingen die deel uitmaken van de groep het sluiten van nieuwe verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten;

b)

de onderneming brengt jaarlijks aan haar toezichthoudende autoriteit verslag uit over de vooruitgang die zij heeft geboekt met het beëindigen van haar werkzaamheden;

c)

de onderneming heeft haar toezichthoudende autoriteit ervan in kennis gesteld dat zij de overgangsmaatregelen toepast.

De leden 1 en 2 beletten ondernemingen niet om in overeenstemming met de titels I, II en III van deze richtlijn werkzaam te zijn.

4.   De lidstaten stellen een lijst op van de betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en delen deze lijst aan alle andere lidstaten mee.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie jaarlijks of frequenter moeten indienen, gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met twee weken wordt verkort, te beginnen vanaf uiterlijk 20 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaar dat op of na 30 juni 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot uiterlijk 14 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaren die op of na 30 juni 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigen.

6.   De termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 51, bedoelde informatie openbaar moeten maken, wordt gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met twee weken verkort, te beginnen vanaf uiterlijk 20 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaar dat op of na 30 juni 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot uiterlijk 14 weken na het einde van het boekjaar van de onderneming wat betreft haar boekjaren die op of na 30 juni 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigen.

7.   De termijn waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 35, leden 1 tot en met 4, bedoelde informatie ten minste driemaandelijks moeten indienen, wordt gedurende een periode van maximaal vier jaar vanaf 1 januari 2016 elk boekjaar met een week verkort, te beginnen vanaf uiterlijk acht weken wat betreft een kwartaal dat op of na 1 januari 2016 maar vóór 1 januari 2017 eindigt, tot vijf weken wat betreft een kwartaal dat op of na 1 januari 2019 maar vóór 1 januari 2020 eindigt.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat de leden 5, 6 en 7 van dit artikel mutatis mutandis van toepassing zijn op deelnemende verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, verzekeringsholdings en gemengde financiële holdings op het niveau van de groep ingevolge de artikelen 254 en 256, waarbij de in de leden 5, 6 en 7 vermelde termijnen met respectievelijk zes weken worden verlengd.

9.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 94 worden kernvermogensbestanddelen gedurende ten hoogste 10 jaar na 1 januari 2016 gerekend tot het in Tier 1 ingedeelde kernvermogen, mits die bestanddelen:

a)

zijn uitgegeven vóór 1 januari 2016 of, indien dat eerder is, vóór de datum van inwerkingtreding van de in artikel 97 bedoelde gedelegeerde handelingen;

b)

op 31 december 2015 overeenkomstig de krachtens artikel 16, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 1 van Richtlijn 2002/13/EG; artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zouden kunnen worden gebruikt om aan ten minste 50 % van de voorgeschreven beschikbare solvabiliteitsmarge te voldoen;

c)

anders niet in Tier 1 of Tier 2 zouden worden ingedeeld overeenkomstig artikel 94.

10.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 94 worden kernvermogensbestanddelen gedurende ten hoogste 10 jaar na 1 januari 2016 gerekend tot het in Tier 2 ingedeelde kernvermogen, mits die bestanddelen:

a)

zijn uitgegeven vóór 1 januari 2016 of, indien dat eerder is, vóór de datum van inwerkingtreding van de in artikel 97 bedoelde gedelegeerde handelingen;

b)

op 31 december 2015 overeenkomstig de krachtens artikel 16, lid 3, van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 1 van Richtlijn 2002/13/EG; artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 36, lid 3, van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zouden kunnen worden gebruikt om aan ten minste 25 % van de voorgeschreven beschikbare solvabiliteitsmarge te voldoen.

11.   Op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die beleggen in verhandelbare effecten of andere op herverpakte kredieten gebaseerde instrumenten die vóór 1 januari 2011 zijn uitgegeven, zijn de in artikel 135, lid 2, bedoelde vereisten slechts van toepassing indien na 31 december 2014 nieuwe onderliggende vorderingen worden toegevoegd of vervangen.

12.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 100, artikel 101, lid 3, en artikel 104, geldt het volgende:

a)

tot en met 31 december 2017 zijn de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico overeenkomstig de standaardformule, dezelfde voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een lidstaat, als voor dergelijke vorderingen luidende en gefinancierd in hun nationale munteenheid;

b)

in 2018 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico overeenkomstig de standaardformule, met 80 % verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat;

c)

in 2019 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico volgens de standaardformule, met 50 % verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat;

d)

met ingang van 1 januari 2020 worden de standaardparameters die moeten worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule concentratierisico en de ondermodule spreadrisico volgens de standaardformule, niet verminderd voor vorderingen op de centrale regeringen of centrale banken van de lidstaten luidende en gefinancierd in de nationale munteenheid van een andere lidstaat.

13.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 100, artikel 101, lid 3, en artikel 104 worden de standaardparameters die voor aandelen die op of vóór 1 januari 2016 door de onderneming zijn verworven, wanneer de ondermodule aandelenrisico wordt berekend volgens de standaardformule zonder gebruik te maken van de in artikel 304 beschreven optie, berekend als het gewogen gemiddelde van:

a)

de standaardparameter die moet worden gebruikt bij de berekening van de ondermodule aandelenrisico overeenkomstig artikel 304; en

b)

de standaardparameter die moet worden gebruikt wanneer de ondermodule aandelenrisico wordt berekend volgens de standaardformule zonder gebruik te maken van de in artikel 304 beschreven optie.

Het gewicht van de onder b), van de eerste alinea bedoelde parameter neemt aan het eind van elk jaar ten minste lineair toe van 0 % op 1 januari 2016 tot 100 % op 1 januari 2023.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast waarin nadere invulling wordt gegeven aan de criteria waaraan moet worden voldaan, met inbegrip van de aandelen waarop de overgangsperiode van toepassing is.

Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze overgangsperiode te waarborgen, werkt de EIOPA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uit aangaande de procedures voor de toepassing van dit lid.

De EIOPA legt deze ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op 30 juni 2015 voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de vierde alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010.

14.   Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op 1 januari 2016 voldoen aan de vereiste solvabiliteitsmarge als bedoeld in artikel 16 bis van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 28 van Richtlijn 2002/83/EG of artikel 37, 38 of 39 van Richtlijn 2005/68/EG zoals van toepassing in het recht van de lidstaat op de dag voor die waarop deze richtlijnen krachtens artikel 310 van deze richtlijn worden ingetrokken, maar in het eerste jaar van toepassing van deze richtlijn niet voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, vereist de toezichthoudende autoriteit, in afwijking van artikel 138, lid 3, en onverminderd de vierde alinea van dat artikel, dat de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de nodige maatregelen treft om uiterlijk op 31 december 2017 het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.

De betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming dient om de drie maanden een voortgangsverslag in bij haar toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste op peil te brengen of haar risicoprofiel zodanig te verlagen dat wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste.

De in de eerste alinea bedoelde verlenging wordt ingetrokken als uit dat voortgangsverslag blijkt dat er geen duidelijke vooruitgang is geboekt bij het weer op peil brengen van het in aanmerking komend eigen vermogen ter dekking van het solvabiliteitskapitaalvereiste of bij het zodanig verlagen van het risicoprofiel dat weer wordt voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste tussen de datum waarop is geconstateerd dat niet werd voldaan aan het solvabiliteitskapitaalvereiste en de datum van indiening van het voortgangsverslag.

15.   Indien de lidstaten van herkomst op 23 mei 2014 bepalingen toepassen als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2003/41/EG, kunnen deze lidstaten van herkomst tot en met 31 december 2019 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij met het oog op de naleving van de op de laatste datum van toepassing van Richtlijn 2002/83/EG geldende artikelen 1 tot en met 19, 27 tot en met 30, 32 tot en met 35 en 37 tot en met 67 van Richtlijn 2002/83/EG hebben aangenomen, blijven toepassen.

Indien er vóór de in dit lid vermelde datum wijzigingen op de artikelen 17 tot en met 17 quater van Richtlijn 2003/41/EG zijn vastgesteld, kan de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen om de in dit lid beschreven overgangsperiode te wijzigen.

16.   De lidstaten kunnen de uiteindelijke moederverzekerings- of herverzekeringsonderneming tot en met 31 maart 2022 toestaan een aanvraag in te dienen voor de goedkeuring van een intern groepsmodel dat van toepassing is op een deel van een groep indien zowel de onderneming als de uiteindelijke moederonderneming in dezelfde lidstaat zijn gevestigd en indien dit deel een apart onderdeel vormt met een duidelijk ander risicoprofiel van de rest van de groep.

17.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 218, leden 2 en 3, zijn de in de leden 8 tot en met 12 en lid 15 van dit artikel en in de artikelen 308 quater, 308 quinquies en 308 sexies bedoelde overgangsbepalingen mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep.

Niettegenstaande hetgeen is bepaald in artikel 218, leden 2, 3 en 4, zijn de in lid 14 van dit artikel bedoelde overgangsbepalingen mutatis mutandis van toepassing op het niveau van de groep en indien de deelnemende verzekerings- of herverzekeringsonderneming of de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in de groep voldoen aan het vereiste van aangepaste solvabiliteit als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 98/78/EG, maar niet voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 301 bis gedelegeerde handelingen vast tot vaststelling van de wijzigingen in de groepssolvabiliteit indien de in lid 13 van dit artikel bedoelde overgangsbepalingen van toepassing zijn; deze betreffen:

a)

de uitsluiting van het meermaals gebruiken van in aanmerking komend eigen vermogen en de uitsluiting van de schepping van kapitaal binnen een groep als vermeld in de artikelen 222 en 223;

b)

de waardering van activa en passiva als vermeld in artikel 224;

c)

de toepassing van de berekeningsmethoden op verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als vermeld in artikel 225;

d)

de toepassing van de berekeningsmethoden op verzekeringstussenholdings als vermeld in artikel 226;

e)

de methoden voor de berekening van de groepssolvabiliteit als vermeld in de artikelen 230 en 233;

f)

de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste van de groep als vermeld in artikel 231;

g)

de vaststelling van een opslagfactor als vermeld in artikel 232;

h)

de beginselen bij de berekening van de groepssolvabiliteit van een verzekeringsholding als vermeld in artikel 235.

Artikel 308 quater

Overgangsmaatregel ten aanzien van de risicovrije rentevoeten

1.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen, mits hun toezichthoudende autoriteit dat vooraf goedkeurt, een overgangsmaatregel toepassen op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur met betrekking tot de toelaatbare verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen.

2.   Voor elke valuta wordt de aanpassing berekend als een deel van het verschil tussen:

a)

de rentevoet die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming heeft bepaald overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die krachtens artikel 20 van Richtlijn 2002/83/EG zijn vastgesteld op de laatste datum van toepassing van die richtlijn;

b)

de jaarlijkse effectieve rente, berekend als de unieke discontovoet die — wanneer hij wordt toegepast op de kasstromen uit de portefeuille van toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen — resulteert in een waarde die gelijk is aan de waarde van de beste schatting van de portefeuille van toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen, met inachtneming van de tijdswaarde van geld en met gebruikmaking van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur als bedoeld in artikel 77, lid 2.

Indien de lidstaten wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen overeenkomstig artikel 20, lid 1, punt B, onder a), ii), van Richtlijn 2002/83/EG hebben vastgesteld, wordt de in de eerste alinea, onder a), van dit lid, bedoelde rentevoet bepaald aan de hand van de methoden die de verzekerings- of herverzekeringsonderneming gebruikt, vastgesteld op de laatste datum van toepassing van Richtlijn 2002/83/EG.

Het in de eerste alinea bedoelde deel neemt aan het eind van elk jaar lineair af van 100 % in het jaar dat begint op 1 januari 2016 tot 0 % op 1 januari 2032.

Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen, is de onder b) bedoelde relevante risicovrije rentetermijnstructuur de in artikel 77 quinquies vermelde aangepaste risicovrije rentetermijnstructuur.

3.   De toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen omvatten alleen verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen die aan de volgende vereisten voldoen:

a)

de contracten die in de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen resulteren, zijn gesloten vóór de eerste datum van toepassing van deze richtlijn, met uitzondering van contractverlengingen op of na die datum;

b)

tot de laatste datum van toepassing van Richtlijn 2002/83/EG zijn technische voorzieningen voor de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen vastgesteld overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die krachtens artikel 20 van die richtlijn zijn vastgesteld op de laatste datum van toepassing ervan;

c)

artikel 77 ter wordt niet op de verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen toegepast.

4.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die lid 1 toepassen:

a)

mogen de toelaatbare verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen niet meetellen bij de berekening van de volatiliteitsaanpassing als vermeld in artikel 77 quinquies;

b)

mogen artikel 308 quinquies niet toepassen;

c)

maken als onderdeel van hun verslag over hun solvabiliteit en financiële toestand als bedoeld in artikel 51 openbaar dat zij de overgangs-risicovrije rentetermijnstructuur toepassen, en geven aan welk kwantitatief effect het niet toepassen van die overgangsmaatregel zou hebben op hun financiële toestand.

Artikel 308 quinquies

Overgangsmaatregel ten aanzien van technische voorzieningen

1.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen kunnen, mits hun toezichthoudende autoriteit dat vooraf goedkeurt, een overgangsaftrek toepassen op technische voorzieningen. Die aftrek kan worden toegepast op het niveau van homogene risicogroepen als bedoeld in artikel 80.

2.   De overgangsaftrek komt overeen met een deel van het verschil tussen de volgende twee bedragen:

a)

de technische voorzieningen na aftrek van de bedragen die op grond van herverzekeringsovereenkomsten en special purpose vehicles kunnen worden verhaald, overeenkomstig artikel 76 berekend op de eerste datum van toepassing van deze richtlijn;

b)

de technische voorzieningen na aftrek van de bedragen die op grond van herverzekeringsovereenkomsten kunnen worden verhaald, berekend overeenkomstig de krachtens artikel 15 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 20 van Richtlijn 2002/83/EG en artikel 32 van Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op de dag voor die waarop deze richtlijnen krachtens artikel 310 van deze richtlijn worden ingetrokken.

Het maximale aftrekbare deel neemt aan het eind van elk jaar lineair af van 100 % in het jaar dat begint op 1 januari 2016 tot 0 % op 1 januari 2032.

Indien verzekerings- en herverzekeringsondernemingen op de eerste datum van toepassing van deze richtlijn de in artikel 77 quinquies bedoelde volatiliteitsaanpassing toepassen, wordt het onder a) bedoelde bedrag berekend met de volatiliteitsaanpassing op die datum.

3.   Onder voorbehoud van voorafgaande goedkeuring van of op initiatief van de toezichthoudende autoriteit kunnen de bedragen van de technische voorzieningen, in voorkomend geval met inbegrip van het bedrag van de volatiliteitsaanpassing, die worden gebruikt om de in lid 2, onder a) en b), overgangsaftrek te berekenen, om de 24 maanden worden herberekend, of frequenter indien het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk is veranderd.

4.   De in de lid 2 bedoelde aftrek kan door de toezichthoudende autoriteit worden beperkt indien de toepassing ervan zou kunnen resulteren in een vermindering van de voor de onderneming vereiste financiële middelen ten opzichte van de vereiste financiële middelen als berekend overeenkomstig de krachtens Richtlijn 73/239/EEG, Richtlijn 2002/83/EG en Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op de dag voor die waarop die richtlijnen uit krachtens artikel 310 van deze richtlijn worden ingetrokken.

5.   Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die lid 1 toepassen:

a)

mogen artikel 308 ter niet toepassen;

b)

dienen indien zij zonder de toepassing van de overgangsaftrek niet zouden voldoen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste, jaarlijks een verslag in bij hun toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om aan het einde van de in lid 2 vermelde overgangsperiode het in aanmerking komend eigen vermogen terug te brengen op het niveau dat nodig is om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen of hun risicoprofiel te reduceren om weer aan het solvabiliteistkapitaalvereiste te voldoen;

c)

maken als onderdeel van hun verslag over hun solvabiliteit en financiële toestand als bedoeld in artikel 51 openbaar dat zij de overgangsaftrek op de technische voorzieningen toepassen, en geven aan welk kwantitatief effect het niet toepassen van die overgangsaftrek zou hebben op hun financiële toestand.

Artikel 308 sexies

Plan voor de geleidelijke invoering van de overgangsmaatregelen met betrekking tot de risicovrije rentevoeten en de technische voorzieningen

Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die de in de artikelen 308 quater en 308 quinquies vermelde overgangsmaatregelen toepassen, stellen de toezichthoudende autoriteit in kennis zodra zij vaststellen dat zij zonder de toepassing van deze overgangsmaatregelen niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zouden voldoen. De toezichthoudende autoriteit vereist dat de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming de nodige maatregelen treft om aan het einde van de overgangsperiode aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen.

Binnen twee maanden na de vaststelling dat zonder de toepassing van de overgangsaftrek niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zou worden voldaan, dient de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming bij de toezichthoudende autoriteit een geleidelijke-invoeringsplan in waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn gepland om aan het einde van de overgangsperiode het in aanmerking komend eigen vermogen terug te brengen op het niveau dat nodig is om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen of hun risicoprofiel te reduceren om aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen De betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming kan het geleidelijke-invoeringsplan gedurende de overgangsperiode aanpassen.

De betrokken verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen jaarlijks een verslag in bij hun toezichthoudende autoriteit waarin wordt aangegeven welke maatregelen er zijn getroffen en welke vooruitgang er is geboekt om aan het einde van de overgangsperiode aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen. De toezichthoudende autoriteiten trekken hun goedkeuring voor de toepassing de overgangsmaatregel in als uit dat verslag blijkt dat het onrealistisch is dat aan het einde van de overgangsperiode aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zal worden voldaan.”.

81)

Artikel 309, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten doen uiterlijk op 31 maart 2015 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan de artikelen 4, 10, 13, 14, 18, 23, 26 tot en met 32, 34 tot en met 49, 51 tot en met 55, 67, 68, 71, 72, 74 tot en met 85, 87 tot en met 91, 93 tot en met 96, 98, 100 tot en met 110, 112, 113, 115 tot en met 126, 128, 129, 131 tot en met 134, 136 tot en met 142, 144, 146, 148, 162 tot en met 167, 172, 173, 178, 185, 190, 192, 210 tot en met 233, 235 tot en met 240, 243 tot en met 258, 260 tot en met 263, 265, 266, 303 en 304 en de bijlagen III en IV te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.”;

b)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„Niettegenstaande hetgeen is bepaald in de tweede alinea passen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe om vanaf 1 april 2015 aan artikel 308 bis te voldoen.”.

82)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 310 bis

Personeel en middelen van de EIOPA

De EIOPA stelt een raming op van de personeels- en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze richtlijn en brengt daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.”.

83)

Artikel 311 wordt vervangen door:

„Artikel 311

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 308 bis is van toepassing met ingang van 1 april 2015.

De artikelen 1, 2, 3, 5 tot en met 9, 11, 12, 15, 16, 17, 19 tot en met 22, 24, 25, 33, 57 tot en met 66, 69, 70, 73, 145, 147, 149 tot en met 161, 168 tot en met 171, 174 tot en met 177, 179 tot en met 184, 186 tot en met 189, 191, 193 tot en met 209, 267 tot en met 300, 305 tot en met 308, 308 ter en de bijlagen I, II, V, VI en VII zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

De Commissie kan vóór de in de derde alinea genoemde datum gedelegeerde handelingen en technische regulerings- en uitvoeringsnormen vaststellen.”.

84)

In bijlage III, deel A, wordt punt 28 vervangen door:

„28.

Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 en 29 opgesomde rechtsvormen kan steeds de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese vennootschap (SE) in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad (1);

29.

Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 28 opgesomde rechtsvormen kan de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese Coöperatieve Vennootschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad (34), voor zover de betrokken lidstaat toestaat dat een entiteit met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap schadeverzekeringsactiviteiten ontplooit.

85)

In bijlage III, deel B, wordt punt 28 vervangen door:

„28.

Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 en 29 opgesomde rechtsvormen kan steeds de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese vennootschap (SE) in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001.

29.

Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 28 opgesomde rechtsvormen kan de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese Coöperatieve Vennootschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003, voor zover de betrokken lidstaat toestaat dat een entiteit met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap levensverzekeringsactiviteiten ontplooit.”.

86)

In bijlage III, deel C, wordt punt 28 vervangen door:

„28.

Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 27 en 29 opgesomde rechtsvormen kan steeds de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese vennootschap (SE) in de zin van Verordening (EG) nr. 2157/2001.

29.

Als alternatief voor de in de punten 1 tot en met 28 opgesomde rechtsvormen kan de rechtsvorm worden aangenomen van een Europese Coöperatieve Vennootschap overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003, voor zover de betrokken lidstaat toestaat dat een entiteit met de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap herverzekeringsactiviteiten ontplooit.”.

87)

In de concordantietabel in bijlage VII, wordt onder de kolom „Deze richtlijn”, artikel 13, punt 27, ingevoegd als overeenkomend met artikel 5, onder d), van Richtlijn 73/239/EEG.

Artikel 3

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1060/2009

In Verordening (EG) nr. 1060/2009 wordt artikel 2, lid 3, geschrapt.

Artikel 4

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1094/2010

Verordening (EU) nr. 1094/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 13 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Het Europees Parlement of de Raad kan binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving van de door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnorm tegen de technische reguleringsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.

Wanneer de Commissie een technische reguleringsnorm vaststelt die identiek is aan het door de Autoriteit ingediende ontwerp van technische reguleringsnorm, bedraagt de termijn tijdens welke het Europees Parlement en de Raad bezwaar kunnen aantekenen één maand na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met een maand verlengd. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan die verlengde termijn met nogmaals een maand worden verlengd.”.

2)

In artikel 17, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek, waaronder wat betreft de wijze waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen worden toegepast in overeenstemming met het recht van de Unie.”.

Artikel 5

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1095/2010

Verordening (EU) nr. 1095/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 13 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Het Europees Parlement of de Raad kan binnen een termijn van drie maanden na de datum van kennisgeving van de door de Commissie vastgestelde technische reguleringsnorm tegen de technische reguleringsnorm bezwaar aantekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.

Wanneer de Commissie een technische reguleringsnorm vaststelt die identiek is aan het door de Autoriteit ingediende ontwerp van technische reguleringsnorm, bedraagt de termijn tijdens welke het Europees Parlement en de Raad bezwaar kunnen aantekenen één maand na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met een maand verlengd. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan die verlengde termijn met nogmaals een maand worden verlengd.”.

2)

In artikel 17, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden verstrekt de bevoegde autoriteit aan de Autoriteit onverwijld alle informatie die de Autoriteit nodig acht voor haar onderzoek, waaronder wat betreft de wijze waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde handelingen worden toegepast in overeenstemming met het recht van de Unie.”.

Artikel 6

Herziening

De Commissie dient uiterlijk op 1 januari 2017, en daarna jaarlijks, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt uiteengezet of de ETA's de in de Richtlijnen 2003/71/EG en 2009/138/EG bedoelde ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen hebben ingediend, ongeacht of de indiening van dergelijke ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen verplicht dan wel facultatief is, tezamen met voorstellen indien passend.

Artikel 7

Omzetting

1.   Uiterlijk op 31 maart 2015 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken zij deze bekend om aan artikel 1, lid 1, en artikel 2, punten 1, 3, 6 tot en met 11, 13, 14,17 tot en met 23, 32, 34, 36, 38 tot en met 44, 46 tot en met 54, 56 tot en met 59, 65 tot en met 70, 72, 75, 76, 80, 81, 84, 85 en 86 te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

2.   Zij passen de in lid 1 genoemde bepalingen toe met ingang van 1 januari 2016.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2, punten 25, 43 en 82, zijn van toepassing met ingang van 31 maart 2015.

Artikel 9

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 159 van 28.5.2011, blz. 10.

(2)  PB C 218 van 23.7.2011, blz. 82.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2014 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 14 april 2014.

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(5)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(6)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(7)  Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120).

(8)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(11)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(12)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(13)  Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).

(15)  Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).

(16)  Richtlijn 64/225/EEG van de Raad van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie (PB 56 van 4.4.1964, blz. 878).

(17)  Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3).

(18)  Richtlijn 73/240/EEG van de Raad van 24 juli 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 20).

(19)  Richtlijn 76/580/EEG van de Raad van 29 juni 1976 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 189 van 13.7.1976, blz. 13).

(20)  Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie (PB L 151 van 7.6.1978, blz. 25).

(21)  Richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 houdende wijziging, inzonderheid wat de hulpverlening op reis betreft, van de eerste Richtlijn (73/239/EEG) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 339 van 27.12.1984, blz. 21).

(22)  Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering (PB L 185 van 4.7.1987, blz. 77).

(23)  Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten en houdende wijziging van Richtlijn 73/239/EEG (PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1).

(24)  Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1).

(25)  Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 1).

(26)  Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen (PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28).

(27)  Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).

(28)  Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).

(29)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).”;

(30)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).”.

(31)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).”.

(32)  Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).”.

(33)  Besluit 2004/9/EG van de Commissie van 5 november 2003 tot instelling van het Europees Comite voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (PB L 3 van 7.1.2004, blz. 34).”.

(34)  Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1).”.


22.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 153/62


RICHTLIJN 2014/53/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is meermaals ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen noodzakelijk zijn, moet deze richtlijn ter wille van de duidelijkheid worden vervangen.

(2)

Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) stelt regels vast inzake de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, verschaft een kader voor het markttoezicht op producten en voor de controle van producten uit derde landen, en voorziet in de algemene beginselen inzake CE-markering.

(3)

Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) stelt gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen vast die bedoeld zijn om in alle sectorale wetgeving te worden toegepast, zodat een coherente basis voor de herziening of herschikking van die wetgeving wordt gelegd. Richtlijn 1999/5/EG moet derhalve aan dat besluit worden aangepast.

(4)

De in Richtlijn 1999/5/EG vastgestelde essentiële eisen die relevant zijn voor eindapparatuur met vaste lijnen, d.w.z. ervoor zorgen dat de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen en huisdieren, de bescherming van goederen en een passend niveau van elektromagnetische compatibiliteit, zijn op adequate wijze vervat in Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) en Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad (7). Deze richtlijn hoeft dan ook niet te gelden voor eindapparatuur met vaste lijnen.

(5)

De concurrentieproblemen op de markt voor eindapparatuur zijn op adequate wijze geregeld bij Richtlijn 2008/63/EG van de Commissie (8), met name door de verplichting voor de nationale regelgevende instanties om ervoor te zorgen dat de technische specificaties van de interfaces voor toegang tot het netwerk worden gepubliceerd. Daarom is het niet nodig in deze richtlijn voorschriften van Richtlijn 2008/63/EG op te nemen om de concurrentie op de markt voor eindapparatuur te vergemakkelijken.

(6)

Apparatuur die intentioneel radiogolven uitzendt of ontvangt ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie, maakt systematisch gebruik van het radiospectrum. Om ervoor te zorgen dat het radiospectrum efficiënt wordt gebruikt en aldus schadelijke interferentie wordt voorkomen, moet al deze apparatuur onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

(7)

De in Richtlijn 2014/35/EU vastgestelde doelstellingen met betrekking tot eisen op het gebied van veiligheid zijn toereikend om te gelden voor radioapparatuur, en daarom moeten zij de referentie zijn en krachtens deze richtlijn toepasselijk worden gemaakt. Om onnodige doublures van andere bepalingen dan deze betreffende dergelijke eisen te vermijden, mag Richtlijn 2014/35/EU niet gelden voor radioapparatuur.

(8)

De bij Richtlijn 2014/30/EU vastgestelde essentiële eisen op het gebied van elektromagnetische compatibiliteit zijn toereikend om te gelden voor radioapparatuur, en daarom moeten zij de referentie zijn en krachtens deze richtlijn toepasselijk worden gemaakt. Om onnodige doublures van andere bepalingen dan deze betreffende de essentiële eisen te vermijden, mag Richtlijn 2014/30/EU niet gelden voor radioapparatuur.

(9)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle leveringsvormen, inclusief verkoop op afstand.

(10)

Om ervoor te zorgen dat radioapparatuur effectief gebruik maakt van het radiospectrum en het efficiënte gebruik van het radiospectrum ondersteunt, moet zij als volgt geconstrueerd zijn: een zender die naar behoren wordt geïnstalleerd en onderhouden en voor het beoogde doel wordt gebruikt, brengt radiogolven voort die geen schadelijke interferentie veroorzaken, terwijl door de zender voortgebrachte ongewenste uitzendingen van radiogolven (bv. in aangrenzende kanalen) die een negatieve invloed op de doelstellingen van het radiospectrumbeleid kunnen hebben, tot zulk een niveau moeten worden beperkt dat volgens de laatste stand van de techniek schadelijke interferentie wordt voorkomen. Een ontvanger heeft een zodanig prestatieniveau dat hij overeenkomstig zijn bestemming kan functioneren en beschermd is tegen het gevaar van schadelijke interferentie, met name van gedeelde of aangrenzende kanalen, en aldus verbeteringen in het efficiënte gebruik van gedeelde of aangrenzende kanalen ondersteunt.

(11)

Hoewel ontvangers zelf geen schadelijke interferentie veroorzaken, zijn de ontvangstprestaties een factor van toenemend belang om ervoor te zorgen dat het radiospectrum efficiënt wordt gebruikt, en wel door middel van ontvangers die beter bestand zijn tegen schadelijke interferentie en ongewenste signalen op basis van de toepasselijke essentiële eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie.

(12)

Interactie met andere apparatuur via netwerken en aansluiting op interfaces van het geschikte type in de gehele Unie zijn in sommige gevallen noodzakelijk. Interoperabiliteit tussen radioapparatuur en accessoires zoals opladers vereenvoudigt het gebruik van radioapparatuur en vermindert de hoeveelheid onnodig afval en de kosten. Nieuwe inspanningen zijn nodig om een universele lader te ontwikkelen voor bepaalde categorieën of klassen radioapparatuur, met name ten voordele van de consumenten en andere eindgebruikers; daarom moet deze richtlijn specifieke eisen op dat vlak bevatten. Met name mobiele telefoons die op de markt worden aangeboden moeten compatibel zijn met een universele lader.

(13)

De bescherming van de persoonsgegevens en de privacy van de gebruikers en van de abonnees van radioapparatuur en de bescherming tegen fraude kunnen worden verbeterd door middel van specifieke kenmerken van radioapparatuur. Radioapparatuur moet daarom in passende gevallen op zodanige wijze worden ontworpen dat zij die kenmerken ondersteunt.

(14)

Radioapparatuur kan een rol spelen bij het verlenen van toegang tot nooddiensten. Radioapparatuur moet daarom in passende gevallen op zodanige wijze worden ontworpen dat zij de voor toegang tot die diensten vereiste mogelijkheden ondersteunt.

(15)

Radioapparatuur is belangrijk voor het welzijn en de werkgelegenheid van gehandicapten, die een groot en groeiend deel van de bevolking van de lidstaten vormen. Radioapparatuur moet daarom in passende gevallen op zodanige wijze worden ontworpen dat gehandicapten er zonder of slechts met minimale aanpassingen gebruik van kunnen maken.

(16)

De conformiteit van sommige categorieën radioapparatuur met de essentiële eisen van deze richtlijn kan in het gedrang komen door de toevoeging van software of de wijziging van de erin aanwezige software. De gebruiker, de radioapparatuur of een derde mag alleen software in de radioapparatuur kunnen laden als dat daarna de conformiteit van die radioapparatuur met de toepasselijke essentiële eisen niet in het gedrang brengt.

(17)

Ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet er bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(18)

Om effectief in te spelen op de behoeften inzake interoperabiliteit, de bescherming van persoonsgegevens en de privacy van de gebruiker en van de abonnee, bescherming tegen fraude, toegang tot nooddiensten, gebruik door gebruikers met een handicap of het tegengaan van niet-conforme combinaties van radioapparatuur met software, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de specificatie van categorieën of klassen van radioapparatuur die moeten voldoen aan een of meer van de aanvullende essentiële eisen van deze richtlijn om in de bedoelde behoeften te voorzien.

(19)

De verificatie van de conformiteit van radioapparatuur in combinatie met software mag niet worden misbruikt om het gebruik ervan met door onafhankelijke partijen aangeboden software te voorkomen. De beschikbaarheid voor overheidsinstanties, fabrikanten en gebruikers, van informatie over de conformiteit van voorgenomen combinaties van radioapparatuur en software moet bijdragen tot het vergemakkelijken van de concurrentie. Teneinde deze doelstellingen te verwezenlijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de specificatie van categorieën of klassen van radioapparatuur waarvoor de fabrikanten informatie over de conformiteit van voorgenomen combinaties van radioapparatuur en software met de essentiële eisen van deze richtlijn moeten verstrekken.

(20)

De verplichting om in de handel te brengen radioapparatuur in een centraal systeem te registreren kan de efficiëntie en de effectiviteit van het markttoezicht vergroten en er aldus toe bijdragen een hoog niveau van naleving van deze richtlijn te garanderen. Een dergelijke verplichting brengt voor de marktdeelnemers extra lasten mee en mag dan ook alleen voor die categorieën radioapparatuur worden ingesteld waarvoor geen hoog nalevingsniveau werd bereikt. Teneinde de toepassing van een dergelijke verplichting te garanderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de specificatie van de categorieën radioapparatuur die de fabrikanten in een centraal systeem moeten registreren, en van de te verstrekken technische documentatie, op basis van de door de lidstaten te verstrekken informatie over de conformiteit van de radioapparatuur en na een evaluatie van het risico dat de essentiële eisen niet worden toegepast.

(21)

Radioapparatuur die aan de toepasselijke essentiële eisen voldoet, moet in het vrije verkeer kunnen worden gebracht. Deze apparatuur moet voor het beoogde doel in gebruik kunnen worden genomen en worden gebruikt, in voorkomend geval overeenkomstig voorschriften inzake machtigingen voor het gebruik van het radiospectrum en de verlening van de desbetreffende dienst.

(22)

Om onnodige belemmeringen voor de handel in radioapparatuur in de interne markt te voorkomen, moeten de lidstaten op grond van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) de andere lidstaten en de Commissie in kennis stellen van hun ontwerpen op het gebied van technische voorschriften, zoals radio-interfaces, tenzij deze technische voorschriften de lidstaten in staat stellen te voldoen aan bindende handelingen van de Unie zoals besluiten van de Commissie betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum vastgesteld op grond van Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), of indien zij betrekking hebben op radioapparatuur die zonder beperkingen in de Unie in gebruik genomen en gebruikt kan worden.

(23)

Door de verstrekking van informatie over de gelijkwaardigheid van gereguleerde radio-interfaces en de gebruiksvoorwaarden ervan worden de belemmeringen voor de toegang van radioapparatuur tot de interne markt beperkt. Daarom moet de Commissie de gelijkwaardigheid van gereguleerde radio-interfaces beoordelen en vaststellen en deze informatie in de vorm van klassen van radioapparatuur beschikbaar stellen.

(24)

Overeenkomstig Beschikking 2007/344/EG van de Commissie (11) moeten de lidstaten gebruikmaken van het Frequency Information System (EFIS) van het Europees Bureau voor Communicatie (European Communications Office — ECO) om via het internet vergelijkbare informatie over het radiospectrumgebruik in elke lidstaat beschikbaar te stellen. De fabrikanten kunnen in EFIS frequentie-informatie voor alle lidstaten opzoeken voordat zij radioapparatuur in de handel brengen; zo kunnen zij nagaan of en onder welke voorwaarden deze radioapparatuur in elke lidstaat kan worden gebruikt. Daarom hoeven in deze richtlijn geen aanvullende bepalingen te worden opgenomen, bijvoorbeeld betreffende voorafgaande kennisgeving, om ervoor te zorgen dat de fabrikanten worden ingelicht over de gebruiksvoorwaarden van radioapparatuur waarvoor niet-geharmoniseerde frequentiebanden worden gebruikt.

(25)

Met het oog op de bevordering van onderzoeks- en demonstratieactiviteiten moet het mogelijk zijn om in het kader van handelsbeurzen, tentoonstellingen en soortgelijke evenementen radioapparatuur te tonen die niet aan deze richtlijn voldoet en niet in de handel kan worden gebracht, op voorwaarde dat voldoende informatie is verstrekt aan de bezoekers.

(26)

De marktdeelnemers moeten de verantwoordelijkheid dragen voor de conformiteit van radioapparatuur met deze richtlijn, overeenkomstig de respectieve rol die zij in de toeleveringsketen vervullen, teneinde te zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen en huisdieren, en bescherming van goederen, een passend niveau van elektromagnetische compatibiliteit, een effectief en efficiënt gebruik van het radiospectrum, en zo nodig een hoge mate van bescherming van andere algemene belangen, en teneinde eerlijke concurrentie op de markt van de Unie te waarborgen.

(27)

Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend radioapparatuur op de markt aanbieden die aan deze richtlijn voldoet. Er moet worden gezorgd voor een duidelijke en evenredige verdeling van de verplichtingen overeenkomstig de rol van alle marktdeelnemers in de toeleverings- en distributieketen.

(28)

Om de communicatie tussen marktdeelnemers, markttoezichtautoriteiten en consumenten te vergemakkelijken, moeten de lidstaten de marktdeelnemers ertoe aansporen om naast hun postadres ook een webadres te vermelden.

(29)

De fabrikant, die op de hoogte is van de details van het ontwerp- en productieproces, is in de beste positie om de conformiteitsbeoordelingsprocedure uit te voeren. De verplichting een conformiteitsbeoordeling uit te voeren, moet daarom uitsluitend op de fabrikant blijven rusten.

(30)

De fabrikant moet voldoende informatie over het beoogde gebruik van de radioapparatuur verstrekken zodat deze conform de essentiële eisen kan worden gebruikt. Het kan nodig zijn dat deze informatie een beschrijving van accessoires zoals antennes en van onderdelen zoals software, en specificaties van het installatieproces van de radioapparatuur omvat.

(31)

Gebleken is dat het in Richtlijn 1999/5/EG gestelde voorschrift dat een EU-conformiteitsverklaring bij de apparatuur moet worden gevoegd, heeft gezorgd voor een vereenvoudiging en verbetering van de informatie en voor een grotere efficiëntie van het markttoezicht. Dankzij de mogelijkheid om een vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring te verstrekken, konden de aan dit voorschrift verbonden lasten worden verminderd zonder dat het daardoor minder doeltreffend werd; in deze richtlijn moet daarom in die mogelijkheid worden voorzien. Bovendien moet het mogelijk zijn een EU-conformiteitsverklaring, met inbegrip van een vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring, op de verpakking van de betrokken radioapparatuur aan te brengen om ze gemakkelijk en efficiënt toegankelijk te maken.

(32)

Er moet worden gewaarborgd dat radioapparatuur die vanuit derde landen inde Unie in de handel wordt gebracht, aan deze richtlijn voldoet, en met name dat de fabrikanten adequate conformiteitsbeoordelingsprocedures met betrekking tot deze radioapparatuur hebben uitgevoerd. Daarom moet worden bepaald dat importeurs erop toezien dat de radioapparatuur die zij in de handel brengen aan de eisen van deze richtlijn voldoet en dat zij geen radioapparatuur in de handel brengen die niet aan deze eisen voldoet of een risico inhoudt. Er moet eveneens worden bepaald dat importeurs erop toezien dat er conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn uitgevoerd en dat de markering van radioapparatuur en de door de fabrikanten opgestelde documenten beschikbaar zijn voor inspectie door de bevoegde nationale autoriteiten.

(33)

Wanneer importeurs radioapparatuur in de handel brengen, moeten zij hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen op de radioapparatuur vermelden. Er dient te worden voorzien in uitzonderingen hierop wanneer dit door de omvang of aard van de radioapparatuur niet mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om zijn naam en adres op de radioapparatuur te vermelden.

(34)

De distributeur biedt radioapparatuur op de markt aan nadat zij door de fabrikant of de importeur in de handel is gebracht, en hij moet de nodige zorgvuldigheid betrachten om te waarborgen dat de wijze waarop hij met de radioapparatuur omgaat geen negatieve invloed heeft op de conformiteit van de radioapparatuur.

(35)

Wanneer een marktdeelnemer radioapparatuur onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of radioapparatuur zodanig wijzigt dat de conformiteit met deze richtlijn in het gedrang kan komen, moet hij als fabrikant worden beschouwd en de verplichtingen van de fabrikant op zich nemen.

(36)

Omdat distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten en moeten zij bereid zijn actief medewerking te verlenen door die autoriteiten alle nodige informatie over de desbetreffende radioapparatuur te verstrekken.

(37)

Het markttoezicht wordt eenvoudiger en efficiënter wanneer gewaarborgd wordt dat radioapparatuur in de hele toeleveringsketen traceerbaar is. Een efficiënt traceringssysteem verlicht de taak van de markttoezichtautoriteiten wanneer zij marktdeelnemers moeten opsporen die niet-conforme radioapparatuur op de markt hebben aangeboden. Van de marktdeelnemers mag niet gevraagd worden dat, wanneer zij de bij deze richtlijn voorgeschreven gegevens voor de identificatie van andere marktdeelnemers bewaren, zij die gegevens bijwerken voor wat betreft andere marktdeelnemers die radioapparatuur aan hen hebben geleverd of aan wie zij radioapparatuur hebben geleverd.

(38)

Deze richtlijn moet beperkt blijven tot het formuleren van essentiële eisen. Om de beoordeling van de conformiteit met die eisen te vergemakkelijken, moet worden voorzien in een vermoeden van conformiteit voor radioapparatuur die voldoet aan geharmoniseerde normen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en van de Raad (12) worden vastgesteld met het doel voor die eisen gedetailleerde technische specificaties te formuleren.

(39)

Verordening (EU) nr. 1025/2012 voorziet in een procedure voor bezwaren tegen geharmoniseerde normen die niet volledig aan de eisen van deze richtlijn voldoen.

(40)

Er moet worden gezorgd voor conformiteitsbeoordelingsprocedures waarmee marktdeelnemers kunnen aantonen en de bevoegde autoriteiten kunnen waarborgen dat op de markt aangeboden radioapparatuur aan de essentiële eisen voldoet. Besluit nr. 768/2008/EG stelt modules voor conformiteitsbeoordelingsprocedures vast, uiteenlopend van de minst tot de meest stringente procedure, afhankelijk van de hoogte van het risico en het vereiste veiligheidsniveau. Om voor coherentie tussen de sectoren te zorgen en ad-hocvarianten te voorkomen, moeten conformiteitsbeoordelingsprocedures uit die modules worden gekozen.

(41)

Fabrikanten moeten een EU-conformiteitsverklaring opstellen waarin zij de bij deze richtlijn voorgeschreven informatie verstrekken over de conformiteit van de radioapparatuur met de eisen van deze richtlijn en die van andere relevante harmonisatiewetgeving van de Unie.

(42)

Om effectieve toegang tot informatie voor markttoezichtdoeleinden te waarborgen, moet de informatie die vereist is om alle toepasselijke handelingen van de Unie te identificeren in één EU-conformiteitsverklaring beschikbaar zijn. Om de administratieve lasten voor de marktdeelnemers te verkleinen, mag die EU-conformiteitsverklaring bestaan uit een dossier van afzonderlijke relevante conformiteitsverklaringen.

(43)

De CE-markering, waarmee de conformiteit van radioapparatuur wordt aangegeven, is de zichtbare uitkomst van een uitgebreid proces van conformiteitsbeoordeling in brede zin. In Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn algemene beginselen betreffende de CE-markering vastgesteld. In deze richtlijn moeten voorschriften betreffende het aanbrengen van de CE-markering worden vastgesteld.

(44)

Het voorschrift om de CE-markering op producten aan te brengen, is belangrijk voor de voorlichting van consumenten en overheidsinstanties. Dankzij de mogelijkheid vastgesteld bij Richtlijn 1999/5/EG om op kleine apparatuur een kleinere CE-markering aan te brengen, mits deze zichtbaar en leesbaar blijft, kon de toepassing van dit voorschrift worden vereenvoudigd zonder dat het daardoor minder doeltreffend werd; daarom moet in deze richtlijn in die mogelijkheid worden voorzien.

(45)

Gebleken is dat het in Richtlijn 1999/5/EG gestelde voorschrift om de CE-markering op de verpakking van apparatuur aan te brengen, de markttoezichtstaak heeft vereenvoudigd; daarom moet dit voorschrift in deze richtlijn worden opgenomen.

(46)

De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat radioapparatuur slechts op de markt kan worden aangeboden indien zij, wanneer zij op passende wijze wordt geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig haar bestemming wordt gebruikt, voldoet aan de essentiële eisen van deze richtlijn, en in het geval van de essentiële eis om te zorgen voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen en huisdieren en voor de bescherming van goederen, ook onder gebruiksomstandigheden die redelijkerwijs te voorzien zijn. Radioapparatuur mag slechts als niet in overeenstemming met die essentiële eis worden beschouwd, als deze wordt gebruikt in omstandigheden die redelijkerwijs te voorzien zijn, dat wil zeggen gebruik dat het gevolg zou kunnen zijn van rechtmatig en gemakkelijk voorspelbaar menselijk gedrag.

(47)

Gezien de snelle technologische veranderingen in de richting van een papierloze omgeving, waar radioapparatuur is uitgerust met een geïntegreerd beeldscherm, moet de Commissie, als onderdeel van de evaluatie van de werking van deze richtlijn, onderzoeken of het haalbaar is de eisen betreffende het aanbrengen van de naam, de geregistreerde handelsnaam of de geregistreerde merknaam van de fabrikant en één enkele plaats of het postadres waarop contact met hem kan worden opgenomen, de CE-markering en de EU-conformiteitsverklaring te vervangen door hetzij een functie waarbij deze informatie bij het opstarten van de radioapparatuur automatisch wordt weergegeven of een functie waarbij de eindgebruiker kan kiezen of de desbetreffende informatie wordt weergegeven. Voorts moet de Commissie, in het kader van dit haalbaarheidsonderzoek, ook in overweging nemen of op het geïntegreerde beeldscherm van radioapparatuur waarin een niet-opgeladen batterij ingebouwd is, een verwijderbaar doorzichtig etiket met de vermelde informatie kan worden aangebracht.

(48)

Bij sommige in deze richtlijn beschreven conformiteitsbeoordelingsprocedures spelen conformiteitsbeoordelingsinstanties, die door de lidstaten bij de Commissie worden aangemeld, een rol.

(49)

De ervaring heeft geleerd dat de in Richtlijn 1999/5/EG vastgestelde criteria waaraan conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen om bij de Commissie aangemeld te kunnen worden, ontoereikend zijn om een uniform hoog prestatieniveau van aangemelde instanties in de hele Unie te waarborgen. Het is echter essentieel dat alle aangemelde instanties hun functie op hetzelfde niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden uitoefenen. Hiertoe moeten verplichte eisen worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die willen worden aangemeld met het oog op het verlenen van conformiteitsbeoordelingsdiensten.

(50)

Als een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de in geharmoniseerde normen vastgestelde criteria, dient zij te worden geacht te voldoen aan de overeenkomstige eisen van deze richtlijn.

(51)

Om bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling een consistent kwaliteitsniveau te kunnen waarborgen, moeten ook eisen worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten en andere instanties die bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op aangemelde instanties betrokken zijn.

(52)

Het in deze richtlijn beschreven systeem moet worden aangevuld met het accreditatiesysteem van Verordening (EG) nr. 765/2008. Omdat accreditatie een essentieel middel is om te controleren of de conformiteitsbeoordelingsinstanties bekwaam zijn, moet accreditatie ook bij aanmelding worden gebruikt.

(53)

Transparante accreditatie, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 765/2008, die het noodzakelijke niveau van vertrouwen in conformiteitscertificaten waarborgt, moet door de nationale autoriteiten in de hele Unie worden beschouwd als het geprefereerde middel waarmee de technische bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kan worden aangetoond. De nationale autoriteiten kunnen evenwel van oordeel zijn dat zij over de passende middelen beschikken om die beoordeling zelf uit te voeren. In dat geval moeten zij, om te waarborgen dat de door andere nationale autoriteiten uitgevoerde evaluaties voldoende geloofwaardig zijn, aan de Commissie en de andere lidstaten het nodige bewijsmateriaal overleggen waaruit blijkt dat de geëvalueerde conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de relevante regelgevingseisen voldoen.

(54)

Conformiteitsbeoordelingsinstanties besteden vaak een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of doen een beroep op een dochteronderneming. Om het beschermingsniveau te kunnen garanderen dat nodig is voor radioapparatuur die in de Unie in de handel wordt gebracht, is het essentieel dat onderaannemers en dochterondernemingen bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken aan dezelfde eisen voldoen als aangemelde instanties. Daarom is het belangrijk dat ook de activiteiten die door onderaannemers en dochterondernemingen worden verricht, worden betrokken in de beoordeling van de bekwaamheid en de prestaties van instanties die worden aangemeld en in het toezicht op reeds aangemelde instanties.

(55)

De aanmeldingsprocedure moet efficiënter en transparanter worden, en met name worden aangepast aan nieuwe technologie, zodat de aanmelding online kan worden verricht.

(56)

Aangezien aangemelde instanties hun diensten in de gehele Unie kunnen aanbieden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld bezwaren in te brengen tegen een aangemelde instantie. Daarom is het belangrijk te voorzien in een termijn waarbinnen twijfels of bedenkingen omtrent de bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kunnen worden weggenomen alvorens zij als aangemelde instantie gaan functioneren.

(57)

Uit concurrentieoogpunt is het cruciaal dat de aangemelde instanties bij de toepassing van de conformiteitsbeoordelingsmodules geen onnodige lasten voor marktdeelnemers creëren. Bij de technische toepassing van de conformiteitsbeoordelingsprocedures moet om dezelfde reden worden gezorgd voor consistentie, zodat de marktdeelnemers gelijk worden behandeld. Dit kan het best worden bereikt door passende coördinatie en samenwerking tussen de aangemelde instanties.

(58)

Om rechtszekerheid te waarborgen, moet duidelijk worden gemaakt dat de in Verordening (EG) nr. 765/2008 vastgestelde voorschriften inzake markttoezicht in de Unie en controle van producten die de markt van de Unie binnenkomen, op onder deze richtlijn vallende radioapparatuur van toepassing zijn. Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten te kiezen welke autoriteiten voor de uitvoering van die taken bevoegd zijn.

(59)

In Richtlijn 1999/5/EG is al een vrijwaringsprocedure opgenomen, die uitsluitend wordt toegepast wanneer de lidstaten het niet eens zijn over door een lidstaat genomen maatregelen. Om de transparantie te vergroten en tijdverlies te beperken, moet de bestaande vrijwaringsprocedure worden verbeterd teneinde deze efficiënter te maken en van de deskundigheid in de lidstaten te profiteren.

(60)

De op grond van Beschikking nr. 676/2002/EG door de Commissie vastgestelde besluiten kunnen voorwaarden met betrekking tot de beschikbaarheid en het efficiënte gebruik van het radiospectrum omvatten waardoor het totale aantal in gebruik genomen radiotoestellen kan worden beperkt, zoals een uiterste gebruiksdatum, een maximale penetratiegraad of een maximumaantal radiotoestellen in elke lidstaat of in de Unie. Dankzij deze voorwaarden kan de markt worden opengesteld voor nieuwe radioapparatuur en tegelijk het risico worden beperkt dat door een te groot aantal in gebruik genomen radiotoestellen schadelijke interferentie optreedt, ook al voldoet deze apparatuur individueel aan de essentiële eisen van deze richtlijn. Bij overtreding van deze voorwaarden kan een risico met betrekking tot de essentiële eisen ontstaan, met name een risico op schadelijke interferentie.

(61)

Het bestaande systeem moet worden aangevuld met een procedure om belanghebbenden te informeren over voorgenomen maatregelen tegen radioapparatuur die een risico meebrengt voor de gezondheid of de veiligheid van personen of voor andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang waarop deze richtlijn betrekking heeft. Deze procedure moet ook markttoezichtautoriteiten in staat stellen samen met de betrokken marktdeelnemers in een vroeger stadium tegen dergelijke apparatuur op te treden.

(62)

Indien de lidstaten en de Commissie het eens zijn dat een maatregel van een lidstaat gerechtvaardigd is, is nadere betrokkenheid van de Commissie hierbij niet nodig, behalve wanneer de niet-conformiteit kan worden toegeschreven aan tekortkomingen van een geharmoniseerde norm.

(63)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (13).

(64)

Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen waarbij wordt bepaald hoe informatie moet worden verstrekt in geval van beperkingen betreffende de ingebruikneming of van bestaande voorschriften voor machtiging tot het gebruik en waarbij de aanmeldende lidstaat wordt verzocht de nodige corrigerende maatregelen te nemen met betrekking tot een aangemelde instantie die niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast.

(65)

Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen: om te bepalen of bepaalde categorieën elektrische of elektronische producten aan de definitie van „radioapparatuur” beantwoorden; om operationele voorschriften vast te stellen om de informatie over de conformiteit beschikbaar te stellen; om operationele voorschriften voor de registratie en de aanbrenging van het registratienummer op de radioapparatuur vast te stellen; en om de gelijkwaardigheid tussen de aangemelde radio-interfaces vast te stellen en een radioapparatuurklasse toe te kennen, moet de onderzoeksprocedure worden toegepast. Deze moet ook worden toegepast met betrekking tot conforme radioapparatuur die een gevaar oplevert voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang.

(66)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met conforme radioapparatuur die een gevaar oplevert voor de gezondheid of veiligheid van personen, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(67)

In overeenstemming met de vaste praktijk kan het bij deze richtlijn ingestelde comité overeenkomstig zijn reglement van orde een nuttige rol spelen bij het onderzoeken van kwesties in verband met de toepassing van deze richtlijn die door zijn voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde worden gesteld.

(68)

Wanneer kwesties in verband met deze richtlijn, anders dan de uitvoering ervan of inbreuken erop, onderzocht worden, meer bepaald in een deskundigengroep van de Commissie, moet het Europees Parlement overeenkomstig de bestaande praktijk volledige informatie en documentatie ontvangen, alsook, voor zover passend, een uitnodiging om deze vergaderingen bij te wonen.

(69)

De Commissie moet, door middel van uitvoeringshandelingen en, gezien het bijzondere karakter ervan, zonder Verordening (EU) nr. 182/2011 toe te passen, bepalen of de maatregelen die de lidstaten hebben getroffen met betrekking tot niet-conforme radioapparatuur gerechtvaardigd zijn of niet.

(70)

De lidstaten moeten voorschriften vaststellen voor sancties op overtredingen van ingevolge deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht en ervoor zorgen dat deze voorschriften worden gehandhaafd. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(71)

Er moet in een overgangsregeling worden voorzien waardoor radioapparatuur die op grond van Richtlijn 1999/5/EG reeds in de handel is gebracht, op de markt kan worden aangeboden en in gebruik kan worden genomen.

(72)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd.

(73)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk waarborgen dat radioapparatuur op de markt aan de eisen voldoet die een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de veiligheid, een passend niveau van elektromagnetische compatibiliteit, alsook een effectief en effectief gebruik van het radiospectrum ter voorkoming van schadelijke interferentie bieden en tegelijkertijd de goede werking van de interne markt garanderen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(74)

Richtlijn 1999/5/EG moet worden ingetrokken.

(75)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (14) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze richtlijn wordt een regelgevingskader vastgesteld voor het op de markt aanbieden en de ingebruikneming in de Unie van radioapparatuur.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op de in bijlage I vermelde apparatuur.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op radioapparatuur die uitsluitend wordt gebruikt voor activiteiten die betrekking hebben op de openbare veiligheid, defensie, de staatsveiligheid, met inbegrip van het economische welzijn van de staat wanneer de activiteiten verband houden met aangelegenheden die de staatsveiligheid betreffen, en voor de activiteiten van de staat op het gebied van strafrecht.

4.   Op radioapparatuur die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt, is Richtlijn 2014/35/EU niet van toepassing, behalve zoals beschreven in artikel 3, lid 1, onder a), van deze richtlijn.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.

„radioapparatuur”: elektrisch of elektronisch product dat doelbewust radiogolven uitzendt en/of ontvangt ten behoeve van radiocommunicatie en/of radiodeterminatie, of elektrisch of elektronisch product dat moet worden aangevuld met een accessoire, zoals een antenne, om doelbewust radiogolven te kunnen uitzenden en/of ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie en/of radiodeterminatie;

2.

„radiocommunicatie”: communicatie door middel van radiogolven;

3.

„radiodeterminatie”: het vaststellen van de positie, snelheid en/of andere kenmerken van een object of het verkrijgen van informatie over deze parameters door middel van de voortplantingseigenschappen van radiogolven;

4.

„radiogolven”: elektromagnetische golven met frequenties van lager dan 3 000 GHz, die zich in de ruimte voortplanten zonder kunstmatige geleider;

5.

„radio-interface”: specificatie van het gereguleerd gebruik van het radiospectrum;

6.

„radioapparatuurklasse”: klasse ter aanduiding van bepaalde in het kader van deze richtlijn als gelijksoortig beschouwde categorieën radioapparatuur en de radio-interfaces waarvoor de radioapparatuur is ontworpen;

7.

„schadelijke interferentie”: schadelijke interferentie zoals gedefinieerd in artikel 2, onder r), van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (15);

8.

„elektromagnetische verstoring”: elektromagnetische verstoring zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 5, van Richtlijn 2014/30/EU;

9.

„op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van radioapparatuur met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;

10.

„in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van radioapparatuur;

11.

„ingebruikneming”: het eerste gebruik van radioapparatuur in de Unie door de eindgebruiker ervan;

12.

„fabrikant”: natuurlijke of rechtspersoon die radioapparatuur vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en deze apparatuur onder zijn naam of merknaam verhandelt;

13.

„gemachtigde”: in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

14.

„importeur”: in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die radioapparatuur uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

15.

„distributeur”: natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, verschillend van de fabrikant of de importeur, die radioapparatuur op de markt aanbiedt;

16.

„marktdeelnemers”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur en de distributeur;

17.

„technische specificatie”: een document dat de technische eisen voorschrijft waaraan radioapparatuur moet voldoen;

18.

„geharmoniseerde norm”: geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

19.

„accreditatie”: accreditatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

20.

„nationale accreditatie-instantie”: accreditatie-instantie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EG) nr. 765/2008;

21.

„conformiteitsbeoordeling”: het proces waarin wordt aangetoond of voldaan is aan de essentiële eisen van deze richtlijn voor radioapparatuur;

22.

„conformiteitsbeoordelingsinstantie”: instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht;

23.

„terugroepen”: maatregel waarmee wordt beoogd radioapparatuur te doen terugkeren die al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld;

24.

„uit de handel nemen”: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat radioapparatuur die zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;

25.

„harmonisatiewetgeving van de Unie”: alle wetgeving van de Unie die de voorwaarden voor het verhandelen van producten harmoniseert;

26.

„CE-markering”: markering waarmee de fabrikant aangeeft dat de radioapparatuur in overeenstemming is met alle toepasselijke eisen van de harmonisatiewetgeving van de Unie die in het aanbrengen ervan voorziet.

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen om te bepalen of bepaalde categorieën elektrische of elektronische producten aan de definitie in lid 1, punt 1, van dit artikel beantwoorden. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 3

Essentiële eisen

1.   Radioapparatuur moet zo geconstrueerd zijn dat het volgende wordt gewaarborgd:

a)

de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen en huisdieren, en de bescherming van goederen, met inbegrip van de doelstellingen met betrekking tot de veiligheidsvoorschriften van Richtlijn 2014/35/EU, maar zonder toepassing van de spanningsgrens;

b)

een passend niveau van elektromagnetische compatibiliteit zoals beschreven in Richtlijn 2014/30/EU.

2.   Radioapparatuur moet zo geconstrueerd zijn dat zij het radiospectrum zowel effectief gebruikt als een efficiënt gebruik van het radiospectrum ondersteunt met als doel schadelijke interferentie te voorkomen.

3.   Tot bepaalde categorieën of klassen behorende radioapparatuur moet zo geconstrueerd zijn dat zij voldoet aan de volgende essentiële eisen:

a)

radioapparatuur functioneert onderling met accessoires, met name met universele laders;

b)

radioapparatuur functioneert via netwerken onderling met andere radioapparatuur;

c)

radioapparatuur kan in de hele Unie worden aangesloten op interfaces van het geschikte type;

d)

radioapparatuur schaadt het netwerk of de werking ervan niet en maakt evenmin misbruik van de netwerkmiddelen waardoor een onaanvaardbare achteruitgang van de dienst wordt veroorzaakt;

e)

radioapparatuur bevat beveiligingen om de bescherming van de persoonsgegevens en de privacy van de gebruiker en de abonnee te waarborgen;

f)

radioapparatuur ondersteunt bepaalde mogelijkheden die bescherming tegen fraude waarborgen;

g)

radioapparatuur ondersteunt bepaalde mogelijkheden die de toegang tot nooddiensten waarborgen;

h)

radioapparatuur ondersteunt bepaalde mogelijkheden die het gebruik ervan door gebruikers met een handicap vergemakkelijken;

i)

radioapparatuur ondersteunt bepaalde mogelijkheden om te waarborgen dat software alleen in de radioapparatuur kan worden geladen als de conformiteit van de combinatie van de radioapparatuur en de software is aangetoond.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd op welke categorieën of klassen radioapparatuur elk van de eisen in de punten a) tot en met i) in de eerste alinea van dit lid betrekking heeft.

Artikel 4

Verstrekking van informatie over de conformiteit van combinaties van radioapparatuur en software

1.   De fabrikanten van radioapparatuur en van software die ervoor zorgt dat radioapparatuur kan worden gebruikt zoals bedoeld, verstrekken de lidstaten en de Commissie informatie over de conformiteit van voorgenomen combinaties van radioapparatuur en software met de essentiële eisen van artikel 3. Deze informatie vloeit voort uit een overeenkomstig artikel 17 uitgevoerde conformiteitsbeoordeling en wordt verstrekt in de vorm van een conformiteitsverklaring waarin de in bijlage VI vermelde elementen zijn opgenomen. Afhankelijk van de specifieke combinaties van radioapparatuur en software wordt in de informatie nauwkeurig aangegeven welke radioapparatuur en software zijn beoordeeld, en deze informatie wordt voortdurend bijgewerkt.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd op welke categorieën of klassen radioapparatuur de eis in lid 1 van dit artikel betrekking heeft.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vastlegging van de operationele voorschriften voor de beschikbaarstelling van de informatie over de conformiteit voor de klassen en categorieën die zijn bepaald middels de op grond van lid 2 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 5

Registratie van typen radioapparatuur van sommige categorieën

1.   Met ingang van 12 juni 2018 registreren de fabrikanten typen radioapparatuur van categorieën apparatuur waarvoor een laag niveau van naleving van de essentiële eisen van artikel 3 wordt geconstateerd, in een centraal systeem als bedoeld in lid 4 van dit artikel, voordat radioapparatuur van die categorieën in de handel wordt gebracht. Bij het registeren van dergelijke typen radioapparatuur verstrekken de fabrikanten bepaalde of, in gerechtvaardigde gevallen, alle technische documentatie als genoemd onder a), d), e), f), g), h) en i) van bijlage V. De Commissie kent aan elk geregistreerd type radioapparatuur een registratienummer toe, dat de fabrikanten aanbrengen op de radioapparatuur die in de handel wordt gebracht.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin wordt gespecificeerd op welke categorieën radioapparatuur de eis in lid 1 van dit artikel betrekking heeft, en welke technische documentatie moeten worden verstrekt, rekening houdend met de door de lidstaten overeenkomstig artikel 47, lid 1, verstrekte informatie over de conformiteit van radioapparatuur en na een evaluatie van het risico dat de essentiële eisen niet worden toegepast.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vastlegging van de operationele voorschriften voor de registratie en voor het aanbrengen van het registratienummer op de radioapparatuur voor de categorieën die zijn bepaald middels de op grond van lid 2 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 45, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   De Commissie stelt een centraal systeem beschikbaar waarin de fabrikanten de vereiste informatie kunnen registreren. Dit systeem waarborgt een passende controle op de toegang tot informatie van vertrouwelijke aard.

5.   Na de datum van toepassing van een op grond van lid 2 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling worden de gevolgen ervan onderzocht in de overeenkomstig artikel 47, leden 1 en 2, opgestelde verslagen.

Artikel 6

Op de markt aanbieden

De lidstaten nemen passende maatregelen om te waarborgen dat radioapparatuur alleen op de markt wordt aangeboden als zij voldoet aan deze richtlijn.

Artikel 7

Ingebruikneming en gebruik

De lidstaten staan de ingebruikneming en het gebruik van radioapparatuur toe indien zij aan deze richtlijn voldoet wanneer zij op passende wijze wordt geïnstalleerd en onderhouden en overeenkomstig haar bestemming wordt gebruikt. Onverminderd hun verplichtingen op grond van Beschikking nr. 676/2002/EG en de voorwaarden verbonden aan machtigingen voor het gebruik van frequenties overeenkomstig het recht van de Unie, met name artikel 9, leden 3 en 4, van Richtlijn 2002/21/EG, mogen de lidstaten slechts aanvullende eisen voor de ingebruikneming en/of het gebruik van radioapparatuur stellen om redenen die verband houden met het effectieve en efficiënte gebruik van het radiospectrum, met de voorkoming van schadelijke interferentie, met de voorkoming van elektromagnetische verstoringen, of met de volksgezondheid.

Artikel 8

Kennisgeving van radio-interfacespecificaties en toewijzing van radioapparatuurklassen

1.   De lidstaten doen overeenkomstig de in Richtlijn 98/34/EG beschreven procedure kennisgeving van de radio-interfaces die zij voornemens zijn te reguleren met uitzondering van:

a)

de radio-interfaces die volledig en zonder enige afwijking beantwoorden aan de besluiten van de Commissie betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum vastgesteld op grond van Beschikking nr. 676/2002/EG, en

b)

de radio-interfaces die overeenkomstig uitvoeringshandelingen vastgesteld op grond van lid 2 van dit artikel betrekking hebben op radioapparatuur die zonder beperkingen in de Unie in gebruik genomen en gebruikt kan worden.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de gelijkwaardigheid tussen radio-interfaces waarvan kennisgeving is gedaan, en ter toekenning van een radioapparatuurklasse, waarvan de gegevens in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 45, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 9

Vrij verkeer van radioapparatuur

1.   Het is de lidstaten niet toegestaan het op de markt aanbieden op hun grondgebied van radioapparatuur die aan deze richtlijn voldoet, te belemmeren om redenen die verband houden met de aspecten waarop deze richtlijn betrekking heeft.

2.   De lidstaten mogen het tijdens handelsbeurzen, tentoonstellingen en soortgelijke evenementen tonen van radioapparatuur die niet aan deze richtlijn voldoet, niet belemmeren, op voorwaarde dat een zichtbaar teken duidelijk aangeeft dat dergelijke radioapparatuur niet op de markt aangeboden en/of in gebruik genomen mag worden zolang zij niet conform is gemaakt met deze richtlijn. Het demonstreren van radioapparatuur mag enkel plaatsvinden als de nodige door de lidstaten voorgeschreven maatregelen zijn genomen om schadelijke interferentie, elektromagnetische verstoringen en gevaren voor de gezondheid of veiligheid van personen of huisdieren of voor de veiligheid van goederen te voorkomen.

HOOFDSTUK II

VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS

Artikel 10

Verplichtingen van fabrikanten

1.   Wanneer fabrikanten hun radioapparatuur in de handel brengen, waarborgen zij dat zij is ontworpen en vervaardigd overeenkomstig de essentiële eisen van artikel 3.

2.   Fabrikanten zorgen ervoor dat de radioapparatuur zo ontworpen is dat zij in ten minste één lidstaat kan worden gebruikt zonder inbreuk te maken op de toepasselijke voorschriften betreffende het gebruik van het radiospectrum.

3.   Fabrikanten stellen de in artikel 21 bedoelde technische documentatie op en voeren de in artikel 17 bedoelde relevante conformiteitsbeoordelingsprocedure uit of laten deze uitvoeren.

Wanneer met die conformiteitsbeoordelingsprocedure is aangetoond dat radioapparatuur aan de toepasselijke eisen voldoet, stellen fabrikanten een EU-conformiteitsverklaring op en brengen zij de CE-markering aan.

4.   Fabrikanten bewaren de technische documentatie en de EU-conformiteitsverklaring gedurende tien jaar nadat de radioapparatuur in de handel is gebracht.

5.   Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de conformiteit van hun serieproductie met deze richtlijn te blijven waarborgen. Er wordt terdege rekening gehouden met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van radioapparatuur en met veranderingen in de geharmoniseerde normen of andere technische specificaties waarnaar in de conformiteitsverklaring van radioapparatuur is verwezen.

Indien dit rekening houdend met de risico's van radioapparatuur passend wordt geacht, voeren fabrikanten met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de eindgebruikers steekproeven uit op radioapparatuur die op de markt is aangeboden, onderzoeken zij klachten, non-conforme radioapparatuur en teruggeroepen radioapparatuur en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van de monitoring hiervan.

6.   Fabrikanten zorgen ervoor dat op radioapparatuur die zij in de handel hebben gebracht een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel is aangebracht, of wanneer dit door de omvang of aard van de radioapparatuur niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij de radioapparatuur gevoegd document is vermeld.

7.   Fabrikanten vermelden op de radioapparatuur hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen of, wanneer dit door de omvang of aard van de radioapparatuur niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij de radioapparatuur gevoegd document. Het adres moet één enkele plaats aangeven waar de fabrikant kan worden gecontacteerd. De contactgegevens worden gesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal.

8.   Fabrikanten zien erop toe dat de radioapparatuur vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen. De instructies bevatten de voor het beoogde gebruik van de radioapparatuur noodzakelijke informatie. Deze informatie omvat, in voorkomend geval, een beschrijving van de accessoires en onderdelen, met inbegrip van software, die het mogelijk maken dat de radioapparatuur functioneert zoals bedoeld. Deze instructies en veiligheidsinformatie, alsmede eventuele etikettering, zijn duidelijk en begrijpelijk.

Ook de volgende informatie wordt verstrekt indien de radioapparatuur doelbewust radiogolven uitzendt:

a)

frequentieband(en) waarin de radioapparatuur functioneert;

b)

maximaal radiofrequent vermogen uitgezonden in de frequentieband(en) waarin de radioapparatuur functioneert.

9.   Fabrikanten zorgen ervoor dat elk stuk radioapparatuur vergezeld gaat van een kopie van de EU-conformiteitsverklaring of een vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring. Als een vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring wordt verstrekt, bevat deze het juiste internetadres waar de volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring te vinden is.

10.   In geval van beperkingen betreffende de ingebruikneming of van voorschriften voor machtiging tot het gebruik geeft de op de verpakking verstrekte informatie aan in welke lidstaten of welk geografisch gebied in een lidstaat beperkingen betreffende de ingebruikneming of voorschriften voor machtiging tot het gebruik bestaan. Deze informatie wordt aangevuld in de bij de radioapparatuur gevoegde instructies. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin wordt gespecificeerd hoe deze informatie moet worden gepresenteerd. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 45, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

11.   Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte radioapparatuur niet conform is met deze richtlijn, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om die radioapparatuur conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, wanneer de radioapparatuur een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de radioapparatuur op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven. De resultaten van die maatregelen worden zo spoedig mogelijk aan die autoriteiten verstrekt.

12.   Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de radioapparatuur met deze richtlijn aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van de door hen in de handel gebrachte radioapparatuur.

Artikel 11

Gemachtigden

1.   Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

De verplichtingen uit hoofde van artikel 10, lid 1, en de in artikel 10, lid 3, bepaalde verplichting om technische documentatie op te stellen maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2.   Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a)

hij houdt de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie gedurende tien jaar nadat de radioapparatuur in de handel is gebracht, ter beschikking van de nationale markttoezichtautoriteiten;

b)

hij verstrekt een bevoegde nationale autoriteit op grond van een met redenen omkleed verzoek alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de radioapparatuur aan te tonen;

c)

hij verleent op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking aan eventueel genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van radioapparatuur die onder het mandaat van de gemachtigde valt.

Artikel 12

Verplichtingen van importeurs

1.   Importeurs brengen alleen radioapparatuur in de handel die aan de gestelde eisen voldoet.

2.   Alvorens radioapparatuur in de handel te brengen, zien importeurs erop toe dat de fabrikant de in artikel 17 bedoelde juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd en dat de radioapparatuur zo ontworpen is dat zij in ten minste één lidstaat kan worden gebruikt zonder inbreuk te maken op de toepasselijke voorschriften betreffende het gebruik van het radiospectrum. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld, dat de radioapparatuur voorzien is van de vereiste CE-markering en vergezeld gaat van de in artikel 10, leden 8, 9 en 10, bedoelde informatie en documenten, en dat de fabrikant aan de eisen in artikel 10, leden 6 en 7, heeft voldaan.

Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat radioapparatuur niet conform is met de essentiële eisen van artikel 3, mag hij de radioapparatuur niet in de handel brengen alvorens zij conform is gemaakt. Bovendien brengen importeurs, wanneer de radioapparatuur een risico vertoont, de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

3.   Importeurs vermelden op de radioapparatuur hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerde merknaam en het postadres waarop contact met hen kan worden opgenomen of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking ervan of in een bij de radioapparatuur gevoegd document. Dit is onder meer het geval wanneer de omvang van de radioapparatuur het onmogelijk maakt of wanneer de importeur de verpakking zou moeten openmaken om zijn naam en adres op de radioapparatuur aan te brengen. De contactgegevens worden gesteld in een voor eindgebruikers en markttoezichtautoriteiten gemakkelijk te begrijpen taal.

4.   Importeurs zien erop toe dat de radioapparatuur vergezeld gaat van instructies en veiligheidsinformatie in een door de betrokken lidstaat bepaalde taal die de consumenten en andere eindgebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

5.   Importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor de radioapparatuur verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de radioapparatuur met de essentiële eisen van artikel 3 niet in het gedrang komt.

6.   Indien het rekening houdend met de risico's van radioapparatuur passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de eindgebruikers steekproeven uit op radioapparatuur die op de markt is aangeboden, onderzoeken zij klachten, non-conforme radioapparatuur en teruggeroepen radioapparatuur en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van de monitoring hiervan.

7.   Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte radioapparatuur niet conform is met deze richtlijn, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om die radioapparatuur conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, wanneer de radioapparatuur een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de radioapparatuur op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8.   Importeurs houden gedurende tien jaar nadat de radioapparatuur in de handel is gebracht, een kopie van de EU-conformiteitsverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

9.   Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van radioapparatuur aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van door hen in de handel gebrachte radioapparatuur.

Artikel 13

Verplichtingen van distributeurs

1.   Distributeurs die radioapparatuur op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de eisen van deze richtlijn.

2.   Alvorens radioapparatuur op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of de radioapparatuur voorzien is van de CE-markering en vergezeld gaat van de krachtens deze richtlijn vereiste documenten en van de instructies en veiligheidsinformatie in een taal die de consumenten en andere eindgebruikers in de lidstaat waar de radioapparatuur op de markt wordt aangeboden, gemakkelijk kunnen begrijpen, en of de fabrikant en de importeur respectievelijk aan de eisen in artikel 10, lid 2, en leden 6 tot en met 10, en artikel 12, lid 3, hebben voldaan.

Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat radioapparatuur niet conform is met de essentiële eisen van artikel 3, mag hij de radioapparatuur niet op de markt aanbieden alvorens zij conform is gemaakt. Bovendien brengen distributeurs, wanneer de radioapparatuur een risico vormt, de fabrikant of de importeur alsook de markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

3.   Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor de radioapparatuur verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de radioapparatuur met de essentiële eisen van artikel 3 niet in het gedrang komt.

4.   Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden radioapparatuur niet conform is met deze richtlijn, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om die radioapparatuur conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, wanneer de radioapparatuur een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de radioapparatuur op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

5.   Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit op papier of elektronisch alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van radioapparatuur aan te tonen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van de door hen op de markt aangeboden radioapparatuur.

Artikel 14

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze richtlijn als fabrikant beschouwd en hij moet aan de in artikel 10 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij radioapparatuur onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of reeds in de handel gebrachte radioapparatuur zodanig wijzigt dat de conformiteit met deze richtlijn in het gedrang kan komen.

Artikel 15

Identificatie van marktdeelnemers

Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten mee:

a)

elke marktdeelnemer die radioapparatuur aan hen heeft geleverd;

b)

elke marktdeelnemer aan wie zij radioapparatuur hebben geleverd.

Marktdeelnemers moeten gedurende tien jaar nadat de radioapparatuur aan hen is geleverd en gedurende tien jaar nadat zij de radioapparatuur hebben geleverd, de in de eerste alinea bedoelde informatie kunnen verstrekken.

HOOFDSTUK III

CONFORMITEIT VAN RADIOAPPARATUUR

Artikel 16

Vermoeden van conformiteit van radioapparatuur

Radioapparatuur die conform is met geharmoniseerde normen of delen ervan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt geacht conform te zijn met de essentiële eisen van artikel 3 die door die normen of delen ervan worden bestreken.

Artikel 17

Conformiteitsbeoordelingsprocedures

1.   De fabrikant voert een conformiteitsbeoordeling van de radioapparatuur uit teneinde aan de essentiële eisen van artikel 3 te voldoen. Bij de conformiteitsbeoordeling wordt rekening gehouden met alle beoogde gebruiksomstandigheden en voor de essentiële eis van artikel 3, lid 1, onder a), wordt bij de beoordeling ook rekening gehouden met de redelijkerwijs te voorziene omstandigheden. Indien de radioapparatuur verschillende configuraties kan aannemen, dient de conformiteitsbeoordeling te bevestigen dat de radioapparatuur aan de in artikel 3 bedoelde essentiële eisen voldoet in alle mogelijke configuraties.

2.   Fabrikanten tonen de conformiteit van radioapparatuur met de essentiële eisen van artikel 3, lid 1, aan door middel van een van de volgende conformiteitsbeoordelingsprocedures:

a)

interne productiecontrole zoals beschreven in bijlage II;

b)

EU-typeonderzoek gevolgd door de conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole, zoals beschreven in bijlage III;

c)

conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging zoals beschreven in bijlage IV.

3.   Als de fabrikant bij de beoordeling van de conformiteit van radioapparatuur met de essentiële eisen van artikel 3, leden 2 en 3, geharmoniseerde normen heeft toegepast waarvan het de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, maakt hij gebruik van een van de volgende procedures:

a)

interne productiecontrole zoals beschreven in bijlage II;

b)

EU-typeonderzoek gevolgd door de conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole, zoals beschreven in bijlage III;

c)

conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging zoals beschreven in bijlage IV.

4.   Als de fabrikant bij de beoordeling van de conformiteit van radioapparatuur met de essentiële eisen van artikel 3, leden 2 en 3, geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, niet of slechts gedeeltelijk heeft toegepast of als dergelijke geharmoniseerde normen niet bestaan, wordt de radioapparatuur met betrekking tot die essentiële eisen aan een van de volgende procedures onderworpen:

a)

EU-typeonderzoek gevolgd door de conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole, zoals beschreven in bijlage III;

b)

conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging zoals beschreven in bijlage IV.

Artikel 18

EU-conformiteitsverklaring

1.   In de EU-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat aangetoond is dat aan de essentiële eisen van artikel 3 is voldaan.

2.   De EU-conformiteitsverklaring heeft de structuur van het model in bijlage VI, bevat de daarin vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar de radioapparatuur in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden.

De vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring als bedoeld in artikel 10, lid 9, bevat de in bijlage VII vermelde elementen en wordt voortdurend bijgewerkt. Zij wordt vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar de radioapparatuur in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het internetadres vermeld in de vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar de radioapparatuur in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden.

3.   Indien voor radioapparatuur uit hoofde van meer dan één handeling van de Unie een EU-conformiteitsverklaring vereist is, wordt één EU-conformiteitsverklaring met betrekking tot al die handelingen van de Unie opgesteld. In die verklaring moet duidelijk worden aangegeven om welke handelingen van de Unie het gaat, onder vermelding van de publicatiereferenties ervan.

4.   Door de EU-conformiteitsverklaring op te stellen neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid voor de conformiteit van de radioapparatuur met de voorschriften van deze richtlijn op zich.

Artikel 19

Algemene beginselen van de CE-markering

1.   De CE-markering is onderworpen aan de algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008.

2.   Gezien de aard van radioapparatuur kan de hoogte van de op radioapparatuur aangebrachte CE-markering minder bedragen dan 5 mm, mits zij zichtbaar en leesbaar blijft.

Artikel 20

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering en het identificatienummer van de aangemelde instantie

1.   De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op de radioapparatuur of op het gegevensplaatje aangebracht, tenzij dat gezien de aard van de radioapparatuur niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is. De CE-markering wordt ook zichtbaar en leesbaar op de verpakking aangebracht.

2.   De CE-markering wordt aangebracht voordat de radioapparatuur in de handel wordt gebracht.

3.   De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie wanneer de in bijlage IV beschreven conformiteitsbeoordelingsprocedure wordt toegepast.

Het identificatienummer van de aangemelde instantie heeft dezelfde hoogte als de CE-markering.

Het identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door de aangemelde instantie zelf of, volgens haar instructies, door de fabrikant of zijn gemachtigde.

4.   De lidstaten bouwen voort op bestaande mechanismen om te zorgen voor een juiste toepassing van de voorschriften voor de CE-markering en nemen passende maatregelen in geval van oneigenlijk gebruik van die markering.

Artikel 21

Technische documentatie

1.   De technische documentatie bevat alle relevante gegevens betreffende de door de fabrikant aangewende middelen om ervoor te zorgen dat radioapparatuur voldoet aan de essentiële eisen van artikel 3. Zij omvat ten minste de in bijlage V vermelde elementen.

2.   De technische documentatie wordt opgesteld voordat radioapparatuur in de handel wordt gebracht en wordt voortdurend geactualiseerd.

3.   De technische documentatie en de correspondentie in verband met de procedure van het EU-typeonderzoek worden opgesteld in een officiële taal van de lidstaat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door die instantie aanvaarde taal.

4.   Indien de technische documentatie niet voldoet aan de leden 1, 2 of 3 van dit artikel en daardoor onvoldoende relevante gegevens bevat over de middelen die zijn aangewend om de conformiteit van radioapparatuur met de essentiële eisen van artikel 3 te waarborgen, kan de markttoezichtautoriteit de fabrikant of de importeur verzoeken op hun kosten binnen een bepaalde termijn een test te laten uitvoeren door een voor de markttoezichtautoriteit aanvaardbare instantie om na te gaan of aan de essentiële eisen van artikel 3 is voldaan.

HOOFDSTUK IV

AANMELDING VAN CONFORMITEITSBEOORDELINGSINSTANTIES

Artikel 22

Aanmelding

De instanties die bevoegd zijn om conformiteitsbeoordelingstaken van derden uit hoofde van deze richtlijn te verrichten, worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld.

Artikel 23

Aanmeldende autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van de naleving van artikel 28.

2.   De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3.   Wanneer de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 24. Bovendien moet deze instantie maatregelen treffen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4.   De aanmeldende autoriteit is volledig verantwoordelijk voor de taken die de in lid 3 bedoelde instantie verricht.

Artikel 24

Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten met conformiteitsbeoordelingsinstanties voordoen.

2.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3.   Een aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een conformiteitsbeoordelingsinstantie wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4.   Een aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door conformiteitsbeoordelingsinstanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie en biedt evenmin aan dergelijke activiteiten te verrichten of dergelijke adviezen te verlenen.

5.   Een aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

6.   Een aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 25

Informatieverplichting voor aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun procedures voor de beoordeling en aanmelding van conformiteitsbeoordelingsinstanties en voor het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen daarvan.

De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Artikel 26

Eisen in verband met aangemelde instanties

1.   Om te kunnen worden aangemeld moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties aan de eisen in de leden 2 tot en met 11 voldoen.

2.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is naar nationaal recht van een lidstaat opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of radioapparatuur.

Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van de door hen beoordeelde radioapparatuur, kan als een dergelijke instantie worden beschouwd op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond.

4.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door haar beoordeelde radioapparatuur, noch de vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit belet echter niet het gebruik van beoordeelde radioapparatuur die nodig is voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of het gebruik van de radioapparatuur voor persoonlijke doeleinden.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze radioapparatuur. Zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties zorgen ervoor dat de activiteiten van hun dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

5.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

6.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die in bijlage III en IV aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

De conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie radioapparatuur waarvoor zij is aangemeld over:

a)

het benodigde personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

b)

de nodige beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van deze procedures worden gewaarborgd. Zij beschikt over passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

c)

de nodige procedures om bij de uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de mate van complexiteit van de radioapparatuurtechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op passende wijze uit te voeren.

7.   Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingstaken verantwoordelijke personeel beschikt over:

a)

een gedegen technische en beroepsopleiding die alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b)

een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;

c)

voldoende kennis over en inzicht in de essentiële eisen van artikel 3, de toepasselijke geharmoniseerde normen en de relevante bepalingen van de harmonisatiewetgeving van de Unie en van de nationale wetgeving;

d)

de bekwaamheid om certificaten van EU-typeonderzoek of kwaliteitssysteemgoedkeuringen, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

8.   De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht, moet worden gewaarborgd.

De beloning van de hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken van een conformiteitsbeoordelingsinstantie verricht, hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de staat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10.   Het personeel van een conformiteitsbeoordelingsinstantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van de bijlagen III en IV of bepalingen van nationaal recht die daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11.   Conformiteitsbeoordelingsinstanties nemen deel aan, of zorgen ervoor dat hun personeel dat de conformiteitsbeoordelingstaken verricht op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten, de regelgevingsactiviteiten op het gebied van radioapparatuur en frequentieplanning, en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie, en hanteren de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 27

Vermoeden van conformiteit van aangemelde instanties

Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat zij voldoet aan de criteria in de ter zake doende geharmoniseerde normen of delen ervan, waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt zij geacht aan de eisen van artikel 26 te voldoen, op voorwaarde dat de van toepassing zijnde geharmoniseerde normen deze eisen dekken.

Artikel 28

Dochterondernemingen en uitbesteding door aangemelde instanties

1.   Wanneer de aangemelde instantie specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming aan de eisen van artikel 26 voldoet, en brengt zij de aanmeldende autoriteit hiervan op de hoogte.

2.   Aangemelde instanties nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze gevestigd zijn.

3.   Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.

4.   Aangemelde instanties houden de relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de dochteronderneming en over de door de onderaannemer of dochteronderneming uit hoofde van de bijlagen III en IV uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 29

Verzoek om aanmelding

1.   Een conformiteitsbeoordelingsinstantie dient een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2.   Het verzoek om aanmelding gaat vergezeld van een beschrijving van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s) en de radioapparatuur waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en, indien dit bestaat, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie, waarin wordt verklaard dat de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoet aan de eisen in artikel 26.

3.   Wanneer de betrokken conformiteitsbeoordelingsinstantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen, verschaft zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de eisen van artikel 26 te verifiëren en te erkennen en daar geregeld toezicht op te houden.

Artikel 30

Aanmeldingsprocedure

1.   Aanmeldende autoriteiten mogen uitsluitend conformiteitsbeoordelingsinstanties aanmelden die aan de eisen in artikel 26 hebben voldaan.

2.   Zij verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

3.   Bij de aanmelding worden de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, de conformiteitsbeoordelingsmodule(s), de radioapparatuur in kwestie en de desbetreffende bekwaamheidsattestatie uitvoerig beschreven.

4.   Wanneer een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 29, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten de bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de conformiteitsbeoordelingsinstantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat de instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 26.

5.   De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie of de andere lidstaten geen bezwaren hebben ingediend binnen twee weken na een aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt en binnen twee maanden na een aanmelding indien geen accreditatiecertificaat wordt gebruikt.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze richtlijn als aangemelde instantie beschouwd.

6.   De aanmeldende autoriteit stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van alle relevante latere wijzigingen in de aanmelding.

Artikel 31

Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.   De Commissie kent aan aangemelde instanties een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse handelingen van de Unie is aangemeld.

2.   De Commissie maakt de lijst van uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de aan die instanties toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt ervoor dat de lijst wordt bijgewerkt.

Artikel 32

Wijzigingen in aanmeldingen

1.   Wanneer een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 26 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.   Wanneer de aanmelding wordt beperkt, geschorst of ingetrokken, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 33

Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.   De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2.   De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken aangemelde instantie.

3.   Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4.   Wanneer de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, stelt zij een uitvoeringshandeling vast waarin de aanmeldende lidstaat wordt verzocht de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 45, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 34

Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de conformiteitsbeoordelingsprocedures in de bijlagen III en IV.

2.   De conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. De conformiteitsbeoordelingsinstantie houdt bij de uitoefening van haar activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de mate van complexiteit van de radioapparatuurtechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Hierbij eerbiedigt zij echter de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat de radioapparatuur aan deze richtlijn voldoet.

3.   Wanneer een aangemelde instantie vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan de essentiële eisen van artikel 3 of aan de overeenkomstige geharmoniseerde normen of andere technische specificaties, verlangt zij van die fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en verleent zij geen certificaat van EU-typeonderzoek of een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

4.   Wanneer een aangemelde instantie bij het toezicht op de conformiteit na verlening van een certificaat van EU-typeonderzoek of een kwaliteitssysteemgoedkeuring vaststelt dat de radioapparatuur niet meer conform is, verlangt zij van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schorst zij het certificaat van EU-typeonderzoek of de kwaliteitssysteemgoedkeuring of trekt zij deze in.

5.   Wanneer geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten van EU-typeonderzoek of de kwaliteitssysteemgoedkeuringen door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

Artikel 35

Beroep tegen besluiten van aangemelde instanties

De lidstaten voorzien in een beroepsprocedure tegen besluiten van de aangemelde instanties.

Artikel 36

Informatieverplichting voor aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)

elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van een certificaat van EU-typeonderzoek of een kwaliteitssysteemgoedkeuring overeenkomstig de voorschriften van de bijlagen III en IV;

b)

omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van of de voorwaarden voor hun aanmelding;

c)

informatieverzoeken over conformiteitsbeoordelingsactiviteiten die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen;

d)

op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2.   Aangemelde instanties verstrekken, overeenkomstig de voorschriften van de bijlagen III en IV, de andere uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten voor dezelfde categorieën radioapparatuur verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

3.   Aangemelde instanties komen de in de bijlagen III en IV vermelde informatieverplichtingen na.

Artikel 37

Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 38

Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen instanties die zijn aangemeld uit hoofde van deze richtlijn in de vorm van een sectorale groep van aangemelde instanties.

De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen aangemelde instanties rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep deelnemen.

HOOFDSTUK V

MARKTTOEZICHT IN DE UNIE, CONTROLE VAN RADIOAPPARATUUR DIE DE MARKT VAN DE UNIE BINNENKOMT EN VRIJWARINGSPROCEDURE VAN DE UNIE

Artikel 39

Markttoezicht in de Unie en controle van radioapparatuur die de markt van de Unie binnenkomt

Artikel 15, lid 3, en de artikelen 16 tot en met 29 van Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn van toepassing op radioapparatuur.

Artikel 40

Procedure voor radioapparatuur die op nationaal niveau een risico vertoont

1.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat onder deze richtlijn vallende radioapparatuur een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere onder deze richtlijn vallende aspecten van de bescherming van algemene belangen vormt, voeren zij een beoordeling van de radioapparatuur in kwestie uit in het licht van alle relevante eisen die bij deze richtlijn zijn vastgesteld. De desbetreffende marktdeelnemers werken hiertoe op elke vereiste wijze met de markttoezichtautoriteiten samen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij de in de eerste alinea bedoelde beoordeling vaststellen dat de radioapparatuur niet aan de eisen van deze richtlijn voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij passende corrigerende maatregelen neemt om de radioapparatuur met deze eisen conform te maken of binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede alinea van dit lid genoemde maatregelen.

2.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben verlangd.

3.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken radioapparatuur die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4.   Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van de radioapparatuur te verbieden of te beperken, dan wel de radioapparatuur in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

5.   De in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de non-conforme radioapparatuur te identificeren en om de oorsprong van de radioapparatuur, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de genomen nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemer. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a)

de radioapparatuur voldoet niet aan de in artikel 3 vastgestelde toepasselijke essentiële eisen; of

b)

tekortkomingen in de in artikel 16 bedoelde geharmoniseerde normen die een vermoeden van conformiteit vestigen.

6.   De andere lidstaten dan die welke de procedure krachtens dit artikel in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de niet-conformiteit van de betrokken radioapparatuur waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de genomen nationale maatregel.

7.   Indien binnen drie maanden na de ontvangst van de in lid 4, tweede alinea, bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is ingebracht door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de betrokken radioapparatuur onmiddellijk de passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van de radioapparatuur.

Artikel 41

Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.   Wanneer na voltooiing van de procedure in artikel 40, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt zij de nationale maatregel. Aan de hand van de resultaten van die beoordeling stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin zij bepaalt of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om de non-conforme radioapparatuur uit de handel te nemen of terug te roepen, en zij stellen de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat die maatregel in.

3.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van de radioapparatuur wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen als bedoeld in artikel 40, lid 5, onder b), van deze richtlijn, past de Commissie de procedure toe van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1025/2012.

Artikel 42

Conforme radioapparatuur die toch een risico meebrengt

1.   Wanneer een lidstaat na een beoordeling overeenkomstig artikel 40, lid 1, te hebben verricht, vaststelt dat radioapparatuur die conform is met deze richtlijn toch een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere onder deze richtlijn vallende aspecten van de bescherming van algemene belangen meebrengt, verlangt deze lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer dat hij alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de radioapparatuur dat risico niet meer meebrengt wanneer zij in de handel wordt gebracht, of om de radioapparatuur binnen een door de lidstaat vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

2.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken radioapparatuur die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

3.   De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de betrokken radioapparatuur te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van de radioapparatuur, de aard van het risico, en de aard en de duur van de genomen nationale maatregelen vast te stellen.

4.   De Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan de hand van de resultaten van die beoordeling besluit de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en stelt zij zo nodig passende maatregelen voor.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 45, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie die verband houden met de bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen stelt de Commissie volgens de in artikel 45, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

5.   De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 43

Formele non-conformiteit

1.   Onverminderd artikel 40 verlangt een lidstaat, wanneer hij een van de volgende feiten vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de non-conformiteit:

a)

de CE-markering is in strijd met artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of met artikel 20 van deze richtlijn aangebracht;

b)

de CE-markering is niet aangebracht;

c)

het identificatienummer van de aangemelde instantie, wanneer de in bijlage IV beschreven conformiteitsbeoordelingsprocedure wordt toegepast, is niet volgens de voorschriften van artikel 20 aangebracht of is niet aangebracht;

d)

de EU-conformiteitsverklaring is niet opgesteld;

e)

de EU-conformiteitsverklaring is niet correct opgesteld;

f)

technische documentatie is niet beschikbaar of is onvolledig;

g)

de gegevens als bedoeld in artikel 10, lid 6 of 7, dan wel in artikel 12, lid 3, ontbreken, zijn onjuist of zijn onvolledig;

h)

bij de radioapparatuur is geen informatie over het beoogde gebruik van de radioapparatuur, geen EU-conformiteitsverklaring of geen informatie over gebruiksbeperkingen zoals beschreven in artikel 10, leden 8, 9 en 10, gevoegd;

i)

aan de eisen van artikel 15 inzake de identificatie van marktdeelnemers is niet voldaan;

j)

artikel 5 is niet nageleefd.

2.   Wanneer de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van de radioapparatuur in kwestie te beperken of te verbieden, of om ervoor te zorgen dat de radioapparatuur wordt teruggeroepen of uit de handel genomen.

HOOFDSTUK VI

GEDELEGEERDE EN UITVOERINGSHANDELINGEN EN HET COMITÉ

Artikel 44

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 3, lid 3, tweede alinea, artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 11 juni 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 3, tweede alinea, artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 3, lid 3, tweede alinea, artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 45

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor conformiteitsbeoordeling en markttoezicht inzake telecommunicatie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

5.   Het comité wordt door de Commissie geraadpleegd over elke aangelegenheid waarvoor krachtens Verordening (EU) nr. 1025/2012 of andere wetgeving van de Unie raadpleging van deskundigen uit de sector vereist is.

Het comité kan voorts overeenkomstig zijn reglement van orde elke kwestie in verband met de toepassing van deze richtlijn onderzoeken, die door zijn voorzitter of door een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.

HOOFDSTUK VII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 46

Sancties

De lidstaten stellen regels vast voor sancties op overtredingen door marktdeelnemers van ingevolge deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. Deze regels kunnen strafrechtelijke sancties voor ernstige overtredingen omvatten.

De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 47

Evaluatie en verslaglegging

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 12 juni 2017 en vervolgens ten minste om de twee jaar bij de Commissie een verslag in over de toepassing van deze richtlijn. De verslagen bevatten een presentatie van de markttoezichtactiviteiten van de lidstaten en verstrekken informatie over de vraag of en in welke mate is voldaan aan de eisen van deze richtlijn, onder meer en met name aan de eisen inzake identificatie van marktdeelnemers.

2.   De Commissie evalueert de werking van deze richtlijn en brengt daarover uiterlijk op 12 juni 2018 en vervolgens om de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit. In dat verslag worden de bij de opstelling van de betrokken normen gemaakte vooruitgang alsmede eventuele bij de uitvoering van de richtlijn gerezen problemen behandeld. Het verslag geeft ook een overzicht van de werkzaamheden van het Comité voor conformiteitsbeoordeling en markttoezicht inzake telecommunicatie, beoordeelt de vooruitgang bij de totstandbrenging van een open en concurrerende markt voor radioapparatuur op het niveau van de Unie en onderzoekt hoe het regelgevingskader voor het op de markt aanbieden en de ingebruikneming van radioapparatuur moet worden ontwikkeld om het volgende te verwezenlijken:

a)

waarborgen dat op het niveau van de Unie een samenhangend systeem voor alle radioapparatuur tot stand wordt gebracht;

b)

de convergentie van de sectoren telecommunicatie-, audiovisuele en informatietechnologie mogelijk maken;

c)

de harmonisatie van regelgeving op internationaal niveau mogelijk maken;

d)

een hoog niveau van consumentenbescherming bereiken;

e)

waarborgen dat draagbare radioapparatuur onderling functioneert met accessoires, met name met universele laders;

f)

mogelijk maken dat wanneer radioapparatuur met een geïntegreerd beeldscherm is uitgerust, de vereiste informatie op het geïntegreerde beeldscherm wordt weergeven.

Artikel 48

Overgangsbepalingen

De lidstaten belemmeren niet, voor de onder deze richtlijn vallende aspecten, dat onder deze richtlijn vallende radioapparatuur die met de vóór 13 juni 2016 toepasselijke relevante harmonisatiewetgeving van de Unie in overeenstemming is en die vóór 13 juni 2017 in de handel is gebracht, op de markt wordt aangeboden of in gebruik wordt genomen.

Artikel 49

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 12 juni 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de tekst van die bepalingen onverwijld mede aan de Commissie.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 13 juni 2016.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 50

Intrekking

Richtlijn 1999/5/EG wordt met ingang van 13 juni 2016 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VIII.

Artikel 51

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 52

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 133 van 9.5.2013, blz. 58.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 14 april 2014.

(3)  Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10).

(4)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(5)  Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).

(6)  Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357).

(7)  Richtlijn 2014/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 79).

(8)  Richtlijn 2008/63/EG van de Commissie van 20 juni 2008 betreffende de mededinging op de markten van telecommunicatie-eindapparatuur (PB L 162 van 21.6.2008, blz. 20).

(9)  Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels op het gebied van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37).

(10)  Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1).

(11)  Beschikking 2007/344/EG van de Commissie van 16 mei 2007 inzake de geharmoniseerde beschikbaarheid van informatie over spectrumgebruik in de Gemeenschap (PB L 129 van 17.5.2007, blz. 67).

(12)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(13)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(14)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(15)  Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).


BIJLAGE I

APPARATUUR DIE NIET ONDER DEZE RICHTLIJN VALT

1.

Door radioamateurs gebruikte radioapparatuur in de zin van artikel 1, definitie 56, van het radioreglement van de Internationale Unie voor Telecommunicatie (ITU), tenzij deze apparatuur op de markt wordt aangeboden.

Als niet op de markt aangeboden worden beschouwd:

a)

radiobouwpakketten voor montage en gebruik door radioamateurs;

b)

radioapparatuur die door radioamateurs is omgebouwd voor eigen gebruik;

c)

apparatuur die door radioamateurs zelf is gebouwd en die in het kader van radioamateurdiensten bestemd is voor wetenschappelijke en experimentele doeleinden.

2.

Uitrusting van zeeschepen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (1) valt.

3.

Luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken die onder artikel 3 van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) vallen.

4.

Voor vakmensen op maat gebouwde evaluatiekits die uitsluitend zijn bedoeld voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) in O&O-faciliteiten.


(1)  Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen (PB L 46 van 17.2.1997, blz. 25).

(2)  Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).


BIJLAGE II

CONFORMITEITSBEOORDELINGSMODULE A

INTERNE PRODUCTIECONTROLE

1.   Met „interne productiecontrole” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2, 3 en 4 van deze bijlage nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken radioapparatuur voldoet aan de essentiële eisen van artikel 3.

2.   Technische documentatie

De fabrikant stelt overeenkomstig artikel 21 de technische documentatie samen.

3.   Fabricage

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde radioapparatuur conform is met de in punt 2 van deze bijlage bedoelde technische documentatie en met de toepasselijke essentiële eisen van artikel 3.

4.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

4.1.

De fabrikant brengt overeenkomstig de artikelen 19 en 20 de CE-markering aan op elk radioapparaat dat aan de toepasselijke eisen van deze verordening voldoet.

4.2.

De fabrikant stelt voor elk type radioapparatuur een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring, samen met de technische documentatie, gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de radioapparatuur ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt de radioapparatuur beschreven.

Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.

5.   Gemachtigde

De in punt 4 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.


BIJLAGE III

CONFORMITEITSBEOORDELINGSMODULES B EN C

EU-TYPEONDERZOEK EN CONFORMITEIT MET HET TYPE OP BASIS VAN INTERNE PRODUCTIECONTROLE

Wanneer naar deze bijlage wordt verwezen, verloopt de conformiteitsbeoordelingsprocedure volgens de hierna beschreven modules B (EU-typeonderzoek) en C (conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole).

Module B

EU-typeonderzoek

1.   Met „EU-typeonderzoek” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de aangemelde instantie het technisch ontwerp van de radioapparatuur onderzoekt om te controleren of het aan de essentiële eisen van artikel 3 voldoet, en een verklaring hierover verstrekt.

2.   Het EU-typeonderzoek wordt verricht door middel van een beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van de radioapparatuur via onderzoek van de technische documentatie en het bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3, zonder onderzoek van een monster (ontwerptype).

3.   De fabrikant dient een aanvraag voor het EU-typeonderzoek in bij een aangemelde instantie van zijn keuze.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend;

c)

de technische documentatie. Aan de hand van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of de radioapparatuur aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet; zij omvat een adequate risicoanalyse en -beoordeling. In de technische documentatie worden de toepasselijke eisen vermeld; zij heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op het ontwerp, de fabricage en de werking van de radioapparatuur. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, de elementen beschreven in bijlage V;

d)

het bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin worden de gevolgde documenten vermeld, in het bijzonder wanneer de desbetreffende geharmoniseerde normen niet of niet volledig zijn toegepast. Zo nodig worden ook de resultaten vermeld van tests die overeenkomstig andere relevante technische specificaties door een geschikt laboratorium van de fabrikant of namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn verricht.

4.   De aangemelde instantie onderzoekt de technische documentatie en het bewijsmateriaal om te beoordelen of het technisch ontwerp van de radioapparatuur geschikt is.

5.   De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag op over de overeenkomstig punt 4 verrichte activiteiten en de resultaten daarvan. Onverminderd haar verplichtingen als bedoeld in punt 8 maakt de aangemelde instantie de inhoud van het verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar.

6.   Indien het type voldoet aan de eisen van deze richtlijn die op de betrokken radioapparatuur van toepassing zijn, verstrekt de aangemelde instantie de fabrikant een certificaat van EU-typeonderzoek. Dat certificaat bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de aspecten van de essentiële eisen waarop het onderzoek betrekking heeft, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het beoordeelde type. Het certificaat van EU-typeonderzoek kan vergezeld gaan van een of meer bijlagen.

Het certificaat van EU-typeonderzoek en de bijlagen bevatten alle informatie die nodig is om de conformiteit van de vervaardigde radioapparatuur met het onderzochte type te kunnen toetsen en controles tijdens het gebruik te kunnen verrichten.

Wanneer het type niet aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet, weigert de aangemelde instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en brengt zij de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de weigering.

7.   De aangemelde instantie volgt de ontwikkeling van de algemeen erkende stand van de techniek; indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet, beoordeelt zij of nader onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de fabrikant daarvan in kennis.

De fabrikant brengt de aangemelde instantie die de technische documentatie betreffende het certificaat van EU-typeonderzoek bewaart op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type die van invloed kunnen zijn op de conformiteit van de radioapparatuur met de essentiële eisen van deze richtlijn of de voorwaarden voor de geldigheid van dat certificaat. Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EU-typeonderzoek.

8.   Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van dergelijke geweigerde, geschorste of anderszins beperkte certificaten en aanvullingen daarop.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, ingetrokken, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop alsmede, op verzoek, van deze door haar verstrekte certificaten en aanvullingen daarop.

Elke aangemelde instantie brengt de lidstaten op de hoogte van de door haar verstrekte certificaten van EU-typeonderzoek en/of aanvullingen daarop in de gevallen waarin geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, niet of niet volledig zijn toegepast. De lidstaten, de Commissie, en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van EU-typeonderzoek en aanvullingen daarop ontvangen. De lidstaten en de Commissie kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en de resultaten van het door de aangemelde instantie verrichte onderzoek ontvangen. De aangemelde instantie bewaart een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, alsook het technisch dossier, met inbegrip van de door de fabrikant overgelegde documentatie, gedurende tien jaar nadat de radioapparatuur is beoordeeld of tot het einde van de geldigheidsduur van dat certificaat.

9.   De fabrikant houdt gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de radioapparatuur een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en aanvullingen, samen met de technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten.

10.   De gemachtigde van de fabrikant kan de in punt 3 bedoelde aanvraag indienen en de in de punten 7 en 9 vermelde verplichtingen vervullen, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.

Module C

Conformiteit met type op basis van interne productiecontrole

1.   Met „conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant de verplichtingen in de punten 2 en 3 nakomt en garandeert en verklaart dat de betrokken radioapparatuur overeenstemt met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoet aan de daarop toepasselijke eisen van deze richtlijn.

2.   Fabricage

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricage- en controleproces waarborgt dat de vervaardigde radioapparatuur conform is met het goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en met de daarop toepasselijke eisen van deze richtlijn.

3.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

3.1.

De fabrikant brengt overeenkomstig de artikelen 19 en 20 de vereiste CE-markering aan op elk radioapparaat dat conform is met het type als beschreven in het certificaat van EU-typeonderzoek en voldoet aan de toepasselijke eisen van deze richtlijn.

3.2.

De fabrikant stelt voor elk type radioapparatuur een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de radioapparatuur ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt het type radioapparatuur beschreven.

Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.

4.   Gemachtigde

De in punt 3 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.


BIJLAGE IV

CONFORMITEITSBEOORDELING MODULE H

CONFORMITEIT OP BASIS VAN VOLLEDIGE KWALITEITSBORGING

1.   Met „conformiteit op basis van volledige kwaliteitsborging” wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten 2 en 5 nakomt en op eigen verantwoording garandeert en verklaart dat de betrokken radioapparatuur aan de daarop toepasselijke eisen van deze richtlijn voldoet.

2.   Fabricage

De fabrikant past op het ontwerp, de fabricage, de eindcontrole en de beproeving van de betrokken radioapparatuur een goedgekeurd kwaliteitssysteem als bedoeld in punt 3 toe, waarop overeenkomstig punt 4 toezicht wordt uitgeoefend.

3.   Kwaliteitssysteem

3.1.

De fabrikant dient voor de betrokken radioapparatuur bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag tot beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat:

a)

naam en adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en adres;

b)

de technische documentatie voor elk type te vervaardigen radioapparatuur. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, de elementen beschreven in bijlage V;

c)

de documentatie over het kwaliteitssysteem; en

d)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend.

3.2.

Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de radioapparatuur conform is met de daarop toepasselijke eisen van deze richtlijn.

Alle door de fabrikant vastgestelde gegevens, eisen en bepalingen dienen systematisch en geordend bijeen te worden gebracht in een document met schriftelijk vastgelegde beleidsmaatregelen, procedures en instructies. Aan de hand van deze documentatie van het kwaliteitssysteem moeten de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handboeken en -dossiers eenduidig kunnen worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van:

a)

de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot ontwerp- en productkwaliteit;

b)

de specificaties van het technisch ontwerp, met inbegrip van normen, die worden toegepast en, indien de relevante geharmoniseerde normen niet volledig worden toegepast, de middelen waarmee wordt gewaarborgd dat wordt voldaan aan de essentiële eisen van deze richtlijn die op radioapparatuur van toepassing zijn;

c)

de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procedés en de systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de radioapparatuur van het betrokken radioapparatuurtype;

d)

de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procedés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen;

e)

de onderzoeken en tests die voor, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren;

f)

de kwaliteitsdossiers, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het personeel, enz.;

g)

de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.

3.3.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om te controleren of het aan de in punt 3.2 bedoelde eisen voldoet.

Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan voor elementen van het kwaliteitssysteem die voldoen aan de desbetreffende specificaties van de relevante geharmoniseerde norm.

Het auditteam moet ervaring hebben met kwaliteitsmanagementsystemen; bovendien moet ten minste één lid van het team ervaring hebben met beoordelingen op het gebied van de betrokken radioapparatuur en radioapparatuurtechnologie en op de hoogte zijn van de toepasselijke eisen van deze richtlijn. De audit omvat een inspectiebezoek aan de fabrikant. Het auditteam evalueert de in punt 3.1, onder b), bedoelde technische documentatie om te controleren of de fabrikant zich bewust is van de toepasselijke eisen van deze richtlijn en het vereiste onderzoek kan verrichten om te waarborgen dat de radioapparatuur aan deze eisen voldoet.

De fabrikant of zijn gemachtigde wordt van de beslissing in kennis gesteld.

In deze kennisgeving zijn de conclusies van de audit opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

3.4.

De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

3.5.

De fabrikant brengt de aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd op de hoogte van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem blijft voldoen aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. In deze kennisgeving zijn de conclusies van het onderzoek opgenomen, evenals de met redenen omklede beoordelingsbeslissing.

4.   Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie

4.1.

Het toezicht heeft tot doel te controleren of de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem.

4.2.

De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle-, test- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name:

a)

de documentatie over het kwaliteitssysteem;

b)

de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, tests, enz.;

c)

de kwaliteitsdossiers als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals controleverslagen, test- en ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het personeel, enz.

4.3.

De aangemelde instantie verricht periodieke audits om te controleren of de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de fabrikant een auditverslag.

4.4.

De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken aan de fabrikant brengen. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig radioapparatuurtests verrichten of laten verrichten om te controleren of het kwaliteitssysteem goed functioneert. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien tests zijn verricht, een testverslag.

5.   CE-markering en EU-conformiteitsverklaring

5.1.

De fabrikant brengt overeenkomstig de artikelen 19 en 20 de CE-markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk stuk radioapparatuur dat aan de toepasselijke eisen van artikel 3 voldoet.

5.2.

De fabrikant stelt voor elk type radioapparatuur een EU-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de radioapparatuur ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de EU-conformiteitsverklaring wordt het type radioapparatuur beschreven.

Een kopie van de EU-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.

6.   De fabrikant houdt gedurende een periode van tien jaar nadat de radioapparatuur in de handel is gebracht de volgende gegevens ter beschikking van de nationale autoriteiten:

a)

de in punt 3.1 bedoelde technische documentatie;

b)

de in punt 3.1 bedoelde documentatie over het kwaliteitssysteem;

c)

de in punt 3.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd;

d)

de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

7.   Elke aangemelde instantie brengt de autoriteit die haar heeft aangemeld op de hoogte van de verleende of ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen en verstrekt deze autoriteit op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte goedkeuringen voor kwaliteitssystemen.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, geschorste of ingetrokken goedkeuringen voor kwaliteitssystemen alsmede, op verzoek, van de door haar verleende goedkeuringen voor kwaliteitssystemen.

8.   Gemachtigde

De in de punten 3.1, 3.5, 5 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.


BIJLAGE V

INHOUD VAN DE TECHNISCHE DOCUMENTATIE

De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:

a)

een algemene beschrijving van de radioapparatuur, met onder meer:

i)

foto's of illustraties die de uitwendige kenmerken, de markering en de inwendige structuur tonen;

ii)

versies van software of firmware die van invloed zijn op de conformiteit met de essentiële eisen;

iii)

gebruikersinformatie en installatie-instructies;

b)

ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van onderdelen, subassemblages, circuits en andere relevante soortgelijke gegevens;

c)

beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema's en van de werking van de radioapparatuur;

d)

een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, en indien de geharmoniseerde normen niet zijn toegepast, een beschrijving van de aangebrachte oplossingen om aan de essentiële eisen van artikel 3 is voldaan, inclusief een lijst van andere relevante technische specificaties die zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;

e)

een kopie van de EU-conformiteitsverklaring;

f)

indien de conformiteitsbeoordelingsmodule in bijlage III is toegepast, een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek en de bijlagen daarbij, zoals afgegeven door de betrokken aangemelde instantie;

g)

de resultaten van uitgevoerde ontwerpberekeningen en onderzoeken, alsmede andere relevante soortgelijke gegevens;

h)

testverslagen;

i)

een toelichting of voldaan is aan de eis van artikel 10, lid 2, en of al dan niet informatie op de verpakking is opgenomen overeenkomstig artikel 10, lid 10.


BIJLAGE VI

EU-CONFORMITEITSVERKLARING (nr. XXX) (1)

1.

Radioapparatuur (product-, type-, partij- of serienummer):

2.

Naam en adres van de fabrikant of zijn gemachtigde:

3.

Deze conformiteitsverklaring wordt afgegeven onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant.

4.

Voorwerp van de verklaring (identificatie van de radioapparatuur waarmee deze traceerbaar is; wanneer dat voor de identificatie van de radioapparatuur noodzakelijk is, mag een voldoende duidelijke afbeelding in kleur worden bijgevoegd):

5.

Het hierboven beschreven voorwerp van de verklaring is in overeenstemming met de desbetreffende harmonisatiewetgeving van de Unie:

 

Richtlijn 2014/53/EU;

 

andere harmonisatiewetgeving van de Unie, indien van toepassing.

6.

Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of van de andere technische specificaties waarop de conformiteitsverklaring betrekking heeft. Bij de opgave van de referenties moeten het identificatienummer en de versie en, in voorkomend geval, de datum van publicatie worden vermeld:

7.

(Indien van toepassing) De aangemelde instantie … (naam, nummer) … heeft een … (beschrijving van de werkzaamheden) … uitgevoerd en het certificaat van EU-typeonderzoek … afgegeven:

8.

Indien van toepassing, beschrijving van de accessoires en onderdelen, met inbegrip van software, die het mogelijk maken dat de radioapparatuur functioneert zoals bedoeld en die onder de EU-conformiteitsverklaring vallen:

9.

Aanvullende informatie:

 

Ondertekend voor en namens: …

 

(plaats en datum van afgifte):

 

(naam, functie) (handtekening):


(1)  De toekenning van een nummer aan de EU-conformiteitsverklaring door de fabrikant is facultatief.


BIJLAGE VII

VEREENVOUDIGDE EU-CONFORMITEITSVERKLARING

De in artikel 10, lid 9, bedoelde vereenvoudigde EU-conformiteitsverklaring wordt als volgt geformuleerd:

 

Hierbij verklaar ik, [naam van de fabrikant], dat het type radioapparatuur [aanduiding van het type radioapparatuur] conform is met Richtlijn 2014/53/EU.

 

De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring kan worden geraadpleegd op het volgende internetadres:


BIJLAGE VIII

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 1999/5/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, leden 1 en 2

Artikel 3, leden 1 en 2

Artikel 3, lid 3, en artikel 15 bis

Artikel 3, lid 3, met uitzondering van artikel 3, lid 3, onder i), en artikel 44

Artikel 4, lid 1, en de artikelen 13, 14 en 15

Artikelen 8 en 45

Artikel 4, lid 2

Artikel 5, lid 1

Artikel 16

Artikel 5, leden 2 en 3

Artikel 6, lid 1

Artikel 6

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 10, leden 8, 9 en 10

Artikel 6, lid 4

artikel 7, leden 1 en 2

Artikel 7

Artikel 7, leden 3, 4 en 5

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 9

Artikel 8, lid 3

Artikel 9

Artikelen 39 tot en met 43

Artikel 10

Artikel 17

Artikel 11

Artikelen 22 tot en met 38

Artikel 12

Artikelen 19 en 20, en artikel 10, leden 6 en 7

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 47

Artikel 18

Artikel 48

Artikel 19

Artikel 49

Artikel 20

Artikel 50

Artikel 21

Artikel 51

Artikel 22

Artikel 52

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage III

Bijlage V

Bijlage IV

Bijlage VI

Artikel 26

Bijlage VII, punten 1 tot en met 4

Artikelen 19 en 20

Bijlage VII, punt 5

Artikel 10, lid 10


VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Het Europees Parlement is van mening dat slechts wanneer en in zoverre uitvoeringshandelingen in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 in vergaderingen van comités worden besproken, deze comités kunnen worden opgevat als „comitéprocedure-comités” als bedoeld in bijlage I bij het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie. Vergaderingen van comités vallen binnen het toepassingsgebied van punt 15 van het Kaderakkoord wanneer en in zoverre andere aangelegenheden besproken worden.