ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 105

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
8 april 2014


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 258/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot vaststelling van een Unieprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen voor de periode 2014-2020 en houdende intrekking van Besluit nr. 716/2009/EG ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 259/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld

9

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad ( PB L 84 van 20.3.2014 )

12

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/1


VERORDENING (EU) Nr. 258/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 3 april 2014

tot vaststelling van een Unieprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen voor de periode 2014-2020 en houdende intrekking van Besluit nr. 716/2009/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 716/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen vastgesteld. Op grond van dat besluit hebben de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG), de International Financial Reporting Standards Foundation (de IFRS Foundation), die de rechtsopvolgster van de International Accounting Standards Committee Foundation (IASCF) is, en de Public Interest Oversight Board (PIOB) tot en met 31 december 2013 medefinanciering van de Unie in de vorm van exploitatiesubsidies genoten.

(2)

De crisis op de financiële markten die zich sinds 2008 heeft geopenbaard, heeft ervoor gezorgd dat de kwestie van de financiële verslaggeving en de controle van jaarrekeningen bovenaan de politieke agenda van de Unie is komen te staan. Een goed functionerend gemeenschappelijk kader voor de financiële verslaggeving is van essentieel belang voor de interne markt, voor de goede werking van de kapitaalmarkten en voor de totstandbrenging van een geïntegreerde markt voor financiële diensten in de Unie.

(3)

Financiële overzichten spelen niet alleen een centrale rol bij het verzekeren dat beleggers over belangrijke informatie over de balans, de winst- en verliesrekening en de cashflow beschikken, maar ze ondersteunen eveneens doeltreffende corporate governance.

(4)

Financiële overzichten spelen niet alleen een cruciale rol bij de bescherming van de belangen van aandeelhouders en crediteuren, maar zij vormen ook het fundament van de prudentiële regelgeving in die zin dat alle belangrijke wetgevingsinstrumenten aangaande financiële dienstverlening, waaronder Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), steunen op de financiële overzichten van ondernemingen. Regelgevers vertrouwen op boekhoudtermen om te begrijpen welke risico’s een onderneming neemt en wat dus van die onderneming wordt vereist.

(5)

In een mondiale economie is er behoefte aan een wereldtaal op boekhoudgebied, maar moet tegelijk rekening worden gehouden met de vele verschillende boekhoudtradities die reeds worden gehanteerd. De G20 heeft herhaaldelijk aangedrongen op wereldwijde standaarden en convergentie van bestaande en toekomstige standaarden voor jaarrekeningen. De door de International Accounting Standards Board (IASB) ontwikkelde internationale standaarden voor financiële verslaggeving (IFRS - International Financial Reporting Standards) zijn in tal van rechtsgebieden over de gehele wereld, maar niet in enkele van de belangrijkste, ingevoerd en in gebruik. Dergelijke internationale standaarden voor jaarrekeningen moeten worden ontwikkeld in het kader van een transparant proces met democratische verantwoording. Om ervoor te zorgen dat de belangen van de Unie worden gediend en dat de mondiale standaarden hoogwaardig en verenigbaar zijn met het Unierecht, is het absoluut noodzakelijk dat met de belangen van de Unie naar behoren rekening wordt gehouden bij het vaststellen van internationale standaarden. Deze belangen omvatten de handhaving van het beginsel dat financiële overzichten een „getrouw beeld” moeten geven, betrouwbaar en begrijpelijk moeten zijn, alsook vergelijkbaar en relevant.

(6)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (6) moeten de IFRS uitsluitend in het Unierecht worden opgenomen om te worden toegepast door ondernemingen met effecten die op een gereglementeerde markt in de Unie genoteerd zijn mits die IFRS voldoen aan de criteria van die verordening, met inbegrip van het vereiste dat jaarrekeningen een „getrouw beeld” geven, zoals bepaald in artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (7). De IFRS zijn dus van groot belang voor de werking van de interne markt en de Unie heeft er derhalve rechtstreeks belang bij ervoor te zorgen dat het proces dat tot de opstelling en goedkeuring van IFRS leidt, standaarden oplevert die consistent zijn met de vereisten van het rechtskader van de interne markt.

(7)

De IFRS worden vastgesteld door de IASB en daarmee verband houdende interpretaties door het IFRS Interpretations Committee, twee organen binnen de IFRS Foundation. Daarom is het belangrijk passende financieringsregelingen vast te stellen voor de IFRS Foundation.

(8)

EFRAG is in 2001 opgericht door Europese organisaties die opstellers van jaarrekeningen en boekhoudkundige beroepen die betrokken zijn bij het proces van de financiële verslaggeving, vertegenwoordigen. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 adviseert EFRAG de Commissie of een te bekrachtigen, door de IASB vastgestelde standaard voor jaarrekeningen of door het IFRS Interpretations Committee vastgestelde interpretatie aan de in genoemde verordening vastgelegde goedkeuringscriteria voldoet.

(9)

Op internationaal niveau vervult EFRAG steeds meer de rol van „Europese spreekbuis op boekhoudgebied”. In die hoedanigheid levert EFRAG een bijdrage aan het IASB-proces voor het vaststellen van standaarden. Wil EFRAG een dergelijke rol kunnen vervullen, dan moet deze alle mogelijke, in de Unie ingenomen standpunten in acht nemen als onderdeel van een behoorlijk proces, waarbij nationale opstellers van standaarden, regeringen en toezichthouders en ook andere belanghebbenden een wezenlijke rol spelen, gezien de aanmerkelijke meningsverschillen die al tussen de lidstaten en verschillende belanghebbenden bestaan. Alle interacties van EFRAG met de IASB dienen volledig transparant te worden gemaakt en alle besluiten van EFRAG moeten na volledige raadpleging van de nationale opstellers van standaarden worden genomen.

(10)

Gelet op de rol die EFRAG vervult in de beoordeling of IFRS voldoen aan de vereisten van het vennootschapsrecht en het beleid van de Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1606/2002, is het noodzakelijk dat de Unie een stabiele financiering van EFRAG garandeert en derhalve aan de financiering ervan bijdraagt.

(11)

Op 12 november 2013 publiceerde de Commissie het verslag van Philippe Maystadt, bijzonder adviseur van de commissaris voor Interne markt en diensten („het verslag van de bijzondere adviseur”), waarin hij mogelijke hervormingen van het bestuur van EFRAG uiteenzet die de bijdrage van de Unie aan de ontwikkeling van internationale standaarden voor jaarrekeningen moeten versterken. Om de verwachte doelstellingen van het onder deze verordening ingestelde medefinancieringsprogramma („het programma”) te kunnen bereiken is het noodzakelijk dat de bestuursregelingen worden herzien in overeenstemming met de aanbevelingen in het verslag van de bijzondere adviseur en dat deze hervormingen onverwijld worden doorgevoerd. De Commissie moet toezicht houden op de uitvoering van de bestuurshervormingen in EFRAG en moet het Europees Parlement en de Raad op de hoogte houden van de vooruitgang die hierbij wordt geboekt. Daartoe dient de Commissie uiterlijk 31 maart 2014 verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad over de tenuitvoerlegging van de bestuurshervorming.

(12)

EFRAG dient zich in zijn technische werkzaamheden te richten op het verlenen van technisch advies aan de Commissie over de goedkeuring van de IFRS alsook op de passende deelname aan het ontwikkelingsproces van dergelijke IFRS, en dient ervoor te zorgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met de belangen van de Unie bij het vaststellen van internationale standaarden. Dergelijke belangen moeten het beginsel van „voorzichtigheid” en het behoud van het vereiste van een „getrouwe beeld” zoals bepaald in Richtlijn 2013/34/EU omvatten, en er dient rekening te worden gehouden met het effect van standaarden op financiële stabiliteit en de economie. De Commissie moet de technische werkzaamheden van EFRAG beoordelen in het kader van verslagen die worden voorbereid in overeenstemming met de in deze verordening opgenomen criteria.

(13)

Op het gebied van de wettelijke controle is PIOB, opgericht in 2005 door de Monitoring Group, een internationale organisatie die verantwoordelijk is voor het toezicht op de bestuurshervorming van de International Federation of Accountants (IFAC). PIOB houdt toezicht op het proces dat leidt tot het aannemen van internationale standaarden voor accountantscontrole (International Standards on Auditing - ISA’s) en op andere activiteiten van openbaar belang van de IFAC. ISA’s kunnen worden goedgekeurd voor toepassing in de Unie, op voorwaarde dat zij vooral zijn ontwikkeld volgens geijkte procedures, onder publiek toezicht en op transparante wijze, zoals voorgeschreven in artikel 26 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (8). Ook de voorstellen van de Commissie van 30 november 2011 betreffende de controle van jaarrekeningen voorzien in de invoering van de ISA’s in de Unie.

(14)

Door de introductie van de ISA’s in de Unie en omwille van de belangrijke rol die PIOB speelt bij het waarborgen dat zij aan de voorschriften van Richtlijn 2006/43/EG voldoen, heeft de Unie er rechtstreeks belang bij ervoor te zorgen dat het proces dat tot de opstelling en goedkeuring van die standaarden leidt, standaarden oplevert die consistent zijn met het rechtskader van de interne markt. Voorts wordt in het voorstel van de Commissie tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG de rol van PIOB uitdrukkelijk erkend. Daarom is het belangrijk passende financieringsregelingen te verzekeren voor PIOB.

(15)

Organen die op het gebied van het opstellen en de controle van jaarrekeningen werkzaam zijn, zijn sterk afhankelijk van financiering en spelen in de Unie een belangrijke rol die van doorslaggevend belang is voor de werking van de interne markt. De voorgestelde begunstigden van het bij Besluit nr. 716/2009/EG vastgestelde programma werden medegefinancierd door middel van uit de Uniebegroting afkomstige exploitatiesubsidies, waardoor zij financieel minder van particuliere en ad-hocbronnen afhankelijk werden en aldus hun capaciteit en geloofwaardigheid konden vergroten. Openbare financiering op zich mag evenwel niet worden beschouwd als een bevestiging van deze onafhankelijkheid van de particuliere sector. Met name moet meer transparantie met betrekking tot het lidmaatschap van het bestuur van onder meer de IASB en EFRAG worden vereist om ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden in het proces van vaststelling van standaarden en goedkeuring zijn vertegenwoordigd. EFRAG en de IASB moeten alle nodige stappen nemen om belangenconflicten te vermijden, met inbegrip van eisen voor openbaarmaking die aangepast zijn aan de functie en de verantwoordelijkheden van de verschillende personeelscategorieën die worden tewerkgesteld door deze organisaties.

(16)

De ervaring heeft geleerd dat medefinanciering door de Unie garandeert dat begunstigden voordeel hebben bij een duidelijke, stabiele, gediversifieerde, degelijke en toereikende financiering en er tevens toe bijdraagt dat zij hun taken van algemeen belang op een onafhankelijke en efficiënte manier kunnen vervullen. Er moet derhalve worden doorgegaan met het beschikbaar stellen van voldoende middelen in de vorm van een bijdrage van de Unie voor de vaststelling van internationale standaarden voor financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen, en in het bijzonder voor de IFRS Foundation, EFRAG en PIOB.

(17)

Naast de financieringswijze is ook het bestuur van de IFRS Foundation en EFRAG hervormd om ervoor te zorgen dat hun structuren en processen van dien aard zijn dat zij hun taken van algemeen belang op een onafhankelijke, efficiënte, transparante en democratisch verantwoorde wijze kunnen vervullen. Wat de IFRS Foundation betreft, is in 2009 de Monitoring Board opgericht om de publieke verantwoording en het publieke toezicht te garanderen, is voor een effectievere Standards Advisory Council gezorgd, is de transparantie verbeterd en is de rol van effectbeoordelingen als onderdeel van de geijkte procedures bij de IASB geformaliseerd. Het streven naar verbetering van de wijze waarop deze organen worden bestuurd zal worden voortgezet. De Commissie is in 2013 begonnen met een evaluatie van de toepassing van Verordening (EG) nr. 1606/2002. De reikwijdte van de evaluatie bestrijkt met name de criteria voor de goedkeuring van de IFRS in de Unie zoals bepaald in artikel 3, lid 2, van die verordening en de bestuursregelingen van de IFRS Foundation en de IASB. De Commissie is voornemens de evaluatie tegen 31 december 2014 af te ronden en verslag uit te brengen bij het Europees Parlement en de Raad over de resultaten ervan. Zo nodig zal de Commissie een wetgevingsvoorstel indienen ter verbetering van de werking van die verordening.

(18)

Deze verordening legt voor de gehele looptijd van het programma de financiële middelen vast, die voor het Europees Parlement en de Raad het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (9) in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(19)

Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (10) en Gedelegeerde Verordening (EU, Euratom) nr. 1268/2012 van de Commissie (11), die de financiële belangen van de Unie beschermen, moeten tijdens de uitvoering van het programma worden toegepast met inachtneming van de beginselen van eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer, en evenredigheid tussen de omvang van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

(20)

Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma’s.

(21)

Het programma wordt geacht ertoe bij te dragen dat de vergelijkbaarheid en transparantie van jaarrekeningen van ondernemingen in de gehele Unie worden gegarandeerd en dat er in de context van de mondiale harmonisatie van de standaarden voor financiële verslaggeving rekening wordt gehouden met de behoeften van de Unie. Als Europa met één stem spreekt, zou dat de internationale acceptatie van de IFRS in de hand werken en convergentie en hoogwaardige internationale controlestandaarden in alle lidstaten bevorderen. Het programma levert ook een bijdrage aan de Europa 2020-strategie door de eengemaakte markt voor financiële diensten en kapitaal te versterken en ook aan de externe dimensie van deze strategie.

(22)

Deze verordening dient te voorzien in de mogelijkheid om medefinanciering te verlenen voor activiteiten van bepaalde organen die een doelstelling nastreven die past in en bevorderlijk is voor het beleid van de Unie op het gebied van het ontwikkelen van standaarden, het bekrachtigen van standaarden of het toezien op de processen voor het vaststellen van standaarden op het gebied van financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

(23)

Er wordt Uniefinanciering voorgesteld voor een duidelijk omschreven en beperkt aantal van de belangrijkste organen op het gebied van financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen. Binnen het huidige institutionele kader moeten de financieringsregelingen zorgen voor een stabiele, gediversifieerde, degelijke en toereikende financiering zodat deze organen hun taken die verband houden met de Unie of die het algemeen belang dienen, op een onafhankelijke en efficiënte manier kunnen vervullen. Deze organen moeten uitgesplitste cijfers openbaar maken betreffende andere financiering uit alternatieve bronnen.

(24)

De Commissie moet, rekening houdend met de ontwikkelingen na de aanbevelingen die zijn opgenomen in het verslag de bijzonder adviseur, in maart 2014 en, met ingang van 2015, jaarlijks en ten laatste in juni verslagen indienen over de vooruitgang die door EFRAG wordt geboekt bij de uitvoering van zijn bestuurshervormingen. De IASB is van start gegaan met de herziening van het conceptuele kader. Naar aanleiding van het herziene conceptueel kader, dient de Commissie verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over alle veranderingen die zijn aangebracht aan het conceptueel kader en over de redenen hiervoor, met bijzondere aandacht voor de concepten voorzichtigheid en betrouwbaarheid en ervoor zorgend dat het „getrouwe beeld” zoals bepaald in Richtlijn 2013/34/EU wordt geëerbiedigd. De begunstigden dienen te zorgen voor een doeltreffend en zuinig gebruik van overheidsgeld, met inbegrip van reis- en aanverwante kosten.

(25)

Het programma vervangt het vorige medefinancieringsprogamma van de begunstigden. Omwille van de rechtszekerheid moet Besluit nr. 716/2009/EG derhalve worden ingetrokken.

(26)

Daar de doelstelling van deze verordening, te weten de opstelling van een programma van de Unie voor de periode 2014 tot en met 2020 om activiteiten van lichamen te ondersteunen die bijdragen aan de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen van de Unie in verband met financiële verslaggeving en controle van de jaarrekeningen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. In overeenstemming met het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(27)

Financiering van nieuwe begunstigden, ook al zijn zij de rechtstreekse opvolger van een van de in deze verordening genoemde begunstigden, dient door het Europees Parlement en de Raad te worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(28)

De toepassingsperiode van deze verordening dient in overeenstemming te worden gebracht met die van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (12). Deze verordening dient derhalve van toepassing te zijn van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Hierbij wordt voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 een Unieprogramma (hierna „het programma” genoemd) ingesteld waarmee steun wordt verleend aan de activiteiten van lichamen die bijdragen aan de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie inzake financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

2.   Het programma omvat de door de IFRS Foundation, EFRAG of PIOB uitgevoerde activiteiten ten behoeve van het ontwikkelen of het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van standaarden, aan het toepassen, het beoordelen of het monitoren van standaarden, dan wel het toezicht houden op processen voor de vaststelling van standaarden ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Uniebeleid op het gebied van financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen.

Artikel 2

Doelstellingen

De doelstelling van het programma is de verbetering van de voorwaarden voor de doeltreffende werking van de interne markt door de transparante en onafhankelijke ontwikkeling van internationale standaarden voor financiële verslaggeving en internationale controlestandaarden te ondersteunen.

Artikel 3

Begunstigden

1.   De begunstigden van het programma zijn:

a)

op het gebied van financiële verslaggeving:

i)

EFRAG voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016;

ii)

de IFRS Foundation;

b)

op het gebied van de controle van jaarrekeningen: PIOB.

2.   De lichamen die op het gebied van financiële verslaggeving en de controle van jaarrekeningen werkzaam zijn en via het programma financiering van de Unie ontvangen, hebben een zorgvuldigheidsplicht om hun onafhankelijkheid en het zuinige en doeltreffende gebruik van overheidsgeld te garanderen, ongeacht de verschillende bronnen waaruit zij financiering zouden kunnen ontvangen.

Artikel 4

Toekenning van subsidies

De financiering in het kader van het programma wordt verstrekt in de vorm van jaarlijks toegekende exploitatiesubsidies.

Artikel 5

Transparantie

Begunstigden van financiering die in het kader van het programma wordt toegekend, vermelden op een prominente plaats, bijvoorbeeld op een website, in publicaties of in een jaarverslag, dat zij financiële middelen uit de begroting van de Europese Unie hebben ontvangen, en verstrekken uitgesplitste cijfers betreffende de andere financiering uit alternatieve bronnen.

Artikel 6

Financiële bepalingen

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode 2014 tot en met 2020 bedragen 43 176 000 EUR in lopende prijzen.

2.   De jaarlijkse toegekende bedragen worden door het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarige financiële kader.

3.   De indicatieve verdeling van de in lid 1 vastgestelde financiële middelen voor de drie begunstigden is als volgt:

a)

voor EFRAG: 9 303 000 EUR;

b)

voor de IFRS Foundation: 31 632 000 EUR;

c)

voor PIOB: 2 241 000 EUR.

Artikel 7

Uitvoering van het programma

De Commissie voert het programma uit door jaarlijkse werkprogramma’s vast te stellen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Elk jaarlijks werkprogramma geeft uitvoering aan de in artikel 2 van deze verordening vastgestelde doelstelling van het programma door het volgende te bepalen:

a)

de verwachte resultaten;

b)

een uitsplitsing van de begroting per begunstigde, in overeenstemming met de indicatieve bedragen die zijn opgenomen in artikel 6, lid 3.

Met het oog op de transparantie wordt in het jaarlijks werkprogramma eveneens als referentie melding gemaakt van de in artikel 2 opgenomen doelstellingen, de in artikel 4 vastgestelde uitvoeringsmethode en de bevindingen van de verslagen.

De Commissie stelt jaarlijkse werkprogramma’s vast door middel van uitvoeringshandelingen.

Artikel 8

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten, de financiële belangen van de Unie door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma middelen van de Unie hebben ontvangen.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (13) controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

Onverminderd de eerste en de tweede alinea verlenen de uit de uitvoering van deze verordening voortvloeiende samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en -besluiten en contracten de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid om dergelijke audits en controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

Artikel 9

Evaluatie

1.   Uiterlijk 31 maart 2014 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een eerste verslag in over de noodzakelijke bestuurshervormingen op het gebied van jaarrekeningen en financiële informatie met betrekking tot EFRAG, onder meer rekening houdend met de ontwikkelingen naar aanleiding van de aanbevelingen die zijn opgenomen in het verslag van de bijzonder adviseur en over de stappen die EFRAG reeds heeft genomen om deze hervormingen door te voeren.

2.   Uiterlijk 31 december 2014 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de bevindingen van de beoordeling door de Commissie van Verordening (EG) nr. 1606/2002, zo nodig met inbegrip van voorstellen tot wijziging van deze verordening met het oog op een betere werking ervan, alsook over bestuursregelingen voor alle relevante instellingen.

3.   Met ingang van 2015 stelt de Commissie jaarlijkse verslagen op over de activiteiten van de IFRS Foundation met betrekking tot de ontwikkeling van IFRS, van PIOB en van EFRAG.

4.   Wat de IFRS Foundation betreft, maakt het in lid 3 bedoelde verslag melding van de activiteiten van de IFRS Foundation en met name van de algemene beginselen die aan de ontwikkeling van de nieuwe standaarden ten grondslag liggen. Dit verslag gaat eveneens in op de vraag of IFRS naar behoren rekening houden met de verschillende bedrijfsmodellen, of ze de concrete gevolgen van economische transacties weerspiegelen, of ze niet overdreven complex zijn en of artificiële kortetermijn- of volatiliteitsbenaderingen worden vermeden.

Nadat het herziene conceptueel kader is uitgebracht, worden in het verslag alle wijzigingen behandeld die aangebracht zijn aan het conceptueel kader, met bijzondere aandacht voor de concepten voorzichtigheid en betrouwbaarheid.

5.   Wat betreft PIOB (of zijn opvolger) handelt het in lid 3 bedoelde verslag over de ontwikkelingen in de diversificatie van de financiering. Indien de financiering door de IFAC in een bepaald jaar meer dan twee derde van de totale jaarlijkse financiering van PIOB bereikt, stelt de Commissie voor om haar jaarlijkse bijdrage te beperken tot maximaal 300 000 EUR voor dat jaar.

6.   Wat EFRAG betreft, heeft het in lid 3 bedoelde verslag betrekking op:

a)

de vraag of EFRAG in het kader van zijn technische werkzaamheden in verband met internationale standaarden voor jaarrekeningen voldoende rekening houdt met de vereisten van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002, met name bij de beoordeling van de overeenstemming van nieuwe of gewijzigde IFRS met het „getrouwe beeld”-beginsel en van de vraag of ze het Europees openbaar belang dienen;

b)

de vraag of EFRAG in het kader van zijn technische werkzaamheden met betrekking tot de IFRS naar behoren beoordeelt of ontwerpen van, nieuwe of gewijzigde internationale standaarden voor jaarrekeningen die werden ontwikkeld door de IASB op bewijsmateriaal berusten en aansluiten bij de behoeften van de Unie, rekening houdend met de verschillende boekhoudkundige en economische modellen en zienswijzen in de Unie; en

c)

de door EFRAG geboekte vooruitgang op het vlak van de uitvoering van zijn bestuurshervormingen, rekening houdend met de ontwikkelingen naar aanleiding van de aanbevelingen die zijn opgenomen in het verslag van de bijzondere adviseur.

De Commissie dient zo nodig een wetgevingsvoorstel in om de financiering van EFRAG voort te zetten na 31 december 2016.

7.   De Commissie dient de in lid 3 bedoelde verslagen elk jaar uiterlijk op 30 juni in bij het Europees Parlement en de Raad.

8.   De Commissie dient uiterlijk twaalf maanden vóór afloop van het programma bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de verwezenlijking van de programmadoelstelling. In dit verslag wordt ten minste de algehele relevantie en samenhang van het programma geëvalueerd, alsook de effectiviteit van de uitvoering ervan en de algehele en afzonderlijke effectiviteit van het werkprogramma van de begunstigden, in termen van de verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstelling.

9.   De Commissie zendt de in dit artikel bedoelde verslagen ter informatie aan het Europees Economisch en Sociaal Comité.

Artikel 10

Intrekking

Beschikking nr. 716/2009/EG wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 161 van 6.6.2013, blz. 64.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 maart 2014.

(3)  Besluit nr. 716/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van een Gemeenschapsprogramma ter ondersteuning van specifieke activiteiten op het gebied van financiële diensten, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen (PB L 253 van 25.9.2009, blz. 8).

(4)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(8)  Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en tot wijziging van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).

(9)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(11)  Gedelegeerde Verordening (EU, Euratom) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(12)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(13)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/9


VERORDENING (EU) Nr. 259/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 3 april 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lijst van derde landen in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (2) dient in overeenstemming te zijn en te blijven met de in die verordening vastgelegde criteria. Derde landen waarvan de situatie ten aanzien van die criteria is gewijzigd, dienen van de ene naar de andere bijlage te worden overgebracht.

(2)

Overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van de Top van Praag van 7 mei 2009 betreffende het oostelijk partnerschap en de voltooiing door de Republiek Moldavië van haar actieplan inzake visumliberalisering is de Commissie van mening dat de Republiek Moldavië voldoet aan alle in het actieplan inzake visumliberalisering vastgelegde benchmarks.

(3)

Aangezien de Republiek Moldavië aan alle benchmarks voldoet, dient zij te worden overgebracht naar bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001. Deze vrijstelling van de visumplicht dient te gelden voor de houders van een biometrisch paspoort dat door de Republiek Moldavië is afgegeven overeenkomstig de normen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).

(4)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (3), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (4).

(5)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (6).

(6)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (8).

(7)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG (9); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(8)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (10); Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(9)

Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003.

(10)

Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005.

(11)

Wat Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(12)

Verordening (EG) nr. 539/2001 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I, deel 1, wordt de verwijzing naar Moldavië verwijderd.

2)

In bijlage II, deel 1, wordt het volgende ingevoegd:

„Moldavië, Republiek (11)

(11)  De vrijstelling van de visumplicht wordt beperkt tot houders van een biometrisch paspoort dat is afgegeven overeenkomstig de normen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).”."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 3 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 27 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 maart 2014

(2)  Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).

(3)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(4)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(5)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(6)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(7)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(8)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(9)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(10)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).


Rectificaties

8.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 105/12


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 84 van 20 maart 2014 )

Bladzijde 26, artikel 36, leden 2 en 3:

in plaats van:

„27 maart 2014”,

te lezen:

„28 maart 2015”.