ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.095.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 95

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
29 maart 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 322/2014 van de Commissie van 28 maart 2014 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 323/2014 van de Commissie van 28 maart 2014 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong ( 1 )

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 324/2014 van de Commissie van 28 maart 2014 tot vaststelling van uitzonderlijke maatregelen ter ondersteuning van de varkensvleesmarkt in Polen

24

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 325/2014 van de Commissie van 28 maart 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

27

 

 

BESLUITEN

 

 

2014/173/GBVB

 

*

Besluit BiH/21/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 18 maart 2014 tot benoeming van de operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Besluit BiH/17/2011

29

 

 

2014/174/GBVB

 

*

Besluit EUTM MALI/1/2014 van het Politiek en Veiligheidscomité van 18 maart 2014 houdende benoeming van de EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) en tot intrekking van Besluit EUTM MALI/1/2013

30

 

 

2014/175/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 maart 2014 tot wijziging van Beschikking 2007/777/EG wat betreft de invoer van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen, bereid met vers vlees van als huisdier gehouden pluimvee, met inbegrip van vlees van gekweekt en vrij vederwild (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1904)  ( 1 )

31

 

 

2014/176/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 maart 2014 betreffende financiële steun van de Unie voor een gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1912)

39

 

 

2014/177/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 maart 2014 tot wijziging van bijlage II bij Beschikking 2003/467/EG wat betreft de erkenning dat Litouwen officieel vrij is van brucellose (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1940)  ( 1 )

45

 

 

2014/178/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 27 maart 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1979)  ( 1 )

47

 

 

2014/179/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 22 januari 2014 tot wijziging van Besluit ECB/2004/2 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/1)

56

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2014/180/EU

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 27 maart 2014 betreffende een tweede gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen ( 1 )

64

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2014/148/EU van de Commissie van 17 maart 2014 tot wijziging van Besluit 2011/130/EU tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt ( PB L 80 van 19.3.2014 )

69

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 322/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 maart 2014

tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van passende EU-noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de afzonderlijke lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Na het ongeval in de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan in kennis gesteld dat het radionuclidegehalte in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan de in Japan geldende actiedrempels voor levensmiddelen overschreed. Een dergelijke besmetting kan een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier in de Unie vormen en daarom is Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2011 van de Commissie (2) vastgesteld. Die verordening werd vervangen door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 van de Commissie (3), die vervolgens werd vervangen door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 284/2012 van de Commissie (4). Deze laatste werd vervangen door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2012 van de Commissie (5).

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2012 is gewijzigd om rekening te houden met de ontwikkeling van de situatie. Aangezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2012 slechts van toepassing is tot en met 31 maart 2014 en om rekening te houden met de verdere ontwikkeling van de situatie is het dienstig om een nieuwe verordening vast te stellen.

(4)

De bestaande maatregelen werden herzien op basis van de meer dan 85 000 gegevens over de aanwezigheid van radioactiviteit in andere diervoeders en levensmiddelen dan rundvlees en van de meer dan 232 000 gegevens over de aanwezigheid van radioactiviteit in rundvlees die door de Japanse autoriteiten werden verstrekt in verband met het derde groeiseizoen na de ramp.

(5)

Aangezien niet-conforme of significante niveaus van radioactiviteit blijven voorkomen in diervoeders en levensmiddelen die afkomstig zijn uit de prefectuur Fukishima, is het aangewezen de bestaande eis van bemonstering en analyse vóór uitvoer naar de Unie te handhaven voor alle diervoeders en levensmiddelen die afkomstig zijn uit deze prefectuur. De algemene vrijstellingen, zoals voor alcoholhoudende dranken en persoonlijke zendingen, zouden echter ook voor deze diervoeders en levensmiddelen van kracht dienen te blijven.

(6)

Uit de door de Japanse autoriteiten verstrekte gegevens blijkt dat het niet langer noodzakelijk is om met het oog op de vaststelling van radioactiviteit vóór uitvoer naar de Unie de bemonstering en analyse te eisen van diervoeders en levensmiddelen die afkomstig zijn uit de prefecturen Tokyo en Kanagawa. Gelet op de gevallen van niet-naleving bij bepaalde eetbare wilde planten van oorsprong uit de prefecturen Akita, Yamagata en Nagano, is het anderzijds passend om bemonstering en analyse van die eetbare wilde planten van oorsprong uit die prefecturen te verlangen.

(7)

Wat de prefecturen Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Saitama, Iwate en Chiba betreft, is momenteel bepaald dat paddenstoelen, thee, visserijproducten, bepaalde eetbare wilde planten, bepaalde groenten, bepaalde soorten fruit, rijst, sojabonen en de verwerkte en afgeleide producten daarvan vóór uitvoer naar de Unie moeten worden bemonsterd en geanalyseerd. Dezelfde eisen gelden voor samengestelde levensmiddelen die meer dan 50 % van die producten bevatten. De gegevens over de aanwezigheid van radioactiviteit voor het derde groeiseizoen wijzen erop dat voor een groot deel van die diervoeders en levensmiddelen niet langer hoeft te worden geëist dat zij vóór uitvoer naar de Unie worden bemonsterd en geanalyseerd.

(8)

De gegevens over de aanwezigheid van radioactiviteit voor het derde groeiseizoen wijzen erop dat de eis dat paddenstoelen uit Shizuoka, Yamanashi, Nagano, Niigata en Aomori vóór uitvoer naar de Unie worden bemonsterd en geanalyseerd, moet worden gehandhaafd.

(9)

Om de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken, moeten de bepalingen van deze verordening aldus worden geformuleerd dat prefecturen van welke dezelfde levensmiddelen en diervoeders vóór uitvoer naar de Unie moeten worden bemonsterd en geanalyseerd, worden gegroepeerd.

(10)

Thee van het derde groeiseizoen is niet met radioactiviteit besmet bevonden. Het is dan ook niet langer nodig te eisen dat thee, afkomstig uit andere prefecturen dan Fukushima, vóór uitvoer naar de Unie wordt bemonsterd en geanalyseerd. In de prefectuur Fukushima worden slechts kleine hoeveelheden thee geproduceerd die bestemd zijn voor lokale consumptie en niet voor de uitvoer. In het zeer onwaarschijnlijke geval dat thee uit Fukushima naar de Unie wordt uitgevoerd, hebben de Japanse autoriteiten garanties verstrekt dat de betrokken zendingen zullen worden bemonsterd en geanalyseerd en vergezeld zullen gaan van een verklaring waaruit blijkt dat de zending is bemonsterd en geanalyseerd en dat is vastgesteld dat zij de geldende maximumgehalten respecteert. Zendingen van thee van oorsprong uit andere prefecturen dan Fukushima moeten in beginsel vergezeld gaan van een verklaring dat de thee van oorsprong is uit een andere prefectuur dan Fukushima. Aangezien thee uit die prefecturen regelmatig naar de Unie wordt uitgevoerd, vormt dit een zware administratieve last. Gelet op het feit dat thee in het derde groeiseizoen na het ongeval niet besmet is bevonden, dat het onwaarschijnlijk is dat thee uit Fukushima wordt uitgevoerd en dat de Japanse autoriteiten garanties hebben verstrekt, is het met het oog op de verlichting van de administratieve lasten passend voor thee van oorsprong uit andere prefecturen dan Fukushima niet langer een verklaring van oorsprong te eisen.

(11)

Uit de controle bij invoer blijkt dat de speciale voorwaarden waarin de EU-wetgeving voorziet, door de Japanse autoriteiten correct worden toegepast en dat niet-naleving al meer dan twee jaar niet is voorgekomen. Bijgevolg kan de frequentie van de controles bij invoer verder worden verminderd.

(12)

Het is aangewezen opnieuw een herziening van de bepalingen te verrichten, zodra de resultaten van de bemonstering en analyse met het oog op de vaststelling van radioactiviteit in diervoeders en levensmiddelen van het vierde groeiseizoen na de ramp beschikbaar zullen zijn, namelijk tegen 31 maart 2015.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op diervoeders en levensmiddelen in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (Euratom) nr. 3954/87 (6) (hierna „de producten” genoemd), van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan, met uitzondering van:

a)

producten die Japan vóór 28 maart 2011 hebben verlaten;

b)

producten die vóór 11 maart 2011 zijn geoogst en/of verwerkt;

c)

alcoholhoudende dranken van de GN-codes 2203 tot en met 2208;

d)

persoonlijke zendingen van diervoeders en levensmiddelen van dierlijke oorsprong die worden bestreken door artikel 2 van Verordening (EG) nr. 206/2009 van de Commissie (7);

e)

persoonlijke zendingen van diervoeders en levensmiddelen andere dan van dierlijke oorsprong die niet-commercieel zijn en bestemd zijn voor een natuurlijk persoon, uitsluitend voor persoonlijke consumptie of gebruik. Bij twijfel ligt de bewijslast bij de ontvanger van de zending.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „in de Japanse wetgeving vastgestelde overgangsmaatregelen”: de op 24 februari 2012 door de Japanse overheid vastgestelde overgangsmaatregelen met betrekking tot de maximale niveaus voor het totaal van cesium-134 en cesium-137, zoals opgenomen in bijlage III;

b)   „zending”: een hoeveelheid diervoeders of levensmiddelen onder het toepassingsgebied van deze verordening of van dezelfde klasse of omschrijving, die onder hetzelfde document of dezelfde documenten vallen, met hetzelfde vervoermiddel worden vervoerd en uit dezelfde prefectuur of prefecturen in Japan afkomstig zijn, binnen de beperkingen die zijn vastgesteld bij de verklaring als bedoeld in artikel 5.

Artikel 3

Invoer in de Unie

Producten mogen slechts in de Unie worden ingevoerd indien zij in overeenstemming zijn met deze verordening.

Artikel 4

Maximale niveaus van cesium-134 en cesium-137

1.   Producten, met uitzondering van de in bijlage III genoemde, dienen te voldoen aan het maximale niveau voor het totaal van cesium-134 en cesium-137 als vastgesteld in bijlage II.

2.   De producten die worden genoemd in bijlage III, dienen te voldoen aan het maximale niveau voor radioactief cesium als vastgesteld in bedoelde bijlage.

Artikel 5

Verklaring

1.   Elke zending producten, met uitzondering van thee van de GN-codes 09022101 20 en 2202 90 10, van oorsprong uit andere prefecturen dan Fukushima, gaat vergezeld van een geldige verklaring, opgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 6.

2.   De in lid 1 bedoelde verklaring:

a)

bevestigt officieel dat de producten in overeenstemming zijn met de geldende wetgeving in Japan, en

b)

geeft aan of de producten al dan niet onder de overgangsmaatregelen vallen waarin de Japanse wetgeving voorziet.

3.   De in lid 1 bedoelde verklaring bevestigt voorts dat:

a)

het betrokken product vóór 11 maart 2011 is geoogst en/of verwerkt, of

b)

het product, ander dan paddenstoelen, koshiabura, bamboescheuten, araliascheuten of adelaarsvaren van oorsprong uit de prefecturen Akita, Yamagata of Nagano, en ander dan paddenstoelen van oorsprong uit de prefecturen Yamanashi, Shizuoka, Niigata of Aomori, van oorsprong is uit en verzonden is vanuit een andere prefectuur dan Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Saitama, Chiba of Iwate, of

c)

het product van oorsprong is uit en verzonden is vanuit Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Saitama, Chiba of Iwate, maar niet voorkomt in bijlage IV bij deze verordening, of

d)

het product verzonden is vanuit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Saitama, Chiba, Iwate, Akita, Yamagata, Nagano, Yamanashi, Shizuoka, Niigata of Aomori, maar niet uit een van deze prefecturen van oorsprong is en tijdens de doorvoer niet aan radioactiviteit werd blootgesteld, of

e)

wanneer het product paddenstoelen, koshiabura, bamboescheuten, araliascheuten of adelaarsvaren van oorsprong uit de prefecturen Akita, Yamagata of Nagano betreft of paddenstoelen van oorsprong uit de prefecturen Yamanashi, Shizuoka, Niigata of Aomori of een afgeleid product daarvan of een samengesteld diervoeder of levensmiddel dat meer dan 50 % van dergelijke producten bevat, het vergezeld gaat van een analyserapport met de resultaten van de bemonstering en analyse, of

f)

wanneer het product, opgenomen in bijlage IV bij deze verordening, van oorsprong is uit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Saitama, Chiba of Iwate, of een daarvan afgeleid product is of een samengesteld diervoeder of levensmiddel dat meer dan 50 % van dergelijke producten bevat, het vergezeld gaat van een analyserapport met de resultaten van de bemonstering en analyse. De lijst van producten in bijlage IV laat de vereisten van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (8) onverlet, of

g)

wanneer de oorsprong van het product of van de ingrediënten ervan voor meer dan 50 % onbekend is, het vergezeld gaat van een analyserapport met de resultaten van de bemonstering en analyse.

4.   Producten die zijn gevangen of geoogst in de kustwateren van de in lid 3, onder f), vermelde prefecturen dienen voorzien te zijn van de aldaar bedoelde verklaring, ongeacht waar deze producten aan land zijn gebracht.

Artikel 6

Opstelling en ondertekening van de verklaring

1.   De in artikel 5 bedoelde verklaring wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage I.

2.   Voor de in artikel 5, lid 3, onder a) tot en met d), bedoelde producten dient de verklaring door een gemachtigd vertegenwoordiger van de bevoegde Japanse autoriteit of onder het gezag en toezicht van de bevoegde Japanse autoriteit door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van een door de bevoegde Japanse autoriteit gemachtigde instantie te worden ondertekend.

3.   Voor de in artikel 5, lid 3, onder e) tot en met g), bedoelde producten wordt de verklaring ondertekend door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde Japanse autoriteit en gaat zij vergezeld van een analyseverslag dat de resultaten van de bemonstering en de analyse bevat.

Artikel 7

Identificatie

Elke zending van producten wordt gekenmerkt met een code die wordt vermeld in de in artikel 5, lid 1, bedoelde verklaring, in het in artikel 6, lid 3, bedoelde analyserapport, in het gezondheidscertificaat en in elk handelsdocument dat de zending vergezelt.

Artikel 8

Grensinspectieposten en aangewezen punt van binnenkomst

Zendingen van producten, met uitzondering van die welke vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 97/78/EG van de Raad (9), die in de Unie moeten worden binnengebracht via een grensinspectiepost, worden in de Unie binnengebracht via een aangewezen punt van binnenkomst in de zin van artikel 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (10) (hierna het „aangewezen punt van binnenkomst” genoemd).

Artikel 9

Kennisgeving vooraf

1.   Levensmiddelen- en diervoederbedrijven of hun vertegenwoordigers stellen de bevoegde autoriteiten in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst steeds ten minste twee werkdagen voor de fysieke aankomst van een zending van producten, behalve thee van oorsprong uit andere prefecturen dan Fukushima, in kennis van die aankomst.

2.   Met het oog op voorafgaande kennisgeving vullen zij deel I van het in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 669/2009 bedoelde gemeenschappelijke document van binnenkomst (GDB) in en zenden dat document ten minste twee werkdagen voor de fysieke aankomst van de zending naar de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van binnenkomst of de grensinspectiepost.

Voor het invullen van het GDB in het kader van deze verordening houden exploitanten van levensmiddelenbedrijven rekening met de richtsnoeren voor het gebruik van het GDB, vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 669/2009.

Artikel 10

Officiële controles

1.   De bevoegde autoriteiten in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst verrichten:

a)

documentencontroles op alle zendingen van producten die vergezeld moeten gaan van de in artikel 5 bedoelde verklaring;

b)

steekproefsgewijze identiteits- en fysieke controles, met inbegrip van een laboratoriumanalyse, op de aanwezigheid van cesium-134 en cesium-137. Het analyseresultaat moet binnen ten hoogste vijf werkdagen beschikbaar zijn.

2.   Indien uit de resultaten van de analyse blijkt dat de in de verklaring gegeven garanties onjuist zijn, wordt de verklaring als ongeldig beschouwd en is de zending van diervoeders en levensmiddelen niet in overeenstemming met deze verordening.

Artikel 11

Kosten

Alle kosten in verband met de in artikel 10 bedoelde officiële controles en eventuele maatregelen in het geval van niet-naleving komen ten laste van de exploitanten van de diervoeder- of levensmiddelenbedrijven.

Artikel 12

In het vrije verkeer brengen

Het in het vrije verkeer brengen van zendingen is afhankelijk van de overlegging (fysiek of met elektronische middelen) door de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger aan de douaneautoriteiten van een GDB dat door de bevoegde autoriteit naar behoren is ingevuld zodra alle officiële controles zijn uitgevoerd. De douaneautoriteiten staan het in het vrije verkeer brengen van de zending pas toe als in vak II.14 van het GDB is vermeld dat de bevoegde autoriteit een positief besluit heeft genomen en in vak II.21 een handtekening is geplaatst.

Artikel 13

Niet-conforme producten

Producten die niet in overeenstemming zijn met deze verordening worden niet in de handel gebracht. Deze producten worden veilig verwijderd of naar Japan teruggestuurd.

Artikel 14

Verslagen

De lidstaten stellen de Commissie via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF) om de drie maanden in kennis van alle verkregen analyseresultaten. Dat verslag wordt ingediend in de maand die volgt op het betrokken kwartaal.

Artikel 15

Herziening

Deze verordening wordt herzien vóór 31 maart 2015.

Artikel 16

Overgangsmaatregelen

In afwijking van artikel 3 mogen producten onder de volgende voorwaarden in de Unie worden ingevoerd:

a)

zij voldoen aan Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2012, en

b)

zij hebben Japan vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening verlaten of zij hebben Japan na de inwerkingtreding van deze verordening maar vóór 1 mei 2014 verlaten en zij gaan vergezeld van een verklaring overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2012 die werd afgegeven vóór 1 april 2014.

Artikel 17

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2011 van de Commissie van 25 maart 2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima (PB L 80 van 26.3.2011, blz. 5).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 297/2011 (PB L 252 van 28.9.2011, blz. 10).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 284/2012 van de Commissie van 29 maart 2012 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 16).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2012 van de Commissie van vrijdag 26 oktober 2012 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 284/2012 (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 31).

(6)  Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (PB L 371 van 30.12.1987, blz. 11).

(7)  Verordening (EG) nr. 206/2009 van de Commissie van 5 maart 2009 betreffende het binnenbrengen in de Gemeenschap van persoonlijke zendingen producten van dierlijke oorsprong en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 136/2004 (PB L 77 van 24.3.2009, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1).

(9)  Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).

(10)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).


BIJLAGE I

Verklaring inzake de invoer in de Unie van

Image

Image


BIJLAGE II

Maximale niveaus voor levensmiddelen  (1) (Bq/kg) zoals vastgesteld in de Japanse wetgeving

 

Levensmiddelen voor zuigelingen en peuters

Melk en dranken op basis van melk

Andere levensmiddelen, met uitzondering van – mineraalwater en soortgelijke dranken — thee bereid uit ongefermenteerde bladeren

Mineraalwater en soortgelijke dranken en thee bereid uit ongefermenteerde bladeren

Totaal cesium-134 en cesium-137

50 (2)

50 (2)

100 (2)

10 (2)


Maximale niveaus voor diervoeders  (3) (Bq/kg) zoals vastgesteld in de Japanse wetgeving

 

Voor runderen en paarden bestemde diervoeders

Diervoeders bestemd voor varkens

Diervoeders bestemd voor pluimvee

Diervoeders bestemd voor vissen (4)

Totaal cesium-134 en cesium-137

100 (5)

80 (5)

160 (5)

40 (5)


(1)  Voor gedroogde producten die bestemd zijn voor consumptie in gereconstitueerde staat, geldt het maximale niveau voor het gereconstitueerde gebruiksklare product.

Voor gedroogde paddenstoelen geldt een reconstitutiefactor 5.

Voor thee geldt het maximale niveau voor het uit theebladeren bereide aftreksel. De verwerkingsfactor voor gedroogde thee is 50; bijgevolg biedt een maximaal niveau van 500 Bq/kg voor gedroogde theebladeren de garantie dat het niveau in de bereide thee het maximale niveau van 10 Bq/kg niet overschrijdt.

(2)  Om te zorgen voor consistentie met de huidige in Japan toegepaste maximale niveaus, vervangen deze waarden voorlopig de in Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad vastgestelde niveaus.

(3)  Maximaal niveau voor diervoeder met een vochtgehalte van 12 %.

(4)  Met uitzondering van voer voor siervissen.

(5)  Om te zorgen voor consistentie met de huidige in Japan toegepaste maximale niveaus, vervangt deze waarde voorlopig het in Verordening (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie van 29 maart 1990 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar vastgestelde niveau (PB L 83 van 30.3.1990, blz. 78).


BIJLAGE III

In de Japanse wetgeving vastgestelde overgangsmaatregelen die voor deze verordening van toepassing zijn

a)

Melk en zuivelproducten, mineraalwater en soortgelijke dranken die vóór 31 maart 2012 zijn geproduceerd en/of verwerkt, mogen niet meer dan 200 Bq/kg radioactief cesium bevatten.

Andere levensmiddelen die vóór 31 maart 2012 zijn geproduceerd en/of verwerkt, mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten, met uitzondering van:

producten op basis van rijst,

sojabonen en producten op basis van sojabonen.

b)

Producten op basis van rijst die vóór 30 september 2012 zijn geproduceerd en/of verwerkt, mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.

c)

Sojabonen die vóór 31 december 2012 zijn geoogst en in de handel gebracht, mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.

d)

Producten op basis van sojabonen die vóór 31 december 2012 zijn geproduceerd en/of verwerkt, mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.


BIJLAGE IV

Diervoeders en levensmiddelen waarvoor een bemonstering en analyse op de aanwezigheid van cesium-134 en cesium-137 vóór uitvoer naar de Unie is vereist

a)

Producten van oorsprong uit de prefectuur Fukushima:

alle producten, rekening houdend met de in artikel 1 van deze verordening genoemde vrijstellingen.

b)

Producten van oorsprong uit de prefecturen Akita, Yamagata of Nagano:

paddenstoelen en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 51, 0709 59, 0710 80 61, 0710 80 69, 0711 51 00, 0711 59, 0712 31, 0712 32, 0712 33, 0712 39, 2003 10, 2003 90 en 2005 99 80,

scheuten van Aralia sp. en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90;

bamboescheuten (Phyllostacys pubescens) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90, 0712 90, 2004 90 en 2005 91,

adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90,

koshiabura (scheut van Eleuterococcus sciadophylloides) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90.

c)

Producten van oorsprong uit de prefecturen Yamanashi, Shizuoka, Niigata of Aomori:

paddenstoelen en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 51, 0709 59, 0710 80 61, 0710 80 69, 0711 51 00, 0711 59, 0712 31, 0712 32, 0712 33, 0712 39, 2003 10, 2003 90 en 2005 99 80.

d)

Producten van oorsprong uit de prefecturen Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Saitama, Chiba of Iwate:

paddenstoelen en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 51, 0709 59, 0710 80 61, 0710 80 69, 0711 51 00, 0711 59, 0712 31, 0712 32, 0712 33, 0712 39, 2003 10, 2003 90 en 2005 99 80,

vis en visserijproducten van de GN-codes 0302, 0303, 0304, 0305, 0306, 0307, 0308, 1504 10, 1504 20, 1604 en 1605 met uitzondering van jakobsschelpen van de GN-codes 0307 21, 0307 29 en 1605 52 00,

rijst en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 1006, 1102 90 50, 1103 19 50, 1103 20 50, 1104 19 91, 1104 19 99, 1104 29 17, 1104 29 30, 1104 29 59, 1104 29 89, 1104 30 90, 1901, 1904 10 30, 1904 20 95, 1904 90 10 en 1905 90,

sojabonen en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 1201 90, 1208 10, 1507,

scheuten van Aralia sp. en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90,

bamboescheuten (Phyllostacys pubescens) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90, 0712 90, 2004 90 en 2005 91,

adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90,

Japanse koningsvaren (Osmunda japonica) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90,

koshiabura (scheut van Eleuterococcus sciadophylloides) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90,

struisvaren (Matteuccia struthioptheris) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90,

uwabamisou (Elatostoma umbellatum var. majus) en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 0709 99, 0710 80, 0711 90 en 0712 90,

boekweit en afgeleide producten daarvan van de GN-codes 1008 10 00, 1102 90 90, 1103 19 90, 1103 20 90, 1104 19 99, 1104 29 17, 1104 29 30, 1104 29 59, 1104 29 89, 1104 30 90, 1901, 1904 10 90, 1904 20 99, 1904 90 80 en 1905 90.

e)

Samengestelde producten die meer dan 50 % van de in deze bijlage onder a) tot en met d), bedoelde producten bevatten.


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 323/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 maart 2014

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 669/2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 15, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (2) zijn voorschriften vastgesteld betreffende de meer uitgebreide officiële controles die op de punten van binnenkomst op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 882/2004 opgenomen grondgebieden moeten worden uitgevoerd op de invoer van de in bijlage I bij eerstgenoemde verordening vermelde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong ("de lijst").

(2)

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 669/2009 bepaalt dat de lijst regelmatig en ten minste op kwartaalbasis moet worden herzien, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in dat artikel vermelde informatiebronnen.

(3)

Uit de frequentie en de relevantie van de incidenten met levensmiddelen die via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders zijn gemeld, de bevindingen van de inspectiebezoeken door het Voedsel- en Veterinair Bureau in derde landen en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 669/2009 bij de Commissie ingediende driemaandelijkse verslagen over zendingen van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong blijkt dat de lijst moet worden gewijzigd.

(4)

Met name voor zendingen betelbladeren van oorsprong uit India en Thailand, enzymen van oorsprong uit India, grondnoten en afgeleide producten van oorsprong uit Soedan en wijnstokbladeren van oorsprong uit Turkije blijkt uit de desbetreffende informatiebronnen dat zich nieuwe risico's voordoen die de invoering van meer uitgebreide officiële controles rechtvaardigen. Daarom moeten in de lijst vermeldingen betreffende die zendingen worden opgenomen.

(5)

Bovendien moet de lijst worden gewijzigd door de vermeldingen te schrappen voor goederen die – volgens de beschikbare informatie – over het algemeen in toereikende mate aan de desbetreffende veiligheidsvoorschriften van de EU-wetgeving voldoen en waarvoor meer uitgebreide officiële controles bijgevolg niet langer nodig zijn. De vermelding in de lijst voor gedroogde noedels uit China moet daarom worden geschrapt.

(6)

De lidstaten hebben er de Commissie ook op gewezen dat moet worden gespecificeerd dat de vermeldingen voor ingevoerde kruiden uit Marokko, Thailand en Vietnam, okra uit Vietnam en pepers uit Thailand en Vietnam ook gekoelde goederen omvatten. Ter wille van de duidelijkheid van de EU-wetgeving moet ook een precisering in de lijst worden aangebracht bij de vermeldingen voor ingevoerde sinaasappelen en aardbeien uit Egypte en erwten en bonen uit Kenia.

(7)

Bovendien zijn wijzigingen nodig in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 669/2009, met name om in het gemeenschappelijk document van binnenkomst rekening te houden met de in artikel 8 van die verordening opgenomen bepalingen betreffende verder vervoer. Verder zijn ook technische wijzigingen nodig in de Richtsnoeren voor het gebruik van het gemeenschappelijk document van binnenkomst.

(8)

Ter wille van de samenhang en de duidelijkheid moeten de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 669/2009 worden vervangen.

(9)

Verordening (EG) nr. 669/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 669/2009 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11).


BIJLAGE

BIJLAGE I

Diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op het aangewezen punt van binnenkomst worden onderworpen

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code (1)

Taric-onder–verdeling

Land van oorsprong

Gevaar

Frequentie van materiële en overeenstemmingscontroles (%)

Gedroogde druiven

(Levensmiddelen)

0806 20

 

Afghanistan (AF)

Ochratoxine A

50

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Brazilië (BR)

Aflatoxinen

10

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

(Diervoeders en levensmiddelen)

2008 11 91;

2008 11 96;

2008 11 98

Aardbeien (bevroren)

(Levensmiddelen)

0811 10

 

China (CN)

Norovirus en hepatitis A

5

Brassica oleracea

(andere eetbare kool van het geslacht „Brassica”, „Chinese broccoli”) (2)

(Levensmiddelen – vers of gekoeld)

ex 0704 90 90

40

China (CN)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (3)

20

Pomelo’s

(Levensmiddelen – vers)

ex 0805 40 00

31; 39

China (CN)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (4)

20

Thee, ook indien gearomatiseerd

(Levensmiddelen)

0902

 

China (CN)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (5)

10

Aubergines

0709 30 00;

ex 0710 80 95

72

Dominicaanse Republiek (DO)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (6)

10

Bittermeloen (Momordica charantia)

(Levensmiddelen - verse, gekoelde of bevroren groenten)

ex 0709 99 90;

ex 0710 80 95

70

70

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00;

ex 0710 22 00

10

10

Dominicaanse Republiek (DO)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (6)

20

Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.)

0709 60 10;

ex 0709 60 99

20

(Levensmiddelen - verse, gekoelde of bevroren groenten)

0710 80 51;

ex 0710 80 59

20

Sinaasappelen (vers of gedroogd)

0805 10 20;

0805 10 80

 

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (7)

10

Aardbeien, vers

(Levensmiddelen)

0810 10 00

Pepers (niet-scherpsmakende en andere) (Capsicum spp.)

0709 60 10;

ex 0709 60 99;

20

Egypte (EG)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (8)

10

(Levensmiddelen - vers, gekoeld of bevroren)

0710 80 51;

ex 0710 80 59

20

Betelbladeren (Piper betle L.)

(Levensmiddelen)

ex 1404 90 00

10

India (IN)

Salmonella (9)

10

Capsicum annuum, geheel

0904 21 10

 

India (IN)

Aflatoxinen

10

Capsicum annuum, fijngemaakt of gemalen

ex 0904 22 00

10

Andere gedroogde vruchten van het geslacht Capsicum dan niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum), geheel

0904 21 90

Kerrie (producten van Spaanse peper)

0910 91 05

Nootmuskaat

(Myristica fragrans)

(Levensmiddelen – gedroogde specerijen)

0908 11 00;

0908 12 00

Enzymen; bereidingen van enzymen

(Diervoeders en levensmiddelen)

3507

 

India (IN)

Chlooramfenicol

50

Nootmuskaat

(Myristica fragrans)

(Levensmiddelen – gedroogde specerijen)

0908 11 00;

0908 12 00

 

Indonesië (ID)

Aflatoxinen

20

Erwten met peul (niet gedopt)

ex 0708 10 00

40

Kenia (KE)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (10)

10

Bonen met peul (niet gedopt)

(Levensmiddelen – vers of gekoeld)

ex 0708 20 00

40

Munt

(Levensmiddelen – verse of gekoelde kruiden)

ex 1211 90 86

30

Marokko (MA)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (11)

10

Gedroogde bonen

(Levensmiddelen)

0713 39 00

 

Nigeria (NG)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (12)

50

Zaden van watermeloenen (Egusi, Citrullus lanatus) en afgeleide producten

(Levensmiddelen)

ex 1207 70 00;

ex 1106 30 90;

ex 2008 99 99

10

30

50

Sierra Leone (SL)

Aflatoxinen

50

Grondnoten in de dop

1202 41 00

 

Sudan (SD)

Aflatoxinen

50

Grondnoten, gedopt

1202 42 00

Pindakaas

2008 11 10

Grondnoten, op andere wijze bereid of verduurzaamd

(Diervoeders en levensmiddelen)

2008 11 91;

2008 11 96;

2008 11 98

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen – vers of gekoeld)

ex 0709 60 99

20

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (13)

10

Betelbladeren (Piper betle L.)

(Levensmiddelen)

ex 1404 90 00

10

Thailand (TH)

Salmonella (9)

10

Korianderblad

ex 0709 99 90

72

Thailand (TH)

Salmonella (9)

10

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 86

20

Munt

(Levensmiddelen – verse of gekoelde kruiden)

ex 1211 90 86

30

Korianderblad

ex 0709 99 90

72

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (14)

10

Basilicum (heilig, zoet)

(Levensmiddelen – verse of gekoelde kruiden)

ex 1211 90 86

20

Kousenband

(Vigna unguiculata spp. sesquipedalis)

ex 0708 20 00;

ex 0710 22 00

10

10

Thailand (TH)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (14)

20

Aubergines

(Levensmiddelen - verse, gekoelde of bevroren groenten)

0709 30 00;

ex 0710 80 95

72

Niet-scherpsmakende pepers (Capsicum annuum)

(Levensmiddelen - verse, gekoelde of bevroren groenten)

0709 60 10;

0710 80 51

 

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (15)

10

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

(Levensmiddelen)

ex 2008 99 99

11; 19

Turkije (TR)

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (16)

10

Gedroogde druiven

(Levensmiddelen)

0806 20

 

Oezbekistan (UZ)

Ochratoxine A

50

Korianderblad

ex 0709 99 90

72

(VN) Vietnam

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (17)

20

Basilicum (heilig, zoet)

ex 1211 90 86

20

Munt

ex 1211 90 86

30

Peterselie

(Levensmiddelen – verse of gekoelde kruiden)

ex 0709 99 90

40

Okra's

ex 0709 99 90

20

(VN) Vietnam

Residuen van bestrijdings-middelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidu-methoden op basis van GC-MS en LC-MS of met single-residu-methoden (17)

20

Pepers (andere dan niet-scherpsmakende) (Capsicum spp.)

(Levensmiddelen – vers of gekoeld)

ex 0709 60 99

20

BIJLAGE II

GEMEENSCHAPPELIJK DOCUMENT VAN BINNENKOMST (GDB)

Image

Image

Image

Richtsnoeren voor het gebruik van het GDB

Algemeen

Vul het gemeenschappelijk document van binnenkomst in hoofdletters in. De richtsnoeren hebben telkens betrekking op het met het nummer aangegeven vak.

Deel I   Dit deel moet worden ingevuld door de exploitant van het diervoerder- of levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger, tenzij anders aangegeven.

Vak I.1.

Verzender: naam en volledig adres van de natuurlijke of rechtspersoon (exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf) die de zending verzendt. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.2.

De informatie betreffende het referentienummer van het GDB wordt verstrekt door de bevoegde autoriteit van het aangewezen punt van binnenkomst (APB). De exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf vermeldt het aangewezen punt van binnenkomst waar de zending moet aankomen.

Vak I.3.

Geadresseerde: naam en volledig adres van de natuurlijke of rechtspersoon (exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf) voor wie de zending bestemd is. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.4.

Voor de zending verantwoordelijke persoon: de persoon (de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger of de persoon die namens hem aangifte doet) die voor de zending verantwoordelijk is op het ogenblik dat zij op het APB wordt aangeboden en die namens de importeur op het APB de nodige declaraties bij de bevoegde autoriteit doet. Vul de naam en het volledige adres in. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.5.

Land van oorsprong: het derde land waarvan de goederen afkomstig zijn, waar zij worden geteeld, geoogst of geproduceerd.

Vak I.6.

Land van verzending: dit is het derde land waar de zending is geladen in het vervoermiddel waarmee zij uiteindelijk naar de Unie is gebracht.

Vak I.7.

Importeur: naam en volledig adres. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.8.

Plaats van bestemming: leveringsadres in de Unie. Vermelding van telefoon- en faxnummer of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.9.

Aankomst op het APB: vul de datum in waarop de zending naar verwachting op het APB zal aankomen.

Vak I.10.

Documenten: vul de datum van afgifte en het nummer in van de officiële documenten waarvan de zending in voorkomend geval vergezeld gaat.

Vak I.11.

Vermeld alle gegevens betreffende het vervoermiddel van aankomst: voor vliegtuigen het vluchtnummer, voor schepen de naam van het schip, voor wegvoertuigen het registratienummer met eventueel het nummer van de aanhanger, voor spoorwagons de identificatiegegevens van de trein en het wagonnummer.

Referenties van documenten: nummer van de luchtvrachtbrief, de zeevrachtbrief of commercieel registratienummer van de trein of het wegvoertuig.

Vak I.12.

Omschrijving van de goederen: geef een gedetailleerde omschrijving van de goederen (met inbegrip van de soort voor diervoeders).

Vak I.13.

Goederencode: gebruik de code waarmee de goederen worden geïdentificeerd, zoals vermeld in bijlage I (met inbegrip van de Taric-onderverdeling indien van toepassing).

Vak I.14.

Brutogewicht: totaalgewicht in kg. Dit wordt omschreven als de totale massa van de producten inclusief de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers en andere transportmiddelen.

Nettogewicht: gewicht van het product zelf in kg, exclusief de verpakking. Dit wordt omschreven als de massa van de producten zelf zonder de onmiddellijke verpakkingen of andere verpakkingen.

Vak I.15.

Aantal colli.

Vak I.16.

Temperatuur: kruis de passende vervoer-/opslagtemperatuur aan.

Vak I.17.

Soort colli: vermeld de aard van de verpakking van de producten.

Vak I.18.

Goederen bestemd voor: kruis het passende vakje aan, naargelang de goederen bestemd zijn voor menselijke consumptie zonder voorafgaande sortering of materiële behandeling (kruis in dat geval „Menselijke consumptie” aan), of voor menselijke consumptie na een dergelijke behandeling (kruis in dat geval „Verdere verwerking” aan), of voor gebruik als diervoeder (kruis in dat geval „Diervoeders” aan).

Vak I.19.

Vermeld alle zegelnummers en containernummers voor zover dat relevant is.

Vak I.20.

Overbrenging naar een controlepunt: gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode moet het APB dit vak aankruisen om overbrenging naar een ander controlepunt mogelijk te maken.

Vak I.21.

Niet van toepassing.

Vak I.22.

Voor invoer: dit vakje aankruisen wanneer de zending bestemd is voor invoer in de Unie (artikel 8).

Vak I.23.

Niet van toepassing.

Vak I.24.

Kruis het passende vervoermiddel aan.

Deel II   Dit deel moet door de bevoegde autoriteit worden ingevuld.

Vak II.1.

Gebruik hetzelfde referentienummer als in vak I.2.

Vak II.2.

Voor gebruik door de douanediensten, indien nodig.

Vak II.3.

Documentencontrole: in te vullen voor alle zendingen.

Vak II.4.

De bevoegde autoriteit van het APB geeft aan of de zending wordt geselecteerd voor materiële controles, die gedurende de in artikel 19, lid 1, vermelde overgangsperiode door een ander controlepunt kunnen worden uitgevoerd.

Vak II.5.

Gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode geeft de bevoegde autoriteit van het APB na een bevredigende documentencontrole aan naar welk controlepunt de zending kan worden vervoerd om aldaar overeenstemmings- en materiële controles te ondergaan.

De bevoegde autoriteit van het APB geeft ook aan of de zending is toegelaten voor verder vervoer, als bedoeld in artikel 8. Verder vervoer kan alleen worden toegestaan indien de overeenstemmingscontroles op het APB zijn uitgevoerd en indien het resultaat ervan bevredigend is. Vak II.11 moet daarom worden ingevuld op het moment dat verder vervoer wordt toegestaan, terwijl vak II.12 moet worden ingevuld zodra de resultaten van de laboratoriumtests beschikbaar zijn.

Vak II.6.

Geef duidelijk aan welke maatregelen moeten worden genomen in geval van afwijzing van de zending wegens een onbevredigend resultaat van de documentencontroles. Het adres van de inrichting van bestemming in geval van „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” en „Gebruik voor ander doel” moet in vak II.7. worden vermeld.

Vak II.7.

Geef, in voorkomend geval, het erkenningsnummer en adres (of de naam van het vaartuig en de haven) op voor alle bestemmingen waar verdere controle van de zending vereist is, bijvoorbeeld voor vak II.6 „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.

Vak II.8.

Breng hier het officiële stempel van de bevoegde autoriteit van het APB aan.

Vak II.9.

Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit van het APB.

Vak II.10.

Niet van toepassing.

Vak II.11.

De bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt vult hier de resultaten van de overeenstemmingscontroles in.

Vak II.12.

De bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt vult hier de resultaten van de materiële controles in.

Vak II.13.

De bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt vult hier de resultaten van de laboratoriumtest in. Vermeld in dit vak de categorie van de stof of de pathogeen waarvoor een laboratoriumtest is uitgevoerd.

Vak II.14.

Dit vak moet worden gebruikt voor alle zendingen die in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht.

Vak II.15.

Niet van toepassing.

Vak II.16.

Geef duidelijk aan welke maatregelen moeten worden genomen in geval van afwijzing van de zending wegens een onbevredigend resultaat van de overeenstemmings- of materiële controles. Het adres van de inrichting van bestemming in geval van „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” en „Gebruik voor ander doel” moet in vak II.18. worden vermeld.

Vak II.17.

Reden voor weigering: gebruik dit vak voor zover nodig om relevante informatie toe te voegen. Kruis het passende vakje aan.

Vak II.18.

Geef, in voorkomend geval, het erkenningsnummer en adres (of de naam van het vaartuig en de haven) op voor alle bestemmingen waar verdere controle van de zending vereist is, bijvoorbeeld voor vak II.16 „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.

Vak II.19.

Gebruik dit vak wanneer het originele zegel op een zending vernietigd is bij het openen van de container. Er moet een geconsolideerde lijst van alle in dit verband gebruikte zegels worden bewaard.

Vak II.20.

Breng hier het officiële stempel aan van de bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, van de bevoegde autoriteit van het controlepunt.

Vak II.21.

Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, van de bevoegde autoriteit van het controlepunt.

Deel III   Dit deel moet door de bevoegde autoriteit worden ingevuld.

Vak III.1.

Gegevens betreffende de terugzending: de bevoegde autoriteit van het APB, of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt, vermeldt het gebruikte vervoermiddel, de identificatiegegevens ervan, het land van bestemming en de datum van terugzending, zodra deze gegevens bekend zijn.

Vak III.2.

Follow-up: vermeld indien nodig de voor het toezicht verantwoordelijke eenheid van de plaatselijke bevoegde autoriteit in geval van „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel” van de zending. Die autoriteit vermeldt in dit vak het resultaat van de aankomst van de zending en de overeenstemming van de zending.

Vak III.3.

Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 19, lid 1, vastgestelde overgangsperiode, van de verantwoordelijke ambtenaar van het controlepunt in geval van „Terugzending”. Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de plaatselijke bevoegde autoriteit in geval van „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.


(1)  Indien slechts bepaalde onder een GN-code vallende producten behoeven te worden onderzocht en in de goederennomenclatuur geen specifieke onderverdeling voor die code bestaat, wordt de GN-code voorafgegaan door „ex”.

(2)  Soorten van Brassica oleracea L. convar. botrytis (L) Alef var. italica Plenck, cultivar alboglabra. Ook bekend als „Kai Lan”, „Gai Lan”, „Gailan”, „Kailan”, „Chinese bare Jielan”.

(3)  Met name residuen van: chloorfenapyr, fipronil (som van fipronil en de sulfonmetaboliet daarvan (MB46136), uitgedrukt als fipronil), carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), acetamiprid, dimethomorf en propiconazool.

(4)  Met name residuen van: triazofos, triadimefon en triadimenol (som van triadimefon en triadimenol), parathion-methyl (som van parathion-methyl en paraoxon-methyl, uitgedrukt als parathion-methyl), fenthoaat en methidathion.

(5)  Met name residuen van: buprofezin, imidacloprid, fenvaleraat en esfenvaleraat (som van RS- en SR-isomeer), profenofos, trifluraline, triazofos, triadimefon en triadimenol (som van triadimefon en triadimenol), cypermethrin (cypermethrin inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren (som van de isomeren)).

(6)  Met name residuen van: amitraz (amitraz met inbegrip van alle metabolieten die de 2,4–dimethylaniline-groep bevatten, uitgedrukt als amitraz), acefaat, aldicarb (som van aldicarb, het sulfoxide en het sulfon daarvan, uitgedrukt als aldicarb), carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), chloorfenapyr, chloorpyrifos, dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), diafenthiuron, diazinon, dichloorvos, dicofol (som van p, p'- en o,p'-isomeer), dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), endosulfan (som van alfa- en bèta-isomeer en endosulfansulfaat, uitgedrukt als endosulfan), fenamidon, imidacloprid, malathion (som van malathion en malaoxon, uitgedrukt als malathion), methamidofos, methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en -sulfon, uitgedrukt als methiocarb), methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), monocrotofos, oxamyl, profenofos, propiconazool, thiabendazool, thiacloprid.

(7)  Met name residuen van: carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), cyfluthrin (cyfluthrin inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren (som van de isomeren)), cyprodinil, diazinon, dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), ethion, fenitrothion, fenpropathrin, fludioxonil, hexaflumuron, lambda-cyhalothrin, methiocarb (som van methiocarb en methiocarbsulfoxide en sulfon, uitgedrukt als methiocarb), methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), oxamyl, fenthoaat, thiofanaat-methyl.

(8)  Met name residuen van: carbofuran (som van carbofuran en 3-hydroxycarbofuran, uitgedrukt als carbofuran), chloorpyrifos, cypermethrin (cypermethrin inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren (som van de isomeren)), cyproconazool, dicofol (som van p, p'- en o,p'-isomeer), difenoconazool, dinotefuran, ethion, flusilazool, folpet, prochloraz (som van prochloraz en de metabolieten daarvan die het 2,4,6-trichloorofenolgedeelte bevatten, uitgedrukt als prochloraz), profenofos, propiconazool, thiofanaat-methyl, triforine.

(9)  Referentiemethode EN/ISO 6579 of een ten opzichte van die methode gevalideerde methode overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).

(10)  Met name residuen van: dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), chloorpyrifos, acefaat, methamidofos, methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), diafenthiuron, indoxacarb als de som van het S- en het R-isomeer.

(11)  Met name residuen van: chloorpyrifos, cypermethrin (cypermethrin inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren (som van de isomeren)), dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), endosulfan (som van alfa- en bèta-isomeer en endosulfansulfaat, uitgedrukt als endosulfan), hexaconazool, parathion-methyl (som van parathion-methyl en paraoxon-methyl, uitgedrukt als parathion-methyl), methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), flutriafol, carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), flubendiamide, myclobutanil, malathion (som van malathion en malaoxon, uitgedrukt als malathion).

(12)  Met name residuen van dichloorvos.

(13)  Met name residuen van: carbofuran (som van carbofuran en 3-hydroxycarbofuran, uitgedrukt als carbofuran), methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), triazofos, malathion (som van malathion en malaoxon, uitgedrukt als malathion), profenofos, prothiofos, ethion, carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), triforine, procymidon, formetanaat: som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(hydrochloride).

(14)  Met name residuen van: acefaat, carbaryl, carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), carbofuran (som van carbofuran en 3-hydroxycarbofuran, uitgedrukt als carbofuran), chloorpyrifos, chloorpyrifos-methyl, dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), ethion, malathion (som van malathion en malaoxon, uitgedrukt als malathion), metalaxyl en metalaxyl-M (metalaxyl inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren, waaronder metalaxyl-M (som van de isomeren)), methamidofos, methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), monocrotofos, profenofos, prothiofos, quinalfos, triadimefon en triadimenol (som van triadimefon en triadimenol), triazofos, dicrotofos, EPN, triforine.

(15)  Met name residuen van: methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), oxamyl, carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), clofentezine, diafenthiuron, dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), formetanaat: som van formetanaat en zouten daarvan, uitgedrukt als formetanaat(hydrochloride), malathion (som van malathion en malaoxon, uitgedrukt als malathion), procymidone, tetradifon, thiofanaat-methyl.

(16)  Met name residuen van: azoxystrobin, boscalid, chloorpyrifos, dithiocarbamaten (dithiocarbamaten uitgedrukt als CS2, inclusief maneb, mancozeb, metiram, propineb, thiram en ziram), endosulfan (som van alfa- en bèta-isomeer en endosulfansulfaat, uitgedrukt als endosulfan), kresoxim-methyl, lambda-cyhalothrin, metalaxyl en metalaxyl-M (metalaxyl, inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren, waaronder metalaxyl-M (som van de isomeren)), methoxyfenozide, metrafenon, myclobutanil, penconazool, pyraclostrobine en pyrimethanil, triadimefon en triadimenol (som van triadimefon en triadimenol), trifloxystrobin.

(17)  Met name residuen van: carbofuran (som van carbofuran en 3-hydroxycarbofuran, uitgedrukt als carbofuran), carbendazim en benomyl (som van benomyl en carbendazim, uitgedrukt als carbendazim), chloorpyrifos, profenofos, permethrin (som van de isomeren), hexaconazool, difenoconazool, propiconazool, fipronil (som van fipronil en de sulfonmetaboliet daarvan (MB46136), uitgedrukt als fipronil), propargite, flusilazool, fentoaat, cypermethrin (cypermethrin inclusief andere mengsels van de samenstellende isomeren (som van de isomeren)), methomyl en thiodicarb (som van methomyl en thiodicarb, uitgedrukt als methomyl), quinalfos, pencycuron, methidathion, dimethoaat (som van dimethoaat en omethoaat, uitgedrukt als dimethoaat), fenbuconazool.


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 324/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 maart 2014

tot vaststelling van uitzonderlijke maatregelen ter ondersteuning van de varkensvleesmarkt in Polen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 220, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (2) zijn in de Unie toe te passen minimummaatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Dienovereenkomstig moet Polen er krachtens Uitvoeringsbesluit 2014/100/EU van de Commissie (3), als bevestigd bij Uitvoeringsbesluit 2014/134/EU van de Commissie (4), en krachtens Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU van de Commissie (5) erop toezien dat het op zijn grondgebied gelegen gebied waar de ziekte aanwezig is, ten minste de in de bijlagen bij die besluiten vermelde gebieden omvat. Om te voorkomen dat de Afrikaanse varkenspest zich verspreidt en dat de handel in Polen en daarbuiten verder wordt verstoord, heeft Polen op 26 februari 2014 (6) extra preventieve maatregelen vastgesteld voor het besmette gebied. Als gevolg is de afzet van vers varkensvlees en varkensvleesproducten uit het besmette gebied slechts toegestaan mits bijzondere bewakingsmaatregelen in acht worden genomen, het vlees en de producten met een speciaal gezondheidsmerk worden geëtiketteerd en op de interne markt bepaalde afzetbeperkingen worden toegepast.

(2)

Omdat de afzet van vers varkensvlees en varkensvleesproducten als gevolg van de toepassing van deze veterinaire maatregelen aan banden is gelegd, zijn de prijzen in de betrokken gebieden fors gedaald en is de varkensmarkt er verstoord. Daarom heeft Polen de Commissie op 5 maart 2014 verzocht uitzonderlijke marktondersteunende maatregelen te treffen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013. Deze maatregelen mogen slechts van toepassing zijn op vers varkensvlees en varkensvleesproducten verkregen van varkens die in de rechtstreeks door de beperkingen getroffen gebieden zijn gehouden, en mogen niet langer geldig zijn dan strikt noodzakelijk.

(3)

Het steunbedrag moet worden uitgedrukt als een bedrag per 100 kg slachtgewicht van subsidiabele dieren, voor een beperkte hoeveelheid en met een maximaal subsidiabel geslacht gewicht per dier. Bij de vaststelling van het steunbedrag moet rekening worden gehouden met recente marktinformatie.

(4)

Voor in de betrokken gebieden gehouden varkens mag slechts steun worden verleend indien de dieren worden geleverd aan de slachthuizen en worden geslacht en het van de dieren verkregen vlees en de van de dieren verkregen vleesproducten worden gemarkeerd conform de striktere veterinaire voorschriften die op de dag van levering van toepassing zijn op de betrokken gebieden.

(5)

Bepaald dient te worden dat de bevoegde Poolse autoriteiten de nodige controle- en toezichtsmaatregelen moeten treffen en de Commissie hiervan in kennis moeten stellen. De bevoegde autoriteiten dienen controle uit te oefenen op het vervoer en de slacht van de subsidiabele dieren en op de eventueel vereiste behandeling en het op de markt brengen van het van deze dieren verkregen verse vlees en de van deze dieren verkregen vleesproducten.

(6)

De beperkingen op de afzet van vers varkensvlees en varkensvleesproducten die gedurende meerdere weken in het betrokken gebieden zijn toegepast, hebben geleid tot verstoring van de markt, tot inkomensverlies voor producenten en tot een aanzienlijke toename van het gewicht van de dieren, met een uit het oogpunt van dierenwelzijn onaanvaardbare situatie tot gevolg. Daarom moeten de in deze verordening vastgestelde maatregelen van toepassing zijn op met ingang van 26 februari 2014 — datum van vaststelling van de Poolse preventiemaatregelen — geleverde dieren. De maatregel dient slechts drie maanden van toepassing te zijn aangezien de marktsituatie en het effect van de maatregel in het licht van de komende ontwikkelingen moeten worden herbekeken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Polen krijgt toestemming om steun te verlenen voor het slachten van de volgende dieren en het op de markt brengen van het daarvan verkregen varkensvlees en de daarvan verkregen varkensvleesproducten overeenkomstig de ter zake relevante veterinaire wetgeving:

a)

varkens van GN-code 0103 92 19;

b)

zeugen van GN-code 0103 92 11.

2.   De in lid 1 bedoelde steun wordt slechts verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de dieren zijn tijdens de betrokken perioden gehouden in de gebieden als vermeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/100/EU of 2014/134/EU of in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU of in een ander in dit verband vastgesteld uitvoeringsbesluit van de Commissie, en voor het varkensvlees van in die gebieden gehouden dieren gelden afzetbeperkingen als gevolg van de Afrikaanse varkenspest;

b)

de dieren bevonden zich op 26 februari 2014 in de onder a) bedoelde gebieden of zijn na die datum in die gebieden geboren en gehouden;

c)

in het gebied waar deze dieren zijn gehouden, golden op de dag van levering van deze dieren aan het slachthuis hetzij de aanvullende preventieve maatregelen van de verordening van de minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van Polen van 26 februari 2014 inzake maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens, hetzij andere op dat gebied vastgestelde nationale maatregelen tot beperking van de afzet van varkensvlees als gevolg van de Afrikaanse varkenspest.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde steun wordt beschouwd als een uitzonderlijke marktondersteunende maatregel in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013van het Europees Parlement en de Raad (7).

Artikel 3

1.   Varkensvleesproducenten kunnen de in artikel 1 bedoelde steun („de steun”) aanvragen voor ten vroegste op 26 februari 2014 en ten laatste op 25 mei 2014 geslachte dieren.

2.   De steun wordt uitgedrukt als een bedrag van 35,7 EUR per 100 kg geslacht gewicht dat voor de geleverde dieren is genoteerd. De Commissie kan dit bedrag aan de marktontwikkelingen aanpassen.

3.   De steun voor dieren met een geslacht gewicht van meer dan 100 kg mag niet meer bedragen dan de in lid 2 bedoelde steun voor varkens met een geslacht gewicht van 100 kg.

4.   Vijftig procent van de uitgaven voor de steun, die in totaal maximaal 20 000 ton geslachte varkens mag betreffen, wordt gefinancierd uit de begroting van de Unie.

5.   Slechts uitgaven die Polen uiterlijk op 31 augustus 2014 aan de begunstigden heeft vergoed, komen in aanmerking voor financiering door de Unie.

6.   Polen betaalt de steun nadat de varkens zijn geslacht en het daarvan verkregen varkensvlees en de daarvan verkregen varkensvleesproducten op de markt zijn gebracht overeenkomstig de vigerende veterinaire regelgeving en nadat de controles overeenkomstig artikel 4 zijn verricht.

Artikel 4

1.   Polen neemt alle maatregelen, waaronder omvattende administratieve en fysieke controles, die nodig zijn om de naleving van de in deze verordening vervatte voorwaarden te waarborgen. Bovendien moeten de Poolse autoriteiten:

a)

aan de hand van gestandaardiseerde checklists met onder meer weeg- en telbladen, toezicht houden op het vervoer van de dieren van het bedrijf naar het slachthuis, incl. betreffende oorsprong en bestemming van de dieren;

b)

erop toezien dat alle producten waarvoor steun wordt verleend, voldoen aan de beperkingen die gelden voor de in artikel 1, lid 2, onder a), bedoelde gebieden;

c)

ten minste een keer per kalendermaand bij elk deelnemend slachthuis administratieve en boekhoudingscontroles uitvoeren om na te gaan of alle geleverde dieren en het daarvan verkregen vlees waarvoor een steunaanvraag kan worden ingediend, sinds 26 februari 2014 of sinds de laatste controle van deze aard heeft plaatsgevonden, zijn behandeld overeenkomstig deze verordening;

d)

controles ter plaatse verrichten en daarover gedetailleerde verslagen opstellen, waarin met name het volgende wordt vermeld:

i)

het gewicht en het totale aantal subsidiabele dieren per partij die van het landbouwbedrijf is afgevoerd, de datum en het tijdstip van het vervoer ervan naar het slachthuis en de datum en het tijdstip van de aankomst ervan in het slachthuis;

ii)

het aantal door het slachthuis geslachte varkens en zeugen, het gewicht van elk geslacht dier en het nummer van het vervoerbewijs, alsmede, voor de met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening geslachte dieren, het nummer van het zegel van het vervoermiddel waarmee zij zijn getransporteerd.

2.   De in lid 1 bedoelde controles worden uitgevoerd voordat de steun wordt betaald. Polen meldt uiterlijk tien dagen na de inwerkingtreding van deze verordening aan de Commissie welke maatregelen en controles het op grond van dit artikel heeft ingevoerd.

Artikel 5

1.   Polen meldt elke woensdag de volgende, op de vorige week betrekking hebbende gegevens aan de Commissie:

a)

het aantal zeugen en andere varkens die op grond van deze verordening voor slacht zijn geleverd, en het overeenkomstig totale geslachte gewicht;

b)

de geraamde financiële kosten voor elke categorie dieren als bedoeld in artikel 1, lid 1.

De eerste melding heeft betrekking op dieren die sinds 26 februari 2014 overeenkomstig deze verordening zijn geleverd om te worden geslacht. De in de eerste alinea bedoelde verplichting is van toepassing tot en met 4 juni 2014.

2.   Uiterlijk op 30 juni 2014 zendt Polen de Commissie een uitvoerig verslag over de tenuitvoerlegging van deze verordening toe, met onder meer informatie over de uitvoering van de controles en het toezicht overeenkomstig artikel 4.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2014/100/EU van de Commissie van 18 februari 2014 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Polen (PB L 50 van 20.2.2014, blz. 35).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2014/134/EU van de Commissie van 12 maart 2014 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Polen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 63).

(5)  Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU van de Commissie van 27 maart 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (zie bladzijde 47 van dit Publicatieblad).

(6)  Verordening van de minister van Landbouw en Plattelandsontwikkeling van 26 februari 2014 inzake maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens (Dz.U. poz. 247).

(7)  Verordening (EU) Nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 325/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 maart 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

219,4

MA

57,0

TN

82,0

TR

86,4

ZZ

111,2

0707 00 05

MA

39,8

TR

139,3

ZZ

89,6

0709 93 10

MA

31,1

TR

74,3

ZZ

52,7

0805 10 20

EG

48,9

IL

62,6

MA

58,1

TN

47,6

TR

50,7

ZA

60,4

ZZ

54,7

0805 50 10

MA

35,6

TR

76,2

ZZ

55,9

0808 10 80

AR

89,5

BR

91,6

CL

83,7

CN

113,3

MK

23,6

US

181,8

ZZ

97,3

0808 30 90

AR

91,6

CL

131,1

CN

52,7

TR

127,0

ZA

83,8

ZZ

97,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/29


BESLUIT BiH/21/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 18 maart 2014

tot benoeming van de operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Besluit BiH/17/2011

(2014/173/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (1), en met name artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd verdere besluiten te nemen inzake de benoeming van de operationeel commandant van de EU.

(2)

Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 14 januari 2011 Besluit BiH/17/2011 (2) aangenomen, houdende benoeming van generaal Sir Richard SHIRREFF, plaatsvervangend geallieerd opperbevelhebber Europa (DSACEUR), tot operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

(3)

De NAVO heeft besloten generaal Sir Adrian BRADSHAW tot DSACEUR te benoemen ter vervanging van generaal Richard SHIRREFF. Generaal Sir Adrian BRADSHAW oefent zijn ambt uit met ingang van 28 maart 2014. Generaal Sir Adrian BRADSHAW dient generaal Sir Richard SHIRREFF tevens te vervangen, met ingang van die datum, als operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

(4)

Besluit BiH/17/2011 dient derhalve te worden ingetrokken.

(5)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied.

(6)

Op 12 en 13 december 2002 heeft de Europese Raad van Kopenhagen een verklaring aangenomen volgens welke de „Berlijn plus”-regeling en de uitvoering daarvan slechts van toepassing zijn op de lidstaten van de Unie die ook ofwel NAVO-leden zijn ofwel partij bij het partnerschap voor de vrede, en die derhalve bilaterale veiligheidsovereenkomsten met de NAVO hebben gesloten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Generaal Sir Adrian BRADSHAW wordt met ingang van 28 maart 2014 benoemd tot operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

Artikel 2

Besluit BiH/17/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 28 maart 2014.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 252 van 28.7.2004, blz. 10.

(2)  Besluit BiH/17/2011 van het Politiek en Veiligheidscomité van 14 januari 2011 tot benoeming van een operationeel commandant van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (PB L 18 van 21.1.2011, blz. 41).


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/30


BESLUIT EUTM MALI/1/2014 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 18 maart 2014

houdende benoeming van de EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) en tot intrekking van Besluit EUTM MALI/1/2013

(2014/174/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2013/34/GBVB van de Raad van 17 januari 2013 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (1), en met name artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 5, lid 1, van Besluit 2013/34/GBVB, machtigde de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) om overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie de nodige besluiten te nemen ten behoeve van de politieke controle op en de strategische leiding van EUTM Mali, met inbegrip van de besluiten tot benoeming van de volgende commandanten van de EU-missie.

(2)

Op 19 juli 2013 heeft het PVC Besluit EUTM MALI/1/2013 (2) aangenomen waarbij brigadegeneraal Bruno GUIBERT wordt benoemd tot commandant van de EU-missie voor EUTM Mali.

(3)

Op 15 februari 2014 heeft Frankrijk voorgesteld brigadegeneraal Marc RUDKIEWICZ te benoemen tot nieuwe commandant van de EU-missie voor EUTM Mali, ter vervanging van brigadegeneraal Bruno GUIBERT.

(4)

Op 21 februari 2014 heeft het Militair Comité van de EU het PVC aanbevolen brigadegeneraal Marc RUDKIEWICZ te benoemen tot commandant van de EU-missie voor EUTM Mali ter vervanging van brigadegeneraal Bruno GUIBERT.

(5)

Besluit EUTM MALI/1/2013 dient te worden ingetrokken.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Brigadegeneraal Marc RUDKIEWICZ wordt met ingang van 1 april 2014 benoemd tot EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali).

Artikel 2

Besluit EUTM MALI/1/2013 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2014.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 14 van 18.1.2013, blz. 19.

(2)  Besluit EUTM MALI/1/2013 van het Politiek en Veiligheidscomité van 19 juli 2013 houdende benoeming van een EU-missiecommandant voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (PB L 202 van 27.7.2013, blz. 22).


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/31


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2014

tot wijziging van Beschikking 2007/777/EG wat betreft de invoer van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen, bereid met vers vlees van als huisdier gehouden pluimvee, met inbegrip van vlees van gekweekt en vrij vederwild

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1904)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/175/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 92/118/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van producten waarvoor ten aanzien van deze voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, hoofdstuk I, van Richtlijn 89/662/EEG, en, wat ziekteverwekkers betreft, van Richtlijn 90/425/EEG (1), en met name artikel 10, lid 2, onder c),

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name artikel 8, inleidende zin en punt 1, eerste alinea, artikel 8, punt 4, artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 9, lid 4, onder b) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (3) worden voorschriften vastgesteld voor de invoer in de Unie van zendingen van bepaalde vleesproducten voor menselijke consumptie en van behandelde magen, blazen en darmen. Die beschikking bevat ook de lijsten van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer van dergelijke producten is toegestaan, en in bijlage III bij die beschikking is het model opgenomen van het gezondheidscertificaat voor dergelijke producten die voor verzending naar de Unie vanuit derde landen zijn bestemd.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (4) worden voorschriften inzake veterinaire certificering vastgesteld voor invoer in en doorvoer door de Unie van pluimvee en pluimveeproducten. Die verordening bepaalt dat de pluimveeproducten waarop zij betrekking heeft alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die in de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening zijn aangegeven. Tevens bepaalt zij dat dergelijke producten bij de invoer vergezeld moeten gaan van een veterinair certificaat, zoals voor het betrokken pluimveeproduct in die tabel is aangegeven, dat is ingevuld met inachtneming van de opmerkingen en de modellen van veterinaire certificaten in deel 2 van die bijlage.

(3)

Bovendien wordt in de in bijlage I, deel 2, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 opgenomen modellen van de veterinaire certificaten voor vlees van pluimvee (POU), voor vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie (RAT) en voor vlees van vrij vederwild (WGM) gesteld dat het verse vlees verkregen moet zijn van pluimvee of loopvogels afkomstig van inrichtingen waarvoor geen veterinairrechtelijke beperkende maatregelen gelden in verband met een ziekte waarvoor pluimvee of loopvogels gevoelig zijn, of van vrij vederwild dat is gedood in gebieden waarrond zich binnen een straal van 10 km — eventueel met inbegrip van het grondgebied van een buurland — ten minste in de laatste 30 dagen geen enkele uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza of Newcastle disease heeft voorgedaan.

(4)

De veterinairrechtelijke voorschriften voor de bereiding van vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen, met vers vlees van als huisdier gehouden pluimvee, waaronder gekweekt en vrij vederwild, zoals vastgesteld in punt II.1.3 van het in bijlage III bij Beschikking 2007/777/EG opgenomen model van het gezondheidscertificaat, hebben betrekking op aviaire influenza en Newcastle disease. De in bijlage I, deel 2, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 opgenomen modellen van de veterinaire certificaten (POU), (RAT) en (WGM) hebben echter alleen betrekking op hoogpathogene aviaire influenza. Het in bijlage III bij Beschikking 2007/777/EG opgenomen model van het gezondheidscertificaat moet derhalve worden gewijzigd om het in overeenstemming te brengen met de voorschriften voor vers vlees zoals vastgesteld in de in bijlage I, deel 2, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 opgenomen modellen van de veterinaire certificaten (POU), (RAT) en (WGM).

(5)

Daarnaast wordt in het in bijlage III bij Beschikking 2007/777/EG opgenomen model van het gezondheidscertificaat verwezen naar Richtlijn 90/539/EEG van de Raad (5), die is vervangen door Richtlijn 2009/158/EG van de Raad (6), en naar Beschikking 2006/696/EG van de Commissie (7), die is vervangen door Verordening (EG) nr. 798/2008. Die verwijzingen moeten derhalve worden bijgewerkt.

(6)

Bijlage III bij Beschikking 2007/777/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Om verstoring van het handelsverkeer te vermijden, moet het gebruik van gezondheidscertificaten voor bepaalde voor verzending naar de Unie vanuit derde landen bestemde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen, die zijn ingevuld volgens het in bijlage III bij Beschikking 2007/777/EG opgenomen model van het gezondheidscertificaat in de versie die vóór de bij dit besluit aangebrachte wijzigingen gold, tijdens een overgangsperiode toegestaan blijven.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Beschikking 2007/777/EG

Bijlage III bij Beschikking 2007/777/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Overgangsbepalingen

Tijdens een overgangsperiode die loopt tot 30 september 2014 blijft het binnenbrengen in de Unie van zendingen van vleesproducten en van behandelde magen, blazen en darmen, die vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat dat is ingevuld volgens het in bijlage III bij Beschikking 2007/777/EG opgenomen model in de versie die vóór de op grond van artikel 1 aangebrachte wijzigingen gold, toegestaan, mits dat gezondheidscertificaat vóór 30 juli 2014 werd ondertekend.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49.

(2)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(3)  Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49).

(4)  Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).

(5)  Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6).

(6)  Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74).

(7)  Beschikking 2006/696/EG van de Commissie van 28 augustus 2006 tot vaststelling van een lijst van derde landen waaruit pluimvee, broedeieren, eendagskuikens, vlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren (SPF-eieren) kunnen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap en van de toepasselijke voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 295 van 25.10.2006, blz. 1).


BIJLAGE

„BIJLAGE III

Model van het gezondheidscertificaat voor bepaalde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen, bestemd voor verzending uit een derde land naar de Europese Unie

Image

Image

Image

Image

Image

Image


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/39


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2014

betreffende financiële steun van de Unie voor een gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1912)

(2014/176/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 66,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aanbeveling 2014/180/EU van de Commissie (2) voorziet in een tweede ronde van gecoördineerde controles door de lidstaten ter opsporing van aanhoudende frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen.

(2)

Om de soepele en snelle uitvoering van dit plan te bevorderen, moet de Unie financiële steun verlenen aan de lidstaten die de in de aanbeveling van de Commissie voorziene officiële controles uitvoeren.

(3)

Op basis van berekeningen na afloop van de eerste testronde worden de kosten voor de uitvoering van DNA-tests tot vaststelling van de aanwezigheid van paardenvlees in levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als bevattende rundvlees, op 120 EUR per test geraamd. Het gebruikelijke EU-medefinancieringspercentage voor gecoördineerde controleplannen bedraagt 50 %.

(4)

Momenteel is het Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W) in Gembloux, België, het EU-referentielaboratorium voor de tests die voor dit gecoördineerde controleplan het meest relevant zijn. De Commissie heeft de hulp van het centrum ingeroepen om ervoor te zorgen dat tijdens dit gecoördineerde controleplan een uniforme testmethode wordt gebruikt. Het gaat om een extra taak die niet is opgenomen in het bestaande werkprogramma van het centrum als Europees referentielaboratorium. De kosten voor deze extra taak worden geraamd op maximaal 20 000 EUR en komen volledig voor rekening van de Commissie.

(5)

Overeenkomstig artikel 84 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) (het Financieel Reglement) en artikel 94 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (4) moet de vastlegging van een uitgave uit de EU-begroting worden voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten waarin de essentiële elementen worden uiteengezet van de actie die een uitgave ten laste van de begroting meebrengt. Er moeten eveneens subsidiabiliteitscriteria worden vastgesteld.

(6)

De financiële bijdrage van de Unie wordt toegekend op voorwaarde dat de tests en analysen binnen de in dit besluit vermelde termijnen worden uitgevoerd en de bevoegde autoriteiten binnen deze termijnen alle noodzakelijke informatie verstrekken. Omwille van de administratieve efficiëntie moeten alle uitgaven waarvoor om financiële steun van de Unie wordt verzocht, in euro worden uitgedrukt. De wisselkoers voor de omrekening van de uitgaven in een andere valuta dan de euro moet nog worden vastgelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

1.   De Unie draagt bij in de kosten die de lidstaten maken voor de uitvoering van het gecoördineerde controleplan als bedoeld in Aanbeveling 2014/180/EU van de Commissie (hierna „de aanbeveling van de Commissie” genoemd), voor een totaalbedrag van maximaal 145 440 EUR.

2.   De Unie draagt bij in de kosten die het Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W) in Gembloux, België, maakt voor de ijking en coördinatie van de testmethode voor de opsporing van niet-aangegeven diersoorten in vlees en vleesproducten, voor een totaalbedrag van maximaal 20 000 EUR.

3.   De kosten waarvan sprake is in de leden 1 en 2, worden gefinancierd uit begrotingsonderdeel 17 04 03.

Artikel 2

Door de lidstaten gemaakte subsidiabele kosten

1.   De in artikel 1, lid 1, bedoelde bijdrage van de Unie heeft de vorm van een vergoeding van 50 % van de kosten van de tests die de bevoegde autoriteiten hebben uitgevoerd om het in punt 1 van de aanbeveling van de Commissie bedoelde controleplan uit te voeren.

2.   De bijdrage van de Unie bedraagt niet meer dan:

a)

60 EUR per test;

b)

de in bijlage I vermelde bedragen.

3.   Alleen de in bijlage II vermelde kosten komen voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 3

Door het Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W) te Gembloux, België, gemaakte subsidiabele kosten

1.   De in artikel 1, lid 2, bedoelde bijdrage van de Unie heeft de vorm van een vergoeding van 100 % van de kosten van de taken in verband met de ijking en coördinatie van de testmethode die wordt gebruikt in het in de aanbeveling van de Commissie bedoelde gecoördineerde controleplan.

2.   De volgende kosten komen voor vergoeding in aanmerking:

a)

de kosten voor het personeel dat specifiek vol- of deeltijds is belast met de uitvoering van de taken in het laboratorium; deze kosten worden beperkt tot de feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten;

b)

de kosten voor verbruiksartikelen die verband houden met de voorbereiding van de standaardmonsters;

c)

verzendkosten;

d)

algemene kosten, gelijk aan 7 % van de som van de onder a), b) en c) bedoelde kosten.

3.   De kosten moeten uiterlijk op 31 augustus 2014 worden gerapporteerd in het in bijlage IV bij dit besluit vastgelegde formaat.

Artikel 4

Subsidiabiliteitsvoorschriften

1.   De in artikel 1, lid 1, bedoelde bijdrage van de Unie is aan de volgende voorwaarden gebonden:

a)

de tests zijn uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de aanbeveling van de Commissie;

b)

de lidstaten hebben het verslag als bedoeld in de aanbeveling van de Commissie binnen de in die aanbeveling vastgelegde termijn bij de Commissie ingediend;

c)

uiterlijk op 31 augustus 2014 hebben de lidstaten langs elektronische weg een financieel verslag in het in bijlage III bij dit besluit vastgelegde formaat bij de Commissie ingediend.

2.   De Commissie kan het bedrag van de in artikel 1 bedoelde bijdrage verlagen indien niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, waarbij rekening wordt gehouden met de aard en de ernst van de non-conformiteit en met het potentiële financiële verlies voor de Unie.

3.   Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten bewijsdocumenten voor de gemaakte kosten waarvoor overeenkomstig artikel 2 om vergoeding wordt verzocht.

Artikel 5

Valuta en wisselkoers

1.   De uitgaven waarvoor de lidstaten een financiële bijdrage van de Unie aanvragen, worden uitgedrukt in euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en alle andere belastingen.

2.   Wanneer de uitgaven van een lidstaat zijn gedaan in een andere valuta dan de euro, rekent de betrokken lidstaat deze om in euro met gebruikmaking van de recentste wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de lidstaat de aanvraag indient.

Artikel 6

Dit besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 84 van het Financieel Reglement.

Artikel 7

Dit besluit is van toepassing met ingang van de datum van de bekendmaking van de aanbeveling van de Commissie.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Aanbeveling 2014/180/EU van de Commissie van 27 maart 2014 betreffende een tweede gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen (zie bladzijde 64 van dit Publicatieblad).

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).


BIJLAGE I

MAXIMUMBEDRAG VAN DE IN ARTIKEL 2, LID 2, ONDER B), BEDOELDE EU-BIJDRAGE

Lidstaat

Aanbevolen aantal monsters

Geëxtrapoleerd aantal monsters in 2e ronde (5 %)

Maximale EU-bijdrage per test

Maximale EU-bijdrage per lidstaat

Totale EU-bijdrage

Frankrijk, Duitsland, Italië, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Polen

150

8

60

9 480

56 880

Roemenië, Nederland, België, Griekenland, Portugal, Tsjechië, Hongarije, Zweden, Oostenrijk, Bulgarije

100

5

60

6 300

63 000

Litouwen, Slowakije, Denemarken, Ierland, Finland, Letland, Kroatië

50

3

60

3 180

22 260

Slovenië, Estland, Cyprus, Luxemburg, Malta

10

1

60

660

3 300

TOTAAL

 

 

 

 

145 440


BIJLAGE II

SUBSIDIABELE UITGAVEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 3

De uitgaven die in aanmerking komen voor een financiële bijdrage van de Unie voor de uitvoering van de in dit uitvoeringsbesluit genoemde tests, zijn beperkt tot de kosten die de lidstaten maken voor:

a)

de aankoop van testkits, reagentia en alle identificeerbare verbruiksartikelen die speciaal worden gebruikt voor de uitvoering van de tests;

b)

het personeel, ongeacht de status, dat specifiek vol- of deeltijds is belast met de uitvoering van de tests in het laboratorium; de kosten worden beperkt tot de feitelijke salarissen plus sociale premies en andere wettelijke loonkosten; en

c)

algemene kosten, gelijk aan 7 % van de som van de onder a) en b) bedoelde kosten, tenzij de lidstaten gebruikmaken van een commercieel laboratorium.


BIJLAGE III

Financieel verslag als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c)

DNA

Personeel

Uren

Kost per uur

Personeelskosten

(1)

(2)

(3)

Formula

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Subtotaal personeel

(5)

Testkits, reagentia, verbruiksartikelen

Hoeveelheid

Kost per eenheid

Totale kosten

(6)

(7)

(8)

Formula

 

 

 

 

 

 

 

 

Subtotaal verbruiksartikelen

(10)

TOTAAL

Formula

Totaal incl. algemene kosten

(11) × (1,07)


Alternatief financieel verslag als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), bij gebruikmaking van een commercieel laboratorium

Naam van het commerciële laboratorium

 

Aantal naar het laboratorium verzonden monsters

 

Totaalbedrag van de factuur van het commerciële laboratorium

 

 

 

 

 


BIJLAGE IV

FINANCIEEL VERSLAG ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LID 3

PERSONEEL

Categorie

Uren

Kost per uur

Personeelskosten

(1)

(2)

(3)

Formula

 

 

 

 

 

 

 

 

Verbruiksartikelen

Categorie

Hoeveelheid

Kost per eenheid

Kosten verbruiksartikelen

(5)

(6)

(7)

Formula

 

 

 

 

 

 

 

 

Verzending

Detail

Hoeveelheid

Kost per eenheid

Verzendkosten

(9)

(10)

(11)

Formula

 

 

 

 

 

 

TOTAAL

Formula

 

 

Totaal incl. algemene kosten

Formula


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/45


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2014

tot wijziging van bijlage II bij Beschikking 2003/467/EG wat betreft de erkenning dat Litouwen officieel vrij is van brucellose

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1940)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/177/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name bijlage A, punt II.7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 64/432/EEG is van toepassing op het handelsverkeer in runderen en varkens binnen de Unie. Bij die richtlijn wordt bepaald onder welke voorwaarden een lidstaat of gebied van een lidstaat officieel als vrij van brucellose kan worden erkend ten aanzien van de rundveebeslagen.

(2)

In bijlage II bij Beschikking 2003/467/EG van de Commissie (2) zijn de lidstaten en delen van lidstaten vermeld die respectievelijk officieel brucellosevrij zijn verklaard.

(3)

Litouwen heeft bij de Commissie bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat voor het gehele grondgebied van die lidstaat wordt voldaan aan de in Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden om als officieel vrij van brucellose te worden erkend.

(4)

Na evaluatie van de door Litouwen ingediende bewijsstukken moet deze lidstaat officieel brucellosevrij worden verklaard.

(5)

Bijlage II bij Beschikking 2003/467/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Beschikking 2003/467/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 74).


BIJLAGE

In bijlage II bij Beschikking 2003/467/EG wordt hoofdstuk 1 vervangen door:

HOOFDSTUK 1

Officieel brucellosevrije lidstaten

ISO-code

Lidstaat

BE

België

CZ

Tsjechië

DK

Denemarken

DE

Duitsland

EE

Estland

IE

Ierland

FR

Frankrijk

LV

Letland

LT

Litouwen

LU

Luxemburg

NL

Nederland

AT

Oostenrijk

PL

Polen

RO

Roemenië

SI

Slovenië

SK

Slowakije

FI

Finland

SE

Zweden”


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/47


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2014

betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1979)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/178/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (4) bevat de in de Unie toe te passen minimummaatregelen om Afrikaanse varkenspest te bestrijden, waaronder de maatregelen die moeten worden genomen bij een uitbraak van Afrikaanse varkenspest en in geval van vermoedelijke en van bevestigde aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens. Die maatregelen omvatten programma’s voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij een populatie wilde varkens die door de lidstaten moeten worden ontwikkeld en uitgevoerd en die ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan de Commissie.

(2)

Beschikking 2005/363/EG (5) werd vastgesteld naar aanleiding van de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest in Sardinië, Italië. Bij die beschikking zijn veterinairrechtelijke voorschriften vastgesteld betreffende de verplaatsing en de verzending van en het aanbrengen van merken op varkens en bepaalde varkensproducten uit Sardinië om te voorkomen dat die ziekte zich naar andere gebieden van de Unie uitbreidt.

(3)

Daarnaast is bij Beschikking 2005/362/EG van de Commissie (6) een door Italië bij de Commissie ingediend programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in Sardinië goedgekeurd.

(4)

In 2014 zijn in Litouwen en Polen gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens, meer bepaald bij everzwijnen, vastgesteld door de insleep van het Afrikaansevarkenspestvirus vanuit aangrenzende derde landen waar die ziekte aanwezig is. Om de bestrijdingsmaatregelen gericht te kunnen nemen en de verspreiding van de ziekte te voorkomen en om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, is in samenwerking met de betrokken lidstaten met spoed een lijst van de Europese Unie met besmette gebieden in die landen opgesteld bij de Uitvoeringsbesluiten 2014/93/EU (7) en 2014/134/EU (8) van de Commissie, die beide van toepassing zijn tot en met 30 april 2014.

(5)

Afrikaanse varkenspest kan worden beschouwd als een endemische ziekte bij als huisdier gehouden varkens en bij wilde varkens in bepaalde derde landen die aan de Unie grenzen en vormt een permanente bedreiging voor de Unie.

(6)

De dierziektesituatie kan, gezien de handel in producten van varkens, gevaar opleveren voor de varkensstapel in andere regio’s van Litouwen, Italië en Polen en ook in andere lidstaten.

(7)

Litouwen en Polen hebben in het kader van Richtlijn 2002/60/EG maatregelen genomen ter bestrijding van de Afrikaanse varkenspest en zij zullen overeenkomstig artikel 16 van die richtlijn hun programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens voor goedkeuring indienen bij de Commissie.

(8)

Er dient in een bijlage een lijst te worden vastgesteld waarin de betrokken lidstaten en gebieden worden opgenomen naargelang het risiconiveau, waarbij rekening wordt gehouden met de epizoötiologische situatie van Afrikaanse varkenspest en met de vraag of zowel varkenshouderijen als wilde varkens betrokken zijn (deel III) of uitsluitend wilde varkens (deel II), dan wel of het risico voortvloeit uit een besmetting van wilde varkens die zich binnen een bepaalde afstand voordoet (deel I).

(9)

Verplaatsingen van verschillende varkensproducten houden een verschillend risiconiveau voor de verspreiding van Afrikaanse varkenspest in. Zoals wordt aangegeven in het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van 2010 (9) vormt de verplaatsing van levende varkens, sperma, eicellen en embryo’s daarvan en dierlijke bijproducten afkomstig van varkens uit besmette gebieden in het algemeen een hoger risico wat betreft blootstelling en mogelijke gevolgen dan de verplaatsing van vlees, vleesbereidingen en vleesproducten. Daarom moet de verzending van levende varkens, van sperma, eicellen en embryo’s daarvan, van dierlijke bijproducten afkomstig van varkens en van bepaalde soorten vlees, vleesbereidingen en vleesproducten uit aangewezen zones van de lidstaten die zijn vermeld in de bijlage bij dit besluit, worden verboden. Dit verbod omvat alle in Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (10) bedoelde suidae.

(10)

Om rekening te houden met de verschillende risiconiveaus naar gelang van de aard van de varkensproducten en de epizoötiologische situatie in de betrokken lidstaten, moeten voor elk type varkensproduct uit de gebieden onder de verschillende delen van de bijlage bij deze verordening bepaalde afwijkingen worden vastgesteld. Die afwijkingen stemmen ook overeen met de risicobeperkende invoermaatregelen inzake Afrikaanse varkenspest die zijn vermeld in de Terrestrial Animal Health Code van de Wereldorganisatie voor diergezondheid. De bijkomende voorzorgsmaatregelen en gezondheidsvoorschriften of behandelingen die van toepassing zijn voor die afwijkingen moeten ook in dit besluit worden vastgesteld.

(11)

Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (11) en Beschikking 93/444/EEG van de Commissie (12) bepalen dat de verplaatsingen van dieren vergezeld moeten gaan van gezondheidscertificaten. Om ervoor te zorgen dat in de desbetreffende certificaten adequate en nauwkeurige gezondheidsinformatie wordt verstrekt, moet daarin naar dit besluit worden verwezen wanneer afwijkingen van het verbod op de verzending van levende varkens uit in de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden worden toegepast op levende varkens die bestemd zijn voor handelsverkeer binnen de Unie of voor uitvoer naar een derde land.

(12)

Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie (13) bepaalt dat de verplaatsingen van bepaalde producten van dierlijke oorsprong vergezeld moeten gaan van gezondheidscertificaten. Wanneer voor een lidstaat een verbod op de verzending van vers varkensvlees, vleesbereidingen en vleesproducten van of met varkensvlees uit bepaalde delen van zijn grondgebied geldt, moeten - om de verspreiding van Afrikaanse varkenspest naar andere gebieden van de Unie te voorkomen - een aantal voorschriften worden vastgesteld, met name wat certificering betreft, voor de verzending van dergelijk vlees en dergelijke vleesbereidingen en vleesproducten uit andere delen van het grondgebied van die lidstaat die niet onder dat verbod vallen; in die gezondheidscertificaten moet naar dit besluit worden verwezen.

(13)

Bovendien is het, om de verspreiding van Afrikaanse varkenspest naar andere gebieden van de Unie en naar derde landen te voorkomen, wenselijk om vast te stellen dat aan de verzending van vers varkensvlees, vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens uit lidstaten met in de bijlage vermelde gebieden bepaalde strengere voorwaarden zijn verbonden. Met name moeten op dit vers varkensvlees en deze vleesbereidingen en varkensvleesproducten speciale merktekens worden aangebracht die niet kunnen worden verward met het identificatiemerk als bedoeld in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (14) en de gezondheidsmerken voor varkensvlees als bedoeld in Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (15).

(14)

Voor de periode van toepassing van de in dit besluit vastgestelde maatregelen moet rekening worden gehouden met de epizoötiologie van Afrikaanse varkenspest en de voorwaarden waaronder de status „vrij van Afrikaanse varkenspest” overeenkomstig de Terrestrial Animal Health Code van de Wereldorganisatie voor diergezondheid opnieuw kan worden verkregen; derhalve moet die periode minstens tot en met 31 december 2017 duren.

(15)

De Uitvoeringsbesluiten 2014/93/EU en 2014/134/EU moeten worden ingetrokken en door dit besluit worden vervangen. Beschikking 2005/363/EG is al enkele keren gewijzigd. Het is dan ook wenselijk die beschikking in te trekken en door dit besluit te vervangen.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Dit besluit stelt veterinairrechtelijke bestrijdingsmaatregelen vast in verband met Afrikaanse varkenspest in de lidstaten of gebieden daarvan als vermeld in de bijlage (de betrokken lidstaten).

Dit besluit is van toepassing onverminderd de programma’s voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in de betrokken lidstaten die door de Commissie zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/60/EG.

Artikel 2

Verbod op de verzending van levende varkens, sperma, eicellen en embryo’s van varkens, varkensvlees, varkensvleesbereidingen, varkensvleesproducten en alle andere producten die varkensvlees bevatten, alsook van zendingen van dierlijke bijproducten van varkens, uit bepaalde in de bijlage vermelde gebieden

De betrokken lidstaten verbieden:

a)

de verzending van levende varkens uit de in deel II of deel III van de bijlage vermelde gebieden;

b)

de verzending van zendingen sperma, eicellen en embryo’s van varkens uit de in deel III van de bijlage vermelde gebieden;

c)

de verzending van zendingen varkensvlees, varkensvleesbereidingen, varkensvleesproducten en alle andere producten die varkensvlees bevatten uit de in deel III van de bijlage vermelde gebieden;

d)

de verzending van zendingen dierlijke bijproducten van varkens uit de in deel III van de bijlage vermelde gebieden.

Artikel 3

Afwijking van het verbod op de verzending van levende varkens uit de in deel II van de bijlage vermelde gebieden

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, onder a), mogen de betrokken lidstaten de verzending toestaan van levende varkens uit een bedrijf in de in deel II van de bijlage vermelde gebieden naar andere gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat, mits de varkens gedurende ten minste dertig dagen of sinds hun geboorte op het bedrijf hebben verbleven en er gedurende ten minste dertig dagen vóór de datum van de verplaatsing geen levende varkens op het bedrijf zijn binnengebracht, en

1.

de varkens binnen een periode van 15 dagen vóór de datum van de verplaatsing zijn onderworpen aan laboratoriumtests op Afrikaanse varkenspest die met negatieve resultaten zijn uitgevoerd op monsters die zijn genomen overeenkomstig de bemonsteringsprocedures die zijn vastgesteld in het programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest als bedoeld in artikel 1, tweede alinea, van dit besluit, en op het moment van verzending een klinisch onderzoek op Afrikaanse varkenspest is uitgevoerd door een officiële dierenarts overeenkomstig de controle- en bemonsteringsprocedures die zijn vastgelegd in hoofdstuk IV, deel A, van de bijlage bij Beschikking 2003/422/EG van de Commissie (16), of

2.

de varkens van een bedrijf komen:

a)

dat ten minste tweemaal per jaar, met een tussenpoos van ten minste vier maanden, door de bevoegde veterinaire autoriteit aan een inspectie is onderworpen waarbij:

i)

de richtsnoeren en procedures overeenkomstig hoofdstuk IV van de bijlage bij Beschikking 2003/422/EG zijn gevolgd;

ii)

een klinisch onderzoek en bemonstering overeenkomstig de controle- en bemonsteringsprocedures van hoofdstuk IV, deel A, van de bijlage bij Beschikking 2003/422/EG is uitgevoerd;

iii)

de daadwerkelijke toepassing van de bepalingen in artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje en vierde tot en met zevende streepje, van Richtlijn 2002/60/EG is gecontroleerd;

b)

dat de door de bevoegde autoriteit vastgestelde eisen op het gebied van de bioveiligheid inzake Afrikaanse varkenspest uitvoert;

c)

waar de varkens met een leeftijd van meer dan zestig dagen zijn onderworpen aan de in lid 1 bedoelde laboratoriumtests op Afrikaanse varkenspest.

Artikel 4

Afwijking van het verbod op de verzending van zendingen varkensvlees, varkensvleesbereidingen, varkensvleesproducten en alle andere producten van of met varkensvlees uit de in deel III van de bijlage vermelde gebieden

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, onder c), mogen de betrokken lidstaten de verzending toestaan van varkensvlees, varkensvleesbereidingen, varkensvleesproducten en alle andere producten van of met varkensvlees uit de in deel III van de bijlage vermelde gebieden, mits zij:

a)

afkomstig zijn van varkens die sinds hun geboorte op bedrijven buiten de in de bijlage vermelde gebieden zijn gehouden en het varkensvlees, de varkensvleesbereidingen en de varkensvleesproducten van of met dergelijk vlees in overeenkomstig artikel 10 goedgekeurde inrichtingen zijn geproduceerd, opgeslagen en verwerkt, of

b)

in overeenstemming met artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad zijn geproduceerd en verwerkt.

Artikel 5

Afwijking van het verbod op de verzending van zendingen dierlijke bijproducten van varkens uit de in deel III van de bijlage vermelde gebieden.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, onder d), mogen de betrokken lidstaten de verzending toestaan van afgeleide producten als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (17) die zijn verkregen van dierlijke bijproducten van varkens uit de in deel III van de bijlage vermelde gebieden, mits zij een behandeling hebben ondergaan die waarborgt dat het afgeleide product geen risico inhoudt met betrekking tot Afrikaanse varkenspest.

Artikel 6

Verbod op de verzending van levende varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten en derde landen

1.   De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanaf hun grondgebied geen levende varkens naar andere lidstaten en derde landen worden verzonden, behalve indien die levende varkens afkomstig zijn:

a)

uit andere dan de in de bijlage vermelde gebieden;

b)

van een bedrijf waar gedurende ten minste dertig dagen voor de datum van verzending geen levende varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden zijn binnengebracht.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten de verzending toestaan van levende varkens van een bedrijf in de in deel I van de bijlage vermelde gebieden, mits die levende varkens voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij hebben gedurende ten minste veertig dagen of sinds hun geboorte op het bedrijf verbleven en gedurende ten minste dertig dagen vóór de datum van de verzending zijn geen levende varkens op dat bedrijf binnengebracht;

b)

zij komen van een bedrijf dat de door de bevoegde autoriteit vastgestelde eisen op het gebied van de bioveiligheid inzake Afrikaanse varkenspest uitvoert;

c)

zij zijn binnen een periode van 15 dagen vóór de datum van de verplaatsing onderworpen aan laboratoriumtests op Afrikaanse varkenspest die met negatieve resultaten zijn uitgevoerd op monsters die zijn genomen overeenkomstig de bemonsteringsprocedures die zijn vastgesteld in het programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest als bedoeld in artikel 1, tweede alinea, van dit besluit, en op het moment van verzending is een klinisch onderzoek op Afrikaanse varkenspest uitgevoerd door een officiële dierenarts overeenkomstig de controle- en bemonsteringsprocedures die zijn vastgelegd in hoofdstuk IV, deel A, van de bijlage bij Beschikking 2003/422/EG, of

d)

zij komen van een bedrijf dat ten minste tweemaal per jaar, met een tussenpoos van ten minste vier maanden, door de bevoegde veterinaire autoriteit aan een inspectie is onderworpen waarbij:

i)

de richtsnoeren en procedures overeenkomstig hoofdstuk IV van de bijlage bij Beschikking 2003/422/EG zijn gevolgd;

ii)

een klinisch onderzoek en bemonstering overeenkomstig de controle- en bemonsteringsprocedures van hoofdstuk IV, deel A, van de bijlage bij Beschikking 2003/422/EG is uitgevoerd;

iii)

de daadwerkelijke toepassing van de in artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje en vierde tot en met zevende streepje, van Richtlijn 2002/60/EG vastgestelde maatregelen is gecontroleerd.

3.   Voor zendingen van de in dit artikel bedoelde levende varkens, wordt de volgende zin toegevoegd aan de overeenkomstige gezondheidscertificaten als bedoeld in:

a)

artikel 5, lid 1, van Richtlijn 64/432/EEG, en

b)

artikel 3, lid 1, van Richtlijn 93/444/EEG:

„Varkens in overeenstemming met artikel 6, lid 2, van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (18).

Artikel 7

Verbod op de verzending van zendingen varkenssperma en eicellen en embryo’s van varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten en derde landen

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanaf hun grondgebied geen zendingen van de volgende producten naar andere lidstaten en derde landen worden verzonden:

a)

sperma van varkens, tenzij het afkomstig is van beren die worden gehouden in een erkend spermacentrum als bedoeld in artikel 3, onder a), van Richtlijn 90/429/EEG van de Raad (19) dat gelegen is buiten de in de delen II en III van de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden;

b)

eicellen en embryo’s van varkens, tenzij die eicellen en embryo’s afkomstig zijn van donorzeugen die worden gehouden op bedrijven die in overeenstemming zijn met artikel 6, lid 2, en die gelegen zijn buiten de in de delen II en III van de bijlage vermelde gebieden, en de embryo’s zijn bevrucht met sperma dat voldoet aan de voorwaarden onder a).

Artikel 8

Verbod op de verzending van zendingen dierlijke bijproducten van varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten en derde landen

1.   De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanaf hun grondgebied geen zendingen van dierlijke bijproducten van varkens worden verzonden naar andere lidstaten en derde landen, tenzij deze bijproducten van varkens afkomstig zijn van varkens van herkomst en van oorsprong van een bedrijf dat gevestigd is buiten de in de delen II en III van de bijlage vermelde gebieden.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten de verzending toestaan van afgeleide producten die zijn verkregen van dierlijke bijproducten van varkens uit de in de delen II en III van de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten en derde landen, mits:

a)

die bijproducten een behandeling hebben ondergaan die waarborgt dat het afgeleide product dat is verkregen van varkens geen risico inhoudt met betrekking tot Afrikaanse varkenspest;

b)

de zendingen vergezeld gaan van een handelsdocument dat wordt afgegeven overeenkomstig hoofdstuk III van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (20).

Artikel 9

Verbod op de verzending van vers varkensvlees en van bepaalde varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten uit de in de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten en derde landen

1.   De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanaf hun grondgebied geen zendingen van vers varkensvlees van varkens afkomstig van bedrijven in de in de bijlage vermelde gebieden en van varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten van of met vlees van die varkens worden verzonden naar andere lidstaten en derde landen, tenzij het varkensvlees afkomstig is van varkens van herkomst en van oorsprong van een bedrijf dat gevestigd is buiten de in de delen II en III van de bijlage vermelde gebieden.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel III van de bijlage zijn vermeld, de verzending toelaten van vers varkensvlees zoals bedoeld in lid 1 en van varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten van of met dergelijk vlees naar andere lidstaten, mits die varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten afkomstig zijn van varkens die sinds hun geboorte zijn gehouden in bedrijven buiten de in deel III van de bijlage vermelde gebieden en dat het verse varkensvlees, de varkensvleesbereidingen en de varkensvleesproducten in overeenkomstig artikel 10 goedgekeurde inrichtingen zijn geproduceerd, opgeslagen en verwerkt.

3.   In afwijking van lid 1 mogen de betrokken lidstaten waarvan gebieden in deel II van de bijlage zijn vermeld, de verzending toelaten van vers varkensvlees zoals bedoeld in lid 1 en van varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten van of met dergelijk vlees naar andere lidstaten, mits die varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten afkomstig zijn van varkens die voldoen aan de in de leden 1 of 2 van artikel 3 vastgestelde eisen.

Artikel 10

Goedkeuring van slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen voor de toepassing van artikel 4 en artikel 9, lid 2

De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten keuren voor de toepassing van artikel 4 en van artikel 9, lid 2, alleen slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkingsinrichtingen goed waarin de productie, opslag en verwerking van vers varkensvlees en varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten van of met dergelijk varkensvlees dat (die) in aanmerking komt (komen) voor verzending naar andere lidstaten en derde landen overeenkomstig de in artikel 4 en artikel 9, lid 2, bepaalde afwijkingen, gescheiden plaatsvindt van de productie, opslag en verwerking van andere producten van of met vers varkensvlees en varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten van of met vlees van varkens van oorsprong uit of afkomstig van bedrijven die gelegen zijn in de in de bijlage vermelde gebieden, met uitzondering van die welke zijn goedgekeurd in overeenstemming met dit artikel.

Artikel 11

Afwijking van het verbod op de verzending van vers varkensvlees en van bepaalde varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten uit de in de bijlage vermelde gebieden

In afwijking van artikel 9 mogen de lidstaten de verzending toestaan van vers varkensvlees, varkensvleesbereidingen en varkensvleesproducten van of met dergelijk vlees uit de in de delen II en III van de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten en derde landen, mits de betrokken producten:

a)

overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG geproduceerd en verwerkt zijn;

b)

worden onderworpen aan de veterinaire certificering overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/99/EG;

c)

vergezeld gaan van het passende gezondheidscertificaat voor het handelsverkeer binnen de Unie dat bij Verordening (EG) nr. 599/2004 is vastgesteld en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende vermelding:

„Producten overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU van 27 maart 2014 van de Commissie betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (21).

Artikel 12

Informatie betreffende de artikelen 9 tot en met 11

De lidstaten delen elke zes maanden vanaf de datum van dit besluit de bijgewerkte lijst van de goedgekeurde inrichtingen als bedoeld in artikel 10 en alle relevante informatie over de toepassing van de artikelen 9, 10 en 11 mede aan de Commissie en de andere lidstaten.

Artikel 13

Maatregelen betreffende levende wilde varkens, vers vlees, vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van wilde varkens

1.   De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

geen levende varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden worden verzonden naar andere lidstaten of andere gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat;

b)

geen zendingen vers vlees van wilde varkens, vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees uit de in de bijlage vermelde gebieden worden verzonden naar andere lidstaten of andere gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat.

2.   In afwijking van lid 1, onder b), mogen de betrokken lidstaten de verzending toestaan van zendingen vers vlees van wilde varkens, vleesbereidingen en vleesproducten van of met dergelijk vlees uit de in deel I van de bijlage vermelde gebieden naar andere niet in de bijlage vermelde gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat, mits de wilde varkens met negatief resultaat zijn getest op Afrikaanse varkenspest overeenkomstig de diagnostische procedures van hoofdstuk VI, delen C en D, van de bijlage bij Beschikking 2003/422/EG.

Artikel 14

Speciale gezondheidsmerken en certificeringsvoorschriften voor vers vlees, vleesbereidingen en vleesproducten waarvoor een verbod overeenkomstig de artikelen 2, 9 en 13 geldt

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat op vers vlees en vleesbereidingen en vleesproducten waarvoor het in de artikelen 2, 9 en 13 bepaalde verbod geldt, een speciaal gezondheidsmerk wordt aangebracht dat niet ovaal is en niet kan worden verward met:

a)

het identificatiemerk voor vleesbereidingen en vleesproducten van of met varkensvlees als vermeld in bijlage II, sectie I, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

b)

het gezondheidsmerk voor vers varkensvlees als vermeld in sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004.

Artikel 15

Voorschriften betreffende bedrijven en transportvoertuigen in de in de bijlage vermelde gebieden

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de voorwaarden in artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje en vierde tot en met zevende streepje, van Richtlijn 2002/60/EG worden toegepast op de varkensbedrijven die gelegen zijn in de in de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden;

b)

voertuigen die zijn gebruikt voor het vervoer van varkens of van dierlijke bijproducten van varkens, afkomstig van bedrijven die in de in de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden gelegen zijn, onmiddellijk na elk transport worden gereinigd en ontsmet en de transporteur het bewijs van deze reiniging en ontsmetting levert.

Artikel 16

Door de betrokken lidstaten te verstrekken informatie

De betrokken lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid in kennis van de resultaten van het programma voor het toezicht op Afrikaanse varkenspest dat in de in de bijlage vermelde gebieden is uitgevoerd, zoals bepaald in de overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/60/EG door de Commissie goedgekeurde en in artikel 1, tweede alinea, van dit besluit bedoelde programma’s voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest.

Artikel 17

Naleving

De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen in overeenstemming met dit besluit en zij maken de getroffen maatregelen onmiddellijk bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Artikel 18

Intrekking

Beschikking 2005/363/EG en Uitvoeringsbesluiten 2014/93/EU en 2014/134/EU worden ingetrokken.

Artikel 19

Toepassing

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2017.

Artikel 20

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(4)  Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).

(5)  Beschikking 2005/363/EG van de Commissie van 2 mei 2005 tot vaststelling van maatregelen ter bescherming van de diergezondheid tegen Afrikaanse varkenspest op Sardinië, Italië (PB L 118 van 5.5.2005, blz. 39).

(6)  Beschikking 2005/362/EG van de Commissie van 2 mei 2005 tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in Sardinië, Italië (PB L 118 van 5.5.2005, blz. 37).

(7)  Uitvoeringsbesluit 2014/93/EU van de Commissie van 14 februari 2014 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Litouwen (PB L 46 van 18.2.2014, blz. 20).

(8)  Uitvoeringsbesluit 2014/134/EU van de Commissie van 12 maart 2014 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Polen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 63).

(9)  EFSA Journal 2010; 8(3):1556.

(10)  Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, sectie I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54).

(11)  Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64).

(12)  Beschikking 93/444/EEG van de Commissie van 2 juli 1993 houdende toepassingsbepalingen inzake het intracommunautaire handelsverkeer van bepaalde levende dieren en producten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen (PB L 208 van 19.8.1993, blz. 34).

(13)  Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 44).

(14)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

(15)  Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

(16)  Beschikking 2003/422/EG van de Commissie van 26 mei 2003 tot goedkeuring van een handboek voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest (PB L 143 van 11.6.2003, blz. 35).

(17)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

(18)  PB L 95 van 29.3.2014, blz. 48.”.

(19)  Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62).

(20)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).

(21)  PB L 95 van 29.3.2014, blz. 48.”.


BIJLAGE

DEEL I

1.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

a)

in het district (apskritis) Vilnius:

een deel van de districtsgemeente Vilnius (ten zuiden van de wegen nr. A2 (E272) en nr. 103),

 

de districtsgemeente Trakai en de gemeente Elektrėnai,

b)

in het district (apskritis) Marijampolė:

de gemeenten Marijampolė, Kalvarija en Kazlų Rūda,

c)

in het district (apskritis) Kaunas:

de districtsgemeente Prienai en de gemeente Birštonas.

2.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

in het woiwodschap Podlaskie:

de stad Suwałki,

de stad Białystok,

de gemeenten Suwałki, Szypliszki en Raczki in het district Suwalski,

de gemeente Augustów met de stad Augustów en de gemeenten Nowinka, Sztabin en Bargłów Kościelny in het district Augustowski,

de gemeenten Krasnopol en Puńsk in het district Sejneński,

de gemeenten Goniądz, Jasionówka, Jaświły, Knyszyn, Krypno en Mońki in het district Moniecki,

de gemeenten Suchowola en Korycin in het district Sokólski,

de gemeenten Choroszcz, Juchnowiec Kościelny, Suraż, Turośń Kościelna, Tykocin, Zabłudów en Dobrzyniewo Duże in het district Białostocki,

de gemeente Bielsk Podlaski met de stad Bielsk Podlaski en de gemeenten Orla en Wyszki in het district Bielski,

de gemeenten Narew, Narewka, Białowieża, Czyże, Dubicze Cerkiewne en Hajnówka met de stad Hajnówka in het district Hajnowski.

DEEL II

1.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

a)

in het district (apskritis) Vilnius:

de districtsgemeente Šalčininkai,

b)

in het district (apskritis) Alytus:

de districtsgemeenten Lazdijai, Varėna en Alytus, de stadsgemeente Alytus en de gemeente Druskininkai.

2.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

in het woiwodschap Podlaskie:

de gemeenten Giby en Sejny met de stad Sejny in het district Sejneński,

de gemeenten Lipsk en Płaska in het district Augustowski,

de gemeenten Czarna Białostocka, Gródek, Supraśl, Wasilków en Michałowo in het district Białostocki,

de gemeenten Dąbrowa Białostocka, Janów, Krynki, Kuźnica, Nowy Dwór, Sidra, Sokółka en Szudziałowo in het district Sokólski.

DEEL III

Italië

De volgende gebieden in Italië:

alle gebieden van Sardinië.


29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/56


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 22 januari 2014

tot wijziging van Besluit ECB/2004/2 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank

(ECB/2014/1)

(2014/179/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 12.3,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), inzonderheid artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is noodzakelijk de interne organisatie van de ECB en haar besluitvormende organen aan te passen aan de nieuwe vereisten die voortvloeien uit Verordening (EU) nr. 1024/2013 teneinde de interactie te verduidelijken tussen de organen die zijn betrokken bij de voorbereiding en goedkeuring van toezichtbesluiten.

(2)

Het is noodzakelijk gedragsregels vast te stellen waarin de ethische normen worden vastgelegd die de leden van de Raad van bestuur en hun benoemde vervangers hanteren bij de uitoefening van hun functies.

(3)

Het is noodzakelijk een auditcomité op hoog niveau te benoemen ter versterking van de interne en externe controlelagen en bij te dragen aan de verdere bevordering van de corporate governance van de ECB en het Eurosysteem.

(4)

Artikel 21 van het reglement van orde specificeert dat de arbeidsvoorwaarden en personeelsverordeningen en -regelingen de arbeidsverhouding tussen de ECB en haar personeel bepalen. De arbeidsvoorwaarden en de personeelsverordeningen en -regelingen zijn gewijzigd zodat deze nu ook de regels omvatten inzake de selectie en benoeming van kandidaten. Artikel 20 van het reglement van orde met betrekking tot de selectie, benoeming en bevordering van personeel is daardoor overtollig en dient ingetrokken te worden.

(5)

Het is tevens noodzakelijk enkele geringe technische en redactionele wijzigingen door te voeren, zoals de nieuwe nummering van artikelen van het Verdrag en de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

(6)

De geen-bezwaarprocedure krachtens artikel 26, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 dient niet van toepassing te zijn op besluiten met betrekking tot het algemene kader op basis waarvan toezichtbesluiten zullen worden genomen, zoals het organisatorisch kader dat is vermeld in artikel 6, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

(7)

Besluit ECB/2004/2 (2) dient gewijzigd te worden teneinde deze ontwikkelingen weer te geven,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen aan het reglement van orde van de Europese Centrale Bank

Besluit ECB/2004/2 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

Artikel 1

Definities

1.1.

Dit reglement van orde is een aanvulling op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. Onverminderd de bepalingen van artikel 1.2, hebben de termen in dit reglement van orde dezelfde betekenis als in het Verdrag en de statuten.

1.2.

De termen „deelnemende lidstaat”, „nationale bevoegde autoriteit” en „nationale aangewezen autoriteit” hebben dezelfde betekenis als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (3).

2)

Het volgende nieuwe artikel 5 bis wordt ingevoegd:

Artikel 5 bis

Gedragsregels voor de leden van de Raad van bestuur

5bis.1.

De Raad van Bestuur stelt gedragsregels vast en past ze aan; deze regels dienen als leidraad voor haar leden en worden gepubliceerd op de website van de ECB.

5bis.2.

Iedere president van een centrale bank dient ervoor te zorgen dat zijn/haar begeleidende personen zoals vermeld in artikel 3.2 en zijn/haar plaatsvervangers zoals vermeld in artikel 3.3 een verklaring ondertekenen tot naleving van de gedragsregels voorafgaande aan enige deelneming aan de vergaderingen van de Raad van bestuur.”.

3)

Artikel 9 wordt vervangen door:

Artikel 9

Eurosysteem/ESCB-comités

9.1.

De Raad van bestuur richt comités op en ontbindt deze. Zij verlenen bijstand bij de werkzaamheden van de besluitvormende organen van de ECB en brengen via de directie verslag uit aan de Raad van bestuur.

9.2.

Met betrekking tot beleidskwesties die betrekking hebben op het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, brengen de comités die bijstand verlenen bij de werkzaamheden van de ECB inzake de aan de ECB uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken verslag uit aan de Raad van toezicht en, waar nodig, aan de Raad van bestuur. In overeenstemming met haar eigen procedures geeft de Raad van toezicht mandaat aan de vicevoorzitter om via de directie verslag uit te brengen aan de Raad van bestuur met betrekking tot al deze werkzaamheden.

9.3.

Comités bestaan uit ten hoogste twee leden van elke NCB van het Eurosysteem en de ECB, die door de presidenten van de centrale banken, respectievelijk de directie worden benoemd.

9.4.

Bij het verlenen van bijstand bij de werkzaamheden van de besluitvormende organen van de ECB inzake de aan de ECB uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1024/2013 opdragen taken, bevatten de comités één lid van de centrale bank en één lid van de nationale bevoegde autoriteit uit iedere deelnemende lidstaat, te benoemen door iedere president van de centrale bank na overleg met de respectievelijke nationale bevoegde autoriteit indien de nationale bevoegde autoriteit geen centrale bank is.

9.5.

De Raad van bestuur stelt de mandaten van de comités vast en benoemt hun voorzitters. De voorzitter is doorgaans een personeelslid van de ECB. Zowel de Raad van bestuur als de directie zijn gerechtigd de comités om studies over specifieke onderwerpen te verzoeken. De ECB verleent de comités secretariële bijstand.

9.6.

Iedere nationale centrale bank die geen deel uitmaakt van het Eurosysteem kan eveneens ten hoogste twee personeelsleden aanwijzen om deel te nemen aan de vergaderingen van een comité wanneer aangelegenheden worden behandeld die tot de bevoegdheden van de Algemene Raad behoren en wanneer de voorzitter van een comité en de directie dit wenselijk achten.

9.7.

Vertegenwoordigers van andere Unie-instellingen en -organen en van derden kunnen eveneens worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van een comité, wanneer de voorzitter van een comité en de directie dit wenselijk achten.”.

4)

Het volgende nieuwe artikel 9 ter wordt ingevoegd:

Artikel 9 ter

Auditcomité

Teneinde de interne en externe reeds bestaande controlelagen te versterken en de corporate governance van de ECB en het Eurosysteem verder te bevorderen, stelt de Raad van bestuur een auditcomité in en stelt het mandaat en de samenstelling daarvan vast.”.

5)

Artikel 11.3 wordt vervangen door:

„11.3.

De directie stelt gedragsregels vast en past ze aan; deze regels dienen als leidraad voor haar leden en de personeelsleden van de ECB en worden gepubliceerd op de website van de ECB.”.

6)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„HOOFDSTUK IV bis

TOEZICHTTAKEN

Artikel 13 bis

Raad van toezicht

Op basis van artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, zal de als intern orgaan van de ECB opgerichte Raad van toezicht de volledige planning en uitvoering op zich nemen van de aan de ECB toebedeelde taken betreffende het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (hierna: „toezichttaken”). De taken van de Raad van toezicht doen op geen enkele wijze afbreuk aan de bevoegdheden van de besluitvormende organen van de ECB.

Artikel 13 ter

Samenstelling van de Raad van toezicht

13 ter.1.

De Raad van toezicht is samengesteld uit een voorzitter, een vicevoorzitter, vier vertegenwoordigers van de ECB en één vertegenwoordiger van de nationale bevoegde autoriteit van iedere deelnemende lidstaat. Alle leden van de Raad van toezicht handelen in het belang van de Unie als geheel.

13 ter.2.

Indien een nationale bevoegde autoriteit van een deelnemende lidstaat geen centrale bank is, kan het respectievelijke lid van de Raad van toezicht een vertegenwoordiger meebrengen van de centrale bank van zijn deelnemende lidstaat. Met betrekking tot het uitbrengen van stemmen worden de vertegenwoordigers van één lidstaat beschouwd als één lid.

13 ter.3.

Na de Raad van toezicht gehoord te hebben, stelt de Raad van bestuur het voorstel vast voor de benoeming van de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad van toezicht, welk voorstel ter goedkeuring aan het Europees parlement voorgelegd zal worden.

13 ter.4.

De arbeidsvoorwaarden van de voorzitter van de Raad van toezicht, in het bijzonder zijn of haar salaris, pensioen en andere sociale zekerheidsvoordelen, worden vastgesteld in een overeenkomst met de ECB en worden bepaald door de Raad van bestuur.

13 ter.5.

De ambtstermijn van de vicevoorzitter van de Raad van toezicht bedraagt vijf jaar en is niet verlengbaar. De termijn kan zich niet uitstrekken tot na het einde van zijn/haar mandaat als lid van de directie.

13 ter.6.

Aan de hand van een voorstel van de directie worden door de Raad van bestuur de vier vertegenwoordigers van de ECB benoemd in de Raad van toezicht, die geen taken zullen vervullen die rechtstreeks verband houden met de monetaire beleidsfunctie.

Artikel 13 quater

Stemmen krachtens artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1024/2013

Met betrekking tot het vaststellen van ontwerpbesluiten krachtens artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, en op basis van artikel 16 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 283, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen, zijn de volgende regels van toepassing:

i)

tot en met 31 oktober 2014 worden besluiten geacht vastgesteld te zijn wanneer ten minste 50 % van de leden van de Raad van toezicht, die ten minste 74 % vertegenwoordigen van het totale aantal gewogen stemmen en 62 % van de totale bevolking, voorstemmen;

ii)

met ingang van 1 november 2014 worden besluiten geacht vastgesteld te zijn wanneer ten minste 55 % van de leden van de Raad van toezicht, die ten minste 65 % van de totale bevolking vertegenwoordigen, voorstemmen. Een blokkerende minderheid bestaat uit ten minste het minimumaantal leden van de Raad van toezicht die 35 % van de totale bevolking vertegenwoordigen, plus één lid, bij gebreke waaraan een gekwalificeerde meerderheid geacht wordt te zijn bereikt;

iii)

tussen 1 november 2014 en 31 maart 2017 worden, op verzoek van een vertegenwoordiger van een nationaal bevoegde autoriteit of een vertegenwoordiger van de ECB in de Raad van toezicht, besluiten geacht vastgesteld te zijn wanneer ten minste 50 % van de leden van de Raad van toezicht, die ten minste 74 % van het totale aantal gewogen stemmen en 62 % van de totale bevolking vertegenwoordigen, voorstemmen;

iv)

alle vier, door de Raad van bestuur benoemde, ECB-vertegenwoordigers hebben een gewicht dat gelijk staat aan het mediane gewicht van de vertegenwoordigers van de nationale bevoegde autoriteiten van deelnemende lidstaten, zoals berekend op basis van de in de bijlage vastgelegde methode;

v)

de stemmen van de voorzitter en de vicevoorzitter hebben geen gewicht en tellen alleen mee voor de definitie van de meerderheid voor zover dit het aantal deelnemers van de Raad van toezicht betreft.

Artikel 13 quinquies

Reglement van orde van de Raad van toezicht

De Raad van toezicht stelt haar reglement van orde vast na raadpleging van de Raad van bestuur. Het reglement van orde voorziet in de gelijke behandeling van alle deelnemende lidstaten.

Artikel 13 sexies

Gedragsregels voor de leden van de Raad van toezicht

13 sexies.1.

De Raad van toezicht stelt gedragsregels vast en past ze aan: deze regels dienen als leidraad voor haar leden en worden gepubliceerd op de website van de ECB.

13 sexies.2.

Ieder lid dient ervoor te zorgen dat alle begeleidende personen, plaatsvervangers en de vertegenwoordigers van diens nationale centrale bank, indien de nationale bevoegde autoriteit niet de centrale bank is, een verklaring ondertekenen tot naleving van de gedragsregels voorafgaande aan enige deelneming aan de vergaderingen van de Raad van toezicht.

Artikel 13 septies

Vergaderingen van de Raad van toezicht

De Raad van toezicht vergadert in beginsel in de gebouwen van de ECB. De beraadslagingen van de Raad van toezicht worden, zodra deze zijn goedgekeurd, ter informatie aan de Raad van bestuur verstrekt.

Artikel 13 octies

Vaststelling van besluiten ter uitoefening van de in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 vermelde taken

13 octies.1.

De Raad van toezicht legt, ter uitoefening van de in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 vermelde taken, volledige ontwerpbesluiten voor aan de Raad van bestuur samen met een toelichting waarin de achtergrond van en de hoofdredenen voor het ontwerpbesluit uiteengezet worden. Dergelijke ontwerpbesluiten worden tegelijkertijd verzonden naar de nationale bevoegde autoriteiten van de betrokken deelnemende lidstaten, onder vermelding van de uiterste termijn die op basis van artikel 13 octies.2 is opgelegd aan de Raad van bestuur.

13 octies.2.

Een ontwerpbesluit in de zin van artikel 13 octies.1 wordt geacht vastgesteld te zijn tenzij de Raad van bestuur daar binnen tien werkdagen bezwaar tegen aantekent. In noodsituaties wordt door de Raad van toezicht een redelijke termijn vastgesteld die maximaal 48 uur bedraagt. De Raad van bestuur vermeldt schriftelijk de redenen voor enig gemaakt bezwaar. Het besluit wordt toegezonden aan de Raad van toezicht en aan de nationale bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

13 octies.3.

Een deelnemende lidstaat van buiten het eurogebied die niet instemt met een ontwerpbesluit van de Raad van toezicht, stelt de ECB daarvan met opgave van redenen in kennis binnen vijf werkdagen na ontvangst van het ontwerpbesluit krachtens 13 octies.1. De president van de ECB stuurt het met redenen omklede bericht van niet-instemming onverwijld naar de Raad van bestuur en de Raad van toezicht. De Raad van bestuur neemt een beslissing omtrent deze kwestie binnen vijf dagen nadat zij op de hoogte is gebracht van de met redenen omklede niet-instemming en houdt daarbij volledig rekening met de redenen die zijn neergelegd in een door de Raad van toezicht opgestelde beoordeling. Dit besluit wordt samen met een schriftelijke toelichting toegezonden aan de Raad van toezicht en aan de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.

13 octies.4.

Een deelnemende lidstaat van buiten het eurogebied die niet instemt met een bezwaar van de Raad van bestuur tegen een ontwerpbesluit van de Raad van toezicht, stelt de ECB daarvan met opgave van redenen in kennis binnen vijf werkdagen na ontvangst van een dergelijk bezwaar krachtens artikel 13 octies.2. De president van de ECB stuurt het met redenen omklede bericht van niet-instemming onverwijld naar de Raad van bestuur en de Raad van toezicht. De Raad van bestuur geeft binnen 30 dagen haar mening omtrent de door de lidstaat geuite, met redenen omklede, niet-instemming en zal haar bezwaar met opgave van redenen bevestigen of intrekken. Dit besluit omtrent de bevestiging of intrekking van haar bezwaar wordt toegezonden aan de nationale bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Indien de Raad van bestuur het bezwaar intrekt, wordt het ontwerpbesluit van de Raad van toezicht geacht vastgesteld te zijn op de datum van intrekking van het bezwaar.

Artikel 13 nonies

Vaststelling van besluiten ter uitoefening van de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 vermelde taken

13 nonies.1.

Indien een nationale bevoegde autoriteit of nationale aangewezen autoriteit de ECB in kennis stelt van zijn voornemen om kapitaalbuffervereisten toe te passen of andere maatregelen voor het bestrijden van systeemrisico’s of macroprudentiële risico’s op basis van artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, wordt deze kennisgeving, na ontvangst door de secretaris van de Raad van toezicht, onverwijld toegezonden aan de Raad van bestuur en de Raad van toezicht. De Raad van bestuur beslist binnen drie werkdagen omtrent de kwestie op basis van een door de Raad van toezicht opgesteld voorstel dat is gebaseerd op het initiatief en waarin rekening wordt gehouden met de input van het betrokken comité en de betreffende interne structuur. Indien de Raad van bestuur bezwaar maakt tegen de aangekondigde maatregel, zal zij haar redenen daarvoor schriftelijk toelichten aan de nationale bevoegde autoriteit of nationale aangewezen autoriteit binnen vijf werkdagen na de kennisgeving aan de ECB.

13 nonies.2.

Indien de Raad van bestuur, op basis van een door de Raad van toezicht opgesteld voorstel dat is gebaseerd op het initiatief en waarin rekening wordt gehouden met de input van het betrokken comité en de betreffende interne structuur, voornemens is strengere kapitaalbuffervereisten op te leggen of strengere maatregelen wil toepassen ter bestrijding van systeemrisico’s of macroprudentiële risico’s krachtens artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, zal deze intentie ten minste tien werkdagen voor het nemen van een dergelijk besluit gemeld worden aan de betreffende nationale bevoegde autoriteit of nationale aangewezen autoriteit. Indien een nationale bevoegde autoriteit of nationale aangewezen autoriteit de ECB binnen vijf werkdagen na ontvangst van de melding schriftelijk in kennis stelt van zijn met redenen onderbouwd bezwaar, wordt dit bezwaar, na ontvangst door de secretaris van de Raad van toezicht, onverwijld toegezonden aan de Raad van bestuur en de Raad van toezicht. De Raad van bestuur neemt een besluit omtrent deze kwestie op basis van een door de Raad van toezicht opgesteld voorstel dat is gebaseerd op het initiatief en waarin rekening wordt gehouden met de input van het betrokken comité en de betreffende interne structuur. Dit besluit wordt toegezonden aan de nationale bevoegde autoriteit of nationale aangewezen autoriteit.

13 nonies.3.

De Raad van bestuur is gerechtigd voorstellen van de Raad van toezicht in de zin van artikel 13 nonies.1 en artikel 13 nonies.2 te ondersteunen, hier bezwaar tegen te maken of te wijzigen. De Raad van bestuur is ook gerechtigd de Raad van toezicht te verzoeken een voorstel in te dienen in de zin van artikel 13 nonies.1 en artikel 13 nonies.2 of een specifiek onderzoek te doen. Indien de Raad van toezicht geen voorstellen indient naar aanleiding van een dergelijk verzoek, kan de Raad van bestuur met inachtneming van de input van het betrokken comité en de betreffende interne structuur een besluit nemen bij ontstentenis van een voorstel van de Raad van toezicht.

Artikel 13 decies

Vaststelling van besluiten krachtens artikel 14, leden 2, 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013

Indien een nationale bevoegde autoriteit de ECB in kennis stelt van haar ontwerpbesluit krachtens artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, stuurt de Raad van toezicht het ontwerpbesluit samen met haar beoordeling binnen vijf werkdagen naar de Raad van bestuur. Het ontwerpbesluit wordt geacht te zijn vastgesteld, tenzij de Raad van bestuur binnen tiein werkdagen na de mededeling aan de ECB bezwaar aantekent, welke termijn eenmaal voor dezelfde duur verlengd mag worden in adequaat gemotiveerde gevallen.

Artikel 13 undecies

Algemeen kader zoals vermeld in artikel 6, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1024/2013

De Raad van bestuur stelt besluiten vast waarbij het algemene kader wordt bepaald voor de organisatie van de praktische regelingen ter uitvoering van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1024/2013, in overleg met de nationale bevoegde autoriteiten en op basis van een voorstel van de Raad van toezicht buiten het bereik van de niet-bezwaarprocedure.

Artikel 13 duodecies

Scheiding van monetaire beleidstaken en toezichttaken

13 duodecies.1.

De ECB vervult de taken die aan haar zijn opgedragen bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 afgescheiden van, en zonder afbreuk te doen aan, haar taken op het gebied van monetair beleid en enige andere taken.

13 duodecies.2.

De ECB neemt alle noodzakelijke maatregelen teneinde de scheiding tussen de monetaire beleidstaken en de toezichttaken te verzekeren.

13 duodecies.3.

De scheiding van monetaire beleidstaken en toezichttaken sluit niet de uitwisseling uit van informatie tussen deze twee functionele gebieden die noodzakelijk is voor de volbrenging van de taken van de ECB en het ESCB.

Artikel 13 terdecies

Organisatie van vergaderingen van de Raad van bestuur met betrekking tot de toezichttaken

13 terdecies.1.

De vergaderingen van de Raad van bestuur met betrekking tot de toezichttaken vinden gescheiden plaats van de normale vergaderingen van de Raad van bestuur en hebben tevens een aparte agenda.

13 terdecies.2.

Op voorstel van de Raad van toezicht stelt de directie een voorlopige agenda op en stuurt deze ten minste acht dagen voor de betreffende vergadering samen met de betreffende door de Raad van toezicht opgestelde documenten toe aan de leden van de Raad van bestuur en andere gemachtigde deelnemers. Dit geldt niet in noodsituaties; de directie zal dan handelen al naargelang de omstandigheden vereisen.

13 terdecies.3.

De Raad van bestuur van de ECB pleegt overleg met de presidenten van de centrale banken van de deelnemende lidstaten die geen deel uitmaken van het Eurosysteem alvorens bezwaar te maken tegen een ontwerpbesluit dat is opgesteld door de Raad van toezicht en gericht is tot de nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot kredietinstellingen die zijn gevestigd in deelnemende lidstaten van buiten het eurogebied. Dit is ook van toepassing indien de betreffende nationale bevoegde autoriteiten de Raad van bestuur in kennis stellen van hun met redenen omklede niet-instemming met een dergelijk ontwerpbesluit van de Raad van toezicht.

13 terdecies.4.

Tenzij anders bepaald in dit hoofdstuk, zijn de in hoofdstuk I neergelegde algemene bepalingen inzake vergaderingen van de Raad van bestuur ook van toepassing op de vergaderingen van de Raad van bestuur met betrekking tot toezichttaken.

Artikel 13 quaterdecies

Interne structuur met betrekking tot toezichttaken

13 quaterdecies.1.

De bevoegdheden van de directie met betrekking tot de interne structuur en het personeel van de ECB omvatten de toezichttaken. De directie pleegt overleg met de voorzitter en de vicevoorzitter van de Raad van toezicht inzake de interne structuur. De artikelen 10 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing.

13 quaterdecies.2.

De Raad van toezicht kan in onderlinge overeenstemming met de directie tijdelijke substructuren, zoals een werkgroep of een taskforce, in het leven roepen en ontbinden. Deze assisteren bij het werk inzake de toezichttaken en brengen verslag uit aan de Raad van toezicht.

13 quaterdecies.3.

De president van de ECB zal na overleg met de voorzitter van de Raad van toezicht een personeelslid van de ECB benoemen als secretaris van de Raad van toezicht en het Stuurcomité. De secretaris assisteert de voorzitter of, in zijn/haar afwezigheid, de vicevoorzitter bij de voorbereiding van vergaderingen van de Raad van toezicht en is verantwoordelijk voor het opstellen van de beraadslagingen van deze vergaderingen.

13 quaterdecies.4.

De secretaris stemt onderling af met de secretaris van de Raad van bestuur bij de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad van bestuur over toezichttaken en is verantwoordelijk voor het opstellen van de beraadslagingen van deze vergaderingen.

Artikel 13 quindecies

Verslaglegging krachtens artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013

Op voorstel van de Raad van toezicht en voorgelegd door de directie, stelt de Raad van bestuur de jaarlijkse rapporten vast die worden ingediend bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Eurogroep zoals voorgeschreven in artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

Artikel 13 sexdecies

Vertegenwoordigers van de ECB bij de Europese Bankautoriteit („EBA”)

13 sexdecies.1.

Op voorstel van de Raad van toezicht benoemt de president van de ECB de vertegenwoordiger van de ECB in de raad van toezichthouders van de Europese Bankautoriteit, of roept deze terug, zoals voorgeschreven in artikel 40, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (4).

13 sexdecies.2.

De president benoemt de begeleidende tweede vertegenwoordiger, die ervaring heeft op het gebied van taken van de centrale banken, in de Raad van toezichthouders van de Europese Bankautoriteit.

7)

Artikel 15.1 wordt vervangen door:

„15.1.

Voor het einde van ieder boekjaar keurt de Raad van bestuur, handelend op voorstel van de directie in overeenstemming met alle door eerstgenoemde vastgelegde grondslagen, de begroting van de ECB voor het volgende boekjaar goed. De uitgaven voor het toezichttaken worden separaat gepresenteerd binnen het budget en worden overlegd met de voorzitter en vicevoorzitter van de Raad van toezicht.”.

8)

Artikel 17.5 wordt vervangen door:

„17.5.

Onverminderd artikel 43, tweede alinea en artikel 46.1, eerste streepje, van de statuten, worden ECB-adviezen door de Raad van bestuur goedgekeurd. In uitzonderlijke omstandigheden en tenzij ten minste drie presidenten van een centrale bank de wens te kennen geven dat de Raad van bestuur de bevoegdheid behoudt om bepaalde adviezen goed te keuren, kunnen ECB-adviezen evenwel door de directie worden goedgekeurd, in overeenstemming met door de Raad van bestuur geplaatste opmerkingen en met inachtneming van de inbreng van de Algemene Raad. De directie is bevoegd ECB-adviezen gereed te maken ten aanzien van zeer technische kwesties en feitelijke veranderingen of correcties te verwerken. ECB-adviezen worden door de president getekend. Voor de goedkeuring van ECB-adviezen met betrekking tot het prudentieel toezicht op kredietinstellingen kan de Raad van bestuur overleg plegen met de Raad van toezicht.”.

9)

Artikel 17.8 wordt vervangen door:

„17.8.

Verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (5) is van toepassing op de in artikel 34 van de statuten opgesomde regelgevende bevoegdheden.

10)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

Artikel 17 bis

Rechtsinstrumenten van de ECB met betrekking tot toezichttaken

17 bis.1.

Tenzij anders bepaald in dit artikel of in regelingen die zijn vastgesteld door de ECB krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013, is artikel 17 van toepassing op de rechtsinstrumenten van de ECB ten aanzien van toezichttaken.

17 bis.2.

ECB-richtsnoeren met betrekking tot toezichttaken op basis van artikel 4, lid 3 en artikel 6, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 worden door de Raad van bestuur vastgesteld en daarna bekendgemaakt en namens de Raad van bestuur door de president getekend. De nationale bevoegde autoriteiten kunnen hiervan door middel van fax, elektronische post of telex of schriftelijk op de hoogte worden gesteld.

17 bis.3.

ECB-instructies met betrekking tot toezichttaken op basis van artikel 6, lid 3, artikel 6, lid 5, onder a), artikel 7, leden 1 en 4, artikel 9, lid 1, en artikel 30, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 worden vastgesteld door de Raad van bestuur en daarna bekendgemaakt en namens de Raad van bestuur door de president getekend. Hierin worden de gronden vermeld waarop zij zijn gebaseerd. De nationale bevoegde autoriteiten die bevoegd zijn met betrekking tot het toezicht op kredietinstellingen kunnen hiervan door middel van fax, elektronische post of telex of schriftelijk op de hoogte worden gesteld.

17 bis.4.

ECB-besluiten met betrekking tot onder toezicht staande entiteiten en entiteiten die een vergunning hebben aangevraagd tot het uitoefenen van de werkzaamheden van een kredietinstelling worden vastgesteld door de Raad van bestuur en namens de Raad van bestuur door de president getekend. Zij worden daarna bekendgemaakt aan de personen tot wie zij zijn gericht.”.

11)

Artikel 18 wordt vervangen door:

Artikel 18

Procedure krachtens artikel 128, lid 2, van het Verdrag

De goedkeuring zoals neergelegd in artikel 128, lid 2, van het Verdrag vindt voor het volgende jaar plaats via één enkel besluit van de Raad van bestuur voor alle deelnemende lidstaten die de euro als munt hebben voor het einde van het laatste kwartaal van elk jaar.”.

12)

Artikel 20 wordt geschrapt.

13)

Artikel 23.1 wordt vervangen door:

„23.1.

De handelingen van de besluitvormende organen van de ECB en van alle door hen opgerichte comités of groepen, of van de Raad van toezicht, haar Stuurcomité en al haar tijdelijke substructuren, zijn vertrouwelijk, tenzij de Raad van bestuur de president machtigt om het resultaat van hun beraadslagingen openbaar te maken. Voorafgaande aan het nemen van enig dergelijk besluit met betrekking tot de procedures van de Raad van toezicht, haar Stuurcomité en ieder van haar tijdelijke substructuren zal de president overleggen met de voorzitter van de Raad van toezicht.”.

14)

In artikel 23.3 wordt de eerste zin vervangen door:

„De door de ECB opgestelde of aangehouden documenten worden geclassificeerd en behandeld in overeenstemming met de organisatorische regels met betrekking tot beroepsgeheim alsmede beheer en vertrouwelijkheid van informatie.”.

15)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

Artikel 23 bis

Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim met betrekking tot toezichttaken

23 bis.1.

Leden van de Raad van toezicht, van het Stuurcomité en van ieder van de door de Raad van toezicht ingestelde substructuren zijn onderworpen aan de vereisten inzake het beroepsgeheim zoals neergelegd in artikel 37 van de statuten, ook na beëindiging van hun taken.

23 bis.2.

Waarnemers hebben geen toegang tot vertrouwelijke informatie over individuele instellingen.

23 bis.3.

Documenten die zijn opgesteld door de Raad van toezicht, het Stuurcomité en alle door de Raad van toezicht ingestelde substructuren zijn ECB-documenten en worden om die reden geclassificeerd en behandeld in overeenstemming met artikel 23.3.”.

16)

De in de bijlage bepaalde tekst wordt toegevoegd als een bijlage.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 24 januari 2014.

Gedaan te Frankfurt am Main, 22 januari 2014.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Besluit ECB/2004/2 van 19 februari 2004 houdende goedkeuring van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank (PB L 80 van 18.3.2004, blz. 33).

(3)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.”.

(4)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.”.

(5)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE

(zoals vermeld in artikel 13 quater, punt iv))

1.

Met betrekking tot het uitbrengen van stemmen op grond van artikel 13 quater, dienen de vier ECB-vertegenwoordigers overeenkomstig de volgende leden vastgesteld te worden, alsook de mediane gewogen stemmen van de deelnemende lidstaten op basis van het gewogen-stemcriterium, de mediane bevolking van de deelnemende lidstaten op basis van het bevolkingscriterium en, uit hoofde van hun lidmaatschap van de Raad van toezicht, een stem op basis van het ledencriterium.

2.

Bij de rangschikking in oplopende volgorde van de gewogen stemmen die zijn toegewezen aan de deelnemende lidstaten op basis van artikel 3 van het protocol (nr. 36) betreffende de overgangsbepalingen voor de leden die de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, wordt de mediane gewogen stem gedefinieerd als de gemiddelde gewogen stem, ingeval van een oneven aantal deelnemende lidstaten, en als het gemiddelde van de twee middelste getallen, naar boven afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal, indien hun aantal even is. Viermaal de mediane gewogen stem dient toegevoegd te worden aan het totale aantal gewogen stemmen van de deelnemende lidstaten. Het resulterende aantal gewogen stemmen vormt het „totale aantal gewogen stemmen”.

3.

De mediane bevolking wordt overeenkomstig hetzelfde principe gedefinieerd. Daarvoor zal gebruikgemaakt worden van de cijfers die zijn gepubliceerd door de Raad van de Europese Unie in bijlage III, artikel 1 en 2 van Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (1). Viermaal de mediane bevolking van de deelnemende lidstaten moet toegevoegd worden aan de gecombineerde bevolking van alle deelnemende lidstaten. Het resulterende bevolkingsaantal vormt „de totale bevolking”.


(1)  PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35.”.


AANBEVELINGEN

29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/64


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 27 maart 2014

betreffende een tweede gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/180/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name artikel 53,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 53 van Verordening (EG) nr. 882/2004 is de Commissie gemachtigd om indien nodig op ad-hocbasis georganiseerde gecoördineerde controleplannen aan te bevelen, met name om de ruime aanwezigheid van risico’s in diervoeders, levensmiddelen en dieren vast te stellen.

(2)

In Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn EU-voorschriften inzake voedseletikettering vastgelegd die van toepassing zijn op alle levensmiddelen.

(3)

Overeenkomstig Richtlijn 2000/13/EG mogen de etikettering en de wijze waarop deze is uitgevoerd de consument niet misleiden, onder meer ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, met inbegrip van zijn ware aard en identiteit. Verder moet, bij ontbreken van specifieke nationale of EU-regels, de verkoopbenaming de benaming zijn die gebruikelijk is in de lidstaat waar het levensmiddel wordt verkocht, dan wel een omschrijving van het levensmiddel die zo duidelijk is gesteld dat de koper daaruit de ware aard van het product kan opmaken.

(4)

Alle ingrediënten moeten worden vermeld op het etiket van voor de eindgebruiker of instellingen bestemde voorverpakte levensmiddelen. In het bijzonder moet voor levensmiddelen die vlees als ingrediënt bevatten en voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd, ook de diersoort waarvan het vlees afkomstig is, worden vermeld, hetzij rechtstreeks op de verpakking, hetzij op een daaraan gehecht etiket. Indien een ingrediënt in de benaming van het levensmiddel wordt vermeld, moet ook de hoeveelheid ervan, uitgedrukt in procenten, in de lijst van ingrediënten worden opgenomen om te vermijden dat de consument wordt misleid met betrekking tot de identiteit en de samenstelling van het levensmiddel.

(5)

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) voorziet in aanvullende etiketteringsvoorschriften voor bepaalde levensmiddelen van dierlijke oorsprong. In deze verordening wordt met name bepaald dat pakketten die bestemd zijn voor de eindgebruiker en die gehakt vlees bevatten van onder meer eenhoevigen, een opschrift moeten dragen waarop staat dat dergelijke producten vóór consumptie moeten worden gekookt, indien en voor zover de nationale regels van de lidstaat op het grondgebied waarvan het product in de handel wordt gebracht, dit voorschrijven.

(6)

Na de officiële controles die vanaf december 2012 in een aantal lidstaten zijn uitgevoerd, is de Commissie ervan in kennis gesteld dat bepaalde voorverpakte producten paardenvlees bevatten dat niet vermeld stond in de lijst van ingrediënten op de verpakking of op een aan de verpakking vastgemaakt etiket. In plaats daarvan verwees de benaming van bepaalde van deze levensmiddelen en/of de begeleidende lijst van ingrediënten op misleidende wijze uitsluitend naar de aanwezigheid van rundvlees.

(7)

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) moeten de exploitanten van levensmiddelenbedrijven er in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven onder hun beheer voor zorgen dat de levensmiddelen voldoen aan de op hun bedrijvigheid toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, en controleren of deze voorschriften daadwerkelijk worden nageleefd.

(8)

In Aanbeveling 2013/99/EU van de Commissie (5) werd voorgesteld dat de lidstaten gedurende één maand een gecoördineerd controleplan zouden uitvoeren ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen. Het aanbevolen gecoördineerde controleplan bestond uit twee acties. De eerste actie omvatte passende controles op het niveau van de detailhandel en in andere inrichtingen die erop gericht waren vast te stellen of voorverpakte en niet-voorverpakte voedselproducten paardenvlees bevatten dat niet naar behoren op de verpakking werd geëtiketteerd of, in het geval van niet-voorverpakte levensmiddelen, waarvoor geen informatie met betrekking tot de aanwezigheid ervan aan de consument of instellingen ter beschikking werd gesteld. De tweede actie bestond uit passende controles in inrichtingen waar paardenvlees wordt verwerkt dat voor menselijke consumptie is bestemd, met inbegrip van uit derde landen afkomstige levensmiddelen, voor de opsporing van residuen van fenylbutazon.

(9)

Uit de resultaten van het gecoördineerde controleplan bleek dat de wetgeving inzake de etikettering van vleesproducten in de meeste lidstaten in meerdere gevallen niet werd nageleefd. Dit gecoördineerde controleplan moet daarom worden gevolgd door een tweede reeks controles op het niveau van de detailhandel en in andere inrichtingen om na te gaan of de praktijken die tijdens het eerste gecoördineerde controleplan zijn vastgesteld, nog altijd voorkomen.

(10)

De officiële controles die werden uitgevoerd om de aanwezigheid van residuen van fenylbutazon op te sporen, wezen daarentegen niet op wijdverbreide en herhaalde inbreuken; op dit ogenblik lijkt het dan ook niet nodig om een tweede reeks gecoördineerde controles op dit vlak aan te bevelen.

(11)

Tijdens het eerste gecoördineerde controleplan bracht het EU-referentielaboratorium voor dierlijke eiwitten in diervoeders een advies uit over de methoden die kunnen worden gebruikt om de aanwezigheid van eiwitten van niet-vermelde soorten in monsters op te sporen. Er bestaat nog steeds geen gevalideerde methode voor deze analyse, maar na overleg met deskundigen heeft het bovengenoemde laboratorium zijn advies over het gebruik van een uniform protocol bijgewerkt en op zijn website geplaatst.

(12)

De lidstaten moeten de Commissie binnen een bepaalde termijn en in een geharmoniseerd formaat meedelen welke methoden zij gebruiken, wat de resultaten van de controles zijn en welke maatregelen zij nemen wanneer inbreuken worden vastgesteld.

(13)

Na raadpleging van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.

De lidstaten moeten in de periode van 21 april tot 16 juni 2014 gedurende vier opeenvolgende weken een gecoördineerd controleplan uitvoeren, in overeenstemming met bijlage I bij deze aanbeveling.

2.

De lidstaten moeten uiterlijk op 22 juli 2014 verslag uitbrengen van de resultaten van de conform punt 1 uitgevoerde officiële controles en van eventuele genomen handhavingsmaatregelen, in het formaat dat is vastgelegd in bijlage II bij deze aanbeveling.

Gedaan te Brussel, 27 maart 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29).

(3)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(5)  Aanbeveling 2013/99/EU van de Commissie van 19 februari 2013 betreffende een gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen (PB L 48 van 21.2.2013, blz. 28).


BIJLAGE I

Tweede gecoördineerd controleplan ter opsporing van frauduleuze praktijken bij de handel in bepaalde levensmiddelen

ACTIES EN TOEPASSINGSGEBIED VAN HET GECOÖRDINEERDE CONTROLEPLAN

A.   Productomschrijving

1.

Levensmiddelen die in de handel gebracht en/of geëtiketteerd zijn als producten waarvan rundvlees (zoals gehakt vlees, vleesbereidingen en vleesproducten) een van de hoofdingrediënten is, en die tot de volgende categorieën behoren:

a)

voorverpakte levensmiddelen die voor de eindgebruiker of instellingen zijn bestemd en waarvoor rundvlees als een van de hoofdingrediënten is geëtiketteerd;

b)

levensmiddelen die niet-voorverpakt aan de eindverbruiker of instellingen te koop worden aangeboden en levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt, en die in de handel worden gebracht en/of gedefinieerd worden als producten waarvan rundvlees een van de hoofdingrediënten is (in verhouding tot het totale aandeel vlees in het product).

2.

Voor de toepassing van dit gecoördineerd controleplan geldt de definitie van „voorverpakte levensmiddelen” van artikel 1, lid 3, onder b), van Richtlijn 2000/13/EG.

3.

Voor de toepassing van dit gecoördineerd controleplan gelden de definities van „gehakt vlees”, „vleesbereidingen” en „vleesproducten” van de punten 1.13, 1.15 en 7.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

B.   Doelstelling

De bevoegde autoriteiten moeten officiële controles uitvoeren om vast te stellen of de in punt A bedoelde producten paardenvlees bevatten dat niet naar behoren op de verpakking is geëtiketteerd, dan wel, bij niet-voorverpakte levensmiddelen, of informatie met betrekking tot de aanwezigheid ervan aan de consument of instelling ter beschikking is gesteld overeenkomstig de bepalingen van de Unie en eventueel nationale bepalingen.

C.   Bemonsteringsplaatsen en -procedure

1.

De bemonstering moet representatief zijn voor de betrokken producten in de lidstaat en betrekking hebben op een reeks producten.

2.

De bemonstering van de producten moet worden uitgevoerd op het niveau van de detailhandel (bijvoorbeeld in supermarkten, kleinere winkels en buurtslagers) en kan ook worden uitgebreid tot andere inrichtingen (zoals koelhuizen).

D.   Aantallen monsters en modaliteiten

De tabel hieronder biedt een overzicht van het aanbevolen indicatieve aantal monsters dat in de in punt 1 van de aanbeveling vastgelegde periode moet worden genomen. De verdeling van de monsters over de lidstaten is gebaseerd op de bevolkingsaantallen, met een minimum van 10 monsters voor de betrokken producten per lidstaat en per periode van 30 dagen.

Levensmiddelen die in de handel worden gebracht als bevattende rundvlees

Land van verkoop

Aanbevolen aantal monsters

Frankrijk, Duitsland, Italië, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Polen

150

Roemenië, Nederland, België, Griekenland, Portugal, Tsjechië, Hongarije, Zweden, Oostenrijk, Bulgarije

100

Litouwen, Slowakije, Denemarken, Ierland, Finland, Letland, Kroatië

50

Slovenië, Estland, Cyprus, Luxemburg, Malta

10

E.   Methode

Het onderstaande protocol moet worden gevolgd.

1.

Alle monsters moeten een eerste screeningtest ondergaan die erop gericht is de aanwezigheid van paardenvlees in vlees op te sporen vanaf een niveau van 0,5 % of meer (als percentage van de massafractie (m/m)). De lidstaat kiest de screeningmethode.

2.

Alleen monsters waarvoor de in punt 1 vermelde screeningtest een positief resultaat oplevert, moeten een bevestigende test ondergaan waarbij mitochondriaal DNA met een RT-PCR wordt opgespoord en waarmee de aanwezigheid van paardenvlees in vlees kan worden vastgesteld vanaf een niveau van 1 % of meer (als percentage van de massafractie (m/m)). De voor de bevestiging gebruikte methode moet worden geijkt met behulp van een gestandaardiseerd controlemonster van vers vlees dat wordt geleverd door het EU-referentielaboratorium voor dierlijke eiwitten in diervoeders.

3.

De lidstaten moeten alle in punt 2 genoemde bevestigende tests laten uitvoeren in een laboratorium dat hun respectieve bevoegde autoriteiten daartoe hebben aangewezen. Het aangewezen laboratorium kan zich in een andere lidstaat bevinden wanneer hierover met de bevoegde autoriteit in die lidstaat een overeenkomst is gesloten. Het aangewezen laboratorium moet ten minste over een ISO 17025-certificering voor vergelijkbare tests beschikken. Het aangewezen laboratorium kan ook hebben deelgenomen aan de eerste screeningronde.

De naam en het adres van de aangewezen laboratoria die de bevestigende tests uitvoeren, moeten worden toegezonden aan het EU-referentielaboratorium voor dierlijke eiwitten in diervoeders, dat deze informatie op zijn website bekendmaakt.

Meer gedetailleerde richtsnoeren over de bij de bevestigende tests gebruikte methode zijn beschikbaar op de website van het EU-referentielaboratorium voor dierlijke eiwitten in diervoeders: http://eurl.craw.eu/en/164/legal-sources-and-sops


BIJLAGE II

Formaat voor de verslaglegging over de in punt 2 bedoelde resultaten

Productcategorie

Aantal monsters

Gebruikte testmethode (type test en merknaam) bij 1e screening

Aantal positieve resultaten na 1e screening (0,5 % of meer)

Gebruikte testmethode bij 2e (bevestigende) screening

Aantal positieve resultaten na 2e screening in aangewezen laboratorium (1 % of meer)

Opmerkingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Totaal aantal monsters

 

Totaal aantal positieve monsters na 1e screening

 

Totaal aantal positieve monsters na 2e (bevestigende) screening in aangewezen laboratorium

 


Formaat voor de verslaglegging over de handhavingsmaatregelen bedoeld in punt 2

Aantal positieve resultaten die tot dusver tot handhavingsmaatregelen hebben geleid

 

Indien mogelijk, beschrijving van de meest toegepaste handhavingsmaatregelen (maximaal drie)

 

Aantal positieve resultaten die nog niet tot handhavingsmaatregelen hebben geleid

 

Indien mogelijk, beschrijving van de voornaamste redenen waarom geen handhavingsmaatregelen werden genomen (maximaal drie)

 


Rectificaties

29.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/69


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2014/148/EU van de Commissie van 17 maart 2014 tot wijziging van Besluit 2011/130/EU tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

( Publicatieblad van de Europese Unie L 80 van 19 maart 2014 )

In de inhoudsopgave en op bladzijde 7, is Uitvoeringsbesluit 2014/148/EU van de Commissie van 17 maart 2014 tot wijziging van Besluit 2011/130/EU tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt onder de verkeerde onderafdeling bekendgemaakt:

in plaats van:

„Handelingen van bij internationale overeenkomsten ingestelde organen”,

te lezen:

„Besluiten”.