ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.094.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 94

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
28 maart 2014


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten ( 1 )

1

 

*

Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG ( 1 )

65

 

*

Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG ( 1 )

243

 

*

Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider

375

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

28.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/1


RICHTLIJN 2014/23/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het ontbreken van duidelijke regels op uniaal niveau voor de gunning van concessieovereenkomsten geeft aanleiding tot rechtsonzekerheid en tot belemmeringen voor de vrije dienstverlening, en veroorzaakt verstoringen in de werking van de interne markt. Als gevolg daarvan wordt ondernemers, met name kleine en middelgrote ondernemingen, momenteel hun rechten binnen de interne markt ontzegd en lopen zij belangrijke zakelijke kansen mis, terwijl autoriteiten overheidsgeld mogelijk niet zodanig weten te besteden dat de burgers van de Unie van kwaliteitsdiensten tegen de beste prijs profiteren. Een toereikend, evenwichtig en flexibel rechtskader voor de gunning van concessies zou voor effectieve en niet-discriminerende toegang tot de markt voor alle ondernemers binnen de Unie en rechtszekerheid zorgen, hetgeen overheidsinvesteringen in infrastructuur en strategische diensten voor de burger bevordert. Een dergelijk rechtskader zou ondernemers ook meer rechtszekerheid bieden en zou een basis en een instrument kunnen vormen voor de verdere openstelling van de internationale markten voor overheidsopdrachten en de bevordering van de wereldhandel. Bijzondere aandacht moet worden gegeven aan het verbeteren van de toegangsmogelijkheden voor kleine en middelgrote ondernemingen tot de markten voor concessies in de gehele Unie.

(2)

De regels van het op de gunning van concessies toepasselijk wetgevingskader moeten duidelijk en eenvoudig zijn. Zij moeten, in vergelijking tot overheidsopdrachten, naar behoren recht doen aan het specifieke karakter van concessies en mogen niet tot buitensporige bureaucratie leiden.

(3)

Overheidsaanbestedingen spelen een sleutelrol in de Europa 2020-strategiē zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 met de titel „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (de Europa 2020-strategie) als een van de te gebruiken marktgebaseerde instrumenten om slimme, duurzame en inclusieve groei te bereiken en voor het meest doelmatige gebruik van overheidsmiddelen te zorgen. In deze context zijn concessieovereenkomsten een belangrijk instrument voor de structurele ontwikkeling op lange termijn van infrastructuur en strategische diensten, doordat zij bijdragen tot een betere mededinging op de interne markt, het mogelijk maken om de deskundigheid van de privésector te benutten en helpen om doelmatigheid en innovatie te verwezenlijken.

(4)

De gunning van concessies voor openbare werken is momenteel onderworpen aan de basisregels van Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad (4), terwijl de gunning van concessies voor diensten met een grensoverschrijdend belang aan de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening alsmede aan de daarvan afgeleide beginselen zoals gelijke behandeling, non-discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie onderworpen is. Er bestaat een risico van rechtsonzekerheid dat samenhangt met uiteenlopende interpretaties van de Verdragsbeginselen door nationale wetgevers en de grote verschillen tussen de wetgevingen van de verschillende lidstaten. Het bestaan van dit risico is bevestigd in de uitgebreide jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat bepaalde aspecten van de gunning van concessieovereenkomsten evenwel slechts ten dele heeft behandeld.

Een uniforme toepassing van de beginselen van het VWEU in alle lidstaten is noodzakelijk en verschillen in de interpretatie van deze beginselen moeten op Unieniveau worden weggewerkt opdat er een einde komt aan de aanhoudende verstoringen van de interne markt. Dit zou tevens de doelmatigheid van overheidsbestedingen ten goede komen, gelijke toegang en een billijke deelname van kleine en middelgrote ondernemingen bij de gunning van concessieovereenkomsten bevorderen, zowel op lokaal als op uniaal niveau, en het verwezenlijken van de doelstellingen op het gebied van duurzaam overheidsbeleid ondersteunen.

(5)

Onder deze richtlijn wordt het recht van de lidstaten en overheden erkend en bevestigd om te beslissen over de bestuursmiddelen die zij het meest geschikt achten voor het verrichten van werken en diensten. In het bijzonder mag deze richtlijn op geen enkele wijze van invloed zijn op de vrijheid van de lidstaten en overheden om werken of diensten rechtstreeks voor het publiek te verrichten of ze uit te besteden aan derden. De lidstaten en overheden moeten de vrijheid behouden om de kenmerken van de te verrichten dienst, inclusief alle voorwaarden betreffende de kwaliteit of de prijs van de diensten, overeenkomstig het recht van de Unie te bepalen en te specificeren om hun beleidsdoelstellingen na te streven.

(6)

Er zij aan herinnerd dat de lidstaten de vrijheid hebben om, in overeenstemming met de beginselen uit het VWEU van gelijke behandeling, non-discriminatie, transparantie en het vrije verkeer van personen, te beslissen om het verrichten van diensten te organiseren als hetzij als diensten van algemeen economisch belang, hetzij als niet-economische diensten van algemeen belang, hetzij als een combinatie van beide. Er zij ook aan herinnerd dat deze richtlijn de vrijheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten onverlet laat om overeenkomstig het recht van de Unie diensten van algemeen economisch belang, de reikwijdte daarvan en de kenmerken van de te verrichten dienst, met inbegrip van alle voorwaarden betreffende de kwaliteit van de dienst, te definiëren om hun beleids- doelstellingen na te streven. Deze richtlijn dient tevens de bevoegdheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten onverlet te laten om overeenkomstig artikel 14 VWEU en het aan het VWEU en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) gehechte Protocol nr. 26 diensten van algemeen economisch belang te verstrekken, te laten verrichten en te financieren. Deze richtlijn heeft bovendien geen betrekking op de financiering van diensten van algemeen economisch belang of stelsels voor steun die door de lidstaten met name op sociaal gebied worden verleend in overeenstemming met de mededingingsregels van de Unie. Het is dienstig te verduidelijken dat niet-economische diensten van algemeen belang buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven.

(7)

Tevens dient erop te worden gewezen dat deze richtlijn niet van invloed is op de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Evenmin brengt deze de liberalisering met zich van diensten van algemeen economisch belang die voorbehouden zijn aan openbare of particuliere entiteiten, of de privatisering van publiekrechtelijke entiteiten die diensten verrichten.

(8)

Voor concessies van of boven een bepaalde waarde is het passend te voorzien in een minimale coördinatie van de nationale procedures voor de gunning van dergelijke overeenkomsten op basis van de beginselen van het VWEU, om te garanderen dat concessies aan concurrentie en toereikende rechtszekerheid onderhevig zijn. Die coördinerende bepalingen mogen niet verder gaan dan hetgeen nodig is om de voormelde doelstellingen te bereiken en om een zekere mate van flexibiliteit te garanderen. De lidstaten moet worden toegestaan die bepalingen aan te vullen en verder te ontwikkelen indien zij dit passend achten, met name om beter voor de naleving van de vorenstaande beginselen te zorgen.

(9)

Er moet worden verduidelijkt dat combinaties van ondernemers, zelfs in de vorm van een tijdelijke vereniging, aan gunningsprocedures mogen deelnemen zonder dat zij een bepaalde rechtsvorm hoeven aan te nemen. Voor zover nodig, bijvoorbeeld wanneer hoofdelijke aansprakelijkheid voorgeschreven is, moet kunnen worden geëist dat zij in een bepaalde rechtsvorm aannemen als de concessie eenmaal is gegund. Er moet ook worden verduidelijkt dat de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties uitdrukkelijk moeten kunnen bepalen op welke manier combinaties van ondernemers aan de eisen inzake economische en financiële draagkracht moeten voldoen, of uitdrukkelijk de criteria moeten kunnen vastleggen met betrekking tot de technische en beroepsbekwaamheid die wordt verlangd van voor eigen rekening deelnemende ondernemers. De uitvoering van concessieovereenkomsten door combinaties van ondernemers kan ertoe nopen dat voorwaarden worden vastgesteld die niet aan individuele deelnemers worden opgelegd. Deze voorwaarden, die objectief te rechtvaardigen en proportioneel moeten zijn, kunnen bijvoorbeeld inhouden dat een gezamenlijke vertegenwoordiging of een hoofdpartner moet worden aangewezen met het oog op de procedure voor de gunning van een concessie, of dat gegevens over de samenstelling van die vertegenwoordiging moeten worden verstrekt.

(10)

Ook voor de gunning van concessies voor werken en diensten in de sectoren energievoorziening, vervoer en postdiensten moeten bepaalde coördinatiebepalingen worden ingevoerd, aangezien nationale autoriteiten het gedrag kunnen beïnvloeden van entiteiten die in deze sectoren werkzaam zijn en rekening houdend met het gesloten karakter van de markten waarop zij werkzaam zijn als gevolg van het bestaan van door de lidstaten verleende bijzondere of uitsluitende rechten voor de bevoorrading, de terbeschikkingstelling of de exploitatie van de netten die de betreffende dienst verrichten.

(11)

Concessies zijn overeenkomsten onder bezwarende titel waarbij één of meer aanbestedende diensten of aanbestedende instanties werken laten uitvoeren, of diensten laten verrichten en beheren, door één of meer ondernemers. Het doel van dergelijke overeenkomsten is de aanbesteding van werken of diensten door middel van een concessie, waarbij de tegenprestatie bestaat hetzij in het recht het werk of de dienst te exploiteren, hetzij in dit recht en een betaling. Een dergelijke overeenkomst kan, maar hoeft niet noodzakelijkerwijs, een overdracht van eigendom aan de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties inhouden, maar de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties verkrijgen in elk geval de voordelen van de betrokken werken of diensten.

(12)

Voor de toepassing van deze richtlijn moet worden verduidelijkt dat de loutere financiering, van een activiteit, met name via subsidies, waaraan vaak de verplichting is gekoppeld de ontvangen bedragen terug te betalen wanneer deze niet worden benut voor de voorgenomen doeleinden, niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.

(13)

Voorts dienen regelingen waarin alle ondernemers die aan bepaalde voorwaarden voldoen zonder onderscheid het recht hebben een bepaalde taak uit te voeren, zoals systemen die de klant keuze bieden en systemen van dienstencheques, niet als concessies te worden aangemerkt, ook als zij zijn gebaseerd op wettige overeenkomsten tussen de overheid en de ondernemers. Dergelijke regelingen zijn doorgaans gebaseerd op een besluit van een overheidsinstantie waarin de transparante en niet-discriminerende voorwaarden worden gedefinieerd voor de permanente toegang van ondernemers tot de verlening van specifieke diensten, zoals sociale diensten, waarbij consumenten tussen deze ondernemers kunnen kiezen.

(14)

Ook bepaalde handelingen van lidstaten zoals machtigingen of vergunningen waarbij de lidstaat of een overheid daarvan de voorwaarden voor de uitoefening van een economische activiteit vaststelt, waaronder een voorwaarde om een bepaalde verrichting uit te voeren die, normaliter, op verzoek van een ondernemer en niet op initiatief van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie wordt verleend en waarbij het de ondernemer vrijstaat zich uit de uitvoering van werken of verlening van diensten terug te trekken, mogen niet als concessies worden aangemerkt. In het geval van zulke handelingen van de lidstaten kunnen de specifieke bepalingen van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) van toepassing zijn. Anders dan in het geval van deze handelingen van een lidstaat, voorzien concessieovereenkomsten in wederzijds bindende verplichtingen, waarbij de uitvoering van deze werken of diensten is onderworpen aan specifieke door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie gedefinieerde vereisten die juridisch afdwingbaar zijn.

(15)

Daarnaast mogen bepaalde overeenkomsten die tot voorwerp hebben het recht van een ondernemer om bepaalde publieke domeinen of rijkdommen te exploiteren, naar publiek- of privaatrecht, zoals grond of elk ander onroerend goed in staatsbezit, met name in de zee-, binnenhaven- of luchthavensector, waarbij de staat of de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie slechts algemene voorwaarden voor het gebruik ervan vaststelt zonder bepaalde werken of diensten aan te besteden, niet als concessies in de zin van deze richtlijn worden aangemerkt. Dit geldt doorgaans voor pachtovereenkomsten voor publieke domeinen of grond, die in het algemeen clausules bevatten betreffende de inbezitneming door de pachter, het gebruik van het gepachte, de verplichtingen van pachter en verpachter met betrekking tot het onderhoud van het gepachte, de looptijd van de overeenkomst en de teruggave van het gepachte aan de verpachter, de pachtprijs en de door de pachter te betalen bijkomende kosten.

(16)

Overeenkomsten waarbij doorgangsrechten worden verleend die gepaard gaan met het gebruik van publieke onroerende goederen voor de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste lijnen of netten bestemd voor openbaredienstverlening, mogen evenmin als concessies in de zin van deze richtlijn worden aangemerkt voor zover deze overeen- komsten niet een verplichting tot verlening of aankoop van diensten door een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie aan zichzelf of aan eindgebruikers opleggen.

(17)

Overeenkomsten die geen betalingen aan de ondernemer met zich brengen en waarbij de ondernemer wordt beloond op basis van gereguleerde tarieven, die zodanig zijn berekend dat zij alle door de aannemer voor het verrichten van de dienst gemaakte kosten en investeringen dekken, vallen niet onder deze richtlijn.

(18)

Met de interpretatie van de begrippen concessie en overheidsopdracht samenhangende moeilijkheden hebben geleid tot aanhoudende rechtsonzekerheid bij de belanghebbenden en tot talrijke arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De definitie van concessie dient bijgevolg te worden verduidelijkt, met name door naar het concept operationeel risico te verwijzen. Het hoofdkenmerk van een concessie, het recht om de werken of diensten te exploiteren, impliceert altijd de overdracht aan de concessiehouder van een operationeel risico van economische aard met de mogelijkheid dat hij de gedane investeringen en de met het exploiteren van de gegunde werken of diensten gepaard gaande kosten onder normale exploitatieomstandigheden niet zal terugverdienen, zelfs indien een deel van het risico bij de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie blijft berusten. De toepassing van specifieke regels voor de gunning van concessies zou niet gerechtvaardigd zijn indien de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de ondernemer van elk potentieel verlies zou ontlasten door minimuminkomsten te garanderen gelijk aan of hoger dan de gedane investeringen en de kosten die de ondernemer met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst dient te maken. Tegelijk moet duidelijk worden gemaakt dat bepaalde regelingen die geheel en al door een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie worden beloond, als concessie moeten worden aangemerkt wanneer het terugverdienen van de investeringen en de kosten die door de exploitant voor de uitvoering van de werken of het verrichten van de diensten zijn gemaakt, afhangt van de werkelijke vraag naar of het aanbod van de dienst of het goed.

(19)

Wanneer sectorspecifieke regelgeving het risico uitschakelt door te voorzien in een waarborg voor de concessiehouder betreffende de rendabiliteit van de investeringen en de kosten die voor de exploitatie van de overeenkomst zijn gemaakt, mag een dergelijke overeenkomst niet als een concessie in de zin van deze richtlijn worden aangemerkt. Het feit dat het risico van meet af aan beperkt is, hoeft niet te beletten dat de overeenkomst als een concessie wordt aangemerkt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn in sectoren met gereguleerde tarieven of indien het operationeel risico beperkt is door contractuele afspraken die voorzien in gedeeltelijke compensatie, waaronder compensatie in geval van vroegtijdige beëindiging van de concessie om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie of om redenen van overmacht.

(20)

Een exploitatierisico moet voortvloeien uit factoren waarop de partijen geen enkele invloed hebben. Risico’s zoals die welke verband houden met slecht beheer, niet-naleving van het contract door de ondernemer of een geval van overmacht zijn niet doorslaggevend voor de classificatie als concessie, aangezien die risico’s inherent zijn aan elk type contract, of het nu een overheidsopdracht of een concessie betreft. Een exploitatierisico wordt gedefinieerd als het risico van blootstelling aan de grillen van de markt, dat kan bestaan in een vraagrisico of een aanbodrisico, of in zowel een vraag- als een aanbodrisico. Onder vraagrisico moet worden verstaan het risico in verband met de feitelijke vraag naar de werken of de diensten die het voorwerp zijn van de overeenkomst. Onder aanbodrisico moet worden verstaan het risico in verband met het aanbod van de werken of de diensten die het voorwerp zijn van de overeenkomst, in het bijzonder het risico dat de verrichting van de diensten niet aansluit op de vraag. Met het oog op de beoordeling van het exploitatierisico kan op consistente en eenvormige wijze rekening worden gehouden met de netto contante waarde van alle investeringen, kosten en inkomsten van de concessiehouder.

(21)

Het begrip „publiekrechtelijke instellingen” is herhaaldelijk behandeld in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Een aantal verduidelijkingen zijn cruciaal een volledig begrip van dit concept. Derhalve moet worden bepaald dat een instelling die onder normale marktvoorwaarden opereert, winst nastreeft, en de verliezen draagt die voortvloeien uit haar activiteiten, niet als een „publiekrechtelijke instelling” mag worden beschouwd, aangezien de behoeften van algemeen belang — en zij is precies opgericht of heeft tot taak gekregen in die behoeften te voorzien — kunnen worden geacht een industrieel of commercieel karakter te hebben. Ook de voorwaarde met betrekking tot de oorsprong van de financiering van de bedoelde instelling, is door het Hof onderzocht, dat heeft verduidelijkt dat onder „grotendeels” financiering voor meer dan de helft wordt verstaan, die ook betalingen van gebruikers kan omvatten welke in overeenstemming met publiekrechtelijke regels worden opgelegd, berekend en geïnd.

(22)

Het is dienstig „bijzondere rechten” en „uitsluitende rechten” te definiëren, aangezien deze begrippen van wezenlijk belang zijn voor het toepassingsgebied van deze richtlijn en voor het begrip „aanbestedende instanties”. Verduidelijkt moet worden dat instanties die geen aanbestedende instanties uit hoofde van artikel 7, lid 1, onder a), noch overheidsbedrijven zijn, alleen aan de bepalingen van deze richtlijn onderworpen zijn voor zover zij activiteiten op basis van bedoelde rechten uitoefenen. Zij worden echter niet als aanbestedende instanties aangemerkt indien dergelijke rechten zijn verleend door middel van een procedure die gebaseerd was op objectieve criteria, met name uit hoofde van uniewetgeving, en waaraan voldoende bekendheid is gegeven. Tot deze wetgeving dienen te behoren Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad (7), Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) en Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (10). Tevens dient verduidelijkt te worden dat deze lijst wetgevingsteksten niet uitputtend is en dat rechten in enige vorm die zijn toegekend volgens andere procedures welke op objectieve criteria gebaseerd zijn en waaraan voldoende bekendheid is gegeven, niet relevant zijn voor het bepalen van de aanbestedende instanties die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

(23)

Deze richtlijn dient alleen van toepassing te zijn op concessieovereenkomsten met een waarde gelijk aan of groter dan een bepaalde drempel, die het duidelijk grens- overschrijdende belang dient weer te geven van concessies voor ondernemers die gevestigd zijn in andere lidstaten dan die van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie. De omschrijving van de methode voor de berekening van de waarde van een concessie is dan ook essentieel en dient voor concessies voor werken en concessies voor diensten dezelfde te zijn aangezien beide soorten overeenkomsten vaak betrekking hebben op zowel werken als diensten. Bij die berekening moet verwezen worden naar de totale omzet van de concessiehouder als tegenprestatie voor de werken en diensten die het voorwerp van de concessie uitmaken, zoals geraamd door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, exclusief btw, over de looptijd van de overeenkomst.

(24)

Om te zorgen voor een werkelijke openstelling van de markt en voor een evenwichtige toepassing van de aanbestedingsregels in de sectoren energievoorziening, vervoer en postdiensten, dienen de eronder vallende entiteiten op een andere basis dan hun rechtspositie te worden geïdentificeerd. Derhalve moet ervoor worden gezorgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gelijke behandeling van de aanbestedende instanties in de overheidssector en die uit de marktsector. Bovendien moet er overeenkomstig artikel 345 VWEU ook voor worden gezorgd dat de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet wordt gelaten. Daarom moeten specifieke en eenvormige voorschriften gelden voor concessies die door instanties die één van de bovengenoemde activiteiten uitoefenen worden gegund met het oog op het verrichten van dergelijke activiteiten, ongeacht of de instantie de staat is, een territoriaal lichaam, een publiekrechtelijke instelling, een overheidsonderneming of een andere dienst die bijzondere of uitsluitende rechten geniet. Instanties die naar nationaal recht verantwoordelijk zijn voor de verrichting van diensten die verband houden met één van de activiteiten als bedoeld in bijlage II, moeten worden geacht dergelijke activiteiten uit te oefenen.

(25)

Verduidelijkt moet worden dat de toepasselijke activiteit op het gebied van luchthavens ook aan reizigers verleende diensten omvat die bijdragen tot het goed functioneren van luchthavenfaciliteiten en die verwacht worden van een goed functionerende, moderne luchthaven, zoals winkels, eet- en drinkgelegenheden en parkeergarages.

(26)

Bepaalde instanties zijn actief op het gebied van productie, transmissie of distributie van verwarming en koeling. Er kan onduidelijkheid bestaan over de voorschriften die van toepassing zijn op diensten in verband met verwarming en koeling. Daarom moet worden verduidelijkt dat de transmissie en/of distributie van verwarming een door bijlage II bestreken activiteit is en dat instanties die actief zijn in de sector verwarming bijgevolg onderworpen zijn aan de voorschriften van deze richtlijn die van toepassing zijn op aanbestedende instanties, voor zover zij als dusdanig worden aangemerkt. Ook instanties die werkzaam zijn in de sector koeling, zijn onderworpen aan de voorschriften van deze richtlijn die van toepassing zijn op aanbestedende instanties, voor zover zij als dusdanig worden aangemerkt. Tot slot moet worden verduidelijkt dat concessies die worden gegund voor de uitoefening van overeenkomsten op het gebied van zowel verwarming als koeling, op grond van de bepalingen inzake overeenkomsten voor de uitoefening van verscheidene activiteiten moeten worden behandeld wanneer dient te worden bepaald welke aanbestedingsvoorschriften eventueel op de gunning van deze concessies van toepassing zijn.

(27)

Alvorens enige wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn voor de sector koeling in overweging te nemen, moet de situatie van deze sector worden onderzocht teneinde voldoende informatie te vergaren, met name over de mededingingssituatie, de mate van grensoverschrijdende aanbestedingen en de standpunten van belanghebbende partijen. Aangezien de toepassing van deze richtlijn op de sector in kwestie aanzienlijke gevolgen zou kunnen hebben uit het oogpunt van openstelling van de markt, moet dit onderzoek worden gevoerd wanneer het effect van deze richtlijn wordt beoordeeld.

(28)

Verduidelijkt moet worden dat voor de toepassing van de punten 1 en 2 van bijlage II onder „toevoer” wordt verstaan: opwekking/productie, groothandel en kleinhandel. De productie van gas in de vorm van winning valt echter onder punt 6 van die bijlage.

(29)

In het geval van gemengde overeenkomsten, worden de toepasselijke voorschriften bepaald op basis van het hoofdvoorwerp van die overeenkomst. Verduidelijkt moet derhalve worden op welke manier aanbestedende diensten en aanbestedende instanties moeten bepalen of de verschillende onderdelen al dan niet van elkaar te scheiden zijn. Deze verduidelijking moet worden gebaseerd op de toepasselijke rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Of onderdelen van elkaar te scheiden zijn, moet per geval worden bepaald, waarbij het verklaarde of veronderstelde voornemen van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie om de verschillende bestanddelen van een gemengde overeenkomst als onscheidbaar te beschouwen, niet kan volstaan, maar gestaafd moet worden met objectief bewijsmateriaal dat dit voornemen rechtvaardigt en aantoont dat het sluiten van één contract noodzakelijk is. Een dergelijke gerechtvaardigde noodzaak om één contract te sluiten kan bijvoorbeeld aanwezig zijn in het geval van de bouw van één enkel gebouw, waarvan een deel rechtstreeks wordt gebruikt door de aanbestedende dienst en een ander deel wordt geëxploiteerd als concessie, bijvoorbeeld voor publieke parkeergelegenheid. Verduidelijkt moet worden dat de noodzaak om één contract te sluiten kan zijn ingegeven door redenen van technische en van economische aard.

(30)

In het geval van gemengde overeenkomsten die wel van elkaar te scheiden zijn, staat het de aanbestedende diensten en de aanbestedende instanties altijd vrij afzonderlijke overeenkomsten te gunnen voor de onderscheiden onderdelen van de gemengde overeenkomst, in welk geval de bepalingen die voor elk onderdeel apart gelden, uitsluitend door de kenmerken van die specifieke overeenkomst dienen te worden bepaald. Indien de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties ervoor kiezen een overeenkomst te gunnen die onderdelen van een concessie en andere onderdelen omvat, moet, ongeacht de waarde ervan en ongeacht de juridische regeling waaraan deze onderdelen anders onderworpen zouden zijn geweest, worden aangegeven welke regeling op dergelijke gevallen van toepassing is. Speciale bepalingen dienen te worden ingesteld voor gemengde overeenkomsten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn of waarvan bepaalde onderdelen niet onder de werkingssfeer van het VWEU vallen.

(31)

Concessies mogen door aanbestedende instanties worden gegund om te voldoen aan de vereisten van meerdere activiteiten waarvoor verschillende wettelijke regelingen kunnen gelden. Verduidelijkt dient te worden dat de wettelijke regeling die van toepassing is op één concessie die verschillende activiteiten omvat, onderworpen moet zijn aan de regels die gelden voor de activiteit waarop deze in hoofdzaak betrekking heeft. Op welke activiteit de concessie in hoofdzaak betrekking heeft, kan worden vastgesteld aan de hand van een analyse van de vereisten waaraan de specifieke concessie moet voldoen, uitgevoerd door de aanbestedende dienst met de bedoeling de waarde van de concessie te ramen en de documenten voor de gunning van een concessie op te stellen. In sommige gevallen kan het objectief gezien onmogelijk zijn te bepalen op welke activiteit de concessie hoofdzakelijk betrekking heeft. Er moet worden bepaald welke regels in dergelijke gevallen van toepassing zijn.

(32)

In sommige gevallen kan een bepaalde aanbestedende dienst die een staat, een territoriaal lichaam of een publiekrechtelijke instelling is, of een bepaalde vereniging daarvan, de enige bron zijn voor een bepaalde dienst, voor de verlening waarvan hij een uitsluitend recht geniet uit hoofde van nationale wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen die verenigbaar zijn met het VWEU. Er moet worden verduidelijkt dat in die situaties een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie als bedoeld in deze overweging, of een vereniging daarvan concessies aan dergelijke diensten mag gunnen zonder dat deze richtlijn wordt toegepast.

(33)

Tevens behoren bepaalde aan ondernemers gegunde concessies voor diensten buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te blijven, wanneer zij worden gegund op basis van een uitsluitend recht dat die ondernemer krachtens nationale wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen geniet en dat is verleend in overeenstemming met het VWEU en handelingen van de Unie tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften betreffende de toegang tot de markt die van toepassing zijn op in bijlage II bedoelde activiteiten, aangezien dat uitsluitend recht het volgen van een aanbestedingsprocedure voor de gunning onmogelijk maakt. Bij wijze van uitzondering, en onverminderd de juridische gevolgen van het buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn blijven, moeten concessies als bedoeld in artikel 10, lid 1, tweede alinea, onderworpen zijn aan de verplichting een aankondiging van de gunning van een concessie te publiceren om te zorgen voor elementaire transparantie tenzij de sectorale wetgeving in de voorwaarden van die transparantie voorziet. Met het oog meer transparantie, moet een lidstaat, wanneer een lidstaat aan een ondernemer een uitsluitend recht voor de verrichting van een van de in bijlage II bedoelde activiteiten verleent, de Commissie daarvan in kennis stellen.

(34)

Voor de toepassing van deze richtlijn moeten de begrippen essentiële veiligheidsbelangen, militair materiaal, gevoelig materiaal, gevoelige werken en gevoelige diensten worden opgevat als in de zin van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (11).

(35)

Deze richtlijn dient de vrijheid van de lidstaten om, overeenkomstig de Uniewetgeving, methoden te kiezen voor het organiseren en controleren van de werking van kansspelen en weddenschappen, mede door middel van vergunningen, onverlet te laten. Het is passend van het toepassingsgebied van deze richtlijn concessies voor de exploitatie van loterijen uit te sluiten die door een lidstaat aan een ondernemer zijn gegund op grond van een uitsluitend recht dat is verleend in het kader van een procedure waaraan geen bekendheid is gegeven, overeenkomstig toepasselijke nationale wettelijke en bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen die in overeenstemming zijn met het VWEU. Deze uitsluiting wordt gerechtvaardigd door het feit dat een ondernemer een uitsluitend recht geniet, waardoor er geen sprake kan zijn van toepassing van een mededingingsprocedure, en is tevens ingegeven door de noodzaak om voor de lidstaten de mogelijkheid te behouden de kansspelsector om redenen van bescherming van de openbare orde en de samenleving nationaal te reguleren.

(36)

Deze richtlijn dient niet van toepassing te zijn op bepaalde reddingsdiensten die door organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk worden verricht, aangezien de bijzondere aard van dergelijke organisaties moeilijk te vrijwaren valt indien de aanbieders van deze diensten in overeenstemming met de procedures van deze richtlijn zouden moeten worden geselecteerd. Deze uitsluiting mag evenwel niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is. Daarom moet expliciet worden voorgeschreven dat ambulancediensten voor gewoon ziekenvervoer niet mogen worden uitgesloten. In dit verband moet voorts worden verduidelijkt dat CPV-groep 601 „diensten voor vervoer over land” geen ambulancediensten (CPV-klasse 8514) omvat. Er moet derhalve worden verduidelijkt dat onder CPV-code 85143000-3 vallende diensten die uitsluitend bestaan in ambulancediensten voor gewoon ziekenvervoer, onder de speciale regeling voor sociale en andere specifieke diensten („verlicht regime”) moeten vallen. Bijgevolg zouden concessieovereenkomsten voor het aanbieden van ambulancediensten in het algemeen ook onder de lichte regeling vallen indien de waarde van de ambulancediensten voor gewoon ziekenvervoer groter is dan de waarde van andere ambulancediensten.

(37)

Er zij aan herinnerd dat deze richtlijn alleen van toepassing is op aanbestedende diensten en aanbestedende instanties van de lidstaten. Als algemene regel zijn de bepalingen van deze richtlijn bijgevolg niet van toepassing op politieke partijen, die immers geen aanbestedende diensten of aanbestedende instanties zijn. Het is evenwel mogelijk dat politieke partijen in sommige lidstaten onder de definitie van publiekrechtelijke instellingen zouden kunnen vallen. Bepaalde diensten (zoals het vervaardigen van propagandafilms en -videobandopnamen), zijn echter, wanneer zij in het kader van een verkiezingscampagne worden verricht, in die mate onlosmakelijk met de politieke opvattingen van de dienstverrichter verbonden dat de dienstverrichters doorgaans worden geselecteerd op zodanige wijze dat de voorschriften inzake concessies geen toepassing kunnen vinden. Tot slot zij in herinnering gebracht dat het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen onder andere voorschriften dan de in deze richtlijn opgenomen voorschriften.

(38)

Heel wat aanbestedende instanties zijn georganiseerd in de vorm van een combinatie van ondernemers, die een reeks afzonderlijke ondernemingen kan omvatten; vaak vervult elk van deze ondernemingen een gespecialiseerde rol binnen de algemene context van de combinatie. Sommige overeenkomsten voor diensten, leveringen en werken, toegekend aan een verbonden onderneming waarvan de voornaamste activiteit erin bestaat deze diensten, leveringen of werken te verrichten voor de combinatie waarvan zij deel uitmaakt en niet op de markt te verhandelen, moeten derhalve worden uitgesloten. Buiten het toepassings- gebied dienen ook te blijven bepaalde concessies voor diensten en werken die een aanbestedende instantie gunt aan een gemeenschappelijke onderneming die uit verschillende aanbestedende instanties, waaronder zijzelf, bestaat, voor de uitoefening van onder deze richtlijn vallende activiteiten. Er dient echter ook op te worden toegezien dat daardoor geen vervalsing van de mededinging ontstaat ten gunste van de ondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen die verbonden zijn met de aanbestedende instanties; het is passend te voorzien in adequate regels, met name wat betreft de maximumgrenzen waarbinnen ondernemingen een deel van hun omzet op de markt mogen behalen en waarboven zij de mogelijkheid verliezen dat aan hen een concessie wordt gegund zonder oproepen tot mededinging, de samenstelling van gemeenschappelijke ondernemingen en de stabiliteit van de betrekkingen tussen die gemeenschappelijke ondernemingen en de aanbestedende instanties waaruit zij bestaan.

(39)

Ondernemingen moeten als verbonden worden beschouwd indien een directe of indirecte overheersende invloed bestaat tussen de aanbestedende instantie en de betrokken onderneming, of indien de aanbestedende instantie en de betrokken onderneming onder de overheersende invloed van een andere onderneming staan; in dit verband hoeft particuliere deelneming op zich niet relevant te zijn. Er moet zo gemakkelijk mogelijk kunnen worden nagegaan of een onderneming al dan niet verbonden is met een bepaalde aanbestedende instantie. Aangezien het al dan niet bestaan van een directe of indirecte overheersende invloed reeds moet zijn getoetst om te kunnen vaststellen of de jaarrekeningen van de desbetreffende ondernemingen en instanties moeten worden geconsolideerd, betekent dit dat ondernemingen als verbonden moeten worden beschouwd indien zij geconsolideerde jaarrekeningen hebben. De Unievoorschriften inzake geconsolideerde rekeningen zijn in een bepaald aantal gevallen echter niet van toepassing, bijvoorbeeld op grond van de grootte van de betrokken ondernemingen of omdat niet is voldaan aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot hun rechtsvorm. In dergelijke gevallen moet, indien Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (12) niet van toepassing is, aan de hand van de eigendom, de financiële deelneming of de voorschriften die op de desbetreffende ondernemingen van toepassing zijn, worden uitgemaakt of sprake is van een directe of indirecte overheersende invloed.

(40)

Voor concessies in de watersector gelden vaak specifieke en complexe regelingen die een bijzondere behandeling vereisen, gelet op het belang van water als openbaar goed dat van fundamentele waarde is voor alle burgers van de Unie. De bijzondere kenmerken van dergelijke regelingen rechtvaardigen dat, op het gebied van water, uitsluitingen van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden toegestaan. De uitsluiting is van toepassing op concessies voor werken en diensten voor de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van drinkwater of de toevoer van drinkwater aan deze netten. Concessies voor de afvoer of behandeling van afvalwater en voor waterbouwtechnische projecten, bevloeiing of drainage (voor zover de voor drinkwatervoorziening bestemde hoeveelheid water groter is dan 20 % van de totale hoeveelheid water die door middel van deze projecten of deze bevloeiings- of drainage-installaties ter beschikking wordt gesteld), worden eveneens uitgesloten voor zover zij verband houden met een uitgesloten activiteit.

(41)

Deze richtlijn dient niet van toepassing te zijn op concessies die door aanbestedende instanties worden gegund en bestemd zijn om de uitvoering mogelijk te maken van een activiteit als bedoeld in bijlage II indien de bedoelde activiteit in de lidstaat waarin deze wordt uitgevoerd rechtstreeks concurrentie wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is, als vastgesteld ingevolge een procedure uit Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (13) waarin met het oog hierop is voorzien. Het verdient derhalve aanbeveling de procedure te behouden die voor alle onder deze richtlijn vallende sectoren, of delen daarvan, geldt, zodat met de gevolgen van de huidige of van een toekomstige openstelling voor mededinging rekening wordt gehouden. Deze procedure moet voor de betrokken instanties in rechtszekerheid alsook in een passend besluitvormingsproces voorzien, waardoor op korte termijn ervoor wordt gezorgd dat het recht van de Unie op dit gebied op uniforme wijze wordt toegepast. Om te zorgen voor rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat alle vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn op grond van artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad (14) vastgestelde besluiten van toepassing zullen blijven.

(42)

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten en is derhalve niet van toepassing op de gunning van concessies die door internationale organisaties in eigen naam en voor eigen rekening worden uitgevoerd. Verduidelijkt moet evenwel worden in hoeverre deze richtlijn toegepast moet worden op gunning van concessies die onder specifieke internationale regels vallen.

(43)

Bij het gunnen van concessies voor bepaalde audiovisuele diensten en radio-omroepdiensten door mediabedrijven moet rekening kunnen worden gehouden met overwegingen van cultureel en sociaal belang, waardoor toepassing van de voorschriften voor gunning van concessies niet geschikt is. Om die redenen is het wenselijk te voorzien in een uitzondering voor door de aanbieders van mediadiensten zelf gegunde concessies voor diensten die betrekking hebben op de aankoop, de ontwikkeling, de productie of de coproductie van gebruiksklaar programmamateriaal en van andere voorbereidende diensten, zoals die betreffende scenario’s of de artistieke prestaties die nodig zijn voor de totstandbrenging van het programmamateriaal. Tevens dient te worden verduidelijkt dat deze uitzondering eveneens geldt voor media-omroepdiensten, alsmede voor diensten op aanvraag (niet-lineaire diensten). Deze uitzondering dient evenwel niet te gelden voor de levering van het technisch materiaal dat nodig is voor de productie, de coproductie en de uitzending van dat programmamateriaal.

(44)

Deze richtlijn laat de bevoegdheid van de lidstaten onverlet om te voorzien in de financiering van de publieke omroep voor zover aan omroeporganisaties financiering wordt verstrekt voor het vervullen van hun overeenkomst als publieke dienst zoals deze door elke lidstaat wordt verleend, wordt omschreven en wordt georganiseerd in overeenstemming met het aan het VWEU en VEU gehechte Protocol nr. 29 betreffende het openbare-omroepstelsel in de lidstaten.

(45)

Er is een groot gebrek aan rechtszekerheid over de vraag in hoeverre de regels betreffende concessies moeten worden toegepast op overeenkomsten tussen entiteiten in de openbare sector. De jurisprudentie hierover van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt door lidstaten en zelfs door aanbestedende diensten of aanbestedende instanties op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd. Daarom moet worden verduidelijkt in welke gevallen de in deze richtlijn opgenomen regels niet van toepassing zijn op binnen de openbare sector gesloten overeenkomsten. Hierbij moeten de beginselen die in de jurisprudentie hierover van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden beschreven, richtinggevend zijn. Het enkele feit dat beide partijen in een overeenkomst zelf overheidsdiensten zijn, sluit op zich de toepassing van de in deze richtlijn opgenomen regels niet uit. De toepassing van de in deze richtlijn opgenomen regels mag echter niet ten koste gaan van de vrijheid van overheidsdiensten om hun taken van algemeen belang te vervullen met gebruikmaking van hun eigen middelen, waaronder de mogelijkheid samen te werken met andere overheidsdiensten. Er moet voor worden gezorgd dat de uitzondering voor samenwerking tussen overheidsdiensten niet leidt tot vervalsing van de mededinging ten opzichte van particuliere ondernemers voor zover een particuliere dienstverlener daardoor in een voordeelpositie ten opzichte van zijn concurrenten geraakt.

(46)

Concessies die worden gegund aan gecontroleerde rechtspersonen, zijn niet aan de bij onderhavige richtlijn vastgestelde procedures onderworpen, indien de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), toezicht uitoefent op de rechtspersoon zoals op zijn eigen diensten, op voorwaarde dat de gecontroleerde rechtspersoon meer dan 80 % van haar activiteiten verricht ter vervulling van taken die haar door de toezicht houdende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie of door andere door die aanbestedende dienst of aanbestedende instantie gecontroleerde rechtspersonen zijn opgedragen, ongeacht de begunstigde van de uitvoering van de overeenkomst. De geldt niet voor situaties waarin een particuliere ondernemer direct deelneemt in het kapitaal van de gecontroleerde rechtspersoon, aangezien de gunning van een concessie zonder aanbestedingsprocedure in dat geval de particuliere ondernemer die kapitaal bezit in de gecontroleerde rechtspersoon, een onrechtmatig voordeel ten opzichte van zijn concurrenten oplevert. Gelet op de bijzondere kenmerken van publiekrechtelijke organen met verplicht lidmaatschap, zoals organisaties die verantwoordelijk zijn voor het beheer of de uitvoering van bepaalde openbare diensten, mag deze regel niet van toepassing zijn in gevallen waarin de deelneming van specifieke particuliere ondernemers in het kapitaal van de gecontroleerde rechtspersoon verplicht wordt gesteld door nationale wet- en regelgeving die in overeenstemming is met de Verdragen, mits het een niet-controlerende en niet-blokkerende deelneming betreft waarvan geen doorslaggevende invloed op de besluiten van de gecontroleerde rechtspersoon uitgaat.

Er moet ook worden verduidelijkt dat het doorslaggevende element uitsluitend de rechtstreekse particuliere deelneming in de gecontroleerde rechtspersoon is. In het geval van een particuliere deelneming in het kapitaal van de toezicht houdende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie of in de toezicht houdende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, belet zulks bijgevolg niet dat een overheidsopdracht aan de gecontroleerde rechtspersoon wordt gegund, zonder dat de procedures van deze richtlijn worden toegepast, aangezien een dergelijke deelneming geen nadelige invloed heeft op de concurrentie tussen particuliere ondernemers. Voorts moet worden verduidelijkt dat aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, zoals publiekrechtelijke instellingen, die een particuliere kapitaaldeelneming kunnen hebben, in staat moeten zijn een beroep te doen op de vrijstelling voor horizontale samenwerking. Dit houdt in dat, indien aan alle andere voorwaarden voor horizontale samenwerking is voldaan, de vrijstelling voor horizontale samenwerking ook van toepassing moet zijn op bedoelde aanbestedende diensten of aanbestedende instanties indien de overeenkomst uitsluitend wordt gesloten tussen aanbestedende diensten of aanbestedende instanties.

(47)

Aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), moet er voor kunnen kiezen hun openbare diensten gezamenlijk in de vorm van een samenwerkingsverband te verrichten, zonder dat zij verplicht zijn daartoe een bepaalde rechtsvorm aan te nemen. Een dergelijke samenwerking kan betrekking hebben op alle soorten activiteiten die verband houden met het verlenen van diensten of het uitoefenen van verantwoordelijkheden die zijn toegewezen aan of gedragen worden door de deelnemende diensten, zoals taken die lokale of regionale diensten of instanties verplicht of vrijwillig op zich nemen of diensten waarvoor, krachtens het publiek recht, specifieke instanties bevoegd zijn. De verschillende door de diverse deelnemende diensten of instanties verleende diensten hoeven niet noodzakelijk identiek te zijn; zij mogen elkaar ook aanvullen. Overeenkomsten voor de gezamenlijke verrichting van openbare diensten dienen niet onderworpen te zijn aan de voorschriften van deze richtlijn worden gehouden indien zij uitsluitend tussen aanbestedende diensten of aanbestedende instanties worden gesloten, de tenuitvoerlegging van die samenwerking uitsluitend berust op overwegingen die verband houden met het openbaar belang en geen enkele particuliere dienstverlener een voordeelpositie ten opzichte van zijn concurrenten verwerft.

Om aan deze voorwaarden te voldoen, moet de samenwerking gebaseerd zijn op een samenwerkingsmodel. Bij een dergelijke samenwerking is niet vereist dat alle deelnemende diensten de nakoming van de voornaamste contractuele verplichtingen op zich nemen, mits er sprake is van verbintenissen om in een samenwerkingsverband bij te dragen tot het verrichten van de openbare dienst in kwestie. Bovendien moet de samenwerking, met inbegrip van financiële overdrachten tussen de deelnemende aanbestedende diensten, uitsluitend uit overwegingen in verband met het openbaar belang plaatsvinden.

(48)

Er zijn gevallen waarin een juridische entiteit volgens de toepasselijke bepalingen van het nationaal recht optreedt als een instrument of technische dienst voor bepaalde aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, en verplicht is de instructies van deze aanbestedende diensten of aanbestedende instanties uit te voeren, en geen invloed heeft op de vergoeding van zijn prestatie. Gezien het niet-contractuele karakter ervan zou een dergelijke louter administratieve verhouding niet onder de werkingssfeer van de procedures voor gunning van concessies vallen.

(49)

Verduidelijkt moet worden dat het begrip „ondernemers” in ruime zin dient te worden opgevat, zodat daaronder ook personen en/of diensten vallen die de uitvoering van werken, de levering van producten of de verrichting van diensten op de markt aanbieden, ongeacht de rechtsvorm die zij voor hun activiteiten hebben gekozen. Aldus moeten firma’s, bijkantoren, dochterondernemingen, partnerschappen, coöperatieve vennootschappen, besloten vennootschappen, openbare of particuliere universiteiten en andere vormen van entiteiten zonder uitzondering onder het begrip „ondernemer” vallen, ongeacht of deze in alle omstandigheden „rechtspersonen” zijn.

(50)

Om voldoende bekendheid te geven aan concessies voor werken en diensten gelijk aan of boven een bepaalde drempel die door aanbestedende instanties en door aanbestedende diensten worden gegund, moet de gunning van dergelijke concessies worden voorafgegaan door de verplichte publicatie van een aankondiging van een concessie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(51)

Gelet op de schadelijke gevolgen voor de concurrentie dient gunning van concessies zonder voorafgaande bekendmaking alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden te worden toegestaan. Deze uitzondering moet zich beperken tot gevallen waarin van meet af aan duidelijk is dat bekendmaking niet de aanleiding zal vormen voor meer concurrentie, met name omdat er objectief gezien slecht één ondernemer is die de concessie kan uitvoeren. De onmogelijkheid om de concessie aan een andere ondernemer te gunnen mag niet door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie zelf met het oog op de toekomstige aanbestedingsprocedure zijn gecreëerd. Voorts moet grondig worden onderzocht of toereikende alternatieven beschikbaar zijn.

(52)

Om marktafscherming en concurrentiebeperking te voorkomen, moet de duur van een concessie worden beperkt. Daarnaast zullen zeer lang lopende concessies waarschijnlijk leiden tot uitsluiting van de markt, en kunnen aldus het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging belemmeren. Zo’n lange looptijd kan evenwel gerechtvaardigd zijn indien het onontbeerlijk is dat de concessiehouder in staat wordt gesteld de voor de exploitatie van de concessie geplande investeringen terug te verdienen en een rendement op het geïnvesteerde kapitaal te verkrijgen. Voor concessies die langer dan vijf jaar lopen, moet de looptijd derhalve worden beperkt tot de normaliter verwachte periode die de concessiehouder in staat moet stellen onder normale exploitatieomstandigheden zijn investering voor de exploitatie van de werken en diensten met een redelijk rendement op het geïnvesteerde kapitaal terug te verdienen, rekening houdend met specifieke contractuele doelstellingen van de concessiehouder ter verwezenlijking van de eisen die, bijvoorbeeld, op het gebied van kwaliteit of prijs voor de gebruiker zijn gesteld. De raming moet gelden op het moment van gunning van de concessie. Zij moet ook de initiële alsook de verdere investeringen kunnen omvatten die noodzakelijk worden geacht voor de exploitatie van de concessie, en met name uitgaven voor infrastructuur, auteursrechten, octrooien, uitrusting, logistiek, aanwerving, opleiding van personeel en eerste uitgaven. De maximale looptijd van de concessie dient te worden vermeld in de concessiedocumenten, tenzij de looptijd als criterium voor de gunning van de overeenkomst wordt gebruikt. De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties moeten altijd de mogelijkheid hebben om een concessie te gunnen met een looptijd die korter is dan de periode die nodig is om de gedane investeringen terug te verdienen, mits de bijbehorende compensatie het exploitatierisico niet tenietdoet.

(53)

Het is passend van de volledige toepassing van deze richtlijn enkel die diensten uit te sluiten welke een beperkte grensoverschrijdende dimensie hebben, zoals bepaalde diensten op sociaal, gezondheids- of onderwijsgebied. Deze diensten worden verricht binnen een bijzondere context die als gevolg van verschillende culturele tradities sterk verschilt per lidstaat. Bijgevolg moet een specifieke regeling worden vastgesteld voor concessie van deze diensten die rekening houdt met het feit dat deze recentelijk gereguleerd zijn. Het invoeren van een verplichting tot publicatie van een vooraankondiging en een aankondiging van gegunde overeenkomst voor elke concessie met een waarde gelijk aan of groter dan de in deze richtlijn vastgestelde drempel is een toereikende methode om informatie te verstrekken over zakelijke kansen aan potentiële inschrijvers, alsook om informatie te verstrekken over het aantal en het soort gegunde overeenkomsten aan alle belanghebbenden. Voorts moeten de lidstaten passende maatregelen invoeren met betrekking tot de gunning van concessieovereenkomsten voor deze diensten die erop gericht zijn te zorgen voor inachtneming van de beginselen van transparantie en gelijke behandeling van ondernemers terwijl aanbestedende diensten en aanbestedende instanties in staat worden gesteld rekening te houden met de specificiteit van de betrokken diensten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties rekening moeten kunnen houden met de noodzaak te zorgen voor innovatie en, overeenkomstig artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26, een hoog kwaliteitsniveau, een hoge veiligheid en betaalbaarheid, gelijke behandeling en bevordering van de algemene toegang en de rechten van de gebruiker.

(54)

Wegens het belang van de culturele context en het gevoelige karakter van deze diensten moeten de lidstaten een grote vrijheid krijgen om de keuze van de dienstverlener te regelen op de wijze die hun het meest geschikt voorkomt. Deze richtlijn staat er niet aan in de weg dat de lidstaten voor de keuze van de dienstverleners specifieke kwaliteitscriteria toepassen, zoals de criteria die zijn vastgesteld in het facultatieve Europees kwaliteitskader voor sociale diensten van het Comité voor sociale bescherming van de Europese Unie. lidstaten en/of aanbestedende diensten blijven vrij om deze diensten zelf te verrichten of om sociale diensten zo te organiseren dat er geen sprake is van gunning van concessies, bijvoorbeeld door deze diensten alleen te financieren of door licenties of machtigingen te verlenen aan alle ondernemers die beantwoorden aan de vooraf door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie vastgestelde voorwaarden, zonder beperkingen of quota, op voorwaarde dat dit systeem voor voldoende publiciteit zorgt en aan de beginselen van transparantie en non-discriminatie voldoet.

(55)

Met het oog op de toepasselijke integratie van milieu-, sociale en arbeidsvoorschriften in aanbestedingsprocedures voor concessies, is het van het grootste belang dat de lidstaten en de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties de nodige maatregelen nemen om de naleving van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht te garanderen, zoals dat van toepassing is op de plaats waar de werken worden uitgevoerd of de diensten worden geleverd en voortvloeit uit wettelijke en bestuurlijke bepalingen, zowel op nationaal als op uniaal niveau, en ook collectieve overeenkomsten, voor zover dergelijke voorschriften, en de toepassing ervan, verenigbaar zijn met het recht van de Unie. Evenzo moeten verplichtingen die voortvloeien uit de in deze Richtlijn opgenomen internationale overeenkomsten die door alle lidstaten zijn bekrachtigd, van toepassing zijn tijdens de uitvoering van de concessie. Dit mag echter geenszins een beletsel vormen voor de toepassing van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die gunstiger zijn voor de werknemers. De desbetreffende maatregelen moeten worden toegepast overeenkomstig de basisbeginselen van het recht van de Unie, met name om een gelijke behandeling te waarborgen. Deze maatregelen moeten worden toegepast in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), en op een wijze die een gelijke behandeling waarborgt en waarbij rechtstreeks noch onrechtstreeks gediscrimineerd wordt ten opzichte van ondernemers of werknemers uit andere lidstaten.

(56)

Diensten moeten worden geacht te worden verricht op de plaats waar de kenmerkende prestaties plaatsvinden. Indien diensten op afstand worden verricht, bijvoorbeeld in het geval van callcenters, worden deze diensten geacht te worden verricht op de plaats waar zij plaatsvinden, ongeacht de plaatsen of lidstaten waarvoor de diensten bestemd zijn.

(57)

De toepasselijke verplichtingen kunnen worden weergegeven in concessieclausules. Tevens moeten in concessies clausules kunnen worden opgenomen die de naleving van collectieve overeenkomsten overeenkomstig het Unierecht waarborgen. Niet-naleving van de toepasselijke verplichtingen kan beschouwd worden als een ernstige fout van de betrokken ondernemer, die ertoe kan leiden dat hij wordt uitgesloten van de procedure voor de gunning van een concessie.

(58)

Het toezicht op de naleving van de hierboven bedoelde bepalingen van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht moet in de toepasselijke fasen van de procedure voor de gunning van de concessie plaatsvinden, dat wil zeggen bij de toepassing van de algemene beginselen betreffende de selectie van de deelnemers en de gunning van overeenkomsten en bij de toepassing van de uitsluitingscriteria.

(59)

Geen enkele bepaling in deze richtlijn mag beletten dat maatregelen worden voorgeschreven of toegepast die noodzakelijk zijn ter bescherming van de openbare orde, de openbare zedelijkheid of de openbare veiligheid of het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten of andere milieumaatregelen, in het bijzonder met het oog op duurzame ontwikkeling, op voorwaarde dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met het VWEU.

(60)

Om tijdens de procedure de vertrouwelijkheid te garanderen, mogen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties en ook ondernemers geen informatie vrijgeven die als vertrouwelijk is aangemerkt. Niet-naleving van deze verplichtingen moet resulteren in de toepassing van adequate sancties, voor zover het burgerlijk recht of bestuursrecht van de lidstaten daarin voorziet.

(61)

Ter bestrijding van fraude, favoritisme en corruptie en ter voorkoming van belangenconflicten moeten de lidstaten passende maatregelen nemen met het oog op de transparantie van de gunningsprocedure en de gelijke behandeling van alle gegadigden en inschrijvers. Deze maatregelen dienen in het bijzonder toe te strekken belangenconflicten en andere ernstige onregelmatigheden op te lossen.

(62)

Om het voor alle belangstellende ondernemers mogelijk te maken aanvragen en inschrijvingen in te dienen, moeten aanbestedende diensten worden verplicht een minimumperiode voor de ontvangst van deze aanvragen en inschrijvingen in acht te nemen.

(63)

De keuze van evenredige, niet-discriminerende en eerlijke selectiecriteria, en de toepassing ervan, op ondernemers is van essentieel belang voor de daadwerkelijke toegang van de ondernemers tot de economische kansen met betrekking tot concessieovereenkomsten. De mogelijkheid voor een gegadigde om op de capaciteit van andere diensten te steunen, kan met name een beslissende factor vormen die de deelneming van kleine en middelgrote ondernemingen mogelijk maakt. Het is derhalve passend erin te voorzien dat de selectiecriteria uitsluitend betrekking moeten hebben op de technische en beroeps-bekwaamheid en de financiële en economische draagkracht van ondernemers en verband houden met het voorwerp van de overeenkomst, in de concessieaankondiging moeten worden bekendgemaakt en niet kunnen uitsluiten dat een ondernemer, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, op de capaciteit van andere entiteiten steunt, ongeacht de juridische aard van de banden van de ondernemer met deze entiteiten, indien deze laatste ten genoegen van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan aantonen dat hij de nodige middelen te zijner beschikking zal hebben.

(64)

Voorts moeten de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties, met het oog op de betere integratie van de sociale en milieucriteria in de procedures voor de gunning van concessies, met betrekking tot de werken of diensten in het kader van de concessieovereenkomst, in ieder opzicht en in elk stadium van de levenscyclus, van de winning van grondstoffen voor het product tot de verwijdering van het product, gunningscriteria of voorwaarden met betrekking tot de uitvoering van de concessie kunnen hanteren, onder meer factoren die verband houden met het specifieke proces van productie, verrichting of verkoop van de werken of diensten, of met een specifiek proces in een verder stadium van de levenscyclus, zelfs wanneer deze factoren niet tot de materiële essentie van de werken of diensten behoren. Criteria en voorwaarden met betrekking tot dit proces van productie of verrichting zijn bijvoorbeeld dat de diensten die het voorwerp van de concessie uitmaken, worden verricht met gebruikmaking van energiezuinige machines. Conform de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat dit ook gunningscriteria of voorwaarden op het vlak van de uitvoering van de concessie, betreffende de levering of het gebruik van fair-trade producten tijdens de uitvoering van de te gunnen overeenkomst. De criteria en voorwaarden met betrekking tot de handel en de omstandigheden ervan kunnen bijvoorbeeld inhouden dat wordt geëist dat onderaannemers een minimumprijs ontvangen en dat er voor hen een prijsvoordeel aan is verbonden. De door milieuoverwegingen ingegeven voorwaarden inzake de uitvoering van een concessie kunnen bijvoorbeeld inhouden dat afval tot een minimum wordt beperkt en dat hulpbronnen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt.

(65)

Wat de sociale aspecten van het productieproces betreft, moeten gunningscriteria of voorwaarden inzake de uitvoering van een concessie worden toegepast in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, en mogen deze criteria of voorwaarden niet worden gekozen of toegepast op een wijze waarbij rechtstreeks of onrechtstreeks wordt gediscrimineerd ten opzichte van ondernemers uit andere lidstaten of uit derde landen die partij zijn bij de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (Agreement on Government Procurement — GPA) van de Wereldhandelsorganisatie of bij de vrijhandelsovereenkomsten waarbij de Unie partij is. Eisen betreffende de essentiële arbeidsvoorwaarden die zijn geregeld bij Richtlijn 96/71/EG, zoals minimumlonen, moeten dus op het niveau blijven dat is vastgesteld in nationale wetgeving of in collectieve arbeidsovereenkomsten die overeenkomstig het Unierecht in het kader van die richtlijn worden toegepast. Voorwaarden voor de uitvoering van concessies kunnen voorts beogen dat de uitvoering van maatregelen ter bevordering van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen op de werkplek, een grotere deelneming van vrouwen aan de arbeidsmarkt, een beter samengaan van werk en privéleven, milieubescherming en dierenwelzijn worden bevorderd, dat de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) naar de inhoud worden nageleefd, en dat meer kansarmen worden geworven dan op grond van de nationale wetgeving is vereist.

(66)

Maatregelen ter bescherming van de gezondheid van het bij de uitvoering van de concessie betrokken personeel, of ter bevordering van de sociale integratie van kansarmen of leden van kwetsbare groepen onder de personen die zijn aangewezen om de concessie uit te voeren of om vaardigheden voor de desbetreffende concessie te verwerven, kunnen eveneens tot de gunningscriteria of de voorwaarden voor de uitvoering van de concessie behoren, mits zij betrekking hebben op de werken of diensten in het kader van de concessie. Dergelijke criteria of voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op het in dienst nemen van langdurig werklozen en de implementatie van opleidingsmaatregelen voor werklozen en jongeren tijdens de uitvoering van de te gunnen concessie. In de technische specificaties kunnen de aanbestedende diensten sociale eisen opnemen die direct kenmerkend zijn voor het product of de dienst, zoals toegankelijkheid voor personen met een handicap of geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers.

(67)

De door de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gestelde technische en functionele eisen moeten concurrentiestelling voor de gunning van concessies mogelijk maken. Daarbij moeten de kenmerken van de werken en/of diensten in het kader van de concessie worden gedefinieerd, en kan worden verwezen naar het specifieke proces van productie of verrichting van de gevraagde werken of diensten, voor zover deze samenhangen met het voorwerp van de concessie en in verhouding staan tot de waarde en de doelstellingen ervan. Het specifieke proces van productie kan inhouden dat eisen worden gesteld met betrekking tot de toegankelijkheid voor personen met een handicap of wat betreft prestaties op milieugebied. Die technische en functionele eisen moeten worden opgenomen in de concessiedocumenten en moeten voldoen aan de beginselen van gelijke behandeling en transparantie. Zij moeten zodanig worden opgesteld dat kunstmatige concurrentiebeperking, met name door eisen te stellen die een bepaalde ondernemer bevoordelen omdat zij afgestemd zijn op de hoofdkenmerken van de leveringen, diensten of werken zoals deze gewoonlijk door die ondernemer worden aangeboden, wordt voorkomen. In elk geval moeten inschrijvingen die werken en/of diensten omvatten, met inbegrip van leveringen die eventueel bij deze werken en diensten worden verricht, en die op gelijkwaardige wijze voldoen aan voorgeschreven kenmerken, door de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties in aanmerking worden genomen.

(68)

Concessieovereenkomsten zijn gewoonlijk complexe langetermijnregelingen waarbij de concessiehouder verantwoordelijkheden en risico’s op zich neemt die traditioneel door de aanbestedende diensten en de aanbestedende instanties worden gedragen en gewoonlijk binnen hun overeenkomst vallen. Om deze reden, en behoudens de naleving van deze richtlijn en de beginselen transparantie en gelijke behandeling, moet aanbestedende diensten en aanbestedende instanties een grote vrijheid worden gelaten bij het bepalen en organiseren van de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt. Om gelijke behandeling en transparantie gedurende de gehele gunningsprocedure zeker te stellen, dient evenwel te worden voorzien in elementaire waarborgen betreffende het gunningsproces, met inbegrip van informatie over de aard en de reikwijdte van de concessie, beperking van het aantal gegadigden, de verspreiding van informatie aan gegadigden en inschrijvers en de beschikbaarheid van juiste bescheiden. Het is tevens noodzakelijk te bepalen dat er van de oorspronkelijke voorwaarden van de concessieaankondiging niet mag worden afgeweken, om oneerlijke behandeling van potentiële kandidaten te voorkomen.

(69)

Concessies mogen niet worden gegund aan ondernemers die hebben deelgenomen aan een criminele organisatie of schuldig zijn bevonden aan corruptie, fraude ten nadele van de financiële belangen van de Unie, terroristische misdrijven, witwassen, terrorismefinanciering of mensenhandel. De lidstaten moeten echter kunnen voorzien in een afwijking van deze verplichte uitsluitingen in buitengewone gevallen waarin de gunning van de overeenkomst om dwingende redenen van algemeen belang onontbeerlijk is Niet-betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen moet eveneens worden bestraft met verplichte uitsluiting op het niveau van de Unie.

(70)

Bovendien moet de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties de mogelijkheid worden geboden ondernemers uit te sluiten die onbetrouwbaar zijn gebleken, bijvoorbeeld wegens ernstige of herhaalde schendingen van milieuverplichtingen of sociale verplichtingen, onder meer wat betreft de toegankelijkheid voor personen met een handicap, of wegens andere ernstige beroepsfouten, zoals schendingen van de mededingingsregels of van de intellectuele-eigendomsrechten. Er moet worden verduidelijkt dat ernstige beroepsfouten twijfel over de integriteit van een ondernemer kunnen doen ontstaan, waardoor de ondernemer niet langer geschikt is om voor gunning van een concessieovereenkomst in aanmerking te komen, ongeacht of de ondernemer anderszins technisch en economisch over het vermogen beschikt om de overeenkomst uit te voeren. Gezien het feit dat de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie aansprakelijk zal zijn voor de gevolgen van haar eventuele onjuiste beslissing, moeten aanbestedende diensten en aanbestedende instanties ook de vrijheid behouden om te oordelen dat er sprake is van een ernstige beroepsfout wanneer zij, voordat er een definitief en bindend beslissing over het bestaan van verplichte uitsluitingsgronden is gegeven, met enig passend middel kunnen aantonen dat de ondernemer zijn verplichtingen heeft geschonden, waaronder verplichtingen ten aanzien van de betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen, tenzij in de nationale wetgeving anders is bepaald. Aanbestedende diensten en de aanbestedende instanties moeten ook de mogelijkheid hebben om gegadigden of inschrijvers uit te sluiten wier uitvoering in verband met eerdere concessies of andere opdrachten bij aanbestedende diensten of aanbestedende instanties belangrijke tekortkomingen heeft vertoond met betrekking tot substantiële vereisten, bijvoorbeeld niet-nakoming of niet-uitvoering, significante tekortkomingen van het geleverde product of de verrichte dienst, waardoor het product of de dienst onbruikbaar is geworden voor het beoogde doel, of wangedrag dat ernstige twijfels oproept ten aanzien van de betrouwbaarheid van de ondernemer. Nationaal recht dient in een maximale duur voor dergelijke uitsluitingen te voorzien.

(71)

Er dient evenwel in aanmerking te worden genomen dat ondernemers nalevingsmaatregelen kunnen nemen die erop gericht zijn de gevolgen van eventuele misdrijven of fouten te verhelpen en verder misdragen daadwerkelijk te voorkomen. Deze maatregelen kunnen met name bestaan in maatregelen op het gebied van personeel en organisatie zoals het verbreken van alle banden met personen of organisaties die betrokken zijn bij het misdragen, passende maatregelen op het gebied van personeelsreorganisatie, de invoering van rapportage- en controlesystemen, de totstandbrenging van een interne-auditstructuur om toe te zien op de naleving en de vaststelling van voorschriften inzake interne aansprakelijkheid en compensatie. Indien dergelijke maatregelen voldoende waarborgen bieden, moet de betreffende ondernemer niet langer uitsluitend op deze gronden worden uitgesloten. Ondernemers moeten kunnen verzoeken dat nalevingsmaatregelen die worden genomen met het oog op eventuele toelating tot de procedure voor de gunning van de concessie worden beoordeeld. Het moet evenwel aan de lidstaten worden overgelaten om de exacte procedurele en inhoudelijke voorwaarden die in dergelijke gevallen gelden, te bepalen. Zij dienen met name vrij te zijn om te bepalen of zij de afzonderlijke aanbestedende diensten of aanbestedende instanties toestaan om de desbetreffende beoordelingen uit te voeren dan wel of zij andere autoriteiten op centraal of subcentraal niveau met deze taak belasten.

(72)

Het is belangrijk dat de bevoegde nationale autoriteiten, zoals arbeidsinspectiediensten of milieubeschermingsagentschappen, binnen de grenzen van hun bevoegdheden en taken, door middel van passende acties ervoor zorgen dat onderaannemers de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het recht van de Unie, nationale wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten of de in deze richtlijn opgenomen internationale milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke bepalingen naleven, voor zover deze voorschriften, en de toepassing ervan, in overeenstemming zijn met het recht van de Unie. Het is ook zaak te zorgen voor enige transparantie in de keten van onderaannemers: dit zal aanbestedende diensten en aanbestedende instanties informatie verschaffen over wie aanwezig is op bouwterreinen waar voor hen werken worden uitgevoerd of over welke ondernemingen diensten verrichten in of op gebouwen, infrastructuur of terreinen zoals gemeentehuizen, gemeentescholen, sportfaciliteiten, havens of autosnelwegen, waarvoor de aanbestedende diensten verantwoordelijk zijn of waar zij toezicht op uitoefenen. Er moet worden verduidelijkt dat de verplichting tot verschaffing van de vereiste informatie in elk geval op de concessiehouder rust, hetzij op basis van specifieke clausules die de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie in de gunningsprocedures dient op te nemen, hetzij op basis van verplichtingen die de lidstaten in de vorm van algemeen geldende bepalingen aan de concessiehouder opleggen.

Er moet ook worden verduidelijkt dat de voorwaarden met betrekking tot de handhaving van de naleving van toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het recht van de Unie, nationale wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten of de in deze richtlijn opgenomen internationale milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke bepalingen — voor zover deze voorschriften, en de toepassing ervan, in overeenstemming zijn met het recht van de Unie — van toepassing moeten zijn wanneer het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling voor gezamenlijke aansprakelijkheid tussen onderaannemers en de concessiehouder. Voorts moet uitdrukkelijk worden bepaald dat de lidstaten een stap verder moeten kunnen gaan, bijvoorbeeld door méér verplichtingen inzake transparantie op te leggen of door aanbestedende diensten of aanbestedende instanties in staat te stellen, c.q. ertoe te verplichten na te gaan of een van de onderaannemers zich in een situatie bevindt die aanleiding zou kunnen geven tot uitsluiting van ondernemers. Indien dergelijke maatregelen aan onderaannemers worden opgelegd, moet erop worden toegezien dat deze stroken met de bepalingen die op de concessiehouder van toepassing zijn, opdat, indien er dwingende gronden voor uitsluiting zijn, dit tot gevolg heeft dat de concessiehouder ertoe verplicht wordt de desbetreffende onderaannemer te vervangen. Indien daarbij blijkt dat de uitsluitingsgronden niet dwingend zijn, moet worden verduidelijkt dat de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties een vervanging kunnen eisen; er moet echter ook uitdrukkelijk worden bepaald dat aanbestedende diensten of aanbestedende instanties ertoe kunnen worden verplicht te eisen dat de desbetreffende onderaannemer wordt vervangen indien in dezelfde gevallen een uitsluiting van de concessiehouder verplicht is. Bovendien moet uitdrukkelijk worden bepaald dat het de lidstaten vrij blijft staan in het nationale recht in een strengere aansprakelijkheidsregeling te voorzien.

(73)

Aanbestedende diensten of aanbestedende instanties beoordelen de inschrijvingen aan de hand van één of meer gunningscriteria. Om voor transparantie en gelijke behandeling te zorgen, moeten criteria voor de gunning van concessies altijd aan een aantal algemene normen voldoen. Deze normen kunnen betrekking hebben op factoren die niet louter economisch zijn, maar de waarde van een inschrijving vanuit het standpunt van de aanbestedende dienst of entiteit beïnvloeden waardoor een algeheel economisch voordeel voor de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan worden vastgesteld. De criteria moeten vooraf aan alle potentiële gegadigden of inschrijvers openbaar worden gemaakt, verband houden met het voorwerp van de overeenkomst en de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie geen onbeperkte keuzevrijheid laten. Zij moeten daadwerkelijke mededinging mogelijk maken en gepaard gaan met eisen die het mogelijk maken de door de inschrijvers verstrekte informatie effectief te controleren. Het moet mogelijk zijn dat onder de gunninsgcriteria onder meer sociale, innovatiegerelateerde of milieucriteria worden opgenomen. Verder moeten aanbestedende diensten of aanbestedende instanties de gunningscriteria in afnemende volgorde van belangrijkheid vermelden, om een gelijke behandeling van potentiële inschrijvers te garanderen door hen kennis te laten nemen van alle elementen waarmee zij bij de opstelling van hun inschrijving rekening moeten houden.

In uitzonderlijke gevallen moeten aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, wanneer zij een inschrijving ontvangen waarin een innovatieve oplossing wordt voorgesteld die een uitzonderlijk hoog functioneel prestatieniveau haalt dat door een zorgvuldig handelende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie niet kon worden voorzien, bij wijze van uitzondering de volgorde van de gunningscriteria kunnen wijzigen om rekening te houden met de nieuwe mogelijkheden die door de innovatieve oplossing worden geboden, voor zover een dergelijke wijziging ervoor zorgt dat alle huidige of potentiële inschrijvers op een gelijke manier worden behandeld en een nieuwe oproep tot inschrijving doen uitgaan of, in voorkomend geval, een nieuwe concessieaankondiging bekendmaken.

(74)

Elektronische informatie- en communicatiemiddelen kunnen de bekendmaking van concessies in aanzienlijke mate vereenvoudigen en de efficiëntie, snelheid en transparantie van concessieverleningsprocedures verbeteren. Zij kunnen het standaardmiddel voor communicatie en informatie-uitwisseling in procedures voor de gunning van concessies worden, aangezien zij de mogelijkheden van ondernemers om deel te nemen aan procedures voor de gunning van concessies op de hele interne markt sterk vergroten.

(75)

Concessieovereenkomsten betreffen gewoonlijk complexe technische en financiële langetermijnregelingen die vaak aan veranderende omstandigheden onderhevig zijn. Rekening houdend met de toepasselijke rechtspraak van de Hof van Justitie van de Europese Unie moet derhalve duidelijkheid worden verschaft over de vraag onder welke voorwaarden wijzigingen van een concessie tijdens de uitvoering ervan een nieuwe concessiegunningsprocedure vereisen. Een nieuwe concessieprocedure is vereist in geval van materiële wijzigingen van de initiële concessie, in het bijzonder van de reikwijdte en de inhoud van de wederzijdse rechten en verplichtingen, waaronder de verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Deze wijzigingen tonen dat de partijen de intentie hebben opnieuw te onderhandelen over de wezenlijke voorwaarden van de concessie. Dit doet zich met name voor wanneer de gewijzigde voorwaarden invloed zouden hebben gehad op het resultaat van de procedure, hadden zij deel uitgemaakt van de initiële procedure. Wijzigingen van de concessie die een geringe wijziging van de waarde van de overeenkomst tot gevolg hebben, moeten tot een bepaalde waarde altijd mogelijk zijn zonder dat een nieuwe concessieprocedure nodig is. Hiertoe en om te zorgen voor rechtszekerheid moet deze richtlijn voorzien in de-minimisdrempels waaronder een nieuwe gunningsprocedure niet nodig is. Wijzigingen van de concessie boven deze drempelwaarden moeten mogelijk zijn zonder dat een nieuwe gunningsprocedure vereist is, voor zover zij voldoen aan bepaalde voorwaarden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer wijzigingen noodzakelijk zijn geworden om tegemoet te kunnen komen aan verzoeken van aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, in verband met veiligheidseisen en om rekening te houden met de bijzondere kenmerken van de activiteiten, bijvoorbeeld wat betreft het beoefenen van bergsport of het exploiteren van faciliteiten voor toerisme, waarbij de wetgeving kan veranderen in het licht van de daarmee gepaard gaande gevaren, voor zover deze wijzigingen voldoen aan de nodige voorwaarden die in deze richtlijn zijn opgenomen.

(76)

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen af te rekenen krijgen met externe omstandigheden die zij niet konden voorzien bij de gunning van de concessie, met name wanneer de uitvoering van de concessie zich over een langere termijn uitstrekt. In dit geval is enige flexibiliteit nodig om de concessie zonder een nieuwe gunningsprocedure aan deze omstandigheden aan te passen. Het begrip onvoorzienbare omstandigheden betreft omstandigheden die niet konden worden voorzien ondanks een normaal zorgvuldige voorbereiding van de aanvankelijke gunning door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, rekening houdend met de beschikbare middelen, de aard en de kenmerken van het specifieke project, de goede praktijk in het betrokken gebied en het feit dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de voor de voorbereiding van de gunning uitgetrokken middelen en de verwachte waarde ervan. Dit is echter niet van toepassing in gevallen waarin een wijziging resulteert in een verandering van de aard van de algehele concessie, bijvoorbeeld door de uit te voeren werken of de te verrichten diensten te vervangen door iets anders of door het soort concessie fundamenteel te veranderen, aangezien dan kan worden aangenomen dat het resultaat is beïnvloed. In het geval van concessies die worden gegund met het oog op andere dan de in bijlage II vermelde activiteiten, kan een waardeverhoging die niet uitmondt in een nieuwe gunningsprocedure niet meer bedragen dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie. In het geval van verscheidene achtereenvolgende wijzigingen geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Achtereenvolgende wijzigingen mogen niet ten doel hebben de richtlijn te omzeilen.

(77)

Overeenkomstig de beginselen gelijke behandeling en transparantie mag de inschrijver aan wie de concessie is gegund, bijvoorbeeld wanneer een concessie beëindigd wordt wegens tekortkomingen bij de uitvoering, niet door een andere ondernemer worden vervangen zonder nieuwe concurrentiestelling. Het moet echter mogelijk zijn dat de begunstigde inschrijver in de loop van de uitvoering van de concessie, met name wanneer de concessie aan een combinatie van ondernemers is gegund, bepaalde structurele veranderingen ondergaat, bijvoorbeeld door zuiver interne reorganisatie, overname, fusie en acquisitie of insolventie. Dergelijke structurele veranderingen zouden niet automatisch tot nieuwe gunningsprocedures voor de door die inschrijver uitgevoerde concessie moeten leiden.

(78)

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties moeten zelf, zij het niet onbeperkt, in een concessie wijzigingen kunnen aanbrengen door middel van herzienings- of optieclausules. Deze richtlijn moet derhalve bepalen in welke mate in de initiële concessie in wijzigingen mag worden voorzien. Dit betekent dat moet worden toegelicht dat voldoende duidelijk gestelde herzienings- of optieclausules bijvoorbeeld in prijsindexeringen kunnen voorzien of bijvoorbeeld kunnen inhouden dat communicatie- apparatuur die gedurende een bepaalde periode moet worden geleverd, geschikt moet blijven, ook wanneer communicatieprotocollen wijzigingen ondergaan of er andere technologische veranderingen zijn. Voor zover de clausules voldoende duidelijk zijn, moet ook in aanpassing van de concessie kunnen worden voorzien wanneer technische moeilijkheden die tijdens de exploitatie of het onderhoud aan het licht zijn gekomen, zulks noodzakelijk maken. Er moet eveneens aan worden herinnerd dat concessies bijvoorbeeld kunnen inhouden dat gewoon onderhoud wordt verricht en tegelijk in buitengewoon onderhoud kunnen voorzien indien dit noodzakelijk zou zijn om de voortzetting van een openbare dienst te garanderen.

(79)

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen voor situaties komen te staan waarin aanvullende werken of diensten nodig worden. In zulke gevallen moet een wijziging van de initiële concessie, zonder nieuwe gunningsprocedure, als gerechtvaardigd worden aangemerkt, voor zover aan de voorwaarden van deze richtlijn is voldaan.

(80)

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties worden soms geconfronteerd met omstandigheden waardoor een concessie vroegtijdig moet worden stopgezet om de uit het Unierecht op het gebied van concessies voortvloeiende verplichtingen in acht te nemen. De lidstaten moeten er derhalve zorg voor dragen dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties de mogelijkheid hebben, onder de voorwaarden bepaald door het nationale recht, een concessie stop te zetten tijdens de looptijd, indien het Unierecht zulks vereist.

(81)

Om voor een toereikende juridische bescherming van gegadigden en inschrijvers tijdens de procedures voor de gunning van concessies te zorgen alsook om de effectieve handhaving te verzekeren van de regels van deze richtlijn en de beginselen van het VWRU, dienen Richtlijn 89/665/EEG van de Raad (16) en Richtlijn 92/13/EEG van de Raad (17) tevens van toepassing te zijn op concessies voor diensten en concessies voor werken die zowel door aanbestedende diensten als door aanbestedende instanties worden gegund. De richtlijnen 89/665/EEG en 92/13/EEG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(82)

De verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig deze richtlijn dient te worden geregeld door Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (18).

(83)

De lidstaten zijn verplicht de uitvoering en de werking van die regels met betrekking tot concessieovereenkomsten consistent en systematisch te monitoren om voor de efficiënte en uniforme toepassing van het Unierecht te zorgen.

(84)

De Commissie moet de economische gevolgen voor de interne markt evalueren, met name in verband met factoren als de grensoverschrijdende gunning van overeenkomsten, deelneming van kleine en middelgrote ondernemingen en transactiekosten, die voortvloeien uit de toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden en uit de in artikel 12 opgenomen uitsluiting waarbij zij rekening moet houden met de specifieke structuren van de watersector. Zij dient daarover uiterlijk op 18 april 2019 verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad. Volgens artikel XXIV, lid 7, van de GPA-overeenkomst zullen drie jaar na de inwerkingtreding ervan, en vervolgens op gezette tijden, verdere onderhandelingen over de overeenkomst worden gevoerd. In dat verband wordt tijdens de onderhandelingen in het kader van de GPA-overeenkomst onderzocht of de drempelwaarden passend zijn, rekening houdend met de inflatie en de transactiekosten. De Commissie dient waar mogelijk en passend te overwegen of zij in de volgende onderhandelingsronde een verhoging van de in het kader van de GPA-overeenkomst geldende drempelbedragen moet voorstellen. In geval van wijziging van deze drempelwaarden moet het verslag van de Commissie, waar dienstig, worden gevolgd door een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden.

(85)

Met het oog op de aanpassing aan snelle technische en economische ontwikkelingen, en ontwikkelingen op het gebied van regelgeving, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de herziening van de in bijlage III opgenomen lijst van wetgevingshandelingen, de herziening van de technische procedures voor de berekeningsmethodes voor drempelbedragen alsmede voor de periodieke herziening van de drempelbedragen zelf, de aanpassing en wijziging van de verwijzingen naar de CPV-nomenclatuur en de aanpassing van de lijst van wetgevingshanelingen opgenomen in bijlage X. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(86)

Teneinde eenvormige voorwaarden te waarborgen betreffende de procedure voor de opstelling en toezending van aankondigingen en voor de verzending en publicatie van gegevens als bedoeld in de bijlagen V, VII en VIII, moeten er aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (19). Voor de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen, die uit financieel oogpunt geen gevolgen hebben of geen invloed hebben op de aard en reikwijdte van verplichtingen op grond van deze richtlijn, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast. Deze handelingen worden integendeel gekenmerkt door een zuiver administratieve doelstelling en dienen om de toepassing van deze richtlijn te vergemakkelijken.

(87)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die van toepassing zijn op bepaalde concessieprocedures, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen daarvan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(88)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I:

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, ALGEMENE BEGINSELEN EN DEFINITIES

HOOFDSTUK I:

Toepassingsgebied, algemene beginselen en definities

AFDELING I:

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, ALGEMENE BEGINSELEN, DEFINITIES EN DREMPELBEDRAG

Artikel 1:

Onderwerp en toepassingsgebied

Artikel 2:

Beginsel van de bestuurlijke vrijheid van de overheid

Artikel 3:

Beginsel van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie

Artikel 4:

Vrijheid om diensten van algemeen economisch belang te definiëren

Artikel 5:

Definities

Artikel 6:

Aanbestedende diensten

Artikel 7:

Aanbestedende instanties

Artikel 8:

Drempelbedrag en berekeningsmethoden voor de geraamde waarde van concessies

Artikel 9:

Herziening van het drempelbedrag

AFDELING II:

UITSLUITINGEN

Artikel 10:

Uitsluitingen die van toepassing zijn op door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gegunde concessies

Artikel 11:

Specifieke uitsluitingen op het gebied van elektronische communicatie

Artikel 12:

Specifieke uitsluitingen op het gebied van water

Artikel 13:

Aan een verbonden onderneming gegunde concessies

Artikel 14:

Aan een gemeenschappelijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke onderneming gegunde concessies

Artikel 15:

Kennisgeving van informatie door aanbestedende instanties

Artikel 16:

Uitsluiting van activiteiten die rechtstreeks aan concurrentie blootstaan

Artikel 17:

Concessies tussen instanties in de overheidssector

AFDELING III:

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18:

Looptijd van de concessie

Artikel 19:

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Artikel 20:

Gemengde overeenkomsten

Artikel 21:

Gemengde overeenkomsten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 22:

Overeenkomsten voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als andere activiteiten

Artikel 23:

Concessies voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als activiteiten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

AFDELING IV:

SPECIFIEKE SITUATIES

Artikel 24:

Voorbehouden concessies

Artikel 25:

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

HOOFDSTUK II:

Beginselen

Artikel 26:

Ondernemers

Artikel 27:

Nomenclaturen

Artikel 28:

Vertrouwelijkheid

Artikel 29:

Regels betreffende communicatiemiddelen

TITEL II:

REGELS INZAKE DE GUNNING VAN CONCESSIES: ALGEMENE BEGINSELEN EN PROCEDURELE WAARBORGEN

HOOFDSTUK I:

Algemene beginselen

Artikel 30:

Algemene beginselen

Artikel 31:

Concessieaankondigingen

Artikel 32:

Aankondigingen van concessiegunningen

Artikel 33:

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

Artikel 34:

Elektronische beschikbaarheid van concessiedocumenten

Artikel 35:

Bestrijding van corruptie en voorkoming van belangenconflicten

HOOFDSTUK II:

Procedurele waarborgen

Artikel 36:

Technische en functionele eisen

Artikel 37:

Procedurele waarborgen

Artikel 38:

Selectie en kwalitatieve beoordeling van gegadigden

Artikel 39:

Termijnen voor de ontvangst van aanvragen en inschrijvingen voor de concessie

Artikel 40:

Informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

Artikel 41:

Gunningscriteria

TITEL III:

REGELS INZAKE DE UITVOERING VAN CONCESSIES

Artikel 42:

Uitvoering door onderaannemers

Artikel 43:

Wijziging van overeenkomsten gedurende de looptijd

Artikel 44:

Beëindiging van concessies

Artikel 45:

Toezicht en rapportage

TITEL IV:

WIJZIGINGEN VAN DE RICHTLIJNEN 89/665/EEG EN 92/13/EEG

Artikel 46:

Wijzigingen in Richtlijn 89/665/EEG

Artikel 47:

Wijzigingen in Richtlijn 92/13/EEG

TITEL V:

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 48:

Uitoefening van de delegatie

Artikel 49:

Spoedprocedure

Artikel 50:

Comitéprocedure

Artikel 51:

Omzetting

Artikel 52:

Overgangsbepalingen

Artikel 53:

Toezicht en rapportage

Artikel 54:

Inwerkingtreding

Artikel 55:

Adressaten

BIJLAGEN

 

BIJLAGE I:

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 5, PUNT 7, BEDOELDE ACTIVITEITEN

BIJLAGE II:

ACTIVITEITEN UITGEOEFEND DOOR DE IN ARTIKEL 7 BEDOELDE AANBESTEDENDE INSTANTIES

BIJLAGE III:

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 7, LID 2, ONDER b), BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE UNIE

BIJLAGE IV:

DIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 19

BIJLAGE V:

INFORMATIE DIE IN DE ARTIKEL 31 BEDOELDE CONCESSIE-AANKONDIGINGEN MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE VI:

INFORMATIE DIE IN DE IN ARTIKEL 31, LID 3, BEDOELDE VOOR-AANKONDIGINGEN BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE VII:

INFORMATIE DIE IN DE IN ARTIKEL 32 BEDOELDE AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE VIII:

INFORMATIE DIE IN AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN (ARTIKEL 32) MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE IX:

SPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

BIJLAGE X:

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 30, LID 3, BEDOELDE INTERNATIONALE SOCIALE EN MILIEUOVEREENKOMSTEN

BIJLAGE XI:

INFORMATIE DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 43 IN AANKONDIGINGEN VAN WIJZIGINGEN VAN EEN CONCESSIE GEDURENDE DE LOOPTIJD ERVAN MOET WORDEN OPGENOMEN

TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, ALGEMENE BEGINSELEN EN DEFINITIES

HOOFDSTUK I

Toepassingsgebied, algemene beginselen en definities

Afdeling I

Onderwerp, toepassingsgebied, algemene beginselen, definities en drempel

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn stelt regels vast betreffende de procedures voor aanbesteding door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties door middel van een concessie waarvan de geraamde waarde niet lager is dan de in artikel 8 genoemde drempel.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op de gunning van concessies voor werken of diensten aan ondernemers door:

a)

aanbestedende diensten, of

b)

aanbestedende instanties, mits de werken of diensten bestemd zijn voor de uitoefening van een van de activiteiten als bedoeld in bijlage II.

3.   De toepassing van deze richtlijn is onderworpen aan artikel 346 VWEU.

4.   Overeenkomsten, besluiten of andere rechtsinstrumenten waarbij de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor het verrichten van taken van openbaar belang tussen aanbestedende diensten of aanbestedende instanties of groepen van aanbestedende diensten of aanbestedende instanties georganiseerd wordt en die niet voorzien in een vergoeding van contractuele prestaties, moeten worden beschouwd als een aangelegenheid van interne organisatie van de betrokken lidstaat en worden als zodanig door onderhavige richtlijn geheel onverlet gelaten.

Artikel 2

Beginsel van de bestuurlijke vrijheid van de overheid

1.   In deze richtlijn wordt, in overeenstemming met het nationale recht en het Unierecht, het beginsel van de bestuurlijke vrijheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten erkend. Deze autoriteiten zijn vrij te beslissen hoe zij de uitvoering van werken of het verrichten van diensten het best beheren teneinde in het bijzonder een bijzonder hoog niveau van kwaliteit, veiligheid en betaalbaarheid, gelijke behandeling en bevordering van universele toegang en van gebruikersrechten in openbarediensten zeker te stellen.

Deze autoriteiten kunnen kiezen of zij hun taken van openbaar belang uitvoeren hetzij met hun eigen middelen, hetzij in samenwerking met andere autoriteiten, of deze aan ondernemers opdragen.

2.   Deze richtlijn laat de stelsel van de lidstaten inzake het eigendomsrecht onverlet. Zij verlangt in het bijzonder niet de privatisering van overheidsbedrijven die diensten verstrekken aan de gemeenschap.

Artikel 3

Beginsel van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie

1.   Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties behandelen ondernemers op gelijke wijze zonder te discrimineren, en handelen op transparante en evenredige wijze.

Procedures voor het gunnen van concessies, met inbegrip van de raming van de waarde, worden niet opgezet met het doel deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden of bepaalde ondernemers of bepaalde werken, leveringen of diensten onrechtmatig te bevoordelen of te benadelen.

2.   Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties streven ernaar de transparantie van de gunningsprocedure en van de uitvoering van de overeenkomst te waarborgen, waarbij zij tegelijkertijd voldoen aan artikel 28.

Artikel 4

Vrijheid om diensten van algemeen economisch belang te definiëren

1.   Deze richtlijn laat de vrijheid van de lidstaten onverlet om in overeenstemming met het Unierecht te bepalen wat zij onder diensten van algemeen economisch belang verstaan, hoe die diensten conform de regels inzake staatssteun moeten worden georganiseerd en gefinancierd, en aan welke specifieke verplichtingen die moeten voldoen. Deze richtlijn laat evenzeer de wijze waarop de lidstaten hun socialezekerheidsstelsels inrichten, onverlet.

2.   Niet-economische diensten van algemeen belang vallen buiten de reikwijdte van deze Richtlijn.

Artikel 5

Definities

In deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.   „concessies”: concessies voor werken of diensten, als gedefinieerd onder a) en b):

a)   een „concessie voor werken”: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel waarbij één of meer aanbestedende diensten of aanbestedende instanties werken laten uitvoeren door één of meer ondernemers, waarvoor de tegenprestatie bestaat hetzij uitsluitend in het recht het werk dat het voorwerp van de overeenkomst vormt, te exploiteren, hetzij in dit recht en een betaling;

b)   een „concessie voor diensten”: een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel waarbij één of meer aanbestedende diensten of aanbestedende instanties de verrichting van diensten met uitzondering van de uitvoering van werken als bedoeld onder a) laten uitvoeren door één of meer ondernemers, waarvoor de tegenprestatie bestaat hetzij uitsluitend in het recht de diensten die het voorwerp van het contract vormen, te exploiteren, hetzij in dit recht en een betaling.

De gunning van een concessie voor werken of voor diensten houdt de overdracht aan de concessiehouder in van het operationeel risico dat inherent is aan de exploitatie van de werken of diensten en dat het vraagrisico of het aanbodrisico of beide omvat. De concessiehouder wordt geacht het operationeel risico op zich te nemen wanneer er onder normale exploitatieomstandigheden geen garantie bestaat dat de gedane investeringen of de kosten die gemaakt zijn bij het exploiteren van de werken of diensten die het voorwerp van de concessie vormen, kunnen worden terugverdiend. Het deel van het aan de concessiehouder overgedragen risico behelst een werkelijke blootstelling aan de grillen van de markt, hetgeen betekent dat elk potentieel door de concessiehouder te lijden verlies niet louter nominaal of te verwaarlozen is;

2.   „ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of elk openbaar lichaam of een combinatie van deze personen of lichamen, waaronder een tijdelijk samenwerkingsverband van ondernemers, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten of de verrichting van diensten op de markt aanbiedt;

3.   „gegadigde”: een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging of uitgenodigd is om deel te nemen aan een concessiegunningsprocedure;

4.   „inschrijver”: een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

5.   „concessiehouder”: een ondernemer aan wie een concessie is gegund;

6.   „schriftelijk”: elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens meegedeeld, met inbegrip van informatie die via elektronische middelen wordt overgebracht en opgeslagen;

7.   „uitvoering van werken”: de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage I bedoelde activiteiten, of van een werk, dan wel het verwezenlijken, met welke middelen dan ook, van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie die een beslissende invloed uitoefenen op het soort werk of op het ontwerp van het werk;

8.   „werk”: het product van een geheel van bouw- of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

9.   „elektronisch middel”: elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag, alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst door middel van draden, straalverbindingen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

10.   „uitsluitend recht”: een recht dat door een bevoegde autoriteit van een lidstaat is verleend op grond van een met de Verdragen verenigbare wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een activiteit wordt beperkt tot één enkele ondernemer en die de bevoegdheid van andere ondernemers om een dergelijke activiteit uit te oefenen, wezenlijk beïnvloedt;

11.   „bijzonder recht”: een recht dat door een bevoegde autoriteit van een lidstaat is verleend op grond van een met de Verdragen verenigbare wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een activiteit wordt beperkt tot twee of meer ondernemers en die de bevoegdheid van andere ondernemers om een dergelijke activiteit uit te oefenen, wezenlijk beïnvloed;

12.   „concessiedocument”: elk document dat door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wordt opgesteld of vermeld ter omschrijving of ter bepaling van onderdelen van de concessie of de procedure, met inbegrip van de aankondiging van de concessie, de technische en functionele eisen, de voorgestelde concessievoorwaarden, formats voor de presentatie van documenten door gegadigden en inschrijvers, informatie over algemeen geldende verplichtingen en alle aanvullende documenten;

13.   „innovatie”: de toepassing van een nieuw of aanmerkelijk verbeterd product, dienst of proces, waaronder doch niet uitsluitend het productie- of bouwproces, een nieuwe verkoopmethode of een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, organisatie op de werkvloer of de externe betrekkingen, onder meer om maatschappelijke problemen te helpen op te lossen dan wel de Europa 2020-strategie te ondersteunen.

Artikel 6

Aanbestedende diensten

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „aanbestedende diensten” verstaan: de staat, regionale of lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden gevormd door één of meer van deze autoriteiten of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen, met uitzondering van die autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden die een van de in bijlage II bedoelde activiteiten verrichten en een concessie gunnen voor het uitoefenen van een van deze activiteiten.

2.   „Regionale overheden” omvatten alle overheden van de bestuurlijke eenheden die niet limitatief zijn opgesomd in NUTS 1 en 2, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (20).

3.   „Lokale overheden” omvatten alle overheden van de onder NUTS 3 vallende bestuurlijke eenheden en kleinere bestuurlijke eenheden, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003.

4.   Onder „publiekrechtelijke instellingen” wordt verstaan, instellingen die alle volgende kenmerken vertonen:

a)

zij zijn opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn;

b)

zij bezitten rechtspersoonlijkheid, en

c)

zij worden in de hoofdzaak door de staat, de regionale of lokale overheden of andere publiekrechtelijke lichamen gefinancierd, of hun beheer staat onder toezicht van laatstgenoemde overheden of lichamen, of hebben een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan waarvan de leden voor meer dan de helft door de staat, de regionale of lokale overheden of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.

Artikel 7

Aanbestedende instanties

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „aanbestedende instanties” verstaan: instanties die een van de in bijlage II bedoelde activiteiten verrichten en een concessie gunnen voor de uitoefening van een van die activiteiten, en die een van de volgende instanties zijn:

a)

de staat, regionale of lokale overheden, publiekrechtelijke instellingen en samenwerkingsverbanden gevormd door één of meer van deze overheden of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen;

b)

overheidsbedrijven in de zin van lid 4 van dit artikel;

c)

andere dan de onder a) en b) van dit lid genoemde instanties die werken op grond van bijzondere of uitsluitende rechten, welke hun zijn verleend voor de uitoefening van een van de in bijlage II bedoelde activiteiten.

2.   Instanties waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn verleend door middel van een procedure waarbij voor toereikende publiciteit is gezorgd en waarbij de verlening van die rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „aanbestedende instanties” in de zin van lid 1, onder c). Deze procedures omvatten:

a)

aanbestedingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (21) en Richtlijn 2014/25/EU, Richtlijn 2009/81/EG of deze richtlijn;

b)

procedures uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie, opgenomen in de lijst van bijlage III, die zorgen voor toereikende voorafgaande transparantie voor het verlenen van vergunningen op basis van objectieve criteria.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen in verband met wijzigingen van de in bijlage III opgenomen lijst van wetgevingshandelingen van de Unie, wanneer deze wijzigingen noodzakelijk zijn ten gevolge van de intrekking of de wijziging van deze handelingen, of de vaststelling van nieuwe wetgeving.

4.   Een „overheidsonderneming” is een onderneming waarop aanbestedende diensten al dan niet rechtstreeks een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.

Een overheersende invloed wordt vermoed aanwezig te zijn in de volgende gevallen, wanneer de aanbestedende diensten, rechtstreeks of middellijk:

a)

de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezitten;

b)

over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de door de onderneming uitgegeven aandelen beschikken, of

c)

meer dan de helft van de leden van het bestuursorgaan, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kunnen benoemen.

Artikel 8

Drempelbedrag en berekeningsmethoden voor de geraamde waarde van concessies

1.   Deze richtlijn is van toepassing op concessies waarvan de waarde gelijk is aan of groter is dan 5 186 000 EUR.

2.   De waarde van een concessie wordt gevormd door de totale tijdens de looptijd van het contract te behalen omzet van de concessiehouder, exclusief btw, zoals deze door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie is geraamd, als tegenprestatie voor de werken en diensten die het voorwerp van de concessie uitmaken, en ook voor de bijkomende leveringen die in het kader van deze werken en diensten zijn verricht.

De raming dient geldig te zijn op het moment waarop de concessieaankondiging wordt gezonden of, in gevallen waarin niet in een dergelijke aankondiging is voorzien, op het moment waarop de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de concessiegunningsprocedure aanvangt, bijvoorbeeld, in voorkomend geval, door ondernemers te contacteren in verband met de concessies.

Indien de waarde van de concessie op het tijdstip van de gunning meer dan 20 % hoger is dan het geraamde bedrag, is voor de toepassing van lid 1 de geldige geraamde waarde de waarde van de concessie op het tijdstip van de gunning.

3.   De geraamde waarde van de concessie wordt berekend volgens een objectieve methode die wordt gespecificeerd in de concessiedocumenten. Bij de berekening van de geraamde waarde van de concessie houden de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties in voorkomend geval met name rekening met:

a)

de waarde van elke vorm van optie en eventuele verlenging van de looptijd van de concessie;

b)

de inkomsten uit de betaling van andere honoraria en boeten door de gebruikers van de werken of diensten dan die welke worden geïnd namens de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie;

c)

de betalingen of financiële voordelen, in welke vorm dan ook, die door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie of een andere overheidsinstantie worden verstrekt aan de concessiehouder, met inbegrip van compensatie voor de nakoming van een openbaredienstverplichting en overheidsinvesteringssubsidies;

d)

de waarde van subsidies of andere financiële voordelen, in welke vorm dan ook, van derden voor de uitvoering van de concessie;

e)

de inkomsten uit verkopen van activa die deel van de concessie uitmaken;

f)

de waarde van alle leveringen en diensten die door de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties aan de concessiehouder ter beschikking worden gesteld, mits deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken of de verlening van de diensten;

g)

alle prijzen voor of de betalingen aan gegadigden of inschrijvers.

4.   De wijze waarop de geraamde waarde van een concessie wordt berekend, mag niet bedoeld zijn om de concessie aan de toepassing van de richtlijn te onttrekken. Een concessie mag niet worden gesplitst om deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden, tenzij objectieve redenen dit rechtvaardigen.

5.   Indien een voorgenomen werk of dienst aanleiding kan geven tot concessies die in afzonderlijke percelen worden gegund, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen.

6.   Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in dit artikel bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn van toepassing op de gunning van elk perceel.

Artikel 9

Herziening van de drempel

1.   De Commissie gaat met ingang van 30 juni 2013 elke twee jaar na of de in artikel 8, lid 1, bedoelde drempel overeenstemt met de in de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake overheidsopdrachten („de GPA-overeenkomst”) vastgestelde drempel voor concessies voor werken en herziet zij indien nodig deze drempel, overeenkomstig dit artikel.

Overeenkomstig de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode berekent de Commissie de waarde van de drempel op basis van de gemiddelde dagwaarde van de euro uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten (BTR), over een periode van 24 maanden die eindigt op 31 augustus voorafgaande aan de datum van 1 januari waarop de herziening ingaat. De waarde van de aldus herziene drempel in euro wordt zo nodig naar beneden afgerond op het naaste veelvoud van duizend euro, met dien verstande dat de in de overeenkomst bepaalde drempel, uitgedrukt in BTR, wordt nageleefd.

2.   De Commissie bepaalt met ingang van 1 januari 2014 elke twee jaar de waarde, in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, van de in artikel 8, lid 1, genoemde drempels die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn herzien.

Deze waarden worden in overeenstemming met de in de GPA-overeenkomst opgenomen berekeningsmethode bepaald op basis van de gemiddelde dagwaarde van deze valuta die in overeenstemming is met de toepasselijke drempel uitgedrukt in euro over een periode van 24 maanden die eindigt op 31 augustus voorafgaande aan de herziening die van kracht wordt op 1 januari.

3.   De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde herziene drempel bekend, alsmede de tegenwaarde ervan in de in lid 2, eerste alinea, bedoelde nationale valuta en de overeenkomstig lid 2, tweede alinea, vastgestelde waarde aan het begin van de maand november volgend op de herziening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel vastgestelde methodologie aan te passen aan elke verandering van de in de GPA-overeenkomst vastgestelde methodologie voor de herziening van de in artikel 8, lid 1, bedoelde drempels en voor de vaststelling van de corresponderende waarden in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

De Commissie is eveneens bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in artikel 8, lid 1, genoemd drempelbedrag te herzien overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

5.   Wanneer dat drempelbedrag moet worden herzien en er te weinig tijd is voor de procedure van artikel 48, en dwingende redenen van urgentie dit bijgevolg noodzakelijk maken, dan geldt voor gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld op grond van lid 4, tweede alinea van dit artikel, de procedure van artikel 49.

Afdeling II

Uitsluitingen

Artikel 10

Uitsluitingen die van toepassing zijn op door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gegunde concessies

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor diensten die worden gegund aan een aanbestedende dienst of aan een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), of aan een samenwerkingsverband daarvan, op basis van een uitsluitend recht.

Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor diensten die aan een ondernemer worden gegund op basis van een uitsluitend recht dat is verleend in overeenstemming met het VWEU en met rechtshandelingen van de Unie tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften betreffende de toegang tot de markt die van toepassing zijn op in bijlage II bedoelde activiteiten.

2.   In afwijking van lid 1, tweede alinea, van dit artikel is artikel 32 van toepassing, indien de in die alinea bedoelde sectorale Uniewetgeving niet in sectorspecifieke transparantieverplichtingen voorziet.

Wanneer een lidstaat een ondernemer een uitsluitend recht verleent voor de verrichting van een van de in bijlage II bedoelde activiteiten, stelt deze lidstaat de Commissie daarvan binnen een maand na de verlening van dat uitsluitend recht in kennis.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor luchtvervoerdiensten op basis van de verlening van een exploitatievergunning in de zin van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (22) noch op concessies betreffende openbaar personenvervoer in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007.

4.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie verplicht is te gunnen of te organiseren overeenkomstig andere procedures dan die van deze richtlijn, en waarin voorzien is bij:

a)

een rechtsinstrument dat internationaalrechtelijke verplichtingen creëert, zoals een overeenkomstig het VWEU tot stand gekomen internationale overeenkomst of regeling tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten;

b)

een internationale organisatie.

Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie gegund worden in overeenstemming met door een internationale organisatie of een internationale financiële instellingen bepaalde aanbestedingsregels, indien de concessies volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd. In het geval van concessies die voor het grootste deel mede door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling gefinancierd worden, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.

De lidstaten melden alle rechtsinstrumenten bedoeld in de eerste alinea, onder a), aan de Commissie, die het in artikel 50 bedoelde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.

Dit lid is niet van toepassing op concessie op het gebied van defensie en veiligheid zoals bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG.

5.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies op het gebied van defensie en veiligheid, als bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG waarvoor specifieke procedurevoorschriften van toepassing zijn:

a)

uit hoofde van een tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen gesloten internationale overeenkomst of regeling;

b)

uit hoofde van een in verband met de legering van strijdkrachten gesloten internationale overeenkomst of regeling die betrekking heeft op ondernemingen in een lidstaat of in een derde land, of

c)

van een internationale organisatie die aankopen doet voor eigen doeleinden of op concessies die door een lidstaat overeenkomstig deze voorschriften moeten worden gegund.

6.   Deze richtlijn is van toepassing op de gunning van concessies op het gebied van defensie en veiligheid, bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG, met uitzondering van de volgende overeenkomsten:

a)

concessies waarbij de toepassing van de regels van deze richtlijn een lidstaat ertoe zou verplichten informatie te verstrekken waarvan de openbaarmaking naar zijn opvatting strijdig is met zijn wezenlijke veiligheidsbelangen, of indien de aanbesteding en de uitvoering van de concessie geheim zijn verklaard of gepaard moeten gaan met bijzondere veiligheidsmaatregelen overeenkomstig de in een lidstaat vigerende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, op voorwaarde dat de lidstaat heeft vastgesteld dat de betrokken essentiële belangen niet kunnen worden gegarandeerd met minder ingrijpende maatregelen, zoals die als bedoeld in lid 7;

b)

concessies die worden gegund in het kader van een samenwerkingsprogramma als bedoeld in artikel 13, onder c), van Richtlijn 2009/81/EG;

c)

concessies die door een regering aan een andere regering gegund zijn voor werken en diensten die betrekking hebben op de levering van militair materiaal of gevoelig materiaal, of werken en diensten specifiek bedoeld voor militaire diensten, of gevoelige werken en gevoelige diensten;

d)

concessies gegund in een derde land, wanneer strijdkrachten zijn ingezet buiten het grondgebied van de Unie, als de operationele omstandigheden vereisen dat de contracten worden gesloten met ondernemers die in het operatiegebied zijn gevestigd, en

e)

concessies die anderszins krachtens deze richtlijn zijn vrijgesteld.

7.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die niet anderszins op grond van lid 6 zijn uitgezonderd, voor zover de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat niet kan worden gewaarborgd door minder ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld door eisen te stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie in een concessiegunningsprocedure overeenkomstig deze richtlijn beschikbaar stelt.

8.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor diensten betreffende:

a)

de verwerving of huur, ongeacht de financiële modaliteiten ervan, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken of betreffende de rechten hierop;

b)

betreffende de aankoop, de ontwikkeling, de productie of de coproductie van programmamateriaal bestemd voor audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, die worden gegund door aanbieders van mediadiensten of radio-omroepdiensten, of concessies betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma’s die worden gegund aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten. Voor de toepassing van dit punt, hebben de begrippen „audiovisuele mediadiensten” en „aanbieders van mediadiensten” dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 1, onder a) en d), van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (23). „Programma” heeft dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 1, onder b), van die richtlijn, maar het omvat ook radioprogramma’s en radioprogrammamateriaal. Voorts wordt voor de toepassing van deze bepaling onder „programmamateriaal” hetzelfde verstaan als onder „programma”.

c)

arbitrage- en bemiddelingsdiensten;

d)

een van de hierna genoemde rechtskundige diensten:

i)

vertegenwoordiging in rechte van een cliënt door een advocaat in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad (24) in:

in een arbitrage- of bemiddelingszaak in een lidstaat, een derde land of voor een internationale arbitrage- of bemiddelingsinstantie, of

in gerechtelijke procedures voor de hoven, rechtbanken of overheidsinstanties van een lidstaat, een derde land of internationale hoven, rechtbanken of instellingen;

ii)

juridisch advies dat wordt gegeven voorafgaand aan of ter voorbereiding van de procedures als bedoeld in onder i), van dit punt, of indien er tastbare aanwijzingen en een grote waarschijnlijkheid bestaan dat er over de kwestie waarop het advies betrekking heeft, zodanige procedures zullen worden gevoerd, mits het advies door een advocaat is gegeven in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG;

iii)

de door een notaris te verlenen certificatie- en authenticatiediensten;

iv)

juridische dienstverlening door trustees en aangestelde curatoren, en andere rechtskundige diensten waarvan de aanbieders zijn aangewezen door een rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat of die bij wettelijk voorschrift zijn aangewezen voor het verrichten van specifieke diensten onder het toezicht van deze rechterlijke instanties;

v)

andere juridische diensten die in de betrokken lidstaat al dan niet incidenteel verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag;

e)

financiële diensten betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop of de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (25), door de centrale banken verleende diensten en operaties die worden uitgevoerd met de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees Stabiliteitsmechanisme;

f)

leningen, al dan niet in samenhang met de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten;

g)

diensten inzake civiele verdediging, civiele bescherming en risicopreventie die door organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk worden verricht, en die vallen onder de volgende CPV-codes: 75250000-3, 75251000-0, 75251100-1, 75251110-4, 75251120-7, 75252000-7, 75222000-8, 98113100-9 en 85143000-3, met uitzondering van ambulancediensten voor gewoon ziekenvervoer;

h)

diensten inzake politieke campagnes die vallen onder de CPV-codes 79341400-0, 92111230-3 en 92111240-6, indien deze worden gegund door een politieke partij in het kader van een verkiezingscampagne;

9.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor loterijen, die onder CPV-code 92351100-7 vallen, en die door een lidstaat aan een ondernemer zijn gegund op basis van een uitsluitend recht. Voor de toepassing van dit lid heeft het begrip „uitsluitend recht” geen betrekking op de rechten als bedoeld in artikel 7, lid 2.

De toekenning van een dergelijk exclusief recht geschiedt op grond van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

10.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die de aanbestedende instanties gunnen voor de uitoefening van hun activiteiten in een derde land, in omstandigheden waarbij er geen fysieke exploitatie is van een net of van een geografisch gebied binnen de Unie.

Artikel 11

Specifieke uitsluitingen op het gebied van elektronische communicatie

Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die in hoofdzaak tot doel hebben de aanbestedende diensten in staat te stellen openbare communicatienetten beschikbaar te stellen of te exploiteren of aan het publiek één of meer elektronischecommunicatiediensten te verlenen.

In dit artikel hebben de begrippen „openbaar communicatienetwerk” en „elektronischecommunicatienetwerkdienst” dezelfde betekenis als in Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (26).

Artikel 12

Specifieke uitsluitingen op het gebied van water

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die worden gegund met het oog op:

a)

de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van drinkwater;

b)

de drinkwatertoevoer aan deze netten.

2.   Deze richtlijn is evenmin van toepassing op concessies die betrekking hebben op één van of beide onderstaande onderwerpen, indien zij verband houden met een in lid 1 bedoelde activiteit:

a)

waterbouwtechnische projecten, bevloeiing of drainage voor zover de voor drinkwatervoorziening bestemde hoeveelheid water groter is dan 20 % van de totale hoeveelheid water die door middel van deze projecten of deze bevloeiings- of drainage-installaties ter beschikking wordt gesteld, of

b)

de afvoer of behandeling van afvalwater.

Artikel 13

Aan een verbonden onderneming gegunde concessies

1.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „verbonden onderneming” verstaan, elke onderneming waarvan de jaarrekening is geconsolideerd met die van de aanbestedende instantie overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2013/34/EU van de Raad.

2.   Indien het instanties betreft die niet onder Richtlijn 2013/34/EU vallen, wordt onder „verbonden onderneming” verstaan, elke onderneming die:

a)

al dan niet rechtstreeks onderworpen kan zijn aan een overheersende invloed van de aanbestedende instantie;

b)

die een overheersende invloed op de aanbestedende instantie kan uitoefenen, of;

c)

die gezamenlijk met de aanbestedende instantie aan de overheersende invloed van een andere onderneming is onderworpen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.

Voor de toepassing van dit lid heeft het begrip „overheersende invloed” dezelfde betekenis als in artikel 7, lid 4.

3.   Niettegenstaande artikel 17 en mits aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel is voldaan, is deze richtlijn niet van toepassing op:

a)

concessies die een aanbestedende instantie aan een met hem verbonden onderneming gunt, of;

b)

concessies die een gemeenschappelijke onderneming, uitsluitend bestaande uit een aantal aanbestedende instanties, voor de uitoefening van de in bijlage II bedoelde activiteiten aan een met een van deze aanbestedende instanties verbonden onderneming gunt.

4.   Lid 3 is van toepassing:

a)

op concessies voor diensten, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming over de laatste drie jaar heeft behaald, rekening houdend met alle diensten die zij heeft verleend, afkomstig is van het verlenen van diensten aan de aanbestedende dienst of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is;

b)

op concessies voor werken, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming over de laatste drie jaar heeft behaald, rekening houdend met alle werken die zij heeft verricht, afkomstig is van het verrichten van werken voor de aanbestedende dienst of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is.

5.   Wanneer in verband met de datum van oprichting of aanvang van de ondernemings- activiteiten van de verbonden onderneming de omzet over de afgelopen drie jaar niet beschikbaar is, kan deze onderneming ermee volstaan onder andere door het extrapoleren van activiteiten aan te tonen dat de in lid 4, onder a) of b), bedoelde omzet aannemelijk is.

6.   Wanneer dezelfde of soortgelijke diensten of werken worden verricht door meer dan één met de aanbestedende instantie verbonden ondernemingen waarmee zij een combinatie van ondernemingen vormt, wordt bij de berekening van de percentages als bedoeld in lid 4 rekening gehouden met de totale omzet die voortvloeit uit het verrichten van respectievelijk diensten of werken door deze verbonden ondernemingen.

Artikel 14

Concessies die zijn gegund aan een gemeenschappelijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke onderneming

Niettegenstaande artikel 17 en mits de gemeenschappelijke onderneming is opgericht om de betrokken activiteit gedurende een periode van ten minste drie jaar uit te oefenen en het instrument tot oprichting van die gemeenschappelijke onderneming bepaalt dat de aanbestedende instanties waaruit zij bestaat, daar deel van uitmaken voor ten minste dezelfde termijn, is deze richtlijn niet van toepassing op concessies die:

a)

door een gemeenschappelijke onderneming, uitsluitend bestaande uit een aantal aanbestedende instanties voor de uitoefening van in bijlage II bedoelde activiteiten, zijn gegund aan een van deze aanbestedende instanties, of

b)

door een aanbestedende instantie worden gegund aan een dergelijke gemeenschappelijke onderneming waarvan zij deel uitmaakt.

Artikel 15

Kennisgeving van informatie door aanbestedende instanties

Aanbestedende instanties verstrekken de Commissie desgevraagd de volgende informatie betreffende de toepassing van artikel 13, leden 2 en 3, en artikel 14:

a)

de namen van de betrokken ondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen,

b)

de aard en de waarde van de desbetreffende concessies,

c)

de gegevens die de Commissie noodzakelijk acht voor het bewijs dat de betrekkingen tussen de aanbestedende instantie en de onderneming of de gemeenschappelijke onderneming waaraan de concessies worden gegund, voldoen aan de vereisten van artikel 13 of artikel 14.

Artikel 16

Uitsluiting van activiteiten die rechtstreeks aan concurrentie blootstaan

Deze richtlijn is niet van toepassing op door aanbestedende instanties gegunde concessies wanneer, voor de lidstaat waarin dergelijke concessies moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2014/25/EU is vastgesteld dat de activiteit rechtstreeks blootstaat aan concurrentie overeenkomstig artikel 34 van die Richtlijn.

Artikel 17

Concessies tussen instanties in de overheidssector

1.   Een concessie die door een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), is gegund aan een andere privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie oefent op de betrokken rechtspersoon toezicht uit zoals op zijn eigen diensten, en

b)

meer dan 80 % van de activiteiten van de rechtspersoon op wie toezicht wordt uitgeoefend, betreft het verrichten van taken die haar zijn toegewezen door de controlerende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie of door andere, door die aanbestedende dienst of aanbestedende instantie gecontroleerde rechtspersonen, en

c)

er is geen rechtstreekse participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van de krachtens de nationale wetgeving vereiste niet-controlerende en niet-blokkerende vormen van participatie van privékapitaal, in overeenstemming met het Verdrag, die geen beslissende invloed uitoefenen op gecontroleerde rechtspersoon.

Een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), wordt geacht op een rechtspersoon toezicht zoals op zijn eigen diensten uit te oefenen in de zin van punt a) van de eerste alinea van dit lid wanneer hij zowel op strategische doelstellingen als significante beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon een beslissende invloed uitoefent. Dat toezicht kan ook worden uitgeoefend door een andere rechtspersoon, die zelf op dezelfde wijze door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wordt gecontroleerd.

2.   Lid 1 is eveneens van toepassing wanneer een gecontroleerde rechtspersoon die een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie is als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), een concessie gunt aan haar controlerende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie, of aan een andere rechtspersoon die door dezelfde aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wordt gecontroleerd, mits er geen rechtstreekse participatie van privékapitaal is in de rechtspersoon waaraan de concessie wordt gegund, met uitzondering van de krachtens de nationale wet- en regelgeving vereiste niet-controlerende en niet-blokkerende vormen van participatie van privékapitaal, in overeenstemming met het Verdrag, die geen enkele beslissende invloed uitoefenen op gecontroleerde rechtspersoon.

3.   Een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), die geen toezicht over een privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon uitoefent in de zin van lid 1 van dit artikel, kan niettemin zonder toepassing van de bepalingen van deze richtlijn een concessie gunnen aan die rechtspersoon, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), oefent samen met andere aanbestedende diensten of aanbestedende instanties over die rechtspersoon toezicht uit zoals op de eigen diensten;

b)

meer dan 80 % van de activiteiten van die rechtspersoon betreft het verrichten taken die haar zijn toegewezen door de controlerende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties of door andere, door dezelfde aanbestedende diensten of aanbestedende instanties gecontroleerde rechtspersonen, en

c)

er is geen rechtstreekse participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van de krachtens de nationale wetgeving vereiste niet-controlerende en niet-blokkerende vormen van participatie van privékapitaal, in overeenstemming met het Verdrag, die geen enkele beslissende invloed uitoefenen op gecontroleerde rechtspersoon.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), van dit lid, oefenen de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), gezamenlijk toezicht uit over een rechtspersoon indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde rechtspersoon zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van alle deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties. Individuele vertegenwoordigers kunnen verscheidene of alle deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties vertegenwoordigen;

ii)

deze aanbestedende diensten of aanbestedende instanties zijn in staat gezamenlijk beslissende invloed uit te oefenen op de strategische doelstellingen en belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon, en

iii)

de gecontroleerde rechtspersoon streeft geen belangen na die in strijd zijn met die van de controlerende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties.

4.   Een overeenkomst die uitsluitend tussen twee of meer aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), is gesloten, valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn wanneer aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:

a)

de overeenkomst brengt een samenwerking tussen de deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties tot stand of geeft er een invulling aan, teneinde ervoor te zorgen dat de openbare diensten die zij moeten verlenen, worden verricht met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die zij met elkaar gemeen hebben;

b)

de invulling van die samenwerking berust uitsluitend op overwegingen in verband met het openbaar belang, en

c)

de deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties verrichten op de open markt minder dan 20 % van de activiteiten waarop de samenwerking betrekking heeft.

5.   Het percentage van de activiteiten als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), lid 3, eerste alinea, onder b), en lid 4, onder c), wordt bepaald op grond van de totale omzet of een op een passende alternatieve activiteit gebaseerde maatstaf, zoals de kosten die de betrokken rechtspersoon, de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), voor de diensten, leveringen en werken in de drie jaar voorafgaand aan de gunning van de concessie heeft gemaakt.

Indien vanwege de datum van oprichting van de betrokken rechtspersoon, de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie of vanwege een reorganisatie van zijn activiteiten, de omzet of de op een alternatieve op activiteiten gebaseerde maatstaf, zoals de kosten, over de drie voorafgaande jaren niet beschikbaar of niet langer relevant is, volstaat het om aan te tonen dat met name op grond van bedrijfsmatige vooruitzichten wordt aangetoond dat de meting van de activiteit aannemelijk is.

Afdeling III

Algemene bepalingen

Artikel 18

Looptijd van de concessie

1.   De looptijd van concessies wordt beperkt. De looptijd wordt door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie geraamd op basis van de gevraagde werken of diensten.

2.   Voor concessies die langer duren dan vijf jaar, wordt de maximale looptijd van de concessie beperkt tot de periode waarin van een concessiehouder redelijkerwijs verwacht mag worden de investeringen die hij heeft gemaakt voor de exploitatie van de werken en diensten, samen met een rendement op geïnvesteerde vermogen terug te verdienen, rekening houdend met de investeringen die nodig zijn om de specifieke contractuele doelstellingen te halen.

Voor de berekening worden zowel de initiële investeringen als de investeringen tijdens de looptijd van de concessie in aanmerking genomen.

Artikel 19

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Concessies voor sociale en andere specifieke diensten die voorkomen op de lijst van bijlage IV en binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zijn uitsluitend onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 31, lid 3, en de artikelen 32, 46 en 47.

Artikel 20

Gemengde overeenkomsten

1.   Concessies die zowel betrekking hebben op werken als op diensten, worden gegund in overeenstemming met de bepalingen die van toepassing zijn op het soort concessie dat het hoofdvoorwerp van de betrokken overeenkomst vormt.

Voor gemengde overeenkomsten die ten dele bestaan uit sociale en andere bijzondere diensten genoemd in bijlage IV en ten dele uit andere diensten, wordt het hoofdvoorwerp bepaald volgens welke geraamde waarde van de desbetreffende diensten de hoogste is.

2.   Wanneer de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief van elkaar te scheiden zijn, zijn de leden 3 en 4 van toepassing. Wanneer de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief niet van elkaar te scheiden zijn, is lid 5 van toepassing.

Wanneer een onderdeel van een overeenkomst onder artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of onder Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 21 van deze richtlijn van toepassing.

In het geval van overeenkomsten waarmee wordt beoogd verscheidene activiteiten te omvatten, waarvan er een onder bijlage II van deze richtlijn of onder Richtlijn 2014/25/EU valt, worden de toepasselijke bepalingen vastgesteld op grond van artikel 22 van deze richtlijn respectievelijk artikel 6 van Richtlijn 2014/25/EU.

3.   In het geval van overeenkomsten die als hun hoofdvoorwerp zowel elementen die onder deze richtlijn vallen als andere elementen, kunnen de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties besluiten om voor de afzonderlijke onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen. Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, wordt het besluit wat betreft welk juridisch kader op elk van deze afzonderlijke overeenkomsten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken afzonderlijke onderdeel.

Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten om één enkele overeenkomst te gunnen, dan is deze richtlijn, tenzij anders bepaald in 4 van dit artikel of in artikel 21, van toepassing op de daaruit voortvloeiende gemengde overeenkomst, ongeacht de waarde van de onderdelen die anders onder een ander juridisch kader zouden vallen en ongeacht het juridisch kader waaronder deze onderdelen anders zouden gevallen.

4.   In het geval van gemengde overeenkomsten die zowel elementen van concessies als elementen van onder Richtlijn 2014/24/EU vallende overheidsopdrachten of onder Richtlijn 2014/25/EU vallende opdrachten bevatten, wordt de gemengde overeenkomst gegund overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2014/24/EU respectievelijk Richtlijn 2014/25/EU.

5.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief gezien niet van elkaar te scheiden zijn, wordt het toepasselijk juridisch kader bepaald door het hoofdvoorwerp van de overeenkomst.

Indien dergelijke overeenkomsten zowel elementen van een concessie voor diensten als overeenkomsten voor leveringen omvatten, wordt het hoofdvoorwerp bepaald door de diensten respectievelijk de leveringen waarvan de geraamde waarde het hoogst is.

Artikel 21

Gemengde overeenkomsten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

1.   Dit artikel is van toepassing in het geval van gemengde overeenkomsten die als hoofdvoorwerp elementen van een onder deze richtlijn vallende concessie hebben, en van aanbestedingen en andere elementen die onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG vallen.

In het geval van overeenkomsten waarmee wordt beoogd verscheidene activiteiten te omvatten, waarvan er een onder bijlage II van deze richtlijn of Richtlijn 2014/25/EU valt en een andere onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG, worden de toepasselijke bepalingen bepaald op grond van artikel 23 van deze richtlijn, respectievelijk artikel 26 van Richtlijn 2014/25/EU.

2.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief van elkaar te scheiden zijn, kunnen de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten voor de onderscheiden onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen of één enkele overeenkomst te gunnen.

Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke overeenkomsten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken afzonderlijke onderdeel.

Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten één enkele overeenkomst te gunnen, gelden de volgende criteria voor het bepalen van de toepasselijke wettelijke regeling:

a)

wanneer een bepaalde overeenkomst ten dele onder artikel 346 VWEU valt, of verschillende onderdelen onder respectievelijk artikel 346 VWEU en Richtlijn 2009/81/EG vallen, kan de overeenkomst worden gegund zonder deze richtlijn toe te passen, mits de gunning als een enkele overeenkomst op objectieve gronden gerechtvaardigd is;

b)

wanneer een bepaalde overeenkomst ten dele onder Richtlijn 2009/81/EG valt, kan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie besluiten een overeenkomst overeenkomstig deze richtlijn of overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG te gunnen, mits de gunning van één enkele overeenkomst op objectieve gronden gerechtvaardigd is.

Het besluit om één enkele overeenkomst te gunnen mag evenwel niet bedoeld zijn om overeenkomsten uit te sluiten van de toepassing van deze richtlijn of Richtlijn 2009/81/EG.

3.   Wanneer de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief niet van elkaar te scheiden zijn, kan de overeenkomst worden gegund zonder deze richtlijn toe te passen indien deze elementen bevat waarop artikel 346 VWEU van toepassing is. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan hoe dan ook besluiten de overeenkomst te gunnen overeenkomstig deze richtlijn of overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG.

Artikel 22

Overeenkomsten voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als andere activiteiten

1.   In afwijking van artikel 20 kunnen de aanbestedende instanties, in het geval van overeenkomsten waarmee wordt beoogd verschillende activiteiten te omvatten, besluiten per afzonderlijke activiteit afzonderlijke overeenkomsten te gunnen of één enkele overeenkomst te gunnen. Wanneer aanbestedende instanties besluiten een afzonderlijke overeenkomst te gunnen, wordt het besluit betreffende de regels die voor elk van de afzonderlijke overeenkomsten moeten gelden, genomen op grond van de kenmerken van de betrokken afzonderlijke activiteit.

Niettegenstaande artikel 20, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van toepassing indien de aanbestedende instanties besluiten één enkele overeenkomst te gunnen. Indien een van de betrokken activiteiten evenwel onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 23 van deze richtlijn van toepassing.

De keuze tussen de gunning van één overeenkomst voor meerdere activiteiten of van verschillende afzonderlijke overeenkomsten mag niet bedoeld zijn om de overeenkomst of de overeenkomsten uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn, of, in voorkomend geval, van het toepassingsgebied van Richtlijnen 2014/24/EU of 2014/25/EU.

2.   Een overeenkomst waarmee wordt beoogd meerdere activiteiten te omvatten, wordt onderworpen aan de voorschriften die van toepassing zijn op de activiteit waarop de overeenkomst in hoofdzaak betrekking heeft.

3.   In het geval van overeenkomsten waarbij niet objectief vast te stellen is op welke activiteit de overeenkomst in hoofdzaak betrekking heeft, worden de toepasselijke regels bepaald overeenkomstig het volgende:

a)

de concessie wordt gegund overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn die toepasselijk zijn op door aanbestedende diensten gegunde concessies, indien een van de activiteiten waarop de overeenkomst betrekking heeft, valt onder de bepalingen van deze richtlijn die van toepassing zijn op door aanbestedende diensten gegunde concessies, en de andere valt onder de bepalingen van deze richtlijn die van toepassing zijn op door aanbestedende instanties gegunde concessies;

b)

de overeenkomst wordt overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU gegund, indien een van de activiteiten waarop de overeenkomst betrekking heeft, onder deze richtlijn valt en de andere activiteit onder Richtlijn 2014/24/EU valt;

c)

de overeenkomst wordt overeenkomstig deze richtlijn gegund, indien een van de activiteiten waarop de overeenkomst betrekking heeft, onder deze richtlijn valt en de andere activiteit noch onder deze richtlijn noch onder Richtlijn 2014/24/EU noch onder Richtlijn 2014/25/EU valt.

Artikel 23

Concessies voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als activiteiten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

1.   De aanbestedende instanties kunnen, in het geval van overeenkomsten die betrekking hebben op verschillende activiteiten, besluiten om per afzonderlijke activiteit afzonderlijke overeenkomsten te gunnen of om één enkele overeenkomst te gunnen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor afzonderlijke onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke overeenkomsten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van de betrokken afzonderlijke activiteit.

Niettegenstaande artikel 21, is lid 2 van dit artikel van toepassing indien de aanbestedende instanties besluiten één enkele overeenkomst te gunnen.

Het besluit om één overeenkomst of van verschillende afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, mag echter niet worden genomen met de bedoeling de overeenkomst of de overeenkomsten uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn of van Richtlijn 2009/81/EG.

2.   In het geval van overeenkomsten die betrekking hebben op een onder deze richtlijn vallende activiteit en een andere die:

a)

valt onder artikel 346 VWEU, of

b)

onderworpen is aan Richtlijn 2009/81/EG,

kan de aanbestedende instantie:

i)

een overeenkomst gunnen zonder deze richtlijn toe te passen in de onder a) genoemde gevallen, of

ii)

ervoor kiezen een overeenkomst te gunnen in overeenstemming met hetzij deze richtlijn, hetzij Richtlijn 2009/81/EG, in de onder b) genoemde gevallen. De eerste alinea van dit lid laat de in richtlijn 2009/81/EG voorziene drempels en uitzonderingen onverlet.

Overeenkomsten als bedoeld onder b), die daarnaast aanbestedingen of andere elementen bevatten waarop artikel 346 VWEU van toepassing is, kunnen worden gegund zonder deze richtlijn toe te passen.

Voor de toepassing van deze alinea geldt evenwel als voorwaarde dat de gunning van één enkele overeenkomst objectief gerechtvaardigd is en de beslissing om één enkele overeenkomst te gunnen niet is ingegeven door het oogmerk overeenkomsten van de toepassing van deze richtlijn uit te zonderen.

Afdeling IV

Specifieke situaties

Artikel 24

Voorbehouden concessies

De lidstaten mogen het recht om deel te nemen aan procedures voor de gunning van concessies voorbehouden aan beschermde werkplaatsen en ondernemers waarvan het hoofddoel de sociale en professionele integratie van personen met een handicap of kansarmen is of mogen erin voorzien dat die concessies worden uitgevoerd in de context van programma’s voor beschermde arbeid mits ten minste 30 % van de werknemers van die werkplaatsen, ondernemers of programma’s personen met een handicap of kansarmen zijn. De concessieaankondiging of, in het geval van concessies voor diensten als bedoeld in artikel 19, de vooraankondiging, moet melding maken van dit artikel.

Artikel 25

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Deze richtlijn is van toepassing op concessies voor diensten van onderzoek en ontwikkeling die uitsluitend vallen onder CPV-codes 73000000-2 tot en met 73120000-9, 73300000-5, 73420000-2 en 73430000-5, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de winsten komen in hun geheel toe aan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie voor gebruik bij de uitoefening van de eigen werkzaamheden, en

b)

de dienstverlening wordt volledig door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie betaald.

HOOFDSTUK II

Beginselen

Artikel 26

Ondernemers

1.   Ondernemers die krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd, gerechtigd zijn de betrokken dienst te leveren, mogen niet worden afgewezen louter op grond van het feit dat zij krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin de overeenkomst wordt gegund, hetzij een natuurlijke persoon, hetzij een rechtspersoon moeten zijn.

Van rechtspersonen kan worden verlangd dat zij in de inschrijving of in de aanvraag de namen en de ter zake dienende beroepskwalificaties vermelden van het personeel dat met het verrichten van de betrokken overeenkomst wordt belast.

2.   Combinaties van ondernemers, waaronder tijdelijke samenwerkingsverbanden, mogen deelnemen aan procedures voor de gunning van concessies. Een aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan niet eisen dat zij voor het indienen van een inschrijving of een verzoek tot deelname een bepaalde rechtsvorm aannemen. Indien nodig kunnen de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties in de concessiedocumenten verduidelijken op welke wijze combinaties van ondernemers aan de vereisten op het gebied van economische en financiële draagkracht en technische en beroepsbekwaamheid als bedoeld in artikel 38 moeten voldoen, mits deze gerechtvaardigd zijn op basis van objectieve gronden en evenredig zijn. De lidstaten kunnen standaardvoorwaarden opstellen voor de wijze waarop ondernemers aan deze eisen moeten voldoen.

Elke voorwaarde voor de uitvoering van een concessie door dergelijke combinaties van ondernemers, die verschillend is van die welke worden opgelegd aan individuele deelnemers, moet eveneens objectief te rechtvaardigen en evenredig zijn.

3.   Niettegenstaande leden 1 en 2, mogen de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties eisen dat combinaties van ondernemers een bepaalde rechtsvorm aannemen nadat de overeenkomst aan hen is gegund, voor zover deze verandering nodig is voor de goede uitvoering van de overeenkomst.

Artikel 27

Nomenclaturen

1.   Bij elke verwijzing naar nomenclaturen in verband met de gunning van concessies wordt gebruikgemaakt van de „Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten” (CPV) als vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad (27).

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de in deze richtlijn bedoelde CPV-codes, telkens wanneer wijzigingen van de CPV-nomenclatuur in deze richtlijn moeten worden aangebracht en deze geen wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn inhouden.

Artikel 28

Vertrouwelijkheid

1.   Tenzij anders bepaald in deze richtlijn of in de nationale wetgeving waaraan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie, en onverminderd de verplichtingen inzake bekendmaking van gegunde concessieovereenkomsten en de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers overeenkomstig de artikelen 32 en 40, maakt een aanbestedende dienst of aanbestedende instantie de informatie die hem of haar door een ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt, met inbegrip van — zij het niet uitsluitend — de fabrieks- of bedrijfsgeheimen en de vertrouwelijke aspecten van de inschrijving, niet bekend.

Dit artikel staat openbaarmaking van de niet-vertrouwelijke onderdelen van gegunde overeenkomsten, met inbegrip van eventuele latere wijzigingen, niet in de weg.

2.   De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan aan ondernemers eisen stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die hij of zij in de loop van de concessiegunningsprocedure ter beschikking stelt.

Artikel 29

Regels betreffende de communicatiemiddelen

1.   Uitgezonderd wanneer het gebruik van elektronische middelen overeenkomstig artikel 33, lid 2, en artikel 34 verplicht is, kunnen lidstaten of aanbestedende diensten en aanbestedende instanties voor elke mededeling en uitwisseling van informatie kiezen tussen één of meer van de volgende communicatiemiddelen:

a)

elektronische middelen;

b)

post of fax;

c)

mondelinge communicatie, ook via de telefoon, met betrekking tot andere communicatie dan de essentiële elementen van de gunning van een concessie en op voorwaarde dat de inhoud van de mondelinge communicatie in voldoende mate op een duurzame gegevensdrager kan worden gestaafd;

d)

persoonlijke afgifte tegen ontvangstbewijs.

Lidstaten kunnen voor concessies het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht stellen en verder gaan dan de in artikel 33, lid 2, en artikel 34 gestelde verplichtingen.

2.   De gekozen communicatiemiddelen moeten algemeen beschikbaar en niet-discriminerend zijn en mogen de toegang van de ondernemers tot de concessiegunningsprocedure niet beperken. De voor mededelingen langs elektronische weg te gebruiken middelen, en de technische kenmerken daarvan, moeten in combinatie met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten kunnen functioneren.

Bij alle mededelingen, uitwisseling en opslag van informatie zorgen de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties ervoor dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de aanvragen en de inschrijvingen gewaarborgd zijn. Zij nemen pas na het verstrijken van de termijn voor de indiening kennis van de inhoud van aanvragen en inschrijvingen.

TITEL II

REGELS INZAKE DE GUNNING VAN CONCESSIES:

ALGEMENE BEGINSELEN EN PROCEDURELE WAARBORGEN

HOOFDSTUK I

Algemene beginselen

Artikel 30

Algemene beginselen

1.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie mag de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt, naar eigen goeddunken organiseren, mits deze strookt met deze richtlijn.

2.   De procedure voor de gunning van concessies moet zodanig worden opgesteld dat de in artikel 3 genoemde beginselen worden geëerbiedigd. Met name verstrekt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie tijdens de procedure voor de gunning van concessies geen informatie op een discriminerende wijze die sommige gegadigden of inschrijvers kan bevoordelen boven andere.

3.   De lidstaten nemen passende maatregelen om te waarborgen dat ondernemers die concessieovereenkomsten uitvoeren, voldoen aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, nationaal recht of collectieve arbeidsovereenkomsten of uit hoofde van de in bijlage X vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage X, wanneer dit noodzakelijk is, om nieuwe internationale overeenkomsten toe te voegen die door alle lidstaten zijn geratificeerd of wanneer de bestaande internationale overeenkomsten waarnaar wordt verwezen niet langer door alle lidstaten zijn geratificeerd of anderszins zijn gewijzigd, bijvoorbeeld wat betreft het toepassingsgebied, de inhoud of de benaming ervan.

Artikel 31

Concessieaankondigingen

1.   Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die een concessie wensen te gunnen, maken hun voornemen hiertoe bekend op grond van een concessieaankondiging.

2.   De concessieaankondigingen bevatten de in bijlage V genoemde inlichtingen en in voorkomend geval ook alle door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie nuttig geachte inlichtingen, overeenkomstig de vorm van de standaardformulieren.

3.   Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die een concessie voor sociale en andere specifieke diensten, bedoeld in bijlage IV, wensen te gunnen, maken hun voornemen om de concessie te gunnen bekend op grond van de publicatie van een vooraankondiging. Deze aankondigingen bevatten de in bijlage VI vastgestelde informatie.

4.   In afwijking van lid 1 zijn de aanbestedende diensten en de aanbestedende instanties niet verplicht een concessieaankondiging bekend te maken wanneer de werken of diensten alleen door een bepaalde ondernemer kunnen worden verricht om een van de volgende redenen:

a)

de concessie heeft als doel het vervaardigen of verwerving van een uniek kunstwerk of een unieke artistieke prestatie;

b)

concurrentie ontbreekt om technische redenen;

c)

er is sprake van een uitsluitend recht;

d)

omwille van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en andere uitsluitende rechten dan die welke zijn omschreven in artikel 5, punt 10.

De uitzonderingen als bedoeld in de eerste alinea, onder b), c) en d), gelden alleen indien er geen redelijk alternatief of substituut bestaat en het ontbreken van concurrentie niet het gevolg is van een kunstmatige beperking van de voorwaarden van de concessiegunning.

5.   In afwijking van lid 1 dient de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie geen nieuwe concessieaankondiging bekend te maken wanneer er als reactie op een voorafgaande concessieprocedure geen aanvragen, geen inschrijvingen, geen geschikte aanvragen of geen geschikte inschrijvingen zijn ingediend, mits de initiële voorwaarden van de concessieovereenkomst niet wezenlijk worden gewijzigd en aan de Commissie een verslag wordt toegezonden wanneer zij daarom verzoekt.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een inschrijving ongeschikt bevonden indien zij niet relevant is voor de concessie, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, klaarblijkelijk niet voorziet in de behoeften en eisen van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, zoals omschreven in de concessiedocumenten.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een aanvraag ongeschikt bevonden:

a)

indien de betrokken aanvrager overeenkomstig artikel 38, leden 5 tot en met 9, kan of moet worden uitgesloten, of niet voldoet aan de uit hoofde van artikel 38, lid 1, door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie bepaalde selectiecriteria;

b)

indien de aanvragen inschrijvingen bevatten die ongeschikt zijn in de zin van de tweede alinea.

Artikel 32

Aankondigingen van de gunning van een concessie

1.   De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties zenden uiterlijk 48 dagen na de gunning van een concessie, in overeenstemming met de in artikel 33 bedoelde procedure, een aankondiging van de gunning van een concessie betreffende de resultaten van de concessiegunningsprocedure. Voor in bijlage IV genoemde sociale en andere specifieke diensten kunnen dergelijke aankondigingen evenwel per kwartaal worden gebundeld. In dat geval worden de gebundelde aankondigingen binnen 48 dagen na het einde van elk kwartaal toegezonden.

2.   Aankondigingen van de gunning van concessies bevatten de in bijlage VII vastgestelde informatie of, in verband met concessies voor sociale en andere specifieke in bijlage IV genoemde diensten, de in bijlage VIII bedoelde informatie, en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 33.

Artikel 33

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

1.   Concessieaankondigingen, aankondigingen van de gunning van een concessie en de in artikel 43, lid 1, tweede alinea, bedoelde aankondiging bevatten de in de bijlagen V, VII en VIII bedoelde informatie in de vorm van standaardformulieren, met inbegrip van standaardformulieren voor corrigenda.

De Commissie stelt deze standaardformulieren middels uitvoeringshandelingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De in lid 1 bedoelde aankondigingen worden opgesteld, langs elektronische weg naar het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verzonden en bekendgemaakt overeenkomstig bijlage IX. Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verstrekt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie een bevestiging van ontvangst van de aankondiging en van bekendmaking van de verzonden informatie, met vermelding van de datum van bekendmaking, waarbij deze bevestiging het bewijs van de bekendmaking vormt. Aankondigingen worden uiterlijk vijf dagen na verzending bekendgemaakt. De kosten voor de bekendmaking van de aankondigingen door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gedragen door de Unie.

3.   Concessieaankondigingen worden onverkort bekendgemaakt in één of meer van de officiële talen van de instellingen van de Unie die door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie zijn gekozen. Alleen de tekst of teksten in deze taalversie of taalversies is of zijn authentiek. In de andere officiële talen van de instellingen van de Unie wordt een samenvatting met de belangrijke gegevens van elke aankondiging bekendgemaakt.

4.   Concessieaankondigingen en aankondigingen van de gunning van een concessie worden niet op nationaal niveau bekendgemaakt vóór de datum waarop zij door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden bekendgemaakt, tenzij de bekendmaking door de Unie niet is geschied 48 uur nadat het Bureau voor publicaties van de Europese Unie de ontvangst van de in lid 2 bedoelde aankondiging door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie heeft bevestigd. Aankondigingen van een concessie en aankondigingen van de gunning van een concessie die op nationaal niveau worden bekendgemaakt, mogen geen andere informatie bevatten dan de informatie in de aankondigingen die aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zijn toegezonden en vermelden de datum van toezending van de aankondiging aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie.

Artikel 34

Elektronische beschikbaarheid van concessiedocumenten

1.   Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bieden met elektronische middelen vrije, rechtstreekse en volledige kosteloze toegang tot de concessiedocumenten, vanaf de datum van bekendmaking van de concessieaankondiging of, indien de concessieaankondiging niet de uitnodiging tot indiening van inschrijvingen omvat, vanaf de datum waarop een uitnodiging tot indiening van een inschrijving is verzonden. De tekst van de concessieaankondiging of van deze uitnodigingen vermeldt het internetadres waar de concessiedocumenten toegankelijk zijn.

2.   Indien in gerechtvaardigde gevallen wegens uitzonderlijke veiligheids- of technische redenen of wegens het bijzonder gevoelige karakter van commerciële gegevens waarvoor een zeer hoog niveau van bescherming nodig is, geen kosteloze vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde concessiedocumenten kan worden geboden, geven de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties in de aankondiging of in de uitnodiging tot indiening van een inschrijving aan dat de concessiedocumenten met andere dan elektronische middelen zullen worden gezonden en wordt de termijn voor de indiening van inschrijvingen verlengd.

3.   De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties of de bevoegde diensten verstrekken alle aanvragers of inschrijvers die aan de concessiegunningsprocedure deelnemen, nadere inlichtingen over de concessiedocumenten, mits dit tijdig is aangevraagd, uiterlijk zes dagen vóór de uiterste datum van ontvangst van de inschrijvingen.

Artikel 35

Bestrijding van corruptie en voorkoming van belangenconflicten

De lidstaten zorgen ervoor dat de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties passende maatregelen nemen om fraude, bevoordeling en corruptie te voorkomen en belangenconflicten tijdens concessiegunningsprocedures doeltreffend te voorkomen, te onderkennen en op te lossen, teneinde vervalsing van de mededinging te vermijden, de transparantie van de gunningsprocedure te waarborgen en gelijke behandeling van alle gegadigden en inschrijvers te verzekeren.

Het begrip belangenconflicten omvat ten minste iedere situatie waarin personeelsleden van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie die betrokken zijn bij de uitvoering van de concessiegunningsprocedure of invloed kunnen hebben op het resultaat van deze procedure, direct of indirect, financiële, economische of andere persoonlijke belangen hebben die geacht kunnen worden hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid bij de concessiegunningsprocedure in het gedrang te brengen.

Met betrekking tot belangenconflicten mogen de vastgestelde maatregelen niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om een potentieel belangenconflict te voorkomen of het vastgestelde belangenconflict uit te sluiten.

HOOFDSTUK II

Procedurele waarborgen

Artikel 36

Technische en functionele eisen

1.   De technische en functionele eisen bepalen welke kenmerken worden voorgeschreven voor de werken of diensten die het voorwerp van de concessie vormen. Zij zijn opgenomen in de concessiedocumenten.

Die kenmerken kunnen ook verwijzen naar het specifieke proces van productie dan wel verrichting of verlening van de gevraagde werken of diensten, voor zover zij gerelateerd zijn aan het voorwerp van de overeenkomst en in verhouding staan tot de waarde en de doelstellingen daarvan. Tot deze kenmerken behoren bijvoorbeeld het kwaliteitsniveau, prestaties op het gebied van milieu en klimaat, geschiktheid van het ontwerp voor alle eisen (met inbegrip van de toegankelijkheid voor personen met een handicap) en conformiteitsbeoordeling, prestaties, veiligheid of afmetingen, terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, markering en etikettering, of gebruiksaanwijzingen.

2.   Behalve indien dit door het voorwerp van de overeenkomst gerechtvaardigd is, mag in de technische en functionele eisen geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de overeenkomst niet mogelijk is. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.

3.   Een aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wijst een inschrijving niet af op grond van het feit dat de aangeboden werken of diensten niet overeenstemmen met de betrokken technische en functionele eisen, indien de inschrijver in zijn inschrijving met elk passend middel aantoont dat de voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze aan de technische en functionele eisen voldoen.

Artikel 37

Procedurele waarborgen

1.   Concessies worden gegund op basis van de door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie overeenkomstig artikel 41 vastgestelde gunningscriteria, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de inschrijving voldoet aan de minimumeisen die, voor zover van toepassing, door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie zijn vastgesteld.

b)

de inschrijver voldoet aan de in artikel 38, lid 1, bedoelde voorwaarden voor deelneming, en

c)

de inschrijver is niet uitgesloten van deelname aan de gunningsprocedure overeenkomstig artikel 38, leden 4 tot en met 7, en behoudens artikel 38, lid 9.

De onder a) bedoelde minimumeisen bevatten de (met name technische, materiële, functionele en juridische) voorwaarden en kenmerken waaraan elke inschrijving moet voldoen of moet omvatten.

2.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie verstrekt het volgende:

a)

in de concessieaankondiging, een beschrijving van de concessie en de voorwaarden voor deelneming;

b)

in de concessieaankondiging, in de uitnodiging tot indiening van een inschrijving of in andere concessiedocumenten, een beschrijving van de gunningscriteria, en, voor zover van toepassing, de minimumeisen waaraan voldaan moet worden.

3.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan het aantal gegadigden beperken, of het aantal inschrijvers beperken op basis van de gunningscriteria, tot een passend aantal, op voorwaarde dat dit geschiedt op transparante wijze en op basis van objectieve criteria. Het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd, dient voldoende te zijn om daadwerkelijke concurrentie te waarborgen.

4.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie deelt alle deelnemers de beschrijving van de voorgenomen organisatie van de procedure mee, alsook een indicatief tijdschema voor de voltooiing ervan. Elke wijziging wordt aan alle deelnemers meegedeeld, en voor zover zij betrekking heeft op de elementen die in de concessieaankondiging openbaar worden gemaakt, aan alle ondernemers bekendgemaakt.

5.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie garandeert een passende documentatie van de belangrijkste stappen van de procedure op de manier die hij of zij geschikt acht, met inachtneming van artikel 28, lid 1.

6.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan met de gegadigden en inschrijvers onderhandelingen voeren. Het voorwerp van de concessie, de gunningscriteria en de minimumeisen zoals omschreven in de concessiedocumenten mogen in de loop van de onderhandelingen niet worden gewijzigd.

Artikel 38

Selectie en kwalitatieve beoordeling van gegadigden

1.   De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gaan na of aan de voorwaarden voor deelneming is voldaan wat betreft de beroepsbekwaamheid, de technische bekwaamheid en de financiële en economische draagkracht van de gegadigden of inschrijvers, op basis van eigen verklaringen en referentie(s) die als bewijs moeten worden overgelegd overeenkomstig de eisen van de concessieaankondiging, welke eisen niet-discriminerend mogen zijn en in verhouding dienen te staan tot het voorwerp van de concessie. Alle deelnemingsvoorwaarden houden verband met en staan in verhouding tot de noodzaak ervoor te zorgen dat de concessiehouder de concessie kan uitvoeren, rekening houdend met het voorwerp van de concessie en de doelstelling om voor daadwerkelijke concurrentie te zorgen.

2.   Om te voldoen aan de in lid 1 neergelegde voorwaarden voor deelname kan een ondernemer in voorkomend geval en voor een bepaalde concessie steunen op de draagkracht van andere instanties, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die instanties. Indien een ondernemer zich op de capaciteit van andere instanties wil beroepen, toont hij ten behoeve van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie aan dat hij gedurende de concessieperiode zal kunnen beschikken over de nodige middelen, bijvoorbeeld door overlegging van een door deze instanties aangegane verbintenis. Ten aanzien van de financiële draagkracht kan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie vereisen dat de ondernemer en die instanties gezamenlijk instaan voor de uitvoering van de overeenkomst.

3.   Onder dezelfde voorwaarden kan een combinatie van ondernemers zoals bedoeld in artikel 26 zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan de combinatie of van andere instanties.

4.   Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), sluiten een ondernemer uit van deelname aan een procedure voor de gunning van een concessie wanneer zij hebben vastgesteld dat deze ondernemer bij onherroepelijk vonnis veroordeeld is om een van de volgende redenen:

a)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (28);

b)

corruptie in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (29) en van artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (30) alsmede corruptie als omschreven in het nationale recht van de aanbestedende dienst of instantie of de ondernemer;

c)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (31);

d)

terroristische misdrijven of strafbaar feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (32), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van een dergelijk misdrijf of strafbaar feit als bedoeld in artikel 4 van genoemd kaderbesluit;

e)

witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (33);

f)

kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (34).

De verplichting tot uitsluiting van een ondernemer is ook van toepassing wanneer de bij onherroepelijk vonnis veroordeelde persoon lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van deze ondernemer of daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft.

Andere aanbestedende instanties dan die bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), kunnen een ondernemer uitsluiten van deelname aan een concessiegunningsprocedure wanneer zij ervan op de hoogte zijn dat deze ondernemer bij onherroepelijk vonnis veroordeeld is om een van de in de eerste alinea van dit lid genoemde redenen.

5.   Aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), sluiten de ondernemer uit van deelname aan een concessiegunningsprocedure wanneer zij ervan op de hoogte zijn dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of sociale premies en wanneer dit is vastgesteld bij een rechterlijke of administratieve beslissing die onherroepelijk en bindend is overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij is gevestigd of van de lidstaat van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie.

Voorts mogen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), een ondernemer uitsluiten, of door lidstaten worden verplicht dat te doen, van deelname aan een concessiegunningsprocedure wanneer de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie met elk passend middel kan aantonen dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen.

Dit lid is niet langer van toepassing indien de ondernemer zijn verplichtingen is nagekomen door verschuldigde belastingen of socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van lopende rente of boeten, indien toepasselijk, te betalen of een bindende regeling tot betaling daarvan aan te gaan.

6.   De lidstaten kunnen bij wijze van uitzondering voorzien in een afwijking van de verplichte uitsluiting als bepaald in de leden 4 en 5 om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.

De lidstaten kunnen ook voorzien in een afwijking van de verplichte uitsluiting als bepaald in lid 5, wanneer indien een uitsluiting kennelijk onevenredig zou zijn, met name wanneer slechts kleine bedragen aan belastingen of socialezekerheidsbijdragen niet zijn betaald of wanneer de ondernemer na de schending van zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen van het precieze verschuldigde bedrag op de hoogte was gesteld op een tijdstip waarop hij niet in de mogelijkheid verkeerde de in lid 5, derde alinea, genoemde maatregelen te treffen. vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van zijn inschrijving.

7.   De aanbestedende diensten of aanbestedende instanties kunnen elke ondernemer van deelname aan een concessiegunningsprocedure uitsluiten, of daartoe door een lidstaat worden verplicht, indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

a)

indien zij met alle passende middelen aantonen dat een van de in artikel 30, lid 3, genoemde verplichtingen is geschonden;

b)

indien de ondernemer failliet is of in insolventie of liquidatie verkeert, indien zijn activa worden beheerd door een curator of door de rechtbank, indien hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, indien de werkzaamheden zijn gestaakt of indien de onderneming in een andere vergelijkbare toestand verkeert ingevolge een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan evenwel besluiten een ondernemer die in één van de bovenstaande situaties verkeert, niet uit te sluiten of kan daartoe door een lidstaat worden verplicht, indien bewezen is dat de ondernemer in kwestie in staat zal zijn de concessie uit te voeren, rekening houdend met de geldende nationale voorschriften en maatregelen betreffende de voortzetting van de activiteiten in deze situaties;

c)

indien de aanbestedende dienst op enige passende wijze aannemelijk kan maken dat de ondernemer in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan, waardoor zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken;

d)

indien een belangenconflict in de zin van artikel 35, tweede lid, niet effectief kan worden verholpen met andere minder ingrijpende maatregelen;

e)

indien de aanbestedende dienst over voldoende aannemelijke aanwijzingen beschikt om te concluderen dat de ondernemer met andere ondernemers overeenkomsten heeft gesloten die gericht zijn op vervalsing van de mededinging;

f)

indien de ondernemer blijk heeft gegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijk voorschrift tijdens een eerdere concessie of een eerdere overeenkomst met een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie zoals gedefinieerd in deze richtlijn of in Richtlijn 2014/25/EU en dit geleid heeft tot vroegtijdige beëindiging van die eerdere overeenkomst, schadevergoeding of andere vergelijkbare sancties;

g)

indien de ondernemer zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de informatie die nodig is voor de controle op het ontbreken van gronden voor uitsluiting of de naleving van de selectiecriteria, of die informatie heeft achtergehouden, of niet in staat was de ondersteunende documenten tot staving van deze inlichtingen over te leggen;

h)

indien de ondernemer heeft getracht het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie onrechtmatig te beïnvloeden, om vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen in de concessiegunningsprocedure kan bezorgen, of om verwijtbaar misleidende informatie te verstrekken die een belangrijke invloed kan hebben op besluiten inzake uitsluiting, selectie of gunning;

i)

in het geval van concessies op het gebied van defensie en veiligheid als bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG, indien ten aanzien van de ondernemer is vastgesteld, op basis van welk bewijsmiddel ook, inclusief beschermde gegevensbronnen, dat hij niet de betrouwbaarheid vertoont die nodig is om risico’s voor de veiligheid van de lidstaat uit te sluiten.

8.   De in artikel 7, lid 1, onder a) bedoelde aanbestedende diensten en aanbestedende sluiten op ieder moment tijdens de procedure een ondernemer uit, indien blijkt dat de desbetreffende ondernemer zich als gevolg van handelingen die hij vóór of tijdens de procedure heeft gepleegd of heeft nagelaten te plegen, in één van de in lid 4 van dit artikel en lid 5, eerste alinea, van dit artikel, bedoelde situaties bevindt.

De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen een ondernemer op ieder moment tijdens de procedure uitsluiten of daartoe door een lidstaat worden verplicht, indien blijkt dat de ondernemer zich als gevolg van handelingen die hij vóór of tijdens de procedure heeft gepleegd of heeft nagelaten te plegen, in één van de in lid 5, tweede alinea, en lid 7, bedoelde situaties bevindt.

9.   Elke ondernemer die zich in een van de in de leden 4 en 7 bedoelde situaties bevindt, mag bewijzen dat de maatregelen die de ondernemer heeft genomen voldoende zijn om zijn betrouwbaarheid aan te tonen ondanks de toepasselijke uitsluitingsgrond. Indien dit bewijs toereikend wordt geacht, wordt de betrokken ondernemer niet uitgesloten van de procedure.

Hiertoe bewijst de ondernemer dat hij eventuele schade als gevolg van strafrechtelijke inbreuken of beroepsfouten heeft betaald of heeft toegezegd te zullen vergoeden, de feiten en omstandigheden heeft opgehelderd door actief mee te werken met de onderzoekende autoriteiten en concrete technische, organisatorische en persoonlijke maatregelen heeft genomen die geschikt zijn om verdere strafrechtelijke inbreuken of fouten te voorkomen. De door de ondernemers genomen maatregelen worden beoordeeld met inachtneming van de ernst en de bijzondere omstandigheden van de strafrechtelijke inbreuken of de beroepsfout. Wanneer de maatregelen onvoldoende worden geacht, worden aan de betrokken ondernemer de redenen daarvoor meegedeeld.

Een ondernemer die bij onherroepelijk vonnis is uitgesloten van deelneming aan aanbestedings- of concessiegunningsprocedures mag in de lidstaat waar dat vonnis uitvoerbaar is, gedurende de uit het vonnis voortvloeiende periode van uitsluiting geen gebruik kunnen maken van de in dit lid geboden mogelijkheid.

10.   De lidstaten bepalen bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling en met inachtneming van het Unierecht de voorwaarden voor de toepassing van dit artikel. Zij bepalen met name de maximumduur van de uitsluiting indien de ondernemer geen in 9 omschreven maatregelen heeft getroffen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Wanneer de duur van de uitsluiting niet is vastgesteld bij onherroepelijk vonnis, mag deze niet langer zijn dan vijf jaar vanaf de datum van de veroordeling bij onherroepelijk vonnis in de gevallen bedoeld in lid 4, en drie jaar na de datum van de betrokken gebeurtenis in de gevallen bedoeld in lid 7.

Artikel 39

Termijnen voor de ontvangst van aanvragen en inschrijvingen voor de concessie

1.   Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van aanvragen of van inschrijvingen moeten de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties inzonderheid rekening houden met de complexiteit van de overeenkomst en met de voor de voorbereiding van de aanvragen of inschrijvingen benodigde tijd, onverminderd de in dit artikel vastgestelde minimumtermijnen.

2.   Wanneer aanvragen of inschrijvingen pas kunnen worden opgesteld na een bezoek van de locatie of na een onderzoek ter plaatse van de documenten die tot staving dienen van de documenten voor de gunning van de concessie, worden de termijnen voor de ontvangst van aanvragen voor de concessies of voor de ontvangst van inschrijvingen zodanig bepaald dat alle betrokken ondernemers kunnen beschikken over alle voor het opstellen van de aanvragen of inschrijvingen benodigde informatie, en in elk geval zijn de termijnen langer dan de minimumtermijnen van leden 3 en 4.

3.   De minimumtermijn voor de ontvangst van aanvragen, al dan niet met inschrijvingen voor de concessie, bedraagt 30 dagen vanaf de verzending van de concessieaankondiging.

4.   Wanneer de procedure verloopt in opeenvolgende fasen bedraagt de termijn voor ontvangst van eerste inschrijvingen ten minste 22 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot het doen van een inschrijving.

5.   De termijn voor ontvangst van inschrijvingen kan met vijf dagen worden verkort wanneer de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie aanvaardt dat inschrijvingen krachtens artikel 29 met elektronische middelen kunnen worden ingediend.

Artikel 40

Informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

1.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie informeert zo spoedig mogelijk elke gegadigde en inschrijver over besluiten die zijn bereikt betreffende de gunning van een concessie, inclusief de naam van de gekozen inschrijver, de redenen voor de afwijzing van hun aanvraag of offerte en de gronden voor enig besluit geen overeenkomst te gunnen waarvoor publicatie van een concessieaankondiging heeft plaatsgevonden of de procedure opnieuw te beginnen.

Voorts stelt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie op verzoek van de betrokken partij zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen 15 dagen na de ontvangst van een schriftelijk verzoek, iedere inschrijver die een geldige offerte heeft ingediend in kennis van de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte.

2.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan besluiten bepaalde informatie betreffende de overeenkomst in het kader van lid 1 niet mee te delen indien openbaarmaking van die informatie de toepassing van de wet in de weg zou staan, op een andere wijze met het openbaar belang in strijd zou zijn, de rechtmatige commerciële belangen van publieke of particuliere ondernemers zou kunnen schaden, of afbreuk aan de eerlijke concurrentie tussen deze ondernemers zou kunnen doen.

Artikel 41

Gunningscriteria

1.   Concessies worden gegund op basis van objectieve criteria die voldoen aan de in artikel 3 genoemde beginselen en die ervoor zorgen dat de inschrijvingen onder voorwaarden van daadwerkelijke mededinging worden beoordeeld waardoor een algeheel economisch voordeel voor de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan worden vastgesteld.

2.   De gunningscriteria houden verband met het voorwerp van de concessie en verschaffen de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie geen onbeperkte keuzevrijheid. Zij kunnen onder meer sociale, innovatiegerelateerde of milieucriteria omvatten.

Deze criteria gaan van eisen vergezeld die het mogelijk maken de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk te controleren.

De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie gaat na of de inschrijvingen daadwerkelijk voldoen aan de gunningscriteria.

3.   De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie somt de criteria op in afnemende volgorde van belangrijkheid.

Niettegenstaande de eerste alinea kan de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie, wanneer zij een offerte ontvangt waarin een innovatieve oplossing met een uitzonderlijk hoog functioneel prestatieniveau wordt voorgesteld dat door een zorgvuldig handelende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie niet kon worden voorzien, bij wijze van uitzondering de volgorde van de gunningscriteria wijzigen om rekening te houden met de nieuwe mogelijkheden die door de innovatieve oplossing worden geboden. In dat geval stelt de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie alle inschrijvers op de hoogte van de wijziging van de volgorde van de gunningscriteria in kennis en doet zij een nieuwe oproep tot het indienen van inschrijvingen uitgaan, met inachtneming van de in artikel 39, lid 4, bedoelde termijnen. Indien de gunningscriteria zijn bekendgemaakt op het tijdstip van de bekendmaking van de concessieaankondiging, maakt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie een nieuwe concessieaankondiging bekend met inachtneming van de in artikel 39, lid 3, vermelde minimumtermijn.

Wijziging van de volgorde mag niet leiden tot discriminatie.

TITEL III

REGELS INZAKE DE UITVOERING VAN CONCESSIES

Artikel 42

Onderaanneming

1.   De bevoegde nationale autoriteiten, die handelen binnen hun verantwoordelijkheid en bevoegdheid, zorgen er door middel van passende maatregelen voor dat de onderaannemers de in artikel 30, lid 3, bedoelde verplichtingen nakomen.

2.   In de concessiedocumenten kan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de inschrijver of de aanvrager verzoeken, of zij kunnen door een lidstaat ertoe worden verplicht deze te verzoeken, in zijn offerte aan te geven welk gedeelte van de concessie hij eventueel voornemens is aan derden in onderaanneming te geven en welke onderaannemers hij voorstelt. Dit lid laat de aansprakelijkheid van de hoofdconcessiehouder onverlet.

3.   In het geval van concessies voor werken en concessies voor diensten die ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie moeten worden verricht, verlangt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, na de gunning van de concessie en uiterlijk bij de aanvang van de uitvoering van de concessie dat de concessiehouder haar in kennis stelt van de namen, de contactgegevens en de wettelijke vertegenwoordigers van zijn onderaannemers die bij die werken of diensten betrokken zijn, voor zover op dat tijdstip bekend. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie verlangt van de concessiehouder dat hij haar in kennis stelt van alle veranderingen die gedurende de looptijd van de concessie in deze informatie optreden alsmede van de vereiste informatie betreffende nieuwe onderaannemers die bij dit werk of deze diensten worden betrokken.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de lidstaten de verplichting om de vereiste gegevens te verstrekken ook rechtstreeks aan de concessiehouder opleggen.

De eerste en tweede alinea zijn niet van toepassing op leveranciers.

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen de in de eerste alinea vastgelegde verplichtingen uitbreiden, of zij kunnen door een lidstaat ertoe worden verplicht deze uit te breiden, bijvoorbeeld tot:

a)

andere concessies voor diensten dan de concessies voor diensten die ter plaatse onder toezicht van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie worden verricht of voor leveranciers die betrokken zijn bij concessies voor werken of diensten;

b)

voor onderaannemers van de onderaannemers van de concessiehouder of verderop in de keten van onderaannemers.

4.   Ter voorkoming van inbreuken op de in artikel 30, lid 3, genoemde verplichtingen kunnen passende maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld:

a)

wanneer het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling voor gezamenlijke aansprakelijkheid tussen de onderaannemers en de concessiehouder, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de toepasselijke regels worden toegepast overeenkomstig de voorwaarden in artikel 30, lid 3;

b)

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen onderzoeken, of kunnen door de lidstaten ertoe worden verplicht te onderzoeken, of er ingevolge artikel 38, leden 4 tot en met 10, gronden zijn voor uitsluiting van onderaannemers. In dat geval verlangt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer waarvan het onderzoek heeft uitgewezen dat er dwingende gronden voor uitsluiting zijn. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan verlangen, of kan door een lidstaat ertoe worden verplicht te verlangen, dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer waarvan het onderzoek heeft uitgewezen dat er niet-dwingende gronden voor uitsluiting zijn.

5.   De lidstaten kunnen in hun nationale recht voorzien in strengere aansprakelijkheidsregelingen.

6.   Lidstaten die ervoor gekozen hebben ingevolge de leden 1 en 3 te voorzien in maatregelen, leggen de uitvoeringsvoorwaarden voor die maatregelen met inachtneming van het Unierecht vast in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. De lidstaten kunnen het toepassingsgebied daarvan beperken tot bijvoorbeeld bepaalde soorten overeenkomsten, bepaalde categorieën aanbestedende diensten, aanbestedende instanties of ondernemers of tot bedragen vanaf een bepaalde som.

Artikel 43

Wijziging van overeenkomsten gedurende de looptijd

1.   Concessies kunnen in overeenstemming met deze richtlijn zonder een nieuwe concessiegunningsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:

a)

wanneer de oorspronkelijke concessiedocumenten duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige herzieningsclausules, met inbegrip van waardeherzieningsclausules, of opties bevatten die voorzien in die wijzigingen, ongeacht hun monetaire waarde. Deze clausules omschrijven de omvang en de aard van mogelijke wijzigingen of opties alsmede de voorwaarden waaronder deze kunnen worden gebruikt. Zij voorzien niet in wijzigingen of opties die de algehele aard van de concessie zouden veranderen;

b)

voor door de concessiehouder te verrichten aanvullende werken of diensten die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke concessie waren opgenomen indien een verandering van concessiehouder:

i)

niet mogelijk is om economische of technische redenen, zoals uitwisselbaarheid of interoperabiliteit met bestaande uitrusting, diensten of installaties die in het kader van de oorspronkelijk concessie zijn geleverd, en

ii)

aanzienlijk ongemak of substantiële extra kosten voor de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie zou veroorzaken.

In het geval van concessies die door een aanbestedende dienst worden gegund met het oog op andere dan de in bijlage II bedoelde activiteiten, kan een waardeverhoging echter niet meer bedragen dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie. In het geval van verscheidene achtereenvolgende wijzigingen geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Achtereenvolgende wijzigingen mogen niet ten doel hebben deze richtlijn te omzeilen;

c)

indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige aanbestedende dienst of aanbestedende instantie niet kon voorzien;

ii)

de wijziging verandert de algehele aard van de concessie niet;

iii)

in het geval van concessies die door de aanbestedende dienst worden gegund met het oog op andere dan de in bijlage II bedoelde activiteiten, kan een waardeverhoging niet meer bedragen dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie. In het geval van verscheidene achtereenvolgende wijzigingen geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Achtereenvolgende wijzigingen mogen niet ten doel hebben de richtlijn te omzeilen.

d)

indien de concessiehouder aan wie de concessie aanvankelijk door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie was gegund, wordt vervangen als gevolg van:

i)

een ondubbelzinnige herzieningsclausule of optie overeenkomstig punt a);

ii)

rechtsopvolging onder algemene of bijzondere titel in de positie van de oorspronkelijke concessiehouder, ten gevolge van herstructurering van de onderneming, met inbegrip van overname, fusie, acquisitie of insolventie, door een andere ondernemer die voldoet aan de aanvankelijk vastgestelde criteria voor kwalitatieve selectie, mits dit geen andere wezenlijke wijzigingen in de overeenkomst meebrengt en niet is bedoeld om de toepassing van deze richtlijn te omzeilen, of

iii)

het op zich nemen van de verplichtingen van de hoofdconcessiehouder ten aanzien van zijn onderaannemers door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie zelf, indien de nationale wetgeving in die mogelijkheid voorziet;

e)

indien de wijzigingen, ongeacht hun waarde, niet wezenlijk zijn in de zin van lid 4.

Aanbestedende diensten of aanbestedende instanties die in de onder de punten b) en c) van dit lid genoemde gevallen een concessie hebben gewijzigd, maken een daartoe strekkende aankondiging bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Een dergelijke aankondiging bevat de in bijlage XI omschreven informatie en wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 33;

2.   Concessies kunnen zonder toetsing aan de voorwaarden van de punten a) tot en met d) van lid 4 en zonder nieuwe concessieprocedure overeenkomstig deze richtlijn eveneens worden gewijzigd indien de waarde van de wijziging beneden beide volgende waarden blijft:

i)

de drempel bepaald in artikel 8, en

ii)

10 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie.

De wijziging mag de algehele aard van de concessie niet wijzigen. In het geval van verscheidene opeenvolgende wijzigingen wordt de waarde beoordeeld op basis van de netto cumulatieve waarde van de opeenvolgende wijzigingen.

3.   Voor de berekening van de in lid 2 en lid 1, onder b) en c), van dit artikel bedoelde waarde wordt — voor zover de overeenkomst in een indexeringsclausule voorziet — de geactualiseerde waarde als referentiewaarde gehanteerd. Indien de concessie geen indexeringsclausule bevat, wordt bij de berekening van de geactualiseerde waarde rekening gehouden met de gemiddelde inflatie in de lidstaat van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie.

4.   Een wijziging van een concessie gedurende de looptijd ervan wordt wezenlijk geacht in de zin van lid 1, onder e), wanneer de concessie hierdoor materieel komt te verschillen van de oorspronkelijke concessie. Behoudens leden 1 en 2 wordt een wijziging in elk geval geacht wezenlijk te zijn wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de wijziging voorziet in voorwaarden die, als zij deel hadden uitgemaakt van de oorspronkelijke concessiegunningsprocedure, de toelating van andere dan de aanvankelijk geselecteerde inschrijvers en de aanvaarding van een andere inschrijving dan het oorspronkelijk aanvaarde mogelijk zouden hebben gemaakt of bijkomende deelnemers aan de concessiegunningsprocedure zouden hebben aangetrokken;

b)

de wijziging verandert het economische evenwicht van de concessie ten gunste van de concessiehouder op een wijze die niet was voorzien in de oorspronkelijke concessie;

c)

de wijziging verruimt de reikwijdte van de concessie in aanzienlijke mate;

d)

indien de concessiehouder aan wie de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de concessie aanvankelijk had gegund, wordt vervangen door een nieuwe concessiehouder in andere gevallen dan die bedoeld in lid 1, onder d).

5.   Een nieuwe concessiegunningsprocedure overeenkomstig deze richtlijn is vereist voor andere wijzigingen van de bepalingen van een concessie gedurende de looptijd dan die bedoeld in de leden 1 en 2.

Artikel 44

Beëindiging van concessies

De lidstaten zorgen ervoor dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties onder de bij het toepasselijke nationale recht bepaalde voorwaarden een concessie gedurende de looptijd ervan kunnen beëindigen wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de concessie is gewijzigd, waardoor een nieuwe concessiegunningsprocedure in de zin van artikel 43 vereist zou zijn geweest;

b)

de concessiehouder verkeerde op het moment van de gunning van de concessie in een van de situaties als bedoeld in artikel 38, lid 4, en had derhalve uitgesloten moeten worden van de concessiegunningsprocedure;

c)

het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt in een procedure overeenkomstig artikel 258 VWEU vast dat een lidstaat zijn verplichtingen krachtens de Verdragen niet is nagekomen wegens het feit dat een tot die lidstaat behorende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie de betrokken concessie heeft gegund zonder te voldoen aan haar verplichtingen krachtens de Verdragen en deze richtlijn.

Artikel 45

Toezicht en rapportage

1.   Teneinde een correcte en efficiënte uitvoering te kunnen garanderen, zorgen de lidstaten ervoor dat ten minste de in dit artikel beschreven taken worden uitgevoerd door één of meer instanties of structuren. Zij stellen de Commissie in kennis van alle instanties of structuren die bevoegd zijn voor deze taken.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat toezicht wordt gehouden op de toepassing van de regels voor de gunning van concessieovereenkomsten. Wanneer de toezichtinstanties of -structuren specifieke schendingen, zoals fraude, corruptie, belangenconflicten en andere ernstige onregelmatigheden, of systeemgebonden problemen constateren, zijn zij bevoegd deze schendingen of problemen ter attentie te brengen van nationale auditinstanties, rechterlijke instanties of andere passende instanties of structuren, zoals de ombudsman, nationale parlementen of commissies daarvan.

3.   De resultaten van de toezichtactiviteiten op grond van lid 2 worden aan het publiek beschikbaar gesteld door middel van passende informatiemiddelen.

De Commissie kan, maar niet vaker dan om de drie jaar, de lidstaten verzoeken haar een toezichtverslag toe te zenden met een overzicht van de meest voorkomende oorzaken van verkeerde toepassing van de regels voor de gunning van concessieovereenkomsten, met inbegrip van mogelijke structurele of herhaaldelijk terugkerende problemen bij de toepassing van de regels, waaronder eventuele gevallen van fraude en andere onwettige gedragingen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat er gratis informatie en toelichting inzake de interpretatie en toepassing van het Unierecht voor de gunning van concessies beschikbaar is, teneinde aanbestedende diensten en aanbestedende instanties en ondernemers te begeleiden bij het op correcte wijze toepassen van de Unieregels.

TITEL IV

WIJZIGINGEN VAN DE RICHTLIJNEN 89/665/EEG EN 92/13/EEG

Artikel 46

Wijzigingen in Richtlijn 89/665/EEG

Richtlijn 89/665/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Deze richtlijn is van toepassing op opdrachten als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (35) tenzij deze opdrachten overeenkomstig de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17 en 37 van die richtlijn worden uitgesloten.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op concessies die worden gegund door aanbestedende diensten, als bedoeld in Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (36) tenzij die concessies zijn uitgesloten overeenkomstig de artikelen 10, 11, 12, 17 en 25 van die richtlijn.

Tot de opdrachten in de zin van deze richtlijn behoren overheidsopdrachten, raamovereenkomsten, concessies voor werken en diensten en dynamische aankoopsystemen.

De lidstaten nemen met betrekking tot opdrachten die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallen, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende diensten genomen besluiten op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van deze richtlijn, op grond van het feit dat door die besluiten het Unierecht inzake overheidsopdrachten of de nationale voorschriften waarin dat Unierecht is omgezet, geschonden zijn.

2)

Artikel 2 bis, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Het sluiten van de overeenkomst volgende op het besluit tot gunning van een onder Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallende opdracht kan niet geschieden vóór het verstrijken van een termijn van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht per faxbericht of langs elektronische weg aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden of, indien andere communicatiemiddelen worden gebruikt, vóór het verstrijken van een termijn van hetzij ten minste 15 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden, of, hetzij van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht is ontvangen.”;

b)

in de vierde alinea wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

een samenvattende beschrijving van de relevante redenen uiteengezet in artikel 55, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU, behoudens de bepalingen van artikel 55, lid 3, van die richtlijn, of in artikel 40, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens artikel 40, lid 2, van die richtlijn, en”.

3)

Artikel 2 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)

in het eerste lid:

i)

wordt punt a) vervangen door:

„a)

indien Richtlijn 2014/24/EU of, in voorkomend geval, Richtlijn 2014/23/EU geen voorafgaande bekendmaking van de aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie vereist;”;

ii)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

wanneer het gaat om opdrachten op grond van een raamovereenkomst, als bepaald in artikel 33 van Richtlijn 2014/24/EU, en wanneer het gaat om specifieke opdrachten op grond van een dynamisch aankoopsysteem, als bepaald in artikel 34 van die richtlijn.”;

b)

in de tweede alinea worden het eerste en het tweede streepje vervangen door:

het een inbreuk op artikel 33, lid 4, onder c), of op artikel 34, lid 6, van Richtlijn 2014/24/EU betreft, en

de geraamde waarde van de opdracht gelijk is aan of groter is dan de in artikel 4 van Richtlijn 2014/24/EU beschreven drempelbedragen”.

4)

In artikel 2 quater wordt „Richtlijn 2004/18/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU”.

5)

Artikel 2 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1:

i)

wordt punt a) vervangen door:

„a)

indien de aanbestedende dienst een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan”;

ii)

in punt b) wordt „Richtlijn 2004/18/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU”;

b)

in lid 4 wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan”;

c)

in lid 5 wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

de aanbestedende dienst van oordeel is dat de gunning van een opdracht in overeenstemming is met artikel 33, lid 4, onder c), of artikel 34, lid 6, van Richtlijn 2014/24/EU,”.

6)

Artikel 2 septies, lid 1, onder a), wordt vervangen door het volgende:

„a)

voor er minstens 30 kalenderdagen zijn verstreken na de dag na de datum waarop:

de aanbestedende dienst de aankondiging van de gegunde opdracht bekendmaakte overeenkomstig artikelen 50 en 51 van Richtlijn 2014/24/EU of de artikelen 31 en 32 van Richtlijn 2014/23/EU, mits deze aankondiging ook de rechtvaardiging bevat van de beslissing van de aanbestedende dienst om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, of

de aanbestedende dienst de betrokken inschrijvers en gegadigden in kennis stelde van de sluiting van de overeenkomst, op voorwaarde dat die kennisgeving vergezeld gaat van een samenvattende beschrijving van de relevante redenen beschreven in artikel 55, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU, behoudens artikel 55, lid 3, van die richtlijn, of in artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens de bepalingen van artikel 40, lid 2, van die richtlijn. Deze keuzemogelijkheid is ook van toepassing op de in artikel 2 ter, lid 1, onder c), van deze richtlijn bedoelde gevallen.”;

7)

Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De Commissie kan de procedure van de leden 2 tot en met 5 hanteren, wanneer zij, vóór de sluiting van een overeenkomst, van oordeel is dat er een ernstige inbreuk op de Uniewetgeving inzake overheidsopdrachten is gepleegd tijdens een gunningsprocedure die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU valt.”.

Artikel 47

Wijzigingen in Richtlijn 92/13/EEG

Richtlijn 92/13/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Deze richtlijn is van toepassing op opdrachten als bedoeld in Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (37) tenzij deze opdrachten overeenkomstig de artikelen 18 tot en met 24, artikelen 27 tot en met 30, artikel 34 of 55 van die richtlijn zijn uitgesloten.

Tot de opdrachten in de zin van deze richtlijn behoren opdrachten voor leveringen, werken en diensten, concessies voor werken en concessies voor diensten, raamovereenkomsten en dynamische aankoopsystemen.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op concessies die worden gegund door aanbestedende instanties, als bedoeld in Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (38) tenzij die opdrachten zijn uitgesloten overeenkomstig de artikelen 10, 12, 13, 14, 16, 17 en 25 van die richtlijn.

De lidstaten nemen met betrekking tot opdrachten die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallen, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende instanties genomen besluiten op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van deze richtlijn, op grond van het feit dat door die besluiten het Unierecht inzake overheidsopdrachten of de nationale voorschriften waarin dat Unierecht is omgezet, geschonden zijn

2)

Artikel 2 bis, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Het sluiten van de overeenkomst volgende op het besluit tot gunning van een onder Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallende opdracht kan niet geschieden vóór het verstrijken van een termijn van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht per faxbericht of langs elektronische weg aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden of, indien andere communicatiemiddelen worden gebruikt, vóór het verstrijken van een termijn van hetzij ten minste 15 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden, of, hetzij van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht is ontvangen.”;

b)

in de vierde alinea wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

een samenvattende beschrijving van de relevante redenen als bedoeld in artikel 75, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU behoudens artikel 75, lid 3, van die richtlijn of in artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens de bepalingen van artikel 40, lid 2, van die richtlijn, en”.

3)

Artikel 2 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1:

i)

wordt punt a) vervangen door:

„a)

wanneer Richtlijn 2014/25/EU of, in voorkomend geval, Richtlijn 2014/23/EU geen voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie vereist;”;

ii)

wordt punt c) vervangen door:

„c)

wanneer het gaat om specifieke opdrachten op grond van een dynamiscaankoopsysteem overeenkomstig artikel 52 van Richtlijn 2014/25/EU.”;

b)

in lid 2 het eerste en het tweede streepje vervangen door:

„—

er een inbreuk is op artikel 52, lid 6, van Richtlijn 2014/25/EU, en

de geraamde waarde van de opdracht gelijk is aan of groter is dan de in artikel 15 van Richtlijn 2014/25/EU beschreven drempelbedragen.”.

4)

Artikel 2 quater wordt „Richtlijn 2004/17/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU.”.

5)

Artikel 2 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1

i)

wordt punt a) vervangen door:

„a)

indien de aanbestedende instantie een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan”;

ii)

wordt „Richtlijn 2004/17/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU”;

b)

in lid 4 wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

de aanbestedende instantie van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan;”;

c)

in lid 5 wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

de aanbestedende dienst van oordeel is dat de gunning van een opdracht in overeenstemming is met artikel 52, lid 6, van Richtlijn 2014/25/EU,”.

6)

In artikel 2 septies, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

„a)

voor er minstens 30 kalenderdagen zijn verstreken na de dag na de datum waarop

de aanbestedende instantie de aankondiging van de gegunde opdracht bekendmaakte overeenkomstig de artikelen 70 en 71 van Richtlijn 2014/25/EU of de artikelen 31 en 32 van Richtlijn 2014/23/EU op voorwaarde dat deze aankondiging ook de rechtvaardiging bevat van de beslissing van de aanbestedende instantie om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie, of

de aanbestedende instantie de betrokken inschrijvers en gegadigden in kennis stelde van de sluiting van de overeenkomst, op voorwaarde dat die kennisgeving vergezeld gaat van een samenvattende beschrijving van de relevante redenen beschreven in artikel 75, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU, onder voorbehoud van artikel 75, lid 3, van die richtlijn of in artikel 40, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens artikel 40, lid 2, van die richtlijn. Deze optie is ook van toepassing op de in artikel 2 ter, onder c), eerste alinea, bedoelde gevallen;”.

7)

In artikel 8 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De Commissie kan de procedure voorzien in de leden 2 tot en met 5 hanteren wanneer zij, vóór de sluiting van een overeenkomst, van oordeel is dat er een ernstige inbreuk op de Uniewetgeving inzake overheidsopdrachten is gepleegd tijdens een gunningsprocedure die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU valt, dan wel met betrekking tot artikel 26, lid 1,van Richtlijn 2014/25/EU voor de aanbestedende instanties waarop die bepaling van toepassing is.”.

TITEL V

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 48

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikel 7, lid 3, artikel 9, lid 4, artikel 27, lid 2, artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 17 april 2014.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 7, lid 3, artikel 9, lid 4, artikel 27, lid 2, en artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 7, lid 3, artikel 9, lid 4, artikel 27, lid 2 en artikel 30, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 49

Spoedprocedure

1.   Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 48, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 50

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, dat is ingesteld bij Besluit 71/306/EEG van de Raad (39). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 51

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van deze bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 52

Overgangsbepalingen

Verwijzingen naar lid 3, onder a) en b), van artikel 1 van Richtlijn 2004/17/EG en artikel 1, leden 3 en 4, en titel III van Richtlijn 2004/18/EG worden als verwijzingen naar deze richtlijn opgevat.

Artikel 53

Toezicht en rapportage

De Commissie evalueert de economische gevolgen voor de interne markt, met name in verband met factoren als de grensoverschrijdende gunning van overeenkomsten en transactiekosten, die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 8 vastgestelde drempelbedragen en brengt daarover uiterlijk op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Tijdens de onderhandelingen in het kader van de GPA-overeenkomst wordt, rekening houdend met de inflatie en de transactiekosten, onderzocht of de drempelwaarden passend zijn. De Commissie overweegt waar mogelijk en passend of zij in de volgende onderhandelingsronde een verhoging van de in het kader van de GPA-overeenkomst geldende drempelbedragen moet voorstellen.

In geval van wijziging van de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempelbedragen wordt het verslag, in voorkomend geval, gevolgd door een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden.

De Commissie beoordeelt tevens, rekening houdend met de specifieke structuren van de watersector, de economische gevolgen van de in artikel 12 vastgestelde uitsluitingen voor de interne markt en brengt daarover op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie evalueert het functioneren van deze richtlijn en brengt uiterlijk op 18 april 2021 en vervolgens om de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit op basis van de informatie die de lidstaten overeenkomstig artikel 45, lid 3, verstrekken.

De Commissie maakt de resultaten van de overeenkomstig de vierde alinea uitgevoerde evaluatie openbaar.

Artikel 54

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze richtlijn is niet van toepassing op de gunning van concessies die vóór 17 april 2014 zijn aanbesteed of gegund.

Artikel 55

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 191 van 29.6.2012, blz. 84.

(2)  PB C 391 van 18.12.2012, blz. 49.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 15 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 februari 2014.

(4)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(5)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(6)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(7)  Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

(8)  Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14).

(9)  Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3).

(10)  Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).

(12)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(13)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (zie bladzijde 243 van dit Publicatieblad).

(14)  Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1).

(15)  Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).

(16)  Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 33).

(17)  Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 14).

(18)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(19)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(20)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(21)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (zie bladzijde 65 van dit Publicatieblad).

(22)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).

(23)  Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).

(24)  Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17).

(25)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(26)  Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

(27)  Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1).

(28)  Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42)

(29)  PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.

(30)  Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).

(31)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.

(32)  Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).

(33)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(34)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(35)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(36)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).”.

(37)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(38)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).”.

(39)  Besluit 71/306/EEG van de Raad van 26 juli 1971 tot instelling van een Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 185 van 16.8.1971, blz. 15).


BIJLAGE I

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 5, PUNT 7), BEDOELDE ACTIVITEITEN  (1)

NACE Rev.1 (2)

CPV-code

SECTIE F

BOUWNIJVERHEID

Afdeling

Groep

Klasse

Omschrijving

Opmerkingen

45

 

 

Bouwnijverheid

Deze afdeling omvat:

nieuwbouw, restauratiewerk en gewone reparaties.

45000000

 

45.1

 

Het bouwrijp maken van terreinen

 

45100000

 

 

45.11

Slopen van gebouwen; grondverzet

Deze klasse omvat:

het slopen van gebouwen en andere bouwwerken;

het ruimen van bouwterreinen,

grondverzet: graven, ophogen, egaliseren en nivelleren van bouwterreinen, graven van sleuven en geulen, verwijderen van rotsen, grondverzet met behulp van explosieven enz.

het geschikt maken van terreinen voor mijnbouw:

verwijderen van deklagen en overige werkzaamheden in verband met de ontsluiting van delfstoffen en de voorbereiding van de ontginning.

Deze klasse omvat voorts:

de drainage van bouwterreinen.

de drainage van land- en bosbouwgrond.

45110000

 

 

45.12

Proefboren en boren

Deze klasse omvat:

het proefboren en het nemen van bodemmonsters ten behoeve van de bouw of voor geofysische, geologische of dergelijke doeleinden.

Deze klasse omvat niet:

het boren van putten voor de aardolie- of aardgaswinning, zie 11.20;

het boren van waterputten, zie 45.25;

het delven van mijnschachten, zie 45.25;

de aardolie- en aardgasexploratie en geofysisch, geologisch en seismisch onderzoek, zie 74.20.

45120000

 

45.2

 

Burgerlijke en utiliteitsbouw; weg- en waterbouw

 

45200000

 

 

45.21

Algemene bouwkundige en civieltechnische werken

Deze klasse omvat:

de bouw van alle soorten gebouwen; de uitvoering van civieltechnische werken;

bruggen, inclusief die voor verhoogde wegen, viaducten, tunnels en ondergrondse doorgangen;

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen over lange afstand;

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen in de bebouwde kom;

bijkomende werken;

het monteren en optrekken van geprefabriceerde constructies ter plaatse.

Deze klasse omvat niet:

diensten in verband met aardolie- en aardgaswinning, zie 11.20;

het optrekken van volledige geprefabriceerde constructies van zelfvervaardigde onderdelen, niet van beton, zie 20, 26, 28;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen, zie 45.23;

installatiewerkzaamheden, zie 45.3;

de afwerking van gebouwen, zie 45.4;

architecten en ingenieurs, zie 74.20;

projectbeheer voor de bouw, zie 74.20.

45210000

behalve:

– 45213316

45220000

45231000

45232000

 

 

45.22

Dakbedekking en bouw van dakconstructies

Deze klasse omvat:

de bouw van daken;

dakbedekking;

het waterdicht maken.

45261000

 

 

45.23

Bouw van autowegen en andere wegen, vliegvelden en sportfaciliteiten

Deze klasse omvat:

de bouw van autowegen, straten en andere wegen en paden voor voertuigen en voetgangers;

de bouw van spoorwegen;

de bouw van start- en landingsbanen;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen;

het schilderen van markeringen op wegen en parkeerplaatsen.

Deze klasse omvat niet:

voorafgaand grondverzet, zie 45.11.

45212212 en DA03

45230000

behalve:

– 45231000

– 45232000

– 45234115

 

 

45.24

Waterbouw

Deze klasse omvat:

het verrichten of aanleggen van: — waterwegen, haven- en rivierwerken, jachthavens, sluizen, enz.;

dammen en dijken;

baggerwerk;

werkzaamheden onder water.

45240000

 

 

45.25

Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw

Deze klasse omvat:

gespecialiseerde bouwwerkzaamheden ten behoeve van diverse bouw werken, waarvoor specifieke ervaring of een speciale uitrusting nodig is;

bouw van funderingen, inclusief heien;

boren en aanleggen van waterputten, delven van mijnschachten;

opbouw van niet zelf vervaardigde elementen van staal;

buigen van staal;

metselen, inclusief zetten van natuursteen;

optrekken en afbreken van steigers en werkplatforms, inclusief verhuur van steigers en werkplatforms;

bouw van schoorstenen en industriële ovens.

Deze klasse omvat niet:

de verhuur van steigers zonder optrekken en afbreken, zie 71.32.

45250000

45262000

 

45.3

 

Bouwinstallatie

 

45300000

 

 

45.31

Elektrische installatie

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

elektrische bedrading en toebehoren;

telecommunicatiesystemen;

elektrischeverwarmingssystemen;

antennes;

brandalarmsystemen;

inbraakalarmsystemen;

liften en roltrappen;

bliksemafleiders enz.

45213316

45310000

behalve:

– 45316000

 

 

45.32

Isolatie

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van isolatie materiaal (warmte, geluid, trillingen).

Deze klasse omvat niet:

het waterdicht maken, zie 45.22.

45320000

 

 

45.33

Loodgieterswerk

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

waterleidingen en artikelen voor sanitair gebruik;

gasaansluitingen;

apparatuur en leidingen voor verwarming, ventilatie, koeling en klimaatregeling;

sprinklerinstallaties.

Deze klasse omvat niet:

de installatie van elektrischeverwarmings installaties, zie 45.31.

45330000

 

 

45.34

Overige bouwinstallatie

Deze klasse omvat:

de installatie van verlichtings- en signaleringssystemen voor wegen, spoorwegen, luchthavens en havens;

de installatie in en aan gebouwen en andere bouwwerken van toebehoren, niet elders geklasseerd.

45234115

45316000

45340000

 

45.4

 

Afwerking van gebouwen

 

45400000

 

 

45.41

Stukadoorswerk

Deze klasse omvat:

het aanbrengen van pleister- en stukadoorswerk (inclusief het aanbrengen van een hechtgrond) aan de binnen- of buitenzijde van gebouwen en andere bouwwerken.

45410000

 

 

45.42

Schrijnwerk

Deze klasse omvat:

het plaatsen van niet zelf vervaardigde deuren, vensters, kozijnen, inbouwkeukens, trappen, winkelinrichtingen en dergelijke, van hout of van ander materiaal;

de binnenafwerking, zoals plafonds, wandbekleding van hout, verplaatsbare tussenwanden enz.

Deze klasse omvat niet:

het leggen van parket of andere houten vloerbedekking, zie 45.43.

45420000

 

 

45.43

Vloer- en wandafwerking

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van:

vloer- of wandtegels van keramische stoffen, beton of gehouwen steen;

parket of andere houten vloerbedekking, tapijt en vloerbedekking van linoleum,

rubber of kunststof;

vloerbedekking en wandbekleding van terrazzo, marmer, graniet of lei;

behang.

45430000

 

 

45.44

Schilderen en glaszetten

Deze klasse omvat:

het schilderen van het binnen- en buitenwerk van gebouwen;

het schilderen van wegen- en waterbouwkundige werken;

het aanbrengen van glas, spiegels enz.

Deze klasse omvat niet:

de installatie van vensters, zie 45.42.

45440000

 

 

45.45

Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen

Deze klasse omvat:

de installatie van particuliere zwembaden;

gevelreiniging met behulp van stoom, door middel van zandstralen enz.;

overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen, n.e.g.

Deze klasse omvat niet:

het reinigen van het interieur van gebouwen en andere bouwwerken, zie 74.70.

45212212 en DA04

45450000

 

45.5

 

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

 

45500000

 

 

45.50

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

Deze klasse omvat niet

de verhuur van bouw- en sloopmachines zonder bedienings personeel, zie 71.32.

45500000


(1)  Bij verschillen tussen CPV en NACE, is de CPV-nomenclatuur van toepassing.

(2)  Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1).


BIJLAGE II

ACTIVITEITEN UITGEOEFEND DOOR DE IN ARTIKEL 7 BEDOELDE AANBESTEDENDE INSTANTIES

De bepalingen van deze richtlijn betreffende door aanbestedende instanties gegunde concessies zijn van toepassing op de volgende activiteiten:

1.

Wat gas en warmte betreft:

a)

de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van gas of warmte;

b)

de gas- of warmtetoevoer aan deze netten.

De toevoer van gas of warmte aan vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening door een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b) en c), wordt niet als een in de eerste alinea bedoelde activiteit beschouwd, wanneer alle volgende voorwaarden zijn vervuld:

i)

de productie van gas of warmte door de aanbestedende instantie is het onvermijdelijke resultaat van de uitoefening van een andere activiteit dan de in dit punt of in de punten 2 en 3 van deze bijlage bedoelde activiteiten;

ii)

de toevoer aan het openbare net heeft uitsluitend tot doel deze productie op economisch verantwoorde wijze te exploiteren en stemt overeen met ten hoogste 20 % van de omzet van de aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaren, met inbegrip van het lopende jaar.

Voor de toepassing van deze richtlijn omvat toevoer de (productie van en) de groothandel en kleinhandel in gas. De productie van gas in de vorm van winning valt echter onder punt 4 van deze bijlage.

2.

Wat elektriciteit betreft:

a)

de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van elektriciteit;

b)

de elektriciteitstoevoer aan deze vaste netten.

Voor de toepassing van deze richtlijn omvat elektriciteitstoevoer de productie van en de groothandel en kleinhandel in elektriciteit.

De toevoer van elektriciteit aan netten bestemd voor openbaredienstverlening door een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b) en c), wordt niet als een in de eerste alinea bedoelde activiteit beschouwd, wanneer alle volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de elektriciteitsproductie door de aanbestedende instantie vindt plaats omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere activiteit dan de in de punten 1 en 3 van deze bijlage bedoelde activiteiten;

b)

de toevoer aan het openbare net hangt slechts van het eigen verbruik van de aanbestedende instantie af en heeft niet meer bedragen dan 30 % van de totale energieproductie van de aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaar, met inbegrip van het lopende jaar.

3.

Activiteiten die het ter beschikking stellen of exploiteren van netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van vervoer per trein, automatische systemen, tram, trolleybus of autobus of kabel beogen.

Ten aanzien van vervoerdiensten wordt een net geacht te bestaan indien de dienst wordt verricht onder door een bevoegde instantie van een lidstaat gestelde operationele voorwaarden, zoals de te volgen routes, de beschikbaar te stellen capaciteit of de frequentie van de dienst.

4.

Activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen met het oog op de terbeschikkingstelling aan lucht-, zee- of riviervervoerders van luchthaven-, zeehaven-, binnenhaven- of andere aanlandingsfaciliteiten.

5.

Activiteiten betreffende de verrichting van:

a)

postdiensten;

b)

andere diensten dan postdiensten, op voorwaarde dat dergelijke diensten worden aangeboden door een instantie die ook postdiensten in de zin van dit punt, onder ii), aanbiedt, en dat met betrekking tot de onder de tweede alinea, onder ii), vallende diensten niet is voldaan aan de in artikel 34, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU genoemde voorwaarden.

Voor de toepassing van deze richtlijn en onverminderd Richtlijn 97/67/EG wordt verstaan onder:

i)

„postzending”: geadresseerde zending in de definitieve vorm waarin zij moet worden verstuurd, ongeacht het gewicht. Naast brievenpost worden bijvoorbeeld als postzending aangemerkt: boeken, catalogi, kranten, tijdschriften en postpakketten die goederen met of zonder handelswaarde bevatten, ongeacht het gewicht;

ii)

„postdiensten”: diensten welke bestaan in het ophalen, sorteren, vervoeren en bestellen van postzendingen. Deze diensten omvatten zowel diensten die binnen als diensten die buiten het toepassingsgebied van de overeenkomstig Richtlijn 97/67/EG ingestelde universele dienst vallen;

iii)

„andere diensten dan postdiensten”: diensten die op de volgende gebieden worden geleverd:

beheer van postdiensten (diensten die zowel voor als na de zending worden geleverd, inclusief „mailroom management services”);

diensten die geen betrekking hebben op onder a) vallende postdiensten, zoals niet-geadresseerde direct mail.

6.

Activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen met het oog op:

a)

de winning van olie of gas;

b)

de prospectie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen.


BIJLAGE III

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 7, LID 2, ONDER b), BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE EUROPESE UNIE

Rechten die zijn verleend door middel van een procedure waarbij voor toereikende publiciteit is gezorgd en waarbij de verlening van die rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van deze richtlijn. Hieronder volgt een lijst van procedures, die voor toereikende voorafgaande transparantie zorgen, voor het verlenen van vergunningen op basis van andere wetgevingshandelingen van de Europese Unie die geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van deze richtlijn vormen:

a)

het verlenen van een vergunning om aardgasinstallaties te exploiteren in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2009/73/EG;

b)

een vergunning of uitnodiging tot het doen van een offerte voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie in overeenstemming met Richtlijn 2009/72/EG;

c)

het verlenen van vergunningen met betrekking tot een postdienst die niet is voorbehouden en niet zal worden voorbehouden, in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 9 van Richtlijn 97/67/EG;

d)

een procedure voor het verlenen van een vergunning voor activiteiten die de exploitatie van koolwaterstoffen inhouden, in overeenstemming met Richtlijn 94/22/EG;

e)

openbaredienstcontracten in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 voor het aanbieden van openbare personenvervoersdiensten per bus, tram, spoor of metro, die overeenkomstig artikel 5, lid 3, van die verordening op basis van een aanbestedingsprocedure zijn gegund, mits de duur ervan in overeenstemming is met artikel 4, lid 3 of lid 4, van de verordening.


BIJLAGE IV

DIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 19

Beschrijving

CPV-Code

79611000-0; 75200000-8; 75231200-6; 75231240-8; 79622000-0 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van huishoudelijke hulp]; 79624000-4 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van verpleegkundig personeel] en 79625000-1 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van medisch personeel] van 85000000-9 tot en met 85323000-9; 85143000-3

98133100-5, 98133000-4, 98200000-5 en 98500000-8 [Particuliere huishoudens met personeel] en 98513000-2 tot en met 98514000-9 [Personeelsdiensten voor huishoudens, Uitzendkrachtdiensten voor huishoudens, Kantoorpersoneelsdiensten voor huishoudens, Tijdelijk personeel voor huishoudens, Thuishulpdiensten en Huishoudelijke diensten]

Gezondheidszorg en maatschappelijke en aanverwante dienstverlening

85321000-5 en 85322000-2, 75000000-6 [Diensten voor openbaar bestuur, defensie en sociale verzekering], 75121000-0, 75122000-7, 75124000-1; van 79995000-5 tot en met 79995200-7; van 80000000-4 [Diensten voor onderwijs en opleiding] tot en met 80660000-8; van 92000000-1 tot en met 92342200-2; van 92360000-2 tot en met 92700000-8;

79950000-8 [Organiseren van tentoonstellingen, beurzen en congressen], 79951000-5 [Organiseren van seminars], 79952000-2 [Diensten voor het organiseren van evenementen], 79952100-3 [Diensten voor het organiseren van culturele evenementen], 79953000-9 [Diensten voor het organiseren van festivals], 79954000-6 [Diensten voor het organiseren van feesten], 79955000-3 [Diensten voor het organiseren van modeshows], 79956000-0 [Diensten voor het organiseren van beurzen en tentoonstellingen]

Administratieve, sociale, onderwijs-, gezondheidszorg- en culturele diensten

75300000-9

Diensten voor verplichte sociale verzekering (1)

75310000-2, 75311000-9, 75312000-6,

75313000-3, 75313100-4, 75314000-0,

75320000-5, 75330000-8, 75340000-1

Uitkeringsdiensten

98000000-3; 98120000-0; 98132000-7; 98133110-8 en 98130000-3

Overige gemeenschaps-, sociale en persoonlijke diensten, met name diensten verleend door vakbonden, door politieke organisaties, door jongerenverenigingen, alsmede diverse diensten door ledenverenigingen

98131000-0

Religieuze diensten

55100000-1 tot en met 55410000-7; 55521000-8 tot en met 55521200-0

[55521000-8 Cateringdiensten voor particulieren, 55521100-9

Warmemaaltijddiensten, 55521200-0 Maaltijdbezorgingsdiensten].

55520000-1 Cateringdiensten, 55522000-5 Catering voor transportbedrijven, 55523000-2 Catering voor ondernemingen of instellingen, uitgezonderd transportbedrijven, 55524000-9 Catering voor scholen

55510000-8 Kantinediensten, 55511000-5 Diensten voor kantines en andere niet-openbare cafetaria’s, 55512000-2 Kantinebeheer, 55523100-3 Verstrekken van schoolmaaltijden

Hotels en restaurants

79100000-5 tot en met 79140000-7; 75231100, -5

Juridische dienstverlening, voor zover niet uitgesloten overeenkomstig artikel 10, lid 8, onder d)

75100000-7 tot en met 75120000-3; 75123000, -4 75125000-8 tot en met 75131000-3

Andere administratieve diensten en overheidsdiensten

75200000-8 tot en met 75231000-4

Diensten ten behoeve van de gemeenschap

75231210-9 tot en met 75231230-5; 75240000-0 tot en met 75252000-7; 794300000, -7 98113100-9

Gevangenis- en aanverwante diensten, diensten voor openbare orde en reddingsdiensten, voor zover niet uitgesloten ingevolge artikel 10, lid 8, onder g)

79700000-1 tot en met 79721000-4 [Opsporings- en beveiligingsdiensten, Beveiligingsdiensten, Diensten voor alarmbewaking, Bewakingsdiensten, Surveillancediensten, Diensten voor opsporingssysteem, Diensten voor het opsporen van voortvluchtigen, Patrouillediensten, Diensten voor het verstrekken van identificatiebadges, Onderzoeksdiensten en Diensten van detectivebureau]

79722000-1 [Grafologische diensten], 79723000-8 [Diensten voor afvalanalyse]

Opsporings- en beveiligingsdiensten

64000000-6 [Post- en telecommunicatiediensten], 64100000-7 [Post- en koeriersdiensten], 64110000-0 [Postdiensten], 64111000-7 [Postdiensten voor kranten en tijdschriften], 64112000-4 [Brievenpostdienst], 64113000-1 [Pakketpostdienst], 64114000-8 [Postkantoordiensten], 64115000-5 [Verhuur van postbussen], 64116000-2 [Poste-restantediensten], 64122000-7 [Interne kantoorbodediensten]

Postdiensten

50116510-9 [Coveren van banden], 71550000-8 [Smederijdiensten]

Diverse diensten

98900000-2 [Diensten verleend door extraterritoriale organisaties en instanties] en 98910000-5 [Diensten specifiek voor internationale organisaties]

Internationale diensten


(1)  Deze diensten vallen niet onder deze richtlijn wanneer zij worden georganiseerd als niet-economische diensten van algemeen belang. Het staat de lidstaten vrij om de verstrekking van verplichte sociale diensten of andere diensten te organiseren als diensten van algemeen belang of als niet-economische diensten van algemeen belang.


BIJLAGE V

INFORMATIE DIE IN CONCESSIEAANKONDIGINGEN IN ARTIKEL 31 BEDOELD MOET WORDEN OPGENOMEN

1.

Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Soort aanbestedende dienst of instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3.

Indien de aanvragen inschrijvingen moeten bevatten, het e-mail- of internetadres waar de concessiedocumenten onbeperkt, volledig, rechtstreeks en kosteloos toegankelijk zijn. Wanneer er in de in artikel 34, lid 2, bedoelde gevallen geen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang is, is aangegeven hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden ingezien.

4.

Beschrijving van de concessie: aard en omvang van de werken, aard en omvang van de diensten, orde van grootte of indicatieve waarde, en, indien mogelijk, looptijd van de overeenkomst. Wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt. In voorkomend geval beschrijving van elke optie.

5.

CPV-codes. Wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt.

6.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in geval van concessies voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van uitvoering van concessies voor diensten; wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt.

7.

Deelnemingsvoorwaarden, inclusief:

a)

in voorkomend geval, vermelding of de concessie is voorbehouden aan sociale werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid;

b)

in voorkomend geval, vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepscategorie is voorbehouden; verwijzing naar de desbetreffende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

c)

een lijst en korte beschrijving van de selectiecriteria indien van toepassing; eventueel vereiste specifieke minimumeisen ten aanzien van de bekwaamheid; vermelding van vereiste informatie (eigen verklaringen, documentatie).

8.

Termijn voor de indiening van aanvragen of de ontvangst van inschrijvingen.

9.

De criteria die bij de gunning van de concessie zullen worden toegepast, indien zij niet in andere concessiedocumenten zijn vermeld.

10.

Datum van verzending van de aankondiging.

11.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor het starten van beroepsprocedures of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

12.

In voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de concessie.

13.

Adres waaraan aanvragen of inschrijvingen worden gezonden.

14.

In voorkomend geval, vermelding van de eisen en voorwaarden met betrekking tot het gebruik van elektronische communicatiemiddelen.

15.

Vermelding wat betreft de vraag of de concessie betrekking heeft op een project en/of programma gefinancierd met middelen van de Unie.

16.

Voor concessies voor werken, een vermelding of de concessie onder de GPA-overeenkomst valt.


BIJLAGE VI

INFORMATIE DIE IN VOORAANKONDIGINGEN BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN MOET WORDEN OPGENOMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 31, LID 3

1.

Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

In voorkomend geval, e-mail- of internetadres waar de specificaties en alle bewijsstukken beschikbaar zijn.

3.

Soort aanbestedende dienst of aanbestedende instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

4.

Codenummer(s) van de CPV-nomenclatuur. Indien de overeenkomst in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

5.

NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering van concessies voor diensten.

6.

Beschrijving van de diensten, indicatieve orde van grootte of waarde.

7.

Deelnemingsvoorwaarden.

8.

In voorkomend geval, termijn(en) voor het contacteren van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie met het oog op deelname.

9.

In voorkomend geval, korte beschrijving van de hoofdkenmerken van de gunningsprocedure die zal worden toegepast.

10.

Andere inlichtingen.


BIJLAGE VII

INFORMATIE DIE IN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 32 GEPUBLICEERDE AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES MOET WORDEN OPGENOMEN

1.

Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, en in voorkomend geval, telefoon- en faxnummers e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Soort aanbestedende dienst of instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3.

CPV-codes.

4.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in geval van concessies voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van uitvoering in geval van concessies voor diensten.

5.

Beschrijving van de concessie: aard en omvang van de werken, aard en omvang van de diensten, looptijd van de overeenkomst. Wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt. In voorkomend geval beschrijving van elke optie.

6.

Beschrijving van de gebruikte gunningsprocedure, in geval van gunning zonder voorafgaande publicatie, motivering.

7.

De criteria als bedoeld in artikel 41 die zijn gebruikt voor de gunning van de concessie of de concessies.

8.

Datum van het besluit of de besluiten tot gunning van de concessie.

9.

Het aantal met betrekking tot elke gunning ontvangen inschrijvingen, inclusief:

a)

het aantal inschrijvingen dat ontvangen is van ondernemers die kleine of middelgrote ondernemingen zijn,

b)

het aantal uit het buitenland ontvangen inschrijvingen,

c)

het aantal elektronisch ontvangen inschrijvingen.

10.

Per gunning, naam, adres inclusief NUTS-code, en indien van toepassing telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de begunstigde(n) met inbegrip van:

a)

vermelding of de geselecteerde inschrijver een kleine of middelgrote onderneming is;

b)

vermelding of de concessie aan een consortium is gegund.

11.

Waarde en belangrijkste financiële voorwaarden van de gegunde concessie, waaronder

a)

vergoedingen, prijzen en eventuele boeten;

b)

prijzengeld en eventuele betalingen;

c)

eventuele andere bijzonderheden die relevant zijn voor de waarde van de concessie als bepaald in artikel 8, lid 3.

12.

Vermelding of de concessie betrekking heeft op een project en/of programma gefinancierd met middelen van de Unie.

13.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor beroepsprocedures of, indien nodig, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze informatie kan worden verkregen.

14.

Datum (data) en referentie(s) van eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie betreffende de in deze aankondiging gepubliceerde concessie(s).

15.

Datum van verzending van de aankondiging.

16.

Methode die wordt gebruikt voor het berekenen van de geraamde waarde van de concessie, indien die niet in overeenstemming met artikel 8 is vermeld in andere concessiedocumenten.

17.

Andere inlichtingen.


BIJLAGE VIII

INFORMATIE DIE IN AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 32 MOET WORDEN OPGENOMEN

1.

Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres, inclusief NUTS-code, indien van toepassing, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Soort aanbestedende dienst of instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3.

CPV-codes. Indien de overeenkomst in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

4.

Beknopte beschrijving van het voorwerp van de concessie.

5.

Aantal ontvangen inschrijvingen.

6.

Waarde van de geselecteerde offerte, met inbegrip van vergoedingen en prijzen.

7.

Naam en adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mailadres en internetadres van de geselecteerde ondernemer(s).

8.

Andere inlichtingen.


BIJLAGE IX

SPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

1.   Bekendmaking van aankondigingen

De in de artikelen 31 en 32 bedoelde aankondigingen moeten door de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties naar het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gezonden en bekend worden gemaakt volgens onderstaande regels:

De in de artikelen 31 en 32 bedoelde aankondigingen worden bekendgemaakt door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie.

Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zendt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de bevestiging van de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 33, lid 2.

2.   Formaat en procedures voor de elektronische verzending van aankondigingen

Het formaat en de procedure voor de elektronische verzending van aankondigingen als door de Commissie vastgesteld zijn op te vragen via de website http://simap.europa.eu


BIJLAGE X

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 30, LID 3, BEDOELDE INTERNATIONALE SOCIALE EN MILIEUOVEREENKOMSTEN

 

IAO-Verdrag 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht;

 

IAO-Verdrag 98 betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen;

 

IAO-Verdrag 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid;

 

IAO-Verdrag 105 betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid;

 

IAO-Verdrag 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces;

 

IAO-Verdrag nr. 111 betreffende discriminatie in arbeid en beroep;

 

IAO-Verdrag 100 betreffende gelijke beloning;

 

IAO-Verdrag 182 over de ernstigste vormen van kinderarbeid;

 

Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en het bijbehorende Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken;

 

Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel);

 

Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POPs-verdrag van Stockholm);

 

Verdrag inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (UNEP/FAO) (PIC-Verdrag), en de 3 regionale protocollen.


BIJLAGE XI

INFORMATIE DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 43 IN AANKONDIGINGEN VAN WIJZIGINGEN VAN EEN CONCESSIE GEDURENDE DE LOOPTIJD ERVAN MOET WORDEN OPGENOMEN

1.

Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

CPV-codes.

3.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van concessies voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van uitvoering in het geval van concessies voor diensten.

4.

Beschrijving van de concessie vóór en na de wijziging: aard en omvang van de werken, aard en omvang van de diensten.

5.

In voorkomend geval, wijziging van de waarde van de concessie, inclusief verhoging van prijzen of vergoedingen als gevolg van de wijziging.

6.

Omschrijving van de omstandigheden die de wijziging noodzakelijk hebben gemaakt.

7.

Datum van het besluit tot gunning van de concessie.

8.

Indien van toepassing, naam, adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de nieuwe ondernemer(s).

9.

Vermelding of de concessie betrekking heeft op een project en/of programma gefinancierd met middelen van de Unie.

10.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor beroepsprocedures of, indien nodig, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

11.

Datum (data) en referentie(s) van eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie die relevant zijn voor de overeenkomst(en) waarop deze aankondiging betrekking heeft.

12.

Datum van verzending van de aankondiging.

13.

Andere inlichtingen.


28.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/65


RICHTLIJN 2014/24/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer door of namens overheden van de lidstaten overheidsopdrachten worden gegund, moeten de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden geëerbiedigd, met name het vrije verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling, niet-discriminatie, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie. Voor overheidsopdrachten met een waarde boven een bepaald drempelbedrag moeten echter bepalingen worden opgesteld die nationale procedures voor aanbestedingen coördineren om te waarborgen dat deze beginselen in de praktijk worden geëerbiedigd en dat overheidsopdrachten worden opengesteld voor mededinging.

(2)

Overheidsopdrachten spelen in de Europa 2020-strategie, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 met als titel „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groeien” („Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”), een belangrijke rol en zijn een van de marktinstrumenten die kunnen worden ingezet om een slimme, duurzame en inclusieve groei te bereiken en tegelijkertijd overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te besteden. Met het oog daarop moeten de bestaande aanbestedingsregels, die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), worden herzien en gemoderniseerd met het oog op een doelmatiger besteding van overheidsmiddelen, in het bijzonder door de deelneming van het midden- en kleinbedrijf (mkb) aan overheidsopdrachten te bevorderen, en om aanbesteders in staat te stellen overheidsopdrachten beter te gebruiken ter ondersteuning van gemeenschappelijke maatschappelijke doelen. Ook moeten basisbegrippen en -concepten worden verduidelijkt met het oog op de rechtszekerheid en om een aantal aspecten van de vaste rechtspraak dienaangaande van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de wetgeving op te nemen.

(3)

Bij de toepassing van deze richtlijn, moet het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (6) in acht worden genomen, met name wat betreft de keuze van communicatiemiddelen, technische specificaties, gunningsscriteria en contractvoorwaarden.

(4)

De toenemende diversiteit van het overheidsoptreden maakt het noodzakelijk het begrip overheidsopdracht zelf duidelijker te definiëren. Deze verduidelijking mag echter het toepassingsgebied van deze richtlijn niet uitbreiden ten opzichte van dat van Richtlijn 2004/18/EG. De aanbestedingsregels van de Unie zijn niet bedoeld om alle vormen van besteding van overheidsgeld te bestrijken, maar hebben uitsluitend betrekking op die vormen welke gericht zijn op de verkrijging van werken, leveringen of diensten tegen betaling door middel van een overheidsopdracht. Duidelijk moet worden dat deze verkrijging van werken, leveringen of diensten onder deze richtlijn moet vallen, ongeacht of deze verkrijging geschiedt door aankoop, leasing of een andere contractvorm.

Onder het begrip verkrijging moet in ruimere zin het verkrijgen van de baten van de betrokken werken, leveringen of diensten worden verstaan, zonder dat de eigendom noodzakelijkerwijs moet worden overgedragen aan de aanbestedende diensten. Bovendien valt het uitsluitend financieren, met name via subsidies, van een activiteit, waaraan vaak de verplichting is gekoppeld de ontvangen bedragen terug te betalen indien deze niet worden benut voor de beoogde doeleinden, doorgaans niet onder het toepassingsgebied van de aanbestedingsregels. Tevens is in gevallen waarin alle ondernemers die aan bepaalde voorwaarden voldoen, zonder onderscheid het recht hebben een bepaalde taak uit te voeren zoals regelingen voor consumentenkeuze of dienstenvouchers, geen sprake van aanbesteding, maar van een gewone vergunningsregeling (bijvoorbeeld voor geneesmiddelen of medische diensten).

(5)

Er zij op gewezen dat geen enkele bepaling in deze richtlijn de lidstaten verplicht de dienstverlening waarvoor zij zelf zorg wensen te dragen of die zij willen organiseren met andere middelen dan overheidsopdrachten in de zin van deze richtlijn, uit te besteden of te outsourcen. Dienstverlening op grond van wet- of regelgeving of arbeidsovereenkomsten valt niet onder de werkingssfeer. In sommige lidstaten kan dit bijvoorbeeld het geval zijn voor bepaalde administratieve diensten en overheidsdiensten, zoals uitvoerende en wetgevende diensten of het verstrekken van bepaalde diensten aan de gemeenschap, zoals diensten op het gebied van buitenlense zaken of justitie of verplichte socialezekerheidsdiensten.

(6)

Tevens dient erop te worden gewezen dat deze richtlijn niet van invloed mag zijn op de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Evenmin mag zij betrekking hebben op de liberalisering van diensten van algemeen economisch belang die voorbehouden zijn aan openbare of particuliere entiteiten, of op de privatisering van openbare dienstverlenende entiteiten.

Er zij ook aan herinnerd dat het de lidstaten vrijstaat om zelf verplichte sociale voorzieningen of andere diensten, zoals postdiensten, te organiseren als diensten van algemeen economisch belang, als niet-economische diensten van algemeen belang, of als een combinatie van beide. Duidelijk moet worden dat niet-economische diensten van algemeen belang buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven.

(7)

Ten slotte zij er op gewezen dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de vrijheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten om conform het Unierecht diensten van algemeen economisch belang, de reikwijdte daarvan en de kenmerken van de te verlenen dienst, zoals de voorwaarden betreffende de kwaliteit van de dienst, te omschrijven, ter nastreving van de doelstellingen van openbare orde. Evenmin mag zij afbreuk doen aan de bevoegdheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten om diensten van algemeen economisch belang te leveren, te doen uitvoeren en te financieren overeenkomstig artikel 14 VWEU en het aan het VWEU en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) gehechte Protocol nr. 26 betreffende de diensten van algemeen belang. Deze richtlijn betreft evenmin de financiering van diensten van algemeen economisch belang of regelingen van door de lidstaten volgens de mededingingsregels van de Unie verstrekte steun, met name op sociaal gebied.

(8)

Een overeenkomst moet alleen worden geacht een overheidsopdracht voor werken te zijn indien zij specifiek betrekking heeft op de in bijlage II bedoelde activiteiten, zelfs indien de overeenkomst andere voor die activiteiten benodigde diensten omvat. Overheidsopdrachten voor diensten, waaronder diensten inzake eigendomsbeheer, kunnen onder bepaalde omstandigheden ook werken omvatten. Indien deze werken ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de opdracht van bijkomende aard zijn en daarvan een uitvloeisel zijn of daarop een aanvulling vormen, is het feit dat die werken deel uitmaken van de opdracht echter geen reden om de overheidsopdracht voor diensten als een overheidsopdracht voor werken aan te merken.

Gezien de verscheidenheid aan overheidsopdrachten voor werken, moet de aanbestedende dienst de mogelijkheid hebben opdrachten voor de uitvoering en het ontwerp van werken afzonderlijk of gezamenlijk te plaatsen. Met deze richtlijn wordt niet beoogd het plaatsen van gezamenlijke of afzonderlijke opdrachten voor te schrijven.

(9)

Om een werk te kunnen verrichten dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet, moet die dienst maatregelen hebben genomen om het soort werk te omschrijven, of althans een beslissende invloed op het ontwerp ervan uit te oefenen. Voor de vraag of een opdracht aan te merken is als een opdracht voor werken maakt het niet uit of de aannemer het werk geheel of ten dele zelf uitvoert, of het door een ander laat uitvoeren, mits de aannemer een directe of indirecte, in rechte afdwingbare verbintenis aangaat erop toe te zien dat de werken worden uitgevoerd.

(10)

De begrippen „aanbestedende diensten” en met name „publiekrechtelijke instellingen” zijn regelmatig aan de orde geweest in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Om te preciseren dat het toepassingsgebied van deze richtlijn ratione personae ongewijzigd moet blijven, dient de definitie waarop het Hof zich gebaseerd heeft te worden behouden, met een aantal verduidelijkingen uit die rechtspraak, voor een goed begrip van de definities zelf; daarbij is het niet de bedoeling de interpretatie van het in de rechtspraak uitgewerkte concept te veranderen. Daartoe moet worden bepaald dat een instelling die onder normale marktvoorwaarden opereert, winst nastreeft, en de verliezen draagt die voortvloeien uit haar activiteiten, niet als een „publiekrechtelijke instelling” mag worden beschouwd, aangezien de behoeften van algemeen belang — en zij is nu juist opgericht of heeft tot taak gekregen in die behoeften te voorzien — kunnen worden geacht een industrieel of commercieel karakter te hebben.

Ook de voorwaarde met betrekking tot de oorsprong van de financiering van de bedoelde instelling is in rechtspraak aan de orde gekomen, onder meer in die zin dat onder „grotendeels” financiering van meer dan de helft wordt verstaan, die ook betalingen van gebruikers kan omvatten welke volgens publiekrechtelijke regels worden opgelegd, berekend en geïnd.

(11)

In het geval van gemengde opdrachten, waarvan de verschillende onderdelen objectief niet deelbaar zijn, worden de toepasselijke voorschriften bepaald ten aanzien van het hoofdvoorwerp van die opdracht. Daarom moet worden bepaald hoe aanbestedende diensten kunnen uitmaken of de verschillende onderdelen deelbaar zijn of niet, aan de hand van de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Per geval moet de uitgesproken of veronderstelde bedoeling van de aanbesteders worden beoordeeld, waarbij het niet volstaat de diverse aspecten van een gemengde opdracht als ondeelbaar te beschouwen, maar deze bedoeling moet worden gestaafd met objectieve elementen waaruit de noodzaak van één enkele opdracht blijkt. Die onderbouwde noodzaak van het sluiten van één contract kan bijvoorbeeld aanwezig zijn bij het oprichten van een enkel gebouw, waarvan een deel rechtstreeks wordt gebruikt door de aanbestedende dienst en een ander deel wordt geëxploiteerd als concessie, bijvoorbeeld in de vorm van een publieke parkeergelegenheid. Duidelijk moet worden dat aan de noodzaak van het sluiten van één contract redenen van zowel technische als economische aard ten grondslag kunnen liggen.

(12)

In het geval van gemengde opdrachten die deelbaar zijn, staat het de aanbestedende diensten altijd vrij afzonderlijke opdrachten te plaatsen voor de onderscheiden onderdelen van de gemengde opdracht, in welk geval de bepalingen die voor elk onderdeel apart gelden, uitsluitend ten aanzien van de kenmerken van die specifieke opdracht dienen te worden bepaald. Indien de aanbestedende diensten echter besluiten andere elementen in de aanbesteding op te nemen, ongeacht hun waarde en ongeacht de juridische regeling waaraan de toegevoegde onderdelen onderworpen zouden zijn geweest, dan dient als regel te gelden dat indien een opdracht, wanneer afzonderlijk gegund, volgens het bepaalde in deze richtlijn moet worden gegund, deze richtlijn van toepassing blijft op de gehele gemengde overheidsopdracht.

(13)

Er dient evenwel te worden voorzien in speciale bepalingen voor gemengde overheidsopdrachten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn of waarvan bepaalde delen niet onder de werkingssfeer van het VWEU vallen. In deze gevallen moet de toepassing van deze richtlijn achterwege kunnen blijven, mits het plaatsen van een aparte opdracht objectief gerechtvaardigd is en de beslissing om één enkele opdracht te plaatsen niet is ingegeven door het oogmerk overheidsopdrachten van de toepassing van deze richtlijn of van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) uit te zonderen. Duidelijk moet worden dat de aanbestedende diensten niet belet mogen worden de onderhavige richtlijn in plaats van Richtlijn 2009/81/EG toe te passen op bepaalde gemengde opdrachten.

(14)

Verduidelijkt dient te worden dat het begrip „ondernemers” in ruime zin dient te worden opgevat, zodat daar ook personen en/of entiteiten onder vallen die de uitvoering van werken, de levering van producten of de verrichting van diensten op de markt aanbieden, ongeacht de rechtsvorm die zij voor hun activiteiten hebben gekozen. Aldus moeten bedrijven, bijkantoren, dochterondernemingen, partnerschappen, coöperatieve vennootschappen, besloten vennootschappen, openbare of particuliere universiteiten en andere entiteiten dan natuurlijke personen alle onder de noemer „ondernemer” vallen, ongeacht of deze onder alleomstandigheden „rechtspersonen” zijn.

(15)

Duidelijk moet worden dat combinaties van ondernemers, ook indien zij zich hebben verenigd in een tijdelijk samenwerkingsverband, aan aanbestedingsprocedures kunnen deelnemen zonder dat zij daartoe een specifieke rechtsvorm moeten aannemen. Voor zover nodig, bijvoorbeeld wanneer hoofdelijke aansprakelijkheid vereist is, kan een specifieke rechtsvorm vereist zijn indien aan zulke groepen de opdracht is gegund.

Duidelijk moet worden dat aanbestedende diensten uitdrukkelijk moeten kunnen bepalen hoe combinaties van ondernemers moeten voldoen aan de eisen inzake economische en financiële draagkracht van deze richtlijn of aan de criteria inzake technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid die aan afzonderlijk deelnemende ondernemers worden gesteld.

Aan de uitvoering van een opdracht door combinaties van ondernemers kunnen voorwaarden worden verbonden die niet gelden voor individuele deelnemers. Die voorwaarden, die objectief gemotiveerd en evenredig moeten zijn, kunnen bijvoorbeeld de aanwijzing van een gezamenlijke vertegenwoordiging of een hoofdpartner met het oog op een aanbestedingsprocedure, of informatie over de samenstelling van die vertegenwoordiging omvatten.

(16)

De aanbestedende diensten moeten alle middelen benutten die het nationaal recht hen biedt om te voorkomen dat belangenconflicten tot verstoring van de aanbestedingsprocedure leiden. Daartoe kunnen procedures behoren om belangenconflicten te onderkennen, te voorkomen en op te lossen.

(17)

Bij Besluit 94/800/EG van de Raad (8) voortvloeiende overeenkomsten is met name de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten van de Wereldhandelsorganisatie, hierna de „GPA-overeenkomst” genoemd, goedgekeurd. De GPA-overeenkomst beoogt de invoering van een multilateraal kader van evenwichtige rechten en verplichtingen met betrekking tot overheidsopdrachten met het oog op de liberalisering en de expansie van de wereldhandel. Voor opdrachten die onder de bijlagen 1, 2, 4 en 5 en de algemene opmerkingen bij aanhangsel I van de Europese Unie bij de GPA-overeenkomst vallen, alsmede onder andere toepasselijke internationale overeenkomsten waardoor de Unie gebonden is, moeten de aanbestedende diensten voldoen aan de verplichtingen uit deze overeenkomsten, door deze richtlijn toe te passen op ondernemers van derde landen die partij bij de overeenkomsten zijn.

(18)

De GPA-overeenkomst is van toepassing op opdrachten boven bepaalde drempels die in de GPA-overeenkomst zijn vastgesteld en die in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt. De in deze richtlijn vastgestelde drempels moeten worden geharmoniseerd om ervoor te zorgen dat zij overeenstemmen met het equivalent in euro van de drempels van de GPA-overeenkomst. Ook dient te worden voorzien in periodieke herziening van de in euro uitgedrukte drempels, om deze indien nodig door middel van een zuiver rekenkundige operatie aan te passen aan eventuele schommelingen van de waarde van de euro ten opzichte van die bijzondere trekkingsrechten. Afgezien van deze periodieke rekenkundige aanpassingen, moet in de volgende onderhandelingsronde over de GPA-overeenkomst worden nagedacht over een verhoging van de in de GPA-overeenkomst vastgelegde drempels.

(19)

Verduidelijkt dient te worden dat, voor de raming van de waarde van een opdracht, rekening moet worden gehouden met alle inkomsten, ongeacht of deze afkomstig zijn van de aanbestedende dienst of van derden. Tevens dient te worden verduidelijkt dat, om een raming te kunnen maken van de drempels, onder soortgelijke leveringen dienen te worden verstaan producten die bestemd zijn voor identieke of soortgelijke doeleinden, zoals leveringen van een assortiment levensmiddelen of van verschillende soorten kantoormeubilair. Voor een ondernemer die actief is op het betrokken gebied zullen deze leveringen doorgaans deel uitmaken van zijn normale productassortiment.

(20)

Duidelijk moet worden dat een perceel van een aanbesteding alleen als uitgangspunt bij het ramen van de waarde van een bepaalde aanbesteding mag dienen indien dit objectief gerechtvaardigd is. Het is bijvoorbeeld te rechtvaardigen om de waarde van een opdracht te ramen op het niveau van een afzonderlijke operationele eenheid van de aanbestedende dienst, zoals scholen of kleuterscholen, mits die eenheid zelf verantwoordelijk is voor haar aanbestedingen. Dit mag worden verondersteld indien de afzonderlijke operationele eenheid de aanbestedingsprocedures leidt en de besluiten tot aankoop neemt, over een eigen budgetonderdeel voor de betrokken aanbestedingenbeschikt, zelf het contract sluit en dat bekostigt uit een budget waarover zij beschikt. Een perceel mag niet als uitgangspunt worden genomen indien de aanbestedende dienst de aanbesteding alleen maar decentraal organiseert.

(21)

Op overheidscontracten die worden gegund door aanbestedende diensten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en die vallen binnen het toepassingsgebied van deze activiteiten, is Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) van toepassing. Overheidsopdrachten die door aanbestedende diensten in het kader van de exploitatie van zee-, kust- of riviervervoerdiensten worden gegund, vallen echter buiten het toepassingsgebied van de onderhavige richtlijn.

(22)

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten en is derhalve niet van toepassing op opdrachten die door internationale organisaties in eigen naam en voor eigen rekening worden aanbesteed. Verduidelijkt dient echter te worden in welke mate deze richtlijn moet worden toegepast op aanbestedingen die onder specifieke internationale regels vallen.

(23)

Bij het plaatsen van overheidsopdrachten voor bepaalde audiovisuele diensten en radio-omroepdiensten door mediabedrijven moeten ook cultureel en maatschappelijk relevante aspecten waardoor de toepassing van aanbestedingsregels niet meer opportuun is, in aanmerking kunnen worden genomen. Om die redenen dient een uitzondering te worden gemaakt voor door de aanbieders van mediadiensten zelf gegunde overheidsopdrachten voor diensten die betrekking hebben op de aankoop, de ontwikkeling, de productie of de coproductie van kant en klare programma’s en van andere voorbereidende diensten, zoals die betreffende scenario’s of de artistieke prestaties die nodig zijn voor de totstandbrenging van de programma’s. Tevens dient te worden verduidelijkt dat deze uitzondering eveneens geldt voor omroepdiensten, alsmede voor diensten op aanvraag (niet-lineaire diensten). Deze uitzondering mag evenwel niet gelden voor de levering van het technisch materiaal dat nodig is voor de productie, de coproductie en de uitzending van die programma’s.

(24)

Er zijn aan herinnerd dat arbitrage- en bemiddelingsdiensten en andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting gewoonlijk verleend worden door of instanties personen die gekozen of geselecteerd worden op een wijze die niet door de aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld. Verduidelijkt moet worden dat deze richtlijn niet van toepassing is op dienstencontracten voor het verlenen van deze diensten, ongeacht hun benaming in het nationale recht.

(25)

Een aantal juridische diensten die worden verricht door dienstverleners welke door een rechterlijke instantie van een lidstaat zijn aangewezen, betreft vertegenwoordiging van cliënten in juridische procedures door advocaten, en moet worden verleend door notarissen of houdt verband met de uitoefening van het openbaar gezag. Die juridische diensten worden meestal verricht door instanties of personen die worden aangewezen of gekozen op een wijze die niet door aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld, zoals bijvoorbeeld de aanwijzing van advocaten van de staat in sommige lidstaten. Deze juridische diensten dienen bijgevolg buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te blijven.

(26)

Gespecificeerd moet worden dat het in deze richtlijn genoemde begrip „financiële instrumenten” dezelfde betekenis krijgt als in andere wetgeving betreffende de interne markt en dat, gezien de recente oprichting van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees Stabilisatiemechanisme, moet worden bepaald dat verrichtingen in het kader van die faciliteit en dat mechanisme buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven. Ten slotte moet worden verduidelijkt dat leningen, ongeacht of zij al dan niet in verband staan met de uitgifte van andere effecten of andere financiële instrumenten, of andere verrichtingen in verband hiermee, buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven.

(27)

Er zij aan herinnerd dat artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (10) uitdrukkelijk bepaalt dat de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG van toepassing zijn op respectievelijk overheidsopdrachten voor diensten en overheidsopdrachten voor openbare diensten inzake personenvervoer per bus of tram, terwijl Verordening (EG) nr. 1370/2007 van toepassing is op dienstenconcessies voor openbaar personenvervoer per bus of tram. Voorts zij eraan herinnerd dat die verordening van toepassing blijft op overheidsopdrachten voor diensten en op dienstenconcessies voor openbaar personenvervoer per trein of metro. Om het verband tussen deze richtlijn en Verordening (EG) nr. 1370/2007 te verduidelijken, moet uitdrukkelijk worden gestipuleerd dat deze richtlijn niet van toepassing is op overheidsopdrachten voor diensten voor het verrichten van openbare diensten inzake personenvervoer per trein of metro, waarvan het plaatsen onderworpen moet blijven aan die verordening. Voor zover Verordening (EG) nr. 1370/2007 toelaat dat op grond van nationaal recht kan worden afgeweken van de voorschriften die genoemde verordening bevat, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben in hun nationale recht te blijven bepalen dat overheidsopdrachten voor openbare diensten inzake personenvervoer per trein of metro moeten worden gegund volgens een procedure voor het plaatsen van opdrachten die conform is aan hun algemene voorschriften voor overheidsopdrachten.

(28)

Deze richtlijn is niet van toepassing op bepaalde nooddiensten die worden uitgevoerd door non-profitorganisaties of -verenigingen, omdat die organisaties door hun specifieke karakter in hun voortbestaan zouden worden bedreigd indien de dienstverleners volgens de procedures van deze richtlijn geselecteerd zouden moeten worden. Het toepassingsgebied moet echter niet verder worden beperkt dan strikt noodzakelijk is. Derhalve moet uitdrukkelijk worden bepaald dat ziekenvervoer per ambulance niet buiten de richtlijn moet blijven. In dit verband dient voorts te worden verduidelijkt dat ambulancediensten niet onder CPV-groep 601 „Vervoer te land” vallen, maar wel onder CPV-klasse 8514. Derhalve moet worden verduidelijkt dat voor diensten die onder CPV-code 85143000-3 vallen en uitsluitend bestaan uit ziekenvervoer per ambulance, de bijzondere regeling voor sociale en andere bijzondere diensten (de „lichte regeling”) moet gelden. Bijgevolg moet voor gemengde opdrachten voor het verrichten van ambulancediensten in het algemeen ook het lichtere regime gelden indien de waarde van het ziekenvervoer per ambulance groter is dan de waarde van andere ambulancediensten.

(29)

Er zij aan herinnerd dat deze richtlijn alleen van toepassing is op de aanbestedende diensten van de lidstaten. Zij is bijgevolg in het algemeen niet van toepassing op politieke partijen, omdat deze geen aanbestedende diensten zijn. Politieke partijen zouden in bepaalde lidstaten echter onder de definitie van publiekrechtelijke instellingen kunnen vallen.

Bepaalde diensten (zoals de productie van propagandafilms en video’s) zijn, indien zij tijdens een verkiezingscampagne worden verricht, echter niet los te zien van de politieke standpunten van de dienstverlener, in die mate zelfs dat de dienstverleners doorgaans geselecteerd worden op een wijze die niet door aanbestedingsvoorschriften geregeld kan worden.

Ten slotte zij eraan herinnerd dat ten aanzien van het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen andere regels gelden dan die van deze richtlijn.

(30)

In sommige gevallen kan een aanbestedende dienst of een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten de enige bron zijn voor een bepaalde dienst, voor de verstrekking waarvan hij het alleenrecht heeft uit hoofde van wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen die verenigbaar zijn met het VWEU. Er dient te worden verduidelijkt dat deze richtlijn niet noodzakelijk wordt toegepast op het plaatsen van overheidsopdrachten voor diensten aan die aanbestedende dienst of dat samenwerkingsverband.

(31)

Er is een grote rechtsonzekerheid met betrekking tot de vraag in hoeverre de aanbestedingsregels moeten worden toegepast op opdrachten tussen entiteiten in de openbare sector. De desbetreffende rechtspraak van het Europees Hof van Justitie wordt door de lidstaten en zelfs door de aanbestedende diensten op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd. Daarom moet worden verduidelijkt in welke gevallen de aanbestedingsregels niet van toepassing zijn op binnen de openbare sector gesloten overeenkomsten.

Hierbij moeten de beginselen die in de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden beschreven richtinggevend zijn. Het enkele feit dat beide partijen in een overeenkomst zelf overheidsdiensten zijn, sluit op zich de toepassing van aanbestedingsregels niet uit. De toepassing van aanbestedingsregels mag echter niet ten koste gaan van de vrijheid van overheidsdiensten om hun taken van algemeen belang te vervullen met gebruikmaking van hun eigen middelen, waaronder de mogelijkheid samen te werken met andere overheidsdiensten.

Er moet voor worden gezorgd dat vrijgestelde samenwerking tussen overheidsdiensten niet leidt tot vervalsing van de mededinging ten opzichte van particuliere ondernemers in die zin dat een particuliere dienstverlener bevoordeeld wordt ten opzichte van zijn concurrenten.

(32)

Overheidsopdrachten die worden gegund aan gecontroleerde rechtspersonen, zijn niet aan de bij onderhavige richtlijn vastgestelde procedures onderworpen indien de aanbestedende dienst over die rechtspersoon toezicht uitoefent zoals op zijn eigen diensten, mits de activiteit van de gecontroleerde rechtspersoon voor ten minste 80 % bestaat uit het uitvoeren van taken die hem zijn opgedragen door de controle uitoefenende aanbestedende dienst of door andere rechtspersonen waarover die aanbestedende dienst controle uitoefent, ongeacht de begunstigde van de uitvoering van de opdracht.

Deze uitzondering geldt niet voor situaties waarin sprake is van directe participatie door een particuliere ondernemer in het kapitaal van de gecontroleerde rechtspersoon. Bij het gunnen van een overheidsopdracht zonder mededingingsprocedure zou de particuliere ondernemer met een deelname in het kapitaal van de gecontroleerde rechtspersoon dan namelijk onrechtmatig voordeel verkrijgen ten opzichte van zijn concurrenten. Gelet op de specifieke kenmerken van overheidsorganen met verplicht lidmaatschap, zoals organisaties die belast zijn met het beheer of de uitvoering van bepaalde openbare diensten, is het bovenstaande niet van toepassing in gevallen waarin de deelname van bepaalde particuliere ondernemingen in het kapitaal van de gecontroleerde rechtspersoon verplicht is gesteld krachtens nationale wet- en regelgeving die in overeenstemming is met de verdragen, mits die deelneming geen controle of blokkerende macht oplevert en geen beslissende invloed uitoefent op de besluiten van de gecontroleerde rechtspersoon. Voorts moet worden verduidelijkt dat alleen de directe participatie van particuliere ondernemingen in het kapitaal van de gecontroleerde rechtspersoon het beslissende element is. Wanneer derhalve sprake is van participatie door particuliere ondernemers in het kapitaal van de controlerende aanbestedende dienst(en), betekent dit niet dat geen overheidsopdrachten kunnen worden gegund aan de gecontroleerde rechtspersoon zonder toepassing van de procedures van deze richtlijn, aangezien die participaties de concurrentie tussen particuliere ondernemingen niet negatief beïnvloeden.

Ook moet worden verduidelijkt dat aanbestedende diensten zoals publiekrechtelijke instellingen, waar sprake kan zijn van participatie van privaat kapitaal, zich moeten kunnen beroepen op de uitzondering wegens horizontale samenwerking. Indien aan alle overige voorwaarden inzake horizontale samenwerking is voldaan, moet de uitzondering wegens horizontale samenwerking bijgevolg ook gelden voor de aanbestedende diensten waarbij de opdracht uitsluitend tussen aanbestedende diensten wordt gegund.

(33)

Aanbestedende diensten moeten kunnen besluiten hun taken van algemeen belang gezamenlijk in een samenwerkingsverband te verrichten, zonder dat een bepaalde rechtsvorm moet worden gekozen. Deze samenwerking zou betrekking kunnen hebben op alle soorten activiteiten die verband houden met het verrichten van hun diensten en met hun verantwoordelijkheden in het algemeen belang, zoals taken die territoriale lichamen verplicht of vrijwillig op zich nemen of diensten waarvoor, krachtens publiek recht, specifieke instanties bevoegd zijn. De diensten die door de verschillende deelnemende instanties worden verleend hoeven niet noodzakelijkerwijs identiek te zijn; zij kunnen ook complementair zijn.

Opdrachten met het oog op het gezamenlijk verrichten van openbare diensten dienen niet onderworpen te zijn aan de voorschriften van onderhavige richtlijn, mits zij uitsluitend tussen aanbestedende diensten zijn gegund en deze samenwerking uitsluitend uit overwegingen van algemeen belang plaatsvindt, zodat geen enkele particuliere onderneming bevoordeeld wordt ten opzichte van haar concurrenten.

Om aan deze voorwaarden te voldoen, moet de samenwerking gebaseerd zijn op een samenwerkingsmodel. Bij deze samenwerking is niet vereist is dat alle deelnemende diensten de nakoming van de voornaamste contractuele verplichtingen op zich nemen, zolang er sprake is van verbintenissen om in een samenwerkingsverband bij te dragen tot het verrichten van de openbare dienst in kwestie. Bovendien moet de samenwerking, met inbegrip van eventuele financiële overdrachten tussen de deelnemende aanbestedende diensten, uitsluitend uit overwegingen van algemeen belang plaatsvinden.

(34)

Er zijn gevallen waarin een juridische entiteit volgens de toepasselijke bepalingen van het nationaal recht optreedt als instrument of technische dienst voor bepaalde aanbestedende diensten, en verplicht is de instructies van deze aanbestedende diensten uit te voeren, en geen invloed heeft op de vergoeding van zijn prestatie. Gezien haar niet-contractuele karakter dient een dergelijke louter administratiefrechtelijke rechtsverhouding niet onder de werkingssfeer van de procedures inzake overheidsopdrachten te vallen.

(35)

Medefinanciering van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s (O&O) door het bedrijfsleven moet worden aangemoedigd. Bijgevolg moet worden bepaald dat deze richtlijn alleen van toepassing is als er geen sprake is van medefinanciering en de resultaten van de O&O-activiteiten voor de betrokken aanbestedende dienst zijn. Dit mag niet verhinderen dat de dienstverlener die deze activiteiten heeft uitgevoerd een overzicht daarvan kan publiceren, maar de aanbestedende dienst moet het alleenrecht behouden om de resultaten van O&O bij zijn eigen werkzaamheden te gebruiken. Fictieve uitwisseling van de resultaten van O&O of een loutere symbolische bijdrage aan de vergoeding van de dienstverlener mag de toepassing van deze richtlijn niet beletten.

(36)

Beroep en werk zijn bevorderlijk voor maatschappelijke integratie en zijn van fundamenteel belang voor het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen. Sociale werkplaatsen kunnen in dit verband een belangrijke rol spelen. Hetzelfde geldt voor andere sociale ondernemingen waarvan het belangrijkste doel de ondersteuning is van de sociale en beroepsmatige integratie of herintegratie van gehandicapten en kansarmen, zoals werklozen, leden van achtergestelde minderheden of andere maatschappelijk gemarginaliseerde groepen. Het is echter mogelijk dat dergelijke werkplaatsen of ondernemingen er bij normale mededingingsvoorwaarden niet in slagen om opdrachten te verwerven. Daarom is het wenselijk te bepalen dat de lidstaten het recht om deel te nemen aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten of bepaalde percelen daarvan moeten kunnen voorbehouden van dergelijke werkplaatsen of ondernemingen of de uitvoering van opdrachten moeten kunnen beperken tot programma’s voor beschermde arbeid.

(37)

Met het oog op een goede integratie van milieu-, sociale en arbeidseisen in procedures voor overheidsopdrachten is het met name van belang dat de lidstaten en de aanbestedende diensten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen die van toepassing zijn op de plaats waar de werkzaamheden en worden uitgevoerd of de diensten worden verricht, en die voortvloeien uit wetten, regelingen en collectieve overeenkomsten van de lidstaten of de Unie, mits deze regels en de toepassing ervan in overeenstemming zijn met het Unierecht. Evenzo moeten de verplichtingen voortvloeiende uit internationale overeenkomsten die door alle lidstaten geratificeerd zijn en in bijlage X zijn opgesomd, van toepassing zijn tijdens de uitvoering van de opdracht. Deze mogen echter geenszins een beletsel zijn voor de toepassing van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die gunstiger zijn voor de werknemers.

De betreffende maatregelen moeten worden toegepast conform de basisbeginselen van het recht van de Unie, met name met het oog op gelijke behandeling. Die maatregelen moeten worden toegepast overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (11). Waarbij moet worden toegezien op gelijke behandeling en mag geen sprake zijn van directe of indirecte discriminatie van ondernemers en werknemers uit andere lidstaten.

(38)

De diensten worden geacht te zijn verleend op de plaats waar de kenmerkende prestaties zijn geleverd. Indien de diensten op afstand worden verleend, bijvoorbeeld diensten van callcenters, moeten die diensten worden geacht te zijn verleend op de plaats waar de diensten worden uitgevoerd, ongeacht de plaatsen en de lidstaten waarvoor de diensten bestemd zijn.

(39)

De geldende verplichtingen kunnen worden weergegeven in contractbepalingen. Ook moet het mogelijk zijn, in het contract bepalingen op te nemen die de naleving van collectieve overeenkomsten garanderen conform het recht van de Unie inzake overheidsopdrachten. Niet-naleving van de geldende verplichtingen kan worden beschouwd als een ernstige fout van de betrokken ondernemer, en ertoe leiden dat hij wordt uitgesloten van de procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht.

(40)

Controle op de naleving van deze ecologische, sociaal- en arbeidsrechtelijke bepalingen moet geschieden in de desbetreffende stadia van de aanbestedingsprocedure, namelijk bij de toepassing van de algemene beginselen inzake de keuze van de deelnemers en de gunning van opdrachten, bij de toepassing van de uitsluitingscriteria en bij de toepassing van de bepalingen betreffende abnormaal lage inschrijvingen. De noodzakelijke controlehandelingen daartoe moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van deze richtlijn, met name die welke gelden voor de bewijsmiddelen en de eigen verklaringen.

(41)

Geen enkele bepaling in deze richtlijn mag beletten dat maatregelen worden voorgeschreven of toegepast ter bescherming van de openbare zedelijkheid, openbare orde of veiligheid of het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten of andere milieumaatregelen — in het bijzonder met het oog op duurzame ontwikkeling — op voorwaarde dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met het VWEU.

(42)

De aanbestedende diensten hebben grote behoefte aan extra flexibiliteit die ruimte biedt om een aanbestedingsprocedure te kiezen die voorziet in onderhandelingen. Een groter gebruik van deze procedures zal mogelijkerwijs ook de grensoverschrijdende handel stimuleren, aangezien uit de evaluatie is gebleken dat opdrachten die worden gegund via de onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking een bijzonder hoog succespercentage hebben bij grensoverschrijdende aanbestedingen. De lidstaten moeten kunnen voorzien in het gebruik van de mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog, in verschillende situaties waarin de openbare of niet-openbare procedure zonder onderhandelingen waarschijnlijk niet tot bevredigende aanbestedingsresultaten leiden is benut. Er zij aan herinnerd dat de concurrentiegerichte dialoog, uitgedrukt in contractwaarde, de laatste jaren aanzienlijk is benut. Deze procedure is nuttig gebleken in gevallen waarin de aanbestedende diensten niet in staat zijn te bepalen welke middelen aan hun behoeften kunnen voldoen of te beoordelen wat de markt te bieden heeft op het gebied van technische, financiële of juridische oplossingen. Dat kan met name het geval zijn bij innovatieve projecten, de uitvoering van omvangrijke geïntegreerde vervoersinfrastructuurprojecten, grote computernetwerken, of projecten met een complexe en gestructureerde financiering. Waar nodig moeten de aanbestedende diensten worden aangemoedigd een projectleider aan te wijzen die zorg moet dragen voor een goede samenwerking tussen de ondernemers en de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure.

(43)

Bij opdrachten voor werken, gaat het onder meer om werken die geen standaardgebouwen zijn of werken die tevens ontwerpen of innovatieve oplossingen behelzen. Voor diensten of leveringen waarbij aanpassingen nodig zijn of waarmee ontwerpactiviteiten gemoeid zijn, kan het gebruik van een mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog wellicht nuttig zijn. Dergelijke aanpassings- of ontwerpactiviteiten zijn met name nodig in het geval van complexe aankopen zoals geavanceerde producten, intellectuele diensten, zoals bepaalde consultancy-, architectuur- of ingenieursdiensten, of grote ICT-projecten. In deze gevallen kunnen onderhandelingen noodzakelijk zijn om te garanderen dat de levering of dienst voorziet in de behoeften van de aanbestedende dienst. Voor standaarddiensten of -leveringen die door vele verschillende spelers op de markt kunnen worden aangeboden, mag geen gebruik worden gemaakt van de mededingingsprocedure met onderhandeling of de concurrentiegerichte dialoog.

(44)

De mededingingsprocedure met onderhandeling dient tevens mogelijk te zijn in gevallen waarin een openbare of niet-openbare procedure slechts in onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen heeft geresulteerd. In die gevallen moeten de aanbestedende diensten onderhandelingen kunnen voeren die tot regelmatige en aanvaardbare inschrijvingen leiden.

(45)

De mededingingsprocedure met onderhandeling moet omgeven zijn met voldoende waarborgen voor de naleving van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie. In het bijzonder moeten de aanbestedende diensten vooraf de minimumeisen bekendmaken die bepalend zijn voor de aard van de aanbesteding en die tijdens de onderhandelingen niet mogen worden gewijzigd. Gunningscriteria en wegingsfactoren moeten ongewijzigd blijven gedurende de gehele procedure en er mag niet over worden onderhandeld, met het oog op de gelijke behandeling van alle ondernemers. De onderhandelingen moeten gericht zijn op verbetering van de inschrijvingen, zodat aanbestedende diensten werken, leveringen en diensten kunnen inkopen die volledig aansluiten op hun specifieke behoeften. De onderhandelingen kunnen betrekking hebben op alle kenmerken van de gekochte werken, leveringen en diensten, zoals kwaliteit, hoeveelheid, commerciële clausules, alsook sociale, milieu- en innovatieve aspecten, voor zover het geen minimumeisen betreft.

Er moet worden verduidelijkt dat de door de aanbestedende dienst vast te stellen minimumeisen de (met name materiële, functionele en juridische) voorwaarden en kenmerken zijn waaraan elke inschrijving moet voldoen of die zij moet bezitten, opdat de aanbestedende dienst de opdracht kan gunnen in overeenstemming met de gekozen gunningsscriteria. Met het oog op de transparantie en de traceerbaarheid van het proces, moeten alle fasen naar behoren worden gedocumenteerd. Voorts moeten alle inschrijvingen gedurende de gehele procedure schriftelijk worden ingediend.

(46)

De aanbestedende diensten moet worden toegestaan bepaalde op de openbare of niet-openbare procedure en op mededingingsprocedure met onderhandeling toepasselijke termijnen in te korten indien deze termijnen onhaalbaar zijn vanwege de urgentie, die door de aanbestedende dienst deugdelijk moet worden gemotiveerd. Verduidelijkt dient te worden dat het niet noodzakelijkerwijs moet gaan om dwingende spoed als gevolg van gebeurtenissen die de aanbestedende dienst niet kon voorzien en die hem niet toegerekend kunnen worden.

(47)

Onderzoek en innovatie, waaronder eco-innovatie en sociale innovatie, behoren tot de voornaamste aanjagers van toekomstige groei en staan centraal in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. De aanbestedende diensten moeten overheidsopdrachten zo strategisch mogelijk aanwenden om innovatie te bevorderen. De aankoop van innovatieveproducten, werken en diensten speelt een centrale rol in het verbeteren van de efficiëntie en de kwaliteit van overheidsdiensten en vormt een antwoord op grote maatschappelijke uitdagingen. Hiermee kan worden gestreefd naar de beste prijs-kwaliteitsverhouding en naar ruimere economische, milieu- en maatschappelijke voordelen, namelijk doen rijpen van nieuwe ideeën, deze omzetten in innovatieve producten en diensten en daarmee duurzame economische groei stimuleren.

Gememoreerd wordt dat een reeks aanbestedingsmodellen is vermeld in de mededeling van de Commissie van 14 december 2007 over precommerciële inkoop: aansturen van innovatie voor het waarborgen van duurzame hoogkwalitatieve overheidsdiensten in Europa, die regelingen bevatten voor het aanbesteden van de O&O-diensten welke niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Die modellen zouden beschikbaar blijven, maar deze richtlijn moet ook innovatie bij overheidsaanbestedingen vergemakkelijken en de lidstaten helpen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Innovatie-Unie.

(48)

Gezien het belang van innovatie moeten de aanbestedende diensten zo vaak mogelijk worden aangemoedigd varianten toe te laten. Bijgevolg moet de aandacht van die diensten erop worden gevestigd dat er minimumeisen voor de varianten moeten worden vastgesteld alvorens wordt aangegeven dat er varianten mogen worden ingediend.

(49)

Als in de behoefte aan de ontwikkeling van een innovatief product of dienst of innovatieve werken en de latere aankoop van de daaruit voortgekomen leveringen, diensten of werken niet kan worden voorzien met behulp van oplossingen die reeds beschikbaar zijn op de markt, moeten de aanbestedende diensten toegang hebben tot een specifieke aanbestedingsprocedure voor opdrachten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Deze specifieke procedure moet aanbestedende diensten in staat stellen een innovatiepartnerschap op lange termijn aan te gaan voor de ontwikkeling en vervolgens de aankoop van nieuwe, innovatieve producten, diensten of werken, zonder dat een afzonderlijke aanbestedingsprocedure voor de aankoop nodig is, mits deze innovatieve producten of diensten of innovatieve werken geleverd kunnen worden op een afgesproken kwaliteits- en kostenniveau. Het innovatiepartnerschap moet worden gebaseerd op de procedureregels die van toepassing zijn op de mededingingsprocedure met onderhandeling; opdrachten worden uitsluitend aan de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitsverhouding gegund, aangezien dit het meest geschikte criterium is om inschrijvingen voor innovatieve oplossingen te vergelijken. Zowel voor zeer grote projecten als voor kleinere innovatieve projecten, moet het innovatiepartnerschap zodanig worden gestructureerd dat het de noodzakelijke „market-pull” kan genereren, en daarbij zonder afscherming van de markt de ontwikkeling van een innovatieve oplossing kan stimuleren.

Aanbestedende diensten mogen bijgevolg geen gebruikmaken van innovatiepartnerschappen om mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen. In bepaalde gevallen kan de vorming van innovatiepartnerschappen met verschillende partners dergelijke effecten helpen voorkomen.

(50)

Gelet op de concurrentieschade dienen onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden te worden gebruikt. Deze uitzondering moet worden beperkt tot gevallen waarin bekendmaking niet mogelijk is wegens dwingende spoed als gevolg van gebeurtenissen die de aanbestedende dienst niet kon voorzien en die hem niet toegerekend kunnen worden, of van meet af aan duidelijk is dat bekendmaking niet tot meer concurrentie of betere aanbestedingsresultaten zal leiden, niet het minst omdat objectief gezien slechts één ondernemer de opdracht kan uitvoeren. Dit is het geval met kunstwerken, waarbij het unieke karakter en de waarde van het kunstvoorwerp inherent zijn aan de identiteit van de kunstenaar. De exclusiviteit kan ook uit een andere reden voortkomen, maar het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is alleen in geval van objectieve exclusiviteit te rechtvaardigen, als de exclusiviteit niet door de aanbestedende dienst zelf met het oog op de toekomstige aanbestedingsprocedure is gecreëerd.

Aanbestedende diensten die zich op deze uitzondering beroepen moeten aangeven waarom er geen goede alternatieven of vervangmiddelen beschikbaar zijn, zoals het gebruik van alternatieve distributiekanalen, ook buiten de lidstaat van de aanbestedende dienst, of het in overweging nemen van functioneel vergelijkbare werken, leveringen en diensten.

Indien technische redenen het exclusieve karakter bepalen, moeten deze nauwkeurig worden omschreven en per geval gemotiveerd worden. Deze redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat het voor een andere ondernemer technisch onhaalbaar is de vereiste prestaties te leveren, of dat specifieke kennis, instrumenten of middelen nodig zijn die maar één ondernemer tot zijn beschikking heeft. Technische redenen kunnen ook verband houden met specifieke interoperabiliteitseisen waaraan moet worden voldaan met het oog op het goed functioneren van de aan te besteden werken, leveringen of diensten.

Ten slotte is een aanbestedingsprocedure niet zinvol voor leveringen die rechtstreeks op een grondstoffenmarkt worden aangekocht, inclusief handelsplatforms voor producten zoals landbouwproducten en grondstoffen alsmede energiebeurzen, indien de gereguleerde en onder toezicht staande multilaterale handelsstructuur automatisch marktprijzen garandeert.

(51)

Er moet worden verduidelijkt dat de bepalingen inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie geenszins een beletsel vormen voor openbaarmaking van de niet-vertrouwelijke onderdelen van gegunde opdrachten, met inbegrip van eventuele latere wijzigingen.

(52)

Elektronische informatie- en communicatiemiddelen kunnen de bekendmaking van opdrachten in aanzienlijke mate vereenvoudigen en de efficiëntie en transparantie van aanbestedingsprocedures verbeteren. Zij moeten het standaardmiddel voor communicatie en informatie-uitwisseling in aanbestedingsprocedures worden, aangezien zij de mogelijkheden van ondernemers om deel te nemen aan aanbestedingsprocedures op de hele interne markt sterk vergroten. Daartoe moeten de verzending van aankondigingen in elektronische vorm, de elektronische beschikbaarheid van de aanbestedingsdocumenten en — na een overgangsperiode van dertig maanden — een volledig elektronische communicatie, dat wil zeggen het overbrengen van informatie langs elektronische weg in alle fasen van de procedure, met inbegrip van de verzending van verzoeken om deelneming en, met name, de verzending van inschrijvingenelektronische indiening), verplicht worden gesteld. De lidstaten en de aanbestedende diensten moeten de vrijheid hebben om verder te gaan als zij dat wensen. Verduidelijkt moet ook worden dat het verplichte gebruik van elektronische communicatiemiddelen op grond van deze richtlijn niet mag betekenen dat de aanbestedende diensten de inschrijvingen elektronisch moeten verwerken, noch dat elektronische evaluatie of automatische verwerking verplicht wordt gesteld. Bovendien mag op grond van deze richtlijn voor geen enkel onderdeel van de aanbestedingsprocedure voor overheidsopdrachten na de gunning van de opdracht, en evenmin voor de interne communicatie binnen de aanbestedende dienst, het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht worden gesteld.

(53)

De aanbestedende diensten dienen, behalve in bepaalde specifieke situaties, elektronische communicatiemiddelen te gebruiken die niet-discriminerend en algemeen beschikbaar alsmede interoperabel met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zijn, en mogen de toegang van ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet beperken. Het gebruik van deze communicatiemiddelen dient ook rekening te houden met de toegankelijkheid voor personen met een handicap. Verduidelijkt moet ook worden dat het verplichte gebruik van elektronische middelen in alle stadia van de openbareaanbestedingsprocedure onwenselijk is indien voor dat gebruik niet algemeen beschikbare gespecialiseerde tools of bestandsformaten nodig zijn, of in indien de communicatie alleen met behulp van gespecialiseerde kantooruitrusting kan plaatsvinden. De aanbestedende diensten moeten derhalve in bepaalde, limitatief opgesomde, gevallen niet worden verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de inschrijvingsprocedure te eisen. Deze richtlijnbepaalt dat daartoe ook gevallen behoren waarin het gebruik van gespecialiseerde kantooruitrusting nodig is waarover de aanbestedende diensten doorgaans niet beschikken, zoals breedformaatprinters. In sommige aanbestedingsprocedures zou in de aanbestedingsstukken de indiening kunnen worden geëist van een fysiek model of een schaalmodel dat niet langs elektronische weg bij de aanbestedende diensten kan worden ingediend. In dergelijke situaties moet het model per post of een andere geschikte vervoerder aan de aanbestedende diensten kunnen worden toegezonden.

Bepaald moet evenwel worden dat het gebruik van andere communicatiemiddelen dient te worden beperkt tot de onderdelen van de inschrijving waarvoor geen communicatie langs elektronische weg is vereist.

Er dient te worden verduidelijkt dat, indien zulks om technische redenen nodig is, de aanbestedende diensten een maximumgrens moeten kunnen vaststellen voor de omvang van de dossiers die kunnen worden ingediend.

(54)

In uitzonderlijke gevallen, waar nodig om de uiterst gevoelige aard van informatie te beschermen, moet het de aanbestedende diensten toegestaan zijn geen gebruik te maken van dergelijke elektronische communicatiemiddelen. Verduidelijkt moet worden dat wanneer het gebruik van niet algemeen beschikbare elektronische instrumenten de gewenste mate van bescherming kan bieden, die elektronische instrumenten moeten worden gebruikt. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de aanbestedende diensten het gebruik van specifieke beveiligde communicatiemiddelen eisen waartoe zij toegang verlenen.

(55)

Uiteenlopende technische formats of uiteenlopende verwerkings- en berichtnormen kunnen een belemmering vormen voor interoperabiliteit, niet alleen in elke lidstaat, maar ook, en vooral, tussen de lidstaten. Om bijvoorbeeld deel te nemen aan een aanbestedingsprocedure waarbij het gebruik van elektronische catalogi — een gemeenschappelijk formaat voor de presentatie en organisatie van informatie voor alle gegadigden dat zich leent voor elektronische verwerking — verplicht of toegestaan is, zouden ondernemers, als gevolg van ontbrekende standaardisatie, zich genoodzaakt zien hun eigen catalogi aan te passen voor elke aanbestedingsprocedure; dit zou betekenen dat nagenoeg dezelfde informatie moet worden toegestuurd in verschillende formaten, afhankelijk van het bestek van de betrokken aanbestedende dienst. De standaardisatie van de formats van de catalogus zou derhalve de interoperabiliteit vergroten, de efficiëntie verhogen en ook tot lastenvermindering voor de ondernemers leiden.

(56)

Wanneer de Commissie onderzoekt of uiteenlopende technische formats of verwerkings- en berichtnormen meer interoperabel moeten worden gemaakt door specifieke normen verplicht te stellen, en welke normen dan wel moeten worden opgelegd, moet zij zo veel mogelijk rekening houden met de mening van de belanghebbenden. Ook moet worden bezien in hoeverre een bepaalde norm in de praktijk reeds is gebruikt door de ondernemers en aanbestedende diensten, en hoe goed dit heeft gewerkt. Voordat het gebruik van een bepaalde technische norm verplicht wordt gesteld, moet de Commissie ook zorgvuldig nagaan welke kosten daarmee gemoeid zijn, met name voor de aanpassing van bestaande oplossingen voor e-aanbestedingen, onder meer infrastructuur, processen of software. Indien de betrokken normen niet zijn ontwikkeld door een internationaal, Europees of nationaal normalisatie-instituut, moeten zij voldoen aan de voorschriften voor ICT-normen, bepaald in Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(57)

Vóór de vaststelling van het vereiste beveiligingsniveau voor elektronische communicatiemiddelen die in de verschillende stadia van de aanbestedingsprocedure worden gebruikt, moeten de lidstaten en de aanbestedende diensten nagaan of de eisen in verband met de correcte en betrouwbare identificatie van de afzenders van de mededeling en de integriteit van de inhoud in verhouding staan tot het risico van problemen zoals in situaties waarin berichten worden verzonden door een andere dan de vermelde afzender. Wanneer alle andere factoren gelijk blijven, zou dit betekenen dat het vereiste beveiligingsniveau van bijvoorbeeld een e-mail waarin wordt verzocht om bevestiging van het exacte adres waar een informatievergadering zal worden gehouden niet zo hoog moet zijn als voor de inschrijving zelf, die een bindend bod is voor de ondernemer. Evenzo kan de evenredigheidstoets ertoe leiden dat lagere beveiligingseisen worden gesteld aan het opnieuw toezenden van elektronische catalogi, de indiening van inschrijvingen bij minigunningsprocedures in een raamovereenkomst of de toegang tot aanbestedingsstukken.

(58)

Essentiële elementen van een aanbestedingsprocedure zoals de aanbestedingsstukken, verzoeken tot deelname, blijken van belangstelling en inschrijvingen moeten weliswaar altijd schriftelijk worden ingediend, maar mondelinge communicatie met de ondernemers moet mogelijk blijven, mits de inhoud ervan voldoende gedocumenteerd wordt. Dit is nodig om voldoende transparantie te garanderen, en dus na te gaan of het beginsel van gelijke behandeling in acht is genomen. Het is met name van essentieel belang dat mondelinge communicatie met de inschrijvers die een effect kan hebben op de inhoud en beoordeling van de inschrijvingen voldoende en met passende middelen wordt gedocumenteerd, zoals door schriftelijke of auditieve registratie of samenvatting van de voornaamste elementen van de communicatie.

(59)

Op de aanbestedingsmarkten van de Unie komt het steeds vaker voor dat aanbestedende diensten de vraag bundelen om schaalvoordelen zoals lagere prijzen en transactiekosten te verkrijgen, en om het aanbestedingsmanagement te verbeteren en te professionaliseren. Dit kan worden bereikt door bundeling van de aankopen, in de vorm van samenvoeging van aanbestedende diensten of bundeling naar volume en waarde van in de tijd gespreide opdrachten. Het samenvoegen en centraliseren van aankopen moet echter nauwlettend worden gevolgd om buitensporige concentratie van kopersmacht en collusie te voorkomen en om de transparantie en concurrentie alsmede de kansen op markttoegang voor het mkb te behouden.

(60)

Raamovereenkomsten worden in Europa algemeen gebruikt en als een efficiënte aanbestedingstechniek beschouwd. Deze techniek moet dan ook grotendeels ongewijzigd worden gehandhaafd. Ten aanzien van bepaalde aspecten is echter meer duidelijkheid nodig, in het bijzonder de regel dat raamovereenkomsten niet mogen worden gebruikt door aanbestedende diensten die daar zelf niet in worden vermeld. Daarom moet van meet af aan duidelijk worden aangegeven welke aanbestedende diensten partij zijn bij een specifieke raamovereenkomst, hetzij door vermelding bij naam of met andere middelen, zoals verwijzing naar een bepaalde categorie aanbestedende diensten binnen een duidelijk afgebakend geografisch gebied, zodat de betrokken aanbestedende diensten ondubbelzinnig en gemakkelijk aan te duiden zijn. Evenzo mag een bestaande raamovereenkomst niet openstaan voor nieuwe ondernemers. Dat houdt onder meer in dat als een aankoopcentrale gebruikmaakt van een algemeen register van de aanbestedende diensten of categorieën daarvan, zoals de plaatselijke autoriteiten in een bepaald geografisch gebied, die gerechtigd zijn zich te beroepen op de raamovereenkomsten zij dat op zodanig wijze moet doen dat niet alleen de identiteit van de betrokken aanbestedende dienst kan worden gecontroleerd, maar ook de datum met ingang waarvan deze dienst het recht heeft zich te beroepen op de door de aankoopcentrale gesloten raamovereenkomst, omdat die datum bepaalt welke specifieke raamovereenkomsten de aanbestedende dienst mag gebruiken.

(61)

De objectieve voorwaarden op grond waarvan wordt bepaald welke ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst, belast zijn met een bepaalde taak, zoals leveringen of diensten die bestemd zijn voor gebruik door natuurlijke personen, mogen in het geval van raamovereenkomsten waarin alle contractvoorwaarden zijn vastgesteld, ook de behoeften of de keuzes van de betrokken natuurlijke personen omvatten.

De aanbestedende diensten moeten extra ruimte krijgen bij de aankoop in het kader van raamovereenkomsten die zijn aangegaan met meer dan een ondernemer en waarin alle modaliteiten zijn opgenomen.

In dergelijke gevallen moet de aanbestedende dienst specifieke werken, leveringen of diensten die onder de raamovereenkomst vallen, kunnen laten uitvoeren, hetzij door ze te gunnen aan één van de ondernemers, aangewezen volgens objectieve criteria en op grond van de reeds vastgestelde contractvoorwaarden, of door een specifiek contract voor de uitvoering van werken, leveringen of diensten te gunnen na een mini-gunningsprocedure tussen de ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst. Ter wille van de transparantie en gelijke behandeling moeten de aanbestedende diensten in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst de objectieve criteria voor de keuze tussen deze twee methoden van uitvoering van de raamovereenkomst aangeven. Deze criteria kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de hoeveelheid, de waarde of de kenmerken van de werken, leveringen of diensten, zoals de behoefte aan een betere service of een hoger veiligheidsniveau, of op de prijsontwikkelingen volgens een vooraf bepaald indexcijfer. Raamovereenkomsten mogen niet oneigenlijk worden gebruikt of worden gebruikt om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen. De aanbestedende diensten mogen op grond van deze richtlijn niet verplicht zijn om onder een raamovereenkomst vallende werken, leveringen of diensten, volgens deze raamovereenkomst aan te besteden.

(62)

Bovendien moet worden bepaald dat opdrachten op grond van een raamovereenkomst weliswaar worden gegund voor het einde van de looptijd van die raamovereenkomst, maar dat de looptijd van de afzonderlijke opdrachten bij een raamovereenkomst niet samen hoeft te vallen met de looptijd van die raamovereenkomst zelf, doch al naar gelang van de behoefte korter of langer zou kunnen zijn. Met name moet het toegestaan zijn om, op grond van factoren als de voor de uitvoering benodigde tijd, de looptijd van afzonderlijke opdrachten te bepalen op basis van een raamovereenkomst wanneer het onderhoud van apparatuur met een verwachte gebruiksduur van meer dan vier jaar onder de opdracht valt of het personeel een uitgebreide opleiding nodig heeft om de opdracht te kunnen uitvoeren.

Verduidelijkt moet ook worden dat er zich uitzonderlijke gevallen zouden kunnen voordoen waarin de looptijd van raamovereenkomsten meer dan vier jaar mag bedragen. Die gevallen, die afdoende gemotiveerd moeten worden, met name op grond van het voorwerp van de raamovereenkomst, kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de ondernemers over apparatuur moeten beschikken met een afschrijvingstermijn van meer dan vier jaar en die gedurende de gehele looptijd van de raamovereenkomst altijd beschikbaar moet zijn.

(63)

Uit de ervaring blijkt ook dat de behoefte bestaat om de regels met betrekking tot dynamische aankoopsystemen aan te passen zodat aanbestedende diensten de mogelijkheden van dat instrument volledig kunnen benutten. De systemen moeten worden vereenvoudigd; in het bijzonder is toepassing van een niet-openbare procedure nodig waardoor indicatieve inschrijving — een van de grootste belemmeringen bij de toepassing van dynamische aankoopsystemen — overbodig wordt. Elke ondernemer die een verzoek tot deelname indient en aan de selectiecriteria voldoet, moet derhalve tot de aanbestedingsprocedures in het kader van een dynamisch aankoopsysteem worden toegelaten, en wel gedurende de gehele looptijd van dat systeem. Met deze aankooptechniek kunnen de aanbestedende diensten, voor gangbare of gestandaardiseerde producten, werken of -diensten die algemeen op de markt beschikbaar zijn, kiezen uit een zeer groot aantal inschrijvingen en zodoende zorgen voor een optimale besteding van overheidsmiddelen op basis van brede mededinging.

(64)

Deze verzoeken tot deelname moeten in de regel binnen een maximumtermijn van tien werkdagen worden behandeld, aangezien de beoordeling van de selectiecriteria plaatsvindt op basis van de vereenvoudigde documentatie-eisen die in deze richtlijn zijn opgenomen. Als echter eerst een dynamisch aankoopsysteem is opgezet, kunnen de aanbestedende diensten, in reactie op de eerste bekendmaking van de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling, een zodanig groot aantal verzoeken om deelname ontvangen dat zij meer tijd zouden nodig hebben om de verzoeken te bestuderen. Dat moet mogelijk zijn, mits er geen specifieke aanbesteding wordt uitgeschreven voordat alle verzoeken zijn onderzocht. De aanbestedende dienst moet vrij kunnen kiezen hoe hij de verzoeken tot deelname zal bestuderen, bijvoorbeeld door dat slechts eenmaal per week te doen, mits de termijnen voor de behandeling van elk verzoek om toelating in acht worden genomen.

(65)

De aanbestedende diensten moeten, zolang het dynamisch aankoopsysteem loopt, steeds van de ondernemers kunnen verlangen dat zij binnen een passende termijn een nieuwe, bijgewerkte eigen verklaring inzake de naleving van de kwalitatieve selectiecriteria indienen. Er zij aan herinnerd dat de mogelijkheid — volgens de algemene bepalingen aangaande de bewijsmiddelen — om ondernemers te verzoeken aanvullende stukken over te leggen, en de verplichting daartoe van de inschrijver aan wie de opdracht is gegund, ook gelden in het specifieke kader van de dynamische aankoopsystemen.

(66)

Om het mkb meer mogelijkheden te geven deel te nemen aan een grootschalig dynamisch aankoopsysteem, bijvoorbeeld een door een aankoopcentrale beheerd systeem, moet de betrokken aanbestedende dienst met objectief omschreven categorieën van producten, werken of diensten kunnen werken. Deze categorieën dienen nader te worden omschreven aan de hand van objectieve elementen zoals de maximaal toegestane omvang van specifieke opdrachten die binnen een categorie worden gegund, of een bepaald geografisch gebied waarin specifieke opdrachten zullen worden uitgevoerd. Als een dynamisch aankoopsysteem in categorieën is onderverdeeld, moet de aanbestedende dienst selectiecriteria toepassen die in verhouding staan tot de kenmerken van een bepaalde categorie.

(67)

Er moet worden verduidelijkt dat elektronische veilingen naar hun aard niet geschikt zijn voor bepaalde overheidsopdrachten voor werken en bepaalde overheidsopdrachten voor diensten die betrekking hebben op intellectuele prestaties, zoals het ontwerpen van werken, omdat elektronische veilingen alleen gebruikt mogen worden voor elementen die elektronisch en zonder tussenkomst van of beoordeling door de aanbestedende dienst geëvalueerd kunnen worden, d.w.z. alleen kwantificeerbare elementen die in cijfers of percentages uitgedrukt kunnen worden.

Er moet echter ook worden verduidelijkt dat elektronisch kan worden geveild in een procedure voor de aankoop van een bepaald intellectuele-eigendomsrecht. Voorts zij er ook aan herinnerd dat, zolang de veiling nog niet is begonnen, het de aanbestedende instanties weliswaar vrijstaat selectiecriteria toe te passen waardoor zij het aantal gegadigden of inschrijvers kunnen beperken, maar daarna mag geen verdere beperking van het aantal inschrijvers dat deelneemt aan de elektronische veiling zijn toegestaan.

(68)

Er worden voortdurend nieuwe elektronische aankooptechnieken zoals elektronische catalogi ontwikkeld. Elektronische catalogi zijn een format waarmee informatie voor alle deelnemende bieders op dezelfde wijze wordt gepresenteerd en georganiseerd en dat zich leent voor elektronische verwerking. Het kan bijvoorbeeld gaan om inschrijvingen in de vorm van een spreadsheet. De aanbestedende diensten moeten elektronische catalogi kunnen verlangen in alle beschikbare procedures waarin het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht is. Elektronische catalogi bevorderen de mededinging en het stroomlijnen van overheidsaankopen, vooral omdat zij tijd en kosten besparen. Regels moeten echter worden vastgesteld die ervoor zorgen dat het gebruik van de nieuwe technieken voldoet aan de richtlijn en de beginselen gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie. Het gebruik van elektronische catalogi voor de presentatie van de inschrijvingen mag er dus niet toe leiden dat ondernemers de mogelijkheid hebben zich te beperken tot toezending van hun algemene catalogus. Ondernemers moeten verplicht blijven hun algemene catalogi aan te passen voor de specifieke aanbestedingsprocedure. Door die aanpassing bevat de catalogus welke wordt ingediend in het kader van een bepaalde aanbestedingsprocedure slechts de producten, werken of diensten die naar het oordeel van de ondernemers — na grondige bestudering — overeenkomen met de eisen van de aanbestedende dienst. Daarbij dient het de ondernemers te worden toegestaan informatie uit hun algemene catalogus over te nemen, maar mogen zij niet de algemene catalogus als zodanig toezenden.

Voorts moeten aanbestedende diensten — in het bijzonder als in het kader van een raamovereenkomst opnieuw tot mededinging is opgeroepen of als een dynamisch aankoopsysteem wordt gebruikt — inschrijvingen met betrekking tot bepaalde aankopen kunnen opstellen op basis van eerder toegezonden elektronische catalogi, mits er voldoende waarborgen zijn wat betreft traceerbaarheid, gelijke behandeling en voorspelbaarheid.

Voor inschrijvingen die door de aanbestedende dienst zijn opgesteld, moet de betrokken ondernemer kunnen nagaan of de inschrijving geen materiële fouten bevat. Als er sprake is van materiële fouten, is de ondernemer niet gebonden door de inschrijving die de aanbestedende dienst heeft opgesteld, tenzij de fout gecorrigeerd wordt.

Overeenkomstig de voorschriften inzake elektronische communicatiemiddelen moeten de aanbestedende diensten vermijden onterechte belemmeringen op te werpen voor de toegang van ondernemers tot aanbestedingsprocedures waarbij inschrijving in de vorm van een elektronische catalogus wordt vereist en de naleving van de algemene beginselen non-discriminatie en gelijke behandeling wordt gewaarborgd.

(69)

Gecentraliseerde aankooptechnieken worden in de meeste lidstaten steeds vaker gebruikt. Aankoopcentrales zijn belast met het verrichten van aankopen, het beheren van dynamische aankoopsystemen of het plaatsen van overheidsopdrachten/het sluiten van raamovereenkomsten voor andere aanbestedende diensten, al dan niet tegen vergoeding. De aanbestedende diensten waarvoor een raamovereenkomst is gesloten moeten daar gebruik van kunnen maken bij individuele of herhaalde aankopen. Door de omvang van de aankopen kunnen deze technieken de concurrentie bevorderen en moeten zij bijdragen tot een professioneler overheidsaankoopbeleid. Daarom moet de Unie voorzien in een definitie van aankoopcentrales die in dienst staan van aanbestedende diensten, en bepaald moet worden dat aankoopcentrales op twee verschillende manieren werken.

Allereerst moeten zij in staat zijn op te treden als groothandelaren door middel van aankoop, opslag en wederverkoop of, ten tweede, als tussenpersonen door het plaatsen van opdrachten, het beheren van dynamische aankoopsystemen of het sluiten van raamovereenkomsten die door aanbestedende diensten worden gebruikt. Die rol van tussenpersoon kan in sommige gevallen worden vervuld door de relevante aanbestedingsprocedures autonoom toe te passen, zonder gedetailleerde instructies van de betrokken aanbestedende diensten, in andere gevallen door de relevante aanbestedingsprocedures toe te passen volgens de instructies en in naam en voor rekening van de betrokken aanbestedende diensten.

Voorts moeten voorschriften worden vastgesteld voor de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de naleving van de verplichtingen volgens deze richtlijn tussen de aankoopcentrale en de aanbestedende diensten die bestellingen plaatsen bij of via de aankoopcentrale. Als de aankoopcentrale alleen verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de aanbestedingsprocedures, moet zij ook alleen en rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de rechtmatigheid van de procedures. Een aanbestedende dienst die zich belast met bepaalde onderdelen van de procedure, bijvoorbeeld een nieuwe oproep tot mededinging volgens een raamovereenkomst of de gunning van individuele opdrachten op basis van een dynamisch aankoopsysteem, moet ook verder verantwoordelijk blijven tijdens de fasen waarin hij optreedt.

(70)

De aanbestedende dienst moet in staat worden gesteld een overheidsopdracht voor het verrichten van gecentraliseerde aankopen aan een aankoopcentrale te gunnen zonder toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures. Ook moet worden toegestaan dat dergelijke overheidsopdrachten aanvullende aankopen omvatten. Overheidsopdrachten voor aanvullende aankopen moeten, indien zij niet door een aankoopcentrale in verband met haar centrale aankoop ten behoeve van de aanbestedende dienst worden uitgevoerd, worden gegund volgens deze richtlijn. Tevens dient erop te worden gewezen dat deze richtlijn niet van toepassing is in geval van een gecentraliseerde of aanvullende aankoop welke niet plaatsvindt in de vorm van een overeenkomst onder bezwarende titel die een aanbesteding in de zin van deze richtlijn is.

(71)

Aanscherping van de bepalingen inzake aankoopcentrales mag geenszins een beletsel vormen voor de bestaande praktijk van incidentele gezamenlijke aanbesteding, d.w.z. minder geïnstitutionaliseerde en systematische vormen van gezamenlijk aankopen, of voor de gevestigde praktijk waarbij gebruik wordt gemaakt van dienstverleners die de aanbestedingsprocedures voorbereiden en beheren, namens en voor rekening van een aanbestedende dienst en overeenkomstig haar instructies. Wel dienen bepaalde kenmerken van gezamenlijke aanbesteding te worden verduidelijkt vanwege de belangrijke rol die deze vorm van aanbesteden kan spelen, vooral in verband met innovatieve projecten.

Gezamenlijke aanbesteding kan tal van vormen aannemen, variërend van gecoördineerde aankoop door middel van gemeenschappelijke technische specificaties voor werken, leveringen of diensten die worden aanbesteed door meerdere aanbestedende diensten, die elk een afzonderlijke aanbestedingsprocedure volgen, tot gevallen waarin de aanbestedende diensten gezamenlijk één aanbestedingsprocedure hanteren, hetzij door samen op te treden hetzij door één aanbestedende dienst namens alle aanbestedende diensten met het beheer van de procedure te belasten.

Indien verschillende aanbestedende diensten gezamenlijk één aanbestedingsprocedure hanteren, moeten zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het nakomen van hun verplichtingen op grond van deze richtlijn. Indien de aanbestedende diensten evenwel de aanbestedingsprocedure slechts op onderdelen gezamenlijk volgen, dienen zij alleen voor die onderdelen gezamenlijk verantwoordelijk te zijn. Elke aanbestedende dienst dient alleen verantwoordelijk te zijn voor de procedures of onderdelen ervan die hij zelf toepast, zoals het gunnen van een opdracht, het sluiten van een raamovereenkomst, het beheren van een dynamisch aankoopsysteem, het opnieuw tot mededinging oproepen in het kader van een raamovereenkomst, of het bepalen welke ondernemers die partij zijn bij een raamovereenkomst een bepaalde taak zullen uitvoeren.

(72)

Elektronische communicatiemiddelen zijn bijzonder geschikt als hulpmiddel bij gecentraliseerde aankopen, omdat zij de mogelijkheid bieden gegevens te hergebruiken en automatisch te verwerken en zo de informatie- en transactiekosten zo veel mogelijk te beperken. In eerste instantie moet daarom het gebruik van deze elektronische communicatiemiddelen door aankoopcentrales verplicht worden gesteld en moet ook praktijkafstemming in de Unie worden bevorderd. Dit moet na een overgangsperiode van dertig maanden worden gevolgd door een algemene verplichting tot gebruik van elektronische communicatiemiddelen in alle aanbestedingsprocedures.

(73)

Gezamenlijke aanbestedingen door aanbestedende diensten uit verschillende lidstaten leveren thans specifieke juridische problemen op wegens conflicterende nationale wetgevingen. Ondanks het feit dat Richtlijn 2004/18/EG grensoverschrijdende gezamenlijke overheidsopdrachten impliciet heeft toegestaan, zien aanbestedende diensten zich nog steeds voor aanzienlijke juridische en praktische problemen gesteld bij aankopen in aankoopcentrales in andere lidstaten of bij het gezamenlijk gunnen van overheidsopdrachten. Om aanbestedende diensten maximaal te laten profiteren van de mogelijkheden van de interne markt met betrekking tot schaalvoordelen en risk-benefit sharing, met name voor innovatieve projecten die meer risico’s inhouden dan redelijkerwijs door één aanbestedende dienst alleen kunnen worden gedragen, moeten deze problemen worden verholpen. Voor grensoverschrijdende gezamenlijke aanbestedingen dienen derhalve nieuwe regels te worden opgesteld die de samenwerking tussen aanbestedende diensten vergemakkelijken en de voordelen van de interne markt vergroten door grensoverschrijdende zakelijke kansen voor leveranciers en dienstverleners te creëren. Deze regels moeten de voorwaarden voor grensoverschrijdend gebruik van aankoopcentrales bepalen alsmede de toepasselijke aanbestedingswetgeving, met inbegrip van de toepasselijke wetgeving inzake rechtsmiddelen, bij grensoverschrijdende gezamenlijke procedures, in aanvulling op de collisieregels van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad (13). Daarnaast moeten aanbestedende diensten uit verschillende lidstaten gezamenlijke entiteiten naar nationaal of Unierecht kunnen oprichten. Voor deze vormen van gezamenlijke aanbesteding moeten specifieke regels worden vastgesteld.

Aanbestedende diensten mogen evenwel geen gebruikmaken van de mogelijkheden voor grensoverschrijdende gezamenlijke aanbestedingen om in overeenstemming met het recht van de Unie dwingende publiekrechtelijke regelgeving te omzeilen die op hen van toepassing is in de lidstaat waar zij gevestigd zijn. Voorbeelden van zulke regels zouden onder meer bepalingen kunnen zijn betreffende transparantie en toegang tot documenten of specifieke eisen voor de traceerbaarheid van gevoelige leveringen.

(74)

De door de aanbestedende diensten opgestelde technische specificaties moeten de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging en de verwezenlijking van duurzaamheidsdoelstellingen mogelijk maken. Daarom moet het mogelijk zijn inschrijvingen in te dienen waarin de diversiteit van technische oplossingen, normen en technische specificaties op de markt tot uiting komt, met inbegrip van die welke zijn opgesteld aan de hand van prestatiecriteria die zijn gerelateerd aan de levenscyclus en de duurzaamheid van het productieproces van de bewuste werken, leveringen en diensten.

Bijgevolg moeten de technische specificaties zodanig worden opgesteld dat kunstmatige concurrentiebeperking, die erin bestaat eisen te stellen die een bepaalde ondernemer bevoordelen omdat zij afgestemd zijn op de hoofdkenmerken van de leveringen, diensten of werken zoals deze gewoonlijk door die ondernemer worden aangeboden, wordt voorkomen. Door de technische specificaties als functionele en prestatie-eisen te formuleren, kan deze doelstelling in het algemeen optimaal worden bereikt. Functionele en prestatie-eisen zijn ook geschikt om innovatie in aanbestedingen te stimuleren; zij zouden zo ruim mogelijk moeten worden toegepast. Bij verwijzing naar een Europese norm, of bij gebreke daarvan naar een nationale norm, moeten inschrijvingen op basis van gelijkwaardige oplossingen door de aanbestedende diensten in overweging worden genomen. Het is aan de ondernemer om het bewijs te leveren van gelijkwaardigheid aan het gevraagde keurmerk.

De inschrijvers moeten kunnen worden verplicht de gelijkwaardigheid te staven met door derden geverifieerde bewijsmiddelen. Andere passende bewijsmiddelen zoals een technisch dossier van de fabrikant moeten echter ook worden aanvaard als de betrokken ondernemer geen toegang heeft tot dergelijke certificaten of testverslagen, of deze niet binnen de toepasselijke termijnen kan verkrijgen, mits de betrokken ondernemer hierbij aantoont dat de werken, leveringen of diensten voldoen aan de eisen of criteria die zijn vastgelegd in de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.

(75)

Aanbestedende diensten die werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken wensen aan te kopen, moeten daarvoor kunnen verwijzen naar specifieke keurmerken, zoals het Europese milieukeurmerk, (pluri)nationale milieukeurmerken of andere keurmerken, op voorwaarde dat de voorschriften voor het keurmerk verband houden met het voorwerp van de opdracht, zoals de beschrijving van het product en de presentatie ervan, waaronder verpakkingsvoorschriften. Voorts is het belangrijk dat deze voorschriften worden omschreven en vastgesteld op basis van objectief controleerbare criteria, volgens een procedure waaraan belanghebbenden, zoals overheidsinstanties, consumenten, fabrikanten, distributeurs en milieuorganisaties kunnen deelnemen, en dat het keurmerk toegankelijk en beschikbaar is voor alle betrokken partijen. Verduidelijkt moet worden dat publieke of private instanties, bedrijven, of alle vormen van niet-gouvernementele organisaties (organisaties die geen deel uitmaken van de overheid en geen gewone bedrijven zijn) mogelijke belanghebbenden zijn.

Ook moet verduidelijkt worden dat specifieke nationale of overheidsinstanties of -organisaties betrokken kunnen worden bij het opstellen van keurmerkeisen die bij overheidsaanbestedingen kunnen worden gehanteerd, zonder dat dit betekent dat die instanties of organisaties niet meer als derde worden gezien.

Verwijzingen naar keurmerken zouden niet innovatiebelemmerend mogen werken.

(76)

Voor alle overheidsopdrachten die bedoeld zijn voor gebruik door personen, hetzij het brede publiek hetzij het personeel van de aanbestedende dienst, moeten de aanbestedende diensten de technische specificaties zo vaststellen dat ook toegankelijkheid voor personen met een handicap of geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers als criterium worden meegenomen, behoudens behoorlijk gemotiveerde uitzonderingen.

(77)

Bij het opstellen van technische specificaties moeten de aanbestedende diensten rekening houden met de uit het Unierecht voortvloeiende eisen op het gebied van gegevensbescherming, met name wat de ontwerpeisen voor de verwerking van persoonsgegevens betreft (privacy by design).

(78)

Aanbestedingen moeten worden aangepast aan de behoeften van het mkb. De aanbestedende diensten moeten worden aangemoedigd gebruik te maken van de code van beste praktijken die is gedefinieerd in het werkdocument van de diensten van de Commissie van 25 juni 2008 met als titel „Europese Code voor beste praktijken bij het faciliteren van toegang tot overheidsaanbestedingen voor het mkb”. Daarin is aangegeven hoe de wet- en regelgeving op het gebied van aanbestedingen op zodanige wijze kan worden toegepast dat het mkb makkelijker aan aanbestedingen kan deelnemen. Met het oog daarop en om de concurrentie te vergroten, moeten aanbestedende diensten er met name toe worden aangezet grote opdrachten in percelen te verdelen. Die verdeling zou op kwantitatieve basis kunnen geschieden, zodat de omvang van de afzonderlijke opdrachten beter afgestemd wordt op de capaciteit van het mkb, dan wel kwalitatief — naargelang van de vereiste vakkennis of specialisatie — zodat de verschillende opdrachten inhoudelijk beter toegesneden worden op de specialisaties binnen het mkb of op de verschillende vervolgfasen van het project.

De omvang en inhoud van de percelen dient vrijelijk te worden bepaald door de aanbestedende dienst, die, conform de desbetreffende voorschriften inzake de berekening van de geraamde waarde van de opdracht, ook een gedeelte van de percelen moet kunnen plaatsen zonder toepassing van de procedures van deze richtlijn. De aanbestedende dienst zou de plicht moeten hebben te overwegen of het zinvol is opdrachten in percelen te verdelen, maar moet autonoom iedere door hem relevant geachte reden kunnen laten gelden, zonder administratief of gerechtelijk toezicht. Indien de aanbestedende dienst beslist dat het geen zin heeft de opdracht in percelen te verdelen, moet het proces-verbaal of de aanbestedingsstukken een opgave bevatten van de belangrijkste redenen voor de keuze van de aanbestedende dienst. Die redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat volgens de aanbestedende dienst de verdeling de mededinging dreigt te beperken, of de uitvoering van het contract technisch uitzonderlijk moeilijk en te duur dreigt te maken, of dat de noodzaak tot coördinatie tussen de verschillende aannemers voor de percelen de goede uitvoering van de opdracht ernstig dreigt te ondermijnen.

De lidstaten moeten naar eigen goeddunken kunnen blijven streven naar verdere vereenvoudiging van de deelname van het mkb aan de markt voor overheidsopdrachten, door de verplichting om te overwegen in hoeverre splitsing van opdrachten zinvol is, ook te laten gelden voor kleinere opdrachten, door van de aanbestedende diensten een motivering te verlangen voor een besluit opdrachten niet te splitsen, of door splitsing onder bepaalde voorwaarden verplicht te stellen. Met dat doel voor ogen moet het de lidstaten ook vrijstaan te voorzien in mechanismen voor rechtstreekse betaling aan onderaannemers.

(79)

In geval van splitsing van een opdracht, moeten de aanbestedende diensten, bijvoorbeeld om de concurrentie veilig te stellen of met het oog op de betrouwbaarheid van de levering, het aantal percelen waarvoor een ondernemer kan inschrijven, kunnen beperken. Ook moeten zij het aantal percelen dat aan één inschrijver kan worden toegekend, kunnen beperken.

Indien de aanbestedende diensten echter verplicht worden de opdracht in percelen te gunnen, zelfs indien dat aanmerkelijk minder voordelige oplossingen zou opleveren dan bij gezamenlijke gunning van alle of meerdere percelen, kan dit ertoe leiden dat het doel van betere toegang van het mkb tot overheidsopdrachten moeilijker haalbaar wordt. Wanneer vooraf duidelijk is aangegeven dat deze mogelijkheid bestaat, moeten de aanbestedende diensten een vergelijkende beoordeling van de inschrijvingen kunnen uitvoeren om uit te maken of de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver voor een specifieke combinatie van percelen wordt ingediend, als geheel genomen, beter aan de gunningscriteria voor deze percelen, vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn, voldoen dan inschrijvingen voor ieder perceel afzonderlijk. Is dat het geval, moet het de aanbestedende dienst toegestaan zijn een opdracht aan de betrokken inschrijver te gunnen voor alle percelen gezamenlijk. Duidelijk moet zijn dat de aanbestedende diensten bij het uitvoeren van de vergelijkende beoordeling eerst moeten uitmaken welke inschrijvingen het beste aan de vastgestelde gunningscriteria voldoen voor ieder perceel, en die vervolgens dienen te vergelijken met de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver zijn gedaan voor een specifieke combinatie van percelen, als geheel genomen.

(80)

Om de procedures sneller en efficiënter te laten verlopen, moeten de termijnen voor deelname aan aanbestedingsprocedures zo kort mogelijk worden gehouden, zonder dat dit onnodige belemmeringen opwerpt voor ondernemers uit de interne markt, met name mkb's. Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en van verzoeken tot deelname, moeten de aanbestedende diensten met name rekening houden met de complexiteit van de opdracht en met de voor het opstellen van de inschrijvingen benodigde tijd, zelfs als daarvoor termijnen moeten worden bepaald die langer zijn dan de minima op grond van deze richtlijn. Gebruik van elektronische informatie- en communicatiemiddelen, in het bijzonder volledige elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken en elektronische verzending van berichten aan ondernemers, inschrijvers en gegadigden, leidt enerzijds tot meer transparantie, en tot tijdsbesparing. Bijgevolg dienen de minimumtermijnen te worden verkort conform de regels van de GPA-overeenkomst, mits deze termijnen verenigbaar zijn met de specifieke verzendingsmethoden die in de Unie worden toegepast. Tevens moeten de aanbestedende diensten de termijnen voor ontvangst van de verzoeken tot deelname en van de inschrijvingen verder kunnen verkorten in de gevallen waarin vanwege de urgentie de normale termijnen onhaalbaar zijn, maar een normale procedure met bekendmaking niet onmogelijk is. Alleen in buitengewone gevallen van dwingende spoed, waarin door gebeurtenissen die de betrokken aanbestedende dienst niet kon voorzien en die hem niet kunnen worden toegerekend, een normale procedure, zelfs met kortere termijnen, niet haalbaar is, moet de aanbestedende dienst, voor zover strikt noodzakelijk, opdrachten kunnen gunnen via de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking. Dit kan het geval zijn bij natuurrampen waarbij onmiddellijke actie noodzakelijk is.

(81)

Omdat ondernemers voldoende tijd moeten krijgen om inschrijvingen op te stellen die aan de eisen voldoen, dient te worden bepaald dat verlenging van de oorspronkelijke termijnen voor die inschrijvingen mogelijk is. Dat dient met name het geval te zijn indien in de aanbestedingsstukken significante wijzigingen zijn aangebracht. Ook moet worden vermeld dat onder significante wijzigingen in dat geval moet worden verstaan wijzigingen, met name in de technische specificaties, die ertoe leiden dat ondernemers meer tijd nodig hebben om deze goed te begrijpen en de nodige voorzieningen te treffen. Duidelijk moet echter zijn dat die wijzigingen niet zo ingrijpend mogen zijn dat toelating van andere gegadigden dan de oorspronkelijk geselecteerde mogelijk was geweest, of dat meer marktpartijen aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben deelgenomen. Dat zou met name het geval kunnen zijn indien de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst zoals die in de aanbestedingsstukken is weergegeven, wezenlijk is gewijzigd.

(82)

Bepaald moet worden dat de informatie over sommige beslissingen tijdens een aanbestedingsprocedure, inclusief de beslissing om van gunning van de opdracht of van sluiting van een raamovereenkomst af te zien, moet worden verstuurd door de aanbestedende diensten, zonder dat de gegadigde of inschrijver om die informatie hoeft te verzoeken. Tevens dient erop te worden gewezen dat Richtlijn 89/665/EEG van de Raad (14) de aanbestedende diensten ertoe verplicht de gegadigde of inschrijver, eveneens zonder dat deze erom hoeft te verzoeken, in het kort mee te delen op welke gronden bepaalde essentiële beslissingen tijdens de aanbestedingsprocedure zijn genomen. Tot slot moet duidelijk worden gemaakt dat de gegadigden en inschrijvers nadere informatie over die gronden moeten kunnen vragen, en dat de aanbestedende diensten die informatie, tenzij er ernstige redenen zijn om dit te weigeren, moeten verstrekken. Deze bezwaren moeten in deze richtlijn worden vermeld. Met het oog op de vereiste transparantie van een aanbestedingsprocedure met onderhandeling en dialoog met de inschrijvers, moeten inschrijvers die een aanvaardbare inschrijving hebben ingediend, ook in de gelegenheid worden gesteld om informatie te vragen over het verloop en de voortgang van de procedure, tenzij er ernstige redenen zijn om dit te weigeren.

(83)

Te strenge eisen met betrekking tot economische en financiële draagkracht vormen vaak een onverantwoorde belemmering voor de deelname van mkb's aan overheidsopdrachten. Dergelijke eisen moeten steeds verband houden met en in verhouding staan tot het voorwerp van de opdracht. In het bijzonder mogen de aanbestedende diensten niet kunnen verlangen dat ondernemers een minimale omzet hebben die niet in verhouding staat tot het voorwerp van de opdracht. Als vuistregel geldt dat de omzeteis ten hoogste twee keer de geraamde waarde van de opdracht mag bedragen. Op goede gronden moeten echter mogelijk zijn strengere eisen op te stellen. Dit kan het geval zijn als er hoge risico’s verbonden zijn aan de uitvoering van de opdracht of als de tijdige en juiste uitvoering van de opdracht van cruciaal belang is, bijvoorbeeld omdat deze een noodzakelijke voorwaarde is voor de uitvoering van andere opdrachten.

Indien er gegronde redenen aanwezig zijn, moeten de aanbestedende diensten zelf vrij kunnen beslissen of hogere omzeteisen passend en verantwoord zijn, zonder dat administratief of justitieel toezicht noodzakelijk is. Wanneer hogere omzeteisen nodig zijn, moeten de aanbestedende diensten vrij zijn om de hoogte daarvan te bepalen, mits die verband houdt met en in verhouding staat tot het voorwerp van de opdracht. Wanneer de aanbestedende dienst besluit dat de omzeteis hoger moet zijn dan twee maal de geraamde waarde van de opdracht, moeten in het verslag of de aanbestedingsstukken de voornaamste redenen voor de keuze van de aanbestedende dienst worden vermeld.

De aanbestedende diensten moeten ook informatie kunnen opvragen over de verhouding tussen bijvoorbeeld activa en passiva in de jaarrekeningen. Is die verhouding positief, en zijn er dus meer activa dan passiva, dan is dat een aanwijzing te meer dat de ondernemer over voldoende financiële draagkracht beschikt.

(84)

Veel ondernemingen, niet in de laatste plaats mkb's, zijn van mening dat de deelname aan aanbestedingen vooral belemmerd wordt door de administratieve belasting die voortvloeit uit de verplichting een aanzienlijk aantal certificaten of andere documenten in verband met uitsluitings- en selectiecriteria over te leggen. Het beperken van zulke verplichtingen, bijvoorbeeld door het gebruik van een Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA), bestaande uit een geactualiseerde eigen verklaring, toe te staan, kan de administratieve belasting aanzienlijk vereenvoudigen, ten gunste van de aanbestedende diensten en de ondernemers.

De inschrijver aan wie de opdracht zal worden gegund, moet echter het nodige bewijs kunnen leveren, zo niet mag de aanbestedende dienst niet overgaan tot sluiting van het contract. De aanbestedende dienst moet ook het recht hebben alle of een deel van de aanvullende stukken op te vragen, wanneer hij dit nodig acht voor een goed verloop van de procedure. Dit kan met name het geval zijn bij procedures in twee fasen — niet-openbare procedures, mededingingsprocedures met onderhandeling, concurrentiegerichte dialogen en innovatiepartnerschappen — waarbij de aanbestedende diensten gebruikmaken van de mogelijkheid tot beperking van het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd om een inschrijving in te dienen. De eis tot indiening van de aanvullende stukken op het moment van de selectie van de uit te nodigen gegadigden, kan gerechtvaardigd zijn om te voorkomen dat aanbestedende diensten gegadigden uitnodigen die later niet in staat blijken de aanvullende stukken in de gunningsfase te kunnen overleggen, waardoor gegadigden die voor het overige aan de eisen voldoen, van deelneming worden uitgesloten.

Er moet uitdrukkelijk worden bepaald dat het UEA ook de nodige informatie moet bevatten over de entiteiten op wier draagkracht een ondernemer zich beroept, opdat de informatie over die entiteiten tegelijkertijd en onder dezelfde voorwaarden kan worden gecontroleerd als die over de ondernemer.

(85)

Het is van belang dat de beslissingen van de aanbestedende diensten op recente informatie berusten, met name wanneer het om uitsluitingsgronden gaat. Belangrijke wijzigingen kunnen immers vrij snel optreden, bijvoorbeeld in geval van financiële moeilijkheden die een ondernemer ongeschikt maken, of omgekeerd, omdat een uitstaande schuld of sociale bijdragen inmiddels zijn betaald. Daarom is het beter dat aanbestedende diensten indien mogelijk die informatie controleren door deze in de desbetreffende databanken op te zoeken. Die moeten nationaal zijn, in die zin dat ze door nationale overheidsinstanties worden beheerd. Bij de huidige sten van de ontwikkeling is dit in sommige gevallen om technische redenen wellicht nog niet altijd mogelijk. De Commissie moet daarom overwegen maatregelen te bevorderen die gemakkelijke toegang tot geactualiseerde informatie langs elektronische weg mogelijk maken, zoals het verbeteren van middelen die toegang verlenen tot virtuele bedrijfsdossiers, of middelen die de interoperabiliteit van databanken bevorderen, of andere soortgelijke flankerende maatregelen.

Ook moet worden bepaald dat de aanbestedende diensten niet mogen verzoeken om nog actuele stukken uit eerdere aanbestedingsprocedures welke zij reeds in hun bezit hebben. Er moet echter ook op worden toegezien dat de aanbestedende diensten in dit verband geen buitensporige kosten voor opslag en archivering moeten maken. Deze verplichting kan dus pas ingaan als het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht wordt: elektronisch documentbeheer zal die taak voor de aanbestedende diensten immers veel lichter maken.

(86)

Het gebruik van een standaardformulier voor eigen verklaringen zou extra vereenvoudiging kunnen bieden voor zowel ondernemers als aanbestedende diensten. De problemen in verband met de precieze formulering van formele verklaringen en verklaringen van instemming, en de taalproblemen kunnen erdoor worden verminderd.

(87)

De Commissie organiseert en beheert een elektronisch systeem, e-Certis, dat momenteel op vrijwillige basis door de nationale overheden wordt bijgewerkt en geverifieerd. E-Certis beoogt de uitwisseling van veelvuldig door aanbestedende diensten gevraagde certificaten en andere documentair bewijsstukken te vergemakkelijken. Uit de reeds opgedane ervaring blijkt dat met vrijwillig bijwerken en verifiëren de mogelijkheden van e-Certis om de uitwisseling van documenten voor met name het mkb te vereenvoudigen en te vergemakkelijken, onvoldoende worden benut. Als eerste stap moet daarom het bijwerken van het systeem verplicht worden gesteld; in een later stadium zal ook het gebruik ervan worden opgelegd.

(88)

De aanbestedende dienst moet kunnen verlangen dat tijdens de uitvoering van een opdracht milieubeheermaatregelen of -systemen worden toegepast. Milieubeheersystemen kunnen uitwijzen of een ondernemer over de technische capaciteit beschikt om de opdracht uit te voeren, ongeacht of deze geregistreerd zijn krachtens instrumenten van de Unie zoals Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (15). Dit mogen onder meer ecolabelcertificaten zijn, waarin ook criteria voor milieubeheer zijn opgenomen. Indien een ondernemer geen toegang heeft tot dit systeem of hij het niet binnen de toepasselijke termijnen kan verkrijgen, moet het toegestaan zijn een beschrijving van de uitgevoerde milieubeheermaatregelen over te leggen, mits de betrokken ondernemer aantoont dat deze maatregelen dezelfde mate van milieubescherming bieden als de in het kader van het milieubeheer vereiste maatregelen.

(89)

Het begrip gunningscriterium is een sleutelbegrip in deze richtlijn. De desbetreffende bepalingen dienen dan ook zo eenvoudig en uniform mogelijk te zijn. Dat kan worden bereikt door de term „economisch meest voordelige inschrijving” als overkoepelend concept te gebruiken. Als winnende inschrijving moet namelijk uiteindelijk altijd de volgens de afzonderlijke aanbestedende dienst economisch beste oplossing worden gekozen. Om verwarring te voorkomen met het gunningscriterium dat thans in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG geldt als „economisch meest voordelige inschrijving”, dient een andere term voor dat begrip te worden gebruikt, namelijk de „beste prijs-kwaliteitsverhouding”. Deze term moet bijgevolg worden uitgelegd overeenkomstig de rechtspraak over genoemde richtlijnen, behalve wanneer in de onderhavige richtlijn duidelijk een wezenlijk andere interpretatie wordt gegeven.

(90)

Om tot een objectieve vergelijking van de relatieve waarde van de inschrijvingen te kunnen komen en aldus, onder omstandigheden van effectieve mededinging, te kunnen bepalen welke inschrijving de economisch meest voordelige is, dient de gunning van de opdracht te geschieden op basis van objectieve criteria die ervoor zorgen dat de beginselen transparantie, non-discriminatie en gelijke behandeling in acht worden genomen. Uitdrukkelijk moet worden bepaald dat bij het vaststellen van de economisch meest voordelige inschrijving de beste prijs-kwaliteitsverhouding bepalend is; deze moet altijd een prijs- of kostenelement bevatten. Tevens moet worden verduidelijkt dat de economisch meest voordelige inschrijving ook alleen op basis van de prijs of de kosteneffectiviteit kan worden vastgesteld. Er zij voorts aan herinnerd dat het de aanbestedende diensten vrijstaat passende kwaliteitsnormen vast te stellen door middel van technische specificaties of contractvoorwaarden.

Om te bevorderen dat bij aanbestedingen meer op kwaliteit wordt ingezet, moeten de lidstaten, als zij het nodig achten, het bepalen van de economisch voordeligste inschrijving op basis van alleen de prijs of alleen de kosten, kunnen verbieden of beperken.

Om te garanderen dat bij de gunning het beginsel van gelijke behandeling in acht wordt genomen, moet de aanbestedende dienst worden verplicht de nodige transparantie te betrachten, zodat iedere inschrijver redelijkerwijs kennis kan nemen van de criteria en regelingen die bij de gunning van de opdracht worden toegepast. De aanbestedende dienst moet daarom worden verplicht de gunningscriteria en hun relatieve gewicht aan te geven. De aanbestedende dienst moet echter, mits deugdelijk gemotiveerd, kunnen afwijken van de verplichting tot vermelding van het relatieve gewicht van de criteria, indien het relatieve gewicht met name wegens de complexiteit van de opdracht niet vooraf te bepalen is. In die gevallen moet hij de criteria in volgorde van afnemende belangrijkheid vermelden.

(91)

Ingevolge artikel 11 VWEU moeten eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling. In deze richtlijn wordt aangegeven hoe de aanbestedende diensten tot de bescherming van het milieu en het bevorderen van duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen, met de verzekering dat zij voor hun opdrachten tegelijk de beste prijs-kwaliteitsverhouding kunnen verkrijgen.

(92)

Met het oog op het beoordelen van de beste prijs-kwaliteitsverhouding moet de aanbestedende dienst bepalen welke economische en kwalitatieve criteria in verband met het voorwerp van het contract hij zal aanleggen. Deze criteria moeten dus een vergelijkende beoordeling van het prestatieniveau van iedere inschrijving mogelijk maken met betrekking tot het voorwerp van de opdracht, zoals omschreven in de technische specificaties. Met betrekking tot de beste prijs-kwaliteitsverhouding, is in deze richtlijn een niet-uitputtende lijst van mogelijke gunningscriteria opgenomen, die ook op de milieu- en sociale aspecten betrekking hebben. De aanbestedende diensten moeten worden aangemoedigd gunningscriteria te kiezen waarmee zij werken, leveringen en diensten van hoge kwaliteit kunnen verwerven die optimaal aansluiten op hun behoeften.

De gekozen gunningscriteria mogen de aanbestedende dienst geen onbeperkte vrijheid geven en moeten ervoor zorgen dat effectieve en eerlijke mededinging mogelijk blijft; zij moeten dus vergezeld gaan van regelingen op basis waarvan de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk kan worden gecontroleerd.

Om te kunnen bepalen welke inschrijving de economisch voordeligste is, mag het besluit tot gunning van de opdracht niet uitsluitend gebaseerd zijn op andere dan kostengerelateerde criteria. De kwalitatieve criteria moeten derhalve gepaard gaan met een kostencriterium dat, naar keuze van de aanbestedende dienst, ofwel de prijs of een kosteneffectiviteitsfactor zoals de levenscycluskosten kan zijn. De gunningscriteria laten evenwel de toepassing van nationale bepalingen tot vaststelling van de beloning voor bepaalde diensten of tot vaststelling van vaste prijzen voor bepaalde leveringen onverlet.

(93)

Wanneer in nationale bepalingen is voorgeschreven dat bepaalde diensten worden beloond, of voor bepaalde leveringen vaste prijzen worden vastgesteld, dient te worden bepaald dat het mogelijk blijft de prijs-kwaliteitsverhouding volgens andere criteria dan alleen prijs of beloning te beoordelen. Afhankelijk van de dienst of het product in kwestie, kunnen daarvoor als criteria onder meer leverings- en betalingsvoorwaarden gelden, dienst na verkoop (bv. de mate waarin advies wordt verstrekt of vervangende producten of diensten geleverd worden), milieu- of sociale aspecten (bv. boeken die gedrukt zijn op recycleerbaar papier of op papier van duurzaam hout, de kosten voor externe milieu-effecten, bevordering van de sociale integratie van kwetsbare groepen onder de werknemers die de opdracht uitvoeren). Gelet op de talrijke mogelijkheden om de prijs-kwaliteitsverhouding te beoordelen aan de hand van essentiële criteria, moet loting als enig middel voor de gunning van de opdracht worden vermeden.

(94)

Ingeval de kwaliteit van het personeel van betekenis is voor het prestatieniveau van de opdracht, moet de aanbestedende dienst de organisatie, kwalificatie en ervaring van het bij de uitvoering van de opdracht betrokken personeel als gunningscriterium kunnen gebruiken, aangezien dit van invloed kan zijn op de kwaliteit van de uitvoering van de opdracht en daarmee ook op de economische waarde van de inschrijving. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de uitvoering van contracten voor intellectuele diensten, zoals adviesverlening of architectuurdiensten. Aanbestedende diensten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, dienen er met passende contractuele middelen voor te zorgen dat het personeel dat de opdracht moet uitvoeren, daadwerkelijk voldoet aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen en alleen kan worden vervangen met toestemming van de aanbestedende dienst, die zich ervan vergewist dat nieuwe personeelsleden een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben.

(95)

Met het oog op de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei is het uiterst belangrijk het potentieel van aanbestedingen volledig te benutten. In dit verband zij eraan herinnerd dat aanbestedingen een cruciale motor vormen achter innovatie, die van groot belang is voor de toekomstige groei in Europa. Gezien de grote verschillen tussen sectoren en markten zou het echter niet raadzaam zijn voor overheidsopdrachten algemene verplichtingen voor ecologisch en sociaal verantwoorde en innovatieve aanbestedingen vast te stellen.

De wetgever van de Unie heeft reeds dwingende aanbestedingsvoorschriften opgesteld voor het nastreven van bepaalde doelen in de sector van de wegvoertuigen (Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (16)) en de kantoorapparatuur (Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad (17)). Ook is grote vooruitgang geboekt bij het definiëren van gemeenschappelijke methoden voor de berekening van levenscycluskosten.

Het is derhalve raadzaam op de ingeslagen weg voort te gaan en bindende doelstellingen en streefcijfers vast te stellen in sectorspecifieke wetgeving, volgens de sectorale beleidskeuzen en omstandigheden, en de ontwikkeling en het gebruik van Europese methoden van levenscycluskostenberekening te bevorderen als verdere aanzet tot de aanwending van aanbestedingen met het oog op duurzame groei.

(96)

Deze sectorspecifieke maatregelen moeten worden aangevuld door aanpassing van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, zodat aanbestedende diensten de bevoegdheid krijgen in hun aankoopstrategieën de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei na te streven. Derhalve dient duidelijk te worden gemaakt dat, de aanbestedende diensten de economisch meest voordelige inschrijving en de laagste prijs kunnen bepalen aan de hand van een levenscycluskostenberekening tenzij de prijs het enige beoordelingscriterium is. Het begrip levenscycluskosten omvat alle kosten binnen de levenscyclus van een werk, levering of dienst.

Dit behelst de interne kosten, bijvoorbeeld voor benodigde research, ontwikkeling, productie, vervoer, gebruik, onderhoud en verwijdering, maar het kan ook kosten omvatten die toe te schrijven zijn aan externe milieueffecten, zoals verontreiniging veroorzaakt door de winning van de in het product verwerkte grondstoffen, door het product zelf of bij de productie ervan, mits deze in geld uitgedrukt en gecontroleerd kunnen worden. De methoden die aanbestedende diensten gebruiken voor de raming van aan externe milieueffecten toe te schrijven kosten moeten vooraf op een objectieve en niet-discriminerende manier worden gekozen en voor alle betrokken partijen toegankelijk zijn. Deze methoden kunnen nationaal, regionaal of lokaal worden vastgesteld; om vervalsing van de mededinging door maatwerk te voorkomen, moeten zij echter algemeen van opzet blijven, in die zin dat zij niet specifiek voor een bepaalde openbareaanbestedingsprocedure bedoeld mogen zijn.

Op Unieniveau moeten gemeenschappelijke methoden voor de berekening van de levenscycluskosten voor bepaalde categorieën leveringen of diensten worden ontwikkeld. Wanneer dit soort gemeenschappelijke methoden wordt ontwikkeld, moet het gebruik ervan verplicht worden gesteld.

Voorts moet worden nagegaan of gemeenschappelijke methoden inzake de sociale levenscycluskosten haalbaar zijn, rekening houdend met de bestaande methoden als de „Guidelines for Social Life Cycle Assessment of Products” die zijn vastgesteld in het kader van het milieuprogramma van de Verenigde Naties.

(97)

Voorts moet de aanbestedende dienst, met het oog op de betere integratie van de sociale en milieucriteria in de aanbestedingsprocedures, met betrekking tot de werken, leveringen of diensten in het kader van de opdracht, in ieder opzicht en in elk stadium van de levenscyclus, van de winning van grondstoffen voor het product tot de verwijdering van het product, gunningscriteria of contractvoorwaarden kunnen hanteren, onder meer factoren die verband houden met het specifieke proces van productie, verrichting of verhandeling de voorwaarden daarvoor, of met een specifiek proces in een verder stadium van de levenscyclus, zelfs als deze factoren niet tot de materiële essentie van het werk, de levering of de dienst behoren. Criteria en voorwaarden voor dit productie- of verrichtingsproces zijn bijvoorbeeld dat bij de vervaardiging van de aangekochte producten geen toxische chemische stoffen zijn gebruikt, of dat de aangekochte diensten worden verricht met gebruikmaking van energie-efficiënte machines. Conform de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat dit ook gunningscriteria of contractvoorwaarden betreffende de levering of het gebruik van fair-tradeproducten tijdens de uitvoering van de te gunnen opdracht. Criteria en bedingen inzake handel en de voorwaarden daarbij kunnen bijvoorbeeld inhouden dat het bewuste product een fair-tradeproduct moet zijn, en dat geëist wordt dat de producent een minimumprijs ontvangt en de meerprijs bij hem terechtkomt. De contractvoorwaarden die te maken hebben met milieuoverwegingen kunnen onder meer de levering, verpakking en afdanking van de producten betreffen, en als het gaat om overheidsopdrachten voor werken of diensten, afvalreductie of efficiënt hulpbronnengebruik.

De voorwaarde dat er een verband met het voorwerp van de opdracht moet zijn sluit echter criteria en voorwaarden uit met betrekking tot algemeen ondernemingsbeleid, die namelijk niet kunnen worden beschouwd als een factor welke kenmerkend is voor het specifieke productie- of verrichtingsproces. De aanbestedende dienst mag derhalve niet als voorwaarde kunnen stellen dat de inschrijver een beleid van maatschappelijk en ecologisch verantwoord ondernemen voert.

(98)

Het is van essentieel belang dat gunningscriteria of contractvoorwaarden betreffende sociale aspecten van het productieproces betrekking hebben op de werken, leveringen of diensten die met de opdracht worden beoogd. Voorts dienen zij te worden toegepast in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, en mogen zij niet worden gekozen of toegepast op een wijze die direct of indirect discriminerend is ten aanzien van ondernemers uit andere lidstaten of uit derde landen die partij zijn bij de GPA-overeenkomst of bij vrijhandelsakkoorden waarbij ook de Unie partij is. Eisen betreffende de essentiële arbeidsvoorwaarden die zijn geregeld bij Richtlijn 96/71/EG, zoals minimumlonen, moeten dus op het niveau blijven dat is vastgesteld in nationale wetgeving of in collectieve arbeidsovereenkomsten die overeenkomstig het Unierecht in het kader van die richtlijn worden toegepast.

De contractvoorwaarden kunnen voorts beogen dat maatregelen ter stimulering van de gelijkheid van mannen en vrouwen op het werk, een hogere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, het combineren van werk en privéleven, milieubescherming en dierenwelzijn worden bevorderd, dat de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) naar de inhoud worden nageleefd, en dat meer kansarmen worden geworven dan op grond van de nationale wetgeving is vereist.

(99)

Maatregelen ter bescherming van de gezondheid van het bij het productieproces betrokken personeel, of ter bevordering van de sociale integratie van kansarmen of leden van kwetsbare groepen onder de personen die zijn aangewezen om de opdracht uit te voeren of om vaardigheden voor de opdracht te verwerven, kunnen eveneens tot de gunningscriteria of de contractvoorwaarden behoren, mits zij betrekking hebben op de werken, leveringen of diensten in het kader van de opdracht. Dergelijke criteria of voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op het in dienst nemen van langdurig werklozen en de implementatie van opleidingsmaatregelen voor werklozen en jongeren tijdens de uitvoering van de te gunnen opdracht. In de technische specificaties kunnen de aanbestedende diensten sociale eisen opnemen die direct kenmerkend zijn voor het product of de dienst, zoals toegankelijkheid voor personen met een handicap of geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers.

(100)

Overheidsopdrachten mogen niet worden gegund aan ondernemers die hebben deelgenomen aan een criminele organisatie of die zich schuldig hebben gemaakt aan omkoping, fraude ten nadele van de financiële belangen van de Unie, terroristische misdrijven, witwassen of terrorismefinanciering. Het niet betalen van belastingen of socialezekerheidsbijdragen moet ook leiden tot verplichte uitsluiting op het niveau van de Unie. De lidstaten moeten echter kunnen voorzien in een afwijking van deze verplichte uitsluitingen in buitengewone gevallen waarin de gunning van de opdracht om dwingende redenen van algemeen belang onontbeerlijk is, bijvoorbeeld als er dringend behoefte is aan vaccins of nooduitrusting die alleen te verkrijgen zijn bij een ondernemer op wie een van de verplichte gevallen van uitsluiting anderszins van toepassing is.

(101)

De aanbestedende diensten moet verder de mogelijkheid worden geboden ondernemers uit te sluiten die onbetrouwbaar zijn gebleken, bijvoorbeeld wegens schending van milieu- of sociale verplichtingen, met inbegrip van regels inzake de toegankelijkheid voor gehandicapten of wegens andere ernstige beroepsfouten, zoals schending van de mededingingsregels of van de intellectuele-eigendomsrechten. Verduidelijkt moet worden dat een ernstige fout de integriteit van de ondernemer kan aantasten en ertoe kan leiden dat hij niet meer in aanmerking komt voor het plaatsen van een overheidsopdracht, ook al beschikt hij over de technische bekwaamheid en de economische draagkracht om de opdracht uit te voeren.

Rekening houdend met het feit dat de aanbestedende dienst aansprakelijk zal zijn voor de gevolgen van een eventuele foute beslissing, moet hij tevens naar eigen inzicht kunnen blijven beoordelen hoeverre er sprake is van een ernstige fout, ingeval hij, voordat bij definitief, bindend besluit is vastgesteld dat er verplichte uitsluitingsgronden voorhanden zijn, met elk passend middel kan aantonen dat de ondernemer zijn verplichtingen heeft geschonden, waaronder de verplichtingen in verband met de betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen, tenzij in het nationale recht anders is bepaald. Hij moet voorts gegadigden of inschrijvers kunnen uitsluiten die zich bij eerdere overheidsopdrachten schuldig hebben gemaakt aan grove wanprestatie, bijvoorbeeld niet-levering of niet-uitvoering, levering of uitvoering met grote gebreken die het product of de dienst onbruikbaar maken voor het beoogde doel, en wangedrag dat ernstige twijfel doet rijzen aan de betrouwbaarheid van de ondernemer. In het nationaal recht moet in een maximumtermijn voor dergelijke uitsluitingen voorzien worden.

Bij het hanteren van facultatieve uitsluitingsgronden, moeten de aanbestedende diensten bijzondere aandacht schenken aan het proportionaliteitsbeginsel. Kleine onregelmatigheden mogen slechts in uitzonderlijke omstandigheden tot de uitsluiting van een ondernemer leiden. Doen zich echter herhaaldelijk kleine onregelmatigheden voor, dan kan dit twijfel doen rijzen over de betrouwbaarheid van de ondernemer en reden tot uitsluiting zijn.

(102)

Wel moeten ondernemers de mogelijkheid krijgen om maatregelen te nemen die de gevolgen van strafrechtelijke inbreuken of fouten verhelpen en herhaling van het wangedrag doeltreffend voorkomen. Met name kan het gaan om maatregelen op het gebied van personeel en organisatie, zoals het verbreken van alle banden met personen of organisaties die betrokken zijn bij het wangedrag, passende maatregelen voor de reorganisatie van het personeel, de implementatie van verslagleggings- en controlesystemen, het opzetten van een interne controlestructuur voor toezicht op de naleving, en de vaststelling van interne regels met betrekking tot aansprakelijkheid en vergoeding. Als zulke maatregelen voldoende garanties bieden, mag de ondernemer niet langer uitsluitend op deze gronden worden uitgesloten. De ondernemer moet kunnen verzoeken dat de maatregelen die met het oog op mogelijke toelating tot de aanbestedingsprocedure zijn genomen, getoetst worden. Het bepalen van de exacte procedurele en inhoudelijke voorwaarden die in zulke gevallen van toepassing zijn, dient aan de lidstaten te worden overgelaten. Het moet de lidstaten meer bepaald vrijstaan te beslissen of zij de individuele aanbestedende diensten toelaten de desbetreffende evaluaties uit te voeren, dan wel deze taak aan andere autoriteiten op een centraal of decentraal niveau toevertrouwen.

(103)

Inschrijvingen die abnormaal laag worden bevonden in verhouding tot de werken, leveringen of diensten, kunnen gebaseerd zijn op technisch, economisch of juridisch ondeugdelijke veronderstellingen of praktijken. Indien de inschrijver niet voldoende uitleg kan verschaffen, moet de aanbestedende dienst het recht hebben de inschrijving af te wijzen. De aanbestedende dienst is verplicht de inschrijving af te wijzen indien hij heeft vastgesteld dat de abnormaal lage prijzen of kosten het gevolg zijn van niet-nakoming van dwingende sociaal-, arbeids- of milieurechtelijke voorschriften van het Unierecht, van met het Unierecht verenigbare voorschriften van nationaal recht, of van internationale arbeidsrechtelijke voorschriften.

(104)

De contractvoorwaarden zijn specifieke voorschriften betreffende de uitvoering van de opdracht. In tegenstelling tot de gunningscriteria, die de basis vormen voor een vergelijkende beoordeling van de kwaliteit van de inschrijvingen, zijn de contractvoorwaarden vaste, objectieve eisen die niet van invloed zijn op de beoordeling van de inschrijvingen. Contractvoorwaarden moeten met de richtlijn verenigbaar zijn indien zij niet direct of indirect discriminerend zijn en verband houden met het voorwerp van de opdracht, dat alle factoren omvat die te maken hebben met het specifieke proces van productie, verrichting of verkoop. Daartoe behoren de voorwaarden betreffende het uitvoeringsproces van de opdracht, maar niet de eisen met betrekking tot algemeen ondernemingsbeleid.

De contractvoorwaarden moeten worden vermeld in de aankondiging van een opdracht, de vooraankondiging die gebruikt wordt als oproep tot mededinging, of de aanbestedingsstukken.

(105)

Het is van belang dat de bevoegde nationale instanties, zoals arbeidsinspecties of milieubeschermingsagentschappen, binnen hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, er door passende maatregelen zorg voor dragen dat onderaannemers de op grond van Unierecht, nationaal recht, collectieve overeenkomsten of de in deze richtlijn genoemde internationale milieu-, sociaal- of arbeidsrechtelijke bepalingen vastgestelde verplichtingen op milieu-, sociaal- of arbeidsrechtelijk gebied naleven, mits die voorschriften, en hun toepassing, in overeenstemming zijn met het Unierecht.

Ook dient te worden gezorgd voor enige mate van transparantie van de onderaanbesteding, omdat de aanbestedende diensten dan weten wie aanwezig is op bouwplaatsen waar te hunnen behoeve werken worden uitgevoerd, of welke ondernemingen diensten verrichten in of aan gebouwen, infrastructuur of zones, zoals stadhuizen, gemeentescholen, sportvoorzieningen, havens of autowegen, waarvoor de aanbestedende diensten verantwoordelijk zijn of waar zij rechtstreeks toezicht op uitoefenen. Bepaald moet worden dat de verplichting om de vereiste informatie te verstrekken in ieder geval op de hoofdaannemer rust, ofwel op grond van specifieke clausules die iedere aanbestedende dienst moet opnemen in de aanbestedingsprocedures, of op grond van verplichtingen die de lidstaten via algemeen toepasselijke bepalingen aan hoofdaannemers moeten opleggen.

Er moet verduidelijkt worden dat de voorwaarden omtrent het doen naleven van de verplichtingen op milieu-, sociaal- of arbeidsrechtelijk gebied die zijn vastgesteld op grond van Unierecht, nationaal recht, collectieve overeenkomsten en de in deze richtlijn genoemde internationale milieu-, sociaal- of arbeidsrechtelijke bepalingen, toepassing moeten vinden wanneer het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling van hoofdelijke aansprakelijkheid tussen onderaannemers en de hoofdaannemer. Voorts moet uitdrukkelijk worden bepaald dat lidstaten verder moeten kunnen gaan, bijvoorbeeld door de transparantieverplichtingen uit te breiden, door rechtstreekse betaling aan onderaannemers toe te staan, of door toe te laten of te eisen dat de aanbestedende diensten nagaan of onderaannemers zich in een van de situaties bevinden waarin uitsluiting van ondernemers gerechtvaardigd is. Bij toepassing van die maatregelen op onderaannemers, moet worden gezorgd voor samenhang met de op hoofdaannemers toepasselijke bepalingen, zodat aan het bestaan van verplichte uitsluitingsgronden de eis wordt gekoppeld dat de hoofdaannemer de betrokken onderaannemer door een andere onderaannemer vervangt. Er moet worden bepaald dat de aanbestedende diensten, wanneer bij controle blijkt dat er niet-verplichte uitsluitingsgronden aanwezig zijn, om vervanging van de onderaannemer kunnen verzoeken. Wel moet ook uitdrukkelijk worden bepaald dat de aanbestedende diensten kunnen worden verplicht de vervanging van de betrokken onderaannemer te eisen wanneer de uitsluiting van de hoofdaannemer in dergelijke gevallen verplicht zou zijn.

Ook moet uitdrukkelijk worden voorgeschreven dat het de lidstaten vrijstaat om op grond van hun nationaal recht in strengere aansprakelijkheidsregels te voorzien, of verder te gaan inzake rechtstreekse betalingen aan onderaannemers.

(106)

Er dient aan te worden herinnerd dat voor de berekening van de termijnen van deze richtlijn Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (18) geldt.

(107)

Rekening houdend met de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet duidelijkheid worden verschaft over de vraag onder welke voorwaarden wijzigingen van een opdracht tijdens de uitvoering ervan een nieuwe aanbestedingsprocedure vereisen. Een nieuwe aanbestedingsprocedure is vereist in geval van materiële wijzigingen van de aanvankelijke opdracht, in het bijzonder van de reikwijdte en de inhoud van de wederzijdse rechten en verplichtingen, waaronder de verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Deze wijzigingen tonen aan dat de partijen de intentie hebben opnieuw te onderhandelen over de wezenlijke voorwaarden van de opdracht. Dat doet zich met name voor indien de gewijzigde voorwaarden, hadden zij deel uitgemaakt van de aanvankelijke procedure, invloed zouden hebben gehad op het resultaat van de procedure.

Wijzigingen van de opdracht die een geringe wijziging van de waarde van de opdracht tot gevolg hebben, moeten tot op zekere hoogte altijd mogelijk zijn zonder dat een nieuwe aanbestedingsprocedure nodig is. Hiertoe en met het oog op de rechtszekerheid moet deze richtlijn voorzien in de-minimisdrempels waaronder een nieuwe aanbestedingsprocedure niet nodig is. Wijzigingen van de opdracht boven die drempels moeten mogelijk zijn zonder dat een nieuwe aanbestedingsprocedure nodig is, mits zij voldoen aan de relevante voorwaarden die zijn vastgelegd in deze richtlijn.

(108)

De aanbestedende diensten kunnen worden geconfronteerd met situaties waarin aanvullende werken, leveringen of diensten nodig zijn. In die gevallen kan een wijziging van de oorspronkelijke opdracht zonder nieuwe aanbestedingsprocedure gerechtvaardigd zijn. Dat doet zich met name voor wanneer de aanvullende prestaties dienen ter gedeeltelijke vervanging of als aanvulling van de bestaande diensten, leveringen of installaties, en de aanbestedende dienst bij vervanging van de leverancier genoodzaakt zou zijn materiaal, werken of diensten met andere technische kenmerken aan te kopen, en daardoor incompatibiliteit of buitensporige technische problemen bij het functioneren de werking en in het onderhoud zouden ontstaan.

(109)

Aanbestedende diensten kunnen worden geconfronteerd met externe omstandigheden die zij niet konden voorzien bij het plaatsen van de opdracht, met name wanneer de uitvoering van de opdracht zich over een langere termijn uitstrekt. In dat geval is enige flexibiliteit vereist om de opdracht zonder nieuwe aanbestedingsprocedure aan deze omstandigheden aan te passen. Het begrip onvoorzienbare omstandigheden betreft omstandigheden die niet konden worden voorzien ondanks een normaal zorgvuldige voorbereiding van de aanvankelijke gunning door de aanbestedende dienst, rekening houdend met de beschikbare middelen, de aard en de kenmerken van het specifieke project, de goede praktijk op het betrokken gebied en het feit dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de voor de voorbereiding van de gunning uitgetrokken middelen en de verwachte waarde ervan. Dit is echter niet van toepassing in gevallen waarin een wijziging tot een verandering van de aard van de gehele aanbesteding leidt, bijvoorbeeld als werken, leveringen of diensten worden vervangen door iets anders of als het soort aanbesteding wezenlijk wordt veranderd, aangezien dan kan worden aangenomen dat het resultaat is beïnvloed.

(110)

Overeenkomstig de beginselen van gelijke behandeling en transparantie mag de inschrijver aan wie de opdracht is gegund, bijvoorbeeld wanneer een opdracht beëindigd wordt wegens gebrekkige uitvoering, niet door een andere ondernemer worden vervangen zonder nieuwe mededingingsstelling. De begunstigde inschrijver moet in de loop van de uitvoering van de opdracht, met name wanneer de opdracht aan meer dan één onderneming is toegekend, bepaalde structurele veranderingen kunnen ondergaan, bijvoorbeeld door zuiver interne reorganisatie, overname, fusie en acquisitie of insolventie. Deze veranderingen hoeven niet automatisch tot een nieuwe aanbestedingsprocedure te leiden voor elke opdracht die door deze inschrijver wordt uitgevoerd.

(111)

De aanbestedende dienst moet zelf, zij het niet onbeperkt, in een opdracht wijzigingen kunnen aanbrengen op grond van herzienings- of optieclausules. Deze richtlijn moet derhalve bepalen in welke mate de oorspronkelijke opdracht in wijzigingen kan voorzien. Bijgevolg moet bepaald worden dat voldoende duidelijk geformuleerde herzienings- of optieclausules bijvoorbeeld kunnen voorzien in prijsindexeringen of ervoor zorgen dat bijvoorbeeld communicatieapparatuur die over een bepaalde periode moet worden geleverd, aan de vereisten blijft voldoen, ook bij wijziging van de communicatieprotocollen of andere technische wijzigingen. Ook moet het op grond van voldoende duidelijk geformuleerde bepalingen mogelijk zijn de opdracht aan te passen indien technische problemen bij het functioneren of het onderhoud zulks noodzakelijk maken. Ook zij erop gewezen dat zowel gewoon onderhoud als buitengewone onderhoudshandelingen die noodzakelijk kunnen worden met het oog op de continuïteit van een openbare dienst, deel kunnen uitmaken van de opdracht.

(112)

De aanbestedende diensten worden soms geconfronteerd met omstandigheden waardoor overheidsopdrachten vroegtijdig moeten worden stopgezet om de uit het Unierecht op het gebied van overheidsopdrachten voortvloeiende verplichtingen in acht te nemen. De lidstaten dragen er derhalve zorg voor dat de aanbestedende diensten de mogelijkheid hebben onder de voorwaarden bepaald door het nationale recht, een overheidsopdracht stop te zetten tijdens de looptijd, indien het Unierecht zulks vereist.

(113)

Uit de resultaten van het werkdocument van de diensten van de Commissie van 27 juni 2011 met als titel „Evaluatieverslag van het effect en de doeltreffendheid van de EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten” is gebleken dat uitsluiting van bepaalde diensten van de volledige toepassing van Richtlijn 2004/18/EG opnieuw bekeken moet worden. Bijgevolg moet de volledige toepassing van deze richtlijn tot een aantal diensten uitgebreid worden.

(114)

Bepaalde categorieën van diensten hebben vanwege hun aard nog steeds een beperkte grensoverschrijdende dimensie. Het gaat met name om diensten aan personen zoals sociale diensten, gezondheidszorg en onderwijs. Deze diensten worden verstrekt binnen een bijzondere context die sterk varieert naargelang van de lidstaten, ten gevolge van de verschillende culturele tradities. Daarom moet een specifieke regeling worden ingevoerd voor overheidsopdrachten voor deze diensten, met een drempel die hoger is dan die voor andere diensten.

Behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel deze die geldt voor andere diensten., zoals financiering van grensoverschrijdende projecten door de Unie, zullen dienstverleners uit andere lidstaten over het algemeen weinig belangstelling hebben voor diensten aan personen met een waarde onder deze drempel.

Opdrachten voor diensten aan personen die deze drempel overschrijden, moeten over de hele Unie transparant verlopen. Wegens het belang van de culturele context en het gevoelige karakter van deze diensten moeten de lidstaten een grote vrijheid krijgen om de keuze van de dienstverlener te regelen op de wijze die hun het meest geschikt voorkomt. In de voorschriften van deze richtlijn wordt rekening gehouden met die noodzaak en wordt alleen de naleving van de basisbeginselen van transparantie en gelijke behandeling verplicht gesteld, en wordt ervoor gezorgd dat aanbestedende diensten voor de keuze van dienstverlanders specifieke kwaliteitscriteria kunnen toepassen zoals vastgesteld in het facultatieve Europees kwaliteitskader voor sociale diensten, dat is bekendgemaakt door het Comité voor sociale bescherming. Bij het bepalen van de procedures voor het plaatsen van opdrachten van diensten aan personen, moeten de lidstaten artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26 in acht nemen. De lidstaten moeten daarbij ook streven naar vereenvoudiging en lastenverlichting voor de aanbestedende diensten en de ondernemingen; duidelijk moet worden dat hiertoe mogelijkerwijs ook regels zullen moeten worden toegepast die gelden voor niet onder de specifieke regeling vallende opdrachten voor diensten.

Lidstaten en aanbestedende diensten blijven vrij om deze diensten zelf te verrichten of om sociale diensten zo te organiseren dat geen openbare aanbesteding hoeft plaats te vinden, bijvoorbeeld door deze diensten alleen te financieren of door vergunningen of machtigingen te verlenen aan alle ondernemers die beantwoorden aan de vooraf door de aanbestedende dienst vastgestelde voorwaarden, zonder beperkingen of quota, op voorwaarde dat dit systeem voldoende publiciteit waarborgt en aan het transparantiebeginsel en het discriminatieverbod voldoet.

(115)

Evenzo worden hotel- en restaurantdiensten in de regel alleen aangeboden door ondernemers die zijn gevestigd op de plaats waar deze diensten worden verleend en is de grensoverschrijdende dimensie van deze diensten daardoor ook beperkt. Zij moeten dan ook pas vanaf een drempel van 750 000 EUR onder de lichte regeling vallen. Grote opdrachten voor hotel- en restaurantdiensten boven deze drempel kunnen van belang zijn voor verschillende ondernemers, zoals reisbureaus en andere intermediairs, ook op grensoverschrijdende basis.

(116)

Evenzo hebben bepaalde juridische diensten uitsluitend betrekking op aangelegenheden die alleen het nationaal recht betreffen en worden zij derhalve in de regel alleen aangeboden door in de betrokken lidstaat gevestigde ondernemers, waardoor zij slechts een beperkte grensoverschrijdende dimensie hebben. Zij moeten dan ook pas vanaf een drempel van 750 000 EUR onder de lichte regeling andere vallen. Grote contracten voor juridische dienstverlening boven deze drempel kunnen van belang zijn voor verschillende ondernemers, zoals internationale advocatenkantoren, ook op grensoverschrijdende basis, met name indien het juridische kwesties betreft voortvloeiend uit of tegen de achtergrond van het Unierecht of het internationaal recht, of waarbij meer dan één land betrokken is.

(117)

De ervaring heeft geleerd dat een aantal andere diensten, zoals reddingsdiensten, brandweerdiensten en gevangenisdiensten normaliter alleen een grensoverschrijdend belang hebben wanneer zij wegens hun relatief hoge waarde voldoende kritische massa krijgen. Voor zover zij niet buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn gehouden zijn, moeten zij onder de lichte regeling vallen. Voor zover het verrichten van deze diensten geschiedt op basis van opdrachten, andere categorieën diensten zoals overheidsdiensten of dienstverlening aan de gemeenschap, zouden zij normaal gezien pas een grensoverschrijdend karakter hebben wanneer de drempel van 750 000 EUR overschreden wordt en zouden deze diensten bijgevolg alleen dan onder de lichte regeling moeten vallen.

(118)

Met het oog op de continuïteit van de openbare dienst moet krachtens deze richtlijn deelname aan aanbestedingsprocedures voor bepaalde diensten op het gebied van gezondheid, sociale en culturele diensten kunnen worden voorbehouden aan organisaties die werknemersaandeelhouderschap of actieve bestuursdeelname van werknemers kennen, of aan bestaande organisaties zoals coöperatieven, welke dan kunnen deelnemen aan het leveren van deze diensten aan eindgebruikers. De werkingssfeer van deze bepaling is beperkt tot bepaalde gezondheids-, sociale en aanverwante diensten, bepaalde onderwijs- en opleidingsdiensten, bibliotheek-, archief-, museum- en andere culturele diensten, sportdiensten, en diensten voor particuliere huishoudens, en strekt zich niet uit tot de uitsluitingen waarin deze richtlijn anderszins voorziet. Op deze diensten dient uitsluitend de lichte regeling van toepassing te zijn.

(119)

Deze diensten dienen te worden aangeduid onder verwijzing naar de specifieke bepalingen van de „Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten” (Common Procurement Vocabulary — CPV), zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad (19), die een hiërarchisch gestructureerde nomenclatuur is met onderverdelingen in afdelingen, groepen, klassen, categorieën en subcategorieën. Om rechtsonzekerheid te voorkomen moet worden verduidelijkt dat een verwijzing naar een afdeling geen impliciete verwijzing naar de daaronder vallende onderverdelingen inhoudt. Indien een specifiekere verwijzing nodig wordt geacht, moeten alle relevante referenties worden vermeld, eventueel in de vorm van een reeks codes.

(120)

Prijsvragen worden traditioneel het meest gebruikt op de gebieden ruimtelijke ordening, architectuur, engineering of automatische gegevensverwerking. Er dient evenwel op te worden gewezen dat deze soepele instrumenten ook voor andere doeleinden gebruikt kunnen worden. Zij kunnen bijvoorbeeld worden ingezet bij projecten voor financiële engineering die de mkb-steun in het kader van het programma „Joint European Resources for Micro to Medium Enterprises” (Jeremie) of andere mkb-programma’s van de Unie in een bepaalde lidstaat zouden optimaliseren. In de met het oog op projecten voor financiële engineering uitgeschreven prijsvragen zou tevens bepaald kunnen worden dat de latere opdrachten voor diensten voor de verwezenlijking van deze financiële engineering via een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking aan de winnaar of winnaars van de prijsvraag zouden worden toegekend.

(121)

De evaluatie heeft uitgewezen dat er nog veel ruimte is voor verbetering bij de toepassing van de regels inzake overheidsopdrachten van de Unie. Het is van essentieel belang, met het oog op een meer efficiënte en consistente toepassing van de regels, een goed beeld te krijgen van de mogelijke structurele problemen en van de algemene patronen in het nationale beleid inzake overheidsopdrachten, om die problemen doelgerichter te kunnen ondervangen. Hiertoe moet worden voorzien in deugdelijk toezicht, waarvan de resultaten regelmatig openbaar worden gemaakt, zodat met kennis van zaken kan worden gesproken over mogelijke verbetering van de regels en praktijken inzake overheidsopdrachten. Met een goed beeld van de situatie krijgt men ook inzicht in de toepassing van de aanbestedingsregels bij de uitvoering van door de Unie medegefinancierde projecten. De lidstaten moeten de vrijheid behouden om te bepalen hoe en door wie deze controles in de praktijk worden uitgevoerd; daarbij moeten zij tevens de vrijheid behouden om te besluiten of het toezicht inhoudt dat de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten die onder deze richtlijn vallen steekproefsgewijs achteraf, dan wel systematisch vooraf zullen worden gecontroleerd. Het moet mogelijk zijn eventuele problemen onder de aandacht van de juiste instanties te brengen; dit bekent niet noodzakelijkerwijs dat degenen die het toezicht hebben uitgeoefend zelf in rechte moeten kunnen optreden.

Betere begeleiding, voorlichting en ondersteuning van aanbestedende diensten en ondernemers kan eveneens de efficiëntie van de overheidsopdrachten in belangrijke mate ten goede komen, dankzij grondiger kennis, grotere rechtszekerheid en professionalisering van de aanbestedingspraktijk. Die begeleiding moet de aanbestedende diensten en de ondernemers ter beschikking staan als dat nodig is voor een correctere toepassing van de regels. De begeleiding zou betrekking kunnen hebben op alles wat bij een overheidsaanbesteding van belang is, zoals inkoopplanning, procedures, keuze van de technieken en instrumenten en goede praktijken bij de uitvoering van de procedures. In juridisch opzicht hoeft begeleiding niet per se te betekenen dat een volledige juridische analyse van de problemen wordt gemaakt. Volstaan zou kunnen worden met een algemene vermelding van de elementen die later bij een grondig onderzoek in beschouwing moeten worden genomen; zo zou kunnen worden gewezen op mogelijk relevante rechtspraak, of op adviesnota’s en andere toepasselijke bronnen.

(122)

Richtlijn 89/665/EEG voorziet in een aantal beroepsprocedures die in elk geval toegankelijk zijn voor eenieder die belang heeft of heeft gehad bij het plaatsen van een bepaalde opdracht en is of dreigt te worden geschaad door een beweerde schending van het Unierecht inzake overheidsopdrachten of van nationale voorschriften tot omzetting van dat recht. Die procedures worden door deze richtlijn onverlet gelaten. Burgers, al dan niet georganiseerde belanghebbenden, en andere personen of instanties die geen toegang hebben tot beroepsprocedures overeenkomstig Richtlijn 89/665/EEG, hebben, als belastingbetaler, niettemin een rechtmatig belang bij deugdelijke aanbestedingsprocedures. Zij dienen derhalve de mogelijkheid te hebben om, anders dan via de beroepsprocedure op grond van Richtlijn 89/665/EEG, en zonder dat zij zelf in rechte hoeven te kunnen optreden, mogelijke schendingen van deze richtlijn te melden aan een bevoegde autoriteit of organisatie. Om doublures met bestaande autoriteiten of structuren te vermijden, moeten de lidstaten beroep bij algemene toezichthoudende autoriteiten of structuren, sectorale toezichthoudende instanties, gemeentelijke toezichthoudende instanties, mededingingsautoriteiten, de Ombudsman of nationale controle-instanties mogelijk kunnen maken.

(123)

Met het oog op de optimale benutting van het potentieel dat overheidsopdrachten bieden ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, zullen ook aanbestedingen een rol moeten spelen. Het is dan ook van belang de ontwikkelingen op het gebied van strategische aanbestedingen te kunnen overzien, om een gefundeerd beeld te krijgen van de algemene trends op dit gebied. Uiteraard kunnen in dit verband ook bestaande, ter zake dienende rapporten worden gebruikt.

(124)

Gezien het potentieel van het mkb voor het scheppen van banen, groei en innovatie is het van belang het mkb tot deelname aan overheidsopdrachten te stimuleren, zowel door middel van de passende bepalingen in deze richtlijn als met initiatieven op nationaal niveau. De nieuwe bepalingen die zijn vastgesteld bij deze richtlijn beogen een beter resultaat te helpen bewerkstelligen, dat wil zeggen het aandeel van het mkb in de totale waarde van de gegunde opdrachten te vergroten. Het heeft geen zin verplichte resultaatpercentages op te leggen, maar er dient nauwlettend te worden toegezien op de nationale initiatieven ter bevordering van de deelname van het mkb, gezien het belang daarvan.

(125)

Een aantal procedures en werkmethodes is reeds vastgesteld met betrekking tot de communicatie en de contacten van de Commissie met de lidstaten, bijvoorbeeld betreffende de procedures die zijn bedoeld in de artikelen 258 en 260 VWEU, het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt (Internal Market Problem Solving Network — SOLVIT) en EU Pilot, welke niet worden gewijzigd door deze richtlijn. Daarnaast echter moet er per lidstaat één aanspreekpunt voor samenwerking met de Commissie komen, met een één-loketfunctie voor de overheidsopdrachten in die lidstaat. Deze functie kan worden vervuld door personen of structuren die daarvoor al regelmatig in contact staan met de Commissie, zoals nationale contactpunten, leden van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, leden van het netwerk voor overheidsopdrachten, of nationale coördinerende instanties.

(126)

Traceerbaarheid en transparantie van de besluitvorming in aanbestedingsprocedures zijn van essentieel belang met het oog op deugdelijke procedures, met name voor efficiënte bestrijding van corruptie en fraude. De aanbestedende diensten moeten daarom kopieën van contracten met een hoge waarde onder zich houden, waarvan zij belangstellenden inzage kunnen geven conform de toepasselijke voorschriften inzake de toegang tot documenten. Bovendien moeten van elke aanbestedingsprocedure de basiselementen en -besluiten in een aanbestedingsrapport worden beschreven. Om de administratie zo veel mogelijk te beperken, moet het toegestaan zijn in het aanbestedingsrapport te verwijzen naar informatie die reeds in de aankondiging van een gegunde opdracht staat. De elektronische systemen voor de bekendmaking van deze aankondigingen, die door de Commissie worden beheerd, moeten eveneens worden verbeterd om de gegevensinvoer te vereenvoudigen en het gemakkelijker te maken algemene verslagen te extraheren en gegevens tussen de systemen uit te wisselen.

(127)

Om de administratie te vereenvoudigen en de lidstaten te ontlasten, moet de Commissie regelmatig nagaan of de aankondigingen die gepubliceerd worden in verband met procedures voor overheidsopdrachten haar voldoende degelijke en complete informatie verschaffen om er de statistische informatie aan te kunnen ontlenen die anders door de lidstaten zou moeten worden meegedeeld.

(128)

Effectieve administratieve samenwerking is noodzakelijk voor het uitwisselen van de bij aanbestedingsprocedures in grensoverschrijdende situaties benodigde informatie, met name wat de controle van de uitsluitingsgronden en de selectiecriteria, de toepassing van kwaliteits- en milieunormen en de lijsten van erkende ondernemers betreft. Op de uitwisseling van informatie zijn het nationale recht inzake vertrouwelijkheid van toepassing. De lidstaten zijn derhalve krachtens deze richtlijn niet verplicht informatie uit te wisselen waar de nationale aanbestedende diensten zelf geen toegang toe hebben. Het informatiesysteem interne markt (IMI), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad (20), kan een nuttig elektronisch middel zijn om de administratieve samenwerking te vereenvoudigen en te verbeteren: de uitwisseling van informatie zou, over de taalbarrières heen, volgens eenvoudige, geharmoniseerde procedures worden beheerd. Bijgevolg moet zo spoedig mogelijk een proefproject worden gestart waarin wordt onderzocht of uitbreiding van het IMI met het oog op de informatie-uitwisseling in het kader van deze richtlijn zinvol is.

(129)

Met het oog op aanpassing aan de snelle ontwikkelingen op het gebied van techniek, economie en regelgeving moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van een aantal niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn. Wegens de verplichting tot nakoming van internationale overeenkomsten moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de technische procedures voor de berekeningsmethoden van de drempels te wijzigen alsmede om de drempels zelf regelmatig te herzien en bijlage X aan te passen; de lijsten van centrale overheidsinstanties kunnen wijzigingen ondergaan in verband met bestuurlijke veranderingen op nationaal niveau. Deze worden gemeld aan de Commissie, die de bevoegdheid moet krijgen om bijlage I aan te passen; verwijzingen naar de CPV-nomenclatuur kunnen door regelgeving van de Unie worden gewijzigd, en moeten als zodanig in de tekst van de richtlijn worden verwerkt; de technische details en kenmerken van de middelen voor elektronische ontvangst moeten worden aangepast aan de technologische ontwikkelingen; de Commissie moet eveneens de bevoegdheid krijgen om een aantal technische normen voor elektronische communicatie verplicht te stellen teneinde, rekening houdend met technologische ontwikkelingen, de interoperabiliteit van technische formaten, processen en kennisgevingen te verzekeren in aanbestedingsprocedures waar gebruik wordt gemaakt van elektronische communicatie; de lijst van wetgevingshandelingen van de Unie met betrekking tot invoering van gemeenschappelijke methodieken voor de berekening van levenscycluskosten, moet snel worden aangepast om op sectorniveau vastgestelde maatregelen daarin op te nemen. Om in deze behoeften te voorzien moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de lijst van wetgevingshandelingen, met inbegrip van de methoden voor de berekening van levenscycluskosten, bij te werken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidend werk tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.

(130)

Bij de toepassing van deze richtlijn moet de Commissie de nodige groepen van deskundigen op het gebied van e-aanbestedingen raadplegen, met een evenwichtige vertegenwoordiging van de belangrijkste groepen van belanghebbenden.

(131)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn en voor het vaststellen van de standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen en een standaardformulier voor eigen verklaringen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (21).

(132)

Voor het vaststellen van de uitvoeringshandelingen met betrekking tot standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen, die uit financieel oogpunt geen invloed hebben op de aard en reikwijdte van verplichtingen op grond van deze richtlijn, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast. Deze handelingen zijn immers zuiver administratief van aard en dienen om de toepassing van de voorschriften van deze richtlijn te vergemakkelijken.

(133)

Voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen met betrekking tot standaardformulieren voor eigen verklaringen moet de onderzoeksprocedure toegepast worden, gezien de invloed van die eigen verklaringen op aanbestedingen en gelet op hun centrale rol bij de vereenvoudiging van de eisen inzake bij aanbestedingsprocedures over te leggen bescheiden.

(134)

De Commissie moet het effect dat de toepassing van de drempels heeft op de interne markt evalueren en daarover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. Daarbij moet rekening worden gehouden met factoren zoals de omvang van grensoverschrijdende aanbestedingen, deelname van het mkb, transactiekosten en de kosten-batenafweging.

Volgens artikel XXII, lid 7, van de GPA-overeenkomst zullen drie jaar na de inwerkingtreding ervan, en vervolgens op regelmatige basis, verdere onderhandelingen over de GPA-overeenkomst worden gevoerd. In dat verband kan worden nagegaan of de drempelwaarden, mede gezien het inflatie-effect in een lange periode zonder wijzigingen van de drempelwaarden in de GPA-overeenkomst, adequaat zijn; in het geval dat de drempelwaarde als gevolg daarvan moet wijzigen, dient de Commissie een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden aan te nemen.

(135)

Gelet op de huidige discussies over horizontale bepalingen die de betrekkingen met derde landen in het kader van overheidsopdrachten regelen, moet de Commissie de ontwikkeling van de wereldhandel nauwlettender in het oog houden en de concurrentiepositie van de Unie evalueren.

(136)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die van toepassing zijn op bepaalde aanbestedingsprocedures, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter, wegens de omvang en de gevolgen ervan, door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(137)

Richtlijn 2004/18/EG dient te worden ingetrokken.

(138)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I:

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN

HOOFDSTUK I:

Toepassingsgebied en definities

AFDELING 1:

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1:

Onderwerp en toepassingsgebied

Artikel 2:

Definities

Artikel 3:

Gemengde aanbesteding

AFDELING 2:

DREMPELS

Artikel 4:

Drempelbedragen

Artikel 5:

Methoden voor de berekening van de geraamde waarde van een opdracht

Artikel 6:

Herziening van de drempels en van de lijst van de centrale overheidsinstanties

AFDELING 3:

UITSLUITINGEN

Artikel 7:

Opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten

Artikel 8:

Specifieke uitsluitingen op het gebied van elektronische communicatie

Artikel 9:

Overheidsopdrachten en prijsvragen op grond van internationale voorschriften

Artikel 10:

Specifieke uitsluitingen voor opdrachten voor diensten

Artikel 11:

Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten

Artikel 12:

Overheidsopdrachten tussen entiteiten in de overheidssector

AFDELING 4:

SPECIFIEKE SITUATIES

Onderafdeling 1:

Gesubsidieerde opdrachten en onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Artikel 13:

Door aanbestedende diensten gesubsidieerde opdrachten

Artikel 14:

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Onderafdeling 2:

Aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 15:

Defensie en veiligheid

Artikel 16:

Gemengde opdrachten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 17:

Overheidsopdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden gegund of uitgeschreven

HOOFDSTUK II:

Algemene regels

Artikel 18:

Aanbestedingsbeginselen

Artikel 19:

Ondernemers

Artikel 20:

Voorbehouden opdrachten

Artikel 21:

Vertrouwelijkheid

Artikel 22:

Regels betreffende de communicatiemiddelen

Artikel 23:

Nomenclaturen

Artikel 24:

Belangenconflicten

TITEL II:

OP OVERHEIDSOPDRACHTEN TOEPASSELIJKE VOORSCHRIFTEN

HOOFDSTUK I:

Procedures

Artikel 25:

Voorwaarden met betrekking tot de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten

Artikel 26:

Keuze van de procedures

Artikel 27:

Openbare procedure

Artikel 28:

Niet-openbare procedure

Artikel 29:

Mededingingsprocedure met onderhandeling

Artikel 30:

Concurrentiegerichte dialoog

Artikel 31:

Innovatiepartnerschap

Artikel 32:

Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking

HOOFDSTUK II:

Technieken en instrumenten voor elektronische en gegroepeerde samengestelde aanbesteding

Artikel 33:

Raamovereenkomsten

Artikel 34:

Dynamische aankoopsystemen

Artikel 35:

Elektronische veilingen

Artikel 36:

Elektronische catalogi

Artikel 37:

Gecentraliseerde aankoopactiviteiten en aankoopcentrales

Artikel 38:

Occasionele gezamenlijke aanbestedingen

Artikel 39:

Plaatsen van opdrachten door aanbestedende diensten van verschillende lidstaten

HOOFDSTUK III:

Verloop van de procedure

AFDELING 1:

VOORBEREIDING

Artikel 40:

Voorafgaande marktconsultaties

Artikel 41:

Voorafgaande betrokkenheid van gegadigden of inschrijvers

Artikel 42:

Technische specificaties

Artikel 43:

Keurmerken

Artikel 44:

Testverslagen, certificatie en andere bewijsmiddelen

Artikel 45:

Varianten

Artikel 46:

Verdeling van opdrachten in percelen

Artikel 47:

Vaststelling van termijnen

Afdeling 2:

BEKENDMAKING EN TRANSPARANTIE

Artikel 48:

Vooraankondigingen

Artikel 49:

Aankondigingen van opdrachten

Artikel 50:

Aankondigingen gegunde opdracht

Artikel 51:

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

Artikel 52:

Bekendmaking op nationaal niveau

Artikel 53:

Elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken

Artikel 54:

Uitnodigingen aan gegadigden

Artikel 55:

Informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

AFDELING 3:

SELECTIE VAN DEELNEMERS EN GUNNING VAN DE OPDRACHTEN

Artikel 56:

Algemene beginselen

Onderafdeling 1:

Kwaliteitscriteria voor de selectie

Artikel 57:

Uitsluitingsgronden

Artikel 58:

Selectiecriteria

Artikel 59:

Uniform Europees Aanbestedingsdocument

Artikel 60:

Bewijsmiddelen

Artikel 61:

Onlinedatabank van certificaten (e-Certis)

Artikel 62:

Kwaliteitsnormen en normen inzake milieubeheer

Artikel 63:

Beroep op de draagkracht van andere entiteiten

Artikel 64:

Officiële lijsten van erkende ondernemingen en certificering door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instellingen

Onderafdeling 2:

Beperking van het aantal gegadigden, inschrijvingen en oplossingen

Artikel 65:

Beperking van het aantal in andere opzichten gekwalificeerde gegadigden die worden uitgenodigd tot deelneming

Artikel 66:

Beperking van het aantal inschrijvingen en oplossingen

Onderafdeling 3:

Gunning van de opdracht

Artikel 67:

Gunningscriteria

Artikel 68:

Levenscycluskosten

Artikel 69:

Abnormaal lage inschrijvingen

HOOFDSTUK IV:

Uitvoering van de opdracht

Artikel 70:

Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd

Artikel 71:

Onderaanneming

Artikel 72:

Wijziging van opdrachten gedurende de looptijd

Artikel 73:

Beëindiging van opdrachten

TITEL III:

BIJZONDERE AANBESTEDINGSREGELINGEN

HOOFDSTUK I:

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Artikel 74:

Gunning van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten

Artikel 75:

Bekendmaking van aankondigingen

Artikel 76:

Beginselen van het gunnen van overheidsopdrachten

Artikel 77:

Voorbehouden opdrachten voor bepaalde diensten

HOOFDSTUK II:

Regels inzake prijsvragen voor ontwerpen

Artikel 78:

Toepassingsgebied

Artikel 79:

Aankondigingen

Artikel 80:

Regels voor de organisatie van prijsvragen en de selectie van deelnemers

Artikel 81:

Samenstelling van de jury

Artikel 82:

Beslissingen van de jury

TITEL IV:

GOVERNANCE

Artikel 83:

Handhaving

Artikel 84:

Proces-verbalen van procedures voor het plaatsen van opdrachten

Artikel 85:

Nationale verslaglegging en statistische informatie

Artikel 86:

Administratieve samenwerking

TITEL V:

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 87:

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 88:

Spoedprocedure

Artikel 89:

Comitéprocedure

Artikel 90:

Omzetting en overgangsbepalingen

Artikel 91:

Intrekkingen

Artikel 92:

Evaluatie

Artikel 93:

Inwerkingtreding

Artikel 94:

Adressaten

BIJLAGEN

BIJLAGE I

CENTRALE OVERHEIDSINSTANTIES

BIJLAGE II

LIJST VAN WERKZAAMHEDEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 2, LID 1, PUNT 6, ONDER a)

BIJLAGE III

LIJST VAN PRODUCTEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, ONDER b), BETREFFENDE HET GUNNEN DOOR AANBESTEDENDE DIENSTEN VAN OPDRACHTEN OP HET GEBIED VAN DEFENSIE

BIJLAGE IV

EISEN TEN AANZIEN VAN INSTRUMENTEN EN MIDDELEN VOOR DE ELEKTRONISCHE ONTVANGST VAN INSCHRIJVINGEN, VERZOEKEN TOT DEELNAME OF PLANNEN EN ONTWERPEN BIJ PRIJSVRAGENVERZOEKEN TOT DEELNAME

BIJLAGE V

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

Deel A:

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN BEKENDMAKING VAN EEN VOORAANKONDIGING VIA EEN KOPERSPROFIEL MOETEN WORDEN OPGENOMEN

Deel B:

INLICHTINGEN DIE IN VOORAANKONDIGINGEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 48)

Deel C:

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN OPDRACHEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 49)

Deel D:

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN GEGUNDE OPDRACHTEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 50)

Deel E:

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN PRIJSVRAGEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 79, lid 1)

Deel F:

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN UITSLAGEN VAN PRIJSVRAGEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 79, lid 2)

Deel G:

INLICHTINGEN DIE IN MEDEDELINGEN INZAKE WIJZIGING VAN EEN OPDRACHT GEDURENDE DE LOOPTIJD ERVAN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 72, lid 1)

Deel H:

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN OPDRACHTEN TEN AANZIEN VAN OPDRACHTEN VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 75, lid 1)

Deel I:

INLICHTINGEN DIE IN VOORAANKONDIGINGEN VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 75, lid 1)

Deel J:

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN GEGUNDE OPDRACHTEN TEN AANZIEN VAN OPDRACHTEN VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN (als bedoeld in artikel 75, lid 2)

BIJLAGE VI

INLICHTINGEN DIE IN DE AANBESTEDINGSSTUKKEN MET BETREKKING TOT ELEKTRONISCHE VEILINGEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE VII

DEFINITIE VAN ENKELE TECHNISCHE SPECIFICATIES

BIJLAGE VIII

SPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

BIJLAGE IX

INHOUD VAN DE UITNODIGINGEN TOT INSCHRIJVING, TOT DEELNEMING AAN DE DIALOOG OF TOT BEVESTIGING VAN DE BELANGSTELLING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 54

BIJLAGE X

LIJST VAN INTERNATIONALE SOCIALE EN MILIEUOVEREENKOMSTEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 18, LID 2

BIJLAGE XI

REGISTERS

Bijlage XII

BEWIJSMIDDELEN VOOR SELECTIECRITERIA

BIJLAGE XIII

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 68, LID 3, BEDOELDE UNIEWETGEVING

BIJLAGE XIV

DIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 74

BIJLAGE XV

CONCORDANTIETABEL

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN

HOOFDSTUK I

Toepassingsgebied en definities

Hoofdstuk I

Onderwerp en definities

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld betreffende procedures voor aanbesteding door aanbestedende diensten met betrekking tot overheidsopdrachten en prijsvragen waarvan de geraamde waarde niet minder bedraagt dan de in artikel 4 vastgestelde drempels.

2.   Aanbesteding in de zin van deze richtlijn is de aankoop door middel van een overheidsopdracht van werken, leveringen of diensten door één of meer aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen ondernemers, ongeacht of de werken, leveringen of diensten een openbare bestemming hebben of niet.

3.   De toepassing van deze richtlijn is onderworpen aan artikel 346 VWEU.

4.   Deze richtlijn doet niet af aan de vrijheid van de lidstaten om in overeenstemming met het Unierecht te bepalen wat zij onder diensten van algemeen economisch belang verstaan, hoe die diensten conform de regels inzake staatssteun moeten worden georganiseerd en gefinancierd, en aan welke specifieke verplichtingen die diensten moeten voldoen. Deze richtlijn doet evenmin af aan de beslissing van overheidsinstanties of, hoe en in welke mate zij taken van openbaar belang zelf wensen uit te voeren, overeenkomstig artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26.

5.   Deze richtlijn is niet van invloed op de wijze waarop de lidstaten hun socialezekerheidsstelsels inrichten.

6.   Overeenkomsten, besluiten of andere rechtsinstrumenten waarbij de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen aanbestedende diensten of groepen van aanbestedende diensten met het oog op het verrichten van hun openbare taak georganiseerd wordt en die niet voorzien in vergoeding van contractuele prestaties, worden beschouwd als behorende tot de interne organisatie van de betrokken lidstaat en worden als zodanig door onderhavige richtlijn geheel onverlet gelaten.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.   „aanbestedende diensten”: de staats-, regionale en lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit één of meer van deze overheidsinstanties of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen;

2.   „centrale overheidsinstanties”: de aanbestedende diensten als vermeld in bijlage I, alsmede de instanties die hen zijn opgevolgd voor zover op nationaal niveau rectificaties of wijzigingen zijn aangebracht;

3.   „niet-centrale aanbestedende diensten”: alle aanbestedende diensten die geen centrale overheidsinstantie zijn;

4.   „publiekrechtelijke instellingen”: instellingen die voldoen aan alle volgende kenmerken:

a)

zij zijn opgericht voor het specifieke doel te voorzien in andere behoeften van algemeen belang dan die van industriële of commerciële aard;

b)

zij bezitten rechtspersoonlijkheid, en

c)

zij worden merendeels door de staats-, regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke lichamen gefinancierd, of hun beheer staat onder toezicht van deze instanties of lichamen, of zij hebben een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan waarvan de leden voor meer dan de helft door de staat, de regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen;

5.   „overheidsopdrachten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer ondernemers en één of meer aanbestedende diensten zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten;

6.   „overheidsopdrachten voor werken”: overheidsopdrachten die betrekking hebben op een van de volgende:

a)

de uitvoering, of het ontwerp en de uitvoering, van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage II bedoelde activiteiten;

b)

de uitvoering, of het ontwerp en de uitvoering, van een werk;

c)

het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk en het ontwerp van het werk;

7.   „een werk”: het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

8.   „overheidsopdrachten voor leveringen”: overheidsopdrachten die betrekking hebben op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten. Als overheidsopdracht voor leveringen kunnen worden beschouwd, als bijkomstig element, plaatsings- en installatiewerkzaamheden;

9.   „overheidsopdrachten voor diensten”: overheidsopdrachten die betrekking hebben op het verlenen van andere diensten andere dan die bedoeld in punt 6;

10.   „ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of openbaar lichaam, of een combinatie van deze personen en/of lichamen, met inbegrip van alle tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten en of het verlenen van diensten op de markt aanbiedt;

11.   „inschrijver”: een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

12.   „gegadigde”: een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging, of is uitgenodigd, om deel te nemen aan een niet-openbare procedure, een mededingingsprocedure met onderhandeling, een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking, een concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap;

13.   „aanbestedingsstukken”: alle stukken die door de aanbestedende dienst worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure, met inbegrip van de aankondiging van opdracht, de vooraankondiging indien deze wordt gebruikt als oproep tot mededinging, de technische specificaties, het beschrijvende document, de voorgestelde contractvoorwaarden, formaten voor de aanbieding van documenten door gegadigden en inschrijvers, informatie over algemeen toepasselijke verplichtingen en alle aanvullende documenten;

14.   „gecentraliseerde aankoopactiviteiten”: activiteiten die permanent plaatsvinden op een van de volgende wijzen:

a)

de verwerving van leveringen en/of diensten die bestemd zijn voor aanbestedende diensten;

b)

de gunning van overheidsopdrachten of de sluiting van raamovereenkomsten voor werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor aanbestedende diensten;

15.   „aanvullende aankoopactiviteiten”: activiteiten die bestaan in het verlenen van ondersteuning aan aankoopactiviteiten, met name op de volgende wijzen:

a)

technische infrastructuur die aanbestedende diensten in staat stelt overheidsopdrachten te gunnen of raamovereenkomsten te sluiten voor werken, leveringen of diensten;

b)

adviesverlening over het verloop of de opzet van openbareaanbestedingsprocedures;

c)

voorbereiding en beheer van aanbestedingsprocedures namens en voor rekening van de betrokken aanbestedende dienst;

16.   „aankoopcentrale”: aanbestedende dienst die gecentraliseerde aankoopactiviteiten en eventueel aanvullende aankoopactiviteiten verricht;

17.   „aanbieder van aanbestedingsdiensten”: een openbare of particuliere instantie die aanvullende aankoopactiviteiten op de markt aanbiedt;

18.   „schriftelijk”: elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens meegedeeld, met inbegrip van informatie die via elektronische middelen wordt overgebracht en opgeslagen;

19.   „elektronisch middel”: elektronische apparatuur voor verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en opslag van gegevens die worden verspreid, overgebracht en ontvangen door draden, straalverbindingen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

20.   „levenscyclus”: alle opeenvolgende en/of onderling verbonden stadia, waaronder uit te voeren onderzoek en ontwikkeling, productie, handel en handelsvoorwaarden, vervoer, gebruik en onderhoud, in het bestaan van het product of werk of het verlenen van een dienst, gaande van de verkrijging van de grondstof of de opwekking van hulpbronnen tot de verwijdering, de opruiming en „end-of-service”- fase of de „end-of-utilisation”-fase

21.   „prijsvragen”: procedures die tot doel hebben de aanbestedende dienst, in het bijzonder op het gebied van ruimtelijke ordening, stadsplanning, architectuur en weg- en waterbouw, of op het gebied van automatische gegevensverwerking, een plan of ontwerp te verschaffen dat op basis van mededinging door een jury wordt geselecteerd, al dan niet met toekenning van prijzen;

22.   „innovatie”: de toepassing van een nieuw of aanmerkelijk verbeterd product, een nieuwe of aanmerkelijke verbeterde dienst of een nieuw of aanmerkelijk verbeterd proces, waaronder, maar niet beperkt tot productie-, bouw- of constructieprocessen, een nieuwe verkoopmethode of een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, organisatie op de werkvloer of de externe betrekkingen onder meer om maatschappelijke problemen te helpen oplossen dan wel om de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te ondersteunen;

23.   „keurmerk”: ieder document, certificaat of getuigschrift dat bevestigt dat de werken, producten, diensten, processen of procedures in kwestie aan bepaalde eisen voldoen;

24.   „keurmerkeis(en)”: de voorschriften waaraan de producten, diensten, processen of procedures in kwestie moeten voldoen om het betrokken keurmerk te verkrijgen.

2.   Voor de toepassing van dit artikel vallen onder „regionale overheidsinstanties” instanties die niet-limitatief zijn opgenomen in de lijst van NUTS 1 en 2, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (22), en vallen onder „lokale overheidsinstanties” alle instanties van de bestuurlijke eenheden die onder NUTS 3 vallen en kleinere bestuurlijke eenheden, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003.

Artikel 3

Gemengde aanbesteding

1.   Lid 2 is van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op verschillende onder deze richtlijn vallende soorten aanbestedingen.

De leden 3 tot en met 5 zijn van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn, en aanbestedingen die onder een ander juridisch kader vallen.

2.   Opdrachten die betrekking hebben op twee of meer soorten aanbestedingen (van werken, leveringen of diensten) worden gegund overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het type van aanbesteding dat past bij het hoofdvoorwerp van de betrokken opdracht.

In het geval van gemengde opdrachten die ten dele betrekking hebben op diensten in de zin van hoofdstuk I van titel III en ten dele op andere diensten, of gemengde opdrachten die ten dele uit diensten en ten dele uit leveringen bestaan, wordt het hoofdvoorwerp bepaald volgens welke geraamde waarde van de respectieve diensten of leveringen de hoogste is.

3.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien deelbaar zijn, is lid 4 van toepassing. Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, is lid 6 van toepassing.

Wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 16 van deze richtlijn van toepassing.

4.   In het geval van opdrachten die zowel betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn vallen als op aanbestedingen die niet onder deze richtlijn vallen, kunnen de aanbestedende diensten besluiten om voor de afzonderlijke onderdelen afzonderlijke opdrachten te plaatsen, of om één opdracht te plaatsen. Wanneer de aanbestedende diensten besluiten afzonderlijke opdrachten voor afzonderlijke delen te plaatsen, wordt het besluit betreffende het juridisch kader dat voor elk van de afzonderlijke opdrachten moet gelden, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken afzonderlijke deel.

Wanneer de aanbestedende diensten besluiten één opdracht te plaatsen, is deze richtlijn, tenzij in artikel 16 anders is bepaald, van toepassing op de daaruit voortvloeiende gemengde opdracht, ongeacht de waarde van de onderdelen die anders onder een ander juridisch kader zouden vallen, en ongeacht het juridisch kader die anders voor die onderdelen had gegolden.

In het geval van gemengde opdrachten die elementen van opdrachten voor leveringen, werken en diensten en van concessies bevatten, wordt de gemengde opdracht dus geplaatst overeenkomstig deze richtlijn, mits de geraamde waarde van het deel van de opdracht dat een onder deze richtlijn vallende opdracht vormt, berekend overeenkomstig artikel 5, ten minste gelijk is aan de toepasselijke drempel die in artikel 4 is vastgelegd.

5.   In het geval van opdrachten die zowel betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn vallen als op aanbestedingen voor de uitoefening van een activiteit waarop Richtlijn 2014/25/EU van toepassing is, worden de toepasselijke regels, niettegenstaande lid 4 van dit artikel, vastgesteld overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2014/25/EU.

6.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, wordt het toepasselijke juridische kader bepaald door het hoofdvoorwerp van die opdracht.

Afdeling 2

Drempels

Artikel 4

Drempelbedragen

Deze richtlijn is van toepassing op opdrachten waarvan de geraamde waarde exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) gelijk is aan of groter dan de volgende drempelbedragen:

a)

5 186 000 EUR voor overheidsopdrachten voor werken;

b)

134 000 EUR voor overheidsopdrachten voor leveringen en voor diensten gegund door aanbestedende diensten die centrale overheidsinstanties zijn, en voor door deze instanties georganiseerde prijsvragen; wat betreft overheidsopdrachten voor leveringen afkomstig van aanbestedende diensten die op het gebied van defensie werkzaam zijn, geldt deze drempel alleen voor opdrachten betreffende producten die onder bijlage III vallen;

c)

207 000 EUR voor overheidsopdrachten voor leveringen en voor diensten gegund door niet-centrale aanbestedende diensten en voor door deze diensten georganiseerde prijsvragen; deze drempel is ook van toepassing op overheidsopdrachten voor leveringen die gegund zijn door op defensiegebied werkzame centrale overheidsinstanties en betrekking hebben op producten welke niet onder bijlage III vallen;

d)

750 000 EUR voor overheidsopdrachten voor sociale en andere specifieke diensten in de zin van bijlage XIV.

Artikel 5

Methoden voor de berekening van de geraamde waarde van een opdracht

1.   De berekening van de geraamde waarde van een opdracht is gebaseerd op het totale bedrag, exclusief btw, zoals geraamd door de aanbestedende dienst, met inbegrip van de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdrachten zoals uitdrukkelijk vermeld in de aanbestedingsstukken.

Ingeval de aanbestedende dienst voorziet in prijzengeld of betalingen aan gegadigden of inschrijvers, berekent hij deze door in de geraamde waarde van de aanbesteding.

2.   Indien een aanbestedende dienst uit afzonderlijke operationele eenheden bestaat, wordt de geraamde totale waarde van deze eenheden in beschouwing genomen.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen, indien een afzonderlijke operationele eenheid zelfstandig verantwoordelijk is voor zijn aanbestedingen of bepaalde categorieën daarvan, de waarden op het niveau van elke operationele eenheid worden geraamd.

3.   De keuze van de methode voor de berekening van de geraamde waarde van een aanbesteding mag niet bedoeld zijn om de opdracht buiten het toepassingsgebied van de richtlijn te houden. Eén aanbesteding mag derhalve niet worden gesplitst om deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te laten, tenzij objectieve redenen dit rechtvaardigen.

4.   Deze geraamde waarde is geldig op het tijdstip waarop de oproep tot mededinging wordt verzonden of, in gevallen waarin niet in een dergelijke oproep tot mededinging is voorzien, op het tijdstip waarop de aanbestedingsprocedure voor de aanbestedende dienst aanvangt, bijvoorbeeld, in voorkomend geval, wanneer contact wordt gezocht met ondernemers in verband met de aanbesteding.

5.   Bij de berekening van de waarde van een raamovereenkomst of een dynamisch aankoopsysteem wordt uitgegaan van de geraamde maximale waarde, exclusief btw, van alle voor de totale duur van de overeenkomst of het dynamisch aankoopsysteem voorgenomen opdrachten.

6.   Bij de berekening van de waarde van een innovatiepartnerschap wordt uitgegaan van de geraamde maximale waarde, exclusief btw, van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die zullen plaatsvinden in alle stadia van het voorgenomen partnerschap, alsmede van de leveringen, diensten of werken die aan het einde van het voorgenomen partnerschap zullen worden ontwikkeld en verworven.

7.   In het geval van overheidsopdrachten voor werken wordt, bij de berekening van de geraamde waarde, de waarde van de werken in aanmerking genomen, alsmede de geraamde totale waarde van de voor de uitvoering van het werk noodzakelijke goederen en diensten die door de aanbestedende dienst ter beschikking van de opdrachtnemer zijn gesteld.

8.   Indien een voorgenomen werk of een voorgenomen aankoop van diensten aanleiding kan geven tot opdrachten die in afzonderlijke percelen worden geplaatst, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen.

Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in artikel 4 bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn op de plaatsing van elk perceel van toepassing.

9.   Wanneer een voorgenomen verkrijging van soortgelijke leveringen aanleiding kan geven tot opdrachten die in afzonderlijke percelen worden gegund, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen voor de toepassing van artikel 4, onder b) en c).

Indien de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in artikel 4 bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn op de plaatsing van elk perceel van toepassing.

10.   Niettegenstaande de leden 8 en 9, kunnen aanbestedende diensten opdrachten voor afzonderlijke percelen plaatsen zonder de in deze richtlijn bedoelde procedures toe te passen, mits de geraamde waarde, exclusief btw, van het betrokken perceel kleiner is dan 80 000 EUR voor leveringen of diensten of 1 miljoen EUR voor werken. De samengetelde waarde van de aldus zonder toepassing van deze richtlijn gegunde percelen mag echter niet meer bedragen dan 20 % van de samengetelde waarde van alle percelen waarin het voorgenomen werk, de voorgenomen verwerving van soortgelijke leveringen of de voorgenomen aankoop van diensten is verdeeld.

11.   In het geval van overheidsopdrachten voor leveringen of voor diensten die met een zekere regelmaat worden verleend of die bestemd zijn om binnen een bepaalde termijn te worden hernieuwd, wordt voor de berekening van de geraamde waarde van de opdracht de volgende grondslag genomen:

a)

de totale reële waarde van de tijdens het voorafgaande boekjaar of tijdens de voorafgaande twaalf maanden gegunde soortgelijke opeenvolgende opdrachten, indien mogelijk gecorrigeerd voor verwachte wijzigingen in hoeveelheid of waarde gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste opdracht;

b)

of de totale geraamde waarde van de opeenvolgende opdrachten die gegund zijn gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste levering, of gedurende het boekjaar, indien dit zich over meer dan twaalf maanden uitstrekt.

12.   In het geval van overheidsopdrachten voor leveringen die betrekking hebben op leasing, huur, of huurkoop van producten wordt voor de berekening van de geraamde waarde van de opdracht de volgende grondslag genomen:

a)

bij overheidsopdrachten met een vaste looptijd, de totale geraamde waarde voor de gehele looptijd indien deze ten hoogste twaalf maanden bedraagt, dan wel de totale waarde indien de looptijd meer dan twaalf maanden bedraagt, met inbegrip van de geraamde restwaarde;

b)

bij overheidsopdrachten voor onbepaalde tijd of waarvan de looptijd niet kan worden bepaald, het maandelijks te betalen bedrag vermenigvuldigd met 48.

13.   In het geval van overheidsopdrachten voor diensten wordt voor de berekening van de geraamde waarde van de opdracht de volgende grondslag genomen:

a)

verzekeringsdiensten: de te betalen premie en andere vormen van beloning;

b)

bankdiensten en andere financiële diensten: te betalen honoraria, provisies en rente, alsmede andere vormen van beloning;

c)

opdrachten betreffende een ontwerp: te betalen honoraria, provisies en andere vormen van vergoeding.

14.   In het geval van overheidsopdrachten voor diensten waarvoor geen totale prijs is vermeld, wordt voor de berekening van de geraamde waarde van de opdracht de volgende grondslag genomen:

a)

bij opdrachten met een vaste looptijd die gelijk is aan of korter is dan 48 maanden: de totale waarde voor de gehele looptijd;

b)

bij opdrachten voor onbepaalde tijd of waarvan de looptijd langer is dan 48 maanden: de maandelijkse waarde vermenigvuldigd met 48.

Artikel 6

Herziening van de drempels en van de lijst van de centrale overheidsinstanties

1.   Vanaf 30 juni 2013 worden de in artikel 4, onder a), b) en c), vastgestelde drempels om de twee jaar door de Commissie gecontroleerd op overeenstemming met de in de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake overheidsopdrachten („GPA-overeenkomst”) vastgestelde drempels, en worden in voorkomend geval aangepast overeenkomstig dit artikel.

Overeenkomstig de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode berekent de Commissie de waarde van deze drempels op basis van de gemiddelde dagwaarde van de euro uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten (BTR), over een periode van 24 maanden die eindigt op de 31e augustus voorafgaande aan de datum van 1 januari waarop de herziening ingaat. De waarde van de aldus herziene drempels in euro wordt zo nodig naar beneden afgerond op het naaste veelvoud van duizend euro, met dien verstande dat de in de GPA-overeenkomst bepaalde drempels, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, worden nageleefd.

2.   Bij de in lid 1 van dit artikel genoemde herziening herziet de Commissie tevens:

a)

de in artikel 13, eerste alinea, onder a), vastgestelde drempels, die zij in overeenstemming brengt met de herziene drempel voor overheidsopdrachten voor werken;

b)

de in artikel 13, eerste alinea, onder b), vastgestelde drempels, die zij in overeenstemming brengt met de herziene drempel voor overheidsopdrachten voor diensten van niet-centrale aanbestedende diensten.

3.   Om de twee jaar vanaf 1 januari 2014 bepaalt de Commissie de waarde in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, van de in artikel 4, onder a), b) en c), genoemde drempels die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn herzien.

Tegelijkertijd bepaalt de Commissie de waarde in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, van de in artikel 4, onder d), genoemde drempel.

Volgens de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode worden deze waarden bepaald op basis van de gemiddelde dagwaarde van de valuta, overeenstemmend met de toepasselijke drempel uitgedrukt in euro over een periode van 24 maanden die eindigt op de 31e augustus voorafgaande aan de herziening die op 1 januari ingaat.

4.   De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde herziene drempels, hun tegenwaarde in de nationale valuta, bedoeld in lid 3, eerste alinea, en de waarde vastgesteld overeenkomstig lid 3, tweede alinea, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie aan het begin van de maand november volgend op de herziening ervan.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen, houdende aanpassing van de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bepaalde methode aan elke verandering van de in de GPA-overeenkomst vastgestelde methode voor de herziening van de in artikel 4, onder a), b) en c), genoemde drempels en voor de vaststelling van de tegenwaarde in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen, houdende herziening van de in artikel 4, onder a), b) en c), genoemde drempels overeenkomstig lid 1 van dit artikel, alsmede houdende herziening van de in artikel 13, eerste alinea, onder a) en b), genoemde drempels overeenkomstig lid 2 van dit artikel.

6.   Indien in dit geval de in artikel 4, onder a), b) en c), genoemde drempels en de in artikel 13, eerste alinea, onder a) en b), genoemde drempels moeten worden herzien en wegens tijdsdruk de in artikel 87 beschreven procedure niet kan worden gevolgd, om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 88 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig de tweede alinea van lid 5 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

7.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I om na kennisgevingen door lidstaten de lijst van aanbestedende diensten bij te werken, wanneer deze wijzigingen noodzakelijk zijn om aanbestedende diensten juist te identificeren.

Afdeling 3

Uitsluitingen

Artikel 7

Opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten

Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten en prijsvragen die in het kader van Richtlijn 2014/25/EU worden geplaatst of uitgeschreven door aanbestedende diensten welke één of meer van de in de artikelen 8 tot en met 14 van die richtlijn bedoelde activiteiten uitoefenen en die voor de uitvoering van deze activiteiten worden gegund, noch op overheidsopdrachten die op grond van de artikelen 18, 23 en 34 van die richtlijn buiten het toepassingsgebied ervan zijn gelaten, noch, indien gegund door een aanbestedende dienst die postdiensten in de zin van artikel 13, lid 2, onder b), van die richtlijn verleent, op opdrachten die worden gegund voor de uitvoering van de volgende activiteiten:

a)

diensten met een toegevoegde waarde die verband houden met en volledig worden geleverd via elektronische middelen (met inbegrip van de beveiligde overdracht van gecodeerde documenten via elektronische middelen, adresbeheerdiensten en het doorzenden van geregistreerde elektronische post);

b)

financiële diensten die vallen onder de CPV-codes met referentienummers 66100000-1 tot en met 66720000-3 en onder artikel 21, onder d), van Richtlijn 2014/25/EU en met inbegrip van in het bijzonder postwissels en giro-overschrijvingen;

c)

filateliediensten, of

d)

logistieke diensten (diensten waarbij fysieke levering en/of opslag gecombineerd worden met niet-postale diensten).

Artikel 8

Specifieke uitsluitingen op het gebied van elektronische communicatie

Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten en prijsvragen die in hoofdzaak tot doel hebben de aanbestedende diensten in staat te stellen openbare communicatienetwerken beschikbaar te stellen of te exploiteren of aan het publiek één of meer elektronischecommunicatiediensten te verlenen.

In dit artikel hebben de begrippen „openbaar communicatienetwerk” en „elektronischecommunicatiedienst” dezelfde betekenis als in Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (23).

Artikel 9

Overheidsopdrachten en prijsvragen op grond van internationale voorschriften

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten of prijsvragen die de aanbestedende dienst verplicht is te plaatsen of uit te schrijven overeenkomstig andere aanbestedingsprocedures dan die van deze richtlijn, en waarin is voorzien bij:

a)

een overeenkomstig de Verdragen tot stand gekomen juridisch instrument dat internationaalrechtelijke verplichtingen schept, zoals een internationale overeenkomst tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten;

b)

een internationale organisatie.

De lidstaten melden alle juridische instrumenten, bedoeld in punt a) van de eerste alinea van dit lid, aan de Commissie, die het in artikel 89 genoemde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten en prijsvragen die door de aanbestedende dienst volgens de aanbestedingsregels van een internationale organisatie of internationale financiële instelling worden geplaatst of uitgeschreven en volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd; in het geval van overheidsopdrachten en prijsvragen die voor het grootste deel door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling gefinancierd worden, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.

3.   Artikel 17 is van toepassing op opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden geplaatst of uitgeschreven. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op deze opdrachten en prijsvragen.

Artikel 10

Specifieke uitsluitingen voor opdrachten voor diensten

Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten voor diensten betreffende:

a)

de verwerving of huur, ongeacht de financiële modaliteiten ervan, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken of betreffende de rechten hierop;

b)

de aankoop, de ontwikkeling, de productie of de coproductie van programmamateriaal bestemd voor audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, die worden gegund door aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, of opdrachten betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma’s die worden gegund aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten. In dit punt wordt onder „audiovisuele mediadiensten” en „aanbieders van mediadiensten” respectievelijk verstaan, de definitie in artikel 1, lid 1, onder a) en d), van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (24). „Programma” beantwoordt aan de definitie in artikel 1, lid 1, onder b), van die richtlijn, maar omvat ook radioprogramma’s en radioprogrammamateriaal. Voorts wordt voor de toepassing van deze bepaling onder „programmamateriaal” hetzelfde verstaan als onder „programma”;

c)

arbitrage- en bemiddelingsdiensten;

d)

een van de hierna genoemde rechtskundige diensten:

i)

vertegenwoordiging in rechte van een cliënt door een advocaat in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad (25):

in een arbitrage- of bemiddelingsprocedure in een lidstaat, een derde land of voor een internationale arbitrage- of bemiddelingsinstantie, of

in een procedure voor een rechter of overheidsinstantie van een lidstaat of een derde land of voor een internationale rechter of instantie;

ii)

juridisch advies dat wordt gegeven ter voorbereiding van de procedures als bedoeld in punt i) van dit punt, of indien er concrete aanwijzingen zijn en er een grote kans bestaat dat over de kwestie waarop het advies betrekking heeft, een dergelijke procedure zal worden gevoerd, mits het advies door een advocaat is gegeven in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG;

iii)

het waarmerken en voor echt verklaren van documenten door een notaris;

iv)

juridische dienstverlening door trustees (beheerders) of aangewezen voogden, en andere juridische dienstverlening waarvan de aanbieders door een rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat, of van rechtswege, aangewezen zijn om specifieke taken te verrichten onder toezicht van die rechterlijke instanties;

v)

andere rechtskundige diensten die in de betrokken lidstaat al dan niet incidenteel verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag;

e)

financiële diensten betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (26), alsmede door de centrale banken verleende diensten en activiteiten die zijn uitgevoerd in het kader van de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme;

f)

leningen, al dan niet in samenhang met de uitgifte, de aankoop, de verkoop of de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten;

g)

arbeidsovereenkomsten;

h)

diensten inzake civiele verdediging, civiele bescherming en risicopreventie die worden verleend door non-profitorganisaties en -verenigingen en onder de CPV-codes vallen 75250000-3, 75251000-0, 75251100-1, 75251110-4, 75251120-7, 75252000-7, 75222000-8, 98113100-9 en 85143000-3 behalve ziekenvervoer per ambulance;

i)

openbaar personenvervoer per trein of metro;

j)

opdrachten voor diensten inzake politieke campagnes die onder de volgende CPV-codes vallen: 79341400-0, 92111230-3 en 92111240-6, indien gegund door een politieke partij in het kader van een verkiezingscampagne.

Artikel 11

Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten

Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten voor diensten die door een aanbestedende dienst worden gegund aan een andere aanbestedende dienst of aan een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten op basis van een alleenrecht dat deze uit hoofde van met het VWEU verenigbare, wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen genieten.

Artikel 12

Overheidsopdrachten tussen entiteiten in de overheidssector

1.   Een overheidsopdracht die door een aanbestedende dienst aan een andere privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon wordt gegund, valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aanbestedende dienst oefent op die rechtspersoon toezicht uit zoals op zijn eigen diensten;

b)

meer dan 80 % van de activiteiten van de gecontroleerde rechtspersoon wordt uitgeoefend in de vorm van taken die hem zijn toegewezen door de controlerende aanbestedende dienst of door andere, door diezelfde aanbestedende dienst gecontroleerde rechtspersonen, en

c)

er is geen directe participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale regelgeving, in overeenstemming met de verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon.

Een aanbestedende dienst wordt geacht op een rechtspersoon toezicht zoals op zijn eigen diensten uit te oefenen in de zin van de eerste alinea, onder a), indien hij zowel op strategische doelstellingen als op belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon een beslissende invloed uitoefent. Dit toezicht kan ook worden uitgeoefend door een andere rechtspersoon, die zelf op dezelfde wijze door de aanbestedende dienst wordt gecontroleerd.

2.   Lid 1 is eveneens van toepassing wanneer een gecontroleerde rechtspersoon die een aanbestedende dienst is, een opdracht gunt aan zijn aanbestedende dienst of aan een andere rechtspersoon die door dezelfde aanbestedende dienst wordt gecontroleerd, mits er geen directe participatie van privékapitaal is in de rechtspersoon aan wie de overheidsopdracht wordt gegund, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon.

3.   Een aanbestedende dienst die op een privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon geen controle uitoefent in de zin van lid 1, kan niettemin zonder deze richtlijn toe te passen een overheidsopdracht gunnen aan die rechtspersoon, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aanbestedende dienst oefent samen met andere aanbestedende diensten op die rechtspersoon toezicht uit zoals op hun eigen diensten;

b)

meer dan 80 % van de activiteiten van die rechtspersoon behelst de uitvoering van taken die haar zijn toegewezen door de controlerende aanbestedende diensten of door andere, door diezelfde aanbestedende diensten gecontroleerde rechtspersonen, en

c)

er is geen directe participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon.

Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea oefenen de aanbestedende diensten gezamenlijk toezicht uit over een rechtspersoon indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde rechtspersoon zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van alle deelnemende aanbestedende diensten; individuele vertegenwoordigers kunnen verscheidene of alle deelnemende aanbestedende diensten vertegenwoordigen;

ii)

deze aanbestedende diensten zijn in staat gezamenlijk beslissende invloed uit te oefenen op de strategische doelstellingen en belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon, en

iii)

de gecontroleerde rechtspersoon streeft geen belangen na die in strijd zijn met de belangen van de controlerende aanbestedende diensten.

4.   Een opdracht die uitsluitend tussen twee of meer aanbestedende diensten wordt gegund valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn wanneer aan elk van de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:

a)

de opdracht voorziet in of geeft uitvoering aan samenwerking tussen de deelnemende aanbestedende diensten om te bewerkstelligen dat de openbare diensten die zij moeten uitvoeren, worden verleend met het oog op de verwezenlijking van hun gemeenschappelijke doelstellingen;

b)

de invulling van die samenwerking berust uitsluitend op overwegingen in verband met het openbaar belang, en

c)

de deelnemende aanbestedende diensten nemen op de open markt niet meer dan 20 % van de onder die samenwerking vallende activiteiten voor hun rekening.

5.   Het percentage van de activiteiten als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), lid 3, eerste alinea, onder b), en lid 4, onder c), wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde totale omzet, of een geschikte alternatieve op activiteit gebaseerde maatstaf zoals de kosten die door de betrokken rechtspersoon of de aanbestedende dienst zijn gemaakt met betrekking tot diensten, leveringen en werken over de laatste drie jaren voorafgaand aan de gunning van de opdracht.

Wanneer in verband met de datum van oprichting van of aanvang van de bedrijfsactiviteiten van die rechtspersoon of aanbestedende dienst, of in verband met een reorganisatie van zijn activiteiten, de omzet of een alternatieve op activiteit gebaseerde maatstaf zoals gemaakte kosten, over de laatste drie jaren niet beschikbaar of niet langer relevant is, volstaat het om met name middels bedrijfsprognoses aan te tonen dat de meting van de activiteit aannemelijk is.

Afdeling 4

Specifieke situaties

Onderafdeling 1

Gesubsidieerde opdrachten en onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Artikel 13

Door aanbestedende diensten gesubsidieerde opdrachten

Deze richtlijn is van toepassing op het plaatsen van de volgende opdrachten:

a)

opdrachten voor werken die voor meer dan 50 % rechtstreeks door aanbestedende diensten worden gesubsidieerd en waarvan de geraamde waarde, exclusief btw, gelijk is aan of groter is dan 5 186 000 EUR, ingeval deze opdrachten betrekking hebben op een van de volgende activiteiten:

i)

civieltechnische werkzaamheden als genoemd in bijlage II,

ii)

bouwwerken voor ziekenhuizen, inrichtingen voor sportbeoefening, recreatie en vrijetijdsbesteding, school- en universiteitsgebouwen en gebouwen met een administratieve bestemming;

b)

opdrachten voor diensten die voor meer dan 50 % rechtstreeks door aanbestedende diensten worden gesubsidieerd, waarvan de geraamde waarde, exclusief btw, gelijk is aan of groter is dan 207 000 EUR en die verband houden met een opdracht voor werken als bedoeld onder a).

De aanbestedende diensten die de subsidies in de zin van de eerste alinea, onder a) en b), toekennen, zorgen ervoor dat deze richtlijn wordt nageleefd indien zij de opdracht niet zelf gunnen of hem in naam van en voor rekening van andere instanties gunnen.

Artikel 14

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Deze richtlijn is uitsluitend van toepassing op overheidsopdrachten voor diensten van onderzoek en ontwikkeling die vallen onder de CPV-codes 73000000-2 tot en met 73120000-9, 73300000-5, 73420000-2 en 73430000-5, mits aan de beide volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de baten komen uitsluitend toe aan de aanbestedende dienst voor gebruik ervan in de uitoefening van zijn eigen werkzaamheden, en

b)

de verleende dienst wordt volledig door de aanbestedende dienst betaald.

Onderafdeling 2

Aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 15

Defensie en veiligheid

1.   Deze richtlijn is van toepassing op het plaatsen van overheidsopdrachten en op het uitschrijven van prijsvragen op defensie- en veiligheidsgebied, met uitzondering van:

a)

opdrachten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/81/EG vallen;

b)

opdrachten waarop Richtlijn 2009/81/EG krachtens de artikelen 8, 12 en 13 daarvan niet van toepassing is.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten en prijsvragen die niet anderszins op grond van lid 1 zijn uitgezonderd, voor zover de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat niet kan worden gewaarborgd door minder ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld door eisen te stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die de aanbestedende dienst in een aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn beschikbaar stelt.

Voorts is deze richtlijn overeenkomstig artikel 346, lid 1, onder a), VWEU, niet van toepassing op overheidsopdrachten en prijsvragen die niet anderszins op grond van lid 1 van dit artikel zijn uitgezonderd, voor zover de toepassing van deze richtlijn een lidstaat ertoe zou verplichten informatie ter beschikking te stellen waarvan hij de openbaarmaking in strijd acht met zijn essentiële veiligheidsbelangen.

3.   Wanneer de aanbesteding en de uitvoering van de overheidsopdracht of prijsvraag geheim zijn verklaard of overeenkomstig de in een lidstaat geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gepaard moeten gaan met bijzondere veiligheidsmaatregelen, is deze richtlijn niet van toepassing, indien die lidstaat heeft besloten dat de essentiële belangen niet kunnen worden gewaarborgd met minder ingrijpende maatregelen, zoals die als bedoeld in lid 2, eerste alinea.

Artikel 16

Gemengde opdrachten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

1.   In het geval van gemengde opdrachten die zowel betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn vallen als op aanbestedingen die onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG vallen, is dit artikel van toepassing.

2.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde overheidsopdracht objectief gezien deelbaar zijn, kunnen de aanbestedende diensten besluiten om voor de afzonderlijke onderdelen afzonderlijke opdrachten te gunnen, dan wel één algemene opdracht te gunnen.

Indien de aanbestedende diensten besluiten afzonderlijke opdrachten voor afzonderlijke delen te plaatsen, wordt het besluit betreffende de wettelijke regeling die voor elk van de afzonderlijke opdrachten moet gelden, genomen op grond van de kenmerken van het betreffende afzonderlijke deel.

Indien de aanbestedende diensten besluiten één algemene opdracht te plaatsen, gelden voor de bepaling van de toepasselijke wettelijke regeling de volgende criteria:

a)

wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder artikel 346 VWEU valt, kan de opdracht zonder toepassing van deze richtlijn worden gegund, mits de gunning van één algemene opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is;

b)

wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder Richtlijn 2009/81/EG valt, kan de opdracht overeenkomstig die richtlijn worden gegund, mits de gunning van één algemene opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is. Dit punt laat de drempels en uitzonderingen van die richtlijn onverlet.

Het besluit één algemene opdracht te plaatsen is evenwel niet bedoeld om opdrachten uit te zonderen van de toepassing van deze richtlijn of Richtlijn 2009/81/EG.

3.   Lid 2, derde alinea, onder a), is van toepassing op gemengde overheidsopdrachten waarop in andere gevallen punt a) en punt b) van die alinea van toepassing zouden kunnen zijn.

4.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, kan de opdracht zonder toepassing van deze richtlijn worden gegund indien zij elementen bevat waarop artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is; in andere gevallen kan zij overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG worden gegund.

Artikel 17

Overheidsopdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden gegund of uitgeschreven

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten of prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn, die de aanbestedende dienst verplicht is te plaatsen of uit te schrijven overeenkomstig andere aanbestedingsprocedures dan die welke onder deze richtlijn vallen, en waarin is voorzien bij:

a)

een overeenkomstig de verdragen tot sten gekomen internationale overeenkomst of afspraak tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten;

b)

een internationale overeenkomst of regeling betreffende de legering van strijdkrachten die betrekking heeft op ondernemingen in een lidstaat of in een derde land;

c)

een internationale organisatie.

Alle overeenkomsten of regelingen, bedoeld in punt a) van de eerste alinea van dit lid, worden gemeld aan de Commissie, die het in artikel 89 genoemde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op overheidsopdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn, die door de aanbestedende dienst volgens de aanbestedingsregels van een internationale organisatie of internationale financiële instelling worden gegund en volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd. In het geval van overheidsopdrachten en prijsvragen die voor het grootste deel mede door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling gefinancierd worden, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.

HOOFDSTUK II

Algemene regels

Artikel 18

Aanbestedingsbeginselen

1.   Aanbestedende diensten behandelen ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze en handelen op een transparante en proportionele wijze.

Overheidsopdrachten worden niet opgesteld met het doel om deze uit te sluiten van het toepassingsgebied van de richtlijn of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken. De mededinging wordt geacht kunstmatig te zijn beperkt indien de aanbesteding is ontworpen met het doel bepaalde ondernemers ten onrechte te bevoordelen of te benadelen.

2.   De lidstaten nemen passende maatregelen om te waarborgen dat de ondernemers bij de uitvoering van de overheidsopdrachten voldoen aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten of uit hoofde van de in bijlage X vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht.

Artikel 19

Ondernemers

1.   Ondernemers die krachtens de wetgeving van de lidstaat waar zij zijn gevestigd, gerechtigd zijn de betrokken dienst te leveren, mogen niet worden afgewezen louter op grond van het feit dat zij krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de opdracht wordt gegund, een natuurlijke persoon dan wel een rechtspersoon moeten zijn.

Met betrekking tot overheidsopdrachten voor diensten en werken alsmede overheidsopdrachten voor leveringen die bijkomende diensten of plaatsings- en installatiewerkzaamheden inhouden, kan van rechtspersonen echter worden geëist dat zij in de inschrijving of in het verzoek tot deelname de namen en de desbetreffende beroepskwalificaties vermelden van de personen die met de uitvoering van de opdracht worden belast.

2.   Combinaties van ondernemers, waaronder tijdelijke samenwerkingsverbanden, mogen deelnemen aan aanbestedingsprocedures. Een aanbestedende dienst kan niet eisen dat zij voor het indienen van een inschrijving of een verzoek tot deelname een bepaalde rechtsvorm aannemen.

Indien nodig kunnen aanbestedende diensten in de aanbestedingsstukken verduidelijken op welke wijze combinaties van ondernemers aan de vereisten op het gebied van economische en financiële draagkracht en technische en beroepsbekwaamheid als bedoeld in artikel 58 moeten voldoen, mits deze gerechtvaardigd zijn op basis van objectieve gronden en evenredig zijn. De lidstaten kunnen standaardvoorwaarden opstellen voor de wijze waarop combinaties van ondernemers aan deze eisen moeten voldoen.

Alle aan combinaties van ondernemers opgelegde voorwaarden voor uitvoering van een opdracht, die afwijkend zijn van de voorwaarden die aan individuele deelnemers zijn opgelegd, moeten eveneens op objectieve gronden berusten en dienen proportioneel te zijn.

3.   Niettegenstaande lid 2 mogen aanbestedende diensten van groepen van ondernemingen eisen dat zij een bepaalde rechtsvorm aannemen nadat de opdracht aan hen is gegund, voor zover dit nodig is voor de goede uitvoering van de opdracht.

Artikel 20

Voorbehouden opdrachten

1.   De lidstaten kunnen het recht om deel te nemen aan aanbestedingsprocedures voorbehouden aan sociale werk plaatsen en aan ondernemers die de maatschappelijke en professionele integratie van gehandicapten of kansarmen tot doel hebben, of de uitvoering van deze opdrachten voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid, mits ten minste 30 % van de werknemers van deze werkplaatsen, ondernemingen of programma’s gehandicapte of kansarme werknemers zijn.

2.   In de oproep tot mededinging wordt naar dit artikel verwezen.

Artikel 21

Vertrouwelijkheid

1.   Tenzij anders bepaald in deze richtlijn of in het nationale recht waaraan de aanbestedende dienst is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie, en onverminderd de verplichtingen inzake de bekendmaking van gegunde overheidsopdrachten en de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers overeenkomstig de artikelen 50 en 55, maakt een aanbestedende dienst de informatie die hem door een ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt, met inbegrip van — zij het niet uitsluitend — de fabrieks- of bedrijfsgeheimen en de vertrouwelijke aspecten van de inschrijving, niet bekend.

2.   De aanbestedende dienst kan aan een ondernemer eisen stellen die tot doel hebben de vertrouwelijke aard van de informatie die hij beschikbaar stelt, gedurende de aanbestedingsprocedure te beschermen.

Artikel 22

Regels betreffende de communicatiemiddelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle communicatie en informatie-uitwisseling op grond van deze richtlijn, met name elektronische inschrijving, plaatsvindt met behulp van elektronische communicatiemiddelen overeenkomstig de voorschriften van dit artikel. De voor communicatie langs elektronische weg te gebruiken instrumenten en middelen en de technische kenmerken daarvan moeten niet-discriminerend en algemeen beschikbaar zijn alsmede interoperabel met algemeen gebruikte ICT en mogen de toegang van ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet beperken.

Niettegenstaande de eerste alinea zijn de aanbestedende diensten in de volgende gevallen niet verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de inschrijvingsprocedure te verlangen:

a)

wegens de gespecialiseerde aard van de aanbesteding zijn voor het gebruik van elektronische communicatiemiddelen niet algemeen beschikbare gespecialiseerde instrumenten, middelen of bestandsformaten nodig;

b)

de applicaties voor ondersteuning van de bestandformaten die geschikt zijn voor de omschrijving van de inschrijvingen gebruiken bestandsformaten die niet door andere open of algemeen beschikbare toepassingen kunnen worden verwerkt, of zijn onderworpen aan een eigendomsgebonden licentieregeling en kunnen niet door de aanbestedende dienst als downloads of gebruik op afstand beschikbaar worden gesteld;

c)

voor het gebruik van elektronische communicatiemiddelen is gespecialiseerde kantoorapparatuur nodig waarover de aanbestedende diensten doorgaans niet beschikken;

d)

voor de aanbestedingsstukken is de indiening vereist van fysieke of schaalmodellen die niet langs elektronische weg kunnen worden verzonden.

Mededelingen waarvoor op grond van de tweede alinea geen elektronische communicatiemiddelen worden gebruikt, geschieden per post of via een andere geschikte vervoerder, of per post of een andere geschikte vervoerder en elektronisch.

Niettegenstaande de eerste alinea van dit lid zijn de aanbestedende diensten niet verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de inschrijvingsprocedure voor te schrijven, voor zover het gebruik van andere dan elektronische communicatiemiddelen nodig is, hetzij vanwege een inbreuk op de beveiliging van die elektronische communicatiemiddelen, hetzij voor de bescherming van de bijzonder gevoelige aard van de informatie waarvoor een dermate hoog beschermingsniveau nodig is dat dit niveau niet afdoende kan worden verzekerd via elektronische instrumenten en middelen die algemeen beschikbaar zijn voor de ondernemers of hun via alternatieve toegangsmiddelen in de zin van lid 5 ter beschikking kunnen worden gesteld.

Aanbestedende diensten die voor de inschrijvingsprocedure overeenkomstig de tweede alinea van dit lid andere dan elektronische communicatiemiddelen vereisen, moeten in het proces-verbaal als bedoeld in artikel 84 dit vereiste motiveren. In voorkomend geval geven de aanbestedende diensten in het proces-verbaal aan waarom het gebruik van andere dan elektronische communicatiemiddelen nodig is geacht bij de toepassing van de vierde alinea van dit lid.

2.   Niettegenstaande lid 1 mag mondelinge communicatie worden gebruikt voor andere mededelingen dan die betreffende de essentiële elementen van een aanbestedingsprocedure, mits de inhoud van de mondelinge communicatie voldoende gedocumenteerd wordt. In dit verband omvatten de essentiële elementen van een aanbestedingsprocedure de aanbestedingsstukken, verzoeken tot deelname, bevestigingen van belangstelling en inschrijvingen. Met name wordt mondelinge communicatie met de inschrijvers die van grote invloed kan zijn op de inhoud en beoordeling van de inschrijvingen, voldoende en met passende middelen gedocumenteerd, zoals door middel van schriftelijke of auditieve registratie of samenvatting van de voornaamste elementen van de communicatie.

3.   Bij elke mededeling, uitwisseling en opslag van informatie zorgen de aanbestedende diensten ervoor dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname gewaarborgd zijn. Zij nemen pas na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening kennis van de inhoud van de inschrijvingen en verzoeken tot deelname.

4.   Voor overheidsopdrachten voor werken en prijsvragen mogen de lidstaten eisen dat gebruik wordt gemaakt van gespecialiseerde elektronische instrumenten, zoals elektronische bouwwerkinformatiemodellen of soortgelijke. In dergelijke gevallen bieden de aanbestedende diensten alternatieve toegangsmiddelen, zoals bepaald in lid 5, totdat die instrumenten algemeen beschikbaar worden in de zin van lid 1, eerste alinea, tweede zin.

5.   Aanbestedende diensten kunnen, indien noodzakelijk, het gebruik van niet algemeen beschikbare hulpmiddelen en instrumenten verplicht stellen, mits de aanbestedende diensten alternatieve toegangsmiddelen aanbieden.

Aanbestedende diensten worden geacht passende alternatieve toegangsmiddelen aan te bieden in de volgende gevallen:

a)

zij bieden kosteloos onbeperkte en volledige, rechtstreekse toegang langs elektronische weg tot deze hulpmiddelen en instrumenten vanaf de datum van de bekendmaking van de aankondiging overeenkomstig bijlage VIII of vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling. De aankondiging of de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling vermeldt het internetadres waar deze hulpmiddelen en instrumenten toegankelijk zijn;

b)

zij zorgen ervoor dat inschrijvers die geen toegang hebben tot de hulpmiddelen en instrumenten, of buiten hun toedoen niet in staat zijn ze binnen de gestelde termijnen te verkrijgen, toegang hebben tot de aanbestedingsprocedure met behulp van tijdelijke tokens die kosteloos op het internet beschikbaar zijn; dan wel

c)

zij ondersteunen een alternatief kanaal voor elektronische indiening van inschrijvingen.

6.   In aanvulling op de voorschriften van bijlage IV zijn de volgende regels van toepassing op instrumenten en middelen voor elektronische toezending en ontvangst van inschrijvingen, alsmede voor de elektronische ontvangst van verzoeken tot deelname:

a)

de belanghebbende partijen moeten kunnen beschikken over informatie betreffende de specificaties voor de elektronische indiening van inschrijvingen en verzoeken tot deelname, inclusief encryptie en tijdstempeldiensten;

b)

de lidstaten, of de aanbestedende diensten die handelen binnen een algemeen kader dat door de betrokken lidstaat is vastgesteld, bepalen het vereiste veiligheidsniveau voor de elektronische communicatiemiddelen die in de verschillende fasen van de specifieke aanbestedingsprocedure worden gebruikt; dit niveau staat in verhouding tot de risico’s;

c)

indien de lidstaten, of de aanbestedende diensten die handelen binnen een algemeen kader dat door de betrokken lidstaat is vastgesteld, tot de conclusie komen dat de omvang van het risico, beoordeeld krachtens punt b) van dit lid, van die aard is dat geavanceerde elektronische handtekeningen in de zin van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad (27) vereist zijn, aanvaarden de aanbestedende diensten geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, met inachtneming of deze certificaten worden aangeleverd door een aanbieder van certificeringsdiensten, die zich bevindt op de vertrouwenslijst waarin Beschikking 2009/767/EG van de Commissie (28) voorziet, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening aangemaakt, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de aanbestedende diensten stellen het vereiste formaat voor geavanceerde handtekeningen vast op basis van de bij Besluit 2011/130/EU (29) van de Commissie vastgestelde formaten en treffen de nodige maatregelen om deze formaten technisch te kunnen verwerken; indien een verschillend formaat elektronische handtekening wordt gebruikt, bevat de elektronische handtekening of de elektronische documentdrager informatie over de bestaande valideringsmogelijkheden, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat. De valideringsmogelijkheden stellen de aanbestedende dienst in staat de ontvangen elektronische handtekening op het internet, kosteloos en op een wijze die begrijpelijk is voor anderstaligen als een door een gekwalificeerd certificaat ondersteunde geavanceerde elektronische handtekening te valideren.

De lidstaten bieden informatie over de verlener van de valideringsdiensten aan de Commissie, die de van de lidstaten ontvangen informatie op het internet openbaar maakt;

ii)

indien een inschrijving wordt ondertekend met ondersteuning van een gekwalificeerd certificaat dat in de vertrouwenslijst is opgenomen, mogen de aanbestedende diensten geen bijkomende eisen stellen die het gebruik van die handtekeningen door inschrijvers kunnen belemmeren.

Met betrekking tot documenten die in het kader van een aanbestedingsprocedure worden gebruikt, en die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat of door een andere afgevende entiteit worden ondertekend, kan de bevoegde afgevende autoriteit of entiteit het vereiste formaat voor geavanceerde handtekeningen vaststellen volgens de voorschriften van artikel 1, lid 2, van Besluit 2011/130/EU. Zij nemen de nodige maatregelen om deze formaten technisch te kunnen verwerken door de vereiste informatie voor de verwerking van de handtekening in het betrokken document op te nemen. Dergelijke documenten moeten in de elektronische handtekening of in de elektronische documentdrager informatie aanreiken over de bestaande valideringsmogelijkheden waarmee de ontvangen elektronische handtekening op het internet en kosteloos kan worden gevalideerd op een wijze die begrijpelijk is voor anderstaligen.

7.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging, ten gevolge van technische ontwikkelingen, van de in bijlage IV vastgestelde technische details en kenmerken.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in lid 1, tweede alinea, punten a) tot en met d), van dit artikel opgenomen lijsten indien het voortzetten van de uitzonderingen op het gebruik van elektronische communicatiemiddelen vanwege de technologische ontwikkelingen niet langer passend is, of, uitzonderlijk, indien vanwege de technologische ontwikkelingen nieuwe uitzonderingen moeten worden voorzien.

Teneinde, vooral in een grensoverschrijdende context, de interoperabiliteit van technische formaten en proces- en berichtnormen te waarborgen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 87 bij gedelegeerde handeling het gebruik van zulke specifieke technische normen verplicht te stellen, met name met betrekking tot het gebruik van elektronische inschrijving, elektronische catalogi en middelen voor elektronische authenticatie, indien de technische normen uitvoerig zijn getoetst en hun bruikbaarheid in de praktijk is bewezen. Voordat het gebruik van een technische norm verplicht wordt gesteld, gaat de Commissie zorgvuldig na welke kosten daarmee gemoeid zijn, met name voor de aanpassing van bestaande oplossingen voor e-aanbestedingen, onder meer infrastructuur, processen of software.

Artikel 23

Nomenclaturen

1.   Bij verwijzing naar nomenclaturen met betrekking tot het plaatsen van overheidsopdrachten wordt gebruikgemaakt van de „gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten”, hierna CPV (Common Procurement Vocabulary) genoemd, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 bij gedelegeerde handeling de in deze richtlijn bedoelde CPV-referentienummers aan te passen, indien veranderingen in de CPV-nomenclatuur moeten worden overgenomen in deze richtlijn en dit geen wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn inhoudt.

Artikel 24

Belangenconflicten

De lidstaten zorgen ervoor dat de aanbestedende diensten passende maatregelen nemen om belangenconflicten tijdens aanbestedingsprocedures doeltreffend te voorkomen, te onderkennen en op te lossen, teneinde vervalsing van de mededinging te vermijden en gelijke behandeling van alle ondernemers te verzekeren.

Het begrip belangenconflicten omvat ten minste iedere situatie waarin personeelsleden van de aanbestedende dienst of van een namens de aanbestedende dienst optredende aanbieder van aanbestedingsdiensten, die betrokken zijn bij de uitvoering van de aanbestedingsprocedure of invloed kunnen hebben op het resultaat van deze procedure, direct of indirect, financiële, economische of andere persoonlijke belangen hebben die geacht kunnen worden hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid bij de aanbestedingsprocedure in het gedrang te brengen.

TITEL II

VOORSCHRIFTEN INZAKE OVERHEIDSOPDRACHTEN

HOOFDSTUK I

Procedures

Artikel 25

Voorwaarden met betrekking tot de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten

Voor zover de bijlagen 1, 2, 4 en 5 en de algemene opmerkingen bij aanhangsel I van de Europese Unie bij de GPA-overeenkomst inzake overheidsopdrachten en de andere internationale overeenkomsten waardoor de Unie gebonden is, van toepassing zijn, geven aanbestedende diensten aan werken, leveringen, diensten en ondernemers van de ondertekenende partijen van deze overeenkomsten geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan werken, leveringen, diensten en ondernemers van de Unie geven.

Artikel 26

Keuze van de procedure

1.   Bij de plaatsing van overheidsopdrachten volgen de aanbestedende diensten de met deze richtlijn in overeenstemming gebrachte nationale procedures mits, onverminderd artikel 32, een oproep tot mededinging overeenkomstig deze richtlijn is bekendgemaakt.

2.   De lidstaten bepalen dat de aanbestedende diensten openbare of niet-openbare procedures mogen toepassen, zoals bij deze richtlijn geregeld.

3.   De lidstaten bepalen dat, overeenkomstig deze richtlijn, aanbestedende diensten innovatiepartnerschappen mogen toepassen.

4.   De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende diensten in de volgende gevallen gebruik kunnen maken van een mededingingsprocedure met onderhandeling of een concurrentiegerichte dialoog:

a)

met betrekking tot werken, leveringen of diensten die aan één of meer van de volgende criteria voldoen:

i)

er kan niet worden voorzien in de behoeften van de aanbestedende dienst zonder aanpassing van gemakkelijk beschikbare oplossingen;

ii)

het betreft onder meer ontwerp- of innovatieve oplossingen;

iii)

de opdracht kan niet worden gegund zonder voorafgaande onderhandelingen, wegens specifieke omstandigheden die verband houden met de aard, de complexiteit of de juridische en financiële voorwaarden of wegens de daaraan verbonden risico’s;

iv)

de technische specificaties kunnen door de aanbestedende dienst niet nauwkeurig genoeg worden vastgesteld op basis van een norm, Europese technische beoordelingen, een gemeenschappelijke technische specificatie of een technisch referentiekader in de zin van de punten 2 tot en met 5 van bijlage VII;

b)

met betrekking tot werken, leveringen of diensten waarvoor in het kader van een openbare of niet-openbare procedure alleen onregelmatige of onaanvaardbare inschrijvingen worden ingediend. In dergelijke gevallen hoeven de aanbestedende diensten geen aankondiging van een opdracht te publiceren, indien zij tot de procedure uitsluitend alle inschrijvers toelaten die aan de criteria van artikel 57 tot en met 64 voldoen en die gedurende de voorafgaande openbare of niet-openbare procedure inschrijvingen hebben ingediend die aan de formele eisen van de aanbestedingsprocedure voldeden.

Met name inschrijvingen die niet voldoen aan de vereisten in de aanbestedingsstukken, die te laat zijn binnengekomen, waarbij aantoonbaar sprake is van ongeoorloofde afspraken of corruptie, of die door de aanbestedende dienst als abnormaal laag zijn beoordeeld, worden onregelmatig geacht. Met name inschrijvingen van inschrijvers die niet over de vereiste kwalificaties beschikken, en inschrijvingen waarvan de prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag, vastgesteld en gedocumenteerd vóór de aanvang van de aanbestedingsprocedure, overschrijdt, worden als onaanvaardbaar beschouwd.

5.   De oproep tot mededinging geschiedt door middel van een aankondiging van opdracht overeenkomstig artikel 49.

Indien de opdracht wordt geplaatst in een niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure met onderhandeling, kunnen de lidstaten, niettegenstaande de eerste alinea, bepalen dat niet-centrale aanbestedende diensten of specifieke categorieën daarvan de oproep tot mededinging door middel van een vooraankondiging overeenkomstig artikel 48, lid 2, kunnen uitbrengen.

Indien de oproep tot mededinging geschiedt door middel van een vooraankondiging overeenkomstig artikel 48, lid 2, worden de ondernemers die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt na de bekendmaking van de vooraankondiging, uitgenodigd hun belangstelling schriftelijk te bevestigen door middel van een „uitnodiging tot bevestiging van belangstelling” overeenkomstig artikel 54.

6.   De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende diensten in de in artikel 32 uitdrukkelijk vermelde bijzondere gevallen en omstandigheden een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een oproep tot mededinging mogen volgen. De lidstaten staan het gebruik van deze procedure niet toe in andere dan de in artikel 32 bedoelde gevallen.

Artikel 27

Openbare procedure

1.   In een openbare procedure kan elke belangstellende ondernemer naar aanleiding van een oproep tot mededinging een inschrijving doen.

De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen bedraagt ten minste vijfendertig dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

De inschrijving moet vergezeld gaan van de door de aanbestedende dienst gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.

2.   Indien de aanbestedende diensten een vooraankondiging hebben bekendgemaakt die niet als oproep tot mededinging is gebruikt, kan de in lid 1, tweede alinea, bepaalde minimumtermijn voor ontvangst van de inschrijvingen tot vijftien dagen worden verkort, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de vooraankondiging bevatte alle informatie die de aankondiging van de opdracht overeenkomstig deel B, afdeling I, van bijlage V moet bevatten, voor zover zij beschikbaar was op het tijdstip dat de vooraankondiging werd bekendgemaakt;

b)

de vooraankondiging was ten minste vijfendertig dagen en ten hoogste twaalf maanden vóór de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht ter bekendmaking verzonden.

3.   De aanbestedende dienst kan, wanneer het in een urgente situatie welke door de aanbestedende dienst naar behoren is onderbouwd, niet haalbaar blijkt de in lid 1, tweede alinea, bepaalde termijnen in acht te nemen, een termijn vaststellen die niet minder bedraagt dan vijftien dagen na de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

4.   De aanbestedende dienst kan de in lid 1, tweede alinea, bepaalde termijn voor ontvangst van inschrijvingen met vijf dagen verkorten indien hij erin toestemt dat inschrijvingen overeenkomstig artikel 22, lid 1, eerste alinea, en artikel 22, leden 5 en 6, langs elektronische weg worden ingediend.

Artikel 28

Niet-openbare procedure

1.   In een niet-openbare procedure kan elke ondernemer naar aanleiding van een oproep tot mededinging een verzoek tot deelname indienen die de in bijlage V, deel B of deel C, bedoelde informatie bevat, door verstrekking van de door de aanbestedende dienst gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.

De termijn voor ontvangst van de verzoeken tot deelname bedraagt ten minste dertig dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, indien een vooraankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling.

2.   Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de aanbestedende dienst daartoe worden verzocht, kunnen een inschrijving doen. De aanbestedende dienst kan overeenkomstig artikel 65 het aantal geschikte gegadigden die tot deelneming aan de procedure worden uitgenodigd, beperken.

De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen bedraagt ten minste dertig dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving.

3.   Indien de aanbestedende dienst een vooraankondiging heeft bekendgemaakt die niet als oproep tot mededinging gold, kan de in lid 2, tweede alinea, bepaalde minimumtermijn voor ontvangst van de inschrijvingen tot tien dagen worden verkort, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de vooraankondiging bevatte alle informatie als voorgeschreven in deel B, afdeling I, van bijlage V, voor zover die informatie beschikbaar was op het tijdstip dat de vooraankondiging werd bekendgemaakt;

b)

de vooraankondiging was ten minste vijfendertig dagen en ten hoogste twaalf maanden vóór de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht ter bekendmaking verzonden.

4.   De lidstaten kunnen bepalen dat alle of bepaalde categorieën niet-centrale aanbestedende diensten de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen in onderlinge overeenstemming met de geselecteerde gegadigden kunnen bepalen, mits alle geselecteerde gegadigden evenveel tijd krijgen om hun inschrijving voor te bereiden en in te dienen. Is er geen overeenstemming over de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen, dan bedraagt deze ten minste tien dagen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving.

5.   De in lid 2 van dit artikel genoemde termijn voor ontvangst van de inschrijvingen kan met vijf dagen worden verkort, indien de aanbestedende dienst erin toestemt dat de inschrijvingen overeenkomstig artikel 22, leden 1, 5 en 6, langs elektronische weg worden ingediend.

6.   Blijkt het in het geval van een urgente situatie, welke door de aanbestedende dienst naar behoren is onderbouwd niet haalbaar de in dit artikel bepaalde termijnen in acht te nemen, dan kan de aanbestedende dienst:

a)

een termijn voor ontvangst van de verzoeken tot deelname van ten minste vijftien dagen bepalen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht;

b)

een termijn voor ontvangst van de inschrijvingen van ten minste tien dagen bepalen, te rekenen vanaf de verzend datum van de uitnodiging tot inschrijving.

Artikel 29

Mededingingsprocedure met onderhandeling

1.   Bij mededingingsprocedures met onderhandeling mogen alle ondernemers een verzoek tot deelname indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging die de in bijlage V, deel B en C, beschreven informatie bevat, door de door de aanbestedende dienst gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie te verstrekken.

De aanbestedende diensten bepalen in de aanbestedingsstukken het voorwerp van de opdracht door de vereisten en de vereiste kenmerken van de werken, leveringen of diensten te beschrijven en de gunningscriteria vast te leggen. Ze geven tevens aan welke elementen van de beschrijving de minimumeisen zijn waaraan alle inschrijvingen moeten voldoen.

De verschafte informatie is voldoende nauwkeurig om de ondernemers in staat te stellen de aard en omvang van de aanbesteding te bepalen en over hun deelname aan de procedure te beslissen.

De termijn voor ontvangst van de verzoeken tot deelname bedraagt ten minste dertig dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, ingeval een vooraankondiging als oproep tot mededinging geldt, vanaf de verzend datum van de uitnodiging tot bevestiging van belang stelling. De termijn voor ontvangst van de eerste inschrijving bedraagt ten minste dertig dagen, te rekenen vanaf de verzend datum van de uitnodiging. Artikel 28, leden 3 tot en met 6, is van toepassing.

2.   Alleen de ondernemers die na de beoordeling van de verstrekte informatie daartoe door de aanbestedende dienst worden uitgenodigd, kunnen een eerste inschrijving indienen. Deze vormt de basis voor verdere onderhandelingen. De aanbestedende dienst kan, overeenkomstig artikel 65, het aantal geschikte gegadigden die tot deelneming aan de procedure worden uitgenodigd, beperken.

3.   Tenzij in lid 4 anders is bepaald, wordt door de aanbestedende dienst met de inschrijvers over hun eerste en over elke daaropvolgende inschrijving, met uitzondering van de definitieve inschrijving in de zin van lid 7, onderhandeld, om de inhoud ervan te verbeteren.

Over de minimumeisen en de gunningscriteria wordt niet onderhandeld.

4.   De aanbestedende dienst kan een opdracht plaatsen op basis van de oorspronkelijke inschrijving zonder onderhandeling, indien hij in de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling heeft vermeld zich daartoe de mogelijkheid voor te behouden.

5.   Tijdens de onderhandelingen waarborgt de aanbestedende dienst de gelijke behandeling van alle inschrijvers. Hiertoe verstrekt hij geen informatie op een discriminerende wijze waardoor bepaalde inschrijvers kunnen worden bevoordeeld. Zij stellen alle inschrijvers wier inschrijving niet is afgewezen overeenkomstig lid 6 schriftelijk in kennis van eventuele andere wijzigingen in de technische specificaties of andere aanbestedingsstukken dan die waarbij de minimumeisen worden vastgesteld. Na deze wijzigingen bieden de aanbestedende diensten de inschrijvers voldoende tijd om hun inschrijvingen naar aanleiding van deze wijzigingen, indien nodig, aan te passen en opnieuw in te dienen.

Overeenkomstig artikel 21 maakt de aanbestedende dienst de vertrouwelijke inlichtingen die een aan de onderhandelingen deelnemende gegadigde of inschrijver heeft verstrekt, niet zonder diens toestemming aan de andere deelnemers bekend. Deze toestemming mag geen algemene strekking hebben, maar moet verwijzen naar de beoogde bekendmaking van specifieke inlichtingen.

6.   De mededingingsprocedure met onderhandeling kan in opeenvolgende fasen verlopen, zodat het aantal inschrijvingen waarover moet worden onderhandeld wordt beperkt door toepassing van de gunningscriteria uit de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of een ander aanbestedingsstuk. De aanbestedende dienst geeft in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of een ander aanbestedingsstuk aan of hij van deze mogelijkheid gebruik zal maken.

7.   Indien de aanbestedende dienst voornemens is de onderhandelingen af te sluiten, stelt hij de resterende inschrijvers daarvan in kennis en stelt hij een gemeenschappelijke termijn vast voor de indiening van nieuwe of aangepaste inschrijvingen. De aanbestedende dienst controleert of de definitieve inschrijvingen voldoen aan de minimumeisen en overeenstemmen met artikel 56, lid 1, beoordeelt de definitieve inschrijvingen aan de hand van de gunningscriteria en gunt de opdracht overeenkomstig de artikelen 66 tot en met 69.

Artikel 30

Concurrentiegerichte dialoog

1.   In de concurrentiegerichte dialoog kan elke ondernemer naar aanleiding van de aankondiging van een opdracht een verzoek tot deelname indienen door de door de aanbestedende dienst gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie te verstrekken.

De termijn voor ontvangst van de verzoeken tot deelname bedraagt ten minste dertig dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

Alleen de ondernemers die na de beoordeling van de verstrekte informatie daartoe door de aanbestedende dienst worden uitgenodigd, kunnen aan de dialoog deelnemen. De aanbestedende dienst kan overeenkomstig artikel 65 het aantal geschikte gegadigden die tot deelneming aan de procedure worden uitgenodigd, beperken. De opdracht wordt uitsluitend gegund op grond van het gunningscriterium van de beste prijs-kwaliteitsverhouding, overeenkomstig artikel 67, lid 2.

2.   De behoeften en eisen van de aanbestedende dienst worden in de aankondiging van de opdracht aangegeven en in die aankondiging en/of in een beschrijvend document nader uitgewerkt. Tevens worden in deze documenten de gekozen gunningscriteria aangegeven en nader uitgewerkt, en een indicatief tijdschema aangegeven.

3.   De aanbestedende dienst treedt overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de artikelen 56 tot en met 66 in dialoog met de geselecteerde deelnemers, om na te gaan en te bepalen met welke middelen het best in zijn behoeften kan worden voorzien. Tijdens deze dialoog kan hij met de geselecteerde deelnemers alle aspecten van de aanbesteding bespreken.

Tijdens de dialoog waarborgt de aanbestedende dienst de gelijke behandeling van alle deelnemers. Hiertoe verstrekt hij geen informatie op een discriminerende wijze waardoor bepaalde deelnemers kunnen worden bevoordeeld.

Overeenkomstig artikel 21 maakt de aanbestedende dienst de voorgestelde oplossingen of andere vertrouwelijke inlichtingen die een aan de dialoog deelnemende gegadigde of inschrijver heeft verstrekt, niet zonder diens toestemming aan de andere deelnemers bekend. Deze toestemming mag geen algemene strekking hebben, maar moet verwijzen naar de beoogde bekendmaking van specifieke inlichtingen.

4.   De concurrentiegerichte dialoog kan in opeenvolgende fasen verlopen, zodat het aantal in de dialoogfase te bespreken oplossingen wordt beperkt door toepassing van de gunningscriteria uit de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvend document. De aanbestedende dienst vermeldt in de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvende document of hij van deze mogelijkheid gebruik zal maken.

5.   De aanbestedende dienst zet de dialoog voort totdat hij kan aangeven met welke oplossing of oplossingen in zijn behoeften kan worden voorzien.

6.   Nadat de aanbestedende dienst heeft verklaard dat de dialoog is afgesloten en de resterende deelnemers daarvan op de hoogte heeft gesteld, verzoekt hij ieder van hen hun definitieve inschrijving op basis van de tijdens de dialoog gepresenteerde en nader toegelichte oplossing of oplossingen in te dienen. Deze inschrijvingen bevatten alle vereiste en noodzakelijke elementen voor de uitvoering van het project.

De aanbestedende diensten kunnen verzoeken om de inschrijvingen te verduidelijken, te preciseren of nauwkeuriger te omschrijven. De toelichting, precisering, nadere omschrijving of aanvullende informatie mag echter geen wijziging van de inschrijving of van de aanbesteding inhouden op essentiële punten, daaronder begrepen de in de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvend document vermelde behoeften en eisen, indien daardoor de mededinging verstoord dreigt te worden of discriminatie dreigt te ontstaan.

7.   De aanbestedende dienst beoordeelt de ontvangen inschrijvingen op basis van de in de aankondiging van de opdracht of in het beschrijvend document vastgestelde gunningscriteria.

Op verzoek van de aanbestedende dienst kunnen met de inschrijver die overeenkomstig artikel 67 als de inschrijving met de als beste prijs-kwaliteitsverhouding is aangewezen, onderhandelingen worden gevoerd om de in de inschrijving vervatte financiële toezeggingen of andere voorwaarden te bevestigen en de voorwaarden van de opdracht af te ronden, mits dit de essentiële aspecten van de inschrijving of van de, met inbegrip van de in de aankondiging van de opdracht of het beschrijvend document vermelde behoeften en voorschriften, materieel ongewijzigd laat en niet tot vervalsing van de mededinging of discriminatie kan leiden.

8.   De aanbestedende dienst kan voorzien in prijzengeld of vergoedingen aan de deelnemers aan de dialoog.

Artikel 31

Innovatiepartnerschap

1.   Bij een innovatiepartnerschap kan elke ondernemer naar aanleiding van de aankondiging van een opdracht een verzoek tot deelname indienen door verstrekking van de door de aanbestedende dienst gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.

De aanbestedende dienst geeft in de aanbestedingsstukken aan dat er behoefte is aan innovatieve producten, diensten of werken, en dat met de aanschaf van reeds op de markt beschikbare producten, diensten of werken niet in die behoefte kan worden voorzien. Ze geven aan welke elementen van deze beschrijving de minimumeisen zijn waaraan alle inschrijvingen moeten voldoen. Dit wordt voldoende duidelijk aangegeven zodat ondernemers kennis kunnen nemen van de aard en de strekking van de gevraagde oplossing en kunnen besluiten al dan niet om deelneming aan de procedure te verzoeken.

De aanbestedende dienst kan besluiten het innovatiepartnerschap met één partner te sluiten, dan wel met verschillende partners die afzonderlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor hun rekening nemen.

De termijn voor ontvangst van verzoeken tot deelname bedraagt minimaal dertig dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht. Alleen de ondernemers die na de beoordeling van de verstrekte informatie daartoe door de aanbestedende dienst worden uitgenodigd, kunnen aan de procedure deelnemen. De aanbestedende dienst kan overeenkomstig artikel 65 het aantal geschikte gegadigden dat tot deelneming aan de procedure worden uitgenodigd, beperken. De opdracht wordt uitsluitend gegund op grond van het criterium van de beste prijs-kwaliteitsverhouding in overeenstemming met artikel 67.

2.   Het innovatiepartnerschap dient te zijn gericht op de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of werken en de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende leveringen, diensten of werken, mits deze voldoen aan de prestatieniveaus die tussen de aanbestedende diensten en de deelnemers zijn afgesproken en onder de maximumkosten blijven.

Het innovatiepartnerschap zal worden gestructureerd in opeenvolgende fasen die de reeks stappen in het onderzoeks- en innovatieproces volgen, hetgeen de fabricage van goederen, de verlening van diensten of de voltooiing van werken kan omvatten. In het innovatiepartnerschap worden tussentijdse, door de partners te bereiken doelen bepaald, en wordt voorzien in betaling van de vergoeding in passende termijnen.

De aanbestedende dienst kan op basis van deze doelen na elke fase besluiten het innovatiepartnerschap te beëindigen of, bij een innovatiepartnerschap met verschillende partners, het aantal partners te verminderen door individuele opdrachten in te trekken, mits de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken heeft aangegeven dat hij van die mogelijkheden gebruik kan maken, alsmede de voorwaarden daarvoor.

3.   Tenzij in dit artikel anders bepaald, wordt door de aanbestedende dienst met de inschrijvers over hun eerste en over elke daaropvolgende inschrijving, met uitzondering van de definitieve inschrijving, onderhandeld om de inhoud ervan te verbeteren.

Over de minimumeisen en de gunningscriteria wordt niet onderhandeld.

4.   Tijdens de onderhandelingen waarborgen de aanbestedende diensten de gelijke behandeling van alle inschrijvers. Hiertoe verstrekken zij geen informatie op een discriminerende wijze waardoor bepaalde inschrijvers kunnen worden bevoordeeld. Zij stellen alle inschrijvers wier inschrijving niet is afgewezen overeenkomstig lid 5 schriftelijk in kennis van eventuele andere wijzigingen in de technische specificaties of andere aanbestedingsstukken dan die waarbij de minimumeisen worden vastgesteld. Na deze wijzigingen bieden de aanbestedende diensten de inschrijvers voldoende tijd om hun inschrijvingen naar aanleiding van deze wijzigingen, indien nodig, aan te passen en opnieuw in te dienen.

Overeenkomstig artikel 21 maken de aanbestedende diensten de vertrouwelijke inlichtingen die een aan de onderhandelingen deelnemende gegadigde of inschrijver heeft verstrekt, niet zonder diens toestemming aan de andere deelnemers bekend. Deze toestemming mag geen algemene strekking hebben, maar moet verwijzen naar de beoogde bekendmaking van specifieke inlichtingen.

5.   Er kunnen tijdens procedures voor innovatiepartnerschappen in opeenvolgende fasen onderhandelingen plaatsvinden om het aantal inschrijvingen waarover moet worden onderhandeld te beperken door middel van het toepassen van de gunningscriteria die in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of de aanbestedingsstukken zijn vermeld. De aanbestedende diensten geven in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of in de aanbestedingsstukken aan of zij van deze mogelijkheid gebruik zullen maken.

6.   Bij het selecteren van de gegadigden hanteren de aanbestedende diensten in het bijzonder criteria inzake het potentieel van de kandidaten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en hun vermogen om vernieuwende oplossingen te ontwikkelen en toe te passen.

Alleen de ondernemers die na beoordeling van de gevraagde informatie door de aanbestedende dienst daartoe worden uitgenodigd, kunnen projecten voor onderzoek en ontwikkeling indienen die voldoen aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde behoeften en waaraan niet door bestaande oplossingen kan worden voldaan.

In de aanbestedingsstukken bepaalt de aanbestedende dienst welke regelingen op de intellectuele-eigendomsrechten van toepassing zijn. Bij innovatiepartnerschappen met meer partners mag de aanbestedende dienst voorgestelde oplossingen of andere door een partner in het kader van het partnerschap meegedeelde vertrouwelijke inlichtingen, overeenkomstig artikel 21, niet aan de andere partners zonder de instemming van die partner bekendmaken. Deze toestemming mag geen algemene strekking hebben, maar moet verwijzen naar de beoogde bekendmaking van specifieke inlichtingen.

7.   De aanbestedende dienst ziet erop toe dat de structuur van het partnerschap en in het bijzonder de duur en de waarde van de verschillende fasen een afspiegeling zijn van de innovatiegraad van de voorgestelde oplossing en de reeks van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die vereist zijn voor de ontwikkeling van een innovatieve en nog niet op de markt beschikbare oplossing. De geraamde waarde van de leveringen, diensten of werken mag niet buiten verhouding staan tot de investering voor de ontwikkeling ervan.

Artikel 32

Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking

1.   De lidstaten kunnen voorschrijven dat, in de in de leden 2 tot en met 5 bepaalde specifieke gevallen en omstandigheden, de aanbestedende diensten overheidsopdrachten kunnen gunnen volgens een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.

2.   De onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking voor overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten kan worden gevolgd in elk van de volgende gevallen:

a)

indien in het kader van een openbare of niet-openbare procedure geen of geen geschikte inschrijvingen of geen of geen geschikte verzoeken tot deelname zijn ingediend, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk worden gewijzigd en de Commissie op haar verzoek een verslag wordt overgelegd.

De inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor de opdracht, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, kennelijk niet voorziet in de in de aanbestedingsstukken omschreven behoeften en eisen van de aanbestedende dienst. Een verzoek tot deelname wordt niet geschikt geacht wanneer de betrokken onderneming overeenkomstig artikel 57 moet of kan worden uitgesloten, of niet aan de overeenkomstig artikel 58 door de aanbestedende dienst bepaalde selectiecriteria voldoet;

b)

indien de werken, leveringen of diensten alleen door een bepaalde ondernemer kunnen worden verricht, om een van de volgende redenen:

i)

de aanbesteding heeft als doel het vervaardigen of verwerven van een uniek kunstwerk of het leveren van een artistieke prestatie;

ii)

mededinging ontbreekt om technische redenen;

iii)

uitsluitende rechten, met inbegrip van intellectuele- eigendomsrechten, moeten worden beschermd.

De in de punten ii) en iii) genoemde uitzonderingen gelden alleen als er geen redelijk alternatief of substituut bestaat en het ontbreken van mededinging niet het gevolg is van kunstmatige beperking van de voorwaarden van de opdracht;

c)

in strikt noodzakelijke gevallen waarin het vanwege dwingende spoed als gevolg van gebeurtenissen die door de aanbestedende dienst niet konden worden voorzien het onmogelijk is de gestelde termijnen voor openbare procedures, niet-openbare procedures en procedures door onderhandelingen met voorafgaande oproep tot mededinging in acht te nemen. De ter rechtvaardiging van de onverwijlde spoed ingeroepen omstandigheden mogen in geen geval aan de aanbestedende diensten te wijten zijn.

3.   Voor overheidsopdrachten voor leveringen kan de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking worden gevolgd:

a)

indien het producten betreft die uitsluitend voor onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling worden vervaardigd; de op grond van dit punt gegunde opdrachten omvatten echter niet de productie in grote hoeveelheden met het oog op commerciële haalbaarheid of om de kosten van onderzoek en ontwikkeling terug te verdienen;

b)

voor aanvullende leveringen door de oorspronkelijke leverancier die bestemd zijn hetzij voor de gedeeltelijke vernieuwing van leveringen of installaties, hetzij voor de uitbreiding van bestaande leveringen of installaties, indien verandering van leverancier de aanbestedende dienst ertoe zou verplichten leveringen te verwerven met andere technische eigenschappen, zodat incompatibiliteit ontstaat of zich onevenredige technische moeilijkheden bij het gebruik en het onderhoud voordoen; de looptijd van deze opdrachten en nabestellingen is in de regel niet hoger dan drie jaar;

c)

voor op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte goederen;

d)

voor aankopen van leveringen of diensten tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteiten stopzet, hetzij bij de curator in geval van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard.

4.   De onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking kan worden gevolgd voor overheidsopdrachten voor diensten, indien de opdracht voortvloeit uit een overeenkomstig deze richtlijn uitgeschreven prijsvraag en volgens de voorschriften van de prijsvraag moet worden gegund aan de winnaar of aan een van de winnaars van de prijsvraag; in het laatstgenoemde geval moeten alle winnaars worden uitgenodigd aan de onderhandelingen deel te nemen.

5.   De onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking kan worden gevolgd voor nieuwe werken of diensten, bestaande uit de herhaling van soortgelijke werken of diensten die door dezelfde aanbestedende diensten zijn toevertrouwd aan de ondernemer waaraan een oorspronkelijke opdracht werd gegund, mits deze werken of diensten overeenstemmen met een basisproject waarvoor de oorspronkelijke opdracht volgens een procedure overeenkomstig artikel 26, lid 1, is gegund. Het basisproject dient de omvang van de aanvullende werken of diensten evenals de voorwaarden waaronder deze worden gegund, te vermelden.

Bij de oproep tot mededinging voor de aanbesteding van het eerste project wordt aangekondigd dat deze procedure kan worden toegepast, en bij de toepassing van artikel 4 wordt door de aanbestedende dienst het geraamde totaalbedrag voor de daaropvolgende werken of diensten in aanmerking genomen.

Van deze procedure kan slechts gedurende een termijn van drie jaar volgende op de oorspronkelijke opdracht gebruik worden gemaakt.

HOOFDSTUK II

Technieken en instrumenten voor elektronische en samengestelde aanbesteding

Artikel 33

Raamovereenkomsten

1.   Aanbestedende diensten kunnen raamovereenkomsten sluiten, mits zij de in deze richtlijn voorgeschreven procedures toepassen.

Een raamovereenkomst is een overeenkomst tussen één of meer aanbestedende diensten en één of meer ondernemers met het doel voor een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen opdrachten vast te leggen, met name wat de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid betreft.

De looptijd van een raamovereenkomst mag niet langer zijn dan vier jaar, behalve in uitzonderingsgevallen die naar behoren gemotiveerd zijn, met name op grond van het voorwerp van de raamovereenkomst.

2.   Opdrachten die gebaseerd zijn op een raamovereenkomst, worden gegund volgens de in dit lid en de leden 3 en 4 voorgeschreven procedures.

Die procedures kunnen alleen worden toegepast tussen de aanbestedende diensten die duidelijk daarvoor zijn aangewezen in de oproep tot mededinging of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling, en de ondernemers die partij waren bij de gesloten raamovereenkomst.

In opdrachten die op een raamovereenkomst zijn gebaseerd, mogen in geen geval wezenlijke wijzigingen worden aangebracht met betrekking tot de in de raamovereenkomst gestelde voorwaarden, met name in het in lid 3 bedoelde geval.

3.   Als er een raamovereenkomst met één enkele ondernemer wordt gesloten, worden de op die raamovereenkomst gebaseerde opdrachten gegund volgens de in de raamovereenkomst gestelde voorwaarden.

Voor de gunning van dergelijke opdrachten kunnen de aanbestedende diensten de ondernemer die partij is bij de raamovereenkomst, schriftelijk raadplegen en hem, indien nodig, verzoeken zijn inschrijving aan te vullen.

4.   Wanneer een raamovereenkomst met meer dan één ondernemer wordt gesloten, wordt die raamovereenkomst uitgevoerd op een van de volgende wijzen:

a)

volgens de voorwaarden van de raamovereenkomst, zonder dat de opdracht opnieuw voor mededinging wordt opengesteld, wanneer de overeenkomst alle voorwaarden bevat met betrekking tot de uitvoering van de betrokken werken, leveringen of diensten alsmede de objectieve voorwaarden ter bepaling van de ondernemers die deze als partij bij de raamovereenkomst zullen uitvoeren; laatstbedoelde voorwaarden worden vermeld in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst;

b)

wanneer de raamovereenkomst alle voorwaarden bevat voor de levering van de betrokken werken, leveringen en diensten, ten dele zonder opnieuw tot mededinging op te roepen overeenkomstig punt a) en ten dele met een nieuwe oproep tot mededinging tussen de ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst overeenkomstig punt c), wanneer de aanbestedende diensten deze mogelijkheid in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst hebben vermeld. De keuze of specifieke werken, leveringen of diensten worden verkregen na een nieuwe oproep tot mededinging dan wel rechtstreeks volgens de voorwaarden van de raamovereenkomst, wordt gemaakt aan de hand van objectieve criteria, die in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst worden opgenomen. In deze aanbestedingsstukken wordt ook aangegeven welke voorwaarden aan een nieuwe oproep tot mededinging kunnen worden onderworpen.

De mogelijkheden als voorzien in de eerste alinea van dit punt gelden tevens voor elk perceel van een raamovereenkomst waarvoor in de raamovereenkomst de voorwaarden zijn vastgelegd met betrekking tot de uitvoering van de werken, diensten en leveringen, ongeacht de vraag of alle voorwaarden met betrekking tot de uitvoering van de werken, diensten en leveringen in kwestie in het kader van andere percelen, zijn vastgelegd;

c)

wanneer de raamovereenkomst niet alle voorwaarden bevat met betrekking tot de uitvoering van de werken, leveringen of diensten, door de opdracht opnieuw voor mededinging open te stellen voor de ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst.

5.   De in lid 4, onder b) en c), bedoelde mededinging geschiedt volgens dezelfde voorwaarden als die welke voor de gunning van de raamovereenkomst gelden en, wanneer nodig, volgens nader gespecificeerde voorwaarden, en, in voorkomend geval, volgens andere voorwaarden die zijn vermeld in de aanbestedingsstukken van de raamovereenkomst, overeenkomstig de volgende procedure:

a)

voor elke te gunnen opdracht raadplegen de aanbestedende diensten schriftelijk de ondernemers die in staat zijn de opdracht uit te voeren;

b)

de aanbestedende diensten stellen een voldoende lange termijn vast voor de indiening van inschrijvingen voor elke specifieke opdracht, rekening houdend met elementen zoals de complexiteit van het voorwerp van de opdracht en de benodigde tijd voor de toezending van de inschrijvingen;

c)

de inschrijvingen worden schriftelijk ingediend en de inhoud ervan wordt niet vrijgegeven totdat de gestelde indieningstermijn is verstreken;

d)

de aanbestedende diensten gunnen elke opdracht aan de inschrijver die op grond van de in de aanbestedingsstukken van de raamovereenkomst vastgestelde gunningscriteria de beste inschrijving heeft ingediend.

Artikel 34

Dynamische aankoopsystemen

1.   Voor aankopen voor courant gebruik, waarvan de kenmerken wegens de algemene beschikbaarheid op de markt voldoen aan hun behoeften, kunnen de aanbestedende diensten gebruikmaken van een dynamisch aankoopsysteem. Het dynamische aankoopsysteem wordt beheerd als een volledig elektronisch proces, dat gedurende de gehele geldigheidstermijn van het aankoopsysteem openstaat voor elke ondernemer die voldoet aan de selectiecriteria. Het kan worden ingedeeld in categorieën van producten, werken of diensten die objectief worden vastgesteld op basis van de kenmerken van de opdracht in de bewuste categorie. Die kenmerken kunnen ook verwijzen naar de maximaal toegestane omvang van de latere specifieke opdrachten of naar een specifiek geografisch gebied waarin latere specifieke opdrachten zullen worden uitgevoerd.

2.   Aanbestedende diensten volgen bij het aanbesteden op basis van een dynamisch aankoopsysteem de regels van de niet-openbare procedure. Alle gegadigden die aan de selectiecriteria voldoen, worden tot het systeem toegelaten en het aantal tot het systeem toe te laten gegadigden wordt niet beperkt overeenkomstig artikel 65. Indien de aanbestedende diensten het systeem in categorieën van producten, werken of diensten hebben ingedeeld overeenkomstig lid 1 van dit artikel, vermelden zij de toepasselijke selectiecriteria voor elke categorie.

Niettegenstaande artikel 28 gelden de volgende termijnen:

a)

de termijn voor ontvangst van de verzoeken tot deelname bedraagt ten minste dertig dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, indien een vooraankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling. Er zijn geen verdere termijnen voor de ontvangst van de verzoeken tot deelname wanneer de uitnodiging tot inschrijving voor de eerste specifieke opdracht in het kader van het dynamische aankoopsysteem is verzonden;

b)

de minimumtermijn voor de ontvangst van inschrijvingen bedraagt ten minste tien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving. In voorkomend geval is artikel 28, lid 4, van toepassing. Artikel 28, leden 3 en 5, zijn niet van toepassing.

3.   Voor alle communicatie in het kader van een dynamisch aankoopsysteem wordt alleen gebruikgemaakt van elektronische middelen overeenkomstig artikel 22, leden 1, 3, 5 en 6.

4.   Voor de gunning van opdrachten in een dynamisch aankoopsysteem gaan de aanbestedende diensten te werk als volgt:

a)

zij maken een oproep tot mededinging bekend en geven daarbij aan dat het om een dynamisch aankoopsysteem gaat;

b)

zij vermelden in de aanbestedingsstukken ten minste de aard en de geraamde hoeveelheid van de beoogde aankopen, alsmede alle nodige informatie omtrent het dynamisch aankoopsysteem, inclusief op welke wijze het dynamisch aankoopsysteem functioneert, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding;

c)

zij geven elke verdeling in categorieën van producten, werken of diensten aan en de kenmerken daarvan;

d)

zij bieden, zolang het systeem geldig is, vrije, rechtstreekse en volledige toegang tot de aanbestedingsstukken overeenkomstig artikel 53.

5.   De aanbestedende diensten verlenen elke ondernemer tijdens de gehele geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem de mogelijkheid te verzoeken om deelneming aan het systeem onder de voorwaarden van lid 2. Zij verrichten hun beoordeling van deze verzoeken volgens de selectiecriteria binnen tien werkdagen volgend op de ontvangst. Waar dit gerechtvaardigd is, kan die termijn in individuele gevallen tot vijftien werkdagen worden verlengd, met name gezien de noodzaak aanvullende documentatie te bestuderen of anderszins te controleren of aan de selectiecriteria wordt voldaan.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de aanbestedende diensten, voor zover de uitnodiging tot inschrijving voor de eerste specifieke aanbesteding in het kader van het dynamische aankoopsysteem niet is toegezonden, de evaluatieperiode verlengen, op voorwaarde dat er tijdens de verlengde evaluatie periode geen uitnodiging tot inschrijving wordt uitgeschreven. De aanbestedende diensten geven in de aanbestedingsstukken de duur van de door hen voorgenomen verlenging aan.

De aanbestedende diensten delen de betrokken ondernemer zo spoedig mogelijk mee of hij al dan niet is toegelaten tot het dynamische aankoopsysteem.

6.   De aanbestedende diensten nodigen overeenkomstig artikel 54 alle toegelaten deelnemers uit om op elke specifieke aanbesteding in het dynamisch aankoopsysteem in te schrijven. Wanneer het dynamisch aankoopsysteem in categorieën van werken, producten, of diensten is ingedeeld, nodigen de aanbestedende diensten alle deelnemers die zijn toegelaten tot de categorie waarop de betrokken specifieke aanbesteding betrekking heeft, uit een inschrijving in te dienen.

Zij gunnen de opdracht aan de inschrijver die de beste inschrijving heeft ingediend op basis van de gunningscriteria als bepaald in de aankondiging van de opdracht voor het dynamisch aankoopsysteem, of wanneer een vooraankondiging wordt gebruikt als oproep tot mededinging, in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling. Deze criteria kunnen in voorkomend geval worden gepreciseerd in de uitnodiging tot inschrijving.

7.   Aanbestedende diensten kunnen op ieder moment tijdens de geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem van toegelaten deelnemers verlangen dat zij binnen vijf werkdagen vanaf de datum van indiening van het verzoek, een herziene en geactualiseerde eigen verklaring als bedoeld in artikel 59, lid 1, overleggen.

Artikel 59, leden 4 tot en met 6, zijn gedurende de gehele geldigheidstermijn van het dynamisch aankoopsysteem van toepassing.

8.   De aanbestedende diensten vermelden de geldigheidstermijn van het dynamisch aankoopsysteem in de oproep tot mededinging. Zij brengen de Commissie op de hoogte van elke verandering in de geldigheidstermijn, met gebruik van de volgende standaardformulieren:

a)

wanneer de geldigheidstermijn wordt gewijzigd zonder dat het systeem wordt beëindigd: het formulier dat aanvankelijk is gebruikt voor de oproep tot mededinging voor het dynamisch aankoopsysteem;

b)

wanneer het systeem wordt beëindigd, een aankondiging gegunde opdracht als bedoeld in artikel 50.

9.   Aan de ondernemers of partijen die geïnteresseerd zijn in of partij zijn bij het dynamisch aankoopsysteem mogen voorafgaand of tijdens de geldigheidstermijn van het dynamisch aankoopsysteem geen kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 35

Elektronische veilingen

1.   De aanbestedende diensten kunnen elektronische veilingen gebruiken waarin nieuwe, verlaagde prijzen, en/of nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen worden voorgesteld.

Hiertoe structureren aanbestedende diensten de elektronische veilingen als een zich herhalend elektronisch proces dat plaatsvindt na de eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen en dat een klassering op basis van automatische beoordelingsmethoden mogelijk maakt.

Aangezien bepaalde overheidsopdrachten voor diensten en bepaalde overheidsopdrachten voor werken die intellectuele prestaties tot voorwerp van de opdracht hebben, zoals het ontwerpen van werken, niet op basis van automatische evaluatie kunnen worden ingedeeld, mogen voor deze opdrachten geen elektronische veilingen worden gebruikt.

2.   Bij openbare en niet-openbare procedures of bij mededingingsprocedures met onderhandeling kunnen de aanbestedende diensten, wanneer de inhoud van de aanbestedingsstukken, en met name de technische specificaties, nauwkeurig kan worden opgesteld, besluiten de gunning van een opdracht te laten voorafgaan door een elektronische veiling.

Onder dezelfde omstandigheden kan een elektronische veiling worden gebruikt bij het opnieuw tot mededinging oproepen van de partijen bij een raamovereenkomst, als bedoeld in artikel 33, lid 4, onder b) of onder c), alsmede bij de oproep tot mededinging voor opdrachten die worden gegund in het kader van het dynamisch aankoopsysteem als bedoeld in artikel 34.

3.   De elektronische veiling is gebaseerd op een van de volgende elementen van de inschrijvingen:

a)

alleen de prijzen, wanneer de opdracht louter op basis van de prijs wordt gegund;

b)

op de prijzen en/of de waarden van de elementen van de inschrijvingen zoals aangegeven in de aanbestedingsstukken wanneer de opdracht wordt gegund op basis van de economisch meest voordelige inschrijving of aan de inschrijver met de laagste kostprijs op basis van kosteneffectiviteit.

4.   De aanbestedende diensten die een elektronische veiling houden, maken daarvan melding in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling. De aanbestedingsstukken bevatten ten minste de in bijlage VI genoemde informatie.

5.   Alvorens tot de elektronische veiling over te gaan, verrichten de aanbestedende diensten een eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen aan de hand van het gunningscriterium of de gunningscriteria en de weging die daartoe is vastgesteld.

Een inschrijving wordt als ontvankelijk beschouwd indien die is ingediend door een inschrijver die niet is uitgesloten uit hoofde van artikel 57 en voldoet aan de selectiecriteria, en wiens inschrijving overeenstemt met de technische specificaties en niet onregelmatig of onaanvaardbaar of ongeschikt is.

Met name inschrijvingen die niet voldoen aan de vereisten in de aanbestedingsstukken, die te laat zijn binnengekomen, waarbij aantoonbaar sprake is van ongeoorloofde afspraken of corruptie, of die door de aanbestedende dienst als abnormaal laag zijn beoordeeld, worden onregelmatig geacht. Met name inschrijvingen van inschrijvers die niet over de vereiste kwalificaties beschikken, en inschrijvingen waarvan de prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag, vastgesteld en gedocumenteerd vóór de aanvang van de aanbestedingsprocedure, overschrijdt, worden als onaanvaardbaar beschouwd.

De inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor de opdracht, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, kennelijk niet voorziet in de in de aanbestedingsstukken omschreven behoeften en eisen van de aanbestedende dienst. Een verzoek tot deelname wordt niet geschikt geacht wanneer de betrokken onderneming overeenkomstig artikel 57 moet of kan worden uitgesloten, of niet aan de overeenkomstig artikel 58 door de aanbestedende dienst bepaalde selectiecriteria voldoet.

Alle inschrijvers die een ontvankelijke inschrijving hebben ingediend, worden tegelijkertijd via elektronische weg uitgenodigd om aan de elektronische veiling deel te nemen, door op het vermelde tijdstip overeenkomstig de in de uitnodiging vermelde instructies gebruik te maken van de verbindingen. De elektronische veiling kan in een aantal opeenvolgende fasen verlopen. Zij vangt op zijn vroegst twee werkdagen na de datum van verzending van de uitnodigingen aan.

6.   De uitnodiging gaat vergezeld van het resultaat van de volledige beoordeling van de betrokken inschrijving, uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 67, lid 5, eerste alinea, bedoelde weging.

De uitnodiging vermeldt eveneens de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling zal worden gebruikt om de automatische herklasseringen te bepalen op basis van de ingediende nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden. Behoudens in gevallen waarin de meest voordelige inschrijving uitsluitend op basis van de prijs wordt bepaald, houdt deze formule rekening met het gewicht dat aan alle vastgestelde criteria is toegekend om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen, zoals in de aankondiging van de opdracht of in andere aanbestedingsstukken is aangegeven. Daartoe moeten eventuele marges vooraf in een bepaalde waarde worden uitgedrukt.

Wanneer varianten zijn toegestaan, moeten voor elke variant afzonderlijke formules worden verstrekt.

7.   In elke fase van de elektronische veiling verstrekken de aanbestedende diensten aan alle inschrijvers onmiddellijk ten minste voldoende informatie om hen in staat te stellen op elk moment hun respectieve klassering te kennen en kunnen zij ook andere informatie betreffende andere ingediende prijzen of waarden verstrekken indien dit vooraf is vermeld. Zij kunnen tevens op ieder ogenblik meedelen hoeveel inschrijvers aan die fase van de veiling deelnemen. Zij mogen echter hoe dan ook in geen enkele fase van de elektronische veiling de identiteit van de inschrijvers bekendmaken.

8.   De aanbestedende diensten kunnen de elektronische veiling op één of meer van de onderstaande wijzen afsluiten:

a)

op het vooraf aangegeven tijdstip;

b)

wanneer zij geen nieuwe prijzen of nieuwe waarden meer ontvangen die voldoen aan de voorschriften inzake minimumverschillen, mits zij vooraf hebben aangegeven welke termijn zij na ontvangst van de laatste aanbieding in acht zullen nemen alvorens de elektronische veiling te sluiten, of

c)

wanneer het vooraf aangegeven aantal fasen in de veiling volledig is doorlopen.

Wanneer de aanbestedende diensten voornemens zijn de elektronische veiling overeenkomstig punt c) van de eerste alinea af te sluiten, in voorkomend geval in combinatie met de in punt b) van die alinea bepaalde regelingen, vermeldt de uitnodiging tot deelneming aan de veiling het tijdschema voor elke fase van de veiling.

9.   Na de sluiting van de elektronische veiling gunnen de aanbestedende diensten de opdracht overeenkomstig artikel 67, op basis van de resultaten van de elektronische veiling.

Artikel 36

Elektronische catalogi

1.   Wanneer het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht is, kunnen de aanbestedende diensten verlangen dat de inschrijvingen in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend of een elektronische catalogus bevatten.

De lidstaten kunnen het gebruik van elektronische catalogi verplicht stellen bij bepaalde typen aanbestedingen.

Inschrijvingen die in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend, kunnen vergezeld gaan van andere documenten ter aanvulling van de inschrijving.

2.   Elektronische catalogi worden door de gegadigden of inschrijvers opgesteld met het oog op deelneming aan een specifieke aanbestedingsprocedure in overeenstemming met de technische specificaties en het formaat zoals door de aanbestedende dienst is vastgesteld.

Voorts voldoen elektronische catalogi aan de voorschriften inzake elektronische communicatiemiddelen alsmede aan alle aanvullende voorschriften als vastgesteld door de aanbestedende dienst overeenkomstig artikel 22.

3.   Wanneer de indiening van inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi wordt aanvaard dan wel verplicht is gesteld, gaan de aanbestedende diensten te werk als volgt:

a)

zij vermelden dit in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling wanneer een vooraankondiging wordt gebruikt als een oproep tot mededinging;

b)

zij verstrekken in de aanbestedingsstukken alle nodige informatie overeenkomstig artikel 22, lid 6, betreffende het formaat, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen voor de verbinding en specificaties voor de catalogus.

4.   Wanneer een raamovereenkomst met meer dan één ondernemer is gesloten na indiening van de inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi, kunnen de aanbestedende diensten bepalen dat voor specifieke opdrachten opnieuw tot mededinging wordt opgeroepen op basis van bijgewerkte catalogi. In een dergelijk geval gebruiken de aanbestedende diensten een van de volgende methoden:

a)

zij verzoeken de inschrijvers hun elektronische catalogi, na aanpassing aan de eisen van de betrokken opdracht, opnieuw in te dienen, of

b)

zij delen de inschrijvers mee dat zij voornemens zijn uit de reeds ingediende elektronische catalogi de nodige informatie te verzamelen om inschrijvingen op te maken die aan de vereisten van de betrokken opdracht aangepast zijn, mits dat gebruik van deze methode in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst is aangekondigd.

5.   Indien een aanbestedende dienst voor specifieke opdrachten overeenkomstig lid 4, onder b), opnieuw oproept tot mededinging, deelt hij aan de inschrijvers de datum en het tijdstip mede, waarop hij voornemens is de nodige informatie te verzamelen voor nieuwe inschrijvingen die aan de eisen van de betrokken specifieke opdracht aangepast zijn, en geeft hij inschrijvers de mogelijkheid om het zodanig verzamelen van informatie te weigeren.

De aanbestedende diensten voorzien in een toereikende termijn tussen de mededeling en het daadwerkelijk verzamelen van de informatie.

Vóór de gunning van de opdracht, leggen de aanbestedende diensten de verzamelde informatie over aan de betrokken inschrijver zodat deze kan betwisten of bevestigen dat de aldus samengestelde inschrijving geen materiële fouten bevat.

6.   Aanbestedende diensten mogen opdrachten op grond van een dynamisch aankoopsysteem gunnen op basis van de eis dat inschrijvingen voor een specifieke opdracht in de vorm van een elektronische catalogus moeten worden ingediend.

De aanbestedende diensten kunnen opdrachten ook gunnen op grond van een dynamisch aankoopsysteem overeenkomstig lid 4, onder b), en lid 5, mits het verzoek om deelname aan het dynamische aankoopsysteem vergezeld gaat van een elektronische catalogus in overeenstemming met de technische specificaties en formaat zoals vastgesteld door de aanbestedende dienst. Deze catalogus wordt vervolgens aangevuld door de gegadigden, wanneer zij in kennis zijn gesteld van het voornemen van de aanbestedende dienst om inschrijvingen op te stellen door middel van de procedures als bepaald in punt b) van lid 4.

Artikel 37

Gecentraliseerde aankoopactiviteiten en aankoopcentrales

1.   De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende diensten leveringen en/of diensten kunnen inkopen van een aankoopcentrale die gecentraliseerde aankoopactiviteit aanbiedt als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 14, onder a).

De lidstaten kunnen ook bepalen dat de aanbestedende diensten werken, leveringen en diensten kunnen verkrijgen via opdrachten die door een aankoopcentrale worden gegund, door gebruik te maken van door die centrale geëxploiteerde dynamische aankoopsystemen of, in de mate als aangegeven in artikel 33, lid 2, tweede alinea, door gebruik te maken van een raamovereenkomst die is gesloten door een aankoopcentrale die de in artikel 2, lid 1, punt 14), onder b), bedoelde gecentraliseerde aankoopactiviteit verricht. Wanneer een door een aankoopcentrale geëxploiteerd dynamisch aankoopsysteem door andere aanbestedende diensten mag worden gebruikt, wordt dit vermeld in de oproep tot mededinging voor het opzetten van het dynamische aankoopsysteem.

Met betrekking tot de eerste en de tweede alinea kunnen de lidstaten bepalen dat bepaalde aanbestedingen dienen te worden gedaan door gebruik te maken van aankoopcentrales of één of meer welbepaalde aankoopcentrales.

2.   Een aanbestedende dienst voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer hij leveringen of diensten verwerft bij een aankoopcentrale die de gecentraliseerde aankoopactiviteit als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 14, onder a), aanbiedt.

Een aanbestedende dienst voldoet eveneens aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer hij werken, leveringen of diensten aankoopt door gebruik te maken van door de aankoopcentrale gegunde opdrachten, door gebruik te maken van door die centrale geëxploiteerde dynamische aankoopsystemen of, in de mate als aangegeven in artikel 33, lid 2, tweede alinea, door gebruik te maken van een raamovereenkomst die wordt gesloten door de aankoopcentrale die de artikel 2, lid 1, punt 14), onder b), bedoelde gecentraliseerde aankoopactiviteiten aanbiedt.

De betrokken aanbestedende dienst is evenwel verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn met betrekking tot de delen die hij zelf verricht, zoals:

a)

gunnen van een opdracht in het kader van een dynamisch aankoopsysteem dat door een aankoopcentrale wordt geëxploiteerd;

b)

een nieuwe oproep tot mededinging doen uitgaan op grond van een raamovereenkomst die door een aankoopcentrale is gesloten;

c)

conform artikel 33, lid 4, onder a) of b), vaststellen welke van de ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst, een gegeven taak uitvoert op grond van een door een aankoopcentrale gesloten raamovereenkomst.

3.   Voor alle aanbestedingsprocedures van een aankoopcentrale worden elektronische communicatiemiddelen gebruikt overeenkomstig de voorschriften van artikel 22.

4.   Aanbestedende diensten mogen, zonder toepassing van de in deze richtlijn vervatte procedures, een overheidsopdracht voor diensten betreffende gecentraliseerde aankoopactiviteiten aan een aankoopcentrale gunnen.

Dergelijke overheidsopdrachten voor diensten mogen ook het verrichten van aanvullende aankoopactiviteiten omvatten.

Artikel 38

Occasionele gezamenlijke aanbestedingen

1.   Twee of meer aanbestedende diensten kunnen overeenkomen bepaalde specifieke aanbestedingen gezamenlijk te verrichten.

2.   Wanneer een volledig aanbestedingsprocedure gezamenlijk wordt uitgevoerd namens en voor rekening van alle betrokken aanbestedende diensten, zijn zij gezamenlijk verantwoordelijk voor het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Dit geldt ook wanneer een aanbestedende dienst de procedure beheert en optreedt namens zichzelf en de andere betrokken aanbestedende diensten.

Als de uitvoering van een aanbestedingsprocedure niet in zijn geheel wordt uitgevoerd namens en voor rekening van de betrokken aanbestedende diensten, zijn zij alleen gezamenlijk verantwoordelijk voor de gezamenlijk uitgevoerde delen. Elke aanbestedende dienst is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van zijn verplichtingen op grond van deze richtlijn met betrekking tot de delen die hij in eigen naam en voor eigen rekening uitvoert.

Artikel 39

Gunnen van opdrachten door aanbestedende diensten van verschillende lidstaten

1.   Onverminderd artikel 12 kunnen aanbestedende diensten van verschillende lidstaten gezamenlijk overheidsopdrachten gunnen door gebruik te maken van één van de in dit artikel bepaalde middelen.

De aanbestedende diensten maken geen gebruik van de in dit artikel voorziene middelen om de toepassing te vermijden van dwingende publiekrechtelijke bepalingen overeenkomstig het Unierecht waaraan zij in de lidstaat onderworpen zijn.

2.   Een lidstaat verbiedt zijn aanbestedende diensten niet gebruik te maken van gecentraliseerde aankoopactiviteiten die door in een andere lidstaat gevestigde aankoopcentrales worden aangeboden.

Voor gecentraliseerde aankoopactiviteiten, aangeboden door een aankoopcentrale die gevestigd is in een andere lidstaat dan de aanbestedende dienst, kunnen de lidstaten evenwel bepalen dat hun aanbestedende diensten alleen gebruik mogen maken van de gecentraliseerde aankoopactiviteiten als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 14), onder a) of b).

3.   Het verschaffen van gecentraliseerde aankoopactiviteiten door een in een andere lidstaat gevestigde aankoopcentrale geschiedt overeenkomstig de nationale bepalingen van de lidstaat waar de aankoopcentrale is gevestigd.

De nationale bepalingen van de lidstaat waar de aankoopcentrale is gevestigd, zijn ook van toepassing op:

a)

het gunnen van een overheidsopdracht in het kader van een dynamisch aankoopsysteem;

b)

het doen uitgaan van een nieuwe oproep tot mededinging in het kader van een raamovereenkomst;

c)

het conform artikel 33, lid 4, onder a) of b), bepalen welke ondernemers die partij zijn bij de raamovereenkomst, een bepaalde taak uitvoeren.

4.   Verschillende aanbestedende diensten uit verschillende lidstaten kunnen gezamenlijk een overheidsopdracht gunnen, een raamovereenkomst sluiten of een dynamisch aankoopsysteem exploiteren. Zij kunnen eveneens, in de mate als aangegeven in artikel 33, lid 2, tweede alinea, opdrachten gunnen op basis van de raamovereenkomst of het dynamische aankoopsysteem. Tenzij de noodzakelijke elementen zijn geregeld door een tussen de betrokken lidstaten gesloten internationale overeenkomst, sluiten de deelnemende aanbestedende diensten een overeenkomst die het volgende bepaalt:

a)

de verantwoordelijkheden van de partijen en de relevante toepasselijke nationale bepalingen;

b)

de interne organisatie van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van het beheer van de procedure, de verdeling van de aan te besteden werken, leveringen of diensten en de sluiting van opdrachten.

Een deelnemende aanbestedende dienst voldoet aan zijn verplichtingen op grond van deze richtlijn wanneer hij werken, leveringen of diensten verwerft van een aanbestedende dienst die voor de aanbestedingsprocedure verantwoordelijk is. Bij het vaststellen van de verantwoordelijkheden en het toepasselijke nationale recht als bedoeld in punt a) kunnen de aanbestedende diensten onder hen bijzondere verantwoordelijkheden verdelen en bepalen welke de relevante toepasselijke bepalingen van het nationale recht van elke betrokken lidstaat zijn. De verdeling van verantwoordelijkheden en het toepasselijke nationale recht worden voor gezamenlijk gegunde overheidsopdrachten in de aanbestedingsstukken vermeld.

5.   Wanneer verscheidene aanbestedende diensten uit verschillende lidstaten een gezamenlijke entiteit hebben opgericht, inclusief een Europese groepering voor territoriale samenwerking overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad (30) of andere entiteiten naar Unierecht, komen de deelnemende aanbestedende diensten bij besluit van het bevoegde orgaan van de gezamenlijke organisatie overeen welke nationale aanbestedingsregels van een van de volgende lidstaten van toepassing zijn:

a)

de nationale bepalingen van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn statutaire zetel heeft;

b)

de nationale bepalingen van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn activiteiten uitoefent.

De in de eerste alinea bedoelde overeenkomst kan voor onbepaalde tijd gelden indien de oprichtingsakte van de gezamenlijke entiteit daarin voorziet, of beperkt zijn tot een bepaalde termijn of tot een aantal soorten opdrachten of tot één of meer individuele plaatsingen van opdrachten.

HOOFDSTUK III

Verloop van de procedure

Afdeling 1

Voorbereiding

Artikel 40

Voorafgaande marktconsultaties

Vóór de aanvang van een aanbestedingsprocedure kunnen aanbestedende diensten, ter voorbereiding van de aanbesteding, marktconsultaties houden om de ondernemers op de hoogte te brengen van hun aanbestedingsplannen en voorwaarden.

Met dit doel kunnen aanbestedende diensten bijvoorbeeld advies van onafhankelijke deskundigen of instanties of van marktdeelnemers inwinnen of ontvangen dat kan worden gebruikt bij de planning en uitvoering van de aanbestedingsprocedure, mits dit advies niet leidt tot vervalsing van de mededinging en geen aanleiding geeft tot schending van de beginselen van non-discriminatie en transparantie.

Artikel 41

Voorafgaande betrokkenheid van gegadigden of inschrijvers

Wanneer een gegadigde of inschrijver of een met een gegadigde of inschrijver verbonden onderneming de aanbestedende dienst of diensten heeft geadviseerd, al dan niet in het kader van artikel 40, of anderszins betrokken is geweest bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, neemt de aanbestedende dienst passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt vervalst door de deelneming van die gegadigde of inschrijver.

Deze maatregelen omvatten de mededeling aan andere gegadigden en inschrijvers van relevante informatie die is uitgewisseld in het kader van of ten gevolge van de betrokkenheid van de gegadigde of inschrijver bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, alsmede de vaststelling van passende termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen. De betrokken gegadigde of inschrijver wordt slechts van de aanbestedingsprocedure uitgesloten indien er geen andere middelen zijn om de naleving van het beginsel gelijke behandeling te verzekeren.

Alvorens te worden uitgesloten, moeten gegadigden of inschrijvers de kans krijgen te bewijzen dat hun betrokkenheid bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure de mededinging niet kan verstoren. De maatregelen worden in het krachtens artikel 84 vereiste individuele verslag vermeld.

Artikel 42

Technische specificaties

1.   De technische specificaties als omschreven in punt 1 van bijlage VII worden uitgeschreven in de aanbestedingsstukken. In de technische specificaties worden de voor een werk, dienst of levering gestelde kenmerken voorgeschreven.

Die kenmerken kunnen ook verband houden met het specifieke proces of de specifieke methode van productie of uitvoering van de gevraagde werken, leveringen of diensten of met een specifiek proces van een ander stadium van de levenscyclus ervan, zelfs wanneer deze factoren niet tot de materiële essentie van de werken, leveringen of diensten behoren, mits zij met het voorwerp van de opdracht verbonden en in verhouding tot de waarde en de doelstellingen ervan zijn.

De technische specificaties kunnen tevens bepalen of de overdracht van intellectuele-eigendomsrechten vereist zal zijn.

Voor alle aanbestedingen die zijn bedoeld voor gebruik door natuurlijke personen, hetzij door het grote publiek, hetzij door het personeel van de aanbestedende dienst, moeten deze technische specificaties, uitgezonderd in behoorlijk gemotiveerde gevallen, zodanig worden opgesteld dat rekening wordt gehouden met de criteria inzake toegankelijkheid voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers.

Indien middels een rechtshandeling van de Unie verplichte toegankelijkheidsvoorschriften zijn vastgesteld, worden de technische specificaties voor zover het de criteria voor toegankelijkheid van personen met een handicap of het ontwerp voor alle gebruikers betreft, bepaald door een verwijzing naar de desbetreffende criteria.

2.   De technische specificaties bieden inschrijvers gelijke toegang tot de aanbestedingsprocedures en mogen er niet toe leiden dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging worden opgeworpen.

3.   Onverminderd dwingende nationale technische voorschriften, voor zover deze met het recht van de Unie verenigbaar zijn, worden de technische specificaties opgesteld op een van de volgende wijzen:

a)

aan de hand van prestatie- of functionele eisen, inclusief milieukenmerken, mits de parameters zo nauwkeurig zijn dat de inschrijvers het voorwerp van de opdracht kunnen bepalen en de aanbestedende diensten de opdracht kunnen gunnen;

b)

onder verwijzing naar de technische specificaties en, in volgorde van voorkeur, de nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, de Europese technische beoordelingen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere door de Europese normalisatie-instellingen opgestelde technische referentiesystemen, of, bij gebreke van dit alles, de nationale normen, de nationale technische goedkeuringen dan wel de nationale technische specificaties inzake het ontwerpen, het berekenen en het uitvoeren van de werken en het gebruik van de leveringen; elke verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”;

c)

aan de hand van de onder a) bedoelde prestatie- of functionele eisen, waarbij onder aanname van overeenstemming met deze prestatie-eisen en functionele eisen wordt verwezen naar de onder b) bedoelde technische specificaties;

d)

onder verwijzing naar de onder b) bedoelde technische specificaties voor bepaalde kenmerken, en naar de onder a) bedoelde prestatie- of functionele eisen voor andere kenmerken.

4.   Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de opdracht krachtens lid 3 niet mogelijk is. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.

5.   Wanneer een aanbestedende dienst gebruikmaakt van de mogelijkheid te verwijzen naar de in lid 3, onder b), genoemde technische specificaties, wijst hij een inschrijving niet af op grond van het feit dat de aangeboden werken, leveringen of diensten niet overeenstemmen met de betrokken technische specificaties, wanneer de inschrijver in zijn inschrijving met elk passend middel, inclusief de in artikel 44 bedoelde bewijsmiddelen, aantoont dat de voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze voldoen aan de in de technische specificaties gestelde eisen.

6.   Wanneer een aanbestedende dienst gebruikmaakt van de in lid 3, onder a), geboden mogelijkheid de technische specificaties in termen van prestatie- of functionele eisen vast te stellen, wijst hij een inschrijving voor werken, leveringen of diensten niet af als zij voldoet aan een nationale norm waarbij een Europese norm is omgezet, een Europese technische goedkeuring, een gemeenschappelijke technische specificatie, een internationale norm, een door een Europees normalisatieorgaan ingesteld technisch verwijzingssysteem, wanneer deze specificaties betrekking hebben op de door de aanbestedende dienst vastgestelde prestatie- of functionele eisen.

De inschrijver bewijst in zijn inschrijving met elk passend middel, waaronder de in artikel 44 bedoelde middelen, dat het werk, de levering of de dienst dat/die in overeenstemming is met de norm, voldoet aan de prestatie- of functionele eisen van de aanbestedende dienst.

Artikel 43

Keurmerken

1.   Wanneer de aanbestedende diensten het voornemen hebben werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken aan te kopen kunnen zij, in de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden betreffende de uitvoering van de opdracht, een specifiek keurmerk eisen als bewijs dat de werken, diensten of leveringen overeenstemmen met de vereiste voorschriften, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de keurmerkeisen hebben alleen betrekking op criteria die verband houden met het voorwerp van de opdracht en zijn geschikt voor de omschrijving van de kenmerken van de werken, leveringen of diensten die het voorwerp van de opdracht vormen;

b)

de keurmerkeisen zijn gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria;

c)

het keurmerk is vastgesteld in een open en transparante procedure waaraan alle belanghebbenden, inclusief overheidsinstanties, consumenten, sociale partners, fabrikanten, distributeurs en niet-gouvernementele organisaties kunnen deelnemen;

d)

het keurmerk is voor alle betrokken partijen toegankelijk;

e)

de keurmerkeisen worden vastgesteld door een derde partij waarover de ondernemer die het keurmerk aanvraagt, geen beslissende invloed uitoefent.

Indien de aanbestedende diensten niet eisen dat de werken, leveringen of diensten aan alle keurmerkeisen voldoen, geven zij aan welke keurmerkeisen worden bedoeld.

Aanbestedende diensten die een specifiek keurmerk eisen, aanvaarden alle keurmerken die bevestigen dat de werken, leveringen of diensten aan gelijkwaardige keurmerkeisen voldoen.

Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar niet de mogelijkheid heeft gehad het door de aanbestedende dienst aangegeven specifieke keurmerk of een gelijkwaardig keurmerk binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende dienst andere geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, mits de betrokken ondernemer aantoont dat de door hem te leveren werken, leveringen of diensten voldoen aan het door de aanbestedende dienst aangegeven specifieke keurmerk of aan de specifieke eisen.

2.   Wanneer een keurmerk aan de voorwaarden van lid 1, onder b), c) en d) en e), voldoet maar eveneens eisen stelt die geen verband houden met het voorwerp van de opdracht, eisen de aanbestedende diensten niet het keurmerk als zodanig maar kunnen zij de technische specificaties vaststellen onder verwijzing naar de gedetailleerde technische specificaties van dat keurmerk, of indien noodzakelijk, delen daarvan die verband houden met het voorwerp van de opdracht en geschikt zijn voor de omschrijving van de kenmerken van dit voorwerp.

Artikel 44

Testverslagen, certificatie en andere bewijsmiddelen

1.   De aanbestedende diensten kunnen eisen dat ondernemers een testverslag of certificaat van een conformiteitsbeoordelingsinstantie verstrekken als bewijs van overeenstemming met de voorschriften of criteria die zijn neergelegd in de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.

Wanneer aanbestedende diensten eisen dat certificaten van een specifieke conformiteitsbeoordelingsinstantie worden overgelegd, worden door hen ook certificaten van andere gelijkwaardige conformiteitsbeoordelingsinstanties aanvaard.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie in de zin van dit lid is een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren, en geaccrediteerd is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (31).

2.   Aanbestedende diensten aanvaarden andere dan de in lid 1 bedoelde geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, wanneer de betrokken ondernemer geen toegang had tot de in lid 1 bedoelde certificaten of testverslagen of deze niet binnen de desbetreffende termijnen kon verkrijgen, mits het ontbreken van toegang de betrokken ondernemer niet valt aan te rekenen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemer daarbij aantoont dat de door hem geleverde werken, leveringen of diensten voldoen aan de voorschriften of criteria van de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.

3.   De lidstaten verstrekken andere lidstaten op hun verzoek alle informatie met betrekking tot de middelen en documenten die overeenkomstig artikel 42, lid 6, artikel 43 en de leden 1 en 2 van dit artikel zijn overgelegd. De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de ondernemer verstrekken deze informatie overeenkomstig artikel 86.

Artikel 45

Varianten

1.   Aanbestedende diensten kunnen inschrijvers toestaan of van hen verlangen varianten in te dienen. Zij vermelden in de aankondiging van de opdracht, of als een vooraankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling, of zij varianten toestaan of verlangen. Varianten zijn zonder een dergelijke vermelding niet toegestaan. Varianten zijn verbonden met het voorwerp van de opdracht.

2.   Aanbestedende diensten die varianten toestaan of eisen, vermelden in de aanbestedingsstukken aan welke minimumeisen deze varianten moeten voldoen, alsmede specifieke eisen met betrekking tot hoe zij moeten worden ingediend, en vermelden met name of varianten slechts kunnen worden ingediend wanneer ook een inschrijving die geen variant is, is ingediend. Voorts garanderen zij dat de gekozen gunningscriteria kunnen worden toegepast op varianten die aan deze minimumvoorschriften voldoen, en op conforme inschrijvingen die geen varianten zijn.

3.   De aanbestedende diensten houden alleen rekening met de varianten die aan de gestelde minimumeisen voldoen.

Bij procedures voor het gunnen van opdrachten voor leveringen of diensten mogen de aanbestedende diensten die varianten hebben toegestaan of geëist, een variant niet afwijzen uitsluitend omdat deze, mocht hij worden gekozen, tot een opdracht voor diensten in plaats van een opdracht voor leveringen, dan wel tot een opdracht voor leveringen in plaats van een opdracht voor diensten zou leiden.

Artikel 46

Verdeling van opdrachten in percelen

1.   Aanbestedende diensten kunnen besluiten een opdracht te gunnen in de vorm van afzonderlijke percelen en kunnen de omvang en het voorwerp van deze percelen bepalen.

Met uitzondering van opdrachten die krachtens lid 4 van dit artikel niet moeten worden verdeeld, vermelden de aanbestedende diensten de voornaamste redenen voor hun besluit de opdracht niet in percelen op te delen; deze redenen worden in de aanbestedingsstukken of in het in artikel 84 bedoelde proces-verbaal opgenomen.

2.   De aanbestedende diensten vermelden in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling, of inschrijvingen mogen worden ingediend voor één, meer of alle percelen.

De aanbestedende diensten mogen, zelfs indien er inschrijvingen mogen worden ingediend voor meer of alle percelen, het aantal aan één inschrijver te gunnen percelen beperken, mits het maximumaantal percelen per inschrijver in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling is aangegeven. Aanbestedende diensten vermelden in de aanbestedingsstukken de objectieve en niet-discriminerende criteria of regels die zij voornemens zijn toe te passen om te bepalen welke percelen zullen worden gegund indien de toepassing van de gunningscriteria zou leiden tot de gunning van meer percelen dan het maximumaantal aan een zelfde inschrijver.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat, indien meer dan één perceel aan dezelfde inschrijver kan worden gegund, de aanbestedende diensten opdrachten kunnen gunnen voor een combinatie van percelen of voor alle percelen wanneer zij in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling hebben gespecificeerd dat zij zich daartoe de mogelijkheid voorbehouden en aangeven welke percelen of groepen van percelen kunnen worden gecombineerd.

4.   De lidstaten kunnen de tweede alinea van lid 1 implementeren door het verplicht te stellen opdrachten als afzonderlijke percelen te gunnen onder voorwaarden die overeenkomstig het nationale recht dienen te worden bepaald, met inachtneming van het Unierecht. In deze omstandigheden zijn de eerste alinea van lid 2, en, in voorkomend geval, lid 3 van toepassing.

Artikel 47

Vaststelling van termijnen

1.   Bij de vaststelling van de termijnen voor de verzoeken tot deelname en de ontvangst van inschrijvingen moeten aanbestedende diensten rekening houden met de complexiteit van de opdracht en met de tijd die nodig is voor de voorbereiding van inschrijvingen, onverminderd de in de artikelen 27 tot en met 31 vastgestelde minimumtermijnen.

2.   Wanneer inschrijvingen slechts kunnen plaatsvinden na een bezoek van de locatie of na inzage ter plaatse van de documenten waarop die aanbestedingsstukken steunen, worden de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen, die langer zijn dan de in de artikelen 27 tot en met 31 vastgelegde minimumtermijnen, vastgesteld, zodat alle betrokken ondernemers de gelegenheid hebben kennis te nemen van alle nodige gegevens voor het opstellen van de inschrijvingen.

3.   Aanbestedende diensten verlengen de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen opdat alle betrokken ondernemers kunnen beschikken over alle nodige gegevens voor het opstellen van de inschrijvingen, in de volgende gevallen:

a)

indien, om welke reden dan ook, aanvullende informatie, hoewel tijdig aangevraagd door de ondernemer, niet uiterlijk zes dagen voor de voor de ontvangst van inschrijvingen gestelde termijn is verstrekt. In het geval van de versnelde openbare procedure als bedoeld in artikel 27, lid 3, en artikel 28, lid 6, bedraagt deze termijn vier dagen;

b)

indien de aanbestedingsstukken aanzienlijk zijn gewijzigd.

De duur van de verlenging dient evenredig te zijn aan het belang van de informatie of wijziging.

Indien de aanvullende informatie niet tijdig aangevraagd is of het belang daarvan gelet op het opstellen van de inschrijvingen onbetekenend is, hoeven de aanbestedende diensten de termijnen niet te verlengen.

Afdeling 2

Bekendmaking en transparantie

Artikel 48

Vooraankondigingen

1.   Aanbestedende diensten kunnen hun voornemens met betrekking tot geplande aanbestedingen te kennen geven door een vooraankondiging te publiceren. Deze aankondigingen bevatten de in bijlage V, deel B, afdeling I, omschreven informatie. Zij worden bekendgemaakt door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of door de aanbestedende diensten via hun „kopersprofiel” overeenkomstig punt 2, onder b), van bijlage VIII. Wanneer de vooraankondiging door de aanbestedende diensten wordt gepubliceerd via hun kopersprofiel, zenden deze een aankondiging van bekendmaking naar het Bureau voor publicaties van de Europese Unie via hun kopersprofiel overeenkomstig bijlage VIII. De vooraankondigingen bevatten de in bijlage V, deel A, omschreven informatie.

2.   Bij niet-openbare procedures en mededingingsprocedures met onderhandeling kunnen niet-centrale aanbestedende diensten een vooraankondiging gebruiken als oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 26, lid 5, mits de aankondiging aan alle volgende voorwaarden voldoet:

a)

zij verwijst specifiek naar leveringen, werken of diensten waarop de te gunnen opdracht betrekking heeft;

b)

zij vermeldt dat de opdracht zal worden gegund door middel van een niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure met onderhandeling zonder verdere bekendmaking van een oproep en nodigt de belangstellende ondernemers uit hun belangstelling kenbaar te maken;

c)

zij bevat, naast de informatie als vermeld in bijlage V, deel B, afdeling I, de informatie als vermeld in bijlage V, deel B, afdeling II;

d)

zij is minimaal 35 dagen en maximaal twaalf maanden vóór de datum van verzending van de in artikel 54, lid 1, bedoelde uitnodiging ter bekendmaking toegezonden.

Dergelijke aankondigingen worden niet bekendgemaakt in een kopersprofiel. De eventuele aanvullende bekendmaking op nationaal niveau uit hoofde van artikel 52, indien die er is, kan evenwel worden gedaan via een kopersprofiel.

De periode waarop de vooraankondiging betrekking heeft, is maximaal twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de vooraankondiging voor bekendmaking is verzonden. In het geval van overheidsopdrachten voor sociale en andere specifieke diensten, kan de vooraankondiging als bedoeld in artikel 75, lid 1, onder b), betrekking hebben op een periode die meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 49

Aankondigingen van opdrachten

Aankondigingen van opdrachten worden voor alle procedures gebruikt als oproep tot mededinging, onverminderd artikel 26, lid 5, tweede alinea, en artikel 32. Die aankondigingen van opdrachten bevatten de informatie als vermeld in bijlage V, deel C, en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 51.

Artikel 50

Aankondigingen gegunde opdracht

1.   Uiterlijk 30 dagen na de sluiting van een overeenkomst of van een raamovereenkomst conform het besluit tot gunning of sluiting, sturen de aanbestedende diensten een aankondiging gegunde opdracht over de resultaten van de aanbestedingsprocedure.

Deze aankondigingen bevatten de in bijlage V, deel D, bedoelde informatie en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 51.

2.   Wanneer de oproep tot mededinging voor de betrokken opdracht is verricht door middel van een vooraankondiging en de aanbestedende dienst heeft besloten geen verdere opdrachten te gunnen gedurende de periode waarop de vooraankondiging betrekking heeft, wordt dit specifiek vermeld in de aankondiging van de gegunde opdracht.

In het geval van overeenkomstig artikel 33 gesloten raamovereenkomsten zijn de aanbestedende diensten niet verplicht een aankondiging betreffende de resultaten van de aanbestedingsprocedure te versturen voor elke opdracht die op deze overeenkomst is gebaseerd. De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende diensten aankondigingen over de resultaten van de aanbestedingsprocedure in verband met opdrachten op grond van de raamovereenkomst per kwartaal moeten bundelen. In dat geval versturen de aanbestedende diensten de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal.

3.   De aanbestedende diensten versturen binnen 30 dagen na de gunning van iedere opdracht op basis van een dynamisch aankoopsysteem een aankondiging van de gegunde opdrachten. Deze aankondigingen kunnen echter per kwartaal worden gebundeld. In dat geval versturen de aanbestedende diensten de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal.

4.   Bepaalde informatie aangaande de gunning van de opdracht of de sluiting van de raamovereenkomst behoeft niet voor bekendmaking te worden vrijgegeven indien de openbaarmaking ervan rechtshandhaving in de weg zou staan, of op andere wijze in strijd zou zijn met het openbare belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van een bepaalde publieke of particuliere ondernemer, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.

Artikel 51

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

1.   De in de artikelen 48, 49 en 50 bedoelde aankondigingen bevatten de in bijlage V genoemde informatie, in de vorm van standaardformulieren, met inbegrip van standaardformulieren voor correcties.

De Commissie stelt deze standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 89, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De in de artikelen 48, 49 en 50 bedoelde aankondigingen worden opgesteld, met elektronische middelen aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie gezonden en overeenkomstig bijlage VIII bekendgemaakt. Aankondigingen worden uiterlijk vijf dagen na verzending bekendgemaakt. De kosten voor de bekendmaking van de aankondigingen door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gedragen door de Unie.

3.   De in de artikelen 48, 49 en 50 bedoelde aankondigingen worden onverkort bekendgemaakt in de door de aanbestedende dienst gekozen officiële taal/talen van de instellingen van de Unie. Alleen de tekst in deze taalversie of taalversies is authentiek. Een samenvatting met de belangrijke gegevens van elke aankondiging wordt in de andere officiële talen van de instellingen van de Unie bekendgemaakt.

4.   Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zorgt voor herhaalde bekendmaking van de volledige tekst en de samenvatting van vooraankondigingen als bedoeld in artikel 48, lid 2, en oproepen tot mededinging waarbij een dynamisch aankoopsysteem wordt opgezet als bedoeld in artikel 34, lid 4, onder a):

a)

in het geval van vooraankondigingen, gedurende twaalf maanden of tot de ontvangst van een aankondiging van een gegunde opdracht overeenkomstig artikel 50, waarin wordt vermeld dat er geen verdere opdrachten worden gegund gedurende de periode van twaalf maanden waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft. In het geval van overheidsopdrachten voor sociale en andere specifieke diensten, wordt voortgegaan met de publicatie van de vooraankondiging bedoeld in artikel 75, lid 1, onder b), tot het einde van de oorspronkelijk aangegeven geldigheidstermijn of tot de ontvangst van een aankondiging gegunde opdracht overeenkomstig artikel 50 waarin staat dat geen verdere opdrachten zullen worden gegund gedurende de periode waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft;

b)

in het geval van oproepen tot mededinging waarbij een dynamisch aankoopsysteem wordt opgezet, voor de geldigheidsduur van het dynamisch aankoopsysteem.

5.   De aanbestedende diensten moeten de verzenddatum van de aankondigingen kunnen bewijzen.

Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verstrekt de aanbestedende dienst een bevestiging van ontvangst van de aankondiging en van bekendmaking van de verzonden informatie, met vermelding van de datum van bekendmaking. Deze bevestiging vormt het bewijs van de bekendmaking.

6.   Aanbestedende diensten kunnen aankondigingen van opdrachten voor werken, leveringen of diensten bekendmaken die niet onder de in deze richtlijn voorgeschreven bekendmakingsvoorschriften vallen, mits deze aankondigingen in elektronische vorm aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gezonden in het formaat en op de wijze als omschreven in bijlage VIII.

Artikel 52

Bekendmaking op nationaal niveau

1.   De in de artikelen 48, 49 en 50 bedoelde aankondigingen en de inhoud daarvan worden op nationaal niveau niet bekendgemaakt voordat zij overeenkomstig artikel 51 zijn bekendgemaakt. Bekendmaking kan in ieder geval op nationaal niveau geschieden indien de aanbestedende diensten niet binnen 48 uur na de bevestiging van ontvangst van de aankondiging overeenkomstig artikel 51 zijn geïnformeerd over de bekendmaking.

2.   Aankondigingen die op nationaal niveau worden bekendgemaakt, mogen geen andere informatie bevatten dan de informatie in de aankondigingen die aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden toegezonden of via een kopersprofiel worden bekendgemaakt, en moeten de datum van toezending aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of van de bekendmaking via het kopersprofiel vermelden.

3.   Vooraankondigingen worden niet via het kopersprofiel bekendgemaakt voordat de kennisgeving van de bekendmaking in deze vorm aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie is verzonden; zij vermelden de datum van deze verzending.

Artikel 53

Elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken

1.   De aanbestedende diensten bieden met elektronische middelen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang tot de aanbestedingsstukken vanaf de datum van bekendmaking van een aankondiging overeenkomstig artikel 51 of vanaf de datum waarop een uitnodiging tot bevestiging van belangstelling is verzonden. De tekst van de aankondiging of van deze uitnodiging tot bevestiging van belangstelling vermeldt het internetadres waar deze aanbestedingsstukken toegankelijk zijn.

Wanneer geen kosteloze vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken kan worden geboden om een van de in de in artikel 22, lid 1, tweede alinea, vermelde redenen, kunnen de aanbestedende diensten in de aankondiging of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling aangeven dat de betreffende aanbestedingsstukken zullen worden toegezonden met andere middelen dan langs elektronische weg overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel. In een dergelijk geval wordt de termijn voor de indiening van de inschrijvingen met vijf dagen verlengd, behalve in behoorlijk gemotiveerde dringende gevallen als bedoeld in artikel 27, lid 3, artikel 28, lid 6, en artikel 29, lid 1, vierde alinea.

Wanneer geen kosteloze vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken kan worden geboden omdat aanbestedende diensten voornemens zijn artikel 21, lid 2, van deze richtlijn toe te passen, vermelden zij in de aankondiging of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling welke maatregelen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie zij eisen en hoe toegang kan worden verkregen tot de betrokken documenten. In dat geval wordt de termijn voor de indiening van de inschrijvingen met vijf dagen verlengd, behalve in behoorlijk gemotiveerde dringende gevallen als bedoeld in artikel 27, lid 3, artikel 28, lid 6, en artikel 29, lid 1, vierde alinea.

2.   De aanbestedende diensten verstrekken alle inschrijvers die aan de aanbestedingsprocedure deelnemen nadere informatie over de specificaties en de ondersteunende documenten, mits tijdig aangevraagd, uiterlijk zes dagen vóór de uiterste datum van ontvangst van de inschrijvingen. In het geval van de versnelde openbare procedure als bedoeld in artikel 27, lid 3, en artikel 28, lid 6, bedraagt deze termijn vier dagen.

Artikel 54

Uitnodigingen aan gegadigden

1.   Bij niet-openbare procedures, concurrentiegerichte dialogen, innovatiepartnerschappen en mededingingsprocedures met onderhandeling nodigen de aanbestedende diensten de daartoe uitgekozen gegadigden gelijktijdig en schriftelijk uit om een inschrijving in te dienen, of in het geval van een concurrentiegerichte dialoog, tot deelneming aan de dialoog.

Wanneer een vooraankondiging is gebruikt als oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 48, lid 2, nodigen de aanbestedende diensten de ondernemers die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt, gelijktijdig en schriftelijk uit om hun voortdurende belangstelling te bevestigen.

2.   De uitnodigingen bedoeld in lid 1 van dit artikel bevatten een verwijzing naar het elektronische adres waarop de aanbestedingsdocumenten rechtstreeks langs elektronische weg toegankelijk zijn. De uitnodigingen gaan vergezeld van de aanbestedingsstukken, wanneer deze documenten niet vrij, rechtstreeks, volledig en kosteloos toegankelijk zijn om de in artikel 53, lid 1, tweede of de derde alinea, genoemde redenen en nog niet anderszins beschikbaar zijn. Daarnaast bevatten de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitnodigingen de in bijlage IX voorgeschreven informatie.

Artikel 55

Informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

1.   Aanbestedende diensten stellen elke gegadigde en inschrijver zo spoedig mogelijk in kennis van besluiten inzake de sluiting van een raamovereenkomst, gunning van een opdracht of toelating tot een dynamisch aankoopsysteem, met inbegrip van de redenen waarom zij hebben besloten geen raamovereenkomst te sluiten, een opdracht na oproep tot mededinging niet te gunnen of de procedure te heropenen, of geen dynamisch aankoopsysteem in te stellen.

2.   Op verzoek van de betrokken gegadigde of inschrijver informeren aanbestedende diensten zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek:

a)

iedere afgewezen gegadigde over de redenen voor de afwijzing van zijn verzoek tot deelname;

b)

iedere afgewezen inschrijver over de redenen voor de afwijzing van zijn inschrijving, inclusief voor de in artikel 42, leden 5 en 6, bedoelde gevallen, de redenen voor het besluit inzake niet-gelijkwaardigheid of het besluit dat de werken, leveringen of diensten niet aan de prestatie- of functionele eisen voldoen;

c)

iedere inschrijver die een ontvankelijke inschrijving heeft ingediend, over de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving, alsmede over de naam van de begunstigde inschrijver of de partijen bij de raamovereenkomst;

d)

iedere inschrijver die een ontvankelijke inschrijving heeft ingediend, over het verloop en de voortgang van de onderhandelingen en de dialoog met de inschrijvers.

3.   Aanbestedende diensten kunnen besluiten dat bepaalde informatie als bedoeld in de leden 1 en 2 betreffende de gunning van de opdracht, de sluiting van de raamovereenkomst of de toelating tot het dynamisch aankoopsysteem niet wordt meegedeeld indien de openbaarmaking van dergelijke informatie de rechtshandhaving in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbare belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van een bepaalde publieke of particuliere ondernemer, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.

Afdeling 3

Selectie van deelnemers en gunning van opdrachten

Artikel 56

Algemene beginselen

1.   Opdrachten worden gegund op basis van criteria als vastgesteld overeenkomstig de artikelen 67 tot en met 69, mits de aanbestedende dienst er overeenkomstig de artikelen 59 tot en met 61 op heeft toegezien dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de inschrijving voldoet aan de eisen, voorwaarden en criteria als vermeld in de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling en in de aanbestedingsdocumenten, indien van toepassing met inachtneming van artikel 45;

b)

de inschrijving is afkomstig van een inschrijver die niet is uitgesloten van deelname overeenkomstig artikel 57 en die voldoet aan de overeenkomstig artikel 58 door de aanbestedende dienst vastgestelde selectiecriteria en, in voorkomend geval, de niet-discriminerende regels en criteria als bedoeld in artikel 65.

Aanbestedende diensten kunnen besluiten een opdracht niet te gunnen aan de inschrijver die de economisch meest voordelige inschrijving heeft ingediend, wanneer zij hebben vastgesteld dat de inschrijving niet voldoet aan de in artikel 18, lid 2, genoemde toepasselijke verplichtingen.

2.   In openbare procedures kunnen aanbestedende diensten besluiten tot onderzoek van de inschrijvingen over te gaan voorafgaand aan de controle op het ontbreken van gronden tot uitsluiting en het voldoen van de selectiecriteria overeenkomstig artikelen 57 tot en met 64. Wanneer zij van deze mogelijkheid gebruikmaken, zien zij erop toe dat de verificatie van het ontbreken van redenen voor uitsluiting en het voldoen aan de selectiecriteria op onpartijdige en transparante wijze plaatsvindt zodat er geen opdracht wordt gegund aan een inschrijver die had moeten worden uitgesloten overeenkomstig artikel 57 of die niet voldoet aan de selectiecriteria van de aanbestedende dienst.

De lidstaten kunnen besluiten het gebruik van de in de eerste alinea bedoelde procedure uit te sluiten of te beperken tot bepaalde soorten aanbestedingen of bepaalde omstandigheden.

3.   Wanneer de door de ondernemers in te dienen informatie of documentatie onvolledig of onjuist is of lijkt te zijn of wanneer specifieke documenten ontbreken, kunnen de aanbestedende diensten, tenzij het nationale recht dat deze richtlijn uitvoert anders bepaalt; de betrokken ondernemers verzoeken die informatie of documentatie binnen een passende termijn in te dienen, aan te vullen, te verduidelijken of te vervolledigen, mits dergelijke verzoeken worden gedaan met volledige inachtneming van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage X, wanneer dit noodzakelijk is, tot toevoeging van nieuwe internationale overeenkomsten die door alle lidstaten zijn geratificeerd of wanneer de bestaande internationale overeenkomsten waarnaar wordt verwezen niet langer door alle lidstaten zijn geratificeerd of anderszins zijn gewijzigd, bijvoorbeeld wat betreft de werkingssfeer, de inhoud of de benaming ervan.

Onderafdeling 1

Kwaliteitscriteria voor de selectie

Artikel 57

Uitsluitingsgronden

1.   Aanbestedende diensten sluiten een ondernemer uit van deelname aan een aanbestedingsprocedure wanneer zij hebben vastgesteld, door verificatie overeenkomstig de artikelen 59, 60 en 61, of anderszins ervan op de hoogte zijn dat deze ondernemer bij onherroepelijk vonnis veroordeeld is om een van de volgende redenen:

a)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (32);

b)

omkoping in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (33) en van artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (34), alsmede corruptie als omschreven in het nationale recht van de aanbestedende dienst of de ondernemer;

c)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (35);

d)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (36), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van een dergelijk misdrijf of strafbaar feit als bedoeld in artikel 4 van genoemd kaderbesluit;

e)

witwassen van geld en financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (37);

f)

kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (38).

De verplichting tot uitsluiting van een ondernemer is ook van toepassing wanneer de bij onherroepelijk vonnis veroordeelde persoon lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van deze ondernemer of daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft.

2.   Een ondernemer wordt uitgesloten van deelname aan een aanbestedingsprocedure wanneer de aanbestedende dienst ervan op de hoogte is dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of sociale premies en wanneer dit is vastgesteld bij een rechterlijke of administratieve beslissing die onherroepelijk en bindend is overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij is gevestigd of van de lidstaat van de aanbestedende dienst.

Voorts mogen aanbestedende diensten een ondernemer uitsluiten, of door lidstaten worden verplicht dat te doen, van deelname aan een aanbestedingsprocedure wanneer de aanbestedende dienst met elk passend middel kan aantonen dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen.

Dit lid is niet langer van toepassing indien de ondernemer zijn verplichtingen is nagekomen door verschuldigde belastingen of socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van lopende rente of boeten, indien toepasselijk, te betalen of een bindende regeling tot betaling daarvan aan te gaan.

3.   De lidstaten kunnen bij wijze van uitzondering voorzien in een afwijking van de verplichte uitsluiting als bepaald in de leden 1 en 2 om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.

De lidstaten kunnen ook voorzien in een afwijking van de verplichte uitsluiting als bepaald in lid 2, wanneer een uitsluiting kennelijk onevenredig zou zijn, met name wanneer slechts kleine bedragen aan belastingen of socialezekerheidsbijdragen niet zijn betaald of wanneer de ondernemer na de schending van zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen van het precieze verschuldigde bedrag op de hoogte was gebracht op een tijdstip waarop hij niet in de mogelijkheid verkeerde de in lid 2, derde alinea, genoemde maatregelen te treffen vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van een verzoek tot deelname, of, in open procedures, de termijn voor het indienen van inschrijvingen.

4.   De aanbestedende diensten kunnen elke ondernemer van deelname aan een aanbestedingsprocedure uitsluiten, of daartoe door de lidstaten worden verplicht, indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

a)

indien de aanbestedende dienst met elk passend middel aantoont dat de in artikel 18, lid 2, genoemde toepasselijke verplichtingen zijn geschonden;

b)

wanneer de ondernemer failliet is of in insolventie of liquidatie verkeert, wanneer zijn activa worden beheerd door een curator of door de rechtbank, wanneer hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, wanneer de werkzaamheden zijn gestaakt of wanneer de onderneming in een andere vergelijkbare toetsand verkeert ingevolge een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

c)

wanneer de aanbestedende dienst op enige passende wijze aannemelijk kan maken dat de ondernemer in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan, waardoor zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken;

d)

wanneer de aanbestedende dienst over voldoende plausibele aanwijzingen beschikt om te concluderen dat de ondernemer met andere ondernemers overeenkomsten heeft gesloten die gericht zijn op vervalsing van de mededinging;

e)

wanneer een belangenconflict in de zin van artikel 24 niet effectief kan worden verholpen met andere minder ingrijpende maatregelen;

f)

wanneer zich wegens de eerdere betrokkenheid van de onderneming bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure een vervalsing van de mededinging als bedoeld in artikel 41 heeft voorgedaan die niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden verholpen;

g)

wanneer de ondernemer blijk heeft gegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijk voorschrift tijdens een eerdere overheidsopdracht, een eerdere opdracht met een aanbestedende dienst of een eerdere concessieovereenkomst en dit geleid heeft tot vroegtijdige beëindiging van die eerdere opdracht, schadevergoeding of andere vergelijkbare sancties;

h)

wanneer de ondernemer zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de informatie die nodig is voor de controle op het ontbreken van gronden voor uitsluiting of de naleving van de selectiecriteria, of die informatie heeft achtergehouden, of niet in staat was de ondersteunende documenten die vereist zijn op grond van artikel 59 over te leggen, of

i)

wanneer de ondernemer heeft getracht om het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst onrechtmatig te beïnvloeden, om vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen in de aanbestedingsprocedure kan bezorgen, of om verwijtbaar misleidende informatie te verstrekken die een belangrijke invloed kan hebben op besluiten inzake uitsluiting, selectie en plaatsing.

Niettegenstaande punt b) van de eerste alinea, kunnen de lidstaten eisen of voorzien in de mogelijkheid dat de aanbestedende dienst een ondernemer niet uitsluit wanneer deze in een van de in dat punt genoemde situaties verkeert, indien de aanbestedende dienst vastgesteld heeft dat de ondernemer in kwestie in staat zal zijn de opdracht uit te voeren, rekening houdend met de toepasselijke nationale regels en voorschriften betreffende de continuïteit van de activiteit in de onder b) beschreven gevallen.

5.   Aanbestedende diensten sluiten op ieder moment tijdens de procedure een ondernemer uit wanneer blijkt dat deze, wegens vóór of tijdens de procedure verrichte handelingen, in een van de omstandigheden verkeert als bedoeld in de leden 1 en 2.

Aanbestedende diensten kunnen op ieder moment tijdens de procedure een ondernemer van deelname aan een aanbestedingsprocedure uitsluiten, of door lidstaten worden verplicht dat te doen, wanneer blijkt dat deze, wegens vóór of tijdens de procedure verrichte of nagelaten handelingen, in een van de omstandigheden verkeert als bedoeld in lid 4.

6.   Elke ondernemer die in een van de in de leden 1 en 4 bedoelde situaties verkeert, mag bewijzen dat de maatregelen die de ondernemer heeft genomen voldoende zijn om zijn betrouwbaarheid aan te tonen ondanks de toepasselijke uitsluitingsgrond. Als dat bewijs toereikend wordt geacht, wordt de betrokken ondernemer niet uitgesloten van de aanbestedingsprocedure.

Hiertoe bewijst de ondernemer dat hij eventuele schade als gevolg van strafrechtelijke inbreuken of beroepsfouten heeft betaald of heeft toegezegd te zullen vergoeden, dat hij de feiten en omstandigheden heeft opgehelderd door actief mee te werken met de onderzoekende autoriteiten en dat hij concrete technische, organisatorische en personeelsmaatregelen heeft genomen die geschikt zijn om verdere strafrechtelijke inbreuken of fouten te voorkomen.

De door de ondernemers genomen maatregelen worden beoordeeld met inachtneming van de ernst en de bijzondere omstandigheden van de strafrechtelijke inbreuken of de beroepsfout. Wanneer de maatregelen onvoldoende worden geacht, worden aan de ondernemer de redenen daarvoor medegedeeld.

Een ondernemer die bij onherroepelijk vonnis is uitgesloten van deelneming aan aanbestedingsprocedures of procedures voor de gunning van concessies mag gedurende de duur van de uitsluiting als gevolg van dat vonnis geen gebruik kunnen maken van de in dit lid geboden mogelijkheid in de lidstaten waar het vonnis van kracht is.

7.   De lidstaten bepalen bij wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en met inachtneming van het Unierecht de voorwaarden voor de toepassing van dit artikel. Zij bepalen met name de maximumduur van de uitsluiting als de ondernemer geen in lid 6 omschreven maatregelen heeft getroffen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Wanneer de duur van de uitsluiting niet is vastgesteld bij onherroepelijk vonnis, mag deze niet langer zijn dan vijf jaar vanaf de datum van de veroordeling bij onherroepelijk vonnis in de gevallen bedoeld in lid 1, en drie jaar na de datum van de betrokken gebeurtenis in de gevallen bedoeld in lid 4.

Artikel 58

Selectiecriteria

1.   Selectiecriteria kunnen betrekking hebben op:

a)

geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen;

b)

de economische en financiële draagkracht;

c)

de technische en beroepsbekwaamheid.

De aanbestedende diensten mogen alleen de criteria bedoeld in de leden 2, 3 en 4 als voorwaarden voor deelname opleggen aan ondernemers. De aanbestedende diensten beperken eventuele voorwaarden tot die welke kunnen garanderen dat een gegadigde of inschrijver over de juridische en financiële middelen en de technische bekwaamheden en beroepsbekwaamheden beschikt om de te gunnen opdracht uit te voeren. Alle voorwaarden houden verband met en staan in verhouding tot het voorwerp van de opdracht.

2.   Met betrekking tot de geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen kunnen aanbestedende diensten van ondernemers eisen dat zij zijn ingeschreven bij een van de in de lidstaat van vestiging bijgehouden beroeps- of handelsregisters, als omschreven in bijlage XI, of dat zij voldoen aan andere eisen in die bijlage.

Bij aanbestedingsprocedures voor diensten kan de aanbestedende dienst, voor zover ondernemers moeten beschikken over een bepaalde vergunning of lid moeten zijn van een bepaalde organisatie om in hun land van herkomst de betrokken dienst te verlenen, van deze ondernemers verlangen dat zij het bewijs leveren van die vergunning of dat lidmaatschap.

3.   Met betrekking tot de economische en financiële draagkracht, kunnen de aanbestedende diensten eisen stellen om ervoor te zorgen dat ondernemers over de nodige economische en financiële draagkracht beschikken om het contract uit te voeren. Daartoe kunnen de aanbestedende diensten met name eisen dat de ondernemers een bepaalde minimumjaaromzet hebben, met inbegrip van een minimumomzet op het gebied waarop de opdracht betrekking heeft. Voorts kunnen de aanbestedende diensten verlangen dat de ondernemers informatie verstrekken over hun jaarrekeningen, bijvoorbeeld over de verhouding tussen de activa en de passiva. Zij kunnen tevens een passend niveau voor de verzekering tegen beroepsrisico’s verlangen.

De minimumjaaromzet die van de ondernemers kan worden verlangd, bedraagt maximaal twee keer de geraamde waarde van de opdracht, behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden, bijvoorbeeld in verband met de bijzondere risico’s die kleven aan de aard van de werken, diensten of producten. De aanbestedende dienst vermeldt in de aanbestedingsstukken of in het proces-verbaal in de zin van artikel 84 de voornaamste redenen voor het opleggen van een dergelijke eis.

De verhouding tussen activa en passiva, bijvoorbeeld, mag in aanmerking worden genomen indien de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken opgave doet van de methoden en criteria hiervoor. Deze methoden en criteria moeten transparant, objectief en niet-discriminerend zijn.

Wanneer een opdracht in percelen is onderverdeeld, geldt dit artikel voor elk afzonderlijk perceel. Echter, de aanbestedende dienst kan de eis van een verplichte minimumjaaromzet voor ondernemers voorts vaststellen ten aanzien van groepen percelen, ingeval de begunstigde inschrijver verschillende percelen gegund krijgt die tegelijkertijd moeten worden uitgevoerd.

Wanneer op een raamovereenkomst gebaseerde opdrachten na een nieuwe oproep tot mededinging worden gegund, wordt de minimumjaaromzet als bedoeld in de tweede alinea van dit lid, berekend op basis van de verwachte maximumomvang van specifieke opdrachten die tegelijkertijd worden uitgevoerd, of als deze niet bekend is, op basis van de geraamde waarde van de raamovereenkomst. In het geval van dynamische aankoopsystemen, wordt de vereiste minimumjaaromzet als bedoeld in de tweede alinea berekend op basis van de verwachte maximumomvang van specifieke opdrachten die volgens dat systeem worden gegund.

4.   Met betrekking tot de technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid kunnen aanbestedende diensten eisen opleggen opdat ondernemers over de noodzakelijke personele en technische middelen en ervaring beschikken om de opdracht volgens een passende kwaliteitsnorm uit te voeren.

De aanbestedende diensten kunnen met name eisen dat de ondernemers een voldoende mate van ervaring hebben die kan worden aangetoond met geschikte referenties inzake in het verleden uitgevoerde opdrachten. Een aanbestedende dienst kan ervan uitgaan dat een ondernemer niet over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt wanneer hij heeft vastgesteld dat de ondernemer conflicterende belangen heeft die negatief kunnen uitwerken op de uitvoering van de overeenkomst.

In aanbestedingsprocedures voor leveringen waarvoor plaatsings- of installatiewerkzaamheden nodig zijn, dan wel voor diensten of werken, kan de beroepsbekwaamheid van de ondernemers om de dienst te verlenen of de installatie of de werkzaamheden uit te voeren worden beoordeeld op grond van hun vaardigheden, doeltreffendheid, ervaring en betrouwbaarheid.

5.   Aanbestedende diensten vermelden in de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling de vereiste deelnemingsvoorwaarden, eventueel in de vorm van minimumeisen inzake bekwaamheid, samen met de geschikte bewijsmiddelen daarvoor.

Artikel 59

Uniform Europees Aanbestedingsdocument

1.   Op het ogenblik van de indiening van de verzoeken tot deelname of de inschrijvingen, aanvaarden de aanbestedende diensten — als voorlopig bewijs ter vervanging van door overheidsinstanties of derden afgegeven certificaten die bevestigen dat de betrokken ondernemer aan alle volgende voorwaarden voldoet — het Uniform Europees Aanbestedingsdocument (UEA), bestaande uit een bijgewerkte eigen verklaring:

a)

hij bevindt zich niet in een van de situaties als bedoeld in artikel 57, waardoor ondernemers kunnen of moeten worden uitgesloten;

b)

hij voldoet aan de toepasselijke selectiecriteria als vastgesteld overeenkomstig artikel 58;

c)

hij voldoet, indien van toepassing, aan de objectieve regels en criteria als vastgesteld overeenkomstig artikel 65.

Indien de ondernemer overeenkomstig artikel 63 een beroep doet op de draagkracht van andere entiteiten bevat het UEA ook de in de eerste alinea van dit lid genoemde gegevens ten aanzien van die entiteiten.

Het UEA bestaat uit een formele verklaring van de ondernemer dat de betrokken grond tot uitsluiting niet van toepassing is en/of dat aan het selectiecriterium is voldaan en bevat de relevante informatie die door de aanbestedende dienst wordt verlangd. Voorts vermeldt het UEA welke overheidsinstantie of derde verantwoordelijk is voor het vaststellen van de bewijsstukken en bevat zij een formele verklaring dat de ondernemer in staat zal zijn om op verzoek en onverwijld die bewijsstukken te leveren.

Indien de aanbestedende dienst het bewijsstuk rechtstreeks kan verkrijgen door raadpleging van een databank conform lid 5, bevat het UEA ook de daartoe vereiste informatie, zoals het internetadres van de databank, alle identificatiegegevens en, in voorkomend geval, de benodigde verklaring van instemming.

Ondernemers kunnen het reeds in een vorige aanbestedingsprocedure gebruikte UEA opnieuw gebruiken, mits zij bevestigen dat de daarin opgenomen gegevens nog steeds correct zijn.

2.   Het UEA wordt opgesteld op basis van een standaardformulier. De Commissie stelt dat standaardformulier op door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 89, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Het UEA wordt uitsluitend in elektronische vorm verstrekt.

3.   Niettegenstaande artikel 92 evalueert de Commissie de resultaten van het gebruik van het UEA, daarbij rekening houdend met de technische ontwikkeling van databanken in de lidstaten en het verslag dat het Europees Parlement en de Raad daarover drie jaar na de vaststelling van de richtlijn uiterlijk op 18 april 2017 zullen opstellen.

De Commissie zal in voorkomend geval voorstellen doen om de grensoverschrijdende toegang tot deze databanken en het gebruik van certificaten en getuigschriften in de interne markt te optimaliseren.

4.   Een aanbestedende dienst kan inschrijvers en gegadigden tijdens de procedure te allen tijde verzoeken de vereiste ondersteunende documenten geheel of gedeeltelijk in te dienen wanneer dit noodzakelijk is voor het goede verloop van de procedure.

Vóór de gunning van de opdracht, verzoekt de aanbestedende dienst, behalve voor opdrachten die zijn gebaseerd op overeenkomstig artikel 33, lid 3, of artikel 33, lid 4, onder a), gesloten raamovereenkomsten, de inschrijver die zij heeft besloten de opdracht te gunnen de actuele ondersteunende documenten overeenkomstig artikel 60 en, in voorkomend geval, artikel 62 over te leggen. De aanbestedende dienst kan ondernemers verzoeken de overeenkomstig de artikelen 60 en 62 ontvangen certificaten aan te vullen of te verduidelijken.

5.   Niettegenstaande lid 4 zijn de ondernemers niet verplicht ondersteunende documenten of andere bewijsstukken over te leggen indien en voor zover de aanbestedende dienst de certificaten of de relevante informatie rechtstreeks kan verkrijgen door raadpleging van een gratis toegankelijke nationale databank in elke lidstaat, zoals een nationaal aanbestedingsregister, een digitaal bedrijfsdossier, een systeem voor digitale documentopslag of een voorselectiesysteem.

Niettegenstaande lid 4 zijn ondernemers niet verplicht ondersteunende documenten over te leggen indien de aanbestedende dienst die de opdracht heeft gegund of die de raamovereenkomst heeft gesloten, deze documenten reeds heeft.

Voor de toepassing van de eerste alinea zien de lidstaten erop toe dat de databanken die relevante informatie over ondernemers bevatten en die door hun aanbestedende diensten kunnen worden geraadpleegd, ook kunnen ook worden geraadpleegd, onder dezelfde voorwaarden, door de aanbestedende diensten van andere lidstaten.

6.   De lidstaten zorgen voor een volledige en geactualiseerde lijst van databanken met relevante informatie over ondernemers in e-Certis, die door de aanbestedende overheden van andere lidstaten kan worden geraadpleegd. De lidstaten stellen andere lidstaten op verzoek alle informatie in verband met de in dit artikel bedoelde databanken ter beschikking.

Artikel 60

Bewijsmiddelen

1.   Aanbestedende diensten kunnen verlangen dat de certificaten, verklaringen en andere bewijsstukken bedoeld in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel en bijlage XII worden voorgelegd om aan te tonen dat gronden voor uitsluiting als bedoeld in artikel 57 ontbreken en dat de selectiecriteria overeenkomstig artikel 58 zijn vervuld.

Aanbestedende diensten verlangen geen andere bewijsmiddelen dan die bedoeld in dit artikel en in artikel 62. In verband met artikel 63 kunnen ondernemers gebruikmaken van alle passende middelen om ten aanzien van de aanbestedende dienst te bewijzen dat zij de nodige middelen tot hun beschikking zullen hebben.

2.   Als voldoende bewijs dat de ondernemer niet verkeert in een van de in artikel 57 bedoelde situaties, wordt door de aanbestedende diensten aanvaard:

a)

voor lid 1 van dat artikel, een uittreksel uit het desbetreffende register, bijvoorbeeld gerechtelijke documenten of, bij gebreke daarvan, een gelijkwaardig document dat is afgegeven door een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie van de lidstaat of het land van oorsprong of het land waar de ondernemer is gevestigd, waaruit blijkt dat aan de betrokken eisen is voldaan;

b)

voor de leden 2 en 4, onder b), van dat artikel, een door de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat of het betrokken land afgegeven getuigschrift.

Wanneer dergelijke documenten of getuigschriften niet door de desbetreffende lidstaat of het betrokken land worden uitgegeven, of indien deze documenten niet alle in artikel 57, leden 1 en 2, en lid 4, onder b), bedoelde gevallen dekken, kunnen zij worden vervangen door een verklaring onder ede of, in lidstaten of landen waar niet voorzien is in verklaringen onder ede, door een plechtige verklaring die door betrokkene wordt afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie, een notaris of een bevoegde beroepsorganisatie van de lidstaat of het land van herkomst of de lidstaat of het land waar de ondernemer gevestigd is.

Een lidstaat verstrekt, in voorkomend geval, een officiële verklaring dat de in dit lid bedoelde documenten of getuigschriften niet zijn afgegeven of dat zij niet alle gevallen bedoeld in de leden 1 en 2, en lid 4, onder b), van artikel 57 dekken. Die officiële verklaringen worden beschikbaar gesteld via de online-databank van certificaten (e-Certis), bedoeld in artikel 61.

3.   Het bewijs van de economische en financiële draagkracht van een ondernemer kan in het algemeen worden geleverd door één of meer van de in bijlage XII, deel I, bedoelde referenties.

Wanneer de ondernemer om gegronde redenen niet in staat is de door de aanbestedende dienst gevraagde referenties over te leggen, kan hij zijn economische en financiële draagkracht aantonen met andere documenten die de aanbestedende dienst geschikt acht.

4.   De technische bekwaamheid van de ondernemer kan worden aangetoond op één of meer van de wijzen bedoeld in bijlage XII, deel II, naargelang de aard, de hoeveelheid of het belang en het gebruik van de werken, leveringen of diensten.

5.   Op verzoek stellen de lidstaten aan de andere lidstaten alle informatie ter beschikking over de in artikel 57 genoemde uitsluitingsgronden, de geschiktheid om de beroepsactiviteit uit te oefenen, en de financiële draagkracht en technische bekwaamheid van de inschrijvers bedoeld in artikel 58, alsmede alle inlichtingen over de bewijsmiddelen bedoeld in dit artikel.

Artikel 61

Onlinedatabank van certificaten (e-Certis)

1.   Ter vereenvoudiging van grensoverschrijdende inschrijvingen zorgen de lidstaten ervoor dat de informatie inzake certificaten en andere vormen van bewijsstukken die in e-Certis is opgeslagen, voortdurend wordt geactualiseerd.

2.   Aanbestedende diensten maken gebruik van e-Certis en zij stellen hoofdzakelijk die typen van certificaten of bewijsstukken verplicht die in e-Certis beschikbaar zijn.

3.   De Commissie stellen alle taalversies van het UEA ter beschikking in e-Certis.

Artikel 62

Kwaliteitsnormen en normen inzake milieubeheer

1.   Ingeval aanbestedende diensten de overlegging eisen van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde kwaliteitsnormen, met inbegrip van normen inzake toegankelijkheid voor gehandicapten, verwijzen zij naar regelingen voor kwaliteitsbewaking op basis van de desbetreffende Europese normenreeks die door geaccrediteerde instanties overeenkomstig de Europese normenreeks zijn gecertificeerd. Zij erkennen gelijkwaardige certificaten van in andere lidstaten gevestigde instellingen. Zij aanvaarden eveneens andere bewijzen inzake gelijkwaardige kwaliteitsgaranties wanneer de betrokken ondernemer die certificaten niet binnen de gestelde termijnen kan verkrijgen om redenen die niet aan hem toe te schrijven zijn, mits de ondernemer het bewijs levert dat de voorgestelde maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking aan de kwaliteitsnormen te voldoen.

2.   Wanneer aanbestedende diensten de overlegging eisen van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde systemen of normen inzake milieubeheer, verwijzen zij naar het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) van de Unie of enig ander milieubeheersysteem als erkend overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 of andere normen inzake milieubeheer op basis van de toepasselijke Europese of internationale normen die door geaccrediteerde instanties zijn gecertificeerd. Zij erkennen gelijkwaardige certificaten van in andere lidstaten gevestigde instellingen.

Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar niet de mogelijkheid heeft gehad het door de aanbestedende dienst aangegeven specifieke keurmerk of een gelijkwaardig keurmerk binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende dienst andere passende bewijzen van gelijkwaardige maatregelen inzake milieubeheer, mits de ondernemer aantoont dat de deze maatregelen gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens het toepasselijke milieubeheersysteem of de norm vereist zijn.

3.   Desgevraagd stellen de lidstaten andere lidstaten overeenkomstig artikel 86 informatie ter beschikking met betrekking tot de stukken die als bewijs van naleving van de in leden 1 en 2 bedoelde kwaliteits- en milieunormen zijn overgelegd.

Artikel 63

Beroep op de draagkracht van andere entiteiten

1.   Met betrekking tot de in artikel 58, lid 3, bedoelde criteria inzake economische en financiële draagkracht en de in artikel 58, lid 4, bedoelde criteria inzake technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid kan een ondernemer zich, in voorkomend geval en voor een bepaalde opdracht, beroepen op de draagkracht van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die entiteiten. Wat betreft de criteria inzake de onderwijs- en beroepskwalificaties in bijlage XII, deel II, onder f), of inzake de relevante beroepservaring, mogen ondernemers zich evenwel slechts beroepen op de draagkracht van andere entiteiten wanneer laatstgenoemde de werken of diensten waarvoor die draagkracht vereist is, zal verrichten. Wanneer een ondernemer zich op de draagkracht van andere entiteiten wil beroepen, toont hij ten behoeve van de aanbestedende dienst aan dat hij zal kunnen beschikken over de nodige middelen, bijvoorbeeld door overlegging van een verbintenis daartoe van deze andere entiteiten.

De aanbestedende dienst gaat overeenkomstig de artikelen 59, 60 en 61 na of de entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen, aan de selectiecriteria voldoen of dat er redenen zijn voor uitsluiting volgens artikel 57. De aanbestedende dienst eist dat de ondernemer een entiteit die niet voldoet aan een betrokken selectiecriterium, of waartegen dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, vervangt. De aanbestedende dienst kan eisen, of kan door de lidstaat worden opgelegd te eisen dat de ondernemer een entiteit waarbij er niet-verplichte uitsluitingsgronden aanwezig zijn, vervangt.

Indien een ondernemer een beroep doet op de draagkracht van andere entiteiten voor het vervullen van de economische en financiële criteria, kan de aanbestedende dienst eisen dat de ondernemer en die entiteiten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.

Onder dezelfde voorwaarden kan een combinatie van ondernemers als bedoeld in artikel 19, lid 2, zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan de combinatie of van andere entiteiten.

2.   In het geval van opdrachten voor werken, diensten en plaatsings- of installatiewerkzaamheden in het kader van een opdracht voor diensten kunnen aanbestedende diensten eisen dat bepaalde kritieke taken rechtstreeks door de inschrijver zelf worden verricht, of wanneer de inschrijving door een combinatie van ondernemers als bedoeld in artikel 19, lid 2, is ingediend, door een deelnemer aan die combinatie.

Artikel 64

Officiële lijsten van erkende ondernemingen en certificering door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke instellingen

1.   De lidstaten kunnen officiële lijsten van erkende aannemers, leveranciers of dienstverleners vaststellen en bijhouden of zorgen voor een certificering door instellingen die voldoen aan de Europese certificeringsnormen in de zin van bijlage VII.

Zij verstrekken de Commissie en de andere lidstaten het adres van de certificeringsinstelling of de instantie die belast is met de officiële lijsten, waarnaar verzoeken dienen te worden verzonden.

2.   De lidstaten passen de voorwaarden voor inschrijving op de in lid 1 bedoelde officiële lijsten en de voorwaarden voor afgifte van certificaten door de certificeringsinstellingen aan volgens deze onderafdeling.

De lidstaten passen deze voorwaarden eveneens aan volgens artikel 63, voor verzoeken tot inschrijving van ondernemers die deel uitmaken van een groep en die gebruikmaken van middelen die hun door andere ondernemingen van de groep ter beschikking worden gesteld. In die gevallen moeten deze ondernemers bewijzen ten overstaan van de instantie die de officiële lijst vaststelt, dat zij gedurende de volledige geldigheidstermijn van het bewijs van inschrijving op de officiële lijst over die middelen zullen beschikken, en dat deze ondernemingen voor dezelfde periode blijven voldoen aan de voorschriften op het gebied van de kwalitatieve selectie als vervat op de officiële lijst of het certificaat waarop deze ondernemers zich voor hun inschrijving beroepen.

3.   De ondernemers die op een officiële lijst zijn opgenomen of in het bezit zijn van een certificaat, kunnen bij elke opdracht een door de bevoegde autoriteit afgegeven bewijs van inschrijving of het door de bevoegde certificeringsinstelling afgegeven certificaat aan de aanbestedende dienst overleggen.

Op dit bewijs of certificaat worden de referenties vermeld op grond waarvan de inschrijving van die ondernemers op de officiële lijst of certificering mogelijk was, alsmede de classificatie op deze lijst.

4.   De door de bevoegde autoriteit gecertificeerde inschrijving op een officiële lijst of het door de certificeringsinstelling afgegeven certificaat vormt een vermoeden van geschiktheid met betrekking tot de eisen voor kwalitatieve selectie zoals vervat in de officiële lijst of het certificaat.

5.   De informatie die uit de inschrijving op een officiële lijst of de certificering kan worden afgeleid, kan niet zonder motivering ter discussie worden gesteld. Met betrekking tot de betaling van socialezekerheidsbijdragen en belastingen en heffingen kan van elke ingeschreven ondernemer bij elke te gunnen opdracht een aanvullend certificaat worden geëist.

Lid 3 en de eerste alinea van het onderhavige lid worden door de aanbestedende diensten van de andere lidstaten alleen toegepast ten gunste van ondernemers die zijn gevestigd in de lidstaat die de officiële lijst heeft opgesteld.

6.   De in de officiële lijst of het certificaat vereiste bewijzen voor het voldoen aan de criteria voor kwalitatieve selectie moeten stroken met artikel 60 en, indien van toepassing, met artikel 62. Voor inschrijving van ondernemers uit andere lidstaten op een officiële lijst of voor de certificering van die ondernemers mogen geen andere bewijzen of verklaringen worden gevraagd dan die van nationale ondernemers worden gevraagd.

Ondernemers kunnen te allen tijde verzoeken om inschrijving op een officiële lijst of om afgifte van een certificaat. Zij worden binnen een betrekkelijk korte termijn in kennis gesteld van het besluit van de met de opstelling van de officiële lijst belaste autoriteit of van de bevoegde certificeringsinstelling.

7.   Inschrijving op een lijst of certificering kan niet aan ondernemers uit andere lidstaten worden opgelegd als voorwaarde voor deelneming aan een overheidsopdracht. De aanbestedende diensten erkennen gelijkwaardige certificaten van de in andere lidstaten gevestigde instellingen. Zij aanvaarden ook andere gelijkwaardige bewijsmiddelen.

8.   De lidstaten stellen andere lidstaten op verzoek alle informatie ter beschikking die betrekking heeft op de documenten die zijn overgelegd als bewijs dat de ondernemers voldoen aan de eisen voor inschrijving op de officiële lijst van erkende ondernemingen of als bewijs dat ondernemers uit een andere lidstaat over een gelijkwaardige certificering beschikken.

Onderafdeling 2

beperking van het aantal gegadigden, inschrijvingen en oplossingen

Artikel 65

Beperking van het aantal in andere opzichten gekwalificeerde gegadigden die worden uitgenodigd tot deelneming

1.   Bij niet-openbare procedures, mededingingsprocedures met onderhandeling, concurrentiegerichte dialogen en innovatiepartnerschappen kunnen de aanbestedende diensten het aantal aan de selectiecriteria beantwoordende gegadigden die zij tot indiening van een inschrijving of tot een dialoog zullen uitnodigen, beperken op voorwaarde dat het minimumaantal gekwalificeerde gegadigden overeenkomstig lid 2 voorhanden is.

2.   De aanbestedende diensten vermelden in de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling de objectieve en niet-discriminerende criteria of regels die zij voornemens zijn te hanteren, alsmede het minimum- en in voorkomend geval het maximumaantal gegadigden dat zij voornemens zijn uit te nodigen.

Bij niet-openbare procedures bedraagt het minimumaantal gegadigden vijf. Bij mededingingsprocedures met onderhandeling, concurrentiegerichte dialogen en innovatiepartnerschappen bedraagt het minimumaantal gegadigden drie. Het aantal uitgenodigde gegadigden moet in elk geval volstaan om daadwerkelijke mededinging te waarborgen.

De aanbestedende diensten nodigen een aantal gegadigden uit dat ten minste gelijk is aan het vereiste minimumaantal. Wanneer het aantal gegadigden dat aan de selectiecriteria en de minimumvoorschriften inzake bekwaamheid voldoet, echter lager is dan het in artikel 58, lid 5, bedoelde minimumaantal, kan de aanbestedende dienst de procedure voortzetten door de gegadigden met de vereiste bekwaamheden uit te nodigen. De aanbestedende dienst kan tot dezelfde procedure geen ondernemers toelaten die niet om deelneming hebben verzocht, of gegadigden die niet over de vereiste bekwaamheden beschikken.

Artikel 66

Beperking van het aantal inschrijvingen en oplossingen

Wanneer de aanbestedende diensten gebruikmaken van de in artikel 29, lid 6, bedoelde mogelijkheid tot beperking van het aantal tot onderhandelingen toegelaten inschrijvingen of van de in artikel 30, lid 4, bedoelde mogelijkheid tot beperking van het aantal te bespreken oplossingen, passen zij de in de aanbestedingsstukken vermelde gunningscriteria toe. In de slotfase moet het bereikte aantal een daadwerkelijke mededinging kunnen waarborgen voor zover er voldoende inschrijvers, oplossingen of gekwalificeerde gegadigden zijn.

Onderafdeling 3

Gunning van de opdracht

Artikel 67

Gunningscriteria

1.   Onverminderd de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de prijs van bepaalde leveringen of de vergoeding van bepaalde diensten, baseren de aanbestedende diensten de gunning van overheidsopdrachten op de economisch meest voordelige inschrijving.

2.   De economisch meest voordelige inschrijving uit het oogpunt van de aanbestedende dienst wordt vastgesteld op basis van de prijs of de kosten, op basis van kosteneffectiviteit, zoals de levenscycluskosten, overeenkomstig artikel 68, waarbij onder meer de beste prijs-kwaliteitsverhouding in aanmerking kan worden genomen, te bepalen op basis van criteria, waaronder kwalitatieve, milieu- en/of sociale aspecten, die verband houden met het voorwerp van de betrokken opdracht. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende criteria:

a)

kwaliteit, waaronder technische verdienste, esthetische en functionele kenmerken, toegankelijkheid, geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, sociale, milieu- en innovatieve kenmerken, de handel en de voorwaarden waaronder deze plaatsvindt;

b)

de organisatie, de kwalificatie en de ervaring van het personeel voor de uitvoering van de opdracht, wanneer de kwaliteit van dat personeel een aanzienlijke invloed kan hebben op het niveau van de uitvoering van de opdracht, of

c)

klantenservice en technische bijstand, alsmede leveringsvoorwaarden zoals leveringsdatum, de leveringswijze en leveringsperiode of termijn voor voltooiing.

Het kostenelement kan ook de vorm aannemen van een vaste prijs of vaste kosten op basis waarvan de ondernemers zullen concurreren op kwaliteitscriteria alleen.

De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende diensten de prijs of de kosten niet als enige gunningscriterium mogen hanteren of de toepassing ervan beperken tot bepaalde categorieën aanbestedende diensten of bepaalde soorten opdrachten.

3.   Gunningscriteria worden geacht verband te houden met het voorwerp van de overheidsopdracht wanneer zij betrekking hebben op de in het kader van die opdracht te verrichten werken, leveringen of diensten, in alle opzichten en in elk stadium van hun levenscyclus, met inbegrip van factoren die te maken hebben met:

a)

het specifieke productieproces, het aanbieden of de verhandeling van deze werken, leveringen of diensten, of

b)

een specifiek proces voor een andere fase van hun levenscyclus,

zelfs wanneer deze factoren geen deel uitmaken van hun materiële basis.

4.   Gunningscriteria mogen er niet toe leiden dat de aanbestedende dienst onbeperkte keuzevrijheid heeft. Zij waarborgen de mogelijkheid van daadwerkelijke mededinging en gaan vergezeld van specificaties aan de hand waarvan de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk kan worden getoetst om te beoordelen hoe goed de inschrijvingen aan de gunningscriteria voldoen. In geval van twijfel, controleren de aanbestedende diensten effectief de juistheid van de door de inschrijvers verstrekte informatie en bewijsmiddelen.

5.   De aanbestedende dienst specificeert in de aanbestedingsstukken het relatieve gewicht dat hij voor de bepaling van de economisch meest voordelige inschrijving aan elk van de gekozen criteria toekent, behalve wanneer deze uitsluitend op basis van de prijs wordt bepaald.

Dit relatieve gewicht kan worden uitgedrukt in een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum.

Wanneer weging om objectieve redenen niet mogelijk is, vermeldt de aanbestedende dienst de criteria in afnemende volgorde van belangrijkheid.

Artikel 68

Levenscycluskosten

1.   Levenscycluskosten hebben voor zover relevant betrekking op alle of een deel van de volgende kosten gedurende de levenscyclus van een product, dienst of werk:

a)

kosten gedragen door de aanbestedende dienst of andere gebruikers, zoals:

i)

kosten in verband met de verwerving,

ii)

gebruikskosten, zoals kosten voor verbruik van energie en andere hulpbronnen,

iii)

onderhoudskosten,

iv)

kosten volgend uit het einde van de levenscyclus, zoals inzamelings- en recyclingkosten;

b)

kosten toegerekend aan externe milieueffecten, die verband houden met het product, de dienst of de werken gedurende de levenscyclus, mits hun geldwaarde kan worden bepaald en gecontroleerd; dergelijke kosten kunnen de kosten van de broeikasgasemissies en andere verontreinigende emissies en andere kosten voor bestrijding van klimaatverandering omvatten.

2.   Wanneer aanbestedende diensten de kosten van het gebruik van een levenscyclusmethode ramen, vermelden zij in de aanbestedingsstukken de door de inschrijvers te verstrekken gegevens en de methoden die de aanbestedende dienst zal gebruiken om de levenscycluskosten op basis van deze gegevens te bepalen.

De methode die wordt gebruikt voor de raming van de aan externe milieueffecten toegerekende kosten dient aan alle volgende voorwaarden te voldoen:

a)

zij is gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria. Met name wanneer zij is niet is bedoeld voor herhaalde of voortdurende toepassing zal zij bepaalde ondernemers niet ten onrechte bevoordelen of benadelen;

b)

zij is toegankelijk voor alle betrokken partijen;

c)

de vereiste gegevens kunnen met een redelijke inspanning worden verstrekt door normaal zorgvuldige ondernemers, met inbegrip van ondernemers uit derde landen die partij zijn bij de GPA-overeenkomst of andere internationale overeenkomsten waaraan de Unie gebonden is.

3.   Wanneer een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de levenscycluskosten verplicht is op grond van een wetgevingshandeling van de Unie, wordt die gemeenschappelijke methode toegepast voor de raming van de levenscycluskosten.

Een lijst van deze wetgevingshandelingen, en waar nodig gedelegeerde handelingen en aanvullende handelingen, is opgenomen in bijlage XIII. De Commissie is bevoegd voor het overeenkomstig artikel 87 vaststellen van gedelegeerde handelingen betreffende het actualiseren van deze lijst, wanneer actualisering van de lijst noodzakelijk is vanwege de goedkeuring van nieuwe wetgeving die een gemeenschappelijke methode verplicht maakt, of vanwege de intrekking of wijziging van bestaande rechtshandelingen.

Artikel 69

Abnormaal lage inschrijvingen

1.   De aanbestedende dienst verplicht ondernemers ertoe de in de inschrijving voorgestelde prijs of kosten nader toe te lichten wanneer de inschrijving in verhouding tot de werken, leveringen of diensten abnormaal laag lijkt te zijn.

2.   De in lid 1 bedoelde toelichtingen kunnen met name betrekking hebben op:

a)

de doelmatigheid van het fabricageproces, van de geleverde diensten of van de bouwmethode;

b)

de gekozen technische oplossingen of uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver bij de levering van de producten, het verrichten van de diensten of de uitvoering van de werken gebruik kan maken;

c)

de originaliteit van de door de inschrijver voorgestelde werken, leveringen of diensten;

d)

het vervullen van de in artikel 18, lid 2, genoemde verplichtingen;

e)

het vervullen van de in artikel 71 genoemde verplichtingen;

f)

de eventuele ontvangst van staatssteun door de inschrijver.

3.   De aanbestedende dienst beoordeelt de verstrekte informatie in overleg met de inschrijver. Hij kan de inschrijving alleen afwijzen wanneer het lage niveau van de aangerekende prijzen of kosten niet genoegzaam wordt gestaafd door het verstrekte bewijsmateriaal, rekening houdend met de in lid 2 bedoelde elementen.

De aanbestedende diensten wijzen de inschrijving af wanneer zij hebben vastgesteld dat de inschrijving abnormaal laag is omdat zij niet voldoet aan de in artikel 18, lid 2, genoemde toepasselijke verplichtingen.

4.   Wanneer een aanbestedende dienst constateert dat een inschrijving abnormaal laag is doordat de inschrijver overheidssteun heeft gekregen, kan de inschrijving alleen op die grond worden afgewezen na overleg met de inschrijver wanneer deze niet binnen een door de aanbestedende dienst gestelde toereikende termijn kan aantonen dat de betrokken steun verenigbaar met de interne markt is in de zin van artikel 107 VWEU. Wanneer de aanbestedende dienst in een dergelijke situatie een inschrijving afwijst, stelt hij de Commissie daarvan in kennis.

5.   De lidstaten verlenen door middel van administratieve samenwerking andere lidstaten op verzoek toegang tot alle informatie waarover zij beschikken, zoals wet- en regelgeving, algemeen verbindende collectieve arbeidsovereenkomsten en nationale technische normen, over de bewijzen en stukken die met betrekking tot de in lid 2 bedoelde gegevens worden overgelegd.

HOOFDSTUK IV

Uitvoering van de opdracht

Artikel 70

Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd

Aanbestedende diensten kunnen speciale voorwaarden verbinden aan de uitvoering van een opdracht, mits zij verband houden met het voorwerp van de opdracht in de zin van artikel 67, lid 3, en vermeld zijn in de oproep tot mededinging of in de aanbestedingsstukken. Deze voorwaarden kunnen onder andere verband houden met economische, innovatie- of milieugerelateerde dan wel sociale of arbeidsgerelateerde overwegingen.

Artikel 71

Onderaanneming

1.   De bevoegde nationale instanties, die handelen binnen hun verantwoordelijkheid en bevoegdheid, zorgen er door middel van passende maatregelen voor dat onderaannemers de in artikel 18, lid 2, bedoelde verplichtingen naleven.

2.   In de aanbestedingsstukken kan de aanbestedende dienst de inschrijver verzoeken, of hij kan door een lidstaat worden verplicht hem te verzoeken, in zijn inschrijving aan te geven welk gedeelte van de opdracht hij eventueel voornemens is aan derden in onderaanneming te geven en welke onderaannemers hij voorstelt.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende dienst verschuldigde betalingen op verzoek van de onderaannemer en wanneer de aard van de opdracht dit mogelijk maakt, rechtstreeks aan de onderaannemer overmaakt voor werken, leveringen of diensten aan de ondernemer aan wie de opdracht is gegund (de hoofdaannemer). Dergelijke maatregelen kunnen onder meer bestaan in passende mechanismen waardoor de hoofdaannemer zich kan verzetten tegen onverschuldigde betalingen. Regelingen betreffende deze wijze van betaling worden in de aanbestedingsdocumenten omschreven.

4.   De leden 1 tot en met 3 laten de vraag naar de aansprakelijkheid van de hoofdondernemer onverlet.

5.   In het geval van overheidsopdrachten voor werken en in het geval van overheidsopdrachten voor diensten die ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst moeten worden verleend, na de gunning van de opdracht en ten laatste wanneer met de uitvoering van de opdracht wordt begonnen, verlangt de aanbestedende dienst van de hoofdaannemer dat hij aan de aanbestedende dienst de volgende gegevens verstrekt: naam, contactgegevens en wettelijke vertegenwoordigers van zijn onderaannemers die bij de uitvoering van de werken of het verrichten van de diensten betrokken zijn, voor zover deze gegevens op dat moment bekend zijn. De aanbestedende dienst verlangt van de hoofdaannemer dat deze hem tijdens de looptijd van de opdracht in kennis stelt van alle wijzigingen in deze gegevens, alsmede van de vereiste gegevens betreffende eventuele nieuwe onderaannemers die hij nadien bij de uitvoering van de werken of de verlening van de diensten zal betrekken.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de lidstaten de verplichting om de vereiste gegevens te verstrekken rechtstreeks aan de hoofdaannemer opleggen.

Indien zulks noodzakelijk is voor de toepassing van lid 6, onder b), van dit artikel worden bij de vereiste gegevens eigen verklaringen van de onderaannemers gevoegd, als bepaald in artikel 59. De uitvoeringsmaatregelen in de zin van lid 8 van dit artikel kunnen bepalen dat onderaannemers die na de gunning van de opdracht worden voorgesteld, in plaats van de eigen verklaring de certificaten en andere ondersteunende documenten overleggen.

De eerste alinea is niet van toepassing op leveranciers.

De aanbestedende diensten kunnen de in de eerste alinea genoemde verplichtingen uitbreiden of door lidstaten worden verplicht deze te uit te breiden, bijvoorbeeld tot:

a)

opdrachten voor leveringen, opdrachten voor diensten andere dan die welke ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst moeten worden verleend, of tot bij de opdrachten voor werken of diensten betrokken leveranciers;

b)

onderaannemers van de onderaannemers van de hoofdaannemer of verderop in de keten van onderaannemers.

6.   Ter voorkoming van inbreuken op de in artikel 18, lid 2, genoemde verplichtingen kunnen passende maatregelen worden getroffen zoals:

a)

Indien het nationaal recht van een lidstaat voorziet in een mechanisme van hoofdelijke aansprakelijkheid van de onderaannemers en de hoofdaannemer, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de toepasselijke regels in overeenstemming met de in artikel 18, lid 2, genoemde voorwaarden worden toegepast.

b)

De aanbestedende diensten kunnen, conform de artikelen 59, 60 en 61, controleren, of door de lidstaten verplicht worden te controleren, of er gronden voor uitsluiting van onderaannemers in de zin van artikel 57 voorhanden zijn. In die gevallen verlangt de aanbestedende dienst dat de ondernemer overgaat tot de vervanging van een onderaannemer over wie in het onderzoek gronden tot verplichte uitsluiting aan het licht zijn gekomen. De aanbestedende dienst kan eisen of door een lidstaat worden verplicht te eisen dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer over wie in het onderzoek gronden tot niet-verplichte uitsluiting aan het licht zijn gekomen.

7.   De lidstaten kunnen in hun nationaal recht voorzien in strengere aansprakelijkheidsvoorschriften of voorschriften betreffende rechtstreekse betalingen aan onderaannemers, bijvoorbeeld door te voorzien in rechtstreekse betalingen aan onderaannemers zonder dat deze aannemers om rechtstreekse betalingen moeten verzoeken.

8.   De lidstaten die ervoor gekozen hebben te voorzien in maatregelen uit hoofde van de leden 3, 5 of 6 bepalen in hun wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen en met inachtneming van het Unierecht onder welke voorwaarden deze maatregelen ten uitvoer kunnen worden gelegd. Daarbij kunnen de lidstaten de toepassing ervan beperken, bijvoorbeeld tot bepaalde soorten opdrachten, bepaalde categorieën aanbestedende diensten of ondernemers of bepaalde bedragen.

Artikel 72

Wijziging van opdrachten gedurende de looptijd

1.   Opdrachten en raamovereenkomsten kunnen in overeenstemming met deze richtlijn zonder nieuwe aanbestedingsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:

a)

wanneer de wijzigingen, ongeacht de geldelijke waarde ervan, in de oorspronkelijke aanbestedingsstukken zijn aangebracht in duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige herzieningsbepalingen, waaronder eventueel prijsherzieningsclausules of opties. Deze clausules omschrijven de omvang en de aard van mogelijke wijzigingen of opties alsmede de voorwaarden waaronder deze kunnen worden gebruikt. Zij voorzien niet in wijzigingen of opties die de algemene aard van de opdracht of raamovereenkomst kunnen veranderen;

b)

voor door de oorspronkelijke aannemer te verrichten aanvullende werken, diensten of leveringen die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke aanbesteding waren opgenomen, indien een verandering van aannemer:

i)

niet mogelijk is om economische of technische redenen, zoals wanneer de aanvullende goederen of diensten uitwisselbaar of interoperabel moeten zijn met bestaande uitrusting, diensten of installaties die in het kader van de oorspronkelijke opdracht zijn verworven, en

ii)

tot aanzienlijk ongemak of aanzienlijke kostenstijgingen zou leiden voor de aanbestedende dienst.

Prijsverhogingen mogen evenwel niet hoger zijn dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke opdracht. Indien er verscheidene opeenvolgende wijzigingen worden doorgevoerd, geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Dergelijke opeenvolgende wijzigingen mogen niet worden gebruikt om deze richtlijn te omzeilen;

c)

indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige aanbestedende dienst niet kon voorzien;

ii)

de wijziging brengt geen verandering in de algemene aard van de opdracht;

iii)

de prijsverhogingen zijn niet hoger dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst. Indien er verscheidene opeenvolgende wijzigingen worden doorgevoerd, geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Dergelijke opeenvolgende wijzigingen mogen niet worden gebruikt om deze richtlijn te omzeilen;

d)

wanneer een nieuwe aannemer de aannemer aan wie de aanbestedende dienst de opdracht aanvankelijk had gegund, vervangt ten gevolge van:

i)

een ondubbelzinnige herzieningsclausule of optie overeenkomstig punt a);

ii)

rechtsopvolging onder algemene of gedeeltelijke titel in de positie van de aanvankelijke aannemer, ten gevolge van herstructurering van de onderneming, onder meer door overname, fusie, acquisitie of insolventie, door een andere ondernemer die voldoet aan de aanvankelijk vastgestelde criteria voor kwalitatieve selectie, mits dit geen andere wezenlijke wijzigingen in de opdracht meebrengt en niet is bedoeld om de toepassing van deze richtlijn te omzeilen, of

iii)

het feit dat de aanbestedende dienst zelf de verplichtingen van de hoofdaannemer ten aanzien van zijn onderaannemers opneemt, indien overeenkomstig artikel 71 in deze mogelijkheid is voorzien;

e)

indien de wijzigingen, ongeacht de waarde ervan, niet wezenlijk zijn in de zin van lid 4.

De aanbestedende diensten die in de onder b) en c) van dit lid genoemde gevallen een opdracht hebben gewijzigd, maken een aankondiging hiervan bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zulke aankondiging bevat de in bijlage V, deel G, bedoelde informatie en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 51.

2.   Voorts, en zonder dat onderzocht moet worden of de in lid 4, onder a) tot en met d), genoemde voorwaarden vervuld zijn, kunnen opdrachten ook zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure in overeenstemming met deze richtlijn worden gewijzigd indien het bedrag waarmee de wijziging gepaard gaat lager is dan elk van de volgende bedragen:

i)

de in artikel 4 genoemde drempels, en

ii)

10 % van de waarde van de aanvankelijke opdracht voor leveringen en diensten en minder dan 15 % van de waarde van de aanvankelijke opdracht voor werken.

De wijziging mag de algemene aard van de opdracht of raamovereenkomst evenwel niet veranderen. Wanneer een aantal opeenvolgende wijzigingen plaatsvinden, wordt de waarde beoordeeld op basis van de netto-cumulatieve waarde van de opeenvolgende wijzigingen.

3.   Voor de berekening van de in lid 2 en lid 1, onder b) en c), vermelde prijs wordt — voor zover de opdracht in een indexeringsclausule voorziet — de geactualiseerde prijs als referentiewaarde gehanteerd.

4.   Een wijziging van een opdracht of een raamovereenkomst tijdens de looptijd wordt als wezenlijk beschouwd in de zin van lid 1, onder e), wanneer de opdracht of raamovereenkomst hierdoor materieel verschilt van de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst. Onverminderd de leden 1 en 2 wordt een wijziging geacht wezenlijk te zijn wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de wijziging voorziet in voorwaarden die, als zij deel van de aanvankelijke aanbestedingsprocedure hadden uitgemaakt, de toelating van andere dan de aanvankelijk geselecteerde gegadigden en de gunning van de opdracht aan een andere inschrijver mogelijk zouden hebben gemaakt dan wel bijkomende deelnemers aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben aangetrokken;

b)

de wijziging verandert het economische evenwicht van de opdracht of de raamovereenkomst ten gunste van de opdrachtnemer op een wijze die niet is voorzien in de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst;

c)

de wijziging leidt tot een aanzienlijke verruiming van het toepassingsgebied van de opdracht of raamovereenkomst;

d)

een nieuwe aannemer in de plaats is gekomen van de aannemer aan wie de aanbestedende dienst de opdracht aanvankelijk had gegund in andere dan de in lid 1, onder d), genoemde gevallen.

5.   Voor andere wijzigingen dan de in de leden 1 en 2 genoemde wijzigingen die tijdens de looptijd van een overheidsopdracht of een raamovereenkomst dienen te worden aangebracht, is een nieuwe aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn nodig.

Artikel 73

Beëindiging van opdrachten

De lidstaten dragen er zorg voor dat de aanbestedende diensten de mogelijkheid hebben, ten minste in de volgende omstandigheden en onder de voorwaarden bepaald door het toepasselijke nationale recht, een overheidsopdracht te beëindigen tijdens de looptijd, wanneer:

a)

de opdracht ingrijpend is gewijzigd waardoor een nieuwe aanbestedingsprocedure zou vereist geweest zijn op grond van artikel 72;

b)

de aannemer, op het moment van de gunning van de opdracht, in een van de situaties als bedoeld in artikel 57, lid 1, verkeerde en derhalve uitgesloten had moeten worden van de aanbestedingsprocedure;

c)

de opdracht niet aan de aannemer had mogen worden gegund wegens een ernstige inbreuk op de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen en deze richtlijn, welke inbreuk door het Hof van Justitie van de Europese Unie als zodanig is aangemerkt in een procedure overeenkomstig artikel 258 VWEU.

TITEL III

BIJZONDERE AANBESTEDINGSREGELINGEN

HOOFDSTUK I

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Artikel 74

Gunning van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten

De in bijlage XIV opgesomde overheidsopdrachten voor sociale en andere specifieke diensten worden gegund in overeenstemming met dit hoofdstuk wanneer de waarde van de opdracht gelijk is aan of hoger dan de in artikel 4, onder d), vastgestelde drempel.

Artikel 75

Bekendmaking van aankondigingen

1.   Aanbestedende diensten die voornemens zijn om een overheidsopdracht te gunnen voor de in artikel 74 bedoelde diensten, maken hun voornemen hiertoe kenbaar op een van de volgende wijzen:

a)

door een aankondiging van een opdracht, met daarin de informatie als bedoeld in bijlage V, deel H, in overeenstemming met de in artikel 51 bedoelde standaardformulieren, of

b)

door een vooraankondiging, die voortdurend wordt bekendgemaakt en de in bijlage V, deel I, bedoelde informatie bevat. De vooraankondiging verwijst specifiek naar de soorten diensten waarop de te gunnen opdracht betrekking heeft. Er staat in vermeld dat de opdrachten worden gegund zonder verdere bekendmaking, en dat de belangstellende ondernemers worden verzocht hun belangstelling schriftelijk kenbaar te maken.

De eerste alinea is evenwel niet van toepassing wanneer een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking had kunnen worden gebruikt overeenkomstig artikel 32 betreffende het gunnen van overheidsopdrachten voor diensten.

2.   Aanbestedende diensten die een overheidsopdracht hebben gegund voor de diensten als bedoeld in artikel 74, maken de resultaten van de aanbestedingsprocedure bekend door middel van een aankondiging van een gegunde opdracht, die de informatie bedoeld in bijlage V, deel J, bevat, conform de in artikel 51 bedoelde standaardformulieren. Deze aankondigingen kunnen echter per kwartaal worden gebundeld. In dat geval worden de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal toegezonden.

3.   De Commissie stelt de standaardformulieren als bedoeld in de leden 1 en 2 van dit artikel vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 89, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

4.   De in dit artikel bedoelde aankondigingen worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 51.

Artikel 76

Beginselen van het gunnen van overheidsopdrachten

1.   De lidstaten stellen nationale regels voor het gunnen van opdrachten op grond van dit hoofdstuk op, om ervoor te zorgen dat de aanbestedende diensten de beginselen van transparantie en gelijke behandeling van ondernemers naleven. Het staat de lidstaten vrij te bepalen welke procedurele regels van toepassing zijn mits deze regels de aanbestedende diensten de mogelijkheid geven rekening te houden met de specifieke kenmerken van de betrokken diensten.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat aanbestedende diensten rekening kunnen houden met de noodzaak de kwaliteit, continuïteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid, beschikbaarheid en volledigheid van de diensten, de specifieke behoeften van verschillende categorieën gebruikers, met inbegrip van achtergestelde en kwetsbare groepen, de betrokkenheid en inspraak van gebruikers en de innovatie te verzekeren. De lidstaten kunnen ook bepalen dat de keuze van de dienstenaanbieder geschiedt op basis van de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitsverhouding, rekening houdend met de kwaliteits- en duurzaamheidscriteria voor sociale diensten.

Artikel 77

Voorbehouden opdrachten voor bepaalde diensten

1.   De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende diensten de deelname aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten uitsluitend voor die diensten op het gebied van gezondheid, sociale en culturele diensten bedoeld in artikel 74, die vallen onder de CPV-codes 75121000-0, 75122000-7, 75123000-4, 79622000-0, 79624000-4, 79625000-1, 80110000-8, 80300000-7, 80420000-4, 80430000-7, 80511000-9, 80520000-5, 80590000-6, van 85000000-9 tot en met 85323000-9, 92500000-6, 92600000-7, 98133000-4, 98133110-8 aan bepaalde organisaties mag voorbehouden.

2.   Een organisatie als bedoeld in lid 1 moet aan alle hierna volgende voorwaarden voldoen:

a)

haar doel is het vervullen van een opdracht van algemeen belang die verband houdt met de in lid 1 bedoelde diensten;

b)

winsten worden opnieuw geïnvesteerd met het oogmerk het doel van de organisatie te behartigen. Wanneer winsten worden uitgekeerd of herverdeeld, dan moet dit op grond van participatieve overwegingen geschieden;

c)

de beheers- of eigendomsstructuren van de organisatie die de opdracht uitvoert, zijn gebaseerd op werknemersaandeelhouderschap of beginselen van participatie, of vergen de actieve participatie van werknemers, gebruikers of belanghebbenden, en

d)

door de betrokken aanbestedende dienst is uit hoofde van dit artikel in de laatste drie jaar aan de organisatie geen opdracht voor de diensten in kwestie gegund.

3.   De opdracht heeft een maximale looptijd van drie jaar.

4.   In de oproep tot mededinging wordt naar dit artikel verwezen.

5.   Niettegenstaande artikel 92 evalueert de Commissie de effecten van dit artikel en brengt zij daarover uiterlijk op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

HOOFDSTUK II

Regels inzake prijsvragen voor ontwerpen

Artikel 78

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk heeft betrekking op:

a)

prijsvragen die als onderdeel van een procedure voor het gunnen van overheidsopdrachten voor diensten worden uitgeschreven;

b)

prijsvragen met prijzengeld of betalingen aan de deelnemers.

In de in het eerste lid, onder a), van dit artikel bedoelde gevallen wordt de in artikel 4 genoemde drempel berekend op basis van de geraamde waarde van de overheidsopdracht voor diensten, exclusief btw, met inbegrip van het eventuele prijzengeld of de eventuele vergoeding aan de deelnemers.

In de in punt b) van de eerste alinea van dit artikel bedoelde gevallen betreft de drempel het totale bedrag van het prijzengeld en de betalingen, met inbegrip van de geraamde waarde exclusief btw van de overheidsopdracht voor diensten die later kan worden gegund overeenkomstig artikel 32, lid 4, indien de aanbestedende dienst in de aankondiging van de prijsvraag zijn voornemen heeft geuit die opdracht te gunnen.

Artikel 79

Aankondigingen

1.   Aanbestedende diensten die voornemens zijn een prijsvraag uit te schrijven, maken hun voornemen daartoe bekend in een aankondiging van een prijsvraag.

Wanneer zij het voornemen hebben een vervolgopdracht voor diensten te gunnen overeenkomstig artikel 32, lid 4, wordt dit in de aankondiging van de prijsvraag vermeld.

2.   Aanbestedende diensten die een prijsvraag hebben uitgeschreven, zenden overeenkomstig artikel 51 een aankondiging betreffende de resultaten van de prijsvraag en moeten de datum van verzending kunnen aantonen.

Indien openbaarmaking van de gegevens over de uitslag van de prijsvraag de handhaving van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbare belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van een bepaalde, publieke of particuliere, onderneming, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen dienstverleners, behoeven deze gegevens niet te worden bekendgemaakt.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aankondigingen worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 51, leden 2 tot en met 6, en artikel 52. Zij bevatten de in bijlage V, deel E, respectievelijk F, bedoelde informatie in het formaat van standaardformulieren.

De Commissie stelt de standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 89, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 80

Regels voor de organisatie van prijsvragen en de selectie van deelnemers

1.   Voor het organiseren van prijsvragen passen de aanbestedende diensten procedures toe die zijn aangepast aan de bepalingen van titel I en dit hoofdstuk.

2.   De toelating van deelnemers tot prijsvragen mag niet worden beperkt:

a)

tot het grondgebied van een lidstaat of een deel daarvan;

b)

op grond van het feit dat de deelnemers, ingevolge de wetgeving van de lidstaat waar de prijsvraag wordt uitgeschreven, hetzij natuurlijke personen hetzij rechtspersonen moeten zijn.

3.   Bij prijsvragen met een beperkt aantal deelnemers stellen de aanbestedende diensten duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast. In elk geval moet het aantal gegadigden die tot deelneming aan de prijsvraag worden uitgenodigd, toereikend zijn om daadwerkelijke mededinging te waarborgen.

Artikel 81

Samenstelling van de jury

De jury bestaat uitsluitend uit natuurlijke personen die onafhankelijk zijn van de deelnemers aan de prijsvraag. Wanneer van de deelnemers aan een prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie wordt geëist, moet ten minste een derde van de juryleden deze kwalificatie of een gelijkwaardige kwalificatie bezitten.

Artikel 82

Beslissingen van de jury

1.   De jury is autonoom in haar beslissingen en adviezen.

2.   De jury onderzoekt de projecten op basis van door de gegadigden anoniem ingediende ontwerpen en uitsluitend op grond van de criteria die in de aankondiging van de prijsvraag zijn vermeld.

3.   Zij stelt een door haar leden ondertekend verslag op met de op basis van de merites van elk project vastgestelde rangorde van de projecten, vergezeld van opmerkingen en punten die verduidelijking behoeven.

4.   De anonimiteit moet worden geëerbiedigd totdat het advies of de beslissing van de jury bekend is.

5.   De gegadigden kunnen zo nodig worden uitgenodigd om door de jury in haar notulen vermelde vragen te beantwoorden teneinde duidelijkheid te verschaffen omtrent bepaalde aspecten van de projecten.

6.   Van de dialoog tussen de leden van de jury en de gegadigden worden volledige notulen opgesteld.

TITEL IV

BESTUUR

Artikel 83

Handhaving

1.   Met het oog op een correcte en efficiënte uitvoering zien de lidstaten erop toe dat ten minste de in dit artikel genoemde taken worden verricht door één of meer autoriteiten, instanties of structuren. Zij stellen de Commissie in kennis van alle autoriteiten, instanties of structuren die bevoegd zijn voor deze taken.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de toepassing van de regels voor overheidsopdrachten wordt gecontroleerd.

Wanneer toezichthoudende autoriteiten of structuren op eigen initiatief of na ontvangst van informatie specifieke schendingen of systemische problemen vaststellen, zijn zij bevoegd die problemen te signaleren aan de nationale auditautoriteiten, rechterlijke instanties of andere bevoegde autoriteiten of structuren, zoals de Ombudsman, de nationale parlementen of hun commissies.

3.   De resultaten van de monitoringactiviteiten op grond van lid 2 worden aan het publiek beschikbaar gesteld door middel van passende informatiemiddelen. Deze resultaten worden ook de Commissie ter beschikking gesteld. Deze kunnen bijvoorbeeld geïntegreerd worden in de in de tweede alinea van dit lid bedoelde toezichtrapporten.

De lidstaten dienen uiterlijk op 18 april 2017 en vervolgens elke drie jaar bij de Commissie een toezichtrapport in met, indien van toepassing, informatie over de meest voorkomende factoren die tot verkeerde toepassing of rechtsonzekerheid leiden, met inbegrip van mogelijke structurele of terugkerende problemen bij de toepassing van de regels, de mate van mkb-deelname aan overheidsopdrachten, en de preventie, opsporing en adequate melding van gevallen van aanbestedingsfraude, corruptie, belangenverstrengeling, en andere ernstige onregelmatigheden.

De Commissie kan de lidstaten ten hoogste om de drie jaar verzoeken informatie te verstrekken over de praktische uitvoering van het nationale strategische beleid inzake overheidsopdrachten.

Voor de toepassing van dit lid en lid 5 van dit artikel geldt voor „mkb” de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (39).

Op basis van de uit hoofde van dit lid ontvangen gegevens brengt de Commissie regelmatig een verslag uit over de tenuitvoerlegging van en de beste praktijken inzake nationaal beleid met betrekking tot overheidsopdrachten in de interne markt.

4.   De lidstaten dragen er zorg voor dat:

a)

informatie over en richtsnoeren voor de uitleg en toepassing van de wetgeving van de Unie inzake het plaatsen van overheidsopdrachten gratis beschikbaar zijn, teneinde de aanbestedende diensten en ondernemers, met name mkb's, te helpen bij de correcte toepassing van de voorschriften van de Unie inzake plaatsen van overheidsopdrachten, en

b)

ondersteuning ter beschikking staat van de aanbestedende diensten met het oog op de planning en de uitvoering van aanbestedingsprocedures.

5.   De lidstaten stellen, onverminderd de algemene procedures en werkmethoden die door de Commissie voor haar communicatie en contacten met de lidstaten zijn vastgesteld, een aanspreekpunt in voor de samenwerking met de Commissie wat betreft de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten.

6.   De aanbestedende diensten houden, tenminste gedurende de looptijd van de opdracht, kopieën bij van alle gesloten overeenkomsten met een waarde van ten minste:

a)

1 000 000 EUR voor opdrachten voor leveringen of diensten;

b)

10 000 000 EUR voor opdrachten voor werken.

De aanbestedende diensten verlenen toegang tot deze opdrachten; de toegang tot specifieke documenten of specifieke informatie kan echter worden geweigerd voor zover en onder de voorwaarden bepaald in het toepasselijke Unierecht of de toepasselijke nationale voorschriften inzake toegang tot documenten en gegevensbescherming.

Artikel 84

Proces-verbalen van procedures voor het gunnen van opdrachten

1.   Aanbestedende diensten stellen over elke opdracht en raamovereenkomst die onder deze richtlijn valt en telkens wanneer een dynamisch aankoopsysteem wordt ingevoerd, een proces-verbaal op, dat tenminste het volgende bevat:

a)

de naam en het adres van de aanbestedende dienst, het voorwerp en de waarde van de opdracht, de raamovereenkomst of het dynamisch aankoopsysteem;

b)

indien van toepassing, de resultaten van de kwalitatieve selectie en/of beperking van het aantal deelnemers overeenkomstig de artikelen 65 en 66, namelijk:

i)

de namen van de geselecteerde gegadigden of inschrijvers met motivering van deze keuze;

ii)

de namen van de uitgesloten gegadigden of inschrijvers, met de motivering van hun uitsluiting;

c)

de redenen voor de afwijzing van abnormaal laag bevonden inschrijvingen;

d)

de naam van de begunstigde inschrijver en de motivering voor de keuze van deze inschrijving, alsmede, indien bekend, het gedeelte van de opdracht of de raamovereenkomst dat de begunstigde inschrijver voornemens is in onderaanneming aan derden te geven, en, indien deze op dat moment bekend zijn, de namen van de voornaamste onderaannemers van de aannemer, in voorkomend geval;

e)

bij mededingingsprocedures door onderhandelingen en bij concurrentiegerichte dialogen, de omstandigheden als bedoeld in artikel 26, welke de toepassing van deze procedures rechtvaardigen;

f)

voor onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande bekendmaking, de in artikel 32 bedoelde omstandigheden die het gebruik van deze procedure rechtvaardigen;

g)

waar van toepassing, de redenen voor het besluit van de aanbestedende dienst om een opdracht niet te gunnen, een raamovereenkomst niet te sluiten of een dynamisch aankoopsysteem niet in te voeren;

h)

waar van toepassing, de redenen voor het gebruik van andere dan elektronische communicatiemiddelen bij het indienen van inschrijvingen;

i)

in voorkomend geval, vastgestelde belangenconflicten en de in dit verband genomen maatregelen.

Dit proces-verbaal is niet vereist voor opdrachten die zijn gebaseerd op overeenkomstig artikel 33, lid 3, of artikel 33, lid 4, onder a), gesloten raamovereenkomsten.

Voor zover de krachtens artikel 50 of artikel 75, lid 2, opgestelde aankondiging gegunde opdracht de in dit lid vereiste gegevens bevat, kunnen aanbestedende diensten verwijzen naar die aankondiging.

2.   De aanbestedende diensten documenteren het verloop van alle aanbestedingssprocedures, ongeacht of deze al dan niet elektronisch worden verricht. Daartoe zien zij erop toe dat zij voldoende documentatie bijhouden om de besluiten in alle stadia van de aanbestedingsprocedure te kunnen motiveren, zoals documentatie over communicatie met ondernemers en interne beraadslagingen, het opstellen van de aanbestedingsstukken, eventuele dialoog of onderhandelingen en selectie en gunning van de opdracht. De documentatie wordt ten minste gedurende drie jaar bewaard vanaf de datum van gunning van de opdracht.

3.   Het proces-verbaal, of de hoofdpunten ervan, worden desgevraagd aan de Commissie of de in artikel 83 bedoelde bevoegde autoriteiten, instanties of structuren meegedeeld.

Artikel 85

Nationale verslaglegging en statistische informatie

1.   De Commissie evalueert de kwaliteit en de volledigheid van de gegevens die kunnen worden ontleend aan de in de artikelen 48, 49, 50, 75 en 79 bedoelde aankondigingen die worden gepubliceerd overeenkomstig bijlage VIII.

Wanneer de in de eerste alinea van dit lid bedoelde kwaliteit en volledigheid van de gegevens niet voldoen aan de in de artikel 48, lid 1, artikel 49, artikel 50, lid 1, artikel 75, lid 2, en artikel 79, lid 3, vastgelegde verplichtingen, verzoekt de Commissie de betrokken lidstaat om aanvullende informatie. De betrokken lidstaat verstrekt de door de Commissie verzochte ontbrekende statistische informatie binnen een redelijke termijn.

2.   De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 18 april 2017 en vervolgens elke drie jaar een statistisch rapport toekomen voor overheidsopdrachten die onder deze richtlijn zouden vallen indien de waarde hoger zou liggen dan de in artikel 4 vastgestelde toepasselijke drempel, waarbij een raming wordt gegeven van de gezamenlijke totale waarde van deze aanbestedingen in de betrokken periode. Deze raming kan met name worden gebaseerd op gegevens die beschikbaar zijn op grond van nationale publicatievoorschriften of op steekproeven.

Dit rapport mag deel uitmaken van het in artikel 83, lid 3, bedoelde rapport.

3.   De lidstaten stellen de Commissie informatie ter beschikking over hun institutionele organisatie met betrekking tot de uitvoering, controle en naleving van deze richtlijn, alsmede over nationale initiatieven om voorlichting en bijstand te verlenen bij de uitvoering van de aanbestedingsregels van de Unie of een antwoord te formuleren op de uitdagingen die zich bij de uitvoering van deze regels aandienen.

Deze informatie mag deel uitmaken van het in artikel 83, lid 3, bedoelde rapport.

Artikel 86

Administratieve samenwerking

1.   De lidstaten verlenen elkaar wederzijdse bijstand en nemen maatregelen met het oog op daadwerkelijke onderlinge samenwerking teneinde uitwisseling van informatie over de in de artikelen 42, 43, 44, 57, 59, 60, 62, 64 en 69 bedoelde onderwerpen te verzekeren. Zij zien toe op de vertrouwelijkheid van de door hen uitgewisselde informatie.

2.   De bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten wisselen informatie uit met inachtneming van de voorschriften inzake bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (40) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (41).

3.   Teneinde te testen of het gebruik van het informatiesysteem interne markt (IMI), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 geschikt is voor de uitwisseling van de onder deze richtlijn vallende gegevens wordt uiterlijk op 18 april 2015 een proefproject opgezet.

TITEL V

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 87

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 6, 22, 23, 56 en 68 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 17 april 2014.

3.   De in de artikelen 6, 22, 23, 56 en 68 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.   Een overeenkomstig de artikelen 6, 22, 23, 56 en 68 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 88

Spoedprocedure

1.   Overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen treden onverwijld in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 87, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dit geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 89

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, dat is ingesteld bij Besluit 71/306/EEG van de Raad (42). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 90

Omzetting en overgangsbepalingen

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

2.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 22, lid 1, uitstellen tot 18 oktober 2018, behalve wanneer het gebruik van elektronische middelen verplicht is krachtens artikel 34, artikel 35, artikel 36, artikel 37, lid 3, artikel 51, lid 2, of artikel 53.

Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 22, lid 1, voor aankoopcentrales uitstellen tot 18 april 2017.

Wanneer een lidstaat besluit tot uitstel van de toepassing van artikel 22, lid 1, bepaalt die lidstaat dat de aanbestedende diensten kunnen kiezen tussen de volgende communicatiemiddelen voor alle communicatie en uitwisseling van informatie:

a)

langs elektronische weg overeenkomstig artikel 22;

b)

post of een andere geschikte vervoerder;

c)

fax;

d)

een combinatie van deze middelen.

3.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten de toepassing van de tweede alinea van artikel 59, lid 2, uitstellen tot 18 april 2018.

4.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten de toepassing van de tweede alinea van artikel 59, lid 5, uitstellen tot 18 oktober 2018.

5.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 61, lid 2, uitstellen tot 18 oktober 2018.

6.   Wanneer de lidstaten de in leden 1 tot en met 5, bedoelde bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking ervan. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

7.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 91

Intrekkingen

Richtlijn 2004/18/EG wordt ingetrokken met ingang van 18 april 2016.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XV.

Artikel 92

Evaluatie

De Commissie evalueert de economische gevolgen voor de interne markt, met name betreffende factoren zoals het grensoverschrijdende plaatsen van overheidsopdrachten en transactiekosten, die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 4 vastgestelde drempelwaarden en brengt daarover uiterlijk op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie zal waar mogelijk en waar passend overwegen tijdens de volgende onderhandelingsronde een verhoging van de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempelwaarden voor te stellen. Bij een wijziging van de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempelwaarden wordt het verslag, in voorkomend geval, gevolgd door een voorstel voor een rechtshandeling tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden.

Artikel 93

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 94

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 191 van 29.6.2012, blz. 84.

(2)  PB C 391 van 18.12.2012, blz. 49.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 15 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 februari 2014.

(4)  Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(6)  Goedgekeurd bij Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).

(7)  Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).

(8)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (zie bladzijde 243 van dit Publicatieblad).

(10)  Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).

(11)  Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verlenen van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(13)  Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).

(14)  Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB L 395 van 30.12.1989, blz. 33).

(15)  Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en van de Beschikkingen 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).

(16)  Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 5).

(17)  Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een communautair energie-efficiëntie-etiketteringsprogramma voor kantoorapparatuur (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 1).

(18)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).

(19)  Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie („de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

(21)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(22)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(23)  Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

(24)  Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).

(25)  Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17).

(26)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(27)  Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).

(28)  Beschikking 2009/767/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het één-loket in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 274 van 20.10.2009, blz. 36).

(29)  Besluit 2011/130/EU van de Commissie van 25 februari 2011 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 53 van 26.2.2011, blz. 66).

(30)  Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19).

(31)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(32)  Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).

(33)  PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.

(34)  Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).

(35)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.

(36)  Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).

(37)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(38)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(39)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(40)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(41)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(42)  Besluit 71/306/EEG van de Raad van 26 juli 1971 tot instelling van een Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 185 van 16.8.1971, blz. 15).


BIJLAGE I

CENTRALE OVERHEIDSINSTANTIES

BELGIË

1.

Services publics fédéraux (Ministères):

1.

Federale Overheidsdiensten (Ministeries):

SPF Chancellerie du Premier Ministre

FOD Kanselarij van de eerste minister

SPF Personnel et Organisation

FOD Kanselarij Personeel en Organisatie

SPF Budget et Contrôle de la Gestion

FOD Budget en Beheerscontrole

SPF Technologie de l’Information et de la Communication (Fedict)

FOD Informatie- en Communicatietechnologie (Fedict)

SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement

FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

SPF Intérieur

FOD Binnenlandse Zaken

SPF Finances

FOD Financiën

SPF Mobilité et transports

FOD Mobiliteit en Vervoer

SPF Emploi, Travail et Concertation sociale

FOD Werkgelegenheid, Arbeid en sociaal overleg

SPF Sécurité Sociale et Institutions Publiques de Sécurité Sociale

FOD Sociale Zekerheid en Openbare Instellingen van sociale Zekerheid

SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

SPF Justice

FOD Justitie

SPF Economie, PME, Classes moyennes et Énergie

FOD Economie, Kmo, Middenstand en Energie

Ministère de la Défense

Ministerie van Landsverdediging

Service public de Programmation Intégration sociale, Lutte contre la pauvreté et Economie sociale

Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie

Service public fédéral de Programmation Développement durable

Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling

Service public fédéral de Programmation Politique scientifique

Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid

2.

Régie des Bâtiments

2.

Regie der Gebouwen

Office national de Sécurité sociale

Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

L’Institut national d’Assurances sociales pour Travailleurs indépendants

Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen

Institut national d’Assurance Maladie-Invalidité

Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Office national des Pensions

Rijksdienst voor Pensioenen

Caisse auxiliaire d’Assurance Maladie-Invalidité

Hulpkas voor Ziekte-en Invaliditeitsverzekering

Fonds des Maladies professionnelles

Fonds voor Beroepsziekten

Office national de l’Emploi

Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening

BULGARIJE

Администрация на Народното събрание

Aдминистрация на Президента

Администрация на Министерския съвет

Конституционен съд

Българска народна банка

Министерство на външните работи

Министерство на вътрешните работи

Министерство на държавната администрация и административната реформа

Министерство на извънредните ситуации

Министерство на земеделието и храните

Министерство на здравеопазването

Министерство на икономиката и енергетиката

Министерство на културата

Министерство на образованието и науката

Министерство на околната среда и водите

Министерство на отбраната

Министерство на правосъдието

Министерство на регионалното развитие и благоустройството

Министерство на транспорта

Министерство на труда и социалната политика

Министерство на финансите

Staatsagentschappen, staatscommissies, uitvoerende agentschappen en andere staatsautoriteiten die bij wet of bij besluit van de Raad van ministers zijn opgericht en een functie hebben die verband houdt met de uitoefening van de uitvoerende macht:

Агенция за ядрено регулиране

Висшата атестационна комисия

Държавна комисия за енергийно и водно регулиране

Държавна комисия по сигурността на информацията

Комисия за защита на конкуренцията

Комисия за защита на личните данни

Комисия за защита от дискриминация

Комисия за регулиране на съобщенията

Комисия за финансов надзор

Патентно ведомство на Република България

Сметна палата на Република България

Агенция за приватизация

Агенция за следприватизационен контрол

Български институт по метрология

Държавна агенция „Архиви”

Държавна агенция „Държавен резерв и военновременни запаси”

Държавна агенция „Национална сигурност”

Държавна агенция за бежанците

Държавна агенция за българите в чужбина

Държавна агенция за закрила на детето

Държавна агенция за информационни технологии и съобщения

Държавна агенция за метрологичен и технически надзор

Държавна агенция за младежта и спорта

Държавна агенция по горите

Държавна агенция по туризма

Държавна комисия по стоковите борси и тържища

Институт по публична администрация и европейска интеграция

Национален статистически институт

Национална агенция за оценяване и акредитация

Националната агенция за професионално образование и обучение

Национална комисия за борба с трафика на хора

Агенция „Митници”

Агенция за държавна и финансова инспекция

Агенция за държавни вземания

Агенция за социално подпомагане

Агенция за хората с увреждания

Агенция по вписванията

Агенция по геодезия, картография и кадастър

Агенция по енергийна ефективност

Агенция по заетостта

Агенция по обществени поръчки

Българска агенция за инвестиции

Главна дирекция „Гражданска въздухоплавателна администрация”

Дирекция „Материално-техническо осигуряване и социално обслужване” на Министерство на вътрешните работи

Дирекция „Оперативно издирване” на Министерство на вътрешните работи

Дирекция „Финансово-ресурсно осигуряване” на Министерство на вътрешните работи

Дирекция за национален строителен контрол

Държавна комисия по хазарта

Изпълнителна агенция „Автомобилна администрация”

Изпълнителна агенция „Борба с градушките”

Изпълнителна агенция „Българска служба за акредитация”

Изпълнителна агенция „Военни клубове и информация”

Изпълнителна агенция „Главна инспекция по труда”

Изпълнителна агенция „Държавна собственост на Министерството на отбраната”

Изпълнителна агенция „Железопътна администрация”

Изпълнителна агенция „Изпитвания и контролни измервания на въоръжение, техника и имущества”

Изпълнителна агенция „Морска администрация”

Изпълнителна агенция „Национален филмов център”

Изпълнителна агенция „Пристанищна администрация”

Изпълнителна агенция „Проучване и поддържане на река Дунав”

Изпълнителна агенция „Социални дейности на Министерството на отбраната”

Изпълнителна агенция за икономически анализи и прогнози

Изпълнителна агенция за насърчаване на малките и средни предприятия

Изпълнителна агенция по лекарствата

Изпълнителна агенция по лозата и виното

Изпълнителна агенция по околна среда

Изпълнителна агенция по почвените ресурси

Изпълнителна агенция по рибарство и аквакултури

Изпълнителна агенция по селекция и репродукция в животновъдството

Изпълнителна агенция по сортоизпитване, апробация и семеконтрол

Изпълнителна агенция по трансплантация

Изпълнителна агенция по хидромелиорации

Комисията за защита на потребителите

Контролно-техническата инспекция

Национален център за информация и документация

Национален център по радиобиология и радиационна защита

Национална агенция за приходите

Национална ветеринарномедицинска служба

Национална служба „Полиция”

Национална служба „Пожарна безопасност и защита на населението”

Национална служба за растителна защита

Национална служба за съвети в земеделието

Национална служба по зърното и фуражите

Служба „Военна информация”

Служба „Военна полиция”

Фонд „Републиканска пътна инфраструктура”

Авиоотряд 28

TSJECHIË

Ministerstvo dopravy

Ministerstvo financí

Ministerstvo kultury

Ministerstvo obrany

Ministerstvo pro místní rozvoj

Ministerstvo práce a sociálních věcí

Ministerstvo průmyslu a obchodu

Ministerstvo spravedlnosti

Ministerstvo školství, mládeže a tělovýchovy

Ministerstvo vnitra

Ministerstvo zahraničních věcí

Ministerstvo zdravotnictví

Ministerstvo zemědělství

Ministerstvo životního prostředí

Poslanecká sněmovna PČR

Senát PČR

Kancelář prezidenta

Český statistický úřad

Český úřad zeměměřičský a katastrální

Úřad průmyslového vlastnictví

Úřad pro ochranu osobních údajů

Bezpečnostní informační služba

Národní bezpečnostní úřad

Česká akademie věd

Vězeňská služba

Český báňský úřad

Úřad pro ochranu hospodářské soutěže

Správa státních hmotných rezerv

Státní úřad pro jadernou bezpečnost

Česká národní banka

Energetický regulační úřad

Úřad vlády České republiky

Ústavní soud

Nejvyšší soud

Nejvyšší správní soud

Nejvyšší státní zastupitelství

Nejvyšší kontrolní úřad

Kancelář Veřejného ochránce práv

Grantová agentura České republiky

Státní úřad inspekce práce

Český telekomunikační úřad

DENEMARKEN

Folketinget

Rigsrevisionen

Statsministeriet

Udenrigsministeriet

Beskæftigelsesministeriet

5 styrelser og institutioner (5 bureaus en instellingen)

Domstolsstyrelsen

Finansministeriet

5 styrelser og institutioner (5 bureaus en instellingen)

Forsvarsministeriet

5 styrelser og institutioner (5 bureaus en instellingen)

Ministeriet for Sundhed og Forebyggelse

Adskillige styrelser og institutioner, herunder Statens Serum Institut (verscheidene bureaus en instellingen, waaronder het Statens Serum Institut)

Justitsministeriet

Rigspolitichefen, anklagemyndigheden samt 1 direktorat og et antal styrelser (politiedienst, de openbare aanklager, 1 directoraat en een aantal bureaus)

Kirkeministeriet

10 stiftsøvrigheder (10 diocesane diensten)

Kulturministeriet (ministerie van Cultuur)

4 styrelser samt et antal statsinstitutioner (4 bureaus en een aantal instellingen)

Miljøministeriet

5 styrelser (5 bureaus)

Ministeriet for Flygtninge, Invandrere og Integration

1 styrelse (1 bureau)

Ministeriet for Fødevarer, Landbrug og Fiskeri

4 direktorater og institutioner (4 directoraten en instellingen)

Ministeriet for Videnskab, Teknologi og Udvikling

Adskillige styrelser og institutioner, Forskningscenter Risø og Statens uddannelsesbygninger (verscheidene bureaus en instellingen waaronder nationaal onderzoekscentrum Risoe en de nationale onderzoeks- en onderwijsinstituten)

Skatteministeriet

1 styrelse og institutioner (1 bureau en verscheidene instellingen)

Velfærdsministeriet

3 styrelse og institutioner (3 bureaus en verscheidene instellingen)

Transportministeriet

7 styrelser og institutioner, herunder Øresundsbrokonsortiet (7 bureaus en instellingen, waaronder Øresundsbrokonsortiet)

Undervisningsministeriet

3 styrelser, 4 undervisningsinstitutioner og 5 andre institutioner (3 bureaus, 4 onderwijsinstellingen, 5 andere instellingen)

Økonomi- og Erhvervsministeriet

Adskilligestyrelser og institutioner (verscheidene bureaus en instellingen)

Klima- og Energiministeriet

3 styrelse og institutioner (3 bureaus en instellingen)

DUITSLAND

Auswärtiges Amt

Bundeskanzleramt

Bundesministerium für Arbeit und Soziales

Bundesministerium für Bildung und Forschung

Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz

Bundesministerium der Finanzen

Bundesministerium des Innern (alleen burgerlijke goederen)

Bundesministerium für Gesundheit

Bundesministerium für Familie, Senioren, Frauen und Jugend

Bundesministerium der Justiz

Bundesministerium für Verkehr, Bau und Stadtentwicklung

Bundesministerium für Wirtschaft und Technologie

Bundesministerium für wirtschaftliche Zusammenarbeit und Entwicklung

Bundesministerium der Verteidigung (geen militaire goederen)

Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz und Reaktorsicherheit

ESTLAND

Vabariigi Presidendi Kantselei;

Eesti Vabariigi Riigikogu;

Eesti Vabariigi Riigikohus;

Riigikontroll;

Õiguskantsler;

Riigikantselei;

Rahvusarhiiv;

Haridus- ja Teadusministeerium;

Justiitsministeerium;

Kaitseministeerium;

Keskkonnaministeerium;

Kultuuriministeerium;

Majandus- ja Kommunikatsiooniministeerium;

Põllumajandusministeerium;

Rahandusministeerium;

Siseministeerium;

Sotsiaalministeerium;

Välisministeerium;

Keeleinspektsioon;

Riigiprokuratuur;

Teabeamet;

Maa-amet;

Keskkonnainspektsioon;

Metsakaitse- ja Metsauuenduskeskus;

Muinsuskaitseamet;

Patendiamet;

Tarbijakaitseamet;

Riigihangete Amet;

Taimetoodangu Inspektsioon;

Põllumajanduse Registrite ja Informatsiooni Amet;

Veterinaar- ja Toiduamet;

Konkurentsiamet;

Maksu -ja Tolliamet;

Statistikaamet;

Kaitsepolitseiamet;

Kodakondsus- ja Migratsiooniamet;

Piirivalveamet;

Politseiamet;

Eesti Kohtuekspertiisi Instituut;

Keskkriminaalpolitsei;

Päästeamet;

Andmekaitse Inspektsioon;

Ravimiamet;

Sotsiaalkindlustusamet;

Tööturuamet;

Tervishoiuamet;

Tervisekaitseinspektsioon;

Tööinspektsioon;

Lennuamet;

Maanteeamet;

Veeteede Amet;

Julgestuspolitsei;

Kaitseressursside Amet;

Kaitseväe Logistikakeskus;

Tehnilise Järelevalve Amet.

IERLAND

President’s Establishment

Houses of the Oireachtas — [parlement]

Department of theTaoiseach — [minister-president]

Central Statistics Office

Department of Finance

Office of the Comptroller and Auditor General

Office of the Revenue Commissioners

Office of Public Works

State Laboratory

Office of the Attorney General

Office of the Director of Public Prosecutions

Valuation Office

Office of the Commission for Public Service Appointments

Public Appointments Service

Office of the Ombudsman

Chief State Solicitor’s Office

Department of Justice, Equality and Law Reform

Courts Service

Prisons Service

Office of the Commissioners of Charitable Donations and Bequests

Department of the Environment, Heritage and Local Government

Department of Education and Science

Department of Communications, Energy and Natural Resources

Department of Agriculture, Fisheries and Food

Department of Transport

Department of Health and Children

Department of Enterprise, Trade and Employment

Department of Arts, Sports and Tourism

Department of Defence

Department of Foreign Affairs

Department of Social and Family Affairs

Department of Community, Rural and Gaeltacht — [Gaelic speaking regions] Affairs

Arts Council

National Gallery.

GRIEKENLAND

Υπουργείο Εσωτερικών;

Υπουργείο Εξωτερικών;

Υπουργείο Οικονομίας και Οικονομικών;

Υπουργείο Ανάπτυξης;

Υπουργείο Δικαιοσύνης;

Υπουργείο Εθνικής Παιδείας και Θρησκευμάτων;

Υπουργείο Πολιτισμού;

Υπουργείο Υγείας και Κοινωνικής Αλληλεγγύης;

Υπουργείο Περιβάλλοντος, Χωροταξίας και Δημοσίων Έργων;

Υπουργείο Απασχόλησης και Κοινωνικής Προστασίας;

Υπουργείο Μεταφορών και Επικοινωνιών;

Υπουργείο Αγροτικής Ανάπτυξης και Τροφίμων;

Υπουργείο Εμπορικής Ναυτιλίας, Αιγαίου και Νησιωτικής Πολιτικής;

Υπουργείο Μακεδονίας- Θράκης;

Γενική Γραμματεία Επικοινωνίας;

Γενική Γραμματεία Ενημέρωσης;

Γενική Γραμματεία Νέας Γενιάς;

Γενική Γραμματεία Ισότητας;

Γενική Γραμματεία Κοινωνικών Ασφαλίσεων;

Γενική Γραμματεία Απόδημου Ελληνισμού;

Γενική Γραμματεία Βιομηχανίας;

Γενική Γραμματεία Έρευνας και Τεχνολογίας;

Γενική Γραμματεία Αθλητισμού;

Γενική Γραμματεία Δημοσίων Έργων;

Γενική Γραμματεία Εθνικής Στατιστικής Υπηρεσίας Ελλάδος;

Εθνικό Συμβούλιο Κοινωνικής Φροντίδας;

Οργανισμός Εργατικής Κατοικίας;

Εθνικό Τυπογραφείο;

Γενικό Χημείο του Κράτους;

Ταμείο Εθνικής Οδοποιίας;

Εθνικό Καποδιστριακό Πανεπιστήμιο Αθηνών;

Αριστοτέλειο Πανεπιστήμιο Θεσσαλονίκης;

Δημοκρίτειο Πανεπιστήμιο Θράκης;

Πανεπιστήμιο Αιγαίου;

Πανεπιστήμιο Ιωαννίνων;

Πανεπιστήμιο Πατρών;

Πανεπιστήμιο Μακεδονίας;

Πολυτεχνείο Κρήτης;

Σιβιτανίδειος Δημόσια Σχολή Τεχνών και Επαγγελμάτων;

Αιγινήτειο Νοσοκομείο;

Αρεταίειο Νοσοκομείο;

Εθνικό Κέντρο Δημόσιας Διοίκησης;

Οργανισμός Διαχείρισης Δημοσίου Υλικού;

Οργανισμός Γεωργικών Ασφαλίσεων;

Οργανισμός Σχολικών Κτιρίων;

Γενικό Επιτελείο Στρατού;

Γενικό Επιτελείο Ναυτικού;

Γενικό Επιτελείο Αεροπορίας;

Ελληνική Επιτροπή Ατομικής Ενέργειας;

Γενική Γραμματεία Εκπαίδευσης Ενηλίκων;

Υπουργείο Εθνικής Άμυνας;

Γενική Γραμματεία Εμπορίου.

SPANJE

Presidencia de Gobierno

Ministerio de Asuntos Exteriores y de Cooperación

Ministerio de Justicia

Ministerio de Defensa

Ministerio de Economía y Hacienda

Ministerio del Interior

Ministerio de Fomento

Ministerio de Educación, Política Social y Deportes

Ministerio de Industria, Turismo y Comercio

Ministerio de Trabajo e Inmigración

Ministerio de la Presidencia

Ministerio de Administraciones Públicas

Ministerio de Cultura

Ministerio de Sanidad y Consumo

Ministerio de Medio Ambiente y Medio Rural y Marino

Ministerio de Vivienda

Ministerio de Ciencia e Innovación

Ministerio de Igualdad

FRANKRIJK

1.   Ministeries

Services du Premier ministre

Ministère chargé de la santé, de la jeunesse et des sports

Ministère chargé de l’intérieur, de l’outre-mer et des collectivités territoriales

Ministère chargé de la justice

Ministère chargé de la défense

Ministère chargé des affaires étrangères et européennes

Ministère chargé de l’éducation nationale

Ministère chargé de l’économie, des finances et de l’emploi

Secrétariat d’Etat aux transports

Secrétariat d’Etat aux entreprises et au commerce extérieur

Ministère chargé du travail, des relations sociales et de la solidarité

Ministère chargé de la culture et de la communication

Ministère chargé du budget, des comptes publics et de la fonction publique

Ministère chargé de l’agriculture et de la pêche

Ministère chargé de l’enseignement supérieur et de la recherche

Ministère chargé de l’écologie, du développement et de l’aménagement durables

Secrétariat d’Etat à la fonction publique

Ministère chargé du logement et de la ville

Secrétariat d’Etat à la coopération et à la francophonie

Secrétariat d’Etat à l’outre-mer

Secrétariat d’Etat à la jeunesse, des sports et de la vie associative

Secrétariat d’Etat aux anciens combattants

Ministère chargé de l’immigration, de l’intégration, de l’identité nationale et du co-développement

Secrétariat d’Etat en charge de la prospective et de l’évaluation des politiques publiques

Secrétariat d’Etat aux affaires européennes

Secrétariat d’Etat aux affaires étrangères et aux droits de l’homme

Secrétariat d’Etat à la consommation et au tourisme

Secrétariat d’Etat à la politique de la ville

Secrétariat d’Etat à la solidarité

Secrétariat d’Etat en charge de l’industrie et de la consommation

Secrétariat d’Etat en charge de l’emploi

Secrétariat d’Etat en charge du commerce, de l’artisanat, des PME, du tourisme et des services

Secrétariat d’Etat en charge de l’écologie

Secrétariat d’Etat en charge du développement de la région-capitale

Secrétariat d’Etat en charge de l’aménagement du territoire

2.   Instellingen, onafhankelijke diensten en gerechtelijke instanties

Présidence de la République

Assemblée Nationale

Sénat

Conseil constitutionnel

Conseil économique et social

Conseil supérieur de la magistrature

Agence française contre le dopage

Autorité de contrôle des assurances et des mutuelles

Autorité de contrôle des nuisances sonores aéroportuaires

Autorité de régulation des communications électroniques et des postes

Autorité de sûreté nucléaire

Autorité indépendante des marchés financiers

Comité national d’évaluation des établissements publics à caractère scientifique, culturel et professionnel

Commission d’accès aux documents administratifs

Commission consultative du secret de la défense nationale

Commission nationale des comptes de campagne et des financements politiques

Commission nationale de contrôle des interceptions de sécurité

Commission nationale de déontologie de la sécurité

Commission nationale du débat public

Commission nationale de l’informatique et des libertés

Commission des participations et des transferts

Commission de régulation de l’énergie

Commission de la sécurité des consommateurs

Commission des sondages

Commission de la transparence financière de la vie politique

Conseil de la concurrence

Conseil des ventes volontaires de meubles aux enchères publiques

Conseil supérieur de l’audiovisuel

Défenseur des enfants

Haute autorité de lutte contre les discriminations et pour l’égalité

Haute autorité de santé

Médiateur de la République

Cour de justice de la République

Tribunal des Conflits

Conseil d’Etat

Cours administratives d’appel

Tribunaux administratifs

Cour des Comptes

Chambres régionales des Comptes

Cours et tribunaux de l’ordre judiciaire (Cour de Cassation, Cours d’Appel, Tribunaux d’instance et Tribunaux de grande instance)

3.   Nationale publieke instellingen

Académie de France à Rome

Académie de marine

Académie des sciences d’outre-mer

Académie des technologies

Agence centrale des organismes de sécurité sociale (ACOSS)

Agence de biomédicine

Agence pour l’enseignement du français à l’étranger

Agence française de sécurité sanitaire des aliments

Agence française de sécurité sanitaire de l’environnement et du travail

Agence Nationale pour la cohésion sociale et l’égalité des chances

Agence nationale pour la garantie des droits des mineurs

Agences de l’eau

Agence Nationale de l’Accueil des Etrangers et des migrations

Agence nationale pour l’amélioration des conditions de travail (ANACT)

Agence nationale pour l’amélioration de l’habitat (ANAH)

Agence Nationale pour la Cohésion Sociale et l’Egalité des Chances

Agence nationale pour l’indemnisation des français d’outre-mer (ANIFOM)

Assemblée permanente des chambres d’agriculture (APCA)

Bibliothèque publique d’information

Bibliothèque nationale de France

Bibliothèque nationale et universitaire de Strasbourg

Caisse des Dépôts et Consignations

Caisse nationale des autoroutes (CNA)

Caisse nationale militaire de sécurité sociale (CNMSS)

Caisse de garantie du logement locatif social

Casa de Velasquez

Centre d’enseignement zootechnique

Centre d’études de l’emploi

Centre d’études supérieures de la sécurité sociale

Centres de formation professionnelle et de promotion agricole

Centre hospitalier des Quinze-Vingts

Centre international d’études supérieures en sciences agronomiques (Montpellier Sup Agro)

Centre des liaisons européennes et internationales de sécurité sociale

Centre des Monuments Nationaux

Centre national d’art et de culture Georges Pompidou

Centre national des arts plastiques

Centre national de la cinématographie

Centre National d’Etudes et d’expérimentation du machinisme agricole, du génie rural, des eaux et des forêts (CEMAGREF)

Centre national du livre

Centre national de documentation pédagogique

Centre national des œuvres universitaires et scolaires (CNOUS)

Centre national professionnel de la propriété forestière

Centre National de la Recherche Scientifique (C.N.R.S)

Centres d’éducation populaire et de sport (CREPS)

Centres régionaux des œuvres universitaires (CROUS)

Collège de France

Conservatoire de l’espace littoral et des rivages lacustres

Conservatoire National des Arts et Métiers

Conservatoire national supérieur de musique et de danse de Paris

Conservatoire national supérieur de musique et de danse de Lyon

Conservatoire national supérieur d’art dramatique

École centrale de Lille

École centrale de Lyon

École centrale des arts et manufactures

École française d’archéologie d’Athènes

École française d’Extrême-Orient

École française de Rome

École des hautes études en sciences sociales

École du Louvre

École nationale d’administration

École nationale de l’aviation civile (ENAC)

École nationale des Chartes

École nationale d’équitation

École Nationale du Génie de l’Eau et de l’environnement de Strasbourg

Écoles nationales d’ingénieurs

École nationale d’ingénieurs des industries des techniques agricoles et alimentaires de Nantes

Écoles nationales d’ingénieurs des travaux agricoles

École nationale de la magistrature

Écoles nationales de la marine marchande

École nationale de la santé publique (ENSP)

École nationale de ski et d’alpinisme

École nationale supérieure des arts décoratifs

École nationale supérieure des arts et techniques du théâtre

École nationale supérieure des arts et industries textiles Roubaix

Écoles nationales supérieures d’arts et métiers

École nationale supérieure des beaux-arts

École nationale supérieure de céramique industrielle

École nationale supérieure de l’électronique et de ses applications (ENSEA)

École nationale supérieure du paysage de Versailles

École Nationale Supérieure des Sciences de l’information et des bibliothécaires

École nationale supérieure de la sécurité sociale

Écoles nationales vétérinaires

École nationale de voile

Écoles normales supérieures

École polytechnique

École technique professionnelle agricole et forestière de Meymac (Corrèze)

École de sylviculture Crogny (Aube)

École de viticulture et d’œnologie de la Tour- Blanche (Gironde)

École de viticulture — Avize (Marne)

Établissement national d’enseignement agronomique de Dijon

Établissement national des invalides de la marine (ENIM)

Établissement national de bienfaisance Koenigswarter

Établissement public du musée et du domaine national de Versailles

Fondation Carnegie

Fondation Singer-Polignac

Haras nationaux

Hôpital national de Saint-Maurice

Institut des hautes études pour la science et la technologie

Institut français d’archéologie orientale du Caire

Institut géographique national

Institut National de l’origine et de la qualité

Institut national des hautes études de sécurité

Institut de veille sanitaire

Institut National d’enseignement supérieur et de recherche agronomique et agroalimentaire de Rennes

Institut National d’Etudes Démographiques (I.N.E.D)

Institut National d’Horticulture

Institut National de la jeunesse et de l’éducation populaire

Institut national des jeunes aveugles — Paris

Institut national des jeunes sourds — Bordeaux

Institut national des jeunes sourds — Chambéry

Institut national des jeunes sourds — Metz

Institut national des jeunes sourds — Paris

Institut national de physique nucléaire et de physique des particules (I.N.P.N.P.P)

Institut national de la propriété industrielle

Institut National de la Recherche Agronomique (I.N.R.A)

Institut National de la Recherche Pédagogique (I.N.R.P)

Institut National de la Santé et de la Recherche Médicale (I.N.S.E.R.M)

Institut national d’histoire de l’art (I.N.H.A.)

Institut national de recherches archéologiques préventives

Institut National des Sciences de l’Univers

Institut National des Sports et de l’Education Physique

Institut national supérieur de formation et de recherche pour l’éducation des jeunes handicapés et les enseignements inadaptés

Instituts nationaux polytechniques

Instituts nationaux des sciences appliquées

Institut national de recherche en informatique et en automatique (INRIA)

Institut national de recherche sur les transports et leur sécurité (INRETS)

Institut de Recherche pour le Développement

Instituts régionaux d’administration

Institut des Sciences et des Industries du vivant et de l’environnement (Agro Paris Tech)

Institut supérieur de mécanique de Paris

Institut Universitaires de Formation des Maîtres

Musée de l’armée

Musée Gustave-Moreau

Musée national de la marine

Musée national J.-J.-Henner

Musée du Louvre

Musée du Quai Branly

Muséum National d’Histoire Naturelle

Musée Auguste-Rodin

Observatoire de Paris

Office français de protection des réfugiés et apatrides

Office National des Anciens Combattants et des Victimes de Guerre (ONAC)

Office national de la chasse et de la faune sauvage

Office National de l’eau et des milieux aquatiques

Office national d’information sur les enseignements et les professions (ONISEP)

Office universitaire et culturel français pour l’Algérie

Ordre national de la Légion d’honneur

Palais de la découverte

Parcs nationaux

Universités

4.   Andere nationale openbare instellingen

Union des groupements d’achats publics (UGAP)

Agence Nationale pour l’emploi (A.N.P.E)

Caisse Nationale des Allocations Familiales (CNAF)

Caisse Nationale d’Assurance Maladie des Travailleurs Salariés (CNAMS)

Caisse Nationale d’Assurance-Vieillesse des Travailleurs Salariés (CNAVTS)

KROATIË

Hrvatski sabor

Predsjednik Republike Hrvatske

Ured predsjednika Republike Hrvatske

Ured predsjednika Republike Hrvatske po prestanku obnašanja dužnosti

Vlada Republike Hrvatske

uredi Vlade Republike Hrvatske

Ministarstvo gospodarstva

Ministarstvo regionalnog razvoja i fondova Europske unije

Ministarstvo financija

Ministarstvo obrane

Ministarstvo vanjskih i europskih poslova

Ministarstvo unutarnjih poslova

Ministarstvo pravosuđa

Ministarstvo uprave

Ministarstvo poduzetništva i obrta

Ministarstvo rada i mirovinskog sustava

Ministarstvo pomorstva, prometa i infrastrukture

Ministarstvo poljoprivrede

Ministarstvo turizma

Ministarstvo zaštite okoliša i prirode

Ministarstvo graditeljstva i prostornog uređenja

Ministarstvo branitelja

Ministarstvo socijalne politike i mladih

Ministarstvo zdravlja

Ministarstvo znanosti, obrazovanja i sporta

Ministarstvo kulture

državne upravne organizacije

uredi državne uprave u županijama

Ustavni sud Republike Hrvatske

Vrhovni sud Republike Hrvatske

sudovi

Državno sudbeno vijeće

državna odvjetništva

Državnoodvjetničko vijeće

pravobraniteljstva

Državna komisija za kontrolu postupaka javne nabave

Hrvatska narodna banka

državne agencije i uredi

Državni ured za reviziju

ITALIË

Organen die aankopen doen

Presidenza del Consiglio dei Ministri

Ministero degli Affari Esteri

Ministero dell’Interno

Ministero della Giustizia e Uffici giudiziari (esclusi i giudici di pace)

Ministero della Difesa

Ministero dell’Economia e delle Finanze

Ministero dello Sviluppo Economico

Ministero delle Politiche Agricole, Alimentari e Forestali

Ministero dell’Ambiente — Tutela del Territorio e del Mare

Ministero delle Infrastrutture e dei Trasporti

Ministero del Lavoro, della Salute e delle Politiche Sociali

Ministero dell’ Istruzione, Università e Ricerca

Ministero per i Beni e le Attività culturali, comprensivo delle sue articolazioni periferiche

Andere nationale publieke organen:

CONSIP (Concessionaria Servizi Informatici Pubblici)

CYPRUS

Προεδρία και Προεδρικό Μέγαρο

Γραφείο Συντονιστή Εναρμόνισης

Υπουργικό Συμβούλιο

Βουλή των Αντιπροσώπων

Δικαστική Υπηρεσία

Νομική Υπηρεσία της Δημοκρατίας

Ελεγκτική Υπηρεσία της Δημοκρατίας

Επιτροπή Δημόσιας Υπηρεσίας

Επιτροπή Εκπαιδευτικής Υπηρεσίας

Γραφείο Επιτρόπου Διοικήσεως

Επιτροπή Προστασίας Ανταγωνισμού

Υπηρεσία Εσωτερικού Ελέγχου

Γραφείο Προγραμματισμού

Γενικό Λογιστήριο της Δημοκρατίας

Γραφείο Επιτρόπου Προστασίας Δεδομένων Προσωπικού Χαρακτήρα

Γραφείο Εφόρου Δημοσίων Ενισχύσεων

Αναθεωρητική Αρχή Προσφορών

Υπηρεσία Εποπτείας και Ανάπτυξης Συνεργατικών Εταιρειών

Αναθεωρητική Αρχή Προσφύγων

Υπουργείο Άμυνας

Υπουργείο Γεωργίας, Φυσικών Πόρων και Περιβάλλοντος

Τμήμα Γεωργίας

Κτηνιατρικές Υπηρεσίες

Τμήμα Δασών

Τμήμα Αναπτύξεως Υδάτων

Τμήμα Γεωλογικής Επισκόπησης

Μετεωρολογική Υπηρεσία

Τμήμα Αναδασμού

Υπηρεσία Μεταλλείων

Ινστιτούτο Γεωργικών Ερευνών

Τμήμα Αλιείας και Θαλάσσιων Ερευνών

Υπουργείο Δικαιοσύνης και Δημοσίας Τάξεως

Αστυνομία

Πυροσβεστική Υπηρεσία Κύπρου

Τμήμα Φυλακών

Υπουργείο Εμπορίου, Βιομηχανίας και Τουρισμού

Τμήμα Εφόρου Εταιρειών και Επίσημου Παραλήπτη

Υπουργείο Εργασίας και Κοινωνικών Ασφαλίσεων

Τμήμα Εργασίας

Τμήμα Κοινωνικών Ασφαλίσεων

Τμήμα Υπηρεσιών Κοινωνικής Ευημερίας

Κέντρο Παραγωγικότητας Κύπρου

Ανώτερο Ξενοδοχειακό Ινστιτούτο Κύπρου

Ανώτερο Τεχνολογικό Ινστιτούτο

Τμήμα Επιθεώρησης Εργασίας

Τμήμα Εργασιακών Σχέσεων

Υπουργείο Εσωτερικών

Επαρχιακές Διοικήσεις

Τμήμα Πολεοδομίας και Οικήσεως

Τμήμα Αρχείου Πληθυσμού και Μεταναστεύσεως

Τμήμα Κτηματολογίου και Χωρομετρίας

Γραφείο Τύπου και Πληροφοριών

Πολιτική Άμυνα

Υπηρεσία Μέριμνας και Αποκαταστάσεων Εκτοπισθέντων

Υπηρεσία Ασύλου

Υπουργείο Εξωτερικών

Υπουργείο Οικονομικών

Τελωνεία

Τμήμα Εσωτερικών Προσόδων

Στατιστική Υπηρεσία

Τμήμα Κρατικών Αγορών και Προμηθειών

Τμήμα Δημόσιας Διοίκησης και Προσωπικού

Κυβερνητικό Τυπογραφείο

Τμήμα Υπηρεσιών Πληροφορικής

Υπουργείο Παιδείας και Πολιτισμού

Υπουργείο Συγκοινωνιών και Έργων

Τμήμα Δημοσίων Έργων

Τμήμα Αρχαιοτήτων

Τμήμα Πολιτικής Αεροπορίας

Τμήμα Εμπορικής Ναυτιλίας

Τμήμα Οδικών Μεταφορών

Τμήμα Ηλεκτρομηχανολογικών Υπηρεσιών

Τμήμα Ηλεκτρονικών Επικοινωνιών

Υπουργείο Υγείας

Φαρμακευτικές Υπηρεσίες

Γενικό Χημείο

Ιατρικές Υπηρεσίες και Υπηρεσίες Δημόσιας Υγείας

Οδοντιατρικές Υπηρεσίες

Υπηρεσίες Ψυχικής Υγείας

LETLAND

Ministeries, staatssecretariaten en instellingen die daaronder ressorteren

Aizsardzības ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Ārlietu ministrija un tas padotībā esošās iestādes

Bērnu un ģimenes lietu ministrija un tās padotībā esošas iestādes

Ekonomikas ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Finanšu ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Iekšlietu ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Izglītības un zinātnes ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Kultūras ministrija un tas padotībā esošās iestādes

Labklājības ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Reģionālās attīstības un pašvaldības lietu ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Satiksmes ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Tieslietu ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Veselības ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Vides ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Zemkopības ministrija un tās padotībā esošās iestādes

Īpašu uzdevumu ministra sekretariāti un to padotībā esošās iestādes

Satversmes aizsardzības birojs

Andere centrale overheidsinstellingen

Augstākā tiesa

Centrālā vēlēšanu komisija

Finanšu un kapitāla tirgus komisija

Latvijas Banka

Prokuratūra un tās pārraudzībā esošās iestādes

Saeimas kanceleja un tās padotībā esošās iestādes

Satversmes tiesa

Valsts kanceleja un tās padotībā esošās iestādes

Valsts kontrole

Valsts prezidenta kanceleja

Tiesībsarga birojs

Nacionālā radio un televīzijas padome

Citas valsts iestādes, kuras nav ministriju padotībā (andere centrale overheidsinstellingen die niet onder een ministerie ressorteren)

LITOUWEN

Prezidentūros kanceliarija

Seimo kanceliarija

Instellingen die verantwoording verschuldigd zijn aan de Seimas [het parlement]: Lietuvos mokslo taryba;

Seimo kontrolierių įstaiga;

Valstybės kontrolė;

Specialiųjų tyrimų tarnyba;

Valstybės saugumo departamentas;

Konkurencijos taryba;

Lietuvos gyventojų genocido ir rezistencijos tyrimo centras;

Vertybinių popierių komisija;

Ryšių reguliavimo tarnyba;

Nacionalinė sveikatos taryba;

Etninės kultūros globos taryba;

Lygių galimybių kontrolieriaus tarnyba;

Valstybinė kultūros paveldo komisija;

Vaiko teisių apsaugos kontrolieriaus įstaiga;

Valstybinė kainų ir energetikos kontrolės komisija;

Valstybinė lietuvių kalbos komisija;

Vyriausioji rinkimų komisija;

Vyriausioji tarnybinės etikos komisija;

Žurnalistų etikos inspektoriaus tarnyba.

Vyriausybės kanceliarija

Instellingen die verantwoording verschuldigd zijn aan de Vyriausybės [de regering]:

Ginklų fondas;

Informacinės visuomenės plėtros komitetas;

Kūno kultūros ir sporto departamentas;

Lietuvos archyvų departamentas;

Mokestinių ginčų komisija;

Statistikos departamentas;

Tautinių mažumų ir išeivijos departamentas;

Valstybinė tabako ir alkoholio kontrolės tarnyba;

Viešųjų pirkimų tarnyba;

Narkotikų kontrolės departamentas;

Valstybinė atominės energetikos saugos inspekcija;

Valstybinė duomenų apsaugos inspekcija;

Valstybinė lošimų priežiūros komisija;

Valstybinė maisto ir veterinarijos tarnyba;

Vyriausioji administracinių ginčų komisija;

Draudimo priežiūros komisija;

Lietuvos valstybinis mokslo ir studijų fondas;

Lietuvių grįžimo į Tėvynę informacijos centras

Konstitucinis Teismas

Lietuvos bankas

Aplinkos ministerija

Instellingen die vallen onder het Aplinkos ministerija [ministerie van Milieu]:

Generalinė miškų urėdija;

Lietuvos geologijos tarnyba;

Lietuvos hidrometeorologijos tarnyba;

Lietuvos standartizacijos departamentas;

Nacionalinis akreditacijos biuras;

Valstybinė metrologijos tarnyba;

Valstybinė saugomų teritorijų tarnyba;

Valstybinė teritorijų planavimo ir statybos inspekcija.

Finansų ministerija

Instellingen die vallen onder het Finansų ministerija [ministerie van Financiën]:

Muitinės departamentas;

Valstybės dokumentų technologinės apsaugos tarnyba;

Valstybinė mokesčių inspekcija;

Finansų ministerijos mokymo centras.

Krašto apsaugos ministerija

Instellingen die vallen onder het Krašto apsaugos ministerijos [ministerie van Defensie]:

Antrasis operatyvinių tarnybų departamentas;

Centralizuota finansų ir turto tarnyba;

Karo prievolės administravimo tarnyba;

Krašto apsaugos archyvas;

Krizių valdymo centras;

Mobilizacijos departamentas;

Ryšių ir informacinių sistemų tarnyba;

Infrastruktūros plėtros departamentas;

Valstybinis pilietinio pasipriešinimo rengimo centras.

Lietuvos kariuomenė

Krašto apsaugos sistemos kariniai vienetai ir tarnybos

Kultūros ministerija

Instellingen die vallen onder het Kultūros ministerijos [ministerie van Cultuur]:

Kultūros paveldo departamentas;

Valstybinė kalbos inspekcija.

Socialinės apsaugos ir darbo ministerija

Instellingen die vallen onder het Socialinės apsaugos ir darbo ministerijos [ministerie van Sociale Zekerheid en Werk]:

Garantinio fondo administracija;

Valstybės vaiko teisių apsaugos ir įvaikinimo tarnyba;

Lietuvos darbo birža;

Lietuvos darbo rinkos mokymo tarnyba;

Trišalės tarybos sekretoriatas;

Socialinių paslaugų priežiūros departamentas;

Darbo inspekcija;

Valstybinio socialinio draudimo fondo valdyba;

Neįgalumo ir darbingumo nustatymo tarnyba;

Ginčų komisija;

Techninės pagalbos neįgaliesiems centras;

Neįgaliųjų reikalų departamentas.

Susisiekimo ministerija

Instellingen die vallen onder het Susisiekimo ministerijos [ministerie van Transport en Communicatie]:

Lietuvos automobilių kelių direkcija;

Valstybinė geležinkelio inspekcija;

Valstybinė kelių transporto inspekcija;

Pasienio kontrolės punktų direkcija.

Sveikatos apsaugos ministerija

Instellingen die vallen onder het Sveikatos apsaugos ministerijos [ministerie van Volksgezondheid]:

Valstybinė akreditavimo sveikatos priežiūros veiklai tarnyba;

Valstybinė ligonių kasa;

Valstybinė medicininio audito inspekcija;

Valstybinė vaistų kontrolės tarnyba;

Valstybinė teismo psichiatrijos ir narkologijos tarnyba;

Valstybinė visuomenės sveikatos priežiūros tarnyba;

Farmacijos departamentas;

Sveikatos apsaugos ministerijos Ekstremalių sveikatai situacijų centras;

Lietuvos bioetikos komitetas;

Radiacinės saugos centras.

Švietimo ir mokslo ministerija

Instellingen die vallen onder het Švietimo ir mokslo ministerijos [ministerie van Onderwijs en Wetenschappen]:

Nacionalinis egzaminų centras;

Studijų kokybės vertinimo centras.

Teisingumo ministerija

Instellingen die vallen onder het Teisingumo ministerijos [ministerie van Justitie]:

Kalėjimų departamentas;

Nacionalinė vartotojų teisių apsaugos taryba;

Europos teisės departamentas

Ūkio ministerija

Instellingen die onder het Ūkio ministerija [ministerie van Economische Zaken] vallen:

Įmonių bankroto valdymo departamentas;

Valstybinė energetikos inspekcija;

Valstybinė ne maisto productų inspekcija;

Valstybinis turizmo departamentas

žsienio reikalų ministerija

Diplomatinės atstovybės ir konsulinės įstaigos užsienyje bei atstovybės prie tarptautinių organizacijų

Vidaus reikalų ministerija

Instellingen die vallen onder het Vidaus reikalų ministerijos [ministerie van Binnenlandse Zaken]:

Asmens dokumentų išrašymo centras;

Finansinių nusikaltimų tyrimo tarnyba;

Gyventojų registro tarnyba;

Policijos departamentas;

Priešgaisrinės apsaugos ir gelbėjimo departamentas;

Turto valdymo ir ūkio departamentas;

Vadovybės apsaugos departamentas;

Valstybės sienos apsaugos tarnyba;

Valstybės tarnybos departamentas;

Informatikos ir ryšių departamentas;

Migracijos departamentas;

Sveikatos priežiūros tarnyba;

Bendrasis pagalbos centras.

Žemės ūkio ministerija

Instellingen die vallen onder het Žemės ūkio ministerijos [ministerie van Landbouw]:

Nacionalinė mokėjimo agentūra;

Nacionalinė žemės tarnyba;

Valstybinė augalų apsaugos tarnyba;

Valstybinė gyvulių veislininkystės priežiūros tarnyba;

Valstybinė sėklų ir grūdų tarnyba;

Žuvininkystės departamentas

Teismai [rechtbanken]:

Lietuvos Aukščiausiasis Teismas;

Lietuvos apeliacinis teismas;

Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas;

apygardų teismai;

apygardų administraciniai teismai;

apylinkių teismai;

Nacionalinė teismų administracija

Generalinė prokuratūra

Andere centrale overheidsentiteiten (institucijos [instellingen], įstaigos [instanties], tarnybos [agentschappen]):

Aplinkos apsaugos agentūra;

Valstybinė aplinkos apsaugos inspekcija;

Aplinkos projektų valdymo agentūra;

Miško genetinių išteklių, sėklų ir sodmenų tarnyba;

Miško sanitarinės apsaugos tarnyba;

Valstybinė miškotvarkos tarnyba;

Nacionalinis visuomenės sveikatos tyrimų centras;

Lietuvos aids centras;

Nacionalinis organų transplantacijos biuras;

Valstybinis patologijos centras;

Valstybinis psichikos sveikatos centras;

Lietuvos sveikatos informacijos centras;

Slaugos darbuotojų tobulinimosi ir specializacijos centras;

Valstybinis aplinkos sveikatos centras;

Respublikinis mitybos centras;

Užkrečiamųjų ligų profilaktikos ir kontrolės centras;

Trakų visuomenės sveikatos priežiūros ir specialistų tobulinimosi centras;

Visuomenės sveikatos ugdymo centras;

Muitinės kriminalinė tarnyba;

Muitinės informacinių sistemų centras;

Muitinės laboratorija;

Muitinės mokymo centras;

Valstybinis patentų biuras;

Lietuvos teismo ekspertizės centras;

Centrinė hipotekos įstaiga;

Lietuvos metrologijos inspekcija;

Civilinės aviacijos administracija;

Lietuvos saugios laivybos administracija;

Transporto investicijų direkcija;

Valstybinė vidaus vandenų laivybos inspekcija;

Pabėgėlių priėmimo centras

LUXEMBURG

Ministère d’Etat

Ministère des Affaires Etrangères et de l’Immigration

Ministère de l’Agriculture, de la Viticulture et du Développement Rural

Ministère des Classes moyennes, du Tourisme et du Logement

Ministère de la Culture, de l’Enseignement Supérieur et de la Recherche

Ministère de l’Economie et du Commerce extérieur

Ministère de l’Education nationale et de la Formation professionnelle

Ministère de l’Egalité des chances

Ministère de l’Environnement

Ministère de la Famille et de l’Intégration

Ministère des Finances

Ministère de la Fonction publique et de la Réforme administrative

Ministère de l’Intérieur et de l’Aménagement du territoire

Ministère de la Justice

Ministère de la Santé

Ministère de la Sécurité sociale

Ministère des Transports

Ministère du Travail et de l’Emploi

Ministère des Travaux publics

HONGARIJE

Egészségügyi Minisztérium

Földművelésügyi és Vidékfejlesztési Minisztérium

Gazdasági és Közlekedési Minisztérium

Honvédelmi Minisztérium

Igazságügyi és Rendészeti Minisztérium

Környezetvédelmi és Vízügyi Minisztérium

Külügyminisztérium

Miniszterelnöki Hivatal

Oktatási és Kulturális Minisztérium

Önkormányzati és Területfejlesztési Minisztérium

Pénzügyminisztérium

Szociális és Munkaügyi Minisztérium

Központi Szolgáltatási Főigazgatóság

MALTA

Uffiċċju tal-Prim Ministru [kabinet van de minister-president]

Ministeru ghall-Familja u Solidarjeta’ Socjali [ministerie van Gezinsbeleid en Maatschappelijke Solidariteit]

Ministeru ta’ l-Edukazzjoni Zghazagh u Impjieg (ministerie van Onderwijs, Jeugdzaken en Werkgelegenheid]

Ministeru tal-Finanzi [ministerie van Financiën]

Ministeru tar-Riżorsi u l-Infrastruttura [ministerie voor Hulpbronnen en Infrastructuur]

Ministeru tat-Turiżmu u Kultura [ministerie voor Toerisme en Cultuur]

Ministeru tal-Ġustizzja u l-Intern [miniserie van Justitie en Binnenlandse Zaken]

Ministeru għall-Affarijiet Rurali u l-Ambjent [ministerie voor Plattelandszaken en Milieu]

Ministeru għal Għawdex [ministerie voor Gozo]

Ministeru tas-Sahha, 1-Anzjani u Kura fil-Kommunita’ [ministerie van Volksgezondheid, Ouderen en Gemeenschapszorg]

Ministeru ta’ l-Affarijiet Barranin [ministerie van Buitenlandse Zaken]

Ministeru għall-Investimenti, Industrija u Teknologija ta’ Informazzjoni [ministerie van Investeringen, Industrie en Informatietechnologie]

Ministeru għall-Kompetittivà u Komunikazzjoni [ministerie van Concurrentie en Communicatie]

Ministeru għall-Iżvilupp Urban u Toroq [ministerie van Stadsontwikkeling en Wegen]

NEDERLAND

Ministerie van Algemene Zaken

Bestuursdepartement

Bureau van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid

Rijksvoorlichtingsdienst

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bestuursdepartement

Centrale Archiefselectiedienst (CAS)

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)

Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR)

Agentschap Korps Landelijke Politiediensten

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Directoraat-generaal Regiobeleid en Consulaire Zaken (DGRC)

Directoraat-generaal Politieke Zaken (DGPZ)

Directoraat-generaal Internationale Samenwerking (DGIS)

Directoraat-generaal Europese Samenwerking (DGES)

Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI)

Centrale diensten ressorterend onder de secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal (S/PlvS)

Buitenlandse Posten (ieder afzonderlijk)

Ministerie van Defensie

Bestuursdepartement

Commando Diensten Centra (CDC)

Defensie Telematica Organisatie (DTO)

Centrale directie van de Defensie Vastgoed Dienst

De afzonderlijke regionale directies van de Defensie Vastgoed Dienst

Defensie Materieel Organisatie (DMO)

Landelijk Bevoorradingsbedrijf van de Defensie Materieel Organisatie

Logistiek Centrum van de Defensie Materieel Organisatie

Marinebedrijf van de Defensie Materieel Organisatie

Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO)

Ministerie van Economische Zaken

Bestuursdepartement

Centraal Planbureau (CPB)

SenterNovem

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)

Economische Voorlichtingsdienst (EVD)

Agentschap Telecom

Kenniscentrum Professioneel & Innovatief Aanbesteden, Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers (PIANOo)

Regiebureau Inkoop Rijksoverheid

Octrooicentrum Nederland

Consumentenautoriteit

Ministerie van Financiën

Bestuursdepartement

Belastingdienst Automatiseringscentrum

Belastingdienst

de afzonderlijke Directies der Rijksbelastingen

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (incl. Economische Controle dienst (ECD))

Belastingdienst Opleidingen

Dienst der Domeinen

Ministerie van Justitie

Bestuursdepartement

Dienst Justitiële Inrichtingen

Raad voor de Kinderbescherming

Centraal Justitie Incasso Bureau

Openbaar Ministerie

Immigratie en Naturalisatiedienst

Nederlands Forensisch Instituut

Dienst Terugkeer & Vertrek

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Bestuursdepartement

Dienst Regelingen (DR)

Agentschap Plantenziektenkundige Dienst (PD)

Algemene Inspectiedienst (AID)

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Bestuursdepartement

Inspectie van het Onderwijs

Erfgoedinspectie

Centrale Financiën instellingen

Nationaal Archief

Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid

Onderwijsraad

Raad voor Cultuur

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Bestuursdepartement

Inspectie Werk en Inkomen

Agentschap SZW

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Bestuursdepartement

Directoraat-Generaal Transport en Luchtvaart

Directoraat-generaal Personenvervoer

Directoraat-generaal Water

Centrale diensten

Shared services Organisatie Verkeer en Waterstaat

Koninklijke Nederlandse Meteorologisch Instituut KNMI

Rijkswaterstaat, Bestuur

De afzonderlijke regionale Diensten van Rijkswaterstaat

De afzonderlijke specialistische diensten van Rijkswaterstaat

Adviesdienst Geo-Informatie en ICT

Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV)

Bouwdienst

Corporate Dienst

Data ICT Dienst

Dienst Verkeer en Scheepvaart

Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW)

Rijksinstituut voor Kunst en Zee (RIKZ)

Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA)

Waterdienst

Inspectie Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie

Port state Control

Directie Toezichtontwikkeling Communicatie en Onderzoek (TCO)

Europese Toezichthouder Beheer Eenheid Lucht

Europese Toezichthouder Beheer Eenheid Water

Europese Toezichthouder Beheer Eenheid Land

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Bestuursdepartement

Directoraat-generaal Wonen, Wijken en Integratie

Directoraat-generaal Ruimte

Directoraat-general Milieubeheer

Rijksgebouwendienst

VROM Inspectie

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Bestuursdepartement

Inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken

Inspectie Gezondheidszorg

Inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming

Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Sociaal en Cultureel Planbureau

Agentschap t.b.v. het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Raad van State

Algemene Rekenkamer

Nationale Ombudsman

Kanselarij der Nederlandse Orden

Kabinet der Koningin

Raad voor de rechtspraak en de Rechtbanken

OOSTENRIJK

Bundeskanzleramt

Bundesministerium für europäische und internationale Angelegenheiten

Bundesministerium für Finanzen

Bundesministerium für Gesundheit, Familie und Jugend

Bundesministerium für Inneres

Bundesministerium für Justiz

Bundesministerium für Landesverteidigung

Bundesministerium für Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft

Bundesministerium für Soziales und Konsumentenschutz

Bundesministerium für Unterricht, Kunst und Kultur

Bundesministerium für Verkehr, Innovation und Technologie

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit

Bundesministerium für Wissenschaft und Forschung

Österreichische Forschungs- und Prüfzentrum Arsenal Gesellschaft m.b.H

Bundesbeschaffung G.m.b.H

Bundesrechenzentrum G.m.b.H

POLEN

Kancelaria Prezydenta RP

Kancelaria Sejmu RP

Kancelaria Senatu RP

Kancelaria Prezesa Rady Ministrów

Sąd Najwyższy

Naczelny Sąd Administracyjny

Wojewódzkie sądy administracyjne

Sądy powszechne — rejonowe, okręgowe i apelacyjne

Trybunał Konstytucyjny

Najwyższa Izba Kontroli

Biuro Rzecznika Praw Obywatelskich

Biuro Rzecznika Praw Dziecka

Biuro Ochrony Rządu

Biuro Bezpieczeństwa Narodowego

Centralne Biuro Antykorupcyjne

Ministerstwo Pracy i Polityki Społecznej

Ministerstwo Finansów

Ministerstwo Gospodarki

Ministerstwo Rozwoju Regionalnego

Ministerstwo Kultury i Dziedzictwa Narodowego

Ministerstwo Edukacji Narodowej

Ministerstwo Obrony Narodowej

Ministerstwo Rolnictwa i Rozwoju Wsi

Ministerstwo Skarbu Państwa

Ministerstwo Sprawiedliwości

Ministerstwo Infrastruktury

Ministerstwo Nauki i Szkolnictwa Wyższego

Ministerstwo Środowiska

Ministerstwo Spraw Wewnętrznych i Administracji

Ministerstwo Spraw Zagranicznych

Ministerstwo Zdrowia

Ministerstwo Sportu i Turystyki

Urząd Komitetu Integracji Europejskiej

Urząd Patentowy Rzeczypospolitej Polskiej

Urząd Regulacji Energetyki

Urząd do Spraw Kombatantów i Osób Represjonowanych

Urząd Transportu Kolejowego

Urząd Dozoru Technicznego

Urząd Rejestracji Produktów Leczniczych, Wyrobów Medycznych i Produktów Biobójczych

Urząd do Spraw Repatriacji i Cudzoziemców

Urząd Zamówień Publicznych

Urząd Ochrony Konkurencji i Konsumentów

Urząd Lotnictwa Cywilnego

Urząd Komunikacji Elektronicznej

Wyższy Urząd Górniczy

Główny Urząd Miar

Główny Urząd Geodezji i Kartografii

Główny Urząd Nadzoru Budowlanego

Główny Urząd Statystyczny

Krajowa Rada Radiofonii i Telewizji

Generalny Inspektor Ochrony Danych Osobowych

Państwowa Komisja Wyborcza

Państwowa Inspekcja Pracy

Rządowe Centrum Legislacji

Narodowy Fundusz Zdrowia

Polska Akademia Nauk

Polskie Centrum Akredytacji

Polskie Centrum Badań i Certyfikacji

Polska Organizacja Turystyczna

Polski Komitet Normalizacyjny

Zakład Ubezpieczeń Społecznych

Komisja Nadzoru Finansowego

Naczelna Dyrekcja Archiwów Państwowych

Kasa Rolniczego Ubezpieczenia Społecznego

Generalna Dyrekcja Dróg Krajowych i Autostrad

Państwowa Inspekcja Ochrony Roślin i Nasiennictwa

Komenda Główna Państwowej Straży Pożarnej

Komenda Główna Policji

Komenda Główna Straży Granicznej

Inspekcja Jakości Handlowej Artykułów Rolno-Spożywczych

Główny Inspektorat Ochrony Środowiska

Główny Inspektorat Transportu Drogowego

Główny Inspektorat Farmaceutyczny

Główny Inspektorat Sanitarny

Główny Inspektorat Weterynarii

Agencja Bezpieczeństwa Wewnętrznego

Agencja Wywiadu

Agencja Mienia Wojskowego

Wojskowa Agencja Mieszkaniowa

Agencja Restrukturyzacji i Modernizacji Rolnictwa

Agencja Rynku Rolnego

Agencja Nieruchomości Rolnych

Państwowa Agencja Atomistyki

Polska Agencja Żeglugi Powietrznej

Polska Agencja Rozwiązywania Problemów Alkoholowych

Agencja Rezerw Materiałowych

Narodowy Bank Polski

Narodowy Fundusz Ochrony Środowiska i Gospodarki Wodnej

aństwowy Fundusz Rehabilitacji Osób Niepełnosprawnych

Instytut Pamięci Narodowej — Komisja Ścigania Zbrodni Przeciwko Narodowi Polskiemu

Rada Ochrony Pamięci Walk i Męczeństwa

Służba Celna Rzeczypospolitej Polskiej

Państwowe Gospodarstwo Leśne „Lasy Państwowe”

Polska Agencja Rozwoju Przedsiębiorczości

Urzędy wojewódzkie

Samodzielne Publiczne Zakłady Opieki Zdrowotnej, jeśli ich organem założycielskim jest minister, centralny organ administracji rządowej lub wojewoda

PORTUGAL

Presidência do Conselho de Ministros

Ministério das Finanças e da Administração Pública

Ministério da Defesa Nacional

Ministério dos Negócios Estrangeiros

Ministério da Administração Interna

Ministério da Justiça

Ministério da Economia e da Inovação

Ministério da Agricultura, Desenvolvimento Rural e Pescas

Ministério da Educação

Ministério da Ciência, Tecnologia e do Ensino Superior

Ministério da Cultura

Ministério da Saúde

Ministério do Trabalho e da Solidariedade Social

Ministério das Obras Públicas, Transportes e Comunicações

Ministério do Ambiente, do Ordenamento do Território e do Desenvolvimento Regional

Presidença da Republica

Tribunal Constitucional

Tribunal de Contas

Provedoria de Justiça

ROEMENIË

Administrația Prezidențială

Senatul României

Camera Deputaților

Inalta Curte de Casație și Justiție

Curtea Constituțională

Consiliul Legislativ

Curtea de Conturi

Consiliul Superior al Magistraturii

Parchetul de pe lângă Inalta Curte de Casație și Justiție

Secretariatul General al Guvernului

Cancelaria primului ministru

Ministerul Afacerilor Externe

Ministerul Economiei și Finanțelor

Ministerul Justiției

Ministerul Apărării

Ministerul Internelor și Reformei Administrative

Ministerul Muncii, Familiei și Egalității de Șanse

Ministerul pentru Intreprinderi Mici și Mijlocii, Comerț, Turism și Profesii Liberale

Ministerul Agriculturii și Dezvoltării Rurale

Ministerul Transporturilor

Ministerul Dezvoltării, Lucrărilor Publice și Locuinței

Ministerul Educației Cercetării și Tineretului

Ministerul Sănătății Publice

Ministerul Culturii și Cultelor

Ministerul Comunicațiilor și Tehnologiei Informației

Ministerul Mediului și Dezvoltării Durabile

Serviciul Român de Informații

Serviciul de Informații Externe

Serviciul de Protecție și Pază

Serviciul de Telecomunicații Speciale

Consiliul Național al Audiovizualului

Consiliul Concurenței (CC)

Direcția Națională Anticorupție

Inspectoratul General de Poliție

Autoritatea Națională pentru Reglementarea și Monitorizarea Achizițiilor Publice

Consiliul Național de Soluționare a Contestațiilor

Autoritatea Națională de Reglementare pentru Serviciile Comunitare de Utilități Publice (ANRSC)

Autoritatea Națională Sanitară Veterinară și pentru Siguranța Alimentelor

Autoritatea Națională pentru Protecția Consumatorilor

Autoritatea Navală Română

Autoritatea Feroviară Română

Autoritatea Rutieră Română

Autoritatea Națională pentru Protecția Drepturilor Copilului

Autoritatea Națională pentru Persoanele cu Handicap

Autoritatea Națională pentru Turism

Autoritatea Națională pentru Restituirea Proprietăților

Autoritatea Națională pentru Tineret

Autoritatea Națională pentru Cercetare Științifică

Autoritatea Națională pentru Reglementare în Comunicații și Tehnologia Informației

Autoritatea Națională pentru Serviciile Societății Informaționale

Autoritatea Electorală Permanente

Agenția pentru Strategii Guvernamentale

Agenția Națională a Medicamentului

Agenția Națională pentru Sport

Agenția Națională pentru Ocuparea Forței de Muncă

Agenția Națională de Reglementare în Domeniul Energiei

Agenția Română pentru Conservarea Energiei

Agenția Națională pentru Resurse Minerale

Agenția Română pentru Investiții Străine

Agenția Națională pentru Întreprinderi Mici și Mijlocii și Cooperație

Agenția Națională a Funcționarilor Publici

Agenția Națională de Administrare Fiscală

Agenția de Compensare pentru Achiziții de Tehnică Specială

Agenția Națională Anti-doping

Agenția Nucleară

Agenția Națională pentru Protecția Familiei

Agenția Națională pentru Egalitatea de Șanse între Bărbați și Femei

Agenția Națională pentru Protecția Mediului

Agenția națională Antidrog

SLOVENIË

Predsednik Republike Slovenije

Državni zbor Republike Slovenije

Državni svet Republike Slovenije

Varuh človekovih pravic

Ustavno sodišče Republike Slovenije

Računsko sodišče Republike Slovenije

Državna revizijska komisja za revizijo postopkov oddaje javnih naročil

Slovenska akademija znanosti in umetnosti

Vladne službe

Ministrstvo za finance

Ministrstvo za notranje zadeve

Ministrstvo za zunanje zadeve

Ministrstvo za obrambo

Ministrstvo za pravosodje

Ministrstvo za gospodarstvo

Ministrstvo za kmetijstvo, gozdarstvo in prehrano

Ministrstvo za promet

Ministrstvo za okolje in prostor

Ministrstvo za delo, družino in socialne zadeve

Ministrstvo za zdravje

Ministrstvo za javno upravo

Ministrstvo za šolstvo in šport

Ministrstvo za visoko šolstvo, znanost in tehnologijo

Ministrstvo za kulturo

Vrhovno sodišče Republike Slovenije

višja sodišča

okrožna sodišča

okrajna sodišča

Vrhovno državno tožilstvo Republike Slovenije

Okrožna državna tožilstva

Državno pravobranilstvo

Upravno sodišče Republike Slovenije

Višje delovno in socialno sodišče

delovna sodišča

Davčna uprava Republike Slovenije

Carinska uprava Republike Slovenije

Urad Republike Slovenije za preprečevanje pranja denarja

Urad Republike Slovenije za nadzor prirejanja iger na srečo

Uprava Republike Slovenije za javna plačila

Urad Republike Slovenije za nadzor proračuna

Policija

Inšpektorat Republike Slovenije za notranje zadeve

Generalštab Slovenske vojske

Uprava Republike Slovenije za zaščito in reševanje

Inšpektorat Republike Slovenije za obrambo

Inšpektorat Republike Slovenije za varstvo pred naravnimi in drugimi nesrečami

Uprava Republike Slovenije za izvrševanje kazenskih sankcij

Urad Republike Slovenije za varstvo konkurence

Urad Republike Slovenije za varstvo potrošnikov

Tržni inšpektorat Republike Slovenije

Urad Republike Slovenije za intelektualno lastnino

Inšpektorat Republike Slovenije za elektronske komunikacije, elektronsko podpisovanje in pošto

Inšpektorat za energetiko in rudarstvo

Agencija Republike Slovenije za kmetijske trge in razvoj podeželja

Inšpektorat Republike Slovenije za kmetijstvo, gozdarstvo in hrano

Fitosanitarna uprava Republike Slovenije

Veterinarska uprava Republike Slovenije

Uprava Republike Slovenije za pomorstvo

Direkcija Republike Slovenije za caste

Prometni inšpektorat Republike Slovenije

Direkcija za vodenje investicij v javno železniško infrastrukturo

Agencija Republike Slovenije za okolje

Geodetska uprava Republike Slovenije

Uprava Republike Slovenije za jedrsko varstvo

Inšpektorat Republike Slovenije za okolje in prostor

Inšpektorat Republike Slovenije za delo

Zdravstveni inšpektorat

Urad Republike Slovenije za kemikalije

Uprava Republike Slovenije za varstvo pred sevanji

Urad Republike Slovenije za meroslovje

Urad za visoko šolstvo

Urad Republike Slovenije za mladino

Inšpektorat Republike Slovenije za šolstvo in šport

Arhiv Republike Slovenije

Inšpektorat Republike Slovenije za kulturo in medije

Kabinet predsednika Vlade Republike Slovenije

Generalni sekretariat Vlade Republike Slovenije

Služba vlade za zakonodajo

Služba vlade za evropske zadeve

Služba vlade za lokalno samoupravo in regionalno politiko

Urad vlade za komuniciranje

Urad za enake možnosti

Urad za verske skupnosti

Urad za narodnosti

Urad za makroekonomske analize in razvoj

Statistični urad Republike Slovenije

Slovenska obveščevalno-varnostna agencija

Protokol Republike Slovenije

Urad za varovanje tajnih podatkov

Urad za Slovence v zamejstvu in po svetu

Služba Vlade Republike Slovenije za razvoj

Informacijski pooblaščenec

Državna volilna komisija

SLOWAKIJE

Ministeries en andere centrale overheidsdiensten, als bedoeld in Wet nr. 575/2001 inzake de structuur van de werkzaamheden van de regering en centrale overheidsdiensten, als gewijzigd bij latere wetgeving:

Kancelária Prezidenta Slovenskej republiky

Národná rada Slovenskej republiky

Ministerstvo hospodárstva Slovenskej republiky

Ministerstvo financií Slovenskej republiky

Ministerstvo dopravy, pôšt a telekomunikácií Slovenskej republiky

Ministerstvo pôdohospodárstva Slovenskej republiky

Ministerstvo výstavby a regionálneho rozvoja Slovenskej republiky

Ministerstvo vnútra Slovenskej republiky

Ministerstvo obrany Slovenskej republiky

Ministerstvo spravodlivosti Slovenskej republiky

Ministerstvo zahraničných vecí Slovenskej republiky

Ministerstvo práce, sociálnych vecí a rodiny Slovenskej republiky

Ministerstvo životného prostredia Slovenskej republiky

Ministerstvo školstva Slovenskej republiky

Ministerstvo kultúry Slovenskej republiky

Ministerstvo zdravotníctva Slovenskej republiky

Úrad vlády Slovenskej republiky

Protimonopolný úrad Slovenskej republiky

Štatistický úrad Slovenskej republiky

Úrad geodézie, kartografie a katastra Slovenskej republiky

Úrad jadrového dozoru Slovenskej republiky

Úrad pre normalizáciu, metrológiu a skúšobníctvo Slovenskej republiky

Úrad pre verejné obstarávanie

Úrad priemyselného vlastníctva Slovenskej republiky

Správa štátnych hmotných rezerv Slovenskej republiky

Národný bezpečnostný úrad

Ústavný súd Slovenskej republiky

Najvyšši súd Slovenskej republiky

Generálna prokuratura Slovenskej republiky

Najvyšši kontrolný úrad Slovenskej republiky

Telekomunikačný úrad Slovenskej republiky

Úrad priemyselného vlastníctva Slovenskej republiky

Úrad pre finančný trh

Úrad na ochranu osobn ý ch udajov

Kancelária verejneho ochranu prav

FINLAND

Oikeuskanslerinvirasto — Justitiekanslersämbetet

Liikenne- Ja Viestintäministeriö — Kommunikationsministeriet

Ajoneuvohallintokeskus AKE — Fordonsförvaltningscentralen AKE

Ilmailuhallinto — Luftfartsförvaltningen

Ilmatieteen laitos — Meteorologiska institutet

Merenkulkulaitos — Sjöfartsverket

Merentutkimuslaitos — Havsforskningsinstitutet

Ratahallintokeskus RHK — Banförvaltningscentralen RHK

Rautatievirasto — Järnvägsverket

Tiehallinto — Vägförvaltningen

Viestintävirasto — Kommunikationsverket

Maa- ja metsätalousministeriö — Jord- och skogsbruksministeriet

Elintarviketurvallisuusvirasto — Livsmedelssäkerhetsverket

Maanmittauslaitos — Lantmäteriverket

Maaseutuvirasto — Landsbygdsverket

Oikeusministeriö — Justitieministeriet

Tietosuojavaltuutetun toimisto — Dataombudsmannens byrå

Tuomioistuimet — domstolar

Korkein oikeus — Högsta domstolen

Korkein hallinto-oikeus — Högsta förvaltningsdomstolen

Hovioikeudet — hovrätter

Käräjäoikeudet — tingsrätter

Hallinto-oikeudet -förvaltningsdomstolar

Markkinaoikeus — Marknadsdomstolen

Työtuomioistuin — Arbetsdomstolen

Vakuutusoikeus — Försäkringsdomstolen

Kuluttajariitalautakunta — Konsumenttvistenämnden

Vankeinhoitolaitos — Fångvårdsväsendet

HEUNI — Yhdistyneiden Kansakuntien yhteydessä toimiva Euroopan kriminaalipolitiikan instituutti — HEUNI — Europeiska institutet för kriminalpolitik, verksamt i anslutning till Förenta Nationerna

Konkurssiasiamiehen toimisto — Konkursombudsmannens byrå

Kuluttajariitalautakunta — Konsumenttvistenämnden

Oikeushallinnon palvelukeskus — Justitieförvaltningens servicecentral

Oikeushallinnon tietotekniikkakeskus — Justitieförvaltningens datateknikcentral

Oikeuspoliittinen tutkimuslaitos (Optula) — Rättspolitiska forskningsinstitutet

Oikeusrekisterikeskus — Rättsregistercentralen

Onnettomuustutkintakeskus — Centralen för undersökning av olyckor

Rikosseuraamusvirasto — Brottspåföljdsverket

Rikosseuraamusalan koulutuskeskus — Brottspåföljdsområdets utbildningscentral

Rikoksentorjuntaneuvosto Rådet för brottsförebyggande

Saamelaiskäräjät — Sametinget

Valtakunnansyyttäjänvirasto — Riksåklagarämbetet

Vankeinhoitolaitos — Fångvårdsväsendet

Opetusministeriö — Undervisningsministeriet

Opetushallitus — Utbildningsstyrelsen

Valtion elokuvatarkastamo — Statens filmgranskningsbyrå

Puolustusministeriö — Försvarsministeriet

Puolustusvoimat — Försvarsmakten

Sisäasiainministeriö — Inrikesministeriet

Väestörekisterikeskus — Befolkningsregistercentralen

Keskusrikospoliisi — Centralkriminalpolisen

Liikkuva poliisi — Rörliga polisen

Rajavartiolaitos — Gränsbevakningsväsendet

Lääninhallitukset — Länstyrelserna

Suojelupoliisi — Skyddspolisen

Poliisiammattikorkeakoulu — Polisyrkeshögskolan

Poliisin tekniikkakeskus — Polisens teknikcentral

Poliisin tietohallintokeskus — Polisens datacentral

Helsingin kihlakunnan poliisilaitos — Polisinrättningen i Helsingfors

Pelastusopisto — Räddningsverket

Hätäkeskuslaitos — Nödcentralsverket

Maahanmuuttovirasto — Migrationsverket

Sisäasiainhallinnon palvelukeskus — Inrikesförvaltningens servicecentral

Sosiaali- ja terveysministeriö — Social- och hälsovårdsministeriet

Työttömyysturvan muutoksenhakulautakunta — Besvärsnämnden för utkomstskyddsärenden

Sosiaaliturvan muutoksenhakulautakunta — Besvärsnämnden för socialtrygghet

Lääkelaitos — Läkemedelsverket

Terveydenhuollon oikeusturvakeskus — Rättsskyddscentralen för hälsovården

Säteilyturvakeskus — Strålsäkerhetscentralen

Kansanterveyslaitos — Folkhälsoinstitutet

Lääkehoidon kehittämiskeskus ROHTO — Utvecklingscentralen för läkemedelsbe-handling

Sosiaali- ja terveydenhuollon tuotevalvontakeskus — Social- och hälsovårdens producttill-synscentral

Sosiaali- ja terveysalan tutkimus- ja kehittämiskeskus Stakes — Forsknings- och utvecklingscentralen för social- och hälsovården Stakes

Vakuutusvalvontavirasto — Försäkringsinspektionen

Työ- ja elinkeinoministeriö — Arbets- och näringsministeriet

Kuluttajavirasto — Konsumentverket

Kilpailuvirasto — Konkurrensverket

Patentti- ja rekisterihallitus — Patent- och registerstyrelsen

Valtakunnansovittelijain toimisto — Riksförlikningsmännens byrå

Valtion turvapaikanhakijoiden vastaanottokeskukset- Statliga förläggningar för asylsökande

Energiamarkkinavirasto - Energimarknadsverket

Geologian tutkimuskeskus — Geologiska forskningscentralen

Huoltovarmuuskeskus — Försörjningsberedskapscentralen

Kuluttajatutkimuskeskus — Konsumentforskningscentralen

Matkailun edistämiskeskus (MEK) — Centralen för turistfrämjande

Mittatekniikan keskus (MIKES) — Mätteknikcentralen

Tekes — teknologian ja innovaatioiden kehittämiskeskus - Tekes — utvecklingscentralen för teknologi och innovationer

Turvatekniikan keskus (TUKES) — Säkerhetsteknikcentralen

Valtion teknillinen tutkimuskeskus (VTT) — Statens tekniska forskningscentral

Syrjintälautakunta — Nationella diskrimineringsnämnden

Työneuvosto — Arbetsrådet

Vähemmistövaltuutetun toimisto — Minoritetsombudsmannens byrå

Ulkoasiainministeriö — Utrikesministeriet

Valtioneuvoston Kanslia — Statsrådets Kansli

Valtiovarainministeriö — Finansministeriet

Valtiokonttori — Statskontoret

Verohallinto — Skatteförvaltningen

Tullilaitos — Tullverket

Tilastokeskus — Statistikcentralen

Valtiontaloudellinen tutkimuskeskus — Statens ekonomiska forskiningscentral

Ympäristöministeriö — Miljöministeriet

Suomen ympäristökeskus — Finlands miljöcentral

Asumisen rahoitus- ja kehityskeskus — Finansierings- och utvecklingscentralen för boendet

Valtiontalouden Tarkastusvirasto — Statens Revisionsverk

ZWEDEN

A

Affärsverket svenska kraftnät

Akademien för de fria konsterna

Alkohol- och läkemedelssortiments-nämnden

Allmänna pensionsfonden

Allmänna reklamationsnämnden

Ambassader

Ansvarsnämnd, statens

Arbetsdomstolen

Arbetsförmedlingen

Arbetsgivarverk, statens

Arbetslivsinstitutet

Arbetsmiljöverket

Arkitekturmuseet

Arrendenämnder

Arvsfondsdelegationen

Arvsfondsdelegationen

B

Banverket

Barnombudsmannen

Beredning för utvärdering av medicinsk metodik, statens

Bergsstaten

Biografbyrå, statens

Biografiskt lexikon, svenskt

Birgittaskolan

Blekinge tekniska högskola

Bokföringsnämnden

Bolagsverket

Bostadsnämnd, statens

Bostadskreditnämnd, statens

Boverket

Brottsförebyggande rådet

Brottsoffermyndigheten

C

Centrala studiestödsnämnden

D

Danshögskolan

Datainspektionen

Departementen

Domstolsverket

Dramatiska institutet

E

Ekeskolan

Ekobrottsmyndigheten

Ekonomistyrningsverket

Ekonomiska rådet

Elsäkerhetsverket

Energimarknadsinspektionen

Energimyndighet, statens

EU/FoU-rådet

Exportkreditnämnden

Exportråd, Sveriges

F

Fastighetsmäklarnämnden

Fastighetsverk, statens

Fideikommissnämnden

Finansinspektionen

Finanspolitiska rådet

Finsk-svenska gränsälvskommissionen

Fiskeriverket

Flygmedicincentrum

Folkhälsoinstitut, statens

Fonden för fukt- och mögelskador

Forskningsrådet för miljö, areella näringar och samhällsbyggande, Formas

Folke Bernadotte Akademin

Forskarskattenämnden

Forskningsrådet för arbetsliv och socialvetenskap

Fortifikationsverket

Forum för levande historia

Försvarets materielverk

Försvarets radioanstalt

Försvarets underrättelsenämnd

Försvarshistoriska museer, statens

Försvarshögskolan

Försvarsmakten

Försäkringskassan

G

Gentekniknämnden

Geologiska undersökning

Geotekniska institut, statens

Giftinformationscentralen

Glesbygdsverket

Grafiska institutet och institutet för högre kommunikation- och reklamutbildning

Granskningsnämnden för radio och TV

Granskningsnämnden för försvarsuppfinningar

Gymnastik- och Idrottshögskolan

Göteborgs universitet

H

Handelsflottans kultur- och fritidsråd

Handelsflottans pensionsanstalt

Handelssekreterare

Handelskamrar, auktoriserade

Handikappombudsmannen

Handikappråd, statens

Harpsundsnämnden

Haverikommission, statens

Historiska museer, statens

Hjälpmedelsinstitutet

Hovrätterna

Hyresnämnder

Häktena

Hälso- och sjukvårdens ansvarsnämnd

Högskolan Dalarna

Högskolan i Borås

Högskolan i Gävle

Högskolan i Halmstad

Högskolan i Kalmar

Högskolan i Karlskrona/Ronneby

Högskolan i Kristianstad

Högskolan i Skövde

Högskolan i Trollhättan/Uddevalla

Högskolan på Gotland

Högskolans avskiljandenämnd

Högskoleverket

Högsta domstolen

I

ILO kommittén

Inspektionen för arbetslöshetsförsäkringen

Inspektionen för strategiska producter

Institut för kommunikationsanalys, statens

Institut för psykosocial medicin, statens

Institut för särskilt utbildningsstöd, statens

Institutet för arbetsmarknadspolitisk utvärdering

Institutet för rymdfysik

Institutet för tillväxtpolitiska studier

Institutionsstyrelse, statens

Insättningsgarantinämnden

Integrationsverket

Internationella programkontoret för utbildningsområdet

J

Jordbruksverk, statens

Justitiekanslern

Jämställdhetsombudsmannen

Jämställdhetsnämnden

Järnvägar, statens

Järnvägsstyrelsen

K

Kammarkollegiet

Kammarrätterna

Karlstads universitet

Karolinska Institutet

Kemikalieinspektionen

Kommerskollegium

Konjunkturinstitutet

Konkurrensverket

Konstfack

Konsthögskolan

Konstnärsnämnden

Konstråd, statens

Konsulat

Konsumentverket

Krigsvetenskapsakademin

Krigsförsäkringsnämnden

Kriminaltekniska laboratorium, statens

Kriminalvården

Krisberedskapsmyndigheten

Kristinaskolan

Kronofogdemyndigheten

Kulturråd, statens

Kungl. Biblioteket

Kungl. Konsthögskolan

Kungl. Musikhögskolan i Stockholm

Kungl. Tekniska högskolan

Kungl. Vitterhets-, historie- och antikvitetsakademien

Kungl Vetenskapsakademin

Kustbevakningen

Kvalitets- och kompetensråd, statens

Kärnavfallsfondens styrelse

L

Lagrådet

Lantbruksuniversitet, Sveriges

Lantmäteriverket

Linköpings universitet

Livrustkammaren, Skoklosters slott och Hallwylska museet

Livsmedelsverk, statens

Livsmedelsekonomiska institutet

Ljud- och bildarkiv, statens

Lokala säkerhetsnämnderna vid kärnkraftverk

Lotteriinspektionen

Luftfartsverket

Luftfartsstyrelsen

Luleå tekniska universitet

Lunds universitet

Läkemedelsverket

Läkemedelsförmånsnämnden

Länsrätterna

Länsstyrelserna

Lärarhögskolan i Stockholm

M

Malmö högskola

Manillaskolan

Maritima muséer, statens

Marknadsdomstolen

Medlingsinstitutet

Meteorologiska och hydrologiska institut, Sveriges

Migrationsverket

Militärhögskolor

Mittuniversitetet

Moderna museet

Museer för världskultur, statens

Musikaliska Akademien

Musiksamlingar, statens

Myndigheten för handikappolitisk samordning

Myndigheten för internationella adoptionsfrågor

Myndigheten för skolutveckling

Myndigheten för kvalificerad yrkesutbildning

Myndigheten för nätverk och samarbete inom högre utbildning

Myndigheten för Sveriges nätuniversitet

Myndigheten för utländska investeringar i Sverige

Mälardalens högskola

N

Nationalmuseum

Nationellt centrum för flexibelt lärande

Naturhistoriska riksmuseet

Naturvårdsverket

Nordiska Afrikainstitutet

Notarienämnden

Nämnd för arbetstagares uppfinningar, statens

Nämnden för statligt stöd till trossamfund

Nämnden för styrelserepresentationsfrågor

Nämnden mot diskriminering

Nämnden för elektronisk förvaltning

Nämnden för RH anpassad utbildning

Nämnden för hemslöjdsfrågor

O

Oljekrisnämnden

Ombudsmannen mot diskriminering på grund av sexuell läggning

Ombudsmannen mot etnisk diskriminering

Operahögskolan i Stockholm

P

Patent- och registreringsverket

Patentbesvärsrätten

Pensionsverk, statens

Personregisternämnd statens, SPAR-nämnden

Pliktverk, Totalförsvarets

Polarforskningssekretariatet

Post- och telestyrelsen

Premiepensionsmyndigheten

Presstödsnämnden

R

Radio- och TV-verket

Rederinämnden

Regeringskansliet

Regeringsrätten

Resegarantinämnden

Registernämnden

Revisorsnämnden

Riksantikvarieämbetet

Riksarkivet

Riksbanken

Riksdagsförvaltningen

Riksdagens ombudsmän

Riksdagens revisorer

Riksgäldskontoret

Rikshemvärnsrådet

Rikspolisstyrelsen

Riksrevisionen

Rikstrafiken

Riksutställningar, Stiftelsen

Riksvärderingsnämnden

Rymdstyrelsen

Rådet för Europeiska socialfonden i Sverige

Räddningsverk, statens

Rättshjälpsmyndigheten

Rättshjälpsnämnden

Rättsmedicinalverket

S

Samarbetsnämnden för statsbidrag till trossamfund

Sameskolstyrelsen och sameskolor

Sametinget

SIS, Standardiseringen i Sverige

Sjöfartsverket

Skatterättsnämnden

Skatteverket

Skaderegleringsnämnd, statens

Skiljenämnden i vissa trygghetsfrågor

Skogsstyrelsen

Skogsvårdsstyrelserna

Skogs och lantbruksakademien

Skolverk, statens

Skolväsendets överklagandenämnd

Smittskyddsinstitutet

Socialstyrelsen

Specialpedagogiska institutet

Specialskolemyndigheten

Språk- och folkminnesinstitutet

Sprängämnesinspektionen

Statistiska centralbyrån

Statskontoret

Stockholms universitet

Stockholms internationella miljöinstitut

Strålsäkerhetsmyndigheten

Styrelsen för ackreditering och teknisk kontroll

Styrelsen för internationellt utvecklingssamarbete, SIDA

Styrelsen för Samefonden

Styrelsen för psykologiskt försvar

Stängselnämnden

Svenska institutet

Svenska institutet för europapolitiska studier

Svenska ESF rådet

Svenska Unescorådet

Svenska FAO kommittén

Svenska Språknämnden

Svenska Skeppshypotekskassan

Svenska institutet i Alexandria

Sveriges författarfond

Säkerhetspolisen

Säkerhets- och integritetsskyddsnämnden

Södertörns högskola

T

Taltidningsnämnden

Talboks- och punktskriftsbiblioteket

Teaterhögskolan i Stockholm

Tingsrätterna

Tjänstepensions och grupplivnämnd, statens

Tjänsteförslagsnämnden för domstolsväsendet

Totalförsvarets forskningsinstitut

Totalförsvarets pliktverk

Tullverket

Turistdelegationen

U

Umeå universitet

Ungdomsstyrelsen

Uppsala universitet

Utlandslönenämnd, statens

Utlänningsnämnden

Utrikesförvaltningens antagningsnämnd

Utrikesnämnden

Utsädeskontroll, statens

V

Valideringsdelegationen

Valmyndigheten

Vatten- och avloppsnämnd, statens

Vattenöverdomstolen

Verket för förvaltningsutveckling

Verket för högskoleservice

Verket för innovationssystem (VINNOVA)

Verket för näringslivsutveckling (NUTEK)

Vetenskapsrådet

Veterinärmedicinska anstalt, statens

Veterinära ansvarsnämnden

Väg- och transportforskningsinstitut, statens

Vägverket

Vänerskolan

Växjö universitet

Växtsortnämnd, statens

Å

Åklagarmyndigheten

Åsbackaskolan

Ö

Örebro universitet

Örlogsmannasällskapet

Östervångsskolan

Överbefälhavaren

Överklagandenämnden för högskolan

Överklagandenämnden för nämndemanna-uppdrag

Överklagandenämnden för studiestöd

Överklagandenämnden för totalförsvaret

VERENIGD KONINKRIJK

Cabinet Office

Office of the Parliamentary Counsel

Central Office of Information

Charity Commission

Crown Estate Commissioners (Vote Expenditure Only)

Crown Prosecution Service

Department for Business, Enterpriseand Regulatory Reform

Competition Commission

Gas and Electricity Consumers’ Council

Office of Manpower Economics

Department for Children, Schools and Families

Department of Communities and Local Government

Rent Assessment Panels

Department for Culture, Media and Sport

British Library

British Museum

Commission for Architecture and the Built Environment

The Gambling Commission

Historic Buildings and Monuments Commission for England(English Heritage)

Imperial War Museum

Museums, Libraries and Archives Council

National Gallery

National Maritime Museum

National Portrait Gallery

Natural History Museum

Science Museum

Tate Gallery

Victoria andAlbertMuseum

Wallace Collection

Department for Environment, Food and Rural Affairs

Agricultural Dwelling House Advisory Committees

Agricultural Land Tribunals

Agricultural Wages Board and Committees

Cattle Breeding Centre

Countryside Agency

Plant Variety Rights Office

Royal Botanic Gardens, Kew

Royal Commission on Environmental Pollution

Department of Health

Dental Practice Board

National Health Service Strategic Health Authorities

NHS Trusts

Prescription Pricing Authority

Department for Innovation, Universities and Skills

Higher Education Funding Council forEngland

National Weights and Measures Laboratory

Patent Office

Department for International Development

Department of the Procurator General and Treasury Solicitor

Legal Secretariat to the Law Officers

Department for Transport

Maritime and Coastguard Agency

Department for Work and Pensions

Disability Living Allowance Advisory Board

Independent Tribunal Service

Medical Boards and Examining Medical Officers (War Pensions)

Occupational Pensions Regulatory Authority

Regional Medical Service

Social Security Advisory Committee

Export Credits Guarantee Department

Foreign and Commonwealth Office

WiltonParkConference Centre

Government Actuary’s Department

Government Communications Headquarters

Home Office

HM Inspectorate of Constabulary

House of Commons

House of Lords

Ministry of Defence

Defence Equipment & Support

Meteorological Office

Ministry of Justice

Boundary Commission forEngland

Combined Tax Tribunal

Council on Tribunals

Court of Appeal — Criminal

Employment Appeals Tribunal

Employment Tribunals

HMCS Regions, Crown, County and Combined Courts (England and Wales)

Immigration Appellate Authorities

Immigration Adjudicators

Immigration Appeals Tribunal

Lands Tribunal

Law Commission

Legal Aid Fund (England and Wales)

Office of the Social Security Commissioners

Parole Board and Local Review Committees

Pensions Appeal Tribunals

Public Trust Office

Supreme Court Group (England and Wales)

Transport Tribunal

The National Archives

National Audit Office

National Savings and Investments

NationalSchoolof Government

Northern IrelandAssembly Commission

Northern IrelandCourt Service

Coroners Courts

County Courts

Court of Appeal and High Court of Justice inNorthern Ireland

Crown Court

Enforcement of Judgements Office

Legal Aid Fund

Magistrates’ Courts

Pensions Appeals Tribunals

Northern Ireland, Department for Employment and Learning

Northern Ireland, Department for Regional Development

Northern Ireland, Department for Social Development

Northern Ireland, Department of Agriculture and Rural Development

Northern Ireland, Department of Culture, Arts and Leisure

Northern Ireland, Department of Education

Northern Ireland, Department of Enterprise, Trade and Investment

Northern Ireland, Department of the Environment

Northern Ireland, Department of Finance and Personnel

Northern Ireland, Department of Health, Social Services and Public Safety

Northern Ireland, Office of the First minister and Deputy First minister

Northern IrelandOffice

Crown Solicitor’s Office

Department of the Director of Public Prosecutions forNorthern Ireland

Forensic Science Laboratory ofNorthern Ireland

Office of the Chief Electoral Officer forNorthern Ireland

Police Service ofNorthern Ireland

Probation Board forNorthern Ireland

State Pathologist Service

Office of Fair Trading

Office for National Statistics

National Health Service Central Register

Office of the Parliamentary Commissioner for Administration and Health Service Commissioners

Paymaster General’s Office

Postal Business of the Post Office

Privy Council Office

Public Record Office

HM Revenue and Customs

The Revenue and Customs Prosecutions Office

Royal Hospital, Chelsea

Royal Mint

Rural Payments Agency

Scotland, Auditor-General

Scotland, Crown Office and Procurator Fiscal Service

Scotland, General Register Office

Scotland, Queen’s and Lord Treasurer’s Remembrancer

Scotland, Registers of Scotland

The ScotlandOffice

The Scottish ministers

Architecture and Design Scotland

Crofters Commission

Deer Commission for Scotland

Lands Tribunal for Scotland

National Galleries of Scotland

National Library of Scotland

National Museums of Scotland

Royal Botanic Garden, Edinburgh

Royal Commission on the Ancient and Historical Monuments of Scotland

Scottish Further and Higher Education Funding Council

Scottish Law Commission

Community Health Partnerships

Special Health Boards

Health Boards

The Office of the Accountant of Court

High Court of Justiciary

Court of Session

HM Inspectorate of Constabulary

Parole Board for Scotland

Pensions Appeal Tribunals

Scottish Land Court

Sheriff Courts

Scottish Police Services Authority

Office of the Social Security Commissioners

The Private Rented Housing Panel and Private Rented Housing Committees

Keeper of the Records of Scotland

The Scottish Parliamentary Body Corporate

HM Treasury

Office of Government Commerce

United KingdomDebt Management Office

The Wales Office (Office of the Secretary of State for Wales)

The Welsh ministers

Higher Education Funding Council forWales

Local Government Boundary Commission forWales

The Royal Commission on the Ancient and Historical Monuments ofWales

Valuation Tribunals (Wales)

Welsh National Health Service Trusts and Local Health Boards

Welsh Rent Assessment Panels


BIJLAGE II

LIJST VAN WERKZAAMHEDEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 2, LID 1, PUNT 6, ONDER a)

Bij verschillen tussen CPV en NACE, is de CPV-nomenclatuur van toepassing.

NACE Rev. 1 (1)

CPV-code

SECTIE F

BOUWNIJVERHEID

Afdeling

Groep

Klasse

Benaming

Opmerkingen

45

 

 

Bouwnijverheid

Deze afdeling omvat:

nieuwbouw, restauratiewerk en gewone reparaties.

45000000

 

45.1

 

Het bouwrijp maken van terreinen

 

45100000

 

 

45.11

Slopen van gebouwen; grondverzet

Deze klasse omvat:

het slopen van gebouwen en andere bouwwerken;

het ruimen van bouwterreinen;

grondverzet: graven, ophogen, egaliseren en nivelleren van bouwterreinen, graven van sleuven en geulen, verwijderen van rotsen, grondverzet met behulp van explosieven enz.;

het geschikt maken van terreinen voor mijnbouw:

verwijderen van deklagen en overige werkzaamheden in verband met de ontsluiting van delfstoffen en de voorbereiding van de ontginning.

Deze klasse omvat voorts:

de drainage van bouwterreinen;

de drainage van land- en bosbouwgrond.

45110000

 

 

45.12

Proefboren en boren

Deze klasse omvat:

het proefboren en het nemen van bodemmonsters ten behoeve van de bouw of voor geofysische, geologische of dergelijke doeleinden.

Deze klasse omvat niet:

het boren van putten voor de aardolie- of aardgaswinning, zie 11.20;

het boren van waterputten, zie 45.25;

het delven van mijnschachten, zie 45.25;

de aardolie- en aardgasexploratie en geofysisch, geologisch en seismisch onderzoek, zie 74.20.

45120000

 

45.2

 

Burgerlijke en utiliteitsbouw; weg- en waterbouw

 

45200000

 

 

45.21

Algemene bouwkundige en civieltechnische werken

Deze klasse omvat:

de bouw van alle soorten gebouwen; de uitvoering van civieltechnische werken;

bruggen, inclusief die voor verhoogde wegen, viaducten, tunnels en ondergrondse doorgangen;

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen over lange afstanden,

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen in de bebouwde kom;

bijkomende werken;

het monteren en optrekken van geprefabriceerde constructies ter plaatse.

Deze klasse omvat niet:

diensten in verband met aardolie- en de aardgaswinning, zie 11.20;

het optrekken van volledige geprefabriceerde constructies van zelfvervaardigde onderdelen, niet van beton, zie 20, 26, 28;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen, zie 45.23;

installatiewerkzaamheden, zie 45.3,

de afwerking van gebouwen, zie 45.4;

architecten en ingenieurs, zie 74.20;

projectbeheer voor de bouw, zie 74.20.

45210000

met uitzondering van:

– 45213316

45220000

45231000

45232000

 

 

45.22

Dakbedekking en bouw van dakconstructies

Deze klasse omvat:

de bouw van daken;

dakbedekking;

het waterdicht maken.

45261000

 

 

45.23

Bouw van autowegen en andere wegen, vliegvelden en sportfaciliteiten

Deze klasse omvat:

de bouw van autowegen, straten en andere wegen en paden voor voertuigen en voetgangers;

de bouw van spoorwegen;

de bouw van start- en leningsbanen;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen;

het schilderen van markeringen op wegen en parkeerplaatsen.

Deze klasse omvat niet:

voorafgaand grondverzet, zie 45.11.

45212212 en DA03

45230000

met uitzondering van:

– 45231000

– 45232000

– 45234115

 

 

45.24

Waterbouw

Deze klasse omvat

het verrichten of aanleggen van:

waterwegen, haven- en rivierwerken, jachthavens, sluizen enz.;

dammen en dijken;

baggerwerken;

werkzaamheden onder water.

45240000

 

 

45.25

Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw

Deze klasse omvat:

gespecialiseerde bouwwerkzaamheden ten behoeve van diverse bouwwerken, waarvoor specifieke ervaring of een speciale uitrusting nodig is;

bouw van funderingen, inclusief heien;

boren en aanleggen van waterputten, delven van mijnschachten;

opbouw van niet-zelfvervaardigde elementen van staal;

buigen van staal;

metselen, inclusief zetten van natuursteen;

optrekken en afbreken van steigers en werkplatforms, inclusief verhuur van steigers en werkplatforms;

bouw van schoorstenen en industriële ovens.

Deze klasse omvat niet:

de verhuur van steigers zonder optrekken en afbreken, zie 71.32.

45250000

45262000

 

45.3

 

Bouwinstallatie

 

45300000

 

 

45.31

Elektrische installatie

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

elektrische bedrading en toebehoren;

telecommunicatiesystemen;

elektrische verwarmingssystemen;

antennes;

brenalarmsystemen;

inbraakalarmsystemen;

liften en roltrappen;

bliksemafleiders enz.

45213316

45310000

met uitzondering van:

– 45316000

 

 

45.32

Isolatie

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van isolatiemateriaal (warmte, geluid, trillingen).

Deze klasse omvat niet:

het waterdicht maken, zie 45.22.

45320000

 

 

45.33

Loodgieterswerk

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

waterleidingen en artikelen voor sanitair gebruik;

gasaansluitingen;

apparatuur en leidingen voor verwarming, ventilatie, koeling en klimaatregeling;

sprinklerinstallaties.

Deze klasse omvat niet:

de installatie en reparatie van elektrische verwarmingsinstallaties, zie 45.31.

45330000

 

 

45.34

Overige bouwinstallatie

Deze klasse omvat:

de installatie van verlichtings- en signaleringssystemen voor wegen, spoorwegen, luchthavens en havens;

de installatie in en aan gebouwen en andere bouwwerken van toebehoren, niet elders geklasseerd.

45234115

45316000

45340000

 

45.4

 

Afwerking van gebouwen

 

45400000

 

 

45.41

Stukadoorswerk

Deze klasse omvat:

het aanbrengen van pleister- en stukadoorswerk (inclusief het aanbrengen van een hechtgrond) aan de binnen- of buitenzijde van gebouwen en andere bouwwerken.

45410000

 

 

45.42

Schrijnwerk

Deze klasse omvat:

het plaatsen van niet-zelfvervaardigde deuren, vensters, kozijnen, inbouwkeukens, trappen, winkelinrichtingen en dergelijke, van hout of van ander materiaal;

de binnenafwerking, zoals plafonds, wandbekleding van hout, verplaatsbare tussenwanden enz.

Deze klasse omvat niet:

het leggen van parket of andere houten vloerbedekking, zie 45.43.

45420000

 

 

45.43

Vloer- en wandafwerking

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van:

vloer- of wentegels van keramische stoffen, beton of gehouwen steen;

parket en andere houten vloerbedekking;

tapijt en vloerbedekking van linoleum, rubber of kunststof;

vloerbedekking en wenbekleding van terrazzo, marmer, graniet of lei;

behang.

45430000

 

 

45.44

Schilderen en glaszetten

Deze klasse omvat:

het schilderen van het binnen- en buitenwerk van gebouwen;

het schilderen van wegen- en waterbouwkundige werken;

het aanbrengen van glas, spiegels enz.

Deze klasse omvat niet:

de installatie van vensters, zie 45.42.

45440000

 

 

45.45

Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen

Deze klasse omvat:

de installatie van particuliere zwembaden;

gevelreiniging met behulp van stoom, door middel van zandstralen enz.;

overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen, n.e.g.

Deze klasse omvat niet:

het reinigen van het interieur van gebouwen en andere bouwwerken, zie 74.70.

45212212 en DA04

45450000

 

45.5

 

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

 

45500000

 

 

45.50

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

Deze klasse omvat niet:

de verhuur van bouw- en sloopmachines zonder bedieningspersoneel, zie 71.32.

45500000


(1)  Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1).


BIJLAGE III

LIJST VAN PRODUCTEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, ONDER b), BETREFFENDE HET GUNNEN DOOR AANBESTEDENDE DIENSTEN VAN OPDRACHTEN OP HET GEBIED VAN DEFENSIE

De enige met het oog op deze richtlijn toepasselijke tekst is die van bijlage 1, onder 3), van de GPA-overeenkomst, waarop de volgende indicatieve lijst van producten is gebaseerd:

Hoofdstuk 25:

Zout, zwavel, aarde en steen, gips, kalk en cement

Hoofdstuk 26:

Ertsen, slakken en assen

Hoofdstuk 27:

Minerale brenstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan, bitumineuze stoffen, minerale was

met uitzondering van:

ex ex 27.10: bijzondere motorbrenstoffen

Hoofdstuk 28:

Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van zeldzame aardmetalen, van radioactieve elementen, en van isotopen,

met uitzondering van:

 

ex ex 28.09: explosieven

 

ex ex 28.13: explosieven

 

ex ex 28.14: traangas

 

ex ex 28.28: explosieven

 

ex ex 28.32: explosieven

 

ex ex 28.39: explosieven

 

ex ex 28.50: toxicologische producten

 

ex ex 28.51: toxicologische producten

 

ex ex 28.54: explosieven

Hoofdstuk 29:

Organische chemische producten

met uitzondering van:

 

ex ex 29.03: explosieven

 

ex ex 29.04: explosieven

 

ex ex 29.07: explosieven

 

ex ex 29.08: explosieven

 

ex ex 29.11: explosieven

 

ex ex 29.12: explosieven

 

ex ex 29.13: toxicologische producten

 

ex ex 29.14: toxicologische producten

 

ex ex 29.15: toxicologische producten

 

ex ex 29.21: toxicologische producten

 

ex ex 29.22: toxicologische producten

 

ex ex 29.23: toxicologische producten

 

ex ex 29.26: explosieven

 

ex ex 29.27: toxicologische producten

 

ex ex 29.29: explosieven

Hoofdstuk 30:

Farmaceutische producten

Hoofdstuk 31:

Meststoffen

Hoofdstuk 32:

looizuur (tannine) en derivaten daarvan; kleur- en verfstoffen, verf en vernis en verfmiddelen; mastiek; inkt

Hoofdstuk 33:

Etherische oliën en harsaroma’s, parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten

Hoofdstuk 34:

Zeep, organische tensioactieve producten; wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artikelen, modelleerpasta’s en tandtechnische waspreparaten

Hoofdstuk 35:

Eiwitstoffen; lijm, enzymen

Hoofdstuk 37:

Producten voor fotografie en cinematografie

Hoofdstuk 38:

Diverse producten van de chemische industrie,

met uitzondering van:

ex ex 38.19: toxicologische producten

Hoofdstuk 39:

Kunststoffen (kunstharsen en andere kunststoffen, cellulose-esters en -ethers) en werken daarvan,

met uitzondering van:

ex ex 39.03: explosieven

Hoofdstuk 40:

Rubber (natuurlijke en synthetische rubber en factis) en werken van rubber,

met uitzondering van:

ex ex 40.11: kogelbestendige banden

Hoofdstuk 41:

Huiden en vellen (andere dan pelterijen), alsmede leder

Hoofdstuk 42:

Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen (andere dan poil de Messine)

Hoofdstuk 43:

Pelterijen en bontwerk; namaakbont

Hoofdstuk 44:

Hout, houtskool en houtwaren

Hoofdstuk 45:

Kurk en kurkwaren

Hoofdstuk 46:

Vlechtwerk en mandenmakerswerk

Hoofdstuk 47:

Stoffen voor het vervaardigen van papier

Hoofdstuk 48:

Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren

Hoofdstuk 49:

Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen

Hoofdstuk 65:

Hoofddeksels en delen daarvan

Hoofdstuk 66:

Paraplu’s, parasols, wandelstokken, zwepen, rijzwepen, alsmede delen daarvan

Hoofdstuk 67:

Geprepareerde veren en geprepareerd dons en artikelen van veren of van dons, kunstbloemen, werken van mensenhaar

Hoofdstuk 68:

Werken van steen, van gips, van cement, van asbest, van mica en van dergelijke stoffen

Hoofdstuk 69:

Keramische producten

Hoofdstuk 70:

Glas en glaswerk

Hoofdstuk 71:

Echte parels, natuurlijke en andere edelstenen en halfedelstenen, edele metalen en metalen geplateerd met edele metalen, alsmede werken daarvan; fancybijouterieën

Hoofdstuk 73:

Gietijzer, ijzer en staal, alsmede werken daarvan

Hoofdstuk 74:

Koper en werken van koper

Hoofdstuk 75:

Nikkel en werken van nikkel

Hoofdstuk 76:

Aluminium en werken van aluminium

Hoofdstuk 77:

Magnesium en beryllium en werken daarvan

Hoofdstuk 78:

Lood en werken van lood

Hoofdstuk 79:

Zink en werken van zink

Hoofdstuk 80:

Tin en werken van tin

Hoofdstuk 81:

Andere onedele metalen, alsmede werken daarvan

Hoofdstuk 82:

Gereedschap; messenmakerswerk, lepels en vorken, van onedel metaal, delen van deze artikelen

met uitzondering van:

 

ex ex 82.05: gereedschap

 

ex ex 82.07: gereedschappen, onderdelen

Hoofdstuk 83:

Allerlei werken van onedele metalen

Hoofdstuk 84:

Stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, alsmede delen daarvan

met uitzondering van:

 

ex ex 84.06: motoren

 

ex ex 84.08: andere voortstuwingsmiddelen

 

ex ex 84.45: machines

 

ex ex 84.53: automatische gegevensverwerkende machines

 

ex ex 84.55: delen van machines van post 84.53

 

ex ex 84.59: kernreactoren

Hoofdstuk 85:

Elektrische machines, apparaten en toestellen; alsmede delen daarvan,

met uitzondering van:

 

ex ex 85.13: telecommunicatie

 

ex ex 85.15: zendtoestellen

Hoofdstuk 86:

Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen; niet elektrische signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer,

met uitzondering van:

 

ex ex 86.02: elektrische gepantserde locomotieven

 

ex ex 86.03: andere gepantserde locomotieven

 

ex ex 86.05: gepantserde wagons

 

ex ex 86.06: reparatiewagens

 

ex ex 86.07: goederenwagens

Hoofdstuk 87:

Automobielen, tractoren, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen, voor vervoer over land, alsmede delen daarvan,

met uitzondering van:

 

ex ex 87.08: gevechtswagens en pantserauto’s

 

ex ex 87.01: tractoren

 

ex ex 87.02: militaire voertuigen

 

ex ex 87.03: takelwagens

 

ex ex 87.09: motorrijwielen

 

ex ex 87.14: aanhangwagens

Hoofdstuk 89:

Scheepvaart

met uitzondering van:

ex ex 89.01A: oorlogsschepen

Hoofdstuk 90:

Optische instrumenten, apparaten en toestellen; instrumenten, apparaten en toestellen voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, -apparaten en -toestellen; medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen,

met uitzondering van:

 

ex ex 90.05: binocles (dubbele kijkers)

 

ex ex 90.13: diverse instrumenten, lasers

 

ex ex 90.14: telemeters

 

ex ex 90.28: elektrische of elektronische meetinstrumenten

 

ex ex 90.11: microscopen

 

ex ex 90.17: medische apparatuur

 

ex ex 90.18: toestellen voor mechanische therapie

 

ex ex 90.19: orthopedische toestellen

 

ex ex 90.20: röntgentoestellen

Hoofdstuk 91:

Uurwerken

Hoofdstuk 92:

Muziekinstrumenten, toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid en beelden voor televisie; delen en toebehoren van deze instrumenten en toestellen

Hoofdstuk 94:

Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen,

met uitzondering van:

ex ex 94.01A: zitmeubelen voor luchtvaartuigen

Hoofdstuk 95:

Stoffen geschikt om te worden gesneden of te worden gevormd, in bewerkte staat (werken daaronder begrepen)

Hoofdstuk 96:

Bezems en borstels, kwasten en penselen, poederdonsjes en zeven

Hoofdstuk 98:

Diverse werken


BIJLAGE IV

EISEN TEN AANZIEN VAN INSTRUMENTEN EN MIDDELEN VOOR DE ELEKTRONISCHE ONTVANGST VAN INSCHRIJVINGEN, VERZOEKEN TOT DEELNAME OF PLANNEN EN ONTWERPEN BIJ PRIJSVRAGEN

De instrumenten en middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, verzoeken tot deelname en plannen en ontwerpen bij prijsvragen moeten door passende technische voorzieningen en procedures ten minste de waarborg bieden dat:

a)

het exacte tijdstip en de exacte datum van ontvangst van inschrijvingen, verzoeken tot deelname en plannen en ontwerpen precies kunnen worden vastgesteld;

b)

redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand vóór de opgegeven uiterste data toegang kan hebben tot de op grond van onderhavige eisen verstrekte informatie;

c)

alleen de gemachtigde personen de data voor openbaarmaking van de ontvangen informatie kunnen vaststellen of wijzigen;

d)

tijdens de verschillende fasen van de aanbestedingsprocedure of van de prijsvraag alleen de gemachtigde personen toegang hebben tot de verstrekte informatie of een gedeelte daarvan;

e)

alleen de gemachtigde personen toegang tot de verstrekte informatie kunnen geven, en slechts na de opgegeven datum;

f)

de met toepassing van de onderhavige eisen ontvangen en openbaar gemaakte informatie slechts toegankelijk blijft voor de tot inzage gemachtigde personen;

g)

bij een inbreuk op de onder b), c), d), e) en f) bedoelde toegangsverboden of -voorwaarden, of een poging daartoe, redelijkerwijs kan worden gewaarborgd dat de inbreuk of de poging daartoe zonder problemen kan worden opgespoord.


BIJLAGE V

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

DEEL A

Inlichtingen die in aankondigingen van bekendmaking van een vooraankondiging via een kopersprofiel moeten worden opgenomen

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien het een andere dienst betreft, van de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2.

Type aanbestedende dienst en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3.

Indien van toepassing, vermelding dat de aanbestedende dienst een aankoopcentrale is, of dat het om een andere vorm van gezamenlijke aanbesteding gaat of kan gaan.

4.

CPV-codes.

5.

Internetadres van het „kopersprofiel” (URL).

6.

Datum van verzending van de aankondiging van bekendmaking van de vooraankondiging in het kopersprofiel.

DEEL B

Inlichtingen die in vooraankondigingen moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 48)

I.   Inlichtingen die in alle gevallen moet worden opgenomen

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien het een andere dienst betreft, van de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2.

E-mail- of internetadres waar de aanbestedingsstukken vrij, rechtstreeks, volledig en gratis toegankelijk zijn.

Wanneer er geen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang is om de in artikel 53, lid 1, tweede en de derde alinea, genoemde redenen, is aangegeven hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden geraadpleegd.

3.

Type aanbestedende dienst en uitgeoefende hoofdactiviteit.

4.

Indien van toepassing, vermelding dat de aanbestedende dienst een aankoopcentrale is of dat het om een andere vorm van gezamenlijke aanbesteding gaat of kan gaan.

5.

CPV-codes. Indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

6.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering voor opdrachten voor leveringen en diensten. Indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

7.

Beknopte beschrijving van de aanbesteding: aard en omvang van werken, aard en hoeveelheid of waarde van leveringen, aard en omvang van diensten.

8.

Indien deze aankondiging niet als oproep tot mededinging wordt gebruikt, vermoedelijke datum of data voor bekendmaking van een aankondiging van een opdracht of aankondigingen van opdrachten ten aanzien van de in deze vooraankondiging bedoelde opdracht(en).

9.

Datum van verzending van de aankondiging.

10.

Overige relevante informatie.

11.

Vermelding of de opdracht onder de GPA-overeenkomst valt.

II.   Aanvullende inlichtingen die moeten worden verstrekt wanneer de aankondiging dient als oproep tot mededinging (artikel 48, lid 2)

1.

Vermelding van het feit dat belangstellende leveranciers de dienst op de hoogte moeten brengen van hun belangstelling voor de opdracht(en).

2.

Aard van de procedure voor het gunnen (niet-openbare procedure, al dan niet met dynamisch aankoopsysteem, of mededingingsprocedure met onderhandelingen).

3.

Indien van toepassing, vermelding of:

a)

het om een raamovereenkomst gaat,

b)

het om een dynamisch aankoopsysteem gaat.

4.

Tijd voor de levering van producten, werken of diensten en looptijd van de opdracht voor zover al bekend.

5.

De voorwaarden voor deelneming, voor zover al bekend, waaronder:

a)

indien van toepassing, de vermelding dat het gaat om een overheidsopdracht die is voorbehouden aan sociale werkplaatsen of waarvan de uitvoering is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid;

b)

indien van toepassing, vermelding of het verlenen van de dienst ingevolge wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden;

c)

een beknopte beschrijving van de selectiecriteria.

6.

Beknopte omschrijving van de voor gunning van de opdracht te gebruiken criteria voor zover al bekend.

7.

Geraamde totale omvang van de opdracht(en) voor zover al bekend; indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

8.

Uiterste data voor de ontvangst van de blijken van belangstelling.

9.

Adres waarnaar de blijken van belangstelling moeten worden verzonden.

10.

Taal of talen waarin de verzoeken tot deelname of inschrijvingen moeten worden ingediend.

11.

Indien van toepassing, vermelding of:

a)

elektronische indiening van inschrijvingen of verzoeken tot deelname vereist is/aanvaard wordt,

b)

er gebruik wordt gemaakt van elektronische orderplaatsing,

c)

er gebruik wordt gemaakt van elektronische facturering,

d)

elektronische betalingen worden aanvaard.

12.

Vermelding of de opdracht betrekking heeft op een project en/of programma dat met middelen van de Unie wordt gefinancierd.

13.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor beroepsprocedures, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

DEEL C

Inlichtingen die in aankondigingen van opdrachten moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 49)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien het een andere dienst betreft, van de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2.

E-mail- of internetadres waar de aanbestedingsstukken vrij, rechtstreeks, volledig en gratis toegankelijk zijn.

Wanneer er geen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang is om de in artikel 53, lid 1, tweede en de derde alinea, genoemde redenen, is aangegeven hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden geraadpleegd.

3.

Type aanbestedende dienst en uitgeoefende hoofdactiviteit.

4.

Indien van toepassing, vermelding dat de aanbestedende dienst een aankoopcentrale is of dat het om een andere vorm van gezamenlijke aanbesteding gaat.

5.

CPV-codes. Indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

6.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering voor opdrachten voor leveringen en diensten. Indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

7.

Beschrijving van de aanbesteding: aard en omvang van werken, aard en hoeveelheid of waarde van leveringen, aard en omvang van diensten. Indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt. Indien van toepassing, beschrijving van eventuele opties.

8.

Geraamde totale orde van grootte van de opdracht/opdrachten; indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

9.

Toelating of verbod van varianten.

10.

Tijd voor de levering van leveringen, werken of diensten en, voor zover mogelijk, looptijd van de opdracht.

a)

Ingeval van raamovereenkomsten, beoogde looptijd van de raamovereenkomst, in voorkomend geval, onder vermelding van de redenen voor een looptijd van meer dan vier jaar; voor zover mogelijk, vermelding van waarde of orde van grootte en frequentie van de te gunnen opdrachten, aantal ondernemers dat zal deelnemen, en, in voorkomend geval het maximumaantal.

b)

Ingeval van een dynamisch aankoopsysteem, vermelding van de geplande duur van dat systeem; voor zover mogelijk, vermelding van waarde of orde van grootte en frequentie van de te gunnen opdrachten.

11.

Voorwaarden voor deelneming met inbegrip van:

a)

indien van toepassing, de vermelding dat het gaat om een overheidsopdracht die is voorbehouden aan sociale werkplaatsen of waarvan de uitvoering is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid;

b)

indien van toepassing, vermelding of het verlenen van de dienst ingevolge wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden; verwijzing naar de desbetreffende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

c)

een lijst en een beknopte omschrijving van de criteria betreffende de persoonlijke situatie van ondernemers die tot hun uitsluiting kunnen leiden en van selectiecriteria; eventueel vereiste specifieke minimumeisen ten aanzien van de bekwaamheid; vermelding van vereiste informatie (eigen verklaringen, documentatie).

12.

Het type gunningsprocedure; indien van toepassing, motivering van de toepassing van een versnelde procedure (in geval van een openbare procedure, een niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure door onderhandelingen).

13.

Indien van toepassing, vermelding of:

a)

het om een raamovereenkomst gaat,

b)

het om een dynamisch aankoopsysteem gaat,

c)

er sprake is van een elektronische veiling (in geval van een openbare procedure, een niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure met onderhandeling).

14.

Wanneer de opdracht in percelen moet worden verdeeld, vermelding van de mogelijkheid voor de ondernemers om voor één, meer en/of alle percelen in te schrijven; vermelding van elke mogelijke beperking van het aantal percelen dat aan één inschrijver kan worden gegund. Wanneer de opdracht niet in percelen is verdeeld, vermelding van de redenen daarvan, tenzij deze vermeld staan in het desbetreffende verslag.

15.

Voor de niet-openbare procedures, de mededingingsprocedures met onderhandeling, de concurrentiegerichte dialogen of de innovatiepartnerschappen waar gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot beperking van het aantal kandidaten voor het indienen van inschrijvingen, de dialoog of de onderhandelingen: minimumaantal en, in voorkomend geval, maximumaantal kandidaten en objectieve criteria voor de bepaling van het aantal kandidaten in kwestie.

16.

Voor de mededingingsprocedures met onderhandeling, de concurrentiegerichte dialogen of de innovatiepartnerschappen, indien van toepassing, vermelding van de toepassing van een procedure in achtereenvolgende fasen waarbij het aantal te bespreken oplossingen of ter onderhandeling openstaande inschrijvingen geleidelijk wordt beperkt.

17.

Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht.

18.

De criteria die moeten worden toegepast voor de voor de gunning van de opdracht(en). Behalve wanneer de meest voordelige inschrijving louter op basis van de prijs wordt bepaald, moeten de criteria voor de vaststelling van de economisch meest voordelige inschrijving en de weging ervan worden vermeld wanneer zij niet in het bestek, of, in geval van een concurrentiegerichte dialoog, in het beschrijvende document zijn opgenomen.

19.

Uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen (openbare procedures) of verzoeken tot deelname (niet-openbare procedures, mededingingsprocedures met onderhandeling, dynamische aankoopsystemen, concurrentiegerichte dialogen of innovatiepartnerschappen).

20.

Adres waar de inschrijvingen of verzoeken tot deelname naartoe moeten worden gestuurd.

21.

In geval van een openbare procedure:

a)

termijn gedurende welke de inschrijver zijn inschrijving gestand moet doen,

b)

dag, tijd en plaats voor de opening van de inschrijvingen,

c)

personen die bij de opening worden toegelaten.

22.

Taal of talen die moeten worden gebruikt bij inschrijvingen of verzoeken tot deelname.

23.

Indien van toepassing, vermelding of:

a)

elektronische indiening van inschrijvingen of verzoeken tot deelname wordt aanvaard,

b)

elektronische orderplaatsing wordt gebruikt,

c)

elektronische facturering wordt aanvaard,

d)

elektronische betalingen worden gebruikt.

24.

Vermelding of de opdracht betrekking heeft op een project en/of programma dat met middelen van de Unie wordt gefinancierd.

25.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor beroepsprocedures of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

26.

Datum of data van en verwijzing(en) naar eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie ten aanzien van de in deze aankondiging bekendgemaakte opdracht(en).

27.

Bij een serie periodiek terugkerende opdrachten, geraamde tijdstippen waarop vervolgaankondigingen worden bekendgemaakt.

28.

Datum van verzending van de aankondiging.

29.

Vermelding of de opdracht onder de GPA-overeenkomst valt.

30.

Overige relevante informatie.

DEEL D

Inlichtingen die in aankondigingen van gegunde opdrachten moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 50)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien het een andere dienst betreft, van de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2.

Type aanbestedende dienst en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3.

Indien van toepassing, vermelding dat de aanbestedende dienst een aankoopcentrale is of dat het om een andere vorm van gezamenlijke aanbesteding gaat.

4.

CPV-codes.

5.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering voor opdrachten voor leveringen en diensten.

6.

Beschrijving van de aanbesteding: aard en omvang van werken, aard en hoeveelheid of waarde van leveringen, aard en omvang van diensten. Indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt. Indien van toepassing, beschrijving van eventuele opties.

7.

Het type gunningsprocedure; in geval van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmakinghandel, motivering van de keuze van de procedure.

8.

Indien van toepassing, vermelding of:

a)

het om een raamovereenkomst ging,

b)

het om een dynamisch aankoopsysteem ging.

9.

De in artikel 67 bedoelde criteria die zijn toegepast voor de gunning van de opdracht(en). Indien van toepassing, vermelding van of er sprake was van gebruikmaking van een elektronische veiling (in geval van een openbare procedure, een niet-openbare procedure of een mededingingsprocedure met onderhandeling).

10.

Datum van sluiting van de overeenkomst(en) of van sluiting van de raamovereenkomst(en) in aansluiting op het besluit tot gunning of sluiting;

11.

Aantal ontvangen inschrijvingen ten aanzien van elke plaatsing, met inbegrip van:

a)

het aantal uit het midden- en kleinbedrijf ontvangen inschrijvingen,

b)

aantal ontvangen inschrijvingen uit een andere lidstaat of uit derde landen,

c)

het aantal elektronisch ontvangen inschrijvingen.

12.

Per gunning, naam, adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de begunstigde(n) met inbegrip van:

a)

informatie of de aangewezen inschrijver behoort tot het midden- en kleinbedrijf,

b)

informatie of de opdracht is gegund aan een combinatie van ondernemers (joint venture, consortium of andere).

13.

Waarde van de begunstigde inschrijving(en) of de hoogste en de laagste inschrijving die bij de gunning(en) in aanmerking zijn genomen.

14.

Indien van toepassing, voor elke gunning, gedeelte van de opdracht dat aan derden in onderaanbesteding kan worden gegeven en de waarde daarvan.

15.

Vermelding of de opdracht betrekking heeft op een project en/of programma dat met middelen van de Unie wordt gefinancierd.

16.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor beroepsprocedures of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze informatie kan worden verkregen.

17.

Datum of data van en verwijzing(en) naar eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie ten aanzien van de in deze aankondiging bekendgemaakte opdracht(en).

18.

Datum van verzending van de aankondiging.

19.

Overige relevante informatie.

DEEL E

Inlichtingen die in aankondigingen van prijsvragen moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 79, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien het een andere dienst betreft, van de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2.

E-mail- of internetadres waar de aanbestedingsstukken vrij, rechtstreeks, volledig en gratis toegankelijk zijn.

Wanneer er geen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang is om de in artikel 53, lid 1, tweede en de derde alinea, genoemde redenen, is aangegeven hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden geraadpleegd.

3.

Type aanbestedende dienst en uitgeoefende hoofdactiviteit.

4.

Indien van toepassing, vermelding dat de aanbestedende dienst een aankoopcentrale is of dat het om een andere vorm van gezamenlijke aanbesteding gaat.

5.

CPV-codes. Indien de opdracht in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

6.

Omschrijving van de belangrijkste kenmerken van het project.

7.

Indien van toepassing, aantal en waarde van de prijzen.

8.

Type prijsvraag (openbaar of niet-openbaar).

9.

In geval van een openbare prijsvraag, uiterste datum voor de indiening van ontwerpen.

10.

In geval van een niet-openbare prijsvraag:

a)

beoogd aantal deelnemers,

b)

indien van toepassing, namen van reeds geselecteerde deelnemers,

c)

criteria voor selectie van de deelnemers,

d)

uiterste datum voor de verzoeken tot deelname.

11.

Indien van toepassing, vermelding dat de deelneming voorbehouden is aan een specifieke beroepsgroep.

12.

Criteria die bij de beoordeling van de ontwerpen zullen worden gehanteerd.

13.

Vermelding of het besluit van de jury voor de aanbestedende dienst bindend is.

14.

Indien van toepassing, aan alle deelnemers uit te betalen bedragen.

15.

Vermelding of de overheidsopdrachten naar aanleiding van de prijsvraag al dan niet zullen worden gegund aan de winnaar(s) van de prijsvraag.

16.

Datum van verzending van de aankondiging.

17.

Overige relevante informatie.

DEEL F

Inlichtingen die in aankondigingen van uitslagen van prijsvragen moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 79, lid 2)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien het een andere dienst betreft, van de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2.

Type aanbestedende dienst en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3.

Indien van toepassing, vermelding dat de aanbestedende dienst een aankoopcentrale is of dat het om een andere vorm van gezamenlijke aanbesteding gaat.

4.

CPV-codes.

5.

Omschrijving van de belangrijkste kenmerken van het project.

6.

Waarde van de prijzen.

7.

Type prijsvraag (openbaar of niet-openbaar).

8.

Criteria die bij de beoordeling van de ontwerpen zijn gehanteerd.

9.

Datum van het besluit van de jury.

10.

Aantal deelnemers.

a)

Aantal deelnemende uit het midden- en kleinbedrijf.

b)

Aantal buitenlandse deelnemers.

11.

Naam, adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de winnaar(s) van de prijsvraag en vermelding of de winnaar(s) afkomstig is/zijn uit het midden- en kleinbedrijf.

12.

Vermelding of de prijsvraag betrekking heeft op een project of programma dat met middelen van de Unie wordt gefinancierd.

13.

Datum of data van en verwijzing(en) naar eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie ten aanzien van het project of de projecten waar deze aankondiging betrekking op heeft.

14.

Datum van verzending van de aankondiging.

15.

Overige relevante informatie.

DEEL G

Inlichtingen die in mededelingen inzake wijziging van een opdracht gedurende de looptijd ervan moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 72, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien het een andere dienst betreft, van de dienst waar nadere inlichtingen kunnen worden verkregen.

2.

CPV-codes.

3.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering voor opdrachten voor leveringen en diensten.

4.

Omschrijving van de aanbesteding voor en na de wijziging: aard en omvang van de werken, aard en hoeveelheid of waarde van leveringen, aard en omvang van diensten.

5.

Indien van toepassing, prijsstijging als gevolg van de wijziging.

6.

Omschrijving van de omstandigheden die de wijziging noodzakelijk maakten.

7.

Datum van de beslissing tot gunning van de opdracht.

8.

Indien van toepassing, naam, adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de nieuwe ondernemer(s).

9.

Vermelding of de opdracht betrekking heeft op een project en/of programma dat met middelen van de Unie wordt gefinancierd.

10.

Naam en adres van de toezichtsinstantie en de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijn voor beroepsprocedures of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

11.

Datum of data van en verwijzing(en) naar eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie ten aanzien van de opdracht(en) waar deze aankondiging betrekking op heeft.

12.

Datum van verzending van de aankondiging.

13.

Overige relevante informatie.

DEEL H

Inlichtingen die in aankondigingen van opdrachten ten aanzien van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 75, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst.

2.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering voor opdrachten voor leveringen en diensten.

3.

Korte omschrijving van de opdracht, met inbegrip van CPV-codes.

4.

Voorwaarden voor deelneming met inbegrip van:

indien van toepassing, de vermelding dat de opdracht is voorbehouden aan sociale werkplaatsen of dat de uitvoering ervan is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid;

indien van toepassing, vermelding of het verlenen van de dienst ingevolge wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden.

5.

Uiterste datum of data voor het opnemen van contact met de aanbestedende dienst met het oog op deelname.

6.

Beknopte omschrijving van de belangrijkste elementen van de toe te passen gunnings procedure.

DEEL I

Inlichtingen die in vooraankondigingen voor sociale en andere specifieke diensten moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 75, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst.

2.

Beknopte omschrijving van de opdracht, met inbegrip van de geraamde totale waarde van de opdracht en CPV-codes.

3.

Voor zover bekend:

a)

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering voor opdrachten voor leveringen en diensten;

b)

tijd voor de levering van goederen, werken of diensten en looptijd van de opdracht;

c)

voorwaarden voor deelneming met inbegrip van:

indien van toepassing, de vermelding dat het gaat om een overheidsopdracht die is voorbehouden aan sociale werkplaatsen of waarvan de uitvoering is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid,

indien van toepassing, vermelding of het verlenen van de dienst ingevolge wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden,

d)

beknopte omschrijving van de belangrijkste elementen van de toe te passen gunningsprocedure.

4.

Vermelding van het feit dat belangstellende ondernemers de aanbestedende dienst in kennis moeten stellen van hun belangstelling voor de opdracht(en) en de termijnen voor de ontvangst van blijken van belangstelling en de plaats waarnaar de blijken van belangstelling verzonden moeten worden.

DEEL J

Inlichtingen die in aankondigingen van gegunde opdrachten ten aanzien van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten moeten worden opgenomen

(als bedoeld in artikel 75, lid 2)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving hierin voorziet), adres inclusief NUTS-code, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst.

2.

Korte omschrijving van de opdracht, met inbegrip van CPV-codes.

3.

NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering voor opdrachten voor leveringen en diensten.

4.

Aantal ontvangen inschrijvingen.

5.

Betaalde prijs of prijzen (maximum/minimum).

6.

Per plaatsing, naam, adres inclusief NUTS-code, e-mail- en internetadres van de begunstigde(n).

7.

Overige relevante informatie.


BIJLAGE VI

INLICHTINGEN DIE IN DE AANBESTEDINGSSTUKKEN MET BETREKKING TOT ELEKTRONISCHE VEILINGEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

(artikel 35, lid 4)

Wanneer de aanbestedende diensten hebben besloten een elektronische veiling te houden, omvatten de aanbestedingsstukken ten minste de volgende bijzonderheden:

a)

de elementen waarvan de waarden vallen onder de elektronische veiling, voor zover deze elementen kwantificeerbaar zijn zodat ze kunnen worden uitgedrukt in cijfers of procenten;

b)

de eventuele limieten van de waarden die kunnen worden ingediend, zoals zij voortvloeien uit de specificaties van het voorwerp van de opdracht;

c)

de informatie die tijdens de elektronische veiling ter beschikking van de inschrijvers zal worden gesteld en, in voorkomend geval, het tijdstip waarop;

d)

relevante informatie betreffende het verloop van de elektronische veiling;

e)

de voorwaarden waaronder de inschrijvers een bod kunnen doen en met name de minimumverschillen die in voorkomend geval voor de biedingen vereist zijn;

f)

relevante informatie betreffende het gebruikte elektronische systeem en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.


BIJLAGE VII

DEFINITIE VAN ENKELE TECHNISCHE SPECIFICATIES

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „technische specificatie”: heeft een van de volgende betekenissen

a)

in geval van overheidsopdrachten voor werken: alle technische voorschriften, met name die welke zijn opgenomen in de aanbestedingsstukken, die een omschrijving geven van de vereiste kenmerken van een materiaal, een product of een levering, zodat dit of deze beantwoordt aan het gebruik waarvoor het materiaal, product of de levering door de aanbestedende dienst is bestemd; tot deze kenmerken behoren ook het niveau van milieuvriendelijkheid en klimaatprestaties, een ontwerp dat aan alle vereisten voldoet (met inbegrip van de toegankelijkheid voor gehandicapten), en de conformiteitsbeoordeling, gebruiksgeschiktheid, veiligheid, of afmetingen, met inbegrip van kwaliteitsborgingsprocedures, terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, markering en etikettering, gebruiksaanwijzingen en productieprocessen en -methoden tijdens de verschillende stadia van de levenscyclus van de werken; deze kenmerken omvatten eveneens de voorschriften voor het ontwerpen en het berekenen van het werk, de voorwaarden voor proefnemingen, controle en oplevering van de werken, alsmede de bouwtechnieken of bouwwijzen en alle andere technische voorwaarden die de aanbestedende dienst bij algemene dan wel bijzondere maatregel kan voorschrijven met betrekking tot de voltooide werken en tot de materialen of bestendelen waaruit deze werken zijn samengesteld;

b)

in geval van overheidsopdrachten voor leveringen of voor diensten: een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product of dienst, zoals het niveau van kwaliteit, het niveau van milieuvriendelijkheid en klimaatprestaties, een ontwerp dat aan alle vereisten voldoet (met inbegrip van de toegankelijkheid voor gehandicapten) en de overeenstemmingsbeoordeling, gebruiksgeschiktheid, gebruik, veiligheid of afmetingen van het product, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake handelsbenaming, terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, markering en etikettering, gebruiksaanwijzingen, productieprocessen en -methoden tijdens de verschillende stadia van de levenscyclus van de levering of dienst, en conformiteitsbeoordelingsprocedures;

2.   „norm”: een door een erkende normalisatie-instelling vastgestelde technische specificatie voor herhaalde of voortdurende toepassing, waarvan de naleving niet verplicht is en die tot een van de volgende categorieën behoort

a)   internationale norm: een door een internationale normalisatie-instelling vastgestelde norm die ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

b)   Europese norm: een door een Europese normalisatie-instelling vastgestelde norm die ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

c)   nationale norm: een door een nationale normalisatie-instelling vastgestelde norm die ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

3.   „Europese technische beoordeling”: de gedocumenteerde beoordeling van de prestaties van een bouwproduct met betrekking tot zijn essentiële kenmerken aan de hand van het respectieve Europees beoordelingsdocument, zoals omschreven in punt 12 van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1);

4.   „gemeenschappelijke technische specificatie”: een technische specificatie op het gebied van ICT die is opgesteld overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

5.   „technisch referentiekader”: is ieder ander document dan de Europese normen, dat door Europese normalisatie-instellingen is opgesteld volgens procedures die aan de ontwikkeling van de markt zijn aangepast.


(1)  Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).


BIJLAGE VIII

SPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

1.   Bekendmaking van aankondigingen

De in de artikelen 48, 49, 50, 75 en 79 bedoelde aankondigingen worden door de aanbestedende diensten aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie toegezonden en bekendgemaakt overeenkomstig de volgende regels:

De in de artikelen 48, 49, 50, 75 en 79 genoemde aankondigingen worden bekendgemaakt door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of door de aanbestedende diensten in geval van vooraankondigingen via een kopersprofiel overeenkomstig artikel 48, lid 1.

De aanbestedende diensten kunnen deze informatie bovendien in een „kopersprofiel” zoals bedoeld in punt 2, onder b), via het internet bekendmaken.

Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zendt de aanbestedende dienst de bevestiging van de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 51, lid 5, tweede alinea.

2.   Bekendmaking van aanvullende of extra informatie

a)

Tenzij anders is bepaald in artikel 53, lid 1, tweede en derde alinea, publiceren de aanbestedende diensten de aanbestedingsstukken in hun geheel op het internet.

b)

Het kopersprofiel kan vooraankondigingen, als bedoeld in artikel 48, lid 1, eerste alinea, bevatten alsmede informatie over lopende aanbestedingsprocedures, voorgenomen aankopen, gegunde opdrachten, geannuleerde procedures, alsmede alle nuttige algemene informatie, zoals het contactpunt, een telefoon- en faxnummer, een postadres en een e-mailadres. Het kopersprofiel kan ook vooraankondigingen bevatten als middel voor een oproep tot mededinging, die gepubliceerd worden op nationaal niveau overeenkomstig artikel 52.

3.   Formaat en te volgen werkwijze voor de elektronische verzending van aankondigingen

Het formaat en de te volgen werkwijze voor de elektronische verzending van aankondigingen, zoals vastgesteld door de Commissie, zijn op te vragen op het internetadres „http://simap.europa.eu}”.


BIJLAGE IX

INHOUD VAN DE UITNODIGINGEN TOT INSCHRIJVING, TOT DEELNEMING AAN DE DIALOOG OF TOT BEVESTIGING VAN DE BELANGSTELLING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 54

1.

De uitnodiging tot inschrijving of tot deelneming aan de dialoog zoals bedoeld in artikel 54 moet ten minste het volgende bevatten:

a)

een verwijzing naar de bekendgemaakte oproep tot mededinging;

b)

de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen, het adres waar deze moeten worden ingediend en de taal of talen waarin zij moeten worden gesteld;

c)

bij de concurrentiegerichte dialoog, de aanvangsdatum en het adres van de raadpleging, alsook de daarbij gebruikte taal of talen;

d)

opgave van de stukken die eventueel moeten worden bijgevoegd, hetzij ter staving van de door de inschrijver overeenkomstig de artikelen 59 en 60 en, waar van toepassing, artikel 62 verstrekte controleerbare verklaringen, hetzij ter aanvulling van de in die artikelen vermelde inlichtingen en zulks onder dezelfde voorwaarden als gesteld in de artikelen 59, 60 en 62;

e)

het relatieve gewicht van de gunningscriteria van de opdracht of, in voorkomend geval, de afnemende volgorde van belangrijkheid van de criteria, indien deze niet in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling, de technische specificatie of het beschrijvende document is vermeld.

Bij opdrachten die gegund worden op basis van een concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap, staan de onder b) bedoelde inlichtingen evenwel niet in de uitnodiging tot deelneming aan de dialoog of tot onderhandelingen, maar in de uitnodiging tot indiening van een inschrijving.

2.

Wanneer er een oproep tot mededinging wordt gedaan door middel van een vooraankondiging, verzoeken de aanbestedende diensten nadien alle gegadigden hun belangstelling te bevestigen aan de hand van nadere gegevens betreffende de betrokken opdracht, alvorens met de selectie van de inschrijvers of deelnemers aan de onderhandelingen te beginnen.

Deze uitnodiging omvat ten minste de volgende gegevens:

a)

de aard en de hoeveelheid, met inbegrip van eventuele opties voor latere opdrachten en, waar mogelijk, een schatting van de termijn voor de uitoefening van deze opties; in het geval van periodiek terugkerende opdrachten, de aard en de hoeveelheid en, waar mogelijk, een schatting van de termijnen waarop de latere oproepen tot mededinging voor werken, leveringen of diensten worden bekendgemaakt;

b)

type procedure: niet-openbaar of mededingingsprocedure met onderhandeling;

c)

in voorkomend geval, de begin- of einddatum van de levering, de werken of de diensten;

d)

wanneer geen elektronische toegang kan worden verleend, het adres en de uiterste datum voor de indiening van verzoeken van aanbestedingsstukken alsmede de taal of talen waarin deze moeten worden gesteld;

e)

het adres van de aanbestedende dienst die de opdracht moet gunnen;

f)

de economische en technische eisen, de financiële waarborgen en de inlichtingen die van de ondernemers worden verlangd;

g)

de contractvorm van de opdracht waarop kan worden ingeschreven: aankoop, leasing, huur of huurkoop, of een combinatie van deze vormen; alsmede

h)

de gunningscriteria en de weging ervan, of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria, indien dit niet in de vooraankondiging, de technische specificatie of de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandelingen is vermeld.


BIJLAGE X

LIJST VAN INTERNATIONALE SOCIALE EN MILIEUOVEREENKOMSTEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 18, LID 2

IAO-Verdrag 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht;

IAO-Verdrag 98 betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen;

IAO-Verdrag 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid;

IAO-Verdrag 105 betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid;

IAO-Verdrag 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces;

IAO-Verdrag 111 betreffende discriminatie in arbeid en beroep;

IAO-Verdrag 100 betreffende gelijke beloning;

IAO-Verdrag 182 over de ernstigste vormen van kinderarbeid;

Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken;

Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel);

Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s-Verdrag van Stockholm);

Verdrag inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (UNEP/FAO) (PIC-Verdrag), Rotterdam, 10 september 1998, en de 3 regionale protocollen.


BIJLAGE XI

REGISTERS  (1)

De bedoelde beroeps- en handelsregisters, verklaringen en attesten voor elke lidstaat zijn:

voor België: „Handelsregister” — „Registre du commerce”, en, bij opdrachten voor diensten, „Beroepsorden” — „Ordres professionels”;

voor Bulgarije: „Търговски регистър”;

voor Tsjechië: „obchodní rejstřík”;

voor Denemarken: „Erhvervsstyrelsen”;

voor Duitsland: „Handelsregister”, „Henwerksrolle”, en bij opdrachten voor diensten, „Vereinsregister”, „Partnerschaftsregister” en „Mitgliedsverzeichnisse der Berufskammern der Länder”;

voor Estland: „Registrite ja Infosüsteemide Keskus”;

voor Ierland: een ondernemer kan worden verzocht een attest van de „Registrar of Companies” of de „Registrar of Friendly Societies” over te leggen of, bij ontstentenis daarvan, een attest waaruit blijkt dat hij onder ede heeft verklaard het betrokken beroep uit te oefenen in het land waar hij zich op een bepaalde plaats en onder een welbepaalde handelsnaam heeft gevestigd;

voor Griekenland: „Μητρώο Εργοληπτικών Επιχειρήσεων — ΜΕΕΠ” (het Register van erkende ondernemingen) van het ministerie voor Milieu, Ruimtelijke Ordening en Openbare Werken (Υ.ΠΕ.ΧΩ.Δ.Ε) bij opdrachten voor werken; „Βιοτεχνικό ή Εμπορικό ή Βιομηχανικό Επιμελητήριο” en „Μητρώο Κατασκευαστών Αμυντικού Υλικού” bij opdrachten voor leveringen; bij opdrachten voor diensten kan de dienstverlener worden verzocht een onder ede en ten overstaan van een notaris afgelegde verklaring over te leggen betreffende de uitoefening van het betrokken beroep; in de in de geldende wettelijke regeling bepaalde gevallen, voor het verlenen van de diensten voor onderzoek als bedoeld in bijlage I, het beroepsregister „Μητρώο Μελετητών”, alsmede „Μητρώο Γραφείων Μελετών”;

voor Spanje: „Registro Oficial de Licitadores y Empresas Clasificadas del Estado” voor opdrachten voor werken en diensten en bij opdrachten voor leveringen, „Registro Mercantil” of, in het geval niet-ingeschreven personen, een attest waaruit blijkt dat de betrokken persoon onder ede heeft verklaard het betrokken beroep uit te oefenen;

voor Frankrijk: „Registre du commerce” en „Répertoire des métiers”;

voor Kroatië, het „Sudski registar” en het „Obrtni registrar” of, voor bepaalde activiteiten, een certificaat waaruit blijkt dat de betrokken persoon de betrokken commerciele activiteit of het betrokken beroep mag uitoefenen;

voor Italië: „Registro della Camera di commercio, industria, agricoltura e artigianato”; bij opdrachten voor leveringen en diensten ook „Registro delle commissioni provinciali per l’artigianato” en, naast de reeds genoemde registers, „Consiglio nazionale degli ordini professionali” voor opdrachten voor diensten; bij opdrachten voor werken of diensten, „Albo nazionale dei gestori ambientali” naast de reeds genoemde registers;

voor Cyprus: overeenkomstig de „Registration en Audit of Civil Engineering en Building Contractors Law” kan de aannemer voor opdrachten voor werken worden verzocht een attest van de „Council for the Registration en Audit of Civil Engineering en Building Contractors (Συμβούλιο Εγγραφής και Ελέγχου Εργοληπτών Οικοδομικών και Τεχνικών Έργων)” over te leggen; bij opdrachten voor leveringen en diensten kan de leverancier of de dienstverlener worden verzocht een attest van de „Registrar of Companies en Official Receiver (Έφορος Εταιρειών και Επίσημος Παραλήπτης)” over te leggen of, bij ontstentenis daarvan, een attest waaruit blijkt dat de betrokkene onder ede heeft verklaard het betrokken beroep uit te oefenen in het land waar hij zich op een bepaalde plaats en onder een welbepaalde handelsnaam heeft gevestigd;

voor Letland: „Uzņēmumu reģistrs” („Ondernemingsregister”);

voor Litouwen: „Juridinių asmenų registras”;

voor Luxemburg: „Registre aux firmes” en „Rôle de la chambre des métiers”;

voor Hongarije: „Cégnyilvántartás”, „egyéni vállalkozók jegyzői nyilvántartása”, en, bij opdrachten voor diensten, sommige „szakmai kamarák nyilvántartása” of, voor bepaalde activiteiten, een attest waaruit blijkt dat de betrokken persoon gerechtigd is om de commerciële of beroepsactiviteit in kwestie uit te oefenen;

voor Malta: de ondernemer bevestigt zijn „numru ta’ registrazzjoni tat- Taxxa tal- Valur Miżjud (VAT) u n- numru tal-licenzja ta’ kummerc”, en, ingeval het een personen- of kapitaalvennootschap betreft, het desbetreffende inschrijvingsnummer dat door de Maltese autoriteit voor financiële diensten is toegekend;

voor Nederland: „Handelsregister”;

voor Oostenrijk: „Firmenbuch”, „Gewerberegister” en „Mitgliederverzeichnisse der Landeskammern”;

voor Polen: „Krajowy Rejestr Sądowy” (nationale griffie);

voor Portugal: „Instituto da Construção e do Imobiliário” (INCI) voor opdrachten voor werken; „Registro Nacional das Pessoas Colectivas” bij opdrachten voor leveringen en diensten;

voor Roemenië: „Registrul Comerțului”;

voor Slovenië: „odni register” en „obrtni register”;

voor Slowakije: „Obchodný register”;

voor Finland: „Kaupparekisteri”/„Handelsregistret”;

voor Zweden: „aktiebolags-, handels- eller föreningsregistren”;

voor het Verenigd Koninkrijk: een ondernemer kan worden verzocht een attest van de „Registrar of Companies” over te leggen waaruit blijkt dat hij een vennootschap heeft opgericht of in een handelsregister is ingeschreven, of, bij ontstentenis daarvan, een attest waaruit blijkt dat hij onder ede heeft verklaard het betrokken beroep op een bepaalde plaats en onder een welbepaalde handelsnaam uit te oefenen.


(1)  Voor de toepassing van artikel 58, lid 2, wordt onder „beroeps- of handelsregisters” verstaan de registers die in deze bijlage vermeld worden, alsmede de registers die in de plaats van deze registers gekomen zijn, voor zover hierin op nationaal niveau wijzigingen zijn aangebracht.


BIJLAGE XII

BEWIJSMIDDELEN VOOR SELECTIECRITERIA

Deel I:   economische en financiële draagkracht

In het algemeen kan de financiële en economische draagkracht van de ondernemer worden aangetoond door één of meer van de volgende referenties:

a)

een passende bankverklaring of, in voorkomend geval, het bewijs van een verzekering tegen beroepsrisico’s;

b)

overlegging van jaarrekeningen of uittreksels uit de jaarrekening, indien de wetgeving van het land waar de ondernemer is gevestigd publicatie van jaarrekeningen voorschrijft;

c)

een verklaring betreffende de totale omzet en, in voorkomend geval, de omzet van de bedrijfsactiviteit die het voorwerp van de opdracht is, over ten hoogste de laatste drie beschikbare boekjaren, afhankelijk van de oprichtingsdatum of van de datum waarop de ondernemer met zijn bedrijvigheid is begonnen, voor zover de betrokken omzetcijfers beschikbaar zijn.

Deel II:   technische bekwaamheid

Bewijs van de technische bekwaamheid van de ondernemer in de zin van artikel 58:

a)

de volgende lijsten:

i)

een lijst van de werken die gedurende de afgelopen periode van maximaal vijf jaar werden verricht, welke lijst vergezeld gaat van certificaten die bewijzen dat de belangrijkste werken naar behoren zijn uitgevoerd, zowel met betrekking tot de wijze van uitvoering als met betrekking tot het resultaat; indien noodzakelijk om een toereikend mededingingsniveau te waarborgen, kunnen de aanbestedende diensten aangeven dat bewijs van relevante werken die langer dan vijf jaar geleden zijn verricht toch in aanmerking wordt genomen;

ii)

een lijst van de voornaamste leveringen of diensten die gedurende de afgelopen periode van maximaal drie jaar werden verricht, met vermelding van het bedrag en de datum en van de publiek- of privaatrechtelijke instanties waarvoor zij bestemd waren. Indien noodzakelijk om een toereikend mededingingsniveau te waarborgen, kunnen de aanbestedende diensten aangeven dat bewijs van relevante leveringen of diensten die langer dan drie jaar geleden zijn geleverd of verleend toch in aanmerking wordt genomen;

b)

een opgave van de al dan niet tot de onderneming van de ondernemer behorende technici of technische organen, in het bijzonder van die welke belast zijn met de kwaliteitscontrole en, in het geval van overheidsopdrachten voor werken, van die welke de aannemer ter beschikking zullen staan om de werken uit te voeren;

c)

een beschrijving van de technische uitrusting van de ondernemer, van de maatregelen die hij treft om de kwaliteit te waarborgen en van de mogelijkheden van zijn onderneming ten aanzien van ontwerpen en onderzoek;

d)

een vermelding van de systemen voor het beheer van de toeleveringsketen en de traceersystemen die de ondernemer kan toepassen in het kader van de uitvoering van de opdracht;

e)

in het geval van complexe producten of diensten of wanneer deze bij wijze van uitzondering aan een bijzonder doel moeten beantwoorden, aan de hand van een controle door de aanbestedende dienst of, in diens naam, door een bevoegd officieel orgaan van het land waar de leverancier of de dienstverlener gevestigd is, onder voorbehoud van instemming door dit orgaan; deze controle heeft betrekking op de productiecapaciteit van de leverancier of op de technische capaciteit van de dienstverlener en, waar noodzakelijk, op diens mogelijkheden inzake ontwerpen en onderzoek en de maatregelen die hij treft om de kwaliteit te waarborgen;

f)

de onderwijs- en beroepskwalificaties van de dienstverlener of de aannemer of die van het leidinggevend personeel van de onderneming, mits zij niet als een gunningscriterium worden gehanteerd;

g)

een vermelding van de maatregelen inzake milieubeheer die de ondernemer kan toepassen in het kader van de uitvoering van de opdracht;

h)

een verklaring betreffende de gemiddelde jaarlijkse personeelsbezetting van de onderneming van de dienstverlener of de aannemer, en de omvang van het kaderpersoneel gedurende de laatste drie jaar;

i)

een verklaring welke de outillage, het materieel en de technische uitrusting vermeldt waarover de dienstverlener of de aannemer voor het verlenen van de opdracht beschikt;

j)

een omschrijving van het gedeelte van de opdracht dat de ondernemer eventueel in onderaanneming wil geven;

k)

wat de te leveren producten betreft:

i)

monsters, beschrijvingen of foto’s, waarvan op verzoek van de aanbestedende dienst de echtheid moet kunnen worden aangetoond;

ii)

certificaten die door als bevoegd erkende officiële instituten of diensten voor kwaliteitscontrole zijn opgesteld, waarin wordt verklaard dat duidelijk door referenties geïdentificeerde producten aan technische specificaties of normen beantwoorden.


BIJLAGE XIII

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 68, LID 3, BEDOELDE UNIEWETGEVING

Richtlijn 2009/33/EG.


BIJLAGE XIV

DIENSTEN BEDOELD IN ARTIKEL 74

CPV-code

Omschrijving

75200000-8; 75231200-6; 75231240-8; 79611000-0; 79622000-0 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van huishoudelijke hulp]; 79624000-4 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van verpleegkundig personeel] en 79625000-1 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van medisch personeel] van 85000000-9 tot en met 85323000-9; 98133100-5, 98133000-4; 98200000-5; 98500000-8 [Particuliere huishoudens met personeel] en 98513000-2 tot en met 98514000-9 [Personeelsdiensten voor huishoudens, Uitzendkrachtdiensten voor huishoudens, Kantoorpersoneelsdiensten voor huishoudens, Tijdelijk personeel voor huishoudens, Thuishulpdiensten en Huishoudelijke diensten]

Gezondheidszorg, maatschappelijke en aanverwante dienstverlening

85321000-5 en 85322000-2, 75000000-6 [Diensten voor openbaar bestuur, defensie en sociale verzekering], 75121000-0, 75122000-7, 75124000-1; van 79995000-5 tot en met 79995200-7; van 80000000-4 [Diensten voor onderwijs en opleiding] tot en met 80660000-8; van 92000000-1 tot en met 92700000-8

79950000-8 [Organiseren van tentoonstellingen, beurzen en congressen], 79951000-5 [Organiseren van seminars], 79952000-2 [Diensten voor het organiseren van evenementen], 79952100-3 [Diensten voor het organiseren van culturele evenementen], 79953000-9 [Diensten voor het organiseren van festivals], 79954000-6 [Diensten voor het organiseren van feesten], 79955000-3 [Diensten voor het organiseren van modeshows], 79956000-0 [Diensten voor het organiseren van beurzen en tentoonstellingen]

Administratieve sociale diensten, administratieve diensten voor onderwijs, administratieve diensten voor gezondheidszorg en culturele diensten

75300000-9

Diensten voor verplichte sociale verzekering (1)

75310000-2, 75311000-9, 75312000-6, 75313000-3, 75313100-4, 75314000-0, 75320000-5, 75330000-8, 75340000-1

Uitkeringsdiensten

98000000-3; 98120000-0; 98132000-7; 98133110/-8 en 98130000/-3.

Overige gemeenschaps-, sociale en persoonlijke diensten, met name diensten verleend door vakbonden, door politieke organisaties, door jongerenverenigingen, alsmede diverse diensten door ledenverenigingen

98131000-0

Religieuze diensten

55100000-1 tot en met 55410000-7; 55521000-8 tot en met 55521200-0 [55521000-8 Cateringdiensten voor particulieren, 55521100-9 Warmemaaltijddiensten, 55521200-0 Maaltijdbezorgingsdiensten]

55520000-1 Cateringdiensten, 55522000-5 Catering voor transportbedrijven, 55523000-2 Catering voor ondernemingen of instellingen, uitgezonderd transportbedrijven, 55524000-9 Catering voor scholen

55510000-8 Kantinediensten, 55511000-5 Diensten voor kantines en andere niet-openbare cafetaria’s, 55512000-2 Kantinebeheer, 55523100-3 Verstrekken van schoolmaaltijden

Hotels en restaurants

79100000-5 tot en met 79140000-7; 75231100-5;

Juridische dienstverlening, voor zover niet uitgesloten op grond van artikel 10, onder d)

75100000-7 tot en met 75120000-3; 75123000-4; 75125000-8 tot en met 75131000-3

Andere administratieve diensten en overheidsdiensten

75200000-8 tot en met 75231000-4

Diensten ten behoeve van de gemeenschap

75231210-9 tot en met 75231230-5; 75240000-0 tot en met 75252000-7; 794300000-7; 98113100-9

Gevangenis- en aanverwante diensten, diensten voor openbare orde en reddingsdiensten, voor zover niet uitgesloten krachtens artikel 10, onder h)

79700000-1 tot en met 79721000-4 [Opsporings- en beveiligingsdiensten, Beveiligingsdiensten, Diensten voor alarmbewaking, Bewakingsdiensten, Surveillancediensten, Diensten voor opsporingssysteem, Diensten voor het opsporen van voortvluchtigen, Patrouillediensten, Diensten voor het verstrekken van identificatiebadges, Onderzoeksdiensten en Diensten van detectivebureau] 79722000-1 [Grafologische diensten], 79723000-8 [Diensten voor afvalanalyse]

Opsporings- en beveiligingsdiensten

98900000-2 [Diensten verleend door extraterritoriale organisaties en instanties] en 98910000-5 [Diensten specifiek voor internationale organisaties]

Internationale diensten

64000000-6 [Post- en telecommunicatiediensten], 64100000-7 [Post- en koeriersdiensten], 64110000-0 [Postdiensten], 64111000-7 [Postdiensten voor kranten en tijdschriften], 64112000-4 [Brievenpostdienst], 64113000-1 [Pakketpostdienst], 64114000-8 [Postkantoordiensten], 64115000-5 [Verhuur van postbussen], 64116000-2 [Poste-restantediensten], 64122000-7 [Interne kantoorbodediensten]

Postdiensten

50116510-9 [Coveren van banden], 71550000-8 [Smederijdiensten]

Diverse diensten


(1)  Deze diensten vallen niet onder deze richtlijn wanneer zij worden georganiseerd als niet-economische diensten van algemeen belang. Het staat de lidstaten vrij de verlening van verplichte sociale diensten of van andere diensten te organiseren als diensten van algemeen belang of als niet-economische diensten van algemeen belang.


BIJLAGE XV

CONCORDANTIETABEL

Deze richtlijn

Richtlijn 2004/18/EG

Artikel 1, leden 1, 2, 4, 5 en 6

Artikel 1, lid 3

Artikel 10

Artikel 2, lid 1, punt 1

Artikel 1, lid 9, eerste alinea

Artikel 2, lid 1, punt 2

Artikel 7, onder a)

Artikel 2, lid 1, punt 3

Artikel 2, lid 1, punt 4, onder a)

Artikel 1, lid 9, tweede alinea, onder a)

Artikel 2, lid 1, punt 4, onder b)

Artikel 1, lid 9, tweede alinea, onder b)

Artikel 2, lid 1, punt 4, onder c)

Artikel 1, lid 9, tweede alinea, onder c)

Artikel 2, lid 1, punt 5

Artikel 1, lid 2, onder a)

Artikel 2, lid 1, punt 6

Artikel 1, lid 2, onder b), eerste zin

Artikel 2, lid 1, punt 7

Artikel 1, lid 2, onder b), tweede zin

Artikel 2, lid 1, punt 8

Artikel 1, lid 2, onder c)

Artikel 2, lid 1, punt 9

Artikel 1, lid 2, onder d)

Artikel 2, lid 1, punt 10

Artikel 1, lid 8, tweede alinea

Artikel 2, lid 1, punt 11

Artikel 1, lid 8, derde alinea

Artikel 2, lid 1, punt 12

Artikel 1, lid 8, derde alinea

Artikel 2, lid 1, punt 13

Artikel 23, lid 1

Artikel 2, lid 1, punt 14

Artikel 1, lid 10

Artikel 2, lid 1, punt 15

Artikel 2, lid 1, punt 16

Artikel 1, lid 10

Artikel 2, lid 1, punt 17

Artikel 2, lid 1, punt 18

Artikel 1, lid 12

Artikel 2, lid 1, punt 19

Artikel 1, lid 13

Artikel 2, lid 1, punt 20

Artikel 2, lid 1, punt 21

Artikel 1, lid 11, onder e)

Artikel 2, lid 1, punt 22

Artikel 2, lid 1, punt 23

Artikel 2, lid 1, punt 24

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2, eerste alinea

Artikel 3, lid 2, tweede alinea

Artikel 22; artikel 1, lid 2, onder d)

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 6

Artikel 4

Artikel 7, 67

Artikel 5, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 9, lid 3; artikel 9, lid 7, tweede alinea

Artikel 5, lid 4

Artikel 9, lid 2

Artikel 5, lid 5

Artikel 9, lid 9

Artikel 5, lid 6

Artikel 5, lid 7

Artikel 9, lid 4

Artikel 5, lid 8

Artikel 9, lid 5, onder a), eerste alinea

Artikel 5, lid 9

Artikel 9, lid 5, onder b), eerste en tweede alinea

Artikel 5, lid 10

Artikel 9, lid 5, onder a), derde alinea

Artikel 9, lid 5, onder b), derde alinea

Artikel 5, lid 11

Artikel 9, lid 7

Artikel 5, lid 12

Artikel 9, lid 6

Artikel 5, lid 13

Artikel 9, lid 8, onder a)

Artikel 5, lid 14

Artikel 9, lid 8, onder b)

Artikel 6, leden 1 tot 6

Artikel 78; artikel 79, lid 2, onder a)

Artikel 6, lid 7

Artikel 79, lid 2, onder d)

Artikel 7

Artikel 12; artikel 68, onder a)

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 13; artikel 68, onder b)

Artikel 8, tweede alinea

Artikel 1, lid 15

Artikel 9

Artikel 15; artikel 68, onder b)

Artikel 10, onder a)

Artikel 16, onder a)

Artikel 10, onder b)

Artikel 16, onder b)

Artikel 10, onder c)

Artikel 16, onder c)

Artikel 10, onder d)

Artikel 10, onder e)

Artikel 16, onder d)

Artikel 10, onder f)

Artikel 10, onder g)

Artikel 16, onder e)

Artikel 10, onder h)

Artikel 10, onder i)

Artikel 10, onder j)

Artikel 11

Artikel 18

Artikel 12

Artikel 13, eerste alinea

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 13, tweede alinea

Artikel 8, tweede alinea

Artikel 14

Artikel 16, onder f)

Artikel 15, leden 1 en 2

Artikel 10; artikel 14; artikel 68, onder b)

Artikel 15, lid 3

Artikel 14; artikel 68, onder b)

Artikel 16

Artikel 17, lid 1

Artikel 10, tweede alinea; artikel 12 van Richtlijn 2009/81/EG

Artikel 17, lid 2

Artikel 18, lid 1

Artikel 2

Artikel 18, lid 2

Artikel 19, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 19, leden 2 en 3

Artikel 4, lid 2

Artikel 20, lid 1

Artikel 19

Artikel 20, lid 2

Artikel 19, tweede alinea

Artikel 21, lid 1

Artikel 6

Artikel 21, lid 2

Artikel 22, lid 1

Artikel 42, leden 1, 2 en 4; artikel 71, lid 1

Artikel 22, lid 2

Artikel 22, lid 3

Artikel 42, lid 3; artikel 71, lid 2

Artikel 22, lid 4

Artikel 22, lid 5

Artikel 22, lid 6

Artikel 42, leden 5 en 6; artikel 71, lid 3

Artikel 22, lid 7, eerste alinea

Artikel 79, lid 2, onder g)

Artikel 22, lid 7, tweede en derde alinea

Artikel 23, lid 1

Artikel 1, lid 14, eerste alinea

Artikel 23, lid 2

Artikel 79, lid 2, onder e) en f)

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 5

Artikel 26, lid 1

Artikel 28, eerste alinea

Artikel 26, lid 2

Artikel 28, tweede alinea

Artikel 26, lid 3

Artikel 26, lid 4

Artikel 28, tweede alinea; artikel 30, lid 1

Artikel 26, lid 5, eerste alinea

Artikel 35, lid 2

Artikel 26, lid 5, tweede alinea

Artikel 26, lid 6

Artikel 28, tweede alinea

Artikel 27, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 11, onder a)

Artikel 27, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 38, lid 2

Artikel 27, lid 2

Artikel 38, lid 4

Artikel 27, lid 3

Artikel 27, lid 4

Artikel 28, lid 1

Artikel 38, lid 3, onder a); artikel 1, lid 11, onder b)

Artikel 28, lid 2

Artikel 1, lid 11, onder b); artikel 38, lid 3, onder b); artikel 44, lid 3, eerste zin

Artikel 28, lid 3

Artikel 38, lid 4

Artikel 28, lid 4

Artikel 28, lid 5

Artikel 28, lid 6

Artikel 38, lid 8

Artikel 29, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 11, onder d)

Artikel 29, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 29, lid 1, vierde alinea

Artikel 38, lid 3, onder a) en b)

Artikel 29, lid 2

Artikel 1, lid 11, onder d); artikel 44, lid 3, eerste zin

Artikel 29, lid 3

Artikel 30, lid 2

Artikel 29, lid 4

Artikel 29, lid 5

Artikel 30, lid 3

Artikel 29, lid 6

Artikel 30, lid 4

Artikel 29, lid 7

Artikel 30, lid 2

Artikel 30, lid 1

Artikel 1, lid 11, onder c); artikel 38, lid 3; artikel 44, lid 3, eerste zin

Artikel 30, lid 2

Artikel 29, leden 2 en 7

Artikel 30, lid 3

Artikel 29, lid 3

Artikel 30, lid 4

Artikel 29, lid 4

Artikel 30, lid 5

Artikel 29, lid 5

Artikel 30, lid 6

Artikel 29, lid 6

Artikel 30, lid 7

Artikel 29, lid 7

Artikel 30, lid 8

Artikel 29, lid 8

Artikel 31

Artikel 32, lid 1

Artikel 31, eerste zin

Artikel 32, lid 2, onder a)

Artikel 31, punt 1), onder a)

Artikel 32, lid 2, onder b)

Artikel 31, punt 1), onder b)

Artikel 32, lid 2, onder c)

Artikel 31, punt 1), onder c)

Artikel 32, lid 3, onder a)

Artikel 31, punt 2), onder a)

Artikel 32, lid 3, onder b)

Artikel 31, punt 2), onder b)

Artikel 32, lid 3, onder c)

Artikel 31, punt 2), onder c)

Artikel 32, lid 3, onder d)

Artikel 31, punt 2), onder d)

Artikel 32, lid 4

Artikel 31, punt 3)

Artikel 32, lid 5

Artikel 31, punt 4), onder b)

Artikel 33, lid 1

Artikel 32, lid 1; artikel 1, lid 5; artikel 32, lid 2, eerste en vierde alinea

Artikel 33, lid 2

Artikel 32, lid 2, tweede en derde alinea

Artikel 33, lid 3

Artikel 32, lid 3

Artikel 33, lid 4

Artikel 32, lid 4

Artikel 33, lid 5

Artikel 32, lid 4

Artikel 34, lid 1

Artikel 33, lid 1; artikel 1, lid 6

Artikel 34, lid 2

Artikel 33, lid 2

Artikel 34, lid 3

Artikel 33, lid 2 in fine

Artikel 34, lid 4

Artikel 33, lid 3

Artikel 34, lid 5

Artikel 33, lid 4

Artikel 34, lid 6

Artikel 33, lid 6

Artikel 34, lid 7

Artikel 34, lid 8

Artikel 34, lid 9

Artikel 33, lid 7, derde alinea

Artikel 35, lid 1, eerste alinea

Artikel 54, lid 1

Artikel 35, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 1, lid 7

Artikel 35, lid 2

Artikel 54, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 35, lid 3

Artikel 54, lid 2, derde alinea

Artikel 35, lid 4

Artikel 54, lid 3

Artikel 35, lid 5

Artikel 54, lid 4

Artikel 35, lid 6

Artikel 54, lid 5

Artikel 35, lid 7

Artikel 54, lid 6

Artikel 35, lid 8

Artikel 54, lid 7

Artikel 35, lid 9

Artikel 54, lid 8, eerste alinea

Artikel 36

Artikel 37, lid 1

Artikel 11, lid 1

Artikel 37, lid 2

Artikel 11, lid 2

Artikel 37, lid 3

Artikel 37, lid 4

Artikel 11, lid 2

Artikel 38

Artikel 37

Artikel 40

Overweging 8

Artikel 41

Artikel 42, lid 1

Artikel 23, lid 1

Artikel 42, lid 2

Artikel 23, lid 2

Artikel 42, lid 3

Artikel 23, lid 3

Artikel 42, lid 4

Artikel 23, lid 8

Artikel 42, lid 5

Artikel 23, lid 4, eerste alinea

Artikel 42, lid 6

Artikel 23, lid 5, eerste en tweeede alinea

Artikel 43, lid 1

Artikel 23, lid 6

Artikel 43, lid 2

Artikel 23, lid 6, eerste streepje

Artikel 44, lid 1

Artikel 23, lid 4, tweede alinea, lid 5, tweede en derde alinea, lid 6, tweede alinea, en lid 7

Artikel 44, lid 2

Artikel 23, lid 4, eerste alinea, lid 5, eerste alinea, lid 6, eerste alinea

Artikel 44, lid 3

Artikel 45, lid 1

Artikel 24, leden 1 en 2

Artikel 45, lid 2

Artikel 24, lid 3

Artikel 45, lid 3

Artikel 24, lid 4

Artikel 46

Artikel 47, lid 1

Artikel 38, lid 1

Artikel 47, lid 2

Artikel 38, lid 7

Artikel 47, lid 3

Artikel 38, lid 7

Artikel 48, lid 1

Artikel 35, lid 1; artikel 36, lid 1

Artikel 48, lid 2

Artikel 49

Artikel 35, lid 2; artikel 36, lid 1

Artikel 50, leden 1 tot 3

Artikel 35, lid 4, eerste tot derde alinea; artikel 36, lid 1

Artikel 50, lid 4

Artikel 35, lid 4, vijfde alinea

Artikel 51, lid 1

Artikel 36, lid 1; artikel 79, lid 1, onder a)

Artikel 51, lid 2

Artikel 36, lid 2

Artikel 51, lid 2

Artikel 36, lid 3, en lid 4, tweede alinea

Artikel 51, lid 3

Artikel 36, lid 4, eerste alinea

Artikel 51, lid 4

Artikel 51, lid 5, eerste alinea

Artikel 36, lid 7

Artikel 51, lid 5, tweede alinea

Artikel 36, lid 8

Artikel 51, lid 6

Artikel 37

Artikel 52, lid 1

Artikel 36, lid 5, eerste alinea

Artikel 52, leden 2 en 3

Artikel 36, lid 5, tweede en derde alinea

Artikel 53, lid 1

Artikel 38, lid 6

Artikel 53, lid 2

Artikel 39, lid 2

Artikel 54, lid 1

Artikel 40, lid 1

Artikel 54, lid 2

Artikel 40, lid 2

Artikel 55, lid 1

Artikel 41, lid 1

Artikel 55, lid 2

Artikel 41, lid 2

Artikel 55, lid 3

Artikel 41, lid 3

Artikel 56, lid 1, eerste alinea

Artikel 44, lid 1

Artikel 56, lid 1, tweede alinea

Artikel 56, lid 2

Artikel 56, lid 3

Artikel 56, lid 4

Artikel 57, lid 1

Artikel 45, lid 1

Artikel 57, lid 2

Artikel 45, lid 2, onder e) en f)

Artikel 57, lid 3

Artikel 45, lid 1, tweede alinea

Artikel 57, lid 4

Artikel 45, lid 2

Artikel 57, lid 5

Artikel 57, lid 6

Artikel 57, lid 7

Artikel 45, lid 1, tweede alinea, en lid 2, tweede alinea

Artikel 58, lid 1

Artikel 44, lid 1, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 58, lid 2

Artikel 46

Artikel 58, lid 3

Artikel 47

Artikel 58, lid 4

Artikel 48

Artikel 58, lid 5

Artikel 44, lid 2

Artikel 59

Artikel 60, lid 1

Artikel 47, lid 4 en 5; artikel 48, lid 6

Artikel 60, lid 2

Artikel 45, lid 3

Artikel 60, leden 3 en 4

Artikel 47, leden 1 en 5; artikel 48, lid 2

Artikel 60, lid 5

Artikel 61

Artikel 62, lid 1

Artikel 49

Artikel 62, lid 2

Artikel 50

Artikel 62, lid 3

Artikel 63, lid 1

Artikel 47, leden 2 en 3; artikel 48, leden 3 en 4

Artikel 63, lid 2

Artikel 64, lid 1

Artikel 52, lid 1; artikel 52, lid 7

Artikel 64, lid 2, eerste alinea

Artikel 52, lid 1, tweede alinea

Artikel 64, lid 2, tweede alinea

Artikel 52, lid 1, derde alinea

Artikel 64, lid 3

Artikel 52, lid 2

Artikel 64, lid 4

Artikel 52, lid 3

Artikel 64, lid 5, eerste alinea

Artikel 52, lid 4, eerste alinea

Artikel 64, lid 5, tweede alinea

Artikel 52, lid 4, tweede alinea

Artikel 64, lid 6, eerste alinea

Artikel 52, lid 5, eerste alinea

Artikel 64, lid 6, tweede alinea

Artikel 52, lid 6

Artikel 64, lid 7

Artikel 52, lid 5, tweede alinea

Artikel 64, lid 8

Artikel 65

Artikel 44, lid 3

Artikel 66

Artikel 44, lid 4

Artikel 67, lid 1

Artikel 53, lid 1

Artikel 67, lid 2

Artikel 53, lid 1

Artikel 67, lid 3

Artikel 67, lid 4

Overweging 1; overweging 46, derde lid

Artikel 67, lid 5

Artikel 53, lid 2

Artikel 68

Artikel 69, lid 1

Artikel 55, lid 1

Artikel 69, lid 2, onder a)

Artikel 55, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 69, lid 2, onder b)

Artikel 55, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 69, lid 2, onder c)

Artikel 55, lid 1, tweede alinea, onder c)

Artikel 69, lid 2, onder d)

Artikel 55, lid 1, tweede alinea, onder d)

Artikel 69, lid 2, onder e)

Artikel 69, lid 2, onder f)

Artikel 55, lid 1, tweede alinea, onder e)

Artikel 69, lid 3, eerste alinea

Artikel 55, lid 2

Artikel 69, lid 3, tweede alinea

Artikel 69, lid 4

Artikel 55, lid 3

Artikel 69, lid 5

Artikel 70

Artikel 26

Artikel 71, lid 1

Artikel 71, lid 2

Artikel 25, eerste alinea

Artikel 71, lid 3

Artikel 71, lid 4

Artikel 25, tweede alinea

Artikel 71, leden 5 tot 8

Artikel 72

Artikel 73

Artikel 74

Artikel 75

Artikel 76

Artikel 77

Artikel 78

Artikel 67, lid 2

Artikel 79, leden 1 en 2

Artikel 69, leden 1 en 2

Artikel 79, lid 3

Artikel 70, lid 1; artikel 79, lid 1, onder a)

Artikel 80, lid 1

Artikel 80, lid 2

Artikel 66, lid 2

Artikel 80, lid 3

Artikel 72

Artikel 81

Artikel 73

Artikel 82

Artikel 74

Artikel 83, lid 1

Artikel 81, eerste alinea

Artikel 83, leden 2 tot 6

Artikel 84

Artikel 43

Artikel 85

Artikel 86

Artikel 87

Artikel 77, leden 3 en 4

Artikel 88

Artikel 77, lid 5

Artikel 89, leden 1 en 2

Artikel 77, leden 1 en 2

Artikel 89, lid 3

Artikel 90, lid 1

Artikel 80, lid 1, eerste alinea

Artikel 90, leden 2 en 5

Artikel 90, lid 6

Artikel 80, lid 1, tweede alinea

Artikel 91

Artikel 82

Artikel 92

Artikel 93

Artikel 83

Artikel 94

Artikel 84

Bijlage I

Bijlage IV

Bijlage II

Bijlage I

Bijlage III

Bijlage V

Bijlage III

Bijlage IV, onder a) tot f)

Bijlage X, onder b) tot h)

Bijlage IV, onder g)

Bijlage V — Deel A

Bijlage VII — A

Bijlage V — Deel B, onder I

Bijlage VII — A

Bijlage V — Deel B, onder II

Bijlage V — Deel C

Bijlage VII — A

Bijlage V — Deel D

Bijlage VII — A

Bijlage V — Deel E

Bijlage VII — D

Bijlage V — Deel F

Bijlage VII — D

Bijlage V — Deel G

Bijlage V — Deel H

Bijlage V — Deel I

Bijlage V — Deel J

Bijlage VI

Artikel 54, lid 3, onder a) tot f)

Bijlage VII

Bijlage VI

Bijlage VIII

Bijlage VIII

Bijlage IX, punt 1

Artikel 40, lid 5

Bijlage IX, punt 2

Bijlage X

Bijlage XI

Bijlage IX, A, B, C

Bijlage XII, deel I

Artikel 47, lid 1

Bijlage XII, deel II

Artikel 48, lid 2

Bijlage XIII

Bijlage XIV

Bijlage II

Bijlage XV

Bijlage XII


28.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/243


RICHTLIJN 2014/25/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gelet op de resultaten van het werkdocument van de diensten van de Commissie van 27 juni 2011 met als titel: „Evaluatieverslag — De impact en de effectiviteit van de Europese aanbestedingswetgeving” is het aangewezen regels te handhaven met betrekking tot aanbestedingen door diensten die in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten werkzaam zijn, aangezien de nationale autoriteiten de mogelijkheid behouden het gedrag van deze instanties te beïnvloeden, met name door deelname in het kapitaal en vertegenwoordiging in de bestuurs-, directie- of toezichtsorganen. Een andere reden om aanbestedingen in de entiteiten in deze sectoren te blijven reguleren, is het gesloten karakter van de markten waarop de betrokken exploitanten actief zijn, dat een gevolg is van de bijzondere of uitsluitende rechten die door de lidstaten zijn verleend voor het bevoorraden, aanleggen of exploiteren van netwerken voor het verstrekken van de betrokken dienst.

(2)

Om ervoor te zorgen dat overheidsopdrachten die gegund worden door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, voor mededinging worden opengesteld, moeten voor opdrachten boven een bepaalde waarde procedures voor coördinatie van de aanbestedingen worden opgesteld. Deze coördinatie is noodzakelijk om te garanderen dat de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met name het vrije verkeer van producten, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling, het discriminatieverbod, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie, toepassing vinden. Gezien de aard van de sectoren waarop deze coördinatie betrekking heeft, moet de coördinatie van de aanbestedingsprocedures op Unieniveau, zonder aan de genoemde beginselen afbreuk te doen, een kader voor correcte handelspraktijken scheppen en ruimte laten voor de grootst mogelijke soepelheid.

(3)

Voor aanbestedingen waarvan de waarde lager is dan de drempelwaarden voor de toepassing van de coördinatieregeling van de Unie, kan worden verwezen naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de correcte toepassing van de voorschriften en beginselen van het VWEU.

(4)

Overheidsopdrachten spelen in de Europa 2020-strategie zoals opgenomen in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010„Europa 2020 — Een strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei” („Europa 2020-strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei”), een belangrijke rol en zijn een van de marktinstrumenten die kunnen worden ingezet om een slimme, duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken en tegelijkertijd overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Met het oog daarop moeten de bestaande aanbestedingsregels die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) worden herzien en gemoderniseerd om de efficiëntie van de overheidsbestedingen te verhogen, in het bijzonder door de deelname van het midden- en kleinbedrijf (mkb) aan overheidsopdrachten te bevorderen, en om aanbesteders in staat te stellen overheidsopdrachten beter te gebruiken ter ondersteuning van gemeenschappelijke maatschappelijke doelen. Er is ook behoefte aan verduidelijking van de basisbegrippen en -concepten om de rechtszekerheid te vergroten en om rekening te houden met een aantal aspecten van de desbetreffende vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(5)

Bij de toepassing van deze richtlijn moet het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (6) in acht worden genomen, met name wat betreft de keuze van communicatiemiddelen, technische specificaties, gunningscriteria en contractvoorwaarden.

(6)

Het begrip aanbesteding dient zo nauw mogelijk aan te sluiten bij het begrip dat wordt toegepast overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), rekening houdend met de specifieke kenmerken van de onder deze richtlijn vallende sectoren.

(7)

Er zij op gewezen dat geen enkele bepaling in deze richtlijn de lidstaten verplicht de dienstverlening waarvoor zij zelf zorg wensen te dragen of die zij willen organiseren met andere middelen dan overheidsopdrachten in de zin van deze richtlijn, uit te besteden of te outsourcen. Dienstverlening op grond van wet- of regelgeving of arbeidsovereenkomsten valt niet onder het toepassingsgebied. In een aantal lidstaten kan dit bijvoorbeeld het geval zijn voor de verlening van bepaalde diensten aan de gemeenschap, zoals drinkwatervoorziening.

(8)

Tevens dient erop te worden gewezen dat deze richtlijn niet van invloed mag zijn op de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Evenmin mag zij betrekking hebben op de liberalisering van diensten van algemeen economisch belang die voorbehouden zijn aan openbare of particuliere entiteiten, of op de privatisering van openbare dienstverlenende entiteiten.

Er zij ook aan herinnerd dat het de lidstaten vrijstaat om zelf verplichte sociale voorzieningen of andere diensten, zoals postdiensten, te organiseren als diensten van algemeen economisch belang, als niet-economische diensten van algemeen belang, of als een combinatie van beide. Duidelijk moet worden bepaald dat niet-economische diensten van algemeen belang buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven.

(9)

Ten slotte zij er op gewezen dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de vrijheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten om conform het Unierecht diensten van algemeen economisch belang, de reikwijdte daarvan en de kenmerken van de te verlenen dienst, zoals de voorwaarden betreffende de kwaliteit van de dienst, te omschrijven, ter nastreving van de doelstellingen van openbare orde. Evenmin mag deze richtlijn afbreuk doen aan de bevoegdheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten om diensten van algemeen economisch belang te leveren, te doen uitvoeren en te financieren overeenkomstig artikel 14 VWEU en het aan het VWEU en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) gehechte Protocol nr. 26 betreffende de diensten van algemeen belang. Deze richtlijn betreft evenmin de financiering van diensten van algemeen economisch belang of regelingen van door de lidstaten volgens de mededingingsregels van de Unie verstrekte steun, met name op sociaal gebied.

(10)

Een overeenkomst moet alleen worden geacht een opdracht voor werken te zijn indien zij specifiek betrekking heeft op de uitvoering van de in bijlage I bedoelde activiteiten, zelfs indien de overeenkomst andere voor die activiteiten benodigde diensten omvat. Opdrachten voor diensten, waaronder diensten inzake eigendomsbeheer, kunnen onder bepaalde omstandigheden ook werken omvatten. Indien deze werken ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de overeenkomst van bijkomende aard zijn en daarvan een mogelijk uitvloeisel zijn of daarop een aanvulling vormen, is het feit dat die werken deel uitmaken van de overeenkomst geen reden om de opdracht voor diensten als een opdracht voor werken aan te merken.

Gezien de verscheidenheid aan opdrachten voor werken, moet de aanbestedende instantie de mogelijkheid hebben opdrachten voor de uitvoering en het ontwerp van werken afzonderlijk of gezamenlijk te plaatsen. Met deze richtlijn wordt niet beoogd het plaatsen van gezamenlijke of afzonderlijke opdrachten voor te schrijven.

(11)

Om een werk te kunnen verrichten dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet, moet die dienst maatregelen hebben genomen om het soort werk te omschrijven, of althans een beslissende invloed op het ontwerp ervan uit te oefenen. Voor de vraag of een opdracht aan te merken is als een opdracht voor werken maakt het niet uit of de aannemer het werk geheel of ten dele zelf uitvoert, dan wel het door een ander laat uitvoeren, mits de aannemer een directe of indirecte, in rechte afdwingbare verbintenis aangaat erop toe te zien dat de werken worden uitgevoerd.

(12)

De begrippen „aanbestedende diensten” en met name „publiekrechtelijke instellingen” zijn regelmatig aan de orde geweest in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Om te preciseren dat het toepassingsgebied van deze richtlijn ratione personae ongewijzigd moet blijven, dient de definitie waarop het Hof zich gebaseerd heeft te worden behouden, met een aantal verduidelijkingen uit die rechtspraak, voor een goed begrip van de definities zelf; daarbij is het niet de bedoeling de interpretatie van het in de rechtspraak uitgewerkte concept te veranderen.

Daartoe moet worden bepaald dat een instelling die onder normale marktvoorwaarden opereert, winst nastreeft, en de verliezen draagt die voortvloeien uit haar activiteiten, niet als een „publiekrechtelijke instelling” mag worden beschouwd, aangezien de behoeften van algemeen belang — en zij is nu juist opgericht of heeft tot taak gekregen in die behoeften te voorzien — kunnen worden geacht een industrieel of commercieel karakter te hebben. Ook de voorwaarde met betrekking tot de oorsprong van de financiering van de bedoelde instelling is in rechtspraak aan de orde gekomen, onder meer in die zin dat onder „grotendeels” financiering van meer dan de helft wordt verstaan, die ook betalingen van gebruikers kan omvatten welke volgens publiekrechtelijke regels worden opgelegd, berekend en geïnd.

(13)

In het geval van gemengde opdrachten, waarvan de verschillende onderdelen objectief niet deelbaar zijn, worden de toepasselijke voorschriften bepaald ten aanzien van het hoofdvoorwerp van die opdracht. Er moet derhalve worden verduidelijkt op welke manier aanbestedende instanties moeten bepalen of de verschillende onderdelen al dan niet deelbaar zijn. Deze verduidelijking moet worden gebaseerd op de toepasselijke rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De deelbaarheid van onderdelen moet per geval worden bepaald, waarbij men zich niet alleen mag baseren op de uitgesproken of veronderstelde bedoeling van de aanbestedende dienst om de verschillende elementen van een gemengde opdracht als ondeelbaar te beschouwen, maar tevens objectieve elementen moeten worden aangedragen waaruit de noodzaak van het plaatsen van één enkele opdracht blijkt. Die onderbouwde noodzaak van het plaatsen van één opdracht kan bijvoorbeeld aanwezig zijn bij het oprichten van één enkel gebouw, waarvan een deel rechtstreeks wordt gebruikt door de aanbestedende dienst en een ander deel wordt geëxploiteerd als concessie, bijvoorbeeld als publieke parkeergelegenheid. Duidelijk moet worden bepaald dat aan de noodzaak van het plaatsen van één opdracht redenen van zowel technische als economische aard ten grondslag kunnen liggen.

(14)

In het geval van gemengde opdrachten die deelbaar zijn, staat het de aanbestedende instanties altijd vrij afzonderlijke opdrachten te gunnen voor de onderscheiden onderdelen van de gemengde opdracht, in welk geval de bepalingen die voor elk onderdeel apart gelden, uitsluitend ten aanzien van de kenmerken van die specifieke opdracht dienen te worden bepaald. Indien de aanbestedende instanties echter besluiten andere elementen in de aanbesteding op te nemen, ongeacht hun waarde en ongeacht de juridische regeling waaraan de toegevoegde onderdelen onderworpen zouden zijn geweest, dan dient als regel te gelden dat indien een opdracht, wanneer afzonderlijk gegund, volgens het bepaalde in deze richtlijn moet worden gegund, deze richtlijn van toepassing blijft op de gehele gemengde opdracht.

(15)

Er dient evenwel te worden voorzien in speciale bepalingen voor gemengde opdrachten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn of waarvan bepaalde delen niet onder de werkingssfeer van het VWEU vallen. In deze gevallen moet de toepassing van deze richtlijn achterwege kunnen blijven, mits het plaatsen van een aparte opdracht objectief gerechtvaardigd is en de beslissing om één enkele opdracht te gunnen niet is ingegeven door het oogmerk opdrachten van de toepassing van deze richtlijn of van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) uit te zonderen. Duidelijk moet worden bepaald dat de aanbestedende instanties niet belet mogen worden de onderhavige richtlijn in plaats van Richtlijn 2009/81/EG toe te passen op bepaalde gemengde opdrachten.

(16)

Voorts kunnen opdrachten worden gegund om te voldoen aan de voorschriften voor een aantal verschillende activiteiten, die aan andere wettelijke regelingen onderworpen kunnen zijn. Er dient duidelijk te worden gesteld dat de wettelijke regeling die van toepassing is op één enkele opdracht voor verschillende activiteiten, de voorschriften moet volgen voor de activiteit waarvoor de opdracht in hoofdzaak bedoeld was. Voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld is, kan worden vastgesteld op basis van het onderzoek van de voorschriften voor de specifieke opdracht dat door de aanbestedende dienst is uitgevoerd om de waarde van de opdracht te ramen en de aanbestedingsstukken op te stellen. In bepaalde gevallen, zoals bij de aankoop van een enkel stuk uitrusting voor de uitoefening van activiteiten waarvoor geen gegevens beschikbaar zijn met het oog op raming van de respectieve gebruikspercentages, kan het objectief onmogelijk zijn vast te stellen voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld is. Er moet worden bepaald welke regels in dergelijke gevallen van toepassing zijn.

(17)

Verduidelijkt dient te worden dat het begrip „ondernemers” in ruime zin dient te worden opgevat, zodat daaronder ook personen en/of diensten vallen die de uitvoering van werken, een levering van producten of een verrichting van diensten op de markt aanbieden, ongeacht de rechtsvorm die zij voor hun activiteiten hebben gekozen. Aldus moeten bedrijven, bijkantoren, dochterondernemingen, partnerschappen, coöperatieve vennootschappen, besloten vennootschappen, openbare of particuliere universiteiten en andere entiteiten dan natuurlijke personen alle onder de noemer „ondernemer” vallen, ongeacht of deze „rechtspersonen” zijn onder alle omstandigheden.

(18)

Duidelijk moet worden bepaald dat combinaties van ondernemers, ook indien zij zich hebben verenigd in een tijdelijk samenwerkingsverband, aan aanbestedingsprocedures kunnen deelnemen zonder dat zij daartoe een specifieke rechtsvorm moeten aannemen. Voor zover nodig, bijvoorbeeld wanneer hoofdelijke aansprakelijkheid vereist is, kan een specifieke rechtsvorm vereist zijn indien aan zulke groepen de opdracht is gegund.

Duidelijk moet ook worden bepaald dat aanbestedende instanties uitdrukkelijk moeten kunnen bepalen hoe combinaties van ondernemers moeten voldoen aan de criteria en eisen inzake erkenning en kwalitatieve selectie van deze richtlijn, die aan afzonderlijk deelnemende ondernemers worden gesteld.

Aan de uitvoering van een opdracht door combinaties van ondernemers kunnen voorwaarden worden verbonden die niet gelden voor individuele deelnemers. Die voorwaarden, die objectief gemotiveerd en proportioneel moeten zijn, kunnen bijvoorbeeld de aanwijzing van een gezamenlijke vertegenwoordiging of een hoofdpartner met het oog op een aanbestedingsprocedure, of informatie over de samenstelling van die vertegenwoordiging omvatten.

(19)

Om te zorgen voor een daadwerkelijke openstelling van de markt en met het oog op een evenwichtige toepassing van de aanbestedingsvoorschriften in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, dienen de desbetreffende diensten op een andere wijze te worden omschreven dan door verwijzing naar hun rechtsvorm. Derhalve moet ervoor worden gezorgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gelijke behandeling van de aanbestedende instanties in de overheidssector en die uit de marktsector. Bovendien moet er overeenkomstig artikel 345 VWEU ook voor worden gezorgd dat de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet wordt gelaten.

(20)

Het begrip bijzondere of uitsluitende rechten staat centraal in de omschrijving van het toepassingsgebied van deze richtlijn, aangezien instanties die geen aanbestedende diensten of overheidsbedrijven in de zin van deze richtlijn zijn, alleen aan de bepalingen ervan zijn onderworpen voor zover zij een activiteit op basis van dergelijke rechten uitoefenen. Derhalve moet worden verduidelijkt dat rechten die zijn verleend door middel van een procedure die gebaseerd was op objectieve criteria, met name uit hoofde van Uniewetgeving, en waaraan passende bekendheid is gegeven, geen bijzondere of uitsluitende rechten vormen in de zin van deze richtlijn.

Tot deze wetgeving dienen te behoren Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad (11), Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) en Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (13).

Ook moet duidelijk worden bepaald dat deze lijst van wetgevingsteksten niet uitputtend is en dat rechten in enige vorm, ook via concessieovereenkomsten die zijn toegekend volgens andere procedures die op objectieve criteria gebaseerd zijn en waaraan voldoende bekendheid is gegeven, geen bijzondere of uitsluitende rechten vormen voor de omschrijving van het toepassingsgebied van deze richtlijn ratione personae. Het begrip „uitsluitende rechten” moet ook worden gebruikt wanneer wordt beslist of het gebruik van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging gerechtvaardigd zou zijn omdat de werken, leveringen of diensten alleen door een bepaalde ondernemer kunnen worden verricht vanwege de bescherming van bepaalde uitsluitende rechten.

Gezien echter de verschillende ratio legis achter deze bepalingen moet worden verduidelijkt dat het begrip „uitsluitende rechten” niet hetzelfde hoeft te betekenen in de twee contexten. Bijgevolg moet duidelijk worden bepaald dat een entiteit die het uitsluitende recht heeft verworven om een bepaalde dienst in een bepaald geografisch gebied te verrichten volgens een procedure die gebaseerd is op objectieve criteria waarvoor voldoende transparantie is verzekerd, indien het een particuliere instantie betreft, zelf geen aanbestedende dienst zou zijn, maar niettemin de enige instantie zou zijn die de desbetreffende dienst in dat gebied kan verrichten.

(21)

Bepaalde instanties zijn actief op het gebied van productie, transmissie of distributie van verwarming en koeling. Er kan onduidelijkheid bestaan over de voorschriften die van toepassing zijn op diensten in verband met verwarming en koeling. Derhalve moet duidelijk worden bepaald dat aanbestedende diensten, overheidsbedrijven en particuliere bedrijven die actief zijn in de sector verwarming onder deze richtlijn vallen; voor particuliere bedrijven geldt daarbij echter de extra voorwaarde dat zij werken op basis van bijzondere of exclusieve rechten. Anderzijds, gelden voor de aanbestedende diensten die actief zijn in de sector koeling de regels van Richtlijn 2014/24/EU, terwijl overheids- en particuliere bedrijven, ongeacht of laatstgenoemde op basis van bijzondere of uitsluitende rechten werken of niet, niet onderworpen zijn aan de aanbestedingsregels. Tot slot moet duidelijk worden bepaald dat opdrachten die worden gegund voor de uitoefening van opdrachten op het gebied van zowel verwarming als koeling, op grond van de bepalingen inzake overeenkomsten voor de uitoefening van verscheidene activiteiten moeten worden behandeld wanneer dient te worden bepaald welke aanbestedingsvoorschriften eventueel op de plaatsing van deze concessies van toepassing zijn.

(22)

Alvorens enige wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn en Richtlijn 2014/24/EU voor de sector koeling in overweging te nemen, moet de situatie van deze sector worden onderzocht teneinde voldoende informatie te vergaren, met name over de mededingingssituatie, de mate van grensoverschrijdende aanbestedingen en de standpunten van belanghebbende partijen. Aangezien de toepassing van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (14) op de sector in kwestie aanzienlijke gevolgen zou kunnen hebben uit het oogpunt van openstelling van de markt, dient dit onderzoek te worden uitgevoerd wanneer het effect van Richtlijn 2014/23/EU betreffende concessies wordt beoordeeld.

(23)

Zonder het toepassingsgebied van deze richtlijn ook maar enigszins uit te breiden, moet duidelijk worden bepaald dat, wanneer in deze richtlijn wordt verwezen naar de levering van elektriciteit, ook de productie, groothandelsverkoop en de detailhandelsverkoop van elektriciteit worden bedoeld.

(24)

Aanbestedende instanties die in de drinkwatersector werkzaam zijn, kunnen zich ook toeleggen op andere activiteiten met betrekking tot water, zoals projecten op het gebied van waterhuishouding, bevloeiing, drainage, alsmede afvoer en behandeling van afvalwater. In dat geval moeten aanbestedende instanties de in deze richtlijn bedoelde aanbestedingsprocedures kunnen gebruiken voor al hun activiteiten met betrekking tot water, ongeacht om welk deel van de „watercyclus” het gaat. Voorschriften als die welke zijn voorgesteld voor opdrachten voor leveringen van producten, zijn echter niet geschikt voor de aankoop van water, gezien de noodzaak zich te bevoorraden bij bronnen in de nabijheid van de plaats van gebruik.

(25)

Aanbestedingen voor de exploratie van aardolie en gas moeten worden uitgesloten, aangezien voor deze sector is vastgesteld dat er een zodanige concurrentiedruk bestaat dat de door de Unie opgelegde aanbestedingsverplichtingen niet langer nodig zijn. Aangezien de winning van aardolie en gas onder deze richtlijn blijft vallen, kan het nodig zijn een onderscheid te maken tussen exploratie en winning. Daarbij moet onder „exploratie” worden verstaan: activiteiten die worden ondernomen om na te gaan of zich in een bepaald gebied aardolie en gas bevinden, en indien dit het geval is, of het commercieel exploiteerbaar is, terwijl „winning” moet worden beschouwd als de „productie” van aardolie en gas. Overeenkomstig de vaste praktijk in concentratiezaken, moet onder „productie” ook „ontwikkeling” worden verstaan, d.w.z. het opzetten van adequate infrastructuur voor toekomstige productie (aardolieplatforms, pijpleidingen, terminals enz.).

(26)

De aanbestedende diensten moeten alle middelen benutten die het nationale recht hen biedt om te voorkomen dat belangenconflicten tot verstoring van de aanbestedingsprocedure leiden. Daartoe kunnen procedures behoren om belangenconflicten te onderkennen, te voorkomen en op te lossen.

(27)

Bij Besluit 94/800/EG van de Raad (15) is met name de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten van de Wereldhandelsorganisatie, hierna de „GPA-overeenkomst” genoemd, goedgekeurd. De GPA-overeenkomst beoogt de invoering van een multilateraal kader van evenwichtige rechten en verplichtingen met betrekking tot overheidsopdrachten met het oog op de liberalisering en de expansie van de wereldhandel. Voor opdrachten die onder de bijlagen 3, 4 en 5 en de algemene opmerkingen bij aanhangsel I van de Europese Unie bij de GPA-overeenkomst vallen, alsmede onder andere toepasselijke internationale overeenkomsten waardoor de Unie gebonden is, dienen de aanbestedende instanties te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomsten door deze richtlijn toe te passen op ondernemingen van de derde landen die ondertekenende partij bij de overeenkomsten zijn.

(28)

De GPA-overeenkomst is van toepassing op opdrachten boven bepaalde drempels die in de GPA-overeenkomst zijn vastgesteld en die in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt. De in deze richtlijn vastgestelde drempels moeten worden geharmoniseerd om ervoor te zorgen dat zij overeenstemmen met het equivalent in euro van de drempels van de GPA-overeenkomst. Ook dient te worden voorzien in periodieke herziening van de in euro uitgedrukte drempels, om deze indien nodig door middel van een zuiver rekenkundige operatie aan te passen aan eventuele schommelingen van de waarde van de euro ten opzichte van die bijzondere trekkingsrechten.

Afgezien van deze periodieke rekenkundige aanpassingen, moet in de volgende onderhandelingsronde over de GPA-overeenkomst worden nagedacht over een verhoging van de in die overeenkomst vastgelegde drempels.

Om een te groot aantal drempels te vermijden is het bovendien aangewezen, onverminderd de internationale verbintenissen van de Unie, dezelfde drempels op alle aanbestedende instanties te blijven toepassen ongeacht de sector waarin deze werkzaam zijn.

(29)

Verduidelijkt dient te worden dat, voor de raming van de waarde van een opdracht, rekening moet worden gehouden met alle inkomsten, ongeacht of deze afkomstig zijn van de aanbestedende dienst of van derde partijen.

Tevens dient te worden bepaald dat, om een raming te kunnen maken van de drempels, onder soortgelijke leveringen dienen te worden verstaan producten die bestemd zijn voor identieke of soortgelijke doeleinden, zoals leveringen van een assortiment levensmiddelen of van verschillende soorten kantoormeubilair. Voor een ondernemer die actief is op het betrokken gebied zullen deze leveringen doorgaans deel uitmaken van zijn normale productassortiment.

(30)

Duidelijk moet worden bepaald dat een perceel van een aanbesteding alleen als uitgangspunt bij het ramen van de waarde van een bepaalde aanbesteding mag dienen indien dit objectief gerechtvaardigd is. Het is bijvoorbeeld te rechtvaardigen om de waarde van een opdracht te ramen op het niveau van een afzonderlijke operationele eenheid van de aanbestedende dienst, mits die eenheid zelf verantwoordelijk is voor haar aanbestedingen. Dit mag worden verondersteld indien de afzonderlijke operationele eenheid de aanbestedingsprocedures leidt en de besluiten tot aankoop neemt, over een eigen budgetonderdeel voor de betrokken aanbestedingen beschikt, zelf het contract sluit en dat bekostigt uit een budget waarover zij beschikt. Een perceel mag niet als uitgangspunt worden genomen indien de aanbestedende dienst de aanbesteding alleen maar decentraal organiseert.

(31)

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten en is derhalve niet van toepassing op opdrachten die door internationale organisaties in eigen naam en voor eigen rekening worden aanbesteed. Verduidelijkt dient echter te worden in welke mate deze richtlijn moet worden toegepast op aanbestedingen die onder specifieke internationale regels vallen.

(32)

Er zij aan herinnerd dat arbitrage- en bemiddelingsdiensten en andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting gewoonlijk verleend worden door instanties of personen die gekozen of geselecteerd worden op een wijze die niet door de aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld. Verduidelijkt moet worden dat deze richtlijn niet van toepassing is op dienstenopdrachten voor het verlenen van deze diensten, ongeacht hun benaming in het nationale recht.

(33)

Een aantal juridische diensten die worden verricht door dienstverleners welke door een rechterlijke instantie van een lidstaat zijn aangewezen, betreft de vertegenwoordiging van cliënten in juridische procedures door advocaten, en moet worden verleend door notarissen, of houdt verband met de uitoefening van het openbaar gezag. Die juridische diensten worden meestal verricht door instanties of personen die worden aangewezen of gekozen op een wijze die niet door aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld, zoals bijvoorbeeld bij de aanwijzing van officieren van justitie in sommige lidstaten. Deze juridische diensten dienen bijgevolg buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te blijven.

(34)

Gespecificeerd moet worden dat onder het in deze richtlijn genoemde begrip „financiële instrumenten” hetzelfde wordt verstaan als in andere wetgeving betreffende de interne markt en dat, gezien de recente oprichting van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees Stabiliteitsmechanisme, moet worden bepaald dat verrichtingen in het kader van die faciliteit en dat mechanisme buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven. Ten slotte moet worden verduidelijkt dat leningen, ongeacht of zij al dan niet in verband staan met de uitgifte van effecten of andere financiële instrumenten, of andere verrichtingen in verband hiermee, buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven.

(35)

Er dient aan te worden herinnerd dat artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (16) uitdrukkelijk bepaalt dat de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG van toepassing zijn op respectievelijk opdrachten voor diensten en overheidsopdrachten voor openbare diensten met inzake personenvervoer per bus of tram, terwijl Verordening (EG) nr. 1370/2007 van toepassing is op dienstenconcessies voor openbaar personenvervoer per bus en tram. Voorts zij eraan herinnerd dat die verordening van toepassing blijft op (overheids)opdrachten voor diensten en op dienstenconcessies voor openbaar personenvervoer per trein of metro. Om het verband tussen deze richtlijn en Verordening (EG) nr. 1370/2007 te verduidelijken, moet uitdrukkelijk worden gestipuleerd dat deze richtlijn niet van toepassing is op opdrachten voor diensten voor het verrichten van openbare diensten inzake personenvervoer per trein of metro, waarvan het plaatsen onderworpen moet blijven aan van die verordening. Voor zover Verordening (EG) nr. 1370/2007 toelaat dat op grond van nationaal recht kan worden afgeweken van de voorschriften die die verordening bevat, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben in hun nationale recht te blijven bepalen dat opdrachten voor openbare diensten inzake personenvervoer per trein of metro moeten worden gegund volgens een procedure voor het plaatsen van opdrachten die conform is aan hun algemene voorschriften voor overheidsopdrachten.

(36)

Deze richtlijn is niet van toepassing op bepaalde nooddiensten die worden uitgevoerd door non-profitorganisaties of -verenigingen, omdat die organisaties door hun specifieke karakter in hun voortbestaan zouden worden bedreigd indien de dienstverleners volgens de procedures van deze richtlijn geselecteerd zouden moeten worden. Het toepassingsgebied moet echter niet verder worden beperkt dan strikt noodzakelijk is. Derhalve moet uitdrukkelijk worden bepaald dat ziekenvervoer per ambulance niet buiten de richtlijn mag blijven. In dit verband dient voorts te worden verduidelijkt dat ambulancediensten niet onder CPV-groep 601 „Vervoer te land” vallen, maar wel onder CPV-klasse 8514. Derhalve moet worden verduidelijkt dat voor diensten die onder CPV-code 85143000-3 vallen en uitsluitend bestaan uit ziekenvervoer per ambulance, de bijzondere regeling voor sociale en andere specifieke diensten (de „lichte regeling”) moet gelden. Bijgevolg moet voor gemengde opdrachten voor het verrichten van ambulancediensten in het algemeen ook de lichte regeling gelden indien de waarde van het ziekenvervoer per ambulance groter is dan de waarde van andere ambulancediensten.

(37)

In sommige gevallen kan een aanbestedende dienst of een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten de enige bron zijn voor een bepaalde dienst, voor de verstrekking waarvan hij het alleenrecht heeft uit hoofde van wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen die verenigbaar zijn met het VWEU. Er dient te worden verduidelijkt dat deze richtlijn niet noodzakelijk wordt toegepast op het plaatsen van een opdracht voor diensten aan die aanbestedende dienst of dat samenwerkingsverband.

(38)

Er is een groot gebrek aan rechtszekerheid over de vraag in hoeverre de aanbestedingsregels moeten worden toegepast op opdrachten tussen aanbestedende diensten. De desbetreffende rechtspraak van het Europees Hof van Justitie wordt door de lidstaten en zelfs door de aanbestedende diensten op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd. Aangezien deze rechtspraak gelijkelijk moet worden toegepast op overheidsdiensten die werkzaam zijn in de onder deze richtlijn vallende sectoren, moet ervoor worden gezorgd dat dezelfde regels van toepassing zijn en op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd in deze richtlijn en in Richtlijn 2014/24/EU.

(39)

Vele aanbestedende instanties zijn georganiseerd in de vorm van een economische groep, die een reeks afzonderlijke ondernemingen kan omvatten; vaak vervult elk van deze ondernemingen een gespecialiseerde rol binnen de algemene context van de economische groep. Sommige opdrachten voor diensten, leveringen en werken, gegund aan een verbonden onderneming waarvan de voornaamste activiteit erin bestaat deze werken, leveringen of diensten te verrichten voor de combinatie waarvan zij deel uitmaakt, moeten derhalve worden uitgesloten in plaats van op de markt te worden aanbesteed. Ook bepaalde opdrachten voor werken, leveringen of diensten die door een aanbestedende instantie worden gegund aan een gemeenschappelijke onderneming welke uit verschillende aanbestedende instanties bestaat, en waar deze dienst zelf deel van uitmaakt, dienen van deze richtlijn te worden uitgesloten voor de uitoefening van onder deze richtlijn vallende activiteiten. Er dient echter op te worden toegezien dat daardoor geen vervalsing van de mededinging ontstaat ten gunste van de ondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen die verbonden zijn met de aanbestedende instanties; er dient te worden voorzien in een adequate reeks regels, met name wat betreft de maximumgrenzen waarbinnen ondernemingen een deel van hun omzet op de markt mogen behalen en waarboven zij de mogelijkheid verliezen dat aan hen een concessie wordt gegund zonder aanbestedingen, de samenstelling van gemeenschappelijke ondernemingen en de stabiliteit van de betrekkingen tussen die gemeenschappelijke ondernemingen en de aanbestedende instanties waaruit zij bestaan.

(40)

Voorts moet de wisselwerking worden verduidelijkt tussen de bepalingen inzake samenwerking tussen overheidsdiensten en de bepalingen inzake plaatsing van opdrachten aan verbonden ondernemingen of in het kader van gemeenschappelijke ondernemingen.

(41)

Ondernemingen moeten als verbonden worden beschouwd indien een directe of indirecte overheersende invloed bestaat tussen de aanbestedende instantie en de betrokken onderneming, of indien de aanbestedende instantie en de betrokken onderneming onder de overheersende invloed van een andere onderneming staan; in dit verband hoeft particuliere deelname op zich niet relevant te zijn. Er moet zo eenvoudig mogelijk kunnen worden nagegaan of een onderneming al dan niet verbonden is met een bepaalde aanbestedende instantie. Aangezien het al dan niet bestaan van een directe of indirecte overheersende invloed reeds moet zijn getoetst om te kunnen vaststellen of de jaarrekeningen van de desbetreffende ondernemingen en instanties moeten worden geconsolideerd, betekent dit dat ondernemingen als verbonden moeten worden beschouwd indien zij geconsolideerde jaarrekeningen hebben. De Unievoorschriften inzake geconsolideerde rekeningen zijn in een bepaald aantal gevallen echter niet van toepassing, bijvoorbeeld op grond van de grootte van de betrokken ondernemingen of omdat niet is voldaan aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot hun rechtsvorm. In dergelijke gevallen moet, indien Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (17) niet van toepassing is, rekening houdend met de eigendom, de financiële deelname of de voorschriften die op de desbetreffende ondernemingen van toepassing zijn, worden uitgemaakt of sprake is van een directe of indirecte overheersende invloed.

(42)

Medefinanciering van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s (O&O) door het bedrijfsleven moet worden aangemoedigd. Bijgevolg moet worden bepaald dat deze richtlijn alleen van toepassing is als er geen sprake is van medefinanciering en de resultaten van de O&O-activiteiten voor de betrokken aanbestedende instantie bestemd zijn. Dit mag de mogelijkheid niet uitsluiten dat de dienstverlener die deze activiteiten heeft uitgevoerd een overzicht daarvan kan publiceren, maar de aanbestedende instantie moet het alleenrecht behouden om de O&O-resultaten bij haar eigen werkzaamheden te gebruiken. Fictieve uitwisseling van de resultaten van O&O of een louter symbolische bijdrage aan de vergoeding van de dienstverlener mag de toepassing van deze richtlijn niet beletten.

(43)

Deze richtlijn dient niet van toepassing te zijn op opdrachten voor onder deze richtlijn vallende activiteiten noch op prijsvragen die worden georganiseerd met het oog op de uitoefening van een dergelijke activiteit, indien de activiteit in de lidstaat waar deze plaatsvindt, rechtstreeks concurrentie wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is. Het verdient derhalve aanbeveling de procedure te behouden die voor alle onder deze richtlijn vallende sectoren, of delen daarvan, geldt, zodat met de gevolgen van de huidige of van een toekomstige concurrentiestelling rekening wordt gehouden. Deze procedure moet de betrokken diensten rechtszekerheid en een passende besluitvormingsprocedure bieden, waardoor er op korte termijn voor wordt gezorgd dat het recht van de Unie op dit gebied op uniforme wijze wordt toegepast. Met het oog op rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat alle vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn vastgestelde besluiten betreffende de toepasselijkheid van de overeenkomstige bepalingen in artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing blijven.

(44)

In hoeverre er sprake is van rechtstreekse mededinging moet worden beoordeeld aan de hand van objectieve criteria waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van de betrokken sector of delen daarvan. Deze beoordeling ondervindt echter beperkingen door de toepasselijke korte termijnen en door het feit dat moet worden uitgegaan van de informatie waarover de Commissie beschikt — ofwel reeds beschikbare bronnen ofwel informatie die in het kader van de toepassing ingevolge artikel 35 is verkregen — die niet kan worden aangevuld door middel van meer tijdrovende methoden, zoals met name openbare onderzoeken die gericht zijn op de betrokken ondernemers. De eventuele beoordeling, in het kader van deze richtlijn, of er sprake is van rechtstreekse concurrentie, doet bijgevolg niet af aan de volledige toepassing van het mededingingsrecht.

(45)

De beoordeling of een bepaalde sector, of delen daarvan, rechtstreeks concurrentie wordt/worden aangedaan, moet gebeuren met inachtneming van het specifieke gebied waarop de activiteit, of de betrokken delen daarvan, wordt, respectievelijk worden, verricht door de desbetreffende ondernemers, de zogenoemde relevante geografische markt. Aangezien dit begrip cruciaal is voor de beoordeling, moet het op passende wijze worden gedefinieerd, op basis van de bestaande begrippen in het Unierecht. Er moet ook worden verduidelijkt dat de desbetreffende geografische markt niet noodzakelijk samenvalt met het grondgebied van de betrokken lidstaat; bijgevolg moet het mogelijk zijn besluiten betreffende de toepasselijkheid van de vrijstelling te beperken tot delen van het grondgebied van de betrokken lidstaat.

(46)

De uitvoering en de toepassing van de desbetreffende wetgeving van de Unie waarmee een bepaalde sector of een deel ervan wordt opengesteld, wordt voldoende geacht om het vermoeden van vrije toegang tot de desbetreffende markt te rechtvaardigen. Deze wetgeving dient te worden aangewezen in een bijlage die door de Commissie kan worden bijgewerkt. Bij de bijwerking van die bijlage houdt de Commissie met name rekening met de eventuele vaststelling van maatregelen die een daadwerkelijke openstelling inhouden van andere sectoren dan die waarvoor in die bijlage reeds wetgeving is vermeld, zoals personenvervoer door de nationale spoorwegen.

(47)

Wanneer de vrije toegang tot een markt niet uit de implementatie van de desbetreffende wetgeving van de Unie voortvloeit, moet worden aangetoond dat deze toegang rechtens en feitelijk vrij is. Wanneer een lidstaat de toepassing van een rechtshandeling van de Unie die een bepaalde sector openstelt voor mededinging uitbreidt tot situaties die buiten het toepassingsgebied van die rechtshandeling vallen, bijvoorbeeld door Richtlijn 94/22/EG toe te passen op de steenkoolsector of Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (18) op passagiersdiensten op nationaal niveau, moet met deze omstandigheid rekening worden gehouden bij de beoordeling of de toegang tot de betrokken sector vrij is.

(48)

Onafhankelijke nationale instanties, zoals sectorale reguleerders of mededingingsautoriteiten, beschikken normaliter over gespecialiseerde knowhow, informatie en kennis die relevant zouden zijn om te beoordelen of een bepaalde activiteit of delen daarvan rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is. Verzoeken om vrijstelling moeten derhalve in voorkomend geval vergezeld gaan van een recent standpunt over de mededinging in de betrokken sector, dat is vastgesteld door een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit, of moeten een dergelijk standpunt bevatten.

Bij het ontbreken van zo’n gemotiveerd standpunt zou er meer tijd nodig zijn voor de beoordeling van een verzoek om vrijstelling. De termijnen waarover de Commissie beschikt om die verzoeken te beoordelen, moeten daarom dienovereenkomstig worden aangepast.

(49)

De Commissie moet steeds worden verplicht verzoeken te bestuderen die in overeenstemming zijn met de nadere regels voor de toepassing van de procedures om te bepalen of een activiteit of delen daarvan rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is. Er moet echter ook worden verduidelijkt dat die verzoeken zo complex kunnen zijn dat het niet altijd mogelijk is binnen de toepasselijke termijnen uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin wordt bepaald of een activiteit of delen daarvan rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is.

(50)

Er moet worden verduidelijkt dat de Commissie de mogelijkheid moet hebben om van de lidstaten of de aanbestedende instanties te verlangen dat zij informatie verstrekken, aanvullen of verduidelijken. De Commissie moet daarvoor een passende termijn vaststellen, waarbij er niet alleen voor moet worden gezorgd dat de gestelde termijnen voor de vaststelling door de Commissie van haar uitvoeringshandeling moeten worden gehaald, maar waarbij ook rekening moet worden gehouden met factoren als de complexiteit van de gevraagde informatie en de vraag of de informatie gemakkelijk toegankelijk is.

(51)

Beroep en werk zijn bevorderlijk voor maatschappelijke integratie en zijn van fundamenteel belang voor het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen. Sociale werkplaatsen kunnen in dit verband een belangrijke rol spelen. Hetzelfde geldt voor andere sociale ondernemingen waarvan het belangrijkste doel de ondersteuning is van de sociale en beroepsmatige integratie of herintegratie van gehandicapten en kansarmen, zoals werklozen, leden van achtergestelde minderheden of andere maatschappelijk gemarginaliseerde groepen. Het is echter mogelijk dat dergelijke werkplaatsen of ondernemingen er bij normale mededingingsvoorwaarden niet in slagen om opdrachten te verwerven. Daarom is het wenselijk te bepalen dat de lidstaten het recht om deel te nemen aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten of bepaalde percelen daarvan moeten kunnen voorbehouden van dergelijke werkplaatsen of ondernemingen of de uitvoering van opdrachten moeten kunnen beperken tot programma's voor beschermde arbeid.

(52)

Met het oog op een goede integratie van milieu-, sociale en arbeidseisen in procedures voor overheidsopdrachten is het met name van belang dat de lidstaten en de aanbestedende instanties de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen die van toepassing zijn op de plaats waar de werkzaamheden worden uitgevoerd of de diensten worden verricht, en die voortvloeien uit de nationale en uniale wet- en regelgeving, decreten, besluiten en collectieve overeenkomsten, mits deze regels en de toepassing ervan in overeenstemming zijn met het Unierecht. Evenzo moeten de verplichtingen voortvloeiende uit internationale overeenkomsten die door alle lidstaten geratificeerd zijn en in bijlage XIV zijn opgesomd, van toepassing zijn tijdens de uitvoering van de opdracht. Deze mogen echter geenszins een beletsel zijn voor de toepassing van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die gunstiger zijn voor de werknemers.

De betreffende maatregelen moeten worden toegepast conform de basisbeginselen van het recht van de Unie, met name met het oog op gelijke behandeling. Die maatregelen moeten worden toegepast overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (19). Daarbij moet worden toegezien op gelijke behandeling en mag geen sprake zijn van directe of indirecte discriminatie van ondernemers en werknemers uit andere lidstaten.

(53)

De diensten worden geacht te zijn verleend op de plaats waar de kenmerkende prestaties zijn geleverd. Indien de diensten op afstand worden verleend, bijvoorbeeld diensten van callcenters, moeten die diensten worden geacht te zijn verleend op de plaats waar de diensten worden uitgevoerd, ongeacht de plaatsen en de lidstaten waarvoor de diensten bestemd zijn.

(54)

De geldende verplichtingen kunnen worden weergegeven in contractbepalingen. Ook moet het mogelijk zijn in het contract bepalingen op te nemen die de naleving van collectieve overeenkomsten garanderen conform het recht van de Unie inzake overheidsopdrachten. Niet-naleving van de geldende verplichtingen kan worden beschouwd als een ernstige fout van de betrokken ondernemer, en ertoe leiden dat hij wordt uitgesloten van de procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht.

(55)

Controle op de naleving van deze milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke bepalingen moet geschieden in de desbetreffende stadia van de aanbestedingsprocedure, bij de toepassing van de algemene beginselen inzake de keuze van de deelnemers en de gunning van opdrachten, bij de toepassing van de uitsluitingscriteria en bij de toepassing van de bepalingen betreffende abnormaal lage inschrijvingen. De daartoe noodzakelijke controlehandelingen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van deze richtlijn, met name die welke gelden voor de bewijsmiddelen en de eigen verklaringen.

(56)

Geen enkele bepaling in deze richtlijn mag beletten dat maatregelen worden voorgeschreven of toegepast ter bescherming van de openbare zedelijkheid, openbare orde of veiligheid of het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten of andere milieumaatregelen — in het bijzonder met het oog op duurzame ontwikkeling — op voorwaarde dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met het VWEU.

(57)

Onderzoek en innovatie, waaronder eco-innovatie en sociale innovatie, behoren tot de voornaamste drijvende krachten van de toekomstige groei en staan centraal in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Aanbestedende instanties moeten overheidsopdrachten zo strategisch mogelijk aanwenden om innovatie te bevorderen. De aankoop van innovatieve producten, werken en diensten speelt een centrale rol in het verbeteren van de efficiëntie en de kwaliteit van overheidsdiensten en vormt een antwoord op grote maatschappelijke uitdagingen. Hiermee kan worden gestreefd naar de beste prijs/kwaliteitsverhouding en naar ruimere economische, milieu- en maatschappelijke voordelen, namelijk het doen rijpen van nieuwe ideeën, deze omzetten in innovatieve producten en diensten en daarmee duurzame economische groei stimuleren.

Gememoreerd wordt dat een reeks aanbestedingsmodellen is vermeld in de mededeling van de Commissie van 14 december 2007 over „precommerciële inkoop: aansturen van innovatie voor het waarborgen van duurzame hoogkwalitatieve overheidsdiensten in Europa”, die regelingen bevatten voor het aanbesteden van de O&O-diensten welke niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Die modellen blijven beschikbaar, maar deze richtlijn moet ook helpen innovatie bij aanbestedingen te bevorderen en de lidstaten helpen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Innovatie-Unie.

(58)

Gezien het belang van innovatie moeten de aanbestedende instanties zo vaak mogelijk worden aangemoedigd varianten toe te laten. Bijgevolg moet de aandacht van die instanties erop worden gevestigd dat er minimumeisen voor de varianten moeten worden vastgesteld alvorens wordt aangegeven dat er varianten mogen worden ingediend.

(59)

Als in de behoefte aan de ontwikkeling van een innovatief product of een dienst of innovatieve werken en de latere aankoop van de daaruit voortgekomen leveringen, diensten of werken niet kan worden voorzien met behulp van oplossingen die reeds beschikbaar zijn op de markt, moeten de aanbestedende instanties toegang hebben tot een specifieke aanbestedingsprocedure voor opdrachten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Deze specifieke procedure moet aanbestedende instanties in staat stellen een innovatiepartnerschap op lange termijn aan te gaan voor de ontwikkeling en vervolgens de aankoop van nieuwe, innovatieve producten, diensten of werken, zonder dat een afzonderlijke aanbestedingsprocedure voor de aankoop nodig is, mits deze innovatieve producten of diensten of innovatieve werken geleverd kunnen worden op een afgesproken kwaliteits- en kostenniveau. Het innovatiepartnerschap moet worden gebaseerd op de procedureregels die van toepassing zijn op onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging, en opdrachten worden uitsluitend op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding gegund, aangezien dit het meest geschikte criterium is om inschrijvingen voor innovatieve oplossingen te vergelijken. Zowel voor zeer grote projecten als voor kleinere innovatieve projecten dient het innovatiepartnerschap zodanig te worden gestructureerd dat het de nodige „market-pull” kan opleveren om de ontwikkeling van een innovatieve oplossing te bevorderen zonder de markt af te schermen. Aanbestedende instanties mogen daarom geen gebruikmaken van innovatiepartnerschappen om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen. In bepaalde gevallen kan de vorming van innovatiepartnerschappen met verschillende partners dergelijke effecten helpen voorkomen.

(60)

Uit de ervaring is gebleken dat de concurrentiegerichte dialoog, waarin is voorzien bij Richtlijn 2014/24/EU, nuttig is geweest in gevallen waarin de aanbestedende diensten niet in staat zijn te bepalen welke middelen aan hun behoeften kunnen voldoen of te beoordelen wat de markt te bieden heeft aan technische, financiële of juridische oplossingen. Dat kan met name het geval zijn bij innovatieve projecten, de uitvoering van omvangrijke geïntegreerde vervoersinfrastructuurprojecten, grote computernetwerken, of projecten met een complexe en gestructureerde financiering. De lidstaten moeten dit instrument derhalve ter beschikking van de aanbestedende instanties kunnen stellen. Waar nodig moeten de aanbestedende diensten worden aangemoedigd een projectleider aan te wijzen die zorg moet dragen voor een goede samenwerking tussen de ondernemers en de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure.

(61)

Gelet op de schadelijke gevolgen voor de concurrentie dienen onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande oproep tot mededinging alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden te worden gebruikt. Deze uitzondering moet worden beperkt tot gevallen waarin bekendmaking niet mogelijk is wegens dwingende spoed als gevolg van gebeurtenissen die de aanbestedende instantie niet kon voorzien en die haar niet toegerekend kunnen worden, of waarin van meet af aan duidelijk is dat bekendmaking niet tot meer concurrentie of betere aanbestedingsresultaten zal leiden, niet het minst omdat er objectief gezien slechts één ondernemer is die de opdracht kan uitvoeren. Dit is het geval met kunstwerken, waarbij het unieke karakter en de waarde van het kunstvoorwerp inherent zijn aan de identiteit van de kunstenaar. De exclusiviteit kan ook het gevolg zijn van andere redenen, maar alleen situaties van objectieve exclusiviteit kunnen het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging rechtvaardigen, wanneer deze situatie van exclusiviteit niet door de aanbestedende instantie zelf is gecreëerd met het oog op de toekomstige aanbestedingsprocedure.

Aanbestedende instanties die zich op deze uitzondering beroepen, moeten aangeven waarom er geen goede alternatieven of vervangmiddelen beschikbaar zijn, zoals het gebruik van alternatieve distributiekanalen, ook buiten de lidstaat van de aanbestedende dienst, of het in overweging nemen van functioneel vergelijkbare werken, leveringen en diensten.

Indien technische redenen het exclusieve karakter bepalen, moeten zij nauwkeurig worden omschreven en per geval worden gemotiveerd. Deze redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat het voor een andere ondernemer technisch onhaalbaar is de vereiste prestaties te leveren, of dat specifieke kennis, instrumenten of middelen nodig zijn die maar één ondernemer tot zijn beschikking heeft. Technische redenen kunnen ook verband houden met specifieke interoperabiliteitseisen waaraan moet worden voldaan met het oog op het goed functioneren van de aan te besteden werken, leveringen of diensten.

Ten slotte is een aanbestedingsprocedure niet zinvol voor leveringen die rechtstreeks op een grondstoffenmarkt worden aangekocht, inclusief handelsplatforms voor producten zoals landbouwproducten en grondstoffen alsmede energiebeurzen, indien de gereguleerde en onder toezicht staande multilaterale handelsstructuur automatisch marktprijzen garandeert.

(62)

Er moet worden verduidelijkt dat de bepalingen inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie geenszins een beletsel vormen voor openbaarmaking van de niet-vertrouwelijke onderdelen van gegunde opdrachten, met inbegrip van eventuele latere wijzigingen.

(63)

Elektronische informatie- en communicatiemiddelen kunnen de bekendmaking van opdrachten in aanzienlijke mate vereenvoudigen en de efficiëntie en transparantie van aanbestedingsprocedures verbeteren. Zij moeten het standaardmiddel voor communicatie en informatie-uitwisseling in aanbestedingsprocedures worden, aangezien zij de mogelijkheden van ondernemers om deel te nemen aan aanbestedingsprocedures op de hele interne markt sterk vergroten. Daartoe moeten de verzending van aankondigingen in elektronische vorm, de elektronische beschikbaarheid van de aanbestedingsdocumenten en — na een overgangsperiode van dertig maanden — een volledig elektronische communicatie, dat wil zeggen het overbrengen van informatie langs elektronische weg in alle fasen van de procedure, met inbegrip van de verzending van verzoeken om deelname en, met name, de verzending van inschrijvingen (elektronische indiening), verplicht worden gesteld. De lidstaten en de aanbestedende instanties moeten de vrijheid hebben om verder te gaan als zij dat wensen. Verduidelijkt moet ook worden dat het verplichte gebruik van elektronische communicatiemiddelen op grond van deze richtlijn niet mag betekenen dat de aanbestedende instanties de inschrijvingen elektronisch moeten verwerken, noch dat elektronische evaluatie of automatische verwerking verplicht wordt gesteld. Bovendien mag op grond van deze richtlijn voor geen enkel onderdeel van de aanbestedingsprocedure na de gunning van de opdracht, en evenmin voor de interne communicatie binnen de aanbestedende instantie, het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht worden gesteld.

(64)

De aanbestedende instanties dienen, behalve in bepaalde specifieke situaties, elektronische communicatiemiddelen te gebruiken die niet-discriminerend en algemeen beschikbaar alsmede interoperabel met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zijn, en mogen de toegang van ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet beperken. Het gebruik van deze communicatiemiddelen dient ook rekening te houden met de toegankelijkheid voor personen met een handicap. Verduidelijkt moet ook worden dat het verplichte gebruik van elektronische middelen in alle stadia van de aanbestedingsprocedure onwenselijk is indien voor dat gebruik niet algemeen beschikbare gespecialiseerde tools of bestandsformaten nodig zijn, of in indien de communicatie alleen met behulp van gespecialiseerde kantooruitrusting kan plaatsvinden. De aanbestedende instanties moeten derhalve in bepaalde, limitatief opgesomde, gevallen niet worden verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de inschrijvingsprocedure te eisen. Deze richtlijn bepaalt dat daartoe ook gevallen behoren waarin het gebruik van gespecialiseerde kantooruitrusting nodig is waarover de aanbestedende instanties doorgaans niet beschikken, zoals breedformaatprinters. In sommige aanbestedingsprocedures zou in de aanbestedingsstukken de indiening kunnen worden geëist van een fysiek model of een schaalmodel dat niet langs elektronische weg bij de aanbestedende instanties kan worden ingediend. Het model moet dan per post of een andere geschikte vervoerder aan de aanbestedende instanties worden toegezonden.

Bepaald moet evenwel worden dat het gebruik van andere communicatiemiddelen dient te worden beperkt tot de onderdelen van de inschrijving waarvoor geen communicatie langs elektronische weg is vereist.

Er moet worden verduidelijkt dat, indien zulks om technische redenen nodig is, de aanbestedende instanties een maximumgrens moeten kunnen vaststellen voor de omvang van de dossiers die kunnen worden ingediend.

(65)

In uitzonderlijke gevallen, waar nodig om de uiterst gevoelige aard van informatie te beschermen, moet het de aanbestedende instanties toegestaan zijn geen gebruik te maken van degelijke elektronische communicatiemiddelen. Verduidelijkt moet worden dat wanneer het gebruik van niet algemeen beschikbare elektronische instrumenten de gewenste mate van bescherming kan bieden, die elektronische instrumenten moeten worden gebruikt. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de aanbestedende instanties het gebruik van specifieke beveiligde communicatiemiddelen eisen waartoe zij toegang verlenen.

(66)

Uiteenlopende technische formats of uiteenlopende verwerkings- en berichtnormen kunnen een belemmering vormen voor interoperabiliteit, niet alleen in elke lidstaat, maar ook, en vooral, tussen de lidstaten. Om bijvoorbeeld deel te nemen aan een aanbestedingsprocedure waarbij het gebruik van elektronische catalogi — een gemeenschappelijk formaat voor de presentatie en organisatie van informatie voor alle gegadigden dat zich leent voor elektronische verwerking — verplicht of toegestaan is, zouden ondernemers, als gevolg van ontbrekende standaardisatie, zich genoodzaakt zien hun eigen catalogi aan te passen voor elke aanbestedingsprocedure; dit zou betekenen dat nagenoeg dezelfde informatie moet worden toegestuurd in verschillende formaten, afhankelijk van het bestek van de betrokken aanbestedende instanties. De standaardisatie van de formats van de catalogus zou derhalve de interoperabiliteit vergroten, de efficiëntie verhogen en ook tot lastenvermindering voor de ondernemers leiden.

(67)

Wanneer de Commissie onderzoekt of uiteenlopende technische formats of verwerkings- en berichtnormen meer interoperabel moeten worden gemaakt door specifieke normen verplicht te stellen, en welke normen dan wel moeten worden opgelegd, moet zij zo veel mogelijk rekening houden met de mening van de belanghebbenden. Ook moet worden bezien in hoeverre een bepaalde norm in de praktijk reeds is gebruikt door de ondernemers en aanbestedende instanties, en hoe goed dit heeft gewerkt. Voordat het gebruik van een bepaalde norm verplicht wordt gesteld, moet de Commissie ook zorgvuldig nagaan welke kosten daarmee gemoeid zijn, met name voor de aanpassing van bestaande oplossingen voor e-aanbestedingen, onder meer infrastructuur, processen of software.

Indien de betrokken normen niet zijn ontwikkeld door een internationaal, Europees of nationaal normalisatie-instituut, moeten zij voldoen aan de voorschriften voor ICT-normen, bepaald in Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (20).

(68)

Vóór de vaststelling van het vereiste beveiligingsniveau voor elektronische communicatiemiddelen die in de verschillende stadia van de aanbestedingsprocedure worden gebruikt, moeten de lidstaten en de aanbestedende instanties nagaan of de eisen in verband met de correcte en betrouwbare identificatie van de afzenders van de mededeling en de integriteit van de inhoud in verhouding staan tot het risico van problemen, zoals in situaties waarin berichten worden verzonden door een andere dan de vermelde afzender. Wanneer alle andere factoren gelijk blijven, zou dit betekenen dat het vereiste beveiligingsniveau van bijvoorbeeld een e-mail waarin wordt verzocht om bevestiging van het exacte adres waar een informatievergadering zal worden gehouden niet zo hoog moet zijn als voor de inschrijving zelf, die een bindend bod is voor de ondernemer. Evenzo kan de evenredigheidstoets ertoe leiden dat lagere beveiligingseisen worden gesteld aan het opnieuw toezenden van elektronische catalogi, de indiening van inschrijvingen bij minigunningsprocedures in een raamovereenkomst of de toegang tot aanbestedingsstukken.

(69)

Essentiële elementen van een aanbestedingsprocedure zoals de aanbestedingsstukken, verzoeken tot deelname, blijken van belangstelling en inschrijvingen moeten weliswaar altijd schriftelijk worden ingediend, maar mondelinge communicatie met de ondernemers moet mogelijk blijven, mits de inhoud ervan voldoende gedocumenteerd wordt. Dit is nodig om voldoende transparantie te garanderen, en dus na te gaan of het beginsel van gelijke behandeling in acht is genomen. Het is met name van essentieel belang dat mondelinge communicatie met de inschrijvers die een effect kan hebben op de inhoud en beoordeling van de inschrijvingen voldoende en met passende middelen wordt gedocumenteerd, zoals door schriftelijke of auditieve registratie of samenvatting van de voornaamste elementen van de communicatie.

(70)

Op de aanbestedingsmarkten van de Unie komt het steeds vaker voor dat aanbestedende diensten de vraag bundelen om schaalvoordelen zoals lagere prijzen en transactiekosten te verkrijgen, en om het aanbestedingsmanagement te verbeteren en te professionaliseren. Dit kan worden bereikt door het bundelen van aankopen met betrekking tot het aantal deelnemende aanbestedende instanties of het volume en de waarde ervan in de tijd. Het samenvoegen en centraliseren van aankopen moet echter nauwlettend worden gevolgd om buitensporige concentratie van kopersmacht en collusie te voorkomen en om de transparantie en concurrentie alsmede de kansen op markttoegang voor mkb's te behouden.

(71)

Het gebruik van raamovereenkomsten kan in de Unie een efficiënte aanbestedingstechniek zijn; het is echter noodzakelijk de mededinging te versterken door een verbetering van de transparantie van en de toegang tot aanbestedingen door middel van raamovereenkomsten. Daarom dienen de bepalingen die op deze overeenkomsten van toepassing zijn, te worden herzien, met name door te erin te voorzien dat de gunning van op dergelijke overeenkomsten gegronde specifieke opdrachten geschiedt op basis van objectieve voorschriften en criteria, bijvoorbeeld na een minigunningsprocedure, en door de looptijd van de raamovereenkomsten te beperken.

(72)

Bovendien moet worden bepaald dat opdrachten op grond van een raamovereenkomst weliswaar worden gegund voor het einde van de looptijd van die raamovereenkomst, maar dat de looptijd van de afzonderlijke opdrachten bij een raamovereenkomst niet samen hoeft te vallen met de looptijd van die raamovereenkomst zelf, doch al naargelang van de behoefte korter of langer zou kunnen zijn. Met name moet het toegestaan zijn om, op grond van factoren als de voor de uitvoering benodigde tijd, de looptijd van afzonderlijke opdrachten te bepalen op basis van een raamovereenkomst wanneer het onderhoud van apparatuur met een verwachte gebruiksduur van meer dan acht jaar onder de opdracht valt of het personeel een uitgebreide opleiding nodig heeft om de opdracht te kunnen uitvoeren.

Er dient ook te worden bepaald dat er zich gevallen zouden kunnen voordoen waarin de looptijd van raamovereenkomsten meer dan acht jaar mag bedragen. Die gevallen, die afdoende gemotiveerd moeten worden, met name op grond van het voorwerp van de raamovereenkomst, kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de ondernemers over apparatuur moeten beschikken met een afschrijvingstermijn van meer dan acht jaar en die gedurende de gehele looptijd van de raamovereenkomst altijd beschikbaar moet zijn. In de specifieke context van nutsvoorzieningen die essentiële diensten voor het publiek leveren, kunnen er gevallen zijn waarin langere raamovereenkomsten en langduriger individuele opdrachten nodig zijn, bijvoorbeeld bij raamovereenkomsten die gericht zijn op het gewone en het buitengewone onderhoud van netwerken waarbij kostbare apparatuur nodig is die wordt bediend door personeel dat een zeer gespecialiseerde ad-hocopleiding heeft gekregen, gericht op de zorg voor de continuïteit van de diensten en op minimale storingen.

(73)

Uit de ervaring blijkt ook dat de behoefte bestaat om de regels met betrekking tot dynamische aankoopsystemen aan te passen zodat aanbestedende instanties de mogelijkheden van dat instrument volledig kunnen benutten. De systemen moeten worden vereenvoudigd; in het bijzonder is toepassing van een niet-openbare procedure nodig waardoor indicatieve inschrijving — een van de grootste belemmeringen bij de toepassing van dynamische aankoopsystemen — overbodig wordt. Elke ondernemer die een verzoek tot deelname indient en aan de selectiecriteria voldoet, moet derhalve tot de aanbestedingsprocedures in het kader van een dynamisch aankoopsysteem worden toegelaten, en wel gedurende de gehele looptijd van dat systeem.

Met deze aankooptechniek kunnen de aanbestedende diensten, voor gangbare of gestandaardiseerde producten of diensten die algemeen op de markt beschikbaar zijn, kiezen uit een zeer groot aantal inschrijvingen en zodoende zorgen voor een optimale besteding van overheidsmiddelen op basis van brede mededinging.

(74)

Deze verzoeken tot deelname moeten in de regel binnen een maximumtermijn van tien werkdagen worden behandeld, aangezien de beoordeling van de selectiecriteria plaatsvindt op basis van de documentatie-eisen die zijn vastgesteld door de aanbestedende instanties, in voorkomend geval overeenkomstig de vereenvoudigde bepalingen van Richtlijn 2014/24/EU. Als echter eerst een dynamisch aankoopsysteem is opgezet, kunnen de aanbestedende instanties, in reactie op de eerste bekendmaking van de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling, een zo groot aantal verzoeken om deelname ontvangen dat zij meer tijd zouden nodig hebben om de verzoeken te bestuderen. Dat moet mogelijk zijn, mits er geen specifieke aanbesteding wordt uitgeschreven voordat alle verzoeken zijn onderzocht.

De aanbestedende instantie moet vrij kunnen beslissen hoe hij de verzoeken tot deelname zal bestuderen, bijvoorbeeld door dat slechts eenmaal per week te doen, mits de termijnen voor de behandeling van elk verzoek om toelating in acht worden genomen. Aanbestedende instanties die in de context van een dynamisch aankoopsysteem gebruikmaken van de uitsluitings- of selectiecriteria waarin is voorzien bij Richtlijn 2014/24/EU, moeten de desbetreffende bepalingen van die richtlijn op dezelfde manier toepassen als de aanbestedende diensten die een aankoopsysteem beheren overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU.

(75)

Om het mkb meer mogelijkheden te geven deel te nemen aan een grootschalig dynamisch aankoopsysteem, bijvoorbeeld een door een aankoopcentrale beheerd systeem, moet de betrokken aanbestedende dienst of aanbestedende instantie met objectief omschreven categorieën van producten, werken of diensten kunnen werken. Deze categorieën dienen nader te worden omschreven aan de hand van objectieve elementen zoals de maximaal toegestane omvang van specifieke opdrachten die binnen een categorie worden gegund, of een bepaald geografisch gebied waarin specifieke opdrachten zullen worden uitgevoerd. Als een dynamisch aankoopsysteem in categorieën is onderverdeeld, moet de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie selectiecriteria hanteren die in verhouding staan tot de kenmerken van de betrokken categorie.

(76)

Er moet worden verduidelijkt dat elektronische veilingen naar hun aard niet geschikt zijn voor bepaalde opdrachten voor werken en bepaalde opdrachten voor diensten die betrekking hebben op intellectuele prestaties, zoals het ontwerpen van werken, omdat elektronische veilingen alleen gebruikt mogen worden voor elementen die elektronisch en zonder tussenkomst van of beoordeling door de aanbestedende instantie geëvalueerd kunnen worden, d.w.z. alleen kwantificeerbare elementen die in cijfers of percentages uitgedrukt kunnen worden.

Er moet echter ook worden bepaald dat elektronisch kan worden geveild in een procedure voor de aankoop van een bepaald intellectuele-eigendomsrecht. Voorts zij er ook aan herinnerd dat, zolang de veiling nog niet is begonnen, het de aanbestedende instanties weliswaar vrijstaat selectiecriteria toe te passen waardoor zij het aantal gegadigden of inschrijvers kunnen beperken, maar daarna mag geen verdere beperking van het aantal inschrijvers dat deelneemt aan de elektronische veiling zijn toegestaan.

(77)

Er worden voortdurend nieuwe elektronische aankooptechnieken zoals elektronische catalogi ontwikkeld. Elektronische catalogi zijn een format waarmee informatie voor alle deelnemende bieders op dezelfde wijze wordt gepresenteerd en georganiseerd en dat zich leent voor elektronische verwerking. Het kan bijvoorbeeld gaan om inschrijvingen in de vorm van een spreadsheet. De aanbestedende instanties moeten elektronische catalogi kunnen verlangen in alle beschikbare procedures waarin het gebruik van elektronische communicatiemiddelen is vereist. Elektronische catalogi bevorderen de mededinging en het stroomlijnen van overheidsaankopen, vooral omdat zij tijd en kosten besparen. Er moeten echter een aantal regels worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het gebruik hiervan voldoet aan de richtlijn en de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie. Het gebruik van elektronische catalogi voor de presentatie van de inschrijvingen mag er dus niet toe leiden dat ondernemers de mogelijkheid hebben zich te beperken tot toezending van hun algemene catalogus. Ondernemers moeten verplicht blijven hun algemene catalogi aan te passen voor de specifieke aanbestedingsprocedure. Door die aanpassing bevat de catalogus die wordt ingediend in het kader van een bepaalde aanbestedingsprocedure slechts de producten, werken of diensten die naar het oordeel van de ondernemers — na grondige bestudering — overeenkomen met de eisen van de aanbestedende dienst. Daarbij dient het de ondernemers te worden toegestaan informatie uit hun algemene catalogus over te nemen, maar mogen zij niet de algemene catalogus als zodanig toezenden. Voorts moeten aanbestedende instanties — in het bijzonder als in het kader van een raamovereenkomst opnieuw tot mededinging is opgeroepen of als een dynamisch aankoopsysteem wordt gebruikt — inschrijvingen met betrekking tot bepaalde aankopen kunnen opstellen op basis van eerder toegezonden elektronische catalogi, mits er voldoende waarborgen zijn wat betreft traceerbaarheid, gelijke behandeling en voorzienbaarheid.

Voor inschrijvingen die door de aanbestedende instantie zijn opgesteld, moet de betrokken ondernemer kunnen nagaan of de inschrijving geen materiële fouten bevat. Als er sprake is van materiële fouten, is de ondernemer niet gebonden door de inschrijving die de aanbestedende instantie heeft opgesteld, tenzij de fout gecorrigeerd wordt.

Overeenkomstig de voorschriften inzake elektronische communicatiemiddelen moeten de aanbestedende instanties vermijden onterechte belemmeringen op te werpen voor de toegang van ondernemers tot aanbestedingsprocedures waarbij inschrijving in de vorm van een elektronische catalogus wordt vereist en de naleving van de algemene beginselen non-discriminatie en gelijke behandeling wordt gewaarborgd.

(78)

Gecentraliseerde aankooptechnieken worden in de meeste lidstaten steeds vaker gebruikt. Aankoopcentrales zijn belast met het verrichten van aankopen, het beheren van dynamische aankoopsystemen of het gunnen van opdrachten/het sluiten van raamovereenkomsten voor andere aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, al dan niet tegen vergoeding. De aanbestedende instanties waarvoor een raamovereenkomst is gesloten, moeten daar gebruik van kunnen maken bij individuele of herhaalde aankopen. Door de omvang van de aankopen kunnen deze technieken de concurrentie bevorderen en moeten zij bijdragen tot een professioneler overheidsaankoopbeleid. Daarom moet de Unie voorzien in een definitie van aankoopcentrales die in dienst staan van aanbestedende instanties, en moet worden bepaald dat aankoopcentrales op twee verschillende manieren werken.

Allereerst moeten zij in staat zijn op te treden als groothandelaren door middel van aankoop, opslag en wederverkoop of, ten tweede, als tussenpersonen door het plaatsen van opdrachten, het beheren van dynamische aankoopsystemen of het sluiten van raamovereenkomsten die door aanbestedende instanties zullen worden gebruikt.

Die rol van tussenpersoon kan in sommige gevallen worden vervuld door relevante aanbestedingsprocedures autonoom toe te passen, zonder gedetailleerde instructies van de betrokken aanbestedende instanties, in andere gevallen door relevante aanbestedingsprocedures toe te passen volgens de instructies en in naam en voor rekening van de betrokken aanbestedende instanties.

Voorts dienen regels te worden vastgesteld voor de verdeling van de verantwoordelijkheid inzake de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, ook in het geval van beroepsprocedures, zoals tussen de aankoopcentrale en de aanbestedende instanties die bestellingen plaatsen bij of via de aankoopcentrale. Als de aankoopcentrale alleen verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de aanbestedingsprocedures, moet zij ook alleen en rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de rechtmatigheid van de procedures. Een aanbestedende instantie die zich belast met bepaalde onderdelen van de procedure, bijvoorbeeld een nieuwe oproep tot mededinging volgens een raamovereenkomst of de plaatsing van individuele opdrachten op basis van een dynamisch aankoopsysteem, moet ook verder verantwoordelijk blijven tijdens de fasen waarin zij optreedt.

(79)

De aanbestedende instantie moet in staat worden gesteld een opdracht voor het verrichten van gecentraliseerde aankopen aan een aankoopcentrale te gunnen zonder toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures. Ook moet worden toegestaan dat deze opdrachten aanvullende aankopen omvatten. Opdrachten voor aanvullende aankopen moeten, indien zij niet door een aankoopcentrale in verband met haar centrale aankoop ten behoeve van de aanbestedende instantie worden uitgevoerd, worden gegund volgens deze richtlijn. Tevens dient erop te worden gewezen dat deze richtlijn niet van toepassing is in geval van een gecentraliseerde of aanvullende aankoop welke niet plaatsvindt in de vorm van een overeenkomst onder bezwarende titel die een aanbesteding in de zin van deze richtlijn is.

(80)

Aanscherping van de bepalingen inzake aankoopcentrales mag geenszins een beletsel vormen voor de bestaande praktijk van incidentele gezamenlijke aanbesteding, d.w.z. minder geïnstitutionaliseerde en systematische vormen van gezamenlijk aankopen, of voor de gevestigde praktijk waarbij gebruik wordt gemaakt van dienstverleners die de aanbestedingsprocedures voorbereiden en beheren, namens en voor rekening van een aanbestedende instantie en overeenkomstig haar instructies. Wel dienen bepaalde kenmerken van gezamenlijke aanbesteding te worden verduidelijkt vanwege de belangrijke rol die deze vorm van aanbesteden kan spelen, vooral in verband met innovatieve projecten.

Gezamenlijke aanbesteding kan tal van vormen aannemen, variërend van gecoördineerde aankoop door middel van gemeenschappelijke technische specificaties voor werken, leveringen of diensten die worden aanbesteed door meerdere aanbestedende instanties, die elk een afzonderlijke aanbestedingsprocedure volgen, tot gevallen waarin de aanbestedende instanties gezamenlijk één aanbestedingsprocedure hanteren, hetzij door samen op te treden of door één aanbestedende instantie namens alle aanbestedende instanties met het beheer van de procedure te belasten.

Indien verschillende aanbestedende instanties gezamenlijk één aanbestedingsprocedure hanteren, moeten zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het nakomen van hun verplichtingen op grond van deze richtlijn. Indien de aanbestedende instanties evenwel de aanbestedingsprocedure slechts op onderdelen gezamenlijk volgen, dienen zij alleen voor die onderdelen gezamenlijk verantwoordelijk te zijn. Elke aanbestedende instantie dient alleen verantwoordelijk te zijn voor de procedures of onderdelen ervan die zij zelf toepast, zoals het gunnen van een opdracht, het sluiten van een raamovereenkomst, het beheren van een dynamisch aankoopsysteem of het opnieuw tot mededinging oproepen in het kader van een raamovereenkomst.

(81)

Elektronische communicatiemiddelen zijn bijzonder geschikt als hulpmiddel bij gecentraliseerde aankopen, omdat zij de mogelijkheid bieden gegevens te hergebruiken en automatisch te verwerken en zo de informatie- en transactiekosten zo veel mogelijk te beperken. In eerste instantie moet daarom het gebruik van deze elektronische communicatiemiddelen door aankoopcentrales verplicht worden gesteld en moet ook praktijkafstemming in de Unie worden bevorderd. Dit moet na een overgangsperiode van dertig maanden worden gevolgd door een algemene verplichting tot gebruik van elektronische communicatiemiddelen in alle aanbestedingsprocedures.

(82)

Gezamenlijke aanbestedingen door aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten leveren thans specifieke juridische problemen op wegens conflicterende nationale wetgevingen. Hoewel Richtlijn 2004/17/EG grensoverschrijdende gezamenlijke opdrachten impliciet heeft toegestaan, zien aanbestedende instanties zich nog steeds voor aanzienlijke juridische en praktische problemen gesteld bij aankopen in aankoopcentrales in andere lidstaten of bij het gezamenlijk gunnen van opdrachten. Om aanbestedende instanties maximaal te laten profiteren van de mogelijkheden van de interne markt met betrekking tot schaalvoordelen en risk-benefit sharing, met name voor innovatieve projecten die meer risico’s inhouden dan redelijkerwijs door één aanbestedende instantie alleen kunnen worden gedragen, moeten deze problemen worden verholpen. Voor grensoverschrijdende gezamenlijke aanbestedingen dienen derhalve nieuwe regels te worden opgesteld die de samenwerking tussen aanbestedende instanties vergemakkelijken en de voordelen van de interne markt vergroten door grensoverschrijdende zakelijke kansen voor leveranciers en dienstverleners te creëren. Deze regels moeten de voorwaarden voor grensoverschrijdend gebruik van aankoopcentrales bepalen alsmede de toepasselijke aanbestedingswetgeving, met inbegrip van de toepasselijke wetgeving inzake rechtsmiddelen, bij grensoverschrijdende gezamenlijke procedures, in aanvulling op de collisieregels van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad (21). Daarnaast moeten aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten gezamenlijke juridische entiteiten naar nationaal of Unierecht kunnen oprichten. Voor deze vormen van gezamenlijke aanbesteding moeten specifieke regels worden vastgesteld.

Aanbestedende instanties mogen evenwel geen gebruikmaken van de mogelijkheden voor grensoverschrijdende gezamenlijke aanbestedingen om in overeenstemming met het recht van de Unie dwingende publiekrechtelijke regelgeving te omzeilen die op hen van toepassing is in de lidstaat waar zij gevestigd zijn. Voorbeelden van zulke regels zouden onder meer bepalingen kunnen zijn betreffende transparantie en toegang tot documenten of specifieke eisen voor de traceerbaarheid van gevoelige leveringen.

(83)

De door de aankopers opgestelde technische specificaties moeten de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging en de verwezenlijking van duurzaamheidsdoelstellingen mogelijk maken. Daarom moet het mogelijk zijn inschrijvingen in te dienen waarin de diversiteit van technische oplossingen, normen en technische specificaties op de markt tot uiting komt, met inbegrip van die welke zijn opgesteld aan de hand van prestatiecriteria die zijn gerelateerd aan de levenscyclus en de duurzaamheid van het productieproces van de bewuste werken, leveringen en diensten.

Bijgevolg moeten de technische specificaties zodanig worden opgesteld dat kunstmatige concurrentiebeperking, die erin bestaat eisen te stellen die een bepaalde ondernemer bevoordelen omdat zij afgestemd zijn op de hoofdkenmerken van de leveringen, diensten of werken zoals deze gewoonlijk door die ondernemer worden aangeboden, wordt voorkomen. Door de technische specificaties als functionele en prestatie-eisen te formuleren, kan deze doelstelling in het algemeen optimaal worden bereikt. Functionele en prestatie-eisen zijn ook geschikt om innovatie in aanbestedingen te stimuleren; zij moeten zo ruim mogelijk worden toegepast. Bij verwijzing naar een Europese norm, of bij gebreke daarvan naar een nationale norm, moeten inschrijvingen op basis van andere gelijkwaardige oplossingen die voldoen aan de voorschriften van de aanbestedende instanties en die qua veiligheid gelijkwaardig zijn, door de aanbestedende instanties in overweging worden genomen. Het is aan de ondernemer om het bewijs te leveren van gelijkwaardigheid aan het gevraagde keurmerk.

De inschrijvers moeten kunnen worden verplicht de gelijkwaardigheid te staven met door derden geverifieerde bewijsmiddelen. Andere passende bewijsmiddelen zoals een technisch dossier van de fabrikant moeten echter ook worden aanvaard als de betrokken ondernemer geen toegang heeft tot dergelijke certificaten of testverslagen, of deze niet binnen de toepasselijke termijnen kan verkrijgen, mits de betrokken ondernemer hierbij aantoont dat de werken, leveringen of diensten voldoen aan de eisen of criteria die zijn vastgelegd in de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.

(84)

Voor alle aanbestedingen die bedoeld zijn voor gebruik door personen, hetzij het brede publiek hetzij het personeel van de aanbestedende dienst, moeten de aanbestedende instanties de technische specificaties zo vaststellen dat ook toegankelijkheid voor personen met een handicap of geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers als criterium worden meegenomen, behoudens naar behoren gemotiveerde uitzonderingen.

(85)

Aanbestedende instanties die werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken wensen aan te kopen, moeten daarvoor kunnen verwijzen naar specifieke keurmerken, zoals het Europese milieukeurmerk, (multi)nationale milieukeurmerken of andere keurmerken, op voorwaarde dat de voorschriften voor het keurmerk verband houden met het voorwerp van de opdracht, zoals de beschrijving van het product en de presentatie ervan, waaronder verpakkingsvoorschriften. Voorts is het belangrijk dat deze voorschriften worden omschreven en vastgesteld op basis van objectief controleerbare criteria, volgens een procedure waaraan belanghebbenden, zoals overheidsinstanties, consumenten, fabrikanten, distributeurs en milieuorganisaties kunnen deelnemen, en dat het keurmerk toegankelijk en beschikbaar is voor alle betrokken partijen. Verduidelijkt moet worden dat publieke of private instanties, bedrijven, of alle vormen van niet-gouvernementele organisaties (organisaties die geen deel uitmaken van de overheid en geen gewone winstgerichte bedrijven zijn) mogelijke belanghebbenden zijn.

Ook moet worden verduidelijkt dat specifieke nationale of overheidsinstanties of -organisaties betrokken kunnen worden bij het opstellen van keurmerkeisen die bij overheidsaanbestedingen kunnen worden gehanteerd, zonder dat dit betekent dat die instanties of organisaties niet meer als derde worden gezien. Verwijzingen naar keurmerken zouden niet innovatiebelemmerend mogen werken.

(86)

Bij het opstellen van technische specificaties moeten de aanbestedende instanties rekening houden met de uit het Unierecht voortvloeiende eisen op het gebied van gegevensbescherming, met name wat de ontwerpeisen voor de verwerking van persoonsgegevens betreft (privacy by design).

(87)

Aanbestedingen moeten worden aangepast aan de behoeften van het mkb. De aanbestedende instanties moeten worden aangemoedigd gebruik te maken van de code van beste praktijken die is gedefinieerd in het werkdocument van de diensten van de Commissie van 25 juni 2008 met als titel „Europese code voor beste praktijken bij het faciliteren van toegang tot overheidsaanbestedingen voor het mkb”. Daarin is aangegeven hoe het kader op het gebied van aanbestedingen op zodanige wijze kan worden toegepast dat het mkb makkelijker aan aanbestedingen kan deelnemen. Daartoe dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat opdrachten in percelen kunnen worden opgedeeld. Deze verdeling zou op kwantitatieve basis kunnen geschieden, zodat de omvang van de afzonderlijke opdrachten beter wordt afgestemd op de capaciteit van het mkb, dan wel kwalitatief — naargelang van de vereiste vakkennis of specialisatie — zodat de verschillende opdrachten inhoudelijk beter worden toegesneden op de specialisaties binnen het mkb of op de verschillende vervolgfasen van het project. De omvang en inhoud van de percelen dient vrij te worden bepaald door de aanbestedende instantie, die, conform de desbetreffende voorschriften inzake de berekening van de geraamde waarde van de aanbesteding, ook een gedeelte van de percelen moet kunnen gunnen zonder toepassing van de procedures van deze richtlijn.

De lidstaten moeten naar eigen goeddunken kunnen blijven streven naar verdere vereenvoudiging van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan de markt voor overheidsopdrachten, door een verplichting in te voeren om te overwegen of opsplitsing van opdrachten zinvol is voor kleinere opdrachten, door van de aanbestedende instanties een motivering te verlangen voor een besluit opdrachten niet te splitsen, of door splitsing onder bepaalde voorwaarden verplicht te stellen. Met dat doel voor ogen moet het de lidstaten ook vrijstaan te voorzien in mechanismen voor rechtstreekse betaling aan onderaannemers.

(88)

In geval van splitsing van een opdracht, moeten de aanbestedende instanties, bijvoorbeeld om de concurrentie veilig te stellen of met het oog op de betrouwbaarheid van de levering, het aantal percelen waarvoor een ondernemer kan inschrijven, kunnen beperken; ook moeten zij het aantal percelen dat aan één inschrijver kan worden toegekend, kunnen beperken.

Indien de aanbestedende instanties echter verplicht worden de opdracht in percelen te gunnen, zelfs indien dat aanmerkelijk minder voordelige oplossingen zou opleveren dan bij gezamenlijke gunning van alle of meerdere percelen, kan dit ertoe leiden dat het doel van betere toegang van het mkb tot overheidsopdrachten moeilijker haalbaar wordt. Wanneer vooraf duidelijk is aangegeven dat deze mogelijkheid bestaat, moeten de aanbestedende instanties een vergelijkende beoordeling van de inschrijvingen kunnen uitvoeren om uit te maken of de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver voor een specifieke combinatie van percelen wordt ingediend, als geheel genomen, beter aan de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde gunningscriteria met betrekking tot deze percelen voldoen dan inschrijvingen voor ieder perceel afzonderlijk. Is dat het geval, dan moet het de aanbestedende instantie toegestaan zijn een opdracht aan de betrokken inschrijver te gunnen voor alle percelen gezamenlijk. Duidelijk moet zijn dat de aanbestedende instanties bij het uitvoeren van de vergelijkende beoordeling eerst moeten uitmaken welke inschrijvingen het beste aan de vastgestelde gunningscriteria voor ieder perceel voldoen, en die vervolgens dienen te vergelijken met de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver zijn gedaan voor een specifieke combinatie van percelen, als geheel genomen.

(89)

Om de procedures sneller en efficiënter te laten verlopen, moeten de termijnen voor deelname aan aanbestedingsprocedures zo kort mogelijk worden gehouden, zonder dat dit onnodige belemmeringen opwerpt voor ondernemers uit de interne markt, met name mkb's. Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en van aanvragen tot deelname, moeten de aanbestedende instanties met name rekening houden met de complexiteit van de opdracht en met de voor het opstellen van de inschrijvingen benodigde tijd, zelfs als daarvoor termijnen moeten worden bepaald die langer zijn dan de minima op grond van deze richtlijn. Gebruik van elektronische informatie- en communicatiemiddelen, in het bijzonder volledige elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken en elektronische verzending van berichten aan ondernemers, inschrijvers en gegadigden, leidt anderzijds tot meer transparantie, en tot tijdsbesparing. Bijgevolg dienen de minimumtermijnen te worden verkort conform de regels van de GPA-overeenkomst, mits deze termijnen verenigbaar zijn met de specifieke verzendingsmethoden die in de Unie worden toegepast. Tevens moeten de aanbestedende instanties de termijnen voor ontvangst van inschrijvingen in het kader van openbare procedures verder kunnen verkorten in de gevallen waarin vanwege de urgentie de normale termijnen in openbare procedures niet haalbaar zijn, maar een openbare procedure met verkorte termijn niet onmogelijk is. Alleen in buitengewone gevallen van dwingende spoed, waarin door gebeurtenissen die de betrokken aanbestedende instantie niet kon voorzien en die haar niet kunnen worden toegerekend, een normale procedure, zelfs met kortere termijnen, niet haalbaar is, moet de aanbestedende instantie, voor zover strikt noodzakelijk, opdrachten kunnen gunnen via de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging. Dit kan het geval zijn bij natuurrampen waarbij onmiddellijke actie noodzakelijk is.

(90)

Omdat ondernemers voldoende tijd moeten krijgen om inschrijvingen op te stellen die aan de eisen voldoen, dient te worden bepaald dat verlenging van de oorspronkelijke termijnen voor die inschrijvingen mogelijk is. Dat dient met name het geval te zijn indien in de aanbestedingsstukken significante wijzigingen zijn aangebracht. Ook moet worden vermeld dat onder significante wijzigingen in dit verband moet worden verstaan wijzigingen, met name in de technische specificaties, die ertoe leiden dat ondernemers meer tijd nodig hebben om deze goed te begrijpen en de nodige voorzieningen te treffen. Duidelijk moet echter zijn dat die wijzigingen niet zo ingrijpend mogen zijn dat toelating van andere gegadigden dan de oorspronkelijk geselecteerde mogelijk was geweest, of dat meer marktpartijen aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben deelgenomen. Dat zou met name het geval kunnen zijn indien de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst zoals die in de aanbestedingsstukken is weergegeven, wezenlijk is gewijzigd.

(91)

Bepaald moet worden dat de informatie over sommige beslissingen tijdens een aanbestedingsprocedure, inclusief de beslissing om van gunning van de opdracht of van sluiting van een raamovereenkomst af te zien, moet worden verstuurd door de aanbestedende instanties, zonder dat de gegadigde of inschrijver om die informatie hoeft te verzoeken. Tevens dient erop te worden gewezen dat Richtlijn 92/13/EEG van de Raad (22) de aanbestedende instanties ertoe verplicht de gegadigde of inschrijver, eveneens zonder dat deze erom hoeft te verzoeken, in het kort mee te delen op welke gronden bepaalde essentiële beslissingen tijdens de aanbestedingsprocedure zijn genomen. Tot slot moet duidelijk worden gemaakt dat de gegadigden en inschrijvers nadere informatie over die gronden moeten kunnen vragen, en dat de aanbestedende instanties die informatie, tenzij er ernstige redenen zijn om dit te weigeren, moeten verstrekken. Deze bezwaren moeten in deze richtlijn worden vermeld. Met het oog op de vereiste transparantie van een aanbestedingsprocedure met onderhandeling en dialoog met de inschrijvers, moeten inschrijvers die een aanvaardbare inschrijving hebben ingediend, ook in de gelegenheid worden gesteld om informatie te vragen over het verloop en de voortgang van de procedure, tenzij er ernstige redenen zijn om dit niet te doen.

(92)

Voor zover dit in overeenstemming is met het streven naar correcte handelspraktijken en ruimte wordt gelaten voor de grootst mogelijke soepelheid, moet worden voorzien in toepassing van Richtlijn 2014/24/EU inzake aanbestedingen waar deze betrekking heeft op voorschriften inzake economische en financiële draagkracht en bewijsstukken. Aanbestedende instanties moeten daarom de selectiecriteria waarin die richtlijn voorziet, kunnen toepassen en in dat geval worden verplicht bepaalde andere bepalingen toe te passen die met name betrekking hebben op het beperken van de vereiste minimumomzet en het gebruik van het Uniform Europees Aanbestedingsdocument.

(93)

Aanbestedende instanties moeten kunnen verlangen dat maatregelen of systemen voor milieubeheer worden toegepast tijdens de uitvoering van een opdracht. Milieubeheersystemen kunnen uitwijzen of een ondernemer over de technische capaciteit beschikt om de opdracht uit te voeren, ongeacht of deze geregistreerd zijn krachtens instrumenten van de Unie zoals Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (23). Een beschrijving van de maatregelen die de ondernemer neemt om hetzelfde niveau van milieubescherming te waarborgen, dient te worden aanvaard als bewijs in plaats van de milieubeheersystemen, wanneer de betrokken ondernemer geen toegang heeft tot dergelijke systemen of deze niet kan verkrijgen binnen de toepasselijke termijnen.

(94)

Het begrip gunningscriterium is een sleutelbegrip in deze richtlijn. De desbetreffende bepalingen dienen dan ook zo eenvoudig en uniform mogelijk te zijn. Dat kan worden bereikt door de term „economisch meest voordelige inschrijving” als overkoepelend concept te gebruiken. Als winnende inschrijving moet namelijk uiteindelijk altijd de volgens de afzonderlijke aanbestedende instantie economisch beste oplossing worden gekozen. Om verwarring te voorkomen met het gunningscriterium dat thans in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG wordt aangeduid als „economisch meest voordelige inschrijving”, dient een andere term voor dat begrip te worden gebruikt, namelijk „beste prijs-kwaliteitsverhouding”. Deze term moet bijgevolg worden uitgelegd overeenkomstig de rechtspraak over genoemde richtlijnen, behalve wanneer in de onderhavige richtlijn duidelijk een wezenlijk andere interpretatie wordt gegeven.

(95)

Om tot een objectieve vergelijking van de relatieve waarde van de inschrijvingen te kunnen komen en aldus, onder omstandigheden van effectieve mededinging, te kunnen bepalen welke inschrijving de economisch meest voordelige is, dient de gunning van de opdracht te geschieden op basis van objectieve criteria die garanderen dat de beginselen transparantie, non-discriminatie en gelijke behandeling in acht worden genomen. Uitdrukkelijk moet worden bepaald dat bij het vaststellen van de economisch meest voordelige inschrijving de beste prijs-kwaliteitsverhouding bepalend is; deze moet altijd een prijs- of kostenelement bevatten. Tevens moet worden verduidelijkt dat de economisch meest voordelige inschrijving ook alleen op basis van de prijs of de kosteneffectiviteit kan worden vastgesteld. Er zij voorts aan herinnerd dat het de aanbestedende instanties vrijstaat passende kwaliteitsnormen vast te stellen door middel van technische specificaties of contractvoorwaarden.

Om te bevorderen dat bij aanbestedingen meer op kwaliteit wordt ingezet, moeten de lidstaten, als zij het nodig achten, het bepalen van de economisch voordeligste inschrijving op basis van alleen de prijs of alleen de kosten, kunnen verbieden of beperken.

Om te garanderen dat bij de gunning het beginsel van gelijke behandeling in acht wordt genomen, moet de aanbestedende instantie worden verplicht de nodige transparantie te betrachten, zodat iedere inschrijver redelijkerwijs kennis kan nemen van de criteria en regelingen die bij de gunning van de opdracht zullen worden toegepast. De aanbestedende instantie moet daarom worden verplicht de gunningscriteria en hun relatieve gewicht aan te geven. De aanbestedende instantie moet echter, mits deugdelijk gemotiveerd, kunnen afwijken van de verplichting tot vermelding van het relatieve gewicht van de criteria, indien het relatieve gewicht met name wegens de complexiteit van de opdracht niet vooraf te bepalen is. In die gevallen moet zij de criteria in volgorde van afnemende belangrijkheid vermelden.

(96)

Ingevolge artikel 11 VWEU moeten eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling. In deze richtlijn wordt aangegeven hoe de aanbestedende instanties tot de bescherming van het milieu en het bevorderen van duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen, met de verzekering dat zij voor hun opdrachten tegelijk de beste prijs-kwaliteitsverhouding kunnen verkrijgen.

(97)

Bij het streven naar de beste prijs-kwaliteitsverhouding moeten de aanbestedende instanties bepalen welke economische en kwalitatieve criteria in verband met het voorwerp van het contract zij zullen aanleggen om te bepalen welke inschrijving vanuit hun oogpunt de economisch meest voordelige is. Deze criteria moeten dus een vergelijkende beoordeling van het prestatieniveau van iedere inschrijving mogelijk maken met betrekking tot het voorwerp van de opdracht, zoals omschreven in de technische specificaties. Met betrekking tot de beste prijs-kwaliteitsverhouding, is in deze richtlijn een niet-uitputtende lijst van mogelijke gunningscriteria opgenomen. De aanbestedende instanties moeten worden aangemoedigd gunningscriteria te kiezen waarmee zij werken, leveringen en diensten van hoge kwaliteit kunnen verwerven die optimaal aansluiten op hun behoeften.

De gekozen gunningscriteria mogen de aanbestedende instantie geen onbeperkte vrijheid geven en moeten ervoor zorgen dat effectieve en eerlijke mededinging mogelijk blijft; zij moeten dus vergezeld gaan van regelingen op basis waarvan de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk kan worden gecontroleerd.

Om te kunnen bepalen welke inschrijving de economisch voordeligste is, mag het besluit tot gunning van de opdracht niet uitsluitend gebaseerd zijn op andere dan kostengerelateerde criteria. De kwalitatieve criteria moeten derhalve gepaard gaan met een kostencriterium dat, naar keuze van de aanbestedende instantie, ofwel de prijs of een op kosteneffectiviteit gebaseerde maatstaf zoals de levenscycluskosten kan zijn. De gunningscriteria laten evenwel de toepassing van nationale bepalingen tot vaststelling van de beloning voor bepaalde diensten of tot vaststelling van vaste prijzen voor bepaalde leveringen onverlet.

(98)

Wanneer in nationale bepalingen is voorgeschreven dat bepaalde diensten worden beloond, of voor bepaalde leveringen vaste prijzen worden vastgesteld, dient te worden bepaald dat het mogelijk blijft de prijs-kwaliteitsverhouding volgens andere criteria dan alleen prijs of beloning te beoordelen. Afhankelijk van de dienst of het product in kwestie, kunnen daarvoor als criteria onder meer leverings- en betalingsvoorwaarden gelden, dienst na verkoop (bv. de mate waarin advies wordt verstrekt of vervangende producten of diensten geleverd worden), milieu- of sociale aspecten (bv. of de boeken gedrukt zijn op recycleerbaar papier of op papier van duurzaam hout, de kosten voor externe milieueffecten, bevordering van de sociale integratie van kwetsbare groepen onder de werknemers die de opdracht uitvoeren). Gelet op de talrijke mogelijkheden om de prijs-kwaliteitsverhouding te beoordelen aan de hand van essentiële criteria, moet loting als enig middel voor de gunning van de opdracht worden vermeden.

(99)

Ingeval de kwaliteit van het personeel van betekenis is voor het prestatieniveau van de opdracht, moet de aanbestedende instantie de organisatie, kwalificatie en ervaring van het bij de uitvoering van de opdracht betrokken personeel als gunningscriterium kunnen hanteren, aangezien deze van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de uitvoering van de opdracht en daarmee ook op de economische waarde van de inschrijving. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de uitvoering van contracten voor intellectuele diensten, zoals adviesverlening of architectuurdiensten. Aanbestedende instanties die van deze mogelijkheid gebruikmaken, dienen er met passende contractuele middelen voor te zorgen dat het personeel dat de opdracht moet uitvoeren, daadwerkelijk voldoet aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen en alleen kan worden vervangen met toestemming van de aanbestedende instantie, die zich ervan vergewist dat nieuwe personeelsleden een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben.

(100)

Met het oog op de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei is het uiterst belangrijk het potentieel van aanbestedingen volledig te benutten. In dit verband zij eraan herinnerd dat aanbestedingen een cruciale motor vormen achter innovatie, die van groot belang is voor de toekomstige groei in Europa. Gezien de grote verschillen tussen sectoren en markten zou het echter niet raadzaam zijn algemene verplichtingen voor ecologisch en sociaal verantwoorde en innovatieve aanbestedingen vast te stellen.

De wetgever van de Unie heeft reeds dwingende aanbestedingsvoorschriften opgesteld voor het nastreven van bepaalde doelen in de sector van de wegvoertuigen (Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (24)) en de kantoorapparatuur (Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad (25)). Ook is grote vooruitgang geboekt bij het definiëren van gemeenschappelijke methoden voor de berekening van levenscycluskosten.

Het is derhalve raadzaam op de ingeslagen weg voort te gaan en bindende doelstellingen en streefcijfers vast te stellen in sectorspecifieke wetgeving, volgens de sectorale beleidskeuzen en omstandigheden, en de ontwikkeling en het gebruik van Europese methoden van levenscycluskostenberekening te bevorderen als verdere aanzet tot de aanwending van aanbestedingen met het oog op duurzame groei.

(101)

Deze sectorspecifieke maatregelen moeten worden aangevuld door aanpassing van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, zodat aanbestedende instanties de bevoegdheid krijgen in hun aankoopstrategieën de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei na te streven. Derhalve dient duidelijk te worden gemaakt dat, behalve wanneer de prijs het enige beoordelingscriterium is, de aanbestedende instanties de economisch meest voordelige inschrijving en de laagste prijs kunnen bepalen door berekening van de levenscycluskosten. Het begrip levenscycluskosten omvat alle kosten binnen de levenscyclus van een werk, levering of dienst.

Dit behelst de interne kosten, bijvoorbeeld voor benodigde research, ontwikkeling, productie, vervoer, gebruik, onderhoud en verwijdering, maar kan ook kosten omvatten die toe te schrijven zijn aan externe milieueffecten, zoals verontreiniging veroorzaakt door de winning van de in het product verwerkte grondstoffen, door het product zelf of bij de productie ervan, mits deze in geld uitgedrukt en gecontroleerd kunnen worden. De methoden die aanbestedende instanties gebruiken voor de raming van aan externe milieueffecten toe te schrijven kosten moeten vooraf op een objectieve en niet-discriminerende manier worden gekozen en voor alle betrokken partijen toegankelijk zijn. Deze methoden kunnen nationaal, regionaal of lokaal worden vastgesteld; om vervalsing van de mededinging door maatwerk te voorkomen, moeten zij echter algemeen van opzet blijven, in die zin dat zij niet specifiek voor een bepaalde openbareaanbestedingsprocedure bedoeld mogen zijn. Op het niveau van de Unie moeten gemeenschappelijke methoden worden ontwikkeld voor de berekening van levenscycluskosten voor specifieke categorieën van leveringen of diensten. Wanneer deze gemeenschappelijke methoden zijn ontwikkeld, moet het gebruik ervan verplicht worden gesteld.

Voorts moet worden nagegaan of gemeenschappelijke methoden inzake de sociale levenscycluskosten haalbaar zijn, rekening houdend met de bestaande methoden als de Guidelines for Social Life Cycle Assessment of Products die zijn vastgesteld in het kader van het milieuprogramma van de Verenigde Naties.

(102)

Voorts moet de aanbestedende instantie, met het oog op een betere integratie van de sociale en milieucriteria in de aanbestedingsprocedures, met betrekking tot de werken, leveringen of diensten in het kader van de opdracht, in ieder opzicht en in elk stadium van de levenscyclus, van de winning van grondstoffen voor het product tot de verwijdering van het product, gunningscriteria of contractvoorwaarden kunnen hanteren, waaronder factoren die verband houden met het specifieke proces van productie, verrichting of verhandeling en de voorwaarden daarvoor, of met een specifiek proces in een later stadium van de levenscyclus, zelfs als deze factoren niet tot de materiële essentie van het werk, de levering of de dienst behoren. Criteria en voorwaarden voor een dergelijk productie- of verrichtingsproces zijn bijvoorbeeld dat bij de vervaardiging van de aangekochte producten geen toxische chemische stoffen zijn gebruikt, of dat de aangekochte diensten worden verricht met gebruikmaking van energie-efficiënte machines.

Conform de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat dit ook gunningscriteria of contractvoorwaarden betreffende de levering of het gebruik van fair-tradeproducten tijdens de uitvoering van de te gunnen opdracht. De contractvoorwaarden die te maken hebben met milieuoverwegingen kunnen onder meer de levering, verpakking en afdanking van de producten betreffen, en als het gaat om opdrachten voor werken of diensten, afvalreductie of efficiënt hulpbronnengebruik.

De voorwaarde dat er een verband met het voorwerp van de opdracht moet zijn, sluit echter criteria en voorwaarden uit met betrekking tot algemeen ondernemingsbeleid, die immers niet kunnen worden beschouwd als een factor welke kenmerkend is voor het specifieke productie- of verrichtingsproces van de aangekochte werken, leveringen, of diensten. De aanbestedende instantie mag derhalve niet als voorwaarde kunnen stellen dat de inschrijver een beleid van maatschappelijk en ecologisch verantwoord ondernemen voert.

(103)

Het is van essentieel belang dat gunningscriteria of contractvoorwaarden betreffende sociale aspecten van het productieproces betrekking hebben op de werken, leveringen of diensten die met de opdracht worden beoogd. Voorts dienen zij te worden toegepast in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, en mogen zij niet worden gekozen of toegepast op een wijze die direct of indirect discriminerend is ten aanzien van ondernemers uit andere lidstaten of uit derde landen die partij zijn bij de GPA-overeenkomst of bij vrijhandelsakkoorden waarbij ook de Unie partij is. Eisen betreffende de essentiële arbeidsvoorwaarden die zijn geregeld bij Richtlijn 96/71/EG, zoals minimumlonen, moeten dus op het niveau blijven dat is vastgesteld in nationale wetgeving of in collectieve arbeidsovereenkomsten die overeenkomstig het Unierecht in het kader van die richtlijn worden toegepast.

De contractvoorwaarden kunnen voorts de bevordering beogen van de gelijkheid van mannen en vrouwen op het werk, een hogere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, het combineren van werk en privéleven, milieubescherming en dierenwelzijn, de inhoudelijke naleving van de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en het werven van meer kansarmen dan op grond van de nationale wetgeving is vereist.

(104)

Maatregelen ter bescherming van de gezondheid van het bij het productieproces betrokken personeel, of ter bevordering van de sociale integratie van kansarmen of leden van kwetsbare groepen onder de personen die zijn aangewezen om de opdracht uit te voeren of om vaardigheden voor de opdracht te verwerven, kunnen eveneens tot de gunningscriteria of de contractvoorwaarden behoren, mits zij betrekking hebben op de werken, leveringen of diensten in het kader van de opdracht. Deze criteria of voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op het in dienst nemen van langdurig werklozen en de implementatie van opleidingsmaatregelen voor werklozen en jongeren tijdens de uitvoering van de te gunnen opdracht. In de technische specificaties kunnen de aanbestedende instanties sociale eisen opnemen die direct kenmerkend zijn voor het product of de dienst, zoals toegankelijkheid voor personen met een handicap of geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers.

(105)

Overheidsopdrachten mogen niet worden gegund aan ondernemers die hebben deelgenomen aan een criminele organisatie of die zich schuldig hebben gemaakt aan omkoping, fraude ten nadele van de financiële belangen van de Unie, terroristische misdrijven, witwassen of terrorismefinanciering. Het niet betalen van belastingen of socialezekerheidsbijdragen moet ook leiden tot verplichte uitsluiting op het niveau van de Unie. De lidstaten moeten echter kunnen voorzien in een afwijking van deze verplichte uitsluitingen in buitengewone gevallen waarin de gunning van de opdracht om dwingende redenen van algemeen belang onontbeerlijk is, bijvoorbeeld als er dringend behoefte is aan vaccins of nooduitrusting die alleen geleverd kan worden door een ondernemer op wie een van de verplichte gevallen van uitsluiting anderszins van toepassing is. Aangezien het mogelijk is dat aanbestedende instanties die geen aanbestedende diensten zijn, geen toegang hebben tot onweerlegbaar bewijsmateriaal ter zake, moet hun de keuze worden gelaten de uitsluitingscriteria van Richtlijn 2014/24/EU al dan niet toe te passen. De verplichting tot toepassing van artikel 57, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/24/EU moet derhalve worden beperkt tot aanbestedende instanties die aanbestedende diensten zijn.

(106)

De aanbestedende instanties moet verder de mogelijkheid worden geboden ondernemers uit te sluiten die onbetrouwbaar zijn gebleken, bijvoorbeeld wegens schending van milieu- of sociale verplichtingen, met inbegrip van regels inzake de toegankelijkheid voor gehandicapten of wegens andere ernstige beroepsfouten, zoals schending van de mededingingsregels of van de intellectuele-eigendomsrechten. Verduidelijkt moet worden dat een ernstige fout de integriteit van de ondernemer kan aantasten en ertoe kan leiden dat hij niet meer in aanmerking komt voor het plaatsen van een overheidsopdracht, ook al beschikt hij over de technische bekwaamheid en de economische draagkracht om de opdracht uit te voeren.

Aangezien de aanbestedende instantie aansprakelijk zal zijn voor de gevolgen van een eventuele foute beslissing, moet zij tevens naar eigen inzicht kunnen blijven beoordelen hoeverre er sprake is van een ernstige fout, ingeval zij, voordat bij definitief, bindend besluit is vastgesteld dat er verplichte uitsluitingsgronden voorhanden zijn, met elk passend middel kan aantonen dat de ondernemer zijn verplichtingen heeft geschonden, waaronder de verplichtingen in verband met de betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen, tenzij in het nationale recht anders is bepaald. Zij moet voorts gegadigden of inschrijvers kunnen uitsluiten die zich bij eerdere overheidsopdrachten of opdrachten met andere aanbestedende instanties schuldig hebben gemaakt aan grove wanprestatie, bijvoorbeeld niet-levering of niet-uitvoering, levering of uitvoering met grote gebreken die het product of de dienst onbruikbaar maken voor het beoogde doel, en wangedrag dat ernstige twijfel doet rijzen aan de betrouwbaarheid van de ondernemer. Het nationale recht dient in een maximumtermijn voor deze uitsluitingen te voorzien.

Bij het hanteren van facultatieve uitsluitingsgronden, moet bijzondere aandacht worden geschonken aan het proportionaliteitsbeginsel. Kleine onregelmatigheden mogen slechts in uitzonderlijke omstandigheden tot de uitsluiting van een ondernemer leiden. Doen zich echter herhaaldelijk kleine onregelmatigheden voor, kan dit twijfel doen rijzen over de betrouwbaarheid van de ondernemer en reden tot uitsluiting zijn.

(107)

Wanneer aanbestedende instanties de verplichting hebben of ervoor kiezen deze uitsluitingscriteria toe te passen, moeten zij toepassing geven aan Richtlijn 2014/24/EU, volgens welke ondernemers handhavingsmaatregelen kunnen nemen om de gevolgen van misdrijven of fouten te verhelpen en nieuwe gevallen van wangedrag daadwerkelijk te voorkomen.

(108)

Inschrijvingen die abnormaal laag worden bevonden in verhouding tot de werken, leveringen of diensten, kunnen gebaseerd zijn op technisch, economisch of wettelijk ondeugdelijke veronderstellingen of praktijken. Indien de inschrijver niet voldoende uitleg kan verschaffen, moet de aanbestedende instantie het recht hebben de inschrijving af te wijzen. De aanbestedende instantie is verplicht de inschrijving af te wijzen indien zij heeft vastgesteld dat de abnormaal lage prijzen of kosten het gevolg zijn van niet-nakoming van dwingende sociaal-, arbeids- of milieurechtelijke voorschriften van het Unierecht, van met het Unierecht verenigbare voorschriften van nationaal recht, of van internationale arbeidsrechtelijke voorschriften.

(109)

De contractvoorwaarden zijn specifieke voorschriften betreffende de uitvoering van de opdracht. In tegenstelling tot de gunningscriteria, die de basis vormen voor een vergelijkende beoordeling van de kwaliteit van de inschrijvingen, zijn de contractvoorwaarden vaste, objectieve eisen die niet van invloed zijn op de beoordeling van de inschrijvingen. De contractvoorwaarden moeten met deze richtlijn verenigbaar zijn indien zij niet direct of indirect discriminerend zijn en verband houden met het voorwerp van de opdracht, dat alle factoren omvat die te maken hebben met het specifieke proces van productie, verrichting of verkoop. Daartoe behoren de voorwaarden betreffende het uitvoeringsproces van de opdracht, maar niet de eisen met betrekking tot algemeen ondernemingsbeleid.

(110)

Het is van belang dat de bevoegde nationale instanties, zoals arbeidsinspecties of milieubeschermingsagentschappen, binnen hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, er door passende maatregelen zorg voor dragen dat onderaannemers de op grond van Unierecht, nationaal recht, collectieve overeenkomsten of de in deze richtlijn genoemde internationale milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijke bepalingen vastgestelde verplichtingen op milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijk gebied naleven, mits die voorschriften, en hun toepassing, in overeenstemming zijn met het Unierecht.

Ook dient te worden gezorgd voor enige mate van transparantie van de onderaanbesteding, omdat de aanbestedende instanties dan weten wie aanwezig is op bouwplaatsen waar te hunnen behoeve werken worden uitgevoerd, of welke ondernemingen diensten verrichten in of aan gebouwen, infrastructuur of zones, zoals stadhuizen, gemeentescholen, sportvoorzieningen, havens of autowegen, waarvoor de aanbestedende instanties verantwoordelijk zijn of waar zij rechtstreeks toezicht op uitoefenen. Bepaald moet worden dat de verplichting om de vereiste informatie te verstrekken in ieder geval op de hoofdaannemer rust, ofwel op grond van specifieke clausules die iedere aanbestedende instantie moet opnemen in de aanbestedingsprocedures, of op grond van verplichtingen die de lidstaten via algemeen toepasselijke bepalingen aan hoofdaannemers moeten opleggen.

Er moet worden verduidelijkt dat de voorwaarden omtrent het doen naleven van de verplichtingen op milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijk gebied die zijn vastgesteld op grond van Unierecht, nationaal recht, collectieve overeenkomsten en de in deze richtlijn genoemde internationale milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijke bepalingen, toepassing moeten vinden wanneer het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling van hoofdelijke aansprakelijkheid tussen onderaannemers en de hoofdaannemer. Voorts moet uitdrukkelijk worden bepaald dat lidstaten verder moeten kunnen gaan, bijvoorbeeld door de transparantieverplichtingen uit te breiden, door rechtstreekse betaling aan onderaannemers toe te staan, of door toe te laten of te eisen dat de aanbestedende diensten nagaan of onderaannemers zich niet in een van de situaties bevinden waarin uitsluiting van ondernemers gerechtvaardigd is. Bij toepassing van die maatregelen op onderaannemers, moet worden gezorgd voor samenhang met de op hoofdaannemers toepasselijke bepalingen, zodat aan het bestaan van verplichte uitsluitingsgronden de eis wordt gekoppeld dat de hoofdaannemer de betrokken onderaannemer door een andere onderaannemer vervangt. Er moet worden bepaald dat de aanbestedende diensten, wanneer bij controle blijkt dat er niet-verplichte uitsluitingsgronden aanwezig zijn, om vervanging van de onderaannemer kunnen verzoeken. Wel moet ook uitdrukkelijk worden bepaald dat de aanbestedende diensten kunnen worden verplicht de vervanging van de betrokken onderaannemer te eisen wanneer de uitsluiting van de hoofdaannemer in dergelijke gevallen verplicht zou zijn.

Ook moet uitdrukkelijk worden voorgeschreven dat het de lidstaten vrijstaat om op grond van hun nationale recht in strengere aansprakelijkheidsregels te voorzien, of verder te gaan inzake rechtstreekse betalingen aan onderaannemers.

(111)

Gezien de lopende besprekingen over horizontale bepalingen betreffende de betrekkingen met derde landen in het kader van aanbestedingen, dient gedurende een overgangsperiode de status quo te worden gehandhaafd van de regeling die voor de sector nutsbedrijven geldt uit hoofde van de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG. Bijgevolg moeten deze bepalingen ongewijzigd blijven, ook de bepaling betreffende de vaststelling van uitvoeringshandelingen wanneer ondernemingen uit de Unie problemen hebben om de markten van derde landen te betreden. Deze uitvoeringshandelingen moeten onder dergelijke omstandigheden door de Raad blijven worden vastgesteld.

(112)

Er dient aan te worden herinnerd dat Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (26) van toepassing is op de berekening van de termijnen in deze richtlijn.

(113)

Rekening houdend met de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet duidelijkheid worden verschaft over de vraag onder welke voorwaarden wijzigingen van een opdracht tijdens de uitvoering ervan een nieuwe aanbestedingsprocedure vereisen. Een nieuwe aanbestedingsprocedure is vereist in geval van materiële wijzigingen van de aanvankelijke opdracht, in het bijzonder van de reikwijdte en de inhoud van de wederzijdse rechten en verplichtingen, waaronder de verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Deze wijzigingen tonen dat de partijen de intentie hebben opnieuw te onderhandelen over de wezenlijke voorwaarden van die opdracht. Dat doet zich met name voor indien de gewijzigde voorwaarden, hadden zij deel uitgemaakt van de aanvankelijke procedure, invloed zouden hebben gehad op het resultaat van de procedure.

Wijzigingen van de opdracht die een geringe wijziging van de waarde van de opdracht tot gevolg hebben, moeten tot op zekere hoogte altijd mogelijk zijn zonder dat een nieuwe aanbestedingsprocedure nodig is. Hiertoe en met het oog op de rechtszekerheid moet deze richtlijn voorzien in de-minimisdrempels waaronder een nieuwe aanbestedingsprocedure niet nodig is. Wijzigingen van de opdracht boven die drempels moeten mogelijk zijn zonder dat een nieuwe aanbestedingsprocedure nodig is, mits zij voldoen aan de relevante voorwaarden die zijn vastgelegd in deze richtlijn.

(114)

De aanbestedende instanties kunnen worden geconfronteerd met situaties waarin aanvullende werken, leveringen of diensten nodig zijn. In die gevallen kan een wijziging van de oorspronkelijke opdracht zonder nieuwe aanbestedingsprocedure gerechtvaardigd zijn. Dat doet zich met name voor wanneer de aanvullende prestaties dienen ter gedeeltelijke vervanging of als aanvulling van de bestaande diensten, leveringen of installaties, en de aanbestedende dienst bij vervanging van de leverancier genoodzaakt zou zijn materiaal, werken of diensten met andere technische kenmerken aan te kopen, en daardoor incompatibiliteit of buitensporige technische problemen bij de werking en in het onderhoud zouden ontstaan.

(115)

Aanbestedende instanties kunnen worden geconfronteerd met externe omstandigheden die zij niet konden voorzien bij het plaatsen van de opdracht, met name wanneer de uitvoering van de opdracht zich over een langere termijn uitstrekt. In dat geval is enige flexibiliteit vereist om de opdracht zonder nieuwe aanbestedingsprocedure aan deze omstandigheden aan te passen. Het begrip onvoorzienbare omstandigheden betreft omstandigheden die niet konden worden voorzien ondanks een normaal zorgvuldige voorbereiding van de aanvankelijke gunning door de aanbestedende dienst, rekening houdend met de beschikbare middelen, de aard en de kenmerken van het specifieke project, de goede praktijk op het betrokken gebied en het feit dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de voor de voorbereiding van de gunning uitgetrokken middelen en de verwachte waarde ervan.

Dit is echter niet van toepassing in gevallen waarin een wijziging tot een verandering van de aard van de gehele aanbesteding leidt, bijvoorbeeld als werken, leveringen of diensten worden vervangen door iets anders of als het soort aanbesteding wezenlijk wordt veranderd, aangezien dan kan worden aangenomen dat het resultaat is beïnvloed.

(116)

Overeenkomstig de beginselen van gelijke behandeling en transparantie mag de inschrijver aan wie de opdracht is gegund, bijvoorbeeld wanneer een opdracht beëindigd wordt wegens gebrekkige uitvoering, niet door een andere ondernemer worden vervangen zonder nieuwe mededingingstelling. De begunstigde inschrijver moet in de loop van de uitvoering van de opdracht, met name wanneer de opdracht aan meer dan één onderneming is toegekend, bepaalde structurele veranderingen kunnen ondergaan, bijvoorbeeld door zuiver interne reorganisatie, overname, fusie en acquisitie of insolventie. Deze veranderingen hoeven niet automatisch tot een nieuwe aanbestedingsprocedure te leiden voor elke opdracht die door deze inschrijver wordt uitgevoerd.

(117)

De aanbestedende instantie moet zelf, zij het niet onbeperkt, wijzigingen kunnen aanbrengen op grond van herzienings- of optieclausules. Deze richtlijn moet derhalve bepalen in welke mate wijzigingen in de oorspronkelijke opdracht mogelijk zijn. Dit betekent dat moet worden toegelicht dat voldoende duidelijk gestelde herzienings- of optieclausules bijvoorbeeld in prijsindexeringen kunnen voorzien of bijvoorbeeld kunnen inhouden dat communicatieapparatuur die gedurende een bepaalde periode moet worden geleverd, geschikt moet blijven, ook bij wijziging van de communicatieprotocollen of andere technologische veranderingen. Voor zover de voorwaarden voldoende duidelijk zijn, moet ook in aanpassing van de opdracht kunnen worden voorzien wanneer technische moeilijkheden die tijdens de exploitatie of het onderhoud aan het licht zijn gekomen, zulks noodzakelijk maken. Ook zij erop gewezen dat zowel gewoon onderhoud als buitengewone onderhoudshandelingen die noodzakelijk kunnen worden met het oog op de continuïteit van een openbare dienst, deel kunnen uitmaken van de opdracht.

(118)

De aanbestedende instanties worden soms geconfronteerd met omstandigheden waardoor overheidsopdrachten vroegtijdig moeten worden stopgezet om uit het Unierecht op het gebied van aanbestedingen voortvloeiende verplichtingen in acht te nemen. De lidstaten moeten er derhalve zorg voor dragen dat de aanbestedende instanties de mogelijkheid hebben, onder de voorwaarden bepaald door het nationale recht, een overheidsopdracht stop te zetten tijdens de looptijd, indien het Unierecht dit vereist.

(119)

Uit de resultaten van het werkdocument van de Commissie van 27 juni 2011 met de titel „Evaluation Report: Impact and Effectiveness of EU Public Procurement Legislation” is gebleken dat uitsluiting van bepaalde diensten van de volledige toepassing van Richtlijn 2004/17/EG opnieuw bekeken moet worden. Bijgevolg moet de volledige toepassing van deze richtlijn tot een aantal diensten worden uitgebreid.

(120)

Bepaalde categorieën van diensten hebben vanwege hun aard nog steeds een beperkte grensoverschrijdende dimensie. Het gaat dan met name om diensten aan personen zoals sociale diensten, gezondheidszorg en onderwijs. Deze diensten worden verstrekt binnen een bijzondere context die sterk varieert naargelang van de lidstaten, ten gevolge van de verschillende culturele tradities. Daarom moet een specifieke regeling worden ingevoerd voor opdrachten voor deze diensten, met een drempel die hoger is dan die voor andere diensten.

Wat met name aanbestedingen in deze sectoren betreft, zullen aanbieders uit andere lidstaten, behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel, zoals financiering van grensoverschrijdende projecten door de Unie, over het algemeen weinig belangstelling hebben voor diensten aan personen met een waarde onder deze drempel.

Opdrachten voor diensten aan personen die deze drempel overschrijden, moeten over de hele Unie transparant verlopen. Wegens het belang van de culturele context en het gevoelige karakter van deze diensten moeten de lidstaten een grote vrijheid krijgen om de keuze van de dienstverleners te regelen op de wijze die hun het meest geschikt voorkomt. In de voorschriften van deze richtlijn wordt rekening gehouden met die noodzaak en wordt alleen de naleving van de basisbeginselen van transparantie en gelijke behandeling verplicht gesteld, en wordt ervoor gezorgd dat aanbestedende instanties voor de keuze van dienstverleners specifieke kwaliteitscriteria kunnen toepassen zoals vastgesteld in het facultatieve Europese kwaliteitskader voor sociale diensten bekendgemaakt door het Comité voor sociale bescherming. Bij het bepalen van de procedures voor het het plaatsen van opdrachten van diensten aan personen, moeten de lidstaten artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26 in acht nemen. De lidstaten moeten daarbij ook streven naar vereenvoudiging en lastenverlichting voor de aanbestedende instanties en de ondernemingen; duidelijk moet worden dat hiertoe mogelijkerwijs ook regels zullen moeten worden toegepast die gelden voor niet onder de specifieke regeling vallende opdrachten voor diensten.

Lidstaten en aanbestedende instanties blijven vrij om deze diensten zelf te verrichten of om sociale diensten zodanig te organiseren dat geen openbare aanbesteding hoeft plaats te vinden, bijvoorbeeld door deze diensten enkel te financieren of door vergunningen of machtigingen te verlenen aan alle ondernemers die beantwoorden aan de vooraf door de aanbestedende dienst vastgestelde voorwaarden, zonder beperkingen of quota, op voorwaarde dat dit systeem met voldoende publiciteit gepaard gaat en aan het transparantiebeginsel en het discriminatieverbod voldoet.

(121)

Evenzo worden hotel- en restaurantdiensten in de regel alleen aangeboden door ondernemers die zijn gevestigd op de plaats waar deze diensten worden verleend en is de grensoverschrijdende dimensie van deze diensten daardoor ook beperkt. Zij moeten dan ook pas vanaf een drempel van 1 000 000 EUR onder de lichte regeling vallen. Grote opdrachten voor hotel- en restaurantdiensten boven deze drempel kunnen van belang zijn voor verschillende ondernemers, zoals reisbureaus en andere intermediairs, ook op grensoverschrijdende basis.

(122)

Evenzo hebben bepaalde juridische diensten uitsluitend betrekking op aangelegenheden die louter het nationale recht betreffen en worden zij derhalve in de regel alleen aangeboden door in de betrokken lidstaat gevestigde ondernemers, waardoor zij slechts een beperkte grensoverschrijdende dimensie hebben. Zij moeten dan ook pas vanaf een drempel van 1 000 000 EUR onder de lichte regeling vallen. Grote opdrachten voor juridische dienstverlening boven deze drempel kunnen van belang zijn voor verschillende ondernemers, zoals internationale advocatenkantoren, ook op grensoverschrijdende basis, met name indien het juridische kwesties betreft voortvloeiend uit of tegen de achtergrond van het Unierecht of ander internationaal recht, of waarbij meer dan één land betrokken is.

(123)

De ervaring heeft geleerd dat een aantal andere diensten, zoals reddingsdiensten, brandweerdiensten en gevangenisdiensten normaliter alleen een grensoverschrijdend belang hebben wanneer zij wegens hun relatief hoge waarde voldoende kritische massa krijgen. Voor zover zij niet buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn gehouden zijn, moeten zij onder de lichte regeling vallen. Voor zover het verrichten van deze diensten geschiedt op basis van opdrachten, andere categorieën diensten zoals opsporings- en beveiligingsdiensten, zouden zij normaal gezien pas een grensoverschrijdend karakter hebben wanneer de drempel van 1 000 000 EUR overschreden wordt en zouden deze diensten bijgevolg alleen dan onder de lichte regeling moeten vallen.

(124)

Met het oog op de continuïteit van de openbare dienst moet krachtens deze richtlijn deelname aan aanbestedingsprocedures voor bepaalde diensten op het gebied van gezondheid, sociale en culturele diensten kunnen worden voorbehouden aan organisaties die werknemersaandeelhouderschap of actieve bestuursdeelname van werknemers kennen, of aan bestaande organisaties zoals coöperatieven, welke dan kunnen deelnemen aan het leveren van deze diensten aan eindgebruikers. De werkingssfeer van deze bepaling is beperkt tot bepaalde gezondheids-, sociale en aanverwante diensten, bepaalde onderwijs- en opleidingsdiensten, bibliotheek-, archief-, museum- en andere culturele diensten, sportdiensten, en diensten voor particuliere huishoudens, en strekt zich niet uit tot de uitsluitingen waarin deze richtlijn anderszins voorziet. Op deze diensten dient uitsluitend de lichte regeling van toepassing te zijn.

(125)

Deze diensten dienen te worden aangeduid onder verwijzing naar de specifieke bepalingen van de „gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten” (Common Procurement Vocabulary — CPV) zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad (27), die een hiërarchisch gestructureerde nomenclatuur is met onderverdelingen in afdelingen, groepen, klassen, categorieën en subcategorieën. Om gebrek aan rechtszekerheid te voorkomen, moet worden verduidelijkt dat een verwijzing naar een afdeling geen impliciete verwijzing naar de daaronder vallende onderverdelingen inhoudt. Indien een specifiekere verwijzing nodig wordt geacht, moeten alle relevante referenties worden vermeld, eventueel in de vorm van een reeks codes.

(126)

Prijsvragen worden traditioneel het meest gebruikt op de gebieden ruimtelijke ordening, architectuur, engineering of automatische gegevensverwerking. Er dient evenwel op te worden gewezen dat deze flexibele instrumenten ook voor andere doeleinden gebruikt zouden kunnen worden en dat kan worden bepaald dat de latere opdrachten voor diensten via een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking aan de winnaar of winnaars van de prijsvraag worden toegekend.

(127)

De evaluatie heeft uitgewezen dat er nog veel ruimte voor verbetering is bij de toepassing van de regels inzake overheidsopdrachten van de Unie. Om die regels efficiënter en consistenter te kunnen toepassen, is het van essentieel belang een goed beeld te krijgen van eventuele structurele problemen en algemene patronen in het nationale beleid inzake overheidsopdrachten. Een doelgerichter aanpak van die problemen wordt dan mogelijk. Dat beeld moet worden verkregen door een goede monitoring, waarvan de resultaten regelmatig openbaar worden gemaakt. Er kan dan met kennis van zaken worden gesproken over mogelijke verbetering van de regels en praktijken inzake overheidsopdrachten. Met een goed beeld van de situatie krijgt men ook inzicht in de toepassing van de aanbestedingsregels bij de uitvoering van door de Unie medegefinancierde projecten. De lidstaten moeten de vrijheid behouden om te bepalen hoe en door wie deze controles in de praktijk worden uitgevoerd; daarbij moeten zij tevens de vrijheid behouden te besluiten of het toezicht inhoudt dat de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten die onder deze richtlijn vallen steekproefsgewijs achteraf, dan wel systematisch vooraf zullen worden gecontroleerd. Het moet mogelijk zijn eventuele problemen onder de aandacht van de juiste instanties te brengen; dit bekent niet noodzakelijkerwijs dat degenen die het toezicht hebben uitgeoefend zelf in rechte moeten kunnen optreden.

Betere begeleiding, voorlichting en ondersteuning van aanbestedende instanties en ondernemers kan eveneens de efficiëntie van de overheidsopdrachten in belangrijke mate ten goede komen, dankzij grondiger kennis, grotere rechtszekerheid en professionalisering van de aanbestedingspraktijk. Die begeleiding moet de aanbestedende instanties en de ondernemers ter beschikking staan als dat nodig is voor een correctere toepassing van de regels. De begeleiding zou betrekking kunnen hebben op alles wat bij een overheidsaanbesteding van belang is, zoals inkoopplanning, procedures, keuze van de technieken en instrumenten en goede praktijken bij de uitvoering van de procedures. In juridisch opzicht hoeft begeleiding niet per se te betekenen dat een volledige juridische analyse van de problemen wordt gemaakt; volstaan zou kunnen worden met een algemene vermelding van de elementen die later bij een grondig onderzoek in beschouwing moeten worden genomen; zo zou kunnen worden gewezen op mogelijk relevante rechtspraak, of op adviesnota’s en andere toepasselijke bronnen.

(128)

Richtlijn 92/13/EEG voorziet in een aantal beroepsprocedures die in elk geval toegankelijk zijn voor eenieder die belang heeft of heeft gehad bij het plaatsen van een bepaalde opdracht en is of dreigt te worden geschaad door een beweerde schending van het Unierecht inzake overheidsopdrachten of van nationale voorschriften tot omzetting van dat recht. Die beroepsprocedures worden door deze richtlijn onverlet gelaten. Burgers, al dan niet georganiseerde belanghebbenden, en andere personen of instanties die geen toegang hebben tot beroepsprocedures overeenkomstig Richtlijn 92/13/EEG, hebben als belastingbetaler niettemin een rechtmatig belang bij deugdelijke aanbestedingsprocedures. Zij dienen derhalve de mogelijkheid te hebben om, anderszins dan via de beroepsprocedure op grond van Richtlijn 92/13/EEG, en zonder dat zij zelf in rechte hoeven te kunnen optreden, mogelijke schendingen van deze richtlijn te melden aan een bevoegde autoriteit of organisatie. Om doublures met bestaande autoriteiten of structuren te vermijden, moeten de lidstaten beroep bij algemene toezichthoudende autoriteiten of structuren, sectorale toezichthoudende instanties, gemeentelijke toezichthoudende instanties, mededingingsautoriteiten, de ombudsman of nationale controle-instanties mogelijk kunnen maken.

(129)

Met het oog op de optimale benutting van het potentieel dat overheidsopdrachten bieden ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, zullen ook ecologische, sociale en innovatieve aanbestedingen een rol moeten spelen. Het is dan ook van belang de ontwikkelingen op het gebied van strategische aanbestedingen te kunnen overzien, om een gefundeerd beeld te krijgen van de algemene trends op dit gebied. Uiteraard kunnen in dit verband ook bestaande, ter zake dienende rapporten worden gebruikt.

(130)

Gezien het potentieel van het mkb voor het scheppen van banen, groei en innovatie is het van belang het mkb tot deelname aan overheidsopdrachten te stimuleren, zowel door middel van de passende bepalingen in deze richtlijn als met initiatieven op nationaal niveau. De nieuwe bepalingen die zijn vastgesteld bij deze richtlijn beogen een beter resultaat te helpen bewerkstelligen, dat wil zeggen het aandeel van het mkb in de totale waarde van de gegunde opdrachten te vergroten. Het heeft geen zin verplichte resultaatpercentages op te leggen, maar er dient nauwlettend te worden toegezien op de nationale initiatieven ter bevordering van de deelname van het mkb, gezien het belang daarvan.

(131)

Een aantal procedures en werkmethoden is reeds vastgesteld met betrekking tot de communicatie en de contacten van de Commissie met de lidstaten, bijvoorbeeld betreffende de procedures die zijn bedoeld in de artikelen 258 en 260 VWEU, het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt (Internal Market Problem Solving Network — Solvit) en EU Pilot, welke niet worden gewijzigd door deze richtlijn. Daarnaast echter moet er per lidstaat één aanspreekpunt voor samenwerking met de Commissie komen, met een één-loketfunctie voor de overheidsopdrachten in die lidstaat. Deze functie kan worden vervuld door personen of structuren die daarvoor al regelmatig in contact staan met de Commissie, zoals nationale contactpunten, leden van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, leden van het netwerk voor overheidsopdrachten, of nationale coördinerende instanties.

(132)

Traceerbaarheid en transparantie van de besluitvorming in aanbestedingsprocedures zijn van essentieel belang voor de deugdelijkheid van de procedures, met name voor efficiënte bestrijding van corruptie en fraude. De aanbestedende diensten moeten daarom kopieën van dure contracten onder zich houden, waarvan zij belangstellenden inzage kunnen geven conform de toepasselijke voorschriften inzake de toegang tot documenten. Bovendien moeten van elke aanbestedingsprocedure de basiselementen en -besluiten door de aanbestedende instanties in een aanbestedingsrapport worden beschreven. Om de administratie zo veel mogelijk te beperken, moet het toegestaan zijn in het aanbestedingsrapport te verwijzen naar informatie die reeds in de aankondiging van een geplaatste opdracht staat. De elektronische systemen voor de bekendmaking van deze aankondigingen, die door de Commissie worden beheerd, moeten eveneens worden verbeterd om de gegevensinvoer te vereenvoudigen en het gemakkelijker te maken algemene rapporten aan te maken en gegevens tussen de systemen uit te wisselen.

(133)

Om de administratie te vereenvoudigen en de lidstaten te ontlasten, moet de Commissie regelmatig nagaan of de aankondigingen die gepubliceerd worden in verband met procedures voor overheidsopdrachten haar voldoende degelijke en complete informatie verschaffen om er de statistische informatie aan te kunnen ontlenen die anders door de lidstaten zou moeten worden meegedeeld.

(134)

Effectieve administratieve samenwerking is noodzakelijk voor het uitwisselen van de bij aanbestedingsprocedures in grensoverschrijdende situaties benodigde informatie, met name wat de controle van de uitsluitingsgronden en de selectiecriteria alsmede de toepassing van kwaliteits- en milieunormen betreft. Het informatiesysteem interne markt (IMI), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad (28), kan een nuttig elektronisch middel zijn om de administratieve samenwerking te vereenvoudigen en te verbeteren: de uitwisseling van informatie zou, over de taalbarrières heen, volgens eenvoudige, geharmoniseerde procedures worden beheerd. Bijgevolg moet zo spoedig mogelijk een proefproject worden gestart waarin wordt onderzocht of uitbreiding van het IMI met het oog op de informatie-uitwisseling in het kader van deze richtlijn zinvol is.

(135)

Met het oog op aanpassing aan de snelle ontwikkelingen op het gebied van techniek, economie en regelgeving moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van een aantal niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn. Wegens de verplichting tot nakoming van internationale overeenkomsten moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de technische procedures voor de berekeningsmethoden van de drempels te wijzigen alsmede om de drempels zelf regelmatig te herzien; verwijzingen naar de CPV-nomenclatuur kunnen door regelgeving van de Unie worden gewijzigd, en moeten als zodanig in de tekst van de richtlijn worden verwerkt; de technische details en kenmerken van de middelen voor elektronische ontvangst moeten worden aangepast aan de technologische ontwikkelingen: de Commissie moet eveneens de bevoegdheid krijgen om een aantal technische normen voor elektronische communicatie verplicht te stellen teneinde, rekening houdend met technologische ontwikkelingen, de interoperabiliteit van technische formaten, processen en kennisgevingen te verzekeren in aanbestedingsprocedures waar gebruik wordt gemaakt van elektronische communicatie; de Commissie moet voorts de bevoegdheid krijgen om de lijst van wetgevingshandelingen van de Unie tot invoering van gemeenschappelijke methoden voor de berekening van levenscycluskosten aan te passen; de lijst van internationale sociale en milieuovereenkomsten en de lijst van Uniewetgeving waarvan de tenuitvoerlegging het vermoeden van vrije toegang tot een bepaalde markt vormt, alsmede bijlage II, die een opsomming geeft van de bij de beoordeling van het bestaan van bijzondere of uitsluitende rechten in aanmerking te nemen rechtshandelingen, moeten snel worden aangepast om de op sectorale basis vastgestelde maatregelen daarin op te nemen. Om in deze behoefte te voorzien, moet de Commissie worden bevoegd om de lijsten bij te werken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidend werk tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.

(136)

Bij de toepassing van deze richtlijn moet de Commissie de nodige groepen van deskundigen op het gebied van e-aanbestedingen raadplegen, met een evenwichtige vertegenwoordiging van de belangrijkste groepen van belanghebbenden.

(137)

Om eenvormige voorwaarden te garanderen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, alsook voor de in bijlage IX bedoelde procedure voor verzending en bekendmaking van gegevens, voor de procedures voor het opstellen en verzenden van aankondigingen en voor de standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (29).

(138)

Voor het vaststellen van de uitvoeringshandelingen met betrekking tot standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen, die uit financieel oogpunt geen invloed hebben op de aard en reikwijdte van verplichtingen op grond van deze richtlijn, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast. Integendeel, deze handelingen zijn namelijk zuiver administratief van aard en dienen om de toepassing van de voorschriften van deze richtlijn te vergemakkelijken.

Voorts dienen de besluiten waarbij wordt vastgesteld of een bepaalde activiteit rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten die vrije toegang bieden, te worden genomen onder voorwaarden die eenvormigheid bij de tenuitvoerlegging van die bepaling waarborgen. Daarom moeten aan de Commissie ook uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de nadere regels voor de uitvoering van de procedure krachtens artikel 35, waarbij wordt vastgesteld of artikel 34 dan wel de uitvoeringshandelingen zelf van toepassing zijn. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011. De raadplegingsprocedure moet worden gebruikt voor de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen.

(139)

De Commissie moet het effect dat de toepassing van de drempels heeft op de interne markt evalueren en daarover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. Daarbij moet rekening worden gehouden met factoren zoals de omvang van de grensoverschrijdende aanbestedingen, deelname van het mkb, transactiekosten en de kosten-batenafweging.

Volgens artikel XXII, lid 7, van de GPA-overeenkomst zullen drie jaar na de inwerkingtreding ervan, en vervolgens op regelmatige basis, verdere onderhandelingen over de GPA-overeenkomst worden gevoerd. In dat verband kan worden nagegaan of de drempelwaarden, mede gezien het inflatie-effect in een lange periode zonder wijzigingen van de drempelwaarden in de GPA-overeenkomst, adequaat zijn; in het geval dat de drempelwaarde als gevolg daarvan moet wijzigen, dient de Commissie een voorstel voor een rechtshandeling tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden aan te nemen.

(140)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die van toepassing zijn op bepaalde aanbestedingsprocedures, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter, wegens de omvang en de gevolgen ervan, door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(141)

Richtlijn 2004/17/EG dient derhalve te worden ingetrokken.

(142)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I:

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN

HOOFDSTUK I

Onderwerp en definities

Artikel 1:

Onderwerp en toepassingsgebied

Artikel 2:

Definities

Artikel 3:

Aanbestedende diensten

Artikel 4:

Aanbestedende instanties

Artikel 5:

Gemengde aanbestedingen en aanbestedingen voor dezelfde activiteit

Artikel 6:

Aanbestedingen voor verschillende activiteiten

HOOFDSTUK II:

Activiteiten

Artikel 7:

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 8:

Gas en warmte

Artikel 9:

Elektriciteit

Artikel 10:

Water

Artikel 11:

Vervoersdiensten

Artikel 12:

Havens en luchthavens

Artikel 13:

Postdiensten

Artikel 14:

Winning van aardolie en gas en exploratie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen

HOOFDSTUK III:

Materieel toepassingsgebied

AFDELING 1:

DREMPELS

Artikel 15:

Drempelbedragen

Artikel 16:

Methoden voor de berekening van de geraamde waarde van een opdracht

Artikel 17:

Herziening van de drempels

AFDELING 2:

UITGESLOTEN OPDRACHTEN EN PRIJSVRAGEN; speciale bepalingen voor aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Onderafdeling 1:

Uitsluitingen die van toepassing zijn op alle aanbestedende instanties en bijzondere uitsluitingen voor de sectoren water- en energievoorziening

Artikel 18:

Opdrachten voor wederverkoop of verhuur aan derden

Artikel 19:

Opdrachten en prijsvragen voor andere doeleinden dan de uitoefening van een onder deze richtlijn vallende activiteit of voor de uitoefening van een dergelijke activiteit in een derde land

Artikel 20:

Opdrachten en prijsvragen op grond van internationale voorschriften

Artikel 21:

Specifieke uitsluitingen voor opdrachten voor diensten

Artikel 22:

Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten

Artikel 23:

Door bepaalde aanbestedende instanties gegunde opdrachten voor de aankoop van water en voor de levering van energie of brandstoffen, bestemd voor de opwekking van energie

Onderafdeling 2:

Aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 24:

Defensie en veiligheid

Artikel 25:

Gemengde opdrachten die op dezelfde activiteit betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 26:

Opdrachten die op verschillende activiteiten betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 27:

Opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden gegund of uitgeschreven

Onderafdeling 3:

Bijzondere betrekkingen (samenwerking, verbonden ondernemingen en gezamenlijke ondernemingen)

Artikel 28:

Opdrachten van de ene aanbestedende dienst aan de andere

Artikel 29:

Opdrachten gegund aan een verbonden onderneming

Artikel 30:

Opdrachten gegund aan een gezamenlijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gezamenlijke onderneming

Artikel 31:

Informatieverstrekking

Onderafdeling 4:

Bijzondere situaties

Artikel 32:

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Artikel 33:

Onder een bijzondere regeling vallende opdrachten

Onderafdeling 5:

Activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie en procedurele bepalingen hiervoor

Artikel 34:

Activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie

Artikel 35:

Procedure om te bepalen of artikel 34 van toepassing is

HOOFDSTUK IV:

Algemene beginselen

Artikel 36:

Aanbestedingsbeginselen

Artikel 37:

Ondernemers

Artikel 38:

Voorbehouden opdrachten

Artikel 39:

Vertrouwelijkheid

Artikel 40:

Regels betreffende de communicatiemiddelen

Artikel 41:

Nomenclaturen

Artikel 42:

Belangenconflicten

TITEL II:

OP OPDRACHTEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I:

Procedures

Artikel 43:

Voorwaarden met betrekking tot de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten

Artikel 44:

Keuze van de procedure

Artikel 45:

Openbare procedure

Artikel 46:

Niet-openbare procedure

Artikel 47:

Onderhandelingsprocedure met voorafgaande oproep tot mededinging

Artikel 48:

Concurrentiegerichte dialoog

Artikel 49:

Innovatiepartnerschap

Artikel 50:

Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging

HOOFDSTUK II:

Technieken en instrumenten voor elektronische en samengestelde aanbesteding

Artikel 51:

Raamovereenkomsten

Artikel 52:

Dynamische aankoopsystemen

Artikel 53:

Elektronische veilingen

Artikel 54:

Elektronische catalogi

Artikel 55:

Gecentraliseerde aankoopactiviteiten en aankoopcentrales

Artikel 56:

Occasionele gezamenlijke gunning

Artikel 57:

Aanbesteding door aanbestedende instanties van verschillende lidstaten

HOOFDSTUK III:

Verloop van de procedure

AFDELING 1

VOORBEREIDING

Artikel 58:

Voorafgaande marktraadplegingen

Artikel 59:

Voorafgaande betrokkenheid van gegadigden of inschrijvers

Artikel 60:

Technische specificaties

Artikel 61:

Keurmerken

Artikel 62:

Testverslagen, certificatie en andere bewijsmiddelen

Artikel 63:

Mededeling van de technische specificaties

Artikel 64:

Varianten

Artikel 65:

Verdeling van opdrachten in percelen

Artikel 66:

Het bepalen van termijnen

AFDELING 2:

BEKENDMAKING EN TRANSPARANTIE

Artikel 67:

Periodieke indicatieve aankondigingen

Artikel 68:

Aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling

Artikel 69:

Aankondigingen van opdrachten

Artikel 70:

Aankondiging van gegunde opdracht

Artikel 71:

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

Artikel 72:

Bekendmaking op nationaal niveau

Artikel 73:

Elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken

Artikel 74:

Uitnodigingen aan gegadigden

Artikel 75:

Informatieverstrekking aan aanvragers van erkenning, gegadigden en inschrijvers

AFDELING 3:

SELECTIE VAN DEELNEMERS EN GUNNING VAN OPDRACHTEN

Artikel 76:

Algemene beginselen

Onderafdeling 1:

Erkenning en kwalitatieve selectie

Artikel 77:

Erkenningssystemen

Artikel 78:

Kwalitatieve selectiecriteria

Artikel 79:

Beroep op de draagkracht van andere entiteiten

Artikel 80:

Gebruik van uitsluitingsgronden en selectiecriteria als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU

Artikel 81:

Kwaliteitsnormen en normen inzake milieubeheer

Onderafdeling 2:

Gunning van de opdracht

Artikel 82:

Gunningscriteria

Artikel 83:

Levenscycluskosten

Artikel 84:

Abnormaal lage inschrijvingen

AFDELING 4:

INSCHRIJVINGEN DIE PRODUCTEN UIT DERDE LANDEN BEVATTEN EN BETREKKINGEN MET DEZE LANDEN

Artikel 85:

Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten

Artikel 86:

Betrekkingen met derde landen op het gebied van opdrachten voor werken, leveringen en diensten

HOOFDSTUK IV:

Uitvoering van de opdracht

Artikel 87:

Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd

Artikel 88:

Onderaanneming

Artikel 89:

Wijziging van opdrachten gedurende de looptijd

Artikel 90:

Beëindiging van opdrachten

TITEL III:

BIJZONDERE AANBESTEDINGSREGELINGEN

HOOFDSTUK I:

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Artikel 91:

Gunning van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten

Artikel 92:

Bekendmaking van aankondigingen

Artikel 93:

Beginselen van het gunnen van opdrachten

Artikel 94:

Voorbehouden opdrachten voor bepaalde diensten

HOOFDSTUK II:

Regels inzake prijsvragen

Artikel 95:

Toepassingsgebied

Artikel 96:

Aankondigingen

Artikel 97:

Regels voor het uitschrijven van prijsvragen, de selectie van deelnemers en de jury

Artikel 98:

Beslissingen van de jury

TITEL IV:

BESTUUR

Artikel 99:

Handhaving

Artikel 100:

Proces-verbalen van procedures voor het gunnen van opdrachten

Artikel 101:

Nationale verslaglegging en statistische informatie

Artikel 102:

Administratieve samenwerking

TITEL V:

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 103:

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 104:

Spoedprocedure

Artikel 105:

Comitéprocedure

Artikel 106:

Omzetting en overgangsmaatregelen

Artikel 107:

Intrekking

Artikel 108:

Evaluatie

Artikel 109:

Inwerkingtreding

Artikel 110:

Adressaten

BIJLAGEN

BIJLAGE I:

Lijst van activiteiten in de zin van artikel 2, punt 2, onder a)

BIJLAGE II:

Lijst van de in artikel 4, lid 3, bedoelde rechtshandelingen van de Unie

BIJLAGE III:

Lijst van de in artikel 34, lid 3, bedoelde rechtshandelingen van de Unie

BIJLAGE IV:

Termijnen voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen bedoeld in artikel 35

BIJLAGE V:

Voorschriften met betrekking tot instrumenten en middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, aanvragen tot deelname, aanvragen tot erkenning en plannen en ontwerpen bij prijsvragen

BIJLAGE VI: deel A:

Informatie die moet worden vermeld in periodieke indicatieve aankondigingen (als bedoeld in artikel 67)

BIJLAGE VI: deel B:

Informatie die moet worden vermeld in de aankondiging van bekendmaking via het kopersprofiel van een niet als oproep tot mededinging gebruikte periodieke indicatieve aankondiging (als bedoeld in artikel 67, lid 1)

BIJLAGE VII:

Informatie die bij elektronische veilingen in de aanbestedingsstukken moet worden opgenomen (artikel 53, lid 4)

BIJLAGE VIII:

Definitie van enkele technische specificaties

BIJLAGE IX:

Specificaties betreffende de bekendmaking

BIJLAGE X:

Informatie die in de aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling moet worden opgenomen (als bedoeld in artikel 44, lid 4, onder b), en in artikel 68)

BIJLAGE XI:

Inlichtingen die in aankondigingen van opdrachten moeten worden opgenomen (als bedoeld in artikel 69)

BIJLAGE XII:

Inlichtingen die in aankondigingen van gegunde opdrachten moeten worden opgenomen (als bedoeld in artikel 70)

BIJLAGE XIII:

Inhoud van de uitnodigingen tot indiening van inschrijvingen, tot deelname aan de dialoog, tot onderhandelingen of tot bevestiging van belangstelling, als bedoeld in artikel 74

BIJLAGE XIV:

Lijst van internationale sociale en milieuovereenkomsten, als bedoeld in artikel 36, lid 2

BIJLAGE XV:

Lijst van de in artikel 83, lid 3, bedoelde rechtshandelingen van de Unie

BIJLAGE XVI:

Inlichtingen die in mededelingen inzake wijziging van een opdracht gedurende de looptijd ervan moeten worden opgenomen (als bedoeld in artikel 89, lid 1)

BIJLAGE XVII:

Diensten in de zin van artikel 91

BIJLAGE XVIII:

Informatie die moet worden vermeld in aankondigingen betreffende opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten (als bedoeld in artikel 92)

BIJLAGE XIX:

Informatie die in aankondigingen van prijsvragen moet worden vermeld (als bedoeld in artikel 96, lid 1)

BIJLAGE XX:

Informatie die moet worden vermeld in aankondigingen van uitslagen van prijsvragen (als bedoeld in artikel 96, lid 1)

BIJLAGE XXI:

Concordantietabel

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN

HOOFDSTUK I

Onderwerp en definities

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld betreffende procedures voor aanbesteding door aanbestedende instanties, met betrekking tot opdrachten alsmede prijsvragen waarvan de geraamde waarde niet minder bedraagt dan de bij artikel 15 vastgestelde drempels.

2.   Aanbesteding in de zin van deze richtlijn is de aankoop door middel van een opdracht voor werken, leveringen of diensten, van werken, leveringen of diensten door één of meer aanbestedende instanties van door deze aanbestedende instanties gekozen ondernemers, mits de werken, leveringen of diensten bedoeld zijn voor de uitoefening van een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten.

3.   De toepassing van deze richtlijn is onderworpen aan artikel 346 VWEU.

4.   Deze richtlijn doet niet af aan de vrijheid van de lidstaten om in overeenstemming met het Unierecht te bepalen wat zij onder diensten van algemeen economisch belang verstaan, hoe die diensten conform de regels inzake staatssteun moeten worden georganiseerd en gefinancierd, en aan welke specifieke verplichtingen die diensten moeten voldoen. Deze richtlijn doet evenmin af aan de beslissing van overheidsinstanties of, hoe en in welke mate zij taken van openbaar belang zelf wensen uit te voeren, overeenkomstig artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26.

5.   Deze richtlijn is niet van invloed op de wijze waarop de lidstaten hun socialezekerheidsstelsels inrichten.

6.   Deze richtlijn is niet van toepassing op niet-economische diensten van algemeen belang.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „opdrachten voor werken, leveringen en diensten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer aanbestedende instanties, en één of meer ondernemers zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten;

2.   „opdrachten voor werken”: opdrachten die betrekking hebben op een van de volgende elementen:

a)

de uitvoering, of het ontwerp en de uitvoering, van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage I bedoelde activiteiten;

b)

de uitvoering, of het ontwerp en de uitvoering, van een werk;

c)

het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of het ontwerp van het werk;

3.   „werk”: het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

4.   „opdrachten voor leveringen”: opdrachten die betrekking hebben op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten. Een opdracht voor leveringen kan als bijkomstig element plaatsings- en installatiewerkzaamheden omvatten;

5.   „opdrachten voor diensten”: opdrachten die betrekking hebben op de verrichting van andere diensten dan die welke worden bedoeld in punt 2;

6.   „ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of aanbestedende instantie, of een combinatie van deze personen en/of lichamen, met inbegrip van alle tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten en of het verlenen van diensten op de markt aanbiedt;

7.   „inschrijver”: ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

8.   „gegadigde”: ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging tot deelname, of is uitgenodigd om deel te nemen aan een niet-openbare procedure, een onderhandelingsprocedure, een concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap;

9.   „aanbestedingsstukken”: alle stukken die door de aanbestedende dienst zijn opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure, met inbegrip van de aankondiging van de opdracht, de periodieke indicatieve aankondiging of de aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling wanneer deze worden gebruikt als oproep tot mededinging, de technische specificaties, het beschrijvende document, de voorgestelde contractvoorwaarden, formaten voor de aanbieding van documenten door gegadigden en inschrijvers, informatie over algemeen toepasselijke verplichtingen en alle aanvullende documenten;

10.   „gecentraliseerde aankoopactiviteiten”: activiteiten die permanent plaatsvinden op een van de volgende wijzen:

a)

de verwerving van leveringen en/of diensten die bestemd zijn voor aanbestedende instanties;

b)

de gunning van opdrachten of de sluiting van raamovereenkomsten voor werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor aanbestedende instanties;

11.   „aanvullende aankoopactiviteiten”: activiteiten die bestaan in het verlenen van ondersteuning aan aankoopactiviteiten, met name op de volgende wijzen:

a)

technische infrastructuur die aanbestedende instanties in staat stelt overheidsopdrachten te gunnen of raamovereenkomsten te sluiten voor werken, leveringen of diensten;

b)

adviesverlening over het verloop of de opzet van aanbestedingsprocedures;

c)

voorbereiding en beheer van aanbestedingsprocedures namens en voor rekening van de betrokken aanbestedende instantie;

12.   „aankoopcentrale”: aanbestedende instantie in de zin van artikel 4, lid 1, van deze richtlijn, of aanbestedende dienst in de zin van artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/24/EU die gecentraliseerde aankoopactiviteiten en eventueel aanvullende aankoopactiviteiten verricht.

Aanbestedingsactiviteiten die door een aankoopcentrale worden verricht met het oog op het verrichten van gecentraliseerde aankoopactiviteiten worden beschouwd als aanbestedingsactiviteiten voor de uitoefening van een werkzaamheid als beschreven in de artikelen 8 tot en met 14. Artikel 18 is niet van toepassing op aanbestedingsactiviteiten die door een aankoopcentrale worden verricht met het oog op het verrichten van gecentraliseerde aankoopactiviteiten;

13.   „aanbieder van aanbestedingsdiensten”: openbare of particuliere instantie die aanvullende aankoopactiviteiten op de markt aanbiedt;

14.   „schriftelijk”: elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens meegedeeld, met inbegrip van informatie die via elektronische middelen wordt overgebracht en opgeslagen;

15.   „elektronisch middel”: elektronische apparatuur voor verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en opslag van gegevens die worden verspreid, overgebracht en ontvangen door draden, straalverbindingen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

16.   „levenscyclus”: alle opeenvolgende en/of onderling verbonden stadia, waaronder uit te voeren onderzoek en ontwikkeling, productie, handel en handelsvoorwaarden, vervoer, gebruik en onderhoud, in het bestaan van het product of werk of het verlenen van een dienst, gaande van de verkrijging van de grondstof of de opwekking van hulpbronnen tot de verwijdering, de opruiming en „end-of-service”-fase of de „end-of-utilisation”-fase;

17.   „prijsvragen”: procedures die tot doel hebben de aanbestedende instantie, in het bijzonder op het gebied van ruimtelijke ordening, standsplanning, architectuur en weg- en waterbouw, of op het gebied van automatische gegevensverwerking, een plan of ontwerp te verschaffen dat na een oproep tot mededinging door een jury wordt geselecteerd, al dan niet met toekenning van prijzen;

18.   „innovatie”: de toepassing van een nieuw of aanmerkelijk verbeterd product of proces of van een nieuwe of aanmerkelijk verbeterde dienst, waaronder maar niet beperkt tot productie-, bouw- of constructieprocessen, een nieuwe verkoopmethode of een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, organisatie op de werkvloer of de externe betrekkingen die onder andere tot doel hebben om maatschappelijke problemen te helpen oplossen dan wel de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te ondersteunen;

19.   „keurmerk”: ieder document, certificaat of getuigschrift dat bevestigt dat het de werken, producten, diensten, processen of procedures in kwestie aan bepaalde eisen voldoen;

20.   „keurmerkeis(en)”: de voorschriften waaraan de producten, diensten, processen of procedures in kwestie moeten voldoen om het betrokken keurmerk te verkrijgen.

Artikel 3

Aanbestedende diensten

1.   In deze richtlijn wordt verstaan onder „aanbestedende diensten”: de staats-, regionale of lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen alsmede samenwerkingsverbanden bestaande uit één of meer van deze overheidsinstanties of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen.

2.   „Regionale overheidsinstanties” zijn alle instanties van de bestuurlijke eenheden die niet-limitatief zijn opgenomen in de lijst van NUTS 1 en 2, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (30).

3.   „Lokale overheidsinstanties” zijn alle instanties van de bestuurlijke eenheden van NUTS 3 en kleinere bestuurlijke eenheden als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003;

4.   „Publiekrechtelijke instelling”: instelling die voldoet aan alle volgende kenmerken:

a)

zij is opgericht voor het specifieke doel te voorzien in andere behoeften van algemeen belang dan die van industriële of commerciële aard;

b)

zij bezit rechtspersoonlijkheid, en

c)

zij wordt merendeels door de staats-, regionale of lokale overheidsinstantie of andere publiekrechtelijke lichamen gefinancierd; of haar beheer staat onder toezicht van die overheidsinstanties of lichamen; of heeft een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan waarvan de leden voor meer dan de helft door de staat, de regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.

Artikel 4

Aanbestedende instanties

1.   In deze richtlijn wordt onder „aanbestedende instanties” verstaan, entiteiten:

a)

die aanbestedende diensten of overheidsonderneming zijn en die een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten uitoefenen;

b)

die, indien zij geen aanbestedende diensten of overheidsonderneming zijn, een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten of een combinatie daarvan uitoefenen en die bijzondere of uitsluitende rechten genieten welke hun door een bevoegde instantie van een lidstaat zijn verleend.

2.   „Overheidsonderneming”: onderneming waarop aanbestedende diensten rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelname of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.

Het vermoeden van overheersende invloed bestaat in een van de volgende gevallen wanneer een aanbestedende dienst, direct of indirect:

a)

de meerderheid van het geplaatste kapitaal van het bedrijf bezit;

b)

over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de door genoemd bedrijf uitgegeven aandelen beschikt;

c)

meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van het bedrijf kan aanwijzen.

3.   Voor de toepassing van dit artikel zijn „bijzondere of uitsluitende rechten” rechten die zijn verleend door een bevoegde autoriteit van een lidstaat door middel van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een van de in de artikelen 8 tot en met 14 omschreven activiteiten aan één of meer instanties voorbehouden blijft, waardoor de mogelijkheden van andere instanties om dezelfde activiteit uit te oefenen wezenlijk nadelig worden beïnvloed.

Rechten die zijn verleend door middel van een procedure waaraan voldoende bekendheid is gegeven en waarin de verlening van deze rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van de eerste alinea.

Deze procedures omvatten:

a)

aanbestedingsprocedures met een voorafgaande oproep tot mededinging overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU, Richtlijn 2009/81/EG, Richtlijn 2014/23/EU of de onderhavige richtlijn;

b)

procedures uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie als vermeld in bijlage II, die garant staan voor voldoende voorafgaande transparantie voor het verlenen van vergunningen op basis van objectieve criteria.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in bijlage II opgenomen lijst van rechtshandelingen van de Unie, wanneer deze wijzigingen noodzakelijk zijn ten gevolge van vaststelling van nieuwe rechtshandelingen intrekking of wijziging van die rechtshandelingen.

Artikel 5

Gemengde aanbestedingen en aanbestedingen voor dezelfde activiteit

1.   Lid 2 is van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op verschillende onder deze richtlijn vallende soorten aanbestedingen.

De leden 3 tot en met 5 zijn van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn, en aanbestedingen die onder een ander juridisch kader vallen.

2.   Opdrachten die betrekking hebben op twee of meer soorten aanbestedingen (van werken, leveringen of diensten) worden gegund overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het type van aanbesteding waarvan de onderdelen het hoofdvoorwerp van de betrokken opdracht vormen.

In het geval van gemengde opdrachten die ten dele betrekking hebben op diensten in de zin van hoofdstuk I van titel III en ten dele op andere diensten, of gemengde opdrachten die ten dele uit diensten en ten dele uit leveringen bestaan, wordt het hoofdvoorwerp bepaald volgens welke geraamde waarde van de respectieve diensten of leveringen de hoogste is.

3.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien deelbaar zijn, is lid 4 van toepassing. Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, is lid 5 van toepassing.

Wanneer een bepaalde opdracht ten dele onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 25 van deze richtlijn van toepassing.

4.   In het geval van opdrachten die zowel betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn vallen als op aanbestedingen die niet onder deze richtlijn vallen, kunnen de aanbestedende instanties besluiten om voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke opdrachten te plaatsen, of om één opdracht te plaatsen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke opdrachten te plaatsen, wordt het besluit welk juridisch kader op elk van deze afzonderlijke opdrachten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken afzonderlijke onderdeel.

Wanneer de aanbestedende instanties besluiten één opdracht te plaatsen, is deze richtlijn, tenzij in artikel 25 anders is bepaald, van toepassing op de daaruit voortvloeiende gemengde opdracht, ongeacht de waarde van de onderdelen die anders onder een verschillend juridisch kader zouden vallen, en ongeacht het juridisch kader dat anders voor die onderdelen had gegolden.

In het geval van gemengde opdrachten die elementen van opdrachten voor leveringen, werken en diensten en van concessies bevatten, wordt de gemengde opdracht derhalve geplaatst overeenkomstig deze richtlijn, mits de geraamde waarde van het deel van de opdracht dat een opdracht vormt die onder deze richtlijn valt, berekend overeenkomstig artikel 16, ten minste gelijk is aan de toepasselijke bij artikel 15 vastgestelde drempel.

5.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, wordt het toepasselijk juridisch kader bepaald door het hoofdvoorwerp van die opdracht.

Artikel 6

Aanbestedingen voor verschillende activiteiten

1.   De aanbestedende instanties kunnen, in het geval van opdrachten die voor verschillende activiteiten moeten gelden, besluiten per afzonderlijke activiteit afzonderlijke opdrachten te gunnen of één enkele opdracht te gunnen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten afzonderlijke opdrachten te gunnen, wordt het besluit betreffende de regels die voor elk van de afzonderlijke opdrachten moeten gelden, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken deel.

Niettegenstaande artikel 5 zijn, wanneer de aanbestedende instanties besluiten één enkele opdracht te gunnen, de leden 2 en 3 van dit artikel van toepassing. Wanneer een van de betrokken activiteiten evenwel onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 26 van deze verordening van toepassing.

De keuze tussen de gunning van één opdracht of van verschillende afzonderlijke opdrachten mag echter niet tot doel hebben de opdracht(en) buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn of, in voorkomend geval, van Richtlijn 2014/24/EU dan wel Richtlijn 2014/23/EU inzake concessieovereenkomsten te laten vallen.

2.   Een opdracht voor meerdere activiteiten volgt de voorschriften die van toepassing zijn op de activiteit waarvoor de opdracht in hoofdzaak is bestemd.

3.   In het geval van opdrachten waarbij niet objectief vast te stellen is voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld is, worden de toepasselijke regels bepaald overeenkomstig de punten a), b) en c):

a)

de opdracht wordt overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU gegund, indien een van de activiteiten waarvoor de opdracht bedoeld is, onder deze richtlijn valt en de andere activiteit onder Richtlijn 2014/24/EU;

b)

de opdracht wordt overeenkomstig de onderhavige richtlijn gegund, indien een van de activiteiten waarvoor de opdracht bedoeld is, onder de onderhavige richtlijn valt en de andere activiteit of activiteiten onder Richtlijn 2014/23/EU;

c)

de opdracht wordt overeenkomstig de onderhavige richtlijn gegund, indien een van de activiteiten waarvoor de opdracht bedoeld is, onder de onderhavige richtlijn valt en de andere activiteit noch onder de onderhavige richtlijn, noch onder Richtlijn 2014/24/EU, noch onder Richtlijn 2014/23/EU valt.

HOOFDSTUK II

Activiteiten

Artikel 7

Gemeenschappelijke bepalingen

Voor de toepassing van de artikelen 8, 9 en 10, omvat toevoer opwekking/productie en groothandel en kleinhandel.

De productie van gas in de vorm van winning valt echter onder artikel 14.

Artikel 8

Gas en warmte

1.   Met betrekking tot gas en warmte is deze richtlijn van toepassing op de volgende activiteiten:

a)

de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van gas of warmte;

b)

de gas- of warmtetoevoer naar deze netten.

2.   De toevoer, door een andere aanbestedende instantie dan een aanbestedende dienst, van gas of warmte naar vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening, wordt niet als een in lid 1 bedoelde activiteit beschouwd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de productie van gas of warmte door die aanbestedende instantie is het onvermijdelijke resultaat van de uitoefening van een andere activiteit dan de in lid 1 van dit artikel of in de artikelen 9 tot en met 11 bedoelde activiteiten;

b)

de toevoer aan het openbare net heeft uitsluitend tot doel deze productie op economisch verantwoorde wijze te exploiteren en vormt ten hoogste 20 % van de omzet van de aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaren, met inbegrip van het lopende jaar.

Artikel 9

Elektriciteit

1.   Met betrekking tot elektriciteit is deze richtlijn van toepassing op de volgende activiteiten:

a)

de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van elektriciteit;

b)

de elektriciteitstoevoer naar deze netten.

2.   De toevoer, door een andere aanbestedende instantie dan een aanbestedende dienst, van elektriciteit naar netten bestemd voor openbare dienstverlening, wordt niet als een in lid 1 bedoelde activiteit beschouwd wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de elektriciteitsproductie door die aanbestedende instantie vindt plaats omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere activiteit dan de in lid 1 van dit artikel of artikel 8, 10 en 11 bedoelde activiteiten;

b)

de toevoer aan het openbare net hangt slechts van het eigen verbruik van die aanbestedende instantie af en was nooit hoger dan 30 % van de totale energieproductie van die aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaar, met inbegrip van het lopende jaar.

Artikel 10

Water

1.   Waar het water betreft, is deze richtlijn van toepassing op de volgende activiteiten:

a)

de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van drinkwater;

b)

de drinkwatertoevoer naar deze netten.

2.   Deze richtlijn is tevens van toepassing op opdrachten die gegund worden of prijsvragen die georganiseerd worden door aanbestedende instanties welke een activiteit in de zin van lid 1 uitoefenen en welke verband houden met:

a)

waterbouwtechnische projecten, bevloeiing of drainage voor zover de voor drinkwatervoorziening bestemde hoeveelheid water groter is dan 20 % van de totale hoeveelheid water die door middel van deze projecten of deze bevloeiings- of drainage-installaties ter beschikking wordt gesteld;

b)

de afvoer of behandeling van afvalwater.

3.   De toevoer, door een andere aanbestedende instantie dan een aanbestedende dienst, van drinkwater naar vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening wordt niet als een in lid 1 bedoelde activiteit beschouwd wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de productie van drinkwater door die aanbestedende instantie vindt plaats omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere activiteit dan de in de artikelen 8 tot en met 11 bedoelde activiteiten;

b)

de toevoer aan het openbare net hangt slechts af van het eigen verbruik van die aanbestedende instantie en was nooit hoger dan 30 % van de totale drinkwaterproductie van die aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaar, met inbegrip van het lopende jaar.

Artikel 11

Vervoersdiensten

Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten die het ter beschikking stellen of exploiteren van netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van vervoer per trein, automatische systemen, tram, trolleybus, autobus of kabelbaan beogen.

Ten aanzien van vervoersdiensten wordt een net geacht te bestaan wanneer de dienst wordt verleend onder door een bevoegde instantie van een lidstaat gestelde exploitatievoorwaarden, zoals de te volgen routes, de beschikbaar te stellen capaciteit of de frequentie van de dienst.

Artikel 12

Havens en luchthavens

Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen ten behoeve van de terbeschikkingstelling aan lucht-, zee- of riviervervoerders van luchthaven-, zeehaven-, binnenhaven- of andere terminalfaciliteiten.

Artikel 13

Postdiensten

1.   Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten met betrekking tot het aanbieden van:

a)

postdiensten;

b)

andere diensten dan postdiensten, op voorwaarde dat deze diensten worden aangeboden door een entiteit die ook postdiensten in de zin van lid 2, onder b), van dit artikel aanbiedt, en dat met betrekking tot de onder lid 2, onder b), van dit artikel, vallende diensten niet is voldaan aan de in artikel 34, lid 1, genoemde voorwaarden.

2.   In dit artikel en onverminderd Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad (31) wordt verstaan onder:

a)   „postzending”: geadresseerde zending in de definitieve vorm waarin zij moet worden verstuurd, ongeacht het gewicht. Naast brievenpost worden bijvoorbeeld als postzending aangemerkt: boeken, catalogi, kranten, tijdschriften en postpakketten die producten met of zonder handelswaarde bevatten, ongeacht het gewicht;

b)   „postdiensten”: diensten die bestaan in het ophalen, sorteren, vervoeren en bestellen van postzendingen. Deze diensten omvatten zowel diensten die binnen als diensten die buiten het toepassingsgebied van de overeenkomstig Richtlijn 97/67/EG ingestelde universele dienst vallen;

c)   „andere diensten dan postdiensten”: diensten die op de volgende gebieden worden geleverd:

i)

beheer van postdiensten (diensten die zowel voor als na de zending worden verricht, inclusief „mailroom management services”);

ii)

diensten die betrekking hebben op niet onder a) vallende postzendingen, zoals niet-geadresseerde direct mail.

Artikel 14

Winning van aardolie en gas en exploratie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen

Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen ten behoeve van:

a)

de winning van olie of gas;

b)

de exploratie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen.

HOOFDSTUK III

Materieel toepassingsgebied

Afdeling 1

Drempels

Artikel 15

Drempelbedragen

Deze richtlijn is van toepassing op opdrachten die niet zijn uitgesloten krachtens de in de artikelen 18 tot en met 23 en in artikel 34 bedoelde uitsluitingsgronden met betrekking tot de uitoefening van de betrokken activiteit, en waarvan de geraamde waarde exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) gelijk is aan of groter dan de volgende drempelbedragen:

a)

414 000 EUR voor opdrachten voor leveringen en diensten alsmede voor prijsvragen;

b)

5 186 000 EUR voor opdrachten voor werken;

c)

1 000 000 EUR voor opdrachten voor sociale diensten en andere specifieke diensten als vermeld in bijlage XVII.

Artikel 16

Methoden voor de berekening van de geraamde waarde van een opdracht

1.   De berekening van de geraamde waarde van een opdracht is gebaseerd op het totale bedrag, exclusief btw, zoals geraamd door de aanbestedende instantie, met inbegrip van de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdrachten zoals uitdrukkelijk vermeld in de aanbestedingsstukken.

Ingeval de aanbestedende instantie voorziet in prijzengeld of betalingen aan gegadigden of inschrijvers, berekent hij deze door in de geraamde waarde van de aanbesteding.

2.   Indien een aanbestedende instantie uit afzonderlijke operationele eenheden bestaat, wordt de geraamde totale waarde van deze eenheden in beschouwing genomen

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen, indien een afzonderlijke operationele eenheid zelf verantwoordelijk is voor zijn aanbestedingen of bepaalde categorieën daarvan, de waarden op het niveau van elke operationele eenheid worden geraamd.

3.   De keuze van de methode voor de berekening van de geraamde waarde van een aanbesteding mag niet bedoeld zijn om de opdracht buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden. Eén opdracht mag derhalve niet worden gesplitst om deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te laten, tenzij objectieve redenen dit rechtvaardigen.

4.   Deze geraamde waarde is geldig op het tijdstip waarop de oproep tot mededinging wordt verzonden of, in gevallen waarin niet in een dergelijke oproep tot mededinging is voorzien, op het tijdstip waarop de aanbestedingsprocedure voor de aanbestedende instantie aanvangt, bijvoorbeeld, in voorkomend geval, wanneer contact wordt gezocht met ondernemers in verband met de aanbesteding.

5.   In het geval van een raamovereenkomst of een dynamisch aankoopsysteem moet worden uitgegaan van de geraamde maximale waarde, exclusief btw, van alle voor de totale duur van de overeenkomst of van het systeem voorgenomen opdrachten.

6.   In het geval van innovatiepartnerschappen moet worden uitgegaan van de geraamde maximale waarde, exclusief btw, van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die zullen plaatsvinden in alle stadia van het voorgenomen partnerschap alsmede van de werken, leveringen of diensten die aan het einde van het voorgenomen partnerschap zullen worden ontwikkeld en verworven.

7.   Voor de toepassing van artikel 15 houdt de aanbestedende instantie bij de bepaling van de geraamde waarde van een opdracht voor de uitvoering van werken rekening met de waarde van het werk en met de totale geraamde waarde van alle leveringen of diensten die door de aanbestedende dienst ter beschikking van de ondernemer zijn gesteld, mits zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken.

8.   Indien een voorgenomen werk of een voorgenomen aankoop van diensten aanleiding kan geven tot opdrachten die in afzonderlijke percelen worden geplaatst, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen.

Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in artikel 15 bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn van toepassing op de plaatsing van elk perceel.

9.   Wanneer een voorgenomen verkrijging van soortgelijke leveringen aanleiding kan geven tot opdrachten die in afzonderlijke percelen worden gegund, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen voor de toepassing van artikel 15, eerste alinea, onder b) en c).

Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in artikel 15 bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn van toepassing op de plaatsing van elk perceel.

10.   Niettegenstaande de leden 8 en 9, kunnen aanbestedende instanties opdrachten voor afzonderlijke percelen plaatsen zonder de in deze richtlijn bedoelde procedures toe te passen, mits de geraamde waarde, exclusief btw, van het betrokken perceel kleiner is dan 80 000 EUR voor leveringen of diensten of 1 miljoen EUR voor werken. De samengetelde waarde van de aldus zonder toepassing van deze richtlijn gegunde percelen mag echter niet meer bedragen dan 20 % van de samengetelde waarde van alle percelen waarin het voorgenomen werk, de voorgenomen verwerving van soortgelijke leveringen of de voorgenomen aankoop van diensten is verdeeld.

11.   In het geval van opdrachten voor leveringen of diensten die met een zekere regelmaat worden verleend of die bestemd zijn om binnen een bepaalde termijn te worden hernieuwd, wordt voor de berekening van de geraamde waarde van de opdracht de volgende grondslag genomen:

a)

de totale reële waarde van de soortgelijke opeenvolgende opdrachten die zijn gegund gedurende de voorafgaande twaalf maanden of het voorafgaande boekjaar, indien mogelijk gecorrigeerd voor eventuele wijzigingen in hoeveelheid of waarde gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste opdracht;

b)

of de totale geraamde waarde van de opeenvolgende opdrachten die gegund zijn gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste levering, of gedurende het boekjaar, indien dit zich over meer dan twaalf maanden uitstrekt.

12.   In het geval van opdrachten voor leveringen die betrekking hebben op leasing, huur, of huurkoop van producten wordt de waarde van de opdracht op de volgende grondslag geraamd:

a)

bij opdrachten met een vaste looptijd, de totale geraamde waarde voor de gehele looptijd wanneer die ten hoogste twaalf maanden bedraagt, dan wel de totale waarde wanneer de looptijd meer dan twaalf maanden bedraagt, met inbegrip van de geraamde restwaarde;

b)

bij opdrachten voor onbepaalde duur of waarvan de looptijd niet kan worden bepaald, het maandelijks te betalen bedrag vermenigvuldigd met 48.

13.   In het geval van opdrachten voor diensten wordt de geraamde waarde van de opdracht in voorkomend geval op de volgende grondslag berekend:

a)

verzekeringsdiensten: de te betalen premie en andere vormen van beloning;

b)

bankdiensten en andere financiële diensten: te betalen honoraria, provisies en rente, alsmede andere vormen van beloning;

c)

opdrachten betreffende een ontwerp: te betalen honoraria, provisies en andere vormen van vergoeding.

14.   In het geval van opdrachten voor diensten waarvoor geen totale prijs is vastgesteld, geldt voor het geraamde bedrag van de opdracht de volgende berekeningsgrondslag:

a)

bij opdrachten met een vaste looptijd die gelijk is aan of korter is dan 48 maanden: de totale waarde voor de gehele looptijd;

b)

bij opdrachten voor onbepaalde tijd of waarvan de looptijd langer is dan 48 maanden: de maandelijkse waarde vermenigvuldigd met 48.

Artikel 17

Herziening van de drempels

1.   Vanaf 30 juni 2013 controleert de Commissie om de twee jaar of de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels overeenstemmen met de in de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake overheidsopdrachten („de GPA-overeenkomst”) vastgestelde drempels en herziet zij die drempels indien nodig, overeenkomstig dit artikel.

Overeenkomstig de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode berekent de Commissie de waarde van deze drempels op basis van de gemiddelde dagwaarde van de euro uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten over een periode van 24 maanden die eindigt op de 31e augustus voorafgaande aan de datum van 1 januari waarop de herziening ingaat. De waarde van de aldus herziene drempels wordt, indien nodig, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro om ervoor te zorgen dat de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempels, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, worden nageleefd.

2.   Vanaf 1 januari 2014 bepaalt de Commissie om de twee jaar de waarde in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, van de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels, die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn herzien.

Tegelijkertijd bepaalt de Commissie de waarde van de in artikel 15, eerste alinea, onder c), bedoelde drempel in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben.

Volgens de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode worden deze waarden vastgesteld op basis van de gemiddelde dagwaarde van deze valuta, overeenstemmend met de toepasselijke drempel uitgedrukt in euro over een periode van 24 maanden die eindigt op de 31e augustus voorafgaande aan de herziening die op 1 januari ingaat.

3.   De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde herziene drempels, hun tegenwaarde in de nationale valuta, bedoeld in lid 2, eerste alinea, en de waarde vastgesteld overeenkomstig lid 2, tweede alinea, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie aan het begin van de maand november volgend op de herziening ervan..

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel vastgestelde methode aan te passen aan elke verandering van de in de GPA-overeenkomst vastgestelde methode voor de herziening van de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels en voor de vaststelling van de corresponderende bedragen in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, als bedoeld in lid 2.

De Commissie is tevens bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen om indien nodig de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels te herzien.

5.   Indien dit ingeval de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), genoemde drempels moeten worden herzien en wegens tijdsdruk de in artikel 103 beschreven procedure niet kan worden gevolgd, om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 104 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig de tweede alinea van lid 4 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Afdeling 2

Uitgesloten opdrachten en prijsvragen; speciale bepalingen voor aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Onderafdeling 1

Uitsluitingen die van toepassing zijn op alle aanbestedende instanties en bijzondere uitsluitingen voor de sectoren water- en energievoorziening

Artikel 18

Opdrachten voor wederverkoop of verhuur aan derden

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten die zijn gegund voor wederverkoop of verhuur aan derden, indien de aanbestedende instantie geen bijzondere of uitsluitende rechten bezit om het voorwerp van deze opdrachten te verkopen of te verhuren en andere diensten vrij zijn om dit voorwerp te verkopen of te verhuren onder dezelfde voorwaarden als de aanbestedende dienst.

2.   De aanbestedende instanties doen de Commissie desgevraagd mededeling van alle categorieën producten en activiteiten die zij ingevolge lid 1 als uitgesloten beschouwen. De Commissie kan periodiek ter informatie de lijsten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaken van de categorieën producten en activiteiten die volgens haar onder deze uitsluiting vallen. Daarbij houdt de Commissie rekening met alle gevoelige commerciële aspecten waarop de aanbestedende instanties eventueel wijzen bij het verstrekken van informatie.

Artikel 19

Opdrachten en prijsvragen voor andere doeleinden dan de uitoefening van een onder deze richtlijn vallende activiteit of voor de uitoefening van een dergelijke activiteit in een derde land

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten die de aanbestedende instanties gunnen voor andere doeleinden dan de uitoefening van hun activiteiten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 14 of voor de uitoefening van deze activiteiten in een derde land, in omstandigheden waarbij er geen sprake is van fysieke exploitatie van een net of van een geografisch gebied binnen de Unie, en is evenmin van toepassing op prijsvragen die met dat doel worden georganiseerd.

2.   De aanbestedende instanties doen de Commissie desgevraagd mededeling van elke activiteit die zij ingevolge lid 1 als uitgesloten beschouwen. De Commissie kan periodiek ter informatie de lijsten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaken van de categorieën producten en activiteiten die volgens haar onder deze uitsluiting vallen. Daarbij houdt de Commissie rekening met alle gevoelige commerciële aspecten waarop de waarop de aanbestedende instanties eventueel wijzen bij het verstrekken van informatie.

Artikel 20

Opdrachten en prijsvragen op grond van internationale voorschriften

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten of prijsvragen die de aanbestedende instantie verplicht is te plaatsen of uit te schrijven overeenkomstig andere aanbestedingsprocedures dan die van deze richtlijn, en waarin voorzien is bij:

a)

een juridisch instrument dat internationaalrechtelijke verplichtingen creëert, zoals een overeenkomstig de Verdragen tot stand gekomen internationale overeenkomst of regeling tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten;

b)

een internationale organisatie.

Alle juridische instrumenten bedoeld in de eerste alinea, onder a), van dit lid worden door de lidstaten gemeld aan de Commissie, die het in artikel 105 genoemde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.

2.   Opdrachten en prijsvragen die door de aanbestedende instantie volgens de aanbestedingsregels van een internationale organisatie of een internationale financiële instelling worden geplaatst of uitgeschreven, vallen niet onder deze richtlijn indien ze volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd; in het geval van opdrachten of prijsvragen die voor het grootste deel mede door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling worden gefinancierd, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.

3.   Artikel 27 is van toepassing op opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden geplaatst of uitgeschreven. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op deze opdrachten en prijsvragen.

Artikel 21

Specifieke uitsluitingen voor opdrachten voor diensten

Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten voor diensten betreffende:

a)

de verwerving of huur, ongeacht de financiële voorwaarden, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken of betreffende de rechten hierop;

b)

arbitrage- en bemiddelingsdiensten;

c)

een van de hierna genoemde rechtskundige diensten:

i)

vertegenwoordiging in rechte van een cliënt door een advocaat in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad (32):

in een arbitrage- of bemiddelingsprocedure in een lidstaat, een derde land of voor een internationale arbitrage- of bemiddelingsinstantie, of

in gerechtelijke procedures voor een rechter of overheidsinstantie van een lidstaat of een derde land of voor een internationale rechter of instantie;

ii)

juridisch advies dat wordt gegeven ter voorbereiding van de procedures als bedoeld onder i) van dit punt, of indien er concrete aanwijzingen zijn en er een grote kans bestaat dat over de kwestie waarop het advies betrekking heeft, een dergelijke procedure zal worden gevoerd, mits het advies door een advocaat is gegeven in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG;

iii)

de door een notaris te verlenen certificatie- en authenticatiediensten;

iv)

juridische dienstverlening door trustees of aangestelde curatoren, en andere juridische dienstverlening waarvan de aanbieders zijn aangewezen door een rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat of bij wet zijn aangewezen voor het verrichten van specifieke taken onder het toezicht van deze rechterlijke instanties;

v)

andere rechtskundige diensten die in de betrokken lidstaat al dan niet incidenteel verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag;

d)

financiële diensten betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop of de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (33), en operaties die in het kader van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme worden uitgevoerd;

e)

leningen, al dan niet in samenhang met de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten;

f)

arbeidsovereenkomsten;

g)

openbaar personenvervoer per trein of metro;

h)

diensten inzake civiele verdediging, civiele bescherming en risicopreventie die worden verleend door non-profitorganisaties en -verenigingen en onder de volgende CPV-codes vallen: 75250000-3, 75251000-0, 75251100-1, 75251110-4, 75251120-7, 75252000-7, 75222000-8; 98113100-9; en 85143000-3 behalve ziekenvervoer per ambulance;

i)

opdrachten voor zendtijd of voor levering van programma’s die aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of van radiodiensten worden gegund. In dit punt wordt onder „aanbieder van mediadiensten” hetzelfde verstaan als in artikel 1, lid 1, onder d), van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (34). Onder „programma” wordt hetzelfde verstaan als in artikel 1, lid 1, onder b), van die richtlijn, maar het begrip omvat daarnaast radioprogramma’s en radioprogrammamateriaal. Voorts wordt in deze bepaling onder „programmamateriaal” hetzelfde verstaan als onder „programma”.

Artikel 22

Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten

Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten voor diensten die worden gegund aan een instantie die zelf een aanbestedende dienst is of aan een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten op basis van een alleenrecht dat deze uit hoofde van met het VWEU verenigbare, wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen genieten.

Artikel 23

Door bepaalde aanbestedende instanties gegunde opdrachten voor de aankoop van water en voor de levering van energie of brandstoffen, bestemd voor de opwekking van energie

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)

opdrachten voor de aankoop van water, gegund door aanbestedende instanties die betrokken zijn bij een of beide van de activiteiten betreffende drinkwater als bedoeld in artikel 10, lid 1;

b)

opdrachten van aanbestedende instanties die zelf werkzaam zijn in de energiesector doordat zij betrokken zijn bij een activiteit als bedoeld in artikel 8, lid 1, artikel 9, lid 1, of artikel 14 voor de levering van:

i)

energie;

ii)

brandstoffen voor de opwekking van energie.

Onderafdeling 2

Aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 24

Defensie en veiligheid

1.   In het geval van opdrachten geplaatst en prijsvragen uitgeschreven op het gebied van defensie en veiligheid is deze richtlijn niet van toepassing op:

a)

opdrachten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/81/EG vallen;

b)

opdrachten waarop Richtlijn 2009/81/EG krachtens de artikelen 8, 12 en 13 daarvan niet van toepassing is.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op openbare opdrachten en prijsvragen die niet anderszins op grond van lid 1 zijn uitgezonderd, voor zover de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat niet kan worden gewaarborgd door minder ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld door eisen te stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die de aanbestedende dienst in een aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn beschikbaar stelt.

Voorts is deze richtlijn overeenkomstig artikel 346, lid 1, onder a), VWEU niet van toepassing op opdrachten en prijsvragen die niet anderszins op grond van lid 1 van dit artikel zijn uitgezonderd, voor zover de toepassing van deze richtlijn een lidstaat ertoe zou verplichten informatie ter beschikking te stellen waarvan hij de openbaarmaking in strijd acht met zijn essentiële veiligheidsbelangen.

3.   Wanneer de aanbesteding en de uitvoering van de opdracht of prijsvraag geheim zijn verklaard of overeenkomstig de in een lidstaat geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gepaard moeten gaan met bijzondere veiligheidsmaatregelen, is deze richtlijn niet van toepassing, indien die lidstaat heeft besloten dat de essentiële belangen niet kunnen worden gewaarborgd met minder ingrijpende maatregelen, zoals die als bedoeld in lid 2.

Artikel 25

Gemengde opdrachten die op dezelfde activiteit betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

1.   Voor gemengde opdrachten die betrekking hebben op dezelfde activiteit en bestaan in opdrachten die onder deze richtlijn vallen, en voor opdrachten of andere elementen die onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG vallen, is dit artikel van toepassing.

2.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien deelbaar zijn, kunnen de aanbestedende instanties besluiten voor de afzonderlijke onderdelen afzonderlijke opdrachten te gunnen of één algemene opdracht te gunnen.

Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor afzonderlijke onderdelen afzonderlijke opdrachten te plaatsen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke opdrachten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betreffende afzonderlijke onderdeel.

Wanneer de aanbestedende instanties besluiten één algemene opdracht te plaatsen, gelden voor het bepalen van de toepasselijke wettelijke regeling de volgende criteria:

a)

wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder artikel 346 VWEU valt, kan de opdracht worden gegund zonder toepassing van deze richtlijn, mits de gunning van één enkele opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is;

b)

wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder Richtlijn 2009/81/EG valt, kan de opdracht overeenkomstig die richtlijn worden gegund, mits de gunning van één algemene opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is. Dit punt laat de drempels en uitzonderingen van die richtlijn onverlet.

Het besluit één algemene opdracht te plaatsen is evenwel niet bedoeld om opdrachten uit te zonderen van de toepassing van deze richtlijn of Richtlijn 2009/81/EG.

3.   Lid 2, derde alinea, onder a), is van toepassing op gemengde opdrachten waarop in andere gevallen zowel punt a) als punt b) van die alinea, van toepassing zouden kunnen zijn.

4.   Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, kan de opdracht worden gegund zonder toepassing van deze richtlijn indien zij elementen bevat waarop artikel 346 VWEU van toepassing is; in andere gevallen kan zij overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG worden gegund.

Artikel 26

Opdrachten die op verschillende activiteiten betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

1.   De aanbestedende instanties kunnen, in het geval van opdrachten die voor verschillende activiteiten moeten gelden, besluiten per afzonderlijke activiteit afzonderlijke opdrachten te gunnen of één enkele opdracht te plaatsen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke opdrachten te gunnen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke opdrachten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van de betrokken afzonderlijke activiteit.

Wanneer de aanbestedende instanties besluiten één enkele opdracht te gunnen, is lid 2 van dit artikel van toepassing. De keuze tussen de gunning van één opdracht voor meerdere activiteiten of van verschillende afzonderlijke opdrachten mag niet bedoeld zijn om de opdracht(en) uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn of van Richtlijn 2009/81/EG.

2.   Voor opdrachten die bedoeld zijn voor een activiteit die valt onder deze richtlijn en voor een andere die:

a)

valt onder Richtlijn 2009/81/EG, of

b)

valt onder artikel 346 VWEU,

kan de opdracht worden gegund in overeenstemming met Richtlijn 2009/81/EG, in de in de eerste alinea, onder a), genoemde gevallen, en kan de opdracht zonder toepassing van deze richtlijn worden gegund in de onder b) genoemde gevallen. Deze alinea laat de drempels en uitzonderingen van Richtlijn 2009/81/EG onverlet.

Opdrachten als bedoeld in de eerste alinea, onder a), die daarnaast aanbestedingen of andere elementen bevatten waarop artikel 346 VWEU van toepassing is, kunnen worden gegund zonder toepassing van deze richtlijn.

Voor de toepassing van de eerste en de tweede alinea geldt evenwel als voorwaarde dat de gunning van één enkele opdracht objectief gerechtvaardigd moet zijn en het besluit om één enkele opdracht te gunnen niet tot doel heeft opdrachten van de toepassing van de onderhavige richtlijn uit te zonderen.

Artikel 27

Opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden gegund of uitgeschreven

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten of prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn, die de aanbestedende instantie verplicht is te gunnen of uit te schrijven overeenkomstig andere aanbestedingsprocedures dan die van deze richtlijn, en waarin is voorzien bij:

a)

een overeenkomstig de Verdragen tot stand gekomen internationale overeenkomst of regeling tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten;

b)

een internationale overeenkomst of regeling betreffende de legering van strijdkrachten die betrekking heeft op ondernemingen in een lidstaat of in een derde land;

c)

een internationale organisatie.

Alle overeenkomsten of regelingen, bedoeld in de eerste alinea, onder a), van dit lid, worden gemeld aan de Commissie, die het in artikel 105 genoemde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.

2.   Opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn, die door de aanbestedende instantie volgens de aanbestedingsregels van een internationale organisatie of internationale financiële instelling worden gegund, vallen niet onder deze richtlijn indien ze volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd. In het geval van opdrachten of prijsvragen die voor het grootste deel mede door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling worden gefinancierd, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.

Onderafdeling 3

Bijzondere betrekkingen (samenwerking, verbonden ondernemingen en gezamenlijke ondernemingen)

Artikel 28

Opdrachten van de ene aanbestedende dienst aan de andere

1.   Een opdracht die door een aanbestedende dienst aan een privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon wordt gegund, valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aanbestedende dienst oefent op die rechtspersoon toezicht uit zoals op zijn eigen diensten;

b)

meer dan 80 % van de activiteiten van de gecontroleerde rechtspersoon wordt verricht ter uitvoering van taken die hem zijn opgedragen door de controlerende aanbestedende dienst of door andere rechtspersonen die door die aanbestedende dienst worden gecontroleerd;

c)

er is geen directe participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon.

Een aanbestedende dienst wordt geacht op een rechtspersoon toezicht zoals op zijn eigen diensten uit te oefenen in de zin van de eerste alinea, onder a), indien hij zowel op strategische doelstellingen als op belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon een beslissende invloed uitoefent. Zulk toezicht kan ook worden uitgeoefend door een andere rechtspersoon, die zelf op eendere wijze door de aanbestedende dienst wordt gecontroleerd.

2.   Lid 1 is eveneens van toepassing wanneer een gecontroleerde rechtspersoon die een aanbestedende dienst is, een opdracht gunt aan zijn aanbestedende dienst of aan een andere rechtspersoon die door dezelfde aanbestedende dienst wordt gecontroleerd, mits er geen directe participatie van privékapitaal is in de rechtspersoon aan wie de overheidsopdracht wordt gegund, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon.

3.   Een aanbestedende dienst die geen toezicht op een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon uitoefent in de zin van lid 1, kan niettemin zonder deze richtlijn toe te passen een opdracht aan die rechtspersoon gunnen wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de aanbestedende dienst oefent samen met andere aanbestedende diensten op die rechtspersoon toezicht uit zoals op hun eigen diensten;

b)

meer dan 80 % van de activiteiten van die rechtspersoon wordt verricht ter uitvoering van taken die hem zijn opgedragen door de controlerende aanbestedende dienst of door andere rechtspersonen die door die aanbestedende dienst worden gecontroleerd, en

c)

er is geen directe participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), worden aanbestedende diensten geacht gezamenlijk toezicht uit oefenen op een rechtspersoon wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde rechtspersoon zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van alle deelnemende aanbestedende diensten; individuele vertegenwoordigers kunnen verscheidene of alle deelnemende aanbestedende diensten vertegenwoordigen;

ii)

deze aanbestedende diensten zijn in staat gezamenlijk beslissende invloed uit te oefenen op de strategische doelstellingen en belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon, en

iii)

de gecontroleerde rechtspersoon streeft geen belangen na die in strijd zijn met de belangen van de controlerende aanbestedende diensten.

4.   Een opdracht die uitsluitend tussen twee of meer aanbestedende diensten wordt gegund, valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de opdracht brengt een samenwerking tussen de deelnemende aanbestedende diensten tot stand of geeft er invulling aan, teneinde ervoor te zorgen dat de openbare diensten die zij moeten verlenen, worden verricht met het oog op de verwezenlijking van hun gemeenschappelijke doelstellingen;

b)

de invulling van die samenwerking berust uitsluitend op overwegingen in verband met het openbaar belang, en

c)

de deelnemende aanbestedende diensten nemen op de open markt minder dan 20 % van de onder die samenwerking vallende activiteiten voor hun rekening.

5.   Het percentage van de activiteiten als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), lid 3, eerste alinea, onder b), en lid 4, eerste alinea, onder c), wordt bepaald op grond van de gemiddelde totale omzet, of een geschikte alternatieve op activiteiten gebaseerde maatstaf, zoals de kosten die de betrokken rechtspersoon voor de diensten, leveringen en werken in de drie jaar voorafgaand aan de gunning van de opdracht heeft gemaakt.

Wanneer in verband met de datum van oprichting of aanvang van de bedrijfsactiviteiten van die rechtspersoon of in verband met een reorganisatie van zijn activiteiten, de omzet of de alternatieve op activiteiten gebaseerde maatstaf, zoals de kosten, over de laatste drie jaar niet beschikbaar of niet langer relevant is, volstaat het, met name door bedrijfsprognoses, aan te tonen dat de meting van de activiteit aannemelijk is.

Artikel 29

Opdrachten gegund aan een verbonden onderneming

1.   In dit artikel wordt onder „verbonden onderneming” verstaan elke onderneming waarvan de jaarrekening geconsolideerd is met die van de aanbestedende instantie overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2013/34/EU.

2.   Indien het instanties betreft die volgens Richtlijn 2013/34/EU niet onder die richtlijn vallen, wordt onder „verbonden onderneming” verstaan, elke onderneming die:

a)

al dan niet rechtstreeks onderworpen kan zijn aan een overheersende invloed van de aanbestedende instantie;

b)

die een overheersende invloed op de aanbestedende instantie kan uitoefenen, of

c)

die gezamenlijk met de aanbestedende instantie aan de overheersende invloed van een andere onderneming is onderworpen uit hoofde van eigendom, financiële deelname of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.

Voor de toepassing van dit lid heeft „overheersende invloed” dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 2, tweede alinea.

3.   Niettegenstaande artikel 28 en mits aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel wordt voldaan, is deze richtlijn niet van toepassing op opdrachten:

a)

die een aanbestedende instantie aan een met hem verbonden onderneming gunt;

b)

die een gezamenlijke onderneming, uitsluitend bestaande uit meerdere aanbestedende instanties, voor de uitoefening van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten aan een met een van deze aanbestedende instanties verbonden onderneming gunt.

4.   Lid 3 is van toepassing:

a)

op opdrachten voor diensten, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming heeft behaald, rekening houdend met alle diensten die zij de laatste drie jaar heeft verleend, afkomstig is van het verlenen van diensten aan de aanbestedende instantie of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is;

b)

op opdrachten voor leveringen, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming heeft behaald, rekening houdend met alle leveringen die zij de laatste drie jaar heeft verricht, afkomstig is van het verrichten van leveringen aan de aanbestedende instantie of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is;

c)

op opdrachten voor werken, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming heeft behaald, rekening houdend met alle werken die zij de laatste drie jaar heeft verricht, afkomstig is van het verrichten van werken voor de aanbestedende instantie of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is.

5.   Wanneer in verband met de datum van oprichting of aanvang van de bedrijfsactiviteiten van de verbonden onderneming de omzet over de afgelopen drie jaar niet beschikbaar is, volstaat het dat deze onderneming, met name door bedrijfsprognoses, aantoont dat de in lid 4, onder a), b) of c), bedoelde omzet aannemelijk is.

6.   Wanneer dezelfde of soortgelijke werken, leveringen of diensten worden verricht door meer dan één onderneming die is verbonden met de aanbestedende instantie waarmee zij een economische groep vormen, wordt bij de berekening van de bovengenoemde percentages rekening gehouden met de totale omzet die voortvloeit uit het verrichten van respectievelijk diensten, leveringen of werken door deze verbonden ondernemingen.

Artikel 30

Opdrachten gegund aan een gezamenlijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gezamenlijke onderneming

Niettegenstaande artikel 28 en mits de gezamenlijke onderneming is opgericht om de betrokken activiteit gedurende een periode van ten minste drie jaar uit te oefenen en het instrument tot oprichting van deze gezamenlijke onderneming bepaalt dat de aanbestedende instanties waaruit zij bestaat, daar deel van uitmaken voor ten minste dezelfde termijn, is deze richtlijn niet van toepassing op opdrachten die:

a)

door een gezamenlijke onderneming, uitsluitend bestaande uit een aantal aanbestedende instanties, voor de uitoefening van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten worden gegund aan een van die aanbestedende instanties, of

b)

door een aanbestedende instantie worden gegund aan deze gezamenlijke onderneming waarvan zij deel uitmaakt.

Artikel 31

Informatieverstrekking

Aanbestedende instanties verstrekken de Commissie desgevraagd de volgende informatie betreffende de toepassing van artikel 29, leden 2 en 3, en artikel 30:

a)

de namen van de betrokken ondernemingen of gezamenlijke ondernemingen,

b)

de aard en de waarde van de betrokken opdrachten;

c)

de gegevens die de Commissie noodzakelijk acht ten bewijze dat de betrekkingen tussen de aanbestedende instantie en de onderneming of de gezamenlijke onderneming waaraan de opdrachten worden gegund, voldoen aan de voorschriften van artikel 29 of 30.

Onderafdeling 4

Bijzondere situaties

Artikel 32

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Deze richtlijn is uitsluitend van toepassing op opdrachten voor diensten van onderzoek en ontwikkeling die vallen onder de CPV-codes 73000000-2 tot en met 73120000-9, 73300000-5, 73420000-2 en 73430000-5, mits aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de baten komen uitsluitend toe aan de aanbestedende instantie voor gebruik ervan in de uitoefening van de eigen werkzaamheden, en

b)

de verleende dienst wordt volledig door de aanbestedende instantie betaald.

Artikel 33

Onder een bijzondere regeling vallende opdrachten

1.   Onverminderd artikel 34 van deze richtlijn zorgen de Republiek Oostenrijk en de Bondsrepubliek Duitsland er door middel van de machtigingsvoorwaarden of andere passende maatregelen voor dat elke instantie die in de Beschikking 2002/205/EG (35) en Beschikking 2004/73/EG (36) van de Commissie genoemde sectoren werkzaam is:

a)

bij het plaatsen van opdrachten voor werken, leveringen of diensten het discriminatieverbod en het beginsel van oproep tot mededinging in acht neemt, met name ten aanzien van de informatie die deze instantie de ondernemingen verstrekt met betrekking tot zijn voornemens inzake aanbestedingen;

b)

de Commissie onder de in Beschikking 93/327/EEG van de Commissie (37), vastgestelde voorwaarden informatie verstrekt inzake de door hen gegunde opdrachten.

2.   Onverminderd artikel 34 zorgt het Verenigd Koninkrijk er door middel van de machtigingsvoorwaarden of andere passende maatregelen voor dat elke instantie die in de in Beschikking 97/367/EEG genoemde sectoren werkzaam is, lid 1, onder a) en b), van dit artikel, naleeft met betrekking tot opdrachten die voor de uitoefening van die activiteiten worden gegund in Noord-Ierland.

3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op opdrachten die worden gegund voor de prospectie naar olie of gas.

Onderafdeling 5

Activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie en procedurele bepalingen hiervoor

Artikel 34

Activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie

1.   Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten voor in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten indien de lidstaat of de aanbestedende instantie die het verzoek krachtens artikel 35 heeft ingediend, kan aantonen dat de activiteit in de lidstaat waar zij wordt uitgeoefend, rechtstreeks blootstaan aan concurrentie op marktgebieden waarvoor de toegang niet beperkt is; de richtlijn is evenmin van toepassing op prijsvragen die in dat geografische gebied voor de uitoefening van een dergelijke activiteit worden uitgeschreven. De betrokken activiteit kan onderdeel zijn van een bredere sector of slechts in delen van de betrokken lidstaat worden uitgeoefend. Deze beoordeling van de concurrentie, bedoeld in de eerste zin van dit lid, die met het oog op deze richtlijn plaatsvindt in het licht van de informatie waarover de Commissie beschikt, laat de toepassing van het mededingingsrecht onverlet. De beoordeling wordt verricht met inachtneming van de markt voor de betrokken activiteiten en de van de geografische referentiemarkt in de zin van lid 2.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel dient de vraag of een activiteit rechtstreeks blootstaat aan concurrentie, te worden beantwoord op basis van criteria die in overeenstemming zijn met de mededingingsregels van het VWEU. Deze criteria kunnen betrekking hebben op de kenmerken van de desbetreffende producten of diensten, het voorhanden zijn van alternatieve producten of diensten die aan de vraag- of aanbodzijde substitueerbaar zijn, de prijzen en de werkelijke of potentiële aanwezigheid van meer dan één leverancier van deze producten of meer dan één aanbieder van deze diensten.

De geografische referentiemarkt op basis waarvan de blootstelling aan concurrentie wordt beoordeeld, wordt gevormd door een gebied waarin de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van producten of diensten, waarin de mededingingsvoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van de aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden, met name vanwege de mededingingsvoorwaarden die duidelijk afwijken van die welke in die gebieden gelden. Bij deze beoordeling wordt met name rekening gehouden met de aard en de kenmerken van de betrokken producten of diensten, het bestaan van hinderpalen voor de toegang tot de markt of van voorkeuren van consumenten, alsmede het bestaan tussen het betrokken gebied en de aangrenzende gebieden van aanzienlijke verschillen in marktaandelen van de ondernemingen of van wezenlijke prijsverschillen.

3.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel wordt de toegang tot een markt geacht niet beperkt te zijn indien de lidstaat de in bijlage III vermelde wetgeving van de Unie ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast.

Wanneer op grond van de eerste alinea niet van vrije toegang tot een markt kan worden uitgegaan, moet worden aangetoond dat de toegang tot de betrokken markt rechtens en feitelijk vrij is.

Artikel 35

Procedure om te bepalen of artikel 34 van toepassing is

1.   Wanneer een lidstaat of, indien de wetgeving van de betrokken lidstaat daarin voorziet, een aanbestedende instantie van mening is dat een bepaalde activiteit op grond van de in artikel 34, leden 2 en 3, bedoelde criteria rechtstreeks blootstaan aan concurrentie op marktgebieden waarvoor de toegang niet beperkt is, kan hij de Commissie verzoeken vast te stellen dat deze richtlijn niet van toepassing is op het plaatsen van opdrachten of het uitschrijven van prijsvragen voor de uitoefening van die activiteit, waar passend samen met het standpunt van een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit. Deze verzoeken kunnen betrekking hebben op activiteiten die onderdeel zijn van een bredere sector of die slechts in delen van de betrokken lidstaat uitgeoefend worden.

De lidstaat of de aanbestedende instantie stelt de Commissie in het verzoek in kennis van alle ter zake dienende feiten, en met name van elke wettelijke en bestuursrechtelijke bepaling of overeenkomst waaruit blijkt dat voldaan is aan de in artikel 34, lid 1, gestelde voorwaarden.

2.   Tenzij een verzoek dat uitgaat van een aanbestedende instantie vergezeld gaat van een gemotiveerd standpunt van een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit, dat een diepgaande analyse bevat van de voorwaarden om artikel 34, lid 1, overeenkomstig de leden 2 en 3 van dat artikel op de betrokken activiteit te kunnen toepassen, stelt de Commissie de betrokken lidstaat onmiddellijk in kennis. De betrokken lidstaat stelt in dat geval de Commissie in kennis van alle ter zake dienende feiten, en met name van elke wettelijke en bestuursrechtelijke bepaling of overeenkomst waaruit blijkt dat voldaan is aan de in artikel 34, lid 1, gestelde voorwaarden.

3.   Op een verzoek ingediend overeenkomstig lid 1 kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld binnen de bijlage IV gestelde termijnen, vaststellen of een activiteit als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 14 rechtstreeks blootstaan aan concurrentie op basis van de in artikel 34 voorgeschreven criteria. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 105, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Opdrachten die de betrokken activiteit mogelijk moeten maken en prijsvragen die voor de uitoefening van deze activiteit worden uitgeschreven, vallen niet langer onder deze richtlijn in een van de volgende gevallen:

a)

de Commissie heeft de uitvoeringshandeling waarbij artikel 34, lid 1, van toepassing wordt verklaard, vastgesteld binnen de in bijlage IV gestelde termijn;

b)

zij heeft de uitvoeringshandeling niet vastgesteld binnen de in bijlage IV gestelde termijn.

4.   Na het indienen van een verzoek kan de betrokken lidstaat of aanbestedende instantie, met instemming van de Commissie, dit verzoek grondig wijzigen, met name ten aanzien van de betrokken activiteiten of geografische gebieden. In dat geval geldt dan voor de vaststelling van de uitvoeringshandeling een nieuwe termijn, die wordt berekend overeenkomstig punt 1 van bijlage IV, tenzij door de Commissie en de lidstaat of aanbestedende instantie die het verzoek heeft ingediend, een kortere termijn wordt overeengekomen.

5.   Wanneer voor een activiteit in een bepaalde lidstaat reeds een procedure op grond van de leden 1, 2 en 4 loopt, worden latere verzoeken betreffende dezelfde activiteit in dezelfde lidstaat die vóór het verstrijken van de voor het eerste verzoek geopende termijn zijn ingediend, niet als nieuwe procedures beschouwd, maar worden zij in het kader van het eerste verzoek behandeld.

6.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast met nadere regels voor de toepassing van de leden 1 tot en met 5. Die uitvoeringshandeling voorziet ten minste in regels betreffende:

a)

de bekendmaking ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie van de datum waarop de in punt 1 van bijlage IV, gestelde termijn aanvangt en verstrijkt, inclusief eventuele verlengingen of opschortingen van termijnen als bedoeld in die bijlage;

b)

de bekendmaking van de mogelijke toepassing van artikel 34, lid 1, overeenkomstig lid 3, tweede alinea, onder b), van dit artikel;

c)

uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de vorm, de inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken krachtens lid 1 van dit artikel;

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 105, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

HOOFDSTUK IV

Algemene beginselen

Artikel 36

Aanbestedingsbeginselen

1.   Aanbestedende instanties behandelen ondernemers gelijk, zonder te discrimineren en handelen op transparante en proportionele wijze.

Overheidsopdrachten worden niet opgesteld met het doel deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te doen vallen of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken. De mededinging wordt geacht kunstmatig te zijn beperkt indien de aanbesteding is opgesteld met het doel bepaalde ondernemers ten onrechte te bevoordelen of te benadelen.

2.   De lidstaten nemen passende maatregelen om te waarborgen dat de ondernemers bij de uitvoering van de overheidsopdrachten voldoen aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, nationale recht, collectieve arbeidsovereenkomsten of uit hoofde van de in bijlage XIV vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht.

Artikel 37

Ondernemers

1.   Ondernemers die krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd, gerechtigd zijn de betrokken verrichting uit te voeren, mogen niet worden afgewezen louter op grond van het feit dat zij krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin de opdracht wordt gegund, hetzij een natuurlijke persoon, hetzij een rechtspersoon moeten zijn.

Voor opdrachten voor diensten en werken alsmede voor opdrachten voor leveringen die bijkomende diensten of plaatsings- en installatiewerkzaamheden inhouden, kan van rechtspersonen echter worden verlangd dat zij in de inschrijving of in het verzoek tot deelname de namen en desbetreffende beroepskwalificaties vermelden van de personen die met de uitvoering van de opdracht worden belast.

2.   Combinaties van ondernemers, waaronder tijdelijke samenwerkingsverbanden, kunnen deelnemen aan aanbestedingsprocedures. Zij mogen door de aanbestedende instanties niet worden verplicht een specifieke rechtsvorm te hebben om een inschrijving of een verzoek tot deelname te mogen indienen.

Indien nodig kunnen aanbestedende instanties in de aanbestedingsstukken aangeven op welke wijze combinaties van ondernemers aan de criteria en voorschriften op het gebied van erkenning en kwalitatieve selectie bedoeld in de artikelen 77 tot en met 81 moeten voldoen, mits deze op objectieve gronden berusten en proportioneel zijn. De lidstaten kunnen standaardvoorwaarden opstellen over hoe combinaties van ondernemers aan deze eisen moeten voldoen.

De voorwaarden voor de uitvoering van een opdracht door deze combinaties van ondernemers, die verschillen van de aan individuele deelnemers opgelegde voorwaarden, moeten eveneens op objectieve gronden berusten en proportioneel zijn.

3.   Niettegenstaande lid 2 mogen aanbestedende instanties van combinaties van ondernemingen eisen dat zij een bepaalde rechtsvorm aannemen nadat de opdracht aan hen is gegund, voor zover zulke verandering nodig is voor de goede uitvoering van de opdracht.

Artikel 38

Voorbehouden opdrachten

1.   De lidstaten mogen het recht om deel te nemen aan aanbestedingsprocedures voorbehouden aan beschermde werkplaatsen en ondernemers waarvan het hoofddoel de sociale en professionele integratie van personen met een handicap of kansarmen is of bepalen dat die opdrachten worden uitgevoerd in het kader van programma’s voor beschermde arbeid mits ten minste 30 % van de werknemers van die werkplaatsen, ondernemers of programma’s personen met een handicap of kansarmen zijn.

2.   In de oproep tot mededinging wordt naar dit artikel verwezen.

Artikel 39

Vertrouwelijkheid

1.   Tenzij anders bepaald in deze richtlijn of in het nationale recht waaraan de aanbestedende instantie is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie, en onverminderd de verplichtingen inzake bekendmaking van gegunde opdrachten en de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers overeenkomstig de artikelen 70 en 75, maakt een aanbestedende instantie de informatie die hem door een ondernemer vertrouwelijk is verstrekt, met inbegrip van — zij het niet uitsluitend — de fabrieks- of bedrijfsgeheimen en de vertrouwelijke aspecten van de inschrijving, niet bekend.

2.   Aanbestedende instanties kunnen aan ondernemers eisen stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die zij ter beschikking stellen in de loop van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van informatie die ter beschikking wordt gesteld met betrekking tot het gebruik van een erkenningsregeling, ongeacht of dit is vermeld in de aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling die als oproep tot mededinging is gebruikt.

Artikel 40

Regels betreffende de communicatiemiddelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle communicatie en informatie-uitwisseling op grond van deze richtlijn, met name elektronische inschrijving, plaatsvindt met behulp van elektronische communicatiemiddelen overeenkomstig de voorschriften van dit artikel. De voor communicatie langs elektronische weg te gebruiken instrumenten en middelen en de technische kenmerken daarvan moeten niet-discriminerend en algemeen beschikbaar zijn alsmede interoperabel met algemeen gebruikte ICT en mogen de toegang van ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet beperken.

Niettegenstaande de eerste alinea zijn de aanbestedende instanties niet verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de indieningsprocedure voor te schrijven in de volgende gevallen:

a)

wegens de gespecialiseerde aard van de aanbesteding zijn voor het gebruik van elektronische communicatiemiddelen niet algemeen beschikbare gespecialiseerde instrumenten, middelen of bestandsformaten nodig;

b)

de applicaties voor ondersteuning van de bestandsformaten die geschikt zijn voor de omschrijving van de inschrijvingen gebruiken bestandsformaten die niet door andere open of algemeen beschikbare toepassingen kunnen worden verwerkt, of zijn onderworpen aan een eigendomsgebonden licentieregeling en kunnen niet door de aanbestedende dienst als downloads of gebruik op afstand beschikbaar worden gesteld;

c)

voor het gebruik van elektronische communicatiemiddelen is gespecialiseerde kantoorapparatuur nodig waarover de aanbestedende instanties doorgaans niet beschikken;

d)

voor de aanbestedingsstukken is de indiening vereist van fysieke of schaalmodellen die niet langs elektronische weg kunnen worden verzonden.

Mededelingen waarvoor op grond van de tweede alinea geen elektronische communicatiemiddelen worden gebruikt, geschieden per post of een andere geschikte vervoerder, of per post of een andere geschikte vervoerder en elektronisch.

Niettegenstaande eerste alinea van dit lid zijn de aanbestedende instanties niet verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de indieningsprocedure voor te schrijven, voor zover het gebruik van andere dan elektronische communicatiemiddelen nodig is, hetzij vanwege een inbreuk op de beveiliging van die elektronische communicatiemiddelen, hetzij voor de bescherming van de bijzonder gevoelige aard van de informatie waarvoor een dermate hoog beschermingsniveau nodig is dat dit niveau niet afdoende kan worden gewaarborgd via elektronische instrumenten en middelen die algemeen beschikbaar zijn voor de ondernemers of hun via alternatieve toegangsmiddelen in de zin van lid 5 ter beschikking kunnen worden gesteld.

Aanbestedende instanties die voor de indieningsprocedure overeenkomstig de tweede alinea van dit lid andere dan elektronische communicatiemiddelen vereisen, moeten in het proces-verbaal als bedoeld in artikel 100 de motivering voor dit vereiste aangeven. In voorkomend geval geven de aanbestedende instanties in het proces-verbaal aan waarom het gebruik van andere dan elektronische communicatiemiddelen nodig is geacht bij de toepassing van de vierde alinea van dit lid.

2.   Niettegenstaande lid 1 mag mondelinge communicatie worden gebruikt voor andere mededelingen dan die betreffende de essentiële elementen van een aanbestedingsprocedure, mits de inhoud van de mondelinge communicatie voldoende gedocumenteerd wordt. In dit verband wordt onder de essentiële elementen van de aanbestedingsprocedure verstaan de aanbestedingsstukken, verzoeken tot deelname en blijken van belangstelling en inschrijvingen. Met name wordt mondelinge communicatie met de inschrijvers die van grote invloed kan zijn op de inhoud en beoordeling van de inschrijvingen, voldoende en met passende middelen gedocumenteerd, zoals door middel van schriftelijke of auditieve registratie of samenvatting van de voornaamste elementen van de communicatie.

3.   Bij elke mededeling, uitwisseling en opslag van informatie zorgen de aanbestedende instanties ervoor dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen en aanvragen tot deelname gewaarborgd zijn. Zij nemen pas na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening kennis van de inhoud van de inschrijvingen en aanvragen tot deelname.

4.   De lidstaten mogen voor overheidsopdrachten en prijsvragen eisen dat gebruik wordt gemaakt van gespecialiseerde elektronische instrumenten, zoals elektronische bouwwerkinformatiemodellen of soortgelijke. In dergelijke gevallen bieden de aanbestedende instanties alternatieve toegangsmiddelen zoals bepaald in lid 5 totdat die instrumenten algemeen beschikbaar worden in de zin van lid 1, eerste alinea, tweede volzin.

5.   Aanbestedende instanties kunnen, wanneer noodzakelijk, het gebruik van niet algemeen beschikbare middelen verplicht stellen, mits zij alternatieve toegangsmiddelen aanbieden.

Aanbestedende instanties worden geacht passende alternatieve toegangsmiddelen aan te bieden in een van de volgende situaties, wanneer zij:

a)

kosteloos onbeperkte en volledige, rechtstreekse toegang langs elektronische weg tot deze middelen en instrumenten bieden vanaf de datum van de bekendmaking van de aankondiging overeenkomstig bijlage IX of vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling. De aankondiging of de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling vermeldt het internetadres waar deze instrumenten en middelen toegankelijk zijn;

b)

ervoor zorgen dat inschrijvers die geen toegang hebben tot de instrumenten en middelen, of buiten hun toedoen niet in staat zijn ze binnen de gestelde termijnen te verkrijgen, toegang hebben tot de aanbestedingsprocedure met behulp van voorlopige tokens die kosteloos online beschikbaar zijn, of

c)

een alternatief kanaal voor elektronische indiening van inschrijvingen ondersteunen.

6.   Naast de voorschriften van bijlage V zijn de volgende regels van toepassing op instrumenten en middelen voor elektronische toezending en ontvangst van inschrijvingen, alsmede voor de elektronische ontvangst van verzoeken tot deelname:

a)

de belanghebbende partijen moeten kunnen beschikken over informatie betreffende de specificaties voor de elektronische indiening van inschrijvingen en aanvragen tot deelname, inclusief encryptie en tijdstempeldiensten;

b)

de lidstaten, of de aanbestedende instanties die handelen binnen het algemene kader dat door de betrokken lidstaat is vastgesteld, bepalen het vereiste veiligheidsniveau voor de elektronische communicatiemiddelen die in de verschillende fasen van de specifieke aanbestedingsprocedure worden gebruikt; dit niveau staat in verhouding tot de risico’s;

c)

indien de lidstaten, of de aanbestedende instanties die handelen binnen een algemeen kader dat door de betrokken lidstaat is vastgesteld, tot de conclusie komen dat de omvang van het risico, beoordeeld overeenkomstig punt b) van dit lid, van dien aard is dat geavanceerde elektronische handtekeningen als gedefinieerd in Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad (38) zijn vereist, aanvaarden de aanbestedende instanties geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, met inachtneming of deze certificaten worden aangeleverd door een aanbieder van certificeringsdiensten, die zich bevindt op de vertrouwenslijst waarin Beschikking 2009/767/EG van de Commissie (39) voorziet, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening aangemaakt, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de aanbestedende instanties stellen het vereiste formaat voor geavanceerde handtekeningen vast op basis van de bij Besluit 2011/130/EU van de Commissie (40) vastgestelde formaten en treffen de nodige maatregelen om deze formaten technisch te kunnen verwerken; indien een verschillend formaat elektronische handtekening wordt gebruikt, bevat de elektronische handtekening of de elektronische documentdrager informatie over de bestaande valideringsmogelijkheden, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat. De valideringsmogelijkheden stellen de aanbestedende instantie in staat de ontvangen elektronische handtekening online, kosteloos en op een wijze die begrijpelijk is voor anderstaligen als een door een gekwalificeerd certificaat ondersteunde geavanceerde elektronische handtekening te valideren. De lidstaten sturen informatie over de verlener van de valideringsdiensten naar de Commissie, die de van de lidstaten ontvangen informatie op het internet openbaar maakt;

ii)

indien een inschrijving wordt ondertekend met ondersteuning van een gekwalificeerd certificaat dat in de vertrouwenslijst is opgenomen, stellen de aanbestedende instanties geen bijkomende eisen die het gebruik van die handtekeningen door inschrijvers kunnen belemmeren.

Met betrekking tot documenten die in het kader van een aanbestedingsprocedure worden gebruikt, en die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat of door een andere afgevende entiteit worden ondertekend, kan de bevoegde afgevende autoriteit of entiteit het vereiste formaat voor geavanceerde handtekeningen vaststellen volgens de voorschriften van artikel 1, lid 2, van Besluit 2011/130/EU. Zij nemen de nodige maatregelen om deze formaten technisch te kunnen verwerken door de vereiste informatie voor de verwerking van de handtekening in het betrokken document op te nemen. Dergelijke documenten moeten in de elektronische handtekening of in de elektronische documentdrager informatie aanreiken over de bestaande valideringsmogelijkheden waarmee de ontvangen elektronische handtekening online en kosteloos kan worden gevalideerd op een wijze die begrijpelijk is voor anderstaligen.

7.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging, om naar behoren rekening te houden met technische ontwikkelingen, van de in bijlage V vastgestelde technische details en kenmerken.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in lid 1, tweede alinea, onder a) tot en met d), van dit artikel opgenomen lijsten indien het handhaven van de uitzonderingen op het gebruik van elektronische communicatiemiddelen vanwege de technologische ontwikkelingen niet langer zinvol is, of, in uitzonderlijke gevallen, indien vanwege de technologische ontwikkelingen nieuwe uitzonderingen moeten worden voorzien.

Teneinde vooral in een grensoverschrijdende context de interoperabiliteit van technische formaten en proces- en berichtnormen te waarborgen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 103 bij gedelegeerde handeling het gebruik van bepaalde technische normen verplicht te stellen, met name met betrekking tot het gebruik van elektronische inschrijving, elektronische catalogi en middelen voor elektronische authenticatie, indien de technische normen op hun praktische bruikbaarheid zijn getoetst. Voordat het gebruik van een technische norm verplicht wordt gesteld, gaat de Commissie zorgvuldig na welke kosten daarmee gemoeid zijn, met name voor de aanpassing van bestaande oplossingen voor e-aanbestedingen, onder meer infrastructuur, processen of software.

Artikel 41

Nomenclaturen

1.   Bij verwijzing naar nomenclaturen met betrekking tot het plaatsen van overheidsopdrachten wordt gebruikgemaakt van de „gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten”, hierna „CPV” (Common Procurement Vocabulary) genoemd, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de in deze richtlijn bedoelde CVP-codes, wanneer veranderingen in de CPV-nomenclatuur in deze richtlijn moeten worden overgenomen en dit geen wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn inhoudt.

Artikel 42

Belangenconflicten

De lidstaten zorgen ervoor dat de aanbestedende diensten passende maatregelen nemen om belangenconflicten tijdens de aanbestedingsprocedures daadwerkelijk te voorkomen, te onderkennen en op te lossen, teneinde vervalsing van de mededinging te vermijden en de gelijke behandeling van alle ondernemers te verzekeren.

Het begrip belangenconflicten omvat ten minste iedere situatie waarin personeelsleden van de aanbestedende dienst of van een namens de aanbestedende dienst optredende dienstverlener, die betrokken zijn bij de uitvoering van de aanbestedingsprocedure of invloed kunnen hebben op het resultaat van deze procedure, direct of indirect, financiële, economische of andere persoonlijke belangen hebben die geacht kunnen worden hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid bij de aanbestedingsprocedure in het gedrang te brengen.

TITEL II

OP OPDRACHTEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I

Procedures

Artikel 43

Voorwaarden met betrekking tot de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten

Voor zover de bijlagen 3, 4 en 5 en de algemene opmerkingen bij aanhangsel I van de Europese Unie bij de GPA-overeenkomst en de andere internationale overeenkomsten waardoor de Unie gebonden is, van toepassing zijn, geven aanbestedende instanties in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), aan werken, leveringen, diensten en ondernemers van de ondertekenende partijen van deze overeenkomsten geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan werken, leveringen, diensten en ondernemers van de Unie geven.

Artikel 44

Keuze van de procedure

1.   Wanneer zij opdrachten voor werken, leveringen of diensten gunnen, passen aanbestedende instanties de procedures toe die in overeenstemming met deze richtlijn zijn gebracht, mits onverminderd artikel 47 een oproep tot mededinging in overeenstemming met deze richtlijn is bekendgemaakt.

2.   De lidstaten bepalen dat aanbestedende instanties openbare of niet-openbare procedures of onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging zoals geregeld in deze richtlijn kunnen toepassen.

3.   De lidstaten bepalen dat aanbestedende instanties innovatiepartnerschappen of concurrentiegerichte dialogen kunnen toepassen zoals geregeld bij deze richtlijn.

4.   De oproep tot mededinging kan geschieden op een van de volgende wijzen:

a)

een periodieke indicatieve aankondiging overeenkomstig artikel 67 wanneer de opdracht wordt gegund in een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen;

b)

een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling overeenkomstig artikel 68 wanneer de opdracht wordt geplaatst in een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen, of in een concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap;

c)

door middel van een aankondiging van opdracht overeenkomstig artikel 69.

In het onder a) van dit lid bedoelde geval worden ondernemers die hun belangstelling na de bekendmaking van de periodieke indicatieve aankondiging te kennen hebben gegeven, vervolgens uitgenodigd hun belangstelling schriftelijk te bevestigen door middel van een „uitnodiging tot bevestiging van belangstelling” overeenkomstig artikel 74.

5.   In de specifieke gevallen en omstandigheden zoals uitdrukkelijk bepaald in artikel 50 kunnen de lidstaten bepalen dat aanbestedende instanties een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging kunnen toepassen. De lidstaten staan de toepassing van deze procedure niet toe in andere dan de in artikel 50 bedoelde gevallen.

Artikel 45

Openbare procedure

1.   In openbare procedures kan elke belangstellende ondernemer een inschrijving indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging.

De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen bedraagt ten minste 35 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

De inschrijving moet vergezeld gaan van de door de aanbestedende instantie gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.

2.   Wanneer aanbestedende instanties een periodieke indicatieve aankondiging hebben bekendgemaakt die zelf niet als oproep tot mededinging werd gebruikt, kan de minimale termijn voor ontvangst van inschrijvingen als vastgesteld in lid 1, tweede alinea, van dit artikel, worden verkort tot 15 dagen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de periodieke indicatieve aankondiging bevat, naast de op grond van bijlage VI, deel A, afdeling I, vereiste informatie alle in bijlage VI, deel A, afdeling II, vereiste informatie, voor zover laatstbedoelde informatie bij de bekendmaking van de periodieke indicatieve aankondiging beschikbaar was;

b)

de periodieke indicatieve aankondiging is ten minste 35 dagen en ten hoogste twaalf maanden vóór de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht ter bekendmaking verzonden.

3.   Wanneer het niet haalbaar blijkt de in lid 1, tweede alinea, vastgestelde termijn in acht te nemen wegens een door de aanbestedende instantie deugdelijk gemotiveerde spoedsituatie, kan deze een termijn vaststellen die niet minder mag bedragen dan 15 dagen na de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.

4.   De aanbestedende instantie kan de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bepaalde termijn voor ontvangst van inschrijvingen met vijf dagen verkorten indien hij erin toestemt dat inschrijvingen overeenkomstig artikel 40, lid 4, eerste alinea, en artikel 40, leden 5 en 6, langs elektronische weg worden ingediend.

Artikel 46

Niet-openbare procedure

1.   In een niet-openbare procedure kan elke ondernemer naar aanleiding van een oproep tot mededinging een verzoek tot deelname indienen door verstrekking van de door de aanbestedende instantie gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.

De minimumtermijn voor ontvangst van de verzoeken tot deelname bedraagt in het algemeen niet minder dan 30 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van opdracht of van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen.

2.   Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de aanbestedende instantie daarom worden verzocht, kunnen een inschrijving indienen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd.

De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen kan in onderling overleg tussen de aanbestedende instantie en de geselecteerde gegadigden worden vastgesteld, mits alle geselecteerde gegadigden evenveel tijd krijgen om hun inschrijvingen voor te bereiden en in te dienen.

Wanneer er geen overeenstemming is over de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen, bedraagt die termijn ten minste tien dagen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving.

Artikel 47

Onderhandelingsprocedure met voorafgaande oproep tot mededinging

1.   In onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging kan elke ondernemer een verzoek tot deelname indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging, door de informatie voor de kwalitatieve selectie waarom de aanbestedende instantie heeft verzocht, te verstrekken.

De minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen 30 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, wanneer een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen.

2.   Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie daartoe door de aanbestedende instantie worden aangezocht, kunnen aan de onderhandelingen deelnemen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd.

De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen kan in onderling overleg tussen de aanbestedende instantie en de geselecteerde gegadigden worden vastgesteld, mits alle gegadigden evenveel tijd krijgen om hun inschrijvingen voor te bereiden en in te dienen.

Wanneer er geen overeenstemming is over de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen, bedraagt die termijn ten minste tien dagen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving.

Artikel 48

Concurrentiegerichte dialoog

1.   Bij concurrentiegerichte dialogen mogen alle ondernemers een verzoek tot deelname indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder b) en c), door de informatie voor kwalitatieve selectie waarom de aanbestedende instantie heeft verzocht, te verstrekken.

De minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen 30 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, wanneer een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen.

Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie daartoe door de aanbestedende instantie worden aangezocht, kunnen aan de dialoog deelnemen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd. De gunning van de opdracht geschiedt uitsluitend op basis van het criterium van de inschrijving die de beste prijs-kwaliteitsverhouding biedt in overeenstemming met artikel 82, lid 2.

2.   De aanbestedende instanties maken hun behoeften en eisen bekend in de oproep tot mededinging en/of in een beschrijvend document. Tevens worden in deze documenten de gekozen gunningscriteria aangegeven en nader uitgewerkt, en wordt een indicatief tijdschema aangegeven.

3.   De aanbestedende instanties openen met de overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de artikelen 76 tot en met 81 geselecteerde deelnemers een dialoog met het doel na te gaan en te bepalen welke middelen het meest geschikt zijn om aan hun behoeften te voldoen. Tijdens deze dialoog kunnen zij met de geselecteerde deelnemers alle aspecten van de opdracht bespreken.

Tijdens de dialoog waarborgen de aanbestedende instanties de gelijke behandeling van alle deelnemers. Hiertoe verstrekken zij geen informatie op een discriminerende wijze waardoor bepaalde deelnemers kunnen worden bevoordeeld.

Overeenkomstig artikel 39 mogen de aanbestedende instanties de voorgestelde oplossingen of andere door een deelnemer aan of een inschrijver op de dialoog verstrekte vertrouwelijke inlichtingen niet zonder zijn instemming aan de andere deelnemers bekendmaken. Deze instemming mag niet de vorm van een algemene ontheffing aannemen, maar wordt verleend onder verwijzing naar de beoogde bekendmaking van specifieke informatie.

4.   Concurrentiegerichte dialogen kunnen in opeenvolgende fasen verlopen, zodat het aantal in de dialoogfase te bespreken oplossingen kan worden beperkt op basis van de gunningscriteria die in de oproep tot mededinging of in het beschrijvende document zijn vermeld. De aanbestedende instantie geeft in de oproep tot mededinging of in het beschrijvende document aan of zij van die mogelijkheid gebruik zal maken.

5.   De aanbestedende instantie zet de dialoog voort tot hij kan aangeven welke oplossing of oplossingen aan zijn behoeften kan of kunnen voldoen.

6.   Nadat de aanbestedende instanties de dialoog voor beëindigd hebben verklaard en zij de overblijvende deelnemers daarvan op de hoogte hebben gesteld, verzoeken zij die deelnemers hun definitieve inschrijvingen in te dienen op basis van de tijdens de dialoog voorgelegde en gespecificeerde oplossing of oplossingen. Deze inschrijvingen bevatten alle vereiste en noodzakelijke elementen voor de uitvoering van het project.

De aanbestedende instantie kan verzoeken om de inschrijvingen te verduidelijken, te preciseren en nauwkeuriger te omschrijven. Dat verduidelijken, preciseren en nauwkeuriger omschrijven mag echter niet gepaard gaan met wijzigingen van de inhoudelijke aspecten van de inschrijving of van de opdracht, met inbegrip van de in de oproep tot mededinging of het beschrijvend document vermelde behoeften en voorschriften, indien het waarschijnlijk is dat veranderingen van die aspecten, behoeften en voorschriften zullen leiden tot vervalsing van de mededinging of discriminatie.

7.   De aanbestedende instanties beoordelen de ontvangen inschrijvingen op basis van de in de oproep tot mededinging of het beschrijvend document vastgestelde gunningscriteria.

Op verzoek van de aanbestedende instantie kunnen met de inschrijver die is aangewezen als de inschrijver die overeenkomstig artikel 82, lid 2, de beste prijs-kwaliteitsverhouding biedt, onderhandelingen worden gevoerd om de in de inschrijving vervatte verbintenissen of andere bepalingen te bevestigen en de voorwaarden van de opdracht af te ronden, mits die onderhandelingen de inhoudelijke aspecten van de inschrijving of van de overheidsopdracht, met inbegrip van de in de oproep tot mededinging of het beschrijvend document vermelde behoeften en voorschriften, materieel ongewijzigd laat en niet tot vervalsing van de mededinging of discriminatie kan leiden.

8.   De aanbestedende instanties kunnen voorzien in prijzengeld of vergoedingen voor de deelnemers aan de dialoog.

Artikel 49

Innovatiepartnerschap

1.   Bij innovatiepartnerschappen mogen alle ondernemers een verzoek tot deelname indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder b) en c), door de informatie voor kwalitatieve selectie waarom de aanbestedende instantie heeft verzocht, te verstrekken.

In de aanbestedingsdocumenten geeft de aanbestedende instantie aan in hoeverre er behoefte is aan innovatieve producten, diensten of werken waaraan niet kan worden voldaan door het verwerven van producten, diensten of werken die al op de markt beschikbaar zijn. Ze geeft aan welke elementen van deze beschrijving de minimumeisen zijn waaraan alle inschrijvingen moeten voldoen. Dit wordt voldoende duidelijk aangegeven zodat ondernemers kennis kunnen nemen van de aard en de strekking van de gevraagde oplossing en kunnen besluiten al dan niet om deelname aan de procedure te verzoeken.

De aanbestedende instantie kan besluiten het innovatiepartnerschap te sluiten met één partner dan wel met meerdere partners met afzonderlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

De minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen niet minder dan 30 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen. Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de aanbestedende instantie daartoe worden uitgenodigd, kunnen aan de procedure deelnemen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd. De gunning van de opdracht geschiedt uitsluitend op basis van het criterium van de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitsverhouding, in overeenstemming met artikel 82, lid 2.

2.   Het innovatiepartnerschap is gericht op de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of werken en de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende leveringen, diensten of werken, mits deze voldoen aan de tussen de aanbestedende instanties en de deelnemers afgesproken prestatieniveaus en onder de maximumkosten blijven.

Het innovatiepartnerschap wordt gekenmerkt door opeenvolgende fasen in het onderzoeks- en innovatieproces, die de fabricage van producten, de verlening van diensten of de voltooiing van werken kunnen omvatten. Het innovatiepartnerschap bepaalt door de partners te bereiken tussentijdse streefdoelen en voorziet in de betaling van de vergoeding in passende termijnen.

Op basis van deze streefdoelen kan de aanbestedende instantie na elke fase besluiten het innovatiepartnerschap te beëindigen of, bij een innovatiepartnerschap met meerdere partners, het aantal partners te verminderen door individuele opdrachten in te trekken, mits de aanbestedende instantie in de aanbestedingsstukken heeft aangegeven dat hij van die mogelijkheden gebruik kan maken, alsmede de voorwaarden daarvoor.

3.   Tenzij in dit artikel anders bepaald, wordt door de aanbestedende instantie met de inschrijvers over hun eerste en over elke daaropvolgende inschrijving, met uitzondering van de definitieve inschrijving, onderhandeld om de inhoud ervan te verbeteren.

Over de minimumeisen en de gunningscriteria wordt niet onderhandeld.

4.   Tijdens de onderhandelingen waarborgen de aanbestedende instanties de gelijke behandeling van alle inschrijvers. Hiertoe verstrekken zij geen informatie op een discriminerende wijze waardoor bepaalde inschrijvers kunnen worden bevoordeeld. Zij stellen alle inschrijvers wier inschrijving niet is geëlimineerd overeenkomstig lid 5, schriftelijk in kennis van eventuele andere wijzigingen in de technische specificaties of andere aanbestedingsstukken dan die waarbij de minimumeisen worden vastgesteld. Na deze wijzigingen bieden de aanbestedende instanties de inschrijvers voldoende tijd om hun inschrijvingen naar aanleiding van deze wijzigingen, indien nodig, aan te passen en opnieuw in te dienen.

Overeenkomstig artikel 39 maken de aanbestedende instanties de vertrouwelijke inlichtingen die een aan de onderhandelingen deelnemende gegadigde of inschrijver heeft verstrekt, niet zonder diens toestemming aan de andere deelnemers bekend. Deze instemming mag niet de vorm van een algemene ontheffing aannemen, maar wordt verleend onder verwijzing naar de beoogde bekendmaking van specifieke informatie.

5.   Er kunnen tijdens procedures voor innovatiepartnerschappen in opeenvolgende fasen onderhandelingen plaatsvinden om het aantal inschrijvingen waarover moet worden onderhandeld te beperken door middel van het toepassen van de gunningscriteria die in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of de aanbestedingsstukken zijn vermeld. De aanbestedende instanties geven in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of in de aanbestedingsdocumenten aan of zij van deze mogelijkheid gebruik zullen maken.

6.   Bij het selecteren van de gegadigden hanteren de aanbestedende instanties in het bijzonder criteria inzake het potentieel van de kandidaten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en hun vermogen om vernieuwende oplossingen te ontwikkelen en toe te passen.

Alleen de ondernemers die na beoordeling van de gevraagde informatie door de aanbestedende instantie daartoe worden uitgenodigd, kunnen projecten voor onderzoek en ontwikkeling indienen die voldoen aan de door de aanbestedende instantie vastgestelde behoeften en waaraan niet met behulp van bestaande oplossingen kan worden voldaan.

In de aanbestedingsstukken bepaalt de aanbestedende instantie welke regelingen op de intellectuele-eigendomsrechten van toepassing zijn. Bij innovatiepartnerschappen met meer partners mag de aanbestedende instantie voorgestelde oplossingen of andere door een deelnemer in het kader van het partnerschap meegedeelde vertrouwelijke inlichtingen, overeenkomstig artikel 39, niet zonder de instemming van die partner aan de andere partners bekendmaken. Deze instemming mag niet de vorm van een algemene ontheffing aannemen, maar wordt verleend onder verwijzing naar de beoogde bekendmaking van specifieke informatie.

7.   De aanbestedende instantie zorgt ervoor dat de structuur van het partnerschap, en in het bijzonder de duur en de waarde van de verschillende fasen een afspiegeling zijn van de innovatiegraad van de voorgestelde oplossing en van de reeks van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die vereist zijn voor de ontwikkeling van een innovatieve en nog niet op de markt beschikbare oplossing. De geraamde waarde van de leveringen, diensten of werken is niet onevenredig ten opzichte van de investering voor de ontwikkeling ervan.

Artikel 50

Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging

Aanbestedende instanties kunnen in de volgende gevallen gebruikmaken van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging:

a)

wanneer in het kader van een procedure met voorafgaande oproep tot mededinging geen of geen geschikte inschrijvingen en geen of geen geschikte aanvragen tot deelname zijn ingediend, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk zijn gewijzigd.

De inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor de opdracht, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, kennelijk niet voorziet in de in de aanbestedingsstukken omschreven behoeften en eisen van de aanbestedende instantie. Een verzoek tot deelname wordt niet geschikt geacht wanneer de betrokken onderneming overeenkomstig artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, kan of moet worden uitgesloten, of niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 78 of artikel 80 door de aanbestedende instantie bepaalde selectiecriteria;

b)

wanneer een opdracht uitsluitend ten behoeve van onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling wordt gegund en niet met het oogmerk winst op te leveren dan wel de kosten van onderzoek en ontwikkeling te dekken en voor zover het plaatsen van een dergelijke opdracht niet verhindert dat een oproep tot mededinging wordt gedaan voor latere opdrachten die dit doel in het bijzonder beogen;

c)

indien de werken, leveringen of diensten alleen door een bepaalde ondernemer kunnen worden verricht, om een van de volgende redenen:

i)

de aanbesteding heeft het vervaardigen of verwerven van een uniek kunstwerk of het leveren van een artistieke prestatie ten doel;

ii)

mededinging ontbreekt om technische redenen;

iii)

uitsluitende rechten, onder meer intellectuele-eigendomsrechten, moeten worden beschermd.

De onder ii) en iii) genoemde uitzonderingen gelden alleen als er geen redelijk alternatief of substituut bestaat en het ontbreken van mededinging niet het gevolg is van kunstmatige beperking van de voorwaarden van de opdracht;

d)

in strikt noodzakelijke gevallen waarin dwingende spoed, voortvloeiende uit voor de aanbestedende dienst niet te voorziene gebeurtenissen, de inachtneming van de termijnen gesteld voor openbare procedures, niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging onmogelijk maakt. De ter rechtvaardiging van de dwingende spoed ingeroepen omstandigheden mogen in geen geval aan de aanbestedende instanties te wijten zijn;

e)

in het geval van opdrachten voor leveringen ten behoeve van aanvullende leveringen door de oorspronkelijke leverancier die bestemd zijn hetzij voor de gedeeltelijke vernieuwing van leveringen of installaties, hetzij voor de uitbreiding van bestaande leveringen of installaties, indien verandering van leverancier de aanbestedende instantie ertoe zou verplichten leveringen aan te schaffen met andere technische eigenschappen, waardoor incompatibiliteit ontstaat of zich onevenredige technische moeilijkheden bij het gebruik en het onderhoud voordoen;

f)

in geval van nieuwe werken of diensten bestaande uit de herhaling van soortgelijke werken of diensten die door dezelfde aanbestedende instanties aan de met een vroegere opdracht belaste aannemer zijn toevertrouwd, mits deze werken of diensten overeenstemmen met een basisproject dat het voorwerp vormde van een overeenkomstig de in artikel 44, lid 1, bedoelde procedures gegunde eerste opdracht.

Het basisproject dient de omvang van de aanvullende werken of diensten en de voorwaarden waaronder deze worden gegund, te vermelden. Bij de oproep tot mededinging voor de aanbesteding van het eerste project wordt aangekondigd dat deze procedure kan worden toegepast, en bij de toepassing van de artikelen 15 en 16 wordt door de aanbestedende instanties het geraamde totaalbedrag voor de daaropvolgende werken of diensten in aanmerking genomen;

g)

voor op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte producten;

h)

voor gelegenheidsaankopen, wanneer zich gedurende zeer korte tijd een bijzonder voordelige gelegenheid tot aankopen voordoet en de te betalen prijs ver onder de normale marktprijs ligt;

i)

voor aankopen van leveringen of diensten onder bijzonder voordelige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die zijn handelsactiviteiten staakt, hetzij bij de curator of vereffenaar in geval van een faillissement, uitstel van betaling of een soortgelijke procedure van het nationale recht;

j)

wanneer de betrokken opdracht voor diensten voortvloeit uit een overeenkomstig deze richtlijn georganiseerde prijsvraag en volgens de voorschriften van die prijsvraag moet worden gegund aan de winnaar of aan een van de winnaars van die prijsvraag; in het laatstgenoemde geval moeten alle winnaars tot deelname aan de onderhandelingen worden uitgenodigd.

HOOFDSTUK II

Technieken en instrumenten voor elektronische en samengestelde aanbesteding

Artikel 51

Raamovereenkomsten

1.   Aanbestedende instanties kunnen raamovereenkomsten sluiten, mits zij de in deze richtlijn voorgeschreven procedures toepassen.

Een raamovereenkomst is een overeenkomst tussen één of meer aanbestedende instanties en één of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid.

De looptijd van een raamovereenkomst mag niet langer zijn dan acht jaar, behalve in deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen, met name op grond van het voorwerp van de raamovereenkomst.

2.   Opdrachten op basis van een raamovereenkomst worden gegund op basis van objectieve regels en criteria, waarbij de mogelijkheid bestaat de ondernemers die partij zijn bij de gesloten raamovereenkomst opnieuw tot mededinging op te roepen. Die regels en criteria dienen te worden bepaald in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst.

De objectieve regels en criteria, bedoeld in de eerste alinea, garanderen de gelijke behandeling van de ondernemers die partij zijn bij de overeenkomst. Bij een nieuwe oproep tot mededinging stellen de aanbestedende instanties een voldoende lange termijn vast voor de indiening van inschrijvingen voor elke specifieke opdracht, en gunnen zij elke opdracht aan de inschrijver die op grond van de in de specificaties van de raamovereenkomst vastgestelde gunningscriteria de beste inschrijving heeft ingediend.

Aanbestedende instanties mogen geen oneigenlijk gebruik van raamovereenkomsten maken en mogen deze niet gebruiken om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen.

Artikel 52

Dynamische aankoopsystemen

1.   Voor aankopen voor courant gebruik, waarvan de kenmerken wegens de algemene beschikbaarheid op de markt voldoen aan hun behoeften, kunnen de aanbestedende instanties gebruikmaken van een dynamisch aankoopsysteem. Het dynamische aankoopsysteem wordt beheerd als een volledig elektronisch proces, dat gedurende de gehele geldigheidstermijn van het aankoopsysteem openstaat voor elke ondernemer die voldoet aan de selectiecriteria. Het kan worden ingedeeld in categorieën van producten, werken of diensten die objectief worden vastgesteld op basis van de kenmerken van de opdracht in de bewuste categorie. Die kenmerken kunnen ook verwijzen naar de maximaal toegestane omvang van de latere specifieke opdrachten of naar een specifiek geografisch gebied waarin latere specifieke opdrachten zullen worden uitgevoerd.

2.   Bij het aanbesteden in een dynamisch aankoopsysteem volgen aanbestedende instanties de regels van de niet-openbare procedure. Alle gegadigden die aan de selectiecriteria voldoen, worden tot het systeem toegelaten, en het aantal tot het systeem toe te laten gegadigden wordt niet beperkt overeenkomstig artikel 78, lid 2. Wanneer de aanbestedende instanties het systeem in categorieën van producten, werken of diensten hebben verdeeld overeenkomstig lid 1 van dit artikel, vermelden zij de toepasselijke selectiecriteria voor elke categorie.

Niettegenstaande artikel 46 gelden de volgende termijnen:

a)

de minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen 30 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, wanneer een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen. Er zijn geen verdere termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelname wanneer de uitnodiging tot inschrijving voor de eerste specifieke opdracht in het kader van het dynamische aankoopsysteem is verzonden;

b)

de minimumtermijn voor de ontvangst van inschrijvingen bedraagt ten minste tien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving. Artikel 46, lid 2, tweede en derde alinea, is van toepassing.

3.   Voor alle communicatie in het kader van een dynamisch aankoopsysteem wordt alleen gebruikgemaakt van elektronische middelen overeenkomstig artikel 40, leden 1, 3, 5 en 6.

4.   Voor de gunning van opdrachten in een dynamisch aankoopsysteem gaan de aanbestedende instanties als volgt te werk:

a)

zij maken een oproep tot mededinging bekend en geven daarbij aan dat het om een dynamisch aankoopsysteem gaat;

b)

in de aanbestedingsstukken vermelden zij ten minste de aard en de geraamde hoeveelheid van de beoogde aankopen, alsmede alle nodige informatie omtrent het dynamische aankoopsysteem, onder meer over de wijze waarop het dynamische aankoopsysteem functioneert, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding;

c)

zij geven elke verdeling in categorieën van producten, werken of diensten aan alsook de kenmerken daarvan;

d)

zij bieden vrije, rechtstreekse en volledige toegang, zolang het systeem geldig is, tot de aanbestedingsstukken overeenkomstig artikel 73.

5.   De aanbestedende instanties verlenen elke ondernemer tijdens de gehele geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem de mogelijkheid te verzoeken om deelname aan het systeem onder de voorwaarden van lid 2. Zij verrichten hun beoordeling van deze verzoeken overeenkomstig de selectiecriteria binnen tien werkdagen volgend op de ontvangst. Die termijn kan worden verlengd tot 15 werkdagen in individuele gevallen waar zulks gerechtvaardigd is, met name vanwege de noodzaak aanvullende documentatie te bestuderen of anderszins te controleren of aan de selectiecriteria is voldaan.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de aanbestedende instanties, mits de uitnodiging tot inschrijving voor de eerste specifieke aanbesteding in het kader van het dynamische aankoopsysteem niet is toegezonden, de evaluatieperiode verlengen op voorwaarde dat er tijdens de verlengde evaluatieperiode geen uitnodiging tot inschrijving wordt uitgeschreven. In de aanbestedingsstukken wordt door de aanbestedende instanties de duur van de voorgenomen verlenging aangegeven.

De aanbestedende instanties delen de betrokken ondernemer zo spoedig mogelijk mee of hij al dan niet is toegelaten tot het dynamische aankoopsysteem.

6.   De aanbestedende instanties nodigen overeenkomstig artikel 74 alle toegelaten deelnemers uit om op elke specifieke aanbesteding in het dynamische aankoopsysteem in te schrijven. Wanneer het dynamische aankoopsysteem is verdeeld in categorieën van werken, producten, of diensten, nodigen de aanbestedende instanties alle deelnemers die zijn toegelaten tot de categorie waarop de betrokken specifieke aanbesteding betrekking heeft, uit een inschrijving in te dienen.

Zij gunnen de opdracht aan de inschrijver die de beste inschrijving heeft ingediend op grond van de gunningscriteria als bepaald in de aankondiging van de opdracht voor het dynamische aankoopsysteem, in het verzoek tot bevestiging van belangstelling, of wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving. Deze criteria kunnen in voorkomend geval worden gepreciseerd in de uitnodiging tot inschrijving.

7.   Aanbestedende instanties die overeenkomstig artikel 80 uitsluitingsgronden en selectiecriteria als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU toepassen, kunnen op ieder moment tijdens de geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem van toegelaten deelnemers verlangen dat zij binnen vijf werkdagen na de datum van indiening van het verzoek, een hernieuwde en geactualiseerde verklaring als bedoeld in artikel 59, lid 1, van die richtlijn overleggen.

Artikel 59, leden 2 tot en met 4, is van toepassing gedurende de gehele geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem.

8.   De aanbestedende instanties vermelden de geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem in de oproep tot mededinging. Zij brengen de Commissie op de hoogte van elke verandering in de geldigheidstermijn, met gebruikmaking van de volgende standaardformulieren:

a)

wanneer de geldigheidstermijn wordt gewijzigd zonder dat het systeem wordt beëindigd: het formulier dat aanvankelijk is gebruikt voor de oproep tot mededinging voor het dynamische aankoopsysteem;

b)

wanneer het systeem wordt beëindigd: een aankondiging van gegunde opdracht overeenkomstig artikel 70.

9.   Aan de ondernemers of partijen die betrokken zijn of partij zijn bij het dynamische aankoopsysteem mogen voorafgaand aan of gedurende de geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem geen kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 53

Elektronische veilingen

1.   De aanbestedende instanties kunnen elektronische veilingen gebruiken waarin nieuwe, verlaagde prijzen, en/of nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen worden voorgesteld.

Hiertoe organiseren aanbestedende instanties de elektronische veilingen als een zich herhalend elektronisch proces dat plaatsvindt na de eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen en dat hun klassering op basis van automatische beoordelingsmethoden mogelijk maakt.

Bepaalde opdrachten voor diensten en bepaalde opdrachten voor werken die betrekking hebben op intellectuele verrichtingen, zoals het ontwerpen van werken, die niet op basis van automatische evaluatie kunnen worden ingedeeld, worden niet elektronisch geveild.

2.   Bij openbare procedures, niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging kunnen de aanbestedende instanties besluiten de gunning van een opdracht te laten voorafgaan door een elektronische veiling, wanneer de inhoud van de aanbestedingsstukken, in het bijzonder de technische specificaties, nauwkeurig kan worden vastgesteld.

Onder dezelfde voorwaarden kan een elektronische veiling worden gebruikt bij het opnieuw tot mededinging oproepen van de partijen bij een raamovereenkomst als bedoeld in artikel 51, lid 2, alsmede bij de oproep tot mededinging voor opdrachten die worden gegund in het kader van een dynamisch aankoopsysteem als bedoeld in artikel 52.

3.   De elektronische veiling is gebaseerd op een van de volgende elementen van de inschrijvingen:

a)

alleen de prijzen, wanneer de opdracht louter op basis van de prijs wordt gegund;

b)

op de prijzen en/of de waarden van de elementen van de inschrijvingen zoals aangegeven in de aanbestedingsstukken wanneer de opdracht wordt gegund op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding of aan de inschrijver met de laagste kostprijs op basis van kosteneffectiviteit.

4.   De aanbestedende instanties die een elektronische veiling houden, maken daarvan melding in de aankondiging van de opdracht, in het verzoek tot bevestiging van belangstelling, of wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving. De aanbestedingsstukken bevatten ten minste de in bijlage VII genoemde informatie.

5.   Alvorens tot de elektronische veiling over te gaan, verrichten de aanbestedende instanties een eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen aan de hand van het gunningscriterium of de gunningscriteria en de weging die daartoe is vastgesteld.

Een inschrijving wordt als ontvankelijk beschouwd indien zij is ingediend door een inschrijver die niet is uitgesloten uit hoofde van artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, en voldoet aan de selectiecriteria vastgesteld in de artikelen 78 en 80, en wiens inschrijving overeenstemt met de technische specificaties en niet onregelmatig of onaanvaardbaar is.

Met name inschrijvingen die niet voldoen aan de vereisten in de aanbestedingsstukken, die te laat zijn binnengekomen, waarbij aantoonbaar sprake is van ongeoorloofde afspraken of corruptie, of die door de aanbestedende dienst als abnormaal laag zijn beoordeeld, worden onregelmatig geacht. Met name inschrijvingen ingediend door inschrijvers die niet over de vereiste kwalificaties beschikken, en inschrijvingen waarvan de prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag, vastgesteld en gedocumenteerd vóór de aanvang van de aanbestedingsprocedure, overschrijdt, worden als onaanvaardbaar beschouwd.

De inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor de opdracht, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, kennelijk niet voorziet in de in de aanbestedings-stukken omschreven behoeften en eisen van de aanbestedende instantie. Een verzoek tot deelname wordt niet geschikt geacht wanneer de betrokken onderneming overeenkomstig artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, kan of moet worden uitgesloten, of niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 78 of artikel 80 door de aanbestedende instantie bepaalde selectiecriteria.

Alle inschrijvers die een ontvankelijke inschrijving hebben ingediend, worden tegelijkertijd via elektronische weg uitgenodigd om aan de elektronische veiling deel te nemen, door op het vermelde tijdstip overeenkomstig de in de uitnodiging vermelde instructies gebruik te maken van de verbindingen. De elektronische veiling kan in een aantal opeenvolgende fasen verlopen. Zij vangt op zijn vroegst twee werkdagen na de datum van verzending van de uitnodigingen aan.

6.   De uitnodiging gaat vergezeld van het resultaat van de volledige beoordeling van de betrokken inschrijving, uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 82, lid 5, eerste alinea, bedoelde weging.

De uitnodiging vermeldt eveneens de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling zal worden gebruikt om de automatische herklasseringen te bepalen op basis van de ingediende nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden. Behalve in de gevallen waarin economisch voordeligste inschrijving uitsluitend op basis van de prijs wordt bepaald, houdt deze formule rekening met het gewicht dat aan alle vastgestelde criteria is toegekend om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen, zoals in de aankondiging die gebruikt wordt als oproep tot mededinging of in andere aanbestedingsstukken is aangegeven. Daartoe moeten eventuele marges vooraf in een bepaalde waarde worden uitgedrukt.

Wanneer varianten zijn toegestaan, moeten voor elke variant afzonderlijke formules worden verstrekt.

7.   In elke fase van de elektronische veiling verstrekken de aanbestedende instanties alle inschrijvers onmiddellijk voldoende informatie om hen in staat te stellen op elk moment hun respectieve klassering te kennen. Zij kunnen ook andere informatie betreffende andere ingediende prijzen of waarden meedelen, mits dit in de specificaties is vermeld. Zij kunnen voorts op ieder ogenblik meedelen hoeveel inschrijvers aan de fase van de veiling deelnemen. Zij mogen echter hoe dan ook in geen enkele fase van de elektronische veiling de identiteit van de inschrijvers bekendmaken.

8.   De aanbestedende instanties kunnen de elektronische veiling op één of meer van de onderstaande wijzen afsluiten:

a)

op het vooraf aangegeven tijdstip;

b)

wanneer zij geen nieuwe prijzen of nieuwe waarden meer ontvangen die voldoen aan de voorschriften inzake minimumverschillen, mits zij vooraf hebben aangegeven welke termijn zij na ontvangst van de laatste aanbieding in acht zullen nemen alvorens de elektronische veiling te sluiten, of

c)

wanneer het vooraf aangegeven aantal fasen in de veiling volledig is doorlopen.

Wanneer de aanbestedende instanties het voornemen hebben de elektronische veiling overeenkomstig punt c) van het eerste lid af te sluiten, in voorkomend geval in combinatie met de onder b) daarvan bepaalde regelingen, vermeldt de uitnodiging tot deelname aan de veiling het tijdschema voor elke fase van de veiling.

9.   Na sluiting van de elektronische veiling gunnen de aanbestedende instanties de opdracht overeenkomstig artikel 82, op basis van de resultaten van de elektronische veiling.

Artikel 54

Elektronische catalogi

1.   Wanneer het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht is, kunnen de aanbestedende instanties verlangen dat de inschrijvingen in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend of een elektronische catalogus bevatten.

De lidstaten kunnen het gebruik van elektronische catalogi verplicht stellen bij bepaalde typen aanbestedingen.

Inschrijvingen die in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend, kunnen vergezeld gaan van andere documenten ter aanvulling van de inschrijving.

2.   Elektronische catalogi worden door de gegadigden of inschrijvers opgesteld met het oog op deelname aan een bepaalde aanbestedingsprocedure in overeenstemming met de specificaties en het formaat als vastgesteld door de aanbestedende instantie.

Voorts voldoen elektronische catalogi aan de voorschriften inzake elektronische communicatiemiddelen alsmede aan alle aanvullende voorschriften als vastgesteld door de aanbestedende instantie overeenkomstig artikel 40.

3.   Wanneer de indiening van inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi wordt aanvaard dan wel verplicht is gesteld, gaan de aanbestedende instanties als volgt te werk:

a)

zij vermelden dit in de aankondiging van de opdracht, in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of, wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandeling;

b)

zij verstrekken in de aanbestedingsstukken alle nodige informatie overeenkomstig artikel 40, lid 6, betreffende het formaat, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen voor de verbinding en specificaties voor de catalogus.

4.   Wanneer een raamovereenkomst met meer dan één ondernemer is gesloten na indiening van de inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi, kunnen de aanbestedende instanties bepalen dat voor specifieke opdrachten opnieuw tot mededinging wordt opgeroepen op basis van bijgewerkte catalogi. In dat geval gebruiken de aanbestedende instanties een van de volgende methoden:

a)

zij verzoeken de inschrijvers hun elektronische catalogi, na aanpassing aan de eisen van de betrokken opdracht, opnieuw in te dienen, of

b)

zij delen de inschrijvers mee dat zij voornemens zijn uit de reeds ingediende elektronische catalogi de nodige informatie te verzamelen om inschrijvingen op te maken die aan de vereisten van de betrokken opdracht aangepast zijn, mits het gebruik van deze methode in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst is aangekondigd.

5.   Wanneer de aanbestedende instanties voor specifieke opdrachten overeenkomstig lid 4, onder b), opnieuw tot mededinging oproepen, delen zij aan de inschrijvers mede op welk tijdstip zij voornemens zijn de nodige informatie te verzamelen voor het verrichten van nieuwe inschrijvingen die aangepast zijn aan de vereisten van de betrokken specifieke opdracht, en verlenen zij de inschrijvers de mogelijkheid om het verzamelen van informatie te weigeren.

De aanbestedende instanties voorzien in een toereikende termijn tussen de mededeling en het daadwerkelijk verzamelen van de informatie.

Vóór de gunning van de opdracht leggen de aanbestedende instanties de verzamelde informatie over aan de betrokken inschrijver zodat deze kan betwisten of bevestigen dat de inschrijving geen materiële fouten bevat.

6.   Aanbestedende instanties mogen opdrachten gunnen op grond van een dynamisch aankoopsysteem door te eisen dat de inschrijvingen voor een specifieke opdracht worden ingediend in de vorm van een elektronische catalogus.

De aanbestedende instanties kunnen opdrachten ook gunnen op grond van een dynamisch aankoopsysteem overeenkomstig lid 4, onder b), en lid 5, mits het verzoek om deelname aan het dynamische aankoopsysteem vergezeld gaat van een elektronische catalogus in overeenstemming met de technische specificaties en indeling zoals vastgesteld door de aanbestedende dienst. Deze catalogus wordt vervolgens aangevuld door de gegadigden, wanneer zij in kennis zijn gesteld van het voornemen van de aanbestedende instantie om inschrijvingen op te maken door middel van de procedures van lid 4, onder b).

Artikel 55

Gecentraliseerde aankoopactiviteiten en aankoopcentrales

1.   De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instanties werken, leveringen en/of diensten kunnen inkopen van een aankoopcentrale die de gecentraliseerde aankoopactiviteit biedt als bedoeld in artikel 2, punt 10, onder a).

De lidstaten kunnen eveneens bepalen dat de aanbestedende instanties werken, leveringen en diensten kunnen verwerven via opdrachten die door een aankoopcentrale worden gegund, door gebruik te maken van door een aankoopcentrale geëxploiteerde dynamische aankoopsystemen of door gebruik te maken van een raamovereenkomst die is gesloten door een aankoopcentrale die de in artikel 2, punt 10, onder b), bedoelde gecentraliseerde aankoopactiviteit verricht. Wanneer een door een aankoopcentrale geëxploiteerd dynamisch aankoopsysteem door andere aanbestedende instanties mag worden gebruikt, wordt dit vermeld in de oproep tot mededinging voor het opzetten van dat dynamische aankoopsysteem.

Met betrekking tot de eerste en tweede alinea, kunnen de lidstaten bepalen dat bepaalde aanbestedingen geschieden door gebruik te maken van aankoopcentrales of één of meer welbepaalde aankoopcentrales.

2.   Een aanbestedende instantie voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer zij leveringen of diensten verkrijgt bij een aankoopcentrale die de gecentraliseerde aankoopactiviteit biedt als bedoeld in artikel 2, punt 10, onder a).

Voorts voldoet een aanbestedende instantie aan haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer zij werken, leveringen of diensten verkrijgt door gebruik te maken van door de aankoopcentrale gegunde opdrachten, door gebruik te maken van door de aankoopcentrale geëxploiteerde dynamische aankoopsystemen, of door gebruik te maken van een raamovereenkomst die is gesloten door de aankoopcentrale die de gecentraliseerde aankoopactiviteit biedt als bedoeld in artikel 2, punt 10, onder b).

De betrokken aanbestedende instantie is evenwel verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wat betreft de delen die zij zelf verricht, zoals:

a)

het gunnen van een opdracht in het kader van een dynamisch aankoopsysteem dat door een aankoopcentrale wordt geëxploiteerd, of

b)

een nieuwe oproep tot mededinging doen uitgaan op grond van een raamovereenkomst die is gesloten door een aankoopcentrale.

3.   Voor alle aanbestedingsprocedures van een aankoopcentrale worden elektronische communicatiemiddelen gebruikt overeenkomstig de voorschriften van artikel 40.

4.   Aanbestedende instanties mogen, zonder toepassing van de in deze richtlijn vervatte procedures, een opdracht voor diensten ten behoeve van de levering van gecentraliseerde aankoopactiviteiten gunnen aan een aankoopcentrale.

Deze opdrachten voor diensten mogen ook het verrichten van aanvullende aankoopactiviteiten omvatten.

Artikel 56

Occasionele gezamenlijke gunning

1.   Twee of meer aanbestedende instanties kunnen overeenkomen bepaalde specifieke aanbestedingen gezamenlijk te verrichten.

2.   Wanneer een volledig aanbestedingsprocedure gezamenlijk wordt uitgevoerd namens en voor rekening van alle betrokken aanbestedende instanties, zijn deze gezamenlijk verantwoordelijk voor het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Dit geldt ook wanneer slechts één aanbestedende instantie de procedure beheert en optreedt namens zichzelf en namens de andere betrokken aanbestedende instanties.

Als een aanbestedingsprocedure niet in zijn geheel wordt uitgevoerd namens en voor rekening van de betrokken aanbestedende instanties, zijn deze gezamenlijk enkel verantwoordelijk voor de delen die gezamenlijk worden uitgevoerd. Elke aanbestedende instantie is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn met betrekking tot de delen die zij in eigen naam en voor eigen rekening uitvoert.

Artikel 57

Aanbesteding door aanbestedende instanties van verschillende lidstaten

1.   Onverminderd de artikelen 28 tot en met 31 kunnen aanbestedende instanties van verschillende lidstaten gezamenlijk optreden bij het plaatsen van opdrachten door gebruik te maken van een van de in dit artikel voorziene middelen.

De aanbestedende instanties maken geen gebruik van de in dit artikel voorziene middelen om de toepassing te voorkomen van dwingende publiekrechtelijke bepalingen die in overeenstemming zijn met het Unierecht en waaraan zij onderworpen zijn in hun lidstaat.

2.   Een lidstaat verbiedt zijn aanbestedende instanties niet gebruik te maken van gecentraliseerde aankoopactiviteiten die door in een andere lidstaat gevestigde aankoopcentrales worden aangeboden.

Voor gecentraliseerde aankoopactiviteiten aangeboden door een aankoopcentrale die gevestigd is in een andere lidstaat dan de aanbestedende instantie, kunnen de lidstaten evenwel bepalen dat hun aanbestedende instanties alleen gebruik mogen maken van de gecentraliseerde aankoopactiviteiten als omschreven in artikel 2, punt 10, onder a) of b).

3.   Het leveren van gecentraliseerde aankoopactiviteiten door een in een andere lidstaat gevestigde aankoopcentrale, geschiedt in overeenstemming met de nationale bepalingen van de lidstaat waar de aankoopcentrale is gevestigd.

De nationale bepalingen van de lidstaat waar de aankoopcentrale is gevestigd, zijn ook van toepassing op:

a)

het gunnen van een opdracht in het kader van een dynamisch aankoopsysteem;

b)

het doen uitgaan van een nieuwe oproep tot mededinging in het kader van een raamovereenkomst.

4.   Verschillende aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten kunnen gezamenlijk een opdracht gunnen, een raamovereenkomst sluiten of een dynamisch aankoopsysteem exploiteren. Zij kunnen eveneens opdrachten gunnen op basis van de raamovereenkomst of het dynamische aankoopsysteem. Tenzij de noodzakelijke elementen zijn geregeld door een tussen de betrokken lidstaten gesloten internationale overeenkomst, sluiten de deelnemende aanbestedende instanties een overeenkomst die het volgende bepaalt:

a)

de verantwoordelijkheden van de partijen en de relevante toepasselijke nationale bepalingen;

b)

de interne organisatie van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van het beheer van de procedure, de verdeling van de te gunnen werken, leveringen of diensten en de sluiting van overeenkomsten.

Een deelnemende aanbestedende instantie voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer hij werken, leveringen of diensten aankoopt van een aanbestedende instantie die verantwoordelijk is voor de aanbestedingsprocedure. Bij het vaststellen van de verantwoordelijkheden en het toepasselijke nationale recht als bedoeld onder a), kunnen de deelnemende aanbestedende instanties onder elkaar specifieke verantwoordelijkheden verdelen en de toepasselijke bepalingen vaststellen van het nationale recht van de betrokken lidstaat. De verdeling van de verantwoordelijkheden en het toepasselijke nationale recht wordt voor gezamenlijk gegunde opdrachten vermeld in de aanbestedingsdocumenten.

5.   Wanneer meerdere aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten een gezamenlijke entiteit hebben opgericht, inclusief Europese groeperingen voor territoriale samenwerking krachtens Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad (41) of andere onder het recht van de Unie vallende entiteiten, komen de deelnemende aanbestedende instanties bij besluit van het bevoegde orgaan van de gezamenlijke entiteit overeen welke aanbestedingsregels van een van de volgende lidstaten van toepassing zijn:

a)

de nationale bepalingen van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn statutaire zetel heeft;

b)

de nationale bepalingen van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn activiteiten uitoefent.

De in de eerste alinea bedoelde overeenkomst kan voor onbepaalde tijd gelden indien de oprichtingsakte van de gezamenlijke entiteit daarin voorziet, of beperkt zijn tot een bepaalde termijn of tot een aantal soorten opdrachten of tot één of meer individuele gunningen van opdrachten.

HOOFDSTUK III

Verloop van de procedure

Afdeling 1

Voorbereiding

Artikel 58

Voorafgaande marktraadplegingen

Vóór de aanvang van een aanbestedingsprocedure kunnen aanbestedende instanties, ter voorbereiding van de aanbesteding, marktraadplegingen houden om de ondernemers op de hoogte te brengen van hun aanbestedingsplannen en -voorwaarden.

Met dit doel kunnen aanbestedende instanties bijvoorbeeld advies van onafhankelijke deskundigen of instanties of van marktdeelnemers inwinnen of ontvangen. Dat advies kan worden gebruikt bij de planning en uitvoering van de aanbestedingsprocedure, mits dit advies niet leidt tot vervalsing van de mededinging en geen aanleiding geeft tot schending van de beginselen van non-discriminatie en transparantie.

Artikel 59

Voorafgaande betrokkenheid van gegadigden of inschrijvers

Wanneer een gegadigde of inschrijver of een met een gegadigde of inschrijver verbonden onderneming de aanbestedende instantie of instanties heeft geadviseerd, al dan niet in het kader van artikel 58, of anderszins betrokken is geweest bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, neemt de aanbestedende instantie passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt vervalst door de deelname van die gegadigde of inschrijver.

Deze maatregelen omvatten de mededeling aan andere gegadigden en inschrijvers van relevante informatie die is uitgewisseld in het kader van of ten gevolge van de betrokkenheid van de gegadigde of inschrijver bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, alsmede de vaststelling van passende termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen. De betrokken gegadigde of inschrijver wordt slechts van de aanbestedingsprocedure uitgesloten indien er geen andere middelen zijn om de naleving van het beginsel gelijke behandeling te verzekeren.

Alvorens te worden uitgesloten, moeten gegadigden of inschrijvers de kans krijgen te bewijzen dat hun betrokkenheid bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure de mededinging niet kan vervalsen. De maatregelen moeten worden vermeld in het krachtens artikel 100 vereiste proces-verbaal.

Artikel 60

Technische specificaties

1.   De technische specificaties als omschreven in punt 1 van bijlage VIII maken deel uit van de aanbestedingsstukken. In de technische specificaties wordt bepaald welke kenmerken worden voorgeschreven voor werken, leveringen of diensten.

Die kenmerken kunnen ook verband houden met het specifieke proces of de specifieke methode van productie of verrichting van de gevraagde werken, leveringen of diensten of met een specifiek proces van een ander stadium van de levenscyclus ervan, zelfs wanneer deze factoren niet tot de materiële essentie van de werken, leveringen of diensten behoren, mits zij met het voorwerp van de opdracht verbonden en in verhouding tot de waarde en de doelstellingen ervan zijn.

De technische specificaties kunnen tevens bepalen of de overdracht van intellectuele-eigendomsrechten vereist is.

Voor alle aanbestedingen die zijn bedoeld voor gebruik door natuurlijke personen, hetzij door het grote publiek, hetzij door het personeel van de aanbestedende instantie, moeten de technische specificaties, uitgezonderd in behoorlijk gemotiveerde gevallen, zodanig worden opgesteld dat rekening wordt gehouden met de criteria inzake toegankelijkheid voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers.

Wanneer bij rechtshandeling van de Unie verplichte vereisten inzake toegankelijkheid zijn vastgesteld, moet bij de vaststelling van technische specificaties wat toegankelijkheidscriteria voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers betreft daarnaar worden verwezen.

2.   De technische specificaties bieden inschrijvers gelijke toegang tot de aanbestedingsprocedures en mogen er niet toe leiden dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging worden opgeworpen.

3.   Onverminderd dwingende nationale technische voorschriften, voor zover deze verenigbaar zijn met het recht van de Unie, worden de technische specificaties aangegeven op een van de volgende wijzen:

a)

in termen van prestatie of functionele eisen, inclusief milieukenmerken, mits de parameters voldoende nauwkeurig zijn opdat de inschrijvers het voorwerp van de opdracht kunnen bepalen en de aanbestedende instanties de opdracht kunnen gunnen;

b)

door verwijzing naar de technische specificaties en, in volgorde van voorkeur, de nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, de Europese technische beoordelingen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere door de Europese normalisatie-instellingen opgestelde technische referentiesystemen, of, bij gebreke van dit alles, de nationale normen, de nationale technische goedkeuringen dan wel de nationale technische specificaties inzake het ontwerpen, het berekenen en het uitvoeren van de werken en het gebruik van de leveringen; elke verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”;

c)

in termen van de onder a) bedoelde prestatie of functionele eisen, waarbij onder vermoeden van overeenstemming met deze prestatie of functionele eisen wordt verwezen naar de onder b) bedoelde technische specificaties;

d)

door verwijzing naar de onder b) bedoelde technische specificaties voor bepaalde kenmerken, en naar de onder a) bedoelde prestatie of functionele eisen voor andere kenmerken.

4.   Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding of verwijzing is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de opdracht niet mogelijk is door toepassing van lid 3. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.

5.   Wanneer een aanbestedende instantie gebruikmaakt van de mogelijkheid te verwijzen naar de in lid 3, onder b), genoemde technische specificaties, wijst zij een inschrijving niet af op grond van het feit dat de aangeboden werken, leveringen of diensten niet overeenstemmen met de betrokken technische specificaties, wanneer de inschrijver in zijn inschrijving met elk passend middel, inclusief de in artikel 62 bedoelde bewijsmiddelen, aantoont dat de voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze voldoen aan de in de technische specificaties gestelde eisen.

6.   Wanneer een aanbestedende instantie gebruikmaakt van de in lid 3, onder a), geboden mogelijkheid de technische specificaties in termen van prestatie of functionele eisen vast te stellen, wijst zij een inschrijving voor werken, leveringen of diensten niet af die voldoet aan een nationale norm waarbij een Europese norm is omgezet, een Europese technische goedkeuring, een gemeenschappelijke technische specificatie, een internationale norm, een door een Europees normalisatieorgaan ingesteld technisch verwijzingssysteem, wanneer deze specificaties betrekking hebben op de door de aanbestedende instantie vastgestelde prestatie of functionele eisen.

De inschrijver bewijst in zijn inschrijving met elk passend middel, waaronder de in artikel 62 bedoelde middelen, dat het werk, de levering of de dienst dat/die in overeenstemming is met de norm, voldoet aan de prestatie of functionele eisen van de aanbestedende instantie.

Artikel 61

Keurmerken

1.   Wanneer de aanbestedende instanties het voornemen hebben werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken aan te kopen, kunnen zij, in de technische specificaties, de gunningscriteria of de voorwaarden betreffende de uitvoering van de opdracht, een specifieke keurmerk eisen als bewijs dat de werken, diensten of leveringen overeenstemmen met de vereiste voorschriften, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de keurmerkeisen hebben alleen betrekking op criteria die verband houden met het voorwerp van de opdracht en zijn geschikt voor de omschrijving van de kenmerken van de werken, leveringen of diensten die het voorwerp van de opdracht vormen;

b)

de keurmerkeisen zijn gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria;

c)

het keurmerk is vastgesteld in een open en transparante procedure waaraan alle belanghebbenden, inclusief overheidsinstanties, consumenten, sociale partners, fabrikanten, distributeurs en niet-gouvernementele organisaties kunnen deelnemen;

d)

het keurmerk is voor alle betrokken partijen toegankelijk;

e)

de keurmerkeisen worden vastgesteld door een derde partij waarover de ondernemer die het keurmerk aanvraagt, geen beslissende invloed uitoefent.

Indien de aanbestedende instanties niet eisen dat de werken, leveringen of diensten aan alle keurmerkeisen voldoen, geven zij aan welke keurmerkeisen worden bedoeld.

Aanbestedende instanties die een specifiek keurmerk eisen, aanvaarden alle keurmerken die bevestigen dat de werken, leveringen of diensten aan gelijkwaardige keurmerkeisen voldoen.

Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar niet de mogelijkheid heeft gehad het door de aanbestedende instantie aangegeven specifieke keurmerk of een gelijkwaardig keurmerk binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende instantie andere geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, mits de betrokken ondernemer aantoont dat de door hem te leveren werken, leveringen of diensten voldoen aan het door de aanbestedende instantie aangegeven specifieke keurmerk of aan de specifieke eisen.

2.   Wanneer een keurmerk aan de voorwaarden van lid 1, eerste alinea, onder b), c), d) en e), voldoet maar eveneens eisen stelt die geen verband houden met het voorwerp van de opdracht, eisen de aanbestedende instanties niet het keurmerk als zodanig maar kunnen zij de technische specificaties vaststellen door verwijzing naar de gedetailleerde technische specificaties van dat keurmerk, of indien noodzakelijk, delen daarvan die verband houden met het voorwerp van de opdracht en geschikt zijn voor de omschrijving van de kenmerken van dit voorwerp.

Artikel 62

Testverslagen, certificatie en andere bewijsmiddelen

1.   De aanbestedende instanties kunnen eisen dat ondernemers een testverslag of certificaat van een conformiteitsbeoordelingsinstantie verstrekken als bewijs van overeenstemming met de voorschriften of criteria die zijn neergelegd in de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.

Wanneer aanbestedende instanties eisen dat certificaten van een specifieke conformiteitsbeoordelingsinstantie worden overgelegd, worden door hen ook certificaten van andere gelijkwaardige conformiteitsbeoordelingsinstanties aanvaard.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie in de zin van dit lid is een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren, en geaccrediteerd is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (42).

2.   Aanbestedende instanties aanvaarden andere dan de in lid 1 bedoelde geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, wanneer de betrokken ondernemer geen toegang heeft tot de in lid 1 bedoelde certificaten of testverslagen of deze niet binnen de desbetreffende termijnen kan verkrijgen, mits het ontbreken van toegang de betrokken ondernemer niet valt aan te rekenen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemer daarbij aantoont dat de door hem geleverde werken, leveringen of diensten voldoen aan de voorschriften of criteria van de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.

3.   De lidstaten verstrekken andere lidstaten op hun verzoek alle informatie met betrekking tot de middelen en documenten die overeenkomstig artikel 60, lid 6, artikel 61, en de leden 1 en 2 van dit artikel zijn overgelegd. De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de ondernemer verstrekken deze informatie overeenkomstig artikel 102.

Artikel 63

Mededeling van de technische specificaties

1.   Op verzoek van ondernemers die belangstelling hebben voor een opdracht, verstrekken de aanbestedende instanties de technische specificaties die regelmatig in hun opdrachten voor werken, leveringen of diensten worden vermeld, of de technische specificaties die zij voornemens zijn toe te passen in opdrachten waarvoor de oproep tot mededinging een periodieke indicatieve aankondiging is. Deze specificaties worden met elektronische middelen beschikbaar gesteld voor onbeperkte, volledige, rechtstreekse en kosteloze toegang.

De technische specificaties worden evenwel toegezonden met andere middelen dan langs elektronische weg wanneer kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken niet kan worden geboden om een van de in artikel 40, lid 1, tweede alinea, vermelde redenen of omdat de aanbestedende instanties voornemens zijn artikel 39, lid 2, toe te passen.

2.   Indien de technische specificaties gebaseerd zijn op documenten die met elektronische middelen vrij, rechtstreeks, volledig en kosteloos beschikbaar zijn voor belangstellende ondernemers, kan worden volstaan met een verwijzing naar deze documenten.

Artikel 64

Varianten

1.   De aanbestedende instanties kunnen de inschrijvers toestaan of de eis opleggen varianten in te dienen die aan de door de aanbestedende instanties gestelde minimumeisen voldoen.

Aanbestedende instanties vermelden in de aanbestedingsstukken of zij al dan niet varianten toestaan of eisen en, indien dat het geval is, aan welke minimumeisen deze varianten moeten voldoen, alsmede hoe zij moeten worden ingediend, met name of varianten slechts kunnen worden ingediend wanneer ook een inschrijving die geen variant is, is ingediend. Wanneer varianten toegestaan of vereist zijn, zorgen zij er ook voor dat de gekozen gunningscriteria kunnen worden toegepast op varianten die aan deze minimumvoorschriften voldoen, en op conforme inschrijvingen die geen varianten zijn.

2.   Bij procedures voor het gunnen van opdrachten voor leveringen of diensten mogen de aanbestedende instanties die varianten hebben toegestaan of geëist, een variant niet afwijzen uitsluitend omdat deze, mocht hij worden gekozen, tot een opdracht voor diensten in plaats van een opdracht voor leveringen, dan wel tot een opdracht voor leveringen in plaats van een opdracht voor diensten zou leiden.

Artikel 65

Verdeling van opdrachten in percelen

1.   Aanbestedende instanties kunnen besluiten een opdracht te gunnen in de vorm van afzonderlijke percelen en kunnen de omvang en het voorwerp van deze percelen bepalen.

Aanbestedende instanties vermelden in de aankondiging van de opdracht, in het verzoek tot bevestiging van belangstelling, of wanneer tot mededinging is opgeroepen in een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandeling, of inschrijvingen kunnen worden ingediend voor één, voor meer, dan wel voor alle percelen.

2.   De aanbestedende instanties mogen, zelfs indien er inschrijvingen mogen worden ingediend voor meerdere of alle percelen, het aantal aan een inschrijver te gunnen percelen beperken, mits het maximumaantal in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling, tot inschrijving, of tot onderhandeling, is aangegeven. Aanbestedende instanties vermelden in de aanbestedingsstukken de objectieve en niet-discriminerende criteria of regels die zij voornemens zijn toe te passen om te bepalen welke percelen zullen worden gegund indien de toepassing van de gunningscriteria zou leiden tot de gunning van meer percelen dan het maximumaantal aan een zelfde inschrijver.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat, indien meer dan één perceel aan dezelfde inschrijver kan worden gegund, de aanbestedende instanties een opdracht kunnen gunnen voor een combinatie van percelen of voor alle percelen wanneer zij in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling, tot inschrijving, of tot onderhandeling hebben gespecificeerd dat zij zich daartoe de mogelijkheid voorbehouden en aangegeven hebben welke percelen of groepen van percelen kunnen worden gecombineerd.

4.   De lidstaten kunnen het verplicht stellen om opdrachten als afzonderlijke percelen te gunnen onder voorwaarden die overeenkomstig het nationale recht dienen te worden bepaald, rekening houdend met het Unierecht. Lid 1, tweede alinea, en, waar passend, lid 3 zijn van toepassing.

Artikel 66

Het bepalen van termijnen

1.   Bij de vaststelling van de termijnen voor de aanvragen tot deelname en de ontvangst van inschrijvingen moeten aanbestedende instanties in het bijzonder rekening houden met de complexiteit van de opdracht en met de voor de voorbereiding van de inschrijvingen benodigde tijd, onverminderd de in de artikelen 45 tot en met 49 vastgestelde minimumtermijnen.

2.   Wanneer inschrijvingen slechts kunnen plaatsvinden na een bezoek aan de plaats of na inzage ter plaatse van de documenten waarop die aanbestedingsstukken steunen, worden de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen, die langer zijn dan de in de artikelen 45 tot en met 49 vastgelegde minimumtermijnen, zodanig vastgesteld dat alle betrokken ondernemers de gelegenheid hebben kennis te nemen van de voor het opstellen van de inschrijvingen vereiste informatie.

3.   In de volgende gevallen verlengen de aanbestedende instanties de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen zodat alle betrokken ondernemers kunnen beschikken over alle nodige gegevens voor het opstellen van de inschrijvingen:

a)

indien, om welke reden dan ook, aanvullende informatie, hoewel tijdig aangevraagd door de ondernemer, niet uiterlijk zes dagen voor de voor de ontvangst van de inschrijvingen gestelde termijn is verstrekt. In het geval van de versnelde openbare procedure als bedoeld in artikel 45, lid 3, bedraagt deze termijn vier dagen;

b)

indien de aanbestedingsstukken aanzienlijk zijn gewijzigd.

De duur van de verlenging dient evenredig te zijn aan het belang van de informatie of wijziging.

Indien de aanvullende informatie niet tijdig aangevraagd is of het belang voor het opstellen van de inschrijvingen onbetekenend is, hoeven de aanbestedende instanties de termijnen niet te verlengen.

Afdeling 2

Bekendmaking en transparantie

Artikel 67

Periodieke indicatieve aankondigingen

1.   Aanbestedende instanties kunnen hun voornemens met betrekking tot een geplande aanbesteding te kennen geven door een periodieke indicatieve aankondiging te publiceren. Deze aankondiging bevat de in bijlage VI, deel A, afdeling I, omschreven informatie. Zij wordt bekendgemaakt door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of door de aanbestedende instanties via hun kopersprofiel overeenkomstig punt 2, onder b), van bijlage IX. Wanneer de periodieke indicatieve aankondiging door de aanbestedende instanties via hun kopersprofiel wordt bekendgemaakt, zenden deze een aankondiging van bekendmaking van de periodieke indicatieve aankondiging in het kopersprofiel aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie, overeenkomstig punt 3 van bijlage IX. Die aankondigingen bevatten de in bijlage VI, deel B, omschreven informatie.

2.   Wanneer een oproep tot mededinging geschiedt door middel van een periodieke indicatieve aankondiging voor niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging, voldoet de aankondiging aan de volgende vereisten:

a)

zij verwijst specifiek naar leveringen, werken of diensten waarop de te gunnen opdracht betrekking heeft;

b)

zij vermeldt dat de opdracht zal worden gegund door middel van een niet-openbare procedure of een onderhandelingsprocedure, waarbij geen oproep tot mededinging wordt bekendgemaakt, en nodigt belangstellende ondernemers uit hun belangstelling kenbaar te maken;

c)

zij bevat naast de in bijlage VI, deel A, afdeling I, bedoelde informatie de in bijlage VI, deel A, afdeling II, bedoelde informatie;

d)

de bekendmaking geschiedt tussen 35 dagen en twaalf maanden vóór de datum waarop de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling wordt verzonden.

Deze aankondigingen worden niet bekendgemaakt in een kopersprofiel. De eventuele aanvullende bekendmaking op nationaal niveau overeenkomstig artikel 72 kan evenwel via een kopersprofiel geschieden.

De periode waarop de periodieke indicatieve aankondiging betrekking heeft, is ten hoogste twaalf maanden vanaf de datum waarop de vooraankondiging ter bekendmaking is toegezonden. In het geval van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten, kan de periodieke indicatieve aankondiging bedoeld in artikel 92, lid 1, onder b), betrekking hebben op een periode van meer dan twaalf maanden.

Artikel 68

Aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling

1.   Wanneer aanbestedende instanties een erkenningsregeling overeenkomstig artikel 77 wensen in te voeren, moet met betrekking tot deze regeling een aankondiging worden opgesteld als bedoeld in bijlage X, waarin het doel van de regeling en de wijze waarop inzage in de werking van de regeling kan worden verkregen, worden aangegeven.

2.   Aanbestedende instanties vermelden de geldigheidstermijn van de erkenningsregeling in de aankondiging inzake het bestaan van die regeling. Zij brengen het Bureau voor publicaties van de Europese Unie op de hoogte van elke verandering in de geldigheidstermijn, met gebruikmaking van de volgende standaardformulieren:

a)

wanneer de geldigheidstermijn wordt gewijzigd zonder dat het systeem wordt beëindigd: het formulier voor de aankondiging inzake het bestaan van erkenningsregelingen;

b)

wanneer het systeem wordt beëindigd: een aankondiging van gegunde opdracht overeenkomstig artikel 70.

Artikel 69

Aankondigingen van opdrachten

Aankondigingen van opdrachten kunnen voor alle procedures worden gebruikt als oproep tot mededinging. Zij bevatten de in het desbetreffende onderdeel van bijlage XI omschreven informatie en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.

Artikel 70

Aankondiging van gegunde opdracht

1.   Uiterlijk 30 dagen na de sluiting van een overeenkomst of van een raamovereenkomst die volgt op het gunnings- of sluitingsbesluit, sturen de aanbestedende instanties een aankondiging van gegunde opdracht over de resultaten van de aanbestedingsprocedure.

Dit bericht bevat de in bijlage XII omschreven informatie en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.

2.   Wanneer de oproep tot mededinging voor de betrokken opdracht is verricht door middel van een periodieke indicatieve aankondiging en de aanbestedende instantie heeft besloten om geen verdere opdrachten te gunnen gedurende de periode waarop de periodieke indicatieve aankondiging betrekking heeft, wordt dit specifiek vermeld in de aankondiging van gegunde opdracht.

In het geval van overeenkomstig artikel 51 gesloten raamovereenkomsten zijn de aanbestedende instanties niet verplicht een aankondiging betreffende de resultaten van de aanbestedingsprocedure te versturen voor elke opdracht die op deze overeenkomst is gebaseerd. De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instanties aankondigingen over de resultaten van de aanbestedingsprocedure in verband met opdrachten op grond van de raamovereenkomst per kwartaal moeten bundelen. In dat geval versturen de aanbestedende instanties de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal.

De aanbestedende instanties zenden een aankondiging van gegunde opdracht binnen 30 dagen na de gunning van elke opdracht op basis van een dynamisch aankoopsysteem. Deze aankondigingen kunnen echter per kwartaal worden gebundeld. In dat geval worden de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal verstuurd.

3.   De overeenkomstig bijlage XII verstrekte informatie die voor bekendmaking is bestemd, wordt overeenkomstig bijlage IX bekendgemaakt. Sommige informatie betreffende de gunning van een opdracht of de sluiting van een raamovereenkomst behoeft niet voor bekendmaking te worden vrijgegeven indien de openbaarmaking van deze informatie de toepassing van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemers, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.

In het geval van opdrachten voor diensten inzake onderzoek en ontwikkeling („R&D services”) kan de informatie betreffende de aard en de hoeveelheid van de diensten beperkt worden tot:

a)

de aanduiding „R&D services”, wanneer de opdracht is gegund door middel van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging in overeenstemming met artikel 50, onder b);

b)

ten minste even gedetailleerde informatie als die van de aankondiging welke als oproep tot mededinging was gebruikt.

4.   Overeenkomstig bijlage XII verstrekte informatie die niet voor bekendmaking is bestemd, wordt overeenkomstig bijlage IX om statistische redenen enkel in vereenvoudigde vorm bekendgemaakt.

Artikel 71

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

1.   De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen bevatten de in bijlage VI, deel A en deel B, en de bijlagen X, XI en XII vermelde informatie in de vorm van standaardformulieren, met inbegrip van standaardformulieren voor correcties.

De Commissie stelt deze standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 105 bedoelde raadplegingsprocedure.

2.   De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen worden opgesteld, langs elektronische weg aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie gezonden en bekendgemaakt overeenkomstig bijlage IX. Aankondigingen worden uiterlijk vijf dagen na verzending bekendgemaakt. De kosten voor de bekendmaking van de aankondigingen door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gedragen door de Unie.

3.   De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen worden onverkort bekendgemaakt in de door de aanbestedende dienst gekozen officiële taal/talen van de instellingen van de Unie. Alleen de tekst of teksten in deze taalversie of taalversies is of zijn authentiek. Een samenvatting met de belangrijke gegevens van elke aankondiging wordt in de andere officiële talen van de instellingen van de Unie bekendgemaakt.

4.   Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zorgt voor herhaalde bekendmaking van de volledige tekst en van de samenvatting van de in artikel 67, lid 2, bedoelde periodieke indicatieve aankondigingen, de in artikel 52, lid 4, onder a), bedoelde oproepen tot mededinging waarbij een dynamisch aankoopsysteem wordt opgezet, en de aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling die overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder b), als oproep tot mededinging worden gebruikt:

a)

in het geval van periodieke indicatieve aankondigingen, gedurende twaalf maanden of tot de ontvangst van een aankondiging van gegunde opdracht als bedoeld in artikel 70, lid 2, waarin wordt vermeld dat er geen verdere opdrachten worden gegund gedurende de periode van twaalf maanden waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft. In het geval van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten, wordt voortgegaan met de publicatie van de periodieke indicatieve aankondiging bedoeld in artikel 92, lid 1, onder b), tot het einde van de oorspronkelijk aangegeven geldigheidstermijn of tot de ontvangst van een aankondiging van gegunde opdracht overeenkomstig artikel 70 waarin staat dat geen verdere opdrachten zullen worden gegund gedurende de periode waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft;

b)

in het geval van oproepen tot mededinging waarbij een dynamisch aankoopsysteem wordt opgezet, voor de geldigheidsduur van het dynamische aankoopsysteem;

c)

in het geval van aankondigingen betreffende het bestaan van een erkenningsregeling, voor de geldigheidsduur daarvan.

5.   De aanbestedende instanties moeten de verzenddatum van de aankondigingen kunnen aantonen.

Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verstrekt de aanbestedende instantie een bevestiging van ontvangst van de aankondiging en van bekendmaking van de verzonden informatie, met vermelding van de datum van bekendmaking. Deze bevestiging vormt het bewijs van de bekendmaking.

6.   Aanbestedende instanties kunnen aankondigingen van opdrachten voor werken, leveringen of diensten bekendmaken die niet onder de in deze richtlijn voorgeschreven bekendmakingsvoorschriften vallen, mits deze aankondigingen in elektronische vorm aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gezonden in het formaat en op de wijze als omschreven in bijlage IX.

Artikel 72

Bekendmaking op nationaal niveau

1.   De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen en de inhoud daarvan worden op nationaal niveau niet bekendgemaakt voordat zij overeenkomstig artikel 71 zijn bekendgemaakt. Bekendmaking kan in ieder geval op nationaal niveau geschieden indien de aanbestedende instanties niet binnen 48 uur na de bevestiging van ontvangst van de aankondiging overeenkomstig artikel 71 zijn geïnformeerd over de bekendmaking.

2.   Aankondigingen die op nationaal niveau worden bekendgemaakt, bevatten geen andere informatie dan de informatie in de aankondigingen die aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zijn gezonden of via een kopersprofiel zijn bekendgemaakt, en vermelden de datum van toezending van de aankondiging aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of van de bekendmaking via het kopersprofiel.

3.   Periodieke indicatieve aankondigingen worden niet via het kopersprofiel bekendgemaakt voordat de aankondiging van bekendmaking in deze vorm aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie is verzonden; zij vermelden de datum van deze verzending.

Artikel 73

Elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken

1.   De aanbestedende instanties bieden met elektronische middelen kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang tot de aanbestedingsstukken vanaf de datum van bekendmaking van een aankondiging overeenkomstig artikel 71 of vanaf de datum waarop een uitnodiging tot bevestiging van belangstelling werd verzonden.

Wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, wordt deze toegang zo snel mogelijk geboden en uiterlijk vanaf het ogenblik waarop de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandeling is verzonden. De tekst van de aankondiging of van deze uitnodigingen vermeldt het internetadres waar de aanbestedingsstukken toegankelijk zijn.

Wanneer geen kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken kan worden geboden om een van de in de in artikel 40, lid 1, tweede alinea, vermelde redenen, kunnen de aanbestedende instanties in de aankondiging of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling aangeven dat de aanbestedingsstukken zullen worden toegezonden met andere middelen dan langs elektronische weg overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel. In dat geval wordt de termijn voor de indiening van de inschrijvingen met vijf dagen verlengd, behalve in deugdelijk gemotiveerde dringende gevallen als bedoeld in artikel 45, lid 3, en wanneer de termijn in onderlinge overeenstemming is vastgesteld overeenkomstig artikel 46, lid 2, tweede alinea, of artikel 47, lid 2, tweede alinea.

Wanneer geen kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken kan worden geboden omdat aanbestedende instanties voornemens zijn artikel 39, lid 2, toe te passen, vermelden zij in de aankondiging of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling of, wanneer de oproep tot mededinging de vorm heeft van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de aanbestedingsstukken, welke maatregelen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie zij eisen en hoe toegang kan worden verkregen tot de betrokken documenten. In dat geval wordt de termijn voor de indiening van de inschrijvingen met vijf dagen verlengd, behalve in deugdelijk gemotiveerde dringende gevallen als bedoeld in artikel 45, lid 3, en wanneer de termijn in onderlinge overeenstemming is vastgesteld overeenkomstig artikel 46, lid 2, tweede alinea, of artikel 47, lid 2, tweede alinea.

2.   De aanbestedende instanties verstrekken uiterlijk zes dagen vóór de uiterste datum van ontvangst van de inschrijvingen alle inschrijvers die aan de aanbestedingsprocedure deelnemen nadere inlichtingen over de specificaties en de ondersteunende documenten, mits dit tijdig is aangevraagd. In het geval van de versnelde openbare procedure als bedoeld in artikel 45, lid 3, bedraagt deze termijn vier dagen.

Artikel 74

Uitnodigingen aan gegadigden

1.   Bij niet-openbare procedures, concurrentiegerichte dialogen, innovatiepartnerschappen en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging nodigen de aanbestedende instanties de daartoe uitgekozen gegadigden gelijktijdig en schriftelijk uit om een inschrijving in te dienen, deel te nemen aan de dialoog of te onderhandelen.

Wanneer overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder a), een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, nodigen de aanbestedende instanties de ondernemers die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt, gelijktijdig en schriftelijk uit om hun onverminderde belangstelling te bevestigen.

2.   De uitnodigingen bedoeld in lid 1 van dit artikel bevatten een verwijzing naar het elektronische adres waarop de aanbestedingsstukken rechtstreeks langs elektronische weg toegankelijk zijn. De uitnodigingen gaan vergezeld van de aanbestedingsstukken, wanneer deze documenten niet vrij, rechtstreeks, volledig en kosteloos toegankelijk zijn om de in artikel 73, lid 1, derde of vierde alinea, genoemde redenen en nog niet anderszins beschikbaar zijn. Daarnaast bevatten de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitnodigingen de in bijlage XIII voorgeschreven informatie.

Artikel 75

Informatieverstrekking aan aanvragers van erkenning, gegadigden en inschrijvers

1.   Aanbestedende instanties stellen elke gegadigde en inschrijver zo spoedig mogelijk in kennis van besluiten inzake sluiting van een raamovereenkomst, gunning van een opdracht of toelating tot een dynamisch aankoopsysteem, met inbegrip van de redenen waarom zij hebben besloten de raamovereenkomst niet te sluiten, de opdracht na oproep tot mededinging niet te gunnen of de procedure te heropenen, of het dynamische aankoopsysteem niet in te stellen.

2.   Op verzoek van de betrokken gegadigde of inschrijver informeren aanbestedende instanties zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek,

a)

iedere afgewezen gegadigde over de redenen voor de afwijzing van zijn verzoek tot deelname;

b)

iedere afgewezen inschrijver over de redenen voor de afwijzing van zijn inschrijving, met inbegrip, voor de in artikel 60, leden 5 en 6, bedoelde gevallen, van de redenen voor het besluit inzake niet-gelijkwaardigheid of het besluit dat de werken, leveringen of diensten niet aan de prestatie- en functionele eisen voldoen;

c)

iedere inschrijver die een in aanmerking komende inschrijving heeft ingediend, over de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving, alsmede over de naam van de begunstigde of de partijen bij de raamovereenkomst;

d)

iedere inschrijver die een ontvankelijke inschrijving heeft ingediend, over het verloop en de voortgang van de onderhandelingen en de dialoog met de inschrijvers.

3.   De aanbestedende instanties kunnen besluiten dat bepaalde informatie als bedoeld in de leden 1 en 2 betreffende de gunning van de opdracht, de sluiting van de raamovereenkomst of de toelating tot het dynamische aankoopsysteem niet wordt meegedeeld indien openbaarmaking van deze informatie de toepassing van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemers, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.

4.   Aanbestedende instanties die een erkenningsregeling invoeren en beheren, stellen de aanvragers binnen zes maanden in kennis van hun besluit inzake de erkenning.

Wanneer het erkenningsbesluit meer dan vier maanden vanaf de indiening van het verzoek tot erkenning in beslag neemt, stelt de aanbestedende instantie de verzoeker binnen twee maanden na de indiening in kennis van de redenen voor de verlenging van deze termijn en van de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen.

5.   Aanvragers wier verzoek om erkenning wordt geweigerd, worden zo spoedig mogelijk en binnen 15 dagen na dit besluit in kennis gesteld van dit besluit tot weigering en van de redenen voor dat besluit. De redenen moeten gebaseerd zijn op de in artikel 77, lid 2, vermelde erkenningscriteria.

6.   Aanbestedende instanties die een erkenningsregeling invoeren en beheren, kunnen de erkenning van een ondernemer slechts beëindigen om redenen die gegrond zijn op de in artikel 77, lid 2, vermelde criteria. Elk voornemen om een erkenning te beëindigen, alsmede de redenen daartoe, worden ten minste 15 dagen vóór de datum waarop de erkenning zal worden beëindigd, schriftelijk ter kennis gebracht van de ondernemer.

Afdeling 3

Selectie van deelnemers en gunning van opdrachten

Artikel 76

Algemene beginselen

1.   Voor de selectie van deelnemers aan aanbestedingsprocedures zijn de volgende regels van toepassing:

a)

aanbestedende instanties die overeenkomstig artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, regels en criteria voor de uitsluiting van inschrijvers of gegadigden hebben vastgesteld, sluiten ondernemers die aan deze criteria voldoen, uit op basis van deze regels;

b)

zij selecteren inschrijvers en gegadigden overeenkomstig de in de artikelen 78 en 80 vastgestelde objectieve regels en criteria;

c)

in niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures met oproep tot mededinging, concurrentiegerichte dialogen, en innovatiepartnerschappen beperken zij overeenkomstig artikel 78, lid 2, in voorkomend geval het aantal op grond van a) en b) van dit lid geselecteerde gegadigden.

2.   Wanneer een oproep tot mededinging geschiedt door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling en met het oog op de selectie van deelnemers in aanbestedingsprocedures voor de specifieke opdrachten waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft, volgen aanbestedende instanties de onderstaande regels:

a)

zij erkennen ondernemers overeenkomstig artikel 77;

b)

zij passen de bepalingen van lid 1 die betrekking hebben op niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen, of innovatiepartnerschappen, toe op die erkende ondernemers.

3.   Aanbestedende instanties mogen, wanneer zij de deelnemers aan een niet-openbare procedure, een onderhandelingsprocedure, een concurrentiegerichte dialoog, of een innovatiepartnerschap selecteren, in hun besluit over erkenning of wanneer de erkenningscriteria en -regels worden bijgewerkt:

a)

aan bepaalde ondernemers geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die niet aan andere zijn opgelegd;

b)

geen proeven of bewijzen eisen die een doublure zouden vormen met reeds beschikbare objectieve bewijzen.

4.   Wanneer de door de ondernemers in te dienen informatie of documentatie onvolledig of onjuist blijkt te zijn of wanneer specifieke documenten ontbreken, kunnen de aanbestedende instanties, tenzij het nationale recht waarmee uitvoering wordt gegeven aan deze richtlijn anders bepaalt, de betrokken ondernemers verzoeken die informatie of documentatie binnen een passende termijn in te dienen, aan te vullen, te verduidelijken of te vervolledigen, mits dergelijke verzoeken worden gedaan met volledige inachtneming van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie.

5.   Aanbestedende instanties toetsen de door de geselecteerde inschrijvers ingediende inschrijvingen aan de op de inschrijvingen toepasselijke regels en voorschriften en gunnen de opdracht op basis van de in de artikelen 82 en 84 bedoelde criteria, rekening houdend met artikel 64.

6.   Aanbestedende instanties kunnen besluiten een opdracht niet te gunnen aan de inschrijver die de beste inschrijving heeft ingediend, wanneer zij hebben vastgesteld dat de inschrijving niet voldoet aan de in artikel 36, lid 2, genoemde toepasselijke verplichtingen.

7.   In openbare procedures kunnen aanbestedende instanties besluiten tot onderzoek van de inschrijvingen over te gaan voordat de geschiktheid van de inschrijvers wordt beoordeeld, mits de desbetreffende bepalingen van de artikelen 76 tot en met 84 worden nageleefd, met inbegrip van de regel dat de opdracht niet wordt gegund aan een inschrijver die overeenkomstig artikel 80 moet worden uitgesloten of die niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 78, lid 1, en artikel 80 door de aanbestedende instantie vastgestelde gunningscriteria.

De lidstaten kunnen besluiten het gebruik van de procedure in de eerste alinea niet toe te staan voor, of te beperken tot, bepaalde soorten aanbestedingen of bepaalde omstandigheden.

8.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage XIV, wanneer dit noodzakelijk is, om nieuwe internationale overeenkomsten toe te voegen die door alle lidstaten zijn geratificeerd of wanneer de bestaande internationale overeenkomsten waarnaar wordt verwezen niet langer door alle lidstaten zijn geratificeerd of anderszins zijn gewijzigd, bijvoorbeeld wat betreft de werkingssfeer, de inhoud of de benaming ervan.

Onderafdeling 1

Erkenning en kwalitatieve selectie

Artikel 77

Erkenningssystemen

1.   Aanbestedende instanties kunnen desgewenst een regeling voor de erkenning van ondernemers invoeren en beheren.

Aanbestedende instanties die een erkenningsregeling invoeren of beheren, zorgen ervoor dat ondernemers te allen tijde een erkenning kunnen aanvragen.

2.   De in lid 1 bedoelde regeling kan verschillende fasen van erkenning van geschiktheid omvatten.

Aanbestedende instanties voorzien in objectieve regels en criteria voor de uitsluiting en selectie van ondernemers die erkenning aanvragen alsmede objectieve regels en criteria voor het beheer van de erkenningsregeling met betrekking tot aangelegenheden als de inschrijving in de regeling, eventuele periodieke bijwerking van de erkenningen en de looptijd van de regeling.

Wanneer deze criteria en regels technische specificaties bevatten, zijn de artikelen 60 tot en met 62 van toepassing. Deze criteria en regels kunnen zo nodig worden bijgewerkt.

3.   De in lid 2 bedoelde criteria en regels worden desgevraagd ter beschikking gesteld van ondernemers. Deze bijgewerkte criteria en regels worden aan belangstellende ondernemers meegedeeld.

Wanneer een aanbestedende instantie van oordeel is dat de erkenningsregeling van bepaalde andere diensten of instanties aan de voorwaarden voldoet, deelt zij de belangstellende ondernemers de namen van deze andere diensten of instanties mee.

4.   Er wordt een lijst van erkende ondernemers bijgehouden; deze kan worden ingedeeld in categorieën naargelang van de aard van de opdracht waarvoor de erkenning geldig is.

5.   Wanneer een oproep tot mededinging geschiedt door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, worden specifieke opdrachten voor de werken, leveringen of diensten waarop de erkenningsregeling betrekking heeft, gegund door niet-openbare procedures of onderhandelingsprocedures waarin alle inschrijvers en deelnemers worden geselecteerd uit gegadigden die reeds erkend zijn overeenkomstig deze regeling.

6.   Alle bijdragen die in rekening worden gebracht met betrekking tot aanvragen tot erkenning of voor de bijwerking of het behoud van een reeds volgens de regeling verkregen erkenning, moeten evenredig zijn met de gemaakte kosten.

Artikel 78

Kwalitatieve selectiecriteria

1.   Aanbestedende instanties kunnen objectieve regels en criteria opstellen voor de uitsluiting en selectie van inschrijvers of gegadigden; deze regels en criteria worden ter beschikking gesteld van belangstellende ondernemers.

2.   Wanneer aanbestedende instanties een passend evenwicht tot stand moeten brengen tussen de bijzondere kenmerken van de aanbestedingsprocedure en de daarvoor noodzakelijke middelen, kunnen zij in niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen, of innovatiepartnerschappen objectieve regels en criteria vaststellen om in deze behoefte te voorzien en kunnen zij het aantal gegadigden beperken dat tot de inschrijving of tot onderhandelingen zal worden uitgenodigd. Bij de vaststelling van het aantal gegadigden wordt echter rekening gehouden met de noodzaak voldoende concurrentie te waarborgen.

Artikel 79

Beroep op de draagkracht van andere entiteiten

1.   Wanneer de objectieve criteria en regels voor uitsluiting en selectie van ondernemers die erkenning in een erkenningsregeling aanvragen, voorschriften betreffende de economische en financiële draagkracht van de ondernemer of zijn technische en beroepsbekwaamheid inhouden, kan deze zich in voorkomend geval beroepen op de capaciteit van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die entiteiten. Wat betreft de criteria inzake de onderwijs- en beroepskwalificaties van de dienstverlener of de aannemer of die van het leidinggevend personeel van de onderneming of inzake de relevante beroepservaring, mogen ondernemers zich evenwel slechts beroepen op de capaciteit van andere entiteiten wanneer laatstgenoemde de werken of diensten waarvoor die vereist is, zal verrichten. Wanneer een ondernemer zich wil beroepen op de draagkracht of capaciteit van andere entiteiten, toont hij ten behoeve van de aanbestedende dienst aan dat hij voor de volledige geldigheidsduur van de erkenningsregeling kan beschikken over deze middelen, bijvoorbeeld door overlegging van de desbetreffende verbintenis door deze entiteiten.

Wanneer aanbestedende instanties overeenkomstig artikel 80 van deze richtlijn een beroep hebben gedaan op de in Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitings- of selectiecriteria, gaan zij in overeenstemming met artikel 80, lid 3, van deze richtlijn, na of de andere entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen, aan de betrokken selectiecriteria voldoen dan wel of er gronden tot uitsluiting zijn, die de aanbestedende diensten hebben vermeld, overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU. De aanbestedende instantie eist dat de ondernemer een entiteit ten aanzien waarvan dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, die de aanbestedende instanties hebben vermeld, vervangt. De aanbestedende instantie kan eisen, of de lidstaat kan eisen dat zij eist, dat de ondernemer een entiteit ten aanzien waarvan niet-dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, die de aanbestedende instanties hebben vermeld, vervangt.

Indien een ondernemer zich beroept op de draagkracht van andere entiteiten voor het vervullen van de economische en financiële criteria, kunnen de aanbestedende instanties eisen dat de ondernemer en die entiteiten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.

Onder dezelfde voorwaarden kan een combinatie van ondernemers als bedoeld in artikel 37, lid 2, zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan de combinatie of van andere entiteiten.

2.   Wanneer de objectieve criteria en regels voor uitsluiting en selectie van gegadigden en inschrijvers in openbare of niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen, of innovatiepartnerschappen voorschriften betreffende de economische en financiële draagkracht van de ondernemer of zijn technische en beroepsbekwaamheid inhouden, kan deze zich in voorkomend geval en voor een bijzondere opdracht beroepen op de draagkracht van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met deze diensten. Wat betreft de criteria inzake de onderwijs- en beroepskwalificaties van de dienstverlener of de aannemer of die van het leidinggevend personeel van de onderneming of inzake de relevante beroepservaring, mogen ondernemers zich evenwel slechts beroepen op de capaciteit van andere entiteiten wanneer laatstgenoemde de werken of diensten waarvoor die vereist is, zal verrichten. Wanneer een ondernemer zich wil beroepen op de draagkracht of capaciteit van andere entiteiten, toont hij ten behoeve van de aanbestedende instantie aan dat hij voor de volledige geldigheidsduur van de erkenningsregeling kan beschikken over de nodige middelen, bijvoorbeeld door overlegging van een verbintenis door deze entiteiten.

Wanneer aanbestedende instanties overeenkomstig artikel 80 van deze richtlijn een beroep hebben gedaan op de in Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitings- of selectiecriteria, gaan zij in overeenstemming met artikel 80, lid 3, van deze richtlijn na of de andere entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen, aan de betrokken selectiecriteria voldoen dan wel of er gronden tot uitsluiting zijn, die de aanbestedende instanties hebben vermeld, overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU. De aanbestedende instantie eist dat de ondernemer een entiteit die niet voldoet aan een betrokken selectiecriterium, of ten aanzien waarvan gronden tot uitsluiting bestaan die de aanbestedende instantie heeft vermeld, vervangt. De aanbestedende instantie kan eisen, of de lidstaat kan eisen dat zij eist, dat de ondernemer een entiteit ten aanzien waarvan door de instantie genoemde niet-dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, die de aanbestedende instantie heeft vermeld, vervangt.

Indien een ondernemer zich beroept op de draagkracht van andere entiteiten voor het vervullen van de economische en financiële criteria, kunnen de aanbestedende instanties eisen dat de ondernemer en die entiteiten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.

Onder dezelfde voorwaarden kan een combinatie van ondernemers zoals bedoeld in artikel 37 zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan de combinatie of van andere entiteiten.

3.   In het geval van opdrachten voor werken, diensten en plaatsings- of installatiewerkzaamheden in het kader van een opdracht voor diensten kunnen aanbestedende instanties eisen dat bepaalde kritieke taken rechtstreeks door de inschrijver zelf worden verricht, of wanneer de inschrijving door een combinatie van ondernemers als bedoeld in artikel 37, lid 2, is ingediend, door een deelnemer aan die combinatie.

Artikel 80

Gebruik van uitsluitingsgronden en selectiecriteria als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU

1.   De objectieve regels en criteria voor uitsluiting en selectie van ondernemers die erkenning in een erkenningsregeling aanvragen, en de objectieve regels en criteria voor uitsluiting en selectie van gegadigden en inschrijvers in openbare of niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen of innovatiepartnerschappen kunnen de in artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitingsgronden inhouden volgens de daarin bepaalde voorwaarden.

Wanneer de aanbestedende instantie een aanbestedende dienst is, omvatten deze regels en criteria de in artikel 57, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitingsgronden volgens de in dat artikel bedoelde voorwaarden.

Op verzoek van de lidstaten, omvatten deze regels en criteria de in artikel 57, lid 4, van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitingsgronden volgens de in dat artikel bedoelde voorwaarden.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde regels en criteria kunnen de in artikel 58 van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde gunningscriteria inhouden volgens de daarin bepaalde voorwaarden, met name met betrekking tot de beperkingen inzake voorschriften over jaaromzet, als bedoeld in lid 3, tweede alinea, van dat artikel.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel zijn de artikelen 59 tot en met 61 van Richtlijn 2014/24/EU van toepassing.

Artikel 81

Kwaliteitsnormen en normen inzake milieubeheer

1.   Ingeval aanbestedende instanties de overlegging eisen van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde kwaliteitsnormen, met inbegrip van normen inzake toegankelijkheid voor gehandicapten, verwijzen zij naar regelingen voor kwaliteitsbewaking op basis van de desbetreffende Europese normenreeks die door geaccrediteerde instanties overeenkomstig de Europese normenreeks zijn gecertificeerd. Zij erkennen gelijkwaardige certificaten van in andere lidstaten gevestigde instellingen. Zij aanvaarden eveneens andere bewijzen inzake gelijkwaardige kwaliteitsgaranties wanneer de betrokken ondernemer die certificaten niet binnen de gestelde termijnen kon verkrijgen om redenen die niet aan hem toe te schrijven zijn, mits de ondernemer het bewijs levert dat de voorgestelde maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking aan de kwaliteitsnormen te voldoen.

2.   Wanneer aanbestedende instanties de overlegging eisen van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde regelingen of normen inzake milieubeheer, verwijzen zij naar het milieubeheer en milieuauditsysteem (EMAS) van de Unie of enig ander milieubeheersysteem als erkend overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 of andere normen inzake milieubeheer op basis van de toepasselijke Europese of internationale normen die door geaccrediteerde instanties zijn gecertificeerd. Zij erkennen gelijkwaardige certificaten van in andere lidstaten gevestigde instellingen.

Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar geen toegang had tot de certificaten of niet de mogelijkheid had deze binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende instantie andere passende bewijzen van gelijkwaardige maatregelen inzake milieubeheer, mits de ondernemer aantoont dat de deze maatregelen gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens de toepasselijke regelingen of normen inzake milieubeheer vereist zijn.

3.   De lidstaten stellen andere lidstaten op verzoek alle informatie ter beschikking die betrekking heeft op documenten die worden overgelegd als bewijs van de naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde kwaliteits- en milieunormen.

Onderafdeling 2

Gunning van de opdracht

Artikel 82

Gunningscriteria

1.   Onverminderd de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de prijs van bepaalde leveringen of de vergoeding van bepaalde diensten, baseren de aanbestedende instanties de gunning van opdrachten op de economisch meest voordelige inschrijving.

2.   De economisch meest voordelige inschrijving uit het oogpunt van de aanbestedende instantie wordt vastgesteld op basis van de prijs of de kosten, op basis van kosteneffectiviteit, zoals de levenscycluskosten, overeenkomstig artikel 83, waarbij onder meer de beste prijs-kwaliteitsverhouding in aanmerking kan worden genomen, te bepalen op basis van criteria, waaronder kwalitatieve, milieu- en/of sociale aspecten, die verband houden met het voorwerp van de betrokken opdracht. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende criteria:

a)

kwaliteit, waaronder technische verdienste, esthetische en functionele kenmerken, toegankelijkheid, geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, sociale, milieu- en innovatieve kenmerken en, de handel en de voorwaarden waaronder deze plaatsvindt;

b)

de organisatie, de kwalificatie en de ervaring van het personeel voor de uitvoering van de opdracht, wanneer de kwaliteit van dat personeel een aanzienlijke invloed kan hebben op het niveau van de uitvoering van de opdracht, of

c)

klantenservice en technische bijstand, alsmede leveringsvoorwaarden zoals leveringsdatum en leveringsperiode of termijn voor voltooiing, verbintenissen inzake onderdelen en bevoorradingsvoorziening.

Het kostenelement kan ook de vorm aannemen van een vaste prijs of vaste kosten op basis waarvan de ondernemers zullen concurreren op kwaliteitscriteria alleen.

De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instanties de prijs of de kosten niet als enige gunningscriterium mogen hanteren of de toepassing ervan beperken tot bepaalde categorieën aanbestedende instanties of bepaalde soorten opdrachten.

3.   Gunningscriteria worden geacht verband te houden met het voorwerp van de overheidsopdracht wanneer zij betrekking hebben op de in het kader van die opdracht te verrichten werken, leveringen of diensten, in alle opzichten en in elk stadium van hun levenscyclus, met inbegrip van factoren die te maken hebben met:

a)

het specifieke productieproces, het aanbieden of de verhandeling van deze werken, leveringen of diensten, of

b)

een specifiek proces voor een andere fase van hun levenscyclus,

zelfs wanneer deze factoren geen deel uitmaken van hun materiële basis.

4.   Gunningscriteria mogen er niet toe leiden dat de aanbestedende instantie onbeperkte keuzevrijheid heeft. Zij waarborgen de mogelijkheid van daadwerkelijke mededinging en gaan vergezeld van specificaties aan de hand waarvan de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk kan worden getoetst om te beoordelen hoe goed de inschrijvingen aan de gunningscriteria voldoen. In geval van twijfel, controleren de aanbestedende instanties de juistheid van de door de inschrijvers verstrekte informatie en bewijsmiddelen.

5.   De aanbestedende instantie specificeert in de aanbestedingsstukken het relatieve gewicht dat zij voor de bepaling van de economisch meest voordelige inschrijving aan elk van de gekozen criteria toekent, behalve wanneer deze louter op basis van de prijs wordt bepaald.

Dit relatieve gewicht kan worden uitgedrukt in een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum.

Wanneer weging om objectieve redenen niet mogelijk is, vermeldt de aanbestedende instantie de criteria in dalende graad van belangrijkheid.

Artikel 83

Levenscycluskosten

1.   Levenscycluskosten hebben voor zover relevant betrekking op alle of een deel van de volgende kosten gedurende de levenscyclus van een product, dienst of werk:

a)

kosten gedragen door de aanbestedende instantie of andere gebruikers, zoals:

i)

kosten in verband met de verwerving;

ii)

gebruikskosten, zoals kosten voor verbruik van energie en andere hulpbronnen;

iii)

onderhoudskosten;

iv)

kosten volgend uit het einde van de levenscyclus, zoals inzamelings- en recyclingkosten.

b)

kosten toegerekend aan externe milieueffecten die verband houden met het product, de dienst of de werken gedurende de levenscyclus, mits hun geldwaarde kan worden bepaald en gecontroleerd; deze kosten kunnen de kosten van de broeikasgasemissies en andere verontreinigende emissies en andere kosten voor bestrijding van klimaatverandering omvatten.

2.   Wanneer aanbestedende instanties de kosten van het gebruik van een levenscyclusmethode ramen, vermelden zij in de aanbestedingsstukken de door de inschrijvers te verstrekken gegevens en de methoden die de aanbestedende instantie zal gebruiken om de levenscycluskosten op basis van deze gegevens te bepalen.

De methode die wordt gebruikt voor de raming van de aan externe milieueffecten toegerekende kosten dient aan alle volgende voorwaarden te voldoen:

a)

zij is gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria. Met name wanneer zij niet is bedoeld voor herhaalde of voortdurende toepassing zal zij bepaalde ondernemers niet ten onrechte bevoordelen of benadelen;

b)

zij is toegankelijk voor alle betrokken partijen;

c)

de vereiste gegevens kunnen met een redelijke inspanning worden verstrekt door normaal zorgvuldige ondernemers, met inbegrip van ondernemers uit derde landen die partij zijn bij de GPA-overeenkomst of andere internationale overeenkomsten waaraan de Unie gebonden is.

3.   Wanneer een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de levenscycluskosten verplicht is op grond van een wetgevingshandeling van de Unie, wordt die gemeenschappelijke methode toegepast voor de raming van de levenscycluskosten.

Een lijst van deze wetgevingshandelingen, en waar nodig gedelegeerde handelingen die hen aanvullen, is opgenomen in bijlage XV.

De Commissie is bevoegd voor het overeenkomstig artikel 103 vaststellen van gedelegeerde handelingen betreffende het actualiseren van deze lijst, wanneer actualisering van de lijst noodzakelijk is vanwege de goedkeuring van nieuwe wetgeving die een gemeenschappelijke methode verplicht maakt, of vanwege de intrekking of wijziging van bestaande rechtshandelingen.

Artikel 84

Abnormaal lage inschrijvingen

1.   De aanbestedende instanties verplichten ondernemers ertoe de in de inschrijving voorgestelde prijs of kosten nader toe te lichten wanneer de inschrijving in verhouding tot de werken, leveringen of diensten abnormaal laag lijkt te zijn.

2.   De in lid 1 bedoelde toelichtingen kunnen met name betrekking hebben op:

a)

de doelmatigheid van het fabricageprocedé, van de geleverde diensten of van de bouwmethode;

b)

de gekozen technische oplossingen of de uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver bij de levering van de producten, het verrichten van de diensten of de uitvoering van de werken gebruik kan maken;

c)

de originaliteit van de door de inschrijver voorgestelde werken, leveringen of diensten;

d)

het vervullen van de in artikel 36, lid 2, genoemde verplichtingen;

e)

het vervullen van de in artikel 88 genoemde verplichtingen;

f)

de eventuele ontvangst van staatssteun door de inschrijver.

3.   De aanbestedende dienst beoordeelt de verstrekte informatie, waarbij hij overleg voert met de inschrijver. Hij kan de inschrijving alleen afwijzen wanneer het lage niveau van de aangerekende prijzen of kosten niet genoegzaam wordt gestaafd door het verstrekte bewijsmateriaal, rekening houdend met de in lid 2 bedoelde elementen.

De aanbestedende instanties wijzen de inschrijving af wanneer zij hebben vastgesteld dat de inschrijving abnormaal laag is omdat zij niet voldoet aan de in artikel 36, lid 2, genoemde toepasselijke verplichtingen.

4.   Wanneer een aanbestedende instantie vaststelt dat een inschrijving abnormaal laag is doordat de inschrijver staatssteun heeft ontvangen, kan de inschrijving alleen op die grond worden afgewezen na overleg met de inschrijver wanneer deze niet binnen een door de aanbestedende instantie gestelde toereikende termijn kan aantonen dat de betrokken steun verenigbaar is met de interne markt in de zin van artikel 107 VWEU. Wanneer de aanbestedende instantie in een dergelijke situatie een inschrijving afwijst, stelt zij de Commissie daarvan in kennis.

5.   De lidstaten verlenen door middel van administratieve samenwerking andere lidstaten op verzoek toegang tot alle informatie waarover zij beschikken, zoals wet- en regelgeving, algemeen verbindende collectieve arbeidsovereenkomsten en nationale technische normen, over de bewijzen en stukken die met betrekking tot de in lid 2 bedoelde gegevens worden overgelegd.

Afdeling 4

Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten en betrekkingen met deze landen

Artikel 85

Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten

1.   Dit artikel is van toepassing op inschrijvingen die producten bevatten uit derde landen waarmee de Unie niet in multilateraal of bilateraal kader een overeenkomst heeft gesloten die ondernemingen in de Unie op vergelijkbare wijze daadwerkelijk toegang verschaft tot de markten van deze derde landen. Dit artikel laat de verplichtingen van de Unie of haar lidstaten jegens derde landen onverlet.

2.   Iedere inschrijving die wordt ingediend met het oog op de gunning van een opdracht voor leveringen, kan worden afgewezen wanneer het aandeel van de uit derde landen afkomstige producten, waarvan de oorsprong wordt vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (43), meer dan 50 % uitmaakt van de totale waarde van de producten waarop deze inschrijving betrekking heeft.

Voor de toepassing van dit artikel worden de programmatuurtoepassingen die in telecommunicatienetten worden gebruikt, als producten beschouwd.

3.   Behoudens de tweede alinea van dit lid wordt, wanneer twee of meer inschrijvingen volgens de gunningcriteria van artikel 82 gelijkwaardig zijn, de voorkeur gegeven aan de inschrijvingen die niet krachtens lid 2 van dit artikel kunnen worden afgewezen. Voor de toepassing van dit artikel wordt het bedrag van de inschrijving als gelijkwaardig beschouwd indien het prijsverschil niet meer dan 3 % bedraagt.

Aan een inschrijving wordt echter niet op grond van de eerste alinea de voorkeur gegeven indien de aanbestedende instantie hierdoor genoodzaakt zou zijn apparatuur aan te schaffen met technische kenmerken die afwijken van de bestaande apparatuur, en dit tot incompatibiliteit of tot technische moeilijkheden bij het gebruik of het onderhoud zou leiden of buitensporige kosten zou meebrengen.

4.   Voor de toepassing van dit artikel worden voor de bepaling van het in lid 2 bedoelde aandeel van uit derde landen afkomstige producten de derde landen buiten beschouwing gelaten ten gunste waarvan de toepassing van deze richtlijn bij een besluit van de Raad overeenkomstig lid 1 is uitgebreid.

5.   De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 2015 en daarna jaarlijks, aan de Raad verslag uit over de vooruitgang die is geboekt bij de multilaterale of bilaterale onderhandelingen over de toegang van de ondernemingen in de Unie tot de markten van de derde landen op de onder deze richtlijn vallende gebieden, over alle ingevolge deze onderhandelingen bereikte resultaten, alsmede over de daadwerkelijke toepassing van alle gesloten overeenkomsten.

Artikel 86

Betrekkingen met derde landen op het gebied van opdrachten voor werken, leveringen en diensten

1.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle algemene moeilijkheden die hun ondernemingen feitelijk of rechtens hebben ondervonden en gerapporteerd bij het verkrijgen van opdrachten voor diensten in derde landen.

2.   De Commissie dient uiterlijk op 18 april 2019 en vervolgens periodiek, bij de Raad een verslag in betreffende de openstelling van opdrachten voor diensten in derde landen, alsook betreffende de stand van de onderhandelingen die daarover, met name in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), met deze landen worden gevoerd.

3.   De Commissie beijvert zich ervoor bij het desbetreffende derde land een situatie te verhelpen ten aanzien waarvan zij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, of op basis van andere informatie, vaststelt dat met betrekking tot het gunnen van opdrachten voor het verrichten van diensten:

a)

een derde land ondernemingen van de Unie geen toegang verleent die vergelijkbaar is met die welke de Unie toekent aan ondernemingen van dat derde land, of

b)

ondernemingen van de Unie in een derde land niet dezelfde behandeling of dezelfde concurrentiemogelijkheden krijgen als de binnenlandse ondernemingen, of

c)

ondernemingen van andere derde landen een gunstiger behandeling krijgen dan ondernemingen van de Unie.

4.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle moeilijkheden die hun ondernemingen feitelijk of rechtens hebben ondervonden en gerapporteerd die te wijten zijn aan het feit dat de in bijlage XIV bedoelde internationale arbeidsnormen niet in acht zijn genomen toen deze ondernemingen trachtten in derde landen opdrachten voor diensten toegewezen te krijgen.

5.   In de in de leden 3 en 4 genoemde gevallen kan de Commissie te allen tijde de Raad voorstellen een uitvoeringshandeling vast te stellen om het gunnen van opdrachten voor diensten gedurende een in die uitvoeringshandeling te bepalen periode te schorsen of te beperken ten aanzien van:

a)

ondernemingen waarop de wetgeving van het betrokken derde land van toepassing is;

b)

ondernemingen die met de onder a) bedoelde ondernemingen zijn verbonden en die hun statutaire zetel in de Unie hebben, maar die geen daadwerkelijke en directe band met de economie van een lidstaat hebben;

c)

ondernemingen die inschrijvingen indienen welke betrekking hebben op diensten die hun oorsprong hebben in het desbetreffende derde land.

De Raad neemt zijn besluit zo spoedig mogelijk en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

De Commissie kan deze maatregelen uit eigen beweging of op verzoek van een lidstaat voorstellen.

6.   Dit artikel laat de verplichtingen van de Unie ten aanzien van derde landen uit hoofde van internationale overeenkomsten inzake overheidsopdrachten, met name in WTO-verband, onverlet.

HOOFDSTUK IV

Uitvoering van de opdracht

Artikel 87

Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd

Aanbestedende instanties kunnen speciale voorwaarden verbinden aan de uitvoering van een opdracht, mits deze verband houden met het voorwerp van de opdracht in de zin van artikel 82, lid 3, en vermeld zijn in de oproep tot mededinging of in de aanbestedingsstukken. Deze voorwaarden kunnen onder andere verband houden met economische, innovatie- of milieugerelateerde dan wel sociale of arbeidsgerelateerde overwegingen.

Artikel 88

Onderaanneming

1.   De bevoegde nationale instanties, die handelen binnen de perken van hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, zorgen er door middel van passende maatregelen voor dat onderaannemers de in artikel 36, lid 2, genoemde verplichtingen naleven.

2.   In de aanbestedingsstukken kan de aanbestedende instantie de inschrijver verzoeken, of hij kan door een lidstaat worden verplicht hem te verzoeken, in zijn inschrijving aan te geven welk gedeelte van de opdracht hij eventueel voornemens is aan derden in onderaanneming te geven en welke onderaannemers hij voorstelt.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instantie verschuldigde betalingen op verzoek van de onderaannemer en wanneer de aard van de opdracht dit mogelijk maakt, rechtstreeks aan de onderaannemer overmaakt voor werken, leveringen of diensten aan de ondernemer aan wie de opdracht is gegund (de hoofdaannemer). Deze maatregelen kunnen onder meer bestaan in passende mechanismen waardoor de hoofdaannemer zich kan verzetten tegen onverschuldigde betalingen. Regelingen betreffende deze wijze van betaling worden in de aanbestedingsdocumenten omschreven.

4.   De leden 1 tot en met 3 laten de vraag naar de aansprakelijkheid van de hoofdondernemer onverlet.

5.   In het geval van opdrachten voor werken en met betrekking tot diensten die ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende instantie moeten worden verleend, na de gunning van de opdracht en ten laatste wanneer met de uitvoering van de opdracht wordt begonnen, verlangt de aanbestedende instantie van de hoofdaannemer dat hij aan de aanbestedende instantie de volgende gegevens verstrekt: naam, contactgegevens en wettelijke vertegenwoordigers van zijn onderaannemers die bij de uitvoering van de werken of het verrichten van de diensten betrokken zijn, voor zover deze gegevens op dat moment bekend zijn. De aanbestedende instantie verlangt van de hoofdaannemer dat deze hem tijdens de looptijd van de opdracht in kennis stelt van alle wijzigingen in deze gegevens, alsmede van de vereiste gegevens betreffende eventuele nieuwe onderaannemers die hij nadien bij de uitvoering van de werken of de verlening van de diensten zal betrekken.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de lidstaten de verplichting om de vereiste gegevens te verstrekken rechtstreeks aan de hoofdaannemer opleggen.

Indien zulks noodzakelijk is voor de toepassing van lid 6, onder b), van dit artikel worden bij de vereiste gegevens eigen verklaringen van de onderaannemers gevoegd als bepaald in artikel 80, lid 3. De uitvoeringsmaatregelen in de zin van lid 8 van dit artikel kunnen bepalen dat onderaannemers die na de gunning van de opdracht worden voorgesteld, in plaats van de eigen verklaring de certificaten en andere ondersteunende documenten voorleggen.

De eerste alinea is niet van toepassing op leveranciers.

De aanbestedende instanties kunnen de in de eerste alinea genoemde verplichtingen uitbreiden, of door een lidstaat worden verplicht deze te uit te breiden, bijvoorbeeld tot:

a)

opdrachten voor leveringen, opdrachten voor diensten andere dan die welke ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst moeten worden verleend, of tot bij de opdrachten voor werken of diensten betrokken leveranciers;

b)

onderaannemers van de onderaannemers van de hoofdaannemer of verderop in de keten van onderaannemers.

6.   Ter voorkoming van inbreuken op de in artikel 36, lid 2, genoemde verplichtingen kunnen passende maatregelen worden getroffen zoals:

a)

Indien het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling van hoofdelijke aansprakelijkheid van de onderaannemers en de hoofdaannemer, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de toepasselijke regels in overeenstemming met de in artikel 36, lid 2, genoemde voorwaarden worden toegepast.

b)

De aanbestedende diensten kunnen, conform artikel 80, lid 3, van deze richtlijn controleren, of door de lidstaten worden verplicht te controleren, of er gronden voor uitsluiting van onderaannemers in de zin van artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU voorhanden zijn. In dat geval verlangt de aanbestedende dienst dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer waarvan het onderzoek heeft uitgewezen dat er dwingende gronden voor uitsluiting zijn. De aanbestedende dienst kan eisen, of door een lidstaat worden verplicht te eisen, dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer ten aanzien van wie in het onderzoek gronden tot niet-verplichte uitsluiting aan het licht zijn gekomen.

7.   De lidstaten kunnen in hun nationale recht voorzien in strengere aansprakelijkheidsvoorschriften of voorschriften betreffende rechtstreekse betalingen aan onderaannemers, bijvoorbeeld door te voorzien in rechtstreekse betalingen aan onderaannemers zonder dat deze aannemers om dergelijke rechtstreekse betalingen moeten verzoeken.

8.   De lidstaten die ervoor gekozen hebben te voorzien in maatregelen op grond van de leden 3, 5 of 6 bepalen in hun wet- en regelgeving en met inachtneming van het Unierecht onder welke voorwaarden deze maatregelen ten uitvoer kunnen worden gelegd. Daarbij kunnen de lidstaten de toepassing ervan beperken tot bijvoorbeeld bepaalde soorten opdrachten, bepaalde categorieën aanbestedende instanties of ondernemers of bepaalde bedragen.

Artikel 89

Wijziging van opdrachten gedurende de looptijd

1.   Opdrachten en raamovereenkomsten kunnen in overeenstemming met deze richtlijn zonder nieuwe aanbestedingsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:

a)

wanneer de initiële aanbestedingsstukken duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige herzieningsclausules, waaronder eventueel prijsherzieningsclausules, of opties bevatten die voorzien in die wijzigingen, ongeacht hun monetaire waarde. Deze clausules omschrijven de omvang en de aard van mogelijke wijzigingen of opties alsmede de voorwaarden waaronder deze kunnen worden gebruikt. Zij voorzien niet in wijzigingen of keuzemogelijkheden die de algemene aard van de opdracht of raamovereenkomst zouden veranderen;

b)

voor door de oorspronkelijke aannemer te verrichten aanvullende werken, diensten of leveringen, ongeacht hun waarde, die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke aanbesteding waren opgenomen, indien een verandering van aannemer:

i)

wanneer uitvoering niet mogelijk is om economische of technische redenen, zoals wanneer de aanvullende producten of diensten uitwisselbaar of interoperabel moeten zijn met bestaande uitrusting, software, diensten of installaties die in het kader van de oorspronkelijke opdracht zijn verworven, en

ii)

tot aanzienlijk ongemak of aanzienlijke kostenstijgingen zou leiden voor de aanbestedende instantie;

c)

indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige ondernemer niet kon voorzien;

ii)

de wijziging brengt geen verandering in de algemene aard van de opdracht;

d)

wanneer een nieuwe aannemer de aannemer aan wie de aanbestedende dienst de opdracht aanvankelijk had gegund, vervangt ten gevolge van:

i)

een ondubbelzinnige herzieningsclausule of optie overeenkomstig punt a);

ii)

rechtsopvolging onder algemene of gedeeltelijke titel in de positie van de aanvankelijke aannemer, ten gevolge van herstructurering van de onderneming, onder meer door overname, fusie, acquisitie of insolventie, door een andere ondernemer die voldoet aan de aanvankelijk vastgestelde criteria voor kwalitatieve selectie, mits dit geen andere wezenlijke wijzigingen in de opdracht meebrengt en niet is bedoeld om de toepassing van deze richtlijn te omzeilen, of

iii)

het feit dat de aanbestedende instantie zelf de verplichtingen van de hoofdaannemer ten aanzien van zijn onderaannemers opneemt, indien overeenkomstig artikel 88 in deze mogelijkheid is voorzien;

e)

indien de wijzigingen, ongeacht hun waarde, niet wezenlijk zijn in de zin van lid 4.

De aanbestedende instanties die in de onder b) en c) van dit lid genoemde gevallen een opdracht hebben gewijzigd, zorgen voor de bekendmaking van een daartoe strekkende aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze aankondiging bevat de in bijlage XVI omschreven informatie en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.

2.   Opdrachten kunnen zonder toetsing aan de voorwaarden van lid 4, onder a) tot en met d), en zonder nieuwe aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn eveneens worden gewijzigd indien de waarde van de wijziging beneden beide volgende waarden blijft:

i)

de in artikel 15 genoemde drempels, en

ii)

10 % van de waarde van de aanvankelijke opdracht voor leveringen en diensten en minder dan 15 % van de waarde van de aanvankelijke opdracht voor werken.

De wijziging mag de algemene aard van de opdracht of raamovereenkomst evenwel niet veranderen. In het geval van verscheidene opeenvolgende wijzigingen wordt de waarde beoordeeld op basis van de netto cumulatieve waarde van de opeenvolgende wijzigingen.

3.   Voor de berekening van de in lid 2 vermelde prijs wordt — voor zover de opdracht in een indexeringsclausule voorziet — de geactualiseerde prijs als referentiewaarde gehanteerd.

4.   Een wijziging van een opdracht of een raamovereenkomst tijdens de looptijd wordt als wezenlijk beschouwd in de zin van lid 1, onder e), wanneer de opdracht of raamovereenkomst hierdoor materieel komt te verschillen van de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst. Onverminderd de leden 1 en 2 wordt een wijziging geacht wezenlijk te zijn wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de wijziging voorziet in voorwaarden die, als zij deel van de aanvankelijke aanbestedingsprocedure hadden uitgemaakt, de toelating van andere dan de aanvankelijk geselecteerde gegadigden en de gunning van de opdracht aan een andere inschrijver mogelijk zouden hebben gemaakt dan wel bijkomende deelnemers aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben aangetrokken;

b)

de wijziging verandert het economische evenwicht van de opdracht of de raamovereenkomst ten gunste van de opdrachtnemer op een wijze die niet is voorzien in de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst;

c)

de wijziging leidt tot een aanzienlijke verruiming van het toepassingsgebied van de opdracht of raamovereenkomst.

d)

een nieuwe aannemer is in de plaats gekomen van de aannemer aan wie de aanbestedende instantie de opdracht aanvankelijk had gegund in andere dan de in lid 1, onder d), genoemde gevallen.

5.   Een nieuwe aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn is vereist voor andere wijzigingen van de bepalingen van een opdracht voor werken, leveringen of diensten of een raamovereenkomst gedurende de looptijd dan die bedoeld in de leden 1 en 2.

Artikel 90

Beëindiging van opdrachten

De lidstaten dragen er zorg voor dat de aanbestedende instanties de mogelijkheid hebben, ten minste in de volgende omstandigheden en onder de voorwaarden bepaald door het toepasselijke nationale recht, opdrachten voor werken, leveringen of diensten te beëindigen tijdens de looptijd, wanneer blijkt dat:

a)

de opdracht ingrijpend is gewijzigd waardoor een nieuwe aanbestedingsprocedure vereist zou zijn geweest op grond van artikel 89;

b)

de aannemer, op het moment van de gunning van de opdracht, in een van de situaties als bedoeld in artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU verkeerde en derhalve uitgesloten had moeten worden van de aanbestedingsprocedure op grond van artikel 80, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn;

c)

de opdracht niet aan de aannemer had mogen worden gegund wegens een ernstige inbreuk op de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen en deze richtlijn, welke door het Hof van Justitie van de Europese Unie als zodanig is aangemerkt in een procedure uit hoofde van artikel 258 VWEU.

TITEL III

BIJZONDERE AANBESTEDINGSREGELINGEN

HOOFDSTUK I

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Artikel 91

Gunning van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten

De in bijlage XVII opgesomde opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten worden gegund in overeenstemming met dit hoofdstuk wanneer de waarde van de opdracht gelijk is aan of hoger dan de in artikel 15, eerste alinea, onder c), vastgestelde drempel.

Artikel 92

Bekendmaking van aankondigingen

1.   Aanbestedende instanties die voornemens zijn om een opdracht te gunnen voor de in artikel 91 bedoelde diensten, maken hun voornemen hiertoe kenbaar op een van de volgende wijzen:

a)

door een aankondiging van een opdracht, of

b)

door een periodieke indicatieve aankondiging, die herhaald wordt bekendgemaakt. De periodieke indicatieve aankondiging verwijst specifiek naar de soorten diensten waarop de te gunnen opdracht betrekking heeft. Er wordt in vermeld dat de opdrachten worden gegund zonder verdere bekendmaking en de belangstellende ondernemers worden erin verzocht hun belangstelling schriftelijk kenbaar te maken, of

c)

door een aankondiging betreffende het bestaan van een erkenningssysteem, welke herhaald wordt bekendgemaakt.

De eerste alinea is evenwel niet van toepassing wanneer een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging had kunnen worden gebruikt overeenkomstig artikel 50 betreffende het gunnen van opdrachten voor diensten.

2.   Aanbestedende instanties die een opdracht hebben gegund voor de in artikel 91 bedoelde diensten, maken de resultaten hiervan bekend in een aankondiging van een gegunde opdracht. Deze aankondigingen kunnen echter per kwartaal worden gebundeld. In dat geval worden de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal toegezonden.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aankondigingen bevatten de respectievelijk in de delen A, B, C en D van bijlage XVIII omschreven informatie, in overeenstemming met de standaardmodellen. De Commissie stelt de standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 105 bedoelde raadplegingsprocedure.

4.   De in dit artikel bedoelde aankondigingen worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.

Artikel 93

Beginselen van het gunnen van opdrachten

1.   De lidstaten stellen nationale regels voor het gunnen van opdrachten op grond van dit hoofdstuk op, om ervoor te zorgen dat de aanbestedende instanties de beginselen van transparantie en gelijke behandeling van ondernemers naleven. Het staat de lidstaten vrij de geldende procedurele regels vast te stellen zolang aanbestedende instanties rekening kunnen houden met de specifieke kenmerken van de betrokken diensten.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat aanbestedende instanties rekening kunnen houden met de noodzaak de kwaliteit, continuïteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid, beschikbaarheid en volledigheid van de diensten, de specifieke behoeften van verschillende categorieën gebruikers, met inbegrip van kansarme en kwetsbare groepen, de betrokkenheid en inspraak van gebruikers en de innovatie te verzekeren. De lidstaten kunnen ook bepalen dat de keuze van de dienstenaanbieder geschiedt op basis van de inschrijving die de beste prijs-kwaliteitsverhouding biedt, rekening houdend met de kwaliteits- en duurzaamheidscriteria voor sociale diensten.

Artikel 94

Voorbehouden opdrachten voor bepaalde diensten

1.   De lidstaten kunnen bepalen dat deelname aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten uitsluitend voor diensten op het gebied van gezondheid, sociale en culturele diensten bedoeld in artikel 91, die vallen onder de CPV-codes 75121000-0, 75122000-7, 75123000-4, 79622000-0, 79624000-4, 79625000-1, 80110000-8, 80300000-7, 80420000-4, 80430000-7, 80511000-9, 80520000-5, 80590000-6, van 85000000-9 tot en met 85323000-9, 92500000-6, 92600000-7, 98133000-4, 98133110-8, door aanbestedende instanties die aanbestedende diensten zijn, aan bepaalde organisaties mag worden voorbehouden.

2.   Een in lid 1 bedoelde organisatie moet aan alle hierna volgende voorwaarden voldoen:

a)

haar doel is het vervullen van een opdracht van algemeen belang die verband houdt met de in lid 1 bedoelde diensten;

b)

winsten worden opnieuw geïnvesteerd met het oogmerk het doel van de organisatie te behartigen. Wanneer winsten worden uitgekeerd of herverdeeld, dan moet dit op grond van participatieve overwegingen geschieden;

c)

de beheers- of eigendomsstructuren van de organisatie die de opdracht uitvoert, zijn gebaseerd op werknemersaandeelhouderschap of beginselen van participatie, of vergen de actieve participatie van werknemers, gebruikers of belanghebbenden, en

d)

door de betrokken aanbestedende dienst is uit hoofde van dit artikel in de laatste drie jaar aan de organisatie geen opdracht voor de diensten in kwestie gegund.

3.   De opdracht heeft een maximale looptijd van drie jaar.

4.   In de oproep tot mededinging wordt naar dit artikel verwezen.

5.   Niettegenstaande artikel 108 evalueert de Commissie de effecten van dit artikel en brengt zij daarover uiterlijk op 18 april 2019 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit.

HOOFDSTUK II

Regels inzake prijsvragen

Artikel 95

Toepassingsgebied

1.   Dit hoofdstuk is van toepassing op prijsvragen die worden uitgeschreven als onderdeel van een procedure voor het gunnen van een opdracht voor diensten, mits de geraamde waarde van de opdracht, exclusief btw, en met inbegrip van andere mogelijke prijzen of vergoedingen aan deelnemers, gelijk is aan of groter dan het in artikel 15, eerste alinea, onder a), vastgestelde bedrag.

2.   Dit hoofdstuk is van toepassing op alle prijsvragen waarvan het totale bedrag van het prijzengeld en de betalingen aan deelnemers, met inbegrip van de geraamde waarde exclusief btw van de opdracht voor diensten die later kan worden gegund overeenkomstig artikel 50, onder j), indien de aanbestedende instantie in de aankondiging van de prijsvraag een dergelijke gunning niet uitsluit, gelijk is aan of groter dan het in artikel 15, eerste alinea, onder a), vastgestelde bedrag.

Artikel 96

Aankondigingen

1.   Aanbestedende instanties die voornemens zijn een prijsvraag uit te schrijven, doen daartoe een oproep tot mededinging in een aankondiging van een prijsvraag.

Wanneer zij het voornemen hebben om overeenkomstig artikel 50, onder j), een vervolgopdracht voor een dienst te gunnen, wordt dit in de aankondiging van de opdracht vermeld.

Aanbestedende instanties die een prijsvraag hebben uitgeschreven, maken de resultaten daarvan bekend in een aankondiging.

2.   De oproep tot mededinging bevat de in bijlage XIX omschreven informatie en de aankondiging betreffende de resultaten van een prijsvraag bevat de in bijlage XX bedoelde informatie in het formaat van standaardformulieren. De Commissie stelt de standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 105 bedoelde raadplegingsprocedure.

De aankondiging van de resultaten van een prijsvraag wordt binnen 30 dagen na de sluiting van de prijsvraag toegezonden aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie.

Indien openbaarmaking van de gegevens over de uitslag van de prijsvraag de handhaving van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang of schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemers, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers, behoeven deze gegevens niet te worden bekendgemaakt.

3.   Artikel 71, leden 2 tot en met 6, is ook van toepassing op aankondigingen betreffende prijsvragen.

Artikel 97

Regels voor het uitschrijven van prijsvragen, de selectie van deelnemers en de jury

1.   Voor het uitschrijven van prijsvragen passen aanbestedende instanties procedures toe die aan titel I en dit hoofdstuk zijn aangepast.

2.   De toelating van deelnemers tot prijsvragen mag niet worden beperkt:

a)

tot het grondgebied van een lidstaat of een deel daarvan;

b)

op grond van het feit dat de deelnemers, ingevolge de wetgeving van de lidstaat waar de prijsvraag wordt uitgeschreven, hetzij natuurlijke personen hetzij rechtspersonen moeten zijn.

3.   Bij prijsvragen met een beperkt aantal deelnemers stellen aanbestedende instanties duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast. In elk geval moet het aantal gegadigden dat tot deelname aan de prijsvraag wordt uitgenodigd, toereikend zijn om daadwerkelijke mededinging te waarborgen.

4.   De jury bestaat uitsluitend uit natuurlijke personen die onafhankelijk zijn van de deelnemers aan de prijsvraag. Wanneer van de deelnemers aan een prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie wordt geëist, moet ten minste een derde van de juryleden dezelfde kwalificatie of een gelijkwaardige kwalificatie hebben.

Artikel 98

Beslissingen van de jury

1.   De jury is autonoom in haar beslissingen en adviezen.

2.   De jury onderzoekt de projecten op basis van door de gegadigden anoniem ingediende ontwerpen en uitsluitend op grond van de criteria die in de aankondiging van de prijsvraag zijn vermeld.

3.   Zij stelt een door haar leden ondertekend verslag op met de op basis van de merites van elk project vastgestelde rangorde van de projecten, vergezeld van opmerkingen en een opgave van de punten die verduidelijking behoeven.

4.   De anonimiteit moet worden geëerbiedigd totdat het advies of de beslissing van de jury bekend is.

5.   De gegadigden kunnen zo nodig worden uitgenodigd om door de jury in haar notulen vermelde vragen te beantwoorden teneinde duidelijkheid te verschaffen omtrent bepaalde aspecten van de projecten.

6.   Van de dialoog tussen de leden van de jury en de gegadigden worden volledige notulen opgesteld.

TITEL IV

BESTUUR

Artikel 99

Handhaving

1.   Met het oog op een correcte en efficiënte uitvoering zien de lidstaten erop toe dat ten minste de in dit artikel genoemde taken worden verricht door één of meer instanties, organen of structuren. Zij laten de Commissie weten welke instanties of structuren bevoegd zijn voor deze taken.

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat toezicht wordt gehouden op de toepassing van de aanbestedingsregels.

Wanneer toezichthoudende instanties of structuren eigener beweging of na de ontvangst van informatie specifieke overtredingen of systemische problemen vaststellen, zijn zij bevoegd om deze problemen te melden aan nationale auditinstanties, rechterlijke instanties of andere passende instanties of structuren, zoals de ombudsman, de nationale parlementen of parlementaire commissies.

3.   De resultaten van de toezichtactiviteiten op grond van lid 2 worden aan het publiek beschikbaar gesteld door middel van passende informatiemiddelen. Deze resultaten worden ook de Commissie ter beschikking gesteld. Deze kunnen bijvoorbeeld worden geïntegreerd in de in de tweede alinea van dit lid bedoelde toezichtrapporten.

De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 18 april 2017 en vervolgens om de drie jaar een toezichtrapport toe met, indien van toepassing, informatie over de meest voorkomende factoren die tot verkeerde toepassing of rechtsonzekerheid leiden, met inbegrip van mogelijke structurele of terugkerende problemen bij de toepassing van de regels, de mate van mkb-deelname aan overheidsopdrachten, en de preventie, opsporing en adequate melding van gevallen van aanbestedingsfraude, corruptie, belangenverstrengeling, en andere ernstige onregelmatigheden.

De Commissie kan de lidstaten ten hoogste om de drie jaar verzoeken informatie te verstrekken over de praktische uitvoering van het nationale strategische beleid inzake overheidsopdrachten.

Voor de toepassing van dit lid geldt voor „mkb” de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (44).

Op basis van de uit hoofde van dit lid ontvangen gegevens publiceert de Commissie regelmatig een verslag over de uitvoering van dat beleid in de interne markt en de beste praktijken van de nationale beleidsinitiatieven inzake aanbestedingen daarbij.

4.   De lidstaten zien erop toe dat:

a)

informatie over en richtsnoeren voor de uitleg en toepassing van het aanbestedingsrecht van de Unie gratis beschikbaar zijn, teneinde de aanbestedende diensten en ondernemers, met name mkb-ondernemingen, te helpen de aanbestedingsregels van de Unie correct toe te passen, en

b)

deze ondersteuning ter beschikking staat van de aanbestedende diensten met het oog op de planning en de uitvoering van aanbestedingsprocedures.

5.   Onverminderd de algemene procedures en werkmethoden die de Commissie heeft vastgesteld voor haar mededelingen aan en contacten met de lidstaten, wijzen de lidstaten een contactpunt aan dat met de Commissie zal samenwerken voor de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten.

6.   De aanbestedende diensten houden, ten minste gedurende de looptijd van de opdracht, kopieën bij van alle gegunde opdrachten met een waarde van ten minste:

a)

1 000 000 EUR in het geval van opdrachten voor leveringen of diensten;

b)

10 000 000 EUR in het geval van opdrachten voor werken.

De aanbestedende diensten verlenen inzage in deze opdrachten; de inzage in specifieke documenten of informatie kan echter worden geweigerd voor zover voorzien in en onder de voorwaarden van de toepasselijke Unie- of nationale voorschriften inzake toegang tot documenten en gegevensbescherming.

Artikel 100

Proces-verbalen van procedures voor het gunnen van opdrachten

1.   Aanbestedende instanties bewaren passende informatie over elke opdracht of raamovereenkomst die onder deze richtlijn valt en telkens wanneer een dynamisch aankoopsysteem wordt ingevoerd. Deze informatie moet toereikend zijn om hen later in staat te stellen hun beslissingen te rechtvaardigen met betrekking tot:

a)

de erkenning en de selectie van de ondernemers en de gunning van de opdrachten,

b)

het gebruik van onderhandelingsprocedures zonder oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 50;

c)

de niet-toepassing van het bepaalde in de hoofdstukken II tot en met IV van titel II krachtens de in de hoofdstukken II en III van titel I vervatte afwijkingen;

d)

indien nodig, de redenen voor het gebruik van niet-elektronische communicatiemiddelen bij elektronische inschrijvingen.

Indien de aankondiging van gegunde opdracht, opgesteld overeenkomstig artikel 70 of artikel 92, lid 2, de in dit lid vereiste informatie bevat, mogen de aanbestedende instanties naar die aankondiging verwijzen.

2.   Aanbestedende instanties documenteren het verloop van alle elektronische en andere aanbestedingsprocedures. Daartoe bewaren zij voldoende documenten ter onderbouwing van besluiten in alle stadia in de aanbestedingsprocedure, zoals documenten over communicatie met ondernemers en interne beraadslaging, de voorbereiding van de aanbestedingsstukken, eventuele dialoog of onderhandeling, selectie en gunning van de opdracht. De documenten worden gedurende ten minste drie jaar na de datum van gunning van de opdracht bewaard.

3.   De informatie of documenten, of de belangrijkste elementen daarvan, worden desgevraagd meegedeeld aan de Commissie of de nationale instanties, organen of structuren bedoeld in artikel 99.

Artikel 101

Nationale verslaglegging en statistische informatie

1.   De Commissie toetst de volledigheid en de kwaliteit van de aan de in de artikelen 67 tot en met 71, 92 en 96 bedoelde aankondigingen ontleende gegevens, die bekendgemaakt worden overeenkomstig bijlage IX.

Wanneer de kwaliteit en de volledigheid van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gegevens niet voldoen aan de in artikel 67, lid 1, artikel 68, lid 1, artikel 69, artikel 70, lid 1, artikel 92, lid 3, en artikel 96, lid 2, vastgestelde eisen, verzoekt de Commissie de betrokken lidstaat om aanvullende informatie. De betrokken lidstaat verstrekt binnen een redelijke termijn de ontbrekende statistische informatie die door de Commissie wordt gevraagd.

2.   De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 18 april 2017 en vervolgens om de drie jaar een statistisch verslag toe over aanbestedingen die onder deze richtlijn zouden zijn gevallen indien de waarde ervan de toepasselijke drempelwaarde in artikel 15 zou hebben overschreden, en geven daarbij een raming van de gezamenlijke totale waarde van deze aanbestedingen gedurende de betrokken periode. Die raming kan met name gebaseerd zijn op gegevens die beschikbaar zijn uit hoofde van de nationale bekendmakingsvoorschriften, of op steekproeven.

Dit rapport mag worden opgenomen in het in artikel 99, lid 3, bedoelde rapport.

Artikel 102

Administratieve samenwerking

1.   De lidstaten verlenen elkaar wederzijdse bijstand en nemen maatregelen met het oog op daadwerkelijke onderlinge samenwerking teneinde uitwisseling van informatie over de in de artikelen 62, 81 en 84 bedoelde onderwerpen te verzekeren. Zij zien toe op de vertrouwelijkheid van de onderling uitgewisselde informatie.

2.   De bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten wisselen informatie uit met inachtneming van de voorschriften inzake bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (45) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (46).

3.   Teneinde te testen of het gebruik van het informatiesysteem interne markt (IMI), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 geschikt is voor de uitwisseling van de onder deze richtlijn vallende gegevens, wordt uiterlijk op 18 april 2015 een proefproject opgezet.

TITEL V

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 103

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 4, 17, 40, 41, 76 en 83 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 17 april 2014.

3.   De in de artikelen 4, 17, 40, 41, 76 en 83 bedoelde delegatie van bevoegdheden kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig de artikelen 4, 17, 40, 41, 76 en 83 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 104

Spoedprocedure

1.   Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 103, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 105

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, dat is ingesteld bij Besluit 71/306/EEG van de Raad (47). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 106

Omzetting en overgangsmaatregelen

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van deze bepalingen onverwijld mede.

2.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel, kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 40, lid 1, uitstellen tot 18 oktober 2018, behalve wanneer het gebruik van elektronische middelen op grond van artikel 52, artikel 53, artikel 54, artikel 55, lid 3, artikel 71, lid 2, of artikel 73 van deze richtlijn verplicht is,

Niettegenstaande lid 1 van dit artikel, kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 40, lid 1, voor aankoopcentrales op grond van artikel 55, lid 3, uitstellen tot 18 april 2017.

Wanneer een lidstaat beslist de toepassing van artikel 40, lid 1, uit te stellen, bepaalt die lidstaat dat aanbestedende instanties voor elke mededeling en uitwisseling van informatie kunnen kiezen tussen de volgende communicatiemiddelen:

a)

langs elektronische weg overeenkomstig artikel 40;

b)

post of een andere geschikte vervoerder;

c)

fax;

d)

een combinatie van deze middelen.

3.   Wanneer de lidstaten die in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 107

Intrekking

Richtlijn 2004/17/EG wordt ingetrokken met ingang van 18 april 2016.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XXI.

Artikel 108

Evaluatie

De Commissie evalueert de economische gevolgen voor de interne markt die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 15 vastgestelde drempelwaarden, met name wat betreft de grensoverschrijdende gunning van contracten en de transactiekosten, en brengt daarover uiterlijk op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie overweegt waar mogelijk en passend of zij in de volgende onderhandelingsronde een verhoging van de in het kader van de GPA-overeenkomst geldende drempelbedragen moet voorstellen. In geval van verandering van de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempelwaarden wordt het verslag, indien passend, gevolgd door een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden.

Artikel 109

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 110

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 191 van 29.6.2012, blz. 84.

(2)  PB C 391 van 18.12.2012, blz. 49.

(3)  Standpunt van het Europees parlement van 15 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 februari 2014.

(4)  Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).

(6)  Goedgekeurd bij Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).

(7)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (zie bladzijde 65 van dit Publicatieblad).

(8)  Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).

(9)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(10)  Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

(11)  Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14).

(12)  Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3).

(13)  Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(15)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).

(16)  Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).

(17)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(18)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).

(19)  Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verlenen van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).

(21)  Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).

(22)  Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 14).

(23)  Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en Besluiten 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).

(24)  Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 5).

(25)  Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een communautair energie-efficiëntie-etiketteringsprogramma voor kantoorapparatuur (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 1).

(26)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).

(27)  Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1).

(28)  Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie („de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).

(29)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(30)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(31)  Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14).

(32)  Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17).

(33)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(34)  Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).

(35)  Beschikking 2002/205/EG van de Commissie van 4 maart 2002 op basis van een verzoek van Oostenrijk tot toepassing van het bijzondere regime voorzien in artikel 3 van Richtlijn 93/38/EEG (PB L 68 van 12.3.2002, blz. 31).

(36)  Beschikking 2004/73/EG van de Commissie van 15 januari 2004 betreffende het verzoek van Duitsland om toepassing van het bijzondere regime van artikel 3 van Richtlijn 93/38/EEG van de Raad (PB L 16 van 23.1.2004, blz. 57).

(37)  Beschikking 93/327/EEG van de Commissie van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten die geografische gebieden exploiteren ter wille van de prospectie en de winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen, aan de Commissie informatie moeten verstrekken inzake de door hen geplaatste opdrachten (PB L 129 van 27.5.1993, blz. 25).

(38)  Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).

(39)  Beschikking 2009/767/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het één-loket in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 274 van 20.10.2009, blz. 36).

(40)  Besluit 2011/130/EU van de Commissie van 25 februari 2011 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 53 van 26.2.2011, blz. 66).

(41)  Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19).

(42)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(43)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(44)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(45)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(46)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201van 31.7.2002, blz. 37).

(47)  Besluit 71/306/EEG van de Raad van 26 juli 1971 tot instelling van een Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 185 van 16.8.1971, blz. 15).


BIJLAGE I

LIJST VAN ACTIVITEITEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 2, PUNT 2, ONDER a)

Bij verschillen tussen CPV en NACE, is de CPV-nomenclatuur van toepassing.

NACE (1):

CPV-code

SECTIE F

BOUWNIJVERHEID

Afdeling

Groep

Klasse

Omschrijving

Opmerkingen

45

 

 

Bouwnijverheid

Deze afdeling omvat:

nieuwbouw, restauratiewerk en gewone reparaties.

45000000

 

45.1

 

Het bouwrijp maken van terreinen

 

45100000

 

 

45.11

Slopen van gebouwen; grondverzet

Deze klasse omvat:

het slopen van gebouwen en andere bouwwerken;

het ruimen van bouwterreinen;

grondverzet: graven, ophogen, egaliseren en nivelleren van bouwterreinen, graven van sleuven en geulen, verwijderen van rotsen, grondverzet met behulp van explosieven enz.;

het geschikt maken van terreinen voor mijnbouw;

verwijderen van deklagen en overige werkzaamheden in verband met de ontsluiting van delfstoffen en de voorbereiding van de ontginning.

Deze klasse omvat voorts:

de drainage van bouwterreinen;

de drainage van land- en bosbouwgrond.

45110000

 

 

45.12

Proefboren en boren

Deze klasse omvat:

het proefboren en het nemen van bodemmonsters ten behoeve van de bouw of voor geofysische, geologische of dergelijke doeleinden.

Deze klasse omvat niet:

het boren van putten voor de aardolie- of aardgaswinning, zie 11.20;

het boren van waterputten, zie 45.25;

het delven van mijnschachten, zie 45.25;

de aardolie- en aardgasexploratie en geofysisch, geologisch en seismisch onderzoek, zie 74.20.

45120000

 

45.2

 

Burgerlijke en utiliteitsbouw; weg- en waterbouw

 

45200000

 

 

45.21

Algemene bouwkundige en civieltechnische werken

Deze klasse omvat:

de bouw van alle soorten gebouwen; de uitvoering van civieltechnische werken;

bruggen, inclusief die voor verhoogde wegen, viaducten, tunnels en ondergrondse doorgangen;

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen over lange afstand,

pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen in de bebouwde kom;

bijkomende werken;

het monteren en optrekken van geprefabriceerde constructies ter plaatse.

Deze klasse omvat niet:

diensten in verband met aardolie- en de aardgaswinning, zie 11.20;

het optrekken van volledige geprefabriceerde constructies van zelfvervaardigde onderdelen, niet van beton, zie 20, 26 en 28;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen, zie 45.23;

installatiewerkzaamheden, zie 45.3,

de afwerking van gebouwen, zie 45.4;

architecten en ingenieurs, zie 74.20;

projectbeheer voor de bouw, zie 74.20.

45210000

met uitzondering van:

– 45213316

45220000

45231000

45232000

 

 

45.22

Dakbedekking en bouw van dakconstructies

Deze klasse omvat:

de bouw van daken;

dakbedekking;

het waterdicht maken.

45261000

 

 

45.23

Bouw van autowegen en andere wegen, vliegvelden en sportfaciliteiten

Deze klasse omvat:

de bouw van autowegen, straten en andere wegen en paden voor voertuigen en voetgangers;

de bouw van spoorwegen;

de bouw van start- en landingsbanen;

bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen;

het schilderen van markeringen op wegen en parkeerplaatsen.

Deze klasse omvat niet:

voorafgaand grondverzet, zie 45.11.

45212212 en DA03

45230000

met uitzondering van:

– 45231000

– 45232000

– 45234115

 

 

45.24

Waterbouw

Deze klasse omvat

het verrichten of aanleggen van:

waterwegen, haven- en rivierwerken, jachthavens, sluizen enz.;

dammen en dijken;

baggerwerken;

werkzaamheden onder water.

45240000

 

 

45.25

Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw

Deze klasse omvat:

gespecialiseerde bouwwerkzaamheden ten behoeve van diverse bouwwerken, waarvoor specifieke ervaring of een speciale uitrusting nodig is;

bouw van funderingen, inclusief heien;

boren en aanleggen van waterputten, delven van mijnschachten;

opbouw van niet-zelfvervaardigde elementen van staal;

buigen van staal;

metselen, inclusief zetten van natuursteen;

optrekken en afbreken van steigers en werkplatforms, inclusief verhuur van steigers en werkplatforms;

bouw van schoorstenen en industriële ovens.

Deze klasse omvat niet:

de verhuur van steigers zonder optrekken en afbreken, zie 71.32.

45250000

45262000

 

45.3

 

Bouwinstallatie

 

45300000

 

 

45.31

Elektrische installatie

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

elektrische bedrading en toebehoren;

telecommunicatiesystemen;

elektrische verwarmingssystemen;

antennes;

brandalarmsystemen;

inbraakalarmsystemen;

liften en roltrappen;

bliksemafleiders enz.

45213316

45310000

met uitzondering van:

– 45316000

 

 

45.32

Isolatie

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van isolatiemateriaal (warmte, geluid, trillingen).

Deze klasse omvat niet:

het waterdicht maken, zie 45.22.

45320000

 

 

45.33

Loodgieterswerk

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

waterleidingen en artikelen voor sanitair gebruik;

gasaansluitingen;

apparatuur en leidingen voor verwarming, ventilatie, koeling en klimaatregeling;

sprinklerinstallaties.

Deze klasse omvat niet:

de installatie en reparatie van elektrische verwarmingsinstallaties, zie 45.31.

45330000

 

 

45.34

Overige bouwinstallatie

Deze klasse omvat:

de installatie van verlichtings- en signaleringssystemen voor wegen, spoorwegen, luchthavens en havens;

de installatie in en aan gebouwen en andere bouwwerken van toebehoren, niet elders geklasseerd.

45234115

45316000

45340000

 

45.4

 

Afwerking van gebouwen

 

45400000

 

 

45.41

Stukadoorswerk

Deze klasse omvat:

het aanbrengen van pleister- en stukadoorswerk (inclusief het aanbrengen van een hechtgrond) aan de binnen- of buitenzijde van gebouwen en andere bouwwerken.

45410000

 

 

45.42

Schrijnwerk

Deze klasse omvat:

het plaatsen van niet-zelfvervaardigde deuren, vensters, kozijnen, inbouwkeukens, trappen, winkelinrichtingen en dergelijke, van hout of van ander materiaal;

de binnenafwerking, zoals plafonds, wandbekleding van hout, verplaatsbare tussenwanden enz.

Deze klasse omvat niet:

het leggen van parket of andere houten vloerbedekking, zie 45.43.

45420000

 

 

45.43

Vloer- en wandafwerking

Deze klasse omvat:

het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van:

vloer- of wandtegels van keramische stoffen, beton of gehouwen steen;

parket en andere houten vloerbedekking;

tapijt en vloerbedekking van linoleum, rubber of kunststof;

vloerbedekking en wandbekleding van terrazzo, marmer, graniet of lei;

behang.

45430000

 

 

45.44

Schilderen en glaszetten

Deze klasse omvat:

het schilderen van het binnen- en buitenwerk van gebouwen;

het schilderen van wegen- en waterbouwkundige werken;

het aanbrengen van glas, spiegels enz.

Deze klasse omvat niet:

de installatie van vensters, zie 45.42.

45440000

 

 

45.45

Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen

Deze klasse omvat:

de installatie van particuliere zwembaden;

gevelreiniging met behulp van stoom, door middel van zandstralen enz.;

overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen, n.e.g.

Deze klasse omvat niet:

het reinigen van het interieur van gebouwen en andere bouwwerken, zie 74.70.

45212212 en DA04

45450000

 

45.5

 

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

 

45500000

 

 

45.50

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

Deze klasse omvat niet:

de verhuur van bouw- en sloopmachines zonder bedieningspersoneel, zie 71.32.

45500000


(1)  Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1).


BIJLAGE II

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 4, LID 3, BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE UNIE

Rechten die zijn verleend door middel van een procedure die voldoende bekendheid garandeert en waarbij de verlening van die rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van artikel 4 van deze richtlijn. Hieronder volgt een lijst van procedures, waarin passende voorafgaande transparantie wordt verzekerd, voor het verlenen van vergunningen op basis van andere rechtshandelingen van de Unie die geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van artikel 4 van deze richtlijn vormen:

a)

het verlenen van toestemming om aardgasinstallaties te exploiteren in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2009/73/EG;

b)

een vergunning of uitnodiging tot inschrijving voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie in overeenstemming met Richtlijn 2009/72/EG;

c)

het verlenen van vergunningen met betrekking tot een postdienst die niet is voorbehouden en niet zal worden voorbehouden, in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 9 van Richtlijn 97/67/EG;

d)

een procedure voor het verlenen van een vergunning voor activiteiten die de exploitatie van koolwaterstoffen inhouden, in overeenstemming met Richtlijn 94/22/EG;

e)

openbaredienstcontracten in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 voor het verrichten van openbare diensten inzake personenvervoer per bus, tram, trein of metro, die krachtens artikel 5, lid 3, daarvan op basis van een aanbestedingsprocedure zijn verleend, mits de looptijd ervan in overeenstemming is met artikel 4, lid 3, of artikel 4, lid 4, van die verordening.


BIJLAGE III

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 34, LID 3, BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE UNIE

A.   Vervoer of distributie van gas of warmte

Richtlijn 2009/73/EG

B.   Productie, vervoer of distributie van elektriciteit

Richtlijn 2009/72/EG

C.   Productie, vervoer of distributie van drinkwater

Geen

D.   Aanbestedende instanties op het gebied van spoorwegdiensten

 

Goederenvervoer per trein

 

Richtlijn 2012/34/EU

 

Internationaal passagiersvervoer per trein

 

Richtlijn 2012/34/EU

 

Nationaal passagiersvervoer per trein

 

Geen

E.   Aanbestedende instanties op het gebied van stadsspoorweg-, tram-, trolleybus- of busdiensten

Geen

F.   Aanbestedende instanties op het gebied van postdiensten

Richtlijn 97/67/EG

G.   Aardolie- en gaswinning

Richtlijn 94/22/EG

H.   Exploratie en winning van steenkool of andere vaste brandstoffen

Geen

I.   Aanbestedende instanties op het gebied van zeehaven-, binnenhaven- of andere terminalfaciliteiten

Geen

J.   Aanbestedende instanties op het gebied van luchthavenfaciliteiten

Geen


BIJLAGE IV

TERMIJNEN VOOR DE VASTSTELLING VAN DE UITVOERINGSHANDELINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 35

1.

De in artikel 35 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld binnen de volgende termijnen:

a)

90 werkdagen indien op grond van artikel 34, lid 3, eerste alinea, vrije toegang tot een bepaalde markt wordt verondersteld;

b)

130 werkdagen in andere dan de onder a) bedoelde gevallen.

De onder a) en b) gestelde termijnen worden met 15 werkdagen verlengd indien het verzoek niet vergezeld gaat van een gemotiveerd standpunt van een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit, waarin een diepgaande analyse wordt verricht van de voorwaarden om artikel 34, lid 1, overeenkomstig artikel 34, leden 2 en 3, op de betrokken activiteit te kunnen toepassen.

Deze termijnen vangen aan op de eerste werkdag volgend op de datum waarop de Commissie het in lid 35, lid 1, bedoelde verzoek ontvangt of, indien de met het verzoek te verstrekken informatie onvolledig is, op de werkdag volgend op de ontvangst van de volledige informatie.

De in de eerste alinea gestelde termijnen kunnen door de Commissie worden verlengd met instemming van de lidstaat of de aanbestedende instantie die het verzoek heeft ingediend.

2.

De Commissie kan de lidstaat of de betrokken aanbestedende instantie of de in punt 1 bedoelde onafhankelijke nationale instantie of elke andere bevoegde nationale instantie verzoeken alle nodige informatie te verstrekken of binnen een passende termijn de verstrekte informatie aan te vullen of te verduidelijken. In geval van late of onvolledige antwoorden worden de in de eerste alinea van punt 1 gestelde termijnen opgeschort voor de periode tussen het verstrijken van de in het verzoek om informatie gestelde termijn en de ontvangst van volledige en juiste informatie.


BIJLAGE V

VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT INSTRUMENTEN EN MIDDELEN VOOR DE ELEKTRONISCHE ONTVANGST VAN INSCHRIJVINGEN, AANVRAGEN TOT DEELNAME, AANVRAGEN TOT ERKENNING EN PLANNEN EN ONTWERPEN BIJ PRIJSVRAGEN

De instrumenten en middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, aanvragen tot deelname of erkenning en plannen en ontwerpen bij prijsvragen moeten door passende technische voorzieningen en procedures ten minste waarborgen dat:

a)

het exacte tijdstip en de exacte datum van ontvangst van inschrijvingen, aanvragen tot deelname of erkenning en van indiening van plannen en ontwerpen precies kunnen worden vastgesteld;

b)

redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand voor het verstrijken van de vastgestelde termijnen toegang krijgt tot de op grond van de onderhavige voorschriften verstrekte informatie;

c)

alleen gemachtigde personen de data voor openbaarmaking van de ontvangen informatie kunnen vaststellen of wijzigen;

d)

tijdens de verschillende fasen van de erkenningsprocedure, de aanbestedingsprocedure of de prijsvraag alleen door de daartoe gemachtigde personen toegang kan worden verkregen tot de verstrekte informatie of een gedeelte daarvan;

e)

alleen door de gemachtigde personen en eerst na de opgegeven datum toegang tot de verstrekte informatie kan worden verkregen;

f)

de met toepassing van de onderhavige voorschriften ontvangen en openbaar gemaakte informatie alleen toegankelijk blijft voor de tot inzage gemachtigde personen,

g)

bij een inbreuk op de onder b) tot en met f) bedoelde toegangsverboden of -voorwaarden, of een poging daartoe, redelijkerwijs kan worden gewaarborgd dat de inbreuk of de poging daartoe zonder problemen kan worden opgespoord.


BIJLAGE VI

DEEL A

INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERMELD IN PERIODIEKE INDICATIEVE AANKONDIGINGEN

(als bedoeld in artikel 67)

I.   Informatie die in alle gevallen moet worden vermeld

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit

3.

a)

Voor opdrachten voor leveringen: aard en hoeveelheid of waarde van de prestaties of de te leveren producten (CPV-codes).

b)

Voor opdrachten voor werken: aard en omvang van de prestaties, algemene kenmerken van het werk of van de percelen die betrekking hebben op het werk (CPV-codes).

c)

Voor opdrachten voor diensten: totaal van de voorgenomen aankopen voor elk van de beoogde categorieën van diensten (CPV-codes).

4.

Datum van verzending van de aankondiging of van de aankondiging van bekendmaking van deze vooraankondiging in het kopersprofiel.

5.

Andere relevante inlichtingen.

II.   Bijkomende informatie die moet worden verstrekt wanneer de aankondiging dient als oproep tot mededinging of een grond vormt voor een verkorting van de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen (artikel 67, lid 2)

6.

Vermelding van het feit dat belangstellende ondernemers de dienst op de hoogte moeten brengen van hun belangstelling voor de opdracht(en).

7.

E-mail- of internetadres waar de aanbestedingsstukken kosteloos, rechtstreeks en volledig toegankelijk zijn.

Wanneer er geen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang is om de in artikel 73, lid 1, derde en vierde alinea, genoemde redenen, de vermelding hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden geraadpleegd.

8.

Zo nodig, vermelden of de aanbesteding uitsluitend bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan uitsluitend in het kader van programma’s voor beschutte werkplaatsen plaatsvindt.

9.

Uiterste termijn voor ontvangst van het verzoek om te worden uitgenodigd tot inschrijving of tot onderhandelingen.

10.

Aard en hoeveelheid van de te leveren producten of algemene aard van het werk of categorie waartoe de dienst behoort, en beschrijving, met vermelding of het om (een) raamovereenkomst(en) gaat, inclusief van mogelijke latere aanbestedingen en een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van deze mogelijkheden, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding van het voorlopige tijdschema van latere oproepen tot mededinging. Vermelding of het een aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan betreft.

11.

NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting van de prestatie in het geval van opdrachten voor leveringen en diensten; indien de opdracht verdeeld is in percelen, moet deze informatie worden verstrekt voor elk perceel.

12.

Leverings- of uitvoeringstermijn of looptijd van de opdracht voor diensten en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

13.

Adres waar belangstellende ondernemingen schriftelijk hun belangstelling te kennen kunnen geven.

14.

Uiterste termijn voor ontvangst van de blijken van belangstelling.

15.

Taal of talen waarin de aanvragen tot deelname of inschrijvingen moeten worden ingediend.

16.

Voorschriften van economische en technische aard, financiële en technische waarborgen die van de leveranciers worden verlangd.

17.

a)

Vermoedelijke datum van aanvang van de procedures voor het gunnen van de opdracht(en) (indien bekend);

b)

Aard van de aanbestedingsprocedure (niet-openbaar, al dan niet met een dynamisch aankoopsysteem, of via onderhandelingen).

18.

Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht(en).

19.

Indien van toepassing, vermelding of:

a)

elektronische indiening van inschrijvingen of verzoeken tot deelname vereist is/aanvaard wordt,

b)

er gebruik wordt gemaakt van elektronische orderplaatsing,

c)

er gebruik wordt gemaakt van elektronische facturering,

d)

elektronische betalingen worden aanvaard.

20.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen verkrijgbaar zijn.

21.

De in artikel 82 bedoelde criteria die, indien bekend, bij de gunning van de opdracht zullen worden gehanteerd. Behalve indien de economisch meest voordelige inschrijving wordt bepaald op grond van de prijs alleen: de criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in de specificaties staan of niet zullen worden vermeld in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling als bedoeld in artikel 67, lid 2, onder b), of in de uitnodiging tot indiening van een inschrijving of tot onderhandelingen.

DEEL B

INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERMELD IN DE AANKONDIGING VAN BEKENDMAKING VIA HET KOPERSPROFIEL VAN EEN NIET ALS OPROEP TOT MEDEDINGING GEBRUIKTE PERIODIEKE INDICATIEVE AANKONDIGING

(als bedoeld in artikel 67, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

CPV-codes.

4.

Internetadres van het „kopersprofiel” (URL).

5.

Datum van verzending van de aankondiging van bekendmaking van de vooraankondiging in het kopersprofiel.


BIJLAGE VII

INFORMATIE DIE BIJ ELEKTRONISCHE VEILINGEN IN DE AANBESTEDINGSSTUKKEN MOET WORDEN OPGENOMEN (ARTIKEL 53, LID 4)

Wanneer aanbestedende instanties besloten hebben een elektronische veiling te houden, bevatten de aanbestedingsstukken ten minste de volgende informatie:

a)

de elementen waarvan de waarden deel uitmaken van de elektronische veiling, voor zover deze elementen kwantificeerbaar zijn en in cijfers of procenten kunnen worden uitgedrukt;

b)

de eventuele limieten van de waarden die kunnen worden ingediend, zoals deze voortvloeien uit de specificaties betreffende het voorwerp van de opdracht;

c)

de informatie die tijdens de elektronische veiling ter beschikking van de inschrijvers zal worden gesteld en, in voorkomend geval, het tijdstip waarop;

d)

relevante informatie betreffende het verloop van de elektronische veiling;

e)

de voorwaarden waaronder de inschrijvers een bod kunnen doen en met name de minimumverschillen die in voorkomend geval voor de biedingen vereist zijn;

f)

relevante informatie betreffende de gebruikte elektronische uitrusting en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding.


BIJLAGE VIII

DEFINITIE VAN ENKELE TECHNISCHE SPECIFICATIES

In deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.

„technische specificatie” heeft een van de volgende betekenissen:

a)

in het geval van opdrachten voor leveringen of voor diensten, een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product of een dienst, zoals het kwaliteitsniveau, prestaties op het gebied van milieu en klimaat, geschiktheid van het ontwerp voor alle behoeften (met inbegrip van de toegankelijkheid voor gehandicapten) en conformiteitsbeoordeling, prestaties, gebruik, veiligheid of afmetingen van het product, met inbegrip van de voor het product geldende voorschriften inzake handelsbenaming, terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, markering en etikettering, gebruiksaanwijzingen, productieprocedés en -methoden in elk stadium van de levenscyclus van de levering of dienst, en conformiteitbeoordelingsprocedures;

b)

in het geval van opdrachten voor werken, alle technische voorschriften, met name die welke zijn vermeld in de aanbestedingsstukken en een omschrijving geven van de vereiste kenmerken van een materiaal, een product of een levering en aan de hand waarvan een materiaal, een product of een levering zodanig kan worden omschreven dat dit voldoet aan het gebruik waarvoor het door de aanbestedende instantie is bestemd; tot deze kenmerken behoren ook de prestaties op het gebied van het milieu en het klimaat, de geschiktheid van een ontwerp voor alle behoeften (met inbegrip van de toegankelijkheid voor gehandicapten) en de conformiteitsbeoordeling, de prestaties, veiligheid of afmetingen, met inbegrip van kwaliteitsborgingsprocedures, terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, verpakking, markering en etikettering, gebruiksaanwijzingen en productieprocessen en -methoden in elk stadium van de levenscyclus van de werken; deze kenmerken omvatten eveneens voorschriften voor ontwerpen en kostenberekening, de voorwaarden voor proefnemingen, controle en oplevering van de werken, alsmede de bouwtechnieken of bouwwijzen en alle andere technische voorwaarden die de aanbestedende instantie bij algemene dan wel bijzondere maatregel kan opleggen met betrekking tot de voltooide werken en tot de materialen of bestanddelen waaruit deze werken zijn samengesteld;

2.

„norm”: een technische specificatie die door een erkende normalisatie-instelling is aangenomen, voor herhaalde of voortdurende toepassing, waarvan de inachtneming niet verplicht is en die tot een van de volgende categorieën behoort:

a)   internationale norm: een norm die door een internationale normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

b)   Europese norm: een norm die door een Europese normalisatie-instelling wordt aangenomen en ter beschikking van het publiek wordt gesteld;

c)   nationale norm: een norm die door een nationale normalisatie-instelling is aangenomen en ter beschikking van het publiek is gesteld;

3.

„Europese technische beoordeling”: de gedocumenteerde beoordeling van de prestaties van een bouwproduct met betrekking tot zijn essentiële kenmerken aan de hand van het respectieve Europees beoordelingsdocument, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1);

4.

„gemeenschappelijke technische specificatie”: een technische specificatie op het gebied van ICT die is opgesteld overeenkomstig de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) nr. 1025/2012;

5.

„technisch referentiekader”: is ieder ander document dan de Europese normen, dat door Europese normalisatie-instellingen is opgesteld volgens procedures die aan de ontwikkeling van de markt zijn aangepast.


(1)  Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).


BIJLAGE IX

SPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

1.   Bekendmaking van aankondigingen

De in de artikelen 67, 68, 69, 70, 92 en 96 bedoelde aankondigingen moeten door de aanbestedende instanties naar het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gezonden en worden bekendgemaakt volgens onderstaande regels:

a)

De in de artikelen 67, 68, 69, 70, 92 en 96 bedoelde aankondigingen worden bekendgemaakt door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of door de aanbestedende instanties in het geval van een overeenkomstig artikel 67, lid 1, via een kopersprofiel bekendgemaakte periodieke indicatieve aankondiging.

De aanbestedende instanties kunnen deze informatie bovendien via een „kopersprofiel” als bedoeld in punt 2, onder b), op het internet bekendmaken.

b)

Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verstrekt de aanbestedende instantie de in artikel 71, lid 5, tweede alinea, bedoelde bevestiging.

2.   Bekendmaking van aanvullende of extra informatie

a)

Tenzij anders bepaald in artikel 73, lid 1, derde en vierde alinea, maken aanbestedende instanties de aanbestedingsstukken volledig op het internet bekend.

b)

Het kopersprofiel kan periodieke indicatieve aankondigingen, als bedoeld in artikel 67, lid 1, bevatten alsmede informatie over lopende uitnodigingen tot indiening van inschrijvingen, voorgenomen aankopen, gegunde opdrachten, geannuleerde procedures, en alle nuttige algemene informatie, zoals het contactpunt, een telefoon- en faxnummer, een postadres en een e-mailadres. Het kopersprofiel kan ook als oproep tot mededinging gebruikte periodieke indicatieve aankondigingen bevatten die op nationaal niveau bekendgemaakt worden overeenkomstig artikel 72.

3.   Formaat en procedure voor de elektronische verzending van aankondigingen

Het formaat en de procedure voor de elektronische verzending van aankondigingen zijn op te vragen op het internetadres „http://simap.eu.int”.


BIJLAGE X

INFORMATIE DIE IN DE AANKONDIGING INZAKE HET BESTAAN VAN EEN ERKENNINGSREGELING MOET WORDEN OPGENOMEN

(als bedoeld in artikel 44, lid 4, onder b), en artikel 68)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit

3.

Zo nodig, vermelden of de aanbesteding uitsluitend bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan uitsluitend in het kader van programma’s voor beschutte werkplaatsen plaatsvindt.

4.

Onderwerp van de erkenningsregeling (beschrijving van (categorieën van) producten, diensten of werken die door middel van deze regeling moeten worden aangekocht — CPV-codes). NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting van de dienst.

5.

Voorwaarden die door ondernemers moeten worden vervuld met het oog op hun erkenning overeenkomstig de regeling en methoden waarmee elk van deze voorwaarden zal worden gecontroleerd. Indien de beschrijving van deze voorwaarden en toetsingsmethoden omvangrijk is en gebaseerd is op documenten waarover de ondernemers kunnen beschikken, kan worden volstaan met een samenvatting van de belangrijkste voorwaarden en methoden en met een verwijzing naar deze documenten.

6.

Geldigheidsduur van de erkenningsregeling en formaliteiten voor de verlenging ervan.

7.

Vermelding van het feit dat de aankondiging dient als oproep tot mededinging.

8.

Adres waar nadere inlichtingen en documenten over de erkenningsregeling kunnen worden aangevraagd (indien dat adres afwijkt van het in punt 1 vermelde adres).

9.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen verkrijgbaar zijn.

10.

De in artikel 82 bedoelde criteria die, indien bekend, bij de toewijzing van de opdracht zullen worden gehanteerd. Behalve indien de economisch meest voordelige inschrijving wordt bepaald op grond van de prijs alleen: de criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van deze criteria wordt vermeld wanneer die niet in het specificaties staan of niet zullen worden aangegeven in de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandelingen.

11.

Indien van toepassing, vermelding of:

a)

elektronische indiening van inschrijvingen of verzoeken tot deelname vereist is/aanvaard wordt,

b)

er gebruik wordt gemaakt van elektronische orderplaatsing,

c)

er gebruik wordt gemaakt van elektronische facturering,

d)

elektronische betalingen worden aanvaard.

12.

Andere relevante inlichtingen.


BIJLAGE XI

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN OPDRACHEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

(als bedoeld in artikel 69)

A   OPENBARE PROCEDURES

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit

3.

Zo nodig, vermelden of de aanbesteding uitsluitend bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan uitsluitend in het kader van programma’s voor beschutte werkplaatsen plaatsvindt.

4.

Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten; indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat of om een dynamisch verkoopsysteem), omschrijving (CPV-codes). Indien van toepassing, vermelding of de inschrijvingen worden gevraagd met het oog op aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan.

5.

NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting van de dienst.

6.

Voor leveringen en werken:

a)

aard en hoeveelheid van de te leveren producten (CPV-codes). Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In het geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere oproepen tot mededinging voor aan te kopen producten of de aard en omvang van de prestaties en de algemene kenmerken van de werken (CPV-codes);

b)

vermelding of leveranciers de mogelijkheid hebben om voor delen en/of voor het geheel van de gevraagde producten in te schrijven.

Indien, bij opdrachten voor werken, het werk of de opdracht in meerdere percelen is verdeeld, vermelding van de orde van grootte van de percelen en van de mogelijkheid om voor één, meerdere of alle percelen in te schrijven;

c)

voor opdrachten voor werken: informatie betreffende het doel van het werk of de opdracht wanneer deze ook betrekking heeft op de opstelling van ontwerpen.

7.

Voor diensten:

a)

aard en hoeveelheid van de te verlenen diensten. Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In het geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere oproepen tot mededinging voor de aan te besteden diensten;

b)

vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepscategorie is voorbehouden;

c)

verwijzing naar de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

d)

vermelding of rechtspersonen de namen en beroepskwalificaties dienen op te geven van het personeel dat met het verrichten van de dienst wordt belast;

e)

vermelding of dienstverleners voor een gedeelte van de betrokken diensten kunnen inschrijven.

8.

Indien bekend, aangeven of er varianten zijn toegestaan.

9.

Leverings- of uitvoeringstermijn of looptijd van de opdracht voor diensten en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

10.

E-mail- of internetadres waar de aanbestedingsstukken kosteloos, rechtstreeks en volledig toegankelijk zijn.

Wanneer geen kosteloze, onbeperkte, volledige en rechtstreekse toegang wordt verleend om de in artikel 73, lid 1, derde en vierde alinea, genoemde redenen, is aangegeven hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden geraadpleegd.

11.

a)

Uiterste datum voor ontvangst van de inschrijvingen of van de indicatieve inschrijvingen indien het gaat om de invoering van een dynamisch aankoopsysteem.

b)

Adres waar deze moeten worden ingediend.

c)

Taal of talen waarin zij moeten worden gesteld.

12.

a)

Indien van toepassing, personen die bij de opening van de inschrijvingen worden toegelaten.

b)

Dag, uur en plaats van de opening.

13.

Indien van toepassing, gevraagde borgsommen en waarborgen.

14.

Belangrijkste financierings- en betalingsvoorwaarden en/of verwijzingen naar de teksten waar deze te vinden zijn.

15.

Indien van toepassing, de vereiste rechtsvorm van de combinatie van ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund.

16.

Minimumvoorschriften van economische en technische aard waaraan de ondernemer aan wie de opdracht wordt gegund, moet voldoen.

17.

Termijn gedurende welke de inschrijver zijn inschrijving gestand moet doen.

18.

Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht(en).

19.

In artikel 82 bedoelde gunningscriteria voor de opdracht. Behalve indien de economisch meest voordelige inschrijving wordt bepaald op grond van de prijs alleen: de criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria wordt vermeld wanneer zij niet in de specificaties staan.

20.

Indien van toepassing, dag(en) en referentie(s) voor de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de periodieke indicatieve aankondiging of van de aankondiging van bekendmaking in het kopersprofiel waarop de opdracht betrekking heeft.

21.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen verkrijgbaar zijn.

22.

Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende instantie.

23.

Andere relevante inlichtingen.

B   NIET-OPENBARE PROCEDURES

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

Zo nodig, vermelden of de aanbesteding uitsluitend bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan uitsluitend in het kader van programma’s voor beschutte werkplaatsen plaatsvindt.

4.

Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten; indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat). Omschrijving (CPV-codes). Indien van toepassing, vermelding of de inschrijvingen worden gevraagd met het oog op aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan.

5.

NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting van de dienst.

6.

Voor leveringen en werken:

a)

aard en hoeveelheid van de te leveren producten (CPV-codes). Vermelding van met name de mogelijkheden tot latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de mogelijkheden, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In het geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere oproepen tot mededinging voor aan te kopen producten of de aard en omvang van de prestaties en de algemene kenmerken van de werken (CPV-codes);

b)

vermelding of leveranciers de mogelijkheid hebben om voor delen en/of voor het geheel van de gevraagde producten in te schrijven.

Indien, bij opdrachten voor werken, het werk of de opdracht in meerdere percelen is verdeeld, vermelding van de orde van grootte van de percelen en van de mogelijkheid om voor één, meerdere of alle percelen in te schrijven;

c)

informatie betreffende het doel van het werk of de opdracht wanneer deze ook betrekking heeft op de opstelling van ontwerpen.

7.

Voor diensten:

a)

aard en hoeveelheid van de te verlenen diensten. Vermelding van met name de opties voor latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de opties, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In het geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere oproepen tot mededinging voor de te gunnen diensten;

b)

vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepscategorie is voorbehouden;

c)

verwijzing naar de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

d)

vermelding of rechtspersonen de namen en beroepskwalificaties dienen op te geven van het personeel dat met het verrichten van de dienst wordt belast;

e)

vermelding of dienstverleners voor een gedeelte van de betrokken diensten kunnen inschrijven.

8.

Indien bekend, aangeven of er varianten zijn toegestaan.

9.

Leverings- of uitvoeringstermijn of looptijd van de opdracht en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

10.

Indien van toepassing, de vereiste rechtsvorm van de combinatie van ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund.

11.

a)

Uiterste datum voor ontvangst van de aanvragen tot deelname.

b)

Adres waar deze moeten worden ingediend.

c)

Taal of talen waarin zij moeten worden gesteld.

12.

Uiterste datum voor de verzending van de uitnodigingen tot inschrijving.

13.

Indien van toepassing, gevraagde borgsommen en waarborgen.

14.

Belangrijkste financierings- en betalingsvoorwaarden en/of verwijzingen naar de teksten waar deze te vinden zijn.

15.

Informatie over de situatie van de ondernemer en minimumvoorschriften van economische en technische aard waaraan hij moet voldoen.

16.

In artikel 82 bedoelde criteria voor de gunning van de opdracht. Behalve indien de economisch meest voordelige inschrijving wordt bepaald op grond van de prijs alleen: de criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in de specificaties staan of niet zullen worden vermeld in de uitnodiging tot het indienen van een inschrijving.

17.

Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht(en).

18.

Indien van toepassing, dag(en) en referentie(s) voor de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de periodieke indicatieve aankondiging of van de aankondiging van bekendmaking in het kopersprofiel waarop de opdracht betrekking heeft.

19.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen verkrijgbaar zijn.

20.

Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende instantie.

21.

Andere relevante inlichtingen.

C   ONDERHANDELINGSPROCEDURES

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

Zo nodig, vermelden of de aanbesteding uitsluitend bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan uitsluitend in het kader van programma’s voor beschutte werkplaatsen plaatsvindt.

4.

Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten; indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat). Omschrijving (CPV-codes). Indien van toepassing, vermelding of de inschrijvingen worden gevraagd met het oog op aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan.

5.

NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting van de dienst.

6.

Voor leveringen en werken:

a)

aard en hoeveelheid van de te leveren producten (CPV-codes). Vermelding van met name de mogelijkheden tot latere aankopen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van de mogelijkheden, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In het geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere oproepen tot mededinging voor aan te kopen producten of de aard en omvang van de prestaties en de algemene kenmerken van de werken (CPV-codes);

b)

vermelding of leveranciers de mogelijkheid hebben om voor delen en/of voor het geheel van de gevraagde producten in te schrijven.

Indien, bij opdrachten voor werken, het werk of de opdracht in meerdere percelen is verdeeld, vermelding van de orde van grootte van de percelen en van de mogelijkheid om voor één, meerdere of alle percelen in te schrijven;

c)

voor opdrachten voor werken: informatie betreffende het doel van het werk of de opdracht wanneer deze ook betrekking heeft op de opstelling van ontwerpen.

7.

Voor diensten:

a)

Aard en hoeveelheid van de te verrichten diensten, met inbegrip van mogelijkheden voor latere aanbestedingen en, indien mogelijk, een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van deze mogelijkheden, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In het geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding, indien mogelijk, van het voorlopige tijdschema van de latere oproepen tot mededinging voor de te gunnen diensten;

b)

Vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepscategorie is voorbehouden;

c)

Verwijzing naar de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

d)

Vermelding of rechtspersonen de namen en beroepskwalificaties dienen op te geven van het personeel dat met het verrichten van de dienst wordt belast;

e)

Vermelding of dienstverleners voor een gedeelte van de betrokken diensten kunnen inschrijven.

8.

Indien bekend, aangeven of er varianten zijn toegestaan.

9.

Leverings- of uitvoeringstermijn of looptijd van de opdracht en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang.

10.

Indien van toepassing, de vereiste rechtsvorm van de combinatie van ondernemers waaraan de opdracht wordt gegund.

11.

a)

Uiterste datum voor ontvangst van de aanvragen tot deelname.

b)

Adres waar deze moeten worden ingediend.

c)

Taal of talen waarin zij moeten worden gesteld.

12.

Indien van toepassing, verlangde borgsommen of andere waarborgen.

13.

Belangrijkste financierings- en betalingsvoorwaarden en/of verwijzingen naar de teksten waar deze te vinden zijn.

14.

Informatie over de situatie van de ondernemer en minimumvoorschriften van economische en technische aard waaraan hij moet voldoen.

15.

In artikel 82 bedoelde criteria voor de gunning van de opdracht. Behalve indien de economisch meest voordelige inschrijving wordt bepaald op grond van de prijs alleen: de criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria wordt vermeld wanneer zij niet in de specificaties staan of niet zullen worden vermeld in de uitnodiging tot onderhandelen.

16.

Indien van toepassing, naam en adres van reeds door de aanbestedende instantie geselecteerde ondernemers.

17.

Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht(en).

18.

Indien van toepassing, dag(en) en referentie(s) voor de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de periodieke indicatieve aankondiging of van de aankondiging van bekendmaking in het kopersprofiel waarop de opdracht betrekking heeft.

19.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen verkrijgbaar zijn.

20.

Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende instantie.

21.

Andere relevante inlichtingen.


BIJLAGE XII

INLICHTINGEN DIE IN AANKONDIGINGEN VAN GEGUNDE OPDRACHTEN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

(als bedoeld in artikel 70)

I.   In het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken gegevens  (1):

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

Aard van de opdracht (leveringen, werken of diensten en CPV-codes; indien van toepassing, vermelding of het om een raamovereenkomst gaat).

4.

Ten minste een beknopte beschrijving van de aard en hoeveelheid van de producten, werken of diensten.

5.

a)

Vorm van de oproep tot mededinging (mededeling betreffende de erkenningsregeling, periodieke aankondiging, aanbesteding).

b)

Dag(en) en referentie(s) voor bekendmaking van de aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie.

c)

In het geval van opdrachten die zonder oproep tot mededinging worden gegund, vermelding van de toepasselijke bepaling van artikel 50.

6.

Gevolgde aanbestedingsprocedure (openbare procedure, niet-openbare procedure of onderhandelingsprocedure).

7.

Aantal ontvangen inschrijvingen, met vermelding van

a)

aantal inschrijvingen van ondernemers die mkb's zijn,

b)

het aantal uit het buitenland ontvangen inschrijvingen,

c)

het aantal elektronisch ontvangen inschrijvingen.

In het geval van meervoudige gunning (percelen, verschillende raamovereenkomsten) moet volgende informatie worden verstrekt voor elke gunning.

8.

Datum van sluiting van de overeenkomsten(en) of van de raamovereenkomst(en) volgens het gunnings- of sluitingsbesluit.

9.

Prijs die is betaald voor gelegenheidsaankopen uit hoofde van artikel 50, onder h).

10.

Voor elke gunning, naam, adres en NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de begunstigde inschrijver(s), met inbegrip van;

a)

vermelding of de begunstigde inschrijver een mkb is,

b)

vermelding of de opdracht aan een consortium is gegund.

11.

Indien van toepassing, vermelden of de opdracht in onderaanbesteding is of kan worden gegeven.

12.

Betaalde prijs, c.q. prijs van de hoogste en de laagste inschrijving die bij de gunning van de opdracht in aanmerking is genomen.

13.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

14.

Facultatieve gegevens:

waarde en deel van de opdracht welke aan derden in onderaanbesteding is gegeven of kan worden gegeven;

gunningscriteria.

II.   Niet voor publicatie bestemde gegevens

15.

Aantal gegunde opdrachten (wanneer een opdracht over verschillende leveranciers is verdeeld).

16.

Waarde van elke gegunde opdracht.

17.

Land van oorsprong van het product of de dienst (van oorsprong uit de Gemeenschap of niet van oorsprong uit de Gemeenschap; in het laatste geval, uitgesplitst per derde land).

18.

Welke gunningscriteria zijn gebruikt

19.

Is de opdracht gegund aan een inschrijver die een variant voorstelt op grond van artikel 64, lid 1?

20.

Zijn overeenkomstig artikel 84 bepaalde inschrijvingen niet in aanmerking genomen omdat zij abnormaal laag waren?

21.

Datum van verzending van de aankondiging door de aanbestedende instantie.


(1)  De in de punten 6, 9 en 11 bedoelde informatie wordt als niet voor publicatie bestemde informatie beschouwd wanneer de aanbestedende instantie van oordeel is dat publicatie in strijd zou zijn met een gevoelig commercieel belang.


BIJLAGE XIII

INHOUD VAN DE UITNODIGINGEN TOT INDIENING VAN INSCHRIJVINGEN, TOT DEELNAME AAN DE DIALOOG, TOT ONDERHANDELINGEN OF TOT BEVESTIGING VAN BELANGSTELLING (ALS BEDOELD IN ARTIKEL 74)

1.

De uitnodiging tot indiening van inschrijvingen, tot deelname aan de dialoog of tot onderhandelingen als bedoeld in artikel 74 bevat ten minste volgende gegevens:

a)

de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen, het adres waar deze moeten worden ingediend en de taal of talen waarin zij moeten worden gesteld.

In het geval van opdrachten die door middel van een concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap worden gegund, verschijnt deze informatie echter niet in de uitnodiging tot onderhandelingen maar wordt zij bekendgemaakt in de uitnodiging tot indiening van inschrijvingen;

b)

in het geval van een concurrentiegerichte dialoog, de datum en het adres waarop met de raadpleging wordt begonnen en de daarbij gebruikte taal of talen;

c)

verwijzing naar elke bekendgemaakte oproep tot mededinging;

d)

vermelding van eventueel bij te voegen stukken;

e)

de gunningscriteria, indien deze niet vermeld zijn in de als oproep tot mededinging gebruikte aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling;

f)

de relatieve weging van de gunningscriteria of, in voorkomend geval, de volgorde van deze criteria naar belangrijkheid, indien deze gegevens niet in de aankondiging van de opdracht, de aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling of de specificaties vermeld zijn.

2.

Wanneer een oproep tot mededinging wordt gedaan door middel van een periodieke indicatieve aankondiging, verzoeken de aanbestedende instanties alle gegadigden nadien hun belangstelling te bevestigen aan de hand van nadere gegevens betreffende de betrokken opdracht, alvorens aan te vangen met de selectie van de inschrijvers of deelnemers aan de onderhandelingen.

Deze uitnodiging omvat ten minste de volgende gegevens:

a)

de aard en de hoeveelheid, met inbegrip van eventuele mogelijkheden voor latere opdrachten en, indien mogelijk, een schatting van de termijn voor de uitoefening van deze mogelijkheden; in het geval van periodiek terugkerende opdrachten, de aard en de hoeveelheid en, indien mogelijk, een schatting van de termijnen waarop de latere oproepen tot mededinging voor werken, leveringen of diensten worden bekendgemaakt;

b)

type procedure: niet-openbaar of via onderhandelingen;

c)

in voorkomend geval, de begin- of einddatum van de levering, de werken of de diensten;

d)

wanneer geen elektronische toegang kan worden geboden, het adres en de uiterste datum voor indiening van aanvragen van aanbestedingsdocumenten alsmede de taal of talen waarin deze moeten worden gesteld;

e)

het adres van de aanbestedende instantie;

f)

de economische en technische eisen, de financiële waarborgen en de inlichtingen die van de ondernemers worden verlangd;

g)

de contractvorm van de opdracht waarop kan worden ingeschreven: aankoop, leasing, huur of huurkoop, of een combinatie van deze vormen, en

h)

de gunningscriteria en de weging ervan, of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria, indien dit niet in de indicatieve aankondiging, de specificaties of de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandelingen is vermeld.


BIJLAGE XIV

LIJST VAN INTERNATIONALE SOCIALE EN MILIEUOVEREENKOMSTEN (ALS BEDOELD IN ARTIKEL 36, LID 2)

IAO-Verdrag 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht;

IAO-Verdrag 98 betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen;

IAO-Verdrag 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid;

IAO-Verdrag 105 betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid;

IAO-Verdrag 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces;

IAO-Verdrag nr. 111 betreffende discriminatie in arbeid en beroep;

IAO-Verdrag nr. 100 betreffende gelijke beloning;

IAO-Verdrag nr. 182 over de ernstigste vormen van kinderarbeid;

Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken;

Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel);

Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POPs-Verdrag van Stockholm);

Verdrag inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (UNEP/FAO) (PIC-Verdrag), Rotterdam, 10.9.1998, en de 3 regionale protocollen.


BIJLAGE XV

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 83, LID 3, BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE UNIE

Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad.


BIJLAGE XVI

INLICHTINGEN DIE IN MEDEDELINGEN INZAKE WIJZIGING VAN EEN OPDRACHT GEDURENDE DE LOOPTIJD ERVAN MOETEN WORDEN OPGENOMEN

(als bedoeld in artikel 89, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

CPV-code(s).

4.

NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting van de prestatie in het geval van opdrachten voor leveringen en diensten.

5.

Omschrijving van de aanbesteding voor en na de wijziging: aard en omvang van de werken, aard en hoeveelheid of waarde van leveringen, aard en omvang van diensten.

6.

Indien van toepassing, prijsstijging als gevolg van de wijziging.

7.

Omschrijving van de omstandigheden die de wijziging noodzakelijk hebben gemaakt.

8.

Datum van het besluit tot gunning van de opdracht.

9.

Indien van toepassing, naam, adres en NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de nieuwe ondernemer(s).

10.

Vermelding of de opdracht betrekking heeft op een project en/of programma gefinancierd met Uniemiddelen.

11.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor beroepsprocedures of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.


BIJLAGE XVII

DIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 91

CPV-code

Beschrijving

75200000-8; 75231200-6; 75231240-8; 79611000-0; 79622000-0 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van huishoudelijke hulp]; 79624000-4 [Levering van verpleegkundig personeel] en 79625000-1 [Levering van medisch personeel] van 85000000-9 tot en met 85323000-9; 98133100-5, 98133000-4; 98200000-5 en; 98500000-8 [Particuliere huishoudens met personeel] en 98513000-2 tot en met 98514000-9 [Diensten voor personeel voor huishoudens, Uitzendkrachtdiensten voor huishoudens, Kantoorpersoneeldiensten voor huishoudens, Tijdelijk personeel voor huishoudens, Thuishulpdiensten en Huishoudelijke diensten]

Gezondheidszorg en maatschappelijke en aanverwante dienstverlening

85321000-5 en 85322000-2, 75000000-6 [Diensten voor openbaar bestuur, defensie en sociale verzekering], 75121000-0, 75122000-7, 75124000-1; van 79995000-5 tot en met 79995200-7; van 80000000-4 [Diensten voor onderwijs en opleiding] tot en met 80660000-8; van 92000000-1 tot 92700000-8, 79950000-8 [Organiseren van tentoonstellingen, beurzen en congressen], 79951000-5 [Organiseren van seminars], 79952000-2 [Evenementendiensten], 79952100-3 [Organiseren van culturele evenementen], 79953000-9 [Organiseren van festivals], 79954000-6 [Organiseren van feesten], 79955000-3 [Organiseren van modeshows], 79956000-0 [Organiseren van beurzen en tentoonstellingen]

Administratieve diensten, sociale diensten, onderwijs, gezondheidszorg en culturele diensten

75300000-9

Diensten voor verplichte sociale verzekering (1)

75310000-2, 75311000-9, 75312000-6, 75313000-3, 75313100-4, 75314000-0, 75320000-5, 75330000-8, 75340000-1

Uitkeringsdiensten

98000000-3, 98120000-0; 98132000-7; 98133110-8 en 98130000-3

Overige gemeenschaps-, sociale en persoonlijke diensten zoals diensten verleend door vakbonden, politieke organisaties, jongerenverenigingen en andere diensten door ledenverenigingen

98131000-0

Religieuze diensten

55100000-1 tot en met 55410000-7; 55521000-8 tot en met 55521200-0 [55521000-8 Cateringdiensten voor particulieren, 55521100-9 Warmemaaltijddiensten, 55521200-0 Maaltijdbezorgingsdiensten] 55510000-8 [Kantinediensten], 55511000-5 [Diensten voor kantines en andere niet-openbare cafetaria’s], 55512000-2 [Kantinebeheer], 55523100-3 [Verstrekken van schoolmaaltijden], 55520000-1[Cateringdiensten], 55522000-5 [Cateringdiensten voor transportbedrijven], 55523000-2 [Catering voor ondernemingen of instellingen], 55524000-9 [Catering voor scholen]

Hotel- en restaurantdiensten

79100000-5 tot en met 79140000-7; 75231100-5;

Juridische diensten, voor zover niet uitgesloten overeenkomstig artikel 21, onder c)

75100000-7 tot en met 75120000-3; 75123000-4; 75125000-8 tot en met 75131000-3

Andere administratieve diensten en overheidsdiensten

75200000-8 tot en met 75231000-4

Diensten ten behoeve van de gemeenschap

75231210-9 tot en met 75231230-5; 75240000-0 tot en met 75252000-7; 794300000-7; 98113100-9

Gevangenis- en aanverwante diensten, diensten voor openbare orde en reddingsdiensten, voor zover niet uitgesloten ingevolge artikel 21, onder h)

79700000-1 tot en met 79721000-4 [Opsporings- en beveiligingsdiensten, Beveiligingsdiensten, Diensten voor alarmbewaking, Bewakingsdiensten, Surveillancediensten, Diensten voor opsporingssysteem, Diensten voor het opsporen van voortvluchtigen, Patrouillediensten, Diensten voor het verstrekken van identificatiebadges, Opsporingsdiensten en Diensten van detectivebureau] 79722000-1 [Grafologische diensten], 79723000-8 [Diensten voor afvalanalyse]

Opsporings- en beveiligingsdiensten

98900000-2 [Diensten verleend door extraterritoriale organisaties en instanties] en 98910000-5 [Diensten specifiek voor internationale organisaties]

Internationale diensten

64000000-6 [Post- en telecommunicatiediensten], 64100000-7 [Post- en koeriersdiensten], 64110000-0 [Postdiensten], 64111000-7 [Postdiensten voor kranten en tijdschriften], 64112000-4 [Brievenpostdienst], 64113000-1 [Pakketpostdienst], 64114000-8 [Postkantoordiensten], 64115000-5 [Verhuur van postbussen], 64116000-2 [Poste-restantediensten], 64122000-7 [Interne kantoorbodediensten]

Postdiensten

50116510-9 [Coveren van banden], 71550000-8 [Smederijdiensten]

Diverse diensten


(1)  Deze diensten vallen niet onder deze richtlijn wanneer zij worden georganiseerd als niet-economische diensten van algemeen belang. Het staat de lidstaten vrij om de verstrekking van verplichte sociale diensten of andere diensten te organiseren als diensten van algemeen belang of als niet-economische diensten van algemeen belang.


BIJLAGE XVIII

INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERMELD IN AANKONDIGINGEN BETREFFENDE OPDRACHTEN VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN

(als bedoeld in artikel 92)

Deel A —   Aankondiging van opdracht

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

Omschrijving van (categorieën van) diensten en indien van toepassing, te gunnen bijkomende werken en leveringen, met inbegrip van vermelding van hoeveelheden of waarden, CPV-codes.

4.

NUTS-code voor de voornaamste plaats van verrichting van de diensten.

5.

Zo nodig, vermelden of de aanbesteding uitsluitend bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan uitsluitend in het kader van programma’s voor beschutte werkplaatsen plaatsvindt.

6.

Voornaamste voorwaarden waaraan ondernemers moeten voldoen om te kunnen deelnemen, of indien van toepassing, het elektronische adres waar nadere informatie verkrijgbaar is.

7.

Termijn(en) voor contact met de aanbestedende diensten voor de deelname.

8.

Andere relevante inlichtingen.

Deel B —   Periodieke indicatieve aankondiging

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst.

2.

Korte beschrijving van de opdracht, met referentienummer(s) van de CPV-codes.

3.

Voor zover bekend:

a)

NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting in het geval van leveringen en diensten;

b)

termijn voor de levering of verrichting van de goederen, werken of diensten en looptijd van de opdracht;

c)

voorwaarden voor deelneming, met name:

indien van toepassing, de vermelding dat de opdracht is voorbehouden aan sociale werkplaatsen of dat de uitvoering ervan is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid,

indien van toepassing, vermelding of het verlenen van de dienst ingevolge wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden;

d)

korte beschrijving van de hoofdkenmerken van de gunningsprocedure die zal worden toegepast.

4.

Vermelding van het feit dat belangstellende ondernemers de aanbestedende dienst op de hoogte moeten brengen van hun belangstelling voor de opdracht(en), van de uiterste data voor de ontvangst van de blijken van belangstelling en van het adres waarnaar de blijken van belangstelling verzonden moeten worden.

Deel C —   Aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst.

2.

Korte beschrijving van de opdracht, met referentienummer(s) van de CPV-codes.

3.

Voor zover bekend:

a)

NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting in het geval van leveringen en diensten;

b)

termijn voor de levering of verrichting van de goederen, werken of diensten en looptijd van de opdracht;

c)

voorwaarden voor deelneming, met name:

indien van toepassing, de vermelding dat de opdracht is voorbehouden aan sociale werkplaatsen of dat de uitvoering ervan is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid,

indien van toepassing, vermelding of het verlenen van de dienst ingevolge wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepsgroep is voorbehouden;

d)

korte beschrijving van de hoofdkenmerken van de gunningsprocedure die zal worden toegepast.

4.

Vermelding van het feit dat belangstellende ondernemers de aanbestedende dienst op de hoogte moeten brengen van hun belangstelling voor de opdracht(en), van de uiterste data voor de ontvangst van de blijken van belangstelling en van het adres waarnaar de blijken van belangstelling verzonden moeten worden.

5.

Geldigheidsduur van de erkenningsregeling en formaliteiten voor de verlenging ervan.

Deel D —   Aankondiging van gunning van opdracht

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

Ten minste een beknopte beschrijving van de aard en hoeveelheid van de diensten, en indien van toepassing, de bijkomende werken en leveringen.

4.

Verwijzing naar bekendmaking van de aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie.

5.

Aantal ontvangen inschrijvingen.

6.

Naam en adres van de gekozen ondernemer(s).

7.

Andere relevante inlichtingen.


BIJLAGE XIX

INFORMATIE DIE IN AANKONDIGINGEN VAN PRIJSVRAGEN MOET WORDEN VERMELD

(als bedoeld in artikel 96, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

Omschrijving van het ontwerp (CPV-codes).

4.

Type prijsvraag: openbaar of niet-openbaar.

5.

In geval van een openbare prijsvraag: uiterste datum voor ontvangst van de ontwerpen.

6.

In geval van een niet-openbare prijsvraag:

a)

beoogd aantal deelnemers, of minimum- en maximumaantal;

b)

indien van toepassing, namen van reeds geselecteerde deelnemers;

c)

criteria voor selectie van de deelnemers;

d)

uiterste datum voor ontvangst van de aanvragen tot deelname.

7.

Indien van toepassing, vermelding of de deelname aan een bepaalde beroepscategorie is voorbehouden.

8.

Criteria die bij de beoordeling van de ontwerpen worden gehanteerd.

9.

Indien van toepassing, namen van de geselecteerde juryleden.

10.

Vermelding of de beslissing van de jury bindend is voor de aanbestedende dienst.

11.

Indien van toepassing, aantal prijzen en waarde ervan.

12.

Indien van toepassing, nadere gegevens over vergoedingen aan alle deelnemers.

13.

Vermelding of de winnaars recht hebben op eventuele vervolgopdrachten.

14.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

15.

Datum van verzending van de aankondiging.

16.

Andere relevante inlichtingen.


BIJLAGE XX

INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERMELD IN AANKONDIGINGEN VAN UITSLAGEN VAN PRIJSVRAGEN

(als bedoeld in artikel 96, lid 1)

1.

Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2.

Hoofdactiviteit.

3.

Omschrijving van het ontwerp (CPV-codes).

4.

Totaal aantal deelnemers.

5.

Aantal buitenlandse deelnemers.

6.

Winnaar(s) van de prijsvraag.

7.

Indien van toepassing, toegekende prijs of prijzen.

8.

Andere inlichtingen.

9.

Verwijzing naar de aankondiging van de prijsvraag.

10.

Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

11.

Datum van verzending van de aankondiging.


BIJLAGE XXI

CONCORDANTIETABEL

Deze richtlijn

Richtlijn 2004/17/EG

Artikel 1

Artikel 2, eerste zin

Artikel 1, lid 1

Artikel 2, punt 1

Artikel 1, lid 2, onder a)

Artikel 2, punt 2

Artikel 1, lid 2, onder b), eerste zin

Artikel 2, punt 3

Artikel 1, lid 2, onder b), tweede zin

Artikel 2, punt 4

Artikel 1, lid 2, onder c)

Artikel 2, punt 5

Artikel 1, lid 2, onder d), eerste alinea

Artikel 2, punt 6

Artikel 1, lid 7, eerste en tweede alinea

Artikel 2, punt 7

Artikel 1, lid 7, derde alinea

Artikel 2, punt 8

Artikel 1, lid 7, derde alinea

Artikel 2, punt 9

Artikel 34, lid 1

Artikel 2, punt 10

Artikel 1, lid 8

Artikel 2, punt 11

Artikel 2, punt 12

Artikel 1, lid 8

Artikel 2, punt 13

Artikel 2, punt 14

Artikel 1, lid 11

Artikel 2, punt 15

Artikel 1, lid 12

Artikel 2, punt 16

Artikel 2, punt 17

Artikel 1, lid 10

Artikel 2, punt 18

Artikel 2, punt 19

Artikel 2, punt 20

Artikel 3, lid 1

Artikel 2, lid 1, onder a), eerste alinea

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 2, lid 1, onder a), tweede alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 2, lid 3

Artikel 4, lid 3, tweede en derde alinea

Artikel 4, lid 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2, eerste alinea

Artikel 5, lid 2, tweede alinea

Artikel 1, lid 2, onder d), tweede en derde alinea

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 4, eerste en tweede alinea

Artikel 5, lid 4, derde alinea

Artikel 5, lid 5

Artikel 6, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 6, lid 1, derde alinea

Artikel 9, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 9, lid 1, eerste alinea

Artikel 6, lid 3, onder a)

Artikel 9, lid 2

Artikel 6, lid 3, onder b)

Artikel 6, lid 3, onder c)

Artikel 9, lid 3

Artikel 7

Artikel 3, lid 1 en lid 3; artikel 4, lid 1; artikel 7, onder a)

Artikel 8

Artikel 3, lid 1 en 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 3, lid 3

Artikel 9, lid 2

Artikel 3, lid 4

Artikel 10

Artikel 4

Artikel 11

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 12

Artikel 7, onder b)

Artikel 13, lid 1

Artikel 6, lid 1 en lid 2, onder c) in fine

Artikel 13, lid 2, onder a)

Artikel 6, lid 2, onder a)

Artikel 13, lid 2, onder b)

Artikel 6, lid 2, onder b)

Artikel 13, lid 2, onder c), i) en ii)

Artikel 6, lid 2, onder c), eerste en derde streepje

Artikel 6, lid 2, onder c), tweede, vierde, vijfde en zesde streepje

Artikel 14, onder a)

Artikel 7, onder a)

Artikel 14, onder b)

Artikel 7, onder a)

Artikel 8

Bijlage I — X

Artikel 15

Artikel 16 en 61

Artikel 16, lid 1

Artikel 17, lid 1; artikel 17, lid 8

Artikel 16, lid 2

Artikel 16, lid 3

Artikel 17, lid 2; artikel 17, lid 8

Artikel 16, lid 4

Artikel 16, lid 5

Artikel 17, lid 3

Artikel 16, lid 6

Artikel 16, lid 7

Artikel 17, leden 4 en 5

Artikel 16, lid 8

Artikel 17, lid 6, onder a), eerste en tweede alinea

Artikel 16, lid 9

Artikel 17, lid 6, onder b), eerste en tweede alinea

Artikel 16, lid 10

Artikel 17, lid 6, onder a), derde alinea, en lid 6, onder b), derde alinea

Artikel 16, lid 11

Artikel 17, lid 7

Artikel 16, lid 12

Artikel 17, lid 9

Artikel 16, lid 13

Artikel 17, lid 10

Artikel 16, lid 14

Artikel 17, lid 11

Artikel 17

Artikel 69

Artikel 18, lid 1

Artikel 19, lid 1

Artikel 18, lid 2

Artikel 19, lid 2

Artikel 19, lid 1

Artikel 20, lid 1; artikel 62, punt 1

Artikel 19, lid 2

Artikel 20, lid 2

Artikel 20

Artikel 22; artikel 62, punt 1

Artikel 21, onder a)

Artikel 24, onder a)

Artikel 21, onder b)

Artikel 24, onder b)

Artikel 21, onder c)

Artikel 21, onder d)

Artikel 24, onder c)

Artikel 21, onder e)

Artikel 21, onder f)

Artikel 24, onder d)

Artikel 21, onder g)

Artikel 21, onder h)

Artikel 21, onder i)

Artikel 22

Artikel 25

Artikel 23

Artikel 26

Artikel 24, lid 1

Artikel 22 bis

Artikel 24, lid 2

Artikel 21; artikel 62, punt 1

Artikel 24, lid 3

Artikel 21; artikel 62, punt 1

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27, lid 1

Artikel 22 bis in fine, artikel 12 van Richtlijn 2009/81/EG

Artikel 27, lid 2

Artikel 28

Artikel 29, lid 1

Artikel 23, lid 1

Artikel 29, lid 2

Artikel 23, lid 1

Artikel 29, lid 3

Artikel 23, lid 2

Artikel 29, lid 4

Artikel 23, lid 3, onder a) t/m c)

Artikel 29, lid 5

Artikel 23, lid 3, tweede alinea

Artikel 29, lid 6

Artikel 23, lid 3, derde alinea

Artikel 30

Artikel 23, lid 4

Artikel 31

Artikel 23, lid 5

Artikel 32

Artikel 24, onder e)

Artikel 33, leden 1 en 2

Artikel 27

Artikel 33, lid 3

Artikel 34, lid 1, eerste en tweede zin

Artikel 30, lid 1; artikel 62, punt 2)

Artikel 34, lid 1, derde zin

Artikel 34, lid 1, vierde zin

Artikel 30, lid 2, overweging 41

Artikel 34, lid 2, eerste alinea

Artikel 30, lid 2

Artikel 34, lid 2, tweede alinea

Artikel 34, lid 3

Artikel 30, lid 3

Artikel 35, lid 1

Artikel 30, lid 4, eerste alinea; lid 5, eerste en tweede alinea

Artikel 35, lid 2

Artikel 30, lid 5, eerste en tweede alinea

Artikel 35, lid 3

Artikel 30, lid 4, tweede alinea; lid 5, vierde alinea; artikel 62, punt 2)

Artikel 30, lid 4, derde alinea

Artikel 35, lid 4

Artikel 35, lid 5

Artikel 30, lid 6, tweede alinea

Artikel 35, lid 6

Artikel 30, lid 6, derde en vierde alinea

Artikel 36, lid 1

Artikel 10

Artikel 36, lid 2

Artikel 37

Artikel 11

Artikel 38, lid 1

Artikel 28, eerste alinea

Artikel 38, lid 2

Artikel 28, tweede alinea

Artikel 39

Artikel 13

Artikel 40, lid 1

Artikel 48, leden 1, 2 en 4; artikel 64, lid 1

Artikel 40, lid 2

Artikel 40, lid 3

Artikel 48, lid 3; artikel 64, lid 2

Artikel 40, lid 4

Art, 40, lid 5

Artikel 40, lid 6

Artikel 48, leden 5 en 6; artikel 64, lid 3

Artikel 40, lid 7, eerste alinea

Artikel 70, lid 2, onder f), en tweede alinea

Artikel 40, lid 7, tweede en derde alinea

 

Artikel 41, lid 1

Artikel 1, lid 13

Artikel 41, lid 2

Artikel 70, lid 2, onder c) en d); artikel 70, lid 2, tweede alinea

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 12

Artikel 44, lid 1

Artikel 40, leden 1 en 2

Artikel 44, lid 2

Artikel 40, lid 2

Artikel 44, lid 3

Artikel 44, lid 4

Artikel 42, lid 1 en lid 3, onder b)

Artikel 44, lid 5

Aanhef van artikel 40, lid 3

Artikel 45, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 9, onder a)

Artikel 45, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 45, lid 2

Artikel 45, lid 2

Artikel 45, lid 4

Artikel 45, lid 3

Artikel 45, lid 4

Artikel 46

Artikel 1, lid 9, onder b); artikel 45, lid 3

Artikel 47

Artikel 1, lid 9, onder c); artikel 45, lid 3

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 50, onder a)

Artikel 40, lid 3, onder a)

Artikel 50, onder b)

Artikel 40, lid 3, onder b)

Artikel 50, onder c)

Artikel 40, lid 3, onder c)

Artikel 50, onder d)

Artikel 40, lid 3, onder d)

Artikel 50, onder e)

Artikel 40, lid 3, onder e)

Artikel 50, onder f)

Artikel 40, lid 3, onder g)

Artikel 50, onder g)

Artikel 40, lid 3, onder h)

Artikel 50, onder h)

Artikel 40, lid 3, onder j)

Artikel 50, onder i)

Artikel 40, lid 3, onder k)

Artikel 50, onder j)

Artikel 40, lid 3, onder l)

Artikel 51, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 14, lid 1; artikel 1, lid 4

Artikel 51, lid 1, derde alinea

Artikel 51, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 51, lid 2, derde alinea

Artikel 14, lid 4

Artikel 52, lid 1

Artikel 1, lid 5; artikel 15, lid 1

Artikel 52, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 52, lid 3

Artikel 15, lid 2, laatste zin

Artikel 52, lid 4

Artikel 15, lid 3

Artikel 52, lid 5

Artikel 15, lid 4

Artikel 52, lid 6

Artikel 15, lid 6

Artikel 52, lid 7

Artikel 52, lid 8

Artikel 52, lid 9

Artikel 15, lid 7, derde alinea

Artikel 53, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 6; artikel 56, lid 1

Artikel 53, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 1, lid 6

Artikel 53, lid 2

Artikel 56, lid 2

Artikel 53, lid 3

Artikel 56, lid 2, derde alinea

Artikel 53, lid 4

Artikel 56, lid 3

Artikel 53, lid 5

Artikel 56, lid 4

Artikel 53, lid 6

Artikel 56, lid 5

Artikel 53, lid 7

Artikel 56, lid 6

Artikel 53, lid 8

Artikel 56, lid 7

Artikel 53, lid 9

Artikel 56, lid 8

Artikel 54

Artikel 55, lid 1

Artikel 29, lid 1

Artikel 55, lid 2

Artikel 29, lid 2

Artikel 55, lid 3

Artikel 55, lid 4

Artikel 29, lid 2

Artikel 56

Artikel 57

Artikel 58

Overweging 15

Artikel 59

Artikel 60, lid 1

Artikel 34, lid 1

Artikel 60, lid 2

Artikel 34, lid 2

Artikel 60, lid 3

Artikel 34, lid 3

Artikel 60, lid 4

Artikel 34, lid 8

Artikel 60, lid 5

Artikel 34, lid 4

Artikel 60, lid 6

Artikel 34, lid 5

Artikel 61, lid 1

Artikel 34, lid 6

Artikel 61, lid 2

Artikel 34, lid 6

Artikel 62, lid 1

Artikel 34, lid 4, tweede alinea; lid 5, tweede en derde alinea; lid 6, tweede alinea; lid 7

Artikel 62, lid 2

Artikel 34, lid 4, eerste alinea; lid 5, eerste alinea, lid 6, eerste alinea

Artikel 62, lid 3

Artikel 63

Artikel 35

Artikel 64, lid 1

Artikel 36, lid 1

Artikel 64, lid 2

Artikel 36, lid 2

Artikel 65

Artikel 66, lid 1

Artikel 45, lid 1

Artikel 66, lid 2

Artikel 45, lid 9

Artikel 45, lid 10

Artikel 66, lid 3

Artikel 45, lid 9

Artikel 67, lid 1

Artikel 41, lid 1 en lid 2

Artikel 67, lid 2

Artikel 42, lid 3; artikel 44, lid 1

Artikel 68

Artikel 41, lid 3

Artikel 69

Artikel 42, lid 1, onder c); artikel 44, lid 1

Artikel 70, lid 1

Artikel 43, lid 1, eerste alinea; artikel 44, lid 1

Artikel 70, lid 2

Artikel 43, lid 1, tweede en derde alinea

Artikel 70, lid 3

Artikel 43, leden 2 en 3

Artikel 70, lid 4

Artikel 43, lid 5

Artikel 71, lid 1

Artikel 44, lid 1;

Artikel 70, lid 1, onder b)

Artikel 71, lid 2, eerste zin

Artikel 44, leden 2 en 3

Artikel 71, lid 2, tweede en derde zin

Artikel 44, lid 4, tweede alinea

Artikel 71, lid 3

Artikel 44, lid 4, eerste alinea

Artikel 71, lid 4

Artikel 71, lid 5, eerste alinea

Artikel 44, lid 6

Artikel 71, lid 5, tweede alinea

Artikel 44, lid 7

Artikel 71, lid 6

Artikel 44, lid 8

Artikel 72, lid 1

Artikel 44, lid 5, eerste alinea

Artikel 72, lid 2 en 3

Artikel 44, lid 5, tweede en derde alinea

Artikel 73, lid 1

Artikel 45, lid 6

Artikel 73, lid 2

Artikel 46, lid 2

Artikel 74, lid 1

Artikel 47, lid 1, eerste zin en lid 5, eerste alinea

Artikel 74, lid 2

Artikel 47, lid 1, tweede zin en

lid 5, tweede alinea

Artikel 75, lid 1

Artikel 49, lid 1

Artikel 75, lid 2

Artikel 49, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 75, lid 3

Artikel 49, lid 2, derde alinea

Artikel 75, leden 4, 5 en 6

Artikel 49, leden 3, 4 en 5

Artikel 76, lid 1

Artikel 51, lid 1

Artikel 76, lid 2

Artikel 51, lid 2

Artikel 76, lid 3

Artikel 52, lid 1

Artikel 76, lid 4

Artikel 76, lid 5

Artikel 51, lid 3

Artikel 76, lid 6

Artikel 76, lid 7

Artikel 76, lid 8

Artikel 77, lid 1

Artikel 53, lid 1

Artikel 77, lid 2

Artikel 53, lid 2

Artikel 77, lid 3

Artikel 53, lid 6

Artikel 77, lid 4

Artikel 53, lid 7

Artikel 77, lid 5

Artikel 53, lid 9

Artikel 77, lid 6

Artikel 78, lid 1

Artikel 54, leden 1 en 2

Artikel 78, lid 2

Artikel 54, lid 3

Artikel 79, lid 1

Artikel 53, leden 4 en 5

Artikel 79, lid 2

Artikel 54, leden 5 en 6

Artikel 79, lid 3

Artikel 80, lid 1

Artikel 53, lid 3; artikel 54, lid 4

Artikel 80, lid 2

Artikel 80, lid 3

Artikel 53, lid 3; artikel 54, lid 4

Artikel 81, lid 1

Artikel 52, lid 2

Artikel 81, lid 2

Artikel 52, lid 3

Artikel 81, lid 3

Artikel 82, lid 1

Artikel 55, lid 1

Artikel 82, lid 2

Artikel 55, lid 1

Artikel 82, lid 3

Artikel 82, lid 4

Overweging 1; overweging 55, lid 3

Artikel 82, lid 5

Artikel 55, lid 2

Artikel 83

Artikel 84, lid 1

Artikel 57, lid 1, eerste alinea

Artikel 84, lid 2, onder a)

Artikel 57, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 84, lid 2, onder b)

Artikel 57, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 84, lid 2, onder c)

Artikel 57, lid 1, tweede alinea, onder c)

Artikel 84, lid 2, onder d)

Artikel 57, lid 1, tweede alinea, onder d)

Artikel 84, lid 2, onder e)

Artikel 84, lid 2, onder f)

Artikel 57, lid 1, tweede alinea, onder e)

Artikel 84, lid 3, eerste alinea

Artikel 57, lid 2

Artikel 84, lid 3, tweede alinea

Artikel 84, lid 4

Artikel 57, lid 3

Artikel 84, lid 5

Artikel 85, leden 1, 2, 3, 4 en artikel 86

Artikel 58, leden 1 t/m 4; artikel 59

Artikel 85, lid 5

Artikel 58, lid 5

Artikel 87

Artikel 38

Artikel 88, lid 1

Artikel 88, lid 2

Artikel 37, eerste zin

Artikel 88, lid 3

Artikel 88, lid 4

Artikel 37, tweede zin

Artikel 88, leden 5 t/m 8

Artikel 89

Artikel 90

Artikel 91

Artikel 92

Artikel 93

Artikel 94

Artikel 95

Artikel 61

Artikel 96, lid 1

Artikel 63, lid 1, eerste alinea

Artikel 96, lid 2, eerste alinea

Artikel 63, lid 1, eerste alinea

Artikel 96, lid 2, tweede en derde alinea

Artikel 63, lid 1, tweede alinea, eerste en tweede zin

Artikel 96, lid 3

Artikel 63, lid 2

Artikel 97, lid 1

Artikel 65, lid 1

Artikel 97, lid 2

Artikel 60, lid 2

Artikel 97, leden 3 en 4

Artikel 65, leden 2 en 3

Artikel 98

Artikel 66

Artikel 99, lid 1

Artikel 72, eerste alinea

Artikel 99, leden 2 t/m 6

Artikel 100

Artikel 50

Artikel 101

Artikel 102

Artikel 103

Artikel 68, leden 3 en 4

Artikel 104

Artikel 68, lid 5

Artikel 105, leden 1 en 2

Artikel 68, leden 1 en 2

Artikel 105, lid 3

Artikel 106, lid 1

Artikel 71, lid 1, eerste alinea

Artikel 106, lid 2

Artikel 106, lid 3

Artikel 71, lid 1, derde alinea

Artikel 107

Artikel 73

Artikel 108

Artikel 109

Artikel 74

Artikel 110

Artikel 75

Bijlage I tot X

Bijlage I (behalve eerste zin)

Bijlage XII (behalve voetnoot 1)

Bijlage I, eerste zin

Bijlage XII, voetnoot 1

Bijlage II

Bijlage III, punten A, B, C, E, F, G, H, I en J

Bijlage XI

Bijlage III, punt D

Bijlage IV, punt 1, eerste t/m derde alinea

Artikel 30, lid 6, eerste alinea

Bijlage IV, punt 1, vierde alinea

Bijlage IV, punt 2

Artikel 30, lid 6, eerste alinea, tweede zin

Bijlage V, onder a) t/m f)

Bijlage XXIV, onder b) t/m h)

Bijlage V, g)

Bijlage VI

Bijlage XV

Bijlage VII

Artikel 56, lid 3, tweede alinea, onder a) t/m f)

Bijlage VIII, behalve voor punt 4

Bijlage XXI, behalve voor punt 4

Bijlage VIII, punt 4

Bijlage XXI, punt 4

Bijlage IX

Bijlage XX

Bijlage X

Bijlage XIV

Bijlage XI

Bijlage XIII

Bijlage XII

Bijlage XVI

Bijlage XIII, punt 1

Artikel 47, lid 4

Bijlage XIII, punt 2

Artikel 47, lid 5

Bijlage XIV

Bijlage XXIII

Bijlage XV

Bijlage XVI

Bijlage XVI

Bijlage XVII

Bijlage XVII

Bijlage XVIII

Bijlage XIX

Bijlage XVIII

Bijlage XX

Bijlage XIX

Bijlage XXI

Bijlage XXVI

Bijlage XXII

Bijlage XXV


28.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/375


RICHTLIJN 2014/36/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder a) en b),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaald dat maatregelen moeten worden aangenomen op het gebied van asiel, immigratie en de bescherming van de rechten van onderdanen van derde landen.

(2)

Het VWEU bepaalt dat de Unie een gemeenschappelijk immigratiebeleid moet ontwikkelen dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen en een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven. Daartoe dienen het Europees Parlement en de Raad maatregelen te nemen aangaande de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen en de vaststelling van hun rechten.

(3)

In het Haags programma, dat door de Europese Raad van 4 november 2004 is vastgesteld, wordt erkend dat legale migratie een belangrijke rol speelt bij de bevordering van economische ontwikkeling, en wordt de Commissie verzocht een beleidsplan over legale migratie in te dienen waarin toelatingsprocedures zijn opgenomen waarmee snel kan worden ingespeeld op wisselingen in de vraag naar arbeidsmigranten op de arbeidsmarkt.

(4)

Tijdens de Europese Raad van 14 en 15 december 2006 is een stappenplan afgesproken voor 2007. Dat stappenplan omvat de ontwikkeling van een goed aangestuurd immigratiebeleid dat de lidstaten helpt in de bestaande en de toekomstige behoeften van de arbeidsmarkt te voorzien, en dat daarbij de nationale bevoegdheden volledig in acht neemt. De Europese Raad riep ook op te zoeken naar middelen om tijdelijke migratie te vergemakkelijken.

(5)

Het Europees pact inzake immigratie en asiel, dat op 16 oktober 2008 door de Europese Raad werd goedgekeurd, geeft uiting aan het vaste voornemen van de Unie en haar lidstaten om een eerlijk, doeltreffend en samenhangend beleid te voeren ten aanzien van de uitdagingen en kansen die uit migratie voortvloeien. Het pact vormt de basis voor een gemeenschappelijk immigratiebeleid dat geïnspireerd is door een geest van solidariteit tussen de lidstaten en samenwerking met derde landen en dat stoelt op een correct beheer van de migratiestromen, niet alleen in het belang van de gastlanden maar ook van de herkomstlanden en van de migranten zelf.

(6)

Het programma van Stockholm, dat door de Europese Raad op 11 december 2009 is vastgesteld, erkent dat arbeidsimmigratie kan bijdragen tot meer concurrentievermogen en economische vitaliteit en dat een flexibel immigratiebeleid, in de context van de grote demografische uitdagingen waarvoor de Unie zal komen te staan met een stijgende vraag naar arbeid, een belangrijke bijdrage zal leveren tot de economische ontwikkeling en prestaties van de Unie op lange termijn. In dit programma wordt ook onderstreept hoe belangrijk het is te zorgen voor een eerlijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en voor het optimaliseren van de koppeling tussen migratie en ontwikkeling. De Commissie en de Raad wordt verzocht het beleidsplan betreffende legale migratie, uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 21 december 2005 te blijven uitvoeren.

(7)

Deze richtlijn beoogt bij te dragen tot een doeltreffend beheer van de migratiestromen voor de specifieke categorie van tijdelijke seizoenmigratie en tot het garanderen van behoorlijke arbeidsvoorwaarden en levensomstandigheden voor seizoenarbeiders, door de invoering van eerlijke en transparante regels voor toelating en verblijf en het vaststellen van de rechten van seizoenarbeiders, terwijl in de regeling tegelijk stimulansen en waarborgen worden ingebouwd om te voorkomen dat hun verblijf langer duurt dan is toegestaan of dat een tijdelijk verblijf permanent wordt. Bovendien zullen ook de bepalingen van Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) helpen voorkomen dat een dergelijk tijdelijk verblijf na het seizoen overgaat in een onrechtmatig verblijf.

(8)

De lidstaten dienen deze richtlijn toe te passen zonder onderscheid te maken naar geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, in het bijzonder overeenkomstig Richtlijn 2000/43/EG van de Raad (5) en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad (6).

(9)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het beginsel van preferentie voor burgers van de Unie wat de toegang tot de arbeidsmarkt van de lidstaten betreft, dat is neergelegd in de desbetreffende bepalingen van de toepasselijke toetredingsakten.

(10)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten met het oog op seizoenarbeid, zoals in het VWEU is voorgeschreven.

(11)

Deze richtlijn mag niet van invloed zijn op de voorwaarden voor het verrichten van diensten in het kader van artikel 56 VWEU. Met name mag deze richtlijn niet van invloed zijn op arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) van toepassing zijn op werknemers die door een in een lidstaat gevestigde onderneming ter beschikking zijn gesteld met het oog op het verrichten van een dienst op het grondgebied van een andere lidstaat.

(12)

Deze richtlijn dient van toepassing te zijn op de rechtstreekse arbeidsverhouding tussen seizoenarbeiders en werkgevers. Indien het nationale recht van een lidstaat het echter toelaat om onderdanen van derde landen als seizoenarbeiders toe te laten via op het grondgebied van die lidstaat gevestigde bemiddelings- en uitzendbureaus die een rechtstreekse arbeidsovereenkomst met de seizoenarbeider hebben, mogen deze bureaus niet buiten de werkingssfeer van deze richtlijn vallen.

(13)

Bij de omzetting van deze richtlijn dienen de lidstaten, waar nodig, in overleg met de sociale partners, een lijst op te stellen van de sectoren waar seizoenafhankelijke activiteiten voorkomen. Seizoenafhankelijke activiteiten komen hoofdzakelijk voor in sectoren zoals de land- en tuinbouw, in het bijzonder tijdens het plantseizoen of de oogst, of het toerisme, in het bijzonder tijdens de vakantie.

(14)

De lidstaten mogen, indien daarin in het nationale recht is voorzien, conform het non-discriminatiebeginsel dat is neergelegd in artikel 10 VWEU, bij de uitvoering van de facultatieve bepalingen van deze richtlijn onderdanen van bepaalde derde landen gunstiger behandelen dan onderdanen van andere derde landen.

(15)

Het indienen van een aanvraag tot toelating als seizoenarbeider mag alleen worden toegestaan aan onderdanen van derde landen die buiten het grondgebied van de lidstaten verblijven.

(16)

Toelating voor de in deze richtlijn uiteengezette doeleinden moet op grond van naar behoren gemotiveerde redenen kunnen worden geweigerd. Met name moet het mogelijk zijn om toelating te weigeren indien een lidstaat op basis van een beoordeling van de feiten tot het oordeel is gekomen dat de betrokken onderdaan van een derde land een potentiële bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

(17)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de toepassing van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (8).

(18)

Deze richtlijn mag geen ongunstige invloed hebben op de rechten toegekend aan onderdanen van derde landen die reeds legaal in een lidstaat verblijven om er te werken.

(19)

Voor de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, zijn Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) (Visumcode), Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad (10) (Schengengrenscode) en Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (11) volledig van toepassing. Voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen worden de voorwaarden voor de toelating van seizoenarbeiders op het grondgebied van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen derhalve geregeld door die instrumenten; deze richtlijn heeft alleen betrekking op de criteria en de vereisten voor de toegang tot arbeid. Voor de lidstaten die het Schengenacquis niet volledig toepassen, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, geldt uitsluitend de Schengengrenscode. De in deze richtlijn genoemde bepalingen van het Schengenacquis behoren tot het deel van het Schengenacquis waaraan Ierland en het Verenigd Koninkrijk niet deelnemen, en derhalve zijn die bepalingen niet op hen van toepassing.

(20)

Deze richtlijn dient de criteria en vereisten vast te stellen voor de toelating tot arbeid als seizoenarbeider voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen, alsmede de gronden voor afwijzing, intrekking en niet-verlenging/-hernieuwing van deze toelating. Op de afgifte van visa voor kort verblijf ten behoeve van seizoenarbeid zijn de desbetreffende bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot de voorwaarden voor toegang tot en verblijf op het grondgebied van de lidstaten van overeenkomstige toepassing, evenals de gronden voor afwijzing, verlenging, nietigverklaring of intrekking van die visa. In het bijzonder moeten beslissingen tot afwijzing, nietigverklaring of intrekking van een visum en de gronden waarop zij zijn gebaseerd overeenkomstig artikel 32, lid 2, en artikel 34, lid 6, van de Visumcode aan de aanvrager kenbaar worden gemaakt door middel van het standaardformulier van bijlage VI bij de Visumcode.

(21)

Voor de seizoenarbeiders die toegelaten worden voor een verblijf van meer dan 90 dagen dienen in deze richtlijn de voorwaarden voor de toelating tot en het verblijf op het grondgebied en de criteria en vereisten voor de toegang tot arbeid in de lidstaten te worden vastgesteld.

(22)

Deze richtlijn beoogt te voorzien in een soepele, door vraag gestuurde toegangsregeling, gebaseerd op objectieve criteria zoals een geldige arbeidsovereenkomst of een bindend werkaanbod, waarin de belangrijkste gegevens van de arbeidsovereenkomst of -verhouding zijn vastgelegd.

(23)

Het moet de lidstaten vrijstaan aan de hand van een onderzoek aan te tonen dat in een bepaalde vacature niet kan worden voorzien uit de binnenlandse arbeidsmarkt.

(24)

De lidstaten moeten een toelatingsaanvraag kunnen afwijzen, met name wanneer de onderdaan van een derde land niet heeft voldaan aan de uit een eerdere beslissing tot toelating als seizoenarbeider voortvloeiende verplichting om het grondgebied van de betrokken lidstaat te verlaten na het verstrijken van de geldigheid van een vergunning met het oog op seizoenarbeid.

(25)

De lidstaten moeten van de werkgever kunnen verlangen dat hij met de bevoegde autoriteiten samenwerkt en alle relevante informatie verstrekt die nodig is ter voorkoming van mogelijk misbruik of verkeerd gebruik van de bij deze richtlijn vastgestelde procedure.

(26)

De invoering van één enkele procedure voor het verkrijgen van een gecombineerde vergunning die zowel verblijf als arbeid omvat, dient de thans in de lidstaten geldende regels te helpen vereenvoudigen. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan het recht van de lidstaten om, met inachtneming van de eigenheden van de nationale administratieve organisatie en praktijk, de bevoegde autoriteiten aan te wijzen en op welke wijze zij dienen te worden betrokken in die ene procedure.

(27)

De aanwijzing van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze richtlijn dient de rol en de taken die met betrekking tot de behandeling van en het besluit over de aanvraag door andere autoriteiten en, in voorkomend geval, door de sociale partners overeenkomstig het nationale rechten/of de nationale praktijk, worden vervuld, onverlet te laten.

(28)

Deze richtlijn moet de lidstaten een zekere flexibiliteit bieden bij het afgeven van vergunningen voor toelating (toegang, verblijf en werk) van seizoenarbeiders. De afgifte van een visum voor verblijf van langere duur overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder a), doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de lidstaten om een voorafgaande toestemming om in de betrokken lidstaat te werken af te geven. Niettemin moet in die vergunningen duidelijk worden vermeld dat zij met het oog op seizoenarbeid zijn afgegeven, teneinde te waarborgen dat de bij deze richtlijn vastgestelde arbeidsvoorwaarden zijn gecontroleerd en dat eraan wordt voldaan. Wanneer zij uitsluitend visa voor kort verblijf afgeven, moeten de lidstaten daarvoor de rubriek „opmerkingen” op de visumsticker gebruiken.

(29)

Voor alle verblijven van ten hoogste 90 dagen dienen de lidstaten een keuze te maken tussen de afgifte van een visum voor kort verblijf of van een visum voor kort verblijf in combinatie met een arbeidsvergunning indien de onderdaan van een derde land in het bezit moet zijn van een visum overeenkomstig Verordening (EG) nr. 539/2001. Indien de onderdaan van een derde land niet onderworpen is aan de visumplicht en indien de lidstaat artikel 4, lid 3, van die verordening niet heeft toegepast, dienen de lidstaten een arbeidsvergunning als zijnde een vergunning met het oog op seizoenarbeid af te geven. Voor alle verblijven van meer dan 90 dagen dienen de lidstaten een keuze te maken voor de afgifte van een van de volgende vergunningen met het oog op seizoenarbeid: een visum voor verblijf van langere duur; een seizoenarbeidersvergunning; of een seizoenarbeidersvergunning vergezeld van een visum voor verblijf van langere duur indien krachtens het nationale recht een visum voor verblijf van langere duur vereist is om het grondgebied te betreden. Niets in deze richtlijn mag de lidstaten ervan beletten om de arbeidsvergunning rechtstreeks aan de werkgever te bezorgen.

(30)

Wanneer een visum vereist is om het grondgebied van een lidstaat te betreden en de onderdaan van een derde land voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een seizoenarbeidersvergunning, dient de betrokken lidstaat de betrokkene alle faciliteiten te bieden om het vereiste visum te verkrijgen en er zorg voor te dragen dat de bevoegde autoriteiten daartoe doelmatig samenwerken.

(31)

De maximale duur van het verblijf dient te worden vastgesteld door de lidstaten en beperkt te zijn tot een periode tussen de vijf en negen maanden, hetgeen, samen met de definitie van seizoenarbeid, moet garanderen dat het werk ook echt een seizoengebonden karakter heeft. De mogelijkheid moet daarom open worden gelaten om binnen de maximale verblijfsduur de arbeidsovereenkomst te verlengen of te veranderen van werkgever, mits de toelatingscriteria nog steeds vervuld zijn. Dat moet het risico op misbruik verminderen dat seizoenarbeiders lopen indien zij gebonden zijn aan één enkele werkgever, en tegelijk de mogelijkheid bieden om soepel in te spelen op de daadwerkelijke personeelsbehoeften van de werkgevers. De aan de seizoenarbeider geboden mogelijkheid om door een andere werkgever tewerkgesteld te worden onder de in deze richtlijn vastgelegde voorwaarden mag niet inhouden dat de betrokkene werk kan zoeken op het grondgebied van de lidstaat terwijl hij werkloos is.

(32)

Bij het nemen van een beslissing over de verlenging van het verblijf of de hernieuwing van de vergunning met het oog op seizoenarbeid moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om rekening te houden met de arbeidsmarktsituatie.

(33)

Wanneer een seizoenarbeider is toegelaten voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen en de lidstaat heeft besloten het verblijf tot meer dan 90 dagen te verlengen, moet het visum voor kort verblijf worden vervangen door hetzij een visum voor verblijf van langere duur hetzij door een seizoenarbeidersvergunning.

(34)

Rekening houdend met bepaalde aspecten van circulaire migratie, alsook met de arbeidsvooruitzichten van seizoenarbeiders uit derde landen die verder gaan dan één seizoen en met het belang van werkgevers in de Unie die moeten kunnen putten uit een stabieler bestand van reeds opgeleide arbeidskrachten, dient te worden voorzien in de mogelijkheid van vereenvoudigde toelatingsprocedures met betrekking tot bonafide onderdanen van derde landen die in de loop van de voorafgaande vijf jaar ten minste eenmaal als seizoenarbeider in een lidstaat zijn toegelaten en die altijd hebben voldaan aan alle uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde criteria en voorwaarden voor toegang tot en verblijf in de betrokken lidstaat. Die procedures mogen geen afbreuk doen aan het seizoengebonden karakter van het werk en mogen evenmin een manier zijn om deze vereiste te omzeilen.

(35)

De lidstaten dienen al het mogelijke te doen om er zorg voor te dragen dat potentiële seizoenarbeiders beschikken over informatie betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf, onder meer de in deze richtlijn vastgelegde rechten en verplichtingen en procedurele waarborgen en over alle bewijsstukken die moeten worden gevoegd bij een aanvraag om op het grondgebied van een lidstaat als seizoenarbeider te verblijven en te werken.

(36)

De lidstaten moeten doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor werkgevers vaststellen voor het geval dat inbreuk wordt gemaakt op hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Het kan daarbij gaan om maatregelen overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2009/52/EG en deze dienen, in voorkomend geval, de verplichting te omvatten dat de werkgever de seizoenarbeiders schadevergoeding betaalt. Er dient een mechanisme te zijn dat seizoenarbeiders in staat stelt de schadevergoeding waarop zij recht hebben te verkrijgen, ook wanneer zij zich niet meer op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevinden.

(37)

Er moeten procedurevoorschriften worden vastgesteld voor het behandelen van aanvragen tot toelating als seizoenarbeider. Die procedures moeten niet alleen doeltreffend zijn en in het kader van de normale werklast van de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen worden afgewikkeld, maar zij moeten ook transparant en billijk zijn, teneinde de betrokken personen voldoende rechtszekerheid te bieden.

(38)

Voor visa voor kort verblijf zijn de procedurele waarborgen geregeld door de desbetreffende bepalingen van het Schengenacquis.

(39)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen zo spoedig mogelijk na de indiening van de aanvraag te beslissen over die aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid. Met betrekking tot verzoeken om verlenging of hernieuwing van een vergunning die tijdens de geldigheidsduur ervan worden ingediend, dienen de lidstaten al het redelijk mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat de seizoenarbeider niet verplicht wordt zijn arbeidsrelatie met de betrokken werkgever te onderbreken of niet verhinderd wordt van werkgever te veranderen omdat bepaalde administratieve procedures niet afgerond zijn. Aanvragers dienen hun aanvraag om verlenging of hernieuwing zo spoedig mogelijk in te dienen. In ieder geval dient de seizoenarbeider de mogelijkheid te hebben op het grondgebied van de betrokken lidstaat te blijven en, in voorkomend geval, zijn werk voor te zetten tot de bevoegde autoriteiten een definitieve beslissing tot verlenging of hernieuwing hebben genomen over de aanvraag.

(40)

Gezien de aard van seizoenarbeid moeten de lidstaten worden aangemoedigd om geen leges in rekening te brengen voor de behandeling van de aanvragen. Indien een lidstaat toch besluit leges te heffen, mogen deze niet onevenredig of buitensporig zijn.

(41)

Seizoenarbeiders dienen te worden gehuisvest in omstandigheden die een passende levensstandaard garanderen. Elke verandering van huisvesting dient aan de bevoegde autoriteit te worden gemeld. Wanneer de huisvesting door of via de werkgever wordt geregeld, mag de huur niet buitensporig zijn in vergelijking met het nettoloon van de seizoenarbeider en in vergelijking met de kwaliteit van de huisvesting, mag de huur van de seizoenarbeider niet automatisch in mindering worden gebracht op zijn of haar loon, dient de werkgever de seizoenarbeider een huurovereenkomst of een gelijkwaardig document te verstrekken waarin de huurvoorwaarden worden vermeld en dient de werkgever erop toe te zien dat de huisvesting voldoet aan de in de betrokken lidstaat geldende algemene gezondheids- en veiligheidsvoorschriften.

(42)

Onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een geldig reisdocument en van een vergunning met het oog op seizoenarbeid die uit hoofde van deze richtlijn is afgegeven door een lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast, moet worden toegestaan het grondgebied van de lidstaten die het Schenegenacquis volledig toepassen binnen te komen en zich daar vrij te verplaatsen gedurende een periode van maximaal 90 dagen binnen elke periode van 180 dagen, overeenkomstig de Schengengrenscode en artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (12) (Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen).

(43)

Gelet op de bijzonder kwetsbare positie van seizoenarbeiders uit derde landen en het tijdelijke karakter van hun dienstbetrekking, is het noodzakelijk de rechten van seizoenarbeiders uit derde landen daadwerkelijk te beschermen, mede op het gebied van de sociale zekerheid, de naleving regelmatig te controleren en volledig te garanderen dat het beginsel van een gelijke behandeling als de werknemers die onderdanen van de gastlidstaat zijn, wordt geëerbiedigd op basis van gelijke beloning voor gelijk werk op dezelfde arbeidsplaats, door het toepassen van collectieve arbeidsovereenkomsten en andere regelingen inzake arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die op elk niveau zijn gesloten of waarin wettelijk wordt voorzien in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk van de gastlidstaat, op dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de burgers van de gastlidstaat.

(44)

De toepassing van deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de rechten en beginselen zoals vervat in het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961 en het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers van 24 november 1977.

(45)

Voor de seizoenarbeiders uit derde landen dienen, naast de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op de werknemers die onderdaan zijn van de gastlidstaat, ook de scheidsrechterlijke uitspraken en de collectieve arbeidsovereenkomsten en contracten te gelden die op welk niveau ook zijn gesloten, in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk van de gastlidstaat, op dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de burgers van de gastlidstaat.

(46)

Seizoenarbeiders uit derde landen moeten gelijkwaardig worden behandeld met betrekking tot de takken van sociale zekerheid die zijn vermeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (13). Deze richtlijn mag niet strekken tot harmonisatie van de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten en mag zich niet uitstrekken tot de sociale bijstand. Zij is beperkt tot de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling inzake sociale zekerheid op de personen die binnen haar werkingssfeer vallen. Deze richtlijn mag aan de betrokkenen niet meer rechten toekennen dan die waarin de bestaande Uniewetgeving op het gebied van sociale zekerheid al voorziet voor onderdanen van derde landen die grensoverschrijdende belangen hebben in verschillende lidstaten.

Gezien het tijdelijke karakter van het verblijf van seizoenarbeiders en onverminderd Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14) dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben de gezinsbijslagen en werkloosheidsuitkeringen uit te sluiten van een gelijke behandeling tussen seizoenarbeiders en hun eigen onderdanen en dienen zij de mogelijkheid te hebben de toepassing van een gelijke behandeling te beperken met betrekking tot onderwijs en beroepsopleiding, en voor belastingvoordelen.

Deze richtlijn voorziet niet in gezinshereniging. Voorts verleent deze richtlijn geen rechten met betrekking tot situaties die buiten de werkingssfeer van het recht van de Unie vallen, zoals situaties waarin gezinsleden in een derde land verblijven. Dat mag echter niet het recht aantasten van nabestaanden die aan de seizoenarbeider rechten ontlenen op nabestaandenpensioenen wanneer zij in een derde land wonen. Dit doet geen afbreuk aan de niet-discriminerende toepassing door de lidstaten van nationaal recht dat voorziet in de-minimisregels voor de bijdragen aan het pensioenstelsel. Er dienen mechanismen te bestaan die ervoor zorgen dat seizoenarbeiders tijdens hun verblijf een effectieve socialezekerheidsdekking hebben en, in voorkomend geval, de rechten die zij opgebouwd hebben, kunnen meenemen naar het buitenland.

(47)

Het recht van de Unie houdt geen beperking in van de bevoegdheid van de lidstaten om hun socialezekerheidsstelsels te organiseren. Bij gebreke van harmonisatie op het niveau van de Unie moet elke lidstaat de voorwaarden vaststellen waaronder socialezekerheidsuitkeringen worden toegekend, alsook het bedrag van deze uitkeringen en de periode gedurende welke zij worden verstrekt. Bij de uitoefening van die bevoegdheid moeten de lidstaten evenwel het recht van de Unie naleven.

(48)

Beperkingen op een gelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid uit hoofde van deze richtlijn mogen niet afdoen aan de rechten ontleend aan toepassing van Verordening (EU) nr. 1231/2010.

(49)

Om de goede naleving van deze richtlijn te verzekeren, met name van de bepalingen inzake rechten, arbeidsvoorwaarden en huisvesting, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat er goede mechanismen voor de controle van werkgevers bestaan en dat, in voorkomend geval, op hun respectievelijke grondgebied passende, doeltreffende en adequate inspecties worden uitgevoerd. De te inspecteren werkgevers dienen primair geselecteerd te worden op basis van een risicobeoordeling door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, waarbij rekening moet worden gehouden met factoren zoals de sector waarin een bedrijf actief is en met eerdere overtredingen.

(50)

Om de handhaving van deze richtlijn te vergemakkelijken dienen de lidstaten te voorzien in doeltreffende mechanismen waarmee seizoenarbeiders gebruik van rechtsmiddelen kunnen maken en klachten kunnen indienen, hetzij rechtstreeks, hetzij via relevante derden zoals vakbonden of andere verenigingen. Dat wordt noodzakelijk geacht om situaties te kunnen aanpakken waarin seizoenarbeiders niet op de hoogte zijn van het bestaan van handhavingsmechanismen of terughoudend zijn om er in eigen naam gebruik van te maken, uit vrees voor de mogelijke gevolgen. Tevens moeten seizoenarbeiders toegang hebben tot rechtsbescherming tegen represailles als gevolg van het indienen van een klacht.

(51)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de invoering van een bijzondere toelatingsprocedure, de vaststelling van voorwaarden voor toegang en verblijf met het oog op seizoenarbeid door onderdanen van derde landen en de vaststelling van hun rechten als seizoenarbeiders, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen, rekening houdend met het immigratie- en werkgelegenheidsbeleid op nationaal en Europees niveau. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vervatte evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

(52)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name in artikel 7, artikel 15, lid 3, de artikelen 17, 27, 28 en 31 alsmede artikel 33, lid 2, overeenkomstig artikel 6 VEU.

(53)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (15) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(54)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in die lidstaten.

(55)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in die lidstaat,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze richtlijn bepaalt de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op de tewerkstelling als seizoenarbeider en legt de rechten van seizoenarbeiders vast.

2.   Voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen geldt deze richtlijn onverminderd het Schengenacquis en met name de Visumcode, de Schengengrenscode en Verordening (EG) nr. 539/2001.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die buiten het grondgebied van de lidstaten verblijven en die een aanvraag indienen om tot het grondgebied van een lidstaat te worden toegelaten, of die onder de bij deze richtlijn gestelde voorwaarden zijn toegelaten, met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider.

Behoudens in de in artikel 15 bedoelde gevallen is deze richtlijn niet van toepassing op onderdanen van derde landen die bij de indiening van hun aanvraag op het grondgebied van een lidstaat verblijven.

2.   Bij de omzetting van deze richtlijn stellen de lidstaten, waar nodig, in overleg met de sociale partners, een lijst op van de sectoren waar seizoenafhankelijke activiteiten voorkomen. De lidstaten kunnen die lijst aanpassen, waar nodig in overleg met de sociale partners. De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van iedere wijziging van dien aard.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die:

a)

voor rekening van in een andere lidstaat gevestigde ondernemingen werkzaamheden verrichten in het kader van het verrichten van diensten in de zin van artikel 56 VWEU, met inbegrip van onderdanen van derde landen die door in een lidstaat gevestigde ondernemingen ter beschikking zijn gesteld met het oog op het verrichten van diensten overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG;

b)

gezinsleden zijn van burgers van de Unie die hun recht van vrij verkeer binnen de Unie hebben uitgeoefend overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (16);

c)

samen met hun gezinsleden, en ongeacht hun nationaliteit, rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn met die van de burgers van de Unie uit hoofde van overeenkomsten tussen de Unie en haar lidstaten of tussen de Unie en derde landen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)   „onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, VWEU;

b)   „seizoenarbeider”: een onderdaan van een derde land die zijn of haar hoofdverblijfplaats in een derde land heeft, maar legaal tijdelijk op het grondgebied van een lidstaat verblijft om een seizoenafhankelijke activiteit uit te oefenen, op basis van één of meer arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die rechtstreeks tussen die onderdaan van een derde land en de in die lidstaat gevestigde werkgever zijn gesloten;

c)   „seizoenafhankelijke activiteit”: een activiteit die vanwege een zich herhalende gebeurtenis of een zich herhalend patroon van gebeurtenissen, die samenhangen met seizoenomstandigheden, gebonden is aan een bepaalde tijd van het jaar waarin het aantal benodigde arbeidskrachten significant uitstijgt boven het aantal dat nodig is voor de gewoonlijk te verrichten werkzaamheden;

d)   „seizoenarbeidersvergunning”: een vergunning, afgegeven met gebruikmaking van het model dat is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad (17), die een verwijzing naar seizoenarbeid bevat en die de houder het recht geeft op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen volgens de voorwaarden van deze richtlijn;

e)   „visum voor kort verblijf”: een vergunning die door een lidstaat wordt afgegeven overeenkomstig artikel 2, punt 2, onder a), van de Visumcode of die wordt afgegeven overeenkomstig het nationale recht van lidstaten die het Schengenacquis niet volledig toepassen;

f)   „visum voor verblijf van langere duur”: een vergunning die door een lidstaat wordt afgegeven overeenkomstig artikel 18 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen of die wordt afgegeven overeenkomstig het nationale recht van een lidstaat die het Schengenacquis niet volledig toepast;

g)   „één aanvraagprocedure”: een procedure die op grond van één aanvraag van een onderdaan van een derde land tot het verkrijgen van een vergunning om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken, leidt tot een besluit over de aanvraag van een seizoenarbeidersvergunning;

h)   „vergunning met het oog op seizoenarbeid”: iedere in artikel 12 bedoelde vergunning die de houder ervan het recht geeft op het grondgebied van de lidstaat die de vergunning heeft afgegeven te verblijven en te werken uit hoofde van deze richtlijn;

i)   „arbeidsvergunning”: een vergunning die door een lidstaat overeenkomstig het nationale recht met het oog op het verrichten van arbeid op het grondgebied van die lidstaat wordt afgegeven.

Artikel 4

Gunstiger bepalingen

1.   Deze richtlijn is van toepassing onverminderd gunstiger bepalingen van:

a)

het recht van de Unie, met inbegrip van bilaterale en multilaterale overeenkomsten tussen de Unie of de Unie en haar lidstaten enerzijds, en één of meer derde landen anderzijds;

b)

bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen.

2.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om met betrekking tot de artikelen 18, 19, 20, 23 en 25 bepalingen in te voeren of te handhaven die gunstiger zijn voor de onderdanen van derde landen die onder het toepassingsgebied ervan vallen.

HOOFDSTUK II

TOELATINGSVOORWAARDEN

Artikel 5

Criteria en vereisten voor de toelating voor tewerkstelling als seizoenarbeider voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen

1.   Bij aanvragen om toelating tot een lidstaat voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen op grond van deze richtlijn worden de volgende documenten gevoegd:

a)

een geldige arbeidsovereenkomst of, indien daarin is voorzien in het nationale recht, de nationale bestuursrechtelijke regelgeving, of praktijk, een bindend werkaanbod om in de betrokken lidstaat als seizoenarbeider te werken voor een werkgever die in die lidstaat is gevestigd, waarin het volgende is bedongen:

i)

de plaats van tewerkstelling en de aard van het werk;

ii)

de duur van de tewerkstelling;

iii)

de bezoldiging;

iv)

het aantal werkuren per week of per maand;

v)

de lengte van het betaald verlof;

vi)

in voorkomend geval, andere relevante arbeidsvoorwaarden, en

vii)

indien mogelijk, de datum waarop het werk wordt aangevangen;

b)

het bewijs dat de betrokkene beschikt over of, indien het nationale recht zulks vereist, een aanvraag heeft ingediend voor, een ziektekostenverzekering die alle risico’s dekt die normaliter voor de onderdanen van de betrokken lidstaat zijn gedekt, voor de perioden waarin deze dekking en de bijbehorende rechten niet zijn geregeld in verband met of uit hoofde van het in die lidstaat verrichte werk;

c)

het bewijs dat de seizoenarbeider beschikt over passende huisvesting of dat voor passende huisvesting zal worden gezorgd, overeenkomstig artikel 20.

2.   De lidstaten eisen dat de in lid 1, onder a), genoemde voorwaarden voldoen aan het toepasselijke recht, collectieve arbeidsovereenkomsten en/of praktijk.

3.   Op basis van de krachtens lid 1 overgelegde documenten eisen de lidstaten dat seizoenarbeiders geen beroep zullen doen op hun socialebijstandsstelsel.

4.   Ingeval de arbeidsovereenkomst of het bindend werkaanbod bepaalt dat de onderdaan van het derde land een gereglementeerd beroep in de zin van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (18) moet uitoefenen, kan de lidstaat eisen dat de aanvrager documentatie overlegt waaruit blijkt dat de onderdaan van het derde land voldoet aan de bij het nationale recht vastgestelde voorwaarden voor het uitoefenen van dat gereglementeerde beroep.

5.   Bij het behandelen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 12, lid 1, vergewissen de lidstaten die het Schengenacquis niet volledig toepassen zich ervan dat de onderdaan van het derde land:

a)

geen risico op illegale immigratie vormt, en dat hij of zij

b)

voornemens is het grondgebied van de lidstaten uiterlijk op de datum waarop de vergunning verstrijkt, te verlaten.

Artikel 6

Criteria en vereisten voor de toelating als seizoenarbeider voor een verblijf van meer dan 90 dagen

1.   Bij aanvragen om toelating tot een lidstaat voor een verblijf van meer dan 90 dagen op grond van deze richtlijn worden de volgende documenten gevoegd:

a)

een geldige arbeidsovereenkomst of, indien daarin is voorzien in het nationale recht, de nationale bestuursrechtelijke regelgeving of praktijk, een bindend werkaanbod om in de betrokken lidstaat als seizoenarbeider te werken voor een werkgever die in die lidstaat is gevestigd, waarin het volgende is bedongen:

i)

de plaats van tewerkstelling en de aard van het werk;

ii)

de duur van de tewerkstelling;

iii)

de bezoldiging;

iv)

het aantal werkuren per week of per maand;

v)

de lengte van het betaald verlof;

vi)

in voorkomend geval, andere relevante arbeidsvoorwaarden, en

vii)

indien mogelijk, de datum waarop het werk wordt aangevangen;

b)

het bewijs dat de betrokkene beschikt over of, indien het nationale recht zulks vereist, een aanvraag heeft ingediend voor, een ziektekostenverzekering die alle risico’s dekt die normaliter voor de onderdanen van de betrokken lidstaat zijn gedekt, voor de perioden waarin deze dekking en de bijbehorende rechten niet zijn geregeld in verband met of uit hoofde van het in die lidstaat verrichte werk;

c)

het bewijs dat de seizoenarbeider beschikt over een passende huisvesting of dat voor passende huisvesting zal worden gezorgd, overeenkomstig artikel 20.

2.   De lidstaten eisen dat de in lid 1, onder a), genoemde voorwaarden voldoen aan het toepasselijke recht, collectieve arbeidsovereenkomsten en/of praktijk.

3.   Op basis van de overeenkomstig lid 1 verstrekte documenten eisen de lidstaten dat seizoenarbeiders gedurende hun verblijf over voldoende middelen van bestaan zullen beschikken om zichzelf te onderhouden zonder een beroep te hoeven doen op hun bijstandsstelsel.

4.   Onderdanen van derde landen die geacht worden een bedreiging te vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid, worden niet toegelaten.

5.   Bij het behandelen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 12, lid 2, vergewissen de lidstaten zich ervan dat de onderdaan van het derde land geen risico op illegale immigratie vormt, en dat hij of zij voornemens is het grondgebied van de lidstaten uiterlijk op de datum van verstrijken van de vergunning te verlaten.

6.   Ingeval de arbeidsovereenkomst of het bindend werkaanbod bepaalt dat de onderdaan van het derde land een gereglementeerd beroep in de zin van Richtlijn 2005/36/EG moet uitoefenen, kunnen de lidstaten eisen dat de aanvrager documentatie overlegt waaruit blijkt dat de onderdaan van het derde land voldoet aan de bij het nationale recht vastgestelde voorwaarden voor het uitoefenen van dat gereglementeerde beroep.

7.   De lidstaten eisen dat de onderdanen van derde landen in het bezit moeten zijn van een geldig reisdocument, conform het nationale recht. De lidstaten eisen dat het reisdocument ten minste even lang geldig is als de geldigheidsduur van de vergunning met het oog op seizoenarbeid.

De lidstaten kunnen eisen:

a)

dat de geldigheidsduur ten hoogste drie maanden langer is dan de voorgenomen verblijfsduur;

b)

dat het reisdocument is afgegeven binnen de voorbije tien jaar;

c)

dat het reisdocument ten minste twee blanco pagina’s bevat.

Artikel 7

Aantal toegelatenen

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen hij met het oog op seizoenarbeid tot zijn grondgebied toelaat. Om die reden kan een aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid als niet-ontvankelijk worden beschouwd of worden afgewezen.

Artikel 8

Gronden tot afwijzing van een aanvraag

1.   De lidstaten wijzen een aanvraag om een vergunning met het oog op seizoenarbeid af indien:

a)

niet is voldaan aan artikel 5 of artikel 6, of

b)

de voor de toepassing van artikel 5 of artikel 6 overgelegde documenten op frauduleuze wijze zijn verkregen dan wel vervalst of veranderd zijn.

2.   In voorkomend geval, wijzen de lidstaten een aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid af indien:

a)

de werkgever reeds bestraft is overeenkomstig het nationale recht wegens zwartwerk en/of illegale arbeid;

b)

de onderneming van de werkgever op grond van het nationale insolventierecht in staat van faillissement verkeert of waarvan het faillissement reeds is afgerond, of indien er geen economische activiteit plaatsvindt, of

c)

de werkgever is bestraft uit hoofde van artikel 17.

3.   De lidstaten kunnen nagaan of de betrokken vacature kan worden ingevuld door onderdanen van de betrokken lidstaat of door andere burgers van de Unie, dan wel door onderdanen van derde landen die legaal in die lidstaat verblijven, in welk geval zij de aanvraag kunnen afwijzen. Dit lid geldt onverminderd het beginsel van preferentie voor burgers van de Unie, dat is neergelegd in de desbetreffende bepalingen van de toepasselijke toetredingsakten.

4.   De lidstaten kunnen een aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid afwijzen indien:

a)

de werkgever niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichtingen met betrekking tot sociale zekerheid, belastingen, rechten van werknemers en arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, die zijn vastgelegd in de toepasselijke wetgeving en/of collectieve arbeidsovereenkomsten;

b)

de werkgever binnen de twaalf maanden die onmiddellijk aan de aanvraagdatum voorafgingen, een volledige betrekking heeft afgeschaft teneinde de vacature die de werkgever tracht in te vullen door middel van deze richtlijn te creëren, of

c)

de onderdaan van een derde land heeft niet voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit een eerdere beslissing tot toelating als seizoenarbeider.

5.   Onverminderd lid 1 dient in elke beslissing tot afwijzing van een aanvraag rekening te worden met de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder de belangen van de seizoenarbeider en de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel.

6.   De gronden voor het weigeren van de afgifte van een visum voor kort verblijf zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van de Visumcode.

Artikel 9

Intrekking van de vergunning met het oog op seizoenarbeid

1.   De lidstaten trekken de vergunning met het oog op seizoenarbeid in, indien:

a)

de voor de toepassing van artikel 5 en artikel 6 overgelegde documenten op frauduleuze wijze zijn verkregen, dan wel vervalst of veranderd zijn, of

b)

de houder om andere redenen dan waarvoor hij of zij werd toegelaten, op het grondgebied verblijft.

2.   In voorkomend geval, trekken de lidstaten de vergunning met het oog op seizoenarbeid in, indien:

a)

de werkgever overeenkomstig het nationale recht reeds bestraft is wegens zwartwerk en/of illegale arbeid;

b)

de onderneming van de werkgever op grond van het nationale insolventierecht in staat van faillissement verkeert of waarvan het faillissement reeds is afgerond, of indien er geen economische activiteit plaatsvindt, of

c)

de werkgever is bestraft uit hoofde van artikel 17.

3.   De lidstaten kunnen de vergunning met het oog op seizoenarbeid intrekken indien:

a)

niet of niet langer voldaan is aan artikel 5 of artikel 6;

b)

de werkgever niet heeft voldaan aan zijn wettelijke verplichtingen met betrekking tot sociale zekerheid, belastingen, rechten van werknemers en arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die zijn vastgelegd in de toepasselijke wetgeving en/of collectieve arbeidsovereenkomsten;

c)

de werkgever zijn verplichtingen krachtens de arbeidsovereenkomst niet is nagekomen, of

d)

de werkgever binnen de twaalf maanden die onmiddellijk aan de aanvraagdatum voorafgingen, een volledige betrekking heeft afgeschaft teneinde de vacature die de werkgever tracht in te vullen door middel van deze richtlijn te creëren.

4.   De lidstaten kunnen de vergunning met het oog op seizoenarbeid intrekken indien de onderdaan van het derde land verzoekt om internationale bescherming op grond van Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad (19) of verzoekt om bescherming overeenkomstig het nationale recht, de internationale verplichtingen of de praktijk van de betrokken lidstaat.

5.   Onverminderd lid 1 dient bij elke beslissing tot intrekking van een vergunning rekening te worden gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder de belangen van de seizoenarbeider en de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel.

6.   De gronden voor de nietigverklaring of intrekking van een visum voor kort verblijf zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van de Visumcode.

Artikel 10

Verplichting tot samenwerking

De lidstaten kunnen eisen dat de werkgever alle relevante informatie verstrekt die nodig is voor het verlenen, verlengen of hernieuwen van de vergunning met het oog op seizoenarbeid.

HOOFDSTUK III

PROCEDURE EN VERGUNNINGEN MET HET OOG OP SEIZOENARBEID

Artikel 11

Toegang tot informatie

1.   De lidstaten maken de informatie over alle bewijsstukken die bij een aanvraag moeten worden gevoegd en over toegang en verblijf, waaronder de rechten en plichten en de procedurele waarborgen van de seizoenarbeider gemakkelijk toegankelijk voor de aanvragers.

2.   Wanneer de lidstaten aan onderdanen van derde landen een vergunning met het oog op seizoenarbeid verlenen, verstrekken zij hen ook schriftelijke informatie over hun rechten en verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, met inbegrip van klachtenprocedures.

Artikel 12

Vergunningen met het oog op seizoenarbeid

1.   Voor een verblijf van ten hoogste 90 dagen verlenen de lidstaten aan de onderdanen van derde landen die voldoen aan artikel 5 en voor wie de in artikel 8 vermelde gronden tot afwijzing niet gelden, een van de volgende vergunningen met het oog op seizoenarbeid, onverminderd de voorschriften betreffende de afgifte van visa voor kort verblijf als vervat in de Visumcode en in Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad (20):

a)

een visum voor kort verblijf met de vermelding dat het visum is afgegeven met het oog op seizoenarbeid;

b)

een visum voor kort verblijf en een arbeidsvergunning met de vermelding dat die zijn afgegeven met het oog op seizoenarbeid, of

c)

indien de onderdaan van een derde land vrijgesteld is van de visumplicht overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 en de betrokken lidstaat op de betrokkene artikel 4, lid 3, van die verordening niet toepast, een arbeidsvergunning met de vermelding dat deze is afgegeven met het oog op seizoenarbeid.

Bij de omzetting van deze richtlijn voorzien de lidstaten in de onder a) en c), dan wel onder b) en c), genoemde vergunningen.

2.   Voor een verblijf van meer dan 90 dagen verlenen de lidstaten aan onderdanen van derde landen die voldoen aan artikel 6 en voor wie de in artikel 8 vermelde gronden tot afwijzing niet gelden, een van de volgende vergunningen met het oog op seizoenarbeid:

a)

een visum voor verblijf van langere duur met de vermelding dat het visum is afgegeven met het oog op seizoenarbeid;

b)

een seizoenarbeidersvergunning, of

c)

een seizoenarbeidersvergunning en een visum voor verblijf van langere duur indien krachtens het nationale recht een visum voor verblijf van langere duur vereist is om het grondgebied te betreden.

Bij de omzetting van deze richtlijn voorzien de lidstaten in slechts één van de onder a), b) en c), genoemde vergunningen.

3.   Onverminderd het Schengenacquis bepalen de lidstaten of een aanvraag moet worden ingediend door de onderdaan van een derde land en/of door de werkgever.

De verplichting voor de lidstaten om te bepalen of de aanvraag door een onderdaan van een derde land dan wel door zijn werkgever moet worden ingediend, laat regelingen waarbij vereist is dat de beide partijen bij de procedure betrokken zijn, onverlet.

4.   De seizoenarbeidersvergunning als bedoeld in lid 2, eerste alinea, onder b) en c), die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt afgegeven, beantwoordt aan het model dat wordt beschreven in Verordening (EG) nr. 1030/2002. De lidstaten brengen op de vergunning de vermelding aan dat de vergunning is afgegeven met het oog op seizoenarbeid.

5.   In het geval van visa voor verblijf van langere duur voegen de lidstaten op de visumsticker in de rubriek „opmerkingen” de vermelding toe dat het visum is afgegeven met het oog op seizoenarbeid overeenkomstig punt 12 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1683/95.

6.   De lidstaten kunnen aanvullende informatie over de arbeidsverhouding van de seizoenarbeider op papier vermelden of in elektronisch formaat opslaan, als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1030/2002 en punt 16, onder a), van de bijlage.

7.   Wanneer een visum vereist is om het grondgebied van een lidstaat te betreden en de onderdaan van een derde land voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een seizoenarbeidersvergunning overeenkomstig lid 2, eerste alinea, onder c), biedt de betrokken lidstaat de onderdaan van een derde land alle faciliteiten om het vereiste visum te verkrijgen.

8.   De afgifte van een visum voor verblijf van langere duur bedoeld in lid 2, eerste alinea, onder a), doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de lidstaten om een voorafgaande toestemming om in de betrokken lidstaat te werken, af te geven.

Artikel 13

Aanvragen voor een seizoenarbeidersvergunning

1.   De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn om aanvragen voor een seizoenarbeidersvergunning in ontvangst te nemen, dienaangaande een besluit te nemen en de vergunningen af te geven.

2.   Een aanvraag voor een seizoenarbeidersvergunning wordt via één aanvraagprocedure ingediend.

Artikel 14

Duur van het verblijf

1.   De lidstaten stellen voor het verblijf van seizoenarbeiders een maximumduur vast die per periode van twaalf maanden niet minder bedraagt dan vijf maanden en niet meer bedraagt dan negen maanden. Na het verstrijken van die periode moet de onderdaan van een derde land het grondgebied van de lidstaat verlaten tenzij de betrokken lidstaat uit hoofde van het nationale recht of uit hoofde van het Unierecht een verblijfsvergunning voor andere doeleinden dan seizoenarbeid heeft afgegeven.

2.   De lidstaten kunnen per periode van twaalf maanden een maximumperiode bepalen gedurende welke een werkgever seizoenarbeiders in dienst mag nemen. Die periode mag niet korter zijn de overeenkomstig lid 1 vastgestelde maximumverblijfsduur.

Artikel 15

Verlenging of hernieuwing van de vergunning met het oog op seizoenarbeid

1.   Binnen de overeenkomstig artikel 14, lid 1, vastgestelde maximumperiode en mits is voldaan aan artikel 5 of artikel 6, en de in artikel 8, lid 1, onder b), artikel 8, lid 2, alsmede, indien van toepassing, artikel 8, lid 4, vermelde gronden tot afwijzing niet van toepassing zijn, staan de lidstaten de seizoenarbeiders één verlenging van hun verblijf toe ingeval zij hun arbeidsovereenkomst met dezelfde werkgever verlengen.

2.   De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale recht besluiten dat seizoenarbeiders hun arbeidsovereenkomst met dezelfde werkgever en hun verblijf meer dan eens mogen verlengen mits de in artikel 14, lid 1, bedoelde maximumduur daardoor niet wordt overschreden.

3.   Binnen de in artikel 14, lid 1, bedoelde maximumperiode en mits is voldaan aan artikel 5 of artikel 6, en de in artikel 8, lid 1, onder b), artikel 8, lid 2, alsmede, indien van toepassing, artikel 8, lid 4, vermelde gronden tot afwijzing niet van toepassing zijn, staan de lidstaten de seizoenarbeiders één verlenging van hun verblijf toe om voor een andere werkgever te werken.

4.   De lidstaten kunnen overeenkomstig hun nationale recht besluiten dat seizoenarbeiders hun arbeidsovereenkomst met een andere werkgever en hun verblijf meer dan eens mogen verlengen mits de in artikel 14, lid 1, bedoelde maximumduur daardoor niet wordt overschreden.

5.   Voor de toepassing van de leden 1 tot en met 4 aanvaarden de lidstaten de indiening van een aanvraag door een krachtens deze richtlijn toegelaten seizoenarbeider die op het grondgebied van de betrokken lidstaat is.

6.   De lidstaten kunnen weigeren het verblijf te verlengen of de vergunning met het oog op seizoenarbeid te hernieuwen wanneer in de betrokken vacature kan worden voorzien door onderdanen van de betrokken lidstaat of door andere burgers van de Unie, dan wel door onderdanen van derde landen die legaal in de lidstaat verblijven. Dit lid geldt onverminderd het beginsel van preferentie voor burgers van de Unie, dat is neergelegd in de desbetreffende bepalingen van de toepasselijke toetredingsakten.

7.   De lidstaten weigeren het verblijf te verlengen of de vergunning met het oog op seizoenarbeid te hernieuwen indien de in artikel 14, lid 1, omschreven maximale verblijfsduur is bereikt.

8.   De lidstaten kunnen weigeren het verblijf te verlengen of de vergunning met het oog op seizoenarbeid te hernieuwen indien de onderdaan van een derde land een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig Richtlijn 2011/95/EU of om bescherming overeenkomstig het nationale recht, de internationale verplichtingen of de praktijk van de betrokken lidstaat indient.

9.   Artikel 9, lid 2, en artikel 9, lid 3, onder b), c) en d), zijn niet van toepassing op een seizoenarbeider die overeenkomstig lid 3 van dit artikel een aanvraag indient om in dienst te treden van een andere werkgever indien die bepalingen van toepassingen zijn op de vorige werkgever.

10.   De gronden voor de verlenging van een visum voor kort verblijf zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van de Visumcode.

11.   Onverminderd artikel 8, lid 1, wordt in de beslissing over een aanvraag tot verlenging of hernieuwing rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van het geval, waaronder de belangen van de seizoenarbeider en de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel.

Artikel 16

Faciliteren van een hernieuwde binnenkomst

1.   De lidstaten faciliteren de hernieuwde binnenkomst van onderdanen van derde landen die in de loop van de voorafgaande vijf jaar ten minste eenmaal als seizoenarbeider in de betrokken lidstaat werden toegelaten en die tijdens elk van hun verblijven de voorwaarden die gelden voor seizoenarbeiders krachtens deze richtlijn volledig hebben nageleefd.

2.   De in lid 1 bedoelde facilitering kan één of meer van de volgende maatregelen omvatten als:

a)

het verlenen van een vrijstelling van de vereiste voor het indienen van één of meer van de in artikel 5 of artikel 6 bedoelde stukken;

b)

de afgifte van meerdere seizoenarbeidersvergunningen in één administratief besluit;

c)

een versnelde procedure die leidt tot een besluit over de aanvraag van een seizoenarbeidersvergunning of een visum voor verblijf van langere duur;

d)

het verlenen van voorrang bij de behandeling van aanvragen tot toelating als seizoenarbeider waarbij onder meer rekening wordt gehouden met eerdere toelatingen bij het nemen van een besluit op de aanvraag wanneer de ruimte voor toelatingen is uitgeput.

Artikel 17

Sancties tegen werkgevers

1.   De lidstaten voorzien in sancties tegen werkgevers die hun verplichtingen krachtens deze richtlijn niet zijn nagekomen, waaronder het ontnemen van de mogelijkheid om seizoenarbeiders in dienst te nemen aan werkgevers die ernstige inbreuken plegen op de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Die sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de werkgever, indien de vergunning met het oog op seizoenarbeid is ingetrokken overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 9, lid 3, onder b), c) en d), aansprakelijk wordt gesteld voor de betaling van een vergoeding aan de seizoenarbeider volgens de procedures van het nationale recht. De aansprakelijkheid dekt alle resterende verplichtingen die de werkgever had moeten nakomen indien de vergunning met het oog op seizoenarbeid niet was ingetrokken.

3.   Wanneer de werkgever een onderaannemer is die deze richtlijn heeft overtreden, en wanneer de hoofdaannemer en iedere intermediaire onderaannemer niet de nodige zorgvuldigheid hebben betracht overeenkomstig het nationale recht, kunnen de hoofdaannemer en iedere intermediaire onderaannemer:

a)

onderworpen worden aan de in lid 1 bedoelde sancties;

b)

naast of in plaats van de werkgever aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van een vergoeding aan de seizoenarbeider overeenkomstig lid 2;

c)

naast of in plaats van de werkgever aansprakelijk worden gesteld voor de achterstallige betalingen aan de seizoenarbeider overeenkomstig het nationale recht.

De lidstaten kunnen in hun nationale recht voorzien in strengere aansprakelijkheidsregelingen.

Artikel 18

Procedurele waarborgen

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten beslissen over de aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid. De bevoegde autoriteiten stellen de aanvrager overeenkomstig de nationale kennisgevingsprocedures zo snel mogelijk en uiterlijk 90 dagen nadat de volledige aanvraag is ingediend, schriftelijk in kennis van hun besluit.

2.   In het geval van aanvragen voor een verlenging van het verblijf of voor de hernieuwing van de vergunning overeenkomstig artikel 15 doen de lidstaten al het redelijk mogelijke om ervoor te zorgen dat de seizoenarbeider niet verplicht wordt zijn arbeidsrelatie met zijn werkgever te onderbreken of niet verhinderd wordt van werkgever te veranderen omdat bepaalde administratieve procedures niet afgerond zijn.

Indien de geldigheidsduur van de vergunning met het oog op seizoenarbeid verstrijkt tijdens de verlengings- of hernieuwingsprocedure overeenkomstig hun nationale recht, staan de lidstaten de seizoenarbeider toe op hun grondgebied te blijven totdat de bevoegde autoriteiten een besluit over de aanvraag hebben genomen, mits de aanvraag is ingediend tijdens de geldigheidsduur van die vergunning en de in artikel 14, lid 1, bedoelde termijn niet is verstreken.

Wanneer de tweede alinea van toepassing is, kunnen de lidstaten onder meer besluiten:

a)

een nationale tijdelijke verblijfsvergunning of een gelijkwaardige vergunning af te geven tot er een besluit is genomen;

b)

de seizoenarbeider toe te laten te werken totdat er een besluit is genomen.

Gedurende de periode waarin de aanvraag tot verlenging of hernieuwing wordt behandeld, zijn de desbetreffende bepalingen van deze richtlijn van toepassing.

3.   Indien de ter staving van de aanvraag verstrekte informatie of documentatie onvolledig is, delen de bevoegde autoriteiten de aanvrager binnen een redelijke termijn mee welke aanvullende informatie vereist is en stellen zij voor de verstrekking daarvan een redelijke termijn vast. De in lid 1 bedoelde termijn wordt opgeschort totdat de bevoegde autoriteiten de vereiste aanvullende informatie hebben ontvangen.

4.   De motivering van het besluit tot onontvankelijkverklaring of tot afwijzing van een aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid of tot weigering van een verlenging van het verblijf of van hernieuwing van de vergunning met het oog op seizoenarbeid wordt schriftelijk aan de aanvrager meegedeeld. De motivering van het besluit tot intrekking van vergunning met het oog op seizoenarbeid wordt schriftelijk meegedeeld aan de seizoenarbeider en, indien het nationale recht daarin voorziet, aan de werkgever.

5.   Een besluit tot onontvankelijkverklaring of tot afwijzing van een aanvraag voor een vergunning met het oog op seizoenarbeid of tot weigering van een verlenging van het verblijf of van hernieuwing van de vergunning met het oog op seizoenarbeid of tot intrekking van de vergunning met het oog op seizoenarbeid kan in de betrokken lidstaat juridisch worden aangevochten volgens de regels van het nationale recht. De rechterlijke of bestuursrechtelijke instantie waarbij een beroep kan worden ingesteld en de beroepstermijnen worden in de schriftelijke kennisgeving vermeld.

6.   De procedurele waarborgen betreffende visa voor kort verblijf zijn geregeld in de relevante bepalingen van de Visumcode.

Artikel 19

Vergoedingen en kosten

1.   De lidstaten kunnen betaling van een vergoeding verlangen voor de behandeling van aanvragen overeenkomstig deze richtlijn. De hoogte van die vergoedingen mag niet onevenredig of buitensporig zijn. De vergoedingen voor visa voor kort verblijf zijn geregeld in de relevante bepalingen van het Schengenacquis. Indien die vergoedingen door de onderdaan van een derde land worden betaald, kunnen de lidstaten bepalen dat de betrokkene recht heeft op terugbetaling door de werkgever overeenkomstig de nationale wetgeving.

2.   De lidstaten kunnen van werkgevers van seizoenarbeiders eisen dat zij betalen voor:

a)

de reiskosten van de plaats van herkomst van de seizoenarbeider naar de plaats van tewerkstelling in de betrokken lidstaat en de terugreis;

b)

de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), en artikel 6, lid 1, onder b).

Indien de werkgevers dergelijke kosten betalen, kunnen zij deze niet van de seizoenarbeider terugvorderen.

Artikel 20

Huisvesting

1.   De lidstaten verlangen een bewijs dat de seizoenarbeider tijdens zijn verblijf op een volgens het nationale recht en/of de nationale praktijk passende wijze zal worden gehuisvest, zodat hij een gepaste levensstandaard geniet. De bevoegde autoriteit wordt in kennis gesteld van iedere verandering van huisvesting van de seizoenarbeider.

2.   Indien de huisvesting door of via de werkgever wordt geregeld:

a)

kunnen de seizoenarbeiders verplicht worden huur te betalen die niet buitensporig mag zijn in vergelijking met hun nettobezoldiging en in vergelijking met de kwaliteit van de huisvesting. De huur mag niet automatisch in mindering worden gebracht op het loon van de seizoenarbeider;

b)

verstrekt de werkgever de seizoenarbeider een huurovereenkomst of een gelijkwaardig document waarin de huurvoorwaarden duidelijk staan vermeld;

c)

ziet de werkgever erop toe dat de huisvesting voldoet aan de in de betrokken lidstaat geldende algemene gezondheids- en veiligheidsvoorschriften.

Artikel 21

Plaatsing door openbare diensten voor arbeidsvoorziening

De lidstaten kunnen bepalen dat alleen openbare diensten voor arbeidsvoorziening de plaatsing van seizoenarbeiders uit derde landen mogen verrichten.

HOOFDSTUK IV

RECHTEN

Artikel 22

Rechten ontleend aan de vergunning met het oog op seizoenarbeid

Tijdens de geldigheidsduur van de in artikel 12 bedoelde vergunning kan de houder ten minste de volgende rechten doen gelden:

a)

het recht van toegang tot en verblijf op het grondgebied van de lidstaat die de vergunning heeft afgegeven;

b)

het recht van vrije toegang tot het gehele grondgebied van de lidstaat die de vergunning heeft afgegeven overeenkomstig het nationale recht;

c)

het recht om de specifieke beroepsbezigheid uit te oefenen waarvoor de vergunning overeenkomstig het nationale recht geldt.

Artikel 23

Recht op gelijke behandeling

1.   Seizoenarbeiders hebben recht op dezelfde behandeling als de onderdanen van de gastlidstaat, op zijn minst met betrekking tot:

a)

tewerkstellingsvoorwaarden, zoals de minimumleeftijd om te werken, en arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van salaris en ontslag, werktijden, verlof en vakantie, alsmede de voorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het werk;

b)

het recht om te staken en vakbondsactie te voeren, overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijk van de gastlidstaat, en de vrijheid van vereniging en aansluiting bij of lidmaatschap van een werknemersorganisatie of een andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van aanspraak op de door deze organisaties verschafte rechten en voordelen en onder meer het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen en deze te sluiten, onverminderd de nationale bepalingen inzake openbare orde en openbare veiligheid;

c)

achterstallige betalingen door werkgevers van het aan de onderdaan van een derde land nog verschuldigde loon;

d)

de takken van de sociale zekerheid als omschreven in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004;

e)

de toegang tot goederen en diensten en de levering van voor het publiek beschikbare goederen en diensten, met uitzondering van huisvesting, onverminderd de contractvrijheid naar Unierecht en het nationale recht;

f)

adviserende diensten verleend door arbeidsbureaus betreffende seizoenarbeid;

g)

onderwijs en beroepsopleiding;

h)

erkenning van diploma’s, certificaten en andere beroepskwalificaties, overeenkomstig de geldende nationale procedures;

i)

belastingvoordelen, mits de seizoenarbeider in de lidstaat in kwestie wordt beschouwd als ingezetene voor belastingdoeleinden.

Seizoenarbeiders die naar een derde land verhuizen, of de nabestaanden van dergelijke seizoenarbeiders die in een derde land verblijven en die rechten aan de seizoenarbeider ontlenen, ontvangen onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde tarieven als onderdanen van de betrokken lidstaten wanneer die naar een derde land verhuizen, wettelijke pensioenen gebaseerd op de vroegere arbeid van de seizoenarbeider en verworven overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 883/2004 vermelde wetgeving.

2.   De lidstaten mogen beperkingen stellen aan de gelijke behandeling:

i)

in lid 1, eerste alinea, onder d), door het uitsluiten van gezinsbijslagen en werkloosheidsuitkeringen, onverminderd Verordening (EU) nr. 1231/2010;

ii)

in lid 1, eerste alinea, onder g), door de toepassing daarvan te beperken tot onderwijs en beroepsopleiding die rechtstreeks verband houdt met de specifieke beroepsbezigheid en door uitsluiting van studiebeurzen en onderhoudsuitkeringen en -leningen of andere beurzen en leningen;

iii)

in lid 1, eerste alinea, onder i), ten aanzien van belastingvoordelen, door de toepassing daarvan te beperken tot gevallen waarin de officiële of gebruikelijke woonplaats van de gezinsleden van de seizoenarbeider voor wie deze op uitkeringen aanspraak maakt, op het grondgebied van de betrokken lidstaat gelegen is.

3.   Het recht op gelijke behandeling waarin lid 1 voorziet, doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaat om overeenkomstig de artikelen 9 en 15 de vergunning met het oog op seizoenarbeid in te trekken dan wel de verlenging of hernieuwing ervan te weigeren.

Artikel 24

Toezicht, beoordeling en inspectie

1.   De lidstaten voorzien in maatregelen teneinde mogelijk misbruik te voorkomen en inbreuken op deze richtlijn te bestraffen. De maatregelen voorzien daarbij in monitoring, beoordeling en, in voorkomend geval, inspectie, overeenkomstig hun nationale recht of administratieve praktijk.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de diensten voor arbeidsinspectie of bevoegde instanties en, indien het nationale recht daarin voorziet voor nationale werknemers, de organisaties die de belangen van werknemers vertegenwoordigen, toegang hebben tot de werkplek en, met instemming van de werknemer, tot de huisvesting.

Artikel 25

Faciliteren van klachten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat er doeltreffende instrumenten zijn die seizoenarbeiders kunnen gebruiken om klachten tegen hun werkgevers in te dienen, hetzij rechtsreeks, hetzij via derden die er overeenkomstig de door het nationale recht vastgelegde criteria een rechtmatig belang bij hebben toe te zien op de naleving van deze richtlijn, dan wel via een bevoegde autoriteit van de lidstaat, voor zover bepaald in het nationale recht.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat derden die er overeenkomstig de door het nationale recht vastgelegde criteria een rechtmatig belang bij hebben toe te zien op de naleving van deze richtlijn, namens of samen met een seizoenarbeider, met diens instemming, elke mogelijke civiele of administratieve procedure, uitgezonderd de procedures en besluiten inzake visa voor kort verblijf, kunnen aanspannen om de uitvoering van deze richtlijn af te dwingen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat seizoenarbeiders dezelfde toegang hebben als andere werknemers in een vergelijkbare situatie tot maatregelen ter bescherming tegen ontslag of enige andere nadelige behandeling waarmee de werkgever reageert op een klacht binnen de onderneming of op een juridische procedure gericht op het doen naleven van deze richtlijn.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Statistische gegevens

1.   De lidstaten delen aan de Commissie statistische gegevens mee over het aantal voor het eerst afgegeven vergunningen met het oog op seizoenarbeid en, voor zover mogelijk, over het aantal onderdanen van derde landen wier vergunning met het oog op seizoenarbeid is verlengd, hernieuwd of ingetrokken. Die statistische gegevens worden uitgesplitst naar staatsburgerschap en, voor zover mogelijk, naar geldigheidsduur van de vergunning en naar de economische sector.

2.   De referentieperiode voor de in lid 1 bedoelde statistische gegevens bedraagt één kalenderjaar en de statistische gegevens worden binnen zes maanden na het einde van het referentiejaar bij de Commissie ingediend. Het eerste referentiejaar is 2017.

3.   De in lid 1 bedoelde statistische gegevens worden meegedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad (21).

Artikel 27

Verslaglegging

De Commissie brengt om de drie jaar, en voor het eerst uiterlijk op 30 september 2019 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn in de lidstaten en stelt daarbij eventuele noodzakelijke wijzigingen voor.

Artikel 28

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 september 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 30

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 218 van 23.7.2011, blz. 97.

(2)  PB C 166 van 7.6.2011, blz. 59.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 februari 2014.

(4)  Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PB L 168 van 30.6.2009, blz. 24).

(5)  Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming (PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22).

(6)  Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).

(7)  Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).

(9)  Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).

(12)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

(13)  Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) nr. 1231/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot uitbreiding van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze verordeningen vallen (PB L 344 van 29.12.2010, blz. 1).

(15)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(16)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(17)  Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1).

(18)  Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).

(19)  Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).

(20)  Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1).

(21)  Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).