ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.070.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 70

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
11 maart 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 224/2014 van de Raad van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 225/2014 van de Commissie van 28 februari 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Höri Bülle (BGA))

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 226/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Umbria (BOB)]

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 227/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Hořické trubičky (BGA)]

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 228/2014 van de Commissie van 10 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 601/2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen, wat het formaat en de procedure voor de toezending van gegevens betreft

16

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 229/2014 van de Commissie van 10 maart 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

18

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2014/38/EU van de Commissie van 10 maart 2014 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de strijd tegen geluidshinder ( 1 )

20

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2014/125/GBVB van de Raad van 10 maart 2014 houdende wijziging van Besluit 2013/798/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

22

 

 

2014/126/GBVB

 

*

Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité EU-operatiecentrum/1/2014 van 27 februari 2014 betreffende de benoeming van het hoofd van het operatiecentrum van de EU voor de in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid uitgevoerde missies en operatie in de Hoorn van Afrika

27

 

 

2014/127/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 7 maart 2014 tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor China in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s van paarden is toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1386)  ( 1 )

28

 

 

2014/128/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 10 maart 2014 betreffende de goedkeuring van de E-Light-dimlichtmodule met lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

30

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit 2014/119/GBVB van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB L 66 van 6.3.2014)

35

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 208/2014 van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PB L 66 van 6.3.2014)

36

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011)

37

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/1


VERORDENING (EU) Nr. 224/2014 VAN DE RAAD

van 10 maart 2014

betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (1),

Gezien het gezamenlijk voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Resolutie 2127 (2013) van de VN-Veiligheidsraad van 5 december 2013, Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad van 28 januari 2014, en Besluit 2013/798/GBVB, gewijzigd bij Besluit 2014/125/GBVB van de Raad (2), wordt voorzien in een wapenembargo tegen de Centraal-Afrikaanse Republiek, alsook in de bevriezing van de tegoeden en economische middelen van bepaalde personen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van de Centraal-Afrikaanse Republiek ondermijnen.

(2)

Bepaalde maatregelen van Resolutie 2127 (2013) van de VN-Veiligheidsraad en Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en voor de tenuitvoerlegging ervan is derhalve regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk, in het bijzonder om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

(3)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, in het bijzonder de rechten op een effectief rechtsmiddel, op een eerlijk proces en op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

(4)

Aangezien de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek een specifieke bedreiging vormt voor de internationale vrede en de veiligheid in de regio, en om te zorgen voor samenhang met het wijzigings- en herzieningsproces van de bijlage bij Besluit 2014/125/GBVB, dient de bevoegdheid tot wijziging van bijlage I bij deze verordening te worden uitgeoefend door de Raad.

(5)

De procedure tot wijziging van de lijst in bijlage I bij deze verordening dient in te houden dat de aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen in kennis worden gesteld van de redenen voor hun plaatsing op de lijst, zoals meegedeeld door het op grond van punt 57 van Resolutie 2127 (2013) opgerichte Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, zodat zij opmerkingen kunnen indienen. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, dient de Raad zijn besluit te toetsen in het licht van die opmerkingen en brengt hij de betrokken persoon, entiteit of lichaam daarvan op de hoogte.

(6)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze verordening dienen te worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. De verwerking van de persoonsgegevens van natuurlijke personen in het kader van deze verordening dient te gebeuren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4).

(7)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „tussenhandeldiensten”:

i)

het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de verwerving, verkoop of levering van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, van een derde land aan een ander derde land, of

ii)

het verkopen of aankopen van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, die zich in een derde land bevinden, met het oog op de overbrenging ervan naar een ander derde land;

b)   „eis”: elke vóór of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende eis, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en in het bijzonder:

i)

elke vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

ii)

elke vordering tot verlenging of uitbetaling van financiële garanties of contragaranties, ongeacht de vorm;

iii)

elke vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

iv)

elke reconventionele vordering;

v)

elke vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

c)   „contract of transactie”: elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen alle - ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande - met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

d)   „bevoegde autoriteiten”: de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als aangegeven op de websites die zijn opgesomd in bijlage II;

e)   „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

f)   „bevriezing van economische middelen”: voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

g)   „bevriezing van tegoeden”: voorkomen dat tegoeden op enigerlei wijze worden gemuteerd, overgemaakt, gecorrigeerd en gebruikt, of dat toegang tot of omgang met tegoeden mogelijk is, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

h)   „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

i)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii)

deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii)

in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv)

rente, dividend of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

v)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

vii)

bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

i)   „Sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht overeenkomstig punt 57 van Resolutie 2127 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

j)   „technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst; technische bijstand kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, met inbegrip van mondelinge vormen van bijstand;

k)   „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

Er geldt een verbod op het direct of indirect verlenen van:

a)

technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (5) (hierna „gemeenschappelijke lijst van militaire goederen” genoemd) worden vermeld, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van op die lijst vermelde goederen, aan personen, entiteiten of lichamen in de Centraal-Afrikaanse Republiek of voor gebruik in de Centraal-Afrikaanse Republiek;

b)

financiering of financiële bijstand in verband met de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen worden vermeld, met inbegrip van in het bijzonder subsidies, leningen en exportkredietverzekering, verzekering en herverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand of tussenhandeldiensten, aan personen, entiteiten of lichamen in de Centraal-Afrikaanse Republiek, of voor gebruik in de Centraal-Afrikaanse Republiek;

c)

technische bijstand, financiering of financiële bijstand, tussenhandeldiensten of vervoersdiensten in verband met de terbeschikkingstelling van gewapende huurlingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek of voor hun inzet in de Centraal-Afrikaanse Republiek.

Artikel 3

In afwijking van artikel 2 gelden de in dat artikel vervatte verbodsbepalingen niet voor het verstrekken van technische bijstand, financiering of financiële bijstand, of tussenhandeldiensten die uitsluitend bedoeld zijn voor steun aan of gebruik door de missie voor de consolidatie van de vrede in Centraal-Afrika (MICOPAX), de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de Centraal-Afrikaanse Republiek onder Afrikaanse leiding (MISCA), het geïntegreerde VN-kantoor voor vredesopbouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek (BINUCA) en zijn bewakingseenheid, de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie (AU-RTF), de in de Centraal-Afrikaanse Republiek ingezette Franse troepen, en de operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA).

Artikel 4

Mits het verstrekken van dergelijke technische bijstand of tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand op voorhand is goedgekeurd door het Sanctiecomité, gelden in afwijking van artikel 2 de in dat artikel vervatte verbodsbepalingen niet voor de verlening van:

a)

technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik;

b)

technische bijstand, financiering of financiële bijstand ten behoeve van de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van goederen en technologie die op de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen worden vermeld, dan wel technische bijstand of tussenhandeldiensten die daarmee verband houden.

Artikel 5

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam die in bijlage I is vermeld, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.   Bijlage I omvat natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die volgens het Sanctiecomité:

a)

handelingen verrichten of steunen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van de Centraal-Afrikaanse Republiek ondermijnen, waaronder handelingen die een bedreiging van of inbreuk op overgangsovereenkomsten vormen, of die het politieke overgangsproces, onder meer een overgang naar vrije en eerlijke democratische verkiezingen, bedreigen of verhinderen, of die het geweld aanwakkeren;

b)

het krachtens punt 54 van Resolutie 2127 (2013) ingestelde wapenembargo overtreden, of die direct of indirect leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de Centraal-Afrikaanse Republiek verrichten, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de Centraal-Afrikaanse Republiek wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, ontvangen;

c)

betrokken zijn bij het beramen, organiseren of plegen van handelingen in de Centraal-Afrikaanse Republiek die een schending zijn van respectievelijk de internationale wetgeving inzake mensenrechten of het internationale humanitaire recht, of die een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij seksueel geweld wordt gebruikt, burgers het doelwit vormen; etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op scholen en ziekenhuizen, ontvoering en gedwongen verplaatsing;

d)

kinderen rekruteren of misbruik maken van kinderen voor het gewapend conflict in de Centraal-Afrikaanse Republiek, hetgeen een schending is van de toepasselijke internationale wetgeving;

e)

steun verlenen aan gewapende groepen of criminele netwerken door de illegale ontginning van natuurlijke hulpbronnen in de Centraal-Afrikaanse Republiek, waaronder diamant, wilde dieren en producten daarvan;

f)

de verstrekking van humanitaire bijstand aan de Centraal-Afrikaanse Republiek dwarsbomen, of de toegang ertoe en de verdeling ervan in de Centraal-Afrikaanse Republiek verhinderen;

g)

betrokken zijn bij het beramen, organiseren, steunen of plegen van aanslagen tegen VN-missies of internationale veiligheidstroepen waaronder BINUCA, MISCA, EUFOR RCA en de overige troepen die hen ondersteunen;

h)

de leiding hebben van, steun hebben verleend aan, of gehandeld hebben ten behoeve van, namens of op aanwijzing van een entiteit die door het Sanctiecomité is aangewezen;

i)

handelen namens of op aanwijzing van personen, entiteiten of lichamen die zijn genoemd onder de punten a) tot en met h), hetzij entiteiten ten aanzien waarvan zij de eigendom of de zeggenschap hebben.

Artikel 6

In afwijking van artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, onder de volgende voorwaarden:

a)

de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen:

i)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van een in de bijlage I genoemde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

ii)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; of

iii)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

b)

de betrokken lidstaat heeft het Sanctiecomité in kennis gesteld van de in punt a) genoemde vaststelling en van zijn voornemen toestemming te verlenen, en het Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar heeft geuit.

Artikel 7

In afwijking van artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, mits de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor buitengewone uitgaven, en mits de betrokken lidstaat het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld van die vaststelling en het Sanctiecomité die vaststelling heeft goedgekeurd.

Artikel 8

In afwijking van artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 5 bedoelde persoon, entiteit of lichaam in bijlage I is opgenomen, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat van vóór die datum dateert;

b)

de betrokken tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam bedoeld in bijlage I bij deze verordening;

d)

de erkenning van het retentierecht of de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat;

e)

het retentierecht of het vonnis is door de lidstaat gemeld aan het Sanctiecomité.

Artikel 9

In afwijking van artikel 5 en mits een betaling verschuldigd is door in bijlage I vermelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of op grond van een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen door de VN-Veiligheidsraad of het Sanctiecomité zijn opgenomen in de lijst, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

a)

de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam van bijlage I;

b)

de betaling niet in strijd is met artikel 5, lid 2;

c)

de betrokken lidstaat het Sanctiecomité ten minste tien werkdagen van tevoren in kennis heeft gesteld van zijn voornemen toestemming te verlenen.

Artikel 10

1.   Artikel 5, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een in de lijst opgenomen natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens bevroren worden. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

2.   Artikel 5, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 5 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen werden opgenomen in bijlage I; of

c)

betalingen verschuldigd uit hoofde van justitiële, administratieve of scheidsrechterlijke beslissingen of vonnissen, als bedoeld in artikel 8;

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 5, lid 1, worden bevroren.

Artikel 11

1.   Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 5 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en dergelijke informatie, hetzij direct of via de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen;

b)

samen te werken met de bevoegde autoriteiten bij de verificatie van dergelijke informatie.

2.   Alle rechtstreeks door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de lidstaten.

3.   Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

Artikel 12

Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in de artikelen 2 en 5 opgenomen verbodsbepalingen worden omzeild.

Artikel 13

1.   De bevriezing van tegoeden en economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden of economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   Handelingen van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokkenen, indien zij niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun handelingen een inbreuk zouden vormen op de bij deze verordening ingestelde verbodsmaatregelen.

Artikel 14

1.   Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, in het bijzonder een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

de in bijlage I opgenomen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

2.   In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam geleverd.

3.   Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van de contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.

Artikel 15

1.   De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, in het bijzonder informatie met betrekking tot:

a)

middelen die zijn bevroren krachtens artikel 5 en toestemmingen die zijn verleend krachtens de artikelen 6, 7 en 8;

b)

schendingen en problemen bij het toezicht op de naleving en vonnissen van nationale rechtbanken.

2.   De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van alle andere relevante informatie waarover zij beschikken en die van invloed kan zijn op de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 16

De Commissie wordt gemachtigd bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 17

1.   Wanneer de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam op de lijst plaatst en een motivering voor de aanwijzing heeft verstrekt, neemt de Raad die natuurlijke persoon of rechtspersoon, die entiteit of dat lichaam op in bijlage I. De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon of entiteit of het betrokken lichaam in kennis van zijn besluit en van de motivering, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die natuurlijke persoon of rechtspersoon of entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kunnen indienen.

2.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de persoon, entiteit of het lichaam daarvan op de hoogte.

3.   Indien de Verenigde Naties besluiten een persoon, entiteit of lichaam van de lijst te schrappen, of de identificatiegegevens van een persoon, entiteit of lichaam op de lijst te wijzigen, past de Raad bijlage I dienovereenkomstig aan.

Artikel 18

Bijlage I bevat, wanneer beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité is verstrekt, en die nodig is om de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen te kunnen identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. Bijlage I vermeldt tevens de datum van aanwijzing door de Veiligheidsraad of door het Sanctiecomité.

Artikel 19

1.   De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld na de inwerkingtreding van de verordening in kennis van de in lid 1 bedoelde regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen ervan.

Artikel 20

1.   De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan en identificeren hen op de in bijlage II vermelde websites. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van de in bijlage II genoemde websites.

2.   De lidstaten delen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede wie hun bevoegde autoriteiten zijn en hoe deze kunnen worden bereikt, en delen haar alle latere wijzigingen mee.

3.   Waar deze verordening een meldingsplicht bepaalt, of de verplichting de Commissie te informeren of op een andere wijze met haar te communiceren, wordt daartoe gebruik gemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.

Artikel 21

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 22

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. VROUTSIS


(1)  PB L 352 van 24.12.2013, blz. 51.

(2)  Besluit 2014/125/GBVB van de Raad van 10 maart 2014 2014 houdende wijziging van Besluit 2013/798/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (Zie bladzijde 22 van dit Publicatieblad.).

(3)  Verordening (EG) nr. 45/2001van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(4)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(5)  PB C 69 van 18.3.2010, blz. 19.


BIJLAGE I

Lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikel 5

A.

Personen

B.

Entiteiten


BIJLAGE II

Websites voor informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/135/index.html

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.exteriores.gob.es/Portal/es/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Documents/ORGANISMOS%20COMPETENTES%20SANCIONES%20INTERNACIONALES.pdf

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

KROATIË

http://www.mvep.hr/sankcije

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

NEDERLAND

www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.portugal.gov.pt/pt/os-ministerios/ministerio-dos-negocios-estrangeiros/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika_in_mednarodno_pravo/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

SLOWAKIJE

http://www.mzv.sk/sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

EEAS 02/309

B-1049 Brussel

België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 225/2014 VAN DE COMMISSIE

van 28 februari 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Höri Bülle (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Duitsland ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Höri Bülle” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Höri Bülle” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 293 van 9.10.2013, blz. 16.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

DUITSLAND

Höri Bülle (BGA)


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 226/2014 VAN DE COMMISSIE

van 7 maart 2014

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Umbria (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie de door Italië ingediende aanvraag beoordeeld tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Umbria", die bij Verordening (EG) nr. 2325/97 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 322 van 25.11.1997, blz. 33.

(3)  PB C 262 van 11.9.2013, blz. 6.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.5.   Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

ITALIË

Umbria (BOB)


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 227/2014 VAN DE COMMISSIE

van 7 maart 2014

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Hořické trubičky (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie de aanvraag van Tsjechië onderzocht voor de goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding "Hořické trubičky" die is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 989/2007 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 192/2008 (3).

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 219 van 24.8.2007, blz. 7.

(3)  PB L 57 van 1.3.2008, blz. 11.

(4)  PB C 296 van 12.10.2013, blz. 11.


BIJLAGE

In bijlage I, punt I, bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde landbouwproducten en levensmiddelen:

Categorie 2.4.   Brood, gebak, cake, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren

TSJECHIË

Hořické trubičky (BGA)


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 228/2014 VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 601/2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen, wat het formaat en de procedure voor de toezending van gegevens betreft

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen (1), en met name artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 601/2006 van de Commissie (2) zijn de uitvoeringsvoorschriften met betrekking tot het formaat en de procedure voor de toezending aan de Commissie (Eurostat) van de vereiste gegevens over de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen opgenomen, en zijn de technische specificaties van de gegevensstructuur omschreven.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 555/2012 van de Commissie (3) zijn de gegevensvereisten en definities van Verordening (EG) nr. 184/2005 bijgewerkt om nieuwe internationale normen te weerspiegelen waarin de algemene regels voor de opstelling van die statistieken zijn vervat, zoals het Balance of Payments and International Investment Position Manual van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Benchmark Definition of Foreign Direct Investment van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het Manual on Statistics of International Trade in Services van de Verenigde Naties (VN).

(3)

De “Statistical Data and Metadata eXchange standard” (SDMX) is de internationale norm die is ingesteld als het gemeenschappelijke gegevensrapporteringsformaat voor de elektronische uitwisseling van gegevens en metagegevens en veel internationale organisaties en nationale gegevensproducerende instanties passen deze norm toe of zijn van plan deze toe te passen. Derhalve moet een ruimere definitie van gegevensformaten die aan de SDMX-norm voldoen worden ingevoerd en een nieuwe definitie van de gegevensstructuur worden uitgewerkt die in overeenstemming is met deze norm.

(4)

Verordening (EG) nr. 601/2006, die het gebruik verplicht stelt van het gegevensformaat „Gesmes” als enig formaat waarin de lidstaten aan de Commissie (Eurostat) gegevens kunnen toezenden, moet worden gewijzigd teneinde daarin ook verwijzingen naar de SDMX-norm op te nemen.

(5)

De technische specificaties van de gegevensstructuur mogen niet wettelijk bindend zijn. In plaats daarvan moeten de door de Commissie aanbevolen technische specificaties worden opgenomen in het Balance of Payments Vademecum (4) van Eurostat, dat jaarlijks wordt herzien. Verordening (EG) nr. 601/2006 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Betalingsbalanscomité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 601/2006 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Gegevensformaat

De lidstaten gebruiken gegevensformaten die aan de SDMX-norm voldoen. De Commissie (Eurostat) stelt gedetailleerde documentatie over deze formaten beschikbaar en verstrekt richtsnoeren over de toepassing van deze formaten in overeenstemming met de in deze verordening gestelde eisen.”

(2)

Artikel 3 wordt geschrapt.

(3)

De bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 35 van 8.2.2005, blz. 23.

(2)  Verordening (EG) nr. 601/2006 van de Commissie van 18 april 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad, wat het formaat en de procedure voor de toezending van gegevens betreft (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 7).

(3)  Verordening (EU) nr. 555/2012 van de Commissie van 22 juni 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen, wat de bijwerking van de gegevensvereisten en de definities betreft (PB L 166 van 27.6.2012, blz. 22).

(4)  Beschikbaar via de directe link naar de website van het Communicatie- en informatiecentrum voor overheden, bedrijven en burgers van de Europese Commissie (CIRCABC).


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 229/2014 VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

79,2

TN

103,5

TR

95,1

ZZ

92,6

0707 00 05

EG

182,1

JO

182,1

MA

182,1

TR

153,8

ZZ

175,0

0709 91 00

EG

45,1

ZZ

45,1

0709 93 10

MA

45,6

TR

88,2

ZZ

66,9

0805 10 20

EG

47,7

IL

69,1

MA

50,7

TN

51,0

TR

56,1

ZZ

54,9

0805 50 10

TR

69,5

ZZ

69,5

0808 10 80

CN

111,8

MK

29,8

US

209,1

ZZ

116,9

0808 30 90

AR

103,5

CL

165,8

CN

68,3

TR

158,2

US

132,7

ZA

91,8

ZZ

120,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/20


RICHTLIJN 2014/38/EU VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2014

tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de strijd tegen geluidshinder

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem binnen de Gemeenschap (1), en met name artikel 30, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Strengere nationale eisen met betrekking tot geluid van nieuw en verbeterd rollend materieel moeten worden voorkomen aangezien dit een negatieve invloed heeft op de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem. Daarom zijn in Beschikking 2008/232/EG (2) en Besluit 2011/229/EU (3) van de Commissie, die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 2008/57/EG, maximumgeluidsniveaus vastgesteld voor nieuw rollend materieel voor hogesnelheidslijnen en conventionele spoorlijnen.

(2)

In punt 1.4.4. van bijlage III bij Richtlijn 2008/57/EG is bepaald dat bij de exploitatie van het spoorwegnet de wettelijke normen inzake geluidhinder in acht moeten worden genomen. Deze essentiële eis is noodzakelijk om de basisgeluidsparameters te specificeren, zoals uiteengezet in de punten 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 van de bijlage bij Besluit 2011/229/EU en in de punten 4.2.6.5.2, 4.2.6.5.3, 4.2.6.5.4 en 4.2.7.6 van de bijlage bij Beschikking 2008/232/EG.

(3)

In punt 1.4.4 van bijlage III bij Richtlijn 2008/57/EG wordt verwezen naar bestaande normen die niet nader zijn gespecificeerd. Om onduidelijkheid te voorkomen en de geplande algemene doelstelling van deze richtlijn inzake geluidshinder te stipuleren, moet dat punt worden gewijzigd.

(4)

De bij deze richtlijn vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Punt 1.4.4 van bijlage III bij Richtlijn 2008/57/EG wordt vervangen door:

„1.4.4.

Het ontwerp en gebruik van het spoorwegsysteem mag geen aanleiding geven tot een ontoelaatbaar niveau van geluidsemissies

in de nabijheid van de spoorweginfrastructuur, als omschreven in artikel 3 van richtlijn 2012/34/EU, en

in de bestuurderscabine.”.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2015 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de voornaamste bepalingen van intern recht die zij vaststellen op het door deze richtlijn bestreken gebied.

3.   De verplichting tot omzetting en uitvoering van deze richtlijn is niet van toepassing op Cyprus en Malta zolang deze landen op hun respectieve grondgebied niet over een spoorwegnet beschikken.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  Beschikking 2008/232/EG van de Commissie van 21 februari 2008 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem (PB L 84 van 26.3.2008, blz. 132).

(3)  Besluit 2011/229/EU van de Commissie van 4 april 2011 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — geluidsemissies” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 99 van 13.4.2011, blz. 1).


BESLUITEN

11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/22


BESLUIT 2014/125/GBVB VAN DE RAAD

van 10 maart 2014

houdende wijziging van Besluit 2013/798/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 23 december 2013 Besluit 2013/798/GBVB betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) vastgesteld (1).

(2)

Op 28 januari 2014 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2134 (2014) aangenomen.

(3)

Conform Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad dienen maatregelen te worden getroffen teneinde reisbeperkingen op te leggen en teneinde tegoeden en activa van personen of entiteiten die worden aangewezen door het Comité dat is opgericht krachtens punt 57 van Resolutie 2127 (2013) van de VN-Veiligheidsraad te bevriezen, overeenkomstig de criteria van Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad.

(4)

Tevens is bij Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad het bij Resolutie 2127 (2013) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde wapenembargo bevestigd en verlengd. In Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad is verder bepaald dat het wapenembargo niet van toepassing is op leveringen die uitsluitend bestemd zijn voor de ondersteuning van of het gebruik door de Europese operatie in de CAR (EUFOR RCA).

(5)

Daarnaast is het nodig het toepassingsgebied te wijzigen van de afwijking betreffende de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en aanverwant materieel uitsluitend bestemd voor de ondersteuning van of voor gebruik door de missie voor de consolidatie van de vrede in de Centraal-Afrikaanse Republiek (MICOPAX), de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de Centraal-Afrikaanse Republiek onder Afrikaanse leiding (MISCA), het geïntegreerd VN-kantoor voor vredesopbouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek (BINUCA) en zijn bewakingseenheid, de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie (AU-RTF), en de in de CAR ingezette Franse troepen en de EUFOR RCA, zodat die afwijking ook de verstrekking van technische en financiële bijstand omvat.

(6)

Voor de uitvoering van bepaalde maatregelen is verder optreden van de Unie nodig.

(7)

Besluit 2013/798/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2013/798/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 2, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

„a)

de verkopen, leveren, overdragen of uitvoeren van wapens en aanverwant materieel en de levering van aanverwante technische bijstand of financiering en financiële bijstand die uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van of voor gebruik door de missie voor de consolidatie van de vrede in de Centraal-Afrikaanse Republiek (MICOPAX), de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de Centraal-Afrikaanse Republiek onder Afrikaanse leiding (MISCA), het geïntegreerd VN-kantoor voor vredesopbouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek (BINUCA) en zijn bewakingseenheid, de regionale taskforce van de Afrikaanse Unie (AU-RTF), en de in de CAR ingezette Franse troepen en de operatie van de Europese Unie in de CAR (EUFOR RCA).”.

2)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 2 bis

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat personen die worden aangewezen door het Comité dat is opgericht krachtens punt 57 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) als personen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de CAR ondermijnen, waaronder handelingen die een bedreiging van of inbreuk op overgangsovereenkomsten vormen, of die het politieke overgangsproces bedreigen of verhinderen, onder meer een overgang naar vrije en eerlijke democratische verkiezingen, of die het geweld aanwakkeren, hun grondgebied binnenkomen of doorreizen; het betreft personen die:

a)

het krachtens punt 54 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) en artikel 1 van dit besluit ingestelde wapenembargo overtreden, of die rechtstreeks of onrechtstreeks leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR verrichten, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, ontvangen;

b)

betrokken zijn bij de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, naargelang het geval, of die in de CAR een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij seksueel geweld wordt gebruikt, burgers worden geviseerd, etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op scholen en ziekenhuizen, ontvoering en gedwongen verplaatsing;

c)

kinderen rekruteren of gebruiken in gewapende conflicten in de CAR, en daarbij de toepasselijke internationale wetgeving overtreden;

d)

gewapende groepen of criminele netwerken steunen door de illegale ontginning van natuurlijke hulpbronnen waaronder diamant, wilde dieren en producten daarvan in de CAR;

e)

de levering van humanitaire bijstand aan de CAR of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in de CAR belemmeren;

f)

betrokken zijn bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen tegen VN-missies of internationale veiligheidstroepen waaronder BINUCA, MISCA, de Europese operatie (EUFOR RCA) en de overige troepen die hen ondersteunen;

g)

leider zijn van, ondersteuning hebben verleend aan of opgetreden hebben voor, namens of als hoofd van een door het Comité aangewezen entiteit;

vermeld staan in de bijlage bij dit besluit.

2.   Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.   Lid 1 is niet van toepassing indien binnenkomst of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijk proces.

4.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer het Comité, per geval vaststelt:

a)

dat de reis gerechtvaardigd is om humanitaire redenen, religieuze voorschriften daaronder begrepen;

b)

dat een ontheffing een gunstige invloed zal hebben op de vrede en nationale verzoening in de CAR en de stabiliteit in de regio.

5.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3 of 4 machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van een in de bijlage vermelde persoon, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze was verleend en voor de betrokken persoon.

Artikel 2 ter

1.   Alle tegoeden en economische middelen die rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van of beheerd worden door personen of entiteiten die worden aangewezen door het Comité als personen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de CAR ondermijnen, waaronder handelingen die een bedreiging van of inbreuk op overgangsovereenkomsten vormen, of die het politieke overgangsproces bedreigen of verhinderen, onder meer een overgang naar vrije en eerlijke democratische verkiezingen, of die het geweld aanwakkeren, met inbegrip van personen en entiteiten die:

a)

het krachtens punt 54 van VNVR-Resolutie 2127 (2013) en artikel 1 van dit besluit ingestelde wapenembargo overtreden, of die rechtstreeks of onrechtstreeks leveringen, verkopen of overdrachten aan gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR verrichten, of die in verband met gewelddadige activiteiten van gewapende groepen of criminele netwerken in de CAR wapens of aanverwant materiaal, technisch advies, opleiding of bijstand, inclusief financiering en financiële bijstand, ontvangen;

b)

betrokken zijn bij de planning, aansturing of uitvoering van handelingen die een schending vormen van de internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, naargelang het geval, of die in de CAR een schending van of inbreuk op de mensenrechten vormen, waaronder handelingen waarbij seksueel geweld wordt gebruikt, burgers worden geviseerd, etnische of religieuze aanslagen, aanslagen op scholen en ziekenhuizen, ontvoering en gedwongen verplaatsing;

c)

kinderen rekruteren of gebruiken in gewapende conflicten in de CAR, en daarbij de toepasselijke internationale wetgeving overtreden;

d)

gewapende groepen of criminele netwerken steunen door de illegale ontginning van natuurlijke hulpbronnen waaronder diamant, wilde dieren en producten daarvan in de CAR;

e)

de levering van humanitaire bijstand aan de CAR of de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in de CAR belemmeren;

f)

betrokken zijn bij de planning, aansturing, sponsoring of uitvoering van aanslagen tegen VN-missies of internationale veiligheidstroepen waaronder BINUCA, MISCA, de Europese operatie (EUFOR RCA) en de overige troepen die hen ondersteunen;

g)

de leider zijn van, ondersteuning hebben verleend aan of opgetreden hebben voor, namens of als hoofd van een door het Comité aangewezen entiteit;

of personen of entiteiten die namens hen of onder hun leiding optreden, of entiteiten die eigendom zijn van of onder hun zeggenschap staan, worden bevroren.

De lijst van de in dit lid bedoelde personen en entiteiten staat in de bijlage bij dit besluit.

2.   Tegoeden, financiële activa of economische middelen worden rechtstreeks noch onrechtstreeks aan of ten behoeve van een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit ter beschikking gesteld.

3.   Een lidstaat mag ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden, overige financiële activa en economische middelen.

De uitzondering wordt toegestaan nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van zijn voornemen om, naar gelang van het geval, de toegang tot de tegoeden en economische middelen toe te staan, en het Comité niet binnen vijf werkdagen na dergelijke kennisgeving een negatief besluit heeft genomen.

4.   Een lidstaat mag ook ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan ten aanzien van tegoeden en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven, na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Comité en goedkeuring door dit comité;

b)

het voorwerp zijn van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht of vonnis, in welk geval de tegoeden en economische middelen kunnen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of het vonnis ten uitvoer te leggen, mits het retentierecht of het vonnis dateert van vóór 28 januari 2014, en niet ten goede komt aan een in dit artikel bedoelde persoon of entiteit; de uitzondering wordt toegestaan na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Comité.

5.   Lid 1 belet niet dat een aangewezen persoon of entiteit betalingen doet die verschuldigd zijn wegens een contract dat is gesloten voordat de persoon of entiteit op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet direct of indirect wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit en de betaling geschiedt nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van het voornemen de betaling te verrichten of te ontvangen, dan wel te dien einde, in voorkomend geval, toestemming te verlenen tot het vrijgeven van de bevroren tegoeden, andere financiële activa of economische middelen, tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen, of

b)

betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of die zijn ontstaan vóór de datum waarop beperkende maatregelen van dit besluit op deze rekeningen van toepassing werd,

met dien verstande dat met betrekking tot de voormelde rente, andere inkomsten en betalingen lid 1 steeds van toepassing blijft.

Artikel 2 quater

De Raad stelt de lijst van de bijlage vast en wijzigt deze in overeenstemming met de besluiten van de VN-Veiligheidsraad of van het Comité.

Artikel 2 quinquies

1.   Wanneer de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Comité een persoon of entiteit op de lijst plaatst, neemt de Raad die persoon of entiteit op in de bijlage. De Raad stelt de betrokken persoon of entiteit in kennis van zijn besluit, met inbegrip van de motivering voor plaatsing van die persoon of entiteit op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de publicatie van een kennisgeving, zodat die persoon of entiteit daarover opmerkingen kan indienen.

2.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de personen of entiteiten daarvan op de hoogte.

Artikel 2 sexies

1.   In de bijlage worden de door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of door het Comité opgegeven redenen vermeld waarom personen of entiteiten op de lijst zijn geplaatst.

2.   De bijlage bevat tevens, wanneer beschikbaar, informatie die door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Comité is verstrekt en die nodig is om de betrokken personen of entiteiten te kunnen identificeren. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, de geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres en functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, de plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten. De bijlage vermeldt tevens de datum waarop zij door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of door het Comité op de lijst zijn geplaatst.”.

3)

Een bijlage zoals vastgesteld in de bijlage bij het onderhavige besluit wordt toegevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

G. VROUTSIS


(1)  Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 51).


BIJLAGE

"BIJLAGE

Lijst van de in artikel 2 bis bedoelde personen en de in artikel 2 ter bedoelde personen en entiteiten

A.

Personen

B.

Entiteiten".


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/27


BESLUIT VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ EU-OPERATIECENTRUM/1/2014

van 27 februari 2014

betreffende de benoeming van het hoofd van het operatiecentrum van de EU voor de in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid uitgevoerde missies en operatie in de Hoorn van Afrika

(2014/126/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2012/173/GBVB van de Raad van 23 maart 2012 over het activeren van het operatiecentrum van de EU voor de in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid uitgevoerde missies en operatie in de Hoorn van Afrika (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van artikel 3, lid 1 van Besluit 2012/173/GBVB, is kapitein (marine) Ad VAN DER LINDE tot hoofd van het operatiecentrum van de EU benoemd voor de periode tot en met 23 maart 2014.

(2)

De Raad heeft bij Besluit 2013/725/GBVB (2) Besluit 2012/173/GBVB gewijzigd. Conform artikel 3, lid 1 bis, van Besluit 2012/173/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag gemachtigd, besluiten te nemen over de benoeming van de volgende hoofden van het operatiecentrum van de EU.

(3)

Op 28 november 2013 heeft Spanje kapitein (marine) Francisco CORNAGO voorgedragen als opvolger van kapitein (marine) Ad VAN DER LINDE in diens functie van hoofd van het operatiecentrum van de EU.

(4)

Op 19 december 2013 heeft het Militair Comité van de EU besloten het Politiek en Veiligheidscomité aan te bevelen, kapitein (marine) Francisco CORNAGO tot hoofd van het operatiecentrum van de EU te benoemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Kapitein (marine) Francisco CORNAGO wordt met ingang van 24 maart 2014 benoemd tot hoofd van het operatiecentrum van de EU voor de in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid uitgevoerde missies en operatie in de Hoorn van Afrika.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 24 maart 2014.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2014.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

W. STEVENS


(1)  PB L 89 van 27.3.2012, blz. 66.

(2)  Besluit 2013/725/GBVB van 9 december 2013 tot wijziging en verlenging van Besluit 2012/173/GBVB van de Raad over het activeren van het operatiecentrum van de EU voor de in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid uitgevoerde missies en operatie in de Hoorn van Afrika (PB L 329 van 10.12.2013, blz. 39).


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/28


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 7 maart 2014

tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor China in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s van paarden is toegestaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 1386)

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/127/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (1), en met name artikel 17, lid 3, onder a),

Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (2), en met name artikel 12, leden 1 en 4, en artikel 19, inleidende zin en onder a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 92/65/EEG bevat voorschriften voor de invoer in de Unie van onder meer sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen. Die voorschriften moeten ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor het handelsverkeer tussen de lidstaten.

(2)

Richtlijn 2009/156/EG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in de Unie van levende paardachtigen. Volgens die richtlijn is de invoer in de Unie van paardachtigen slechts toegestaan uit derde landen die aan bepaalde veterinairrechtelijke voorschriften voldoen.

(3)

Beschikking 2004/211/EG van de Commissie (3) bevat een lijst van derde landen of delen daarvan waar regionaliseringsmaatregelen van toepassing zijn, waaruit de lidstaten de invoer van paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s daarvan toestaan en bepaalt de andere invoervoorwaarden. Die lijst is opgenomen in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG.

(4)

Om als gastheer te kunnen optreden tijdens een paardensportevenement van de Global Champions Tour in oktober 2013, dat plaatsvindt onder toezicht van de Internationale Ruitersportfederatie (FEI), hebben de bevoegde Chinese autoriteiten verzocht om erkenning van een paardenziektevrije zone in de agglomeratie van Shanghai, die rechtstreeks toegankelijk is vanaf het nabijgelegen internationale vliegveld. Gezien de tijdelijke aard van de speciaal voor dat doel gebouwde faciliteiten op de parkeerplaats van EXPO 2010 hoeft er slechts voorzien te worden in een tijdelijke erkenning van die zone.

(5)

In het licht van de door Chinese autoriteiten verstrekte garanties en informatie en om het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden uit een deel van het grondgebied van China overeenkomstig Beschikking 93/195/EEG van de Commissie (4) gedurende een beperkte termijn toe te staan, heeft de Commissie Uitvoeringsbesluit 2013/259/EU (5) vastgesteld, waarbij de regio CN-2 tijdelijk is erkend.

(6)

Aangezien het paardensportevenement om technische redenen is uitgesteld tot 6-8 juni 2014 en de veterinairrechtelijke voorschriften ongewijzigd zijn, moet voor de regio CN-2 de datum in kolom 15 van de tabel in bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG dienovereenkomstig worden aangepast.

(7)

Besluit 2004/211/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In de tabel van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG worden in kolom 15 van de regel betreffende de regio CN-2 van China de woorden „Geldig van 24 september tot en met 24 oktober 2013” vervangen door: „Geldig van 30 mei tot en met 30 juni 2014”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 maart 2014.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(2)  PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.

(3)  Beschikking 2004/211/EG van de Commissie van 6 januari 2004 tot vaststelling van de lijst van derde landen en delen van hun grondgebied waaruit de lidstaten de invoer toestaan van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s van paarden en tot wijziging van de Beschikkingen 93/195/EEG en 94/63/EG (PB L 73 van 11.3.2004, blz. 1).

(4)  Beschikking 93/195/EEG van de Commissie van 2 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer, van geregistreerde paarden voor wedrennen, wedstrijden en culturele manifestaties (PB L 86 van 6.4.1993, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsbesluit 2013/259/EU van de Commissie van 31 mei 2013 tot wijziging van bijlage I bij Beschikking 2004/211/EG wat betreft de gegevens voor Bahrein en China in de lijst van derde landen en delen daarvan waaruit de invoer in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s van paarden is toegestaan (PB L 150 van 4.6.2013, blz. 28).


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/30


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2014

betreffende de goedkeuring van de „E-Light”-dimlichtmodule met lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/128/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 12, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 9 juli 2013 heeft de leverancier Automotive Lighting Reutlingen GmbH („de aanvrager”) een aanvraag ingediend voor goedkeuring van de „E-Light”-dimlichtmodule met lichtdioden (leds) als innoverende technologie. De aanvraag is beoordeeld op volledigheid overeenkomstig artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (2). De aanvraag werd geacht volledig te zijn en de periode voor de beoordeling van de aanvraag door de Commissie ging in op de dag volgende op de datum van de officiële ontvangst, d.w.z. 10 juli 2013.

(2)

De aanvraag is beoordeeld overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 en de Technical Guidelines for the preparation of applications for the approval of innovative technologies pursuant to Regulation (EC) No 443/2009 („de technische richtsnoeren”) (3).

(3)

De aanvraag betreft de „E-Light”-dimlichtmodule met leds, een verlichtingstechnologie op basis van een zogeheten refractie-reflectiesysteem. De E-Light-module maakt gebruik van de reflectie en refractie van licht door lenzen om het door een klein aantal ledlampen geproduceerde licht te concentreren. Deze technologie verschilt wezenlijk van het bij Uitvoeringsbesluit 2013/128/EU van de Commissie (4) als eco-innovatie goedgekeurde ledverlichtingssysteem. Ook moet worden opgemerkt dat de aanvraag van Automotive Lighting is gebaseerd op de in de technische richtsnoeren beschreven vereenvoudigde benadering, terwijl de eerder goedgekeurde aanvraag was gebaseerd op de uitgebreide benadering.

(4)

De Commissie is van oordeel dat uit de in de aanvraag verstrekte informatie blijkt dat aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 en in de artikelen 2 en 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 bedoelde voorwaarden en criteria is voldaan.

(5)

De aanvrager heeft aangetoond dat de E-Light-module in niet meer dan 3 % van de in het referentiejaar 2009 geregistreerde nieuwe personenauto’s is toegepast. Ter staving hiervan verwees de aanvrager naar de technische richtsnoeren, die een samenvatting bevatten van het „Light Sight Safety”-verslag van Clepa. De aanvrager heeft gebruikgemaakt van vooraf gedefinieerde functies en gemiddelde gegevens volgens de in de technische richtsnoeren gespecificeerde vereenvoudigde benadering.

(6)

De aanvrager heeft volgens de in de technische richtsnoeren beschreven vereenvoudigde benadering gebruikgemaakt van halogeenverlichting als basistechnologie om de CO2-reductiecapaciteit van de „E-Light”-module aan te tonen.

(7)

De aanvrager heeft een testmethode voor de CO2-reducties voorgelegd die formules bevat die consistent zijn met de in de technische richtsnoeren beschreven formules voor de vereenvoudigde benadering met betrekking tot verlichtingsfuncties. De Commissie is van oordeel dat de testmethode verifieerbare, reproduceerbare en vergelijkbare resultaten zal opleveren en dat de methode de CO2-emissievoordelen van de innoverende technologie op realistische wijze en met een sterke statistische significantie kan aantonen, overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011.

(8)

Tegen die achtergrond is de Commissie van oordeel dat de aanvrager afdoende heeft aangetoond dat de door de innoverende technologie bereikte emissiereductie ten minste 1 g CO2/km bedraagt.

(9)

Aangezien de activering van de verlichting in het dimlicht niet vereist is voor de in Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (6) bedoelde typegoedkeuringstest wat CO2-emissies betreft, neemt de Commissie er genoegen mee dat de verlichtingsfuncties in kwestie niet onder de standaardtestcyclus vallen.

(10)

De activering van de betrokken verlichtingsfuncties is verplicht om het veilige gebruik van het voertuig te garanderen en hangt dus niet af van de keuze van de bestuurder. Op basis daarvan is de Commissie van oordeel dat de vermindering van de CO2-emissie door het gebruik van leds aan de fabrikant moet worden toegeschreven.

(11)

De Commissie stelt vast dat het verificatierapport door FAKT S.r.l. (een onafhankelijke en gecertificeerde instantie) is opgesteld en dat het de conclusies ondersteunt die in de aanvraag zijn uiteengezet.

(12)

Tegen die achtergrond moet er volgens de Commissie geen bezwaar worden gemaakt tegen de goedkeuring van de innoverende technologie in kwestie.

(13)

Fabrikanten die de CO2-besparingen die uit de toepassing van de bij dit besluit goedgekeurde innoverende technologie voortvloeien, willen aanwenden om hun gemiddelde specifieke CO2-emissies te verlagen en zo hun specifieke emissiedoelstelling te verwezenlijken, moeten overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 in hun aanvraag voor een EG-typegoedkeuringscertificaat voor de betrokken voertuigen naar dit besluit verwijzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De „E-Light”-dimlichtmodule met leds, die bestemd is voor gebruik in voertuigen van categorie M1, is goedgekeurd als innoverende technologie in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009.

2.   De CO2-emissiereductie door het gebruik van de in lid 1 bedoelde „E-Light”-dimlichtmodule met leds wordt bepaald volgens de in de bijlage beschreven methode.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).

(3)  http://ec.europa.eu/clima/policies/transport/vehicles/cars/docs/guidelines_en.pdf

(4)  Uitvoeringsbesluit 2013/128/EU van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de goedkeuring van het gebruik van lichtdioden in bepaalde verlichtingsfuncties van een M1-voertuig als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 70 van 14.3.2013, blz. 7).

(5)  Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).


BIJLAGE

METHODE OM DE VERMINDERING VAN CO2-EMISSIES DOOR HET GEBRUIK VAN DE E-LIGHT-DIMLICHTMODULE MET LEDS IN EEN VOERTUIG VAN CATEGORIE M1 TE BEPALEN

1.   Inleiding

Om te bepalen welke CO2-emissiereductie aan het gebruik van de „E-Light”-dimlichtmodule met leds in een voertuig van categorie M1 kan worden toegeschreven, moet het volgende worden vastgesteld:

a)

de testvoorwaarden;

b)

de testprocedure;

c)

de formules voor het berekenen van de CO2-besparingen;

d)

de formules voor het berekenen van de standaardafwijking;

e)

de bepaling van de CO2-besparingen voor certificatie door de typegoedkeuringsinstanties.

2.   Testvoorwaarden

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 112 (1) betreffende uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules zijn van toepassing. Voor de bepaling van het elektriciteitsverbruik moeten punt 6.1.4 van VN/ECE-Reglement nr. 112 en de punten 3.2.1 en 3.2.2 van bijlage 10 bij dat reglement worden geraadpleegd.

Bovendien moet de geteste apparatuur gedurende 30 minuten worden opgewarmd door deze aan te sluiten op een stroom van 0,78 A bij een spanning van 13,4 V. De geteste apparatuur bestaat uit de elektronische regeleenheid (ECU) van de ledlamp en de dimlichtmodule.

3.   De testprocedure

De metingen moeten worden uitgevoerd zoals aangegeven in de figuur. De volgende apparatuur moet worden gebruikt:

twee digitale multimeters, één voor het meten van de gelijkstroom en één voor het meten van de gelijkspanning,

een voedingseenheid.

Image

Figuur

Testopstelling (A: ampèremeter, Led-ECU: elektronische regeleenheid voor ledlamp)

In totaal moeten tien metingen worden uitgevoerd bij de volgende testspanningen: 9,0 V; 10,0 V; 11,0 V; 12,0 V; 13,0 V; 13,2 V; 13,4 V; 14,0 V; 15,0 V; 16,0 V (de waarden 13,2 en 13,4 V zijn typische spanningswaarden voor personenauto’s).

Voor elke spanning moet de bijbehorende stroom worden gemeten.

De precieze nominale spanningen en de gemeten stroom moeten in vier decimalen worden geregistreerd.

4.   Formules

De volgende stappen moeten worden gevolgd om de CO2-besparingen te bepalen en vast te stellen of de drempelwaarde van 1 g CO2/km wordt gehaald:

stap 1

:

berekenen van de elektriciteitsbesparingen;

stap 2

:

berekenen van de CO2-besparingen;

stap 3

:

berekenen van de fout in de CO2-besparingen;

stap 4

:

verifiëren van de drempelwaarde.

4.1.   Berekenen van de elektriciteitsbesparingen

Voor elk van de tien metingen moet het verbruik van elektrisch vermogen worden berekend door de nominale spanning te vermenigvuldigen met de gemeten stroom. Dit moet tien waarden opleveren. Elk van de waarden moet in vier decimalen worden uitgedrukt. Vervolgens moet de gemiddelde waarde van het verbruik van elektrisch vermogen worden berekend (de som van de tien waarden gedeeld door tien).

Voor het berekenen van de bereikte elektriciteitsbesparingen moet de volgende formule worden gebruikt:

formule 1: Formula

waarbij:

ΔP

:

elektriciteitsbesparingen in W;

Pbasistechnologie

:

elektriciteitsverbruik van de basistechnologie: 137 W;

Peco-innovatie

:

gemiddelde waarde van het elektriciteitsverbruik van de eco-innovatie, in W.

4.2.   Berekenen van de CO2-besparingen

Voor het berekenen van de CO2-besparingen van de eco-innovatie worden de volgende formules gebruikt:

 

voor een voertuig met benzinemotor:

formule 2: Formula

 

voor een voertuig met dieselmotor:

formule 3: Formula

In deze formules staat CO2 voor de CO2-besparingen in gCO2/km.

De inputgegevens voor de formules 2 en 3 zijn:

ΔP

:

elektriciteitsbesparing in W, het resultaat van stap 1;

UF

:

gebruiksfactor: 0,33 voor een dimlichtlamp;

v

:

de gemiddelde rijsnelheid van de NEDC: 33,58 km/h;

VPe-P

:

verbruik van effectief vermogen voor voertuigen met benzinemotor, 0,264 l/kWh;

VPe-D

:

verbruik van effectief vermogen voor voertuigen met dieselmotor, 0,22 l/kWh;

ηΑ

:

rendement van de alternator: 0,67;

CFP

:

omrekeningsfactor voor benzine: 2 330 gCO2/l;

CFD

:

omrekeningsfactor voor diesel: 2 640 gCO2/l.

4.3.   Berekenen van de statistische fout in de CO2-besparingen

De statistische fout in de CO2-besparingen moet in twee stappen worden bepaald. Allereerst moet de foutwaarde voor het vermogen wordt bepaald als een standaardafwijking die overeenkomt met een betrouwbaarheidsinterval van 68 %.

Hiervoor moet formule 4 worden gebruikt.

Formule 4: Formula

waarbij:

Formula

:

standaardafwijking van het rekenkundig gemiddelde [W];

xi

:

meetwaarde [W];

Formula

:

rekenkundig gemiddelde [W];

n

:

aantal metingen: 10.

Vervolgens moet de fout in de CO2-besparingen worden bepaald aan de hand van de voortplantingswet, die wordt uitgedrukt door formule 5.

Formule 5: Formula

waarbij:

ΔCCO2:

gemiddelde totale fout in de CO2-besparing (gCO2/km)

∂CCO2 /∂P

gevoeligheid van de berekende CO2-besparingen gerelateerd aan inputwaarde xi;

ePi:

de fout in de inputwaarde [W].

Substitutie van formule 2 in formule 5 geeft voor voertuigen met benzinemotor:

formule 6: Formula

waarbij:

ΔCCO2

:

de fout in de CO2-besparingen [g CO2/km].

eP

:

de fout in het elektriciteitsverbruik [W].

Substitutie van formule 2 in formule 5 geeft voor voertuigen met dieselmotor:

formule 7: Formula

waarbij:

ΔCCO2

:

de fout in de CO2-besparingen [gCO2/km];

eP

:

de fout in het elektriciteitsverbruik [W].

4.4.   Verifiëren van de drempelwaarde

De drempelwaarde wordt geverifieerd met behulp van formule 8. De minimumdrempelwaarde is 1,0 gCO2/km.

Formule 8: Formula

waarbij:

MT

:

minimumdrempelwaarde [gCO2/km];

CCO2

:

totale CO2-besparingen [gCO2/km], uit te drukken in 4 decimalen;

Formula

:

gemiddelde totale fout in de CO2-besparingen [gCO2/km], uit te drukken in vier decimalen.

5.   In de typegoedkeuringsdocumenten te vermelden eco-innovatiecode

Om de algemene eco-innovatiecode vast te stellen die overeenkomstig de bijlagen I, VIII en IX bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumenten moet worden vermeld, moet voor de bij dit besluit goedgekeurde innoverende technologie de individuele code „5” worden gebruikt.

Voorbeeld: voor eco-innovatiebesparingen die door de Duitse typegoedkeuringsinstantie zijn gecertificeerd is de code voor de eco-innovatie „e1 5”.


(1)  E/ECE/324/Rev.2/Add.111/Rev.3 - E/ECE/TRANS/505/Rev.2/Add.111/Rev.3 van 9 januari 2013.

(2)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).


Rectificaties

11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/35


Rectificatie van Besluit 2014/119/GBVB van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

( Publicatieblad van de Europese Unie L 66 van 6 maart 2014 )

Bladzijde 26, overweging 2:

in plaats van:

„het bevriezen en het ontnemen van vermogensbestanddelen”,

te lezen:

„het bevriezen en het recupereren van vermogensbestanddelen”.

Bladzijde 29, bijlage, rubriek 12 „Serhii Petrovych Kliuiev”, kolom „Nadere gegevens”:

in plaats van:

„geboren op 12 augustus 1969, zakenman, broer van Andrii K1iuiev”,

te lezen:

„geboren op 19 augustus 1969, zakenman, broer van Andrii Kliuiev”.


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/36


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 208/2014 van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne

( Publicatieblad van de Europese Unie L 66 van 6 maart 2014 )

Bladzijde 1, overweging 2:

in plaats van:

„het bevriezen en het ontnemen van vermogensbestanddelen”,

te lezen:

„het bevriezen en het recupereren van vermogensbestanddelen”.

Bladzijde 4, artikel 7, lid 1:

in plaats van:

„naar de rekening van een in bijlage I opgelijste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam”,

te lezen:

„naar de rekening van een op de lijst geplaatste (geplaatst) natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam”.

Bladzijde 4, artikel 12, lid 1:

in plaats van:

„1.   De Commissie en de lidstaten stellen elkaar om de drie maanden in kennis …”,

te lezen:

„1.   De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis …”.

Bladzijde 7, bijlage, rubriek 12 „Serhii Petrovych Kliuiev”, kolom „Nadere gegevens”:

in plaats van:

„geboren op 12 augustus 1969, zakenman, broer van Andrii K1iuiev”,

te lezen:

„geboren op 19 augustus 1969, zakenman, broer van Andrii Kliuiev”.


11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/37


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft

( Publicatieblad van de Europese Unie L 157 van 15 juni 2011 )

Bladzijde 8, artikel 4, lid 6, onder m):

in plaats van:

„citrusvruchten van GN-code 0805,”,

te lezen:

„gedroogde citrusvruchten van GN-code 0805,”.

Bladzijde 31, artikel 79, lid 3:

in plaats van:

„De financiële steun van de Unie voor uit de markt genomen hoeveelheden groenten en fruit die worden weggewerkt of gratis worden uitgereikt aan in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde liefdadigheidsinstellingen en -organisaties, mag slechts worden gebruikt voor de betaling van de weggewerkte producten overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel en voor de betaling van de in artikel 81, lid 1, en artikel 82, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde kosten.”,

te lezen:

„De financiële steun van de Unie voor uit de markt genomen hoeveelheden groenten en fruit die worden weggewerkt door gratis uitreiking aan in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde liefdadigheidsinstellingen en -organisaties, mag slechts worden gebruikt voor de betaling van de weggewerkte producten overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel en voor de betaling van de in artikel 81, lid 1, en artikel 82, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde kosten.”.

In de hele tekst van bijlage I:

in plaats van:

„controlediensten”,

te lezen:

„controle-instanties”.

Bladzijde 54, bijlage I, deel A, punt 3, tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 56, bijlage I, deel B, deel 1, punt II, letter C, onder ii), vierde alinea, zesde streepje, derde inspringende streepje:

in plaats van:

„geprononceerde ruwschilligheid op maximaal 1/20 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat de netvormig fijne ruwschilligheid en de geprononceerde ruwschilligheid samen op niet meer dan 1/5 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.”,

te lezen:

„dichte ruwschilligheid op maximaal 1/20 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat de netvormig fijne ruwschilligheid en de dichte ruwschilligheid samen op niet meer dan 1/5 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.”.

Bladzijde 57, bijlage I, deel B, deel 1, punt II, letter C, onder iii), derde alinea, zesde streepje, derde inspringende streepje:

in plaats van:

„geprononceerde ruwschilligheid op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat”,

te lezen:

„dichte ruwschilligheid op maximaal 1/3 van de totale oppervlakte van de vrucht, op voorwaarde dat”.

Bladzijde 57, bijlage I, deel B, deel 1, punt II, letter C, onder iii), derde alinea, zesde streepje, vierde inspringende streepje:

in plaats van:

„de fijne ruwschilligheid en de geprononceerde ruwschilligheid samen op niet meer dan 1/2 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.”,

te lezen:

„de netvormig fijne ruwschilligheid en de dichte ruwschilligheid samen op niet meer dan 1/2 van de totale oppervlakte van de vrucht voorkomen.”.

Bladzijde 58, bijlage I, deel B, deel 1, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 58, bijlage I, deel B, deel 1, punt IV, letter A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 75, bijlage I, deel B, deel 2, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 76, bijlage I, deel B, deel 2, punt IV, letter A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 80, bijlage I, deel B, deel 3, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi’s mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi’s mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 80, bijlage I, deel B, deel 3, punt IV, letter A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 84, bijlage I, deel B, deel 4, punt IV, letter A, onder i), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 84, bijlage I, deel B, deel 4, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 84, bijlage I, deel B, deel 4, punt V, letter A, tweede alinea:

in plaats van:

„Sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten, handelstypes en/of met duidelijk verschillende kleuren mogen echter samen voor verkoop worden verpakt, op voorwaarde dat zij van uniforme kwaliteit zijn en voor elke variëteit, elk handelstype en/of elke kleur homogeen zijn wat de oorsprong betreft.”,

te lezen:

„Sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten, handelstypes en/of met duidelijk verschillende kleuren mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat zij van uniforme kwaliteit zijn en voor elke variëteit, elk handelstype en/of elke kleur homogeen zijn wat de oorsprong betreft.”.

Bladzijde 88, bijlage I, deel B, deel 5, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 88, bijlage I, deel B, deel 5, punt IV, letter A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 93, bijlage I, deel B, deel 6, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 93, bijlage I, deel B, deel 6, punt IV, letter A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 99, bijlage I, deel B, deel 7, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 99, bijlage I, deel B, deel 7, punt IV, letter A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende aardbeien mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 101, bijlage I, deel B, deel 8, punt II, letter B, onder ii), tweede alinea, derde streepje, eerste inspringende streepje:

in plaats van:

„putjes, schrammen, zonnebrandvlekken en/of drukplekken die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 2 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 1 cm2, of”,

te lezen:

„verzonken stippen, schrammen, zonnebrandvlekken en/of drukplekken die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 2 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 1 cm2, of”.

Bladzijde 101, bijlage I, deel B, deel 8, punt II, letter B, onder iii), tweede alinea, derde streepje, eerste inspringende streepje:

in plaats van:

„putjes, schrammen, zonnebrandvlekken, drukplekken en/of dichtgegroeide beschadigingen die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 4 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 2,5 cm2, of”,

te lezen:

„verzonken stippen, schrammen, zonnebrandvlekken, drukplekken en/of dichtgegroeide beschadigingen die, als het langwerpige afwijkingen betreft, niet langer zijn dan 4 cm en, als het andersoortige afwijkingen betreft, in totaal niet groter zijn dan 2,5 cm2, of”.

Bladzijde 102, bijlage I, deel B, deel 8, punt IV, deel A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika’s mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika’s mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 102, bijlage I, deel B, deel 8, punt IV, deel A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika’s mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende paprika’s mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 105, bijlage I, deel B, deel 9, punt IV, letter A:

in plaats van:

„j)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de trossen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„ii)   Klasse I

In totaal mag 10 % van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de trossen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 105, bijlage I, deel B, deel 9, punt IV, letter A:

in plaats van:

„k)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het gewicht bestaan uit trossen die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„iii)   Klasse II

In totaal mag 10 % van het gewicht bestaan uit trossen die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende trossen mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 106, bijlage I, deel B, deel 9, punt V, letter A, derde alinea:

in plaats van:

„Druiven van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in één verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit en voor elke betrokken variëteit uniform van oorsprong zijn.”,

te lezen:

„Druiven van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit en voor elke betrokken variëteit uniform van oorsprong zijn.”.

Bladzijde 112, bijlage I, deel B, deel 10, punt IV, letter A, onder ii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die bederf vertonen.”.

Bladzijde 112, bijlage I, deel B, deel 10, punt IV, letter A, onder iii), tweede zin:

in plaats van:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mag kwaliteitsvermindering vertonen.”,

te lezen:

„Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende tomaten mag bederf vertonen.”.

Bladzijde 112, bijlage I, deel B, deel 10, punt V, letter A, derde alinea:

in plaats van:

„Tomaten van duidelijk verschillende kleuren, variëteiten en/of handelstypen mogen echter samen in één verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken kleur, variëteit en/of handelstype uniform zijn wat de oorsprong betreft.”,

te lezen:

„Tomaten van duidelijk verschillende kleuren, variëteiten en/of handelstypen mogen echter samen in een verpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken kleur, variëteit en/of handelstype uniform zijn wat de oorsprong betreft.”.

Bladzijde 117, bijlage V, punt 1.1, eerste zin:

in plaats van:

„Een individueel verpakt deel van een partij.”,

te lezen:

„Een individueel verpakt deel van een partij, inclusief de inhoud.”.

Bladzijde 120, bijlage V, punt 2.5, laatste alinea:

in plaats van:

„Indien de controleur na een controle nog twijfelt, moet een nieuwe fysieke controle worden uitgevoerd en moet het resultaat van de beide controles worden gemiddeld.”,

te lezen:

„Indien de controleur na een controle nog twijfelt, moet een nieuwe fysieke controle worden uitgevoerd en moet het resultaat worden gemeld als een gemiddelde van beide controles.”.