ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.040.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 40

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
11 februari 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit 2014/71/GBVB van de Raad van 18 november 2013 betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili tot vaststelling van een kader voor de deelname van de Republiek Chili aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie

1

 

 

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili tot vaststelling van een kader voor de deelname van de Republiek Chili aan de crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie

2

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 124/2014 van de Raad van 10 februari 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 125/2014 van de Raad van 10 februari 2014 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 714/2013

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 126/2014 van de Commissie van 5 februari 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Paprika Žitava / Žitavská paprika (BOB)]

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 127/2014 van de Commissie van 5 februari 2014 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Jamón de Teruel/Paleta de Teruel (BOB)]

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 128/2014 van de Commissie van 5 februari 2014 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Gofio Canario (BGA)]

16

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 129/2014 van de Commissie van 10 februari 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

18

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2014/18/EU van de Commissie van 29 januari 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijst van defensiegerelateerde producten ( 1 )

20

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2014/72/GBVB van de Raad van 10 februari 2014 inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van Besluit 2013/395/GBVB

56

 

*

Besluit 2014/73/GBVB van de Raad van 10 februari 2014 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA)

59

 

*

Besluit 2014/74/GBVB van de Raad van 10 februari 2014 houdende wijziging van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

63

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/1


BESLUIT 2014/71/GBVB VAN DE RAAD

van 18 november 2013

betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili tot vaststelling van een kader voor de deelname van de Republiek Chili aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 37, in samenhang met artikel 218, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De voorwaarden voor de deelname van derde staten aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie dienen te worden vastgelegd in een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de mogelijke deelname in de toekomst, in plaats van per geval voor elke desbetreffende operatie te worden bepaald.

(2)

Ingevolge de vaststelling door de Raad, op 26 april 2010, van een besluit houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen, heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili tot vaststelling van een kader voor de deelname van de Republiek Chili aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie („de overeenkomst”).

(3)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili tot vaststelling van een kader voor de deelname van de Republiek Chili aan crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst te ondertekenen teneinde de Unie te binden.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht, namens de Unie, de in artikel 16, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (1).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 november 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/2


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Republiek Chili tot vaststelling van een kader voor de deelname van de Republiek Chili aan de crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie

DE EUROPESE UNIE (de „Unie”) of (de „EU”)

enerzijds, en

DE REPUBLIEK CHILI

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

GELET OP het belang van wereldvrede voor de ontwikkeling van alle staten, en de verplichting van alle naties om samen te werken bij het tot stand brengen en handhaven daarvan;

WIJZEND OP de doelstellingen en voornemens van de partijen zoals vastgesteld in de op 18 november 2002 ondertekende Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds;

OVERWEGENDE DAT de Unie het van bijzonder belang acht de vrede in haar invloedsgebied te handhaven, met name via het organiseren en ondersteunen van crisisbeheersingsoperaties;

REKENING HOUDEND MET de absolute vrijheid waarin de Unie handelt wanneer zij besluit crisisbeheersingsoperaties te ondernemen en wanneer zij niet-EU-staten uitnodigt hieraan deel te nemen en uiteindelijk besluit één van die staten hieraan te laten deelnemen en bijdragen;

IN HET BESEF DAT een kaderovereenkomst voor de eventuele deelname van de Republiek Chili aan een of meer van de crisisbeheersingsoperaties waartoe de Unie heeft besloten en die door haar worden beheerd, de deelname en bijdrage van de Republiek Chili zal faciliteren, niettegenstaande dat telkenmale specifieke voorwaarden moeten worden overeengekomen;

IN DE WETENSCHAP DAT de sluiting van deze overeenkomstig geen afbreuk doet aan de besluitvormingsautonomie van de Unie of aan de wens of bevoegdheid van de Republiek Chili om per geval te besluiten of zij deel wil nemen aan een crisisbeheersingsoperatie van de EU;

IN GEDACHTEN HOUDEND DAT de sluiting van deze kaderovereenkomst alleen gevolgen heeft voor de toekomst en niet voor de deelname van de Republiek Chili aan een reeds ondernomen crisisbeheersingsoperatie van de EU,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

AFDELING I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Besluiten in verband met de deelname

1.   Wanneer de Unie besluit de Republiek Chili uit te nodigen deel te nemen aan een crisisbeheersingsoperatie van de EU, en wanneer de Republiek Chili besluit hieraan deel te nemen, verstrekt de Republiek Chili informatie over de bijdrage die zij aan de Unie wil voorstellen.

2.   De Unie evalueert het bijdragevoorstel van de Republiek Chili in overleg met de Republiek Chili.

3.   De Unie verstrekt, op het moment van de uitnodiging aan de Republiek Chili, zo spoedig mogelijk een eerste indicatie van de vermoedelijke financiële bijdrage in de gemeenschappelijke kosten van de operatie alsmede, indien beschikbaar, de overeenkomst inzake de status van de missie/strijdkrachten, teneinde de Republiek Chili bij te staan bij de formulering van haar aanbod.

4.   De Unie deelt het resultaat van de evaluatie per brief langs diplomatieke weg aan de Republiek Chili mee teneinde de deelname van de Republiek Chili overeenkomstig de bepalingen in deze overeenkomst te waarborgen.

Artikel 2

Kader

1.   De Republiek Chili sluit zich aan bij het besluit van de Raad waarbij de Raad van de Europese Unie besluit dat de Unie een crisisbeheersingsoperatie zal uitvoeren, en bij ieder ander besluit waarbij de Raad van de Europese Unie besluit de crisisbeheersingsoperatie van de EU te verlengen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst en alle andere vereiste uitvoeringsbepalingen.

2.   De bijdrage van de Republiek Chili aan een crisisbeheersingsoperatie van de EU doet geen afbreuk aan de autonome besluitvorming van de Unie.

3.   Lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de Republiek Chili om af te zien van deelname aan een crisisbeheersingsoperatie van de EU indien zij niet akkoord gaat met een in dat lid bedoeld besluit.

Artikel 3

Status van het personeel en de strijdkrachten

1.   De status van het personeel dat door de Republiek Chili wordt gedetacheerd naar een civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU en/of van de strijdkrachten die door de Republiek Chili worden geleverd voor een militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU, wordt geregeld door de overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten/missie, indien beschikbaar, die wordt gesloten door de Unie en de staat/staten waar de operatie wordt uitgevoerd.

2.   De status van het personeel dat is gedetacheerd naar het hoofdkwartier of de commando-elementen buiten de staat/staten waar de crisisbeheersingsoperatie van de EU wordt uitgevoerd, berust op afspraken tussen het betrokken hoofdkwartier en de betrokken commando-elementen en de Republiek Chili.

3.   Onverminderd de in lid 1 bedoelde overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten/missie, oefent de Republiek Chili rechtsmacht uit over zijn personeel dat deelneemt aan de EU-crisisbeheersingsoperatie. Wanneer troepen van de Republiek Chili aan boord van een schip of een vliegtuig van een EU-lidstaat opereren, oefent deze lidstaat, behoudens eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten, daarover rechtsmacht uit overeenkomstig zijn interne wet- en regelgeving.

4.   De Republiek Chili is verantwoordelijk voor de afhandeling van schadevorderingen van of aangaande een lid van haar civiel of militair personeel die betrekking hebben op de deelname aan een crisisbeheersingsoperatie van de EU. De Republiek Chili neemt overeenkomstig haar wet- en regelgeving en procedures eventuele maatregelen, waaronder juridische of tuchtrechtelijke maatregelen, tegen leden van haar personeel.

5.   De partijen komen overeen af te zien, binnen de grenzen van de eigen wetgeving, van al hun vorderingen tegen elkaar, behoudens vorderingen uit overeenkomst, voor het geval dat middelen die eigendom zijn van of ingezet worden door een van de partijen schade oplopen, verloren gaan of vernield worden, of voor het geval dat het personeel van een van de partijen in het kader van zijn officiële dienst in de uitoefening van activiteiten uit hoofde van deze overeenkomst letsels oploopt of overlijdt, uitgezonderd in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

6.   De Republiek Chili zegt toe bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af te zullen leggen inzake het afzien van schadevorderingen tegen een staat die deelneemt aan een crisisbeheersingsoperatie van de EU waaraan de Republiek Chili deelneemt.

7.   De Unie zegt toe er bij de ondertekening van deze overeenkomst voor te zullen zorgen dat EU-lidstaten een verklaring zullen afleggen inzake het afzien van schadevorderingen met betrekking tot de toekomstige deelname van de Republiek Chili aan een crisisbeheersingsoperatie van de EU.

Artikel 4

Gerubriceerde informatie

1.   De Republiek Chili neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gerubriceerde EU-informatie wordt beschermd overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad van de Europese Unie, vervat in Besluit 2011/292/EU van de Raad (1) en toekomstige besluiten van de Raad betreffende beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie, en overeenkomstig verdere richtsnoeren van de bevoegde autoriteiten, waaronder van de operationeel commandant van de EU in het geval van een militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU, of van het hoofd van de missie van de EU in het geval van een civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU.

2.   De Unie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat Chileense gerubriceerde informatie wordt beschermd overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften bedoeld in lid 1.

3.   Indien de partijen een overeenkomst over beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie zijn aangegaan, gelden de bepalingen daarvan ook voor een crisisbeheersingsoperatie van de EU.

AFDELING II

BEPALINGEN INZAKE DE DEELNAME AAN CIVIELE CRISISBEHEERSINGSOPERATIES

Artikel 5

Personeel dat gedetacheerd wordt naar een civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU

1.   De Republiek Chili:

a)

draagt er zorg voor dat het personeel dat zij naar de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU detacheert, zijn taak uitoefent overeenkomstig:

i)

het besluit van de Raad en latere wijzigingen als bedoeld in artikel 2, lid 1;

ii)

het operatieplan;

iii)

uitvoeringsmaatregelen;

b)

informeert het hoofd van de missie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de „HV”) te gelegener tijd over elke wijziging in haar bijdrage aan de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU.

2.   Naar de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU gedetacheerd personeel wordt door een bevoegde autoriteit van de Republiek Chili medisch gekeurd, ingeënt en medisch geschikt verklaard voor de opdracht, en legt een afschrift van die verklaring voor.

Artikel 6

Commandostructuur

1.   Het door de Republiek Chili gedetacheerde personeel laat zich bij de uitvoering van zijn taken en in zijn gedrag uitsluitend leiden door de belangen van de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU.

2.   Alle personeelsleden blijven volledig onder het bevel van de autoriteiten van hun land.

3.   De nationale autoriteiten dragen de operationele controle over aan de Unie.

4.   Het hoofd van de missie draagt de verantwoordelijkheid voor de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU en oefent het commando en de controle erover uit op het terrein.

5.   Het hoofd van de missie leidt de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU en draagt zorg voor de dagelijkse leiding ervan.

6.   Overeenkomstig de in artikel 2, lid 1, bedoelde rechtsinstrumenten heeft de Republiek Chili wat betreft de dagelijkse leiding van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de aan de operatie deelnemende EU-lidstaten.

7.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het disciplinair toezicht op het personeel van de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU. De betrokken nationale autoriteit neemt zo nodig tuchtrechtelijke maatregelen.

8.   Een contactpersoon voor het nationaal contingent (NPC) wordt door de Republiek Chili aangesteld om haar nationaal contingent in de operatie te vertegenwoordigen. De NPC rapporteert over nationale aangelegenheden aan het hoofd van de missie en is verantwoordelijk voor de dagelijkse discipline van het contingent.

9.   Het besluit om de operatie te beëindigen wordt door de Unie genomen na overleg met de Republiek Chili, voor zover de Republiek Chili nog deelneemt aan de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU op het ogenblik dat de operatie wordt beëindigd.

Artikel 7

Financiële aspecten

1.   Onverminderd artikel 8 draagt de Republiek Chili alle kosten in verband met haar deelname aan de operatie, afgezien van de lopende kosten als omschreven in de operationele begroting van de operatie.

2.   In geval van overlijden, lichamelijk letsel, verlies of schade geleden door natuurlijke of rechtspersonen van de staat/de staten waar de operatie plaatsvindt, worden kwesties in verband met mogelijke aansprakelijkheid van en schadevergoeding door de Republiek Chili geregeld onder de voorwaarden van de in artikel 3, lid 1, bedoelde overeenkomst over de status van de missie of eventuele toepasselijke alternatieve bepalingen.

Artikel 8

Bijdragen in de operationele begroting

1.   De Republiek Chili draagt bij aan de financiering van de begroting van de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU.

2.   De financiële bijdrage van de Republiek Chili aan de operationele begroting wordt berekend volgens de onderstaande formule die het laagste bedrag oplevert:

a)

het gedeelte van het referentiebedrag dat evenredig is met de verhouding tussen het BNI van de Republiek Chili en het totale bruto nationaal inkomen (BNI) van alle staten die bijdragen aan de operationele begroting van de operatie, of

b)

het gedeelte van het referentiebedrag voor de operationele begroting dat evenredig is met de verhouding tussen het aantal personeelsleden van de Republiek Chili dat aan de operatie deelneemt en het totale aantal personeelsleden van alle staten die aan de operatie deelnemen.

3.   Niettegenstaande het bepaalde in de leden 1 en 2 levert de Republiek Chili geen bijdrage aan de financiering van de dagvergoedingen die worden uitbetaald aan het personeel uit de EU-lidstaten.

4.   Niettegenstaande het bepaalde in lid 1 stelt de Unie in beginsel de Republiek Chili vrij van financiële bijdragen aan een bepaalde civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU wanneer:

a)

de Unie besluit dat de Republiek Chili een aanzienlijke bijdrage levert die essentieel is voor deze operatie,

of

b)

de Republiek Chili een BNI per hoofd van de bevolking heeft dat niet groter is dan dat van enige EU-lidstaat.

5.   Het hoofd van de missie en de bevoegde bestuurlijke diensten van de Republiek Chili ondertekenen een regeling over de betaling van de bijdragen van de Republiek Chili aan de operationele begroting van de civiele crisisbeheersingsoperatie van de EU. Die regeling bevat onder meer de volgende bepalingen:

a)

het bedrag van de betrokken financiële bijdrage;

b)

de regelingen voor de betaling van de financiële bijdrage, en

c)

de auditprocedure.

AFDELING III

BEPALINGEN INZAKE DE DEELNAME AAN MILITAIRE CRISISBEHEERSINGSOPERATIES

Artikel 9

Deelname aan een militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU

1.   De Republiek Chili zorgt ervoor dat haar troepen en personeel die deelnemen aan een militaire crisisbeheersingsoperatie van de Unie hun taak uitoefenen overeenkomstig:

a)

het besluit van de Raad en latere wijzigingen als bedoeld in artikel 2, lid 1;

b)

het operatieplan;

c)

uitvoeringsmaatregelen.

2.   Het door de Republiek Chili gedetacheerde personeel laat zich bij de uitvoering van zijn taken en in zijn gedrag uitsluitend leiden door het belang van de militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU.

3.   De Republiek Chili informeert de operationeel commandant van de EU te gelegener tijd over elke wijziging in haar deelname aan de operatie.

Artikel 10

Commandostructuur

1.   Alle aan de militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU deelnemende troepen en personeelsleden blijven volledig onder bevel van hun nationale autoriteiten.

2.   De nationale autoriteiten dragen het operationeel en/of het tactisch toezicht over hun troepen en personeelsleden over aan de operationeel commandant van de EU, die het recht heeft zijn gezag te delegeren.

3.   De Republiek Chili heeft bij de dagelijkse leiding van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten van de Europese Unie.

4.   De operationeel commandant van de EU kan te allen tijde, na overleg met de Republiek Chili, om de terugtrekking van de bijdrage van de Republiek Chili verzoeken.

5.   De Republiek Chili benoemt een hoge militaire vertegenwoordiger (HMV) om haar nationale contingent in de militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU te vertegenwoordigen. De HMV overlegt met de commandant van de troepenmacht van de EU over alle aangelegenheden die van invloed zijn op de operatie en is verantwoordelijk voor de dagelijkse discipline van het contingent van de Republiek Chili.

Artikel 11

Financiële aspecten

1.   Onverminderd artikel 12 van deze overeenkomst draagt de Republiek Chili alle kosten in verband met haar deelname aan de operatie, tenzij de kosten vallen onder de gemeenschappelijke financiering in de zin van de rechtsinstrumenten als bedoeld in artikel 2, lid 1, en in Besluit 2011/871/GBVB van de Raad (2).

2.   In geval van overlijden, lichamelijk letsel, verlies of schade geleden door natuurlijke of rechtspersonen van de staat/de staten waar de operatie plaatsvindt, worden kwesties in verband met mogelijke aansprakelijkheid van en schadevergoeding door de Republiek Chili geregeld onder de voorwaarden van de in artikel 3, lid 1, bedoelde overeenkomst inzake de status van de strijdkrachten of eventuele toepasselijke alternatieve bepalingen.

Artikel 12

Bijdragen in de gemeenschappelijke kosten

1.   De Republiek Chili draagt bij aan de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU.

2.   De financiële bijdrage van de Republiek Chili aan de gemeenschappelijke kosten wordt berekend volgens de onderstaande formule die het laagste bedrag oplevert:

a)

het gedeelte van de gemeenschappelijke kosten dat evenredig is met de verhouding tussen het BNI van de Republiek Chili en het totale BNI van alle staten die bijdragen in de gemeenschappelijke kosten van de operatie, of

b)

het gedeelte van de gemeenschappelijke kosten dat evenredig is met de verhouding tussen het aantal personeelsleden van de Republiek Chili dat aan de operatie deelneemt en het totale aantal personeelsleden van alle staten die aan de operatie deelnemen.

Wanneer de formule in lid 2, onder b), wordt gebruikt en de Republiek Chili alleen bijdraagt aan het operationeel hoofdkwartier of alleen bijdraagt aan het hoofdkwartier van de troepenmacht personeel bijdraagt, wordt uitgegaan van de verhouding tussen dat personeel en het totale personeel van het respectieve hoofdkwartier. In de andere gevallen wordt uitgegaan van de verhouding tussen het totale door de Republiek Chili gedetacheerde personeel en het totale personeel van de operatie.

3.   Niettegenstaande hetgeen is bepaald in lid 1 stelt de Unie in beginsel derde staten vrij van financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke kosten van een bepaalde militaire crisisbeheersingsoperatie van de EU wanneer:

a)

de Unie besluit dat de aan de operatie deelnemende derde staat een aanzienlijke bijdrage levert aan de middelen en/of vermogens die essentieel zijn voor deze operatie,

of

b)

de aan de operatie deelnemende derde staat een BNI per hoofd van de bevolking heeft dat niet groter is dan dat van enige EU-lidstaat.

4.   Er wordt een regeling getroffen tussen de beheerder die is genoemd in Besluit 2011/871/GBVB en de bevoegde bestuurlijke autoriteiten van de Republiek Chili. Die regeling bevat onder meer bepalingen over:

a)

het bedrag van de betrokken financiële bijdrage;

b)

de regelingen voor de betaling van de financiële bijdrage, en

c)

de auditprocedure.

AFDELING IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Regelingen voor de uitvoering van de overeenkomst

Onverminderd artikel 8, lid 5, en artikel 12, lid 4, worden de voor de uitvoering van deze overeenkomst noodzakelijke technische en administratieve regelingen getroffen tussen de Unie en de bevoegde autoriteiten van de Republiek Chili.

Artikel 14

Niet-naleving

Indien een van de partijen de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst niet nakomt, heeft de andere partij het recht om deze overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden.

Artikel 15

Geschillenbeslechting

Geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst worden langs diplomatieke weg tussen de partijen opgelost.

Artikel 16

Inwerkingtreding

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de partijen elkaar langs diplomatieke weg ervan hebben kennis gegeven dat de vereiste interne procedures zijn afgerond.

2.   De partijen kunnen bij gelegenheid bijeenkomen om de uitvoering van deze overeenkomst te evalueren.

3.   Deze overeenkomst kan worden gewijzigd op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de partijen. Deze wijzigingen treden in werking onder dezelfde voorwaarden als vermeld in lid 1.

4.   Deze overeenkomst kan door één partij worden opgezegd door schriftelijke kennisgeving van opzegging aan de andere partij. De opzegging treedt in werking zes maanden na de ontvangst langs diplomatieke weg van de kennisgeving door de andere partij.

Deze overeenkomst is opgesteld in de Engelse en de Spaanse taal, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2014.

Voor de Europese Unie

Voor de Republiek Chili


(1)  Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17).

(2)  Besluit 2011/871/GBVB van de Raad van 19 december 2011 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) (PB L 343 van 23.12.2011, blz. 35).


Verklaring van de EU-lidstaten

„De EU-lidstaten die een besluit van de Raad van de EU uitvoeren inzake een crisisbeheersingsoperatie van de EU waaraan de Republiek Chili deelneemt, zullen ernaar streven, voor zover hun nationale rechtsstelsel dit toelaat, zo veel mogelijk af te zien van schadevorderingen tegen de Republiek Chili wegens lichamelijk letsel of overlijden van hun personeel, of schade aan of verlies van de middelen die hun eigendom zijn en die door de crisisbeheersingsoperatie van de Unie zijn gebruikt, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:

door personeel van de Republiek Chili is veroorzaakt bij de uitvoering van zijn taken in het kader van de crisisbeheersingsoperatie van de EU, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, of

voortvloeit uit het gebruik van middelen van de Republiek Chili, mits die middelen zijn gebruikt in het kader van de operatie en er bij het gebruik van die middelen geen sprake was van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van uit de Republiek Chili afkomstig personeel van de crisisbeheersingsoperatie van de EU.”


Verklaring van de Republiek Chili

„De Republiek Chili zal bij het uitvoeren van een besluit van de Raad van de EU betreffende een crisisbeheersingsoperatie van de EU ernaar streven, voor zover haar nationale rechtsstelsel dit toelaat, zoveel mogelijk af te zien van schadevorderingen tegen een aan de crisisbeheersingsoperatie van de EU deelnemende staat wegens lichamelijk letsel of overlijden van haar personeel, of schade aan of verlies van de middelen die haar eigendom zijn en die door de crisisbeheersingsoperatie van de EU zijn gebruikt, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:

door personeel is veroorzaakt bij de uitvoering van zijn taken in het kader van de crisisbeheersingsoperatie van de EU, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, of

voortvloeit uit het gebruik van middelen die eigendom zijn van aan de crisisbeheersingsoperatie van de EU deelnemende staten, mits die middelen zijn gebruikt in het kader van de operatie en er bij het gebruik van die middelen geen sprake was van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van personeel van de crisisbeheersingsoperatie van de EU.”


VERORDENINGEN

11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/8


VERORDENING (EU) Nr. 124/2014 VAN DE RAAD

van 10 februari 2014

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad (2) geeft uitvoering aan het grootste deel van de maatregelen waarin is voorzien bij Besluit 2013/255/GBVB.

(2)

Op 10 februari 2014 heeft de Raad Besluit 2014/74/GBVB (3) houdende wijziging van Besluit 2013/255/GBVB vastgesteld.

(3)

Er moet in Verordening (EU) nr. 36/2012 een bijkomende uitzondering worden gemaakt op de bevriezing van activa om tegoeden of economische middelen van entiteiten die in handen zijn van de Syrische staat of tegoeden of economische middelen van de centrale bank van Syrië te kunnen vrijgeven voor betalingen namens de Syrische Arabische Republiek aan de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) voor activiteiten in verband met de controlemissie van de OPCW en de vernietiging van de chemische wapens van Syrië.

(4)

Die maatregel valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat hij in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform wordt toegepast.

(5)

Verordening (EU) nr. 36/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de eerste alinea van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt het volgende punt toegevoegd:

„i)

uitsluitend bestemd zijn voor betalingen namens de Syrische Arabische Republiek door entiteiten die in handen zijn van de Syrische staat of door de centrale bank van Syrië aan de OPCW voor activiteiten in verband met de controlemissie van de OPCW en de vernietiging van de chemische wapens van Syrië, waaronder met name betalingen aan het bijzondere trustfonds van de OPCW voor de volledige vernietiging van de chemische wapens van Syrië buiten het grondgebied van de Syrische Arabische Republiek.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.

(2)  Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (PB L 16 van 19.1.2012, blz. 1).

(3)  Zie bladzijde 63 van dit Publicatieblad.


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 125/2014 VAN DE RAAD

van 10 februari 2014

tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 714/2013

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (1), en met name artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 juli 2013 Uitvoeringsverordening (EU) nr. 714/2013 (2) tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgesteld, tot bijwerking van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is („de lijst”).

(2)

De Raad heeft, wanneer dit praktisch mogelijk was, aan alle personen, groepen en entiteiten motiveringen verstrekt, waarin wordt toegelicht waarom zij op de lijst zijn opgenomen.

(3)

Via een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte kennisgeving heeft de Raad aan de op de lijst opgenomen personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat hij besloten heeft hen daarop te handhaven. Tevens heeft hij de betrokken personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat het mogelijk is de Raad om de motivering voor hun opneming op de lijst te verzoeken voor zover deze niet reeds aan hen is meegedeeld.

(4)

De Raad heeft de lijst herzien, hetgeen ingevolge artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 vereist is. Daarbij heeft hij rekening gehouden met de opmerkingen die door betrokkenen aan de Raad zijn voorgelegd.

(5)

De Raad heeft besloten dat er niet langer redenen zijn om een bepaalde groep te handhaven op de lijst.

(6)

De Raad heeft tevens vastgesteld dat de andere personen, groepen en entiteiten op de lijst betrokken zijn geweest bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (3), dat ten aanzien van hen een beslissing is genomen door een bevoegde instantie in de zin van artikel 1, lid 4, van dat gemeenschappelijk standpunt, en dat zij onderworpen moeten blijven aan de in Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgestelde specifieke beperkende maatregelen.

(7)

De lijst moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 714/2013 moet worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 bedoelde lijst wordt vervangen door de lijst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 714/2013 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 714/2013 van de Raad van 25 juli 2013 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1169/2012 (PB L 201 van 26.7.2013, blz. 10).

(3)  Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93).


BIJLAGE

Lijst van personen, groepen en entiteiten als bedoeld in artikel 1

1.   PERSONEN

1.

ABDOLLAHI Hamed (alias Mustafa Abdullahi), geboren op 11 augustus 1960 in Iran. Paspoort nr.: D9004878.

2.

AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.

3.

AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16 oktober 1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.

4.

ARBABSIAR Manssor (alias Mansour Arbabsiar), geboren op 6 maart 1955 of 15 maart 1955 in Iran. Iraans en Amerikaans onderdaan. Paspoort nr.: C2002515 (Iran); paspoort nr.: 477845448 (VS); nationaal identiteitsbewijs nr.: 07442833, vervaldatum 15 maart 2016 (Amerikaans rijbewijs).

5.

BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR, alias SOBIAR, alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8 maart 1978 in Amsterdam (Nederland) — lid van de Hofstadgroep.

6.

FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10 september 1971 in Algiers, Algerije (lid van al Takfir en al-Hijra).

7.

IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, Ahmed; alias SA-ID; alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan.

8.

MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul), geboren op 14 april 1965 of 1 maart 1964 in Pakistan. Paspoort nr.: 488555.

9.

SHAHLAI Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala’i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla’i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), geboren rond 1957 in Iran; Adressen: 1) Kermanshah, Iran, 2) legerbasis Mehran, provincie Ilam, Iran.

10.

SHAKURI Ali Gholam, geboren rond 1965 in Teheran, Iran.

11.

SOLEIMANI Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani), geboren op 11 maart 1957 in Iran; Iraans onderdaan; Paspoort nr.: 008827 (Iraans diplomatiek paspoort), afgegeven in 1999, Titel: generaal-majoor.

2.   GROEPEN EN ENTITEITEN

1.

Abu Nidal Organisation (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims).

2.

Al-Aqsa Martelarenbrigades.

3.

Al-Aqsa e.V.

4.

Al-Takfir en al-Hijra.

5.

Babbar Khalsa.

6.

Communist Party of the Philippines, inclusief New People’s Army (NPA), Filipijnen.

7.

Gama’a al-Islamiyya (alias Al-Gama’a al-Islamiyya) ((Islamitische Groep — IG).

8.

İslami Büyük Doğu Akıncılar — Cephe (IBDA/C) (Front van voorvechters voor het Grote Islamitische Oosten).

9.

Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem).

10.

„Militaire vleugel van Hezbollah” (ook bekend als „Militaire vleugel van (respectievelijk) Hizballah, Hizbullah, Hizbollah, Hezballah, Hisbollah, Hizbu’llah, Hizb Allah” en „Raad van de Jihad”) (en alle daaraan rapporterende eenheden, waaronder de Externe Veiligheidsorganisatie).

11.

Hizbul Mujahideen (HM).

12.

Hofstadgroep.

13.

Holy Land Foundation for Relief and Development.

14.

International Sikh Youth Federation (ISYF).

15.

Khalisan Zindabad Force (KZF).

16.

Koerdische Arbeiderspartij (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL).

17.

Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam — LTTE.

18.

Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger).

19.

Palestinian Islamic Jihad (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad)

20.

Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina).

21.

Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina-Algemeen Commando).

22.

Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia).

23.

Devrimci Halk Kurtuluș Partisi-Cephesi (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links); alias Dev Sol) (Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij).

24.

Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad).

25.

Teyrbazen Azadiya Kurdistan — TAK (alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken), Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken)).


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 126/2014 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Paprika Žitava / Žitavská paprika (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Slowakije ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Paprika Žitava”/„Žitavská paprika” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Paprika Žitava”/„Žitavská paprika” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 247 van 28.8.2013, blz. 7.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.8.   Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten (specerijen enz.)

SLOWAKIJE

Paprika Žitava/Žitavská paprika (AOP)


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 127/2014 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2014

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Jamón de Teruel/Paleta de Teruel (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de door Spanje ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Jamón de Teruel”/„Paleta de Teruel”, die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB C 242 van 23.8.2013, blz. 17.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

SPANJE

Jamón de Teruel / Paleta de Teruel (BOB)


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 128/2014 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2014

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Gofio Canario (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Spanje ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Gofio Canario” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Gofio Canario” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 251 van 31.8.2013, blz. 13.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Gofio Canario (BGA)


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 129/2014 VAN DE COMMISSIE

van 10 februari 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

107,2

MA

53,3

TN

78,4

TR

82,5

ZZ

80,4

0707 00 05

MA

163,4

TR

149,1

ZZ

156,3

0709 91 00

EG

91,5

ZZ

91,5

0709 93 10

MA

40,3

TR

113,5

ZZ

76,9

0805 10 20

EG

48,0

IL

67,9

MA

58,1

TN

52,2

TR

68,8

ZZ

59,0

0805 20 10

IL

120,0

MA

75,7

ZZ

97,9

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

60,3

IL

130,5

JM

113,2

KR

142,9

MA

146,8

PK

55,3

TR

89,9

ZZ

105,6

0805 50 10

AL

43,6

TR

73,5

ZZ

58,6

0808 10 80

CN

89,0

MK

28,7

US

171,5

ZZ

96,4

0808 30 90

CL

189,6

CN

46,0

TR

131,9

US

195,3

ZA

99,7

ZZ

132,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/20


RICHTLIJN 2014/18/EU VAN DE COMMISSIE

van 29 januari 2014

tot wijziging van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijst van defensiegerelateerde producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (1), en met name artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2009/43/EG heeft betrekking op alle defensiegerelateerde producten die zijn opgenomen in de op 19 maart 2007 door de Raad vastgestelde gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

(2)

Op 11 maart 2013 heeft de Raad een bijgewerkte gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen (2) vastgesteld.

(3)

Richtlijn 2009/43/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité EU-overdracht defensiegerelateerde producten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 2009/43/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 12 mei 2014 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 17 mei 2014.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 januari 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.

(2)  PB C 90 van 27.3.2013, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE

LIJST VAN DEFENSIEGERELATEERDE PRODUCTEN

Noot 1:

Termen tussen aanhalingstekens („”) zijn gedefinieerde termen. Zie de „Definities van de in deze lijst gebruikte termen” in bijlage dezes.

Noot 2:

In sommige gevallen zijn stoffen vermeld met naam en CAS-nummer. Onder de lijst vallen stoffen met dezelfde structuurformule (inclusief hydraten), ongeacht naam of CAS-nummer. De CAS-nummers zijn vermeld om een bepaalde stof of een bepaald mengsel gemakkelijker te kunnen identificeren, ongeacht de nomenclatuur. CAS-nummers kunnen niet als eenduidige identificatienummers gebruikt worden, omdat sommige vormen van de op de lijst vermelde stoffen andere CAS-nummers hebben, en ook mengsels die een op de lijst voorkomende stof bevatten, andere CAS-nummers kunnen hebben.

ML1
Wapens met gladde loop met een kaliber van minder dan 20 mm, andere wapens en machinegeweren met een kaliber van 12,7 mm (kaliber 0,50 inch) of minder en toebehoren, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor.

Noot:

onder ML1 vallen niet:

a)

vuurwapens speciaal ontworpen voor exercitiemunitie, die geen projectiel kunnen afschieten;

b)

vuurwapens speciaal ontworpen voor het werpen van verankerde projectielen zonder springstoflading of communicatieverbinding, met een draagwijdte van ten hoogste 500 m;

c)

wapens waarbij gebruik wordt gemaakt van randvuurmunitie en die niet volautomatisch zijn.

a)

geweren en combinatievuurwapens, vuistvuurwapens, machinegeweren, machinepistolen en salvowapens;

Noot:

onder ML1.a) vallen niet:

a)

geweren en combinatievuurwapens die van vóór het jaar 1938 dateren;

b)

replica’s van geweren en combinatievuurwapens waarvan de originelen van vóór het jaar 1890 dateren;

c)

vuistvuurwapens, salvowapens en machinegeweren die van vóór het jaar 1890 dateren en replica’s daarvan.

b)

wapens met gladde loop, als hieronder:

1.

speciaal voor militair gebruik ontworpen wapens met gladde loop;

2.

andere wapens met gladde loop, als hieronder:

a)

van het volautomatische type;

b)

van het halfautomatische of pomptype;

Noot:

onder ML1.b) vallen niet:

a)

wapens met gladde loop die van voor het jaar 1938 dateren;

b)

replica’s van wapens met gladde loop waarvan de originelen van vóór het jaar 1890 dateren;

c)

wapens met gladde loop die worden gebruikt voor jacht- of sportdoeleinden; Dergelijke wapens mogen niet speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik en ook niet volautomatisch zijn;

d)

wapens met gladde loop die speciaal zijn ontworpen voor:

1.

het slachten van huisdieren;

2.

het kalmeren van dieren;

3.

seismische proeven;

4.

het afvuren van industriële projectielen; dan wel

5.

het onderbreken van geïmproviseerde explosieven (Improvised Explosive Devices, afgekort IED);

NB:

voor disruptoren, zie ML4 en 1A006 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik

c)

wapens waarbij gebruik wordt gemaakt van munitie zonder huls;

d)

afneembare patroonmagazijnen, geluidsonderbrekers of -dempers, speciale statieven, optische wapenvizieren en vlamonderdrukkers voor wapens als genoemd in ML1.a), ML1.b) of ML1.c);

Noot:

onder ML1.d) vallen niet: optische vizieren voor wapens zonder elektronische beeldverwerking, met een vergroting van 9 of minder, voor zover zij niet speciaal ontworpen of aangepast zijn voor militair gebruik of dradenkruizen bevatten die speciaal ontworpen zijn voor dergelijk gebruik.

ML2
Wapens met gladde loop met een kaliber van 20 mm of meer, andere wapens met een kaliber groter dan 12,7 mm (kaliber 0,50 inch), werpers en toebehoren daarvoor, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

a)

kanonnen, houwitsers, vuurmonden, mortieren, antitankwapens, projectielwerpers en raketlanceerinrichtingen, militaire vlammenwerpers, geweren, terugstootloze vuurmonden, wapens met gladde loop en signatuurreductietoestellen daarvoor;

Noot 1:

ML2.a) omvat mede injectoren, meetapparaten, opslagtanks en andere speciaal ontworpen onderdelen voor gebruik met vloeibare stuwstoffen voor in ML2.a) genoemde apparatuur.

Noot 2:

de volgende wapens vallen niet onder ML2.a):

a)

geweren, wapens met gladde loop en combinatievuurwapens die van vóór het jaar 1938 dateren;

b)

replica’s van geweren, wapens met gladde loop en combinatievuurwapens waarvan de originelen van vóór het jaar 1890 dateren;

c)

kanonnen, houwitsers, vuurmonden en mortieren die vóór 1890 zijn vervaardigd;

d)

wapens met gladde loop die worden gebruikt voor jacht- of sportdoeleinden; Dergelijke wapens mogen niet speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik en ook niet volautomatisch zijn;

e)

wapens met gladde loop die speciaal zijn ontworpen voor:

1.

het slachten van huisdieren;

2.

het kalmeren van dieren;

3.

seismische proeven;

4.

het afvuren van industriële projectielen; dan wel

5.

het onderbreken van geïmproviseerde explosieven (Improvised Explosive Devices, afgekort IED);

NB:

voor disruptoren, zie ML4 en 1A006 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik

f)

in de hand gehouden projectielwerpers, speciaal ontworpen voor het werpen van verankerde projectielen zonder springstoflading of communicatieverbinding, met een draagwijdte van ten hoogste 500 m;

b)

toestellen voor het gericht verspreiden of voortbrengen van rook, gas en pyrotechnische stoffen, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik;

Noot:

ML2.b) is niet van toepassing op signaalpistolen.

c)

wapenvizieren en bevestigingspunten voor wapenvizieren, met alle volgende kenmerken:

1.

speciaal ontworpen voor militair gebruik; en

2.

speciaal ontworpen voor de in ML2.a) vermelde wapens;

d)

bevestigingspunten en afneembare patroonmagazijnen, speciaal ontworpen voor de in ML2.a) vermelde wapens.

ML3
Munitie en ontstekingsinstellingsinrichtingen, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

a)

munitie voor wapens als genoemd in ML1, ML2 of ML12;

b)

ontstekingsinstellingsinrichtingen die speciaal zijn ontworpen voor munitie genoemd in ML3.a).

Noot 1:

onder de in ML3 bedoelde speciaal ontworpen onderdelen worden mede begrepen:

a)

van metaal of plastic gefabriceerde onderdelen zoals slaghoedjes, kogelmantels, schakels, geleibanden en metalen munitiedelen;

b)

wapeningsmechanismen, ontstekers, sensoren en detonatoren;

c)

stroombronnen met een hoge eenmalige stootkracht;

d)

brandbare hulzen voor ladingen;

e)

submunitie waaronder granaatjes en mijnen en tot aan het doel geleide projectielen.

Noot 2:

onder ML3.a) vallen niet: losse flodders (blank star) en oefenmunitie met geperforeerde huls.

Noot 3:

onder ML3.a) vallen niet: patronen die speciaal zijn ontworpen voor de volgende doeleinden:

a)

het geven van signalen;

b)

het afschrikken van vogels; dan wel

c)

het ontsteken van affakkelvlammen bij oliebronnen.

ML4
Bommen, torpedo’s, raketten, geleide projectielen, andere ontploffingsmechanismen en ladingen en toebehoren, als hieronder en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

NB1:

voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.

NB2:

voor raketafweersystemen voor vliegtuigen, zie ML4.c

a)

bommen, torpedo’s, granaten, rookbussen, raketten, mijnen, geleide projectielen, dieptebommen, vernielingsladingen, -toestellen en -sets, „pyrotechnische” middelen, patronen en simulatoren (dat wil zeggen uitrusting die de kenmerken van een van deze goederen simuleert), speciaal ontworpen voor militair gebruik;

Noot:

in ML4.a) worden ook bedoeld:

a)

rookgranaten, brandbommen en ontploffingsmechanismen;

b)

raketstraalpijpen en neuskegels voor terugkeermodules (re-entry vehicles).

b)

uitrusting die aan elk van de volgende criteria voldoet:

1.

speciaal ontworpen voor militair gebruik; en

2.

speciaal ontworpen voor „activiteiten” in verband met een of meer van de volgende goederen:

a)

in ML4.a) genoemde goederen; dan wel

b)

geïmproviseerde explosieven (Improvised Explosive Devices, afgekort IED).

Technische noot:

Voor de toepassing van ML4.b.2): wordt met „activiteiten” bedoeld het hanteren, lanceren, leggen, besturen, ontsteken, detoneren, in werking stellen, éénmalig toedienen van energie, misleiden, storen, vegen, opsporen, onderbreken of verwijderen.

Noot 1:

in ML4.b) worden ook bedoeld:

a)

mobiele uitrusting voor het vloeibaar maken van gas, geschikt voor het produceren van 1 000 kg of meer vloeibaar gas per dag;

b)

drijvende elektrische stroomkabel geschikt voor het vegen van magnetische mijnen.

c)

raketafweersystemen voor vliegtuigen (AMPS)

Noot:

onder ML4.c) vallen niet: AMPS die alle volgende kenmerken vertonen:

a)

een of meer van de volgende raketdetectiesensoren:

1.

passieve sensoren met een maximale reactie tussen 100 en 400 nm; dan wel

2.

op Dopplereffect gebaseerde raketdetectiesensoren met actieve signaalpuls;

b)

voorzieningen voor tegenmaatregelen;

c)

fakkels, zowel kenbaar in het zichtbare als in het infraroodgebied, om grond-luchtraketten te misleiden; en

d)

aangebracht op „burgervliegtuigen” en met alle volgende kenmerken:

1.

het AMPS is alleen bruikbaar op een specifiek „burgervliegtuig” waarop het betrokken AMPS is geïnstalleerd en waarvoor een van de volgende documenten is afgegeven:

a)

een civiel typecertificaat; dan wel

b)

een gelijkwaardig document dat door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) wordt erkend;

2.

het AMPS beschikt over bescherming die een niet-gemachtigde toegang tot „programmatuur” verhindert; en

3.

in het AMPS is een actief mechanisme ingebouwd dat de werking van het systeem blokkeert indien dit wordt verwijderd van het „burgervliegtuig” waarin het was aangebracht.

ML5
Vuurgeleidingssystemen en aanverwante alarm- en waarschuwingssystemen, en aanverwante systemen, test- en uitlijningsapparatuur en apparatuur voor tegenmaatregelen, als hieronder, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:

a)

wapenvizieren, computers die worden gebruikt bij bombardementen, geschutrichtapparaten en boordbesturingssystemen voor wapens;

b)

systemen voor het detecteren, identificeren, verkennen of volgen van het doelwit en voor het bepalen van de schootsafstand; toestellen voor opsporing, herkenning en identificatie; en toestellen voor sensorintegratie;

c)

apparatuur voor tegenmaatregelen tegen goederen als bedoeld onder ML5.a) en ML5.b);

Noot:

in ML5.c) omvat apparatuur voor tegenmaatregelen opsporingsapparatuur.

d)

veldtest- en uitlijnapparatuur, speciaal ontworpen voor goederen als bedoeld onder ML5.a), ML5.b) of ML5.c).

ML6
Voertuigen en onderdelen daarvoor, als hieronder:

NB:

voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.

a)

voertuigen en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik;

In ML6.a) omvat de term voertuigen tevens aanhangwagens.

b)

andere voertuigen en onderdelen daarvoor, als hieronder:

1.

voertuigen die aan elk van de volgende criteria voldoen:

a)

vervaardigd zijn uit of uitgerust zijn met materialen of componenten die ballistische bescherming bieden tot niveau III (NIJ-norm 0108.01 van september 1985, of een vergelijkbare nationale norm) of beter;

b)

beschikkend over een overbrenging die zowel de voor- als de achterwielen gelijktijdig aandrijft, met inbegrip van voertuigen met al dan niet aangedreven bijkomende wielen voor belasting;

c)

toegestaan maximaal totaalgewicht (GVWR) van meer dan 4 500 kg; en

d)

ontworpen of geschikt gemaakt voor gebruik buiten de wegen;

2.

onderdelen met alle volgende kenmerken:

a)

speciaal ontworpen voor de in ML6.b)1. vermelde voertuigen; en

b)

ballistische bescherming biedend tot niveau III (NIJ-norm 0108.01 van september 1985, of een vergelijkbare nationale norm) of beter.

NB:

zie ook ML13.a)

Noot 1:

in ML6.a) worden ook bedoeld:

a)

tanks en andere militaire bewapende voertuigen en militaire voertuigen met voorzieningen voor het daarop monteren van vuurwapens of apparatuur voor het leggen van mijnen of voor het lanceren van munitie als genoemd in ML4;

b)

gepantserde voertuigen;

c)

amfibievoertuigen en voertuigen voor het doorwaden van diep water;

d)

bergingsvoertuigen en voertuigen voor het trekken of vervoeren van munitie of wapensystemen en aanverwante apparatuur voor ladingoverslag.

Noot 2:

onder aanpassing aan een in ML6.a) bedoeld voertuig voor militair gebruik wordt verstaan een structurele, elektrische of mechanische wijziging naar aanleiding van één of meerdere speciaal met het oog op militair gebruik ontworpen component. Deze componenten zijn onder meer:

a)

kogelbestendige luchtbanden;

b)

bepantsering van vitale delen (zoals brandstoftanks of de cabine van het voertuig);

c)

speciale versterkingsplaten of bevestigingspunten voor wapens;

d)

verduisteringslichten.

Noot 3:

onder ML6 vallen niet: civiele voertuigen, ontworpen of geschikt gemaakt voor geld- of waardetransporten.

Noot 4:

onder ML6 vallen niet de voertuigen die alle volgende kenmerken vertonen:

a)

gemaakt vóór 1946;

b)

niet voorzien van onderdelen, genoemd in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen en gemaakt na 1945, met uitzondering van replica’s van originele onderdelen of toebehoren voor het voertuig; en

c)

niet voorzien van wapens genoemd in ML1., ML2. of ML4, tenzij deze wapens onklaar zijn en geen projectiel kunnen afschieten.

ML7
Chemisch of biologisch toxisch materiaal, „stoffen voor oproerbeheersing”, radioactief materiaal, aanverwante apparatuur, onderdelen en materialen, als hieronder:

a)

biologische of radioactieve stoffen, „aangepast voor gebruik in oorlogssituaties” teneinde slachtoffers te veroorzaken onder mensen en dieren, schade toe te brengen aan de werking van apparatuur, aan gewassen of aan het milieu;

b)

stoffen voor chemische oorlogvoering, waaronder:

1.

zenuwgassen:

a)

O-alkyl (gelijk aan of kleiner dan C10, met inbegrip van cycloalkyl) alkyl (methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl) -fosfonofluoridaten, zoals:

 

sarin (GB): O-isopropylmethylfosfonofluoridaat (CAS 107-44-8); en

 

soman (GD): O-pinacolylmethylfosfonofluoridaat (CAS 96-64-0);

b)

O-alkyl (gelijk aan of kleiner dan C10, met inbegrip van cycloalkyl) N,N-dialkyl(methyl-, ehtyl-, n-propyl- of isopropyl) fosforamidocyanidaten, zoals:

tabun (GA): O-ethyl N,N-dimethylfosforamidocyanidaat (CAS 77-81-6);

c)

O-alkyl (H of gelijk aan of kleiner dan C10, inclusief cycloalkyl) S-2-dialkyl(methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl) ami noethylalkyl (methyl-, ethyl-, n-propyl-, of isopropyl) fosfonothiolaten en overeenkomstige gealkyleerde en geprotoneerde zouten zoals:

VX: O-ethyl S-2-diisopropylaminoethylmethylfosfonothiolaat (CAS 50782-69-9);

2.

blaarvormende gassen:

a)

zwavelmosterdgassen, zoals:

1.

2-chloorethylchloormethylsulfide (CAS2625-75-5);

2.

bis (2-chloorethyl)sulfide (CAS 505-60-2);

3.

bis (2-chloorethylthio)methaan (CAS 63869-13-6);

4.

1,2-bis(2-chloorethylthio)ethaan (CAS 3563-36-8);

5.

1,3-bis(2-chloorethylthio)-n-propaan (CAS 6390 5-10-2);

6.

1,4-bis(2-chloorethylthio)-n-butaan (CAS 142868-93-7);

7.

1,5-bis(2-chloorethylthio)-n-pentaan (CAS 142868-94-8);

8.

bis(2-chloorethylthiomethyl)ether (CAS 63918-90-1);

9.

bis(2-chloorethylthioethyl)ether (CAS 63918-89-8);

b)

lewisieten, zoals:

1.

2-chloorvinyldichloorarsine (CAS 541-25-3);

2.

tris(2-chloorvinyl)arsine (CAS 40334-70-1);

3.

bis(2-chloorvinyl)chloorarsine (CAS 40334-69-8);

c)

stikstofmosterdgassen, zoals:

1.

HN1: bis(2-chloorethyl)ethylamine (CAS 538-07-8);

2.

HN2: bis(2-chloorethyl)methylamine (CAS 51-75-2);

3.

HN3: tris(2-chloorethyl)amine (CAS 555-77-1);

3.

verdovende gassen, zoals:

a)

3-chinuclidinylbenzilaat (BZ) (CAS 6581-06-2);

4.

ontbladeringsmiddelen, zoals:

a)

Butyl 2-chloor-4-fluorofenoxyacetaat (LNF);

b)

2,4,5-trichloorfenoxyazijnzuur (CAS 93-76-5) gemengd met 2,4-dichloorfenoxyazijnzuur (CAS 94-75-7) (Agent Orange (CAS 39277-47-9));

c)

voorlopers van binaire stoffen en sleutelvoorlopers van chemische oorlogvoering, als hieronder:

1.

alkyl(methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl-)fosfonofluoridaten, zoals:

DF: methylfosfonyldifluoride (CAS 676-99-3);

2.

O-alkyl (H of gelijk aan of kleiner dan C10, inclusief cycloalkyl) 0-2-dialkyl- (methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl-) aminoethylalkyl(methyl-, ethyl-, n-propyl- of isopropyl-)fosfonieten en overeenkomstige gealkyleerde en geprotoneerde zouten zoals:

QL: O-ethyl S-2-diisopropylaminoethylmethylfosfoniet (CAS 57856-11-8);

3.

chloorsarin: O-isopropylmethylfosfonochloridaat (CAS 1445-76-7);

4.

chloorsoman: O-pinacolylmethylfosfonochloridaat (CAS 7040-57-5);

d)

„stoffen voor oproerbeheersing”, chemische stoffen met werkzame bestanddelen en combinaties daarvan, waaronder:

1.

α-broombenzeenacetonitril (broombenzylcyanide) (CA) (CAS 5798-79-8);

2.

[(2-chloorfenyl)methyleen]propaandinitril, (o-chloorbenzylideenmalononitril (CS) (CAS 2698-41-1);

3.

2-chloor-1-phenylethanon, fenylacylchloride (ω-hlooracetofenon) (CN) (CAS 532-27-4);

4.

dibenz-(b,f)-1,4-oxazefine (CR) (CAS 257-07-8);

5.

10-chloor-5,10-dihydrophenarsazine, (phenarsazinechloride), (adamsiet), (DM) (CAS 578-94-9);

6.

N-nonanoylmorfoline (MPA) (CAS 5299-64-9);

Noot 1:

onder ML7.d) vallen niet: „stoffen voor oproerbeheersing” in individuele verpakkingen die zijn bedoeld voor zelfverdediging.

Noot 2:

onder ML7.d) vallen niet: chemische stoffen met werkzame bestanddelen en combinaties daarvan die zijn bestemd en verpakt voor de productie van levensmiddelen of voor medische doeleinden.

e)

apparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, speciaal ontworpen of aangepast voor verspreiding van de volgende stoffen of middelen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

1.

stoffen of middelen als genoemd in ML7.a), ML7.b) of ML7.d); dan wel

2.

stoffen voor chemische oorlogvoering gemaakt uit voorlopers als genoemd in ML7.c);

f)

veiligheids- en decontaminatieapparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, onderdelen en chemische mengsels, als hieronder:

1.

apparatuur, ontworpen of aangepast voor bescherming tegen de in ML7.a), ML7.b) of ML7.d) bedoelde stoffen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

2.

apparatuur, ontworpen of aangepast voor de decontaminatie van voorwerpen besmet met de in ML7.a) of ML7.b) bedoelde stoffen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

3.

chemische mengsels, speciaal ontwikkeld/samengesteld voor de decontaminatie van voorwerpen besmet met de in ML7.a) of ML7.b) bedoelde stoffen;

Noot:

onder ML7.f)1 vallen ook:

a)

luchtbehandelingseenheden, speciaal ontworpen of aangepast voor nucleaire, biologische of chemische filtratie;

b)

beschermende kleding.

NB:

voor civiele gasmaskers, veiligheids- en decontaminatieapparatuur, zie ook 1A004 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.

g)

apparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, ontworpen of aangepast voor opsporing en identificatie van de in ML7.a), ML7.b) of ML7.d) genoemde stoffen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

Noot:

in ML7.g) worden niet bedoeld individuele dosismeters voor stralingscontrole.

NB:

zie ook 1A004 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik.

h)

„biopolymeren”, speciaal ontworpen of bewerkt voor het opsporen en determineren van stoffen voor chemische oorlogvoering als genoemd in ML7.b) en de specifieke celkweken die worden gebruikt voor de vervaardiging daarvan;

i)

„biokatalysatoren” voor het decontamineren en afbreken van stoffen voor chemische oorlogvoering, en biologische systemen daarvoor, als hieronder:

1.

„biokatalysatoren”, speciaal ontworpen voor de decontaminatie en het afbreken van de in ML7.b) bedoelde stoffen voor chemische oorlogvoering, welke het resultaat zijn van gerichte laboratoriumselectie of van genetische manipulatie van biologische systemen;

2.

biologische systemen die de genetische informatie bevatten die specifiek is voor de productie van „biokatalysatoren” als genoemd in ML7.i).1., als hieronder:

a)

„expressievectoren”;

b)

virussen;

c)

celkweken.

Noot 1:

onder ML7.b) en ML7.d) vallen niet:

a)

cyanogeenchloride(chloorcyaan) (CAS 506-77-4). Zie 1C450.a.5 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik;

b)

hydrogeencyanide (blauwzuur) (CAS 74-90-8);

c)

chloor (CAS 7782-50-5);

d)

carbonylchloride (fosgeen) (CAS 75-44-5). Zie 1C450.a.5 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik;

e)

difosgeen (trichloormethylchloorformiaat) (CAS 503-38-8);

f)

niet meer in gebruik sinds 2004;

g)

xylylbromide, ortho-: (CAS 89-92-9), meta: (CAS 620-13-3), para: (CAS 104-81-4);

h)

benzylbromide (CAS 100-39-0);

i)

benzyljodide (CAS 620-05-3);

j)

broomaceton (CAS 598-31-2);

k)

cyanogeenbromide (CAS 506-68-3);

l)

broommethylethylketon (CAS 816-40-0);

m)

chlooraceton (CAS 78-95-5);

n)

ethyljoodacetaat (CAS 623-48-3);

o)

joodaceton (CAS 3019-04-3);

p)

chloorpicrine (CAS 76-06-2). Zie 1C450.a.5 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik;

Noot 2:

de in ML7.h) en ML7.i)2 bedoelde celkweken en biologische systemen vormen een limitatieve opsomming en in deze rubrieken worden niet bedoeld cellen of biologische systemen voor civiele doeleinden, zoals toepassingen in de landbouw, farmaceutische industrie, op medisch, veterinair en milieuhygiënisch gebied, in het afvalbeheer en in de voedingsindustrie.

ML8
„Energetische materialen”, en aanverwante substanties, als hieronder:

N.B.1:

zie ook 1C011 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.

N.B.2:

voor ladingen en mechanismen, zie ML4 en 1A008 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik

Technische noten:

1.

in ML8 betekent de term mengsel een samenstelling van twee of meer stoffen waarvan er ten minste één voorkomt in de rubrieken van ML8.

2.

onder deze lijst vallen alle stoffen die voorkomen in de ML8-rubrieken, ook wanneer deze gebruikt worden in een andere toepassing dan vermeld. (Zo wordt TAGN voornamelijk als springstof gebruikt, maar kan deze stof ook als brandstof of oxidatiemiddel dienen.)

a)

„springstoffen” als hieronder, en mengsels daarvan:

1.

ADNBF (aminodinitrobenzofuroxan of 7-amino-4-6-dinitrobenzofurazan-1-oxide (CAS 97096-78-1);

2.

BNCP (cis-bis(5-nitrotetrazolato) tetraaminekobalt (III) perchloraat) (CAS 117412-28-9);

3.

CL-14 (diaminodinitrobenzofuroxan of 5,7-diamino-4,6-dinitrobenzofurazaan-1-oxide (CAS 117907-74-1);

4.

CL-20 (HNIW of hexanitrohexaazaisowurtzitaan) (CAS 135285-90-4); chlatraten van CL-20 (zie ook ML8.g)3 en g)4 voor de „voorlopers”);

5.

CP (2(5-cyaantetrazolato) pentaaminekobalt (III) perchloraat) (CAS 70247-32-4);

6.

DADE (1,1-diamino-2,2-dinitroethyleen, FOX7) (CAS 145250-81-3);

7.

DATB (diaminotrinitrobenzeen) (CAS 1630-08-6);

8.

DDFP (1,4-dinitrodifurazanpiperazine);

9.

DDPO (2,6-diamino-3,5-dinitropyrazine-1-oxide, PZO) (CAS 194486-77-6);

10.

DIPAM (3,3′-diamino-2,2′,4,4’,6,6′-hexanitrobifenyl of dipicramide) (CAS 17215-44-0);

11.

DNGU (DINGU of dinitroglycoluril) (CAS 55510-04-8);

12.

furazanen, als hieronder:

a)

DAAOF (diaminoazoxyfurazan);

b)

DAAzF (diaminoazofurazan) (CAS 78644-90-3);

13.

HMX en derivaten (zie ook ML8.g)5 voor de „voorlopers”), als hieronder:

a)

HMX (cyclotetramethyleentetranitramine, octahydro-1,3,5,7-tetranitro-1,3,5,7-tetrazine, 1,3,5,7-tetranitro-1,3,5,7-tetraza-cyclooctaan, octogen of octogeen) (CAS 2691-41-0);

b)

difluorgeamineerde analoga van HMX;

c)

K-55 (2,4,6,8-tetranitro-2,4,6,8-tetraazabicyclo[3,3,0]-octanon-3, tetranitrosemiglycouril of keto-bicylisch HMX) (CAS 130256-72-3);

14.

HNAD (hexanitroadamantaan) (CAS 143850-71-9);

15.

HNS (hexanitrostilbeen) (CAS 20062-22-0);

16.

imidazolen, als hieronder:

a)

BNNII (Octahydro-2,5-bis(nitroimino)imidazo [4,5-d]imidazool);

b)

DNI (2,4-dinitroimidazool) (CAS 5213-49-0);

c)

FDIA (1-fluoro-2,4-dinitroimidazool);

d)

NTDNIA (N-(2-nitrotriazolo)-2,4-dinitroimidazool);

e)

PTIA (1-picryl-2,4,5-trinitroimidazool);

17.

NTNMH (1-(2-nitrotriazolo)-2-dinitromethyleenhydrazine);

18.

NTO (ONTA of 3-nitro-1,2,4-triazool-5-on) (CAS 932-64-9);

19.

polynitrocubanen met meer dan vier nitrogroepen;

20.

PYX (2,6-bis(picrylamino)-3,5-dinitropyridine) (CAS 38082-89-2);

21.

RDX en derivaten, als hieronder:

a)

RDX (cyclotrimethyleentrinitramine, cycloniet, T4, hexahydro-1,3,5-trinitro-1,3,5-triazine, 1,3,5-trinitro-1,3,5-triazacyclohexaan, hexogen of hexogeen) (CAS 121-82-4); b)

b)

Keto-RDX (K-6 of 2,4,6-trinitro-2,4,6-triazacyclohexanon) (CAS 115029-35-1);

22.

TAGN (triaminoguanidinenitraat) (CAS 4000-16-2);

23.

TATB (triaminotrinitrobenzeen) (CAS 3058-38-6) (zie ook ML8.g)7 voor de „voorlopers”);

24.

TEDDZ (3,3,7,7-tetrabis(difluoramine)octahydro-1,5-dinitro-1,5-diazocine);

25.

tetrazolen, als hieronder:

a)

NTAT (nitrotriazoolaminotetrazool);

b)

NTNT (1-N-(2-nitrotriazolo)-4-nitrotetrazool);

26.

tetryl (trinitrofenylmethylnitramine) (CAS 479-45-8);

27.

TNAD (1,4,5,8-tetranitro-1,4,5,8-tetraazadecaline) (CAS 135877-16-6) (zie ook ML8.g)6 voor de „voorlopers”);

28.

TNAZ (1,3,3-trinitroazetidine) (CAS 97645-24-4) (zie ook ML8.g)2 voor de „voorlopers”);

29.

TNGU (SORGUYL of tetranitroglycoluril) (CAS 55510-03-7);

30.

TNP (1,4,5,8-tetranitro-pyridazino[4,5-d]pyridazine) (CAS 229176-04-9);

31.

triazinen, als hieronder:

a)

DNAM (2-oxy-4,6-dinitroamino-s-triazine) (CAS 19899-80-0);

b)

NNHT (2-nitroimino-5-nitro-hexahydro-1,3,5-triazine) (CAS 130400-13-4);

32.

triazolen, als hieronder:

a)

5-azido-2-nitrotriazool;

b)

ADHTDN (4-amino-3,5-dihydrazino-1,2,4-triazooldinitramide) (CAS 1614-08-0);

c)

ADNT (1-amino-3,5-dinitro-1,2,4-triazool);

d)

BDNTA ([bis-dinitrotriazool]amine);

e)

DBT (3,3′-dinitro-5,5-bis-1,2,4-triazool) (CAS 30003-46-4);

f)

DNBT (dinitrobistriazool) (CAS 70890-46-9);

g)

niet meer in gebruik sinds 2010;

h)

NTDNT (1-N-(2-nitrotriazolo)-3,5-dinitrotriazool);

i)

PDNT (1-picryl-3,5-dinitrotriazool);

j)

TACOT (tetranitrobenzeentriazoolbenzeentriazool) (CAS 25243-36-1);

33.

springstoffen die niet elders in ML8.a) zijn opgenomen, met één of meer van de volgende kenmerken:

a)

een detonatiesnelheid groter dan 8 700 m/s bij maximale dichtheid; of

b)

een detonatiedruk in de schokgolf van meer dan 34 GPa (340 kbar);

34.

organische springstoffen die niet elders in ML8.a) zijn opgenomen, met alle volgende kenmerken:

a)

leveren een detonatiedruk in de schokgolf van 25 Gpa (250 kbar) of meer op, en

b)

blijven gedurende vijf minuten of langer stabiel bij een temperatuur van 523 K (250 °C) of hoger.

b)

„stuwstoffen”, als hieronder:

1.

elke vaste „stuwstof” uit VN-klasse 1.1 met een theoretische specifieke impuls (onder standaardomstandigheden) van meer dan 250 seconden bij niet-gemetalliseerde samenstellingen, of meer dan 270 seconden bij gealumineerde samenstellingen;

2.

elke vaste „stuwstof” uit VN-klasse 1.3 met een theoretische specifieke impuls (onder standaardomstandigheden) van meer dan 230 seconden bij niet-gehalogeniseerde samenstellingen, 250 seconden bij niet-gemetalliseerde samenstellingen, of meer dan 266 seconden bij gemetalliseerde samenstellingen;

3.

„stuwstoffen” met een krachtconstante groter dan 1 200 kJ/kg;

4.

„stuwstoffen” die een onveranderlijke verbrandingssnelheid kunnen onderhouden van meer dan 38 mm per seconde onder standaardomstandigheden (gemeten in de vorm van een geïnhibeerde enkele streng) van een druk van 6,89 Mpa (68,9 bar) en een temperatuur van 294 K (21 °C);

5.

met elastomeer gemodificeerde gegoten „stuwstoffen” op basis van twee stuwstoffen (EMCDB) met een uitrekbaarheid bij maximale spanning van meer dan 5 % bij 233 K (– 40 °C);

6.

elke „stuwstof” die in ML8.a) bedoelde substanties bevat;

7.

„stuwstoffen” die niet elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire producten worden vermeld en speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik;

c)

„pyrotechnische stoffen” als hieronder, en mengsels daarvan:

1.

brandstoffen voor vliegtuigen die speciaal voor militaire doeleinden zijn samengesteld;

Noot:

de in ML8.c)1 bedoelde brandstoffen voor vliegtuigen zijn de eindproducten en niet de bestanddelen daarvan.

2.

alane (aluminiumhydride) (CAS 7784-21-6);

3.

carboranen; decaboraan (CAS 17702-41-9); pentaboranen (CAS 19624-22-7 en 18433-84-6) en derivaten;

4.

hydrazine en derivaten, als hieronder (zie ook ML8.d)8 en d)9 voor oxiderende hydrazinederivaten):

a)

hydrazine (CAS 302-01-2) in concentraties van 70 % of meer;

b)

monomethylhydrazine (CAS 60-34-4);

c)

symmetrisch dimethylhydrazine (CAS 540-73-8);

d)

asymmetrisch dimethylhydrazine (CAS 57-14-7);

Noot:

in ML8.c)4.a) zijn niet bedoeld hydrazinemengsels die speciaal zijn samengesteld voor corrosiebestrijding.

5.

metaalbrandstoffen in deeltjesvorm, hetzij bolvormig, verstoven, sferoïdisch, in vlokkenvorm of gemalen, vervaardigd uit materiaal dat voor 99 % of meer bestaat uit één of meer van de volgende stoffen:

a)

metalen en mengsels daarvan, als hieronder:

1.

beryllium (CAS 7440-41-7) met een deeltjesgrootte van minder dan 60 μm;

2.

fijn ijzerpoeder (CAS 7439-89-6) met een deeltjesgrootte van 3 μm of minder, vervaardigd door reductie van ijzeroxide met waterstof;

b)

mengsels die één van de volgende stoffen bevatten:

1.

zirkonium (CAS 7440-67-7), magnesium (CAS 7439-95-4) en hun legeringen met een deeltjesgrootte van minder dan 60 μm; dan wel

2.

borium (CAS 7440-42-8) of boriumcarbide (CAS 12069-32-8) met een zuiverheid van 85 % of hoger en een deeltjesgrootte van minder dan 60 μm;

Noot 1:

in ML8.c)5. zijn bedoeld explosieven en brandstoffen, ongeacht of de metalen of legeringen zijn ingekapseld in aluminium, magnesium, zirkonium of beryllium.

Noot 2:

in ML8.c)5.b) zijn uitsluitend bedoeld metaalbrandstoffen in deeltjesvorm die zijn gemengd met andere stoffen teneinde een voor militaire doeleinden samengesteld mengsel te vormen, zoals vloeibarestuwstofslurries, vaste stuwstoffen en pyrotechnische mengsels.

Noot 3:

in ML8.c)5.b)2 worden niet bedoeld borium en boriumcarbide verrijkt met borium-10 (20 % of meer borium-10 bevattend).

6.

militaire materialen welke verdikkingsmiddelen voor koolwaterstofbrandstoffen bevatten, die speciaal zijn samengesteld voor gebruik in vlammenwerpers of pyrogene munitie, zoals metaalstearaten of -palminaten (bv. octal (CAS 637-12-7)) en M1, M2 en M3 verdikkingsmiddelen;

7.

perchloraten, chloraten en chromaten, samengesteld met verpoederd metaal of andere brandstofcomponenten met hoge energie;

8.

bolvormig aluminiumpoeder (CAS 7429-90-5) met een deeltjesgrootte van 60 μm of kleiner, vervaardigd van materiaal met een aluminiumgehalte van 99 % of meer;

9.

titaansubhybride (TiHn) met de stoichiometriewaarde n = 0,65-1,68;

d)

oxidatiemiddelen als hieronder, en mengsels daarvan:

1.

ADN (ammoniumdinitramide of SR 12) (CAS 140456-78-6);

2.

AP (ammoniumperchloraat) (CAS 7790-98-9);

3.

samenstellingen bestaande uit fluor en één of meer van de volgende stoffen:

a)

andere halogenen;

b)

zuurstof; dan wel

c)

stikstof;

Noot 1:

in ML8.d)3 is niet bedoeld chloortrifluoride (CAS 7790-91-2).

Noot 2:

in ML8.d)3 is niet bedoeld stikstoftrifluoride (CAS 7783-54-2) in gasvormige toestand.

4.

DNAD (1,3-dinitro-1,3-diazetidine) (CAS 78246-06-7);

5.

HAN (hydroxylammoniumnitraat) (CAS 13465-08-2);

6.

HAP (hydroxylammoniumperchloraat) (CAS 15588-62-2);

7.

HNF (hydraziniumnitroformaat) (CAS 20773-28-8);

8.

hydrazinenitraat (CAS 37836-27-4);

9.

hydrazineperchloraat (CAS 27978-54-7);

10.

vloeibare oxidatiemiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit geïnhibeerd roodrokend salpeterzuur (IRFNA) (CAS 8007-58-7);

Noot:

in ML8.d)10 is niet bedoeld niet-geïnhibeerd rokend salpeterzuur.

e)

bindmiddelen, weekmakers, monomeren en polymeren, als hieronder:

1.

AMMO (azidomethylmethyloxetaan en de polymeren daarvan) (CAS 90683-29-7) (zie ook ML8.g)1 voor de „voorlopers”);

2.

BAMO (bisazidomethyloxetaan en de polymeren daarvan) (CAS 17607-20-4) (zie ook ML8.g)1 voor de „voorlopers”);

3.

BDNPA (bis(2,2-dinitropropyl)acetaal) (CAS 5108-69-0);

4.

BDNPF (bis(2,2-dinitropropyl)formal) (CAS 5917-61-3);

5.

BTTN (butaantriooltrinitraat (CAS 6659-60-50) (zie ook ML8.g)8 voor de „voorlopers”);

6.

energetische monomeren, weekmakers of polymeren die speciaal voor militaire doeleinden zijn samengesteld en één of meer van de volgende groepen bevatten:

a)

nitrogroepen;

b)

azidogroepen;

c)

nitraatgroepen;

d)

nitrazagroepen; dan wel

e)

difluoroaminogroepen;

7.

FAMAO (3-difluoroaminomethyl-3-azidomethyloxetaan) en de polymeren daarvan;

8.

FEFO (bis-(2-fluoro-2,2 dinitroethyl)formal) (CAS 17003-79-1);

9.

FPF-1 (poly-2,2,3,3,4,4-hexafluorpentaan-1,5-diol formal) (CAS 376-90-9);

10.

FPF-3 (poly-2,4,4,5,5,6,6-heptafluor-2-trifluormethyl-3-oxaheptaan-1,7-diol formal);

11.

GAP (glycidylazidepolymeer) (CAS 143178-24-9) en derivaten daarvan;

12.

HTPB (hydroxyl eindstandig polybutadieen) met een hydroxylfunctionaliteit gelijk aan of groter dan 2,2 en minder dan of gelijk aan 2,4, een hydroxylwaarde van minder dan 0,77 meq/g, en een viscositeit bij 30 °C van minder dan 47 poise (CAS 69102-90-5);

13.

van alcoholfuncties voorzien poly(epichloorhydrine) met een molecuulgewicht van minder dan 10 000, als hieronder:

a)

poly(epichlorohydrindiol);

b)

poly(epichlorohydrintriol);

14.

NENAs (nitratoethylnitramineverbindingen) (CAS 17096-47-8, 85068-73-1, 82486-83-7, 82486-82-6 en 85954-06-9);

15.

PGN (poly-GLYN, polyglycidylnitraat of poly(nitratomethyloxiraan) (CAS 27814-48-8);

16.

poly-NIMMO (polynitraatmethylmethyloxetaan) of poly-NMMO (poly[3-nitraatmethyl,3-methyloxetaan]) (CAS 84051-81-0);

17.

polynitroorthocarbonaten;

18.

TVOPA (1,2,3-tris[1,2-bis(difluoramino)ethoxy]propaan of tris vinoxypropaanadduct (CAS 53159-39-0);

f)

„toevoegingen”, als hieronder:

1.

basisch kopersalicylaat (CAS 62320-94-9);

2.

BHEGA (bis-(2-hydroxyethyl) glycolamide) (CAS17409-41-5);

3.

BNO (butadieennitriloxide);

4.

ferroceenderivaten, als hieronder:

a)

butaceen (CAS 125856-62-4);

b)

catoceen (2,2-bis-ethylferrocenylpropaan) (CAS 37206-42-1);

c)

ferroceencarboxylzuren, waaronder:

 

ferroceencarboxylzuurCAS 1271-42-7),

 

1,1’-ferroceendicarboxylzuur (CAS 1293-87-4);

d)

n-butyl-ferroceen (CAS 31904-29-7);

e)

andere additiepolymeren van ferroceenderivaten;

5.

lood-beta-resorcylaat (CAS 20936-32-7);

6.

loodcitraat (CAS 14450-60-3);

7.

lood/koperchelaten van betaresorcylaat of salicylaten (CAS 68411-07-4);

8.

loodmaleaat (CAS 19136-34-6);

9.

loodsalicylaat (CAS 15748-73-9);

10.

loodstannaat (CAS 12036-31-6);

11.

MAPO (tris-1-(2-methyl) aziridinylfosfineoxide (CAS57-39-6); BOBBA 8 (bis(2-methylaziridinyl)-2-(2-hydroxypropanoxy) propylaminofosfineoxide); en andere MAPO-derivaten;

12.

Methyl BAPO (bis(2-methylaziridinyl)methylaminofosfineoxide (CAS85068-72-0);

13.

N-methyl-p-nitroaniline (CAS 100-15-2);

14.

3-nitraza-1,5-pentaandiisocyanaat (CAS 7406-61-9);

15.

organometaal-koppelaars, als hieronder:

a)

neopentyl[diallyl] oxy, tri [dioctyl]fosfaattitanaat (CAS 103850-22-2); ook wel bekend onder de benaming titaan IV, 2,2[bis 2-propenolato-methyl, butanolaat, tris(dioctyl) fosfato] (CAS 110438-25-0); of LICA 12 (CAS 103850-22-2);

b)

titaan IV [(2-propenolato-1)methyl, n-propanolatomethyl]butanolaat-1, tris[dioctyl]pyrofosfaat of KR3538;

c)

titaan IV [(2-propenolato-1)methyl, n-propanolatomethyl]butanolaat-1, tris(dioctyl)fosfaat;

16.

polycyaandifluoraminoethyleenoxide;

17.

polyfunctionele aziridineamiden met ketenstructuren van isoftaalzuur, trimesinezuur (BITA of butyleeniminetrimesamide), isocyanuurzuur of trimethyladipinezuur en 2-methyl of 2-ethylsubstituenten aan de aziridine ring;

18.

propyleenimine (2-methylaziridine) (CAS 75-55-8);

19.

superfijn ijzeroxide (Fe2O3) (CAS 1317-60-8) met een specifiek oppervlak groter dan 250 m2/g en een gemiddelde deeltjesgrootte van 3,0 nm of kleiner;

20.

TEPAN (tetraethyleenpentamineacrylnitril) (CAS 68412-45-3); gecyaanethyleerde polyamines en de zouten daarvan;

21.

TEPANOL (tetraethyleenpentamineacrylnitrilglycidol) (CAS 68412-46-4); cyaanethyl-gesubstitueerde polyamines geaddeerd met glycidol en de zouten daarvan;

22.

TBP (trifenylbismut) (CAS 603-33-8);

g)

„voorlopers”, als hieronder:

NB:

in ML8.g) gelden de verwijzingen de uit deze substanties vervaardigde „energetische materialen”.

1.

BCMO (bischloormethyloxetaan) (CAS 142173-26-0) (zie ook ML8.e)1 en e)2);

2.

dinitroazetidine-t-butylzout (CAS 125735-38-8) (zie ook ML8.a)28);

3.

HBIW (hexabenzylhexaazaisowurtzitaan) (CAS 124782-15-16) (zie ook ML8.a)4);

4.

TAIW (tetraacetyldibenzylhexaazaisowurtzitaan) (zie ook ML8.a)4); (CAS 182763-60-6);

5.

TAT (1,3,5,7-tetraacetyl-1,3,5,7,-tetraaza-cyclooctaan) (CAS 41378-98-7) (zie ook ML8.a)13);

6.

1,4,5,8-tetraazadecaline (CAS 5409-42-7) (zie ook ML8.a)27);

7.

1,3,5 trichloorbenzeen (CAS 108-70-3) (zie ook ML8.a)23);

8.

1,2,4 trihydroxybutaan (1,2,4 butaantriol) (CAS 3068-00-6) (zie ook ML8.e)5).

Noot 1:

de volgende stoffen zijn niet bedoeld in ML8 tenzij ze zijn samengesteld of gemengd met het „energetisch materiaal” vermeld in ML8.a) of met metalen in poedervorm vermeld in ML8.c):

a)

ammoniumpicraat (CAS 131-74-8);

b)

zwart kruit;

c)

hexanitrodifenylamine (CAS 131-73-7);

d)

difluoramine (CAS 10405-27-3);

e)

nitrostijfsel (CAS 9056-38-6);

f)

kaliumnitraat (CAS 7757-79-1);

g)

tetranitronaftaleen;

h)

trinitroanisol;

i)

trinitronaftaleen;

j)

trinitroxyleen;

k)

N-pyrrolidinon; 1-methyl-2-pyrrolidinon (CAS 872-50-4);

l)

dioctylmaleaat (CAS 142-16-5);

m)

ethylhexylacrylaat (CAS 103-11-7);

n)

triethylaluminium (TEA)) (CAS 97-93-8), trimethylaluminium (TMA) (CAS 75-24-1)en andere pyrofore metaalalkylen en metaalarylen van lithium, natrium, magnesium, zink en borium;

o)

nitrocelluose (CAS 9004-70-0);

p)

nitroglycerine (of glyceroltrinitraat, trinitroglycerine) (NG) (CAS 55-63-0);

q)

2,4,6-trinitrotolueen (TNT) (CAS 118-96-7);

r)

ethyleendiaminedinitraat (EDDN) (CAS 20829-66-7);

s)

pentaerytritoltetranitraat (PETN) (CAS 78-11-5);

t)

loodazide (CAS 13424-46-9), normaal loodstyfnaat (CAS 15245-44-0) en basisch loodstyfnaat (CAS 12403-82-6), en primaire explosieven of ontstekingsmengsels die aziden of azidecomplexen bevatten;

u)

triethyleenglycoldinitraat (TEGDN) (CAS 111-22-8);

v)

2,4,6-trinitroresorcinol (styfninezuur) (CAS 82-71-3);

w)

diethyldifenylureum (CAS 85-98-3); dimethyldifenylureum (CAS 611-92-7); metylethyldifenylureum [Centralites];

x)

N,N-difenylureum (asymmetrisch difenylureum) (CAS 603-54-3);

y)

methyl-N,N-difenylureum (asymmetrisch methyldifenylureum) (CAS 13114-72-2);

z)

ethyl-N,N-difenylureum (asymmetrisch ethyldifenylureum) (CAS 64544-71-4);

aa)

2-nitrodifenylamine (2-NDPA)(CAS 119-75-5);

bb)

4-nitrodifenylamine (4-NDPA)(CAS 836-30-6);

cc)

2,2-dinitropropanol (CAS 918-52-5);

dd)

nitroguanidine (CAS 556-88-7) (zie 1C011.d) op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik).

Noot 2:

ML8 geldt niet voor ammoniumperchloraat (ML8.d) 2.) en NTO (ML8.a)18.), die speciaal zijn gevormd en samengesteld voor gasgeneratoren voor civiel gebruik en alle volgende kenmerken hebben:

a)

samengesteld of gemengd, met niet-actieve thermogeharde bindmiddelen of weekmakers;

b)

met een maximum van 80 % ammonium perchloraat (ML8.d) 2.) in de massa van de werkzame stof;

c)

met minder dan of gelijk aan 4 g NTO (ML8.a.18.); en

d)

met een individuele massa van minder dan 250 g.

ML9
Oorlogsschepen (zowel oppervlakteschepen als onderzeeboten), speciale scheepsuitrusting, toebehoren, onderdelen en andere oppervlakteschepen, als hieronder:

NB:

voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.

a)

vaartuigen en onderdelen, als hieronder:

1.

vaartuigen (zowel oppervlakteschepen als onderzeeboten) speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik en ongeacht de staat van onderhoud of de gebruiksconditie, en al dan niet voorzien van systemen voor het lanceren van wapens of voorzien van bepantsering, alsmede rompen of delen van rompen voor deze vaartuigen, en onderdelen daarvoor speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik;

2.

andere dan in ML9a)1 bedoelde oppervlakteschepen, met één of meer van de volgende elementen bevestigd op of ingebouwd in het vaartuig:

a)

machinegeweren met een kaliber van 12,7 mm (kaliber 0,50 inch) of meer als bedoeld in ML1., of wapens als bedoeld in ML2., ML4., ML12. of ML19., of „bevestigingspunten” of versterkte punten voor dergelijke wapens;

Technische noot

„bevestigingspunten” betekent affuiten voor wapens of structurele verstevigingen voor de installatie van wapens.

b)

vuurgeleidingssystemen als bedoeld in ML5;

c)

met al de volgende kenmerken:

1.

„chemische, biologische, radiologische en nucleaire bescherming (CBRN)”; en

2.

een „bevochtigings- of afspoelingsinrichting” („Pre-wet or wash down system”) voor decontaminatie; dan wel

Technische noten

1.

„CBRN-bescherming” is een geheel zelfstandige ruimte met voorzieningen als overdruk, isolatie van de ventilatiesystemen, beperkte ventilatieopeningen met CBRN-filters en met luchtsluizen uitgeruste beperkte toegangspunten voor personeel.

2.

een „bevochtigings- of afspoelingsinrichting” („Pre-wet or wash down system”) is een sproeisysteem met zeewater dat tegelijk de buitenkant van de bovenbouw en de dekken van een vaartuig kan bevochtigen.

d)

actieve systemen voor tegenmaatregelen tegen wapens als bedoeld in ML4.b), ML5.c) of ML11.a), met een of meer van de volgende kenmerken:

1.

„CBRN-bescherming”;

2.

een romp en bovenbouw die speciaal zijn ontworpen met het oog op de beperking van de radardoorsnede (radar cross section);

3.

inrichtingen ter beperking van de thermische signatuur (bijv. een inrichting voor het koelen van uitlaatgassen), met uitzondering van inrichtingen die speciaal zijn ontworpen om de algemene efficiëntie van het aandrijfsysteem te verhogen of om de gevolgen voor het milieu te beperken; dan wel

4.

een demagnetiseringssysteem (degaussing system) dat is ontworpen om de magnetische signatuur van het gehele vaartuig te beperken;

b)

motoren en voortstuwingssystemen, als hieronder, speciaal ontworpen voor militair gebruik en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen voor militair gebruik:

1.

dieselmotoren, speciaal ontworpen voor onderzeeboten en met alle volgende kenmerken:

a)

uitgangsvermogen van 1,12 MW (1 500 pk) of meer; en

b)

omwentelingssnelheid van 700 omwentelingen per minuut of meer;

2.

elektromotoren, speciaal ontworpen voor onderzeeboten en met alle volgende kenmerken:

a)

uitgangsvermogen van meer dan 0,75 MW (1 000 pk);

b)

snel omkeerbaar;

c)

met vloeistofkoeling; en

d)

geheel gesloten;

3.

niet-magnetische dieselmotoren, met alle volgende kenmerken:

a)

uitgangsvermogen van 37,3 kW (50 pk) of meer; en

b)

een niet-magnetisch gehalte van meer dan 75 % van het totale gewicht;

4.

speciaal voor onderzeeërs ontworpen „luchtonafhankelijke voortstuwingssystemen”;

Technische noot

„Luchtonafhankelijke voortstuwing” („air independent propulsion” (AIP)) maakt het voor een onderzeeër mogelijk zijn voortstuwingssysteem zonder toegang tot atmosferische zuurstof te gebruiken gedurende een langere periode dan met accu’s mogelijk zou zijn. Voor de toepassing van ML9.b)4 omvat AIP niet kernenergie.

c)

toestellen voor opsporing onder water, speciaal ontworpen voor militair gebruik, besturingsapparaten daarvoor en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen voor militair gebruik;

d)

netten voor het tegenhouden van onderzeeboten en torpedo’s, speciaal ontworpen voor militair gebruik;

e)

niet meer in gebruik sinds 2003;

f)

doorvoeren of doorvoerkoppelingen voor rompen, speciaal ontworpen voor militair gebruik, waardoor interactie mogelijk is met apparatuur buiten het schip, en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen voor militair gebruik;

Noot:

in ML9.f) zijn mede bedoeld doorvoerkoppelingen voor vaartuigen van het ééndraads-, meerdraads-, coaxiaalkabel- of golfgeleiderstype, en doorvoeren voor rompen, beide geschikt om bij een onderwaterdiepte groter dan 100 m ondoordringbaar te blijven voor lekkage van buitenaf en met behoud van de vereiste eigenschappen, alsmede vezeloptische doorvoerkoppelingen en optische doorvoeren voor rompen speciaal ontworpen voor de transmissie van „laser”-bundels ongeacht de diepte. ML9.f) is niet van toepassing op gewone doorvoeren voor rompen voor voortstuwingsaandrijfassen en hydrodynamische besturingsstangen.

g)

geruisloze lagers, met één of meer van de volgende kenmerken, onderdelen daarvoor en apparatuur welke deze lagers bevat, speciaal ontworpen voor militair gebruik:

1.

ophanging met gas of magnetische ophanging;

2.

actieve regelinrichtingen ter onderdrukking van de signatuur; dan wel

3.

regelinrichtingen ter onderdrukken van trillingen.

ML10
„Vliegtuigen”, „lichter-dan-luchttoestellen”, onbemande luchtvaartuigen (UAV), vliegtuigmotoren, en uitrusting voor „vliegtuigen”, aanverwante uitrustingsstukken en onderdelen, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, als hieronder:

NB:

voor geleidings- en navigatieapparatuur, zie ML11.

a)

bemande „vliegtuigen” en „lichter-dan-luchttoestellen” en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

b)

niet meer in gebruik sinds 2011;

c)

onbemande vliegtuigen en aanverwante uitrustingsstukken, als hieronder, en daarvoor speciaal ontworpen onderdelen:

1.

„UAV’s”, op afstand geleide luchtvaartuigen (RPV’s), autonome, programmeerbare luchtvaartuigen en onbemande „lichter-dan-luchttoestellen”;

2.

lanceerinrichtingen, bergingsapparatuur en ondersteuningsapparatuur op de grond;

3.

Voor commando of besturing ontworpen apparatuur;

d)

voortstuwingsvliegtuigmotoren en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

e)

uitrusting voor het in de lucht bijvullen van brandstof, speciaal ontworpen of aangepast om voor het volgende gebruikt worden, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

1.

„vliegtuigen” als bedoeld in ML.10.a); dan wel

2.

onbemande vliegtuigen als bedoeld in ML10.c);

f)

„grondmaterieel”, speciaal ontwikkeld voor de in ML10.a) bedoelde vliegtuigen of voor de in ML10.d) bedoelde vliegtuigmotoren;

Technische noot:

Onder „grondmaterieel” wordt ook verstaan toestellen werkend onder druk voor het bijvullen van brandstof en apparatuur speciaal ontworpen voor het kunnen verrichten van werkzaamheden in beperkte ruimten.

g)

levensreddend materiaal en veiligheidsuitrusting voor vliegend personeel en andere reddingsmiddelen, niet genoemd in ML10.a), ontworpen voor „luchtvaartuigen” genoemd in ML10.a);

Noot:

helmen voor vliegend personeel zonder al dan niet ingebouwde statieven of hulpstukken voor goederen die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld, vallen niet onder ML10.g).

NB:

voor helmen, zie ook ML13.c).

h)

parachutes, zweefparachutes en aanverwante uitrustingsstukken, als hieronder, en daarvoor speciaal ontworpen onderdelen:

1.

parachutes die niet elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen zijn vermeld;

2.

zweefparachutes;

3.

uitrustingstukken speciaal ontworpen voor parachutisten die van grote hoogte springen (bijvoorbeeld pakken, speciale helmen, ademhalingssystemen, navigatieapparatuur);

i)

apparatuur voor gestuurd openen of automatische besturingssystemen, ontworpen voor door een parachute afgeworpen ladingen.

Noot 1:

onder ML10.a) vallen niet „vliegtuigen”, „lichter-dan-luchttoestellen” of varianten van deze „vliegtuigen”, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik en met alle volgende kenmerken:

a)

geen gevechtsvliegtuig;

b)

niet geconfigureerd voor militair gebruik en niet uitgerust met apparatuur, speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik; en

c)

gecertificeerd voor civiel gebruik door de civiele luchtvaartautoriteiten in een lidstaat van de EU of in een staat die aan het Wassenaar Arrangement deelneemt.

Noot 2:

onder ML10.d) vallen niet:

a)

vliegtuigmotoren, ontworpen of aangepast voor militair gebruik, die zijn gecertificeerd door de civiele luchtvaartautoriteiten in een lidstaat van de EU of in een staat die aan het Wassenaar Arrangement deelneemt voor gebruik in „civiele vliegtuigen”, of speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

b)

zuigermotoren of speciaal ontworpen onderdelen daarvoor, behalve die welke speciaal ontworpen zijn voor „UAV’s”.

Noot 3:

voor de toepassing van ML10.a) en ML10.d) omvatten speciaal ontworpen onderdelen en aanverwante apparatuur voor niet-militaire „vliegtuigen” of voor militair gebruik aangepaste vliegtuigmotoren uitsluitend militaire onderdelen en aanverwante militaire apparatuur die noodzakelijk zijn voor de aanpassing voor militair gebruik.

Noot 4:

voor de toepassing van ML10.a), omvat militair gebruik: strijd, militaire verkenning, aanval, militaire training, logistieke ondersteuning, alsmede het transport en het afwerpen van troepen of militaire uitrustingsstukken.

Noot 5:

ML10.a) geldt niet voor „vliegtuigen” die alle volgende kenmerken vertonen:

a)

voor het eerst gemaakt vóór 1946;

b)

bevatten geen stukken die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen staan, tenzij die stukken nodig zijn om aan de veiligheids- of luchtwaardigheidsnormen van een lidstaat van de EU of van een staat die aan het Wassenaar Arrangement deelneemt te voldoen; en

c)

hebben geen wapens die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen staan, tenzij die wapens onklaar zijn en niet opnieuw bruikbaar kunnen worden gemaakt.

ML11
Elektronische apparatuur „ruimtevaartuigen” en onderdelen die nergens anders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen zijn bedoeld, als hieronder:

a)

elektronische apparatuur die speciaal is ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

Noot:

in ML11.a) worden ook bedoeld:

a)

elektronische apparatuur voor het hinderen en tegenhinderen (ECM- en ECCM-apparatuur, dat wil zeggen apparatuur, ontworpen om vreemde of onjuiste signalen in te voeren in radar of radiocommunicatieontvangers of om op andere wijze de ontvangst, werkzaamheid of doeltreffendheid van vijandelijke elektronische ontvangers en hun apparatuur voor tegenmaatregelen te hinderen);

b)

buizen met frequency agility;

c)

elektronische systemen of apparatuur ontworpen voor ofwel het observeren en volgen van het elektromagnetisch spectrum voor militaire inlichtingen of veiligheidsdoeleinden, ofwel het tegengaan van dergelijke observatie- en volgactiviteiten;

d)

apparatuur voor tegenmaatregelen voor onderwatergebruik, met inbegrip van apparatuur voor het akoestisch en magnetisch hinderen en misleiden, speciaal ontworpen om vreemde of onjuiste signalen in te voeren in sonarontvangtoestellen;

e)

beveiligingsapparatuur voor gegevensverwerking, voor gegevens en voor transmissie- en signaallijnen, waarbij gebruik wordt gemaakt van coderingsprocedures;

f)

apparatuur voor identificatie, authentificatie en het invoeren van identificatiesleutels en apparatuur voor het beheren, vervaardigen en distribueren van identificatiesleutels;

g)

geleidings- en navigatieapparatuur;

h)

digitale transmissieapparatuur voor troposcatter-radiocommunicatie;

i)

speciaal voor Signals Intelligence ontworpen digitale demodulatoren;

j)

„geautomatiseerde commando- en besturingssystemen”.

NB:

voor „programmatuur” die samenhangt met militaire softwareradio (SDR), zie ML21.

b)

apparatuur voor het storen van wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

c)

„ruimtevaartuigen” speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, en onderdelen van „ruimtevaartuigen” speciaal ontworpen voor militair gebruik.

ML12
Hoge kinetische energiewapensystemen (High velocity kinetic weapon systems) en aanverwante apparatuur, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

a)

kinetische energiewapensystemen, speciaal ontworpen ter vernietiging of ter bewerkstelliging van vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;

b)

speciaal ontworpen test- en evaluatievoorzieningen en testmodellen, met inbegrip van diagnostische instrumenten en doelwitten, voor het dynamisch testen van kinetische energieprojectielen en -systemen.

NB:

voor wapensystemen die submunitie gebruiken of alleen werken met chemische voortstuwing en munitie daarvoor, zie ML1 tot en met ML4.

Noot 1:

in ML12 zijn mede de onderstaande systemen bedoeld wanneer deze speciaal zijn ontworpen voor kinetische energiewapensystemen:

a)

lanceervoortstuwingssystemen geschikt om een massa groter dan 0,1 g te versnellen tot een snelheid hoger dan 1,6 km/s, bij enkelschots- of snelvuurstand;

b)

apparatuur voor de opwekking van primaire energie, voor elektronische bewapening, energieopslag, thermische beheersing, conditionering, schakelingen en brandstofbehandeling; en elektrische verbindingsdelen tussen energiebron, kanon en andere elektrische aandrijffuncties van de toren;

c)

systemen voor het detecteren en opsporen van doelwitten, voor vuurleiding en voor schadevaststelling;

d)

systemen voor doelzoeken, geleiden en koersverleggende voortstuwing (laterale versnelling) voor projectielen.

Noot 2:

onder ML12 vallen wapensystemen waarbij één of meer van de volgende voorstuwingsmethoden worden gebruikt:

a)

elektromagnetisch;

b)

elektrothermisch;

c)

plasma;

d)

licht gas; dan wel

e)

chemisch (wanneer gebruikt in combinatie met één van bovenstaande methoden).

ML13
Gepantserde of beschermende apparatuur, constructies en onderdelen, als hieronder:

a)

pantserplaten met één of meer van de volgende kenmerken:

1.

gefabriceerd om te voldoen aan een militaire standaard of specificatie; dan wel

2.

geschikt voor militair gebruik;

NB:

voor kogelvrije kleding zie ML13.d) 2.

b)

combinaties en constructies van metallische en niet-metallische materialen speciaal ontworpen voor ballistische bescherming van militaire systemen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

c)

helmen welke voldoen aan militaire standaarden of specificaties, of vergelijkbare nationale standaarden, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor, d.w.z. helmschaal, helmvoering en kussentjes;

d)

kogelvrije kleding of beschermende kleding en onderdelen daarvoor, als hieronder:

1.

zachte kogelvrije kleding of beschermende kleding, vervaardigd volgens militaire, of gelijkwaardige, normen of specificaties, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

Noot:

voor de toepassing van ML13.d) 1. omvatten militaire normen of specificaties ten minste specificaties voor fragmentatie-bescherming.

2.

Harde kogelvrije kleding die ballistische bescherming biedt welke gelijk is aan of groter is dan niveau III (NIJ 0101.06, juli 2008) of nationale equivalenten.

Noot 1:

in ML13.b) zijn mede bedoeld, materialen speciaal ontworpen voor het vormen van op explosie reagerende pantsering of voor het bouwen van militaire schuilplaatsen.

Noot 2:

onder ML13.c) vallen niet conventionele stalen helmen welke niet zijn uitgerust met, of ontworpen of aangepast voor, het aanbrengen van enig accessoire.

Noot 3:

onder ML13c) en d) vallen niet helmen, kogelvrije kleding en beschermende kleding die de gebruiker bij zich heeft voor eigen bescherming.

Noot 4:

de enige in ML13 bedoelde helmen voor personeel dat bommen demonteert, zijn die welke speciaal voor militair gebruik zijn ontworpen.

NB 1:

zie ook 1A005 op de EU-lijst van producten voor tweeërlei gebruik.

NB 2:

voor „stapel- en continuvezelmateriaal” dat gebruikt wordt voor de vervaardiging van kogelvrije kleding en helmen, zie 1C010 op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik.

ML14
„Speciaal militair oefenmaterieel” of apparatuur voor het nabootsen van militaire scenario’s, simulatoren speciaal ontworpen voor opleiding in het gebruik van vuurwapens of andere wapens bedoeld in ML1 of ML2, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor.

Technische noot

De uitdrukking „speciaal militair oefenmaterieel” omvat onder meer militaire aanvalstrainers, trainers voor operationele vluchten, trainers voor radardoelen, radardoelgeneratoren, toestellen voor schietoefeningen, trainingstoestellen voor onderzeebootbestrijding, vluchtnabootsers (waaronder centrifuges geschikt voor mensen voor de training van piloten en astronauten), radartrainingstoestellen, trainingstoestellen voor het vliegen op instrumenten, navigatietrainingstoestellen, trainers voor het lanceren van raketten, richtapparatuur, onbemande „vliegtuigen”, trainingstoestellen voor het gebruik van wapens en voor het besturen van onbemande „vliegtuigen”, mobiele trainingseenheden alsmede oefenmaterieel voor militaire grondoperaties.

Noot 1:

ML14 omvat mede systemen voor kunstmatige beeldontwikkeling (SIG) en interactieve omgevingssystemen voor simulatoren wanneer deze speciaal zijn ontworpen of aangepast voor militair gebruik.

Noot 2:

onder ML14 valt niet apparatuur die speciaal ontworpen is voor oefening in het gebruik van jacht- of sportwapens.

ML15
Beeldvormingsapparatuur en apparatuur voor tegenmaatregelen, als hieronder, speciaal ontworpen voor militair gebruik, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:

a)

opnameapparatuur en beeldverwerkingsapparatuur;

b)

camera’s, fotografische apparatuur en apparatuur voor het bewerken van films;

c)

beeldversterkerapparatuur;

d)

infrarood- en warmtebeeldapparatuur;

e)

apparatuur met beeldradarsensoren;

f)

apparatuur voor hinderen en tegenhinderen voor de apparatuur bedoeld in ML15.a) tot en met ML15.e).

Noot:

in ML15.f) is mede begrepen, apparatuur ontworpen om de werking of doeltreffendheid van militaire beeldvormingssystemen te hinderen of voor het minimaliseren van een dergelijke hinderende uitwerking.

Noot 1:

in ML15 omvat het begrip speciaal ontworpen onderdelen onder andere het volgende, mits speciaal voor militair gebruik ontworpen:

a)

infraroodbeeldomvormerbuizen;

b)

beeldversterkerbuizen (niet zijnde van de eerste generatie);

c)

microkanaalplaten;

d)

televisiecamerabuizen voor lage lichtintensiteiten;

e)

detector arrays (met inbegrip van elektronische verbindings- of uitleessystemen);

f)

pyro-elektrische televisiecamerabuizen;

g)

koelsystemen voor beeldvormingssystemen;

h)

elektrisch aangestuurde sluiters van het fotochrome of elektro-optische type met een sluitertijd van minder dan 100 microseconde, met uitzondering van sluiters welke een wezenlijk onderdeel uitmaken van hogesnelheidscamera’s;

i)

vezeloptische beeldomvormers;

j)

fotokathoden met samengestelde halfgeleiders.

Noot 2:

onder ML15 vallen niet „eerstegeneratiebeeldversterkerbuizen” of apparatuur die speciaal is ontworpen voor het bevatten van „eerstegeneratiebeeldversterkerbuizen”.

NB:

voor de indeling van wapenvizieren met „eerstegeneratie-beeldversterkerbuizen”, zie ML1, ML2 en ML5.a).

NB:

zie ook 6A002.a)2 en 6A002.b) op de EU-lijst van goederen voor tweeërlei gebruik.

ML16
Smeedstukken, gietstukken en andere halffabricaten welke speciaal ontworpen zijn voor de goederen bedoeld in ML1 tot en met ML4, ML6, ML9, ML10, ML12 of ML19

Noot:

in ML 16 zijn bedoeld halffabrikaten wanneer deze identificeerbaar zijn door de compositie, geometrie of functie van het materiaal.

ML17
Militaire uitrustingsstukken, materialen en „bibliotheekprogramma’s”, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

a)

geheel zelfstandig werkende toestellen voor het duiken en zwemmen onder water, als hieronder:

1.

toestellen met gesloten en met halfgesloten kringloop (herinademingstoestellen) speciaal ontworpen voor militair gebruik (d.w.z. speciaal ontworpen als zijnde niet-magnetisch);

2.

onderdelen speciaal ontworpen voor de ombouw van toestellen met open kringloop tot toestellen voor militair gebruik;

3.

artikelen die uitsluitend zijn ontworpen voor militair gebruik met bovengenoemde geheel zelfstandig werkende toestellen voor duiken en zwemmen onder water;

b)

constructieapparatuur, speciaal ontworpen voor militair gebruik;

c)

uitwendige hulpstukken, bekledingen en bewerkingen voor signatuuronderdrukking, speciaal ontworpen voor militair gebruik;

d)

genieapparatuur, speciaal ontworpen voor gebruik in een gevechtszone;

e)

„robots”, en besturingsapparatuur en „eindeffectoren” voor „robots”, met één of meer van de volgende kenmerken:

1.

speciaal ontworpen voor militair gebruik;

2.

met de middelen om de hydraulische leidingen te beschermen tegen van buitenaf toegebrachte gaatjes veroorzaakt door ballistische scherven (bijvoorbeeld met zelfdichtende leidingen) en ontworpen voor gebruik van hydraulische vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 839 K (566 °C); dan wel

3.

speciaal ontworpen of gespecificeerd om te werken in een omgeving met elektromagnetische impulsen (EMP);

Technische noot

Onder elektromagnetische impulsen is niet begrepen de onopzettelijke interferentie die wordt veroorzaakt door zich in de buurt bevindende apparatuur (bijv. machines, toestellen of elektronische apparatuur) of door bliksem.

f)

„bibliotheekprogramma’s” (parametrische technische gegevensbestanden), speciaal ontworpen voor militair gebruik met apparatuur bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;

g)

apparatuur voor het opwekken van nucleaire energie of voortstuwingsapparatuur, met inbegrip van „kernreactoren”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en onderdelen daarvoor, speciaal ontworpen of „aangepast” voor militair gebruik;

h)

apparatuur en materiaal, bekleed of behandeld voor signatuuronderdrukking van herkenningstekens, speciaal ontworpen voor militair gebruik, andere dan die welke reeds elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen zijn bedoeld;

i)

simulators, speciaal ontworpen voor militaire „kernreactoren”;

j)

mobiele reparatiewerkplaatsen, speciaal ontworpen of „aangepast” voor het onderhouden van militaire apparatuur;

k)

veldgeneratoren, speciaal ontworpen of „aangepast” voor militair gebruik;

l)

containers, speciaal ontworpen of „aangepast” voor militair gebruik;

m)

veerboten die niet elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld, bruggen en pontons, speciaal ontworpen voor militair gebruik;

n)

testmodellen, speciaal ontworpen voor de „ontwikkeling” van goederen bedoeld in ML4, ML6, ML9 of ML10;

o)

apparatuur ter bescherming tegen laserstralen (bijvoorbeeld om ogen of sensoren te beschermen), speciaal ontworpen voor militair gebruik;

p)

„brandstofcellen” verschillend van die welke elders in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld, speciaal ontworpen of „aangepast” voor militair gebruik.

Technische noten

1.

In ML17 wordt onder de uitdrukking „bibliotheekprogramma’s” (parametrische technische gegevensbestanden) verstaan een verzameling technische gegevens van militaire aard, welker raadpleging de prestaties van militaire uitrusting of systemen kan verhogen.

2.

In ML17 betekent „aangepast” een structurele, elektrische, mechanische of andere wijziging die goederen voor niet-militair gebruik militaire vermogens verleent die gelijkwaardig zijn aan die van goederen die speciaal voor militair gebruik zijn ontworpen.

ML18
Productieapparatuur en onderdelen daarvoor, als hieronder:

a)

speciaal ontworpen of aangepaste „productie”-apparatuur voor de „productie” van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor;

b)

speciaal ontworpen voorzieningen voor omgevingsproeven en speciaal ontworpen apparatuur daarvoor, voor het verkrijgen van een certificaat of bewijs van geschiktheid voor, of voor het testen van producten bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

Technische noot

In ML18 omvat de term „productie” ontwikkeling, onderzoek, vervaardiging, testen en controleren.

Noot:

ML18.a) en ML18.b) omvatten mede de volgende apparatuur:

a)

nitratoren van het continue type;

b)

centrifugale testapparatuur of apparatuur met één of meer van de volgende kenmerken:

1.

aangedreven door een motor of door motoren met een vastgesteld vermogen van meer dan 298 kW (400 pk);

2.

in staat om een nuttige last van 113 kg of meer te dragen; dan wel

3.

in staat om een centrifugale versnelling van 8 g of meer uit te oefenen op een nuttige last van 91 kg of meer;

c)

dehydratiepersen;

d)

schroefextrusiemachines, speciaal ontworpen of aangepast voor de extrusie van militaire explosieven;

e)

snijmachines voor het op maat maken van geëxtrudeerde stuwstoffen;

f)

sweetie polijsttrommels (tuimelinrichtingen) met een doorsnede van 1,85 m of meer en met een productcapaciteit van meer dan 227 kg;

g)

continumengapparatuur voor vaste stuwstoffen;

h)

stromingsmolens voor het polijsten of slijpen van de bestanddelen van militaire explosieven;

i)

apparatuur voor het verkrijgen van zowel bolvormigheid als eenvormige deeltjesgrootte van metaalpoeders als genoemd in ML8.c)8;

j)

convectiestroomomvormers voor het omvormen van materialen genoemd in ML8.c)3.

ML19
Gerichte-energiewapensystemen, daarmee verbonden apparatuur of apparatuur voor tegenmaatregelen en testmodellen, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen daarvoor:

a)

„laser”-systemen, speciaal ontworpen voor de vernietiging of voor de bewerkstelliging van vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;

b)

deeltjesbundel- en microgolfsystemen die in staat zijn tot vernietiging of vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;

c)

radiofrequentiesystemen met een hoog vermogen die in staat zijn tot vernietiging of vroegtijdige missiebeëindiging van een doelwit;

d)

apparatuur, speciaal ontworpen voor de verdediging tegen, alsmede de opsporing c.q. identificatie van, systemen bedoeld in ML19.a) tot en met ML19.c);

e)

fysische testmodellen voor de systemen, apparatuur en onderdelen bedoeld in ML19;

f)

„laser”-systemen, speciaal ontworpen voor het veroorzaken van permanente blindheid aan het onversterkte gezichtsvermogen, d.w.z. aan het blote oog of aan het oog met zichtcorrectie.

Noot 1:

gerichte-energiewapensystemen als bedoeld in ML19 omvatten mede systemen waarvan het vermogen is afgeleid van de gecontroleerde toepassing van:

a)

„lasers” met voldoende energie ter uitvoering van een vernietiging vergelijkbaar met die door conventionele munitie;

b)

deeltjesversnellers die een geladen of neutrale deeltjesbundel met vernietigingskracht schieten;

c)

radiofrequentiestraalzenders met hoge impulsie-energie of hoge gemiddelde energie, die velden van voldoende intensiteit produceren om de elektronische schakelingen op een verafgelegen doelwit onklaar te maken.

Noot 2:

ML19 omvat onderstaande apparatuur wanneer deze speciaal is ontworpen voor gerichte-energiewapensystemen:

a)

apparatuur voor de opwekking van primaire energie, energieopslag, schakelingen en -conditionering en brandstofbehandeling;

b)

systemen voor het detecteren en volgen van doelwitten;

c)

systemen die in staat zijn tot het vaststellen van de schade aan een doelwit of de vernietiging of vroegtijdige missiebeëindiging daarvan;

d)

bundelbehandelings-, voortplantings- en richtapparatuur;

e)

apparatuur voor snelle bundelzwenking ten behoeve van snelle meerdoelige operaties;

f)

adaptieve optica en faseafstemmers;

g)

stroominjectoren voor negatieve waterstofionenbundels;

h)

versnelleronderdelen die zijn „gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte”;

i)

apparatuur voor het bundelen van een negatieve ionenstraal;

j)

apparatuur voor het besturen en doen zwenken van ionenbundels met hoge energie;

k)

„voor gebruik in de ruimte gekwalificeerde” folie voor het neutraliseren van negatieve waterstofisotopenbundels.

ML20
Cryogene en „supergeleidende” apparatuur, als hieronder, en speciaal ontworpen onderdelen en toebehoren daarvoor:

a)

apparatuur, speciaal ontworpen of samengesteld om geïnstalleerd te worden in een transportmiddel voor militaire grond-, zee-, lucht- of ruimtetoepassing, en in staat om te werken terwijl zij in beweging is en om temperaturen te produceren of te handhaven lager dan 103° K (– 170 °C);

Noot:

ML20.a) omvat mede mobiele systemen waarin zijn vervat, of waarin gebruik wordt gemaakt van, toebehoren of onderdelen vervaardigd van niet-metallische of niet-elektrische geleidende materialen, zoals plastics of met epoxyhars geïmpregneerde materialen.

b)

„supergeleidende” elektrische apparatuur (roterende apparatuur en transformatoren), speciaal ontworpen of samengesteld om geïnstalleerd te worden in een transportmiddel voor militaire grond-, zee-, lucht-, of ruimtetoepassing, en in staat om te werken terwijl zij in beweging is.

Noot:

onder ML20.b) vallen niet hybride homopolaire gelijkstroomgeneratoren met normale enkelpolige metalen armaturen die draaien in een magnetisch veld dat wordt opgewekt door supergeleidende windingen, mits die windingen de enige supergeleidende componenten in de generatoren zijn.

ML21
„Programmatuur”, als hieronder:

a)

„programmatuur”, speciaal ontworpen of aangepast voor „ontwikkeling”, „productie” of „gebruik” van apparatuur, materialen of „programmatuur” bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;

b)

specifieke „programmatuur”, anders dan bedoeld in ML21.a), als hieronder:

1.

„programmatuur”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen voor het vormgeven, nabootsen of evalueren van militaire wapensystemen;

2.

„programmatuur”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen voor het vormgeven of nabootsen van scenario’s voor militaire acties;

3.

„programmatuur” voor het vaststellen van de gevolgen van het gebruik van conventionele, nucleaire, chemische of biologische wapens;

4.

„programmatuur”, speciaal ontworpen voor militair gebruik en speciaal ontworpen voor toepassingen voor commando, communicatie, controle en informatie (C3I), of voor commando, communicatie, controle, computer en informatie (C4I);

c)

„programmatuur”, niet bedoeld in ML21a) of b), en speciaal ontworpen of aangepast om apparatuur die niet in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen wordt bedoeld, in staat te stellen de militaire taken uit te voeren van goederen die in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen worden bedoeld.

ML22
„Technologie”, als hieronder:

a)

„technologie”, anders dan omschreven in ML22.b), welke „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen;

b)

„technologie”, als hieronder:

1.

„technologie” die „noodzakelijk” is voor het ontwerpen van, het samenstellen van onderdelen tot, en de bediening, het onderhoud en de reparatie van complete installaties voor de productie van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, zelfs indien de onderdelen van dergelijke productie-installaties niet worden vernield;

2.

„technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling” en de „productie” van lichte wapens, zelfs als die technologie wordt gebruikt voor de reproductie van antieke lichte wapens;

3.

„technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van toxicologische middelen, aanverwante apparatuur en onderdelen bedoeld in ML7.a) tot en met ML7.g);

4.

„technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van de „biopolymeren” of specifieke celkweken, bedoeld in ML7.h);

5.

„technologie”, die uitsluitend „noodzakelijk” is voor het integreren van „biokatalysatoren” bedoeld in ML7.i)1 in militaire draagstoffen of in militair materiaal.

Noot 1:

„technologie” die „noodzakelijk” is voor de „ontwikkeling”, de „productie”, of het „gebruik” van goederen bedoeld in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, is ook aan vergunningplicht onderworpen als deze wordt toegepast op niet in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen bedoelde goederen.

Noot 2:

onder ML22 valt niet het volgende:

a)

„technologie” die minimaal noodzakelijk is voor installatie, bediening, onderhoud en reparatie van niet onder de vergunningplicht vallende goederen of de goederen waarvan de uitvoer is toegestaan;

b)

„technologie”„die voor iedereen beschikbaar” is, of betrekking heeft op „fundamenteel wetenschappelijk onderzoek” of op de voor octrooiaanvragen noodzakelijke minimuminformatie;

c)

„technologie” voor magnetische inductie voor de ononderbroken voortstuwing van civiele transportmiddelen.

DEFINITIES VAN DE IN DEZE LIJST GEBRUIKTE TERMEN

Hieronder volgen in alfabetische volgorde definities van de in deze lijst gebruikte termen.

Noot 1:

de definities gelden voor de volledige lijst. De verwijzingen zijn louter ter inlichting opgenomen en hebben geen gevolgen voor de universele toepassing van gedefinieerde termen in de lijst.

Noot 2:

woorden en termen in de lijst van definities hebben alleen de in de definitie vastgelegde betekenis indien dat is aangegeven door middel van dubbele aanhalingstekens („”) vóór en na het woord of de term. Termen tussen „enkele aanhalingstekens” worden gedefinieerd in technische noten bij de bewuste goederen. Elders hebben de woorden en termen hun algemeen aanvaarde (woordenboek)betekenis.

ML7   „Aangepast voor gebruik in oorlogssituaties”

Iedere aanpassing of selectie (zoals een wijziging van de zuiverheid, houdbaarheid, virulentie, verspreidingskenmerken, of weerstand tegen UV-straling) die tot doel heeft de werkzaamheid te verhogen ten aanzien van menselijke of dierlijke slachtoffers, schade aan uitrusting of aan gewassen, en aantasting van het milieu.

ML7, 22   „Biokatalysatoren”

Enzymen voor specifieke chemische of biochemische reacties of andere biologische verbindingen die een verbinding aangaan met stoffen voor chemische oorlogsvoering en de afbraak van die stoffen versnellen.

Technische noot

Onder „enzymen” wordt verstaan, „biokatalysatoren” voor specifieke chemische of biochemische reacties.

ML7, 22   „Biopolymeren”

Biologische macromoleculen als volgt:

a)

enzymen voor specifieke chemische of biochemische reacties;

b)

monoklonale, polyklonale of anti-idiotypische antistoffen;

c)

speciaal ontworpen dan wel speciaal bewerkte receptoren.

Technische noten

1.

„anti-idiotypische antistoffen” zijn antistoffen die een verbinding aangaan met de specifieke antigenbindingsplaatsen van andere antistoffen;

2.

„monoklonale antistoffen” zijn proteïnen die een verbinding aangaan met één antigene plaats en door één enkele cellenkloon worden geproduceerd;

3.

„polyklonale antistoffen” zijn mengsels van proteïnen die een verbinding aangaan met het specifieke antigen en door meer dan één cellenkloon worden geproduceerd;

4.

„receptoren” zijn biologische macromoleculaire structuren die in staat zijn liganden te binden, waardoor fysiologische functies kunnen worden aangetast.

ML 17   „Brandstofcel”

Een elektrochemische inrichting die chemische energie rechtstreeks in gelijkstroom (DC) omzet door van een externe bron afkomstige brandstof te verbruiken.

ML4, 10   „Civiele vliegtuigen”

Die typen „vliegtuigen” die als zodanig zijn aangeduid in gepubliceerde overzichten van luchtwaardigheidsbewijzen van de civiele luchtvaartautoriteiten voor het vliegen van commerciële binnenlandse en buitenlandse lijnen of voor wettig civiel, privé of zakelijk gebruik.

ML15   „Eerstegeneratiebeeldversterkerbuizen”

Buizen met elektrostatische focus, die gebruikmaken van glasvezel of schermen van glas aan de in- en uitgang, van multi-alkalifotokathoden (S-20 of S-25), maar niet van microkanaalplaatversterkers.

ML17   „Eindeffectoren”

Grijpers, actieve gereedschapseenheden en alle andere gereedschappen die zijn verbonden met de grondplaat aan het uiteinde van de manipulatiearmen van een „robot”.

Technische noot

Een „actieve gereedschapseenheid” is een voorziening die beweegkracht of procesenergie op het werkstuk overbrengt of waarnemingen daarvan verzorgt.

ML 8   „Energetische materialen”

Stoffen of mengsels die chemisch reageren waarbij energie vrijkomt die noodzakelijk is voor de beoogde toepassing ervan. „Springstoffen”, „pyrotechnische middelen” en „stuwstoffen” zijn subklassen van energetische materialen.

ML7   „Expressievectoren”

Dragers (bijvoorbeeld plasmiden of virussen) gebruikt om genetisch materiaal in gastcellen te introduceren.

ML22   „Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek”

Experimenteel of theoretisch werk dat hoofdzakelijk wordt gedaan om nieuwe kennis te verkrijgen over de fundamentele beginselen van verschijnselen of waarneembare feiten, en dat in eerste instantie niet is gericht op een bepaald praktisch doel of oogmerk.

ML11   „Geautomatiseerde commando- en besturingssystemen”

Elektronische systemen voor het invoeren, verwerken en doorzenden van informatie die essentieel is voor de effectieve werking van de groep, de hoofdformatie, de tactische formatie, de eenheid, het schip, de subeenheid of de wapens waarover het commando wordt gevoerd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van computerapparatuur en andere gespecialiseerde apparatuur die is ontworpen om de functies van een militaire commando- en controlestructuur te ondersteunen. De belangrijkste functies van een geautomatiseerd commando- en controlesysteem zijn: het doeltreffend geautomatiseerd verzamelen, accumuleren, opslaan en verwerken van informatie; het weergeven van de toestand en de omstandigheden die een invloed hebben op het voorbereiden en het voeren van krijgsverrichtingen; operationele en tactische berekeningen voor de verdeling van middelen tussen groepen strijdkrachten of elementen van de operationele slagorde of voor het inzetten in de strijd overeenkomstig de missie of het stadium van de operatie; de opstelling van gegevens voor de beoordeling van de toestand en de besluitvorming op enig moment van de operatie of de strijd; computersimulaties van de operaties.

ML21, 22   „Gebruik”

Bediening, installatie (met inbegrip van installatie ter plaatse), onderhoud (controle), reparatie, revisie en opknappen.

ML19   „Gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte”

Ontworpen, vervaardigd of gekwalificeerd na geslaagde testen om te opereren op hoogten van 100 km of meer boven het aardoppervlak.

Noot:

De vaststelling door middel van testen dat een specifiek product „gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte” is, impliceert niet dat andere producten van dezelfde productie of modellenserie „gekwalificeerd voor gebruik in de ruimte” zijn indien zij niet individueel getest zijn.

ML17   „Kernreactor”

Omvat de delen in of rechtstreeks bevestigd aan het reactorvat, de uitrusting die het vermogensniveau in de kern regelt, alsmede de onderdelen die gewoonlijk het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten, daarmee in rechtstreeks contact komen of dit reguleren.

ML9, 19   „Laser”

Een samenstelling van componenten welke zowel in de ruimte als in de tijd coherent licht produceert dat wordt versterkt door de gestimuleerde emissie van straling.

ML10   „Lichter-dan-luchttoestellen”

Ballonnen of luchtschepen die voor het creëren van lift gebruikmaken van hete lucht of andere gassen die lichter zijn dan lucht, bijvoorbeeld helium of waterstof.

ML22   „Noodzakelijk”

Met betrekking tot „technologie” wordt hieronder verstaan uitsluitend dat deel van de „technologie” dat in het bijzonder verantwoordelijk is voor het bereiken of te boven gaan van de onder embargo vallende prestatieniveaus, kenmerken of functies. Verschillende producten kunnen dergelijke noodzakelijke „technologie” gemeen hebben.

ML 10   „Onbemand luchtvaartuig” (UAV)

Elk „vliegtuig” dat een vlucht kan initiëren en gecontroleerd kan blijven vliegen en navigeren zonder enige menselijke aanwezigheid aan boord.

ML21, 22   „Ontwikkeling”

Dit bestrijkt alle fasen voorafgaand aan serieproductie, zoals ontwerp, ontwerponderzoek, ontwerpanalyse, ontwerpideeën, assemblage en testen van prototypen, proefproductieplannen, ontwerpgegevens, het vertalen van ontwerpgegevens in een product, ontwerp van configuraties, integratieontwerp, opmaak.

ML21   „Programmatuur”

Een verzameling van één of meer „programma’s” of „microprogramma’s”, vastgelegd op enig tastbaar medium.

ML18, 21, 22   „Productie”

Hieronder vallen alle productiestadia, zoals productie, engineering, fabricage, integratie, assemblage (monteren), inspectie, testen, kwaliteitsborging.

ML4, 8   „Pyrotechnische stoffen”

Mengsels van vaste of vloeibare brandstoffen en oxidatiemiddelen die, wanneer zij worden ontstoken, een energetische chemische reactie ondergaan, in een gecontroleerd proces, om specifieke tijdvertragingen of hoeveelheden hitte, geluid, rook, zichtbaar licht of infraroodstraling te bewerkstelligen. Pyrofore stoffen zijn een subklasse van pyrotechnische stoffen, welke echter geen oxidatiemiddelen bevatten, maar bij contact met lucht spontaan ontbranden.

ML17   „Robot”

Een manipulatiemechanisme, dat kan zijn van een type dat een continu pad aflegt of van een type dat van punt naar punt gaat, eventueel voorzien van sensoren, en dat alle volgende kenmerken heeft:

a)

multifunctioneel;

b)

geschikt voor het positioneren of oriënteren van materialen, onderdelen, gereedschappen of speciale elementen door middel van regelbare bewegingen in de driedimensionale ruimte;

c)

met drie of meer servomechanismen met open of gesloten lus waarbij inbegrepen kunnen zijn stappenmotoren; en

d)

met toegankelijkheid van het programma voor de gebruiker door middel van de leer-en-terugspeelmethode (teach/playback) of door middel van een elektronische computer die een programmeerbare logische regeleenheid kan zijn (PLC), d.w.z. zonder mechanische interventie.

Noot:

bovenstaande definitie slaat niet op de volgende toestellen:

1.

manipulatiemechanismen die alleen met de hand of met een mechanisme voor afstandbediening te regelen zijn;

2.

manipulatiemechanismen die in een vaste volgorde werken en geautomatiseerde bewegende toestellen zijn, die mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste aanslagen, zoals pennen of nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van trajecten of hoeken mag niet op mechanische, elektronische of elektrische wijze beïnvloedbaar zijn;

3.

mechanisch geregelde manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma is mechanisch beperkt door vaste, maar verplaatsbare aanslagen, zoals pennen en nokken. De volgorde van de bewegingen en de keuze van de trajecten of hoeken kan binnen het vaste programmapatroon worden gevarieerd. Variaties of wijzigingen in het programmapatroon (bijvoorbeeld verwisselen van pennen of uitwisselen van nokschijven) in één of meer bewegingsassen mogen alleen langs mechanische weg bewerkstelligd worden;

4.

niet van een servomechanisme voorziene manipulatiemechanismen met een variabele volgorde van bewegingen, die geautomatiseerde bewegende toestellen zijn welke mechanisch vastgelegde, geprogrammeerde bewegingen uitvoeren. Het programma mag variabel zijn maar de volgorde mag slechts op grond van het binaire signaal van mechanisch vaste elektrische binaire voorzieningen of verplaatsbare aanslagen verlopen;

5.

stapelkranen, waaronder te verstaan met cartesische coördinaten werkende manipulatiesystemen, vervaardigd als integraal onderdeel van een verticale opstelling van opslagbakken en ontworpen voor het bereiken van de inhoud van deze bakken voor opslag of leeghalen.

ML 11   „Ruimtevaartuigen”

Actieve en passieve satellieten en ruimtesondes.

ML8, 18   „Springstoffen”

Stoffen in vaste, vloeibare of gasvorm of mengsels van stoffen die moeten detoneren als primaire, aanjaag- of hoofdlading in koppen, bij sloopwerkzaamheden of bij andere toepassingen.

ML13   „Stapel- en continuvezelmateriaal”

Dit omvat:

a)

nitratoren van het continue type;

b)

continugarens en rovings;

c)

banden, weefsels en onregelmatig gelaagde matten en gevlochten banden;

d)

op lengte gesneden vezels, stapelvezels en samenhangende vezeldekens;

e)

whiskers, hetzij monokristallijn hetzij polykristallijn, ongeacht hun lengte;

f)

aromatische polyamidepulp.

ML7   „Stoffen voor oproerbeheersing”

Stoffen die, onder de verwachte omstandigheden van het gebruik voor oproerbeheersing, bij mensen snel sensoriële irritatie of fysiek onvermogen veroorzaken, welke effecten echter korte tijd na beëindiging van de blootstelling verdwijnen. (Traangas is een subklasse van de „stoffen voor oproerbeheersing”.)

ML8   „Stuwstoffen”

Stoffen of mengsels die door een chemische reactie grote hoeveelheden hete gassen produceren, in een gecontroleerd tempo, voor het uitvoeren van mechanische werkzaamheden.

ML 20   „Supergeleidend”

Materialen, d.w.z. metalen, legeringen of verbindingen waarvan de elektrische weerstand nul kan worden, d.w.z. dat zij een oneindige elektrische geleidbaarheid kunnen bereiken en zeer grote stromen kunnen geleiden zonder jouleopwarming.

„Kritische temperatuur” (soms aangeduid als de overgangstemperatuur) van een specifiek „supergeleidend” materiaal is de temperatuur waarbij het materiaal alle weerstand verliest aan de stroom van directe elektrische stroom.

Technische noot

De „supergeleidende” toestand van elk afzonderlijk materiaal wordt gekenmerkt door een kritische temperatuur, een kritisch magnetisch veld, dat een functie is van de temperatuur, en een kritische stroomdichtheid, die echter een functie is van zowel het magnetisch veld als de temperatuur.

ML22   „Technologie”

Specifieke informatie die nodig is voor de „ontwikkeling”, de „productie” of het „gebruik” van een product. De informatie is in de vorm van „technische gegevens” of „technische bijstand”.

Technische noten

1.

„Technische gegevens” kunnen o.m. bestaan uit blauwdrukken, tekeningen, schema’s, modellen, formules, tabellen, technische ontwerpen en specificaties, handboeken en instructies, in geschreven vorm of vastgelegd op andere media of apparaten zoals schijf, magneetband, leesgeheugens (rom’s).

2.

„Technische bijstand” kan zijn in de vorm van instructie, vaardigheden, opleiding, praktijkkennis, advies e.d. en kan gepaard gaan met de overdracht van „technische gegevens”.

ML8   „Toevoegingen”

Stoffen gebruikt in explosieve formules ter verbetering van de eigenschappen ervan.

ML8, 10, 14   „Vliegtuigen”

Luchtvaartuigen met vaste, draaibare of roterende (hefschroefvliegtuig) vleugel en verticaal opstijgende luchtvaartuigen (met kantelende rotor of vleugel).

ML22   „Voor iedereen beschikbaar”

„Technologie” of „programmatuur” die zonder beperkingen aan de verdere verspreiding daarvan beschikbaar is gesteld.

Noot:

auteursrechtelijke beperkingen hebben niet tot gevolg dat „technologie” of „programmatuur” niet langer „voor iedereen beschikbaar” is.

ML8   „Voorlopers”

Speciale chemische stoffen, gebruikt bij de vervaardiging van springstoffen.”


BESLUITEN

11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/56


BESLUIT 2014/72/GBVB VAN DE RAAD

van 10 februari 2014

inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van Besluit 2013/395/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 december 2001 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op 25 juli 2013 heeft de Raad Besluit 2013/395/GBVB (2) inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB dienen de namen van de personen, groepen en entiteiten op de lijst regelmatig te worden herzien om zeker te stellen dat er redenen zijn om hen op de lijst te handhaven.

(4)

Dit besluit bevat de resultaten van de evaluatie die de Raad heeft verricht ten aanzien van personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn.

(5)

De Raad heeft besloten dat er niet langer redenen zijn om een bepaalde groep te handhaven op de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn.

(6)

De Raad heeft vastgesteld dat de personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn, betrokken zijn geweest bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van dat Gemeenschappelijk Standpunt, dat ten aanzien van hen een beslissing is genomen door een bevoegde instantie in de zin van artikel 1, lid 4, van dat gemeenschappelijk standpunt, en dat zij onderworpen moeten blijven aan de in dat gemeenschappelijk standpunt vervatte specifieke beperkende maatregelen.

(7)

De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn, moet dienovereenkomstig worden geactualiseerd, en Besluit 2013/395/GBVB moet worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing zijn, is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Besluit 2013/395/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme vastgesteld (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93).

(2)  Besluit 2013/395/GBVB van de Raad van 25 juli 2013 inzake de actualisering en wijziging van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van Besluit 2012/765/GBVB (PB L 201 van 26.7.2013, blz. 57).


BIJLAGE

Lijst van personen, groepen en entiteiten, bedoeld in artikel 1

1.   PERSONEN

1.

ABDOLLAHI Hamed (alias Mustafa Abdullahi), geboren op 11 augustus 1960 in Iran. Paspoort nr.: D9004878.

2.

AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.

3.

AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16 oktober 1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan.

4.

ARBABSIAR Manssor (alias Mansour Arbabsiar), geboren op 6 maart 1955 of 15 maart 1955 in Iran. Iraans en Amerikaans onderdaan. Paspoort nr.: C2002515 (Iran); paspoort: 477845448 (VS). Nationaal identiteitsbewijs nr.: 07442833, vervaldatum 15 maart 2016 (Amerikaans rijbewijs).

5.

BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR; alias SOBIAR; alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8 maart 1978 in Amsterdam (Nederland) — lid van de „Hofstadgroep”.

6.

FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10 september 1971 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra).

7.

IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, Ahmed; alias SA-ID; alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan.

8.

MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul), geboren op 14 april 1965 of 1 maart 1964 in Pakistan. Paspoort nr.: 488555.

9.

SHAHLAI Abdul Reza (alias Abdol Reza Shala’i, alias Abd-al Reza Shalai, alias Abdorreza Shahlai, alias Abdolreza Shahla’i, alias Abdul-Reza Shahlaee, alias Hajj Yusef, alias Haji Yusif, alias Hajji Yasir, alias Hajji Yusif, alias Yusuf Abu-al-Karkh), geboren rond 1957 in Iran. adressen: (1) Kermanshah, Iran, (2) legerbasis Mehran, provincie Ilam, Iran.

10.

SHAKURI Ali Gholam, geboren rond 1965 in Teheran, Iran.

11.

SOLEIMANI Qasem (alias Ghasem Soleymani, alias Qasmi Sulayman, alias Qasem Soleymani, alias Qasem Solaimani, alias Qasem Salimani, alias Qasem Solemani, alias Qasem Sulaimani, alias Qasem Sulemani), geboren op 11 maart 1957 in Iran. Iraans onderdaan. Paspoort nr.: 008827 (Iraans diplomatiek paspoort), afgegeven in 1999. Titel: generaal-majoor.

2.   GROEPEN EN ENTITEITEN

1.

Abu Nidal Organisation — (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims).

2.

Al-Aqsa Martelarenbrigade.

3.

Al-Aqsa e.V.

4.

Al-Takfir en al-Hijra.

5.

Babbar Khalsa.

6.

Communist Party of the Philippines, inclusief New People’s Army — (NPA), Filipijnen.

7.

Gama’a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama’a al-Islamiyya, — IG).

8.

İslami Büyük Doğu Akıncılar — Cephe — (IBDA/C) (Front van Voorvechters voor het Grote Islamitische Oosten).

9.

Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem).

10.

„Militaire vleugel van Hizballah” (ook bekend als „Militaire vleugel van (respectievelijk) Hezbollah, Hizbullah, Hizbollah, Hezballah, Hisbollah, Hizbu’llah, Hizb Allah” en „Raad van de Jihad”) (en alle daaraan rapporterende eenheden, waaronder de Externe Veiligheidsorganisatie).

11.

Hizbul Mujahideen — (HM).

12.

Hofstadgroep.

13.

Holy Land Foundation for Relief and Development (Stichting van het Heilig land voor hulp en ontwikkeling).

14.

International Sikh Youth Federation — ISYF (Internationale federatie van sikh-jongeren).

15.

Khalisan Zindabad Force — (KZF).

16.

Koerdische Arbeiderspartij — (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL).

17.

Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam — (LTTE).

18.

Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger).

19.

Palestina Islamic Jihad — (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad).

20.

Popular Front for the Liberation of Palestina — (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina).

21.

Popular Front for the Liberation of Palestine — General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina -Algemeen Commando).

22.

Fuerzas armadas revolucionarias de Colombia — Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia — (FARC) (Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia).

23.

Devrimci Halk Kurtuluș Partisi-Cephesi — (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links); alias Dev Sol) (Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij).

24.

Sendero Luminoso — (SL) (Lichtend Pad).

25.

Teyrbazen Azadiya Kurdistan — (TAK) (alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken); alias Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken).


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/59


BESLUIT 2014/73/GBVB VAN DE RAAD

van 10 februari 2014

inzake een militaire operatie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR RCA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft in zijn op 5 december 2013 aangenomen Resolutie 2127 (2013) over de situatie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) uiting gegeven aan zijn diepe bezorgdheid over de voortdurende verslechtering van de veiligheidssituatie en de veelvuldige en toenemende schendingen van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten in de CAR. De Veiligheidsraad heeft bovendien toestemming gegeven voor de inzet van de „internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de Centraal-Afrikaanse Republiek onder Afrikaanse leiding” (MISCA) gedurende 12 maanden en voor de tijdelijke inzet van Franse troepen in de CAR om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om MISCA te helpen bij het uitvoeren van haar mandaat.

(2)

Naar aanleiding van de conclusies van de Raad van 21 oktober 2013 en 16 december 2013 heeft de Europese Raad, in zijn conclusies van 20 december 2013, uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over de over de steeds verergerende crisis in de CAR en de ernstige gevolgen voor de humanitaire rechten en de mensenrechten. De Europese Raad toonde zich ingenomen met de Franse militaire interventie ter ondersteuning van de Afrikaanse strijdkrachten, om het land opnieuw veilig te helpen maken, en met de constante inzet van zijn Afrikaanse partners om de situatie te stabiliseren. In het kader van een integrale aanpak bevestigde de Europese Raad dat de Unie bereid is het gebruik te bekijken van de juiste middelen om bij te dragen tot de huidige inspanningen om het land te stabiliseren, ook in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), zowel wat de militaire als wat de civiele dimensie daarvan betreft. De Europese Raad heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) verzocht in verband hiermee in januari 2014 bij de Raad een voorstel te presenteren met het oog op een besluit.

(3)

De Raad heeft op 20 januari 2014 zijn goedkeuring gehecht aan een crisisbeheersingsconcept voor een militaire overbruggingsoperatie in de CAR (hierna „EUFOR RCA” genoemd), in het kader van het GVDB, onder voorbehoud van een overeenkomstig Hoofdstuk VII van het VN-Handvest vast te stellen resolutie van de VN-Veiligheidsraad. De Raad benadrukte het belang van nauwe samenwerking met zijn partners, in het bijzonder de VN, de Afrikaanse Unie (AU) en de autoriteiten van de CAR, alsook met de Franse operatie Sangaris.

(4)

De VN-Veiligheidsraad heeft Resolutie 2134 (2014) houdende goedkeuring voor het opzetten van een EU-operatie, EUFOR RCA, op 28 januari aangenomen.

(5)

Het secretariaat-generaal van de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse Staten (Economic Community of Central African States, ECCAS) heeft op 23 januari 2014 het opzetten van een EU-operatie in de CAR verwelkomd.

(6)

De interim-president van de CAR heeft op 24 januari 2014 de bij Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad toegestane EU-operatie verwelkomd in een brief aan de HV.

(7)

EUFOR RCA moet zo snel mogelijk aan volledig operationeel vermogen (Full Operating Capability, FOC) ontplooid worden, teneinde bij te dragen tot het stabiliseren van de situatie. EUFOR RCA moet gemandateerde taken uitvoeren met het oog op een overdracht aan MISCA binnen een termijn van vier tot zes maanden nadat FOC bereikt werd.

(8)

Overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) moet het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onder de verantwoordelijkheid van de Raad en van de HV de politieke controle over de crisisbeheersingsoperatie uitoefenen, er strategische leiding aan geven en de noodzakelijke besluiten daarover nemen.

(9)

Er moet worden onderhandeld over internationale overeenkomsten in verband met de status van eenheden en personeel van de Unie en de deelname van derde landen aan operaties van de Unie, en deze overeenkomsten moeten worden gesloten.

(10)

Ingevolge artikel 41, lid 2, VEU en overeenkomstig Besluit 2011/871/GBVB van de Raad (1) dienen de beleidsuitgaven die voortvloeien uit dit besluit, dat gevolgen heeft op militair of defensiegebied, door de lidstaten te worden gedragen.

(11)

Overeenkomstig artikel 5 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op Denemarken, en neemt het niet deel aan de financiering van deze operatie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Opdracht

1.   De Unie voert in de CAR een militaire overbruggingsoperatie uit, „EUFOR RCA”, om bij te dragen tot het scheppen van een veilig klimaat, met een overdracht aan de internationale ondersteuningsmissie ten behoeve van de CAR onder Afrikaanse leiding (MISCA) binnen een termijn van vier tot zes maanden nadat FOC bereikt werd, overeenkomstig het mandaat in Resolutie 2134 (2014) van de VN-Veiligheidsraad, en waarbij het optreden geconcentreerd wordt in het gebied rond Bangui.

2.   EUFOR RCA zal verlopen volgens de politieke, strategische en politiek-militaire doelstellingen in het crisisbeheersingsconcept dat op 20 januari 2014 door de Raad is goedgekeurd.

Artikel 2

Benoeming van de operationeel commandant van de EU

Generaal-majoor Philippe Pontiès wordt benoemd tot operationeel commandant van de EU van EUFOR RCA.

Artikel 3

Aanwijzing van het operationeel hoofdkwartier van de EU

Het operationeel hoofdkwartier van EUFOR RCA wordt gevestigd in Larissa, Griekenland.

Artikel 4

Planning en aanvang van de operatie

1.   De voor de voorbereidende fase van EUFOR RCA nodige inzetregels worden zo spoedig mogelijk na de vaststelling van dit besluit door de Raad goedgekeurd.

2.   Het besluit over de aanvang van EUFOR RCA wordt door de Raad vastgesteld na goedkeuring van het operatieplan en van de inzetregels, die nodig zijn voor de uitvoering van het mandaat.

Artikel 5

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, de politieke controle op en de strategische leiding van EUFOR RCA uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38 VEU. Onder deze machtiging vallen de bevoegdheden om de planningsdocumenten, waaronder het operatieplan, de commandostructuur en de inzetregels, te wijzigen. Zij omvat voorts de bevoegdheden om besluiten te nemen over de benoeming van de operationeel commandant van de EU en de commandant van de troepen van de EU. De beslissingsbevoegdheden met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de militaire operatie van de EU blijven bij de Raad berusten.

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   De voorzitter van het Militair Comité van de EU (EUMC) brengt op gezette tijden verslag uit aan het PVC over het verloop van EUFOR RCA. Het PVC kan, naar gelang van het geval, de operationeel commandant van de EU of de commandant van de troepen van de EU op zijn vergaderingen uitnodigen.

4.   Het PVC beoordeelt drie maanden na de aanvang van de operatie de vorderingen van EUFOR RCA op basis van een schriftelijk verslag.

Artikel 6

Militaire leiding

1.   Het EUMC controleert of EUFOR RCA, onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant van de EU, correct wordt uitgevoerd.

2.   De operationeel commandant van de EU brengt op gezette tijden verslag uit aan het EUMC. Het EUMC kan, naar gelang van het geval, de operationeel commandant van de EU of de commandant van de troepen van de EU op zijn vergaderingen uitnodigen.

3.   De voorzitter van het EUMC treedt op als eerste contactpunt met de operationeel commandant van de EU.

Artikel 7

Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie

1.   De HV draagt zorg voor de uitvoering van dit besluit en zorgt er tevens voor dat het consistent is met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de ontwikkelingsprogramma's en de humanitaire van de Unie.

2.   De operationeel commandant van de EU krijgt, onder volledige eerbiediging van de commandostructuur, ter plaatse politieke aansturing van het hoofd van de EU-delegatie in Bangui.

3.   De HV, bijgestaan door de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), treedt op als het eerste contactpunt met de Verenigde Naties, de autoriteiten van de CAR en de buurlanden, de AU, de ECCAS en andere relevante internationale en bilaterale actoren.

4.   De coördinatieregelingen tussen de operationeel commandant van de EU, -actoren van de Unie en belangrijke plaatselijke partners die relevant zijn voor de operatie, worden bepaald in het operationeel planningsdocument (OPLAN).

Artikel 8

Deelname door derde staten

1.   Onverminderd de beslissingsautonomie van de Unie en haar ene institutionele kader, en overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren van de Europese Raad, mogen derde landen worden uitgenodigd aan de operatie deel te nemen.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om derde staten uit te nodigen bijdragen te leveren en, op aanbeveling van de operationeel commandant van de EU en van het EUMC, de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

3.   De nadere regelingen wat betreft de deelname door derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten die overeenkomstig artikel 37 VEU en volgens de procedure van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden gesloten. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst hebben gesloten tot vaststelling van een kader voor de deelname van deze derde staat aan crisisbeheersingsmissies van de Unie, zijn de bepalingen van die overeenkomst van toepassing in het kader van EUFOR RCA.

4.   Derde staten die belangrijke militaire bijdragen aan EUFOR RCA leveren, hebben bij de dagelijkse aansturing van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten.

5.   De Raad machtigt hierbij het PVC de noodzakelijke besluiten te nemen betreffende de instelling van een Comité van contribuanten, indien derde staten aanzienlijke militaire bijdragen leveren.

Artikel 9

Status van het personeel onder leiding van de Unie

Over de status van de eenheden en het personeel onder leiding van de Unie, inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van hun opdracht, wordt een overeenkomst gesloten overeenkomstig artikel 37 VEU en volgens de procedure van artikel 218 VWEU.

Artikel 10

Financiële regeling

1.   De gemeenschappelijke kosten van de militaire operatie van de EU worden beheerd overeenkomstig Besluit 2011/871/GBVB.

2.   Het financiële referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUFOR RCA bedraagt 25,9 miljoen EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit 2011/871/GBVB bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 50 %.

Artikel 11

Vrijgeven van informatie

1.   De HV is gemachtigd de gerubriceerde gegevens van de EU die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld, aan de bij dit besluit betrokken derde staten vrij te geven, indien dit passend is en in overeenstemming met de behoeften van EUFOR RCA, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad (2), en wel als volgt:

a)

tot het niveau waarin de toepasselijke overeenkomst voor de beveiliging van informatie voorziet die tussen de Unie en de betrokken derde staat gesloten is; of

b)

in andere gevallen, tot het niveau CONFIDENTIEL UE / EU CONFIDENTIAL.

2.   De HV is tevens gemachtigd, naar gelang van de operationele behoeften van EUFOR RCA, gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED die ten behoeve van EUFOR RCA zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan de VN en de AU. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van de VN en de AU opgesteld.

3.   Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau RESTREINT UE/EU RESTRICTED die ten behoeve van EUFOR RCA zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2013/488/EU vrij te geven aan het gastland. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van het gastland opgesteld.

4.   De HV is bevoegd niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over de operatie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (3) vallen, vrij te geven aan de derde landen die bij dit besluit zijn betrokken.

5.   De HV kan die bevoegdheden, alsook de bevoegdheid om de in dit artikel genoemde regelingen te sluiten, delegeren aan EDEO-ambtenaren, aan de operationeel commandant van de EU of aan de commandant van de troepen van de EU, overeenkomstig afdeling VII van bijlage VI bij Besluit 2013/488/EU.

Artikel 12

Inwerkingtreding en beëindiging

1.   Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

2.   EUFOR RCA verstrijkt binnen zes maanden nadat het zijn FOC heeft bereikt.

3.   Het besluit wordt ingetrokken op de datum van de sluiting van het operationeel hoofdkwartier van de EU overeenkomstig de plannen die zijn goedgekeurd voor de beëindiging van EUFOR RCA, onverminderd de in Besluit 2011/871/GBVB vastgestelde procedures voor de controle en het afleggen van rekening en verantwoording van EUFOR RCA.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  Besluit 2011/871/GBVB van de Raad van 19 december 2011 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) (PB L 343 van 23.12.2011, blz. 35).

(2)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

(3)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


11.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 40/63


BESLUIT 2014/74/GBVB VAN DE RAAD

van 10 februari 2014

houdende wijziging van Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 mei 2013 Besluit 2013/255/GBVB vastgesteld.

(2)

Er moet met betrekking tot het bevriezen van activa een ontheffingsgrond worden toegevoegd in Besluit 2013/255/GBVB om het mogelijk te maken dat tegoeden of economische middelen van de Centrale Bank van Syrië en van entiteiten die eigendom zijn van de Syrische staat worden vrijgegeven teneinde namens de Syrische Arabische Republiek betalingen te verrichten aan de Organisatie voor het verbod van chemische wapens (OPCW) voor activiteiten die verband houden met de verificatieopdracht van de OPCW en de vernietiging van de chemische wapens van Syrië, en in het bijzonder aan het speciale trustfonds van de OPCW voor activiteiten die verband houden met de volledige vernietiging van de chemische wapens van Syrië buiten het grondgebied van de Syrische Arabische Republiek.

(3)

Voor de uitvoering van bepaalde maatregelen is een verder optreden van de Unie nodig.

(4)

Besluit 2013/255/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 28, lid 3, van Besluit 2013/255/GBVB wordt het volgende punt toegevoegd:

„h)

bestemd voor de Centrale Bank van Syrië of voor entiteiten die eigendom zijn van de Syrische staat, als vermeld op de lijst in bijlage I en II, teneinde namens de Syrische Arabische Republiek betalingen te verrichten aan de OPCW voor activiteiten die verband houden met de verificatieopdracht van de OPCW en de vernietiging van de chemische wapens van Syrië, en in het bijzonder aan het speciale trustfonds voor Syrië van de OPCW voor activiteiten die verband houden met de volledige vernietiging van de chemische wapens van Syrië buiten het grondgebied van de Syrische Arabische Republiek.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.