ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2014.008.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
57e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 5 december 2013
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het Protocol bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma’s van de Unie
(2014/7/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, juncto artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 18 juni 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een protocol bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (1), inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma’s van de Unie („het protocol”). |
(2) |
De onderhandelingen zijn afgerond. |
(3) |
Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens welke Georgië aan bepaalde programma's van de Unie kan deelnemen. Het bij het protocol vastgestelde horizontale kader vormt een maatregel voor economische, financiële en technische samenwerking, die toegang geeft tot bijstand, met name financiële bijstand, welke door de Unie op grond van de programma's van de Unie wordt verleend. Dit kader geldt alleen voor de programma's van de Unie waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door Georgië. De ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden op grond van de verscheidene door de programma's nagestreefde sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend. |
(4) |
Het protocol dient namens de Unie te worden ondertekend en het moet voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening namens de Unie van het Protocol bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma’s van de Unie („het protocol”) wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol.
De tekst van het protocol wordt aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Unie het protocol te ondertekenen.
Artikel 3
Het protocol wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van ondertekening ervan (2), in afwachting van de procedures die nodig zijn voor de sluiting ervan.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 5 december 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
D. A. BARAKAUSKAS
(1) PB L 205 van 4.8.1999, blz. 3.
(2) De datum van de ondertekening van het protocol wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie door het secretariaat-generaal van de Raad.
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/3 |
PROTOCOL
bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië over de algemene beginselen voor de deelname van Georgië aan programma’s van de Unie
DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,
enerzijds,
en
GEORGIË, hierna „Georgië” genoemd,
anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Georgië heeft een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten gesloten („de overeenkomst”) (1), die op 1 juli 1999 in werking is getreden. |
(2) |
De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 heeft zijn tevredenheid uitgesproken over de voorstellen van de Europese Commissie voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en heeft zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004. |
(3) |
In zijn conclusies heeft de Raad herhaaldelijk blijk gegeven van steun voor dit beleid. |
(4) |
De Raad heeft op 5 maart 2007 zijn steun betuigd aan de algemene aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Europese Commissie van 4 december 2006, die tot doel heeft de ENB-partnerlanden, naargelang van hun verdiensten en voor zover de rechtsgrondslagen het mogelijk maken, aan communautaire agentschappen en programma’s te laten deelnemen. |
(5) |
Georgië heeft de wens geuit aan een aantal programma’s van de Unie deel te nemen. |
(6) |
De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van Georgië aan elk afzonderlijk Unieprogramma, met name de door Georgië te betalen financiële bijdrage alsmede de rapportage- en evaluatieprocedures, moeten bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en Georgië worden vastgesteld, |
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Georgië mag deelnemen aan alle huidige en toekomstige Unieprogramma’s die uit hoofde van de bepalingen tot vaststelling van die programma’s voor het land openstaan.
Artikel 2
Georgië verstrekt financiële bijdragen aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke Unieprogramma’s waaraan het land deelneemt.
Artikel 3
Vertegenwoordigers van Georgië mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de beheerscomités die belast zijn met het toezicht op de Unieprogramma’s waaraan het land financiële bijdragen levert, voor zover deze betrekking hebben op onderwerpen die Georgië aangaan.
Artikel 4
Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit Georgië worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken Unieprogramma’s voor zover mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten.
Artikel 5
1. De specifieke voorwaarden voor de deelname van Georgië aan elk afzonderlijk Unieprogramma, met name de door Georgië te betalen financiële bijdrage alsmede de rapportage- en evaluatieprocedures, worden bij overeenkomst tussen de Europese Commissie en Georgië vastgesteld, op grond van de criteria die door deze Unieprogramma’s zijn bepaald.
2. Ingeval Georgië op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2) of van een soortgelijke toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan Georgië, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een bepaald programma van de Unie verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door Georgië van de externe bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld, in overeenstemming met met name artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1638/2006.
Artikel 6
1. In de overeenkomstig artikel 5 gesloten overeenkomsten wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3) bepaald dat financiële controles of audits of andere controles, zoals administratieve onderzoeken, worden verricht door of onder toezicht van de Europese Commissie, het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer.
2. In de overeenkomstig artikel 5 gesloten overeenkomsten worden gedetailleerde bepalingen opgenomen inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, OLAF en de Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.
Artikel 7
1. Dit protocol is van toepassing gedurende de looptijd van de overeenkomst.
2. Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures ondertekend en goedgekeurd.
3. Elk van beide partijen kan de overeenkomst opzeggen door schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Het protocol verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving. De beëindiging van het protocol als gevolg van opzegging door een van de partijen is niet van invloed op de controles die, in voorkomend geval, overeenkomstig de artikelen 5 en 6 worden uitgevoerd.
Artikel 8
Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen beide partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van Georgië aan programma’s van de Unie.
Artikel 9
Dit protocol is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag, en anderzijds het grondgebied van Georgië.
Artikel 10
1. Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de partijen elkaar via diplomatieke kanalen ervan in kennis stellen dat de voor de inwerkingtreding vereiste procedures zijn voltooid.
2. In afwachting van de inwerkingtreding van het protocol komen de partijen overeen dat zij dit protocol voorlopig zullen toepassen vanaf de datum van ondertekening ervan, onder voorbehoud van sluiting op een latere datum.
Artikel 11
Dit protocol maakt integrerend deel uit van de overeenkomst.
Artikel 12
Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Georgische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Съставено в Брюксел на дванадесети декември две хиляди и тринадесета година.
Hecho en Bruselas, el doce de diciembre de dos mil trece.
V Bruselu dne dvanáctého prosince dva tisíce třináct.
Udfærdiget i Bruxelles den tolvte december to tusind og tretten.
Geschehen zu Brüssel am zwölften Dezember zweitausenddreizehn.
Kahe tuhande kolmeteistkümnenda aasta detsembrikuu kaheteistkümnendal päeval Brüsselis.
Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δώδεκα Δεκεμβρίου δύο χιλιάδες δεκατρία.
Done at Brussels on the twelfth day of December in the year two thousand and thirteen.
Fait à Bruxelles, le douze décembre deux mille treize.
Sastavljeno u Bruxellesu dvanaestog prosinca dvije tisuće trinaeste.
Fatto a Bruxelles, addì dodici dicembre duemilatredici.
Briselē, divi tūkstoši trīspadsmitā gada divpadsmitajā decembrī.
Priimta du tūkstančiai tryliktų metų gruodžio dvyliktą dieną Briuselyje.
Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizenharmadik év december havának tizenkettedik napján.
Magħmul fi Brussell, fit-tnax-il jum ta’ Diċembru tas-sena elfejn u tlettax.
Gedaan te Brussel, de twaalfde december tweeduizend dertien.
Sporządzono w Brukseli dnia dwunastego grudnia roku dwa tysiące trzynastego.
Feito em Bruxelas, em doze de dezembro de dois mil e treze.
Întocmit la Bruxelles la doisprezece decembrie două mii treisprezece.
V Bruseli dvanásteho decembra dvetisíctrinásť.
V Bruslju, dne dvanajstega decembra leta dva tisoč trinajst.
Tehty Brysselissä kahdentenatoista päivänä joulukuuta vuonna kaksituhattakolmetoista.
Som skedde i Bryssel den tolfte december tjugohundratretton.
За Европейския съюз
Por la Unión Europea
Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union
Für die Europäische Union
Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση
For the European Union
Pour l'Union européenne
Za Europsku uniju
Per l'Unione europea
Eiropas Savienības vārdā –
Europos Sąjungos vardu
Az Európai Unió részéről
Għall-Unjoni Ewropea
Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej
Pela União Europeia
Pentru Uniunea Europeană
Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo
Euroopan unionin puolesta
För Europeiska unionen
За Грузия
Por Georgia
Za Gruzii
For Georgien
Für Georgien
Gruusia nimel
Για τη Γεωργία
For Georgia
Pour la Géorgie
Za Gruziju
Per la Georgia
Gruzijas vārdā –
Gruzijos vardu
Grúzia részéről
Għall-Ġeorġja
Voor Georgië
W imieniu Gruzji
Pela Geórgia
Pentru Georgia
Za Gruzínsko
Za Gruzijo
Georgian puolesta
För Georgien
(1) Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (PB L 205 van 4.8.1999, blz. 3).
(2) Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1).
(3) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/7 |
Brief van de Europese Unie aan de Republiek San Marino tot kennisgeving van een technische wijziging die naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet worden aangebracht in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling
Geachte heer, mevrouw,
Ik heb de eer te verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.
Vanwege de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, een technische wijziging worden aangebracht op de in artikel 20, lid 2, eerste alinea, van die overeenkomst bepaalde wijze.
Volgens artikel 20, lid 2, eerste alinea, van de overeenkomst kan de lijst van bevoegde autoriteiten in bijlage I door eenvoudige kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij worden gewijzigd door, wat de in punt a) van die bijlage genoemde autoriteit betreft, de Republiek San Marino en door, wat de overige autoriteiten betreft, de Europese Gemeenschap.
Namens de Unie deel ik u mee dat de bevoegde autoriteiten voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië als volgt luiden:
— |
in Bulgarije: Изпълнителният директор на Националната агенция за приходите of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Roemenië: Președintele Agenției Naționale de Administrare Fiscală of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Kroatië: Ministar financija of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
en dat deze vermeldingen aan bijlage I bij de overeenkomst moeten worden toegevoegd onder respectievelijk aa), ab) en ac) na de onder z) vermelde bevoegde autoriteiten.
Met de meeste hoogachting,
Voor de Europese Unie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal van het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/8 |
Brief van de Europese Unie aan het Vorstendom Liechtenstein tot kennisgeving van een technische wijziging die naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet worden aangebracht in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling
Geachte heer, mevrouw,
Ik heb de eer te verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.
Vanwege de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, een technische wijziging worden aangebracht op de in artikel 20, lid 2, eerste alinea, van die overeenkomst bepaalde wijze.
Volgens artikel 20, lid 2, eerste alinea, van de overeenkomst kan de lijst van bevoegde autoriteiten in bijlage I door eenvoudige kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij worden gewijzigd door, wat de in punt a) van die bijlage genoemde autoriteit betreft, het Vorstendom Liechtenstein en door, wat de overige autoriteiten betreft, de Europese Gemeenschap.
Namens de Unie deel ik u mee dat de bevoegde autoriteiten voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië als volgt luiden:
— |
in Bulgarije: Изпълнителният директор на Националната агенция за приходите of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Roemenië: Președintele Agenției Naționale de Administrare Fiscală of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Kroatië: Ministar financija of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
en dat deze vermeldingen aan bijlage I bij de overeenkomst moeten worden toegevoegd onder respectievelijk aa), ab) en ac) na de onder z) vermelde bevoegde autoriteiten.
Met de meeste hoogachting,
Voor de Europese Unie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal van het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/9 |
Brief van de Europese Unie aan het Vorstendom Monaco tot kennisgeving van een technische wijziging die naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet worden aangebracht in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling
Geachte heer, mevrouw,
Ik heb de eer te verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.
Vanwege de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, een technische wijziging worden aangebracht op de in artikel 20, lid 2, eerste alinea, van die overeenkomst bepaalde wijze.
Volgens artikel 20, lid 2, eerste alinea, van de overeenkomst kan de lijst van bevoegde autoriteiten in bijlage I door eenvoudige kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij worden gewijzigd door, wat de in punt a) van die bijlage genoemde autoriteit betreft, het Vorstendom Monaco en door, wat de overige autoriteiten betreft, de Europese Gemeenschap.
Namens de Unie deel ik u mee dat de bevoegde autoriteiten voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië als volgt luiden:
— |
in Bulgarije: Изпълнителният директор на Националната агенция за приходите of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Roemenië: Președintele Agenției Naționale de Administrare Fiscală of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Kroatië: Ministar financija of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
en dat deze vermeldingen aan bijlage I bij de overeenkomst moeten worden toegevoegd onder respectievelijk aa), ab) en ac) na de onder z) vermelde bevoegde autoriteiten.
Met de meeste hoogachting,
Voor de Europese Unie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal van het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/10 |
Brief van de Europese Unie aan het Vorstendom Andorra tot kennisgeving van een technische wijziging die naar aanleiding van de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet worden aangebracht in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling
Geachte heer, mevrouw,
Ik heb de eer te verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling.
Vanwege de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 en van Kroatië op 1 juli 2013 moet in bijlage I bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, een technische wijziging worden aangebracht op de in artikel 18, lid 2, eerste alinea, van die overeenkomst bepaalde wijze.
Volgens artikel 18, lid 2, eerste alinea, van de overeenkomst kan de lijst van bevoegde autoriteiten in bijlage I door eenvoudige kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij worden gewijzigd door, wat de in punt a) van die bijlage genoemde autoriteit betreft, het Vorstendom Andorra en door, wat de overige autoriteiten betreft, de Europese Gemeenschap.
Namens de Unie deel ik u mee dat de bevoegde autoriteiten voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië als volgt luiden:
— |
in Bulgarije: Изпълнителният директор на Националната агенция за приходите of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Roemenië: Președintele Agenției Naționale de Administrare Fiscală of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
— |
in Kroatië: Ministar financija of zijn bevoegde vertegenwoordiger, |
en dat deze vermeldingen aan bijlage I bij de overeenkomst moeten worden toegevoegd onder respectievelijk aa), ab) en ac) na de onder z) vermelde bevoegde autoriteiten.
Met de meeste hoogachting,
Voor de Europese Unie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal van het directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie
VERORDENINGEN
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/11 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 16/2014 VAN DE COMMISSIE
van 9 januari 2014
tot 209e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 19 december 2013 besloten één persoon te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 9 januari 2014.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
De volgende vermelding wordt geschrapt van de lijst “Natuurlijke personen”:
“Abdelhadi Ben Debka (ook bekend als a) L’Hadi Bendebka, b) El Hadj Ben Debka, c) Abd Al Hadi, d) Hadi). Adres: Algerije. Geboortedatum: 17.11.1963. Geboorteplaats: Algiers, Algerije. Nationaliteit: Algerijns. Overige informatie: uitgewezen uit Italië naar Algerije op 13.9.2008. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 17.3.2004.”
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/13 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 17/2014 VAN DE COMMISSIE
van 10 januari 2014
tot vaststelling van het standaardformulier voor de kennisgeving van een bijzondere maatregel in het kader van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 199 ter, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2006/112/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2013/42/EU van de Raad (2), voorziet in een snellereactiemechanisme tegen btw-fraude. |
(2) |
In het kader van dit snellereactiemechanisme kunnen de lidstaten kennis geven van de vaststelling van een bijzondere maatregel die afwijkt van de algemene regel van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de tot voldoening van de btw gehouden persoon. Die maatregel bestaat in de toepassing van de btw-verleggingsregeling ter bestrijding van plotse en grootschalige btw-fraude die tot aanzienlijke en onherstelbare financiële verliezen zou kunnen leiden. |
(3) |
Om de kennisgeving van bijzondere maatregelen in het kader van het snellereactiemechanisme vlotter te kunnen afhandelen, dient een standaardformulier voor de kennisgeving te worden vastgesteld waarin de informatie die de kennisgevende lidstaat moet verstrekken, wordt vastgelegd en gestructureerd. |
(4) |
Om de kennisgevingsprocedure te verkorten en te stroomlijnen, moeten deze formulieren langs elektronische weg bij de Commissie worden ingediend. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De lidstaten maken gebruik van het in de bijlage bij deze verordening opgenomen standaardformulier om de Commissie kennis te geven van de vaststelling van een bijzondere maatregel in het kader van het snellereactiemechanisme waarin artikel 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG voorziet.
2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving wordt langs elektronische weg verzonden naar een speciaal daarvoor ingesteld e-mailadres dat door de Commissie aan het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking wordt meegedeeld.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(2) Richtlijn 2013/42/EU van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft een snellereactiemechanisme tegen btw-fraude (PB L 201 van 26.7.2013, blz. 1).
BIJLAGE
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 18/2014 VAN DE COMMISSIE
van 10 januari 2014
houdende inschrijving van een benaming in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten [Žemaitiškas kastinys (GTS)]
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Litouwen ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Žemaitiškas kastinys” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Žemaitiškas kastinys” worden ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 237 van 15.8.2013, blz. 40.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.4. Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)
LITOUWEN
Žemaitiškas kastinys (GTS)
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/18 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 19/2014 VAN DE COMMISSIE
van 10 januari 2014
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof chloroform betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De maximumwaarden voor residuen (MRL’s) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld. |
(2) |
De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL’s in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 (2). |
(3) |
Chloroform is thans als verboden stof opgenomen in tabel 2 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010. |
(4) |
Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen ingediend voor chloroform in alle herkauwers en varkens. |
(5) |
Volgens de aanbeveling van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik („CVMP”) is het niet nodig een MRL voor chloroform voor alle herkauwers en varkens vast te stellen. |
(6) |
Ter bescherming van de menselijke gezondheid dient te worden gewaarborgd dat de blootstelling van consumenten aan residuen onder de aanvaardbare dagelijkse inname zoals omschreven in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 470/2009 blijft. Daarom moet het gebruik van chloroform worden beperkt tot excipiënten in vaccins en moet de hoeveelheid van de stof die mag worden toegediend, worden beperkt. |
(7) |
Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL’s van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten. Het CVMP heeft aanbevolen het ontbreken van de noodzaak om een MRL voor chloroform voor alle herkauwers en varkens vast te stellen, te extrapoleren naar alle voedselproducerende zoogdiersoorten. |
(8) |
Tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet derhalve worden gewijzigd door er de stof chloroform voor alle voedselproducerende zoogdieren in op te nemen, en daarbij te bepalen dat vaststelling van een MRL niet nodig is, en de vermelding van chloroform in tabel 2 van die bijlage moet worden geschrapt. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
(2) Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In tabel 1 wordt de stof chloroform als volgt ingevoegd:
|
2) |
In tabel 2 wordt de stof chloroform geschrapt. |
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/20 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 20/2014 VAN DE COMMISSIE
van 10 januari 2014
tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof butafosfan betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 in samenhang met artikel 17,
Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De maximumwaarden voor residuen (MRL's) van farmacologisch werkzame stoffen die bestemd zijn om in de Unie te worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik bij voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 vastgesteld. |
(2) |
De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van MRL's in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgelegd in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (2). |
(3) |
Butafosfan is momenteel in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als toegestane stof voor runderen, waarbij is bepaald dat vaststelling van een MRL niet nodig is. |
(4) |
Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot uitbreiding van de huidige vermelding voor butafosfan tot varkens ingediend. |
(5) |
Volgens de aanbeveling van het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (CVMP) is het niet nodig een MRL voor butafosfan voor varkens vast te stellen. |
(6) |
Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 470/2009 moet het Europees Geneesmiddelenbureau overwegen MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een bepaald levensmiddel zijn vastgesteld, toe te passen op een ander levensmiddel dat afkomstig is van dezelfde diersoort, of MRL's van een farmacologisch werkzame stof die voor een of meer diersoorten zijn vastgesteld, toe te passen op andere diersoorten. |
(7) |
Het CVMP heeft aanbevolen om de beoordelingsresultaten voor butafosfan voor runderen en varkens te extrapoleren naar alle voedselproducerende zoogdiersoorten. |
(8) |
De gegevens voor butafosfan in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moeten daarom worden gewijzigd om daarin de stof butafosfan voor alle voedselproducerende zoogdieren op te nemen, waarbij moet worden bepaald dat vaststelling van een MRL niet nodig is. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 januari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.
(2) PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.
BIJLAGE
In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 worden de gegevens voor butafosfan vervangen door:
Farmacologisch werkzame stof |
Indicatorresidu |
Diersoorten |
MRL's |
Te onderzoeken weefsels |
Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009) |
Therapeutische klassen |
„Butafosfan |
NIET VAN TOEPASSING |
Alle voedselproducerende zoogdieren |
Geen MRL nodig |
NIET VAN TOEPASSING |
GEEN |
Maagdarmkanaal en metabolisme/mineraalsupplementen” |
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/22 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 21/2014 VAN DE COMMISSIE
van 10 januari 2014
tot 210e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa‘ida-netwerk (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren. |
(2) |
Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 2 januari 2014 besloten twee personen te schrappen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren. Bovendien heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 6 januari 2014 besloten twee entiteiten te schrappen van de lijst. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 dient daarom dienovereenkomstig te worden bijgewerkt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 januari 2014.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.
BIJLAGE
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
De volgende vermeldingen worden geschrapt van de lijst „Rechtspersonen, groepen en entiteiten”:
|
(2) |
De volgende vermeldingen worden geschrapt van de lijst „Natuurlijke personen”:
|
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/24 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 22/2014 VAN DE COMMISSIE
van 10 januari 2014
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 januari 2014.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
67,1 |
MA |
76,4 |
|
TN |
88,3 |
|
TR |
114,1 |
|
ZZ |
86,5 |
|
0707 00 05 |
MA |
158,2 |
TR |
131,4 |
|
ZZ |
144,8 |
|
0709 93 10 |
MA |
61,8 |
TR |
124,6 |
|
ZZ |
93,2 |
|
0805 10 20 |
EG |
41,4 |
MA |
84,0 |
|
TR |
83,5 |
|
ZA |
59,6 |
|
ZZ |
67,1 |
|
0805 20 10 |
IL |
186,9 |
MA |
66,6 |
|
ZZ |
126,8 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
78,9 |
JM |
93,8 |
|
MA |
117,9 |
|
TR |
82,4 |
|
ZZ |
93,3 |
|
0805 50 10 |
EG |
66,2 |
TR |
72,7 |
|
ZZ |
69,5 |
|
0808 10 80 |
CA |
147,4 |
CN |
110,7 |
|
MK |
28,7 |
|
US |
158,4 |
|
ZZ |
111,3 |
|
0808 30 90 |
CN |
53,4 |
TR |
165,9 |
|
US |
189,3 |
|
ZZ |
136,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/26 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 23/2014 VAN DE COMMISSIE
van 10 januari 2014
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen voor olijfolie die zijn ingediend op 6 en 7 januari 2014 in het kader van het tariefcontingent voor Tunesië en houdende schorsing van de afgifte van invoercertificaten voor de maand januari 2014
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1) en met name artikel 188,
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij artikel 3, leden 1 en 2, van Protocol nr. 1 (3) bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds (4), is een tariefcontingent, tegen nulrecht, geopend voor de invoer van geheel in Tunesië verkregen en rechtstreeks van dit land naar de Europese Unie vervoerde ruwe olijfolie van de GN-codes 1509 10 10 en 1509 10 90, binnen een per jaar vastgestelde maximumhoeveelheid. |
(2) |
In artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (5) is voorzien in maandelijkse maximumhoeveelheden waarvoor invoercertificaten mogen worden afgegeven. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 zijn bij de bevoegde autoriteiten invoercertificaataanvragen ingediend voor een hoeveelheid die het in artikel 2, lid 2, van die verordening voor de maand januari vastgestelde maximum overschrijdt. |
(4) |
De Commissie moet derhalve een toewijzingscoëfficiënt vaststellen voor de afgifte van de invoercertificaten naar rato van de beschikbare hoeveelheid. |
(5) |
Aangezien de voor de maand januari vastgestelde maximumhoeveelheid is bereikt, mogen voor de betrokken maand geen invoercertificaten meer worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op 6 en 7 januari 2014 zijn ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, wordt een toewijzingscoëfficiënt van 25,008646 % toegepast.
De afgifte van invoercertificaten voor hoeveelheden die zijn gevraagd met ingang van 8 januari 2014 wordt geschorst voor de maand januari 2014.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 11 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 januari 2014.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 97 van 30.3.1998, blz. 57.
(4) PB L 97 van 30.3.1998, blz. 2.
(5) PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84.
BESLUITEN
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/27 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 10 oktober 2013
tot wijziging van Besluit 2010/372/EU betreffende het gebruik van gereguleerde stoffen als hulpstof overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 6517)
(Slechts de teksten in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Poolse en de Portugese taal zijn authentiek)
(2014/8/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (1), en met name artikel 8, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op de verantwoordelijkheden van de Unie uit hoofde van Besluit X/14 en latere besluiten van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken wordt het gebruik van gereguleerde stoffen als hulpstof door artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 beperkt tot 1 083 metrieke ton per jaar en worden de emissies als gevolg van het gebruik als hulpstof beperkt tot 17 metrieke ton per jaar. |
(2) |
Bij Besluit 2010/372/EU van de Commissie (2) is een lijst opgesteld van ondernemingen die gereguleerde stoffen als technische hulpstof mogen gebruiken, waarbij voor iedere onderneming de maximumhoeveelheden worden vastgesteld die ter aanvulling mogen worden ingezet, respectievelijk mogen worden uitgestoten. |
(3) |
Sinds 2010 zijn twee ondernemingen (Anwil SA en CUF Químicos Industriais SA) gestopt met het gebruik van gereguleerde stoffen als hulpstoffen. Een andere onderneming (Arkema France SA) heeft de Franse bevoegde autoriteiten gewezen op grote en onmiskenbare fouten in de emissiegegevens die aan de Commissie zijn doorgegeven voor de jaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011, met als gevolg dat haar jaarlijkse emissies aanzienlijk werden onderschat. De Commissie heeft deze gegevens gebruikt om voor de onderneming maximumwaarden te berekenen, zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2010/372/EU, waarin een lijst is opgenomen van de ondernemingen en de maximumwaarden die door elke onderneming jaarlijks mogen worden uitgestoten. De Franse bevoegde autoriteiten hebben deze bewering onderzocht en hebben geconstateerd dat de gerapporteerde gegevens inderdaad onmiskenbare fouten bevatten. Deze fouten in de gerapporteerde gegevens lijken niet opzettelijk en hebben geleid tot het vaststellen van maximumwaarden voor de onderneming die een stuk lager lagen dan wanneer de opgegeven jaarlijkse emissies correct waren geweest. De maximumwaarden voor de onderneming zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2010/372/EU zijn dus geen correcte weerspiegeling van haar jaarlijkse emissies tot op dat moment en moeten worden gecorrigeerd. |
(4) |
De bijlage bij Besluit 2010/372/EU moet derhalve worden gewijzigd. |
(5) |
Bovendien moet worden verduidelijkt dat het eveneens mogelijk is de ter aanvulling in te zetten quota binnen dezelfde onderneming over te dragen van de ene stof of toepassing naar een andere. |
(6) |
Besluit 2010/372/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
Besluit 2010/372/EU is niet in de tijd beperkt en het is mogelijk zinvol om de verordening en met name de bijlage te herzien in het licht van toekomstige technische ontwikkelingen. |
(8) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2010/372/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 3 wordt de eerste zin vervangen door: „Een onderneming mag het ter aanvulling in te zetten quotum dat haar voor een in de bijlage genoemde bestaande installatie werd toegewezen, geheel of gedeeltelijk overdragen aan een andere in de bijlage genoemde onderneming, ongeacht de stof of de toepassing waarvoor de hoeveelheid werd toegewezen, of mag het quotum binnen de onderneming overdragen naar een andere, in de bijlage voor die onderneming genoemde stof of toepassing.”. |
2) |
De bijlage bij Besluit 2010/372/EU wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de volgende ondernemingen:
|
|
|||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
Gedaan te Brussel, 10 oktober 2013.
Voor de Commissie
Connie HEDEGAARD
Lid van de Commissie
(1) PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.
(2) PB L 169 van 3.7.2010, blz. 17.
BIJLAGE
(Deze bijlage wordt niet gepubliceerd omdat zij vertrouwelijke informatie bevat.)
Rectificaties
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/30 |
Rectificatie van Verordening (Euratom) nr. 1369/2013 van de Raad van 13 december 2013 betreffende steun van de Unie aan de bijstandprogramma's voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Litouwen en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1990/2006
( Publicatieblad van de Europese Unie L 346 van 20 december 2013 )
1. |
Bladzijde 7, overweging 5, tweede zin: |
in plaats van:
„Van dit bedrag is 500 miljoen EUR in prijzen van 2011, wat overeenkomt met ongeveer 553 miljoen EUR in de huidige prijzen, …”,
te lezen:
„Van dit bedrag is 860 miljoen EUR in prijzen van 2011, wat overeenkomt met ongeveer 969 miljoen EUR in de huidige prijzen, …”.
2. |
Bladzijde 9, artikel 3, lid 1, eerste zin: |
in plaats van:
„1. De financiële middelen voor de uitvoering van het Ignalina-programma over de periode 2014 tot en met 2020 bedragen 229 629 000 EUR in lopende prijzen.”,
te lezen:
„1. De financiële middelen voor de uitvoering van het Ignalina-programma over de periode 2014 tot en met 2020 bedragen 450 818 000 EUR in lopende prijzen.”.
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/31 |
Rectificatie van Verordening (Euratom) nr. 1368/2013 van de Raad van 13 december 2013 betreffende steun van de Unie aan de bijstandprogramma's voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije en Slowakije, en houdende intrekking van Verordeningen van de Raad (Euratom) nr. 549/2007 en (Euratom) nr. 647/2010
( Publicatieblad van de Europese Unie L 346 van 20 december 2013 )
1. |
Bladzijde 2, overweging 7, tweede zin: |
in plaats van:
„Van dit bedrag is 500 miljoen EUR in prijzen van 2011, wat overeenkomt met ongeveer 553 miljoen EUR in de huidige prijzen, …”,
te lezen:
„Van dit bedrag is 860 miljoen EUR in prijzen van 2011, wat overeenkomt met ongeveer 969 miljoen EUR in de huidige prijzen, …”.
2. |
Bladzijde 3, artikel 3, lid 1, eerste alinea: |
in plaats van:
„1. De financiële middelen voor de uitvoering van het Kozloduy en het Bohunice-programma over de periode 2014-2020 bedragen 323 318 000 EUR in lopende prijzen. Dat bedrag zal als volgt worden verdeeld over het Kozloduy- en het Bohunice-programma:
a) |
208 503 000 EUR voor het Kozloduy-programma in de periode 2014-2020; |
b) |
114 815 000 EUR voor het Bohunice-programma in de periode 2014-2020.”, |
te lezen:
„1. De financiële middelen voor de uitvoering van het Kozloduy en het Bohunice-programma over de periode 2014-2020 bedragen 518 442 000 EUR in lopende prijzen. Dat bedrag zal als volgt worden verdeeld over het Kozloduy- en het Bohunice-programma:
a) |
293 032 000 EUR voor het Kozloduy-programma in de periode 2014-2020; |
b) |
225 410 000 EUR voor het Bohunice-programma in de periode 2014-2020.”. |
11.1.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/32 |
Rectificatie van Besluit 2013/114/EU van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de richtsnoeren voor de lidstaten inzake de berekening van de hernieuwbare energie uit warmtepompen met verschillende warmtepomptechnologieën overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad
( Publicatieblad van de Europese Unie L 62 van 6 maart 2013 )
Bladzijde 32 en 33 in hoofdstuk 3.6 betreffende „Standaardwaarden voor SPF en Qusable voor warmtepompen”, tabel 1 en 2, de waarden voor HHP (jaarlijks equivalent aan warmtepompuren) voor omkeerbare (gebruikmakend van aerothermische energie) lucht/lucht- en lucht/water-warmtepompen die werken in een „warmer klimaat”, respectievelijk lijn 3 en 4 van kolom 3:
in plaats van:
„480” en „470”,
te lezen:
„120” en „120”.
Bladzijde 35, hoofdstuk 4 met als titel „Berekeningsvoorbeeld”, het voorbeeld voor „Equivalent uren werking onder volledige belasting” (HHP) voor een water/water-warmtepomp, in de voorlaatste kolom, derde rij:
in plaats van:
„2 010”,
te lezen:
„2 070”.