ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2014.002.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 2

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

57e jaargang
7 januari 2014


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 4/2014 van de Commissie van 6 januari 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 640/2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 5/2014 van de Commissie van 6 januari 2014 tot wijziging van Richtlijn 2008/38/EG van de Commissie tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel ( 1 )

3

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 6/2014 van de Commissie van 6 januari 2014 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

10

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

2014/2/EU

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 25 juli 2013 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (ECB/2013/23)

12

 

 

2014/3/EU

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 25 juli 2013 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen (ECB/2013/24)

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

7.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 2/1


VERORDENING (EU) Nr. 4/2014 VAN DE COMMISSIE

van 6 januari 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 640/2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,

Na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het licht van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie (2) dienen sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 640/2009 te worden gewijzigd om onbedoelde effecten op de markt voor motoren en op de prestatie van producten die onder die verordening vallen, te voorkomen.

(2)

Recente ontwikkelingen op de markt voor elektromotoren hebben geleid tot wijzigingen van de grenswaarden voor de hoogte, de minimale en de maximale omgevingstemperatuur en de temperatuur van het koelwater om er rekening mee te houden dat een motor onder extreme omstandigheden functioneert en dat derhalve een speciaal ontwerp is vereist. Deze ontwikkelingen moeten in de verordening worden verwerkt.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 640/2009

Verordening (EG) nr. 640/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

1.   In deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen en het in dienst nemen van motoren, ook als deze in andere producten zijn geïntegreerd.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

a)

motoren die zijn bestemd om te worden gebruikt terwijl ze volledig in een vloeistof zijn ondergedompeld;

b)

motoren die volledig in een product (bv. versnelling, pomp, ventilator of compressor) zijn geïntegreerd en waarvan de energieprestaties niet onafhankelijk van het product kunnen worden getest;

c)

motoren die zijn bestemd om uitsluitend te functioneren:

i)

op een hoogte van meer dan 4 000 m boven de zeespiegel;

ii)

bij een omgevingstemperatuur van meer dan 60 °C;

iii)

bij een maximumbedrijfstemperatuur van meer dan 400 °C;

iv)

bij een omgevingstemperatuur van minder dan – 30 °C (voor alle motoren), of van minder dan 0 °C voor watergekoelde motoren;

v)

wanneer de temperatuur van het koelwater aan de ingang van het product minder dan 0 °C of meer dan 32 °C bedraagt; of

vi)

op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad (3);

d)

remmotoren,

behalve met betrekking tot de informatie-eisen van bijlage I, sectie 2, punten 3 tot en met 6, en punt 12.

(3)  PB L 100 van 19.4.1994, blz. 1.”."

2)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 640/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij wordt van toepassing zes maanden na de datum van haar inwerkingtreding.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 januari 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.

(2)  PB L 191 van 23.7.2009, blz. 26.


BIJLAGE

Wijzigingen van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 640/2009

In bijlage I, sectie 2, wordt na de derde alinea de volgende alinea ingevoegd:

„Wanneer het gezien de grootte van het typeplaatje niet mogelijk is alle in sectie 1 bedoelde informatie te vermelden, dient alleen het nominaal rendement (η) bij volledige nominale belasting en spanning (UN) te worden vermeld.”.


7.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 2/3


VERORDENING (EU) Nr. 5/2014 VAN DE COMMISSIE

van 6 januari 2014

tot wijziging van Richtlijn 2008/38/EG van de Commissie tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (1), en met name artikel 10, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In overeenstemming met artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2009 zijn bij de Commissie voor 1 september 2010 reeds verscheidene verzoeken tot erkenning ingediend voor het bijwerken van de lijst van bestemmingen als bedoeld in artikel 10 van die verordening.

(2)

Sommige van die verzoeken hebben betrekking op veranderingen van de voorwaarden gekoppeld aan het bijzonder voedingsdoel „Nutritioneel herstel, convalescentie” voor honden en „Stabilisatie van de fysiologische spijsvertering” voor diervoeders die toevoegingsmiddelen bevatten in concentraties van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte voor volledige diervoeders als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2009. De overige verzoeken hebben betrekking op nieuwe bijzondere voedingsdoelen met betrekking tot het voorschrift van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2009.

(3)

In overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EG) nr. 767/2009 heeft de Commissie bovendien een verzoek ontvangen om het bijzonder voedingsdoel „Verlaging van het jodiumgehalte in diervoeders in geval van hyperthyreoïdie” met betrekking tot katten toe te voegen.

(4)

Een bijzondere manier van voederen is het inbrengen van een bolus. Om het passende en veilige gebruik van een bolus als voeding voor bijzondere voedingsdoelen te waarborgen, moeten algemene voorschriften worden opgesteld voor de aan bepaalde bestemmingen gekoppelde voorwaarden.

(5)

De Commissie heeft alle verzoeken, samen met de dossiers, ter beschikking gesteld van de lidstaten.

(6)

Uit de bij de verzoeken gevoegde dossiers blijkt dat de specifieke samenstelling van de verschillende diervoeders voldoet aan de beoogde bijzondere voedingsdoelen „Nutritioneel herstel, convalescentie” voor honden, „Stabilisatie van de fysiologische spijsvertering”, „Verlaging van het jodiumgehalte in diervoeders in geval van hyperthyreoïdie” met betrekking tot katten, „Ondersteuning van de voorbereiding op en het herstel na sportprestaties” met betrekking tot paardachtigen, „Compensatie van ijzertekort na de geboorte” met betrekking tot speenvarkens en kalveren, „Ondersteuning van de regeneratie van hoeven, voeten en vel” met betrekking tot paarden, herkauwers en varkens, „Ondersteuning van de voorbereiding op bronst en reproductie” met betrekking tot zoogdieren en vogels en „Langdurige afgifte van sporenelementen en/of vitaminen aan weidevee” met betrekking tot herkauwers met een functionele pens.

(7)

Uit de beoordeling blijkt bovendien dat de desbetreffende diervoeders op de diergezondheid, de menselijke gezondheid, het milieu of het dierenwelzijn geen schadelijke effecten hebben. Bij de beoordeling van de dossiers werd gecontroleerd dat de vermelding „hoog gehalte aan een bepaald toevoegingsmiddel voor diervoeders” een aanzienlijk gehalte aan het desbetreffende toevoegingsmiddel inhoudt dat dicht aanleunt bij het vastgestelde maximumgehalte voor volledige diervoeders, zonder dit te overschrijden.

(8)

De verzoeken zijn bijgevolg geldig en de bijzondere voedingsdoelen moeten aan de lijst van bestemmingen worden toegevoegd en de voorwaarden gekoppeld aan de bijzondere voedingsdoelen „Nutritioneel herstel, convalescentie”, en „Stabilisatie van de fysiologische spijsvertering” moeten worden gewijzigd.

(9)

Richtlijn 2008/38/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing vereisen van de wijzigingen voor de diervoeders die momenteel rechtmatig in de handel zijn gebracht, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe voorschriften te voldoen.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2008/38/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

De in de bijlage bij deze verordening opgenomen diervoeders zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 767/2009 die reeds rechtmatig in de handel zijn gebracht voor 1 september 2010 en geproduceerd en geëtiketteerd werden voor 27 juli 2014 mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt tot het einde van de bestaande voorraden. Indien deze diervoeders bestemd zijn voor gezelschapsdieren is de datum in de laatste zin 27 januari 2016.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 januari 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtlijn 2008/38/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A wordt het volgende punt toegevoegd:

„10.

Wanneer een diervoeder met bijzonder voedingsdoel in de handel wordt gebracht als bolus, dat wil zeggen een voedermiddel of aanvullend diervoeder voor individuele orale toediening door middel van geforceerde voeding, moet het etiket van het diervoeder indien nodig de maximale duur van de continue afgifte van de bolus en de dagelijkse afgifte vermelden van elk toevoegingsmiddel waarvoor een maximumgehalte in volledige diervoeders is vastgesteld. Op verzoek van de bevoegde autoriteit moet de exploitant van het diervoederbedrijf dat de bolus in de handel brengt het bewijs leveren dat, voor zover dat van toepassing is, het dagelijkse gehalte toevoegingsmiddel in het spijsverteringskanaal niet hoger ligt dan het maximumgehalte van dat toevoegingsmiddel dat is vastgesteld per kg volledig diervoeder gedurende de volledige voederperiode (effect van langzame afgifte). Het verdient aanbeveling voeder in de vorm van een bolus te laten toedienen door een dierenarts of door een andere bevoegde persoon.”.

2)

Deel B wordt als volgt gewijzigd:

Bijzonder voedingsdoel

Essentiële voedingskenmerken

Soort of categorie dieren

Vermeldingen op het etiket

Aanbevolen gebruiksduur

Andere vermeldingen

a)

De volgende rij wordt ingevoegd tussen de rij van bijzonder voedingsdoel „Regulering van het vetmetabolisme bij hyperlipidemie” en de rij van bijzonder voedingsdoel „Vermindering van de koperstapeling in de lever”:

„Verlaging van het jodiumgehalte van diervoeders in geval van hyperthyreoïdie

Verlaagd jodiumgehalte: Maximaal 0,26 mg/kg volledig voeder met een vochtgehalte van 12 % voor gezelschapsdieren.

Katten

Totaal jodium

Aanvankelijk ten hoogste 3 maanden

Op de etikettering moet worden vermeld: „Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen.”.”

b)

De rij van bijzonder voedingsdoel „Nutritioneel herstel, convalescentie”, soort of categorie dieren „honden en katten”, wordt vervangen door:

„Nutritioneel herstel, convalescentie (1)

Hoog energiegehalte, hoog gehalte aan essentiële voedingsstoffen en bijzonder goed verteerbare ingrediënten

Honden en katten

Goed verteerbare ingrediënten, met vermelding van de behandeling indien van toepassing

Energiewaarde

Gehalte aan n-3- en n-6-vetzuren (indien toegevoegd)

Totdat volledig herstel is bereikt

In geval van voeders die speciaal voor sondevoedering zijn bedoeld, dient op de etikettering te worden vermeld: „Toediening onder toezicht van een dierenarts.”

Enterococcus faecium DSM 10663 / NCIMB 10415 (E1707)

Het aanvullend diervoeder mag toevoegingsmiddelen bevatten van de functionele groep „darmflorastabilisatoren” in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Honden

Naam en toegevoegde hoeveelheid van de darmflorastabilisator

10-15 dagen

De gebruiksaanwijzing van het diervoeder moet waarborgen dat het wettelijk maximumgehalte voor de darmflorastabilisator in volledig diervoeder in acht wordt genomen.

Op de etikettering moet worden vermeld: „Aangeraden wordt om vóór gebruik of vóór verlenging van de gebruiksduur een dierenarts te raadplegen.”.

c)

De rij van bijzonder voedingsdoel „Stabilisatie van de fysiologische spijsvertering” wordt vervangen door:

„Stabilisatie van de fysiologische spijsvertering

Geringe buffercapaciteit en goed verteerbare ingrediënten

Biggen

Goed verteerbare ingrediënten, met vermelding van de behandeling indien van toepassing

Buffercapaciteit

Bron(nen) van adstringerende stoffen (indien toegevoegd)

Slijmstofbron (indien toegevoegd)

2-4 weken

Op de etikettering moet worden vermeld:

„In geval van risico van spijsverteringsstoornissen, tijdens en na die stoornissen.”

Goed verteerbare ingrediënten

Varkens

Goed verteerbare ingrediënten, met vermelding van de behandeling indien van toepassing

Bron(nen) van adstringerende stoffen (indien toegevoegd)

Slijmstofbron (indien toegevoegd)

Toevoegingsmiddelen van de functionele groep „darmflorastabilisatoren” uit de de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

Het aanvullend diervoeder mag toevoegingsmiddelen bevatten van de functionele groep „darmflorastabilisatoren” in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Diersoorten waarvoor de darmflorastabilisator is toegelaten

Naam en toegevoegde hoeveelheid van de darmflorastabilisator

Ten hoogste 4 weken

Op de etikettering van het diervoeder moet worden vermeld:

1.

„In geval van risico van spijsverteringsstoornissen, tijdens en na die stoornissen.”

2.

Indien van toepassing: „Het diervoeder bevat een darmflorastabilisator in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.”

De gebruiksaanwijzing van het diervoeder moet waarborgen dat het wettelijk maximumgehalte voor de darmflorastabilisator in volledig diervoeder in acht wordt genomen.”

d)

De volgende rijen worden ingevoegd tussen de rij van bijzonder voedingsdoel „Vermindering van het risico van acidose” en de rij van bijzonder voedingsdoel „Stabilisatie van de water- en elektrolytenbalans”:

„Langdurige afgifte van sporenelementen en/of vitaminen aan weidevee

Hoog gehalte aan

sporenelementen

en/of

vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijksoortige werking.

Het aanvullend diervoeder mag toevoegingsmiddelen bevatten in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Herkauwers met een functionele pens

Naam en totale hoeveelheid van alle toegevoegde sporenelementen, vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijksoortige werking

Dagelijkse afgifte voor alle sporenelementen en/of vitaminen bij gebruik van een bolus

Maximale duur van de continue afgifte van de sporenelementen of de vitaminen bij gebruik van een bolus

Ten hoogste 12 maanden

Toediening in de vorm van een bolus is toegestaan. Ter verhoging van de dichtheid van een bolus mag deze ten hoogste 20 % ijzer in een inerte, biologisch niet-beschikbare vorm bevatten.

Op de etikettering van het diervoeder moet worden vermeld:

„—

Voor zover van toepassing moet worden vermeden dat uit andere bronnen toevoegingsmiddelen waarvoor een maximumgehalte is vastgesteld gelijktijdig worden toegediend met die van een bolus.

Aangeraden wordt om vóór gebruik het advies van een dierenarts of een voederdeskundige in te winnen met betrekking tot:

1.

de balans van de sporenelementen in het dagelijks rantsoen;

2.

de status van het beslag met betrekking tot sporenelementen

Ter verhoging van de dichtheid bevat de bolus x % inert ijzer, voor zover van toepassing.”

Compensatie van ijzertekort na de geboorte

Hoog gehalte aan toegelaten ijzerverbindingen in de functionele groep „verbindingen van sporenelementen” uit de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” zoals bedoeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

Het aanvullend diervoeder mag ijzer bevatten in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Speenvarkens en kalveren

Totaal ijzergehalte

Na de geboorte, ten hoogste 3 weken

De gebruiksaanwijzing van het diervoeder moet waarborgen dat de wettelijke maximumgehalten voor ijzer in volledig diervoeder in acht worden genomen.

Ondersteuning van de regeneratie van hoeven, voeten en vel

Hoog zinkgehalte.

Het aanvullend diervoeder mag zink bevatten in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Paarden, herkauwers en varkens

Totale hoeveelheid

zink

methionine

Ten hoogste 8 weken

De gebruiksaanwijzing van het diervoeder moet waarborgen dat de wettelijke maximumgehalten voor zink in volledig diervoeder in acht worden genomen.

Ondersteuning van de voorbereiding op bronst en reproductie

Hoog gehalte aan seleen en

een minimumgehalte aan vitamine E per kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % van 53 mg voor varkens, 35 mg voor konijnen en 88 mg voor honden, katten en nertsen;

een minimumgehalte aan vitamine E per dier en per dag van 100 mg voor schapen, 300 mg voor runderen en 1 100 mg voor paarden.

of

Hoog gehalte aan vitamine A

en/of vitamine D en/of

een minimumgehalte aan bètacaroteen van 300 mg per dier en per dag.

Het aanvullend diervoeder mag seleen, vitamine A en vitamine D bevatten in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Zoogdieren

Naam en totale hoeveelheid van alle toegevoegde sporenelementen en vitaminen

Koeien: 2 weken voor het einde van de dracht, tot de volgende dracht is bevestigd

Zeugen: 7 dagen vóór tot 3 dagen na het werpen en 7 dagen vóór tot 3 dagen na de dekking

Andere vrouwelijke zoogdieren: vanaf het einde van de dracht, tot de volgende dracht is bevestigd

Mannelijke dieren: tijdens de perioden van reproductieve activiteit

De gebruiksaanwijzing van het diervoeder moet waarborgen dat de wettelijke maximumgehalten voor volledig diervoeder in acht worden genomen.

Op de etikettering van het diervoeder moet worden vermeld:

„Specificatie met betrekking tot de situaties waarin het gebruik van dit voeder geschikt is.”.”

Hoog gehalte aan vitamine A en/of vitamine D

of

Hoog gehalte aan seleen en/of zink en/of een minimumgehalte aan vitamine E van 44 mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %.

Het aanvullend diervoeder mag seleen, zink, vitamine A en vitamine D bevatten in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Vogels

Naam en totale hoeveelheid van alle toegevoegde sporenelementen en vitaminen

Voor vrouwelijke dieren: tijdens de bronst

Voor mannelijke dieren: tijdens de perioden van reproductieve activiteit

e)

De volgende rij wordt ingevoegd tussen de rij van bijzonder voedingsdoel „Compensatie van verlies aan elektrolyten bij hevig zweten” en de rij van bijzonder voedingsdoel „Nutritioneel herstel, convalescentie”, soort of categorie dieren „paardachtigen”:

„Ondersteuning van de voorbereiding op en het herstel na sportprestaties

Hoog seleengehalte en een minimumgehalte aan vitamine E van 50 mg per kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %.

Het aanvullend diervoeder mag seleenverbindingen bevatten in een concentratie van meer dan honderdmaal het desbetreffende vastgestelde maximumgehalte in volledige diervoeders.

Paardachtigen

Totale hoeveelheid

vitamine E

seleen

Ten hoogste 8 weken voor de sportprestaties — Ten hoogste 4 weken na de sportprestaties

De gebruiksaanwijzing van het diervoeder moet waarborgen dat de wettelijke maximumgehalten voor seleen in volledig diervoeder in acht worden genomen.”


(1)  De fabrikant mag het bijzonder voedingsdoel aanvullen met een verwijzing naar „lipidose van de lever bij katten”.”


7.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 2/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 6/2014 VAN DE COMMISSIE

van 6 januari 2014

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 januari 2014.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

55,3

MA

56,5

TN

89,8

TR

127,8

ZZ

82,4

0707 00 05

MA

158,2

TR

170,1

ZZ

164,2

0709 90 70

MA

76,1

TR

166,2

ZZ

121,2

0805 10 20

MA

49,5

TR

84,4

ZA

44,9

ZZ

59,6

0805 20 10

MA

65,6

ZZ

65,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

JM

116,9

TR

79,1

ZZ

98,0

0805 50 10

EG

64,2

TR

62,1

ZZ

63,2

0808 10 80

CN

74,5

MK

26,2

US

176,8

ZZ

92,5

0808 20 50

CN

57,2

US

154,2

ZZ

105,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTSNOEREN

7.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 2/12


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 25 juli 2013

inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën

(herschikking)

(ECB/2013/23)

(2014/2/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5.1, artikel 5.2, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Gezien Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2009/20 van de Europese Centrale Bank van 31 juli 2009 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (3) dient aanzienlijk gewijzigd te worden en zal daarom herschikt worden om redenen van duidelijkheid en transparantie.

(2)

Het bijwerken van het methodologische kader van het Europese systeem van rekeningen (ESR) 1995 naar het ESR 2010, zoals uiteengezet in Verordening (EU) nr. 549/2013, maakt aanpassing van de statistische begrippen noodzakelijk. Omwille van de consistentie dienen de vereisten van de Europese Centrale Bank (ECB) op het gebied van de statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO) gebaseerd te worden op de statistische normen van de Unie zoals gedefinieerd in het ESR 2010.

(3)

Met het oog op de vervulling van zijn taken heeft het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) gegevens nodig die integraal zijn, d.w.z. die alle transacties bestrijken met inbegrip van transacties waarbij de overheid handelt als gevolmachtigde voor instellingen van de Europese Unie, en gegevens die betrouwbaar zijn ten behoeve van economische en monetaire analyse. De procedures in dit richtsnoer laten de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het niveau van de lidstaten en de Unie onverlet.

(4)

De uitwisseling van SBO binnen het ESCB vereist efficiënte procedures, zodat gewaarborgd wordt dat het ESCB tijdig beschikt over SBO die voldoen aan de behoefte van het ESCB, en dat de SBO verenigbaar zijn met de door de nationale centrale banken (NCB’s) samengestelde ramingen van dezelfde variabelen, ongeacht of de statistieken worden samengesteld door de NCB’s of de bevoegde nationale autoriteiten.

(5)

Een deel van de informatie die benodigd is om te voldoen aan de statistische vereisten van het ESCB op het gebied van SBO wordt samengesteld door andere bevoegde nationale autoriteiten dan de NCB’s. Om die reden is voor sommige taken die uit hoofde van dit richtsnoer uitgevoerd moeten worden samenwerking vereist tussen het ESCB en de bevoegde nationale autoriteiten. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (4) verplicht de lidstaten zich te organiseren op het gebied van statistiek en volledig samen te werken met het ESCB teneinde te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 5 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”).

(6)

De statistische bronnen op basis van Verordening (EG) nr. 479/2009 en het ESR 2010 voldoen niet aan de behoeften van het ESCB voor wat betreft de dekking van statistieken inzake overheidsschuld en tekort-schuldaanpassingen en van statistieken aangaande transacties tussen de lidstaten en de begroting van de Unie. De bevoegde nationale autoriteiten dienen derhalve de samenstelling nader uit te werken.

(7)

Het is noodzakelijk een procedure op te zetten voor het op doelmatige wijze doorvoeren van technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. NCB’s mogen dergelijke technische wijzigingen voorstellen aan het Comité statistieken, waarvan de standpunten in aanmerking worden genomen bij het volgen van deze procedure,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1.   „eurogebiedlidstaat”: een lidstaat die de euro als munt heeft;

2.   „statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO)”: statistieken met betrekking tot inkomsten, uitgaven en tekort/overschot, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen en statistieken inzake overheidsschuld (zoals uiteengezet in bijlage I);

3.   „overheidsschuld”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 479/2009;

4.   „eerste indiening”: de regelmatige indiening zoals uitgevoerd door de NCB’s voor 15 april;

5.   „tweede indiening”: de regelmatige indiening zoals uitgevoerd door de NCB’s voor 15 oktober.

Artikel 2

Statistische rapportageverplichtingen van de NCB’s

1.   Per kalenderjaar rapporteren de NCB’s SBO aan de Europese Centrale Bank (ECB) zoals gespecificeerd in bijlage I. De gegevens voldoen aan de beginselen en definities van Verordening (EG) nr. 479/2009 en het ESR 2010, zoals nader aangegeven in bijlage II.

2.   De NCB’s rapporteren in overeenstemming met de in afdeling 1 van bijlage II bij dit richtsnoer opgenomen methodologische definities voor sectoren en subsectoren en voor wat betreft het volgende in afdeling 2 daarvan:

a)

„inkomsten-, uitgaven- en tekort/overschotstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 1A, 1B en 1C van bijlage I;

b)

„statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen”: omvatten de statistieken in de tabellen 2A en 2B van bijlage I;

c)

„overheidsschuldstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 3A en 3B van bijlage I.

3.   De volledige reeks gegevens omvat alle in bijlage I gedefinieerde categorieën (met inbegrip van inkomsten-, uitgaven- en tekort/overschotstatistieken, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen en overheidsschuldstatistieken). Historische gegevens vanaf 1995 tot het jaar waarop de indiening betrekking heeft (jaar t-1) vallen hier ook onder.

4.   In afwijking van lid 3 hoeven de NCB’s geen historische gegevens in te dienen met betrekking tot categorieën die vallen onder vrijstellingen die zijn overeengekomen tussen de Europese Commissie (Eurostat) en lidstaten.

5.   De indiening van de gegevens zoals aangegeven in de tabellen 1 A-C, 2A-B en 3A-B van bijlage I vangt aan in oktober 2014.

6.   Indien de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan tekort/overschot ten minste 0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp) bedraagt, dan wel de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan schuld, inkomsten, uitgaven of nominaal bbp ten minste 0,5 % van het bbp bedraagt, worden de gegevens inzake tekort/overschot, schuld, inkomsten, uitgaven en nominaal bruto binnenlands product (bbp) onderbouwd met redenen voor herzieningen.

Artikel 3

Statistische rapportageverplichtingen van de ECB

1.   Op basis van de door de NCB’s gerapporteerde gegevens beheert de ECB de SBO-gegevensbank, waarin gegevens voor het eurogebied en nationale gegevens worden opgenomen. De ECB stelt de SBO-gegevensbank ter beschikking aan het ESCB.

2.   De NCB’s voorzien hun statistische gegevens van een markering die aangeeft aan wie deze ter beschikking mogen worden gesteld. De ECB houdt hier rekening mee bij het ter beschikking stellen van de SBO-gegevensbank.

Artikel 4

Tijdigheid

1.   Twee keer per jaar, vóór 15 april en vóór 15 oktober, rapporteren de NCB’s volledige gegevensreeksen.

2.   De NCB’s rapporteren op eigen initiatief volledige of gedeeltelijke gegevensreeksen op enig ander moment, indien relevante nieuwe informatie beschikbaar komt. Een dergelijke gegevensreeks mag schattingen bevatten voor categorieën waarvoor geen nieuwe informatie beschikbaar is.

3.   De ECB stelt de SBO-gegevensbank minstens eenmaal per maand aan de NCB’s ter beschikking en zulks uiterlijk op de ECB-werkdag volgend op de dag waarop de ECB de gegevens gereed heeft voor publicatie.

Artikel 5

Samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten

1.   Indien in artikel 2 genoemde gegevens afkomstig zijn van andere bevoegde nationale autoriteiten dan de NCB’s, trachten de NCB’s met die autoriteiten een behoorlijke samenwerkingsregeling te treffen teneinde te verzekeren dat er een permanente structuur is voor het indienen van gegevens zodat voldaan kan worden aan de normen en vereisten van het ESCB, tenzij hetzelfde resultaat al wordt gerealiseerd op basis van nationale wetgeving.

2.   Indien een NCB tijdens deze samenwerking niet kan voldoen aan de in artikel 2 en 4 gestelde vereisten, omdat de bevoegde nationale autoriteit de benodigde gegevens niet heeft verschaft aan de NCB, bespreken de ECB en de NCB met die autoriteit hoe die gegevens ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 6

Norm voor indiening

De gevraagde statistische informatie wordt beschikbaar gesteld aan de ECB in een vorm die voldoet aan de in bijlage III uiteengezette vereisten. Dit vereiste is geen beletsel voor andere methoden van indiening van statistische gegevens aan de ECB indien dit als uitwijkmogelijkheid is overeengekomen.

Artikel 7

Kwaliteit

1.   De ECB en de NCB’s zien toe op en bevorderen de kwaliteit van de aan de ECB gerapporteerde gegevens.

2.   De directie van de ECB brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad van bestuur van de ECB met betrekking tot de kwaliteit van de jaarlijkse SBO.

3.   Het rapport behandelt ten minste de reikwijdte van de gegevens, de mate waarin de gegevens voldoen aan de relevante definities en de omvang van herzieningen.

Artikel 8

Vereenvoudigde wijzigingsprocedure

De directie van de ECB heeft het recht om, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. De directie stelt de Raad van bestuur onverwijld in kennis van dergelijke wijzigingen.

Artikel 9

Intrekking

1.   Richtsnoer ECB/2009/20 wordt met ingang van 1 september 2014 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar het ingetrokken richtsnoer gelden als verwijzingen naar dit richtsnoer en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 10

Slotbepalingen

1.   Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

2.   Dit richtsnoer treedt in werking op 1 september 2014.

Gedaan te Frankfurt am Main, 25 juli 2013.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(2)  PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.

(3)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 25.

(4)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.


BIJLAGE I

VEREISTEN VOOR GEGEVENSRAPPORTAGE

Statistieken met betrekking tot inkomsten, uitgaven en tekort/overschot

Tabel 1A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

Formula

Formula

waarvan: primair tekort (–) of overschot (+)

Formula

Centrale overheid

3

Deelstaatoverheid

4

Lagere overheid

5

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

6

Totale inkomsten

Formula

Totale lopende inkomsten

Formula

Directe belastingen

9

waarvan: te betalen door ondernemingen

10

waarvan: te betalen door huishoudens

11

Indirecte belastingen

12

waarvan: belasting over de toegevoegde waarde (btw)

13

Sociale premies (netto)

14

waarvan: werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers

15

waarvan: werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens

16

Overige lopende inkomsten

17

waarvan: te ontvangen rente

18

Verkopen

19

Totale kapitaalinkomsten

20

waarvan: vermogensheffingen

21

Totale uitgaven

Formula

Totale lopende uitgaven

Formula

Inkomensoverdrachten

Formula

Sociale uitkeringen

25

Te betalen subsidies

26

Overige te betalen inkomensoverdrachten

27

Te betalen rente

28

Beloning van werknemers

29

waarvan: lonen

30

Intermediair verbruik

31

Totale kapitaaluitgaven

Formula

Investeringen

33

Overige nettoaankopen van niet-financiële activa en mutaties in voorraden

34

Te betalen kapitaaloverdrachten

35

Pro-memorieposten

 

Brutobesparingen

Formula

Rente met inbegrip van betalingen in het kader van swaps en termijncontracten met rentevaststelling

37

Tekort (–) of overschot (+) volgens buitensporigtekortprocedure (BTP)

Formula

Opbrengsten van „universal mobile telecommunications system” (UMTS)

39

Werkelijke sociale premies

Formula

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura)

41


Tabel 1B

Categorie

Nummer en lineair verband

Uitgaven van lidstaat ten opzichte van de begroting van de Europese Unie (EU)

Formula

Indirecte belastingen

2

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking

3

Overige inkomensoverdrachten n.e.g.

4

waarvan: het op de btw gebaseerde derde eigen middel

5

waarvan: het op het bni gebaseerde vierde eigen middel

6

Kapitaaloverdrachten

7

Inkomsten van lidstaat uit de begroting van de Europese Unie

Formula

Subsidies

9

Inkomensoverdrachten aan overheid

10

Inkomensoverdrachten aan niet-overheidsinstellingen

11

Kapitaaloverdrachten aan overheid

12

Kapitaaloverdrachten aan niet-overheidsinstellingen

13

Saldo van lidstaat ten opzichte van de begroting van de Europese Unie (netto-ontvanger +, nettobetaler –)

Formula

Pro-memorieposten

 

Kosten van inning van eigen middelen

15


Tabel 1C

Categorie

Nummer en lineair verband

Consumptieve bestedingen

Formula

Formula

Individuele consumptieve bestedingen

2

Collectieve consumptieve bestedingen

3

Sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten

4

Verbruik van vaste activa

5

Betaalde belasting op productie minus ontvangen subsidies

6

Netto exploitatieoverschot

7

Pro-memorieposten

 

Consumptieve bestedingen tegen prijzen van het vorige jaar

8

Overheidsinvesteringen tegen prijzen van het vorige jaar

9

Bruto binnenlands product (bbp) tegen lopende prijzen

10

Bbp tegen prijzen van het vorige jaar

11

Statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen

Tabel 2A

Categorie

Nummer en lineair verband

Aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen

Formula

Netto financiële transacties (geconsolideerd)

Formula

Financiële activa (geconsolideerd)

Formula

Chartaal geld en deposito’s

4

Schuldbewijzen

5

Leningen

6

Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen

7

Privatiseringen (netto)

8

Kapitaalverhogingen (netto)

9

Overige

10

Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen

11

Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers

12

Overige financiële activa

13

waarvan: lopende maar nog niet betaalde belastingen en socialeverzekeringspremies

14

Passiva (geconsolideerd)

Formula

Chartaal geld en deposito’s

16

Kortlopende schuldbewijzen

17

Langlopende schuldbewijzen

18

Leningen

19

waarvan: leningen van centrale bank

20

Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen

21

Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers

22

Overige passiva

23

Financieringsbehoefte van de overheid

Formula

Formula

Formula

waarvan: langlopend

25

Luidend in nationale valuta

26

Luidend in valuta van eurogebiedlidstaten

27

Luidend in andere valuta

28

Overige stromen

Formula

Herwaarderingseffecten op schulden

Formula

Waarderingsverschillen van vreemde valuta

31

Overige herwaarderingseffecten — nominale waarde

Formula

Overige volumemutaties in schulden

33

Mutaties in overheidsschuld

Formula

Formula

Formula


Tabel 2B

Categorie

Nummer en lineair verband

Transacties in overheidsschuldbewijzen (niet-geconsolideerd)

Formula

Chartaal geld en deposito’s

2

Kortlopende schuldbewijzen

3

Langlopende schuldbewijzen

4

Leningen van centrale bank

5

Overige leningen.

6

Consoliderende transacties

Formula

Chartaal geld en deposito’s

Formula

Kortlopende schuldbewijzen

Formula

Langlopende schuldbewijzen

Formula

Leningen

Formula

Statistieken inzake overheidsschuld

Tabel 3A

Categorie

Nummer en lineair verband

Overheidsschuld (geconsolideerd)

Formula

Formula

Formula

Formula

Formula

Chartaal geld en deposito’s

2

Kortlopende schuldbewijzen

3

Langlopende schuldbewijzen

4

Leningen van centrale bank

5

Overige leningen

6

Aangehouden door ingezetenen van de lidstaat

Formula

Centrale bank

8

Overige monetaire financiële instellingen

9

Andere financiële instellingen

10

Overige ingezetenen

11

Aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat

12

Luidend in nationale valuta

13

Luidend in valuta van eurogebiedlidstaten

14

Luidend in andere valuta

15

Kortlopende schuld

16

Langlopende schuld

17

waarvan: tegen variabele rentevoet

18

Resterende looptijd tot en met één jaar

19

Resterende looptijd langer dan één en tot en met vijf jaar

20

waarvan: tegen variabele rentevoet

21

Resterende looptijd langer dan vijf jaar

22

waarvan: tegen variabele rentevoet

23

Pro-memorieposten

 

Gemiddelde resterende looptijd van schuld

24

Overheidsschuld — nulcouponobligaties

25


Tabel 3B

Categorie

Nummer en lineair verband

Overheidsschuld (niet-geconsolideerd tussen subsectoren)

Formula

Consoliderende elementen

Formula

Formula

Formula

Chartaal geld en deposito’s

3

Kortlopende schuldbewijzen

4

Langlopende schuldbewijzen

5

Leningen

6

Uitgegeven door centrale overheid (geconsolideerd)

7

waarvan: aangehouden door andere subsectoren van de overheid

8

Uitgegeven door deelstaatoverheid (geconsolideerd)

9

waarvan: aangehouden door overige subsectoren van de overheid

10

Uitgegeven door lagere overheid (geconsolideerd)

11

waarvan: aangehouden door overige subsectoren van de overheid

12

Uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen (geconsolideerd)

13

waarvan: aangehouden door overige subsectoren van de overheid

14

Pro-memorieposten

 

Door centrale overheid aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

15

Door deelstaatoverheid aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

16

Door lagere overheid aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

17

Door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld, uitgegeven door overige subsectoren van de overheid

18


BIJLAGE II

METHODOLOGISCHE DEFINITIES

1.   Definities van sectoren en subsectoren

Sectoren en subsectoren in het ESR 2010

Totale economie

S.1

Niet-financiële ondernemingen

S.11

Financiële instellingen

S.12

Centrale bank

S.121

Deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank

S.122

Geldmarktfondsen

S.123

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF’s

S.124

Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S.125

Financiële hulpbedrijven

S.126

Financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

S.127

Verzekeringsinstellingen

S.128

Pensioenfondsen

S.129

Monetaire financiële instellingen

S.121 + S.122 + S.123

Overheid

S.13

Centrale overheid (m.u.v. sociale zekerheid.)

S.1311

Deelstaatoverheid (m.u.v. sociale zekerheid)

S.1312

Lagere overheid (m.u.v. sociale zekerheid)

S.1313

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S.1314

Huishoudens

S.14

Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

S.15

Buitenland

S.2

Lidstaten en instellingen en organen van de Europese Unie (EU)

S.21

Lidstaten van de EU

S.211

Instellingen en organen van de EU

S.212

Europese Centrale Bank (ECB)

S.2121

Europese instellingen en organen m.u.v. de ECB

S.2122

Niet-lidstaten en internationale organisaties die niet in de EU gevestigd zijn

S.22

2.   Definitie van de categorieën  (1)  (2)

Tabel 1A

1.

Tekort (–) of overschot (+) [1A.1] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.13, is gelijk aan totale inkomsten [1A.7] minus totale uitgaven [1A.22], en is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.3], plus tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.4], plus tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.5], plus tekort (–) of overschot (+) van de wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [1A.6].

2.

De categorie primair tekort (–) of overschot (+) [1A.2] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], plus te betalen rente [1A.28].

3.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.3] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1311.

4.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.4] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1312.

5.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.5] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1313.

6.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [1A.6] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1314.

7.

De categorie totale inkomsten [1A.7] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.8], plus totale kapitaalinkomsten [1A.20].

8.

De categorie totale lopende inkomsten [1A.8] is gelijk aan directe belastingen [1A.9], plus indirecte belastingen [1A.12], plus sociale premies (netto) [1A.14], plus overige lopende inkomsten [1A.17], plus verkopen [1A.19].

9.

De categorie directe belastingen [1A.9] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13.

10.

De categorie directe belastingen waarvan te betalen door ondernemingen [1A.10] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.11 en S.12.

11.

De categorie directe belastingen waarvan te betalen door huishoudens [1A.11] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.14.

12.

De categorie indirecte belastingen [1A.12] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.13.

13.

De categorie indirecte belastingen waarvan belasting over de toegevoegde waarde (btw) [1A.13] is gelijk aan belastingen van het type belastingen over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.13.

14.

De categorie sociale premies (netto) [1A.14] is gelijk aan sociale premies (D.61) geregistreerd onder middelen van S.13.

15.

De categorie sociale premies (netto) waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers [1A.15] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.611) geregistreerd onder middelen van S.13.

16.

De categorie sociale premies (netto) waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens [1A.16] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens (D.613) geregistreerd onder middelen van S.13.

17.

De categorie overige lopende inkomsten [1A.17] is gelijk aan inkomen uit vermogen (D.4) plus overige inkomensoverdrachten (D.7) geregistreerd onder middelen van S.13, behalve middelen van S.13 vallende onder rente (D.41) die ook bestedingen zijn van S.13, plus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies (D.39) die bestedingen zijn van S.13.

18.

De categorie overige lopende inkomsten waarvan te ontvangen rente [1A.18] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van alle sectoren behalve S.13.

19.

De categorie verkopen [1A.19] is gelijk aan marktoutput (P.11), plus output voor eigen finaal gebruik (P.12), plus betalingen voor overige niet-marktoutput (P.131) geregistreerd onder middelen van S.13.

20.

De categorie totale kapitaalinkomsten [1A.20] is gelijk aan totale ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in de passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te betalen door alle sectoren behalve S.13.

21.

De categorie totale kapitaalinkomsten waarvan vermogensheffingen [1A.21] is gelijk aan vermogensheffingen (D.91) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

22.

De categorie totale uitgaven [1A.22] is gelijk aan totale lopende uitgaven [1A.23], plus totale kapitaaluitgaven [1A.32].

23.

De categorie totale lopende uitgaven [1A.23] is gelijk aan inkomensoverdrachten [1A.24], plus te betalen rente [1A.28], plus beloning van werknemers [1A.29], plus intermediair verbruik [1A.31].

24.

De categorie inkomensoverdrachten [1A.24] is gelijk aan sociale uitkeringen [1A.25], plus te betalen subsidies [1A.26], plus overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.27].

25.

De categorie sociale uitkeringen [1A.25] is gelijk aan sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62), plus sociale overdrachten in natura in verband met door de overheid aangekochte marktproducten (D.632) geregistreerd onder bestedingen van S.13, plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van S.15.

26.

De categorie te betalen subsidies [1A.26] is gelijk aan minus subsidies (D.3) geregistreerd onder de middelen van S.13.

27.

De categorie overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.27] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5), plus niet-productgebonden belastingen op productie (D.29), plus inkomen uit vermogen (D.4) m.u.v. rente (D.41), plus overige inkomensoverdrachten (D.7) geregistreerd onder bestedingen van S.13 m.u.v. overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van S.15.

28.

De categorie te betalen rente [1A.28] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

29.

De categorie beloning van werknemers [1A.29] is gelijk aan beloning van werknemers (D.1) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

30.

De categorie beloning van werknemers waarvan lonen [1A.30] is gelijk aan lonen (D.11) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

31.

De categorie intermediair verbruik [1A.31] is gelijk aan intermediair verbruik (P.2) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

32.

De categorie totale kapitaaluitgaven [1A.32] is gelijk aan investeringen [1A.33], plus overige nettoaankopen van niet-financiële activa [1A.34], plus te betalen kapitaaloverdrachten [1A.35].

33.

De categorie investeringen [1A.33] is gelijk aan investeringen in vaste activa (bruto) (P.51g) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

34.

De categorie overige nettoaankopen van niet-financiële activa en mutaties in voorraden [1A.34] is gelijk aan de mutaties in voorraden (P.52), plus het saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53), plus het saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (NP) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

35.

De categorie te betalen kapitaaloverdrachten [1A.35] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te ontvangen door alle sectoren behalve S.13.

36.

De categorie brutobesparingen [1A.36] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.8], minus totale lopende uitgaven [1A.23].

37.

De categorie rente met inbegrip van betalingen in het kader van swaps en termijncontracten met rentevaststelling [1A.37] is gelijk aan de buitensporigtekortprocedure (BTP)-rente (EDP D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

38.

Tekort (–) of overschot (+) volgens de buitensporigetekortenprocedure (BTP) [1A.38] is gelijk aan EDP-vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (EDP B.9) van S.13. en is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], plus te betalen rente [1A.28], minus rente met inbegrip van betalingen in het kader van swaps en termijncontracten met rentevaststelling [1A.37].

39.

De categorie opbrengst van de verkoop van UMTS (universal mobile telecommunications systems)-licenties [1A.39] is gelijk aan de opbrengst van de verkoop van licenties voor mobiele telefonie van de derde generatie, geregistreerd als de verkoop van een niet-financieel activum volgens het besluit van Eurostat betreffende de toewijzing van mobieletelefonielicenties.

40.

De categorie werkelijke sociale premies [1A.40] is gelijk aan de werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.611) [1A.15], plus de werkelijke sociale premies t.l.v. huishoudens (D.613) [1A.16] geregistreerd onder middelen van S.13.

41.

De categorie sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) [1A.41] is gelijk aan sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

Tabel 1B

1.

De categorie uitgaven van lidstaat ten opzichte van de begroting van de Europese Unie (EU) [1B.1] is gelijk aan indirecte belastingen ontvangen door de EU-begroting [1B.2], plus inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.4], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.5], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.7].

2.

De categorie indirecte belastingen [1B.2] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.2122.

3.

De categorie inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking [1B.3] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

4.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. [1B.4] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) plus eigen middelen van de EU op basis van btw en bni (D.76) geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

5.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. waaronder het op de btw gebaseerde derde eigen middel [1B.5] is gelijk aan het derde, op de btw gebaseerde eigen middel (D.761), geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

6.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. waaronder het op het bni gebaseerde vierde eigen middel [1B.6] is gelijk aan het vierde, op het bni gebaseerde eigen middel (D.762), geregistreerd onder middelen van S.2122 en bestedingen van S.13.

7.

De categorie kapitaaloverdrachten [1B.7] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en als een kapitaaloverdracht te ontvangen door S.2122.

8.

Inkomsten van lidstaat uit de begroting van de Europese Unie [1B.8] is gelijk aan subsidies (D.3) te betalen uit de EU-begroting [1B.9], plus overige inkomensoverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10], plus overige kapitaaloverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13].

9.

De categorie subsidies [1B.9] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de bestedingen van S.2122.

10.

De categorie inkomensoverdrachten aan de overheid [1B.10] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.2122

11.

De categorie inkomensoverdrachten aan niet-overheidsinstellingen [1B.11] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.2122 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

12.

De categorie kapitaaloverdrachten aan de overheid [1B.12] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en onder mutaties in activa van S.2122.

13.

De categorie kapitaaloverdrachten aan niet-overheidsinstellingen [1B.13] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in activa van S.2122 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

Saldo van lidstaat ten opzichte van de EU-begroting (netto-ontvanger +, nettobetaler –) [1B.14] is gelijk aan inkomsten van lidstaat uit de EU-begroting [1B.8], minus uitgaven van lidstaat ten opzichte van de EU-begroting [1B.1].

15.

De categorie kosten van inning van eigen middelen [1B.15] is het gedeelte van niet-marktoutput (P.13) geregistreerd onder middelen van S.13 dat gelijk is aan de kosten van inning van eigen middelen betaald uit de EU-begroting.

Tabel 1C

1.

De categorie consumptieve bestedingen [1C.1] is gelijk aan consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

2.

De categorie individuele consumptieve bestedingen [1C.2] is gelijk aan individuele consumptieve bestedingen (P.31) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

3.

De categorie collectieve consumptieve bestedingen [1C.3] is gelijk aan collectieve consumptieve bestedingen (P.32) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

4.

Sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten [1C.4] is gelijk aan sociale overdrachten in natura — aangekochte marktproducten (D.632) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

5.

De categorie verbruik van vaste activa [1C.5] is gelijk aan verbruik van vaste activa (P.51c) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

6.

De categorie betaalde belastingen op productie minus ontvangen subsidies [1C.6] is gelijk aan betalingen van niet-productgebonden belastingen op productie (D.29) geregistreerd onder bestedingen van S.13, minus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies (D.39) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

7.

De categorie netto exploitatieoverschot [1C.7] is gelijk aan exploitatieoverschot, netto (B.2n) van S.13.

8.

De categorie consumptieve bestedingen tegen prijzen van het vorige jaar [1C.8] is gelijk aan het kettingindexcijfer volume consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13 tegen prijzen van het vorige jaar.

9.

De categorie overheidsinvesteringen tegen prijzen van het vorige jaar [1C.9] is gelijk aan het kettingindexcijfer volume investeringen in vaste activa (bruto) (P.51g) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, tegen constante prijzen.

10.

De categorie bruto binnenlands product (bbp) tegen lopende prijzen [1C.10] is gelijk aan bbp (B.1*g) tegen marktprijzen.

11.

Bbp tegen prijzen van het vorige jaar [1C.11] is gelijk aan het kettingindexcijfer volume bbp (B.1*g) tegen prijzen van het vorige jaar.

Tabel 2A

1.

De categorie aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen [2A.1] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], minus nettotransacties in financiële activa en passiva [2A.2].

2.

De categorie nettotransacties in financiële activa en passiva (geconsolideerd) [2A.2] is gelijk aan transacties in financiële activa [2A.3], minus de nettotoename van transacties in passiva [2A.15].

3.

De categorie transacties in financiële activa (geconsolideerd) [2A.3] is gelijk aan geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.4], plus transacties in schuldbewijzen (F.3) [2A.5], plus transacties in leningen (F.4) [2A.6], plus transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) [2A.7], plus transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) [2A.11], plus transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) [2A.12], plus transacties in overige financiële activa [2A.13], geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

4.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito’s [2A.4] is gelijk aan de nettoaankopen van chartaal geld en deposito’s (F.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

5.

De categorie transacties in schuldbewijzen [2A.5] is gelijk aan de nettoaankopen van schuldbewijzen (F.3) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

6.

De categorie transacties in leningen [2A.6] is gelijk aan nieuwe leningen (F.4) verstrekt door de overheid, na aftrek van terugbetalingen aan de overheid, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

7.

De categorie transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen [2A.7] is gelijk aan de nettoaankopen van deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

8.

De categorie privatiseringen (netto) [2A.8] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap (ESR 10, paragraaf 2.36 tot en met 2.39) over de eenheid die debiteur is door S.13; S.13 kan dergelijke transacties rechtstreeks uitvoeren met de eenheid die debiteur is, of met een andere eenheid die crediteur is.

9.

De categorie kapitaalverhogingen (netto) [2A.9] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is.

10.

De categorie overig [2A.10] is gelijk aan transacties in deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en niet rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is, maar met een andere eenheid die crediteur is.

11.

De categorie transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen [2A.11] is gelijk aan de nettoaankopen van verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

12.

De categorie transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers [2A.12] is gelijk aan de nettobetalingen betreffende financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

13.

De categorie transacties in overige financiële activa [2A.13] is gelijk aan de nettoaankopen van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) (F.1) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, plus overige vorderingen (F.8) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

De categorie transacties in overige financiële activa waarvan lopende maar nog niet betaalde belastingen en socialeverzekeringspremies [2A.14] is gelijk aan dat gedeelte van overige vorderingen (F.8 activa) dat betrekking heeft op de belastingen en sociale premies geregistreerd onder D.2, D.5, D.61 en D.91, minus de feitelijk geïnde bedragen aan belastingen, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

15.

De categorie transacties in passiva (geconsolideerd) [2A.15] is gelijk aan geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], plus transacties in kortlopende schuldbewijzen (F.31) [2A.17], plus transacties in langlopende schuldbewijzen (F.32) [2A.18], plus transacties in leningen (F.4) [2A.19], plus transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) [2A.21], plus transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) [2A.22], plus transacties in overige passiva [2A.23], geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

16.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito’s [2A.16] is gelijk aan de nettoaankopen van chartaal geld en deposito’s (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

17.

De categorie transacties in kortlopende schuldbewijzen [2A.17] is gelijk aan de nettoaankopen van kortlopende schuldbewijzen (F.31) met een oorspronkelijke looptijd van één jaar of korter geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

18.

De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.18] is gelijk aan de nettoaankopen van langlopende langlopende schuldbewijzen (F.32) met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

19.

De categorie transacties in leningen [2A.19] is gelijk aan nieuw afgesloten leningen (F.4), na aftrek van terugbetalingen van bestaande leningen, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

20.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2A.20] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

21.

De categorie transacties in verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen [2A.21] is gelijk aan de nettoaankopen van verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

22.

De categorie transacties in financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers [2A.22] is gelijk aan de netto-ontvangsten betreffende financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

23.

De categorie transacties in overige passiva [2A.23] is gelijk aan de nettoaankopen van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) (F.1) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13., plus deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5), geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13., plus overige schulden (F.8) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

24.

Financieringsbehoefte van de overheid [2A.24] is gelijk aan de nettotoename van passiva in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], plus schuldbewijzen [2A.17 en 2A.18] (F.3), plus leningen (F.4) [2A.19]. Het is ook gelijk aan geconsolideerde transacties in overheidsschuldbewijzen.

25.

De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.25] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.24] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar is.

26.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in nationale valuta [2A.26] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.24] luidende in de eenheid van het wettige betaalmiddel van de lidstaat.

27.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in valuta van een eurogebiedlidstaat [2A.27] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.24] luidende in ecu, plus schuldbewijzen luidende in euro voordat de lidstaat de euro aanneemt, plus schuldbewijzen luidende in het wettige betaalmiddel van een eurogebiedlidstaat voordat die een eurogebiedlidstaat wordt.

28.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in andere valuta [2A.28] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.24], niet inbegrepen in [2A.26] of [2A.27].

29.

De categorie overige stromen [2A.29] is gelijk aan herwaarderingseffecten van schulden [2A.30], plus overige volumemutaties in schuld [2A.33].

30.

De categorie herwaarderingseffecten op schulden [2A.30] is gelijk aan waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.31], plus overige herwaarderingseffecten — nominale waarde [2A.32].

31.

De categorie waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.31] is gelijk aan nominale waarderingsverschillen (K.7) van schuld [3A.1] die bij omrekening in de nationale valuta van waarde verandert vanwege wisselkoersschommelingen.

32.

De categorie overige herwaarderingseffecten — nominale waarde [2A.32] is gelijk aan mutaties in schulden [2A.34], minus transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.24], minus waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.31], minus overige volumemutaties in schulden [2A.33].

33.

De categorie overige volumemutaties in schulden [2A.33] is gelijk aan overige volumemutaties (K.1, K.2, K.3, K.4, K.5 en K.6) in passiva ingedeeld als hetzij chartaal geld en deposito’s (AF.2), schuldinstrumenten (AF.3) of leningen (AF.4), die geen activa van S.13 zijn.

34.

De categorie mutaties in overheidsschuld [2A.34] is gelijk aan schuld [3A.1] in jaar t, minus schuld [3A.1] in jaar t-1.

Tabel 2B

1.

De categorie transacties in overheidsschuldbewijzen (niet-geconsolideerd) [2B.1] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito’s [2B.2], plus transacties in kortlopende schuldbewijzen [2B.3], plus transacties in langlopende schuldbewijzen [2B.4], plus transacties in leningen van de centrale bank [2B.5], plus transacties in overige leningen [2B.6].

2.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito’s [2B.2] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

3.

De categorie transacties in kortlopende schuldbewijzen [2B.3] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in schuldbewijzen, waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar of korter is (F.31), geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

4.

De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2B.4] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in schuldbewijzen, waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar is (F.32), geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

5.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2B.5] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

6.

De categorie transacties in overige leningen [2B.6] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.121.

7.

De categorie consoliderende transacties [2B.7] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in schuldbewijzen [2B.1], minus transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.24].

8.

De categorie consoliderende transacties — chartaal geld en deposito’s [2B.8] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito’s [2B.2], minus geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito’s [2A.16].

9.

De categorie consoliderende transacties — kortlopende schuldbewijzen [2B.9] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in kortlopende schuldbewijzen [2B.3], minus geconsolideerde transacties in kortlopende schuldbewijzen [2A.17].

10.

De categorie consoliderende transacties — langlopende schuldbewijzen [2B.10] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in langlopende schuldbewijzen [2B.4], minus geconsolideerde transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.18].

11.

De categorie consoliderende transacties — leningen [2B.11] is gelijk aan niet-geconsolideerde transacties in overige leningen [2B.6], minus geconsolideerde transacties in leningen [2A.19], minus geconsolideerde transacties in leningen van de centrale bank [2A.20].

Tabel 3A

1.

De categorie overheidsschuld [3A.1] is gelijk aan schuld zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 479/2009. Het is ook gelijk aan de geconsolideerde passiva van S.13 in het instrument chartaal geld en deposito’s (3A.2), plus kortlopende schuldbewijzen [3A.3], plus langlopende schuldbewijzen [3A.4], plus leningen van de centrale bank [3A.5], plus andere leningen [3A.6].

2.

De categorie schuld — chartaal geld en deposito’s [3A.2] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument chartaal geld en deposito’s (AF.2).

3.

De categorie schuld — kortlopende schuldbewijzen [3A.3] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter (AF.31).

4.

De categorie schuld — langlopende schuldbewijzen [3A.4] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar is (AF.32).

5.

De categorie schuld — leningen van de centrale bank [3A.5] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat een activum is van S.121.

6.

De categorie schuld — overige leningen [3A.6] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat geen activum is van S.121.

7.

De categorie schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat [3A.7] is gelijk aan schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8], plus schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9], plus schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10], plus schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11].

8.

De categorie schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.121.

9.

De categorie schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.122 of S.123.

10.

De categorie schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.124, S.125, S.126, S.127, S.128 of S.129.

11.

De categorie schuld aangehouden door overige ingezetenen [3A.11] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.11, S.14 of S.15.

12.

De categorie schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat [3A.12] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.2.

13.

De categorie schuld luidende in nationale valuta [3A.13] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettige betaalmiddel van de lidstaat.

14.

De categorie schuld luidende in valuta van eurogebiedlidstaten [3A.14] is — voordat de lidstaat een eurogebiedlidstaat wordt — gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettige betaalmiddel van een van de eurogebiedlidstaten (m.u.v. de nationale valuta [3A.13]), plus schuld luidende in ecu of in euro.

15.

De categorie schuld luidende in andere valuta [3A.15] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat niet inbegrepen is in [3A.13] of [3A.14].

16.

De categorie kortlopende schuld [3A.16] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter.

17.

De categorie langlopende schuld [3A.17] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar is.

18.

De categorie langlopende schuld waarvan tegen variabele rentevoet [3A.18] is gelijk aan het gedeelte van langlopende schuld [3A.17] waarvoor de rentevoet variabel is.

19.

De categorie schuld met een resterende looptijd tot en met één jaar [3A.19] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van één jaar of korter.

20.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar.

21.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.21] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] waarvoor de rentevoet variabel is.

22.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 5 jaar.

23.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.23] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] waarvoor de rentevoet variabel is.

24.

Gemiddelde resterende looptijd van schuld [3A.24] is gelijk aan de gemiddelde resterende looptijd gewogen naar de uitstaande bedragen, uitgedrukt in jaren.

25.

De categorie overheidsschuld — nulcouponobligaties [3A.25] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in de vorm van nulcouponobligaties, d.w.z. obligaties zonder couponbetalingen, waarbij de rente gebaseerd is op het verschil tussen de koersen bij aflossing en bij uitgifte.

Tabel 3B

1.

De categorie overheidsschuld (niet-geconsolideerd tussen subsectoren) [3B.1] is gelijk aan de niet-geconsolideerde passiva van S.13, m.u.v. a) de passiva van S.1311 die tegelijkertijd activa van S.1311 zijn, b) de passiva van S.1312 die tegelijkertijd activa van S.1312 zijn, c) de passiva van S.1313 die tegelijkertijd activa van S.1313 zijn en d) de passiva van S.1314 die tegelijkertijd activa van S.1314 zijn, in dezelfde instrumenten als overheidsschuld [3A.1].

2.

De categorie consoliderende elementen [3B.2] is gelijk aan de passiva van S.13 die tegelijkertijd activa van S.13 zijn, m.u.v. a) de passiva van S.1311 die tegelijkertijd activa van S.1311 zijn, b) de passiva van S.1312 die tegelijkertijd activa van S.1312 zijn, c) de passiva van S.1313 die tegelijkertijd activa van S.1313 zijn en d) de passiva van S.1314 die tegelijkertijd activa van S.1314 zijn, in het instrument chartaal geld en deposito’s [3B.3], plus kortlopende schuldbewijzen [3B.4], plus langlopende schuldbewijzen [3B.5], plus leningen[3B.6].

3.

De categorie consoliderende elementen in chartaal geld en deposito’s [3B.3] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument chartaal geld en deposito’s (F.2).

4.

De categorie consoliderende elementen in kortlopende schuldbewijzen [3B.4] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar of korter is (F.31).

5.

De categorie consoliderende elementen in langlopende schuldbewijzen [3B.5] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument schuldbewijzen waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar is (F.32).

6.

De categorie consoliderende elementen in leningen [3B.6] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument leningen (F.4).

7.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid (geconsolideerd) [3B.7] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

8.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.8] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1312, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

9.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid (geconsolideerd) [3B.9] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

10.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.10] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1311, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

11.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid (geconsolideerd) [3B.11] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

12.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.12] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

13.

De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen (geconsolideerd) [3B.13] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

14.

De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.14] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

15.

De categorie door centrale overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.15] is gelijk aan de passiva van S.1312, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

16.

De categorie door deelstaatoverheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.16] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

17.

De categorie door lagere overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.17] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1314 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

18.

De categorie door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.18] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1313 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].


(1)  [x.y] verwijst naar categorienummer y van tabel x.

(2)  Tenzij anders vermeld, verwijst de term „categorieën” naar de sector overheid.


BIJLAGE III

INDIENING VAN GEGEVENS BIJ DE EUROPESE CENTRALE BANK

De nationale centrale banken (NCB’s) maken gebruik van de door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) ter beschikking gestelde faciliteiten die afhankelijk zijn van de IT-infrastructuur van het ESCB voor de elektronische indiening van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vereiste statistische informatie. De uitwisseling van gegevens binnen het ESCB is gebaseerd op het „Statistical data and Metadata eXchange”-format. Dit vereiste staat niet in de weg aan andere methoden van indiening van statistische gegevens aan de ECB indien dit als uitwijkmogelijkheid is overeengekomen.

De NCB’s nemen de hieronder vermelde aanbevelingen in acht teneinde te verzekeren dat de gegevensindiening naar tevredenheid verloopt.

Volledigheid: de NCB’s rapporteren alle vereiste hoofdreeksen. Niet-rapportage van hoofdreeksen of het rapporteren van niet-opgegeven hoofdreeksen wordt beschouwd als onvolledige rapportage. Indien een waarneming ontbreekt, zal deze omissie worden vastgelegd middels de corresponderende statusmarkering voor waarneming.

Boekhoudkundige identiteiten en ondertekeningsafspraken: de validatieregels dienen uitgevoerd te zijn door de NCB’s voordat de gegevens worden verzonden aan de ECB.

Indien slechts in een bepaald onderdeel van hoofdreeksen wijzigingen worden aangebracht, worden de validatieregels toegepast op het gehele rapport.


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Richtsnoer ECB/2009/20

Dit richtsnoer

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, lid 6

Artikelen 3 tot en met 8

Artikelen 3 tot en met 8

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 3

Artikel 9, lid 2

Artikel 10

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 3

Bijlagen I, II en III

Bijlagen I, II en III


7.1.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 2/34


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 25 juli 2013

betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen

(herschikking)

(ECB/2013/24)

(2014/3/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5.1, artikel 5.2, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2002/7 van 21 november 2002 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen (1) is verscheidene keren aanzienlijk gewijzigd. Aangezien opnieuw wijzigingen noodzakelijk zijn, dient het richtsnoer omwille van de duidelijkheid herzien te worden.

(2)

Ter vervulling van zijn taken dient het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) te beschikken over volledige en betrouwbare financiële kwartaalrekeningen per institutionele sector, waaronder zowel nationale gegevensreeksen als eurogebiedaggregaten.

(3)

Een deel van de gegevens die benodigd zijn om te voldoen aan de statistische vereisten van het ESCB met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen van het eurogebied wordt niet samengesteld door nationale centrale banken (NCB’s), maar door andere bevoegde nationale autoriteiten. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (2) verplicht de lidstaten tot het zich organiseren op het gebied van de statistiek en tot volledige samenwerking met het ESCB teneinde te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 5 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

(4)

Omwille van de consistentie dienen de vereisten van de Europese Centrale Bank (ECB) met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen gebaseerd te worden op de statistische normen van de Unie zoals neergelegd in Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (3) (hierna het „ESR 2010” genoemd).

(5)

Aanvullende gegevens met betrekking tot nationale financiële kwartaalrekeningen dienen op een zodanig tijdstip aangeleverd te worden dat het mogelijk is een geïntegreerde reeks samen te stellen van financiële en niet-financiële kwartaalrekeningen van het eurogebied die geschikt is voor monetaire beleidsdoeleinden.

(6)

Nationale financiële kwartaalrekeningen worden in toenemende mate ook gebruikt voor andere doeleinden, zoals macro-prudentiële analyse en controle van buitensporige onevenwichtigheden. Deze activiteiten, evenals andere activiteiten op het gebied van internationale samenwerking en onderzoek, zullen gefaciliteerd worden door middel van publicatie door de ECB van de relevante aggregaten van het eurogebied die worden samengesteld op basis van dit richtsnoer en de in dit kader verzamelde nationale gegevens.

(7)

Voor een beter inzicht in de samenhang tussen institutionele sectoren dienen de nationale financiële kwartaalrekeningen gegevens betreffende de tegenpartijsector (ook wel aangeduid als „van-wie-naar-wie-informatie (w-t-w)”) te bevatten met betrekking tot financiële activa en passiva.

(8)

Teneinde de invloed van herwaarderingen op balansen te begrijpen, dient een uitsplitsing van de zogenaamde „overige stromen” in „herwaarderingen” en „overige volumeveranderingen” onderdeel uit te maken van de volledige gegevensreeks van nationale financiële kwartaalrekeningen.

(9)

De ECB zal in samenwerking met de NCB’s doorgaan met het uitbreiden van methoden en bronnen die worden gebruikt om de nationale financiële kwartaalrekeningen samen te stellen, met het oog op verbetering van de kwaliteit van de gegevens, het delen van „best practice”-methoden en het verbeteren van het begrip van de relatie tussen de gegevens die bij de ECB worden ingediend op basis van diverse rechtsinstrumenten van de ECB.

(10)

De beoordeling van de kwaliteit van de financiële kwartaalrekeningen van het eurogebied per institutionele sector dient verricht te worden op basis van het Statistics Quality Framework van de ECB (4). De NCB’s zullen, waar passend in samenwerking met andere bevoegde autoriteiten, eveneens de kwaliteit van de gegevens beoordelen die zij verstrekken aan de ECB.

(11)

Overeenkomstig artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 2533/98 en de Openbare committering van het ESCB ten aanzien van Europese statistieken (5) worden de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken door het ESCB beheerst door de principes van onpartijdigheid, objectiviteit, professionele onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit, vertrouwelijkheid van de statistieken, minimalisering van de rapportagelast en een hoge outputkwaliteit.

(12)

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2533/98 mag indiening van vertrouwelijke statistische informatie binnen het ESCB plaatsvinden in de mate en volgens het detailniveau zoals benodigd voor het vervullen van de in het Verdrag omschreven ESCB-taken. Indien statistische informatie die als vertrouwelijk is aangemerkt afkomstig is van andere bevoegde autoriteiten dan NCB’s, dient deze vertrouwelijke statistische informatie door de ECB gebruikt te worden in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2533/98.

(13)

Het is noodzakelijk een procedure op te zetten voor het op doelmatige wijze doorvoeren van technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. Bij het volgen van deze procedure zal rekening worden gehouden met de standpunten van het Comité statistieken van het ESCB. NCB’s mogen dergelijke technische wijzigingen van de bijlagen voorstellen via het Comité statistieken,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1.   „eurogebied”: het grondgebied van de eurogebiedlidstaten, de ECB en het Europees Stabiliteitsmechanisme;

2.   „eurogebiedlidstaat”: een lidstaat die de euro als munt heeft;

3.   „nationale gegevens”: de gegevens zoals vermeld in alle cellen in de tabellen 1 tot en met 9 van bijlage I;

4.   „aanvullende gegevens”: de gegevens zoals vermeld in de zwart gearceerde cellen in de tabellen 1, 2, 4 en 5 van bijlage I;

5.   „referentiekwartaal”: de laatste driemaandelijkse waarneming van de te rapporteren tijdreeks.

Artikel 2

Statistische rapportageverplichtingen van de NCB’s

1.   De NCB’s rapporteren de in bijlage I vermelde gegevens eenmaal per kalenderkwartaal aan de ECB, zulks met ingang van september 2014. De gegevens voldoen aan de beginselen en definities van het ESR 2010.

2.   De vereisten voor „aanvullende gegevens” hebben betrekking op transacties en standen voor de periode vanaf het laatste kwartaal van 2012 tot en met het referentiekwartaal. Deze aanvullende gegevens zullen op basis van beste raming worden gerapporteerd en de vereisten voor aanvullende gegevens zoals aangegeven in de kolommen H, H.1 en H.2 van de tabellen 1, 2, 4 en 5 van bijlage I (aanvullende gegevens met betrekking tot de overheidssector en haar subsectoren) worden op vrijwillige basis gerapporteerd.

3.   De vereisten voor „nationale gegevens” zoals aangegeven in de tabellen 1-5 van bijlage I omvatten:

a)

transacties, standen en andere wijzigingen in volumegegevens (transacties en standen slechts voor regel 33 van tabel 2: „Netto financiële transacties/financieel vermogenssaldo”) over de periode vanaf het laatste kwartaal van 2012 tot en met het referentiekwartaal, en

b)

gegevens omtrent transacties en standen voor de periode vanaf het eerste kwartaal van 1999 tot en met het derde kwartaal van 2012. Deze gegevens zullen op basis van beste raming worden gerapporteerd en de gegevensvereisten zoals aangegeven in de kolommen J en K van de tabellen 1 en 2 van bijlage I (de uitsplitsing van huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens) worden op vrijwillige basis verstrekt.

4.   De vereisten voor „nationale gegevens” zoals gespecificeerd in de tabellen 6 tot en met 9 van bijlage I omvatten transacties, standen en andere wijzigingen in volumegegevens over de periode vanaf het vierde kwartaal van 2013 tot en met het referentiekwartaal.

5.   De tegenpartijsectoren „Eurogebied met uitzondering van binnenland” en „Ingezetenen buiten het eurogebied” zoals gespecificeerd in de rijen 12-21 van de tabellen 3-9 van bijlage I worden indien nodig aangepast om de samenstelling van het eurogebied per de rapporteerdatum weer te geven. Deze aanpassing wordt gemaakt als een lidstaat de euro als munt aanneemt. De gegevens worden herzien in overeenstemming met de vereisten voor gedifferentieerde gegevens zoals gespecificeerd in lid 3 en lid 4, op basis van beste raming.

6.   In afwijking van de leden 1 tot en met 5 hoeven de NCB’s:

a)

geen gegevens te rapporteren met betrekking tot kwartalen voorafgaand aan het eerste kwartaal van het jaar waarin de betreffende lidstaat toetrad tot de Europese Unie;

b)

geen gegevens zoals vermeld in lid 3, onder b), te rapporteren vóór september 2017;

c)

geen gegevens zoals vermeld in lid 4 te rapporteren vóór september 2015.

7.   Bij de in de leden 3 tot en met 5 genoemde gegevensvereisten dient verklarende informatie gevoegd te worden met betrekking tot:

a)

op zichzelf staande belangrijke gebeurtenissen die zijn geconstateerd in het referentiekwartaal indien dergelijke gebeurtenissen gelijk zijn aan tenminste 0,2 % van het driemaandelijkse bruto nationaal product van het eurogebied, of indien de ECB om dergelijke informatie verzoekt, en

b)

redenen voor wijzigingen ten opzichte van de meest recente „nationale gegevens” die aan de ECB zijn gerapporteerd in het kader van dit richtsnoer, indien deze wijzigingen een gegevensaanpassing veroorzaken van tenminste 0,2 % van het driemaandelijkse bruto nationaal product van het eurogebied, of indien de ECB om dergelijke informatie verzoekt.

Artikel 3

Indiening en publicatie van gegevens door de ECB

1.   De ECB zal de door haar te publiceren aggregaten van het eurogebied aan de NCB’s verzenden evenals de „nationale gegevens” die zijn verzameld op basis van artikel 2, leden 3 tot en met 5.

2.   De ECB zal de door haar samengestelde aggregaten van het eurogebied publiceren, evenals de op basis van artikel 2, leden 3 tot en met 5, verzamelde „nationale gegevens” indien het Comité statistieken dat relevant acht, met uitzondering van gegevens die betrekking hebben op de cellen in de rijen 12-21 van de tabellen 3 tot en met 9 van bijlage I (met betrekking tot de tegenpartijsectoren „Eurogebied met uitzondering van binnenland” en „Ingezetenen buiten het eurogebied”).

3.   De publicatie van „nationale gegevens” is onderworpen aan de volgende bepalingen:

a)

„nationale gegevens” worden niet eerder gepubliceerd dan zeven dagen na de uiterste data voor indiening zoals vermeld in artikel 4, en

b)

„nationale gegevens” met betrekking op de overheidssector worden niet gepubliceerd in april en oktober van ieder jaar voordat de actuele gegevens omtrent overheidstekort en overheidsschuld met betrekking tot de toepassing van het protocol betreffende de buitensporigtekortprocedure zijn gepubliceerd door de Europese Commissie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (6), zoals gewijzigd, en

c)

de in artikel 2, lid 3, onder b), genoemde „nationale gegevens” worden gepubliceerd samen met informatie waarin wordt aangegeven dat deze, waar toepasselijk, voorlopig en/of geschat zijn. Deze toepassing kan uitgebreid worden naar andere, op basis van artikel 2, leden 3 tot en met 5, verzamelde „nationale gegevens”, op basis van een gegrond verzoek daartoe van de rapporterende NCB.

Artikel 4

Tijdigheid

1.   De in artikel 2, lid 2, genoemde „aanvullende gegevens” worden aan de ECB gerapporteerd binnen een periode van maximaal 85 kalenderdagen na het einde van het referentiekwartaal. Vanaf de eerste indiening in 2017 worden de „aanvullende gegevens” aan de ECB gerapporteerd binnen een periode van maximaal 82 kalenderdagen na het einde van het referentiekwartaal.

2.   De in artikel 2, leden 3 tot en met 5, genoemde „nationale gegevens” en de in artikel 2, lid 7, genoemde metagegevens worden aan de ECB gerapporteerd binnen een periode van maximaal 100 kalenderdagen na het einde van het referentiekwartaal. Vanaf de eerste indiening in 2017 worden de „nationale gegevens” en de daarmee samenhangende metagegevens aan de ECB gerapporteerd binnen een periode van maximaal 97 kalenderdagen na het einde van het referentiekwartaal.

3.   De in artikel 3, lid 1, genoemde gegevens worden door de ECB uiterlijk aan de NCB’s verzonden op de ECB-werkdag volgende op de dag waarop de ECB deze gegevens publiceert.

Artikel 5

Samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten

1.   Indien de bronnen van in artikel 2 beschreven gegevens en informatie binnen de bevoegdheid vallen van andere nationale autoriteiten dan de NCB’s, trachten de NCB’s met die autoriteiten permanente samenwerkingsregelingen vast te stellen ter verzekering van een gegevensindiening die voldoet aan de in dit richtsnoer uiteengezette normen en vereisten, tenzij hetzelfde resultaat reeds wordt bereikt op basis van bestaande nationale wetgeving.

2.   Indien een NCB tijdens deze samenwerking niet kan voldoen aan de in de artikelen 2 en 4 vermelde vereisten omdat de bevoegde nationale autoriteit de benodigde gegevens of informatie niet aan de NCB ter beschikking heeft gesteld, overleggen de ECB en de NCB met de bevoegde nationale autoriteit om te verzekeren dat de gegevens tijdig ter beschikking worden gesteld.

Artikel 6

Wijze van indiening

De gevraagde statistische informatie wordt beschikbaar gesteld aan de ECB in een vorm die voldoet aan de in bijlage II uiteengezette vereisten. Dit vereiste staat niet in de weg aan het gebruik van andere methoden van indiening bij de ECB van statistische gegevens, indien dit als uitwijkmogelijkheid is overeengekomen tussen de ECB en een NCB.

Artikel 7

Kwaliteit

1.   De ECB en de NCB’s zien toe op en bevorderen de kwaliteit van de aan de ECB gerapporteerde gegevens.

2.   Jaarlijks rapporteert de directie van de ECB aan de Raad van bestuur van de ECB met betrekking tot de kwaliteit van de financiële kwartaalrekeningen. Dit rapport behandelt ten minste de reikwijdte van de gegevens, de mate waarin de gegevens voldoen aan de relevante definities en de omvang van herzieningen.

Artikel 8

Vereenvoudigde wijzigingsprocedure

De directie van de ECB heeft het recht om, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. De directie zal de Raad van bestuur onverwijld op de hoogte brengen van dergelijke wijzigingen.

Artikel 9

Intrekking

Richtsnoer ECB/2002/7 wordt met ingang van 1 september 2014 ingetrokken. Verwijzingen naar het ingetrokken richtsnoer gelden als verwijzingen naar dit richtsnoer.

Artikel 10

Slotbepalingen

1.   Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

2.   Dit richtsnoer treedt in werking op 1 september 2014.

Gedaan te Frankfurt am Main, 25 juli 2013.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 334 van 11.12.2002, blz. 24.

(2)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(3)  PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1.

(4)  Zie website van de ECB: www.ecb.europa.eu.

(5)  Zie website van de ECB.

(6)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.


BIJLAGE I

VEREISTEN VOOR GEGEVENSRAPPORTAGE

Samenvatting van gegevensvereisten

Artikel

Inhoud

Tabellen

Gegevenssoort

Referentieperiode

1ste rapportagedatum

Tijdigheid

Waarnemingen

Standen

Transacties

Overige volumemutaties

2, lid 2

4, lid 1

Aanvullende gegevens; alleen zwart gearceerde cellen

T1

activa

T2

passiva

T4

kortlopende leningen (w-t-w)

T5

langlopende leningen (w-t-w)

Image

Image

 

Vanaf 2012Q4

September 2014

Tot december 2016: t + 85

Vanaf maart 2017: t + 82

Beste raming

Zwart gearceerde cellen in kolommen H, H.1 en H.2 op vrijwillige basis

2, lid 3, sub a)

2, lid 5

3, lid 2

3, lid 3,

sub a) en b)

4, lid 2

Nationale gegevens; alle cellen

T1

activa

T2

passiva

T3

deposito’s en spaartegoeden (w-t-w)

T4

kortlopende leningen (w-t-w)

T5

langlopende leningen (w-t-w)

Image

Image

Image

Vanaf 2012Q4

September 2014

Tot december 2016: t + 100

Vanaf maart 2017: t + 97

Metagegevens bijvoegen

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 aanpassen aan samenstelling eurogebied; op basis van beste raming

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 worden niet gepubliceerd

2, lid 3, sub

b)

2, lid 5

3, lid 2

3, lid 3, sub c)

4, lid 2

Nationale gegevens; alle cellen

T1

activa

T2

passiva

T3

deposito’s en spaartegoeden (w-t-w)

T4

kortlopende leningen (w-t-w)

T5

langlopende leningen (w-t-w)

Image

Image

 

1999Q1-2012Q3

September 2017

Tot december 2016: t + 100

Vanaf maart 2017: t + 97

Beste raming

Kolommen J, K of T1 en T2 op vrijwillige basis

Metagegevens bijvoegen

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 aanpassen aan samenstelling eurogebied; op basis van beste raming

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 worden niet gepubliceerd

2, lid 4

2, lid 5

3, lid 2

3, lid 3,

sub a) en b)

4, lid 2

Nationale gegevens; alle cellen

T6

Kortlopende schuldbewijzen (AF.331)

T7

Langlopende schuldbewijzen (AF.332)

T8

beursgenoteerde aandelen (w-t-w)

T9

aandelen in beleggingsfondsen (w-t-w)

Image

Image

Image

Vanaf 2013Q4

September 2015

Tot december 2016: t + 100

Vanaf maart 2017: t + 97

Metagegevens bijvoegen

Gegevens in de rijen 12-21 aanpassen aan samenstelling eurogebied; beste ramingsbasis

Gegevens in de rijen 12-21 van T3-T5 worden niet gepubliceerd


Tabel 1

Financiële activa  (1), (2)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

H.1

H.2

I

J

K

L

Crediteurensector

Financieel instrument

 

Totaal

(S.1)

Ingezetenen

Rest van de wereld

(S.2)

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (3)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (4)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

Huishoudens en IZWBH’s (5)

Totaal

(S.13)

Centrale overheid

(S.1311)

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

(S.1314)

Totaal

(S.14+S.15)

Huishoudens

(S.14)

IZWBH’s (5)

(S.15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal activa (F)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) (F.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Monetair goud (F.11)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Bijzondere trekkingsrechten (SDR's) (F.12)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Chartaal geld en deposito's (F.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Chartaal geld (F.21)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Deposito's (F.22+F.29)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Girale deposito's (F.22)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Overige deposito's (F.29)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

Schuldbewijzen (F.3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Kortlopende schuldbewijzen (F.31)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Langlopende schuldbewijzen (F.32)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Leningen (F.4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

Kortlopende leningen (F.41)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

Langlopende leningen (F.42)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

Deelnemingen (F.51)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

Beursgenoteerde aandelen (F.511)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen (F.512+F.519)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

Niet-beursgenoteerde aandelen (F.512)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Overige deelnemingen (F.519)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

22

Aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.52)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

23

Aandelen in geldmarktfondsen (GMF's) (F.521)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

24

Aandelen in beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (F.522)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

25

Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

26

Technische voorzieningen schadeverzekering (F.61) en voorzieningen voor claims in het kader van standaardgaranties (F.66)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

27

Levensverzekerings- en lijfrenterechten (F.62)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

28

Pensioenrechten (F.63), aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders (F.64), rechten op niet-pensioenuitkeringen (F.65)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

29

Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

30

Overige vorderingen (F.8)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

31

Handelskredieten en voorschotten (F.81)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

32

Overige transitorische posten met uitzondering van handelskredieten en voorschotten (F.89)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 2

Passiva  (6), (7)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

H.1

H.2

I

J

K

L

Debiteurensector

Financieel instrument

 

Totaal

(S.1)

Ingezetenen

Rest van de wereld

(S.2)

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (8)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (9)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

Huishoudens en IZWBH’s (10)

Totaal

(S.13)

Centrale overheid

(S.1311)

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

(S.1314)

Totaal

(S.14+S.15)

Huishoudens

(S.14)

IZWBH’s (10)

(S.15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal passiva (F)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR's) (F.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Monetair goud (F.11)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Bijzondere trekkingsrechten (SDR's) (F.12)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Chartaal geld en deposito's (F.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Chartaal geld (F.21)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Deposito's (F.22+F.29)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Girale deposito's (F.22)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Overige deposito's (F.29)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

Schuldbewijzen (F.3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Kortlopende schuldbewijzen (F.31)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Langlopende schuldbewijzen (F.32)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Leningen (F.4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

Kortlopende leningen (F.41)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

Langlopende leningen (F.42)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

Deelnemingen en aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.5)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

Deelnemingen (F.51)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

Beursgenoteerde aandelen (F.511)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen (F.512+F.519)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

Niet-beursgenoteerde aandelen (F.512)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Overige deelnemingen (F.519)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

22

Aandelen in beleggingsfondsen (F.52)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

23

Aandelen in geldmarktfondsen (GMF's) (F.521)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

24

Aandelen in beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (F.522)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

25

Verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen (F.6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

26

Technische voorzieningen schadeverzekering (F.61) en voorzieningen voor claims in het kader van standaardgaranties (F.66)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

27

Levensverzekerings- en lijfrenterechten (F.62)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

28

Pensioenrechten (F.63), aanspraken van pensioenfondsen op pensioenbeheerders (F.64), rechten op niet-pensioenuitkeringen (F.65)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

29

Financiële derivaten en aandelenopties voor werknemers (F.7)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

30

Overige schulden (F.8)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

31

Handelskredieten en voorschotten (F.81)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

32

Overige schulden met uitzondering van handelskredieten en voorschotten (F.89)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

33

Netto financiële transacties/financieel vermogenssaldo

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 3

Deposito's (F.22+F.29) (11), (12)

 

 

 

A

B

C

Debiteurensector

Crediteurensector

 

Ingezetenen

 

Totaal

(S.1) (12)

MFI's (13)

(S.121+…+S.123)

Overheid

(S.13)

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

2

Ingezetenen

Totaal (S.1)

 

 

 

 

3

S.11

 

 

 

 

4

S.121+…+S.123

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

6

S.125+…+S.127

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

10

S.14+S.15

 

 

 

 

11

Niet-ingezetenen

Totaal (S.2)

 

 

 

 

12

Eurogebied met uitzondering van binnenland

Totaal (S.1)

 

 

 

 

13

S.11

 

 

 

 

14

S.121+…+S.123

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

16

S.125+…+S.127

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

20

S.14+S.15

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 


Tabel 4

Kortlopende leningen (F.41) (14)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

H.1

I

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

 

Totaal

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (15)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (16)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

Huishoudens inclusief IZWBH’s (17)

(S.14+S.15)

Totaal

(S.13)

Centrale overheid

(S.1311)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Ingezetenen

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Niet-ingezetenen

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Eurogebied met uitzondering van binnenland

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 5

Langlopende leningen (F.42)  (18)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

H.1

I

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

 

Totaal

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (19)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (20)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

Huishoudens inclusief IZWBH’s (21)

(S.14+S.15)

Totaal

(S.13)

Centrale overheid

(S.1311)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Ingezetenen

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Niet-ingezetenen

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Eurogebied met uitzondering van binnenland

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 6

Kortlopende schuldbewijzen (F.31)  (22)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

I

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

 

Totaal

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (23)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (24)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

(S.13)

Huishoudens inclusief IZWBH’s (25)

(S.14+S.15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Ingezetenen

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Niet-ingezetenen

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Eurogebied met uitzondering van binnenland

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 7

Langlopende schuldbewijzen (F.32)  (26)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

I

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

 

Totaal

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (27)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (28)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

(S.13)

Huishoudens inclusief IZWBH’s (29)

(S.14+S.15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Ingezetenen

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Niet-ingezetenen

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Eurogebied met uitzondering van binnenland

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 8

Beursgenoteerde aandelen (F.511)  (30)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

I

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

 

Totaal

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (31)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (32)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

(S.13)

Huishoudens inclusief IZWBH’s (33)

(S.14+S.15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Ingezetenen

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Niet-ingezetenen

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Eurogebied met uitzondering van binnenland

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 9

Aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.52)  (34)

 

 

 

A

B

C

D

E

F

G

H

I

Crediteurensector

Debiteurensector

 

Ingezetenen

 

Totaal

Niet-financiële vennootschappen

(S.11)

MFI's (35)

(S.121+…+S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (36)

(S.124)

Andere financiële instellingen

(S.125+…+S.127)

Verzekeringsinstellingen

(S.128)

Pensioenfondsen

(S.129)

Overheid

(S.13)

Huishoudens inclusief IZWBH’s (37)

(S.14+S.15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Ingezetenen

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Niet-ingezetenen

Totaal (S.2)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Eurogebied met uitzondering van binnenland

Totaal (S.1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

S.11

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

14

S.121+…+S.123

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

15

S.124

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

16

S.125+…+S.127

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

17

S.128

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

18

S.129

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

19

S.13

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

20

S.14+S.15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Ingezetenen buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk, behalve voor monetair goud (F.11) als actiefpost van de rest van de wereld, wat alleen is vereist voor transacties en andere volumemutaties.

(2)  ESR 2010-codes worden gebruikt voor de indeling van de institutionele sectoren (hoofdstuk 2 van ESR 2010), financiële transacties, overige volumemutaties en balansen (hoofdstuk 5, 6 en 7 van ESR 2010).

(3)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s) (S.121+S.122+S.123).

(4)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(5)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).

(6)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk, behalve voor monetair goud (F.11) als actiefpost van de rest van de wereld, wat alleen is vereist voor transacties en andere volumemutaties.

(7)  ESR 2010-codes worden gebruikt voor de indeling van de institutionele sectoren (hoofdstuk 2 van ESR 2010), financiële transacties, overige volumemutaties en balansen (hoofdstuk 5, 6 en 7 van ESR 2010).

(8)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s) (S.121+S.122+S.123).

(9)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(10)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).

(11)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(12)  Volgens het ESR 2010 (paragraaf 5.79) zijn deposito's contracten die worden aangeboden door deposito-instellingen (namelijk S.121 en S.122) en in sommige gevallen door de centrale overheid. Verder specificeert §5.86 dat terug te betalen margestortingen en kortlopende retrocessieovereenkomsten die passiva zijn van MFI's (namelijk S.121, S.122 en S.123) zijn inbegrepen als deposito's.

(13)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s) (S.121+S.122+S.123).

(14)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(15)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s; S.121+S.122+S.123). Volgens ESR 2010 (paragraaf 5.118) moeten kortlopende leningen verstrekt aan deposito-instellingen (S.121+S.122) geclassificeerd worden als deposito's (F.22 of F.29).

(16)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(17)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).

(18)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(19)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s; S.121+S.122+S.123).

(20)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(21)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).

(22)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(23)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s; S.121+S.122+S.123).

(24)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(25)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).

(26)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(27)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s; S.121+S.122+S.123).

(28)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(29)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).

(30)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(31)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s; S.121+S.122+S.123).

(32)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(33)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).

(34)  De gegevensvereisten voor standen, transacties en overige volumemutaties zijn gelijk.

(35)  Monetaire financiële instellingen (MFI’s; S.121+S.122+S.123).

(36)  Geldmarktfondsen (GMF's; S.123).

(37)  Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (IZWBH’s; S.15).


BIJLAGE II

INDIENING VAN GEGEVENS BIJ DE EUROPESE CENTRALE BANK

De nationale centrale banken (NCB’s) maken gebruik van de door het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) ter beschikking gestelde faciliteiten die afhankelijk zijn van de IT-infrastructuur van het ESCB voor de elektronische indiening van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vereiste statistische informatie. De uitwisseling van gegevens binnen het ESCB is gebaseerd op het „Statistical data and Metadata eXchange”-format. Dit vereiste staat niet in de weg aan andere methoden van indiening van statistische gegevens aan de ECB indien dit als uitwijkmogelijkheid is overeengekomen.

De NCB’s nemen de hieronder vermelde aanbevelingen in acht teneinde te verzekeren dat de gegevensindiening naar tevredenheid verloopt:

i)

Volledigheid: De NCB’s rapporteren alle vereiste hoofdreeksen. Niet-rapportage van hoofdreeksen of het rapporteren van niet opgegeven hoofdreeksen wordt beschouwd als onvolledige rapportage. Indien een waarneming ontbreekt, zal deze omissie worden vastgelegd door middel van de corresponderende statusmarkering voor waarneming.

ii)

Boekhoudkundige identiteiten en ondertekeningsafspraken: De validatieregels dienen uitgevoerd te zijn door de NCB’s voordat de gegevens worden verzonden aan de ECB.

Indien slechts in een bepaald onderdeel van hoofdreeksen wijzigingen worden aangebracht, worden de validatieregels toegepast op het gehele rapport.