ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.348.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 348

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
20 december 2013


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 ( 1 )

129

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/1


VERORDENING (EU) Nr. 1315/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 december 2013

betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is omwille van de duidelijkheid herzien bij Besluit nr. 661/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad (4).

(2)

De planning, de ontwikkeling en de exploitatie van trans-Europese vervoersnetwerken dragen bij tot de verwezenlijking van belangrijke doelstellingen van de Unie, zoals onder meer uiteengezetin de Europa 2020-strategie en in het witboek met als titel "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte" ("het Witboek"), zoals de goede werking van de interne markt en de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang. De specifieke doelstellingen daarvan omvatten ook het mogelijk maken van een vlotte, veilige en duurzame mobiliteit van personen en goederen, het garanderen van de bereikbaarheid en connectiviteit van alle regio's van de Unie en ook het bijdragen tot verdere economische groei en concurrentiekracht in een mondiaal perspectief. Deze specifieke doelstellingen dienen te worden verwezenlijkt door op hulpbronnenefficiënte en duurzame wijze verbindingen en interoperabiliteit tussen nationale vervoersnetwerken tot stand te brengen. Zo zou bij het vervoer over spoor de interoperabiliteit kunnen worden vergroot met behulp van innovatieve oplossingen waarin de verschillende systemen beter op elkaar aansluiten; daarbij valt te denken aan boorduitrusting en sporen die geschikt zijn voor meerdere spoorbreedtes.

(3)

De toename van het verkeer heeft geleid tot een grotere congestie in het internationale vervoer. Voor een optimale internationale mobiliteit van reizigers en goederen dienen de capaciteit van het trans-Europees vervoersnetwerk en het gebruik daarvan, te worden geoptimaliseerd en dient die capaciteit zo nodig te worden uitgebreid door infrastructuurknelpunten weg te werken en ontbrekende schakels te overbruggen binnen en tussen lidstaten en, in voorkomend geval, buurlanden en rekening houdend met de lopende onderhandelingen met andere kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten.

(4)

Zoals vermeld in het Witboek kan het vervoer beduidend efficiënter en doeltreffender worden gemaakt door een betere intermodale integratie van het gehele netwerk op het gebied van infrastructuur, informatiestromen en procedures.

(5)

Het Witboek pleit voor de invoering van een vervoersgerelateerde informatie- en communicatietechnologie om enerzijds het verkeersbeheer te verbeteren en te integreren, en anderzijds de administratieve procedures te vereenvoudigen dankzij een verbeterde goederenlogistiek en -tracering, alsook door optimale planningen en verkeersstromen. Daar dergelijke maatregelen een efficiënt beheer en gebruik van de vervoersinfrastructuur bevorderen, dienen zij ook onder deze verordening te vallen.

(6)

Bij het beleid inzake het trans-Europees vervoersnetwerk moet rekening worden gehouden met de ontwikkelingen van vervoersbeleid en inzake de eigendom van infrastructuur. Vervoersinfrastructuur wordt nog steeds hoofdzakelijk aangelegd en onderhouden door de lidstaten. Inmiddels zijn echter ook andere entiteiten, waaronder partners uit de private sector, relevant voor de implementatie van een multimodaal Europees vervoersnetwerk en de daarmee verband houdende investeringen, zoals regionale en lokale autoriteiten, infrastructuurbeheerders, concessiehouders of haven- en luchthavenautoriteiten.

(7)

Het trans-Europees vervoersnetwerk is grotendeels samengesteld uit bestaande infrastructuur. Om de doelstellingen van het nieuwe beleid inzake het trans-Europees vervoersnetwerk volledig te verwezenlijken, dienen in een verordening uniforme eisen inzake infrastructuur te worden vastgesteld waaraan de infrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk moet voldoen.

(8)

Het trans-Europees vervoersnetwerk moet worden ontwikkeld door het totstandbrengen van nieuwe vervoersinfrastructuur, door het rehabiliteren en het opschalen van bestaande infrastructuur en door maatregelen die de hulpbronnenefficiënte benutting ervan bevorderen. Rehabilitatie van spoorweginfrastructuur is in specifieke gevallen nodig vanwege het ontbreken van regulier onderhoud in het verleden. Rehabilitatie is een proces dat leidt tot de verwezenlijking van de oorspronkelijke constructieparameters van bestaande spoorweginfrastructuurfaciliteiten in combinatie met een kwalitatieve verbetering op de lange termijn ten opzichte van de huidige toestand, onder toepassing van de vereisten en bepalingen van deze verordening.

(9)

Bij de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang dient terdege rekening te worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het desbetreffende afzonderlijk project. Waar mogelijk dient gebruik te worden gemaakt van synergieën met ander beleid, bijvoorbeeld met toerismegerelateerde aspecten door in wegen- en waterbouwkundige werken, zoals bruggen of tunnels, fietsinfrastructuur voor lange-afstandsfietspaden zoals de EuroVelo-routes op te nemen.

(10)

Het trans-Europees vervoersnetwerk kan het best worden ontwikkeld middels een structuur met twee lagen, bestaande uit een uitgebreid netwerk en een kernnetwerk, gebaseerd op gemeenschappelijke en transparante methoden, waarbij deze twee lagen het hoogste infrastructuurplanningsniveau binnen de Unie zouden moeten vormen.

(11)

Het uitgebreide netwerk dient een transportnetwerk te zijn dat Europa geheel bestrijkt, en dient bereikbaarheid en connectiveit te verzekeren van alle regio’s in de Unie, waaronder afgelegen, insulaire en perifere regio’s, zoals ook wordt nagestreeft middels het geïntegreerd maritiem beleid dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5), en dient de sociale en economische cohesie tussen de regio's te versterken. De in deze verordening ingestelde richtsnoeren ("de richtsnoeren") dienen de eisen voor de infrastructuur van het uitgebreide netwerk te stellen, om te bevorderen dat vóór 2050 een hoogwaardig netwerk in de gehele Unie ontstaat.

(12)

In het witboek wordt ook erkend dat aanzienlijke verschillen blijven bestaan tussen de vervoersinfrastructuur in oostelijke en westelijke delen van de Unie. Deze verschillen moeten worden weggewerkt om een volledig geïntegreerd Europees vervoersinfrastructuurnetwerk tot stand te brengen.

(13)

Het kernnetwerk moet worden bepaald en er dienen passende maatregelen te worden genomen om het kernnetwerk uiterlijk 2030 tot ontwikkeling te laten komenals een prioriteit binnen het door het uitgebreide netwerk voorziene kader. Het kernnetwerk dient de ruggengraat te vormen voor de ontwikkeling van een duurzaam multimodaal vervoersnetwerk en dient de ontwikkeling van het volledige uitgebreide netwerk te stimuleren. Het moet de Unie in staat stellen haar beleid toe te spitsen op die delen van het trans-Europees vervoersnetwerk die de hoogste Europese meerwaarde bieden, in het bijzonder grensoverschrijdende trajecten, ontbrekende schakels, multimodale knooppunten en grote knelpunten, daarbij gevolg gevend aan de in het Witboek vervatte doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen door het vervoer uiterlijk 2050 met 60 % te verlagen ten opzichte van de uitstoot in 1990.

(14)

In terdege gemotiveerde gevallen moeten vrijstellingen op de voor het kernnetwerk geldende infrastructuureisen kunnen worden verleend. Dit zou ook moeten gelden voor gevallen waarin investeringen niet te rechtvaardigen zijn, zoals in dunbevolkte gebieden.

(15)

De bijzondere situatie van geïsoleerde of ten dele geïsoleerde spoorwegnetwerken dient te worden erkend door middel van vrijstellingen van sommige infrastructuurvereisten.

(16)

Bij het verrichten van de evaluatie van de totstandbrenging van het kernnetwerk uiterlijk 2023 dient de Commissie rekening te houden met de nationale uitvoeringsplannen en de toekomstige uitbreidingen.

(17)

Het trans-Europees vervoersnetwerk omvat slechts een deel van de bestaande vervoersnetwerken. In het kader van de herziening van de uitvoering van het kernnetwerk uiterlijk 2023 dient de Commissie in samenwerking met de betrokken lidstaten te bekijken of andere delen, zoals de binnenwateren van klasse III, in het netwerk moeten worden opgenomen. De Commissie dient in het kader van deze evaluatie ook de voortgang van de projecten te beoordelen en zij dient de mogelijkheid te hebben, waar nodig, de termijnen te heroverwegen, rekening houdend met ontwikkelingen die het halen van de termijnen kunnen beïnvloeden.

(18)

Wanneer de Commissie de uitvoering van het kernnetwerk uiterlijk 2023 evalueert, dient zij in overleg met de lidstaten te beoordelen of andere delen in het netwerk moeten worden ingepast, met name de prioritaire projecten opgenomen in Besluit nr. 661/2010/EU.

(19)

Teneinde het kernnetwerk op een gecoördineerde manier en tijdig tot stand te brengen, waardoor de voordelen van een netwerk ten volle kunnen worden benut, dienen de betrokken lidstaten passende maatregelen te nemen om de projecten van gemeenschappelijk belang uiterlijk 2030 te voltooien. Wat het uitgebreide netwerk betreft, dienen de lidstaten zich tot het uiterste in te spannen om dat netwerk uiterlijk 2050 te voltooien en te voldoen aan de desbetreffende bepalingen van deze richtsnoeren.

(20)

Het is noodzakelijk de projecten van gemeenschappelijk belang aan te wijzen die zullen bijdragen tot het verwezenlijken van het trans-Europees vervoersnetwerk en die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en beantwoorden aan de prioriteiten die in de richtsnoeren zijn vastgesteld. De tenuitvoerlegging van deze projecten dient af te hangen van de mate waarin zij voldragen zijn, de naleving door hen van wettelijke procedures van de Unie en nationale wettelijke procedures, en de beschikbaarheid van financiële middelen, zonder dat daarbij wordt vooruitgelopen op de financiële toezeggingen van een lidstaat of de Unie.

(21)

Projecten van gemeenschappelijk belang dienen een Europese meerwaarde te bieden. Grensoverschrijdende projecten hebben doorgaans een grote Europese meerwaarde, maar in vergelijking met zuiver nationale projecten hebben ze mogelijk beperktere directe economische effecten. Dergelijke grensoverschrijdende projecten moeten voorwerp zijn van prioritair optreden van de Unie om te garanderen dat deze worden uitgevoerd.

(22)

Projecten van gemeenschappelijk belang waarvoor financiering van de Unie wordt aangevraagd, dienen te worden onderworpen aan een op een erkende methodologie gebaseerde sociaaleconomische kosten-batenanalyse waarbij de uit sociaal, economisch, klimaat- en milieu-oogpunt relevante kosten en baten in aanmerking worden genomen. De analyse van de kosten en baten voor klimaat en milieu dient gebaseerd te zijn op een milieueffectbeoordeling krachtens Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad (6).

(23)

Ten einde bij te dragen tot de reductiedoelstellingen in verband met klimaatverandering van het Witboek vervoer, namelijk een daling in de uitstoot van broeikasgassen met 60 % vóór 2050 ten opzichte van het niveau in 1990, moet het broeikaseffect van projecten van gemeenschappelijk belang in de vorm van nieuwe, uitgebreide of verbeterde vervoersinfrastructuur worden beoordeeld.

(24)

Sommige gedeelten van het netwerk worden door andere actoren dan de lidstaten beheerd. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten ervoor te zorgen dat deze wetgeving op hun grondgebied correct wordt toegepast. Aangezien de ontwikkeling en de uitvoering van het trans-Europees vervoersnetwerk de gemeenschappelijke toepassing van deze verordening vergt, dienen alle gedeelten van het netwerk aan de rechten en plichten als voorzien bij deze verordening te voldoen, alsmede aan die welke zijn opgenomen in ander, toepasselijk Unierecht en nationaal recht.

(25)

Samenwerking met buurlanden en derde landen is noodzakelijk om de verbinding en interoperabiliteit tussen de respectieve infrastructuurnetwerken te verzekeren. Daarom moet de Unie waar nodig projecten van gemeenschappelijk belang met deze landen bevorderen.

(26)

Om intermodale integratie in het gehele netwerk te bewerkstelligen, moet het trans-Europees vervoersnetwerk goed worden gepland. Dat omvat eveneens de toepassing van specifieke eisen voor infrastructuur, telematicatoepassingen, uitrusting en diensten op het gehele netwerk. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat deze eisen in heel Europa voor elke vervoerswijze en voor de onderlinge verbinding van vervoerswijzen op het gehele trans-Europees vervoersnetwerk en daarbuiten correct en op een gecoördineerde manier worden toegepast, zodat voordeel kan worden behaald uit het netwerkeffect en een efficiënt trans-Europees vervoer over lange afstand mogelijk wordt.

(27)

Er dienen kaarten te worden opgesteld om de bestaande en geplande vervoersinfrastructuur voor het kernnetwerk en het uitgebreide netwerk af te bakenen. Deze kaarten moeten na verloop van tijd worden aangepast aan veranderde verkeersstromen. De technische achtergrond voor deze kaarten komt uit het interactieve geografische en technische informatiesysteem voor het trans-Europees vervoersnetwerk ("het TENtec-systeem") van de Commissie, waarin de trans-Europese vervoersinfrastructuur meer in detail is beschreven.

(28)

De richtsnoeren dienen prioriteiten te stellen zodat de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet binnen het gegeven tijdsbestek kan worden ontwikkeld.

(29)

Telematicatoepassingen zijn nodig als basis voor de optimalisering van het verkeer en het vervoer, voor de verkeersveiligheid en om bijbehorende diensten te verbeteren. Reizigersinformatie, met inbegrip van informatie over systemen voor de afgifte van vervoersbewijzen en boekingssystemen, moet worden verschaft overeenkomstig Verordening (EU) nr. 454/2011 van de Commissie (7).

(30)

De richtsnoeren dienen, overeenkomstig de doelstellingen van de Unie inzake duurzame stedelijke mobiliteit, te voorzien in de ontwikkeling van het uitgebreide netwerk op basis van stedelijke knooppunten, die het vertrekpunt of de eindbestemming ("last mile") vormen voor het verkeer van passagiers en goederen over het trans-Europees vervoersnetwerk en tevens overstappunten respectievelijk overlaadplaatsen zijn binnen of tussen de verschillende vervoerswijzen.

(31)

Dankzij zijn grote schaal kan het trans-Europees vervoersnetwerk de basis leggen voor de grootschalige introductie van nieuwe technologieën en innovatie, die op hun beurt bijvoorbeeld de algemene efficiëntie van de Europese vervoerssector kunnen helpen bevorderen en de koolstofvoetafdruk kunnen helpen reduceren. Aldus wordt een bijdrage geleverd aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en aan de doelstelling van het Witboek, namelijk een daling in de uitstoot van broeikasgassen met 60 % in 2050 (ten opzichte van het niveau in 1990), en wordt tegelijkertijd werk gemaakt van de beoogde grotere brandstofvoorzieningszekerheid voor de Unie. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, dient de beschikbaarheid van alternatieve schone brandstoffen langs het gehele trans-Europees vervoersnetwerk te worden verbeterd. De beschikbaarheid van alternatieve schone brandstoffen dient te worden gebaseerd op de vraag naar deze brandstoffen en toegang tot alle alternatieve schone brandstoffen aan alle tankstations mag geen vereiste zijn.

(32)

Het trans-Europees vervoersnetwerk moet voldoende multimodaal zijn, zodat betere en meer duurzame keuzen tussen vervoerswijzen kunnen worden gemaakt voor personen- en vrachtvervoer en zodat het mogelijk wordt gemaakt grote volumes te bundelen voor vervoer over lange afstanden. Hierdoor wordt multimodaliteit economisch aantrekkelijker voor passagiers, gebruikers en expediteurs.

(33)

Om een efficiënte en hoogwaardige vervoersinfrastructuur voor alle vervoerswijzen tot stand te brengen, dient bij de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk rekening te worden gehouden met de beveiliging en veiligheid van het verkeer van passagiers en goederen, de bijdrage tot klimaatverandering en de gevolgen van de klimaatverandering en van mogelijke door de natuur of de mens veroorzaakte rampen voor de infrastructuur, en met toegankelijkheid voor alle gebruikers.

(34)

Bij infrastructuurplanning dienen de lidstaten en andere initiatiefnemers van infrastructuurprojecten voldoende aandacht te besteden aan de risicobeoordelingen en maatregelen om de infrastructuur voldoende bestand te maken tegen de klimaatverandering en tegen milieurampen.

(35)

De lidstaten en andere initiatiefnemers van projecten dienen een milieueffectbeoordeling van de plannen en projecten te verrichten overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (8), Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), Richtlijn 2009/147/EC van het Europees Parlement en de Raad (11) en Richtlijn 2011/92/EU teneinde negatieve milieu-effecten zoals fragmentatie van het landschap, bodemafdekking, vervuiling van land en water en geluidsoverlast te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, te mitigeren of te compenseren, en de biodiversiteit op doeltreffende wijze te beschermen.

(36)

De bescherming van het milieu en van de biodiversiteit alsook de strategische vereisten van de binnenvaart dienen in beschouwing te worden genomen.

(37)

De lidstaten en andere initiatiefnemers van projecten dienen ervoor te zorgen dat beoordelingen van projecten van gemeenschappelijk belang efficiënt worden uitgevoerd en dat onnodige vertragingen worden vermeden.

(38)

De vervoersinfrastructuur dient een vlotte mobiliteit en de toegankelijkheid voor alle gebruikers, in het bijzonder bejaarden, personen met beperkte mobiliteit en personen met een handicap, te bevorderen.

(39)

De lidstaten dienen voorafgaande beoordelingen uit te voeren van de toegankelijkheid van de infrastructuur en van de daarmee samenhangende diensten.

(40)

Het kernnetwerk dient een onderdeel te vormen van het overlappende uitgebreide netwerk. Het dient de strategisch belangrijkste knooppunten en verbindingen te omvatten van het trans-Europees vervoersnetwerk in termen van vervoersbehoeften. Het netwerk moet bovendien multimodaal zijn, met andere woorden het moet alle vervoerswijzen en hun verbindingen omvatten, alsmede relevante verkeers- en informatiebeheersystemen.

(41)

Het kernnetwerk is vastgesteld op basis van een objectieve planningsmethodologie. Met behulp van deze methodologie zijn de belangrijkste stedelijke knooppunten, havens, luchthavens alsmede grensovergangen bepaald. Deze knooppunten zijn waar mogelijk verbonden met multimodale verbindingen voor zover die economisch levensvatbaar en ecologisch duurzaam zijn en voor 2030 kunnen worden gerealiseerd. Deze methodologie heeft ervoor gezorgd dat alle lidstaten onderling worden verbonden en dat de belangrijkste eilanden in het kernnetwerk zijn opgenomen.

(42)

Om het kernnetwerk binnen de vastgestelde termijn te realiseren, kan een corridoraanpak worden gehanteerd voor de transnationale coördinatie van de verschillende projecten alsook om de ontwikkeling van de corridor te stroomlijnen, zodat netwerkeffecten maximaal worden benut. Deze methode mag niet worden beschouwd als een grondslag voor het prioriteren van bepaalde projecten op het kernnetwerk. De kernnetwerkcorridors moeten de infrastructuur van het kernnetwerk zodanig helpen ontwikkelen dat knelpunten worden aangepakt, grensoverschrijdende verbindingen worden bevorderd en efficiëntie en duurzaamheid worden verbeterd. Ze zullen bijdragen tot samenhang door verbeterde territoriale samenwerking.

(43)

De kernnetwerkcorridors dienen daarnaast een antwoord te bieden op bredere doelstellingen van het vervoersbeleid, alsmede de interoperabiliteit, de intermodale integratie en het multimodale vervoer te vergemakkelijken. Op die manier ontstaan specifieke corridors met een sterk gereduceerde uitstoot, die bijgevolg een minimale impact op het milieu hebben en de concurrentiekracht versterken, en die bovendien aantrekkelijk zijn door hun betrouwbaarheid, beperkte congestie en lage exploitatie- en administratiekosten. De corridoraanpak dient transparant en helder te zijn en het beheer van deze corridors mag niet tot een buitensporige toename van de administratieve lasten of kosten leiden.

(44)

De Europese coördinatoren waarin deze verordening voorziet, dienen, met instemming van de betrokken lidstaat, maatregelen te bevorderen om voor complexe grensoverschrijdende projecten voor iedere kernnetwerkcorridor een passende bestuursstructuur uit te tekenen en zowel private als publieke financieringsbronnen te vinden. Europese coördinatoren dienen de gecoördineerde uitvoering van de kernnetwerkcorridors te faciliteren.

(45)

De rol van de Europese coördinatoren is van groot belang voor de ontwikkeling van corridors en de samenwerking tussen corridorlanden.

(46)

De kernnetwerkcorridors dienen toegesneden te zijn op de corridors voor goederenvervoer per spoor die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad (12), alsook met het Europese implementatieplan voor (ERTMS) dat is vastgesteld bij Beschikking 2009/561/EG van de Commissie (13).

(47)

Met het oog op een maximale consistentie tussen de richtsnoeren en de programmering van de relevante financiële instrumenten op EU-niveau, moet de financiering van het trans-Europees vervoersnetwerk in overeenstemming zijn met deze verordening en gebaseerd zijn op Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14). Dienovereenkomstig moet worden gestreefd naar een stroomlijning en combinatie van de financiering via interne en externe instrumenten, zoals de structuurfondsen en het Cohesiefonds, de ENB-investeringsfaciliteit en het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (15), met de financiering door de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en andere financiële instellingen.

(48)

Teneinde de in bijlage I opgenomen kaarten bij te werken en deze aan te passen aan mogelijke wijzigingen die voortvloeien uit de toetsing van het werkelijke gebruik van bepaalde delen van de vervoersinfrastructuur aan de vooraf vastgestelde kwantitatieve drempels voor de verkeersstromen, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met inachtneming van artikel 172 VWEU, handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van de bijlagen I en II. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie dient bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(49)

De belangen van regionale en lokale autoriteiten als ook die van het lokale maatschappelijk middenveld die de gevolgen van een project van gemeenschappelijk ondervinden, moeten terdege in aanmerking worden genomen bij planfase en de bouwfase van projecten.

(50)

Het Europese kader en de nationale kaders voor de planning en uitvoering van vervoersinfrastructuur en voor de verlening van vervoerdiensten bieden belanghebbenden mogelijkheden om bij te dragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van deze verordening. Het nieuwe instrument voor de implementatie van het trans-Europees vervoersnetwerk – bijvoorbeeld kernnetwerkcorridors – vormt een krachtig middel om het respectieve potentieel van de betrokken partijen te ontsluiten, de samenwerking tussen die partijen te bevorderen en het complementaire karakter van dat instrument ten opzichte van het optreden van de lidstaten te versterken.

(51)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (16).

(52)

Daar de doelstelling van deze verordening, met name de gecoördineerde verwezenlijking en ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de behoefte aan coördinatie van deze doelstellingen, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen, Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(53)

Besluit nr. 661/2010/EU moet worden ingetrokken.

(54)

Deze verordening moet in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, teneinde een tijdige goedkeuring van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen uit hoofde van deze verordening mogelijk te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1

Doel

1.   Bij deze verordening worden richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnetwerk vastgesteld, die bestaat uit een structuur in twee lagen, namelijk het uitgebreide netwerk en het daarop gebaseerde kernnetwerk.

2.   In deze verordening worden projecten van gemeenschappelijk belang aangewezen, en worden de eisen gespecificeerd waaraan moet worden voldaan bij het beheer van de infrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk.

3.   In deze verordening worden de prioriteiten vastgesteld voor de ontwikkeling van het trans-Europeesvervoersnetwerk.

4.   De verordening voorziet in maatregelen voor de verwezenlijking van het trans-Europees vervoersnetwerk. De tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang hangt af van de mate waarin het project voldragen is, van de naleving van Unierecht en nationaal recht en van de beschikbaarheid van financiële middelen, zonder daarbij vooruit te lopen op de financiële verplichtingen van een lidstaat of van de Unie.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op het trans-Europees vervoersnetwerk dat is weergegeven op de kaarten in bijlage I. Het trans-Europees vervoersnetwerk bestaat uit de vervoersinfrastructuur en telematicatoepassingen, alsook maatregelen die een efficiënt beheer en gebruik van die infrastructuur bevorderen en die het totstandbrengen en het exploiteren van duurzame, efficiënte vervoersdiensten toestaan.

2.   De infrastructuur voor het trans-Europees vervoersnetnetwerk omvat de infrastructuur voor spoorvervoer, binnenvaart, wegvervoer, zeevervoer, luchtvervoer en voor multimodaal vervoer, als bepaald in de toepasselijke bepalingen van hoofdstuk II.

Artikel 3

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

"project van gemeenschappelijk belang": een project dat overeenkomstig de voorschriften van en onder naleving van het bepaalde in deze verordening wordt uitgevoerd;

b)

"buurland": een land dat onder het Europees nabuurschapsbeleid valt, met inbegrip van het strategisch partnerschap, het uitbreidingsbeleid, de Europese Economische Ruimte en de Europese Vrijhandelsassociatie;

c)

"derde land": elk buurland of elk ander land waarmee de Unie kan samenwerken om de met deze verordening nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken;

d)

"Europese meerwaarde": de door een project vertegenwoordigde waarde die, naast de potentiële waarde voor de betreffende lidstaat alleen, leidt tot een aanzienlijke verbetering van vervoersverbindingen of vervoersstromen tussen de lidstaten, zoals aantoonbaar blijkt uit verbeteringen op het vlak van efficiëntie, duurzaamheid, concurrentievermogen of cohesie, overeenkomstig de in artikel 4 genoemde doelstellingen;

e)

"infrastructuurbeheerder": een instantie of onderneming die in het bijzonder belast is met de totstandbrenging of het onderhoud van vervoersinfrastructuur. Het beheer van de regelings- en veiligheidssystemen van de infrastructuur kan daaronder zijn begrepen;

f)

"telematicatoepassingen": systemen die gebruikmaken van informatie-, communicatie-, navigatie- en plaatsbepalings-/lokalisatietechnologieën om de infrastructuur, de mobiliteit en het verkeer op het trans-Europees vervoersnetwerk effectief te beheren en om burgers en exploitanten diensten met een meerwaarde te verlenen, met inbegrip van systemen voor een veilig, betrouwbaar, milieuvriendelijk en efficiënt gebruik van het netwerk. Ook boordapparatuur kan hieronder vallen, mits die een onlosmakelijke eenheid vormt met de overeenkomstige infrastructuurcomponenten. Ze omvatten ook de in de punten g) tot en met l) bedoelde systemen, technologieën en diensten;

g)

"intelligent vervoerssysteem": een systeem als nader omschreven in Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (17);

h)

"luchtverkeersbeveiligingssysteem": een systeem als bedoeld in Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad (18) en in het Europese masterplan voor luchtverkeersbeveiliging (ATM) als omschreven in Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad (19);

i)

"monitoring- en informatiesystemen voor de zeescheepvaart (VTMIS)": systemen die worden ingezet om het verkeer en zeevervoer in het oog te houden en te beheren door middel van informatie van automatische scheepsidentificatiesystemen, systemen voor identificatie en volgen van schepen op lange afstand (LRIT), kustradarsystemen en radiocommunicatie als vastgesteld in Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (20), met inbegrip van de integratie van het systeem voor informatie en uitwisseling voor de zeevaart (SafeSeaNet);

j)

"rivierinformatiediensten (RIS)": informatie- en communicatietechnologieën op de binnenwateren als nader omschreven in Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad (21);

k)

"elektronische maritieme diensten": diensten op basis van geavanceerde en interoperabele informatietechnologieën in de zeescheepvaartsector om administratieve procedures te vergemakkelijken en de verwerking van vracht op zee en in havengebieden te vereenvoudigen, met inbegrip van diensten via één elektronisch platform zoals het geïntegreerde elektronisch platform voor maritieme diensten als bedoeld in Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (22), havencommunicatiesystemen en relevante douaneinformatiesystemen;

l)

"Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS)": het systeem dat is omschreven in Beschikking 2006/679/EG van de Commissie (23) en Beschikking 2006/860/EG van de Commissie (24);

m)

"grensoverschrijdend traject": het traject dat zorgt voor de continuïteit van een project van gemeenschappelijk belang tussen de dichtstbijzijnde stedelijke knooppunten aan weerszijden van de grens tussen twee lidstaten of tussen een lidstaat en een buurland;

n)

"multimodaal vervoer": het vervoer van passagiers en/of goederen met gebruikmaking van twee of meer vervoerswijzen;

o)

"interoperabiliteit": het vermogen, omvattende allejuridische, technische en operationele voorwaarden van de infrastructuur in een vervoerswijze om verkeersstromen veilig en zonder onderbreking te laten verlopen teneinde de vereiste prestatieniveaus voor die infrastructuur of vervoerswijze te bereiken;

p)

"stedelijk knooppunt": een stedelijk gebied waar de vervoersinfrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk, zoals havens, passagiersterminals daaronder begrepen, luchthavens, spoorwegstations, logistieke platforms en goederenterminals, die in en rond het stedelijk gebied zijn gelegen, verbonden is met andere delen van die infrastructuur en met de infrastructuur voor regionaal en lokaal verkeer;

q)

"knelpunt": een fysieke, technische of functionele belemmering die leidt tot een breuk in een systeem, waardoor de continuïteit van langeafstandsstromen of grensoverschrijdende stromen in het gedrang komt, en die kan worden weggenomen door nieuwe infrastructuur aan te leggen of bestaande infrastructuur ingrijpend te moderniseren, waardoor verbeteringen kunnen optreden die de door het knelpunt veroorzaakte belemmeringen kunnen oplossen;

r)

"logistiek platform", een gebied dat rechtstreeks aangesloten is op de vervoersinfrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk, met inbegrip van ten minste één goederenterminal, en dat de logistieke activiteiten mogelijk maakt;

s)

"goederenterminal": een structuur uitgerust voor de overslag tussen ten minste twee vervoerswijzen of tussen twee verschillende spoorwegsystemen, en voor de tijdelijke opslag van goederen, zoals havens, binnenhavens, luchthavens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer;

t)

"sociaaleconomische kosten-batenanalyse": een gekwantificeerde, op een erkende methodologie gebaseerde voorafgaande beoordeling van de waarde van een project, waarbij alle uit sociaal, economisch, klimaat- en milieu-oogpunt relevante kosten en baten in aanmerking worden genomen. De analyse van de klimaat- en milieugerelateerde kosten en baten wordt gebaseerd op de krachtens Richtlijn 2011/92/EU verrichte milieueffectbeoordeling.

u)

"geïsoleerd net": het spoorwegnet van een lidstaat, of een onderdeel daarvan, met een spoorbreedte die afwijkt van de Europese nominale standaardspoorbreedte (1 435 mm), waarvoor bepaalde grote infrastructuurinvesteringen vanuit een economisch kosten/baten-oogpunt niet gerechtvaardigd zijn wegens de specifieke eigenschappen van dat net die te maken hebben met geografisch isolement of perifere ligging;

v)

"NUTS-regio": een regio als omschreven in de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek;

w)

"alternatieve schone brandstoffen": brandstoffen zoals elektriciteit, waterstof, biobrandstoffen (vloeistoffen), synthetische brandstoffen, methaan (aardgas (CNG en LNG) en biomethaan) en vloeibaar petroleumgas (LPG), die ten minste deels dienen als een vervanger van de aardoliein de energievoorziening voor vervoer, ertoe bijdragen dat deze koolstofvrij wordt, en de milieuprestatie van de vervoersector verbeteren.

Artikel 4

Doelstellingen van het trans-Europees vervoersnetwerk

Het trans-Europees vervoersnetwerk versterkt de sociale, economische en territoriale samenhang van de Unie en draagt bij tot de verwezenlijking van een interne Europese vervoersruimte die duurzaam en efficiënt is, meer voordelen voor de gebruikers biedt en inclusieve groei ondersteunt. Het biedt aantoonbare Europese meerwaarde door bij te dragen tot de doelstellingen als vastgelegd in de volgende vier categorieën:

a)

samenhang door:

i)

alle regio's van de Unie, met inbegrip van ultraperifere, insulaire, perifere en bergachtige regio's evenals dunbevolkte gebieden, bereikbaar te maken en onderling te verbinden;

ii)

verschillen tussen de lidstaten qua kwaliteit van de infrastructuur te verminderen;

iii)

zowel voor het passagiers- als voor het goederenvervoer de vervoersinfrastructuur voor langeafstandsverkeer enerzijds en voor regionaal en lokaal verkeer anderzijds onderling te verbinden;

iv)

vervoersinfrastructuur te ontwikkelen die is afgestemd op de specifieke situaties in verschillende delen van de Unie en die alle Europese regio's op evenwichtige wijze bestrijkt;

b)

efficiëntie door:

i)

knelpunten weg te werken en ontbrekende schakels te realiseren, zowel binnen de vervoersinfrastructuren als op verbindingspunten ertussen, zowel binnen als tussen lidstaten;

ii)

nationale vervoersnetwerken onderling te verbinden en interoperabel te maken;

iii)

alle vervoerswijzen optimaal te integreren en onderling te verbinden;

iv)

economisch efficiënt vervoer van hoogstaande kwaliteit te bevorderen en aldus bij te dragen tot verdere economische groei en concurrentiekracht;

v)

nieuwe en bestaande infrastructuur efficiënt te gebruiken;

vi)

kosteneffectieve toepassing van innovatieve technologische en operationele concepten;

c)

duurzaamheid door:

i)

alle vervoerswijzen op zodanige wijze te ontwikkelen dat vervoerd wordt gegarandeerd dat op lange termijn houdbaar en economisch efficiënt is;

ii)

bij te dragen tot de doelstellingen van een lage uitstoot van broeikasgassen, een schoon vervoer met een lage CO2-uitstoot, brandstofvoorzieningszekerheid, verlaging van externe kosten en milieubescherming;

iii)

het bevorderen van vervoer met een lage CO2-uitstoot met teneinde een aanmerkelijke afname van de CO2-uitstoot te bereiken, in overeenstemming met de desbetreffende doelstellingen van de Unie voor het verminderen van CO2;

d)

meer voordelen voor de gebruikers door:

i)

te voldoen aan de mobiliteits- en vervoersbehoeften van de gebruikers binnen de Unie en in de betrekkingen met derde landen;

ii)

te zorgen dat zowel het passagiers- als het goederenvervoer aan strenge veiligheids-, betrouwbaarheids- en kwaliteitsnormen beantwoordt;

iii)

ook in het geval van een natuurramp of een door menselijk toedoen veroorzaakte ramp de mobiliteit te ondersteunen en de bereikbaarheid voor nood- en reddingsdiensten te garanderen;

iv)

infrastructuurvereisten op te stellen, met name op het vlak van interoperabiliteit, veiligheid en betrouwbaarheid, die kwaliteit, efficiëntie en duurzaamheid van vervoersdiensten garanderen;

v)

de toegankelijkheid voor bejaarden, personen met beperkte mobiliteit en personen met een handicap te bieden.

Artikel 5

Een netwerk dat efficiënt omspringt met hulpbronnen

1.   Het trans-Europees vervoersnetwerk wordt gepland, ontwikkeld en geëxploiteerd met oog voor een efficiënt gebruik van hulpbronnen door:

a)

bestaande vervoersinfrastructuur te ontwikkelen, te verbeteren en te onderhouden;

b)

de integratie van de infrastructuur en onderlinge verbindingen te optimaliseren;

c)

nieuwe technologieën en telematicatoepassingen in te voeren, indien het inzetten daarvan economisch gerechtvaardigd is;

d)

rekening te houden met mogelijke synergieën met andere netwerken, in het bijzonder de trans-Europese energie- en/of telecommunicatienetwerken;

e)

de strategische milieueffecten, mede door de opstelling van passende plannen en programma's, alsook de effecten van klimaatverandering te beoordelen;

f)

maatregelen te nemen om de infrastructuurcapaciteit te plannen en waar nodig uit te breiden;

g)

gepaste aandacht te schenken aan de kwetsbaarheid van de vervoersinfrastructuur voor veranderende klimaatomstandigheden en voor natuurrampen en door menselijk toedoen veroorzaakte rampen, teneinde op die mogelijke gebeurtenissen voorbereid te zijn.

2.   Bij de planning en de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk houden de lidstaten rekening met de specifieke omstandigheden in de verscheidene delen van de Unie, zoals in het bijzonder de toeristische aspecten en topografische eigenschappen van de betrokken regio's. Zij kunnen de gedetailleerde tracéwijzigingen van trajecten aanpassen binnen de in artikel 49, lid 4, punt c), vermelde grenzen, waarbij zij erop toezien dat de voorschriften van deze verordening worden nageleefd.

Artikel 6

Trans-Europees vervoersnetwerk met een tweelagige structuur

1.   Het trans-Europees vervoersnet wordt geleidelijk tot stand gebracht in het bijzonder door dit netwerk aan de hand van een coherente en transparante methodologische aanpak in twee lagen op te bouwen, namelijk een uitgebreid netwerk en een kernnetwerk.

2.   Het uitgebreide netwerk omvat alle bestaande en geplande vervoersinfrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk en maatregelen om een efficiënt en sociaal en ecologisch duurzaam gebruik van die infrastructuur te bevorderen. Het wordt geidentificeerd en ontwikkeld overeenkomstig hoofdstuk II.

3.   Het kernnetwerk bestaat uit de delen van het uitgebreide netwerk met het grootste strategische belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk. Het wordt vastgesteld en ontwikkeld overeenkomstig hoofdstuk III.

Artikel 7

Projecten van gemeenschappelijk belang

1.   Projecten van gemeenschappelijk belang dragen bij tot de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk door de verwezenlijking van nieuwe vervoersinfrastructuur, door de rehabilitatie en de modernisering van bestaande vervoersinfrastructuur en door maatregelen om een hulpbronnenefficiënt gebruik van het netwerk te bevorderen.

2.   Een project van gemeenschappelijk belang voldoet aan de volgende vereisten:

a)

bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen binnen ten minste twee van de vier in artikel 4 genoemde categorieën;

b)

voldoen aan hoofdstuk II en, indien het betrekking heeft op het kernnetwerk, daarnaast aan hoofdstuk III;

c)

economisch levensvatbaar zijn op basis van een analyse van de sociaaleconomische kosten en baten.

d)

aantoonbaar Europese meerwaarde bieden.

3.   Een project van gemeenschappelijk belang kan de gehele cyclus beslaan, met inbegrip van haalbaarheidsstudies en vergunningsprocedures, uitvoering en evaluatie.

4.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om te waarborgen dat de projecten worden uitgevoerd onder naleving van het relevante recht van de Unie en de lidstaten en met name de rechtshandelingen van de Unie inzake milieu, klimaatbescherming, veiligheid, beveiliging, concurrentie, staatssteun, overheidsopdrachten, volksgezondheid en toegankelijkheid.

5.   Projecten van gemeenschappelijk belang komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie krachtens de voor het trans-Europees vervoersnetwerk beschikbare instrumenten.

Artikel 8

Samenwerking met derde landen

1.   De Unie kan steun verlenen, met inbegrip van financiële steun, voor projecten van gemeenschappelijk belang, teneinde het trans-Europees vervoersnetwerk te verbinden met de infrastructuurnetwerken van buurlanden, voor zover deze projecten:

a)

het kernnetwerk aan de grensovergangen verbinden en betrekking hebben op infrastructuur die onontbeerlijk is voor een vlot verloop van de verkeersstromen, de grenscontroles, de grensbewaking en de andere grenscontroleprocedures;

b)

de verbinding verzekeren tussen het kernnetwerk en de vervoersnetwerken van de derde landen met als doel de economische groei en het concurrentievermogen te vergroten;

c)

de vervoersinfrastructuur in derde landen die de verbinding vormt tussen delen van het kernnetwerk in de Unie, voltooien;

d)

in die landen systemen voor verkeersbeheer invoeren;

e)

het zeevervoer en snelwegen op zee bevorderen, met uitzondering van financiële steun voor havens in derde landen;

f)

het vervoer over binnenwateren met derde landen vergemakkelijken.

Deze projecten dienen de capaciteit of het nut van de trans-Europese netwerken in één of meerdere lidstaten te vergroten.

2.   Onverminderd lid 1 kan de Unie met derde landen samenwerken om andere projecten te bevorderen, zonder financiële steun te verlenen, voor zover deze projecten ertoe strekken:

a)

de interoperabiliteit tussen het trans-Europees vervoersnetwerk en netwerken van derde landen te bevorderen;

b)

de uitbreiding van het TEN-V-beleid naar derde landen te bevorderen;

c)

het luchtvervoer met derde landen te faciliteren teneinde efficiënte en duurzame economische groei en het concurrentievermogen te bevorderen, mede door uitbreiding van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en verbetering van de samenwerking inzake luchtverkeersbeheer;

d)

het zeevervoer te faciliteren en samen met derde landen de invoering van snelwegen op zee te bevorderen.

3.   Projecten uit hoofde van lid 2, punt a) en punt d), zijn in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van hoofdstuk II.

4.   In bijlage III zijn indicatieve kaarten opgenomen van het trans-Europees vervoersnetwerk met uitbreidingen naar specifieke buurlanden.

5.   De Unie kan samen met buurlanden bestaande coördinatie- en financieringsinstrumenten gebruiken of nieuwe instrumenten opzetten en gebruiken, zoals de investeringsfaciliteit voor het nabuurschapsbeleid (NIF), het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA) of de Financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (CEF), om projecten van gemeenschappelijk belang te bevorderen.

6.   Voor de bepalingen in dit artikel gelden de toepasselijke procedures van artikel 218 VWEU betreffende internationale overeenkomsten.

HOOFDSTUK II

HET UITGEBREIDE NETWERK

Artikel 9

Algemene bepalingen

1.   Het uitgebreide netwerk voldoet aan de volgende vereisten:

a)

in overeenstemming zijn met de kaarten en de lijsten in bijlage I en in deel 2 van bijlage II;

b)

nader worden gespecificeerd aan de hand van een beschrijving van de infrastructuurcomponenten;

c)

voldoen aan de voorschriften betreffende de in dit hoofdstuk omschreven vervoersinfrastructuren;

d)

de basis vormen voor de aanwijzing van projecten van gemeenschappelijk belang;

e)

rekening houden met de fysieke beperkingen en topografische kenmerken van de vervoersinfrastructuur van de lidstaten zoals vastgesteld in de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI).

2.   De lidstaten spannen zich tot het uiterste in teneinde uiterlijk 31 december 2050 het uitgebreide netwerk te hebben voltooid en aan de toepasselijke bepalingen van dit hoofdstuk te voldoen.

Artikel 10

Algemene prioriteiten

1.   Bij de ontwikkeling van het uitgebreide netwerk wordt in het algemeen prioriteit verleend aan maatregelen die nodig zijn om:

a)

een goede bereikbaarheid en connectiviteit van alle regio's van de Unie te verzekeren en daarbij rekening te houden met de specifieke omstandigheden van eilanden, geïsoleerde netwerken en dunbevolkte, afgelegen en ultraperifere regio's;

b)

een optimale integratie en interoperabiliteit van de vervoerswijzen te verzekeren;

c)

ontbrekende schakels te realiseren en knelpunten weg te werken, in het bijzonder op grensoverschrijdende trajecten;

d)

het efficiënt en duurzaam gebruik van de infrastructuur te bevorderen en, indien nodig, de capaciteit te vergroten;

e)

de kwaliteit van de infrastructuur op het vlak van veiligheid, beveiliging, efficiëntie, klimaat en, in voorkomend geval, herstelcapaciteit na rampen, milieuprestatie, sociale omstandigheden, toegankelijkheid voor alle gebruikers, met inbegrip van ouderen, personen met beperkte mobiliteit en personen met een handicap, en kwaliteit van de diensten en continuïteit van de verkeersstromen te verbeteren of in stand te houden;

f)

telematicatoepassingen te implementeren en in te voeren en innoverende technologische ontwikkeling te bevorderen.

2.   In aanvulling op de in lid 1 uiteengezette maatregelen wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen die nodig zijn om:

a)

brandstofzekerheid te bewerkstelligen door middel van meer energie-efficiëntie en door het gebruik van alternatieve energiebronnen en in het bijzonder CO2-arme of CO2-vrije energiebronnen en aandrijfsystemen te bevorderen;

b)

de blootstelling van stedelijke gebieden aan de negatieve effecten van doorgaand spoor- en wegvervoer te beperken;

c)

administratieve en technische belemmeringen weg te nemen, met name voor de interoperabiliteit van het trans-Europees vervoersnet en voor mededinging;

AFDELING 1

Spoorweginfrastructuur

Artikel 11

Infrastructuurcomponenten

1.   De spoorweginfrastructuur omvat in het bijzonder:

a)

hogesnelheidslijnen en conventionele spoorlijnen, met inbegrip van:

i)

rangeersporen;

ii)

tunnels;

iii)

bruggen;

b)

goederenterminals en logistieke platforms voor de overslag van goederen tussen treinen of tussen het spoor en een andere vervoerwijze;

c)

stations op de in bijlage I vermelde lijnen waar passagiers van de ene trein op een andere of van spoorvervoer op een andere vervoerwijze kunnen overstappen;

d)

de verbindingen van stations, goederenterminals en logistieke platforms met andere vervoerswijzen in het trans-Europees vervoersnetwerk;

e)

bijbehorende uitrusting;

f)

telematicatoepassingen.

2.   Spoorlijnen worden aangelegd in een van de volgende vormen:

a)

spoorlijnen voor hogesnelheidsvervoer, met name:

i)

speciaal aangelegde hogesnelheidslijnen die uitgerust zijn voor snelheden van ten minste 250 km/u;

ii)

conventionele lijnen die speciaal aangepast zijn voor snelheden van ongeveer 200 km/u;

iii)

lijnen die speciaal zijn aangepast voor hoge snelheden en die een specifiek karakter hebben omdat de snelheid moet worden afgestemd op topografische belemmeringen, het reliëf of de stedelijke bebouwing. Onder deze categorie vallen de verbindingslijnen tussen hogesnelheids- en conventionele netwerken, de lijnen door stations, verbindingslijnen die toegang geven tot terminals, remises en verbindingslijnen die op conventionele snelheid worden gebruikt door „hogesnelheid” rollend materieel;

b)

spoorlijnen voor conventioneel vervoer.

3.   Tot de uitrusting voor spoorlijnen kunnen onder meer behoren: de elektrificatiesystemen, de uitrusting voor het in- en uitstappen van passagiers en voor het laden en lossen van goederen in stations, logistieke platforms en goederenterminals. Tot de uitrusting kunnen mede behoren voorzieningen, zoals voorzieningen voor automatische omschakeling naar een andere spoorbreedte, die nodig zijn voor een veilige, betrouwbare en efficiënte voertuigexploitatie, met inbegrip van een geringer milieueffect en een verhoogde interoperabiliteit.

Artikel 12

Vereisten voor de vervoersinfrastructuur

1.   De goederenterminals zijn aangesloten op de wegeninfrastructuur of, indien mogelijk, op de binnenvaartinfrastructuur van het uitgebreide netwerk.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de spoorweginfrastructuur:

a)

wordt uitgerust met ERTMS, behalve in het geval van geïsoleerde netwerken;

b)

voldoet aan Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (25) en de maatregelen ter uitvoering daarvan, zodat het uitgebreide netwerk uiteindelijk interoperabel wordt;

c)

voldoet aan de vereisten van de TSIs die is vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2008/57/EG, behalve indien toegestaan op grond van de toepasselijke TSI of volgens de in artikel 9 van Richtlijn 2008/57/EG bedoelde procedure.

d)

behalve in het geval van geïsoleerde netwerken, volledige elektrificatie van de sporen, en voor zover noodzakelijk voor de exploitatie van elektrische treinen, rangeersporen;

e)

voldoet aan de vereisten van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (26) wat betreft de toegang tot goederenterminals.

3.   Op verzoek van een lidstaat verleent de Commissie in terdege gemotiveerde gevallen vrijstellingen voor vereisten die strenger zijn dan de vereisten van Richtlijn 2008/57/EG ten aanzien van het ERMTS en elektrificatie.

Artikel 13

Prioriteiten voor de ontwikkeling van spoorweginfrastructuur

Bij de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang met betrekking tot spoorweginfrastructuur wordt, behalve aan de in artikel 10 genoemde prioriteiten, prioriteit verleend aan het volgende:

a)

de invoering van het ERTMS;

b)

de overstap naar een nominale spoorbreedte van 1 435 mm;

c)

de beperking van door spoorvervoer veroorzaakt geluid en trillingen, in het bijzonder met behulp van maatregelen voor het rollend materieel en voor de infrastructuur, met inbegrip van geluidswallen;

d)

het voldoen aan de infrastructuurvereisten en het bevorderen van interoperabiliteit;

e)

de verbetering van de veiligheid van spoorwegovergangen;

f)

in voorkomend geval, de aansluiting van de spoorinfrastructuur op de binnenhaveninfrastructuur.

AFDELING 2

Binnenvaartinfrastructuur

Artikel 14

Infrastructuurcomponenten

1.   De binnenvaartinfrastructuur omvat in het bijzonder:

a)

rivieren;

b)

kanalen;

c)

meren;

d)

daaraan gerelateerde infrastructuur zoals sluizen, liften, bruggen, stuwmeren en bijbehorende hoogwatermaatregelen die de binnenvaart ten goede kunnen komen;

e)

de binnenhavens, met inbegrip van de nodige infrastructuur voor het vervoer binnen de haven;

f)

bijbehorende uitrusting;

g)

telematicatoepassingen, met inbegrip van RIS;

h)

de verbindingen tussen binnenhavens en de andere vervoerswijzen in het trans-Europees vervoersnetwerk.

2.   Om deel uit te maken van het uitgebreide netwerk moeten binnenhavens een totale jaarlijkse goederenoverslag van meer dan 500 000 ton halen. De totale jaarlijkse goederenoverslag wordt bepaald op basis van het meest recentelijk beschikbare driejaarlijkse gemiddelde, gepubliceerd door Eurostat.

3.   De bij binnenwateren behorende uitrusting kan uitrusting voor het laden en lossen van goederen in binnenhavens omvatten. Tot deze uitrusting kan in het bijzonder behoren uitrusting die het gebruik mogelijk maakt van aandrijf- en besturingssystemen die de verontreiniging van bijvoorbeeld water en lucht, het energieverbruik en de koolstofintensiteit verminderen. Tot de uitrusting kunnen behoren: ontvangstvoorzieningen voor afval, walstroomvoorzieningen en voorzieningen voor de inzameling van afgewerkte olie, alsook uitrusting voor het breken van ijs, voor hydrologisch onderzoek, en voor het baggeren van de haven en toegangsvaarwegen, om het hele jaar door de bevaarbaarheid te verzekeren.

Artikel 15

Vereisten voor de vervoersinfrastructuur

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat binnenhavens aangesloten zijn op de weg- en spoorweginfrastructuur.

2.   Binnenhavens beschikken over ten minste één goederenterminal die op niet-discriminerende wijze en tegen transparante tarieven voor alle vervoerders toegankelijk is.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

rivieren, kanalen en meren voldoen aan de vereisten voor waterwegen van klasse IV als neergelegd in de nieuwe classificatie van de waterwegen zoals die door de Europese Conferentie van de ministers van Vervoer (ECMV) zijn ingesteld, en dat er onder de bruggen continu een vrije hoogte is, onverminderd de artikelen 35 en 36 van deze verordening.

Op verzoek van een lidstaat verleent de Commissie in terdege gemotiveerde gevallen vrijstellingen van de vereisten inzake minimumdiepgang (minder dan 2,50 m) en inzake de minimumhoogte onder bruggen (minder dan 5,25 m);

b)

rivieren, kanalen en meren worden dusdanig onderhouden dat een goede status van bevaarbaarheid voor de scheepvaart mogelijkblijft, onder naleving van de toepasselijke milieuwetgeving;

c)

rivieren, kanalen en meren worden uitgerust met RIS.

Artikel 16

Prioriteiten voor de ontwikkeling van binnenvaartinfrastructuur

Bij de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang met betrekking tot binnenvaartinfrastructuur wordt behalve aan de in artikel 10 genoemde algemene prioriteiten aan de volgende aspecten prioriteit verleend:

a)

voor bestaande binnenwateren: het uitvoeren van de maatregelen die nodig zijn om deze waterwegen in overeenstemming te brengen met de normen voor binnenwateren van klasse IV;

b)

in voorkomend geval, het bereiken van hogere normen voor modernisering van bestaande waterwegen en voor het totstandbrengen van nieuwe waterwegen, in overeenstemming met de technische infrastructuuraspecten van de ECMV, om aan de marktbehoeften tegemoet te komen;

c)

telematicatoepassingen, met inbegrip van RIS;

d)

het aansluiten van de binnenhaveninfrastructuur op de infrastructuur voor goederenvervoer per spoor en over de weg;

e)

het besteden van speciale aandacht aan vrij stromende rivieren die dicht tegen hun natuurlijke positie aan liggen, waarvoor dus specifieke maatregelen kunnen gelden.

f)

het bevorderen van duurzame binnenvaart;

g)

de capaciteit van de infrastructuur die nodig is voor de modernisering en uitbreiding van het vervoer in het havengebied.

AFDELING 3

Wegeninfrastructuur

Artikel 17

Infrastructuurcomponenten

1.   De infrastructuur voor het wegvervoer omvat in het bijzonder:

a)

wegen van hoge kwaliteit, met inbegrip van:

i)

bruggen;

ii)

tunnels;

iii)

aansluitingen;

iv)

kruispunten;

v)

knooppunten;

vi)

vluchtstroken.

b)

parkeerplaatsen en rustplaatsen;

c)

bijbehorende uitrusting;

d)

telematicatoepassingen, met inbegrip van ITS;

e)

goederenterminals en logistieke platforms;

f)

de verbindingen van de goederenterminals en logistieke platforms met de andere vervoerswijzen in het trans-Europees vervoersnetwerk;

g)

busstations.

2.   De in lid 1, punt a), bedoelde wegen van hoge kwaliteit zijn die wegen die een belangrijke rol vervullen voor het goederen- en reizigersvervoer over lange afstand, de belangrijkste stedelijke en economische centra ontsluiten, op andere vervoerswijzen aansluiten of de bergachtige, afgelegen, niet aan zee grenzende en perifere NUTS 2-regio's met de centrale regio's van de Unie verbinden. Die wegen worden in voldoende mate onderhouden teneinde veilig en betrouwbaar verkeer mogelijk te maken.

3.   Wegen van hoge kwaliteit worden speciaal ontworpen en aangelegd als autowegen, autosnelwegen of traditionele strategische wegen, voor verkeer met motorvoertuigen.

a)

Een autosnelweg is een weg die speciaal is ontworpen en aangelegd voor verkeer met motorvoertuigen, zonder toegangen tot aanliggende percelen, en die:

i)

behalve op bepaalde plaatsen of bepaalde tijden, is voorzien van gescheiden rijbanen voor beide verkeersrichtingen, welke rijbanen van elkaar gescheiden zijn hetzij door een strook die niet voor het verkeer is bestemd, hetzij, bij uitzondering, op een andere wijze;

ii)

geen andere weg, spoorweg of trambaan, fietspad of voetpad gelijkvloers kruist; en

iii)

specifiek met behulp van speciale verkeerborden als autosnelweg is aangeduid.

b)

Een autoweg is een voor motorvoertuigen ontworpen weg die hoofdzakelijk toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en:

i)

waarvan de rijbaan niet mag worden gebruikt om te stoppen of te parkeren; en

ii)

die geen spoorweg of trambaan gelijkvloers kruist.

c)

Een traditionele strategische weg is een weg die geen autoweg of autosnelweg is, maar niettemin een weg van hoge kwaliteit als bedoeld in de leden 1 en 2.

4.   Tot de uitrusting voor wegen kunnen onder meer behoren: voorzieningen voor verkeersbeheer, informatie en routegeleiding, apparatuur voor de heffing van gebruiksrechten, verkeersveiligheidsvoorzieningen, uitrusting om de negatieve milieueffecten te beperken, tank- en herlaadstations voor voertuigen met alternatieve aandrijving, en beveiligde parkeerterreinen voor bedrijfsvoertuigen.

Artikel 18

Vereisten voor de vervoersinfrastructuur

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de wegen voldoen aan het bepaalde in artikel 17, lid 3, punten a), b), of c);

b)

de veiligheid van de infrastructuur voor wegvervoer wordt verzekerd, gecontroleerd en zo nodig verbeterd volgens de procedure die is vastgelegd in Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad (27);

c)

tunnels met een lengte van meer dan 500 m voldoen aan Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad (28);

d)

de interoperabiliteit van tolheffingssystemen wordt in voorkomend geval gewaarborgd overeenkomstig Richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad (29) en Beschikking 2009/750/EG van de Commissie (30);

e)

elk intelligent vervoersysteem dat door een overheid op infrastructuur voor het wegvervoer wordt ingezet, voldoet aan de bepalingen van Richtlijn 2010/40/EU, en wordt ingezet op een wijze die strookt met de krachtens deze richtlijn vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 19

Prioriteiten voor de ontwikkeling van wegeninfrastructuur

Bij het bevorderen van projecten van gemeenschappelijk belang met betrekking tot wegeninfrastructuur wordt, naast de in artikel 10 genoemde algemene prioriteiten, prioriteit verleend aan:

a)

de verbetering en bevordering van de verkeersveiligheid;

b)

het gebruik van intelligente vervoerssystemen, in het bijzonder systemen voor multimodale informatie en multimodaal verkeersbeheer en geïntegreerde communicatie- en betalingssystemen;

c)

de invoering van nieuwe technologieën en innovatie ter bevordering van vervoer met een lage CO2-uitstoot;

d)

het voorzien in adequate parkeergelegenheid voor het commerciële vervoer met een adequaat veiligheids- en beveiligingsniveau.

e)

de beperking van verkeerscongestie op bestaande wegen;

AFDELING 4

Zeevaartinfrastructuur en snelwegen op zee

Artikel 20

Infrastructuurcomponenten

1.   De zeevaartinfrastructuur omvat in het bijzonder:

a)

de maritieme ruimte;

b)

de zeekanalen;

c)

de zeehavens, met inbegrip van de nodige infrastructuur voor het vervoer binnen de haven;

d)

de verbindingen tussen havens en de andere vervoerswijzen in het trans-Europees vervoersnetwerk

e)

dijken, sluizen en dokken;

f)

navigatiehulpmiddelen;

g)

toegangsvaarwegen en vaargeulen;

h)

golfbrekers;

i)

snelwegen op zee;

j)

bijbehorende uitrusting;

k)

telematicatoepassingen, met in begrip van elektronische maritieme diensten en VTMIS.

2.   Zeehavens vormen de ingangs- en uitgangspunten voor de infrastructuur van het uitgebreide netwerk op het vasteland. Zij voldoen aan ten minste een van de volgende criteria:

a)

het totale jaarlijkse passagiersverkeer vertegenwoordigt meer dan 0,1 % van het totale jaarlijkse passagiersverkeer van alle zeehavens in de Unie. Als referentie voor dit totaalvolume geldt het meest recentelijk beschikbare driejaarlijkse gemiddelde op basis van de statistieken van Eurostat;

b)

het totale jaarlijkse goederenvolume, voor bulkgoederen of stukgoederen, bedraagt meer dan 0,1 % van het overeenkomstige totale jaarlijkse volume dat in alle zeehavens van de Unie wordt verwerkt. Als referentie voor dit totaalvolume geldt het meest recentelijk beschikbare driejaarlijkse gemiddelde op basis van de statistieken van Eurostat;

c)

de zeehaven bevindt zich op een eiland en vormt het enige toegangspunt tot een NUTS 3-regio in het uitgebreide netwerk;

d)

de zeehaven bevindt zich in een ultraperifeer of perifeer gebied, buiten een straal van 200 km rond de dichtstbijzijnde haven van het uitgebreide netwerk.

3.   Tot de uitrusting voor zeevaartinfrastructuur kunnen in het bijzonder behoren: uitrusting voor verkeers- en goederenbeheer, voor de vermindering van negatieve effecten op, onder meer, het milieu, en voor het gebruik van alternatieve brandstoffen, alsmede uitrusting om het hele jaar door de bevaarbaarheid te verzekeren, met name uitrusting voor het breken van ijs, voor hydrologisch onderzoek, en voor het baggeren, onderhouden en beschermen van de haven en toegangsvaarwegen.

Artikel 21

Snelwegen op zee

1.   Snelwegen op zee vormen het maritieme element van het trans-Europees vervoersnetwerk en dragen daardoor bij tot de verwezenlijking van een Europese zeevervoersruimte zonder grenzen. Zij bestaan uit kustvaartroutes, havens, bijbehorende maritieme infrastructuur en uitrusting, voorzieningen en vereenvoudigde administratieve formaliteiten die kustvaart- of zee-rivierdiensten mogelijk maken tussen ten minste twee havens, met inbegrip van verbindingen met het achterland. Snelwegen op zee omvatten:

a)

zeeverbindingen tussen zeehavens van het uitgebreide netwerk of tussen een haven van het uitgebrede netwerk en een haven van een derde land, indien dergelijke verbindingen van strategisch belang zijn voor de Unie;

b)

havenvoorzieningen, goederenterminals, buiten het havengebied gelegen maar met het oog op het havenverkeer aangelegde logistieke platforms en vrachtdorpen, informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zoals elektronische systemen voor logistiek beheer, veiligheid en beveiliging, en administratieve en douaneprocedures in ten minste één lidstaat;

c)

infrastructuur die een directe toegang biedt tot het vasteland en de zee.

2.   Projecten van gemeenschappelijk belang voor snelwegen op zee in het kader van het trans-Europees vervoersnetwerk moeten door ten minste twee lidstaten worden voorgesteld. Zij kunnen het volgende omvatten:

a)

een zeeverbinding en de bijbehorende achterlandverbindingen binnen het kernnetwerk tussen twee of meer havens van het kernnetwerk; of

b)

een zeeverbinding en de bijbehorende achterlandverbindingen tussen een haven van het kernnetwerk en havens van het uitgebreide netwerk, met bijzondere aandacht voor de verbindingen met het achterland van de havens in het kern- en het uitgebreide netwerk.

3.   Projecten van gemeenschappelijk belang voor snelwegen op zee in het kader van het trans-Europees vervoersnetwerk kunnen ook activiteiten van algemener nut omvatten, die niet aan specifieke havens gebonden zijn, zoals diensten en activiteiten ter ondersteuning van de mobiliteit van personen en goederen, activiteiten ter verbetering van de milieuprestaties, zoals walstroomvoorzieningen waardoor schepen hun uitstoot kunnen verminderen, het beschikbaar stellen van voorzieningen voor het breken van ijs, het gehele jaar door bevaarbaar houden van de vaarroute, baggerwerken en voorzieningen voor alternatieve brandstoffen, alsook de optimalisering van processen, procedures en het menselijke aspect, ICT-platforms en informatiesystemen, waaronder verkeersbeheer en elektronische meldsystemen.

4.   Uiterlijk twee jaar na de aanwijzing van de Europese coördinator voor snelwegen op zee overeenkomstig artikel 51, dient die coördinator een gedetailleerd uitvoeringsplan voor de snelwegen op zee in, dat gebaseerd is op ervaringen en ontwikkelingen in verband met de zeevaart in de Unie en op de verwachte verkeersstromen op de snelwegen op zee.

Artikel 22

Vereisten voor de vervoersinfrastructuur

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

zeehavens aangesloten zijn op spoorlijnen of wegen en, waar mogelijk, binnenwateren van het uitgebreide netwerk, tenzij er fysieke belemmeringen zijn die deze aansluiting beletten;

b)

elke zeehaven waar vrachtgoederenverkeer plaatsvindt, beschikt over ten minste één terminal die op niet-discriminerende wijze en tegen transparante tarieven toegankelijk is voor de gebruikers;

c)

zeekanalen, vaargeulen en riviermonden twee zeeën met elkaar verbinden of van op zee toegang bieden tot zeehavens en ten minste voldoen aan de eisen van binnenwateren van klasse VI.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat havens over de nodige uitrusting beschikken om bij te dragen tot de milieuprestaties van schepen in havens, met name ontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen, overeenkomstig Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (31), onder naleving van andere toepasselijke Uniewetgeving.

3.   De lidstaten voeren VTMIS en SafeSeaNet in overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG en implementeren elektronische maritieme diensten, waaronder in het bijzonder maritieme diensten via één elektronisch platform, zoals bedoeld in Richtlijn 2010/65/EU.

Artikel 23

Prioriteiten voor de ontwikkeling van zeevaartinfrastructuur

Bij de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang met betrekking tot zeevaartinfrastructuur wordt behalve aan de in artikel 10 genoemde prioriteiten aan de volgende aspecten prioriteit verleend:

a)

het bevorderen van snelwegen op zee met inbegrip van de kustvaart, het faciliteren van de ontwikkeling van achterlandverbindingen en het ontwikkelen van, in het bijzonder, maatregelen om de milieuprestaties van de zeevaart te verbeteren, conform het toepasselijke Unierecht of de ter zake geldende internationale overeenkomsten;

b)

de onderlinge verbinding tussen zeehavens en binnenwateren;

c)

de toepassing van VTMIS en elektronische maritieme diensten.

d)

de invoering van nieuwe technologieën en innovatie ter bevordering van alternatieve brandstoffen en energie-efficiënte scheepvaart, met inbegrip van LNG.

e)

de modernisering en uitbreiding van de capaciteit van de infrastructuur die nodig is voor het vervoer in het havengebied.

AFDELING 5

Luchtvaartinfrastructuur

Artikel 24

Infrastructuurcomponenten

1.   De luchtvaartinfrastructuur omvat in het bijzonder:

a)

het luchtruim, de vliegroutes en de luchtcorridors;

b)

luchthavens;

c)

de verbindingen tussen luchthavens en de andere vervoerswijzen in het trans-Europees vervoersnetwerk;

d)

bijbehorende uitrusting;

e)

luchtnavigatiesystemen, met inbegrip van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR).

2.   Luchthavens voldoen aan een van de volgende criteria:

a)

met betrekking tot luchthavens voor reizigersvervoer: het totale jaarlijkse reizigersverkeer vertegenwoordigt ten minste 0,1 % van het totale aantal passagiers van alle luchthavens in de Unie, tenzij de luchthaven meer dan 100 km verwijderd ligt van de dichtstbijzijnde luchthaven van het uitgebreide netwerk, of meer dan 200 km als de betrokken regio over een hogesnelheidslijn beschikt;

b)

met betrekking tot goederenluchthavens bedraagt het totale jaarlijkse goederenvolume ten minste 0,2 % van het totale jaarlijkse goederenvolume van alle luchthavens in de Unie.

Het totale aantal passagiers en het totale jaarlijkse goederenvolume worden bepaald op basis van het meest recentelijk beschikbare driejaarlijkse gemiddelde, gepubliceerd door Eurostat.

Artikel 25

Vereisten voor de vervoersinfrastructuur

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat elke op hun grondgebied gelegen luchthaven over ten minste één terminal beschikt die op niet-discriminerende wijze voor alle vervoerders toegankelijk is en tegen transparante tarieven en transparante, pertinente en billijke heffingen hanteert.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de luchtvaartinfrastructuur van het uitgebreide netwerk in overeenstemming is met de gemeenschappelijke basisnormen voor de bescherming van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden, als vastgesteld door de Unie bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad (32).

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de infrastructuur voor luchtverkeersbeveiliging de implementatie mogelijk maakt van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad (33), Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad (34), Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad (35) en Verordening (EG) nr. 552/2004 en van het luchtvervoer, teneinde de prestaties en duurzaamheid van het Europese luchtvaartsysteem, van de uitvoeringsvoorschriften en van de Uniespecificaties te verbeteren.

Artikel 26

Prioriteiten voor de ontwikkeling van luchtvaartinfrastructuur

Bij de ontwikkeling van projecten van gemeenschappelijk belang met betrekking tot luchtvaartinfrastructuur wordt, naast de in artikel 10 genoemde prioriteiten, aan de volgende aspecten prioriteit verleend:

a)

de uitbreiding van de luchthavencapaciteit;

b)

de ondersteuning van de implementatie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim alsook van luchtverkeersbeveiligingssystemen, in het bijzonder systemen op basis van Sesar;

c)

de verbetering van de multimodale verbindingen tussen de luchthavens en de infrastructuur voor andere vervoerswijzen;

d)

de verbetering van duurzaamheid en de beperking van de milieueffecten van de luchtvaart.

AFDELING 6

Infrastructuur voor multimodaal vervoer

Artikel 27

Infrastructuurcomponenten

Goederenterminals en logistieke platforms voldoen aan ten minste een van de volgende criteria:

a)

hun jaarlijkse overslag van goederen overschrijdt voor stukgoederen 800 000 ton, en voor bulkgoederen 0,1 % van het overeenkomstige totale jaarlijkse goederenvolume dat in alle zeehavens van de Unie wordt verwerkt;

b)

voor een NUTS 2-regio waarin er geen goederenterminals of logistieke platforms zijn die aan punt a) voldoen, is de betreffende goederenterminal of het betreffende logistieke platform door de betrokken lidstaat aangewezen als belangrijkste goederenterminal of belangrijkste logistieke platform en ten minste aangesloten op het wegen- en spoorwegnet van die NUTS 2-regio, of alleen op het wegennet indien de lidstaat geen spoorwegsysteem heeft.

Artikel 28

Vereisten voor de vervoersinfrastructuur

1.   De lidstaten zorgen er op eerlijke en niet-discriminerende wijze voor dat:

a)

de vervoerswijzen op een van de volgende plaatsen met elkaar worden verbonden: goederenterminals, passagiersstations, binnenhavens, luchthavens en zeehavens, om multimodaal passagiers- en goederenvervoer mogelijk te maken;

b)

onverminderd het toepasselijke Unierecht en nationale recht, goederenterminals en logistieke platforms, binnen- en zeehavens, alsook luchthavens voor goederenvervoer, zo zijn toegerust dat zij informatiestromen binnen de infrastructuur zelf en tussen de verschillende vervoerswijzen in de logistieke keten kunnen verwerken. Dergelijke systemen moeten in het bijzonder geschikt zijn voor realtime-informatie over de beschikbare infrastructuurcapaciteit, verkeersstromen, plaatsbepaling en tracering. Bovendien moeten ze de veiligheid en beveiliging op het gehele multimodale traject verzekeren;

c)

onverminderd het toepasselijke Unierecht en het nationale recht, de continuïteit van het personenverkeer op het gehele uitgebreide netwerk wordt bevorderd door een passende uitrusting en de beschikbaarheid van telematicatoepassingen in treinstations, busstations, luchthavens en indien nuttig in zee- en binnenhavens.

2.   Goederenterminals zijn uitgerust met kranen, transportbanden en andere apparatuur om goederen tussen verschillende vervoerswijzen te vervoeren, en om de goederen te schikken en op te slaan.

Artikel 29

Prioriteiten voor de ontwikkeling van multimodale vervoersinfrastructuur

Bij het bevorderen van projecten van gemeenschappelijk belang met betrekking tot multimodale vervoersinfrastructuur wordt behalve aan de in artikel 10 genoemde prioriteiten prioriteit verleend aan:

a)

het creëren van een effectieve onderlinge verbinding en integratie van de infrastructuur van het uitgebreide netwerk, o.a. door toegangsinfrastructuur, waar nodig, en door goederenterminals en logistieke platforms;

b)

het wegwerken van de voornaamste technische en administratieve belemmeringen voor multimodaal vervoer;

c)

de ontwikkeling van een vlotte informatiestroom tussen de vervoerswijzen en het mogelijk maken van multimodale dienstverlening en dienstverlening via een enkele vervoerswijze die moet worden aangeboden op het gehele trans-Europese vervoerssysteem.

AFDELING 7

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 30

Stedelijke knooppunten

Waar mogelijk streven de lidstaten er naar om bij de ontwikkeling van stedelijke knooppunten op het uitgebreide netwerk te zorgen voor:

a)

met betrekking tot personenvervoer: een onderlinge verbinding tussen de spoorwegen-, de wegen- en de luchtvaartinfrastructuur en, in voorkomend geval, de binnenvaart- en de zeevaartinfrastructuur van het uitgebreide netwerk;

b)

met betrekking tot goederenvervoer: een onderlinge verbinding tussen de spoorwegen-, de wegen- en de luchtvaartinfrastructuur en, in voorkomend geval, de binnenvaart- en de zeevaartinfrastructuur van het uitgebreide netwerk;

c)

een passende verbinding tussen verschillende spoorwegstations, havens of luchthavens van het uitgebreide netwerk binnen een stedelijk knooppunt;

d)

een vlotte verbinding tussen de infrastructuur van het uitgebreide netwerk en de infrastructuur voor regionaal en lokaal verkeer en stedelijk goederenvervoer, met inbegrip van logistieke consolidatie- en distributiecentra;

e)

het beperken van de blootstelling van stedelijke gebieden aan de negatieve effecten van doorgaand spoor- en wegvervoer, in voorkomend geval door omleidingstrajecten rond stedelijke gebieden;

f)

het bevorderen van efficiënt stedelijk goederenvervoer met een laag geluidsniveau en een geringe koolstofuitstoot.

Artikel 31

Telematicatoepassingen

1.   Telematicatoepassingen maken het mogelijk verkeersbeheer en informatie-uitwisseling binnen en tussen vervoerswijzen voor multimodaal vervoer toe te passen en hoogwaardige vervoersgerelateerde diensten aan te bieden, waardoor de veiligheid, de beveiliging en milieuprestaties worden verbeterd en administratieve procedures worden vereenvoudigd. Telematicatoepassingen faciliteren een vlotte verbinding tussen de infrastructuur van het uitgebreide netwerk en de infrastructuur voor regionaal en lokaal vervoer.

2.   Telematicatoepassingen worden, waar mogelijk, ingezet in de gehele Unie, teneinde in alle lidstaten een reeks interoperabele basismogelijkheden te creëren.

3.   Tot de in dit artikel bedoelde telematicatoepassingen behoren, voor de verschillende vervoerswijzen, in het bijzonder:

met betrekking tot het spoorvervoer: het ERTMS;

met betrekking tot de binnenvaart: RIS;

met betrekking tot het wegvervoer: intelligente vervoerssystemen;

met betrekking tot de zeevaart: VTMIS en elektronische maritieme diensten, met inbegrip van maritieme diensten via één elektronisch platform zoals het geïntegreerde elektronisch platform voor maritieme diensten, havencommunicatiesystemen en relevante douane-informatiesystemen;

met betrekking tot de luchtvaart: luchtverkeersbeveiligingssystemen, in het bijzonder de systemen die uit Sesar voortkomen.

Artikel 32

Duurzame goederenvervoersdiensten

De lidstaten besteden bijzondere aandacht aan projecten van gemeenschappelijk belang die zowel efficiënte goederenvervoersdiensten opleveren waarvoor de infrastructuur van het uitgebreide netwerk wordt gebruikt, als bijdragen aan terugdringing van de CO2-uitstoot en andere negatieve milieueffecten en die ten doel hebben:

a)

het duurzaam gebruik van de vervoersinfrastructuur te verbeteren, onder meer dankzij een efficiënt beheer;

b)

de invoering van innovatieve vervoersdiensten te bevorderen, onder meer met snelwegen op zee en telematicatoepassingen en door ontwikkeling van de aanvullende infrastructuur die nodig is om voornamelijk de milieudoelen en de veiligheidsgerelateerde doelen van die diensten te verwezenlijken, alsook door de desbetreffende bestuursstructuren op te zetten;

c)

multimodale vervoersdiensten met inbegrip van de noodzakelijke flankerende informatiestromen te faciliteren en de samenwerking tussen vervoerders te verbeteren;

d)

een efficiënt gebruik van hulpbronnen en een lage CO2-uitstoot aan te moedigen, in het bijzonder op het vlak van tractie, drijfkracht/stoomkracht, planning van systemen en operaties;

e)

informatie over kenmerken en prestaties van het voertuigenpark, administratieve vereisten en menselijke middelen te analyseren en te verstrekken.

f)

de verbindingen met de meest kwetsbare en geïsoleerde gebieden van de Unie, met name de ultraperifere, insulaire, afgelegen en bergachtige regio's, te verbeteren.

Artikel 33

Nieuwe technologieën en innovatie

Teneinde ervoor te zorgen dat het uitgebreide netwerk gelijke tred houdt met innoverende technologische ontwikkelingen en de introductie daarvan, wordt er in het bijzonder naar gestreefd:

a)

het volledig koolstofvrij maken van het vervoer te ondersteunen en te bevorderen door op innovatieve en duurzame vervoerstechnologieën over te schakelen;

b)

het koolstrofvrij maken van alle vervoerswijzen mogelijk te maken door energie-efficiëntie te stimuleren, door alternatieve aandrijfsystemen, waaronder elektriciteitsvoorzieningssystemen, in te voeren en in de overeenkomstige infrastructuur te voorzien. Dergelijke infrastructuur kan bestaan in elektriciteitsnetten en andere noodzakelijke uitrusting voor de energievoorziening, en kan rekening worden gehouden met de infrastructuur-voertuiginterface en kan telematicatoepassingen omvatten;

c)

het goederenvervoer en het personenverkeer veiliger en duurzamer te maken;

d)

de exploitatie, het beheer, de toegankelijkheid, interoperabiliteit, multimodaliteit en efficiëntie van het netwerk te verbeteren, onder meer door multimodale vervoerbewijzen en de coördinatie van de reistijdregelingen;

e)

efficiënte manieren te bevorderen voor een toegankelijke en begrijpelijke informatieverstrekking aan alle burgers betreffende verbindingen, interoperabiliteit en multimodaliteit;

f)

maatregelen te bevorderen ter beperking van externe kosten, zoals congestie, schade aan de gezondheid en alle soorten van verontreiniging, met inbegrip van geluidshinder en emissies;

g)

beveiligingstechnologieën en compatibele identificatienormen op de netwerken in te voeren;

h)

de veerkracht ten aanzien van klimaatverandering te vergroten;

i)

de ontwikkeling en invoering van telematicatoepassingen binnen en tussen vervoerswijzen voort te zetten.

Artikel 34

Veilige en betrouwbare infrastructuur

De lidstaten streven ernaar dat de vervoersinfrastructuur veilig en betrouwbaar verkeer van personen en goederen garandeert.

Artikel 35

Infrastructuur bestand tegen klimaatverandering en tegen milieurampen

Bij de planning besteden de lidstaten voldoende aandacht aan het vergroten van de veerkracht ten aanzien van klimaatverandering en milieurampen.

Artikel 36

Milieubescherming

Plannen en projecten worden onderworpen aan milieueffectbeoordeling overeenkomstig de milieuwetgeving van de Unie, met inbegrip van de Richtlijnen 92/43/EEG, 2000/60/EG, 2001/42/EG, 2009/147/EG en 2011/92/EU.

Artikel 37

Toegankelijkheid voor alle gebruikers

De vervoersinfrastructuur maakt een vlotte mobiliteit en de toegankelijkheid mogelijk voor alle gebruikers, in het bijzonder ouderen, personen met beperkte mobiliteit en personen met een handicap.

Bij het ontwerpen en aanleggen van de vervoersinfrastructuur worden de toepasselijke voorschriften als neergelegd in het Unierecht nageleefd.

HOOFDSTUK III

HET KERNNETWERK

Artikel 38

Afbakening van het kernnetwerk

1.   Het kernnetwerk, als weergegeven op de in bijlage I opgenomen kaarten, bestaat uit de delen van het uitgebreide netwerk met het grootste strategische belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het beleid inzake het trans-Europees vervoersnetwerk en weerspiegelt de ontwikkeling van de vraag naar vervoer en de behoefte aan multimodaal vervoer. Het kernnetwerk draagt er in het bijzonder toe bij dat de groeiende mobiliteit wordt opgevangen en hoge veiligheidsnormen in acht worden genomen en dat een vervoerssysteem met een geringe CO2-uitstoot tot stand komt.

2.   De elementen van het kernnetwerk sluiten op elkaar aan in de knooppunten en bieden een verbinding tussen de lidstaten en met de vervoersnetwerken van de buurlanden.

3.   Onverminderd artikel 1, lid 4, en artikel 41, leden 2 en 3, nemen de lidstaten passende maatregelen om het kernnetwerk zo te ontwikkelen dat het uiterlijk 31 december 2030 aan de bepalingen van dit hoofdstuk voldoet.

De totstandbrenging van het kernnetwerk wordt overeenkomstig artikel 54 uiterlijk 31 december 2023 door de Commissie geëvalueerd.

Artikel 39

Infrastructuureisen

1.   Met het oog op een hulpbronnenefficiënt gebruik van de infrastructuur voor personen- en voor goederenvervoer en op het aanbieden van voldoende capaciteit, wordt rekening gehouden met innoverende technologieën, telematicatoepassingen, en regulerings- en bestuursmaatregelen voor het beheer van het infrastructuurgebruik.

2.   De infrastructuur van het kernnetwerk voldoet aan de in hoofdstuk II uiteengezette eisen. Onverminderd lid 3 voldoet de infrastructuur van het kernnetwerk daarnaast aan de volgende eisen:

a)

met betrekking tot spoorwegeninfrastructuur:

i)

volledige elektrificatie van de sporen en, voor zover noodzakelijk voor de exploitatie van elektrische treinen, de rangeersporen;

ii)

goederenspoorlijnen van het kernnetwerk als vermeld in bijlage I: een minimale aslast van 22,5 t, een lijnsnelheid van 100 km/u, en de mogelijkheid treinen met een lengte van 740 m te laten rijden;

iii)

volledige implementatie van het ERTMS;

iv)

nominale spoorbreedte voor nieuwe spoorlijnen: 1 435 mm, behalve in het geval van een nieuwe lijn die een uitbreiding is van een netwerk waarvan de spoorbreedte afwijkt van en los staat van het hoofdspoornet in de Unie.

Geïsoleerde netwerken genieten vrijstelling van de in de punten i), ii) en iii) bedoelde eisen;

b)

met betrekking tot binnenvaart- en zeevaartinfrastructuur:

beschikbaarheid van alternatieve schone brandstoffen;

c)

met betrekking tot wegeninfrastructuur:

de eisen die voortvloeien uit artikel 17, lid 3, punt a) of punt b);

de aanleg van rustplaatsen langs autosnelwegen op ongeveer 100 km afstand van elkaar, in overeenstemming met de behoeften van de samenleving, van de markt en van het milieu, teneinde onder meer te voorzien in adequate parkeergelegenheid voor het commerciële vervoer, met een adequaat veiligheids- en beveiligingsniveau;

beschikbaarheid van alternatieve schone brandstoffen;

d)

met betrekking tot luchtvaartinfrastructuur:

de mogelijkheid om alternatieve schone brandstoffen ter beschikking te stellen.

3.   Onverminderd Richtlijn 2008/57/EG kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat, met betrekking tot spoorwegeninfrastructuur in terdege gemotiveerde gevallen vrijstellingen van de eisen inzake treinlengte, ERMTS, asbelasting, elektrificatie en lijnsnelheid verlenen.

Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie met betrekking tot spoorwegeninfrastructuur in terdege gemotiveerde gevallen vrijstellingen van het bepaalde in artikel 17, lid 3, punt a) of punt b), verlenen op voorwaarde dat een adequaat veiligheidsniveau gewaarborgd is.

De in dit lid bedoelde terdege gemotiveerde gevallen omvatten de gevallen waarin de investeringen in infrastructuur vanuit een sociaal-economisch kosten/batenoogpunt niet te rechtvaardigen zijn.

Artikel 40

Ontwikkeling van het kernnetwerk

De vervoersinfrastructuur van het kernnetwerk wordt ontwikkeld overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van hoofdstuk II.

Artikel 41

Knooppunten van het kernnetwerk

1.   De knooppunten van het kernnetwerk zijn bepaald in bijlage II; zij omvatten:

a)

stedelijke knooppunten, met inbegrip van hun havens en luchthavens;

b)

zeehavens en binnenhavens; grensovergangen naar buurlanden;

c)

grensovergangen naar buurlanden;

d)

overslagterminals voor weg- en spoorvervoer;

e)

luchthavens voor passagiers- en goederenvervoer.

2.   De in deel 2 van bijlage II vermelde zeehavens van het kernnetwerk worden uiterlijk 31 december 2030 aangesloten op de spoorwegen- en wegen- en, indien mogelijk, de binnenvaartinfrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk, tenzij er fysieke belemmeringen zijn die dergelijke verbindingen beletten.

3.   De in deel 2 van bijlage II vermelde belangrijkste luchthavens worden uiterlijk 31 december 2050 aangesloten op de spoorwegen- en wegeninfrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk, tenzij er fysieke belemmeringen zijn die deze aansluiting beletten. Rekening houdend met de potentiële verkeersbehoefte worden die luchthavens, waar mogelijk, in het hogesnelheidsspoornet opgenomen.

HOOFDSTUK IV

TOTSTANDBRENGING VAN HET KERNNETWERK AAN DE HAND VAN KERNNETWERKCORRIDORS

Artikel 42

Kernnetwerkcorridors

1.   Kernnetwerkcorridors zijn een instrument om de gecoördineerde totstandbrenging van het kernnetwerk te faciliteren. Teneinde tot een hulpbronnenefficiënt multimodaal vervoer te leiden en aldus door verbeterde territoriale samenwerking tot samenhang bij te dragen, zijn de kernnetwerkcorridors gericht op:

a)

intermodale integratie,

b)

interoperabiliteit, en

c)

een gecoördineerde infrastructuurontwikkeling, in het bijzonder bij grensoverschrijdende trajecten en knelpunten.

2.   Kernnetwerkcorridors stellen de lidstaten in staat een gecoördineerde en gesynchroniseerde aanpak ten aanzien van infrastructuurinvesteringen te ontwikkelen, zodat de capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt beheerd. De kernnetwerkcorridors ondersteunen de algemene invoering van interoperabele verkeersbeheersystemen, waarbij in voorkomend geval gebruik wordt gemaakt van innovatie en nieuwe technologieën.

Artikel 43

Definitie van kernnetwerkcorridors

1.   Kernnetwerkcorridors bestrijken de belangrijkste verkeersstromen over lange afstand van het kernnetwerk en zijn in het bijzonder bedoeld om de grensoverschrijdende verbindingen in de Unie te verbeteren.

2.   Kernnetwerkcorridors zijn multimodaal en staan open voor alle onder deze verordening vallende vervoerswijzen. Kernnetwerkcorridors overschrijden ten minste twee grenzen en betrekken, indien mogelijk, ten minste drie vervoerswijzen, in voorkomend geval ook snelwegen op zee.

Artikel 44

Lijst van kernnetwerkcorridors

1.   De lijst van kernnetwerkcorridors is opgenomen in deel I van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1316/2013. De lidstaten nemen, in overeenstemming met dit hoofdstuk, deel aan deze kernnetwerkcorridors.

2.   De Commissie stelt schematische indicatieve kaarten met de kernnetwerkcorridors beschikbaar in een voor het publiek gemakkelijk toegankelijke vorm.

Artikel 45

Coördinatie van kernnetwerkcorridors

1.   Teneinde de gecoördineerde realisatie van kernnetwerkcorridors, het ERTMS en snelwegen op zee te faciliteren, wijst de Commissie met de instemming van de betrokken lidstaten en na raadpleging van het Europees Parlement en de Raad een of meer "Europese coördinatoren".

2.   De Europees coördinator wordt in het bijzonder geselecteerd op basis van zijn kennis van aangelegenheden in verband met vervoer en de financiering en/of de sociaaleconomische en milieueffectbeoordeling van grote projecten, en op basis van zijn ervaring met de Europese instellingen.

3.   Het besluit van de Commissie tot aanwijzing van de Europees coördinator bevat nadere bepalingen betreffende de uitoefening van de in lid 5 bedoelde taken.

4.   De Europese coördinator treedt op namens en voor rekening van de Commissie, die de nodige secretariële ondersteuning verleent. De opdracht van de Europees coördinator heeft betrekking op één kernnetwerkcorridor, respectievelijk op de realisatie van het ERTMS of op de realisatie van snelwegen op zee.

5.   De Europees coördinator heeft de volgende taken:

a)

het ondersteunen van de gecoördineerde realisatie van de desbetreffende kernnetwerkcorridor, en in het bijzonder de tijdige uitvoering van het werkplan voor die kernnetwerkcorridor;

b)

in samenwerking met de lidstaten het werkplan voor de corridor opstellen en de uitvoering ervan monitoren;

c)

overleg plegen met het corridorforum over het werkplan en de uitvoering ervan;

d)

verslag uitbrengen aan de lidstaten, de Commissie en alle andere entiteiten die rechtstreeks bij de ontwikkeling van de kernnetwerkcorridor betrokken zijn, over eventuele moeilijkheden en in het bijzonder wanneer de ontwikkeling van een corridor wordt belemmerd, met als doel bij te dragen aan het vinden van passende oplossingen;

e)

jaarlijks een verslag opstellen ten behoeve van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de betrokken lidstaten over de voortgang bij de realisatie van de kernnetwerkcorridor;

f)

onderzoek verrichten inzake de vraag naar vervoersdiensten, de mogelijkheden om investeringen te subsidiëren of te financieren, de stappen die moeten worden genomen en de voorwaarden die moeten worden vervuld om de toegang tot die subsidiëring of financiering te vereenvoudigen, en passende aanbevelingen doen.

6.   De Europees coördinator kan, tezamen met de betrokken lidstaten, met betrekking tot het werkplan en de uitvoering ervan, overleg plegen met regionale en lokale overheden, vervoerders, gebruikers van het vervoer en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

7.   De betrokken lidstaten werken samen met de Europees coördinator en verschaffen hem de informatie die nodig is om de bij dit artikel voorgeschreven taken te verrichten, met inbegrip van informatie betreffende de ontwikkeling van corridors in toepasselijke nationale infrastructuurplannen.

8.   Onverminderd het toepasselijke Unierecht en nationale recht, kan de Commissie het advies van de Europees coördinator inwinnen bij het onderzoek van de aanvragen voor middelen van de Unie voor de kernnetwerkcorridors die aan hem toevertrouwd zijn om de consistentie en vooruitgang van elke corridor te waarborgen.

9.   Wanneer de Europese coördinator er niet in slaagt zijn mandaat op bevredigende wijze en overeenkomstig dit artikel uit te oefenen, kan de Commissie, met de instemming van de betrokken lidstaten, zijn mandaat op elk moment beëindigen. Overeenkomstig de procedure van lid 1 kan een vervanger worden aangewezen.

Artikel 46

Bestuur van de kernnetwerkcorridors

1.   Voor elke kernnetwerkcorridor wordt de betrokken Europees coördinator bij het verrichten van zijn taken betreffende het werkplan en de uitvoering ervan bijgestaan door een secretariaat en door een overlegforum (het corridorforum). Het corridorforum wordt, met de instemming van de betrokken lidstaten, opgericht en voorgezeten door de Europees coördinator. De betrokken lidstaten bereiken overeenstemming over de leden die zitting hebben in het corridorforum voor hun deel van de kernnetwerkcorridor.

2.   Met de instemming van de betrokken lidstaten kan de coördinator corridorwerkgroepen opzetten en voorzitten, die zich bezighouden met:

a)

intermodale integratie,

b)

interoperabiliteit,

c)

de gecoördineerde infrastructuurontwikkeling op grensoverschrijdende trajecten.

Artikel 47

Werkplan

1.   Elke Europees coördinator legt de betrokken lidstaten uiterlijk 22 december 2014 een werkplan voor, waarin de ontwikkeling van de corridor wordt geanalyseerd. Nadat het werkplan door de betrokken lidstaten is goedgekeurd, wordt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie voorgelegd.

werkplan omvat in het bijzonder een beschrijving van de kenmerken, de grensoverschrijdende trajecten en de doelstellingen van de kernnetwerkcorridor, uitgaande van de in artikel 4 bepaalde doelstellingen en de in artikel 10 genoemde prioriteiten. Het werkplan omvat een analyse van:

a)

de invoering van interoperabele verkeersbeheersystemen;

b)

een plan om de fysieke, technische, operationele en administratieve belemmeringen tussen en binnen vervoerswijzen weg te nemen en een efficiënt multimodaal vervoer en efficiënte multimodale diensten te bevorderen;

c)

in voorkomend geval, de maatregelen ter verbetering van de administratieve en technische capaciteit om projecten van gemeenschappelijk belang te ontwikkelen, te plannen, te ontwerpen, aan te besteden, uit te voeren en te controleren;

d)

de mogelijke effecten van de klimaatverandering op de infrastructuur en, in voorkomend geval, de voorgestelde maatregelen om de weerstand ten aanzien van klimaatverandering te vergroten;

e)

de maatregelen die moeten worden genomen om de uitstoot van broeikasgassen, geluidshinder en, in voorkomend geval, andere negatieve milieugevolgen te verminderen;

Het werkplan bevat nadere bijzonderheden over de openbare raadplegingen die de ontwikkeling en uitvoering van het werkplan voor de corridor ondersteunen.

Het werkplan omvat tevens een analyse van de vereiste investeringen, met inbegrip van:

de lijst van projecten voor de uitbreiding, vernieuwing of aanpassing van de in artikel 2, lid 2, bedoelde vervoersinfrastructuur voor elk van de vervoerswijzen op de kernnetwerkcorridor;

de verschillende bronnen voor subsidiëring en financiering die in partnerschap met de betrokken lidstaten op internationaal, nationaal, regionaal, lokaal en Unieniveau worden overwogen, waar mogelijk met inbegrip van geoormerkte kruisfinanciering, alsook privékapitaal, onder vermelding van het bedrag aan reeds aangegane betalingsverplichtingen en, indien van toepassing, een verwijzing naar de bijdrage van de Unie zoals voorzien in de financieringsprogramma's van de Unie.

2.   Onverminderd artikel 1, lid 4, en artikel 54 kan de Commissie, na goedkeuring door de betrokken lidstaten, voor de grensoverschrijdende en horizontale aspecten van de werkplannen voor kernnetwerkcorridors uitvoeringshandelingen vaststellen.

De door de Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen worden met instemming van de betrokken lidstaten aangepast teneinde rekening te houden met gemaakte vorderingen, opgelopen vertragingen of geactualiseerde nationale programma's.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 52, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   De Europees coördinator staat de lidstaten bij in de uitvoering van het werkplan, met name waar het gaat om:

a)

de investeringsplanning, de daaraan gerelateerde kosten en de tijdlijn voor de uitvoering daarvan zoals die noodzakelijk wordt geacht voor het tot stand brengen van de kernnetwerkcorridors;

b)

het omschrijven van de maatregelen om de invoering van nieuwe technologieën voor verkeers- en capaciteitsbeheer te bevorderen en, in voorkomend geval, de externe kosten te beperken, in het bijzonder voor de uitstoot van broeikasgassen en geluidshinder.

Artikel 48

Samenwerking inzake corridors voor goederenvervoer per spoor

1.   Er wordt gezorgd voor adequate coördinatie tussen de kernnetwerkcorridors en de corridors voor het goederenvervoer per spoor van Verordening (EU) nr. 913/2010, teneinde in het bijzonder bij de opstelling van werkplannen of de instelling van werkgroepen doublures te voorkomen.

2.   Het bepaalde in dit hoofdstuk laat de bij Verordening (EU) nr. 913/2010 ingestelde bestuursstructuren onverlet.

HOOFDSTUK V

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 49

Bijwerken en rapporteren

1.   De lidstaten houden de Commissie regelmatig en op alomvattende en transparante wijze op de hoogte van de voortgang bij de uitvoering van projecten en de daartoe gedane investeringen. Dit houdt onder meer in dat de lidstaten de Commissie jaarlijks, voor zover mogelijk via het interactieve geografische en technische informatiesysteem voor het trans-Europees vervoersnetwerk (TENtec), gegevens toezenden. Het omvat alle relevante gegevens betreffende projecten van gemeenschappelijk belang die financiering van de Unie ontvangen.

De Commissie zorgt ervoor dat TENtec openbaar en gemakkelijk toegankelijk is en dat het projectspecifieke en actuele informatie bevat over de vormen en bedragen van medefinanciering door de Unie, alsook over de voortgang van elk project.

De Commissie zorgt ervoor dat TENtec geen informatie openbaar maakt die van commercieel vertrouwelijke aard is of die een in een lidstaat lopende procedure voor overheidsopdrachten nadelig of onrechtmatig zou kunnen beïnvloeden.

De Commissie stelt informatie beschikbaar betreffende de krachtens ander Unierecht verstrekte financiële bijstand, zoals bijstand uit het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en Horizon 2020, en bijstand in de vorm van leningen en financieringsinstrumenten van de Europese Investeringsbank.

2.   De lidstaten bezorgen de Commissie samenvattingen van nationale plannen en programma's die zij opstellen met het oog op de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk. Zodra deze zijn aangenomen, sturen de lidstaten ze ter informatie naar de Commissie.

3.   Vanaf 21 december 2013 publiceert de Commissie om de twee jaar een voortgangsrapport over de uitvoering ervan, dat ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's wordt voorgelegd. Het rapport vermeldt hoe de verschillende in lid 1 vermelde vormen van financiële bijstand worden gebruikt voor de verschillende vervoerswijzen en voor andere onderdelen van het kernnetwerk en het uitgebreide netwerk in elke lidstaat.

In het rapport wordt voorts de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk geanalyseerd. Ook bevat het rapport informatie over de door de Commissie verrichte coördinatie van alle vormen van financiële bijstand met het oog op een coherente toepassing van de -richtsnoeren overeenkomstig de doelstellingen en prioriteiten van het netwerk.

4.   Behoudens artikel 172, tweede alinea, VWEU, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 53 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I en bijlage II, om deze aan te passen aan eventuele veranderingen die voorvloeien uit de in artikelen 14, 20, 24 en 27 van deze verordening vastgestelde kwantitatieve drempels. Wanneer de Commissie de bijlagen wijzigt:

a)

voegt zij de logistieke platforms, goederenterminals, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer, binnenhavens, zeehavens en luchthavens waarvan is aangetoond dat het meest recente tweejaarlijkse gemiddelde van hun verkeersvolume de betreffende drempel overschrijdt, aan het uitgebreide netwerk toe;

b)

schrapt zij de logistieke platforms, goederenterminals, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer, binnenhavens, zeehavens en luchthavens waarvan is aangetoond dat het gemiddelde van hun verkeersvolume voor de voorbije zes jaar onder de relevante drempel ligt, uit het uitgebreide netwerk;

c)

past zij de kaarten met de wegeninfrastructuur, spoorwegeninfrastructuur en de binnenvaartinfrastructuur aan, in een zeer beperkte mate zodanig dat het de voortgang inzake de voltooiing van het netwerk weergeeft. Bij de aanpassing van de kaarten brengt de Commissie geen tracéwijzigingen aan die verder gaan dan hetgeen volgens de vergunningsprocedure voor het project is toegestaan.

De in de punten a) en b) bedoelde wijzigingen worden gebaseerd op de jongste beschikbare statistieken van Eurostat of, indien deze statistieken niet beschikbaar zijn, van de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten. De in punt c), bedoelde wijzigingen worden gebaseerd op door de betrokken lidstaat overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie.

5.   Projecten van gemeenschappelijk belang die recentelijk bij gedelegeerde handeling aan het trans-Europees netwerk zijn toegevoegd, zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 7, lid 5, met ingang van de datum van inwerkingtreding van de overeenkomstig lid 4 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Projecten van gemeenschappelijk belang die recentelijk uit het trans-Europees netwerk zijn geschrapt, komen niet meer in aanmerking vanaf de datum van inwerkingtreding van de overeenkomstig lid 4 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen. Dat infrastructuur niet langer subsidiabel is, laat vóór die datum door de Commissie genomen beslissingen over financiering en subsidies onverlet.

6.   Behoudens artikel 172, tweede alinea, VWEU, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 53 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I teneinde daarin indicatieve kaarten van buurlanden op te nemen of aan te passen op basis van overeenkomsten op hoog niveau tussen de Unie en de betrokken buurlanden.

Artikel 50

Betrokkenheid van publieke en private partijen

1.   Projecten van gemeenschappelijk belang, hebben betrekking op alle rechtstreeks betrokken belanghebbenden. Naast de lidstaten kunnen deze bestaan uit: lokale en regionale autoriteiten, beheerders en gebruikers van infrastructuur en actoren uit het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld.

2.   Nationale procedures met betrekking tot regionale en lokale autoriteiten en actoren uit het maatschappelijk middenveld die de gevolgen van een project van gemeenschappelijk belang ondervinden, worden in voorkomend geval tijdens de planning en de bouwfase van het project in acht genomen. De Commissie bevordert de uitwisseling van goede praktijken op dit gebied.

3.   De in lid 1 bedoelde belanghebbenden kunnen binnen de grenzen van hun bevoegdheid, in aanvulling op de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen en het Cohesiefonds, ook gebruik maken van andere specifieke Europese programma's, in het bijzonder de programma's ter ondersteuning van regionale ontwikkeling, "Europese territoriale samenwerking", "Onderzoek en Innovatie" en het "programma voor milieu en klimaatactie". Deze belanghebbenden kunnen daarbij bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening en bovendien specifiek de volgende aspecten versterken:

a)

het verbeteren van regionale mobiliteit en daardoor het bevorderen van de toegankelijkheid van het Trans-Europees vervoersnetwerk voor alle regio's van de Unie;

b)

het bevorderen van grensoverschrijdende projecten;

c)

het opnemen van stedelijke knooppunten in het Trans-Europees vervoersnetwerk (met inbegrip van het bevorderen van duurzame stedelijke mobiliteit)

d)

het bevorderen van duurzame vervoersoplossingen, zoals betere bereikbaarheid met het openbaar vervoer, telematicatoepassingen, intermodale terminals / multimodale vervoersketens, CO2-arme en andere innoverende vervoersoplossingen en verbeteringen op milieugebied;

e)

het verbeteren van de samenwerking tussen de verschillende partijen.

Artikel 51

Beginselen te hanteren bij de beoordelen van de sociaaleconomische kosten-batenanalyseen van de Europese meerwaarde

Op basis van de in artikel 4 genoemde doelstellingen maakt de Commissie de beginselen openbaar die zij hanteert bij de sociaaleconomische kosten-batenanalyse en de beoordeling van de Europese meerwaarde met betrekking tot de projecten van gemeenschappelijk belang waarvoor financiering van de Unie wordt gezocht.

Artikel 52

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 53

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 49, lid 4 en lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 21 december 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 49, lid 4 en lid 6, bedoelde delegatiebevoegdheid te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 49, lid 4 en lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 54

Evaluatie

1.   Uiterlijk 31 december 2023 maakt de Commissie, na raadpleging van de lidstaten als toepasselijk en bijgestaan door de Europese coördinatoren, een evaluatie van de totstandbrenging van het kernnetwerk waarbij het volgende wordt geëvalueerd:

a)

de naleving van de bepalingen van deze verordening;

b)

de vooruitgang die bij de uitvoering van deze verordening is geboekt;

c)

de veranderingen in de passagiers- en goederenvervoersstromen;

d)

de ontwikkelingen op het vlak van de investeringen in nationale vervoersinfrastructuur;

e)

de behoefte aan wijzigingen in deze verordening.

Bij de evaluatie wordt, onder meer, ook aandacht geschonken aan de invloed van veranderende verkeerspatronen en van relevante ontwikkelingen in de plannen voor infrastructuurinvesteringen.

In aanvulling op deze evaluatie beoordeelt de Commissie in samenwerking met de lidstaten of er nieuwe trajecten, zoals bepaalde grensoverschrijdende projecten die in Besluit nr. 661/2010/EU als prioritair waren aangemerkt, in het kernnetwerk moeten worden opgenomen. De Commissie dient daartoe zo nodig een wetgevingsvoorstel in.

2.   In het kader van deze evaluatie beoordeelt de Commissie of het in deze verordening bedoelde kernnetwerk, gezien de economische en budgettaire situatie in de Unie en in de afzonderlijke lidstaten, uiterlijk in 2030 zal voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk III. De Commissie beoordeelt ook, in overleg met de lidstaten, of het kernnetwerk moet worden gewijzigd om rekening te houden met de ontwikkelingen in de vervoersstromen en de nationale investeringsplanning. De Commissie kan indien nodig een voorstel indienen om de verordening te wijzigen.

De Commissie kan tevens voor dat voorstel de in artikel 9, lid 2, bedoelde voltooiingsdatum van het uitgebreide netwerk vastleggen.

Artikel 55

Eén enkele contactautoriteit

De lidstaten kunnen één enkele contactautoriteit aanwijzen met als taak het afhandelen en coördineren van het vergunningsproces voor projecten van gemeenschappelijk belang, in het bijzonder grensoverschrijdende projecten, in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht.

Artikel 56

Vertraging bij de voltooiing van het kernnetwerk

Indien de aanvang of de voltooiing van de werkzaamheden aan het kernnetwerk aanzienlijke vertraging oploopt, kan de Commissie de betrokken lidstaten verzoeken haar de redenen voor deze vertraging mee te delen. De lidstaten reageren binnen drie maanden op dat verzoek. Op basis van hun antwoord raadpleegt de Commissie de betrokken lidstaten om de oorzaak van de vertraging weg te nemen.

Artikel 57

Vrijstellingen

De bepalingen met betrekking tot het spoorvervoer, en in het bijzonder het vereiste om luchthavens en havens te verbinden met het spoor, zijn niet van toepassing op Cyprus en Malta zolang deze lidstaten niet over een spoorwegnet op hun grondgebied beschikken.

Artikel 58

Overgangsbepalingen

1.   Financieringsbesluiten die zijn vastgesteld krachtens Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad (36), gebaseerd op Besluit nr. 661/2010/EU, en waaraan al uitvoering wordt gegeven op het moment van inwerkingtreding van deze verordening in werking treedt, blijven onderworpen aan Besluit nr. 661/2010/EU in de versie die van kracht is op 20 december 2013.

2.   Verwijzingen naar de in bijlage III van Besluit nr. 661/2010/EU opgesomde prioritaire projecten worden beschouwd als verwijzingen naar het kernnetwerk als omschreven in deze verordening.

Artikel 59

Intrekking

Onverminderd artikel 58 van deze verordening en artikel 7, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1316/2013, wordt Besluit nr. 661/2010/EU ingetrokken.

Artikel 60

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 december 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

V. LEŠKEVIČIUS


(1)  PB C 143 van 22.5.2012, blz. 130.

(2)  PB C 225 van 22.7.2012,blz. 150.

(3)  Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1).

(4)  Besluit nr. 661/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende uniale richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (PB L 204 van 5.8.2010, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid (PB L 321 van 5.12.2011, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 454/2011 van de Commissie van 5 mei 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen ten dienste van passagiers van het trans-Europees spoorwegsysteem (PB L 123 van 12.5.2011, blz. 11).

(8)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(9)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).

(11)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(12)  Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22).

(13)  Beschikking 2009/561/EG van de Commissie van 22 juli 2009 tot wijziging van Beschikking 2006/679/EG met betrekking tot de toepassing van de technische specificatie inzake interoperabiliteit voor het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 194 van 25.7.2009, blz. 60).

(14)  Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nrs. 680/2007 en 67/2010 (Zie bladzijde 129 van dit Publicatieblad).

(15)  Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82).

(16)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(17)  Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (PB L 207 van 6.8.2010, blz. 1).

(18)  Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging ("de interoperabiliteitsverordening") (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26).

(19)  Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)(PB L 64, van 2.3.2007, blz. 1).

(20)  Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

(21)  Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 152).

(22)  Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).

(23)  Beschikking 2006/679/EG van de Commissie van 28 maart 2006 betreffende de technische specificaties van het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 284 van 16.10.2006, blz. 1).

(24)  Beschikking 2006/860/EG van de Commissie van 7 november 2006 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem Besturing en seingeving van het trans-Europees hogesnelheidsspoorwegsysteem en tot wijziging van bijlage A bij Beschikking 2006/679/EG betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem Besturing en Seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 342 van 7.12.2006, blz. 1).

(25)  Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191, blz. 18.7.2008, blz. 1).

(26)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).

(27)  Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 59).

(28)  Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europees wegennet (PB L 167 van 30.4.2004, blz. 39).

(29)  Richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 124.

(30)  Beschikking 2009/750/EG van de Commissie van 6 oktober 2009 tot definiëring van de Europese elektronische tolheffingsdienst en de bijbehorende technische onderdelen (PB L 268 van 13.10.2009, blz. 11).

(31)  Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).

(32)  Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/20022 (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72).

(33)  Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim ("de kaderverordening") (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1).

(34)  Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtvaartnavigatiedienstenverordening") (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 10).

(35)  Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim ("de luchtruimverordening") (PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20).

(36)  Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie, (PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1).


BIJLAGE I

KAARTEN VAN HET UITGEBREIDE NETWERK EN VAN HET KERNNETWERK

Legenda

Kernnetwerk

Uitgebreid netwerk

 

Image

 

Waterweg voor binnenvaart/ Voltooid

Image

 

Waterweg voor binnenvaart/ Te verbeteren

Image

 

Waterweg voor binnenvaart/ Gepland

Image

Image

Conventioneel spoor/ Voltooid

Image

Image

Conventioneel spoor/ Te verbeteren

Image

Image

Conventioneel spoor/ Gepland

Image

Image

Hogesnelheidsspoor/ Voltooid

Image

Image

Hogesnelheidsspoor/Te verbeteren

Image

Image

Hogesnelheidsspoor / Gepland

Image

Image

Weg/ Voltooid

Image

Image

Weg/ Te verbeteren

Image

Image

Weg/ Gepland

Image

Image

Haven, met in voorkomend geval een overslagterminal voor weg- en spoorvervoer

Image

Image

Overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

Image

Luchthavens

Image

Kaartenoverzicht voor EU-lidstaten

Image


Image

0.1.

Kernnetwerk:

Binnenwateren en binnenhavens

Lidstaten van de Unie

UE

Image

Image


Image

0.2.

Kernnetwerk:

Spoorvervoer (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Lidstaten van de Unie

UE

Image

Image


Image

0.3.

Kernnetwerk:

Spoorvervoer (personenvervoer) en luchthavens

Lidstaten van de Unie

UE

Image

Image


Image

0.4.

Kernnetwerk:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Lidstaten van de Unie

UE

Image

Image

Image

1.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

1

Image

Image


Image

1.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

1

Image

Image


Image

1.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

1

Image

Image


Image

1.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

1

Image

Image

Image

2.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

2

Image

Image


Image

2.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

2

Image

Image


Image

2.3.

Uitgebreid netwerken: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

2

Image

Image


Image

2.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

2

Image

Image

Image

3.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

3

Image

Image


Image

3.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

3

Image

Image


Image

3.3.

Uitgebreid netwerken: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

3

Image

Image


Image

3.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

3

Image

Image

Image

4.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

4

Image

Image


Image

4.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

4

Image

Image


Image

4.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

4

Image

Image


Image

4.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

4

Image

Image

Image

5.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

5

Image

Image


Image

5.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

5

Image

Image


Image

5.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

5

Image

Image


Image

5.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

5

Image

Image

Image

6.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

6

Image

Image


Image

6.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

6

Image

Image


Image

6.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

6

Image

Image


Image

6.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

6

Image

Image

Image

7.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

7

Image

Image


Image

7.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

7

Image

Image


Image

7.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

7

Image

Image


Image

7.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

7

Image

Image

Image

8.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

8

Image

Image


Image

8.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

8

Image

Image


Image

8.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

8

Image

Image


Image

8.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

8

Image

Image

Image

9.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

9

Image

Image


Image

9.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

9

Image

Image


Image

9.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

9

Image

Image


Image

9.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

9

Image

Image

Image

10.1.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Binnenwateren en binnenhavens

Image

10

Image

Image


Image

10.2.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Image

10

Image

Image


Image

10.3.

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Image

10

Image

Image


Image

10.4.

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Image

10

Image

Image


BIJLAGE II

LIJST VAN KNOOPPUNTEN VAN HET KERNNETWERK EN UITGEBREIDE NETWERKEN

1.   Stedelijke knooppunten van het kernnetwerk

 

BELGIË

 

Antwerpen

 

Bruxelles/Brussel

 

BULGARIJE

Sofia

 

TSJECHIË

 

Ostrava

 

Praha

 

DENEMARKEN

 

Aarhus

 

København

 

DUITSLAND

 

Berlin

 

Bielefeld

 

Bremen

 

Düsseldorf

 

Frankfurt am Main

 

Hamburg

 

Hannover

 

Köln

 

Leipzig

 

Mannheim

 

München

 

Nürnberg

 

Stuttgart

 

ESTLAND

Tallinn

 

IERLAND

 

Baile Átha Cliath/Dublin

 

Corcaigh/Cork

 

GRIEKENLAND

 

Athína

 

Heraklion

 

Thessaloniki

 

SPANJE

 

Barcelona

 

Bilbao

 

Las Palmas de Gran Canaria/Santa Cruz de Tenerife

 

Madrid

 

Palma de Mallorca

 

Sevilla

 

Valencia

 

FRANKRIJK

 

Bordeaux

 

Lille

 

Lyon

 

Marseille

 

Nice

 

Paris

 

Strasbourg

 

Toulouse

 

KROATIË

Zagreb

 

ITALIË

 

Bologna

 

Cagliari

 

Genova

 

Milano

 

Napoli

 

Palermo

 

Roma

 

Torino

 

Venezia

 

CYPRUS

Lefkosía

 

LETLAND

Rīga

 

LITOUWEN

Vilnius

 

LUXEMBURG

Luxembourg

 

HUNGARIJE

Budapest

 

MALTA

Valletta

 

NEDERLAND

 

Amsterdam

 

Rotterdam

 

OOSTENRIJK

Wien

 

POLEN

 

Gdańsk

 

Katowice

 

Kraków

 

Łódź

 

Poznań

 

Szczecin

 

Warszawa

 

Wrocław

 

PORTUGAL

 

Lisboa

 

Porto

 

ROMENIË

 

București

 

Timișoara

 

SLOVENIË

Ljubljana

 

SLOWAKIJE

Bratislava

 

FINLAND

 

Helsinki

 

Turku

 

ZWEDEN

 

Göteborg

 

Malmö

 

Stockholm

 

VERENIGD KONINKRIJK

 

Birmingham

 

Bristol

 

Edinburgh

 

Glasgow

 

Leeds

 

London

 

Manchester

 

Portsmouth

 

Sheffield

2.   Luchthavens, zeehavens, binnenhavens en spoorwegterminals die tot het kernnetwerk en het uitbreide netwerk behoren

Luchthavens met een * zijn de belangrijkste luchthavens waarvoor de verplichting van artikel 41, lid 3 geldt

LS

NAAM KNOOPPUNT

LUCHTHAVEN

ZEEHAVEN

BINNENHAVEN

Overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

BE

Aalst

 

 

Uitgebr.

 

Albertkanaal

 

 

Kern

 

Antwerpen

 

Kern

Kern

Kern

Athus

 

 

 

Uitgebr.

Avelgem

 

 

Uitgebr.

 

Bruxelles/Brussel

Kern

(National/Nationaal)*

 

Kern

 

Charleroi

Uitgebr.

 

Uitgebr. (Can.Charleroi -Bruxelles),

Uitgebr. (Sambre)

 

Clabecq

 

 

Uitgebr.

 

Gent

 

Kern

Kern

 

Grimbergen

 

 

 

Uitgebr.

Kortrijk

 

 

Kern (Bossuit)

 

Liège

Kern

 

Kern (Can.Albert)

Kern (Meuse)

 

Mons

 

 

Uitgebr. (Centre/Borinage)

 

Namur

 

 

Kern (Meuse),

Uitgebr. (Sambre)

 

Oostende, Zeebrugge

Uitgebr. (Oostende)

Kern (Oostende)

Kern (Zeebrugge)

 

 

Roeselare

 

 

Uitgebr.

 

Tournai

 

 

Uitgebr. (Escaut)

 

Willebroek

 

 

Uitgebr.

 

BG

Burgas

Uitgebr.

Kern

 

 

Dragoman

 

 

 

Uitgebr.

Gorna Orjahovitsa

Uitgebr.

 

 

Kern

Lom

 

 

Uitgebr.

 

Orjahovo

 

 

Uitgebr.

 

Plovdiv

Uitgebr.

 

 

Kern

Ruse

 

 

Kern

Kern

Silistra

 

 

Uitgebr.

 

Sofia

Kern

 

 

Kern

Svilengrad

 

 

 

Uitgebr.

Svishtov

 

 

Uitgebr.

 

Varna

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Vidin

 

 

Kern

 

CZ

Brno

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Děčín

 

 

Kern

Kern

Lovosice

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Mělník

 

 

Kern

Kern

Ostrava

Kern

 

 

Kern

Pardubice

 

 

Kern

Kern

Plzeň

 

 

 

Kern

Praha

Kern (Václav Havel)*

 

Kern (Praha Holešovice)

Uitgebr. (Libeň)

Uitgebr. (Radotín)

Uitgebr. (Smíchov)

Kern (Praha Uhříněves)

Přerov

 

 

 

Kern

Ústí nad Labem

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

DK

Aalborg

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Aarhus

 

Kern

 

Kern

Billund

Uitgebr.

 

 

 

Branden

 

Uitgebr.

 

 

Ebeltoft

 

Uitgebr.

 

 

Esbjerg

 

Uitgebr.

 

 

Fredericia

 

Uitgebr.

 

 

Frederikshavn

 

Uitgebr.

 

 

Fur

 

Uitgebr.

 

 

Gedser

 

Uitgebr.

 

 

Helsingør

 

Uitgebr.

 

 

Hirtshals

 

Uitgebr.

 

 

Høje-Taastrup

 

 

 

Uitgebr.

Kalundborg

 

Uitgebr.

 

 

København

Kern (Kastrup)*

Kern

 

Kern

Køge

 

Uitgebr.

 

Uitgebr.

Nordby (Fanø)

 

Uitgebr.

 

 

Odense

 

Uitgebr.

 

 

Padborg

 

 

 

Uitgebr.

Rødby

 

Uitgebr.

 

 

Rønne

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Sjællands Odde Ferry Port

 

Uitgebr.

 

 

Spodsbjerg

 

Uitgebr.

 

 

Tårs (Nakskov)

 

Uitgebr.

 

 

Taulov

 

 

 

Kern

Vejle

 

Uitgebr.

 

 

DE

Andernach

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Aschaffenburg

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Bendorf

 

 

Uitgebr.

 

Bensersiel

 

Uitgebr.

 

 

Bergkamen

 

 

Uitgebr.

 

Berlin

Kern (Berlin-Brandenburg Intl.)*

 

Kern

Kern (Großbeeren)

Bonn

 

 

Uitgebr.

 

Bottrop

 

 

Uitgebr.

 

Brake

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Brandenburg

 

 

Uitgebr.

 

Braunschweig

 

 

Kern

Kern

Breisach

 

 

Uitgebr.

 

Bremen, Bremerhaven

Kern (Bremen)

Kern (Bremen)

Kern (Bremerhaven)

Kern (Bremen)

Kern (Bremerhaven)

Kern (Bremen)

Brunsbüttel

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Bülstringen

 

 

Uitgebr.

 

Cuxhaven

 

Uitgebr.

 

Uitgebr.

Dormagen

 

 

Uitgebr.

 

Dörpen

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Dortmund

Uitgebr.

 

Kern

Kern

Dresden

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Duisburg

 

 

Kern

Uitgebr. (Homberg)

Kern

Düsseldorf

Kern*

 

Kern (Neuss)

 

Emden

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Emmelsum/Wesel

 

 

Uitgebr.

 

Emmerich

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Erfurt

Uitgebr.

 

 

 

Essen

 

 

Uitgebr.

 

Estorf

 

 

Uitgebr.

 

Flörsheim

 

 

Uitgebr.

 

Frankfurt am Main

Kern*

 

Kern

Kern

Gelsenkirchen

 

 

Uitgebr.

 

Germersheim

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Gernsheim

 

 

Uitgebr.

 

Großkrotzenburg

 

 

Uitgebr.

 

Hahn

Uitgebr.

 

 

 

Haldensleben

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Haltern am See

 

 

Uitgebr.

 

Hamburg

Kern*

Kern

Kern

Kern

Hamm

 

 

Kern

Uitgebr. (Bönen)

Hanau

 

 

Uitgebr.

 

Hannover

Kern

 

Kern

Kern

Heilbronn

 

 

Uitgebr.

 

Helgoland

 

Uitgebr.

 

 

Heringsdorf

Uitgebr.

 

 

 

Herne

 

 

Uitgebr.

Uitgebr. (Herne-Wanne)

Hof, Plauen

Uitgebr.

 

 

 

Honau

 

 

Uitgebr.

 

Ibbenbüren

 

 

Uitgebr.

 

Karlsruhe

Uitgebr. (Karlsruhe Baden-Baden)

 

Kern

Kern

Kassel

 

 

 

Compr

Kehl

 

 

Uitgebr.

 

Kelheim

 

 

Uitgebr.

 

Kelsterbach

 

 

Uitgebr.

 

Kiel

 

Uitgebr.

 

 

Koblenz

 

 

Kern

Kern

Köln

Kern (Köln-Bonn)*

 

Kern

Kern

Köln -Neuessen

 

 

Uitgebr.

 

Krefeld-Uerdingen

 

 

Uitgebr.

 

Langeoog

 

Uitgebr.

 

 

Leipzig, Halle

Kern

 

 

Kern (Schkopau)

Lengfurt-Wetterau

 

 

Uitgebr.

 

Leverkusen

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Lingen

 

 

Uitgebr.

 

Lübeck

 

Kern

Kern

Kern

Lünen

 

 

Uitgebr.

 

Magdeburg

 

 

Kern

Kern

Mainz

 

 

Kern

Kern

Mannheim, Ludwigshafen

 

 

Kern

Uitgebr. (Ludwigshafen Mundenheim)

Kern

Marl

 

 

Uitgebr.

 

Mehrum

 

 

Uitgebr.

 

Memmingen

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Minden

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

München

Kern*

 

 

Kern (Riem)

Münster

Uitgebr.

(Münster/Osnabrück)

 

Uitgebr.

 

Norddeich

 

Uitgebr.

 

 

Nordenham

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Norderney

 

Uitgebr.

 

 

Nürnberg

Kern

 

Kern

Kern

Oldenburg

 

 

Uitgebr.

 

Orsoy

 

 

Uitgebr.

 

Osnabrück

 

 

Uitgebr.

 

Otterstadt

 

 

Uitgebr.

 

Paderborn

Uitgebr. (Paderborn Lippstadt)

 

 

 

Plochingen

 

 

Uitgebr.

 

Puttgarden

 

Uitgebr.

 

 

Rees

 

 

Uitgebr.

 

Regensburg

 

 

Kern

 

Rheinberg

 

 

Uitgebr.

 

Rostock

Uitgebr.

Kern

 

Kern

Saarlouis-Dillingen

 

 

Uitgebr.

 

Sassnitz

 

Uitgebr.

 

 

Schwarzheide

 

 

 

Uitgebr.

Singen

 

 

 

Uitgebr.

Speyer

 

 

Uitgebr.

 

Spyck

 

 

Uitgebr.

 

Stade-Bützfleth/Brunshausen

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Uitgebr.

Stollhofen

 

 

Uitgebr.

 

Stolzenau

 

 

Uitgebr.

 

Straubing-Sand

 

 

Uitgebr.

 

Stürzelberg

 

 

Uitgebr.

 

Stuttgart

Kern*

 

Kern

Kern (Kornwestheim)

Trier

 

 

Uitgebr.

 

Ulm

 

 

 

Uitgebr. (Dornstadt)

Vahldorf

 

 

Uitgebr.

 

Weeze

Uitgebr.

 

 

 

Wesel

 

 

Uitgebr.

 

Wesseling

 

 

Uitgebr.

 

Westerland-Sylt

Uitgebr.

 

 

 

Wiesbaden

 

 

Uitgebr.

 

Wilhelmshaven

 

Kern

 

 

Wismar

 

Uitgebr.

 

 

Worms

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Wörth am Rhein

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

EE

Heltermaa

 

Uitgebr.

 

 

Kärdla

Uitgebr.

 

 

 

Koidula

 

 

 

Uitgebr.

Kuivastu

 

Uitgebr.

 

 

Kuressaare

Uitgebr.

 

 

 

Pärnu

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Paldiski South Harbor

 

Uitgebr.

 

 

Rohuküla

 

Uitgebr.

 

 

Sillamäe

 

Uitgebr.

 

 

Tallinn

Kern

Kern (Old City Harbour,

Muuga Harbour,

Paljassaare Harbour)

 

 

Tartu

Uitgebr.

 

 

 

Virtsu

 

Uitgebr.

 

 

IE

Carraig Fhiáin/Carrickfin

Uitgebr. (Dún na nGall/Donegal)

 

 

 

Corcaigh/Cork

Kern

Kern

 

 

Baile Átha Cliath/Dublin

Kern*

Kern (G.D.A. port cluster)

 

 

Inis Mór/Inishmore

Uitgebr.

 

 

 

Ciarraí/Kerry - An Fearann

Fuar/Farranfore

Uitgebr.

 

 

 

An Cnoc/Knock

Uitgebr. (Cúige Chonnacht/Connaught)

 

 

 

Luimneach/Limerick

Uitgebr. (Sionainn/Shannon)

Kern (Sionainn-Faing/Shannon-Foynes)

 

 

Ros Láir/Rosslare

 

Uitgebr. (Europort)

 

 

Port Láirge/Waterford

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

EL

Alexandroupolis

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Araxos

Uitgebr.

 

 

 

Astipalaia

Uitgebr.

 

 

 

Athína

Kern*

Kern (Piraeus)

 

Kern (Piraeus/Thriasso Pedio)

Chalkida

 

Uitgebr.

 

 

Chania

Uitgebr.

Uitgebr. (Souda)

 

 

Chios

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Elefsina

 

Uitgebr.

 

 

Heraklion

Kern

Kern

 

 

Igoumenitsa

 

Kern

 

 

Ikaria

Uitgebr.

 

 

 

Ioannina

Uitgebr.

 

 

 

Kalamata

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Kalymnos

Uitgebr.

 

 

 

Karpathos

Uitgebr.

 

 

 

Kassos

Uitgebr.

 

 

 

Kastelorizo

Uitgebr.

 

 

 

Kastoria

Uitgebr.

 

 

 

Katakolo

 

Uitgebr.

 

 

Kavala

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Kefalonia

Uitgebr.

 

 

 

Kerkyra

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Kithira

Uitgebr.

 

 

 

Kos

Uitgebr.

 

 

 

Kozani

 

 

 

Uitgebr.

Kyllini

 

Uitgebr.

 

 

Lamia

 

 

 

Uitgebr.

Lavrio (Sounio)

 

Uitgebr.

 

 

Leros

Uitgebr.

 

 

 

Limnos

Uitgebr.

 

 

 

Milos

Uitgebr.

 

 

 

Mykonos

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Mytilini

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Naxos

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Nea Anchialos

Uitgebr.

 

 

 

Paros

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Patras

 

Kern

 

Kern

Preveza

Uitgebr.

 

 

 

Rafina

 

Uitgebr.

 

 

Rodos

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Samos

Uitgebr.

 

 

 

Santorini

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Sitia

Uitgebr.

 

 

 

Skiathos

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Skiros

Uitgebr.

 

 

 

Syros

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Thessaloniki

Kern (Makedonia)

Kern

 

Kern

Volos

 

Uitgebr.

 

 

Zakinthos

Uitgebr.

 

 

 

ES

A Coruña

Uitgebr.

Kern

 

 

Alcázar de San Juán

 

 

 

Kern

Algeciras

 

Kern (Bahía de Algeciras)

 

 

Alicante

Kern

Uitgebr.

 

 

Almería

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Antequera (Bobadilla)

 

 

 

Kern

Arrecife

Uitgebr. (Lanzarote)

Uitgebr.

 

 

Arrubal (Logroño)

 

 

 

Uitgebr.

Avilés

Uitgebr. (Asturias)

Uitgebr.

 

 

Badajoz

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Barcelona

Kern*

Kern

 

Kern

Bilbao

Kern

Kern

 

Kern

Burgos

Uitgebr.

 

 

 

Cádiz

 

Uitgebr. (Bahía de Cádiz)

 

 

Cala Sabina (Formentera)

 

Uitgebr.

 

 

Carboneras

 

Uitgebr.

 

 

Cartagena

 

Kern

 

 

Castellón

 

Uitgebr.

 

 

Ceuta

 

Uitgebr.

 

 

Córdoba

 

 

 

Kern

El Hierro

Uitgebr.

Uitgebr. (La Estaca)

 

 

El Penedés (El Vendrell)

 

 

 

Uitgebr.

Ferrol

 

Uitgebr.

 

 

Figueras

 

 

 

Uitgebr. (El Far d'Emporda)

Fuerteventura

Uitgebr.

Uitgebr. (Puerto Rosario)

 

 

Gijón

 

Kern

 

 

Girona

Uitgebr.

 

 

 

Granada

Uitgebr.

 

 

 

Huelva

 

Kern

 

 

Huesca

 

 

 

Uitgebr. (PLHUS)

Ibiza

Uitgebr.

Uitgebr. (Eivissa)

 

 

Jerez

Uitgebr.

 

 

 

La Palma

Uitgebr.

Compr (Santa Cruz de La Palma)

 

 

Las Palmas

Kern

Kern

 

 

León

Uitgebr.

 

 

Kern

Linares

 

 

 

Uitgebr.

Madrid

Kern (Barajas)*

 

 

Kern (Norte y Sur)

Mahón (Menorca)

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Málaga

Kern

Uitgebr.

 

 

Melilla

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Monforte de Lemos (Ourense)

 

 

 

Uitgebr.

Motril

 

Uitgebr.

 

 

Murcia

Uitgebr. (San Javier)

 

 

Kern (ZAL)

Palma de Mallorca

Kern*

Kern

 

 

Pamplona

Uitgebr.

 

 

Uitgebr. (Noain)

Pasajes

 

Uitgebr.

 

 

Reus

Uitgebr.

 

 

 

Sagunto

 

Uitgebr.

 

 

Salamanca

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

San Cibrao

 

Uitgebr.

 

 

San Sebastián

Uitgebr.

 

 

Uitgebr. (Lezo)

San Sebastián de la Gomera

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Santander

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Uitgebr. (Torrelavega)

Santiago de Compostela

Uitgebr.

 

 

 

Sevilla

Kern

Kern

Kern

 

Tarragona

 

Kern

 

 

Tenerife

Uitgebr. (Norte: Los Rodeos)

Kern (Sur: Reina Sofía)

Kern (Santa Cruz)

 

 

Toledo

 

 

 

Uitgebr.

Tudela

 

 

 

Uitgebr.

Valencia

Kern

Kern

 

 

Valladolid

Uitgebr.

 

 

Kern

Vigo

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Vitoria

Uitgebr.

 

 

 

Zaragoza

Uitgebr.

 

 

Kern

FR

Aiton-Bourgneuf

 

 

 

Uitgebr.

Ajaccio

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Avignon

 

 

 

Kern

Bastia

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Bayonne

 

Uitgebr.

 

 

Beauvais

Uitgebr.

 

 

 

Biarritz

Uitgebr.

 

 

 

Bordeaux

Kern (Merignac)

Kern

 

Kern

Boulogne

 

Uitgebr.

 

 

Brest

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Caen

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Calais

 

Kern

 

Kern (Eurotunnel)

Cayenne

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Chalon-sur-Saône

 

 

Kern

 

Chalons-sur-Marne

Uitgebr. (Paris-Vatry)

 

 

 

Cherbourg

 

Uitgebr.

 

 

Clermont-Ferrand

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Dieppe

 

Uitgebr.

 

 

Dijon

 

 

 

Kern

Dunkerque

 

Kern

Kern

Kern

Fort de France

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Guadeloupe

 

Uitgebr.

 

 

La Rochelle

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Le Boulou

 

 

 

Uitgebr.

Le Havre

 

Kern

Kern

Kern

Lille

Kern (Lesquin)

 

Kern

Kern (Dourges)

Limoges

Uitgebr.

 

 

 

Lorient

 

Uitgebr.

 

 

Lyon

Kern (St.Exupéry)*

 

Kern

Kern

Marquion (Cambrai)

 

 

Uitgebr.

 

Marseille

Kern (Provence)

Kern (Marseille)

Kern (Fos-sur-Mer)

Kern (Fos-sur-Mer)

Kern (Miramas)

Mayotte

Uitgebr.

 

 

 

Metz

 

 

Kern

 

Montpellier

Uitgebr.

 

 

 

Mulhouse

Uitgebr. (Mulhouse-Bale)

 

Kern (Ottmarsheim)

 

Nancy

 

 

Uitgebr.

 

Nantes Saint-Nazaire

Uitgebr. (Nantes Atlantique)

Kern

 

 

Nesle

 

 

Uitgebr.

 

Nice

Kern (Côte d'Azur)*

Uitgebr.

 

 

Nogent-sur-Seine

 

 

Uitgebr.

 

Noyon

 

 

Uitgebr.

 

Orléans

 

 

 

Uitgebr.

Paris

Kern (Charles de Gaulle)*

Kern (Orly)*

 

Kern

Kern

Perpignan

 

 

 

Uitgebr.

Point-à-Pitre

Uitgebr.

 

 

 

Péronne

 

 

Uitgebr.

 

Port Réunion

 

Uitgebr.

 

 

Rennes

 

 

 

Uitgebr.

Roscoff

 

Uitgebr.

 

 

Rouen

 

Kern

Kern

 

Sète

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Saint-Denis-Gillot

Uitgebr.

 

 

 

Saint-Malo

 

Uitgebr.

 

 

Strasbourg

Uitgebr. (Strasbourg Entzheim)

 

Kern

Kern

Thionville

 

 

Uitgebr.

 

Toulon

 

Uitgebr.

 

 

Toulouse

Kern (Blagnac)

 

 

Kern

Valenciennes

 

 

Uitgebr.

 

Villefranche-sur-Saône

 

 

Uitgebr.

 

HR

Dubrovnik

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Osijek

Uitgebr.

 

Uitgebr.

 

Ploče

 

Uitgebr.

 

 

Pula

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Rijeka

Uitgebr.

Kern

 

 

Šibenik

 

Uitgebr.

 

 

Sisak

 

 

Uitgebr.

 

Slavonski Brod

 

 

Kern

 

Split

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Vukovar

 

 

Kern

 

Zadar

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Zagreb

Kern

 

 

Kern

IT

Alghero

Uitgebr.

 

 

 

Ancona

Uitgebr.

Kern

 

Kern (Iesi)

Augusta

 

Kern

 

 

Bari

Uitgebr.

Kern

 

Kern

Bologna

Kern

 

 

Kern

Bolzano

Uitgebr.

 

 

 

Brescia

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Brindisi

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Cagliari

Kern

Kern (Porto Foxi, Cagliari)

 

 

Carloforte

 

Uitgebr.

 

 

Catania

Uitgebr. (Fontanarossa, Comiso emergency runway)

 

 

Uitgebr.

Cervignano

 

 

 

Kern

Chioggia

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Civitavecchia

 

Uitgebr.

 

 

Cremona

 

 

Kern

 

Firenze

Uitgebr.

 

 

Kern (Prato)

Foggia

Uitgebr.

 

 

 

Forlì

Uitgebr.

 

 

 

Fiumicino

 

Uitgebr.

 

 

Gaeta

 

Uitgebr.

 

 

Gallarate

 

 

 

Uitgebr.

Gela

 

Uitgebr.

 

 

Genova

Kern

Kern

 

Kern (Vado)

Gioia Tauro

 

Kern

 

 

Golfo Aranci

 

Uitgebr.

 

 

La Maddalena

 

Uitgebr.

 

 

La Spezia

 

Kern

 

 

Lamezia Terme

Uitgebr.

 

 

 

Lampedusa

Uitgebr.

 

 

 

Livorno

 

Kern

 

Kern (Guasticce Collesalvetti)

Mantova

 

 

Kern

Uitgebr.

Marina di Carrara

 

Uitgebr.

 

 

Messina

 

Uitgebr.

 

 

Milano

Kern (Linate)*

Kern (Malpensa)*

Kern (Bergamo Orio al Serio)

 

Uitgebr.

Kern (Milano Smistamento)

Milazzo

 

Uitgebr.

 

 

Monfalcone

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Mortara

 

 

 

Uitgebr.

Napoli

Kern (Capodichino)

Kern

 

Kern (Nola)

Kern (Marcianise-Maddaloni)

Novara

 

 

 

Kern

Olbia

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Orte

 

 

 

Uitgebr.

Padova

 

 

 

Kern

Palau

 

Uitgebr.

 

 

Palermo

Kern

Kern (Palermo, Termini Imerese terminal)

 

 

Pantelleria

Uitgebr.

 

 

 

Parma

 

 

 

Uitgebr. (Bianconese di Fontevivo)

Pescara

Uitgebr.

 

 

Uitgebr. (Manoppello)

Piacenza

 

 

 

Uitgebr.

Piombino

 

Uitgebr.

 

 

Pisa

Uitgebr.

 

 

 

Porto Levante

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Porto Nogaro

 

 

Uitgebr.

 

Porto Torres

 

Uitgebr.

 

 

Portoferraio

 

Uitgebr.

 

 

Portovesme

 

Uitgebr.

 

 

Ravenna

 

Kern

Kern

 

Reggio Calabria

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Rivalta Scrivia

 

 

 

Uitgebr.

Roma

Kern (Fiumicino)*

Uitgebr. (Ciampino)

 

 

Kern (Pomezia)

Rovigo

 

 

Uitgebr.

Uitgebr.

Salerno

 

Uitgebr.

 

 

Savona - Vado

 

Uitgebr.

 

 

Siracusa

 

Uitgebr.

 

 

Taranto

 

Kern

 

 

Torino

Kern

 

 

Kern (Orbassano)

Trapani

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Trento

 

 

 

Uitgebr.

Treviso

Uitgebr.

 

 

 

Trieste

Uitgebr.

Kern

Kern

 

Venezia

Kern

Kern

Kern

 

Verona

Uitgebr.

 

 

Kern

CY

Larnaka

Kern

Uitgebr.

 

 

Lefkosia

 

 

 

 

Lemesos

 

Kern

 

 

Pafos

Uitgebr.

 

 

 

LV

Daugavpils

Uitgebr.

 

 

 

Liepāja

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Rīga

Kern (International)*

Kern

 

 

Ventspils

Uitgebr.

Kern

 

 

LT

Kaunas

Uitgebr.

 

 

Kern

Klaipėda

 

Kern

 

Kern

Palanga

Uitgebr.

 

 

 

Vilnius

Kern

 

 

Kern

LU

Luxembourg

Kern

 

Kern (Mertert)

Kern (Bettembourg)

HU

Baja

 

 

Uitgebr.

 

Budapest

Kern (Liszt Ferenc)*

 

Kern (Csepel)

Kern (Soroksár)

Debrecen

Uitgebr.

 

 

 

Dunaújváros

 

 

Uitgebr.

 

Győr

 

 

Uitgebr. (Győr-Gönyű)

 

Komárom

 

 

Kern

 

Miskolc

 

 

 

Uitgebr.

Mohács

 

 

Uitgebr.

 

Paks

 

 

Uitgebr.

 

Sármellék

Uitgebr.

 

 

 

Sopron

 

 

 

Uitgebr.

Szeged

 

 

Uitgebr.

 

Székesfehérvár

 

 

 

Uitgebr.

Záhony

 

 

 

Uitgebr.

MT

Cirkewwa

 

Uitgebr.

 

 

Marsaxlokk

 

Kern

 

 

Mgarr

 

Uitgebr.

 

 

Valletta

Kern (Malta - Luqa)

Kern

 

 

NL

Alblasserdam

 

 

Uitgebr.

 

Almelo

 

 

Kern

 

Almere

 

 

Uitgebr.

 

Alphen aan den Rijn

 

 

Uitgebr.

 

Amsterdam

Kern (Schiphol)*

Kern

Kern

Kern

Arnhem

 

 

Uitgebr.

 

Bergen op Zoom

 

 

Kern

 

Beverwijk

 

Uitgebr.

 

 

Born

 

 

Uitgebr.

 

Cuijk

 

 

Uitgebr.

 

Delfzijl/Eemshaven

 

Uitgebr.

 

 

Den Bosch

 

 

Uitgebr.

 

Den Helder

 

Uitgebr.

 

 

Deventer

 

 

Kern

 

Dordrecht

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Eemshaven

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Eindhoven

Uitgebr.

 

 

 

Enschede

Uitgebr.

 

Uitgebr.

 

Geertruidenberg

 

 

Uitgebr.

 

Gennep

 

 

Uitgebr.

 

Gorinchem

 

 

Uitgebr.

 

Gouda

 

 

Uitgebr.

 

Grave

 

 

Uitgebr.

 

Groningen

Uitgebr.

 

Uitgebr.

 

Harlingen

 

Uitgebr.

 

 

Hengelo

 

 

Kern

 

Kampen

 

 

Uitgebr.

 

Lelystad

 

 

Uitgebr.

 

Lemsterland

 

 

Uitgebr.

 

Lochem

 

 

Uitgebr.

 

Maasbracht

 

 

Uitgebr.

 

Maasdriel

 

 

Uitgebr.

 

Maassluis

 

 

Uitgebr.

 

Maastricht

Uitgebr. (Maastricht - Aachen)

 

Uitgebr.

 

Meppel

 

 

Uitgebr.

 

Moerdijk

 

Kern

Kern

 

Nijmegen

 

 

Kern

 

Oosterhout

 

 

Uitgebr.

 

Oss

 

 

Uitgebr.

 

Reimerswaal

 

 

Uitgebr.

 

Ridderkerk

 

 

Uitgebr.

 

Roermond

 

 

Uitgebr.

 

Rotterdam

Kern

Kern

Kern

Kern

Sneek

 

 

Uitgebr.

 

Stein

 

 

Uitgebr.

 

Terneuzen, Vlissingen

 

Kern (Terneuzen)

Kern (Vlissingen)

Kern (Terneuzen)

Kern (Vlissingen)

 

Tiel

 

 

Uitgebr.

 

Tilburg

 

 

Uitgebr.

 

Utrecht

 

 

Kern

 

Veghel

 

 

Uitgebr.

 

Velsen/IJmuiden

 

Uitgebr.

 

 

Venlo

 

 

Uitgebr.

Uitgebr. (Trade Port Noord Limburg)

Vlaardingen

 

Uitgebr.

 

 

Wageningen

 

 

Uitgebr.

 

Wanssum

 

 

Uitgebr.

 

Zaandam

 

 

Uitgebr.

 

Zaltbommel

 

 

Uitgebr.

 

Zevenaar

 

 

Uitgebr.

 

Zuidhorn

 

 

Uitgebr.

 

Zwijndrecht

 

 

Uitgebr.

 

Zwolle

 

 

Uitgebr.

 

AT

Graz

Uitgebr.

 

 

Kern (Werndorf)

Innsbruck

Uitgebr.

 

 

 

Klagenfurt - Villach

Uitgebr. (Klagenfurt)

 

 

Uitgebr. (Villach-Fürnitz)

Krems

 

 

Uitgebr.

 

Linz - Wels

Uitgebr. (Linz)

 

Kern (Enns),

Uitgebr. (Linz)

Kern (Wels)

Salzburg

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Wien

Kern (Schwechat)*

 

Kern

Kern

Wolfurt

 

 

 

Uitgebr.

Wörgl

 

 

 

Uitgebr.

PL

Białystok

 

 

 

Uitgebr.

Braniewo

 

 

 

Uitgebr.

Bydgoszcz

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Dorohusk / Okopy

 

 

 

Uitgebr.

Ełk

 

 

 

Uitgebr.

Gdańsk, Gdynia

Kern (Gdańsk)

Kern (Gdańsk)

Kern (Gdynia)

 

Kern

Katowice

Kern (Pyrzowice)

 

 

Kern (Slawków)

Uitgebr. (Gliwice / Pyrzowice)

Kraków

Kern

 

 

Kern

Łódź

Kern

 

 

Kern (Łódź / Stryków)

Małaszewicze / Terespol

 

 

 

Uitgebr.

Medyka // Żurawica

 

 

 

Uitgebr.

Police

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Poznań

Kern

 

 

Kern

Rzepin

 

 

 

Uitgebr.

Rzeszów

Uitgebr.

 

 

 

Szczecin, Świnoujście

Kern (Szczecin)

Kern (Szczecin)

Kern (Świnoujście)

Kern (Szczecin)

Kern (Świnoujście)

Kern (Szczecin)

Kern (Świnoujście)

Warszawa

Kern*

 

 

Kern

Wrocław

Kern

 

 

Kern

PT

Abrantes / Entroncamento

 

 

 

Uitgebr.

Aveiro

 

Uitgebr.

 

 

Bragança

Uitgebr.

 

 

 

Caniçal

 

Uitgebr.

 

 

Corvo

Uitgebr.

 

 

 

Elvas

 

 

 

Uitgebr.

Faro

Uitgebr.

 

 

Uitgebr. (Loulé)

Flores

Uitgebr.

 

 

 

Funchal

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Horta

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Lajes das Flores

 

Uitgebr.

 

 

Lajes (Terceira)

Uitgebr.

 

 

 

Lisboa

Kern*

Kern

 

 

Pico

Uitgebr.

 

 

 

Ponta Delgada

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Portimão

 

Uitgebr.

 

 

Porto

Kern (Sá Carneiro)

Kern (Leixões)

Kern

 

Poceirão

 

 

 

Kern

Porto Santo

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Praia da Vitória

 

Uitgebr.

 

 

Santa Maria

Uitgebr.

 

 

 

São Jorge

Uitgebr.

 

 

 

Setúbal

 

Uitgebr.

 

 

Sines

 

Kern

 

Kern (Grândola)

Vila Real

Uitgebr.

 

 

 

RO

Bacău

Uitgebr.

 

 

 

Baia Mare

Uitgebr.

 

 

 

Brăila

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Brașov

 

 

 

Uitgebr.

București

Kern (Henri Coandă)

 

Uitgebr. (1 Decembrie)

Uitgebr. (Glina)

Kern

Calafat

 

 

Kern

 

Călărași

 

 

Uitgebr.

 

Cernavodă

 

 

Kern

 

Cluj-Napoca

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Constanța

Uitgebr.

Kern

Kern

 

Craiova

Uitgebr.

 

 

Kern

Drobeta Turnu Severin

 

 

Kern

 

Galați

 

Kern

Kern

 

Giurgiu

 

 

Kern

 

Iași

Uitgebr.

 

 

 

Medgidia

 

 

Uitgebr.

 

Moldova Veche

 

 

Uitgebr.

 

Oltenița

 

 

Uitgebr.

 

Oradea

Uitgebr.

 

 

 

Sibiu

Uitgebr.

 

 

 

Suceava

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Sulina

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Timișoara

Kern

 

 

Kern

Tulcea

Uitgebr.

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Turda

 

 

 

Uitgebr.

SI

Koper

 

Kern

 

 

Ljubljana

Kern

 

 

Kern

Maribor

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Portorož

Uitgebr.

 

 

 

SK

Bratislava

Kern

 

Kern

Kern

Komárno

 

 

Kern

 

Košice

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Leopoldov-Šulekovo

 

 

 

Uitgebr.

Poprad Tatry

Uitgebr.

 

 

 

Žilina

 

 

 

Kern

FI

Eckerö

 

Uitgebr.

 

 

Enontekiö

Uitgebr.

 

 

 

Hanko

 

Uitgebr.

 

 

Helsinki

Kern (Vantaa)*

Kern

 

 

Ivalo

Uitgebr.

 

 

 

Joensuu

Uitgebr.

 

 

 

Jyväskylä

Uitgebr.

 

 

 

Kajaani

Uitgebr.

 

 

 

Kaskinen

 

Uitgebr.

 

 

Kemi

Uitgebr. (Kemi-Tornio)

Uitgebr.

 

 

Kilpilahti (Sköldvik)

 

Uitgebr.

 

 

Kittilä

Uitgebr.

 

 

 

Kokkola

 

Uitgebr.

 

 

Kotka-Hamina

 

Kern (Hamina)

Kern (Kotka)

 

 

Kouvola

 

 

 

Kern

Kruunupyy

Uitgebr.

 

 

 

Kuopio

Uitgebr.

 

 

 

Kuusamo

Uitgebr.

 

 

 

Lappeenranta

Uitgebr.

 

 

 

Maarianhamina

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Oulu

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Pietarsaari

 

Uitgebr.

 

 

Pori

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Rauma

 

Uitgebr.

 

 

Rautaruukki/Raahe

 

Uitgebr.

 

 

Rovaniemi

Uitgebr.

 

 

 

Savonlinna

Uitgebr.

 

 

 

Tampere

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Turku-Naantali

Kern (Turku)

Kern (Turku)

Kern (Naantali)

 

 

Vaasa

Uitgebr.

 

 

 

SE

Ängelholm

Uitgebr.

 

 

 

Älmhult

 

 

 

Uitgebr.

Arvidsjaur

Uitgebr.

 

 

 

Gällivare

Uitgebr.

 

 

 

Gävle

 

Uitgebr.

 

 

Göteborg

Kern (Landvetter)

Kern

Kern

Kern

Grisslehamn

 

Uitgebr.

 

 

Hagfors

Uitgebr.

 

 

 

Halmstad

 

Uitgebr.

 

 

Helsingborg

 

Uitgebr.

 

 

Hemavan

Uitgebr.

 

 

 

Jönköping

Uitgebr.

 

 

Uitgebr.

Kalmar

Uitgebr.

 

 

 

Kapellskär

 

Uitgebr.

 

 

Karlshamn

 

Uitgebr.

 

 

Karlskrona

 

Uitgebr.

 

 

Kiruna

Uitgebr.

 

 

 

Köping

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Luleå

Uitgebr.

Kern

 

 

Lycksele

Uitgebr.

 

 

 

Malmö

Kern (Sturup)

Kern

 

Kern

Mora

Uitgebr.

 

 

 

Norrköping

 

Uitgebr.

 

 

Nyköping

Uitgebr. (Stockholm Skavsta)

 

 

 

Oskarshamn

 

Uitgebr.

 

 

Örebro

Uitgebr.

 

 

Kern (Hallsberg)

Östersund

Uitgebr.

 

 

 

Oxelösund

 

Uitgebr.

 

 

Pajala

Uitgebr.

 

 

 

Ronneby

Uitgebr.

 

 

 

Skellefteå

Uitgebr.

 

 

 

Stenungsund

 

Uitgebr.

 

 

Stockholm

Kern (Arlanda)*

Uitgebr. (Bromma)

Kern (Stockholm)

Uitgebr. (Nynäshamn)

Kern

Kern

Strömstad

 

Uitgebr.

 

 

Sundsvall

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Sveg

Uitgebr.

 

 

 

Trelleborg

 

Kern

 

Kern

Umeå

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Rosersberg

 

 

 

Uitgebr.

Varberg

 

Uitgebr.

 

 

Västerås

 

Uitgebr.

Uitgebr.

 

Vilhelmina

Uitgebr.

 

 

 

Visby

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Ystad

 

Uitgebr.

 

 

UK

Aberdeen

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Barra

Uitgebr.

 

 

 

Belfast

Uitgebr. (City)

Uitgebr. (International)

Kern

 

 

Benbecula

Uitgebr.

 

 

 

Birmingham

Kern*

 

 

Kern

Bournemouth

Uitgebr.

 

 

 

Bristol

Kern

Kern

 

 

Loch Ryan Ports

 

Uitgebr.

 

 

Campbeltown

Uitgebr.

 

 

 

Cardiff-Newport

Uitgebr.

Kern (Cardiff)

Kern (Newport)

 

 

Corby

 

 

 

Uitgebr. (Eurohub)

Cromarty Firth

 

Uitgebr.

 

 

Daventry

 

 

 

Uitgebr. (Intl. Rail Freight Terminal)

Dover/Folkestone

 

Kern

 

 

Durham

Uitgebr.

 

 

 

Edinburgh

Kern*

Kern (Forth, Grangemouth, Rosyth and Leith)

 

 

Exeter

Uitgebr.

 

 

 

Felixstowe-Harwich

 

Kern (Felixstowe)

Kern (Harwich)

 

 

Fishguard

 

Uitgebr.

 

 

Glasgow

Kern*

Kern (Clydeport, King George V dock, Hunterston and Greenock)

 

Kern (Mossend/ Coatbridge)

Glensanda

 

Uitgebr.

 

 

Goole

 

Uitgebr.

 

 

Grimsby/Immingham

 

Kern (Grimsby and Immingham)

 

 

Heysham

 

Uitgebr.

 

 

Holyhead

 

Uitgebr.

 

 

Hull

 

Uitgebr.

 

 

Inverness

Uitgebr.

 

 

 

Ipswich

 

Uitgebr.

 

 

Islay

Uitgebr.

 

 

 

Kirkwall

Uitgebr.

 

 

 

Larne

 

Uitgebr.

 

 

Leeds

Kern (Leeds/ Bradford)

 

 

Kern (Leeds/ Wakefield RRT)

Liverpool

Uitgebr.

Kern

 

Kern

London

Kern (City)

Kern (Gatwick)*

Kern (Heathrow)*

Kern (Luton)*

Kern (Stansted)*

Kern (London, London Gateway, Tilbury)

 

 

Londonderry

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Manchester

Kern*

Uitgebr. (Manchester and Port Salford)

 

 

Medway

 

Uitgebr. (Thamesport, Sheerness)

 

 

Milford Haven

 

Kern

 

 

Newcastle

Uitgebr.

 

 

 

Newquay

Uitgebr.

 

 

 

Norwich

Uitgebr.

 

 

 

Nottingham

Kern (East Midlands)

 

 

 

Orkney

 

Uitgebr.

 

 

Plymouth

 

Uitgebr.

 

 

Poole

 

Uitgebr.

 

 

Port Salford

 

Uitgebr.

 

 

Port Talbot

 

Uitgebr.

 

 

Prestwick

Uitgebr.

 

 

 

Ramsgate

Uitgebr. (Kent International)

Uitgebr.

 

 

River Hull and Humber

 

Uitgebr.

 

 

Scilly Isles

Uitgebr.

 

 

 

Scrabster

 

Uitgebr.

 

 

Selby

 

 

 

Uitgebr.

Sheffield

Uitgebr. (Doncaster - Sheffield)

 

 

Kern (Doncaster RRT)

Shetland Islands

Uitgebr.

Uitgebr. (Sullom Voe)

 

 

Southampton, Portsmouth

Uitgebr. (Southampton)

Kern (Southampton)

Uitgebr. (Portsmouth)

 

 

Stornoway

Uitgebr.

Uitgebr.

 

 

Sumburgh

Uitgebr.

 

 

 

Teesport

 

Kern

 

 

Tiree

Uitgebr.

 

 

 

Tyne

 

Uitgebr.

 

 

Ullapool

 

Uitgebr.

 

 

Warrenpoint

 

Uitgebr.

 

 

Wick

Uitgebr.

 

 

 

3.   Grensovergangen naar buurlanden in het kernnetwerk:

EU-lidstaat

Buurland

Grensovergang (weg)

Grensovergang (spoor)

FINLAND

RUSLAND

Vaalimaa

Vainikkala

ESTLAND

RUSLAND

Luhamaa

Koidula

LETLAND

RUSLAND

Terehova

Zilupe

BELARUS

Pāternieki

Indra

LITOUWEN

RUSLAND

Kybartai

Kybartai

BELARUS

Medininkai

Kena

POLEN

RUSLAND

Grzechotki

Braniewo

BELARUS

Kukuryki

Terespol

OEKRAÏNE

Korczowa

Przemyśl

SLOWAKIJE

OEKRAÏNE

Vyšné Nemecké

Čierna nad Tisou

HONGARIJE

OEKRAÏNE

Beregsurány

Záhony

SERVIË

Röszke

Kelebia

KROATIË

SERVIË

Lipovac

Tovarnik

BOSNIË EN HERZEGOVINA

Svilaj

Slavonski Šamac

MONTENEGRO

Karasovići

/

ROEMENIË

OEKRAÏNE

Siret

Vicșani

MOLDAVIË

Ungheni

Cristești Jijia

SERVIË

Stamora Moravița

Stamora Moravița

BULGARIJE

SERVIË

Kalotina

Kalotina

FYROM

Gueshevo

Gueshevo

TURKIJE

Svilengrad

Svilengrad

GRIEKENLAND

ALBANIË

Kakavia

Krystallopigi

FYROM

Evzoni

Idomeni

TURKIJE

Kipi

Pythion


BIJLAGE III

INDICATIEVE KAARTEN VAN HET TRANS-EUROPEES VERVOERSNETWERK MET UITBREIDING NAAR SPECIFIEKE BUURLANDEN

Image

Kaartenoverzicht voor de buurlanden

Image

Image

11.1.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreide & kernnetwerken: Binnenwateren en binnenhavens

Kongeriket Norge / Kongeriket Noreg - Lýðveldið Ísland

11

Image

Image


Image

11.2.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kongeriket Norge / Kongeriket Noreg - Lýðveldið Ísland

11

Image

Image


Image

11.3.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerken: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Kongeriket Norge / Kongeriket Noreg - Lýðveldið Ísland

11

Image

Image


Image

11.4.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Kongeriket Norge / Kongeriket Noreg - Lýðveldið Ísland

11

Image

Image

Image

12.1.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreide & kernnetwerken: Binnenwateren en binnenhavens

Schweiz / Suisse / Svizzera / Svizra - Liechtenstein

12

Image

Image


Image

12.2.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Kernnetwerk: Spoorwegen (vrachtvervoer), havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Schweiz / Suisse / Svizzera / Svizra - Liechtenstein

12

Image

Image


Image

12.3.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerken: Spoorwegen en luchthavens

Kernnetwerk: Spoorwegen (passagiersvervoer) en luchthavens

Schweiz / Suisse / Svizzera / Svizra - Liechtenstein

12

Image

Image


Image

12.4.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreide & kernnetwerken:

Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Schweiz / Suisse / Svizzera / Svizra - Liechtenstein

12

Image

Image

Image

13.1.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreide & kernnetwerken: Binnenwateren en binnenhavens

Regio Westelijke Balkan

13

Image

Image


Image

13.2.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Regio Westelijke Balkan

13

Image

Image


Image

13.3.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Regio Westelijke Balkan

13

Image

Image


Image

13.4.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreide & kernnetwerken: Wegen, havens, overslagterminals voor weg- en spoorvervoer en luchthavens

Regio Westelijke Balkan

13

Image

Image

Image

14.1.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreide & kernnetwerken: Binnenwateren en binnenhavens

Türkiye

14

Image

Image


Image

14.2.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Türkiye

14

Image

Image


Image

14.3.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen en luchthavens

Türkiye

14

Image

Image


Image

14.4.

Indicatieve uitbreiding naar buurlanden

Uitgebreid netwerk: Spoorwegen, havens en overslagterminals voor weg- en spoorvervoer

Türkiye

14

Image

Image


Verklaringen van de Commissie

1.

„De Commissie wijst erop dat het besluit om projecten voor financiering in het kader van de CEF voor te stellen een voorrecht van de lidstaten is. Dit voorrecht wordt op geen enkele manier beïnvloed door de indicatieve percentages voor specifieke vervoersdoelstellingen in deel IV van de bijlage.”

2.

„De Commissie betreurt ten zeerste de opneming van artikel 18 waarbij de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 wordt ingevoerd voor de toekenning van financiële bijstand van de Unie aan de projecten of delen van projecten die geselecteerd zijn naar aanleiding van de oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het meerjarenwerkprogramma of de jaarlijkse werkprogramma's als bedoeld in artikel 17 van de Connecting Europe Facility-verordening. De Commissie wijst erop dat zij deze procedure in geen enkele van de sectoriële MFK-besluiten heeft voorgesteld. Het doel was de MFK-programma's te vereenvoudigen ten voordele van de ontvangers van EU-financiering. De goedkeuring van subsidiebesluiten zonder toetsing door het comité zou de procedure versnellen, de termijn voor subsidietoekenning voor initiatiefnemers van projecten verkorten en onnodige administratieve lasten en kosten vermijden. Voorts wijst de Commissie erop dat het nemen van subsidiebesluiten deel uitmaakt van haar institutioneel voorrecht met betrekking tot de uitvoering van de begroting en daarom niet via de comitéprocedure moet worden vastgesteld. De Commissie is ook van mening dat de opneming niet kan dienen als een precedent voor andere financieringsinstrumenten, wegens het bijzondere karakter van de infrastructuurprojecten in termen van impact op het grondgebied van de lidstaten.”

3.

„De Commissie betreurt dat in artikel 2, lid 5, en artikel 5, lid 2, verwijzingen zijn opgenomen naar de uitgaven van het uitvoerend agentschap waaraan de Commissie de uitvoering van specifieke onderdelen van de Connecting Europe Facility heeft toevertrouwd in het kader van programmaondersteunende acties. De Commissie wijst erop dat het de bevoegdheid van de Commissie zelf is om na een voorafgaande kosten-batenanalyse te beslissen of er een uitvoerend agentschap wordt opgericht teneinde daaraan bepaalde taken toe te vertrouwen in verband met het beheer van een programma, in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad. De uitvoering van de kosten-batenanalyse voor de toewijzing van taken aan een uitvoerend agentschap voor de tenuitvoerlegging van de Connecting Europe Facility mag niet overbodig worden gemaakt door de tekst van de CEF-verordening. De Commissie is ook van mening dat de bovengrens geen precedent voor andere financieringsinstrumenten kan worden, wegens het bijzondere karakter van de infrastructuurprojecten onder het beheer van het agentschap”.


20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/129


VERORDENING (EU) Nr. 1316/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 december 2013

tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om in overeenstemming met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie slimme, duurzame en inclusieve groei te creëren en het scheppen van werkgelegenheid te stimuleren, heeft de Unie een moderne, hoogwaardige infrastructuur nodig die zorgt voor onderlinge verbindingen en integratie van de Unie en al haar regio's in de vervoers-, telecommunicatie- en energiesector. Deze verbindingen moeten bijdragen tot de verbetering van het vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten. De trans-Europese netwerken moeten grensoverschrijdende verbindingen bevorderen, een grotere economische, maatschappelijke en territoriale samenhang in de hand werken, en bijdragen tot een meer concurrerende sociale markteconomie en tot de bestrijding van de klimaatverandering.

(2)

De bij deze verordening ingestelde financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility - CEF) heeft tot doel de investeringen in trans-Europese netwerken te versnellen en zoveel mogelijk financiering vanuit zowel de publieke als de particuliere sector te benutten, waarbij tegelijkertijd de rechtszekerheid wordt vergroot en het beginsel van technologische neutraliteit in acht wordt genomen. De CEF moet het mogelijk maken dat synergieën tussen de vervoer-, telecommunicatie- en energiesector zoveel mogelijk worden benut, waardoor de efficiëntie van het optreden van de Unie wordt vergroot en de uitvoeringskosten kunnen worden geoptimaliseerd.

(3)

Volgens de Commissie bedragen de geraamde investeringsbehoeften voor de trans-Europese netwerken in de vervoer-, telecommunicatie- en energiesector tot en met 2 020 970 000 miljoen EUR.

(4)

Deze verordening stelt de financiële middelen voor de tenuitvoerlegging van de CEF over de periode 2014-2020 vast op een bedrag van 33 242 259 000 EUR in lopende prijzen, hetgeen voor het Europees Parlement en de Raad gedurende de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag is in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 2 december 2013 betreffende de begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (4).

(5)

Om de aan de CEF toegewezen begrotingsmiddelen zo optimaal mogelijk te benutten, moet de Commissie na de tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd van de CEF de mogelijkheid hebben om kredietoverschrijvingen voor te stellen tussen de vervoers-, telecommunicatie- en energiesectoren. Een dergelijk voorstel dient onder de jaarlijkse begrotingsprocedure te vallen.

(6)

Het bedrag van 11 305 500 000 EUR in lopende prijzen dat wordt overgedragen vanuit het krachtens Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) ingestelde Cohesiefonds dient enkel met ingang van 1 januari 2017 gebruikt te worden voor het vastleggen van begrotingsmiddelen voor financiële instrumenten op grond van deze verordening.

(7)

De totstandbrenging van efficiënte netwerken van vervoers- en energie-infrastructuur is een van de twaalf kernacties die de Commissie heeft vastgesteld in haar mededeling van 13 april 2011 met als titel "Akte voor de interne markt - Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen "Samen werk maken van een nieuwe groei".

(8)

De Commissie heeft zich ertoe verbonden klimaatverandering als een van de kernthema's in de uitgavenprogramma's van de Unie op te nemen en minstens 20 % van de begroting van de Unie te gebruiken voor de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen. Het is belangrijk dat de bestrijding van en aanpassing aan klimaatverandering, alsook risicopreventie en -beheer, worden gestimuleerd bij het voorbereiden, ontwerpen en uitvoeren van projecten van gemeenschappelijk belang. Infrastructuurinvesteringen die onder deze verordening vallen, moeten helpen de overgang naar een koolstofarme en klimaat- en rampenbestendige economie en maatschappij bevorderen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van gebieden met natuurlijke en demografische nadelen, en in het bijzonder de ultraperifere en insulaire regio's. De CEF moet vooral in de vervoers- en energiesector een bijdrage leveren tot de middellange- en langetermijndoelstellingen van de Unie inzake het koolstof vrij maken van de sector.

(9)

In zijn resolutie van 8 juni 2011 "Investeren in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa" (6) heeft het Europees Parlement benadrukt dat het belangrijk is de digitale agenda van de Unie snel uit te voeren en de inspanningen voort te zetten om tegen 2020 hogesnelheidsinternet ter beschikking te stellen van alle burgers van de Unie, ook in minder ontwikkelde gebieden. Het Europees Parlement benadrukte dat investeringen in een doeltreffende vervoersinfrastructuur een sleutelrol spelen om het concurrentievermogen van Europa te beschermen en de weg te bereiden voor langdurige economische groei, zodra de crisis voorbij is, en dat het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) van vitaal belang is om de goede werking van de interne markt te garanderen en grote toegevoegde waarde voor de Unie te creëren. Het Europees Parlement verklaarde er ook van overtuigd te zijn dat het TEN-T een kernprioriteit van het meerjarig financieel kader moet zijn en dat een verhoging van de TEN-T-fondsen in het meerjarig financieel kader noodzakelijk was. Bovendien benadrukte het Europees Parlement dat het effect van de financiering van de Unie zo groot mogelijk moet zijn, dat de mogelijkheden van de Cohesie- en van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen en de financiële instrumenten om belangrijke nationale en grensoverschrijdende prioritaire Europese projecten voor energie-infrastructuur te financieren, moeten worden gemaximaliseerd, en dat er behoefte is aan een aanzienlijke bijdrage uit de begroting van de Unie voor financiële instrumenten op dit gebied.

(10)

Synergieën tussen de financiële instrumenten van de CEF en andere fondsen van de Unie dienen te worden aangemoedigd met het oog op het financieren van infrastructuur in grensoverschrijdende regio's als onderdeel van de ontwikkeling van de netwerken als een geheel.

(11)

De Commissie heeft op 28 maart 2011 het witboek met de titel "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte - Werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem" (het "witboek") vastgesteld. Het doel van dit witboek is de broeikasgasemissies van de vervoerssector met minstens 60 % te doen dalen tegen 2050, in vergelijking met 1990. Wat infrastructuur betreft, streeft het witboek ernaar tegen 2030 in de hele Unie een volledig functioneel en gebiedsdekkend multimodaal TEN-T-kernnetwerk tot stand te brengen. Interoperabiliteit kan worden vergroot met behulp van innovatieve oplossingen die de compatibiliteit tussen de betrokken systemen verbeteren. Het witboek heeft ook tot doel de prestaties van multimodale logistieke ketens te verbeteren, onder meer door een groter gebruik van energie-efficiëntere vervoerswijzen. Daarom zijn in het witboek de volgende relevante doelstellingen voor het TEN-T-beleid vastgesteld: tegen 2030 moet 30 % van het vrachtvervoer over de weg uitgevoerd over een afstand van meer dan 300 km verschuiven naar andere vervoerswijzen, en tegen 2050 meer dan 50 %; de lengte van het bestaande hogesnelheidsspoornet moet verdrievoudigen tegen 2030 en tegen 2050 moet het grootste gedeelte van het passagiersvervoer over middellange afstanden over het spoor plaatsvinden; tegen 2050 moeten alle luchthavens uit het kernnetwerk verbonden zijn met het spoornetwerk, en alle zeehavens met het netwerk voor spoorgoederenvervoer en, voor zover mogelijk, met de binnenwateren.

(12)

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 6 juli 2010 inzake een duurzame toekomst voor het vervoer (7), benadrukt dat een efficiënt vervoersbeleid een financieel kader vergt dat is aangepast aan de uitdagingen en dat de huidige middelen voor vervoer en mobiliteit derhalve moeten worden verhoogd; het Europees Parlement overwoog voorts dat er een noodzaak was om een faciliteit op te richten voor het coördineren en optimaliseren van het gebruik van verschillende bronnen van vervoersfinanciering en van alle op Unieniveau beschikbare financiële middelen en mechanismen.

(13)

In zijn conclusies van 11 juni 2009 betreffende de evaluatie van het TEN-T-beleid heeft de Raad nogmaals bevestigd dat blijvende investeringen moeten worden gedaan in de vervoersinfrastructuur om de goede ontwikkeling van de TEN-T in alle vervoerswijzen te garanderen, als basis voor de interne markt en concurrentiekracht en voor de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie en haar banden met naburige landen, waarbij de nadruk moet liggen op de meerwaarde voor Europa dat dit kan voortbrengen. De Raad benadrukte ook dat de Unie de nodige financiële middelen moet vrijmaken om investeringen in TEN-T-projecten te stimuleren en, met name, dat de financiële steun uit de TEN-T-begroting moet worden besteed aan de prioritaire projecten met relevante grensoverschrijdende delen, die ook na 2013 verder ten uitvoer zullen worden gelegd binnen de institutionele beperkingen van het financieel programmeringskader. De Raad was van mening dat in deze context publiekprivate partnerschappen verder moeten worden ontwikkeld en ondersteund, voor zover van toepassing.

(14)

Op basis van de doelstellingen die in het witboek zijn vastgelegd, wordt in de TEN-T-richtsnoeren, zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8), de infrastructuur van het TEN-T geïdentificeerd, en worden daarin voorts de eisen gespecificeerd waaraan deze infrastructuur moet voldoen en maatregelen vastgesteld voor de tenuitvoerlegging ervan. Die richtsnoeren voorzien met name in de voltooiing van het kernnetwerk tegen 2030 door middel van de aanleg van nieuwe infrastructuur alsmede een ingrijpende opwaardering en rehabilitatie van bestaande infrastructuur.

(15)

Op basis van een analyse van de plannen van de lidstaten op het gebied van vervoersinfrastructuur raamt de Commissie dat de investeringsbehoefte in het vervoer 500 000 miljoen EUR bedraagt voor het volledige TEN-T-netwerk in de periode 2014-2020, waarvan naar schatting 250 000 miljoen EUR nodig is voor investeringen in het kernnetwerk.

(16)

Het in Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9) vastgelegde geografisch tracé van spoorgoederencorridors en de in deel I van bijlage I bij deze verordening opgenomen kernnetwerkcorridors moeten, waar passend en met inachtneming van de doelstellingen van de respectieve instrumenten, op elkaar worden afgestemd teneinde de administratieve lasten te beperken en de ontwikkeling en het gebruik van de spoorweginfrastructuur te stroomlijnen. Op de spoorgoederencorridors dienen enkel de bepalingen van Verordening (EU) nr. 913/2010 van toepassing te zijn, ook wat betreft wijzigingen met betrekking tot hun afstemming.

(17)

Binnen het kader van de TEN-T-beleidsevaluatie die in februari 2009 op gang is gebracht, is een gerichte deskundigengroep opgericht om de Commissie te ondersteunen en om de financieringsstrategie en -vooruitzichten voor het TEN-T te onderzoeken. Deze deskundigengroep nr. 5 maakte gebruik van de ervaring van externe deskundigen op diverse domeinen: infrastructuurbeheerders, infrastructuurplanners, nationale, regionale en lokale vertegenwoordigers, milieudeskundigen, academici en vertegenwoordigers van de particuliere sector. Het eindverslag van deskundigengroep nr. 5 (10), dat in juli 2010 is vastgesteld, bevat veertig aanbevelingen, waarvan sommige in aanmerking zijn genomen in deze verordening. Dat verslag bevat onder meer de aanbeveling dat de Commissie moet zorgen voor een standaardkader voor het combineren van subsidies van de Unie en TEN-T publiek-private partnerschappen ("PPP's"), waaronder zowel fondsen uit hoofde van het cohesiebeleid als de TEN-T begroting onder vallen.

(18)

Uit de ervaring met het MFK (2007-2013) is gebleken dat sommige lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds grote problemen ondervinden bij de tijdige uitvoering van complexe grensoverschrijdende projecten voor vervoersinfrastructuur met een hoge Europese meerwaarde waarbij een efficiënt gebruik van middelen van de Unie mogelijk is. Om de voltooiing van vervoersprojecten, met name grensoverschrijdende projecten met een hoge Europese meerwaarde, te verbeteren, moet een deel van de kredieten uit het Cohesiefonds (11 305 500 000 EUR) worden overgedragen om in het kader van de CEF vervoersprojecten te financieren die deel uitmaken van het kernnetwerk of betrekking hebben op de horizontale prioriteiten in de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds. In een eerste fase dienen bij de selectie van projecten die voor financiering in aanmerking komen, de nationale toewijzingen in het kader van het Cohesiefonds in acht te worden genomen. De Commissie dient de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds te ondersteunen in hun inspanningen om een geschikte reeks projecten te plannen, in het bijzonder door de institutionele capaciteit van de desbetreffende overheden te versterken en door aanvullende oproepen tot het indienen van voorstellen te organiseren, met de garantie dat de projectselectie op transparante wijze verloopt.

(19)

Het uit het Cohesiefonds over te dragen bedrag van 11 305 500 000 EUR, hetwelke uitsluitend mag worden gebruikt in lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds, mag niet worden gebruikt voor de financiering van acties met synergieën tussen de vervoers-, telecommunicatie- en energiesectoren die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang die het resultaat zijn van een multisectorale oproep tot het indienen van voorstellen.

(20)

Institutionele en bestuurlijke capaciteiten zijn essentiële voorwaarden voor een doeltreffende verwezenlijking van de doelstellingen van de CEF. De Commissie moet, voor zover mogelijk, passende ondersteunende middelen aanbieden om het opzetten en de uitvoering van projecten in de desbetreffende lidstaten mogelijk te maken.

(21)

In haar mededeling van 17 november 2010 met als titel "Prioriteiten voor energie-infrastructuurprojecten voor 2020 en verder - Een blauwdruk voor een Europees geïntegreerd energienetwerk", heeft de Commissie de prioritaire corridors vastgesteld die nodig zijn om de EU in staat te stellen haar ambitieuze energie- en klimaatdoelstellingen voor 2020 te verwezenlijken, met als doel de voltooiing van de interne energiemarkt, voorzieningszekerheid, de integratie van hernieuwbare energiebronnen en de voorbereiding van de netten voor het verder koolstofvrij maken van het energiesysteem na 2020.

(22)

Een grote investering is nodig om Europa's energie-infrastructuur te moderniseren en uit te breiden en om netwerken over de grenzen heen met elkaar te verbinden, alsmede om een einde te maken aan de geïsoleerde positie van lidstaten op energiegebied, teneinde energie- en klimaatdoelstellingen van de EU, namelijk concurrentiekracht, duurzaamheid en voorzieningszekerheid, op kosteneffectieve wijze te verwezenlijken. De geraamde investeringsbehoefte in energie-infrastructuur tot 2020 bedraagt, volgens de Commissie, 1 000 000 miljoen EUR, waarvan ongeveer 200 000 miljoen EUR in transmissie- en opslaginfrastructuur voor elektriciteit en gas die van Europees belang wordt geacht. Volgens het aan de Raad gerichte werkdocument van de Commissiediensten met als titel "Investeringsbehoeften en investeringseisen voor de energie-infrastructuur" bestaat het risico dat ongeveer 100 000 miljoen EUR aan investeringen in projecten van Europees belang niet wordt uitgegeven vanwege hinderpalen die te maken hebben met vergunningen, regelgeving en financiering.

(23)

De dringende behoefte om de energie-infrastructuur van de toekomst te bouwen en de aanzienlijke toename van de investeringsvolumes in vergelijking met tendensen uit het verleden, vergen een radicale verandering in de manier waarop energie-infrastructuur op Unieniveau wordt ondersteund. In zijn conclusies van 28 februari 2011 heeft de Raad bevestigd dat de energiecorridors prioriteiten voor Europa zijn.

(24)

De Europese Raad van 4 februari 2011 heeft de Commissie opgeroepen om, wat de energiesector betreft, de vergunningsprocedures te stroomlijnen en te verbeteren en een regelgevingskader te stimuleren dat aantrekkelijk is voor investeringen. De Europese Raad benadrukte dat het grootste gedeelte van de investeringen zou moeten worden gedaan door de markt, die deze kosten kan terugverdienen via tarieven. De Europese Raad erkende dat publieke financiering nodig is voor projecten die noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van de voorzieningszekerheid of solidariteit, omdat deze geen financiering uit de markt kunnen aantrekken. De Europese Raad benadrukte tevens de noodzaak van een modernisering en uitbreiding van Europa's energie-infrastructuur en van grensoverschrijdende interconnectie van de netwerken teneinde solidariteit tussen de lidstaten mogelijk te maken, alternatieve voorzienings- of doorvoerroutes en energiebronnen te openen, en hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen die concurreren met traditionele energiebronnen. De Europese Raad drong aan op de voltooiing van de interne energiemarkt tegen uiterlijk 2014 om een vrije toevoer van gas en elektriciteit mogelijk te maken, en verklaarde dat geen van de Europese lidstaten uitgesloten zou moeten zijn van de Europese gas- en elektriciteitsnetten na 2015 of zijn energiezekerheid in gevaar gebracht zou mogen zien vanwege het ontbreken van adequate verbindingen. In de eerste twee jaarlijkse werkprogramma's die uit hoofde van deze verordening worden vastgesteld, zou bij voorrang moeten worden gekeken naar projecten van gemeenschappelijk belang en gerelateerde acties om isolement op energiegebied te beëindigen en knelpunten op energiegebied te elimineren, teneinde een stap te zetten in de richting van de voltooiing van de interne markt voor energie.

(25)

In Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) zijn de prioriteiten inzake trans-Europese energie-infrastructuur vastgesteld, die tegen 2020 ten uitvoer gelegd moeten zijn om de doelstellingen van de Unie inzake energie en klimaat te kunnen verwezenlijken; in deze verordening zijn ook regels vastgesteld om te bepalen welke projecten van gemeenschappelijk belang nodig zijn om deze prioriteiten uit te voeren en zijn maatregelen vastgesteld op het gebied van het verlenen van vergunningen, publieke betrokkenheid en regelgeving om de uitvoering van deze projecten te versnellen en/of vlotter te laten verlopen, inclusief criteria om te bepalen of dergelijke projecten in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie.

(26)

Telecommunicatie-infrastructuren worden in toenemende mate op het internet gebaseerd, waarbij de infrastructuur van breedbandnetwerken als een katalysator werken voor gebruik van digitale diensten over een breed scala aan maatschappelijke activiteiten. Het internet wordt het dominante platform voor communicatie, voor het doen van zaken, voor openbare en particuliere dienstverlening en voor sociale en culturele cohesie. Bovendien dienen cloud computing en Software as a Service zich aan als de nieuwe automatiseringsmodellen. Het is dan ook van essentieel belang voor de economische groei en de interne markt dat alomtegenwoordige snelle internettoegang en innovatieve digitale diensten in heel Europa beschikbaar zijn.

(27)

Moderne, snelle internetnetwerken zijn cruciale infrastructuur voor de toekomst met betrekking tot de connectiviteit voor Europese bedrijven, en in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen ("kmo's") die gebruik willen maken van cloud computing teneinde hun kostenefficiëntie te verbeteren. Teneinde dubbele infrastructuur te vermijden, verdringing van private investeringen te voorkomen en de capaciteitsopbouw te vergroten met het oog op het creëren van nieuwe investeringsmogelijkheden en de bevordering van de uitvoering van kostenbesparende maatregelen, moeten er maatregelen worden genomen ter verbetering van de coördinatie tussen steun van de Unie aan breedband vanuit de CEF en steun aan breedband uit alle andere beschikbare middelen, waaronder via nationale breedbandplannen.

(28)

In de Europa 2020-strategie wordt opgeroepen de digitale agenda voor Europa, die een stabiel juridisch kader vaststelt om investeringen in een open en concurrerende hogesnelheids-internetinfrastructuur en aanverwante diensten te stimuleren, uit te voeren. Er moet daarbij naar worden gestreefd dat Europa in 2020 beschikt over de snelste breedband ter wereld, op basis van de allermodernste technologieën.

(29)

Op 31 mei 2010 concludeerde de Raad dat de Unie de nodige middelen moet investeren in de ontwikkeling van een digitale interne markt, gebaseerd op snel en ultrasnel internet en interoperabele toepassingen; de Raad erkende voorts dat efficiënte en concurrerende investeringen in breedbandnetwerken van de volgende generatie noodzakelijk zijn voor innovatie en consumentenkeuze en de concurrentiekracht van de Unie, en kunnen zorgen voor een betere levenskwaliteit via verbeterde gezondheidszorg, veiliger vervoer, nieuwe mediakansen en eenvoudiger toegang tot goederen, diensten en kennis, met name over de grenzen heen.

(30)

De private sector moet een voortrekkersrol spelen bij de invoering en modernisering van breedbandnetwerken, waarbij steun wordt verleend door een regelgevingskader dat concurrentie en investeringen bevordert, lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen waar particuliere investeringen tekortschieten, teneinde de doelstellingen van de Digitale agenda te verwezenlijken. Publieke financiële bijstand voor breedband dient beperkt te blijven tot financiële instrumenten ten behoeve van programma's of initiatieven die zijn gericht op projecten die niet in hun geheel door de private sector kunnen worden gefinancierd, hetgeen moet worden bevestigd op basis van een voorafgaande beoordeling waarin onvolkomenheden van de markt of niet-optimale investeringssituaties worden geïdentificeerd.

(31)

Het is daarom van essentieel belang dat overeenkomstig het beginsel van technologische neutraliteit in de gehele Unie de aanleg van snelle en ultrasnelle breedbandnetwerken wordt gestimuleerd en de ontwikkeling en invoering van trans-Europese digitale diensten worden bevorderd. Publieke investeringen door middel van financiële instrumenten in snelle en ultrasnelle breedbandnetwerken mogen niet tot concurrentieverstoring leiden of hindernissen opwerpen om te investeren. Deze investeringen moeten worden aangewend om particuliere investeringen aan te trekken en dienen te worden gebruikt enkel in die gevallen waarin er een gebrek aan commerciële interesse om te investeren is.

(32)

Er zijn meerdere tenuitvoerleggingsmethoden nodig die een uiteenlopende financieringsgraad en verschillende financiële instrumenten vergen, teneinde de efficiëntie en het effect van de financiële bijstand van de Unie te vergroten, particuliere investeringen aan te moedigen en tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van individuele projecten.

(33)

In een verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur zullen de criteria worden vastgesteld volgens dewelke projecten van gemeenschappelijk belang financieel kunnen worden ondersteund uit hoofde van deze verordening.

(34)

Horizon 2020, het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (12), zal onder meer aandacht besteden aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen (bv. door middel van slim, groen, toegankelijk en geïntegreerd vervoer, veilige, schone en efficiënte energie, en gezondheids- en overheidsdiensten en duurzame ontwikkeling op basis van informatie- en communicatietechnologie); door activiteiten in de volledige keten, van onderzoek tot marktintroductie, te ondersteunen, kan direct worden gereageerd op de uitdagingen die in de Europa 2020-strategie zijn geïdentificeerd. Horizon 2020 verleent steun in alle fasen van de innovatieketen, met name voor activiteiten die zich dichter bij de markt bevinden, inclusief innovatieve financiële instrumenten. De CEF zal nauwe synergieën met Horizon 2020 ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de financiering van de Unie een groter effect heeft en om coherentie te garanderen.

(35)

De Commissie heeft in haar mededeling van 20 juli 2010 met als titel "Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte - Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020" een kader geven voor beleidsmaatregelen ten behoeve van een veilige infrastructuur als een essentieel onderdeel om het aantal verkeersslachtoffers in 2020 met 50 % terug te dringen. De CEF moet er daarom op toezien dat verzoeken voor financiering van de Unie voldoen aan de veiligheidsvoorschriften, aanbevelingen en doelstellingen als opgenomen in het desbetreffende Unierecht inzake verkeersveiligheid. Bij de beoordeling van de prestaties van de CEF dient te worden gekeken naar de vermindering van het aantal slachtoffers op het wegennet van de Unie.

(36)

De Unie en de meeste lidstaten zijn partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap; de lidstaten die nog geen partij zijn bij dit verdrag, zijn doende met de ratificatie ervan. Het is voor de tenuitvoerlegging van de projecten van belang dat in de specificaties van het project rekening wordt gehouden met de toegankelijkheid voor gehandicapten, zoals vermeld in dat verdrag.

(37)

Hoewel een belangrijk deel van de investeringen voor de Europa 2020-strategie door de markt en door regelgevende maatregelen kunnen worden gerealiseerd, kunnen de financieringsuitdagingen ook acties van de overheden en steun van de Unie vergen, in de vorm van subsidies en innovatieve financiële instrumenten.

(38)

Om een optimale gebruik van de begroting van de Unie te waarborgen, moeten de subsidies ten goede komen aan projecten die onvoldoende door de private sector worden gefinancierd.

(39)

Spoorwegprojecten mogen niet worden uitgesloten van subsidiëring uit hoofde van deze verordening onder aanvoering van de reden dat zij op basis van de heffingen op grond van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (13) al inkomsten ontvangen.

(40)

Begrotingsmaatregelen zullen in veel lidstaten van de Unie de overheden ertoe aanzetten - of hebben dit reeds gedaan - om hun programma's voor investeringen in infrastructuur opnieuw te beoordelen. In deze context werden publiek-private partnerschappen (PPP's) beschouwd als een effectief middel om infrastructuurprojecten tot stand te brengen die de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen garanderen, zoals de bestrijding van de klimaatverandering, en de bevordering van alternatieve energiebronnen en energie- en grondstoffenefficiëntie, de steun voor duurzaam vervoer en de invoering van breedbandnetwerken, in acht worden genomen. De Commissie heeft zich er in haar Mededeling van 19 november 2009 met als titel "De mobilisering van particuliere en openbare investeringen voor herstel en structurele verandering op lange termijn:de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen" toe verbonden de toegang van PPP's tot financiering te verbeteren door het toepassingsgebied van de bestaande financiële instrumenten te verruimen.

(41)

De Commissie benadrukt in haar mededeling van 19 oktober 2010, met als titel "Evaluatie van de EU-begroting", dat de regel voor projecten met een commercieel langetermijnpotentieel zou moeten zijn dat middelen van de Unie worden gebruikt in het kader van een partnerschap met de financiële sector en de banksector, in het bijzonder de Europese Investeringsbank en de publieke financiële instellingen van de lidstaten, maar ook met andere internationale financiële instellingen en de particuliere financiële sector, waaronder op nationaal en regionaal niveau.

(42)

Financiële instrumenten moeten, voor acties met een duidelijke Europese meerwaarde die aansluiten bij de doelstellingen van de CEF, worden gebruikt om tegemoet te komen aan specifieke marktbehoeften en mogen particuliere investeerders niet verdringen. Deze instrumenten moeten de hefboomwerking van de begrotingsuitgaven van de Unie verbeteren en een hoger multiplicatoreffect bereiken met betrekking tot het aantrekken van private financiering. Dit is met name relevant in het kader van de moeilijke toegang tot krediet en de druk op de overheidsfinanciën en gezien de noodzaak het economisch herstel van Europa te ondersteunen. Alvorens te besluiten tot het gebruik van financiële instrumenten, dient de Commissie een vooraf uitgevoerde evaluatie van het desbetreffende instrument te verrichten, zoals vereist ingevolge Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (14).

(43)

In de Europa 2020-strategie heeft de Commissie zich ertoe verbonden financieringsinstrumenten van de Unie in te zetten als onderdeel van een consequente financieringsstrategie waarin geld van de Unie en nationale publieke en particuliere middelen voor infrastructuur worden gebundeld. De redenering hierachter is dat in veel gevallen suboptimale investeringssituaties en tekortkomingen van de markt efficiënter kunnen worden aangepakt met financiële instrumenten dan met subsidies.

(44)

De CEF moet financiële instrumenten voorzien om een wezenlijke deelname in investeringen in infrastructuur door particuliere investeerders en financiële instellingen te bevorderen. Om in voldoende mate voor de private sector aantrekkelijk te zijn, moeten financiële instrumenten worden opgezet en worden uitgevoerd met voldoende aandacht voor vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten, maar moeten zij ook de mogelijkheid bieden om flexibel in te kunnen spelen op geïdentificeerde financieringsbehoeften. Bij het ontwerpen van deze instrumenten wordt een beroep gedaan op de ervaring die is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van financiële instrumenten in het MFK (2007-2013), zoals het leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT), de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF), het Europees Fonds 2020 voor energie, klimaatverandering en infrastructuur (het "Fonds Marguerite") en het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties.

(45)

Het potentieel voor innoverende financiële instrumenten, zoals projectobligaties, voor de ondersteuning van de financiering van vervoersinfrastructuur met een Europese meerwaarde dient te worden onderzocht, in aansluiting op de vooraf uitgevoerde evaluaties en andere hiermee verbonden evaluaties, in het bijzonder de onafhankelijke evaluatie van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties in 2015.

(46)

Met het oog op de optimale benutting van de voor de CEF uitgetrokken begrotingsmiddelen, dient de Commissie zorg te dragen voor de continuïteit van alle in het kader van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad (15) ingestelde financiële instrumenten en van het risicodelingsinstrument voor projectobligaties als ingesteld uit hoofde van Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) in het kader van de hen opvolgende financiële instrumenten voor schuld en kapitaal uit hoofde van deze verordening, op basis van een vooraf uitgevoerde evaluatie als voorzien bij Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(47)

Bij de selectie van de meest effectieve vorm van financiële bijstand, moet voldoende rekening gehouden worden met de sector- en projectspecifieke kenmerken van in aanmerking komende projecten. Opdat de begrotingsmiddelen van de Unie op de efficiëntst mogelijke wijze worden besteed en aldus het multipliereffect van haar financiële bijstand wordt versterkt, dient de Commissie er in de energiesector in de mate van het mogelijke, en onder voorbehoud van acceptatie door de markt, naar te streven deze bijstand in voorkomend geval bij voorrang te verstrekken in de vorm van financiële instrumenten, met inachtneming van het maximumbedrag voor het gebruik van financiële instrumenten overeenkomstig deze verordening. Promotoren van energieprojecten moeten worden aangemoedigd te onderzoeken of gebruik kan worden gemaakt van financiële instrumenten alvorens zij om subsidiëring van hun werkzaamheden verzoeken. In dit verband dient de Commissie passende ondersteuning te bieden voor een maximale acceptatie van financiële instrumenten.

(48)

Projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van elektriciteit, gas en koolstofdioxide dienen in aanmerking te komen voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies of in de vorm van innovatieve financiële instrumenten ten behoeve van studies en, onder bepaalde voorwaarden, van werkzaamheden. Dit zal ervoor zorgen dat op maat gesneden steun kan worden verleend aan projecten van gemeenschappelijk belang die niet levensvatbaar zijn in het kader van het bestaande reguleringskader en de vigerende marktomstandigheden. Op het gebied van energie is het van belang dat iedere vorm van verstoring van de mededinging wordt vermeden tussen met name projecten die bijdragen aan de totstandbrenging van dezelfde prioritaire Uniecorridor. Dergelijke financiële bijstand moet de nodige synergieën zekerstellen met de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, waaruit slimme energiedistributienetwerken van lokaal of regionaal belang prioritair zullen worden gefinancierd. Voor investeringen in projecten van gemeenschappelijk belang wordt een drietrapsbenadering gevolgd. In de eerste plaats dient de markt het voortouw te nemen bij investeringen. In de tweede plaats moet er, indien investeringen niet uit de markt zelf voortkomen, worden gekeken naar eventuele regelgevingsoplossingen, waarbij - indien nodig - het desbetreffende regelgevingskader moet worden aangepast en erop moet worden toegezien dat de relevante regelgeving correct wordt toegepast. In de derde plaats kan er, indien de eerste twee stappen niet volstaan om de nodige investeringen in projecten van gemeenschappelijk belang aan te trekken, door de financiële bijstand van de Unie worden verleend indien het project van gemeenschappelijk belang voldoet aan de vigerende geschiktheidsvoorwaarden.

(49)

Overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 347/2013 komen alle projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, de punten 1, 2 en 4 van die verordening in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies voor studies en financiële instrumenten. Subsidies voor werkzaamheden kunnen worden verstrekt voor acties die een bijdrage leveren tot projecten van gemeenschappelijk belang die, overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 347/2013, duidelijk positieve externaliteiten aantonen en blijkens het ondernemingsplan en andere, in het bijzonder door potentiële investeerders, schuldeisers of door nationale regelgevende instanties uitgevoerde evaluaties, commercieel niet levensvatbaar zijn.

(50)

Om te zorgen voor sectorale diversificatie van de begunstigden van financiële instrumenten en om geleidelijke geografische diversificatie in de lidstaten aan te moedigen, met bijzondere aandacht voor de lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds, zal de Commissie, samen met de Europese Investeringsbank, via gezamenlijke initiatieven zoals het Europees centrum voor PPP-deskundigheid (EPEC) en Gezamenlijke ondersteuning van projecten in de Europese regio's (Jaspers), steun verlenen aan de lidstaten bij het ontwikkelen van een passende pijplijn aan projecten die in aanmerking kunnen komen voor projectfinanciering.

(51)

De financiële instrumenten op grond van deze verordening, moeten uitdrukking geven aan de regels vastgesteld in titel VIII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en in de gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (17) en moeten overeenstemmen met de op beste praktijken gebaseerde regels op het gebied van financiële instrumenten.

(52)

Het kan nodig zijn om, met inachtneming van de voorwaarden voor de financiële instrumenten, aanvullende eisen in de werkprogramma's op te nemen, bijvoorbeeld om concurrerende markten te garanderen met het oog op de ontwikkeling van het beleid van de Unie, technologische ontwikkelingen en andere factoren die relevant kunnen worden.

(53)

Een meerjarige programmering ter ondersteuning van de CEF dient gericht te zijn op de ondersteuning van de prioriteiten van de Unie, door te zorgen voor de nodige financiële middelen en voor samenhang, transparantie en continuïteit van het gezamenlijk optreden van de Unie en de lidstaten. Met betrekking tot voorstellen die zijn ingediend na de uitvoering van het eerste meerjarige werkprogramma in de sector vervoer, komen de kosten in aanmerking vanaf 1 januari 2014, teneinde de continuïteit te garanderen van projecten die al onder Verordening (EG) nr. 680/2007.

(54)

Vanwege de aanzienlijke begroting die nodig is voor de uitvoering van bepaalde infrastructuurprojecten, dient te worden gezorgd voor de mogelijkheid om begrotingstoezeggingen met betrekking tot de financiële bijstand voor bepaalde acties op te splitsen in jaarlijkse afbetalingen.

(55)

Gezien de op Unieniveau beschikbare middelen is het nodig de investeringen toe te spitsen op de projecten met de hoogste Europese meerwaarde, wil men het gewenste effect bereiken. De steun moet daarom in de eerste plaats naar het kernnetwerk gaan en naar de projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van verkeersbeheersystemen (in het bijzonder voor de systemen voor luchtverkeersbeheer die voortvloeien uit het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (het SESAR- systeem) en waarvoor ongeveer 3 000 miljoen EUR aan begrotingsmiddelen van de Unie nodig is, alsmede naar het Intelligent Vervoerssysteem (ITS), het Monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (VTMIS), de Rivierinformatiediensten (RIS) en Het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS). In de energiesector moet de financiële bijstand gericht zijn op voltooiing van de interne energiemarkt, het garanderen van voorzieningszekerheid, het bevorderen van duurzaamheid, onder meer door middel van de transmissie van hernieuwbare elektriciteit van de plaats van opwekking naar centra van vraag en opslag, en het aantrekken van particuliere investeringen. In de telecommunicatiesector moet de financiële bijstand hoofdzakelijk worden gericht op projecten die de vraag naar breedband genereren, met inbegrip van de opzet van een Europese digitale diensteninfrastructuur, hetgeen vervolgens moet aanzetten tot investeringen in de implementatie van het breedbandnetwerk.

(56)

In de energiesector moeten de geplande begrotingsmiddelen prioritair worden toegewezen als financiële instrumenten, onder voorbehoud van acceptatie door de markt. Projecten van gemeenschappelijk belang in de telecommunicatiesector moeten in aanmerking komen voor financiële steun van de Unie in de vorm van subsidies en aanbestedingen voor platforms voor kerndiensten, generieke diensten en horizontale acties. Acties op het gebied van de invoering van breedband, waaronder acties die de vraag naar breedband genereren, moeten in aanmerking komen voor financiële steun van de Unie in de vorm van financiële instrumenten.

(57)

In de analyse in de effectbeoordeling voor de Verordening (EU) nr. 347/2013wordt het aantal projecten van gemeenschappelijk belang dat het sterkst bijdraagt tot de tenuitvoerlegging van de prioritaire strategische corridors en gebieden voor energie-infrastructuur geschat op ongeveer 100 op het gebied van elektriciteit en op ten naaste bij 50 op het gebied van gas. Aangezien elektriciteit gedurende de komende twee decennia bovendien een dominerende rol zal blijven spelen in het Europese energiesysteem, wordt er van uitgegaan dat het merendeel van de financiële instrumenten voor energie in het kader van de CEF zal worden opgeslokt door bijstand voor elektriciteitsprojecten van gemeenschappelijk belang. Hoewel in deze ramingen wijzigingen zullen optreden wanneer er meer informatie beschikbaar komt, en in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 347/2013 geboden is, dient de Commissie elektriciteitsprojecten zorgvuldig te bestuderen met het oogmerk gedurende de periode 2014 tot en met 2020 de beschikbare financiële bijstand merendeels voor deze projecten beschikbaar te stellen, onder voorbehoud van acceptatie door de markt, alsmede de kwaliteit en de mate waarin de voorgestelde acties voldragen zijn en hun financieringsvereisten. Deze doelstelling laat een eventuele herschikking van de voor energieprojecten beschikbare financiering onverlet.

(58)

De Commissie moet een tussentijdse en een ex-post beoordeling uitvoeren van de effectiviteit en efficiëntie van de financiering en de invloed ervan op de algemene doelstellingen van de CEF en de prioriteiten van de Europa 2020-strategie, en deze beoordelingen doen toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. De Commissie dient de informatie over specifieke projecten uit hoofde van de CEF openbaar te maken. Die informatie moet jaarlijks geactualiseerd worden.

(59)

Wat vervoer en energie betreft zijn, op basis van de sectorspecifieke richtsnoeren die in Verordening (EU) nr. 1315/2013 en in Verordening (EU) nr. 347/2013 zijn vastgesteld, lijsten opgesteld van de projecten, prioritaire corridors en gebieden waarop de onderhavige verordening betrekking moet hebben; deze lijsten moeten worden opgenomen in de bijlage bij deze verordening. Wat vervoer betreft, dient, om rekening te kunnen houden met mogelijke wijzigingen in politieke prioriteiten en de technologische capaciteiten en verkeersstromen, de bevoegdheid om besluiten vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te worden gedelegeerd aan de Commissie voor wat betreft de vaststelling van wijzigingen van deel I van bijlage I en de nadere invulling van de financieringsprioriteiten voor in aanmerking komende acties uit hoofde van artikel 7, lid 2, die hun neerslag moeten krijgen in de werkprogramma's.

(60)

Om rekening te houden met de feitelijke vraag naar financiering uit hoofde van de specifieke vervoersdoelstellingen en om een vervolg te geven aan de bevindingen van de tussentijdse evaluatie dient, wanneer het nodig blijkt om met meer dan vijf procentpunten af te wijken van de toewijzing voor een specifieke vervoersdoelstelling in deel IV van bijlage I van deze verordening, de bevoegdheid om besluiten vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU te worden overgedragen aan de Commissie teneinde de indicatieve percentages voor elk van de specifieke vervoersdoelstellingen te wijzigen. De indicatieve toewijzingen voor specifieke vervoersdoelstellingen beletten niet dat het uit het Cohesiefonds overgedragen bedrag van 11 305 500 000 EUR geheel benut worden voor projecten ter uitvoering van het kernnetwerk of voor projecten en, horizontale prioriteiten die vermeld staan in deel I van bijlage I bij deze verordening.

(61)

Teneinde gevolg te geven aan de conclusies die zijn getrokken aangaande de tenuitvoerlegging van de CEF, met inbegrip van die welke zijn opgenomen in de tussentijdse evaluatie, dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU besluiten vast te stellen om de lijst van algemene richtsnoeren aan te passen die in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van gunningscriteria.

(62)

Wanneer de Commissie uit hoofde van deze verordening gedelegeerde handelingen vaststelt, is het van bijzonder belang dat zij bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(63)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, dienen uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot meerjarige en jaarlijkse werkprogramma's aan de Commissie te worden toegekend. Deze bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (18).

(64)

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd via proportionele maatregelen in de volledige uitgavencyclus, inclusief de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, voor zover nodig, het opleggen van sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Het Europees Parlement dient op de hoogte te worden gehouden van al deze maatregelen.

(65)

Om een eerlijke en brede mededinging te waarborgen voor projecten die subsidies uit de CEF-middelen ontvangen, moet de vorm van het contract aansluiten bij de doelstellingen en omstandigheden van het project. De contractvoorwaarden dienen zodanig te worden geformuleerd dat de aan het contract verbonden risico's eerlijk worden verdeeld met het oog op een maximale kosteneffectiviteit en om mogelijk te maken dat de overeenkomst met de hoogst mogelijke efficiëntie wordt uitgevoerd. Dit beginsel dient te worden toegepast ongeacht of voor het contract een nationaal of een internationaal model wordt gebruikt.

(66)

Sommige infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang moeten wellicht aansluiten op infrastructuur in, of lopen door naburige landen, kandidaat-lidstaten of andere derde landen. De CEF voorziet in vereenvoudigde middelen om deze infrastructuur te koppelen en te financieren, teneinde de coherentie tussen interne en externe instrumenten van de begroting van de Unie te garanderen.

(67)

Wanneer derde landen en in derde landen gevestigde entiteiten deelnemen aan acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang, mogen subsidies enkel beschikbaar worden gesteld indien de actie naar verwachting onvoldoende gesteund wordt met behulp van andere vormen van financiële bijstand uit hoofde van de CEF of uit hoofde van andere Unieprogramma's.

(68)

De algemene instructie, op basis waarvan de Commissie rekening moet houden met de sociale, klimatologische en ecologische gevolgen, zoals gespecificeerd in deel V van bijlage I bij deze verordening, dient in overeenstemming met de in artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 347/2013 bepaalde benadering, niet te worden toegepast op het gebied van energie.

(69)

In de telecommunicatiesector dient de algemene instructie, waarbij rekening moet worden gehouden met de stimulerende gevolgen van steun van de Unie in openbare en particuliere investeringen, alleen te worden toegepast op digitale diensteninfrastructuren waarmee het aantrekken van aanvullende investeringen worden beoogd.

(70)

De algemene instructie, op grond waarvan rekening moet worden gehouden met de grensoverschrijdende dimensie dient niet te te worden toegepast op breedbandnetwerken, omdat alle investeringen in breedband, ook die welke binnen de grenzen van de lidstaten plaatsvinden, de connectiviteit van trans-Europese telecommunicatienetwerken vergroten.

(71)

De deelname aan de CEF van de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) dient in overeenstemming te zijn met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden. Om die reden dient elke onder deze verordening vallende sector als een afzonderlijk programma te worden beschouwd. De deelname van EVA-landen aan de CEF dient in het bijzonder te worden voorzien op het gebied van de telecommunicatie.

(72)

Wat vervoer betreft gelden, bij het in aanmerking nemen van projecten van gemeenschappelijk belang in derde landen uit hoofde van deze verordening, de indicatieve kaarten die zijn opgenomen in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1315/2013. In derde landen waarvoor in die verordening geen indicatieve kaarten zijn opgenomen, worden projecten van gemeenschappelijk belang in aanmerking genomen wanneer er sprake is van een lopende wederzijdse samenwerking teneinde tot overeenstemming te komen over dergelijke indicatieve kaarten.

(73)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, en met name de gecoördineerde ontwikkeling en financiering van de trans-Europese netwerken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de noodzakelijke coördinatie van deze doelstellingen beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(74)

De Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 van het Europees Parlement en de Raad (19) worden ter wille van de duidelijkheid ingetrokken.

(75)

Deze verordening moet in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, teneinde een tijdige goedkeuring van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zoals voorzien bij deze verordening mogelijk te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I

De financieringsfaciliteit voor europese verbindingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility - "CEF") ingesteld, welke de voorwaarden, methoden en procedures bepaalt voor het verstrekken van financiële bijstand van de Unie aan trans-Europese netwerken teneinde projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie- en energie-infrastructuur te ondersteunen en potentiële synergieën tussen deze sectoren te benutten. In de verordening wordt tevens de verdeling van middelen bepaald, welke beschikbaar moet worden gemaakt uit hoofde van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)   "project van gemeenschappelijk belang": een project dat als zodanig is aangewezen in Verordening (EU) nr. 1315/2013 of in Verordening (EU) nr. 347/2013 of in de desbetreffende verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur;

2)   "grensoverschrijdend tracé": in de sector vervoer, het tracé dat zorgt voor de continuïteit van een project van gemeenschappelijk belang tussen de dichtstbijzijnde stedelijke knooppunten aan weerszijden van de grens tussen twee lidstaten of tussen een lidstaat en een buurland;

3)   "buurland": een land dat binnen het toepassingsgebied van het Europees nabuurschapsbeleid valt, met inbegrip van het strategisch partnerschap, het uitbreidingsbeleid, en de Europese Economische Ruimte en de Europese Vrijhandelsassociatie;

4)   "derde land": elk buurland en elk ander land waarmee de Unie kan samenwerken om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken;

5)   "werken": de aanschaf, de levering en het inzetten van componenten, systemen en diensten, inclusief software, en de uitvoering van ontwikkelings-, bouw- en installatieactiviteiten in verband met een project, alsmede de oplevering van de installaties en de inbedrijfstelling van een project;

6)   "studies": activiteiten die nodig zijn ter voorbereiding van de uitvoering van projecten, zoals voorbereidende studies, het in kaart brengen, haalbaarheidsstudies, evaluatie- en validatiestudies, ook in de vorm van software, en andere technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van aan de werkzaamheden voorafgaande activiteiten die nodig zijn om een project te definiëren en te ontwikkelen en de besluiten te nemen inzake de financiering ervan, zoals verkenning ter plaatse en de voorbereiding van het financieringspakket;

7)   "programmaondersteunende acties": op het niveau van de CEF, alle begeleidende maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering ervan en de tenuitvoerlegging van de individuele sectorale richtsnoeren, zoals diensten, en in het bijzonder het verlenen van technische bijstand met inbegrip voor het inzetten van financiële instrumenten, en ook activiteiten met betrekking tot de voorbereiding, haalbaarheid, coördinatie, monitoring, raadpleging van belanghebbenden, controle, audit en evaluatie die rechtstreeks vereist zijn voor het beheer van de CEF en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Programmaondersteunende acties omvatten met name studies, vergaderingen, het in kaart brengen van infrastructuur, informatie, verspreiding, communicatie en bewustmaking, uitgaven in verband met IT-instrumenten en netwerken die zijn gericht op informatie-uitwisseling over de CEF, samen met alle andere door de Commissie gedane uitgaven voor technische en administratieve bijstand die vereist is voor het beheer van de CEF of de toepassing van de individuele sectorale richtsnoeren. De programmaondersteunende acties omvatten tevens activiteiten waarmee projecten van gemeenschappelijk belang gemakkelijker kunnen worden voorbereid, met name in de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds, en die gericht zijn op financiering in het kader van deze verordening of op de financiële markt. De programmaondersteunende acties omvatten, in voorkomend geval, tevens de kosten die het uitvoerend agentschap maakt in verband met de door de Commissie gelaste tenuitvoerlegging van bepaalde onderdelen van de CEF ("Uitvoerend Agentschap");

8)   "actie": elke in financieel en technisch opzicht als autonoom aangeduide activiteit, waarvoor een bepaalde termijn is gesteld en die noodzakelijk is voor het tenuitvoerleggen van een project van gemeenschappelijk belang;

9)   "subsidiabele kosten": de betekenis die daaraan in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 wordt gegeven;

10)   "begunstigde": een lidstaat, internationale organisatie, of publieke of private onderneming of orgaan, geselecteerd om financiële bijstand van de Unie te ontvangen in het kader van deze verordening en overeenkomstig de regelingen die zijn vastgesteld in het desbetreffende werkprogramma in de zin van artikel 17;

11)   "uitvoeringsorgaan": een publieke of particuliere onderneming of orgaan, door een begunstigde, een lidstaat of een internationale organisatie aangewezen om de betreffende actie uit te voeren. De begunstigde beslist op eigen verantwoordelijkheid en, als voor de aanwijzing een aanbestedingscontract moet worden gegund, overeenkomstig de toepasselijke Unie- en nationale regels inzake openbare aanbestedingen over deze aanwijzing;

12)   "uitgebreid netwerk": de vervoersinfrastructuur die overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1315/2013 is aangeduid;

13)   "kernnetwerk": de vervoersinfrastructuur die is aangeduid overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

14)   "corridors van het kernnetwerk": instrumenten die de gecoördineerde totstandbrenging van het kernnetwerk vergemakkelijken, zoals bepaald in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 1315/2013 en die zijn opgesomd in deel I van bijlage I bij deze verordening;

15)   "knelpunt": in de sector vervoer, een materiële, technische of functionele belemmering die leidt tot een breuk in een systeem, waardoor de continuïteit van het verkeer over lange afstand of het grensoverschrijdende verkeer in het gedrang komt, en die kan worden weggenomen door nieuwe infrastructuur aan te leggen of bestaande infrastructuur grondig te vernieuwen, zodat ingrijpende verbeteringen mogelijk worden die de belemmeringen wegnemen;

16)   "prioriteit": elk van de prioritaire corridors voor elektriciteit, de prioritaire corridor voor gas of prioritaire thematische gebieden zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 347/2013;

17)   "telematicatoepassingen": toepassingen als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1315/2013;

18)   "energie-infrastructuur": infrastructuur als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 347/2013;

19)   "intersectorale synergie": de omstandigheid dat belangen en doelstellingen van acties die worden uitgevoerd in ten minste twee van de vervoers-, telecommunicatie- en energiesectoren vergelijkbaar en complementair zijn, hetgeen dankzij de samenvoeging van financiële, technische of personele middelen leidt tot optimalisatie van de kosten of de resultaten;

20)   "geïsoleerd netwerk": het spoorwegnet van een lidstaat, of een deel daarvan, in de zin van Verordening (EU) nr. 1315/2013.

Artikel 3

Algemene doelstellingen

De CEF maakt het mogelijk dat projecten van gemeenschappelijk belang in het kader van het beleid voor de trans-Europese netwerken in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie worden voorbereid en worden uitgevoerd. De CEF verleent steun voor de tenuitvoerlegging van deze projecten van gemeenschappelijk belang die zijn gericht op de ontwikkeling en aanleg van nieuwe infrastructuur en diensten of de modernisering van bestaande infrastructuur en diensten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie. Voorrang wordt gegeven aan ontbrekende schakels in de sector vervoer. De CEF draagt voorts bij aan het steunen van projecten met een Europese meerwaarde en met aanzienlijke maatschappelijke voordelen, maar die geen passende financiering vanuit de markt ontvangen. De volgende algemene doelstellingen zijn van toepassing op de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie:

a)

bijdragen tot slimme, duurzame en inclusieve groei, overeenkomstig de Europa 2020-strategie, door moderne en goed presterende netwerken te ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met toekomstige verkeersstromen, hetgeen voordelen voor de hele Unie oplevert in de zin van versterking van de concurrentiekracht op de wereldmarkt en economische, sociale en territoriale cohesie op de interne markt en een klimaat schept dat gunstiger is voor particuliere, publieke of publiek-private investeringen via een combinatie van financiële instrumenten en directe steun van de Unie, met betrekking tot projecten die voordeel kunnen halen uit een mix van instrumenten en uit passende benutting van intersectorale synergie.

De verwezenlijking van dit doel wordt gemeten aan de hand van het volume aan particuliere, publieke of publiek-private investeringen in projecten van gemeenschappelijk belang, en met name het volume aan private investeringen in projecten van gemeenschappelijk belang dat wordt bereikt via de financiële instrumenten uit deze verordening. Speciale aandacht gaat uit naar het efficiënte gebruik van publieke investeringen;

b)

de Unie in staat stellen uiterlijk in 2020 haar doelstellingen op het gebied van duurzame ontwikkeling te halen, met name vermindering van de broeikasgasemissies met ten minste 20 % ten opzichte van het niveau van 1990, toename van de energie-efficiëntie met 20 % en verhoging van het aandeel van hernieuwbare energie tot 20 %, om zo bij te dragen aan de middellange- en langetermijndoelstellingen van de Unie inzake het verminderen van koolstof, en tegelijk grotere solidariteit tussen de lidstaten te bewerkstelligen.

Artikel 4

Specifieke sectorale doelstellingen

1.   Onverminderd de in artikel 3 vermelde algemene doelstellingen, draagt de CEF bij tot de verwezenlijking van de specifieke sectorale doelstellingen bedoeld in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.

2.   In de sector vervoer verleent de CEF steun voor projecten van gemeenschappelijk belang in de zin van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1315/2013 die de onderstaande doelstellingen beogen, zoals nader bepaald in artikel 4 van die verordening:

a)

het opheffen van knelpunten, het vergroten van de interoperabiliteit van de spoorwegen, het overbruggen van ontbrekende schakels en in het bijzonder het verbeteren van grensoverschrijdende tracés. De verwezenlijking van deze doelstelling wordt gemeten aan de hand van:

i)

het aantal nieuwe of verbeterde grensoverschrijdende verbindingen;

ii)

het aantal kilometers spoorlijn dat is aangepast aan de Europese standaard voor de nominale breedte en is uitgerust met ERTMS;

iii)

het aantal opgeheven knelpunten en tracés met verhoogde capaciteit op vervoersroutes voor alle vervoerswijzen die CEF-steun hebben ontvangen;

iv)

de lengte van het netwerk van binnenwateren per klasse in de Unie; en

v)

de lengte van het spoorwegnet in de Unie dat is vernieuwd overeenkomstig de voorwaarden als opgenomen in artikel 39, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

b)

zorgen voor duurzame en efficiënte vervoersystemen op lange termijn, met als doel voorbereiding te treffen voor de verwachte vervoerstromen, en ook het mogelijk maken dat alle vervoerswijzen koolstofarm worden, door overgang naar innovatieve koolstofarme en energie-efficiënte vervoerstechnieken terwijl de veiligheid wordt geoptimaliseerd. De verwezenlijking van deze doelstelling wordt gemeten aan de hand van:

i)

het aantal bevoorradingspunten voor alternatieve brandstof voor voertuigen die gebruik maken van het TEN-T-kernnetwerk voor wegvervoer in de Unie;

ii)

het aantal binnenhavens en zeehavens van het TEN-T-kernnetwerk die voorzien zijn van bevoorradingspunten voor alternatieve brandstof in de Unie; en

iii)

de daling van het aantal slachtoffers op het wegennet in de Unie;

c)

het optimaliseren van de integratie en de interconnectie van vervoerswijzen en de interoperabiliteit van vervoersdiensten vergroten, en tegelijk de toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur verzekeren. De verwezenlijking van deze doelstelling wordt gemeten aan de hand van:

i)

het aantal multimodale logistieke platforms, met inbegrip van op het spoorwegnet aangesloten binnenhavens, zeehavens en luchthavens;

ii)

het aantal gemoderniseerde terminals voor overslag tussen weg- en spoorvervoer, het aantal gemoderniseerde of nieuwe verbindingen tussen havens over maritieme snelwegen;

iii)

het aantal kilometers binnenvaartwegen die zijn uitgerust met RIS; en

iv)

de mate van ontwikkeling van het SESAR-systeem, het VTMIS en ITS voor het wegverkeer.

De in dit lid bedoelde indicatoren gelden in voorkomend geval niet voor lidstaten zonder spoorwegnet of zonder netwerk van binnenwateren.

Deze indicatoren worden niet beschouwd als selectiecriteria of als criteria om in aanmerking te komen voor ondersteuningsacties in het kader van de CEF.

De indicatieve percentages waarmee wordt aangegeven welk gedeelte van de in artikel 5, lid 1, onder a), bedoelde begrotingsmiddelen respectievelijk voor elk van de drie sectorale doelstellingen is bestemd, worden in deel IV van bijlage I bij deze verordening vastgelegd. De Commissie kan met ten hoogste vijf procentpunten van de percentages afwijken.

3.   In de sector energie verleent de CEF steun voor projecten van gemeenschappelijk belang die een of meer van de onderstaande doelstellingen beogen:

a)

het concurrentievermogen ontwikkelen door de verdere integratie van de interne energiemarkt en de interoperabiliteit van de elektriciteits- en gasnetwerken over de grenzen heen aan te moedigen. De verwezenlijking van deze doelstelling wordt achteraf gemeten aan de hand van:

i)

het aantal projecten die effectief zorgen voor de interconnectie van de netwerken van de lidstaten en het wegnemen van interne belemmeringen;

ii)

het verminderen of opheffen van het energie-isolement van de lidstaten;

iii)

het percentage van het vermogen voor grensoverschrijdend elektriciteitsvervoer ten opzichte van de geïnstalleerde capaciteit voor elektriciteitsopwekking in de betrokken lidstaten;

iv)

tariefconvergentie op de gas- en/of de elektriciteitsmarkt van de betrokken lidstaten; en

v)

het percentage van de hoogste piekvraag van de twee betrokken lidstaten dat wordt gedekt door omkeerbare stroominterconnecties voor gas;

b)

de energievoorzieningszekerheid van de Unie verbeteren.

De verwezenlijking van deze doelstelling wordt achteraf gemeten aan de hand van:

i)

het aantal projecten dat diversificatie van bevoorradingsbronnen, leveranciers en routes mogelijk maakt;

ii)

het aantal projecten ter vergroting van de opslagcapaciteit;

iii)

de veerkracht van het systeem, in aanmerking genomen het aantal en de duur van de voorzieningsverstoringen;

iv)

de mate waarin inkrimping van de hoeveelheid hernieuwbare energie wordt vermeden;

v)

de aansluiting van geïsoleerde markten op meer gediversifieerde energiebronnen;

vi)

het optimale gebruik van energie-infrastructuurvoorzieningen;

c)

bijdragen tot de duurzame ontwikkeling en bescherming van het milieu, onder meer door energie uit duurzame bronnen in het transmissienetwerk te integreren en door slimme energienetwerken en kooldioxidenetwerken te ontwikkelen.

De verwezenlijking van deze doelstelling wordt achteraf gemeten aan de hand van:

i)

de hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit die van de plaats van opwekking naar belangrijke verbruiks- en opslagplaatsen wordt vervoerd;

ii)

de mate waarin inkrimping van de hoeveelheid hernieuwbare energie wordt vermeden;

iii)

het aantal projecten voor slimme netwerken die CEF-steun hebben genoten en de vraagrespons die zij mogelijk hebben gemaakt;

iv)

de hoeveelheid CO2-emissies die zijn vermeden door projecten die CEF-steun hebben genoten.

De in lid 1, onder b), vermelde indicatoren die worden gebruikt voor het achterafmeten van het bereiken van de doelstellingen, zijn geen selectiecriteria of criteria om in aanmerking te komen voor ondersteuningsacties in het kader van de CEF.

De voorwaarden waaraan een project van gemeenschappelijk belang moet voldoen om in aanmerking te komen voor financiële bijstand van de Unie zijn vastgelegd in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 347/2013; terwijl de selectiecriteria voor een project van gemeenschappelijk belang zijn vastgelegd in artikel 4 van die verordening.

4.   In de sector telecommunicatie verleent de CEF steun voor acties die de doelstellingen in de toepasselijke verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken beogen.

Artikel 5

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van de CEF voor de periode 2014-2020 zijn vastgesteld op 33 242 259 000 EUR (20) in lopende prijzen. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld:

a)

sector vervoer: 26 250 582 000 EUR, waarvan 11 305 500 000 EUR wordt overgedragen uit het Cohesiefonds en overeenkomstig deze verordening moet worden besteed, uitsluitend in de lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds;

b)

sector telecommunicatie: 1 141 602 000 EUR;

c)

sector energie: 5 850 075 000 EUR.

Deze bedragen gelden onverminderd de toepassing van het flexibiliteitsmechanisme in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 (21).

2.   De financiële middelen voor de uitvoering van de CEF hebben betrekking op uitgaven op het gebied van:

a)

acties die bijdragen aan projecten van gemeenschappelijk belang en programmaondersteunende acties bedoeld in artikel 7;

b)

programmaondersteunende acties, namelijk uitgaven voor technische en administratieve bijstand die de Commissie doet in verband met het beheer van de Facility, met inbegrip van uitgaven voor de overgang tussen de CEF en de maatregelen in het kader van Verordening (EG) nr. 680/2007, tot 1 % van de financiële middelen; de kosten voor het uitvoerend agentschap, vallen onder dit maximumbedrag.

3.   Na de in artikel 27, lid 1, bedoelde tussentijdse evaluatie kunnen het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie kredieten van de in lid 1 vastgestelde toewijzing overdragen tussen de vervoer-, telecommunicatie- en energiesectoren, met uitzondering van het bedrag van 11 305 500 000 EUR dat uit het Cohesiefonds is overgedragen om projecten in de sector vervoer te financieren in lidstaten die in aanmerking komen voor het Cohesiefonds.

4.   De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.

HOOFDSTUK II

Vormen van financiering en financiële bepalingen

Artikel 6

Vormen van financiële bijstand

1.   De CEF wordt geïmplementeerd met een of meer van de vormen van financiële bijstand waarin Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voorziet, met name subsidies, aanbestedingen en financiële instrumenten.

2.   Voor de toepassing van deze verordening, leggen de werkprogramma's bedoeld in artikel 17 de vorm vast, waaronder financiële bijstand wordt verstrekt, in het bijzonder subsidies, aanbestedingen en financiële instrumenten.

3.   De Commissie kan, na een kosten-batenanalyse, de tenuitvoerlegging van de CEF deels toevertrouwen aan de organen die zijn vermeld in artikel 58, lid 1, onder a), en artikel 62 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, en met name aan het uitvoerend agentschap voor het TEN-T, met het oog op een optimaal en efficiënt beheer van de CEF in de vervoers-, telecommunicatie- en energiesectoren. De Commissie kan daarnaast de uitvoering van de CEF gedeeltelijk toevertrouwen aan de organen als bedoeld in artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Artikel 7

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor financiële bijstand

1.   Alleen acties die bijdragen aan projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig de Verordeningen (EU) nr. 1315/2013 en (EU) nr. 347/2013 en een verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur, alsook programmaondersteunende acties, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie, in de vorm van subsidies, aanbestedingen en financiële instrumenten.

2.   In de sector vervoer worden alleen acties die bijdragen aan projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1315/2013 en programmaondersteunende acties in aanmerking genomen voor financiële bijstand van de Unie, in de vorm van aanbestedingen en financiële instrumenten in het kader van deze verordening. Alleen de volgende acties komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van een subsidie krachtens van deze verordening:

a)

acties die zorgen voor de tenuitvoerlegging van het kernnetwerk overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 1315/2013, inclusief de ontwikkeling van nieuwe technologieën en innovaties overeenkomstig artikel 33 van die verordening, en projecten en horizontale prioriteiten in de zin van deel I van bijlage I bij de deze verordening;

b)

acties die zorgen voor de tenuitvoerlegging van het uitgebreide netwerk, overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1315/2013, mits zij ertoe bijdragen ontbrekende schakels te realiseren, grensoverschrijdende verkeersstromen te vergemakkelijken of knelpunten weg te werken, en ertoe bijdragen het kernnetwerk of corridors van het kernnetwerk te ontwikkelen, of mits zij ertoe bijdragen het ERTMS te ontwikkelen op de hoofdtrajecten van de corridors voor goederenvervoer per spoor, in de zin van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 919/2010, tot een maximum van 5 % van de financiële middelen voor vervoer, in de zin van artikel 5 van deze verordening;

c)

studies voor projecten van gemeenschappelijk belang zoals bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

d)

studies voor grensoverschrijdende prioritaire projecten in de zin van bijlage III bij Besluit nr. 661/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad (22);

e)

acties ter ondersteuning van projecten van gemeenschappelijk belang, zoals gedefinieerd in artikel 8, lid 1, onder a), d) en e), van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

f)

acties voor het verwezenlijken van vervoersinfrastructuur op knooppunten van het kernnetwerk, met inbegrip van stedelijke knooppunten als gedefinieerd in artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

g)

acties ter ondersteuning van telematicatoepassingsystemen overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

h)

acties ter ondersteuning van goederenvervoerdiensten overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

i)

acties om de geluidsoverlast van spoorgoederenvervoer te verminderen, met name door aanpassing van bestaand rollend materieel, in overleg met onder meer de spoorwegsector;

j)

programmaondersteunende acties;

k)

acties met het oog op een veilige en beveiligde infrastructuur overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 1315/2013;

l)

acties ter ondersteuning van maritieme snelwegen in de zin van artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1315/2013.

Acties die betrekking hebben op vervoer op grensoverschrijdende tracés of delen daarvan komen alleen in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie als de betrokken lidstaten onderling of met derde landen een schriftelijke overeenkomst is gesloten voor de voltooiing van het tracé.

3.   In de sector energie worden alle acties ter uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang betreffende de in deel II van bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden, in aanmerking genomen op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorwaarden van artikel 14 van Verordening (EU) nr. 347/2013, alsmede programmaondersteunende acties, in aanmerking genomen voor financiële hulp van de Unie in de vorm van financiële instrumenten, aanbestedingen en subsidies in het kader van de onderhavige verordening.

Om het meest efficiënte gebruik van de begrotingsmiddelen van de Unie mogelijk te maken en aldus het multipliereffect van de financiële bijstand van de Unie wordt versterkt, verstrekt de Commissie die bijstand in voorkomend geval bij voorrang in de vorm van financiële instrumenten, afhankelijk van de marktacceptatie en overeenkomstig het bij artikel 14, lid 2, en artikel 21, lid 4, bepaalde maximumbedrag voor het gebruik van financiële instrumenten.

4.   In de sector telecommunicatie komen alle acties voor de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang en programmaondersteunende acties, die zijn aangeduid in de toepasselijke verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur en die voldoen aan de overeenkomstig die verordening vastgestelde criteria, in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in het kader van de onderhavige verordening, als volgt:

a)

algemene diensten, platforms van kerndiensten en programmaondersteunende acties worden gefinancierd door middel van subsidies en/of aanbestedingen;

b)

acties op het gebied van breedbandnetwerken worden gefinancierd door middel van financiële instrumenten.

5.   Acties met een synergetisch intersectoraal effect die bijdragen aan projecten van gemeenschappelijk belang welke voldoen aan de criteria in het kader van ten minste twee in artikel 2, lid 1, genoemde verordeningen, worden in het kader van de onderhavige verordening uitsluitend in aanmerking genomen voor financiële bijstand ten behoeve van multisectorale oproepen tot het indienen van voorstellen als bedoeld in artikel 17, lid 7, enkel indien de onderdelen en de kosten van een dergelijke actie duidelijk per sector kunnen worden onderscheiden in de zin van leden 2, 3 en 4 van dit artikel.

HOOFDSTUK III

Subsidies

Artikel 8

Vormen van subsidies en subsidiabele kosten

1.   Subsidies in het kader van deze verordening kunnen in een van de in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vermelde vormen worden verstrekt.

In de in artikel 17 van deze verordening bedoelde werkprogramma's wordt vastgesteld welke vormen van subsidie mogen worden gebruikt om de betrokken acties te financieren.

2.   Onverminderd Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, kunnen uitgaven voor acties in het kader van projecten in het eerste meerjarenprogramma en in de jaarlijkse werkprogramma's vanaf 1 januari 2014 in aanmerking worden genomen.

3.   Alleen uitgaven in de lidstaten worden in aanmerking genomen, tenzij het project van gemeenschappelijk belang mede betrekking heeft op het grondgebied van derde landen en de actie onontbeerlijk is om de doelstellingen van het desbetreffende project te verwezenlijken.

4.   De kosten van apparatuur en infrastructuur die door de begunstigde als kapitaaluitgaven worden behandeld, kunnen volledig in aanmerking worden genomen.

5.   Uitgaven voor milieustudies inzake milieubescherming en de naleving van de desbetreffende Unierecht kunnen in aanmerking worden genomen.

6.   Uitgaven voor de aankoop van grond komen niet in aanmerking, behalve voor middelen die uit het Cohesiefonds zijn overgedragen op de vervoersector overeenkomstig een Verordening tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds.

7.   In aanmerking komende kosten omvatten de belasting over de toegevoegde waarde ("btw") komt in overeenstemming met artikel 126, lid 3, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Met betrekking tot het uit het Cohesiefonds overgedragen bedrag van 11 305 500 000 EUR dat wordt gebruikt in de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds, zijn voor het in aanmerking komen van btw die regels van toepassing, die van toepassing zijn op het Cohesiefonds zoals bepaalt in een verordening tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, en tot vaststelling van algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds.

8.   De regels betreffende het in aanmerking nemen van uitgaven van begunstigden zijn van overeenkomstige toepassing op de uitgaven van uitvoerende organen.

Artikel 9

Deelnemingsvoorwaarden

1.   De voorstellen worden ingediend door een of meer lidstaten of, met instemming van de betrokken lidstaten, door internationale organisaties, gezamenlijke ondernemingen of in de lidstaten gevestigde publieke of private ondernemingen of organen.

2.   Voorstellen kunnen worden ingediend door entiteiten die volgens de toepasselijke nationale wetgeving geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn in hun naam juridische verbintenissen aan te gaan en een garantie bieden voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie welke gelijkwaardig zijn aan die welke door rechtspersonen worden geboden.

3.   Door natuurlijke personen ingediende voorstellen worden niet in aanmerking genomen.

4.   Als het noodzakelijk is om de doelstellingen van een bepaald project van gemeenschappelijk belang te verwezenlijken en indien hun deelname naar behoren gerechtvaardigd is, mogen derde landen en de daar gevestigde entiteiten deelnemen aan acties die bijdragen tot de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang.

Zij ontvangen in het kader van deze verordening geen financiële bijstand, tenzij het onontbeerlijk is om de doelstellingen van een bepaald project van gemeenschappelijk belang te verwezenlijken.

5.   De in artikel 17 bedoelde meerjarige en jaarlijkse werkprogramma's kunnen aanvullende specifieke regels voor het indienen van voorstellen omvatten.

Artikel 10

Financieringspercentages

1.   Behalve in de in Verordening (EU) nr. 966/2012 bepaalde gevallen worden voorstellen geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen die gebaseerd zijn op de in artikel 17 van deze verordening vermelde werkprogramma's.

2.   In de sector vervoer bedraagt de financiële bijstand van de Unie ten hoogste:

a)

wat subsidies voor studies betreft, 50 % van de in aanmerking komende kosten;

b)

wat subsidies voor werken betreft:

i)

voor spoorwegennetten en voor wegennetten in het geval van lidstaten die niet over een spoorwegnet op hun grondgebied beschikken, of in het geval van een lidstaat die beschikt over een geïsoleerd net zonder goederenvervoer per spoor over lange afstand: 20 % van de in aanmerking komende kosten; dit percentage kan worden verhoogd tot maximum 30 % voor werken die leiden tot het wegwerken van knelpunten en kan worden verhoogd tot 40 % voor acties die betrekking hebben op grensoverschrijdende tracés en voor acties ter verbetering van de interoperabiliteit van het spoorwegnet;

ii)

met betrekking tot de binnenvaart: 20 % van de in aanmerking komende kosten; dit percentage kan worden verhoogd tot maximum 40 % voor acties waarbij knelpunten worden weggewerkt en acties die betrekking hebben op grensoverschrijdende tracés;

iii)

met betrekking tot vervoer over land, verbindingen met en de ontwikkeling van multimodale logistieke platforms, met inbegrip van verbindingen met binnenhavens, zeehavens en luchthavens, en de ontwikkeling van havens: 20 % van de in aanmerking komende kosten;

iv)

voor acties om de geluidsoverlast van spoorgoederenvervoer te verminderen, met name door aanpassing van bestaand rollend materieel: 20 % van de in aanmerking komende kosten, tot een gecombineerd maximum van 1 % van de in artikel 5, lid 1, onder a), vermelde begrotingsmiddelen;

v)

voor betere toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur voor gehandicapten: 30 % van de in aanmerking komende kosten voor de aanpassing, en in geen geval meer dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten;

vi)

voor acties ter ondersteuning van nieuwe technologieën en innovatie voor alle vervoerswijzen: 20 % van de in aanmerking komende kosten;

vii)

voor acties ter ondersteuning van grensoverschrijdende tracés van wegen: 10 % van de in aanmerking komende kosten;

c)

wat subsidies voor telematicatoepassingsystemen en -diensten betreft:

i)

met betrekking tot landcomponenten van ERTMS, het SESAR-systeem, RIS en VTMIS: 50 % van de in aanmerking komende kosten;

ii)

met betrekking tot landcomponenten van het ITS voor het wegvervoer: 20 % van de in aanmerking komende uitgaven;

iii)

met betrekking tot boordcomponenten van ERTMS: 50 % van de in aanmerking komende kosten;

iv)

met betrekking tot boordcomponenten van het SESAR-systeem, RIS, VTMIS en het ITS voor het wegvervoer: 20 % van de in aanmerking komende kosten, tot een gecombineerd maximum van 5 % van de in artikel 5, lid 1, onder a), vermelde begrotingsmiddelen;

v)

met betrekking tot acties ter ondersteuning van de ontwikkeling van maritieme snelwegen: 30 % van de in aanmerking komende kosten.

De Commissie schept voorwaarden voor de ontwikkeling van projecten die maritieme snelwegen naar derde landen omvatten;

vi)

met betrekking tot andere telematicatoepassingsystemen dan die vermeld in de punten i) tot en met iv), goederenvervoerdiensten en veilige parkeerplaatsen op het kernwegennet: 20 % van de in aanmerking komende kosten.

3.   In de sector energie: de financiële bijstand van de Unie bedraagt hoogstens 50 % van de in aanmerking komende kosten voor studies en/of werken. Het subsidiepercentage kan worden verhoogd tot maximum 75 % voor acties die gebaseerd zijn op de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 347/2013 vermelde bewijzen, die zorgen voor een hoge mate van regionale of uniale voorzieningszekerheid, die de solidariteit in de Unie versterken of die bijzonder innoverende oplossingen omvatten.

4.   In de sector telecommunicatie bedraagt de financiële bijstand van de Unie ten hoogste:

a)

met betrekking tot acties op het gebied van algemene diensten: 75 % van de in aanmerking komende kosten;

b)

met betrekking tot horizontale prioriteiten, inclusief het in kaart brengen van infrastructuur, twinning en technische bijstand: 75 % van de in aanmerking komende kosten.

Platforms voor kerndiensten worden meestal gefinancierd door middel van aanbesteding. In uitzonderlijk gevallen kunnen ze worden gefinancierd met een subsidie die tot 100 % van de in aanmerking komende kosten dekt, onverminderd het medefinancieringsbeginsel.

5.   De subsidiepercentages kunnen worden opgetrokken met 10 procentpunten ten opzichte van de in de leden 2, 3 en 4 vermelde percentages voor acties die synergie opleveren tussen minstens twee sectoren die onder de CEF vallen. Deze verhoging geldt niet voor de in artikel 11 vermelde subsidiepercentages.

6.   De hoeveelheid financiële bijstand die wordt toegekend aan de geselecteerde acties wordt gemoduleerd op basis van een kostenbatenanalyse van elk project, de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen van de Unie en de behoefte om de hefboomwerking van de financiering door de Unie te maximaliseren.

Artikel 11

Specifieke oproepen voor middelen die uit het Cohesiefonds naar de sector vervoer zijn overgedragen

1.   Met betrekking tot het bedrag van 11 305 500 000 EUR dat uit het Cohesiefonds wordt overgedragen en bij uitsluiting bestemd is voor de lidstaten die in aanmerking komen voor het Cohesiefonds, worden specifieke oproepen gedaan betreffende projecten tot uitvoering van het kernnetwerk of projecten en horizontale prioriteiten in de zin van deel I van bijlage I, en dit uitsluitend in de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds.

2.   De regels die op grond van deze verordening voor de sector vervoer gelden, zijn van toepassing op dergelijke specifieke oproepen. Tot en met 31 december 2016 worden de voor financiering in aanmerking komende projecten geselecteerd met inachtneming van de nationale toewijzingen in het kader van het Cohesiefonds. Met ingang van 1 januari 2017 worden de middelen die naar de CEF zijn overgedragen en niet voor een vervoersinfrastructuurproject zijn bestemd, aan alle voor steun uit het Cohesiefonds in aanmerking komende lidstaten ter beschikking gesteld, ter financiering van infrastructuurprojecten overeenkomstig van deze verordening.

3.   Ter ondersteuning van lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds en die moeite hebben om projecten uit te werken welke voldoende rijp zijn, voldoende kwaliteit bieden en voldoende meerwaarde voor de Unie opleveren, wordt bijzondere aandacht besteed aan programmaondersteunende acties die gericht zijn op de versterking van de institutionele capaciteit en efficiëntie van overheidsinstanties en overheidsdiensten die zich bezighouden met de ontwikkeling en de uitvoering van de in deel I van bijlage I vermelde projecten. De Commissie kan aanvullende oproepen doen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten die voor steun uit het Cohesiefonds in aanmerking komen zoveel mogelijk overgedragen middelen worden opgenomen.

4.   Het uit het Cohesiefonds overgeschreven bedrag van 11 305 500 000 EUR mag pas met ingang van 1 januari 2017 worden gebruikt om begrotingsmiddelen voor financiële instrumenten in de zin van deze verordening vast te leggen. Met ingang van die datum mag het uit het Cohesiefonds overgeschreven bedrag van 11 305 500 000 EUR worden gebruikt voor het vastleggen van begrotingsmiddelen voor projecten ten aanzien waarvan de betrokken entiteiten al contractuele verplichtingen hebben aangegaan.

5.   Niettegenstaande artikel 10, gelden met betrekking tot het bedrag van 11 305 500 000 EUR dat uit het Cohesiefonds is overgedragen om uitsluitend te worden gebruikt in de lidstaten welke in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds, de financieringsplafonds die van toepassing zijn op het Cohesiefonds en zoals vermeld in een verordening houdende vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij, en tot vaststelling van algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, voor het volgende:

a)

acties met betrekking tot subsidies voor studies;

b)

acties met betrekking tot subsidies voor werken:

i)

spoorwegen en binnenwateren;

ii)

acties ter ondersteuning van grensoverschrijdende tracés en, in het geval van lidstaten die niet over een spoorwegnet beschikken, het TEN-T-wegennet;

iii)

acties met betrekking tot vervoer over land, verbindingen met en de ontwikkeling van multimodale logistieke platforms, met name verbindingen met binnenhavens, zeehavens en luchthavens, met inbegrip van automatische voorzieningen voor het overschakelen naar een andere spoorbreedte, alsmede de ontwikkeling van havens, met inbegrip van ijsbreekcapaciteit, en punten van interconnectie, vooral met spoorwegen, met uitzondering van lidstaten zonder spoorwegnet;

c)

acties met betrekking tot subsidies voor telematicatoepassingsystemen en -diensten van en betreft:

i)

ERTMS, RIS en VTMIS, het SESAR-systeem en het ITS voor de vervoersector;

ii)

andere telematicatoepassingsystemen;

iii)

acties ter ondersteuning van de ontwikkeling van maritieme snelwegen;

d)

acties met betrekking tot subsidies ter ondersteuning van nieuwe technologieën en vernieuwing voor alle vervoerswijzen.

Artikel 12

Annulering, vermindering, opschorting en beëindiging van de subsidie

1.   Met uitzondering van naar behoren gerechtvaardigde gevallen, wordt financiële bijstand die is toegekend voor studies die niet zijn aangevangen binnen een jaar na de in de toekenningsvoorwaarden vermelde aanvangsdatum, en binnen twee jaar na deze datum voor alle andere acties die op grond van deze verordening voor financiële bijstand in aanmerking komen, door de Commissie geannuleerd.

2.   De Commissie kan financiële bijstand opschorten, beperken, terugvorderen of stopzetten overeenkomstig de voorwaarden die in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 zijn bepaald, of na een voortgangsbeoordeling van het project, met name in geval van grote vertraging bij de uitvoering van de actie.

3.   De Commissie kan de financiële bijstand volledig of gedeeltelijk terugvorderen indien de tenuitvoerlegging van de actie waarvoor de bijstand is toegekend, niet binnen twee jaar na de in de toekenningsvoorwaarden vermelde einddatum is voltooid.

4.   Voordat de Commissie een van de in leden 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde besluiten neemt, wordt de zaak door haar in overleg met de respectievelijke in artikel 6, lid 3, genoemde organen grondig onderzocht, en wordt de mening ingewonnen van de betrokken begunstigden, die binnen een redelijke termijn opmerkingen kunnen maken. Na de tussentijdse evaluatie deelt zij het Europees Parlement en de Raad alle besluiten mee die zij bij de jaarlijkse goedkeuring van de in artikel 17 bedoelde werkprogramma's heeft genomen.

HOOFDSTUK IV

Aanbesteding

Artikel 13

Aanbesteding

1.   In openbare aanbestedingsprocedures die door de Commissie of een van de in artikel 6, lid 3, bedoelde organen voor eigen rekening of samen met lidstaten worden uitgevoerd, kunnen:

a)

specifieke voorwaarden worden gesteld, zoals de plaats van uitvoering van de aanbestede activiteiten, indien dergelijke voorwaarden naar behoren worden gerechtvaardigd door de doelstellingen van de actie en voor zover deze voorwaarden niet in strijd zijn met nationale en Uniebeginselen van openbare aanbesteding;

b)

meerdere contracten op basis van dezelfde procedure worden gegund ("multiple sourcing").

2.   Indien de uitvoering van de acties het rechtvaardigt en vereist, kan lid 1 ook van toepassing zijn op aanbestedingsprocedures die door begunstigden van subsidies worden gevolgd.

HOOFDSTUK V

Financiële instrumenten

Artikel 14

Soort financiële instrumenten

1.   De financiële instrumenten waarin is voorzien bij titel VIII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 mogen worden gebruikt om entiteiten die acties uitvoeren welke bijdragen aan projecten van gemeenschappelijk belang in de zin van de Verordeningen (EU) nr. 1315/2013, (EU) nr. 347/2013 en een verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur, gemakkelijker toegang te verschaffen tot financiering en dus in de gelegenheid te stellen hun doelstellingen te verwezenlijken. Zij worden ingezet op basis van een voorafgaand onderzoek naar marktonvolkomenheden of suboptimale investeringssituaties, en naar de investeringsbehoeften. De uitvoeringsmodaliteiten en de procedures voor elk financieel instrument staan in deel III van bijlage I bij deze verordening.

2.   De totale bijdrage uit de algemene begroting van de Unie voor de financiële instrumenten is ten hoogste 10 % van de in artikel 5, lid 1, bedoelde totale financiële middelen.

3.   Alle in Verordening (EG) nr. 680/2007 bedoelde financiële instrumenten en risicodelingsinstrument voor projectobligaties als ingesteld op grond van Besluit nr. 1639/2006/EG kunnen, indien van toepassing en na een voorafgaandelijke evaluatie, worden samengevoegd met die op grond van deze verordening.

De samenvoeging van projectobligaties is afhankelijk van het tussentijdse verslag dat in de tweede helft van 2013 moet worden gemaakt, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 680/2007 en Besluit nr. 1639/2006/EG. Het initiatief inzake projectobligaties neemt in de jaren 2014 en 2015 een aanvang, tot een maximumbedrag van 230 000 000 EUR. De voortzetting van het initiatief hangt af van onafhankelijke, volledige evaluatie die in 2015 wordt verricht zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 680/2007 en in Besluit nr. 1639/2006/EG. In het licht van deze evaluatie stelt de Commissie, rekening houdend met alle opties, passende wijzigingen van de regelgeving voor, met inbegrip van wetgevingswijzigingen, met name indien de voorspelde marktacceptatie onbevredigend is of indien zich voldoende andere bronnen van schuldfinanciering op lange termijn ontwikkelen.

4.   De volgende financiële instrumenten kunnen worden gebruikt:

a)

aandeleninstrumenten, zoals investeringsfondsen die tot doel hebben risicokapitaal te verstrekken voor acties die bijdragen aan projecten van gemeenschappelijk belang;

b)

leningen en/of garanties die worden gefaciliteerd door op risicodeling gebaseerde instrumenten, inclusief de kredietbevordering van projectobligaties, ter ondersteuning van individuele projecten of gecombineerde projecten, die met eigen middelen door een financiële instelling worden uitgegeven en waarbij de Unie een bijdrage levert tot de aanleg van reserves en de kapitaaltoewijzing.

Artikel 15

Voorwaarden voor het verstrekken van financiële bijstand via financiële instrumenten

1.   De acties die met financiële instrumenten worden ondersteund, worden geselecteerd op basis van rijpheid; hierbij moet worden gestreefd naar sectorale diversificatie overeenkomstig de artikelen 3 en 4, en naar geografisch evenwicht tussen de lidstaten. Zij dienen:

a)

een Europese meerwaarde te bieden;

b)

te beantwoorden aan de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

c)

een hefboomeffect te hebben op de steun van de Unie, eruit bestaande dat beoogd wordt om een globale investering te op gang te brengen, die de Uniebijdrage overeenkomstig de vooraf bepaalde indicatoren in omvang overtreft.

2.   De Unie, lidstaten en andere investeerders kunnen de bijdragen van de financiële instrumenten aanvullen met financiële bijstand voor zover de Commissie instemt met de wijzigingen die in verband met de aanvullende bijdrage moeten worden aangebracht in de selectiecriteria voor acties en/of in de investeringsstrategie van het instrument.

3.   De financiële instrumenten beogen het multipliereffect van de uitgaven van de Unie te versterken door bijkomende middelen van particuliere investeerders aan te trekken. De financiële instrumenten kunnen aanvaardbare rendementen genereren waarmee wordt voldaan aan de doelstellingen van andere partners of investeerders, en tevens wordt beoogd de waarde van de uit de Uniebegroting verstrekte middelen te handhaven.

4.   De financiële instrumenten op grond van deze verordening kunnen worden gecombineerd met subsidies uit de Uniebegroting.

5.   De Commissie mag in de in artikel 17 bedoelde werkprogramma's aanvullende voorwaarden vaststellen, overeenkomstig de specifieke behoeften van de vervoers-, telecommunicatie- en energiesectoren.

Artikel 16

Acties in derde landen

Acties in derde landen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van een project van gemeenschappelijk belang mogen met de financiële instrumenten worden ondersteund.

HOOFDSTUK VI

Programmering, uitvoering en controle

Artikel 17

Meerjarenwerkprogramma en/of jaarlijkse werkprogramma's

1.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voor elke sector van de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie een meerjarenwerkprogramma en jaarlijkse werkprogramma's vast. De Commissie kan tevens een meerjarenwerkprogramma en jaarlijkse werkprogramma's voor meer dan één sector vaststellen. De desbetreffende uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   De Commissie evalueert de meerjarenwerkprogramma's ten minste halverwege. Het meerjarenwerkprogramma wordt indien nodig door de Commissie bij uitvoeringshandeling herzien. De uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 25, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   De Commissie stelt de meerjarenwerkprogramma's voor de in deel I van bijlage I vastgestelde projecten van gemeenschappelijk belang in de sector vervoer vast.

De desbetreffende financiële middelen bedragen 80 tot 85 % van de in artikel 5, lid 1, onder a), vermelde begrotingsmiddelen.

De in deel I van bijlage I vermelde projecten binden de lidstaten niet ten aanzien van hun besluiten inzake programmering. Het besluit om deze projecten ten uitvoer te leggen is een bevoegdheid van de lidstaten en hangt af van de publieke financieringscapaciteit, en van de sociaaleconomische levensvatbaarheid overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1315/2013.

4.   De Commissie stelt de jaarlijkse werkprogramma's voor de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie vast voor projecten van gemeenschappelijk belang die niet in de meerjarenwerkprogramma's zijn opgenomen.

5.   De Commissie bepaalt, bij de vaststelling van de meerjarenwerkprogramma's en de sectorale jaarlijkse werkprogramma's, de selectie- en gunningscriteria overeenkomstig de doelstellingen en prioriteiten die zijn vastgelegd in de artikelen 3 en 4 van deze verordening en in Verordening (EU) nr. 1315/2013, Verordening (EU) nr. 347/2013 of in de toepasselijke verordening betreffende richtsnoeren voor trans-Europese netwerken op het gebied van telecommunicatie-infrastructuur. Bij het vaststellen van de gunningscriteria houdt de Commissie rekening met de algemene richtsnoeren in deel V van bijlage I bij de onderhavige verordening.

6.   In de sector energie wordt in de eerste twee jaarlijkse werkprogramma's bij voorrang aandacht besteed aan projecten van gemeenschappelijk belang en aanverwante acties waarmee wordt beoogd het isolement op energiegebied te doorbreken en knelpunten weg te werken, alsmede de interne energiemarkt te voltooien.

7.   De werkprogramma's worden gecoördineerd om de synergie tussen vervoer, energie en telecommunicatie te benutten, met name op het gebied van slimme energienetten, elektrische mobiliteit, intelligente en duurzame vervoersystemen, gezamenlijke doorgangsrechten en koppeling van infrastructuur. De Commissie doet ten minste één multisectorale oproep tot het indienen van voorstellen betreffende acties die op grond van artikel 7, lid 5, voor bijstand in aanmerking komen, en waarvoor de sectoraal toegekende bedragen worden gewogen volgens het sectorale aandeel in de in aanmerking komende uitgaven voor acties die met het oog op CEF-financiering zijn geselecteerd.

Artikel 18

Toekenning van financiële bijstand van de Unie

1.   Na iedere in artikel 17 bedoelde, op een meerjarenwerkprogramma of jaarlijks werkprogramma gebaseerde oproep tot het indienen van voorstellen beslist de Commissie volgens de onderzoeksprocedure van artikel 25 hoeveel financiële bijstand wordt toegekend aan de geselecteerde projecten of projectonderdelen daarvan. De Commissie bepaalt onder welke voorwaarden en volgens welke methoden de projecten of projectonderdelen worden uitgevoerd.

2.   De Commissie stelt de begunstigden en de betrokken lidstaten in kennis van de toe te kennen financiële bijstand.

Artikel 19

Jaarlijkse tranches

De Commissie kan de begrotingsvastleggingen in jaarlijkse tranches opdelen. In dat geval houdt zij bij de jaarlijkse vastlegging rekening met de voortgang van de acties waarvoor financiële bijstand is toegekend, met de geraamde behoeften en met de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen.

De Commissie deelt het indicatieve tijdschema voor de vastlegging van de jaarlijkse tranches mee aan de betrokken lidstaten en, in het geval van financiële instrumenten, aan de betrokken financiële instellingen.

Artikel 20

Overdracht van jaarlijkse kredieten

Kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij werden uitgetrokken niet zijn gebruikt, worden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 966/2012 overgedragen.

Artikel 21

Gedelegeerde handelingen

1.   Behoudens de goedkeuring van de betrokken lidstaten, waarin is voorzien bij artikel 172, tweede alinea, VWEU, wordt de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van deel I van bijlage I bij deze verordening, in verband met veranderende financieringsprioriteiten in de trans-Europese netwerken en wijzigingen met betrekking tot projecten van gemeenschappelijk belang in de zin van Verordening (EU) nr. 1315/2013. In geval van wijziging van deel I van bijlage I bij deze verordening zorgt de Commissie ervoor:

a)

dat de projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1315/2013 waarschijnlijk geheel of gedeeltelijk binnen het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 te realiseren zijn;

b)

dat de wijzigingen in overeenstemming zijn met de in artikel 7 van deze verordening bepaalde criteria om voor steun in aanmerking te komen;

c)

dat, met betrekking tot deel I van bijlage I bij deze verordening, alle trajecten infrastructuurprojecten omvatten die met het oog op hun realisatie moeten worden opgenomen in een meerjarenwerkprogramma in de zin van artikel 17, lid 3, van deze verordening, zonder dat de het tracé van de corridors van het kernnetwerk wordt gewijzigd.

2.   De Commissie is bevoegd om, overeenkomstig de resultaten van het tussentijdse verslag en van de grondige onafhankelijke evaluatie van de proeffase van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties, bedoeld in Besluit nr. 1639/2006/EG en Verordening (EG) nr. 680/2007, overeenkomstig artikel 26 van deze verordening bij gedelegeerde handeling de in deel III van bijlage I bij deze verordening bepaalde voornaamste voorwaarden en procedures, welke betrekking hebben op respectievelijk het schuldinstrument en het aandeleninstrument in de zin van deel III van bijlage I bij deze verordening, te wijzigen om de opzet en de toepassing ervan in het licht van veranderende marktvoorwaarden te optimaliseren.

Wanneer zij deel III van bijlage I bij deze verordening in de gevallen zoals bepaald in de eerste alinea aanpast, draagt de Commissie er zorg voor dat:

a)

de wijzigingen in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, met name de voorafgaande evaluatie die overeenkomstig artikel 140, lid 2, onder f), daarvan wordt uitgevoerd, en

b)

de wijzigingen beperkt zijn tot:

i)

het in punt I.1, onder a), en I.1, onder b), van deel III van bijlage I bedoelde maximumbedrag van de achtergestelde schuld, dat overeenkomstig artikel 15 wordt aangepast met het oog op sectorale diversificatie en geografisch evenwicht tussen de lidstaten;

ii)

het in punt I.1, onder a), van deel III van bijlage I bedoelde maximumbedrag van de niet-achtergestelde schuld dat overeenkomstig artikel 15 wordt aangepast met het oog op sectorale diversificatie en geografisch evenwicht tussen de lidstaten;

iii)

de combinatie met andere financieringsbronnen, in de zin van punt I.3 en punt II.3 van deel III van bijlage I;

iv)

de keuze van de entiteiten, in de zin van de punten I.4 en II.4 van deel III van bijlage I; en

v)

de prijsstelling en de verdeling van risico's en opbrengsten, in de zin van de punten I.6 en II.6 van deel III van bijlage I.

3.   De Commissie is bevoegd om in de sector vervoer, binnen het kader van de in artikel 3 bepaalde algemene doelstellingen en de in artikel 4, lid 2, bepaalde sectorale doelstellingen, overeenkomstig artikel 26 bij gedelegeerde handeling nader te bepalen welke financieringsprioriteiten in de in artikel 17 bedoelde werkprogramma's gedurende de looptijd van de CEF moeten gelden voor in aanmerking komende acties in de zin van artikel 7, lid 2. De Commissie stelt tegen 22 december 2014 een gedelegeerde handeling vast.

4.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in artikel 14, lid 2, bedoelde maximumbedrag tot ten hoogste 20 % te verhogen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

i)

de in 2015 uitgevoerde evaluatie van de proeffase van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties een positieve uitkomst oplevert; en

ii)

de opname van de financiële instrumenten meer dan 8 % van de voor projecten aangegane contractuele verplichtingen vertegenwoordigt.

5.   De Commissie is bevoegd om, indien het nodig blijkt met meer dan vijf procentpunten af te wijken van de toewijzing voor een bepaalde doelstelling inzake vervoer, overeenkomstig artikel 26 bij gedelegeerde handeling de in deel III van bijlage I vastgelegde indicatieve percentages te wijzigen.

6.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om, in het licht van de tussentijdse evaluatie van deze verordening of de conclusies die uit de toepassing ervan worden getrokken, wijzigingen aan te brengen in de in deel V van bijlage I vervatte lijst van algemene instructies voor het vaststellen van de gunningscriteria. Zij doet dit op een wijze die verenigbaar is met de respectieve sectorale richtsnoeren.

Artikel 22

Verantwoordelijkheid van begunstigden en lidstaten

Onverminderd de verplichtingen waaraan de subsidiebegunstigden krachtens de selectievoorwaarden moeten voldoen, stellen de begunstigden en de lidstaten, binnen hun respectieve verantwoordelijkheden, alles in het werk om de projecten van gemeenschappelijk belang uit te voeren waarvoor zij in het kader van deze verordening financiële bijstand van de Unie hebben gekregen.

De lidstaten oefenen in nauwe samenwerking met de Commissie technisch toezicht en financiële controle op de acties uit, en certificeren dat de uitgaven in verband met het project of het projectonderdeel daarvan zijn betaald en dat de betaling in overeenstemming met de desbetreffende voorschriften is gebeurd. De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken aan de controles en inspecties ter plaatse deel te nemen.

De lidstaten verstrekken de Commissie, in voorkomend geval met behulp van een interactief geografisch en technisch informatiesysteem, jaarlijks voortgangsinformatie over de uitvoering van de projecten van gemeenschappelijk belang en van de desbetreffende investeringen, inclusief het steunbedrag dat met het oog op de doelstellingen in verband met klimaatverandering is gebruikt. De informatie over de specifieke projecten in het kader van de CEF wordt door de Commissie openbaar gemaakt en ten minste jaarlijks geactualiseerd.

Artikel 23

Naleving van het beleid en het recht van de Unie

Voor financiële steun op grond van deze verordening komen alleen acties in aanmerking die in overeenstemming zijn met het recht en het toepasselijke beleid van de Unie.

Artikel 24

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie tijdens de uitvoering van de bij deze verordening gefinancierde acties, door middel van maatregelen ter preventie van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, effectieve controles en, bij ontdekking van onregelmatigheden, terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen alsmede, in voorkomend geval, toepassing van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer kunnen, op basis van documenten of ter plaatse, audits uitvoeren bij alle subsidiebegunstigden, uitvoeringsorganen en contractanten en subcontractanten die op grond van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures die zijn vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (23) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (24), een onderzoek instellen, en met name controles en inspecties ter plaatse verrichten, teneinde na te gaan of er, in verband met een subsidieovereenkomst of een subsidiebesluit of een op grond van deze verordening gefinancierd contract, sprake is van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die gevolgen hebben voor de financiële belangen van de Europese Unie.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 worden, in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten en contracten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bepalingen opgenomen waarbij aan de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk het recht wordt verleend overeenkomstig hun respectieve bevoegdheid dergelijke audits uit voeren en onderzoek in te stellen.

TITEL II

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Coördinatiecomité van de CEF. Het comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Het comité zorgt voor horizontaal toezicht op de in artikel 17 bedoelde werkprogramma's, teneinde te garanderen dat deze coherent zijn en dat intersectorale synergie wordt aangeduid, benut en geëvalueerd tussen de vervoers-, telecommunicatie- en energiesectoren. Het streeft er in het bijzonder naar die werkprogramma's te coördineren, zodat multisectorale oproepen tot het indienen van voorstellen kunnen worden gedaan.

Artikel 26

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 21 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 21 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 21 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. De termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 27

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 31 december 2017 bereidt de Commissie, in samenwerking met de betrokken lidstaten en begunstigden, een evaluatieverslag voor ten behoeve van het Europees Parlement en de Raad op, betreffende de verwezenlijking van de beoogde resultaten en het beoogde effect van alle maatregelen, de efficiëntie bij het gebruik van de middelen, en de Europese meerwaarde van het CEF, met het oog op het nemen van besluiten over het verlengen, wijzigen of opschorten van de maatregelen. Tijdens de evaluatie gaat de Commissie ook na of er ruimte is voor vereenvoudiging en bekijkt zij de interne en externe samenhang van de maatregelen, de blijvende relevantie van alle doelstellingen en de bijdrage ervan aan de Unieprioriteiten inzake slimme, duurzame en inclusieve groei, waaronder het effect op de economische, sociale en territoriale samenhang. Het evaluatieverslag omvat een beoordeling van de door de Commissie tot stand gebrachte schaalvoordelen op financieel, technisch en personeel niveau bij het beheer van de CEF en, in voorkomend geval, van het aantal projecten waarbij intersectorale synergie wordt benut. In het evaluatieverslag wordt tevens ingegaan hoe financiële instrumenten doeltreffender kunnen worden gemaakt. In het evaluatieverslag wordt rekening gehouden de resultaten inzake het langetermijneffect van eerdere maatregelen.

2.   In de CEF wordt rekening gehouden met de onafhankelijke, grondige evaluatie van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties, die in 2015 uitgevoerd zal worden. Uitgaande van deze evaluatie beoordelen de Commissie en de lidstaten de relevantie van het Europa 2020-initiatief inzake projectobligaties, evenals de mate waarin het volume van de investeringen in prioritaire projecten erdoor toeneemt en de uitgaven van de Unie efficiënter worden besteed.

3.   De Commissie verricht in nauwe samenwerking met de lidstaten en de begunstigden een evaluatie achteraf. Bij de evaluatie achteraf worden de effectiviteit en efficiëntie van de CEF en het effect ervan op de economische, sociale en territoriale cohesie onderzocht, alsmede de bijdrage ervan tot het verwezenlijken van de Unieprioriteiten inzake slimme, duurzame en inclusieve groei, en de schaal en de resultaten van de steun die met het oog op de doelstellingen inzake klimaatverandering is gebruikt.

4.   Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de vooruitgang gemeten aan de hand van de in de artikelen 3 en 4 vermelde indicatoren.

5.   De Commissie deelt de conclusies van de evaluatie mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

6.   De Commissie en de lidstaten, bijgestaan door de andere mogelijke begunstigden, kunnen besluiten de wijze waarop de projecten zijn uitgevoerd, alsook het effect van de uitvoering te evalueren, om te beoordelen of de doelstellingen, waaronder die op het gebied van milieubescherming, zijn verwezenlijkt.

7.   De Commissie kan een lidstaat die betrokken is bij een project van gemeenschappelijk belang verzoeken een specifieke evaluatie van de op grond van deze verordening gefinancierde acties en bijbehorende projecten in te dienen of, voor zover passend, de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie en assistentie te verstrekken.

Artikel 28

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De begunstigden en, voor zover passend, de lidstaten zien erop toe dat aan de steunverlening in het kader van deze verordening passende bekendheid wordt gegeven en dat zij transparant is, zodat het publiek wordt geïnformeerd over de rol die de Unie speelt bij de uitvoering van de projecten.

2.   De Commissie onderneemt informatie- en communicatieacties met betrekking tot de projecten en resultaten van de CEF. De middelen die op grond van artikel 5, lid 2, voor communicatieacties zijn uitgetrokken, worden tevens besteed aan de institutionele voorlichting over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de algemene doelstellingen vermeld in artikel 3.

Artikel 29

Wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010

Verordening (EU) nr. 913/2010 wordt als volgt gewijzigd:

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 913/2010 wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze verordening. Bijgevolg blijven de herziene corridors voor goederenvervoer per spoor onderworpen aan Verordening (EU) nr. 913/2010.

Artikel 30

Overgangsbepalingen

Deze verordening laat onverlet dat niet geheel uitgevoerde projecten en door de Commissie verstrekte financiële bijstand krachtens de Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010, of van elk ander recht dat op 31 december 2013 op de steunverlening van toepassing is, dienovereenkomstig voortgezet, gewijzigd en zelfs geheel of gedeeltelijk ingetrokken kunnen worden.

Artikel 31

Intrekking

Onverminderd artikel 30 van deze verordening, worden de Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

Artikel 32

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 december 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

V. LEŠKEVIČIUS


(1)  PB C 143 van 22.5.2012, blz. 116.

(2)  PB C 277 van 13.9.2012, blz. 125.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 19 november 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad)

(4)  PB C 420 van 20.12.2013, blz. 1.

(5)  Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 289).

(6)  PB C 380 E van 11.12.2012, blz. 89.

(7)  PB C 351 E van 2.12. 2011, blz. 13.

(8)  Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende EU-richtsnoeren voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(9)  Verordening (EU) nr. 913/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 22).

(10)  http://ec.europa.eu/transport/infrastructure/ten-t-policy/review/doc/expert-groups/expert_group_5_final_report.pdf

(11)  Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

(12)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(13)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(15)  Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1).

(16)  Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

(17)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(19)  Verordening (EG) nr. 67/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (PB L 27 van 30.1.2010, blz. 20).

(20)  De financiële middelen van het CEF voor de periode 2014-2020 in constante prijzen van 2011 zijn 29 300 000 000 EUR, verdeeld als volgt: 23 174 000 000 EUR, met inbegrip van 10 000 000 000 EUR voor cohesielanden (vervoer), 5 126 000 000 EUR (energie), 1 000 000 000 EUR (telecommunicatie)

(21)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 houdende vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(22)  Besluit nr. 661/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende uniale richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (PB L 204 van 5.8.2010, blz. 1).

(23)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(24)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


BIJLAGE I

DEEL I

LIJST VAN VOORAF GESELECTEERDE PROJECTEN OP HET KERNNETWERK IN DE SECTOR VERVOER

1.   Horizontale prioriteiten

Innovatief beheer en diensten

Gemeenschappelijk Europees luchtruim - Sesar-systeem

Innovatief beheer en diensten

Telematicatoepassingen - systemen voor vervoer over de weg, per spoor en over de binnenwateren, en voor de zeescheepvaart

(ITS, ERTMS, RIS en VTMIS)

Innovatief beheer en diensten

Zeehavens van het kernnetwerk, maritieme snelwegen en luchthavens, veilige en beveiligde infrastructuur

Nieuwe technologieën en innovatie

Nieuwe technologieën en innovatie overeenkomstig artikel 33, punten a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 1315/2013

2.   Corridors van het kernnetwerk

Oostzee – Adriatische Zee

TRACÉ:

Gdynia – Gdańsk – Katowice/Sławków

Gdańsk – Warszawa – Katowice

Katowice – Ostrava – Brno – Wien

Szczecin/Świnoujście – Poznań – Wrocław – Ostrava

Katowice – Žilina – Bratislava – Wien

Wien – Graz – Villach – Udine – Trieste

Udine – Venezia – Padova – Bologna – Ravenna

Graz – Maribor – Ljubljana – Koper/Trieste

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Gdynia - Katowice

Spoor

Werken

Gdynia, Gdańsk

Havens

Havenverbindingen, (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms

Warszawa - Katowice

Spoor

Werken

Wroclaw - Poznań - Szczecin/Świnoujście

Spoor

Werken

Świnoujście, Szczecin

Haven

Havenverbindingen

Bielsko Biala - Žilina

Wegvervoer

Werken

Katowice - Ostrava - Brno - Wien & Katowice - Žilina - Bratislava - Wien

Spoor

Werken, met name de grensoverschrijdende tracés PL-CZ, CZ-AT, PL-SK, SK-AT, lijn Brno-Přerov; (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms en verbindingen tussen spoor en luchthaven

Wien - Graz - Klagenfurt - Udine - Venezia - Ravenna

Spoor

Gedeeltelijk aanleg van nieuwe lijnen (Semmering-basistunnel en Koralm-spoorlijn), spoormodernisering; werken aan de gang; (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms; modernisering van de bestaande dubbelspoorlijn tussen Udine - Cervignano en Triëst

Graz - Maribor - Pragersko

Spoor

Studies en werken voor een tweede spoor

Trieste, Venenezia, Ravenna, Koper

Havens

Havenverbindingen, (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms

Noordzee – Oostzee

TRACÉ:

Helsinki – Tallinn – Rīga

Ventspils – Rīga

Rīga – Kaunas

Klaipėda – Kaunas – Vilnius

Kaunas – Warszawa

BY border – Warszawa – Poznań – Frankfurt/Oder – Berlin – Hamburg

Berlin – Magdeburg – Braunschweig – Hannover

Hannover – Bremen – Bremerhaven/Wilhelmshaven

Hannover – Osnabrück – Hengelo – Almelo – Deventer – Utrecht

Utrecht – Amsterdam

Utrecht – Rotterdam – Antwerpen

Hannover – Köln – Antwerpen

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Helsinki - Tallinn

Havens, maritieme snelwegen

Havenverbindingen, (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms met interconnecties, ijsbreekcapaciteit, maritieme snelwegen

Tallinn - Rīga - Kaunas - Warschau

Spoor

(Gedetailleerde) studies voor nieuwe volledig interoperabele lijn met UIC-normaalspoorbreedte; werken aan de nieuwe lijn vangen aan vóór 2020; modernisering en nieuwe lijn op Pools grondgebied, spoorverbindingen tussen luchthavens en havens, terminals voor overslag tussen weg- en spoorvervoer, maritieme snelwegen

Ventspils - Rīga

Spoor

Modernisering, havenverbindingen, maritieme snelwegen

Klaipeda - Kaunas

Spoor

Modernisering, havenverbindingen, maritieme snelwegen

Kaunas - Vilnius

Spoor

Modernisering, verbindingen tussen luchthavens, terminals voor overslag tussen weg- en spoorvervoer

Corridor Via Baltica

Wegvervoer

Werken aan grensoverschrijdende tracés (EE, LV, LT, PL)

BY-grens - Warszawa - Poznań - Pools-Duitse grens

Spoor

Werken aan bestaande lijn, studies voor hogesnelheidslijn

PL-grens - Berlin - Hannover - Amsterdam/Rotterdam

Spoor

Studies en modernisering diverse tracés (Amsterdam - Utrecht - Arnhem; Hannover - Berlin)

Wilhelmshaven - Bremerhaven - Bremen

Spoor

Studies en werken

Berlin - Magdeburg - Hannover, Mittellandkanal, West-Duitse kanalen, Rijn, Waal, Noordzeekanaal, IJssel, Twentekanaal

Binnenwateren

Studies, werken aan betere bevaarbaarheid en modernisering waterwegen en sluizen

Sluizen Amsterdam en Amsterdam - Rijnkanaal

Binnenwateren

Studies sluizen aan de gang; haven: verbindingen (studies en werken, met inbegrip van modernisering Beatrixsluis)

Middellandse Zeegebied

TRACÉ:

Algeciras – Bobadilla – Madrid – Zaragoza – Tarragona

Sevilla – Bobadilla – Murcia

Cartagena – Murcia – Valencia – Tarragona

Tarragona – Barcelona – Perpignan – Marseille/Lyon – Turijn – Novara – Milano – Verona – Padova – Venezia – Ravenna/Trieste/Koper – Ljubljana – Budapest

Ljubljana/Rijeka – Zagreb – Budapest – UA-grens

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Algeciras - Madrid

Spoor

Studies aan de gang, werken moeten vóór 2015 aanvangen, voltooiing voor 2020 gepland.

Sevilla - Antequera - Granada - Almería - Cartagena - Murcia - Alicante - Valencia

Spoor

Studies en werken

Madrid - Zaragoza - Barcelona

Spoor

Modernisering bestaande lijnen (spoorbreedte, rangeerterreinen, perrons)

Valencia - Tarragona - Barcelona

Spoor

Aanleg tussen 2014 -2020

Barcelona

Haven

Spoorverbindingen met haven en luchthaven

Barcelona - Perpignan

Spoor

Grensoverschrijdend tracé, werken aan de gang, nieuwe lijn in 2015 voltooid, modernisering bestaande lijn (spoorbreedte, rangeerterreinen, perrons)

Perpignan - Montpellier

Spoor

Ringweg Nîmes-Montpellier operationeel in 2017, Montpellier-Perpignan in 2020

Lyon

Spoor

Wegwerken knelpunten in Lyon: studies en werken

Lyon - Avignon - Marseille

Spoor

Modernisering

Lyon - Turino

Spoor

Grensoverschrijdend tracé, werken basistunnel; studies en werken toegangswegen

Milano - Brescia

Spoor

Gedeeltelijk modernisering, gedeeltelijk nieuwe hogesnelheidslijn

Brescia - Venetië - Trieste

Spoor

Aanvang werkzaamheden vóór 2014 op verschillende tracés, in samenhang met modernisering op overlappende trajecten zoals in de corridor Oostzee-Adriatische Zee

Milano - Cremona - Mantova - Porto Levante/Venezia - Ravenna/Trieste

Binnenwateren

Studies en werken

Cremona, Mantova, Venezia, Ravenna, Trieste

Binnenhavens

Havenverbindingen, (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms

Trieste - Divača

Spoor

Studies en gedeeltelijke modernisering aan de gang; grensoverschrijdend tracé zal na 2020 klaar zijn

Koper - Divača - Ljubljana - Pragersko

Spoor

Studies en modernisering/gedeeltelijk nieuwe lijn

Rijeka - Zagreb - Budapest

Spoor

Studies en werken (met name aanleg van een nieuw spoor en een tweede spoor tussen Rijeka en de Kroatisch-Hongaarse grens)

Rijeka

Haven

Modernisering en ontwikkeling van infrastructuur, ontwikkeling van multimodale platforms en verbindingen

Ljubljana - Zagreb

Spoor

Studies en werken

Ljubljana-knooppunt

Spoor

Spoorwegknooppunt Ljubljana, inclusief multimodaal platform; spoorverbinding luchthaven

Pragersko - Zalalövö

Spoor

Grensoverschrijdend tracé: studies, aanvang werken vóór 2020

Lendava - Letenye

Wegvervoer

Grensoverschrijdende modernisering

Boba - Székesfehérvár

Spoor

Modernisering

Budapest - Miskolc - UA-grens

Spoor

Modernisering

Vásárosnamény - UA-grens

Wegvervoer

Grensoverschrijdende modernisering

Oriënt/Oostelijke Middellandse Zee

TRACÉ:

Hamburg – Berlin

Rostock – Berlin – Dresden

Bremerhaven/Wilhelmshaven – Magdeburg – Dresden

Dresden – Ústí nad Labem – Mělník /Praha – Kolín

Kolín – Pardubice – Brno – Wien/Bratislava – Budapest – Arad – Timișoara – Craiova – Calafat – Vidin – Sofia

Sofia – Plovdiv – Burgas

Plovdiv – TR-grens

Sofia – Thessaloniki – Athíne – Piraeus – Lemesos – Lefkosia

Athíne – Patras/Igoumenitsa

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Dresden - Praha

Spoor

Studies voor hogesnelheidslijn

Praha

Spoor

Modernisering, ringweg voor vrachtverkeer; spoorverbinding luchthaven

Hamburg - Dresden - Praha - Pardubice

Binnenwateren

Studies van de Elbe en de Vltava, werken voor een betere bevaarbaarheid en modernisering

Děčín-sluizen

Binnenwateren

Studies

Praha - Brno - Břeclav

Spoor

Modernisering, inclusief spoorwegknooppunt Brno en multimodaal platform

Břeclav - Bratislava

Spoor

Grensoverschrijdend, modernisering

Bratislava - Hegyeshalom

Spoor

Grensoverschrijdend, modernisering

Mosonmagyaróvár - SK-grens

Wegvervoer

Grensoverschrijdende modernisering

Tata - Biatorbágy

Spoor

Modernisering

Budapest - Arad - Timișoara - Calafat

Spoor

Modernisering in HU bijna afgerond, in RO aan de gang

Vidin - Sofia - Burgas/TR-grens

Sofia - Thessaloniki - Athína/Piraeus

Spoor

Studies en werken Vidin - Sofia - Thessaloniki - Athina; Modernisering Sofia - Burgas/TR-grens

Vidin - Craiova

Wegvervoer

Grensoverschrijdende modernisering

Thessaloniki, Igoumenitsa

Haven

Moderniseringen ontwikkeling van de infrastructuur, multimodale verbindingen

Athina/Piraeus/Heraklion - Lemesos

Havens, maritieme snelwegen

Havencapaciteit en multimodale verbindingen

Lemesos - Lefkosia

Havens, multimodale platforms

Modernisering van modale verbinding, met inbegrip van de ringweg Lefkosia zuid, studies en werken, verkeersbeheersystemen

Lefkosia - Larnaca

Multimodale platforms

Multimodale verbindingen en telematicatoepassingssystemen

Patras

Haven

Havenverbindingen, (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms

Athíne - Patras

Spoor

Studies en werken, havenverbindingen

Scandinavië – Middellandse Zee

TRACÉ:

RUgrens – Hamina/Kotka – Helsinki – Turku/Naantali – Stockholm – Malmö

Oslo – Göteborg – Malmö – Trelleborg

Malmö – København – Kolding/Lübeck – Hamburg – Hannover

Bremen – Hannover – Nürnberg

Rostock – Berlin – Leipzig – München

Nürnberg – München – Innsbruck – Verona – Bologna – Ancona/Firenze

Livorno/La Spezia – Firenze – Rome – Napoli – Bari – Taranto – Valletta

Napoli – Gioia Tauro – Palermo/Augusta – Valletta

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Hamina/Kotka - Helsinki

Haven, spoor

Havenverbindingen, spoorwegmodernisering, ijsbreekcapaciteit

Helsinki

Spoor

Spoorverbinding luchthaven

RU-grens - Helsinki

Spoor

Werken aan de gang

Helsinki - Turku

Spoor

Modernisering

Turku/Naantali - Stockholm

Havens, maritieme snelwegen

Havenverbindingen, ijsbreekcapaciteit

Stockholm - Malmö (Noordse driehoek)

Spoor

Werken aan bepaalde tracés zijn aan de gang

Trelleborg - Malmö - Göteborg - NO-grens

Spoor, haven, maritieme snelwegen

Werken, multimodale platforms en verbindingen tussen haven en achterland

Fehmarn

Spoor

Studies aan de gang, aanleg van de vaste verbinding Fehmarn Belt vangt aan in 2015

København - Hamburg via Fehmarn: toegangsroutes

Spoor

DK toegangsroutes voltooid in 2020, afwerking DE toegangsroutes in twee fasen: elektrificatie één spoor met voltooiing van de vaste verbinding, en dubbel spoor zeven jaar later

Rostock

Havens, maritieme snelwegen

Spoorverbindingen havens; veerboten met lage CO2-uitstoot; ijsbreekcapaciteit

Rostock - Berlijn - Nürnberg

Spoor

Studies en modernisering

Hamburg/Bremen - Hannover

Spoor

Studies aan de gang

Halle/Leipzig - Nürnberg

Spoor

Werken aan de gang, voltooid in 2017

München - Wörgl

Spoor

Toegang tot Brenner-basistunnel en grensoverschrijdend tracé: studies

Brenner-basistunnel

Spoor

Studies en werken

Fortezza - Verona

Spoor

Studies en werken

Napoli - Bari

Spoor

Studies en werken

Napoli - Reggio Calabria

Spoor

modernisering

Verona - Bologna

Spoor

Modernisering aan de gang

Ancona, Napels, Bari, La Spezia, Livorno, Igoumenitsa, Patras

Havens

Havenverbindingen, (verdere) ontwikkeling van multimodale platforms

Messina - Catania - Augusta/Palermo

Spoor

Modernisering (resterende tracés)

Palermo/Taranto - Valletta/Marsaxlokk

Havens, maritieme snelwegen

Havenverbindingen

Valletta - Marsaxlokk

Haven, luchthaven

Modernisering van de modale verbinding, met inbegrip van Marsaxlokk-Luqa-Valletta

Bologna - Ancona

Spoor

Modernisering

Rijn – Alpen

TRACÉ:

Genua – Milano – Lugano – Basel

Genova – Novara – Brig – Bern – Basel – Karlsruhe – Mannheim – Mainz – Koblenz – Keulen

Köln – Düsseldorf – Duisburg – Nijmegen/Arnhem – Utrecht – Amsterdam

Nijmegen – Rotterdam – Vlissingen

Köln – Liège – Brussel – Gent

Liège – Antwerpen – Gent – Zeebrugge

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Genova

Haven

Havenverbindingen

Genova - Milaan/Novara - CH-grens

Spoor

Studies; werken vangen aan vóór 2020

Basel - Antwerpen/Rotterdam - Amsterdam

Binnenwateren

Werken aan betere bevaarbaarheid

Karlsruhe - Basel

Spoor

Werken aan de gang

Frankfurt - Mannheim

Spoor

Studies aan de gang

Liège

Spoor

Spoorverbinding haven en luchthaven

Rotterdam - Zevenaar

Spoor

Studies aan de gang, modernisering

Zevenaar - Emmerich - Oberhausen

Spoor

Werken aan de gang

Zeebrugge - Gent - Antwerpen - DE-grens

Spoor

Modernisering

Atlantische Oceaan

TRACÉ:

Algeciras – Bobadilla – Madrid

Sines/Lisboa – Madrid – Valladolid

Lisboa – Aveiro – Leixões/Porto

Aveiro – Valladolid – Vitoria – Bergara – Bilbao/Bordeaux – Parijs – Le Havre/Metz – Mannheim/Strasbourg

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Hogesnelheidsspoorlijn Sines/Lisboa - Madrid

Spoor, havens

Studies en werken aan de gang, modernisering van modale verbinding havens van Sines/Lisboa

Hogesnelheidsspoorlijn Porto - Lisboa

Spoor

Studies aan de gang

Spoorverbinding Aveiro - Salamanca - Medina del Campo

Spoor

Grensoverschrijdend: werken aan de gang

Spoorverbinding Bergara - San Sebastian - Bayonne

Spoor

Voltooiing naar verwachting in 2016 in Spanje, in 2020 in Frankrijk

Bayonne - Bordeaux

Spoor

Publieke raadpleging aan de gang

Bordeaux - Tours

Spoor

Werken aan de gang

Parijs

Spoor

Zuidelijke hogesnelheidsringweg

Baudrecourt - Mannheim

Spoor

Modernisering

Baudrecourt - Straatsburg

Spoor

Werken aan de gang, voltooid in 2016

Le Havre - Parijs

Binnenwateren

Modernisering

Le Havre - Parijs

Spoor

Studies, modernisering

Le Havre

Haven, spoor

Studies en werken voor havencapaciteit, maritieme snelwegen en verbindingen

Noordzee – Middellandse Zee

TRACÉ:

Belfast – Baile Átha Cliath/Dublin – Corcaigh/Cork

Glasgow/Edinburgh – Liverpool/Manchester – Birmingham

Birmingham – Felixstowe/Londen/Southampton

London – Lille – Brussel/Bruxelles

Amsterdam – Rotterdam – Antwerpen – Brussel/Bruxelles – Luxemburg

Luxembourg – Metz – Dijon – Macon – Lyon – Marseille

Luxembourg – Metz – Strasbourg – Basel

Antwerpen/Zeebrugge – Gent – Dunkerque/Lille – Paris

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Corcaigh/Cork - Baile Átha Cliath/Dublin - Belfast

Spoor

Studies en werken; verbindingen in Baile Átha Cliath/Dublin (DART)

Belfast

Haven, multimodale verbindingen

Modernisering

Glasgow - Edinburgh

Spoor

Modernisering

Manchester - Liverpool

Spoor

Moderniseringen elektrificatie, met inbegrip van de Northern Hub

Birmingham - Reading - Southampton

Spoor

Moderniseringvan de vrachtvervoerslijn

Baile Átha Cliath/Dublin, Corcaigh/Cork, Southampton

Havens, spoor

Studies en werken voor havencapaciteit, maritieme snelwegen en verbindingen

Dukerque

Haven

Verdere ontwikkeling van multimodale platforms en verbindingen

Calais - Paris

Spoor

Voorbereidende studies

Bruxelles/Brussel

Spoor

Studies en werken (noord-zuidverbinding voor conventionele en hogesnelheidstreinen)

Felixstowe - Midlands

Spoor, haven, multimodale platforms

Spoormodernisering, havenverbindingen en multimodale platforms

Maas, met inbegrip van de Maaswerken

Binnenwateren

Modernisering

Albertkanaal/Kanaal Bocholt-Herentals

Binnenwateren

Modernisering

Rijn-Schelde-corridor: Volkeraksluizen en Kreekraksluizen, Krammersluizen en Sluizen Hansweert

Binnenwateren

Sluizen: studies aan de gang

Terneuzen

Maritiem

Sluizen: studies aan de gang; werken

Terneuzen - Gent

Binnenwateren

Studies, modernisering

Zeebrugge

Haven

Sluizen: studies, verbindingen (studies en werken)

Antwerpen

Maritiem, haven, spoor

Sluizen: studies aan de gang; haven: verbindingen (met inbegrip van een tweede spoorverbinding met de haven van Antwerpen)

Rotterdam - Antwerpen

Spoor

Modernisering van de goederenspoorlijn

Kanaal Seine Nord; Seine - Schelde

Binnenwateren

Studies en werken; modernisering met inbegrip van grensoverschrijdende en multimodale verbindingen

Dunkerque - Lille

Binnenwateren

Studies aan de gang

Antwerpen, Bruxelles/Brussel, Charleroi

Binnenwateren

Modernisering

Modernisering waterwegen in Wallonië

Binnenwateren

Studies, modernisering, intermodale verbindingen

Bruxelles/Brussel - Luxembourg - Strasbourg

Spoor

Werken aan de gang

Antwerpen - Namen - LUX-grens - FR-grens

Spoor

Modernisering van de goederenspoorlijn

Strasbourg - Mulhouse - Basel

Spoor

Modernisering

Spoorverbindingen Luxemburg - Dijon - Lyon (TGV Rijn - Rhône)

Spoor

Studies en werken

Lyon

Spoor

Oostelijke ringweg: studies en werken

Kanaal Saône-Moezel/Rijn

Binnenwateren

Voorbereidende studies aan de gang

Rhône

Binnenwateren

Modernisering

Haven van Marseille-Fos

Haven

Verbindingen en multimodale terminals

Lyon - Avignon - haven van Marseille -Fos

Spoor

Modernisering

Rijn – Donau

TRACÉ:

Strasbourg – Stuttgart – München – Wels/Linz

Strasbourg – Mannheim – Frankfurt – Würzburg – Nürnberg – Regensburg – Passau – Wels/Linz

München/Nürnberg – Praha – Ostrava/Přerov – Žilina – Košice – UA-grens

Wels/Linz – Wien – Bratislava – Budapest – Vukovar

Wien/Bratislava – Budapest – Arad – Brașov/Craiova – București – Constana – Sulina

VOORAF GESELECTEERDE TRACÉS, MET INBEGRIP VAN PROJECTEN:

Spoorverbinding Strasbourg - Kehl Appenweier

Spoor

Werken Appenweier-verbinding

Karlsruhe - Stuttgart - München

Spoor

Studies en werken aan de gang

Ostrava/Přerov - Žilina - Košice - UA-grens

Spoor

Modernisering, multimodale platforms

Zlín - Žilina

Wegvervoer

Grensoverschrijdend tracé

München - Praha

Spoor

Studies en werken

Nürnberg - Praha

Spoor

Studies en werken

München - Mühldorf - Freilassing - Salzburg

Spoor

Studies en werken aan de gang

Salzburg - Wels

Spoor

Studies

Nürnberg - Regensburg - Passau - Wels

Spoor

Studies en werken

Spoorverbinding Wels - Wien

Spoor

Voltooiing in 2017 verwacht

Wien - Bratislava / Wien - Boedapest / Bratislava - Budapest

Spoor

Studies hogesnelheidslijn (met inbegrip van aanpassing van de verbindingen tussen de drie steden)

Budapest - Arad

Spoor

Studies voor een hogesnelheidsnet tussen Boedapest en Arad

Komárom - Komárno

Binnenwateren

Studies en werken voor grensoverschrijdende brug

Arad - Brašov - București - Constana

Spoor

Modernisering van specifieke tracés; studies hogesnelheidsspoor

Main - Main-Donau-kanaal

Binnenwateren

Studies en werken met betrekking tot diverse tracés en knelpunten; binnenhavens: multimodale interconnectie met het spoorwegnet

Slavonski Brod

Haven

Studies en werken

Giurgiu, Galați

Haven

Verdere ontwikkeling van multimodale platforms en verbindingen met achterland: studies en werken

Donau (Kehlheim - Constanța/Midia/Sulina)

Binnenwateren

Studies en werken met betrekking tot diverse tracés en knelpunten; binnenhavens: multimodale verbindingen

Sava

Binnenwateren

Studies en werken betreffende tracés en knelpunten (met name grensoverschrijdende brug)

București - Dunăre kanaal

Binnenwateren

Studies en werken

Constanța

Haven, maritieme snelwegen

Verbindingen met de haven, maritieme snelwegen (inclusief ijsbreekcapaciteit)

Craiova - București

Spoor

Studies en werken

3.   Andere tracés van het kernnetwerk

Sofia tot de Fyrom grens

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies aan de gang

Sofia tot de Servische grens

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies aan de gang

Timișoara - Servische grens

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies aan de gang

Wrocław - Praha

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies

Nowa Sól - Hradec Králové

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Werken

Brno - AT-grens

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Modernisering

Budapest - Zvolen

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Modernisering

Budapest - SRB-grens

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies

Bothnische Corridor: Luleå - Oulu

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies en werken

Iași - MD-grens

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies aan de gang; werken

Suceava - UA-grens

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies en werken

Prioritaire projecten in de zin van bijlage III bij Besluit 661/2010 (Praag - Linz, nieuwe spoorverbinding met grote capaciteit: door centraal deel van Pyreneeën, "IJzeren Rijn" (Rheidt - Antwerpen))

Grensoverschrijdend

Spoor

Studies aan de gang

TârguNeamt - Ungheni

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Modernisering

Marijampole - Kybartai (LT/RU-grens)

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Modernisering

Vilnius - LT/BY-grens

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Modernisering

Ioannina - Kakavia (EL/AL-grens)

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Studies

Kleidi - Polikastro - Evzonoi (EL/Fyrom-grens)

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Modernisering

Serres - Promahonas - EL/BG-grens

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Werken aan de gang

Alexandroupoli - Kipoi EL/TR-grens

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Studies en werken

Dubrovnik - HR/ME-grens

Grensoverschrijdend

Wegvervoer

Werken

Kędzierzyn Koźle - Chałupki-granica

Grensoverschrijdend

Spoor

Werken

A Coruña - Vigo - Palencia

Gijón - Palencia

Knelpunt

Spoor, maritieme snelwegen

Werken aan de gang (met name havens en multimodale platforms)

Frankfurt - Fulda - Erfurt - Berlin

Knelpunt

Spoor

Studies

Rail Egnatia

Knelpunt

Spoor

Studies aan de gang

Sundsvall - Umeå - Luleå

Knelpunt

Spoor

Studies en werken

Zagreb - SR-grens

Knelpunt

Spoor

Studies en werken

A Coruña - Madrid (hogesnelheidstrein personenvervoer)

Knelpunt

Spoor

Werken aan de gang

Stockholm - Gävle - Sundsvall

Ander kernnetwerk

Spoor

Werken

Mjölby - Hallsberg - Gävle

Ander kernnetwerk

Spoor

Werken

Bothnische Golf - Kiruna -NO-grens

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies en werken

Milford Haven - Swansea - Cardiff

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering

Spoorverbinding Sionainn/Shannon - Faing/Foynes - Gabhal Luimnigh / Limerick Junction

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies

Hogesnelheidsspoor 2

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies en werken voor een nieuwe hogesnelheidslijn Londen - Midlands

Oekraïens-Poolse grens - Krakau - Katowice - Wrocław - Dresden

Ander kernnetwerk

Spoor

Werken

Riga - RU/BY-grens

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering

Vilnius - BY-grens

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering, verbinding luchthaven

Klaipeda - Kaunas

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering

Tallinn - Tartu - Koidula -RU-grens

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering

Marseille - Toulon - Nice - Ventimiglia - Genua

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies hogesnelheidsspoor

Bordeaux - Toulouse

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies hogesnelheidsspoor

Helsinki - Oulu

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering van tracés

Bilbao - Pamplona - Zaragoza - Sagunto

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies en werken

Brunsbüttel - Kiel (Nord-Ostsee-kanaal)

Ander kernnetwerk

Binnenwateren

Optimalisering van de navigatiestatus

Cardiff - Bristol - London

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering, met inbegrip van Crossrail

Alba-Iulia - Turda - Dej - Suceava - Pașcani - Iași

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies en werken

București - Buzău

Ander kernnetwerk

Spoor

Verbetering en reparatie spoorweginfrastructuur en verbindingen met het achterland

Ruhrgebied - Münster - Osnabrück - Hamburg

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering tracé Münster-Lünen (dubbelspoor)

Nantes - Tours - Lyon

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies en werken

Ploiești - Suceava

Ander kernnetwerk

Spoor

Studies

Heraklion

Ander kernnetwerk

Luchthaven, gecombineerde vervoersinfrastructuur /systemen

Studie en aanleg, modernisering en ontwikkeling van infrastructuur, multimodale verbindingen

Huelva - Sevilla

Ander kernnetwerk

Spoor

Werken aan de gang

Fredericia - Frederikshavn

Ander kernnetwerk

Spoor

Modernisering, met inbegrip van elektrificatie

Barcelona - Valencia - Livorno

Ander kernnetwerk

Maritieme snelwegen

Modernisering

DEEL II

LIJST VAN PRIORITAIRE INFRASTRUCTUURCORRIDORS EN GEBIEDEN IN DE SECTOR ENERGIE

1.   Prioritaire elektriciteitscorridors

(1)

Offshore-elektriciteitsnetwerk in de noordelijke zeeën (NSOG) ontwikkeling van een geïntegreerd offshore-elektriciteitsnetwerk en de daaraan gekoppelde interconnectoren in de Noordzee, de Ierse Zee, het Kanaal, de Oostzee en de naburige wateren om elektriciteit uit hernieuwbare offshore-energiebronnen te transporteren naar verbruik- en opslagcentra en om de grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit te bevorderen.

Betrokken lidstaten: België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Nederland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk;

(2)

Noord-zuid elektriciteitsinterconnecties in West-Europa (NSI-West Electricity): interconnecties tussen lidstaten van de regio onderling en met de mediterrane regio, met inbegrip van het Iberisch schiereiland, met name met het oog op de integratie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en de versterking van de interne netwerkinfrastructuren om de marktintegratie in de regio te bevorderen.

Betrokken lidstaten: België, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Malta, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk;

(3)

Noord-zuid-elektriciteitsinterconnecties in centraal Oost-Europa en Zuidoost-Europa (NSI East Electricity) interconnecties en interne lijnen in de richtingen noord-zuid en oost-west met het oog op de voltooiing van de interne markt en de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit.

Betrokken lidstaten: Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië;

(4)

Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied, wat elektriciteit betreft (BEMIP Electricity): interconnecties tussen lidstaten in de Oostzeeregio en dienovereenkomstige versterking van de interne netwerkinfrastructuur teneinde het isolement van de Oostzeelanden te beëindigen en de marktintegratie te bevorderen, onder andere door aan te sturen op de integratie van uit hernieuwbare bronnen opgewekte energie in de regio;

Betrokken lidstaten: Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden.

2.   Prioritaire gascorridors

(1)

Noord-zuid-gasverbindingen in West-Europa (NSI West Gas): gasinfrastructuur voor noord-zuid-gasstromen in West-Europa met het oog op verdere diversificatie van de voorzieningsroutes en uitbreiding van de leverbaarheid van gas op korte termijn.

Betrokken lidstaten: België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk;

(2)

Noord-zuid-gasinterconnecties in centraal Oost-Europa en Zuidoost-Europa (NSI East Gas): gasinfrastructuur voor regionale verbindingen tussen en in de Oostzeeregio, de Adriatische en Egeïsche Zee, de oostelijke Middellandse Zee en de Zwarte Zee, en om de diversificatie en de zekerheid van de gasvoorziening te versterken.

Betrokken lidstaten: Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië;

(3)

Zuidelijke gascorridor (SGC): infrastructuur voor de transmissie van gas van het Kaspische Zeebekken, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en het bekken van de oostelijke Middellandse Zee naar de Unie teneinde de diversificatie van de gasvoorziening te versterken.

Betrokken lidstaten: Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië;

(4)

Interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied, wat gas betreft (BEMIP Gas): gasinfrastructuur teneinde het isolement van de drie Oostzeelanden en Finland, alsook hun afhankelijkheid van één leverancier te beëindigen, om de interne netwerkinfrastructuur dienovereenkomstig te versterken en om de diversificatie en de zekerheid van de voorziening in de Oostzeeregio te vergroten.

Betrokken lidstaten: Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden.

3.   Prioritaire thematische gebieden

(1)

Ontwikkeling van slimme netwerken, invoering van technologieën voor slimme netwerken in de gehele Unie teneinde het gedrag en de activiteiten van alle op het netwerk aangesloten gebruikers op efficiënte wijze te integreren, met name de opwekking van grote hoeveelheden elektriciteit uit hernieuwbare of gedecentraliseerde energiebronnen en vraagrespons van klanten.

Betrokken lidstaten: alle;

(2)

Elektriciteitssnelwegen: eerste elektriciteitssnelwegen in 2020, met het oog een elektriciteitssnelwegsysteem in de gehele Unie uit te bouwen dat in staat is om:

a)

het aanzwellende surplus aan windenergie in en rond de noordelijke zeeën en de Oostzee en de toenemende hernieuwbare elektriciteitsproductie in Oost- en Zuid-Europa alsmede Noord-Afrika op te vangen;

b)

deze nieuwe productiehubs te verbinden met de grote opslagfaciliteiten in de noordelijke landen en de Alpen en andere regio's met grote verbruikscentra, en

c)

het steeds variabeler en gedecentraliseerder aanbod van, en de steeds flexibeler vraag naar elektriciteit ondervangen;

Betrokken lidstaten: alle;

(3)

Grensoverschrijdend kooldioxidenetwerk: ontwikkeling van een infrastructuur voor het transport van kooldioxide tussen lidstaten onderling en met naburige derde landen met het oog op de tenuitvoerlegging van kooldioxideafvang en -opslag.

Betrokken lidstaten: alle.

DEEL III

MODALITEITEN, VOORWAARDEN EN PROCEDURES MET BETREKKING TOT FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Doel en motivering

De financiële instrumenten van de CEF zijn bedoeld om de toegang tot project- en bedrijfsfinanciering voor infrastructuurprojecten te vergemakkelijken door EU-financiering als hefboom te gebruiken.

De financiële instrumenten dragen bij tot de financiering van projecten van gemeenschappelijk belang die een duidelijke Europese meerwaarde hebben, en bevorderen de betrokkenheid van de particuliere sector bij de financiering op de lange termijn van dergelijke projecten in de vervoers-, telecommunicatie- en energiesectoren, met inbegrip van breedbandnetwerken.

De financiële instrumenten moeten ten goede komen aan projecten met een financieringsbehoefte op de middellange tot de lange termijn, en moeten leiden tot grotere voordelen wat betreft invloed op de markt, administratieve efficiency en besteding van de middelen.

Zij zullen betrokkenen bij de infrastructuur, zoals financiers, overheden, infrastructuurbeheerders, bouwondernemingen en ondernemers, de beschikking geven over een coherent, marktgericht instrumentarium voor financiële bijstand van de Unie.

De financiële instrumenten bestaan uit:

a)

een instrument voor kredieten en garanties, gefaciliteerd door instrumenten voor het delen van risico's, waaronder mechanismen voor kredietverbetering voor projectobligaties ("schuldinstrument"), en

b)

een instrument voor eigen vermogen ("eigen-vermogensinstrument"),

om bij te dragen tot het overwinnen van marktbeperkingen door verbetering te brengen in de financiering en/of de risicoprofielen van investeringen ten behoeve van de infrastructuur. Hierdoor zullen bedrijven en andere begunstigden vervolgens ruimere toegang hebben tot kredieten, garanties, kapitaal en andere vormen van particuliere financiering.

Alvorens de laatste hand te leggen aan het schuld- en het eigen-vermogensinstrument, zal de Commissie overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 een voorafgaandelijke evaluatie uitvoeren. In voorkomend geval wordt deze mede gebaseerd op evaluaties van bestaande, vergelijkbare financiële instrumenten.

I.   Schuldinstrument

1.   Algemene bepalingen

Het schuldinstrument moet bijdragen tot de eliminatie van tekortkomingen van de Europese schuldkapitaalmarkten door het aanbieden van mogelijkheden voor risicodeling ten behoeve van schuldfinanciering. De schuldfinanciering zal geschieden door entiteiten waaraan de uitvoering wordt toevertrouwd of door speciale investeringsvehikels in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties.

Het schuldinstrument bestaat uit een risicodelingsinstrument voor kredieten en garanties en het initiatief voor projectobligaties. Daarnaast kunnen de projectpromotoren in het kader van het eigen-vermogensinstrument aandelenfinanciering nastreven.

a.   Risicodelingsinstrument voor kredieten en garanties

Het risicodelingsinstrument voor kredieten en garanties is bedoeld om binnen de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd te zorgen voor aanvullende risicocapaciteit. De entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd kunnen hiermee mogelijkheden bieden voor geconsolideerde en ongeconsolideerde achtergestelde en niet-achtergestelde schulden ten behoeve van projecten en bedrijven, met het oog op een gemakkelijker toegang tot financiering door banken voor promotoren. Niet-achtergestelde schulden hebben voorrang op achtergestelde schuldfinanciering, die op haar beurt voorrang heeft op het eigen vermogen en op daaraan gerelateerde financiering.

De ongeconsolideerde achtergestelde schuldfinanciering mag niet meer dan 30 % belopen van het totale bedrag van de niet-achtergestelde schulden.

De financiering van niet-achtergestelde schulden uit hoofde van het schuldinstrument mag niet meer belopen dan 50 % van het totale bedrag van de totale financiering van de niet-achtergestelde schuld door de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd of het speciale investeringsvehikel.

b.   Initiatief inzake projectobligaties

Het risicodelingsinstrument voor projectobligaties krijgt de vorm van een achtergestelde schuldfinanciering ter vergemakkelijking van de financiering van projectondernemingen met niet-achtergestelde schuldfinanciering in de vorm van obligaties. Dit kredietverbeteringsinstrument moet ertoe bijdragen dat de niet-achtergestelde schuld een investeringswaardige kredietbeoordeling krijgt.

Niet-achtergestelde schulden hebben voorrang op dit instrument, dat op zijn beurt voorrang heeft op eigen vermogen en daaraan gerelateerde financiering.

De achtergestelde schuldfinanciering mag niet meer dan 30 % belopen van het totale bedrag van de niet-achtergestelde schuld.

2.   Financiële parameters en hefboomeffect

Er worden zodanige parameters voor het delen van de risico's en ontvangsten vastgesteld dat specifieke beleidsdoelstellingen, waaronder toespitsing op bijzondere projectcategorieën, verwezenlijkt kunnen worden met behoud van de marktgeoriënteerde aanpak van het schuldinstrument.

Het verwachte hefboomeffect van het schuldinstrument - gedefinieerd als het totale financieringsvolume (d.w.z. de bijdrage van de Unie plus de bijdragen van andere financiële bronnen) gedeeld door de financiële bijdrage van de Unie - zal naar verwachting tussen de 6 en de 15 bedragen, afhankelijk van de betrokken activiteiten (risiconiveau, beoogde begunstigden en de betrokken schuldfinanciering).

3.   Combinatie met andere financieringsbronnen

De financiering van het schuldinstrument kan gecombineerd worden met hieronder vermelde andere afgezonderde budgettaire bijdragen, met inachtneming van de bepalingen zoals neergelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en de relevante rechtsgrondslag:

a)

andere delen van de CEF;

b)

andere instrumenten, programma's en begrotingslijnen van de Uniebegroting;

c)

lidstaten, met inbegrip van regionale en plaatselijke autoriteiten, die eigen middelen of middelen die beschikbaar zijn uit de subsidies op grond van het Cohesiebeleid wensen bij te dragen zonder dat verandering optreedt in de aard van het instrument.

4.   Uitvoering

Entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd

De selectie van de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd geschiedt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

De tenuitvoerlegging door middel van indirect beheer kan geschieden in de vorm van rechtstreekse mandaten aan de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd. Voor instrumenten die onder rechtstreekse mandaten vallen (d.w.z. in het kader van indirect beheer) wordt de bijdrage van de Unie aan het schuldinstrument beheerd door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd; deze treden tevens op als risicodelende partners.

Bovendien kan de instelling van speciale investeringsvehikels worden overwogen om de bijdragen van velerlei investeerders te kunnen samenbrengen. De bijdrage van de Unie kan worden achtergesteld bij die van andere investeerders.

Opzet en uitvoering

De opzet sluit aan op de algemene bepalingen voor financiële instrumenten als vervat in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

De nadere modaliteiten en voorwaarden voor de implementatie van het schuldinstrument, waaronder toezicht en controle, worden neergelegd in een overeenkomst tussen de Commissie en een respectieve entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd, waarbij rekening wordt gehouden met de bepalingen van deze bijlage en van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Fiduciaire rekening

De entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd opent een fiduciaire rekening voor het beheer van de bijdrage van de Unie en de uit de bijdrage van de Unie voortvloeiende inkomsten.

5.   Gebruik van de bijdrage van de Unie

De bijdrage van de Unie wordt gebruikt:

a)

voor voorzieningen voor risico's;

b)

ter dekking van overeengekomen vergoedingen en kosten in verband met de instelling en het beheer van het schuldinstrument, met inbegrip van de evaluatie en ondersteunende acties, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en de marktpraktijk. De administratieve en resultaatgebaseerde vergoedingen die dienen te worden betaald aan de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd, mogen respectievelijk niet meer bedragen dan 2 % en 3 % van de EU-bijdrage die daadwerkelijk gebruikt wordt voor individuele operaties, op basis van een kostengebaseerde, tussen de Commissie en de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd overeengekomen methode;

c)

voor rechtstreeks gerelateerde ondersteunende acties.

6.   Prijsstelling, risico- en inkomstendeling

In het kader van de schuldinstrumenten wordt een aan de begunstigde in rekening te brengen prijs bepaald, overeenkomstig de relevante voorschriften en criteria van de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd of de speciale investeringsvehikels, en in overeenstemming met de beste marktpraktijken.

Wat rechtstreekse mandaten betreft aan entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd, vindt risicodeling plaats op een wijze die weerspiegeld wordt in een passende verdeling tussen de Unie en de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd van de door de entiteit aan zijn kredietnemers in rekening gebrachte risicovergoeding.

Wat speciale investeringsvehikels betreft, vindt risicodeling plaats op een wijze die weerspiegeld wordt in een passende verdeling tussen de Unie en de andere investeerders van de door het speciale investeringsvehikel aan zijn kredietnemers in rekening gebrachte risicovergoeding.

Ondanks de gekozen risicoverdeling, zal de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd te allen tijde een gedeelte van het vastgestelde risico dragen, alsmede de volledige tranche van het restrisico.

Het door de Uniebegroting gedekte risico bedraagt niet meer dan 50 % van het risico van de beoogde schuldenportefeuille uit hoofde van het schuldinstrument. Het plafond voor het maximale risico van 50 % geldt voor de beoogde omvang van speciale investeringsvehikels.

7.   Aanvraag- en goedkeuringsprocedure

Aanvragen worden gericht aan de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd respectievelijk aan een speciaal investeringsvehikel, overeenkomstig de gangbare aanvraagprocedures. De entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en de speciale investeringsvehikels keuren de projecten goed volgens hun interne procedures.

8.   Duur van het schuldinstrument

De laatste tranche van de Uniebijdrage aan het schuldinstrument wordt tegen 31 december 2020 door de Commissie vastgelegd. De feitelijke goedkeuring van de schuldfinanciering door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd of het speciale investeringsvehikel wordt uiterlijk op 31 december 2022 afgerond.

9.   Geldigheidsduur

De aan het schuldinstrument toegewezen bijdrage van de Unie wordt teruggeboekt naar de desbetreffende fiduciaire rekening wanneer de schuldfinanciering komt te vervallen of wordt terugbetaald. Tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur beschikt de fiduciaire rekening steeds over voldoende middelen voor het dekken van vergoedingen of risico's in verband met het schuldinstrument.

10.   Verslaglegging

De methoden voor de verslaglegging over de implementatie van het schuldinstrument worden door de Commissie en de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd overeengekomen in de overeenkomst, in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Daarnaast brengt de Commissie, geholpen door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd, tot en met 2023 jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de implementatie, de heersende marktomstandigheden voor het gebruik van het instrument, de geactualiseerde projecten en de reserve aan projecten, met inbegrip van informatie over projecten in de verschillende fasen van de procedure, onder eerbiediging van de vertrouwelijkheid en gevoelige marktinformatie overeenkomstig artikel 140, lid 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

11.   Toezicht, controle en beoordeling

De Commissie houdt toezicht op de implementatie van het schuldinstrument, onder meer door controles ter plaatse indien wenselijk, en voert toezichtswerkzaamheden en controles uit overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

12.   Ondersteunende acties

De implementatie van het schuldinstrument kan worden ondersteund door een reeks van begeleidende maatregelen. Het kan daarbij onder meer gaan om technische en financiële bijstand, maatregelen om de bekendheid bij kapitaalverstrekkers te vergroten, en programma's voor het aantrekken van particuliere investeerders.

Op verzoek van de Europese Commissie of de betrokken lidstaten verleent de Europese Investeringsbank technische bijstand, onder meer met betrekking tot de financiële structurering voor projecten van gemeenschappelijk belang, waaronder die ter uitvoering van de in deel I opgesomde corridors van het kernnetwerk. Dergelijke technische bijstand omvat ook de ondersteuning van overheden bij de ontwikkeling van passende institutionele capaciteit.

II.   Eigen-vermogensinstrument

1.   Algemene bepalingen

Het eigen-vermogensinstrument biedt mogelijkheden voor investeringen in de vorm van eigen vermogen en quasi-eigen vermogen wanneer de Europese kapitaalmarkten tekortschieten.

Voor de bijdrage van de Unie gelden de volgende maxima:

33 % van de beoogde omvang van het eigen vermogen; of

de mede-investering van de Unie in een project beloopt ten hoogste 30 % van het totale eigen vermogen van een onderneming.

Voorts kunnen de projectpromotoren trachten schuldenfinanciering te verkrijgen uit hoofde van het schuldinstrument.

2.   Financiële parameters en hefboomeffect

De investeringsparameters worden zodanig gekozen dat specifieke beleidsdoelstellingen kunnen worden verwezenlijkt en ook specifieke categorieën van infrastructuurprojecten kunnen worden beoogd, terwijl tegelijkertijd het marktgerichte karakter van het instrument gehandhaafd blijft.

Het verwachte hefboomeffect van het eigen-vermogensinstrument - gedefinieerd als het totale financieringsvolume (d.w.z. de EU-bijdrage plus alle bijdragen van andere investeerders) gedeeld door de financiële bijdrage van de Unie - zal naar verwachting tussen de 5 en de 10 bedragen, afhankelijk van de specifieke marktvoorwaarden.

3.   Combinatie met andere financieringsbronnen

De financiering van het eigen-vermogensinstrument kan gecombineerd worden met hieronder vermelde andere afgezonderde budgettaire bijdragen, met inachtneming van de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en de relevante rechtsgrondslag:

a)

andere delen van de CEF;

b)

andere instrumenten, programma's en begrotingslijnen van de Uniebegroting; en

c)

lidstaten, met inbegrip van regionale en plaatselijke autoriteiten, die eigen middelen of middelen die beschikbaar zijn uit de subsidies uit hoofde van het Cohesiebeleid wensen bij te dragen zonder dat verandering optreedt in de aard van het instrument.

4.   Uitvoering

Entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd

De selectie van de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd geschiedt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

De tenuitvoerlegging door middel van indirect beheer kan geschieden in de vorm van rechtstreekse mandaten aan de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd, in het kader van indirect beheer. Voor instrumenten die onder rechtstreekse mandaten vallen (d.w.z. in het kader van indirect beheer) wordt de bijdrage van de Unie aan het eigen-vermogensinstrument beheerd door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd.

Bovendien kan de instelling van speciale investeringsvehikels worden overwogen om de bijdragen van velerlei investeerders te kunnen samenbrengen. De bijdrage van de Unie kan worden achtergesteld bij die van andere investeerders.

In naar behoren gemotiveerde gevallen kan de bijdrage van de Unie, om specifieke beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, worden verstrekt als mede-investering voor een specifiek project door een entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd.

Opzet en uitvoering

De opzet sluit aan op de algemene bepalingen voor financiële instrumenten als vervat in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

De nadere modaliteiten en voorwaarden voor de implementatie van het eigen-vermogensinstrument, waaronder het toezicht erop en de controle ervan, worden neergelegd in een overeenkomst tussen de Commissie en een respectieve entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd, waarbij rekening wordt gehouden met de bepalingen van deze bijlage en van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Fiduciaire rekening

De entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd opent een fiduciaire rekening voor het beheer van de bijdrage van de Unie en de uit de bijdrage van de Unie voortvloeiende inkomsten.

5.   Gebruik van de bijdrage van de Unie

De bijdrage van de Unie wordt gebruikt:

a)

voor deelnames in het eigen vermogen, en

b)

ter dekking van overeengekomen vergoedingen en kosten in verband met de instelling en het beheer van het eigen-vermogensinstrument, met inbegrip van de evaluatie, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en de marktpraktijk, en

c)

voor rechtstreeks gerelateerde ondersteunende acties.

6.   Prijsstelling, risico- en opbrengstdeling

De return op het kapitaal omvat de gebruikelijke componenten van de return die toegekend worden aan beleggers, en is afhankelijk van de resultaten van de onderliggende investeringen.

7.   Aanvraag- en goedkeuringsprocedure

Aanvragen worden gericht tot de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd respectievelijk een speciaal investeringsvehikel, overeenkomstig de gangbare aanvraagprocedures. De entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en de speciale investeringsvehikels keuren de projecten goed volgens hun interne procedures.

8.   Duur van het eigen-vermogensinstrument

De laatste tranche van de EU-bijdrage aan het eigen-vermogensinstrument wordt uiterlijk op 31 december 2020 door de Commissie vastgelegd. De feitelijke goedkeuring van de eigen-vermogensinvesteringen door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd of het speciaal investeringsvehikel wordt tegen 31 december 2022 afgerond.

9.   Geldigheidsduur

De aan het eigen-vermogensinstrument toegewezen EU-bijdrage wordt teruggeboekt naar de desbetreffende fiduciaire rekening bij onttrekking van de investeringen of wanneer de investeringen anderszins vervallen. Tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur beschikt de fiduciaire rekening steeds over voldoende middelen voor het dekken van vergoedingen of risico's in verband met het eigen-vermogensinstrument.

10.   Verslaglegging

De methoden voor de jaarlijkse verslaglegging over de implementatie van het eigen-vermogensinstrument worden door de Commissie en de entiteit waaraan de uitvoering is toevertrouwd overeengekomen in de overeenkomst, in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Daarnaast brengt de Commissie, geholpen door de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd, tot en met 2023 jaarlijks verslag uit over de implementatie aan het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 140, lid 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

11.   Toezicht, controle en beoordeling

De Commissie houdt toezicht op de toepassing van het eigen-vermogensinstrument, onder meer door controles ter plaatse indien wenselijk, en voert toezichtswerkzaamheden en controles uit overeenkomstig Verordenign (EU, Euratom) nr. 966/2012.

12.   Ondersteunende acties

De implementatie van het eigen-vermogensinstrument kan worden ondersteund door een reeks van begeleidende maatregelen. Het kan daarbij onder meer gaan om technische en financiële bijstand, maatregelen om de bekendheid bij kapitaalverstrekkers te vergroten,en programma's voor het aantrekken van particuliere investeerders.

DEEL IV

INDICATIEVE PERCENTAGES VOOR SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN IN DE SECTOR VERVOER

De in artikel 5, lid 1, bedoelde begrotingsmiddelen, behalve die welke voor programmaondersteunende acties worden besteed, worden als volgt over de in artikel 4, lid 2, bepaalde doelstellingen in de sector vervoer besteed:

a)

knelpunten wegwerken, de interoperabiliteit van de spoorwegen vergroten, ontbrekende schakels realiseren, en in het bijzonder grensoverschrijdende tracés verbeteren - 80 %;

b)

zorgen voor duurzame en efficiënte vervoersystemen op lange termijn, met het oog op de verwachte vervoerstromen, en het mogelijk maken dat alle vervoerswijzen koolstofarm worden, door overgang naar innovatieve koolstofarme en energie-efficiënte vervoerstechnieken - 5 %;

c)

de integratie en de interconnectie van vervoerswijzen optimaliseren en de interoperabiliteit van vervoersdiensten vergroten, en tegelijk de toegankelijkheid van de vervoersinfrastructuur verzekeren, rekening houdende met het in artikel 10, lid 2, onder b), punt vi), bepaalde maximum voor boordcomponenten van het SESAR-systeem, RIS, VTMIS en ITS voor het wegverkeer - 15 %.

Het uit het Cohesiefonds overgedragen bedrag van 11 305 500 000 EUR wordt geheel benut voor projecten ter uitvoering van het kernnetwerk of voor projecten en horizontale prioriteiten die vermeld staan in deel I van deze bijlage.

DEEL V

ALGEMENE FACTOREN DIE DE GUNNINGSCRITERIA MEDE MOETEN BEPALEN

Bij het vaststellen van de gunningscriteria overeenkomstig artikel 17, lid 5, zijn ten minste de volgende criteria medebepalend:

a)

de rijpheid van de actie in de ontwikkeling van het project;

b)

de deugdelijkheid van het voorgestelde uitvoeringsplan;

c)

in voorkomend geval het positieve effect van de Uniesteun op publieke en private investeringen;

d)

de behoefte om financiële belemmeringen zoals het gebrek aan marktfinanciering te ondervangen;

e)

in voorkomend geval het economische en het sociale effect en het effect op klimaat en milieu;

f)

in voorkomend geval de grensoverschrijdende dimensie.


BIJLAGE II

"BIJLAGE

DE EERSTE REEKS GOEDERENCORRIDORS

 

Lidstaten

Hoofdtrajecten (1)

Totstandbrenging van goederencorridors:

Rijn - Alpen

NL, BE, DE, IT

Zeebrugge-Antwerpen/Amsterdam/Vlissingen (2)/Rotterdam-Duisburg-[Basel]-Milano-Genova

Uiterlijk 10 november 2013

Noordzee - Middellandse Zee

NL, BE, LU, FR, UK (2)

Glasgow (3)/Edinburgh (3)/Southampton (3)/Felixstowe (3)-Londen (2)/Duinkerke (2)/Rijsel (2)/Luik (2)/Parijs (2)/Amsterdam (2)-Rotterdam-Zeebrugge (2)/Antwerpen-Luxemburg-Metz-Dijon-Lyon/[Bazel]-Marseille (2)

Uiterlijk 10 november 2013

Scandinavië - Middellandse Zee

SE, DK, DE, AT, IT

Stockholm/[Oslo] (2)/Trelleborg (2)-Malmö- København-Hamburg-Innsbruck-Verona-La Spezia (2)/Livorno (2)/Ancona (2)/Taranto (2)/Augusta (2)/ Palermo

Uiterlijk 10 november 2015

Atlantische Oceaan

PT, ES, FR, DE (2)

Sines-Lisboa/Leixões

Madrid-Medina del Campo/ Bilbao/San Sebastian-Irún- Bordeaux-Paris/Le Havre/Metz - Strasbourgg (2)/Mannheim (2)

Sines-Elvas/Algeciras

Uiterlijk 10 november 2013

Oostzee - Adriatische Zee

PL, CZ, SK, AT, IT, SI

Swinoujscie (2)/Gdynia-Katowice-Ostrava/Žilina-Bratislava/Wien/Klagenfurt-Udine-Venetië/Trieste/Bologna/Ravenna

Graz-Maribor-Ljubljana-Koper/Trieste

Uiterlijk 10 november 2015

Middellandse Zeegebied

ES, FR, IT, SI, HU, HR (2)

Almería-Valencia/Algeciras/Madrid-Zaragoza/Barcelona-Marseille-Lyon-Turin-Milano-Verona-Padua/Venetië-Trieste/Koper-Ljubljana-Budapest

Ljubljana (2)/Rijeka (2)-Zagreb (2)-Budapest-Zahony (Hongaars-Oekraïense grens)

Uiterlijk 10 november 2013

Oriënt/ Oostelijke Middellandse Zee

CZ, AT, SK, HU, RO, BG, EL, DE (3)

Bucureșt-Constanța

Bremerhaven (3)/Wilhelmshaven (3)/Rostock (3)/Hamburg (3)-Praha-Wien/Bratislava-Boedapest

Vidin-Sofia-Burgas (3)/Svilengrad (3) (Bulgaars-Turkse grens)/Promachonas-Thessaloniki-Athína-Patras (3)

Uiterlijk 10 november 2013

Noordzee - Oostzee (4)

DE, NL, BE, PL, LT, LV (3), EE (3)

Wilhelmshaven (2)/Bremerhaven/Hamburg (2)/ Amsterdam (2)/Rotterdam/Antwerpen-Aken/Berlijn-Warschau-Terespol (Pools-Wit-Russische grens)/Kaunas-Riga (3)-Tallinn (3)

Uiterlijk 10 november 2015

Rijn - Donau (5)

FR, DE, AT, SK, HU, RO

Straatsburg-Mannheim-Frankfurt-Nürnberg-Wels

Straatsburg-Stuttgart-München-Salzburg-Wels-Wenen-Bratislava-Boedapest-Arad-Brašov/Craiova-Boekarest-Constanța

Čierna nad Tisou (Slowaaks-Oekraïense grens)-Košice-Žilina-Horní Lideč-Praag-München/Nürnberg

Uiterlijk 10 november 2020


(1)  "/" betekent alternatieve routes. In samenhang met de prioritaire TEN-V-projecten moeten de Atlantische en de mediterrane corridor in de toekomst worden aangevuld met de goederenlijn Sines/Algeciras-Madrid-Parijs, die met een basistunnel het centrale deel van de Pyreneeën doorsteekt.

(2)  

(+)

Met + gemarkeerde trajecten worden in de corridor opgenomen uiterlijk drie jaar na de datum waarop deze volgens de tabel tot stand moet zijn gebracht. Bestaande structuren in de zin van artikel 8 en artikel 13, lid 1, worden aangepast met medewerking van bijkomende lidstaten en infrastructuurbeheerders in de corridor. Hierbij zal worden uitgegaan van marktstudies en zal overeenkomstig artikel 14, lid 3, rekening worden gehouden met het bestaande passagiers- en goederenvervoer.

(3)  Met * gemarkeerde trajecten worden in de corridor opgenomen uiterlijk vijf jaar na de datum waarop deze volgens de tabel tot stand moet zijn gebracht. Bestaande structuren in de zin van artikel 8 en artikel 13, lid 1, worden aangepast met medewerking van bijkomende lidstaten en infrastructuurbeheerders in de corridor. Hierbij zal worden uitgegaan van marktstudies en zal overeenkomstig artikel 14, lid 3, rekening worden gehouden met het bestaande passagiers -en vrachtvervoer.

(4)  

(°)

Zolang de Rail Baltica met een nominale spoorbreedtewijdte van 1 435 mm niet is voltooid, zullen bij de totstandbrenging en het gebruik van deze corridor de specifieke kenmerken van systemen met een andere spoorbreedte in aanmerking worden genomen.

(5)  

(‡)

Hierbij zal worden uitgegaan van marktstudies en zal overeenkomstig artikel 14, lid 3, rekening worden gehouden met het bestaande passagiers- en goederenvervoer. Het tracé "Čierna nad Tisou (Slowaaks-Oekraïense grens)-Košice-Žilina-Horní Lideč-Praag-München/Nürnberg" zal uiterlijk op 10 november 2013 tot stand zijn gebracht."