ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.338.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 338

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
17 december 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1342/2013 van de Raad van 12 december 2013 tot intrekking van de antidumpingmaatregelen op de invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels van oorsprong uit de Russische Federatie naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1343/2013 van de Raad van 12 december 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op peroxosulfaten (persulfaten) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

11

 

*

Verordening (EU) nr. 1344/2013 van de Commissie van 12 december 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in IVa door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

23

 

*

Verordening (EU) nr. 1345/2013 van de Commissie van 12 december 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op schol in VIIf en VIIg door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

25

 

*

Verordening (EU) nr. 1346/2013 van de Commissie van 12 december 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe marlijn in de Atlantische Oceaan door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

27

 

*

Verordening (EU) nr. 1347/2013 van de Commissie van 13 december 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in de gebieden IIIa en IVbc door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

29

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2013 van de Commissie van 16 december 2013 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden

31

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1349/2013 van de Commissie van 16 december 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

68

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/762/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 9 december 2013 inzake een aanvullende financiële bijdrage voor 2013 aan de visserijcontroleprogramma’s van de lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8576)

70

 

 

2013/763/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 12 december 2013 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8743)

81

 

 

2013/764/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 december 2013 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8667)  ( 1 )

102

 

 

2013/765/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 december 2013 tot wijziging van de erkenning van Det Norske Veritas overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8876)  ( 1 )

107

 

 

2013/766/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 december 2013 tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2013, tot wijziging van Beschikking 2008/897/EG tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2009 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU wat betreft de financiële bijdrage van de Unie voor bepaalde programma’s die bij dat besluit zijn goedgekeurd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8891)

109

 

 

2013/767/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 16 december 2013 tot invoering van een kader voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld betreffende zaken die vallen onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Besluit 2004/391/EG

115

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1342/2013 VAN DE RAAD

van 12 december 2013

tot intrekking van de antidumpingmaatregelen op de invoer van bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels van oorsprong uit de Russische Federatie naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 11, lid 2, van die verordening,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1601/2001 (2) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde soorten ijzeren of stalen kabels („staalkabel”) van oorsprong uit de Russische Federatie, Turkije, Thailand en Tsjechië. Deze maatregelen worden hierna „de oorspronkelijke maatregelen” genoemd en het onderzoek dat tot die maatregelen heeft geleid, wordt hierna aangeduid als „het oorspronkelijke onderzoek”.

(2)

De Commissie had in augustus 2001 een aanbod van een Russische producent (JSC Severstal-Metiz) voor een prijsverbintenis aanvaard. Deze prijsverbintenis werd in oktober 2007 ingetrokken (3) omdat ze als onwerkbaar werd beschouwd vanwege moeilijkheden bij het correct classificeren van het grote aantal productsoorten dat het bedrijf exporteerde.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1279/2007 (4) heeft de Raad, na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek en een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, de oorspronkelijke maatregelen voor de Russische Federatie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening gehandhaafd. Deze maatregelen worden hierna aangeduid als „de geldende maatregelen” en het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen wordt hierna aangeduid als „het laatste onderzoek”. Verordening (EG) nr. 1279/2007 beëindigde de maatregelen ten aanzien van de invoer van staalkabels van oorsprong uit Turkije en Thailand.

(4)

Momenteel (5) gelden er maatregelen ten aanzien van stalen kabels uit Oekraïne en de Volksrepubliek China, die zijn uitgebreid tot de invoer van stalen kabels verzonden uit Marokko, Moldavië en de Republiek Korea.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(5)

De Commissie heeft op 27 oktober 2012 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie („het bericht van opening”) (6) de opening van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde stalen kabels van oorsprong uit de Russische Federatie.

(6)

Het nieuwe onderzoek werd geopend na een met bewijsmateriaal onderbouwd verzoek dat was ingediend door het Liaison Committee of European Union Wire Rope Industries (EWRIS of „de indiener van het verzoek”) namens producenten in de Unie die meer dan 50 % van de totale productie van bepaalde ijzeren of stalen kabels in de Unie voor hun rekening nemen. Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

3.   Onderzoek

3.1.    Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(7)

Het onderzoek naar de mogelijke voortzetting of herhaling van dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 (het tijdvak van het nieuwe onderzoek ofwel „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van het voortduren of opnieuw optreden van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2009 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”).

3.2.    Bij de procedure betrokken partijen

(8)

De Commissie bracht de exporterende producenten, producenten in de Unie, importeurs en gebruikers die bij haar bekend waren op de hoogte, alsook de indiener van het verzoek en de autoriteiten van het land van uitvoer. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

(9)

Gezien het mogelijkerwijs grote aantal producenten-exporteurs in de Russische Federatie dat bij het onderzoek betrokken is, is in het bericht van opening in eerste instantie vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening tot een steekproef over te gaan. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef inderdaad noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft zij producenten-exporteurs uit de Russische Federatie verzocht zich binnen 15 dagen na de opening van het nieuwe onderzoek kenbaar te maken en haar de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken.

(10)

Gezien het feit dat slechts twee producenten-exporteurs in de Russische Federatie de in het bericht van opening gevraagde gegevens hebben verstrekt en bereid waren om verder mee te werken met de Commissie, is besloten om voor de producenten-exporteurs geen gebruik te maken van een steekproef.

(11)

De Commissie kondigde in het bericht van opening aan een voorlopige steekproef te hebben samengesteld van producenten in de Unie en nodigde de belanghebbenden uit er opmerkingen over te maken binnen de deadline die in het bericht van opening werd vastgesteld. De voorlopige steekproef bestond uit vijf producenten in de Unie die wegens de omvang van hun productie en verkoop van het soortgelijk product in de Unie representatief werden geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

(12)

Aangezien geen opmerkingen werden gemaakt, werden de voorgestelde ondernemingen opgenomen in de uiteindelijke steekproef, en werden belanghebbende partijen in kennis gesteld. Een van de ondernemingen die in de uiteindelijke steekproef waren opgenomen, trok zich daar vervolgens echter uit terug. De Commissie heeft derhalve besloten de steekproef te beperken tot de vier resterende ondernemingen, die wegens de omvang van hun productie (29,3 %) en verkoop (20,9 %) van het soortgelijk product nog steeds representatief werden geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

(13)

Hoewel in het bericht van opening was voorzien in een steekproef voor niet-verbonden importeurs, hebben zich noch niet-verbonden importeurs, noch gebruikers gemeld. Bijgevolg werd voor onafhankelijke importeurs geen steekproef samengesteld.

(14)

Er werden vragenlijsten verstuurd naar de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de twee producenten-exporteurs in de Russische Federatie, en de verbonden importeur.

3.3.    Antwoorden op de vragenlijsten

(15)

Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, van de verbonden importeur en van een producent-exporteur uit de Russische Federatie.

(16)

Oorspronkelijk hadden zich twee producenten-exporteurs uit de Russische Federatie gemeld, maar slechts één van hen heeft de vragenlijst beantwoord, en wordt nu beschouwd als medewerkend aan het onderzoek. De medewerkend producent-exporteur is volledig eigenaar van een in Italië gevestigde dochteronderneming, die eveneens stalen kabels produceert en dat product vanuit de Russische Federatie invoert. De andere producent-exporteur maakte opmerkingen bij de opening van het onderzoek, maar vulde de vragenlijst hoewel hij daartoe werd uitgenodigd. Er wordt derhalve van uitgegaan dat de tweede producent-exporteur niet aan het onderzoek heeft medegewerkt.

3.4.    Controlebezoeken

(17)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk was dat de dumping zou voortduren en daaruit resulterende schade opnieuw zou optreden, alsook om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd.

a)

Producenten in de Unie

CASAR Drahtseilwerk Saar GmbH, Duitsland

BRIDON International Ltd, Verenigd Koninkrijk

TEUFELBERGER Seil GmbH, Oostenrijk

Manuel Rodrigues de OLIVEIRA Sá & Filhos, SA, Portugal

b)

Producent-exporteur in de Russische Federatie

JSC SEVERSTAL-Metiz, Cherepovets

c)

Verbonden importeur

REDAELLI Tecna SpA, Italië.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(18)

Het betrokken product is hetzelfde als in het oorspronkelijk onderzoek en in het laatste onderzoek dat heeft geleid tot het instellen van de geldende maatregelen, d.w.z. ijzeren en stalen kabels, gesloten kabels daaronder begrepen, met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste afmeting van de dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings) (hierna „stalen kabels” genoemd), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98 („het betrokken product”).

2.   Soortgelijk product

(19)

Het huidige onderzoek bij het vervallen van de maatregelen heeft bevestigd dat stalen kabels die in de Russische Federatie worden geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd, en stalen kabels die in de Unie door de producenten in de Unie worden geproduceerd en verkocht dezelfde fysieke en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, en bijgevolg als soortgelijke producten worden beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

1.   Voorafgaande opmerkingen

(20)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is nagegaan of dumping plaatsvond en of het waarschijnlijk was dat het vervallen van de geldende maatregelen tot voortzetting of herhaling van dumping zou leiden.

(21)

Zoals is uiteengezet in overweging 10 was het niet noodzakelijk om een steekproef van producenten-exporteurs uit de Russische Federatie samen te stellen. De medewerkende producent-exporteur nam tijdens het TNO 99 % van de uitvoer van het betrokken product vanuit de Russische Federatie naar de Unie voor zijn rekening. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de mate van medewerking groot was.

(22)

Aangezien twee andere bekende producenten in de Russische Federatie niet aan het onderzoek meewerkten, moesten de bevindingen betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van de dumping die hieronder zijn aangegeven, worden gebaseerd op de beste beschikbare gegevens, met inbegrip van gegevens van Eurostat, de officiële Russische statistische gegevens en beperkte gegevens van een tweede producent.

2.   Invoer met dumping in het TNO

(23)

Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek werd de uitvoer uit de Russische Federatie naar de Unie gedumpt met een gemiddelde marge van 130,8 %. Zoals vermeld in het bericht van opening (punt 4.1) vergeleek de indiener van het verzoek de uitvoerprijzen van de Russische Federatie naar de Unie (op het niveau af fabriek) met de binnenlandse prijzen in de Russische Federatie.

2.1.    Normale waarde

(24)

In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst vastgesteld of de verkoop van het soortgelijke product door de medewerkende producent-exporteur op de Russische binnenlandse markt representatief was, d.w.z. of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedroeg van de totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid. De binnenlandse verkoop van het soortgelijk product door de medewerkende producent-exporteur werd als algemeen representatief bevonden.

(25)

Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke soorten van het soortgelijke product die door de producent-exporteur op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(26)

Voorts werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van de medewerkende producent-exporteur voor elke productsoort representatief was, d.w.z. of de totale in het binnenland verkochte hoeveelheid van elke productsoort ten minste 5 % uitmaakte van de totale aan de Unie verkochte hoeveelheid van dezelfde soort. Voor de productsoorten waarvan de verkochte hoeveelheid representatief was, werd vervolgens in overeenstemming met artikel 2, lid 4, van de basisverordening nagegaan of die verkoop in het kader van normale handelstransacties plaatsvond.

(27)

Om na te gaan of de representatieve binnenlandse verkoop van elke productsoort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers van de betrokken soort vastgesteld. In alle gevallen waarin de binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort in voldoende hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde van alle binnenlandse verkoop van die soort tijdens het TNO.

(28)

Voor de overige productsoorten, waarvan de binnenlandse verkoop niet representatief was of niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de normale waarde in overeenstemming met artikel 2, lid 3, van de basisverordening door berekening vastgesteld. Daartoe werd bij de productiekosten van de uitgevoerde soorten, zo nodig na correctie, een redelijk percentage voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst opgeteld; dit percentage werd in overeenstemming met de eerste zin van artikel 2, lid 6, van de basisverordening gebaseerd op feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

2.2.    Uitvoerprijs

(29)

Voor de uitvoer door de medewerkende producent-exporteur in Rusland naar de markt van de Unie die rechtstreeks naar de onafhankelijke afnemers gaat, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op grond van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor het betrokken product.

(30)

Voor de uitvoertransactie waar de uitvoer naar de Unie gebeurde via een verbonden handelsonderneming werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijs van deze verbonden handelsonderneming aan onafhankelijke afnemers in de Unie. Correcties werden uitgevoerd om rekening te houden met alle kosten, gemaakt tussen invoer en wederverkoop, en voor winst, zodat een betrouwbare uitvoerprijs kon worden vastgesteld. Bij gebrek aan gegevens van onafhankelijke importeurs betreffende de winstmarge tijdens het TNO werd een gemiddelde winstmarge van 5 % gehanteerd.

2.3.    Vergelijking

(31)

De vergelijking tussen de gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs geschiedde op basis van de prijs af fabriek en in hetzelfde handelsstadium.

(32)

Om te zorgen voor een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werd in overeenstemming met artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan. Daartoe werd, waar dat van toepassing en gerechtvaardigd was, gecorrigeerd voor verschillen in vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, financiële kosten, verpakkingskosten, commissies en rabatten.

2.4.    Dumpingmarge

(33)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de gewogen gemiddelde normale waarde per soort vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Uit deze vergelijking bleek dat de dumpingmarge voor de producent-exporteur de 4,7 % bedroeg.

3.   Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken

3.1.    Voorafgaande opmerkingen

(34)

In aansluiting op de analyse waaruit bleek dat gedurende het TNO met dumping werd ingevoerd, werd eveneens nagegaan hoe waarschijnlijk het was dat voortzetting van dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. Hiervoor werden de volgende elementen onderzocht: de omvang en prijzen van de invoer met dumping uit de Russische Federatie, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en andere derde markten, en de productiecapaciteit en overcapaciteit voor uitvoer in de Russische Federatie.

3.2.    Volume en prijzen van de invoer met dumping uit de Russische Federatie

(35)

Volgens Eurostat steeg de invoer uit de Russische Federatie in de beoordelingsperiode van 2 005 ton in 2009 naar 2 343 ton in het TNO, wat goed was voor ongeveer 1 % van verbruik in de Unie in het TNO en in de beoordelingsperiode. Zoals aangegeven in overweging 33 werd de invoer van de medewerkende producent-exporteur gedaan tegen dumpingprijzen (4,7 %), ondanks het geldende antidumpingrecht.

3.3.    Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en van de markten van andere derde landen

(36)

De uitvoer naar de Unie vertegenwoordigde 3 % van de totale verkoop van de medewerkende producent, en de meerderheid van de verkoop (85 %) vond plaats op de binnenlandse Russische markt. De binnenlandse markt is in de beoordelingsperiode met 38 % gegroeid (7) en verdere groei is mogelijk indien het bbp van de Russische Federatie blijft groeien, zoals wordt voorzien door publiek beschikbare bronnen gespecialiseerd in economische analyse. Daarnaast bleek uit de informatie die tijdens het onderzoek werd verzameld dat de medewerkende producent niet alle soorten van het betrokken product produceert, en daarom een beperkte concurrentiedruk op de Unie heeft. Dit is waarschijnlijk ook het geval voor de twee andere producenten gezien het ontbreken van informatie betreffende de investeringen in nieuwe machines waarmee het betrokken product bijvoorbeeld met een grotere diameter zou kunnen worden geproduceerd. De beperkte concurrentiedruk van de producenten-exporteurs van de Russische Federatie lijkt verder eveneens te worden bevestigd door de aanwezigheid van producenten van de Unie op de Russische markt. Volgens de officiële statistieken van de Russische douaneautoriteiten vertegenwoordigt de uitvoer door de producenten van de Unie van het soortgelijke product naar de Russische Federatie 30 % van alle invoer van het soortgelijke product naar de Russische markt in het TNO, wat van de producenten van de Unie de grootste exporteur naar de Russische markt maakt.

(37)

In antwoord op de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de aanvrager aan dat de voorziene groei van het bbp van Rusland (ongeveer 3 %) redelijk bescheiden is en de Russische markt voor stalen kabels niet in staat zal stellen verder uit te breiden. Bijgevolg kan de Russische markt wellicht geen verdere hoeveelheden van het betrokken product absorberen. In dit verband wordt erop gewezen dat de groei van het Russische bbp tijdens de beoordelingsperiode, dwz. van 2009 tot het eind van het OT, lager was dan de voorziene groei voor het jaar 2014, maar dat de markt voor stalen kabels in Rusland desondanks met 38 % is gegroeid. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

(38)

Dezelfde partij wees ook op de nieuwe productsoorten die de medewerkende producent-exporteur recentelijk heeft ontwikkeld (in samenwerking met de in de Unie gevestigde dochteronderneming) en beweerde dat dit een bevestiging is van de investeringen die deze producent in de beoordelingsperiode heeft gemaakt. Dit feit is echter niet in tegenspraak met de bevindingen betreffende het onvermogen van medewerkende producent om alle soorten kabels te produceren (in het bijzonder stalen kabels in het topsegment van de markt). Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

(39)

De aantrekkelijkheid van de markt van de Unie dient ook te worden gezien in het licht van bepaalde aankopen van producenten van de Unie door Russische producenten-exporteurs. Twee Russische producenten hebben namelijk momenteel dochterondernemingen in de Unie. Bij het controlebezoek aan de in de EU gevestigde dochteronderneming van de medewerkende exporteur bleek dat de verkopen van de dochterondernemingen voornamelijk plaatsvonden op de Europese markt en dat de verbonden verkopen tussen de medewerkende producent en zijn dochteronderneming in het TNO beperkt bleven.

(40)

Op basis van de gegevens van de medewerkende exporteur moet worden opgemerkt dat de omvang van de Russische uitvoer van het betrokken product naar derde landen vier keer zo hoog was als de omvang van de uitvoer naar de Unie tijdens het TNO. De uitvoerprijzen van de medewerkende producent-exporteur naar derde landen bleken gemiddeld lager dan de binnenlandse verkoopprijs in de Russische Federatie, maar gemiddeld hoger dan de uitvoerprijzen naar de markt van de Unie. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de uitvoer naar de markten van derde landen aantrekkelijker zijn dan verkoop naar de markt van de Unie. Tegen deze achtergrond wordt ook opgemerkt dat al sinds lange tijd verkoopkanalen bestaan met de markten van het Gemenebest van onafhankelijke staten (GOS).

(41)

In antwoord op de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de indiener van het verzoek aan dat de uitvoerprijzen van de Russische producenten naar derde markten in werkelijkheid lager zijn dan de uitvoerprijzen naar de Unie. Er werd gewezen op een vergelijking tussen gemiddelde uitvoerprijzen naar Oekraïne en naar bepaalde Europese landen die zou zijn gebaseerd op statistieken van de Russische douaneautoriteiten. Er werden geen originele gegevens ingediend waarop de vergelijking was gebaseerd. In dit verband wordt opgemerkt dat de vergelijking van het prijsverschil tussen Russische uitvoerprijzen naar de Unie en naar derde markten die in het onderzoek is uitgevoerd, gebaseerd was op de gecontroleerde gegevens die de medewerkende producent-exporteur in de vragenlijst had ingevuld. Die prijsvergelijking werd uitgevoerd op het niveau af fabriek, waarbij rekening werd gehouden met de verschillen tussen de productsoorten en het handelsstadium. De gemiddelde prijzen die de aanvrager heeft ingediend geven geen beeld van de complexiteit van de prijscomponenten en -klassen die in de markt voor stalen kabels bestaan, en die het gevolg zijn van een aanzienlijk aantal verschillende producten en verschillende handelsstadia. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

(42)

Dezelfde partij voerde aan dat de omvang van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie naar de Russische Federatie in dit geval niet ter zake doet, en legde de nadruk bij de verhoogde invoer uit de Volksrepubliek China in de Russische Federatie en de noodzaak om deze in beschouwing te nemen bij de analyse, aangezien die invoer een concurrentiedreiging vormt voor de aanwezigheid van de Russische producenten op de Russische markt en de markten van het GOS. In dit opzicht is het feit dat de producenten in de Unie de leidende exporteurs op de Russische markt blijven relevant omdat het onder meer bevestigt dat de Russische producenten niet in staat zijn om alle soorten stalen kabels te produceren waar op de Russische markt vraag naar is. Voor wat betreft de Chinese uitvoer naar de Russische Federatie wordt opgemerkt dat die de snelle groei van de vraag op de Russische markt heeft gevolgd. Er werd bijvoorbeeld geen informatie geleverd met betrekking tot de Chinese uitvoerprijzen naar de Russische Federatie of GOS-landen, of de eigenschappen van het ingevoerde product in kwestie om een verdere analyse mogelijk te maken. Tot slot wordt opgemerkt dat volgens de statistieken van de Russische douaneautoriteiten de Russische producenten van het betrokken product marktleider bleven op hun binnenlandse markt voor stalen kabels in het TNO en dat de totale invoer naar deze markt goed was voor slechts zo’n 15 % van de Russische markt voor stalen kabels. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

3.4.    Productiecapaciteit en voor uitvoer beschikbare overcapaciteit in de Russische Federatie

(43)

Volgens het verzoek om een nieuw onderzoek bedroeg de productiecapaciteit van alle Russische producenten-exporteurs 115 000 ton. Tijdens het onderzoek gaf de aanvrager een nieuwe schatting van de Russische productiecapaciteit van tussen de 220 000 en 250 000 ton, hetgeen echter niet door enig bewijs werd ondersteund. Op basis van de gecontroleerde gegevens van de medewerkende exporteur, de gegevens die door een tweede bekende exporteur werden verstrekt, en de gegevens in een verzoek over de derde exporteur werd de productiecapaciteit van alle Russische producenten van het betrokken product vastgesteld op zo’n 158 000 ton. Tegen deze achtergrond wordt opgemerkt dat de productiecapaciteit van de medewerkende producent-exporteur in de beoordelingsperiode structurele aanpassingen onderging, waardoor een productiewerkplaats was gesloten.

(44)

In antwoord op de mededeling van de definitieve bevindingen voerde een partij aan dat sommige productieapparatuur van de gesloten productiewerkplaats naar een andere productieplaats van de medewerkende producent was overgebracht. Er werd echter geen bewijs geleverd dat deze bewering staaft. In dit verband wordt bevestigd dat uit het bewijs dat tijdens het onderzoek werd vergaard, inderdaad blijkt dat de medewerkende producent tijdens de beoordelingsperiode structurele aanpassingen onderging, waarbij sommige productieapparatuur werd gesloopt in alle drie de productieplaatsen, en een productiewerkplaats werd gesloten. Het kan echter niet worden uitgesloten dat bepaalde apparatuur van de gesloten productiewerkplaats is overgeplaatst naar de overgebleven werkplaatsen. Dit doet hoe dan ook geen afbreuk aan de schatting van de productiecapaciteit van deze producent en van Rusland in zijn geheel, hetgeen de partij niet betwistte. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.

(45)

Wat de kwestie van bezetting en overcapaciteit, volgens de gegevens van de twee producenten, betreft, werd bij gebrek aan precieze gegevens over de bezetting van de derde producent aangenomen dat deze bezetting vergelijkbaar was met die van de andere twee producenten, namelijk 90 % in het TNO. Het bovenstaande in beschouwing nemende werd geconcludeerd dat de totale reservecapaciteit in de Russische Federatie zo’n 17 000 ton bedraagt. Dit kwam overeen met ongeveer 8 % van het verbruik in de Unie in het TNO.

3.5.    Conclusie

(46)

Gezien de bevindingen dat uitvoer uit de Russische Federatie nog steeds wordt gedumpt tijdens het TNO, is voortzetting van dumping op de markt van de Unie waarschijnlijk indien de huidige antidumpingmaatregelen worden opgeheven.

(47)

De aandacht moet evenwel worden gevestigd op de volgende punten: ten eerste is er beperkte reservecapaciteit beschikbaar in de Russische Federatie, die zou kunnen worden gebruikt door de snel groeiende vraag op de binnenlandse markt. Ten tweede beschikken de Russische producenten niet over de capaciteit om alle soorten kabels te produceren, en hun concurrentiedruk op de markt van de Unie is derhalve beperkt. Ten derde zijn twee van de drie bekende producenten-exporteurs volledig eigenaar van dochterondernemingen in de Unie die het soortgelijk product produceren. Op basis van de gegevens verstrekt door de dochteronderneming van de medewerkende producent-exporteur kan worden opgemaakt dat het soortgelijk product dat door de dochteronderneming wordt geproduceerd voornamelijk op de markt van de Unie wordt verkocht, en dat de producent-exporteur het soortgelijk product voornamelijk voor de Russische markt produceert en het voornamelijk daar verkoopt. Bovendien hebben de Russische producenten-exporteurs sterke commerciële banden met de markten van derde landen, in het bijzonder met de GOS-markten, die aantrekkelijker zijn voor de Russische exporteurs omdat op deze markten gemiddeld een hogere prijs wordt gevraagd dan in de Unie. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat het niet waarschijnlijk is dat de invoer van het betrokken product uit de Russische Federatie aanzienlijk zal stijgen indien de maatregelen komen te vervallen.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(48)

Tijdens het TNO werden stalen kabels geproduceerd door meer dan 30 producenten in de Unie. De output van die producenten (vastgesteld op grond van informatie van medewerkende producenten, en voor de andere producenten in de Unie op grond van de gegevens van de aanvrager) wordt bijgevolg geacht de productie in de Unie te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(49)

Zoals uitgelegd in overweging 12 werd vanwege het grote aantal producenten in de Unie een steekproef samengesteld. De indicatoren voor de schadeanalyse zijn op de volgende twee niveaus vastgesteld:

macro-economische indicatoren (productie, capaciteit, omvang van de verkoop, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, gemiddelde prijzen per eenheid, hoogte van de dumping) voor de totale productie in de Unie, die werden beoordeeld aan de hand van de bij de medewerkende producenten verzamelde gegevens en gegevens van Eurostat en voor de overige producenten in de Unie aan de hand van een schatting op basis van de gegevens van de indiener van het verzoek;

micro-economische indicatoren (voorraden, lonen, winstgevendheid, rendement van investeringen, kasstroom, vermogen om kapitaal of investeringen aan te trekken), die werden geanalyseerd voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, op basis van de door hen verstrekte gegevens, die waren gecontroleerd.

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Verbruik in de Unie

(50)

Het verbruik in de Unie is tussen 2009 en het eind van het TNO met 8 % gestegen, namelijk van 195 426 ton tot 211 380 ton.

 

2009

2010

2011

TNO

Verbruik in de Unie (in ton)

195 426

206 940

213 350

211 380

Index

100

106

109

108

2.   Huidige invoer uit de Russische Federatie

2.1.    Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit de Russische Federatie

(51)

Volgens gegevens van Eurostat steeg de invoer van het betrokken product uit de Russische Federatie tussen 2009 en het eind van het TNO van 2 005 ton tot 2 343 ton. Ondanks deze stijging is de omvang van deze invoer lager dan de invoer uit de Russische Federatie tijdens het laatste onderzoek, toen de invoer 2 908 ton bedroeg voor 2005 en 3 323 ton voor de periode van 1 juli 2005 tot 30 juni 2006 (laatste TNO). Bovendien is de uitvoer uit Rusland sinds het eind van het TNO gedaald (met 20 %).

(52)

Het marktaandeel van de Russische invoer was 1,03 % in 2009 en 1,11 % in het TNO.

(53)

De invoerprijzen zijn in de beoordelingsperiode geleidelijk met in totaal 12 % gestegen.

 

2009

2010

2011

TNO

Invoer (in ton)

2 005

2 197

2 549

2 343

Index

100

110

127

117

Marktaandeel

1,03 %

1,06 %

1,19 %

1,11 %

Index

100

103

116

108

Invoerprijs

1 054

1 084

1 171

1 178

Index

100

103

111

112

2.2.    Prijsonderbieding

(54)

De prijsonderbieding werd beoordeeld aan de hand van de uitvoerprijzen van de medewerkende Russische producent, zonder antidumpingrecht, en bleek tussen de 54,7 % en de 69,0 % te bedragen, afhankelijk van de productsoorten en met een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 63,4 %. Gezien de geringe omvang van de invoer uit de Russische Federatie en de verscheidenheid aan soorten stalen kabels die bestaat, kon de prijsonderbieding alleen worden vastgesteld op basis van een zeer beperkt aantal identieke productsoorten waarvan slechts kleine hoeveelheden werden ingevoerd (19,9 ton). De prijsonderbiedingsmarge kan derhalve enkel als indicatie worden gebruikt.

3.   Invoer uit andere landen

3.1.    Omvang, marktaandeel en prijzen van de invoer uit andere landen

(55)

De invoer uit andere landen dan de Russische Federatie is tijdens de beoordelingsperiode met 10,6 % gestegen, hetgeen een grotere stijging is dan de stijging van het verbruik van de markt van de Unie (+ 8 %). Ondanks een verhoogd marktaandeel van de Unie voor andere landen dan de Russische Federatie kunnen de respectieve marktaandelen als stabiel beschouwd worden.

(56)

De belangrijkste landen van uitvoer tijdens het TNO waren Zuid-Korea (met een marktaandeel van 16 %), gevolgd door de Volksrepubliek China (1,78 %), Thailand (ongeveer 1,65 %) en de Russische Federatie (zie hierboven, 1,11 % marktaandeel). Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie lag tegen de 60 % aan.

Landen/Invoer in tonnen

2009

2010

2011

TNO

Zuid-Korea

32 027

23 926

28 906

34 798

China

5 797

4 067

5 174

3 765

Thailand

3 673

3 815

5 348

3 499

Andere landen

34 938

38 974

39 376

42 444

Subtotaal

(uitgezonderd de Russische Federatie)

76 435

70 782

78 804

84 506

Rusland

2 005

2 197

2 548

2 343

Totale invoer

(inclusief de Russische Federatie)

78 440

72 979

81 352

86 849

3.2.    Prijsonderbieding

(57)

De totale gemiddelde invoerprijzen van het soortgelijk product uit andere landen bleef stabiel en onveranderd tijdens de beoordelingsperiode en onderboden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met gemiddeld 57 %.

4.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie

(58)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

4.1.    Voorafgaande opmerkingen

(59)

Aangezien voor de bedrijfstak van de Unie gebruik werd gemaakt van een steekproef, is de schade beoordeeld aan de hand van de gegevens over de gehele bedrijfstak van de Unie (macro-economische elementen zoals gedefinieerd in overweging 49), en aan de hand van de gegevens over de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (micro-economische elementen zoals gedefinieerd in overweging 49).

a)   Productie

(60)

De productie van de bedrijfstak van de Unie is tussen 2009 en het eind van het TNO met 6 % gestegen, namelijk van 214 475 ton naar 228 368 ton. In de context van gestegen verbruik (+ 8 %), zoals vermeld in overweging 52, is de productieomvang van de bedrijfstak van de Unie gestegen met 6 %.

Bedrijfstak van de Unie

2009

2010

2011

TNO

Omvang van de productie (ton)

214 475

223 385

224 559

228 368

Index

100

104

105

106

b)   Capaciteit en bezettingsgraad

(61)

De stijging van het verbruik van de Unie (+ 8 %) veroorzaakte ook een stijging van de productie van de bedrijfstak van de Unie van 6 %.

Bedrijfstak van de Unie

2009

2010

2011

TNO

Productiecapaciteit

348 852

371 187

366 976

369 134

Index

100

106

105

106

Bezettingsgraad

61,5 %

60,2 %

61,2 %

61,9 %

Index

100

98

100

101

c)   Omvang van de verkoop

(62)

De verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie is tussen 2009 en het eind van het TNO met 7 % gestegen.

Bedrijfstak van de Unie

2009

2010

2011

TNO

Verkoop aan niet-verbonden partijen in de Unie (ton)

116 902

133 824

131 085

124 524

Index

100

114

112

107

d)   Marktaandeel

(63)

De bedrijfstak van de Unie slaagde erin zijn marktaandeel relatief stabiel te houden tijdens de beoordelingsperiode, namelijk op 60 % in 2009 en op 59 % tijdens het TNO.

Bedrijfstak van de Unie

2009

2010

2011

TNO

Marktaandeel

60 %

65 %

61 %

59 %

Index

100

108

102

98

e)   Groei

(64)

Tussen 2009 en het eind van het TNO, toen het verbruik in de Unie met 8 % steeg, steeg de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie eveneens, namelijk met 7 %. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie kan derhalve als stabiel worden beschouwd, hoewel er sprake was van een lichte daling, terwijl de invoer uit de Russische Federatie licht steeg.

f)   Werkgelegenheid

(65)

Bij de producenten in de Unie die in de steekproef waren opgenomen, was sprake van een stijging van 5 % tijdens de beoordelingsperiode, maar in de schatting van de aanvrager is het niveau van werkgelegenheid in de gehele bedrijfstak van de Unie anders, en is er sprake van een negatieve tendens met een daling van 6 % tussen 2009 en het eind van het TNO.

Bedrijfstak van de Unie

2009

2010

2011

TNO

Werkgelegenheid

3 763

3 776

3 688

3 544

Index

100

100

98

94

g)   Hoogte van de dumpingmarge

(66)

De gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie van de vastgestelde werkelijke dumpingmarges (4,7 %) kunnen als gevolg van de geringe totale omvang van de invoer uit de Russische Federatie en de relatief lage dumpingmarge niet als aanzienlijk worden beschouwd.

h)   Voorraden

(67)

De eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie zijn tussen 2009 en het eind van het TNO afgenomen.

In de steekproef opgenomen producenten

2009

2010

2011

TNO

Eindvoorraad (ton)

11 723

10 240

9 813

10 489

Index

100

87

84

89

i)   Verkoopprijzen en factoren die van invloed zijn op de binnenlandse prijzen

(68)

De verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie zijn tussen 2009 en het eind van het TNO met 8 % gestegen. Deze prijsontwikkeling is gekoppeld aan het feit dat de bedrijfstak van de Unie de stijging van de productiekosten (8 %) kon doorberekenen aan de gebruikers. De ontwikkeling is ook gekoppeld aan het feit dat de bedrijfstak van de Unie geleidelijk overstapt naar de productie van stalen kabels met een grotere diameter, en een grotere nadruk legt op kabels voor specifiek gebruik.

In de steekproef opgenomen producenten

2009

2010

2011

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de EU (EUR/ton)

3 625

3 658

3 809

3 911

Index

100

101

105

108

j)   Lonen

(69)

Tussen 2009 en het eind van het TNO is het gemiddelde loon per voltijdequivalent (VTE) met 20 % gestegen. Als gevolg van de herstructurering van sommige in de steekproef opgenomen ondernemingen is het aantal hoofdarbeiders in verhouding tot de handarbeiders tijdens de beoordelingsperiode toegenomen, hetgeen zichtbaar is in een verhoging van de gemiddelde salariskosten per werknemer.

In de steekproef opgenomen producenten

2009

2010

2011

TNO

Lonen per VTE (EUR)

42 393

45 174

48 718

51 052

Index

100

107

115

120

k)   Productiviteit

(70)

De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in productie per VTE, fluctueerde sterk tijdens de beoordelingsperiode: in 2010 daalde zij, waarna zij in 2011 en in het TNO weer steeg.

Bedrijfstak van de Unie

2009

2010

2011

TNO

Productiviteit

58

52

53

55

Index

100

88

90

94

l)   Investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(71)

Investeringen in stalen kabels stegen in de beoordelingsperiode met 271 %, waren aanzienlijk, en hadden een waarde van bijna 16 miljoen EUR tijdens het TNO. De in de steekproef opgenomen producenten ondervonden in de beoordelingsperiode geen problemen om kapitaal aan te trekken. Daarnaast kon een groot deel van de investeringen worden gefinancierd door zelf gegenereerde kasstromen.

In de steekproef opgenomen producenten

2009

2010

2011

TNO

Investeringen (1 000 EUR)

5 845

6 025

12 656

15 839

Index

100

103

217

271

m)   Winstgevendheid op de markt van de Unie

(72)

De in de steekproef opgenomen producenten hebben gedurende de volledige beoordelingsperiode winst behaald. De winst die werd behaald tussen 2009 en het eind van het TNO lag — ondanks de daling in vergelijking met 2009 — ruimschoots boven de doelwinst van 5 % die in het oorspronkelijk onderzoek was vastgesteld.

In de steekproef opgenomen producenten

2009

2010

2011

TNO

Winstgevendheid op de markt van de Unie

14,8 %

10,1 %

10,6 %

10,6 %

Index

100

68

72

72

n)   Rendement van investeringen

(73)

Het rendement van investeringen, uitgedrukt in de totale winst die is gegenereerd door de activiteiten op het gebied van stalen kabels in percentage van de netto boekwaarde van activa die direct en indirect verbonden zijn met de productie van stalen kabels, volgde gedurende de hele beoordelingsperiode in grote lijnen bovenstaande winstgevendheidtrends. Ondanks de daling blijft deze indicator betrekkelijk hoog.

In de steekproef opgenomen producenten

2009

2010

2011

TNO

Rendement van investeringen

37,7 %

23,4 %

25 %

23 %

Index

100

62

66

61

o)   Kasstroom

(74)

De situatie met betrekking tot de kasstroom blijft over het geheel genomen zeer positief, ondanks enige verslechtering tussen 2009 en het eind van het TNO, en volgt tot op zekere hoogte de winstgevendheidtrends over de gehele beoordelingsperiode.

In de steekproef opgenomen producenten

2009

2010

2011

TNO

Kasstroom (1 000 EUR)

57 545

40 640

38 297

43 380

Index

100

71

67

75

p)   Herstel van de effecten van eerdere dumping

(75)

De meerderheid van de indicatoren geeft aan dat de bedrijfstak van de Unie haar productieapparatuur heeft aangepast om beter bestand te zijn tegen het nieuwe economische klimaat en om in staat te zijn op de markt van de Unie en ook buiten de Unie gebruik te maken van de kansen in marktsegmenten waar hoge marges kunnen worden bereikt. De verbetering in de economische en financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie, na het instellen van antidumpingmaatregelen in 2001, vormt het bewijs dat de maatregelen effectief zijn en dat de bedrijfstak van de Unie zich van de gevolgen van eerdere dumpingpraktijken heeft hersteld.

4.2.    Conclusie

(76)

Tijdens de beoordelingsperiode is de bedrijfstak van de Unie er min of meer in geslaagd zijn marktaandeel te behouden, zijn de prijzen met 8 % gestegen en bleven de voorraden op een redelijk niveau, terwijl de omvang van de productie en van het gebruik zijn gestegen. De bedrijfstak van de Unie was gedurende de hele beoordelingsperiode winstgevend, al was de winst tijdens het TNO lager dan in 2009. Gezien het bovenstaande kan er worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode geen aanmerkelijke schade heeft geleden.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE

(77)

Tevens is nagegaan of herhaling van schade waarschijnlijk is indien de maatregelen komen te vervallen. Naar het oordeel van de Raad is dat niet waarschijnlijk. Uit de beoordeling bleek dat het niet waarschijnlijk is dat dit gebeurt, om de hieronder uiteengezette redenen.

(78)

Zoals benadrukt in overweging 54 is vastgesteld dat de prijzen van de invoer uit de Russische Federatie de prijzen van de Unie onderboden. Gezien de geringe hoeveelheid identieke productsoorten kan deze onderbiedingsmarge echter alleen worden gebruikt als indicatie.

(79)

Zoals uiteengezet in overweging 51 bedroeg de omvang van de invoer van het betrokken product vanuit de Russische Federatie 2 005 ton in 2009 en 2 343 ton tijdens het TNO, hetgeen goed was voor een marktaandeel van respectievelijk 1,03 % en 1,11 %.

(80)

Zoals uiteengezet in de overwegingen 43 en 45 wordt de totale Russische capaciteit geschat op 158 000 ton, terwijl de schatting tijdens het laatste onderzoek ongeveer gelijkstond aan de omvang van het totale gebruik in de Unie, namelijk 220 000 ton. Bovendien lijken de reservecapaciteiten momenteel beperkt te zijn.

(81)

Gedurende het laatste onderzoek werd geoordeeld dat de Russische markt niet in staat was om de omvang van geleverde producten te absorberen. Tijdens dit onderzoek bleek, zoals uiteengezet in overweging 36, dat het binnenlandse verbruik van stalen kabels in Rusland een aanzienlijke groei kende (38 %) gedurende de beoordelingsperiode. Daarnaast voorspellen openbaar beschikbare economische prognoses een sterke groei van het bbp in de Russische Federatie voor de komende jaren. Het is, zoals uiteengezet in overweging 45, derhalve waarschijnlijk dat de Russische reservecapaciteit wordt geabsorbeerd door de groeiende Russische markt, aangezien Russische prijzen ongeveer 11 % hoger zijn dan de uitvoerprijzen naar de EU. Bovendien zijn Russische uitvoerprijzen naar andere markten, in het bijzonder de CIS-landen, gemiddeld 5,6 % hoger dan de uitvoerprijzen naar de EU. Het is daarom niet waarschijnlijk dat aanzienlijke hoeveelheden van ofwel de reservecapaciteit ofwel de huidige verkoop op de meer winstgevende binnenlandse markt en/of op de markten van GOS-landen naar de markt van de Unie zullen worden verplaatst.

(82)

In het licht van bovenstaande wordt geconcludeerd dat intrekking van de maatregelen ten aanzien van invoer van oorsprong uit de Russische Federatie waarschijnlijk niet zal leiden tot de herhaling van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie als geheel.

G.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(83)

In het licht van het bovenstaande moeten de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van stalen kabels uit de Russische Federatie worden ingetrokken en de huidige procedure worden beëindigd overeenkomstig artikel 9, lid 2, en artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(84)

Alle partijen werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens is de aanbeveling te doen de thans geldende maatregelen ten aanzien van de invoer vanuit de Russische Federatie te beëindigen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Opmerkingen werden ontvangen van een belanghebbende, die tevens verzocht te worden gehoord. De hoorzitting vond plaats in het bijzijn van de daartoe bevoegde ambtenaar,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van stalen kabels (gesloten kabels daaronder begrepen), met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings), van oorsprong uit de Russische Federatie en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98 worden ingetrokken en de procedure met betrekking tot deze invoer wordt beëindigd.

Artikel 2

De procedure betreffende het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van ijzeren of stalen kabels (gesloten kabels daaronder begrepen), met uitzondering van roestvrijstalen kabels, met een grootste dwarsdoorsnede van meer dan 3 mm, al dan niet voorzien van hulpstukken (fittings), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7312 10 81, ex 7312 10 83, ex 7312 10 85, ex 7312 10 89 en ex 7312 10 98 en van oorsprong uit de Russische Federatie geopend op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009, wordt hierbij beëindigd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

J. NEVEROVIC


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 211 van 4.8.2001, blz. 1.

(3)  PB L 285 van 31.10.2007, blz. 52.

(4)  PB L 285 van 31.10.2007, blz. 1.

(5)  PB L 36 van 9.2.2012, blz. 1.

(6)  PB C 330 van 27.10.2012, blz. 5.

(7)  Volgens gegevens verkregen van Prommetiz — Russische vereniging van producenten van ijzerwaren.


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1343/2013 VAN DE RAAD

van 12 december 2013

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op peroxosulfaten (persulfaten) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2, 5 en 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1184/2007 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht ingesteld op persulfaten van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”), Taiwan en de Verenigde Staten („het oorspronkelijke onderzoek” en „de oorspronkelijke maatregelen”). De maatregelen met betrekking tot de VRC bestonden in een ad-valoremrecht van 71,8 % voor alle ondernemingen, uitgezonderd twee Chinese producenten-exporteurs waaraan individuele rechten werden toegekend.

2.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

(2)

Op 10 oktober 2012 heeft de Commissie met een bericht („het bericht van opening”) (3) in het Publicatieblad van de Europese Unie de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van persulfaten van oorsprong uit de VRC aangekondigd.

(3)

Het nieuwe onderzoek werd geopend naar aanleiding van een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek van twee producenten in de Unie (RheinPerChemie GmbH & Co. KG en United Initiators GmbH & Co.), die goed zijn voor de gehele productie van persulfaten in de Unie.

(4)

Het verzoek was ingediend met als argument dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk opnieuw tot dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie zou leiden.

3.   Onderzoek

3.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(5)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2011 tot en met 30 september 2012 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2009 tot het einde van het TNO („de beoordelingsperiode”).

3.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(6)

De Commissie heeft de indieners van het verzoek, de haar bekende betrokken producenten-exporteurs in de VRC, niet-verbonden importeurs en gebruikers, alsmede producenten in de potentiële referentielanden en de vertegenwoordigers van de VRC officieel van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(7)

Gezien het potentieel grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs in de Unie dat bij het onderzoek betrokken is, werd in het bericht van opening vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, werd bovengenoemde partijen op grond van artikel 17 van de basisverordening verzocht zich binnen 15 dagen na de publicatie van het bericht van opening bij de Commissie aan te melden en haar de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(8)

Geen enkele importeur heeft zich aangemeld.

(9)

Eén exporteur-producent uit de VRC heeft de vragenlijst beantwoord. Daarom hoefde er geen steekproef van producenten-exporteurs te worden samengesteld.

(10)

De Commissie heeft alle haar bekende betrokken partijen en alle partijen die zich binnen de in het bericht van opening vermelde termijn kenbaar hadden gemaakt, een vragenlijst toegezonden. Antwoorden werden ontvangen van twee producenten in de Unie, één producent in de VRC en één producent in Turkije, dat als potentieel referentieland werd beschouwd.

(11)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk is dat de dumping en de daaruit resulterende schade zullen voortduren of opnieuw zullen optreden en om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd.

a)

Producenten in de Unie

RheinPerChemie GmbH & Co. KG, Duitsland

United Initiators GmbH & Co. KG, Duitsland

b)

Producent-exporteur in de VRC

— United Initiators (Shanghai) Co. Ltd, Sjanghai (4).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(12)

Het betrokken product is hetzelfde als dat waarop het oorspronkelijke onderzoek betrekking had, namelijk peroxosulfaten (persulfaten), met inbegrip van pentakaliumbis(peroxymonosulfaat)bis(sulfaat), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2833 40 00 en ex 2842 90 80 („het betrokken product”).

(13)

Het betrokken product wordt in een aantal toepassingen als initiator of oxidatiemiddel gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik als polymerisatie-initiator bij de productie van polymeren, als etsmiddel bij de productie van gedrukte schakelingen, voor haarcosmetica, als ontsterkingsmiddel voor textiel, bij de vervaardiging van papier, als reinigingsmiddel voor gebitten en als desinfectiemiddel.

(14)

Het nieuwe onderzoek, net als bij het oorspronkelijke onderzoek, bevestigde dat het betrokken product en de producten die in de VRC worden vervaardigd en op de binnenlandse markt van de VRC worden verkocht, alsook de door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en op de EU-markt verkochte producten dezelfde fysische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt; zij worden derhalve als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening beschouwd.

C.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

1.   Algemene opmerkingen

(15)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of er nog sprake was van dumping en of het waarschijnlijk was dat zich nog steeds of opnieuw dumping zou voordoen indien de bestaande maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde producten uit de VRC zouden komen te vervallen.

(16)

Zoals vermeld in overweging 9 verleende één Chinese producent-exporteur, die het betrokken product in het TNO niet naar de Unie uitvoerde, medewerking aan het onderzoek. Zoals in overweging 22 wordt beschreven en in de overwegingen 51 tot en met 53 nader wordt uiteengezet, is uit het onderzoek gebleken dat vrijwel de gehele invoer uit de VRC tijdens het TNO afkomstig was van één exporteur, die zich volgens het oorspronkelijke onderzoek niet schuldig had gemaakt aan dumping en die geen voorwerp is van dit nieuwe onderzoek. In dit geval kon daarom geen dumpinganalyse worden uitgevoerd.

2.   Ontwikkeling van de invoer als de maatregelen worden ingetrokken

(17)

Bij de beoordeling of het waarschijnlijk is dat zich opnieuw dumping voordoet, werd rekening gehouden met de informatie die is verstrekt door de medewerkende Chinese producent-exporteur, de informatie die is verzameld overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening en de beschikbare gegevens betreffende de niet-medewerkende producenten-exporteurs. De beschikbare gegevens werden ontleend aan het verzoek om het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, aan de informatie die is bekendgemaakt in het kader van een door de Verenigde Staten van Amerika (VS) in maart 2013 geïnitieerd nieuw onderzoek (5) in verband met het vervallen van maatregelen, aan statistieken waarover de Commissie beschikt, zoals de gegevens die maandelijks door de lidstaten overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening („de databank van artikel 14, lid 6”) worden doorgegeven, en aan invoergegevens van Eurostat.

a)   Prijzen en omvang van de invoer in de Unie vanuit de VRC en andere derde landen

(18)

Uit de in het kader van het onderzoek beschikbare gegevens bleek dat vrijwel de gehele invoer uit de VRC tijdens het TNO afkomstig was van één Chinese exporteur, die zich volgens het oorspronkelijke onderzoek niet schuldig had gemaakt aan dumping (6). Voor deze invoer gelden derhalve geen antidumpingmaatregelen. De prijzen van de ingevoerde producten van die onderneming lagen in die periode beneden die van de bedrijfstak van de Unie.

(19)

Weliswaar namen prijzen van de uit de VRC in de Unie ingevoerde producten in de beoordelingsperiode met 29 % toe, maar zij waren nog steeds aan de lage kant en onderboden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO. De verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie namen eveneens toe, zij het minder sterk, met 7 %.

(20)

De enige medewerkende Chinese exporteur waarvoor de bestaande antidumpingmaatregelen gelden, exporteerde het betrokken product in het TNO niet naar de Unie. Uit het onderzoek kwam echter naar voren dat hij het product wel met dumping naar de markten van derde landen uitvoerde tegen prijzen die zelfs lager waren dan die van de producten die thans vanuit de VRC op de markt van de Unie worden ingevoerd. Hieruit kan worden opgemaakt dat exporteurs in de VRC zich nog steeds schuldig maken aan dumping en dat hun prijzen laag zijn.

(21)

De markt van de Unie wordt ruwweg beheerst door de invoer uit drie landen: de VRC, Turkije en de VS, die elk een marktaandeel van tussen de 8 en 10 % hebben, en twee producenten in de Unie met een gezamenlijk marktaandeel van 65 à 75 %. Het onderzoek toonde aan dat de VS nog steeds aanwezig zijn op de markt van de Unie en in het TNO goed waren voor rond een derde van de totale invoer. De prijzen voor uit de VS ingevoerde producten lagen gemiddeld 10 % boven die voor producten uit de VRC. Hieruit, en uit de geconstateerde onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, blijkt dat door de invoer uit de VRC nog steeds neerwaartse druk op de verkoopprijzen in de Unie wordt uitgeoefend.

(22)

Zoals vermeld in overweging 18 was de invoer uit de VRC in het TNO afkomstig van één exporteur die zich volgens het oorspronkelijke onderzoek niet schuldig had gemaakt aan dumping. Tussen 2009 en het TNO nam deze invoer met 24 % toe, terwijl het marktaandeel ervan in dezelfde periode van 8 % naar 9,6 % van het totale verbruik in de Unie groeide.

(23)

Er zij aan herinnerd dat in de jaren 1995 tot en met 2001 antidumpingmaatregelen waren ingesteld op de invoer van persulfaten uit de VRC. Nadat deze maatregelen waren ingetrokken, nam de invoer vanuit de VRC toe van minder dan 200 ton in 2001 tot meer dan 4 000 ton in 2003, waarna de ingevoerde hoeveelheid meer dan verdubbelde tot bijna 9 000 ton in 2006. Met andere woorden: de invoer uit de VRC veroverde binnen enkele jaren meer dan 20 % van de markt van de Unie. Gedurende de periode 2003-2006 nam het verbruik met 7 % toe en verdubbelde het marktaandeel van Chinese ondernemingen. Hieruit blijkt dat de Chinese exporteurs in de Unie een aanzienlijk marktaandeel kunnen verwerven indien geen antidumpingmaatregelen worden toegepast.

(24)

In het licht van de bovengenoemde feiten en overwegingen, met name gezien de Chinese reactie op het intrekken van de maatregelen op de markt van de Unie in 2001, het niveau van de Chinese prijzen tijdens het TNO en de aanhoudende dumpingpraktijken in derde landen, acht de Commissie het waarschijnlijk dat het betrokken product op korte termijn opnieuw in grote hoeveelheden tegen lage prijzen vanuit de VRC in de Unie zou worden ingevoerd indien de bestaande maatregelen zouden worden ingetrokken.

b)   Prijsbeleid van Chinese producenten bij uitvoer naar andere derde landen

(25)

Zoals hierboven reeds in overweging 16 is vermeld, exporteerde de medewerkende Chinese onderneming het betrokken product in het TNO niet naar de Unie, zodat het niet mogelijk is om de voor die onderneming vastgestelde normale waarde van het product op de binnenlandse markt met de prijzen bij uitvoer naar de Unie te vergelijken. Wel werd beoordeeld, zoals vermeld in overweging 24, of de onderneming het betrokken product in het TNO tegen dumpingprijzen naar derde landen heeft uitgevoerd. Daar voor de onderneming in het kader van het oorspronkelijke onderzoek een BMO werd toegekend, werd de normale waarde op basis van de door haar verstrekte gegevens vastgesteld.

(26)

Voor de drie soorten van het betrokken product waarvan de binnenlandse verkoop representatief was en in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, werden de gemiddelde normale waarden vastgesteld op basis van de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer werden betaald. Voor één soort van het betrokken product moest de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening worden berekend op basis van de productiekosten. Voor die soort werd de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening, vastgesteld aan de hand van de productiekosten van de onderneming, vermeerderd met haar verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en de winst uit binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties.

(27)

De vergelijking tussen de gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs op basis van de prijs af fabriek, die aan de hand van de gemelde en gecontroleerde gegevens werd gemaakt, leverde een gewogen gemiddelde dumpingmarge van 9,4 % op.

(28)

Wat betreft het prijsbeleid is de verlenging van de antidumpingmaatregelen door India en de VS tevens een duidelijke aanwijzing voor het feit dat Chinese producenten-exporteurs zich op andere markten schuldig maken aan dumpingpraktijken.

c)   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(29)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat de medewerkende Chinese onderneming het betrokken product naar tal van derde landen, waaronder Brazilië, Indonesië, Maleisië, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Taiwan, Thailand en de Verenigde Arabische Emiraten uitvoerde. De door de medewerkende Chinese onderneming gevraagde prijzen bij uitvoer naar derde landen werden derhalve vergeleken met de tijdens het TNO op de markt van de Unie geldende verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en prijzen bij invoer uit de VRC. Uit deze vergelijking bleek dat de medewerkende Chinese exporteur de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het TNO in aanzienlijke mate, met tot wel 40 %, onderbood.

(30)

Deze analyse toont enerzijds aan dat de prijzen op de markt van de Unie hoger en dus zeer aantrekkelijk zijn en anderzijds dat de door andere Chinese exporteurs aangeboden prijzen lager zijn dan de huidige prijs die op de markt van de Unie bij invoer uit de VRC wordt behaald.

(31)

Tevens zij opgemerkt dat de voor de medewerkende onderneming vastgestelde normale waarden in het TNO over het algemeen onder de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie lagen. Hierdoor wordt bevestigd dat de markt van de Unie aantrekkelijk is, aangezien de Chinese producenten daar klaarblijkelijk hogere winsten zouden kunnen behalen. Het lage prijsniveau in de VRC lijkt uitsluitend te zijn gebaseerd op de overvloedige productiecapaciteit en het ruime aanbod van het betrokken product.

(32)

Zoals in overweging 28 is vermeld, zijn de markten in bepaalde derde landen, zoals de VS en India, voor de Chinese exporteurs minder aantrekkelijk geworden als gevolg van het bestaan van antidumpingmaatregelen. Bovendien is het prijspeil op de markten in die andere derde landen verhoudingsgewijs lager dan op de markt van de Unie. De markten van de andere derde landen, die geen maatregelen hebben ingesteld, worden door ondernemingen bevoorraad die reeds aanwezig zijn op die markten, zodat de reservecapaciteiten in de VRC waarschijnlijk zouden worden benut voor de uitvoer naar de Unie.

(33)

In het licht van het bovenstaande valt te verwachten dat de invoer uit de VRC op grote schaal zal worden hervat en aanzienlijke prijsdruk op de markt van de Unie zal ontstaan indien de bestaande maatregelen worden opgeheven.

d)   Productiecapaciteit en voor uitvoer beschikbare overcapaciteit

(34)

Overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening werd de analyse van de reservecapaciteit in de VRC bij gebrek aan andere informatie gebaseerd op de beschikbare gegevens, namelijk de beperkte informatie die door de medewerkende Chinese producent-exporteur is verstrekt over de marktsituatie in de VRC, de door de bedrijfstak van de Unie meegedeelde gegevens, publiekelijk toegankelijke informatie over de vijf voornaamste producenten in de VRC en de gegevens die bij de inleiding van de procedure zijn vergaard. De uit deze bronnen verkregen informatie levert een consistent beeld op.

(35)

Op basis van deze informatie wordt aangenomen dat de VRC over een productiecapaciteit van meer dan honderdduizend ton beschikt, wat ongeveer overeenkomt met een drievoud van het verbruik in de Unie tijdens het TNO.

(36)

Op basis van de bezettingsgraad van de medewerkende producent werd geconcludeerd dat er in de VRC potentieel een aanzienlijke capaciteit beschikbaar is die kan worden benut om de productie op te voeren en bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen op de Unie zou kunnen worden gericht.

e)   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid dat zich opnieuw dumping zal voordoen

(37)

In het licht van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat het waarschijnlijk is dat zich opnieuw dumping zal voordoen indien de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen. Met name is het op grond van het niveau van de geconstateerde normale waarden in de VRC, het dumpinggedrag van de medewerkende producent op de markten van derde landen, het bestaan van de antidumpingmaatregelen tegen Chinese exporteurs in India en de VS, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie in vergelijking met andere markten en het bestaan van een aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC waarschijnlijk dat zich opnieuw dumping zal voordoen indien de bestaande maatregelen worden ingetrokken.

D.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie

(38)

Dit onderzoek heeft bevestigd dat persulfaten door slechts twee producenten in de Unie worden vervaardigd. Zij zijn goed voor 100 % van de totale productie in de Unie tijdens het TNO. Beide producenten steunden het verzoek om een nieuw onderzoek en hebben hieraan medewerking verleend.

(39)

Deze twee ondernemingen vormen dus de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en worden hierna de „bedrijfstak van de Unie” genoemd.

2.   Opmerking vooraf

(40)

Ter waarborging van de vertrouwelijkheid overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening worden de gegevens over de beide producenten in de Unie gepresenteerd in geïndexeerde vorm of in de vorm van een bereik tussen een bepaald minimum en maximum.

(41)

De invoergegevens zijn voor de drie hoofdsoorten van het soortgelijk product, ammoniumpersulfaat, natriumpersulfaat, kaliumpersulfaat, op GN-codeniveau geanalyseerd en voor de vierde soort, kaliumperoxymonosulfaat, op Taric-codeniveau. De geanalyseerde invoergegevens werden aangevuld met gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

3.   Verbruik in de Unie

(42)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van de door de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt verkochte hoeveelheden en de invoergegevens van Eurostat op GN-codeniveau en Taric-codeniveau.

(43)

Het verbruik in de Unie was in het TNO iets hoger dan aan het begin van de beoordelingsperiode. Tussen 2009 en 2010 werd een toename met 22 % geconstateerd, maar daarna nam het verbruik gestaag af met rond 18 %.

Tabel 1

Verbruik

 

2009

2010

2011

TNO

Verbruik (ton)

25 000-35 000

35 000-45 000

35 000-45 000

25 000-35 000

Index (2009 = 100)

100

122

114

103

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, Eurostat, databank artikel 14, lid 6.

4.   Omvang, prijs en marktaandeel van de invoer uit de VRC

(44)

De omvang en het marktaandeel van de invoer uit de VRC werden geanalyseerd op basis van de gegevens van Eurostat en de gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

(45)

Uit een vergelijking van de bovengenoemde databanken blijkt dat de gehele invoer vanuit de VRC afkomstig is van één onderneming die zich volgens het oorspronkelijke onderzoek niet schuldig had gemaakt aan dumping. Dientengevolge kan het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC en de ontwikkeling van de desbetreffende invoerprijzen niet worden geanalyseerd.

(46)

Omdat de Chinese producenten-exporteurs op welke de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, het betrokken product tijdens het TNO niet naar de Unie uitvoerden, was het bovendien niet mogelijk om de prijsonderbiedingsmarge voor de VRC te berekenen.

5.   Invoer uit andere derde landen

(47)

In de onderstaande tabel worden de omvang, de prijs en het marktaandeel van de invoer uit andere landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De desbetreffende cijfers werden vastgesteld op basis van de op GN-codeniveau en Taric-codeniveau beschikbare statistische informatie. Zoals in overweging 40 is vermeld, worden de cijfers inzake het marktaandeel om redenen van vertrouwelijkheid in geïndexeerde vorm vermeld.

Tabel 2

Invoer uit andere derde landen

 

2009

2010

2011

TNO

Turkije

 

 

 

 

Omvang van de invoer (ton)

2 326

3 002

2 360

3 026

Index (2009 = 100)

100

129

101

130

Prijs (EUR/ton)

1 137

1 010

1 130

1 158

Index (2009 = 100)

100

89

99

102

Marktaandeel

Index

100

106

89

126

Verenigde Staten

 

 

 

 

Omvang van de invoer (ton)

3 662

3 951

4 156

2 556

Index (2009 = 100)

100

108

114

70

Prijs (EUR/ton)

1 053

1 170

1 201

1 099

Index (2009 = 100)

100

111

114

104

Marktaandeel

Index

100

88

100

68

Andere derde landen

 

 

 

 

Omvang van de invoer (ton)

1 652

1 605

1 420

1 105

Index (2009 = 100)

100

97

86

67

Prijs (EUR/ton)

1 443

1 518

1 605

1 738

Index (2009 = 100)

100

105

111

120

Marktaandeel

Index

100

80

76

65

Totaal derde landen

 

 

 

 

Omvang van de invoer (ton)

7 640

8 558

7 936

6 687

Index (2009 = 100)

100

112

104

88

Prijs (EUR/ton)

1 163

1 179

1 252

1 231

Index (2009 = 100)

100

101

108

106

Marktaandeel

Index

100

92

91

85

Bron: Eurostat en Taric-databank.

(48)

In de beoordelingsperiode werd vanuit andere derde landen ongeveer 12 % minder naar de markt van de Unie uitgevoerd, terwijl de gemiddelde prijs in dezelfde periode met 6 % steeg. Het door de andere derde landen verloren marktaandeel werd deels door de invoer uit de VRC en deels door de bedrijfstak van de Unie overgenomen. In dezelfde periode verhoogde de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen gemiddeld met 7 % (zie overweging 64).

6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

6.1.   Inleidende opmerkingen

(49)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening onderzocht de Commissie alle economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

6.2.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(50)

De productie van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk toe. Deze toename deed zich met name tussen 2009 en 2010 voor, toen de productie met 32 procentpunten groeide. Daarna bleef de productie constant, met een lichte daling tussen 2011 en het TNO.

Tabel 3

Totale productie in de Unie

 

2009

2010

2011

TNO

Productie (ton)

20 000-30 000

25 000-35 000

25 000-35 000

25 000-35 000

Index (2009 = 100)

100

132

135

125

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

(51)

De productiecapaciteit is in de beoordelingsperiode constant gebleven. Aangezien de productie in de periode 2009-2011 toenam, vertoonde de bezettingsgraad over het geheel genomen een stijging met 34 %. Deze trend is in het TNO gekeerd, omdat de productiedaling tevens resulteerde in een afname van de bezettingsgraad met 6 procentpunten, zoals hieronder is aangegeven.

Tabel 4

Productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2009

2010

2011

TNO

Productiecapaciteit (ton)

35 000-45 000

35 000-45 000

35 000-45 000

35 000-45 000

Index (2009 = 100)

100

101

101

101

Bezettingsgraad

60 %

79 %

81 %

75 %

Index (2009 = 100)

100

131

134

124

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.3.   Voorraden

(52)

Hoewel de eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie tussen 2009 en het TNO aanmerkelijk toenamen, is de omvang van de voorraden nog steeds laag in verhouding tot het productieniveau.

Tabel 5

Eindvoorraden

 

2009

2010

2011

TNO

Eindvoorraad (ton)

500-1 500

1 000-2 000

2 000-3 000

1 500-2 500

Index (2009 = 100)

100

144

227

184

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.4.   Verkoopvolume

(53)

De ontwikkeling van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de EU-markt volgde die van het verbruik, waarbij in 2010 een piek werd bereikt en in de daaropvolgende jaren tot aan het einde van het TNO een dalende tendens te zien was. Tijdens de beoordelingsperiode steeg het verkoopvolume met 6 %.

Tabel 6

Verkoop aan niet-verbonden afnemers

 

2009

2010

2011

TNO

Hoeveelheid (ton)

15 000-25 000

20 000-30 000

20 000-30 000

15 000-25 000

Index (2009 = 100)

100

122

113

106

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.5.   Marktaandeel

(54)

Aangezien de ontwikkeling van het verkoopvolume die van het verbruik volgde, bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode relatief constant.

Tabel 7

Marktaandeel van de Unie

 

2009

2010

2011

TNO

Marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie

65 %-75 %

65 %-75 %

65 %-75 %

65 %-75 %

Index (2009 = 100)

100

100

100

103

Bron: Antwoorden op de vragenlijst, Eurostat en Taric-databank.

6.6.   Groei

(55)

Zoals hierboven reeds is vermeld, bleef de groei van het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode beperkt tot 3 procentpunten. De bedrijfstak van de Unie wist zijn verkoopvolume en zijn marktaandeel in deze periode licht te verhogen.

6.7.   Werkgelegenheid en productiviteit

(56)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie bleef tussen 2009 en het einde van het TNO constant. De arbeidsproductiviteit, gemeten als de jaarlijkse productie in ton per werknemer, vertoonde in deze periode een duidelijke stijging in overeenstemming met de ontwikkeling van de productie. Zie onderstaande tabel.

Tabel 8

Totale werkgelegenheid en productiviteit in de Unie

 

2009

2010

2011

TNO

Werknemersindex

100

100

103

101

Productiviteitsindex

100

132

131

124

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.8.   Verkoopprijzen per eenheid

(57)

De verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie zijn tussen 2009 en het TNO met 7 % gestegen. Deze toename van de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie met 7 % kan worden verklaard door de wijziging van de productmix die door de bedrijfstak in de beoordelingsperiode werd aangeboden. Ook als rekening wordt gehouden met het potentiële verschil in de productmix, was deze prijs aanzienlijk hoger dan de prijs die door de medewerkende Chinese producent bij uitvoer naar derde landen werd gehanteerd.

Tabel 9

Eenheidsprijs op de EU-markt

 

2009

2010

2011

TNO

Eenheidsprijs op de EU-markt (EUR/ton)

1 100-1 300

1 100-1 300

1 200-1 400

1 200-1 400

Index (2009 = 100)

100

100

105

107

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.9.   Winstgevendheid

(58)

In 2009 was het resultaat van de bedrijfstak van de Unie ongeveer kostendekkend. Daarna, vanaf 2010 tot het einde van het TNO, boekte de bedrijfstak telkens een winst van boven de 10 %. De plotselinge stijging van de winstgevendheid tussen 2009 en 2010 is dus het gevolg van het zeer lage basisniveau in 2009, dat een kritiek jaar was voor de bedrijfstak van de Unie. De hoge winstgevendheid in 2011 resulteerde uit een bijzondere kostenbesparende gebeurtenis, die zich in de toekomst niet opnieuw zal voordoen. Dit wordt reeds weerspiegeld in de verminderde winstgevendheid in het TNO, welke trend wordt voortgezet.

Tabel 10

Winstgevendheid

 

2009

2010

2011

TNO

Winstgevendheid verkoop Unie

Index (2009 = 100)

100

2 400

3 336

1 854

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.10.   Investeringen en rendement van investeringen

(59)

Uit het onderzoek bleek dat de bedrijfstak van de Unie in staat was gedurende de gehele beoordelingsperiode een hoog investeringsniveau te handhaven.

(60)

In de jaren 2009 en 2011, die zoals toegelicht in overweging 58 niet representatief waren, kwam de ontwikkeling van het rendement van investeringen sterk overeen met die van de winstgevendheid.

Tabel 11

Investeringen en rendement van investeringen

Index (2009 = 100)

2009

2010

2011

TNO

Investeringen

100

71

110

99

Rendement van investeringen

100

3 166

4 647

2 455

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.11.   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(61)

De kasstroom is van invloed op het vermogen van de bedrijfstak om zijn activiteiten zelf te financieren en wordt hier uitgedrukt als percentage van de omzet van het betrokken product. De ontwikkeling van de kasstroom kwam overeen met die van de winstgevendheid. De kasstroom nam tot 2011 aanzienlijk toe en vertoonde tijdens het TNO een daling.

Tabel 12

Kasstroom

 

2009

2010

2011

TNO

Kasstroom

Index (2009 = 100)

100

288

381

172

Bron: Antwoorden op de vragenlijst.

6.12.   Lonen

(62)

Het aantal werknemers in de bedrijfstak van de Unie bleef constant, terwijl hun lonen tijdens de beoordelingsperiode met 12 % stegen.

6.13.   Hoogte van de dumpingmarge

(63)

Zoals hierboven reeds is toegelicht, vond er in de beoordelingsperiode vanuit de VRC geen invoer met dumping plaats, zodat de hoogte van de dumpingmarge niet kon worden bepaald.

6.14.   Herstel van de gevolgen van eerdere dumping

(64)

Aangezien er geen sprake was van invoer met dumping vanuit de VRC en gezien de relatief hoge bezettingsgraad en de uitbreiding van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie, zijn winstgevendheid en de positieve ontwikkeling van bepaalde financiële indicatoren, komt de Commissie tot de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie zich in de beoordelingsperiode heeft hersteld van de gevolgen van de dumping in het verleden. Dit herstel is evenwel van recente datum en op de markt van de Unie werd in het TNO met betrekking tot bepaalde schade-indicatoren als winstgevendheid, kasstroom, rendement van investeringen en investeringen een zekere achteruitgang geconstateerd.

7.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(65)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat de invoer van laaggeprijsde persulfaten uit de VRC in de Unie direct na de instelling van de oorspronkelijke maatregelen in 2007 werd beëindigd en dat er gedurende de beoordelingsperiode of het TNO geen sprake was van een dergelijke invoer met dumping. De bestaande invoer in de Unie vanuit de VRC is afkomstig van de enige Chinese producent die zich volgens het oorspronkelijke onderzoek niet schuldig had gemaakt aan dumpingpraktijken. Hierdoor wist de bedrijfstak van de Unie een hoge productiviteit te bereiken, zijn verkoopvolume te vergroten, de gemiddelde verkoopprijs te verhogen, zijn marktaandeel uit te breiden, zijn winstgevendheid te verbeteren en zijn algemene financiële positie te versterken.

(66)

Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het TNO geen aanmerkelijke schade heeft geleden. Gezien de daling van het verbruik en de hierboven beschreven verslechtering van bepaalde schade-indicatoren tijdens het TNO bevindt de bedrijfstak van de Unie zich nog steeds in een kwetsbare situatie.

E.   WAARSCHIJNLIJKHEID DAT OPNIEUW SCHADE WORDT TOEGEBRACHT

1.   Inleidende opmerkingen

(67)

Om te beoordelen of het waarschijnlijk is dat opnieuw schade zal worden toegebracht indien de maatregelen zouden komen te vervallen, werden de potentiële gevolgen van de invoer uit de VRC voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening geanalyseerd.

(68)

In de analyse werd met name aandacht besteed aan de reservecapaciteit in de VRC en de handelwijze van de Chinese exporteurs op de markten van derde landen en de markt van de Unie.

2.   Reservecapaciteit in de VRC

(69)

Op grond van de in het kader van het onderzoek vergaarde en gecontroleerde informatie wordt geschat dat de VRC over een productiecapaciteit van ongeveer honderdduizend ton van het betrokken product beschikt. Verspreid over het land zijn er daarnaast verschillende kleine producenten die deze capaciteit nog verhogen.

(70)

Daar de Chinese exporteurs geen medewerking aan het onderzoek hebben verleend, zijn er geen gegevens beschikbaar om te kunnen bepalen in hoeverre deze capaciteit reservecapaciteit vormt die zou kunnen worden gebruikt om het betrokken product naar de markt van de Unie uit te voeren. Uit het onderzoek bleek echter dat de enige medewerkende Chinese producent over een reservecapaciteit van ongeveer 30 % beschikt. Indien dit cijfer naar alle Chinese ondernemingen wordt geëxtrapoleerd, betekent dit dat thans in de VRC een reservecapaciteit van meer dan 30 000 ton voorhanden is.

(71)

Zelfs als de Chinese ondernemingen hun capaciteit niet volledig zouden benutten, zou in de VRC op grond van de bovengenoemde gegevens 20 000 tot 25 000 ton van het betrokken product beschikbaar zijn voor de uitvoer. Gezien de bevindingen en de conclusies van de overwegingen 22 tot en met 44 is het duidelijk dat de beschikbare reservecapaciteit in de VRC bestemd zou zijn voor de uitvoer naar de Unie ingeval de maatregelen niet worden verlengd. Deze mogelijke toename van het uitvoervolume moet worden beoordeeld in vergelijking met het verbruik van de Unie, dat in het TNO rond de 25 000 tot 35 000 ton bedroeg.

3.   Uitvoer uit de VRC

(72)

Zoals in overweging 20 is vermeld, bleek uit het onderzoek dat er bij de uitvoer vanuit de VRC naar derde landen sprake is van dumping. Daarnaast hebben de bevoegde autoriteiten in de VS en India bij het vervallen van de geldende maatregelen voor persulfaten van oorsprong uit de VRC nieuwe onderzoeken ingesteld die tot de aanbeveling hebben geleid dat die maatregelen dienden te worden verlengd. Tegen deze achtergrond is de verwachting dat de onbenutte productiecapaciteit van de Chinese exporteurs voornamelijk zal worden gebruikt om persulfaten voor de markt van de Unie te produceren indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Zoals in overweging 32 is uiteengezet, worden de markten van de andere derde landen, die geen maatregelen hebben ingesteld, door ondernemingen bevoorraad die reeds aanwezig zijn op die markten, zodat de reservecapaciteiten in de VRC waarschijnlijk zouden worden benut voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie.

(73)

Gezien de eerdere dumpingpraktijken van Chinese exporteurs, die tot de instelling van de geldende maatregelen hebben geleid, en gezien hun huidige dumpinggedrag in derde landen kan worden geconcludeerd dat die hoeveelheden van het betrokken product tegen dumpingprijzen naar de Unie zouden worden geëxporteerd.

(74)

Zoals in overweging 23 vermeld, waren in de jaren 1995 tot en met 2001 reeds antidumpingmaatregelen ingesteld op de invoer van persulfaten uit de VRC. Deze maatregelen werden niet verlengd, waarna de invoer vanuit de VRC van minder dan 200 ton in 2001 tot bijna 10 000 ton in 2006 toenam en meer dan 20 % van de markt van de Unie veroverde.

4.   Conclusie

(75)

In het licht van de bevindingen van het onderzoek, met name wat betreft de beschikbare reservecapaciteit in de VRC, de aanhoudende dumping door Chinese producenten in derde landen, het beperkte vermogen van de Chinese exporteurs om het betrokken product op de belangrijkste markten van andere derde landen te verkopen en het feit dat zij in staat zijn om uitvoercapaciteit op de markt van de Unie te richten, is de Commissie van oordeel dat de positie van de bedrijfstak van de Unie op zijn thuismarkt zou worden verzwakt indien de maatregelen zouden worden ingetrokken en dat de bedrijfstak opnieuw schade zou worden toegebracht omdat het waarschijnlijk is dat de invoer vanuit de VRC tegen dumpingprijzen zou worden hervat. Het is niet aannemelijk dat de verbetering van de prestaties van de bedrijfstak van de Unie, die zich als gevolg van de geldende maatregelen heeft voorgedaan, zal doorzetten of zal worden versterkt indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. Integendeel duiden de omstandigheden erop dat waarschijnlijk een hervatting van de invoer tegen dumpingprijzen van grote hoeveelheden van het betrokken product vanuit de VRC naar de Unie zou plaatsvinden, wat de positieve ontwikkelingen op de markt van de Unie die in het TNO zijn bereikt waarschijnlijk zou ondermijnen. De invoer met dumping uit de VRC die zich waarschijnlijk zou voordoen, zou druk kunnen uitoefenen op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en ervoor kunnen zorgen dat hij marktaandelen verliest, wat van negatieve invloed zou zijn op de financiële prestaties van deze bedrijfstak, die — zoals uiteengezet in overweging 66 — nog steeds kwetsbaar is.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Inleiding

(76)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen in strijd is met het belang van de Unie als geheel. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van de betrokkenen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. De belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(77)

Aangezien het bij dit onderzoek om een nieuw onderzoek met betrekking tot de bestaande maatregelen gaat, kon in het kader ervan worden nagegaan of de bestaande antidumpingmaatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(78)

In overweging 70 werd geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren ingeval de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. De voortzetting van de maatregelen zou ten goede komen aan de bedrijfstak van de Unie, aangezien de producenten in de Unie in dat geval hun verkoopvolume, hun marktaandeel, de winstgevendheid en hun algemene economische positie zouden kunnen handhaven. De opheffing van de maatregelen zou daarentegen een ernstige bedreiging vormen voor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie, daar het aannemelijk is dat in dat geval een hervatting van de invoer tegen dumpingprijzen van grote hoeveelheden van het betrokken product vanuit de VRC naar de Unie zou plaatsvinden, waardoor opnieuw schade aan de bedrijfstak van de Unie zou worden toegebracht.

3.   Belang van de gebruikers

(79)

Geen van de 44 gecontacteerde gebruikers heeft de vragenlijst beantwoord of medewerking aan het onderzoek verleend. De gebruikers hadden evenmin meegewerkt aan het oorspronkelijke onderzoek. Daar de gebruikers geen belangstelling hebben getoond, werd geconcludeerd dat het niet in strijd met het belang van de gebruikers zou zijn om de maatregelen te handhaven. Tevens wees het onderzoek uit dat het betrokken product slechts een marginaal effect op de kosten van downstreamproducten heeft en dat de handhaving van de maatregelen geen nadelige gevolgen voor de verwerkende ondernemingen zou hebben. Voorts kwam uit het onderzoek naar voren dat de gebruikers vanwege de aard van het product en op grond van het feit dat diverse leveranciers het op de markt aanbieden, gemakkelijk van leverancier kunnen wisselen.

4.   Belang van de importeurs

(80)

Geen van de 14 gecontacteerde importeurs heeft de vragenlijst beantwoord of medewerking aan het onderzoek verleend. De importeurs hadden evenmin meegewerkt aan het oorspronkelijke onderzoek. Daar de importeurs geen belangstelling hebben getoond, werd geconcludeerd dat het niet in strijd met hun belang zou zijn om de maatregelen te handhaven. Het onderzoek wees uit dat de importeurs het product gemakkelijk uit verschillende bronnen kunnen betrekken die momenteel op de markt beschikbaar zijn, met name van de bedrijfstak van de Unie, van exporteurs uit de VS en van Chinese exporteurs die het product zonder dumping aanbieden.

5.   Conclusie

(81)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

G.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(82)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden.

(83)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 1184/2007 werden ingesteld op de invoer van bepaalde peroxosulfaten (persulfaten) van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd.

(84)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen. Deze bijzondere maatregelen, die alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvoor een individueel recht is vastgesteld, omvatten: overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere producenten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op peroxosulfaten (persulfaten), met inbegrip van pentakaliumbis(peroxymonosulfaat)bis(sulfaat), die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes 2833 40 00 en ex 2842 90 80 (Taric-code 2842908020), en van oorsprong zijn uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

ABC Chemicals (Shanghai) Co., Ltd, Sjanghai

0,0 %

A820

United Initiators Shanghai Co., Ltd

24,5 %

A821

Alle andere ondernemingen

71,8 %

A999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht voor „alle andere ondernemingen” toegepast.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

J. NEVEROVIC


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 265 van 11.10.2007, blz. 1.

(3)  PB C 305 van 10.10.2012, blz. 15.

(4)  Er zij aan herinnerd dat de onderneming United Initiators Shanghai Co., Ltd in het kader van Verordening (EG) nr. 1184/2007, waarbij een definitief antidumpingrecht werd ingesteld op peroxosulfaten van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Taiwan en de Verenigde Staten, bekend was onder de naam Degussa-AJ (Shanghai) Initiators Co., Ltd, Sjanghai. De naam van de onderneming werd gewijzigd nadat deze in 2008 in andere handen was overgegaan.

(5)  Nr. A-570-847 (nieuw onderzoek).

(6)  De in deze overweging bedoelde onderneming is geen voorwerp van het huidige nieuwe onderzoek, aangezien in het kader van het oorspronkelijke onderzoek aan deze onderneming een antidumpingrecht van 0 % werd toegekend (Verordening (EG) nr. 1184/2007).


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft.

2.

de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) peroxosulfaten die naar de Europese Unie zijn uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de Volksrepubliek China. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.

Datum en handtekening


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/23


VERORDENING (EU) Nr. 1344/2013 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in IVa door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2), zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2013 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

73/TQ40

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Bestand

MAC/*4A

Soort

Makreel (Scomber scombrus)

Gebied

IVa

Datum van sluiting

27.11.2013


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/25


VERORDENING (EU) Nr. 1345/2013 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op schol in VIIf en VIIg door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 39/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (2), zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2013 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

78/TQ39

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Bestand

PLE/7FG.

Soort

Schol (Pleuronectes platessa)

Gebied

VIIf en VIIg

Datum van sluiting

27.11.2013


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/27


VERORDENING (EU) Nr. 1346/2013 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op blauwe marlijn in de Atlantische Oceaan door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2), zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2013 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

72/TQ40

Lidstaat

Spanje

Bestand

BUM/ATLANT

Soort

Blauwe marlijn (Makaira nigricans)

Gebied

Atlantische Oceaan

Datum van sluiting

21.11.2013


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/29


VERORDENING (EU) Nr. 1347/2013 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in de gebieden IIIa en IVbc door vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2), zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2013 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaten is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

74/TQ40

Lidstaat

Verenigd Koninkrijk

Bestand

MAC/*3A4BC

Soort

Makreel (Scomber scombrus)

Gebied

IIIa en IVbc

Datum van sluiting

27.11.2013


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1348/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2013

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("integrale-GMO-verordening") (1), en met name artikel 113, lid 1, onder a), en artikel 121, eerste alinea, onder a) en h), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie (2) worden de chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie en van olie uit perskoeken van olijven vastgesteld, alsmede de methoden om die kenmerken te beoordelen. Deze methoden en de grenswaarden voor de bepaling van de kenmerken van de oliën moeten worden bijgewerkt op basis van het advies van chemisch deskundigen en het werk dat in de Internationale Olijfolieraad is verricht.

(2)

Om op het niveau van de Unie de tenuitvoerlegging van de meest recente internationale normen te verzekeren, zoals vastgesteld door de Internationale Olijfolieraad, moeten bepaalde analysemethoden evenals bepaalde grenswaarden voor de kenmerken van de oliën zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2568/91 worden bijgewerkt.

(3)

Als gevolg hiervan moeten de grenswaarden voor stigmastadiënen, was, myristinezuur en alkylesters van vetzuren worden aangepast en moeten enkele beslissingsschema's om na te gaan of een olijfoliemonster overeenstemt met de opgegeven categorie dienovereenkomstig worden gewijzigd. Er moeten beslissingsschema's voor campesterol en delta-7-stigmasterol met restrictievere parameters worden geïntroduceerd om de handel te vereenvoudigen en de authenticiteit van olijfolie te garanderen, in het belang van consumentenbescherming. De analysemethode betreffende de samenstelling van en het gehalte aan sterolen en de bepaling van erytrodiol en uvaol moeten worden vervangen door een betrouwbare methode die ook triterpeendialcoholen omvat. Het is tevens passend de organoleptische beoordeling van olijfolie te herzien en een methode in te voegen die de detectie van andere plantaardige oliën in olijfoliën mogelijk maakt.

(4)

Gelet op de ontwikkelingen met betrekking tot de procedures voor conformiteitscontroles van oliën, moet de bemonsteringsmethode van olijfolie en olie uit perskoeken van olijven dienovereenkomstig worden aangepast.

(5)

Verordening (EEG) nr. 2568/91 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Om te voorzien in een overgangsperiode voor de aanpassing aan de nieuwe voorschriften en de invoering van de middelen voor de toepassing ervan en om te voorkomen dat de handelstransacties hiervan hinder ondervinden, moeten de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen met ingang van 1 maart 2014 van toepassing worden. Om dezelfde redenen moet de mogelijkheid worden geboden om olijfoliën en olie uit afvallen van olijven die vóór die datum legaal in de Unie zijn geproduceerd en geëtiketteerd of legaal in de Unie zijn ingevoerd en in het vrije verkeer zijn gebracht, af te zetten zolang de voorraad strekt.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 2568/91 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

1.   De in bijlage I vastgestelde kenmerken van de oliën worden aan de hand van de volgende analysemethoden bepaald:

a)

voor de bepaling van het gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in een percentage oliezuur, de in bijlage II beschreven methode;

b)

voor de bepaling van het peroxidegetal, de in bijlage III beschreven methode;

c)

voor de bepaling van het gehalte aan was, de in bijlage IV beschreven methode;

d)

voor de bepaling van de samenstelling van en het gehalte aan sterolen en triterpeendialcoholen met behulp van capillaire gaschromatografie, de in bijlage V beschreven methode;

e)

voor de bepaling van het percentage 2-glycerylmonopalmitaat, de in bijlage VII beschreven methode;

f)

voor de spectrofotometrische analyse, de in bijlage IX beschreven methode;

g)

voor de bepaling van de vetzuursamenstelling, de in de bijlagen X.A en X.B beschreven methode;

h)

voor de bepaling van het gehalte aan gehalogeneerde oplosmiddelen, de in bijlage XI beschreven methode;

i)

voor de beoordeling van de organoleptische kenmerken van bij de eerste persing verkregen olijfolie, de in bijlage XII beschreven methode;

j)

voor de bepaling van stigmastadiënen, de in bijlage XVII beschreven methode;

k)

voor de bepaling van het gehalte aan triglyceriden met ECN42, de in bijlage XVIII beschreven methode;

l)

voor de bepaling van het gehalte aan alifatische alcoholen, de in bijlage XIX beschreven methode;

m)

voor de bepaling van het gehalte aan wassen, methylesters van vetzuren en ethylesters van vetzuren, de in bijlage XX beschreven methode.

Om de aanwezigheid van andere plantaardige oliën in olijfolie te detecteren, wordt de in bijlage XX bis beschreven analysemethode toegepast.

2.   De verificatie van de organoleptische kenmerken van bij de eerste persing verkregen olijfolie door de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers wordt uitgevoerd door een door de lidstaten erkend proeverspanel.

De organoleptische kenmerken van in de eerste alinea genoemde olie zijn die van de voor de olijfolie opgegeven categorie wanneer een door de betrokken lidstaat erkend panel de indeling in die categorie bevestigt.

Wanneer het panel de indeling van de olie ten aanzien van de organoleptische kenmerken van de opgegeven categorie niet bevestigt, laten de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers op verzoek van de belanghebbende onverwijld twee tegenanalyses door andere proeverspanels uitvoeren, waarvan minstens één door een panel dat is erkend door de lidstaat van de betrokken producent. Er wordt aangenomen dat de betrokken kenmerken overeenstemmen met de opgegeven kenmerken als de twee tegenanalyses de indeling bevestigen. Zo niet, komen de kosten van de tegenanalyses voor rekening van de belanghebbende.

3.   Wanneer de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers de kenmerken van de olie overeenkomstig lid 1 verifiëren, worden monsters voor de controle van de kenmerken van de in lid 1 bedoelde olie door de nationale autoriteiten of hun vertegenwoordigers worden genomen volgens de internationale normen EN ISO 661 met betrekking tot de voorbehandeling van het monster en EN ISO 5555 met betrekking tot de monsterneming. In afwijking van punt 6.8 van norm EN ISO 5555 worden echter voor partijen van dergelijke oliën in onmiddellijke verpakkingen monsters genomen volgens bijlage I bis bij deze verordening. In het geval van bulkoliën waarvoor de bemonstering niet kan worden uitgevoerd in overeenstemming met EN ISO 5555 wordt de bemonstering uitgevoerd in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat verstrekte instructies.

Onverminderd het bepaalde in norm EN ISO 555 en hoofdstuk 6 van norm EN ISO 661 worden de genomen monsters zo snel mogelijk tegen licht en hitte beschermd en niet later dan de vijfde werkdag na het nemen verzonden naar het laboratorium voor analyse; anders worden de monsters op zodanige wijze bewaard dat zij niet aan kwaliteit verliezen of beschadigd raken tijdens het vervoer of de opslag voordat zij naar het laboratorium worden gezonden.

4.   Voor de in lid 3 bedoelde verificatie worden in het geval van verpakte producten de in de bijlagen II, III, IX, XII en XX bepaalde analyses en in voorkomend geval de door de nationale wetgevingen voorgeschreven tegenexpertises uitgevoerd vóór de datum van minimale houdbaarheid. Voor bulkoliën worden deze analyses niet later uitgevoerd dan de zesde maand na de maand waarin het monster is genomen.

Voor de andere in deze verordening bepaalde analyses is geen termijn van toepassing.

Als de resultaten van de analyses niet beantwoorden aan de kenmerken van de aangegeven categorie olijfolie of olie uit perskoeken van olijven, wordt de betrokkene hiervan uiterlijk één maand vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde termijn in kennis gesteld, tenzij het monster minder dan twee maanden vóór de datum van minimale houdbaarheid is genomen.

5.   Voor de bepaling van de kenmerken van olijfolie volgens de in de lid 1, eerste alinea, aangegeven methoden, worden de analyseresultaten rechtstreeks vergeleken met de in deze verordening vastgestelde grenswaarden."

(2)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze verordening.

(3)

Bijlage I bis wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze verordening.

(4)

Bijlage I ter wordt vervangen door de tekst van bijlage III bij deze verordening.

(5)

Bijlage V wordt vervangen door de tekst van bijlage IV bij deze verordening.

(6)

Bijlage VI wordt geschrapt.

(7)

Bijlage XII wordt vervangen door de tekst van bijlage V bij deze verordening.

(8)

Bijlage XX bis, waarvan de tekst is weergegeven in bijlage VI bij deze verordening, wordt toegevoegd na bijlage XX.

Artikel 2

Producten die vóór 1 maart 2014 legaal in de Unie zijn geproduceerd en geëtiketteerd of legaal in de Unie zijn ingevoerd en in het vrije verkeer zijn gebracht, mogen worden afgezet zolang de voorraad strekt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299, 16.11.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie van 11 juli 1991 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden (PB L 248, 5.9.1991, blz. 1).


BIJLAGE I

BIJLAGE 1

KENMERKEN VAN OLIJFOLIE

Categorie

Ethylesters van vetzuren (FAEE's) mg/kg (*)

Zuurgraad (%) (*)

Peroxidegetal mEq O2/kg (*)

Was mg/kg (**)

Glycerol-2-monopalmitaat (%)

Stigmastadiënen mg/kg (1)

Verschil: ECN42 (HPLC) en ECN42 (2)

(theoretische berekening)

K232 (*)

K268 of K270 (*)

Delta-K (*)

Organoleptische beoordeling

Mediaan voor de gebreken (Md) (*)

Organoleptische beoordeling

Mediaan "fruitig" (Mf) (*)

1.

Extra olijfolie van de eerste persing

FAEE's ≤ 40 (oogstjaar 2013-2014) (3)

FAEE's ≤ 35 (oogstjaar 2014-2015)

FAEE's ≤ 30 (na oogstjaar 2015)

≤ 0,8

≤ 20

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ 0,05

≤ |0,2|

≤ 2,50

≤ 0,22

≤ 0,01

Md = 0

Mf > 0

≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14 %

2.

Olijfolie van de eerste persing

≤ 2,0

≤ 20

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ 0,05

≤ |0,2|

≤ 2,60

≤ 0,25

≤ 0,01

Md ≤ 3,5

Mf > 0

≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14 %

3.

Olijfolie voor verlichting

> 2,0

Formula

 (4)

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ 0,50

≤ |0,3|

Md > 3,5 (5)

≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14 %

4.

Geraffineerde olijfolie

≤ 0,3

≤ 5

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ |0,3|

≤ 1,10

≤ 0,16

≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14 %

5.

Olijfolie bestaande uit geraffineerde olijfoliën en olijfoliën van eerste persing

≤ 1,0

≤ 15

Formula

≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 %

≤ |0,3|

≤ 0,90

≤ 0,15

≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14 %

6.

Ruwe olie uit perskoeken van olijven

Formula

 (6)

≤ 1,4

≤ |0,6|

7.

Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,3

≤ 5

Formula

≤ 1,4

≤ |0,5|

≤ 2,00

≤ 0,20

8.

Olie uit perskoeken van olijven

≤ 1,0

≤ 15

Formula

≤ 1,2

≤ |0,5|

≤ 1,70

≤ 0,18


Categorie

Vetzuursamenstelling (7)

Totaal transoliezuurisomeren

(%)

Totaal translinolzuur en translinoleenzuurisomeren

(%)

Sterolsamenstelling

Totaal sterolen

(mg/kg)

Erytrodiol en uvaol

(%) (**)

Myristinezuur

(%)

Linoleenzuur

(%)

Arachidezuur

(%)

Eicosaanzuur

(%)

Beheenzuur

(%)

Lignocerinezuur

(%)

Cholesterol

(%)

Brassicasterol

(%)

Campesterol (8)

(%)

Stigmasterol

(%)

App β–sitosterol

(%) (9)

Delta-7-stigmasterol (8)

(%)

1.

Extra olijfolie van de eerste persing

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,05

≤ 0,05

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

2.

Olijfolie van de eerste persing

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,05

≤ 0,05

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

3.

Olijfolie voor verlichting

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,10

≤ 0,10

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5 (10)

4.

Geraffineerde olijfolie

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,30

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

5.

Olijfolie bestaande uit geraffineerde olijfoliën en olijfoliën van eerste persing

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,30

≤ 0,5

≤ 0,1

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 000

≤ 4,5

6.

Ruwe olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,30

≤ 0,20

≤ 0,20

≤ 0,10

≤ 0,5

≤ 0,2

≤ 4,0

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 2 500

> 4,5 (11)

7.

Geraffineerde olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,30

≤ 0,20

≤ 0,40

≤ 0,35

≤ 0,5

≤ 0,2

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 800

> 4,5

8.

Olie uit perskoeken van olijven

≤ 0,03

≤ 1,00

≤ 0,60

≤ 0,40

≤ 0,30

≤ 0,20

≤ 0,40

≤ 0,35

≤ 0,5

≤ 0,2

≤ 4,0

< Camp.

≥ 93,0

≤ 0,5

≥ 1 600

> 4,5

Opmerkingen:

a)

De resultaten van de analyses moeten worden opgegeven met hetzelfde aantal decimale cijfers als in de normen voor elk kenmerk. De laatste significante decimaal wordt naar boven afgerond als de volgende decimaal hoger is dan 4.

b)

Om olie in een andere categorie in te delen of qua zuiverheid onvoldoende te verklaren, volstaat het dat een van de kenmerken niet aan de vastgestelde normen beantwoordt.

c)

Bij de kenmerken met een asterisk (*) die betrekking hebben op de kwaliteit van de olie, geldt: - voor olijfolie voor verlichting kunnen beide relevante grenswaarden tegelijkertijd verschillen van de vermelde waarden, - voor olijfolie van de eerste persing wordt, wanneer minstens een van deze grenswaarden afwijkt van de vermelde waarden, de categorie van de olijfolie gewijzigd, maar wordt de olie wel ingedeeld in een van de categorieën olijfolie van de eerste persing.

d)

Bij de kenmerken met dubbele asterisk (**) geldt voor alle oliën uit perskoeken van olijven dat beide relevante grenswaarden tegelijkertijd kunnen afwijken van de vermelde waarden.

Aanhangsel

Beslissingsschema

Beslissingsschema betreffende campesterol voor olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing:

Image

De andere parameters moeten aan de in deze verordening vastgestelde grenswaarden voldoen.

Beslissingsschema betreffende delta-7-stigmastenol voor:

Olijfolie van de eerste persing en extra olijfolie van de eerste persing

Image

De andere parameters moeten aan de in deze verordening vastgestelde grenswaarden voldoen.

Olie uit perskoeken van olijven (ruw en geraffineerd)

Image


(1)  Totaal van de isomeren dat (al dan niet) kan worden gescheiden over een capillaire kolom.

(2)  De olijfolie moet voldoen aan de in bijlage XX bis beschreven methode.

(3)  Deze grenswaarde is van toepassing op olijfoliën die vanaf 1 maart 2014 worden geproduceerd.

(4)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als olijfolie voor verlichting aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen niet hoger is dan 350 mg/kg of wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol niet meer bedraagt dan 3,5 %.

(5)  Of als de mediaan voor de gebreken hoger is dan 3,5, of als de mediaan voor de gebreken niet hoger is dan 3,5 en de mediaan “fruitig” gelijk is aan nul.

(6)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als ruwe olie uit perskoeken van olijven aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen hoger is dan 350 mg/kg en wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol meer bedraagt dan 3,5 %.

(7)  Gehalte aan andere vetzuren (%): palmitinezuur: 7,50-20,00; palmitoleïnezuur: 0,30-3,50; heptadecaanzuur: ≤ 0,30; heptadeceenzuur: ≤ 0,30; stearinezuur: 0,50-5,00; oliezuur: 55,00-83,00; linolzuur: 3,50-21,00.

(8)  Zie het aanhangsel bij deze bijlage.

(9)  App β-sitosterol: delta-5,23-stigmastadiënol + clerosterol + beta-sitosterol + sitostanol + delta-5-avenasterol + delta-5,24-stigmastadiënol.

(10)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als olijfolie voor verlichting aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen niet hoger is dan 350 mg/kg of wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol niet meer bedraagt dan 3,5 %.

(11)  Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als ruwe olie uit perskoeken van olijven aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen hoger is dan 350 mg/kg en wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol meer bedraagt dan 3,5 %.


BIJLAGE II

„BIJLAGE I bis

BEMONSTERING VAN OLIJFOLIE OF OLIE UIT PERSKOEKEN VAN OLIJVEN DIE WORDEN GELEVERD IN ONMIDDELLIJKE VERPAKKINGEN

Onderstaande bemonsteringsmethode is van toepassing op partijen olijfolie of olie uit perskoeken van olijven in onmiddellijke verpakkingen. Er zijn verschillende bemonsteringsmethoden van toepassing, afhankelijk van of de onmiddellijke verpakking groter is dan 5 liter of niet.

Onder "partij" wordt verstaan een verzameling voor verkoop bestemde eenheden die onder zodanige omstandigheden zijn geproduceerd, vervaardigd en verpakt dat de olie in al deze eenheden als homogeen wordt beschouwd wat alle analytische kenmerken betreft. De afzonderlijke identificatie van een partij moet worden uitgevoerd in overeenstemming met Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad (1).

Onder "increment" wordt verstaan: de hoeveelheid olie in een onmiddellijke verpakking die afkomstig is van een willekeurig punt in de partij.

1.   SAMENSTELLING VAN EEN PRIMAIR MONSTER

1.1.   Onmiddellijke verpakking van maximaal 5 liter

Onder "primair monster" voor onmiddellijke verpakkingen van maximaal 5 liter wordt verstaan: het aantal incrementen genomen uit een partij en in overeenstemming met tabel 1.

Tabel 1

Het primaire monster omvat ten minste

In het geval van onmiddellijke verpakkingen met een inhoud van

moet het primaire monster olie bevatten van

a)

1 liter of meer,

a)

1 onmiddellijke verpakking,

b)

minder dan 1 liter,

b)

het minimumaantal verpakkingen met een totale capaciteit van minstens 1,0 liter.

Het in tabel 1 vermelde aantal verpakkingen dat een primair monster vormt, kan door elke lidstaat naar eigen behoefte worden verhoogd (bijvoorbeeld organoleptische beoordeling door een ander laboratorium dan het laboratorium dat de chemische analyses heeft uitgevoerd, contra-analyse enz.).

1.2.   Onmiddellijke verpakking van meer dan 5 liter

Onder "primair monster" voor onmiddellijke verpakkingen van meer dan 5 liter wordt verstaan: een representatief deel van het totale aantal incrementen, verkregen door het monster exemplaren in overeenstemming met tabel 2 te verkleinen. Het primaire monster moet bestaan uit verschillende voorbeelden.

Onder "exemplaar" van een primair monster wordt verstaan: elk van de verpakkingen waaruit het primaire monster bestaat.

Tabel 2

Minimumaantal te selecteren incrementen

Aantal verpakkingen in de partij

Minimumaantal te selecteren incrementen

Tot en met 10

1

Van … 11 tot en met 150

2

Van … 151 tot en met 500

3

Van … 501 tot en met 1 500

4

Van … 1 501 tot en met 2 500

5

> 2 500 per 1 000 verpakkingen

1 extra increment

Om het volume van de bemonsterde onmiddellijke verpakkingen te verkleinen, wordt de inhoud van de bemonsterde incrementen gehomogeniseerd voor de bereiding van het primaire monster. De porties van de verschillende incrementen worden in één recipiënt gegoten om door middel van roeren te worden gehomogeniseerd, zodat het zo goed mogelijk wordt beschermd tegen lucht.

De inhoud van het primaire monster moet in een reeks verpakkingen met elk een minimale capaciteit van 1,0 liter worden gegoten; elk van de verpakkingen vormt een exemplaar van het primaire monster.

Het aantal primaire monsters kan door elke lidstaat naar eigen behoefte worden verhoogd (bijvoorbeeld organoleptische beoordeling door een ander laboratorium dan het laboratorium dat de chemische analyses heeft uitgevoerd, contra-analyse enz.).

Elke verpakking moet op zodanige wijze worden gevuld dat de luchtlaag aan de bovenzijde minimaal is en daarna zodanig worden gesloten en verzegeld dat niet met het product kan worden gefraudeerd.

Deze exemplaren moeten worden voorzien van een etiket om de juiste identificatie te verzekeren.

2.   ANALYSES EN RESULTATEN

2.1.

Elk primair monster moet worden onderverdeeld in laboratoriummonsters, in overeenstemming met punt 2.5 van norm EN ISO 5555 en worden geanalyseerd in de volgorde die is weergegeven in het beslissingsschema dat is opgenomen in bijlage 1 bis of in een andere willekeurige volgorde.

2.2.

Indien alle resultaten van de analyses overeenstemmen met de kenmerken van de opgegeven categorie olie, wordt de partij in haar geheel als in overeenstemming met de voorschriften beschouwd.

Indien één van de resultaten van de analyses niet overeenstemt met de kenmerken van de opgegeven categorie olie, wordt de partij in haar geheel als niet in overeenstemming met de voorschriften beschouwd.

3.   VERIFICATIE VAN DE CATEGORIE VAN DE PARTIJ

3.1.

Om de categorie van de partij te verifiëren, kan de bevoegde autoriteit het aantal primaire monsters dat op verschillende punten in de partij wordt genomen, verhogen overeenkomstig de volgende tabel:

Tabel 3

Aantal primaire monsters vastgesteld aan de hand van de omvang van de partij

Omvang van de partij (liter)

Aantal primaire monsters

Minder dan 7 500

2

Van 7 500 tot minder dan 25 000

3

Van 25 000 tot minder dan 75 000

4

Van 75 000 tot minder dan 125 000

5

Gelijk aan of meer dan 125 000

6 + 1 voor elke extra 50 000 liter

Elk increment waaruit een primair monster bestaat, moet worden genomen van een continue plaats in de partij; de locatie van elk primair monster moet worden genoteerd en ondubbelzinnig worden geïdentificeerd.

Elk primair monster moet worden gevormd overeenkomstig de in de punten 1.1 en 1.2 bedoelde procedures.

Elk primair monster wordt dan onderworpen aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde analyses.

3.2.

Indien een van de resultaten van de in artikel 2, lid 1, bedoelde analyses van minstens één primair monster niet overeenstemt met de kenmerken van de opgegeven categorie olie, wordt de bemonsterde partij in haar geheel als niet in overeenstemming met de voorschriften beschouwd.”


(1)  Richtlijn 2011/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren (PB L 334, 16.12.2011, blz. 1).


BIJLAGE III

BIJLAGE 1 ter

BESLISSINGSSCHEMA OM NA TE GAAN OF EEN MONSTER OLIJFOLIE OVEREENSTEMT MET DE AANGEGEVEN CATEGORIE

Tabel 1

Image

Tabel 2

Image

Tabel 3

Image

Aanhangsel 1

Equivalentietabel tussen de bijlagen bij deze verordening en de in het beslissingsschema vermelde analyses

Zuurgraad

Bijlage II

Bepaling van de zuurgraad, koude methode

Peroxidegetal

Bijlage III

Bepaling van het peroxidegetal

UV-spectrometrie

Bijlage IX

Spectrofotometrisch onderzoek in het ultraviolette gebied

Organoleptische beoordeling

Bijlage XII

Organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing

Ethylesters

Bijlage XX

Methode voor de bepaling van het gehalte aan was, methylesters van vetzuren en ethylesters van vetzuren met behulp van capillaire gaschromatografie

3,5-Stigmastadieen

Bijlage XVII

Methode voor de bepaling van stigmastadiënen in plantaardige oliën

Transisomeren van vetzuren

Bijlage X.A

en

Gaschromatografische analyse van methylesters van vetzuren

Bijlage X.B

Bereiding van methylesters van vetzuren

Gehalte aan vetzuren

Bijlage X.A

en

Gaschromatografische analyse van methylesters van vetzuren

Bijlage X.B

Bereiding van methylesters van vetzuren

ΔECN42

Bijlage XVIII

Bepaling van triglyceriden met ECN42 (verschil tussen HPLC-gegevens en theoretisch gehalte)

Sterolsamenstelling en totaal gehalte aan sterolen

Erytrodiol en uvaol

Bijlage V

Bepaling van de samenstelling van en het gehalte aan sterolen en triterpeendialcoholen met behulp van capillaire gaschromatografie

Wassen

Bijlage IV

Bepaling van het wasgehalte met behulp van capillaire gaschromatografie

Alifatische alcoholen

Bijlage XIX

Bepaling van het gehalte aan alifatische alcoholen met behulp van capillaire gaschromatografie

Verzadigde vetzuren op de 2-positie

Bijlage VII

Bepaling van het percentage glycerol-2-monopalmitaat


BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BEPALING VAN DE SAMENSTELLING VAN EN HET GEHALTE AAN STEROLEN EN TRITERPEENDIALCOHOLEN MET BEHULP VAN CAPILLAIRE GASCHROMATOGRAFIE

1.   DOEL

Deze methode beschrijft een werkwijze voor de bepaling van het individuele en totale gehalte aan sterolen en triterpeendialcoholen van olijfoliën en olie uit perskoeken van olijven.

2.   PRINCIPE

De olie, waaraan α-cholestanol als interne standaard is toegevoegd, wordt verzeept met ethanolische kaliumhydroxideoplossing, waarna het onverzeepbare residu wordt geëxtraheerd met ethylether.

De sterol- en triterpeendialcoholfractie wordt van het onverzeepbare extract gescheiden met behulp van basische kiezelgel dunnelaagchromatografie. De van de dunnelaagplaat verzamelde fracties worden omgezet in trimethylsilylethers en via capillaire gaschromatografie geanalyseerd.

3.   APPARATUUR

De gebruikelijke laboratoriumuitrusting en in het bijzonder het volgende:

3.1.

Kolf van 250 ml, voorzien van een refluxkoeler met slijpstukken.

3.2.

Scheitrechters van 500 ml.

3.3.

Kolven van 250 ml.

3.4.

Volledige uitrusting voor dunnelaagchromatografie met 20 × 20 cm glasplaten.

3.5.

Ultravioletlamp met een golflengte van 254 of 366 nm.

3.6.

Injectiespuiten van 100 μl en 500 μl.

3.7.

Filterkroes G 3 (porositeit 15-40 μm) met een diameter van ongeveer 2 cm en een hoogte van ongeveer 5 cm, geschikt om onder vacuüm te filtreren en voorzien van een slijpstuk 12/21 (uitwendig).

3.8.

Afzuigkolf van 50 ml, voorzien van een slijpstuk 12/21 (inwendig), waarmee deze op de filterkroes kan worden aangesloten (punt 3.7).

3.9.

Konisch afgeronde centrifugebuis van 10 ml, afsluitbaar.

3.10.

Gaschromatograaf, geschikt voor het werken met een capillaire kolom, voorzien van een splitsysteem bestaande uit:

3.10.1.

een gethermostatiseerde ruimte waarmee de kolommen op de gewenste temperatuur kunnen worden gehouden met een nauwkeurigheid van ± 1 °C;

3.10.2.

een temperatuurgeregelde injectie-eenheid met een gepersilaniseerd glazen verdampingselement en splitsysteem;

3.10.3.

een vlamionisatiedetector (FID);

3.10.4.

gegevensverzamelsysteem dat geschikt is voor gebruik met de FID (punt 3.10.3), geschikt voor handmatige integratie.

3.11.

Fused-silica capillaire kolom met een lengte van 20-30 m, inwendige diameter 0,25-0,32 mm, inwendig gecoat met 5 % difenyl - 95 % simethylpolysiloxaan (SE-52 of SE-54 stationaire fase of equivalent) in een uniforme dikte tussen 0,10 en 0,30 μm.

3.12.

Gaschromatografische injectiespuit van 10 μl met een geharde naald voor splitinjectie.

3.13.

Met calciumchloride gevulde exsiccator.

4.   REAGENTIA

4.1.

Kaliumhydroxideoplossing met een minimumgehalte van 85 %.

4.2.

Kaliumhydroxideoplossing, ongeveer 2 M in ethanol.

Los 130 g kaliumhydroxide (punt 4.1) onder koeling op in 200 ml gedistilleerd water en vul aan tot 1 liter met ethanol (punt 4.10). Bewaar de oplossing maximaal twee dagen in goed afgesloten flessen van donker glas.

4.3.

Ethylether, p.a.

4.4.

Kaliumhydroxideoplossing, ongeveer 0,2 M in ethanol.

Los 13 g kaliumhydroxide (punt 4.1) op in 20 ml gedistilleerd water en vul aan tot 1 liter met ethanol (punt 4.10).

4.5.

Natriumsulfaat, p.a., watervrij.

4.6.

Glasplaten (20x20 cm) gecoat met kiezelgel zonder fluorescentie-indicator, met een dikte van 0,25 mm (deze zijn gebruiksklaar in de handel te verkrijgen).

4.7.

Tolueen, voor chromatografische doeleinden.

4.8.

Aceton, voor chromatografische doeleinden.

4.9.

n-hexaan, voor chromatografische doeleinden.

4.10.

Ethylether, voor chromatografische doeleinden.

4.11.

Ethanol, p.a.

4.12.

Ethylacetaat, p.a.

4.13.

Dunne-laagchromatografische referentieoplossing: cholesterol of fytosyerolen en een 5 %-oplossing van erytrodiol in ethylacetaat (punt 4.11).

4.14.

2,7-dichloorfluoresceïne, 0,2 % oplossing in ethanol. Deze oplossing moet licht basisch worden gemaakt door toevoeging van enkele druppels 2 M alcoholische kaliumhydroxideoplossing (punt 4.2).

4.15.

Pyridine, watervrij, voor chromatografische doeleinden (zie opmerking 5).

4.16.

Hexamethyldisilazaan, p.a.

4.17.

Trimethylchloorsilaan, p.a.

4.18.

Standaardoplossingen van steroltrimethylsilylethers.

Direct vóór gebruik te bereiden uit sterolen en erytrodiol verkregen uit oliën die deze bevatten.

4.19.

α-cholestanol, zuiverheid meer dan 99 % (zuiverheid moet worden gecontroleerd door gaschromatografische analyse).

4.20.

α-cholestanol, 0,2 (m/V) oplossing in ethylacetaat (punt 4.11) (interne standaard)

4.21.

Fenolftaleïne-oplossing, 10 g/l in ethanol (punt 4.10).

4.22.

Draaggas: waterstof of helium, gaschromatografisch zuiver.

4.23.

Hulpgassen: waterstof, helium, stikstof en lucht, gaschromatografisch zuiver.

4.24.

Mengsel van n-hexaan (punt 4.9)/ethylether (punt 4.10) met een 65:35-verhouding (v/v).

4.25.

Silyleringsreagens, bestaande uit een mengsel van pyridine/hexamethyldisilazaan/trimethylchloorsilaan 9:3:1 (v/v/v).

5.   WERKWIJZE

5.1.   Bereiding van het onverzeepbare residu.

5.1.1.   Breng in de kolf van 250 ml (punt 3.1) met behulp van de injectiespuit van 500 μl (punt 3.6) een hoeveelheid α-cholestanoloplossing (interne standaard) (punt 4.20) in die een hoeveelheid cholestanol bevat die overeenkomt met ongeveer 10 % van het sterolgehalte van het monster. Bijvoorbeeld: voeg voor 5 g monster 500 μl α-cholestanoloplossing (punt 4.20) toe indien het gaat om olijfolie en 1 500 μl indien het gaat om olie uit perskoeken van olijven. Damp met behulp van een lichte stikstofstroom droog in een warmwaterbad en weeg vervolgens, na afkoeling van de kolf, in dezelfde kolf 5±0,01 g van het gedroogde gefiltreerde monster af.

Opmerking 1:

Dierlijke of plantaardige oliën en vetten die een aanmerkelijke hoeveelheid cholesterol bevatten, kunnen een piek vertonen met dezelfde retentietijd als cholestanol. Is dit het geval, dan moet de sterolfractie tevens zonder interne standaard worden geanalyseerd.

5.1.2.   Voeg 50 ml 2 M ethanolische kaliumhydroxideoplossing (punt 4.2) met wat puimsteen toe, bevestig de refluxkoeler en verhit tot zachtjes koken tot de verzeping heeft plaatsgevonden (de oplossing wordt helder). Verhit verder gedurende 20 minuten, voeg dan 50 ml gedistilleerd water toe via de bovenkant van de koeler, verwijder de koeler en laat de kolf afkoelen tot ongeveer 30 °C.

5.1.3.   Breng de inhoud van de kolf kwantitatief over in een 500 ml scheitrechter (punt 3.2), met behulp van meerdere porties gedistilleerd water (50 ml). Voeg ongeveer 80 ml ethylether (punt 4.10) toe, schud krachtig gedurende ongeveer 60 seconden, waarbij u regelmatig de druk laat ontsnappen door de scheitrechter om te keren en de plugkraan te openen. Laat de oplossing staan tot de twee fasen volledige gescheiden zijn (opmerking 2).

Laat de zeepoplossing daarna zo volledig mogelijk in een tweede scheitrechter lopen. Herhaal de extractie van de water-alcohollaag twee keer op dezelfde manier en gebruik hierbij telkens 60-70 ml ethylether (punt 4.10).

Opmerking 2: Eventuele emulsies kunnen worden vernietigd door kleine hoeveelheden ethanol (punt 4.11) toe te voegen.

5.1.4.   Verzamel de drie etherextracten in een scheitrechter met 50 ml water. Ga verder met wassen met water (50 ml) tot het waswater niet meer roze kleurt na toevoeging van een druppel fenolftaleïne-oplossing (punt 4.21).

Verwijder het waswater en filtreer over watervrij natriumsulfaat (punt 4.5) in een van tevoren gewogen 250 ml kolf, was de trechter en het filter na met kleine hoeveelheden ethylether (punt 4.10).

5.1.5.   Verdamp het oplosmiddel op een rotatieverdamper bij 30 °C onder vacuüm. Voeg 5 ml aceton toe en verwijder het vluchtige oplosmiddel volledig in een zachte luchtstroom. Droog het residu in de oven bij 103 ± 2 °C gedurende 15 min. Laat afkoelen in de exsiccatoren en weeg tot de dichtstbijzijnde 0,1 mg.

5.2.   Scheiding van de sterol- en triterpeendialcholfractie (erytrodiol + uvaol)

5.2.1.   Bereiding van de basische platen voor dunnelaagchromatografie: Dompel de kiezelgelplaten (punt 4.6) gedurende 10 seconden ongeveer 4 cm in de 0,2 M ethanolische kaliumhydroxideoplossing (punt 4.5), laat de platen gedurende twee uur in een zuurkast drogen en plaats ze ten slotte gedurende één uur in een stoof bij 100 °C.

Verwijder de platen uit de stoof en bewaar ze tot het moment van gebruik in een met calciumchloride gevulde exsiccator (punt 3.13) (op deze manier bereide platen moeten binnen 15 dagen worden gebruikt).

Opmerking 3:

Bij gebruik van basische-kiezelgelplaten voor de scheiding van de sterolfractie is de behandeling van het onverzeepbare residu met aluminiumoxide niet nodig. Met deze werkwijze worden alle zure stoffen (vetzuren en andere) vastgehouden op de startlijn en is de sterolband duidelijk gescheiden van de band van de alifatische- en triterpeenalcoholen.

5.2.2.   Breng in de ontwikkeltank een mengsel van hexaan/ethylether (punt 4.24) (opmerking 4) in de ontwikkeltank, tot een hoogte van ongeveer 1 cm. Sluit de tank af met een geschikt deksel en laat hem gedurende minstens een half uur staan op een koele plaats zodat een vloeistof/dampevenwicht kan worden bereikt. Stroken filtreerpapier, hangend in de loopvloeistof, kunnen tegen de binnenkant van de tank worden bevestigd. Dit bekort de benodigde ontwikkeltijd met ongeveer een derde en zorgt tevens voor een meer uniforme en regelmatige elutie van de componenten.

Opmerking 4:

Bij elke bepaling dient de loopvloeistof te worden ververst om volkomen reproduceerbare elutiecondities te verwezenlijken. Als alternatief kan een mengsel van hexaan/ethylether, 50:50 (V/V), worden gebruikt.

5.2.3.   Bereid een ongeveer 5 % oplossing van het onverzeepbare residu (punt 5.1.5) in ethylacetaat (punt 4.12) en breng hiervan aan de onderkant van de chromatografische plaat (2 cm) (punt 5.2.1) met behulp van de 100 μl injectiespuit 0,3 ml aan in een dunne uniforme lijn. Breng op dezelfde hoogte tevens 2-3 μl aan van de referentieoplossing (punt 4.13) zodat de sterol- en triterpeendialcoholband na de ontwikkeling kan worden geïdentificeerd.

5.2.4.   Plaats de plaat in de volgens punt 5.2.2 voorbehandelde ontwikkeltank. De omgevingstemperatuur dient te liggen tussen 15 en 20 °C (opmerking 5). Sluit de tank onmiddellijk af met het deksel en laat elueren tot het vloeistoffront tot ongeveer 1 cm van de bovenkant van de plaat is gekomen. Verwijder de plaat uit de tank en laat de loopvloeistof verdampen in een hete luchtstroom of door de plaat gedurende korte tijd in een zuurkast te zetten.

Opmerking 5: Een hogere temperatuur kan de scheiding verergeren.

5.2.5.   Besproei de plaat licht en uniform met de 2,7-dichloorfluoresceïneoplossing (punt 4.14) en laat drogen. De sterol- en triterpeenband kan door bekijken onder ultraviolet licht worden geïdentificeerd aangezien deze op dezelfde hoogte ligt als de vlek van de referentieoplossing (punt 4.13). Markeer de grenzen van de band aan de zijkanten van de fluorescentie met een zwart potlood (zie de plaat voor dunne-laagchromatografie in afbeelding 3).

5.2.6.   Schraap met een metalen spatel de kiezelgel in het gemarkeerde gebied af. Breng het afgeschraapte, fijngemaakte materiaal over in de filterkroes (punt 3.7). Voeg 10 ml heet ethylacetaat (punt 4.12) toe, meng zorgvuldig met de metalen spatel en filtreer onder vacuüm. Verzamel het filtraat in de afzuigkolf (punt 3.8), verbonden aan de filterkroes.

Was het residu in de filterkroes driemaal met ethylether (punt 4.3) (telkens ongeveer 10 ml), vang het filtraat op in dezelfde kolf die is verbonden aan de kroes. Damp het filtraat in tot een volume van 4-5 ml, breng de resterende oplossing over in de van tevoren gewogen 10 ml centrifugebuis (punt 3.9), damp droog door voorzichtige verwarming in een zachte stikstofstroom, voeg enkele druppels aceton (punt 4.8) toe, damp weer droog.

Het in de centrifugebuis aanwezige materiaal moet bestaan uit de sterol- en triterpeendialcoholfractie.

5.3.   Bereiding van de trimethylsilylethers

5.3.1.   Voeg aan de in de centrifugebuis aanwezige sterol- en triterpeenfractie een hoeveelheid silyleringsreagens (punt 4.25) (opmerking 6) toe, waarbij voor elke mg sterol en triterpeendialcoholen 50 μl wordt toegevoegd. Vermijd hierbij bevochtiging (opmerking 7).

Opmerking 6:

Deze oplossing is kant en klaar in de handel verkrijgbaar. Andere silyleringsreagentia zijn ook beschikbaar, zoals bijvoorbeeld bistrimethylsilyltrifluoaceetamide + 1 % trimethylchloorsilaan, hetgeen moet worden verdund met een gelijk volume watervrije pyridine.

Pyridine kan worden vervangen door dezelfde hoeveelheid acetonitril.

5.3.2.   Sluit de centrifugebuis, schud voorzichtig (zonder de buis om te draaien) tot de verbindingen volledig zijn opgelost. Laat ten minste 15 minuten staan bij kamertemperatuur en centrifugeer enkele minuten. De heldere oplossing is gereed voor de gaschromatografische analyse.

Opmerking 7:

De lichte opaalachtige weerschijn die kan worden gevormd, is normaal en veroorzaakt geen afwijking. De vorming van witte vlokken of de verschijning van een roze kleur zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van vocht of van veroudering van het reagens. In deze gevallen moet opnieuw worden begonnen (alleen wanneer hexamethyldisilizaan/trimethylchloorsilaan wordt gebruikt).

5.4.   Gaschromatografische analyse

5.4.1.   Voorbereidende werkzaamheden, conditionering van de capillaire kolom.

5.4.1.1.

Bevestig de kolom (punt 3.11) in de gaschromatograaf, waarbij het inlaatstuk wordt aangesloten aan het splitsysteem en het uiteinde aan de detector.

Voer de gebruikelijke controle uit van het gaschromatografische systeem (lekken in de gasvoorziening, detectorefficiëntie, efficiëntie van het splitsysteem en van het recordersysteem enz.).

5.4.1.2.

Indien de kolom voor de eerste keer wordt gebruikt, dient hij geconditioneerd te worden. Laat een kleine gasstroom door de kolom gaan, zet de gaschromatografische eenheid aan en verwarm geleidelijk tot een temperatuur van ten minste 20 °C boven de bij de analyse gebruikelijke temperatuur (opmerking 8). Houd deze temperatuur aan gedurende ten minste 2 uur, stel vervolgens de hele apparatuur in gebruik (regeling van de gassnelheid en het splitsysteem, ontsteking van de vlam, aansluiting van het computersysteem, regeling van de temperatuur van de kolomruimte, de detector en de injector enz.) en registreer het signaal met een gevoeligheid die ten minste twee keer groter is dan gebruikelijk bij de analyse. De basislijn moet lineair zijn, zonder enige piek en mag niet verlopen.

Een rechtlijnig negatief verloop vormt een indicatie voor lekkage bij de kolomverbindingen; een positief verloop wijst op een onvoldoende uitgevoerde conditionering van de kolom.

Opmerking 8:

De temperatuur van het conditioneren moet altijd ten minste 20 °C lager zijn dan de maximumtemperatuur die voor de gebruikte stationaire fase is aangegeven.

5.4.2.   Keuze van de bedrijfsomstandigheden

5.4.2.1.

De bedrijfsomstandigheden zijn de volgende:

kolomtemperatuur: 260 ± 5 °C;

injectietemperatuur: 280-300 °C;

detectortemperatuur: 280-300 °C;

lineaire snelheid van het draaggas: helium 20-35 cm/s, waterstof 30-50 cm/s;

splitverhouding: van 1:50 tot 1:100;

gevoeligheid: 4 tot 16 keer de minimumverzwakking;

gevoeligheid van de recorder: 1-2 mV volle schaaluitslag;

injectiehoeveelheid: 0,5-1 μl TMSE-oplossing.

Deze omstandigheden kunnen worden gewijzigd, afhankelijk van de karakteristieken van de kolom en de gaschromatograaf zodat chromatogrammen worden verkregen die aan de volgende eisen voldoen:

de retentietijd van de ß-sitosterolpiek moet ongeveer 20 ± 5 minuten zijn;

de campesterolpiek moet de volgende grootte hebben: voor olijfolie (gemiddeld gehalte 3 %) 20 ± 5 % volle schaaluitslag, voor sojaolie (gemiddelde gehalte 20 %) 80 ± 10 % volle schaaluitslag;

alle aanwezige sterolen moeten gescheiden zijn. Daarnaast moeten andere pieken volledig gescheiden zijn, dat wil zeggen dat het signaal tussen pieken volledig naar de basislijn moet terugkeren. Onvolledige scheiding kan echter getolereerd worden mits de piek met een relatieve retentietijd van 1,02 (sitostanol) met behulp van een loodlijn kan worden gekwantificeerd.

5.4.3.   Bepaling

5.4.3.1.

Zuig in de 10 μl injectiespuit 1 μl hexaan, 0,5 μl lucht en ten slotte 0,5-1,0 μl monsteroplossing. Trek de plunjer van de spuit zover uit dat de naald leeg is. Penetreer met de naald het membraan van de injector en injecteer snel na 1-2 seconden, verwijder daarna voorzichtig na ongeveer 5 seconden de naald.

Er kan ook een automatische injector worden gebruikt.

5.4.3.2.

Neem het chromatogram op tot alle aanwezige TMSE-triterpeendialcoholen volledig zijn geëlueerd. De basislijn moet blijven voldoen aan de vereiste kwalificaties (punt 5.4.1.2).

5.4.4.   Identificatie van de pieken

Identificeer de individuele pieken op basis van de retentietijden en door een vergelijking met mengsels van TMSE-sterolen en -triterpeendoalcoholen die onder dezelfde omstandigheden zijn geanalyseerd (zie aanhangsel).

De sterolen en triterpeendialcoholen worden geëlueerd in de volgorde: cholesterol, brassicasterol, ergosterol, 24-methyleencholesterol, campesterol, campestanol, stigmasterol, Δ7-campesterol, Δ5,23-stigmastadienol, clerosterol, ß-sistosterol, sitostanol, Δ5-avenasterol, Δ5,24-stigmastadienol, Δ7-stigmastenol, Δ7-avenasterol, erytrodiol en uvaol.

In tabel I worden de relatieve retentietijden ten opzichte van ß-sitosterol opgegeven voor SE-52- en SE-54-kolommen.

In de figuren 1 en 2 worden typische chromatogrammen getoond voor enkele oliën.

5.4.5.   Berekening

5.4.5.1.

Bereken met behulp van het computersysteem het oppervlak van de pieken van het α-cholestanol en de sterol en triterpeendialcoholen. Houd geen rekening met pieken van stoffen die niet (ergosterol hoeft niet te worden berekend) op de lijst van tabel 1 voorkomen. De responsfactor van α-cholestanol wordt op 1 gesteld.

5.4.5.2.

Bereken de concentratie van elk individueel sterol in mg/kg vethoudend materiaal als volgt:

Formula

waarbij:

Ax

=

piekoppervlak van sterol x, in computersysteemeenheden;

As

=

oppervlak van de α-cholestanolpiek, in computersysteemeenheden;

ms

=

hoeveelheid van het toegevoegde α-cholestanol, in milligram;

m

=

hoeveelheid van het onderzochte monster, in gram.

6.   WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

6.1.

Geef de gehaltes van de individuele sterolen op in mg/kg vethoudend materiaal en hun som als "totaal sterolen".

De samenstelling van alle individuele sterolen en van erytrodiol en uvaol moet worden uitgedrukt met één cijfer achter de komma.

De samenstelling van het totaal sterolen moet worden uitgedrukt zonder cijfers achter de komma.

6.2.

Het percentage van elk individueel sterol wordt berekend door de verhouding te bepalen tussen het betrokken piekoppervlak en de som van de piekoppervlakken van de sterolen en erytrodiol en uvaol:

Formula

waarbij:

Ax

=

piekoppervlak van x;

ΣA

=

som van de piekoppervlakken van alle sterolen.

6.3.

Kennelijke β-sitosterol: Δ5-23-stigmastadienol + clerosterol + β-sitosterol + sitostanol + Δ5-avenasterol + Δ5-24-stigmastadienol.

6.4.

Berekenen van het percentage erytrodiol en uvaol:

Formula

waarbij:

ΣA

=

totale oppervlak voor sterolen in de computersysteemtellingen;

Er

=

oppervlak van erytrodiol in computersysteemtellingen;

Uv

=

oppervlak van uvaol in computersysteemtellingen.

Aanhangsel

Bepaling van de lineaire snelheid van het draaggas

Injecteer 1-3 μl methaan (of propaan) in de onder normale omstandigheden werkende gaschromatograaf en meet de tijd die deze stof nodig heeft om door de kolom te gaan vanaf het moment van injectie tot het verschijnen van de piek (tM).

De lineaire snelheid in cm/s wordt gegeven door L/tM, waarbij L de lengte van de kolom in centimeters is en tM de gemeten tijd in seconden.

Tabel 1

Relatieve retentietijden voor de sterolen

Piek

Identificatie

Relatieve retentie-tijd

SE 54-kolom

SE 52-kolom

1

Cholesterol

Δ-5-cholesteen-3ß-ol

0,67

0,63

2

Cholestanol

5α-cholestaan-3ß-ol

0,68

0,64

3

Brassicasterol

[24S]-24-methyl-Δ-5,22-cholestadieen-3ß-ol

0,73

0,71

*

Ergosterol

[24S] 24 methy Δ5-7-22 cholestatrieen 3ß-ol

0,78

0,76

4

24-methyleencholesterol

24-methyleen-Δ-5,24-cholestadien-3ß-o1

0,82

0,80

5

Campesterol

(24R)-24-methyl-Δ-5-cholesteen-3ß-ol

0,83

0,81

6

Campestanol

(24R)-24-methyl-cholestaan-3ß-ol

0,85

0,82

7

Stigmasterol

(24S)-24-ethyl-Δ-5,22-cholestadieen-3ß-ol

0,88

0,87

8

Δ7-campesterol

(24R)-24-methyl-Δ-7-cholesteen-3ß-ol

0,93

0,92

9

Δ5,23-stigmastadienol

(24R,S)-24-ethyl-Δ-5,23-cholestadieen-3ß-ol

0,95

0,95

10

Chlerosterol

(24S)-24-ethyl-Δ-5,25-cholestadieen-3ß-ol

0,96

0,96

11

ß-sitosterol

(24R)-24-ethyl-Δ-5-cholesteen-3ß-ol

1,00

1,00

12

Sitostanol

24-ethyl-cholestaan-3ß-ol

1,02

1,02

13

Δ5-avenasterol

(24Z)-24-ethylideen-Δ-cholesteen-3ß-ol

1,03

1,03

14

Δ5-24-stigmastadienol

(24R,S)-24-ethyl-Δ5,24-cholestadieen-3ß-ol

1,08

1,08

15

Δ7-stigmastenol

(24R,S)-24-ethyl-Δ7-cholesteen-3ß-ol

1,12

1,12

16

Δ7-avenasterol

(24Z)-24-ethylideen-Δ7-cholesteen-3ß-ol

1,16

1,16

17

Erytrodiol

5α oleaan-12en-3ß28 diol

1,41

1,41

18

Uvaol

Δ12-urseen-3ß28 diol

1,52

1,52

Afbeelding 1

Gaschromatogram van de sterol- en triterpeendialcoholfractie van een olijfolie voor verlichting (met interne standaard)

Image

Afbeelding 2

Gaschromatogram van de sterol- en triterpeendialcoholfractie van een geraffineerde olijfolie (met interne standaard)

Image

Afbeelding 3

Plaat voor dunnelaaggaschromatografie met olie uit perskoeken van olijven met de zone die moet worden weggeschraapt voor de bepaling van sterolen en triterpeendialcoholen

Image

BIJLAGE V

BIJLAGE XII

METHODE VAN DE INTERNATIONALE OLIJFOLIERAAD VOOR DE ORGANOLEPTISCHE BEOORDELING VAN OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

Het doel van deze internationale methode is het vaststellen van de procedure voor de beoordeling van de organoleptische kenmerken van olijfolie van de eerste persing in de zin van punt 1 van bijlage XVI bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 en het vaststellen van de methode voor de indeling van deze olie op basis van deze kenmerken. De methode bevat tevens aanwijzingen voor een facultatieve etikettering.

De beschreven methode geldt slechts voor olijfolie van de eerste persing en de indeling of de etikettering daarvan op basis van de intensiteit van de waargenomen gebreken en de fruitigheid, bepaald door een groep geselecteerde, getrainde en geteste proevers die samen een panel vormen.

De methode bevat tevens aanwijzingen voor een facultatieve etikettering.

De in deze bijlage genoemde normen van de Internationale Olijfolieraad worden gebruikt in hun laatst beschikbare versie.

2.   BASISTERMINOLOGIE SENSORISCHE ONDERZOEKEN

Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 4 "Sensorisch onderzoek: basisterminologie"

3.   SPECIFIEKE TERMINOLOGIE

3.1.   Negatieve kenmerken

 

Olijvengisting/droesem: flavour die kenmerkend is voor olie uit olijven die onder zodanige omstandigheden zijn opgehoopt of opgeslagen dat de anaerobe vergisting ver gevorderd is, of voor olie die in contact is gebleven met het bezinksel in de tanks en bakken, dat ook een anaeroob vergistingsproces heeft ondergaan.

 

Schimmel-vochtig-grond: flavour die kenmerkend is voor olie uit olijven waarop schimmels en gisten zijn gegroeid doordat de vruchten enkele dagen onder vochtige omstandigheden zijn opgeslagen of van olie die afkomstig is van olijven waar bij het rapen grond of modder aan zat en die niet zijn gewassen.

 

Wijnachtig-azijnachtig/zuur-wrang: flavour die kenmerkend is voor sommige oliën die aan wijn of azijn doen denken. Deze wordt vooral veroorzaakt door een aeroob vergistingsproces van de olijven of de resten olijvenvruchtvlees in persmanden die niet op de juiste wijze zijn gewassen, waardoor azijnzuur, ethylacetaat en ethanol ontstaan.

 

Ranzig: flavour van olie die een intens oxidatieproces heeft ondergaan.

 

Bevroren olijven (vochtig hout): flavour die kenmerkend is voor olie die afkomstig is van olijven die aan de boom door vorst zijn beschadigd.

3.2.   Andere negatieve kenmerken

 

Gekookt of kenmerkende flavour voor olie die wordt veroorzaakt door te sterke en/of te lange

 

Verbrand: verhitting tijdens de productie en met name door een onjuiste temperatuurregeling bij het mengen van het olijvenvruchtvlees.

 

Hooi-hout: flavour die kenmerkend is voor sommige oliën die afkomstig zijn van droge olijven.

 

Robuust: dik en kleverig mondgevoel dat wordt veroorzaakt door sommige oude oliën.

 

Smeermiddelen: flavour van olie die doet denken aan stookolie, vet of minerale olie.

 

Vruchtwater: flavour die ontstaat doordat de olie langdurig in contact is geweest met vruchtwater dat een vergistingsproces heeft ondergaan.

 

Pekel: flavour van olie die afkomstig is van olijven die in pekel zijn bewaard.

 

Metalig: flavour die aan metaal doet denken. Deze is kenmerkend voor olie die tijdens het malen, het mengen, het persen of de opslag lang in contact is geweest met metalen oppervlakken.

 

Esparto: flavour die kenmerkend is voor olie die afkomstig is van olijven die in nieuwe persmanden van esparto zijn geperst. De flavour kan verschillen naargelang de persmanden van ongedroogd of gedroogd esparto zijn gemaakt.

 

Wormstekig: flavour van olie die afkomstig is van olijven die ernstig door larven van de olijfvlieg (Bactrocera oleae) zijn aangetast.

 

Komkommer: flavour van olie die kenmerkend is voor te lange hermetische bewaring, met name in blikken, en die wordt toegeschreven aan de vorming van 2,6-nonadienal.

3.3.   Positieve kenmerken

 

Fruitig: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie, afhankelijk van de olijvensoort, afkomstig van gezonde en verse, groene of rijpe vruchten. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

 

Bitter: elementaire smaak die kenmerkend is voor olie die uit groene of rijpende olijven is verkregen. De smaak wordt waargenomen met de papillae vallatae (omwalde papillen), die in V-vorm op de tong liggen.

 

Scherp: prikkelend gevoel in de mond dat kenmerkend is voor olie die aan het begin van het seizoen voornamelijk uit nog onrijpe olijven is verkregen. Dit gevoel kan in de hele mondholte, voornamelijk in de keel, worden waargenomen.

3.4.   Facultatieve terminologie voor de etikettering

Op verzoek kan de voorzitter van het panel certificeren dat de beoordeelde olie, afhankelijk van de intensiteit en de waarneming van de kenmerken, voor de volgende uitdrukkingen en adjectieven aan de definities voldoet en binnen het desbetreffende bereik valt:

 

Positieve kenmerken (fruitig, bitter en scherp): Afhankelijk van de intensiteit van de gewaarwording:

intens: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk hoger dan 6 ligt;

gemiddeld: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk tussen 3 en 6 ligt;

licht: wanneer de mediaan van het betrokken kenmerk lager dan 3 ligt.

 

Fruitig: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie, afhankelijk van de olijvensoort, afkomstig van gezonde en verse olijven, waarin groene noch rijpe fruitigheid de boventoon voert. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

 

Groen fruit: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie en die doet denken aan groene vruchten, afhankelijk van de olijvensoort en afkomstig van groene, gezonde en verse olijven. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

 

Rijp fruit: reeks reukgewaarwordingen die kenmerkend zijn voor de olie en die doet denken aan rijpe vruchten, afhankelijk van de olijvensoort en afkomstig van gezonde en verse olijven. De gewaarwording vindt rechtstreeks en/of retronasaal plaats.

 

Evenwichtig: een olie die niet onevenwichtig is, hetgeen betekent dat de reuk/smaakgewaarwordingen en het mondgevoel van de olie zodanig zijn dat de mediaan van het kenmerk bitter en/of de mediaan van het kenmerk scherp twee punten hoger ligt dan de mediaan van het kenmerk fruitig.

 

Zachte olie: een olie waarvan de mediaan van het kenmerk bitter en de mediaan van het kenmerk scherp gelijk is aan 2 of lager dan 2 ligt.

4.   PROEFGLAS VOOR OLIJFOLIE

Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 5, "Glass for Oil Tasting".

5.   TESTRUIMTE

Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 6, "Guide for the Installation of a Test Room".

6.   BENODIGDHEDEN

De volgende toebehoren, die proevers nodig hebben om hun taken op correcte wijze uit te voeren, moeten aanwezig zijn in elke testcabine en binnen handbereik liggen:

glazen (gestandaardiseerd) met de monsters, genummerd met een code, afgedekt met een horlogeglaasje en bewaard bij 28 °C ± 2 °C;

beoordelingsformulier (zie afbeelding 1) op papier, of digitaal mits aan de voorwaarden van het beoordelingsformulier wordt voldaan, samen met de gebruiksinstructies, indien nodig;

pen of onuitwisbare inkt;

schalen met schijfjes appel en/of water, water met koolzuur en/of beschuit;

glas water op kamertemperatuur;

blad met de in de afdelingen 8.4 en 9.1.1 vermelde algemene voorschriften;

spuwbakken.

7.   VOORZITTER VAN HET PANEL EN PROEVERS

7.1.   Voorzitter van het panel

De voorzitter van het panel moet degelijk zijn opgeleid, en een ervaren deskundige zijn op het gebied van de verschillende soorten olie die hij of zij tijdens de werkzaamheden kan tegenkomen. Hij is de spil van het panel en verantwoordelijk voor de organisatie en het functioneren ervan.

Het werk van de voorzitter vergt een basisopleiding in de hulpmiddelen voor sensorisch onderzoek, sensorische bekwaamheid, nauwgezetheid bij de voorbereiding, organisatie en de uitvoering van de tests, alsmede de bekwaamheden en het geduld om de tests op wetenschappelijke wijze te plannen en uit te voeren.

De voorzitter is als enige verantwoordelijk voor de selectie en opleiding van en het toezicht op de proevers om hun bekwaamheidsniveau vast te stellen. De voorzitter is dus verantwoordelijk voor de beoordeling van de proevers, die altijd objectief moet zijn en waarvoor specifieke procedures moeten worden ontwikkeld op basis van tests en solide acceptatie- en afwijzingscriteria. Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 14 "Guide for the selection, training and monitoring of skilled virgin olive oil tasters".

De voorzitter van een panel is verantwoordelijk voor de prestaties van het panel en dus voor de beoordeling ervan, waarvoor hij betrouwbaar en objectief bewijs moet overleggen. De voorzitter moet te allen tijde kunnen aantonen dat de methode en de proevers onder controle staan. Periodieke kalibratie van het panel wordt aanbevolen (IOC/T.20/Doc. nr. 14, § 5).

De voorzitter heeft de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het bijhouden van de verslagen van het panel. Deze verslagen moeten altijd traceerbaar zijn. Ze moeten voldoen aan de borgings- en kwaliteitseisen zoals vastgesteld in internationale sensorische normen en te allen tijde de anonimiteit van de monsters verzekeren.

De voorzitter is ervoor verantwoordelijk dat de benodigde apparatuur en uitrusting om aan de specificaties van deze methode te voldoen aanwezig is en op de juiste wijze is gereinigd en wordt onderhouden, en bewaart hier schriftelijk bewijs van, evenals van de conformiteit met de testomstandigheden.

De voorzitter is belast met de ontvangst en opslag van de monsters bij hun aankomst in het laboratorium en met de opslag na het uitvoeren van de test. Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zorgt de voorzitter er te allen tijde voor dat de monsters anoniem blijven en op de juiste wijze worden opgeslagen; ten behoeve hiervan worden schriftelijke procedures opgesteld om te verzekeren dat het gehele proces traceerbaar is en garanties biedt.

Daarnaast is de voorzitter verantwoordelijk voor het voorbereiden, coderen en presenteren van de monsters aan de proevers in overeenstemming met een geschikt testontwerp dat is gebaseerd op vooraf opgestelde protocollen, evenals voor het verzamelen en statistisch verwerken van de door de proevers verkregen gegevens.

De voorzitter is belast met de ontwikkeling en opstelling van andere procedures die nodig kunnen zijn in aanvulling op deze norm en om te verzekeren dat het panel op de juiste wijze functioneert.

De voorzitter moet manieren zoeken om de resultaten van het panel te vergelijken met de resultaten die zijn verkregen door andere panels die olijfolie van de eerste persing analyseren om vast te stellen of het panel op de juiste wijze functioneert.

Het is de taak van de voorzitter van het panel om de panelleden te motiveren door hun interesse en nieuwsgierigheid te wekken en een concurrerende houding te creëren. Hiervoor wordt de voorzitters ten zeerste aangeraden om een soepele uitwisseling van informatie in twee richtingen te verzekeren met de panelleden, door hen te blijven informeren over de taken die zij hebben uitgevoerd en de verkregen resultaten. Daarnaast verzekert de voorzitter dat zijn mening niet bekend wordt en voorkomt hij dat dominantere personen hun criteria opdringen aan andere proevers.

De voorzitter roept de proevers ruim van tevoren op en beantwoordt eventuele vragen over de uitvoering van de tests, maar suggereert geen mening met betrekking tot het monster.

7.2.   Proevers

Personen die optreden als proevers bij organoleptische tests van olijfoliën moeten dit vrijwillig doen, met alle gevolgen van een dergelijke vrijwilligheid in termen van verplichtingen en het ontbreken van een financiële vergoeding. Het is kandidaten daarom aan te raden schriftelijk een sollicitatie in te dienen. Kandidaten worden geselecteerd, opgeleid en gecontroleerd door de voorzitter van het panel, in overeenstemming met hun bekwaamheid in het onderscheiden tussen soortgelijke monsters; daarbij mag niet vergeten worden dat de nauwkeurigheid door opleiding zal verbeteren.

Proevers moeten zich gedragen als echte sensorische waarnemers, waarbij persoonlijke smaak opzij wordt gezet en uitsluitend hun gewaarwordingen worden gerapporteerd. Om dit te doen, moeten zij altijd in stilte werken, op een relaxte en ongehaaste manier, waarbij zij hun sensorische aandacht zo volledig mogelijk richten op het monster dat zij proeven.

Voor elke test zijn tussen de acht en twaalf proevers nodig, maar het is verstandig om enkele proevers in reserve te houden in verband met eventuele absenties.

8.   TESTOMSTANDIGHEDEN

8.1.   Presentatie van het monster

Het te analyseren oliemonster wordt gepresenteerd in een gestandaardiseerd proefglas dat voldoet aan de norm IOC/T.20/Doc. nr. 5 "Glass for Oil Tasting".

Het glas bevat 14-16 ml olie, of tussen 12,8 g en 14,6 g wanneer de monsters moeten worden gewogen, en wordt afgedekt met een horlogeglaasje.

Elk glas wordt voorzien van een code bestaande uit willekeurig gekozen cijfers of een willekeurig gekozen combinatie van letters en cijfers. De code wordt aangebracht door middel van een geurvrij systeem.

8.2.   Test- en monstertemperatuur

De voor het proeven bestemde oliemonsters worden gedurende de test bewaard in glazen bij 28 °C ± 2 °C. Deze temperatuur is gekozen omdat deze het eenvoudiger maakt om organoleptische verschillen waar te nemen dan bij omgevingstemperatuur en omdat bij lagere temperaturen de aromatische stoffen die kenmerkend zijn voor deze oliën slecht vervliegen en hogere temperaturen leiden tot de vorming van vluchtige stoffen die kenmerkend zijn voor verhitte oliën. Zie de norm IOC/T.20/Doc. nr. 5 "Glass for Oil Tasting" voor de methode die moet worden gebruikt voor het verhitten van de monsters wanneer deze in het glas zitten.

De testruimte moet een temperatuur hebben van tussen de 20 °C en 25 °C (zie IOC/T.20/Doc. nr. 6).

8.3.   Testtijden

De ochtend is de beste tijd voor het proeven van oliën. Het is aangetoond dat er optimale waarnemingsperioden zijn met betrekking tot smaak en geur gedurende de dag. Maaltijden worden voorafgegaan door een periode waarin de reuk/smaakgevoeligheid toeneemt, terwijl na afloop deze gewaarwordingen verminderen.

Dit criterium moet echter niet tot het extreme worden doorgevoerd, waarbij proevers kunnen worden afgeleid door hongergevoelens waardoor hun onderscheidende capaciteit wordt aangetast; daarom wordt aangeraden om de proefsessies tussen tien uur 's ochtends en twaalf uur 's middags te houden.

8.4.   Proevers: algemene gedragsregels

De volgende aanbevelingen zijn van toepassing op het gedrag van proevers gedurende hun werkzaamheden.

Wanneer een proever door de organisator wordt opgeroepen om deel te nemen aan een organoleptische test, moet hij ervoor zorgen dat hij op de aangegeven tijdstippen kan meewerken en dient hij de volgende regels in acht te nemen:

De proever mag uiterlijk vanaf 30 minuten vóór het tijdstip dat voor de test is vastgesteld niet roken of koffie drinken.

De proever mag geen parfum, cosmetica of zeep gebruiken waarvan de geur bij de test nog waarneembaar zou kunnen zijn. De handen moeten worden gewassen met ongeparfumeerde of nauwelijks geparfumeerde zeep, vervolgens zo vaak als nodig is worden afgespoeld en gedroogd om iedere geur van de zeep te doen verdwijnen.

De proever mag ten minste het laatste uur voor de test niets eten.

Als de proever zich fysiek niet goed voelt, in het bijzonder als de geur- of smaakwaarneming is aangetast, of bij psychologische omstandigheden die concentratie onmogelijk maken, onthoudt de proever zich van het proeven en dient hij de organisator in te lichten.

Als de proever aan bovengenoemde regels voldoet, dient hij zich ordelijk en stil in de hem toegewezen cabine te installeren.

De proever dient de aanwijzingen op het beoordelingsformulier aandachtig te lezen en pas met de test van het monster te beginnen wanneer hij volledig is voorbereid op de taak die hij moet uitvoeren (relaxt en ongehaast). Bij twijfel overlegt de proever onder vier ogen met de voorzitter.

De proever voert zijn taken in stilte uit.

Mobiele telefoons moeten te allen tijde uitgeschakeld zijn om verstoring van de concentratie en werkzaamheden van collega's te voorkomen.

9.   PROCEDURE VOOR DE ORGANOLEPTISCHE BEOORDELING EN INDELING VAN OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

9.1.   Proeftechniek

9.1.1.

De proever neemt het glas, met daarop nog het horlogeglaasje, vervolgens houdt hij het iets schuin en maakt een draaiende beweging met het glas zodat een zo groot mogelijk gedeelte van de binnenkant bevochtigd wordt. Vervolgens neemt hij het horlogeglaasje van het glas en inhaleert hij de geur van het monster met langzame diepe teugen om zich een oordeel te vormen over de olie. Dit ruiken dient niet langer te duren dan 30 seconden. Als de proever in die periode niet tot een conclusie is gekomen, moet hij even onderbreken alvorens opnieuw te beginnen.

Zodra de geurtest is beëindigd, wordt de flavour (het totaal van retronasale, olfactorische, smaak- en tactiele gewaarwordingen) beoordeeld. Daartoe wordt een slokje, ongeveer 3 ml, olijfolie genomen. Het is van zeer groot belang dat de olijfolie door de hele mondholte wordt verspreid, dat wil zeggen vanaf de voorkant van de mond en de tong, via de zijkanten en het achterste gedeelte van de tong tot het gehemelte en de keel, aangezien smaak en mondgevoel in de verschillende zones van de tong, het gehemelte en de keel met een verschillende intensiteit worden waargenomen.

Er moet met nadruk op worden gewezen dat het noodzakelijk is dat voldoende olijfolie zeer langzaam over het achterste gedeelte van de tong tot het gehemelte en de keel wordt verspreid, waarbij de aandacht moet worden geconcentreerd op de volgorde waarin bitterheid en scherpte worden waargenomen. Als deze methode niet wordt gevolgd, kunnen bij bepaalde soorten olijfolie deze twee stimuli onopgemerkt blijven of kan de bitterheid worden gemaskeerd door de scherpte.

Door korte opeenvolgende inademingen via de mond kan er niet alleen voor worden gezorgd dat het monster zich in de hele mondholte verspreidt, maar ook dat retronasaal de vluchtige aromatische componenten worden waargenomen.

Er moet ook rekening worden gehouden met het mondgevoel van de scherpte. Hiervoor is het raadzaam de olijfolie in te slikken.

9.1.2.

Bij de organoleptische beoordeling van olijfolie van de eerste persing wordt aanbevolen om maximaal VIER MONSTERS te beoordelen bij elke sessie, met maximaal drie sessies per dag, om een contrast-effect te voorkomen dat kan ontstaan bij het direct na elkaar proeven van andere monsters.

Aangezien bij opeenvolgende tests vermoeidheid of verlies van waarnemingsscherpte optreedt, moet een product worden gebruikt waarmee de resten van olijfolie van de juist verrichte test uit de mond kunnen worden verwijderd.

Aanbevolen wordt om een stukje appel te gebruiken dat na kauwen in de spuwbak kan worden gegooid. Vervolgens dient de mond te worden gespoeld met een beetje water op omgevingstemperatuur. Er dient minstens 15 minuten te zitten tussen het einde van de ene sessie en het begin van de volgende.

9.2.   Gebruik van het beoordelingsformulier door proevers

Het beoordelingsformulier dat is bestemd voor de proevers is opgenomen in afbeelding 1 van deze bijlage.

Elke proever die deel uitmaakt van het panel, moet aan de aangeboden olie ruiken en die daarna proeven (1). Vervolgens moet hij op de schaal van 10 cm van het beoordelingsformulier de intensiteit vermelden waarmee hij elk van de negatieve en positieve kenmerken waarneemt.

Wanneer negatieve kenmerken worden waargenomen die niet in afdeling 4 worden vermeld, moeten die in de rubriek "overige" worden aangegeven, waarbij de termen worden gebruikt die deze kenmerken het best beschrijven.

9.3.   Gebruik van de gegevens door de voorzitter van het panel

De voorzitter van het panel verzamelt de door de proevers ingevulde beoordelingsformulieren en bekijkt de voor de verschillende kenmerken toegekende intensiteit. Wanneer hij een onregelmatigheid constateert, vraagt hij de proever zijn beoordelingsformulier te herzien en eventueel de test te herhalen.

De voorzitter van het panel verwerkt de door elke proever vermelde gegevens in een computerprogramma zoals vermeld in de norm IOC/T.20/Doc. nr. 15) teneinde de resultaten van de analyse statistisch te berekenen op basis van de berekening van de mediaan. Zie afdeling 9.4 en het aanhangsel bij deze bijlage. De gegevens voor een monster worden ingevoerd als een matrix met negen kolommen (die overeenkomen met de negen kenmerken) en n regels (de n proevers van het panel).

Wanneer een gebrek door ten minste 50 % van de panelleden in de rubriek "overige" wordt vermeld, wordt de mediaan van dit gebrek berekend en wordt de olie dienovereenkomstig ingedeeld.

De waarde van de robuuste variatiecoëfficiënt die de indeling bepaalt (het gebrek met de sterkste intensiteit en het kenmerk fruitig) mag niet groter zijn dan 20 %.

Indien het tegendeel het geval is, moet de voorzitter van het panel de beoordeling van dat specifieke monster herhalen bij een andere proefsessie.

Indien deze situatie zich vaak voordoet, wordt het de voorzitter van het panel aangeraden om de proevers specifieke aanvullende opleiding te geven (IOC/T.20/Doc. nr. 14, § 5) en de herhaalbaarheidsindex en afwijkingsindex te gebruiken om de prestaties van het panel te controleren (IOC/T.20/Doc. nr. 14, § 6).

9.4.   Indeling van de olie

De olie wordt aan de hand van de mediaan van de gebreken en de mediaan van het kenmerk fruitig in één van onderstaande categorieën ingedeeld. De mediaan van de gebreken wordt gedefinieerd als de mediaan van het gebrek dat met de grootste intensiteit is waargenomen. De mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid worden met één decimaal weergegeven.

De indeling van de olie gebeurt door de waarde van de mediaan van de gebreken en de mediaan van de fruitigheid met onderstaande referentie-intervallen te vergelijken. Aangezien bij de vaststelling van de grenzen van deze intervallen rekening is gehouden met de fout van de methode, worden zij als absoluut beschouwd. Met de computerprogramma's kan de indeling als een tabel met statistische gegevens of grafisch zichtbaar worden gemaakt.

(a)

Extra olijfolie van de eerste persing: de mediaan van de gebreken is gelijk aan 0 en de mediaan van de fruitigheid is hoger dan 0.

(b)

Olijfolie van de eerste persing: de mediaan van de gebreken is hoger dan 0, maar niet hoger dan 3,5 en de mediaan van de fruitigheid is hoger dan 0.

(c)

Olijfolie voor verlichting: de mediaan voor de gebreken is hoger dan 3,5 of de mediaan voor de gebreken is lager dan of gelijk aan 3,5 en de mediaan van de fruitigheid is gelijk aan 0.

Opmerking 1:

Wanneer de mediaan van het kenmerk "bitter" en/of "scherp" hoger is dan 5,0, vermeldt de voorzitter van het panel dit op het analysecertificaat.

Afbeelding 1

BEOORDELINGSFORMULIER VOOR OLIJFOLIE VAN DE EERSTE PERSING

Intensiteit waarmee de gebreken worden waargenomen

Olijvengisting/droesem (2)

 

 

Schimmel/vochtig/grond (2)

 

 

Wijnachtig/azijn-

achtig/zuur/wrang (2)

 

 

Bevroren olijven

(vochtig hout)

 

 

Ranzig

 

 

Andere negatieve kenmerken:

 

 

Omschrijving:

Metalig  Hooi  Wormstekig  Robuust 

Pekel  Gekookt of verbrand  Vruchtwater 

Esparto  Komkommer  Smeermiddelen 

Intensiteit waarmee de positieve kenmerken worden waargenomen

Fruitig

 

 

 

Groen 

Rijp 

Bitter

 

 

Scherp

 

 

 

 

 

Naam van de proever:

 

Code van de proever:

Monstercode:

Handtekening:

Aanhangsel

Methode voor de berekening van de mediaan en de betrouwbaarheidsintervallen

Mediaan

Formula

De mediaan wordt gedefinieerd als het reële getal Xm, dat wordt gekenmerkt door het feit dat de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling (X) lager dan dat getal (Xm) liggen, kleiner dan of gelijk aan 0,5 is en dat tegelijkertijd de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling (X) gelijk aan Xm zijn of lager dan Xm liggen, gelijk aan of groter dan 0,5 is. Een meer praktische definitie is dat de mediaan het 50e percentiel is van een naar opklimmende grootte gerangschikte reeks getallen. Eenvoudiger gezegd: de mediaan is de middelste waarde van een gerangschikte reeks met een oneven aantal getallen of het gemiddelde van de twee middelste waarden van een gerangschikte reeks met een even aantal getallen.

Robuuste standaardafwijking

Om de variabiliteit rond de mediaan op betrouwbare wijze te kunnen schatten, moet de robuuste standaardafwijking volgens Stuart en Kendall worden geschat (4). Met onderstaande formule wordt de asymptotische robuuste standaardafwijking berekend, d.w.z. de robuuste schatting van de variabiliteit van de betrokken gegevens, waarbij N het aantal waarnemingen is en IQR de interkwartielafstand, die precies 50 % omvat van de gevallen van ongeacht welke waarschijnlijkheidsverdeling:

Formula

De interkwartielafstand wordt berekend op basis van de afstand tussen het 75e en 25e percentiel.

Formula

Het percentiel is de waarde Xpc, die wordt gekenmerkt door het feit dat de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling lager dan Xpc liggen, kleiner dan of gelijk aan een bepaald honderdste is en dat tegelijkertijd de waarschijnlijkheid (p) dat de waarden van de verdeling gelijk aan Xpc zijn of lager dan Xpc liggen, gelijk aan of groter dan het genoemde honderdste is. Het honderdste bepaalt de geselecteerde fractie van de verdeling. In het geval van de mediaan is deze gelijk aan 50/100.

Formula

In de praktijk is het percentiel de verdelingswaarde die overeenkomt met een bepaald oppervlak dat wordt begrensd door de verdelings- of dichtheidskromme. Zo is het 25e percentiel de verdelingswaarde die overeenkomt met een oppervlak van 0,25 of 25/100.

In deze methode worden percentielen berekend op basis van de werkelijke waarden die voorkomen in de gegevensmatrix (berekeningsprocedure voor percentielen).

Robuuste variatiecoëfficiënt (%)

De robuuste variatiecoëfficiënt rVC% is een dimensieloos getal, dat de procentuele variabiliteit van de geanalyseerde reeks getallen aangeeft. Daarom is deze coëfficiënt zeer nuttig bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van de panelleden.

Formula

95 %-betrouwbaarheidsinterval voor de mediaan

Het 95 %-betrouwbaarheidsinterval (waarde van de fout van de eerste soort gelijk aan 0,05 of 5 %) is het interval waarop de mediaan zou kunnen variëren wanneer de test een oneindig aantal keren zou kunnen worden herhaald. In de praktijk geeft dit interval de variabiliteit van de test onder de gekozen praktijkomstandigheden aan als men uitgaat van de veronderstelling dat het experiment vaak zou kunnen worden herhaald. Het interval helpt net als de rVC% bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de test.

Formula

Formula

waarbij C voor het 95 %-betrouwbaarheidsinterval gelijk is aan 1,96.

Een voorbeeld van het berekeningsformulier is opgenomen in bijlage I bij de norm IOC/T.20/Doc. nr. 15.

Referenties

(1)

Wilkinson, L. 1990. Systat: The system for statistics. Evanston, IL.SYSTAT Inc.

(2)

Cicchitelli, G. 1984. Probabilità e Statistica. Maggioli Editore, Rimini.

(3)

Massart, D.L.; Vandeginste, B.G.M.; Deming, Y.; Michotte, L. 1988. Chemometrics. A textbook. Elsevier. Amsterdam.

(4)

Kendall, M.G.; Stuart, A. 1967. The advanced theory of statistics. Vol. 1. Hafner Publishing Co.

(5)

McGill, R.; Tukey, J.W.; Larsen, W.A. 1978. Variation of Box Plots. The American Statistician, 32, (2), 12-16.

(6)

IOC/T.28/Doc. nr. 1, september 2007, Guidelines for the accreditation of sensory testing laboratories with particular reference to virgin olive oil according to standard ISO/IEC 17025:2005.

(7)

IOC/T.20/Doc. nr.14.

(8)

IOC/T.20/Doc. nr. 15.

(9)

ISO/IEC 17025:05.


(1)  De proever behoeft een olie niet te proeven wanneer hij alleen door te ruiken een uiterst intens negatief kenmerk waarneemt. Hij dient deze uitzonderlijke situatie op het beoordelingsformulier te vermelden.

(2)  Doorhalen wat niet van toepassing is


BIJLAGE VI

„BIJLAGE XX bis

METHODE VOOR DE DETECTIE VAN ANDERE OLIËN IN OLIJFOLIËN

1.   DOEL

Deze methode wordt gebruikt om de aanwezigheid te detecteren van andere plantaardige oliën in olijfoliën. Plantaardige oliën met een hoog linolzuurgehalte (soja, koolzaad, zonnebloem enz.) en sommige plantaardige oliën met een hoog oliegehalte, zoals olie van hazelnoot of zonnebloem met een hoog oliegehalte en oliën uit perskoeken van olijven, kunnen worden gedetecteerd in olijfoliën. Het gedetecteerde niveau is afhankelijk van het soort andere olie en de olijfsoort. Bij hazelnootolie komt een detectieniveau tussen 5 en 15 % het meest voor. Met deze methode kan het type gedetecteerde andere olie niet worden bepaald en wordt alleen aangegeven of de olie echt of onecht is.

2.   PRINCIPE

De olie wordt gezuiverd door middel van vastefase-extractie (SPE) op kiezelgelpatronen. De samenstelling van triacylglycerol (TAG) wordt bepaald door middel van vloeistofchromatografie met omgekeerde fase in hoge resolutie met gebruik van een refractieve indexdetector en propaannitril als de mobiele fase. Methylesters van vetzuren (FAME's) worden bereid uit gezuiverde olie door middel van methylering met een koude oplossing van KOH in methanol (bijlage X.B) waarna de esters worden geanalyseerd middels capillaire gaschromatografie met gebruik van hoogpolaire kolommen (bijlage X.A). De theoretische triacylglycerolsamenstelling wordt berekend op basis van de samenstelling van vetzuren door een computerprogramma waarbij wordt uitgegaan van een 1,3-willekeurig, 2-willekeurige verdeling van vetzuren in de triacylglycerol, met beperkingen voor verzadigde vetzuren op de 2-positie. De berekeningsmethode is een aanpassing van de in bijlage XVIII beschreven procedure. Er worden meerdere wiskundige algoritmes berekend op basis van theoretische en experimentele (HPLC-) triacylglycerolsamenstellingen en de daaruit voortvloeiende waarden worden vergeleken met die welke zijn opgenomen in een database die is opgebouwd op basis van echte olijfoliën.

3.   MATERIAAL EN REAGENTIA

3.1.   Zuivering van de olie

3.1.1.

Kegelvormige kolven van 25 ml.

3.1.2.

Glazen buizen van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant en doppen voorzien van PTFE-verbinding.

3.1.3.

Silicagelpatronen, 1 g (6 ml) voor vastefase-extractie (bijvoorbeeld Waters, Massachusetts, VS).

3.1.4.

n-hexaan, van analysekwaliteit.

3.1.5.

Loopvloeistofmengsel van hexaan/diethylether (87:13, V/V).

3.1.6.

N-heptaan, van analysekwaliteit.

3.1.7.

Aceton, van analysekwaliteit.

3.2.   HPLC-analyse van triaglycerolen

3.2.1.

Micro-injectiespuitjes (50 μL) en naalden voor HPLC-injectie.

3.2.2.

Propaannitril, super zuiverheid of HPLC-kwaliteit (bijvoorbeeld: ROMIL, Cambridge, Verenigd Koninkrijk), gebruikt als mobiele fase.

3.2.3.

HPLC-kolom (inwendige diameter van 25 cm × 4 μm), gepakt met RP-18-fase (deeltjesgrootte 4 μm).

3.3.   Bereiding van methylesters van vetzuren

(zie bijlage X.B)

3.3.1.

Methanol met maximaal 0,5 % water.

3.3.2.

Heptaan, van analysekwaliteit.

3.3.3.

Een 2 M kaliumhydroxideoplossing in methanol. Los 1,1 g kaliumhydroxide op in 10 ml methanol.

3.3.4.

Glazen buizen van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant en doppen voorzien van PTFE-verbinding.

3.4.   GC-analyse van FAME's

(Zie de methode voor het bepalen van onverzadigde transvetzuren door middel van capillaire gaschromatografie zoals beschreven in bijlage X.A).

3.4.1.

Micro-injectiespuitjes (5 μL) en naalden voor GC-injectie.

3.4.2.

Waterstof of helium als draaggas.

3.4.3.

Waterstof en zuurstof voor vlamionisatiedetector.

3.4.4.

Stikstof of helium als hulpdraaggas.

3.4.5.

Een fused-silica capillaire kolom (inwendige diameter 50-60 m × 0,25-0,30 mm) gecoat met cyanopropylpolysiloxaan of cyanopropylfenylsiloxaan-fasen (SP-2380 of soortgelijk) met een laagdikte van 0,20-0,25 μm.

4.   APPARATUUR

4.1.

Vacuümapparaat voor vastefase-extractie.

4.2.

Rotatieverdamper.

4.3.

HPLC-uitrusting, bestaande uit:

4.3.1.

Ontgasser voor de mobiele fase.

4.3.2.

Rheodyne-injectieventiel met een lus van 10 μL.

4.3.3.

Hogedrukpompeenheid.

4.3.4.

Thermostatische stoof voor de HPLC-kolom die in staat is lagere temperaturen dan de omgevingstemperatuur te creëren (15-20 °C), (bijvoorbeeld van het type Peltier).

4.3.5.

Refractieve indexdetector.

4.3.6.

Gecomputeriseerd gegevensverzamelingssysteem voorzien van een integratieprogramma.

4.4

Capillaire gaschromatografie-uitrusting zoals beschreven in bijlage X.A, voorzien van:

4.4.1.

Splitinjector.

4.4.2.

Vlamionisatiedetector (FID).

4.4.3.

Stoof met programeerbare temperatuur.

4.4.4.

Gecomputeriseerd gegevensverzamelingssysteem voorzien van een integratieprogramma.

4.5.

Computer met Microsoft Excel-programma

5.   ANALYSEPROCEDURE

5.1.   Zuivering van de olie

Plaats een SPE-patroon silicagel in een apparaat voor elutie onder vacuüm en was onder vacuüm met 6 ml hexaan. Hef het vacuüm op om te voorkomen dat de kolom uitdroogt en plaats een kegelvormige kolf onder de patroon. Breng vervolgens in de kolom een oplossing van olie (ongeveer 0,12 g) in 0,5 ml hexaan, opdat de oplossing in de silicagel binnendringt; elueer vervolgens met 10 ml van het loopvloeistofmengsel (punt 3.1.5) hexaan/diethylether (87:13 V/V) onder vacuüm. Homogeniseer de geëlueerde loopvloeistof en giet ongeveer de helft van het volume in een andere kegelvormige kolf. Laat beide oplossingen afzonderlijk onder verminderde druk bij kamertemperatuur tot uitdroging verdampen in een rotatieverdamper. Los voor analyse van de triaglycerolen een van de residuen op in 1 ml aceton (zie de eerste alinea van 5.2) en giet deze in een glazen buis van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant. Los het andere residu in 1 ml n-heptaan en giet dit in een tweede glazen buis van 5 ml met schroefdraad aan de bovenkant om de methylesters van vetzuren voor te bereiden.

Opmerking: Zuivering van de olie kan worden uitgevoerd met behulp van een silicagelkolom, zoals beschreven in IUPAC-methode 2.507.

5.2.   HPLC-analyse van triaglycerolen

Installeer het HPLC-systeem, waarbij de kolomtemperatuur op 20 °C wordt gehouden en gebruik propaannitril als de mobiele fase bij een stroomsnelheid van 0,6 ml/min. Voer een injectie van het oplosmiddel uit wanneer de basislijn stabiel is; gebruik indien de basislijn wordt verstoord in het gebied van 12 tot 25 min. een ander soort aceton of een mengsel van propaannitril/aceton (25:75) om het monster op te lossen.

Opmerking: Sommige soorten aceton leiden tot verstoringen van de basislijn in het voornoemde gebied.

Injecteer 10 μl van de oplossing van gezuiverde olie in aceton (5 %). Het duurt ongeveer 60 min. voor de uitvoering is voltooid. De temperatuur van de stoof en de stroomsnelheid moeten worden aangepast om een chromatogram te verkrijgen dat lijkt op het in afbeelding 1 afgebeelde chromatogram, waar de trilinoleïnepiek (piek 1) elueert bij 15,5 min. en de resoluties tussen de paren LLL/OLLn (pieken 1 en 2) en OLL/OOLn (pieken 4 en 5) goed zijn.

De hoogte van piek 2 (OLLn+PoLL) moet minstens 3 % van de volledige schaaluitslag behalen.

5.3.   Voorbereiding van methylesters van vetzuren

Voeg 0,1 ml van een 2M kaliumhydroxideoplossing in methanol toe aan de oplossing zuivere olie in 1 mL n-heptaan. Doe een dop op de buis en schroef deze vast. Schud de buis krachtig gedurende 15 seconden en laat stratificeren tot de bovenlaag helder wordt (5 minuten). De n-heptaanoplossing is klaar om te worden geïnjecteerd in de gaschromatograaf. De oplossing kan maximaal 12 uur worden bewaard bij kamertemperatuur.

5.4.   Gaschromatografie-analyse van methylesters van vetzuren

De in de methode voor de bepaling van onverzadigde transvetzuren beschreven procedure moet worden gebruikt (zie bijlage X.A).

Het gaschromatografiesysteem wordt geïnstalleerd met een stooftemperatuur van 165 °C. De aanbevolen stooftemperatuur is isotherm bij 165 °C gedurende 10 min. en wordt daarna met 1,5 °C/min. verhoogd tot 200 °C. Er wordt een injectietemperatuur aanbevolen tussen de 220 °C en 250 °C om de vorming van transvetzuren te minimaliseren (zie bijlage X.A). De temperatuur van de detector is 250 °C. Waterstof of helium moet worden gebruikt als draaggas bij een druk in de kolomkop van ongeveer 130 kPa. Injecteer een volume van 1 μL in de splitinjectiemode.

Er moet een gaschromatografieprofiel worden verkregen dat lijkt op het profiel dat is weergegeven in afbeelding 2. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de resolutie tussen C18:3 en C20:1 (de C18:3-piek moet verschijnen voor de C20:1-piek). Om deze omstandigheden te bereiken, moeten de aanvangstemperatuur en/of de druk in de kolomkop worden geoptimaliseerd. Pas de injectieomstandigheden aan (temperatuur, splitverhouding en volume-injectie) om de onderscheiding van palmitinezuur en palmitoleïnezuur te minimaliseren.

De hoogte van de C20:0-piek moet ongeveer 20 % van de volledige schaaluitslag zijn om de transisomeren te kwantificeren. Als de C18:0-piek is verstoord, verminder dan de monsterhoeveelheid.

6.   INTEGRATIE VAN DE CHROMATOGRAFISCHE PIEKEN

6.1.   HPLC-chromatogram

In afbeelding 1 wordt een typisch HPLC-chromatogram weergegeven van triacylglycerolen van een gezuiverde olijfolie. Voor integratie van de pieken moeten drie basislijnen worden getraceerd: de eerste tussen het begin van piek 1 en het einde van piek 3, de tweede tussen het begin van piek 4 en het dal voor piek 8 en de derde tussen het dal voor piek 8 en het einde van piek 18.

Het totale oppervlak is de som van de oppervlakken van alle pieken (geïdentificeerd en niet-geïdentificeerd) van piek 1 tot en met piek 18. Het percentage van elke piek wordt gegeven door:

Formula

De percentages dienen te worden opgegeven met twee cijfers achter de komma.

6.2.   GC-chromatogram

In afbeelding 2 wordt een GC-chromatogram weergegeven van alkylesters van vetzuren die zijn verkregen van een gezuiverde olijfolie. De percentages van de volgende vetzuren moeten worden berekend:

Palmitinezuur;

P (C16:0)

=

methylester + ethylester

Stearinezuur;

S (C18:0)

=

methylester

Palmitoleïnezuur;

Po (C16:1)

=

som van methylesters van de twee cis-isomeren

Oliezuur;

O (C18:1)

=

som van methylesters van de twee cis-isomeren + ethylester + transisomeren

Linolzuur;

L (C18:2)

=

methylester + ethylester + transisomeren

Linoleenzuur;

Ln (C18:3)

=

methylester + transisomeren

Arachidonzuur;

A (C20:0)

=

methylester

Eicoseenzuur;

G (C20:1)

=

methylester

Esters van ethyl en transisomeren kunnen ontbreken in het GC-chromatogram.

Het totale oppervlak (AT) is de som van alle pieken die voorkomen in het chromatogram van C14:0 tot C24:0, met uitzondering van het oppervlak dat overeenkomt met het squaleen. Het percentage van elke piek wordt als volgt berekend:

Formula

De resultaten dienen te worden opgegeven met twee cijfers achter de komma.

Voor de berekening van de computerprogramma's is het niet nodig om te normaliseren tot 100, aangezien dit automatisch wordt gedaan.

Afbeelding 1

HPLC-chromatogram van TAG's van een "Chamlali"-olijfolie uit eerste persing Belangrijkste componenten van de chromatografische pieken

Image

Tabel 1

Herhaalbaarheidsgegevens van de bepaling van TAG's van olijfolie van de eerste persing door middel van HPLC bij een kolomtemperatuur van 20 °C en met gebruik van propaannitril als mobiele fase

ECN

HPLC-pieken

TAG's

Monster 1

Monster 2

Monster 3

Monster 4

Monster 5

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

Gemid-delde (%)

RSDr (%)

42

1

LLL

0,020

7,23

0,066

5,18

0,095

4,10

0,113

0,95

0,34

1,05

2

OLLn+ PoLL

0,085

7,44

0,24

1,78

0,26

2,25

0,35

2,02

0,50

2,83

3

PLLn

0,023

15,74

0,039

5,51

0,057

5,62

0,082

4,35

0,12

6,15

44

4

OLL

0,47

1,52

1,53

0,42

2,62

0,98

3,35

1,05

4,37

1,13

5

OOLn+ PoOL

1,07

2,01

1,54

0,46

1,61

0,71

1,72

1,07

1,77

2,40

6

PLL+ PoPoO

0,11

12,86

0,24

4,37

0,65

1,32

1,35

0,73

2,28

1,24

7

POLn+ PpoPo+ PpoL

0,42

5,11

0,49

2,89

0,55

2,01

0,85

1,83

1,09

1,96

46

8

OOL+ LnPP

6,72

0,63

8,79

0,31

11,21

0,42

13,25

0,33

15,24

0,23

9

PoOO

1,24

2,86

1,49

0,95

1,63

0,85

2,12

0,45

2,52

0,56

10

SLL+ PLO

2,70

0,65

4,05

0,70

6,02

0,65

9,86

0,53

11,53

0,31

11

PoOP+ SpoL+ SOLn+ SpoPo

0,64

4,42

0,69

3,02

0,79

1,23

1,53

0,89

1,70

1,66

48

12+13

OOO+ PLP+ PoPP

49,60

0,07

48,15

0,06

42,93

0,06

33,25

0,10

24,16

0,06

14

SOL

0,82

1,72

0,92

1,56

1,05

1,32

1,25

1,05

1,60

1,77

15

POO

22,75

0,25

21,80

0,20

21,05

0,30

20,36

0,35

20,17

0,14

50

16

POP

3,05

0,46

4,56

0,42

4,98

0,52

5,26

0,41

5,57

0,38

17

SOO

6,87

0,21

5,56

0,33

4,86

0,43

4,12

0,72

3,09

0,69

18

POS+ SLS

1,73

1,23

1,65

1,10

1,54

0,99

1,49

1,10

1,41

1,00

n

=

3 replicaties

RSDr

=

relatieve standaardafwijking van de herhaalbaarheid

Afbeelding 2

GC-chromatogram van alkylesters van vetzuren verkregen uit een olie uit perskoeken van olijven door middel van transesterificatie met een koude oplossing van KOH in methanol

Image

7.   DETECTIE VAN ANDERE OLIËN IN OLIJFOLIËN

De berekeningsmethode voor de detectie van andere oliën in olijfoliën door middel van een vergelijking van wiskundige algoritmes met een database die is opgebouwd uit echte olijfoliën is opgenomen in bijlage I bij norm IOC/T.20/Doc. nr. 25.”


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/68


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1349/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

55,3

IL

200,7

MA

78,3

TN

115,1

TR

97,6

ZZ

109,4

0707 00 05

AL

106,5

MA

154,0

TR

141,2

ZZ

133,9

0709 93 10

MA

147,4

TR

145,2

ZZ

146,3

0805 10 20

AR

26,3

TR

57,0

UY

27,9

ZA

33,1

ZZ

36,1

0805 20 10

MA

63,8

ZZ

63,8

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

108,1

JM

139,0

TR

70,6

ZZ

105,9

0805 50 10

TR

58,8

ZZ

58,8

0808 10 80

BA

78,8

CN

77,6

MK

32,3

NZ

153,0

US

114,5

ZZ

91,2

0808 30 90

TR

120,5

US

154,6

ZZ

137,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/70


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2013

inzake een aanvullende financiële bijdrage voor 2013 aan de visserijcontroleprogramma’s van de lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8576)

(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2013/762/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (1), en met name artikel 21,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op basis van de verzoeken om cofinanciering door de Unie die door de lidstaten zijn ingediend in hun visserijcontroleprogramma’s voor 2013, heeft de Commissie Uitvoeringsbesluit 2013/410/EU van 10 juli 2013 inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2013 aan de programma’s van de lidstaten met betrekking tot de controle van visserijactiviteiten (2) goedgekeurd, maar niet alle voor 2013 beschikbare budgettaire middelen zijn benut.

(2)

Dat onbenutte deel van de begroting voor 2013 moet nu worden toegewezen door middel van een nieuw besluit.

(3)

Overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 861/2006 is de lidstaten verzocht programma’s in te dienen voor aanvullende financiering voor de door de Commissie in haar brief aan de lidstaten van 7 juni 2013 vastgestelde prioritaire gebieden, d.w.z. projecten om de elektronische registratie- en meldsystemen (ERS) van de lidstaten aan te passen in het licht van de toekomstige verplichting om alle vangsten aan te landen, met inbegrip van projecten gericht op de aanpassing van de gegevensbanken van de lidstaten, de interoperabiliteit van de ERS-systemen, de meting van het motorvermogen en de traceerbaarheid van visserijproducten. De eisen waaraan marktdeelnemers en/of lidstaten die investeren in traceerbaarheidsprojecten, moeten voldoen, zijn door de Commissie vastgesteld in haar brief aan de lidstaten van 14 mei 2012.

(4)

Op grond daarvan en wegens budgettaire beperkingen zijn in de programma’s verzoeken om financiering door de Unie in verband met acties zoals opleiding en initiatieven om de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid onder de aandacht te brengen, afgewezen, aangezien die niet gericht waren op de bovenbedoelde prioritaire gebieden. Vanwege budgettaire beperkingen konden niet alle in de programma’s opgenomen projecten voor de door de Commissie vastgestelde prioritaire gebieden worden goedgekeurd. De Commissie heeft de te cofinancieren projecten moeten selecteren op basis van een beoordeling van hun overeenstemming met de vastgestelde prioriteiten.

(5)

Met betrekking tot traceerbaarheidsprojecten dient te worden gegarandeerd dat zij op basis van internationaal erkende normen worden ontwikkeld, zoals vereist op grond van artikel 67, lid 8, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (3).

(6)

Aanvragen voor financiering door de Unie zijn getoetst aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 391/2007 van de Commissie van 11 april 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad, wat betreft de uitgaven die de lidstaten doen bij de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid geldende toezicht- en controleregelingen (4).

(7)

Voor de financiële bijdrage van de Unie moeten een maximumbedrag en een steunpercentage worden bepaald binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen, en moeten de voorwaarden voor toekenning van die bijdrage worden vastgesteld.

(8)

Om investeringen in door de Commissie vastgestelde prioritaire acties te stimuleren en om rekening te houden met de negatieve gevolgen van de financiële crisis voor de begroting van de lidstaten, moet voor de uitgaven voor de bovenbedoelde prioritaire gebieden een hoog cofinancieringspercentage worden vastgesteld binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad aangegeven grenzen.

(9)

Om voor de bijdrage in aanmerking te komen, moeten op grond van dit besluit gecofinancierde projecten voldoen aan alle desbetreffende bepalingen van de wetgeving van de Unie en met name aan Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit wordt een aanvullende financiële bijdrage van de Unie toegekend in de door de lidstaten voor 2013 verrichte uitgaven in verband met de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) geldende toezicht- en controlesystemen, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006. Tevens worden het bedrag voor iedere lidstaat, het steunpercentage en de voorwaarden voor toekenning van de financiële bijdrage van de Unie vastgesteld.

Artikel 2

Afsluiting van nog betaalbaar te stellen verplichtingen

Alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, moeten uiterlijk op 30 juni 2017 door de betrokken lidstaat worden voldaan. Betalingen die na die datum door een lidstaat worden gedaan, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ongebruikte begrotingskredieten die betrekking hebben op dit besluit, worden uiterlijk op 31 december 2018 geannuleerd.

Artikel 3

Nieuwe technologieën en IT-netwerken

1.   Met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de totstandbrenging van nieuwe technologieën en IT-netwerken, om ervoor te zorgen dat de verzameling en het beheer van gegevens op het gebied van toezicht, controle en bewaking inzake visserijactiviteiten efficiënt en veilig verlopen.

2.   Voor traceerbaarheidsprojecten wordt de EU-bijdrage beperkt tot 1 000 000 EUR in het geval van investeringen door autoriteiten van de lidstaten, en tot 250 000 EUR in het geval van particuliere investeringen. Het totale aantal door particuliere marktdeelnemers uitgevoerde traceerbaarheidsprojecten wordt beperkt tot 8 per lidstaat en per financieringsbesluit.

3.   Om voor de in lid 2 bedoelde financiële bijdrage in aanmerking te komen, moeten alle op grond van het onderhavige besluit gecofinancierde projecten voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (5) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

4.   De in bijlage I bedoelde projecten BG/13/02 in verband met Omegameters, EL/13/10 in verband met tablets voor inspectiedoeleinden, en PT/13/08 in verband met weeginstallaties komen in aanmerking voor een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven, met inachtneming van de in die bijlage vastgestelde grenzen.

Artikel 4

Automatische plaatsbepalingsapparatuur

1.   Met inachtneming van de in bijlage II aangegeven grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van automatische plaatsbepalingsapparatuur waarmee visserijcontrolecentra de vaartuigen met behulp van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) op afstand kunnen volgen.

2.   Om voor de in lid 1 bedoelde financiële bijdrage in aanmerking te komen, moet de automatische plaatsbepalingsapparatuur voldoen aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

Artikel 5

Elektronische registratie- en meldsystemen

Met inachtneming van de in bijlage III aangegeven grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de ontwikkeling, aanschaf en installatie van en de technische bijstand voor de onderdelen die nodig zijn voor elektronische registratie- en meldsystemen (ERS), om de interoperabiliteit van de ERS-systemen tussen de lidstaten en de nakoming van de verplichting om alle vangsten aan te landen („teruggooiverbod”), mogelijk te maken.

Artikel 6

Proefprojecten

Met inachtneming van de in bijlage V aangegeven grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde proefprojecten, een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor nieuwe controletechnologieën.

Artikel 7

Totale maximale bijdrage van de Unie per lidstaat

De geplande uitgaven, het subsidiabele deel daarvan en de maximale bijdrage van de Unie per lidstaat zijn als volgt vastgesteld:

(EUR)

Lidstaat

Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

België

430 000

280 000

252 000

Bulgarije

35 791

35 791

24 031

Denemarken

4 195 144

1 251 235

876 285

Estland

400 000

400 000

360 000

Ierland

200 000

200 000

180 000

Griekenland

228 500

78 500

50 650

Spanje

2 989 879

1 037 300

769 570

Frankrijk

2 058 585

1 356 145

631 082

Kroatië

267 490

267 490

227 400

Italië

1 850 000

422 000

379 800

Cyprus

100 000

100 000

90 000

Letland

124 038

124 038

111 634

Litouwen

99 919

99 919

89 927

Malta

1 470 510

615 000

553 500

Polen

1 487 812

1 389 812

1 090 831

Portugal

443 954

161 500

143 150

Roemenië

40 000

0

0

Finland

1 800 000

1 050 000

945 000

Zweden

2 450 000

1 150 000

1 035 000

Verenigd Koninkrijk

31 553

25 710

23 140

Totaal

20 703 175

10 044 440

7 833 000

Artikel 8

Adressaten

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, De Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 9 december 2013.

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.

(2)  PB L 204 van 31.7.2013, blz. 54.

(3)  PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1.

(4)  PB L 97 van 12.4.2007, blz. 30.

(5)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE I

NIEUWE TECHNOLOGIEËN EN IT-NETWERKEN

(EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

Bulgarije:

BG/13/02

20 452

20 452

10 226

BG/13/03

15 339

15 339

13 805

Subtotaal

35 791

35 791

24 031

Denemarken:

DK/13/21

469 509

469 509

172 731

DK/13/23

335 363

335 363

301 827

DK/13/24

250 000

0

0

DK/13/25

250 000

0

0

DK/13/26

250 000

0

0

DK/13/27

278 000

0

0

DK/13/28

275 000

0

0

DK/13/29

275 000

0

0

DK/13/30

275 000

0

0

DK/13/31

275 000

111 000

99 900

DK/13/32

300 000

0

0

DK/13/33

403 423

0

0

DK/13/34

221 340

0

0

DK/13/35

2 146

0

0

Subtotaal

3 859 781

915 872

574 458

Ierland:

IE/13/04

200 000

200 000

180 000

Subtotaal

200 000

200 000

180 000

Griekenland:

EL/13/10

50 000

50 000

25 000

EL/13/11

28 500

28 500

25 650

Subtotaal

78 500

78 500

50 650

Spanje:

ES/13/42

718 632

0

0

ES/13/45

454 090

0

0

ES/13/50

365 000

365 000

328 500

ES/13/54

33 900

0

0

ES/13/55

50 000

0

0

ES/13/56

16 000

16 000

14 400

ES/13/57

72 000

0

0

Subtotaal

1 709 622

381 000

342 900

Frankrijk:

FR/13/14

498 798

498 798

250 000

FR/13/15

711 700

711 700

250 000

FR/13/16

276 000

0

0

FR/13/17

115 647

115 647

104 082

FR/13/18

176 440

0

0

Subtotaal

1 778 585

1 326 145

604 082

Kroatië:

HR/13/08

10 000

10 000

9 000

HR/13/10

247 490

247 490

209 400

Subtotaal

257 490

257 490

218 400

Italië:

IT/13/10

450 000

422 000

379 800

IT/13/11

1 400 000

0

0

Subtotaal

1 850 000

422 000

379 800

Letland:

LV/13/04

124 038

124 038

111 634

Subtotaal

124 038

124 038

111 634

Litouwen:

LT/13/06

15 929

15 929

14 336

LT/13/05

26 066

26 066

23 459

Subtotaal

41 995

41 995

37 795

Malta:

MT/13/04

55 510

0

0

MT/13/05

1 400 000

600 000

540 000

MT/13/06

15 000

15 000

13 500

Subtotaal

1 470 510

615 000

553 500

Polen:

PL/13/16

250 000

152 000

136 800

PL/13/17

147 512

147 512

132 761

PL/13/18

240 300

240 300

216 270

Subtotaal

637 812

539 812

485 831

Portugal:

PT/13/06

129 200

111 100

99 990

PT/13/08

5 500

5 500

2 750

PT/13/09

264 354

0

0

Subtotaal

399 054

116 600

102 740

Roemenië:

RO/13/18

40 000

0

0

Subtotaal

40 000

0

0

Finland:

FI/13/11

350 000

350 000

315 000

FI/13/14

150 000

150 000

135 000

FI/13/15

750 000

0

0

Subtotaal

1 250 000

500 000

450 000

Zweden:

SE/13/04

500 000

0

0

SE/13/05

350 000

0

0

SE/13/06

450 000

0

0

SE/13/07

450 000

450 000

405 000

SE/13/08

200 000

200 000

180 000

Subtotaal

1 950 000

650 000

585 000

Verenigd Koninkrijk:

UK/13/05

9 933

9 933

8 940

UK/13/06

1 753

1 753

1 578

UK/13/07

5 843

0

0

Subtotaal

17 529

11 686

10 518

Totaal

15 700 707

6 215 929

4 711 339


BIJLAGE II

AUTOMATISCHE PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR

(EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

Frankrijk:

FR/13/12

250 000

0

0

Subtotaal

250 000

0

0

Verenigd Koninkrijk:

UK/13/04

14 024

14 024

12 622

Subtotaal

14 024

14 024

12 622

Totaal

264 024

14 024

12 622


BIJLAGE III

ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDSYSTEMEN

(EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

België:

BE/13/10

40 000

40 000

36 000

BE/13/11

200 000

200 000

180 000

BE/13/12

40 000

40 000

36 000

Subtotaal

280 000

280 000

252 000

Denemarken:

DK/13/22

335 363

335 363

301 827

Subtotaal

335 363

335 363

301 827

Estland:

EE/13/04

300 000

300 000

270 000

EE/13/05

100 000

100 000

90 000

Subtotaal

400 000

400 000

360 000

Spanje:

ES/13/43

246 300

246 300

221 670

Subtotaal

246 300

246 300

221 670

Frankrijk:

FR/13/13

30 000

30 000

27 000

Subtotaal

30 000

30 000

27 000

Kroatië:

HR/13/09

10 000

10 000

9 000

Subtotaal

10 000

10 000

9 000

Cyprus:

CY/13/04

100 000

100 000

90 000

Subtotaal

100 000

100 000

90 000

Litouwen:

LT/13/04

57 924

57 924

52 132

Subtotaal

57 924

57 924

52 132

Polen:

PL/13/14

350 000

350 000

315 000

PL/13/15

100 000

100 000

90 000

Subtotaal

450 000

450 000

405 000

Portugal:

PT/13/07

44 900

44 900

40 410

Subtotaal

44 900

44 900

40 410

Finland:

FI/13/10

350 000

350 000

315 000

FI/13/12

200 000

200 000

180 000

Subtotaal

550 000

550 000

495 000

Zweden:

SE/13/09

500 000

500 000

450 000

Subtotaal

500 000

500 000

450 000

Totaal

3 004 487

3 004 487

2 704 039


BIJLAGE V

PROEFPROJECTEN

(EUR)

Soort uitgaven

Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

België:

BE/13/13

150 000

0

0

Subtotaal

150 000

0

0

Spanje:

ES/13/44

471 074

0

0

ES/13/46

250 000

250 000

125 000

ES/13/48

160 000

160 000

80 000

ES/13/49

100 000

0

0

ES/13/51

2 000

0

0

Subtotaal

983 074

410 000

205 000

Poland:

PL/13/13

400 000

400 000

200 000

Subtotaal

400 000

400 000

200 000

Totaal

1 533 074

810 000

405 000


BIJLAGE VI

BEDRAGEN BETREFFENDE AFGEWEZEN OPLEIDINGS- EN UITWISSELINGSPROGRAMMA’S EN BEWUSTMAKINGSINITIATIEVEN INZAKE HET GLB

(EUR)

Lidstaat en projectcode

Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole

Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten

Maximale bijdrage van de Unie

Griekenland:

EL/13/12

150 000

0

0

Subtotaal

150 000

0

0

Spanje:

ES/13/47

40 000

0

0

ES/13/52

8 082

0

0

ES/13/53

2 800

0

0

Subtotaal

50 882

0

0

Totaal

200 882

0

0


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/81


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2013

houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8743)

(Slechts de teksten in de Spaanse, de Tsjechische, de Duitse, de Griekse, de Engelse, de Franse, de Letse, de Hongaarse, de Nederlandse, de Portugese, de Roemeense, de Finse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2013/763/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name artikel 7, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), en met name artikel 31,

Na raadpleging van het Comité voor de Landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 is bepaald dat de Commissie de nodige verificaties verricht, de resultaten daarvan aan de lidstaten meedeelt, kennis neemt van de door de lidstaten gemaakte opmerkingen, bilaterale besprekingen initieert om met de betrokken lidstaten overeenstemming te bereiken en haar conclusies formeel aan deze laatste meedeelt.

(2)

De lidstaten konden verzoeken een bemiddelingsprocedure in te leiden. Van deze mogelijkheid is in sommige gevallen gebruikgemaakt en de verslagen met de bevindingen zijn door de Commissie onderzocht.

(3)

Op grond van Verordening (EG) nr. 1258/1999 en Verordening (EG) nr. 1290/2005 mogen uitsluitend landbouwuitgaven worden gefinancierd die zijn verricht op een wijze die niet in strijd is met de EU-voorschriften.

(4)

Uit de verrichte verificaties, de resultaten van de bilaterale besprekingen en de bemiddelingsprocedures is gebleken dat een deel van de door de lidstaten gedeclareerde uitgaven niet aan deze voorwaarde voldoet en derhalve niet door het EOGFL, afdeling Garantie, het ELGF of het Elfpo kan worden gefinancierd.

(5)

Aangegeven moet worden welke bedragen niet als ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, het ELGF of het Elfpo worden erkend. Het gaat daarbij niet om uitgaven die zijn gedaan meer dan 24 maanden vóór het tijdstip waarop de Commissie de resultaten van de verificaties schriftelijk aan de lidstaten heeft meegedeeld.

(6)

Voor de gevallen waarop het onderhavige besluit betrekking heeft, heeft de Commissie de lidstaten in een syntheseverslag de raming meegedeeld van de uitgaven die aan financiering moeten worden onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de EU-voorschriften zijn verricht.

(7)

Met dit besluit wordt niet vooruitgelopen op de financiële consequenties die de Commissie zou kunnen trekken uit arresten van het Hof van Justitie in zaken die op 1 september 2013 aanhangig waren en aangelegenheden betreffen waarop dit besluit betrekking heeft,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde uitgaven van erkende betaalorganen van de lidstaten die ten laste van het EOGFL, afdeling Garantie, het ELGF of het Elfpo zijn gedeclareerd, worden aan EU-financiering onttrokken omdat zij niet overeenkomstig de EU-voorschriften zijn verricht.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Letland, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 12 december 2013.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.


BIJLAGE

LS

Maatregel

Begrotingsjaar

Reden

Type

%

Valuta

Bedrag

Verlaging

Financiële impact

BEGROTINGSPOST: 6500

CZ

Goedkeuring van de rekeningen — Financiële goedkeuring

2011

Administratieve fouten

EENMALIG

 

EUR

– 121 357,89

0,00

– 121 357,89

TOTAAL CZ

EUR

– 121 357,89

0,00

– 121 357,89

6500 TOTAAL

EUR

– 121 357,89

0,00

– 121 357,89

BEGROTINGSPOST: 6701

AT

Ontkoppelde rechtstreekse steun (bedrijfstoeslagregeling — BTR)

2007

Tekortkomingen in het LPIS-GIS, bij administratieve kruiscontroles, bij controles ter plaatse, bij sancties en betalingen

EENMALIG

 

EUR

–1 542 856,98

0,00

–1 542 856,98

AT

Ontkoppelde rechtstreekse steun (bedrijfstoeslagregeling — BTR)

2008

Tekortkomingen in het LPIS-GIS, bij administratieve kruiscontroles, bij controles ter plaatse, bij sancties en betalingen

EENMALIG

 

EUR

– 362 356,33

0,00

– 362 356,33

AT

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Tekortkomingen in het LPIS-GIS, bij administratieve kruiscontroles, bij controles ter plaatse, bij sancties en betalingen

EENMALIG

 

EUR

– 322 005,10

0,00

– 322 005,10

TOTAAL AT

EUR

–2 227 218,41

0,00

–2 227 218,41

BE

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

–8 448,26

–8 448,26

0,00

BE

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

– 827 309,72

– 827 309,72

0,00

TOTAAL BE

EUR

– 835 757,98

– 835 757,98

0,00

DE

Ontkoppelde rechtstreekse steun (bedrijfstoeslagregeling — BTR)

2008

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles en controles ter plaatse, metingstolerantie, aanvraagjaar 2007

EENMALIG

 

EUR

–51 726,31

0,00

–51 726,31

DE

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles en controles ter plaatse, metingstolerantie, aanvraagjaar 2008

EENMALIG

 

EUR

–83 286,41

0,00

–83 286,41

DE

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2012

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

–10 670,90

–10 670,90

0,00

TOTAAL DE

EUR

– 145 683,62

–10 670,90

– 135 012,72

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2007

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 365 658,89

0,00

– 365 658,89

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2007

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 737 372,81

0,00

– 737 372,81

ES

Groenten en fruit — voorlopig erkende producentenverenigingen

2007

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 787,28

0,00

–1 787,28

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2007

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 145 740,74

0,00

– 145 740,74

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2007

Specifieke niet-subsidiabele uitgaven

EENMALIG

 

EUR

– 919 365,27

0,00

– 919 365,27

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2008

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 538 517,00

0,00

– 538 517,00

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2008

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 875 633,57

0,00

– 875 633,57

ES

Groenten en fruit — voorlopig erkende producentenverenigingen

2008

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–3 135,65

0,00

–3 135,65

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2008

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–65 004,15

0,00

–65 004,15

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2008

Specifieke niet-subsidiabele uitgaven

EENMALIG

 

EUR

–1 143 982,20

0,00

–1 143 982,20

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2009

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–2 121,76

0,00

–2 121,76

ES

Groenten en fruit — voorlopig erkende producentenverenigingen

2009

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 807,57

0,00

–1 807,57

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2009

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 984 848,39

0,00

– 984 848,39

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2009

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–26 937,72

0,00

–26 937,72

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2010

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

1 259,51

0,00

1 259,51

ES

Groenten en fruit — voorlopig erkende producentenverenigingen

2010

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 629,62

0,00

–1 629,62

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2010

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 990 175,71

0,00

– 990 175,71

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2010

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

169,58

0,00

169,58

ES

Groenten en fruit — operationele programma’s

2011

Tekortkomingen bij essentiële controles

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 979 171,01

0,00

– 979 171,01

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2007

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 800 115,89

– 506,88

– 799 609,01

ES

Andere rechtstreekse steun

2007

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 000 522,12

0,00

–1 000 522,12

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–5 160,91

–0,21

–5 160,70

ES

Andere rechtstreekse steun

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 338 164,02

0,00

– 338 164,02

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 771 505,81

–31,70

– 771 474,11

ES

Andere rechtstreekse steun

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–14 378,54

0,00

–14 378,54

ES

Andere rechtstreekse steun

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–63 773,71

0,00

–63 773,71

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–78,16

0,00

–78,16

ES

Andere rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–2 318,23

0,00

–2 318,23

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

186,40

0,00

186,40

ES

Andere rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 727,03

0,00

– 727,03

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–2 293,81

0,00

–2 293,81

ES

Andere rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 468,08

0,00

– 468,08

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

233,66

0,00

233,66

ES

Andere rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–6 934,44

0,00

–6 934,44

ES

Andere rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 181,82

0,00

– 181,82

ES

Andere rechtstreekse steun

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–88 770,49

0,00

–88 770,49

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 526 475,63

–73,61

– 526 402,02

ES

Andere rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–25,72

0,00

–25,72

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 493,99

0,00

– 493,99

ES

Andere rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–92 270,35

0,00

–92 270,35

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 525 914,47

0,00

– 525 914,47

ES

Andere rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 236,54

0,00

– 236,54

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 457,10

0,00

– 457,10

ES

Andere rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 210,66

0,00

– 210,66

ES

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 803,64

0,00

– 803,64

ES

Rechten

2009

Terugvorderingen

EENMALIG

 

EUR

– 152,70

–0,10

– 152,60

ES

Rechten

2009

Ten onrechte toegewezen bijzondere toeslagrechten

EENMALIG

 

EUR

–1 316 791,79

– 838,16

–1 315 953,63

ES

Rechten

2010

Niet opgenomen voederareaal

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–2 796 719,30

0,00

–2 796 719,30

ES

Rechten

2010

Nationale reserve olijfsector

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 467 764,48

0,00

–1 467 764,48

ES

Rechten

2010

Overmacht in suikersector

EENMALIG

 

EUR

– 169 495,55

0,00

– 169 495,55

ES

Rechten

2010

Terugvorderingen

EENMALIG

 

EUR

– 259,91

0,00

– 259,91

ES

Rechten

2010

Ontkoppeling speciale premie mannelijke runderen

EENMALIG

 

EUR

– 648 647,61

0,00

– 648 647,61

ES

Rechten

2010

Ten onrechte toegewezen bijzondere toeslagrechten

EENMALIG

 

EUR

–1 334 718,15

0,00

–1 334 718,15

ES

Financiële audit — Overschrijding

2011

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

– 474 315,16

– 474 315,16

0,00

ES

Financiële audit — Overschrijding

2011

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

– 116 322,42

–1 301 665,74

1 185 343,32

ES

Goedkeuring van de rekeningen — Financiële goedkeuring

2011

Niet-subsidiabele uitgaven

EENMALIG

 

EUR

–18 632,33

–18 632,33

0,00

ES

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2011

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

–42 228,78

–42 228,78

0,00

ES

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2011

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

–3 043 215,34

–3 043 215,34

0,00

ES

Melk — Quota

2011

Inning melkheffing

EENMALIG

 

EUR

135 786,22

135 786,22

0,00

ES

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de financiële maxima

EENMALIG

 

EUR

–51 193,89

–51 193,89

0,00

ES

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de financiële maxima

EENMALIG

 

EUR

–12 288,65

–12 288,65

0,00

ES

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2012

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

– 226 009,53

– 226 009,53

0,00

TOTAAL ES

EUR

–23 606 290,72

–5 035 213,86

–18 571 076,86

FI

Overige rechtstreekse steun — Runderen

2009

Niet-toepassing van verlagingen en uitsluitingen (niet gevonden dieren bij controles ter plaatse tijdens aanhoudperiode)

EENMALIG

 

EUR

–2 455,57

0,00

–2 455,57

FI

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2009

Niet-toepassing van verlagingen en uitsluitingen (mogelijk subsidiabele dieren, dieren zonder oormerken)

EENMALIG

 

EUR

–85 467,41

0,00

–85 467,41

FI

Overige rechtstreekse steun — Runderen

2010

Niet-toepassing van verlagingen en uitsluitingen (niet gevonden dieren bij controles ter plaatse tijdens aanhoudperiode)

EENMALIG

 

EUR

–4 103,67

0,00

–4 103,67

FI

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2010

Niet-toepassing van verlagingen en uitsluitingen (mogelijk subsidiabele dieren, dieren zonder oormerken)

EENMALIG

 

EUR

– 130 869,20

0,00

– 130 869,20

FI

Andere rechtstreekse steun — artikelen 68-72 van Verordening (EG) nr. 73/2009

2011

Niet-toepassing van verlagingen en uitsluitingen (mogelijk subsidiabele dieren, dieren zonder oormerken)

EENMALIG

 

EUR

–87 599,21

0,00

–87 599,21

FI

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

–73 951,98

–73 951,98

0,00

TOTAAL FI

EUR

– 384 447,04

–73 951,98

– 310 495,06

FR

Groenten en fruit — verwerking van perziken en peren

2007

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–28 022,33

0,00

–28 022,33

FR

Groenten en fruit — verwerking tomaten

2007

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–38 019,88

0,00

–38 019,88

FR

Groenten en fruit — noten

2007

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

EENMALIG

 

EUR

–14 675,50

0,00

–14 675,50

FR

Groenten en fruit — operationele programma’s

2007

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

EENMALIG

 

EUR

–10 143 429,40

–4 402 146,54

–5 741 282,86

FR

Groenten en fruit — uit de markt nemen

2007

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

EENMALIG

 

EUR

– 254 741,35

0,00

– 254 741,35

FR

Groenten en fruit — operationele programma’s

2008

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

EENMALIG

 

EUR

–7 013 519,75

–2 358 665,31

–4 654 854,44

FR

Groenten en fruit — operationele programma’s

2009

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

EENMALIG

 

EUR

–93 897,24

0,00

–93 897,24

FR

Groenten en fruit — operationele programma’s

2010

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

EENMALIG

 

EUR

–83 200,09

0,00

–83 200,09

FR

Groenten en fruit — operationele programma’s

2011

Tekortkomingen bij beschikbaar stellen van technische middelen aan producentenorganisaties

EENMALIG

 

EUR

–30 320,94

0,00

–30 320,94

FR

Randvoorwaarden

2008

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–40 391 474,89

–11 821,04

–40 379 653,85

FR

Randvoorwaarden

2008

Mild sanctiesysteem, te late meldingen, aanvraagjaar 2007

EENMALIG

 

EUR

–11 039 706,01

–55 198,55

–10 984 507,46

FR

Randvoorwaarden

2009

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 157 245,53

0,00

– 157 245,53

FR

Randvoorwaarden

2009

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–9 493,60

–0,28

–9 493,32

FR

Randvoorwaarden

2009

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–40 818 770,14

–10 787,66

–40 807 982,48

FR

Randvoorwaarden

2009

Mild sanctiesysteem, te late meldingen, aanvraagjaar 2008

EENMALIG

 

EUR

–13 381 038,70

–66 906,21

–13 314 132,49

FR

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–26 673,71

0,00

–26 673,71

FR

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–16 163 000,23

–2 669,27

–16 160 330,96

FR

Randvoorwaarden

2010

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 689,23

0,01

–1 689,24

FR

Randvoorwaarden

2010

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–9 628,52

–0,56

–9 627,96

FR

Randvoorwaarden

2010

Mild sanctiesysteem, te late meldingen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2009

EENMALIG

 

EUR

–15 761 783,07

–31 523,60

–15 730 259,47

FR

Randvoorwaarden

2011

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–9 551,86

– 276,81

–9 275,05

FR

Randvoorwaarden

2011

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

1 881,20

0,00

1 881,20

FR

Randvoorwaarden

2011

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–8 515,33

0,00

–8 515,33

FR

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2012

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

– 361 229,20

– 361 229,20

0,00

FR

Goedkeuring van de rekeningen — Conformiteitsgoedkeuring

2009

Fout bij begrotingstoewijzing: facturen niet gedeclareerd ten laste van EU-begroting

EENMALIG

 

EUR

–35 069,07

0,00

–35 069,07

FR

Goedkeuring van de rekeningen — Conformiteitsgoedkeuring

2009

Onregelmatigheid of nalatigheid bij inningsprocedure

EENMALIG

 

EUR

–21 037,96

0,00

–21 037,96

TOTAAL FR

EUR

– 155 893 852,33

–7 301 225,02

– 148 592 627,31

GR

Groenten en fruit — verwerking tomaten

2007

Tekortkomingen bij overeenstemmingscontroles, fysieke controles van oppervlakten, administratieve controles van producenten en eindproducten, fysieke en boekhoudkundige controles van voorraden

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 241 950,67

0,00

–1 241 950,67

GR

Groenten en fruit — verwerking tomaten

2008

Tekortkomingen bij overeenstemmingscontroles, fysieke controles van oppervlakten, administratieve controles van producenten en eindproducten, fysieke en boekhoudkundige controles van voorraden

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–2 115 555,01

0,00

–2 115 555,01

GR

Groenten en fruit — verwerking tomaten

2009

Tekortkomingen bij overeenstemmingscontroles, fysieke controles van oppervlakten, administratieve controles van producenten en eindproducten, fysieke en boekhoudkundige controles van voorraden

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–3 219,00

0,00

–3 219,00

GR

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2009

Runderen artikel 69: Tekortkomingen in sanctiesysteem en toezichtcontroles — aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 162 625,79

– 325,25

– 162 300,54

GR

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2009

Runderen artikel 69 — tekortkomingen bij controles ter plaatse — aanhoudperiode dieren niet gecontroleerd — aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 589 848,52

–1 179,70

– 588 668,82

GR

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2009

Runderen artikel 69 — ten onrechte verrichte betalingen aan individuele aanvragers — aanvraagjaar 2009

EENMALIG

 

EUR

–49 324,00

– 986,48

–48 337,52

GR

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2010

Runderen artikel 69: Tekortkomingen in sanctiesysteem en toezichtcontroles —aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 159 662,41

– 660,12

– 159 002,29

GR

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2010

Runderen artikel 69 — tekortkomingen bij controles ter plaatse — aanhoudperiode dieren niet gecontroleerd — aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 626 203,65

–29 339,23

– 596 864,42

GR

Andere rechtstreekse steun — Art. 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 — alleen schapen en runderen

2011

Runderen artikel 69 — tekortkomingen bij controles ter plaatse — aanhoudperiode dieren niet gecontroleerd — aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

2 003,17

0,00

2 003,17

GR

Rechten

2008

Niet opname voederareaal in 2006 — normale rechten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–7 020 040,97

–7 020 040,97

0,00

GR

Rechten

2008

Niet opname voederareaal in 2006 — bijzondere rechten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–3 982 096,46

0,00

–3 982 096,46

GR

Rechten

2008

Tekortkomingen toewijzingscriteria nationale reserve in 2006

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–9 935 755,68

–4 967 877,84

–4 967 877,84

GR

Rechten

2008

Niet-subsidiabele begunstigden van toewijzing nationale reserve 2007

EENMALIG

 

EUR

– 524 628,25

0,00

– 524 628,25

GR

Rechten

2008

Foute berekening regionaal gemiddelde rechten 2007

EENMALIG

 

EUR

– 674 004,06

0,00

– 674 004,06

GR

Rechten

2008

Foute berekening regionaal gemiddelde rechten 2006

EENMALIG

 

EUR

–2 786 983,22

0,00

–2 786 983,22

GR

Rechten

2008

Gedeeltelijke activering bijzondere toeslagrechten

EENMALIG

 

EUR

–1 482 230,85

0,00

–1 482 230,85

GR

Rechten

2008

Terugbetaling vanwege overlapping met correctie in het kader van onderzoek AA/2007/007/GR

EENMALIG

 

EUR

0,00

– 199 280,78

199 280,78

GR

Rechten

2009

Niet opname voederareaal in 2006 — normale rechten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–7 017 232,96

0,00

–7 017 232,96

GR

Rechten

2009

Niet opname voederareaal in 2006 — bijzondere rechten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–3 947 400,93

0,00

–3 947 400,93

GR

Rechten

2009

Tekortkomingen toewijzingscriteria nationale reserve in 2006

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–9 739 243,02

0,00

–9 739 243,02

GR

Rechten

2009

Niet-subsidiabele begunstigden van toewijzing nationale reserve 2007

EENMALIG

 

EUR

– 396 672,82

0,00

– 396 672,82

GR

Rechten

2009

Foute berekening regionaal gemiddelde rechten 2007

EENMALIG

 

EUR

– 599 310,06

0,00

– 599 310,06

GR

Rechten

2009

Foute berekening regionaal gemiddelde rechten 2006

EENMALIG

 

EUR

–2 730 858,30

0,00

–2 730 858,30

GR

Rechten

2009

Gedeeltelijke activering bijzondere toeslagrechten

EENMALIG

 

EUR

–1 847 858,89

0,00

–1 847 858,89

GR

Rechten

2010

Niet opname voederareaal in 2006 — normale rechten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–7 020 040,97

0,00

–7 020 040,97

GR

Rechten

2010

Niet opname voederareaal in 2006 — bijzondere rechten

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–3 885 929,66

0,00

–3 885 929,66

GR

Rechten

2010

Tekortkomingen toewijzingscriteria nationale reserve in 2006

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–9 691 976,36

0,00

–9 691 976,36

GR

Rechten

2010

Niet-subsidiabele begunstigden van toewijzing nationale reserve 2007

EENMALIG

 

EUR

– 365 638,75

0,00

– 365 638,75

GR

Rechten

2010

Foute berekening regionaal gemiddelde rechten 2007

EENMALIG

 

EUR

– 565 616,36

0,00

– 565 616,36

GR

Rechten

2010

Foute berekening regionaal gemiddelde rechten 2006

EENMALIG

 

EUR

–2 716 046,60

0,00

–2 716 046,60

GR

Rechten

2010

Gedeeltelijke activering bijzondere toeslagrechten

EENMALIG

 

EUR

–1 884 218,70

0,00

–1 884 218,70

GR

Randvoorwaarden

2007

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–5 325 926,19

– 484 087,90

–4 841 838,29

GR

Randvoorwaarden

2008

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–29 319,70

–46,06

–29 273,64

GR

Randvoorwaarden

2008

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–11 421 885,77

– 624 482,52

–10 797 403,25

GR

Randvoorwaarden

2009

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–4 936 572,90

–55 807,14

–4 880 765,76

GR

Randvoorwaarden

2009

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–20 694,01

–14 620,62

–6 073,39

GR

Randvoorwaarden

2009

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 107 029,89

–14 138,96

–92 890,93

GR

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 547,38

– 751,51

204,13

GR

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–57,69

0,00

–57,69

GR

Melk — Quota

2008

Correctie melkheffing

EENMALIG

 

EUR

347,11

347,11

0,00

GR

Financiële audit — Overschrijding

2008

Overschrijding van de financiële maxima

EENMALIG

 

EUR

– 737 200,95

– 825 060,11

87 859,16

GR

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2008

Niet-naleving van de betalingstermijnen

EENMALIG

 

EUR

– 174 948,49

– 174 948,49

0,00

GR

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2008

Niet-naleving van de betalingstermijnen

EENMALIG

 

EUR

–2 448 650,32

–2 448 650,32

0,00

TOTAAL GR

EUR

– 108 962 655,93

–16 861 936,89

–92 100 719,04

HU

Goedkeuring van de rekeningen — Conformiteitsgoedkeuring

2011

Bekende fout

EENMALIG

 

EUR

– 336 450,00

0,00

– 336 450,00

HU

Goedkeuring van de rekeningen — Conformiteitsgoedkeuring

2011

Bekende fout

EENMALIG

 

EUR

– 781,00

0,00

– 781,00

TOTAAL HU

EUR

– 337 231,00

0,00

– 337 231,00

IE

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de financiële maxima

EENMALIG

 

EUR

–41 641,57

–41 641,57

0,00

TOTAAL IE

EUR

–41 641,57

–41 641,57

0,00

LU

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Retroactieve terugvordering / niet-subsidiabele kenmerken / intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

EENMALIG

 

EUR

– 161 186,50

0,00

– 161 186,50

LU

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Retroactieve terugvordering / niet-subsidiabele kenmerken / intentionaliteit, aanvraagjaar 2009

EENMALIG

 

EUR

–12 003,27

0,00

–12 003,27

LU

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Retroactieve terugvordering / niet-subsidiabele kenmerken / intentionaliteit, aanvraagjaar 2010

EENMALIG

 

EUR

–15 096,97

0,00

–15 096,97

LU

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

–2 597,78

–2 597,78

0,00

TOTAAL LU

EUR

– 190 884,52

–2 597,78

– 188 286,74

LV

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

–95,96

–95,96

0,00

TOTAAL LV

EUR

–95,96

–95,96

0,00

NL

Andere rechtstreekse steun

2009

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles, controles ter plaatse, intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

3,00 %

EUR

–15 979,71

0,00

–15 979,71

NL

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2009

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles, controles ter plaatse, intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

3,00 %

EUR

–20 461 767,83

– 209,47

–20 461 558,36

NL

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles, controles ter plaatse, intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

3,00 %

EUR

–31 702,54

0,00

–31 702,54

NL

Andere rechtstreekse steun

2010

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles, controles ter plaatse, intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

3,00 %

EUR

–42,24

0,00

–42,24

NL

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles, controles ter plaatse, intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

3,00 %

EUR

–1 678,57

0,00

–1 678,57

NL

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2010

Onzorgvuldig LPIS-GIS, aanvraagjaar 2009

EENMALIG

 

EUR

–5 047 207,00

0,00

–5 047 207,00

NL

Ontkoppelde rechtstreekse steun

2011

Onzorgvuldig LPIS-GIS, aanvraagjaar 2010

EENMALIG

 

EUR

– 750 000,00

0,00

– 750 000,00

NL

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2012

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

–33 831,72

–33 831,72

0,00

NL

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2012

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

–91 159,06

–91 159,06

0,00

NL

Onregelmatigheden

2007

Niet-opgave van rente in de tabel van bijlage III voor begrotingsjaar 2006

EENMALIG

 

EUR

–4 890 879,11

0,00

–4 890 879,11

NL

Onregelmatigheden

2009

Niet-opgave van rente in de tabel van bijlage III voor begrotingsjaar 2007

EENMALIG

 

EUR

–5 346,88

0,00

–5 346,88

NL

Onregelmatigheden

2009

Niet-opgave van rente in de tabel van bijlage III voor begrotingsjaar 2008

EENMALIG

 

EUR

–10 459,54

0,00

–10 459,54

NL

Onregelmatigheden

2010

Niet-opgave van rente in de tabel van bijlage III voor begrotingsjaar 2009

EENMALIG

 

EUR

– 310 112,90

0,00

– 310 112,90

NL

Onregelmatigheden

2011

Niet-aangerekende rente over de in de begrotingsjaren 2006-2009 geïnde bedragen

EENMALIG

 

EUR

–60 779,00

0,00

–60 779,00

TOTAAL NL

EUR

–31 710 946,10

– 125 200,25

–31 585 745,85

RO

Financiële audit — Te late betalingen en betalingstermijnen

2012

Te late betalingen

EENMALIG

 

EUR

–65 967,69

–65 967,69

0,00

TOTAAL RO

EUR

–65 967,69

–65 967,69

0,00

SE

Financiële audit — Overschrijding

2012

Overschrijding van de maxima

EENMALIG

 

EUR

–24 704,47

–24 704,47

0,00

TOTAAL SE

EUR

–24 704,47

–24 704,47

0,00

6701 TOTAAL

EUR

– 324 427 377,34

–30 378 964,35

– 294 048 412,99

BEGROTINGSPOST: 05070107

PT

POSEI

2006

Terugbetaling naar aanleiding van het arrest in zaak T-24/11P

EENMALIG

 

EUR

239 045,63

0,00

239 045,63

PT

Andere rechtstreekse steun — plantaardige producten (POSEI)

2007

Terugbetaling naar aanleiding van het arrest in zaak T-24/11P

EENMALIG

 

EUR

266 137,96

0,00

266 137,96

TOTAAL PT

EUR

505 183,59

0,00

505 183,59

05070107 TOTAAL

EUR

505 183,59

0,00

505 183,59

BEGROTINGSPOST: 6711

AT

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2007

Tekortkomingen in LPIS-GIS en in werking controles ter plaatse

EENMALIG

 

EUR

–1 349 639,44

0,00

–1 349 639,44

AT

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2008

Tekortkomingen in LPIS-GIS en in werking controles ter plaatse

EENMALIG

 

EUR

–24 535,35

0,00

–24 535,35

AT

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Tekortkomingen in LPIS-GIS en in werking controles ter plaatse

EENMALIG

 

EUR

–24 349,54

0,00

–24 349,54

TOTAAL AT

EUR

–1 398 524,33

0,00

–1 398 524,33

DE

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2008

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles en controles ter plaatse, metingstolerantie, aanvraagjaar 2007

EENMALIG

 

EUR

–9 971,25

0,00

–9 971,25

DE

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles en controles ter plaatse, metingstolerantie, aanvraagjaar 2008

EENMALIG

 

EUR

–6 630,34

0,00

–6 630,34

DE

Goedkeuring van de rekeningen — Financiële goedkeuring

2009

Meest waarschijnlijke fout

EENMALIG

 

EUR

– 138 837,34

0,00

– 138 837,34

TOTAAL DE

EUR

– 155 438,93

0,00

– 155 438,93

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2007

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–11 246,42

0,00

–11 246,42

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–65 926,15

0,00

–65 926,15

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–46 397,27

0,00

–46 397,27

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–3 290,19

0,00

–3 290,19

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 287,56

0,00

– 287,56

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 303,12

0,00

– 303,12

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2006

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

18,30

0,00

18,30

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–12 901,26

0,00

–12 901,26

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2008

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–1 720,07

0,00

–1 720,07

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–3 376,04

0,00

–3 376,04

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–18 020,14

0,00

–18 020,14

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 222,49

0,00

– 222,49

ES

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Tekortkoming bij controle ter plaatse, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–61,33

0,00

–61,33

TOTAAL ES

EUR

– 163 733,74

0,00

– 163 733,74

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2009

Tekortkomingen bij verificatie van redelijkheid van kosten

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

– 504,30

– 504,30

0,00

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2009

Niet-naleving van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1974/2006

EENMALIG

 

EUR

–32 799,76

0,00

–32 799,76

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2010

Tekortkomingen bij verificatie van redelijkheid van kosten

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–4 953,65

–4 953,65

0,00

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2010

Niet-naleving van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1974/2006

EENMALIG

 

EUR

– 255 575,05

0,00

– 255 575,05

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2011

Tekortkomingen bij verificatie van redelijkheid van kosten

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–3 752,32

–3 752,32

0,00

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2011

Niet-naleving van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1974/2006

EENMALIG

 

EUR

– 301 891,12

0,00

– 301 891,12

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2012

Tekortkomingen bij verificatie van redelijkheid van kosten

FORFAITAIR

10,00 %

EUR

–4 998,04

–4 998,04

0,00

FI

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 1+3 - Investeringsgerichte maatregelen (2007-2013)

2012

Niet-naleving van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1974/2006

EENMALIG

 

EUR

– 337 561,65

0,00

– 337 561,65

TOTAAL FI

EUR

– 942 035,89

–14 208,31

– 927 827,58

FR

Randvoorwaarden

2008

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 900 274,20

– 105 512,31

– 794 761,89

FR

Randvoorwaarden

2008

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–1 375 559,77

0,00

–1 375 559,77

FR

Randvoorwaarden

2009

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 597 967,90

0,00

– 597 967,90

FR

Randvoorwaarden

2009

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–13 298,28

0,00

–13 298,28

FR

Randvoorwaarden

2009

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 840 454,15

–39 517,83

– 800 936,32

FR

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 293 991,73

0,00

– 293 991,73

FR

Randvoorwaarden

2010

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–9 888,16

0,00

–9 888,16

FR

Randvoorwaarden

2010

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–7 095,86

0,00

–7 095,86

FR

Randvoorwaarden

2011

Tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, aanvraagjaar 2009

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

–1 266,06

0,00

–1 266,06

FR

Randvoorwaarden

2011

2 niet gedefinieerde GLMC's, tekortkomingen bij controles van sommige uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen, accumulatie van verlagingen, aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

–2 174,86

0,00

–2 174,86

FR

Goedkeuring van de rekeningen — Conformiteitsgoedkeuring

2009

Onregelmatigheid of nalatigheid bij inningsprocedure

EENMALIG

 

EUR

–4 751,99

0,00

–4 751,99

TOTAAL FR

EUR

–4 046 722,96

– 145 030,14

–3 901 692,82

GR

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2008

FORFAITAIR

2,00 %

EUR

– 201 962,44

0,00

– 201 962,44

GR

Randvoorwaarden

2010

Tekortkomingen in controlesysteem randvoorwaarden — aanvraagjaar 2007

FORFAITAIR

5,00 %

EUR

– 186 826,13

0,00

– 186 826,13

TOTAAL GR

EUR

– 388 788,57

0,00

– 388 788,57

LU

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Retroactieve terugvordering / niet-subsidiabele kenmerken / intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

EENMALIG

 

EUR

–24 894,97

0,00

–24 894,97

LU

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2010

Retroactieve terugvordering / niet-subsidiabele kenmerken / intentionaliteit, aanvraagjaar 2009

EENMALIG

 

EUR

–2 068,61

0,00

–2 068,61

LU

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2011

Retroactieve terugvordering / niet-subsidiabele kenmerken / intentionaliteit, aanvraagjaar 2010

EENMALIG

 

EUR

–2 293,52

0,00

–2 293,52

TOTAAL LU

EUR

–29 257,10

0,00

–29 257,10

NL

Plattelandsontwikkeling ELFPO As 2 (2007-2013, areaalgerelateerde maatregelen)

2009

Tekortkomingen bij LPIS-kruiscontroles, controles ter plaatse, intentionaliteit, aanvraagjaar 2008

EENMALIG

 

EUR

–3 816 688,00

– 183 660,73

–3 633 027,27

TOTAAL NL

EUR

–3 816 688,00

– 183 660,73

–3 633 027,27

6711 TOTAAL

EUR

–10 941 189,52

– 342 899,18

–10 598 290,34


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/102


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2013

betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8667)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/764/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/89/EG van de Raad (3) bevat minimummaatregelen van de Unie om klassieke varkenspest te bestrijden, waaronder de maatregelen die moeten worden genomen bij een uitbraak van die ziekte. Die maatregelen omvatten programma’s van de lidstaten voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij een populatie wilde varkens en de noodvaccinatie van wilde varkens onder bepaalde voorwaarden.

(2)

De maatregelen waarin Richtlijn 2001/89/EG voorziet, zijn ten uitvoer gelegd bij Beschikking 2008/855/EG van de Commissie (4), die is vastgesteld omdat zich in een aantal lidstaten klassieke varkenspest voordeed. Bij die beschikking zijn maatregelen vastgesteld ter bestrijding van klassieke varkenspest in gebieden van de lidstaten waar deze ziekte zich bij wilde varkens voordoet, om te voorkomen dat die ziekte zich naar andere gebieden van de Unie uitbreidt. De lidstaten of gebieden waarop die maatregelen betrekking hebben, staan in de bijlage bij die beschikking vermeld.

(3)

Beschikking 2008/855/EG is herhaaldelijk gewijzigd in verband met ontwikkelingen in de epidemiologische situatie rond klassieke varkenspest in de Unie. De afgelopen jaren is de ziektesituatie in de Unie sterk verbeterd en er kunnen nu slechts enkele gebieden met specifieke problemen in verband met specifieke gemeenschappelijke risico’s betreffende klassieke varkenspest worden aangegeven.

(4)

Er moet één lijst komen met de gebieden van de lidstaten waar de epidemiologische situatie betreffende klassieke varkenspest op varkensbedrijven over het algemeen goed is en onder wilde varkens ook verbetert.

(5)

Aangezien de verplaatsing van levende varkens en van sperma, eicellen en embryo’s daarvan uit besmette gebieden of gebieden met een onzekere epidemiologische situatie in de regel grotere risico’s meebrengt dan het vervoer van vers vlees van varkens en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens, moet de verplaatsing van levende varkens en van sperma, eicellen en embryo’s daarvan uit de op de lijst staande gebieden worden verboden. Wel moeten er voorwaarden worden vastgesteld waaronder levende varkens bij wijze van uitzondering mogen worden verzonden naar slachthuizen of naar bedrijven buiten de in de lijst genoemde gebieden in dezelfde lidstaat.

(6)

Bovendien moet, om verspreiding van klassieke varkenspest naar andere gebieden van de Unie te voorkomen, worden bepaald dat er voorwaarden worden verbonden aan de verzending van vers vlees van varkens en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens van bedrijven in gebieden die op de lijst staan. Met name moeten dat vlees van varkens en die vleesbereidingen en vleesproducten, indien niet afkomstig van varkens op bedrijven die aan bepaalde aanvullende voorwaarden met betrekking tot klassieke varkenspest voldoen, of niet overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (5) zodanig behandeld dat het risico op klassieke varkenspest is weggenomen, bij de vervaardiging, de hantering, het vervoer en de opslag in tijd of ruimte gescheiden worden gehouden van producten die niet aan dezelfde voorwaarden voldoen, en vervolgens worden voorzien van een speciaal merkteken, dat niet kan worden verward met het identificatiemerk als bedoeld in Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) en het gezondheidsmerk voor vers vlees van varkens als bedoeld in Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(7)

Overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/99/EG moeten ook bepaalde certificeringsvoorschriften worden vastgesteld voor de verzending van vlees van varkens en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens afkomstig van bedrijven in de gebieden die op de lijst staan en die zijn behandeld overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2002/99/EG.

(8)

Beschikking 2008/855/EG is al enkele keren gewijzigd. Het is dan ook wenselijk die beschikking in te trekken en door dit besluit te vervangen.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Dit besluit bevat bepaalde bestrijdingsmaatregelen met betrekking tot klassieke varkenspest die moeten worden getroffen in de lidstaten of gebieden daarvan, zoals vermeld in de bijlage (hierna de „betrokken lidstaten” genoemd).

Dit besluit is van toepassing onverminderd de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest en voor noodvaccinatie tegen die ziekte die door de Commissie zijn goedgekeurd overeenkomstig Richtlijn 2001/89/EG.

Artikel 2

Verbod op de verzending van levende varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten

1.   De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat er geen levende varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden worden verzonden naar andere lidstaten of naar andere dan de in de bijlage opgenomen gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten de verzending toestaan van levende varkens van bedrijven in de in de bijlage vermelde gebieden naar andere gebieden op het grondgebied van dezelfde lidstaat, mits de algehele situatie met betrekking tot klassieke varkenspest in de in de bijlage vermelde gebieden gunstig is en:

a)

de varkens rechtstreeks naar een slachthuis worden gebracht om daar onmiddellijk te worden geslacht, of

b)

de varkens werden gehouden op bedrijven die voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, onder a).

Artikel 3

Verbod op de verzending van zendingen sperma van varkens en eicellen en embryo’s van varkens uit de in de bijlage vermelde gebieden naar andere lidstaten

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat vanaf hun grondgebied geen zendingen van de volgende producten naar andere lidstaten worden verzonden:

a)

sperma van varkens, tenzij het afkomstig is van beren die worden gehouden in een erkend spermacentrum als bedoeld in artikel 3, onder a), van Richtlijn 90/429/EEG van de Raad (8) dat gelegen is buiten de in de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden;

b)

eicellen en embryo’s van varkens, tenzij die eicellen en embryo’s afkomstig zijn van zeugen die worden gehouden op bedrijven die gelegen zijn buiten de in de bijlage vermelde gebieden.

Artikel 4

Verzending van vers vlees van varkens en van bepaalde vleesbereidingen en vleesproducten uit in de bijlage vermelde gebieden

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat zendingen vers vlees van varkens en van vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens van bedrijven in de in de bijlage vermelde gebieden, alleen naar andere lidstaten worden verzonden als:

hetzij

a)

de desbetreffende varkens zijn gehouden op bedrijven:

waar gedurende de voorafgaande twaalf maanden geen tekenen van klassieke varkenspest zijn waargenomen en die gelegen zijn buiten een overeenkomstig Richtlijn 2001/89/EG ingesteld beschermings- of toezichtsgebied;

waar de varkens ten minste 90 dagen hebben verbleven en waar gedurende de laatste 30 dagen voor het vervoer naar het slachthuis geen levende varkens zijn binnengebracht;

die een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd bioveiligheidsplan toepassen;

die ten minste tweemaal per jaar door de bevoegde veterinaire autoriteit aan een inspectie worden onderworpen waarbij:

i)

de richtsnoeren van hoofdstuk III van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG van de Commissie (9) worden gevolgd;

ii)

er een klinisch onderzoek overeenkomstige de controle- en bemonsteringsprocedures van hoofdstuk IV, deel A, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG wordt uitgevoerd;

iii)

de daadwerkelijke toepassing van de bepalingen in artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje en vierde tot en met zevende streepje, van Richtlijn 2001/89/EG wordt gecontroleerd, en

waar door de bevoegde autoriteit een programma voor toezicht op klassieke varkenspest wordt uitgevoerd overeenkomstig de bemonsteringsprocedures van hoofdstuk IV, deel F, punt 2, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG en gedurende ten minste drie maanden voor het vervoer naar het slachthuis laboratoriumtests zijn uitgevoerd die een negatief resultaat hebben opgeleverd, of

waar door de bevoegde autoriteit een programma voor toezicht op klassieke varkenspest wordt uitgevoerd overeenkomstig de bemonsteringsprocedures van hoofdstuk IV, deel F, punt 2, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG en gedurende ten minste één jaar voor het vervoer naar het slachthuis laboratoriumtests zijn uitgevoerd die een negatief resultaat hebben uitgevoerd, en er voordat toestemming voor verzending van de varkens naar het slachthuis werd gegeven, een klinisch onderzoek naar klassieke varkenspest is uitgevoerd door een officiële dierenarts overeenkomstig de controle- en bemonsteringsprocedures van hoofdstuk IV, deel D, punten 1 en 3, van de bijlage bij Beschikking 2002/106/EG;

hetzij

b)

het desbetreffende vlees van varkens en de desbetreffende vleesbereidingen en vleesproducten:

overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2002/99/EG geproduceerd en verwerkt zijn;

worden onderworpen aan de veterinaire certificering overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2002/99/EG;

vergezeld gaan van het desbetreffende gezondheidscertificaat voor het handelsverkeer binnen de Unie dat bij Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie (10) is vastgesteld en waarvan deel II wordt aangevuld met de volgende vermelding:

„Product overeenkomstig Uitvoeringsbesluit 2013/764/EU van de Commissie van 13 december 2013 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten.”

Artikel 5

Speciale gezondheidsmerken en certificeringsvoorschriften voor vers vlees van varkens en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens, anders dan bedoeld in artikel 4

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat op vers vlees van varkens en vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens, anders dan bedoeld in artikel 4, een speciaal merkteken wordt aangebracht dat niet ovaal mag zijn en niet kan worden verward met:

a)

het identificatiemerk voor vleesbereidingen en vleesproducten van of met vlees van varkens overeenkomstig sectie I van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004, en

b)

het gezondheidsmerk voor vers vlees van varkens overeenkomstig sectie I, hoofdstuk III, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004.

Artikel 6

Voorschriften betreffende bedrijven en transportvoertuigen in de in de bijlage vermelde gebieden

De betrokken lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de bepalingen van artikel 15, lid 2, onder b), tweede streepje en vierde tot en met zevende streepje, van Richtlijn 2001/89/EG worden toegepast op de varkensbedrijven die gelegen zijn in de in de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden;

b)

de voertuigen die zijn gebruikt voor het vervoer van varkens afkomstig van bedrijven die gelegen zijn in de in de bijlage bij dit besluit vermelde gebieden, onmiddellijk na elk transport worden gereinigd en ontsmet en de transporteur het bewijs van deze reiniging en ontsmetting levert.

Artikel 7

Door de betrokken lidstaten te verstrekken informatie

De betrokken lidstaten stellen de Commissie en de lidstaten in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid in kennis van de resultaten van het programma voor het toezicht op klassieke varkenspest dat in de in de bijlage vermelde gebieden is uitgevoerd, zoals bepaald in de door de Commissie goedgekeurde programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest of programma’s voor noodvaccinatie tegen die ziekte, als bedoeld in artikel 1, tweede alinea.

Artikel 8

Naleving

De lidstaten brengen de maatregelen die zij ten aanzien van het handelsverkeer toepassen, in overeenstemming met dit besluit en zij maken de getroffen maatregelen onmiddellijk bekend.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 9

Intrekking

Beschikking 2008/855/EG wordt ingetrokken.

Artikel 10

Toepassing

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2017.

Artikel 11

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 december 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5).

(4)  Beschikking 2008/855/EG van de Commissie van 3 november 2008 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in sommige lidstaten. (PB L 302 van 13.11.2008, blz. 19).

(5)  Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11).

(6)  Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).

(7)  Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

(8)  Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62).

(9)  Beschikking 2002/106/EG van de Commissie van 1 februari 2002 houdende goedkeuring van een diagnosehandboek tot vaststelling van diagnostische procedures, bemonsteringsprocedures en criteria voor de evaluatie van de resultaten van laboratoriumtests voor de bevestiging van klassieke varkenspest (PB L 39 van 9.2.2002, blz. 71).

(10)  Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierlijke oorsprong (PB L 94 van 31.3.2004, blz. 44).


BIJLAGE

1.   Bulgarije

Het hele grondgebied van Bulgarije.

2.   Kroatië

Het grondgebied van de provincies Karlovac, Sisak-Moslavina, Slavonski Brod-Posavina en Vukovar-Srijem.

3.   Letland

In het district Alūksnes de gemeenten Pededzes en Liepnas.

In het district Rēzeknes de gemeenten Pušas, Mākoņkalna en Kaunatas.

In het district Daugavpils de gemeenten Dubnas, Višķu, Ambeļu, Biķernieku, Maļinovas, Naujenes, Tabores, Vecsalienas, Salienas, Skrudalienas, Demenes en Laucesas.

In het district Balvu de gemeenten Vīksnas, Kubuļu, Balvu, Bērzkalnes, Lazdulejas, Briežuciema, Vectilžas, Tilžas, Krišjāņu en Bērzpils.

In het district Rugāju de gemeenten Rugāju en Lazdukalna. In het district Viļakas de gemeenten Žiguru, Vecumu, Kupravas, Susāju, Medņevas en Šķilbēnu.

In het district Baltinavas de gemeente Baltinavas.

In het district Kārsavas de gemeenten Salnavas, Malnavas, Goliševas, Mērdzenes en Mežvidu. In het district Ciblas de gemeenten Pušmucovas, Līdumnieku, Ciblas, Zvirgzdenes en Blontu.

In het district Ludzas de gemeenten Ņukšu, Briģu, Isnaudas, Nirzas, Pildas, Rundēnu en Istras.

In het district Zilupes de gemeenten Zaļesjes, Lauderu en Pasienes.

In het district Dagdas de gemeenten Andzeļu, Ezernieku, Šķaunes, Svariņu, Bērziņu, Ķepovas, Asūnes, Dagdas, Konstantinovas en Andrupenes.

In het district Aglonas de gemeenten Kastuļinas, Grāveru, Šķeltovas en Aglonas.

In het district Krāslavas de gemeenten Aulejas, Kombuļu, Skaistas, Robežnieku, Indras, Piedrujas, Kalniešu, Krāslavas, Kaplavas, Ūdrīšu en Izvaltas.

4.   Roemenië

Het hele grondgebied van Roemenië.


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/107


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2013

tot wijziging van de erkenning van Det Norske Veritas overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8876)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/765/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (1), en met name artikel 4, lid 1, en artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 dient de Commissie na te gaan of de houder van de erkenning die is verleend overeenkomstig artikel 2, onder c), en artikel 4, lid 3, van de genoemde verordening, binnen de organisatie de desbetreffende juridische entiteit is waarop de bepalingen van die verordening van toepassing zijn. Indien dat niet het geval is, neemt de Commissie een besluit tot wijziging van die erkenning.

(2)

Aan de twee organisaties Det Norske Veritas en Germanischer Lloyd („de partijen”) werd in 1995 een erkenning verleend krachtens Richtlijn 94/57/EG van de Raad (2).

(3)

Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 behouden de partijen hun respectieve erkenningen bij de inwerkingtreding van de genoemde verordening.

(4)

De eerste erkenning van Det Norske Veritas werd verleend aan de juridische entiteit DNV Classification AS, later omgedoopt tot DNV AS, die handelde onder de niet-operationele entiteit DNV Group AS, financieel gecontroleerd door de stichting Stiftelsen Det Norske Veritas („SDNV”) en gevestigd in Noorwegen.

(5)

De eerste erkenning van Germanischer Lloyd werd verleend aan de juridische entiteit Germanischer Lloyd AG, later opgericht als Germanischer Lloyd SE („GL SE”), die handelde onder de niet-operationele entiteit GL Group, financieel gecontroleerd door de holding Mayfair en gevestigd in Duitsland.

(6)

Op 10 juni 2013 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (3), waarbij SDNV in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de genoemde verordening de uitsluitende zeggenschap verkrijgt over GL SE en deze entiteit laat samengaan met haar dochteronderneming DNV Group AS, later omgedoopt tot DNV GL Group AS.

(7)

Op 15 juli 2013 heeft de Commissie op basis van artikel 6, lid 1, onder b), van de concentratieverordening een besluit vastgesteld om geen bezwaar aan te tekenen tegen de concentratie (zaak COMP/M.6885 — SDNV/Germanischer Lloyd) en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren.

(8)

De in Noorwegen gevestigde niet-operationele entiteit DNV GL Group AS trad in werking op 12 september 2013. De partijen lieten de Commissie weten dat de oude organisaties DNV AS en GL SE bleven bestaan en zelfstandig bleven werken onder de koepel van DNV GL Group AS conform hun respectieve regels, procedures en systemen totdat de gezamenlijke werkzaamheden van start gingen.

(9)

De eigendom van GL SE werd overgedragen aan DNV AS, later omgedoopt tot DNV GL AS. Op dat moment begonnen de gezamenlijke werkzaamheden en waren DNV GL AS en haar dochterondernemingen verantwoordelijk voor alle classificatie- en certificeringsactiviteiten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 391/2009. DNV GL AS is daarom de relevante moederentiteit van alle juridische entiteiten die de erkende organisatie vormen en waaraan de erkenning moet worden verleend.

(10)

Omgekeerd is GL SE niet langer de relevante moedermaatschappij van de organisatie waarop de bepalingen van Verordening (EG) nr. 391/2009 van toepassing zijn. Daarom moet de erkenning krachtens artikel 4 van die verordening worden beëindigd.

(11)

Uit de informatie die de Commissie van de partijen heeft ontvangen, blijkt dat vanaf het begin van gezamenlijke operaties en totdat een gemeenschappelijk productiesysteem is ingevoerd, de huidige schepen en lopende projecten afzonderlijk moeten worden behandeld volgens de oude regels, procedures en systemen van respectievelijk DNV AS en GL SE. Functies en systemen moeten geleidelijk worden geïntegreerd om ervoor te zorgen dat de verplichtingen en criteria van Verordening (EG) nr. 391/2009 continu worden nageleefd.

(12)

De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De houder van de erkenning die werd verleend aan Det Norske Veritas is, vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, DNV GL AS, namelijk de moederentiteit van alle juridische entiteiten die de erkende organisatie vormen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 391/2009.

Door de eigendomsoverdracht van GL SE aan DNV GL AS wordt de erkenning van Germanischer Lloyd, die aanvankelijk was verleend aan GL SE, beëindigd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 december 2013.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11.

(2)  Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20).

(3)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1).


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/109


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2013

tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2013, tot wijziging van Beschikking 2008/897/EG tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2009 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU wat betreft de financiële bijdrage van de Unie voor bepaalde programma’s die bij dat besluit zijn goedgekeurd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 8891)

(2013/766/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 27, leden 5 en 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie aan programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

(2)

Beschikking 2008/341/EG van de Commissie (2) bepaalt dat, om te worden goedgekeurd in het kader van de financiële maatregel van de Unie als bedoeld in artikel 27, lid 1, van Beschikking 2009/470/EG, de door de lidstaten bij de Commissie ingediende programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van de in bijlage I bij die beschikking vermelde dierziekten en zoönosen ten minste aan de in de bijlage bij Beschikking 2008/341/EG vermelde criteria moeten voldoen.

(3)

Bij Beschikking 2008/897/EG van de Commissie (3) is het Duitse programma voor de uitroeiing van koiherpesvirus goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013.

(4)

Bij Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU van de Commissie (4) zijn bepaalde nationale programma’s voor 2013 goedgekeurd en zijn het percentage en het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Unie voor elk door de lidstaten ingediend programma vastgesteld.

(5)

Griekenland en Spanje hebben een gewijzigd programma voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella bij pluimveepopulaties ingediend. Duitsland heeft een gewijzigd programma voor de uitroeiing van koiherpesvirus ingediend. Griekenland heeft een gewijzigd programma voor de uitroeiing van schapen- en geitenbrucellose ingediend. Hongarije en Roemenië hebben een gewijzigd programma voor de uitroeiing van rabiës ingediend.

(6)

De Commissie heeft die gewijzigde programma’s uit zowel veterinair als financieel oogpunt beoordeeld. Zij zijn in overeenstemming met de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Unie en met name met de criteria in de bijlage bij Beschikking 2008/341/EG. Daarom moeten zij worden goedgekeurd.

(7)

Verder heeft de Commissie de door de lidstaten overeenkomstig artikel 27, lid 7, van Beschikking 2009/470/EG ingediende tussentijdse technische en financiële verslagen over de voor de financiering van die programma’s gemaakte kosten beoordeeld. Daaruit blijkt dat sommige lidstaten het voor 2013 aan hen toegewezen bedrag niet in zijn geheel zullen besteden, terwijl andere lidstaten meer zullen uitgeven dan het toegewezen bedrag.

(8)

De financiële bijdrage van de Unie voor bepaalde nationale programma’s moet daarom worden bijgesteld. Om optimaal gebruik te maken van het gereserveerde krediet moeten financiële middelen uit de nationale programma’s die het volledige toegewezen bedrag niet zullen gebruiken, nu worden toegewezen aan programma’s die dit bedrag naar verwachting zullen overschrijden als gevolg van onverwachte diergezondheidssituaties in die lidstaten. De nieuwe toewijzing moet gebaseerd zijn op de meest recente gegevens over de daadwerkelijk door de betrokken lidstaten gedane uitgaven.

(9)

Door deze nieuwe toewijzing moeten tal van wijzigingen worden aangebracht in een aantal financiële bijdragen van de Unie zoals vastgesteld bij Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU. Voor de transparantie moeten alle financiële bijdragen van de Unie aan de goedgekeurde programma’s voor 2013 die worden gewijzigd, worden aangegeven.

(10)

Verder is uit recente ervaring gebleken dat letterlijke toepassing van artikel 13, lid 3, van Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU tot onbillijke resultaten kan leiden. Daarom moet die bepaling worden geschrapt.

(11)

Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de door Spanje en Griekenland ingediende gewijzigde programma’s voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella

Het op 26 december 2012 door Spanje ingediende gewijzigde programma voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella bij pluimveepopulaties wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Het op 24 oktober 2013 door Griekenland ingediende gewijzigde programma voor de bestrijding van bepaalde soorten zoönotische salmonella bij pluimveepopulaties wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Artikel 2

Goedkeuring van het door Griekenland ingediende gewijzigde programma voor de uitroeiing van schapen- en geitenbrucellose

Het op 29 juli 2013 door Griekenland ingediende gewijzigde programma voor schapen- en geitenbrucellose wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Artikel 3

Goedkeuring van de door Hongarije en Roemenië ingediende gewijzigde programma’s voor de uitroeiing van rabiës

Het op 1 oktober 2013 door Hongarije en het op 30 oktober 2013 door Roemenië ingediende gewijzigde programma voor de uitroeiing van rabiës worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Artikel 4

Wijziging van Beschikking 2008/897/EG

Artikel 16 van Beschikking 2008/897/EG komt als volgt te luiden:

„Artikel 16

Ziekten bij aquacultuurdieren

Het door Denemarken ingediende meerjarenprogramma voor de uitroeiing van virale hemorragische septikemie (VHS) wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013.

Het door Duitsland ingediende meerjarenprogramma voor de uitroeiing van koiherpesvirus (KHV) wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2014.”.

Artikel 5

Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU

Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 2, onder c), komt als volgt te luiden:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

3 440 000 EUR voor Spanje;

ii)

100 000 EUR voor Kroatië;

iii)

2 000 000 EUR voor Italië;

iv)

940 000 EUR voor Portugal;

v)

800 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”.

2)

Artikel 2, lid 2, onder a), i), komt als volgt te luiden:

„i)

0,5 EUR per landbouwhuisdier, bemonsterd voor de gamma-interferontest en verdacht positief in het slachthuis;”.

3)

Artikel 2, lid 2, onder c), komt als volgt te luiden:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

12 000 000 EUR voor Ierland;

ii)

13 390 000 EUR voor Spanje;

iii)

400 000 EUR voor Kroatië;

iv)

4 000 000 EUR voor Italië;

v)

2 230 000 EUR voor Portugal;

vi)

31 900 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”.

4)

Artikel 3, lid 2, onder c), komt als volgt te luiden:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

8 200 000 EUR voor Spanje;

ii)

3 380 000 EUR voor Italië;

iii)

170 000 EUR voor Cyprus;

iv)

1 760 000 EUR voor Portugal.”.

5)

Artikel 3, lid 3, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

mag niet meer bedragen dan 1 740 000 EUR.”.

6)

Artikel 4, lid 2, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

mag niet meer bedragen dan:

i)

9 000 EUR voor België;

ii)

11 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

5 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

86 000 EUR voor Duitsland;

v)

10 000 EUR voor Ierland;

vi)

78 000 EUR voor Griekenland;

vii)

1 200 000 EUR voor Spanje;

viii)

650 000 EUR voor Italië;

ix)

10 000 EUR voor Letland;

x)

10 000 EUR voor Litouwen;

xi)

2 000 EUR voor Luxemburg;

xii)

3 000 EUR voor Hongarije;

xiii)

10 000 EUR voor Malta;

xiv)

10 000 EUR voor Nederland;

xv)

10 000 EUR voor Oostenrijk;

xvi)

50 000 EUR voor Polen;

xvii)

145 000 EUR voor Portugal;

xviii)

130 000 EUR voor Roemenië;

xix)

18 000 EUR voor Slovenië;

xx)

40 000 EUR voor Slowakije;

xxi)

10 000 EUR voor Finland.”.

7)

Artikel 5, lid 2, onder c), komt als volgt te luiden:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

910 000 EUR voor België;

ii)

30 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

810 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

90 000 EUR voor Denemarken;

v)

790 000 EUR voor Duitsland;

vi)

10 000 EUR voor Estland;

vii)

160 000 EUR voor Ierland;

viii)

970 000 EUR voor Griekenland;

ix)

1 760 000 EUR voor Spanje;

x)

1 210 000 EUR voor Frankrijk;

xi)

200 000 EUR voor Kroatië;

xii)

3 520 000 EUR voor Italië;

xiii)

60 000 EUR voor Cyprus;

xiv)

200 000 EUR voor Letland;

xv)

10 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

950 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

40 000 EUR voor Malta;

xviii)

2 940 000 EUR voor Nederland;

xix)

640 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

2 900 000 EUR voor Polen;

xxi)

25 000 EUR voor Portugal;

xxii)

460 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

10 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

450 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

60 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”.

8)

Artikel 6, lid 2, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

mag niet meer bedragen dan:

i)

200 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

950 000 EUR voor Duitsland;

iii)

100 000 EUR voor Kroatië;

iv)

224 000 EUR voor Hongarije;

v)

1 100 000 EUR voor Roemenië;

vi)

25 000 EUR voor Slovenië;

vii)

400 000 EUR voor Slowakije.”.

9)

Artikel 7, lid 2, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

mag niet meer bedragen dan 1 060 000 EUR.”.

10)

Artikel 8, lid 2, onder b), komt als volgt te luiden:

„b)

mag niet meer bedragen dan 1 400 000 EUR.”.

11)

Artikel 9, lid 2, onder a), i), komt als volgt te luiden:

„i)

0,5 EUR per bemonsterd pluimveedier;”.

12)

Artikel 9, lid 2, onder c), komt als volgt te luiden:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

24 000 EUR voor België;

ii)

9 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

14 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

53 000 EUR voor Denemarken;

v)

135 000 EUR voor Duitsland;

vi)

62 000 EUR voor Ierland;

vii)

8 000 EUR voor Griekenland;

viii)

67 000 EUR voor Spanje;

ix)

108 000 EUR voor Frankrijk;

x)

40 000 EUR voor Kroatië;

xi)

1 300 000 EUR voor Italië;

xii)

4 000 EUR voor Cyprus;

xiii)

13 000 EUR voor Letland;

xiv)

5 000 EUR voor Litouwen;

xv)

6 000 EUR voor Luxemburg;

xvi)

61 000 EUR voor Hongarije;

xvii)

8 000 EUR voor Malta;

xviii)

154 000 EUR voor Nederland;

xix)

30 000 EUR voor Oostenrijk;

xx)

70 000 EUR voor Polen;

xxi)

14 000 EUR voor Portugal;

xxii)

350 000 EUR voor Roemenië;

xxiii)

29 000 EUR voor Slovenië;

xxiv)

16 000 EUR voor Slowakije;

xxv)

25 000 EUR voor Finland;

xxvi)

30 000 EUR voor Zweden;

xxvii)

100 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”.

13)

Artikel 10, lid 2, onder c), komt als volgt te luiden:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

290 000 EUR voor België;

ii)

360 000 EUR voor Bulgarije;

iii)

380 000 EUR voor Tsjechië;

iv)

300 000 EUR voor Denemarken;

v)

4 700 000 EUR voor Duitsland;

vi)

60 000 EUR voor Estland;

vii)

1 300 000 EUR voor Ierland;

viii)

1 700 000 EUR voor Griekenland;

ix)

3 000 000 EUR voor Spanje;

x)

10 900 000 EUR voor Frankrijk;

xi)

3 600 000 EUR voor Italië;

xii)

230 000 EUR voor Kroatië;

xiii)

950 000 EUR voor Cyprus;

xiv)

80 000 EUR voor Letland;

xv)

435 000 EUR voor Litouwen;

xvi)

50 000 EUR voor Luxemburg;

xvii)

790 000 EUR voor Hongarije;

xviii)

25 000 EUR voor Malta;

xix)

1 000 000 EUR voor Nederland;

xx)

500 000 EUR voor Oostenrijk;

xxi)

2 600 000 EUR voor Polen;

xxii)

1 000 000 EUR voor Portugal;

xxiii)

1 400 000 EUR voor Roemenië;

xxiv)

160 000 EUR voor Slovenië;

xxv)

220 000 EUR voor Slowakije;

xxvi)

160 000 EUR voor Finland;

xxvii)

210 000 EUR voor Zweden;

xxviii)

2 520 000 EUR voor het Verenigd Koninkrijk.”.

14)

Artikel 11, lid 2, onder d), komt als volgt te luiden:

„d)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 650 000 EUR voor Bulgarije;

ii)

1 500 000 EUR voor Griekenland;

iii)

620 000 EUR voor Estland;

iv)

190 000 EUR voor Italië;

v)

2 200 000 EUR voor Litouwen;

vi)

1 080 000 EUR voor Hongarije;

vii)

7 240 000 EUR voor Polen;

viii)

2 300 000 EUR voor Roemenië;

ix)

810 000 EUR voor Slovenië;

x)

380 000 EUR voor Slowakije.”.

15)

Artikel 12, lid 3, onder c), komt als volgt te luiden:

„c)

mag niet meer bedragen dan:

i)

1 500 000 EUR voor Letland;

ii)

400 000 EUR voor Finland.”.

16)

Artikel 13, lid 3, wordt geschrapt.

Artikel 6

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 december 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  Beschikking 2008/341/EG van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van communautaire criteria voor nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (PB L 115 van 29.4.2008, blz. 44).

(3)  Beschikking 2008/897/EG van de Commissie van 28 november 2008 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2009 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (PB L 322 van 2.12.2008, blz. 39).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2012/761/EU van de Commissie van 30 november 2012 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2013 ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Unie voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (PB L 336 van 8.12.2012, blz. 83).


17.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/115


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2013

tot invoering van een kader voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld betreffende zaken die vallen onder het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Besluit 2004/391/EG

(2013/767/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 38 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt de Unie een gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid en voert zij dat uit.

(2)

Krachtens artikel 11, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie voeren de instellingen een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld. Sinds 1962 bestaat er een kader voor dialoog over zaken die het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreffen. Besluit 2004/391/EG van de Commissie (1) bevat het kader voor de huidige dialoog.

(3)

Met het oog op meer transparantie en een beter evenwicht tussen de verschillende belangen moet opnieuw worden nagedacht over de dialoog in de raadgevende groepen inzake landbouw, moet er een kader komen voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling, met inbegrip van de internationale aspecten ervan, en moeten de taken en structuur van de raadgevende groepen worden vastgelegd.

(4)

De groepen voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld staan de Commissie bij en helpen haar een regelmatige dialoog te voeren over elk onderwerp dat verband houdt met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met inbegrip van plattelandsontwikkeling, en de uitvoering ervan, en in het bijzonder over de maatregelen die de Commissie op dat gebied moet nemen, ook over de internationale aspecten van landbouw. Zij brengen ook een uitwisseling van ervaringen en goede praktijken tot stand, adviseren over beleid, stellen op verzoek van het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling of op eigen initiatief adviezen op over specifieke kwesties, en houden toezicht op de beleidsontwikkelingen.

(5)

De groepen voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld moeten bestaan uit niet-gouvernementele organisaties op ten minste Europees niveau, waaronder representatieve organisaties, sociaaleconomische belangengroeperingen, maatschappelijke organisaties en vakbonden die geregistreerd zijn in het gezamenlijke Europese Transparantieregister.

(6)

Voor een vlotte ontwikkeling van de taken die de groepen krijgen, moeten regels voor de werking van die groepen worden opgesteld.

(7)

Persoonsgegevens moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(8)

Besluit 2004/391/EG moet worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Dit besluit stelt het kader vast voor de groepen voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld die zaken betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid behandelen (hierna „groepen” genoemd) en die worden opgericht door de directeur-generaal voor landbouw en plattelandsontwikkeling (hierna „directeur-generaal” genoemd) binnen het kader van de deskundigengroepen van de Commissie (3).

Artikel 2

Taken

De groepen hebben de volgende taken:

a)

een regelmatige dialoog houden over elk onderwerp dat verband houdt met het gemeenschappelijk landbouwbeleid, met inbegrip van plattelandsontwikkeling, en de uitvoering ervan, en in het bijzonder over de maatregelen die de Commissie op dat gebied moet nemen, ook over de internationale aspecten van landbouw;

b)

een uitwisseling van ervaring en goede praktijken tot stand brengen op de onder a) genoemde terreinen;

c)

de Commissie bijstaan en adviseren over het beleid op de onder a) genoemde terreinen;

d)

op verzoek van het directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling (hierna „het directoraat-generaal” genoemd) of op eigen initiatief adviezen over specifieke kwesties opstellen binnen de in dat verzoek gestelde termijn;

e)

toezicht houden op de beleidsontwikkelingen op de onder a) genoemde terreinen.

Artikel 3

Raadpleging

1.   Het directoraat-generaal kan de groepen raadplegen over elk onderwerp dat in artikel 2, onder a), wordt vermeld.

2.   De voorzitter van een groep kan, in nauwe samenwerking met de vicevoorzitters, de Commissie adviseren de groep te raadplegen over een specifieke kwestie.

Artikel 4

Samenstelling - Benoeming

1.   De directeur-generaal beslist over de samenstelling van de groepen op basis van een uitnodiging tot aanmelding.

2.   De groepen bestaan uit niet-gouvernementele organisaties op ten minste Europees niveau, waaronder representatieve organisaties, sociaaleconomische belangengroeperingen, maatschappelijke organisaties en vakbonden die geregistreerd zijn in het Transparantieregister. Iedere organisatie die enig relevant belang vertegenwoordigt, kan lid worden van de groepen.

3.   Rekening houdend met het belang van het gemeenschappelijk landbouwbeleid voor het maatschappelijk middenveld, bepaalt de directeur-generaal het aantal groepen en hun omvang. De lijst met groepen wordt bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie (hierna „het register” genoemd) en op een specifieke website. De directeur-generaal zorgt ervoor dat alle belangen bedoeld in lid 2, evenwichtig vertegenwoordigd zijn. In het bijzonder zorgt hij voor een evenwicht tussen economische en niet-economische belangen.

4.   De directeur-generaal bepaalt welke van de organisaties die geantwoord hebben op de uitnodiging tot aanmelding, lid worden. De directeur-generaal kan ook een organisatie kiezen als er een plek vrijkomt of -blijft.

5.   Organisaties blijven zeven jaar lid. Een deelnemende organisatie kan binnen een groep worden vervangen voordat de termijn van zeven jaar voorbij is als:

a)

zij niet langer is staat is een effectieve bijdrage te leveren aan de beraadslagingen van de groep;

b)

zij zich terugtrekt uit de groep;

c)

zij niet regelmatig deskundigen aanwijst voor de vergaderingen van de groep;

d)

zij niet langer voldoet aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden, of

e)

zij zich niet houdt aan de geheimhoudingsplicht betreffende informatie die valt onder het beroepsgeheim als bepaald in artikel 339 van het Verdrag.

6.   Deelnemende organisaties wijzen op basis van de agendapunten de deskundigen aan die de vergaderingen van de groep bijwonen en delen het directoraat-generaal ten laatste drie werkdagen vóór de vergadering de identiteit van die deskundigen mee.

7.   Het directoraat-generaal nodigt de deskundigen die door de deelnemende organisaties werden aangewezen, uit voor de bijeenkomsten van de groepen. Als een deelnemende organisatie het directoraat-generaal niet op de hoogte heeft gesteld van de identiteit van de deskundigen binnen de termijn bepaald in lid 6, kan het directoraat-generaal weigeren de deskundigen voor de vergadering uit te nodigen.

8.   De namen van de deelnemende organisaties worden bekendgemaakt in het register en op een specifieke website.

9.   Persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 5

Werking

1.   Iedere groep kiest tijdens haar eerste vergadering uit haar midden een voorzitter en twee vicevoorzitters, in een eerste stemronde bij tweederdemeerderheid van de aanwezige deskundigen en in eventuele volgende stemronden bij gewone meerderheid van de aanwezige deskundigen. De vicevoorzitters worden verkozen uit vertegenwoordigers van andere organisaties dan de organisatie waartoe de voorzitter behoort. De beide vicevoorzitters behoren tot twee verschillende organisaties. De verkiezingen verlopen bij geheime stemming onder leiding van een vertegenwoordiger van de Commissie, tenzij alle aanwezige deskundigen hierover anders besluiten.

2.   De mandaatsperiode van de voorzitter en de twee vicevoorzitters bedraagt één jaar en kan met één jaar worden verlengd. De voorzitter mag niet langer dan twee opeenvolgende perioden in functie blijven. Bij de keuze van nieuwe voorzitters dient de groep erop toe te zien dat deze niet tot dezelfde organisatie behoren als hun voorganger.

3.   De agenda van de vergaderingen van de groep wordt ten minste 25 werkdagen vóór iedere vergadering door de voorzitter opgesteld, met instemming van het directoraat-generaal, in nauw overleg met de vicevoorzitters en in overleg met de in de groep vertegenwoordigde organisaties. Het directoraat-generaal verstuurt de agenda normaliter 20 werkdagen vóór de vergadering naar de organisaties, bij voorkeur langs elektronische weg.

4.   Behalve voor de verkiezingen bepaald in lid 1, wordt aan het eind van de bespreking in een groep niet gestemd. Indien er met betrekking tot het advies waarom het directoraat-generaal verzocht of tot een initiatiefresolutie een consensus bestaat in de groep, stelt de groep gemeenschappelijke conclusies op die bij de notulen worden gevoegd. De Commissie deelt de resultaten van de besprekingen van een groep mee aan andere instellingen als de groep zulks aanbeveelt.

5.   Het is de taak van de voorzitter de notulen van de vergaderingen zo getrouw mogelijk vast te leggen in de vorm van een verslag, en een ontwerp-verslag ten laatste 20 dagen na de vergadering aan het directoraat-generaal toe te zenden. Het directoraat-generaal kan het ontwerp-verslag van de voorzitter wijzigen vóór dit ter goedkeuring door de groep wordt rondgestuurd.

6.   Met instemming van het directoraat-generaal kan de groep werkgroepen oprichten om specifieke kwesties te behandelen op basis van een door de groep opgesteld mandaat. Vertegenwoordigers van de Commissie zitten de vergaderingen van de werkgroepen voor. Deze werkgroepen worden ontbonden zodra zij hun mandaat hebben uitgevoerd.

7.   Het directoraat-generaal kan gastdeskundigen met specifieke expertise met betrekking tot een bepaald agendapunt uitnodigen om op ad-hocbasis deel te nemen aan de werkzaamheden van de groep of de werkgroep. Bovendien kan de vertegenwoordiger van de Commissie de status van waarnemer verlenen aan individuele personen of organisaties als bepaald in artikel 4, punt 2), voor zover zij het evenwicht van de groepen of werkgroepen niet in gevaar brengen. Zij mogen het woord nemen als de voorzitter hen daartoe uitnodigt en de hoogste in rang van de aanwezige vertegenwoordigers van de Commissie daarmee instemt. Individuele personen of organisaties met de status van waarnemer nemen niet deel aan de verkiezingen bedoeld in lid 1.

8.   De leden van de groep en hun vertegenwoordigers, alsook gastdeskundigen en individuele personen of organisaties met de status van waarnemer, als bepaald in lid 7, dienen te voldoen aan de bij de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die zijn neergelegd in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (4). Bij niet-nakoming van deze verplichtingen mag de Commissie alle passende maatregelen nemen.

9.   De groepen en werkgroepen vergaderen in principe in de kantoren van de Commissie. De Commissie neemt het secretariaat waar. De groepen en werkgroepen vergaderen op uitnodiging van het directoraat-generaal. Andere betrokken ambtenaren van de Commissie mogen vergaderingen van deze groepen of werkgroepen bijwonen.

10.   De Commissie publiceert alle relevante documenten, zoals de agenda’s, notulen, conclusies, gedeeltelijke conclusies of werkdocumenten over de werkzaamheden van de groepen via een link in het register naar een specifieke website met informatie. Er worden uitzonderingen op de systematische publicatie gemaakt wanneer de openbaarmaking van een document de bescherming van het openbaar belang zou ondermijnen of de persoonlijke levenssfeer zou schaden als bepaald in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5).

Artikel 6

Kosten van vergaderingen

1.   Deelnemers aan de werkzaamheden van de groepen en de werkgroepen ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij verrichten.

2.   De reis- en verblijfkosten van de deskundigen in het kader van de activiteiten van de groepen en de werkgroepen worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Commissie.

3.   De in lid 2 bedoelde kosten worden vergoed voor zover de middelen die volgens de jaarlijkse toewijzingsprocedure zijn toegekend, hiervoor volstaan.

Artikel 7

Intrekking

Besluit nr. 2004/391/EG wordt met ingang van 1 juli 2014 ingetrokken.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2014.

Gedaan te Brussel, 16 december 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Besluit 2004/391/EG van de Commissie van 23 april 2004 betreffende de werkzaamheden van de raadgevende groepen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 120 van 24.4.2004, blz. 50).

(2)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(3)  C(2010) 7649.

(4)  Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).