ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.247.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 247

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
18 september 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 885/2013 van de Commissie van 15 mei 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het verstrekken van informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 886/2013 van de Commissie van 15 mei 2013 tot aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de gegevens en procedures voor het aanbieden, waar mogelijk, van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie die kosteloos is voor de gebruikers ( 1 )

6

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 887/2013 van de Commissie van 11 juli 2013 tot vervanging van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad over het burgerinitiatief

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 888/2013 van de Commissie van 16 september 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Oignon de Roscoff (BOB))

20

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 889/2013 van de Commissie van 16 september 2013 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Chufa de Valencia (BOB)]

22

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 890/2013 van de Commissie van 16 september 2013 tot goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Amarene Brusche di Modena (BGA))

24

 

*

Verordening (EU) nr. 891/2013 van de Commissie van 16 september 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op grootoogtonijn in de Atlantische Oceaan door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

29

 

*

Verordening (EU) nr. 892/2013 van de Commissie van 16 september 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaars in de EU- en internationale wateren van V en in de internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

31

 

*

Verordening (EU) nr. 893/2013 van de Commissie van 16 september 2013 tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in de gebieden IIIa en IVbc door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

33

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 894/2013 van de Commissie van 17 september 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

35

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/457/EU

 

*

Besluit van de Raad van 16 september 2013 houdende benoeming van een rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie

37

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

2013/458/EU

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 30 juli 2013 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/23 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (ECB/2013/25)

38

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit nr. 46/2013 van het Gemengd Comité van de EER van 15 maart 2013 tot wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst (PB L 231 van 29.8.2013)

43

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 

*

Bericht aan de lezer — Wijze van vermelden van de handelingen (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 885/2013 VAN DE COMMISSIE

van 15 mei 2013

ter aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het verstrekken van informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (1), en met name artikel 3, onder e), en artikel 6, lid 1,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 3, onder e), van Richtlijn 2010/40/EU is bepaald dat de verlening van informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen een prioritaire actie is.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2010/40/EU moet de Commissie de specificaties vaststellen die noodzakelijk zijn om te zorgen voor compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit bij de invoering en het operationele gebruik van intelligente vervoerssystemen (ITS) ten behoeve van veilige en beveiligde parkeerplaatsen. Deze verordening heeft tot doel het gebruik van parkeerplaatsen te optimaliseren en bestuurders en vervoersbedrijven informatiediensten te verlenen waardoor zij gemakkelijker kunnen beslissen waar en wanneer te parkeren.

(3)

In de resolutie van de Raad over het bestrijden van criminaliteit in het vrachtvervoer over de weg en het aanleggen van beveiligde parkeerterreinen voor vrachtauto’s (2) wordt benadrukt dat de veiligheid en beveiliging van vrachtwagenbestuurders en de parkeermogelijkheden moeten worden verbeterd.

(4)

Verplichte rustperioden en pauzes kunnen het gedrag van de bestuurder bij het kiezen van een parkeerterrein beïnvloeden. Deze verordening heeft tot doel het gebruik van parkeerplaatsen te optimaliseren en bestuurders en vervoersbedrijven informatiediensten te verlenen waardoor zij gemakkelijker kunnen beslissen waar en wanneer te parkeren.

(5)

Om de interoperabiliteit en continuïteit van de dienstverlening in de hele Unie te waarborgen en rekening te houden met de voorschriften inzake gegevensbescherming is het belangrijk dat alle lidstaten het verstrekken van informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen in de hele Unie op geharmoniseerde en naadloze wijze benaderen. De lidstaten kunnen daarvoor een beroep doen op technische oplossingen en normen, die vooral worden ontwikkeld door Europese en/of internationale normaliseringsinstellingen en/of -verenigingen, teneinde de interoperabiliteit en continuïteit van de dienstverlening in de hele EU te waarborgen en rekening te houden met de eisen inzake gegevensbescherming.

(6)

De verstrekking van beveiligings- en comfortinformatie helpt de bestuurder bij het kiezen van een parkeerterrein. Zijn keuze kan worden gestuurd door informatie te verstrekken over de beveiliging, veiligheid en dienstverlening op het parkeerterrein.

(7)

Wanneer in een bepaalde prioritaire zone de vraag naar veilige en beveiligde parkeerterreinen constant hoog is, moeten vrachtwagenbestuurders van een vol parkeerterrein worden doorgestuurd naar een andere plaats in de prioritaire zone waar gratis veilige en beveiligde plaatsen beschikbaar zijn, teneinde verkeerd parkeren te vermijden. Daarom moeten de lidstaten de „prioritaire zones” vaststellen.

(8)

Wanneer gebruik wordt gemaakt van statische borden om veilige en beveiligde parkeerterreinen aan te geven, moeten deze beantwoorden aan het Verdrag van Wenen van 8 november 1968, voor zover de desbetreffende lidstaat partij is bij dat verdrag.

(9)

In Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (3) worden minimumregels vastgesteld voor het hergebruik van overheidsinformatie in de hele Europese Unie. Deze richtlijn is gebaseerd op twee belangrijke pijlers van de interne markt, namelijk transparantie en eerlijke concurrentie, en moedigt de lidstaten aan om verder te gaan dan deze minimumregels voor het hergebruik van overheidsinformatie en beleid vast te stellen dat het grootschalige gebruik van documenten of gegevens die in handen zijn van overheidsorganen mogelijk maakt in de context van deze verordening. In sommige gevallen zullen gegevens worden hergebruikt zonder dat een licentie wordt overeengekomen. In andere gevallen wordt een licentie afgegeven waarin de voorwaarden voor het hergebruik door de licentiehouder zijn vastgesteld en waarin ook kwesties als aansprakelijkheid, correct gebruik van de gegevens overeenkomstig de eisen inzake gegevensbescherming, verbod op wijziging van de gegevens en vermelding van de bron worden behandeld. Dit laat de intellectuele-eigendomsrechten van derde partijen onverlet.

(10)

De informatie die door de gebruikers van parkeerterreinen wordt verstrekt, wordt gebruikt om persoonlijk en anoniem advies te geven aan toekomstige gebruikers en aan exploitanten van parkeerterreinen voor vrachtwagens. Deze informatie kan worden gebruikt om de kwaliteit van het beheer van de informatiedienst te verifiëren en voor de beoordeling. De anonimiteit van de feedback wordt gegarandeerd.

(11)

De uitrol en het gebruik van ITS-toepassingen kan de verwerking van persoonsgegevens omvatten. Deze verwerking moet plaatsvinden in overeenstemming met het recht van de Unie, zoals met name vervat in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4) en in Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie (5). Het doelbindingsbeginsel en het noodzakelijkheidsbeginsel moeten dan ook worden toegepast op ITS-toepassingen.

(12)

De uitrol en het gebruik van ITS-toepassingen en -diensten, zoals uiteengezet in de specificaties die overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2010/40/EU zijn vastgesteld, vinden plaats overeenkomstig de EU-wetgeving, met name Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken (6), en overeenkomstig de relevante nationale wetgeving.

(13)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gaat deze verordening niet verder dan noodzakelijk is om dat doel te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In deze verordening worden de specificaties vastgesteld die nodig zijn om de compatibliteit, interoperabiliteit en continuïteit van de uitrol en het operationele gebruik van informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen te waarborgen in de hele Unie, overeenkomstig Richtlijn 2010/40/EU.

Deze verordening is van toepassing op de verlening van informatiediensten op het trans-Europese wegennet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „veilige en beveiligde parkeerplaats”: een parkeerplaats voor commerciële gebruikers, waardoor verkeerd parkeren wordt voorkomen en een bijdrage wordt geleverd tot de veiligheid van de bestuurders en de vracht;

2.   „gebruiker’: alle bestuurders van vrachtwagens of bedrijfsvoertuigen, dispatchers, expediteurs, instanties voor verkeersbeheer of andere organen, zoals eigenaars van vracht, verzekeringsmaatschappijen, wegenautoriteiten en politiediensten. Zij moeten de informatie krijgen van de dienstverleners;

3.   „dienstverlener”: alle publieke of private organen die de informatiedienst aan de gebruikers verlenen;

4.   „gegevens”: informatie die door een exploitant van een parkeerterrein voor vrachtwagens wordt verstrekt en waarin het parkeerterrein wordt beschreven;

5.   „informatie”: alle geaggregeerde, verwerkte en/of opgevraagde gegevens die door de dienstverlener via verschillende kanalen worden aangeboden aan de gebruikers;

6.   „informatiedienst”: een dienst die richtsnoeren geeft aan de gebruikers zodat deze kunnen voldoen aan de verplichte rusttijden en pauzes, teneinde verkeerd parkeren te beperken en het gebruik van parkeerterreinen te optimaliseren;

7.   „feedback van de gebruikers”: informatie die door de gebruikers van parkeerterreinen wordt verstrekt en waarin persoonlijk en anoniem advies wordt gegeven aan toekomstige gebruikers en aan exploitanten van parkeerterreinen voor vrachtwagens;

8.   „dynamische informatie”: informatie die op elk ogenblik de beschikbare parkeercapaciteit op een parkeerterrein of de actuele status (vrij/vol/gesloten) van een parkeerterrein weergeeft;

9.   „statische informatie”: door de exploitant van het parkeerterrein verstrekte beschrijving van het parkeerterrein;

10.   „betrouwbaarheid van de informatie”: de nauwkeurigheid van de informatie in vergelijking met de werkelijke situatie;

11.   „ongeschikte parkeerplaats”: het stoppen of parkeren met een vrachtwagen buiten de veilige en beveiligde parkeerplaatsen langs snelwegen of corridors, bijvoorbeeld op de pechstrook of op overvolle parkeerterreinen;

12.   „toegangspunt”: een digitaal toegangspunt via hetwelk de informatie over parkeerplaatsen wordt verzameld, verwerkt en ter beschikking gesteld voor verspreiding. Deze toegangspunten bieden de mogelijkheid om de informatie over grenzen heen te verspreiden;

13.   „prioritaire zone”: een door de nationale autoriteiten vastgesteld gebied binnen hetwelk er plaatstekort is op een of meer veilige en beveiligde parkeerterreinen; dit plaatstekort kan worden verholpen door informatie ter beschikking te stellen over ongebruikte parkeercapaciteit in dezelfde zone.

Artikel 3

Eisen voor het verlenen van informatiediensten

1.   De lidstaten bakenen zones af waar de verkeers- en beveiligingsomstandigheden vereisen dat informatiediensten over veilige en beveiligde parkeerplaatsen worden uitgerold.

Zij definiëren ook de prioritaire zones waar dynamische informatie wordt verstrekt.

2.   De verlening van informatiediensten moet beantwoorden aan de in de artikelen 4 tot en met 7 uiteengezette voorschriften.

Artikel 4

Het verzamelen van gegevens

De aan de gebruikers te verstrekken gegevens over veilige en beveiligde openbare en particuliere parkeerterreinen, waarin de parkeerfaciliteiten worden beschreven, worden verzameld en aangeleverd door publieke of particuliere exploitanten van parkeerterreinen en dienstverleners. De te verzamelen gegevens moeten gemakkelijk ter beschikking kunnen worden gesteld, ook vanop afstand, via welke relevante middelen dan ook, teneinde alle exploitanten van parkeerterreinen in staat te stellen de gegevens gemakkelijk vanop afstand te verzamelen. Om de interoperabiliteit van de informatiediensten in de hele Unie te garanderen, maken publieke of particuliere exploitanten van parkeerterreinen gebruik van DATEX II-profielen (7) of andere internationaal compatibele formaten.

De volgende gegevens worden verzameld:

1.

Statische gegevens over de parkeerterreinen, waaronder (voor zover van toepassing):

Informatie over de identificatie van het parkeerterrein (naam en adres van het parkeerterrein voor vrachtwagens [beperkt tot 200 karakters])

Informatie over de locatie van het toegangspunt in de parkeerzone (lengtegraad/breedtegraad) [20 + 20 karakters]

Identificatie primaire weg1/richting [20 karakters/20 karakters] Identificatie primaire weg2/richting [20 karakters/20 karakters], als het parkeerterrein bereikbaar is via twee verschillende wegen

Indien nodig, de identificatie van de te nemen afrit [beperkt tot 100 karakters]/afstand vanaf de primaire weg [3 gehele getallen] km of mijl

Totaal aantal vrije parkeerplaatsen voor vrachtwagens [3 gehele getallen]

Prijs van de parkeerplaatsen en munteenheid [300 karakters].

2.

Informatie over de veiligheid en uitrusting van het parkeerterrein

Beschrijving van de beveiligings- en veiligheidsuitrusting en diensten op het parkeerterrein, inclusief de nationale classificatie, indien gebruikt (500 karakters)

Aantal parkeerplaatsen voor koelvrachtwagens [numeriek, 4 cijfers]

Informatie over specifieke apparatuur of diensten voor specifieke vrachtwagens of andere voertuigen [300 karakters]

Contactgegevens van de exploitant van het parkeerterrein:

Naam en voornaam [tot 100 karakters]

Telefoonnummer [tot 200 karakters]

E-mailadres [tot 50 karakters]

Toestemming van de exploitant om zijn contactgegevens openbaar te maken [ja/neen].

3.

Dynamische gegevens over beschikbare parkeerplaatsen, inclusief of een parkeerterrein vol of gesloten is of het aantal beschikbare vrije plaatsen.

Artikel 5

Het delen en uitwisselen van gegevens

1.   De in artikel 4, lid 1, vermelde gegevens worden door de publieke of particuliere exploitanten van parkeerterreinen en dienstverleners gedeeld en uitgewisseld. Daartoe maken zij gebruik van het formaat DATEX II (CEN/TS 16157) of een ander internationaal machineleesbaar formaat dat compatibel is met DATEX II. Elke publieke of particuliere verlener van informatiediensten en/of exploitant van een parkeerterrein krijgt op niet-discriminerende basis toegang tot de gegevens met het oog de uitwisseling en het hergebruik ervan, overeenkomstig de in Richtlijn 2003/98/EG gedefinieerde toegangsrechten.

2.   De statische gegevens zijn toegankelijk via een nationaal of internationaal toegangspunt.

3.   Wat de dynamische gegevens betreft, zijn de lidstaten (of nationale autoriteiten) verantwoordelijk voor het opzetten en beheren van een centraal nationaal of internationaal toegangspunt dat — in het belang van de gebruikers — verwijst naar alle individuele toegangspunten van alle exploitanten van parkeerterreinen en/of dienstverleners op hun grondgebied.

4.   De lidstaten kunnen een bijdrage leveren tot een internationaal toegangspunt door gegevens te verstrekken en erop toe te zien dat de kwaliteit ervan in overeenstemming is met de eisen van artikel 7.

5.   Heffingen voor toegang tot, uitwisseling van en hergebruik van publieke of particuliere dynamische gegevens moeten redelijk blijven, zoals bepaald in de richtlijn inzake het hergebruik van overheidsinformatie.

6.   Publieke en particuliere exploitanten van parkeerterreinen en/of dienstverleners sturen hun verzamelde statische gegevens periodiek, en minstens één keer per jaar voor de in artikel 4, lid 1, vermelde statische gegevens, via passende elektronische middelen naar het nationale of internationale toegangspunt.

Wat de dynamische gegevens betreft, actualiseren de publieke en particuliere exploitanten en/of dienstverleners de in artikel 4, lid 3, vermelde informatie minstens om de 15 minuten.

Artikel 6

Het verspreiden van informatie

Dienstverleners die informatie verzamelen op een specifieke plaats tonen het volgende:

minstens de twee volgende veilige en beveiligde parkeerterreinen langs een corridor binnen een afstand van ongeveer 100 km;

de beschikbaarheid van parkeerplaatsen in een prioritaire zone op minstens de twee volgende parkeerterreinen binnen een afstand van ongeveer 100 km.

De informatieverspreiding moet in overeenstemming zijn met het Verdrag van Wenen, voor zover de desbetreffende lidstaat dat verdrag heeft ondertekend. Boordtoepassingen moeten een robuuste mens-machine-interface hebben om te voorkomen dat de bestuurder wordt afgeleid of vermoeid raakt.

Exploitanten van parkeerterreinen en/of dienstverleners verstrekken de gebruikers informatie over de lancering van nieuwe informatiediensten voor veilige en beveiligde parkeerterreinen via om het even welk communicatiemiddel dat zij daarvoor geschikt achten.

Artikel 7

Kwaliteitsbeheer

Alle wijzigingen van de situatie op het parkeerterrein, inclusief de sluiting ervan, worden onmiddellijk door de publieke en particuliere exploitanten van parkeerterreinen meegedeeld aan het nationaal of internationaal toegangspunt en aan de nationale autoriteiten.

Voor elke nieuwe prioritaire zone zorgen de publieke en particuliere exploitanten van parkeerterreinen ervoor dat de informatie betrouwbaar is. Daartoe voeren zij periodieke controles uit van de detectieapparatuur en meten zij het verschil tussen de getoonde gegevens en het werkelijke aantal beschikbare parkeerplaatsen. Die informatie wordt beoordeeld overeenkomstig artikel 8.

Artikel 8

Beoordeling van de naleving van de eisen

1.   De lidstaten wijzen een bevoegd nationaal orgaan aan om na te gaan of de dienstverleners, exploitanten van parkeerterreinen en wegenexploitanten de in de artikelen 4 tot en met 7 uiteengezette eisen naleven. Dit orgaan moet onpartijdig zijn en onafhankelijk van de hierboven vermelde entiteiten.

Twee of meer lidstaten mogen een gemeenschappelijk regionaal orgaan aanwijzen om na te gaan of op hun grondgebied aan de eisen voldaan is.

De lidstaten melden het aangewezen orgaan aan bij de Commissie.

2.   Alle dienstverleners dienen bij de aangewezen organen een verklaring in over de naleving van de in de artikelen 4 tot en met 7 vermelde eisen.

Deze verklaring bevat de volgende elementen:

a)

de overeenkomstig artikel 4 verzamelde gegevens over veilige en beveiligde parkeerplaatsen voor vrachtwagens en bedrijfsvoertuigen, inclusief het percentage parkeerplaatsen dat geregistreerd is in de informatiedienst;

b)

de middelen voor de verspreiding van de informatiediensten onder de gebruikers;

c)

de dekking van dynamische informatiediensten over veilige en beveiligde parkeerplaatsen;

d)

de kwaliteit en beschikbaarheid van de verstrekte informatie, het toegangspunt tot de informatie en het formaat waarin de informatie wordt verstrekt.

3.   De aangewezen organen controleren willekeurig of de verklaringen van een aantal publieke en particuliere dienstverleners en exploitanten van parkeerterreinen correct zijn en vragen hen aan te tonen dat zij de eisen van de artikelen 4 tot en met 7 hebben nageleefd.

De kwaliteit van de dienst kan eveneens worden beoordeeld aan de hand van opmerkingen van de gebruikers.

Elk jaar brengen de aangewezen organen bij de relevante nationale autoriteiten verslag uit over de ingediende verklaringen en over de resultaten van hun willekeurige controles.

Artikel 9

Follow-up

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de volgende informatie:

a)

de bevoegde organen die zijn aangewezen om na te gaan of de eisen van de artikelen 4 tot en met 7 zijn nageleefd;

b)

de beschrijving van het nationale toegangspunt, voor zover van toepassing.

2.   Uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening en daarna om de twaalf kalenderjaren delen de lidstaten de volgende informatie mee aan de Commissie:

a)

het aantal verschillende parkeerplaatsen en parkeerterreinen op hun grondgebied;

b)

het percentage parkeerplaatsen dat geregistreerd is in de informatiedienst;

c)

het percentage parkeerterreinen waarvoor dynamische informatie wordt verstrekt over het aantal beschikbare parkeerplaatsen en de prioritaire zones.

Artikel 10

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing:

met ingang van 1 oktober 2015 op de verlening van diensten die al zijn uitgerold op de datum van inwerkingtreding van deze verordening;

met ingang van 1 oktober 2013 op de verlening van diensten die zullen worden uitgerold na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 207 van 6.8.2010, blz. 1.

(2)  SN 27.10.2010 15504/10.

(3)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90.

(4)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(5)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(6)  PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29.

(7)  CEN/TS 16157.


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/6


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 886/2013 VAN DE COMMISSIE

van 15 mei 2013

tot aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de gegevens en procedures voor het aanbieden, waar mogelijk, van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie die kosteloos is voor de gebruikers

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (1), en met name artikel 3, onder c), en artikel 6, lid 1,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De vaststelling van gegevens en procedures voor de verlening, waar mogelijk, van minimale universele verkeersinformatie in verband met de veiligheid op de weg, die kosteloos is voor de gebruikers, wordt in artikel 3, onder c), van Richtlijn 2010/40/EU als prioritaire actie genoemd.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2010/40/EU dient de Commissie de specificaties vast te stellen die noodzakelijk zijn om de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit te waarborgen bij de uitrol en het operationele gebruik van ITS ten behoeve van de prioritaire acties.

(3)

In de mededeling „Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte — Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020” (2) wordt bevestigd dat „Intelligente vervoerssystemen potentieel een grote rol kunnen spelen bij het verbeteren van de verkeersveiligheid, bijvoorbeeld door de invoering van systemen om ongevallen te detecteren en het verkeer te geleiden, die in staat zijn de gebruikers in realtime van de nodige informatie te voorzien.”.

(4)

Voor de verlening van informatiediensten zijn bij Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (3) minimumregels vastgesteld voor het hergebruik van overheidsinformatie in de Unie en worden de lidstaten aangemoedigd om verder te gaan dan deze minimumregels en alle informatie of gegevens in het bezit van overheidslichamen voor hergebruik beschikbaar te stellen.

(5)

Voor de uitrol en het gebruik van ITS-toepassingen en -diensten moeten persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig het recht van de Unie en met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (5). Derhalve moeten de beginselen inzake doelbeperking en gegevensminimalisering worden toegepast op ITS-toepassingen.

(6)

Om de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit te waarborgen, moeten minimale eisen worden vastgesteld voor universele verkeersveiligheidsinformatiediensten. Die eisen moeten betrekking hebben op de opstelling en het gebruik van een gestandaardiseerde lijst van veiligheidsgerelateerde verkeersincidenten of -situaties waarover de eindgebruikers moeten worden geïnformeerd en op de inhoud van de aan de eindgebruikers mee te delen informatie. De informatie die eindgebruikers ontvangen via verschillende verdeelkanalen die onder de controle vallen van publieke en/of private wegbeheerders, dienstverleners en verkeersomroepen, mag niet tegenstrijdig zijn en moet derhalve uit dezelfde elementen bestaan en gebaseerd zijn op dezelfde beschrijving van het concrete incident of de concrete situatie.

(7)

Verkeersveiligheidsgegevens zijn essentieel voor het aanbieden van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie. Deze gegevens worden verzameld en bewaard door publieke en/of private exploitanten en dienstverleners. Om deze gegevens vlot beschikbaar te stellen voor uitwisseling en hergebruik met het oog op het aanbieden van informatiediensten, dienen publieke en/of private wegbeheerders en dienstverleners de gegevens toegankelijk te maken via individuele toegangen of ervoor te zorgen dat zij toegankelijk zijn via door de lidstaten opgezette en beheerde nationale toegangspunten. Nationale toegangspunten kunnen de vorm aannemen van een databank, een register, een internetportaal, of een vergelijkbare vorm.

(8)

De verkeersveiligheidsgegevens moeten beschikbaar worden gesteld overeenkomstig de eisen inzake gegevensbescherming (bv. anonimisering van persoonsgegevens). Indien voor de informatiedienst gegevens met geolocatie moeten worden verzameld, hetzij rechtstreeks via de eindgebruikers, hetzij in de toekomst via coöperatieve systemen, moeten de eindgebruikers duidelijk worden geïnformeerd over het feit dat die gegevens worden verzameld, de regels inzake gegevensverzameling en de potentiële tracering en bewaringstermijn. Publieke en/of private wegbeheerders, dienstverleners en de automobielnijverheid dienen passende technische maatregelen te nemen om de anonimiteit van de door eindgebruikers of hun voertuig doorgestuurde gegevens te verzekeren.

(9)

Lidstaten die op hun grondgebied reeds een vorm van verkeersveiligheidsinformatie verstrekken, moeten hun bestaande methoden kunnen blijven gebruiken indien die in overeenstemming zijn met de eisen van deze verordening. Om ervoor zorgen dat het aantal verkeersongevallen en verkeersdoden in de Unie door het aanbieden van informatiediensten in verband met de verkeersveiligheid en de verkeerssituatie zo veel mogelijk wordt gereduceerd, moet in alle lidstaten de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit worden gewaarborgd van de minimale universele verkeersinformatie, moet een minimaal kwaliteitsniveau worden gewaarborgd en moet de dienst, waar mogelijk, kosteloos aan de alle eindgebruikers worden aangeboden.

(10)

Om ervoor te zorgen dat alle lidstaten werk maken van een gestandaardiseerde en in de hele Unie naadloze minimale universele verkeersinformatie, moeten voor de hele Unie eisen worden vastgesteld voor de verstrekking van minimale universele verkeersinformatiediensten. De lidstaten mogen gebruikmaken van bestaande technische oplossingen en open normen die door de Europese en internationale normalisatie-instellingen zijn opgesteld om de interoperabiliteit en continuïteit van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie in de Unie te waarborgen.

(11)

Om de relevantie en betrouwbaarheid van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie te waarborgen, moet een minimaal kwaliteitsniveau worden bereikt. De lidstaten dienen verder te werken en ervaringen uit te wisselen over de vaststelling van relevante kwaliteitscriteria, methoden voor kwaliteitsmeting en -monitoring, en kwaliteitsdoelstellingen voor elk type veiligheidsincident of verkeerssituatie, wegennet en/of exploitatieomgeving. Zij dienen hun kennis en beste praktijken te delen door de Commissie in kennis te stellen van de resultaten van hun analysen en ervaringen in dit verband.

(12)

Hoewel de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie, waar mogelijk, kosteloos aan de eindgebruikers moet worden aangeboden, kan de eindgebruikers met extra kosten worden geconfronteerd voor telecommunicatie, radiolicenties of de aanschaf van apparatuur om de informatie te kunnen ontvangen.

(13)

De minimale universele verkeersveiligheidsinformatie moet zo veel mogelijk eindgebruikers bereiken als technisch haalbaar is, rekening houdend met de verschillende technische mogelijkheden van voertuigen, verdeelkanalen en de op de markt beschikbare ontvangstapparatuur.

(14)

Publieke en private wegbeheerders en dienstverleners dienen inspanningen te leveren om de presentatie van de informatie te standaardiseren, ongeacht de taal van de eindgebruikers. De lidstaten die het Verdrag van Wenen van 1968 inzake verkeerssignalisatie hebben ondertekend, dat op 8 november 1968 is aangenomen door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, dienen dat Verdrag in acht te nemen en met name de Geconsolideerde Resolutie inzake verkeerssignalisatie van de werkgroep verkeersveiligheid (6).

(15)

Op basis van een eigen beoordeling moeten de lidstaten de dekking van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie langs het trans-Europese wegennet op hun grondgebied kunnen afbakenen teneinde zich toe te spitsen op wegvakken en gebieden waar informatiediensten nodig zijn vanwege de verkeers- en veiligheidssituatie en waar de daarvoor vereiste investeringen gerechtvaardigd zijn. Men is het erover eens dat de eisen van deze verordening vanwege de verschillende situaties en actoren niet voor stedelijke verkeersknopen dienen te gelden. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de afbakening van de informatiedienst op hun grondgebied.

(16)

Op grond van artikel 17, lid 4, van Richtlijn 2010/40/EU dient de Commissie om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van die richtlijn. Dit rapport dient vergezeld te gaan van een analyse van de werking en tenuitvoerlegging van de artikelen 5 tot en met 11 en artikel 16; in het rapport moet zo nodig worden beoordeeld of de richtlijn moet worden gewijzigd. Bij die beoordeling moet eveneens worden nagegaan of de voor de prioritaire acties vastgestelde specificaties moeten worden gewijzigd en/of aangevuld, desgevallend in het licht van de implementatie in de betrokken lidstaat, de technologische ontwikkelingen en het standaardiseringsproces,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden de nodige specificaties vastgesteld om de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit te waarborgen voor de invoering en exploitatie van gegevens en procedures om, waar mogelijk, op EU-niveau minimale universele verkeersinformatiedienst kosteloos aan eindgebruikers aan te bieden overeenkomstig Richtlijn 2010/40/EU.

Deze verordening is van toepassing op minimale universele verkeersveiligheidsinformatiediensten op het trans-Europese wegennet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „trans-Europees wegennet”: het wegennet als gedefinieerd in deel 2 van bijlage I bij Besluit 661/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), met uitzondering van stedelijke knooppunten;

b)   „tijdelijk glad wegdek”: een onvoorziene toestand van het wegdek die de weg gedurende een bepaalde periode glad maakt en ervoor zorgt dat voertuigen weinig grip op het wegdek hebben;

c)   „dieren, mensen, obstakels, puin op de weg”: een situatie waarin zich dieren, puin, obstakels of mensen op de weg bevinden op een plaats waar men die niet zou verwachten en waarbij een plots uitwijkmanoeuvre nodig kan zijn om deze te ontwijken;

d)   „onbeveiligde ongevalslocatie”: een plaats waar een ongeval is gebeurd die nog niet door de bevoegde autoriteiten is beveiligd;

e)   „kortstondige wegwerkzaamheden”: tijdelijke wegwerkzaamheden die op de weg of aan de rand van de weg worden uitgevoerd en die vanwege hun kortstondige aard slechts met minimale verkeerssignalisatie worden aangeduid;

f)   „verminderde zichtbaarheid”: zichtbaarheid die wordt aangetast door elke situatie die de zichtafstand van bestuurders vermindert en de verkeersveiligheid in het gedrang kan brengen;

g)   „spookrijder”: een voertuig dat op een weg met gescheiden rijrichtingen aan de verkeerde zijde van de berm tegen het verkeer in rijdt;

h)   „onbeheerde wegblokkade”: elke volledige of gedeeltelijke blokkade van een weg die niet op passende wijze is beveiligd of aangeduid;

i)   „uitzonderlijke weersomstandigheden”: uitzonderlijke, barre of voor het seizoen ongewone weersomstandigheden die de verkeersveiligheid in het gedrang kunnen brengen;

j)   „verstrekker van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie”: elke natuurlijke of rechtspersoon die bijdraagt tot het verstrekken van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie, zoals publieke en private wegbeheerders, verkeerscentra, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie;

k)   „eindgebruiker”: elke bestuurder die over minimale universele verkeersveiligheidsinformatie beschikt;

l)   „minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst”: verkeersinformatiedienst in realtime die overeengekomen minimale informatie inzake verkeersveiligheid biedt en die voor een maximaal aantal eindgebruikers vlot toegankelijk is;

m)   „verkeersveiligheidsgegevens”: de gegevens die nodig zijn voor het verstrekken van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie en die van publieke of private bronnen worden verzameld;

n)   „minimale universele verkeersveiligheidsinformatie”: alle afgeleide gebundelde en verwerkte verkeersveiligheidsgegevens die door publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners via een willekeurig verdeelkanaal aan eindgebruikers worden aangeboden;

o)   „toegangspunt”: een digitaal toegangspunt waar de voor de aanmaak van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie vereiste verkeersveiligheidsgegevens worden verzameld, geformatteerd en beschikbaar gesteld voor uitwisseling en hergebruik;

p)   „kosteloos”: de verstrekking van een minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst zonder extra kosten voor de eindgebruikers bij het gebruik daarvan.

Artikel 3

Lijst van veiligheidsincidenten of verkeerssituaties

De incidenten of situaties die onder de minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst vallen, behoren minstens tot één van de volgende categorieën:

a)

tijdelijk glad wegdek;

b)

dieren, mensen, obstakels en puin op de weg;

c)

onbeveiligde ongevalslocatie;

d)

kortstondige wegwerkzaamheden;

e)

verminderde zichtbaarheid;

f)

spookrijder;

g)

onbeheerde wegblokkade;

h)

uitzonderlijke weersomstandigheden.

Artikel 4

Inhoud van de informatie

1.   In de informatie over gebeurtenissen of omstandigheden die relevant zijn voor de verkeersveiligheid worden de volgende aspecten opgenomen:

a)

plaats van gebeurtenis of omstandigheid;

b)

de categorie van de gebeurtenis of omstandigheid als bedoeld in artikel 3 en, indien nodig, een korte beschrijving;

c)

indien nodig, het advies om de rijstijl aan te passen.

2.   De informatie wordt ingetrokken zodra de gebeurtenis of omstandigheid is verdwenen, of wordt gewijzigd indien zich een wijziging voordoet in de gebeurtenis of omstandigheid.

Artikel 5

Verlening van de informatiedienst

1.   De lidstaten selecteren de wegvakken van het trans-Europees wegennetwerk waar de minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst moet worden ingevoerd vanwege de verkeers- en veiligheidssituatie.

Zij stellen de Commissie in kennis van de geselecteerde wegvakken.

2.   De informatiedienst wordt verleend overeenkomstig de eisen van de artikelen 6 tot en met 8.

Artikel 6

Detectie van incidenten of problemen en gegevensverzameling

De door publieke en private wegbeheerders en/of dienstverleners opgezette middelen om verkeersproblemen of -incidenten te detecteren en verzamelde relevante verkeersveiligheidsgegevens worden uitsluitend gebruikt voor de verstrekking van de informatiedienst.

Die middelen worden gebruikt overeenkomstig de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden en eisen.

Artikel 7

Beschikbaarheid, uitwisseling en hergebruik van gegevens

1.   De overeenkomstig artikel 6 verzamelde informatie wordt door publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners gedeeld en uitgewisseld. Daartoe stellen zij die gegevens beschikbaar in het DATEX II-formaat (CEN/TS 16157) of een willekeurig formaat dat volledig compatibel is met het via een toegangspunt machineleesbare DATEX II-formaat.

2.   De lidstaten beheren het in lid 1 bedoelde nationale toegangspunt tot de gegevens, dat de door de op hun grondgebied actieve publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners opgezette toegangspunten bundelt.

3.   Die gegevens mogen worden uitgewisseld of hergebruikt door elke gebruiker van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie:

a)

op niet-discriminerende basis;

b)

binnen de Unie, ongeacht de lidstaat van vestiging;

c)

overeenkomstig de in Richtlijn 2003/98/EG vastgestelde rechten en procedures;

d)

binnen een termijn die een tijdelijke levering van de informatiedienst waarborgt;

e)

via het nationale toegangspunt.

4.   Publieke en private wegbeheerders en dienstverleners waarborgen de tijdige actualisering en de kwaliteit van de via hun toegangspunt beschikbaar gestelde gegevens.

Artikel 8

Verspreiding van informatie

1.   Publieke wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersveiligheidsinformatie verstrekken minimale universele verkeersveiligheidsinformatie aan eindgebruikers voordat eventuele andere niet-veiligheidsgerelateerde informatie wordt meegedeeld.

2.   De informatiedienst dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:

a)

de informatie wordt op dusdanige wijze verstrekt dat zo veel mogelijk eindgebruikers voor wie de in artikel 3 genoemde gebeurtenis of omstandigheid relevant is, worden bereikt;

b)

de dienst wordt door publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners en/of omroepen voor verkeersinformatie, waar mogelijk kosteloos beschikbaar gesteld aan de eindgebruikers.

3.   Publieke en private wegbeheerders en dienstverleners dienen samen te werken om de presentatie van de aan eindgebruikers meegedeelde informatie te standaardiseren.

Zij informeren de eindgebruikers over het bestaan van de informatiedienst en de dekking ervan.

Artikel 9

Beoordeling van de naleving van de eisen

1.   De lidstaten wijzen een onpartijdige en onafhankelijke nationale instantie aan die bevoegd is om te beoordelen of de eisen van de artikelen 3 tot en met 8 worden nageleefd door de publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie. Voor de beoordeling van de naleving van die eisen op hun grondgebied mogen twee of meer lidstaten één gemeenschappelijk instantie aanwijzen.

De lidstaten melden de nationale instanties aan bij de Commissie.

2.   Publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie stellen de aangewezen nationale instanties in kennis van hun contactgegevens en de beschrijving van de informatiedienst die zij verlenen en dienen een verklaring van conformiteit met de eisen van de artikelen 3 tot en met 8 in.

De verklaring bevat de volgende elementen, voor zover van toepassing:

a)

de verkeersveiligheidscategorieën en het wegennet die de informatiedienst bestrijkt;

b)

informatie over hun toegangspunt tot verkeersveiligheidsgegevens en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

c)

het formaat van de via hun toegangspunt beschikbare verkeersveiligheidsgegevens;

d)

de middelen om de informatie aan de eindgebruikers te communiceren.

Publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie dienen hun verklaring van conformiteit onmiddellijk te actualiseren na elke wijziging aan hun dienstverlening.

3.   De aangewezen nationale instanties controleren willekeurig de correctheid van een aantal verklaringen van publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie en verlangen een bewijs van de naleving van de eisen van de artikelen 3 tot en met 8.

Elk jaar brengen de aangewezen instanties aan de nationale autoriteiten verslag uit over de ingediende verklaringen en de resultaten van hun willekeurige controles.

Artikel 10

Follow-up

1.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de volgende informatie mee:

a)

de nationale instanties die zijn aangewezen om de naleving van de eisen van de artikelen 3 tot en met 8 te beoordelen;

b)

de beschrijving van de bestaande of geplande nationale toegangspunten.

2.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens elk kalenderjaar de volgende informatie mee:

a)

de voortgang die zij hebben geboekt met de invoering van de informatiedienst, met inbegrip van de criteria om het kwaliteitsniveau daarvan te bepalen en van de aangewende middelen om de kwaliteit te monitoren;

b)

de resultaten van de beoordeling van de naleving van de eisen van de artikelen 3 tot en met 8;

c)

indien relevant, een beschrijving van de wijzigingen aan het nationale toegangspunt.

Artikel 11

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 oktober 2013. Zij is vanaf 1 oktober 2015 van toepassing op informatiediensten die al operationeel waren op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 207 van 6.8.2010, blz. 1.

(2)  COM(2010) 389 final.

(3)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90.

(4)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(5)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(6)  Verenigde Naties — ECE/TRANS/WP.1/119/Rev.2 — 27 mei 2010.

(7)  PB L 204 van 5.8.2010, blz. 1.


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/11


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 887/2013 VAN DE COMMISSIE

van 11 juli 2013

tot vervanging van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad over het burgerinitiatief

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (1), en met name artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 211/2011 bepaalt dat de organisatoren verplicht zijn om een voorgesteld burgerinitiatief te laten registreren bij de Commissie en daarbij de in bijlage II bij de verordening genoemde informatie te verstrekken.

(2)

De informatie in bijlage II moet worden gewijzigd opdat de Commissie gemakkelijker zou kunnen controleren of aan de in artikel 4, lid 2, onder a), vastgelegde registratiecriteria voldaan is, om de goede administratieve verwerking van de registratieverzoeken te garanderen en om de communicatie tussen de organisatoren en de Commissie tijdens de procedure van het burgerinitiatief te bevorderen.

(3)

Zes lidstaten hebben om wijzigingen verzocht van de gegevens die worden gevraagd in de in bijlage III van Verordening (EU) nr. 211/2011 vastgestelde formulieren.

(4)

De Commissie is gemachtigd om de bijlagen II en III bij de verordening te wijzigen overeenkomstig artikel 290 VWEU. Met betrekking tot bijlage III moet de Commissie informatie die zij van de lidstaten heeft ontvangen, in acht nemen.

(5)

Verschillende organisatoren van burgerinitiatieven die bij de Commissie zijn geregistreerd, verzamelen op dit moment steunbetuigingen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 211/2011; zij moeten de mogelijkheid krijgen om ook de in bijlage II van de onderhavige verordening vastgestelde formulieren en eerdere versies te gebruiken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 211/2011 wordt als volgt gewijzigd:

a)

bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening;

b)

bijlage III wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Formulieren die overeenstemmen met bijlage III van Verordening (EU) nr. 211/2011 in de versie die van kracht was voor de inwerkingtreding van deze verordening, mogen verder worden gebruikt voor het verzamelen van steunbetuigingen van ondertekenaars voor voorgestelde burgerinitiatieven die overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 211/2011 voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn geregistreerd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERSTREKT VOOR DE REGISTRATIE VAN EEN VOORGESTELD BURGERINITIATIEF

1.

De titel van het voorgestelde burgerinitiatief, in maximaal 100 karakters;

2.

het onderwerp, in maximaal 200 karakters;

3.

een beschrijving van de doelstellingen van het voorgestelde burgerinitiatief waarop de Commissie wordt verzocht te reageren, in maximaal 500 karakters;

4.

de bepalingen van de Verdragen die door de organisatoren relevant worden geacht voor de voorgestelde maatregel;

5.

naam, adres, nationaliteit en geboortedatum van de zeven leden van het burgercomité, met een specifieke vermelding van de vertegenwoordiger en de plaatsvervanger en hun e-mailadres en telefoonnummer (1);

6.

documenten waaruit de naam, het adres, de nationaliteit en de geboortedatum van elk van de zeven leden van het burgercomité blijkt;

7.

alle bronnen waaruit steun en financiering voor het voorgestelde burgerinitiatief afkomstig zijn ten tijde van de registratie (1).

Organisatoren kunnen nadere informatie over het onderwerp, de doelstellingen en de achtergrond van het voorgestelde burgerinitiatief verstrekken in een bijlage. Indien gewenst, kunnen zij ook een ontwerp van rechtshandeling indienen.


(1)  Privacyverklaring: overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, worden betrokkenen op de hoogte gesteld van het feit dat deze persoonsgegevens door de Commissie worden verzameld voor de procedure van het burgerinitiatief. Alleen de volledige naam van de organisatoren, het e-mailadres van de contactpersonen en informatie met betrekking tot de bronnen van steun en financiering worden in het onlineregister van de Commissie openbaar gemaakt voor het publiek. Betrokkenen mogen na het verstrijken van een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van registratie van een burgerinitiatief, op basis van zwaarwegende legitieme gronden die met hun specifieke situatie verband houden, bezwaar aantekenen tegen de openbaarmaking van hun persoonsgegevens, en te allen tijde vragen om rectificatie van die gegevens en om verwijdering van hun persoonsgegevens uit het onlineregister van de Commissie.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE III

STEUNBETUIGINGSFORMULIER — DEEL A (1)

(voor lidstaten die niet vereisen dat een persoonlijk identificatienummer/persoonlijk identificatiedocumentnummer wordt verstrekt)

Image

Image

STEUNBETUIGINGSFORMULIER — DEEL B (1)

(voor lidstaten die vereisen dat een persoonlijk identificatienummer/persoonlijk identificatiedocumentnummer wordt verstrekt)

Image

Image

DEEL C

1.

Vereisten voor de lidstaten die niet vereisen dat een persoonlijk identificatienummer/persoonlijk identificatiedocumentnummer wordt verstrekt (steunbetuigingsformulier — deel A):

Lidstaat

Ondertekenaars wier steunbetuiging bij de betrokken lidstaat wordt ingediend

België

personen die in België verblijven

Belgische onderdanen die buiten het land verblijven indien ze de nationale instanties van hun verblijfplaats op de hoogte hebben gesteld

Denemarken

personen die in Denemarken verblijven

Deense onderdanen die buiten het land verblijven indien ze de nationale instanties van hun verblijfplaats op de hoogte hebben gesteld

Duitsland

personen die in Duitsland verblijven

Duitse onderdanen die buiten het land verblijven indien ze de nationale instanties van hun verblijfplaats op de hoogte hebben gesteld

Estland

personen die in Estland verblijven

Estse onderdanen die buiten het land verblijven

Ierland

personen die in Ierland verblijven

Luxemburg

personen die in Luxemburg verblijven

Luxemburgse onderdanen die buiten het land verblijven indien ze de nationale instanties van hun verblijfplaats op de hoogte hebben gesteld

Nederland

personen die in Nederland verblijven

Nederlandse onderdanen die buiten het land verblijven

Slowakije

personen die in Slowakije verblijven

Slowaakse onderdanen die buiten het land verblijven

Finland

personen die in Finland verblijven

Finse onderdanen die buiten het land verblijven

Verenigd Koninkrijk

personen die in het Verenigd Koninkrijk verblijven

2.

Lijst van lidstaten die vereisen dat één van de hieronder vermelde persoonlijke identificatienummers/persoonlijke identificatiedocumentnummers die door de betrokken lidstaat is afgegeven, wordt verstrekt (steunbetuigingsformulier — deel B):

 

BULGARIJE

Единен граждански номер (persoonlijk identificatienummer)

 

TSJECHIË

Občanský průkaz (nationale identiteitskaart)

Cestovní pas (paspoort)

 

GRIEKENLAND

Δελτίο Αστυνομικής Ταυτότητας (identiteitskaart)

Διαβατήριο (paspoort)

Βεβαίωση Εγγραφής Πολιτών Ε.Ε./Έγγραφο πιστοποίησης μόνιμης διαμονής πολίτη Ε.Ε. (verblijfsvergunning/permanente verblijfsvergunning)

 

SPANJE

Documento Nacional de Identidad (identiteitskaart)

Pasaporte (paspoort)

Número de Identidad de Extranjero, de la tarjeta o certificado, correspondiente a la inscripción en el Registro Central de Extranjeros (identificatienummer voor buitenlanders (NIE), van de kaart of het certificaat, dat overeenstemt met de registratie in het centraal register voor buitenlanders)

 

FRANKRIJK

Passeport (paspoort)

Carte nationale d’identité (nationale identiteitskaart)

 

KROATIË

Osobni identifikacijski broj (persoonlijk identificatienummer)

 

ITALIË

Passaporto, inclusa l’indicazione dell’autorità di rilascio (paspoort, met vermelding van de autoriteit van afgifte)

Carta de identitá, inclusa l’indicazione dell’autorità di rilascio (identiteitskaart, met vermelding van de autoriteit van afgifte)

 

CYPRUS

Δελτίο Ταυτότητας (identiteitskaart van onderdaan of ingezetene)

Διαβατήριο (paspoort)

 

LETLAND

Personas kods (persoonlijk identificatienummer)

 

LITOUWEN

Asmens kodas (persoonlijk identificatienummer)

 

HONGARIJE

személyazonosító igazolvány (identiteitskaart)

útlevél (paspoort)

személyi azonosító szám (személyi szám) (persoonlijk identificatienummer)

 

MALTA

Karta tal-Identità (identiteitskaart)

 

OOSTENRIJK

Reisepass (paspoort)

Personalausweis (identiteitskaart)

 

POLEN

Numer ewidencyjny PESEL (PESEL-identificatienummer)

 

PORTUGAL

Bilhete de identidade (identiteitskaart)

Passaporte (paspoort)

Cartão de Cidadão (burgerbewijs)

 

ROEMENIË

carte de identitate (identiteitskaart)

pasaport (paspoort)

certificat de inregistrare (registratiebewijs)

cartea de rezidenta permanenta pentru cetatenii UE (permanente verblijfsvergunning voor EU-burgers)

Cod Numeric Personal (persoonlijk identificatienummer)

 

SLOVENIË

Enotna matična številka občana (persoonlijk identificatienummer)

 

ZWEDEN

Personnummer (persoonlijk identificatienummer)”


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 888/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2013

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Oignon de Roscoff (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Oignon de Roscoff” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet de benaming „Oignon de Roscoff” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB C 334 van 31.10.2012, blz. 11.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

FRANKRIJK

Oignon de Roscoff (BOB)


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 889/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2013

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Chufa de Valencia (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de door Spanje ingediende aanvraag onderzocht voor de goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Chufa de Valencia", die op grond van Verordening (EG) nr. 378/1999 van de Commissie (3) is geregistreerd.

(3)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Daar de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van die verordening heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB L 46 van 20.2.1999, blz. 13.

(4)  PB C 367 van 27.11.2012, blz. 13.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.8.   Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten

SPANJE

Chufa de Valencia (BOB)


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 890/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2013

tot goedkeuring van een minimale wijziging van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Amarene Brusche di Modena (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 53, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie de aanvraag van Italië onderzocht voor de goedkeuring van een wijziging in het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Amarene Brusche di Modena”, die bij Verordening (EG) nr. 1028/2009 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

De aanvraag beoogt de wijziging van het productdossier, en met name de vermelding van het suikergehalte van de vruchten bij de oogst en bij de verwerking, alsook van de hoeveelheid suiker (sacharose) die mag worden toegevoegd vóór de indikking. Daarnaast wordt voortaan het gebruik toegestaan van recipiënten van formaten en materialen die verschillen van de oorspronkelijk geregistreerde.

(3)

De Commissie heeft de voorgestelde wijziging onderzocht en acht deze gerechtvaardigd. Aangezien het een minimale wijziging betreft in de zin van artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, kan de Commissie de wijziging goedkeuren zonder een beroep te doen op de in de artikelen 50, 51 en 52 van die verordening omschreven procedure,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het productdossier voor de beschermde geografische aanduiding „Amarene Brusche di Modena” wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Het geconsolideerde enige document, dat de belangrijkste gegevens uit het productdossier bevat, is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 283 van 30.10.2009, blz. 39.


BIJLAGE I

De volgende wijziging van het productdossier voor de beschermde geografische aanduiding „Amarene Brusche di Modena” wordt goedgekeurd:

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Het suikergehalte bij de oogst van vruchten die bestemd zijn voor de productie van de BGA „Amarene Brusche di Modena”, moet worden verlaagd met 2° Brix wanneer de totale neerslag van de maand juni meer dan 80 mm bedraagt.

Indien de vruchten tijdens de verwerkingsfase in koud water worden gekoeld (hydrocooling), is het toegestaan het suikergehalte met 2° Brix te verlagen ten opzichte van de suikerconcentratie die bij de oogst gemeten is.

Om verkeerde interpretaties te voorkomen wordt erop gewezen dat de hoeveelheid suiker (sacharose) die mag worden toegevoegd vóór de indikking, niet meer dan 35 % van het product mag uitmaken.

Etikettering

In het productdossier wordt gespecificeerd dat het voor de verpakking van jam van „Amarene Brusche di Modena” is toegestaan andere materialen en formaten te gebruiken dan die welke voorheen waren vastgesteld, mits deze geschikt zijn om in aanraking te komen met levensmiddelen. Zo kunnen de producenten de verpakking aanpassen aan de voortdurend veranderende marktvereisten.


BIJLAGE II

GECONSOLIDEERD ENIG DOCUMENT

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1)

„AMARENE BRUSCHE DI MODENA”

EG-nummer: IT-PGI-0105-01065 — 30.11.2012

BGA (X) BOB ( )

1.   Naam

„Amarene Brusche di Modena”

2.   Lidstaat of derde land

Italië

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.6.

Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De jam van de BGA „Amarene Brusche di Modena” wordt in de handel gebracht als een zachte massa met een karakteristieke diep roodbruine kleur en een donkere glans; de brekingsindex bij een temperatuur van 20 °C varieert van 60 tot 68° Brix; het karakteristieke zuurgehalte (zuurgraad), dat wordt vastgesteld door middel van een pH-meting, ligt tussen 2,5 en 3,5. Het eindproduct bevat 70 % vers fruit.

De karakteristieke smaak van de jam van de BGA „Amarene Brusche di Modena” wordt verkregen door een goed evenwicht tussen de zoete en de enigszins wrange, licht zure smaakelementen. Wanneer de jam van „Amarene Brusche di Modena” in de handel wordt gebracht, heeft hij een suikergehalte van ten minste 60 %.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Als grondstof voor de jam van de BGA „Amarene Brusche di Modena” worden de vruchten van zure kersenbomen van de volgende variëteiten gebruikt: Amarena di Castelvetro, Amarena di Vignola met korte steel, Amarena di Vignola met lange steel, Amarena di Montagna, Amarena di Salvaterra, Marasca di Vigo, Meteor, Mountmorency en Pandy.

De kersen moeten worden geplukt wanneer ze rijp zijn. Dat betekent dat ten minste 90 % van de vruchten een uniforme kleur heeft en dat ze de volgende kenmerken bezitten:

kleur van de schil: van licht- tot donkerrood;

kleur van het vruchtvlees: geel of oranjeachtig;

kleur van het sap: van kleurloos tot geelachtig;

suikergehalte: > 16° Brix;

zuurgehalte: gemiddeld tot middelhoog > 18 g/l appelzuur;

sapopbrengst: > 75 %.

Indien door weerstations in de omgeving van de boomgaarden is vastgesteld dat de totale neerslag in de maand juni meer dan 80 mm bedroeg, mag het minimumsuikergehalte van de vruchten op het moment van de oogst met 2° Brix worden verlaagd.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De teelt van de kersenbomen en de productie van de jam van „Amarene Brusche di Modena” moeten plaatsvinden in het in punt 4 vermelde productiegebied omdat de omstandigheden in dit gebied, zoals nader toegelicht in punt 5.1, bijzonder gunstig zijn voor de groei van kersenbomen.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

Jam van „Amarene Brusche di Modena” moet in het in punt 4 vermelde productiegebied worden verpakt, zodat de herkomst en de controle van het product gewaarborgd zijn, de specifieke kenmerken — zoals beschreven in punt 3.2 — niet verloren gaan en het niet nodig is het product later te pasteuriseren, wat zou kunnen leiden tot een verandering van de typische smaak van de jam van „Amarene Brusche di Modena”, die wordt verkregen door een goede balans tussen zoet en zuur.

Jam van de BGA „Amarene Brusche di Modena” wordt verpakt in glazen potten of in blikken met een inhoud van 15 ml, 212 ml, 228 ml, 236 ml, 314 ml, 370 ml, 2 650 ml of 5 000 ml of in recipiënten van andere formaten en materialen die geschikt zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen. De verpakkingen van 2 650 ml en 5 000 ml zijn uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Het logo van jam met de BGA „Amarene Brusche di Modena” bestaat uit een afbeelding in de vorm van de letter A waarvan de liggende streep vervangen is door een amarenekers met steel en blad. Deze afbeelding past in een kader van 74 bij 74 mm. Onder de afbeelding staat het opschrift „AMARENE BRUSCHE DI MODENA I.G.P.”, verspreid over drie regels. De afmetingen van het logo mogen worden aangepast aan de gebruiksbestemming.

Image

De benaming „Amarene Brusche di Modena” moet in de Italiaanse taal worden vermeld.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het gebied waar de „Amarene Brusche di Modena” worden geteeld en de jam van deze vruchten wordt geproduceerd, omvat de tot de provincie Modena behorende gemeenten Bastiglia, Bomporto, Campogalliano, Camposanto, Carpi, Castelfranco Emilia, Castelnuovo Rangone, Castelvetro di Modena, Cavezzo, Concordia sul Secchia, Finale Emilia, Fiorano Modenese, Formigine, Guiglia, Maranello, Marano sul Panaro, Medolla, Mirandola, Modena, Montese, Nonantola, Novi di Modena, Pavullo nel Frignano, Prignano sul Secchia, Ravarino, S. Cesario sul Panaro, S. Felice sul Panaro, S. Possidonio, S. Prospero sul Secchia, Sassuolo, Savignano sul Panaro, Serramazzoni, Soliera, Spilamberto, Vignola en Zocca en tevens de volgende aangrenzende gemeenten van de provincie Bologna: Anzola nell’Emilia, Bazzano, Castel d’Aiano, Castello di Serravalle, Crespellano, Crevalcore, Monte S.Pietro, Monteveglio, San Giovanni in Persiceto, Sant’Agata Bolognese, Savigno en Vergato.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

Het productiegebied van jam van „Amarene Brusche di Modena” BGA wordt gekenmerkt door een zeer diepe laag veelal vruchtbare aarde met een goede structuur, die vrij poreus en waterdoorlatend is. De grond is voornamelijk samengesteld uit zand en leem met een laag kleigehalte. Daardoor is het gebied uitermate geschikt voor de teelt van een boom als de zure kerselaar, die een frisse, waterdoorlatende grond met een goede waterafvoer vereist. Deze bijzondere bodemstructuur en -samenstelling zorgen ervoor dat de grond voldoende poreus en waterdoorlatend is en bijgevolg ook zeer luchtig. Het betrokken geografische gebied heeft een fijnmazig natuurlijk en kunstmatig hydrografisch net. Het klimaat is overwegend subhumide, doch aanzienlijk droger (bijna subaride) in de gebieden die zich uitstrekken in de laagvlakte van Modena. Deze omstandigheden zijn zeer gunstig voor de ontwikkeling van de zure kersenboom.

5.2.   Specificiteit van het product

De beschermde geografische aanduiding „Amarene Brusche di Modena” onderscheidt zich van andere producten uit dezelfde handelscategorie door de bijzondere organoleptische en chemisch-fysische eigenschappen van de grondstof, die afkomstig is van in het productiegebied geteelde zure kersenbomen, en vooral door de karakteristieke smaak van de jam, die wordt verkregen door een mooi evenwicht tussen de zoete en de enigszins wrange, licht zure smaakelementen. Andere belangrijke distinctieve kenmerken van het product zijn het natuurlijke productieprocedé, dat is gebaseerd op de indikking van het fruit door middel van thermische verdamping waarbij geen verdikkingsmiddelen, kleurstoffen of conserveringsmiddelen worden gebruikt, en het hoge fruitgehalte ten opzichte van de toegevoegde suiker. Bovendien ondergaat het product voorafgaand aan de verpakking geen verdere bewerkingen.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel van een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De erkenning van de beschermde geografische aanduiding voor de jam van „Amarene Brusche di Modena” wordt aangevraagd op basis van de faam en de bekendheid van het product. De faam van de jam van „Amarene Brusche di Modena” komt tot uiting in tal van documenten, die het bewijs leveren van de knowhow die door de eeuwen heen door de plaatselijke bevolking getrouw is overgeleverd. Deze knowhow is ontstaan door de noodzaak om de vruchten vanwege hun beperkte houdbaarheid snel te verwerken en levert een product op dat vooral op prijs wordt gesteld vanwege de natuurlijke aard van het productieprocedé.

Wie een bewijs zoekt van de faam die het product geniet, kan niet voorbijgaan aan het feit dat in de in punt 4 afgebakende streek een productiegebied bestaat dat reeds vanaf het begin van de vorige eeuw niet alleen een groot aantal in de kersenteelt gespecialiseerde bedrijven telt, maar ook centra voor de verzameling en de gekoelde opslag van het fruit, verschillende ambachtelijke laboratoria en kleine of middelgrote jamproducerende bedrijven. De landbouwbedrijven die bij de productie van de BGA betrokken zijn, hebben gezamenlijk een vast personeelsbestand van meer dan 350 werknemers en een niet te veronachtzamen productiewaarde. Het eerste experiment met de intensieve teelt van kersenbomen werd in 1882 uitgevoerd door advocaat Luigi Mancini op zijn hoeve „La Colombarina” in de buurt van Vignola. Maar eigenlijk werd er reeds in 1820 door de beroemde botanicus Giorgio Gallesio melding gemaakt van de gewoonte om „landhuizen te omringen met kersenbomen, met het doel stroop, conserven, jam, pudding en taart te bereiden”, wat duidt op het bestaan van een vaste traditie op het platteland van de provincie Modena om deze jam voor huishoudelijk gebruik te bereiden.

De vele oude recepten tonen aan dat het product traditioneel voor zowel de huishoudelijke als de ambachtelijke bereiding van typisch streekgebak werd gebruikt. In recepten die dateren van de vroegste tot de meest recente periode, wordt het gebruik van deze jam aanbevolen voor het bakken van huisbereide kersentaarten. Getuige hiervan zijn twee Modeense manuscripten uit de negentiende eeuw met bereidingswijzen voor jam. Het eerste manuscript is in 1970 gepubliceerd en omvat vier schriften met aantekeningen van vier generaties gezinshoofden van burgerfamilies; het tweede is opgesteld door Ferdinando Cavazzoni, intendant van Casa Molza, en is in 2001 gepubliceerd.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

De bevoegde instantie heeft de nationale procedure voor de indiening van bezwaarschriften ingeleid met de bekendmaking van de wijziging van het productdossier van de beschermde geografische benaming „Amarene Brusche di Modena” in het Staatsblad van de Republiek Italië (Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana) nr. 246 van 20 oktober 2012.

De geconsolideerde tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd via de volgende link: http://www.politicheagricole.it/flex/cm/pages/ServeBLOB.php/L/IT/IDPagina/3335

ofwel:

door de homepage van de website van het ministerie van Landbouw, levensmiddelen en bosbouw (http://www.politicheagricole.it) te openen en te klikken op „Qualità e sicurezza” (bovenaan, rechts op het scherm) en vervolgens op „Disciplinari di Produzione all’esame dell’UE”.


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van14.12.2012, blz. 1).


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/29


VERORDENING (EU) Nr. 891/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op grootoogtonijn in de Atlantische Oceaan door vaartuigen die de vlag van Portugal voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

43/TQ40

Lidstaat

Portugal

Bestand

BET/ATLANT

Soort

Grootoogtonijn (Thunnus obesus)

Gebied

Atlantische Oceaan

Datum

20.8.2013


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/31


VERORDENING (EU) Nr. 892/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaars in de EU- en internationale wateren van V en in de internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Frankrijk voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2) zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

38/TQ40

Lidstaat

Frankrijk

Bestand

RED/51214D.

Soort

Roodbaars (diep water) (Sebastes spp.)

Gebied

EU- en internationale wateren van V en internationale wateren van XII en XIV

Datum

17.8.2013


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/33


VERORDENING (EU) Nr. 893/2013 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2013

tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in de gebieden IIIa en IVbc door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (2), zijn quota voor 2013 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, het betrokken, voor 2013 toegewezen quotum volledig is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2013 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 september 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54.


BIJLAGE

Nr.

46/TQ40

Lidstaat

Nederland

Bestand

MAC/*3A4BC

Soort

Makreel (Scomber scombrus)

Gebied

IIIa en IVbc

Datum

26.8.2013


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 894/2013 VAN DE COMMISSIE

van 17 september 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 september 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

56,9

XS

23,1

ZZ

40,0

0707 00 05

MK

53,8

TR

121,6

ZZ

87,7

0709 93 10

TR

132,7

ZZ

132,7

0805 50 10

AR

116,2

CL

146,0

IL

142,1

TR

80,0

UY

114,4

ZA

103,3

ZZ

117,0

0806 10 10

EG

187,8

TR

147,9

ZZ

167,9

0808 10 80

AR

100,3

BA

65,7

BR

41,7

CL

106,2

CN

74,8

NZ

146,7

US

158,4

ZA

94,8

ZZ

98,6

0808 30 90

AR

231,4

CL

29,5

CN

82,4

TR

131,0

ZA

206,6

ZZ

136,2

0809 30

TR

124,3

ZZ

124,3

0809 40 05

BA

46,9

XS

46,6

ZZ

46,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/37


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 september 2013

houdende benoeming van een rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie

(2013/457/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 257, vierde alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 2 en artikel 3, lid 1, van bijlage I bij Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en naar aanleiding van het ontslag met ingang van 1 oktober 2013 van mevrouw Irena BORUTA, dient er een rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (hierna „het Gerecht voor ambtenarenzaken” genoemd) te worden benoemd voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2019.

(2)

Er is een openbare oproep tot kandidaatstelling gepubliceerd (1).

(3)

Het comité ingesteld bij artikel 3, lid 3, van bijlage I bij Protocol nr. 3 is op 4 en 5 juni en op 2 en 3 juli 2013 bijeengekomen. Na afloop van zijn besprekingen heeft het advies uitgebracht over de geschiktheid van de kandidaten om het ambt van rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken uit te oefenen; dit advies ging vergezeld van een lijst van kandidaten die over de meest passende ervaring op hoog niveau beschikken.

(4)

Derhalve dient te worden overgegaan tot de benoeming van één van de op bovengenoemde lijst vermelde personen tot rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2019, waarbij moet worden toegezien op een evenwichtige samenstelling van het Gerecht voor ambtenarenzaken met een zo breed mogelijke geografische spreiding onder de onderdanen van de lidstaten en met betrekking tot de vertegenwoordigde nationale rechtsstelsels,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Jesper SVENNINGSEN wordt benoemd tot rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie voor de periode van 1 oktober 2013 tot en met 30 september 2019.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 september 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)  PB C 82 van 21.3.2013, blz. 5.


RICHTSNOEREN

18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/38


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 30 juli 2013

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2011/23 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken

(ECB/2013/25)

(2013/458/EU)

DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid de artikelen 3.1 en 3.3, de artikelen 5.1, 12.1, 14.3 en artikel 16,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid de artikelen 4 en 8,

Gezien artikel 7 van Richtsnoer ECB/2011/23 van 9 december 2011 betreffende de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (2),

Gezien de standpunten van het Comité statistieken van het Europees Stelsel van centrale banken,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bepaalde gevallen kan een strikte toepassing van de huidige standaardwaarderingsmethode voor aandelen in niet-beursgenoteerde directe-investeringsmaatschappijen, zoals vastgelegd in bijlage III bij Richtsnoer ECB/2011/23, leiden tot een vertekende netto internationale-investeringspositie. In dergelijke gevallen zouden lidstaten één van de andere waarderingsmethoden uit de zesde editie van de „Balance of Payments and International Investment Position Manual” mogen toepassen en dient Richtsnoer ECB/2011/23 derhalve dienovereenkomstig gewijzigd te worden.

(2)

De directie van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft krachtens artikel 7 van Richtsnoer ECB/2011/23 het recht technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, op voorwaarde dat zij het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast.

(3)

Dit richtsnoer voert technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door die het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast in de lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Bijlagen II en III bij Richtsnoer ECB/2011/23 worden overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer gewijzigd.

Artikel 2

Slotbepalingen

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben.

2.   Onverminderd artikel 8, lid 2, van Richtsnoer ECB/2011/23 is dit richtsnoer vanaf 1 juni 2014 van toepassing.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 30 juli 2013.

Voor de directie van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  PB L 65 van 3.3.2012, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlagen II en III bij Richtsnoer ECB/2011/23 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage II worden deel II en III van tabel 3 als volgt gewijzigd:

„II.   Vaststaande netto kortetermijnaanspraken op activa in vreemde valuta (nominale waarde)

 

Resterende looptijd

 

Tot één maand

Langer dan één maand en tot drie maanden

Langer dan drie maanden en tot één jaar

Alle looptijden

Leningen, effecten en deposito’s in vreemde valuta

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Uitgaande stromen (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Hoofdsom

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Rente

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Inkomende stromen (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Hoofdsom

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Rente

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Geaggregeerde short en long posities in termijncontracten en futures in vreemde valuta’s ten opzichte van de binnenlandse valuta (met inbegrip van de „forward leg” van valuta-swaps)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short posities (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long posities (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Uitgaande stromen i.v.m. repo’s (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Inkomende stromen i.v.m. repo’s met wederinkoop (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Handelskredieten (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Handelskredieten (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Transitorische posten (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Transitorische posten (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

III.   Voorwaardelijke netto kortetermijnaanspraken op activa in vreemde valuta

Voorwaardelijke verplichtingen in vreemde valuta

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Borgstelling op schuld, met resterende looptijd van één jaar of korter

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige voorwaardelijke verplichtingen

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Effecten in vreemde valuta met daarin besloten opties (puttable bonds)

 

 

 

Geo 0

Onbenut, onvoorwaardelijk krediet verstrekt aan:

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige nationale monetaire autoriteiten, BIB, IMF en overige internationale organisaties

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige nationale monetaire autoriteiten (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

BIB (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

IMF (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige internationale organisaties (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Met banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier in het rapporterende land (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Met banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier buiten het rapporterende land (+)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Onbenut, onvoorwaardelijk krediet verstrekt aan:

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige nationale monetaire autoriteiten, BIB, IMF en overige internationale organisaties

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige nationale monetaire autoriteiten (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

BIB (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

IMF (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige internationale organisaties (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Met banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier in het rapporterende land (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Met banken en overige financiële instellingen met hoofdkwartier buiten het rapporterende land (–)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Geaggregeerde short en long posities van opties in vreemde valuta’s ten opzichte van de nationale valuta

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short posities

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Gekochte puts

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Geschreven calls

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long posities

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Gekochte calls

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Geschreven puts

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

PRO MEMORIE: „in the money”-opties

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Bij huidige wisselkoersen

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

+ 5 % (waardevermindering van 5 %)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

– 5 % (waardevermeerdering van 5 %)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

+ 10 % (waardevermindering van 10 %)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

– 10 % (waardevermeerdering van 10 %)

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Overige

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Short positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0

 

Long positie

Geo 0

Geo 0

Geo 0”

 

2)

In bijlage III wordt paragraaf 6.1 als volgt vervangen:

„6.1.   Directe investeringen

Directe investering heeft betrekking op een ingezetene in de ene economie die zeggenschap over of invloed van betekenis heeft op het beheer van een onderneming die ingezeten is in een andere economie. In aansluiting op internationale standaards (BPM6) is sprake van een dergelijk verband, indien een in een economie ingezeten investeerder 10 %, of meer, direct of indirect stemrechtenbezit heeft in een in een andere economie ingezeten onderneming. Op basis van dit criterium kan er een vervlechting van directe investeringen bestaan tussen een aantal verbonden ondernemingen, ongeacht of die vervlechting één of meerdere ketens omvat. De vervlechting kan zich uitstrekken tot dochterondernemingen, dochters van dochterondernemingen en partnerondernemingen van de directe-investeringsmaatschappij. Zodra de directe investering vaststaat, worden alle daaruit voortvloeiende financiële stromen/deelnemingen tussen de verbonden entiteiten geboekt als transacties/posities in verband met directe investeringen.

Kapitaaldeelnemingen omvat deelnemingen in bijkantoren, alsmede alle aandelen in dochter- en partnerondernemingen. Herbelegde winsten bestaan uit de compenserende boekingspost voor het aandeel van de directe investeerder in winsten die door dochter- of partnerondernemingen niet als dividenden zijn uitgekeerd, alsmede winsten van bijkantoren die niet aan de directe investeerder zijn afgedragen en die zijn geboekt onder „inkomsten uit investeringen” (zie punt 3.2.3).

Directe investeringen in de vorm van deelnemingen en schuld worden verder uitgesplitst naar de soort relatie tussen entiteiten en naar het oogmerk van de investering. Drie typen van directe-investeringsrelaties kunnen worden onderscheiden:

a)

investeringen door directe investeerders in directe-investeringsmaatschappijen. Deze categorie omvat investeringsstromen (en -standen) van de directe investeerder naar diens directe-investeringsmaatschappijen (ongeacht of daarover direct of indirect zeggenschap of invloed wordt uitgeoefend);

b)

tegengestelde investering. Dit type relatie bestrijkt investeringsstromen (en -standen) van de directe-investeringsmaatschappijen naar de directe investeerder;

c)

tussen zusterondernemingen. Dit bestrijkt stromen (en standen) tussen ondernemingen die geen zeggenschap over of invloed op elkaar uitoefenen, maar dezelfde directe investeerder oefent zeggenschap over of invloed op beide uit.

Wat betreft de waardering van directe investeringsposities worden de beursgenoteerde aandelen gewaardeerd tegen marktprijzen. Indien het niet-beursgenoteerde directe-investeringsmaatschappijen betreft, worden aandelen daarentegen gewaardeerd op basis van de boekwaarde onder toepassing van een gangbare definitie die de volgende boekingsposten omvat:

a)

gestorte kapitaal (met uitzondering van eigen aandelen en met inbegrip van agioreserves);

b)

alle soorten reserves (met inbegrip van investeringsbijdragen, indien richtlijnen voor financiële administratie deze als bedrijfsreserves beschouwen);

c)

niet-uitgekeerde winsten minus verliezen (met inbegrip van het resultaat voor het lopende jaar).

Voor gewone aandelen van niet-beursgenoteerde ondernemingen kunnen de in de financiële rekening geregistreerde transacties verschillen van het in de internationale investeringspositie tegen boekwaarde geregistreerde eigen vermogen. Dergelijke verschillen worden geregistreerd als herwaarderingen ten gevolge van overige prijsmutaties.

Voor een consistentere waardering van activa en passiva kunnen aandelen in niet-beursgenoteerde directe-investeringsmaatschappijen bij wijze van alternatief ook gewaardeerd worden volgens één van de andere waarderingsmethoden van paragraaf 7.16 van het BPM6, indien minstens één van de volgende gevallen van toepassing is:

a)

minstens één maatschappij in een directe-investeringsketen is beursgenoteerd, terwijl minstens één niet-beursgenoteerd is en zulks leidt tot een vertekende netto internationale-investeringspositie van een maatschappij in de keten; in dat geval kan de marktprijs van de beursgenoteerde maatschappij als referentie gebruikt worden voor de waardering van de verbonden niet-beursgenoteerde maatschappijen; of

b)

indien door verschillen in de goodwillregistratie in een keten van directe-investeringsmaatschappijen een significante vertekening ontstaat in de netto internationale-investeringspositie van het land waarin de maatschappij in het midden van de keten ingezeten is; of

c)

indien de rekeningen van de maatschappijen in een direct-investeringsketen in verschillende valuta luiden en de wisselkoersfluctuaties een significante vertekening veroorzaken van de netto internationale-investeringspositie van het land waarin de maatschappij in het midden van de keten ingezeten is.

Indien een alternatieve methode wordt toegepast voor de waardering van aandelen in niet-beursgenoteerde directe-investeringsmaatschappijen, wordt de samensteller van de internationale investeringspositie ertoe aangemoedigd de samensteller in het land van de tegenpartij te attenderen op de alternatieve methode en met de samensteller samen te werken om het risico van bilaterale asymmetrische registratie te minimaliseren. Deze informatie dient binnen het ESCB binnen het kader van bestaande regelingen gecommuniceerd te worden, alsook gepubliceerd te worden in de ECB-publicatie „European Union balance of payments/international investment position statistical methods” die strekt tot het monitoren van de door de eurogebied-lidstaten toepaste concepten, definities en samenstellingsmethoden (zoals beschreven in bijlage V).

Als beste praktijk wordt aanbevolen dat alle lidstaten een begin maken met de samenstelling van de effectenstanden inzake directe buitenlandse investeringen en de herbelegde winsten op basis van de resultaten van de ten minste jaarlijks uit te voeren enquêtes inzake directe buitenlandse investeringen (1).


(1)  De volgende niet-aanvaardbare praktijken dienen opgegeven te worden: i) de keuze van het waarderingscriterium aan de informatieplichtigen overlaten (markt- of boekwaarde); ii) de toepassing van een permanente-inventarismethode/accumulatie van betalingsbalansstromen voor de samenstelling van standen.”


Rectificaties

18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/43


Rectificatie van Besluit nr. 46/2013 van het Gemengd Comité van de EER van 15 maart 2013 tot wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst

( Publicatieblad van de Europese Unie L 231 van 29 augustus 2013 )

Besluit nr. 46/2013 van het Gemengd Comité van de EER wordt vervangen door:

„BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 46/2013

van 15 maart 2013

tot wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna „de EER-overeenkomst” genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie van 26 oktober 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie (1) moet in de EER-overeenkomst te worden opgenomen.

(2)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordeningen (EG) nr. 753/2004 (2) en (EG) nr. 1450/2004 (3) van de Commissie worden ingetrokken bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 en moeten derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(3)

Bijlage XXI bij de EER-overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XXI bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tekst van punt 30 (Verordening (EG) nr. 753/2004 van de Commissie) wordt vervangen door:

32012 R 0995: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 van de Commissie van 26 oktober 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 18).”.

2.

De tekst van punt 31 (Verordening (EG) nr. 1450/2004 van de Commissie) wordt geschrapt.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2012 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 16 maart 2013, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (4).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2013.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Gianluca GRIPPA


(1)  PB L 299 van 27.10.2012, blz. 18.

(2)  PB L 118 van 23.4.2004, blz. 23.

(3)  PB L 267 van 14.8.2004, blz. 32.

(4)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.”.


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.


18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/s3


BERICHT AAN DE LEZER — WIJZE VAN VERMELDEN VAN DE HANDELINGEN

Vanaf 1 juli 2013 is de wijze van vermelden van de handelingen veranderd.

Gedurende een overgangsperiode zal zowel de oude als de nieuwe manier worden gebruikt.