ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.198.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 198

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
23 juli 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 695/2013 van de Raad van 15 juli 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

1

 

*

Verordening (EU) nr. 696/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

22

 

*

Verordening (EU) nr. 697/2013 van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

28

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 698/2013 van de Commissie van 19 juli 2013 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

35

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 699/2013 van de Commissie van 19 juli 2013 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

36

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 700/2013 van de Commissie van 22 juli 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

38

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2013/391/GBVB van de Raad van 22 juli 2013 ter ondersteuning van de praktische uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor

40

 

 

2013/392/EU

 

*

Besluit van de Raad van 22 juli 2013 houdende vaststelling van de datum van inwerkingtreding van Besluit 2008/633/JBZ over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

45

 

*

Besluit 2013/393/GBVB van de Raad van 22 juli 2013 houdende wijziging van Besluit 2013/382/GBVB tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan

47

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2013/394/EU

 

*

Besluit nr. 1/2013 van het Statistisch Comité Europese Unie/Zwitserland van 12 juni 2013 tot vervanging van bijlage A bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek

48

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 695/2013 VAN DE RAAD

van 15 juli 2013

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot intrekking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, en een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2, 3 en 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Thans geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 452/2007 (2) heeft de Raad definitieve antidumpingrechten, variërend van 9,9 % tot 38,1 %, ingesteld op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC” of „China”) en Oekraïne; bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2010 (3) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van Since Hardware (Guangzhou) Co., een Chinese producent-exporteur van strijkplanken, ingesteld naar aanleiding van een nieuw onderzoek op grond van artikel 5 van de basisverordening („de oorspronkelijke onderzoeken”).

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 270/2010 (4) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van Guangzhou Power Team Houseware Co. Ltd, een Chinese producent-exporteur van strijkplanken, ingesteld.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 580/2010 (5) heeft de Raad het geldende definitieve antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne gewijzigd in 7 % naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek dat uitsluitend dumping betrof, op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 77/2010 (6) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van Greenwood Houseware (Zhuhai) Ltd, een Chinese producent-exporteur van strijkplanken, ingesteld naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening.

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 805/2010 (7) heeft de Raad opnieuw een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan, een Chinese producent-exporteur van strijkplanken, ingesteld overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-141/08 P (8).

(6)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 987/2012 (9) heeft de Raad opnieuw een definitief antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, vervaardigd door Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd, ingesteld overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie in zaak T-274/07 (10).

(7)

Voornoemde onderzoeken worden hierna ook „de vorige onderzoeken” genoemd.

2.   Verzoeken om een nieuw onderzoek

2.1.   Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen tegen Oekraïne en de VRC

(8)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen op korte termijn zouden vervallen (11) heeft de Commissie op 25 januari 2012 in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

(9)

Het verzoek werd ingediend door drie producenten in de Unie die een groot deel, in dit geval meer dan 40 %, van de totale productie van strijkplanken in de Unie voor hun rekening nemen („de aanvragers van het nieuwe onderzoek”).

(10)

Het verzoek om een nieuw onderzoek had betrekking op alle landen die thans onder de verordening vallen, te weten de VRC en Oekraïne, en werd ingediend op grond dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van de dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(11)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij op 25 april 2012 door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (12) de opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening aangekondigd („bericht van opening nieuw onderzoek”).

2.2.   Gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek in verband met de geldende antidumpingmaatregelen tegen Oekraïne met betrekking tot de enige producent-exporteur in Oekraïne

(12)

Op 17 maart 2012 heeft de Commissie een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, dat alleen dumping betrof, op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening ontvangen. Het verzoek werd ingediend door Eurogold Industries Ltd, de enige producent-exporteur van het betrokken product uit Oekraïne („de aanvrager van het tussentijdse onderzoek”).

(13)

Volgens de aanvrager van het tussentijdse onderzoek waren de omstandigheden op basis waarvan de maatregelen zijn ingesteld, gewijzigd en waren deze wijzigingen van blijvende aard. Op grond van deze wijzigingen werd gesteld dat de bestaande antidumpingmaatregelen niet langer noodzakelijk waren om de gevolgen van dumping te neutraliseren.

(14)

Nadat de Commissie in overleg met het Raadgevend Comité had vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een tussentijds onderzoek in te leiden, heeft zij dit onderzoek op 12 juni 2012 (13) geopend („bericht van opening tussentijds onderzoek”).

3.   Onderzoek

3.1.   Nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

a)   Tijdvak en beoordelingsperiode in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen

(15)

Het onderzoek naar dumping en schade in verband met het vervallen van de maatregelen had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 („nieuw onderzoektijdvak in verband met het vervallen van de maatregelen” of „NOTVM”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen met het oog op de schadebeoordeling had betrekking op de periode van januari 2008 tot het eind van het NOTVM („de beoordelingsperiode”).

b)   Bij het onderzoek en de steekproef betrokken partijen

(16)

De Commissie heeft de indieners van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, haar bekende betrokken producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers in de Unie en hun verenigingen, en de vertegenwoordigers van de betrokken landen van uitvoer officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening van het nieuwe onderzoek vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(17)

Gezien het kennelijk grote aantal Chinese producenten-exporteurs en producenten in de Unie werd in het bericht van opening van het nieuwe onderzoek overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef.

(18)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze representatief samen te stellen, is aan Chinese producenten-exporteurs verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de in het bericht van opening nieuw onderzoek vermelde informatie te verstrekken. Slechts twee producenten-exporteurs in de VRC hebben zich kenbaar gemaakt en de Commissie de in het bericht van opening nieuw onderzoek vermelde informatie verstrekt. Derhalve werd het niet noodzakelijk geacht gebruik te maken van een steekproef.

(19)

De enige producent-exporteur in Oekraïne verleende medewerking aan het gelijktijdig uitgevoerde gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek en verzocht de in het kader van dat tussentijdse onderzoek gecontroleerde en verzamelde gegevens te gebruiken ten behoeve van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (zie overweging 31).

(20)

In het bericht van opening nieuw onderzoek heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Deze steekproef bestond uit drie ondernemingen van de naar schatting 20-30 producenten in de Unie van wie voor de opening van het onderzoek bekend was dat zij het soortgelijke product vervaardigden. De drie in de steekproef opgenomen ondernemingen waren geselecteerd op basis van de omvang van hun verkoop en productie van het soortgelijke product in 2011 alsmede op hun geografische ligging in de Unie. De steekproef vertegenwoordigde meer dan 40 % van de totale geschatte productie en verkoop in de Unie gedurende het NOTVM en werd derhalve als representatief beschouwd. Belanghebbenden werd verzocht om binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van opening het dossier te raadplegen en opmerkingen te maken over de geschiktheid van deze keuze. Geen van de belanghebbenden maakte opmerkingen over de voorgestelde steekproef.

(21)

Geen enkele niet-verbonden importeur in de Unie heeft zich tijdens het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen kenbaar gemaakt of zijn medewerking verleend.

c)   Vragenlijsten en verificatie

(22)

De Commissie heeft alle informatie verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of voortzetting of herhaling van dumping en de daaruit voortvloeiende schade waarschijnlijk was en om het belang van de Unie te bepalen.

(23)

Aan de beide Chinese producenten-exporteurs die zich kenbaar hadden gemaakt in de voorbereiding van een eventuele steekproef, zijn vragenlijsten gestuurd. Slechts één van de Chinese producenten-exporteurs werkte aan het onderzoek mee en zond een ingevulde vragenlijst terug.

(24)

Ook zijn antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Daarnaast hebben vier medewerkende producenten in de Unie algemene gegevens voor de schadeanalyse verstrekt.

(25)

Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

VRC

Greenwood Houseware (Zhuhai) Limited, Guangdong, VRC

Brabantia S&S, Hongkong

Producenten in de Unie

Colombo New Scal SpA, Italië

Rörets Polska Spółka z.o.o., Polen

Vale Mill (Rochdale) Ltd, Verenigd Koninkrijk

(26)

Daar ten aanzien van de producenten-exporteurs in de VRC die in de oorspronkelijke onderzoeken niet als marktgerichte onderneming waren behandeld, aan de hand van gegevens van een referentieland een normale waarde moest worden vastgesteld, vond daartoe bij de volgende onderneming een controlebezoek plaats:

Oekraïne

Eurogold Industries Ltd, Zhytomyr, Oekraïne

d)   Mededeling van feiten en overwegingen

(27)

Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een definitief antidumpingrecht op het betrokken product van oorsprong uit de VRC in te stellen en het onderzoek in verband met de antidumpingmaatregelen die golden voor de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Oekraïne, te beëindigen. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

3.2.   Gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

a)   Onderzoektijdvak in het kader van het tussentijdse nieuwe onderzoek

(28)

Het onderzoektijdvak van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening met betrekking tot de invoer uit Oekraïne betrof de periode van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2012 („tussentijds nieuw onderzoektijdvak” of „TNOT”). Een minder recent onderzoektijdvak, zoals dat van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, zou niet in overeenstemming zijn geweest met artikel 6, lid 1, van de basisverordening. Bovendien is in een gelijktijdige terugbetalingsprocedure een soortgelijk onderzoektijdvak gehanteerd.

b)   Bij het onderzoek betrokken partijen

(29)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek en de vertegenwoordigers van het betrokken land van uitvoer van de opening van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening van het tussentijds nieuw onderzoek vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

c)   Vragenlijsten en verificatie

(30)

De Commissie verzamelde alle informatie die zij nodig had voor de beoordeling van dumping door de indiener van het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek en van de noodzaak tot handhaving van de maatregelen, en controleerde deze.

(31)

De indiener van het verzoek om een tussentijds nieuw onderzoek was goed voor alle invoer van het betrokken product uit Oekraïne. Er werd een vragenlijst gestuurd aan deze onderneming, die haar medewerking verleende en de vragenlijst beantwoordde. Er werd een controle ter plaatse verricht bij:

Oekraïne

Eurogold Industries Ltd, Zhytomyr, Oekraïne

d)   Mededeling van feiten en overwegingen

(32)

Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was het onderzoek in verband met de antidumpingmaatregelen die golden voor de invoer van het betrokken product van oorsprong uit Oekraïne, te beëindigen. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(33)

Zowel het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen als het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek heeft betrekking op hetzelfde product als dat waarop Verordening (EG) nr. 452/2007 van de Raad en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2010 van de Raad betrekking hebben, te weten strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (het treefje), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Oekraïne („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3924 90 00, ex 4421 90 98, ex 7323 93 00, ex 7323 99 00, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00.

(34)

De bevindingen van de huidige onderzoeken bevestigen evenals de oorspronkelijke onderzoeken dat het betrokken product en strijkplanken die in de betrokken landen geproduceerd en op de binnenlandse markten van de betrokken landen verkocht worden, strijkplanken die door producenten in de Unie geproduceerd en in de Unie verkocht worden en die welke op de referentiemarkt van Oekraïne geproduceerd en verkocht worden, dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen en dezelfde basistoepassingen hebben.

(35)

Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   DUMPI|NG, MOGELIJKE VOORTZETTING EN/OF HERHALING VAN DUMPING EN DE BLIJVENDE AARD VAN GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

1.   Dumping - nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen - de VRC

1.1.   Algemene opmerkingen

(36)

Zoals in het voorgaande vermeld, werkte slechts één Chinese producent-exporteur aan het onderzoek mee, die maar een verwaarloosbaar deel van de totale Chinese uitvoer gedurende het NOTVM vertegenwoordigde. De bevindingen voor deze onderneming konden daarom niet als representatief voor het land worden beschouwd.

(37)

Derhalve werden de Chinese autoriteiten en niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs in kennis gesteld van de toepassing van artikel 18, lid 1, van de basisverordening en in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen overeenkomstig artikel 18, lid 4, van de basisverordening. Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen.

(38)

Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de basisverordening moesten de hierna uiteengezette bevindingen met betrekking tot dumping en de mogelijke voortzetting van dumping worden gebaseerd op de beschikbare gegevens, in het bijzonder op informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en de voor de Commissie beschikbare statistieken die het meest nauwkeurig bleken, dat wil zeggen de maandelijks door de lidstaten op grond van artikel 14, lid 6, van de basisverordening ingediende gegevens („de 14.6-databank”). Andere statistische bronnen zoals de Chinese exportdatabank en Eurostat (8 cijfers) bleken onbetrouwbaar omdat de respectieve douanecodes verwezen naar andere producten dan het betrokken product.

1.2.   Normale waarde

a)   Referentieland

(39)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie geen behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) is toegekend, worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(40)

Voor dit doel had de Commissie in het bericht van opening nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen Oekraïne voorgesteld als referentieland. Oekraïne was een van de landen die in de vorige onderzoeken werden gebruikt als geschikte derde landen met een markteconomie voor de vaststelling van een normale waarde voor de VRC. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld over dit voorstel op- of aanmerkingen te maken. Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen.

(41)

De Commissie probeerde bovendien de medewerking van andere mogelijke referentielanden te verkrijgen, namelijk Maleisië, Bosnië en Herzegovina, India, Israël en Turkije. Alleen de Turkse autoriteiten presenteerden een lijst van bekende producenten waarmee contact kon worden opgenomen, zonder aan te geven of deze zouden meewerken aan het onderzoek. Tegelijkertijd stemde de enige Oekraïense producent-exporteur ermee in dat zijn ingediende en in het kader van het gelijktijdige tussentijdse nieuwe onderzoek gecontroleerde gegevens werden gebruikt voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Deze gegevens zijn representatief voor het hele land.

(42)

Gezien voornoemde feiten en de voorwaarden van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd geconcludeerd dat Oekraïne een geschikt referentieland was.

b)   Vaststelling van de normale waarde in het referentieland

(43)

De enige Oekraïense producent-exporteur werkte niet mee aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen maar wel aan het gelijktijdig uitgevoerde gedeeltelijke nieuwe tussentijdse onderzoek en stelde zijn gegevens, die waren verzameld en gecontroleerd in het kader van het gedeeltelijke nieuwe tussentijdse onderzoek, beschikbaar voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(44)

Gegeven de aanzienlijke overlapping tussen de onderzoektijdvakken van het nieuwe onderzoek bij vervallen van maatregelen en het nieuwe tussentijdse onderzoek en gezien het feit dat de Oekraïense exporteur in kwestie goed was voor 100 % van de uitvoer van Oekraïne naar de Unie, werd de normale waarde vastgesteld op basis van de in het kader van het gelijktijdige tussentijdse nieuwe onderzoek verzamelde en gecontroleerde gegevens (zie overwegingen 77 tot en met 83).

1.3.   Uitvoerprijs

(45)

De uitvoerprijs voor de niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs werd overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens. De uitvoerprijs werd derhalve vastgesteld op basis van de invoerstatistieken waarover de Commissie beschikte (d.w.z. de 14.6-databank) op grond van een gewogen gemiddelde.

(46)

In het geval van de medewerkende Chinese producent-exporteur werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening gebaseerd op de prijzen waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer werden wederverkocht.

1.4.   Vergelijking

(47)

Voor de niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs geschiedde de vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs op basis van de prijs af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast in verband met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Waar mogelijk werden correcties toegepast voor vracht- en vervoerkosten in de gevallen waar deze aantoonbaar van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen, hetgeen werd vastgesteld op basis van de bij de medewerkende Chinese producent-exporteur verzamelde gegevens.

(48)

In het geval van de medewerkende Chinese producent-exporteur werd de vergelijking gemaakt tussen de gewogen gemiddelde normale waarde en de gewogen gemiddelde uitvoerprijs op basis van de gemelde en gecontroleerde gegevens en de prijs af fabriek per productsoort en in hetzelfde handelsstadium. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast in verband met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Waar nodig werden correcties tot 5,9 % toegepast voor vracht- en vervoerkosten in alle gevallen waar deze aantoonbaar van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

1.5.   Dumpingmarge

(49)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge voor de medewerkende Chinese producent-exporteur vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde per soort te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Uit deze indicatieve vergelijking bleek niet dat er sprake was van dumping. Aangezien de invoer van deze onderneming slechts een marginaal aandeel in de totale omvang van de invoer uit de VRC vertegenwoordigde, worden de bevindingen voor deze onderneming niet als representatief voor de hele VRC beschouwd.

(50)

Voor de niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs. Vanwege het gebrek aan medewerking was een vergelijking per productsoort niet mogelijk. In plaats daarvan moest de vergelijking worden gebaseerd op de statistische gegevens die zijn toegelicht in de overwegingen 44 en 45. Uit de vergelijking bleek een indicatieve dumpingmarge van 11,5 %.

1.6.   Mogelijke voortzetting van dumping vanuit de VRC

(51)

Vanwege de geringe medewerking was er tijdens het onderzoek geen informatie over de Chinese binnenlandse markt beschikbaar. De medewerkende Chinese exporteur was uitsluitend opgericht voor productie ten behoeve van de Unie en had geen gegevens over de binnenlandse situatie.

(52)

De bevindingen met betrekking tot de mogelijke voortzetting van dumping moesten voornamelijk worden gebaseerd op de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en informatie die was gecontroleerd en gepubliceerd in het kader van de „sunset review” die in juni 2010 werd uitgevoerd door de Amerikaanse International Trade Commission („US sunset review”) (14) en die de Commissie relevant achtte voor haar onderzoek.

a)   Omvang en prijzen van de invoer met dumping uit de VRC

(53)

Ondanks de geldende maatregelen en ondanks een daling van de invoer uit de VRC gedurende de beoordelingsperiode, zoals hierna wordt vastgesteld (zie overweging 106), bleef deze invoer goed voor een belangrijk marktaandeel in de Unie van circa 15-20 % in het NOTVM, met onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met bijna 20 % in dezelfde periode (zie overweging 109).

(54)

Gezien het aanmerkelijke marktaandeel en de aanhoudende aanzienlijke onderbieding in het NOTVM, kan redelijkerwijs worden verwacht dat invoer uit de VRC van een aanmerkelijke omvang een belangrijke prijsdruk op de bedrijfstak van de Unie blijft uitoefenen als de maatregelen zouden worden ingetrokken.

b)   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(55)

Uit de bij de US sunset review gepubliceerde gegevens blijkt een aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC, die neerkomt op circa 80 % van het verbruik van de Unie (2009). De Commissie heeft geen recentere gegevens gevonden die in strijd zijn met de door de Amerikaanse onderzoeksinstantie vergaarde informatie. Vanwege het gebrek aan medewerking kon de precieze onbenutte capaciteit niet worden vastgesteld.

(56)

Volgens de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen is het aantal producenten in de VRC nog altijd groot. Er zijn geen aanwijzingen voor een daling van de productiecapaciteit in de VRC.

(57)

Blijkens de door de Commissie uit de US sunset review opgedane informatie die is bevestigd door de bevindingen ten aanzien van de medewerkende Chinese producent-exporteur van het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, kan bovendien eenvoudig aanvullende capaciteit worden geïnstalleerd om aan een toename van de vraag te voldoen, aangezien de productie voornamelijk op arbeid gebaseerd is. Verder heeft het onderzoek aan het licht gebracht dat de producenten die ook andere producten dan het betrokken product vervaardigen, afhankelijk van de vraag eenvoudig konden omschakelen tussen de productie van andere producten en de productie van het betrokken product. Als het antidumpingrecht zou worden ingetrokken, zouden de Chinese producenten daarom hoogstwaarschijnlijk hun productie van strijkplanken betrekkelijk snel kunnen verhogen zonder dat daarvoor aanmerkelijke investeringen nodig zouden zijn.

(58)

Derhalve werd op basis van de beschikbare informatie geconcludeerd dat er ten minste potentieel in de VRC een grote capaciteit beschikbaar is, die bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen op de Unie zou kunnen worden gericht.

c)   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en van andere derde markten

(59)

Als gevolg van de geringe medewerking en het ontbreken van betrouwbare gegevens kon geen vergelijking worden gemaakt tussen de invoer naar de Unie en die naar derde uitvoermarkten alsmede de Chinese binnenlandse prijzen. Uit de indicatieve vergelijking op basis van de beschikbare gegevens bleek een aanzienlijke onderbieding van de gemiddelde prijzen in de Unie door de invoer uit China (zie overweging 109. Wat de prijzen betreft wordt de Unie derhalve als een aantrekkelijke markt voor de Chinese producenten-exporteurs beschouwd.

(60)

Bovendien kan op basis van de bevindingen van de US sunset review, die niet zijn tegengesproken door andere aangetroffen gegevens, worden geconcludeerd dat de Unie op het ogenblik de grootste uitvoermarkt voor de Chinese producenten is. De op één na grootste uitvoermarkt, de VS, blijft gesloten voor de Chinese producenten-exporteurs omdat de antidumpingrechten aanmerkelijk zijn en deze onlangs zijn verlengd tot en met 2015.

(61)

Het ondanks de geldende maatregelen relatief stabiele en aanmerkelijke marktaandeel van de invoer uit de VRC wijst erop dat de Unie nog altijd een aantrekkelijke uitvoermarkt voor de Chinese producenten-exporteurs is. De sluiting van de VS-markt, de op één na grootste uitvoermarkt, laat zien dat de opnamecapaciteit van derde markten beperkt is. Het is daarom waarschijnlijk dat de markt van de Unie een doelwit wordt van de Chinese producenten-exporteurs als de antidumpingmaatregelen tegen de VRC worden opgeheven.

d)   Gedrag in het verleden

(62)

De in het kader van de US sunset review verzamelde informatie laat zien dat de Chinese producenten uitermate uitvoergericht zijn. Dit lijkt gedeeltelijk te worden bevestigd door de bevindingen van het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, waarin de enige producent-exporteur niet actief op de Chinese binnenlandse markt doch uitsluitend op de uitvoer gericht was.

(63)

De verlenging van de antidumpingmaatregelen door de VS naar aanleiding van de US sunset review vormt een aanwijzing dat de Chinese producenten-exporteurs hun dumpingpraktijken op andere markten bij opheffing van de bestaande maatregelen zouden kunnen herhalen op de markt van de Unie.

(64)

Ook het gedrag van een Chinese exporteur die in het verleden heeft geprofiteerd van een recht van 0 %, Since Hardware (Guangzhou) Co., kan worden beschouwd als een sterke aanwijzing voor het waarschijnlijke gedrag van de Chinese exporteurs als de rechten zouden worden opgeheven. Since Hardware, een van de grootste Chinese producenten-exporteurs, vergrootte zijn aandeel in het marktvolume van de Unie met ongeveer 64 % door vastgestelde dumping van circa 52 % en onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 16 % (15). In het licht van de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de beschikbare capaciteit in de VRC maakt dit gedrag uit het verleden het waarschijnlijk dat invoer met dumping opnieuw in aanmerkelijke omvang zal optreden als de maatregelen worden opgeheven.

1.7.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping vanuit de VRC

(65)

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat, gezien de aanzienlijke productiecapaciteit die in de VRC beschikbaar is, het vermogen van Chinese producenten om hun productie snel te verhogen en op de uitvoer te richten, de aanmerkelijke mate van dumping en onderbieding bij deze uitvoer en de aantrekkelijkheid van de Unie als markt voor deze uitvoer, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat intrekking van de maatregelen zou leiden tot een toename van de uitvoer met dumping van strijkplanken uit de VRC naar de Unie.

2.   Dumping - nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen - Oekraïne

2.1.   Algemene opmerkingen

(66)

In het geval van Oekraïne werkte de enige Oekraïense producent-exporteur niet mee aan het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen en derhalve moest er gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Gegeven de overlapping tussen het nieuw onderzoektijdvak in verband met het vervallen van de maatregelen en het tussentijds nieuw onderzoektijdvak en gezien het feit dat de Oekraïense exporteur goed was voor 100 % van de invoer uit Oekraïne, werden de in het kader van het tussentijdse nieuwe onderzoek verzamelde en gecontroleerde gegevens met instemming van de producent als beschikbare gegevens in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen gebruikt.

2.2.   Bevindingen

(67)

De bevindingen van het tussentijdse nieuwe onderzoek, hierna beschreven onder punt 6, zijn als beschikbare gegevens gebruikt in het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

2.3.   Dumpingmarge

(68)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde per soort te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Uit de vergelijking bleek niet dat er sprake was van dumping.

2.4.   Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(69)

In verband met de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping werden de volgende elementen onderzocht: de omvang en prijzen van de invoer met dumping uit Oekraïne, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en van andere derde markten, de productiecapaciteit en de voor uitvoer beschikbare overcapaciteit van de Oekraïense producent.

a)   Volume en prijzen van de invoer met dumping uit Oekraïne

(70)

De invoer van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne steeg met 24 %. Het desbetreffende marktaandeel nam licht toe van 8 % in 2008 tot 10 % in het NOTVM.

(71)

In de gehele beoordelingsperiode vertoonden de invoerprijzen dezelfde tendensen als de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie. Al met al stegen de invoerprijzen van 2008 tot het einde van het NOTVM met 14 %.

b)   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en van andere derde markten

(72)

De prijzen van de Oekraïense uitvoer naar derde landen waren in de beoordelingsperiode over het algemeen lager dan zijn prijzen op de markt van de Unie. Dit prijsverschil bedroeg tijdens het NOTVM meer dan 10 % van de uitvoerprijs.

(73)

De prijzen van de Oekraïense uitvoer naar derde landen waren over het algemeen lager dan de prijzen van de Oekraïense uitvoer naar de Unie, wat de conclusie staaft dat de Unie een aantrekkelijke markt is aangezien deze hogere winsten kan opleveren.

c)   Productiecapaciteit en voor uitvoer beschikbare overcapaciteit van de Oekraïense producent

(74)

Gedurende het NOTVM was slechts een klein deel van de productiecapaciteit in Oekraïne beschikbaar voor de uitvoer.

(75)

Volgens de bij het onderzoek verzamelde gegevens neemt de Oekraïense capaciteit niet verder toe. Daarom is het niet waarschijnlijk dat de uitvoer naar de Unie zou toenemen als de maatregelen worden ingetrokken.

d)   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping vanuit Oekraïne

(76)

Gelet op het bovenstaande, met name de bevindingen betreffende de verwachte capaciteitsontwikkeling, werd geconcludeerd dat het niet waarschijnlijk is dat de Oekraïense producent-exporteur op korte tot middellange termijn opnieuw tegen dumpingprijzen schadelijke hoeveelheden zal uitvoeren naar de Unie als de maatregelen worden ingetrokken.

3.   Dumping - tussentijds nieuw onderzoek - Oekraïne

3.1.   Normale waarde

(77)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening is onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers in het TNOT representatief was, d.w.z. of de totale omvang van die verkoop 5 % of meer vertegenwoordigde van de omvang van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Op deze basis werd de binnenlandse verkoop van de medewerkende Oekraïense producent als representatief beschouwd.

(78)

Vervolgens is de Commissie nagegaan of de productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(79)

Voor elke door de producent-exporteur op de binnenlandse markt verkochte productsoort die identiek was aan of vergelijkbaar met de productsoort die voor uitvoer naar de Unie werd verkocht, werd onderzocht of de binnenlandse verkoop voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer van die soort in het TNOT op de binnenlandse markt aan onafhankelijke afnemers een totale hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale voor uitvoer naar de Unie verkochte hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort.

(80)

Vervolgens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening; hiertoe werd voor elke productsoort het percentage winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt vastgesteld.

(81)

Wanneer de verkoop van een productsoort tegen nettoprijzen die gelijk waren aan of hoger dan de berekende productiekosten meer dan 80 % bedroeg van de totale verkoop van die soort en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gelijkgesteld met de gewogen gemiddelde prijs van de totale, al dan niet winstgevende binnenlandse verkoop van die soort in het TNOT.

(82)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort tijdens het TNOT.

(83)

Voor de productsoorten die niet winstgevend waren, werd de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. De normale waarde werd berekend door de productiekosten van de Oekraïense producent tijdens het NOTVM te vermeerderen met het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) in het kader van normale handelstransacties en het gewogen gemiddelde van de op de winstgevende productsoorten geboekte winst.

3.2.   Uitvoerprijs

(84)

Aangezien de Oekraïense producent-exporteur rechtstreeks uitvoerde naar onafhankelijke afnemers in de Unie, werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het betrokken product.

3.3.   Vergelijking

(85)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs mogelijk te maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast in verband met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties aangebracht voor vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, bankkosten en commissies in alle gevallen waarin deze aantoonbaar van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

3.4.   Dumpingmarge

(86)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde per soort te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. Uit de vergelijking bleek dat er geen sprake was van dumping.

4.   Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden - Oekraïne

(87)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd ook onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden beschouwd.

4.1.   Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden

(88)

De Oekraïense producent heeft zijn verkooporganisatie geherstructureerd zodat sinds december 2010 alle uitvoer van het betrokken product naar de Unie rechtstreeks aan de onafhankelijke afnemer wordt verkocht zonder betrokkenheid van een verbonden verkooponderneming. De berekening van de uitvoerprijzen is daarom aangepast aan deze nieuwe omstandigheden.

(89)

De gewijzigde omstandigheden worden van blijvende aard geacht omdat de voorheen door de verbonden onderneming verrichte taken al gedurende ongeveer één jaar doeltreffend zijn overgebracht naar de Oekraïense producent. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor mogelijke toekomstige veranderingen in de verkoopstructuur. Daarom wordt geconcludeerd dat de gewijzigde omstandigheden van blijvende aard zijn.

D.   DEFINITIE VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(90)

Het soortgelijke product werd vervaardigd door naar schatting 20-30 producenten in de Unie. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(91)

De jaarlijkse productie van de bedrijfstak van de Unie werd geraamd op basis van de bevindingen van het in overweging 1 genoemde onderzoek in verband met de invoer van strijkplanken van Since Hardware (Guangzhou) Co., een Chinese producent-exporteur van strijkplanken, en op basis van de door de medewerkende producenten in de Unie verstrekte gegevens. Zoals vermeld in overweging 65 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1243/2010 van de Raad tot instelling van een antidumpingrecht op de producten van voornoemde producent-exporteur, kan de jaarlijkse productie van strijkplanken in de Unie worden geraamd op meer dan 5 miljoen stuks in 2009. Derhalve, en bij ontbreken van andere informatie, werd het redelijk geacht aan te nemen dat de totale jaarlijkse productie in de Unie aan het begin van de beoordelingsperiode van het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (2008) neerkwam op 5 miljoen stuks. De ontwikkeling van de productieomvang in de beoordelingsperiode werd vastgesteld op basis van de tendensen in de productieomvang van de medewerkende producenten in de Unie. De aldus vastgestelde productieomvang in de Unie bedroeg in het NOTVM naar schatting 5,2 miljoen stuks.

(92)

Zoals in overweging 20 is opgemerkt, zijn in de steekproef drie producenten in de Unie opgenomen, die samen meer dan 40 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigen. Deze in de steekproef opgenomen producenten hebben antwoorden op de vragenlijst gegeven.

(93)

Daarnaast hebben vier andere producenten in de Unie basisgegevens over productie en verkoop verstrekt.

(94)

Genoemde zeven producenten in de Unie bleken verantwoordelijk te zijn voor meer dan 55 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

(95)

De strijkplankenmarkt van de Unie wordt gekenmerkt door merendeels kleine en middelgrote producenten die gevestigd zijn in een aantal lidstaten, waaronder Duitsland, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

E.   SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE

(96)

Omdat er slechts één producent-exporteur in Oekraïne is, worden het verbruik in de Unie en enkele van de macro-economische indicatoren gepresenteerd in de vorm van indexen of orden van grootte teneinde overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening de vertrouwelijkheid te waarborgen.

1.   Verbruik in de Unie

(97)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van de omvang van de verkopen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie zoals beschreven in overweging 100 en de omvang van de invoer zoals geregistreerd in de 14.6-databank.

(98)

Met betrekking tot de invoer uit de VRC konden de gegevens van de enige medewerkende Chinese exporteur niet worden gebruikt om door extrapolatie de totale invoer uit de VRC te berekenen, aangezien zij slechts een zeer klein deel van die totale invoer vertegenwoordigden. De totale omvang van de invoer moest derhalve overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Aangezien de relevante GN-codes in Eurostat betrekking hebben op meer producten dan het betrokken product, werd Eurostat evenmin geschikt geacht voor de vaststelling van de omvang van de invoer uit de VRC. Gezien de uiterst geringe medewerking van de Chinese producenten-exporteurs en het gebrek aan medewerking van niet-verbonden importeurs, kon alleen was de informatie in de 14.6-databank als betrouwbare statistische bron voor de vaststelling van de omvang van de invoer dienen. Doordat de invoer in de 14.6-databank echter alleen in kilogrammen wordt geregistreerd, moesten de gegevens worden omgezet in eenheden (stuks) met behulp van een omrekenfactor die in het gelijktijdige tussentijdse nieuwe onderzoek werd vastgesteld voor de invoer uit Oekraïne. Dit werd redelijk geacht omdat de invoer van de deelnemende Chinese onderneming niet als representatief werd beschouwd en Oekraïne bovendien, zoals vermeld in overweging 36, ook als referentieland werd gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC en de gegevens dus als representatief werden beschouwd voor de vaststelling van de omvang van de invoer uit China.

(99)

In het geval van invoer uit Oekraïne werd gebruik gemaakt van de gecontroleerde gegevens uit het antwoord op de vragenlijst van het gelijktijdige tussentijdse nieuwe onderzoek. Hoewel het onderzoektijdvak voor het tussentijdse onderzoek liep van 1 april 2011 tot en met 31 maart 2012 en dus niet samenviel met het eerste kwartaal van het onderzoektijdvak voor het onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, bleek die informatie toch geschikt voor de vaststelling van de omvang van de invoer. Die informatie was immers gecontroleerd en nauwkeurig en representatief genoeg bevonden voor de vaststelling van de omvang van de invoer uit Oekraïne in het onderzoektijdvak voor het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen.

(100)

De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werd geschat door de verhouding tussen de totale productieomvang en de totale verkoopomvang van de zeven medewerkende producenten in de Unie te extrapoleren tot de totale geschatte productieomvang van de bedrijfstak van de Unie voor elk jaar van de beoordelingsperiode.

(101)

Op deze basis daalde het verbruik in de Unie tussen 2008 en het einde van het NOTVM met 11 %. De zichtbare vraag is van 2008 tot 2009 met 7 procentpunten gedaald, om vervolgens in 2010 met 9 procentpunten te stijgen. In het NOTVM bedroeg het totale verbruik in de Unie 9 tot 10 miljoen stuks, een daling met 13 procentpunten in vergelijking met het vorige jaar.

Tabel 1

Omvang

(× 1 000 stuks)

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Verbruik

10 000 – 11 000

9 000 – 10 000

10 000 – 11 000

9 000 – 10 000

Index

100

93

102

89

Bron: 14.6-databank, antwoorden op vragenlijst

2.   Invoer uit de betrokken landen

(102)

In het oorspronkelijke onderzoek in 2007 is de invoer van oorsprong uit de VRC en Oekraïne cumulatief beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening. Er is onderzocht of een cumulatieve beoordeling ook voor het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen aangewezen was.

(103)

In dit verband bleek dat de vastgestelde dumpingmarge voor invoer uit de VRC boven het minimumniveau van 11,5 %, zoals gedefinieerd in artikel 9, lid 3, van de basisverordening, lag. Ten aanzien van de invoer uit Oekraïne werd voor het NOTVM geen dumping en ook geen waarschijnlijkheid van herhaling van dumping vastgesteld. Op basis hiervan moet de invoer uit Oekraïne niet worden opgeteld bij de invoer uit de VRC, aangezien niet is voldaan aan de criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

3.   Invoer uit de VRC

3.1.   Omvang en marktaandeel

(104)

Zoals vermeld in overweging 98 werd, gezien de uiterst geringe medewerking van de Chinese producenten-exporteurs, de totale omvang van de invoer uit de VRC overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van de informatie die beschikbaar was in de 14.6-databank.

(105)

Op basis hiervan daalde de invoer van het betrokken product uit de VRC in absolute zin van [4 tot 4,5 miljoen stuks] in 2008 naar [1,5 tot 2,0 miljoen stuks] in het NOTVM, wat neerkwam op een daling van 59 % in de beoordelingsperiode. Deze daling was met name uitgesproken van 2010 tot en met het NOTVM, toen de invoer uit de VRC afnam van [3 tot 3,5 miljoen stuks] in 2010 naar [1,5 tot 2,0 miljoen stuks] in het NOTVM, een daling met 36 procentpunten. De daling viel samen met de herinvoering van het antidumpingrecht voor Since Hardware in december 2010 (zie overweging 64.

(106)

Hoewel het marktaandeel van de Chinese invoer in de beoordelingsperiode met 22 procentpunten daalde, was het marktaandeel tijdens het NOTVM (15-20 %) nog altijd aanmerkelijk.

Tabel 2

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Omvang van de aan maatregelen onderworpen invoer uit de VRC (× 1 000 stuks)

4 000 - 4 500

3 000 - 3 500

3 000 - 3 500

1 500 - 2 000

Index

100

73

76

40

Marktaandeel van de aan maatregelen onderworpen invoer uit de VRC

40 % - 45 %

30 % - 35 %

30 % - 35 %

15 % - 20 %

Bron: 14.6-databank

3.2.   Prijzen en prijsonderbieding

(107)

Als gevolg van de uiterst geringe medewerking van de Chinese producenten-exporteurs moest de gemiddelde invoerprijs bij invoer uit de VRC overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening worden vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens, d.w.z. op basis van de informatie in de 14.6-databank. De gegevens in deze databank werden omgezet in prijzen per stuk volgens de in het voorgaande beschreven methodiek (zie overweging 104). De aldus vastgestelde invoerprijzen stegen van 7,0 EUR/stuk in 2008 tot 8,2 EUR/stuk in het NOTVM, d.w.z. met 17 %.

Tabel 3

Prijs van de aan maatregelen onderworpen invoer in EUR/stuk

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

VRC

7,0

8,3

8,4

8,2

Index

100

119

121

117

Bron: 14.6-databank

(108)

Teneinde vast te stellen of in het NOTVM sprake is geweest van prijsonderbieding, is het gewogen gemiddelde van de verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben berekend, gecorrigeerd tot een prijs af fabriek (d.w.z. exclusief vrachtkosten in de Unie en na aftrek van kortingen en rabatten), vergeleken met het overeenkomstige gewogen gemiddelde van invoerprijs zoals vastgesteld in overweging 107, op cif-basis en waar nodig gecorrigeerd voor douanerechten.

(109)

De vergelijking wees uit dat de invoerprijzen uit de VRC, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het NOTVM, de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden met bijna 20 %.

4.   Invoer uit Oekraïne

(110)

Zoals vermeld in overweging 99 werden de omvang en de prijs van de invoer uit Oekraïne vastgesteld op basis van de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst die door de Oekraïense producent-exporteur waren verstrekt in het gelijktijdig uitgevoerde tussentijdse nieuwe onderzoek.

(111)

In de volgende tabel wordt de ontwikkeling van de omvang en het marktaandeel van de invoer uit Oekraïne weergegeven.

Tabel 4

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Omvang van de aan maatregelen onderworpen invoer uit Oekraïne (× 1 000 stuks)

700-900

800-1 000

900-1 100

900-1 100

Index

100

104

128

124

Marktaandeel van de aan maatregelen onderworpen invoer uit Oekraïne

6 % - 9 %

7 % - 10 %

8 % - 11 %

9 % - 12 %

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(112)

De invoer van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne steeg van 2008 tot 2011 met 24 %. Oekraïne kon zijn invoer voornamelijk vergroten vanwege het hogere antidumpingrecht op strijkplanken van oorsprong uit de VRC. Ook de wijziging van het antidumpingrecht voor Oekraïne van 9,9 % naar 7,7 % in juli 2010 droeg aan deze ontwikkeling bij doordat zij de Oekraïense invoer op de markt van de Unie een sterkere concurrentiepositie opleverde.

(113)

In de volgende tabel wordt de ontwikkeling van de gemiddelde cif-prijs grens Unie van de aan maatregelen onderworpen invoer uit Oekraïne weergegeven.

Tabel 5

Prijs van de aan maatregelen onderworpen invoer in EUR/stuk

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Oekraïne

8 - 10

9 - 11

10 - 12

9 - 11

Index

100

110 - 115

115 - 120

110 - 115

Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst

(114)

Zoals blijkt uit tabel 5 steeg de gemiddelde invoerprijs in de beoordelingsperiode met 10-15 % en bereikte deze in het NOTVM bijna het prijsniveau van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie.

5.   Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit andere derde landen

(115)

De omvang van de invoer uit andere derde landen waartegen geen maatregelen waren ingesteld, werd vastgesteld op basis van gegevens uit de 14.6-databank, omgezet in stuksprijzen volgens dezelfde methodiek als die welke werd toegepast voor de vaststelling van de invoer uit de VRC, zoals beschreven in overweging 98. Dit werd als redelijk beschouwd omdat de relevante GN-codes in Eurostat ook betrekking hadden op andere producten dan het betrokken product en derhalve niet geschikt werden geacht voor de vaststelling van de omvang van de invoer uit andere derde landen.

(116)

In de volgende tabel wordt de ontwikkeling van de omvang en het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen in de beoordelingsperiode weergegeven.

Tabel 6

Omvang van de invoer uit andere derde landen (× 1 000 stuks)

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Turkije

300-500

500-700

700-900

800-1 000

Index

100

160-170

215-225

225-235

Andere derde landen

400-600

600-800

900-1 100

700-900

Index

100

130-140

190-200

150-160

Totaal alle andere landen

700-1 100

1 100-1 500

1 600-2 000

1 500-1 900

Index

100

140-150

200-210

180-190

Marktaandeel van de invoer uit alle andere derde landen

5 % - 10 %

10 % - 15 %

15 % - 20 %

15 % - 20 %

Prijs van de invoer uit alle andere landen (EUR/stuk)

7,7

8,1

8,2

9,0

Bron: 14.6-databank

(117)

Al met al is de omvang van de invoer uit andere derde landen in de beoordelingsperiode gestegen. Nadat de invoer tussen 2008 en 2010 gestegen en zelfs meer dan verdubbeld was, daalde hij weer van 2010 tot het einde van het NOTVM. Op deze basis steeg de omvang van de invoer uit andere derde landen in de beoordelingsperiode aanzienlijk tot [1,5-1,9] miljoen stuks in het NOTVM, wat neerkomt op een marktaandeel in de orde van 15-20 % in het NOTVM. De meeste van deze invoer was afkomstig uit Turkije en de invoer uit dat land steeg van [0,3-0,5] miljoen stuks in 2008 naar [0,8-1,0] miljoen stuks in het NOTVM.

(118)

De gemiddelde prijs van de niet met maatregelen belaste invoer uit andere derde landen steeg van 7,7 EUR/stuk in 2008 tot 9,0 EUR/stuk in het NOTVM, hetgeen neerkomt op een stijging van 17 %.

6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(119)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek van de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren en indicatoren die van invloed waren op de situatie van deze bedrijfstak in de beoordelingsperiode.

(120)

Zoals in overweging 20 is vermeld, werd voor het onderzoek naar mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruik gemaakt van een steekproef.

(121)

De indicatoren voor de schadeanalyse zijn op twee niveaus vastgesteld:

de macro-economische indicatoren (productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, productiviteit, omvang van de verkoop, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, en hoogte van de dumpingmarges en herstel van dumping in het verleden) voor de totale productie in de Unie, geraamd aan de hand van gegevens van de producenten die zich kenbaar hebben gemaakt;

micro-economische indicatoren (gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, voorraden, arbeidskosten, winstgevendheid, rendement van investeringen, kasstroom, vermogen om kapitaal aan te trekken, en investeringen), die werden geanalyseerd op basis van de informatie die door de drie in de steekproef opgenomen producenten werd verstrekt.

6.1.   Macro-economische indicatoren

a)   Productie

(122)

De totale productie in de Unie werd geraamd zoals beschreven in overweging 91. Op deze basis steeg de productie in de Unie tussen 2008 en het NOTVM met 4 %. Na een daling van 2 % in 2008 en 2009 is zij tussen 2009 en het eind van het NOTVM met 6 procentpunten gestegen tot ongeveer 5,2 miljoen eenheden.

Tabel 7

(× 1 000 stuks)

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Productie

5 000

4 887

5 072

5 194

Index

100

98

101

104

Bron: antwoorden op de vragenlijst

b)   Productiecapaciteit en bezettingsgraad

(123)

De productiecapaciteit werd geschat door de verhouding tussen de totale productieomvang en de totale capaciteit van de zeven medewerkende producenten in de Unie toe te passen op de totale productieomvang van de bedrijfstak van de Unie, zoals vastgesteld in overweging 122, voor elk jaar van de beoordelingsperiode.

(124)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie is in de beoordelingsperiode met 17 % gestegen. Deze stijging houdt echter verband met slechts één van de producenten in de Unie, aangezien de capaciteit van de overige medewerkende producenten in de Unie gedurende de beoordelingsperiode stabiel bleef. De bevindingen van het onderzoek bevatten aanwijzingen dat sommige niet-medewerkende producenten in de Unie wellicht hun productiefaciliteiten hebben gesloten en daardoor de totale productiecapaciteit van de Unie in de beoordelingsperiode hebben verkleind zonder dat dit wordt weergegeven in tabel 8. Uit het onderzoek is tevens gebleken dat de bedrijfstak van de Unie ook andere producten dan het betrokken product (zoals droogapparaten) vervaardigt, deels op dezelfde productielijnen. Verder blijkt uit het onderzoek dat producenten in de Unie eenvoudig kunnen schakelen tussen de productie van het betrokken product en die van andere producten. Het bleek derhalve niet mogelijk de productiecapaciteit voor het betrokken product onomstotelijk vast te stellen.

(125)

De bezettingsgraad bedroeg 66 % in 2008 en daalde licht tot 58 % tijdens het NOTVM. Zoals aangegeven in de voorgaande overweging, kon de totale productiecapaciteit in de Unie niet op betrouwbare wijze worden vastgesteld. Aangezien de bezettingsgraad wordt vastgesteld op basis van de totale capaciteit, kan de bezettingsgraad in dit geval evenmin worden beschouwd als een betrouwbare indicator voor de schadeanalyse.

Tabel 8

(× 1 000 stuks)

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Productiecapaciteit

7 592

7 962

8 375

8 906

Index

100

105

110

117

Bezettingsgraad

66 %

61 %

61 %

58 %

Index

100

93

92

89

Bron: antwoorden op de vragenlijst

c)   Omvang van de verkoop

(126)

De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld zoals beschreven in overweging 100. Op die basis steeg de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie van 2008 tot het NOTVM met 10 %. Deze stijging was met name uitgesproken van 2010 tot het eind van het NOTVM, toen de omvang van de verkoop met 7 procentpunten toenam. Deze sterke stijging valt samen met een daling van de invoer uit de VRC als gevolg van de instelling van een antidumpingrecht voor Since Hardware (Guangzhou) Co.

Tabel 9

(× 1 000 stuks)

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie

4 300 – 4 500

4 300 – 4 500

4 500 – 4 700

4 800 – 5 000

Index

100

99

103

110

Bron: antwoorden op de vragenlijst

d)   Marktaandeel

(127)

In de beoordelingsperiode steeg het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie weer, van 40-45 % in 2008 naar 50-55 % in het NOTVM, d.w.z. met 24 %. Deze stijging is voornamelijk te danken aan de daling van het verbruik en van de invoer uit de VRC, en de gelijktijdige stijging van de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie.

Tabel 10

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Marktaandeel van de producenten in de Unie

40 % - 45 %

45 % - 50 %

40 % - 45 %

50 % - 55 %

Index

100

107

101

124

Bron: antwoorden op vragenlijst en 14.6-databank

e)   Groei

(128)

Het verbruik in de Unie daalde tussen 2008 en het NOTVM. Tegelijkertijd steeg de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie met 10 % en nam het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met 24 % toe. Evenzo steeg de productie van de bedrijfstak van de Unie met 4 %, werden de investeringen meer dan verdubbeld (overweging 141) en steeg de werkgelegenheid met 10 % (overweging 129) in dezelfde periode. Derhalve kan worden geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode enige groei heeft gekend.

f)   Werkgelegenheid

(129)

De werkgelegenheid en de tendensen in de werkgelegenheid van de totale bedrijfstak van de Unie werden geschat door de van de medewerkende producenten beschikbare cijfers te extrapoleren. Overeenkomstig de verkoopgroei is de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie tussen 2008 en het einde van het NOTVM met 10 % toegenomen.

Tabel 11

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Werkgelegenheid voor het soortgelijk product

655

672

736

722

Index

100

102

112

110

Bron: antwoorden op de vragenlijst

g)   Productiviteit

(130)

De productiviteit van de bedrijfstak van de Unie, in productie (stuks) per werknemer per jaar, is in de beoordelingsperiode met 6 % gedaald. Dit houdt verband met het feit dat de productie minder is gestegen dan de werkgelegenheid.

Tabel 12

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Productiviteit (× 1 000 stuks per werknemer)

7,6

7,3

6,9

7,2

Index

100

95

90

94

Bron: antwoorden op de vragenlijst

h)   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(131)

De vastgestelde marge lag aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en met name de omvang en de prijzen van de invoer uit de VRC, kunnen de gevolgen van de dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie niet als verwaarloosbaar worden beschouwd.

(132)

Ten aanzien van de effecten van eerdere dumping wijzen de in het voorgaande onderzochte indicatoren op enige verbetering, maar zij tonen ook aan dat de bedrijfstak van de Unie nog altijd zwak en kwetsbaar is.

6.2.   Micro-economische indicatoren

a)   Prijzen en andere factoren die daarop van invloed zijn

(133)

De gemiddelde verkoopprijs van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelde zich zoals weergegeven in onderstaande tabel. De gemiddelde prijzen bleven relatief stabiel in de beoordelingsperiode, met een lichte stijging in het NOTVM. Zoals in het voorgaande vermeld, viel deze stijging samen met de instelling van antidumpingmaatregelen tegen Since Hardware (Guangzhou) Co.

Tabel 13

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Eenheidsprijs op de markt van de Unie (EUR/stuk)

10,9

10,7

10,9

11,2

Index

100

98

100

103

Productiekosten per eenheid (EUR/stuk)

10,9

10,5

11,0

11,4

Index

100

96

101

105

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(134)

De verkoopprijzen volgen de prijsontwikkelingen van de voornaamste grondstof (staal). Verkoopprijzen en kosten bleven relatief stabiel in de beoordelingsperiode, hoewel de kosten iets sterker stegen dan de verkoopprijzen, met negatieve gevolgen voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tussen 2008 en het NOTVM. De bedrijfstak van de Unie verkeerde echter niet in de positie om zijn prijzen te verhogen tot een rendabel niveau maar was gedwongen ze aan te passen aan de goedkope Chinese invoer om marktaandeel te heroveren in een tijd van dalend verbruik.

b)   Arbeidskosten

(135)

De gemiddelde lonen bleven gedurende de beoordelingsperiode stabiel, terwijl de productiekosten per eenheid met 3 % stegen (tabel 13).

Tabel 14

EUR/werknemer

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Gemiddeld loon

20 669

19 377

19 885

20 523

Index

100

94

96

99

Bron: antwoorden op de vragenlijst

c)   Voorraden

(136)

De omvang van de voorraden is tijdens de beoordelingsperiode toegenomen. Het voorraadniveau was in het NOTVM 56 % hoger dan in 2008.

Tabel 15

(× 1 000 stuks)

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Eindvoorraden

94

137

184

146

Index

100

147

197

156

Bron: antwoorden op de vragenlijst

d)   Winstgevendheid en rendement van investeringen

(137)

De bedrijfstak van de Unie wist zijn winstgevendheid iets te verbeteren van break-even in 2008 tot 2 % in 2009. De winstgevendheid daalde echter weer in 2010 en nog verder in het NOTVM, toen zij uitkwam op -1,7 %. Al met al daalde de winstgevendheid in de beoordelingsperiode met 2 %. Zoals vermeld in overweging 134, was dit voornamelijk te wijten aan het feit dat de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen niet overeenkomstig de kostenstijging kon verhogen omdat hij was gedwongen zich aan te passen aan de lage Chinese invoerprijzen om marktaandeel te heroveren.

(138)

Het rendement van investeringen, uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen, liep grotendeels gelijk met de ontwikkeling van de winstgevendheid. Het steeg in 2008 en 2009 en daalde van 2009 tot het NOTVM. De daling van het rendement van investeringen was meer uitgesproken dan de daling van de winstgevendheid als gevolg van gestegen investeringen, zoals blijkt uit overweging 141.

Tabel 16

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Winstgevendheid

(% van de nettoverkoop)

0,0 %

2,0 %

–0,8 %

–1,7 %

Index

100

102

99

98

Rendement van investeringen (winst in % van de nettoboekwaarde van de investeringen)

–4 %

96 %

–20 %

–82 %

Index

100

200

84

22

Bron: antwoorden op de vragenlijst

e)   Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken

(139)

De nettokasstroom uit bedrijfsactiviteiten, die het vermogen van de bedrijfstak weerspiegelt om zijn eigen activiteiten te financieren en die wordt uitgedrukt als percentage van de omzet van het soortgelijk product, steeg mee met de winstgevendheid van break-even in 2008 tot 5 % in 2009. De nettokasstroom daalde tot 3 % in 2010 en was in het NOTVM negatief.

Tabel 17

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Kasstroom

(% van omzet)

0 %

5 %

3 %

–1 %

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(140)

Er waren geen bijzondere aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Unie moeite zou hebben om kapitaal aan te trekken.

f)   Investeringen

(141)

De jaarlijkse investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de productie van het soortgelijke product zijn tussen 2008 en het eind van het NOTVM meer dan verdubbeld. Zij stegen sterk tussen 2008 en 2009. De gestegen investeringen zijn te verklaren uit de herstructureringsinspanningen van de bedrijfstak van de Unie, bedoeld om het productieproces meer concurrentievermogen te geven. Tussen 2010 en het NOTVM daalden de investeringen, maar het investeringsniveau bleef aanzienlijk hoger dan in 2008.

Tabel 18

 

2008

2009

2010

NOTVM (2011)

Netto-investeringen (× 1 000 euro)

239

504

1 046

569

Index

100

211

438

239

Bron: antwoorden op de vragenlijst

7.   Conclusie inzake schade

(142)

De analyse van de macro-economische indicatoren wijst op verbetering van met name de omvang van de productie en de verkoop en van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode. Tegelijkertijd verslechterden enkele relevante micro-economische indicatoren, zoals de winstgevendheid en het rendement van investeringen. De verkoopprijzen stegen weliswaar enigszins maar wisten geen rendabel niveau te bereiken en de stijging van de productiekosten niet bij te houden. Dit valt voornamelijk te verklaren uit het feit dat het marktaandeel van de Chinese invoer gedurende de beoordelingsperiode op een hoog peil bleef, terwijl de Chinese invoer bovendien op de markt kwam tegen lage prijzen die de bedrijfstak van de Unie moest volgen om marktaandeel te heroveren.

(143)

De maatregelen tegen de VRC hebben de bedrijfstak van de Unie daarom slechts gedeeltelijk geholpen zich te herstellen van de geleden schade.

(144)

In het licht van de bovenstaande analyse is de situatie van de bedrijfstak van de Unie verbeterd en werd geen substantiële schade geleden. Desalniettemin is de bedrijfstak van de Unie, ondanks een aantal positieve tendensen en de aanzienlijke inspanningen om te herstructureren, nog altijd zwak en kwetsbaar.

F.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE

1.   Voorafgaande opmerkingen

(145)

Zoals vermeld in de overwegingen (51) tot en met (52), moest de analyse van de Chinese binnenlandse markt en de uitvoer van de VRC naar andere derde landen, gezien de geringe medewerking van de Chinese producenten-exporteurs, worden gebaseerd op beschikbare gegevens, d.w.z. de informatie die was gepubliceerd in het kader van de „sunset review” die in juni 2010 werd uitgevoerd door de Amerikaanse International Trade Commission („US sunset review”).

(146)

Tijdens de beoordelingsperiode bevond de bedrijfstak van de Unie zich in een zwakke, kwetsbare positie en had hij nog altijd te kampen met de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping uit de VRC.

(147)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is de invoer uit het betrokken land onderzocht om na te gaan of het waarschijnlijk is dat de schade zich zal herhalen indien de maatregelen komen te vervallen.

2.   Effect van de verwachte omvang van de invoer en gevolgen voor de prijzen bij het intrekken van de maatregelen

(148)

Zoals in het voorgaande is vermeld, is het bij de invoer uit de VRC waarschijnlijk dat de dumping wordt voortgezet indien de maatregelen komen te vervallen. De invoer uit de VRC zou zonder maatregelen hoogstwaarschijnlijk toenemen tegen prijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aanzienlijk zouden onderbieden. Uit het onderzoek blijkt dat de voornaamste afnemers van de bedrijfstak van de Unie detailhandelaren zijn, d.w.z. grote winkelketens met een sterke onderhandelingspositie die in toenemende mate strijkplanken uit de VRC zullen betrekken die waarschijnlijk tegen zeer lage dumpprijzen op de markt terecht zullen komen. De bedrijfstak van de Unie zou derhalve waarschijnlijk een toenemende prijsdruk ondervinden en gedwongen worden zijn prijzen te verlagen, met rampzalige gevolgen voor zijn in het NOTVM reeds negatieve winstgevendheid.

(149)

Zo zouden in de zwakke en kwetsbare toestand van de bedrijfstak van de Unie de toegenomen omvang en de prijseffecten van de invoer met dumping uit de VRC tot zware financiële verliezen en een dalend marktaandeel leiden.

(150)

Het gedrag van een Chinese exporteur die in het verleden heeft geprofiteerd van een recht van 0 %, Since Hardware (Guangzhou) Co., kan worden beschouwd als een sterke aanwijzing voor het waarschijnlijke gedrag van Chinese exporteurs als de rechten zouden worden opgeheven. Er wordt aan herinnerd dat Since Hardware (Guangzhou) Co., dat in het verleden (van april 2007 tot en met december 2010) heeft geprofiteerd van een recht van 0 %, zijn uitvoer naar de Unie destijds aanzienlijk wist te vergroten tegen dumpingprijzen die de bedrijfstak van de Unie onderboden. Zoals eerder vermeld, leidde een antidumpingonderzoek naar deze onderneming tot de instelling van een definitief antidumpingrecht van 35,8 %. Uit dit onderzoek bleek ook dat de omvang van de invoer van deze onderneming tijdens het desbetreffende onderzoektijdvak (2009) was verdubbeld ten opzicht van de invoer van dezelfde onderneming in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke, in 2007 gehouden onderzoek (2005). Uit het onderzoek ten aanzien van Since Hardware (Guangzhou) Co. werd geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade had geleden.

(151)

Bovendien bleek uit het onderzoek dat Chinese producenten-exporteurs al voor de opening van het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen potentiële afnemers in de Unie hadden benaderd met aanbiedingen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderboden. Dit laat zien dat de Chinese producenten-exporteurs zeer waarschijnlijk zullen trachten de markt van de Unie met nog grotere aantallen te betreden door hun prijzen te verlagen indien de maatregelen komen te vervallen.

3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, bestaande maatregelen in andere derde landen en reservecapaciteit

(152)

Zoals vermeld in de overwegingen (55) tot en met (57), is de Chinese strijkijzersector zeer uitvoergericht en is de Unie ook met de ingestelde maatregelen zijn grootste en aantrekkelijkste markt gebleven.

(153)

De VS zijn voor de Chinese producenten-exporteurs de op één na grootste uitvoermarkt. De toegang tot de Amerikaanse markt blijft echter beperkt door de strenge antidumpingmaatregelen die zijn verlengd tot en met 2015. Dit vergroot de waarschijnlijkheid dat de invoer uit de VRC in toenemende mate gericht zal zijn op de Unie indien de maatregelen niet gehandhaafd blijven.

(154)

Volgens de door de Commissie uit de US sunset review overgenomen gegevens is er een potentieel aanmerkelijke reservecapaciteit beschikbaar in de VRC en kan de aanvullende capaciteit eenvoudig worden verhoogd indien het antidumpingrecht wordt ingetrokken aangezien de productie van strijkplanken in de VRC arbeidsintensief is en een productieverhoging geen grote investeringen of speciale vaardigheden vergt. Derhalve werd op basis van alle beschikbare informatie geconcludeerd dat er ten minste potentieel in de VRC een aanmerkelijke reservecapaciteit beschikbaar is, die kan worden verlegd naar de Unie als de antidumpingmaatregelen worden ingetrokken.

4.   Andere factoren

4.1.   Invoer zonder dumping uit de VRC

(155)

Zoals hierboven vermeld, werd tijdens het NOTVM geen dumping geconstateerd bij de enige medewerkende Chinese exporteur, voor wie een individueel recht van 22,7 % geldt. Omdat de invoer van deze onderneming slechts een minimaal deel van de totale omvang van de Chinese invoer uitmaakte, kon deze niet als significant worden beschouwd en niet worden geacht te hebben bijgedragen aan de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie in het NOTVM.

(156)

Ook werd vastgesteld dat de prijzen van de invoer van deze onderneming de prijzen van de bedrijfstak van de Unie niet onderboden in het NOTVM.

4.2.   Invoer uit Oekraïne

(157)

Zoals hierboven vermeld, steeg de invoer van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne met 24 %. Dit leidde tot een lichte groei van de desbetreffende markt in de beoordelingsperiode.

(158)

De gemiddelde invoerprijs steeg echter van 2008 tot het NOTVM met 14 % en bereikte in het NOTVM hetzelfde niveau als dat van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie.

(159)

Derhalve kan de kwetsbare situatie van de bedrijfstak van de Unie niet worden verklaard door de invoer van strijkplanken uit Oekraïne. Evenmin is het waarschijnlijk dat de invoer uit Oekraïne bijdraagt aan herhaling van schade indien de maatregelen komen te vervallen.

4.3.   Niet aan maatregelen onderworpen invoer uit andere derde landen

(160)

De omvang van de niet aan maatregelen onderworpen invoer uit andere derde landen steeg gedurende de beoordelingsperiode, al was er een lichte daling tussen 2010 en het NOTVM. Deze stijging van de invoer kwam ook tot uiting in een groei van het marktaandeel in dezelfde periode, van 5-10 % naar 15-20 %.

(161)

Hoewel het prijsniveau van de invoer uit andere derde landen onder de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie lag, lag het boven de gemiddelde prijs van invoer uit de VRC zoals die in het huidige onderzoek is vastgesteld.

(162)

Desondanks zal de Chinese invoer waarschijnlijk aanzienlijk toenemen tegen dumpprijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderbieden. Het onderzoek heeft immers aangetoond dat de gemiddelde prijs voor invoer uit de VRC zonder antidumpingrecht de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie met ongeveer 20 % onderbiedt. Daarom wordt verwacht dat de Chinese invoer op de markt van de Unie komt tegen prijzen die lager zijn dan de gemiddelde invoerprijs uit andere derde landen indien de maatregelen komen te vervallen, zoals tijdens het NOTVM al het geval was. Geconcludeerd werd derhalve dat de invoer uit markten van derde landen weliswaar enig effect heeft op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, maar niets afdoet aan de conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van schadelijke invoer met dumping uit de VRC indien de maatregelen komen te vervallen.

4.4.   Daling van het verbruik

(163)

De ogenschijnlijke daling van het verbruik tussen 2010 en het eind van het NOTVM valt voornamelijk terug te voeren op het statistische gevolg van de invoerdaling door de instelling van antidumpingmaatregelen tegen Since Hardware (Guangzhou) Co. In dezelfde periode wist de bedrijfstak van de Unie de omvang van zijn verkoop en zijn marktaandeel te vergroten. Bijgevolg kan de daling van het verbruik geen effect hebben gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

5.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van de schade

(164)

Tijdens het onderzoek is vastgesteld of het waarschijnlijk is dat de schade zich zal herhalen indien de maatregelen komen te vervallen.

(165)

De mate van dumping die nog steeds door de Chinese producenten-exporteurs wordt uitgeoefend, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, het vroegere gedrag van de Chinese producent-exporteur Since Hardware (Guangzhou) Co. dat aan het licht is gebracht bij het onderzoek van december 2010, het gemak waarmee Chinese producenten hun capaciteit kunnen vergroten in het geval van toegenomen vraag, de sterke uitvoergerichtheid van Chinese producenten en hun prijsstrategieën in aanmerking genomen, is het waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Unie, indien de maatregelen komen te vervallen, wordt geconfronteerd met een toename van de invoer met dumping uit de VRC met aanzienlijke onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. In dat geval zal naar verwachting niet alleen de reeds moeilijke situatie van de bedrijfstak van de Unie met betrekking tot de winstgevendheid verslechteren, maar zal ook een aantal recente verbeteringen in de resultaten van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ongedaan worden gemaakt.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Inleiding

(166)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van strijkplanken van oorsprong uit de VRC naar aanleiding van de bevindingen van het huidige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in strijd is met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een evaluatie van alle verschillende betrokken belangen. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten.

(167)

Het onderhavige onderzoek is een nieuw onderzoek naar een situatie waarin al antidumpingmaatregelen zijn ingesteld. Derhalve kan worden nagegaan of die maatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben gehad.

(168)

Ook wordt voorgesteld de antidumpingprocedure betreffende de invoer van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne, die tot meer invoer vanuit niet met maatregelen belaste derde landen op de markt van de Unie leidt, te beëindigen.

(169)

Op basis hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusies inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade veroorzakende dumping, dwingende redenen waren om te concluderen dat handhaving van de maatregelen ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de VRC niet in het belang van de Unie is.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(170)

De bedrijfstak van de Unie heeft bewezen levensvatbaar te zijn. Dit werd bevestigd door de positieve ontwikkeling van zijn economische situatie tijdens de beoordelingsperiode, die gedeeltelijk toe te schrijven was aan zijn inspanningen om meer concurrerend te worden en aan de geldende maatregelen. Redelijkerwijs kan worden verwacht dat de bedrijfstak van de Unie zal blijven profiteren van de te handhaven maatregelen. Als de maatregelen ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de VRC niet worden gehandhaafd, zal de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk aanmerkelijke schade lijden als gevolg van de aanzienlijke hoeveelheden die met dumping uit de VRC worden ingevoerd, waardoor zijn financiële situatie ernstig zou verslechteren gezien de prijsonderbiedingsmarges die tijdens het NOTVM zijn vastgesteld. De nu al negatieve winstgevendheid, het rendement van investeringen en de voorraden zullen verder dalen en uiteindelijk waarschijnlijk leiden tot het verdwijnen of de bedrijfstak van de Unie.

(171)

Daarom wordt geconcludeerd dat de handhaving van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC duidelijk in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van andere partijen

(172)

Geen van de 15 aangeschreven importeurs/handelaars heeft medewerking verleend. Geen andere mogelijke belanghebbende partij heeft zich tijdens het onderzoek kenbaar gemaakt. Er zijn geen bewijzen dat de geldende maatregelen aanzienlijke gevolgen hebben gehad voor de importeurs of verbruikers van het betrokken product. In dit verband kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de voornaamste afnemers, d.w.z. grote detailhandelsketens, in staat zullen zijn elke prijsverhoging als gevolg van antidumpingrechten door te berekenen aan de eindverbruiker zonder dat dit aanmerkelijke invloed heeft op de perceptie van de consument.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(173)

Op deze basis kan worden geconcludeerd dat er geen duidelijke dwingende redenen zijn waarom handhaving van de maatregelen ten aanzien van de VRC in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel.

H.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(174)

Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan wordt aanbevolen de bestaande maatregelen te handhaven ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC en te beëindigen ten aanzien van de invoer van oorsprong uit Oekraïne. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

(175)

Uit het bovenstaande volgt dat overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn ten aanzien van strijkplanken van oorsprong uit de VRC moeten worden gehandhaafd en dat het antidumpingrecht dat geldt voor strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne moet komen te vervallen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (het treefje), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3924 90 00, ex 4421 90 98, ex 7323 93 00, ex 7323 99 00, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00 (Taric-codes 3924900010, 4421909810, 7323930010, 7323990010, 8516797010 en 8516900051), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Land

Fabrikant

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Volksrepubliek China

Foshan City Gaoming Lihe Daily Necessities Co. Ltd, Foshan

34,9

A782

Guangzhou Power Team Houseware Co. Ltd, Guangzhou

39,6

A783

Since Hardware (Guangzhou) Co. Ltd, Guangzhou

35,8

A784

Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan

18,1

A785

Zhejiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd, Guzhou

26,5

A786

Greenwood Houseware (Zhuhai) Ltd, Guangdong

22,7

A953

Alle andere ondernemingen

42,3

A999

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van strijkplanken van oorsprong uit Oekraïne wordt hierbij beëindigd en de antidumpingmaatregelen die tegen Oekraïne zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 452/2007, worden hierbij ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

V. JUKNA


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 12.

(3)  PB L 338 van 22.12.2010, blz. 10.

(4)  PB L 84 van 31.3.2010, blz. 13.

(5)  PB L 168 van 2.7.2010, blz. 12.

(6)  PB L 24 van 28.1.2010, blz. 24.

(7)  PB L 242 van 15.9.2010, blz.1.

(8)  PB 2009/C 282/16

(9)  PB L 297 van 26.10.2012, blz. 5.

(10)  PB C 223 van 22.9.2007.

(11)  PB C 187 van 28.6.2011, blz. 21.

(12)  PB C 120 van 25.4.2012, blz. 9.

(13)  PB C 166 van 12.6.2012, blz. 3.

(14)  Nr. 731-TA-1047 (Review).

(15)  Zie de overwegingen 57 tot en met 67 van Verordening (EU) nr. 1243/2010.


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/22


VERORDENING (EU) Nr. 696/2013 VAN DE RAAD

van 22 juli 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien de gezamenlijke voorstellen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad van 27 maart 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea (1) geeft uitvoering aan maatregelen die zijn getroffen bij Gemeenschappelijk Standpunt 2006/795/GBVB van de Raad van 20 november 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (2), later ingetrokken en vervangen door Besluit 2010/800/GBVB van de Raad van 22 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Korea (3).

(2)

Op 22 april 2013 heeft de Raad Besluit 2013/183/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2010/800/GBVB (4) vastgesteld, waarbij bestaande maatregelen worden verlengd en waarbij uitvoering wordt gegeven aan Resolutie 2094 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(3)

De beperkende maatregelen omvatten een verbod op het verstrekken van technische opleiding, advies, diensten of technische ondersteuning in verband met verboden goederen; het toepassingsgebied van dat verbod moet worden uitgebreid met andere bemiddelingsdiensten.

(4)

Het wordt verboden financiële diensten te verstrekken aan nog een aantal personen en entiteiten, namelijk ook degenen die handelen namens, of in opdracht van, aangewezen personen en entiteiten of entiteiten die in hun bezit zijn of onder hun zeggenschap staan; een extra criterium voor vermelding op de lijst moet daartoe worden toegevoegd in Verordening (EG) nr. 329/2007.

(5)

De totstandbrenging van nieuwe en het onderhouden van bestaande correspondentbankrelaties met banken in de Democratische Republiek Korea („Noord-Korea”) moet worden verboden, wanneer redelijkerwijze kan worden vermoed dat dit zou kunnen bijdragen tot de programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten of tot andere verboden activiteiten van dat land. Verder moet het de financiële instellingen van de lidstaten worden verboden bankrekeningen te openen in Noord-Korea.

(6)

Vrachtzendingen die afkomstig zijn uit Noord-Korea of die bestemd zijn voor Noord-Korea of waarvoor Noord-Korea of onderdanen van dat land of namens hen handelende personen of entiteiten als tussenhandelaar of bemiddelaar zijn opgetreden, moeten worden geïnspecteerd, wanneer redelijkerwijze kan worden vermoed dat de betrokken vrachtzending verboden goederen bevat. Er moet dan ook worden geëist dat voorafgaand aan aankomst of vertrek informatie wordt verstrekt. Indien een schip inspectie weigert, zal de toegang worden geweigerd.

(7)

Het moet vliegtuigen worden verboden te vertrekken uit of te landen in de Unie of over het grondgebied van de Unie te vliegen als redelijkerwijze kan worden vermoed dat die vliegtuigen verboden goederen aan boord hebben.

(8)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 329/2007 bevat alle artikelen, materieel, uitrusting, goederen en technologie, met inbegrip van programmatuur, die goederen of technologieën voor tweeërlei gebruik zijn als bedoeld in Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad (5), en die niet mogen worden verkocht, geleverd, overgedragen aan of uitgevoerd naar natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Noord-Korea overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 329/2007.

(9)

Bijlage I bis omvat bepaalde andere artikelen, materialen, uitrusting, goederen en technologieën die zouden kunnen bijdragen aan de programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten en die eveneens niet mogen worden verkocht, geleverd, overgedragen of uitgevoerd. De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke voorwerpen in deze bijlage moeten worden opgenomen.

(10)

De lijst met goederen van bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 329/2007 moet worden gewijzigd door er de goederen van bijlage I bij deze verordening aan toe te voegen.

(11)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en daarom is voor de tenuitvoerlegging ervan EU-regelgeving nodig om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

(12)

Verordening (EG) nr. 329/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt het volgende toegevoegd:

„9.   „tussenhandeldiensten”:

i)

het onderhandelen over of regelen van transacties met het oog op de verwerving, verkoop of levering van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, ook van een derde land aan een ander derde land, of

ii)

het verkopen of aankopen van goederen en technologie, of van financiële en technische diensten, ook als zij zich in derde landen bevinden, met het oog op de overbrenging ervan naar een ander derde land;”.

2)

Artikel 3, lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

direct of indirect technische bijstand en tussenhandeldiensten te verlenen in verband met goederen en technologieën genoemd in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU of in de bijlagen I, I bis en I ter of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van goederen genoemd in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de EU of in de bijlagen I, I bis en I ter, aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in of voor gebruik in Noord-Korea;”.

3)

Artikel 3 bis wordt vervangen door:

„Artikel 3 bis

1.   Om de overdracht van goederen en technologie te voorkomen die onder de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen vallen of waarvan de levering, verkoop, overdracht, uitvoer of invoer bij de onderhavige verordening is verboden, en in aanvulling op de verplichting de bevoegde douaneautoriteiten van informatie voorafgaand aan aankomst of vertrek te voorzien zoals bepaald in de betrokken bepalingen betreffende summiere aangifte bij binnenkomst en bij uitgang alsmede betreffende douaneaangiften in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (6) en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (7), verklaart de persoon die de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie verstrekt of de goederen onder de gemeenschappelijk EU-lijst van militaire goederen dan wel onder de onderhavige verordening vallen, en specificeert deze persoon, wanneer voor de uitvoer daarvan toestemming moet worden verleend, de bijzonderheden van de verleende uitvoervergunning.

2.   De vereiste aanvullende gegevens als bedoeld in dit artikel worden ofwel schriftelijk verstrekt ofwel, in voorkomend geval, door middel van een douaneaangifte.

3.   Indien redelijkerwijze kan worden vermoed dat een vaartuig mogelijk overeenkomstig deze verordening verboden goederen bevat, is het verboden vaartuigen toe te laten of vaartuigen toegang te verlenen tot havens op het grondgebied van de Unie:

a)

die een inspectie hebben geweigerd, nadat die inspectie door de vlaggenstaat van het vaartuig is goedgekeurd, of

b)

die de vlag van Noord-Korea voeren en een inspectie hebben geweigerd.

4.   De verbodsbepalingen van lid 3 vormen geen belemmering voor de toegang tot een haven in geval van nood.

5.   De verbodsbepalingen van lid 3 vormen geen belemmering voor de toegang tot een haven indien die toegang voor inspectie noodzakelijk is.

6.   De verbodsbepalingen van lid 3 vormen geen belemmering voor een vaartuig dat de vlag van een lidstaat voert om de havens van zijn vlaggenstaat binnen te gaan.

7.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de in lid 3 bedoelde verbodsbepaling wordt omzeild.

4)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 3 ter

De verlening van bunker- of leveringsdiensten of van andere diensten aan Noord-Koreaanse vaartuigen is verboden indien de dienstverleners beschikken over informatie, onder meer van de bevoegde douaneautoriteiten op basis van de in artikel 3 bis, lid 1, bedoelde, voor de aankomst dan wel voor het vertrek verstrekte informatie, op grond waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat deze schepen artikelen vervoeren waarvan de levering, verkoop, overbrenging of uitvoer krachtens deze verordening verboden is, tenzij de levering van dergelijke diensten nodig is voor humanitaire doeleinden.

Artikel 3 quater

1.   Tenzij dit verboden is op grond van punt 8 van Resolutie 1718 (2006) van de VN-Veiligheidsraad, punten 9, 10 en 23 van Resolutie 1874 (2009) van de VN-Veiligheidsraad, punt 9 van Resolutie 2087 (2013) van de VN-Veiligheidsraad, punten 7 en 20 van Resolutie 2094 (2013) of relevante maatregelen van daaropvolgende resoluties van de VN-Veiligheidsraad, kunnen de bevoegde autoriteiten, op door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor een transactie met betrekking tot de goederen en technologie als bedoeld in artikel 2, lid 1, van onderhavige verordening, of bijstand of tussenhandeldiensten als bedoeld in artikel 3, lid 1, mits de goederen en technologie, bijstand of tussenhandeldiensten bestemd zijn voor voedselvoorziening, landbouw, medische of andere humanitaire doeleinden.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen vier weken in kennis van gevallen waarin op grond van dit artikel toestemming is verleend.”.

5)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Indien in een bijzonder geval een afwijking van artikel 2, lid 1, onder a), of van artikel 3, lid 1, onder a) of b), noodzakelijk wordt geacht, kan de betrokken verkoper, leverancier, vervoerder, exporteur of dienstverlener bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat als bedoeld op de websites genoemd in bijlage II daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indienen. De lidstaat die het verzoek ontvangt, dient daarop, indien hij de afwijking gegrond acht, bij de VN-Veiligheidsraad een verzoek in voor een specifieke goedkeuring.”;

b)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„4.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen, op door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor een transactie met betrekking tot de goederen als bedoeld in punt 17 van bijlage III, mits de goederen bestemd zijn voor humanitaire doeleinden of voor officiële opdrachten van diplomatieke of consulaire missies of internationale organisaties die overeenkomstig het internationale recht immuniteit genieten.”.

6)

Artikel 5 bis, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

de punten a) en b) worden vervangen door:

„a)

een nieuwe bankrekening te openen bij een in Noord-Korea gevestigde kredietinstelling of financiële instelling, of bij een kredietinstelling of financiële instelling in de zin van artikel 11 bis, lid 2;

b)

een nieuwe correspondentbankrelatie aan te gaan met een in Noord-Korea gevestigde kredietinstelling of financiële instelling of met een kredietinstelling of financiële instelling als bedoeld in artikel 11 bis, lid 2;”;

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

„c)

een nieuw vertegenwoordigingskantoor in Noord-Korea te openen of een nieuw bijkantoor of nieuwe dochtermaatschappij in Noord-Korea op te richten;

d)

een nieuwe joint venture op te richten met een in Noord-Korea gevestigde kredietinstelling of financiële instelling of met een kredietinstelling of financiële instelling als bedoeld in artikel 11 bis, lid 2;

e)

een correspondentbankrelatie met een in Noord-Korea gevestigde kredietinstelling of financiële instelling als bedoeld in artikel 11 bis, lid 2, in stand te houden, indien er informatie is op grond waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat dit kan bijdragen tot de programma’s van Noord-Korea op het gebied van kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, of andere activiteiten die op grond van deze verordening of van Besluit 2013/183/GBVB verboden zijn.”.

7)

Artikel 6, leden 1 tot en met 4, wordt vervangen door:

„1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de personen, entiteiten en lichamen die in bijlage IV zijn vermeld, worden bevroren. Bijlage IV omvat de personen, entiteiten en lichamen die door het Sanctiecomité of de VN-Veiligheidsraad zijn aangewezen overeenkomstig punt 8, onder d), van Resolutie 1718 (2006) van de VN-Veiligheidsraad, of punt 8 van Resolutie 2094 (2013) van de VN-Veiligheidsraad.

2.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn of onder controle staan van de personen, entiteiten en lichamen die in bijlage V zijn vermeld, worden bevroren. Bijlage V omvat personen, entiteiten en lichamen die niet in bijlage IV zijn vermeld en die uit hoofde van artikel 15, lid 1, onder b), van Besluit 2013/183/GBVB door de Raad zijn aangemerkt als:

a)

verantwoordelijk voor de programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, alsmede personen, entiteiten of lichamen die namens hen of in opdracht van hen handelen, en personen, entiteiten of lichamen die hun eigendom zijn of onder hun zeggenschap staan, waaronder met illegale middelen;

b)

personen, entiteiten of lichamen die financiële diensten verlenen of naar, via of vanaf het grondgebied van de Unie, of via onderdanen van de lidstaten of entiteiten onder de jurisdictie daarvan, of via personen of financiële instellingen op het grondgebied van de Unie, tegoeden, andere activa of financiële middelen overdragen die zouden kunnen bijdragen tot de programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, of personen, entiteiten of lichamen die namens hen of in opdracht van hen handelen, of personen, entiteiten, of lichamen die hun eigendom zijn of onder hun zeggenschap staan; of

c)

personen, entiteiten of lichamen die, onder meer door het verstrekken van financiële diensten, betrokken zijn bij de levering aan of vanuit Noord-Korea van wapens en daarmee samenhangend materieel van alle typen, of van artikelen, materialen, uitrusting, goederen en technologie die zouden kunnen bijdragen tot programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten, aan Noord-Korea.

Bijlage V wordt met regelmatige tussenpozen, doch ten minste iedere twaalf maanden opnieuw bezien.

2 bis.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van in bijlage V bis vermelde personen, entiteiten of lichamen, worden bevroren. Bijlage V bis omvat de personen en entiteiten die niet door bijlage IV of V worden gedekt en die namens of in opdracht van een in bijlage IV of V opgenomen persoon of entiteit werken, en personen die helpen bij de ontduiking van sancties of die de bepalingen van deze verordening of van Besluit 2013/183/GBVB overtreden.

Bijlage V bis wordt met regelmatige tussenpozen, doch ten minste iedere twaalf maanden opnieuw bezien.

3.   De bijlagen IV, V en V bis omvatten, indien voorhanden, gegevens over natuurlijke personen op de lijst met het oog op de afdoende verificatie van de identiteit van de betrokkenen.

Deze informatie kan het volgende omvatten:

a)

achternaam en voornaam, inclusief schuilnamen en titels, voor zover voorhanden;

b)

geboortedatum en geboorteplaats;

c)

nationaliteit;

d)

paspoort- en identiteitskaartnummers;

e)

fiscale en socialezekerheidsnummers;

f)

geslacht;

g)

adres of andere gegevens over de verblijfplaats;

h)

functie of beroep;

i)

datum van aanwijzing.

De bijlagen IV, V en V bis bevatten ook de motivering voor plaatsing op de lijst, zoals functie.

In de bijlagen IV, V en V bis kunnen tevens identificatiegegevens, als bedoeld in dit lid, worden opgenomen van familieleden van de personen op de lijst, mits deze gegevens in een specifiek geval noodzakelijk zijn, uitsluitend met het oog op de verificatie van de identiteit van de betrokken natuurlijke persoon op de lijst.

4.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlagen IV, V en V bis genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.”.

8)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 6 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, die op de in bijlage II vermelde websites worden genoemd, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlagen IV, V of V bis genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden van deze natuurlijke personen die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en lasten voor openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; of

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor slechts het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; en

d)

wanneer de toestemming een in bijlage IV genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft, de betrokken lidstaat het Sanctiecomité in kennis heeft gesteld van deze vaststelling en van zijn voornemen toestemming te verlenen, en het Sanctiecomité niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar heeft gemaakt.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 6 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, die op de in bijlage II vermelde websites worden genoemd, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen nodig zijn voor de betaling van buitengewone kosten, op voorwaarde dat:

a)

wanneer de toestemming een in bijlage IV genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft, deze vaststelling door de betrokken lidstaat is aangemeld bij het Sanctiecomité en de vaststelling door het Sanctiecomité is goedgekeurd, en

b)

wanneer de toestemming een in bijlage V of V bis genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft, de lidstaat in kwestie de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voor hij de toestemming verleent, heeft gemeld op welke gronden hij van mening is dat de specifieke toestemming moet worden verleend.

3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van de leden 1 en 2 verleende toestemming.”.

9)

Artikel 8, onder c), wordt vervangen door:

„c)

het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een persoon, entiteit of lichaam genoemd in bijlage IV, V of V bis;”.

10)

Artikel 11 bis, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Teneinde te voorkomen dat hun verrichtingen met kredietinstellingen en financiële instellingen die onder het toepassingsgebied van lid 2 vallen, bijdragen tot de programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten of tot andere bij deze verordening of bij Besluit 2013/183/GBVB verboden activiteiten, nemen de onder artikel 16 vallende kredietinstellingen en financiële instellingen het volgende in acht:

a)

zij betrachten voortdurende waakzaamheid op boekhoudkundig gebied, onder meer door middel van hun programma’s voor klantenonderzoek en in het kader van hun verplichtingen op het gebied van het voorkomen van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme;

b)

zij eisen dat bij betaalopdrachten alle informatievelden zijn ingevuld die betrekking hebben op de opdrachtgever en de begunstigde van de betrokken transactie; indien deze informatie niet is verstrekt, weigeren zij de transactie;

c)

zij bewaren alle transactiedocumenten gedurende vijf jaar en stellen deze op verzoek ter beschikking van de nationale autoriteiten;

d)

zij melden elk vermoeden, of elke redelijke grond voor het vermoeden dat geld voor de financiering van proliferatie wordt gebruikt, terstond bij de financiële-inlichtingeneenheid (FIE) of een andere door de betrokken lidstaat aangewezen bevoegde instantie, zoals aangeduid op de in bijlage II genoemde internetsites, onverminderd artikel 3, lid 1, of artikel 6. De FIE of een andere bevoegde autoriteit fungeert als nationaal centrum voor de inontvangstneming en analyse van meldingen van verdachte transacties met betrekking tot de mogelijke financiering van proliferatie. De FIE of een andere bevoegde autoriteit moet snel direct of indirect toegang kunnen krijgen tot de financiële, administratieve en rechtshandhavingsinformatie die zij nodig heeft om deze taak, met inbegrip van de analyse van gemelde verdachte transacties, naar behoren te vervullen.”.

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 11 ter

1.   Wanneer redelijkerwijze kan worden vermoed dat een vliegtuig voorwerpen aan boord heeft waarvan de levering, verkoop, overdracht of uitvoer op grond van artikel 2, artikel 4 of artikel 4 bis is verboden, is het dat vliegtuig verboden:

a)

over het grondgebied van de Unie te vliegen; of

b)

te vertrekken uit of te landen op het grondgebied van de Unie.

2.   Lid 1 weerhoudt vliegtuigen er niet van een noodlanding te maken.

3.   Lid 1 weerhoudt een in een lidstaat geregistreerd vliegtuig er niet van voor inspectie op verboden goederen te landen.

4.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat lid 1 wordt omzeild.”.

12)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 11 quater

1.   De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon of de entiteit die, dan wel het lichaam dat die maatregel uitvoert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   De verbodsbepalingen in deze verordening geven geen aanleiding tot aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden vormen op deze verboden.”.

13)

Bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage I bij deze verordening.

Bijlage II bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V bis bij Verordening (EG) nr. 329/2007.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 1.

(2)  PB L 322 van 22.11.2006, blz. 32.

(3)  PB L 341 van 23.12.2010, blz. 32.

(4)  PB L 111 van 23.4.2013, blz. 52.

(5)  PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.

(6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.”.


BIJLAGE I

Bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt als volgt gewijzigd:

Na vermelding I.A1.024 worden de volgende vermeldingen ingevoegd:

„I.A1.025

Tantaallegeringen, anders dan bedoeld in 1C002 en 1C202.

1C002

 

 

1C202

I.A1.026

Zirkonium of zirkoniumlegeringen, anders dan bedoeld in 1C011, 1C111 en 1C234.

1C011

 

 

1C111

 

 

1C234

I.A1.027

Springstoffen, anders dan bedoeld in 1C239 in de lijst van militaire goederen, of stoffen of mengsels met een gehalte van meer dan 2 gewichtspercenten aan deze springstoffen, met een kristaldichtheid groter dan 1,5 g/cm3 en een detonatiesnelheid groter dan 5 000 m/s.

1C239”

Vermelding I.A2.002 wordt vervangen door:

„I.A2.002

Werktuigmachines, anders dan bedoeld in 2B001 en 2B201 en combinaties daarvan, voor het verspanen (of snijden) van metalen, keramische materialen of „composieten”, die, volgens de technische specificaties van de fabrikant kunnen worden uitgerust met elektronische toestellen voor „numerieke besturing”, met een instelnauwkeurigheid die gelijk is aan of kleiner (d.w.z. nauwkeuriger) is dan 30 μm overeenkomstig ISO-norm 230/2 (1988) (1) of nationale equivalenten langs elke lineaire as.

2B001

 

 

2B201”

Na vermelding I.A6.012 wordt de volgende vermelding ingevoegd:

„I.A6.013

Lasers, anders dan bedoeld in 6A005 en 6A205.

6A005

 

 

6A205”


BIJLAGE II

„BIJLAGE V bis

LIJST VAN PERSONEN, ENTITEITEN OF LICHAMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6, LID 2 bis


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/28


VERORDENING (EU) Nr. 697/2013 VAN DE RAAD

van 22 juli 2013

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregeling tegen Syrië (1),

Gezien de gezamenlijke voorstellen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 januari 2012, heeft de Raad Verordening (EU) nr. 36/2012 (2) vastgesteld teneinde uitvoering te geven aan Besluit 2011/782/GBVB van de Raad van 1 december 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (3).

(2)

Op 29 november 2012 heeft de Raad Besluit 2012/739/GBVB (4) vastgesteld waarbij Besluit 2011/782/GBVB werd ingetrokken en vervangen.

(3)

Op 1 juni 2013 is Besluit 2012/739/GBVB verstreken.

(4)

De Raad heeft op 31 mei 2013 Besluit 2013/255/GBVB vastgesteld.

(5)

Bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 36/2012 bevat een lijst van items waarvoor een voorafgaande vergunning vereist is voor verkoop, levering, overdracht of uitvoer, overeenkomstig artikel 2 ter van die verordening. Deze lijst moet met een aantal items worden uitgebreid. Er moet worden voorzien in een uitzondering voor producten waarvan is vastgesteld dat het gaat om consumptiegoederen.

(6)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en een regelgevend optreden op het niveau van de Unie is noodzakelijk om te garanderen dat in alle lidstaten die maatregelen uniform worden toegepast door de marktdeelnemers.

(7)

Verordening (EU) nr. 36/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

1.   Een lidstaat kan een verbod opleggen of een vergunning vereisen voor de export, verkoop, levering of vervoer aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië, van andere dan in bijlage IA of bijlage IX opgesomde apparatuur die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, ongeacht of die van oorsprong uit de Unie is.

2.   Een lidstaat kan een verbod opleggen of een vergunning vereisen voor het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met de apparatuur bedoeld in lid 1 aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië.";

2)

Artikel 2 bis wordt vervangen door:

"Artikel 2 bis

1.   Er geldt een verbod op:

a)

de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië van de in bijlage IA opgenomen apparatuur, goederen of technologie die zouden kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie dan wel voor de vervaardiging of het onderhoud van producten die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt, ongeacht of die apparatuur, goederen of technologie van oorsprong zijn uit de Unie;

b)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de websites die in bijlage III worden vermeld, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor een transactie in verband met apparatuur, goederen of technologie opgenomen in bijlage IA, op voorwaarde dat de apparatuur, goederen of technologie bestemd zijn voor voedselvoorziening, landbouw, medische zorg of andere humanitaire doeleinden, of voor medewerkers van de Verenigde Naties of voor medewerkers van de Europese Unie of haar lidstaten.";

3)

Artikel 2 quater, lid 2, wordt vervangen door:

"2.   De inbeslagneming of vernietiging van uitrusting, goederen of technologie waarvan de levering, verkoop, overdracht of uitvoer door artikel 2 bis van deze verordening verboden is, kan overeenkomstig de nationale wetgeving of de beslissing van een bevoegde autoriteit worden uitgevoerd voor rekening van de in lid 1 bedoelde persoon of entiteit of, wanneer het niet mogelijk is deze kosten op die persoon of entiteit te verhalen, mogen zij in overeenstemming met de nationale wetgeving worden ingevorderd van iedere persoon of entiteit die verantwoordelijk is voor het vervoer van de goederen of de uitrusting bij de poging tot illegale levering, verkoop, overdracht of uitvoer.";

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 2 quinquies

Een lidstaat kan een verbod opleggen of een vergunning vereisen voor de uitvoer naar Syrië van producten voor tweeërlei gebruik bedoeld in artikel 4, lid 2 van Verordening (EG) Nr. 428/2009.";

5)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 wordt vervangen door:

"1.   Er geldt een verbod op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of voor gebruik in Syrië van de in bijlage IA opgenomen apparatuur, goederen of technologie die zouden kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie of voor de vervaardiging of het onderhoud van producten die voor binnenlandse repressie zouden kunnen worden gebruikt;

b)

het direct of indirect verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met de in bijlage IA genoemde goederen en technologie, met inbegrip van in het bijzonder subsidies, leningen en exportkredietverzekering alsook verzekering en herverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van dergelijke goederen of technologie, of voor het verlenen van daarmee verband houdende technische bijstand, aan personen, entiteiten of lichamen in Syrië of bestemd voor gebruik in Syrië;

c)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) en b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.";

b)

Lid 2 wordt geschrapt;

c)

Lid 3 wordt vervangen door:

"3.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de in bijlage III vermelde websites, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand in verband met apparatuur, goederen of technologie opgenomen in bijlage IA, op voorwaarde dat de apparatuur, goederen of technologie bestemd zijn voor voedselvoorziening, landbouw, medische zorg of andere humanitaire doeleinden, of voor medewerkers van de Verenigde Naties of voor medewerkers van de Europese Unie of haar lidstaten.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen vier weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.";

6)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 6 bis

1.   In afwijking van artikel 6 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de in bijlage III vermelde websites, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de invoer, de aankoop of het vervoer van aardolie of aardolieproducten, of voor het verstrekken van daarmee verband houdende financiering of financiële bijstand, met inbegrip van financiële derivaten, alsook verzekering en herverzekering, op voorwaarde dat:

a)

op basis van de informatie waarover de bevoegde autoriteit beschikt, met inbegrip van de informatie verstrekt door de persoon, de entiteit of het lichaam dat om de toestemming verzoekt, die autoriteit heeft vastgesteld dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat:

i)

de betrokken activiteiten bedoeld zijn voor bijstand aan de Syrische burgerbevolking, met name voor humanitaire hulp, hulp bij de verlening van basisdiensten, wederopbouw of herstel van de economische activiteit, of andere civiele doelen dienen;

ii)

de betrokken activiteiten niet leiden tot het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een in artikel 14 bedoelde persoon, entiteit of lichaam;

iii)

de betrokken activiteiten geen inbreuk vormen op de in deze verordening opgenomen verbodsbepalingen;

b)

de betrokken lidstaat, vooraf de persoon, de entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten heeft geraadpleegd met betrekking tot, onder meer:

i)

de door de bevoegde autoriteit onder punten a), i) en ii) gedane vaststellingen;

ii)

het aanwezig zijn van informatie die erop wijst dat de betrokken activiteiten kunnen leiden tot het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (5) of artikel 2 van Verordeing (EG) nr. 881/2002 van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met het Al-Qa'ida-netwerk (6);

en de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten hierover zijn standpunt heeft meegedeeld aan de betrokken lidstaat.

c)

Indien de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten binnen de 30 dagen nadat het verzoek eraan werd gericht, geen standpunt heeft meegedeeld, kan de bevoegde autoriteit beslissen om al dan niet de toestemming te verlenen.

2.   Bij de toepassing van de voorwaarden onder de punten a) en b) van lid 1, vereist de bevoegde autoriteit dat de nodige informatie wordt verstrekt met betrekking tot het gebruik van de verleende toestemming, waaronder informatie over de partijen die betrokken zijn bij de transactie.

3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is verleend.;

7)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 9 bis

1.   In afwijking van de artikelen 8 en 9 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de in bijlage III vermelde websites, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van de in bijlage VI bedoelde essentiële apparatuur en technologie, of het verstrekken van daarmee gerelateerde technische bijstand, tussenhandeldiensten, financiering of financiële bijstand, op voorwaarde dat:

a)

op basis van de informatie waarover de bevoegde autoriteit beschikt, met inbegrip van de informatie verstrekt door de persoon, de entiteit of het lichaam dat om de toestemming verzoekt, die autoriteit heeft vastgesteld dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat:

i)

de betrokken activiteiten bedoeld zijn voor bijstand aan de Syrische burgerbevolking, met name voor humanitaire hulp, hulp bij de verlening van basisdiensten, wederopbouw of herstel van de economische activiteit, of andere civiele doelen dienen;

ii)

de betrokken activiteiten niet leiden tot het direcht of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een in artikel 14 bedoelde persoon, entiteit of lichaam;

iii)

de betrokken activiteiten geen inbreuk vormen op de in deze verordening opgenomen verbodsbepalingen;

b)

de betrokken lidstaat, vooraf de persoon, de entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten heeft geraadpleegd met betrekking tot, onder meer:

i)

de door de bevoegde autoriteit onder de punt a), i) en ii) gedane vaststellingen;

ii)

het aanwezig zijn van informatie die erop wijst dat de betrokken activiteiten kunnen leiden tot het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2580/2001 of artikel 2 van Verordeing (EG) nr. 881/2002;

en de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten hierover zijn standpunt heeft meegedeeld aan de betrokken lidstaat.

c)

Indien de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten binnen de 30 dagen nadat het verzoek eraan werd gericht, geen standpunt heeft meegedeeld, kan de bevoegde autoriteit beslissen om al dan niet de toestemming te verlenen.

2.   Bij de toepassing van de voorwaarden onder de punten a) en b) van lid 1, vereist de bevoegde autoriteit dat de nodige informatie wordt verstrekt met betrekking tot het gebruik van de verleende toestemming, waaronder informatie over de partijen die betrokken zijn bij, en de begunstigden van de transactie.

3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is verleend.";

8)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 13 bis

1.   In afwijking van artikel 13, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de in bijlage III vermelde websites, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor het verstrekken van financiële leningen of kredieten aan of, het verwerven of vergroten van een deelname aan, of het oprichten van een joint venture met de in artikel 13, lid 2, onder a), bedoelde Syrische personen, entiteiten of lichamen, op voorwaarde dat:

a)

op basis van de informatie waarover de bevoegde autoriteit beschikt, met inbegrip van de informatie verstrekt door de persoon, de entiteit of het lichaam dat om de toestemming verzoekt, die autoriteit heeft vastgesteld dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat:

i)

de betrokken activiteiten bedoeld zijn voor bijstand aan de Syrische burgerbevolking, met name voor humanitaire hulp, hulp bij de verlening van basisdiensten, wederopbouw of herstel van de economische activiteit, of andere civiele doelen dienen;

ii)

de betrokken activiteiten niet leiden tot het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een in artikel 14 bedoelde persoon, entiteit of lichaam;

iii)

de betrokken activiteiten geen inbreuk vormen op de in deze verordening opgenomen verbodsbepalingen;

b)

de betrokken lidstaat, vooraf de persoon, de entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten heeft geraadpleegd met betrekking tot, onder meer:

i)

de door de bevoegde autoriteit onder punt a), i) en ii) gedane vaststellingen;

ii)

het aanwezig zijn van informatie die erop wijst dat de betrokken activiteiten kunnen leiden tot het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in artikel 2 Verordening (EG) nr. 2580/2001 of artikel 2 van Verordeing (EG) nr. 881/2002;

en de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten hierover zijn standpunt heeft meegedeeld aan de betrokken lidstaat.

c)

Indien de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten binnen de 30 dagen nadat het verzoek eraan werd gericht, geen standpunt heeft meegedeeld, kan de bevoegde autoriteit beslissen om al dan niet de toestemming te verlenen.

2.   Bij de toepassing van de voorwaarden onder de punten a) en b) van lid 1, vereist de bevoegde autoriteit dat de nodige informatie wordt verstrekt met betrekking tot het gebruik van de verleende toestemming, waaronder informatie over de partijen die betrokken zijn bij, en de begunstigden van de transactie.

3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is verleend.";

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 25 bis

1.   In afwijking van artikel 25, lid 1, onder a) en c), kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, als genoemd op de in bijlage III vermelde website, onder de voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor het openen van een nieuwe bankrekening of een nieuwe vertegenwoordiging, of het oprichten van een bijkantoor of dochtermaatschappij, op voorwaarde dat:

a)

op basis van de informatie waarover de bevoegde autoriteit beschikt, met inbegrip van de informatie verstrekt door de persoon, de entiteit of het lichaam dat om de toestemming verzoekt, die autoriteit heeft vastgesteld dat er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat:

i)

de betrokken activiteiten bedoeld zijn voor bijstand aan de Syrische burgerbevolking, met name voor humanitaire hulp, hulp bij de verlening van basisdiensten, wederopbouw of herstel van de economische activiteit, of andere civiele doelen dienen;

ii)

de betrokken activiteiten niet leiden tot het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een in artikel 14 bedoelde persoon, entiteit of lichaam;

iii)

de betrokken activiteiten geen inbreuk vormen op de in deze verordening opgenomen verbodsbepalingen;

b)

de betrokken lidstaat, vooraf de persoon, de entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten heeft geraadpleegd met betrekking tot, onder meer:

i)

de door de bevoegde autoriteit onder punten a), i) en ii) gedane vaststellingen;

ii)

het aanwezig zijn van informatie die erop wijst dat de betrokken activiteiten kunnen leiden tot het direct of indirect beschikbaar stellen van tegoeden of economische middelen aan of ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2580/2001 en artikel 2 van Verordeing (EG) nr. 881/2002;

en de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten hierover zijn standpunt heeft meegedeeld aan de betrokken lidstaat.

c)

Indien de persoon, entiteit of het lichaam aangewezen door de nationale coalitie van Syrische revolutionaire en oppositiekrachten binnen de 30 dagen nadat het verzoek eraan werd gericht, geen standpunt heeft meegedeeld, kan de bevoegde autoriteit beslissen om al dan niet de toestemming te verlenen.

2.   Bij de toepassing van de voorwaarden onder de punten a) en b) van lid 1, vereist de bevoegde autoriteit dat de nodige informatie wordt verstrekt met betrekking tot het gebruik van de verleende toestemming, waaronder informatie over de partijen die betrokken zijn bij, en de begunstigden van de transactie.

3.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie binnen twee weken in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is verleend.";

10)

Bijlage I wordt geschrapt.

11)

Bijlage IX wordt gewijzigd als volgt:

a)

de volgende alinea wordt toegevoegd onder de titel "Lijst van apparatuur, goederen en technologie bedoeld in artikel 2 ter":

"De in deze bijlage vermelde lijst omvat geen producten waarvan is vastgesteld dat het gaat om verpakte consumptiegoederen voor de detailhandelsverkoop voor persoonlijk gebruik of verpakte consumptiegoederen voor individueel gebruik, met uitzondering van isopropanol.";

b)

in deel IX.A1. "Materialen, chemicaliën, "micro-organismen" en "toxines" ", worden de vermeldingen in bijlage I bij deze Verordening toegevoegd als punt IX.A1.004;

c)

in deel IX.A2. "Materiaalbewerking", wordt de vermelding in bijlage II bij deze Verordening toegevoegd als punt IX.A2.010.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.

(2)  PB L 16 van 19.1.2012, blz. 1.

(3)  PB L 319 van 2.12.2011, blz. 56.

(4)  PB L 330 van 30.11.2012, blz. 21.

(5)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.

(6)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.";


BIJLAGE I

Vermeldingen bedoeld in punt 11, onder b)

Geïsoleerde chemisch welbepaalde verbindingen als bedoeld in aantekening 1 bij de hoofdstukken 28 en 29 van de gecombineerde nomenclatuur (1), in een concentratie van 90% of meer*, tenzij anders aangegeven, als hieronder:

aceton,

(CAS RN 67-64-1)

(GN-code 2914 11 00)

acetyleen,

(CAS RN 74-86-2)

(GN-code 2901 29 00)

ammoniak,

(CAS RN 7664-41-7)

(GN-code 2814 10 00)

antimoon,

(CAS RN 7440-36-0)

(post 8110)

benzaldehyde,

(CAS RN 100-52-7)

(GN-code 2912 21 00)

benzoïne,

(CAS RN 119-53-9)

(GN-code 2914 40 90)

butaan-1-ol,

(CAS RN 71-36-3)

(GN-code 2905 13 00)

butaan-2-ol,

(CAS RN 78-92-2)

(GN-code 2905 14 90)

isobutanol,

(CAS RN 78-83-1)

(GN-code 2905 14 90)

tert-butanol,

(CAS RN 75-65-0)

(GN-code 2905 14 10)

calciumcarbide,

(CAS RN 75-20-7)

(GN-code 2849 10 00)

koolstofmonoxide,

(CAS RN 630-08-0)

(GN-code 2811 29 90)

chloor,

(CAS RN 7782-50-5)

(GN-code 2801 10 00)

cyclohexanol,

(CAS RN 108-93-0)

(GN-code 2906 12 00)

dicyclohexylamine (DCA),

(CAS RN 101-83-7)

(GN-code 2921 30 99)

ethanol,

(CAS RN 64-17-5)

(GN-code 2207 10 00)

etheen (ethyleen),

(CAS RN 74-85-1)

(GN-code 2901 21 00)

ethyleenoxide,

(CAS RN 75-21-8)

(GN-code 2910 10 00)

fluorapatiet,

(CAS RN 1306-05-4)

(GN-code 2835 39 00)

waterstofchloride,

(CAS RN 7647-01-0)

(GN-code 2806 10 00)

waterstofsulfide,

(CAS RN 4.6.7783)

(GN-code 2811 19 80)

isopropanol in een concentratie van 95% of meer,

(CAS RN 67-63-0)

(GN-code 2905 12 00)

amandelzuur,

(CAS RN 90-64-2)

(GN-code 2918 19 98)

methanol,

(CAS RN 67-56-1)

(GN-code 2905 11 00)

chloormethaan (methylchloride),

(CAS RN 74-87-3)

(GN-code 2903 11 00)

joodmethaan (methyljodide),

(CAS RN 74-88-4)

(GN-code 2903 39 90)

methaanthiol (methylmercaptaan),

(CAS RN 74-93-1)

(GN-code 2930 90 99)

ethyleenglycol (1,2-ethaandiol),

(CAS RN 107-21-1)

(GN-code 2905 31 00)

oxalylchloride,

(CAS RN 79-37-8)

(GN-code 2917 19 90)

kaliumsulfide,

(CAS RN 1312-73-8)

(GN-code 2830 90 85)

kaliumthiocyanaat (KSCN),

(CAS RN 333-20-0)

(GN-code 2842 90 80)

natriumhypochloriet,

(CAS RN 7681-52-9)

(GN-code 2828 90 00)

zwavel,

(CAS RN 7704-34-9)

(CN code 2802 00 00)

zwaveldioxide,

(CAS RN 7446-09-5)

(CN code 2811 29 05)

zwaveltrioxide,

(CAS RN 7446-11-9)

(GN-code 2811 29 10)

tributylfosfiet,

(CAS RN 102-85-2)

(GN-code 2920 90 85)

triisobutylfosfaat,

(CAS RN 1606-96-8)

(GN-code 2920 90 85)

witte/gele fosfor

(CAS RN 12185-10-3, 7723-14-0)

(GN-code 2804 70 00)


(1)  Zoals bepaald in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 927/2012 van de Commissie van 9 oktober 2012 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 304 van 31.10.2012, blz. 1).


BIJLAGE II

Vermelding bedoeld in punt 11, onder c)

IX.A2.010

Uitrusting

Laboratoriumuitrusting voor het destructief of niet-destructief analyseren of detecteren van chemische stoffen, met uitzondering van uitrusting, met inbegrip van onderdelen of toebehoren, specifiek bedoeld voor medisch gebruik.


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 698/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2013

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr.2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is een goederennomenclatuur vastgesteld (hierna de „gecombineerde nomenclatuur” genoemd), die in bijlage I bij die verordening is opgenomen.

(2)

Het arrest van het Hof van Justitie van 17 december 2009 in de gevoegde zaken C-410/08 tot C-412/08 („Swiss Caps”) bevat een nieuwe leidraad voor de indeling van „voedingssupplementen”.

(3)

Enerzijds luidt punt 29 van dit arrest dat „de bestemming van het product […] een objectief indelingscriterium [kan] zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product”. Anderzijds wordt in punt 32 gesteld dat de presentatiewijze in capsules „een bepalend element [is] dat tekenend is voor de functie als voedingssupplement […], aangezien dit de dosering van de voor menselijke consumptie bedoelde producten, de wijze waarop ze worden opgenomen en de plaats waar ze hun werking moeten krijgen, bepaalt.”.

(4)

Overeenkomstig de uitspraak van het Hof worden bijgevolg producten die worden gebruikt als voedingssupplement om het organisme gezond te houden en die zijn opgemaakt in capsules, ingedeeld onder post 2106 als „producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen”.

(5)

Er kunnen zich evenwel problemen voordoen met de tariefindeling van producten met dezelfde samenstelling, dezelfde bestemming, in afgemeten hoeveelheden, maar opgemaakt in de vorm van tabletten, pastilles of pillen.

(6)

Om een coherente interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur te garanderen, moet derhalve bij de indeling van producten voor menselijke consumptie die zijn opgemaakt in afgemeten hoeveelheden zoals capsules, tabletten, pastilles en pillen, en die bestemd zijn om te worden gebruikt als voedingssupplement, rekening worden gehouden met de criteria die zijn vastgesteld in de gevoegde zaken C-410/08 tot C-412/08 („Swiss Caps”).

(7)

Daarom moet in hoofdstuk 21 van de gecombineerde nomenclatuur een nieuwe aanvullende aantekening (GN) worden ingevoegd om een uniforme interpretatie op het gehele grondgebied van de Unie te garanderen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In hoofdstuk 21 van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, wordt de volgende aanvullende aantekening 5 (GN) ingevoegd:

„5.

Andere producten voor menselijke consumptie die zijn opgemaakt in afgemeten hoeveelheden zoals capsules, tabletten, pastilles en pillen, en die bestemd zijn om te worden gebruikt als voedingssupplement, worden ingedeeld onder post 2106, tenzij zij elders zijn genoemd of onder begrepen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 699/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 juli 2013

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1.

Kattenbakvulling bestaande uit natuurlijk bentoniet (kleisoort) dat is gedroogd en met een antibacterieel middel is behandeld en met actieve kool is vermengd om bacteriegroei en geurvorming te voorkomen. Het bentoniet vertegenwoordigt meer dan 94 gewichtspercenten van het product.

Het product wordt aan de consument verkocht in verschillende verpakkingsgrootten.

3824 90 97

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 3824, 3824 90 en 3824 90 97.

Het product is verkregen door vermenging van bentoniet met een antibacterieel middel en actieve kool. Indeling onder post 2508 als andere klei is derhalve uitgesloten (aantekening 1 bij hoofdstuk 25).

De toevoeging van een antibacterieel middel en actieve kool wijzigt de vorm noch de aard van het materiaal waarvan het product is vervaardigd. Indeling onder post 6815 als een niet elders genoemd werk van steen of van minerale stoffen is derhalve ook uitgesloten (zie ook de GS-toelichtingen op hoofdstuk 68, algemeen, derde alinea).

Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 3824 90 97 als chemisch product of preparaat van de chemische of van aanverwante industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen.

2.

Kattenbakvulling bestaande uit ronde en ovalen doorzichtige korrels van siliciumdioxide (silicagel). Het product bevat een zichtbare hoeveelheid gekleurde korrels.

De gekleurde korrels worden verkregen door de toevoeging van een blauwe kleurstof.

Het product wordt aan de consument verkocht in verschillende verpakkingsgrootten.

3824 90 97

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 3824, 3824 90 en 3824 90 97.

De blauwe kleur wordt uitsluitend toegevoegd om commerciële of promotionele redenen en niet ter identificatie van het siliciumdioxide. Siliciumdioxide in korrelvorm vormt ook geen veiligheidsrisico. Indeling onder post 2811 is derhalve uitgesloten (aantekening 1, onder e), bij hoofdstuk 28).

Het product moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 3824 90 97 als chemisch product of preparaat van de chemische of van aanverwante industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen.


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/38


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 700/2013 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0707 00 05

TR

91,2

ZZ

91,2

0709 93 10

TR

130,5

ZZ

130,5

0805 50 10

AR

83,3

TR

70,0

UY

77,5

ZA

98,9

ZZ

82,4

0808 10 80

AR

151,6

BR

110,5

CL

134,3

CN

96,1

NZ

138,0

US

140,3

ZA

117,0

ZZ

126,8

0808 30 90

AR

97,7

CL

142,8

CN

77,3

NZ

162,9

TR

174,5

ZA

94,7

ZZ

125,0

0809 10 00

TR

194,3

ZZ

194,3

0809 29 00

TR

337,1

ZZ

337,1

0809 30

TR

181,6

ZZ

181,6

0809 40 05

BA

86,7

MK

99,6

TR

118,8

XS

103,8

ZZ

102,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/40


BESLUIT 2013/391/GBVB VAN DE RAAD

van 22 juli 2013

ter ondersteuning van de praktische uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 12 december 2003 de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens vastgesteld, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen ter bestrijding van deze verspreiding, die zowel binnen de Unie als in derde landen dienen te worden genomen.

(2)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan deze strategie en aan de in hoofdstuk III daarvan genoemde maatregelen, met name door middelen vrij te maken ter ondersteuning van specifieke projecten die worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, door aan landen die het nodig hebben technische bijstand en deskundigheid te verstrekken met betrekking tot een breed scala aan non-proliferatiemaatregelen, en door de rol van de VN-Veiligheidsraad te bevorderen.

(3)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 28 april 2004 Resolutie 1540 (2004) („UNSCR 1540 (2004)”) vastgesteld; dit is het eerste internationale instrument dat op geïntegreerde en alomvattende wijze massavernietigingswapens, de overbrengingsmiddelen ervoor en de daarvoor bestemde materialen behandelt. In UNSCR 1540 (2004) werden voor alle landen dwingende verplichtingen vastgesteld die erop gericht waren niet-overheidsactoren tegen te houden en af te schrikken om dergelijke wapens en daarmee verband houdend materiaal te bemachtigen. In UNSCR 1540 (2004) wordt de landen ook verzocht om bij het door deze resolutie ingestelde comité van de Veiligheidsraad (hierna „Comité 1540” genoemd) een verslag in te dienen over de stappen die zij hebben ondernomen of van plan zijn te ondernemen tot uitvoering van UNSCR 1540 (2004).

(4)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 27 april 2006 Resolutie 1673 (2006) vastgesteld, en hij heeft besloten dat het Comité 1540 zijn inspanningen ter bevordering van de volledige uitvoering van UNSCR 1540 (2004) moet opvoeren door middel van werkprogramma’s, outreach-activiteiten, bijstand, dialoog en samenwerking. Hij heeft het Comité 1540 tevens verzocht om met de landen en internationale, regionale en subregionale organisaties na te gaan of ervaringen en bevindingen kunnen worden uitgewisseld en er programma’s beschikbaar zijn die de uitvoering van UNSCR 1540 (2004) kunnen vergemakkelijken.

(5)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 20 april 2011 Resolutie 1977 (2011) aangenomen en besloten het mandaat van het Comité 1540 voor een periode van tien jaar, tot en met 25 april 2021, te verlengen. Hij heeft tevens besloten dat het Comité 1540 zijn inspanningen ter bevordering van de volledige uitvoering van UNSCR 1540 (2004) door alle landen in de toekomst nog moet opvoeren, meer bepaald op gebieden als: a) verantwoordingsplicht, b) fysieke beveiliging, c) grenscontroles en wetshandhavingsinspanningen, en d) nationale controles op uitvoer en overlading, met inbegrip van controles op het verstrekken van middelen en diensten in dat verband, zoals financiering van uitvoer en overlading.

(6)

De uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB van de Raad van 12 juni 2006 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (1) en van Gemeenschappelijk Optreden 2008/368/GBVB van de Raad van 14 mei 2008 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens (2), heeft ertoe bijgedragen dat er heel wat minder landen zijn die geen verslag hebben ingediend of die hebben nagelaten de aanvullende informatie te verstrekken waar het Comité 1540 naar aanleiding van het indienen van onvolledige verslagen om had gevraagd.

(7)

Het Bureau voor ontwapeningszaken binnen het secretariaat van de Verenigde Naties, dat het Comité 1540 en zijn deskundigen inhoudelijke en logistieke ondersteuning moet geven, moet worden belast met de technische uitvoering van de op grond van dit besluit uit te voeren projecten.

(8)

Dit besluit moet worden uitgevoerd overeenkomstig de Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst tussen de Commissie en de Verenigde Naties betreffende het beheer van financiële bijdragen van de Unie aan programma’s en projecten die onder toezicht van de Verenigde Naties staan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In overeenstemming met de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, die ten doel heeft de rol van de VN-Veiligheidsraad te bevorderen en zijn deskundigheid om het hoofd te bieden aan de uitdagingen inzake de verspreiding van die wapens te vergroten, verleent de Unie verder steun voor de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („UNSCR 1540 (2004)”) en Resolutie 1977 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

2.   De projecten ter ondersteuning van UNSCR 1540 (2004), die in overeenstemming zijn met maatregelen van de EU-strategie, omvatten subregionale workshops, landenbezoeken, bijeenkomsten, evenementen, opleidingen en publicrelationsacties.

3.   De projecten hebben ten doel:

de betrokken nationale en regionale inspanningen en vermogens op te voeren, hoofdzakelijk door capaciteitsopbouw en het faciliteren van bijstand;

bij te dragen tot de praktische uitvoering van specifieke aanbevelingen die zijn gedaan in de alomvattende toetsing van 2009 inzake de stand van uitvoering van UNSCR 1540 (2004), meer bepaald wat betreft technische bijstand, internationale samenwerking en bewustmaking van de bevolking;

op verzoek van de landen, nationale actieplannen tot stand brengen, ontwikkelen en uitvoeren.

4.   De bijlage bevat een nadere omschrijving van de projecten.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de hoge vertegenwoordiger”) draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten wordt toevertrouwd aan het VN-secretariaat (Bureau voor ontwapeningszaken) (hierna „VN-secretariaat (ODA)”). Het voert deze taak uit onder verantwoordelijkheid en toezicht van de hoge vertegenwoordiger.

3.   Daartoe treft de hoge vertegenwoordiger de nodige regelingen met het VN-secretariaat (ODA).

Artikel 3

1.   Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 750 000 EUR, te financieren uit de algemene begroting van de Europese Unie.

2.   Voor het beheer van de uitgaven die uit het in lid 1 bedoelde bedrag worden gefinancierd gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.

3.   De Commissie ziet erop toe dat de in lid 2 bedoelde uitgaven correct worden beheerd. Zij sluit daartoe een financieringsovereenkomst met het VN-secretariaat (ODA). In die financieringsovereenkomst wordt bepaald dat het VN-secretariaat (ODA) er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie streeft ernaar om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich daarbij mochten voordoen en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

De hoge vertegenwoordiger brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door het VN-secretariaat (ODA). Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie verstrekt informatie over de financiële aspecten van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt 24 maanden na de datum waarop de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst is gesloten, of drie maanden na de datum waarop dit besluit is vastgesteld, indien er binnen die termijn geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 165 van 17.6.2006, blz. 30.

(2)  PB L 127 van 15.5.2008, blz. 78.


BIJLAGE

1.   DOELSTELLINGEN

Dit besluit heeft algemeen ten doel de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) („UNSCR 1540 (2004)”) en Resolutie 1977 (2011) („UNSCR 1977 (2011)”) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te bevorderen binnen het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens. Daartoe wordt voorzien in specifieke maatregelen die er met name op gericht zijn de betrokken nationale en regionale inspanningen en vermogens op te voeren, hoofdzakelijk door capaciteitsopbouw en het faciliteren van bijstand, en bij te dragen tot de praktische uitvoering van specifieke aanbevelingen die zijn gedaan in de alomvattende toetsing van 2009 inzake de stand van uitvoering van UNSCR 1540 (2004), meer bepaald wat betreft technische bijstand, internationale samenwerking en bewustmaking van de bevolking.

2.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN

2.1.   Versterken van de vermogens voor nationale uitvoering en subregionale coördinatie

2.1.1.   Doelstelling van de maatregel

De landenspecifieke uitvoeringsactiviteiten ondersteunen, met inbegrip van het ontwikkelen van nationale actieplannen en het ontwikkelen van een duurzaam nationaal en subregionaal uitvoeringsproces;

De internationale samenwerking verbeteren, met een grotere rol voor het Comité 1540 bij de uitvoering van UNSCR 1540 (2004).

2.1.2.   Beschrijving van de maatregel

Facilitering door het ODA, in voorkomend geval in samenwerking met andere internationale, regionale en subregionale organisaties en entiteiten, van praktische maatregelen tot uitvoering van de belangrijkste eisen van UNSCR 1540 (2004) op nationaal niveau, in het bijzonder door steun te verlenen aan landenbezoeken of landenspecifieke activiteiten door het Comité 1540, met instemming van de betrokken landen. Het is de bedoeling vijf landenbezoeken (van telkens vier dagen) te ondersteunen. Afhankelijk van een specifiek land en van beslissingen van het Comité 1540, zullen landenbezoeken of landenspecifieke activiteiten het nationale uitvoeringsproces vooruithelpen door: a) mee te zorgen voor een grotere bewustmaking door middel van gerichte dialogen met de verschillende actoren die bij de nationale uitvoering van UNSCR 1540 (2004) betrokken zijn; b) de bij de uitvoering van die resolutie toegepaste nationale maatregelen en mechanismen te toetsen, de vinger te leggen op specifieke problemen waarmee de nationale instanties worden geconfronteerd en hiervoor eventuele oplossingen aan te reiken; en c) de voorbereiding van vrijwillige nationale actieplannen en andere maatregelen waartoe het bezochte land heeft besloten, te ondersteunen.

Organisatie door het ODA, in voorkomend geval in samenwerking met andere internationale, regionale en subregionale organisaties en entiteiten, van bijeenkomsten in specifieke subregio’s op basis van de resultaten van voorafgaande workshops voor vermogensopbouw in die subregio’s. Het is de bedoeling drie follow-upbijeenkomsten in de geselecteerde subregio’s (Afrika, de Perzische Golf en het Midden-Oosten, Zuidoost-Europa en Latijns-Amerika) te organiseren. Elke bijeenkomst zal worden toegesneden op de reële behoeften van de subregio en gericht zijn op gebieden waar wellicht praktische resultaten kunnen worden geboekt. De bijeenkomsten zullen worden belegd in samenhang met technische besprekingen op nationaal niveau, teneinde specifieke maatregelen na te gaan die de uitvoering van UNSCR 1540 (2004) vooruithelpen. De besprekingen op nationaal niveau zullen worden gevoerd in antwoord op uitnodigingen van geïnteresseerde lidstaten.

Het ODA zal UNSCR 1540 (2004)-activiteiten ontwikkelen in samenwerking met andere internationale organisaties en agentschappen, waaronder het OVSE, IAEA, OPCW, WGO, FAO en OIE, teneinde doeltreffende synergieën te verzekeren en dubbel werk te voorkomen.

In voorkomend geval zal worden gestreefd naar synergieën met de activiteiten van de regionale chemische, biologische, radiologische en nucleaire „kenniscentra” (CBRN), die momenteel in het kader van het stabiliteitsinstrument worden opgezet, alsook met andere door de EU-gesteunde programma’s op dit gebied.

2.1.3.   Resultaat van de maatregel

Betere uitvoering van UNSCR 1540 (2004) dankzij extra maatregelen die de landen moeten treffen met het oog op de volledige uitvoering ervan; ontwikkeling van doeltreffende en realistische nationale actieplannen of routekaarten voor de uitvoering van de belangrijkste eisen van die resolutie; betere regionaal gecoördineerde benaderingen voor de uitvoering van UNSCR 1540 (2004); en de totstandbrenging van doeltreffende partnerschappen tussen de deelnemende landen en de verleners van bijstand.

2.2.   Grotere vermogensopbouw met het oog op de totstandbrenging en handhaving van de fysieke beveiliging van gevoelige materialen voor tweeërlei gebruik en van de verantwoordingsplicht daarvoor

2.2.1.   Doelstelling van de maatregel

De vermogensopbouw op nationaal en regionaal niveau bevorderen en aldus de onverkorte uitvoering van UNSCR 1540 (2004) vooruithelpen door zich te richten op een van de belangrijkste gebieden van de resolutie, namelijk de fysieke beveiliging van „gerelateerde materialen” en de verantwoordingsplicht daarvoor. UNSCR 1540 (2004) bevat specifieke bepalingen (operationeel lid 3, onder a) en b)) die de lidstaten ertoe verplichten te voorzien in passende controles op materialen, uitrusting en technologie die kunnen worden gebruikt voor het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen of gebruiken van nucleaire, chemische of biologische wapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor. Daartoe moeten de landen a) passende doeltreffende maatregelen ontwikkelen en handhaven ter verantwoording en beveiliging van zulke goederen tijdens de productie, het gebruik, de opslag of het vervoer ervan; en b) passende doeltreffende fysieke-beveiligingsmaatregelen ontwikkelen en handhaven.

2.2.2.   Beschrijving van de maatregel

Organisatie door het ODA van twee subregionale workshops (Centraal-Amerika, Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika) over de fysieke beveiliging van „gerelateerde materialen” en de verantwoording daarvoor. Door te voorzien in het uitwisselen van ervaringen met nationale beleidsmaatregelen en -praktijk op het gebied van verantwoording, beveiliging en bescherming van relevante biologische, chemische en nucleaire materialen, zal de maatregel geïntegreerde nationale benaderingen op basis van goede praktijken en geleerde lessen in de hand werken.

Het belang van samenwerking en interactie met internationale organisaties zoals de IAEA, de OPCW, de WGO, de FAO, de OIE en de OVSE, naargelang het geval, zal eveneens worden benadrukt. Elke workshop zal worden georganiseerd in combinatie met relevante technische besprekingen met de deelnemende landen, met volledige inachtneming van de specifieke nationale context. Deze besprekingen op nationaal niveau zullen worden gevoerd in antwoord op uitnodigingen van geïnteresseerde lidstaten in de betrokken subregio’s.

In voorkomend geval zal worden gestreefd naar synergieën met de activiteiten van de regionale CBRN-kenniscentra, die momenteel in het kader van het stabiliteitsinstrument worden opgezet, alsook met andere door de EU-gesteunde programma’s op dit gebied.

2.2.3.   Resultaat van de maatregel

Verhoogde nationale inspanningen en vermogens voor het uitvoeren van passende controles op materialen, uitrusting en technologie die kunnen worden gebruikt voor het ontwerpen, ontwikkelen, vervaardigen of gebruiken van nucleaire, chemische of biologische wapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor; inventarisatie van effectieve en efficiënte praktijken voor de verantwoording, beveiliging en bescherming van „gerelateerde materialen”; betere beveiliging van relevante materialen op nationaal en regionaal niveau; meer regionale en internationale partnerschappen op de betrokken gebieden; en bijdrage aan de inspanningen om de CBRN-beveiliging op te voeren.

2.3.   Steun voor de praktische uitvoering van aanbevelingen die zijn gedaan in de alomvattende toetsing van 2009 van de stand van uitvoering van UNSCR 1540 (2004)

2.3.1.   Doelstelling van de maatregel

De praktische uitvoering van aanbevelingen die zijn gedaan in de alomvattende toetsing van 2009 ondersteunen.

De internationale samenwerking stimuleren en het publiek bewuster maken van het belang van de uitvoering van UNSCR 1540 (2004).

2.3.2.   Beschrijving van de maatregel

UNSCR 1977 (2011) en het slotdocument van de alomvattende toetsing van 2009 voorzien in een aantal specifieke activiteiten voor de uitvoering van de belangrijkste eisen van UNSCR 1540 (2004). De maatregel heeft betrekking op specifieke projecten ter ondersteuning van dergelijke activiteiten en omvat onder meer financiële steun aan bijeenkomsten/evenementen, opleidingen en publicrelationsacties. Onder voorbehoud, in voorkomend geval, van beslissingen en aanbevelingen van het Comité 1540, behelzen de projecten:

de organisatie door het ODA van evenementen waar aanbieders en vragers van bijstand elkaar vinden, en van bijeenkomsten van huidige of toekomstige partners (staten, internationale en regionale organisaties);

door het ODA georganiseerde bijeenkomsten ter ondersteuning van inspanningen om de samenwerking van het Comité 1540 met internationale non-proliferatiemechanismen en andere internationale en regionale organisaties op te voeren;

de organisatie of financiële ondersteuning door het ODA van een workshop met vertegenwoordigers van de civiele samenleving, de academische wereld en het bedrijfsleven;

de financiële ondersteuning door het ODA van de deelname van nationale functionarissen aan opleidingen en andere vermogensopbouwende activiteiten;

de financiële ondersteuning van een elektronisch logboek over vraagstukken in verband met de uitvoering van UNSCR 1540 (2004).

In voorkomend geval zal worden gestreefd naar synergieën met de activiteiten van de regionale CBRN-kenniscentra, die momenteel in het kader van het stabiliteitsinstrument worden opgezet, alsook met andere door de EU-gesteunde programma’s op dit gebied.

2.3.3.   Resultaat van de maatregel

Uitvoering van specifieke maatregelen die in het kader van de alomvattende toetsing van 2009 zijn overeengekomen; een groter scala aan middelen om technische bijstand te faciliteren; opleidingen aan nationale functionarissen over de uitvoering van UNSCR 1540 (2004); een grotere betrokkenheid van vertegenwoordigers van de civiele samenleving, de academische wereld en het bedrijfsleven bij internationale, regionale en nationale inspanningen om UNSCR 1540 (2004) uit te voeren; een grotere publieke bewustwording van het belang van de onverkorte uitvoering van UNSCR 1540 (2004).

3.   BIJ DE MAATREGELEN BETROKKEN PARTNERS

VN-Veiligheidsraad en het Comité 1540;

deelnemende regeringen uit de betrokken subregio’s;

regeringen en organisaties die bijstand aanbieden;

de Verenigde Naties en relevante internationale, regionale en subregionale organisaties;

niet-gouvernementele organisaties en maatschappelijke organisaties.

4.   BEGUNSTIGDEN VAN DE MAATREGEL

Lidstaten, overheidsfunctionarissen;

het Comité 1540 en andere VN-instanties;

internationale, regionale en subregionale organisaties;

regeringen en organisaties die in het kader van UNSCR 1540 (2004) technische bijstand verstrekken en ontvangen;

het maatschappelijk middenveld, de academische wereld en relevante bedrijfstakken.

5.   LOCATIES

Het ODA zal mogelijke locaties voor de bijeenkomsten, workshops en andere evenementen selecteren. Bij de keuze van de locaties wordt onder meer rekening gehouden met de bereidheid en het engagement van een betrokken staat in een bepaalde regio om als gastheer te fungeren. Specifieke locaties voor landenbezoeken of landenspecifieke activiteiten zullen afhangen van uitnodigingen van geïnteresseerde lidstaten en in voorkomend geval van beslissingen van het Comité 1540.

6.   LOOPTIJD

De totale geraamde looptijd van het project bedraagt 24 maanden.


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/45


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 juli 2013

houdende vaststelling van de datum van inwerkingtreding van Besluit 2008/633/JBZ over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten

(2013/392/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (1), en met name artikel 18, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens Besluit 2008/633/JBZ is het besluit van toepassing vanaf de datum die door de Raad wordt bepaald zodra de Commissie aan de Raad heeft meegedeeld dat Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (2) in werking is getreden en volledig van toepassing is.

(2)

Bij brief van 2 juli 2013 heeft de Commissie aan de Raad meegedeeld dat Verordening (EG) nr. 767/2008 in werking is getreden en met ingang van 27 september 2011 volledig van toepassing is.

(3)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (3), die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (4).

(4)

Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (6).

(5)

Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen binnen het gebied bedoeld in artikel 1, punt H, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (8).

(6)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld of het dit besluit in nationale wetgeving zal omzetten.

(7)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (9). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(8)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (10); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(9)

Dit besluit is niet van invloed op de lidstaten te welker aanzien Verordening (EG) nr. 767/2008 nog niet in werking is getreden. In het bijzonder is het niet van invloed op de toepassing van artikel 6 van Besluit 2008/633/JBZ ten aanzien van die lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2008/633/JBZ is van toepassing met ingang van 1 september 2013.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129.

(2)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

(3)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(4)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(5)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(6)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.

(7)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(8)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.

(9)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(10)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/47


BESLUIT 2013/393/GBVB VAN DE RAAD

van 22 juli 2013

houdende wijziging van Besluit 2013/382/GBVB tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 maart 2010 heeft de Raad Besluit 2010/168/GBVB (1) vastgesteld, waarbij de heer Vygaudas UŠACKAS werd benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Afghanistan.

(2)

De Raad heeft op 15 juli 2013 Besluit 2013/382/GBVB (2) houdende verlenging van het mandaat van de SVEU tot en met 30 juni 2014 vastgesteld.

(3)

Derhalve moet voor de periode van 1 september 2013 tot en met 30 juni 2014 een nieuwe SVEU in Afghanistan worden benoemd.

(4)

Besluit 2013/382/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Besluit 2013/382/GBVB wordt vervangen door:

„Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

1.   Het mandaat van de heer Vygaudas UŠACKAS als SVEU in Afghanistan wordt verlengd tot en met 31 augustus 2013.

2.   De heer Franz-Michael SKJOLD MELLBIN wordt benoemd tot SVEU in Afghanistan voor de periode van 1 september 2013 tot en met 30 juni 2014.

3.   Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd, indien de Raad daartoe besluit op een voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 75 van 23.3.2010, blz. 22.

(2)  PB L 193 van 16.7.2013, blz. 22.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/48


BESLUIT Nr. 1/2013 VAN HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND

van 12 juni 2013

tot vervanging van bijlage A bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek

(2013/394/EU)

HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek (1), hierna „de overeenkomst” genoemd, en met name artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overeenkomst is op 1 januari 2007 in werking getreden en bevat bijlage A betreffende wetgeving op het gebied van statistiek.

(2)

Er is nieuwe wetgeving op het gebied van statistiek vastgesteld en hiernaar moet worden verwezen in bijlage A. Bijlage A moet dan ook worden gewijzigd,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage A bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Genève, 12 juni 2013.

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van de EU-delegatie

W. RADERMACHER

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

F. BAUMGARTNER


(1)  PB L 90 van 28.3.2006, blz. 2.


BIJLAGE

„BIJLAGE A

WETGEVING OP HET GEBIED VAN STATISTIEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

SECTORALE AANPASSING

1.

Krachtens het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden, treedt de Europese Unie in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolger is.

2.

De tem „lidstaat” of „lidstaten” in de in deze bijlage genoemde besluiten wordt geacht om, naast de betekenis in de desbetreffende besluiten van de Europese Unie, ook Zwitserland te omvatten.

3.

Het in artikel 3, lid 2, van deze overeenkomst genoemde Comité statistisch programma is vervangen door het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité) dat is opgericht bij artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (1).

4.

Het in artikel 5, leden 1 en 2, en artikel 8, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde communautair statistisch programma is vervangen door het Europees statistisch programma waarin wordt voorzien in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 223/2009.

5.

Het Gemengd Comité wijst erop dat in artikel 5, lid 3, van deze overeenkomst bedoelde voorschriften betreffende de behandeling van de statistieken uit Zwitserland zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 223/2009, onverminderd de meer specifieke voorschriften waarnaar in deze bijlage wordt verwezen.

6.

Verwijzingen naar de „Nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen (NACE Rev. 1)” worden, tenzij anders bepaald, gelezen als verwijzingen naar de „Nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen (NACE Rev. 2)”, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (2). De codenummers waarnaar wordt verwezen, worden gelezen als de overeenkomstige omgezette codenummers in NACE Rev. 2.

7.

Bepalingen waarin is vastgelegd voor wiens rekening de kosten van uitvoering van enquêtes en dergelijke komen, zijn voor deze overeenkomst niet van toepassing.

BESLUITEN

ONDERNEMINGENSTATISTIEK

32008 R 0295: Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 13), gewijzigd bij:

32009 R 0251: Verordening (EG) nr. 251/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 (PB L 86 van 31.3.2009, blz. 170).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde regionale uitsplitsing van de gegevens;

b)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens op viercijferniveau van de NACE Rev. 2;

c)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van de in de verordening verlangde gegevens voor eenheden van economische activiteit;

d)

voor de volgende variabelen van bijlage IX 11910, 11930, 16910, 16911, 16930 en 16931, levert Zwitserland gegevens met referentiejaar 2011;

e)

in bijlage VII wordt Zwitserland vrijgesteld van het verschaffen van de gegevens „Geografische verdeling” van de reeks 7E.

32009 R 0250: Verordening (EG) nr. 250/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat de definities van kenmerken, het technische formaat voor de indiening van gegevens, de vereisten inzake dubbele verslaglegging volgens NACE Rev. 1.1 en NACE Rev. 2 en de afwijkingen voor de structurele bedrijfsstatistieken betreft (PB L 86 van 31.3.2009, blz. 1).

32009 R 0251: Verordening (EG) nr. 251/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken en de aanpassingen die nodig zijn na de herziening van de statistische classificatie van producten, gekoppeld aan de economische activiteiten (CPA) (PB L 86 van 31.3.2009, blz. 170).

32010 R 0275: Verordening (EU) nr. 275/2010 van de Commissie van 30 maart 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad, wat de criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van structurele bedrijfsstatistieken betreft (PB L 86 van 1.4.2010, blz. 1).

31998 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 1158: Verordening (EG) nr. 1158/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 1),

32006 R 1503: Verordening (EG) nr. 1503/2006 van 28 september 2006 (PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15), gewijzigd bij:

32008 R 1178: Verordening (EG) nr. 1178/2008 van de Commissie van 28 november 2008 (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 16),

32009 R 0329: Verordening (EG) nr. 329/2009 van de Commissie van 22 april 2009 (PB L 103 van 23.4.2009, blz. 3),

32012 R 0461: Verordening (EU) nr. 461/2012 van de Commissie van 31 mei 2012 (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 26).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens op viercijferniveau van de NACE Rev. 2;

b)

Zwitserland is tot 2015 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor de variabelen 220 en 230.

32001 R 0586: Verordening (EG) nr. 586/2001 van de Commissie van 26 maart 2001 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van belangrijke industriegroepen (BIG’s) betreft (PB L 86 van 27.3.2001, blz. 11), gewijzigd bij:

32007 R 0656: Verordening (EG) nr. 656/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 3).

32006 R 1503: Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie van 28 september 2006 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van variabelen, de lijst van variabelen en de frequentie van de samenstelling van de gegevens betreft (PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15), gewijzigd bij:

32008 R 1178: Verordening (EG) nr. 1178/2008 van de Commissie van 28 november 2008 (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 16),

32012 R 0461: Verordening (EU) nr. 461/2012 van de Commissie van 31 mei 2012 (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 26).

32008 R 0472: Verordening (EG) nr. 472/2008 van de Commissie van 29 mei 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat betreft het eerste basisjaar voor tijdreeksen volgens de NACE Rev. 2, en, voor tijdreeksen tot 2009 die overeenkomstig de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend, de mate van gedetailleerdheid, de vorm, de eerste referentieperiode en de referentieperiode (PB L 140 van 30.5.2008, blz. 5).

32009 R 0596: Verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft — Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing — Deel vier (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 14).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot 2015 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor de variabelen 220 en 230.

32008 R 0177: Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad (PB L 61 van 5.3.2008, blz. 6).

32009 R 0192: Verordening (EG) nr. 192/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten betreft (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 14).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot eind 2013 vrijgesteld van het verschaffen van individuele omzetgegevens voor de ondernemingen zoals omschreven in individuele omzetgegevens van bijlage A.

32010 R 1097: Verordening (EU) nr. 1097/2010 van de Commissie van 26 november 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de centrale banken betreft (PB L 312 van 27.11.2010, blz. 1).

32009 D 0252: Beschikking 2009/252/EG van de Commissie van 11 maart 2009 betreffende afwijkingen van bepaalde bepalingen van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (PB L 75 van 21.3.2009, blz. 11).

VERVOERS- EN TOERISMESTATISTIEK

32012 R 0070: Verordening (EU) nr. 70/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2012 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 32 van 3.2.2012, blz. 1).

32001 R 2163: Verordening (EG) nr. 2163/2001 van de Commissie van 7 november 2001 betreffende de technische aspecten van de toezending van gegevens voor de statistiek van het goederenvervoer over de weg (PB L 291 van 8.11.2001, blz. 13), gewijzigd bij:

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32003 R 0006: Verordening (EG) nr. 6/2003 van de Commissie van 30 december 2002 betreffende de verspreiding van statistieken inzake het goederenvervoer over de weg (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 45), gewijzigd bij:

32010 R 0202: Verordening (EU) nr. 202/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 (PB L 61 van 11.3.2010, blz. 24).

32004 R 0642: Verordening (EG) nr. 642/2004 van de Commissie van 6 april 2004 inzake de nauwkeurigheidseisen voor de gegevens die ingevolge Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg worden verzameld (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 26).

32007 R 0833: Verordening (EG) nr. 833/2007 van de Commissie van 16 juli 2007 tot beëindiging van de overgangsperiode zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 185 van 17.7.2007, blz. 9).

31993 D 0704: Beschikking 93/704/EG van de Raad van 30 november 1993 betreffende de oprichting van een communautaire gegevensbank inzake ongevallen in het wegverkeer (PB L 329 van 30.12.1993, blz. 63).

32003 R 0091: Verordening (EG) nr. 91/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de statistieken van het spoorvervoer (PB L 14 van 21.1.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32003 R 1192: Verordening (EG) nr. 1192/2003 van de Commissie van 3 juli 2003 (PB L 167 van 4.7.2003, blz. 13),

32007 R 1304: Verordening (EG) nr. 1304/2007 van de Commissie van 7 november 2007 (PB L 290 van 8.11.2007, blz. 14).

32007 R 0332: Verordening (EG) nr. 332/2007 van de Commissie van 27 maart 2007 betreffende de technische regelingen voor de indiening van statistieken over het spoorvervoer (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 16).

32003 R 0437: Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht (PB L 66 van 11.3.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32003 R 1358: Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 (PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9),

32005 R 0546: Verordening (EG) nr. 546/2005 van de Commissie van 8 april 2005 (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 5).

32003 R 1358: Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij (PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9), gewijzigd bij:

32005 R 0546: Verordening (EG) nr. 546/2005 van de Commissie van 8 april 2005 (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 5),

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1),

32007 R 0158: Verordening (EG) nr. 158/2007 van de Commissie van 16 februari 2007 (PB L 49 van 17.2.2007, blz. 9).

32011 R 0692: Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 betreffende Europese statistieken over toerisme en tot intrekking van Richtlijn 95/57/EG van de Raad (PB L 192 van 22.7.2011, blz. 17).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland verstrekt de in bijlage I, delen 1 en 2, rubriek A, opgenomen gegevens betreffende de aard van het logies NACE 55.2 vanaf 2016 (referentiejaar);

b)

Zwitserland verstrekt de in bijlage I, deel 2, rubriek B, opgenomen gegevens met betrekking tot de aard van het logies NACE 55.2 voor alle referentieperiodes binnen vier maanden na afloop van het referentiejaar vanaf 2016 (referentiejaar);

c)

Zwitserland verstrekt de in bijlage I, deel 2, rubriek B, opgenomen gegevens met betrekking tot de aard van het logies NACE 55.3 voor alle referentieperiodes binnen vier maanden na afloop van het referentiejaar;

d)

Zwitserland verstrekt de in bijlage II opgenomen gegevens binnen twaalf maanden na afloop van de referentieperiode, samen met een verslag over de kwaliteit van de gegevens.

32011 R 1051: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1051/2011 van de Commissie van 20 oktober 2011 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese statistieken over toerisme, wat de opzet van de kwaliteitsverslagen en de indiening van de resultaten betreft (PB L 276 van 21.10.2011, blz. 13).

STATISTIEK VAN DE BUITENLANDSE HANDEL

32006 R 1833: Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie van 13 december 2006 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de lidstaten (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

32009 R 0471: Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Alle verwijzingen naar de gecentraliseerde douaneafhandeling zijn irrelevant;

b)

Artikel 2 — Definities: het statistisch registratiegebied omvat het douanegebied met uitzondering van de douane-entrepots en de belastingvrije entrepots.

Zwitserland is niet verplicht statistieken voor het handelsverkeer tussen Zwitserland en Liechtenstein op te stellen;

c)

Artikel 5, lid 1 — Statistische gegevens: de in artikel 5, lid 1, onder e), bedoelde statistische gegevens worden voor het eerst verzameld per 1 januari 2016.

Artikel 5, lid 1, onder f) en k), is niet van toepassing.

De in artikel 5, lid 1, onder h), bedoelde uitsplitsing vindt ten minste op zescijferniveau plaats.

Artikel 5, lid 1, onder m), ii) en iii), is niet van toepassing op Zwitserland;

d)

Artikel 6 — Opstelling van statistieken van de buitenlandse handel: artikel 6 is niet van toepassing op statistische gegevens waarvoor Zwitserland van verzameling is vrijgesteld op grond van artikel 5 van de verordening;

e)

Artikel 7 — Uitwisseling van gegevens: artikel 7, lid 2, is niet van toepassing.

32010 R 0092: Verordening (EU) nr. 92/2010 van de Commissie van 2 februari 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de uitwisseling van gegevens tussen douaneautoriteiten en de nationale statistische diensten, de opstelling van statistieken en de kwaliteitscontrole betreft (PB L 31 van 3.2.2010, blz. 4).

32010 R 0113: Verordening (EU) nr. 113/2010 van de Commissie van 9 februari 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de dekking, de definitie van de gegevens, de opstelling van handelsstatistieken naar bedrijfskenmerken en factuurvaluta, en de specifieke goederen of bewegingen betreft (PB L 37 van 10.2.2010, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

aan artikel 4, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor Zwitserland wordt de douanewaarde gedefinieerd overeenkomstig de nationale regels.”;

b)

aan artikel 7, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor Zwitserland is het „land van oorsprong” het land waar de goederen hun oorsprong hebben in de zin van de respectieve nationale oorsprongsregels.”;

c)

de verwijzing in artikel 15, lid 4, naar Verordening (EEG) nr. 2454/93 is niet van toepassing.

STATISTISCHE BEGINSELEN, STATISTISCHE GEHEIMHOUDING

32008 D 0234: Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van een Europees Raadgevend Comité voor de statistiek en tot intrekking van Besluit 91/116/EEG van de Raad (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 13).

32008 D 0235: Besluit nr. 235/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot instelling van de Europese Adviescommissie voor statistische governance (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 17).

32009 R 0223: Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

32002 R 0831: Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie van 17 mei 2002 tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden (PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7), gewijzigd bij:

32006 R 1104: Verordening (EG) nr. 1104/2006 van de Commissie van 18 juli 2006 (PB L 197 van 19.7.2006, blz. 3),

32007 R 1000: Verordening (EG) nr. 1000/2007 van de Commissie van 29 augustus 2007 (PB L 226 van 30.8.2007, blz. 7),

32008 R 0606: Verordening (EG) nr. 606/2008 van de Commissie van 26 juni 2008 (PB L 166 van 27.6.2008, blz. 16),

32010 R 0520: Verordening (EU) nr. 520/2010 van de Commissie van 16 juni 2010 (PB L 151 van 17.6.2010, blz. 14).

32004 D 0452: Beschikking 2004/452/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot vaststelling van een lijst van organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens (PB L 156 van 30.4.2004, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 D 0412: Beschikking 2005/412/EG van de Commissie van 25 mei 2005 (PB L 140 van 3.6.2005, blz. 11),

32005 D 0746: Beschikking 2005/746/EG van de Commissie van 20 oktober 2005 (PB L 280 van 25.10.2005, blz. 16),

32006 D 0429: Beschikking 2006/429/EG van de Commissie van 22 juni 2006 (PB L 172 van 24.6.2006, blz. 17),

32006 D 0699: Beschikking 2006/699/EG van de Commissie van 17 oktober 2006 (PB L 287 van 18.10.2006, blz. 36),

32007 D 0081: Beschikking 2007/81/EG van de Commissie van 2 februari 2007 (PB L 28 van 3.2.2007, blz. 23),

32007 D 0229: Beschikking 2007/229/EG van de Commissie van 11 april 2007 (PB L 99 van 14.4.2007, blz. 11),

32007 D 0439: Beschikking 2007/439/EG van de Commissie van 25 juni 2007 (PB L 164 van 26.6.2007, blz. 30),

32007 D 0678: Beschikking 2007/678/EG van de Commissie van 16 oktober 2007 (PB L 280 van 24.10.2007, blz. 22),

32008 D 0052: Beschikking 2008/52/EG van de Commissie van 20 december 2007 (PB L 13 van 16.1.2008, blz. 29),

32008 D 0291: Beschikking 2008/291/EG van de Commissie van 18 maart 2008 (PB L 98 van 10.4.2008, blz. 11),

32008 D 0595: Beschikking 2008/595/EG van de Commissie van 25 juni 2008 (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 60),

32008 D 0876: Beschikking 2008/876/EG van de Commissie van 6 november 2008 (PB L 310 van 21.11.2008, blz. 28),

32009 D 0411: Beschikking 2009/411/EG van de Commissie van 25 mei 2009 (PB L 132 van 29.5.2009, blz. 16),

32010 D 0373: Besluit 2010/373/EU van de Commissie van 1 juli 2010 (PB L 169 van 3.7.2010, blz. 19),

32011 D 0511: Besluit 2011/511/EU van de Commissie van 17 augustus 2011 (PB L 214 van 19.8.2011, blz. 19),

32012 D 0200: Besluit 2012/200/EU van de Commissie van 18 april 2012 (PB L 108 van 20.4.2012, blz. 37).

Besluiten waarvan de overeenkomstsluitende partijen nota dienen te nemen

De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de volgende aanbevelingen, die niet verbindend zijn:

52005 PC 0217: Aanbeveling van de Commissie (COM(2005) 217) van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (PB C 172 van 12.7.2005, blz. 22).

32009 H 0498: Aanbeveling 2009/498/EG van de Commissie van 23 juni 2009 betreffende referentiemetagegevens voor het Europees statistisch systeem (PB L 168 van 30.6.2009, blz. 50).

SOCIALE EN BEVOLKINGSSTATISTIEK

31998 R 0577: Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3), gewijzigd bij:

32002 R 1991: Verordening (EG) nr. 1991/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 8 oktober 2002 (PB L 308 van 9.11.2002, blz. 1),

32002 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/2002 van de Commissie van 28 november 2002 (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 14),

32003 R 2257: Verordening (EG) nr. 2257/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2003 (PB L 336 van 23.12.2003, blz. 6),

32007 R 1372: Verordening (EG) nr. 1372/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 42).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Voor Zwitserland is de steekproefeenheid ongeacht de bepalingen van artikel 2, lid 4, het individu en kan de informatie voor de andere leden van het huishouden ten minste de in artikel 4, lid 1, genoemde kenmerken omvatten.

32000 R 1575: Verordening (EG) nr. 1575/2000 van de Commissie van 19 juli 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de te gebruiken codering voor de overbrenging van de gegevens vanaf het jaar 2001 betreft (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 16).

32000 R 1897: Verordening (EG) nr. 1897/2000 van de Commissie van 7 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de operationele definitie van werkloosheid betreft (PB L 228 van 8.9.2000, blz. 18).

32002 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/2002 van de Commissie van 28 november 2002 tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, alsmede van Verordening (EG) nr. 1575/2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad, wat de lijst van variabelen voor onderwijs en opleiding en de vanaf 2003 voor de indiening van gegevens te gebruiken codering van deze variabelen betreft (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 14).

32003 R 0246: Verordening (EG) nr. 246/2003 van de Commissie van 10 februari 2003 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2004-2006 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 34 van 11.2.2003, blz. 3).

32005 R 0384: Verordening (EG) nr. 384/2005 van de Commissie van 7 maart 2005 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2007-2009 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 61 van 8.3.2005, blz. 23).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Ongeacht artikel 1 is Zwitserland vrijgesteld van de uitvoering van de speciale module 2007.

32007 R 0102: Verordening (EG) nr. 102/2007 van de Commissie van 2 februari 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad, van de kenmerken van de speciale module 2008 over de arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 430/2005 (PB L 28 van 3.2.2007, blz. 3), gewijzigd bij:

32008 R 0391: Verordening (EG) nr. 391/2008 van de Commissie van 30 april 2008 (PB L 117 van 1.5.2008, blz. 15).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Ongeacht artikel 2 is Zwitserland vrijgesteld van de indiening van de variabelen in de kolommen 211, 212 en 215 van de bijlage.

32008 R 0207: Verordening (EG) nr. 207/2008 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van de specificaties voor de speciale module 2009 over de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 62 van 6.3.2008, blz. 4).

32008 R 0365: Verordening (EG) nr. 365/2008 van de Commissie van 23 april 2008 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2010-2012 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 112 van 24.4.2008, blz. 22).

32008 R 0377: Verordening (EG) nr. 377/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de indiening van de gegevens vanaf 2009, het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen en de vaststelling van de referentiekwartalen betreft (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 57), gewijzigd bij:

32009 R 1022: Verordening (EG) nr. 1022/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 (PB L 283 van 30.10.2009, blz. 3).

32009 R 0020: Verordening (EG) nr. 20/2009 van de Commissie van 13 januari 2009 tot vaststelling van de specificaties voor de speciale module 2010 over de combinatie van werk en gezin, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 7).

32010 R 0220: Verordening (EG) nr. 220/2010 van de Commissie van 16 maart 2010 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2013-2015 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 67 van 17.3.2010, blz. 1).

32010 R 0317: Verordening (EU) nr. 317/2010 van de Commissie van 16 april 2010 tot vaststelling van de kenmerken voor de speciale module 2011 over de arbeidsparticipatie van mensen met een handicap, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 97 van 17.4.2010, blz. 3).

32011 R 0249: Verordening (EU) nr. 249/2011 van de Commissie van 14 maart 2011 tot vaststelling van de kenmerken van de speciale module 2012 over de overgang van werk naar pensionering ingevolge Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 67 van 15.3.2011, blz. 18).

31999 R 0530: Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten (PB L 63 van 12.3.1999, blz. 6), gewijzigd bij:

31999 R 1726: Verordening (EG) nr. 1726/1999 van de Commissie van 27 juli 1999 (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 28), gewijzigd bij:

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32005 R 1737: Verordening (EG) nr. 1737/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 11),

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

wat de statistieken van de structuur en de spreiding van de lonen betreft, verzamelt Zwitserland de in artikel 6, lid 2, van deze verordening verlangde gegevens voor het eerst in 2010;

b)

wat de statistieken van het peil en de samenstelling van de loonkosten betreft, verzamelt Zwitserland de in artikel 6, lid 1, van deze verordening verlangde gegevens in 2008 voor slechts enkele variabelen, en voor het eerst in 2012 voor alle variabelen;

c)

voor het jaar 2008 mag Zwitserland:

de in artikel 6, lid 1, onder a), verlangde gegevens verstrekken op basis van ondernemingen (in plaats van plaatselijke eenheden) op nationaal niveau, overeenkomstig de NACE Rev. 1.1 op het niveau van secties en sectieaggregaten en zonder uitsplitsing naar grootte van de onderneming,

de resultaten indienen binnen een periode van 24 maanden na het einde van het referentiejaar (in plaats van 18 maanden zoals bepaald in artikel 9).

32000 R 1916: Verordening (EG) nr. 1916/2000 van de Commissie van 8 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten, wat de definitie en de indiening van gegevens over de loonstructuur betreft (PB L 229 van 9.9.2000, blz. 3), gewijzigd bij:

32005 R 1738: Verordening (EG) nr. 1738/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 32), gewijzigd bij:

32009 R 1022: Verordening (EG) nr. 1022/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 (PB L 283 van 30.10.2009, blz. 3),

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32006 R 0698: Verordening (EG) nr. 698/2006 van de Commissie van 5 mei 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad, wat de kwaliteitsbeoordeling van de structuurstatistieken van de loonkosten en lonen betreft (PB L 121 van 6.5.2006, blz. 30), gewijzigd bij:

32009 R 1022: Verordening (EG) nr. 1022/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 (PB L 283 van 30.10.2009, blz. 3).

32003 R 0450: Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland stelt de kwartaalloonkostenindex op en dient deze in vanaf het eerste kwartaal van 2015 (referentieperiode).

32003 R 1216: Verordening (EG) nr. 1216/2003 van de Commissie van 7 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex (PB L 169 van 8.7.2003, blz. 37), gewijzigd bij:

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32003 R 1177: Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 1553: Verordening (EG) nr. 1553/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 6).

32003 R 1980: Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de definities en bijgewerkte definities betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32006 R 0676: Verordening (EG) nr. 676/2006 van de Commissie van 2 mei 2006 (PB L 118 van 3.5.2006, blz. 3).

32003 R 1981: Verordening (EG) nr. 1981/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat het veldwerk en de imputatieprocedures betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 23).

32003 R 1982: Verordening (EG) nr. 1982/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de voorschriften voor de steekproeftrekking en de opsporing betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 29).

32003 R 1983: Verordening (EG) nr. 1983/2003 van de Commissie van 7 november 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van primaire doelvariabelen betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 34), gewijzigd bij:

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32004 R 0028: Verordening (EG) nr. 28/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de gedetailleerde inhoud van het tussentijdse en het eindverslag over de kwaliteit betreft (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 42).

32006 R 0315: Verordening (EG) nr. 315/2006 van de Commissie van 22 februari 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) met betrekking tot de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende huisvestingsomstandigheden (PB L 52 van 23.2.2006, blz. 16).

32007 R 0215: Verordening (EG) nr. 215/2007 van de Commissie van 28 februari 2007 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting betreft (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 8).

32008 R 0362: Verordening (EG) nr. 362/2008 van de Raad van 14 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2009 betreffende materiële deprivatie betreft (PB L 112 van 24.4.2008, blz. 1).

32009 R 0646: Verordening (EG) nr. 646/2009 van de Commissie van 23 juli 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) met betrekking tot de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2010 betreffende het gedeelde gebruik van middelen binnen het huishouden (PB L 192 van 24.7.2009, blz. 3).

32010 R 0481: Verordening (EU) nr. 481/2010 van de Commissie van 1 juni 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2011 betreffende de intergenerationele overdracht van achterstand betreft (PB L 135 van 2.6.2010, blz. 38).

32010 R 1157: Verordening (EU) nr. 1157/2010 van de Commissie van 9 december 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2012 betreffende huisvestingsomstandigheden betreft (PB L 326 van 10.12.2010, blz. 3).

32012 R 0062: Verordening (EU) nr. 62/2012 van de Commissie van 24 januari 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst voor 2013 van secundaire doelvariabelen betreffende welzijn betreft (PB L 22 van 25.1.2012, blz. 9).

32007 R 0862: Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).

32010 R 0216: Verordening (EU) nr. 216/2010 van de Commissie van 15 maart 2010 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming, wat de definitie van de categorieën redenen voor verlening van verblijfsvergunningen betreft (PB L 66 van 16.3.2010, blz. 1).

32010 R 0351: Verordening (EU) nr. 351/2010 van de Commissie van 23 april 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming, wat de definitie van de categorieën groepen naar geboorteland, naar land van vorige of volgende gewone verblijfplaats en naar staatsburgerschap betreft (PB L 104 van 24.4.2010, blz. 37).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Voor de gegevens 1.2 (Groepen naar geboorteland), 1.3 (Groepen naar land van vorige gewone verblijfplaats) en 1.4 (Groepen naar land van volgende gewone verblijfplaats) in de bijlage is het eerste op Zwitserland toepasselijke referentiejaar 2011.

32008 R 0453: Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 234).

32008 R 1062: Verordening (EG) nr. 1062/2008 van de Commissie van 28 oktober 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap, wat de correctieprocedures voor seizoensinvloeden en de kwaliteitsverslagen betreft (PB L 285 van 29.10.2008, blz. 3).

32009 R 0019: Verordening (EG) nr. 19/2009 van de Commissie van 13 januari 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap, wat de definitie van een vacature, de peildata voor de gegevensverzameling, de specificaties voor de indiening van de gegevens en haalbaarheidsstudies betreft (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 3).

Besluiten waarvan de overeenkomstsluitende partijen nota dienen te nemen

De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de volgende aanbevelingen, die niet verbindend zijn:

32009 H 0824: Aanbeveling 2009/824/EG van de Commissie van 29 oktober 2009 betreffende het gebruik van de International Standard Classification of Occupations (ISCO-08) (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 31).

ECONOMISCHE STATISTIEK

31995 R 2494: Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1).

Voor Zwitserland is de verordening van toepassing op de harmonisatie van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor internationale vergelijkingen.

Zij is daarentegen niet relevant voor zover het uitdrukkelijk gaat om de berekening van geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen in het kader van de Economische en Monetaire Unie.

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

artikel 2, onder c), en de verwijzingen naar het MUICP in artikel 8, lid 1, en artikel 11 zijn niet van toepassing;

b)

artikel 5, lid 1, onder a), is niet van toepassing;

c)

artikel 5, lid 2, is niet van toepassing;

d)

de in artikel 5, lid 3, genoemde raadpleging van het EMI is niet van toepassing.

31996 R 1749: Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie van 9 september 1996 inzake initiële maatregelen tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 229 van 10.9.1996, blz. 3), gewijzigd bij:

31998 R 1687: Verordening (EG) nr. 1687/98 van de Raad van 20 juli 1998 (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 12),

31998 R 1688: Verordening (EG) nr. 1688/98 van de Raad van 20 juli 1998 (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 23),

32007 R 1334: Verordening (EG) nr. 1334/2007 van de Commissie van 14 november 2007 (PB L 296 van 15.11.2007, blz. 22).

31996 R 2214: Verordening (EG) nr. 2214/96 van de Commissie van 20 november 1996 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen: indiening en verspreiding van subindexcijfers van het GICP (PB L 296 van 21.11.1996, blz. 8), gewijzigd bij:

31999 R 1617: Verordening (EG) nr. 1617/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 9),

31999 R 1749: Verordening (EG) nr. 1749/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 (PB L 214 van 13.8.1999, blz. 1),

32001 R 1920: Verordening (EG) nr. 1920/2001 van de Commissie van 28 september 2001 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 46),

32005 R 1708: Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).

31998 R 2646: Verordening (EG) nr. 2646/98 van de Commissie van 9 december 1998 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van tarieven in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 335 van 10.12.1998, blz. 30).

31999 R 1617: Verordening (EG) nr. 1617/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van verzekeringen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 9).

31999 R 2166: Verordening (EG) nr. 2166/1999 van de Raad van 8 oktober 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 voor wat betreft de minimumnormen voor de behandeling van tot de sectoren gezondheid, onderwijs en sociale bescherming behorende producten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (PB L 266 van 14.10.1999, blz. 1).

32000 R 2601: Verordening (EG) nr. 2601/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat het moment van registratie van aankoopprijzen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 14).

32000 R 2602: Verordening (EG) nr. 2602/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van kortingen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 16), gewijzigd bij:

32001 R 1921: Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49).

32001 R 1920: Verordening (EG) nr. 1920/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van in een percentage van de transactiewaarde uitgedrukte kosten van diensten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 46).

32001 R 1921: Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor herzieningen van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2602/2000 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49).

32005 R 1708: Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat de gemeenschappelijke referentieperiode voor het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).

32006 R 0701: Verordening (EG) nr. 701/2006 van de Raad van 25 april 2006 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95, wat de dekking in de tijd van de verzameling van prijzen in het kader van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 3).

32009 R 0330: Verordening (EG) nr. 330/2009 van de Commissie van 22 april 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat minimumnormen voor de behandeling van seizoensgebonden producten in de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP’s) betreft (PB L 103 van 23.4.2009, blz. 6).

32010 R 1114: Verordening (EU) nr. 1114/2010 van de Commissie van 1 december 2010 houdende vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad met betrekking tot minimumnormen voor de kwaliteit van GICP-wegingen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2454/97 van de Commissie (PB L 316 van 2.12.2010, blz. 4).

32007 R 1445: Verordening (EG) nr. 1445/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de levering van basisgegevens over koopkrachtpariteiten en voor de berekening en verspreiding van deze pariteiten (PB L 336 van 20.12.2007, blz. 1).

32011 R 0193: Verordening (EU) nr. 193/2011 van de Commissie van 28 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1445/2007 van het Europees Parlement en de Raad, wat het kwaliteitscontrolesysteem voor koopkrachtpariteiten betreft (PB L 56 van 1.3.2011, blz. 1).

31996 R 2223: Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1), gewijzigd bij:

31998 R 0448: Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad van 16 februari 1998 (PB L 58 van 27.2.1998, blz. 1),

32000 R 1500: Verordening (EG) nr. 1500/2000 van de Commissie van 10 juli 2000 (PB L 172 van 12.7.2000, blz. 3),

32000 R 2516: Verordening (EG) nr. 2516/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 1),

32001 R 0995: Verordening (EG) nr. 995/2001 van de Commissie van 22 mei 2001 (PB L 139 van 23.5.2001, blz. 3),

32001 R 2558: Verordening (EG) nr. 2558/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 1),

32002 R 0113: Verordening (EG) nr. 113/2002 van de Commissie van 23 januari 2002 (PB L 21 van 24.1.2002, blz. 3),

32002 R 1889: Verordening (EG) nr. 1889/2002 van de Commissie van 23 oktober 2002 (PB L 286 van 24.10.2002, blz. 1),

32003 R 1267: Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1),

32007 R 1392: Verordening (EG) nr. 1392/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 1),

32009 R 0400: Verordening (EG) nr. 400/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 11),

32010 R 0715: Verordening (EG) nr. 715/2010 van de Commissie van 10 augustus 2010 (PB L 210 van 11.8.2010, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland mag de gegevens opstellen naar institutionele eenheid wanneer de verordening spreekt van bedrijfstak;

b)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde regionale uitsplitsing van de gegevens;

c)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde uitsplitsing van de in- en uitvoer van diensten in Europese Unie en derde landen;

d)

In bijlage B wordt onder „afwijkingen per lidstaat” het volgende toegevoegd na punt 27. VERENIGD KONINKRIJK:

„28.   ZWITSERLAND

28.1.   Afwijkingen voor de tabellen

Tabel nr.

Variabele/post

Afwijking

Referentieperiode waarop de afwijking van toepassing is

Eerste toezending

1

Alle

Vrijgesteld

1980-1989

1998

Werkgelegenheid

Geen onderscheid werknemer/zelfstandige

Alle

 

Beloning van werknemers

Verdeling van D.1 alleen voor jaarlijkse gegevens op T + 9

Alle

 

3

Alle

Vrijgesteld

1980-1989

1998

Uitsplitsing A21

1990-1997

 

Uitsplitsing A64 met enige aggregatie

Vanaf 1998

 

Werkgelegenheid

Geen onderscheid werknemer/zelfstandige

Alle

 

5

COICOP

Vrijgesteld

1980-1989

1998

6-7

Alle

Vrijgesteld

1995-1999

2005

Indiening op T + 11 (sector huishoudens) en T + 21 (overige sectoren)

2000-2014

 

Indiening op T + 9 (sector huishoudens) en T + 21 (overige sectoren)

Vanaf 2015

2016

F.51, F.7:

Geen indeling

Alle

 

8

Alle

Indiening op T + 18

1990-2014

 

Indiening op T + 9

Vanaf 2015

2016

10

Alle

Vrijgesteld

Alle

 

11

COFOG

Vrijgesteld

1995-2004

2008

12-13, 15-26

Alle

Vrijgesteld

Alle”

 

31997 D 0178: Beschikking 97/178/EG, Euratom van de Commissie van 10 februari 1997 inzake de vaststelling van methoden voor de overgang tussen het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95) en het Europees stelsel van economische rekeningen (ESER, 2e druk) (PB L 75 van 15.3.1997, blz. 44).

31998 D 0715: Beschikking 98/715/EG van de Commissie van 30 november 1998 ter verduidelijking van bijlage A van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap met betrekking tot de beginselen voor prijs- en volumemetingen (PB L 340 van 16.12.1998, blz. 33).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen:

Artikel 3 (Classificatie van methoden per product) geldt niet voor Zwitserland.

32002 D 0990: Beschikking 2002/990/EG van de Commissie van 17 december 2002 tot verdere verduidelijking van bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot de beginselen voor prijs- en volumemetingen in de nationale rekeningen (PB L 347 van 20.12.2002, blz. 42).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen:

Artikel 2 (Classificatie van methoden) geldt niet voor Zwitserland.

32002 R 1889: Verordening (EG) nr. 1889/2002 van de Commissie van 23 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad tot aanvulling en wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 wat betreft de toerekening van de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) in het kader van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) (PB L 286 van 24.10.2002, blz. 11).

32003 R 1287: Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1).

32005 R 0116: Verordening (EG, Euratom) nr. 116/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 betreffende de behandeling van btw-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen bij de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 6).

32005 R 1722: Verordening (EG) nr. 1722/2005 van de Commissie van 20 oktober 2005 betreffende de beginselen voor de schatting van woondiensten ten behoeve van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 276 van 21.10.2005, blz. 5).

32000 R 0264: Verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie van 3 februari 2000 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën (PB L 29 van 4.2.2000, blz. 4).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de tabellen 25.1 en 25.2 van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale uitkeringen D.60 in D.62 en D.631M;

b)

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale premies D.61 in D.611 en D.612;

c)

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de kapitaaloverdrachten D.9 in D.91 en D.9N;

d)

de eerste gegevens worden ingediend in 2012 + t12 (eind december) voor het derde kwartaal van 2012 en met terugwerkende kracht vanaf het eerste kwartaal van 1999.

32002 R 1221: Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 met betrekking tot niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid (PB L 179 van 9.7.2002, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de tabellen 25.1 en 25.2 van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale uitkeringen D.60 in D.62 en D.631M;

b)

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale premies D.61 in D.611 en D.612;

c)

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de kapitaaloverdrachten D.9 in D.91 en D.9N;

d)

de eerste gegevens worden ingediend in 2012 + t12 (eind december) voor het derde kwartaal van 2012 en met terugwerkende kracht vanaf het eerste kwartaal van 1999.

32005 R 0184: Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 23), gewijzigd bij:

32006 R 0602: Verordening (EG) nr. 602/2006 van de Commissie van 18 april 2006 (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 10),

32009 R 0707: Verordening (EG) nr. 707/2009 van de Commissie van 5 augustus 2009 (PB L 204 van 6.8.2009, blz. 3).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor:

tabel 1 (Euro-indicatoren): volledige tabel,

tabel 2 (Kwartaalstatistieken betalingsbalans): Effectenverkeer uitsplitsing naar land,

tabel 3 (Internationale handel in diensten): Totaal diensten geografische uitsplitsing niveau 3 en Overheidsdiensten onderafdelingen,

tabel 4 (Directe-investeringsstromen T + 21) en tabel 5 (Directe-investeringsposities T + 21): Economische sector volgens NOGA, niveau van driecijferige codes;

b)

Zwitserland is tot eind 2014 vrijgesteld van de indiening van gegevens voor:

tabel 2 (Kwartaalstatistieken betalingsbalans): Betalingsbalans anders dan effectenverkeer,

tabel 3 (Internationale handel in diensten): Totaal diensten geografische uitsplitsing niveau 2,

tabel 4 (Directe-investeringsstromen T + 9): Directe investeringen in het buitenland totaal: geografische uitsplitsing niveau 3 en Directe investeringen in rapporterende economie totaal: geografische uitsplitsing niveau 3,

Tabel 4 (Directe-investeringsstromen T + 21): Directe investeringen in het buitenland: totaal: Geografische uitsplitsing niveau 3 en Directe investeringen in rapporterende economie: totaal: Geografische uitsplitsing niveau 3 en economische sector volgens NOGA, niveau van tweecijferige codes,

Tabel 5 (Directe-investeringsposities T + 21): Directe investeringen in het buitenland: totale activa: Geografische uitsplitsing niveau 3 en Directe investeringen in rapporterende economie: totaal passiva: Geografische uitsplitsing niveau 3 en economische sector volgens NOGA, niveau van tweecijferige codes.

32006 R 0601: Verordening (EG) nr. 601/2006 van de Commissie van 18 april 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad, wat het formaat en de procedure voor de toezending van gegevens betreft (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 7).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot eind 2014 vrijgesteld van uitvoering van de procedures betreffende het formaat en procedures voor de indiening van gegevens.

32008 R 1055: Verordening (EG) nr. 1055/2008 van de Commissie van 27 oktober 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad, wat de kwaliteitscriteria en de kwaliteitsrapporten voor betalingsbalansstatistieken betreft (PB L 283 van 28.10.2008, blz. 3), gewijzigd bij:

32010 R 1227: Verordening (EU) nr. 1227/2010 van de Commissie van 20 december 2010 (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 15).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot eind 2014 vrijgesteld van de indiening van een kwaliteitsverslag.

NOMENCLATUREN

31990 R 3037: Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1), gewijzigd bij:

31993 R 0761: Verordening (EEG) nr. 761/93 van de Raad van 24 maart 1993 (PB L 83 van 3.4.1993, blz. 1),

32002 R 0029: Verordening (EG) nr. 29/2002 van de Commissie van 19 december 2001 (PB L 6 van 10.1.2002, blz. 3),

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

31993 R 0696: Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1), gewijzigd bij:

1 94 N: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21, aangepast bij PB L 1 van 1.1.1995, blz. 1).

32003 R 1059: Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32008 R 0011: Verordening (EG) nr. 11/2008 van de Commissie van 8 januari 2008 (PB L 5 van 9.1.2008, blz. 13),

32008 R 0176: Verordening (EG) nr. 176/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 (PB L 61 van 5.3.2008, blz. 1),

32011 R 0031: Verordening (EG) nr. 31/2011 van de Commissie van 17 januari 2011 (PB L 13 van 18.1.2011, blz. 3).

32008 R 0451: Verordening (EG) nr. 451/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een nieuwe statistische classificatie van producten gekoppeld aan activiteiten (CPA) en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3696/93 van de Raad (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 65).

LANDBOUWSTATISTIEK

31996 L 0016: Richtlijn 96/16/EG van de Raad van 19 maart 1996 betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 78 van 28.3.1996, blz. 27), gewijzigd bij:

32003 L 0107: Richtlijn 2003/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 (PB L 7 van 13.1.2004, blz. 40).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de richtlijn als volgt gelezen:

Zwitserland is niet gebonden aan de in de richtlijn verlangde regionale indeling van de gegevens.

31997 D 0080: Beschikking 97/80/EG van de Commissie van 18 december 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 24 van 25.1.1997, blz. 26), gewijzigd bij:

31998 D 0582: Besluit 98/582/EG van de Raad van 6 oktober 1998 (PB L 281 van 17.10.1998, blz. 36),

32005 D 0288: Beschikking 2005/288/EG van de Commissie van 18 maart 2005 (PB L 88 van 7.4.2005, blz. 10),

32011 D 0142: Besluit 2011/142/EU van de Commissie van 3 maart 2011 (PB L 59 van 4.3.2011, blz. 66).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen:

Zwitserland is niet gebonden aan de regionale uitsplitsing die wordt verlangd in bijlage I, tabel 1: Jaarlijkse productie van koemelk.

32004 R 0138: Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 betreffende de landbouwrekeningen in de Gemeenschap (PB L 33 van 5.2.2004, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 0306: Verordening (EG) nr. 306/2005 van de Commissie van 24 februari 2005 (PB L 52 van 25.2.2005, blz. 9),

32006 R 0909: Verordening (EG) nr. 909/2006 van de Commissie van 20 juni 2006 (PB L 168 van 21.6.2006, blz. 14),

32008 R 0212: Verordening (EG) nr. 212/2008 van de Commissie van 7 maart 2008 (PB L 65 van 8.3.2008, blz. 5).

32008 R 1166: Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

punt VII van bijlage III bij de verordening is voor Zwitserland niet van toepassing.

32008 R 1242: Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3), gewijzigd bij:

32009 R 0867: Verordening (EG) nr. 867/2009 van de Commissie van 21 september 2009 (PB L 248 van 22.9.2009, blz. 17).

32009 R 1200: Verordening (EG) nr. 1200/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw met betrekking tot de coëfficiënten voor de grootvee-eenheden en de definities van de kenmerken (PB L 329 van 15.12.2009, blz. 1).

32008 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende vee- en vleesstatistieken en houdende intrekking van Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is niet gebonden aan de volgende in bijlage II bij de verordening verlangde gedetailleerde categorieën van veestatistieken:

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van slachtvaarzen, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen ouder dan één jaar maar jonger dan twee jaar, vrouwelijk (vaarzen; dieren die nog niet hebben gekalfd),

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van „andere”, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen ouder dan één jaar maar jonger dan twee jaar, vrouwelijk (vaarzen; dieren die nog niet hebben gekalfd),

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van slachtvaarzen, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen van twee jaar of ouder, vrouwelijk, vaarzen,

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van „andere”, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen van twee jaar of ouder, vrouwelijk, vaarzen,

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van varkens van 50 kg of meer, doch minder dan 80 kg, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, mestvarkens, met inbegrip van uitgeschifte beren en zeugen,

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van varkens van 80 kg of meer, doch minder dan 110 kg, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, mestvarkens, met inbegrip van uitgeschifte beren en zeugen,

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van varkens van 110 kg of meer, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, mestvarkens, met inbegrip van uitgeschifte beren en zeugen,

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van zeugen die voor de eerste maal gedekt zijn, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, fokvarkens met een levend gewicht van 50 kg of meer, gedekte zeugen,

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van jonge, nog niet gedekte zeugen, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, fokvarkens met een levend gewicht van 50 kg of meer, andere zeugen;

b)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van jongvee, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken, runderen;

c)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van lammeren en overige soorten, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken, schapen;

d)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van geiten, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken;

e)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van eenden en overige soorten, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken, pluimvee.

32009 R 0543: Verordening (EG) nr. 543/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende gewasstatistieken en houdende intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 837/90 en (EEG) nr. 959/93 van de Raad (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 1).

ENERGIESTATISTIEK

31990 L 0377: Richtlijn 90/377/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindgebruikers (PB L 185 van 17.7.1990, blz. 16).

MILIEUSTATISTIEK

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).”


(1)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(2)  PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.


23.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.