ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.192.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
|
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 665/2013 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2013
houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2010/30/EU moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen betreffende de etikettering van energiegerelateerde producten die een aanzienlijk energiebesparingspotentieel en een sterk verschil in prestatieniveaus bij een gelijkwaardige functionaliteit vertonen. |
(2) |
Het energieverbruik van stofzuigers neemt een aanzienlijk deel van het totale energieverbruik in de Gemeenschap voor zijn rekening. Het energieverbruik van stofzuigers kan in hoge mate worden teruggedrongen. |
(3) |
Nat-, natdroog-, robot-, industriële, centrale en batterijgevoede stofzuigers, boenmachines en buitenstofzuigers hebben bijzondere kenmerken en moeten daarom worden uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. |
(4) |
De informatie op het etiket moet worden verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die zijn vastgesteld door de Europese normalisatieorganisaties die worden genoemd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie (2). |
(5) |
In deze verordening dienen een uniform ontwerp en een uniforme inhoud voor het etiket voor stofzuigers te worden vastgelegd. |
(6) |
Bovendien moet in deze verordening worden bepaald aan welke eisen de technische documentatie en de productkaart voor stofzuigers moeten voldoen. |
(7) |
Verder moet in deze verordening worden bepaald aan welke eisen de informatie die dient te worden verstrekt voor vormen van afstandsverkoop van en advertenties en technisch reclamemateriaal voor stofzuigers moet voldoen. |
(8) |
Het is passend deze verordening te herzien in het licht van de technologische vooruitgang, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. In deze verordening worden de eisen inzake de etikettering en de voorziening van aanvullende productinformatie vastgesteld voor op het elektriciteitsnet aan te sluiten stofzuigers, met inbegrip van hybride stofzuigers.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
(a) |
nat-, natdroog-, batterijgevoede, robot-, industriële en centrale stofzuigers; |
(b) |
boenmachines; |
(c) |
buitenstofzuigers. |
Artikel 2
Definities
Naast de definities in artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EU zijn in het kader van de onderhavige verordening de volgende definities van toepassing:
1. "stofzuiger": een apparaat dat vuil van een te reinigen oppervlak verwijdert door middel van een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk;
2. "hybride stofzuiger": een stofzuiger die door zowel het elektriciteitsnet als batterijen van stroom kan worden voorzien;
3. "natstofzuiger": een stofzuiger die droog en/of nat materiaal (vuil) van een oppervlakte verwijdert door schoonmaakmiddel op waterbasis of stoom op het te reinigen oppervlak aan te brengen en deze, met het vuil, weer te verwijderen door een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk, met inbegrip van soorten die algemeen bekend staan als sproei-extractiemachines;
4. "natdroogstofzuiger": een stofzuiger die zo ontworpen is dat hij een hoeveelheid van meer dan 2,5 liter vocht kan verwijderen, gecombineerd met de functie van een droge stofzuiger;
5. "droogstofzuiger": een stofzuiger die zo ontworpen is dat hij voornamelijk droog vuil (stof, vezels, draden) kan verwijderen, met inbegrip van soorten die zijn voorzien van een batterijgevoede actieve zuigmond;
6. "batterijgevoede actieve zuigmond": een zuigmond voorzien van een klopapparaat dat door batterijen wordt gevoed om de vuilverwijdering te ondersteunen;
7. "batterijgevoede stofzuiger": een stofzuiger die uitsluitend door batterijen wordt gevoed;
8. "robotstofzuiger": een batterijgevoede stofzuiger die zonder menselijke tussenkomst kan werken binnen een bepaald oppervlak, en die bestaat uit een mobiel gedeelte en een oplaadstation en/of andere accessoires om de werking ervan te ondersteunen;
9. "industriële stofzuiger": een stofzuiger die is ontworpen als onderdeel van een productieproces, die is ontworpen om gevaarlijke stoffen te verwijderen, die is ontworpen om zwaar stof van bouwwerkzaamheden, gieterij, mijnbouw of voedingsindustrie te verwijderen, als onderdeel van een industriële machine of een industrieel werktuig en/of een professionele stofzuiger met een zuigmondbreedte van meer dan 0,50 m;
10. "professionele stofzuiger": een stofzuiger voor professionele huishouddoeleinden en bedoeld voor gebruik door leken, schoonmaakpersoneel of schoonmaakbedrijven in kantoren, winkels, ziekenhuizen en hotels, als zodanig aangegeven door de fabrikant in de verklaring van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (3);
11. "centrale stofzuiger": een stofzuiger met een vaste (niet-verplaatsbare) onderdrukbron op een bepaalde plaats en met slangaansluitingen op vaste plaatsen in het gebouw;
12. "boenmachine": een elektrisch apparaat dat bedoeld is om bepaalde soorten vloeren te beschermen, glad te maken en/of weer te doen glanzen, gewoonlijk gebruikt in combinatie met een boenmiddel dat door het apparaat op de vloer moet worden gewreven en gewoonlijk ook uitgerust met een stofzuiger als hulpfunctie;
13. "buitenstofzuiger": een apparaat dat is ontworpen voor gebruik buitenshuis om afval zoals gemaaid gras en bladeren in een opvangbak te verzamelen door middel van een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk, dat een versnipperaar kan bevatten en dat soms ook als blazer dienst kan doen;
14. "groot formaat batterijgevoede stofzuiger": een batterijgevoede stofzuiger die, wanneer hij volledig geladen is, 15 m2 vloeroppervlak kan reinigen door twee dubbele gangen te maken op elk vloerdeel zonder te worden opgeladen;
15. "waterfilterstofzuigers": een droogstofzuiger die meer dan 0,5 liter water gebruikt als filtermedium, waarbij de aangezogen lucht door het water wordt geleid, waardoor het verwijderde droge materiaal op weg door het water daarin achterblijft;
16. "huishoudstofzuiger": een stofzuiger die bedoeld is voor gebruik in huishoudens of in huiselijke situaties, als zodanig aangegeven door de fabrikant in de verklaring van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (4);
17. "stofzuiger voor algemene doeleinden": een stofzuiger die is voorzien van een vaste, of ten minste één afneembare zuigmond die bedoeld is voor het reinigen van zowel tapijten als harde vloeren, of die is voorzien van zowel ten minste één afneembare zuigmond die specifiek voor het reinigen van tapijten is ontworpen en ten minste één afneembare zuigmond voor het reinigen van harde vloeren;
18. "hardevloerenstofzuiger": een stofzuiger die is voorzien van een vaste zuigmond die speciaal is ontworpen voor het reinigen van harde vloeren, of die uitsluitend is voorzien van één of meer afneembare zuigmonden die speciaal zijn ontworpen voor het reinigen van harde vloeren;
19. "tapijtstofzuiger": een stofzuiger die is voorzien van een vaste zuigmond die speciaal is ontworpen voor het reinigen van tapijten, of die uitsluitend is voorzien van één of meer afneembare zuigmonden die speciaal zijn ontworpen voor het reinigen van tapijten;
20. "equivalente stofzuiger": een model op de markt gebrachte stofzuiger met eenzelfde toegevoerd vermogen, jaarlijks energieverbruik, stofopname op tapijten en harde vloeren, heruitstoot van stof en geluidsvermogensniveau als een ander model stofzuiger dat onder een ander commercieel codenummer op de markt is gebracht door dezelfde fabrikant.
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers en tijdschema
1. De leveranciers garanderen dat met ingang van 1 september 2014:
a) |
elke stofzuiger wordt geleverd met een gedrukt etiket in het formaat en met vermelding van de informatie zoals beschreven in bijlage II; |
b) |
een productkaart, zoals beschreven in bijlage III, beschikbaar wordt gesteld; |
c) |
de in bijlage IV bedoelde technische documentatie op verzoek ter beschikking van de instanties van de lidstaten en van de Commissie wordt gesteld; |
d) |
in elke advertentie voor een specifiek model van een stofzuiger de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld, indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat; |
e) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model van een stofzuiger waarin de specifieke technische parameters voor dat model worden beschreven, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
2. De opmaak van het in bijlage II beschreven etiket wordt volgens het volgende tijdschema van toepassing:
a) |
voor stofzuigers die met ingang van 1 september 2014 op de markt zijn gebracht, moeten de etiketten overeenkomstig etiket 1 van bijlage II zijn; |
b) |
voor stofzuigers die met ingang van 1 september 2017 op de markt zijn gebracht, moeten de etiketten overeenkomstig etiket 2 van bijlage II zijn. |
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
De handelaars garanderen dat met ingang van 1 september 2014:
a) |
elk model stofzuiger dat in het verkooppunt wordt uitgestald, het etiket vertoont dat door de leveranciers overeenkomstig artikel 3 is verstrekt, welk etiket hetzij aan de buitenzijde van het apparaat is aangebracht of op een zodanige wijze eraan is gehangen, dat het duidelijk zichtbaar is; |
b) |
stofzuigers die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden en waarbij van de eindgebruiker niet kan worden verwacht dat hij het product uitgestald te zien krijgt, als gespecificeerd in artikel 7 van Richtlijn 2010/30/EU, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig bijlage V bij deze verordening door de leverancier te verstrekken informatie; |
c) |
in elke advertentie voor een specifiek model stofzuiger de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld indien de advertentie energiegerelateerde of prijsinformatie bevat. |
d) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model stofzuiger waarin de specifieke technische parameters voor dat model worden beschreven, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld. |
Artikel 5
Meetmethoden
De op grond van de artikelen 3 en 4 te verstrekken informatie wordt verkregen met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meet- en berekeningsmethoden, waarbij rekening wordt gehouden met de erkende meest recente meet- en berekeningsmethoden, zoals uiteengezet in bijlage VI.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
De lidstaten passen de procedure van bijlage VII toe om te beoordelen of de opgegeven energie-efficiëntieklasse, reinigingsprestatieklasse en stofheruitstootklasse, en het jaarlijkse energieverbruik en het geluidsvermogensniveau kloppen.
Artikel 7
Herziening
Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding ervan evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang. Tijdens de evaluatie worden met name de in bijlage VII vastgestelde controletoleranties beoordeeld, alsmede of de batterijgevoede stofzuigers van groot formaat in de werkingssfeer van de verordening moeten worden opgenomen en of het doenlijk is meetmethoden te gebruiken voor jaarlijkse eisen ten aanzien van energieverbruik, stofopname en heruitstoot van stof die zijn gebaseerd op een gedeeltelijk gevulde in plaats van een lege stofcontainer.
Artikel 8
Overgangsbepaling
Deze verordening is met ingang van 1 september 2017 van toepassing op waterfilterstofzuigers.
Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(3) PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.
(4) PB L 374 van 27.12.2006, blz. 10.
BIJLAGE I
Energie-efficiëntieklassen, reinigingsprestatieklassen en stofheruitstootklassen
1. Energie-efficiëntieklassen
De energie-efficiëntieklasse van een stofzuiger wordt bepaald aan de hand van het jaarlijkse energieverbruik ervan, zoals aangegeven in tabel 1. Het jaarlijkse energieverbruik van een stofzuiger wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage VI.
Tabel 1
Energie-efficiëntieklassen
Energie-efficiëntieklasse |
Jaarlijks energieverbruik (AE) (kWh/j) |
|
Etiket 1 |
Etiket 2 |
|
A+++ |
n.v.t. |
AE ≤ 10,0 |
A++ |
n.v.t. |
10,0 < AE ≤ 16,0 |
A+ |
n.v.t. |
16,0 < AE ≤ 22,0 |
A |
AE ≤ 28,0 |
22,0 < AE ≤ 28,0 |
B |
28,0 < AE ≤ 34,0 |
28,0 < AE ≤ 34,0 |
C |
34,0 < AE ≤ 40,0 |
34,0 < AE ≤ 40,0 |
D |
40,0 < AE ≤ 46,0 |
AE > 40,0 |
E |
46,0 < AE ≤ 52,0 |
n.v.t. |
F |
52,0 < AE ≤ 58,0 |
n.v.t. |
G |
AE > 58,0 |
n.v.t. |
2. Reinigingsprestatieklassen
De reinigingsprestatieklasse van een stofzuiger wordt bepaald aan de hand van de stofopname (dpu) ervan, zoals aangegeven in tabel 2. De stofopname van een stofzuiger wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage VI.
Tabel 2
Reinigingsprestatieklassen
Reinigingsprestatieklasse |
Stofopname op tapijt (dpuc ) |
Stofopname op harde vloeren (dpuhf ) |
A |
dpuc ≥ 0,91 |
dpuhf ≥ 1,11 |
B |
0,87 ≤ dpuc < 0,91 |
1,08 ≤ dpuhf < 1,11 |
C |
0,83 ≤ dpuc < 0,87 |
1,05 ≤ dpuhf < 1,08 |
D |
0,79 ≤ dpuc < 0,83 |
1,02 ≤ dpuhf < 1,05 |
E |
0,75 ≤ dpuc < 0,79 |
0,99 ≤ dpuhf < 1,02 |
F |
0,71 ≤ dpuc < 0,75 |
0,96 ≤ dpuhf < 0,99 |
G |
dpuc < 0,71 |
dpuhf < 0,96 |
3. Heruitstoot van stof
De stofheruitstootklasse van een stofzuiger wordt bepaald aan de hand van de heruitstoot van stof ervan, zoals aangegeven in tabel 3. De heruitstoot van stof van een stofzuiger wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage VI.
Tabel 3
Stofheruitstootklassen
Stofheruitstootklasse |
Heruitstoot van stof (dre) |
A |
dre ≤ 0,02 % |
B |
0,02 % < dre ≤ 0,08 % |
C |
0,08 % < dre ≤ 0,20 % |
D |
0,20 % < dre ≤ 0,35 % |
E |
0,35 % < dre ≤ 0,60 % |
F |
0,60 % < dre ≤ 1,00 % |
G |
dre > 1,00 % |
BIJLAGE II
Etiket
1. ETIKET 1
1.1. Stofzuigers voor algemene doeleinden
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
I. |
de naam van de leverancier of het handelsmerk; |
II. |
de typeaanduiding van de leverancier, d.w.z. de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model stofzuiger wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciersnaam; |
III. |
de energie-efficiëntieklasse, zoals gedefinieerd in bijlage I; de punt van de pijl waarin de energie-efficiëntieklasse van de stofzuiger is vermeld, wordt op dezelfde hoogte geplaatst als de punt van de pijl van de relevante energie-efficiëntieklasse; |
IV. |
het gemiddelde jaarlijkse energieverbruik, zoals gedefinieerd in bijlage VI; |
V. |
de stofheruitstootklasse, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I; |
VI. |
de tapijtreinigingsprestatieklasse, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I. |
VII. |
de hardevloerenreinigingsprestatieklasse, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I; |
VIII. |
het geluidsvermogensniveau, zoals gedefinieerd in bijlage VI. |
Het ontwerp van de etiketten moet in overeenstemming zijn met het model in punt 4.1 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1), een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd.
1.2. Hardevloerenstofzuigers
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
I. |
de naam van de leverancier of het handelsmerk; |
II. |
de typeaanduiding van de leverancier, d.w.z. de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model stofzuiger wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciersnaam; |
III. |
de energie-efficiëntieklasse, zoals gedefinieerd in bijlage I; de punt van de pijl waarin de energie-efficiëntieklasse van de stofzuiger is vermeld, wordt op dezelfde hoogte geplaatst als de punt van de pijl van de relevante energie-efficiëntieklasse; |
IV. |
het gemiddelde jaarlijkse energieverbruik, zoals gedefinieerd in bijlage VI; |
V. |
de stofheruitstootklasse, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I; |
VI. |
het uitsluitingsteken; |
VII. |
de hardevloerenreinigingsprestatieklasse, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I; |
VIII. |
het geluidsvermogensniveau, zoals gedefinieerd in bijlage VI. |
Het ontwerp van de etiketten moet in overeenstemming zijn met het model in punt 4.2 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad, een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd.
1.3. Tapijtstofzuigers
De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:
I. |
de naam van de leverancier of het handelsmerk; |
II. |
de typeaanduiding van de leverancier, d.w.z. de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model stofzuiger wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciersnaam; |
III. |
de energie-efficiëntieklasse, zoals gedefinieerd in bijlage I; de punt van de pijl waarin de energie-efficiëntieklasse van de stofzuiger is vermeld, wordt op dezelfde hoogte geplaatst als de punt van de pijl van de relevante energie-efficiëntieklasse; |
IV. |
het gemiddelde jaarlijkse energieverbruik, zoals gedefinieerd in bijlage VI; |
V. |
de stofheruitstootklasse, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I; |
VI. |
de tapijtreinigingsprestatieklasse, zoals vastgesteld overeenkomstig bijlage I; |
VII. |
het uitsluitingsteken; |
VIII. |
het geluidsvermogensniveau, zoals gedefinieerd in bijlage VI. |
Het ontwerp van de etiketten moet in overeenstemming zijn met het model in punt 4.3 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad, een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd.
2. ETIKET 2
2.1. Stofzuigers voor algemene doeleinden
De in punt 1.1 bedoelde informatie wordt vermeld op het etiket.
Het ontwerp van de etiketten moet in overeenstemming zijn met het model in punt 4.1 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad, een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd.
2.2. Hardevloerenstofzuigers
De in punt 1.2 bedoelde informatie wordt vermeld op het etiket.
Het ontwerp van de etiketten moet in overeenstemming zijn met het model in punt 4.2 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad, een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd.
2.3. Tapijtstofzuigers
De in punt 1.3 bedoelde informatie wordt vermeld op het etiket.
Het ontwerp van de etiketten moet in overeenstemming zijn met het model in punt 4.3 van deze bijlage. In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een "EU-milieukeur" is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad, een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd.
3. ONTWERP VAN HET ETIKET
3.1. Het ontwerp van de etiketten voor stofzuigers voor algemene doeleinden is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
(a) |
Het etiket moet ten minste 75 mm breed en 150 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
(b) |
De achtergrond moet wit zijn. |
(c) |
Voor het etiket moeten de kleuren cyaan, magenta, geel en zwart worden gebruikt, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel, 0 % zwart. |
(d) |
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|
3.2. Het ontwerp van de etiketten voor hardevloerenstofzuigers is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
De beschrijving van het ontwerp van het etiket is overeenkomstig punt 4.1 van deze bijlage, behalve voor nummer 9, waarvoor het volgende geldt:
|
Reinigingsprestaties op tapijt:
|
3.3. Het ontwerp van de etiketten voor tapijtstofzuigers is als volgt:
Waarbij het volgende geldt:
De beschrijving van het ontwerp van het etiket is overeenkomstig punt 4.1 van deze bijlage, behalve voor nummer 10, waarvoor het volgende geldt:
|
Reinigingsprestaties op harde vloeren:
|
BIJLAGE III
Productkaart
1. |
De informatie op de productkaart van de stofzuiger wordt in de onderstaande volgorde verstrekt en opgenomen in de productbrochure of andere schriftelijke informatie die samen met het product wordt geleverd:
|
2. |
Één kaart kan betrekking hebben op meerdere modellen stofzuigers die door dezelfde leverancier worden geleverd. |
3. |
De informatie op de kaart kan worden verstrekt door het etiket in kleur of in zwart-wit af te beelden. In dit geval wordt ook de nog niet op het etiket weergegeven informatie van punt 1 verstrekt. |
BIJLAGE IV
Technische documentatie
1. |
De in artikel 3 bedoelde technische documentatie bevat:
|
2. |
Wanneer de in de technische documentatie voor een bepaald model stofzuiger opgenomen informatie verkregen is door berekening op basis van een gelijkwaardige stofzuiger, worden in de technische documentatie nadere gegevens opgenomen inzake die berekeningen, alsmede inzake de tests die de leveranciers hebben uitgevoerd om de nauwkeurigheid van de uitgevoerde berekeningen te verifiëren. De technische informatie omvat ook een lijst van alle andere equivalente stofzuigermodellen waarover de informatie op soortgelijke wijze is verkregen. |
3. |
De informatie in deze technische documentatie kan worden samengevoegd met de technische documentatie die wordt verstrekt overeenkomstig de op grond van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde maatregelen. |
BIJLAGE V
Informatie die moet worden verstrekt wanneer de eindgebruiker het uitgestalde product niet kan zien
1. |
De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, onder b), wordt in de volgende volgorde verstrekt:
|
2. |
Wanneer daarnaast andere in de productkaart opgenomen informatie wordt verstrekt, gebeurt dit in de in bijlage III vermelde vorm en volgorde. |
3. |
De in deze bijlage bedoelde informatie wordt in een leesbaar lettertype en op een leesbare grootte afgedrukt of getoond. |
BIJLAGE VI
Meet- en berekeningsmethoden
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen en berekeningen te worden verricht aan de hand van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meet- en berekeningsmethoden, waaronder geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dat doel zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij moeten aan alle in deze bijlage vastgestelde technische definities, voorwaarden, vergelijkingen en parameters voldoen.
2. Technische definities
a) "hardevloerentest": een test van twee schoonmaakcycli waarbij de zuigmond van een stofzuiger met maximale zuigkracht over een testgebied gaat bestaande uit een houten testplaat met een breedte die gelijk is aan de breedte van de zuigmond, waarin diagonaal (onder een hoek van 45°) een testspleet is aangebracht, waarbij de verstreken tijd, het elektriciteitsverbruik en de relatieve positie van het midden van de zuigmond ten opzichte van het testgebied permanent wordt gemeten en vastgelegd bij een juiste steekproeffrequentie en waarbij aan het einde van elke reinigingscyclus de afname van de massa van de testspleet wordt beoordeeld;
b) "testspleet": een afneembaar U-vormig inzetstuk van passende afmetingen dat aan het begin van een reinigingscyclus wordt gevuld met passend kunstmatig stof;
c) "tapijttest": een test met een passend aantal reinigingscycli op een testopstelling van wiltontapijt waarbij de zuigmond van een stofzuiger met maximale zuigkracht over het testgebied gaat dat even breed is als de zuigmond en dat een passende lengte heeft, vuilgemaakt met gelijk verdeeld en passend ingebracht teststof van een passende samenstelling, waarbij de verstreken tijd, het elektriciteitsverbruik en de relatieve positie van het midden van de zuigmond ten opzichte van het testgebied permanent wordt gemeten en vastgelegd bij een juiste steekproeffrequentie en waarbij aan het einde van elke reinigingscyclus de toename van de massa in de stofcontainer van het apparaat wordt beoordeeld;
d) "zuigmondbreedte" (in meter, tot op 3 decimalen nauwkeurig): maximale breedte aan de buitenzijde van de zuigmond;
e) "reinigingscyclus": een serie van 5 dubbele gangen van de stofzuiger over een vloerspecifiek testgebied ("tapijt" of "harde vloer");
f) "dubbele gang": betekent één voorwaartse beweging en één achterwaartse beweging van de zuigmond in een parallel patroon, uitgevoerd met een uniforme testgangsnelheid en met een gespecificeerde testganglengte;
g) "testgangsnelheid" (in meter per uur): passende zuigmondsnelheid voor testdoeleinden, bij voorkeur tot stand gebracht met een elektromechanisch toestel. Producten met zichzelf voortbewegende zuigmonden moeten zo dicht mogelijk bij de juiste snelheid komen, maar een afwijking is toegestaan wanneer dat duidelijk is aangegeven in de technische documentatie;
h) "testganglengte" (in meter): de lengte van het testgebied plus de afstand die door het midden van de zuigmond wordt afgelegd wanneer die wordt bewogen over de passende versnellingszones vóór en na het testgebied;
i) "stofopname" (dust pick-up dpu – tot op 3 decimalen nauwkeurig): betekent de verhouding van de massa van de verwijderde hoeveelheid kunstmatig stof, die voor tapijt wordt vastgesteld door middel van de toename van de massa van de stofcontainer van het apparaat en voor harde vloeren door middel van de afname van de massa van de testspleet, na een aantal dubbele gangen van de zuigermond over de massa kunstmatig stof dat op een testgebied is aangebracht, waarbij voor tapijt een correctie plaatsvindt voor de specifieke testomstandigheden, en voor harde vloeren voor de lengte en de positie van de testspleet;
j) "referentiestofzuigersysteem": elektrisch aangedreven laboratoriumapparatuur die wordt gebruikt om de gekalibreerde en referentiestofopname van tapijten te meten met bepaalde luchtgerelateerde parameters om de reproduceerbaarheid van de testresultaten te verbeteren;
k) "nominaal ingangsvermogen" (in W): het door de fabrikant aangegeven elektrische ingangsvermogen, waarbij voor apparaten die geschikt zijn om ook voor andere doeleinden dan stofzuigen te worden gebruikt, uitsluitend het elektrische ingangsvermogen voor stofzuigen geldt;
l) "heruitstoot van stof": de verhouding, uitgedrukt als percentage tot op twee decimalen nauwkeurig, tussen het aantal van alle stofdeeltjes kleiner dan 0,3 tot 10 μm dat door een stofzuiger wordt uitgestoten, enerzijds, en het aantal stofdeeltjes van dezelfde afmetingen dat de zuiginlaat binnengaat wanneer daaraan een specifieke hoeveelheid stof met dat deeltjesgrootte-interval wordt aangeboden. De waarde omvat niet alleen stof dat bij de uitlaat van de stofzuiger is gemeten, maar ook stof dat elders door lekken is uitgestoten, of dat door de stofzuiger zelf wordt gegenereerd;
m) "geluidsvermogensniveau": door de lucht verspreide akoestische geluidsemissie, uitgedrukt in dB(A) re 1 pW en afgerond tot het dichtstbijzijnde gehele getal.
3. Jaarlijks energieverbruik
Het jaarlijkse energieverbruik (AE) wordt in kWh/jaar, afgerond op één decimaal, als volgt berekend:
|
voor tapijtstofzuigers:
|
|
voor hardevloerenstofzuigers:
|
|
voor stofzuigers voor algemene doeleinden:
|
waarbij:
— |
ASEc = het gemiddelde specifieke energieverbruik in Wh/m2 gedurende een tapijttest, berekend zoals hieronder aangegeven; |
— |
ASEhf = het gemiddelde specifieke energieverbruik in Wh/m2 gedurende een hardevloerentest, berekend zoals hieronder aangegeven; |
— |
dpuc = de stofopname op tapijt, vastgesteld overeenkomstig punt 4 van deze bijlage; |
— |
dpuhf = de stofopname op harde vloeren, vastgesteld overeenkomstig punt 4 van deze bijlage; |
— |
50 = het standaardaantal reinigingsbeurten per jaar; |
— |
87 = het te reinigen standaardwoonoppervlak in m2; |
— |
4 = het standaardaantal malen dat een stofzuiger over elk punt op de vloer gaat (twee dubbele gangen); |
— |
0,001 = de omrekeningsfactor van Wh tot kWh; |
— |
1 is de standaardstofopname; |
— |
0,20 = het standaardverschil in stofopname tussen vijf en twee dubbele gangen. |
Gemiddeld specifiek energieverbruik (Average specific energy consumption - ASE)
Het gemiddelde specifieke energieverbruik tijdens de tapijttest (ASEc ) en tijdens de hardevloerentest (ASEhf ) wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen van het specifieke energieverbruik (SE) van het aantal reinigingscycli van de tapijt- respectievelijk hardevloerentest. De algemene vergelijking voor het specifieke energieverbruik SE in Wh/m2 testgebied, tot op 3 decimalen nauwkeurig, voor tapijt- en hardevloerenstofzuigers en stofzuigers voor algemene doeleinden met de passende achtervoegsels is:
waarbij:
— P= het gemiddelde vermogen in W, tot op 2 decimalen nauwkeurig, gedurende de tijd in een reinigingscyclus dat het midden van de zuigmond over het testgebied wordt bewogen;
— NP= het gemiddelde vermogensequivalent in W, tot op 2 decimalen nauwkeurig, van een eventuele batterijgevoede actieve zuigmond van de stofzuiger, berekend als hieronder beschreven;
— t= de totale tijd in uren, tot op 4 decimalen nauwkeurig, in een reinigingscyclus tijdens welke het midden van de zuigmond, d.w.z. een punt in het midden tussen de zijkanten en de voor- en achterkant van de zuigmond, over het testgebied beweegt;
— A= de oppervlakte in m2, tot op 3 decimalen nauwkeurig, waar de zuigmond in een reinigingscyclus overheen gaat, berekend als 10 keer het product van de breedte van de zuigmond en de lengte van het testgebied. Als een huishoudstofzuiger een zuigmondbreedte van meer dan 0,320 meter heeft, dan wordt de zuigmondbreedte in deze berekening vervangen door het cijfer 0,320 meter.
Voor de hardevloerentests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel hf en de parameternamen SEhf, Phf, NPhf, thf en Ahf gebruikt. Voor de tapijttests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel c en de parameternamen SEc, Pc, NPc, tc en Ac gebruikt. Voor elk van de reinigingscycli worden de waarden van SEhf, Phf, NPhf, thf , Ahf en/of SEc, Pc, NPc, tc , Ac , voor zover van toepassing, in de technische documentatie opgenomen.
Vermogensequivalent van batterijgevoede actieve zuigmonden (NP)
De algemene vergelijking voor het gemiddelde vermogensequivalent in W van batterijgevoede actieve zuigmonden NP van toepassing op tapijt-, hardevloerenstofzuigers en stofzuigers voor algemene doeleinden, met de passende achtervoegsels, is:
waarbij:
— E= het elektriciteitsverbruik in Wh tot op 3 decimalen nauwkeurig van de batterijgevoede actieve zuigmond van de stofzuiger dat nodig is om de aanvankelijk volledig opgeladen batterij na een reinigingscyclus terug te brengen in zijn oorspronkelijke volledig opgeladen staat;
— tbat= de totale tijd in uren, tot op 4 decimalen nauwkeurig, in een reinigingscyclus waarin de batterijgevoede actieve zuigmond van de stofzuiger geactiveerd is, overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
Wanneer de stofzuiger niet van een batterijgevoede actieve zuigmond is voorzien, is de waarde van NP gelijk aan nul.
Voor de hardevloerentests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel hf en de parameternamen NPhf, Ehf en tbathf gebruikt. Voor de tapijttests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel c en de parameternamen NPc, Ec en tbatc gebruikt. Voor elk van de reinigingscycli worden de waarden van Ehf en tbathf en/of Ec en tbatc , voor zover van toepassing, in de technische documentatie opgenomen.
4. Stofopname
De stofopname op harde vloeren (dpuhf ) wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen van de resultaten van de twee reinigingscycli van een hardevloerentest.
De stofopname op tapijt (dpuc ) wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen van de resultaten van de reinigingscycli van een tapijttest. Om te corrigeren voor de afwijkingen van de oorspronkelijke eigenschappen van een testtapijt, moet de stofopname van tapijt (dpuc ) als volgt worden berekend:
waarbij:
— dpum = de gemeten stofopname van de stofzuiger;
— dpucal = de stofopname van het referentiestofzuigersysteem, gemeten toen het testtapijt nog in zijn oorspronkelijke staat verkeerde;
— dpuref = de gemeten stofopname van het referentiestofzuigersysteem.
Waarden van dpum voor elk van de reinigingscycli, dpuc, dpucal en dpuref worden in de technische documentatie opgenomen.
5. Heruitstoot van stof
De heruitstoot van stof wordt bepaald terwijl de stofzuiger met maximale luchtstroom werkt.
6. Geluidsvermogensniveau
Geluidsvermogensniveaus worden op tapijt vastgesteld.
7. Hybride stofzuigers
Voor hybride stofzuigers worden alle metingen uitgevoerd terwijl de stofzuiger uitsluitend door het elektriciteitsnet van stroom wordt voorzien en alleen met een batterijgevoede actieve zuigmond.
BIJLAGE VII
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Teneinde te beoordelen of aan de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen is voldaan, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende controleprocedure toe.
1. |
De autoriteiten van de lidstaten testen één exemplaar per model. |
2. |
Het model stofzuiger wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als de waarden en de klassen op het etiket en de productkaart overeenkomen met de waarden in de technische documentatie en als na het testen van alle relevante in tabel 4 opgenomen modelparameters blijkt dat aan al die parameters is voldaan. |
3. |
Indien het onder punt 2 bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteert de autoriteit van de lidstaat op willekeurige wijze drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die in de technische documentatie van de fabrikant op een lijst van equivalente stofzuigers zijn geplaatst. |
4. |
Het model stofzuiger wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als na het testen van alle relevante in tabel 4 vastgestelde modelparameters blijkt dat aan al die parameters is voldaan. |
5. |
Indien de onder punt 4 bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente modellen stofzuigers geacht niet aan deze verordening te voldoen. |
De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage VI vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.
De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties hebben uitsluitend betrekking op de controle van de door de autoriteiten van de lidstaten gemeten parameters en mogen niet door de leverancier worden gebruikt als een toegelaten tolerantie om de waarden in de technische documentatie vast te stellen. De waarden en klassen op het etiket of de productkaart mogen niet gunstiger zijn voor de leverancier dan de in de technische documentatie vermelde waarden.
Tabel 4
Parameter |
Controletoleranties |
Jaarlijks energieverbruik |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 10 % hoger dan de aangegeven waarde. |
Stofopname op tapijt |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 0,03 lager dan de aangegeven waarde. |
Stofopname op harde vloeren |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 0,03 lager dan de aangegeven waarde. |
Heruitstoot van stof |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 15 % hoger dan de aangegeven waarde. |
Geluidsvermogensniveau |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet hoger dan de aangegeven waarde. |
(1) het rekenkundig gemiddelde van de waarden die in het geval van drie aanvullende geteste eenheden zijn vastgesteld, zoals bepaald in punt 3.
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/24 |
VERORDENING (EU) Nr. 666/2013 VAN DE COMMISSIE
van 8 juli 2013
tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor stofzuigers betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,
Na raadpleging van het in artikel 18 van Richtlijn 2009/125/EG genoemde overlegforum,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2009/125/EG dient de Commissie voorschriften inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor energiegerelateerde producten met een significant omzet- en handelsvolume, een significant milieueffect en een significant potentieel voor verbetering met betrekking tot het milieueffect, zonder dat dit buitensporige kosten meebrengt. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 19, lid 3, en de criteria van artikel 15, lid 2, en na raadpleging van het overlegforum in voorkomend geval uitvoeringsmaatregelen vast voor huishoudapparaten, waaronder stofzuigers. |
(3) |
De Commissie heeft een voorbereidende studie uitgevoerd waarin een analyse is gemaakt van de technische, milieutechnische en economische aspecten van stofzuigers die gewoonlijk in huishoudens en in commerciële gebouwen worden gebruikt. De studie is verricht in samenwerking met de belanghebbenden en de betrokken partijen uit de Unie en derde landen, en de bevindingen ervan zijn openbaar gemaakt. |
(4) |
Nat-, natdroog-, robot-, industriële, centrale en batterijgevoede stofzuigers, boenmachines en buitenstofzuigers hebben bijzondere kenmerken en moeten daarom worden uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. |
(5) |
De milieuaspecten van de betrokken producten, die voor de doeleinden van deze verordening als significant zijn beoordeeld, zijn energieverbruik in de gebruiksfase, stofopname, heruitstoot van stof, lawaai (geluidsvermogensniveau) en duurzaamheid. Het jaarlijkse elektriciteitsverbruik in de Unie van de onder deze verordening vallende producten werd in 2005 geraamd op 18 TWh. Tenzij specifieke maatregelen worden genomen, wordt verwacht dat het jaarlijkse verbruik in 2020 zal zijn opgelopen tot 34 TWh. Uit de voorbereidende studie blijkt dat het energieverbruik van de onder deze verordening vallende producten aanzienlijk kan worden verminderd. |
(6) |
Uit de voorbereidende studie blijkt ook dat in het geval van stofzuigers eisen betreffende andere, in deel 1 van bijlage I bij Richtlijn 2009/125/EG genoemde parameters voor ecologisch ontwerp niet nodig zijn. |
(7) |
Het energieverbruik van stofzuigers moet efficiënter worden gemaakt door toepassing van bestaande niet-geoctrooieerde kosteneffectieve technologieën waarmee de gecombineerde kosten van aankoop en gebruik van deze producten kunnen worden verminderd. |
(8) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp mogen uit het oogpunt van de eindgebruiker geen negatieve invloed hebben op de werking van het product en ze mogen geen schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid, de veiligheid en het milieu. Meer in het bijzonder moeten de baten van een vermindering van het energieverbruik gedurende de gebruiksfase groter zijn dan de extra milieueffecten gedurende de productie- en verwijderingsfasen. |
(9) |
De eisen inzake ecologisch ontwerp moeten geleidelijk worden ingevoerd, zodat fabrikanten voldoende tijd krijgen om het ontwerp van de onder deze verordening vallende producten te herzien. Het tijdschema dient zodanig te zijn dat negatieve effecten op de werking van in de handel aangeboden producten worden voorkomen en dat rekening wordt gehouden met kosteneffecten voor eindgebruikers en fabrikanten, met name het midden- en kleinbedrijf, terwijl tevens wordt gegarandeerd dat de doelstellingen van deze verordening tijdig worden verwezenlijkt. |
(10) |
Deze verordening zal maximaal vijf jaar na de inwerkingtreding ervan worden herzien en ten aanzien van twee bepalingen uiterlijk op 1 september 2016. |
(11) |
Verordening (EU) nr. 327/2011 van de Commissie van 30 maart 2011 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor door motoren aangedreven ventilatoren met een elektrisch ingangsvermogen tussen 125 W en 500 kW (2) moet worden gewijzigd om in stofzuigers ingebouwde ventilatoren van de werkingssfeer ervan uit te sluiten teneinde te voorkomen dat specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp voor hetzelfde product in twee aparte verordeningen zijn opgenomen. |
(12) |
Metingen van de relevante productparameters moeten plaatsvinden volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die zijn vastgesteld door de Europese normalisatieorganisaties die worden genoemd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie (3). |
(13) |
Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG moeten de toepasselijke overeenstemmingsbeoordelingsprocedures in deze verordening worden gespecificeerd. |
(14) |
Ter ondersteuning van controles op de naleving moeten fabrikanten informatie opnemen in de in de bijlagen IV en V bij Richtlijn 2009/125/EG bedoelde technische documentatie, voor zover deze informatie betrekking heeft op de eisen van deze verordening. |
(15) |
Naast de in deze verordening vastgestelde juridisch bindende eisen, moeten indicatieve benchmarks voor de beste beschikbare technologieën worden vastgesteld om te garanderen dat informatie over de milieuprestaties tijdens de levensduur van de onder deze verordening vallende producten op grote schaal beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk is. |
(16) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. In deze verordening worden de eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het op de markt brengen van op het elektriciteitsnet aan te sluiten stofzuigers, met inbegrip van hybride stofzuigers.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
nat-, natdroog-, batterijgevoede, robot-, industriële en centrale stofzuigers; |
b) |
boenmachines; |
c) |
buitenstofzuigers. |
Artikel 2
Definities
Naast de definities in artikel 2 van Richtlijn 2009/125/EG zijn in het kader van de onderhavige verordening de volgende definities van toepassing:
1. „stofzuiger”: een apparaat dat vuil van een te reinigen oppervlak verwijdert door middel van een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk;
2. „hybride stofzuiger”: een stofzuiger die door zowel het elektriciteitsnet als batterijen van stroom kan worden voorzien;
3. „natstofzuiger”: een stofzuiger die droog en/of nat materiaal (vuil) van een oppervlakte verwijdert door schoonmaakmiddel op waterbasis of stoom op het te reinigen oppervlak aan te brengen en deze, met het vuil, weer te verwijderen met behulp van een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk, met inbegrip van soorten die algemeen bekendstaan als sproei-extractiemachines;
4. „natdroogstofzuiger”: een stofzuiger die zo ontworpen is dat hij een hoeveelheid van meer dan 2,5 liter vocht kan verwijderen, gecombineerd met de functie van een droge stofzuiger;
5. „droogstofzuiger”: een stofzuiger die zo ontworpen is dat hij voornamelijk droog vuil (stof, vezels, draden) kan verwijderen, met inbegrip van soorten die zijn voorzien van een batterijgevoede actieve zuigmond;
6. „batterijgevoede actieve zuigmond”: een zuigmond voorzien van een klopapparaat dat door batterijen wordt gevoed om de vuilverwijdering te ondersteunen;
7. „batterijgevoede stofzuiger”: een stofzuiger die uitsluitend door batterijen wordt gevoed;
8. „robotstofzuiger”: een batterijgevoede stofzuiger die zonder menselijke tussenkomst kan werken binnen een bepaald oppervlak, en die bestaat uit een mobiel gedeelte en een oplaadstation en/of andere accessoires om de werking ervan te ondersteunen;
9. „industriële stofzuiger”: een stofzuiger die is ontworpen als onderdeel van een productieproces, om gevaarlijke stoffen te verwijderen, om zwaar stof uit de bouw, de metaalgieterij, de mijnbouw of de voedingsindustrie te verwijderen, als onderdeel van een industriële machine of een industrieel werktuig en/of een professionele stofzuiger met een zuigmondbreedte van meer dan 50 cm;
10. „professionele stofzuiger”: een stofzuiger voor professionele huishouddoeleinden en bedoeld voor gebruik door leken, schoonmaakpersoneel of schoonmaakbedrijven in kantoren, winkels, ziekenhuizen en hotels, als zodanig aangegeven door de fabrikant in de verklaring van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (4);
11. „centrale stofzuiger”: een stofzuiger met een vaste (niet-verplaatsbare) onderdrukbron op een bepaalde plaats en met slangaansluitingen op vaste plaatsen in het gebouw;
12. „boenmachine”: een elektrisch apparaat dat bedoeld is om bepaalde soorten vloeren te beschermen, glad te maken en/of weer te doen glanzen, gewoonlijk gebruikt in combinatie met een boenmiddel dat door het apparaat op de vloer moet worden gewreven en gewoonlijk ook uitgerust met een stofzuiger als hulpfunctie;
13. „buitenstofzuiger”: een apparaat dat is ontworpen voor gebruik buitenshuis om afval zoals gemaaid gras en bladeren in een opvangbak te verzamelen door middel van een luchtstroom die tot stand komt door een binnen de eenheid opgewekte onderdruk, dat een versnipperaar kan bevatten en dat soms ook als blazer kan dienstdoen;
14. „batterijgevoede stofzuiger van groot formaat”: een batterijgevoede stofzuiger die, wanneer hij volledig geladen is, 15 m2 vloeroppervlak kan reinigen door twee dubbele gangen te maken over elk deel van de vloer zonder te worden opgeladen;
15. „waterfilterstofzuigers”: een droogstofzuiger die meer dan 0,5 liter water gebruikt als voornaamste filtermedium, waarbij de aangezogen lucht door het water wordt geleid, waardoor het verwijderde droge materiaal op weg door het water daarin achterblijft;
16. „huishoudstofzuiger”: een stofzuiger die bedoeld is voor huishoudelijk gebruik of gebruik in huis, als zodanig aangegeven door de fabrikant in de verklaring van overeenstemming overeenkomstig Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (5);
17. „stofzuiger voor algemene doeleinden”: een stofzuiger die is voorzien van een vaste, of ten minste één afneembare zuigmond die bedoeld is voor het reinigen van zowel tapijten als harde vloeren, of die is voorzien van zowel ten minste één afneembare zuigmond die specifiek voor het reinigen van tapijten is ontworpen en ten minste één afneembare zuigmond voor het reinigen van harde vloeren;
18. „hardevloerenstofzuiger”: een stofzuiger die is voorzien van een vaste zuigmond die speciaal is ontworpen voor het reinigen van harde vloeren, of die uitsluitend is voorzien van één of meer afneembare zuigmonden die speciaal zijn ontworpen voor het reinigen van harde vloeren;
19. „tapijtstofzuiger”: een stofzuiger die is voorzien van een vaste zuigmond die speciaal is ontworpen voor het reinigen van tapijten, of die uitsluitend is voorzien van één of meer afneembare zuigmonden die speciaal zijn ontworpen voor het reinigen van tapijten;
20. „equivalente stofzuiger”: een model op de markt gebrachte stofzuiger met eenzelfde toegevoerd vermogen, jaarlijks energieverbruik, stofopname op tapijten en harde vloeren, heruitstoot van stof, geluidsvermogensniveau, levensduur van de slang en operationele levensduur van de motor als een ander model stofzuiger dat onder een ander commercieel codenummer op de markt is gebracht door dezelfde fabrikant.
Artikel 3
Eisen inzake ecologisch ontwerp
1. De eisen voor ecologisch ontwerp voor stofzuigers zijn opgenomen in bijlage I. Zij worden volgens het onderstaande tijdschema toegepast:
a) |
met ingang van 1 september 2014, zoals aangegeven in bijlage I, punt 1, onder a), en punt 2; |
b) |
met ingang van 1 september 2017, zoals aangegeven in bijlage I, punt 1, onder b), en punt 2; |
2. De naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten en berekend overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde methoden.
Artikel 4
Overeenstemmingsbeoordeling
1. De in artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde procedure voor overeenstemmingsbeoordeling bestaat uit de in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.
2. Ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat het technisch documentatiedossier een afschrift van de in bijlage II bij deze verordening uiteengezette berekeningen.
3. Wanneer de in de technische documentatie voor een bepaald model stofzuiger opgenomen informatie verkregen is door berekening op basis van een gelijkwaardige stofzuiger, worden in de technische documentatie nadere gegevens opgenomen inzake die berekeningen, alsmede inzake de tests die de fabrikanten hebben uitgevoerd om de nauwkeurigheid van de uitgevoerde berekeningen te verifiëren. In dergelijke gevallen moet de technische documentatie ook een lijst bevatten van alle gelijkwaardige modellen stofzuiger waarvoor de informatie in de technische documentatie op dezelfde basis is verkregen.
Artikel 5
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde markttoezichtcontroles met betrekking tot de naleving van de in bijlage I bij de onderhavige verordening beschreven eisen gebruiken de lidstaten de in bijlage III bij de onderhavige verordening beschreven controleprocedure.
Artikel 6
Indicatieve benchmarks
De indicatieve benchmarks voor de beste in de handel verkrijgbare stofzuigers op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening worden beschreven in bijlage IV.
Artikel 7
Herziening
1. Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding ervan, evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en presenteert zij de resultaten van deze evaluatie aan het overlegforum. Tijdens de evaluatie worden met name de in bijlage III vastgestelde controletoleranties beoordeeld, alsmede of de batterijgevoede stofzuigers van groot formaat in de werkingssfeer van de verordening moeten worden opgenomen en of het doenlijk is jaarlijkse eisen ten aanzien van energieverbruik, stofopname en heruitstoot van stof vast te stellen die zijn gebaseerd op meting met een gedeeltelijk gevulde in plaats van met een lege stofcontainer.
2. Uiterlijk op 1 september 2016 evalueert de Commissie de specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp ten aanzien van de duurzaamheid van de slang en de operationele levensduur van de motor en legt zij het resultaat van die evaluatie voor aan het overlegforum.
Artikel 8
Wijziging van Verordening (EU) nr. 327/2011
Verordening (EU) nr. 327/2011 wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, lid 3, wordt het volgende toegevoegd:
„e) |
zijn ontworpen om te werken met een optimale energie-efficiëntie bij 8 000 omwentelingen per minuut of meer.”. |
In artikel 3, lid 4, wordt het volgende geschrapt:
„a) |
met een optimale energie-efficiëntie bij 8 000 omwentelingen per minuut of meer;”. |
Artikel 9
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juli 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
(2) PB L 90 van 6.4.2011, blz. 8.
(3) PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.
(4) PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.
(5) PB L 374 van 27.12.2006, blz. 10.
BIJLAGE I
Eisen inzake ecologisch ontwerp
1. Specifieke eisen inzake ecologisch ontwerp
Stofzuigers moeten aan de volgende eisen voldoen:
a) |
Met ingang van 1 september 2014:
Deze limieten zijn niet van toepassing op waterfilterstofzuigers. |
b) |
Met ingang van 1 september 2017:
|
Het jaarlijkse energieverbruik, het nominale ingangsvermogen, de dpuc (de stofopname op tapijt), de dpuhf (de stofopname op harde vloeren), de heruitstoot van stof, het geluidsvermogensniveau, de duurzaamheid van de slang en de operationele levensduur van de motor worden berekend overeenkomstig bijlage II.
2. Door de fabrikanten te verstrekken informatie
a) |
De technische documentatie, de gebruiksaanwijzing en de gratis toegankelijke websites van de fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs moeten de volgende informatie bevatten:
|
b) |
De technische documentatie en een voor vaklieden bestemd deel van de gratis toegankelijke websites van de fabrikanten, hun gemachtigde vertegenwoordigers of importeurs moeten de volgende informatie bevatten:
|
BIJLAGE II
Meet- en berekeningsmethoden
1. Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening dienen metingen en berekeningen te worden verricht aan de hand van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meet- en berekeningsmethoden, waaronder geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers voor dat doel zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij moeten aan alle in deze bijlage vastgestelde technische definities, voorwaarden, vergelijkingen en parameters voldoen.
2. Technische definities
a) „hardevloerentest”: een test van twee schoonmaakcycli waarbij de zuigmond van een stofzuiger met maximale zuigkracht over een testgebied gaat bestaande uit een houten testplaat met een breedte die gelijk is aan de breedte van de zuigmond, waarin diagonaal (onder een hoek van 45o) een testspleet is aangebracht, waarbij de verstreken tijd, het elektriciteitsverbruik en de relatieve positie van het midden van de zuigmond ten opzichte van het testgebied permanent wordt gemeten en vastgelegd bij een juiste steekproeffrequentie en waarbij aan het einde van elke reinigingscyclus de afname van de massa van de testspleet wordt beoordeeld;
b) „testspleet”: een afneembaar U-vormig inzetstuk van passende afmetingen dat aan het begin van een reinigingscyclus wordt gevuld met passend kunstmatig stof;
c) „tapijttest”: een test met een passend aantal reinigingscycli op een testopstelling van wiltontapijt waarbij de zuigmond van een stofzuiger met maximale zuigkracht over het testgebied gaat dat even breed is als de zuigmond en dat een passende lengte heeft, vuilgemaakt met gelijk verdeeld en passend ingebracht teststof van een passende samenstelling, waarbij de verstreken tijd, het elektriciteitsverbruik en de relatieve positie van het midden van de zuigmond ten opzichte van het testgebied permanent wordt gemeten en vastgelegd bij een juiste steekproeffrequentie en waarbij aan het einde van elke reinigingscyclus de toename van de massa in de stofcontainer van het apparaat wordt beoordeeld;
d) „zuigmondbreedte” (in meter, tot op 3 decimalen nauwkeurig): maximale breedte aan de buitenzijde van de zuigmond;
e) „reinigingscyclus”: een serie van 5 dubbele gangen van de stofzuiger over een vloerspecifiek testgebied („tapijt” of „harde vloer”);
f) „dubbele gang”: betekent één voorwaartse beweging en één achterwaartse beweging van de zuigmond in een parallel patroon, uitgevoerd met een uniforme testgangsnelheid en met een gespecificeerde testganglengte;
g) „testgangsnelheid” (in meter per uur): passende zuigmondsnelheid voor testdoeleinden, bij voorkeur tot stand gebracht met een elektromechanisch toestel. Producten met zichzelf voortbewegende zuigmonden moeten zo dicht mogelijk bij de juiste snelheid komen, maar een afwijking is toegestaan wanneer dat duidelijk is aangegeven in de technische documentatie;
h) „testganglengte” (in meter): de lengte van het testgebied plus de afstand die door het midden van de zuigmond wordt afgelegd wanneer die wordt bewogen over de passende versnellingszones vóór en na het testgebied;
i) „stofopname” (dust pick-up dpu — tot op 3 decimalen nauwkeurig): betekent de verhouding van de massa van de verwijderde hoeveelheid kunstmatig stof, die voor tapijt wordt vastgesteld door middel van de toename van de massa van de stofcontainer van het apparaat en voor harde vloeren door middel van de afname van de massa van de testspleet, na een aantal dubbele gangen van de zuigermond over de massa kunstmatig stof dat op een testgebied is aangebracht, waarbij voor tapijt een correctie plaatsvindt voor de specifieke testomstandigheden, en voor harde vloeren voor de lengte en de positie van de testspleet;
j) „referentiestofzuigersysteem”: elektrisch aangedreven laboratoriumapparatuur die wordt gebruikt om de gekalibreerde en referentiestofopname van tapijten te meten met bepaalde luchtgerelateerde parameters om de reproduceerbaarheid van de testresultaten te verbeteren;
k) „nominaal ingangsvermogen” (in W): het door de fabrikant aangegeven elektrische ingangsvermogen, waarbij voor apparaten die geschikt zijn om ook voor andere doeleinden dan stofzuigen te worden gebruikt, uitsluitend het elektrische ingangsvermogen voor stofzuigen geldt;
l) „heruitstoot van stof”: de verhouding, uitgedrukt als percentage tot op twee decimalen nauwkeurig, tussen het aantal van alle stofdeeltjes kleiner dan 0,3 tot 10 μm dat door een stofzuiger wordt uitgestoten, enerzijds, en het aantal stofdeeltjes van dezelfde afmetingen dat de zuiginlaat binnengaat wanneer daaraan een specifieke hoeveelheid stof met dat deeltjesgrootte-interval wordt aangeboden. De waarde omvat niet alleen stof dat bij de uitlaat van de stofzuiger is gemeten, maar ook stof dat elders door lekken is uitgestoten, of dat door de stofzuiger zelf wordt gegenereerd;
m) „geluidsvermogensniveau”: door de lucht verspreide akoestische geluidsemissie, uitgedrukt in dB(A) re 1 pW en afgerond tot het dichtstbijzijnde gehele getal.
3. Jaarlijks energieverbruik
Het jaarlijkse energieverbruik (AE) wordt in kWh/jaar, afgerond op één decimaal, als volgt berekend:
|
voor tapijtstofzuigers:
|
|
voor hardevloerenstofzuigers:
|
|
voor stofzuigers voor algemene doeleinden:
|
waarbij:
— ASEc= het gemiddelde specifieke energieverbruik in Wh/m2 gedurende een taptijttest, berekend zoals hieronder aangegeven;
— ASEhf= het gemiddelde specifieke energieverbruik in Wh/m2 gedurende een hardevloerentest, berekend zoals hieronder aangegeven;
— dpuc= de stofopname op tapijt, vastgesteld overeenkomstig punt 4 van deze bijlage;
— dpuhf= de stofopname op harde vloeren, vastgesteld overeenkomstig punt 4 van deze bijlage;
— 50= het standaardaantal één uur durende reinigingsbeurten per jaar;
— 87= het te reinigen standaardwoonoppervlak in m2;
— 4= het standaardaantal malen dat een stofzuiger over elk punt op de vloer gaat (twee dubbele gangen);
— 0,001= de omrekeningsfactor van Wh tot kWh;
— 1= de standaardstofopname;
— 0,20= het standaardverschil in stofopname tussen vijf en twee dubbele gangen.
Gemiddeld specifiek energieverbruik (Average specific energy consumption — ASE)
Het gemiddelde specifieke energieverbruik tijdens de tapijttest (ASEc ) en tijdens de hardevloerentest (ASEhf ) wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen van het specifieke energieverbruik (SE) van het aantal reinigingscycli van de tapijt- respectievelijk hardevloerentest. De algemene vergelijking voor het specifieke energieverbruik SE in Wh/m2 testgebied, tot op 3 decimalen nauwkeurig, voor tapijt- en hardevloerenstofzuigers en stofzuigers voor algemene doeleinden met de passende achtervoegsels is:
waarbij:
— P= het gemiddelde vermogen in W, tot op 2 decimalen nauwkeurig, gedurende de tijd in een reinigingscyclus dat het midden van de zuigmond over het testgebied wordt bewogen;
— NP= het gemiddelde vermogensequivalent in W, tot op 2 decimalen nauwkeurig, van een eventuele batterijgevoede actieve zuigmond van de stofzuiger, berekend als hieronder beschreven;
— t= de totale tijd in uren, tot op 4 decimalen nauwkeurig, in een reinigingscyclus tijdens welke het midden van de zuigmond, d.w.z. een punt in het midden tussen de zijkanten en de voor- en achterkant van de zuigmond, over het testgebied beweegt;
— A= de oppervlakte in m2, tot op 3 decimalen nauwkeurig, waar de zuigmond in een reinigingscyclus overheen gaat, berekend als 10 keer het product van de breedte van de zuigmond en de lengte van het testgebied. Als een huishoudstofzuiger een zuigmondbreedte van meer dan 0,320 m heeft, dan wordt de zuigmondbreedte in deze berekening vervangen door het cijfer 0,320 m.
Voor de hardevloerentests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel hf en de parameternamen SEhf , Phf , NPhf , thf en Ahf gebruikt. Voor de tapijttests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel c en de parameternamen SEc , Pc , NPc , tc en Ac gebruikt. Voor elk van de reinigingscycli worden de waarden van SEhf , Phf , NPhf , thf , Ahf en/of SEc , Pc , NPc , tc , Ac , voor zover van toepassing, in de technische documentatie opgenomen.
Vermogensequivalent van batterijgevoede actieve zuigmonden (NP)
De algemene vergelijking voor het gemiddelde vermogensequivalent in W van batterijgevoede actieve zuigmonden NP van toepassing op tapijt-, hardevloerenstofzuigers en stofzuigers voor algemene doeleinden, met de passende achtervoegsels, is:
waarbij:
— E= het elektriciteitsverbruik in Wh tot op 3 decimalen nauwkeurig van de batterijgevoede actieve zuigmond van de stofzuiger dat nodig is om de aanvankelijk volledig opgeladen batterij na een reinigingscyclus terug te brengen in zijn oorspronkelijke volledig opgeladen staat;
— tbat= de totale tijd in uren, tot op 4 decimalen nauwkeurig, in een reinigingscyclus waarin de batterijgevoede actieve zuigmond van de stofzuiger geactiveerd is, overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
Wanneer de stofzuiger niet van een batterijgevoede actieve zuigmond is voorzien, is de waarde van NP gelijk aan nul.
Voor de hardevloerentests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel hf en de parameternamen NPhf , Ehf en tbathf gebruikt. Voor de tapijttests worden in bovenstaande vergelijking het achtervoegsel c en de parameternamen NPc , Ec en tbatc gebruikt. Voor elk van de reinigingscycli worden de waarden van Ehf en tbathf en/of Ec en tbatc , voor zover van toepassing, in de technische documentatie opgenomen.
4. Stofopname
De stofopname op harde vloeren (dpuhf ) wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen van de resultaten van de twee reinigingscycli van een hardevloerentest.
De stofopname op tapijt (dpuc ) wordt vastgesteld door het gemiddelde te nemen van de resultaten van de reinigingscycli van een tapijttest. Om te corrigeren voor de afwijkingen van de oorspronkelijke eigenschappen van een testtapijt, moet de stofopname van tapijt (dpuc ) als volgt worden berekend:
waarbij:
— dpum= de gemeten stofopname van de stofzuiger;
— dpucal= de stofopname van het referentiestofzuigersysteem, gemeten toen het testtapijt nog in zijn oorspronkelijke staat verkeerde;
— dpuref= de gemeten stofopname van het referentiestofzuigersysteem.
Waarden van dpum voor elk van de reinigingscycli dpuc , dpucal en dpuref worden in de technische documentatie opgenomen.
5. Heruitstoot van stof
De heruitstoot van stof wordt bepaald terwijl de stofzuiger met maximale luchtstroom werkt.
6. Geluidsvermogensniveau
Geluidsvermogensniveaus worden op tapijt vastgesteld.
7. Duurzaamheid van de slang
De slang wordt bruikbaar geacht als deze na 40 000 vervormingen onder belasting niet zichtbaar beschadigd is. De belasting wordt uitgeoefend door een gewicht van 2,5 kg.
8. Operationele levensduur van de motor
De stofzuiger loopt met een halfvolle stofcontainer afwisselend gedurende perioden van 14 minuten en 30 seconden in de aan-stand en 30 seconden in de uit-stand. De stofcontainer en de filters worden op gezette tijden vervangen. De test mag na 500 uur en moet na 600 uur worden afgebroken. De totale looptijd wordt vastgelegd en opgenomen in de technische documentatie. De luchtstroom, het vacuüm en het ingangsvermogen worden op gezette tijden vastgesteld, en de waarden, alsmede de operationele levensduur van de motor, worden opgenomen in de technische documentatie.
9. Hybride stofzuigers
Voor hybride stofzuigers worden alle metingen uitgevoerd terwijl de stofzuiger uitsluitend door het elektriciteitsnet van stroom wordt voorzien en alleen met een batterijgevoede actieve zuigmond.
BIJLAGE III
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde markttoezichtcontroles passen de autoriteiten van de lidstaten de hierna beschreven controleprocedure toe met betrekking tot de naleving van de in bijlage II beschreven eisen:
1. |
De autoriteiten van de lidstaten testen één exemplaar per model. |
2. |
Het model stofzuiger wordt geacht te voldoen aan de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde toepasselijke eisen als de waarden in de technische documentatie voldoen aan de in die bijlage vastgestelde eisen en als na het testen van alle relevante in bijlage I en tabel 1 vastgestelde modelparameters blijkt dat aan al die parameters is voldaan. |
3. |
Indien het in punt 2 bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteert de autoriteit van de lidstaat op willekeurige wijze drie extra te testen eenheden van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde eenheden van één of meer verschillende modellen zijn die overeenkomstig artikel 4 in de technische documentatie van de fabrikant op een lijst van equivalente stofzuigers zijn geplaatst. |
4. |
Het model stofzuiger wordt geacht te voldoen aan de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde toepasselijke eisen als na het testen van alle relevante in bijlage I en tabel 1 vastgestelde modelparameters blijkt dat aan al die parameters is voldaan. |
5. |
Indien de in punt 4 bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente modellen stofzuigers geacht niet aan deze verordening te voldoen. |
De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage II vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.
De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties hebben uitsluitend betrekking op de controle van de door de autoriteiten van de lidstaten gemeten parameters en mogen niet door de fabrikant of de importeur worden gebruikt als een toegelaten tolerantie om de waarden in de technische documentatie vast te stellen.
Tabel 1
Parameter |
Controletoleranties |
Jaarlijks energieverbruik |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 10 % hoger dan de aangegeven waarde. |
Stofopname op tapijt |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 0,03 lager dan de aangegeven waarde. |
Stofopname op harde vloeren |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 0,03 lager dan de aangegeven waarde. |
Heruitstoot van stof |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 15 % hoger dan de aangegeven waarde. |
Geluidsvermogensniveau |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet hoger dan de aangegeven waarde. |
Operationele levensduur van de motor |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 5 % lager dan de aangegeven waarde. |
(1) het rekenkundig gemiddelde van de waarden die in het geval van drie aanvullende geteste eenheden zijn vastgesteld, zoals bepaald in punt 3.
BIJLAGE IV
Benchmarks
Op het moment dat deze verordening in werking treedt, is de beste beschikbare technologie op de markt voor huishoudstofzuigers een steelstofzuiger van 650 W met een zuigmondbreedte van 0,28 m, wat neerkomt op een energiegebruik van 1,29Wh/m2, hoewel dit gepaard gaat met een nominaal geluidsvermogensniveau van meer dan 83 dB.
De gegevens betreffende stofopname en stofheruitstoot die zijn verkregen in overeenstemming met de methoden waarnaar in deze verordening wordt verwezen en die hierin zijn vastgesteld, zijn voor de bovenstaande machine niet beschikbaar. De beste stofopname die momenteel op de markt beschikbaar is, bedraagt ongeveer 1,08 voor harde vloeren met spleet, en 0,90 op tapijt. De beste stofheruitstoot die momenteel op de markt verkrijgbaar is, bedraagt ongeveer 0,0002 %. Het beste geluidsvermogensniveau bedraagt 62 dB.
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/35 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 667/2013 VAN DE COMMISSIE
van 12 juli 2013
tot verlening van een vergunning voor diclazuril als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen (vergunninghouder Eli Lilly and Company Ltd) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 162/2003
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2) een vergunning is verleend |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 162/2003 (3) is voor diclazuril, CAS-nummer 101831-37-2, overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning voor tien jaar verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen. Vervolgens is dat preparaat overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van diclazuril als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokleghennen, waarbij is verzocht om indeling van dat toevoegingsmiddel in de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 31 januari 2013 (4) geconcludeerd dat diclazuril onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in diervoeding geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het coccidiose bij opfokleghennen doeltreffend kan bestrijden. De EFSA heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel in diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van diclazuril, CAS-nummer 101831-37-2, blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
Als gevolg van de verlening van een nieuwe vergunning krachtens Verordening (EG) nr. 1831/2003 moet Verordening (EG) nr. 162/2003 worden ingetrokken. |
(7) |
Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „coccidiostatica en histomonostatica”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 162/2003 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Het in de bijlage beschreven preparaat en diervoeders die dat preparaat bevatten mogen, indien zij vóór 2 februari 2014 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 augustus 2013 van toepassing waren, verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 juli 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.
(3) PB L 26 van 31.1.2003, blz. 3.
(4) EFSA Journal 2013; 11(3):3106.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel (handelsnaam) |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
Maximumgehalte aan residuen (MRL’s) in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mg werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coccidiostatica en histomonostatica |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
51771 |
Eli Lilly and Company Ltd |
Diclazuril 0,5 g/100 g (Clinacox 0,5 %) |
|
Opfokleghennen |
16 weken |
1 |
1 |
|
2 augustus 2023 |
Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie (3) |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het communautaire referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/39 |
VERORDENING (EU) Nr. 668/2013 VAN DE COMMISSIE
van 12 juli 2013
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van 2,4-DB, dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a), en artikel 49, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor 2,4-DB, indoxacarb en pyraclostrobine zijn maximumresidugehalten (MRL’s) opgenomen in bijlage II en deel B van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Voor dimethomorf zijn MRL’s vastgesteld in deel A van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(2) |
Bepaalde technische aanpassingen moeten worden aangebracht; meer bepaald moet de benaming van de werkzame stof „2,4 DB” worden vervangen door „2,4-DB”. Bijlage II en deel B van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(3) |
Voor 2,4-DB heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL’s ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 (2). De EFSA heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. De EFSA concludeerde dat er bepaalde gegevens ontbraken met betrekking tot de MRL’s voor gerst, haver, rogge en tarwe, voor vlees, vet, lever en nieren van varkens, runderen, schapen en geiten, alsmede voor koeienmelk, schapenmelk en geitenmelk, en dat de risicomanagers aanvullend onderzoek moeten verrichten. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moeten de MRL’s voor deze producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgelegd op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Bij de beoordeling van deze MRL’s wordt rekening gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. |
(4) |
Voor dimethomorf heeft de EFSA een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL’s ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 (3). De EFSA heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. De EFSA heeft aanbevolen de MRL’s te verlagen voor ananassen, aardappelen, bosuien, komkommers, augurken, courgettes, meloenen, koolrabi, andijvie, witlof, bonen (vers, zonder peulen), papaverzaad en raapzaad, voor vlees, vet, lever en nieren van varkens, runderen, schapen en geiten, alsmede voor vlees, vet, en lever van pluimvee, koeienmelk, schapenmelk, geitenmelk en vogeleieren. Voor andere producten heeft de EFSA aanbevolen de bestaande MRL’s te verhogen of te handhaven. De EFSA concludeerde dat er bepaalde gegevens ontbraken met betrekking tot de MRL’s voor bramen, frambozen en spinazie, en dat de risicomanagers aanvullend onderzoek moeten verrichten. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moeten de MRL’s voor deze producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgelegd op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Bij de evaluatie van deze MRL’s wordt rekening gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. Wat betreft „bolgewassen — andere”, moet de MRL op een ander niveau worden vastgelegd dan door de EFSA is vastgesteld, aangezien er geen risico voor consumenten is en gezien de aanvullende informatie die door Duitsland is verstrekt over de goede landbouwpraktijken. Na de indiening van het in de eerste zin genoemde advies heeft de EFSA een aanvullend advies ingediend met betrekking tot de MRL’s voor knoflook, uien, sjalotten, broccoli, sluitkool, bladkoolachtigen, sla, andijvie, spinazie, snijbiet en selderij (4) (5). Deze adviezen moeten in overweging worden genomen. |
(5) |
Voor indoxacarb heeft de EFSA een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL’s ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 (6). De EFSA heeft voorgesteld de residudefinitie te wijzigen. De EFSA heeft aanbevolen de MRL’s voor blauwe bessen, aalbessen, kruisbessen, rozenbottels, moerbeien, azaroles, vlierbessen, spruitjes, sluitkool, andijvie, pinda’s, raapzaad en maïs te verlagen. Voor andere producten heeft de EFSA aanbevolen de bestaande MRL’s te verhogen of te handhaven. De EFSA concludeerde dat er bepaalde gegevens ontbraken met betrekking tot de MRL’s voor appels, broccoli, bloemkool, veldsla, raketsla, rucola, bladeren en spruiten van brassica, vlees, vet en lever van pluimvee en vogeleieren, en dat de risicomanagers aanvullend onderzoek moeten verrichten. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moeten de MRL’s voor deze producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgelegd op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Bij de beoordeling van deze MRL’s wordt rekening gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. Na de indiening van het in de eerste zin genoemde advies heeft de EFSA een aanvullend advies ingediend met betrekking tot de MRL’s voor aardbeien, frambozen, Chinese kool, veldsla, bonen (vers, met peulen), kardoen, knolvenkel en rabarber (7). Dit advies moet in overweging worden genomen. |
(6) |
Voor pyraclostrobine heeft de EFSA een met redenen omkleed advies over de bestaande MRL’s ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 2, juncto artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 (8). De EFSA heeft aanbevolen de MRL’s voor andijvie en lupinen (droog) te verlagen. Voor andere producten heeft de EFSA aanbevolen de bestaande MRL’s te verhogen of te handhaven. De EFSA concludeerde dat er bepaalde gegevens ontbraken met betrekking tot de MRL’s voor tafeldruiven, selderij, katoenzaad en koffiebonen, en dat de risicomanagers aanvullend onderzoek moeten verrichten. Aangezien er geen risico voor consumenten is, moeten de MRL’s voor deze producten in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden vastgelegd op het bestaande niveau of op het door de EFSA vastgestelde niveau. Bij de beoordeling van deze MRL’s wordt rekening gehouden met de informatie die binnen twee jaar na de bekendmaking van deze verordening beschikbaar komt. Na de indiening van het in de eerste zin genoemde advies heeft de EFSA een aanvullend advies ingediend met betrekking tot de MRL’s voor sinaasappelen, bladkoolachtigen, lijnzaad, pinda’s, papaverzaad, sesamzaad, raapzaad, mosterdzaad, katoenzaad, saffloer, bernagie, huttentut en wonderboom (9) (10). Deze adviezen moeten in overweging worden genomen. Wat betreft kersen, perziken, pruimen, aardbeien, bramen, frambozen, blauwe bessen, papaya’s, uien, cucurbitaceae (eetbare schil), gerst, haver, rogge, sorghum en tarwe, heeft de commissie van de Codex Alimentarius (CAC) (11), na de indiening van het in de eerste zin genoemde advies door de EFSA, Codex-MRL’s (CXL’s) vastgesteld voor pyraclostrobine. Deze CLX’s moeten in overweging worden genomen, met uitzondering van de CXL’s die niet veilig zijn voor een Europese consumentengroep en waarvoor de Unie bij de CAC (12) voorbehoud heeft gemaakt. |
(7) |
Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL’s aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(8) |
De handelspartners van de Unie zijn via de Wereldhandelsorganisatie over de nieuwe MRL’s geraadpleegd en er is rekening gehouden met hun opmerkingen. |
(9) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat de gewijzigde MRL’s van toepassing worden, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de wijziging van de MRL’s voortvloeien. |
(10) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 en delen A en B van bijlage III bij die verordening moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De verordening voorziet in een overgangsregeling voor producten die voor de wijziging van de MRL’s rechtmatig werden vervaardigd en waarvoor uit de informatie is gebleken dat een hoog niveau van consumentenbescherming wordt gehandhaafd, zodat deze op een normale wijze in de handel gebracht, verwerkt en geconsumeerd kunnen worden. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 396/2005 blijft in de versie die voor de wijziging uit hoofde van deze verordening van kracht was, van toepassing op producten die voor 2 februari 2014 rechtmatig werden geproduceerd:
1. |
wat betreft de werkzame stoffen 2,4-DB en dimethomorf in en op alle producten; |
2. |
wat betreft de werkzame stof indoxacarb in en op alle producten behalve sluitkool en andijvie; |
3. |
wat betreft de werkzame stof pyraclostrobine in en op alle producten behalve andijvie. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 2 februari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 juli 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for 2,4-DB according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2011; 9(10):2420 [35 blz.].
(3) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for dimethomorph according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2011; 9(8):2348 [64 blz.].
(4) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Modification of the existing MRLs for dimethomorph in spinach and beet leaves (chard). EFSA Journal 2011; 9(11):2437 [24 blz.].
(5) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Modification of the existing MRLs for dimethomorph in several vegetable crops. EFSA Journal 2012; 10(7):2845 [35 blz.].
(6) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for indoxacarb according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2011; 9(8):2343 [83 blz.], zoals op 3 september 2012 bekendgemaakt.
(7) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Modification of the existing MRLs for indoxacarb in various crops. EFSA Journal 2012; 10(7):2833 [33 blz.], zoals op 5 september 2012 bekendgemaakt.
(8) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Review of the existing maximum residue levels (MRLs) for pyraclostrobin according to Article 12 of Regulation (EC) No 396/2005. EFSA Journal 2011; 9(8):2344 [92 blz.].
(9) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Modification of the existing MRLs for pyraclostrobin in various crops. EFSA Journal 2011; 9(3):2120. [41 blz.].
(10) Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, Modification of the existing MRLs for pyraclostrobin in leafy brassica and various cereals. EFSA Journal 2012; 10(3):2606 [36 blz.].
(11) De verslagen van het Codex-comité voor bestrijdingsmiddelenresiduen zijn te vinden op:
http://www.codexalimentarius.org/download/report/777/REP12_PRe.pdf
Gezamenlijke FAO/WHO-voedselnormenprogramma, commissie van de Codex Alimentarius. Bijlage II en III, 35e bijeenkomst. Rome, Italië, 2-7 juli 2012.
(12) Scientific support for preparing an EU position in the 44th Session of the Codex Committee on Pesticide Residues (CCPR). EFSA Journal 2012; 10(7):2859 [155 blz.].
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage III worden de kolommen voor 2,4-DB, dimethomorf, indoxacarb en pyraclostrobine geschrapt. |
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(2) Bepaalbaarheidsgrens
(F) |
= |
vetoplosbaar |
2,4-DB (som van 2,4-DB, zouten, esters en conjugaten daarvan, uitgedrukt als 2,4-DB) (R)
(R) |
= |
voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddel en codenummer geldt een andere residudefinitie: 2,4-DB-code 1000000 behalve 1040000: 2,4-DB (som van 2,4-DB en conjugaten daarvan, uitgedrukt als 2,4-DB) (R) |
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de analysemethoden en het metabolisme ontbreekt. Bij de herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de analysemethodes ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de analysemethoden en het voeder voor herkauwers ontbreekt. Bij de herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
Indoxacarb (som van indoxacarb en de R-enantiomeer daarvan) (F)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de hydrolyse ontbreekt. Bij de herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie as ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. het metabolisme ontbreekt. Bij de herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de opslagstabiliteit ontbreekt. Bij de herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
Pyraclostrobin (F)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie as ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de analysemethodes ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
(3) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(4) Bepaalbaarheidsgrens
Dimethomorf (som van de isomeren)
(+) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft vastgesteld dat sommige informatie m.b.t. de residuproeven ontbreekt. Bij herziening van de MRL zal de Commissie rekening houden met die informatie als ze is ingediend uiterlijk op 13 juli 2015 of, als die informatie niet tegen die datum is ingediend, met het ontbreken ervan.
|
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/72 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 669/2013 VAN DE COMMISSIE
van 12 juli 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 juli 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0707 00 05 |
TR |
105,8 |
ZZ |
105,8 |
|
0709 93 10 |
MA |
60,4 |
TR |
130,8 |
|
ZZ |
95,6 |
|
0805 50 10 |
AR |
78,6 |
TR |
70,0 |
|
UY |
89,3 |
|
ZA |
102,3 |
|
ZZ |
85,1 |
|
0808 10 80 |
AR |
141,4 |
BR |
109,9 |
|
CL |
123,4 |
|
CN |
95,9 |
|
NZ |
136,3 |
|
US |
141,4 |
|
ZA |
113,5 |
|
ZZ |
123,1 |
|
0808 30 90 |
AR |
107,8 |
CL |
131,1 |
|
CN |
74,5 |
|
ZA |
111,3 |
|
ZZ |
106,2 |
|
0809 10 00 |
TR |
189,1 |
ZZ |
189,1 |
|
0809 29 00 |
TR |
344,6 |
US |
793,8 |
|
ZZ |
569,2 |
|
0809 30 |
TR |
192,3 |
ZZ |
192,3 |
|
0809 40 05 |
BA |
195,8 |
IL |
99,1 |
|
MA |
99,1 |
|
ZZ |
131,3 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/74 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
van 9 juli 2013
tot goedkeuring van de actualisering van het macro-economische aanpassingsprogramma van Portugal
(2013/375/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (1), en met name artikel 7, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 472/2013 geldt voor lidstaten die op het tijdstip waarop zij in werking treedt, reeds financiële bijstand ontvangen, daaronder begrepen bijstand van het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (EFSM) en/of de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (EFSF). |
(2) |
Verordening (EU) nr. 472/2013 stelt regels vast voor de goedkeuring van een macro-economisch aanpassingsprogramma voor lidstaten die dergelijke financiële bijstand ontvangen; die regels moeten in samenhang met de bepalingen van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees Financieel Stabiliteitsmechanisme (2) worden toegepast wanneer de betrokken lidstaat zowel uit het EFSM als uit andere bronnen bijstand ontvangt. |
(3) |
Aan Portugal is zowel uit het EFSM bij Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU van de Raad van 17 mei 2011 tot verlening van financiële bijstand van de Unie aan Portugal (3) als uit de EFSF financiële bijstand verleend. |
(4) |
Om redenen van consistentie moet de goedkeuring van de actualisering van het macro-economische aanpassingsprogramma voor Portugal overeenkomstig Verordening (EU) nr. 472/2013 gebeuren met verwijzing naar de relevante bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU. |
(5) |
In lijn met artikel 3, lid 10, van Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU heeft de Commissie, samen met het Internationaal Monetair Fonds en in samenspraak met de Europese Centrale Bank, de zevende toetsing verricht om te beoordelen welke vorderingen de Portugese autoriteiten bij de uitvoering van de overeengekomen maatregelen op grond van het macro-economisch aanpassingsprogramma heeft gemaakt, alsook hoe doeltreffend deze zijn en welk economisch en sociaal effect ze sorteren. Als gevolg van deze toetsing moeten bepaalde wijzigingen in het bestaande macro-economische aanpassingsprogramma worden aangebracht. |
(6) |
Deze wijzigingen zijn opgenomen in de relevante bepalingen van Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2013/323/EU (4), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 3, leden 7 tot en met 9, van Uitvoeringsbesluit 2011/344/EU vastgelegde maatregelen die door Portugal moeten worden genomen als onderdeel van zijn macro-economische aanpassingsprogramma worden goedgekeurd.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Portugese Republiek.
Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. ŠADŽIUS
(1) PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.
(2) PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.
(3) PB L 159 van 17.6.2011, blz. 88.
(4) PB L 175 van 27.6.2013, blz. 47.
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/75 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 28 juni 2013
tot intrekking van Besluit ECB/2013/13 inzake tijdelijke maatregelen betreffende de beleenbaarheid van door de Republiek Cyprus uitgegeven of gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen
(ECB/2013/21)
(2013/376/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 12.1 en het tweede streepje van artikel 34.1, juncto het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 18.2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Luidens artikel 18.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (de „ESCB-statuten”) mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. De beleenbaarheidscriteria voor onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1) (hierna de „Algemene Documentatie”). |
(2) |
Luidens paragraaf 1.6 van de Algemene Documentatie kan de Raad van bestuur van de ECB te allen tijde besluiten tot aanpassing van de instrumenten, voorwaarden, criteria en procedures voor de tenuitvoerlegging van de monetaire-beleidstransacties van het Eurosystem. Luidens paragraaf 6.3.1 van de Algemene Documentatie behoudt het Eurosysteem zich het recht voor te bepalen of een emissie, emittent, debiteur of garant aan de vereisten voor hoge kwaliteitseisen voor kredietstandaards voldoet, zulks op basis van alle informatie die het relevant acht. |
(3) |
Besluit ECB/2013/13 van 2 mei 2013 inzake tijdelijke maatregelen betreffende de beleenbaarheid van door de Republiek Cyprus uitgegeven of volledig gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen (2) schortte bij wijze van uitzonderlijke maatregel de minimumvereisten van het Eurosysteem voor kredietkwaliteitsdrempels op die van toepassing zijn op door de Republiek Cyprus uitgegeven of volledig gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen. |
(4) |
De Republiek Cyprus heeft besloten tot uitvoering van schuldbeheer aangaande door haar uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen. |
(5) |
De adequatie van de door de Republiek Cyprus uitgegeven dan wel volledig gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen als onderpand voor transacties van het Eurosysteem is door het besluit tot uitvoering van schuldenbeheer nog verder verminderd. |
(6) |
Besluit ECB/2013/13 dient ingetrokken te worden. |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Intrekking van Besluit ECB/2013/13
Besluit ECB/2013/13 wordt ingetrokken.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 28 juni 2013.
Gedaan te Frankfurt am Main, 28 juni 2013.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.
(2) PB L 133 van 17.5.2013, blz. 26.
13.7.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/s3 |
BERICHT AAN DE LEZER
Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.
Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.