ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.190.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 190

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
11 juli 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 654/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 betreffende controlelijsten in het kader van EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen voor entiteiten uit derde landen ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 655/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de rechtvaardiging van beweringen over cosmetische producten ( 1 )

31

 

*

Verordening (EU) nr. 656/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor het in Kroatië afgegeven modelpaspoort voor honden, katten en fretten ( 1 )

35

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim ( 1 )

37

 

*

Verordening (EU) nr. 658/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten ( 1 )

38

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 659/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap ( 1 )

54

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 660/2013 van de Commissie van 10 juli 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

82

 

 

BESLUITEN

 

 

2013/369/EU

 

*

Besluit van de Raad van 21 juni 2013 waarbij wordt vastgesteld dat België geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van 2 december 2009

84

 

 

2013/370/EU

 

*

Besluit van de Raad van 21 juni 2013 tot aanmaning van België om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

87

 

 

2013/371/EU

 

*

Besluit van de Raad van 9 juli 2013 houdende benoeming van een Nederlands lid en een Nederlandse plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

90

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 438/12/COL van 28 november 2012 houdende de zesentachtigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun

91

 

*

Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 441/12/COL van 29 november 2012 betreffende de aanstelling van nieuwe raadadviseur-auditeurs in bepaalde mededingingsprocedures

92

 

*

Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 442/12/COL van 29 november 2012 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures

93

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 513/2013 van de Commissie van 4 juni 2013 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2013 tot onderwerping van de invoer van deze goederen van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China aan registratie (PB L 152 van 5.6.2013)

102

 

 

 

*

Bericht aan de lezer — Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 654/2013 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2013

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 betreffende controlelijsten in het kader van EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen voor entiteiten uit derde landen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (2) bevat uitvoerige regels voor EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen.

(2)

Controlelijsten zijn het instrument dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur gebruikt om het beveiligingsniveau te beoordelen dat wordt toegepast op luchtvracht of -post die voor de EU/EER is bestemd. Er moeten nog twee andere controlelijsten aan de bestaande worden toegevoegd om te komen tot de volledige tenuitvoerlegging van het stelsel voor EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen.

(3)

Verordening (EU) nr. 185/2010 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 300/2008 ingestelde Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in the Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.

(2)  PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende aanhangsel wordt ingevoegd na aanhangsel 6-C:

AANHANGSEL 6-C2

VALIDERINGSCONTROLELIJST VOOR KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE ERKENDE AGENTEN IN DERDE LANDEN

Entiteiten in derde landen hebben de keuze om onderdeel te worden van de veilige toeleveringsketen van een ACC3 (een luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert) door een aanvraag in te dienen voor aanwijzing als een krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land (RA3). Een RA3 is een in een derde land gevestigde entiteit die vrachtdiensten verricht en die als zodanig is gevalideerd en goedgekeurd op basis van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering.

Een RA3 moet ervoor zorgen dat de beveiligingscontroles, in voorkomend geval met inbegrip van beveiligingsonderzoeken, op zendingen met bestemming Europese Unie zijn toegepast en dat de zendingen beschermd worden tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat de beveiligingscontroles zijn verricht en totdat de zendingen in een luchtvaartuig worden geladen of op een andere wijze overhandigd worden aan een ACC3 of een andere RA3.

De noodzakelijke voorwaarden voor het vervoeren van luchtvracht of luchtpost in de Unie (1) of in IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 185/2010.

De controlelijst is het instrument dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur gebruikt om het beveiligingsniveau te beoordelen dat wordt toegepast op luchtvracht of -post die voor de EU/EER is bestemd (2) door of onder de verantwoordelijkheid van een entiteit die aanwijzing als een RA3 aanvraagt. De controlelijst mag alleen worden gebruikt in de in punt 6.8.4.1, onder b), van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 vastgestelde gevallen. In de in punt 6.8.4.1, onder a), van die bijlage vastgestelde gevallen moet de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur de ACC3-controlelijst gebruiken.

Als de conclusie van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur luidt dat de entiteit erin geslaagd is de doelstellingen te verwezenlijken die in deze controlelijst worden vermeld, wordt aan de gevalideerde entiteit een valideringsverslag verstrekt. In het valideringsverslag wordt vermeld dat de entiteit is aangewezen als een krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land (RA3). De RA3 mag dit verslag gebruiken in zijn zakelijke relaties met ACC3’s. Het valideringsverslag bevat ten minste de volgende integrerende delen:

a)

de volledige controlelijst (aanhangsel 6-C2 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010), ondertekend door een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur en, voor zover van toepassing, van commentaar voorzien door de gevalideerde entiteit;

b)

de verbintenisverklaring (aanhangsel 6-H2 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010), ondertekend door de gevalideerde entiteit;

c)

een onafhankelijkheidsverklaring (aanhangsel 11-A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010) met betrekking tot de gevalideerde entiteit, ondertekend door de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur.

De bladzijdenummering, de datum van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering en de parafering van elke bladzijde door de validateur en de gevalideerde entiteit bewijzen de volledigheid van het valideringsverslag. Het valideringsverslag wordt standaard in het Engels opgesteld.

Deel 5 — Beveiligingsonderzoeken — en deel 6 — Hoogrisicovracht of -post (HCRM) — worden getoetst aan de eisen van de hoofdstukken 6.7 en 6.8 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010. De basisnormen voor de andere delen zijn de normen en aanbevolen praktijken (SARPs) van bijlage 17 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en de richtsnoeren in de luchtvaartbeveiligingshandleiding van de ICAO (Doc 8973-Restricted).

Als de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concludeert dat de entiteit er niet in geslaagd is de in deze controlelijst vermelde doelstellingen te verwezenlijken, ontvangt de entiteit een exemplaar van de ingevulde controlelijst waarin de tekortkomingen worden vermeld.

Aanwijzingen voor het invullen:

1.

Alle delen van de controlelijst moeten worden ingevuld. Indien geen informatie beschikbaar is, moet dit worden toegelicht.

2.

Na elk deel concludeert de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur of en in welke mate de doelstellingen van dat deel zijn gehaald.

DEEL 1

Identificatie van de gevalideerde entiteit en de validateur

1.1.   

Datum/Data van de validering

Gebruik een exacte datumvermelding, zoals 01.10.2012 tot en met 02.10.2012

dd/mm/jjjj

 

1.2.   

Datum van de vorige validering, indien van toepassing

dd/mm/jjjj

 

Vorig RA3-registratienummer, indien beschikbaar

 

AEO-certificaat/C-TPAT-status/andere certificeringen, indien beschikbaar

 

1.3.   

Informatie over de luchtvaartbeveiligingsvalidateur

Naam

 

Bedrijf/Organisatie/Autoriteit

 

Unieke alfanumerieke identificatiecode (UAI)

 

E-mailadres

 

Telefoonnummer, inclusief internationale codes

 

1.4.   

Naam van de entiteit

Naam

 

Ondernemingsnummer (bv. het identificatienummer in het handelsregister, indien van toepassing)

 

Nummer/Eenheid/Gebouw

 

Straat

 

Plaats

 

Postcode

 

Staat (voor zover relevant)

 

Land

 

Postbusadres, indien van toepassing

 

1.5.   

Hoofdadres van de organisatie (indien dit verschilt van het adres van de te valideren vestiging)

Nummer/Eenheid/Gebouw

 

Straat

 

Plaats

 

Postcode

 

Staat (voor zover relevant)

 

Land

 

Postbusadres, indien van toepassing

 

1.6.   

Aard van de activiteiten — Er kan meer dan één soort activiteiten van toepassing zijn

a)

uitsluitend luchtvracht

b)

luchtvervoer en andere vervoerswijzen

c)

expediteur met vrachtlocaties

d)

expediteur zonder vrachtlocaties

e)

afhandelaar

f)

overige

 

1.7.   

Wat doet de aanvrager?

a)

hij ontvangt vracht van een andere uit een derde land afkomstige erkende agent

 

b)

hij ontvangt vracht van uit een derde land afkomstige bekende afzenders

 

c)

hij ontvangt vracht van uit een derde land afkomstige vaste afzenders

 

d)

hij ontvangt vrijgestelde vracht

 

e)

hij onderwerpt vracht aan beveiligingsonderzoeken

 

f)

hij slaat vracht op

 

g)

andere, namelijk

 

1.8.   

Aantal werknemers in de vestiging (bij benadering)

Aantal

 

1.9.   

Naam en functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de beveiliging van de luchtvracht/luchtpost uit een derde land

Naam

 

Functie

 

E-mailadres

 

Telefoonnummer — inclusief internationale codes

 

DEEL 2

Organisatie en verantwoordelijkheden van de krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land

Doel: alleen luchtvracht of -post die aan beveiligingscontroles is onderworpen wordt naar de EU/EER vervoerd. Vracht en post die door een RA3 zijn afgeleverd aan een ACC3 of aan een andere RA3 mogen alleen als veilige vracht of post worden aanvaard als die beveiligingscontroles door de RA3 zijn verricht. In de volgende delen van de controlelijst wordt nadere informatie verstrekt over deze beveiligingscontroles.

De RA3 beschikt over procedures om te garanderen dat passende beveiligingscontroles worden toegepast op alle luchtvracht en luchtpost met bestemming EU/EER en dat beveiligde vracht of post beschermd is totdat deze wordt overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3. De beveiligingscontroles bestaan uit een van de volgende onderzoeken/controles:

a)

fysieke beveiligingsonderzoeken, die dienen te voldoen aan een norm die voldoende hoog is om redelijkerwijs te garanderen dat geen verboden voorwerpen in de zending zijn verborgen;

b)

andere beveiligingscontroles, die deel uitmaken van een proces ter beveiliging van de toeleveringsketen dat redelijkerwijs garandeert dat geen verboden voorwerpen in de zending zijn verborgen, en die worden toegepast door een andere RA3 of een door de RA3 aangewezen bekende afzender uit een derde land (KC3) of vaste afzender uit een derde land (AC3).

Referentie: punt 6.8.3

2.1.   

Heeft de entiteit een beveiligingsprogramma vastgesteld?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, ga direct naar punt 2.5.

 

2.2.   

Beveiligingsprogramma van de entiteit

Datum — gebruik exact datumformaat dd/mm/jjjj

 

Versie

 

Is het beveiligingsprogramma ingediend en/of goedgekeurd door de desbetreffende bevoegde autoriteit van het land van de entiteit? Zo JA, beschrijf de procedure.

 

2.3.   

Heeft het beveiligingsprogramma voldoende betrekking op de in de controlelijst vermelde elementen (de delen 3 tot en met 9)?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, waarom niet?

 

2.4.   

Is het beveiligingsprogramma bewijskrachtig, robuust en volledig?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

2.5.   

Heeft de entiteit een procedure opgesteld om te garanderen dat luchtvracht of luchtpost aan passende beveiligingscontroles wordt onderworpen alvorens te worden overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf de procedure.

 

2.6.   

Beschikt de entiteit over een beheersysteem (bv. instrumenten, instructies) dat ervoor zorgt dat de vereiste beveiligingscontroles worden verricht?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf het beheersysteem en leg uit of het door de desbetreffende autoriteit of een andere entiteit is goedgekeurd, gecontroleerd of verschaft.

 

Zo NEEN, leg uit hoe de entiteit garandeert dat de beveiligingscontroles op de vereiste wijze worden uitgevoerd.

 

2.7.   

Conclusies en algemene opmerkingen betreffende de betrouwbaarheid, bewijskracht en robuustheid van het proces

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 3

Indienstneming en opleiding van personeel

Doel: om ervoor te zorgen dat de vereiste beveiligingscontroles worden verricht, stelt de RA3 verantwoordelijk en bevoegd personeel aan om te werken op het gebied van de beveiliging van luchtvracht of -post. Personeelsleden met toegang tot beveiligde luchtvracht beschikken over alle vaardigheden die vereist zijn om hun taken uit te voeren en worden op passende wijze opgeleid.

Daartoe beschikt de RA3 over een procedure om te garanderen dat alle personeelsleden (permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs enz.) met rechtstreekse en onbegeleide toegang tot luchtvracht/-post waarop beveiligingscontroles worden of zijn toegepast:

a)

zijn onderworpen aan initiële en periodieke aan de indienstneming voorafgaande controles en/of achtergrondcontroles, die ten minste beantwoorden aan de eisen van de lokale autoriteiten van de gevalideerde RA3-locatie, en

b)

een initiële en periodieke beveiligingsopleiding hebben gevolgd om hen bewust te maken van hun beveiligingsverantwoordelijkheden overeenkomstig de eisen van de lokale autoriteiten van de gevalideerde RA3-locatie.

Opmerking:

Een achtergrondcontrole is een controle van de identiteit en eerdere ervaring van een persoon, inclusief — indien wettelijk toegestaan — het eventuele strafblad, als onderdeel van de beoordeling van de geschiktheid van die persoon om een beveiligingscontrole uit te voeren en/of onbegeleide toegang te krijgen tot een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone (ICAO-bijlage 17, definitie).

Bij een aan de indienstneming voorafgaande controle wordt de identiteit van een persoon vastgesteld op basis van documenten, worden de opleiding en de loopbaan van de betrokken persoon tijdens de voorbije vijf jaar onderzocht, alsmede eventuele onderbrekingen in deze opleiding en loopbaan, en wordt de persoon verzocht een verklaring te ondertekenen waarin zijn eventuele criminele antecedenten in al zijn verblijfplaatsen in ten minste de afgelopen vijf jaar in detail worden toegelicht (EU-definitie).

Referentie: punt 6.8.3.1

3.1.   

Bestaat er een procedure om te garanderen dat alle personeelsleden met rechtstreekse en onbegeleide toegang tot beveiligde luchtvracht/-post aan de indienstneming voorafgaande controles ondergaan om hun achtergrond en vaardigheden te onderzoeken?

JA of NEEN

 

Zo JA, vermeld dan op hoeveel voorafgaande jaren de aan de indienstneming voorafgaande controle betrekking heeft en door welke entiteit ze wordt uitgevoerd.

 

3.2.   

Heeft deze procedure betrekking op

Achtergrondcontrole

Aan de indienstneming voorafgaande controle

Controle van criminele antecedenten

Vraaggesprekken

Andere (geef nadere informatie)

Licht deze punten toe, geef aan welke entiteit dit element uitvoert en vermeld, voor zover van toepassing, met welk tijdsbestek rekening is gehouden.

 

3.3.   

Bestaat er een procedure om te garanderen dat de persoon die verantwoordelijk is voor de toepassing van en het toezicht op de tenuitvoerlegging van beveiligingscontroles ter plaatse is onderworpen aan een aan de indienstneming voorafgaande controle waarbij zijn achtergrond en vaardigheden zijn onderzocht?

JA of NEEN

 

Zo JA, vermeld dan op hoeveel voorafgaande jaren de aan de indienstneming voorafgaande controle betrekking heeft en door welke entiteit ze wordt uitgevoerd.

 

3.4.   

Heeft deze procedure betrekking op

Achtergrondcontrole

Aan de indienstneming voorafgaande controle

Controle van criminele antecedenten

Vraaggesprekken

Andere (geef nadere informatie)

Licht deze punten toe, geef aan welke entiteit dit element uitvoert en vermeld, voor zover van toepassing, met welk tijdsbestek rekening is gehouden.

 

3.5.   

Krijgen personeelsleden die rechtstreekse en onbegeleide toegang hebben tot beveiligde luchtvracht/luchtpost een beveiligingsopleiding alvorens toegang tot de beveiligde luchtvracht/luchtpost te krijgen?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf dan de elementen en de duur van de opleiding.

 

3.6.   

Krijgen de personeelsleden die luchtvracht/-post in ontvangst nemen, aan beveiligingsonderzoeken onderwerpen en/of beschermen een specifieke werkgerelateerde opleiding?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf dan de elementen en de duur van de opleiding.

 

3.7.   

Krijgen de in de punten 3.5 en 3.6 vermelde personeelsleden een periodieke opleiding?

JA of NEEN

 

Zo JA, specificeer dan de elementen en de frequentie van de periodieke opleiding.

 

3.8.   

Conclusie: volstaan de maatregelen met betrekking tot de indienstneming van personeel om te garanderen dat alle personeelsleden die toegang hebben tot beveiligde luchtvracht/-post op correcte wijze zijn aangesteld en opgeleid, volgens een norm die voldoende hoog is om te garanderen dat ze zich bewust zijn van hun beveiligingsverantwoordelijkheden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 4

Aanvaardingsprocedures

Doel: de RA3 kan vracht of post ontvangen van een andere RA3, een KC3, een AC3 of een onbekende afzender. De RA3 beschikt over passende aanvaardingsprocedures voor vracht en post om vast te stellen of een zending al dan niet afkomstig is van een veilige toeleveringsketen en om vervolgens vast te stellen welke beveiligingsmaatregelen erop moeten worden toegepast.

Een RA3 moet een gegevensbank bijhouden met ten minste de onderstaande informatie voor elke overeenkomstig punt 6.8.4.1 aan een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering onderworpen erkende agent of bekende afzender waarvan hij rechtstreeks vracht of post aanvaardt die aan een ACC3 moet worden geleverd voor vervoer naar de Unie:

a)

de bedrijfsgegevens, inclusief het bonafide bedrijfsadres;

b)

de aard van de bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van gevoelige bedrijfsinformatie;

c)

de contactgegevens, inclusief die van de personen die verantwoordelijk zijn voor de beveiliging;

d)

het registratienummer van het bedrijf, indien van toepassing;

e)

het valideringsverslag, indien beschikbaar.

Referentie: punten 6.8.3.1 en 6.8.4.3

Opmerking: een RA3 mag vracht van een AC3 uitsluitend als veilige vracht aanvaarden als deze RA3 deze afzender zelf als een AC3 heeft aangewezen en als deze RA3 verantwoording aflegt voor de vracht die door deze afzender is geleverd.

4.1.   

Stelt de entiteit bij de aanvaarding van een zending vast of deze afkomstig is van een andere RA3, een KC3, een AC3 of een onbekende afzender?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

4.2.   

Houdt de entiteit een gegevensbank bij met informatie voor elke RA3, KC3 en AC3 waarvan hij rechtstreeks luchtvracht of -post aanvaardt voor levering aan een ACC3 die deze vervoert naar de Unie?

JA of NEEN

 

Zo JA, vermeld welke informatie in de gegevensbank is opgenomen.

 

Zo NEE, hoe weet de entiteit dat de vracht afkomstig is van een andere RA3, KC3 of AC3?

 

4.3.   

Duidt de entiteit afzenders aan als AC3?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf dan de procedure en de waarborgen die de entiteit van de afzender vereist.

 

4.4.   

Als de entiteit een zending aanvaardt, gaat zij dan na of de bestemming een luchthaven in de EU/EER is?

JA of NEEN — licht toe

 

4.5.   

Zo JA — past de entiteit op alle luchtvracht of -post dezelfde beveiligingscontroles toe als de bestemming een luchthaven in de EU/EER is?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf de procedure.

 

4.6.   

Als de entiteit een zending aanvaardt, gaat zij dan na of deze zending als hoogrisicovracht en -post (HRCM) (zie definitie in deel 6) moet worden beschouwd, ook voor zendingen die met andere vervoerswijzen dan luchtvervoer worden geleverd?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

Beschrijf de procedure.

 

4.7.   

Als de gevalideerde entiteit een beveiligde zending aanvaardt, gaat zij dan na of deze zending beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef dan een beschrijving (zegels, sloten, inspectie enz.).

 

4.8.   

Moet de persoon die de zending aflevert een officieel identificatiedocument met een foto tonen?

JA of NEEN

 

4.9.   

Is er voorzien in een proces dat zendingen identificeert waarvoor beveiligingsonderzoeken vereist zijn?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

4.10.   

Conclusie: volstaan de aanvaardingsprocedures om na te gaan of luchtvracht of luchtpost bestemd voor een luchthaven in de EU/EER afkomstig is van een beveiligde toeleveringsketen of aan beveiligingsonderzoek moet worden onderworpen?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 5

Beveiligingsonderzoeken

Doel: wanneer de RA3 vracht en post aanvaardt die niet afkomstig is van een beveiligde toeleveringsketen, moet de RA3 deze zendingen aan een passend beveiligingsonderzoek onderwerpen voordat ze als veilige vracht aan een ACC3 mogen worden afgeleverd. De RA3 moet over een procedure beschikken om te garanderen dat luchtvracht en -post met bestemming EU/EER voor transfer, transit of lossing op een EU-luchthaven aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen volgens de middelen of methoden die in de EU-wetgeving zijn vermeld, overeenkomstig een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat de vracht of post geen verboden voorwerpen bevat.

Als het beveiligingsonderzoek van luchtvracht of -post wordt uitgevoerd door of namens de bevoegde autoriteit in het derde land, meldt de RA3 dit en specificeert hij hoe hij erop toeziet dat een passend beveiligingsonderzoek wordt uitgevoerd.

Opmerking: hoewel volgens punt 6.8.3.2 tot 30 juni 2014 als minimum de ICAO-normen mogen worden toegepast om de bepalingen van punt 6.8.3.1 ten uitvoer te leggen, wordt bij de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering rekening gehouden met de EU-eisen inzake beveiligingsonderzoeken, zelfs als de validering vóór 1 juli 2014 wordt uitgevoerd.

Referentie: punt 6.8.3

5.1.   

Worden door een andere entiteit in naam van de entiteit beveiligingsonderzoeken uitgevoerd?

JA of NEEN

 

Zo JA,

beschrijf de aard van deze entiteiten en verstrek nadere informatie:

privébedrijf dat beveiligingsonderzoeken verricht

door de overheid gereguleerd bedrijf

screeningfaciliteit van de overheid

andere

Beschrijf de aard van de overeenkomst/het contract tussen de gevalideerde entiteit en de entiteit die de beveiligingsonderzoeken in haar naam verricht.

 

5.2.   

Welke methoden voor beveiligingsonderzoeken worden gebruikt voor luchtvracht en post?

Geef nadere informatie over de apparatuur die wordt gebruikt voor beveiligingsonderzoeken van luchtvracht en -post (fabrikant, type, softwareversie, norm, serienummer enz.) voor alle gebruikte methoden.

 

5.3.   

Is de gebruikte apparatuur of methode (bv. explosievendetectiehonden) opgenomen in de meest recente lijst van apparatuur die voldoet aan de voorschriften van de EU, de ECAC of de TSA?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef dan nadere informatie.

 

Zo NEEN, geef dan nadere informatie over de goedkeuring van de apparatuur en de datum daarvan, en alle indicaties dat de apparatuur voldoet aan de EU-normen.

 

5.4.   

Wordt de apparatuur gebruikt overeenkomstig het Conops („Concept of operations”, werkingsconcept) van de fabrikant en wordt hij regelmatig getest en onderhouden?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf de procedure.

 

5.5.   

Wordt bij het beveiligingsonderzoek rekening gehouden met de aard van de zending?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf hoe wordt gegarandeerd dat de gekozen methode voor beveiligingsonderzoeken wordt toegepast volgens een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat er geen verboden voorwerpen verborgen zijn in de zending.

 

5.6.   

Bestaat er een procedure voor het afhandelen van alarmsignalen die door de apparatuur voor beveiligingsonderzoeken worden gegeven? (Voor sommige apparatuur (bv. röntgenapparatuur) wordt het alarm door de operator zelf gegeven)

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf dan het proces voor het afhandelen van alarmsignalen teneinde redelijkerwijs te garanderen dat de zending geen verboden voorwerpen bevat.

 

Zo NEEN, beschrijf dan wat er met de zending gebeurt.

 

5.7.   

Zijn er zendingen vrijgesteld van beveiligingsonderzoeken?

JA of NEEN

 

5.8   

Zijn er vrijstellingen die niet overeenstemmen met de lijst van de Unie?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef dan nadere informatie.

 

5.9.   

Wordt de toegang tot de zone waar de beveiligingsonderzoeken worden uitgevoerd gecontroleerd teneinde te garanderen dat alleen gemachtigd en opgeleid personeel toegang krijgt?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

5.10.   

Bestaat er een vaste regeling voor kwaliteitscontrole en/of tests?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

5.11.   

Conclusie: wordt luchtvracht/-post aan een beveiligingsonderzoek onderworpen aan de hand van een van de in punt 6.2.1 van Besluit 2010/774/EU vermelde middelen of methoden, volgens een norm die volstaat om redelijkerwijs te garanderen dat er geen verboden voorwerpen in zijn verborgen?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de reden daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-beveiligingsvalidateur

 

DEEL 6

Hoogrisicovracht en -post (HRCM)

Doel: zendingen die afkomstig zijn uit of die in transfer zijn in locaties die door de EU als hoogrisicogebieden worden beschouwd of zendingen die tekenen van ernstige manipulatie vertonen, worden als hoogrisicovracht en -post (HRCM) beschouwd. Dergelijke zendingen moeten aan een beveiligingsonderzoek worden onderworpen overeenkomstig specifieke instructies. De RA3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat HRCM met bestemming EU/EER wordt geïdentificeerd en aan passende controles wordt onderworpen, zoals gedefinieerd in de EU-wetgeving.

De ACC3 aan wie de RA3 luchtvracht of -post aflevert voor verder vervoer krijgt de bevoegdheid om de RA3 op de hoogte te brengen van de meest recente stand van relevante informatie betreffende de oorsprong van hoge risico’s.

De RA3 past dezelfde maatregelen toe op hoogrisicovracht en -post die hij van een andere luchtvaartmaatschappij of via andere vervoerswijzen ontvangt.

Referentie: punt 6.7

Opmerking: HRCM die is vrijgegeven voor vervoer naar de EU/EER krijgt de beveiligingsstatus „SHR”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, overeenkomstig de eisen voor hoogrisicovracht en -post.

6.1.   

Weet het personeel dat verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de beveiligingscontroles welke luchtvracht en -post als hoogrisicovracht en -post (HRCM) moet worden behandeld?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

6.2.   

Beschikt de entiteit over procedures voor de identificatie van HRCM?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

6.3.   

Wordt de HRCM onderworpen aan procedures voor beveiligingsonderzoeken van HRCM overeenkomstig de EU-wetgeving?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, geef dan aan welke procedures worden toegepast.

 

6.4.   

Vermeldt de luchtvaartmaatschappij na het beveiligingsonderzoek de beveiligingsstatus „SHR” in de begeleidende documenten bij de zending?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf hoe de beveiligingsstatus wordt vermeld en in welk document.

 

6.5.   

Conclusie: is de procedure van de entiteit relevant en volstaat ze om te garanderen dat alle hoogrisicovracht en -post op passende wijze is behandeld alvorens te worden ingeladen?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de reden daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 7

Bescherming van beveiligde luchtvracht en -post

Doel: de RA3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat luchtvracht en/of -post met bestemming EU/EER beschermd wordt tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage vanaf het punt waarop beveiligingsonderzoeken of andere beveiligingscontroles worden toegepast of vanaf het punt van aanvaarding nadat de beveiligingsonderzoeken of beveiligingscontroles zijn toegepast, tot de luchtvracht en/of -post wordt ingeladen of aan een ACC3 of een andere RA3 wordt overgedragen. Indien eerder beveiligde luchtvracht en -post achteraf niet beschermd wordt, mag deze niet als veilige luchtvracht of -post worden ingeladen of overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3.

De luchtvracht en/of -post kan met verschillende middelen worden beschermd, bv. fysiek (afsluitingen, gesloten ruimten enz.), door mensen (patrouilles, opgeleid personeel enz.) of technologisch (CCTV, inbraakalarm enz.).

Beveiligde luchtvracht of -post met bestemming EU/EER moet worden gescheiden van luchtvracht of -post die niet is beveiligd.

Referentie: punt 6.8.3.1

7.1.   

Wordt beveiligde luchtvracht en -post beschermd namens de gevalideerde entiteit of door een andere entiteit?

JA of NEEN

 

Zo JA,

beschrijf de aard van deze entiteiten en verstrek nadere informatie:

privébedrijf dat beveiligingsonderzoeken verricht

door de overheid gereguleerd bedrijf

screeningfaciliteit van de overheid

andere

 

7.2.   

Wordt tijdens het beveiligingsproces voorzien in beveiligingscontroles en bescherming om sabotage te voorkomen?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

Beschrijf welke beschermingsmaatregel(en) er genomen zijn:

fysieke (hekwerk, afsluiting, gebouw met stevige structuur enz.)

door mensen (patrouilles enz.)

technologische (CCTV, alarmsysteem, enz.)

En leg uit hoe deze zijn georganiseerd.

 

7.3.   

Is de veilige luchtvracht/luchtpost alleen toegankelijk voor bevoegde personen?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

Beschrijf hoe alle toegangspunten (waaronder deuren en ramen) tot identificeerbare en beveiligde luchtvracht/luchtpost worden gecontroleerd.

 

7.4.   

Zijn er processen om te garanderen dat luchtvracht/-post met bestemming EU/EER waarop beveiligingscontroles zijn toegepast, beschermd wordt tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat de luchtvracht/-post is beveiligd tot hij wordt ingeladen of wordt overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3?

JA of NEEN

 

Indien JA, beschrijf hoe de luchtvracht/-post wordt beschermd (fysiek, door mensen, technologisch enz.).

Vermeld ook of het gebouw een vaste structuur heeft en welke materialen er gebruikt zijn, indien beschikbaar.

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

7.5.   

Conclusies: is de bescherming van zendingen voldoende robuust om manipulatie door onbevoegden te voorkomen?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de reden daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 8

Documenten

Doel: de beveiligingsstatus van de zending wordt vermeld op de begeleidende documenten, ofwel in de vorm van een luchtvrachtbrief of gelijkwaardige postdocumenten ofwel in een afzonderlijke verklaring, schriftelijk of in elektronisch formaat. De beveiligingsstatus wordt afgegeven door de RA3.

Referentie: punten 6.3.2.6, onder d) en 6.8.3.4

Opmerking: de volgende beveiligingsstatussen kunnen worden vermeld:

—   „SPX”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, of

—   „SCO”: veilig voor alleen vracht- en postluchtvaartuigen, of

—   „SHR”: veilig voor passagiers-, vracht- en postluchtvaartuigen, overeenkomstig de eisen voor hoogrisicozendingen.

8.1.   

Vermeldt de entiteit de status van de vracht en de wijze waarop deze status is toegekend in de begeleidende documenten (bv. luchtvrachtbrief)?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, licht toe.

 

8.2.   

Conclusie: volstaat het documenteringsproces om te garanderen dat de vracht of post vergezeld gaat van begeleidende documentatie waarin de juiste beveiligingsstatus is vermeld?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de reden daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 9

Vervoer

Doel: luchtvracht en luchtpost moeten worden beschermd tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage vanaf het ogenblik dat de luchtvracht/-post is beveiligd tot hij wordt ingeladen of overgedragen aan een ACC3 of een andere RA3. Dit omvat bescherming tijdens het vervoer naar het luchtvaartuig, of naar de ACC3 of een andere RA3. Indien eerder beveiligde luchtvracht en luchtpost niet beschermd wordt tijdens het vervoer, mag hij niet als veilige vracht worden ingeladen of overgedragen aan een ACC3 of RA3.

Tijdens het vervoer naar een luchtvaartuig, een ACC3 of een andere RA3, is de RA3 verantwoordelijk voor de bescherming van de veilige zendingen. Dit omvat de gevallen waarin het vervoer in zijn naam wordt uitgevoerd door een andere entiteit, zoals een expediteur. Dit omvat niet de gevallen waarin de zendingen worden vervoerd onder de verantwoordelijkheid van een ACC3 of een andere RA3.

Referentie: punt 6.8.3

9.1.   

Hoe wordt de luchtvracht/luchtpost overgebracht naar de ACC3/een andere RA3?

a)   

Met eigen vervoer van de gevalideerde entiteit?

JA of NEEN

 

b)   

Met vervoer van de andere RA3/de ACC3?

JA of NEEN

 

c)   

Via een contractant die door de gevalideerde entiteit wordt ingeschakeld?

JA of NEEN

 

9.2.   

Wordt de luchtvracht/luchtpost manipulatieaantonend verpakt?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

9.3.   

Wordt het voertuig verzegeld voor het vervoer?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

9.4.   

Wanneer genummerde zegels worden gebruikt, wordt de toegang tot de zegels dan gecontroleerd en worden de nummers bij de afgifte geregistreerd?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

9.5.   

Indien van toepassing, ondertekent de betrokken vervoerder de vervoerdersverklaring?

JA of NEEN

 

9.6.   

Is de persoon die de vracht vervoert, onderworpen aan specifieke beveiligingscontroles en heeft deze persoon een opleiding gekregen die hem bewust maakt van beveiligingskwesties voordat hij de toelating heeft gekregen om beveiligde luchtvracht en/of luchtpost te vervoeren?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf die beveiligingscontroles (aan de indienstneming voorafgaande controle, achtergrondcontrole enz.) en opleiding (opleiding die bewust maakt van beveiligingskwesties enz.).

 

9.7.   

Conclusie: volstaan de maatregelen om luchtvracht/luchtpost tijdens het vervoer te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 10

Naleving

Doel: na de negen vorige delen van deze controlelijst te hebben gecontroleerd, moet de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concluderen of zijn verificatie ter plaatse bevestigt dat de beveiligingscontroles ten uitvoer worden gelegd in overeenstemming met de doelstellingen die zijn vermeld in deze controlelijst voor luchtvracht/-post met bestemming EU/EER.

Er zijn twee verschillende scenario’s mogelijk. Als de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur tot de conclusie komt dat de entiteit:

a)

erin geslaagd is de doelstellingen te behalen die in deze controlelijst zijn vermeld, reikt de validateur aan de gevalideerde entiteit het originele exemplaar van het valideringsverslag uit en verklaart hij dat de entiteit als een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land wordt aangewezen;

b)

er niet in geslaagd is de doelstellingen te behalen die in deze controlelijst zijn vermeld, krijgt de entiteit geen toelating om beveiligde luchtvracht of -post met bestemming EU/EER af te leveren aan een ACC3 of een andere RA3. De entiteit ontvangt een kopie van de ingevulde controlelijst, met vermelding van de tekortkomingen.

In het algemeen moet de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur beslissen of door de gevalideerde entiteit afgehandelde vracht en post zodanig wordt behandeld dat deze vracht en post op het ogenblik waarop hij aan een ACC3 of een andere RA3 wordt afgeleverd veilig mag worden geacht en daarom naar de EU/EER mag worden gevlogen in overeenstemming met de toepasselijke EU-wetgeving.

De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur moet in overweging nemen dat deze beoordeling gebaseerd is op een algemene methodiek met op doelstellingen gerichte naleving.

10.1.   

Algemene conclusie:

Beoordeling (en kennisgeving)

(markeer wat van toepassing is)

„POSITIEF” betekent dat de entiteit aangewezen is als een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land (RA3).

Positief/Negatief

Als de eindbeoordeling negatief is, vermeld dan de gebieden waarop de afzender niet beantwoordt aan de vereiste beveiligingsnorm of een specifieke tekortkoming vertoont. Geef ook advies over de aanpassingen die nodig zijn om de vereiste norm te halen en een positieve beoordeling te krijgen.

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Naam van de validateur:

Datum:

Handtekening:

BIJLAGE

Lijst van bezochte en geïnterviewde personen en entiteiten

Met vermelding van de naam van de entiteit, de naam van de contactpersoon en de datum van het bezoek of interview.

Naam van de entiteit

Naam van de contactpersoon

Datum van het bezoek/interview

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2)

Het volgende aanhangsel wordt ingevoegd na aanhangsel 6-C3:

AANHANGSEL 6-C4

VALIDERINGSCONTROLELIJST VOOR IN HET KADER VAN EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE BEKENDE AFZENDERS IN DERDE LANDEN

Entiteiten in derde landen hebben de mogelijkheid om deel uit te maken van de veilige toeleveringsketen van een ACC3 (een luchtvaartmaatschappij die vracht of post vanuit een luchthaven in een derde land naar de Unie vervoert) door een aanvraag in te dienen voor aanwijzing als een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender in een derde land (KC3). Een KC3 is een in een derde land gevestigde entiteit die vrachtdiensten verricht en die als zodanig is gevalideerd en goedgekeurd op basis van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering.

Een KC3 moet ervoor zorgen dat beveiligingscontroles zijn verricht op zendingen met bestemming Europese Unie en dat de zendingen beschermd worden tegen manipulatie door onbevoegden vanaf het ogenblik dat die beveiligingscontroles zijn verricht totdat de zendingen worden overgedragen aan een ACC3 of een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land (RA3).

De noodzakelijke voorwaarden voor het vervoeren van luchtvracht of luchtpost in de Unie (EU) of in IJsland, Noorwegen en Zwitserland zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 185/2010 als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 859/2011 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1082/2012 van de Commissie (3).

De controlelijst is het instrument dat een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur gebruikt om het beveiligingsniveau te beoordelen dat door of onder de verantwoordelijkheid van de entiteit die KC3-aanwijzing aanvraagt, wordt toegepast op luchtvracht of -post die voor de EU/EER is bestemd. De controlelijst mag alleen worden gebruikt in de in punt 6.8.4.1, onder b), van de bijlage bij Verordening (EU) nr.185/2010 vastgestelde gevallen. In de gevallen vastgesteld in punt 6.8.4.1, onder a), van genoemde bijlage gebruikt de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur de controlelijst voor ACC3’s.

Als de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concludeert dat de entiteit erin geslaagd is de doelstellingen te verwezenlijken die in deze controlelijst zijn vermeld, wordt een valideringsverslag uitgereikt aan de gevalideerde entiteit. Het valideringsverslag vermeldt dat de entiteit is aangewezen als een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender in een derde land (KC3). De KC3 mag het verslag gebruiken in zijn zakelijke relaties met ACC3’s en RA3’s. Het valideringsverslag bevat ten minste de volgende integrerende delen:

a)

de volledige controlelijst (aanhangsel 6-C4 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010), ondertekend door een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur en, voor zover van toepassing, van commentaar voorzien door de gevalideerde entiteit;

b)

de verbintenisverklaring (aanhangsel 6-H3 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010), ondertekend door de gevalideerde entiteit, en

c)

een onafhankelijkheidsverklaring (aanhangsel 11-A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010) met betrekking tot de gevalideerde entiteit, ondertekend door de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur.

De bladzijdenummering, de datum van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering en de parafering van elke bladzijde door de validateur en de gevalideerde entiteit bewijzen de volledigheid van het valideringsverslag. Het valideringsverslag wordt standaard in het Engels opgesteld.

De basisnormen voor de delen die niet kunnen worden beoordeeld op basis van Verordening (EU) nr. 185/2010 zijn de normen en aanbevolen praktijken (SARPs) van bijlage 17 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart en de richtsnoeren in de luchtvaartbeveiligingshandleiding van de ICAO (Doc 8973-Restricted).

Als de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concludeert dat de entiteit er niet in geslaagd is de doelstellingen te verwezenlijken die in deze controlelijst zijn vermeld, ontvangt de entiteit een exemplaar van de ingevulde controlelijst waarin de tekortkomingen worden vermeld.

Aanwijzingen voor het invullen:

1.

Alle delen van de controlelijst moeten worden ingevuld. Indien geen informatie beschikbaar is, moet dit worden toegelicht.

2.

Na elk deel concludeert de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur of en in welke mate de doelstellingen van dat deel zijn gehaald.

DEEL 1

Organisatie en verantwoordelijkheden

1.1.   

Datum/Data van de validering

Gebruik een exacte datumvermelding, zoals 01.10.2012 tot en met 02.10.2012

dd/mm/jjjj

 

1.2.   

Datum van de vorige validering, indien van toepassing

dd/mm/jjjj

 

Vorig KC3-registratienummer, indien beschikbaar

 

AEO-certificaat/C-TPAT-status/andere certificeringen, indien beschikbaar

 

1.3.   

Informatie over de luchtvaartbeveiligingsvalidateur

Naam

 

Bedrijf/Organisatie/Autoriteit

 

Unieke alfanumerieke identificatiecode (UAI)

 

E-mailadres

 

Telefoonnummer — inclusief internationale codes

 

1.4.   

Naam van de entiteit

Naam

 

Ondernemingsnummer (bv. het identificatienummer in het handelsregister, indien van toepassing)

 

Nummer/Eenheid/Gebouw

 

Straat

 

Plaats

 

Postcode

 

Staat (voor zover relevant)

 

Land

 

Postbusadres indien van toepassing

 

1.5.   

Hoofdadres van de organisatie (indien dit verschilt van het adres van de te valideren vestiging)

Nummer/Eenheid/Gebouw

 

Straat

 

Plaats

 

Postcode

 

Staat (voor zover relevant)

 

Land

 

Postbusadres indien van toepassing

 

1.6.   

Aard van de activiteiten — type behandelde vracht

Wat is de aard van de activiteiten — het type vracht dat in de vestigingen van de aanvrager wordt behandeld?

 

1.7.   

Is de aanvrager verantwoordelijk voor …?

a)

Productie

b)

Verpakking

c)

Opslag

d)

Verzending

e)

Andere activiteiten (specificeren)

 

1.8.   

Aantal werknemers in de vestiging (bij benadering)

Aantal

 

1.9.   

Naam en functie van de persoon die verantwoordelijk is voor de beveiliging van de luchtvracht/luchtpost uit een derde land

Naam

 

Functie

 

E-mailadres

 

Telefoonnummer — inclusief internationale codes

 

DEEL 2

Organisatie en verantwoordelijkheden van de krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender

Doel: alleen luchtvracht of -post die aan beveiligingscontroles is onderworpen, wordt naar de EU/EER vervoerd. Vracht en post die door een KC3 aan een ACC3 of RA3 is afgeleverd, mag alleen als veilige vracht of post worden aanvaard indien dergelijke beveiligingscontroles door de KC3 worden toegepast. In de volgende delen van de controlelijst wordt nadere informatie verstrekt over deze beveiligingscontroles.

De KC3 moet beschikken over procedures om te garanderen dat passende beveiligingscontroles worden toegepast op alle luchtvracht en -post met bestemming EU/EER en dat veilige vracht en post wordt beschermd totdat deze wordt overgedragen aan een ACC3 of een RA3. De beveiligingsonderzoeken bestaan uit maatregelen die redelijkerwijs garanderen dat geen verboden voorwerpen in de zending zijn verborgen.

Referentie: punt 6.8.3

2.1.   

Heeft de entiteit een beveiligingsprogramma vastgesteld?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, ga direct naar punt 2.5.

 

2.2.   

Beveiligingsprogramma van de entiteit

Datum — gebruik exact datumformaat dd/mm/jjjj

 

Versie

 

Is het beveiligingsprogramma ingediend en/of goedgekeurd door de desbetreffende bevoegde autoriteit van het land van de entiteit? Zo JA, beschrijf de procedure.

 

2.3.   

Heeft het beveiligingsprogramma voldoende betrekking op de in de controlelijst vermelde punten (de delen 4 tot en met 11)?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, waarom niet?

 

2.4.   

Is het beveiligingsprogramma bewijskrachtig, robuust en volledig?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

2.5.   

Heeft de entiteit een procedure opgesteld om te garanderen dat luchtvracht of luchtpost met bestemming EU/EER aan passende beveiligingscontroles wordt onderworpen alvorens te worden overgedragen aan een ACC3 of een RA3?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf de procedure.

 

2.6.   

Beschikt de entiteit over een beheersysteem (bv. instrumenten, instructies enz.) dat ervoor zorgt dat de vereiste beveiligingscontroles worden verricht?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf het beheersysteem en leg uit of het door de desbetreffende autoriteit of een andere entiteit is goedgekeurd, gecontroleerd of verschaft.

 

Zo NEEN, leg uit hoe de entiteit garandeert dat de beveiligingscontroles op de vereiste wijze worden uitgevoerd.

 

2.7.   

Conclusies en algemene opmerkingen betreffende de betrouwbaarheid, bewijskracht en robuustheid van het proces.

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 3

Identificeerbare luchtvracht/luchtpost („Gerichtheid”)

Doel: vaststellen op welk punt (of welke plaats) vracht/post identificeerbaar wordt als luchtvracht/luchtpost. Onder „gerichtheid” wordt verstaan: het kunnen beoordelen wanneer/waar de vracht/post identificeerbaar is als luchtvracht/luchtpost.

3.1.   

Door inspectie van de productie, verpakking, opslag, selectie, verzending en andere relevante aspecten nagaan waar en hoe een zending luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER als zodanig identificeerbaar wordt.

Beschrijf

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

NB: Gedetailleerde informatie over de bescherming van identificeerbare luchtvracht/luchtpost tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage moet worden verstrekt in de delen 6 tot en met 9.

DEEL 4

Indienstneming en opleiding van personeel

Doel: om ervoor te zorgen dat de vereiste beveiligingscontroles worden verricht, stelt de KC3 verantwoordelijk en bevoegd personeel aan om te werken op het gebied van de beveiliging van luchtvracht of -post. Personeelsleden met toegang tot identificeerbare luchtvracht beschikken over alle vaardigheden die vereist zijn om hun taken uit te voeren en worden op passende wijze opgeleid.

De KC3 beschikt daartoe over procedures om te garanderen dat alle personeelsleden (permanent personeel, tijdelijk personeel, uitzendkrachten, chauffeurs enz.) met rechtstreekse en onbegeleide toegang tot luchtvracht/-post waarop beveiligingscontroles worden of zijn toegepast:

a)

zijn onderworpen aan initiële en periodieke aan de indienstneming voorafgaande controles en/of achtergrondcontroles, die minstens beantwoorden aan de eisen van de lokale autoriteiten van de gevalideerde KC3-vestiging, en

b)

een initiële en periodieke beveiligingsopleiding hebben gevolgd om hen bewust te maken van hun beveiligingsverantwoordelijkheden overeenkomstig de eisen van de lokale autoriteiten van de gevalideerde KC3-vestiging.

Opmerking:

Een achtergrondcontrole is een controle van de identiteit en eerdere ervaring van een persoon, inclusief — indien wettelijk toegestaan — een eventueel strafblad, als onderdeel van de beoordeling van de geschiktheid van die persoon om een beveiligingscontrole uit te voeren en/of onbegeleide toegang te krijgen tot een om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zone (ICAO-bijlage 17, definitie).

Bij een aan de indienstneming voorafgaande controle wordt de identiteit van een persoon vastgesteld op basis van documenten, worden de opleiding en de loopbaan van de betrokken persoon tijdens de voorbije vijf jaar onderzocht, alsmede eventuele onderbrekingen in deze opleiding en loopbaan, en wordt de persoon verzocht een verklaring te ondertekenen waarin zijn eventuele criminele antecedenten in al zijn verblijfplaatsen in ten minste de afgelopen vijf jaar in detail worden toegelicht (EU-definitie).

Referentie: punt 6.8.3.1

4.1.   

Bestaat er een procedure om te garanderen dat alle personeelsleden met toegang tot identificeerbare luchtvracht/-post aan de indienstneming voorafgaande controles ondergaan om hun achtergrond en vaardigheden te onderzoeken?

JA of NEEN

 

Zo JA, vermeld dan op hoeveel voorafgaande jaren de aan de indienstneming voorafgaande controle betrekking heeft en door welke entiteit ze wordt uitgevoerd.

 

4.2.   

Heeft deze procedure betrekking op

Achtergrondcontrole

Aan de indienstneming voorafgaande controle

Controle van criminele antecedenten

Vraaggesprekken

Andere (geef nadere informatie)

Licht deze punten toe, geef aan welke entiteit dit element uitvoert en vermeld, voor zover van toepassing, met welk tijdsbestek rekening is gehouden.

 

4.3.   

Bestaat er een procedure om te garanderen dat de persoon die verantwoordelijk is voor de toepassing van en het toezicht op de tenuitvoerlegging van beveiligingscontroles ter plaatse is onderworpen aan een aan de indienstneming voorafgaande controle waarbij zijn achtergrond en vaardigheden zijn onderzocht?

JA of NEEN

 

Zo JA, vermeld dan op hoeveel voorafgaande jaren de aan de indienstneming voorafgaande controle betrekking heeft en door welke entiteit ze wordt uitgevoerd.

 

4.4.   

Heeft deze procedure betrekking op

Achtergrondcontrole

Aan de indienstneming voorafgaande controle

Controle van criminele antecedenten

Vraaggesprekken

Andere (geef nadere informatie)

Licht deze punten toe, geef aan welke entiteit dit element uitvoert en vermeld, voor zover van toepassing, met welk tijdsbestek rekening is gehouden.

 

4.5.   

Krijgen personeelsleden die toegang hebben tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost een veiligheidsbewustmakingsopleiding alvorens toegang tot de identificeerbare luchtvracht/luchtpost te krijgen?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf dan de elementen en de duur van de opleiding.

 

4.6.   

Krijgen de in punt 4.5 vermelde personeelsleden een periodieke opleiding?

JA of NEEN

 

Zo JA, specificeer dan de elementen en de frequentie van de periodieke opleiding.

 

4.7.   

Conclusie: volstaan de maatregelen met betrekking tot de indienstneming van personeel en opleiding om te garanderen dat alle personeelsleden die toegang hebben tot identificeerbare luchtvracht/-post met bestemming EU/EER op correcte wijze zijn aangesteld en opgeleid, volgens een norm die voldoende hoog is om te garanderen dat ze zich bewust zijn van hun beveiligingsverantwoordelijkheden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 5

Fysieke veiligheid

Doel: de KC3 moet over procedures beschikken om te garanderen dat identificeerbare luchtvracht en/of -post met bestemming EU/EER beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3.

De entiteit moet aantonen hoe haar vestigingsplaats of terreinen beveiligd zijn en dat zij over relevante procedures voor toegangscontrole beschikt. Het is van essentieel belang dat de toegang tot de zone waar de identificeerbare luchtvracht/luchtpost wordt verwerkt of opgeslagen, wordt gecontroleerd. Alle deuren, ramen en andere toegangspunten tot veilige luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER moeten beveiligd zijn of aan toegangscontrole onderworpen zijn.

Fysieke beveiliging kan bestaan uit, maar is niet beperkt tot:

fysieke obstakels, zoals hekwerk of afsluitingen;

technologie met behulp van alarmen en/of CCTV-systemen;

beveiliging door mensen, zoals personeel dat uitsluitend bewakingsactiviteiten moet uitvoeren.

Referentie: punt 6.8.3.1

5.1.   

Zijn alle toegangspunten tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost aan toegangscontrole onderworpen en is de toegang beperkt tot bevoegde personen?

JA of NEEN

 

Indien JA, hoe wordt de toegang gecontroleerd? Leg uit en beschrijf. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Door bewakingspersoneel

Door ander personeel

Handmatige controle indien personen de ruimte mogen betreden

Elektronische toegangscontrolesystemen

Andere (specificeren)

 

Zo JA, hoe wordt ervoor gezorgd dat een persoon toestemming krijgt om de ruimte te betreden? Leg uit en beschrijf. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Gebruik van een bedrijfsidentiteitskaart

Gebruik van een ander identiteitsbewijs zoals een paspoort of rijbewijs

Lijst van bevoegde personen gebruikt door (beveiligings-)personeel

Elektronische toegang, bv. met behulp van een chip

Sleutels of toegangscodes worden uitsluitend verdeeld aan bevoegd personeel

Andere (specificeren)

 

5.2.   

Zijn alle toegangspunten tot identificeerbare luchtvracht/luchtpost beveiligd? Dit omvat toegangspunten die niet permanent worden gebruikt en punten die normaal gezien niet als toegangspunten worden gebruikt, bijvoorbeeld ramen.

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe zijn deze punten beveiligd? Leg uit en beschrijf. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Aanwezigheid van bewakingspersoneel

Elektronische toegangscontrolesystemen die toegang verlenen tot slechts één persoon tegelijkertijd

Afsluitingen, bv. luiken of sloten

CCTV-systeem

Inbraakdetectiesysteem

 

5.3.   

Zijn er aanvullende maatregelen om de beveiliging van de gebouwen en terreinen in het algemeen te verbeteren?

JA of NEEN

 

Zo JA, leg uit en beschrijf.

Hekwerk of afsluitingen

CCTV-systeem

Inbraakdetectiesysteem

Bewaking en patrouilles

Andere (specificeren)

 

5.4.   

Is het gebouw stevig gebouwd?

JA of NEEN

 

5.5.   

Conclusie: volstaan de door de entiteit genomen maatregelen om te voorkomen dat onbevoegden zich toegang verschaffen tot de delen van de vestiging en de gebouwen waar identificeerbare luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER wordt verwerkt of opgeslagen?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 6

Productie

Doel: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht en/of luchtpost met bestemming EU/EER tijdens het productieproces beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3.

De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het productiegedeelte gecontroleerd wordt en dat het productieproces onder toezicht staat. Als het product tijdens de productie kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage.

Beantwoord deze vragen als het product als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER kan worden geïdentificeerd tijdens het productieproces.

6.1.   

Wordt de toegang tot de productieruimte gecontroleerd en is die toegang beperkt tot bevoegde personen?

JA of NEEN

 

Zo JA, leg uit hoe de toegang wordt gecontroleerd en beperkt tot bevoegde personen.

 

6.2.   

Staat het productieproces onder toezicht?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf hoe er toezicht op wordt gehouden.

 

6.3.   

Worden controles toegepast om manipulatie en sabotage tijdens de productiefase te voorkomen?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

6.4.   

Conclusie: volstaan de door de entiteit genomen maatregelen om identificeerbare luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER tijdens de productie te beschermen tegen manipulatie of sabotage door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 7

Verpakking

Doel: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht en/of luchtpost met bestemming EU/EER tijdens het verpakkingsproces beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3.

De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het verpakkingsgedeelte gecontroleerd wordt en dat het verpakkingsproces onder toezicht staat. Als het product tijdens de verpakking kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage. Alle afgewerkte goederen moeten worden gecontroleerd voordat ze worden verpakt.

Beantwoord deze vragen als het product tijdens het verpakkingsproces kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER.

7.1.   

Wordt de toegang tot de verpakkingszone gecontroleerd en beperkt tot bevoegde personen?

JA of NEEN

 

Zo JA, leg uit hoe de toegang wordt gecontroleerd en beperkt tot bevoegde personen.

 

7.2.   

Staat het verpakkingsproces onder toezicht?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf hoe er toezicht op wordt gehouden.

 

7.3.   

Worden controles toegepast om manipulatie tijdens de verpakkingsfase te voorkomen?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

7.4.   

Geef een beschrijving van de afgewerkte buitenste verpakking:

a)   

Is de afgewerkte buitenste verpakking stevig?

JA of NEEN

 

Beschrijf.

 

b)   

Is de afgewerkte buitenste verpakking manipulatieaantonend?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf welk proces wordt toegepast om de verpakking manipulatieaantonend te maken, bijvoorbeeld door gebruik te maken van genummerde zegels, speciale zegels of veiligheidsplakband enz.

 

Zo NEEN, beschrijf welke beschermingsmaatregelen er zijn genomen die de integriteit van de zendingen garanderen.

 

7.5.   

Conclusie: volstaan de door de entiteit genomen maatregelen om identificeerbare luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER tijdens de verpakking te beschermen tegen manipulatie of sabotage door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 8

Opslag

Doel: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht en/of luchtpost met bestemming EU/EER tijdens de opslag beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3.

De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het opslaggedeelte wordt gecontroleerd. Als het product tijdens de opslag kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage.

Beantwoord deze vragen als het product tijdens de opslag kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER.

8.1.   

Wordt de toegang tot het opslaggedeelte gecontroleerd en beperkt tot bevoegde personen?

JA of NEEN

 

Zo JA, leg uit hoe de toegang wordt gecontroleerd en beperkt tot bevoegde personen.

 

8.2.   

Wordt de afgewerkte en verpakte luchtvracht/luchtpost veilig opgeslagen en gecontroleerd op manipulatie?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

Zo NEEN, leg uit hoe de entiteit ervoor zorgt dat de afgewerkte en verpakte luchtvracht en luchtpost met bestemming EU/EER wordt beschermd tegen manipulatie door onbevoegden en sabotage.

 

8.3.   

Conclusie: volstaan de door de entiteit genomen maatregelen om identificeerbare luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER tijdens de opslag te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 9

Verzending

Doel: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht en/of luchtpost met bestemming EU/EER tijdens het verzendingsproces beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Indien die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden overgedragen aan een ACC3 of RA3.

De entiteit moet aantonen dat de toegang tot het verzendingsgedeelte wordt gecontroleerd. Als het product tijdens de verzending kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER, moet de entiteit aantonen dat maatregelen zijn genomen om de luchtvracht/luchtpost in dit stadium te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage.

Beantwoord deze vragen als het product tijdens het verzendingsproces kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER.

9.1.   

Wordt de toegang tot het verzendingsgedeelte gecontroleerd en beperkt tot bevoegde personen?

JA of NEEN

 

Zo JA, leg uit hoe de toegang wordt gecontroleerd en beperkt tot bevoegde personen.

 

9.2.   

Wie heeft toegang tot het verzendingsgedeelte? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Werknemers van de entiteit

Chauffeurs

Bezoekers

Contractanten

Andere (specificeren)

 

9.3.   

Staat het verzendingsproces onder toezicht?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf hoe er toezicht op wordt gehouden.

 

9.4.   

Worden controles toegepast om manipulatie in het verzendingsgedeelte te voorkomen?

JA of NEEN

 

Zo JA, geef een beschrijving.

 

9.5.   

Conclusie: volstaan de door de entiteit genomen maatregelen om identificeerbare luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER tijdens het verzendingsproces te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden of sabotage?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 10

Zendingen uit andere bronnen

Doel: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat vracht en/of post die hij niet voor eigen rekening vervoert, niet als veilige vracht of post worden doorgegeven aan een ACC3 of een RA3.

Een KC3 mag zendingen die hij niet voor eigen rekening vervoert aan een RA3 of ACC3 doorgeven, voor zover:

a)

ze worden gescheiden van de zendingen die hij voor eigen rekening vervoert, en

b)

de herkomst duidelijk is aangegeven op de zending of op de begeleidende documentatie.

Dergelijke zendingen moeten allemaal worden onderzocht door een RA3 of ACC3 alvorens ze in een luchtvaartuig worden geladen.

10.1.   

Aanvaardt de entiteit vracht- of postzendingen voor vervoer door de lucht van andere entiteiten?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe worden deze dan gescheiden gehouden van de eigen vracht van het bedrijf en hoe wordt ervoor gezorgd dat de erkend agent/vervoerder ze kan herkennen?

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur.

 

DEEL 11

Vervoer

Doel: de KC3 beschikt over procedures die ervoor zorgen dat identificeerbare luchtvracht en/of luchtpost met bestemming EU/EER tijdens het vervoer beschermd is tegen manipulatie door onbevoegden en/of sabotage. Als die vracht of post niet beschermd is, kan hij niet als veilige vracht of post worden aanvaard door een ACC3 of RA3.

Tijdens het vervoer is de KC3 verantwoordelijk voor de bescherming van de veilige zendingen. Dit omvat de gevallen waarin het vervoer in zijn naam wordt uitgevoerd door een andere entiteit, zoals een expediteur. Dit omvat niet de gevallen waarin de zendingen worden vervoerd onder de verantwoordelijkheid van een ACC3 of RA3.

Beantwoord deze vragen als het product tijdens het vervoer kan worden geïdentificeerd als luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER.

11.1.   

Hoe wordt de luchtvracht/luchtpost overgebracht naar de ACC3 of RA3?

a)   

Met eigen vervoer van de gevalideerde entiteit?

JA of NEEN

 

b)   

Met vervoer van de ACC3/RA3?

JA of NEEN

 

c)   

Via een contractant die door de gevalideerde entiteit wordt ingeschakeld?

JA of NEEN

 

11.2.   

Wordt de luchtvracht/luchtpost manipulatieaantonend verpakt?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

11.3   

Wordt het voertuig verzegeld of afgesloten voor het vervoer?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

11.4.   

Wanneer genummerde zegels worden gebruikt, wordt de toegang tot de zegels dan gecontroleerd en worden de nummers geregistreerd?

JA of NEEN

 

Zo JA, hoe?

 

11.5.   

Indien van toepassing, ondertekent de betrokken vervoerder de vervoerdersverklaring?

JA of NEEN

 

11.6.   

Is de persoon die de vracht vervoert, onderworpen aan specifieke beveiligingscontroles en heeft deze persoon een opleiding gekregen die hem bewust maakt van beveiligingskwesties voordat hij toestemming heeft gekregen om beveiligde luchtvracht en/of luchtpost te vervoeren?

JA of NEEN

 

Zo JA, beschrijf die beveiligingscontroles (aan de indienstneming voorafgaande controle, achtergrondcontrole enz.) en opleiding (opleiding ter bewustmaking van beveiligingskwesties enz.).

 

11.7.   

Conclusie: volstaan de maatregelen om luchtvracht/luchtpost tijdens het vervoer te beschermen tegen manipulatie door onbevoegden?

JA of NEEN

 

Zo NEEN, vermeld dan de redenen daarvoor.

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

DEEL 12

Naleving

Doel: na de elf vorige delen van deze controlelijst te hebben gecontroleerd, concludeert de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur of zijn verificatie ter plaatse bevestigt dat de beveiligingscontroles ten uitvoer worden gelegd in overeenstemming met de doelstellingen van deze controlelijst voor luchtvracht/luchtpost met bestemming EU/EER.

Er zijn twee verschillende scenario’s mogelijk. De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur concludeert dat de entiteit:

a)

erin is geslaagd de doelstellingen te verwezenlijken die in deze controlelijst zijn vermeld. De validateur verstrekt de gevalideerde entiteit het origineel van het valideringsverslag en verklaart dat de entiteit als een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender (KC3) wordt aangewezen;

b)

er niet in is geslaagd de doelstellingen te verwezenlijken die in deze controlelijst zijn vermeld. In dat geval mag de entiteit geen luchtvracht of -post met bestemming EU/EER afleveren aan een ACC3 of RA3 zonder dat deze eerst door een erkende partij aan een beveiligingsonderzoek wordt onderworpen. De entiteit ontvangt een kopie van de ingevulde controlelijst, met vermelding van de tekortkomingen.

In het algemeen moet de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur beslissen of door de gevalideerde entiteit afgehandelde vracht en post zodanig wordt behandeld dat deze vracht en post op het ogenblik waarop hij aan een ACC3 of een andere RA3 wordt afgeleverd veilig mag worden geacht en daarom naar de EU/EER mag worden gevlogen in overeenstemming met de toepasselijke EU-wetgeving.

De EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur moet in overweging nemen dat deze beoordeling gebaseerd is op een algemene methodiek met op doelstellingen gerichte naleving.

12.1.   

Algemene conclusie:

Beoordeling (en kennisgeving)

(markeer wat van toepassing is)

„POSITIEF” betekent dat de entiteit aangewezen is als een in het kader van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender in een derde land (KC3).

Positief/Negatief

Als de eindbeoordeling negatief is, vermeld dan de gebieden waarop de afzender niet beantwoordt aan de vereiste beveiligingsnorm of een specifieke tekortkoming vertoont. Geef ook advies over de aanpassingen die nodig zijn om de vereiste norm te halen en een positieve beoordeling te krijgen.

Opmerkingen van de EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur

 

Opmerkingen van de entiteit

 

Naam van de validateur:

Datum:

Handtekening:

BIJLAGE

Lijst van bezochte en geïnterviewde personen en entiteiten

Met vermelding van de naam van de entiteit, de naam van de contactpersoon en de datum van het bezoek of interview.

Naam van de entiteit

Naam van de contactpersoon

Datum van het bezoek/interview

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3)

De volgende aanhangsels worden ingevoegd na aanhangsel 6-H1:

AANHANGSEL 6-H2

VERBINTENISVERKLARING — KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE ERKENDE AGENT IN EEN DERDE LAND (RA3)

Namens [naam van de RA3] neem ik nota van het volgende:

In dit verslag wordt het beveiligingsniveau vastgesteld dat wordt toegepast op luchtvracht met bestemming EU/EER ten opzichte van de beveiligingsnormen die in de controlelijst worden vermeld of waarnaar in de controlelijst wordt verwezen.

[Naam van RA3] kan alleen als „krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent” (RA3) worden aangewezen als een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering met succes is ingevuld als „POSITIEF” door een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur die is opgenomen in de gegevensbank van de Europese Unie voor erkende agenten en bekende afzenders.

Als in het verslag een inbreuk wordt vastgesteld op de beveiligingsmaatregelen waarnaar in het verslag wordt verwezen, kan dit leiden tot de intrekking van de reeds voor die vestiging verkregen aanwijzing van [naam van de RA3] als RA3, waardoor [naam van de RA3] geen luchtvracht of -post met bestemming EU/EER meer mag afleveren aan een ACC3 of een andere RA3.

Het verslag is geldig gedurende vijf jaar en verstrijkt uiterlijk op …

Namens [naam van de RA3] verklaar ik dat:

a)

[naam van de RA3] passende follow-upmaatregelen aanvaardt met het oog op het toezicht op de in het verslag bevestigde normen;

b)

wijzigingen van de activiteiten van [naam van de RA3] die geen volledige hervalidering vereisen, worden vermeld in het oorspronkelijke verslag, zonder de reeds vermelde informatie onleesbaar te maken. Het betreft de volgende wijzigingen:

1)

de algemene verantwoordelijkheid voor beveiliging wordt toegewezen aan een andere persoon dan die welke in punt 1.8 van aanhangsel 6-C2 van Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt vermeld;

2)

andere wijzigingen aan de bedrijfsgebouwen en -terreinen of aan de procedures die aanzienlijke gevolgen voor de beveiliging kunnen hebben;

c)

[naam van de RA3] zal de ACC3 en RA3’s aan wie hij beveiligde luchtvracht en/of luchtpost aflevert op de hoogte brengen wanneer [naam van de RA3] niet langer handel drijft, geen luchtvracht/-post meer behandelt of niet meer kan voldoen aan de eisen die in dit verslag zijn gevalideerd;

d)

[naam van de RA3] zorgt voor de instandhouding van het beveiligingsniveau dat door dit verslag wordt bevestigd als zijnde in overeenstemming met het doel van de controlelijst en, voor zover van toepassing, voor de tenuitvoerlegging van eventuele aanvullende beveiligingsmaatregelen die moeten worden genomen om als RA3 te worden aangewezen in het geval de beveiligingsnormen onvoldoende werden geacht, en dit tot de volgende validering van de activiteiten van [naam van de RA3].

Namens [naam van de RA3] aanvaard ik de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring.

Naam:

Functie in het bedrijf:

Datum:

Handtekening:

AANHANGSEL 6-H3

VERBINTENISVERKLARING — KRACHTENS EEN EU-LUCHTVAARTBEVEILIGINGSVALIDERING GEVALIDEERDE BEKENDE AFZENDER IN EEN DERDE LAND (KC3)

Namens [naam van de KC3] neem ik nota van het volgende:

In dit verslag wordt het beveiligingsniveau vastgesteld dat wordt toegepast op luchtvracht met bestemming EU/EER (4) ten opzichte van de beveiligingsnormen die in de controlelijst worden vermeld of waarnaar in de controlelijst wordt verwezen (5).

[Naam van KC3] kan alleen als „krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde bekende afzender” (KC3) worden aangewezen als een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering met succes is ingevuld als „POSITIEF” door een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidateur die is opgenomen in de gegevensbank van de Europese Unie voor erkende agenten en bekende afzenders.

Als in het verslag een inbreuk wordt vastgesteld op de beveiligingsmaatregelen waarnaar in het verslag wordt verwezen, kan dit leiden tot de intrekking van de reeds voor die vestiging verkregen aanwijzing van [naam van de KC3] als KC3, waardoor [naam van de KC3] geen beveiligde luchtvracht of -post met bestemming EU/EER meer mag afleveren aan een ACC3 of een krachtens een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde erkende agent in een derde land (RA3).

Het verslag is geldig gedurende vijf jaar en verstrijkt uiterlijk op …

Namens [naam van KC3] verklaar ik dat:

a)

[naam van KC3] passende follow-upmaatregelen aanvaardt met het oog op het toezicht op de in het verslag bevestigde normen;

b)

wijzigingen van de activiteiten van [naam van de KC3] die geen volledige hervalidering vereisen, worden vermeld in het oorspronkelijke verslag, zonder de reeds vermelde informatie onleesbaar te maken. Het betreft de volgende wijzigingen:

1)

de algemene verantwoordelijkheid voor beveiliging wordt toegewezen aan een andere persoon dan die welke in punt 1.9 van aanhangsel 6-C4 van Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt vermeld;

2)

andere wijzigingen aan de bedrijfsgebouwen en -terreinen of aan de procedures die aanzienlijke gevolgen voor de beveiliging kunnen hebben;

c)

[naam van de KC3] zal de ACC3 en RA3’s aan wie hij beveiligde luchtvracht en/of luchtpost aflevert op de hoogte brengen wanneer [naam van de KC3] niet langer handel drijft, geen luchtvracht/-post meer behandelt of niet meer kan voldoen aan de eisen die in dit verslag zijn gevalideerd;

d)

[naam van de KC3] zorgt voor de instandhouding van het beveiligingsniveau dat door dit verslag wordt bevestigd als zijnde in overeenstemming met het doel van de controlelijst en, voor zover van toepassing, voor de tenuitvoerlegging van eventuele aanvullende beveiligingsmaatregelen die moeten worden genomen om als KC3 te worden aangewezen in het geval de beveiligingsnormen onvoldoende werden geacht, en dit tot de volgende validering van de activiteiten van [naam van de KC3].

Namens [naam van de KC3] aanvaard ik de volledige verantwoordelijkheid voor deze verklaring.

Naam:

Functie in het bedrijf:

Datum:

Handtekening:


(1)  De lidstaten van de Europese Unie: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(2)  In deze valideringscontrolelijst is luchtvracht/luchtpost/luchtvaartuig met bestemming EU/EER gelijk aan luchtvracht/luchtpost/luchtvaartuig met bestemming EU, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.”

(3)  PB L 324 van 22.11.2012, blz. 25.”.

(4)  Luchthavens in België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.

(5)  Verordening (EU) nr. 185/2010, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 859/2011 en (EU) nr. 1082/2012.”.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/31


VERORDENING (EU) Nr. 655/2013 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2013

tot vaststelling van gemeenschappelijke criteria voor de rechtvaardiging van beweringen over cosmetische producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 20, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Eindgebruikers zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden geconfronteerd met een grote verscheidenheid aan beweringen over de functie, de inhoud en de werking van een cosmetisch product. Aangezien cosmetische producten een grote rol spelen in het leven van de eindgebruikers, is het belangrijk te garanderen dat de informatie die zij via dergelijke beweringen krijgen nuttig, begrijpelijk en betrouwbaar is, en dat deze hen in staat stelt om met kennis van zaken te beslissen en de producten te kiezen die het best aan hun behoeften en verwachtingen beantwoorden.

(2)

Beweringen over cosmetische producten dienen hoofdzakelijk om eindgebruikers te informeren over de kenmerken en kwaliteiten van de producten. Die beweringen zijn van groot belang om producten van elkaar te onderscheiden. Verder dragen zij bij tot het aanmoedigen van innovatie en concurrentie.

(3)

Op het niveau van de Unie moeten gemeenschappelijke criteria voor de rechtvaardiging van een bewering over cosmetische producten worden vastgelegd. Hoofddoel van het vaststellen van gemeenschappelijke criteria is eindgebruikers een hoog niveau van bescherming te garanderen, met name tegen misleidende beweringen over cosmetische producten. Een gemeenschappelijke aanpak op het niveau van de Unie moet ook waarborgen dat de maatregelen die door de bevoegde instanties van de lidstaten worden genomen, meer convergeren, en moet verstoringen van de interne markt voorkomen. Een dergelijke benadering moet verder de onderlinge samenwerking verbeteren van de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de consumentenbescherming zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming”) (2).

(4)

Artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1223/2009 is van toepassing op de producten die onder de definitie van cosmetische producten in artikel 2 van die verordening vallen. De gemeenschappelijke criteria zijn uitsluitend van toepassing wanneer wordt geoordeeld dat het product in kwestie inderdaad een cosmetisch product is. Het is aan de bevoegde nationale instanties en nationale rechterlijke instanties om per geval te besluiten welk regelgevingskader van toepassing is.

(5)

De gemeenschappelijke criteria zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (3), Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (4), en andere toepasselijke wetgeving van de Unie.

(6)

De communicatie van de boodschappen aan eindgebruikers vereist een soepele benadering om rekening te houden met de sociale, taalkundige en culturele diversiteit van de Unie en om de innovatie en het concurrentievermogen van de Europese industrie in stand te houden. Een dergelijke aanpak is verenigbaar met de beginselen geformuleerd door het Hof van Justitie, dat er meermaals op heeft gewezen dat het om te bepalen of een bewering de consument kan misleiden nodig is de verwachtingen van de consument in overweging te nemen en daarbij rekening te houden met de specifieke context en de omstandigheden van de bewering, inclusief sociale, culturele en taalkundige factoren (5).

(7)

Hoewel de gemeenschappelijke criteria de inachtneming van dezelfde beginselen in de hele Unie waarborgen, is het niet de bedoeling dat zij de formulering die gebruikt mag worden in beweringen over cosmetische producten, precies bepalen.

(8)

Om te waarborgen dat de gemeenschappelijke criteria voor beweringen over cosmetische producten vanaf dezelfde datum als Verordening (EG) nr. 1223/2009 van toepassing zijn, moet deze verordening ingaan op 11 juli 2013.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op beweringen in de vorm van teksten, benamingen, merken en afbeeldingen of andere al dan niet figuratieve tekens die expliciet of impliciet kenmerken of functies van producten kenbaar maken bij het etiketteren, het op de markt aanbieden en het maken van reclame voor cosmetische producten. Zij is van toepassing op elke bewering, ongeacht het gebruikte communicatiemiddel of marketinginstrument, de functies waarop het product aanspraak maakt, en het doelpubliek.

Artikel 2

De verantwoordelijke persoon als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1223/2009 waarborgt dat de formulering van de bewering over cosmetische producten voldoet aan de gemeenschappelijke criteria van de bijlage en overeenkomt met de documentatie waaruit de werking blijkt waarop het cosmetisch product aanspraak maakt en die is opgenomen in het productinformatiedossier als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1223/2009.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 11 juli 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(2)  PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.

(3)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.

(4)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.

(5)  Zie bijvoorbeeld zaak C-220/98, Estée Lauder Cosmetics tegen Lancaster, Jurispr. 2000, blz. I-117, punt 29.


BIJLAGE I

GEMEENSCHAPPELIJKE CRITERIA

1.   Naleving van de wettelijke eisen

1)

Beweringen die stellen dat het product door een bevoegde instantie in de Unie is toegelaten of goedgekeurd, zijn niet toegestaan.

2)

Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van een bewering wordt uitgegaan van de perceptie van de gemiddelde eindgebruiker van een cosmetisch product, die redelijk goed geïnformeerd, redelijk oplettend en voorzichtig is; daarbij moet rekening worden gehouden met maatschappelijke, culturele en taalkundige factoren van de markt in kwestie.

3)

Beweringen die de indruk wekken dat een product een specifiek voordeel biedt terwijl het enkel en alleen aan de wettelijke minimumeisen voldoet, zijn niet toegestaan.

2.   Juistheid

1)

Indien op een product wordt vermeld dat het een specifiek ingrediënt bevat, moet dat ingrediënt ook daadwerkelijk aanwezig zijn.

2)

Beweringen over de eigenschappen van een specifiek ingrediënt mogen niet de indruk wekken dat het eindproduct ook die eigenschappen bezit terwijl dat niet het geval is.

3)

Reclameboodschappen mogen niet de indruk wekken dat daarin geuite meningen getoetste beweringen zijn, behalve indien de mening een weerspiegeling is van toetsbare feiten.

3.   Bewijsmateriaal

1)

Beweringen over cosmetische producten, zowel expliciet als impliciet, moeten onderbouwd zijn met voldoende en toetsbaar bewijsmateriaal, ongeacht de soort bewijsmateriaal die wordt gebruikt om ze aannemelijk te maken — waar nodig met inbegrip van beoordelingen door deskundigen.

2)

Bij het onderbouwen van beweringen moet rekening worden gehouden met de beste praktijken.

3)

Indien studies als bewijsmateriaal worden gebruikt, moeten deze relevant zijn voor het product en voor het voordeel waarop het product aanspraak maakt. Bovendien moeten de studies zijn uitgevoerd volgens goed opgezette en correct toegepaste methoden (geldig, betrouwbaar en reproduceerbaar) en moeten zij rekening houden met ethische overwegingen.

4)

Het niveau van de bewijsvoering of onderbouwing moet overeenstemmen met de soort bewering, in het bijzonder voor beweringen waarbij een gebrek aan werkzaamheid een veiligheidsprobleem kan creëren.

5)

Voor duidelijk overdreven uitspraken die door de gemiddelde eindgebruiker niet letterlijk worden genomen (hyperbolen) of voor uitspraken van abstracte aard is geen onderbouwing nodig.

6)

Een bewering waarbij de eigenschappen van een ingrediënt (expliciet of impliciet) worden geëxtrapoleerd naar het eindproduct, moet worden gestaafd met voldoende en toetsbaar bewijsmateriaal, bijvoorbeeld door aan te tonen dat het ingrediënt in een werkzame concentratie aanwezig is.

7)

De aanvaardbaarheid van een bewering moet worden beoordeeld op basis van de bewijskracht van alle beschikbare studies, gegevens en informatie, afhankelijk van de aard van de bewering en de gangbare algemene kennis van de eindgebruikers.

4.   Eerlijkheid

1)

Bij het presenteren van de prestaties van een product mag niet verder worden gegaan dan wat met het beschikbare bewijsmateriaal kan worden onderbouwd.

2)

Beweringen mogen aan een bepaald product geen specifieke (d.w.z. unieke) kenmerken toedichten indien soortgelijke producten dezelfde kenmerken bezitten.

3)

Indien de werking van een product afhangt van specifieke voorwaarden zoals van het gebruik in combinatie met andere producten, moet dit duidelijk worden aangegeven.

5.   Billijkheid

1)

Beweringen over cosmetische producten moeten objectief zijn en mogen de concurrentie noch ingrediënten die op een wettelijke manier worden gebruikt, in een kwaad daglicht stellen.

2)

Beweringen over cosmetische producten mogen geen verwarring scheppen met het product van een concurrent.

6.   Met kennis van zaken beslissen

1)

Beweringen moeten duidelijk en begrijpelijk zijn voor de gemiddelde eindgebruiker.

2)

Beweringen maken een wezenlijk onderdeel uit van producten en moeten informatie bevatten die de gemiddelde eindgebruiker in staat stelt met kennis van zaken een beslissing te nemen.

3)

Reclameboodschappen moeten rekening houden met het vermogen van het doelpubliek (de bevolking van de betrokken lidstaten of bepaalde delen van de bevolking, bijvoorbeeld eindgebruikers van een bepaalde leeftijd en een bepaald geslacht) om de boodschap te begrijpen. Reclameboodschappen moeten duidelijk, precies, relevant en voor het doelpubliek begrijpelijk zijn.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/35


VERORDENING (EU) Nr. 656/2013 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2013

tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor het in Kroatië afgegeven modelpaspoort voor honden, katten en fretten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië, en met name artikel 3, lid 4,

Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 42,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1) is onder meer van toepassing op het verkeer van gezelschapsdieren uit derde landen naar de lidstaten van de in bijlage I bij die verordening genoemde soorten. Honden en katten zijn opgenomen in deel A en fretten zijn opgenomen in deel B van die bijlage.

(2)

In afdeling 2 van deel B van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 998/2003 is een lijst opgenomen van landen en gebieden, met inbegrip van Kroatië, die op het niet-commerciële verkeer van die gezelschapsdieren voorschriften toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van die verordening.

(3)

Bijgevolg kunnen honden, katten en fretten, bij het verkeer vanuit deze landen en gebieden naar de lidstaten, vergezeld gaan van een paspoort dat in overeenstemming is met het model in bijlage I bij Beschikking 2003/803/EG van de Commissie van 26 november 2003 tot vaststelling van een modelpaspoort voor het intracommunautaire verkeer van honden, katten en fretten (2) en met de aanvullende voorschriften van bijlage II bij die beschikking, mits bepaalde noodzakelijke aanpassingen met betrekking tot de omslag van het modelpaspoort worden doorgevoerd.

(4)

Vanaf de datum van toetreding van Kroatië is verkeer van honden, katten en fretten uit Kroatië naar een andere lidstaat niet langer toegestaan wanneer zij niet vergezeld gaan van een paspoort dat in overeenstemming is met het model in bijlage I bij Beschikking 2003/803/EG en met de aanvullende voorschriften van bijlage II bij die beschikking.

(5)

Het is echter mogelijk dat blanco paspoorten die vóór de datum van toetreding door de bevoegde autoriteiten van Kroatië zijn gedrukt dan wel zijn gedistribueerd aan, maar nog niet zijn afgegeven door bevoegde dierenartsen in Kroatië, nog steeds in voorraad zijn.

(6)

Tegelijkertijd moeten vóór de datum van toetreding afgegeven paspoorten gedurende een overgangsperiode van drie jaar onder bepaalde voorwaarden geldig blijven worden geacht, om administratieve en financiële lasten voor de eigenaren van gezelschapsdieren te beperken.

(7)

Om de overgang van de bestaande regeling naar die welke met ingang van de toetreding van Kroatië in werking treedt, te vergemakkelijken, moeten derhalve voor het verkeer van gezelschapsdieren vanuit Kroatië naar andere lidstaten overgangsmaatregelen worden vastgesteld.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten staan het verkeer van gezelschapsdieren van de op de lijsten in de delen A en B van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 998/2003 genoemde soorten vanuit Kroatië naar hun grondgebied toe, wanneer deze vergezeld gaan van een uiterlijk op 30 juni 2014 door een erkende dierenarts in Kroatië afgegeven paspoort dat aan de volgende vereisten voldoet:

a)

het paspoort is opgesteld in overeenstemming met het model in bijlage I bij Beschikking 2003/803/EG en met de aanvullende voorschriften in punt A, punt B.2, onder a), punt B.2, onder c), en punt C van bijlage II bij die beschikking;

b)

in afwijking van punt B.1, en punt B.2, onder b), van bijlage II bij Beschikking 2003/803/EG, staat in het bovenste kwart van de omslag het Kroatische embleem gedrukt, boven de woorden „Republika Hrvatska”, op een blauwe achtergrond (Pantone Reflex Blue).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking onder voorbehoud van en op de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië.

Zij is van toepassing tot en met 30 juni 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.

(2)  PB L 312 van 27.11.2003, blz. 1.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/37


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 657/2013 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2013

houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeheer (de interoperabiliteitsverordening) (1), en met name artikel 3, lid 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim (de kaderverordening) (2), en met name artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 van de Commissie (3) voorziet in de gecoördineerde invoering van mondelinge lucht-grondcommunicatie op basis van een beperkte kanaalafstand van 8,33 kHz, teneinde het aantal beschikbare frequenties voor mondelinge lucht-grondcommunicatie te doen toenemen en een toename van het aantal luchtruimsectoren en de bijbehorende luchtverkeersleidingscapaciteit mogelijk te maken.

(2)

De bedoeling van artikel 6, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 was een doelstelling op te leggen voor de in bijlage I vermelde lidstaten, namelijk ten minste 25 % van het totale aantal 25 kHz-frequentietoewijzingen die aan alle luchtverkeersleidingscentra in een lidstaat zijn toegekend, omzetten naar 8,33 kHz-kanaalafstand. De huidige tekst van artikel 6, lid 3, kan echter worden geïnterpreteerd als een minder ambitieuze verplichting, die tot gevolg kan hebben dat lidstaten met meer dan één luchtverkeersleidingscentrum aanzienlijk minder extra frequenties creëren.

(3)

Het doel van de onderhavige wijziging is artikel 6, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 te verduidelijken. De oorspronkelijke datum van inwerkingtreding van die verordening moet dan ook worden behouden.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het gemeenschappelijke luchtruim,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1079/2012 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   De in bijlage I genoemde lidstaten zorgen ervoor dat uiterlijk op 31 december 2014 ten minste 25 % van het totale aantal 25 kHz-frequentietoewijzingen die in het centrale register zijn opgenomen en aan luchtverkeersleidingscentra in de desbetreffende lidstaat zijn toegekend, zijn omgezet naar 8,33 kHz-kanaalafstand. Deze omzettingen zijn niet beperkt tot frequentietoewijzingen van luchtverkeersleidingscentra en hebben geen betrekking op frequentietoewijzingen voor communicatie inzake operationele controle.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 7 december 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 26.

(2)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 1.

(3)  PB L 320 van 17.11.2012, blz. 14.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/38


VERORDENING (EU) Nr. 658/2013 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2013

tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1223/2009, die in de plaats is gekomen van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (2), is van toepassing met ingang van 11 juli 2013.

(2)

De bijlagen II en III bij Richtlijn 76/768/EEG zijn bij Uitvoeringsrichtlijn 2012/21/EU van de Commissie (3) gewijzigd nadat de verordening was goedgekeurd; daarbij is één haarkleurstof opgenomen in bijlage II en zijn 26 haarkleurstoffen opgenomen in deel 1 van bijlage III; bovendien zijn de maximaal toelaatbare concentraties in het cosmetische eindproduct voor twee haarkleurstoffen in deel 1 van bijlage III gewijzigd. Die wijzigingen moeten nu ook in Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden aangebracht.

(3)

Overeenkomstig Uitvoeringsrichtlijn 2012/21/EU moeten de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij vaststellen om aan die richtlijn te voldoen, vanaf 1 september 2013 toepassen. Daarom moet deze verordening vanaf die datum van toepassing zijn.

(4)

Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.

(2)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.

(3)  PB L 208 van 3.8.2012, blz. 8.


BIJLAGE

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage II wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Ref. nr.

Identiteit van de stof

Chemische benaming/INN

CAS-nummer

EG-nummer

„1373

N-(2-Nitro-4-aminofenyl)allylamine (HC Red No. 16) en zouten daarvan

160219-76-1”

 

2)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende vermeldingen met de referentienummers 198 tot en met 200 worden ingevoegd:

Referentienummer

Identiteit van de stof

Beperkingen

Te vermelden gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen

Chemische benaming/INN

Naam volgens de woordenlijst van gemeenschappelijke benamingen van ingrediënten

CAS-nummer

EG-nummer

Producttype, lichaamsdelen

Maximumconcentratie in het gebruiksklare product

Andere

„198

2,2'-[(4-Aminofenyl)imino]bis(ethanol)sulfaat

N,N-bis(2-Hydroxyethyl)-p-Phenylenediamine Sulfate

54381-16-7

259-134-5

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 2,5 % (berekend als sulfaat)

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

199

1,3-Benzeendiol, 4-chloor-

4-Chlororesorcinol

95-88-5

202-462-0

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 2,5 %

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

200

2,4,5,6-Tetraäminopyrimidinesulfaat

Tetraaminopyrimidine Sulfate

5392-28-9

226-393-0

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 3,4 % (berekend als sulfaat)

a)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.” ”

b)

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

b)

3,4 % (berekend als sulfaat)

b)

de volgende vermeldingen met de referentienummers 206 tot en met 214 worden ingevoegd:

„206

3-(2-Hydroxyethyl)-p-fenyleendiammoniumsulfaat

Hydroxyethyl-p-Phenylenediamine Sulfate

93841-25-9

298-995-1

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 2,0 % (berekend als sulfaat)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

207

1H-Indool-5,6-diol

Dihydroxyindole

3131-52-0

412-130-9

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 0,5 %

a)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Voor a) en b):

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

b)

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

b)

0,5 %

208

5-Amino-4-chloor-2-methylfenolhydrochloride

5-Amino-4-Chloro-o-Cresol HCl

110102-85-7

 

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 1,5 % (berekend als hydrochloride)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

209

1H-Indool-6-ol

6-Hydroxyindole

2380-86-1

417-020-4

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 0,5 %

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

210

1H-Indool-2,3-dion

Isatin

91-56-5

202-077-8

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

1,6 %

 

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

211

2-Aminopyridine-3-ol

2-Amino-3-Hydroxypyridine

16867-03-1

240-886-8

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 1,0 %

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

212

2-Methyl-1-naftylacetaat

1-Acetoxy-2-Methylnaphthalene

5697-02-9

454-690-7

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 2,0 % (Als een haarkleurmiddel zowel 2-Methyl-1-Naphthol als 1-Acetoxy-2-Methylnaphthalene bevat, mag de maximumconcentratie 2-Methyl-1-Naphthol op het hoofd niet meer bedragen dan 2,0 %.)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

213

1-Hydroxy-2-methylnaftaleen

2-Methyl-1-Naphthol

7469-77-4

231-265-2

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 2,0 % (Als een haarkleurmiddel zowel 2-Methyl-1-Naphthol als 1-Acetoxy-2-Methylnaphthalene bevat, mag de maximumconcentratie 2-Methyl-1-Naphthol op het hoofd niet meer bedragen dan 2,0 %.)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

214

Dinatrium-5,7-dinitro-8-oxido-2-naftaleensulfonaat CI 10316

Acid Yellow 1

846-70-8

212-690-2

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 1,0 %

a)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Voor a) en b):

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.” ”

b)

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

b)

0,2 %

c)

de vermelding onder referentienummer 240 komt als volgt te luiden:

„240

4-Nitro-1,2-fenyleendiamine

4-Nitro-o-Phenylenediamine

99-56-9

202-766-3

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 0,5 %

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.” ”

d)

de vermelding onder referentienummer 251 komt als volgt te luiden:

„251

2-(4-Amino-3-nitroanilino)ethanol

HC Red No. 7

24905-87-1

246-521-9

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

1,0 %

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.” ”

e)

de vermelding onder referentienummer 253 komt als volgt te luiden:

„253

2-[Bis(2-hydroxyethyl)amino]-5-nitrofenol

HC Yellow No. 4

59820-43-8

428-840-7

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

1,5 %

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten”

 

f)

de vermeldingen onder de referentienummers 255 en 256 komen als volgt te luiden:

„255

2-[(2-Nitrofenyl)amino]ethanol

HC Yellow No. 2

4926-55-0

225-555-8

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 0,75 %

Voor a) en b):

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten

a)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

b)

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

b)

1,0 %

256

4-[(2-Nitrofenyl)amino]fenol

HC Orange No. 1

54381-08-7

259-132-4

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

1,0 %”

 

 

g)

de volgende vermeldingen met de referentienummers 258 tot en met 264 worden toegevoegd:

„258

2-Nitro-N1-fenylbenzeen-1,4-diamine

HC Red No. 1

2784-89-6

220-494-3

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

1,0 %

 

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

259

1-Methoxy-3-(β-amino-ethyl)amino-4-nitrobenzeen, hydrochloride

HC Yellow No. 9

86419-69-4

415-480-1

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

0,5 % (berekend als hydrochloride)

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten

 

260

1-(4’-Aminofenylazo)-2-methyl-4-[bis(2-hydroxyethyl)]aminobenzeen

HC Yellow No. 7

104226-21-3

146-420-6

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

0,25 %

 

 

261

N-(2-Hydroxyethyl)-2-nitro-4-trifluormethylaniline

HC Yellow No. 13

10442-83-8

443-760-2

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 2,5 %

Voor a) en b):

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten

a)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

b)

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

b)

2,5 %

262

Benzeenaminium, 3-[(1-fenyl-4,5-dihydro-3-methyl-5-oxo-1H-pyrazool-4-yl)azo]-N,N,N-trimethyl-, chloride

Basic Yellow 57

68391-31-1

269-943-5

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

2,0 %

 

 

263

Ethanol, 2,2’-[[4-[(4-aminofenyl)azo]fenyl]imino]bis-

Disperse Black 9

20721-50-0

243-987-5

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleur-middelen

0,3 % (van het mengsel in een verhouding 1:1 van 2,2’-[4-(4-aminofenylazo)fenylimino]bis(ethanol) en lignosulfaat)

 

 

264

9,10-Antraceendion, 1,4-bis[(2,3-dihydroxypropyl)amino]-

HC Blue No. 14

99788-75-7

421-470-7

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

0,3 %

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten”

 

h)

de vermeldingen onder de referentienummers 16, 22, 221 en 250 komen als volgt te luiden:

Referentienummer

Identiteit van de stof

Beperkingen

Te vermelden gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen

Chemische benaming/INN

Naam volgens de woordenlijst van gemeenschappelijke benamingen van ingrediënten

CAS-nummer

EG-nummer

Producttype, lichaamsdelen

Maximumconcentratie in het gebruiksklare product

Andere

„16

1-Naftalenol

1-Naphthol

90-15-3

201-969-4

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 2,0 %

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

Image Haarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

22

1,3-Benzeendiol

Resorcinol

108-46-3

203-585-2

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

1.

Algemeen gebruik

2.

Professioneel gebruik

Voor 1 en 2:

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 1,25 %

a)

1.

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

ImageHaarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.

Bevat resorcinol.

Na het aanbrengen het haar goed uitspoelen.

Bij contact met de ogen onmiddellijk uitspoelen.

Niet gebruiken voor het verven van wimpers of wenkbrauwen.”

2.

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

„Alleen voor professioneel gebruik.

Bevat resorcinol.

Bij contact met de ogen onmiddellijk uitspoelen.

ImageHaarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

b)

Bevat resorcinol.

b)

Haarlotions en shampoos

b)

0,5 %

221

2-(4-Methyl-2-nitroanilino)ethanol

Hydroxyethyl-2-Nitro-p-Toluïdine

100418-33-5

408-090-7

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 1,0 %

Voor a) en b):

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten

a)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

ImageHaarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.”

b)

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

b)

1,0 %

250

1-Amino-2-nitro-4-(2’,3’-dihydroxypropyl)amino-5-chloorbenzeen + 1,4-bis-(2’,3’-dihydroxypropyl)amino-2-nitro-5-chloorbenzeen

HC Red No. 10 + HC Red No. 11

95576-89-9 + 95576-92-4

 

a)

Haarkleurstof in oxidatieve haarkleurmiddelen

 

a)

Na menging onder oxiderende omstandigheden mag de op het haar aangebrachte maximumconcentratie niet meer bedragen dan 1,0 %

Voor a) en b):

Niet gebruiken samen met nitroserende agentia

Maximaal gehalte aan nitrosaminen: 50 μg/kg

Bewaren in nitrietvrije recipiënten

a)

Te vermelden op het etiket:

De mengverhouding

ImageHaarkleurstoffen kunnen ernstige allergische reacties veroorzaken.

Volg de instructies.

Dit product is niet bestemd voor gebruik bij personen jonger dan 16 jaar.

Tijdelijke tatoeages met „zwarte henna” kunnen leiden tot een verhoogd risico op een allergische reactie.

Kleur uw haar niet als:

u last heeft van uitslag in het gezicht of van een gevoelige, geïrriteerde of beschadigde hoofdhuid;

u eerder een reactie na een haarkleuring heeft gehad;

u in het verleden een reactie heeft gehad na een tijdelijke tatoeage met „zwarte henna”.” ”

b)

Haarkleurstof in niet-oxidatieve haarkleurmiddelen

b)

2,0 %


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/54


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 659/2013 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van reizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 4 (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 (3) is de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 bedoelde communautaire lijst opgesteld van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Unie.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2111/2005 hebben een aantal lidstaten en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) de Commissie in kennis gesteld van informatie die van belang is voor de actualisering van de communautaire lijst. Ook derde landen hebben relevante informatie meegedeeld. De communautaire lijst moet op basis daarvan worden bijgewerkt.

(3)

De Commissie heeft alle betrokken luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks of via de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van de regelgeving door die maatschappijen, in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen die aan de basis liggen van haar beslissing om aan deze luchtvaartmaatschappijen een exploitatieverbod op te leggen in de Unie of om de voorwaarden te wijzigen van een exploitatieverbod voor een luchtvaartmaatschappij op de communautaire lijst.

(4)

De Commissie gaf de betrokken luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid om door de lidstaten ingediende documenten te raadplegen, om schriftelijke opmerkingen in te dienen en om een mondelinge uiteenzetting te geven aan de Commissie en aan het bij Verordening (EEG) nr. 3922/1991 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (4) opgerichte Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(5)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft van de Commissie updates ontvangen over het gezamenlijk overleg dat in het kader van Verordening (EG) nr. 2111/2005 en Uitvoeringsverordening (EG) nr. 473/2006 aan de gang is met de bevoegde autoriteiten en luchtvaartmaatschappijen van de volgende staten: Curaçao en Sint-Maarten, de Republiek Guinee, India, Iran, Kazachstan, Kirgizië, Mozambique en Nepal. Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft van de Commissie ook updates ontvangen over het technisch overleg met de Russische Federatie en het toezicht op Bolivia, Tadzjikistan en Turkmenistan.

(6)

Het EASA heeft aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart uiteenzettingen gegeven over de resultaten van de analyse van de auditverslagen die de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) heeft uitgevoerd in het kader van haar uitgebreide Universal Safety Oversight Audit Programme (USOAP). De lidstaten werd verzocht prioriteit te geven aan platforminspecties van luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn in landen waarvoor de ICAO belangrijke veiligheidsproblemen (SSC) heeft vastgesteld of waarvoor het EASA heeft geconcludeerd dat het systeem voor toezicht op de veiligheid belangrijke tekortkomingen vertoont. In aanvulling op het overleg van de Commissie in het kader van Verordening (EG) nr. 2111/2005 maakt de prioriteit die wordt gegeven aan platforminspecties het mogelijk om verdere informatie te verkrijgen over de veiligheidsprestaties van de in die landen geregistreerde luchtvaartmaatschappijen.

(7)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft geluisterd naar uiteenzettingen van het EASA over de resultaten van de platforminspecties in het kader van het programma voor de veiligheidsbeoordeling van buitenlandse luchtvaartuigen (SAFA), overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(8)

Het EASA heeft aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart ook uiteenzettingen gegeven over de projecten voor technische bijstand die het heeft uitgevoerd in landen waartegen maatregelen zijn genomen of die onder toezicht staan op grond van Verordening (EG) nr. 2111/2005. Het Comité is in kennis gesteld van de plannen en verzoeken om verdere technische bijstand en samenwerking, teneinde de administratieve en technische capaciteiten van burgerluchtvaartautoriteiten te verbeteren, zodat kan worden geholpen bij het oplossen van gevallen van niet-naleving van toepasselijke internationale normen. De lidstaten werd verzocht om ook deze verzoeken op bilaterale basis te beantwoorden, in overleg met de Commissie en het EASA. Bij deze gelegenheid heeft de Commissie de nadruk gelegd op het nut van het verstrekken van informatie aan de internationale luchtvaartgemeenschap, met name via de SCAN-databank van de ICAO, over technische bijstand die de Unie en haar lidstaten verlenen om de veiligheid van de luchtvaart in de wereld te verbeteren.

(9)

Sommige lidstaten hebben bepaalde handhavingsmaatregelen genomen op basis van een EASA-analyse van de resultaten van SAFA-platforminspecties van luchtvaartuigen van bepaalde luchtvaartmaatschappijen uit de EU, van normalisatie-inspecties van de EASA of van specifieke inspecties en audits door nationale luchtvaartautoriteiten. Zij hebben de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in kennis gesteld van deze maatregelen. Griekenland heeft op 1 december 2012 het bewijs luchtvaartexploitant (AOC) van Sky Wings ingetrokken en Spanje heeft op 10 april 2013 het AOC van Mint Lineas Aereas ingetrokken.

(10)

Bovendien heeft Zweden de Commissie laten weten dat het zich zorgen maakt over een luchtvaartmaatschappij, geregistreerd als AS Avies in Estland, waarmee zich in Zweden in 2013 twee ernstige incidenten hebben voorgedaan, namelijk een overschrijding van de start- of landingsbaan in februari en een tijdelijk vermogensverlies van beide motoren tijdens het wegklimmen in mei. De bevoegde autoriteiten van Estland hebben het Comité laten weten dat ze een aantal maatregelen hebben genomen, waaronder verscherpte bewaking, wat inhoudt dat de luchtvaartmaatschappij een correctief actieplan (CAP) moet opstellen, en een toetsing van de aanvaarding door de veiligheidsmanager en de verantwoordelijke manager.

(11)

Luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn in de Democratische Republiek Congo zijn sinds maart 2006 opgenomen in bijlage A (6). Na een recent initiatief van de bevoegde autoriteiten van de Democratische Republiek Congo (ANAC) om opnieuw actief overleg te plegen met de Commissie en het EASA, hebben zij de nodige bewijsstukken verstrekt om een alomvattende update van de luchtvaartmaatschappijen in bijlage A mogelijk te maken.

(12)

De bevoegde autoriteiten van de Democratische Republiek Congo hebben de Commissie bij brief van 12 juni 2013 meegedeeld dat de luchtvaartmaatschappijen Air Baraka, Air Castilla, Air Malebo, Armi Global Business Airways, Biega Airways, Blue Sky, Ephrata Airlines, Eagles Services, GTRA, Mavivi Air Trade, Okapi Airlines, Patron Airways, Pegasus, Sion Airlines en Waltair Aviation een exploitatievergunning hebben gekregen. Aangezien de bevoegde autoriteiten van de Democratische Republiek Congo geen bewijs hebben geleverd waaruit blijkt dat het veiligheidstoezicht op deze luchtvaartmaatschappijen in overeenstemming met de internationale veiligheidsnormen wordt uitgevoerd, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat alle luchtvaartmaatschappijen van de geactualiseerde lijst in bijlage A moeten worden opgenomen.

(13)

De bevoegde autoriteiten van de Democratische Republiek Congo deelden bij brief van 12 juni 2013 ook mee dat de luchtvaartmaatschappijen Bravo Air Congo, Entreprise World Airways (EWA), Hewa Bora Airways (HBA), Mango Aviation, TMK Air Commuter en Zaabu International, die eerder waren opgenomen in bijlage A, geen exploitatievergunning hebben. Bijgevolg wordt geoordeeld dat deze luchtvaartmaatschappijen uit bijlage A moeten worden geschrapt.

(14)

De bevoegde autoriteiten van de Democratische Republiek Congo verklaarden ook dat, in overeenstemming met het rechtsstelsel van het land, voor luchtvervoer zowel een exploitatievergunning als een AOC vereist is en dat tot nu toe geen van de bestaande exploitanten aan beide vereisten voldoet. Ondertussen is in april 2013 voor vijf exploitanten (Korongo, FlyCAA, Air Tropiques, ITAB en Kinavia) het vijfstappenproces voor certificering van de ICAO gestart. Dit zal naar verwacht eind september 2013 worden afgerond. Aan het einde van dit certificeringsproces zal het ANAC een lijst verstrekken van alle luchtvaartexploitanten die naar behoren geregistreerd zijn en in het bezit zijn van een geldig AOC.

(15)

De Commissie nam nota van de toezegging van de bevoegde autoriteiten van de Democratische Republiek Congo, met name van de minister van Transport, en moedigt hen aan inspanningen te blijven leveren voor de instelling van een toezichtsysteem voor de burgerluchtvaart dat in overeenstemming is met de internationale veiligheidsnormen. De Commissie blijft zich ook inzetten om de recent hervatte actieve dialoog verder te ontwikkelen.

(16)

In december 2012 is gestart met formeel overleg met de bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinee na de door de ICAO tijdens haar controle in april 2012 vastgestelde veiligheidsrisico’s, waarbij een SSC was afgekondigd met betrekking tot de certificering van luchtvaartmaatschappijen.

(17)

Na indiening van een CAP, dat vervolgens door de ICAO werd aanvaard en gevalideerd, heeft de ICAO op 29 mei 2013 aangekondigd dat zij het SSC heeft geschrapt.

(18)

In januari 2013 vond in Brussel overleg plaats tussen de Commissie, bijgestaan door het EASA, en de bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinee. Tijdens deze bijeenkomst hebben de bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinee uitgebreid verslag gedaan over de recentste ontwikkelingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het CAP dat in december 2012 bij de ICAO was ingediend.

(19)

Volgens de bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinee zijn de luchtvaartmaatschappijen Sahel Aviation Service, Eagle Air, Probiz Guinée en Konair bezig met hercertificering. Geen van deze maatschappijen vliegt naar het luchtruim van de Unie. De autoriteiten hebben ook meegedeeld dat het AOC van de luchtvaartmaatschappijen GR-Avia, Elysian Air, Brise Air, Sky Guinée Airlines en Sky Star Air is opgeschort.

(20)

De bevoegde autoriteiten van de Republiek Guinee gingen akkoord om de Commissie op de hoogte houden van alle belangrijke ontwikkelingen betreffende de tenuitvoerlegging van de ICAO-normen, zodat de situatie regelmatig kan worden gecontroleerd.

(21)

Als uit relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat er als gevolg van het niet-naleven van internationale veiligheidsnormen veiligheidsrisico’s dreigen, zal de Commissie genoodzaakt zijn actie te ondernemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(22)

Er is verder overleg met de bevoegde autoriteiten van Indonesië (DGCA) om na te gaan of de DGCA vooruitgang boekt bij het waarborgen van het veiligheidstoezicht op alle in Indonesië geregistreerde luchtvaartmaatschappijen in overeenstemming met de internationale veiligheidsnormen.

(23)

Na de videoconferentie tussen de Commissie, het EASA en het DGCA op 18 oktober 2012 ging de DGCA verder met het verbeteren van het Indonesische systeem voor veiligheidstoezicht op de luchtvaart en maakte het werk van de bevindingen die door de Federal Aviation Administration (FAA) van de VS waren vastgesteld tijdens de technische beoordeling in september 2012. Na de officiële publicatie van het FAA-verslag kwam het DGCA met de FAA bijeen en ging het akkoord met een CAP.

(24)

In april 2013 verstrekte het DGCA aan de Commissie een gedetailleerd afschrift van het CAP met daarin de geboekte voortgang, en deelde het mee dat er een opleidingssysteem voor inspecteurs was ingesteld, dat de veiligheidsvoorschriften voor de luchtvaart waren herzien en dat er instructies voor het inspectiepersoneel waren goedgekeurd voor het gebruik van tweemotorige vliegtuigen over langere afstanden (ETOPS) en prestatiegebaseerde navigatie/navigatieprestatie-eisen (PBN/RNP) en opgesteld voor vluchtuitvoering bij alle weersomstandigheden (AWOPS).

(25)

Het DGCA bevestigde dat de certificering van luchtvaartuigen, routes, luchthavenfaciliteiten, grondafhandeling, onderhoud, handboeken en bemanning van Citilink Indonesia administratief nog steeds onder het beheer van Garuda Indonesia vallen.

(26)

De DGCA verstrekte ook actuele informatie over bepaalde luchtvaartmaatschappijen onder zijn toezicht. Het deelde mee dat aan twee nieuwe luchtvaartmaatschappijen een AOC was afgegeven, namelijk aan Martabuana Abadion op 18 oktober 2012 en aan Komala Indonesia op 8 januari 2013, en dat Intan Angkasa Air Services was gehercertificeerd. Aangezien het DGAC echter geen bewijs leverde waaruit blijkt dat het veiligheidstoezicht op deze luchtvaartmaatschappijen in overeenstemming met de internationale veiligheidsnormen wordt uitgevoerd, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat deze luchtvaartmaatschappijen in bijlage A moeten worden opgenomen.

(27)

Daarnaast deelde het DGCA mee dat het AOC van Sebang Merauke Air Charter op 18 september 2012 tijdelijk was opgeschort.

(28)

De DGCA deelde mee en bewees dat het AOC van Metro Batavia op 14 februari 2013 was ingetrokken. Bijgevolg moet Metro Batavia uit bijlage A worden geschrapt.

(29)

Op 25 juni 2013 gaf het DGCA een uiteenzetting aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Het DGCA stelde het Comité in kennis van de informatie die het in april 2013 aan de Commissie had verstrekt en bevestigde dat elke AOC-houder die zijn vloot wenst uit te breiden, daarvoor de goedkeuring van het DGCA moet krijgen en dat het DGCA die toestemming in bepaalde gevallen heeft geweigerd. Het DGCA was echter niet tussengekomen bij de uitbreidingsplannen van Lion Air, omdat het van oordeel was dat de maatschappij over voldoende middelen beschikte en afdoende was gecontroleerd. Betreffende het ongeval met een Boeing B737-800 van Lion Air op 13 april 2013 deelde het DGCA mee dat het voorlopige ongevalsverslag was gepubliceerd. Het verslag bevatte drie aanbevelingen betreffende het dalen onder minimumhoogte, procedures voor het overdragen van de besturing en de bijbehorende opleiding. Het DGCA beschreef nauwkeurig de maatregelen die het had genomen om de problemen in verband met het ongeval aan te pakken: onder meer had het een veiligheidsonderzoek van Lion Air uitgevoerd en erop toegezien dat de luchtvaartmaatschappij na het voorlopige verslag corrigerende maatregelen had genomen.

(30)

Lion Air woonde de hoorzitting bij en beantwoordde vragen van de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Lion Air verklaarde dat het voldoende middelen kon krijgen om de gestage uitbreiding van de vloot te beheren, maar dat zij voor het bemannen van haar luchtvaartuigen genoegen nam met de minimale vergunningseisen voor zowel gezagvoerders als eerste officieren en geen bijkomende ervaring eiste. Wat het ongeval betreft, verklaarde de onderneming dat zij de aanbevelingen van het voorlopige ongevalsverslag in praktijk bracht, maar dat ze het eindverslag afwachtte om de onderliggende oorzaken vast te stellen. Lion Air verklaarde dat zij de veiligheid bevorderde en de gegevens van haar Flight Operations Quality Assurance-programma gebruikte om risico’s vast te stellen. De onderneming verklaarde dat zij het certificaat van de Operational Safety Audit van de International Air Transport Association (IOSA) nog niet had gekregen.

(31)

De Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart namen nota van de flinke vooruitgang die het DGCA heeft geboekt en van het plan om de FAA in augustus 2013 uit te nodigen voor een IASA-audit. De Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart blijven het DGCA aanmoedigen om een luchtvaartsysteem in te stellen dat volledig beantwoordt aan de ICAO-normen.

(32)

Wat Lion Air betreft, namen de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart met bezorgdheid nota van de beperkte ervaring van de piloten die door de maatschappij in dienst worden genomen en worden ingezet en van de antwoorden op vragen over het veiligheidsbeleid van de luchtvaartmaatschappij. De Commissie en het Comité zullen daarom de veiligheidsprestaties van de maatschappij nauwgezet blijven controleren.

(33)

Het overleg met de bevoegde autoriteiten van Kazachstan is actief voortgezet om na te gaan of de autoriteiten vooruitgang boeken bij het waarborgen van het veiligheidstoezicht op alle in Kazachstan geregistreerde luchtvaartmaatschappijen in overeenstemming met internationale veiligheidsnormen.

(34)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1146/2012 heeft Air Astana herhaaldelijk bij brieven van 23 november 2012, 30 januari 2013, 14 maart 2013, 29 maart 2013 en 13 mei 2013, aan de Commissie informatie verstrekt over haar veiligheidsprestaties en over wijzigingen van de vloot. Voorts verstrekte Air Astana een kopie van het nieuwe AOC en de nieuwe exploitatiespecificaties die op 22 april 2013 werden afgegeven. Door een aanpassing van de vloot zijn luchtvaartuigen van het type Fokker 50 niet langer opgenomen in de exploitatiespecificaties. Bijgevolg moet bijlage B van deze verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(35)

Op 12 juni 2013 had de Commissie, bijgestaan door het EASA, een technisch overleg met de bevoegde autoriteiten van Kazachstan en een vertegenwoordiger van Air Astana. Tijdens de bijeenkomst deelden de bevoegde autoriteiten van Kazachstan mee dat zij vooruitgang boeken bij een ambitieuze hervorming van de luchtvaartsector, waarmee zij het Kazachse wet- en regelgevingskader voor de luchtvaart in overeenstemming met de internationale veiligheidsnormen willen brengen.

(36)

Air Astana verstrekte tijdens de bijeenkomst meer informatie over de ontwikkeling van de vloot in de periode 2012-2014. De maatschappij deelde met name mee dat diverse luchtvaartuigen uitgefaseerd zijn en dat nieuwe luchtvaartuigen worden toegevoegd aan de huidige Boeing B767 en B757’s en Airbus A320’s, die al in bijlage B bij deze verordening zijn opgenomen. Alle nieuw aangekochte luchtvaartuigen zullen worden geregistreerd in Aruba. Zowel de bevoegde autoriteiten van Kazachstan als Air Astana hebben zich ertoe verbonden de Commissie op de hoogte te brengen zodra een nieuw luchtvaartuig wordt opgenomen in het AOC van Air Astana.

(37)

De lidstaten en het EASA hebben daarnaast bevestigd dat de platforminspecties van Air Astana op Europese luchthavens in het kader van het SAFA-programma geen specifieke punten van bezorgdheid aan het licht hebben gebracht.

(38)

De lidstaten zullen de daadwerkelijke naleving van de relevante veiligheidsnormen controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van Air Astana, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012. Als uit de resultaten van deze inspecties of uit andere relevante veiligheidsinformatie blijkt dat de internationale veiligheidsnormen niet worden nageleefd, zal de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(39)

De Commissie blijft de ambitieuze hervorming van het burgerluchtvaartsysteem door de autoriteiten van Kazachstan steunen en verzoekt de autoriteiten om hun inspanningen voor de instelling van een systeem voor toezicht op de burgerluchtvaart dat voldoet aan de internationale veiligheidsnormen, vastberaden voort te zetten. Daartoe spoort zij de autoriteiten aan om de tenuitvoerlegging van het met de ICAO overeengekomen CAP voort te zetten en prioriteit te verlenen aan de twee openstaande SSC’s en aan de hercertificering van alle exploitanten onder hun verantwoordelijkheid. Zodra de SSC’s tot tevredenheid van de ICAO zijn afgesloten en de feitelijke tenuitvoerlegging van de ICAO-normen voldoende is gedocumenteerd, is de Commissie bereid om, bijgestaan door het EASA en de steun van de lidstaten, een veiligheidsbeoordeling ter plaatse uit te voeren om de geboekte voortgang te controleren en een toetsing door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart voor te bereiden.

(40)

De Commissie zet het overleg met de bevoegde autoriteiten van Kirgizië voort met het oog op het aanpakken van de veiligheidsrisico's die hebben geleid tot exploitatiebeperkingen voor alle luchtvaartmaatschappijen uit Kirgizië, met inbegrip van de capaciteiten van Kirgizië voor staatstoezicht op de veiligheid op het gebied van exploitatie en onderhoud van luchtvaartuigen. De Commissie wenst met name te verzekeren dat er voortgang wordt geboekt met betrekking tot sommige van de bevindingen van de USOAP-audit door de ICAO in 2009, die mogelijk een effect kunnen hebben op de veiligheid van de internationale luchtvaart.

(41)

Op 23 mei 2013 hield de Commissie, bijgestaan door het EASA, technisch overleg met de bevoegde autoriteiten van Kirgizië teneinde luchtvaartmaatschappijen te identificeren waarvan de certificering en het toezicht voldoen aan de internationale veiligheidsnormen, waardoor een geleidelijke versoepeling van de beperkingen zou kunnen worden overwogen. In dit verband hebben de bevoegde autoriteiten van Kirgizië toegestemd erin informatie te verstrekken die nuttig kan zijn voor het boeken van enige vooruitgang. De Kirgizische vertegenwoordigers gingen er ook mee akkoord om actuele informatie te verstrekken over de corrigerende acties die ze hebben genomen als oplossing voor de openstaande ICAO-bevindingen, waardoor de zaak zou kunnen worden geëvalueerd.

(42)

Tijdens de bijeenkomst bevestigden de Kirgizische autoriteiten dat op 8 november 2012 een AOC werd afgegeven aan Sky Bishkek. Aangezien de bevoegde autoriteiten van Kirgizië geen bewijs leverden waaruit blijkt dat het veiligheidstoezicht op deze luchtvaartmaatschappij in overeenstemming met de internationale veiligheidsnormen wordt uitgevoerd, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat luchtvaartmaatschappij Sky Bishkek in bijlage A moet worden opgenomen.

(43)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart verzoekt de bevoegde autoriteiten van Kirgizië om meer vaart te zetten achter de uitvoering van het met de ICAO overeengekomen CAP en alles in het werk te stellen om te garanderen dat het toezicht op de veiligheid van alle in Kirgizië geregistreerde luchtvaartmaatschappijen in overeenstemming is met de internationale veiligheidsnormen.

(44)

Zodra de tenuitvoerlegging van het met de ICAO overeengekomen CAP en de feitelijke uitvoering van de ICAO-normen voldoende gedocumenteerd zijn, is de Commissie bereid om, bijgestaan door het EASA en met de steun van de lidstaten, een veiligheidsbeoordeling ter plaatse uit te voeren om na te gaan of de bevoegde autoriteiten van Kirgizië hun toezichtfuncties volgens de internationale normen kunnen uitoefenen en een toetsing door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart voor te bereiden.

(45)

Het overleg met de bevoegde autoriteiten van Libië (LYCAA) gaat voort om na te gaan of Libië voortgang boekt bij de hervorming van zijn systeem voor de veiligheid van de burgerluchtvaart. In het bijzonder wordt nagegaan of het veiligheidstoezicht op alle in Libië geregistreerde luchtvaartmaatschappijen overeenkomstig de internationale veiligheidsnormen wordt uitgevoerd.

(46)

Op 25 april 2013 leverde de LYCAA een verslag over de hercertificeringsactiviteiten van luchtvaartmaatschappij Libyan Airlines. In het verslag werd een vijfstappenprocedure volgens de aanbevelingen van de ICAO beschreven, maar er werd geen gedetailleerd bewijs geleverd van de bijbehorende inspectieactiviteiten. De Commissie vroeg om nadere gegevens en op 29 april 2013 leverde de LYCAA een samenvatting van de bevindingen, samen met de door Libyan Airlines genomen maatregelen om de bevindingen op de gecontroleerde gebieden te kunnen sluiten.

(47)

Op 4 juni 2013 bracht de LYCAA de Commissie er schriftelijk van op de hoogte dat Libyan Airlines niet klaar was voor een eventuele opheffing van de beperkingen, daarbij verwijzend naar een verandering van het management van de luchtvaartmaatschappij en de daaruit voortvloeiende noodzaak om het effect van deze veranderingen op de operationele veiligheid van de luchtvaartmaatschappij te beoordelen.

(48)

Op 26 juni 2013 gaf de LYCAA een uiteenzetting aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. De LYCAA informeerde het Comité over de ondernomen acties en de vooruitgang op het vlak van de hercertificering van Libische luchtvaartmaatschappijen. De LYCAA verklaarde dat zij geen enkele Libische luchtvaartmaatschappij kon aanbevelen voor vrijstelling van de huidige beperkingen. Zij verschafte termijnen voor het tijdstip waarop zij vermoedden dat de luchtvaartmaatschappijen het certificeringsproces zouden afronden. De LYCAA zei dat het verslag over het ongeval met de Airbus A330 van Afriqiyah Airways was gepubliceerd, en dat ze in overleg was met de ICAO en een aantal nationale luchtvaartautoriteiten over het verstrekken van bijkomende technische bijstand.

(49)

De LYCAA bevestigde uitdrukkelijk aan de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart dat zij de huidige beperkingen voor alle luchtvaartmaatschappijen zou handhaven tot de vijfstappenprocedure voor hercertificering volledig is afgerond en alle belangrijke bevindingen zijn afgesloten. Daarna zouden afzonderlijke luchtvaartmaatschappijen toestemming kunnen krijgen om opnieuw commerciële vluchten naar de Unie uit te voeren, met toestemming van de Commissie en na een hoorzitting van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(50)

Voorts herhaalden de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart dat de LYCAA voor elke gehercertificeerde luchtvaartmaatschappij gedetailleerde inlichtingen over de hercertificering moet bezorgen aan de Commissie en dat ze uitgebreid overleg moet plegen met de Commissie en de lidstaten over de desbetreffende audits, bevindingen, corrigerende maatregelen en afsluitende acties en over de bijzonderheden van de plannen voor permanent toezicht, vóór er een akkoord over de versoepeling van beperkingen kan worden gesloten. Als tegenover de Commissie en de lidstaten niet afdoende kan worden bewezen dat het hercertificeringsproces daadwerkelijk is afgerond en dat op duurzame wijze permanent toezicht overeenkomstig de ICAO-normen wordt uitgevoerd, zal de Commissie genoodzaakt zijn onmiddellijk maatregelen te nemen zodat de luchtvaartmaatschappijen geen activiteiten kunnen uitvoeren in de EU, IJsland, Noorwegen en Zwitserland.

(51)

Er zijn exploitatiebeperkingen opgelegd aan luchtvaartmaatschappij Air Madagascar; overeenkomstig Verordening (EU) nr. 390/2011 is deze maatschappij opgenomen in bijlage B. Op 24 mei 2013 diende luchtvaartmaatschappij Air Madagascar een verzoek in om het luchtvaartuig van het type Boeing B737 met registratiemerkteken 5R-MFL toe te voegen aan de lijst van luchtvaartuigen van het type Boeing B737 die reeds in bijlage B zijn opgenomen.

(52)

Air Madagascar verklaarde en bewees dat de veiligheidsprestaties van haar vloot verbeterd zijn. De bevoegde autoriteiten van Madagaskar (ACM) deelden mee dat, met betrekking tot activiteiten die worden uitgevoerd met het luchtvaartuig van het type Boeing B737, zij tevreden zijn met het huidige nalevingsniveau van Air Madagascar inzake de ICAO-vereisten. De lidstaten en het EASA bevestigden dat de platforminspecties op Europese luchthavens in het kader van het SAFA-programma geen specifieke punten van bezorgdheid aan het licht hebben gebracht.

(53)

Rekening houdend met de veiligheidsprestaties van de activiteiten die door Air Madagascar worden uitgevoerd met de luchtvaartuigen van het type Boeing B737 en overeenkomstig de gemeenschappelijke criteria, is de Commissie, na advies van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, van mening dat het luchtvaartuig van het type Boeing B737 met registratiemerkteken 5R-MFL naar de Unie mag vliegen. Bijgevolg moet bijlage B worden gewijzigd om de exploitatie van het luchtvaartuig van het type Boeing B737 met registratiemerkteken 5R-MFL toe te staan.

(54)

De lidstaten zullen de daadwerkelijke naleving van de relevante veiligheidsnormen blijven controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van Air Madagascar, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

(55)

Alle in Mauritanië geregistreerde luchtvaartmaatschappijen zijn sinds december 2012 (7) geschrapt uit bijlage A in het licht van een aantal factoren: de grote voortgang die is gerapporteerd door de bevoegde autoriteiten van Mauritanië (ANAC) bij het verhelpen van door de ICAO vastgestelde tekortkomingen betreffende de naleving van internationale normen, het verhelpen van tekortkomingen die waren vastgesteld bij de initiële certificering van luchtvaartmaatschappij Mauritania Airlines International (MAI), de bevestiging dat MAI bij het hervatten van vluchten naar de Unie na februari 2013 alleen naar Las Palmas de Gran Canaria in Spanje zal vliegen, en de toezegging van de Commissie om een veiligheidsbeoordeling ter plaatse uit te voeren om de bevredigende tenuitvoerlegging van de door de ANAC en MAI gerapporteerde maatregelen te bevestigen.

(56)

De Commissie legde van 14 tot 18 april 2013 een beoordelingsbezoek ter plaatse af betreffende de luchtvaartveiligheid in Mauritanië, bijgestaan door het EASA en met technische ondersteuning van de lidstaten.

(57)

Tijdens het bezoek bewees de ANAC tegenover het beoordelingsteam haar sterke vastberadenheid en bekwaamheid om te voldoen aan de luchtvaartveiligheidsnormen van de ICAO en om op duurzame wijze haar verantwoordelijkheid te nemen met betrekking tot de certificering van en het toezicht op luchtvaartmaatschappijen onder haar verantwoordelijkheid. Het beoordelingsteam was met name van mening dat de ANAC voortgang had laten zien bij de tenuitvoerlegging van het CAP, dat gericht is op de naleving van de ICAO-normen, dat zij beschikt over het nodige gekwalificeerde personeel en de benodigde voorschriften en procedures, dat zij een alomvattend en passend toezichtplan hanteert en ten uitvoer legt, en dat zij een systeem heeft ingesteld voor het aanpakken van vastgestelde veiligheidsproblemen. Bij het opstellen van deze mening werd rekening gehouden met de huidige beperkte omvang en activiteiten van de luchtvaartindustrie in Mauritanië en de recente herstructurering van de ANAC.

(58)

Het beoordelingsteam bezocht ook MAI en kreeg bewijs dat de luchtvaartmaatschappij in staat is om als exploitant te voldoen aan de luchtvaartveiligheidsnormen van de ICAO, in het bijzonder wat betreft luchtwaardigheid, kwalificatie en opleiding, handleidingen en veiligheidsprocedures en identificatie en oplossing van veiligheidsproblemen die zijn vastgesteld tijdens interne en externe controles, zoals bij de toezichtactiviteiten van de ANAC.

(59)

Het beoordelingsteam was echter ook van mening dat de ANAC en MAI de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van bepaalde internationale eisen moeten voortzetten, met name op het gebied van specifieke en herhaalde opleiding van technisch personeel, aanpassing en actualisering van handleidingen, procedures en checklists, systematisch toezicht op en documentatie van alle voortdurende toezichtactiviteiten en een verbeterd systeem voor de rapportage en analyse van incidenten. MAI moet ook haar veiligheidsbeheersysteem (SMS) en haar analyse van vluchtgegevens verder uitvoeren.

(60)

De ANAC en MAI werden gehoord door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 26 juni 2013. Tijdens de bijeenkomst gaven de ANAC en MAI bijzonderheden over de vorderingen die zijn gemaakt op het vlak van de aanbevelingen die tijdens de controle ter plaatse werden gedaan. De ANAC bracht verslag uit over de actualisering van de procedures, de checklist, het opleidingsplan, het toezichtplan en het opleidingsprogramma. De ANAC leverde ook bewijs van de uitvoering van gerichte inspecties bij MAI en van een brede bewustmakingscampagne over de melding van incidenten, en verstrekte informatie over een verbeterde toegang tot technische informatie van fabrikanten van motoren. De ANAC verklaarde dat ze MAI onder nauwlettend toezicht hield, inclusief talrijke platforminspecties, en dat ze indien nodig krachtdadig optrad.

(61)

MAI meldde dat zij met vluchten naar Las Palmas de Gran Canaria was begonnen op 8 mei 2013 en dat zij een actieplan had opgesteld om alle aanbevelingen van het evaluatieteam op te volgen. De meeste acties van het plan waren afgesloten, met inbegrip van onder meer het bijwerken van handboeken, nieuwe procedures en de benoeming van een kwaliteits- en veiligheidsmanager. MAI was het ermee eens dat vooruitgang was geboekt met de uitvoering van het SMS, maar dat het systeem nog niet volledig operationeel was.

(62)

Tijdens de eerste twee platforminspecties van MAI-luchtvaartuigen door Spanje, op 8 en 22 mei 2013, kwamen een aantal bevindingen aan het licht, hoofdzakelijk met betrekking tot onderhoudsomstandigheden, maar het aantal en de ernst daalde tijdens een derde platforminspectie op 12 juni. Spanje bevestigde dat MAI informatie had verstrekt om de openstaande bevindingen, die nog steeds door Spanje werden onderzocht, te kunnen sluiten.

(63)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart was verheugd over de grote vooruitgang die de ANAC en MAI hebben geboekt bij de tenuitvoerlegging van internationale veiligheidsnormen en moedigde hen aan met dezelfde vastberadenheid te blijven werken aan verbetering. De ANAC en MAI werden verzocht regelmatig, ten minste tweemaal per jaar, verslag uit te brengen aan de Commissie over hun vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van de ICAO-vereisten en bij de opvolging van de nog openstaande aanbevelingen, met name wat betreft het systeem voor de melding en analyse van incidenten van de ANAC en de uitvoering van het SMS en de analyse van vluchtgegevens van MAI. De ANAC verbond zich ertoe de Commissie in te lichten over nieuwe commerciële luchtvaartmaatschappijen die door de ANAC zouden worden gecertificeerd.

(64)

De lidstaten zullen de daadwerkelijke naleving van de relevante veiligheidsnormen controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Mauritanië geregistreerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

(65)

Als uit de resultaten van platforminspecties of uit andere relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat de internationale veiligheidsnormen niet worden nageleefd, zal de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(66)

De bevoegde autoriteiten van Mozambique (Instituut voor de burgerluchtvaart van Mozambique — IACM) en vertegenwoordigers van luchtvaartmaatschappij Linhas Aéreas de Moçambique (LAM) hielden overleg met de Commissie en het EASA in Brussel op 31 mei 2013. Het IACM heeft uitvoerig inlichtingen verstrekt over de huidige stand van uitvoering van het bij de ICAO ingediende CAP. De LAM deed uitvoerig verslag over de mate waarin internationale veiligheidsnormen in hun structuur en dagelijkse activiteiten zijn opgenomen, evenals over haar uitbreidingsplannen.

(67)

De bevoegde autoriteiten van Mozambique gaven een gedetailleerde uiteenzetting over de interne structuur en de personeelsbezetting van hun organisatie en beschreven de omvang en de inhoud van hun activiteiten. De verschillende stromen van eerdere en huidige activiteiten, samen met de respectieve tijdslijnen, werden verkend en in het licht van het met de ICAO overeengekomen CAP geplaatst. Voor de meeste van deze acties is de tenuitvoerleggingstermijn half juni 2013. Het aantal en de omvang van de acties, evenals de strakke deadlines, geven aan dat de autoriteiten vastberaden zijn. Om een realistische uitvoering mogelijk te maken, zou het kunnen dat het schema moet worden aangepast. De autoriteiten leken zich hier ten volle van bewust en zijn sommige van de in het CAP genoemde deadlines aan het herzien. Binnenkort wordt een herziene versie van het CAP ingediend bij de ICAO. De belangrijkste gebieden die pas in 2014 of 2015 zullen worden aangepakt, houden verband met specifieke aspecten van het wettelijk kader, resterende organisatorische kwesties in de interne structuur van de autoriteit en onderwerpen inzake luchtwaardigheid. Alle luchtvaartexploitanten hebben de vijfstappenprocedure voor hercertificering doorlopen. Uiteindelijk zijn acht exploitanten (Linhas Aéreas de Moçambique LAM S.A., Moçambique Expresso SARL MEX, CFM-TTA S.A., Kaya Airlines Lda, CR Aviation, Coastal Aviation, CFA-Mozambique S.A., TTA SARL) nu volledig gecertificeerd. Van vijf maatschappijen (Emilio Air Charter Lda, Aero-Serviços SARL, Helicopteros Capital Lda, UNIQUE Air Charter Lda, ETA Air Charter Lda) is de AOC opgeschort.

(68)

De vertegenwoordigers van de LAM gaven een gedetailleerde uiteenzetting over het bedrijf, inclusief een overzicht van de interne structuur, het personeel en de omvang van de activiteiten, en beschreven de opleidingsactiviteiten en de verschillende operationele partnerschappen die het bedrijf is aangegaan. De luchtvaartmaatschappij heeft strategische partnerschappen opgezet met andere luchtvaartmaatschappijen in Portugal, Kenia, Zuid-Afrika, Angola, Zambia en Ethiopië (Moçambique Expresso MEX is een dochteronderneming van de aanvoerende luchtvaartmaatschappij die volledig in handen is van LAM), opleidingsorganisaties (in Zuid-Afrika en Ethiopië) en onderhoudsorganisaties (in Portugal, Brazilië, Zuid-Afrika en Kenia). De interne veiligheidsbeheersystemen werden beschreven samen met de geplande uitvoering van de volgende fasen. Fase I (planning en organisatie) is grotendeels voltooid tot 2011 (sommige lopende activiteiten zullen worden afgerond in 2014). Fase II (reactieve processen) is grotendeels uitgevoerd tussen 2005 en 2009. Twee processen moeten tegen 2014 worden afgerond. De meeste acties van fase III (proactieve en voorspellende processen) zijn lopende. De einddatum is vastgesteld in de periode 2014-2015. Drie processen zijn uitgevoerd in 2009. Het merendeel van fase IV (operationele veiligheidswaarborging & voortdurende verbetering) zal worden uitgevoerd in de periode 2014-2015. Eén proces werd in 2009 afgerond.

(69)

LAM gaf ook toelichting bij haar uitbreidingsstrategie, met inbegrip van nieuwe routes en de ontwikkeling van de vloot.

(70)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart was verheugd over de door de bevoegde autoriteiten van Mozambique gerapporteerde voortgang bij het herstellen van de door de ICAO vastgestelde tekortkomingen en moedigde hen aan om de werkzaamheden voor het instellen van een luchtvaartsysteem dat volledig voldoet aan de ICAO-normen, te voltooien.

(71)

Uit de resultaten van een ICAO-audit in mei 2009 bleek dat Nepal het merendeel van de internationale veiligheidsnormen niet daadwerkelijk naleeft. Hoewel geen SSC’s werden vastgesteld, bleek uit de audit dat de Nepalese bevoegde autoriteit niet in staat was een effectieve uitvoering van de internationale veiligheidsnormen te waarborgen op het gebied van luchtvaartactiviteiten, luchtwaardigheid en ongevallenonderzoek, en dat er belangrijke bevindingen waren die ook een effect hebben op de bekwaamheid van het land op het gebied van primaire luchtvaartwetgeving en burgerluchtvaartregels, burgerluchtvaartorganisatie en vergunningen en opleidingen van het personeel.

(72)

In twee jaar tijd (augustus 2010 — september 2012) hebben zich in Nepal vijf dodelijke ongevallen voorgedaan met in Nepal geregistreerde vliegtuigen, waarbij een aantal EU-burgers betrokken waren. Voorts deden zich nog drie ongevallen voor in 2013.

(73)

Het overleg met de bevoegde autoriteiten van Nepal ging van start in oktober 2012, op grond van veiligheidsgerelateerde tekortkomingen die waren vastgesteld tijdens de USOAP-audit van de ICAO in mei 2009 en het hoge aantal ongevallen met dodelijke afloop in een korte periode. Er zijn momenteel geen Nepalese luchtvaartmaatschappijen actief in de Unie.

(74)

Als onderdeel van het overleg ontving de Commissie documentatie over de toezichtactiviteiten die in 2012 en 2013 door de bevoegde autoriteiten van Nepal waren gepland en uitgevoerd. Uit de beoordeling van deze documentatie bleek dat er nog altijd enkele veiligheidstekortkomingen waren en dat de toezichtactiviteiten onvoldoende leken voor het controleren van de geïdentificeerde veiligheidsrisico's.

(75)

De Commissie, bijgestaan door het EASA, hield op 30 mei 2013 in Brussel technisch overleg met de bevoegde Nepalese autoriteiten (CAAN). Tijdens dit overleg gaf de CAAN een grondige verklaring van de situatie en verstrekte informatie over de controle van veiligheidsrisico’s. Uit de toelichtingen van Nepal bleek dat de toezichtactiviteiten vollediger waren dan in eerder door Nepal verstrekte inlichtingen werd vermeld. De CAAN verstrekte ook informatie over de follow-up van de aanbevelingen die in onderzoekrapporten over ongevallen werden gedaan en over verscheidene veiligheidsinitiatieven. Deze veiligheidsinitiatieven omvatten de vaststelling van veiligheidsdoelstellingen en -doelen. De daadwerkelijke tenuitvoerlegging van alle veiligheidsinitiatieven moet leiden tot een beter toezicht op en een betere controle van veiligheidsrisico’s. De inlichtingen die tijdens de bijeenkomst door de CAAN werden verstrekt, zullen verder worden gecontroleerd door onderzoek van de documentatie.

(76)

Luchtvaartmaatschappij SITA Air Plc Ltd nam ook aan het technisch overleg deel en verstrekte informatie over haar aan veiligheid gerelateerde activiteiten en de communicatie met de CAAN. SITA Air was betrokken bij een dodelijk ongeval in september 2012 en gaf toelichting bij de lessen die ze uit dit ongeval had getrokken.

(77)

De CAAN en de Nepalese luchtvaartsector staan nog altijd voor enkele uitdagingen, waaronder het aanwerven en behouden van voldoende deskundig personeel en de uitvoering van luchtvaartactiviteiten in een zeer veeleisende bergachtige omgeving. De CAAN toonde aan dat zij werk maakt van deze uitdagingen en de Commissie zal daarom de situatie in Nepal blijven controleren.

(78)

De ICAO voert in juli 2013 een coördinatie- en valideringsmissie (ICVM) ter plaatse uit in Nepal en het lijkt verstandig om de resultaten van dat ICAO-bezoek af te wachten alvorens de beoordeling van de veiligheidssituatie in Nepal af te ronden.

(79)

Als uit de resultaten van de ICAO-audit of uit andere relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat de veiligheidsrisico’s niet afdoende worden beheerst, zal de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(80)

Het overleg met de bevoegde autoriteiten van de Filipijnen (CAAP) wordt voortgezet met het oog op de controle van de corrigerende maatregelen die de CAAP heeft genomen om de veiligheidskwesties te verhelpen die in 2012 en 2013 aan het licht zijn gekomen tijdens controles door zowel de ICAO als de Federal Aviation Administration (FAA) van de VS.

(81)

De CAAP deelde mee dat de ICAO in februari 2013 een ICVM heeft uitgevoerd en dat de ICAO op 1 maart 2013 schriftelijk aan de CAAP heeft meegedeeld dat de Filipijnen met de genomen corrigerende maatregelen de twee SSC’s die waren vastgesteld tijdens de USOAP-audit van de ICAO in oktober 2009 en de ICVM in oktober 2012, succesvol heeft aangepakt en opgelost.

(82)

Bijgevolg hield de Commissie, bijgestaan door het EASA en vertegenwoordigers van de lidstaten, op 16 april 2013 een bijeenkomst met de CAAP en luchtvaartmaatschappijen Philippine Airlines en Cebu Pacific Airways om de voortgang te bespreken die is geboekt bij het verhelpen van de openstaande problemen die waren vastgesteld tijdens het door de Commissie geleide bezoek ter plaatse van de ICAO, de FAA en de Unie in oktober 2010.

(83)

Tijdens de bijeenkomst bevestigde de CAAP dat zij een vijfstappenprocedure voor certificering heeft ingevoerd, tegelijk met een hervalidatieproces dat voor alle bestaande luchtvaartmaatschappijen wordt uitgevoerd. Zeven grote en negen kleine luchtvaartmaatschappijen hebben dat proces voltooid, waaronder Philippine Airlines (PAL) en Cebu Pacific Air (CEB). De CAAP deed verslag van de instelling van een tweesystemenaanpak voor toezicht op luchtvaartmaatschappijen, waarbij een Certificate Management Office (CMO) met 24 inspecteurs is opgericht voor toezicht op PAL en CEB alleen; de andere luchtvaartmaatschappijen vallen onder het toezicht van de Operations and Airworthiness Departments.

(84)

De CAAP verklaarde tevens dat zij de kwestie van de duurzaamheid van het systeem aanpakte door het salaris van het personeel te verhogen om inspectiepersoneel uit de industrie aan te kunnen trekken. Tevens zijn er opleidingsprogramma's voor inspecteurs ingevoerd. De CAAP voerde echter geen formele inspectie uit van de systemen voor kwaliteitsbeheer (QMS) of de SMS van de luchtvaartmaatschappijen onder haar toezicht.

(85)

PAL deelde mee dat zij een vloot van 44 luchtvaartuigen heeft (Boeing B747 en B777, Airbus A340, A330 en A320/319) met nog 68 luchtvaartuigen in bestelling (44 Airbus A321’s, 20 A330’s en 4 A340’s). Het SMS bevatte de doelstelling om gebeurtenissen die een slechte invloed hebben op de veiligheidsnormen met 10 % te verlagen ten opzichte van vorig jaar. De gegevens van de vluchtgegevenscontrole (FDM) zijn voor 95 tot 100 % van de vluchten onderzocht, waarbij de nadruk lag op instabiele naderingen en voorvallen met het grondnaderingswaarschuwingssysteem (GWPS). In het kader van de QMS werden in 2012 260 inspecties uitgevoerd, waarbij 94 inbreuken tegen de bedrijfsprocedures werden vastgesteld, die verschilden van de bevindingen van de CAAP omdat er meer opleidingsproblemen werden vastgesteld. Cebu Pacific Air deelde mee dat de vloot jaarlijks met 7 % groeit. In 2013 werd de vloot uitgebreid met twee Airbus A330’s waarmee in juni langeafstandsvluchten werden begonnen. Het doel was om tegen eind 2013 over 47 luchtvaartuigen te beschikken. Naar aanleiding van de vergadering voerde de Commissie, bijgestaan door de lidstaten, een bezoek ter plaatse uit in de Filipijnen van 3 tot en met 7 juni 2013.

(86)

Uit dit bezoek werd geconcludeerd dat de CAAP nog moderne technieken voor veiligheidsbeheer in de luchtvaart moet invoeren, zowel bij de luchtvaartmaatschappijen onder haar toezicht als intern. Op operationeel gebied is er nog altijd onvoldoende aandacht voor menselijke factoren en SMS-procedures.

(87)

Hoewel binnen de CAAP nog veel werk moet worden verricht, bleek uit het bezoek echter duidelijk dat de directeur-generaal voor de burgerluchtvaart duidelijke maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de CAAP haar dagelijkse werkzaamheden doeltreffender uitvoert. Bovendien werd opgemerkt dat er plannen zijn om het probleem van de vergrijzing van het inspecteurskader aan te pakken door een beter salaris te bieden, zodat gemakkelijker kan worden gerekruteerd uit de industrie, en om externe deskundigen in te schakelen zodat het risico op lacunes in het toezicht op de luchtvaartmaatschappijen wordt beperkt. Kortom, het toezicht van de CAAP op haar luchtvaartmaatschappijen verliep in wezen naar behoren, hoewel er nog enkele zwakke punten waren, met name op het gebied van opleiding, normalisatie, kwaliteitsbeheer en systemen voor veiligheidsbeheer.

(88)

Wat de luchtvaartmaatschappijen betreft, kon zowel PAL als Cebu Pacific Air aantonen dat zij beschikten over een doeltreffende procedure voor veiligheidsbeheer en dat zij konden waarborgen dat ze beantwoordden aan de toepasselijke veiligheidsvoorschriften. Op het moment van het bezoek deed zich bij Cebu Pacific Air echter een ongeval voor dat vragen opriep over hun vluchtuitvoeringscontrole. Bijgevolg besloot Cebu Pacific Air niet aan de hoorzitting van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart deel te nemen, om zich te kunnen concentreren op de aanpak van veiligheidsproblemen die tijdens de lopende veiligheidsonderzoeken aan het licht komen.

(89)

Tijdens het bezoek werkte de CAAP de lijst van de huidige AOC’s bij, waaruit blijkt dat momenteel 32 luchtvaartmaatschappijen door de CAAP zijn gecertificeerd. Bijlage A moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt.

(90)

Op 26 juni 2013 gaven de CAAP en PAL een uiteenzetting voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. De CAAP gaf nader uitleg over de lopende acties om duurzaamheid te waarborgen, waaronder de aanpak van de personeelsproblematiek, de levering van IT-apparatuur, het opstellen van een nationaal veiligheidsprogramma, de actualisering van de wetgeving en de verbetering van de opleiding, in het bijzonder over SMS.

(91)

Naast een bespreking van de punten die tijdens de bijeenkomst van 16 april 2013 werden aangehaald, verstrekte PAL informatie over de maatregelen die zijn genomen om tegemoet te komen aan de opmerkingen die zijn gemaakt tijdens het plaatsbezoek. Wat hun uitbreidingsplannen betreft, gaf de maatschappij toe dat het aanwerven van een geschikt aantal piloten een uitdaging vormde, maar zij merkte op dat de nieuwe luchtvaartuigen tevens de oudere vliegtuigen zouden vervangen en dat de uitbreiding bijgevolg beheersbaar was.

(92)

Rekening houdend met het veiligheidstoezicht van de CAAP en het vermogen van PAL om ervoor te zorgen dat de relevante veiligheidsvoorschriften voor de luchtvaart daadwerkelijk worden nageleefd, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat luchtvaartmaatschappij Philippine Airlines moet worden geschrapt uit bijlage A.

(93)

De lidstaten zullen de daadwerkelijke naleving van de relevante veiligheidsnormen controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van PAL, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012. Als uit de resultaten van deze inspecties of uit andere relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat de internationale veiligheidsnormen niet worden nageleefd, zal de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(94)

De Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart putten echter vertrouwen uit de maatregelen van de CAAP om de nog openstaande veiligheidsproblemen op te lossen, en zij zullen de situatie nauwlettend blijven controleren met het oog op verdere evaluatie van de zaak tijdens de volgende vergaderingen van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(95)

Luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd door sommige in de Russische Federatie geregistreerde luchtvaartmaatschappijen en die naar luchthavens in de Unie vliegen, worden met prioriteit onderworpen aan SAFA-platforminspecties ter controle van de naleving van de internationale veiligheidsnormen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het EASA blijven hun tegenhangers in de Russische Federatie informeren over de vastgestelde bezorgdheden en nodigen hen uit actie te ondernemen om de niet-naleving van ICAO-normen te verhelpen.

(96)

Ondertussen zet de Commissie de dialoog over veiligheidskwesties in de luchtvaart met de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie voort, in het bijzonder om te verzekeren dat de huidige risico's als gevolg van slechte veiligheidsprestaties van in de Russische Federatie geregistreerde luchtvaartmaatschappijen op afdoende wijze worden ingeperkt.

(97)

Op 13 juni 2013 hield de Commissie, bijgestaan door het EASA en verscheidene lidstaten, een bijeenkomst met de vertegenwoordigers van het Russische Federale Agentschap voor Luchtvervoer (FATA). Het FATA gaf een update van de maatregelen die de autoriteit en de betrokken luchtvaartmaatschappijen hebben genomen om de bevindingen die tijdens SAFA-platforminspecties zijn vastgesteld, te verhelpen. Het FATA verklaarde met name dat één luchtvaartmaatschappij onder speciaal toezicht was geplaatst, terwijl het AOC van een andere maatschappij was ingetrokken.

(98)

Het FATA deelde tijdens het overleg mee dat in de eerste helft van 2013 Vim Airlines herhaaldelijk was gecontroleerd en verklaarde dat op basis van de auditresultaten Vim Airlines op een aanvaardbaar veiligheidsniveau opereerde. Over Red Wings deelde het FATA mee dat de luchtvaartmaatschappij na de opschorting van haar AOC in februari 2013, belangrijke bedrijfsontwikkelingen had ondergaan. Afhankelijk van het resultaat van de inspectie van de maatschappij, die op het tijdstip van de bijeenkomst aan de gang was, zou toestemming kunnen worden gegeven om de commerciële luchtvaartactiviteiten te hervatten. De Commissie pleitte ervoor grondig te controleren of Red Wings klaar was voor commerciële luchtvaartactiviteiten naar de EU alvorens dergelijke vluchten opnieuw toe te laten en verzocht om daarover te worden geïnformeerd vóór de volgende vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(99)

Na de vergadering verstrekte het FATA nog meer informatie. Het agentschap meldde met name dat Red Wings opnieuw toestemming had gekregen om commerciële vluchten uit te voeren vanaf 17 juni 2013.

(100)

De Commissie, het EASA en de lidstaten zullen de veiligheidsprestaties van luchtvaartmaatschappijen die in de Russische Federatie geregistreerd zijn en naar de Unie vliegen, nauwgezet blijven controleren. De Commissie zal informatie over de veiligheid met de bevoegde Russische autoriteiten blijven uitwisselen om te kunnen bevestigen of de bevindingen die tijdens SAFA-platforminspecties zijn vastgesteld, afdoende door de betrokken luchtvaartmaatschappijen zijn verholpen.

(101)

Als uit de resultaten van platforminspecties of uit andere relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat de internationale veiligheidsnormen niet worden nageleefd, zal de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(102)

Het overleg met de Sudanese Autoriteit voor de burgerluchtvaart (SCAA) werd voortgezet, om na te gaan of Sudan vooruitgang boekt bij de hervorming van het veiligheidssysteem voor de burgerluchtvaart om de veiligheidsproblemen aan te pakken die door de ICAO zijn vastgesteld tijdens de USOAP-audit in 2006 en de ICVM in december 2011. Deze controles leidden tot een SSC in verband met het certificeringsproces voor de afgifte van Air Operator Certificates.

(103)

Op 3 januari 2013 stelde de SCAA de Commissie in kennis dat de SCAA zijn toezichtsmogelijkheden heeft verbeterd, met inbegrip van het systeem voor de certificering van en het toezicht op luchtvaartmaatschappijen, onderhoudsorganisaties en goedgekeurde opleidingsorganisaties. De ICAO heeft derhalve, na een ICVM in mei 2012, het SSC geschrapt.

(104)

Hierna hield de Commissie, bijgestaan door het EASA, op 29 april 2013 overleg met de SCAA. De SCAA deelde mee dat het nu een autonome organisatie met een eigen begroting was, dat er door inschakeling van externe deskundigen verbeteringen waren aangebracht aan het Sudanese systeem voor de veiligheid van de luchtvaart, dat er actief lokaal werd gerekruteerd en dat de salarissen werden verhoogd om te kunnen concurreren met de industrie. De SCAA verklaarde dat slechts zes luchtvaartmaatschappijen gecertificeerd waren voor internationale vluchten (Sudan Airways, Marshland Aviation, Badr Airlines, Sun Air Aviation, Nova Airways en Tarco Air) en dat nog eens zeven luchtvaartmaatschappijen binnenlandse vluchten mochten uitvoeren. De SCAA deed verslag over de resultaten van de ICVM in mei 2012 en merkte op dat de ICAO-normen nu daadwerkelijk in hoge mate werden uitgevoerd, met name wat betreft luchtvaartactiviteiten en luchtwaardigheid.

(105)

De SCAA deelde voorts mee dat zij een risicobeoordeling had uitgevoerd betreffende de voortgezette exploitatie van oude, in de Sovjet-Unie gebouwde luchtvaartuigen, hetgeen ertoe leidde dat 50 % van deze in het Sudanese register opgenomen luchtvaartuigen aan de grond werd gehouden.

(106)

Op 4 juni 2013 verstrekte de SCAA aan de Commissie een kopie van haar AOC-register waarin achttien luchtvaartmaatschappijen met AOC’s waren opgenomen, waarvan er zes waren geschorst. Zij verstrekte ook nadere gegevens over de intrekking van de AOC’s van Attico Airlines (AOC nr. 023); Sudanese States Aviation Company (AOC nr. 010); Azza Air Transport (AOC nr. 012); Almajarah Aviation (AOC nr. 049); Helilift (AOC nr. 042); en Feeder Airlines (AOC nr. 50). Op basis van de informatie van de SCAA moet bijlage A dienovereenkomstig worden bijgewerkt.

(107)

De SCAA gaf op 25 juni 2013 een uiteenzetting voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. De SCAA was vergezeld van de directeur-generaal van de Arabische Burgerluchtvaartcommissie (ACAC), die erkende dat de veiligheidslijst van de EU een katalysator kan zijn voor landen om systemische veiligheidsproblemen aan te pakken. Hij nam nota van de voordelen van samenwerking in een regionale context en legde de nadruk op de ondersteuning die de ACAC in dit verband biedt.

(108)

Naast de punten van de vergadering op 29 april 2013, stelde de SCAA het Comité in kennis van de plannen om het inspectiepersoneel te laten deelnemen aan de ICAO-cursus voor inspecteurs in juli en augustus 2013 en over het schrappen van alle luchtvaartuigen van het type Tupolev TU134 en Antonov AN12 uit het Sudanese luchtvaartuigregister, gepland voor juli 2013. De SCAA deelde ook mee dat alle luchtvaartmaatschappijen in Sudan tegen eind 2013 moeten voldoen aan de veiligheidseisen.

(109)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart was verheugd over de belangrijke vooruitgang die de bevoegde autoriteiten van Sudan hebben geboekt bij het verhelpen van de door de ICAO geconstateerde tekortkomingen, maar erkende dat zowel de SCAA als de luchtvaartmaatschappijen onder haar toezicht nog een lange weg te gaan hebben voor ze volledig aan de ICAO-normen beantwoorden. Daarom zal de Commissie de vooruitgang van de SCAA nauwgezet blijven controleren met het oog op verdere evaluatie van de zaak tijdens de volgende vergaderingen van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(110)

Voor één luchtvaartmaatschappij die geregistreerd is in de Bolivariaanse Republiek Venezuela, Conviasa, geldt sinds april 2012 een exploitatieverbod gezien de zeer slechte prestaties tijdens SAFA-controles, verscheidene ongevallen en het uitblijven van een adequaat antwoord op de informatieverzoeken van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Vervolgens keurde de Commissie samen met de bevoegde autoriteiten van Venezuela op 18 juni 2012 een routekaart goed voor het verhelpen van de vastgestelde veiligheidstekortkomingen en de herziening van het besluit van de Unie.

(111)

Het overleg met de Venezolaanse burgerluchtvaartautoriteit (INAC) werd in 2013 verdergezet, om na te gaan of Venezuela vooruitgang boekt bij de verdere verbetering van het toezicht op de luchtvaartmaatschappijen en te garanderen dat Conviasa blijft werken aan de verbetering van de veiligheidstoestand om volledig te voldoen aan de internationale normen.

(112)

In mei 2013 verstrekten de bevoegde autoriteiten van Venezuela, via de bevoegde Spaanse autoriteiten, aan de Commissie een reeks schriftelijke opmerkingen over de tenuitvoerlegging van een aantal acties van de in juni 2012 goedgekeurde routekaart.

(113)

Hierna hield de Commissie, bijgestaan door het EASA, op 7 juni 2013 overleg met de INAC en Conviasa. Conviasa gaf een uitvoerige uiteenzetting over de uitgevoerde verbeteringen om de bevindingen van eerdere SAFA-inspecties te verhelpen, over de uit de ongelukken getrokken lessen en de aanbevelingen naar aanleiding daarvan, en over de wijzigingen die na de laatste INAC-audit waren doorgevoerd. Met name benadrukte Conviasa haar systeem van op SAFA lijkende controles vóór de vlucht en de verbetering van de systemen voor veiligheidsbeheer, de algemene kwaliteit, het onderhoud en de permanente luchtwaardigheidsprocessen. Conviasa gaf ook toelichting bij haar uitbreidingsplannen en de vernieuwing van de vloot in de komende jaren, met de geleidelijke uitfasering van de verouderende luchtvaartuigen van het type Boeing B737-200 en B737-300 en de versnelling van de reeds begonnen invoering van de nieuwe luchtvaartuigen van het type Embraer ERJ 190.

(114)

De INAC gaf een uiteenzetting over haar interne structuur en mechanismen, verstrekte gedetailleerde informatie over de procedures voor het behandelen van de resultaten van de SAFA-controles door de EU van Venezolaanse luchtvaartmaatschappijen en ging verder in op de planning en uitvoering van haar toezichtactiviteiten, die weldra platforminspecties van de nationale luchtvaartmaatschappijen zullen omvatten. De INAC verklaarde ook dat het recente ICVM-bezoek van de ICAO, dat plaatsvond van 22 tot 28 mei 2013, zou moeten leiden tot een verbetering van het huidige uitvoeringsniveau van de ICAO-normen.

(115)

De INAC gaf een uiteenzetting voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 26 juni 2013. Zij stelde het Comité in kennis van de onderwerpen die werden besproken tijdens de vergadering van 7 juni 2013.

(116)

Ook Conviasa gaf een uiteenzetting voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 26 juni 2013. Zij informeerde het Comité over de onderwerpen die werden besproken tijdens de vergadering van 7 juni 2013 en benadrukte dat zij, indien zij haar activiteiten in de Unie weer zou mogen hervatten, een gemengde exploitatievorm zou toepassen, waarbij de exploitatie van haar eigen Airbus A340-200 zou worden gecombineerd met een wet lease van een gelijkwaardig type luchtvaartuig.

(117)

Op basis van de doorlichting door Spanje, het recente bezoek van de ICAO en de uiteenzetting van de INAC en Conviasa, was het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart verheugd over de belangrijke en omvangrijke vorderingen bij het verhelpen van de gebreken die door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in 2012 waren vastgesteld. Rekening houdend met deze vooruitgang wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat Conviasa uit bijlage A moet worden geschrapt.

(118)

De lidstaten zullen de daadwerkelijke naleving van de relevante veiligheidsnormen controleren door bij platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van in Venezuela geregistreerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012.

(119)

Als uit de resultaten van platforminspecties of uit andere relevante veiligheidsinformatie zou blijken dat de internationale veiligheidsnormen niet worden nageleefd, zal de Commissie genoodzaakt zijn maatregelen te nemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2111/2005.

(120)

In het kader van de actualisering van de bijlagen wordt in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2111/2005 erkend dat besluiten snel en, indien passend, op urgente wijze worden genomen, gelet op de gevolgen voor de veiligheid. Ervaring met het bijwerken van de bijlagen heeft tevens aangetoond dat het, ter bescherming van gevoelige informatie en voor de minimalisering van commerciële gevolgen, van essentieel belang is dat de besluiten in het kader van de actualisering van de lijst zeer snel na goedkeuring ervan worden bekendgemaakt en in werking treden.

(121)

Verordening (EG) nr. 474/2006 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(122)

De in deze verordening opgenomen maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 474/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage A wordt vervangen door bijlage A bij deze verordening.

2.

Bijlage B wordt vervangen door bijlage B bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 344 van 27.12.2005, blz.15.

(2)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 76.

(3)  PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14.

(4)  PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.

(5)  PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1.

(6)  Overwegingen 60 tot en met 64 van Verordening (EG) nr. 474/2006 van 22 maart 2006, PB L 84 van 23.3.2006, blz. 18.

(7)  Overwegingen 71 tot en met 81 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1146/2012 van de Commissie, PB L 333 van 5.12.2012, blz. 7.


BIJLAGE A

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EEN VOLLEDIG EXPLOITATIEVERBOD IS OPGELEGD IN DE EU  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op het AOC (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC) of van de exploitatievergunning

ICAO-identificatie-nummer van de luchtvaart-maatschap-pij

Land van de luchtvaart-maatschappij

BLUE WING AIRLINES

SRBWA-01/2002

BWI

Suriname

MERIDIAN AIRWAYS LTD

AOC 023

MAG

Republiek Ghana

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Afghanistan die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Islamitische Republiek Afghanistan

ARIANA AFGHAN AIRLINES

AOC 009

AFG

Islamitische Republiek Afghanistan

KAM AIR

AOC 001

KMF

Islamitische Republiek Afghanistan

PAMIR AIRLINES

Onbekend

PIR

Islamitische Republiek Afghanistan

SAFI AIRWAYS

AOC 181

SFW

Islamitische Republiek Afghanistan

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Angola die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van TAAG Angola Airlines opgenomen in bijlage B, inclusief

 

 

Republiek Angola

AEROJET

AO 008-01/11

TEJ

Republiek Angola

AIR26

AO 003-01/11-DCD

DCD

Republiek Angola

AIR GICANGO

009

Onbekend

Republiek Angola

AIR JET

AO 006-01/11-MBC

MBC

Republiek Angola

AIR NAVE

017

Onbekend

Republiek Angola

ANGOLA AIR SERVICES

006

Onbekend

Republiek Angola

DIEXIM

007

Onbekend

Republiek Angola

FLY540

AO 004-01 FLYA

Onbekend

Republiek Angola

GIRA GLOBO

008

GGL

Republiek Angola

HELIANG

010

Onbekend

Republiek Angola

HELIMALONGO

AO 005-01/11

Onbekend

Republiek Angola

MAVEWA

016

Onbekend

Republiek Angola

SONAIR

AO 002-01/10-SOR

SOR

Republiek Angola

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Benin die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Benin

AERO BENIN

PEA nr. 014/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

AEB

Republiek Benin

AFRICA AIRWAYS

Onbekend

AFF

Republiek Benin

ALAFIA JET

PEA nr. 014/ANAC/MDCTTTATP-PR/DEA/SCS

Onbekend

Republiek Benin

BENIN GOLF AIR

PEA nr. 012/MDCTTP-PR/ANAC/DEA/SCS.

BGL

Republiek Benin

BENIN LITTORAL AIRWAYS

PEA nr. 013/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS.

LTL

Republiek Benin

COTAIR

PEA nr. 015/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS.

COB

Republiek Benin

ROYAL AIR

PEA nr. 11/ANAC/MDCTTP-PR/DEA/SCS

BNR

Republiek Benin

TRANS AIR BENIN

PEA nr. 016/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

TNB

Republiek Benin

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Congo die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Congo

AERO SERVICE

RAC06-002

RSR

Republiek Congo

CANADIAN AIRWAYS CONGO

RAC06-012

Onbekend

Republiek Congo

EMERAUDE

RAC06-008

Onbekend

Republiek Congo

EQUAFLIGHT SERVICES

RAC 06-003

EKA

Republiek Congo

EQUAJET

RAC06-007

EKJ

Republiek Congo

EQUATORIAL CONGO AIRLINES S.A.

RAC 06-014

Onbekend

Republiek Congo

MISTRAL AVIATION

RAC06-011

Onbekend

Republiek Congo

TRANS AIR CONGO

RAC 06-001

TSG

Republiek Congo

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo (DRC) die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Democratische Republiek Congo (DRC)

AFRICAN AIR SERVICE COMMUTER

104/CAB/MIN/TVC/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

AIR BARAKA

409/CAB/MIN/TVC/002/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

AIR CASTILLA

409/CAB/MIN/TVC/007/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

AIR FAST CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0112/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

AIR MALEBO

409/CAB/MIN/TVC/0122/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

AIR KASAI

409/CAB/MIN/TVC/0053/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

AIR KATANGA

409/CAB/MIN/TVC/0056/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

AIR TROPIQUES

409/CAB/MIN/TVC/00625/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

ARMI GLOBAL BUSINESS AIRWAYS

409/CAB/MIN/TVC/029/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

BIEGA AIRWAYS

409/CAB/MIN/TVC/051/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

BLUE AIRLINES

106/CAB/MIN/TVC/2012

BUL

Democratische Republiek Congo (DRC)

BLUE SKY

409/CAB/MIN/TVC/0028/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

BUSINESS AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/048/09

ABB

Democratische Republiek Congo (DRC)

BUSY BEE CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0064/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

CETRACA

105/CAB/MIN/TVC/2012

CER

Democratische Republiek Congo (DRC)

CHC STELLAVIA

409/CAB/MIN/TVC/0078/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

CONGO EXPRESS AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/059/2012

EXY

Democratische Republiek Congo (DRC)

COMPAGNIE AFRICAINE D’AVIATION (CAA)

409/CAB/MIN/TVC/0050/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

DOREN AIR CONGO

102/CAB/MIN/TVC/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

EPHRATA AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/040/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

EAGLES SERVICES

409/CAB/MIN/TVC/0196/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

FILAIR

409/CAB/MIN/TVC/037/2008

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

FLY CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0126/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

GALAXY KAVATSI

409/CAB/MIN/TVC/0027/2008

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

GILEMBE AIR SOUTENANCE (GISAIR)

409/CAB/MIN/TVC/0082/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

GOMA EXPRESS

409/CAB/MIN/TVC/0051/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

GOMAIR

409/CAB/MIN/TVC/011/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

GTRA

409/CAB/MIN/TVC/0060/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

INTERNATIONAL TRANS AIR BUSINESS (ITAB)

409/CAB/MIN/TVC/0065/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

JET CONGO AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/0011/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

KATANGA EXPRESS

409/CAB/MIN/TVC/0083/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

KATANGA WINGS

409/CAB/MIN/TVC/0092/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

KIN AVIA

409/CAB/MIN/TVC/0059/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

KORONGO AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/001/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

LIGNES AÉRIENNES CONGOLAISES

(LAC)

Ministeriële handtekening

(ordonnantie nr. 78/205)

LCG

Democratische Republiek Congo (DRC)

MANGO AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/009/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

MAVIVI AIR TRADE

409/CAB/MIN/TVC/00/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

OKAPI AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/086/2011

OKP

Democratische Republiek Congo (DRC)

PATRON AIRWAYS

409/CAB/MIN/TVC/0066/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

PEGASUS

409/CAB/MIN/TVC/021/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

SAFE AIR

409/CAB/MIN/TVC/021/2008

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

SERVICES AIR

103/CAB/MIN/TVC/2012

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

STELLAR AIRWAYS

409/CAB/MIN/TVC/056/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

SION AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/0081/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

SWALA AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/0084/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

TRACEP CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0085/2010

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

TRANSAIR CARGO SERVICES

409/CAB/MIN/TVC/073/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

WALTAIR AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/004/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

WILL AIRLIFT

409/CAB/MIN/TVC/0247/2011

Onbekend

Democratische Republiek Congo (DRC)

WIMBI DIRA AIRWAYS

409/CAB/MIN/TVC/039/2008

WDA

Democratische Republiek Congo (DRC)

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Djibouti die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Djibouti

DAALLO AIRLINES

Onbekend

DAO

Djibouti

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Equatoriaal Guinea die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Equatoriaal Guinea

CRONOS AIRLINES

2011/0004/MTTCT/DGAC/SOPS

Onbekend

Equatoriaal Guinea

CEIBA INTERCONTINENTAL

2011/0001/MTTCT/DGAC/SOPS

CEL

Equatoriaal Guinea

PUNTO AZUL

2012/0006/MTTCT/DGAC/SOPS

Onbekend

Equatoriaal Guinea

TANGO AIRWAYS

Onbekend

Onbekend

Equatoriaal Guinea

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Eritrea die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Eritrea

ERITREAN AIRLINES

AOC nr. 004

ERT

Eritrea

NASAIR ERITREA

AOC nr. 005

NAS

Eritrea

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Indonesië die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Garuda Indonesia, Airfast Indonesia, Mandala Airlines, EkspresTransportasiAntarbenua en Indonesia Air Asia, inclusief

 

 

Republiek Indonesië

AIR BORN INDONESIA

135-055

Onbekend

Republiek Indonesië

AIR PACIFIC UTAMA

135-020

Onbekend

Republiek Indonesië

ALFA TRANS DIRGANTATA

135-012

Onbekend

Republiek Indonesië

ANGKASA SUPER SERVICES

135-050

Onbekend

Republiek Indonesië

ASCO NUSA AIR

135-022

Onbekend

Republiek Indonesië

ASI PUDJIASTUTI

135-028

Onbekend

Republiek Indonesië

AVIASTAR MANDIRI

135-029

Onbekend

Republiek Indonesië

CITILINK INDONESIA

121-046

CTV

Republiek Indonesië

DABI AIR NUSANTARA

135-030

Onbekend

Republiek Indonesië

DERAYA AIR TAXI

135-013

DRY

Republiek Indonesië

DERAZONA AIR SERVICE

135-010

DRZ

Republiek Indonesië

DIRGANTARA AIR SERVICE

135-014

DIR

Republiek Indonesië

EASTINDO

135-038

Onbekend

Republiek Indonesië

ENGGANG AIR SERVICE

135-045

Onbekend

Republiek Indonesië

ERSA EASTERN AVIATION

135-047

Onbekend

Republiek Indonesië

GATARI AIR SERVICE

135-018

GHS

Republiek Indonesië

HEAVY LIFT

135-042

Onbekend

Republiek Indonesië

INDONESIA AIR TRANSPORT

121-034

IDA

Republiek Indonesië

INTAN ANGKASA AIR SERVICE

135-019

Onbekend

Republiek Indonesië

JAYAWIJAYA DIRGANTARA

121-044

Onbekend

Republiek Indonesië

JOHNLIN AIR TRANSPORT

135-043

JLB

Republiek Indonesië

KAL STAR

121-037

KLS

Republiek Indonesië

KARTIKA AIRLINES

121-003

KAE

Republiek Indonesië

KOMALA INDONESIA

135-051

Onbekend

Republiek Indonesië

KURA-KURA AVIATION

135-016

KUR

Republiek Indonesië

LION MENTARI AIRLINES

121-010

LNI

Republiek Indonesië

MANUNGGAL AIR SERVICE

121-020

Onbekend

Republiek Indonesië

MARTABUANA ABADION

135-049

Onbekend

Republiek Indonesië

MATTHEW AIR NUSANTARA

135-048

Onbekend

Republiek Indonesië

MERPATI NUSANTARA AIRLINES

121-002

MNA

Republiek Indonesië

MIMIKA AIR

135-007

Onbekend

Republiek Indonesië

NATIONAL UTILITY HELICOPTER

135-011

Onbekend

Republiek Indonesië

NUSANTARA AIR CHARTER

121-022

Onbekend

Republiek Indonesië

NUSANTARA BUANA AIR

135-041

Onbekend

Republiek Indonesië

PACIFIC ROYALE AIRWAYS

121-045

Onbekend

Republiek Indonesië

PEGASUS AIR SERVICES

135-036

Onbekend

Republiek Indonesië

PELITA AIR SERVICE

121-008

PAS

Republiek Indonesië

PENERBANGAN ANGKASA SEMESTA

135-026

Onbekend

Republiek Indonesië

PURA WISATA BARUNA

135-025

Onbekend

Republiek Indonesië

RIAU AIRLINES

121-016

RIU

Republiek Indonesië

SAYAP GARUDA INDAH

135-004

Onbekend

Republiek Indonesië

SKY AVIATION

135-044

Onbekend

Republiek Indonesië

SMAC

135-015

SMC

Republiek Indonesië

SRIWIJAYA AIR

121-035

SJY

Republiek Indonesië

SURVEI UDARA PENAS

135-006

Onbekend

Republiek Indonesië

SURYA AIR

135-046

Onbekend

Republiek Indonesië

TRANSNUSA AVIATION MANDIRI

121-048

Onbekend

Republiek Indonesië

TRANSWISATA PRIMA AVIATION

135-021

Onbekend

Republiek Indonesië

TRAVEL EXPRESS AVIATION SERVICE

121-038

XAR

Republiek Indonesië

TRAVIRA UTAMA

135-009

Onbekend

Republiek Indonesië

TRI MG INTRA ASIA AIRLINES

121-018

TMG

Republiek Indonesië

TRIGANA AIR SERVICE

121-006

TGN

Republiek Indonesië

UNINDO

135-040

Onbekend

Republiek Indonesië

WING ABADI AIRLINES

121-012

WON

Republiek Indonesië

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Kazachstan die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Air Astana, inclusief

 

 

Republiek Kazachstan

AIR ALMATY

AK-0453-11

LMY

Republiek Kazachstan

AIR TRUST AIRCOMPANY

AK-0455-12

RTR

Republiek Kazachstan

ASIA CONTINENTAL AIRLINES

AK-0317-12

CID

Republiek Kazachstan

ATMA AIRLINES

AK-0437-10

AMA

Republiek Kazachstan

AVIA-JAYNAR / AVIA-ZHAYNAR

AK-067-12

SAP

Republiek Kazachstan

BEYBARS AIRCOMPANY

AK-0442-11

BBS

Republiek Kazachstan

BEK AIR

AK-0463-12

BEK

Republiek Kazachstan

BURUNDAYAVIA AIRLINES

AK-0456-12

BRY

Republiek Kazachstan

COMLUX-KZ

AK-0449-11

KAZ

Republiek Kazachstan

DETA AIR

AK-0458-12

DET

Republiek Kazachstan

EAST WING

AK-0465-12

EWZ

Republiek Kazachstan

LUK AERO (FORMER EASTERN EXPRESS)

AK-0464-12

LIS

Republiek Kazachstan

EURO-ASIA AIR

AK-0441-11

EAK

Republiek Kazachstan

EURO-ASIA AIR INTERNATIONAL

AK-0445-11

KZE

Republiek Kazachstan

FLY JET KZ

AK-0446-11

FJK

Republiek Kazachstan

INVESTAVIA

AK-0447-11

TLG

Republiek Kazachstan

IRTYSH AIR

AK-0439-11

MZA

Republiek Kazachstan

JET AIRLINES

AK-0459-12

SOZ

Republiek Kazachstan

JET ONE

AK-0468-12

JKZ

Republiek Kazachstan

KAZAIR JET

AK-0442-11

KEJ

Republiek Kazachstan

KAZAIRTRANS AIRLINE

AK-0466-12

KUY

Republiek Kazachstan

KAZAVIASPAS

AK-0452-11

KZS

Republiek Kazachstan

MEGA AIRLINES

AK-0462-12

MGK

Republiek Kazachstan

PRIME AVIATION

AK-0448-11

PKZ

Republiek Kazachstan

SAMAL AIR

AK-0454-12

SAV

Republiek Kazachstan

SEMEYAVIA

AK-450-11

SMK

Republiek Kazachstan

SCAT

AK-0460-12

VSV

Republiek Kazachstan

ZHETYSU AIRCOMPANY

AK-0438-11

JTU

Republiek Kazachstan

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Kirgizische Republiek die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Kirgizische Republiek

SKY BISHKEK

Onbekend

BIS

Kirgizische Republiek

AIR MANAS

17

MBB

Kirgizische Republiek

AVIA TRAFFIC COMPANY

23

AVJ

Kirgizische Republiek

CENTRAL ASIAN AVIATION SERVICES (CAAS)

13

CBK

Kirgizische Republiek

CLICK AIRWAYS

11

CGK

Kirgizische Republiek

STATE AVIATION ENTERPRISE UNDER THE MINISTRY OF EMERGENCY SITUATIONS (SAEMES)

20

DAM

Kirgizische Republiek

AIR BISHKEK (VOORHEEN EASTOK AVIA)

15

EAA

Kirgizische Republiek

KYRGYZ TRANS AVIA

31

KTC

Kirgizische Republiek

KYRGYZSTAN

03

LYN

Kirgizische Republiek

MANAS AIRWAYS

42

BAM

Kirgizische Republiek

S GROUP AVIATION

6

SGL

Kirgizische Republiek

SKY KG AIRLINES

41

KGK

Kirgizische Republiek

SKY WAY AIR

39

SAB

Kirgizische Republiek

SUPREME AVIATION

40

SGK

Kirgizische Republiek

VALOR AIR

07

VAC

Kirgizische Republiek

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Liberia die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving.

 

 

Liberia

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Gabon die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Gabon Airlines, Afrijet en SN2AG, opgenomen in bijlage B, inclusief

 

 

Republiek Gabon

AFRIC AVIATION

010/MTAC/ANAC-G/DSA

EKG

Republiek Gabon

AIR SERVICES SA

004/MTAC/ANAC-G/DSA

RVS

Republiek Gabon

AIR TOURIST (ALLEGIANCE)

007/MTAC/ANAC-G/DSA

LGE

Republiek Gabon

NATIONALE ET REGIONALE TRANSPORT (NATIONALE)

008/MTAC/ANAC-G/DSA

NRG

Republiek Gabon

SCD AVIATION

005/MTAC/ANAC-G/DSA

SCY

Republiek Gabon

SKY GABON

009/MTAC/ANAC-G/DSA

SKG

Republiek Gabon

SOLENTA AVIATION GABON

006/MTAC/ANAC-G/DSA

SVG

Republiek Gabon

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Mozambique die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Mozambique

AERO-SERVICOS SARL

MOZ-08

Onbekend

Republiek Mozambique

AEROVISAO DE MOZAMBIQUE

Onbekend

Onbekend

Republiek Mozambique

CFA MOZAMBIQUE

MOZ-10

Onbekend

Republiek Mozambique

CFM-TRANSPORTES E TRABALHO AEREO SA

MOZ-07

Onbekend

Republiek Mozambique

COASTAL AVIATION

MOZ-15

Onbekend

Republiek Mozambique

CR AVIATION

MOZ-14

Onbekend

Republiek Mozambique

EMILIO AIR CHARTER LDA

MOZ-05

Onbekend

Republiek Mozambique

ETA AIR CHARTER LDA

MOZ-04

Onbekend

Republiek Mozambique

HELICOPTEROS CAPITAL

MOZ-11

Onbekend

Republiek Mozambique

KAYA AIRLINES

MOZ-09

KYY

Republiek Mozambique

MOZAMBIQUE AIRLINES (LINHAS AEREAS DE MOÇAMBIQUE)

MOZ-01

LAM

Republiek Mozambique

MOZAMBIQUE EXPRESS/MEX

MOZ-02

MXE

Republiek Mozambique

UNIQUE AIR CHARTER

MOZ-13

Onbekend

Republiek Mozambique

SAFARI AIR

MOZ-12

Onbekend

Republiek Mozambique

TTA SARL

MOZ-16

Onbekend

Republiek Mozambique

VR CROPSPRAYERS LDA

MOZ-06

Onbekend

Republiek Mozambique

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van de Filipijnen die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, met uitzondering van Philippine Airlines, inclusief

 

 

Republiek der Filipijnen

AEROEQUIPEMENT AVIATION

2010037

Onbekend

Republiek der Filipijnen

AIR ASIA PHILIPPINES

2012047

APG

Republiek der Filipijnen

AIR PHILIPPINES CORPORATION

2009006

GAP

Republiek der Filipijnen

AIR JUAN AVIATION

2013053

Onbekend

Republiek der Filipijnen

ASIA AIRCRAFT OVERSEAS PHILIPPINES INC.

2012048

Onbekend

Republiek der Filipijnen

ASIAN AEROSPACE CORPORATION

2012050

Onbekend

Republiek der Filipijnen

ASTRO AIR INTERNATIONAL

2012049

Onbekend

Republiek der Filipijnen

AYALA AVIATION CORP.

4AN9900003

Onbekend

Republiek der Filipijnen

CANADIAN HELICOPTERS PHILIPPINES INC.

2010026

Onbekend

Republiek der Filipijnen

CEBU PACIFIC AIR

2009002

CEB

Republiek der Filipijnen

CM AERO SERVICES

20110401

Onbekend

Republiek der Filipijnen

CYCLONE AIRWAYS

2010034

Onbekend

Republiek der Filipijnen

FAR EAST AVIATION SERVICES

2009013

Onbekend

Republiek der Filipijnen

INAEC AVIATION CORP.

2010028

Onbekend

Republiek der Filipijnen

INTERISLAND AIRLINES

2010023

Onbekend

Republiek der Filipijnen

ISLAND AVIATION

2009009

SOY

Republiek der Filipijnen

ISLAND TRANSVOYAGER

2010022

Onbekend

Republiek der Filipijnen

LION AIR

2009019

Onbekend

Republiek der Filipijnen

MACRO ASIA AIR TAXI SERVICES

2010029

Onbekend

Republiek der Filipijnen

MAGNUM AIR

2012051

Onbekend

Republiek der Filipijnen

MISIBIS AVIATION & DEVELOPMENT CORP

2010020

Onbekend

Republiek der Filipijnen

NORTHSKY AIR INC.

2011042

Onbekend

Republiek der Filipijnen

OMNI AVIATION CORP.

2010033

Onbekend

Republiek der Filipijnen

ROYAL AIR CHARTER SERVICES INC.

2010024

Onbekend

Republiek der Filipijnen

ROYAL STAR AVIATION, INC.

2010021

Onbekend

Republiek der Filipijnen

SOUTH EAST ASIAN AIRLINES

2009 004

Onbekend

Republiek der Filipijnen

SOUTH EAST ASIAN AIRLINES (SEAIR) INTERNATIONAL

2012052

Onbekend

Republiek der Filipijnen

SOUTHERN AIR FLIGHT SERVICES

2011045

Onbekend

Republiek der Filipijnen

SUBIC SEAPLANE, INC.

2011035

Onbekend

Republiek der Filipijnen

WCC AVIATION COMPANY

2009015

Onbekend

Republiek der Filipijnen

ZEST AIRWAYS INCORPORATED

2009003

EZD

Republiek der Filipijnen

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sao Tomé en Principe die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Sao Tomé en Principe

AFRICA CONNECTION

10/AOC/2008

ACH

Sao Tomé en Principe

BRITISH GULF INTERNATIONAL COMPANY LTD

01/AOC/2007

BGI

Sao Tomé en Principe

EXECUTIVE JET SERVICES

03/AOC/2006

EJZ

Sao Tomé en Principe

GLOBAL AVIATION OPERATION

04/AOC/2006

Onbekend

Sao Tomé en Principe

GOLIAF AIR

05/AOC/2001

GLE

Sao Tomé en Principe

ISLAND OIL EXPLORATION

01/AOC/2008

Onbekend

Sao Tomé en Principe

STP AIRWAYS

03/AOC/2006

STP

Sao Tomé en Principe

TRANSAFRIK INTERNATIONAL LTD

02/AOC/2002

TFK

Sao Tomé en Principe

TRANSCARG

01/AOC/2009

Onbekend

Sao Tomé en Principe

TRANSLIZ AVIATION (TMS)

02/AOC/2007

TLZ

Sao Tomé en Principe

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sierra Leone die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Sierra Leone

AIR RUM, LTD

Onbekend

RUM

Sierra Leone

DESTINY AIR SERVICES, LTD

Onbekend

DTY

Sierra Leone

HEAVYLIFT CARGO

Onbekend

Onbekend

Sierra Leone

ORANGE AIR SIERRA LEONE LTD

Onbekend

ORJ

Sierra Leone

PARAMOUNT AIRLINES, LTD

Onbekend

PRR

Sierra Leone

SEVEN FOUR EIGHT AIR SERVICES LTD

Onbekend

SVT

Sierra Leone

TEEBAH AIRWAYS

Onbekend

Onbekend

Sierra Leone

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Sudan die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Republiek Sudan

ALFA AIRLINES

054

AAJ

Republiek Sudan

ALMAJAL AVIATION SERVICE

015

MGG

Republiek Sudan

BADER AIRLINES

035

BDR

Republiek Sudan

BENTIU AIR TRANSPORT

029

BNT

Republiek Sudan

BLUE BIRD AVIATION

011

BLB

Republiek Sudan

DOVE AIRLINES

052

DOV

Republiek Sudan

ELIDINER AVIATION

008

DND

Republiek Sudan

FOURTY EIGHT AVIATION

053

WHB

Republiek Sudan

GREEN FLAG AVIATION

017

Onbekend

Republiek Sudan

HELEJETIC AIR

057

HJT

Republiek Sudan

KATA AIR TRANSPORT

009

KTV

Republiek Sudan

KUSH AVIATION

060

KUH

Republiek Sudan

MARSLAND COMPANY

040

MSL

Republiek Sudan

MID AIRLINES

025

NYL

Republiek Sudan

NOVA AIRLINES

046

NOV

Republiek Sudan

SUDAN AIRWAYS

001

SUD

Republiek Sudan

SUN AIR COMPANY

051

SNR

Republiek Sudan

TARCO AIRLINES

056

TRQ

Republiek Sudan

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Swaziland die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Swaziland

SWAZILAND AIRLINK

Onbekend

SZL

Swaziland

Alle luchtvaartmaatschappijen die geregistreerd zijn door de autoriteiten van Zambia die verantwoordelijk zijn voor toezicht op de naleving van de regelgeving, inclusief

 

 

Zambia

ZAMBEZI AIRLINES

Z/AOC/001/2009

ZMA

Zambia


(1)  De in bijlage A vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren (“wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.


BIJLAGE B

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EXPLOITATIEBEPERKINGEN ZIJN OPGELEGD IN DE EU  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op het AOC (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC)

ICAO-identificatienummer van de luchtvaartmaatschappij

Land van de luchtvaartmaatschappij

Types luchtvaartuigen waarvoor de beperkingen gelden

Registratiekenteken(s) en, indien beschikbaar, serienummer(s)

Land van registratie

AIR KORYO

GAC-AOC/KOR-01

KOR

DPRK

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: twee lucht-vaar-tuigen van het type TU-204

De volledige vloot, met uitzondering van:

P-632, P-633

DPRK

AFRIJET (2)

002/MTAC/ANAC-G/DSA

ABS

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: twee luchtvaar-tuigen van het type Falcon 50, twee luchtvaar-tuigen van het type Falcon 900

De volledige vloot, met uitzondering van:

TR-LGV; TR-LGY; TR-AFJ; TR-AFR

Republiek Gabon

AIR ASTANA (3)

AK-0443-11

KZR

Kazachstan

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: luchtvaar-tuigen van het type Boeing B767, luchtvaar-tuigen van het type Boeing B757, luchtvaar-tuigen van het type Airbus A319/320/321

De volledige vloot, met uitzondering van: luchtvaartui-gen van de Boeing B767-vloot, zoals vermeld op het AOC; luchtvaartui-gen van de Boeing B757-vloot, zoals vermeld op het AOC; luchtvaartui-gen van de Airbus A319/320/-321-vloot, zoals vermeld op het AOC

Aruba (Konink-rijk der Neder-landen)

AIRLIFT INTERNATIONAL (GH) LTD

AOC 017

ALE

Republiek Ghana

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: twee luchtvaar-tuigen van het type DC8-63F

De volledige vloot, met uitzondering van:

9G-TOP en 9G-RAC

Republiek Ghana

AIR MADAGAS-CAR

5R-M01/2009

MDG

Madagaskar

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: drie luchtvaar-tuigen van het type Boeing B737-300, twee luchtvaar-tuigen van het type ATR 72-500, één luchtvaar-tuig van het type ATR 42-500, één luchtvaar-tuig van het type ATR 42-320 en drie luchtvaar-tuigen van het type DHC 6-300

De volledige vloot, met uitzondering van:

5R-MFH, 5R-MFI, 5R-MFL, 5R-MJE, 5R-MJF, 5R-MJG, 5R-MVT, 5R-MGC, 5R-MGD, 5R-MGF

Republiek Madagas-kar

AIR SERVICE COMORES

06-819/TA-15/DGACM

KMD

Comoren

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: LET 410 UVP

De volledige vloot, met uitzondering van:

D6-CAM (851336)

Comoren

GABON AIRLINES (4)

001/MTAC/ANAC

GBK

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: één luchtvaar-tuig van het type Boeing B767-200

De volledige vloot, met uitzondering van:

TR-LHP

Republiek Gabon

IRAN AIR (5)

FS100

IRA

Islamitische Republiek Iran

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: veertien luchtvaar-tuigen van het type Airbus A300, acht luchtvaar-tuigen van het type Airbus A310, één luchtvaar-tuig van het type Boeing B737

De volledige vloot, met uitzondering van:

 

EP-IBA

 

EP-IBB

 

EP-IBC

 

EP-IBD

 

EP-IBG

 

EP-IBH

 

EP-IBI

 

EP-IBJ

 

EP-IBM

 

EP-IBN

 

EP-IBO

 

EP-IBS

 

EP-IBT

 

EP-IBV

 

EP-IBX

 

EP-IBZ

 

EP-ICE

 

EP-ICF

 

EP-IBK

 

EP-IBL

 

EP-IBP

 

EP-IBQ

 

EP-AGA

Islamiti-sche Republiek Iran

NOUVELLE AIR AFFAIRES GABON (SN2AG)

003/MTAC/ANAC-G/DSA

NVS

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: één luchtvaar-tuig van het type Challen-ger CL-601, één luchtvaar-tuig van het type HS-125-800

De volledige vloot, met uitzondering van:

TR-AAG, ZS-AFG

Republiek Gabon; Republiek Zuid-Afrika

TAAG ANGOLA AIRLINES

001

DTA

Republiek Angola

De volledige vloot, met uitzonde-ring van: vijf luchtvaar-tuigen van het type Boeing B777 en vier luchtvaar-tuigen van het type Boeing B737-700

De volledige vloot, met uitzondering van:

D2-TED, D2-TEE, D2-TEF, D2-TEG, D2-TEH, D2-TBF, D2-TBG, D2-TBH, D2-TBJ

Republiek Angola


(1)  De in bijlage B vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren ("wet lease") van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsnormen worden nageleefd.

(2)  Afrijet mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de vermelde luchtvaartuigen.

(3)  Air Astana mag zijn huidige activiteiten in de EU alleen uitvoeren met de vermelde specifieke luchtvaartuigen, voor zover deze luchtvaartuigen in Aruba zijn geregistreerd en alle wijzigingen van het AOC tijdig worden ingediend bij de Commissie en Eurocontrol.

(4)  Gabon Airlines mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de vermelde luchtvaartuigen.

(5)  Iran Air mag naar de Europese Unie vliegen met bepaalde luchtvaartuigen, onder de voorwaarden die zijn uiteengezet in overweging 69 van Verordening (EU) nr. 590/2010, PB L 170 van 6.7.2010, blz. 15.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/82


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 660/2013 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0707 00 05

MK

33,9

TR

105,8

ZZ

69,9

0709 93 10

TR

128,7

ZZ

128,7

0805 50 10

AR

82,0

TR

70,0

UY

80,2

ZA

99,2

ZZ

82,9

0808 10 80

AR

162,5

BR

93,2

CL

129,6

CN

109,5

NZ

141,2

US

156,4

ZA

114,5

ZZ

129,6

0808 30 90

AR

104,7

CL

140,3

CN

66,6

ZA

120,5

ZZ

108,0

0809 10 00

IL

275,4

TR

201,1

ZZ

238,3

0809 29 00

TR

349,5

US

793,8

ZZ

571,7

0809 30

TR

200,5

ZZ

200,5

0809 40 05

IL

99,1

MA

99,1

ZA

125,3

ZZ

107,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/84


BESLUIT VAN DE RAAD

van 21 juni 2013

waarbij wordt vastgesteld dat België geen effectief gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling van 2 december 2009

(2013/369/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 8,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren. Het stabiliteits- en groeipact omvat onder meer Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (1), die is aangenomen om een snelle correctie van buitensporige overheidstekorten te bevorderen.

(3)

Op aanbeveling van de Commissie heeft de Raad op 2 december 2009 op basis van artikel 126, lid 6, VWEU besloten dat er in België een buitensporig tekort bestond (2). Op die dag heeft de Raad, eveneens op aanbeveling van de Commissie, op basis van artikel 126, lid 7, VWEU een aanbeveling vastgesteld waarin de Belgische autoriteiten werd verzocht om binnen een middellange-termijnkader maatregelen te nemen om het tekort uiterlijk 2012 tot onder de 3 % van het bbp terug te brengen ("de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009").

(4)

Om het overheidstekort op geloofwaardige en houdbare wijze onder 3% van het bbp te brengen, is de Belgische autoriteiten met name aanbevolen a) de tekortverminderende maatregelen in 2010 ten uitvoer te leggen als gepland in de ontwerpbegroting voor 2010 en de geplande budgettaire inspanning in 2011 en 2012 te versterken; b) in de periode 2010-2012 een gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van ¾% van het bbp te realiseren, die eveneens ertoe moest bijdragen dat de brutoschuldquote weer in een bevredigend tempo kon gaan dalen richting de referentiewaarde doordat opnieuw een toereikend primair overschot werd gerealiseerd; c) de maatregelen te bepalen die noodzakelijk waren om, als de conjunctuuromstandigheden het toelieten, het buitensporige tekort uiterlijk 2012 te corrigeren, en het tekort sneller terug te dringen als de economische of budgettaire omstandigheden gunstiger uitvielen dan op het tijdstip waarop de aanbevelingen in verband met de buitensporigtekortprocedure (btp) werden gedaan verwacht werd; en d) de monitoringmechanismen te versterken om ervoor te zorgen dat de begrotingsdoelstellingen werden nageleefd. In zijn aanbevelingen heeft de Raad 2 juni 2010 vastgesteld als termijn voor het ondernemen van effectieve actie in overeenstemming met de bepalingen van artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97.

(5)

Volgens de najaarsprognoses 2009 van de diensten van de Commissie, die aan de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 ten grondslag lagen, zou de Belgische economie in 2010 en 2011 met 0,6% respectievelijk 1,5% groeien. Het jaar 2012 viel buiten de horizon van die prognoses, maar omdat aangenomen werd dat de omvangrijke negatieve outputgap uiterlijk 2015 geleidelijk zou afnemen, werd voor 2012 een hogere groei verwacht dan voor 2011. De bbp-groei in 2010 was substantieel groter dan in de najaarsprognoses 2009 van de Commissiediensten verwacht. In 2011 was deze iets groter dan de verwachte 1,5%, terwijl in 2012 de Belgische economie met 0,2% kromp.

(6)

De Commissie heeft op 15 juni 2010 vastgesteld dat op basis van de voorjaarsprognoses 2010 van de Commissiediensten België effectief gevolg had gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 om zijn overheidstekort tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp terug te dringen, en was van oordeel dat op dat tijdstip dan ook geen verdere stap in de btp noodzakelijk was.

(7)

Op basis van de najaarsprognoses 2011 van de diensten van de Commissie was er duidelijk evidentie voor nalevingsrisico's met de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 gezien de nog significante overschrijding van de drempel van 3% van het bbp dicht bij de termijn bij ontstentenis van een begroting van 2012 en het feit dat de tot dan toe geleverde budgettaire inspanning niet aan de aanbevolen inspanning voldeed. De Commissie heeft dan ook haar bezorgdheid geuit en België dringend verzocht tijdig de noodzakelijke maatregelen te nemen om te vermijden dat een volgende stap in de btp werd gezet. In december 2011 heeft de nieuw gevormde Belgische regering een akkoord bereikt over een ontwerpbegroting. Op 11 januari 2012 heeft de Commissie geconcludeerd dat, op basis van het op dat moment prevalerende macro-economische scenario (een groeiverwachting van 0,9% volgens de najaarsprognoses 2011 van de Commissiediensten), de consolidatiemaatregelen in de begroting en de bijkomende bevriezing, het tekort in 2012 2,9% van het bbp zou bereiken. De Commissie was dan ook van oordeel dat op dat moment geen verdere stappen in de btp ten aanzien van België nodig waren.

(8)

Een nieuwe beoordeling van de actie die België heeft ondernomen om ingevolge de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 het buitensporig tekort uiterlijk 2012 te corrigeren, leidt tot de volgende conclusies:

Na de btp-kennisgeving van het overheidstekort van 2012 en de validatie ervan door de Commissie (Eurostat), is het tekort van 2012 op 3,9% van het bbp uitgekomen. Dit was gedeeltelijk toe te schrijven aan de dringende noodzaak de bankgroep Dexia te herkapitaliseren eind 2012, hetgeen een negatieve impact van 0,8% van het bbp op het overheidstekort had. Bij een tekort van 3,2% van het bbp exclusief de eenmalige negatieve impact van die operatie zou zelfs zonder die operatie het doel zijn gemist. Bovendien bevatte de begroting van 2012 voor naar raming ongeveer 0,4% van het bbp substantiële tekortverminderende eenmalige maatregelen.

Het primaire saldo is verbeterd van een tekort van 1,9% van het bbp in 2009 tot 0,4% van het bbp in 2010, terwijl het in 2011 grosso modo stabiel is gebleven. In 2012 is het primaire tekort tot 0,5% achteruitgegaan vanwege de impact van de herkapitalisatie van Dexia, waarzonder het primaire saldo een surplus van 0,3% van het bbp zou hebben vertoond.

De gemiddelde jaarlijkse budgettaire inspanning sinds 2012 wordt op 0,3% van het bbp geraamd, hetgeen significant kleiner is dan de door de Raad aanbevolen ¾% van het bbp. Ook na correctie voor de effecten van de herziene potentiële productiegroei en ontvangstenontwikkelingen is de aangepaste gemiddelde budgettaire inspanning minder dan de helft van de aanbevolen inspanning. Volgens een bottom-up berekening wordt de cumulatieve nettoimpact van discretionaire maatregelen van permanente aard gedurende 2010-2012 op ongeveer 2% van het bbp geraamd. Deze berekening omvat zowel tekortverminderende maatregelen alsook uitgavenverhogingen die tot op zekere hoogte toe te schrijven zijn aan beleidsbesluiten uit het verleden (bv. welvaartsaanpassingen van sociale uitkeringen, snel stijgende loonsubsidies aan ondernemingen) die de consolidatie-inspanningen gedeeltelijk neutraliseren. Bovendien is de impact van deze 2% van het bbp aan discretionaire maatregelen onvoldoende geweest om de autonoom stijgende trend in de overheidsuitgaven te neutraliseren die toe te schrijven is aan de vergrijzing en tegelijk de aanbevolen verbetering van het structurele saldo te realiseren gedurende de consolidatieperiode.

In 2010 heeft België de tekortverminderende maatregelen grosso modo uitgevoerd zoals gepland, hetgeen tot een structurele verbetering van ½ % van het bbp heeft geleid, waarvan ¼ procentpunt aan een sterke daling van de rente-uitgaven te danken is. Het nominale tekort is gedaald van 5,6% van het bbp in 2009 (inclusief 0,6 procentpunt aan negatieve eenmalige factoren) tot 3,8% van het bbp, hetgeen substantieel minder is dan de door de Belgische autoriteiten in het stabiliteitsprogramma van januari 2010 geplande doelstelling van 4.8% van het bbp en te danken is aan de beter dan verwachte macro-economische productie. In 2010 is het bbp met 2,4% gegroeid (op het tijdstip van de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 werd een groei van 0,6% verwacht).

Ondanks relatief gunstige macro-economische omstandigheden in de eerste helft van 2011 (jaarlijkse bbp-groei van 1,8%), is het nominale saldo dat jaar slechts marginaal gedaald, tot 3,7% van het bbp (in het stabiliteitsprogramma van 2011 was de doelstelling 3,6% van het bbp). Het structurele saldo is in 2011 met 0,1% achteruitgegaan. België heeft dan ook, gedeeltelijk door de politieke impasse op federaal niveau tussen de verkiezingen van juni 2010 en december 2011, nagelaten van de relatief gunstige economische tijden te profiteren om zijn tekort te verminderen.

In december 2011 heeft de nieuw gevormde Belgische regering in de begroting van 2012 een reeks consolidatiemaatregelen opgenomen ten bedrage van, volgens de begroting en het stabiliteitsprogramma voor 2011-2015, ongeveer 3% van het bbp. In maart 2012 en oktober 2012 zijn bijkomende maatregelen genomen om de negatieve impact van de economische vertraging op de begroting te neutraliseren. Eind 2012 dienden de Belgische en Franse regering het kapitaal van de bankgroep Dexia te verhogen om een negatieve eigenvermogenspositie te verhelpen en de ordelijke afwikkeling van de groep zijn gang te laten gaan. Voor België had dit een eenmalige negatieve impact op het tekort van 0,8% van het bbp. Ondanks een mechanisme voor versterkte monitoring heeft bovendien de economische neergang op de overheidsontvangsten een grotere impact gehad dan verwacht, hetgeen exclusief de impact van de Dexia-operatie in een tekort op federaal niveau van 2,7% van het bbp heeft geresulteerd (de doelstelling was 2,4%). Daarnaast is bij de btp-kennisgeving van april 2013 gebleken dat het lokale overheidsniveau zijn tekortdoelstelling had gemist (-0,3% van het bbp in plaats van -0,2%), hetgeen slechts gedeeltelijk door een beter dan verwacht resultaat van de gewesten en gemeenschappen (-0,1% van het bbp in plaats van -0,2%) werd geneutraliseerd. Het structurele begrotingssaldo is in 2012 naar schatting met ½ procentpunt van het bbp verbeterd. Forse regeringsmaatregelen zijn gedeeltelijk geneutraliseerd door stijgende rente-uitgaven, een negatieve impact van de automatische indexering van lonen en sociale uitkeringen in verband met eerdere inflatie en een sterke stijging van de pensioenuitgaven.

De openbare schuld is gestegen van 84,0% van het bbp in 2007 tot 99,6% van het bbp in 2012. De dynamiek van het tekort en van het bbp maken ongeveer 6,5 procentpunt van de stijging uit, terwijl exogene factoren, voornamelijk in verband met reddingsoperaties in de financiële sector in de vorm van aandelenkapitaalinjecties, ongeveer 9 procentpunt bedragen.

(9)

België heeft een aantal maatregelen genomen om het monitoringmechanisme te versterken om ervoor te zorgen dat de budgettaire doelstellingen worden gerespecteerd, zoals de oprichting van een monitoringcomité in 2010 en een versterkte monitoring van de begrotingsuitvoering in 2012. Er is echter geen significante vooruitgang geboekt om het budgettaire kader aan te passen teneinde ervoor te zorgen dat de budgettaire doelstellingen bindend zijn op federaal en subfederaal niveau, en de transparantie van de lastendeling en de verantwoordingsplicht voor alle overheidniveaus te vergroten.

(10)

Dit leidt tot de conclusie dat de reactie van België op de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 onvoldoende is geweest. België heeft uiterlijk 2012 geen einde gemaakt aan zijn buitensporig tekort. De budgettaire inspanning voldoet op significante wijze niet aan hetgeen door de Raad is aanbevolen en was in 2011 zelfs geheel afwezig.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

België heeft geen effectief gevolg gegeven aan de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

M. NOONAN


(1)  PB L 209 van 02.08.1997, blz. 6.

(2)  PB L 125 van 21.5.2010, blz. 34. Alle documenten betreffende de buitensporigtekortprocedure van België zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/deficit/countries/belgium_en.htm


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/87


BESLUIT VAN DE RAAD

van 21 juni 2013

tot aanmaning van België om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

(2013/370/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 9,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

(2)

Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(3)

De Raad heeft op 2 december 2009 op grond van artikel 126, lid 6, VWEU besloten (1) dat in België een buitensporig tekort bestond. De Raad heeft op 2 december 2009 op grond van een aanbeveling van de Commissie een aanbeveling gedaan ("Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009") om uiterlijk 2012 het buitensporige tekort te corrigeren, overeenkomstig artikel 126, lid 7, VWEU en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (2). Om het overheidstekort op geloofwaardige en houdbare wijze onder 3 % van het bbp te brengen, is de Belgische autoriteiten aanbevolen a) de tekortverminderende maatregelen in 2010 ten uitvoer te leggen als gepland in het kader van de ontwerpbegroting voor 2010 en de geplande budgettaire inspanning in 2011 en 2012 te versterken; b) in de periode 2010-2012 een gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van ¾ % van het bbp te realiseren, die ook ertoe moest bijdragen dat de brutoschuldquote van de overheid weer in een bevredigend tempo kon gaan dalen richting de referentiewaarde doordat opnieuw een toereikend primair overschot werd gerealiseerd; c) de maatregelen te bepalen die nodig waren om, als het conjunctuurklimaat dit mogelijk maakte, het buitensporige tekort uiterlijk 2012 te corrigeren en het tekort sneller terug te dringen indien de economische of budgettaire omstandigheden gunstiger uitvielen dan verwacht werd op het tijdstip waarop de btp-aanbevelingen werden gedaan; en d) de monitoringmechanismen te versterken om ervoor te zorgen dat de begrotingsdoelstellingen werden nageleefd. In zijn aanbevelingen heeft de Raad 2 juni 2010 vastgesteld als termijn voor het ondernemen van effectieve actie in overeenstemming met de bepalingen van artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97.

(4)

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 126, lid 8, VWEU heeft de Raad op 21 juni 2013 besloten dat België binnen de in de Aanbeveling van de Raad van 2 december 2009 voorgeschreven termijn geen effectief gevolg aan die aanbeveling had gegeven.

(5)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad wordt bepaald dat indien uit feitelijke gegevens als bedoeld in Verordening (EG) nr. 479/2009 blijkt dat een deelnemende lidstaat een buitensporig tekort niet heeft gecorrigeerd binnen de termijnen die in een aanbeveling op grond van artikel 126, lid 7, VWEU zijn voorgeschreven, de Raad onmiddellijk een besluit neemt op grond van artikel 126, lid 9, VWEU waarbij de lidstaat wordt aangemaand binnen een voorgeschreven termijn maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die de Raad nodig acht om de situatie te verhelpen.

(6)

Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zal het reële bbp in 2013 gelijk blijven en zet de binnenlandse vraag de in 2012 ingezette krimp voort. Terwijl de huishoudelijke consumptie waarschijnlijk zal stagneren, zullen, onder impuls van een economiebreed gebrek aan vertrouwen, een noodlijdende bouwsector, verscherpende kredietvoorwaarden en een industrie met ruime reservecapaciteit, de investeringen naar verwachting dalen. Verwacht wordt dat zowel de private consumptie als de private investeringen pas in tempo zullen toenemen vanaf 2014, wanneer de binnenlandse vraag de voornaamste drijvende kracht achter een reële groei van het bbp met 1,2 % zou worden. Tegen de achtergrond van deze robuustere binnenlandse vraag, wordt aangenomen dat de groei van de invoer met de groei van de uitvoer gelijk zal komen. Dit zou verdere stijgingen van de netto-uitvoer in 2014 beperken, in tegenstelling tot 2013 wanneer positieve groei van de netto buitenlandse vraag naar verwachting zal beletten dat het bbp krimpt.

(7)

Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zal het overheidstekort in 2013 tot 2,9 % van het bbp afnemen. De initiële begroting 2013 mikte op een nominaal tekort van 2,15 % van het bbp. Sinds de opstelling van de begroting zijn de officiële groeiprognoses die aan de begroting ten grondslag liggen (+0,7 %, overeenkomstig de najaarsprognoses 2012 van de Commissiediensten) echter substantieel naar beneden toe herzien, tot 0,2 % in het stabiliteitsprogramma voor 2012-2016 en 0,0 % in de voorjaarsprognoses. De regering heeft de nominale tekortdoelstelling dan ook opgegeven en vervangen door een toezegging om het structurele saldo met 1,0 % van het bbp te verbeteren. In maart 2013 heeft de regering bijkomende maatregelen genomen ten bedrage van 0,2 % van het bbp bovenop de in de initiële begroting 2013 genomen maatregelen ten bedrage van ongeveer 0,75 % van het bbp waarmee in de voorjaarsprognoses 2013 van de Commissiediensten rekening is gehouden. Volgens deze prognoses komt er in 2013 een structurele verbetering van ¾ % van het bbp, waaronder een bijdrage van ¼ procentpunt van lagere rente-uitgaven.

(8)

Bij ongewijzigd beleid zal volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de Commissiediensten het tekort in 2014 opnieuw boven de referentiewaarde stijgen, tot 3,1 % van het bbp, ondanks het feit dat de verwachte groei boven het potentiële groeicijfer ligt. Deze nieuwe stijging is toe te schrijven aan de autonome stijgende trend van de sociale transfers en het feit dat de begroting 2013 ten bedrage van ongeveer 0,4 % van het bbp ook eenmalige en tijdelijke ontvangsten omvatte, zoals een fiscale amnestie, de verkoop van telecomvergunningen en een uitzonderlijk hoog dividend van de Nationale Bank van België.

(9)

De overheidsschuld is gestegen van 84 % van het bbp in 2007 tot bijna 100 % van het bbp in 2012. De dynamiek van het tekort en van het bbp maken ongeveer 6,5 procentpunt van de stijging uit, terwijl exogene factoren, voornamelijk in verband met reddingsoperaties in de financiële sector in de vorm van aandelenkapitaalinjecties, ongeveer 9 procentpunt bedragen. Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de diensten van de Commissie zal de overheidsschuld in 2014 tot meer dan 102 % van het bbp toenemen. De regering is voornemens financiële activa te verkopen om de schuld onder 100 % van het bbp te houden in 2013. In dit verband heeft de regering onlangs de verkoop van Royal Park Investment (het in de context van de redding van Fortis gecreëerde special purpose vehicle) aangekondigd, die het schuldniveau met 0,2 % van het bbp zou verminderen.

(10)

Volgens het Fiscal Sustainability Report 2012 van de Europese Commissie dreigt de Belgische begroting op korte termijn niet onder druk te komen staan. Op middellange tot lange termijn zijn de risico's van budgettaire houdbaarheid echter hoog. In België gaat van de vergrijzing een veel groter langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is. Dit komt vooral doordat de pensioenuitgaven als percentage van het bbp de komende decennia snel zullen stijgen. Hoewel de pensioenhervorming van december 2011 een belangrijke positieve stap was, lijken bijkomende maatregelen noodzakelijk om de openbare financiën op lange termijn weer volledig houdbaar te maken.

(11)

In het kader van de initiële begroting 2013 en de begrotingscontrole van maart 2013 genomen maatregelen zullen naar momenteel verwacht wordt het tekort onder 3 % van het bbp brengen in 2013. Volgens de voorjaarsprognoses 2013 van de Commissiediensten is de veiligheidsmarge tegen het overtreden van de referentiewaarde van het Verdrag zeer nauw. Bovendien is de correctie momenteel nog niet houdbaar.

(12)

Tegen de achtergrond van grote onzekerheden betreffende economische en budgettaire ontwikkelingen moet de begrotingsdoelstelling die wordt aanbevolen voor het laatste jaar van de correctieperiode op een niveau duidelijk onder de referentiewaarde worden vastgesteld om een effectieve en blijvende correctie binnen de gevraagde termijn te waarborgen.

(13)

Bijgevolg is een verdere vermindering van het tekort van 2013 tot 2,7 % van het bbp gerechtvaardigd, die overeenstemt met een structurele verbetering met 1 % van het bbp in 2013. Daartoe worden, mede gelet op mogelijke negatieve tweederonde-effecten, bijkomende maatregelen met een geraamde impact van ¼ % van het bbp noodzakelijk geacht.

(14)

België heeft zich er in zijn stabiliteitsprogramma voor 2012-2016 toe verbonden een in structurele termen evenwichtige begroting te bereiken in 2015, alvorens zijn middellangetermijnbegrotingsdoelstelling (MTD) van een surplus van 0,75 % van het bbp in structurele termen te bereiken in 2016. Na de indiening van het stabiliteitsprogramma voor 2012-2016 hebben de Belgische autoriteiten vervolgens in een aan de Commissie gezonden brief van 28 mei 2013 toegezegd een grotere budgettaire inspanning van ¾ % van het bbp na te streven in 2014. Mede gelet op het hoge schuldniveau is dit een passende inspanning die zal voldoen aan de schuldverminderingsbenchmark. Na 2016 moet België voldoende vooruitgang richting zijnMTD, daaronder begrepen het voldoen aan de uitgavenbenchmark, en richting de naleving van de schuldverminderingsbenchmark blijven maken.

(15)

Voorts moet België de houdbaarheid op lange termijn van de pensioen- en socialezekerheidsstelsels versterken. In dit verband zijn bijkomende inspanningen nodig om het verschil tussen de feitelijke en de wettelijke pensioenleeftijd te dichten, terwijl maatregelen om de wettelijke pensioenleeftijd aan de ontwikkelingen inzake de levensverwachting te koppelen het mogelijk zouden maken de houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn te waarborgen.

(16)

Bovendien moet België expliciete coördinatieregelingen treffen om ervoor te zorgen dat de budgettaire doelstellingen binnen een middellangetermijnplanningsperspectief op het federale niveau en de subfederale niveaus bindend zijn, daaronder begrepen door de onmiddellijke vaststelling van een regel betreffende het saldo/surplus van de algemene overheidsbegroting die voldoet aan de vereisten van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie.

(17)

Ten slotte is het, om het welslagen van de budgettaire consolidatiestrategie te garanderen, eveneens belangrijk, overeenkomstig de in de context van het Europees semester tot België gerichte aanbevelingen van de Raad en met name die welke op de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden betrekking hebben, de budgettaire consolidatie met omvattende structurele hervormingen te ondersteunen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   België maakt uiterlijk 2013 een einde aan de huidige situatie van buitensporig tekort.

2.   België vermindert het nominale tekort tot 2,7 % van het bbp in 2013. Deze nominale verbetering stemt, op basis van de voorjaarsprognoses 2013 van de Commissiediensten, overeen met een verbetering van het structurele saldo met 1 % van het bbp in 2013.

3.   België neemt en geeft volledig uitvoering aan alle consolidatiemaatregelen die zijn opgenomen in de begroting 2013 alsook bijkomende maatregelen van structurele aard om de aanbevolen structurele inspanning voor 2013 te volbrengen.

4.   België staat klaar om, mochten risico's voor de begrotingsplannen werkelijkheid worden, verdere maatregelen te nemen. De budgettaire consolidatiemaatregelen moeten een blijvende verbetering van het structurele saldo van de overheid op groeivriendelijke wijze waarborgen.

Artikel 2

1.   België dient uiterlijk 21 september 2013 een verslag in bij de Commissie over de maatregelen die werden getroffen om zich naar dit besluit te voegen. De Commissie zal aan de hand van dit verslag nagaan welke vooruitgang is geboekt om het buitensporige tekort te corrigeren.

2.   België dient verder driemaandelijks bij de Commissie verslagen in waarin wordt nagegaan welke vooruitgang is geboekt om aan dit besluit te voldoen.

3.   België dient uiterlijk 31 december 2013 een verslag in betreffende de voorgenomen uitvoering van de eerste aanbeveling die uit hoofde van het Europees semester is gedaan betreffende het treffen van expliciete coördinatieregelingen om ervoor te zorgen dat de budgettaire doelstellingen binnen een middellangetermijnplanningsperspectief op het federale niveau en de subfederale niveaus bindend zijn.

4.   België dient structurele maatregelen voor 2014 in die een houdbare correctie van het buitensporig tekort en passende vooruitgang richting zijn middellangetermijndoelstelling garanderen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

M. NOONAN


(1)  PB L 125 van 21.5.2010, blz. 34. Alle documenten betreffende de buitensporigtekortprocedure van België zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/deficit/countries/belgium_en.htm

(2)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/90


BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 juli 2013

houdende benoeming van een Nederlands lid en een Nederlandse plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

(2013/371/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Nederlandse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 en 18 januari 2010 heeft de Raad de Besluiten 2009/1014/EU (1) en 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld.

(2)

Een zetel van lid van het Comité van de Regio’s is vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van mevrouw Annemieke TRAAG.

(3)

Een zetel van plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s zal vrijkomen door de benoeming van de heer Rogier van der SANDE tot lid van het Comité van de Regio’s,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen benoemd voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015:

a)

als lid:

de heer Rogier van der SANDE, member of the Executive Council of the Province of Zuid-Holland

alsmede

b)

als plaatsvervanger:

mevrouw Annemieke TRAAG, member of the Executive Council of the Province of Gelderland.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

R. ŠADŽIUS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.

(2)  PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


III Andere handelingen

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/91


BESCHIKKING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 438/12/COL

van 28 november 2012

houdende de zesentachtigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,

GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (2), en met name artikel 5, lid 2, onder b), en artikel 24,

Overwegende hetgeen volgt:

Het hoofdstuk in de richtsnoeren staatsteun van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (3) zal op 30 november 2012 verstrijken (4).

Dat hoofdstuk stemt overeen met de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (5) die op 9 oktober 2012 zijn afgelopen (6).

Op 28 september 2012 heeft de Europese Commissie een mededeling goedgekeurd om de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden verder te blijven toepassen totdat deze richtsnoeren worden vervangen door nieuwe regels. (7)

Het bestaande hoofdstuk betreffende reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen dat op 30 november 2012 zal aflopen, moet derhalve worden verlengd ten einde de eenvormige toepassing van de staatssteunregels in de gehele Europese Economische Ruimte te waarborgen.

De Europese Commissie en de EVA-Staten zijn geraadpleegd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de richtsnoeren staatssteun van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt de geldigheid van het hoofdstuk betreffende reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden verlengd totdat dit hoofdstuk wordt vervangen door nieuwe regels.

Artikel 2

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, 28 november 2012.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Oda Helen SLETNES

Voorzitter

Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON

Lid van het College


(1)  Hierna "de EER-Overeenkomst" genoemd.

(2)  Hierna "de Toezichtsovereenkomst" genoemd.

(3)  PB L 97 van 15.4.2005, blz. 41 en EER-Supplement nr. 18 van 15.4.2005, blz. 1.

(4)  Zie punt 90, als verlengd bij Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 433/09/COL van 30.10.2009 houdende de drieënzeventigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van staatssteun, PB L 48 van 25.2.2010, blz. 27 en EER-Supplement nr. 9 van 25.2.2010, blz. 12.

(5)  PB C 244 van 1.10.2004, blz.2.

(6)  Zie punt 102, als verlengd met de mededeling van de Europese Commissie betreffende de verlenging van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, PB C 156 van 9.7.2009, blz. 3.

(7)  PB C 296 van 2.10.2012, blz. 3.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/92


BESCHIKKING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 441/12/COL

van 29 november 2012

betreffende de aanstelling van nieuwe raadadviseur-auditeurs in bepaalde mededingingsprocedures

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GEZIEN het Reglement van orde van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, en met name artikel 15,

GEZIEN Beschikking van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 442/12/COL van 29 november 2012 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures, en met name artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

Om te verzekeren dat mededingingsprocedures doeltreffend verlopen en dat het recht van partijen om te worden gehoord is gegarandeerd in die procedures, dienen één of meer raadadviseur-auditeurs te worden aangesteld.

Het lid van de Autoriteit dat speciaal voor het mededingingsbeleid bevoegd is, kan besluiten dat de ambtenaar van de Autoriteit als raadadviseur-auditeur in die zaak kan blijven functioneren na afloop van haar of zijn dienstverband met de Autoriteit.

Wanneer de raadadviseur-auditeur verhinderd is, worden haar of zijn taken door een andere raadadviseur-auditeur overgenomen. Indien geen van de raadadviseur-auditeurs in staat is haar of zijn taken uit te oefenen, wijst het bevoegde lid van het College een andere bevoegde ambtenaar van de Autoriteit aan die niet bij de desbetreffende zaak is betrokken, om de taken van raadadviseur-auditeur uit te oefenen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Aanstelling van de raadadviseur-auditeurs

1.   Mevr. Clémence Perrin en mevr. Auður Steinarsdóttir, juridisch medewerkers, worden aangesteld tot raadadviseur-auditeur in mededingingsprocedures.

2.   Indien geen van de raadadviseur-auditeurs in staat is haar of zijn taken uit te oefenen, wijst het met het mededingingsbeleid belaste lid van het College een andere bevoegde ambtenaar van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA aan die niet bij de desbetreffende zaak is betrokken, om de taken van raadadviseur-auditeur uit te oefenen.

Artikel 2

Intrekking van eerdere beschikkingen

Beschikking nr. 554/08/COL en Beschikking nr. 7/10/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden bij dezen ingetrokken en het dienstverband van de vroegere raadadviseur-auditeurs wordt beëindigd.

Artikel 3

Kennisgeving

De EVA-Staten en de Europese Commissie worden in kennis gesteld door middel van een afschrift van deze beschikking.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze beschikking wordt van kracht op de dag waarop zij is gegeven.

Gedaan te Brussel, 29 november 2012.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Oda Helen SLETNES

Voorzitter

Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON

Lid van het College


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/93


BESCHIKKING VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 442/12/COL

van 29 november 2012

betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GEZIEN de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-Overeenkomst" genoemd), en met name artikel 55,

GEZIEN de Overeenkomst tussen de EVA-Staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna "de Toezichtsovereenkomst" genoemd), en met name de artikelen 13 en 14, en Protocol nr. 4 daarbij,

GEZIEN artikel 15 van het Reglement van orde van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (hierna "de Autoriteit" genoemd),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het stelsel voor de handhaving van het mededingingsrecht dat is ingesteld bij de EER-Overeenkomst, onderzoekt de Autoriteit zaken en neemt zij beslissingen door middel van administratieve besluiten, welke zijn onderworpen aan rechterlijke toetsing door het EVA-Hof van Justitie.

(2)

De Autoriteit dient haar mededingingsprocedures eerlijk, onpartijdig en objectief te voeren en dient de inachtneming van de procedurele rechten van de betrokken partijen te garanderen, zoals die zijn uiteengezet in hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst), hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (regels betreffende procedures van de Autoriteit op grond van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst), hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (regels betreffende de controle op concentraties van ondernemingen), en hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (tenuitvoerlegging van hoofdstuk IV betreffende de controle op concentraties van ondernemingen), alsmede in de betreffende rechtspraak van het EVA-Hof en het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna "het EU-Hof" genoemd). Met name is het recht van de betrokken partijen om te worden gehoord, een grondrecht dat wordt erkend in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (1).

(3)

Om een daadwerkelijke uitoefening te garanderen van de procedurele rechten van de betrokken partijen, van andere betrokkenen in de zin van artikel 11, onder b), van hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (hierna "andere betrokkenen" genoemd), van klagers in de zin van artikel 7, lid 2, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (hierna "klagers" genoemd) en van andere personen dan de in de artikelen 5 en 11 van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst bedoelde personen en derden in de zin van artikel 11 van hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (hierna "derden" genoemd) die bij mededingingsprocedures zijn betrokken, dient de verantwoordelijkheid voor het beschermen van de inachtneming van die rechten te worden toevertrouwd aan een onafhankelijke persoon met ervaring in mededingingsaangelegenheden die de noodzakelijke integriteit bezit om bij te dragen tot de objectiviteit, transparantie en doeltreffendheid van die procedures.

(4)

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 177/02/COL van 30 oktober 2002 zette het mandaat van de raadadviseur-auditeurss in bepaalde mededingingsprocedures uiteen. Besluit nr. 177/02/COL werd herzien met Beschikking nr. 792/08/COL van 17 december 2008 waarbij bepaalde bevoegdheden op het gebied van mededinging aan de raadadviseur-auditeurs werden gedelegeerd. Thans dient de rol van de raadadviseur-auditeur te worden verduidelijkt en verder versterkt en dient het mandaat van de raadadviseur-auditeur te worden aangepast in het licht van de ontwikkelingen in het EER-mededingingsrecht.

(5)

De functie van raadadviseur-auditeur wordt over het algemeen gezien als een belangrijke bijdrage tot de mededingingsprocedures voor de Autoriteit dankzij de onafhankelijkheid en deskundigheid van de raadadviseur-auditeurs in deze procedures. Om de onafhankelijkheid van de raadadviseur-auditeur ten opzichte van het directoraat Concurrentie en Staatssteun te blijven waarborgen, dient de raadadviseur-auditeur administratief rechtstreeks te ressorteren onder het lid van het College dat in het bijzonder met het mededingingsbeleid is belast.

(6)

De Autoriteit kan, wanneer dat nodig is, één of meer raadadviseur-auditeurs aanstellen. Wanneer de raadadviseur-auditeur meent dat zich bij de uitoefening van zijn functie een belangenconflict aandient, dient hij zijn bemoeienis met de zaak te staken. Indien de raadadviseur-auditeur verhinderd is, dienen zijn taken door een andere raadadviseur-auditeur te worden overgenomen.

(7)

De raadadviseur-auditeur dient te handelen als een onafhankelijke arbiter die kwesties tracht op te lossen die van invloed zijn op de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van de betrokken partijen, andere betrokkenen, klagers of belanghebbende derden in gevallen waarin die kwesties niet konden worden opgelost via voorafgaande contacten met het met het voeren van mededingingprocedures belaste directoraat van de Autoriteit, dat deze procedurele rechten in acht moeten nemen.

(8)

Het mandaat van de raadadviseur-auditeur in mededingingsprocedures dient in mededingingsprocedures op zodanige wijze te worden geregeld dat de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure voor de Autoriteit op grond van de artikelen 53, 54 en 57 van de EER-Overeenkomst gewaarborgd blijft, met name wat betreft het recht te worden gehoord.

(9)

Om deze rol te versterken, dient de raadadviseur-auditeur te worden belast met de bescherming van de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van ondernemingen en ondernemersverenigingen in het kader van de onderzoeksbevoegdheden van de Autoriteit op grond van hoofdstuk V van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst en op grond van artikel 14 van hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, waarbij de Autoriteit de bevoegdheid wordt verleend om ondernemingen en ondernemersverenigingen geldboeten op te leggen. De raadadviseur-auditeur dient ook specifieke taken te krijgen tijdens de onderzoeksfase ten aanzien van een beroep op de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt, het recht om zichzelf niet te belasten, termijnen voor het beantwoorden van besschikkingen waarbij op grond van artikel 18, lid 3, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst inlichtingen worden verlangd, alsmede met betrekking tot het recht van ondernemingen en ondernemersverenigingen die het voorwerp uitmaken van een onderzoeksmaatregel van de Autoriteit op grond van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, om over hun procedurele positie te worden geïnformeerd, meer bepaald of ten aanzien van hen een onderzoek loopt en, zo ja, wat het voorwerp en het doel van dat onderzoek is. Bij het beoordelen van een beroep op het recht zichzelf niet te belasten, kan de raadadviseur-auditeur nagaan of ondernemingen kennelijk ongegrond een beroep op bescherming doen, zulks louter als vertragingsmanoeuvre.

(10)

De raadadviseur-auditeur dient in staat te zijn een geschil beslechtende rol te vervullen bij een beroep op de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt met betrekking tot een document. Daartoe zal de raadadviseur-auditeur, indien de onderneming of ondernemersvereniging die zich hierop beroept, daarmee instemt, de mogelijkheid krijgen het betrokken document te onderzoeken en een passende aanbeveling te doen, onder verwijzing naar de toepasselijke rechtspraak van het EVA-Hof en het EU-Hof.

(11)

De raadadviseur-auditeur dient tot taak te krijgen een besluit te nemen over de vraag of een derde heeft aangetoond voldoende belang te hebben om te worden gehoord. Consumentenverenigingen die verzoeken te worden gehoord, dienen over het algemeen te worden geacht voldoende belang te hebben wanneer de procedure betrekking heeft op producten of diensten voor eindgebruikers dan wel op producten of diensten die een rechtstreeks onderdeel vormen van dergelijke producten of diensten.

(12)

De raadadviseur-auditeur dient te beslissen of klagers en belanghebbende derden tot de zitting worden toegelaten, rekening houdende met de bijdrage die dezen kunnen leveren tot het verduidelijken van de relevante feiten van de zaak.

(13)

Het recht van de betrokken partijen om te worden gehoord voordat een eindbeschikking wordt vastgesteld die hun belangen ongunstig beïnvloedt, wordt gegarandeerd via hun recht om schriftelijk te antwoorden op het voorlopige standpunt van de Autoriteit, zoals dat is uiteengezet in de mededeling van punten van bezwaar, en hun recht om, indien zij daarom verzoeken, hun argumenten nader toe te lichten tijdens de hoorzitting. Om deze rechten daadwerkelijk te kunnen uitoefenen, hebben partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, recht op toegang tot het onderzoeksdossier van de Autoriteit.

(14)

Ter waarborging van de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van verdediging van partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, dient de raadadviseur-auditeur tot taak te hebben ervoor te zorgen dat geschillen tussen de partijen en het directoraat Concurrentie en Staatssteun van de Autoriteit over de toegang tot het dossier of over de bescherming van bedrijfsgevoelige en anderszins vertrouwelijke informatie worden beslecht. In uitzonderlijke omstandigheden kan de raadadviseur-auditeur de termijn waarbinnen een adressaat van een mededeling van punten van bezwaar op die mededeling dient te reageren, opschorten totdat een geschil over de toegang tot het dossier is beslecht, indien de adressaat niet in staat zou zijn om binnen de toegestane termijn te antwoorden en indien een verlenging van de antwoordtermijn op dat tijdstip geen geschikte oplossing is.

(15)

Om de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten te waarborgen, met inachtneming van het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid, dient de raadadviseur-auditeur, in voorkomend geval, de mogelijkheid te hebben om specifieke maatregelen te gelasten met betrekking tot de toegang tot het dossier van de Autoriteit. Met name dient de raadadviseur-auditeur de bevoegdheid te hebben te besluiten dat de partij die om toegang tot het dossier verzoekt, beperkte toegang krijgt tot delen van het dossier, door bijvoorbeeld het aantal of de categorie personen die toegang krijgen, te beperken of door het gebruik van de gegevens waartoe toegang wordt verleend, te beperken.

(16)

De raadadviseur-auditeur dient tot taak te hebben een besluit te nemen over verzoeken om verlenging van de termijnen die zijn vastgesteld voor het beantwoorden van een mededeling van punten van bezwaar, van een aanvullende mededeling van punten van bezwaar of een "letter of facts", dan wel van termijnen waarbinnen andere betrokkenen, klagers of belanghebbende derden opmerkingen kunnen maken, ingeval hierover geen overeenstemming tussen die persoon en directoraat Concurrentie en Staatssteun wordt bereikt.

(17)

De raadadviseur-auditeur dient bij te dragen tot het doelmatige verloop van hoorzittingen, door met name alle passende voorbereidende maatregelen te nemen, onder meer door tijdig vóór de hoorzitting een voorlopige lijst van deelnemers en een voorlopige agenda te verzenden.

(18)

De hoorzitting biedt de partijen tot wie de Autoriteit een mededeling van punten van bezwaar heeft gericht, en andere betrokkenen, de mogelijkheid hun recht om te worden gehoord, verder uit te oefenen doordat zij hun standpunt mondeling nader kunnen uiteenzetten voor de Autoriteit, die dient te worden vertegenwoordigd door directoraat Concurrentie en Staatssteun en door andere directoraten die bijdragen aan de verdere uitwerking van een door de Autoriteit te vast te stellen beschikking. De hoorzitting dient een extra mogelijkheid te bieden om te verzekeren dat alle relevante feiten - ongeacht of die gunstig of ongunstig zijn voor de betrokken partijen, daaronder begrepen de feitelijke gegevens met betrekking tot de zwaarte (ernst) en de duur van de eventuele inbreuk - zo veel mogelijk worden opgehelderd. Ook dient de hoorzitting de partijen de mogelijkheid te bieden argumenten aan te voeren ten aanzien van omstandigheden die van belang kunnen zijn bij de eventuele oplegging van geldboeten.

(19)

Met het oog op een doelmatig verloop van hoorzittingen kan de raadadviseur-auditeur de partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, andere betrokkenen, klagers, andere voor de hoorzitting uitgenodigde personen, de directoraten van de Autoriteit, de Europese Commissie en de autoriteiten van de EER-Staten toestaan vragen te stellen tijdens de hoorzitting. De hoorzitting dient niet openbaar te zijn, zodat wordt verzekerd dat alle deelnemers zich vrij kunnen uitdrukken. Daarom dient de tijdens de hoorzitting vrijgegeven informatie niet te worden gebruikt voor andere doeleinden dan de gerechtelijke en/of administratieve procedures met het oog op de toepassing van de artikelen 53 en/of 54 van de EER-Overeenkomst. Wanneer zulks gerechtvaardigd is om bedrijfsgevoelige en anderszins vertrouwelijke informatie te beschermen, dient de raadadviseur-auditeur de mogelijkheid te hebben om personen tijdens een zitting met gesloten deuren te horen.

(20)

Partijen bij de procedure die toezeggingen (verbintenissen) aanbieden overeenkomstig artikel 9 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, alsmede partijen die bereid zijn, overeenkomstig artikel 10 bis van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, een schikkingsprocedure in kartelzaken te voeren, dienen de mogelijkheid te hebben om op de raadadviseur-auditeur een beroep te doen met betrekking tot de daadwerkelijke uitoefening van hun procedurele rechten.

(21)

De raadadviseur-auditeur dient verslag uit te brengen over de eerbiediging van de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten gedurende de gehele mededingingsprocedure. Bovendien dient de raadadviseur-auditeur, naast zijn taak om verslag te doen, ook opmerkingen te kunnen maken over het verdere verloop en de objectiviteit van de procedure, en aldus ertoe bij te dragen dat mededingingsprocedures worden afgesloten op basis van een gedegen beoordeling van alle relevante feiten.

(22)

Besluit nr. 177/02/COL van 30 oktober 2002 en Beschikking nr. 792/08/COL van 17 december 2008 dienen te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ROL, AANSTELLING EN TAKEN VAN DE RAADADVISEUR-AUDITEUR

Artikel 1

De raadadviseur-auditeur

1.   Er zijn één of meer raadadviseur-auditeurs voor mededingingsprocedures, van wie de bevoegdheden en taken in de onderhavige beschikking zijn vastgelegd.

2.   De raadadviseur-auditeur waarborgt de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten tijdens de gehele duur van de mededingingsprocedures voor de Autoriteit voor de toepassing van de artikelen 53, 54 en 57 van de EER-Overeenkomst (hierna "mededingingsprocedures" genoemd).

Artikel 2

Aanstelling, beëindiging van het mandaat en plaatsvervanging

1.   De Autoriteit stelt de raadadviseur-auditeur of de raadadviseur-auditeurs aan. Het aanstellingsbesluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het EER-Supplement daarbij. Onderbreking of beëindiging van het mandaat of overplaatsing van de raadadviseur-auditeur geschiedt bij een met redenen omklede beschikking van de Autoriteit. Die beschikking wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het EER-Supplement daarbij bekendgemaakt.

2.   De raadadviseur-auditeur ressorteert administratief rechtstreeks onder het lid van het College dat in het bijzonder met het mededingingsbeleid is belast (hierna "het bevoegde lid van het College" genoemd).

3.   Wanneer de raadadviseur-auditeur verhinderd is, worden zijn taken door een andere raadadviseur-auditeur overgenomen. Indien geen van de raadadviseur-auditeurs in staat is zijn taken uit te oefenen, wijst het bevoegde lid van het College, in voorkomend geval na raadpleging van de raadadviseur-auditeur, een andere bevoegde ambtenaar van de Autoriteit aan die niet bij de desbetreffende zaak is betrokken, om de taken van de raadadviseur-auditeur uit te oefenen.

4.   In het geval van daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten staakt de raadadviseur-auditeur zijn bemoeienis met een zaak. Lid 3 is van toepassing.

Artikel 3

Werkwijze

1.   Bij de uitoefening van zijn taken handelt de raadadviseur-auditeur onafhankelijk.

2.   Bij de uitoefening van zijn taken houdt de raadadviseur-auditeur rekening met de noodzaak van een daadwerkelijke toepassing van de mededingingsregels in overeenstemming met de geldende EER-wetgeving en de beginselen die door het EVA-Hof en het EU-Hof zijn geformuleerd (2).

3.   Bij de uitoefening van zijn taken heeft de raadadviseur-auditeur toegang tot alle dossiers met betrekking tot mededingingsprocedures.

4.   De raadadviseur-auditeur wordt door de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun van het verloop van de procedure op de hoogte gehouden.

5.   De raadadviseur-auditeur kan over elke aangelegenheid die in het kader van een mededingingsprocedure van de Autoriteit aan de orde komt, opmerkingen indienen bij het bevoegde lid van het College.

6.   Indien de raadadviseur-auditeur aan het bevoegde lid van het College met redenen omklede aanbevelingen doet of besluiten neemt overeenkomstig de onderhavige beschikking, verschaft deze de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun en het directoraat Judirische Zaken en Uitvoerende Diensten van de Autoriteit een afschrift van die documenten.

7.   Iedere kwestie die verband houdt met de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van de betrokken partijen, van andere betrokkenen in de zin van artikel 11, onder b), van hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (hierna "andere betrokkenen" genoemd), van klagers in de zin van artikel 7, lid 2, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (hierna "klagers" genoemd) en van belanghebbende derden in de zin van artikel 5 van de onderhavige beschikking die bij dit soort procedures betrokken zijn, wordt eerst aan de orde gesteld bij het directoraat Concurrentie en Staatssteun. Indien de kwestie niet wordt opgelost, kan deze voor een onafhankelijke toetsing naar de raadadviseur-auditeur worden verwezen. Verzoeken met betrekking tot een maatregel waarvoor een termijn geldt, moeten tijdig, binnen de oorspronkelijke termijn, worden gedaan.

HOOFDSTUK 2

DE ONDERZOEKSFASE

Artikel 4

Procedurele rechten tijdens de onderzoekssfase

1.   De raadadviseur-auditeur waarborgt de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten in het kader van de uitoefening van de onderzoeksbevoegdheden van de Autoriteit op grond van deel V van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst en in procedures die kunnen leiden tot het opleggen van geldboeten op grond van artikel 14 van hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst.

2.   Onverminderd artikel 3, lid 7, heeft de raadadviseur-auditeur met name de volgende taken:

a)

de raadadviseur-auditeur kan door ondernemingen of ondernemersverenigingen worden verzocht stellingen te onderzoeken dat een document dat de Autoriteit verlangt op grond van haar bevoegdheden krachtens de artikelen 18, 20 en 21 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, tijdens inspecties op grond van artikel 13 van hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst of in het kader van onderzoeksmaatregelen in procedures die kunnen leiden tot het opleggen van geldboeten op grond van artikel 14 van hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst en dat voor de Autoriteit werd achtergehouden, valt onder de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt in de zin van de rechtspraak van het EVA-Hof en het EU-Hof. De raadadviseur-auditeur kan deze kwestie alleen in onderzoek nemen indien de onderneming of ondernemersvereniging die de stelling aanvoert, erin toestemt dat de raadadviseur-auditeur de gegevens inziet waarvan wordt gesteld dat deze onder de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt vallen, alsmede daarmee verband houdende documenten die de raadadviseur-auditeur noodzakelijk acht voor zijn onderzoek. Zonder de potentieel onder het vertrouwelijkheidsbeginsel vallende inhoud van de informatie te onthullen, deelt de raadadviseur-auditeur de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun en de betrokken onderneming of ondernemersvereniging zijn voorlopige standpunt mede, en kan hij passende stappen ondernemen om tot een wederzijds aanvaarbare oplossing te komen. Wanneer geen oplossing wordt bereikt, kan de raadadviseur-auditeur een met redenen omklede aanbeveling aan het bevoegde lid van het College doen, zonder de potentieel onder het vertrouwelijkheidsbeginsel vallende inhoud van het document te onthullen. De partij die stelt dat het onder het vertrouwelijkheidsbeginsel vallende inhoud betreft, ontvangt een afschrift van deze aanbeveling;

b)

wanneer de adressaat van een verzoek om inlichtingen op grond van artikel 18, lid 2, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst weigert te antwoorden op een vraag in dat verzoek, zich daarbij beroepend op het recht om zichzelf niet te belasten, zoals dat in de rechtspraak van het EVA-Hof en het EU-Hof is geformuleerd, kan deze, tijdig na de ontvangst van dat verzoek, de kwestie aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. In voorkomend geval, en rekening houdende met de noodzaak om procedures niet nodeloos te vertragen, kan de raadadviseur-auditeur een met redenen omklede aanbeveling doen over de vraag of het recht om zichzelf niet te belasten van toepassing is, en kan hij de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun in kennis stellen van de bereikte conclusies, die in aanmerking dienen te worden genomen ingeval vervolgens een beschikking op grond van artikel 18, lid 3, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst wordt vastgesteld. De adressaat van dat verzoek ontvangt een afschrift van deze met redenen omklede aanbeveling;

c)

wanneer de adressaat van een beschikking waarbij op grond van artikel 18, lid 3, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst inlichtingen worden verlangd, van mening is dat de gestelde antwoordtermijn te kort is, kan hij deze kwestie, tijdig vóór het verstrijken van de oorspronkelijk gestelde termijn, aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. De raadadviseur-auditeur neemt een besluit of een verlenging van de termijn dient te worden toegestaan, rekening houdende met de omvang en complexiteit van het verzoek om inlichtingen en de behoeften van het onderzoek;

d)

ondernemingen of ondernemersverenigingen ten aanzien waarvan een onderzoeksmaatregel van de Autoriteit op grond van hoofdstuk V van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst loopt, hebben het recht over hun procedurele positie te worden geïnformeerd, meer bepaald of ten aanzien van hen een onderzoek loopt en, zo ja, wat het voorwerp en het doel van dat onderzoek is. Indien een onderneming of ondernemersvereniging van mening is dat zij door het directoraat Concurrentie en Staatssteun niet correct over haar procedurele positie is geïnformeerd, kan zij deze kwestie ter beslechting aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. De raadadviseur-auditeur neemt een besluit waarin het directoraat Concurrentie en Staatssteun wordt gelast de betrokken onderneming of ondernemersvereniging die het verzoek met betrekking tot haar procedurele positie heeft gedaan, te informeren. Dat besluit wordt de onderneming of ondernemersvereniging die het verzoek heeft gedaan, ter kennis gebracht.

HOOFDSTUK 3

VERZOEKEN OM TE WORDEN GEHOORD

Artikel 5

Belanghebbende derden

1.   Verzoeken om te worden gehoord van andere personen dan de in de artikelen 5 en 11 van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst bedoelde personen en derden in de zin van artikel 11 van hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst (hierna "derden" genoemd) worden gedaan overeenkomstig artikel 13, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst en artikel 16 van hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst. Verzoeken worden schriftelijk ingediend en zetten uiteen wat het belang van de verzoeker is bij de uitkomst van de procedure.

2.   De raadadviseur-auditeur besluit, na raadpleging van de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun, of derden dienen te worden gehoord. Bij de beoordeling of een derde kan aantonen dat hij voldoende belang heeft, houdt de raadadviseur-auditeur rekening met de vraag of en in welke mate de verzoeker voldoende geraakt wordt door de gedraging waarop de mededingingsprocedure betrekking heeft, dan wel of de verzoeker voldoet aan de voorwaarden van artikel 18, lid 4, van hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst.

3.   Wanneer de raadadviseur-auditeur van oordeel is dat een verzoeker niet heeft kunnen aantonen dat hij voldoende belang heeft te worden gehoord, stelt hij de verzoeker schriftelijk in kennis van de redenen daarvoor. Een termijn wordt bepaald waarbinnen de verzoeker zijn standpunt schriftelijk kenbaar kan maken. Indien de verzoeker zijn standpunt schriftelijk kenbaar maakt binnen de door de raadadviseur-auditeur gestelde termijn en die schriftelijke opmerkingen niet tot een andere beoordeling leiden, wordt die conclusie vastgelegd in een met redenen omkleed besluit waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de verzoeker.

4.   De raadadviseur-auditeur deelt de partijen bij mededingingsprocedures vanaf de inleiding van procedures op grond van artikel 11, lid 6, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst of artikel 6, lid 1, onder c), van hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst de identiteit van de te horen belanghebbende derden mede, tenzij het vrijgeven van die informatie een persoon of onderneming aanzienlijke schade zou toebrengen.

Artikel 6

Recht op een hoorzitting; deelname van klagers en derden aan de hoorzitting

1.   Op verzoek van de partijen tot wie de Autoriteit een mededeling van punten van bezwaar heeft gericht of van andere betrokkenen, organiseert de raadadviseur-auditeur een hoorzitting zodat zij hun schriftelijke standpunten nader kunnen toelichten.

2.   De raadadviseur-auditeur kan, in voorkomend geval en na raadpleging van de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun, besluiten om klagers en belanghebbende derden in de zin van artikel 5 in de gelegenheid te stellen hun standpunt kenbaar te maken op de hoorzitting van de partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, mits dezen in hun schriftelijke opmerkingen hierom verzoeken. De raadadviseur-auditeur kan ook vertegenwoordigers van mededingingsautoriteiten uit derde landen uitnodigen om als waarnemers deel te nemen aan de hoorzittingen.

HOOFDSTUK 4

TOEGANG TOT HET DOSSIER, VERTROUWELIJKHEID EN BEDRIJFSGEVOELIGE INFORMATIE

Artikel 7

Toegang tot het dossier en toegang tot documenten en gegevens

1.   Wanneer een partij die van haar recht op toegang tot het dossier heeft gebruikgemaakt, redenen heeft om aan te nemen dat de Autoriteit documenten in haar bezit heeft die niet jegens deze partij zijn vrijgegeven, en dat deze documenten noodzakelijk zijn om het recht te worden gehoord naar behoren te kunnen uitoefenen, kan deze partij bij de raadadviseur-auditeur een met redenen omkleed verzoek indienen om toegang te krijgen tot deze documenten, onverminderd artikel 3, lid 7.

2.   Onverminderd artikel 3, lid 7, kunnen andere betrokkenen, klagers en belanghebbende derden in de zin van artikel 5 bij de raadadviseur-auditeur een met redenen omkleed verzoek indienen in de hierna genoemde omstandigheden:

a)

andere betrokkenen die redenen hebben om aan te nemen dat zij niet in kennis zijn gesteld van de bezwaren die, overeenkomstig artikel 13, lid 2, van hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, tot de aanmeldende partijen zijn gericht;

b)

een klager die door de Autoriteit in kennis is gesteld van haar voornemen om een klacht overeenkomstig artikel 7, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst af te wijzen en die redenen heeft om aan te nemen dat de Autoriteit documenten in haar bezit heeft die niet jegens deze partij zijn vrijgegeven, en dat deze documenten noodzakelijk zijn om het recht te worden gehoord naar behoren te kunnen uitoefenen, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst;

c)

een klager die van mening is dat hij geen afschrift heeft ontvangen van de niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar in de zin van artikel 6, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst of dat die niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar niet zodanig is geredigeerd dat hij in staat is om zijn rechten daadwerkelijk uit te oefenen, met uitzondering van gevallen waarin de schikkingsprocedure van toepassing is;

d)

een belanghebbende derde in de zin van artikel 5 van de onderhavige beschikking die redenen heeft om aan te nemen dat hij niet, overeenkomstig artikel 13, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst en artikel 16, lid 1, van hoofdstuk V van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, in kennis is gesteld van de aard en het onderwerp van een procedure. Hetzelfde geldt voor een klager die, in een zaak waarin de schikkingsprocedure van toepassing is, redenen heeft om aan te nemen dat hij niet overeenkomstig artikel 6, lid 1, van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst in kennis is gesteld van de aard en het onderwerp van de procedure.

3.   De raadadviseur-auditeur neemt een met redenen omkleed besluit over een verzoek dat op grond van lid 1 of lid 2 tot hem wordt gericht, en deelt dit besluit mede aan de persoon die het verzoek heeft gedaan, en aan iedere andere persoon die bij de procedure is betrokken.

Artikel 8

Bedrijfsgevoelige en anderszins vertrouwelijke informatie

1.   Wanneer de Autoriteit voornemens is informatie vrij te geven die bedrijfsgevoelige of anderszins vertrouwelijke informatie kan vormen voor een onderneming of een persoon, dienen die onderneming of persoon door het directoraat Concurrentie en Staatssteun schriftelijk in kennis te worden gesteld van dit voornemen en van de redenen daarvoor. Een termijn wordt vastgesteld waarbinnen de betrokken onderneming of persoon schriftelijk opmerkingen kan maken.

2.   Wanneer de betrokken onderneming of persoon bezwaar maakt tegen het vrijgeven van de informatie, kan deze kwestie aan de raadadviseur-auditeur worden voorgelegd. Indien de raadadviseur-auditeur tot de conclusie komt dat de informatie kan worden vrijgegeven omdat deze geen bedrijfsgevoelige of anderszins vertrouwelijke informatie vormt of omdat er een hoger belang is bij het vrijgeven van die informatie, dient die conclusie te worden geformuleerd in een met redenen omkleed besluit waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de betrokken onderneming of persoon. In dat besluit wordt vermeld vanaf welke datum de informatie wordt vrijgegeven. Dit mag niet eerder geschieden dan één week na de datum van kennisgeving.

3.   De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op het vrijgeven van informatie door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie en het EER-Supplement daarbij.

4.   Wanneer zulks passend is om een evenwicht te bereiken tussen de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van verdediging van een partij en een rechtmatig belang van vertrouwelijkheid, kan de raadadviseur-auditeur besluiten dat delen van het dossier die onmisbaar zijn voor de uitoefening van de rechten van verdediging van die partij, op beperkte wijze toegankelijk worden gemaakt voor de partij die om toegang tot het dossier verzoekt, op nader door de raadadviseur-auditeur te bepalen concrete voorwaarden.

HOOFDSTUK 5

VERLENGING VAN TERMIJNEN

Artikel 9

Verzoeken om verlenging van termijnen

1.   Indien een adressaat van een mededeling van punten van bezwaar van mening is dat de voor het beantwoorden van die mededeling van punten van bezwaar gestelde termijn te kort is, kan deze om een verlenging van die termijn verzoeken door middel van een aan de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun te richten met redenen omkleed verzoek. Dit verzoek moet tijdig worden gedaan vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn in procedures op grond van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst en ten minste vijf werkdagen vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn in procedures op grond van artikel 57 van de EER-Overeenkomst. Indien dat verzoek niet wordt gehonoreerd of indien de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar die het verzoek doet, het niet eens is met de duur van de termijnverlenging, kan deze de kwestie vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn ter toetsing aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. Nadat de raadadviseur-auditeur de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun heeft gehoord, neemt hij een besluit over de vraag of een verlenging van de termijn noodzakelijk is om de adressaat van een mededeling van punten van bezwaar in staat te stellen om zijn recht te worden gehoord daadwerkelijk uit te oefenen, daarbij rekening houdende met de noodzaak om een nodeloze vertraging van de procedure te vermijden. In procedures op grond van de artikelen 53 en 54 van de EER-Overeenkomst neemt de raadadviseur-auditeur onder meer de volgende elementen in aanmerking:

a)

de omvang en de complexiteit van het dossier;

b)

de vraag of de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar die het verzoek doet, voordien toegang tot de informatie heeft gehad;

c)

eventuele andere objectieve obstakels waarmee de adressaat van de mededeling van punten van bezwaar die het verzoek doet, wordt geconfronteerd om zijn opmerkingen te kunnen maken.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), kunnen het aantal inbreuken, de mogelijke duur van de inbreuk of inbreuken, de omvang van de documenten en het aantal ervan, en de omvang en de complexiteit van studies van deskundigen bij de beoordeling in aanmerking worden genomen.

2.   Indien andere betrokkenen, een klager of een belanghebbende derde in de zin van artikel 5 van mening zijn dat de termijn om hun standpunt kenbaar te maken, te kort is, kunnen dezen om een verlenging van die termijn verzoeken door tijdig vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn een met redenen omkleed verzoek aan de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun te richten. Indien dat verzoek niet wordt gehonoreerd of indien de andere betrokkene, klager of belanghebbende derde het met dit besluit niet eens is, kan deze de kwestie ter toetsing aan de raadadviseur-auditeur voorleggen. Nadat de raadadviseur-auditeur de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun heeft gehoord, neemt hij een besluit over de vraag of een verlenging van de termijn dient te worden toegestaan.

HOOFDSTUK 6

DE HOORZITTING

Artikel 10

Organisatie en functie

1.   De raadadviseur-auditeur organiseert en leidt de hoorzittingen als bedoeld in de uitvoeringsbepalingen van de artikelen 53, 54 en 57 van de EER-Overeenkomst.

2.   De hoorzitting wordt door de raadadviseur-auditeur in volle onafhankelijkheid geleid.

3.   De raadadviseur-auditeur ziet toe op het goede verloop van de hoorzitting en draagt bij tot het objectieve karakter van de hoorzitting en van elk nadien te nemen besluit.

4.   De raadadviseur-auditeur zorgt ervoor dat de hoorzitting aan adressaten van de mededeling van punten van bezwaar, aan andere betrokkenen en aan klagers en belanghebbende derden in de zin van artikel 5 die de tot de hoorzitting zijn toegelaten, voldoende gelegenheid biedt om hun standpunten ten aanzien van de voorlopige bevindingen van de Autoriteit nader uiteen te zetten.

Artikel 11

Voorbereiding van de hoorzitting

1.   De raadadviseur-auditeur is belast met de voorbereiding van de hoorzitting en neemt in dat verband alle passende maatregelen. Met het oog op een goede voorbereiding van de hoorzitting kan de raadadviseur-auditeur, na raadpleging van de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun, de voor de hoorzitting uitgenodigde personen vooraf een lijst verstrekken met vragen waarover zij verzocht worden hun standpunt kenbaar te maken. De raadadviseur-auditeur kan de voor de hoorzitting uitgenodigde personen ook de kernpunten van de discussie mededelen, met name rekening houdende met de feiten en kwesties die de adressaten van een mededeling van punten van bezwaar die om een hoorzitting hebben verzocht, aan de orde willen stellen.

2.   De raadadviseur-auditeur kan daartoe, na raadpleging van de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun, ter voorbereiding van de eigenlijke hoorzitting een bijeenkomst met de voor de hoorzitting uitgenodigde partijen en, in voorkomend geval, de betrokken directoraten van de Autoriteit beleggen.

3.   De raadadviseur-auditeur kan tevens verzoeken vooraf schriftelijk in kennis te worden gesteld van de hoofdlijnen van de verklaringen die de voor de hoorzitting uitgenodigde personen voornemens zijn af te leggen.

4.   De raadadviseur-auditeur kan voor alle voor de hoorzitting uitgenodigde personen een termijn vaststellen voor het indienen van een lijst van deelnemers die namens hen aanwezig zullen zijn. De raadadviseur-auditeur stelt deze lijst tijdig vóór de datum van de hoorzitting beschikbaar aan alle voor de hoorzitting uitgenodigde personen.

Artikel 12

Tijdschema en organisatie

1.   Na raadpleging van de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun stelt de raadadviseur-auditeur de datum, duur en plaats van de hoorzitting vast. Wanneer om uitstel wordt verzocht, neemt de raadadviseur-auditeur een besluit over het al dan niet toestaan daarvan.

2.   De raadadviseur-auditeur neemt een besluit over de vraag of nieuwe stukken tijdens de hoorzitting kunnen worden toegelaten en welke personen namens een partij kunnen worden gehoord.

3.   De raadadviseur-auditeur kan de partijen tot wie een mededeling van punten van bezwaar is gericht, andere betrokkenen, klagers, andere op de hoorzitting uitgenodigde personen, de diensten van de Autoriteit en de autoriteiten van de EER-Staten toestaan vragen te stellen tijdens de hoorzitting. Voor zover het, bij wijze van uitzondering, niet mogelijk blijkt een vraag geheel of ten dele tijdens de hoorzitting te beantwoorden, kan de raadadviseur-auditeur toestaan dat het antwoord binnen een gestelde termijn schriftelijk wordt gegeven. Dat schriftelijke antwoord wordt verspreid onder alle deelnemers aan de hoorzitting, tenzij de raadadviseur-auditeur anderszins beslist, om de rechten van verdediging van een adressaat van een mededeling van punten van bezwaar of om de bedrijfsgevoelige of anderszins vertrouwelijke informatie van een persoon te beschermen.

4.   Voor zover zulks, gelet op de noodzaak het recht om te worden gehoord te waarborgen, dienstig is, kan de raadadviseur-auditeur, na raadpleging van de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun, de betrokken partijen, andere betrokkenen, klagers of belanghebbende derden in de zin van artikel 5 in de gelegenheid stellen na de hoorzitting nadere schriftelijke opmerkingen in te dienen. De raadadviseur-auditeur stelt een termijn vast waarbinnen dergelijke opmerkingen kunnen worden ingediend. De Autoriteit is niet verplicht na deze termijn ingekomen schriftelijke opmerkingen in aanmerking te nemen.

Artikel 13

Bescherming van bedrijfsgevoelige informatie en vertrouwelijkheid tijdens de hoorzitting

Een ieder wordt in de regel gehoord in aanwezigheid van alle overige personen die zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de hoorzitting. De raadadviseur-auditeur kan ook besluiten personen afzonderlijk tijdens een zitting met gesloten deuren te horen, gelet op hun rechtmatige belang bij de bescherming van hun bedrijfsgevoelige en anderszins vertrouwelijke informatie.

HOOFDSTUK 7

TUSSENTIJDS VERSLAG EN HET RECHT OPMERKINGEN TE MAKEN

Artikel 14

Tussentijds verslag en opmerkingen

1.   De raadadviseur-auditeur dient bij het bevoegde lid van het College een tussentijds verslag in over de hoorzitting en over de conclusies die hij daaruit trekt met betrekking tot de eerbiediging van de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten. In dat verslag worden opmerkingen opgenomen over procedurekwesties, onder meer ten aanzien van het volgende:

a)

het vrijgeven van documenten en het verlenen van toegang tot het dossier;

b)

de termijnen voor het beantwoorden van de mededeling van punten van bezwaar;

c)

de inachtneming van het recht te worden gehoord;

d)

het correcte verloop van de hoorzitting.

Een afschrift van het verslag wordt verstrekt aan de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun en aan het directoraat Judirische Zaken en Uitvoerende Diensten.

2.   Naast het in lid 1 bedoelde verslag kan de raadadviseur-auditeur ook opmerkingen maken over het verdere verloop en de onpartijdigheid van de procedure. Daarbij ziet de raadadviseur-auditeur met name erop toe dat bij de opstelling van ontwerp-beschikkingen van de Autoriteit naar behoren rekening wordt gehouden met alle relevante feiten, ongeacht of deze voor de betrokkenen gunstig dan wel ongunstig zijn, alsmede met de feitelijke gegevens die van belang zijn voor de zwaarte en de duur van een eventuele inbreuk. Die opmerkingen kunnen onder meer verband houden met de behoefte aan meer informatie, de intrekking van bepaalde punten van bezwaar, het formuleren van verdere punten van bezwaar, of suggesties voor verdere onderzoeksmaatregelen overeenkomstig deel V van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst.

De directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun, en het directoraat Judirische Zaken en Uitvoerende Diensten worden van die opmerkingen in kennis gesteld.

HOOFDSTUK 8

TOEZEGGINGEN EN SCHIKKINGEN

Artikel 15

Toezeggingen en schikkingen

1.   Partijen bij de procedure die overeenkomstig artikel 9 van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst toezeggingen aanbieden om tegemoet te komen aan de bezwaren die de Autoriteit in haar voorlopige beoordeling jegens hen heeft geformuleerd, kunnen in elk stadium van de procedure van artikel 9 een beroep doen op de raadadviseur-auditeur om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

2.   Partijen bij procedures in kartelzaken die, overeenkomstig artikel 10 bis van hoofdstuk III van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst, gesprekken met het oog op een schikking aangaan, kunnen in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep doen op de raadadviseur-auditeur om te verzekeren dat zij hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

HOOFDSTUK 9

EINDVERSLAG

Artikel 16

Inhoud en toezending vóór de vaststelling van een beschikking

1.   De raadadviseur-auditeur stelt, op grond van de aan het adviescomité voor te leggen ontwerp-beschikking in de betrokken zaak, een schriftelijk eindverslag op in de zin van artikel 14, lid 1 over de eerbiediging van de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure. In dat verslag wordt ook nagegaan of de ontwerp-beschikking uitsluitend punten van bezwaar betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunt kenbaar te maken.

2.   Het eindverslag wordt ingediend bij het bevoegde lid van het College, de directeur van het directoraat Concurrentie en Staatssteun en het directoraat Judirische Zaken en Uitvoerende Diensten. Het wordt ter kennis gebracht van de bevoegde autoriteiten van de EER EVA-Staten en, overeenkomstig de bepalingen inzake samenwerking van Protocol nr. 23 bij de EER-overeenkomst, de Europese Commissie.

Artikel 17

Indiening bij de Autoriteit en bekendmaking

1.   Het eindverslag van de raadadviseur-auditeur wordt, samen met de ontwerp-beschikking, aan de Autoriteit voorgelegd, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit bij het vaststellen van een beschikking in een individuele zaak volledige kennis heeft van alle relevante informatie betreffende het verloop van de procedure, en dat de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten gedurende de gehele procedure is geëerbiedigd.

2.   Het eindverslag kan, voordat de beschikking door de Autoriteit wordt vastgesteld, door de raadadviseur-auditeur worden aangepast in het licht van eventuele wijzigingen aan de ontwerp-beschikking.

3.   De Autoriteit brengt het eindverslag van de raadadviseur-auditeur, samen met de beschikking, ter kennis van de adressaten van de beschikking. Zij maakt het eindverslag van de raadadviseur-auditeur, samen met de beschikking, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en het EER-Supplement daarbij, met inachtneming van het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun bedrijfsgevoelige informatie.

HOOFDSTUK 10

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Intrekking en overgangsbepaling

1.   Besluit nr. 177/02/COL van 30 oktober 2002 en Beschikking nr. 792/08/COL van 17 december 2008 worden ingetrokken.

2.   Reeds op grond van Besluit nr. 177/02/COL van 30 oktober 2002 of Beschikking nr. 792/08/COL van 17 december 2008 ondernomen procedurele stappen blijven van kracht. Ten aanzien van onderzoeksmaatregelen die vóór de inwerkingtreding van de onderhavige beschikking zijn genomen, kan de raadadviseur-auditeur afzien van de uitoefening van zijn bevoegdheden uit hoofde van artikel 4.

In gevallen waarbij de inleiding van de procedure op grond van artikel 11, lid 6, van hoofdstuk II van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst of de inleiding van de procedure op grond van artikel 6, lid 1, onder c), van hoofdstuk IV van Protocol nr. 4 bij de Toezichtsovereenkomst heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de onderhavige beschikking, wordt de onderzoeksfase niet behandeld in het tussentijdse verslag overeenkomstig artikel 14 van de onderhavige beschikking en in het eindverslag overeenkomstig artikel 16, tenzij de raadadviseur-auditeur anderszins besluit.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze beschikking is authentiek in de Engelse taal en treedt in werking op de dag dat zij is vastgesteld. Deze beschikking wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het EER-Supplement daarbij.

Artikel 20

De EVA-Staten worden in kennis gesteld door een afschrift van deze beschikking.

Artikel 21

De Europese Commissie wordt in kennis gesteld door een afschrift van deze beschikking.

Gedaan te Brussel, 29 november 2012.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Oda Helen SLETNES

Voorzitter

Sverrir Haukur GUNNLAUGSSON

Lid van het College


(1)  Zie bijv. arrest van 18 april 2012, zaak E-15/10, Posten Norge AS / Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr. van het EVA-Hof), punten 85 t/m 92.

(2)  Artikel 6 van de EER-Overeenkomst bepaalt: "Onverminderd de toekomstige ontwikkelingen van de jurisprudentie, worden de bepalingen van deze overeenkomst, voor zover zij in essentie gelijk zijn aan de overeenkomstige regels van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de ter uitvoering van die Verdragen aangenomen besluiten, wat de tenuitvoerlegging en toepassing betreft, uitgelegd overeenkomstig de desbetreffende uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen daterende van vóór de ondertekening van deze overeenkomst". Wat de desbetreffende uitspraken van het EU-Hof daterende van na de ondertekening van de EER-Overeenkomst betreft, volgt uit artikel 3, lid 2, van de Toezichtsovereenkomst dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en het EVA-Hof rekening moeten houden met de in die uitspraken vervatte beginselen.


Rectificaties

11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/102


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 513/2013 van de Commissie van 4 juni 2013 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2013 tot onderwerping van de invoer van deze goederen van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China aan registratie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 152 van 5 juni 2013 )

Bladzijde 43, in de bijlage:

in plaats van:

„ChuangZhou EGing Photovoltaic Technology Co., Ltd”,

te lezen:

„Changzhou EGing Photovoltaic Technology Co., Ltd”.

Bladzijde 45, in de bijlage:

in plaats van:

„Nanjing Dago New Energy Co., Ltd”,

te lezen:

„Nanjing Daqo New Energy Co., Ltd”.


11.7.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 190/s3


BERICHT AAN DE LEZER

Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 216/2013 van de Raad van 7 maart 2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie (PB L 69 van 13.3.2013, blz. 1) zal, met ingang van 1 juli 2013, enkel de elektronische editie van het Publicatieblad authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben.

Indien het door onvoorziene en uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de elektronische editie van het Publicatieblad te publiceren, zal de gedrukte editie authentiek zijn en rechtsgevolgen hebben overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 216/2013.