ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.090.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 295/2013 VAN DE RAAD
van 21 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 192/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van polyethyleentereftalaat uit onder meer Taiwan naar aanleiding van een nieuw onderzoek ten behoeve van een „nieuwe exporteur” uit hoofde van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 4,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. GELDENDE MAATREGELEN
(1) |
Verordening (EG) nr. 2604/2000 (2) heeft op grond van artikel 5 van de basisverordening een definitief antidumpingrecht ingesteld op polyethyleentereftalaat uit India, Indonesië, Maleisië, de Republiek Korea, Taiwan en Thailand. |
(2) |
Na een onderzoek bij het vervallen van een maatregel op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening besloot de Raad bij Verordening (EG) nr. 192/2007 (3) dat de bovengenoemde maatregelen moesten worden gehandhaafd. |
(3) |
Bij het bericht dat op 24 februari 2012 in het Publicatieblad van de Europese Unie werd gepubliceerd (4) heeft de Europese Commissie (de „Commissie”) op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening een ander nieuw onderzoek geopend naar de te nemen maatregelen. Dat parallelle onderzoek loopt momenteel nog en zal met een afzonderlijke rechtshandeling worden afgesloten. |
B. HUIDIGE PROCEDURE
1. Verzoek om een nieuw onderzoek
(4) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een „nieuwe exporteur”. Het verzoek werd ingediend door Lealea Enterprise Co., Ltd („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit Taiwan („het betrokken land”). |
(5) |
De indiener van het verzoek beweert het betrokken product niet naar de Unie te hebben uitgevoerd in het onderzoektijdvak, dat wil zeggen in de periode van 1 oktober 1998 tot en met 30 september 1999 („het oorspronkelijke onderzoektijdvak”). |
(6) |
Hij verklaart bovendien dat hij geen banden heeft met een producent-exporteur van het betrokken product waarvoor de bovengenoemde antidumpingmaatregelen gelden. |
(7) |
De indiener van het verzoek beweert voorts dat hij het betrokken product pas na het oorspronkelijke onderzoektijdvak naar de Unie is gaan uitvoeren. |
2. Opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur
(8) |
De Commissie heeft het door de indiener van het verzoek ingediende voorlopige bewijsmateriaal onderzocht en achtte dit toereikend om overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen. Na raadpleging van het Raadgevend Comité en na de betrokken bedrijfstak van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken, heeft de Commissie bij Verordening (EU) nr. 653/2012 (5) een nieuw onderzoek geopend betreffende Verordening (EG) nr. 192/2007 met betrekking tot de indiener van het verzoek. |
(9) |
Bij Verordening (EG) nr. 653/2012 werd het bij Verordening (EG) nr. 192/2007 ingestelde antidumpingrecht op polyethyleentereftalaat ingetrokken voor het betrokken product dat door de indiener van het verzoek wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd werd de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om deze invoer te registreren. |
3. Betrokken product
(10) |
Het betrokken product is polyethyleentereftalaat („PET”) met een viscositeitsgetal van 78 ml/g of meer volgens norm 1628-5 van de Internationale Organisatie voor Normalisatie, momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20, van oorsprong uit Taiwan („het betrokken product”). |
4. Betrokken partijen
(11) |
De Commissie heeft de bedrijfstak van de Unie, de indiener van het verzoek en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te worden gehoord. |
(12) |
De Commissie heeft een antidumpingvragenlijst naar de indiener van het verzoek en de met hem verbonden ondernemingen gestuurd en binnen de vastgestelde termijn een antwoord ontvangen. |
(13) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte om vast te stellen of er sprake is van een nieuwe exporteur en van dumping voor zover mogelijk gecontroleerd. Bovendien zijn er controles ter plaatse uitgevoerd bij de indiener van het verzoek in Taiwan. |
5. Tijdvak van het nieuwe onderzoek
(14) |
Het nieuwe onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2012 (het „tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). |
C. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
1. Behandeling als „nieuwe exporteur”
(15) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de onderneming het betrokken product in het oorspronkelijke onderzoektijdvak niet had uitgevoerd en pas na dat tijdvak met de uitvoer naar de Unie was begonnen. |
(16) |
Hoewel slechts beperkte hoeveelheden werden uitgevoerd, werden ze toch voldoende geacht om een betrouwbare dumpingmarge vast te stellen. De uitvoer volgde een patroon dat, wat de omvang van de zendingen en de omzet per klant betrof, vergelijkbaar was met het gedrag van de indiener van het verzoek op markten van derde landen. |
(17) |
Wat betreft de andere voorwaarden om als nieuwe exporteur te worden erkend, bleek uit het voorgelegde bewijsmateriaal dat de onderneming geen directe of indirecte banden had met een van de Taiwanese producenten-exporteurs die onderworpen zijn aan de bestaande antidumpingmaatregelen met betrekking tot het betrokken product. |
(18) |
Bijgevolg wordt overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening bevestigd dat de onderneming als een „nieuwe exporteur” moet worden beschouwd en een individuele dumpingmarge voor de onderneming moet worden vastgesteld. |
2. Dumping
(19) |
De indiener van het verzoek produceert het betrokken product en verkoopt het op de binnenlandse markt en op exportmarkten. De indiener van het verzoek verkoopt rechtstreeks op alle markten. |
(20) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de verkoop op de binnenlandse markt representatief geacht wanneer de totale omvang ervan minstens 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer naar de Unie. De Commissie heeft vastgesteld dat de indiener van het verzoek één productsoort naar de Unie uitvoerde en dat hij dezelfde productsoort in over het geheel genomen representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkocht. |
(21) |
Bovendien heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening onderzocht of de verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt, die in representatieve hoeveelheden plaatsvindt, kan worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. Aangezien er voldoende verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. |
(22) |
Het betrokken product werd rechtstreeks uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Unie. Daarom werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld, d.w.z. op basis van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijs. |
(23) |
De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek. |
(24) |
Met het oog op een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties voor verzekeringen, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, en kredietkosten toegepast in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd. |
(25) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde prijs van alle uitvoertransacties naar de Unie te vergelijken. Aangezien de uitvoer naar de Unie beperkt was, werden de individuele prijzen bij uitvoer naar de Unie eveneens vergeleken met de gewogen gemiddelde normale waarde tijdens de maanden waarin elke uitvoer plaatsvond. |
(26) |
In beide gevallen, bleek uit die vergelijkingen minimale dumping voor de indiener van het verzoek, die in het TNO naar de Unie heeft uitgevoerd. |
D. WIJZIGING VAN DE ONDERZOCHTE MAATREGELEN
(27) |
De dumpingmarge ten aanzien van de indiener van het verzoek in het TNO was minimaal. Daarom wordt voorgesteld een op de de-minimisdumpingmarge gebaseerd recht van 0 EUR/ton in te stellen en Verordening (EG) nr. 192/2007 dienovereenkomstig te wijzigen. |
E. REGISTRATIE
(28) |
In het licht van deze bevindingen moet de bij Verordening (EU) nr. 653/2012 ingestelde registratie van de invoer worden beëindigd, zonder dat met terugwerkende kracht een antidumpingrecht wordt geheven. |
F. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN EN DUUR VAN DE MAATREGELEN
(29) |
De belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen een antidumpingrecht van 0 EUR/ton in te stellen op het betrokken product dat door de indiener van het verzoek wordt ingevoerd, en Verordening (EG) nr. 192/2007 dienovereenkomstig te wijzigen. Hun opmerkingen werden onderzocht en in aanmerking genomen indien zij gegrond werden geacht. |
(30) |
Dit nieuwe onderzoek is niet van invloed op de datum waarop de bij Verordening (EG) nr. 192/2007 ingestelde maatregelen ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening verstrijken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. In artikel 1, lid 2 van Verordening (EG) nr. 192/2007 wordt de volgende rij toegevoegd aan de tabel van producenten in Taiwan:
Land |
Onderneming |
Antidumpingrecht (EUR/t) |
Aanvullende Taric-code |
„Taiwan |
Lealea Enterprise Co., Ltd |
0 |
A996” |
2. De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie te beëindigen van de invoer van het door Lealea Enterprise Co., Ltd vervaardigde betrokken product van oorsprong uit Taiwan.
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
P. HOGAN
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 301 van 30.11.2000, blz. 21.
(3) PB L 59 van 27.2.2007, blz. 59.
(4) PB C 55 van 24.2.2012, blz. 4.
(5) PB L 188 van 18.7.2012, blz. 8.
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/4 |
VERORDENING (EU) Nr. 296/2013 VAN DE RAAD
van 26 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215, lid 1,
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 329/2007 van de Raad (1) geeft uitvoering aan maatregelen waarin is voorzien bij Besluit 2010/800/GBVB van de Raad van 22 december 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea (2). |
(2) |
Op 18 februari 2013 stelde de Raad Besluit 2013/88/GBVB (3) tot wijziging van Besluit 2010/800/GBVB vast waarin aanvullende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (hierna „Noord-Korea” genoemd) werden vastgesteld door uitvoering te geven aan de aanvullende maatregelen opgelegd bij Resolutie 2087 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) en aan verdere autonome maatregelen van de Unie. |
(3) |
Besluit 2013/88/GBVB omvat een extra criterium voor autonome aanwijzing door de Unie van personen en entiteiten op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn, namelijk personen die, onder meer door de verlening van financiële diensten, betrokken zijn bij de levering naar of uit Noord-Korea van wapens en daarmee samenhangend van alle soorten materieel, of van artikelen, materialen, uitrusting, goederen en technologie die zouden kunnen bijdragen tot programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten. |
(4) |
Voorts verbiedt Besluit 2013/88/GBVB de verkoop, levering en overdracht aan Noord-Korea van bepaalde andere goederen die verband houden met de programma’s van Noord-Korea in verband met massavernietigingswapens, met name inzake ballistische raketten, in het bijzonder van bepaalde soorten aluminium. |
(5) |
Besluit 2013/88/GBVB verbiedt tevens de verkoop, de aankoop, het vervoer of de tussenhandel van goud, edelmetaal en diamanten, aan, van of voor de regering van Noord-Korea en verbiedt de levering van nieuw in Noord-Koreaanse munteenheid gedrukte of geslagen of onuitgegeven bankbiljetten en munten aan of ten behoeve van de centrale bank van Noord-Korea, evenals de verkoop of aankoop van Noord-Koreaanse overheidsobligaties of door de overheid gegarandeerde obligaties. Voorts verduidelijkt Besluit 2013/88/GBVB dat, waar de Raad heeft voorzien in een verbod op financiële diensten, daaronder ook het verlenen van verzekerings- en herverzekeringsdiensten is begrepen. Hiervoor is een technische wijziging van Verordening (EG) nr. 329/2007 noodzakelijk. |
(6) |
Besluit 2013/88/GBVB verbiedt de opening van nieuwe bijkantoren, dochtermaatschappijen of vertegenwoordigingen van Noord-Koreaanse banken op het grondgebied van de lidstaten, het oprichten van nieuwe joint ventures, of het nemen van een eigendomsbelang door Noord-Koreaanse banken, met inbegrip van de centrale bank van Noord-Korea, in banken in het rechtsgebied van de lidstaten. |
(7) |
Overeenkomstig punt 13 van Resolutie 2087 (2013) van de VN-Veiligheidsraad is het voorts noodzakelijk vast te stellen dat geen vorderingen in verband met de uitvoering van een overeenkomst of transactie die onderworpen is aan die maatregelen, worden toegewezen aan de op de lijsten vermelde personen of entiteiten of aan andere personen en entiteiten in Noord-Korea. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 329/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 329/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 1. Er geldt een verbod op:
2. Bijlage I omvat alle artikelen, materialen, uitrusting, goederen en technologieën, met inbegrip van computerprogrammatuur, die goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik zijn als bedoeld in Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (4). Bijlage I bis omvat bepaalde andere artikelen, materialen, uitrusting, goederen en technologieën die zouden kunnen bijdragen aan de programma’s van Noord-Korea in verband met kernwapens, andere massavernietigingswapens of ballistische raketten. Bijlage I ter omvat bepaalde belangrijke componenten voor de sector van de ballistische rakettechnologie. 3. Het is verboden de in de bijlagen I, I bis en I ter bedoelde goederen en technologieën uit Noord-Korea aan te schaffen, in te voeren of te vervoeren, ongeacht of het betrokken artikel van oorsprong is uit Noord-Korea. |
2) |
Artikel 3, lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In de eerste alinea van artikel 3 bis, lid 1, worden de woorden „bijlagen I en I bis” vervangen door de woorden „bijlagen I, I bis en I ter”. |
4) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 4 bis 1. Er geldt een verbod op:
2. Bijlage VII omvat goud, edelmetaal en diamanten die vallen onder de verbodsbepalingen van lid 1. Artikel 4 ter Er geldt een verbod op de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar of ten behoeve van de centrale bank van Noord-Korea van nieuw in Noord-Koreaanse munteenheid gedrukte of onuitgegeven bankbiljetten en munten.” „Artikel 5 bis 1. Voor kredietinstellingen en financiële instellingen die vallen onder artikel 16, is het verboden:
2. Er geldt een verbod op:
|
5) |
Artikel 6, lid 2, wordt vervangen door: „2. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn of onder controle staan van de personen, entiteiten en lichamen die in bijlage V zijn vermeld, worden bevroren. Bijlage V omvat personen, entiteiten en lichamen die niet zijn opgesomd in de bijlage IV en die overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder b), c) en d), van Besluit 2010/800/GBVB van de Raad van 22 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (5) door de Raad zijn geïdentificeerd:
Bijlage V wordt met regelmatige tussenpozen, doch ten minste iedere twaalf maanden opnieuw geëvalueerd. |
6) |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 9 bis Er geldt een verbod op:
Artikel 9 ter 1. Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:
2. De bij deze verordening ingestelde maatregelen worden geacht afbreuk te doen aan de uitvoering van een contract of een transactie, indien het bestaan of de inhoud van de vordering rechtstreeks of zijdelings uit deze maatregelen voorvloeit. 3. In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eiser geleverd. 4. Dit artikel geldt onverminderd het recht van de personen, entiteiten en lichamen die in lid 1 worden genoemd, op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van de contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.”. |
7) |
De vermeldingen van bijlage I bij deze verordening worden toegevoegd aan de bestaande bijlage I bis bij Verordening (EG) nr. 329/2007 na vermelding I.A1.020. |
8) |
De tekst in bijlage II bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage I ter bij Verordening (EG) nr. 329/2007. |
9) |
De tekst in bijlage III bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 329/2007. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
E. GILMORE
(1) PB L 88 van 29.3.2007, blz. 1.
(2) PB L 341 van 23.12.2010, blz. 32.
(3) PB L 46 van 19.2.2013, blz. 28.
(4) PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.”.
(5) PB L 341 van 23.12.2010, blz. 32.”.
BIJLAGE I
„I.A1.021 |
Staallegeringen in de vorm van platen, met een van de volgende kenmerken:
Aantekening: De zinsnede legeringen „geschikt voor” omvat legeringen zowel voor als na warmtebehandeling. Technische aantekening: „Met stikstof gestabiliseerd duplex roestvrij staal” heeft een tweefasenmicrostructuur met korrels ferriet- en austenietstaal waaraan stikstof is toegevoegd om de microstructuur te stabiliseren. |
1C116 1C216 |
||||
I.A1.022 |
Koolstof-koolstofcomposietmateriaal. |
1A002.b.1 |
||||
I.A1.023 |
Nikkellegeringen in onbewerkte vorm of als halffabricaat die 60 gewichtspercenten of meer nikkel bevatten. |
1C002.c.1.a |
||||
I.A1.024 |
Titaanlegeringen in de vorm van platen, „geschikt voor” een treksterkte van 900 MPa of meer bij 293 K (20 °C). Aantekening: De zinsnede legeringen „geschikt voor” omvat legeringen zowel voor als na warmtebehandeling. |
1C002.b.3” |
BIJLAGE II
„BIJLAGE I ter
Goederen bedoeld in artikel 2, lid 2, derde alinea
7601 |
Ruw aluminium |
7602 |
Resten en afval van aluminium |
7603 |
Poeder en schilfers van aluminium |
7604 |
Staven en profielen van aluminium |
7605 |
Draad van aluminium |
7606 |
Platen, bladen en strippen van aluminium, met een dikte van meer dan 0,2 mm |
7608 |
Buizen en pijpen van aluminium |
7609 |
Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van aluminium |
7614 |
Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit” |
BIJLAGE III
„BIJLAGE VII
Lijst van goud, edelmetaal en diamant als bedoeld in artikel 4 bis
GS-code |
Omschrijving |
7102 |
Diamant, ook indien bewerkt, doch niet gevat noch gezet |
7106 |
Zilver (verguld zilver en geplatineerd zilver daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm |
7108 |
Goud (geplatineerd goud daaronder begrepen), onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm |
7109 |
Onedele metalen en zilver, geplateerd met goud, onbewerkt of halfbewerkt |
7110 |
Platina, onbewerkt, halfbewerkt of in poedervorm |
7111 |
Onedele metalen, zilver en goud, geplateerd met platina, onbewerkt of halfbewerkt |
7112 |
Resten en afval, van edele metalen of van metalen geplateerd met edele metalen; andere resten en afval, bevattende edele metalen of verbindingen van edele metalen, van de soort hoofdzakelijk gebruikt voor het terugwinnen van edele metalen” |
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/10 |
VERORDENING (EU) Nr. 297/2013 VAN DE RAAD
van 27 maart 2013
tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 44/2012, (EU) nr. 39/2013 en (EU) nr. 40/2013 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1) moeten, met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies en met name van de verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), en van eventuele adviezen van regionale adviesraden, maatregelen van de Unie inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden vastgesteld. |
(2) |
De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen, inclusief bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten per bestand of per visserij geniet en dat hierbij de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid in acht worden genomen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2371/2002. |
(3) |
Bij Verordening (EU) nr. 44/2012 (2), heeft de Raad de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren voor 2012 vastgelegd. Bij Verordeningen (EU) nr. 39/2013 (3) en (EU) nr. 40/2013 (4), heeft de Raad de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld welke in EU-wateren en voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, van toepassing zijn voor 2013. |
(4) |
In Verordening (EU) nr. 39/2013, komt het gepast voor dat de speciale voorwaarde voor het bepalen van de vangstmogelijkheden op horsmakreel in de gebieden VIIIc en IX wordt verduidelijkt. |
(5) |
In 2012 heeft de Unie de beschikking gekregen over extra vangstmogelijkheden voor Groenlandse heilbot in NAFO 3LMNO als gevolg van een overdracht van quota tussen de Unie en andere partijen die zijn aangesloten bij de Visserijorganisatie voor het noordwestelijke deel van de Atlantische Oceaan (NAFO: Northwest Atlantic Fisheries Organisation). Bijgevolg moet voor het jaar 2012, met ingang van 1 januari 2012, bijlage IC bij Verordening (EU) nr. 44/2012 worden gewijzigd om deze nieuwe vangstmogelijkheden weer te geven. Deze wijzigingen hebben uitsluitend betrekking op het jaar 2012 en laten het beginsel van relatieve stabiliteit onverlet. |
(6) |
De vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen en Noorse vaartuigen, alsmede de voorwaarden waartegen beide partijen toegang tot de visbestanden in elkaars wateren krijgen, worden jaarlijks bepaald ingevolge het overleg over de visserijrechten dat overeenkomstig de bilaterale overeenkomsten inzake visserij met Noorwegen is vastgesteld (5). In afwachting van de afronding van dat overleg over de overeenkomst voor 2013 zijn bij Verordening (EU) nr. 40/2013 voorlopige vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden vastgesteld. Op 18 januari 2013 was het overleg met Noorwegen afgerond. Het komt passend voor datVerordening (EU) nr. 40/2013 dienovereenkomstig wordt gewijzigd. |
(7) |
De vangstbeperkingen op zandspiering in de gebieden IIIa van de International Council for the Exploration of the Sea (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee) (ICES) en in de EU-wateren van ICES-gebieden IIa en IV zijn voorlopig vastgelegd in Bijlage IA van de Verordening (EU) nr. 40/2013.In februari 2013 heeft het ICESwetenschappelijk advies uitgebracht over het bestand zandspiering in de EU-wateren van de ICES-sectoren IIa en IIIa en in ICES-deelgebied IV. Volgens dat advies moeten de vangstbeperkingen voor de beheersgebieden 1 en 2 worden vastgesteld op respectievelijk 224 544 en 17 544 ton. Voor beheersgebied 3 adviseert het ICES een vangstbeperking van in totaal 78 331 ton. Aangezien beheersgebied 3 zowel de vangsten in de EU-wateren als de vangsten in de Noorse wateren bestrijkt, dient de door de Unie vastgestelde vangstbeperking voor dit gebied te worden vastgesteld op ten hoogste 40 000 ton. Voor de beheersgebieden 4 en 6 waren de aan het ICES verstrekte vangst- en enquêtegegevens ontoereikend om een leeftijdsgebaseerde evaluatie te kunnen verrichten. Daarom is het passend om, naar analogie met de aanpak die in soortgelijke omstandigheden voor andere bestanden is gevolgd, de vangstbeperkingen in de beheersgebieden 4 en 6 vast te stellen op respectievelijk 4 000 en 336 ton, hetgeen neerkomt op een vermindering van de vangstbeperkingen met 20% in vergelijking met de vangstbeperkingen in 2012 in deze gebieden. Overeenkomstig het advies van het ICES is het passend om de vangstbeperkingen voor de beheersgebieden 5 en 7 vast te stellen op nul. Gezien zandspiering een bestand is dat wordt gedeeld met Noorwegen en gezien de beschikbaarheid van zandspiering in de Uniewateren in 2013, is het aangewezen om een uitwisseling van quota met Noorwegen te voorzien. Bijgevolg moet het aantal ton van het aandeel van de totale toegestane vangst (TAC: total allowable catch) van de Unie dat wordt toegekend aan Noorwegen, worden vastgesteld op 22 450 ton zandspiering in beheersgebied 1 in ruil voor 1 769 ton kabeljauw uit het noorden van Noorwegen, 131 ton schelvis uit het noorden van Noorwegen, 250 ton schol en 95 ton leng in de Noordzee. Bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 40/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Tijdens de van 2 tot 9 december 2012 in Manilla gehouden negende jaarlijkse vergadering van de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC: Western and Central Pacific Fisheries Commission) zijn op het gebied van de beperkingen van visserij-inspanningen nieuwe instandhoudings- en beheersmaatregelen vastgesteld voor grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn, net als maatregelen voor het gesloten gebied voor de visserij met visconcentratievoorzieningen (FAD's - fish aggregating devices). De WCPFC heeft ook een akkoord bereikt over beheersmaatregelen voor het gebied waar de bevoegdheid van de WCPFC en die van de Interamerikaanse Commissie voor Tropische Tonijn (IATTC: Inter-American Tropical Tuna Commission) elkaar overlappen. Overeenkomstig deze maatregelen moeten de in het register van beide organisaties ingeschreven EU-vaartuigen alleen de in Verordening (EU) nr. 40/2013 opgenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen van de IATTC in acht nemen wanneer zij in dit overlappende gebied vissen. Die door de WCPFC vastgestelde maatregelen moeten in EU-recht worden omgezet. |
(9) |
Krachtens de bepalingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT: International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas) inzake de instandhouding van zwaardvis mag de Unie tot 200 ton van haar in het Noord-Atlantische beheersgebied bovengehaalde zwaardvisvangsten afboeken van het nog onbenutte deel van haar zwaardvisquotum voor het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Omgekeerd mag de Unie bovendien tot 200 ton van haar in het Zuid-Atlantische beheersgebied bovengehaalde zwaardvisvangsten afboeken van het nog onbenutte deel van haar zwaardvisquotum voor het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan. Deze bepalingen moeten in het EU-recht worden omgezet. |
(10) |
Tijdens haar in 2013 gehouden eerste jaarlijkse vergadering heeft de Regionale Organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO: South Pacific Regional Fisheries Management Organisation) een totale toegestane vangst (TAC: total allowable catch) voor Chileense horsmakreel vastgelegd, met inbegrip van een wijziging van de desbetreffende rapportage door deze visserij, alsmede inspanningsbeperkingen voor de pelagische en de bodemvisserij. Deze bepalingen moeten in EU-recht worden omgezet. |
(11) |
De Verordeningen (EU) nr. 39/2013 en (EU) nr. 40/2013 zijn doorgaans van toepassing met ingang van 1 januari 2013. De in de onderhavige verordening vastgestelde wijzigingen van die verordeningen dienen eveneens van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2013. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, aangezien de betrokken vangstmogelijkheden voor het merendeel nog niet zijn opgebruikt. De wijziging aan Verordening (EU) 44/2012 moet van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2012. Aangezien de wijziging van bepaalde vangstbeperkingen invloed heeft op de economische activiteiten en de programmering van het visseizoen van de EU-vaartuigen, is het noodzakelijk dat de Verordeningen (EU) nr. 44/2012, (EU) nr. 39/2013 en (EU) nr. 40/2013 dringend worden gewijzigd. Om diezelfde reden, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EU) nr. 44/2012
Bijlage IC bij Verordening (EU) nr. 44/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EU) nr. 39/2013
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 39/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst vastgesteld in bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Wijziging van Verordening (EU) nr. 40/2013
Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
aan artikel 4 wordt het volgende punt toegevoegd: "n) ‧het tussen de IATTC en de WCPFC overlappende gebied‧: het geografische gebied dat wordt begrensd door: lengtegraad 150 ° WL, lengtegraad 130 ° WL, breedtegraad 4 ° ZB, breedtegraad 50 ° ZB."; |
2) |
artikel 24 wordt vervangen door: "Artikel 24 Pelagische visserij - capaciteitsbeperking De lidstaten die in 2007, 2008 of 2009 actief pelagische visserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het SPRFMO-verdragsgebied, beperken de totale brutotonnage van de vaartuigen die hun vlag voeren en die in 2013 op pelagische bestanden vissen, tot de totale (Unie-)brutotonnage van 78 600 in dat gebied."; |
3) |
artikel 25 wordt vervangen door: "Artikel 25 Pelagische visserij - TAC's 1. Alleen de lidstaten die in 2007, 2008 of 2009 actief pelagische visserijactiviteiten hebben uitgeoefend in het SPRFMO-verdragsgebied, zoals gespecificeerd in artikel 24, mogen in dat gebied op pelagische bestanden vissen met inachtneming van de in bijlage IJ vastgestelde TAC's. 2. De in bijlage IJ vastgestelde vangstmogelijkheden mogen slechts worden benut op voorwaarde dat de lidstaten de Commissie, ter toezending aan het SPRFMO-secretariaat, de lijst sturen van vaartuigen die in het SPRFMO-verdragsgebied actief vissen of bij overlading zijn betrokken, alsmede gegevens van satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen (VMS-gegevens), maandelijkse vangstaangiften en, indien voorhanden, gegevens over aanloophavens, uiterlijk de vijfde dag van de maand na die waarop de gegevens betrekking hebben."; |
4) |
artikel 29 wordt vervangen door: "Artikel 29 Beperkingen van de visserijinspanning voor grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn De lidstaten zien erop toe dat er geen toename komt in het aantal visdagen voor ringzegenvaartuigen die in het gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied dat op volle zee tussen 20 ° NB en 20 ° ZB is gelegen, vissen op grootoogtonijn (Thunnus obesus), geelvintonijn (Thunnus albacares) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis)."; |
5) |
in artikel 30 wordt lid 1 vervangen door: "1. In het gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied dat gelegen is tussen 20 ° NB en 20 ° ZB, zijn visserijactiviteiten van ringzegenvaartuigen die gebruik maken van visconcentratievoorzieningen (fish aggregating devices - FAD's), verboden tussen 1 juli 2013 00.00 uur en 31 oktober 2013 24.00 uur. In die periode mogen ringzegenvaartuigen in dat gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied alleen visserijactiviteiten verrichten indien zich aan boord een waarnemer bevindt die erop toeziet dat het vaartuig op geen enkel ogenblik:
|
6) |
het volgende nieuwe artikel wordt ingevoegd: "Artikel 30 bis Het tussen de IATTC en de WCPFC overlappende gebied 1. Vaartuigen die uitsluitend in het WCPFC-register zijn ingeschreven, passen de in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde maatregelen toe wanneer zij vissen in het in punt n) van artikel 4, gedefinieerde tussen de IATTC en de WCPFC overlappende gebied. 2. Vaartuigen die zowel in het WCPFC-register als in het IATTC-register zijn ingeschreven, en vaartuigen die uitsluitend in het IATTC-register zijn ingeschreven, passen de onder a) in artikel 27, lid 1, en de in artikel 27, leden 2 tot en met 6, bedoelde maatregelen toe wanneer zij vissen in het in onder punt n) van artikel 4 gedefinieerde tussen de IATTC en de WCPFC overlappende gebied."; |
7) |
de bijlagen IA, IB, ID, IJ, III en VIII worden gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage III bij de onderhavige verordening. |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.
Artikel 1 is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2012.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
E. GILMORE
(1) PB L 358 van 31.1.2002, blz. 59.
(2) Verordening (EU) nr. 44/2012 van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (PB L 25 van 27.1.2012, blz. 55).
(3) Verordening (EU) nr. 39/2013 van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 40/2013 van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54).
(5) Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48).
BIJLAGE I
In bijlage IC bij Verordening (EU) nr. 44/2012 wordt de tabel voor Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot in NAFO 3LMNO vervangen door:
|
|
|||||||
Estland |
328 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Duitsland |
335 |
|||||||
Letland |
46 |
|||||||
Litouwen |
23 (1) |
|||||||
Spanje |
4 486 |
|||||||
Portugal |
1 875 (2) |
|||||||
Unie |
7 093 (3) |
|||||||
TAC |
12 098 |
(1) Aan dit quotum wordt 19,6 ton toegevoegd als gevolg van de overdracht van vangstmogelijkheden door een derde land.
(2) Aan dit quotum wordt 10 ton toegevoegd als gevolg van de overdracht van vangstmogelijkheden door een derde land.
(3) Aan dit quotum wordt 29,6 ton toegevoegd als gevolg van de overdracht van vangstmogelijkheden door derde landen."
BIJLAGE II
1. |
In deel B van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 39/2013 wordt de tabel voor horsmakreel in VIIIc vervangen door:
|
2. |
In deel B van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 39/2013 wordt de tabel voor horsmakreel in IX vervangen door:
|
3. |
In deel B van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 39/2013 wordt de tabel voor horsmakreel in X; EU-wateren van CECAF vervangen door:
|
4. |
In deel B van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 39/2013 wordt de tabel voor horsmakreel in EU-wateren van CECAF vervangen door:
|
(1) Hiervan mag, in afwijking van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98 (), niet meer dan 5% bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,20.
(2) Verordening (EG) nr. 850/98 van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).
(3) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5% van in IX worden gevangen (JAX/*09)."
(4) Hiervan mag, in afwijking van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98, niet meer dan 5% bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,20.
(5) Bijzondere voorwaarde: hiervan mag tot 5% van in IX worden gevangen (JAX/*09)."
(6) Wateren grenzend aan de Azoren.
(7) Waarvan niet meer dan 5% mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,20.
(8) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.
(9) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 3 is bepaald."
(10) Wateren grenzend aan Madeira.
(11) Waarvan niet meer dan 5% mag bestaan uit horsmakrelen van 12 tot 14 cm, ongeacht het bepaalde in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 850/98. Voor de controle op die hoeveelheid wordt het gewicht van de betrokken aanvoer vermenigvuldigd met 1,20.
(12) Artikel 6 van deze verordening is van toepassing.
(13) Wordt vastgesteld op dezelfde hoeveelheid als die welke overeenkomstig voetnoot 3 is bepaald."
BIJLAGE III
1. |
Bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Bijlage IB bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt als volgt gewijzigd:
|
3. |
Bijlage ID bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt als volgt gewijzigd:
|
4. |
Bijlage IJ bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt vervangen door: "BIJLAGE IJ SPRFMO-VERDRAGSGEBIED
|
5. |
Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt vervangen door: "BIJLAGE III Maximumaantal vismachtigingen voor eu-vaartuigen in wateren van derde landen
|
6. |
Bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt vervangen door: "BIJLAGE VIII KWANTITATIEVE BEPERKINGEN INZAKE VISMACHTIGINGEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN DIE IN DE EU-WATEREN VISSEN
|
(1) Exclusief wateren binnen 6 mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.
(2) Ten minste 98% van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet bestaan uit zandspiering. Bijvangsten van schar, makreel en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 2% van het quotum (OT1/*2A3A4).
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspieringen als omschreven in bijlage IIB, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
||||||||||
|
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
|||
|
(SAN/234_1) |
(SAN/234_2) |
(SAN/234_3) |
(SAN/234_4) |
(SAN/234_5) |
(SAN/234_6) |
(SAN/234_7) |
|||
Denemarken |
190 635 |
16 549 |
37 731 |
3 773 |
0 |
317 |
0 |
|||
Verenigd Koninkrijk |
4 167 |
362 |
825 |
82 |
0 |
7 |
0 |
|||
Duitsland |
292 |
25 |
58 |
6 |
0 |
0 |
0 |
|||
Zweden |
7 000 |
608 |
1 386 |
139 |
0 |
12 |
0 |
|||
Unie |
202 094 |
17 544 |
40 000 |
4 000 |
0 |
336 |
0 |
|||
Noorwegen |
22 450 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|||
Totaal |
224 544 |
17 544 |
40 000 |
4 000 |
0 |
336 |
0" |
(3) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
(4) Te vangen in de EU-wateren van IIa, IV, Vb, VI en VII (USK/*24X7C).
(5) Bijzondere voorwaarde: waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25% per vaartuig in Vb, VI en VII is toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale bijvangsten van andere soorten in Vb, VI en VII mogen niet meer bedragen dan 3 000 ton (OTH/*5B67-).
(6) Inclusief leng. De quota voor Noorwegen zijn 6 140 ton leng (LIN/*5B67-), en 2 923 ton lom (USK/*5B67-) en mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden. De betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in Vb, VI en VII worden gevangen."
(7) Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
(8) Bijzondere voorwaarde: tot 50% van deze hoeveelheid mag worden gevangen in EU-wateren van IV (HER/*04-C.)."
(9) Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring afzonderlijk melden, i.e. uitgesplitst naar IVa (HER/04A.) en IVb (HER/04B.).
(10) Tot 50 000 ton van deze hoeveelheid mag worden gevangen in EU-wateren van IVa en IVb (HER/*4AB-C). Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
Noorse wateren ten zuiden van 62° NB (HER/*04N-) () |
Unie |
50 000 |
() Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring afzonderlijk melden, i.e. uitgesplitst naar IVa (HER/*4AN.) en IVb (HER/*4BN.)." |
(11) Aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm. Elke lidstaat moet zijn aanlanding van haring afzonderlijk melden, i.e. uitgesplitst naar IVa (HER/*4AN.) en IVb (HER/*4BN.)."
(12) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten."
(13) Uitsluitend voor aanlanding van haring gevangen als bijvangst met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm."
(14) Uitsluitend voor aanlanding van haring gevangen als bijvangst met vistuig met een maaswijdte kleiner dan 32 mm."
(15) Uitsluitend voor aanlanding van haring gevangen met vistuig met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 32 mm.
(16) Uitgezonderd het Blackwater-bestand: het gaat om het haringbestand van het zeegebied van de Theemsmonding in een gebied dat wordt begrensd door een loxodroom die rechtwijzend zuid gaat vanaf Landguard Point (51° 56′ NB, 1° 19,1′ OL) tot 51° 33′ NB en vandaar rechtwijzend west naar een punt op de kust van het Verenigd Koninkrijk.
(17) Bijzondere voorwaarde: tot 50% van dit quotum mag worden gevangen in IVb (HER/*04B.)."
(18) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12% van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig artikel 6 van deze verordening."
(19) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12% van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig artikel 6 van deze verordening.
(20) Mag in EU-wateren worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
Noorse wateren van IV (COD/*04N-) |
Unie |
19 099" |
(21) Bijvangsten van schelvis, witte schelvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten."
(22) De lidstaten mogen de vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum extra toewijzingen toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 12% van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig artikel 6 van deze verordening."
(23) Bijvangsten van kabeljauw, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten."
(24) Mag in EU-wateren worden gevangen. Binnen dit quotum gedane vangsten moeten van het Noorse TAC-aandeel worden afgetrokken.
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
Noorse wateren van IV (WHG/*04N-) |
Unie |
11 544" |
(25) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten."
(26) Bijzondere voorwaarde: waarvan tot 64% mag worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM1).
(27) Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar VIIIc, IX en X; EU-wateren van CECAF 34.1.1. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gerapporteerd."
(28) Bijzondere voorwaarde: waarvan tot 64% mag worden gevangen in de Noorse exclusieve economische zone of in de visserijzone rond Jan Mayen (WHB/*NZJM2)."
(29) In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.
(30) Bijzondere voorwaarde: in zone IV mag ten hoogste 28 408 ton worden gevangen, zijnde 25% van het toegangsquotum van Noorwegen."
(31) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
(32) Te vangen in de EU-wateren van IIa, IV, Vb, VI en VII (BLI/*24X7C)."
(33) Bijzondere voorwaarde: waarvan in bijvangsten van andere soorten tot 25% per vaartuig in Vb, VI en VII is toegestaan. In de eerste 24 uur na het begin van de visserijactiviteiten op een bepaalde visgrond mag dit percentage evenwel worden overschreden. De totale bijvangsten van andere soorten in VI en VII mogen niet meer bedragen dan 3 000 ton (OTH/*6X14.).
(34) Inclusief lom. De quota voor Noorwegen zijn 6 140 ton leng en 2 923 ton lom en mogen tot 2 000 ton onderling gewisseld worden; de betrokken soorten mogen alleen met beuglijnen in Vb, VI en VII worden gevangen."
(35) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten."
(36) Mag uitsluitend in de EU-wateren van IV en in IIIa worden gevangen (POK/*3A4-C). Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het Noorse TAC-aandeel."
(37) Te vangen ten noorden van 56° 30′ NB (POK/*5614N)."
(38) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis en wijting worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten."
(39) Te vangen in EU-wateren van IIa en VI. In VI mag deze hoeveelheid alleen met beuglijnen worden gevangen (GHL/*2A6-C)."
(40) Bijzondere voorwaarde: waarvan 242 ton te vangen in Noorse wateren ten zuiden van 62° NB (MAC/*04N-).
(41) Bij het vissen in Noorse wateren worden bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
(42) Mag tevens in de Noorse wateren van IVa worden gevangen (MAC/*4AN.).
(43) Af te trekken van het Noorse TAC-aandeel (toegangsquotum). Dit quotum omvat het Noorse aandeel in de Noordzee-TAC van 39 599 ton. Dit quotum mag uitsluitend in IVa worden gevangen (MAC/*04A.), behalve 3 000 ton die mag worden gevangen in IIIa (MAC/*03A.).
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
IIIa (MAC/*03A.) |
IIIa en IVbc (MAC/*3A4BC) |
IVb (MAC/*04B.) |
IVc (MAC/*04C.) |
VI, internationale wateren van IIa, van 1 januari tot en met 31 maart 2013 en in december 2013 (MAC/*2A6.) |
Denemarken |
0 |
4 130 |
0 |
0 |
8 107 |
Frankrijk |
0 |
490 |
0 |
0 |
0 |
Nederland |
0 |
490 |
0 |
0 |
0 |
Zweden |
0 |
0 |
390 |
10 |
1 573 |
Verenigd Koninkrijk |
0 |
490 |
0 |
0 |
0 |
Noorwegen |
3 000 |
0 |
0 |
0 |
0" |
(44) Mag worden gevangen in IIa, VIa ten noorden van 56° 30′ NB, IVa, VIId, VIIe, VIIf en VIIh (MAC/*AX7H).
(45) Noorwegen mag 28 362 ton extra aan toegangsquotum vangen ten noorden van 56° 30′ NB; deze hoeveelheid wordt in mindering gebracht op de vangstbeperking van Noorwegen (MAC/*N6530).
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden en perioden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
EU-wateren en Noorse wateren van IVa (MAC/*04A-EN) Gedurende de perioden van 1 januari tot en met 15 februari 2013 en van 1 september tot en met 31 december 2013 |
Noorse wateren van IIa (MAC/*2AN-) |
Duitsland |
6 971 |
710 |
Frankrijk |
4 648 |
473 |
Ierland |
23 237 |
2 366 |
Nederland |
10 166 |
1 035 |
Verenigd Koninkrijk |
63 905 |
6 507 |
Unie |
108 927 |
11 091" |
(46) Bijzondere voorwaarde: de hoeveelheden die met andere lidstaten worden geruild, mogen in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen (MAC/*8ABD.). De door Spanje, Portugal of Frankrijk te ruil aangeboden hoeveelheden die in VIIIa, VIIIb en VIIId worden gevangen, mogen echter niet meer dan 25% van de quota van de donorlidstaat bedragen.
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:
|
VIII b (MAC/*08B.) |
Spanje |
2 157 |
Frankrijk |
14 |
Portugal |
446" |
(47) Vangsten in IIa (MAC/*02A.) en in IVa (MAC/*4A.) worden afzonderlijk gerapporteerd."
(48) Mag uitsluitend worden gevangen in EU-wateren van IV (SOL/*04-C.)."
(49) Ten minste 95% van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van schar, wijting en schelvis worden in mindering gebracht op de resterende 5% van het quotum (OTH/*03A.)."
(50) Inclusie zandspiering.
(51) Ten minste 98% van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van schar, wijting en schelvis worden in mindering gebracht op de resterende 2% van het quotum (OTH/*03A.)."
(52) Bijzondere voorwaarde: tot 5% van wat voor dit quotum in sector VIId wordt gevangen, mag worden verrekend met het quotum voor het gebied: EU-wateren van IIa, IVa, VI, VIIa-c, VIIe-k, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (JAX/*2A-14).
(53) Mag uitsluitend worden gevangen in EU-wateren van IV (JAX/*04-C.).
(54) Ten minste 95% van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit horsmakreel bestaan. Bijvangsten van evervis, schelvis, wijting en makreel worden in mindering gebracht op de resterende 5% van het quotum (OTH/*4BC7D)."
(55) Bijzondere voorwaarde: tot 5% van wat voor dit quotum vóór 30 juni 2013 in de EU-wateren van IIa of IVa wordt gevangen, mag worden verrekend met het quotum voor de EU-wateren van IVb, IVc en VIId (JAX/*4BC7D).
(56) Bijzondere voorwaarde: tot 5% van dit quotum mag worden gevangen in VIId (JAX/*07D.).
(57) Ten minste 95% van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit horsmakreel bestaan. Bijvangsten van evervis, schelvis, wijting en makreel worden in mindering gebracht op de resterende 5% van het quotum (OTH/*2A-14)."
(58) Ten minste 95% van de van dit quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit kever bestaan. Bijvangsten van schelvis en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 5% van het quotum (OT2/*2A3A4).
(59) Het quotum mag uitsluitend worden gevangen in de EU-wateren van ICES-zones IIa, IIIa en IV."
(60) Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en koolvis worden in mindering gebracht op de quota voor deze soorten.
(61) Bijzondere voorwaarde: waarvan tot 400 ton mag bestaan uit horsmakreel (JAX/*04-N.)."
(62) Uitsluitend gevangen met beuglijnen."
(63) Door Noorwegen aan Zweden toegekend quotum op traditioneel niveau voor "andere soorten".
(64) Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg."
(65) Beperkt tot IIa en IV (OTH/*2A4-C).
(66) Met inbegrip van niet specifiek vermelde visserijen. Uitzonderingen kunnen worden opgenomen na overleg."
(67) Bij het rapporteren van vangsten aan de Commissie worden tevens de in elk van de volgende gebieden gevangen hoeveelheden gerapporteerd: het gereglementeerde gebied van de NEAFC, de EU-wateren, de wateren van de Faeröer, de Noorse wateren, de visserijzone rond Jan Mayen, de visserijbeschermingszone rond Svalbard.
(68) Binnen dit quotum gedane vangsten moeten in mindering worden gebracht op het TAC-aandeel van Noorwegen (toegangsquotum). Dit quotum mag worden gevangen in EU-wateren ten noorden van 62° NB.
Bijzondere voorwaarde:
Binnen de limieten van het bovenstaande TAC-aandeel van de Unie mag in het onderstaande gebied niet meer worden gevangen dan 34 695 ton:
Noorse wateren ten noorden van 62° NB en de visserijzone rond Jan Mayen
(HER/*2AJMN)"
(69) Het gebied in Oost-Groenland genaamd de "Kleine Banke" is gesloten voor alle visserijen. Dit gebied wordt begrensd door de volgende coördinaten:
|
64° 40′ NB, 37° 30′ WL |
|
64° 40′ NB, 36° 30′ WL |
|
64° 15′ NB, 36° 30′ WL, en |
|
64° 15′ NB, 37° 30′ WL |
(70) Mag in Oost- of West-Groenland worden gevangen. In Oost-Groenland is de visserij uitsluitend toegestaan:
— |
voor trawlers, van 1 juli tot en met 31 december 2013; |
— |
voor vaartuigen voor de beugvisserij, van 1 april tot en met 31 december 2013. |
(71) De visserij wordt uitgevoerd onder volledig toezicht van waarnemers en met satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen (VMS). Maximaal 80% van het quotum mag in één van de onderstaande gebieden worden gevangen. Bovendien moet in elk gebied een minimuminspanning van 10 trekken per vaartuig worden verricht.
Gebied |
Grens |
||
|
Ten noorden van 65° NB ten oosten van 44° WL |
||
|
Tussen 64° NB en 65° NB ten oosten van 44° WL |
||
|
Tussen 62° NB en 64° NB ten oosten van 44° WL |
||
|
Ten zuiden van 62° NB ten oosten van 44° WL |
||
|
Ten zuiden van 62° NB ten westen van 44° WL |
||
|
Ten noorden van 62° NB ten westen van 44° WL" |
(72) Met uitzondering van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Polen, Portugal en het Verenigd Koninkrijk.
(73) De toewijzing van het aandeel van het voor de Unie beschikbare kabeljauwbestand in de zone Spitsbergen en Bereneiland en de bijvangsten van schelvis laat de uit het Verdrag van Parijs van 1920 voortvloeiende rechten en verplichtingen geheel onverlet.
(74) Bijvangsten van schelvis mogen per trek tot 15% vertegenwoordigen. De totale hoeveelheid schelvis in bijvangst komt bovenop het quotum voor kabeljauw."
(75) Te vangen met beuglijnen (HAL/*514GN)."
(76) Te vangen met beuglijnen (HAL/*N1GN)."
(77) Bijzondere voorwaarde: grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514GRN) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/514GRN) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.
(78) Aan Noorwegen wordt een hoeveelheid van in totaal 120 ton toegewezen, die hetzij in dit TAC-gebied, hetzij in Groenlandse wateren van NAFO 1 (GRV/514N1G) mag worden gevangen. Bijzondere voorwaarde: grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514N1G) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/514N1G) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd."
(79) Bijzondere voorwaarde: grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/N1GRN.) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/N1GRN.) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.
(80) Aan Noorwegen wordt een hoeveelheid van in totaal 120 ton toegewezen, die hetzij in dit TAC-gebied, hetzij in Groenlandse wateren van V en XIV (GRV/514N1G) mag worden gevangen. Bijzondere voorwaarde: grenadiervis (Coryphaenoides rupestris) (RNG/514N1G) en noordelijke grenadiervis (Macrourus berglax) (RHG/514N1G) mogen niet gericht worden bevist. Ze mogen enkel als bijvangst worden gevangen en moeten afzonderlijk worden gerapporteerd."
(81) Met uitzondering van lidstaten met meer dan 10% van het quotum van de Unie.
(82) Lidstaten waaraan een quotum is toegewezen, mogen pas gebruik maken van het quotum voor "alle lidstaten" wanneer hun eigen quotum is opgebruikt.
(83) Te vangen van 1 januari 2013 tot en met 30 april 2013. Indien uiterlijk op 15 april 2013 een vangstniveau van 70% van dit initiële quotum van de Unie is bereikt, wordt het quotum van de Unie automatisch verhoogd met een extra hoeveelheid van 5 775 ton, die binnen dezelfde periode moet worden gevangen. Dat bijkomende quotum van de Unie wordt geacht te worden toegewezen volgens dezelfde verdeelsleutel."
(84) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan."
(85) Moet worden gevangen ten zuiden van 68° NB."
(86) Mag met niet meer dan zes vaartuigen tegelijkertijd worden bevist."
(87) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan."
(88) Mag alleen met trawls worden gevangen.
(89) Bijzondere voorwaarde: de quota mogen in het gereglementeerde NEAFC-gebied worden bevist mits de in dat gebied gevangen hoeveelheden van de quota afzonderlijk worden gerapporteerd (RED/*5 14P). In het gereglementeerde NEAFC-gebied mag pas vanaf 10 mei 2013 in diep pelagisch water op roodbaars worden gevist, en alleen binnen het gebied met de onderstaande coördinaten ("NEAFC-vak"):
Punt nr. |
Breedtegraad (NB) |
Lengtegraad (WL) |
1 |
64° 45′ |
28° 30′ |
2 |
62° 50′ |
25° 45′ |
3 |
61° 55′ |
26° 45′ |
4 |
61° 00′ |
26° 30′ |
5 |
59° 00′ |
30° 00′ |
6 |
59° 00′ |
34° 00′ |
7 |
61° 30′ |
34° 00′ |
8 |
62° 50′ |
36° 00′ |
9 |
64° 45′ |
28° 30′ |
(90) Te bevissen in het in voetnoot 2 omschreven NEAFC-vak (RED/*5-14N)."
(91) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan."
(92) Bijzondere voorwaarde: tot 2,39% van deze hoeveelheid mag in de Atlantische Oceaan, ten zuiden van 5° NB worden gevangen (SWO/*AS05N).
(93) Met uitzondering van Spanje en Portugal, en uitsluitend als bijvangst."
(94) Bijzondere voorwaarde: tot 3,86 % van deze hoeveelheid mag in de Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB worden gevangen (SWO/*AN05N)."
(95) Onverminderd de aanvullende vergunningen die naar vaste praktijk door Noorwegen aan Zweden worden toegekend.".
(96) Voordat deze vismachtigingen worden afgegeven, moet worden aangetoond dat er een geldig contract bestaat tussen de scheepseigenaar die de machtiging aanvraagt en een in het departement Frans Guyana gevestigd verwerkingsbedrijf, en dat in dat contract staat dat ten minste 75% van de door het betrokken vaartuig gevangen snappers in dat departement moet worden aangeland voor verwerking in dat bedrijf. Dit contract moet worden geviseerd door de Franse autoriteiten, die zich ervan moeten vergewissen dat het in overeenstemming is met zowel de capaciteit van het verwerkende bedrijf waarmee het is gesloten als met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de economie in Guyana. Een afschrift van het naar behoren geviseerde contract moet bij de vismachtigingsaanvraag worden gevoegd. Wanneer de Franse autoriteiten bovenbedoelde visering weigeren, delen zij deze weigering, met redenen omkleed, mee aan de betrokkene en aan de Commissie.".
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/48 |
VERORDENING (EU) Nr. 298/2013 VAN DE RAAD
van 27 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 314/2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad (1) voorziet in de tenuitvoerlegging van de maatregelen tegen Zimbabwe bedoeld bij Besluit 2011/101/GBVB van de Raad (2), waaronder de bevriezing van tegoeden en economische middelen van bepaalde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen. |
(2) |
De Raad heeft op 23 juli 2012 en 18 februari 2013 geconcludeerd dat een vreedzaam en geloofwaardig referendum over de grondwet in Zimbabwe een belangrijke mijlpaal zou zijn ter voorbereiding van democratische verkiezingen, hetgeen een onmiddellijke opschorting van het merendeel van de resterende, tegen personen en entiteiten gerichte beperkende maatregelen van de Unie rechtvaardigt. |
(3) |
Gezien de resultaten van het grondwettelijk referendum in Zimbabwe van 16 maart 2013 heeft de Raad besloten het reisverbod en de bevriezing van tegoeden die tegen het merendeel van de in bijlage I bij Besluit 2011/101/GBVB vermelde personen en entiteiten gelden, op te schorten. De opschorting moet elke 3 maanden door de Raad worden geëvalueerd op basis van de ontwikkelingen ter plaatse. |
(4) |
Sommige van deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten op uniforme wijze door de marktdeelnemers worden toegepast. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 314/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening op de dag na die van de bekendmaking ervan in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De toepassing van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 314/2004 wordt tot 20 februari 2014 opgeschort, voor zover het van toepassing is op personen en entiteiten die in de bijlage bij deze verordening worden vermeld. De opschorting wordt elke 3 maanden geëvalueerd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
E. GILMORE
(1) PB L 55 van 24.2.2004, blz. 1.
(2) PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6.
BIJLAGE
I. Personen
|
Naam (en eventuele aliassen) |
1. |
Abu Basutu, Titus Mehliswa Johna |
2. |
Buka (ook bekend als Bhuka), Flora |
3. |
Bvudzijena, Wayne |
4. |
Charamba, George |
5. |
Chidarikire, Faber Edmund |
6. |
Chigwedere, Aeneas Soko |
7. |
Chihota, Phineas |
8. |
Chinamasa, Patrick Anthony |
9. |
Chindori-Chininga, Edward Takaruza |
10. |
Chinotimba, Joseph |
11. |
Chipwere, Augustine |
12. |
Chombo, Ignatius Morgan Chiminya |
13. |
Dinha, Martin |
14. |
Goche, Nicholas Tasunungurwa |
15. |
Gono, Gideon |
16. |
Gurira, Cephas T. |
17. |
Gwekwerere, Stephen (ook bekend als Steven) |
18. |
Kachepa, Newton |
19. |
Karakadzai, Mike Tichafa |
20. |
Kasukuwere, Saviour |
21. |
Kazangarare, Jawet |
22. |
Khumalo, Sibangumuzi |
23. |
Kunonga, Nolbert (ook bekend als Nobert) |
24. |
Kwainona, Martin |
25. |
Langa, Andrew |
26. |
Mabunda, Musarashana |
27. |
Machaya, Jason (ook bekend als Jaison) Max Kokerai |
28. |
Made, Joseph Mtakwese |
29. |
Madzongwe, Edna (ook bekend als Edina) |
30. |
Maluleke, Titus |
31. |
Mangwana, Paul Munyaradzi |
32. |
Marumahoko, Reuben |
33. |
Masuku, Angeline |
34. |
Mathema, Cain Ginyilitshe Ndabazekhaya |
35. |
Mathuthu, Thokozile (ook bekend als Sithokozile) |
36. |
Matibiri, Innocent Tonderai |
37. |
Matiza, Joel Biggie |
38. |
Matonga, Brighton (ook bekend als Bright) |
39. |
Mhandu, Cairo (ook bekend als Kairo) |
40. |
Mhonda, Fidellis |
41. |
Midzi, Amos Bernard (Mugenva) |
42. |
Mnangagwa, Emmerson Dambudzo |
43. |
Mohadi, Kembo Campbell Dugishi |
44. |
Moyo, Jonathan Nathaniel |
45. |
Moyo, Sibusio Bussie |
46. |
Moyo, Simon Khaya |
47. |
Mpofu, Obert Moses |
48. |
Muchena, Henry |
49. |
Muchena, Olivia Nyembesi (ook bekend als Nyembezi) |
50. |
Muchinguri, Oppah Chamu Zvipange |
51. |
Mudede, Tobaiwa (ook bekend als Tonneth) |
52. |
Mujuru, Joyce Teurai Ropa |
53. |
Mumbengegwi, Simbarashe Simbanenduku |
54. |
Murerwa, Herbert Muchemwa |
55. |
Musariri, Munyaradzi |
56. |
Mushohwe, Christopher Chindoti |
57. |
Mutezo, Munacho Thomas Alvar |
58. |
Mutinhiri, Ambros (ook bekend als Ambrose) |
59. |
Mzembi, Walter |
60. |
Mzilikazi, Morgan S. |
61. |
Nguni, Sylvester Robert |
62. |
Nhema, Francis Chenayimoyo Dunstan |
63. |
Nyanhongo, Magadzire Hubert |
64. |
Nyoni, Sithembiso Gile Glad |
65. |
Rugeje, Engelbert Abel |
66. |
Rungani, Victor Tapiwa Chashe |
67. |
Sakupwanya, Stanley Urayayi |
68. |
Savanhu, Tendai |
69. |
Sekeramayi, Sydney (ook bekend als Sidney) Tigere |
70. |
Sekeremayi, Lovemore |
71. |
Shamu, Webster Kotiwani |
72. |
Shamuyarira, Nathan Marwirakuwa |
73. |
Shungu, Etherton |
74. |
Sibanda, Chris |
75. |
Sibanda, Misheck Julius Mpande |
76. |
Sigauke, David |
77. |
Sikosana, (ook bekend als Sikhosana), Absolom |
78. |
Tarumbwa, Nathaniel Charles |
79. |
Tomana, Johannes |
80. |
Veterai, Edmore |
81. |
Zimondi, Paradzai Willings |
II. Entiteiten
|
Naam |
1. |
Cold Comfort Farm Trust Co-operative |
2. |
Comoil (PVT) Ltd |
3. |
Famba Safaris |
4. |
Jongwe Printing and Publishing Company (PVT) Ltd (ook bekend als Jongwe Printing and Publishing Co., en als Jongwe Printing and Publishing Company) |
5. |
M & S Syndicate (PVT) Ltd |
6. |
OSLEG Ltd (ook bekend als Operation Sovereign Legitimacy) |
7. |
Swift Investments (PVT) Ltd |
8. |
Zidco Holdings (ook bekend als Zidco Holdings (PVT) Ltd) |
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/52 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 299/2013 VAN DE COMMISSIE
van 26 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2568/91 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 113, lid 1, onder a), en artikel 121, eerste alinea, onder a), juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EEG) nr. 2568/91 van de Commissie van 11 juli 1991 inzake de kenmerken van olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven en de desbetreffende analysemethoden (2) zijn de chemische en organoleptische kenmerken van olijfolie en olie uit afvallen van olijven vastgesteld, alsmede de methoden om die kenmerken te beoordelen. Deze methoden dienen te worden bijgewerkt op basis van het advies van chemisch deskundigen en het werk dat in de Internationale Olijfolieraad (hierna „IOR” genoemd) is verricht. |
(2) |
Uit hoofde van artikel 113, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 gaan de lidstaten na of olijfoliën en oliën uit afvallen van olijven voldoen aan de handelsnormen die zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2568/91 en leggen zij indien nodig passende sancties op. In de artikelen 2 en 2 bis van Verordening (EEG) nr. 2568/91 zijn uitvoeringsbepalingen voor deze normcontroles vastgesteld. Deze bepalingen dienen te waarborgen dat olijfolie waarvoor een kwaliteitsstandaard is vastgesteld, daadwerkelijk voldoet aan deze standaard. De bepalingen dienen verder te worden uitgewerkt en dienen in een risicoanalyse te voorzien. Met het oog op deze normcontroles dient de term „in de handel gebrachte olijfolie” te worden gedefinieerd. |
(3) |
Uit ervaring is gebleken dat bepaalde risico’s op fraude de door Verordening (EEG) nr. 2568/91 geboden consumentenbescherming beknotten. Daarom dienen houders van olijfolie voor elke categorie oliën een in- en uitslagregister bij te houden. Om buitensporige administratieve lasten te vermijden zonder daarbij de doelstellingen van het olijfolieregister in het gedrang te brengen, is het passend te bepalen dat slechts informatie hoeft te worden verzameld tot de fase van het bottelen van de olijfolie. |
(4) |
Om de follow-up te garanderen en de maatregelen van Verordening (EEG) nr. 2568/91 te evalueren, dienen de lidstaten de Commissie niet enkel in kennis te stellen van hun nationale uitvoeringsmaatregelen, maar eveneens van de resultaten van de normcontroles. |
(5) |
Met het oog op een verdere harmonisatie met de internationale door de IOR vastgestelde standaarden dienen bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2568/91 vastgestelde analysemethoden te worden bijgewerkt. Bijgevolg dient de in bijlage XVIII bij die verordening bedoelde analysemethode te worden vervangen door een doeltreffendere methode. Ook is het dienstig bepaalde inconsistenties en onvolmaaktheden van de in bijlage IX daarbij bedoelde analysemethoden weg te werken. |
(6) |
Een overgangsperiode is noodzakelijk opdat de lidstaten de nieuwe bij deze verordening vastgestelde bepalingen kunnen toepassen. |
(7) |
De Commissie heeft een informatiesysteem voor het elektronische beheer van documenten en procedures ontwikkeld in het kader van haar eigen interne werkprocedures en haar betrekkingen met de bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid betrokken autoriteiten. Aangenomen wordt dat via dat systeem aan de in Verordening (EEG) nr. 2568/91 vastgestelde rapportageverplichtingen kan worden voldaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (3). |
(8) |
Verordening (EEG) nr. 2568/91 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EEG) nr. 2568/91 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 bis wordt vervangen door: „Artikel 2 bis 1. In het kader van dit artikel wordt onder „in de handel gebrachte olijfolie” verstaan: de totale hoeveelheid olijfolie en olie uit afvallen van olijven van een bepaalde lidstaat die in die lidstaat wordt verbruikt of die wordt uitgevoerd uit die lidstaat. 2. De lidstaten zien erop toe dat op een risicoanalyse gebaseerde normcontroles zorgvuldig en voldoende frequent worden verricht om te garanderen dat de in de handel gebrachte olijfolie overeenstemt met de opgegeven categorie. 3. Als criteria voor de beoordeling van het risico kunnen de volgende gegevens in aanmerking worden genomen:
4. De lidstaten stellen vooraf het volgende vast:
Jaarlijks wordt ten minste één normcontrole verricht per duizend ton olijfolie die in de lidstaat in de handel wordt gebracht. 5. De lidstaten gaan de naleving na door:
|
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Wanneer wordt geconstateerd dat een bepaalde olie verschilt van de beschrijving van de categorie waartoe deze behoort, past de betrokken lidstaat, onverminderd eventuele andere sancties, doeltreffende, evenredige en afschrikkende boeten toe, waarvan de hoogte wordt bepaald op basis van de ernst van de geconstateerde onregelmatigheid. Wanneer bij controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, verrichten de lidstaten frequentere controles van het handelsstadium, de categorie olie, de oorsprong of andere parameters.”. |
3) |
Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd: „Artikel 7 bis De natuurlijke of rechtspersonen en de groepen personen die, in welke hoedanigheid dan ook, beroepshalve of voor handelsdoeleinden olijfolie en olie uit afvallen van olijven, vanaf de winning in de molen tot en met de botteling, in hun bezit hebben, zijn verplicht registers bij te houden waarin met name elke in- of uitslag van elke categorie van deze oliën wordt vermeld. De lidstaten zien erop toe dat de in de eerste alinea bedoelde verplichting naar behoren wordt nageleefd.”. |
4) |
Artikel 8 wordt vervangen door: „Artikel 8 1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de ter uitvoering van deze verordening genomen maatregelen. Zij stellen de Commissie in kennis van latere wijzigingen. 2. Uiterlijk op 31 mei van elk jaar dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van deze verordening in het voorgaande kalenderjaar. Dit verslag bevat op zijn minst de resultaten van de volgens de modellen in bijlage XXI op olijfolie verrichte normcontroles. 3. De in deze verordening bedoelde kennisgevingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (4). |
5) |
Bijlage IX wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening. |
6) |
Bijlage XVIII wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening. |
7) |
Bijlage XXI, waarvan de tekst is weergegeven in bijlage III bij deze verordening, wordt toegevoegd. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014. Artikel 8, lid 2, is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 248 van 5.9.1991, blz. 1.
(3) PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.
(4) PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.
BIJLAGE I
BIJLAGE IX
SPECTROFOTOMETRISCH ONDERZOEK IN HET ULTRAVIOLETTE GEBIED
OPMERKING VOORAF
Spectrofotometrisch onderzoek in het ultraviolette gebied kan informatie verschaffen over de kwaliteit van een vet, de toestand van bewaring en veranderingen veroorzaakt door technologische processen.
De absorptie bij de in deze methode aangegeven golflengten wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van geconjugeerde dieen- en trieensystemen. Deze absorpties worden uitgedrukt als de specifieke extincties E 1 % 1 cm (de extinctie van een 1 %-oplossing van het vet in het aangegeven oplosmiddel, bij een optische weglengte van 1 cm), en worden volgens afspraak als K, ook extinctiecoëfficiënt genoemd, opgegeven.
1. DOEL
Deze methode beschrijft de werkwijze voor de uitvoering van een spectrofotometrisch onderzoek van olijfolie (als omschreven in het aanhangsel) in het ultraviolette gebied.
2. PRINCIPE VAN DE METHODE
Het te onderzoeken vet wordt opgelost in het vereiste oplosmiddel; vervolgens wordt de extinctie bepaald bij de opgegeven golflengten ten opzichte van het zuivere oplosmiddel. De specifieke extincties worden uit de aflezingen van de spectrofotometer berekend. De specifieke absorptie bij 232 nm en 268 nm in iso-octaan of bij 232 nm en 270 nm in cyclohexaan van een concentratie van 1 g per 100 ml in een 10 mm-cuvet wordt berekend.
3. APPARATUUR
3.1. Een spectrofotometer, geschikt voor metingen in het ultraviolette gebied tussen 220 en 360 nm, instelbaar tot op de nm nauwkeurig. Het verdient aanbeveling vóór het gebruik de golflengte- en de absorptieschaal van de spectrometer als volgt te controleren.
3.1.1. |
Golflengteschaal: Deze kan worden gecontroleerd met behulp van een referentiemateriaal bestaande uit een optische glasfilter met holmiumoxide, dat karakteristieke absorptiebanden vertoont. Het referentiemateriaal is bestemd voor de verificatie en ijking van de golflengteschalen van zichtbaarlicht- en ultravioletspectrofotometers met een nominale spectrale bandbreedte van 5 nm of minder. De absorptie door de holmiumglasfilter wordt gemeten ten opzichte van een blanco monster (lucht) over het golflengtebereik van 640 tot 240 nm. Voor elke spectrale bandbreedte (0,10 – 0,25 – 0,50 – 1,00 – 1,50 – 2,00 en 3,00) wordt een basislijncorrectie uitgevoerd met een lege cuvethouder. De golflengten van de spectrale bandbreedte worden vermeld in het certificaat van het referentiemateriaal in ISO 3656. |
3.1.2. |
Absorptieschaal: Deze kan worden gecontroleerd met behulp van een referentiemateriaal bestaande uit vier oplossingen van kaliumdichromaat in perchloorzuur, ingesloten in vier UV-kwartscuvetten, ter bepaling van de lineariteit en de fotometrische referentienauwkeurigheid in het UV-gebied. De metingen aan de met kaliumdichromaatoplossing gevulde cuvetten (40 mg/ml, 60 mg/ml, 80 mg/ml en 100 mg/ml) worden verricht ten opzichte van een perchloorzuur-blancomonster. De netto-absorptiewaarden worden vermeld in het certificaat van het referentiemateriaal in ISO 3656. |
3.2. Kwartscuvetten, met deksel, met een optische weglengte van 1 cm. Gevuld met water of een ander geschikt oplosmiddel mogen de cuvetten onderling geen verschillen vertonen groter dan 0,01 extinctie-eenheden.
3.3. Maatkolven van 25 ml.
3.4. Analytische balans, afleesbaar tot op 0,0001 g nauwkeurig.
4. REAGENTIA
Gebruik uitsluitend reagentia die p.a. zijn, tenzij anders wordt bepaald.
Oplosmiddel: iso-octaan (2,2,4-trimethylpentaan) voor metingen bij 232 nm en 268 nm of cyclohexaan voor metingen bij 232 nm en 270 nm, met een absorptie van minder dan 0,12 bij 232 nm en minder dan 0,05 bij 250 nm ten opzichte van gedistilleerd water, als gemeten in een 10 mm-cuvet.
5. WERKWIJZE
5.1. Het te onderzoeken monster dient volledig homogeen te zijn en vrij van onzuiverheden. Oliën die bij kamertemperatuur vloeibaar zijn, worden over papier gefiltreerd bij een temperatuur van ongeveer 30 °C, vetten worden gehomogeniseerd en gefiltreerd bij een temperatuur die niet meer dan 10 °C boven het smeltpunt ligt.
5.2. Weeg 0,25 g van het voorbehandelde monster (tot op 1 mg nauwkeurig) af in een maatkolf van 25 ml, vul aan tot de streep met het aangegeven oplosmiddel en homogeniseer. De verkregen oplossing moet volmaakt helder zijn. Indien opalescentie of troebeling optreedt, dient direct over papier te worden gefiltreerd.
5.3. Vul een kwartscuvet met deze oplossing en meet de extincties ten opzichte van het oplosmiddel bij geschikte golflengten tussen 232 en 276 nm.
De gemeten extinctiewaarden moeten tussen 0,1 en 0,8 liggen. Zo niet, dan moeten de metingen worden herhaald bij een aangepaste inweeg van het monster.
OPMERKING: Het is niet altijd noodzakelijk de absorptie over het hele golflengtebereik te bepalen.
6. WEERGAVE VAN DE RESULTATEN
6.1. Geef de specifieke extincties op, die bij de verschillende golflengten als volgt worden berekend:
waarin:
Κλ |
= |
specifieke extinctie bij golflengte λ, |
Ελ |
= |
extinctie, gemeten bij golflengte λ; |
c |
= |
gehalte van de oplossing, in g/100 ml; |
s |
= |
optische weglengte, in cm. |
De resultaten dienen te worden opgegeven met twee cijfers achter de komma.
6.2. Variatie van de specifieke extinctie (ΔΚ)
Het spectrofotometrisch onderzoek van olijfolie volgens de officiële, bij de wetgeving van de Unie voorgeschreven methode behelst tevens de bepaling van de variatie van de absolute waarde van de specifieke extinctie (ΔΚ) volgens de formule:
waarin Km de specifieke extinctie is bij golflengte m, de golflengte van het absorptiemaximum, welke afhangt van het gebruikte oplosmiddel: 270 nm voor cyclohexaan en 268 nm voor iso-octaan.
Aanhangsel
KENMERKEN VAN OLIJFOLIE
Categorie |
Methylesters van vetzuren (FAMEs) en ethylesters van vetzuren (FAEEs) |
Zuurgraad (%) (*) |
Peroxidegetal mEq O2/kg/ (*) |
Was mg/kg (**) |
Glycerol-2-monopalmitaat (%) |
Stigmastadiënen mg/kg (1) |
Verschil ECN42 (HPLC) en ECN42 (theoretische berekening) |
K232 (*) |
K270 (*) ‧K 270 of K 268 (5)‧ |
Delta-K (*) (5) |
Organoleptische beoordeling Mediaan voor de gebreken (Md) (*) |
Organoleptische beoordeling Mediaan ‧fruitig‧ (Mf) (*) |
|
1. |
Extra olijfolie van eerste persing |
Σ FAME + FAEE ≤75 mg/kg or 75 mg/kg <Σ FAME + FAEE ≤150 mg/kg and (FAEE/FAME) ≤1,5 |
≤ 0,8 |
≤ 20 |
≤ 250 |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 % |
≤ 0,10 |
≤ 0,2 |
≤ 2,50 |
≤ 0,22 |
≤ 0,01 |
Md = 0 |
Mf > 0 |
1,0 als % palmitinezuur totaal > 14% |
|||||||||||||
2. |
Olijfolie van eerste persing |
— |
≤ 2,0 |
≤ 20 |
≤ 250 |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14% |
≤ 0,10 |
≤ 0,2 |
≤ 2,60 |
≤ 0,25 |
≤ 0,01 |
Md ≤ 3,5 |
Mf > 0 |
≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14% |
|||||||||||||
3. |
Olijfolie voor verlichting |
— |
> 2,0 |
— |
≤ 300 (3) |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 % |
≤ 0,50 |
≤ 0,3 |
— |
— |
— |
Md > 3,5 (2) |
— |
≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14% |
|||||||||||||
4. |
Geraffineerde olijfolie |
— |
≤ 0,3 |
≤ 5 |
≤ 350 |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 % |
— |
≤ 0,3 |
— |
≤ 1,10 |
≤ 0,16 |
— |
— |
≤ 1,1 als % palmitinezuur totaal > 14% |
|||||||||||||
5. |
Olijfolie bestaande uit geraffineerde olijfoliën en olijfoliën van eerste persing |
— |
≤ 1,0 |
≤ 15 |
≤ 350 |
≤ 0,9 als % palmitinezuur totaal ≤ 14 % |
— |
≤ 0,3 |
— |
≤ 0,90 |
≤ 0,15 |
— |
— |
≤ 1,0 als % palmitinezuur totaal > 14% |
|||||||||||||
6. |
Ruwe oliën uit afvallen van olijven |
— |
— |
— |
> 350 (4) |
≤ 1,4 |
— |
≤ 0,6 |
— |
— |
— |
— |
— |
7. |
Geraffineerde oliën uit afvallen van olijven |
— |
≤ 0,3 |
≤ 5 |
> 350 |
≤ 1,4 |
— |
≤ 0,5 |
— |
≤ 2,00 |
≤ 0,20 |
— |
— |
8. |
Olie uit afvallen van olijven |
|
≤ 1,0 |
≤ 15 |
> 350 |
≤ 1,2 |
— |
≤ 0,5 |
— |
≤ 1,70 |
≤ 0,18 |
— |
— |
(1) Totaal van de isomeren dat (al dan niet) kan worden gescheiden over een capillaire kolom.
(2) Of als de mediaan voor de gebreken niet hoger is dan 3,5 en de mediaan ‧fruitig‧ gelijk is aan 0.
(3) Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als olijfolie voor verlichting aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen niet hoger is dan 350 mg/kg of wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol niet meer bedraagt dan 3,5%.
(4) Olie met een wasgehalte van 300 mg/kg tot 350 mg/kg wordt als ruwe olie uit afvallen van olijven aangemerkt wanneer het totaalgehalte aan alifatische alcoholen hoger is dan 350 mg/kg en wanneer het gehalte aan erytrodiol en uvaol meer bedraagt dan 3,5%.
(5) K 270 indien het oplosmiddel cyclohexaan is, K 268 indien het oplosmiddel iso-octaan is.
BIJLAGE II
„BIJLAGE XVIII
BEPALING VAN HET VERSCHIL TUSSEN HET WERKELIJKE EN HET THEORETISCHE GEHALTE AAN TRIACYLGLYCEROLEN MET ECN 42
1. DOEL
Bepaling van het absolute verschil tussen de experimentele waarde van het gehalte aan triacylglycerolen (TAG’s) met equivalent koolstofgetal 42 (ECN 42HPLC), verkregen door hogedrukvloeistofchromatografie van de olie, en de theoretische waarde van het gehalte aan TAG’s met equivalent koolstofgetal 42 (ECN 42theoretisch) berekend op basis van de vetzuursamenstelling.
2. TOEPASSINGSGEBIED
De norm geldt voor olijfolie. De methode geldt voor het detecteren van de aanwezigheid van kleine hoeveelheden zaadolie (rijk aan linolzuur) in elke klasse olijfolie.
3. PRINCIPE
Het gehalte aan triacylglycerolen met ECN 42 bepaald door middel van HPLC-analyse en het theoretische gehalte aan triacylglycerolen met ECN 42 (berekend op basis van de GLC-bepaling van de vetzuursamenstelling) stemmen voor echte olijfoliën binnen bepaalde grenzen overeen. Een verschil groter dan de voor elk soort olie vastgestelde waarde wijst erop dat de olie zaadolie bevat.
4. METHODE
De methode voor de berekening van het theoretische gehalte aan triacylglycerolen met ECN 42 en van het verschil tussen dit gehalte en het resultaat van de HPLC-analyse bestaat in wezen uit het vergelijken van de met andere methoden verkregen analysegegevens. Er kunnen drie fasen worden onderscheiden: bepaling van de vetzuursamenstelling door capillaire gaschromatografie, berekening van de theoretische samenstelling van triacylglycerolen met ECN 42, en bepaling van het gehalte aan triacylglycerolen met ECN 42 door HPLC-analyse.
4.1. Apparatuur
4.1.1. Rondbodemkolven 250 en 500 ml.
4.1.2. Bekerglazen 100 ml.
4.1.3. Glazen chromatografiekolom, inwendige diameter 21 mm, lengte 450 mm, kraan, met taps slijpstuk (vrouwelijk) bovenaan.
4.1.4. Scheitrechters van 250 ml, met taps slijpstuk (mannelijk) onderaan, geschikt om boven aan de kolom te worden bevestigd.
4.1.5. Glazen staaf, lengte 600 mm.
4.1.6. Glazen trechter, diameter 80 mm.
4.1.7. Maatkolven van 50 ml.
4.1.8. Maatkolven van 20 ml.
4.1.9. Rotatieverdamper.
4.1.10. Hogedrukvloeistofchromatografie, met gethermostatiseerde kolomtemperatuur.
4.1.11. Injectietoestellen voor inspuiten van hoeveelheden van 10 μl.
4.1.12. Detector: differentiële refractometer. De gevoeligheid van de volle uitslag dient ten minste 10–4 eenheden van de brekingsindex te bedragen.
4.1.13. Kolom: roestvrijstalen buis, 250 mm (lengte) × 4,5 mm (inwendige diameter), gepakt met silicadeeltjes met een diameter van 5 μm en met 22 tot 23 % koolstof in de vorm van octadecylsilaan.
4.1.14. Gegevensverwerkingssoftware.
4.1.15. Flesjes met een inhoud van ongeveer 2 ml, met teflon beklede septa en schroefdoppen.
4.2. Reagentia
De reagentia dienen van „pro analysi”-kwaliteit te zijn. Elutievloeistoffen dienen te worden ontgast en kunnen verschillende keren worden hergebruikt zonder gevolgen voor de scheidingen.
4.2.1. Petroleumether 40-60 °C voor chromatografie of hexaan.
4.2.2. Ethylether, vrij van peroxiden, zojuist gedistilleerd.
4.2.3. Elutievloeistof voor het zuiveren van de olie door kolomchromatografie: mengsel van petroleumether/ethylether 87/13 (v/v).
4.2.4. Silicagel, korrelgrootte 70-230 mesh, type Merck 7734, op een standaardwatergehalte van 5 % gebracht (m/m).
4.2.5. Glaswol.
4.2.6. Aceton voor HPLC.
4.2.7. Acetonitril of propionitril voor HPLC.
4.2.8. HPLC-elutievloeistof: acetonitril + aceton (verhouding aan te passen om de gewenste scheiding te krijgen; begin met een 50:50 mengsel) of propionitril.
4.2.9. Oplosmiddel: aceton.
4.2.10. Referentietriglyceriden: ofwel kunnen triglyceriden van handelskwaliteit (tripalmitaat, trioleïne enz.) worden gebruikt, waarvan de retentietijden worden uitgezet volgens het equivalent koolstofgetal, ofwel kunnen referentiechromatogrammen worden verkregen uitgaande van sojaolie, een 30:70 mengsel sojaolie/olijfolie en pure olijfolie (zie opmerkingen 1 en 2 en figuren 1 tot en met 4).
4.2.11. Vastefase-extractiekolom (SPE-kolom) met silicafase 1 g, 6 ml.
4.3. Voorbereiding van het monster
Aangezien een aantal interfererende stoffen vals positieve resultaten kunnen veroorzaken, moet het monster altijd worden gezuiverd volgens IUPAC-methode 2.507 betreffende de bepaling van polaire stoffen in bakvetten.
4.3.1. Bereiding van de chromatografiekolom
Vul de kolom (4.1.3) met circa 30 ml elutievloeistof (4.2.3); breng een prop glaswol (4.2.5) in en druk deze met de glazen staaf (4.1.5) tot onder in de kolom.
Bereid in een bekerglas van 100 ml een suspensie van 25 g silicagel (4.2.4) in 80 ml van het elutiemengsel (4.2.3) en breng deze over in de kolom met behulp van een glazen trechter (4.1.6).
Om er zeker van te zijn dat het silicagel volledig in de kolom wordt overgebracht, het bekerglas met het elutiemengsel uitspoelen en de wasporties ook in de kolom overbrengen.
De kraan aan de kolom openen en het oplosmiddel eruit laten stromen tot de vloeistofspiegel van de elutievloeistof 1 cm boven het silicagel staat.
4.3.2. Kolomchromatografie
Weeg op 0,001 g nauwkeurig 2,5 ± 0,1 g gefiltreerde, gehomogeniseerde en, indien nodig, gedroogde olie af in een maatkolf van 50 ml (4.1.7).
Los op in ongeveer 20 ml elutievloeistof (4.2.3). Indien nodig, licht verwarmen om het oplossen te vergemakkelijken. Laat het mengsel afkoelen tot omgevingstemperatuur en vul tot de maatstreep aan met elutievloeistof.
Breng met een maatpipet 20 ml van de oplossing aan op de volgens punt 4.3.1 bereide kolom; open de kraan en laat het oplosmiddel uitstromen tot het niveau van het silicagel.
De oplossing moet vervolgens worden geëlueerd met 150 ml elutievloeistof (4.2.3), waarbij de stroomsnelheid wordt afgeregeld tot ongeveer 2 ml/min (zodat 150 ml in 60-70 minuten door de kolom stroomt).
Vang het eluaat op in een kolf van 250 ml (4.1.1) die vooraf in de oven is gekalibreerd en exact is gewogen. Verwijder het oplosmiddel bij lage druk in een rotatieverdamper (4.1.9) en weeg het residu; hiermee wordt de oplossing bereid voor HPLC-analyse en voor de bereiding van de methylesters.
Voor de categorieën extra olijfolie van eerste persing, olijfolie van eerste persing, geraffineerde olijfolie en olijfolie moet, nadat het monster door de kolom gestroomd is, daarvan minimaal 90 % worden teruggewonnen; voor olijfolie voor verlichting en olijfolie uit afvallen van olijven geldt een terugwinningspercentage van minimaal 80.
4.3.3. Opzuivering door vastefase-extractie (SPE)
De silica-SPE-kolom wordt geactiveerd door er onder vacuüm 6 ml hexaan (4.2.3) doorheen te laten lopen zonder dat uitdroging optreedt.
Weeg op 0,001 g nauwkeurig 0,12 g af in een 2 ml-flesje (4.1.15) en los op in 0,5 ml hexaan (4.2.3).
Breng de oplossing op de SPE-kolom en elueer vervolgens met 10 ml hexaan/diethylether (87:13 v/v) (4.2.3) onder vacuüm.
Laat de ingezamelde fractie tot uitdroging verdampen in een rotatieverdamper (4.1.9) onder verminderde druk en bij omgevingstemperatuur. Het residu wordt in 2 ml aceton (4.2.6) opgelost met het oog op de triacylglycerol-analyse (TAG-analyse).
4.4. HPLC-analyse
4.4.1. Monsterbereiding voor chromatografische analyse
Een 5 %-oplossing van het te analyseren monster wordt bereid door 0,5 ± 0,001 g van het monster in een maatkolf van 10 ml af te wegen en aan te lengen tot 10 ml met het oplosmiddel (4.2.9).
4.4.2. Werkwijze
Stel het chromatografiesysteem op. Pomp de elutievloeistof (4.2.8) op met een snelheid van 1,5 ml/min teneinde het volledige systeem te zuiveren. Wacht tot er een stabiele basislijn wordt verkregen.
Injecteer 10 μl van het volgens punt 4.3 bereide monster.
4.4.3. Berekening en uitdrukking van de resultaten
Gebruik de methode met interne standaard, dat wil zeggen ga ervan uit dat de som van de piekoppervlakken voor de TAG’s met ECN 42 tot en met ECN 52 gelijk is aan 100 %.
Bereken het relatieve percentage van elk triglyceride aan de hand van de formule:
.
Het resultaat wordt opgegeven met minstens twee cijfers achter de komma.
Zie de opmerkingen 1 tot en met 4.
4.5. Berekening van de samenstelling van de triacylglycerolen (in mol %) uit de gegevens over de vetzuursamenstelling (oppervlak %)
4.5.1. Bepaling van de vetzuursamenstelling
De vetzuursamenstelling wordt bepaald overeenkomstig ISO 5508 met behulp van een capillaire kolom. De bereiding van de methylesters wordt uitgevoerd volgens COI/T.20/Doc. nr. 24.
4.5.2. Vetzuren gebruikt bij de berekening
Glyceriden zijn gegroepeerd volgens hun equivalent koolstofgetal (ECN), rekening houdend met de volgende equivalenties tussen ECN en vetzuren. Er werden alleen vetzuren met 16 en 18 koolstofatomen in aanmerking genomen, aangezien alleen deze van belang zijn voor olijfolie. De totale hoeveelheid in aanmerking genomen vetzuren wordt gelijkgesteld aan 100 %.
Vetzuur (VZ) |
Afkorting |
Molecuulgewicht (MG) |
ECN |
Palmitinezuur |
P |
256,4 |
16 |
Palmitoleïnezuur |
Po |
254,4 |
14 |
Stearinezuur |
S |
284,5 |
18 |
Oleïnezuur |
O |
282,5 |
16 |
Linolzuur |
L |
280,4 |
14 |
Linoleenzuur |
Ln |
278,4 |
12 |
4.5.3. Omrekening van oppervlak % in aantal mol voor alle vetzuren (1)
|
|
|
|
|
|
4.5.4. Normalisering van vetzuren (in mol) tot 100 % (2)
Het resultaat geeft het vetzuurpercentage in mol % in de globale (1,2,3-)positie van de TAG’s.
Vervolgens wordt de som van de verzadigde vetzuren (VVZ) P en S en de onverzadigde vetzuren (OVZ) Po, O, L en Ln berekend (3):
4.5.5. Berekening van de vetzuursamenstelling in 2- en 1,3-posities van TAG’s
De vetzuren zijn als volgt over de drie groepen verdeeld: één voor de 2-positie en twee identieke voor de 1- en 3-posities, met verschillende coëfficiënten voor de verzadigde (P en S) en de onverzadigde zuren (Po, O, L en Ln).
4.5.5.1. Verzadigde vetzuren in de 2-positie [P(2) en S(2)] (4):
4.5.5.2. Onverzadigde vetzuren in de 2-positie [Po(2), O(2), L(2) en Ln(2)] (5):
4.5.5.3. Vetzuren in 1,3-posities [P(1,3), S(1,3), Po(1,3), O(1,3), L(1,3) en Ln(1,3)] (6):
4.5.6. Berekening van triacylglycerolen
4.5.6.1. TAG’s met één vetzuur (AAA, hier LLL, PoPoPo) (7)
4.5.6.2. TAG’s met twee vetzuren (AAB, hier PoPoL, PoLL) (8)
4.5.6.3. TAG’s met drie verschillende vetzuren (ABC, hier OLLn, PLLn, PoOLn, PPoLn) (9)
4.5.6.4. Triacylglycerolen met ECN 42
De triacylglycerolen met ECN 42 worden berekend volgens de vergelijkingen 7, 8 en 9 en vermeld in volgorde van verwachte elutie bij HPLC (normaal slechts drie pieken).
|
LLL |
|
PoLL en de positie-isomeer LPoL |
|
OLLn en de positie-isomeren OLnL en LnOL |
|
PoPoL en de positie-isomeer PoLPo |
|
PoOLn en de positie-isomeren OPoLn en OLnPo |
|
PLLn en de positie-isomeren LLnP en LnPL |
|
PoPoPo |
|
SLnLn en de positie-isomeer LnSLn |
|
PPoLn en de positie-isomeren PLnPo en PoPLn |
De som van de negen triacylglycerolen, inclusief de positie-isomeren, geeft de triacylglycerolen met ECN 42. Het resultaat wordt opgegeven met minstens twee cijfers achter de komma.
5. BEOORDELING VAN HET RESULTAAT
Het berekende theoretische gehalte en het gehalte bepaald met HPLC-analyse worden vergeleken. Als de absolute waarde van het verschil tussen de HPLC-gegevens en de theoretische gegevens groter is dan de waarde die voor de betrokken categorie olie in de norm is vermeld, dan bevat het monster zaadolie.
De resultaten worden opgegeven met twee cijfers achter de komma.
6. VOORBEELD (DE NUMMERS VERWIJZEN NAAR DE SECTIES IN DE TEKST VAN DE METHODE)
— 4.5.1. Berekening van mol % vetzuren uit GLC-gegevens (genormaliseerd oppervlak %)
De volgende gegevens voor de vetzuursamenstelling worden verkregen door middel van GLC:
VZ |
P |
S |
Po |
O |
L |
Ln |
MG |
256,4 |
284,5 |
254,4 |
282,5 |
280,4 |
278,4 |
Opp. % |
10,0 |
3,0 |
1,0 |
75,0 |
10,0 |
1,0 |
— 4.5.3. Omrekening van oppervlak % in aantal mol voor alle vetzuren (zie formule (1))
aantal mol P |
= |
|
aantal mol S |
= |
|
aantal mol Po |
= |
|
aantal mol O |
= |
|
aantal mol L |
= |
|
aantal mol Ln |
= |
|
Totaal |
= |
0,35821 mol TAG’s |
— 4.5.4. Normalisering van vetzuren (in mol) tot 100 % (zie formule (2))
mol % P(1,2,3) |
= |
|
mol % S(1,2,3) |
= |
|
mol % Po(1,2,3) |
= |
|
mol % O(1,2,3) |
= |
|
mol % L(1,2,3) |
= |
|
mol % Ln(1,2,3) |
= |
|
Totaal mol % |
= |
100 % |
Som van de verzadigde en onverzadigde vetzuren in 1,2,3-posities van TAG’s (zie formule (3)):
— 4.5.5. Berekening van de vetzuursamenstelling in 2- en 1,3-posities van de TAG’s
— 4.5.5.1. Verzadigde vetzuren in de 2-positie [P(2) en S(2)] (zie formule (4))
— 4.5.5.2. Onverzadigde vetzuren in de 2-positie [Po(1,3), O(1,3), L(1,3) en Ln(1,3)] (zie formule (5))
— 4.5.5.3. Vetzuren in 1,3-posities [P(1,3), S(1,3), Po(1,3), O(1,3), L(1,3) en Ln(1,3)] (zie formule (6))
— 4.5.6. Berekening van triacylglycerolen
Uit de berekende vetzuursamenstelling in sn-2- en sn-1,3-posities:
VZ in |
1,3-pos. |
2-pos. |
P |
16,004 % |
0,653 % |
S |
4,325 % |
0,177 % |
Po |
1,015 % |
1,262 % |
O |
68,526 % |
85,296 % |
L |
9,204 % |
11,457 % |
Ln |
0,927 % |
1,153 % |
Som |
100,0 % |
100,0 % |
worden de volgende triacylglycerolen berekend:
|
LLL |
|
PoPoPo |
|
PoLL met 1 positie-isomeer |
|
SLnLn met 1 positie-isomeer |
|
PoPoL met 1 positie-isomeer |
|
PPoLn met 2 positie-isomeren |
|
OLLn met 2 positie-isomeren |
|
PLLn met 2 positie-isomeren |
|
PoOLn met 2 positie-isomeren |
— 4.5.6.1. TAG’s met één vetzuur (LLL, PoPoPo) (zie formule (7))
, = 0,09706 mol LLL
— 4.5.6.2. TAG’s met twee vetzuren (PoLL, SLnLn, PoPoL) (zie formule (8))
0,03210 mol PoLL
0,00094 mol SLnLn
0,00354 mol PoPoL
— 4.5.6.3. TAG’s met drie verschillende vetzuren (PoPLn, OLLn, PLLn, PoOLn) (zie formule (9))
0,00761 mol PPoLn
0,43655 mol OLLn
0,06907 mol PLLn
0,04812 mol PoOLn
ECN 42 = 0,69512 mol TAG’s
Opmerking 1: De elutievolgorde kan worden bepaald door het berekenen van de equivalente koolstofgetallen, dikwijls gedefinieerd met de vergelijking , waarin CN het koolstofgetal is en n het aantal dubbele bindingen; zij kan preciezer worden berekend door rekening te houden met de oorsprong van de dubbele binding. Als no, nl en nln de aantallen dubbele bindingen zijn die respectievelijk worden toegeschreven aan oleïnezuur, linolzuur en linoleenzuur, kan het equivalent koolstofgetal worden berekend aan de hand van de formule:
waarin de coëfficiënten do, dl en dln kunnen worden berekend door middel van de referentietriglyceriden. Onder de in deze methode gespecificeerde voorwaarden zal de verkregen vergelijking dicht liggen bij:
Opmerking 2: Met verschillende referentietriglyceriden kan ook de resolutie ten opzichte van trioleïne berekend worden:
trioleïne
door gebruik van de gereduceerde retentietijd .
De grafiek van log α tegen f (aantal dubbele bindingen) maakt het mogelijk de retentiewaarden te bepalen voor alle triglyceriden van vetzuren in de referentietriglyceriden (zie figuur 1).
Opmerking 3: De efficiëntie van de kolom dient zodanig te zijn dat de trilinoleïnepiek duidelijk gescheiden is van de pieken van triglyceriden met een aangrenzende RT. De elutie wordt uitgevoerd tot de piek van ECN 52.
Opmerking 4: Om een chromatogram te krijgen dat een juiste meting van de oppervlakken van alle belangrijke pieken mogelijk maakt, moet de tweede piek die overeenkomt met ECN 50 een intensiteit (hoogte) hebben van 50 % van de volle uitslag.
Figuur 1
Grafiek van log α tegen f (aantal dubbele bindingen)
Figuur 2
Linolzuurarme olijfolie
a)
b)
Figuur 3
Linolzuurrijke olijfolie
a)
b)
BIJLAGE III
„BIJLAGE XXI
Resultaten van de conformiteitscontroles van olijfoliën als bedoeld in artikel 8, lid 2
|
Etikettering |
Chemische parameters |
Organoleptische kenmerken (4) |
Slotconclusie |
|||||||||||||
Monster |
Categorie |
Land van oorsprong |
Plaats van controle (1) |
Wettelijke benaming |
Oorsprongsbenaming |
Bewaaromstandigheden |
Foutieve informatie |
Leesbaarheid |
C/NC (3) |
Overschrijding drempelwaarde(n)? J/N |
Zo ja, geef aan voor welke parameter(s) (2) |
C/NC (3) |
Mediaan voor de gebreken |
Mediaan „fruitig” |
C/NC (3) |
Vereiste maatregelen |
Sanctie |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) Interne markt (olijfoliefabriek, bottelarij, kleinhandel), uitvoer, invoer
(2) Met elk in bijlage I genoemd kenmerk van olijfolie stemt een code overeen
(3) Conform/niet conform
(4) Niet vereist in het geval van olijfolie en olie uit afvallen van olijven”
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/71 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 300/2013 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 605/2010 tot vaststelling van de volks- en diergezondheidsvoorwaarden en de veterinaire certificeringsvoorschriften voor het binnenbrengen in de Europese Unie van rauwe melk en zuivelproducten, bestemd voor menselijke consumptie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, en punt 4, en artikel 9, lid 4,
Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name artikel 11, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 605/2010 van de Commissie (3) worden de volks- en diergezondheidsvoorwaarden en de certificeringsvoorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van zendingen rauwe melk en zuivelproducten en de lijst van derde landen waaruit de invoer in de Unie van dergelijke zendingen is toegestaan, vastgesteld. |
(2) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010 bevat een lijst van derde landen of delen daarvan waaruit zendingen rauwe melk en zuivelproducten in de Unie mogen worden binnengebracht, met vermelding van het type warmtebehandeling dat voor die goederen vereist is. In artikel 4 van Verordening (EU) nr. 605/2010 wordt bepaald dat de lidstaten de invoer toestaan van zendingen zuivelproducten, afgeleid van rauwe melk van koeien, ooien, geiten of buffelkoeien uit de in kolom C van bijlage I bij die verordening opgenomen derde landen of delen daarvan waar een risico van mond-en-klauwzeer bestaat, mits die zuivelproducten een warmtebehandeling hebben ondergaan of zijn geproduceerd met rauwe melk die een warmtebehandeling heeft ondergaan als bedoeld in dat artikel. |
(3) |
De invoer in de Unie van zuivelproducten die zijn vervaardigd met rauwe melk van kamelen van de soort Camelus dromedarius (dromedarissen) uit de in kolom C van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010 opgenomen derde landen of delen daarvan waar een risico van mond- en klauwzeer bestaat, brengt geen groter risico met zich mee dan de invoer van zuivelproducten, afgeleid van rauwe melk van koeien, ooien, geiten of buffelkoeien, mits die zuivelproducten een van de in artikel 4 van die verordening bedoelde warmtebehandelingen hebben ondergaan of zijn geproduceerd met rauwe melk die een van die warmtebehandelingen heeft ondergaan. Dat artikel moet derhalve worden gewijzigd om daaronder ook zuivelproducten, afgeleid van rauwe melk van die diersoort, te laten vallen. |
(4) |
Daarnaast heeft het Emiraat Dubai van de Verenigde Arabische Emiraten, een derde land dat niet is opgenomen in de lijst van de Wereldorganisatie voor diergezondheid van landen die vrij zijn van mond- en klauwzeer, belangstelling getoond voor het uitvoeren naar de Unie van zuivelproducten die zijn vervaardigd met rauwe melk afkomstig van dromedarissen na fysieke of chemische behandeling overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) nr. 605/2010, en heeft het informatie verstrekt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (4). |
(5) |
De inspectiedienst van de Commissie heeft met goed gevolg de dier- en volksgezondheidcontroles op de productie van melk afkomstig van dromedarissen in het Emiraat Dubai onderzocht. Daarnaast zijn de aanbevelingen van de inspectiedienst van de Commissie naar behoren door het Emiraat Dubai in behandeling genomen. |
(6) |
Op basis van die informatie kan worden geconcludeerd dat het Emiraat Dubai de nodige garanties kan bieden dat in het Emiraat Dubai met rauwe melk van dromedarissen vervaardigde zuivelproducten conform zijn met de toepasselijke dier- en volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer in de Unie van zuivelproducten uit de in kolom C van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010 opgenomen derde landen of delen daarvan waar een risico van mond- en klauwzeer bestaat. |
(7) |
Om de invoer in de Unie van met dromedarismelk vervaardigde zuivelproducten uit bepaalde delen van het grondgebied van de Verenigde Arabische Emiraten toe te staan, moet het Emiraat Dubai worden toegevoegd aan de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 605/2010 opgenomen lijst van derde landen of delen daarvan, met de vermelding dat de toestemming als bedoeld in kolom C van die lijst alleen geldt voor zuivelproducten die met melk van die diersoort zijn vervaardigd. |
(8) |
Het model voor gezondheidscertificaat „Melk-HTC” in deel 2 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 605/2010 moeten worden gewijzigd om een verwijzing op te nemen naar zuivelproducten die zijn vervaardigd met melk van dromedarissen. |
(9) |
Bepaalde zuivelproducten waarop Verordening (EU) nr. 605/2010 van toepassing is, vallen niet onder de productcodes (GS-codes) als vermeld in de modelgezondheidscertificaten voor zuivelproducten. Om een meer precieze identificatie van die producten in de modelgezondheidscertificaten mogelijk te maken, moeten de ontbrekende GS-codes 15.17 (margarine) en 28.35 (fosfaten) in de respectieve modellen voor de gezondheidscertificaten „Melk-HTB”, „Melk-HTC” en „Melk-T/S” in bijlage II bij die verordening worden toegevoegd. |
(10) |
Verordening (EU) nr. 605/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 605/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 4, lid 1, wordt de inleidende zin vervangen door: „De lidstaten staan de invoer toe van zendingen zuivelproducten, afgeleid van rauwe melk van koeien, ooien, geiten, buffelkoeien, of, indien dit in bijlage I specifiek wordt toegestaan, van kamelen van de soort Camelus dromedarius, uit de in kolom C van bijlage I opgenomen derde landen of delen daarvan waar een risico van mond-en-klauwzeer bestaat, mits die zuivelproducten een warmtebehandeling hebben ondergaan of zijn geproduceerd met rauwe melk die een warmtebehandeling heeft ondergaan, bestaande uit:”. |
2) |
De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.
(3) PB L 175 van 10.7.2010, blz. 1.
(4) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
BIJLAGE
De bijlagen bij Verordening (EU) nr. 605/2010 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage II wordt deel 2 als volgt gewijzigd:
|
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/78 |
VERORDENING (EU) Nr. 301/2013 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2013
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot jaarlijkse verbeteringen in International Financial Reporting Standards, cyclus 2009-2011
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 17 mei 2012 is de International Accounting Standards Board (IASB) in het kader van zijn jaarlijkse verbeteringsproces dat erop gericht is de standaarden te stroomlijnen en te verduidelijken, overgegaan tot de publicatie van Verbeteringen in International Financial Reporting Standards cyclus 2009-2011 (de verbeteringen). Doel van de verbeteringen is niet dringende, maar noodzakelijke kwesties te behandelen die door de IASB tijdens de in 2009 begonnen projectcyclus zijn besproken op het gebied van inconsistenties in de International Financial Reporting Standards (IFRS) of onduidelijke formuleringen. Drie verbeteringen, namelijk de wijzigingen in bijlage D van IFRS 1, International Accounting Standard (IAS) 16 en IAS 34, zijn verduidelijkingen of verbeteringen van de desbetreffende standards. De andere drie verbeteringen, namelijk de wijzigingen in IFRS 1, IAS 1 en IAS 32, omvatten veranderingen in de bestaande vereisten of bijkomende leidraden betreffende de uitvoering van die vereisten. |
(3) |
Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de verbeteringen beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
(2) |
International Accounting Standard (IAS) 1 Opstelling van jaarrekeningen wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
(3) |
IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards en IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving worden gewijzigd overeenkomstig IAS 1 conform de bijlage bij deze verordening; |
(4) |
IAS 16 Materiële vaste activa wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
(5) |
IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
(6) |
Interpretatie 2 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten wordt gewijzigd overeenkomstig IAS 32 conform de bijlage bij deze verordening; |
(7) |
IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2013 van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.
BIJLAGE
INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN
IFRS 1 |
|
||
IAS 1 |
|
||
IAS 16 |
|
||
IAS 32 |
|
||
IAS 34 |
|
"Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org"
Wijziging in IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards
De alinea's 4A, 4B, 23A, 23B, en 39P worden toegevoegd.
TOEPASSINGSGEBIED
4A |
Niettegenstaande de vereisten van de alinea's 2 en 3 moet een entiteit die tijdens een voorgaande verslagperiode de IFRSs heeft toegepast, maar waarvan de recentste voorgaande jaarrekening geen expliciete en onvoorwaardelijke verklaring van overeenstemming met de IFRSs bevatte, ofwel deze IFRS toepassen, ofwel de IFRSs retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten alsof de entiteit nooit had opgehouden de IFRSs toe te passen. |
4B |
Wanneer een entiteit er overeenkomstig alinea 4A niet voor kiest deze IFRS toe te passen, moet zij niettemin, naast de vereisten inzake informatieverschaffing in IAS 8, ook de vereisten inzake informatieverschaffing in de alinea's 23A en 23B van IFRS 1 toepassen. |
PRESENTATIE EN INFORMATIEVERSCHAFFING
Toelichting in verband met de overgang naar de IFRSs
23A |
Een entiteit die de IFRSs tijdens een voorgaande verslagperiode heeft toegepast zoals beschreven in alinea 4A, moet het volgende vermelden:
|
23B |
Wanneer een entiteit er overeenkomstig alinea 4A niet voor kiest IFRS 1 toe te passen, moet zij de redenen toelichten waarom zij ervoor kiest de IFRSs toe te passen alsof zij nooit was opgehouden met het toepassen van de IFRSs. |
INGANGSDATUM
39P |
De alinea's 4A, 4B, 23A en 23B zijn toegevoegd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Wijziging in bijlage D bij IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards
Alinea 23D wordt gewijzigd en alinea 39Q wordt toegevoegd.
Financieringskosten
D23 |
Een eerste toepasser kan ervoor kiezen de vereisten van IAS 23 toe te passen vanaf de datum van overgang of vanaf een vroegere datum zoals is toegestaan op grond van alinea 28 van IAS 23. Vanaf de datum waarop een entiteit die deze vrijstelling toepast, begint met het toepassen van IAS 23:
|
INGANGSDATUM
39Q |
Alinea D23 is gewijzigd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Wijziging in IAS 1 Presentatie van de jaarrekening
De alinea's 10, 38 en 41 worden gewijzigd. De alinea's 39 en 40 worden verwijderd. De alinea's 38A tot en met 38D, 40A tot en met 40D en 139L worden toegevoegd (al is de inhoud van de alinea's 38A en 38B gebaseerd op de eerdere alinea's 39 en 40 die thans zijn verwijderd), alsook de kopjes boven de alinea's 38, 38C en 40A.
Volledige jaarrekening
10 |
Een volledige jaarrekening bestaat uit:
|
Een entiteit mag voor de overzichten andere namen gebruiken dan die welke in deze standaard worden gebruikt. Zo mag een entiteit de naam "overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten" gebruiken in plaats van "overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten".
Vergelijkende informatie
38 |
Behalve indien IFRSs anderszins toestaan of vereisen, moet een entiteit vergelijkende informatie met betrekking tot de voorgaande periode presenteren voor alle bedragen die in de jaarrekening van de lopende periode worden gerapporteerd. Een entiteit moet vergelijkende informatie voor beschrijvende informatie opnemen indien dit relevant is om inzicht te krijgen in de jaarrekening van de lopende periode. |
38A |
Een entiteit moet ten minste twee overzichten van de financiële positie, twee overzichten van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten, twee afzonderlijke winst-en-verliesrekeningen (indien gepresenteerd), twee kasstroomoverzichten en twee mutatieoverzichten van het eigen vermogen en de bijbehorende toelichtingen presenteren. |
38B |
In sommige gevallen blijft beschrijvende informatie in de jaarrekening over de voorgaande periode(n) relevant in de lopende periode. Zo verstrekt een entiteit in de lopende periode gedetailleerde informatie over een rechtsgeschil waarvan de uitkomst onzeker was aan het eind van de voorgaande periode en waarover nog een uitspraak moet worden gedaan. Informatie over het feit dat er aan het eind van de voorgaande periode onzekerheid bestond en over de stappen die tijdens de periode zijn genomen om deze onzekerheid weg te nemen, kan nuttig zijn voor gebruikers. |
38C |
Een entiteit kan vergelijkende informatie presenteren ter aanvulling van de vergelijkende jaarrekening die overeenkomstig de IFRSs ten minste moet worden verstrekt, mits deze informatie overeenkomstig de IFRSs is opgesteld. Deze vergelijkende informatie kan bestaan uit een of meer in alinea 10 bedoelde overzichten, maar behoeft geen volledige jaarrekening te zijn. Wanneer dit het geval is, moet de entiteit de bijbehorende toelichtingen bij deze aanvullende overzichten presenteren. |
38D |
Zo kan een entiteit een derde overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten presenteren (waarbij de lopende periode, de voorgaande periode en een aanvullende vergelijkende periode worden gepresenteerd). De entiteit is echter niet verplicht een derde overzicht van de financiële positie, een derde kasstroomoverzicht of een derde mutatieoverzicht van het eigen vermogen (dat wil zeggen een aanvullende vergelijkende jaarrekening) te presenteren. De entiteit moet in de toelichting bij de jaarrekening de vergelijkende informatie met betrekking tot dit aanvullende overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten presenteren. |
39 |
[Verwijderd] |
40 |
[Verwijderd] |
40A |
Een entiteit moet ter aanvulling van de overeenkomstig alinea 38A ten minste te verstrekken vergelijkende financiële overzichten een derde overzicht van de financiële positie vanaf het begin van de voorgaande periode presenteren indien:
|
40B |
In de in alinea 40A beschreven omstandigheden moet een entiteit drie overzichten van de financiële positie presenteren die betrekking hebben op respectievelijk:
|
40C |
Als een entiteit een aanvullend overzicht van de financiële positie overeenkomstig alinea 40A moet presenteren, moet zij de op grond van de alinea's 41 tot en met 44 en IAS 8 vereiste informatie verschaffen. Zij behoeft evenwel geen bijbehorende toelichtingen bij het openingsoverzicht van de financiële positie aan het begin van de voorgaande periode te presenteren. |
40D |
De datum van dat openingsoverzicht van de financiële positie moet het begin van de voorgaande periode zijn, ongeacht of in de jaarrekening van een entiteit vergelijkende informatie met betrekking tot eerdere periodes wordt gepresenteerd (zoals toegestaan door alinea 38C). |
41 |
Als een entiteit de presentatie of classificatie van posten in haar jaarrekening wijzigt, moet zij de vergelijkende bedragen herclassificeren, tenzij dit praktisch niet haalbaar is. Als een entiteit vergelijkende bedragen herclassificeert, moet zij de volgende informatie verschaffen (inclusief vanaf het begin van de voorgaande periode):
|
OVERGANG EN INGANGSDATUM
139L |
De alinea's 10, 38 en 41 zijn gewijzigd, de alinea's 39 en 40 zijn verwijderd, en de alinea's 38A tot en met 38D en 40A tot en met 40D zijn toegevoegd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Uit de wijziging in IAS 1 voortvloeiende wijzigingen in andere standaarden
De hierna volgende wijzigingen in andere IFRSs zijn noodzakelijk om de consistentie met de herziene IAS 1 te verzekeren.
Wijziging in IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards
Alinea 21 wordt gewijzigd en alinea 39R wordt toegevoegd.
PRESENTATIE EN INFORMATIEVERSCHAFFING
Vergelijkende informatie
21 |
De eerste IFRS-jaarrekening van een entiteit moet ten minste drie overzichten van de financiële positie, twee overzichten van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten, twee afzonderlijke winst-en-verliesrekeningen (indien gepresenteerd), twee kasstroomoverzichten en twee mutatieoverzichten van het eigen vermogen en de bijbehorende toelichtingen, met inbegrip van vergelijkende informatie voor alle gepresenteerde overzichten, bevatten. |
INGANGSDATUM
39R |
Alinea 21 is gewijzigd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Wijziging in IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving
Alinea 5 wordt gewijzigd en alinea 52 wordt toegevoegd.
INHOUD VAN EEN TUSSENTIJDS FINANCIEEL VERSLAG
5 |
IAS 1 bepaalt dat een volledige jaarrekening is samengesteld uit de volgende componenten:
Een entiteit mag voor de overzichten andere namen gebruiken dan die welke in deze standaard worden gebruikt. Zo mag een entiteit de naam "overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten" gebruiken in plaats van "overzicht van winst of verlies en niet-gerealiseerde resultaten". |
INGANGSDATUM
52 |
Alinea 5 is gewijzigd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011; het betreft een wijziging die voortvloeit uit de wijziging in IAS 1 Presentatie van de jaarrekening. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Wijziging in IAS 16 Materiële vaste activa
Alinea 8 wordt gewijzigd en alinea 81G wordt toegevoegd.
OPNAME
8 |
Posten zoals reserveonderdelen, reserveapparatuur en onderhoudsbenodigdheden worden opgenomen in overeenstemming met deze IFRS wanneer zij aan de definitie van materiële vaste activa voldoen. Anders worden dergelijke posten als voorraden geclassificeerd. |
INGANGSDATUM
81G |
Alinea 8 is gewijzigd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Wijziging in IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie
De alinea's 35, 37 en 39 worden gewijzigd en de alinea's 35A en 97M worden toegevoegd.
PRESENTATIE
Rente, dividenden, verliezen en winsten
(zie tevens alinea TL37)
35 |
Rente, dividenden, verliezen en winsten die verband houden met een financieel instrument of een component die een financiële verplichting is, moeten als baten of lasten in de winst- en verliesrekening worden opgenomen. Uitkeringen aan houders van een eigenvermogensinstrument moeten door de entiteit rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt. De transactiekosten van een eigenvermogenstransactie moeten ten laste van het eigen vermogen worden gebracht. |
35A |
De winstbelasting die met uitkeringen aan houders van een eigenvermogensinstrument en met de transactiekosten van een eigenvermogenstransactie verband houdt, moet administratief worden verwerkt in overeenstemming met IAS 12 Winstbelastingen. |
37 |
Een entiteit maakt gewoonlijk verscheidene kosten bij de uitgifte of verwerving van haar eigenvermogensinstrumenten. Deze kosten kunnen bestaan uit registratierechten en andere door de wet opgelegde vergoedingen, bedragen betaald aan juridisch adviseurs, accountants en andere professionele dienstverleners, drukkosten en zegelrechten. De transactiekosten van een eigenvermogenstransactie worden ten laste van het eigen vermogen gebracht in zoverre zij bijkomende kosten zijn die rechtstreeks aan de eigenvermogenstransactie zijn toe te rekenen en die zich anders niet zouden hebben voorgedaan. De kosten van een eigenvermogenstransactie die wordt gestaakt, worden als last verwerkt. |
39 |
Het bedrag van de transactiekosten die in de periode ten laste van het eigen vermogen worden verwerkt, wordt afzonderlijk vermeld in overeenstemming met IAS 1. |
INGANGSDATUM EN OVERGANG
97M |
De alinea's 35, 37 en 39 zijn gewijzigd en alinea 35A is toegevoegd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
Uit de wijziging in IAS 32 voortvloeiende wijzigingen in andere standaarden
De hierna volgende wijzigingen in andere IFRSs zijn noodzakelijk om de consistentie met de herziene IAS 32 te verzekeren.
Wijziging in IFRIC 2 Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten
Alinea 11 wordt gewijzigd en alinea 17 wordt toegevoegd.
CONSENSUS
11 |
Zoals voorgeschreven door alinea 35 van IAS 32 worden uitkeringen aan houders van eigenvermogensinstrumenten rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt. Rente, dividenden en andere opbrengsten in verband met als financiële verplichtingen ingedeelde financiële instrumenten zijn lasten, ongeacht of die betaalde bedragen in juridische zin als dividenden, rente of andere opbrengsten zijn aangemerkt. |
INGANGSDATUM
17 |
Alinea 11 is gewijzigd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Indien een entiteit deze wijziging in IAS 32 in het kader van de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011 op een eerdere periode toepast, moet de wijziging in alinea 11 op die eerdere periode worden toegepast. |
Wijziging in IAS 34 Tussentijdse financiële verslaggeving
Alinea 16A wordt gewijzigd en alinea 53 wordt toegevoegd.
INHOUD VAN EEN TUSSENTIJDS FINANCIEEL VERSLAG
Overige informatieverschaffing
16A |
Naast het vermelden van wezenlijke gebeurtenissen en transacties in overeenstemming met de alinea's 15 tot en met 15C moet een entiteit de onderstaande informatie in de toelichtingen bij haar tussentijdse financiële overzichten opnemen indien deze informatie niet elders in het tussentijds financieel verslag is vermeld. De informatie moet normaliter cumulatief voor het lopende boekjaar worden gerapporteerd.
|
INGANGSDATUM
53 |
Alinea 16A is gewijzigd door de in mei 2012 uitgegeven Verbeteringen cyclus 2009-2011. Entiteiten moeten deze wijziging retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden. |
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/86 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 302/2013 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 616/2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 144, lid 1, en artikel 148, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (2) betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen. |
(2) |
De minimum- en de maximumhoeveelheid waarop de aanvragen om rechten tot invoer en de certificaataanvragen betrekking moeten hebben, moeten worden gewijzigd en geharmoniseerd teneinde incoherenties te voorkomen. |
(3) |
Om het beheer van de contingenten te verbeteren en te harmoniseren, moet zowel de zekerheid voor bepaalde contingenten als de geldigheid van de invoercertificaten worden aangepast en moet worden bepaald dat de invoercertificaten voor bepaalde groepen niet mogen worden overgedragen. |
(4) |
In de bijlage dient te worden gespecificeerd dat de toewijzing van bepaalde contingenten voor andere landen in sommige gevallen ook betrekking moet hebben op hetzij Brazilië, hetzij Thailand. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 616/2007 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 616/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 5, lid 2, wordt vervangen door: „2. Bij de indiening van de certificaataanvraag voor de groepen 2, 3, 6A, 6B en 8 wordt een zekerheid van 50 EUR per 100 kg gesteld. Voor de groepen 1, 4A, 4B en 7 wordt de zekerheid vastgesteld op 10 EUR per 100 kg en voor aanvragen om rechten tot invoer voor de groepen 5A en 5B wordt de zekerheid vastgesteld op 35 EUR per 100 kg.”. |
3) |
Artikel 7 wordt vervangen door: „Artikel 7 1. In afwijking van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (3) zijn de invoercertificaten en de invoerrechten geldig vanaf de eerste dag van de contingentperiode of -deelperiode waarvoor de aanvraag is afgegeven, en tot en met 30 juni van de betrokken contingentperiode. Certificaten voor de groepen 5A en 5B zijn evenwel overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008 geldig gedurende 15 werkdagen vanaf de datum van de feitelijke afgifte van het certificaat. 2. In afwijking van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 376/2008 zijn de rechten die voortvloeien uit certificaten voor andere groepen dan de groepen 5A en 5B, niet overdraagbaar. 3. Onverminderd artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 376/2008 mogen de rechten die voortvloeien uit certificaten voor de groepen 5A en 5B, alleen worden overgedragen aan cessionarissen die voldoen aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 en artikel 4, leden 1 en 2, van de onderhavige verordening vastgestelde voorwaarden. |
4) |
Bijlage I wordt vervangen door bijlage I bij de onderhavige verordening. |
5) |
Bijlage II bij de onderhavige verordening wordt als deel E toegevoegd aan bijlage II. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3.
(3) PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3.”.
BIJLAGE I
„BIJLAGE I
Gezouten of gepekeld vlees van pluimvee (1)
Land |
Nummer van de groep |
Beheersfrequentie |
Volgnummer |
GN-code |
Douanerecht |
Jaarlijkse hoeveelheid (t) |
Minimum per aanvraag |
Maximum per aanvraag |
Brazilië |
1 |
driemaandelijks |
09.4211 |
ex 0210 99 39 |
15,4 % |
170 807 |
100 t |
10 % |
Thailand |
2 |
driemaandelijks |
09.4212 |
ex 0210 99 39 |
15,4 % |
92 610 |
100 t |
5 % |
Andere |
3 |
jaarlijks |
09.4213 |
ex 0210 99 39 |
15,4 % |
828 |
10 t |
10 % |
Bereidingen van ander vlees van pluimvee dan kalkoen
Land |
Nummer van de groep |
Beheersfrequentie |
Volgnummer |
GN-code |
Douanerecht |
Jaarlijkse hoeveelheid (t) |
Minimum per aanvraag |
Maximum per aanvraag |
Brazilië |
4A |
driemaandelijks |
09.4214 |
1602 32 19 |
8 % |
79 477 |
100 t |
10 % |
09.4251 |
1602 32 11 |
630 EUR/t |
15 800 |
100 t |
10 % |
|||
09.4252 |
1602 32 30 |
10,9 % |
62 905 |
100 t |
10 % |
|||
4B |
jaarlijks |
09.4253 |
1602 32 90 |
10,9 % |
295 |
10 t |
100 % |
|
Thailand |
5A |
driemaandelijks |
09.4215 |
1602 32 19 |
8 % |
160 033 |
100 t |
10 % |
09.4254 |
1602 32 30 |
10,9 % |
14 000 |
100 t |
10 % |
|||
09.4255 |
1602 32 90 |
10,9 % |
2 100 |
10 t |
10 % |
|||
09.4256 |
1602 39 29 |
10,9 % |
13 500 |
100 t |
10 % |
|||
5B |
jaarlijks |
09.4257 |
1602 39 21 |
630 EUR/t |
10 |
10 t |
100 % |
|
09.4258 |
ex 1602 39 85 (2) |
10,9 % |
600 |
10 t |
100 % |
|||
09.4259 |
ex 1602 39 85 (3) |
10,9 % |
600 |
10 t |
100 % |
|||
Andere |
6A |
driemaandelijks |
09.4216 |
1602 32 19 |
8 % |
11 443 |
10 t |
10 % |
09.4260 |
1602 32 30 |
10,9 % |
2 800 |
10 t |
10 % |
|||
6B |
jaarlijks |
09.4261 (4) |
1602 32 11 |
630 EUR/t |
340 |
10 t |
100 % |
|
09.4262 |
1602 32 90 |
10,9 % |
470 |
10 t |
100 % |
|||
09.4263 (5) |
1602 39 29 |
10,9 % |
220 |
10 t |
100 % |
|||
09.4264 (5) |
ex 1602 39 85 (2) |
10,9 % |
148 |
10 t |
100 % |
|||
09.4265 (5) |
ex 1602 39 85 (3) |
10,9 % |
125 |
10 t |
100 % |
Bereidingen van vlees van kalkoen
Land |
Nummer van de groep |
Beheersfrequentie |
Volgnummer |
GN-code |
Douanerecht |
Jaarlijkse hoeveelheid (t) |
Minimum per aanvraag |
Maximum per aanvraag |
Brazilië |
7 |
driemaandelijks |
09.4217 |
1602 31 |
8,5 % |
92 300 |
100 t |
10 % |
Andere |
8 |
driemaandelijks |
09.4218 |
1602 31 |
8,5 % |
11 596 |
10 t |
10 %” |
(1) De toepasselijkheid van het preferentiestelsel wordt vastgesteld op basis van de GN-code en op voorwaarde dat het betrokken gezouten of gepekelde vlees van pluimvee van GN-code 0207 is.
(2) Verwerkt vlees van eenden, ganzen en parelhoenders, 25 of meer doch minder dan 57 gewichtspercenten vlees of slachtafvallen, van pluimvee, bevattend.
(3) erwerkt vlees van eenden, ganzen en parelhoenders, minder dan 25 gewichtspercenten vlees of slachtafvallen, van pluimvee, bevattend.
(4) Andere dan Brazilië, inclusief Thailand.
(5) Andere dan Thailand, inclusief Brazilië.
BIJLAGE II
„E. |
In artikel 4, lid 7, vijfde alinea, bedoelde vermeldingen:
|
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/90 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 303/2013 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
71,0 |
TN |
111,6 |
|
TR |
135,6 |
|
ZZ |
106,1 |
|
0707 00 05 |
JO |
194,1 |
MA |
152,2 |
|
TR |
159,3 |
|
ZZ |
168,5 |
|
0709 91 00 |
EG |
66,7 |
ZZ |
66,7 |
|
0709 93 10 |
MA |
42,8 |
TR |
155,2 |
|
ZZ |
99,0 |
|
0805 10 20 |
EG |
58,2 |
IL |
72,5 |
|
MA |
59,7 |
|
TN |
67,4 |
|
TR |
66,5 |
|
ZZ |
64,9 |
|
0805 50 10 |
TR |
77,5 |
ZZ |
77,5 |
|
0808 10 80 |
AR |
96,5 |
BR |
88,0 |
|
CL |
129,7 |
|
CN |
75,5 |
|
MK |
28,2 |
|
US |
196,6 |
|
ZA |
113,5 |
|
ZZ |
104,0 |
|
0808 30 90 |
AR |
108,6 |
CL |
147,7 |
|
TR |
208,9 |
|
US |
150,6 |
|
ZA |
117,0 |
|
ZZ |
146,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/92 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 304/2013 VAN DE COMMISSIE
van 27 maart 2013
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 april 2013
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 april 2013, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden. |
(5) |
Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 april 2013, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.
BIJLAGE I
Vanaf 1 april 2013 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 19 00 1001 11 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
ex 1001 91 20 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 99 00 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 10 00 1002 90 00 |
ROGGE |
0,00 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
1007 10 90 1007 90 00 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Krachtens artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van de invoerrechten met:
— |
3 EUR per ton, indien de loshaven aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee ligt en het product via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal wordt aangevoerd, |
— |
2 EUR per ton, als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt en het product via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR per ton als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
15.3.2013-26.3.2013
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR per ton inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(2) Korting van 10 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(3) Korting van 30 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
BESLUITEN
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/95 |
BESLUIT 2013/160/GBVB VAN DE RAAD
van 27 maart 2013
houdende wijziging van Besluit 2011/101/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 15 februari 2011 Besluit 2011/101/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 23 juli 2012 en 18 februari 2013 geconcludeerd dat een vreedzaam en geloofwaardig referendum over de grondwet in Zimbabwe een belangrijke mijlpaal zou zijn ter voorbereiding van democratische verkiezingen, hetgeen een onmiddellijke opschorting van het merendeel van de resterende, tegen personen en entiteiten gerichte beperkende maatregelen van de Unie rechtvaardigt. |
(3) |
Gezien de resultaten van het grondwettelijk referendum in Zimbabwe van 16 maart 2013, heeft de Raad besloten het reisverbod en de bevriezing van tegoeden die tegen het merendeel van de in bijlage I bij Besluit 2011/101/GBVB vermelde personen en entiteiten gelden, op te schorten. De opschorting moet elke 3 maanden door de Raad worden geëvalueerd op basis van de ontwikkelingen ter plaatse. |
(4) |
Besluit 2011/101/GBVB moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2011/101/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 10, lid 3 wordt vervangen door: „3. De maatregelen in artikel 4, lid 1 en in artikel 5, leden 1 en 2, voor zover van toepassing op de personen en entiteiten in bijlage II, worden tot en met 20 februari 2014 opgeschort. De opschorting wordt elke drie maanden geëvalueerd”. |
2) |
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 27 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
E. GILMORE
(1) PB L 42 van 16.2.2011, blz. 6.
BIJLAGE
„BIJLAGE II
PERSONEN EN ENTITEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 3
I. Personen
|
Naam (en eventuele aliassen) |
1. |
Abu Basutu, Titus Mehliswa Johna |
2. |
Buka (ook bekend als Bhuka), Flora |
3. |
Bvudzijena, Wayne |
4. |
Charamba, George |
5. |
Chidarikire, Faber Edmund |
6. |
Chigwedere, Aeneas Soko |
7. |
Chihota, Phineas |
8. |
Chinamasa, Patrick Anthony |
9. |
Chindori-Chininga, Edward Takaruza |
10. |
Chinotimba, Joseph |
11. |
Chipwere, Augustine |
12. |
Chombo, Ignatius Morgan Chiminya |
13. |
Dinha, Martin |
14. |
Goche, Nicholas Tasunungurwa |
15. |
Gono, Gideon |
16. |
Gurira, Cephas T. |
17. |
Gwekwerere, Stephen (ook bekend als Steven) |
18. |
Kachepa, Newton |
19. |
Karakadzai, Mike Tichafa |
20. |
Kasukuwere, Saviour |
21. |
Kazangarare, Jawet |
22. |
Khumalo, Sibangumuzi |
23. |
Kunonga, Nolbert (ook bekend als Nobert) |
24. |
Kwainona, Martin |
25. |
Langa, Andrew |
26. |
Mabunda, Musarashana |
27. |
Machaya, Jason (ook bekend als Jaison) Max Kokerai |
28. |
Made, Joseph Mtakwese |
29. |
Madzongwe, Edna (ook bekend als Edina) |
30. |
Maluleke, Titus |
31. |
Mangwana, Paul Munyaradzi |
32. |
Marumahoko, Reuben |
33. |
Masuku, Angeline |
34. |
Mathema, Cain Ginyilitshe Ndabazekhaya |
35. |
Mathuthu, Thokozile (ook bekend als Sithokozile) |
36. |
Matibiri, Innocent Tonderai |
37. |
Matiza, Joel Biggie |
38. |
Matonga, Brighton (ook bekend als Bright) |
39. |
Mhandu, Cairo (ook bekend als Kairo) |
40. |
Mhonda, Fidellis |
41. |
Midzi, Amos Bernard (Mugenva) |
42. |
Mnangagwa, Emmerson Dambudzo |
43. |
Mohadi, Kembo Campbell Dugishi |
44. |
Moyo, Jonathan Nathaniel |
45. |
Moyo, Sibusio Bussie |
46. |
Moyo, Simon Khaya |
47. |
Mpofu, Obert Moses |
48. |
Muchena, Henry |
49. |
Muchena, Olivia Nyembesi (ook bekend als Nyembezi) |
50. |
Muchinguri, Oppah ook bekend als Zvipange |
51. |
Mudede, Tobaiwa (ook bekend als Tonneth) |
52. |
Mujuru, Joyce Teurai Ropa |
53. |
Mumbengegwi, Simbarashe Simbanenduku |
54. |
Murerwa, Herbert Muchemwa |
55. |
Musariri, Munyaradzi |
56. |
Mushohwe, Christopher Chindoti |
57. |
Mutezo, Munacho Thomas Alvar |
58. |
Mutinhiri, Ambros (ook bekend als Ambrose) |
59. |
Mzembi, Walter |
60. |
Mzilikazi, Morgan S. |
61. |
Nguni, Sylvester Robert |
62. |
Nhema, Francis Chenayimoyo Dunstan |
63. |
Nyanhongo, Magadzire Hubert |
64. |
Nyoni, Sithembiso Gile Glad |
65. |
Rugeje, Engelbert Abel |
66. |
Rungani, Victor Tapiwa Chashe |
67. |
Sakupwanya, Stanley Urayayi |
68. |
Savanhu, Tendai |
69. |
Sekeramayi, Sydney (ook bekend als Sidney) Tigere |
70. |
Sekeremayi, Lovemore |
71. |
Shamu, Webster Kotiwani |
72. |
Shamuyarira, Nathan Marwirakuwa |
73. |
Shungu, Etherton |
74. |
Sibanda, Chris |
75. |
Sibanda, Misheck Julius Mpande |
76. |
Sigauke, David |
77. |
Sikosana (ook bekend als Sikhosana), Absolom |
78. |
Tarumbwa, Nathaniel Charles |
79. |
Tomana, Johannes |
80. |
Veterai, Edmore |
81. |
Zimondi, Paradzai Willings |
II. Entiteiten
|
Naam |
1. |
Cold Comfort Farm Trust Co-operative |
2. |
Comoil (PVT) Ltd |
3. |
Famba Safaris |
4. |
Jongwe Printing and Publishing Company (PVT) Ltd (ook bekend als Jongwe Printing and Publishing Co., en als Jongwe Printing and Publishing Company) |
5. |
M & S Syndicate (PVT) Ltd |
6. |
OSLEG Ltd (ook bekend als Operation Sovereign Legitimacy) |
7. |
Swift Investments (PVT) Ltd |
8. |
Zidco Holdings (ook bekend als Zidco Holdings (PVT) Ltd)” |
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/99 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 11 maart 2013
tot wijziging van Besluit 2011/163/EU tot goedkeuring van de door derde landen ingediende plannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 1279)
(Voor de EER relevante tekst)
(2013/161/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (1), en met name artikel 29, lid 1, vierde alinea en lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 96/23/EG stelt controlemaatregelen vast voor de in bijlage I daarbij vermelde stoffen en groepen residuen. Bedoelde richtlijn vereist dat derde landen waaruit de lidstaten door die richtlijn bestreken dieren en dierlijke producten mogen invoeren, een residubewakingsplan indienen dat de nodige garanties biedt. Dit plan moet ten minste de groepen residuen en stoffen omvatten die in die bijlage I zijn vermeld. |
(2) |
Bij Besluit 2011/163/EU van de Commissie (2) zijn de in artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG bedoelde plannen (hierna „de plannen” genoemd) goedgekeurd die bepaalde in de lijst van de bijlage bij dat besluit opgenomen derde landen hadden ingediend voor de in die lijst vermelde dieren en dierlijke producten. |
(3) |
In het licht van de door bepaalde derde landen ingediende recente plannen en de door de Commissie verkregen aanvullende informatie is het nodig dat de lijst van derde landen waaruit de lidstaten bepaalde dieren en dierlijke producten mogen invoeren, als bedoeld in Richtlijn 96/23/EG en momenteel opgenomen in de lijst van de bijlage bij Besluit 2011/163/EU (hierna „de lijst” genoemd), wordt bijgewerkt. |
(4) |
Bosnië en Herzegovina hebben bij de Commissie een plan ingediend voor pluimvee, melk, eieren en honing. Dat plan biedt voldoende garanties en moet worden goedgekeurd. De vermeldingen voor Bosnië en Herzegovina voor pluimvee, melk, eieren en honing moeten daarom in de lijst worden opgenomen. |
(5) |
Japan heeft bij de Commissie een plan voor runderen ingediend. Dat plan biedt voldoende garanties en moet worden goedgekeurd. De vermelding voor Japan voor runderen moet daarom in de lijst worden opgenomen. |
(6) |
Moldavië heeft bij de Commissie een plan voor pluimvee, aquacultuurproducten en eieren ingediend. Dat plan biedt voldoende garanties en moet worden goedgekeurd. De vermeldingen voor Moldavië voor pluimvee, aquacultuurproducten en eieren moeten daarom in de lijst worden opgenomen. |
(7) |
De Pitcairneilanden zijn momenteel in de lijst opgenomen voor honing. De Pitcairneilanden hebben echter niet het door artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG vereiste plan ingediend. De Pitcairneilanden moeten daarom uit de lijst worden geschrapt. |
(8) |
Vietnam heeft bij de Commissie een plan voor honing ingediend. Dat plan biedt voldoende garanties en moet worden goedgekeurd. De vermelding voor Vietnam voor honing moet daarom in de lijst worden opgenomen. |
(9) |
Om elke verstoring van het handelsverkeer te vermijden, moet een overgangsperiode worden vastgesteld voor de desbetreffende zendingen uit de Pitcairneilanden, die vóór de datum van toepassing van dit besluit zijn gecertificeerd en naar de Unie verzonden. |
(10) |
Besluit 2011/163/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Besluit 2011/163/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Voor een overgangsperiode tot en met 16 mei 2013 aanvaarden de lidstaten zendingen van honing uit de Pitcairneilanden, mits de importeur van dergelijke producten aantoont dat zij vóór 1 april 2013 zijn gecertificeerd en naar de Unie verzonden.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 11 maart 2013.
Voor de Commissie
Tonio BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.
(2) PB L 70 van 17.3.2011, blz. 40.
BIJLAGE
„BIJLAGE
ISO 2-code |
Land |
Runderen |
Schapen/geiten |
Varkens |
Paarden |
Pluimvee |
Aquacultuur-producten |
Melk |
Eieren |
Konijnen |
Vrij wild |
Gekweekt wild |
Honing |
AD |
Andorra |
X |
X |
|
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
AE |
Verenigde Arabische Emiraten |
|
|
|
|
|
X |
X (1) |
|
|
|
|
|
AL |
Albanië |
|
X |
|
|
|
X |
|
X |
|
|
|
|
AR |
Argentinië |
X |
X |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
AU |
Australië |
X |
X |
|
X |
|
X |
X |
|
|
X |
X |
X |
BA |
Bosnië en Herzegovina |
|
|
|
|
X |
X |
X |
X |
|
|
|
X |
BD |
Bangladesh |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
BN |
Brunei |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
BR |
Brazilië |
X |
|
|
X |
X |
X |
|
|
|
|
|
X |
BW |
Botswana |
X |
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
X |
|
BY |
Wit-Rusland |
|
|
|
X (2) |
|
X |
X |
X |
|
|
|
|
BZ |
Belize |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
CA |
Canada |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
CH |
Zwitserland |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
CL |
Chili |
X |
X |
X |
|
X |
X |
X |
|
|
X |
|
X |
CM |
Kameroen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
CN |
China |
|
|
|
|
X |
X |
|
X |
X |
|
|
X |
CO |
Colombia |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
CR |
Costa Rica |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
CU |
Cuba |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
EC |
Ecuador |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
ET |
Ethiopië |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
FK |
Falklandeilanden |
X |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
FO |
Faeröer |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
GH |
Ghana |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
GM |
Gambia |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
GL |
Groenland |
|
X |
|
|
|
|
|
|
|
X |
X |
|
GT |
Guatemala |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
HN |
Honduras |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
HR |
Kroatië |
X |
X |
X |
X (2) |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
ID |
Indonesië |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
IL |
Israël |
|
|
|
|
X |
X |
X |
X |
|
|
X |
X |
IN |
India |
|
|
|
|
|
X |
|
X |
|
|
|
X |
IR |
Iran |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
JM |
Jamaica |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
JP |
Japan |
X |
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
KE |
Kenia |
|
|
|
|
|
|
X (1) |
|
|
|
|
|
KG |
Kirgizië |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
KR |
Zuid-Korea |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
LB |
Libanon |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
LK |
Sri Lanka |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
MA |
Marokko |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
MD |
Moldavië |
|
|
|
|
X |
X |
|
X |
|
|
|
X |
ME |
Montenegro |
X |
X |
X |
|
X |
X |
|
X |
|
|
|
X |
MG |
Madagaskar |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
MK |
voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (4) |
X |
X |
X |
|
X |
X |
X |
X |
|
X |
|
X |
MU |
Mauritius |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
MX |
Mexico |
|
|
|
X |
|
X |
|
X |
|
|
|
X |
MY |
Maleisië |
|
|
|
|
X (3) |
X |
|
|
|
|
|
|
MZ |
Mozambique |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
NA |
Namibië |
X |
X |
|
|
|
|
|
|
|
X |
|
|
NC |
Nieuw-Caledonië |
X (3) |
|
|
|
|
X |
|
|
|
X |
X |
X |
NI |
Nicaragua |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
NZ |
Nieuw-Zeeland |
X |
X |
|
X |
|
X |
X |
|
|
X |
X |
X |
PA |
Panama |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
PE |
Peru |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
|
|
|
|
PF |
Frans-Polynesië |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
PH |
Filipijnen |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
PY |
Paraguay |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
RS |
Servië (5) |
X |
X |
X |
X (2) |
X |
X |
X |
X |
|
X |
|
X |
RU |
Rusland |
X |
X |
X |
|
X |
|
X |
X |
|
|
X (6) |
X |
SA |
Saudi-Arabië |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
SG |
Singapore |
X (3) |
X (3) |
X (3) |
|
X (3) |
X |
X (3) |
|
|
|
|
|
SM |
San Marino |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
SR |
Suriname |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
SV |
El Salvador |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
SZ |
Swaziland |
X |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TH |
Thailand |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
|
|
|
X |
TN |
Tunesië |
|
|
|
|
X |
X |
|
|
|
X |
|
|
TR |
Turkije |
|
|
|
|
X |
X |
X |
X |
|
|
|
X |
TW |
Taiwan |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
TZ |
Tanzania |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
UA |
Oekraïne |
|
|
|
|
X |
X |
X |
X |
|
|
|
X |
UG |
Uganda |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
US |
Verenigde Staten |
X |
X |
X |
|
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
X |
UY |
Uruguay |
X |
X |
|
X |
|
X |
X |
|
|
X |
|
X |
VE |
Venezuela |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
VN |
Vietnam |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
X |
YT |
Mayotte |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
|
|
ZA |
Zuid-Afrika |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
X |
|
ZM |
Zambia |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
X |
ZW |
Zimbabwe |
|
|
|
|
|
X |
|
|
|
|
X |
|
(1) Alleen kamelenmelk.
(2) Uitvoer naar de Unie van levende paardachtigen voor de slacht (uitsluitend dieren voor de levensmiddelenproductie).
(3) Derde landen die alleen grondstoffen gebruiken van lidstaten of andere derde landen die zijn goedgekeurd voor de invoer van dergelijke grondstoffen naar de Unie, overeenkomstig artikel 2.
(4) voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; de definitieve naam van dit land zal worden vastgelegd in aansluiting op de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties.
(5) Uitgezonderd Kosovo (deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo).
(6) Alleen voor rendieren uit de regio’s Moermansk en Yamalo-Nenets.”
28.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 90/106 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 26 maart 2013
tot vaststelling van de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor de periode 2013 tot en met 2020 overeenkomstig Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 1708)
(2013/162/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (1), en met name artikel 3, lid 2, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De op basis van het EU-register, besluiten van de Commissie, nationale toewijzingsplannen en de officiële briefwisseling tussen de Commissie en de verschillende lidstaten gekwantificeerde broeikasgasemissies van installaties die onder Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (2) vallen, zijn geverifieerde emissiegegevens als bedoeld in artikel 3, lid 2, vierde alinea, van Beschikking nr. 406/2009/EG. |
(2) |
De in 2012 op grond van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (3) gerapporteerde gegevens over de totale broeikasgasemissies uit gassen en activiteiten als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG, als gekwantificeerd na de eerste evaluatie van de Commissie in 2012 op basis van de „Technical Review of Greenhouse Gas Emission Inventories” (4) zijn herziene emissiegegevens voor de jaren 2005, 2008, 2009 en 2010 als bedoeld in artikel 3, lid 2, vierde alinea, van Beschikking nr. 406/2009/EG. |
(3) |
Om de samenhang te verzekeren tussen de bepaling van de jaarlijkse emissieruimte en de voor elk jaar gerapporteerde broeikasgasemissies, moet de jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten eveneens worden berekend aan de hand van de GWP-waarden (Global Warming Potential, aardopwarmingsvermogen) van het bij Besluit 15/CP.17 aangenomen vierde evaluatierapport van de IPCC. De op die manier berekende jaarlijkse emissieruimte dient van toepassing te zijn vanaf het eerste jaar waarvoor de lidstaten op grond van artikel 3 van Beschikking nr. 208/2004/EG verplicht zijn een op basis van deze nieuwe GWP-waarden opgestelde nationale broeikasgasinventaris in te dienen. |
(4) |
De gegevens die momenteel in de nationale broeikasgasinventarissen en de nationale en Europese registers worden gerapporteerd, volstaan niet om op lidstaatniveau te bepalen hoeveel CO2 wordt uitgestoten door de burgerluchtvaart die niet onder Richtlijn 2003/87/EG valt. De CO2-emissies van vluchten die niet onder Richtlijn 2003/87/EG vallen, vertegenwoordigen slechts een fractie van de totale uitstoot van broeikasgassen en het verzamelen van extra informatie over deze emissies zou onevenredige administratieve lasten veroorzaken. Derhalve dient de hoeveelheid CO2-emissies van inventariscategorie „I.A.3.A burgerluchtvaart” voor de bepaling van de jaarlijkse emissieruimte als nihil te worden beschouwd. |
(5) |
De jaarlijkse emissieruimte voor een lidstaat voor het jaar 2020 moet worden berekend door de hoeveelheid geverifieerde broeikasgasemissies van de installaties die in 2005 bestonden in mindering te brengen van de herziene broeikasgasemissies voor het jaar 2005 en op het resultaat daarvan het in bijlage II van Beschikking nr. 406/2009/EG vastgestelde percentage toe te passen. |
(6) |
De hoeveelheid geverifieerde broeikasgassen van installaties moet als volgt worden bepaald:
|
(7) |
Voor lidstaten waarvan de emissiegrenswaarde op grond van bijlage II van Beschikking nr. 406/2009/EG positief is, moet de gemiddelde hoeveelheid broeikasgasemissies voor het jaar 2009 worden berekend door de gemiddelde hoeveelheid geverifieerde broeikasgasemissies van installaties die in de jaren 2008, 2009 en 2010 in de betrokken lidstaten onder Richtlijn 2003/87/EG vielen in mindering te brengen van hun gemiddelde van de totale herziene hoeveelheid broeikasgasemissies voor de jaren 2008, 2009 en 2010. |
(8) |
Voor lidstaten waarvan de emissiegrenswaarde voor de jaren 2013 tot en met 2019 op grond van bijlage II van Beschikking nr. 406/2009/EG positief is, moet de jaarlijkse emissieruimte worden bepaald door een lineair traject beginnend met de gemiddelde jaarlijkse broeikasgasemissie van die lidstaat in het jaar 2009 en eindigend met zijn jaarlijkse emissieruimte voor het jaar 2020. |
(9) |
Voor lidstaten waarvan de emissiegrenswaarde voor het jaar 2013 op grond van bijlage II van Beschikking nr. 406/2009/EG negatief is, moet de jaarlijkse emissieruimte worden berekend door de gemiddelde hoeveelheid geverifieerde broeikasgasemissies van de installaties die in de jaren 2008, 2009 en 2010 in de betrokken lidstaten onder Richtlijn 2003/87/EG vielen in mindering te brengen van zijn gemiddelde van de totale herziene hoeveelheid broeikasgasemissies voor de jaren 2008, 2009 en 2010. |
(10) |
Voor lidstaten waarvan de emissiegrenswaarde voor de jaren 2014 tot en met 2019 op grond van bijlage II van Beschikking nr. 406/2009/EG negatief is, moet de jaarlijkse emissieruimte worden bepaald door een lineair traject beginnend met de jaarlijkse emissieruimte van die lidstaat voor het jaar 2013 en eindigend met zijn jaarlijkse emissieruimte voor het jaar 2020. |
(11) |
De geverifieerde broeikasgasemissies van installaties die tijdens de periode 2008 tot en met 2012 overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2003/87/EG unilateraal in de regeling voor de emissiehandel zijn opgenomen, mogen niet worden meegenomen bij de berekening van de gemiddelde geverifieerde broeikasgasemissies van installaties die voor de jaren 2008, 2009 en 2010 onder Richtlijn 2003/87/EG vallen aangezien de broeikasgasemissies hierdoor bij toekomstige aanpassingen van de jaarlijkse emissieruimte overeenkomstig artikel 10 van Beschikking nr. 406/2009/EG dubbel zouden worden geteld. |
(12) |
Met het oog op de toetreding van Kroatië tot de Unie moet de jaarlijkse emissieruimte voor dat land voor elk jaar van de periode van 2013 tot en met 2020 aan de hand van dezelfde methode als voor de andere lidstaten worden bepaald. Deze waarden worden van toepassing vanaf de datum waarop Kroatië toetreedt. |
(13) |
Gelet op de vaststelling door de Europese Raad van Besluit 2012/419/EU van 11 juli 2012 tot wijziging van de status van Mayotte ten aanzien van de Europese Unie (5) vanaf 2014, wordt bij de berekening van de jaarlijkse emissieruimte voor Frankrijk vanaf 2014 rekening gehouden met de desbetreffende herziene broeikasgasemissies. |
(14) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De jaarlijkse emissieruimte voor elke lidstaat en voor elk jaar van de periode 2013 tot en met 2020 is vastgesteld in bijlage I en is van toepassing onder voorbehoud van overeenkomstig artikel 10 van Beschikking nr. 406/2009/EG gepubliceerde aanpassingen.
Artikel 2
Wanneer in een krachtens artikel 3 van Beschikking nr. 280/2004/EG vastgesteld besluit is bepaald dat de lidstaten inventarissen van broeikasgasemissies dienen over te leggen op basis van de GWP-waarden van het bij Besluit 15/CP.17 aangenomen vierde IPCC-evaluatierapport van de Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering is, onverminderd artikel 1, de in bijlage II vastgestelde jaarlijkse emissieruimte van toepassing vanaf het eerste jaar waarvoor een inventaris van broeikasgasemissies moet worden ingediend.
Artikel 3
De in bijlage I vastgestelde jaarlijkse emissieruimte voor Kroatië geldt vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië.
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 26 maart 2013.
Voor de Commissie
Connie HEDEGAARD
Lid van de Commissie
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136.
(2) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(3) PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1.
(4) SWD(2012) 107 van 26.4.2012.
(5) PB L 204 van 31.7.2012, blz. 131.
BIJLAGE I
Jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor de jaren 2013 tot en met 2020, berekend aan de hand van de GWP-waarden (aardopwarmingsvermogen) als vermeld in het tweede IPCC-evaluatieverslag
Land |
Jaarlijkse emissieruimte (ton kooldioxide-equivalent) |
|||||||
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
België |
81 206 753 |
79 635 010 |
78 063 267 |
76 491 523 |
74 919 780 |
73 348 037 |
71 776 293 |
70 204 550 |
Bulgarije |
27 308 615 |
27 514 835 |
27 721 056 |
27 927 276 |
28 133 496 |
28 339 716 |
28 545 936 |
28 752 156 |
Tsjechië |
63 569 006 |
64 248 654 |
64 928 302 |
65 607 950 |
66 287 597 |
66 967 245 |
67 646 893 |
68 326 541 |
Denemarken |
35 873 692 |
34 996 609 |
34 119 525 |
33 242 442 |
32 365 359 |
31 488 276 |
30 611 193 |
29 734 110 |
Duitsland |
487 095 510 |
480 020 642 |
472 945 774 |
465 870 905 |
458 796 037 |
451 721 169 |
444 646 301 |
437 571 432 |
Estland |
6 111 145 |
6 133 644 |
6 156 143 |
6 178 641 |
6 201 140 |
6 223 639 |
6 246 137 |
6 268 636 |
Ierland |
45 163 667 |
44 066 074 |
42 968 480 |
41 870 887 |
40 773 293 |
39 675 700 |
38 578 106 |
37 480 513 |
Griekenland |
58 909 882 |
59 158 791 |
59 407 700 |
59 656 609 |
59 905 518 |
60 154 427 |
60 403 336 |
60 652 245 |
Spanje |
228 883 459 |
226 977 713 |
225 071 967 |
223 166 221 |
221 260 475 |
219 354 728 |
217 448 982 |
215 543 236 |
Frankrijk |
397 926 454 |
393 291 390 |
388 254 953 |
383 218 516 |
378 182 079 |
373 145 642 |
368 109 206 |
363 072 769 |
Kroatië |
20 596 027 |
20 761 917 |
20 927 807 |
21 093 696 |
21 259 586 |
21 425 476 |
21 591 366 |
21 757 255 |
Italië |
310 124 250 |
308 146 930 |
306 169 610 |
304 192 289 |
302 214 969 |
300 237 649 |
298 260 329 |
296 283 008 |
Cyprus |
5 552 863 |
5 547 275 |
5 541 687 |
5 536 100 |
5 530 512 |
5 524 924 |
5 519 336 |
5 513 749 |
Letland |
9 005 483 |
9 092 810 |
9 180 137 |
9 267 464 |
9 354 791 |
9 442 119 |
9 529 446 |
9 616 773 |
Litouwen |
16 661 613 |
16 941 467 |
17 221 321 |
17 501 174 |
17 781 028 |
18 060 882 |
18 340 736 |
18 620 590 |
Luxemburg |
9 737 871 |
9 535 962 |
9 334 053 |
9 132 144 |
8 930 235 |
8 728 326 |
8 526 417 |
8 324 508 |
Hongarije |
49 291 591 |
50 388 303 |
51 485 014 |
52 581 726 |
53 678 437 |
54 775 149 |
55 871 861 |
56 968 572 |
Malta |
1 113 574 |
1 112 781 |
1 111 988 |
1 111 195 |
1 110 402 |
1 109 609 |
1 108 816 |
1 108 023 |
Nederland |
121 835 387 |
119 628 131 |
117 420 874 |
115 213 617 |
113 006 361 |
110 799 104 |
108 591 847 |
106 384 590 |
Oostenrijk |
53 598 131 |
53 032 042 |
52 465 953 |
51 899 864 |
51 333 775 |
50 767 686 |
50 201 597 |
49 635 508 |
Polen |
197 978 330 |
198 929 081 |
199 879 833 |
200 830 584 |
201 781 336 |
202 732 087 |
203 682 838 |
204 633 590 |
Portugal |
47 653 190 |
47 920 641 |
48 188 091 |
48 455 541 |
48 722 992 |
48 990 442 |
49 257 893 |
49 525 343 |
Roemenië |
79 108 341 |
80 681 687 |
82 255 034 |
83 828 380 |
85 401 727 |
86 975 074 |
88 548 420 |
90 121 767 |
Slovenië |
11 890 136 |
11 916 713 |
11 943 289 |
11 969 866 |
11 996 442 |
12 023 018 |
12 049 595 |
12 076 171 |
Slowakije |
25 095 979 |
25 413 609 |
25 731 240 |
26 048 870 |
26 366 500 |
26 684 130 |
27 001 761 |
27 319 391 |
Finland |
32 732 387 |
32 232 553 |
31 732 719 |
31 232 885 |
30 733 051 |
30 233 217 |
29 733 383 |
29 233 549 |
Zweden |
42 526 869 |
41 863 309 |
41 199 748 |
40 536 188 |
39 872 627 |
39 209 066 |
38 545 506 |
37 881 945 |
Verenigd Koninkrijk |
350 411 692 |
346 031 648 |
341 651 604 |
337 271 559 |
332 891 515 |
328 511 471 |
324 131 426 |
319 751 382 |
BIJLAGE II
Jaarlijkse emissieruimte van de lidstaten voor de jaren 2013 tot en met 2020, berekend aan de hand van de GWP-waarden (aardopwarmingsvermogen) als vermeld in het vierde IPCC-evaluatieverslag
Land |
Jaarlijkse emissieruimte (ton kooldioxide-equivalent) |
|||||||
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
2020 |
|
België |
82 376 327 |
80 774 027 |
79 171 726 |
77 569 425 |
75 967 124 |
74 364 823 |
72 762 523 |
71 160 222 |
Bulgarije |
28 661 817 |
28 897 235 |
29 132 652 |
29 368 070 |
29 603 488 |
29 838 906 |
30 074 324 |
30 309 742 |
Tsjechië |
65 452 506 |
66 137 845 |
66 823 185 |
67 508 524 |
68 193 864 |
68 879 203 |
69 564 542 |
70 249 882 |
Denemarken |
36 829 163 |
35 925 171 |
35 021 179 |
34 117 187 |
33 213 195 |
32 309 203 |
31 405 210 |
30 501 218 |
Duitsland |
495 725 112 |
488 602 056 |
481 479 000 |
474 355 944 |
467 232 888 |
460 109 832 |
452 986 776 |
445 863 720 |
Estland |
6 296 988 |
6 321 312 |
6 345 636 |
6 369 960 |
6 394 284 |
6 418 608 |
6 442 932 |
6 467 256 |
Ierland |
47 226 256 |
46 089 109 |
44 951 963 |
43 814 816 |
42 677 670 |
41 540 523 |
40 403 377 |
39 266 230 |
Griekenland |
61 003 810 |
61 293 018 |
61 582 226 |
61 871 434 |
62 160 642 |
62 449 850 |
62 739 057 |
63 028 265 |
Spanje |
235 551 490 |
233 489 390 |
231 427 291 |
229 365 191 |
227 303 091 |
225 240 991 |
223 178 891 |
221 116 791 |
Frankrijk |
408 762 813 |
403 877 606 |
398 580 044 |
393 282 481 |
387 984 919 |
382 687 356 |
377 389 794 |
372 092 231 |
Kroatië |
21 196 005 |
21 358 410 |
21 520 815 |
21 683 221 |
21 845 626 |
22 008 031 |
22 170 436 |
22 332 841 |
Italië |
317 768 849 |
315 628 134 |
313 487 419 |
311 346 703 |
309 205 988 |
307 065 273 |
304 924 558 |
302 783 843 |
Cyprus |
5 919 071 |
5 922 555 |
5 926 039 |
5 929 524 |
5 933 008 |
5 936 493 |
5 939 977 |
5 943 461 |
Letland |
9 279 248 |
9 370 072 |
9 460 897 |
9 551 721 |
9 642 546 |
9 733 370 |
9 824 194 |
9 915 019 |
Litouwen |
17 153 997 |
17 437 556 |
17 721 116 |
18 004 675 |
18 288 235 |
18 571 794 |
18 855 354 |
19 138 913 |
Luxemburg |
9 814 716 |
9 610 393 |
9 406 070 |
9 201 747 |
8 997 423 |
8 793 100 |
8 588 777 |
8 384 454 |
Hongarije |
50 796 264 |
51 906 630 |
53 016 996 |
54 127 362 |
55 237 728 |
56 348 094 |
57 458 460 |
58 568 826 |
Malta |
1 168 514 |
1 166 788 |
1 165 061 |
1 163 334 |
1 161 608 |
1 159 881 |
1 158 155 |
1 156 428 |
Nederland |
125 086 859 |
122 775 394 |
120 463 928 |
118 152 462 |
115 840 997 |
113 529 531 |
111 218 065 |
108 906 600 |
Oostenrijk |
54 643 228 |
54 060 177 |
53 477 125 |
52 894 074 |
52 311 023 |
51 727 971 |
51 144 920 |
50 561 869 |
Polen |
204 579 390 |
205 621 337 |
206 663 283 |
207 705 229 |
208 747 175 |
209 789 121 |
210 831 068 |
211 873 014 |
Portugal |
49 874 317 |
50 139 847 |
50 405 377 |
50 670 907 |
50 936 437 |
51 201 967 |
51 467 497 |
51 733 027 |
Roemenië |
83 080 513 |
84 765 858 |
86 451 202 |
88 136 547 |
89 821 891 |
91 507 236 |
93 192 581 |
94 877 925 |
Slovenië |
12 278 677 |
12 309 309 |
12 339 941 |
12 370 573 |
12 401 204 |
12 431 836 |
12 462 468 |
12 493 100 |
Slowakije |
25 877 815 |
26 203 808 |
26 529 801 |
26 855 793 |
27 181 786 |
27 507 779 |
27 833 772 |
28 159 765 |
Finland |
33 497 046 |
32 977 333 |
32 457 619 |
31 937 905 |
31 418 191 |
30 898 477 |
30 378 764 |
29 859 050 |
Zweden |
43 386 459 |
42 715 001 |
42 043 544 |
41 372 087 |
40 700 630 |
40 029 172 |
39 357 715 |
38 686 258 |
Verenigd Koninkrijk |
358 980 526 |
354 455 751 |
349 930 975 |
345 406 200 |
340 881 425 |
336 356 649 |
331 831 874 |
327 307 099 |