ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2013.077.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
56e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 18 maart 2013
tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de Internationale Graanraad in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995
(2013/138/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
Het Graanhandelsverdrag 1995 is bij Besluit 96/88/EG van de Raad (1) gesloten en regelmatig verlengd, telkens voor een periode van twee jaar. De geldigheidsduur is bij besluit van de Internationale Graanraad in juni 2011 voor het laatst verlengd, waardoor het verdrag tot en met 30 juni 2013 van kracht blijft. Het is in het belang van de Unie het verdrag nogmaals te verlengen. Daarom moet de Commissie, die de Unie in de Internationale Graanraad vertegenwoordigt, worden gemachtigd voor die verlenging te stemmen,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in de Internationale Graanraad in te nemen standpunt houdt in dat er wordt gestemd voor de verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995 met nog eens maximaal twee jaar.
De Commissie wordt hierbij gemachtigd dit standpunt tot uitdrukking te brengen in de Internationale Graanraad.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
S. COVENEY
(1) PB L 21 van 27.1.1996, blz. 47.
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/2 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 18 maart 2013
tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de Internationale Suikerraad in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van de Internationale Suikerovereenkomst 1992
(2013/139/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
De Internationale Suikerovereenkomst 1992 is bij Besluit 92/580/EEG van de Raad (1) gesloten en op 1 januari 1993 in werking getreden voor een periode van drie jaar tot en met 31 december 1995. Sindsdien is de overeenkomst regelmatig, telkens met een periode van twee jaar, verlengd. De geldigheidsduur is bij besluit van de Internationale Suikerraad in juni 2011 voor het laatst verlengd, waardoor de overeenkomst tot en met 31 december 2013 van kracht blijft. Het is in het belang van de Unie het verdrag nogmaals te verlengen. Daarom moet de Commissie, die de Unie in de Internationale Suikerraad vertegenwoordigt, worden gemachtigd voor die verlenging te stemmen,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in de Internationale Suikerraad in te nemen standpunt houdt in dat er wordt gestemd voor de verlenging van de Internationale Suikerovereenkomst 1992 met nog eens maximaal twee jaar.
De Commissie wordt hierbij gemachtigd dit standpunt tot uitdrukking te brengen in de Internationale Suikerraad.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
S. COVENEY
(1) PB L 379 van 23.12.1992, blz. 15.
VERORDENINGEN
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/3 |
VERORDENING (EU) Nr. 244/2013 VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van tricalciumfosfaat (E 341 iii)) in preparaten van voedingsstoffen bestemd voor gebruik in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3, en artikel 30, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen, levensmiddelenaroma’s en voedingsstoffen goedgekeurde levensmiddelenadditieven, en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor. |
(2) |
Die lijst kan worden gewijzigd volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (2). |
(3) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 kan de EU-lijst van levensmiddelenadditieven hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt. |
(4) |
Een aanvraag voor de toelating van het gebruik van tricalciumfosfaat (E 341 iii)) als antiklontermiddel dat wordt toegevoegd aan preparaten van voedingsstoffen bestemd voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, als omschreven in Richtlijn 2006/141/EG van de Commissie van 22 december 2006 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en tot wijziging van Richtlijn 1999/21/EG (3) is op 19 juni 2009 ingediend en aan de lidstaten meegedeeld. |
(5) |
De aanvraag betreft een nieuwe vermelding in afdeling B van deel 5 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. De technologische noodzaak van tricalciumfosfaat (E 341 iii)) als levensmiddelenadditief betreft het vermogen daarvan om unieke eigenschappen te bieden als vrijstromend agens voor mengsels in poedervorm. Het product kan tot 10 % van zijn eigen gewicht aan vochtigheid uit de omgeving opnemen, waardoor wordt vermeden dat klonters in een mengsel ontstaan en ervoor wordt gezorgd dat de preparaten vrijstromend blijven, wat als een voordeel voor de consument wordt beschouwd. |
(6) |
Het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding heeft op 7 juni 1996 een advies (4) over de veiligheid van tricalciumfosfaat (E 341 iii)) als levensmiddelenadditief in preparaten van voedingsstoffen bestemd voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat het gebruik daarvan aanvaardbaar is, als de totale gehalten aan calcium, fosfor en de verhouding tussen beide niet worden overschreden. |
(7) |
Calciumzouten van orthofosforzuur, waaronder tricalciumfosfaat, zijn minerale stoffen die zijn toegelaten voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2006/141/EG. De toelating van het gebruik van tricalciumfosfaat (E 341 iii)) als antiklontermiddel in preparaten van voedingsstoffen bestemd voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding wordt daarom niet als een veiligheidsprobleem beschouwd, zolang de totale hoeveelheden calcium en fosfor binnen de grenzen voor deze twee mineralen en binnen de calcium/fosforverhouding, als vastgesteld in die richtlijn, blijven. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen met het oog op de bijwerking van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, tenzij die bijwerking geen gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. |
(9) |
Aangezien voor de toelating van het gebruik van tricalciumfosfaat (E341iii)) als antiklontermiddel in preparaten van voedingsstoffen bestemd voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding moet worden voldaan aan de grenswaarde voor calcium, fosfor en de calcium/fosforverhouding, als vastgesteld in Richtlijn 2006/141/EG, zal de bijwerking van die lijst geen gevolgen voor de gezondheid van de mens hebben. Daarom hoeft het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid niet te worden ingewonnen. |
(10) |
Daarom moet het gebruik van tricalciumfosfaat (E 341 iii)) als antiklontermiddel in preparaten van voedingsstoffen bestemd voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding worden toegelaten. |
(11) |
Bijgevolg moet bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.
(3) PB L 401 van 30.12.2006, blz. 1.
(4) Verslagen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, veertigste reeks, 1997.
BIJLAGE
In afdeling B van deel 5 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt de vermelding voor het levensmiddelenadditief E 341 iii) vervangen door:
„E 341 iii) |
Tricalciumfosfaat |
Maximale carry-over 150 mg/kg als P2O5 en binnen de grenswaarde voor calcium, fosfor en de calcium/fosforverhouding, vastgesteld in Richtlijn 2006/141/EG |
Alle voedingsstoffen |
Zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, als omschreven in Richtlijn 2006/141/EG |
Een maximumgehalte van 1 000 mg/kg, uitgedrukt als P2O5, uit alle vormen van gebruik in het in punt 13.1.3 van deel E van bijlage II genoemde uiteindelijke levensmiddel wordt nageleefd |
Alle voedingsstoffen |
Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters als omschreven in Richtlijn 2006/125/EG” |
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/5 |
VERORDENING (EU) Nr. 245/2013 VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 272/2009 voor wat beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels in EU-luchthavens betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 2.
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 300/2008, dient de Commissie algemene maatregelen vast te stellen die beogen niet-essentiële onderdelen van de in bijlage I bij de verordening bedoelde gemeenschappelijke basisnormen te wijzigen door deze aan te vullen. |
(2) |
In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (2) zijn algemene maatregelen ter aanvulling van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart vastgesteld. In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 272/2009 zijn met name methoden vastgesteld, inclusief technologieën voor het opsporen van vloeibare explosieven, die het mogelijk maken toestemming te verlenen om vloeistoffen, spuitbussen en gels (LAG’s) mee te nemen in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones en aan boord van luchtvaartuigen. |
(3) |
In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie van 9 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 272/2009 ter aanvulling van de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (3) zijn twee datums vastgesteld voor de geleidelijke invoering van een systeem voor beveiligingsonderzoeken van vloeibare explosieven: 29 april 2011 voor het beveiligingsonderzoek van vloeistoffen, spuitbussen en gels (LAG’s) die zijn verkregen in een luchthaven in een derde land of aan boord van een luchtvaartuig van een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij, en 29 april 2013 voor het beveiligingsonderzoek van alle vloeistoffen, spuitbussen en gels. |
(4) |
Bij Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie van 22 juli 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 272/2009 ter aanvulling van de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart met betrekking tot de geleidelijke invoering van de screening van vloeistoffen, spuitbussen en gels in EU-luchthavens (4), is de datum van 29 april 2011 geschrapt omdat ontwikkelingen in de EU en op internationaal niveau kort vóór 29 april 2011 hebben aangetoond dat slechts weinig luchthavens effectief in staat zouden zijn om faciliteiten voor beveiligingsonderzoeken aan te bieden en omdat het voor de passagiers onduidelijk zou kunnen zijn of vloeistoffen, spuitbussen en gels die zijn verkregen in een luchthaven in een derde land of aan boord van een luchtvaartuig van een niet-communautaire luchtvaartmaatschappij worden toegestaan in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones en aan boord van luchtvaartuigen. |
(5) |
De technologische of regelgevende ontwikkelingen op EU- en internationaal niveau kunnen een invloed hebben op de datums die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 272/2009; voor zover nodig, kan de Commissie voorstellen voor herziening doen, met name rekening houdende met de operabiliteit van de apparatuur en het gemak van de passagiers. |
(6) |
De Commissie heeft nauw samengewerkt met alle betrokken partijen om de situatie op het gebied van beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels in EU-luchthavens tegen juli 2012 te beoordelen. In het kader van deze werkzaamheden zijn operationele proeven uitgevoerd. De beoordeling van de Commissie is in juli 2012 doorgezonden naar het Europees Parlement en de Raad in de vorm van een verslag van de Commissie (5). |
(7) |
Op basis van deze beoordeling en met name gelet op de aanzienlijke operationele risico’s die zouden ontstaan als vanaf 29 april 2013 in alle luchthavens in de Unie een verplicht beveiligingsonderzoek zou moeten worden uitgevoerd van alle vloeistoffen, spuitbussen en gels, is de Commissie van oordeel dat deze datum moet worden vervangen door een geleidelijke opheffing van de beperkingen, waarbij in alle fasen een hoog niveau van beveiliging en gemak van de passagiers in stand moet worden gehouden, zoals in detail uiteengezet in de uitvoeringsregels. |
(8) |
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 272/2009 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het regelgevend comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 272/2009 wordt gewijzigd zoals uiteengezet in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.
(2) PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7.
(3) PB L 90 van 10.4.2010, blz. 1.
(4) PB L 193 van 23.7.2011, blz. 19.
(5) COM(2012) 404 van 18.7.2012, niet bekendgemaakt.
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 272/2009 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
in deel A wordt punt 2 vervangen door:
|
b) |
deel B1 wordt vervangen door: „DEEL B1 Vloeistoffen, spuitbussen en gels Vloeistoffen, spuitbussen en gels mogen worden meegenomen in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones voor zover ze aan een beveiligingsonderzoek zijn onderworpen of zijn vrijgesteld van een beveiligingsonderzoek overeenkomstig de eisen van de uitvoeringsregels die krachtens artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 zijn vastgesteld.”. |
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/8 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 246/2013 VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010 voor wat betreft beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels in EU-luchthavens
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002 (1), en met name artikel 4, lid 2.
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 300/2008 dient de Commissie gedetailleerde maatregelen vast te stellen voor de toepassing van de in bijlage I bij die verordening vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart. |
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie (2) ter aanvulling van de gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, zoals gewijzigd, moeten methoden worden vastgesteld, inclusief technologieën voor het opsporen van vloeibare explosieven, zodat het mogelijk wordt toestemming te verlenen om vloeistoffen, spuitbussen en gels (LAG’s) mee te nemen in om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones en aan boord van luchtvaartuigen. |
(3) |
De Commissie kan voorstellen ter herziening doen, met name rekening houdende met de operabiliteit van de apparatuur en het gemak van de passagiers en met het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de beoordeling van de situatie op het gebied van beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels in EU-luchthavens (3). Zij acht het passend om de verplichting in te voeren om in luchthavens of door luchtvaartmaatschappijen verkochte LAG’s die verpakt zijn in manipulatieaantonende tassen en LAG’s die bestemd zijn om tijdens de reis te worden gebruikt om medische redenen of in het kader van speciale dieetvoorschriften, inclusief babyvoeding, te screenen op vloeibare explosieven. |
(4) |
De Commissie heeft het vaste voornemen de beperkingen op het meenemen van vloeistoffen, spuitbussen en gels volledig op te heffen. Op basis van de ervaring die vanaf januari 2014 wordt opgedaan met beveiligingsonderzoeken, zal de Commissie de situatie tegen eind 2014 opnieuw beoordelen en, in nauwe samenwerking met alle betrokken partijen, één of meer verdere stappen vaststellen om dit doel te bereiken, indien mogelijk binnen twee jaar na de eerste stap. |
(5) |
De Commissie moet van nabij de technologische ontwikkelingen met betrekking tot het opsporen van vloeibare explosieven volgen, zodat zij luchthavens in de toekomst eventueel kan toestaan beveiligingsonderzoekssystemen te gebruiken die in staat zijn efficiënt meerdere bedreigingen (zoals vaste en vloeibare explosieven) tegelijk op te sporen en om de uitpakprocedures te vereenvoudigen. |
(6) |
Verordening (EU) nr. 185/2010 van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart (4) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Uiterlijk op 30 juni 2013 stellen de luchthavens of de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het beveiligingsonderzoek de bevoegde autoriteiten in kennis van de stand van de tenuitvoerlegging van de regels inzake de uitrol en het gebruik van apparatuur voor beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen. Uiterlijk op 1 september 2013 brengen de lidstaten daarover verslag uit aan de Commissie.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Punt 2 van de bijlage is van toepassing met ingang van 31 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 97 van 9.4.2008, blz. 72.
(2) PB L 91 van 3.4.2009, blz. 7.
(3) COM(2012) 404 van 18.7.2012, niet bekendgemaakt.
(4) PB L 55 van 5.3.2010, blz. 1.
BIJLAGE
1. |
De bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 wordt als volgt gewijzigd:
|
2. |
Met ingang van 31 januari 2014 wordt de bijlage bij Verordening (EU) nr. 185/2010 als volgt gewijzigd:
|
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 247/2013 VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
73,8 |
TN |
97,8 |
|
TR |
121,1 |
|
ZZ |
97,6 |
|
0707 00 05 |
JO |
194,1 |
MA |
152,2 |
|
TR |
139,5 |
|
ZZ |
161,9 |
|
0709 91 00 |
EG |
66,7 |
ZZ |
66,7 |
|
0709 93 10 |
MA |
42,0 |
TR |
90,4 |
|
ZZ |
66,2 |
|
0805 10 20 |
EG |
61,2 |
IL |
69,8 |
|
MA |
62,8 |
|
TN |
55,9 |
|
TR |
70,7 |
|
ZZ |
64,1 |
|
0805 50 10 |
TR |
78,4 |
ZZ |
78,4 |
|
0808 10 80 |
AR |
116,0 |
BR |
97,9 |
|
CL |
134,3 |
|
CN |
76,4 |
|
MK |
32,3 |
|
US |
184,9 |
|
ZA |
115,3 |
|
ZZ |
108,2 |
|
0808 30 90 |
AR |
113,5 |
CL |
155,7 |
|
CN |
84,8 |
|
TR |
168,0 |
|
US |
194,3 |
|
ZA |
103,8 |
|
ZZ |
136,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 248/2013 VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2013 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee. |
(2) |
De in de eerste zeven dagen van maart 2013 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2013 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2013, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 20 maart 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.4.2013-30.6.2013 (%) |
P1 |
09.4067 |
9,733479 |
P3 |
09.4069 |
0,329972 |
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 249/2013 VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2013 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine. |
(2) |
De in de eerste zeven dagen van maart 2013 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2013 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2013, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 20 maart 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.4.2013-30.6.2013 (%) |
E2 |
09.4401 |
35,679089 |
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/18 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 250/2013 VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van maart 2013 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,
Gezien Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name artikel 5, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
De in de eerste zeven dagen van maart 2013 voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2013 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 april tot en met 30 juni 2013, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 20 maart 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.
(3) PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.
BIJLAGE
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.4.2013-30.6.2013 (%) |
1 |
09.4410 |
0,275711 |
2 |
09.4411 |
0,282249 |
3 |
09.4412 |
0,303802 |
4 |
09.4420 |
0,415976 |
6 |
09.4422 |
0,418413 |
RICHTLIJNEN
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/20 |
RICHTLIJN 2013/10/EU VAN DE COMMISSIE
van 19 maart 2013
tot wijziging van Richtlijn 75/324/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende aerosols teneinde de etiketteringsvoorschriften ervan aan te passen aan Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 75/324/EEG van de Raad van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende aerosols (1), en met name artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 75/324/EEG voorziet in de indeling van aerosols in „niet-ontvlambaar”, „ontvlambaar” of „zeer licht ontvlambaar” volgens de indelingscriteria in de bijlage ervan. Wanneer een aerosol is ingedeeld als „ontvlambaar” of „zeer licht ontvlambaar”, moet deze worden voorzien van het vlamsymbool en de veiligheidsaanbevelingen S2 en S16 van Richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (2). |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (3) harmoniseert de indeling en etikettering van stoffen en mengsels in de Unie. Die verordening omvat op Unieniveau de criteria voor de indeling en etikettering van stoffen en mengsels die zijn vastgelegd in het wereldwijd geharmoniseerde systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals), dat op internationaal niveau is vastgesteld binnen de structuur van de Verenigde Naties. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 1272/2008 trekt vanaf 1 juni 2015 Richtlijn 67/548/EEG en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (4) in en vervangt deze. Bijgevolg moeten de etiketteringsvoorschriften van Richtlijn 75/324/EEG aan die verordening worden aangepast. |
(4) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 moet een onderscheid worden gemaakt tussen de toepassingsdatum van de nationale omzettingsbepalingen voor aerosols die een enkele stof bevatten en de toepassingsdatum van de nationale omzettingsbepalingen voor aerosols die mengsels bevatten. Fabrikanten van aerosols die mengsels bevatten, moeten echter in staat worden gesteld om de etiketteringsvoorschriften van deze richtlijn al eerder op vrijwillige basis toe te passen. |
(5) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, en om onnodige lasten voor de ondernemingen te voorkomen, wordt voorzien in een overgangsperiode voor aerosols die mengsels bevatten, die vóór 1 juni 2015 geëtiketteerd zijn in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen en die tot die datum op de markt worden gebracht, zodat de verkoop kan worden voortgezet zonder dat de etiketten moeten worden vervangen. |
(6) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijn betreffende aerosols, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 75/324/EEG
Richtlijn 75/324/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 8, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Overgangsbepalingen
1. In afwijking van de derde alinea van artikel 3, lid 1, mogen aerosols die mengsels bevatten, vóór 1 juni 2015 worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 1.
2. In afwijking van de derde alinea van artikel 3, lid 1, behoeven aerosols die mengsels bevatten en die vóór 1 juni 2015 in de handel worden gebracht, tot 1 juni 2017 niet opnieuw te worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 1.
Artikel 3
Omzetting
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 19 maart 2014 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 19 juni 2013 met betrekking tot aerosols die een enkele stof bevatten.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juni 2015 met betrekking tot aerosols die een mengsel bevatten.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 19 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 147 van 9.6.1975, blz. 40.
(2) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.
(3) PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.
(4) PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.
(5) PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.”;
BESLUITEN
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/23 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 18 maart 2013
houdende benoeming van een Oostenrijkse plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s
(2013/140/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Oostenrijkse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 22 december 2009 respectievelijk 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers in het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio’s is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van mevrouw Elisabeth GROSSMANN, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio’s wordt voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015, tot plaatsvervanger benoemd:
— |
de heer Michael SCHICKHOFER, Landesrat. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
S. COVENEY
(1) PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.
(2) PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.
20.3.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 77/24 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 18 maart 2013
houdende benoeming van een Spaans lid en drie Spaanse plaatsvervangers in het Comité van de Regio’s
(2013/141/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordrachten van de Spaanse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 22 december 2009 respectievelijk 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers in het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld. |
(2) |
Er is een zetel van lid vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Francisco Javier LÓPEZ ÁLVAREZ. Drie zetels van plaatsvervanger zijn vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Guillermo ECHENIQUE GONZÁLEZ, de heer Senén FLORENSA I PALAU en mevrouw Elvira SAINT-GERONS HERRERA, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio’s worden benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2015:
a) |
tot lid:
en |
b) |
tot plaatsvervanger:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 18 maart 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
S. COVENEY
(1) PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.
(2) PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.