ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.052.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 52

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
23 februari 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 148/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters met technische reguleringsnormen inzake de minimale mate van gedetailleerdheid van de aan transactieregisters te rapporteren gegevens ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende indirecte clearingregelingen, de clearingverplichting, het openbaar register, toegang tot een handelsplatform, niet-financiële tegenpartijen, risico-inperkingstechnieken voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten ( 1 )

11

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 150/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de gegevens die in de aanvraag tot registratie als transactieregister moeten worden opgenomen ( 1 )

25

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 151/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters met technische reguleringsnormen ter specificatie van de door transactieregisters te publiceren en beschikbaar te stellen gegevens en van operationele normen voor de aggregatie van, vergelijking tussen en toegang tot gegevens ( 1 )

33

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 152/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen ( 1 )

37

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen inzake vereisten voor centrale tegenpartijen ( 1 )

41

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 148/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters met technische reguleringsnormen inzake de minimale mate van gedetailleerdheid van de aan transactieregisters te rapporteren gegevens

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2), en met name artikel 9, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om een zekere flexibiliteit mogelijk te maken, moet een tegenpartij de rapportage betreffende een contract aan de andere tegenpartij of aan een derde kunnen delegeren. Tegenpartijen moeten tevens in staat zijn in onderlinge overeenstemming de rapportage te delegeren aan een gemeenschappelijke derde entiteit, zoals onder meer een centrale tegenpartij (CTP), die dan één rapport met de desbetreffende tabel met de vereiste velden bij het transactieregister indient. Om de kwaliteit van de gegevens te waarborgen, moet in een dergelijke situatie in het rapport worden vermeld dat het namens beide tegenpartijen is ingediend en dat het de volledige reeks gegevens bevat die zouden zijn gerapporteerd indien elke tegenpartij het contract afzonderlijk had gerapporteerd.

(2)

Om inconsistenties in de tabellen met gemeenschappelijke gegevens te vermijden, moet iedere tegenpartij bij een derivatencontract erop toezien dat beide partijen bij de transactie het eens zijn over de gerapporteerde gemeenschappelijke gegevens. Een unieke transactiecode zal de aansluiting tussen de gegevens helpen verzekeren ingeval de tegenpartijen aan verschillende transactieregisters rapporteren.

(3)

Om dubbele rapportage te vermijden en de rapportagelasten te verlichten, moet het ingeval één tegenpartij of CTP namens beide tegenpartijen de rapportage verzorgt, toegestaan zijn dat de betrokken tegenpartij of CTP het transactieregister één rapport toezendt dat de vereiste informatie bevat.

(4)

De waardering van derivatencontracten is van essentieel belang opdat toezichthouders hun taken kunnen vervullen, met name wat de financiële stabiliteit betreft. De op basis van de marktwaarde of een modellenbenadering bepaalde waarde van een contract geeft aan welk teken en welke omvang de met het contract samenhangende blootstellingen hebben, en vormt een aanvulling op de informatie over de in het contract vermelde oorspronkelijke waarde.

(5)

Voor het adequaat monitoren van blootstellingen is het van essentieel belang dat informatie wordt verzameld over de zekerheden die op een specifiek contract betrekking hebben. Om dat mogelijk te maken, moeten tegenpartijen die hun transacties met zekerheden afdekken, gegevens op transactiebasis over dergelijke zekerheidsstellingen rapporteren. Wanneer de zekerheden zijn berekend op grond van de uit een reeks contracten voortvloeiende nettoposities en bijgevolg niet op transactiebasis maar op portefeuillebasis zijn gesteld, moeten tegenpartijen bij de rapportage betreffende de portefeuille kunnen gebruikmaken van een unieke code of een uniek nummeringssysteem zoals bepaald door de tegenpartij. Deze unieke code moet de specifieke portefeuille identificeren waarvoor zekerheden zijn uitgewisseld indien de tegenpartij meer dan een portefeuille heeft, en moet er ook voor zorgen dat een derivatencontract in verband kan worden gebracht met een specifieke portefeuille waarvoor zekerheden worden aangehouden.

(6)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) aan de Commissie heeft voorgelegd en verduidelijkt welk een belangrijke rol transactieregisters spelen bij het transparanter maken van markten voor het publiek en de toezichthouders, en welke gegevens transactieregisters moeten ontvangen, verzamelen en beschikbaar stellen al naargelang de klasse van derivaten en de aard van de transactie.

(7)

De ESMA heeft de relevante autoriteiten en de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) geraadpleegd voordat zij de ontwerpen van technische reguleringsnormen heeft ingediend waarop deze verordening is gebaseerd. Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (3) heeft de ESMA ook openbare raadplegingen over deze ontwerpen van technische reguleringsnormen gehouden, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van genoemde verordening opgerichte ESMA-Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Te verstrekken gegevens in de in artikel 9, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde rapporten

1.   In de bij een transactieregister in te dienen rapporten wordt onder meer het volgende vermeld:

a)

de gegevens beschreven in tabel 1 van de bijlage, die informatie over de tegenpartijen bij een contract bevat;

b)

de informatie beschreven in tabel 2 van de bijlage, die gegevens over het tussen de beide tegenpartijen gesloten derivatencontract bevat.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder sluiting van een contract „verrichten van een transactie” verstaan als bedoeld in artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (4).

3.   Wanneer namens beide tegenpartijen één rapport wordt ingediend, bevat het de in tabel 1 van de bijlage beschreven informatie over elk van de tegenpartijen. De in tabel 2 van de bijlage beschreven informatie wordt slechts eenmaal ingediend.

4.   Wanneer namens beide tegenpartijen één rapport wordt ingediend, wordt dat feit in het rapport vermeld zoals aangegeven in veld 9 van tabel 1 van de bijlage.

5.   Wanneer de ene tegenpartij namens de andere tegenpartij de gegevens over een contract aan een transactieregister rapporteert of wanneer een derde entiteit namens één of beide tegenpartijen een contract aan een transactieregister rapporteert, bevat de gerapporteerde informatie de volledige reeks gegevens die zouden zijn gerapporteerd indien elke tegenpartij het contract afzonderlijk aan het transactieregister had gerapporteerd.

6.   Wanneer een derivatencontract kenmerken vertoont die typisch zijn voor meer dan één van de in tabel 2 van de bijlage vermelde klassen van onderliggende activa, wordt in het rapport de activaklasse aangegeven waarover beide tegenpartijen het eens zijn dat het contract het meest daarop lijkt voordat het rapport aan een transactieregister wordt toegezonden.

Artikel 2

Geclearde transacties

1.   Wanneer een bestaand contract vervolgens door een CTP wordt gecleard, wordt de clearing gerapporteerd als een wijziging van het bestaande contract.

2.   Wanneer een contract op een transactieplatform wordt gesloten en op zodanige wijze door een CTP wordt gecleard dat de ene tegenpartij de identiteit van de andere tegenpartij niet kent, vermeldt de rapporterende tegenpartij de betrokken CTP als haar tegenpartij.

Artikel 3

Rapportage van blootstellingen

1.   De uit hoofde van tabel 1 van de bijlage te vermelden gegevens over de zekerheden hebben betrekking op alle gestelde zekerheden.

2.   Wanneer een tegenpartij geen zekerheden stelt op transactiebasis, rapporteren de tegenpartijen de op portefeuillebasis gestelde zekerheden aan een transactieregister.

3.   Ingeval de met een contract samenhangende zekerheden op portefeuillebasis worden gerapporteerd, rapporteert de rapporterende tegenpartij aan het transactieregister een code die de portefeuille zekerheden identificeert die zijn verschaft aan de andere tegenpartij die bij het gerapporteerde contract betrokken is.

4.   Andere niet-financiële tegenpartijen dan die bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn niet verplicht gegevens over zekerheden of op basis van de marktwaarde of een modellenbenadering bepaalde waarderingen van de contracten als bedoeld in tabel 1 van de bijlage te verstrekken.

5.   Voor door een CTP geclearde contracten worden uitsluitend door de CTP marktwaarderingen verstrekt.

Artikel 4

Rapportagelogboek

Wijzigingen in de in transactieregisters geregistreerde gegevens worden bijgehouden in een logboek waarin het volgende is vermeld: de persoon of personen die om de wijziging hebben verzocht, met inbegrip van het transactieregister zelf indien toepasselijk, de reden of redenen voor de wijziging, een datum en tijdstempel, en een duidelijke beschrijving van de wijzigingen, met vermelding van onder meer de oude en nieuwe inhoud van de gegevens in kwestie, zoals aangegeven in de velden 58 en 59 van tabel 2 van de bijlage.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(4)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

Aan transactieregisters te rapporteren gegevens

Tabel 1

Tegenpartijgegevens

 

Veld

Te rapporteren gegevens

Partijen bij het contract

1

Tijdstempel van de rapportage

Datum en tijdstip van de rapportage aan het transactieregister

2

ID van de tegenpartij

Unieke code ter identificatie van de rapporterende tegenpartij.

Ingeval het een natuurlijke persoon betreft, wordt een cliëntcode gebruikt.

3

ID van de andere tegenpartij

Unieke code ter identificatie van de andere tegenpartij bij het contract. Dit veld wordt ingevuld uit het oogpunt van de rapporterende tegenpartij. Ingeval het een natuurlijke persoon betreft, wordt een cliëntcode gebruikt.

4

Naam van de tegenpartij

Firmanaam van de rapporterende tegenpartij.

Dit veld behoeft niet te worden ingevuld als het veld „ID van de tegenpartij” deze informatie reeds bevat.

5

Vestigingsplaats van de tegenpartij

Informatie over de statutaire zetel, bestaande uit het volledige adres, de stad en het land van de rapporterende tegenpartij.

Dit veld behoeft niet te worden ingevuld als het veld „ID van de tegenpartij” deze informatie reeds bevat.

6

Bedrijfssector van de tegenpartij

Aard van de bedrijfsactiviteiten van de rapporterende tegenpartij (bank, verzekeringsonderneming enz.).

Dit veld behoeft niet te worden ingevuld als het veld „ID van de tegenpartij” deze informatie reeds bevat.

7

Financiële of niet-financiële aard van de tegenpartij

Vermelden of de rapporterende tegenpartij een financiële of niet-financiële tegenpartij is in de zin van artikel 2, punten 8 en 9, van Verordening (EU) nr. 648/2012.

8

ID van de makelaar

Indien een makelaar als intermediair voor de rapporterende tegenpartij optreedt zonder dat hij een tegenpartij wordt, identificeert de rapporterende tegenpartij de betrokken makelaar aan de hand van een unieke code. Ingeval het een natuurlijke persoon betreft, wordt een cliëntcode gebruikt.

9

ID van de rapporterende entiteit

Indien de rapporterende tegenpartij de indiening van het rapport aan een derde of de andere tegenpartij heeft gedelegeerd, wordt deze entiteit in dit veld geïdentificeerd aan de hand van een unieke code. Anders wordt dit veld blanco gelaten.

Ingeval het een natuurlijke persoon betreft, wordt een cliëntcode gebruikt; deze code wordt toegewezen door de rechtspersoon op wie de als tegenpartij optredende natuurlijke persoon een beroep heeft gedaan om de transactie uit te voeren.

10

ID van het clearinglid

Indien de rapporterende tegenpartij geen clearinglid is, wordt haar clearinglid in dit veld geïdentificeerd aan de hand van een unieke code. Ingeval het een natuurlijke persoon betreft, wordt een door de CTP toegewezen cliëntcode gebruikt.

11

ID van de begunstigde

De partij waarvoor de uit het contract voortvloeiende rechten en verplichtingen gelden. Wanneer de transactie wordt uitgevoerd via een structuur (zoals een trust of fonds), die een aantal begunstigden vertegenwoordigt, wordt de begunstigde als de betrokken structuur geïdentificeerd. Als de begunstigde van het contract niet de tegenpartij bij dat contract is, identificeert de rapporterende tegenpartij deze begunstigde aan de hand van een unieke code of, ingeval het een natuurlijke persoon betreft, een cliëntcode die is toegewezen door de rechtspersoon op wie de betrokken natuurlijke persoon een beroep heeft gedaan.

12

Handelshoedanigheid

Aangeven of de rapporterende tegenpartij het contract als principaal voor eigen rekening (namens zichzelf of namens een cliënt), dan wel als agent voor rekening van en namens een cliënt heeft gesloten.

13

Zijde van de tegenpartij

Aangeven of het contract een koop of een verkoop was. Ingeval het een contract met betrekking tot een rentederivaat betreft, is de koper de betaler van deel 1 en de verkoper de betaler van deel 2.

14

Contract met een tegenpartij van buiten de EER

Aangeven aan of de andere tegenpartij buiten de EER is gevestigd.

15

Rechtstreeks verband houdend met de commerciële bedrijvigheid of het beheer van kasmiddelen

Informatie over het feit of van het contract objectief kan worden aangetoond dat het rechtstreeks verband houdt met de commerciële bedrijvigheid of de activiteiten betreffende het beheer van de kasmiddelen van de rapporterende tegenpartij als bedoeld in artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012.

Dit veld wordt niet ingevuld als de rapporterende tegenpartij een financiële tegenpartij is als bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) nr. 648/2012.

16

Clearingdrempel

Informatie over de vraag of de posities van de rapporterende tegenpartij boven de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde clearingdrempel uitkomen. Dit veld wordt niet ingevuld als de rapporterende tegenpartij een financiële tegenpartij is als bedoeld in artikel 2, punt 8, van Verordening (EU) nr. 648/2012.

17

Waardering van het contract tegen marktwaarde

Waardering van het contract tegen marktwaarde of waardering op basis van een modellenbenadering indien zulks overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 toepasselijk is.

18

Valuta van de waardering van het contract tegen marktwaarde

De gehanteerde valuta voor de waardering van het contract tegen marktwaarde of voor de waardering op basis van een modellenbenadering indien zulks overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 toepasselijk is.

19

Waarderingsdatum

Datum van de laatste waardering tegen marktwaarde of op basis van een modellenbenadering.

20

Tijdstip van de waardering

Tijdstip van de laatste waardering tegen marktwaarde of op basis van een modellenbenadering.

21

Soort waardering

Aangeven of de laatste waardering tegen marktwaarde of op basis van een modellenbenadering heeft plaatsgevonden.

22

Zekerheidsstelling

Vermelden of zekerheden zijn gesteld.

23

Zekerhedenportefeuille

Aangeven of de zekerheden op portefeuillebasis zijn gesteld. Op portefeuillebasis betekent dat de zekerheden op grond van de uit een reeks contracten resulterende nettoposities in plaats van per transactie zijn berekend.

24

Code van de zekerhedenportefeuille

Indien de zekerheden op portefeuillebasis worden gerapporteerd, wordt de portefeuille geïdentificeerd aan de hand van een door de rapporterende tegenpartij vastgestelde unieke code.

25

Waarde van de zekerheden

De waarde van de zekerheden die de rapporterende tegenpartij aan de andere tegenpartij heeft verschaft. Indien de zekerheden op portefeuillebasis worden gesteld, bevat dit veld de waarde van alle voor de betrokken portefeuille gestelde zekerheden.

26

Valuta van de zekerheden

Specificeren van de valuta van de zekerheden voor veld 25.


Tabel 2

Gemeenschappelijke gegevens

 

Veld

Te rapporteren gegevens

Toepasselijke soorten derivatencontracten

 

Afdeling 2a —

Contractsoort

 

Alle contracten

1

Gehanteerde taxonomie

Het contract wordt geïdentificeerd aan de hand van een productidentificatiecode.

 

2

Product-ID 1

Het contract wordt geïdentificeerd aan de hand van een productidentificatiecode.

 

3

Product-ID 2

Het contract wordt geïdentificeerd aan de hand van een productidentificatiecode.

 

4

Onderliggende waarde

De onderliggende waarde wordt geïdentificeerd aan de hand van een unieke identificatiecode voor de betrokken onderliggende waarde. In geval van korven of indexen wordt een verwijzing naar een betrokken korf of index gebruikt wanneer er geen unieke identificatiecode bestaat.

 

5

Nominale valuta 1

De valuta van het nominale bedrag. Bij een contract met betrekking tot een rentederivaat is dit de valuta van deel 1.

 

6

Nominale valuta 2

De valuta van het nominale bedrag. Bij een contract met betrekking tot een rentederivaat is dit de valuta van deel 2.

 

7

Leverbare valuta

De te leveren valuta.

 

 

Afdeling 2b —

Gegevens over de transactie

 

Alle contracten

8

ID van de transactie

Een op Europees niveau overeengekomen unieke identificatiecode van de transactie die door de rapporterende tegenpartij wordt verstrekt. Als er geen unieke identificatiecode van de transactie bestaat, wordt de code gegenereerd en met de andere tegenpartij overeengekomen.

 

9

Referentienummer van de transactie

Een uniek identificatienummer van de transactie, dat wordt verstrekt door de rapporterende entiteit of door een derde die namens haar rapporteert.

 

10

Plaats van uitvoering

De plaats van uitvoering wordt geïdentificeerd aan de hand van een voor deze plaats gehanteerde unieke code. In geval van een otc-contract wordt aangegeven of het desbetreffende instrument tot de handel is toegelaten maar onderhands wordt verhandeld, dan wel of het niet tot de handel is toegelaten en onderhands wordt verhandeld.

 

11

Compressie

Aangeven of het contract het gevolg is van een compressie.

 

12

Prijs/tarief

De prijs per derivaat, exclusief provisie en opgelopen rente (indien toepasselijk).

 

13

Eenheid van de prijs

De wijze waarop de prijs is uitgedrukt.

 

14

Nominaal bedrag

Oorspronkelijke waarde van het contract.

 

15

Prijsmultiplicator

Aantal eenheden van het financiële instrument dat in een handelspartij is vervat; bijvoorbeeld het aantal derivaten dat door eenzelfde contract wordt vertegenwoordigd.

 

16

Hoeveelheid

Aantal in het rapport opgenomen contracten ingeval het rapport op meer dan een derivatencontract betrekking heeft.

 

17

Vooruitbetaling

Bedrag van eventuele vooruitbetalingen die de rapporterende tegenpartij heeft verricht of ontvangen.

 

18

Leveringstype

Aangeven of het contract fysiek of contant is afgewikkeld.

 

19

Tijdstempel van de uitvoering

Als omschreven in artikel 1, lid 2.

 

20

Ingangsdatum

Datum waarop de contractuele verplichtingen in werking treden.

 

21

Vervaldatum

Oorspronkelijke afloopdatum van het gerapporteerde contract. Vroegtijdige beëindiging wordt niet in dit veld gerapporteerd.

 

22

Einddatum

Beëindigingsdatum van het gerapporteerde contract. Indien deze datum niet verschilt van de vervaldatum, wordt dit veld niet ingevuld.

 

23

Afwikkelingsdatum

Datum van afwikkeling van de onderliggende waarde. Indien er meer is dan een, kunnen extra velden worden gebruikt (bv. 23A, 23B, 23C, …).

 

24

Soort raamovereenkomst

Verwijzing naar de naam van de desbetreffende raamovereenkomst indien bij het gerapporteerde contract van een dergelijke overeenkomst is gebruikgemaakt (bv. ISDA Master Agreement; Master Power Purchase and Sale Agreement; International ForEx Master Agreement; European Master Agreement of enigerlei lokale raamovereenkomsten).

 

25

Versie van de raamovereenkomst

Verwijzing naar het jaar van de versie van de voor de gerapporteerde transactie gehanteerde raamovereenkomst, indien toepasselijk (bv. 1992, 2002, …).

 

 

Afdeling 2c —

Risicolimitering/rapportage

 

Alle contracten

26

Tijdstempel van de bevestiging

Datum en tijdstip van de bevestiging, als omschreven in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 (1) onder vermelding van de tijdzone waarin de bevestiging heeft plaatsgevonden.

 

27

Wijze van bevestiging

Of het contract elektronisch is bevestigd, niet-elektronisch is bevestigd, dan wel onbevestigd blijft.

 

 

Afdeling 2d —

Clearing

 

Alle contracten

28

Clearingverplichting

Aangeven of het gerapporteerde contract onderworpen is aan de clearingverplichting als bedoeld in Verordening (EU) nr. 648/2012.

 

29

Gecleard

Aangeven of de clearing heeft plaatsgevonden.

 

30

Tijdstempel van de clearing

Tijdstip en datum waarop de clearing heeft plaatsgevonden.

 

31

CTP

Ingeval het een gecleard contract betreft, de unieke code van de CTP die het contract heeft gecleard.

 

32

Intragroep

Aangeven of het contract is gesloten als een intragroeptransactie in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

 

 

Afdeling 2e —

Rente

Als een UPI wordt gerapporteerd die alle onderstaande informatie bevat, behoeft dit niet te worden gerapporteerd.

Rentederivaten

33

Vaste rente van deel 1

Vermelding van het gehanteerde vasterentedeel 1, indien toepasselijk.

 

34

Vaste rente van deel 2

Vermelding van het gehanteerde vasterentedeel 2, indien toepasselijk.

 

35

Dagtelling vaste rente

Feitelijk aantal dagen in de relevante berekeningsperiode van de betaler van de vaste rente, indien toepasselijk.

 

36

Betalingsfrequentie vast deel

Frequentie van de betalingen voor het vasterentedeel, indien toepasselijk.

 

37

Betalingsfrequentie variabel deel

Frequentie van de betalingen voor het variabelerentedeel, indien toepasselijk.

 

38

Herzieningsfrequentie variabele rente

Frequentie van de renteherzieningen voor het variabelerentedeel, indien toepasselijk.

 

39

Variabele rente van deel 1

Vermelding van de gehanteerde rentetarieven die op gezette tijden worden herzien in het licht van een marktreferentietarief, indien toepasselijk.

 

40

Variabele rente van deel 2

Vermelding van de gehanteerde rentetarieven die op gezette tijden worden herzien in het licht van een marktreferentietarief, indien toepasselijk.

 

 

Afdeling 2f —

Deviezen

Als een UPI wordt gerapporteerd die alle onderstaande informatie bevat, behoeft dit niet te worden gerapporteerd.

Valutaderivaten

41

Valuta 2

De „cross currency” indien deze verschilt van de leveringsvaluta.

 

42

Wisselkoers 1

Contractuele wisselkoers van de valuta’s

 

43

Termijnkoers

Termijnkoers op de valutadatum.

 

44

Wisselkoersbasis

Basis voor de notering van de wisselkoers.

 

 

Afdeling 2g —

Grondstoffen

Als een UPI wordt gerapporteerd die alle onderstaande informatie bevat, behoeft dit niet te worden gerapporteerd tenzij dit op grond van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad  (2) verplicht is.

Grondstoffenderivaten

 

Algemeen

 

 

45

Grondstofbasis

Aangeven welke soort grondstof als onderliggende waarde van het contract fungeert.

 

46

Grondstofgegevens

Nadere bijzonderheden over de specifieke grondstof ter aanvulling van veld 45.

 

 

Energie

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1227/2011 te rapporteren informatie, indien toepasselijk.

 

47

Leveringspunt of -zone

Leveringspunt(en) van (een) marktgebied(en).

 

48

Interconnectiepunt

Vermelding van de grens (grenzen) of grenspunt(en) van een transportcontract

 

49

Leveringsprofiel

Te herhalen afdeling bestaande uit de velden 50 tot en met 54 voor het aangeven van het leveringsprofiel van het product welke overeenstemmen met de leveringsperioden van een dag.

 

50

Startdatum en -tijd van de levering

Aanvangsdatum en -tijd van de levering.

 

51

Einddatum en -tijd van de levering

Einddatum en -tijd van de levering.

 

52

Contractcapaciteit

Hoeveelheid per tijdsinterval van de levering.

 

53

Eenheid van de hoeveelheid

Per dag of per uur geleverde hoeveelheid in MWh of kWh/d van de onderliggende grondstof.

 

54

Prijs/geleverde hoeveelheid in een tijdsinterval

Indien toepasselijk, de prijs per hoeveelheid die in een tijdsinterval wordt geleverd.

 

 

Afdeling 2h —

Opties

Als een UPI wordt gerapporteerd die alle onderstaande informatie bevat, behoeft dit niet te worden gerapporteerd.

Contracten die een optie bevatten

55

Optiesoort

Aangeven of het contract een call of een put is.

 

56

Aard van de optie (uitoefening)

Aangeven of de optie uitsluitend op een vaste datum mag worden uitgeoefend (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie).

 

57

Uitoefenprijs (maximum-/minimumprijs)

Uitoefenprijs van de optie.

 

 

Afdeling 2i —

Wijzigingen in het rapport

 

Alle contracten

58

Soort actie

Of het rapport:

voor het eerst een derivatencontract of posttransactionele gebeurtenis bevat, in welk geval de vermelding „nieuw” wordt ingevuld,

een wijziging in de gegevens van een eerder gerapporteerd derivatencontract bevat, in welk geval de vermelding „wijzigen” wordt ingevuld,

een annulering van een verkeerd ingediend rapport betreft, in welk geval de vermelding „fout” wordt ingevuld,

een beëindiging van een bestaand contract signaleert, in welk geval de vermelding „annuleren” wordt ingevuld,

een compressie van het gerapporteerde contract bevat, in welk geval de vermelding „compressie” wordt ingevuld,

een geactualiseerde waardering van een contract bevat, in welk geval de vermelding „actualisering van waardering” wordt ingevuld,

enigerlei andere wijziging in het rapport bevat, in welk geval de vermelding „andere” wordt ingevuld.

 

59

Bijzonderheden over soort actie

Ingeval in veld 58 de vermelding „andere” is ingevuld, worden hier nadere bijzonderheden over deze wijziging verstrekt.

 


(1)  Zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1.


23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/11


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 149/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende indirecte clearingregelingen, de clearingverplichting, het openbaar register, toegang tot een handelsplatform, niet-financiële tegenpartijen, risico-inperkingstechnieken voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2), en met name artikel 4, lid 4, artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 4, artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 4 en artikel 11, lid 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er moet een kader worden verschaft dat regels omvat die gelden voor de clearingverplichting, de toepassing ervan, mogelijke vrijstellingen en risico-inperkingstechnieken die moeten worden ingesteld wanneer geen clearing met een CTP kan plaatsvinden Om de samenhang tussen die bepalingen te garanderen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de stakeholders en met name de aan de verplichtingen onderworpen personen een volledig beeld van en een efficiënte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk de meeste op grond van titel II van Verordening (EU) nr. 648/2012 vereiste technische reguleringsnormen in één enkele verordening op te nemen.

(2)

Gezien het mondiale karakter van de over the counter (otc) -derivatenmarkt moet deze verordening rekening houden met de betrokken internationaal aanvaarde richtsnoeren en aanbevelingen inzake hervormingen van de otc-derivatenmarkten en verplichte clearing alsmede met de desbetreffende regels die in andere jurisdicties zijn ontwikkeld. Met name houdt het kader voor de bepaling van een clearingverplichting rekening met de bindende clearingvereisten die door de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders zijn gepubliceerd. Hierdoor zal convergentie met de aanpak in andere jurisdicties zoveel mogelijk worden ondersteund.

(3)

Om een beperkt aantal concepten die uit Verordening (EU) nr. 648/2012 voortkomen duidelijk te identificeren alsook technische termen te bepalen die noodzakelijk zijn voor het ontwikkelen van deze technische norm, moeten een aantal termen worden gedefinieerd.

(4)

Een indirecte clearingregeling mag een CTP, clearinglid, cliënt of indirecte cliënt niet aan bijkomend tegenpartijrisico blootstellen en de activa en posities van de indirecte cliënt moeten een passend niveau van bescherming genieten. Het is derhalve van essentieel belang dat elk soort indirecte clearingregeling aan minimumvoorwaarden voldoet om de veiligheid ervan te garanderen. Daartoe worden de bij indirecte clearingregelingen betrokken partijen aan specifieke verplichtingen onderworpen. Die regelingen gaan verder dan de contractuele relatie tussen de indirecte cliënten en de cliënt van een clearinglid die indirecte clearingdiensten aanbiedt.

(5)

Verordening (EU) nr. 648/2012 vereist dat een CTP als een systeem wordt aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (3). Dit houdt in dat clearingleden van CTP’s als deelnemer moeten kwalificeren in de zin van die richtlijn. Derhalve is het, om voor indirecte cliënten een equivalent niveau van bescherming te garanderen als overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt verleend, noodzakelijk te garanderen dat cliënten die indirecte clearingdiensten aanbieden kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of equivalente kredietinstellingen of beleggingsondernemingen van derde landen zijn.

(6)

Er moeten indirecte clearingregelingen worden ingesteld om te garanderen dat bij een verzuim indirecte cliënten bescherming genieten die equivalent is aan de bescherming die directe cliënten genieten. Na het faillissement van een clearinglid dat een indirecte clearingregeling faciliteert, moeten posities van indirecte cliënten eveneens aan een alternatief clearinglid worden overgedragen zoals dat voor cliëntenposities het geval is overeenkomstig de bij de artikelen 39 en 48 van Verordening (EU) nr. 648/2012 ingestelde overdraagbaarheidsvereisten. In het kader van indirecte clearingregelingen moet eveneens passende beveiliging tegen het faillissement van een cliënt bestaan en moet uit hoofde daarvan de overdracht van indirecte cliëntenposities aan een alternatieve aanbieder van clearingdiensten mogelijk zijn.

(7)

Aangezien indirecte clearingregelingen aanleiding kunnen geven tot specifieke risico’s moeten alle partijen die betrokken zijn bij een indirecte clearingregeling, inclusief clearingleden en CTP’s, alle materiële risico’s als gevolg van de regeling stelselmatig identificeren, monitoren en beheren. In deze context is passende deling van informatie tussen cliënten die indirecte clearingdiensten aanbieden en clearingleden welke die diensten faciliteren zeer belangrijk. Clearingleden dienen door cliënten verstrekte informatie alleen voor risicobeheerdoeleinden te gebruiken en moeten het misbruik van commercieel gevoelige informatie voorkomen, inclusief middels het gebruik van doeltreffende barrières tussen verschillende afdelingen van een financiële instelling om belangenconflicten te vermijden.

(8)

Wanneer de bevoegde autoriteit aan een CTP een vergunning verleent om een klasse van otc-derivaten te clearen, is zij verplicht de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) in kennis te stellen. In deze kennisgeving moet gedetailleerde informatie worden opgenomen die de ESMA nodig heeft om haar beoordelingen uit te voeren, inclusief informatie over liquiditeit en volume van de betrokken klasse van otc-derivaten. Hoewel de informatiestroom van de bevoegde autoriteit naar de ESMA loopt, moet de CTP die de vergunning heeft aangevraagd eerst de vereiste informatie aan de bevoegde autoriteiten verstrekken, die deze vervolgens mogen aanvullen.

(9)

Hoewel, vooral als het om nieuwe producten gaat, mogelijk niet alle informatie die voor de toepassing van de clearingverplichting in de kennisgeving van de bevoegde autoriteit aan de ESMA moet worden opgenomen voorhanden is, moeten voorhanden ramingen worden verstrekt, waarbij duidelijk wordt vermeld van welke veronderstellingen is uitgegaan. De kennisgeving moet eveneens informatie over tegenpartijen bevatten, zoals het type en het aantal tegenpartijen, de stappen die vereist zijn om met een CTP te beginnen clearen, de juridische en operationele capaciteit ervan of het risicobeheerkader ervan, teneinde de ESMA in staat te stellen te beoordelen of de actieve tegenpartijen zonder verstoring van de markt aan de clearingverplichting kunnen voldoen.

(10)

De kennisgeving van de bevoegde autoriteit aan de ESMA moet informatie over de mate van standaardisatie, liquiditeit en prijsbeschikbaarheid bevatten opdat de ESMA kan beoordelen of een klasse van otc-derivaten aan de clearingverplichting is onderworpen. De criteria betreffende de standaardisatie van de contractuele voorwaarden en operationele processen van een betrokken klasse van otc-derivaten zijn een indicator van de mate van standaardisatie van de economische voorwaarden van een klasse van otc-derivaten omdat de contractuele voorwaarden en operationele processen slechts kunnen worden gestandaardiseerd wanneer die economische voorwaarden dat zijn. De afwegingen die de ESMA bij het toetsen aan de criteria betreffende liquiditeit en prijsbeschikbaarheid maakt, verschillen van de afwegingen die de bevoegde autoriteit in het kader van de vergunningaanvraag van een CTP maakt. Liquiditeit in deze context wordt vanuit een breder perspectief beoordeeld en verschilt van liquiditeit nadat de clearingverplichting geldt. Met name houdt het feit dat een contract voldoende liquide is om door een CTP te worden gecleard niet noodzakelijk in dat het aan de clearingverplichting moet worden onderworpen. Met haar beoordeling mag de ESMA het door de bevoegde autoriteit verrichte onderzoek niet repliceren of dupliceren.

(11)

De informatie die door de bevoegde autoriteit voor de toepassing van de clearingverplichting moet worden verstrekt, moet de ESMA in staat stellen de beschikbaarheid van prijsstellingsinformatie te beoordelen. In dat verband betekent het feit dat een CTP op een bepaald tijdstip toegang tot prijsstellingsinformatie heeft niet dat de marktdeelnemers er in de toekomst toegang toe hebben. Bijgevolg impliceert het feit dat een CTP toegang heeft tot de noodzakelijke prijsinformatie om de risico’s van het clearen van derivatencontracten binnen een bepaalde klasse van otc-derivaten te beheren niet automatisch dat deze klasse van otc-derivaten aan de clearingverplichting moet worden onderworpen.

(12)

De omvang van de gegevens die beschikbaar zijn in het register van de klassen van otc-derivatencontracten die aan de clearingverplichting zijn onderworpen, hangt af van de relevantie van die gegevens om elke klasse van otc-derivatencontracten te identificeren. Bijgevolg kan de omvang van de gegevens in het register voor de verschillende klassen van otc-derivaten verschillen.

(13)

Het toestaan van toegang van meerdere CTP’s tot een handelsplatform kan de toegang van deelnemers tot dat platform verbreden en derhalve de totale liquiditeit verhogen. Het is niettemin noodzakelijk in die omstandigheden het begrip liquiditeitsfragmentatie binnen een platform te bepalen ingeval dit voor de klasse van financiële instrumenten waarvoor het verzoek is gedaan de vlotte en ordelijke werking van de markten kan bedreigen.

(14)

De beoordeling van de bevoegde autoriteit van het handelsplatform waartoe een CTP om toegang heeft verzocht en van de bevoegde autoriteit van de CTP moet gebaseerd zijn op de mechanismen die voorhanden zijn om liquiditeitsfragmentatie binnen een handelsplatform te voorkomen.

(15)

Om liquiditeitsfragmentatie te voorkomen, moeten alle deelnemers aan een handelsplatform in staat zijn alle tussen hen uitgevoerde transacties te clearen. Het vereiste dat alle clearingleden van een bestaande CTP eveneens clearinglid worden van elke nieuwe CTP die dat handelsplatform bedient, zou echter niet evenredig zijn. Indien entiteiten clearinglid zijn van beide CTP’s, mogen zij de overdracht en clearing faciliteren van transacties die worden uitgevoerd door marktdeelnemers welke afzonderlijk door de twee CTP’s worden bediend, teneinde het risico van liquiditeitsfragmentatie te beperken. Niettemin is het belangrijk dat een verzoek om toegang tot een handelsplatform door een CTP niet derwijze liquiditeit fragmenterend werkt dat daardoor de risico’s verhogen waaraan de bestaande CTP blootstaat.

(16)

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012 mag in het kader van een verzoek om toegang door een CTP tot een handelsplatform niet worden vereist dat een interoperabiliteitsregeling wordt getroffen en mag deze verordening niet als enige methode om liquiditeitsfragmentatie op te lossen vereisen dat een interoperabiliteitsregeling wordt getroffen. Deze verordening mag evenwel niet uitsluiten dat CTP’s vrijwillig een dergelijke regeling treffen als de noodzakelijke voorwaarden voor het treffen ervan zijn vervuld.

(17)

Om te bepalen van welke otc-derivatencontracten objectief kan worden vastgesteld dat zij risico’s die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteiten of met treasuryfinancieringsactiviteiten verminderen, moeten niet-financiële tegenpartijen een van de criteria waarin deze verordening voorziet, toepassen inclusief de boekhoudkundige definitie op basis van de regels van de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS). De boekhoudkundige definitie kan door tegenpartijen worden gebruikt, ook al passen zij de IFRS-regels niet toe. Voor die niet-financiële tegenpartijen welke plaatselijke boekhoudregels gebruiken, is het de verwachting dat de meeste van de contracten die overeenkomstig die plaatselijke boekhoudregels als hedging worden geclassificeerd binnen de algemene definitie vallen van contracten die risico’s verminderen welke rechtstreeks verband houden met commerciële activiteiten of treasuryfinancieringsactiviteiten waarin deze verordening voorziet.

(18)

In bepaalde omstandigheden is het misschien niet mogelijk een risico te hedgen door een direct gerelateerd derivatencontract te gebruiken, dit wil zeggen een contract met precies dezelfde onderliggende waarde en afwikkelingsdatum als het gedekte risico. In een dergelijk geval mag de niet-financiële tegenpartij middels een sterk gecorreleerd instrument indirecte hedging gebruiken om haar blootsteling te dekken, zoals een instrument met een andere onderliggende waarde die sterk vergelijkbaar economisch gedrag vertoont. Bovendien mogen bepaalde groepen niet-financiële tegenpartijen die via een afzonderlijke entiteit otc-derivatencontracten aangaan om hun risico met betrekking tot de algemene risico’s van de groep te hedgen, macro- of portefeuillehedging gebruiken. Die otc-derivatencontracten voor macro-, portefeuille of indirecte hedging kunnen hedging uitmaken voor de toepassing van deze verordening en moeten worden getoetst aan de criteria voor het bepalen van welke otc-derivatencontracten objectief kan worden vastgesteld dat zij risico’s verminderen.

(19)

Een risico kan in de loop van de tijd evolueren, en ter aanpassing aan de evolutie van het risico kan het zich voordoen dat derivatencontracten die oorspronkelijk zijn uitgevoerd om het risico in verband met commerciële activiteiten of treasuryfinancieringsactiviteiten te verminderen, moeten worden geneutraliseerd middels het gebruik van bijkomende otc-derivatencontracten. Hedging van een risico kan bijgevolg tot stand worden gebracht door een combinatie van otc-derivatencontracten inclusief neutraliserende otc-derivatencontracten waarmee die otc-derivatencontracten worden beëindigd welke geen verband meer houden met het risico van commerciële activiteiten of treasuryfinancieringsactiviteiten.

(20)

Het scala van risico’s dat rechtstreeks verband houdt met commerciële activiteiten of treasuryfinancieringsactiviteiten is zeer breed en varieert per economische sector. Risico’s in verband met commerciële activiteiten houden gewoonlijk verband met inputs in de productiefunctie van de onderneming alsook producten en diensten die zij verkoopt of verleent. Treasuryfinancieringsactiviteiten hebben gewoonlijk betrekking op het beheer van de korte en lange financiering van een entiteit, inclusief haar schuld, en de manieren waarop zij de door haar gegenereerde of aangehouden financiële middelen belegt, inclusief kasbeheer. Op activiteiten in verband met treasuryfinancieringsactiviteiten en commerciële activiteiten kunnen gemeenschappelijke risicobronnen van invloed zijn zoals vreemde valuta, grondstoffenprijzen, inflatie of kredietrisico. Aangezien otc-derivaten worden aangegaan om een bepaald risico te hedgen, moeten, bij de analyse van de risico’s die direct verband houden met commerciële of treasuryfinancieringsactiviteiten, die risico’s consistent voor beide activiteiten worden bepaald. Bovendien kan het scheiden van de twee concepten onbedoelde gevolgen hebben doordat een bepaald risico, afhankelijk van de sector waarin niet-financiële tegenpartijen opereren, in het kader van treasuryfinancieringsactiviteiten dan wel van commerciële activiteiten wordt gehedged.

(21)

Hoewel de clearingdrempels moeten worden vastgesteld rekening houdend met de systeemrelevantie van de desbetreffende risico’s, is het belangrijk in aanmerking te nemen dat de otc-derivaten die risico’s verminderen voor de clearingdrempels niet worden meegerekend en dat in verband met clearingdrempels een uitzondering mogelijk is op het beginsel dat de clearingverplichting geldt voor die otc-derivatencontracten welke geacht kunnen worden niet voor hedgingdoeleinden te zijn afgesloten. Meer bepaald moet de waarde van de clearingdrempels periodiek worden onderzocht en per klasse van otc-derivatencontracten worden vastgesteld. De klassen van otc-derivaten die voor de toepassing van de clearingdrempels zijn vastgesteld, kunnen verschillen van de klassen van otc-derivaten die voor de toepassing van de clearingverplichting zijn vastgesteld. Bij het vaststellen van de waarde van de clearingdrempels moet gepaste aandacht worden geschonken aan de noodzaak om één indicator te bepalen die de systeemrelevantie van de som van nettoposities en blootstellingen per tegenpartij en per activaklasse van otc-derivaten weergeeft. Voorts moeten de door niet-financiële tegenpartijen gebruikte clearingdrempels eenvoudig te implementeren zijn.

(22)

Bij de bepaling van de waarde van de clearingdrempels moet rekening worden gehouden met de systeemrelevantie van de som van nettoposities en blootstellingen per tegenpartij en per klasse van otc-derivaten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012. Aangenomen moet echter worden dat deze nettoposities en blootstellingen verschillen van een nettoblootstelling aan alle tegenpartijen en activaklassen. Voorts moeten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 deze nettoposities worden opgeteld om te bepalen welke gegevens in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van de clearingdrempels. Bij de vaststelling van de clearingdrempels moet de totale brutosom die het resultaat is van de opstelling van deze nettoposities in aanmerking worden genomen. Als referentie voor de vaststelling van de clearingdrempels moet de bruto notionele waarde die het resultaat is van die opstelling in aanmerking worden genomen.

(23)

Bovendien leidt de structuur van de otc-derivatenactiviteit van niet-financiële tegenpartijen gewoonlijk tot een laag niveau van saldering omdat otc-derivatencontracten in dezelfde richting worden gesloten. Bijgevolg ligt het verschil tussen de som van de nettoposities en blootstellingen per tegenpartij en per klasse van otc-derivaten zeer dicht bij de brutowaarde van contracten. Bijgevolg moet eenvoudigheidshalve de brutowaarde van otc-derivatencontracten worden gebruikt als deugdelijke indirecte maatstaf die in aanmerking moet worden genomen bij de bepaling van de clearingdrempel.

(24)

Aangezien niet-financiële tegenpartijen die de clearingdrempel niet overschrijden hun otc-derivatencontracten niet tegen marktwaarde hoeven te waarderen, zou het niet redelijk zijn deze maatstaf te gebruiken om de clearingdrempels te bepalen omdat dit op niet-financiële tegenpartijen een zware last zou leggen die niet evenredig zou zijn met het risico dat wordt aangepakt. In plaats daarvan is door het gebruik van de notionele waarde van otc-derivatencontracten een eenvoudige benadering mogelijk die ten aanzien van niet-financiële tegenpartijen niet aan externe gebeurtenissen onderhevig is.

(25)

Het overschrijden van een van de voor een klasse otc-derivaten vastgestelde waarden moet de overschrijding van de clearingdrempel voor alle klassen teweegbrengen aangezien otc-derivatencontracten die risico’s verminderen niet meegerekend worden voor de clearingdrempel, de gevolgen van overschrijding van de clearingdrempel niet alleen met de clearingverplichting, maar ook met risico-inperkingstechnieken verband houden en de aanpak voor de betrokken verplichtingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 648/2012 voor niet-financiële otc-derivatencontracten gelden eenvoudig moet zijn omdat de meeste ervan niet gesofisticeerd zijn.

(26)

Voor die otc-derivatencontracten welke niet worden gecleard moeten risico-inperkingstechnieken zoals tijdige bevestiging gelden. De bevestiging van otc-derivatencontracten kan op een of meer raamovereenkomsten, raambevestigingsovereenkomsten of andere standaardvoorwaarden betrekking hebben. Zij kan de vorm aannemen van een elektronisch uitgevoerd contract of een door beide tegenpartijen ondertekend document.

(27)

Het is essentieel dat tegenpartijen de voorwaarden van hun transacties zo spoedig mogelijk na de uitvoering van de transactie bevestigen, vooral wanneer de transactie elektronisch wordt uitgevoerd of verwerkt, teneinde gemeenschappelijk inzicht in en rechtszekerheid over de voorwaarden van de transactie te garanderen. Vooral tegenpartijen die niet gestandaardiseerde of complexe otc-derivatencontracten aangaan, kunnen het nodig vinden instrumenten te implementeren om te voldoen aan het vereiste van tijdige bevestiging van hun otc-derivatencontracten. Met de tijdige bevestiging wordt er tevens op vooruit gelopen dat de betrokken marktpraktijken op dit gebied evolueren.

(28)

Om de risico’s verder in te perken, stelt reconciliëren van portefeuilles elke tegenpartij in staat een grondig onderzoek van een portefeuille van transacties als door haar tegenpartij gezien te verrichten teneinde direct alle misverstanden over kerntransactievoorwaarden te identificeren. Daartoe behoren voorwaarden betreffende de waardering van elke transactie en eventueel ook andere betrokken informatie zoals de ingangsdatum, de geplande vervaldag, alle betalings- of afwikkelingsdatums, de notionele waarde van het contract en de valuta van de transactie, het onderliggende instrument, de positie van de tegenpartijen, usances voor betalingen indien een vervaldag geen werkdag is en alle betrokken vaste of variabele prijzen van het otc-derivatencontract.

(29)

Gezien de verschillende risicoprofielen en opdat het reconciliëren van portefeuilles een evenredige risico-inperkingstechniek kan zijn, moeten, afhankelijk van de aard van de tegenpartijen, de in aanmerking te nemen frequentie van de reconciliëring en de grootte van de portefeuille verschillend zijn. Strengere vereisten moeten zowel gelden voor financiële als niet-financiële tegenpartijen die de clearingdrempel overschrijden, terwijl een lagere reconciliëringsfrequentie moet gelden voor niet-financiële tegenpartijen die de clearingdrempel niet overschrijden, ongeacht de categorie van hun tegenpartij waarvoor voor dat deel van hun portefeuille eveneens die lagere reconciliëringsfrequentie zou gelden.

(30)

Comprimeren van portefeuilles kan, afhankelijk van omstandigheden zoals omvang van de portefeuille met een tegenpartij, looptijd, doel en mate van standaardisatie van otc-derivatencontracten, eveneens een efficiënt instrument zijn voor risico-inperkingsdoeleinden. Financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen die een niet door een CTP geclearde portefeuille van otc-derivatencontracten boven het in deze verordening bepaald niveau hebben, moeten over operationele procedures beschikken om de mogelijkheid te analyseren comprimeren van portefeuilles te gebruiken waarmee zij hun tegenpartijkredietrisico kunnen verminderen.

(31)

Geschillenoplossing is gericht op het inperken van risico’s die voortkomen uit contracten die niet centraal worden gecleard. Wanneer tegenpartijen otc-derivatentransacties met elkaar aangaan, moeten zij een overeengekomen kader hebben om alle desbetreffende geschillen op te lossen. Het kader moet betrekking hebben op oplossingsmechanismen zoals arbitrage of marktbevraging. Het kader is erop gericht te vermijden dat onopgeloste geschillen escaleren en tegenpartijen aan bijkomende risico’s worden blootgesteld. Geschillen moeten worden geïdentificeerd, beheerd en op passende wijze openbaargemaakt.

(32)

Om te bepalen wat marktomstandigheden zijn waaronder niet tegen marktwaarde mag worden gewaardeerd, is het noodzakelijk te bepalen wat inactieve markten zijn. Een markt kan om verschillende redenen inactief zijn, onder meer wanneer er niet regelmatig zakelijke, objectieve transacties tussen onafhankelijke partijen in de zin van de standaarden voor jaarrekeningen plaatsvinden.

(33)

Deze verordening geldt voor financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen boven de clearingdrempel en houdt rekening met Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (4), die tevens vereisten vaststelt die moeten worden nageleefd wanneer modelmatig wordt gewaardeerd.

(34)

Hoewel het opzetten van het model voor de modelmatige waardering intern of extern kan plaatsvinden is, teneinde passende verantwoordingsplicht te garanderen, de goedkeuring van het model de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur of het gedelegeerd comité ervan.

(35)

Wanneer tegenpartijen na hun kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten, maar zonder het einde van de termijn waarbinnen de bevoegde autoriteiten bewaar kunnen maken af te wachten de intragroepvrijstelling kunnen aanvragen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten tijdig passende en voldoende informatie ontvangen om te beoordelen of zij tegen het gebruik van de vrijstelling bezwaar moeten maken.

(36)

De verwachte omvang, volumes en frequentie van intragroep-otc-derivatencontracten mag worden bepaald op basis van de historische intragroeptransacties van de tegenpartijen alsook het verwachte model en de voor de toekomst verwachte activiteit.

(37)

Wanneer tegenpartijen een intragroepvrijstelling aanvragen, moeten zij informatie openbaarmaken om transparantie tegenover marktdeelnemers en potentiële crediteuren te garanderen. Dit is voor potentiële crediteuren van de tegenpartijen bijzonder belangrijk om risico’s te beoordelen. De openbaarmaking is gericht op het voorkomen van de verkeerde perceptie dat otc-derivatencontracten centraal worden gecleard of aan risico-inperkingstechnieken onderworpen zijn wanneer dat niet het geval is.

(38)

Het tijdsbestek om tijdige bevestiging tot stand te brengen, vereist inspanningen om aanpassingen door te voeren inclusief wijzigingen van de marktpraktijk en verbetering van IT-systemen. Aangezien het tempo van aanpassing om de vereisten na te leven afhankelijk van de categorie van tegenpartijen en de activaklasse van otc-derivaten kan verschillen, kan door de vaststelling van progressieve toepassingsdatums die met deze verschillen rekening houden de bevestigingstermijn voor die tegenpartijen en producten welke sneller gereed kunnen zijn, worden verlengd.

(39)

De inzake reconciliëren van portefeuilles, comprimeren van portefeuilles of geschillenoplossing vastgestelde normen vereisen dat tegenpartijen procedures, gedragslijnen, processen en documentatiewijzigingen invoeren, hetgeen tijd vereist. De inwerkingtreding van de desbetreffende vereisten moet worden uitgesteld om de tegenpartijen de tijd te verlenen om de voor nalevingsdoeleinden noodzakelijke stappen te ondernemen.

(40)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten aan de Commissie heeft voorgelegd.

(41)

In overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) heeft de ESMA openbare raadplegingen over de ontwerpen van technische reguleringsnormen gehouden, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte Stakeholdergroep Effecten en Markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMEEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „indirecte cliënt”: de cliënt van een cliënt van een clearinglid;

b)   „indirecte clearingregeling”: het geheel van contractuele relaties tussen de centrale tegenpartij (CTP), het clearinglid, de cliënt van een clearinglid en de indirecte cliënt op grond waarvan de cliënt van een clearinglid clearingdiensten aan een indirecte cliënt kan verlenen;

c)   „bevestiging”: de bewijsstukken van het akkoord van de tegenpartijen met alle voorwaarden van een over the counter (otc)-derivatencontract.

HOOFDSTUK II

INDIRECTE CLEARINGREGELINGEN

(Artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 2

Structuur van indirecte clearingregelingen

1.   Indien een clearinglid bereid is indirecte clearing te faciliteren, mag elke cliënt van een dergelijk clearinglid indirecte clearingdiensten aan een of meer van zijn eigen cliënten aanbieden, mits de cliënt van het clearinglid een vergunning houdende kredietinstelling, beleggingsonderneming of een equivalente kredietinstelling of beleggingsonderneming van een derde land is.

2.   De contractuele voorwaarden van een indirecte clearingregeling worden tussen de cliënt van een clearinglid en de indirecte cliënt overeengekomen na overleg met het clearinglid over aspecten die van invloed kunnen zijn op bedrijfsactiviteiten van het clearinglid. Daartoe behoren contractuele vereisten betreffende de cliënt om alle verplichtingen van de indirecte cliënt tegenover het clearinglid na te komen. Deze vereisten hebben enkel betrekking op transacties in het kader van de indirecte clearingregeling, waarvan het toepassingsgebied in de overeengekomen contracten duidelijk wordt vastgelegd.

Artikel 3

Verplichtingen van CTP’s

1.   Indirecte clearingregelingen zijn niet onderworpen aan de zakelijke praktijken van de CTP die er een belemmering voor vormen dat zij op redelijke commerciële voorwaarden worden ingesteld. Op verzoek van een clearinglid houdt de CTP afzonderlijke vastleggingen en rekeningen bij aan de hand waarvan elke cliënt in bij de CTP aangehouden rekeningen de activa en posities van de cliënt kan onderscheiden van die welke voor rekening van de indirecte cliënten van de cliënt worden aangehouden.

2.   Een CTP belast zich met het identificeren, monitoren en beheren van alle materiële risico’s van indirecte clearingregelingen die van invloed kunnen zijn op de veerkracht van de CTP.

Artikel 4

Verplichtingen van clearingleden

1.   Een clearinglid dat aanbiedt indirecte clearingdiensten te faciliteren, doet dit onder redelijke commerciële voorwaarden. Onverminderd de vertrouwelijkheid van contractuele regelingen met individuele cliënten, maakt het clearinglid de algemene voorwaarden openbaar waaronder het bereid is indirecte clearingdiensten te faciliteren. Deze voorwaarden kunnen minimale operationele vereisten voor cliënten die indirecte clearingdiensten aanbieden, omvatten.

2.   Bij het faciliteren van indirecte clearingregelingen geeft een clearinglid uitvoering aan elk van de volgende scheidingsregelingen als vermeld door de cliënt:

a)

bijhouden van afzonderlijke vastleggingen en rekeningen aan de hand waarvan elke cliënt in bij het clearinglid aangehouden rekeningen de activa en posities van de cliënt kan onderscheiden van die welke voor rekening van zijn indirecte cliënten worden aangehouden;

b)

bijhouden van afzonderlijke vastleggingen en rekeningen aan de hand waarvan elke cliënt in rekeningen bij het clearinglid de activa en posities die voor rekening van een indirecte cliënt worden aangehouden kan onderscheiden van die welke voor rekening van andere indirecte cliënten worden aangehouden.

3.   Aan het vereiste om activa en posities bij het clearinglid te onderscheiden, wordt geacht te zijn voldaan als de in artikel 39, lid 9, van Verordening (EU) nr. 648/2012 bepaalde voorwaarden zijn vervuld.

4.   Een clearinglid stelt robuuste procedures in om het verzuim te beheren van een cliënt die indirecte clearingdiensten aanbiedt. Die procedures omvatten een geloofwaardig mechanisme voor het overdragen van posities en activa aan een alternatieve cliënt of een alternatief clearinglid, behoudens het akkoord van de betrokken indirecte cliënten. Een cliënt of een clearinglid is niet verplicht deze posities te aanvaarden tenzij hij een voorafgaande contractuele overeenkomst is aangegaan om dit te doen.

5.   Het clearinglid zorgt er eveneens voor dat zijn procedures de onverwijlde liquidatie van activa en posities van indirecte cliënten mogelijk maken en mogelijk maken dat het clearinglid alle gelden betaalt die aan indirecte cliënten verschuldigd zijn na het verzuim van de cliënt.

6.   Een clearinglid belast zich met het identificeren, monitoren en beheren van alle risico’s van het faciliteren van indirecte clearingregelingen, inclusief het gebruiken van door cliënten op grond van artikel 4, lid 3, verstrekte informatie. Het clearinglid stelt robuuste interne procedures in om te garanderen dat deze informatie niet voor commerciële doeleinden kan worden gebruikt.

Artikel 5

Verplichtingen van cliënten

1.   Een cliënt die indirecte clearingdiensten aanbiedt, houdt afzonderlijke vastleggingen en rekeningen bij aan de hand waarvan hij zijn eigen activa en posities kan onderscheiden van die welke voor rekening van zijn indirecte cliënten worden aangehouden. Hij biedt indirecte cliënten een keuze tussen de in artikel 4, lid 2, bepaalde alternatieve rekeningscheidingsopties en zorgt ervoor dat indirecte cliënten volledig worden geïnformeerd over de risico’s van elke scheidingsoptie. De door de cliënt aan indirecte cliënten verstrekte informatie omvat gegevens over regelingen inzake het overdragen van posities en rekeningen aan een alternatieve cliënt.

2.   Een cliënt die indirecte clearingdiensten aanbiedt, verzoekt het clearinglid een gescheiden rekening bij de CTP te openen. De rekening dient uitsluitend voor het aanhouden van activa en posities van zijn indirecte cliënten.

3.   Een cliënt verstrekt het clearinglid voldoende informatie om alle risico’s van het faciliteren van indirecte clearingregelingen te identificeren, te monitoren en te beheren. In geval van verzuim van de cliënt wordt alle door de cliënt met betrekking tot zijn indirecte cliënten bijgehouden informatie onmiddellijk ter beschikking gesteld van het clearinglid.

HOOFDSTUK III

KENNISGEVING AAN DE ESMA VOOR DE TOEPASSING VAN DE CLEARINGVERPLICHTING

(Artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 6

In de kennisgeving op te nemen gegevens

1.   De kennisgeving voor de toepassing van de clearingverplichting omvat de volgende informatie:

a)

de identificatie van de klasse van otc-derivatencontracten;

b)

de identificatie van de otc-derivatencontracten binnen de klasse van otc-derivatencontracten;

c)

andere informatie die in het openbaar register moet worden opgenomen overeenkomstig artikel 8;

d)

alle verdere kenmerken noodzakelijk om otc-derivatencontracten binnen de klasse van otc-derivatencontracten te onderscheiden van otc-derivatencontracten buiten die klasse;

e)

bewijs van de mate van standaardisatie van de contractuele voorwaarden en operationele processen met betrekking tot de betrokken klasse van otc-derivaten;

f)

gegevens over het volume van de klasse van otc-derivatencontracten;

g)

gegevens over de liquiditeit van de klasse van otc-derivatencontracten;

h)

bewijs van de beschikbaarheid voor de marktdeelnemers van eerlijke, betrouwbare en algemeen aanvaarde informatie over de prijsstelling voor contracten in de klasse van otc-derivatencontracten;

i)

bewijs van de impact van de clearingverplichting op de beschikbaarheid voor de marktdeelnemers van prijsstellingsinformatie.

2.   Voor het beoordelen van de datum(s) met ingang waarvan de clearingverplichting in werking treedt, met inbegrip van een eventuele gefaseerde invoering en de categorieën van tegenpartijen waarvoor de verplichting geldt, omvat de kennisgeving voor de toepassing van de clearingverplichting:

a)

gegevens die relevant zijn voor het beoordelen van het verwachte volume van de klasse van otc-derivatencontracten als deze onder de clearingverplichting komt te vallen;

b)

bewijs van het vermogen van de CTP om het verwachte volume van de klasse van otc-derivatencontracten te behandelen als deze onder de clearingverplichting komt te vallen en om het risico van de clearing van de betrokken klasse van otc-derivatencontracten te beheren, inclusief middels directe of indirecte clearingregelingen;

c)

het type en het aantal tegenpartijen dat actief is en verwacht wordt actief te zijn binnen de markt voor de klasse van otc-derivatencontracten als deze onder de clearingverplichting komt te vallen;

d)

een overzicht van de verschillende taken die moeten worden verricht om met de CTP te beginnen clearen, alsook de bepaling van de tijd vereist om elke taak te vervullen;

e)

informatie over het risicobeheer, de juridische en de operationele capaciteit van de scala van op de markt actieve tegenpartijen voor de klasse van otc-derivatencontracten als deze onder de clearingverplichting komt te vallen.

3.   De gegevens over het volume en de liquiditeit bevatten voor de klasse van otc-derivatencontracten en voor elk derivatencontract binnen de klasse de betrokken marktinformatie, inclusief historische gegevens, actuele gegevens alsmede elke wijziging die intreedt als de klasse van otc-derivatencontracten onder de clearingverplichting komt te vallen, inclusief:

a)

het aantal transacties;

b)

het totale volume;

c)

het totale aantal uitstaande contracten;

d)

de diepte van orders, inclusief het gemiddelde aantal orders en verzoeken tot aanbod;

e)

de nauwheid van de spreads;

f)

de maatstaven voor liquiditeit onder gespannen marktomstandigheden;

g)

de maatstaven voor liquiditeit voor de uitvoering van verzuimprocedures.

4.   De informatie over de mate van standaardisatie van de contractuele voorwaarden en operationele processen voor de betrokken klasse van otc-derivatencontracten waarin lid 1, punt e), voorziet, omvat, voor de klasse van otc-derivatencontracten en voor elk derivatencontract binnen de klasse, gegevens over de dagelijkse referentieprijs alsmede het aantal dagen per jaar met een als betrouwbaar beschouwde referentieprijs gedurende ten minste de voorafgaande twaalf maanden.

HOOFDSTUK IV

CRITERIA VOOR HET BEPALEN VAN DE KLASSEN VAN OTC-DERIVATENCONTRACTEN DIE AAN DE CLEARINGVERPLICHTING ONDERWORPEN ZIJN

(Artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 7

Door de ESMA te hanteren criteria

1.   Met betrekking tot de mate van standaardisatie van de contractuele voorwaarden en operationele processen van de betrokken klasse van otc-derivatencontracten neemt de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) in aanmerking:

a)

of de contractuele voorwaarden van de betrokken klasse van otc-derivatencontracten gemeenschappelijke juridische documentatie omvatten, inclusief raamsalderingsovereenkomsten, definities, standaardvoorwaarden en standaardbevestigingen waarin door tegenpartijen vaak gebruikte contractbepalingen worden aangegeven;

b)

of de operationele processen van die betrokken klasse van otc-derivatencontracten onderworpen zijn aan geautomatiseerde transactieverwerking en levenscyclusgebeurtenissen die op een gangbare wijze worden beheerd volgens een tijdschema waarover onder tegenpartijen op grote schaal overeenstemming bestaat.

2.   Met betrekking tot het volume en de liquiditeit van de betrokken klasse van otc-derivatencontracten neemt de ESMA in aanmerking:

a)

of de margins of de financiële vereisten van de CTP evenredig zijn met het risico dat de clearingverplichting tot doel heeft in te perken;

b)

de stabiliteit van de marktgrootte en de marktdiepte met betrekking tot het product in de loop van de tijd;

c)

de waarschijnlijkheid dat de marktspreiding voldoende blijft in geval van verzuim van een clearinglid;

d)

het aantal en de waarde van de transacties.

3.   Met betrekking tot de beschikbaarheid van eerlijke, betrouwbare en algemeen aanvaarde prijsstellingsinformatie in de betrokken klasse van otc-derivatencontracten neemt de ESMA in aanmerking of de informatie die nodig is om nauwkeurig de prijs van contracten binnen de betrokken klasse van otc-derivatencontracten vast te stellen op redelijke commerciële basis gemakkelijk toegankelijk is voor marktdeelnemers en of zij gemakkelijk toegankelijk blijft als de betrokken klasse van otc-derivatencontracten onder de clearingverplichting zou komen te vallen.

HOOFDSTUK V

OPENBAAR REGISTER

(Artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 8

In het register van de ESMA op te nemen gegevens

1.   Het openbaar register van de ESMA omvat voor elke klasse van aan de clearingverplichting onderworpen otc-derivatencontracten:

a)

de activaklasse van de otc-derivatencontracten;

b)

het type van otc-derivatencontracten binnen de klasse;

c)

de onderliggende waarden van de otc-derivatencontracten binnen de klasse;

d)

voor onderliggende waarden die financiële instrumenten zijn, een aanduiding of de onderliggende waarde één financieel instrument of emittent of een index of een portefeuille betreft;

e)

voor andere onderliggende waarden een aanduiding van de categorie van de onderliggende waarde;

f)

de valuta van het notionele bedrag en van de afwikkeling van de otc-derivatencontracten binnen de klasse;

g)

de bandbreedte van de looptijden van de otc-derivatencontracten binnen de klasse;

h)

de afwikkelingsvoorwaarden voor de otc-derivatencontracten binnen de klasse;

i)

de bandbreedte van de betalingsfrequenties van de otc-derivatencontracten binnen de klasse;

j)

de productidentificatiecode van de betrokken klasse van otc-derivatencontracten;

k)

enig ander kenmerk dat vereist is om in de betrokken klasse van otc-derivatencontracten het ene contract van het andere te onderscheiden.

2.   Met betrekking tot CTP’s die over een vergunning of erkenning voor de toepassing van de clearingverplichting beschikken, omvat het openbaar register van de ESMA voor elke CTP:

a)

de identificatiecode, overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1247/2012 van de Commissie (6);

b)

de volledige naam;

c)

het land van vestiging;

d)

de overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangewezen bevoegde autoriteit.

3.   Ten aanzien van de datums vanaf welke de clearingverplichting in werking treedt, met inbegrip van een eventuele gefaseerde invoering, omvat het openbaar register van de ESMA:

a)

de identificatie van de categorieën van tegenpartijen waarvoor elke infaseringsperiode geldt;

b)

enige andere voorwaarde die gesteld wordt ingevolge de uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde technische reguleringsnormen opdat de infaseringsperiode van toepassing kan zijn.

4.   Het openbaar register van de ESMA omvat de vermelding van de uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde technische reguleringsnormen overeenkomstig welke elke clearingverplichting is ingesteld.

5.   Ten aanzien van de CTP waarvan door de bevoegde autoriteit aan de ESMA kennisgeving is gedaan, omvat het openbaar register van de ESMA ten minste:

a)

de identificatie van de CTP;

b)

de activaklasse van de otc-derivatencontracten waarvan wordt kennisgegeven;

c)

het type van otc-derivatencontracten;

d)

de datum van de kennisgeving;

e)

de identificatie van de kennisgevende bevoegde autoriteit.

HOOFDSTUK VI

LIQUIDITEITSFRAGMENTATIE

(Artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 9

Bepaling van het begrip liquiditeitsfragmentatie

1.   Liquiditeitsfragmentatie wordt geacht op te treden wanneer de deelnemers aan een handelsplatform niet in staat zijn een transactie met een of meer andere deelnemers aan dat platform af te sluiten wegens het ontbreken van clearingregelingen waartoe alle deelnemers toegang hebben.

2.   Toegang door een CTP tot een handelsplatform dat reeds door een andere CTP wordt bediend, wordt niet geacht tot liquiditeitsfragmentatie binnen het handelsplatform aanleiding te geven als, zonder dat clearingleden van de CTP die het verzoek om toegang ontvangt verplicht hoeven te worden clearinglid te worden van de CTP die het verzoek om toegang doet, alle deelnemers aan het handelsplatform rechtstreeks of onrechtstreeks via een van de volgende mogelijkheden kunnen clearen:

a)

ten minste één gemeenschappelijke CTP;

b)

door CTP’s ingestelde clearingregelingen.

3.   De regelingen voor de vervulling van de voorwaarden in lid 2, onder a) of b), worden ingesteld alvorens de CTP die het verzoek om toegang doet met het aanbieden van clearingdiensten aan het betrokken handelsplatform begint.

4.   Toegang tot een gemeenschappelijke CTP als bedoeld in lid 2, onder a), mag worden ingesteld via twee of meer clearingleden, dan wel twee of meer cliënten of via indirecte clearingregelingen.

5.   In lid 2 onder punt b), bedoelde clearingregelingen mogen voorzien in de overdracht van door die marktdeelnemers uitgevoerde transacties aan clearingleden van andere CTP’s. Hoewel voor toegang door een CTP tot een handelsplatform niet mag worden vereist dat een interoperabiliteitsregeling wordt getroffen, mag van een door de betrokken CTP’s overeengekomen en door de betrokken bevoegde autoriteiten goedgekeurde interoperabiliteitsregeling gebruik worden gemaakt om aan het vereiste van toegang tot gemeenschappelijke clearingregelingen te voldoen.

HOOFDSTUK VII

NIET-FINANCIËLE TEGENPARTIJEN

Artikel 10

(Artikel 10, lid 4, onder a), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Criteria om te bepalen van welke otc-derivatencontracten objectief kan worden vastgesteld dat zij risico’s verminderen

1.   Een otc-derivatencontract kan objectief geacht worden de risico’s te verminderen die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteiten of treasuryfinancieringsactiviteiten van de niet-financiële tegenpartij of van die groep wanneer het, als zodanig of in combinatie met andere derivatencontracten, rechtstreeks of via sterk gecorreleerde instrumenten, een van de volgende criteria vervult:

a)

het dekt de risico’s die voortkomen uit de potentiële wijziging van de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of passiva die de niet-financiële tegenpartij of haar eigen groep in de normale loop van haar bedrijfsuitoefening in eigendom heeft, produceert, vervaardigt, verwerkt, aanbiedt, aankoopt, verhandelt, least, verkoopt of oploopt of redelijkerwijs verwacht in eigendom te zullen hebben, te zullen produceren, te zullen vervaardigen, te zullen verwerken, te zullen aanbieden, te zullen aankopen, te zullen verhandelen, te zullen leasen, te zullen verkopen of te zullen oplopen;

b)

het dekt de risico’s die voortkomen uit de potentiële indirecte impact op de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of passiva als bedoeld in punt a), als gevolg van schommeling van rentevoeten, inflatiepercentages, wisselkoersen of kredietrisico;

c)

het kwalificeert als een hedgingcontract ingevolge internationale standaarden voor jaarrekeningen (IFRS) die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn goedgekeurd.

Artikel 11

(Artikel 10, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Clearingdrempels

De clearingdrempelwaarden voor de toepassing van de clearingverplichting zijn:

a)

1 miljard EUR in bruto notionele waarde voor otc-kredietderivatencontracten;

b)

1 miljard EUR in bruto notionele waarde voor otc-aandelenderivatencontracten;

c)

3 miljard EUR in bruto notionele waarde voor otc-rentederivatencontracten;

d)

3 miljard EUR in bruto notionele waarde voor otc-valutaderivatencontracten;

e)

3 miljard EUR in bruto notionele waarde voor otc-grondstoffenderivatencontracten en andere otc-derivatencontracten waarin onder de punten a) tot en met d) niet is voorzien.

HOOFDSTUK VIII

RISICO-INPERKINGSTECHNIEKEN VOOR NIET DOOR EEN CTP GECLEARDE OTC-DERIVATENCONTRACTEN

Artikel 12

(Artikel 11, lid 14, onder a), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Tijdige bevestiging

1.   Een otc-derivatencontract dat wordt afgesloten tussen financiële tegenpartijen of niet-financiële tegenpartijen als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 648/2012 en dat niet door een CTP wordt gecleard, wordt, indien mogelijk op elektronische wijze, zo spoedig mogelijk bevestigd:

a)

ten aanzien van tot en met 28 februari 2014 afgesloten credit default swaps en renteswaps, tegen het einde van de tweede werkdag volgend op de datum van uitvoering van het otc-derivatencontract;

b)

ten aanzien van na 28 februari 2014 afgesloten credit default swaps en renteswaps, tegen het einde van de werkdag volgend op de datum van uitvoering van het otc-derivatencontract;

c)

ten aanzien van tot en met 31 augustus 2013 afgesloten aandelenswaps, valutaswaps, grondstoffenswaps en alle andere derivaten waarin punt a) niet voorziet, tegen het einde van de derde werkdag volgend op de datum van uitvoering van het derivatencontract;

d)

ten aanzien van na 31 augustus 2013 tot en met 31 augustus 2014 afgesloten aandelenswaps, valutaswaps, grondstoffenswaps en alle andere derivaten waarin punt a) niet voorziet, tegen het einde van de tweede werkdag volgend op de datum van uitvoering van het derivatencontract;

e)

ten aanzien van na 31 augustus 2014 afgesloten aandelenswaps, valutaswaps, grondstoffenswaps en alle andere derivaten waarin punt a) niet voorziet, tegen het einde van de werkdag volgend op de datum van uitvoering van het derivatencontract.

2.   Een otc-derivatencontract dat wordt afgesloten met een niet-financiële tegenpartij welke niet bedoeld wordt in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt, indien mogelijk op elektronische wijze, zo spoedig mogelijk bevestigd:

a)

ten aanzien van tot en met 31 augustus 2013 afgesloten credit default swaps en renteswaps, tegen het einde van de vijfde werkdag volgend op de datum van uitvoering van het otc-derivatencontract;

b)

ten aanzien van na 31 augustus 2013 tot en met 31 augustus 2014 afgesloten credit default swaps en renteswaps, tegen het einde van de derde werkdag volgend op de datum van uitvoering van het otc-derivatencontract;

c)

ten aanzien van na 31 augustus 2014 afgesloten credit default swaps en renteswaps, tegen het einde van de tweede werkdag volgend op de datum van uitvoering van het otc-derivatencontract;

d)

ten aanzien van tot en met 31 augustus 2013 afgesloten aandelenswaps, valutaswaps, grondstoffenswaps en alle andere derivaten waarin punt a) niet voorziet, tegen het einde van de zevende werkdag volgend op de datum van uitvoering van het derivatencontract;

e)

ten aanzien van na 31 augustus 2013 tot en met 31 augustus 2014 afgesloten aandelenswaps, valutaswaps, grondstoffenswaps en alle andere derivaten waarin punt a) niet voorziet, tegen het einde van de vierde werkdag volgend op de datum van uitvoering van het derivatencontract;

f)

ten aanzien van na 31 augustus 2014 afgesloten aandelenswaps, valutaswaps, grondstoffenswaps en alle andere derivaten waarin punt a) niet voorziet, tegen het einde van de tweede werkdag volgend op de datum van uitvoering.

3.   Indien een in de leden 1 of 2 bedoelde transactie na 16.00 uur lokale tijd of met een tegenpartij die zich in andere tijdzone bevindt, wordt afgesloten, waardoor bevestiging binnen de vastgestelde termijn niet mogelijk is, vindt de bevestiging zo spoedig mogelijk plaats en uiterlijk één werkdag na de, afhankelijk van het geval, in lid 1 of lid 2 vastgestelde termijn.

4.   Financiële tegenpartijen hebben de noodzakelijke procedure om maandelijks aan de overeenkomstig artikel 48 van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) aangewezen autoriteit verslag uit te brengen over het aantal in de leden 1 en 2 bedoelde niet-bevestigde otc-derivatentransacties die meer dan vijf werkdagen uitstaan.

Artikel 13

(Artikel 11, lid 14, onder a), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Reconciliëren van portefeuilles

1.   Financiële en niet-financiële tegenpartijen bij een otc-derivatencontract komen schriftelijk of op andere equivalente elektronische wijze met elk van hun tegenpartijen overeen onder welke regelingen portefeuilles zullen worden aangesloten. Dat akkoord wordt bereikt alvorens het otc-derivatencontract aan te gaan.

2.   Reconciliëren van portefeuilles gebeurt door tegenpartijen bij otc-derivatencontracten met elkaar of door een gekwalificeerde derde die door een tegenpartij naar behoren daartoe gemachtigd is. Het reconciliëren van portefeuilles heeft betrekking op de kerntransactievoorwaarden aan de hand waarvan elk afzonderlijk derivatencontract kan worden geïdentificeerd en omvat ten minste de overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan elk contract toegekende waardering.

3.   Om in een vroeg stadium enige discrepantie in een materiële voorwaarde van het otc-derivatencontract, inclusief de waardering ervan, te identificeren, wordt het reconciliëren van portefeuilles uitgevoerd:

a)

ten aanzien van een in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde financiële tegenpartij of een niet-financiële tegenpartij:

i)

elke werkdag waarop tegenpartijen 500 of meer otc-derivatencontracten op elkaar hebben uitstaan;

ii)

eenmaal per week wanneer tegenpartijen op enig tijdstip gedurende de week 51 tot 499 otc-derivatencontracten op elkaar hebben uitstaan;

iii)

eenmaal per kwartaal wanneer tegenpartijen op enig tijdstip gedurende het kwartaal 50 of minder otc-derivatencontracten op elkaar hebben uitstaan;

b)

ten aanzien van een niet in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde niet-financiële tegenpartij:

i)

eenmaal per kwartaal wanneer tegenpartijen op enig tijdstip gedurende het kwartaal meer dan 100 otc-derivatencontracten op elkaar hebben uitstaan;

ii)

eenmaal per jaar wanneer tegenpartijen 100 of minder otc-derivatencontracten op elkaar hebben uitstaan.

Artikel 14

(Artikel 11, lid 14, onder a), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Comprimeren van portefeuilles

Financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen die op een tegenpartij 500 of meer otc-derivatencontracten hebben uitstaan welke niet centraal worden gecleard, beschikken over operationele procedures om regelmatig, en ten minste tweemaal per jaar, de mogelijkheid te analyseren om een oefening op het gebied van comprimeren van portefeuilles te houden teneinde hun tegenpartijkredietrisico te verminderen en gaan tot zulk een oefening op het gebied van comprimeren van portefeuilles over.

Financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen zorgen ervoor dat zij in staat zijn aan de betrokken autoriteit een redelijke en geldige verklaring te verstrekken voor de conclusie dat een oefening op het gebied van comprimeren van portefeuilles niet passend is.

Artikel 15

(Artikel 11, lid 14, onder a), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Geschillenoplossing

1.   Wanneer financiële tegenpartijen en niet-financiële tegenpartijen otc-derivatencontracten met elkaar afsluiten, zijn zij gedetailleerde procedures en processen overeengekomen met betrekking tot:

a)

de identificatie, registratie en monitoring van geschillen betreffende de erkenning of de waardering van het contract en de uitwisseling van zekerheid tussen tegenpartijen. In het kader van die procedures worden ten minste de duur van het onopgeloste geschil, de tegenpartij en het betwiste bedrag geregistreerd;

b)

de tijdige oplossing van geschillen, met een specifiek proces voor die geschillen welke niet binnen vijf werkdagen opgelost zijn.

2.   Financiële tegenpartijen rapporteren aan de overeenkomstig artikel 48 van Richtlijn 2004/39/EG aangewezen autoriteit alle geschillen tussen tegenpartijen met betrekking tot een otc-derivatencontract, de waardering ervan of de uitwisseling van zekerheid voor een bedrag of een waarde hoger dan 15 miljoen EUR die ten minste 15 werkdagen onopgelost zijn.

Artikel 16

(Artikel 11, lid 14, onder b), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Marktomstandigheden die waardering tegen marktwaarde beletten

1.   Markomstandigheden die waardering tegen marktwaarde van een otc-derivatencontract beletten worden geacht in beide volgende situaties op te treden:

a)

wanneer de markt inactief is;

b)

wanneer de bandbreedte van redelijke schattingen van de reële waarde significant is en de waarschijnlijkheid van de verschillende schattingen redelijkerwijs niet kan worden ingeschat.

2.   Een markt voor een otc-derivatencontract geldt als inactief wanneer er niet op eenvoudige wijze en regelmatig prijsnoteringen beschikbaar zijn en deze prijzen geen werkelijke en regelmatig optredende markttransacties tussen onafhankelijke partijen vertegenwoordigen.

Artikel 17

(Artikel 11, lid 14, onder b), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Criteria voor modelmatige waardering

Voor modelmatige waardering beschikken financiële en niet-financiële tegenpartijen over een model dat:

a)

alle factoren omvat die tegenpartijen in aanmerking zouden nemen bij de vaststelling van een prijs, inclusief gebruik van zoveel mogelijk aan waardering tegen marktwaarde ontleende informatie;

b)

consistent is met aanvaarde economische methoden voor het waarderen van financiële instrumenten;

c)

wordt aangepast en getoetst op zijn werking aan de hand van prijzen uit alle waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde financieel instrument of op basis van alle beschikbare waarneembare marktgegevens;

d)

door een andere afdeling dan de afdeling die het risico neemt, wordt gevalideerd en gemonitord;

e)

behoorlijk gedocumenteerd is en, volgend op enige materiële wijziging, door de raad van bestuur zo vaak als noodzakelijk en ten minste jaarlijks wordt goedgekeurd. Deze goedkeuring mag aan een comité worden gedelegeerd.

Artikel 18

(Artikel 11, lid 14, onder c), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Gegevens inzake de kennisgeving van de intragroeptransactie aan de bevoegde autoriteit

1.   De aanvraag bij of de kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van de gegevens van de intragroeptransactie vindt schriftelijk plaats en bevat:

a)

gegevens over de juridische tegenpartijen bij de transacties inclusief de betrokken identificatiecodes overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1247/2012;

b)

gegevens betreffende de bedrijfsmatige relatie tussen de tegenpartijen;

c)

gegevens betreffende de ondersteunende contractuele relaties tussen de partijen;

d)

gegevens betreffende de categorie van intragroeptransactie als bepaald in artikel 3, lid 1 en lid 2, onder a) tot en met d), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

e)

gegevens betreffende de transacties waarvoor de tegenpartij vrijstelling vraagt, inclusief:

i)

de activaklasse van de otc-derivatencontracten;

ii)

het type van otc-derivatencontracten;

iii)

het type van onderliggende waarden;

iv)

de valuta van het notionele bedrag en de afwikkeling;

v)

de bandbreedte van de overeengekomen duur van de contracten;

vi)

het type van afwikkeling;

vii)

de verwachte omvang, volumes en frequentie van otc-derivatencontracten per jaar.

2.   In het kader van haar aanvraag bij of kennisgeving aan de betrokken bevoegde autoriteit legt een tegenpartij eveneens stukken voor die aantonen dat de voorwaarden van artikel 11, leden 6 tot en met 10, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn vervuld. De bewijsstukken omvatten kopieën van gedocumenteerde risicobeheerprocedures, historische transactie-informatie, kopieën van de betrokken contracten tussen de partijen, en mogen op verzoek van de bevoegde autoriteit een juridisch advies omvatten.

Artikel 19

(Artikel 11, lid 14, onder d), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Gegevens inzake de kennisgeving van de intragroeptransactie aan de ESMA

1.   De kennisgeving door een bevoegde autoriteit van de gegevens van de intragroeptransactie wordt schriftelijk aan de ESMA gedaan:

a)

binnen één maand na de ontvangst van de kennisgeving ten aanzien van een kennisgeving op grond van artikel 11, lid 7, of artikel 11, lid 9, van Verordening (EU) nr. 648/2012;

b)

binnen één maand na het aan de tegenpartij voorgelegde besluit ten aanzien van een besluit van de bevoegde autoriteit op grond van artikel 11, leden 6, 8 of 10, van Verordening (EU) nr. 648/2012.

2.   De kennisgeving aan de ESMA bevat:

a)

de in artikel 18 bedoelde informatie;

b)

vermelding of het besluit positief dan wel negatief is;

c)

ingeval van een positief besluit:

i)

een samenvatting van de reden om aan te nemen dat de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 11, leden 6, 7, 8, 9 of 10, van Verordening (EU) nr. 648/2012, als van toepassing, zijn vervuld;

ii)

vermelding of het om een volledige dan wel een gedeeltelijke vrijstelling gaat ten aanzien van een kennisgeving betreffende artikel 11, leden 6, 8 of 10 van Verordening (EU) nr. 648/2012;

d)

ingeval van een negatief besluit:

i)

de identificatie van de voorwaarden van artikel 11, leden 6, 7, 8, 9 of 10, van Verordening (EU) nr. 648/2012, als van toepassing, die niet zijn vervuld;

ii)

een samenvatting van de reden om aan te nemen dat die voorwaarden niet zijn vervuld.

Artikel 20

(Artikel 11, lid 14, onder d), van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Informatie over de openbaar te maken intragroepvrijstelling

De informatie over een openbaar te maken intragroepvrijstelling omvat:

a)

gegevens over de juridische tegenpartijen bij de transacties inclusief de betrokken identificatiecodes overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1247/2012;

b)

gegevens betreffende de relatie tussen de tegenpartijen;

c)

vermelding of het om een volledige dan wel een gedeeltelijke vrijstelling gaat;

d)

vermelding van het notionele totaalbedrag van de otc-derivatencontracten waarvoor de intragroepvrijstelling geldt.

Artikel 21

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 13, 14 en 15 zijn van toepassing zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

(4)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

(5)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(6)  PB L 352 van 21.12.2012, blz. 20.

(7)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(8)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.


23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/25


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 150/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de gegevens die in de aanvraag tot registratie als transactieregister moeten worden opgenomen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2), en met name artikel 56, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er dienen regels te worden vastgesteld tot nadere bepaling van de informatie die in een aanvraag tot registratie als transactieregister aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) moet worden verstrekt.

(2)

Iedere persoon die een aanvraag tot registratie als transactieregister indient, moet informatie verstrekken over de structuur van zijn interne controles en de onafhankelijkheid van zijn bestuursorganen opdat de ESMA kan beoordelen of de structuur van de corporate governance de onafhankelijkheid van het transactieregister verzekert en of die structuur en zijn rapportageprocedures adequaat zijn.

(3)

Overeenkomstig titel VI van Verordening (EU) nr. 648/2012 is de bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (3) opgerichte ESMA verantwoordelijk voor de registratie van en het toezicht op transactieregisters. Om de ESMA in staat te stellen zowel de betrouwbaarheid als de ervaring en bekwaamheid van de hoogste leiding van het toekomstige transactieregister te beoordelen, moet een aanvragend transactieregister de voor het verrichten van een dergelijke beoordeling benodigde informatie verstrekken.

(4)

Het aanvragende transactieregister moet de ESMA informatie verstrekken die aantoont dat het beschikt over de nodige financiële middelen om zijn taken continu te vervullen, alsook over adequate regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening.

(5)

Hoewel de bijkantoren van een eventueel met dergelijke kantoren werkend transactieregister geen aparte rechtspersoonlijkheid hebben, moeten toch afzonderlijke gegevens over bijkantoren worden verstrekt opdat de ESMA in staat is zich een duidelijk beeld te vormen van de positie van de bijkantoren in de organisatiestructuur van het transactieregister, de betrouwbaarheid en deskundigheid van de hoogste leiding van de bijkantoren te toetsen, en te beoordelen of de bestaande controlemechanismen en compliance- en andere functies mogen worden aangemerkt als zijnde deugdelijk en afdoende om de risico’s van de bijkantoren op adequate wijze te onderkennen, te evalueren en te beheren.

(6)

Het is van belang dat een aanvrager de ESMA informatie verstrekt over nevendiensten of andere bedrijfslijnen die het transactieregister naast zijn kernactiviteit van rapportage over derivaten aanbiedt, met name wat zijn centrale kernactiviteit van rapportage voor toezichtdoeleinden betreft.

(7)

Om de ESMA in staat te stellen de continuïteit en ordelijke werking van de technologische systemen van een aanvragend transactieregister te beoordelen, moet de betrokken aanvrager de ESMA beschrijvingen bezorgen van deze technologische systemen in kwestie en van de wijze waarop zij worden beheerd. De aanvrager moet ook een beschrijving geven van alle voor zijn diensten relevante uitbestedingsregelingen.

(8)

Informatie over de vergoedingen die met de door transactieregisters verrichte diensten samenhangen, is belangrijk opdat marktdeelnemers een geïnformeerde keuze kunnen maken en moet derhalve deel uitmaken van de aanvraag tot registratie als transactieregister.

(9)

Aangezien marktdeelnemers en toezichthouders vertrouwen op de door transactieregisters bewaarde gegevens, moeten de strikt operationele vereisten en de vereisten inzake het bijhouden van gegevens duidelijk te onderscheiden zijn in de registratieaanvraag van een transactieregister.

(10)

Informatie over de risicobeheermodellen die met de door een transactieregister verrichte diensten samenhangen, is een noodzakelijk element in een registratieaanvraag opdat marktdeelnemers een geïnformeerde keuze kunnen maken.

(11)

Om volledige toegang tot het transactieregister te waarborgen, wordt aan derde dienstverrichters op niet-discriminerende basis toegang tot de door het transactieregister bewaarde informatie verleend, op voorwaarde dat de entiteit die de gegevens heeft verstrekt en de relevante tegenpartijen daarvoor toestemming hebben gegeven. Een aanvragend transactieregister moet de ESMA derhalve informatie over zijn toegangsbeleid en -procedures verstrekken.

(12)

Opdat de ESMA haar vergunningverleningstaken doeltreffend kan uitvoeren, moet zij alle informatie ontvangen van transactieregisters, gelieerde derden en derden aan wie de transactieregisters operationele functies en activiteiten hebben uitbesteed. Dergelijke informatie is noodzakelijk voor de beoordeling of voltooiing van de beoordeling van de registratieaanvraag en de daarin vervatte documentatie te toetsen en te vervolledigen.

(13)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd.

(14)

Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 heeft de ESMA openbare raadplegingen over de ontwerpen van technische reguleringsnormen gehouden, de mogelijke daaraan verbonden kosten en voordelen geanalyseerd en de bij artikel 37 van genoemde verordening opgerichte ESMA-Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

REGISTRATIE

AFDELING 1

Algemeen

Artikel 1

Identificatie, rechtsvorm en derivatenklassen

1.   In een aanvraag tot registratie als transactieregister wordt de aanvrager geïdentificeerd en wordt vermeld welke activiteiten hij voornemens is uit te oefenen waardoor hij als transactieregister moet worden geregistreerd.

2.   De aanvraag tot registratie als transactieregister bevat in het bijzonder de volgende informatie:

a)

de firmanaam van de aanvrager en het wettelijk adres binnen de Unie;

b)

een uittreksel uit het toepasselijke handelsregister, dan wel een ander officieel bewijsstuk van de plaats van oprichting en de reikwijdte van de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager, op de datum van de aanvraag;

c)

informatie over de derivatenklassen waarvoor de aanvrager wenst te worden geregistreerd;

d)

de statuten en, in voorkomend geval, andere wettelijke documenten waarin staat dat de aanvrager voornemens is transactieregisterdiensten te verrichten;

e)

de notulen van de vergadering waarop de raad de aanvraag heeft goedgekeurd;

f)

de naam en contactgegevens van de voor de compliance verantwoordelijke perso(o)n(en), of van andere bij compliancetoetsingen betrokken personeelsleden van de aanvrager;

g)

het programma van werkzaamheden, waarin wordt aangegeven waar de belangrijkste bedrijfsactiviteiten zullen worden verricht;

h)

de identificatie van eventuele dochterondernemingen en, in voorkomend geval, de groepsstructuur;

i)

alle andere diensten dan de transactieregisterfunctie die de aanvrager voornemens is te verrichten;

j)

alle informatie over aanhangige gerechtelijke, administratieve, arbitrage- of andere geschilprocedures van gelijk welke aard waarin de aanvrager partij kan zijn, en met name die welke op fiscale en insolventiekwesties betrekking hebben en waarmee aanzienlijke financiële of reputatiekosten gemoeid kunnen zijn, dan wel enigerlei niet-aanhangige procedures die wel nog grote gevolgen voor de kosten van het transactieregister kunnen hebben.

3.   Op haar verzoek doet een aanvrager de ESMA tijdens het onderzoek van de registratieaanvraag ook aanvullende informatie toekomen ingeval dergelijke informatie is vereist om te beoordelen of de aanvrager in staat is aan de vereisten van de artikelen 56 tot en met 59 van Verordening (EU) nr. 648/2012 te voldoen, en opdat de ESMA de in te dienen of reeds ingediende documenten naar behoren kan interpreteren en analyseren.

4.   Indien een aanvrager oordeelt dat een vereiste van deze verordening niet op hem van toepassing is, vermeldt hij het vereiste duidelijk in zijn aanvraag en legt hij tevens uit waarom dat vereiste niet van toepassing is.

Artikel 2

Gedragslijnen en procedures

Ingeval informatie over gedragslijnen of procedures moet worden verstrekt, zorgt een aanvrager ervoor dat de gegevens over de gedragslijnen en procedures de volgende elementen bevatten of daarvan vergezeld gaan:

a)

een vermelding van de persoon die voor de goedkeuring en handhaving van de gedragslijnen en procedures verantwoordelijk is;

b)

een beschrijving van de wijze waarop de naleving van de gedragslijnen en procedures zal worden afgedwongen en gemonitord, met vermelding van de persoon die in dit verband voor de naleving verantwoordelijk is;

c)

een beschrijving van de te treffen maatregelen in geval van een inbreuk op de gedragslijnen en procedures;

d)

een beschrijving van de procedure voor de rapportage aan de ESMA van een op de gedragslijnen of procedures gepleegde wezenlijke inbreuk die in een schending van de voorwaarden voor de initiële registratie kan resulteren.

AFDELING 2

Eigendom

Artikel 3

Eigendom van het transactieregister

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat het volgende:

a)

een lijst met de naam van alle personen of entiteiten die rechtstreeks of middellijk ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten van de aanvrager bezitten of wier deelneming de mogelijkheid inhoudt invloed van betekenis op de bedrijfsvoering van de aanvrager uit te oefenen;

b)

een lijst van alle ondernemingen waarin een onder a) bedoelde persoon ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten bezit of over de bedrijfsvoering waarvan deze persoon invloed van betekenis uitoefent.

2.   Ingeval de aanvrager een moederonderneming heeft, vermeldt hij het volgende:

a)

het wettelijke adres van de moederonderneming;

b)

of de moederonderneming een vergunning heeft of geregistreerd is en onder toezicht staat, en, wanneer zulks het geval is, het referentienummer en de naam van de verantwoordelijke toezichthoudende autoriteit.

Artikel 4

Eigendomsstructuurschema

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat een schema met de eigendomsverbanden tussen de moederonderneming, de dochterondernemingen en alle andere verbonden entiteiten of bijkantoren.

2.   De ondernemingen die in het in lid 1 bedoelde schema voorkomen, worden geïdentificeerd aan de hand van hun volledige naam, hun rechtsvorm en hun wettelijke adres.

AFDELING 3

Organisatiestructuur, governance en compliance

Artikel 5

Organisatieschema

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat een organisatieschema met de organisatiestructuur van de aanvrager, met inbegrip van de organisatiestructuur van eventuele nevendiensten.

2.   Het schema bevat informatie over de identiteit van de persoon die voor elke belangrijke taak verantwoordelijk is, met inbegrip van de hoogste leiding en de personen die de activiteiten van eventuele bijkantoren leiden.

Artikel 6

Corporate governance

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat informatie over de door de aanvrager gehanteerde interne gedragslijnen op het gebied van corporate governance en de procedures voor en het mandaat van zijn hoogste leiding, met inbegrip van de raad, de niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden en eventuele commissies.

2.   Deze informatie omvat een beschrijving van de selectieprocedure, de benoeming, de prestatiebeoordeling en het ontslag van de hoogste leiding en leden van de raad.

3.   Ingeval de aanvrager zich houdt aan een erkende gedragscode op het gebied van corporate governance, wordt in de aanvraag tot registratie als transactieregister aangegeven om welke code het gaat en uitgelegd waarom de aanvrager in sommige situaties van de code afwijkt.

Artikel 7

Interne controles

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat een overzicht van de interne controles van de aanvrager. Dit overzicht bevat informatie over zijn compliancefunctie, toetsingsfunctie, risicobeoordeling, internecontrolemechanismen en regelingen van zijn internecontrolefunctie.

2.   Het overzicht bevat informatie over de volgende aspecten:

a)

het internecontrolebeleid en de internecontroleprocedures van de aanvrager;

b)

de monitoring en evaluatie van de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de systemen van de aanvrager;

c)

de controle en beveiliging van de informatieverwerkingssystemen van de aanvrager;

d)

de interne organen die met de evaluatie van de bevindingen zijn belast.

3.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de volgende informatie over de internecontrolefunctie van de aanvrager:

a)

een beschrijving van de wijze waarop zijn internecontrolemethodologie is ontwikkeld en wordt toegepast, rekening houdend met de aard van de activiteiten, de complexiteit en de risico’s van de aanvrager;

b)

een werkplan voor de drie jaar na de datum van de aanvraag.

Artikel 8

Naleving van de regelgeving

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de volgende informatie over de gedragslijnen en procedures voor het waarborgen van de naleving van Verordening (EU) nr. 648/2012:

a)

een beschrijving van de rol van de voor de compliance verantwoordelijke personen en van alle andere bij compliancetoetsingen betrokken personeelsleden, met vermelding van de wijze waarop de onafhankelijkheid van de compliancefunctie van de rest van de bedrijfsactiviteiten zal worden gegarandeerd;

b)

de interne gedragslijnen en procedures die moeten waarborgen dat de aanvrager, met inbegrip van zijn bestuurders en werknemers, zich voegen naar het bepaalde in Verordening (EU) nr. 648/2012, met inbegrip van een beschrijving van de rol van de raad en de hoogste leiding;

c)

indien dit beschikbaar is, het meest recente interne verslag dat is opgesteld door de voor de compliance verantwoordelijke personen of door andere bij compliancetoetsingen betrokken personeelsleden van de aanvrager.

Artikel 9

Hoogste leiding en leden van de raad

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de volgende informatie over ieder lid van de hoogste leiding en ieder lid van de raad:

a)

een kopie van het curriculum vitae om te kunnen beoordelen of zij over voldoende ervaring en kennis beschikken om hun verantwoordelijkheden naar behoren te kunnen vervullen;

b)

nadere bijzonderheden over eventuele veroordelingen voor een strafbaar feit in verband met het verrichten van financiële of datadiensten of in verband met fraude of verduistering, met name via een officieel attest indien dit in de betrokken lidstaat beschikbaar is;

c)

een eigen verklaring van betrouwbaarheid in verband met het verrichten van een financiële of datadienst, waarin ieder lid van de hoogste leiding en de raad verklaart of hij:

i)

voor een strafbaar feit in verband met het verrichten van financiële of datadiensten of in verband met fraude of verduistering is veroordeeld;

ii)

het voorwerp heeft uitgemaakt van een negatieve beslissing in het kader van een door een toezichthoudende autoriteit of overheidsinstanties of -diensten ingeleide procedure van disciplinaire aard of onderworpen is aan een dergelijke procedure die nog niet is afgesloten;

iii)

het voorwerp heeft uitgemaakt van een bewezenverklaring in het kader van burgerlijke rechtsvorderingen in verband met het verrichten van financiële of datadiensten, dan wel voor laakbaar gedrag of fraude bij het bestuur van een bedrijf;

iv)

deel heeft uitgemaakt van de raad of hoogste leiding van een onderneming waarvan de registratie of vergunning door een toezichthoudende autoriteit is ingetrokken;

v)

het recht is ontzegd om activiteiten uit te oefenen waarvoor de registratie of de verlening van een vergunning door een toezichthoudende autoriteit is vereist;

vi)

deel heeft uitgemaakt van de raad of hoogste leiding van een onderneming die in staat van insolventie of liquidatie is komen te verkeren terwijl deze persoon aan de onderneming verbonden was of binnen een jaar nadat de persoon niet langer aan de onderneming verbonden was;

vii)

deel heeft uitgemaakt van de raad of hoogste leiding van een onderneming die het voorwerp is geweest van een negatieve beslissing of sanctie door een toezichthoudende autoriteit;

viii)

anderszins door een overheidsorgaan, toezichthoudende instantie of beroepsorganisatie is beboet of geschorst, uit zijn functie is ontheven, dan wel onderworpen is geweest aan enigerlei andere sanctie in verband met fraude of verduistering met betrekking tot het verrichten van financiële of datadiensten;

ix)

zijn bevoegdheid heeft verloren om als directeur of bestuurder op te treden, dan wel is ontslagen als werknemer of uit een andere functie bij een onderneming als gevolg van ernstige fouten of onregelmatigheden;

d)

een beschrijving van alle potentiële belangenconflicten waarmee de hoogste leiding en de leden van de raad bij de uitvoering van hun taken kunnen worden geconfronteerd en van de wijze waarop deze conflicten worden beheerd.

2.   Alle informatie die de ESMA uit hoofde van lid 1 ontvangt, wordt uitsluitend gebruikt voor registratiedoeleinden en om na te gaan of het aanvragende transactieregister te allen tijde aan de registratievoorwaarden voldoet.

AFDELING 4

Personeel en beloning

Artikel 10

Gedragslijnen en procedures voor het personeel

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de volgende gedragslijnen en procedures:

a)

een beschrijving van het gevoerde beloningsbeleid voor de hoogste leiding, de leden van de raad en het in risico- en controlefuncties werkzame personeel van de aanvrager;

b)

een beschrijving van de door de aanvrager getroffen maatregelen om het risico van een te grote afhankelijkheid van individuele werknemers te limiteren.

Artikel 11

Deskundigheid en betrouwbaarheid

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de volgende informatie over het personeel van de aanvrager:

a)

een algemene lijst van de personeelsleden, met vermelding van hun taak en kwalificaties per taak;

b)

een specifieke beschrijving van het IT-personeel dat voor het verrichten van transactieregisterdiensten wordt ingezet, met vermelding van de taak en de kwalificaties van ieder personeelslid;

c)

een beschrijving van de taken en kwalificaties van iedere persoon die verantwoordelijk is voor interne audit, interne controles, compliance, risicobeoordeling en interne toetsing;

d)

de identiteit van de eigen personeelsleden en van de personeelsleden die in het kader van een uitbestedingsregeling werkzaam zijn;

e)

bijzonderheden betreffende de voor het transactieregisterbedrijf relevante opleiding en ontwikkeling, met inbegrip van elk onderzoek of ander type van verplichte formele personeelsevaluatie in verband met de uitvoering van transactieregisteractiviteiten.

AFDELING 5

Financiële middelen voor de werking van het transactieregister

Artikel 12

Financiële verslagen en bedrijfsplannen

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de volgende financiële en bedrijfsinformatie over de aanvrager:

a)

een volledige jaarrekening, opgesteld conform de internationale standaarden die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen zijn vastgesteld;

b)

ingeval de jaarrekening van de aanvrager aan wettelijke controle in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen onderworpen is (5), bevatten de financiële verslagen het verslag over de controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening;

c)

indien de aanvrager wordt gecontroleerd, naam en nationaal registratienummer van de externe auditor;

d)

een financieel bedrijfsplan waarin verschillende bedrijfsscenario’s voor transactieregisterdiensten worden onderzocht over een referentieperiode van ten minste drie jaar.

2.   Wanneer de in lid 1 bedoelde historische financiële informatie niet beschikbaar is, bevat een aanvraag tot registratie als transactieregister de volgende informatie over de aanvrager:

a)

de pro-formajaarrekening waaruit de beschikbaarheid van voldoende middelen en de verwachte status van het bedrijf zes maanden na registratie blijkt;

b)

een tussentijds financieel verslag indien de financiële overzichten voor de vereiste periode nog niet beschikbaar zijn;

c)

een overzicht van de financiële positie, zoals een balans, een winst-en-verliesrekening, vermogensmutaties, kasstromen en de daarmee samenhangende toelichtingen, met inbegrip van een samenvatting van de grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

3.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de gecontroleerde jaarrekening van een eventuele moederonderneming voor de drie aan de datum van de aanvraag voorafgaande boekjaren.

4.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat tevens de volgende financiële over de aanvrager:

a)

een indicatie van toekomstige plannen voor de vestiging van dochterondernemingen en de locatie ervan;

b)

een beschrijving van de bedrijfsactiviteiten die de aanvrager voornemens is te ontplooien, met nadere precisering van de activiteiten van eventuele dochterondernemingen of bijkantoren.

AFDELING 6

Belangenconflicten

Artikel 13

Beheer van belangenconflicten

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de volgende informatie over door de aanvrager ingevoerde gedragslijnen en procedures voor het beheer van belangenconflicten:

a)

gedragslijnen en procedures voor het onderkennen, beheren en openbaar maken van belangenconflicten en een beschrijving van de gevolgde procedure om ervoor te zorgen dat de betrokken personen zich bewust zijn van de gedragslijnen en procedures;

b)

alle andere maatregelen en controles waarin is voorzien om ervoor te zorgen dat aan de onder a) bedoelde vereisten inzake het beheer van belangenconflicten is voldaan.

Artikel 14

Vertrouwelijkheid

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de interne gedragslijnen en mechanismen die voorkomen dat de in het toekomstige transactieregister opgeslagen gegevens worden gebruikt voor:

a)

onrechtmatige doeleinden;

b)

de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie;

c)

commerciële doeleinden.

2.   Genoemde aanvraag bevat een beschrijving van de interne procedures betreffende de voor de personeelsleden geldende toelatingen voor het gebruik van wachtwoorden om toegang te krijgen tot gegevens, waarbij de bedoelingen van het personeelslid, de reikwijdte van de geraadpleegde gegevens en eventuele beperkingen op het gebruik van gegevens nader worden beschreven.

3.   De aanvrager bezorgt de ESMA informatie over de procedures voor het bijhouden van een logboek waarin het volgende wordt vermeld: ieder personeelslid dat de gegevens heeft geraadpleegd, het tijdstip waarop de gegevens zijn geraadpleegd, de aard van de geraadpleegde gegevens en de bedoeling waarmee de gegevens zijn geraadpleegd.

Artikel 15

Overzicht en beperking van belangenconflicten

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat een ten tijde van de aanvraag actueel overzicht van bestaande wezenlijke belangenconflicten in verband met enigerlei nevendiensten of andere gelieerde diensten die door de aanvrager worden verricht, alsook een beschrijving van de wijze waarop deze belangenconflicten worden beheerd.

2.   Ingeval een aanvrager deel uitmaakt van een groep, bevat het overzicht alle wezenlijke belangenconflicten die aan andere ondernemingen binnen de groep toe te schrijven zijn, alsook een beschrijving van de wijze waarop deze conflicten worden beheerd.

AFDELING 7

Hulpmiddelen en procedures

Artikel 16

IT-hulpmiddelen en uitbesteding

De aanvraag tot registratie als transactieregister bevat een beschrijving van het volgende:

a)

de door de aanvrager ontwikkelde systemen en gebruikersfaciliteiten voor het verrichten van diensten ten behoeve van cliënten, met inbegrip van een kopie van enigerlei bestaande handleidingen en interne procedures;

b)

het investerings- en vernieuwingsbeleid ten aanzien van IT-hulpmiddelen van de aanvrager;

c)

door de aanvrager getroffen uitbestedingsregelingen, samen met de gevolgde methoden om het dienstverleningsniveau van de uitbestede functies te monitoren en een kopie van de contracten die op dergelijke regelingen van toepassing zijn.

Artikel 17

Nevendiensten

Ingeval een aanvrager, een onderneming binnen zijn groep, dan wel een onderneming waarmee de aanvrager een materiële overeenkomst betreffende transactie- of transactieverwerkende diensten heeft gesloten, nevendiensten aanbiedt of voornemens is aan te bieden, dan bevat zijn aanvraag tot registratie als transactieregister een beschrijving van:

a)

de nevendiensten die de aanvrager, of zijn groep, verricht en een beschrijving van elke overeenkomst die het transactieregister eventueel heeft gesloten met ondernemingen die transactie-, transactieverwerkende of andere gelieerde diensten aanbieden, alsook een kopie van dergelijke overeenkomsten;

b)

de gedragslijnen en procedures die de operationele scheiding zullen verzekeren tussen de transactieregisterdiensten en andere bedrijfslijnen van de aanvrager, ook ingeval een aparte bedrijfslijn wordt beheerd door het transactieregister, een onderneming die deel uitmaakt van een holding, dan wel enigerlei andere onderneming waarbinnen hij een materiële overeenkomst heeft gesloten in de context van de transactie- of transactieverwerkingsketen of -bedrijfslijn.

AFDELING 8

Toegangsregels

Artikel 18

Transparantie over toegangsregels

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat het volgende:

a)

het toegangsbeleid en de toegangsprocedures op grond waarvan gebruikers toegang krijgen tot gegevens in een transactieregister, met inbegrip van eventuele procedures die gebruikers moeten volgen om geregistreerde contracten eventueel te wijzigen of aan te passen;

b)

een kopie van de voorwaarden met de rechten en plichten van gebruikers;

c)

een beschrijving van de verschillende bestaande categorieën van gebruikerstoegang indien er meer dan een is;

d)

het toegangsbeleid en de toegangsprocedures op grond waarvan aan andere dienstverrichters op niet-discriminerende basis toegang tot de door het transactieregister bewaarde informatie wordt verleend, mits de relevante tegenpartijen daarvoor toestemming hebben gegeven.

Artikel 19

Transparantie over complianceregelingen en juistheid van gegevens

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat de procedures waarin de aanvrager heeft voorzien om het volgende te verifiëren:

a)

de naleving door de rapporterende tegenpartij of mededelende entiteit van de rapportageverplichtingen;

b)

de juistheid van de gerapporteerde informatie;

c)

of het mogelijk is de gegevens van transactieregisters op elkaar af te stemmen indien tegenpartijen aan verschillende transactieregisters rapporteren.

Artikel 20

Transparantie van het prijsbeleid

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat een beschrijving van het volgende:

a)

het prijsbeleid van de aanvrager, met inbegrip van alle bestaande kortingen en rabatten en de voorwaarden om van deze prijsreducties te profiteren;

b)

de vergoedingenstructuur van de aanvrager voor het verrichten van nevendiensten, met inbegrip van de geraamde kosten van de transactieregisterdiensten en nevendiensten, samen met de bijzonderheden van de gehanteerde methoden om de aparte kosten te berekenen die eventueel door de aanvrager worden gemaakt wanneer hij transactieregisterdiensten en nevendiensten verricht;

c)

de door de aanvrager gehanteerde methoden om informatie beschikbaar te stellen aan cliënten (met name rapporterende entiteiten) en potentiële cliënten, met inbegrip van een kopie van de vergoedingenstructuur waarin transactieregisterdiensten en nevendiensten zijn ontbundeld.

AFDELING 9

Operationele betrouwbaarheid

Artikel 21

Operationeel risico

Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat het volgende:

a)

een gedetailleerde beschrijving van de beschikbare middelen en ingestelde procedures voor het onderkennen en limiteren van het operationele risico en elk ander wezenlijk risico waaraan de aanvrager is blootgesteld, met inbegrip van een kopie van enigerlei relevante handleidingen en interne procedures;

b)

een beschrijving van de met eigen vermogen gefinancierde liquide netto-activa ter dekking van potentiële algemene bedrijfsverliezen teneinde diensten als „going concern” te kunnen blijven verrichten, alsook een toetsing van de toereikendheid van zijn financiële middelen om over een periode van ten minste zes maanden de operationele kosten van een liquidatie of reorganisatie van de kritieke activiteiten en diensten te kunnen dekken;

c)

het continuïteitsplan van de aanvrager en een indicatie van het beleid voor de bijwerking van het plan. Het plan omvat met name het volgende:

i)

alle bedrijfsprocessen, escalatieprocedures en daarmee samenhangende systemen die van kritiek belang zijn voor het verzekeren van de dienstverlening van het aanvragende transactieregister, met inbegrip van alle desbetreffende uitbestede diensten en met inbegrip van de strategie, het beleid en de doelstellingen van het transactieregister met het oog op de bevordering van de continuïteit van deze processen en procedures;

ii)

de regelingen die samen met andere aanbieders van infrastructuur van de financiële markten, zoals onder meer andere transactieregisters, zijn getroffen;

iii)

de regelingen om een minimumniveau van dienstverlening van de kritieke functies te verzekeren en de tijd die het volledige herstel van deze functies naar verwachting in beslag zal nemen;

iv)

de maximaal aanvaardbare herstelperiode voor bedrijfsprocessen en -systemen, rekening houdend met de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde uiterste termijn voor de rapportage aan transactieregisters en de hoeveelheid gegevens die het transactieregister binnen die dagelijkse periode moet verwerken;

v)

de procedures voor de registratie en evaluatie van incidenten;

vi)

testprogramma en testresultaten;

vii)

het beschikbare aantal alternatieve technische en operationele locaties, de plaats waar deze zich bevinden, de aldaar beschikbare middelen in vergelijking met de hoofdlocatie en de procedures ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening waarin is voorzien ingeval van alternatieve locaties moet worden gebruikgemaakt;

viii)

informatie over de toegang tot een secundaire bedrijfslocatie die het personeel in staat moet stellen de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren indien een hoofdlocatie niet beschikbaar is;

d)

een beschrijving van de getroffen regelingen om de transactieregisteractiviteiten van de aanvrager te verzekeren, alsook van de betrokkenheid van transactieregistergebruikers en andere derden daarbij.

AFDELING 10

Bijhouden van gegevens

Artikel 22

Beleid inzake het bijhouden van gegevens

1.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat informatie over de ontvangst en het beheer van gegevens, met inbegrip van alle gedragslijnen en procedures waarin de aanvrager heeft voorzien om het volgende te garanderen:

a)

een tijdige en juiste registratie van de gerapporteerde informatie;

b)

dat de gegevens zowel online als offline worden bewaard;

c)

dat de gegevens afdoende worden gekopieerd om voor continuïteitsdoeleinden te kunnen worden gebruikt.

2.   Een aanvraag tot registratie als transactieregister bevat een beschrijving van de systemen, gedragslijnen en procedures voor het bijhouden van gegevens waarvan wordt gebruikgemaakt om te garanderen dat informatie naar behoren wordt aangepast en dat posities correct worden berekend in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften.

AFDELING 11

Beschikbaarheid van gegevens

Artikel 23

Mechanismen ter verzekering van de beschikbaarheid van gegevens

Naast een beschrijving van de hulpmiddelen, methoden en kanalen waarvan de aanvrager zal gebruikmaken om overeenkomstig het bepaalde in artikel 81, leden 1, 3 en 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012 met betrekking tot de transparantie en beschikbaarheid van gegevens de toegang tot de informatie te faciliteren, bevat een aanvraag tot registratie als transactieregister ook het volgende:

a)

een beschrijving van de hulpmiddelen, methoden en kanalen waarvan het transactieregister zal gebruikmaken om overeenkomstig artikel 81, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 de publiekstoegang tot de daarin vervatte gegevens te faciliteren, en van de frequentie van de bijwerkingen, alsook een kopie van de desbetreffende handleidingen en interne gedragslijnen;

b)

een beschrijving van de hulpmiddelen, methoden en faciliteiten waarvan het transactieregister zal gebruikmaken om overeenkomstig artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 de toegang van de betrokken autoriteiten tot zijn informatie te faciliteren, van de frequentie van de bijwerkingen en van de controles en verificaties die het transactieregister in het kader van het toegangsfilteringsproces eventueel kan invoeren, alsook een kopie van de desbetreffende handleidingen en interne gedragslijnen;

c)

een beschrijving van de hulpmiddelen, methoden en kanalen waarvan het transactieregister zal gebruikmaken om overeenkomstig artikel 80, lid 5, van Verordening (EU) nr. 648/2012 de toegang van partijen bij een contract tot zijn informatie te faciliteren, en van de frequentie van de bijwerkingen, alsook een kopie van de desbetreffende handleidingen en interne gedragslijnen.

Artikel 24

Verificatie van de juistheid en volledigheid van de aanvraag

1.   Alle in de loop van het registratieproces aan de ESMA medegedeelde gegevens gaan vergezeld van een brief die door een lid van de raad van het transactieregister en een lid van de hoogste leiding is ondertekend en waarin wordt bevestigd dat de medegedeelde gegevens op de datum van de mededeling ervan voor zover hun bekend juist en volledig zijn.

2.   Indien zulks relevant is, gaan de gegevens ook vergezeld van de desbetreffende juridische bedrijfsdocumentatie die de juistheid van de gegevens attesteert.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(4)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.


23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/33


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 151/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters met technische reguleringsnormen ter specificatie van de door transactieregisters te publiceren en beschikbaar te stellen gegevens en van operationele normen voor de aggregatie van, vergelijking tussen en toegang tot gegevens

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2), en met name artikel 81, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is van essentieel belang dat relevante contracten en de respectieve tegenpartijen daarbij duidelijk worden geïdentificeerd. Bij het volgen van een functionele benadering moeten entiteiten die toegang hebben tot gegevens van transactieregisters worden beschouwd uit het oogpunt van de bevoegdheden die zij hebben en de taken die zij vervullen.

(2)

Om toezicht te kunnen uitoefenen op transactieregisters, moet de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) toegang hebben tot alle transactiegegevens van transactieregisters teneinde in staat te zijn om informatie te verzoeken, passende toezichtmaatregelen te nemen en tevens na te gaan of de registratie als transactieregister moet worden gehandhaafd of ingetrokken.

(3)

Gezien haar verantwoordelijkheden uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (3) en Verordening (EU) nr. 648/2012 moet aan de ESMA gegevenstoegang worden verleend op grond van verschillende mandaten. De gegevenstoegang door individuele personeelsleden van de ESMA moet in overeenstemming zijn met elk van deze specifieke mandaten.

(4)

Het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB, European Systemic Risk Board) de ESMA en de relevante leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), zoals onder meer sommige nationale centrale banken en relevante effecten- en marktautoriteiten van de Unie, hebben de opdracht de financiële stabiliteit in de Unie te bewaken en te vrijwaren en dienen derhalve toegang te hebben tot de transactiegegevens van alle tegenpartijen om hun respectieve taken in dat verband te kunnen vervullen.

(5)

Toezichthoudende en oversight uitoefenende autoriteiten van centrale tegenpartijen (CTP’s) dienen gegevenstoegang te hebben om hun taken met betrekking tot dergelijke entiteiten doeltreffend te kunnen uitvoeren en moeten derhalve toegang hebben tot alle informatie die zij voor het vervullen van die taken nodig hebben.

(6)

De gegevenstoegang door de relevante ESCB-leden dient om hen in staat te stellen hun basistaken te vervullen, en meer in het bijzonder hun functies als valuta-uitgevende centrale bank, hun opdracht met betrekking tot de financiële stabiliteit en, in sommige gevallen, de uitoefening van prudentieel toezicht op sommige tegenpartijen. Aangezien aan sommige ESCB-leden bij nationale wetgeving uiteenlopende mandaten zijn toebedeeld, moet hun gegevenstoegang worden verleend op grond van de in artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 genoemde verschillende mandaten.

(7)

De relevante effecten- en marktautoriteiten van de Unie hebben als voornaamste taak in hun respectieve rechtsgebieden de belegger te beschermen, en moeten toegang hebben tot transactiegegevens over markten, deelnemers, producten en onderliggende waarden die onder hun controle- en handhavingsopdracht vallen.

(8)

Aan de toezichtautoriteiten die ingevolge artikel 4 van Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod (4) zijn benoemd, moet toegang worden verleend tot gegevens over transacties in aandelenderivaten wanneer de onderliggende onderneming ofwel in hun rechtsgebied tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, ofwel haar wettelijk adres in hun rechtsgebied heeft, ofwel een bieder voor een vennootschap voor een dergelijke onderneming is en de door haar aangeboden tegenprestatie effecten omvat.

(9)

Aan het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER, Agency for the Cooperation of Energy Regulators) moet gegevenstoegang worden verleend om het in staat te stellen de groothandelsmarkten voor energie te monitoren opdat het in samenwerking met de nationale regelgevende instanties marktmisbruik kan opsporen en bestrijden, alsook opdat het overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (5) marktmisbruik kan opsporen en bestrijden. Het ACER moet derhalve toegang hebben tot alle gegevens van een transactieregister over energiederivaten.

(10)

Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft uitsluitend betrekking op transactiegegevens en niet op pretransactionele gegevens, zoals handelsorders als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1227/2011. Transactieregisters mogen in dat opzicht dan ook niet als geschikte informatiebronnen voor het ACER worden beschouwd.

(11)

Prudentieel toezicht is een essentieel onderdeel van een functionele benadering voor het bieden van toegang tot gegevens van transactieregisters. Ook hier kunnen verschillende autoriteiten belast zijn met de uitoefening van prudentieel toezicht. Daarom moet aan alle in artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 genoemde autoriteiten toegang worden verleend tot transactiegegevens over de relevante entiteiten.

(12)

Entiteiten die uit hoofde van artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 toegang hebben tot transactieregistergegevens, moeten erop toezien dat zij gedragslijnen opleggen en handhaven die waarborgen dat alleen de relevante personen voor een welomschreven en juridisch onderbouwd doel toegang tot de informatie hebben, en die tevens duidelijkheid bieden met betrekking tot de mogelijke andere personen die toegang tot deze gegevens hebben.

(13)

Bij de gegevenstoegang moeten drie aggregatieniveaus in aanmerking worden genomen: transactiegegevens dienen bijzonderheden over individuele transacties te bevatten; positiegegevens dienen betrekking te hebben op geaggregeerde positiegegevens per onderliggende waarde/product voor individuele tegenpartijen, en geaggregeerde nominale gegevens dienen te slaan op totale posities per onderliggende waarde/product zonder bijzonderheden over tegenpartijen. Toegang tot transactiegegevens houdt ook toegang tot positiegegevens en geaggregeerde gegevens in. Toegang tot positiegegevens houdt ook toegang tot geaggregeerde gegevens in, maar niet tot transactiegegevens. Toegang tot geaggregeerde nominale gegevens moet daarentegen betrekking hebben op de minst gedetailleerde categorie en mag geen toegang tot positie- of transactiegegevens inhouden.

(14)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd.

(15)

Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 heeft de ESMA de relevante autoriteiten en ESCB-leden geraadpleegd voordat zij de ontwerpen van technische reguleringsnormen heeft ingediend waarop deze verordening is gebaseerd. De ESMA heeft ook openbare raadplegingen over deze ontwerpen van technische reguleringsnormen gehouden, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd, en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte ESMA-stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Publicatie van geaggregeerde gegevens

1.   Transactieregisters publiceren gegevens als bedoeld in artikel 81, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 die ten minste het volgende omvatten:

a)

een uitsplitsing van geaggregeerde open posities naar de volgende derivatenklassen:

i)

grondstoffen;

ii)

kredieten;

iii)

deviezen;

iv)

aandelen;

v)

rente;

vi)

overige.

b)

een uitsplitsing van geaggregeerde transactievolumes naar de volgende derivatenklassen:

i)

grondstoffen;

ii)

kredieten;

iii)

deviezen;

iv)

aandelen;

v)

rente;

vi)

overige.

c)

een uitsplitsing van geaggregeerde waarden naar de volgende derivatenklassen:

i)

grondstoffen;

ii)

kredieten;

iii)

deviezen;

iv)

aandelen;

v)

rente;

vi)

overige.

2.   De gegevens worden gepubliceerd op een website die of internetportaal dat gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek en ten minste wekelijks wordt bijgewerkt.

Artikel 2

Gegevenstoegang door relevante autoriteiten

1.   Een transactieregister verleent de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) toegang tot alle transactiegegevens om haar in staat te stellen haar toezichtbevoegdheden uit te oefenen.

2.   De ESMA stelt interne procedures vast om te voorzien in een passende personeelstoegang en in alle relevante toegangsbeperkingen met betrekking tot de niet-toezichthoudende activiteiten die tot het takenpakket van de ESMA behoren.

3.   Een transactieregister biedt het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER, Agency for the Cooperation of Energy Regulators) toegang tot alle transactiegegevens over energiederivaten of derivaten van emissierechten.

4.   Een transactieregister biedt een voor het toezicht op een CTP bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, het relevante lid van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) dat oversight op de CTP uitoefent, toegang tot alle gegevens over transacties die door de betrokken CTP zijn gecleard of gerapporteerd.

5.   Een transactieregister biedt een bevoegde autoriteit die toezicht houdt op de plaatsen van uitvoering van de gerapporteerde contracten toegang tot alle transactiegegevens over contracten die op deze plaatsen zijn uitgevoerd.

6.   Een transactieregister biedt een ingevolge artikel 4 van Richtlijn 2004/25/EG benoemde toezichtautoriteit toegang tot alle transactiegegevens over derivaten waarvan de onderliggende waarde een effect is dat is uitgegeven door een vennootschap die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

zij is in hun rechtsgebied tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten;

b)

zij heeft haar statutaire zetel of, wanneer zij geen statutaire zetel heeft, haar hoofdkantoor in hun rechtsgebied;

c)

zij is een bieder voor de onder a) of b) bedoelde entiteiten en de door haar aangeboden tegenprestatie omvat effecten.

7.   De overeenkomstig lid 6 te verstrekken gegevens omvatten informatie over het volgende:

a)

de onderliggende effecten;

b)

de derivatenklasse;

c)

het teken van de positie;

d)

het aantal referentie-effecten;

e)

de tegenpartijen bij het derivaat.

8.   Een transactieregister biedt de in artikel 81, lid 3, onder h), van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde relevante effecten- en marktautoriteit van de Unie toegang tot alle transactiegegevens over markten, deelnemers, contracten en onderliggende waarden die volgens de toezichtverantwoordelijkheden en -mandaten van die autoriteit onder haar bevoegdheid vallen.

9.   Een transactieregister verstrekt het Europees Comité voor systeemrisico’s, de ESMA en de relevante ESCB-leden transactiegegevens over:

a)

alle tegenpartijen binnen hun respectieve rechtsgebied;

b)

derivatencontracten waarvan de referentie-entiteit in hun respectieve rechtsgebied is gevestigd of waarvan de referentieverplichting staatsschuld van het respectieve rechtsgebied is.

10.   Een transactieregister biedt een relevant ESCB-lid toegang tot positiegegevens over derivatencontracten in de valuta die door het betrokken lid wordt uitgegeven.

11.   Met het oog op het prudentiële toezicht op tegenpartijen die aan de rapportageverplichting onderworpen zijn, biedt een transactieregister de in artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 genoemde relevante entiteiten toegang tot alle transactiegegevens van deze tegenpartijen.

Artikel 3

Autoriteiten van derde landen

1.   Een transactieregister biedt een relevante autoriteit van een derde land dat met de Unie een internationale overeenkomst als bedoeld in artikel 75 van Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft gesloten, toegang tot de gegevens, waarbij het met de opdrachten en verantwoordelijkheden van de betrokken autoriteit van het derde land rekening houdt en de bepalingen van de desbetreffende internationale overeenkomst in acht neemt.

2.   Een transactieregister biedt een relevante autoriteit van een derde land die met de ESMA een samenwerkingsregeling als bedoeld in artikel 76 van Verordening (EU) nr. 648/2012 heeft getroffen, toegang tot de gegevens, waarbij het met de opdrachten en verantwoordelijkheden van de betrokken autoriteit van het derde land rekening houdt en de bepalingen van de desbetreffende samenwerkingsregeling in acht neemt.

Artikel 4

Operationele normen voor de aggregatie en vergelijking van gegevens

1.   Een transactieregister biedt gegevenstoegang aan de in artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 genoemde entiteiten volgens de op internationaal niveau gebruikelijke communicatieprocedures, normen voor het versturen van berichten en referentiegegevens.

2.   De tegenpartijen bij een transactie genereren een unieke transactie-identificatiecode voor elk derivatencontract om transactieregisters in staat te stellen gegevens van verschillende transactieregisters te aggregeren en te vergelijken.

Artikel 5

Operationele normen voor gegevenstoegang

1.   Een transactieregister registreert informatie over de aan de in artikel 81, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012 genoemde entiteiten verleende gegevenstoegang.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie omvat:

a)

het soort gegevens dat is geraadpleegd;

b)

een verwijzing naar de wettelijke bepalingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 648/2012 en deze verordening toegang tot de betrokken gegevens bieden.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(4)  PB L 142 van 30.4.2004, blz. 12.

(5)  PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1.


23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/37


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 152/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2), en met name artikel 16, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 worden onder meer prudentiële vereisten voor centrale tegenpartijen (CTP’s) vastgesteld om ervoor te zorgen dat deze veilig en gezond zijn en te allen tijde aan de kapitaalvereisten voldoen. Aangezien de aan clearingactiviteiten verbonden risico’s grotendeels met specifieke financiële middelen worden gedekt, moeten deze kapitaalvereisten garanderen dat een CTP te allen tijde over voldoende kapitaal beschikt om de krediet-, tegenpartij-, markt-, operationele, juridische en bedrijfsrisico’s te kunnen dekken die niet al met deze specifieke financiële middelen zijn gedekt, en indien nodig in staat is om tot een ordelijke liquidatie of herstructurering van haar activiteiten over te gaan.

(2)

In de technische normen dient in het bijzonder met de kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen rekening te worden gehouden omdat CTP’s bij het verrichten van ongedekte activiteiten aan soortgelijke risico’s zijn blootgesteld als die welke door kredietinstellingen en beleggingsondernemingen worden gelopen. Tevens moet rekening worden gehouden met relevante delen van de door het Committee on Payment and Settlement Systems (CPSS) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO) vastgestelde beginselen voor de infrastructuur van de financiële markten (de „CPSS-IOSCO-beginselen”). Om ervoor te zorgen dat zij in staat zijn om tot een ordelijke liquidatie of herstructurering van hun activiteiten over te gaan, moeten CTP’s voldoende financiële middelen aanhouden om over een passende periode hun exploitatielasten te kunnen dragen. Een CTP moet gedurende een dergelijke periode in staat zijn een regeling op te zetten om haar kritieke activiteiten te reorganiseren door middel van onder meer een herkapitalisatie, een vervanging van het bestuur, een herziening van haar bedrijfsstrategieën, kosten of vergoedingsstructuren, een herstructurering van de door haar verleende diensten, een liquidatie van haar clearingportefeuille of een fusie met — of overdracht van haar clearingactiviteiten aan — een andere CTP. Tijdens de liquidatie of herstructurering moet een CTP haar activiteiten nog altijd voorzetten. In een dergelijke situatie kunnen sommige kosten, zoals verkoopkosten, afnemen, maar kunnen andere kosten, zoals gerechtskosten, toenemen. De jaarlijkse bruto-exploitatiekosten worden daarom als een passende maatstaf beschouwd voor de feitelijke kosten die tijdens de liquidatie of herstructurering van de activiteiten van een CTP worden gemaakt. Om rekening te houden met de uiteenlopende boekhoudpraktijken die de verschillende CTP’s er op na houden, dient hierbij te worden gebruikgemaakt van de exploitatielasten in de zin van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2012 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (3) goedgekeurde International Financial Reporting Standards (IFRS), dan wel van de bedrijfs- of exploitatielasten in de zin van een beperkt aantal andere ter zake toepasselijke voorschriften, zoals aangegeven bij het Unierecht.

(3)

Aangezien het kapitaal overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 te allen tijde toereikend moet zijn om een ordelijke liquidatie te waarborgen en een adequate bescherming tegen de relevante risico’s te bieden, is het noodzakelijk in een instrument voor vroegtijdige waarschuwing te voorzien opdat de bevoegde autoriteiten ver genoeg van tevoren kennis krijgen van een situatie waarin het kapitaal van de CTP dicht in de buurt van het kapitaalvereiste komt. Dit doel wordt bereikt door de invoering van een kennisgevingsdrempel die op 110 % van het kapitaalvereiste is vastgesteld.

(4)

Ondanks het feit dat de blootstelling aan operationeel risico moeilijk te kwantificeren valt, fungeert Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (4) toch als referentiepunt voor de vaststelling van de kapitaalvereisten voor CTP’s. Evenals in Richtlijn 2006/48/EG dient de in de technische normen betreffende de kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen opgenomen definitie van operationeel risico ook het juridische risico te omvatten.

(5)

Richtlijn 2006/48/EG en Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (5) vormen passende referentiepunten voor de vaststelling van de kapitaalvereisten ter dekking van de niet met specifieke financiële middelen gedekte krediet-, tegenpartij- en marktrisico’s, daar deze vergelijkbaar zijn met de door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen gelopen risico’s.

(6)

Ingeval aan de vereisten van de artikelen 52 en 53 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is voldaan, behoeft een CTP geen kapitaal aan te houden voor blootstellingen aan het transactierisico en voor bijdragen in een wanbetalingsfonds uit hoofde van een interoperabiliteitsregeling. Wanneer echter niet aan deze vereisten is voldaan, kunnen de banden tussen CTP’s hen eventueel aan bijkomende risico’s blootstellen indien de door hen gestelde zekerheden niet volledig zijn beschermd en buiten het faillissement vallen, of indien de bijdragen in het wanbetalingsfonds gevaar lopen ingeval een clearinglid van de ontvangende CTP in gebreke blijft. In dergelijke gevallen moeten bijgevolg wel kapitaalvereisten gelden voor bijdragen in wanbetalingsfondsen en blootstellingen uit hoofde van transacties met andere CTP’s. Om besmettingseffecten te vermijden, dient de behandeling van bijdragen in wanbetalingsfondsen ten behoeve van andere CTP’s doorgaans conservatiever te zijn dan de behandeling van blootstellingen van kredietinstellingen aan CTP’s. De eigen middelen van een CTP die worden gebruikt om in het wanbetalingsfonds van een andere CTP bij te dragen, mogen niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 omdat zij niet in overeenstemming met haar beleggingsbeleid zijn belegd. Zij mogen ook geen tweemaal worden geteld bij de berekening van de uit deze bijdragen voortvloeiende risicogewogen blootstellingen.

(7)

De voor een ordelijke liquidatie benodigde tijd is sterk afhankelijk van de door de betrokken CTP verleende clearingdiensten en van de marktomgeving waarin zij actief is, met name ingeval een andere CTP haar diensten kan overnemen. Daarom moet het aantal voor de liquidatie benodigde maanden zijn gebaseerd op een eigen raming van de CTP, die door de bevoegde autoriteit moet worden goedgekeurd. Er moet in een minimumduur van zes maanden worden voorzien om te garanderen dat de kapitaalvereisten op een prudent niveau worden gehandhaafd.

(8)

Met bedrijfsrisico wordt het risico bedoeld dat een CTP loopt vanwege haar efficiëntie en potentiële veranderingen in het algemene bedrijfsklimaat die mogelijk afbreuk kunnen doen aan haar financiële positie als gevolg van een daling van haar baten of een stijging van haar lasten, resulterend in een verlies dat met haar kapitaal moet worden gedekt. Aangezien de omvang van het bedrijfsrisico sterk afhankelijk is van de individuele situatie van elke CTP en een dergelijk risico door diverse factoren — zoals inefficiënte procedures, een ongunstig marktklimaat, een ondoelmatige reactie op technologische vooruitgang of een slechte uitvoering van bedrijfsstrategieën — kan worden veroorzaakt, moet het kapitaalvereiste gebaseerd zijn op een eigen raming van de CTP, die door de bevoegde autoriteit moet worden goedgekeurd. Er moet een ondergrens worden vastgesteld om te garanderen dat de kapitaalvereisten op een prudent niveau worden gehandhaafd.

(9)

De Europese Bankautoriteit (EBA) heeft nauw met het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) samengewerkt en heeft de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) geraadpleegd voordat zij de ontwerpen van technische normen heeft ingediend waarop deze verordening is gebaseerd. Zij heeft tevens openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen om advies verzocht.

(10)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) aan de Europese Commissie heeft voorgelegd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Kapitaalvereisten

1.   Een CTP houdt kapitaal, inclusief ingehouden winsten en reserves, aan dat te allen tijde ten minste gelijk is aan de som van het volgende:

a)

de overeenkomstig artikel 2 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten;

b)

de overeenkomstig artikel 3 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor operationele en juridische risico’s;

c)

de overeenkomstig artikel 4 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor krediet-, tegenpartij- en marktrisico’s;

d)

de overeenkomstig artikel 5 berekende kapitaalvereisten van de CTP voor het bedrijfsrisico.

2.   Een CTP beschikt over procedures voor het onderkennen van alle bronnen van risico’s die gevolgen voor haar permanente taken kunnen hebben en houdt rekening met de waarschijnlijkheid van potentiële negatieve effecten op haar baten of lasten en op haar kapitaalniveau.

3.   Indien de omvang van het overeenkomstig lid 1 door een CTP aangehouden kapitaal kleiner is dan 110 % van de kapitaalvereisten of kleiner is dan 110 % van 7,5 miljoen EUR („kennisgevingsdrempel”), dan stelt de CTP de bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis en houdt zij haar ten minste wekelijks op de hoogte totdat de omvang van het door de CTP aangehouden kapitaal wederom boven de kennisgevingsdrempel uitkomt.

4.   Deze kennisgeving gebeurt schriftelijk en bevat de volgende elementen:

a)

de redenen waarom het kapitaal van de CTP lager is dan de kennisgevingsdrempel en een beschrijving van de kortetermijnvooruitzichten voor de financiële positie van de CTP;

b)

een uitvoerige beschrijving van de maatregelen die de CTP voornemens is te treffen om de doorlopende inachtneming van de kapitaalvereisten te garanderen.

Artikel 2

Kapitaalvereisten voor liquidatie of herstructurering

1.   Om haar maandelijkse bruto-exploitatielasten te berekenen, deelt een CTP haar jaarlijkse bruto-exploitatielasten door twaalf, waarna zij het verkregen bedrag vermenigvuldigt met de overeenkomstig lid 2 bepaalde periode die nodig is voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten. De uitkomst van deze berekening is het kapitaal dat vereist is om een ordelijke liquidatie of herstructurering van de activiteiten van de CTP te waarborgen.

2.   Om de in lid 1 bedoelde periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten te bepalen, legt een CTP de bevoegde autoriteit haar eigen raming van de passende periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten ter goedkeuring voor in overeenstemming met de overeenkomstig titel III van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan de betrokken bevoegde autoriteit verleende bevoegdheden. De geraamde periode volstaat om, ook onder gespannen marktomstandigheden, een ordelijke liquidatie of herstructurering van haar activiteiten, een reorganisatie van haar activiteiten, een liquidatie van haar clearingportefeuille of een overdracht van haar clearingactiviteiten aan een andere CTP te kunnen verrichten. In de raming wordt rekening gehouden met de liquiditeit, omvang en looptijdstructuur van en de potentiële grensoverschrijdende belemmeringen voor de posities van de CTP en het soort geclearde producten. De voor de berekening van het kapitaalvereiste gehanteerde periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten heeft een minimumduur van zes maanden.

3.   Een CTP actualiseert haar raming van de passende periode voor de liquidatie of herstructurering van haar activiteiten telkens als er zich een aanzienlijke verandering voordoet in de aannamen die aan de raming ten grondslag liggen, en legt deze geactualiseerde raming ter goedkeuring voor aan de bevoegde autoriteit.

4.   Voor de toepassing van dit artikel wordt gebruikgemaakt van de exploitatielasten in de zin van de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde International Financial Reporting Standards (IFRS), de bedrijfslasten of -kosten in de zin van de Richtlijnen 78/660/EEG (7), 83/349/EEG (8) en 86/635/EG (9) van de Raad, dan wel de exploitatielasten in de zin van de algemeen aanvaarde grondslagen voor financiële verslaggeving (GAAP, Generally Accepted Accounting Principles) van een derde land welke overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie (10) als gelijkwaardig aan de IFRS zijn aangemerkt, of in de zin van standaarden voor jaarrekeningen van een derde land waarvan het gebruik op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1569/2007 is toegestaan, al naargelang het geval. CTP’s gebruiken de meest recente gecontroleerde informatie uit hun jaarrekening.

Artikel 3

Kapitaalvereisten voor operationele en juridische risico’s

1.   Een CTP berekent haar kapitaalvereisten voor het in artikel 1 bedoelde operationele — en juridische — risico met behulp van ofwel de basisindicatorbenadering, ofwel de geavanceerde meetbenaderingen als omschreven in Richtlijn 2006/48/EG, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 7 gestelde beperkingen.

2.   Een CTP mag de basisindicatorbenadering volgen om overeenkomstig artikel 103 van Richtlijn 2006/48/EG haar kapitaalvereisten voor het operationele risico te berekenen.

3.   Een CTP beschikt over een goed gedocumenteerd systeem voor de beoordeling en het beheer van het operationele risico, waaraan welomschreven taken zijn toegewezen. Zij geeft haar blootstelling aan het operationele risico aan en houdt relevante gegevens over het operationele risico bij, zoals gegevens over materiële verliezen. Dit systeem is onderworpen aan een periodieke evaluatie die wordt uitgevoerd door een onafhankelijke partij die over de nodige kennis beschikt om een dergelijke evaluatie uit te voeren.

4.   Het beoordelingssysteem van een CTP voor het operationele risico is goed geïntegreerd in de door de CTP toegepaste risicobeheersprocessen. De output ervan vormt een integraal onderdeel van het proces van bewaking en beheersing van het operationele risicoprofiel van de CTP.

5.   Een CTP legt een systeem van rapportage aan de hoogste leiding ten uitvoer dat voorziet in het uitbrengen van verslagen over het operationele risico aan de relevante functies binnen de instelling. Een CTP beschikt over procedures om passende maatregelen te nemen in reactie op de informatie in de verslagen aan het bestuur.

6.   Een CTP kan haar bevoegde autoriteit ook om toestemming verzoeken om van geavanceerde meetbenaderingen gebruik te maken. De bevoegde autoriteit kan de CTP toestemming verlenen om overeenkomstig artikel 105 van Richtlijn 2006/48/EG gebruik te maken van geavanceerde meetbenaderingen die op haar eigen systemen voor de meting van het operationele risico berusten.

7.   De CTP’s die voor de berekening van hun kapitaalvereisten voor het operationele risico van de in lid 6 omschreven geavanceerde meetbenaderingen gebruikmaken, houden kapitaal aan dat te allen tijde ten minste gelijk is aan 80 % van het kapitaal dat op grond van de in lid 2 bedoelde basisindicatorbenadering is vereist.

Artikel 4

Kapitaalvereisten voor krediet-, tegenpartijkrediet- en marktrisico’s die niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn gedekt

1.   Een CTP berekent haar in artikel 1 bedoelde kapitaalvereisten als de som van 8 % van haar risicogewogen posten voor het krediet- en het tegenpartijkredietrisico en haar kapitaalvereisten voor het marktrisico die overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG en Richtlijn 2006/49/EG zijn berekend, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 5 gestelde beperkingen.

2.   Voor de berekening van de kapitaalvereisten voor het marktrisico dat niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is gedekt, hanteert een CTP de in de bijlagen I tot en met IV bij Richtlijn 2006/49/EG beschreven methoden.

3.   Voor de berekening van de risicogewogen posten voor het kredietrisico dat niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is gedekt, volgt een CTP de in de artikelen 78 tot en met 83 van Richtlijn 2006/48/EG beschreven standaardbenadering voor het kredietrisico.

4.   Voor de berekening van de risicogewogen posten voor het tegenpartijkredietrisico dat niet al met specifieke financiële middelen als bedoeld in de artikelen 41 tot en met 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is gedekt, hanteert een CTP de in bijlage III, deel 3, van Richtlijn 2006/48/EG beschreven methode gebaseerd op de waardering tegen marktwaarde en de in bijlage VIII, deel 3, van Richtlijn 2006/48/EG beschreven uitgebreide benadering van financiële zekerheden met toepassing van de door de toezichthouder vastgestelde volatiliteitsaanpassingen.

5.   Wanneer niet aan alle voorwaarden van de artikelen 52 en 53 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is voldaan en wanneer een CTP niet van haar eigen middelen gebruikmaakt, past de CTP een risicogewicht van 1 250 % toe op haar blootstelling als gevolg van bijdragen in het wanbetalingsfonds van een andere CTP en een risicogewicht van 2 % op haar blootstellingen uit hoofde van transacties met een andere CTP.

Artikel 5

Kapitaalvereisten voor het bedrijfsrisico

1.   De CTP legt de bevoegde autoriteit haar eigen raming van het benodigde kapitaal ter dekking van de uit het bedrijfsrisico voortvloeiende verliezen ter goedkeuring voor in overeenstemming met de overeenkomstig titel III van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan de betrokken bevoegde autoriteit verleende bevoegdheden; deze raming is gebaseerd op redelijkerwijs voorzienbare ongunstige scenario’s die relevant zijn voor haar bedrijfsmodel.

2.   Het kapitaalvereiste voor het bedrijfsrisico is gelijk aan de goedgekeurde raming en bedraagt ten minste 25 % van de jaarlijkse bruto-exploitatielasten van de CTP. Voor de toepassing van dit artikel wordt gebruikgemaakt van de bruto-exploitatielasten in de zin van artikel 2, lid 4.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(5)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201.

(6)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

(7)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(8)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(9)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

(10)  PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66.


23.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/41


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 153/2013 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen inzake vereisten voor centrale tegenpartijen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2), en met name artikel 25, lid 8, artikel 26, lid 9, artikel 29, lid 4, artikel 34, lid 3, artikel 41, lid 5, artikel 42, lid 5, artikel 44, lid 2, artikel 45, lid 5, artikel 46, lid 3, artikel 47, lid 8, en artikel 49, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bepalingen in deze verordening hangen onderling nauw samen, omdat zij betrekking hebben op organisatorische vereisten, onder andere met betrekking tot bijhouden van vastleggingen en bedrijfscontinuïteit, en prudentiële vereisten, onder andere betreffende margins, het wanbetalingsfonds, het beheersen van liquiditeitsrisico’s, de trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling, zekerheden, beleggingsbeleid, de toetsing van modellen, stresstests en backtests. Om de samenhang tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, te waarborgen en om personen voor wie deze verplichtingen gelden, een integraal beeld en compacte toegang tot de bepalingen te geven, is het wenselijk om alle uit hoofde van titel III en titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 vereiste technische reguleringsnormen op te nemen in één enkele verordening.

(2)

Gezien het mondiale karakter van financiële markten moet deze verordening rekening houden met de door het Committee on Payment and Settlement Systems en de International Organization of Securities Commissions vastgestelde beginselen voor de infrastructuur van de financiële markten (de „CPSS-IOSCO-beginselen”), die als wereldwijde benchmark voor regelgevingsvereisten voor centrale tegenpartijen (CTP’s) gelden.

(3)

Om te waarborgen dat zij onder alle marktomstandigheden veilig en gezond zijn, is het belangrijk dat CTP’s prudente procedures voor risicobeheer vaststellen die alle risico’s waaraan zij blootstaan of kunnen worden blootgesteld, naar behoren bestrijken. In dit verband zouden de normen voor risicobeheer die door de CTP’s daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd, strenger moeten zijn dan de normen die in deze verordening worden beschreven, als dit voor de doeleinden van het risicobeheer passend wordt geacht.

(4)

Om een beperkt aantal concepten die uit Verordening (EU) nr. 648/2012 voortkomen duidelijk te identificeren alsook de technische termen te bepalen die noodzakelijk zijn voor het ontwikkelen van deze technische norm, moeten een aantal termen worden gedefinieerd.

(5)

Het is belangrijk te waarborgen dat erkende, in derde landen gevestigde CTP’s de ordelijke werking van de markten van de Unie niet verstoren. Om deze reden is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat erkende CTP’s niet in een positie verkeren hun risicobeheervereisten minder streng te maken dan de uniale normen, hetgeen tot regelgevingsarbitrage zou kunnen leiden. De aan ESMA te verstrekken informatie over de erkenning van een CTP uit een derde land moet ESMA in staat stellen te beoordelen of de betreffende CTP volledig voldoet aan de prudentiële vereisten die gelden in dat derde land. Bovendien moet de Commissie een besluit nemen over de gelijkwaardigheid om te waarborgen dat de wetten en voorschriften van het derde land gelijkwaardig zijn aan alle bepalingen onder titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 en van deze verordening.

(6)

Om een toereikend niveau van bescherming van beleggers te waarborgen, kan de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) bij de erkenning van in derde landen gevestigde CTP’s informatie verlangen ter aanvulling van de informatie die strikt nodig is om te beoordelen of aan de in Verordening (EU) nr. 648/2012 vervatte voorwaarden is voldaan.

(7)

De doorlopende beoordeling van de volledige naleving door een CTP uit een derde land van de prudentiële vereisten van dat derde land is de taak van de bevoegde autoriteit van dat derde land. De door de aanvragende CTP uit een derde land aan ESMA te verstrekken informatie mag niet tot doel hebben de beoordeling door de bevoegde autoriteit van het derde land te herhalen, maar moet waarborgen dat de CTP in dat derde land is onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving, zodat een hoog niveau van bescherming van beleggers is gegarandeerd.

(8)

Om ESMA in staat te stellen een volledige beoordeling uit te voeren, moet de door de aanvragende CTP uit een derde land verstrekte informatie worden aangevuld met alle informatie die nodig is om de effectiviteit van het doorlopende toezicht, de handhavingsbevoegdheden en de door de bevoegde autoriteit van het derde land ondernomen acties te beoordelen. Deze informatie moet worden verstrekt in het kader van de samenwerkingsregeling die is vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012. Deze samenwerkingsregeling moet waarborgen dat ESMA tijdig wordt geïnformeerd over alle toezichts- en handhavingsmaatregelen tegen de CTP die erkenning aanvraagt, en over alle wijzigingen van de voorwaarden waaronder aan de betrokken CTP een vergunning is verleend, en over elke relevante bijwerking van de aanvankelijk bij de erkenningsprocedure door de CTP verstrekte informatie.

(9)

De vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 betreffende de interne rapporteringslijnen met betrekking tot het risicobeheer moeten nader worden bepaald om een kader voor risicobeheer in te voeren dat de structuur, rechten en verantwoordelijkheden van het interne risicobeheerproces omvat. De governanceregelingen moeten rekening houden met verschillende regimes voor vennootschapsrecht in de Unie, om te verzekeren dat CTP’s werken binnen een gezond rechtskader.

(10)

Om te waarborgen dat een CTP de juiste procedures ten uitvoer legt om te voldoen aan deze verordening, Verordening (EU) nr. 648/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2012 van de Commissie (3), moeten de rol en verantwoordelijkheden van een nalevingsfunctie van een CTP worden bepaald.

(11)

Het is nodig de verantwoordelijkheden van de raad en de directie duidelijk af te bakenen en ook de minimumvereisten voor de werking van de raad te bepalen, om te waarborgen dat de organisatiestructuur van een CTP zo is dat de CTP op continue en ordelijke wijze haar diensten kan verrichten en haar activiteiten kan ontplooien. Het is eveneens noodzakelijk duidelijke en rechtstreekse rapporteringslijnen in te stellen om verantwoordingsplicht te garanderen.

(12)

Om het gezonde en prudente beheer van een CTP te garanderen, is het belangrijk dat in het kader van haar beloningsbeleid het nemen van buitensporige risico’s wordt ontmoedigd. Als het beloningsbeleid de beoogde effecten wil hebben, moet het op toereikende wijze worden bewaakt en getoetst door de raad, die een specifiek comité zou moeten oprichten om toe te zien op de naleving van het beloningsbeleid.

(13)

Om ervoor te zorgen dat CTP’s met de noodzakelijke personele middelen werken om al hun verplichtingen na te komen, verantwoordingsplichtig zijn voor de uitvoering van hun activiteiten en bevoegde autoriteiten over relevante contactpunten beschikken binnen de CTP’s waarop zij toezicht houden, zouden CTP’s ten minste moeten beschikken over een hoofd Risicobeheer, een hoofd Naleving en een hoofd Technologie.

(14)

CTP’s moeten de mate waarin leden van de raad die, binnen of buiten de groep van de CTP, in de raad van meerdere entiteiten zitten, belangenconflicten hebben, op toereikende wijze beoordelen en bewaken. De leden van de raad mag niet worden verhinderd om plaats te nemen in meerdere raden, tenzij dit aanleiding geeft tot belangenconflicten.

(15)

Om een effectieve auditfunctie te hebben, moet een CTP de verantwoordelijkheden en rapporteringslijnen van haar interne auditors definiëren, zodat relevante aangelegenheden tijdig aan de raad van de CTP en de bevoegde autoriteiten worden voorgelegd. Bij de instelling en instandhouding van een interne auditfunctie moeten de opdracht, de onafhankelijkheid en objectiviteit, het werkterrein en de verantwoordelijkheid, het gezag, de verantwoordingsplicht en de normen met betrekking tot de uitoefening van de functie duidelijk worden beschreven.

(16)

Om haar taken effectief te kunnen uitvoeren, moet de betrokken bevoegde autoriteit toegang krijgen tot alle informatie die zij nodig heeft om vast te stellen of de CTP voldoet aan de voorwaarden van haar vergunning. Deze informatie moet door de CTP onverwijld worden verstrekt.

(17)

Door CTP’s bijgehouden vastleggingen moeten gedegen kennis van de kredietblootstelling van CTP’s aan elk clearinglid bevorderen en bewaking van het impliciete systeemrisico mogelijk maken. Zij moeten de bevoegde autoriteiten, ESMA en de betrokken leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) ook in staat stellen om het clearingproces op toereikende wijze te reconstrueren, om de naleving van de regelgevingsvereisten, met inbegrip van de rapportagevereisten, te beoordelen. Wanneer deze gegevens eenmaal zijn vastgelegd, zijn ze CTP’s ook van nut om te voldoen aan regelgevingsvereisten en verplichtingen tegenover clearingleden en in geschillen.

(18)

Door CTP’s aan transactieregisters gerapporteerde gegevens moeten worden vastgelegd, zodat bevoegde autoriteiten de naleving door CTP’s van de in Verordening (EU) nr. 648/2012 opgenomen rapportageverplichting kunnen nagaan en gemakkelijk toegang hebben tot informatie in gevallen waarin deze informatie niet in transactieregisters te vinden is.

(19)

De vereisten inzake het bijhouden van vastleggingen met betrekking tot transacties moeten gebruikmaken van dezelfde concepten die worden gebruikt in de in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde rapportageverplichting, teneinde een passende rapportage door CTP’s te waarborgen.

(20)

Om de bedrijfscontinuïteit op ogenblikken van verstoring te waarborgen, moet de secundaire verwerkingslocatie van de CTP zich voldoende ver en geografisch voldoende afgescheiden van de primaire verwerkingslocatie bevinden, zodat zij niet getroffen wordt door dezelfde ramp die ertoe zou kunnen leiden dat de primaire locatie niet beschikbaar is. Er moeten scenario’s worden opgesteld om het effect van crisisgebeurtenissen op kritieke diensten te analyseren, met inbegrip van scenario’s waarin met de niet-beschikbaarheid van systemen als gevolg van een natuurramp rekening wordt gehouden. Die analyses moeten periodiek worden getoetst.

(21)

CTP’s zijn systeemrelevante financiële marktinfrastructuren en zij moeten kritieke functies binnen twee uur herstellen, met back-upsystemen die na een incident idealiter onmiddellijk beginnen te verwerken. CTP’s moeten er ook voor zorgen dat er met zeer grote waarschijnlijk geen gegevens verloren gaan.

(22)

Het is belangrijk dat de wanbetaling van een clearinglid niet tot significante verliezen voor andere marktdeelnemers leidt. CTP’s moeten daarom door middel van door de wanbetaler gestelde margins ten minste een relevant deel van het mogelijke verlies dekken dat de CTP tijdens het sluitingsproces kan lijden. Voor de verschillende klassen financiële instrumenten moet in de regels het minimumpercentage worden vastgelegd dat de margins moeten dekken. Bovendien moeten CTP’s zich houden aan beginselen om de hoogte van hun margins op toereikende wijze af te stemmen op de kenmerken van elk financieel instrument of elke portefeuille die zij clearen.

(23)

CTP’s mogen hun margins niet verlagen tot een niveau dat hun veiligheid in gevaar brengt als gevolg van het bestaan van een door sterke concurrentie gekenmerkte omgeving. Berekeningen van margins moeten daarom voldoen aan specifieke vereisten op het punt van hun basiscomponenten. In dit verband moeten de margins rekening houden met een breed scala van marktomstandigheden, met inbegrip van perioden van stress.

(24)

Er moeten regels worden vastgesteld om het passende percentage en de passende tijdhorizons voor de liquidatieperiode en de berekening van de historische volatiliteit te bepalen. Om echter te garanderen dat CTP’s het risico dat zij lopen, behoorlijk beheren, is het wenselijk niet de aanpak te bepalen die de CTP moet volgen om de marginvereisten op basis van deze parameters te berekenen. Om dezelfde redenen mag CTP’s niet worden belet om gebruik te maken van verschillende betrouwbare methodologische benaderingen voor het opzetten van portefeuillemargining, en moet het hun worden toegestaan om gebruik te maken van methoden die zijn gebaseerd op correlaties tussen het prijsrisico van het financiële instrument dat, of het geheel van financiële instrumenten die, zij clearen, alsook elke geschikte methode die is gebaseerd op gelijkwaardige statistische afhankelijkheidparameters.

(25)

Bij het bepalen van de tijdsperiode gedurende welke een CTP blootstaat aan marktrisico verband houdend met het beheer van de positie van een wanbetaler, moet de CTP rekening houden met de relevante kenmerken van de geclearde financiële instrumenten of portefeuille, zoals hun mate van liquiditeit en de omvang van de positie of haar concentratie. CTP’s moeten op prudente wijze de voor de volledige sluiting van de positie van een wanbetaler vereiste tijd vanaf de laatste inning van margins, de omvang en concentratie van de positie bepalen.

(26)

Teneinde te voorkomen dat financiële instabiliteit wordt veroorzaakt of vergroot, moeten CTP’s, voor zover uitvoerbaar, toekomstgerichte marginmethodologieën vaststellen die de kans op procyclische veranderingen in de marginvereisten beperken, zonder de veerkracht van de CTP te ondermijnen.

(27)

Doorgaans is een groter betrouwbaarheidsinterval voor otc-derivaten gerechtvaardigd, omdat die producten te lijden kunnen hebben van een minder betrouwbare prijsstelling en kortere reeksen historische gegevens waarop schattingen van de basisblootstellingen kunnen worden gebaseerd. CTP’s kunnen otc-derivaten clearen ten aanzien waarvan deze verschijnselen niet optreden en die dezelfde risicokenmerken hebben als ter beurze genoteerde derivaten, en zij moeten die producten consequent kunnen clearen, ongeacht de methode van uitvoeren.

(28)

Een geschikte definitie van „extreme, maar plausibele marktomstandigheden’ is een kernelement van het risicobeheer van CTP’s. Teneinde het kader voor risicobeheer van CTP’s actueel te houden, mag „extreme, maar plausibele marktomstandigheden’ niet als een statisch begrip worden beschouwd, maar moet het worden opgevat als omstandigheden die zich in de loop van de tijd ontwikkelen en van markt tot markt verschillen. Een marktscenario kan extreem, maar plausibel zijn voor een CTP, maar van weinig belang zijn voor een andere CTP. Een CTP moet een robuust intern beleidskader vaststellen voor het identificeren van de markten waarop zij risico’s loopt, en een gemeenschappelijke reeks minimumnormen gebruiken voor het vaststellen van extreme, maar plausibele omstandigheden in elke geïdentificeerde markt. Een CTP moet tevens objectief rekening houden met de mogelijkheid van gelijktijdige druk op meerdere markten.

(29)

Om te waarborgen dat geschikte en robuuste governanceregelingen zijn ingevoerd, moet het door een CTP gebruikte kader om extreme, maar plausibele marktomstandigheden te identificeren door het risicocomité worden besproken en door de raad worden goedgekeurd. Het kader moet ten minste eenmaal per jaar worden getoetst, met resultaten die door het risicocomité worden besproken en vervolgens met de raad worden gedeeld. Deze toetsing moet garanderen dat veranderingen in de omvang en concentratie van de blootstellingen van de CTP, alsook ontwikkelingen in de markten waarop de CTP actief is, worden weerspiegeld in de definitie van extreme, maar plausibele marktomstandigheden. Die toetsing mag echter niet in de plaats komen van de continue beoordeling door de CTP van de toereikendheid van haar wanbetalingsfonds in het licht van zich ontwikkelende marktomstandigheden.

(30)

Om een efficiënt beheer van hun liquiditeitsrisico’s te waarborgen, moeten CTP’s worden verplicht om een kader voor liquiditeitsrisicobeheer op te zetten. Dit kader moet afhankelijk zijn van de aard van de verplichtingen van de CTP en moet betrekking hebben op de instrumenten die een CTP tot haar beschikking heeft om het liquiditeitsrisico waarmee zij wordt geconfronteerd, te beoordelen.

(31)

Bij het beoordelen van de toereikendheid van haar liquide middelen moet een CTP verplicht worden met de omvang en liquiditeit van de middelen die zij bezit alsook met de mogelijke concentratierisico’s van die activa rekening te houden. Bij het beoordelen van de toereikendheid van haar liquide middelen moet een CTP worden verplicht om rekening te houden met de omvang en liquiditeit van de middelen waarover zij beschikt, alsook met het mogelijke concentratierisico van deze activa. Het is belangrijk dat CTP’s in staat zijn om alle grote soorten liquiditeitsrisicoconcentraties binnen hun middelen te identificeren, zodat de liquide middelen van de CTP beschikbaar zijn zodra ze nodig zijn.

(32)

Omdat liquiditeit voor op dezelfde dag af te wikkelen transacties of zelfs transacties binnen het verloop van één dag gemakkelijk beschikbaar moet zijn, zou een CTP gebruik kunnen maken van contanten bij de centrale bank van uitgifte, contanten bij kredietwaardige commerciële banken, gecommitteerde kredietlijnen, gecommitteerde retrocessieovereenkomsten, zeer goed verhandelbare, in bewaarneming genomen zekerheden en beleggingen die gemakkelijk beschikbaar zijn en in contanten kunnen worden omgezet middels vooraf vastgestelde financieringsregelingen die zeer betrouwbaar zijn, zelfs onder stressomstandigheden op de markten. Zulke contanten en zekerheden mogen uitsluitend onder bepaalde omstandigheden tot de vooraf vastgestelde liquide financiële middelen worden gerekend.

(33)

Om de CTP de noodzakelijke stimulans te geven om prudente vereisten vast te stellen en om dat bedrag op een toereikend niveau te houden en tegelijkertijd regelgevingsarbitrage te vermijden, is het belangrijk om een gemeenschappelijke methodologie vast te stellen voor het berekenen en handhaven van een specifiek niveau van de specifieke eigen middelen die een CTP moet aanhouden om te gebruiken bij de trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling. Het is van essentieel belang dat deze middelen voor de dekking van verliezen in geval van wanbetaling gescheiden worden aangehouden van en met een andere functie dan de minimumkapitaalvereisten van de CTP die andere risico’s dekken waaraan de CTP kan worden blootgesteld.

(34)

Het is belangrijk dat CTP’s een consequente methodologie toepassen voor het berekenen van de eigen middelen die moeten worden gebruikt bij de trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling, om te garanderen dat voor de CTP’s gelijke voorwaarden gelden. Wanneer CTP’s ruimte zouden krijgen om een methodologie ten uitvoer te leggen die onvoldoende duidelijk is, zou dit tot zeer verschillende resultaten onder CTP’s leiden en zouden hierdoor prikkels voor regelgevingsarbitrage worden gecreëerd. Het is daarom van essentieel belang dat CTP’s methodologisch geen bewegingsruimte hebben. Met het oog daarop zou het passend zijn om over een eenvoudig percentage op basis van een duidelijk identificeerbare maatstaf en een duidelijke methodologie te beschikken om een consistente berekening van de bij een trapsgewijze dekking van verliezen in geval van wanbetaling te gebruiken eigen middelen van CTP’s te garanderen.

(35)

Er moet een minimumaantal criteria worden vastgelegd om te garanderen dat aanvaardbare zekerheid zeer liquide is en snel en met een minimaal prijseffect kan worden omgezet in contanten. Die criteria moeten verwijzen naar de emittent van de zekerheid, de mate waarin de zekerheid in de markt kan worden geliquideerd, en de vraag of de waarde van de zekerheid samenhangt met de kredietwaardigheid van het lid dat de zekerheid heeft gesteld, om mogelijk wrong-way risk in te calculeren. Een CTP moet de keuze hebben om, indien nodig, aanvullende criteria toe te passen om de gewenste mate van robuustheid te bereiken.

(36)

CTP’s zouden alleen zeer liquide zekerheden met een minimaal krediet- en marktrisico mogen accepteren. Om ervoor te zorgen dat de door CTP’s aangehouden zekerheden te allen tijde zeer liquide blijven, is het noodzakelijk dat CTP’s transparante en voorspelbare gedragslijnen en procedures vaststellen om de liquiditeit van als zekerheid aanvaarde activa te beoordelen en voortdurend te bewaken en toereikende waarderingsmethodologieën implementeren. Daartoe moeten CTP’s eveneens concentratiegrenzen implementeren die erop gericht zijn de zekerheden voldoende gediversifieerd te houden om ervoor te zorgen dat zij onmiddellijk kunnen worden geliquideerd zonder significant marktrisico met betrekking tot de waarde ervan. Bij het vaststellen van hun gedragsregels inzake in aanmerking komende zekerheden en concentratiegrenzen moeten zij rekening houden met de wereldwijde beschikbaarheid van zulke zekerheden, gezien de potentiële macro-economische effecten van hun gedragsregels.

(37)

Om wrong-way risk te vermijden, zou clearingleden over het algemeen niet mogen worden toegestaan om hun eigen effecten of door een entiteit van dezelfde groep uitgegeven effecten als zekerheid te gebruiken. Een CTP moet clearingleden echter kunnen toestaan om gedekte obligaties als zekerheid te stellen die zijn afgeschermd van de insolventie van de emittent. De onderliggende zekerheid moet niettemin passend worden gescheiden van de emittent en voldoen aan de minimumcriteria voor aanvaardbaarheid van zekerheden. Een clearinglid mag geen financiële instrumenten uitgeven voor het primaire doel deze door een ander clearinglid als zekerheid te laten gebruiken.

(38)

Om de veiligheid van CTP’s te waarborgen, mag een CTP een garantie van een commerciële bank uitsluitend als zekerheid aanvaarden na een gedegen beoordeling van de emittent en van het wettelijke, contractuele en operationele kader van de garantie. Niet-gedekte blootstellingen van CTP’s aan commerciële banken moeten worden vermeden. Garanties van commerciële banken mogen daarom uitsluitend onder strikte voorwaarden worden geaccepteerd. Aan die voorwaarden wordt doorgaans voldaan in markten die worden gekenmerkt door een hoge concentratie van commerciële banken die bereid zijn om krediet te verstrekken aan niet-financiële clearingleden. Derhalve zou in deze gevallen een hogere concentratiegrens moeten worden toegestaan.

(39)

Om haar marktrisico te beperken, zou een CTP moeten worden verplicht haar zekerheden ten minste eenmaal per dag te waarderen. Zij past passende haircuts toe op de waarde van zekerheden, die een afspiegeling zijn van het mogelijke waardeverlies in de periode tussen hun laatste herwaardering en het ogenblik waarop redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze onder stressomstandigheden op de markten worden geliquideerd. Bij de vaststelling van de hoogte van de zekerheden moet ook rekening worden gehouden met mogelijke blootstellingen aan wrong-way risk.

(40)

De toepassing van haircuts moet de CTP in staat stellen grote en onverwachte aanpassingen van het niveau van de vereiste zekerheid te vermijden en aldus procyclische effecten zoveel mogelijk te voorkomen.

(41)

Een CTP mag zekerheden niet concentreren bij een beperkt aantal emittenten of in een beperkt aantal activa, om potentiële significante negatieve effecten op de prijs in geval van liquidatie van de zekerheden in korte tijd te voorkomen. Geconcentreerde zekerheidsposities mogen om deze reden niet als zeer liquide worden beschouwd.

(42)

Liquiditeits-, krediet- en marktrisico’s moeten zowel op het niveau van een portefeuille als op dat van een individueel financieel instrument worden beschouwd. Een geconcentreerde portefeuille kan een significant negatief effect hebben op de liquiditeit van de zekerheden of van de financiële instrumenten waarin de CTP haar financiële middelen kan beleggen, aangezien het verkopen van grote posities onder stressomstandigheden op de markten waarschijnlijk niet haalbaar is zonder de marktprijs te doen dalen. Om dezelfde reden moeten de door de CTP aangehouden zekerheden continu worden bewaakt en gewaardeerd om te garanderen dat ze liquide blijven.

(43)

Energiederivatenmarkten vertonen een bijzonder sterk verband met spotmarkten voor grondstoffen, en het percentage niet-financiële clearingleden is in deze derivatenmarkten hoog. Op die markten is een significant aantal marktdeelnemers ook producent van de onderliggende grondstof. Met het oog op toegang tot voldoende zekerheden om garanties van commerciële banken volledig te dekken, kan het nodig zijn dat deze niet-financiële clearingleden hun huidige posities in substantiële mate verkopen of ophouden hun posities als direct clearinglid van een CTP verder te clearen. Dat proces kan op het punt van liquiditeit en diversiteit van de marktdeelnemers tot verstoringen op de energiemarkten leiden. De toepassing ervan moet derhalve overeenkomstig een algemeen aanvaard tijdschema worden uitgesteld.

(44)

Om een consistente toepassing van het in Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde kader te waarborgen, moeten aan alle sectoren gelijke eisen worden gesteld in de definitieve vorm van de op hen van toepassing zijnde regels. Energiemaatschappijen werken momenteel binnen een reeds lang bestaand kader dat tijd nodig heeft om zich aan te passen aan de nieuwe vereisten die worden vastgesteld, zodat nadelige effecten op de reële economie worden voorkomen. Het wordt derhalve wenselijk geacht om voor dergelijke markten een toepassingsdatum vast te stellen die een passende overgang van de huidige marktpraktijk mogelijk maakt, zonder de marktstructuur en liquiditeit overmatig te beïnvloeden.

(45)

In het kader van het beleggingsbeleid van een CTP moet de hoogste prioriteit worden verleend aan de beginselen van kapitaalbehoud en maximalisatie van de liquiditeit. Tevens moet worden gewaarborgd dat er geen conflicten met de commerciële belangen van de CTP ontstaan.

(46)

De criteria waaraan financiële instrumenten moeten voldoen om te worden beschouwd als voor de CTP in aanmerking komende beleggingen, moeten rekening houden met beginsel 16 van de CPSS-IOSCO-beginselen teneinde internationale consistentie te waarborgen. Een CTP moet in het bijzonder worden verplicht om beperkende normen met betrekking tot de emittent van het financieel instrument, de overdraagbaarheid van het financieel instrument en het krediet-, markt-, volatiliteits- en wisselkoersrisico van het financieel instrument toe te passen. Een CTP moet ervoor zorgen dat zij maatregelen die zijn genomen om de risicoblootstelling van haar beleggingen te beperken, niet ondermijnt door buitensporige blootstellingen aan te houden aan een enkel financieel instrument, een enkel type financieel instrument, een enkele emittent, een enkel type emittent of een enkele bewaarnemer.

(47)

Het gebruik van derivaten stelt een CTP bloot aan aanvullende krediet- en marktrisico’s, en het is daarom noodzakelijk om een beperkend geheel van omstandigheden te bepalen waarin een CTP haar financiële middelen mag beleggen in derivaten. Aangezien het doel van een CTP moet zijn een vlakke positie te hebben met betrekking tot marktrisico, zijn de enige risico’s waartegen een CTP zich moet indekken, de risico’s die verband houden met de zekerheden die zij accepteert, of de risico’s verband houdend met het in gebreke blijven van een clearinglid. Risico’s die verband houden met de zekerheden die een CTP accepteert, kunnen voldoende worden beheerd door haircuts, en het gebruik van derivaten door een CTP wordt in dit verband niet noodzakelijk geacht. Derivaten mogen door een CTP uitsluitend worden gebruikt om liquiditeitsrisico te beheren voor blootstellingen aan verschillende valuta’s en voor het afdekken van de portefeuille van een in gebreke gebleven clearinglid, en uitsluitend indien de procedures van de CTP voor het beheer van wanbetalingen voorzien in het gebruik daarvan.

(48)

Om de veiligheid van CTP’s te waarborgen, mag hun uitsluitend worden toegestaan om minimale hoeveelheden contanten in ongedekte deposito’s aan te houden. Bij het veiligstellen van hun contanten moeten CTP’s er altijd voor zorgen dat zij altijd op toereikende wijze beschermd zijn tegen liquiditeitsrisico.

(49)

Het is noodzakelijk strenge vereisten inzake stresstests en backtests vast te stellen om te waarborgen dat de modellen van een CTP, de toepasselijke methodologieën en het kader voor liquiditeitsrisicobeheer goed werken en rekening houden met alle risico’s waaraan de CTP blootstaat, zodat de CTP te allen tijde beschikt over toereikende middelen om deze risico’s te dekken.

(50)

Om een consistente toepassing van de vereisten voor CTP’s te verzekeren, is het nodig gedetailleerde bepalingen vast te stellen met betrekking tot de typen tests die moeten worden ondernomen, waaronder zowel stresstests als backtests. Om rekening te houden met het brede scala van effecten- en derivatencontracten die in de toekomst mogelijk moeten worden gecleard, om de verschillen in de benaderingen van de bedrijfsvoering en het risicobeheer van CTP’s weer te geven, om toe te staan dat toekomstige ontwikkelingen en nieuwe risico’s worden aangepakt en om voldoende flexibiliteit toe te staan, is een op criteria gebaseerde benadering nodig.

(51)

Het is belangrijk om bij het valideren van de modellen van een CTP, de betrokken methodologieën en het kader voor liquiditeitsrisicobeheer een geschikte onafhankelijke partij te gebruiken, zodat vóór de tenuitvoerlegging de noodzakelijke corrigerende maatregelen kunnen worden gevonden en geïmplementeerd en zodat materiële belangenconflicten kunnen worden voorkomen. De onafhankelijke partij moet voldoende gescheiden zijn van het deel van het bedrijf van de CTP dat het beoordeelde model of gedragsregels ontwikkelt, ten uitvoer legt en beheert, en zij mag geen materieel belangenconflict hebben. Die voorwaarden kunnen worden vervuld door een interne partij die aparte rapporteringslijnen heeft of door een externe partij.

(52)

Verschillende aspecten van de financiële middelen van een CTP, met name de margindekking, het wanbetalingsfonds en overige financiële middelen, zijn bedoeld om in verschillende scenario’s en doelstellingen te voorzien. Het is daarom noodzakelijk specifieke vereisten vast te stellen die deze doelstellingen weerspiegelen en consistente toepassing bij alle CTP’s te garanderen. Bij het beoordelen van de noodzakelijke dekking mag de CTP blootstellingen tussen in gebreke blijvende clearingleden niet verrekenen, om verkleining van de potentiële effecten die deze blootstellingen zouden kunnen hebben te voorkomen.

(53)

De verschillende typen financiële instrumenten die een CTP mag clearen, zijn onderworpen aan allerlei specifieke risico’s. Een CTP moet daarom worden verplicht om alle risico’s die relevant zijn voor de markten waarvoor zij clearingdiensten verricht in haar modellen, de betrokken methodologieën en het kader voor liquiditeitsrisicobeheer in aanmerking te nemen teneinde te waarborgen dat de CTP haar potentiële toekomstige blootstelling op toereikende wijze meet. Om goed rekening te houden met deze risico’s, moeten de vereisten inzake stresstests instrumentspecifieke risico’s omvatten die relevant zijn voor de verschillende typen financiële instrumenten.

(54)

Wanneer een CTP wil verzekeren dat haar model voor het berekenen van initiële margins haar potentiële blootstellingen op toereikende wijze weerspiegelt, moet de CTP behalve de dagelijkse backtest van haar margindekking, waarbij gekeken wordt naar de toereikendheid van de marginstorting die wordt gevraagd, ook een backtest uitvoeren voor de belangrijkste parameters en aannames van het model. Dit is van essentieel belang om te waarborgen dat de modellen van de CTP’s de initiële margin juist berekenen.

(55)

Een strenge gevoeligheidsanalyse van de marginvereisten is extra belangrijk wanneer markten niet-liquide of volatiel zijn, en moet worden gebruikt om het effect van het variëren van belangrijke modelparameters vast te stellen. Een gevoeligheidsanalyse is een effectief instrument om verborgen tekortkomingen te onderzoeken die niet door backtests kunnen worden opgespoord.

(56)

Wanneer een CTP verzuimt om regelmatig stresstests en backtests uit te voeren, kan dit ertoe leiden dat de financiële en liquide middelen van de CTP ontoereikend zijn om de werkelijke risico’s te dekken waaraan de CTP blootstaat. Passende tests maken het ook mogelijk dat middels de modellen, methodologieën en het kader voor liquiditeitsrisicobeheer van een CTP snel gereageerd wordt op veranderende markten en nieuwe risico’s. De testresultaten moeten derhalve door CTP’s onmiddellijk worden gebruikt om hun modellen, methodologieën en kader voor liquiditeitsrisicobeheer te toetsen.

(57)

Modellering van extreme marktomstandigheden kan een CTP helpen om de beperkingen van haar huidige modellen, het kader voor liquiditeitsrisicobeheer en de financiële en liquide middelen te bepalen. Daartoe moet de CTP echter de verschillende markten en producten oordeelkundig modelleren. Omgekeerde stresstests moeten worden gezien als een nuttig, maar niet het belangrijkste, beheerinstrument om het passende niveau van de financiële middelen te bepalen.

(58)

Het betrekken van clearingleden, cliënten en andere betrokken belanghebbenden bij het testen van de procedures van een CTP voor het beheer van wanbetalingen door middel van simulatieoefeningen, is essentieel om ervoor te zorgen dat zij de kennis en operationele capaciteit hebben om succesvol te participeren in het beheer van wanbetalingen. Simulatieoefeningen moeten een wanbetalingsscenario nabootsen om de taken en verantwoordelijkheden van de clearingleden, cliënten en andere betrokken belanghebbenden zichtbaar te maken. Daarnaast is het belangrijk dat een CTP beschikt over geschikte mechanismen waarmee zij kan nagaan of corrigerende actie vereist is en zij een gebrek aan duidelijkheid, of ruimte voor interpretatie, in de regels en procedures kan vaststellen. Het testen van de procedures van een CTP voor het beheer van wanbetalingen is met name van belang indien de CTP erop vertrouwt dat niet in gebreke blijvende clearingleden of derde partijen bijstand verlenen in het sluitingsproces en indien de procedures inzake wanbetalingen nooit door een werkelijke wanbetaling op de proef zijn gesteld.

(59)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend.

(60)

De ESMA heeft, voor zover relevant, vóór indiening van de ontwerpen van technische normen waarop deze verordening is gebaseerd, de Europese Bankauthoriteit (EBA), het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) en de leden van het ESCB geraadpleegd. Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (4) heeft DE ESMA openbare raadplegingen over deze ontwerpen van technische reguleringsnormen gehouden, de mogelijke kosten en baten daarvan geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMEEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „basisrisico”: het risico dat voortvloeit uit bewegingen tussen twee of meer activa of contracten die door de centrale tegenpartij (CTP) worden gecleard en niet perfect gecorreleerd zijn;

2.   „betrouwbaarheidsinterval”: het door een CTP in een bepaalde liquidatieperiode te dekken percentage bewegingen van blootstellingen voor elk gecleard financieel instrument met betrekking tot een bepaalde terugkijkperiode;

3.   „convenience yield”: de voordelen van de directe eigendom van de fysieke grondstof; deze voordelen worden beïnvloed door zowel marktomstandigheden als door factoren zoals de kosten van fysieke opslag;

4.   „margins”: margins als bedoeld in artikel 41 van Verordening (EU) nr. 648/2012 die initiële margins en variatiemargins kunnen omvatten;

5.   „initiële margin”: door de CTP geïnde margins om mogelijke toekomstige blootstelling aan clearingleden die de margin verstrekken en, voor zover van toepassing, interoperabele CTP’s te dekken in de tijd tussen de laatste inning van margin en de liquidatie van posities na het in gebreke blijven van een clearinglid of een interoperabele CTP;

6.   „variatiemargin”: geïnde of uitbetaalde margins om de huidige blootstellingen als gevolg van werkelijke wijzigingen van de marktprijs tot uitdrukking te brengen;

7.   „jump-to-default-risico”: het risico dat een tegenpartij of emittent plotseling in gebreke blijft, voordat de markt tijd heeft gehad om het toegenomen risico van wanbetaling van de betreffende tegenpartij of emittent in te calculeren;

8.   „liquidatieperiode”: de tijdsperiode die wordt gebruikt voor het berekenen van de margins die de CTP denkt nodig te hebben om haar blootstelling aan een in gebreke blijvend lid te beheren en gedurende welke de CTP blootstaat aan marktrisico in verband met het beheer van de posities van de wanbetaler;

9.   „terugkijkperiode”: de tijdhorizon voor de berekening van de historische volatiliteit;

10.   „testanomalie”: testresultaat waaruit blijkt dat het model of het kader voor liquiditeitsrisicobeheer van een CTP niet heeft geleid tot het beoogde dekkingsniveau;

11.   „wrong-way risk”: het risico dat voortvloeit uit blootstelling aan een tegenpartij of emittent, wanneer de door die tegenpartij gestelde of door die emittent uitgegeven zekerheid in hoge mate correleert met het kredietrisico van de tegenpartij en de emittent.

HOOFDSTUK II

ERKENNING VAN IN EEN DERDE LAND GEVESTIGDE CTP’S

(Artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 2

Voor de erkenning van een CTP aan de ESMA te verstrekken informatie

Een aanvraag om erkenning die wordt ingediend door een in een derde land gevestigde CTP bevat ten minste de volgende informatie:

a)

de volledige naam van de rechtspersoon;

b)

de identiteit van de aandeelhouders en leden met een gekwalificeerde deelneming;

c)

een lijst van de lidstaten waarin de CTP voornemens is diensten te verrichten;

d)

de klassen van geclearde financiële instrumenten;

e)

op de website van de ESMA op te nemen gegevens, overeenkomstig artikel 88, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

f)

gegevens over de financiële middelen van de CTP, de vorm waarin en de methoden waarmee deze worden aangehouden, en de regelingen om ze te beschermen, met inbegrip van procedures voor het beheer van wanbetalingen;

g)

gegevens over de marginmethodologie en voor de berekening van het wanbetalingsfonds;

h)

een lijst van in aanmerking komende zekerheden;

i)

een uitsplitsing van de waarden, indien nodig in prospectieve vorm, die door de aanvragende CTP zijn gecleard, per geclearde Unievaluta;

j)

de resultaten van de stresstests en backtests die zijn uitgevoerd in het jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag;

k)

de regels en interne procedures van de CTP, met bewijzen dat de vereisten die in dat derde land van toepassing zijn, volledig worden nageleefd;

l)

gegevens van eventuele uitbestedingsregelingen;

m)

gegevens van scheidingsregelingen en de rechtmatigheid en afdwingbaarheid daarvan;

n)

gegevens over de vereisten van de CTP inzake toegang, alsook de voorwaarden voor opschorting en beëindiging van het lidmaatschap;

o)

gegevens van eventuele interoperabiliteitsregelingen, met inbegrip van de informatie die aan de bevoegde autoriteit van het derde land is verstrekt ten behoeve van de beoordeling van de regeling.

HOOFDSTUK III

ORGANISATORISCHE VEREISTEN

(Artikel 26 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 3

Governanceregelingen

1.   De hoofdcomponenten van de governanceregelingen van de CTP waarin haar organisatiestructuur wordt gedefinieerd alsook duidelijk bepaalde en goed gedocumenteerde gedragslijnen, procedures en processen volgens welke haar raad en directie werken, omvatten het volgende:

a)

de samenstelling, taken en verantwoordelijkheden van de raad en de eventuele comités van de raad;

b)

de taken en verantwoordelijkheden van het management;

c)

de structuur van de directie;

d)

de rapporteringslijnen tussen de directie en de raad;

e)

de procedures voor de benoeming van de leden van de raad en de directie;

f)

de opzet van de risicobeheer-, nalevings- en interne controlefuncties;

g)

de processen om verantwoordingsplichtigheid tegenover belanghebbenden te waarborgen.

2.   Een CTP beschikt over toereikend personeel om al haar verplichtingen uit hoofde van deze verordening en uit hoofde van Verordening (EU) nr. 648/2012 te vervullen. Een CTP deelt haar personeel niet met andere entiteiten in een groep, tenzij onder de voorwaarden van een uitbestedingsregeling overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

3.   Een CTP stelt lijnen van verantwoordelijkheid vast die duidelijk omschreven, consequent en goed gedocumenteerd zijn. Een CTP zorgt ervoor dat de functies van het hoofd Risicobeheer, het hoofd Naleving en het hoofd Technologie worden uitgevoerd door verschillende personen, die werknemers zijn van de CTP aan wie de exclusieve verantwoordelijkheid van uitvoering van deze functies is toevertrouwd.

4.   Een CTP die deel uitmaakt van een groep houdt rekening met alle gevolgen van de groep voor haar eigen governanceregelingen, met inbegrip van de vraag of de CTP beschikt over de noodzakelijke mate van onafhankelijkheid om haar regelgevingsverplichtingen als afzonderlijke rechtspersoon na te komen en de vraag of haar onafhankelijkheid in het gedrang zou kunnen komen door de groepsstructuur of door het feit dat een lid van de raad ook lid is van de raad van een andere entiteit in dezelfde groep. Die CTP moet met name specifieke procedures voor het voorkomen en beheren van belangenconflicten overwegen, ook met betrekking tot uitbestedingsregelingen.

5.   Indien een CTP een dualistische raad heeft, worden de in deze verordening en in Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgestelde taken en verantwoordelijkheden van de raad naar gelang passend toegewezen aan de raad van toezicht en de raad van bestuur.

6.   De gedragsregels, de procedures, de systemen en controles voor risicobeheer maken deel uit van een samenhangend en consequent governancekader dat regelmatig wordt getoetst en bijgewerkt.

Artikel 4

Risicobeheermechanismen en interne controlemechanismen

1.   Een CTP heeft een solide kader voor het integrale beheer van alle materiële risico’s waaraan zij blootstaat of kan worden blootgesteld. Een CTP stelt beleid, procedures en systemen vast die zulke risico’s identificeren, meten, bewaken en beheren, en zij documenteert deze. Bij de vaststelling van beleid, procedures en systemen voor risicobeheer structureert de CTP deze op zodanige wijze dat wordt gewaarborgd dat clearingleden de risico’s die zij voor de CTP vormen, goed beheren en beperken.

2.   Een CTP heeft een geïntegreerde en brede zienswijze op alle relevante risico’s. Deze omvat de risico’s die de CTP loopt door en inhoudt voor haar clearingleden en, voor zover haalbaar, cliënten, alsook de risico’s die zij loopt door en inhoudt voor andere entiteiten zoals, maar niet uitsluitend, interoperabele CTP’s, effectenafwikkelings- en betalingssystemen, afwikkelingsbanken, liquiditeitsverschaffers, centrale effectenbewaarinstellingen, door de CTP bediende handelsplatforms en andere aanbieders van kritieke diensten.

3.   Een CTP ontwikkelt passende instrumenten voor risicobeheer, zodat zij in een positie verkeert dat zij alle relevante risico’s kan beheren en rapporteren. Deze instrumenten omvatten de identificatie en het beheer van systeem-, markt- of andere onderlinge afhankelijkheden. Als een CTP aan clearing gekoppelde diensten verricht die een ander risicoprofiel opleveren dan dat van haar functies en die mogelijk significante aanvullende risico’s met zich brengen, beheert de CTP deze aanvullende risico’s op toereikende wijze. Dit kan betekenen dat de CTP de aanvullende diensten die de CTP verricht, juridisch scheidt van haar kernfuncties.

4.   De governanceregelingen garanderen dat de raad van een CTP de eindverantwoordelijkheid draagt en verantwoording verschuldigd is voor het beheer van de risico’s van de CTP. De raad definieert, bepaalt en documenteert een passend risicotolerantieniveau en een passende risicodraagkracht voor de CTP. De raad en directie zorgen ervoor dat de gedragsregels, de procedures en controles van de CTP verenigbaar zijn met de risicotolerantie en de risicodraagkracht van de CTP en dat in het kader daarvan aandacht wordt besteed aan de wijze waarop de CTP risico’s identificeert, rapporteert, bewaakt en beheert.

5.   Een CTP gebruikt robuuste informatiesystemen en systemen voor risicocontrole om de CTP en, in voorkomend geval, haar clearingleden en, indien mogelijk, cliënten in staat te stellen actuele informatie te verkrijgen en gedragslijnen en procedures voor risicobeheer op de juiste wijze toe te passen. Deze systemen garanderen ten minste dat krediet- en liquiditeitsblootstellingen continu worden bewaakt, zowel op het niveau van de CTP als op dat van het clearinglid en, voor zover haalbaar, op het niveau van de cliënt.

6.   Een CTP garandeert dat de risicobeheerfunctie beschikt over de noodzakelijke autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle relevante informatie en dat de functie voldoende onafhankelijk is van de overige functies van de CTP. Het hoofd Risicobeheer van de CTP legt het kader voor risicobeheer ten uitvoer, met inbegrip van de gedragsregels en de procedures die de raad heeft vastgesteld.

7.   Een CTP beschikt over toereikende interne controlemechanismen om de raad bij te staan bij de bewaking en beoordeling van de toereikendheid en effectiviteit van de gedragslijnen, de procedures en haar systemen voor risicobeheer. Deze mechanismen omvatten gezonde administratieve en boekhoudkundige procedures, een robuuste nalevingsfunctie en een onafhankelijke interne audit- en validatie- of toetsingsfunctie.

8.   De CTP stelt elk jaar een jaarrekening op, die wordt gecontroleerd door wettelijke auditors of auditkantoren in de betekenis van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

Artikel 5

Gedragslijnen en procedures inzake naleving

1.   Een CTP zorgt voor de vaststelling, toepassing en instandhouding van passende gedragslijnen en procedures om elk risico van verzuim door de CTP en haar medewerkers om haar verplichtingen uit hoofde van deze verordening, Verordening (EU) nr. 648/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2012 na te komen, alsook de daaraan verbonden risico’s op te sporen en toereikende maatregelen en procedures in te voeren om deze risico’s tot een minimum te beperken en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen om hun bevoegdheden uit hoofde van deze verordeningen effectief uit te oefenen.

2.   Een CTP garandeert dat haar regels, procedures en contractuele regelingen duidelijk en allesomvattend zijn en dat zij de naleving van deze verordening, Verordening (EU) nr. 648/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2012, alsook alle andere van toepassing zijnde toezichts- en regelgevingseisen garanderen.

De regels, procedures en contractuele regelingen van de CTP worden schriftelijk of op een ander duurzaam medium vastgelegd. Deze regels, procedures en contractuele regelingen en het eventuele begeleidende materiaal zijn correct, actueel en gemakkelijk beschikbaar voor de bevoegde autoriteit, clearingleden en, in voorkomend geval, cliënten.

Een CTP identificeert en analyseert de gezondheid van de regels, procedures en contractuele regelingen van de CTP. Indien nodig, wordt voor deze analyse onafhankelijk juridisch advies ingewonnen. De CTP heeft een proces voor het voorstellen en ten uitvoer leggen van wijzigingen van haar regels en procedures en voor het, voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van materiële wijzigingen, raadplegen van alle betrokken clearingleden en het indienen van de voorgestelde wijzigingen bij de bevoegde autoriteit.

3.   Bij het opstellen van haar regels, procedures en contractuele regelingen houdt een CTP rekening met toepasselijke regelgevingsbeginselen, standaarden in de sector en marktprotocollen en geeft zij duidelijk aan waar deze praktijken zijn opgenomen in de documenten waarin de rechten en plichten van de CTP, haar clearingleden en andere betrokken derde partijen zijn vastgelegd.

4.   Een CTP identificeert en analyseert mogelijke wetsconflicten en stelt regels en procedures op om de juridische risico’s als gevolg van zulke conflicten te beperken. Indien nodig, wordt voor deze analyse door de CTP onafhankelijk juridisch advies ingewonnen.

De regels en procedures van een CTP geven duidelijk aan welk recht van toepassing is op elk aspect van de activiteiten en handelingen van de CTP.

Artikel 6

Nalevingsfunctie

1.   Een CTP stelt een permanente en effectieve nalevingsfunctie in die onafhankelijk van de overige functies van de CTP werkt, en zij houdt deze functie in stand. Zij garandeert dat de nalevingsfunctie beschikt over de noodzakelijke autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle relevante informatie.

Bij de instelling van de nalevingsfunctie houdt de CTP rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf en met de aard en de verscheidenheid van de diensten en activiteiten die bij de uitoefening van dat bedrijf worden uitgevoerd.

2.   Het hoofd Naleving heeft ten minste de volgende taken:

a)

het bewaken en regelmatig beoordelen van de toereikendheid en effectiviteit van de maatregelen die zijn ingevoerd overeenkomstig artikel 5, lid 4, en de actie die is ondernomen om eventuele tekortkomingen in de naleving door de CTP van haar verplichtingen aan te pakken;

b)

het toepassen van de gedragslijnen en procedures inzake naleving die door de directie en de raad zijn vastgesteld;

c)

het adviseren en bijstaan van de personen die verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de diensten en activiteiten van de CTP om te voldoen aan de verplichtingen van de CTP uit hoofde van deze verordening, Verordening (EU) nr. 648/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2012 en andere regelgevingseisen, voor zover van toepassing;

d)

het regelmatig uitbrengen van verslag aan de raad over de naleving door de CTP en haar werknemers van deze verordening, Verordening (EU) nr. 648/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2012;

e)

het vaststellen van procedures voor de effectieve verhelping van gevallen van niet-naleving;

f)

garanderen dat de relevante personen die betrokken zijn bij de nalevingsfunctie, niet betrokken zijn bij de uitvoering van de diensten of activiteiten die zij bewaken, en dat eventuele belangenconflicten van deze personen goed worden geïdentificeerd en opgelost.

Artikel 7

Organisatiestructuur en scheiding van de rapporteringslijnen

1.   Een CTP stelt de samenstelling, taken en verantwoordelijkheden van de raad en de directie en eventuele comités van de raad vast. Deze regelingen worden duidelijk bepaald en goed gedocumenteerd. De raad richt ten minste een auditcomité en een beloningscomité op. Het risicocomité dat wordt opgericht conform artikel 28 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is een comité van advies aan de raad.

2.   De raad heeft ten minste de volgende taken:

a)

het vaststellen van duidelijke doelstellingen en strategieën voor de CTP;

b)

het houden van effectief toezicht op de directie;

c)

het vaststellen van een passend beloningsbeleid;

d)

het instellen en het toezicht op de risicobeheerfunctie;

e)

het toezicht op de nalevingsfunctie en de interne controlefunctie;

f)

het toezicht op uitbestedingsregelingen;

g)

het toezicht op de naleving van alle bepalingen van deze verordening, Verordening (EU) nr. 648/2012, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1249/2012 en alle overige regulerings- en toezichteisen;

h)

het afleggen van verantwoording aan de aandeelhouders of eigenaren en medewerkers, clearingleden en hun cliënten en overige relevante belanghebbenden.

3.   De directie heeft ten minste de volgende taken:

a)

het garanderen van de verenigbaarheid van de activiteiten van de CTP met de doelstellingen en strategie van de CTP zoals vastgesteld door de raad;

b)

het opzetten en vaststellen van nalevings- en interne controleprocedures die de doelstellingen van de CTP bevorderen;

c)

het onderwerpen van de interne controleprocedures aan regelmatige toetsing en tests;

d)

het garanderen dat er voldoende middelen worden gereserveerd voor risicobeheer en naleving;

e)

het actief betrokken zijn bij het risicocontroleproces;

f)

garanderen dat risico’s die de CTP loopt door haar clearing en met clearing verband houdende activiteiten, naar behoren worden aangepakt.

4.   Indien de raad taken delegeert aan comités of subcomités, blijft de goedkeuring van besluiten die een significant effect op het risicoprofiel van de CTP zouden kunnen hebben, voorbehouden aan de raad.

5.   De regelingen volgens welke de raad en de directie werken, omvatten processen voor het identificeren, aanpakken en beheren van mogelijke belangenconflicten van de leden van de raad en de directie.

6.   Een CTP beschikt over duidelijke en directe rapporteringslijnen tussen haar raad en directie, teneinde te garanderen dat de directie verantwoording verschuldigd is voor haar prestaties. De rapporteringslijnen voor het risicobeheer, de naleving en interne audit zijn duidelijk en gescheiden van de rapporteringslijnen voor de overige handelingen van de CTP. Het hoofd Risicobeheer rapporteert aan de raad, hetzij direct hetzij via de voorzitter van het risicocomité. Het hoofd Naleving en de interne auditfunctie rapporteren direct aan de raad.

Artikel 8

Beloningsbeleid

1.   Het beloningscomité stelt het beloningsbeleid op en ontwikkelt dit, ziet toe op de tenuitvoerlegging van dit beleid door de directie en toetst regelmatig de praktische werking van dit beleid. Het beleid zelf wordt gedocumenteerd en ten minste eenmaal per jaar getoetst.

2.   Het beloningsbeleid is zo opgezet dat het niveau en de structuur van de beloningen overeenkomt met prudent risicobeheer. In het kader van het beleid wordt rekening gehouden met toekomstige risico’s, alsmede met bestaande risico’s en risico-uitkomsten. Uitbetalingsroosters houden rekening met de tijdhorizon van risico’s. In het bijzonder wordt in het kader van het beleid in geval van variabele beloningen passend rekening gehouden met mogelijke discrepanties tussen prestatie- en risicoperioden en garandeert het dat betalingen, in voorkomend geval, worden uitgesteld. De vaste en variabele componenten van de totale beloning zijn in evenwicht en verenigbaar met de risicoafstemming.

3.   Het beloningsbeleid voorziet erin dat personeelsleden die zijn belast met de risicobeheer-, nalevings- en interne auditfuncties, een beloning ontvangen die onafhankelijk is van de bedrijfsprestaties van de CTP. De hoogte van de beloning is toereikend, gelet op de verantwoordelijkheden van de functies, alsook in vergelijking met het beloningenniveau op de betreffende werkterreinen.

4.   Het beloningsbeleid wordt eenmaal per jaar onderworpen aan een onafhankelijke audit. De resultaten van deze audits worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit.

Artikel 9

Informatietechnologiesystemen

1.   Een CTP garandeert dat haar informatietechnologiesystemen wat ontwerp en werking betreft betrouwbaar en veilig zijn en een passende capaciteit hebben om de informatie te verwerken die de CTP nodig heeft om haar activiteiten en handelingen op veilige en efficiënte wijze uit te voeren.

De informatietechnologiearchitectuur wordt goed gedocumenteerd. De systemen zijn bestemd voor de specifieke operationele eisen van de CTP en de risico’s waaraan deze blootstaat, zijn veerkrachtig, ook onder stressomstandigheden op de markten, en kunnen, indien nodig, zo worden geschaald dat zij aanvullende informatie kunnen verwerken. De CTP voorziet in procedures en capaciteitsplanning en in voldoende reservecapaciteit, zodat het systeem alle resterende transacties voor het einde van de dag kan verwerken in omstandigheden waarin een grote storing optreedt. De CTP voorziet in procedures voor de invoering van nieuwe technologie, met inbegrip van duidelijke terugkeerplannen.

2.   Een CTP baseert haar informatietechnologiesystemen op internationaal erkende technische normen en beste praktijken in de sector om een hoge mate van veiligheid in de informatieverwerking te garanderen en connectiviteit met haar clearingleden en cliënten, alsmede met haar dienstverleners mogelijk te maken. De CTP onderwerpt haar systemen zowel vóór het eerste gebruik als na het aanbrengen van significante wijzigingen en na een grote storing aan strenge tests waarin stressomstandigheden worden gesimuleerd. Clearingleden en cliënten, interoperabele CTP’s en andere belanghebbende partijen worden, in voorkomend geval, betrokken bij het ontwerpen en uitvoeren van deze tests.

3.   Een CTP onderhoudt een robuust kader voor informatiebeveiliging dat haar informatiebeveiligingsrisico’s passend beheert. Dit kader omvat passende mechanismen, gedragslijnen en procedures om informatie te beschermen tegen onbevoegde verspreiding, om de nauwkeurigheid en integriteit van gegevens te verzekeren en de beschikbaarheid van de diensten van de CTP te garanderen.

4.   Het kader voor informatiebeveiliging omvat ten minste de volgende elementen:

a)

toegangscontroles tot het systeem;

b)

toereikende beveiligingen tegen inbraken en misbruik van gegevens;

c)

specifieke instrumenten om de authenticiteit en integriteit van gegevens te beschermen, met inbegrip van versleutelingstechnieken;

d)

betrouwbare netwerken en procedures voor de nauwkeurige en snelle transmissie van gegevens zonder grote verstoringen;

e)

auditsporen.

5.   De informatietechnologiesystemen en het kader voor informatiebeveiliging worden minstens eenmaal per jaar getoetst. Zij zijn voorwerp van onafhankelijke auditbeoordelingen. De resultaten van deze beoordelingen worden gerapporteerd aan de raad en worden ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit.

Artikel 10

Openbaarmaking

1.   Een CTP maakt de volgende informatie kosteloos openbaar:

a)

informatie met betrekking tot haar governanceregelingen, met inbegrip van:

i)

haar organisatiestructuur, alsook belangrijkste doelstellingen en strategieën;

ii)

de hoofdelementen van het beloningsbeleid;

iii)

de belangrijkste financiële informatie, met inbegrip van haar meest recente gecontroleerde financiële overzichten;

b)

informatie met betrekking tot haar regels, met inbegrip van:

i)

procedures voor het beheer van wanbetalingen, overige procedures en aanvullende teksten;

ii)

relevante informatie over de bedrijfscontinuïteit;

iii)

informatie over de risicobeheersystemen, -technieken en -prestaties van de CTP in overeenstemming met hoofdstuk XII;

iv)

alle relevante informatie over haar opzet en handelingen, alsook over de rechten en plichten van clearingleden en cliënten, die nodig is om hen in staat te stellen de aan het gebruik van de diensten van de CTP verbonden risico’s en kosten duidelijk te identificeren en volledig te begrijpen;

v)

de huidige clearingdiensten van de CTP, met inbegrip van gedetailleerde informatie over wat de CTP in het kader van de verschillende diensten precies levert;

vi)

de risicobeheersystemen, -technieken en -prestaties van de CTP, met inbegrip van informatie over haar financiële middelen, beleggingsbeleid, prijsgegevensbronnen en de modellen die worden gebruikt voor het berekenen van margins;

vii)

de wet- en regelgeving inzake:

1)

de toegang tot de CTP;

2)

de contracten die door de CTP zijn gesloten met clearingleden en, voor zover haalbaar, cliënten;

3)

de contracten die de CTP accepteert voor clearing;

4)

alle interoperabiliteitsregelingen;

5)

het gebruik van zekerheden en bijdragen in het wanbetalingsfonds, met inbegrip van de liquidatie van posities en zekerheden en de mate waarin zekerheden worden beschermd tegen schuldvorderingen van derde partijen;

c)

informatie over in aanmerking komende zekerheden en toepasselijke haircuts;

d)

een lijst van alle huidige clearingleden, met inbegrip van de criteria voor de toelating, schorsing en schrapping van clearingleden.

Indien de bevoegde autoriteit met de CTP overeenkomt dat enige onder b) of c) van dit lid genoemde informatie de bedrijfsgeheimen of de veiligheid en gezondheid van de CTP in gevaar kan brengen, kan de CTP besluiten om die informatie openbaar te maken op een wijze die deze risico’s voorkomt of beperkt, of om de betreffende informatie niet openbaar te maken.

2.   Een CTP maakt kosteloos informatie openbaar over alle materiële wijzigingen van haar governanceregelingen, doelstellingen, strategieën en belangrijkste gedragslijnen, alsook in haar toepasselijke regels en procedures.

3.   De informatie die door de CTP openbaar moet worden gemaakt, moet toegankelijk zijn op haar website. Deze informatie is minstens beschikbaar in een taal die gebruikelijk is in de internationale financiële wereld.

Artikel 11

Interne auditing

1.   Een CTP belast zich met het instellen en in stand houden van een interne auditfunctie die onafhankelijk van de overige functies en activiteiten van de CTP is en de volgende taken heeft:

a)

het vaststellen, ten uitvoer leggen en onderhouden van een auditplan om de toereikendheid en effectiviteit van de systemen, interne controlemechanismen en governanceregelingen van de CTP te onderzoeken en te evalueren;

b)

het doen van aanbevelingen op basis van de resultaten van het conform punt a) verrichte werk;

c)

het nagaan dat deze aanbevelingen worden opgevolgd;

d)

het rapporteren van interne auditaangelegenheden aan de raad.

2.   De interne auditfunctie heeft de noodzakelijke autoriteit, middelen, deskundigheid en toegang tot alle voor de uitvoering van haar functies relevante documenten. Zij is voldoende onafhankelijk van het management en rapporteert direct aan de raad.

3.   De interne auditfunctie beoordeelt de effectiviteit van de risicobeheerprocessen en controlemechanismen van de CTP op een wijze die evenredig is met de risico’s waar de verschillende bedrijfsonderdelen aan blootstaan, en die onafhankelijk is van de beoordeelde werkterreinen. De interne auditfunctie heeft de noodzakelijke toegang tot informatie om alle activiteiten en handelingen, processen en systemen van de CTP, met inbegrip van uitbestede activiteiten, te toetsen.

4.   De interne auditbeoordelingen zijn gebaseerd op een integraal auditplan dat ten minste eenmaal per jaar wordt getoetst en waarover ten minste eenmaal per jaar aan de bevoegde autoriteit wordt gerapporteerd. De CTP garandeert dat gebeurtenisgestuurde speciale audits op korte termijn kunnen worden uitgevoerd. De planning en toetsing van audits wordt goedgekeurd door de raad.

5.   De clearinghandelingen, risicobeheerprocessen, interne controlemechanismen en rekeningen van een CTP zijn voorwerp van onafhankelijke audits. Onafhankelijke audits worden ten minste eenmaal per jaar uitgevoerd.

HOOFDSTUK IV

BIJHOUDEN VAN GEGEVENS

(Artikel 29 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 12

Algemene vereisten

1.   Een CTP bewaart vastleggingen op een duurzaam medium waardoor informatie aan de bevoegde autoriteiten, de ESMA en de betrokken leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) kan worden verstrekt, en in een zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

mogelijkheid om elke hoofdfase van de verwerking door de CTP te reconstrueren;

b)

mogelijkheid om de oorspronkelijke inhoud van een vastlegging vóór alle correcties of andere wijzigingen vast te leggen, te traceren en op te halen;

c)

invoering van maatregelen om onbevoegde wijziging van vastleggingen te voorkomen;

d)

invoering van passende maatregelen om de veiligheid en vertrouwelijkheid van de vastgelegde gegevens te garanderen;

e)

opname in het gegevensregistratiesysteem van een mechanisme voor het opsporen en corrigeren van fouten;

f)

het gegevensregistratiesysteem maakt tijdig herstel van de vastleggingen mogelijk in geval van een systeemstoring.

2.   Indien vastleggingen of informatie minder dan zes maanden oud zijn, worden zij na een verzoek van de betrokken autoriteit zo snel mogelijk, maar uiterlijk aan het einde van de volgende werkdag, aan de in lid 1 genoemde autoriteiten verstrekt.

3.   Indien vastleggingen of informatie ouder dan zes maanden zijn, worden zij, na een verzoek van de betrokken autoriteit, zo snel mogelijk, maar binnen vijf werkdagen, aan de in lid 1 genoemde autoriteiten verstrekt.

4.   Indien de door de CTP verwerkte vastleggingen persoonsgegevens bevatten, nemen de CTP’s hun verplichtingen op grond van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7) in acht.

5.   Indien een CTP vastleggingen buiten de Unie bewaart, garandeert zij dat de bevoegde autoriteit, de ESMA en de betrokken leden van het ESCB in dezelfde mate en binnen dezelfde termijnen toegang tot de vastleggingen hebben als wanneer de vastleggingen binnen de Unie worden bewaard.

6.   Elke CTP noemt de betrokken personen die, binnen de in de leden 2 en 3 vastgelegde termijn voor het verstrekken van de betrokken vastleggingen, aan de bevoegde autoriteiten uitleg kunnen geven over de inhoud van haar vastleggingen.

7.   Alle gegevens die door een CTP uit hoofde van deze verordening moeten worden bijgehouden, kunnen door de bevoegde autoriteit vrij worden gecontroleerd. Een CTP verschaft de bevoegde autoriteit desgevraagd een directe gegevenstoevoer naar de krachtens de artikelen 13 en 14 vereiste vastleggingen.

Artikel 13

Vastleggingen van transacties

1.   Een CTP houdt vastleggingen bij van alle transacties in alle contracten die zij cleart, en garandeert dat haar vastleggingen alle informatie bevatten die nodig is om voor elk contract een integrale en nauwkeurige reconstructie van het clearingproces uit te voeren en dat elke vastlegging voor elke transactie uniek te identificeren is en ten minste doorzoekbaar is op alle velden die betrekking hebben op de CTP, de interoperabele CTP, het clearinglid, de cliënt, indien bij de CTP bekend, en het financieel instrument.

2.   Voor elke transactie die voor clearing wordt ontvangen, legt een CTP, onmiddellijk na ontvangst van de relevante informatie, de volgende gegevens vast en houdt zij deze vastlegging actueel:

a)

de prijs, rentevoet/wisselkoers of spread en hoeveelheid;

b)

de clearingcapaciteit, die aangeeft of de transactie een koop of een verkoop was vanuit het perspectief van de vastleggende CTP;

c)

de identificatie van het instrument;

d)

de identificatie van het clearinglid;

e)

de identificatie van het platform waar het contract werd gesloten;

f)

de datum en de tijd van de tussenkomst van de CTP;

g)

de datum en de tijd van de beëindiging van het contract;

h)

de voorwaarden en wijze van afwikkeling;

i)

de datum en de tijd van de afwikkeling of van de inkoop van de transactie en voor zover van toepassing de onderstaande gegevens:

i)

de dag en de tijd waarop het contract oorspronkelijk werd gesloten;

ii)

de oorspronkelijke voorwaarden van en partijen bij het contract;

iii)

in voorkomend geval, de identificatie van de interoperabele CTP die één gedeelte van de transactie cleart;

iv)

de identiteit van de cliënt, met inbegrip van een indirecte cliënt, voor zover bekend bij de CTP, en in geval van een give-up, de identificatie van de partij die het contract heeft overgedragen.

Artikel 14

Vastleggingen van posities

1.   Een CTP houdt vastleggingen bij van de door elk clearinglid aangehouden posities. Overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden voor elke rekening gescheiden vastleggingen bijgehouden, en de CTP garandeert dat haar vastleggingen alle informatie bevatten die nodig is om een integrale en nauwkeurige reconstructie van de transacties uit te voeren die tot de positie hebben geleid, en dat elke vastlegging identificeerbaar is en doorzoekbaar is op ten minste alle velden die betrekking hebben op de CTP, de interoperabele CTP, het clearinglid, de cliënt, indien bij de CTP bekend, en het financieel instrument.

2.   Een CTP legt aan het einde van elke werkdag voor elke positie de volgende gegevens vast, voor zover zij verband houden met de positie in kwestie:

a)

de identificatie van het clearinglid, van de cliënt, indien bekend bij de CTP, en in voorkomend geval van alle interoperabele CTP’s die een dergelijke positie aanhouden;

b)

het teken van de positie;

c)

de dagelijkse berekening van de waarde van de positie, met vastleggingen van de prijzen waartegen de contracten zijn gewaardeerd, en van alle overige relevante informatie.

3.   Een CTP maakt voor elke rekening van een clearinglid en cliënt, voor zover bekend bij de CTP, een vastlegging van de bedragen van door de CTP ingevorderde margins, bijdragen in het wanbetalingsfonds en overige financiële middelen als bedoeld in artikel 43 van Verordening (EU) nr. 648/2012, en het overeenkomstige bedrag dat door het clearinglid aan het einde van de dag werkelijk is overgeboekt, en de wijzigingen binnen het verloop van één dag van dat bedrag die zich kunnen voordoen, en zij houdt deze bij.

Artikel 15

Bedrijfsbescheiden

1.   Een CTP houdt toereikende en ordelijke vastleggingen bij van activiteiten die verband houden met haar bedrijfsvoering en interne organisatie.

2.   De in lid 1 bedoelde vastleggingen worden elke keer bijgehouden telkens wanneer zich een materiële wijziging van de relevante documenten voordoet, en omvatten ten minste:

a)

de organigrammen van de raad en de betrokken comités, clearingeenheid, eenheid risicobeheer, en alle overige betrokken eenheden of divisies;

b)

de identiteit van de aandeelhouders of leden, hetzij direct hetzij indirect, natuurlijke of rechtspersonen die een gekwalificeerde deelneming hebben, en de bedragen van deze deelnemingen;

c)

de documenten waaruit de uit hoofde van hoofdstuk III en artikel 29 vereiste gedragslijnen, procedures en processen blijken;

d)

de notulen van de vergaderingen van de raad en, voor zover van toepassing, van vergaderingen van subcomités van de raad en van comités van de directie;

e)

de notulen van de vergaderingen van het risicocomité;

f)

de eventuele notulen van raadplegingsgroepen met clearingleden en cliënten;

g)

interne en externe auditrapporten, risicobeheerrapporten, nalevingsrapporten en door adviesbureaus opgestelde rapporten, met inbegrip van de reacties van het management daarop;

h)

het beleid inzake de bedrijfscontinuïteit en het noodherstelplan, als vereist door artikel 17;

i)

het liquiditeitsplan en de dagelijkse liquiditeitsrapporten, als vereist door artikel 32;

j)

vastleggingen die alle activa en passiva en kapitaalrekeningen weergeven, als vereist op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 648/2012;

k)

ontvangen klachten, met informatie over naam, adres en rekeningnummer van de klager; de datum van ontvangst van de klacht; naam van alle in de klacht geïdentificeerde personen; een beschrijving van de aard van de klacht; de afwikkeling van de klacht en de datum waarop de klacht opgelost was;

l)

vastleggingen van eventuele onderbrekingen van diensten of storingen, met inbegrip van een gedetailleerd rapport over de timing, effecten en corrigerende maatregelen;

m)

vastleggingen van de resultaten van de uitgevoerde backtests en stresstests;

n)

schriftelijke communicatie met bevoegde autoriteiten, de ESMA en de betrokken leden van het ESCB;

o)

overeenkomstig hoofdstuk III ontvangen juridische adviezen;

p)

voor zover van toepassing, documentatie met betrekking tot interoperabiliteitsregelingen met andere CTP’s;

q)

de informatie uit hoofde van artikel 10, lid 1, punt b), onder vii), en lid 1, punt d);

r)

de relevante documenten die de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsinitiatieven beschrijven.

Artikel 16

Vastleggingen van gegevens die aan een transactieregister worden gerapporteerd

Een CTP identificeert en bewaart alle informatie en gegevens die overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten worden gerapporteerd, tezamen met een vastlegging van de datum en tijd waarop de transactie is gerapporteerd.

HOOFDSTUK V

BEDRIJFSCONTINUÏTEIT

(Artikel 34 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 17

Strategie en beleid

1.   Een CTP heeft een bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan die zijn goedgekeurd door de raad. Het bedrijfscontinuïteitsbeleid en het noodherstelplan zijn voorwerp van onafhankelijke toetsingen, waarover verslag wordt uitgebracht aan de raad.

2.   In het kader van het bedrijfscontinuïteitsbeleid worden alle kritieke bedrijfsfuncties en daarmee samenhangende systemen geïdentificeerd en het bedrijfscontinuïteitsbeleid omvat de strategie, het beleid en de doelstellingen van de CTP om de continuïteit van deze functies en systemen te garanderen.

3.   In het kader van het bedrijfscontinuïteitsbeleid wordt rekening gehouden met externe koppelingen en onderlinge afhankelijkheden binnen de financiële infrastructuur, met inbegrip van handelsplatforms die door de CTP worden gecleard, effectenafwikkelings- en betalingssystemen en kredietinstellingen die door de CTP of een verbonden CTP worden gebruikt. Er wordt tevens rekening gehouden met kritieke functies of diensten die aan derde partijen zijn uitbesteed.

4.   Het bedrijfscontinuïteitsbeleid en het noodherstelplan bevatten duidelijk omschreven en gedocumenteerde regelingen voor gebruik in geval van een noodsituatie, ramp of crisis die de bedrijfscontinuïteit in gevaar brengt, die een minimumdienstverleningsniveau voor de kritieke functies garanderen.

5.   In het noodherstelplan worden doelstellingen geïdentificeerd en opgenomen voor het herstelpunt en de hersteltijd voor kritieke functies en wordt de meest geschikte herstelstrategie voor elk van deze functies bepaald. Deze regelingen zijn van die aard dat kritieke functies in extreme scenario’s tijdig worden verricht en de overeengekomen dienstverleningsniveaus worden gehaald.

6.   In het kader van het bedrijfscontinuïteitsbeleid van een CTP wordt de aanvaardbare maximumperiode bepaald tijdens welke kritieke functies en systemen onbruikbaar mogen zijn. De maximale hersteltijd voor de kritieke functies van de CTP die in het bedrijfscontinuïteitsbeleid moet worden vastgesteld, mag niet langer zijn dan twee uur. Einde-dagprocedures en -betalingen worden onder alle omstandigheden op de vereiste tijd en dag voltooid.

7.   Een CTP houdt bij het bepalen van de hersteltijden voor de verschillende functies rekening met het potentiële algemene effect op de marktefficiëntie.

Artikel 18

Bedrijfsimpactanalyse

1.   Een CTP voert een bedrijfsimpactanalyse uit die ten doel heeft de bedrijfsfuncties te identificeren die kritiek zijn om de diensten van de CTP te garanderen. De kriticiteit van deze functies voor andere instellingen en functies in de financiële infrastructuur is onderdeel van de analyse.

2.   Een CTP maakt gebruik van een op scenario’s gebaseerde risicoanalyse die ten doel heeft te identificeren hoe verschillende scenario’s van invloed zijn op de risico’s voor haar kritieke bedrijfsfuncties.

3.   Bij de beoordeling van risico’s houdt de CTP rekening met haar afhankelijkheid van externe dienstverleners, met inbegrip van diensten van openbare nutsbedrijven. Een CTP onderneemt actie om dergelijke afhankelijkheden te beheren door middel van geschikte contractuele en organisatorische regelingen.

4.   De bedrijfsimpactanalyse en de scenarioanalyse worden actueel gehouden en worden ten minste eenmaal per jaar en na een incident of na significante organisatorische wijzigingen getoetst. De analyses houden rekening met alle relevante ontwikkelingen, met inbegrip van markt- en technologische ontwikkelingen.

Artikel 19

Noodherstel

1.   Een CTP heeft regelingen ingevoerd om op basis van rampenscenario’s de continuïteit van haar kritieke functies te garanderen. Deze regelingen hebben ten minste betrekking op de beschikbaarheid van toereikende personele middelen, de maximumstoringstijd voor kritieke functies en automatische omschakeling naar en herstel op een secundaire locatie.

2.   Een CTP onderhoudt een secundaire verwerkingslocatie die in staat is de continuïteit van alle kritieke functies van de CTP op identieke wijze als op de primaire locatie te garanderen. De secundaire locatie heeft een geografisch risicoprofiel dat verschilt van dat van de primaire locatie.

3.   Een CTP onderhoudt of heeft onmiddellijke toegang tot ten minste een secundaire bedrijfslocatie, zodat het personeel de continuïteit van de dienstverlening kan garanderen als de primaire bedrijfslocatie niet beschikbaar is.

4.   De CTP overweegt de noodzaak van aanvullende verwerkingslocaties, in het bijzonder als de diversiteit van de risicoprofielen van de primaire en secundaire locatie onvoldoende zekerheid biedt dat de doelstellingen van de CTP op het punt van bedrijfscontinuïteit in alle scenario’s worden gehaald.

Artikel 20

Tests en bewaking

1.   Een CTP test en bewaakt haar bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan op regelmatige basis en na significante aanpassingen van of wijzigingen van de systemen of gerelateerde functies om te garanderen dat het bedrijfscontinuïteitsbeleid de doelstellingen haalt, met inbegrip van de doelstelling van een maximumhersteltijd van twee uur. Tests worden gepland en gedocumenteerd.

2.   De tests van het bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

er worden eveneens scenario’s getest voor grootschalige calamiteiten en omschakelingen tussen de primaire en secundaire locatie;

b)

clearingleden, externe dienstverleners en betrokken instellingen in de financiële infrastructuur waarmee in het bedrijfscontinuïteitsbeleid onderlinge afhankelijkheden zijn geïdentificeerd worden bij de tests betrokken.

Artikel 21

Onderhoud

1.   Een CTP toetst en actualiseert regelmatig haar bedrijfscontinuïteitsbeleid, zodat het alle kritieke functies omvat en de meest geschikte herstelstrategie voor deze functies.

2.   Een CTP toetst en actualiseert regelmatig haar noodherstelplan, zodat het de meest geschikte herstelstrategie voor alle kritieke functies omvat.

3.   Voor bijwerkingen van het bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan wordt rekening gehouden met de uitkomst van de tests en de aanbevelingen van onafhankelijke toetsingen en andere toetsingen en van bevoegde autoriteiten. CTP’s toetsen hun bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan na elke significante storing, om de oorzaken en eventueel vereiste verbeteringen in de handelingen, het bedrijfscontinuïteitsbeleid en noodherstelplan van de CTP te identificeren.

Artikel 22

Crisisbeheer

1.   Een CTP heeft een crisisbeheerfunctie om in een noodsituatie op te treden. De crisisbeheerprocedure is duidelijk en is op schrift gesteld. De raad houdt toezicht op de crisisbeheerfunctie en ontvangt en evalueert regelmatig rapporten over deze functie.

2.   De crisisbeheerfunctie omvat goed gestructureerde en duidelijke procedures voor het beheer van de interne en externe crisiscommunicatie in een crisissituatie.

3.   Na een crisissituatie voert de CTP een toetsing van haar behandeling van de crisissituatie uit. De toetsing omvat, voor zover toepasselijk, de bijdragen van clearingleden en andere externe belanghebbenden.

Artikel 23

Communicatie

1.   Een CTP heeft een communicatieplan waarin wordt gedocumenteerd hoe de directie, de raad en de betrokken externe belanghebbenden, inclusief bevoegde autoriteiten, clearingleden, cliënten, afwikkelende instanties, effectenafwikkelings- en betalingssystemen en handelsplatforms, in een crisissituatie op toereikende wijze op de hoogte worden gehouden.

2.   De scenarioanalyse, risicoanalyse, toetsingen en resultaten van de bewaking en tests worden gerapporteerd aan de raad.

HOOFDSTUK VI

MARGINS

(Artikel 41 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 24

Percentage

1.   Een CTP berekent voor de in artikel 25 vastgestelde periode en onder aanname van een tijdhorizon voor de liquidatie van de positie als vastgesteld in artikel 26 op productbasis de initiële margins om de blootstellingen voortvloeiend uit marktbewegingen te dekken voor elk financieel instrument dat door zekerheid is gedekt. Bij de berekening van de initiële margins neemt de CTP ten minste de volgende betrouwbaarheidsintervallen in acht:

a)

99,5 % voor otc-derivaten;

b)

99 % voor andere financiële instrumenten dan otc-derivaten.

2.   Bij de vaststelling van het toereikende betrouwbaarheidsinterval voor elke klasse financiële instrumenten die de CTP cleart, houdt de CTP ten minste rekening met de volgende factoren:

a)

de complexiteit en het niveau van de prijsstellingsonzekerheden van de klasse financiële instrumenten die de validatie van de berekening van de initiële margin en variatiemargin kunnen beperken;

b)

de risicokenmerken van de klasse financiële instrumenten, zoals onder andere, maar niet uitsluitend, de volatiliteit, de duration, de liquiditeit, de niet-lineaire prijskenmerken, het jump-to-default-risico en het wrong-way risk;

c)

de mate waarin andere risicobeheersingsmechanismen de kredietblootstellingen niet op toereikende wijze beperken;

d)

de inherente hefboomwerking van de klasse financiële instrumenten, waaronder de vraag of de klasse van het financieel instrument significant volatiel is, zeer geconcentreerd is bij enkele marktdeelnemers, of mogelijk moeilijk te sluiten is.

3.   De CTP informeert haar bevoegde autoriteit en haar clearingleden over de criteria die in aanmerking worden genomen bij het bepalen van het percentage dat wordt toegepast op de berekening van de margins voor elke klasse financiële instrumenten.

4.   Indien een CTP otc-derivaten cleart die, volgens een beoordeling van de in lid 2 aangegeven risicofactoren, dezelfde risicokenmerken hebben als derivatentransacties die worden uitgevoerd op gereglementeerde markten of een gelijkwaardige markt van een derde land, mag de CTP voor deze contracten van een ander betrouwbaarheidsinterval van ten minste 99 % gebruikmaken als de risico’s van de otc-derivatencontracten die zij cleart bij gebruik van een dergelijke betrouwbaarheidsinterval op passende wijze worden beperkt en de voorwaarden in lid 2 worden nageleefd.

Artikel 25

Tijdhorizon voor de berekening van de historische volatiliteit

1.   Een CTP zorgt ervoor dat initiële margins, volgens haar modelmethodologie en haar validatieproces die conform hoofdstuk XII zijn vastgesteld, ten minste met het in artikel 24 vastgelegde betrouwbaarheidsinterval en voor de in artikel 26 vastgelegde liquidatieperiode de blootstellingen dekken die het gevolg zijn van de historische volatiliteit welke is berekend op basis van gegevens die ten minste de voorafgaande twaalf maanden bestrijken.

Een CTP garandeert dat de gegevens die zijn gebruikt voor de berekening van de historische volatiliteit, een volledig scala van marktvoorwaarden weerspiegelen, met inbegrip van perioden van stress.

2.   Een CTP mag voor de berekening van de historische volatiliteit een andere tijdhorizon gebruiken, mits het gebruik van deze andere tijdhorizon leidt tot marginvereisten die ten minste even hoog zijn als de marginvereisten die worden verkregen met de in lid 1 genoemde termijn.

3.   De marginparameters voor financiële instrumenten zonder historische waarnemingsperiode zijn gebaseerd op conservatieve aannames. Een CTP past de berekening van de vereiste margins onmiddellijk aan op basis van de analyse van de prijsgeschiedenis van de nieuwe financiële instrumenten.

Artikel 26

Tijdhorizons voor de liquidatieperiode

1.   Een CTP stelt de tijdhorizons voor de liquidatieperiode vast, rekening houdend met de kenmerken van het geclearde financieel instrument, de markt waarop dit wordt verhandeld, en de periode voor de berekening en inning van de margins. Deze liquidatieperioden zijn ten minste:

a)

vijf werkdagen voor otc-derivaten;

b)

twee werkdagen voor andere financiële instrumenten dan otc-derivaten.

2.   Voor de vaststelling van de toereikende liquidatieperiode schat de CTP in alle gevallen ten minste de volgende perioden en telt deze bij elkaar op:

a)

de langst mogelijke periode die zou kunnen verstrijken vanaf de laatste inning van margins totdat de CTP de wanbetalingsprocedure inroept of inleidt;

b)

de periode die nodig is om de strategie voor het beheer van de wanbetaling van een clearinglid op te zetten en uit te voeren overeenkomstig de bijzonderheden van elke klasse van financieel instrumenten, met inbegrip van het liquiditeitsniveau en de omvang en concentratie van de posities, en de markten die de CTP zal gebruiken om de positie van een clearinglid volledig te sluiten of te dekken;

c)

in voorkomend geval, de periode die nodig is om het tegenpartijrisico waaraan de CTP blootstaat, te dekken.

3.   Bij het schatten van de in lid 2 bedoelde perioden houdt de CTP ten minste rekening met de in artikel 24, lid 2, genoemde factoren en met de termijn voor de berekening van de historische volatiliteit als bepaald in artikel 25.

4.   Indien een CTP otc-derivaten cleart die dezelfde risicokenmerken hebben als derivaten die worden uitgevoerd op gereglementeerde markten of een gelijkwaardige markt van een derde land, kan de CTP gebruikmaken van een termijn voor de liquidatieperiode die afwijkt van de in lid 1 bepaalde termijn, mits zij tegenover de bevoegde autoriteit kan aantonen dat:

a)

die tijdhorizon geschikter is dan de in lid 1 bepaalde tijdhorizon, gelet op de specifieke kenmerken van de desbetreffende otc-derivaten;

b)

deze tijdhorizon ten minste twee werkdagen bedraagt.

Artikel 27

Portefeuillemargining

1.   Een CTP mag verrekeningen of verlagingen van de vereiste margin over de financiële instrumenten die zij cleart, toestaan, indien het prijsrisico van één financieel instrument of een geheel van financiële instrumenten significant en betrouwbaar samenhangt met het prijsrisico van andere financiële instrumenten, of op basis van een equivalente statistische afhankelijkheidsparameter.

2.   De CTP documenteert haar aanpak van portefeuillemargining en zij voorziet er ten minste in dat de correlatie, of een gelijkwaardige statistische afhankelijkheidsparameter, tussen twee of meer geclearde financiële instrumenten aantoonbaar betrouwbaar is over de overeenkomstig artikel 25 berekende terugkijkperiode en veerkracht vertoont onder historische of hypothetische stressscenario’s. De CTP toont het bestaan van een economische basis voor de prijsrelatie aan.

3.   Alle financiële instrumenten waarop portefeuillemargining wordt toegepast, worden door hetzelfde wanbetalingsfonds gedekt. In afwijking daarvan mag portefeuillemargining op financiële instrumenten die onder verschillende wanbetalingsfondsen vallen, worden toegepast als de CTP vooraf tegenover haar bevoegde autoriteit en haar clearingleden kan aantonen hoe mogelijke verliezen over verschillende wanbetalingsfondsen zullen worden verdeeld en de noodzakelijke bepalingen in haar regels heeft opgenomen.

4.   Indien de portefeuillemargining meerdere instrumenten bestrijkt, is het bedrag van marginverlagingen niet groter dan 80 % van het verschil tussen de som van de berekende margins voor elk product afzonderlijk en de berekende margin op basis van een gecombineerde schatting van de blootstelling voor de gecombineerde portefeuille. Indien de CTP geen potentieel risico loopt als gevolg van de marginverlaging, mag zij een verlaging toepassen van maximaal 100 % van dat verschil.

5.   De marginverlagingen in verband met portefeuillemargining zijn voorwerp van een solide stresstestprogramma overeenkomstig hoofdstuk XII.

Artikel 28

Procycliciteit

1.   Een CTP garandeert dat haar beleid voor het selecteren en herzien van het betrouwbaarheidsinterval, de liquidatieperiode en de terugkijkperiode prospectieve, stabiele en prudente marginvereisten oplevert die de procycliciteit in die mate beperken dat de gezondheid en financiële zekerheid van de CTP niet negatief worden beïnvloed. Daartoe moeten onder meer zoveel mogelijk verstorende of plotselinge grote wijzigingen van de marginvereisten worden vermeden en transparante en voorspelbare procedures voor het aanpassen van de marginvereisten aan veranderende marktomstandigheden worden vastgesteld. De CTP maakt daarbij gebruik van ten minste de volgende opties:

a)

toepassen van een marginbuffer van ten minste 25 % van de berekende margins die tijdelijk mogen worden opgebruikt in perioden waarin de berekende marginvereisten significant verstrengen;

b)

toekennen van een gewicht van ten minste 25 % aan stresswaarnemingen in de overeenkomstig artikel 26 berekende terugkijkperiode;

c)

garanderen dat haar marginvereisten niet lager zijn dan de marginvereisten die zouden worden berekend wanneer gebruik wordt gemaakt van volatiliteit die over een historische terugkijkperiode van tien jaar wordt geschat.

2.   Wanneer een CTP de parameters van het marginmodel herziet om actuele marktomstandigheden beter mee te nemen, houdt zij rekening met de mogelijke procyclische effecten van die herziening.

HOOFDSTUK VII

WANBETALINGSFONDS

(Artikel 42 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 29

Kader en governance

1.   Om de minimumomvang van het wanbetalingsfonds en het bedrag aan overige financiële middelen te bepalen dat nodig is om, rekening houdend met groepsafhankelijkheden, te voldoen aan de eisen van de artikelen 42 en 43 van Verordening (EU) nr. 648/2012 legt een CTP een intern beleidskader ten uitvoer voor het vaststellen van de typen extreme, maar plausibele marktomstandigheden die de CTP zouden kunnen blootstellen aan de grootste risico’s.

2.   Het kader omvat een verklaring waarin de wijze beschreven wordt waarop de CTP extreme, maar plausibele marktomstandigheden definieert. Het kader wordt volledig gedocumenteerd en bewaard overeenkomstig artikel 12.

3.   Het kader wordt besproken door het risicocomité en goedgekeurd door de raad. De robuustheid van het kader en zijn vermogen om marktbewegingen weer te geven zijn ten minste eenmaal per jaar voorwerp van toetsing. Deze toetsing wordt besproken door het risicocomité en gerapporteerd aan de raad.

Artikel 30

Identificatie van extreme, maar plausibele marktomstandigheden

1.   Het in artikel 29 beschreven kader weerspiegelt het risicoprofiel van de CTP, rekening houdend met grensoverschrijdende blootstellingen en blootstellingen in meerdere valuta, voor zover van toepassing. In het kader worden alle marktrisico’s geïdentificeerd waaraan een CTP blootstaat na het in gebreke blijven van een of meer clearingleden, met inbegrip van ongunstige bewegingen in de markprijzen van geclearde instrumenten, lagere marktliquiditeit voor deze instrumenten en dalingen van de liquidatiewaarde van zekerheden. Het kader weerspiegelt ook aanvullende risico’s voor de CTP als gevolg van gelijktijdige fouten van entiteiten in de groep van het wanbetalende clearinglid.

2.   In het kader worden individueel alle markten geïdentificeerd waaraan een CTP blootstaat in een scenario waarin een clearinglid in gebreke blijft. Voor elke geïdentificeerde markt bepaalt de CTP extreme maar plausibele omstandigheden ten minste op basis van:

a)

een reeks historische scenario’s, met inbegrip van perioden van extreme marktbewegingen die in de afgelopen dertig jaar zijn waargenomen, of perioden zo lang als er betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, die de CTP zouden hebben blootgesteld aan de grootste financiële risico’s. Als een CTP besluit dat een herhaling van een historisch geval van grote prijsbewegingen niet aannemelijk is, verantwoordt zij tegenover de bevoegde autoriteit de weglating van dit geval uit het kader;

b)

een reeks potentiële toekomstige scenario’s, gebaseerd op consistente aannames met betrekking tot de volatiliteit van de markt en de prijscorrelatie tussen markten en financiële instrumenten, waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel kwantitatieve als kwalitatieve beoordelingen van mogelijke marktomstandigheden.

3.   In het kader wordt, kwantitatief en kwalitatief, ook rekening gehouden met de mate waarin extreme prijsbewegingen zich gelijktijdig in meerdere geïdentificeerde markten kunnen voordoen. In het kader wordt er rekening mee gehouden dat historische prijscorrelaties mogelijk niet gelden in extreme, maar plausibele marktomstandigheden.

Artikel 31

Toetsing van extreme, maar plausibele scenario’s

De in artikel 30 beschreven procedures worden op regelmatige basis door de CTP getoetst, waarbij de CTP rekening houdt met alle relevante marktontwikkelingen en de schaal en concentratie van de blootstellingen van de clearingleden. Het geheel van historische en hypothetische scenario’s die een CTP gebruikt om extreme, maar plausibele marktomstandigheden te identificeren, wordt door de CTP, in overleg met het risicocomité, ten minste eenmaal per jaar getoetst, en het wordt vaker getoetst wanneer marktontwikkelingen of materiële wijzigingen van het geheel van door de CTP geclearde contracten van invloed zijn op de aannames die ten grondslag liggen aan de scenario’s en een aanpassing van de scenario’s dus vereist is. Materiële wijzigingen van het kader worden aan de raad gerapporteerd.

HOOFDSTUK VIII

BEHEER VAN LIQUIDITEITSRISICO’S

(Artikel 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 32

Beoordeling van liquiditeitsrisico’s

1.   Een CTP zet een robuust kader op voor het beheer van liquiditeitsrisico dat effectieve operationele en analytische instrumenten omvat om haar afwikkelings- en financieringsstromen, met inbegrip van haar gebruik van liquiditeit binnen het verloop van één dag, doorlopend en tijdig te identificeren, te meten en te bewaken. CTP’s beoordelen regelmatig de opzet en de werking van hun kader voor liquiditeitsrisicobeheer en houden daarbij rekening met de resultaten van de stresstests.

2.   Het kader voor liquiditeitsrisicobeheer van een CTP is voldoende robuust om te garanderen dat de CTP in staat is om, in voorkomend geval ook binnen het verloop van één dag, betalings- en afwikkelingsverplichtingen in alle betrokken valuta’s na te komen wanneer deze vervallen. Het kader voor liquiditeitsrisicobeheer van een CTP omvat ook de beoordeling van haar mogelijke toekomstige liquiditeitsbehoeften in een grote verscheidenheid van mogelijke stressscenario’s. Tot deze stressscenario’s behoort de wanbetaling van clearingleden overeenkomstig artikel 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 vanaf de datum van in gebreke blijven tot het einde van een liquidatieperiode, alsook het liquiditeitsrisico als gevolg van het beleggingsbeleid en de procedures in extreme, maar plausibele marktomstandigheden van de CTP.

3.   Het kader voor liquiditeitsrisicobeheer omvat een liquiditeitsplan dat is gedocumenteerd en wordt bewaard overeenkomstig artikel 12. Het liquiditeitsplan bevat minimaal de procedures van de CTP voor:

a)

het ten minste op dagelijkse basis beheren en bewaken van haar liquiditeitsbehoeften in verschillende marktscenario’s;

b)

het aanhouden van voldoende liquide financiële middelen om haar liquiditeitsbehoeften te dekken, en het maken van een onderscheid tussen het gebruik van de verschillende typen liquide middelen;

c)

de dagelijkse beoordeling en waardering van de liquide activa waarover de CTP kan beschikken, en haar liquiditeitsbehoeften;

d)

het identificeren van oorzaken van liquiditeitsrisico;

e)

het beoordelen van tijdschalen waarop de liquide financiële middelen van de CTP beschikbaar moeten zijn;

f)

het afwegen van potentiële liquiditeitsbehoeften als gevolg van het vermogen van clearingleden om contante zekerheden te ruilen voor niet-contante zekerheden;

g)

de processen in geval van liquiditeitstekorten;

h)

de aanvulling van liquide financiële middelen die de CTP mag gebruiken bij een stressgebeurtenis.

De raad van de CTP keurt het plan goed, na overleg met het risicocomité.

4.   Een CTP beoordeelt het liquiditeitsrisico dat zij loopt, met inbegrip van de mogelijkheid dat de CTP of haar clearingleden niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen op het moment dat deze als onderdeel van het clearing- of het afwikkelingsproces vervallen, waarbij ook rekening wordt gehouden met de beleggingsactiviteit van de CTP. In het kader voor risicobeheer wordt aandacht besteed aan de liquiditeitsbehoeften die voortvloeien uit de relaties van de CTP met een entiteit waaraan de CTP een liquiditeitsblootstelling heeft, waaronder:

a)

afwikkelingsbanken;

b)

betalingssystemen;

c)

effectenafwikkelingssystemen;

d)

nostro agenten;

e)

bewaarnemingsbanken;

f)

liquiditeitsverschaffers;

g)

interoperabele CTP’s;

h)

dienstverleners.

5.   Een CTP houdt in haar kader voor liquiditeitsrisicobeheer rekening met de onderlinge afhankelijkheden tussen de in lid 4 genoemde entiteiten en met de verschillende relaties die een in lid 4 genoemde entiteit met een CTP kan hebben.

6.   Een CTP stelt een dagelijks rapport op over de behoeften en middelen overeenkomstig lid 3, punten a), b) en c), en zij stelt een kwartaalrapport op over haar liquiditeitsplan overeenkomstig lid 3, punten d) tot en met h). De rapporten worden gedocumenteerd en bewaard overeenkomstig hoofdstuk IV.

Artikel 33

Toegang tot liquiditeit

1.   Een CTP houdt in elke betrokken valuta liquide middelen aan gelijk aan haar liquiditeitsvereisten, zoals bepaald conform artikel 44 van Verordening (EU) nr. 648/2012 en artikel 32 van deze verordening. Deze liquide middelen zijn beperkt tot:

a)

contanten gedeponeerd bij een valuta-uitgevende centrale bank;

b)

contanten gedeponeerd bij vergunninghoudende kredietinstellingen overeenkomstig artikel 47;

c)

gecommitteerde kredietlijnen of gelijkwaardige regelingen met niet in gebreke blijvende clearingleden;

d)

gecommitteerde retrocessieovereenkomsten;

e)

zeer verhandelbare financiële instrumenten die voldoen aan de eisen van artikel 45 en artikel 46 en waarvan de CTP kan aantonen dat zij gemakkelijk beschikbaar zijn en op dezelfde dag in contanten kunnen worden omgezet met behulp van vooraf vastgestelde, zeer betrouwbare financieringsregelingen, ook onder stressomstandigheden op de markten.

2.   Een CTP besteedt aandacht aan de valuta’s waarin haar passiva luiden en houdt rekening met het mogelijke effect van stressomstandigheden op haar vermogen om toegang te krijgen tot valutamarkten op een wijze die consistent is met de effectenafwikkelingscycli van wisselkoers- en effectenafwikkelingssystemen.

3.   Gecommitteerde kredietlijnen op basis van door clearingleden gestelde zekerheden mogen niet tevens als liquide middelen worden geteld. Een CTP zet stappen om de concentratie van liquiditeitsrisicoblootstellingen aan individuele liquiditeitsverschaffers te bewaken en te beheersen.

4.   Een CTP verricht strenge due diligence om na te gaan of haar liquiditeitsverschaffers voldoende capaciteit hebben om conform de liquiditeitsregelingen te presteren.

5.   Een CTP test periodiek haar procedures om toegang te krijgen tot vooraf overeengekomen financieringsregelingen. Daartoe kunnen testbedragen van de commerciële kredietlijnen worden opgenomen om de snelheid van de toegang tot de middelen en de betrouwbaarheid van de procedures te controleren.

6.   Een CTP heeft binnen haar liquiditeitsplan gedetailleerde procedures voor de aanwending van haar liquide financiële middelen om bij een liquiditeitstekort aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. De liquiditeitsprocedures geven duidelijk aan wanneer bepaalde middelen moeten worden gebruikt. In de procedures wordt ook beschreven ook hoe toegang kan worden verkregen tot deposito’s in contanten of voor één dag belegde deposito’s in contanten, hoe op dezelfde dag af te wikkelen markttransacties moeten worden uitgevoerd, of hoe gebruik kan worden gemaakt van vooraf vastgestelde liquiditeitslijnen. Deze procedures worden regelmatig getoetst. Een CTP stelt ook een toereikend plan op voor de verlenging van financieringsregelingen, voordat deze aflopen.

Artikel 34

Concentratierisico

1.   Een CTP bewaakt en beheerst nauwlettend de concentratie van haar liquiditeitsrisicoblootstelling, met inbegrip van haar blootstellingen aan de in artikel 32, lid 4, genoemde entiteiten en aan entiteiten in dezelfde groep.

2.   Het kader voor liquiditeitsrisicobeheer van een CTP omvat de toepassing van blootstellings- en concentratiegrenzen.

3.   Een CTP stelt processen en procedures vast voor overtredingen van de concentratiegrenzen.

HOOFDSTUK IX

TRAPSGEWIJZE DEKKING VAN VERLIEZEN BIJ WANBETALING

(Artikel 45 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 35

Berekening van het niveau van de eigen middelen van de CTP die moeten worden aangewend bij de trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling

1.   Een CTP houdt op haar balans een bedrag aan specifieke eigen middelen aan voor het in artikel 45, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangegeven doel en zij vermeldt dit bedrag daar apart.

2.   Een CTP berekent het minimumbedrag als bedoeld in lid 1 door het minimumkapitaal, inclusief ingehouden winst en reserves, dat wordt aangehouden overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 648/2012 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 152/2013 van de Commissie (8) met 25 % te vermenigvuldigen.

De CTP herziet dit minimumbedrag elk jaar.

3.   Indien de CTP meer dan één wanbetalingsfonds heeft opgericht voor de verschillende klassen financiële instrumenten die zij cleart, wordt het conform lid 1 berekende totale bedrag aan specifieke eigen middelen aan elk van de wanbetalingsfondsen toegewezen naar gelang van de omvang van elk wanbetalingsfonds, moet het apart op de balans worden vermeld en worden aangewend voor wanbetalingen die zich voordoen in de verschillende marktsegmenten waarop de wanbetalingsfondsen betrekking hebben.

4.   Er worden geen andere middelen dan het kapitaal, inclusief ingehouden winst en reserves, als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangewend om aan de in lid 1 gestelde vereiste te voldoen.

Artikel 36

Instandhouding van het niveau van de eigen middelen van de CTP die moeten worden aangewend bij de trapsgewijze dekking van verliezen bij wanbetaling

1.   Een CTP informeert terstond de bevoegde autoriteit als het bedrag van de aangehouden specifieke eigen middelen daalt tot onder het in artikel 35 vereiste niveau, en zij doet daarbij opgaaf van de redenen voor de schending en geeft een uitvoerige schriftelijke beschrijving van de maatregelen en het tijdschema voor de aanvulling van het bedrag.

2.   Indien zich een wanbetaling van een of meer clearingleden voordoet alvorens de CTP haar specifieke eigen middelen heeft aangevuld, mag uitsluitend het resterende bedrag van de toegewezen specifieke eigen middelen worden aangewend voor de toepassing van artikel 45 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

3.   Een CTP herstelt de specifieke eigen middelen uiterlijk binnen één maand, gerekend vanaf de datum van de kennisgeving overeenkomstig lid 1.

HOOFDSTUK X

ZEKERHEDEN

(Artikel 46 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 37

Algemene vereisten

Een CTP belast zich met het vaststellen en uitvoeren van transparante en voorspelbare gedragslijnen en procedures om de liquiditeit van als zekerheid geaccepteerde activa te beoordelen en voortdurend te bewaken en zij neemt, indien nodig, corrigerende maatregelen.

Een CTP toetst ten minste eenmaal per jaar haar gedragslijnen en procedures inzake in aanmerking komende activa. Een dergelijke toetsing vindt ook plaats telkens wanneer zich een materiële wijziging voordoet die van invloed is op de risicoblootstelling van de CTP.

Artikel 38

Zekerheden in de vorm van contanten

Voor de toepassing van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden zeer liquide zekerheden in de vorm van contanten gesteld in een van de volgende valuta’s:

a)

een valuta waarvoor de CTP tegenover de bevoegde autoriteiten kan aantonen dat zij het risico op toereikende wijze kan beheren;

b)

een valuta waarin de CTP transacties cleart, voor zover blootstellingen van de CTP in die valuta worden gedekt.

Artikel 39

Financiële instrumenten

Voor de toepassing van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden financiële instrumenten, bankgaranties en goud die aan de in bijlage I aangegeven voorwaarden voldoen als zeer liquide zekerheid beschouwd.

Artikel 40

Zekerheden waarderen

1.   Een CTP stelt ten behoeve van de waardering van zeer liquide zekerheden als gedefinieerd in artikel 37 gedragslijnen en procedures vast, en legt deze ten uitvoer voor het bijna realtime bewaken van de kredietkwaliteit, marktliquiditeit en prijsvolatiliteit van alle afzonderlijke als zekerheid geaccepteerde activa. Een CTP bewaakt op regelmatige basis en ten minste eenmaal per jaar de toereikendheid van haar gedragslijnen en procedures inzake waardering. Die toetsing wordt ook uitgevoerd telkens wanneer zich een materiële wijziging voordoet die van invloed is op de risicoblootstelling van de CTP.

2.   Een CTP waardeert haar zekerheden bijna realtime tegen marktwaarde en kan, indien dit niet mogelijk is, tegenover de bevoegde autoriteiten aantonen dat zij de risico’s kan beheren.

Artikel 41

Haircuts

1.   Een CTP belast zich met het vaststellen en uitvoeren van gedragslijnen en procedures voor het bepalen van prudente haircuts die op de waarde van zekerheden moeten worden toegepast.

2.   Bij de haircuts wordt er rekening mee gehouden dat zekerheden mogelijk in stressomstandigheden op de markten moeten worden geliquideerd en wordt rekening gehouden met de voor deze liquidatie vereiste tijd. De CTP toont tegenover de bevoegde autoriteit aan dat haircuts op conservatieve wijze worden berekend om mogelijke procyclische effecten zo veel mogelijk te beperken. Voor elk activum dat als zekerheid dient, wordt bij de vaststelling van de haircut rekening gehouden met de betrokken criteria, waaronder:

a)

het type activum en het niveau van het kredietrisico verbonden aan het financieel instrument, volgens een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

b)

de looptijd van het activum;

c)

de historische en hypothetische toekomstige prijsvolatiliteit van het activum in stressomstandigheden op de markten;

d)

de liquiditeit van de onderliggende markt, met inbegrip van bied-laatmarges;

e)

het eventuele wisselkoersrisico;

f)

wrong-way risk.

3.   Een CTP bewaakt op regelmatige basis de toereikendheid van de haircuts. Een CTP toetst de gedragslijnen en procedures inzake haircuts ten minste eenmaal per jaar en telkens wanneer zich een materiële wijziging voordoet die van invloed is op de risicoblootstelling van de CTP, maar zij vermijdt, voor zover mogelijk, verstorende of plotselinge grote wijzigingen van de haircuts die tot procycliciteit zouden kunnen leiden. De gedragslijnen en procedures inzake haircuts worden ten minste eenmaal per jaar op onafhankelijke wijze gevalideerd.

Artikel 42

Concentratiegrenzen

1.   Een CTP belast zich met het vaststellen en uitvoeren van gedragslijnen en procedures om te garanderen dat de zekerheden voldoende gediversifieerd blijven om hun liquidatie binnen een bepaalde periode van aanhouden mogelijk te maken zonder significant effect op de markt. De gedragslijnen en procedures omvatten de risicobeperkende maatregelen die moeten worden toegepast wanneer de in lid 2 bepaalde concentratiegrenzen worden overschreden.

2.   Een CTP bepaalt concentratiegrenzen op het niveau van:

a)

de individuele emittenten;

b)

het type emittent;

c)

het type activum;

d)

elk clearinglid;

e)

alle clearingleden.

3.   Concentratiegrenzen worden op conservatieve wijze vastgesteld, rekening houdend met alle betrokken criteria, met inbegrip van:

a)

door emittenten uitgegeven financiële instrumenten die op het punt van economische sector, activiteit of geografisch gebied van hetzelfde type zijn;

b)

het niveau van het kredietrisico van het financieel instrument of van de emittent, gebaseerd op een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

c)

de liquiditeit en de prijsvolatiliteit van de financiële instrumenten.

4.   Een CTP zorgt ervoor dat één enkele kredietinstelling, of een gelijkwaardige in een derde land gevestigde financiële instelling, of een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de kredietinstelling of de in een derde land gevestigde financiële instelling, niet meer dan 10 % van haar zekerheden garandeert. Indien de door de CTP ontvangen zekerheden in de vorm van garanties van commerciële banken meer dan 50 % van de totale zekerheid uitmaken, mag deze grens worden verhoogd tot 25 %.

5.   Bij de berekening van de in lid 2 bepaalde grenzen rekent een CTP haar totale blootstelling aan een emittent mee, met inbegrip van het bedrag van de cumulatieve kredietlijnen, depositocertificaten, termijndeposito’s, spaarrekeningen, depositorekeningen, lopende rekeningen, geldmarktinstrumenten en omgekeerde retrocessiefaciliteiten die door de CTP worden gebruikt. Deze beperkingen zijn niet van toepassing op zekerheden die door de CTP worden aangehouden boven de minimumvereisten voor margins, het wanbetalingsfonds of andere financiële middelen.

6.   Bij de vaststelling van de concentratiegrens voor de blootstelling van een CTP aan een individuele emittent, telt een CTP haar blootstelling aan alle financiële instrumenten die door de emittent of door een groepsentiteit zijn uitgegeven, of expliciet door de emittent of door een groepsentiteit worden gegarandeerd, en aan financiële instrumenten die zijn uitgegeven door ondernemingen die uitsluitend ten doel hebben productiemiddelen te bezitten die essentieel zijn voor het bedrijf van de emittent, bij elkaar op en behandelt deze als één enkel risico.

7.   Een CTP bewaakt op regelmatige basis de toereikendheid van haar gedragslijnen en procedures inzake concentratiegrens. Een CTP toetst haar gedragslijnen en procedures inzake concentratiegrens ten minste eenmaal per jaar en telkens wanneer zich een materiële wijziging voordoet die van invloed is op de risicoblootstelling van de CTP.

8.   Een CTP informeert de bevoegde autoriteit en de clearingleden over de toepasselijke concentratiegrenzen en van elke wijziging van deze beperkingen.

9.   Als de CTP een materiële inbreuk maakt op een in haar gedragslijnen en procedures vastgestelde concentratiebeperking, informeert zij onmiddellijk de bevoegde autoriteit. De CTP zet de inbreuk zo spoedig mogelijk recht.

HOOFDSTUK XI

BELEGGINGSBELEID

(Artikel 47 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

Artikel 43

Zeer liquide financiële instrumenten

Voor de toepassing van artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 kunnen schuldinstrumenten geacht worden zeer liquide te zijn en een minimaal krediet- en marktrisico in te houden als het schuldinstrumenten zijn die voldoen aan elk van de in bijlage II aangegeven voorwaarden.

Artikel 44

Bijzonder veilige regelingen voor de deponering van financiële instrumenten

1.   Als een CTP niet in staat is de in artikel 45 bedoelde financiële instrumenten of de bij haar als margin gestelde financiële instrumenten, bijdragen in het wanbetalingsfonds of bijdragen in andere financiële middelen, zowel met het oog op overdracht van eigendomstitel als met het oog op zekerstelling, te deponeren bij de exploitant van een effectenafwikkelingssysteem dat volledige bescherming van deze instrumenten garandeert, worden deze financiële instrumenten gedeponeerd bij een van de volgende instellingen:

a)

een centrale bank die volledige bescherming van deze instrumenten garandeert en die de CTP, indien nodig, onmiddellijke toegang tot de financiële instrumenten biedt;

b)

een vergunninghoudende kredietinstelling als gedefinieerd in het kader van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) die volledige scheiding en bescherming van deze instrumenten garandeert, de CTP, indien nodig, onmiddellijk toegang tot de financiële instrumenten biedt, en waarvoor de CTP kan aantonen dat deze een laag kredietrisico heeft volgens een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

c)

een in een derde land gevestigde financiële instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële regels die door de betrokken bevoegde autoriteiten worden beschouwd als ten minste even streng als de regels die zijn neergelegd in Richtlijn 2006/48/EG en die beschikt over robuuste boekhoudpraktijken, bewaringsprocedures en interne controles, de volledige scheiding en bescherming van deze instrumenten garandeert, de CTP, indien nodig, onmiddellijk toegang tot de financiële instrumenten biedt, en waarvoor de CTP kan aantonen dat de instelling een laag kredietrisico heeft volgens een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land.

2.   Indien financiële instrumenten worden gedeponeerd overeenkomstig punt b) of punt c) van lid 1, worden zij aangehouden onder regelingen die verliezen voor de CTP als gevolg van de wanbetaling of de insolventie van de vergunninghoudende financiële instelling voorkomen.

3.   Bijzonder veilige regelingen voor de deponering van financiële instrumenten die als margins, bijdragen in het wanbetalingsfonds of bijdragen in andere financiële middelen zijn gesteld, staan de CTP uitsluitend toe deze financiële instrumenten opnieuw te gebruiken indien is voldaan aan de voorwaarden in artikel 39, lid 8, van Verordening (EU) nr. 648/2012 en indien het hergebruik is bedoeld voor het verrichten van betalingen, het beheer van de wanbetaling van een clearinglid of als onderdeel van de uitvoering van een interoperabele regeling.

Artikel 45

Bijzonder veilige regelingen voor het aanhouden van contanten

1.   Voor de toepassing van artikel 47, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten deposito’s van contanten aan elk van de volgende voorwaarden voldoen, indien de contanten worden gedeponeerd bij een andere entiteit dan bij een centrale bank:

a)

de deponering geschiedt in een van de volgende valuta’s:

i)

een valuta waarvan de CTP met een hoge mate van betrouwbaarheid kan aantonen dat zij het risico ervan kan dragen;

ii)

een valuta waarin de CTP transacties cleart, voor zover de zekerheid in die valuta is ontvangen;

b)

de deponering geschiedt bij een van de volgende entiteiten:

i)

een vergunninghoudende kredietinstelling als gedefinieerd in Richtlijn 2006/48/EG waarvoor de CTP kan aantonen dat de instelling op basis van een interne beoordeling door de CTP een laag kredietrisico heeft. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

ii)

een in een derde land gevestigde financiële instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële regels die door de bevoegde autoriteiten worden beschouwd als ten minste even streng als de regels die zijn neergelegd in Richtlijn 2006/48/EG en die beschikt over robuuste boekhoudpraktijken, bewaringsprocedures en interne controles, en waarvoor de CTP kan aantonen dat de instelling een laag kredietrisico heeft volgens een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

2.   Indien contanten voor één dag worden aangehouden overeenkomstig lid 1, mag niet minder dan 95 % van deze contanten, berekend over een gemiddelde periode van één kalendermaand, worden gedeponeerd via regelingen die garanderen dat de contanten door zekerheid worden gedekt in de vorm van zeer liquide financiële instrumenten die voldoen aan de eisen vervat in artikel 45, uitgezonderd de eis in lid 1, onder c), van dat artikel.

Artikel 45

Concentratiegrenzen

1.   Een CTP belast zich met het vaststellen en uitvoeren van gedragslijnen en procedures om te garanderen dat de financiële instrumenten waarin haar financiële middelen worden belegd, voldoende gediversifieerd blijven.

2.   Een CTP bepaalt concentratiegrenzen en bewaakt de concentratie van haar financiële middelen op het niveau van:

a)

de individuele financiële instrumenten;

b)

de typen financiële instrumenten;

c)

de individuele emittenten;

d)

de typen emittenten;

e)

de tegenpartijen waarmee regelingen als bedoeld in artikel 44, lid 1, punten b) en c), of in artikel 45, lid 2, zijn vastgesteld.

3.   Wanneer een CTP typen emittenten in overweging neemt, houdt zij rekening met het volgende:

a)

de geografische spreiding;

b)

de onderlinge afhankelijkheden en talrijke relaties die een entiteit kan hebben met een CTP;

c)

het niveau van het kredietrisico;

d)

de blootstellingen die de CTP aan de emittent heeft via producten die door de CTP worden gecleard.

4.   In het kader van de gedragslijnen en de procedures worden de risicoverlichtende maatregelen bepaald die moeten worden toegepast wanneer de concentratiegrenzen worden overschreden.

5.   Bij het bepalen van de concentratiegrens voor de blootstelling van een CTP aan een individuele emittent of bewaarnemer telt een CTP haar blootstelling aan alle financiële instrumenten die door de emittent zijn uitgegeven of expliciet door hem worden gegarandeerd, en aan alle bij de bewaarnemer gedeponeerde financiële middelen bij elkaar op en behandelt deze als één enkel risico.

6.   Een CTP bewaakt op regelmatige basis de toereikendheid van haar gedragslijnen en procedures inzake concentratiegrens. Een CTP toetst haar gedragslijnen en procedures inzake concentratiegrens bovendien ten minste eenmaal per jaar en telkens wanneer zich een materiële verandering voordoet die van invloed is op de risicoblootstelling van de CTP.

7.   Als de CTP inbreuk maakt op een in haar gedragslijnen en procedures vastgestelde concentratiegrens, informeert zij onmiddellijk de bevoegde autoriteit. De CTP zet de inbreuk zo spoedig mogelijk recht.

Artikel 46

Zekerheden niet in de vorm van contanten

Indien een zekerheid wordt ontvangen in de vorm van financiële instrumenten overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk X, zijn uitsluitend de artikelen 44 en 45 van toepassing.

HOOFDSTUK XII

TOETSING VAN MODELLEN, STRESSTESTS EN BACKTESTS

(Artikel 49 van Verordening (EU) nr. 648/2012)

AFDELING 1

Modellen en programma’s

Artikel 47

Modelvalidatie

1.   Een CTP voert een integrale validatie uit van haar modellen, de betrokken methodologieën en het kader voor liquiditeitsrisicobeheer die worden gebruikt om haar risico’s te kwantificeren, te aggregeren en te beheren. Alle materiële herzieningen of aanpassingen van haar modellen, de betrokken methodologieën en het kader voor liquiditeitsrisicobeheer zijn onderworpen aan passende governance, met inbegrip van het inwinnen van het advies van het risicocomité, en worden door een gekwalificeerde en onafhankelijke partij gevalideerd voordat zij worden toegepast.

2.   Het validatieproces van een CTP wordt gedocumenteerd en bepaalt ten minste de gedragslijnen die worden gebruikt voor het testen van de margin, het wanbetalingsfonds en andere financiële middelen van de CTP en haar methodologieën en kader voor de berekening van liquide financiële middelen. Alle materiële herzieningen of aanpassingen van deze gedragslijnen worden onderworpen aan passende governance, met inbegrip van het inwinnen van het advies van het risicocomité, en worden door een gekwalificeerde en onafhankelijke partij gevalideerd voordat zij worden toegepast.

3.   Een uitgebreide validatie omvat ten minste:

a)

een evaluatie van de conceptuele soliditeit van de modellen en het kader, met inbegrip van ontwikkelingsbewijsstukken;

b)

een toetsing van de lopende monitoringprocedures, met inbegrip van de verificatie van processen en benchmarking;

c)

een toetsing van de parameters en de aannames die bij de ontwikkeling van haar modellen, methodologieën en het kader zijn gebruikt;

d)

een toetsing van de toereikendheid en geschiktheid van de modellen, de betrokken methodologieën en het kader die zijn gekozen voor het type contracten waarop zij van toepassing zijn;

e)

een toetsing van de geschiktheid van haar stresstestscenario’s overeenkomstig hoofdstuk VII en artikel 52;

f)

een analyse van de uitkomsten van de testresultaten.

4.   Een CTP stelt de criteria vast aan de hand waarvan zij beoordeelt of haar modellen, de betrokken methodologieën en kader voor liquiditeitsrisicobeheer succesvol kunnen worden gevalideerd. De criteria omvatten goede testresultaten.

5.   Indien prijsgegevens niet gemakkelijk beschikbaar zijn of niet betrouwbaar zijn, pakt een CTP zulke prijsbeperkingen aan en gaat zij ten minste van conservatieve aannames uit die zijn gebaseerd op waargenomen gecorreleerde of gerelateerde markten en de huidige gedragingen van de markt.

6.   Indien prijsgegevens niet gemakkelijk beschikbaar zijn of niet betrouwbaar zijn, worden de voor dit doel gebruikte systemen en waarderingsmodellen onderworpen aan passende governance, met inbegrip van het inwinnen van het advies van het risicocomité, en validatie en tests. Een CTP laat haar waarderingsmodellen door een gekwalificeerde en onafhankelijke partij onder een verscheidenheid van marktscenario’s valideren om te garanderen dat haar modellen nauwkeurig juiste prijzen opleveren, en zij past, in voorkomend geval, haar berekening van de initiële margins aan om de geïdentificeerde modelrisico’s mee te nemen.

7.   Een CTP voert regelmatig voor alle financiële instrumenten die zij cleart, een beoordeling uit van de theoretische en empirische eigenschappen van haar marginmodel.

Artikel 48

Testprogramma’s

1.   Een CTP beschikt over gedragslijnen en procedures die in detail de stresstest- en backtestprogramma’s beschrijven die de CTP uitvoert om de geschiktheid, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en veerkracht te beoordelen van de modellen en de betrokken methodologieën die zijn gebruikt om haar risicobeheersingsmechanismen, met inbegrip van margins, bijdragen in het wanbetalingsfonds en andere financiële middelen, onder een breed scala van marktomstandigheden te berekenen.

2.   De gedragslijnen en procedures van een CTP beschrijven ook in detail het stresstestprogramma dat de CTP uitvoert om de geschiktheid, nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en veerkracht van het kader voor liquiditeitsrisicobeheer te beoordelen.

3.   De gedragslijnen en procedures bevatten ten minste methodologieën voor de selectie en ontwikkeling van passende tests, met inbegrip van de selectie van portefeuille- en marktgegevens, de regelmatigheid van de tests, de specifieke risicokenmerken van de geclearde financiële instrumenten, de analyse van testresultaten en testanomalieën en de benodigde relevante corrigerende maatregelen.

4.   Een CTP neemt bij de uitvoering van alle tests alle cliëntenposities in aanmerking.

AFDELING 2

Backtests

Artikel 49

Procedure voor backtests

1.   Een CTP beoordeelt haar margindekking door achteraf de waargenomen uitkomsten te vergelijken met de uitkomsten die op basis van marginmodellen werden verwacht. Deze backtestanalyse wordt elke dag uitgevoerd om te evalueren of er testanomalieën in verband met de margindekking zijn. De dekking wordt geëvalueerd voor de huidige posities voor financiële instrumenten en clearingleden en houdt rekening met mogelijke effecten van portefeuillemargining en, in voorkomend geval, interoperabele CTP’s.

2.   Een CTP houdt in haar backtestprogramma rekening met passende historische tijdhorizons om te garanderen dat het gebruikte waarnemingsvenster groot genoeg is om een eventueel schadelijk effect op de statistische significantie te beperken.

3.   Een CTP neemt in haar backtestprogramma ten minste duidelijke statistische toetsen in aanmerking, alsook door CTP’s vast te stellen prestatiecriteria voor de beoordeling van de resultaten van backtests.

4.   Een CTP brengt periodiek verslag uit aan het risicocomité over de resultaten en analyse van haar backtests in een vorm die geen inbreuk maakt op de geheimhoudingsplicht, teneinde bij de toetsing van haar marginmodel het advies van het risicocomité in te winnen.

5.   De resultaten en analyse van backtests worden beschikbaar gesteld voor alle clearingleden en cliënten, voor zover bekend bij de CTP. Voor alle overige cliënten worden de resultaten en analyse van backtests op verzoek beschikbaar gesteld door de betrokken clearingleden. Deze informatie is bijeengevoegd in een vorm die geen inbreuk maakt op de geheimhoudingsplicht, en clearingleden en cliënten hebben uitsluitend toegang tot de gedetailleerde resultaten en analyse van backtests voor hun eigen portefeuilles.

6.   Een CTP stelt de procedures vast voor het in detail beschrijven van de maatregelen die zij, gezien de resultaten van de analyse van de stresstests, zou kunnen nemen.

AFDELING 3

Gevoeligheidstests en gevoeligheidsanalyse

Artikel 50

Procedure voor gevoeligheidstests en gevoeligheidsanalyse

1.   Een CTP voert gevoeligheidstests en gevoeligheidsanalyses uit om de dekking van haar marginmodel onder verschillende marktomstandigheden te beoordelen met behulp van historische gegevens van ingetreden stressomstandigheden op de markten en hypothetische gegevens voor nog niet ingetreden stressomstandigheden op de markten.

2.   Een CTP gebruikt een breed scala van parameters en aannames om een verscheidenheid van historische en hypothetische situaties mee te nemen, met inbegrip van de meest volatiele perioden die de markten die de CTP bedient, hebben meegemaakt, alsook extreme veranderingen in de correlaties tussen de prijzen van door de CTP geclearde contracten, om te begrijpen hoe het niveau van de margindekking door marktomstandigheden van hoge stress en veranderingen in belangrijke modelparameters zou kunnen worden beïnvloed.

3.   Voor een aantal werkelijke en representatieve portefeuilles van clearingleden wordt een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. De representatieve portefeuilles worden gekozen op basis van hun gevoeligheid voor de materiële risicofactoren en correlaties waaraan de CTP blootstaat. Deze gevoeligheidstests en -analyse worden opgezet met het doel de belangrijkste parameters en aannames van het model voor de initiële margin bij een aantal betrouwbaarheidsintervallen te testen, teneinde de gevoeligheid van het systeem voor fouten in de ijking van deze parameters en aannames vast te stellen. Er wordt passende aandacht geschonken aan de termijnstructuur van de risicofactoren en aan de veronderstelde correlatie tussen risicofactoren.

4.   Een CTP evalueert de mogelijke verliezen op de posities van clearingleden.

5.   Een CTP houdt, voor zover van toepassing, rekening met parameters die de situatie weerspiegelen waarin clearingleden die door de CTP geclearde financiële instrumenten of de onderliggende waarde van door de CTP geclearde derivaten uitgeven, gelijktijdig in gebreke blijven. In voorkomend geval wordt ook rekening gehouden met de effecten van de wanbetaling van een cliënt die door de CTP geclearde financiële instrumenten of de onderliggende waarde van door de CTP geclearde derivaten uitgeeft.

6.   Een CTP brengt periodiek verslag uit aan het risicocomité over de resultaten en analyse van haar gevoeligheidstests in een vorm die geen inbreuk maakt op de geheimhoudingsplicht, teneinde bij de toetsing van haar marginmodel het advies van het risicocomité in te winnen.

7.   Een CTP stelt de procedures vast voor het in detail beschrijven van de maatregelen die zij zou kunnen nemen, gezien de resultaten van de analyse van de gevoeligheidstests.

AFDELING 4

Stresstests

Artikel 51

Procedure voor stresstests

1.   Een CTP past bij haar stresstests stressparameters, -aannames en -scenario’s toe op de modellen die worden gebruikt voor het schatten van de risicoblootstellingen, om ervoor te zorgen dat haar financiële middelen voldoende zijn om deze blootstellingen onder extreme, maar plausibele marktomstandigheden te dekken.

2.   Het stresstestprogramma van een CTP verplicht de CTP om op regelmatige basis een reeks van stresstests uit te voeren waarbij wordt gekeken naar de productmix van de CTP en alle elementen van haar modellen, de betrokken methodologieën en haar kader voor liquiditeitsrisicobeheer.

3.   Het stresstestprogramma van een CTP schrijft voor dat de CTP bij de uitvoering van stresstests vast omschreven stresstestscenario’s gebruikt, die op eerdere zowel als hypothetische extreme, maar plausibele marktomstandigheden gebaseerd zijn conform hoofdstuk VII. De te gebruiken eerdere omstandigheden worden getoetst en, in voorkomend geval, aangepast. Een CTP kijkt ook naar andere vormen van geschikte stresstestscenario’s, zoals, maar niet uitsluitend, het technische of financiële fouten van haar afwikkelingsbanken, nostro agenten, bewaarnemingsbanken, liquiditeitsverschaffers of interoperabele CTP’s.

4.   Een CTP heeft de capaciteit om haar stresstests snel aan te passen aan nieuwe of tevoorschijn komende risico’s.

5.   Een CTP houdt rekening met mogelijke verliezen als gevolg van de wanbetaling van een cliënt, voor zover bekend, die via meerdere clearingleden cleart.

6.   Een CTP brengt periodiek verslag uit aan het risicocomité over de resultaten en analyse van haar stresstests, in een vorm die geen inbreuk maakt op de geheimhoudingsplicht, teneinde bij de toetsing van haar modellen, methodologieën en kader voor liquiditeitsrisicobeheer het advies van het risicocomité in te winnen.

7.   De resultaten en analyse van stresstests worden beschikbaar gesteld voor alle clearingleden en cliënten, voor zover bekend bij de CTP. Voor alle andere cliënten worden de resultaten en analyse van de stresstests op verzoek beschikbaar gesteld door de betrokken clearingleden. Deze informatie is bijeengevoegd in een vorm die geen inbreuk maakt op de geheimhoudingsplicht, en clearingleden en cliënten hebben uitsluitend toegang tot de gedetailleerde resultaten en analyse van stresstests voor hun eigen portefeuilles.

8.   Een CTP stelt de procedures vast voor het in detail beschrijven van de maatregelen die zij, gezien de resultaten van de analyse van de stresstests, zou kunnen nemen.

Artikel 52

Aan de stresstests te onderwerpen risicofactoren

1.   Een CTP identificeert en beschikt over een passende methode voor het meten van relevante risicofactoren die specifiek zijn voor de contracten die zij cleart, en die van invloed zouden kunnen zijn op haar verliezen. De stresstests van een CTP houden ten minste rekening met de volgende voor de verschillende typen financiële instrumenten bepaalde risicofactoren, voor zover van toepassing:

a)

rentegerelateerde contracten: risicofactoren die corresponderen met rentevoeten in elk van de valuta’s waarin de CTP financiële instrumenten cleart. De modellering van de rendementscurve wordt in meerdere looptijdsegmenten verdeeld, om variatie in de volatiliteit van de rentes langs de rendementscurve te weerspiegelen. Het aantal gerelateerde risicofactoren hangt af van de complexiteit van de door de CTP geclearde rentecontracten. Het basisrisico, dat voortvloeit uit niet perfect gecorreleerde bewegingen tussen overheidsrentes en andere rentes van vastrentende waarden, wordt apart weergegeven;

b)

wisselkoersgerelateerde contracten: risicofactoren die corresponderen met elk van de valuta’s waarin de CTP financiële instrumenten cleart en met de wisselkoers tussen de valuta’s waarin verzoeken om bijstorting van margin worden gedaan en de valuta’s waarin de CTP financiële instrumenten cleart;

c)

aandelengerelateerde contracten: risicofactoren die corresponderen met de volatiliteit van individuele aandelenuitgiften voor elk van de markten die door de CTP worden gecleard en met de volatiliteit van verschillende sectoren van de totale aandelenmarkt. De verfijning en aard van de modelleringstechniek voor een gegeven markt komt overeen met de blootstelling van de CTP aan de totale markt en met haar concentratie in individuele aandelenuitgiften in die markt;

d)

grondstoffencontracten: risicofactoren waarbij rekening wordt gehouden met verschillende categorieën en subcategorieën grondstoffencontracten en gerelateerde derivaten die door de CTP worden gecleard, met inbegrip van, in voorkomend geval, variaties in de convenience yield tussen derivatenposities en contante posities in de grondstof;

e)

kredietgerelateerde contracten: risicofactoren waarbij rekening wordt gehouden met het jump-to-default-risico, met inbegrip van het cumulatieve risico als gevolg van meerdere wanbetalingen, basisrisico en de volatiliteit van het herstelpercentage.

2.   Een CTP houdt bij haar stresstests ook ten minste passend rekening met:

a)

correlaties, met inbegrip van die tussen geïdentificeerde risicofactoren en vergelijkbare door de CTP geclearde contracten;

b)

factoren die corresponderen met de impliciete en historische volatiliteit van het contract dat wordt gecleard;

c)

specifieke kenmerken van eventuele nieuwe, door de CTP te clearen contracten;

d)

concentratierisico, ook voor een clearinglid en groepsentiteiten van clearingleden;

e)

onderlinge afhankelijkheden en meerdere relaties;

f)

relevante risico’s met inbegrip van wisselkoersrisico;

g)

vastgestelde blootstellingslimieten;

h)

wrong-way risk.

Artikel 53

Het aan stresstests onderwerpen van de totale financiële middelen

1.   Het stresstestprogramma van een CTP garandeert dat haar combinatie van margin, bijdragen in het wanbetalingsfonds en overige financiële middelen voldoende is om de wanbetaling te dekken van ten minste de twee clearingleden waaraan de CTP onder extreme, maar plausibele marktomstandigheden de grootste blootstelling heeft. Bij het stresstestprogramma worden ook mogelijke verliezen onderzocht die het gevolg zijn van de wanbetaling van entiteiten in dezelfde groep als de twee clearingleden waaraan de CTP onder extreme, maar plausibele marktomstandigheden de grootste blootstelling heeft.

2.   Het stresstestprogramma van een CTP garandeert dat haar margins en wanbetalingsfonds voldoende zijn om ten minste de wanbetaling te dekken van het clearinglid waaraan de blootstelling van de CTP het grootst is, of het tweede en het derde grootste clearinglid, indien de som van hun blootstellingen groter is, conform artikel 42 van Verordening (EU) nr. 648/2012.

3.   De CTP voert een gedegen analyse uit van de mogelijke verliezen die zij zou kunnen lijden, en evalueert de mogelijke verliezen op posities van clearingleden, met inbegrip van het risico dat de liquidatie van zulke posities van invloed zou kunnen zijn op de markt en op het niveau van de margindekking van de CTP.

4.   Een CTP houdt in haar stresstests, voor zover van toepassing, rekening met de effecten van de wanbetaling van een clearinglid dat door de CTP geclearde financiële instrumenten of de onderliggende waarde van door de CTP geclearde derivaten uitgeeft. In voorkomend geval wordt ook rekening gehouden met de effecten van de wanbetaling van een cliënt die door de CTP geclearde financiële instrumenten of de onderliggende waarde van door de CTP geclearde derivaten uitgeeft.

5.   De stresstests van een CTP houden rekening met de liquidatieperiode als bepaald in artikel 26.

Artikel 54

Het aan stresstests onderwerpen van de liquide financiële middelen

1.   Het stresstestprogramma van een CTP voor haar liquide financiële middelen garandeert dat deze middelen voldoende zijn volgens de in hoofdstuk VIII neergelegde eisen.

2.   Een CTP beschikt over duidelijke en transparante regels en procedures om onvoldoende liquide financiële middelen waarop bij haar stresstests de aandacht wordt gevestigd, aan te pakken teneinde de afwikkeling van betaalverplichtingen te garanderen.

Een CTP beschikt tevens over duidelijke procedures voor het gebruik van de resultaten en de analyse van haar stresstests om de toereikendheid van haar kader voor liquiditeitsrisicobeheer en liquiditeitsverschaffers te evalueren en aan te passen.

3.   De stresstestscenario’s die bij de stresstests van liquide financiële middelen worden gebruikt, houden rekening met de opzet en de werking van de CTP en omvatten alle entiteiten die een materieel liquiditeitsrisico voor de CTP kunnen vormen. Bij deze stresstests wordt tevens rekening gehouden met alle sterke verbanden of vergelijkbare blootstellingen tussen haar clearingleden, met inbegrip van andere entiteiten die deel uitmaken van dezelfde groep, en worden de waarschijnlijkheid van meerdere wanbetalingen en het effect van besmetting van haar clearingleden dat zulke wanbetalingen kunnen veroorzaken beoordeeld.

AFDELING 5

Dekking en gebruik van testresultaten

Artikel 55

Het aanhouden van voldoende dekking

1.   Een CTP stelt procedures vast en onderhoudt procedures om veranderingen in de marktomstandigheden te herkennen, met inbegrip van toenames van de volatiliteit of afnames van de liquiditeit van de financiële instrumenten die zij cleart, zodat zij de berekening van haar marginvereisten snel kan aanpassen om naar behoren rekening te houden met nieuwe marktomstandigheden.

2.   Een CTP voert tests op haar haircuts uit om te garanderen dat zekerheden onder waargenomen extreme, maar plausibele marktomstandigheden kunnen worden geliquideerd voor ten minste de waarde die zij na toepassing van de haircut hebben.

3.   Als een CTP margin invordert op portefeuilleniveau, in plaats van op productniveau, toetst en test zij voortdurend de verrekeningen tussen producten. Een CTP baseert deze verrekeningen op een prudente en economisch zinvolle methodologie die de mate van prijsafhankelijkheid tussen de producten weerspiegelt. In het bijzonder test een CTP hoe correlaties presteren in perioden van werkelijke en hypothetische, ernstige marktomstandigheden.

Artikel 56

Toetsing van modellen met behulp van testresultaten

1.   Een CTP beschikt over duidelijke procedures voor het bepalen van het bedrag aan aanvullende margin dat zij mogelijk moet innen, ook binnen het verloop van één dag, en voor het opnieuw ijken van haar marginmodel indien uit backtests blijkt dat het model niet heeft gepresteerd als verwacht en daardoor niet het juiste bedrag aan initiële margin aangeeft dat noodzakelijk is om het beoogde betrouwbaarheidniveau te bereiken. Indien een CTP heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is te verzoeken om margin bij te storten, doet zij dit bij het eerstvolgende verzoek om bijstorting van margin.

2.   Een CTP evalueert de oorzaken van anomalieën waarop bij haar backtests de aandacht wordt gevestigd. Afhankelijk van de oorzaak van de anomalieën bepaalt de CTP of een fundamentele wijziging van het marginmodel, of van de modellen die invoer voor het marginmodel leveren, vereist is en of herijking van de huidige parameters noodzakelijk is.

3.   Een CTP evalueert de oorzaken van anomalieën waarop bij haar backtests de aandacht wordt gevestigd. Afhankelijk van de oorzaken van de anomalieën bepaalt de CTP of een fundamentele wijziging van haar modellen, de betrokken methodologieën of het kader voor liquiditeitsrisicobeheer vereist is en of herijking van de huidige parameters of aannames nodig is.

4.   Indien uit de tests blijkt dat er onvoldoende dekking is voor de margin, het wanbetalingsfonds of andere financiële middelen, verhoogt de CTP de algemene dekking van haar financiële middelen bij het volgende verzoek om bijstorting van margin tot een aanvaardbaar niveau. Indien uit de tests blijkt dat de CTP over onvoldoende liquide financiële middelen beschikt, verhoogt de CTP haar liquide financiële middelen zo spoedig mogelijk tot een aanvaardbaar niveau.

5.   Een CTP bewaakt bij het toetsen van haar modellen, de betrokken methodologieën en het kader voor liquiditeitsrisicobeheer de frequentie van terugkerende anomalieën bij de tests om problemen juist en zonder onnodige vertraging te identificeren en op te lossen.

AFDELING 6

Omgekeerde stresstests

Artikel 57

Omgekeerde stresstests

1.   Een CTP voert omgekeerde stresstests uit om vast te stellen onder welke marktomstandigheden de combinatie van haar margin, wanbetalingsfonds en overige financiële middelen onvoldoende dekking van kredietblootstellingen zou kunnen bieden en haar liquide financiële middelen ontoereikend zouden kunnen zijn. Bij het uitvoeren van deze tests modelleert de CTP extreme marktomstandigheden die verder gaan dan wat als plausibele marktomstandigheden wordt beschouwd, om de beperkingen van haar modellen, het kader voor liquiditeitsrisicobeheer, haar financiële middelen en haar liquide financiële middelen te helpen vaststellen.

2.   Een CTP ontwikkelt omgekeerde stresstests die zijn afgestemd op de specifieke risico’s van de markten en van de contracten waarvoor zij clearingdiensten verricht.

3.   Een CTP gebruikt de in lid 1 geïdentificeerde omstandigheden en de resultaten en analyse van haar omgekeerde stresstests om extreme, maar plausibele scenario’s te helpen identificeren overeenkomstig hoofdstuk VII.

4.   Een CTP brengt periodiek verslag uit aan het risicocomité over de resultaten en analyse van haar omgekeerde stresstests in een vorm die geen inbreuk maakt op de geheimhoudingsplicht, teneinde bij haar toetsing het advies van het risicocomité in te winnen.

AFDELING 7

Procedures in geval van wanbetaling

Artikel 58

Het testen van procedures in geval van wanbetaling

1.   Een CTP test en toetst haar procedures in geval van wanbetaling om te garanderen dat deze zowel uitvoerbaar als effectief zijn. Een CTP voert als onderdeel van het testen van haar procedures in geval van wanbetaling simulatieoefeningen uit.

2.   Na haar procedures in geval van wanbetaling te hebben getest, identificeert een CTP alle onzekerheden en past zij haar procedures op gepaste wijze aan om deze onzekerheden te beperken.

3.   Een CTP gaat door middel van simulatieoefeningen na dat alle clearingleden, in voorkomend geval, cliënten en overige betrokken partijen, met inbegrip van interoperabele CTP’s en alle gerelateerde dienstverleners, naar behoren worden geïnformeerd en bekend zijn met de procedures die een wanbetalingsscenario met zich meebrengt.

AFDELING 8

Validerings- en testfrequentie

Artikel 59

Frequentie

1.   Een CTP voert ten minste eenmaal per jaar een integrale validatie van haar modellen en de betrokken methodologieën uit.

2.   Een CTP voert ten minste eenmaal per jaar een integrale validatie van haar kader voor liquiditeitsrisicobeheer uit.

3.   Een CTP voert ten minste eenmaal per jaar een volledige validatie van haar waarderingsmodellen uit.

4.   Een CTP toetst ten minste eenmaal per jaar de geschiktheid van de in artikel 51 bepaalde gedragslijnen.

5.   Een CTP analyseert en bewaakt haar modelprestaties en de dekking van haar financiële middelen in geval van wanbetalingen door ten minste dagelijks backtests voor de margindekking uit te voeren en ten minste dagelijks stresstests uit te voeren met behulp van standaard- en vooraf vastgestelde parameters en aannames.

6.   Een CTP analyseert en bewaakt haar kader voor liquiditeitsrisicobeheer door ten minste eenmaal per dag stresstests voor haar liquide financiële middelen uit te voeren.

7.   Een CTP voert ten minste op maandelijkse basis een gedetailleerde en gedegen analyse uit van de testresultaten om te garanderen dat haar stresstestscenario’s, modellen en kader voor liquiditeitsrisicobeheer en de onderliggende parameters en aannames juist zijn. Deze analyse wordt vaker uitgevoerd onder stressomstandigheden op de markten, onder andere wanneer de geclearde financiële instrumenten of bediende markten in het algemeen een hoge volatiliteit vertonen, wanneer zij minder liquide worden, wanneer de omvang of concentratie van door haar clearingleden aangehouden posities significant toeneemt of wanneer wordt verwacht dat een CTP te maken zal krijgen met stressomstandigheden op de markten.

8.   Ten minste eenmaal per maand wordt een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd op basis van de resultaten van gevoeligheidstests. Deze analyse wordt vaker uitgevoerd wanneer markten ongewoon volatiel zijn of minder liquide zijn of wanneer de omvang of concentratie van door haar clearingleden aangehouden posities significant toeneemt.

9.   Een CTP test ten minste eenmaal per jaar de verrekeningen tussen financiële instrumenten en de wijze waarop correlaties presteren in perioden van werkelijke en hypothetische moeilijke marktomstandigheden.

10.   De haircuts van een CTP worden ten minste eenmaal per maand getest.

11.   Een CTP voert ten minste eenmaal per kwartaal omgekeerde stresstests uit.

12.   Een CTP test en toetst ten minste eenmaal per kwartaal haar procedures in geval van wanbetaling en zij voert ten minste eenmaal per jaar simulatieoefeningen uit, overeenkomstig artikel 61. Een CTP voert ook simulatieoefeningen uit na elke materiële wijziging van haar procedures in geval van wanbetaling.

AFDELING 9

Bij tests gebruikte tijdhorizons

Artikel 60

De tijdhorizons

1.   De tijdhorizons die worden gebruikt bij stresstests, worden vastgesteld in overeenstemming met hoofdstuk VII en omvatten extreme, maar plausibele marktomstandigheden in de toekomst.

2.   De historische tijdhorizons die worden gebruikt voor backtests, omvatten gegevens die betrekking hebben op ten minste het voorgaande jaar, of op een periode zo lang als een CTP het betreffende financieel instrument cleart, als dat minder dan een jaar is.

AFDELING 10

Openbaarmaking

Artikel 61

Openbaar te maken informatie

1.   Een CTP maakt de algemene beginselen die ten grondslag liggen aan haar modellen en de betrokken methodologieën, alsmede de aard van de uitgevoerde tests openbaar, met een samenvatting van hoog niveau van de testresultaten en alle ondernomen corrigerende maatregelen.

2.   Een CTP maakt de belangrijkste aspecten van haar procedures in geval van wanbetaling openbaar, met inbegrip van:

a)

de omstandigheden waarin actie kan worden ondernomen;

b)

degene die deze actie mag ondernemen;

c)

de reikwijdte van de actie die kan worden ondernomen, met inbegrip van de behandeling van zowel haar eigen posities, fondsen en activa als die van cliënten;

d)

de mechanismen om verplichtingen van een CTP tegenover niet in gebreke blijvende clearingleden aan te pakken;

e)

de mechanismen om verplichtingen van het in gebreke blijvende clearinglid tegenover zijn cliënten aan te pakken.

Artikel 62

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt h), afdeling 2, van bijlage I is van toepassing vanaf drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ten aanzien van derivatentransacties als bedoeld in de punten b) en d) van artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011, van het Europees Parlement en de Raad (10).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad.

(2)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(3)  PB L 352 van 21.12.2012, blz. 32.

(4)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(5)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87.

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  Zie bladzijde 37 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(10)  PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

Voorwaarden die gelden voor financiële instrumenten, bankgaranties en goud die als zeer liquide zekerheid worden beschouwd

AFDELING 1

Financiële instrumenten

Voor de toepassing van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt onder zeer liquide zekerheden in de vorm van financiële instrumenten verstaan financiële instrumenten die aan de in punt 1 van bijlage II van deze verordening bepaalde voorwaarden voldoen of effecten en geldmarktinstrumenten die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de CTP kan tegenover de bevoegde autoriteit aantonen dat de financiële instrumenten zijn uitgegeven door een emittent die een laag kredietrisico heeft op basis van een toereikende interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

b)

de CTP kan tegenover de bevoegde autoriteit aantonen dat de financiële instrumenten een laag marktrisico hebben op basis van een toereikende interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies;

c)

zij luiden in een van de volgende valuta’s:

i)

een valuta met betrekking waartoe de CTP tegenover de bevoegde autoriteiten kan aantonen dat zij het risico ervan kan beheren;

ii)

een valuta waarin de CTP contracten cleart, begrensd tot de vereiste zekerheid om de blootstellingen van de CTP in die valuta te dekken;

d)

zij zijn vrij verhandelbaar en er rusten geen regelgevende of wettelijke beperkingen of vorderingen van een derde partij op die hun liquidatie verhinderen;

e)

er bestaat een actieve liquide repomarkt voor, met een diverse groep kopers en verkopers, ook in stressomstandigheden, en de CTP kan aantonen dat zij daar betrouwbare toegang toe heeft;

f)

zij hebben betrouwbare prijsgegevens die regelmatig worden bekendgemaakt;

g)

zij worden niet uitgegeven door:

i)

het clearinglid dat de zekerheid stelt, of een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als het clearinglid, behalve in geval van een gedekte obligatie en uitsluitend indien de activa die als dekking voor de obligatie dienen, goed zijn gescheiden binnen een robuust juridisch kader en voldoen aan de in deze afdeling aangegeven vereisten;

ii)

een CTP of een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als een CTP;

iii)

een entiteit die ook diensten verricht die kritiek zijn voor de werking van de CTP, tenzij die entiteit een centrale bank in de EER is of een valuta-uitgevende centrale bank is van een valuta waarin de CTP blootstellingen heeft;

h)

zij niet op andere wijze blootstaan aan significant wrong-way risk.

AFDELING 2

Bankgaranties

1.

Een door een commerciële bank verstrekte garantie moet, onder de beperkingen die met de bevoegde autoriteit zijn overeengekomen, aan de volgende voorwaarden voldoen om te worden geaccepteerd als zekerheid conform artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012:

a)

zij is verstrekt om een niet-financieel clearinglid te dekken;

b)

zij is versterkt door een emittent waarvan de CTP tegenover de bevoegde autoriteit kan aantonen dat deze een laag kredietrisico heeft op basis van een toereikende interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

c)

zij luidt in een van de volgende valuta’s:

i)

een valuta met betrekking waartoe de CTP tegenover de bevoegde autoriteiten kan aantonen dat zij het risico ervan op toereikende wijze kan beheren;

ii)

een valuta waarin de CTP contracten cleart, begrensd tot de vereiste zekerheid om de blootstellingen van de CTP in die valuta te dekken;

d)

zij is onherroepelijk, onvoorwaardelijk en de emittent kan zich niet beroepen op een wettelijke of contractuele vrijstelling of wettelijk of contractueel verweermiddel om zich te verzetten tegen de uitbetaling van de garantie;

e)

zij kan, op vertoon, zonder enige regelgevende, wettelijke of operationele beperking worden uitbetaald binnen de liquidatieperiode van de portefeuille van het in gebreke blijvende clearinglid dat de garantie heeft verstrekt;

f)

zij is niet afgegeven door:

i)

een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als het niet-financiële clearinglid dat door de garantie wordt gedekt;

ii)

een entiteit die diensten verricht die kritiek zijn voor de werking van de CTP, tenzij die entiteit een centrale bank in de EER is of een valuta-uitgevende centrale bank is van een valuta waarin de CTP blootstellingen heeft;

g)

zij is niet op andere wijze voorwerp van een significant wrong-way risk;

h)

zij wordt volledig gedekt door zekerheid die voldoet aan de volgende voorwaarden:

i)

zij is geen voorwerp van wrong-way risk op basis van een correlatie met de kredietwaardigheid van de garantiegever of het niet-financiële clearinglid, tenzij dat wrong-way risk op toereikende wijze is beperkt door toepassing van een haircut op de zekerheid;

ii)

de CTP heeft onmiddellijke toegang tot de garantie en de garantie valt buiten het faillissement in geval van gelijktijdige wanbetaling van het clearinglid en de garantiegever;

i)

de geschiktheid van de garantiegever is bekrachtigd door de raad van de CTP na een volledige beoordeling van de garantiegever en van het wettelijke, contractuele en operationele kader van de garantie, teneinde een hoge mate van zekerheid over de effectiviteit van de garantie te hebben, en de bevoegde autoriteit is daarvan in kennis gesteld.

2.

Een door een centrale bank afgegeven bankgarantie voldoet aan de volgende voorwaarden om als zekerheid te worden geaccepteerd conform artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012:

a)

zij is verstrekt door een centrale bank in de EER of een valuta-uitgevende centrale bank van een valuta waarin de CTP blootstellingen heeft;

b)

zij luidt in een van de volgende valuta’s:

i)

een valuta met betrekking waartoe de CTP tegenover de bevoegde autoriteiten kan aantonen dat zij het risico ervan op toereikende wijze kan beheren;

ii)

een valuta waarin de CTP transacties cleart, voor zover blootstellingen van de CTP in die valuta worden gedekt;

c)

zij is onherroepelijk, onvoorwaardelijk en de uitgevende centrale bank kan zich niet beroepen op een wettelijke of contractuele vrijstelling of wettelijk of contractueel verweermiddel om zich te verzetten tegen de uitbetaling van de garantie;

d)

zij kan, zonder enige regelgevende, wettelijke of operationele beperking of vordering van een derde partij worden uitbetaald binnen de liquidatieperiode van de portefeuille van het in gebreke blijvende clearinglid dat de garantie heeft verstrekt.

AFDELING 3

Goud

Onder „goud” wordt verstaan toegewezen staven puur goud die worden erkend als „goede levering” en het moet aan de volgende voorwaarden voldoen om te worden geaccepteerd als zekerheid conform artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012:

a)

het wordt direct door de CTP aangehouden;

b)

het is gedeponeerd bij een centrale bank in de EER of een valuta-uitgevende centrale bank van een valuta waarin de CTP blootstellingen heeft, en die toereikende regelingen heeft om de eigendomsrechten van een clearinglid of cliënten op het goud te beschermen en de CTP, indien nodig, onmiddellijke toegang tot het goud geeft;

c)

het is gedeponeerd bij een vergunninghoudende kredietinstelling als gedefinieerd in het kader van Richtlijn 2006/48/EG, die toereikende regelingen heeft om de eigendomsrechten van een clearinglid of cliënten op het goud te beschermen en de CTP, indien nodig, onmiddellijke toegang tot het goud geeft, en de CTP kan tegenover de bevoegde autoriteit met een hoge mate van betrouwbaarheid aantonen dat de instelling een laag kredietrisico heeft volgens een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

d)

het is gedeponeerd bij een kredietinstelling die is gevestigd in een derde land en die onderworpen is en voldoet aan prudentiële regels die door de bevoegde autoriteiten worden beschouwd als ten minste even streng als de regels die zijn neergelegd in Richtlijn 2006/48/EG en die beschikt over robuuste boekhoudpraktijken, bewaringsprocedures en interne controles en die toereikende regelingen heeft om de eigendomsrechten van een clearinglid of cliënten op het goud te beschermen, de CTP, wanneer vereist, onmiddellijke toegang tot het goud geeft, en de CTP kan tegenover de bevoegde autoriteit aantonen dat de instelling een laag kredietrisico heeft op basis van een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de kredietinstelling in een bepaald land.


BIJLAGE II

Voorwaarden die gelden voor zeer liquide financiële instrumenten

1)

Voor de toepassing van artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 kunnen financiële instrumenten geacht worden zeer liquide te zijn en een minimaal krediet- en marktrisico in te houden als het schuldinstrumenten zijn die voldoen aan elk van de volgende voorwaarden:

a)

zij zijn uitgegeven of worden expliciet gegarandeerd door:

i)

een overheid;

ii)

een centrale bank;

iii)

een multilaterale ontwikkelingsbank als genoemd in afdeling 4.2 van deel 1 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG;

iv)

de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of het Europees stabiliteitsmechanisme, voor zover van toepassing;

b)

de CTP kan aantonen dat zij een laag krediet- en marktrisico heeft volgens een interne beoordeling door de CTP. Bij de uitvoering van die beoordeling maakt de CTP gebruik van een vastgestelde, objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en waarbij rekening wordt gehouden met het risico voortvloeiend uit de vestiging van de emittent in een bepaald land;

c)

de gemiddelde effectieve looptijd van de portefeuille van de CTP is niet meer dan twee jaar;

d)

zij luiden in een van de volgende valuta’s:

i)

een valuta met betrekking waartoe de CTP kan aantonen dat zij de risico’s ervan kan beheren, of

ii)

een valuta waarin de CTP transacties cleart, voor zover de zekerheid in die valuta is ontvangen.

e)

zij zijn vrij verhandelbaar en er rust geen regelgevende beperking of vorderingen van een derde partij op die hun liquidatie verhinderen;

f)

zij hebben een actieve liquide repomarkt, met een diverse groep kopers en verkopers, ook in stressomstandigheden, en de CTP heeft daar betrouwbare toegang toe;

g)

er worden regelmatig betrouwbare prijsgegevens over deze instrumenten bekendgemaakt.

2)

Voor de toepassing van artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 kunnen ook derivatencontracten worden beschouwd als zeer liquide financiële beleggingen die een minimaal krediet- en marktrisico met zich brengen, als ze worden gesloten met het doel:

a)

de portefeuille van een in gebreke gebleven clearinglid te hedgen als onderdeel van de procedure van de CTP voor het beheer van wanbetalingen, of

b)

het valutarisico voortvloeiend uit haar overeenkomstig hoofdstuk VIII opgezette kader voor liquiditeitsrisicobeheer te hedgen.

Indien in dergelijke situaties derivatencontracten worden gebruikt, is hun gebruik beperkt tot derivatencontracten waarvoor regelmatig betrouwbare prijsgegevens worden bekendgemaakt, en tot de termijn die nodig is om het krediet- en marktrisico waaraan de CTP blootstaat, te beperken.

Het beleid van de CTP inzake het gebruik van derivatencontracten is, na overleg met het risicocomité, goedgekeurd door de raad.