ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2012.356.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
55e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
2012/828/EU |
|
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1265/2012 van de Commissie van 17 december 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 837/2012 wat betreft de minimale activiteit van een preparaat van 6-fytase, geproduceerd door Aspergillus oryzae (DSM 22594), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor pluimvee, gespeende biggen, mestvarkens en zeugen (vergunninghouder DSM Nutritional Products) ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Uitvoeringsrichtlijn 2012/52/EU van de Commissie van 20 december 2012 tot vaststelling van maatregelen om de erkenning van in een andere lidstaat verstrekte medische recepten te vergemakkelijken ( 1 ) |
|
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
|
2012/830/EU |
|
|
* |
||
|
|
2012/831/EU |
|
|
* |
||
|
|
2012/832/EU |
|
|
* |
||
|
|
RICHTSNOEREN |
|
|
|
2012/833/EU |
|
|
* |
||
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2012/834/EU |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 13 november 2012
tot sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland tot wijziging van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland
(2012/828/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a) v),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland (1) is op 1 januari 1999 in werking getreden (2). |
(2) |
Overeenkomstig Besluit 2011/464/EU van de Raad (3) is de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland tot wijziging van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland („de overeenkomst”) op 23 februari 2012 door de Commissie ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan. |
(3) |
Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is. |
(4) |
De overeenkomst moet worden gesloten, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland tot wijziging van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland („de overeenkomst”) wordt gesloten.
De tekst van de overeenkomst is bij dit besluit gevoegd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wijst de persoon/personen aan die bevoegd is/zijn om namens de Unie de in artikel 2 van de overeenkomst bedoelde diplomatieke nota te verzenden, teneinde kenbaar te maken dat de Unie ermee instemt door de overeenkomst gebonden te zijn (4).
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 13 november 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
V. SHIARLY
(1) PB L 229 van 17.8.1998, blz. 62.
(2) PB L 5 van 9.1.1999, blz. 74.
(3) PB L 195 van 27.7.2011, blz. 1.
(4) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland tot wijziging van de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling tussen de Europese Gemeenschap EN Nieuw-Zeeland
DE EUROPESE UNIE
en
NIEUW-ZEELAND,
hierna „de partijen” genoemd,
GEZIEN de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling (1) die op 25 juni 1998 te Wellington is ondertekend (hierna „de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning” genoemd),
WIJZENDE op de noodzaak om de werking van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning te vereenvoudigen,
OVERWEGENDE dat in artikel 3 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning de vorm van de sectorbijlagen gedetailleerd wordt beschreven en specifiek wordt bepaald dat afdeling II van elke sectorbijlage bij de overeenkomst een lijst van de aangewezen overeenstemmingsbeoordelingsorganen moet bevatten,
OVERWEGENDE dat artikel 4 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning de toepassing van de overeenkomst beperkt tot producten die volgens de niet-preferentiële regels van oorsprong als van oorsprong uit de partijen worden beschouwd,
OVERWEGENDE dat bij artikel 12 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning een gemengde commissie wordt ingesteld die onder meer uitvoering geeft aan besluiten over de opneming van overeenstemmingsbeoordelingsorganen in en de verwijdering ervan uit de sectorbijlagen, en een procedure voor deze opneming en verwijdering wordt vastgesteld,
OVERWEGENDE dat de artikelen 8 en 12 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning verwijzen naar de voorzitter van de gemengde commissie,
OVERWEGENDE dat artikel 12 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning de gemengde commissie niet uitdrukkelijk de bevoegdheid verleent om de sectorbijlagen te wijzigen, behalve om uitvoering te geven aan het besluit van een aanwijzende autoriteit tot aanwijzing of tot intrekking van de aanwijzing van een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan,
OVERWEGENDE dat artikel 3 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning moet worden gewijzigd, zowel in verband met de wijzigingen die in artikel 12 worden voorgesteld om het voorschrift dat de gemengde commissie maatregelen neemt inzake de erkenning of de intrekking van de erkenning van overeenstemmingsbeoordelingsorganen, te beperken tot gevallen die krachtens artikel 8 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning door de andere partij worden betwist, als met het oog op een grotere flexibiliteit in de structuur van de sectorbijlagen bij de overeenkomst,
OVERWEGENDE dat, om de handel tussen de partijen niet onnodig te beperken, de oorsprongsbeperking in artikel 4 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning moet worden geschrapt,
OVERWEGENDE dat, rekening houdend met het feit dat de gemengde commissie door de partijen gezamenlijk wordt voorgezeten, de verwijzingen naar de voorzitter van de gemengde commissie moeten worden geschrapt uit de artikelen 8 en 12 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning,
OVERWEGENDE dat de werking van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning zal worden vergemakkelijkt door een betere uitwisseling van informatie tussen de partijen over de werking van de overeenkomst,
OVERWEGENDE dat, met het oog op de tijdige aanpassing van de sectorbijlagen teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en andere factoren zoals de uitbreiding van de Europese Unie, aan de gemengde commissie bij artikel 12 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning uitdrukkelijk de bevoegdheid moet worden verleend om de sectorbijlagen te wijzigen op andere gebieden dan het geven van uitvoering aan het besluit van een aanwijzende autoriteit tot aanwijzing of tot intrekking van de aanwijzing van een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan, alsook om nieuwe sectorbijlagen vast te stellen,
OVERWEGENDE dat, om de werking van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning te vereenvoudigen, de noodzaak dat de gemengde commissie besluiten neemt inzake de erkenning of de intrekking van de erkenning van overeenstemmingsbeoordelingsorganen, moet worden beperkt tot gevallen die krachtens artikel 8 van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning door de andere partij worden betwist,
OVERWEGENDE dat, om de werking van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning te vereenvoudigen, bij artikel 12 een eenvoudiger procedure voor de erkenning, de intrekking van de erkenning, en de schorsing van overeenstemmingsbeoordelingsorganen moet worden vastgesteld, en het standpunt ten aanzien van de overeenstemmingsbeoordeling die is uitgevoerd door organen voordat hun aanwijzing wordt geschorst of ingetrokken, moet worden verduidelijkt,
OVERWEGENDE dat de Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van overeenstemmingsbeoordeling, certificaten en markeringen tussen de Europese Gemeenschap en Australië naar de vorm identiek is aan de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning en daarom tegelijkertijd wordt gewijzigd om de samenhang tussen de overeenkomsten te behouden,
OVERWEGENDE dat de verwijzingen naar wet- en regelgeving en de werkwijze van de sectorbijlagen betreffende geneesmiddelen, GMP-inspecties en certificering van partijen en betreffende medische hulpmiddelen verouderd zijn, en van de gelegenheid gebruik is gemaakt om ze te wijzigen in het licht van de huidige situatie,
ZIJN OVEREENGEKOMEN DE OVEREENKOMST ALS VOLGT TE WIJZIGEN:
Artikel 1
Wijzigingen in de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning
De overeenkomst inzake wederzijdse erkenning wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 3, lid 2, wordt vervangen door: „2. Elke sectorbijlage bevat in het algemeen de volgende informatie:
|
2. |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4 Toepassingsgebied en betrokken producten Deze overeenkomst is van toepassing op producten die zijn gespecificeerd in de omschrijving van het toepassingsgebied en de betrokken producten in elke sectorbijlage.”. |
3. |
Artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6 Aanwijzende autoriteiten 1. De partijen dragen ervoor zorg dat de aanwijzende autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de aanwijzing van overeenstemmingsbeoordelingsorganen, over de nodige bevoegdheid en deskundigheid beschikken om dergelijke organen aan te wijzen, te schorsen, schorsingen op te heffen en aanwijzingen in te trekken. 2. Bij deze aanwijzingen, schorsingen, opheffingen van schorsingen en intrekkingen van aanwijzingen volgen de aanwijzende autoriteiten, tenzij in de sectorbijlagen anders is bepaald, de procedures voor de aanwijzing zoals omschreven in artikel 12 en de bijlage.”. |
4. |
Artikel 7, lid 1, wordt vervangen door: „1. De partijen wisselen informatie uit over de procedures die zij toepassen om ervoor te zorgen dat de aangewezen overeenstemmingsbeoordelingsorganen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, aan de in de sectorbijlagen vervatte wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en aan de in de bijlage gestelde bekwaamheidsvereisten voldoen.”. |
5. |
Artikel 8, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
6. |
Artikel 9 wordt vervangen door: „Artikel 9 Uitwisseling van informatie 1. De partijen wisselen informatie uit over de tenuitvoerlegging van de in de sectorbijlagen vermelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en houden een nauwkeurige lijst bij van de overeenstemmingsbeoordelingsorganen die volgens deze overeenkomst zijn aangewezen. 2. Overeenkomstig hun uit de WTO-overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen voortvloeiende verplichtingen geven de partijen elkaar kennis van voorgenomen wijzigingen in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op gebieden waarop deze overeenkomst van toepassing is en geven zij, onder voorbehoud van lid 3 van dit artikel, de andere partij kennis van de nieuwe bepalingen. Deze kennisgeving geschiedt ten minste zestig kalenderdagen voor de inwerkingtreding van deze bepalingen. 3. Indien een partij spoedmaatregelen neemt die zij om redenen van veiligheid, gezondheid of milieubescherming gerechtvaardigd acht om een risico verbonden aan een onder een sectorbijlage vallend product te beheersen, geeft zij de andere partij onverwijld kennis van de maatregelen, waarbij het doel van de maatregelen en de redenen daarvoor in het kort worden beschreven, tenzij anders aangegeven in de sectorbijlage.”. |
7. |
Artikel 12, leden 3 tot en met 7, worden vervangen door: „3. De gemengde commissie komt minstens éénmaal per jaar bijeen, behoudens andersluidende beslissing van de gemengde commissie of de partijen. Indien dit voor de goede werking van deze overeenkomst noodzakelijk is, of op verzoek van een van de partijen, worden een of meer aanvullende bijeenkomsten georganiseerd. 4. De gemengde commissie kan elk vraagstuk behandelen dat verband houdt met de werking van deze overeenkomst. In het bijzonder heeft zij tot taak:
5. De volgens deze overeenkomst aangebrachte wijzigingen in de sectorbijlagen en de volgens deze overeenkomst vastgestelde nieuwe sectorbijlagen worden door de gemengde commissie onverwijld schriftelijk ter kennis van elke partij gebracht en treden in werking zoals door de gemengde commissie wordt bepaald. 6. Voor de aanwijzing van een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan is de volgende procedure van toepassing:
7. Wanneer de aanwijzing van een overeenstemmingsbeoordelingsorgaan wordt geschorst of ingetrokken, blijven de overeenstemmingsbeoordelingen die dat orgaan vóór de ingangsdatum van de schorsing of intrekking heeft uitgevoerd, geldig tenzij ofwel de verantwoordelijke partij die geldigheid heeft beperkt of opgeheven, ofwel de gemengde commissie anders beslist. De partij waaronder het overeenstemmingsbeoordelingsorgaan ressorteert waarvan de aanwijzing is geschorst of ingetrokken, stelt de andere partij schriftelijk in kennis van alle wijzigingen betreffende de beperking of opheffing van de geldigheid.”. |
8. |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
9. |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
10. |
De sectorbijlage betreffende geneesmiddelen, GMP-inspecties en certificering van partijen, met inbegrip van aanhangsel 1 en aanhangsel 2, wordt geschrapt en vervangen door: „VAN PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN NIEUW-ZEELAND INZAKE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN OVEREENSTEMMINGSBEOORDELING TOEPASSINGSGEBIED EN BETROKKEN PRODUCTEN
Certificering van fabrikanten
Certificering van partijen goederen
AFDELING I WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN Onverminderd afdeling III worden de algemene GMP-inspecties uitgevoerd op basis van de door de exporterende partij vastgestelde GMP-voorschriften. De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende deze sectorbijlage zijn in de tabel vermeld. De kwaliteitsvereisten voor uit te voeren producten, met inbegrip van de fabricagemethode en de productspecificaties, zijn evenwel zoals vermeld in de desbetreffende, door de importerende partij afgegeven vergunning voor het in de handel brengen van het betrokken product.
AFDELING II OFFICIËLE INSPECTIEDIENSTEN De lijsten van de officiële inspectiediensten voor deze sectorbijlage zijn door de partijen gezamenlijk vastgesteld en worden door hen bijgehouden. Indien een partij de andere partij verzoekt om een afschrift van haar recentste lijsten van officiële inspectiediensten, verstrekt laatstgenoemde partij de verzoekende partij een afschrift van die lijsten binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek. AFDELING III UITVOERINGSBEPALINGEN 1. Toezending van inspectieverslagen Wanneer analyses worden uitbesteed, verstrekken de bevoegde inspectiediensten op met redenen omkleed verzoek een afschrift van het laatste inspectieverslag van de plaats waar de producten werden vervaardigd of gecontroleerd. Het verzoek kan betrekking hebben op een „compleet inspectieverslag” of op een „gedetailleerd verslag” (zie punt 2). Elke partij behandelt deze inspectieverslagen met de door de partij van oorsprong gevraagde mate van vertrouwelijkheid. Indien het fabricageprocedé van het betrokken geneesmiddel niet recent werd geïnspecteerd, met andere woorden indien de laatste inspectie meer dan twee jaar geleden plaatsvond of een bijzondere inspectie noodzakelijk wordt geacht, kan om een specifieke en gedetailleerde inspectie worden verzocht. De partijen dragen ervoor zorg dat de inspectieverslagen binnen ten hoogste dertig kalenderdagen beschikbaar zijn. Voor nieuwe inspecties kan deze termijn tot zestig kalenderdagen worden verlengd. 2. Inspectieverslagen Een „compleet inspectieverslag” omvat een zogenaamde „Site Master File” (opgesteld door de fabrikant of de inspectiedienst) en een verhalend verslag van de inspectiedienst. Indien de andere partij specifieke vragen omtrent een onderneming heeft, wordt een „gedetailleerd verslag” opgesteld. 3. Toepasselijke GMP
De gelijkwaardigheid van de GMP-voorschriften voor specifieke producten of categorieën van producten (bijvoorbeeld geneesmiddelen voor onderzoekdoeleinden, grondstoffen) wordt bepaald volgens een door de gemengde sectorgroep vastgestelde procedure. 4. Aard van de inspecties
5. Inspectie- of vestigingsvergoeding De regeling betreffende de inspectie- of vestigingsvergoeding wordt bepaald door de plaats waar de fabrikant gevestigd is. Voor onder deze sectorbijlage vallende producten wordt geen inspectie- of vestigingsvergoeding verlangd van fabrikanten die op het grondgebied van de andere partij gevestigd zijn. 6. Vrijwaringsclausule voor inspecties Elke partij behoudt zich het recht voor haar eigen inspecties te verrichten om redenen die zij aan de andere partij mededeelt. Dergelijke inspecties worden vooraf ter kennis gebracht van de andere partij, die het recht heeft aan de inspectie deel te nemen. Op deze vrijwaringsclausule wordt slechts in uitzonderingsgevallen een beroep gedaan. Indien een dergelijke inspectie plaatsvindt, mogen de kosten daarvan worden teruggevorderd. 7. Uitwisseling van informatie tussen autoriteiten en harmonisatie van kwaliteitseisen Overeenkomstig de algemene bepalingen van deze overeenkomst wisselen de partijen alle relevante informatie uit die nodig is voor de doorlopende wederzijdse erkenning van inspecties. Bij aanzienlijke wijzigingen in de regelgevingsstelsels van een van de partijen kan, met het oog op het aantonen van de bekwaamheid, door elk van de partijen aanvullende specifieke informatie betreffende een officiële inspectiedienst worden verlangd. Dergelijke specifieke verzoeken kunnen betrekking hebben op informatie over opleiding, inspectieprocedures, de algemene uitwisseling van informatie en documenten, en de transparantie van audits van officiële inspectiediensten die relevant zijn voor de toepassing van deze sectorbijlage. Dergelijke verzoeken worden gedaan via en beheerd door de gemengde sectorgroep in het kader van een doorlopend onderhoudsprogramma. Voorts houden de bevoegde autoriteiten in Nieuw-Zeeland en in de Europese Unie elkaar op de hoogte van alle nieuwe technische richtsnoeren of wijzigingen in inspectieprocedures. Elke partij raadpleegt de andere partij voordat deze worden vastgesteld. 8. Officiële vrijgave van partijen goederen De procedure voor de officiële vrijgave van partijen goederen vormt een aanvullende controle van de veiligheid en de doeltreffendheid van immunologische geneesmiddelen (vaccins) en bloedderivaten, die door de bevoegde autoriteiten voorafgaand aan de distributie van elke partij wordt uitgevoerd. Deze overeenkomst voorziet niet in deze wederzijdse erkenning van officiële vrijgaven van partijen goederen. Wanneer evenwel een procedure voor de officiële vrijgave van partijen goederen van toepassing is en de betrokken partij goederen door de controlerende autoriteiten van de exporterende partij werd onderzocht, legt de fabrikant op verzoek van de importerende partij het certificaat van officiële vrijgave van de partij over. Voor de Europese Unie wordt de procedure voor de officiële vrijgave van partijen geneesmiddelen voor menselijk gebruik gepubliceerd door het Europees Directoraat voor de kwaliteit van medicijnen en gezondheidszorg. Voor Nieuw-Zeeland is de procedure voor de officiële vrijgave van partijen gespecificeerd in het document getiteld „WHO Technical Report Series, No. 822, 1992”. 9. Opleiding van inspecteurs Overeenkomstig de algemene bepalingen van deze overeenkomst is de door de autoriteiten georganiseerde opleiding van inspecteurs toegankelijk voor inspecteurs van de andere partij. De partijen houden elkaar op de hoogte van deze opleidingen. 10. Gezamenlijke inspecties Overeenkomstig de algemene bepalingen van deze overeenkomst kunnen in onderling overleg tussen de partijen gezamenlijke inspecties worden toegestaan. Deze inspecties hebben tot doel in beide partijen een gelijke interpretatie van de voorschriften in verband met de praktische tenuitvoerlegging van de inspecties en van de inspectiecriteria te bevorderen. De organisatie van deze inspecties en de vorm waarin zij plaatsvinden, worden vastgesteld volgens door de gemengde sectorgroep goedgekeurde procedures. 11. Waarschuwingssysteem De partijen wijzen contactpunten aan die de bevoegde autoriteiten en de fabrikanten de mogelijkheid geven de autoriteiten van de andere partij met de nodige spoed in kennis te stellen van kwaliteitsproblemen, teruggeroepen partijen goederen, namaak en andere kwaliteitsproblemen die aanvullende controles of de schorsing van de distributie van een partij goederen noodzakelijk kunnen maken. De partijen stellen gezamenlijk een gedetailleerde waarschuwingsprocedure vast. De partijen dragen ervoor zorg dat elke schorsing of intrekking (geheel of gedeeltelijk) van een fabricagevergunning naar aanleiding van de niet-naleving van GMP-voorschriften die gevolgen zou kunnen hebben voor de bescherming van de volksgezondheid, met de nodige spoed aan de andere partij wordt medegedeeld. 12. Contactpunten Voor de toepassing van deze sectorbijlage zijn de contactpunten voor alle technische problemen zoals de uitwisseling van inspectieverslagen, de opleiding van inspecteurs en de technische voorschriften:
13. Gemengde sectorgroep Er wordt in het kader van deze sectorbijlage een gemengde sectorgroep opgericht die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen. De groep is verantwoordelijk voor de doeltreffende werking van deze sectorbijlage. Zij brengt bij de gemengde commissie verslag uit zoals door de gemengde commissie wordt bepaald. De gemengde sectorgroep stelt haar reglement van orde vast. Zij neemt besluiten en stelt aanbevelingen vast bij consensus. Zij kan besluiten haar taken aan subgroepen te delegeren. 14. Meningsverschillen Beide partijen stellen alles in het werk om meningsverschillen betreffende, onder meer, de naleving van de voorschriften door fabrikanten en de conclusies van inspectieverslagen op te lossen. Onopgeloste meningsverschillen worden aan de gemengde sectorgroep voorgelegd. AFDELING IV WIJZIGINGEN IN DE LIJST VAN OFFICIËLE INSPECTIEDIENSTEN De partijen erkennen de noodzaak dat in deze sectorbijlage wijzigingen worden aangebracht, met name met het oog op de opneming van nieuwe officiële inspectiediensten of wijzigingen in de aard of de rol van gevestigde bevoegde autoriteiten. Wanneer zich aanzienlijke wijzigingen met betrekking tot officiële inspectiediensten hebben voorgedaan, maakt de gemengde sectorgroep overeenkomstig afdeling III, punt 7, uit welke aanvullende informatie eventueel nodig is om programma’s te controleren en de wederzijdse erkenning van inspecties vast te stellen of te handhaven.”. |
11. |
De sectorbijlage betreffende medische hulpmiddelen wordt vervangen door: „BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN NIEUW-ZEELAND INZAKE WEDERZIJDSE ERKENNING VAN OVEREENSTEMMINGSBEOORDELING TOEPASSINGSGEBIED EN BETROKKEN PRODUCTEN De bepalingen van deze sectorbijlage zijn van toepassing op de volgende producten:
AFDELING I WETTELIJKE EN BESTUURSRECHTELIJKE BEPALINGEN
AFDELING II AUTORITEITEN DIE BEVOEGD ZIJN VOOR DE AANWIJZING VAN OVEREENSTEMMINGSBEOORDELINGSORGANEN OVEREENKOMSTIG DEZE SECTORBIJLAGE
AFDELING III PROCEDURES VOOR DE AANWIJZING VAN OVEREENSTEMMINGSBEOORDELINGSORGANEN
AFDELING IV AANVULLENDE BEPALINGEN 1. Nieuwe wetgeving De partijen nemen er kennis van dat Nieuw-Zeeland voornemens is nieuwe wetgeving betreffende medische hulpmiddelen in te voeren, en besluiten gezamenlijk dat de bepalingen van deze sectorbijlage op de genoemde wetgeving van toepassing zijn vanaf het tijdstip waarop deze in Nieuw-Zeeland in werking treedt. De partijen geven gezamenlijk hun voornemen te kennen om het toepassingsgebied van deze sectorbijlage uit te breiden tot hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek zodra de nieuwe wetgeving van Nieuw-Zeeland betreffende medische hulpmiddelen van kracht is. 2. Uitwisseling van informatie De partijen stellen elkaar in kennis van voorvallen die zich voordoen in het kader van de procedure van toezicht op medische hulpmiddelen en houden elkaar op de hoogte van aangelegenheden in verband met de productveiligheid. De partijen houden elkaar ook op de hoogte van:
Deze informatie wordt uitgewisseld via de volgende contactpunten:
De partijen kunnen informatie uitwisselen over de gevolgen van het opzetten van Eudamed. Bovendien doet de Medicines and Medical Devices Safety Authority (Eudamed) mededeling van de door haar afgegeven certificaten. 3. Uitbesteding Wanneer de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van Nieuw-Zeeland dit voorschrijven, mogen overeenstemmingsbeoordelingsorganen in de Europese Unie die de proefnemingen geheel of ten dele uitbesteden, daarvoor enkel een beroep doen op beproevingslaboratoria die overeenkomstig afdeling III, punt 2, van deze sectorbijlage zijn erkend. 4. Registratie van goedkeuringen Onverminderd de bijlage bij de overeenkomst betreffende de aanwijzing van overeenstemmingsbeoordelingsorganen deelt de bevoegde aanwijzende autoriteit in de Europese Unie voor elk aangewezen overeenstemmingsbeoordelingsorgaan aan Nieuw-Zeeland mede op welke wijze dit orgaan voornemens is te registreren dat een door de Secretary krachtens de Electricity Act 1992 (en op grond van die wet vastgestelde „regulations”) vereiste goedkeuring voor fittings of toestellen die in Nieuw-Zeeland zullen worden verkocht of te koop aangeboden, is verleend. 5. Opbouwen van vertrouwen met betrekking tot hulpmiddelen met hoog risico
6. Gemengde sectorgroep Er wordt in het kader van deze sectorbijlage een gemengde sectorgroep opgericht die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen. De groep is verantwoordelijk voor de doeltreffende werking van deze sectorbijlage. Zij brengt bij de gemengde commissie verslag uit zoals door de gemengde commissie wordt bepaald. De gemengde sectorgroep stelt haar reglement van orde vast. Zij neemt besluiten en stelt aanbevelingen vast bij consensus. Zij kan besluiten haar taken aan subgroepen te delegeren. 7. Meningsverschillen Beide partijen stellen alles in het werk om meningsverschillen betreffende, onder meer, de naleving van de voorschriften door fabrikanten en de conclusies van overeenstemmingsbeoordelingsverslagen op te lossen. Onopgeloste meningsverschillen worden aan de gemengde sectorgroep voorgelegd. Aanhangsel De bepalingen van deze sectorbijlage zijn niet van toepassing op de volgende hulpmiddelen:
Beide partijen kunnen in onderling overleg besluiten de toepassing van deze sectorbijlage uit te breiden tot bovengenoemde medische hulpmiddelen.. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de partijen diplomatieke nota’s hebben uitgewisseld waarin zij de voltooiing van hun respectieve procedures voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst bevestigen.
Gedaan te Brussel, 23 februari 2012, in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
За Европейския съюз
Por la Unión Europea
Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union
Für die Europäische Union
Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση
For the European Union
Pour l'Union européenne
Per l'Unione europea
Eiropas Savienības vārdā –
Europos Sąjungos vardu
Az Európai Unió részéről
Għall-Unjoni Ewropea
Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej
Pela União Europeia
Pentru Uniunea Europeană
Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo
Euroopan unionin puolesta
För Europeiska unionen
За Нοва Зeлaндия
Por Nueva Zelanda
Za Nový Zéland
For New Zealand
Für Neuseeland
Uus-Meremaa nimel
Για τη Nέα Ζηλανδία
For New Zealand
Pour la Nouvelle-Zélande
Per la Nuova Zelanda
Jaunzēlandes vārdā –
Naujosios Zelandijos vardu
Uj-Zéland részéről
Gћal New Zealand
Voor Nieuw-Zeeland
W imieniu Nowej Zelandii
Pela Nova Zelândia
Pentru Noua Zeelandă
Za Nový Zéland
Za Novo Zelandijo
Unden-Seelannin puolesta
För Nya Zeeland
VERORDENINGEN
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/19 |
VERORDENING (EU) Nr. 1261/2012 VAN DE RAAD
van 20 december 2012
tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Zwarte Zee van toepassing zijn
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vaststelt voor de vaststelling en toewijzing van de vangstmogelijkheden. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1) moeten, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke adviezen en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), maatregelen worden vastgesteld inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten. |
(3) |
De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden vaststellen per visserijtak of groep visserijtakken, inclusief bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserijtak geniet, mede met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. |
(4) |
De totaal toegestane vangsten (TAC’s) dienen te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht. |
(5) |
De in de onderhavige verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) moet garanderen, en met name de artikelen 33 en 34 daarvan betreffende, respectievelijk, de registratie van de vangsten en de visserijinspanning en de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens met betrekking tot de aanlandingen van onder de onderhavige verordening vallende bestanden aan de Commissie doen toekomen. |
(6) |
Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (3) moet worden bepaald voor welke bestanden de verschillende, in die verordening bedoelde maatregelen worden toegepast. |
(7) |
Teneinde een onderbreking in de uitoefening van de visserij te vermijden en het inkomen van de vissers in de Unie veilig te stellen, is het belangrijk dat deze visserijtakken op 1 januari 2013 met hun activiteiten van start kunnen gaan. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden voor het jaar 2013 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee vastgesteld.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op in de Zwarte Zee vissende EU-vaartuigen.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
a) „GFCM”: de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee;
b) „Zwarte Zee”: het geografische subgebied 29, zoals afgebakend en in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) (4) en bij resolutie GFCM/33/2009/2;
c) „EU-vaartuig”: een vissersvaartuigen dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;
d) „totaal toegestane vangsten (TAC’s)”: de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;
e) „quotum”: een vast aandeel van de aan de Unie, een lidstaat of een derde land toegewezen TAC.
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN
Artikel 4
TAC’s en toewijzingen
De TAC’s, de toewijzing van deze TAC’s aan de lidstaten en de voorwaarden die er functioneel verband mee houden, worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 5
Bijzondere bepalingen inzake de toewijzingen
De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de onderhavige verordening aan de lidstaten toegewezen onverminderd:
a) |
het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; |
b) |
kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009; |
c) |
het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
d) |
het overdragen van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
e) |
kortingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
Artikel 6
Voorwaarden voor de aanlanding van vangsten en bijvangsten
Vis van bestanden waarvoor bij deze verordening vangstmogelijkheden worden vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of aangeland mits:
a) |
die vis is gevangen met vaartuigen van een lidstaat die een quotum heeft, en dat quotum nog niet is opgebruikt; of |
b) |
die vis deel uitmaakt van een quotum van de Unie dat niet in de vorm van quota over de lidstaten is verdeeld, en dat quotum van de Unie nog niet is opgebruikt. |
HOOFDSTUK III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 7
Gegevensverstrekking
Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in de bijlage bij deze verordening vermelde bestandscodes.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
A. D. MAVROYIANNIS
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(3) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
(4) PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44.
BIJLAGE
Naar soort en gebied uitgesplitste TAC’s voor EU-vaartuigen in gebieden waar TAC’s gelden
Onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, en in voorkomend geval de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.
De visbestanden zijn telkens vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort. Hieronder volgt een vergelijkende overzichtstabel met naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de gewone namen:
Wetenschappelijke naam |
Drielettercode |
Gewone naam |
Psetta maxima |
TUR |
Tarbot |
Sprattus sprattus |
SPR |
Sprot |
|
|
|||||||
Bulgarije |
43,2 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Roemenië |
43,2 |
|||||||
Unie |
86,4 (1) |
|||||||
TAC |
Niet relevant |
|
|
|||||||
Bulgarije |
8 032,5 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Roemenië |
3 442,5 |
|||||||
Unie |
11 475 |
|||||||
TAC |
Niet relevant |
(1) Van 15 april tot en met 15 juni 2013 mag niet worden gevist, noch vis worden overgeladen, aan boord genomen, aangeland of voor eerste verkoop aangeboden.
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/22 |
VERORDENING (EU) Nr. 1262/2012 VAN DE RAAD
van 20 december 2012
tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vaststelt voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden. |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1) moeten maatregelen inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden vastgesteld, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen en met name van de verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), alsmede in het licht van eventuele adviezen die zijn ontvangen van regionale adviesraden. |
(3) |
Het is de taak van de Raad maatregelen inzake het vaststellen en verdelen van de vangstmogelijkheden te treffen per visserijtak of groep van visserijtakken, in voorkomend geval met inbegrip van bepaalde voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn. De vangstmogelijkheden moeten, met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 bepaalde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten per bestand of per visserij geniet. |
(4) |
De totaal toegestane vangsten (TAC’s) dienen te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, rekening houdend met de biologische en sociaaleconomische aspecten en tegelijkertijd gelijke behandeling van de visserijsectoren te garanderen, alsook in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren worden gebracht, met name in de vergaderingen met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur en de betrokken regionale adviesraden. |
(5) |
De vastgestelde vangstmogelijkheden moeten in overeenstemming zijn met de internationale overeenkomsten, onder meer de overeenkomst van de Verenigde Naties betreffende de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende bestanden en bestanden van over grote afstanden trekkende soorten van 1995 (2), en de gedetailleerde beheersbeginselen zoals vastgesteld in de in 2008 door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties vastgestelde internationale richtsnoeren voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, waarin met name wordt gesteld dat wetgevers voorzichtiger moeten zijn wanneer informatie onzeker, onbetrouwbaar of niet adequaat is. Het ontbreken van adequate wetenschappelijke gegevens mag geen reden zijn om instandhoudings- en beheersmaatregelen uit te stellen of achterwege te laten. |
(6) |
Uit het meest recente advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en van het WTECV blijkt dat de meeste diepzeebestanden niet op duurzame wijze worden geëxploiteerd, en dat om de duurzaamheid van die bestanden te verzekeren, de desbetreffende vangstmogelijkheden moeten worden verlaagd, totdat de ontwikkeling van de bestanden een positieve trend te zien geeft. De ICES heeft verder geadviseerd de gerichte bevissing van Atlantische slijmkop in alle gebieden en de gerichte bevissing van bepaalde bestanden blauwe leng en zeebrasem te verbieden. |
(7) |
De voornaamste commerciële soorten diepzeehaaien worden als uitgeput beschouwd, en daarom mag geen gerichte bevissing van diepzeehaaien plaatsvinden. |
(8) |
De vangstmogelijkheden voor diepzeesoorten als omschreven in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (3), worden telkens voor twee jaar vastgesteld. Hierop wordt evenwel een uitzondering gemaakt voor de bestanden grote zilvervis en voor de visserij op blauwe leng als hoofdactiviteit, ten aanzien waarvan de vangstmogelijkheden afhangen van het resultaat van de jaarlijkse onderhandelingen met Noorwegen. De vangstmogelijkheden betreffende die bestanden worden derhalve vastgesteld in een andere, ter zake geldende jaarverordening. |
(9) |
Ter vereenvoudiging moeten de door de Unie autonoom besloten TAC’s voor blauwe leng in hetzelfde rechtsinstrument worden geregeld. De TAC’s voor blauwe leng in internationale wateren van II, III en IV moeten derhalve, samen met de TAC’s voor blauwe leng in internationale wateren van XII, worden opgenomen in de verordening tot vaststelling van de voor vaartuigen van de EU beschikbare vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarop geen internationale onderhandelingen of overeenkomsten van toepassing zijn. |
(10) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (4), moeten de bestanden voor welke diverse daarin bedoelde maatregelen gelden worden vastgesteld. Voorzorgs-TAC’s worden vastgesteld voor bestanden waarvoor geen wetenschappelijk gefundeerde evaluaties van de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor het jaar waarin de TAC’s moeten worden vastgesteld; in de andere gevallen moeten analytische TAC’s worden vastgesteld. In het licht van het advies van de ICES en het WTECV voor diepzeevissen moeten voor de bestanden waarvoor geen wetenschappelijk gefundeerde evaluatie van de betrokken vangstmogelijkheden beschikbaar is, voorzorgs-TAC’s worden vastgesteld in deze verordening. |
(11) |
In het licht van het wetenschappelijke advies komt de biologische spreiding van bepaalde bestanden grenadiervis niet per se overeen met de TAC-gebieden in deze verordening. Voor een eenvoudiger duurzame exploitatie van deze bestanden is het passend meer flexibiliteit toe te staan tussen TAC-gebieden Vb, VI, VII, enerzijds en TAC-gebieden VIII, IX, X, XII en XIV, anderzijds. |
(12) |
Met het oog op de continuïteit van de visserijactiviteiten en om het inkomen van de vissers in de Unie veilig te stellen, dient deze verordening met ingang van 1 januari 2013 van toepassing te zijn. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt voor 2013 en 2014 vastgesteld over welke jaarlijkse vangstmogelijkheden voor visbestanden van bepaalde diepzeevissoorten in EU-wateren en in bepaalde niet-EU-wateren waar vangstbeperkingen nodig zijn, EU-vaartuigen kunnen beschikken.
Artikel 2
Definities
1. Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:
a) „EU-vaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;
b) „EU-wateren”: de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten, met uitzondering van de wateren die grenzen aan de in bijlage II bij het Verdrag genoemde gebieden;
c) „totaal toegestane vangst” (total allowable catch, TAC): de hoeveelheid van elk visbestand die elk jaar mag worden gevangen en aangeland;
d) „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;
e) „internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen.
2. Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:
a)
b)
Artikel 3
TAC’s en toewijzingen
De TAC’s voor diepzeesoorten die door EU-vaartuigen in EU-wateren en in bepaalde niet-EU-wateren worden gevangen, de verdeling van die TAC’s over de lidstaten, en in voorkomend geval de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn, worden in de bijlage bij deze verordening vastgesteld.
Artikel 4
Bijzondere bepalingen inzake de verdeling van vangstmogelijkheden
1. De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de onderhavige verordening over de lidstaten verdeeld, onverminderd:
a) |
geruilde vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002; |
b) |
kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (7) en artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (8); |
c) |
extra aanlandingen op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
d) |
ingehouden hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96; |
e) |
kortingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
2. Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing op bestanden waarvoor voorzorgs-TAC’s zijn vastgesteld, terwijl artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing zijn op bestanden waarvoor analytische TAC’s zijn vastgesteld, tenzij in de bijlage bij de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 5
Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten
Vis van bestanden waarvoor TAC’s zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland indien deze is gevangen door vaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat die over een quotum beschikt, en indien dat quotum nog niet is opgebruikt.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 december 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
S. ALETRARIS
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden (PB L 189 van 3.7.1998, blz. 16).
(3) PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6.
(4) PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.
(5) Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).
(6) Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 1).
(7) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(8) Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).
BIJLAGE
Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.
DEEL 1
Definitie van soorten en groepen van soorten
1. |
In de lijst in deel 2 van deze bijlage zijn de visbestanden vermeld in alfabetische volgorde van de Latijnse namen van de vissoorten. De diepzeehaaien staan echter bovenaan op de lijst. Hieronder volgt een vergelijkende overzichtstabel met naast de in deze verordening gebruikte wetenschappelijke namen de gewone namen:
|
2. |
Voor de toepassing van deze verordening zijn „diepzeehaaien” haaien die voorkomen in de volgende lijst van soorten:
|
DEEL 2
Jaarlijkse vangstmogelijkheden per soort en per gebied (in ton levend gewicht) voor EU-vaartuigen in gebieden met TAC’s
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Duitsland |
0 |
0 |
|||||||
Estland |
0 |
0 |
|||||||
Ierland |
0 |
0 |
|||||||
Spanje |
0 |
0 |
|||||||
Frankrijk |
0 |
0 |
|||||||
Litouwen |
0 |
0 |
|||||||
Polen |
0 |
0 |
|||||||
Portugal |
0 |
0 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
0 |
|||||||
Unie |
0 |
0 |
|||||||
TAC |
0 |
0 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Portugal |
0 |
0 |
|||||||
Unie |
0 |
0 |
|||||||
TAC |
0 |
0 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Ierland |
0 |
0 |
|||||||
Spanje |
0 |
0 |
|||||||
Frankrijk |
0 |
0 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
0 |
|||||||
Unie |
0 |
0 |
|||||||
TAC |
0 |
0 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Voorzorgs-TAC |
||||||
Duitsland |
3 |
3 |
|||||||
Frankrijk |
3 |
3 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
3 |
3 |
|||||||
Unie |
9 |
9 |
|||||||
TAC |
9 |
9 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC |
||||||
Duitsland |
35 |
46 |
|||||||
Estland |
17 |
22 |
|||||||
Ierland |
87 |
113 |
|||||||
Spanje |
174 |
226 |
|||||||
Frankrijk |
2 440 |
3 172 |
|||||||
Letland |
113 |
147 |
|||||||
Litouwen |
1 |
1 |
|||||||
Polen |
1 |
1 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
174 |
226 |
|||||||
Overige (1) |
9 |
12 |
|||||||
Unie |
3 051 |
3 966 |
|||||||
TAC |
3 051 |
3 966 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC |
||||||
Spanje |
12 |
12 |
|||||||
Frankrijk |
29 |
29 |
|||||||
Portugal |
3 659 |
3 659 |
|||||||
Unie |
3 700 |
3 700 |
|||||||
TAC |
3 700 |
3 700 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Voorzorgs-TAC |
||||||
Portugal |
3 674 |
3 490 |
|||||||
Unie |
3 674 |
3 490 |
|||||||
TAC |
3 674 |
3 490 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC |
||||||
Ierland |
10 |
9 |
|||||||
Spanje |
70 |
67 |
|||||||
Frankrijk |
19 |
18 |
|||||||
Portugal |
203 |
193 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
10 |
9 |
|||||||
Unie |
312 |
296 |
|||||||
TAC |
312 |
296 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Voorzorgs-TAC |
||||||
Denemarken |
1 |
1 |
|||||||
Duitsland |
1 |
1 |
|||||||
Frankrijk |
10 |
10 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
1 |
1 |
|||||||
Unie |
13 |
13 |
|||||||
TAC |
13 |
13 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Voorzorgs-TAC |
||||||
Denemarken |
643 |
515 |
|||||||
Duitsland |
4 |
3 |
|||||||
Zweden |
33 |
26 |
|||||||
Unie |
680 |
544 |
|||||||
TAC |
680 |
544 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 (3) |
2014 (3) |
Analytische TAC |
||||||
Duitsland |
8 |
8 |
|||||||
Estland |
63 |
63 |
|||||||
Ierland |
279 |
279 |
|||||||
Spanje |
70 |
70 |
|||||||
Frankrijk |
3 539 |
3 539 |
|||||||
Litouwen |
81 |
81 |
|||||||
Polen |
41 |
41 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
208 |
208 |
|||||||
Overige (4) |
8 |
8 |
|||||||
Unie |
4 297 |
4 297 |
|||||||
TAC |
4 297 |
4 297 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 (5) |
2014 (5) |
Analytische TAC |
||||||
Duitsland |
23 |
21 |
|||||||
Ierland |
5 |
4 |
|||||||
Spanje |
2 573 |
2 317 |
|||||||
Frankrijk |
119 |
107 |
|||||||
Letland |
41 |
37 |
|||||||
Litouwen |
5 |
4 |
|||||||
Polen |
805 |
724 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
10 |
9 |
|||||||
Unie |
3 581 |
3 223 |
|||||||
TAC |
3 581 |
3 223 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Ierland |
0 |
0 |
|||||||
Spanje |
0 |
0 |
|||||||
Frankrijk |
0 |
0 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
0 |
|||||||
Unie |
0 |
0 |
|||||||
TAC |
0 |
0 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Ierland |
0 |
0 |
|||||||
Spanje |
0 |
0 |
|||||||
Frankrijk |
0 |
0 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
0 |
|||||||
Overige |
0 |
0 |
|||||||
Unie |
0 |
0 |
|||||||
TAC |
0 |
0 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing. |
||||||
Ierland |
0 |
0 |
|||||||
Spanje |
0 |
0 |
|||||||
Frankrijk |
0 |
0 |
|||||||
Portugal |
0 |
0 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
0 |
0 |
|||||||
Unie |
0 |
0 |
|||||||
TAC |
0 |
0 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC |
||||||
Ierland |
6 |
5 |
|||||||
Spanje |
156 |
143 |
|||||||
Frankrijk |
8 |
7 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
20 |
18 |
|||||||
Overige (6) |
6 |
5 |
|||||||
Unie |
196 |
178 |
|||||||
TAC |
196 |
178 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 (7) |
2014 (7) |
Analytische TAC |
||||||
Spanje |
614 |
614 |
|||||||
Portugal |
166 |
166 |
|||||||
Unie |
780 |
780 |
|||||||
TAC |
780 |
780 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC |
||||||
Spanje |
9 |
8 |
|||||||
Portugal |
1 004 |
904 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
9 |
8 |
|||||||
Unie |
1 022 |
920 |
|||||||
TAC |
1 022 |
920 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC |
||||||
Duitsland |
9 |
9 |
|||||||
Frankrijk |
9 |
9 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
13 |
13 |
|||||||
Unie |
31 |
31 |
|||||||
TAC |
31 |
31 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 (8) |
2014 (8) |
Analytische TAC |
||||||
Duitsland |
10 |
10 |
|||||||
Ierland |
260 |
260 |
|||||||
Spanje |
588 |
588 |
|||||||
Frankrijk |
356 |
356 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
814 |
814 |
|||||||
Unie |
2 028 |
2 028 |
|||||||
TAC |
2 028 |
2 028 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 (9) |
2014 (9) |
Analytische TAC |
||||||
Spanje |
242 |
242 |
|||||||
Frankrijk |
15 |
15 |
|||||||
Portugal |
10 |
10 |
|||||||
Unie |
267 |
267 |
|||||||
TAC |
267 |
267 |
|
|
||||||||
Jaar |
2013 |
2014 |
Analytische TAC |
||||||
Frankrijk |
9 |
9 |
|||||||
Portugal |
36 |
36 |
|||||||
Verenigd Koninkrijk |
9 |
9 |
|||||||
Unie |
54 |
54 |
|||||||
TAC |
54 |
54 |
(1) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
(2) In afwachting van het resultaat van het overleg tussen de Europese Unie en Noorwegen mag niet gericht op grenadiervis worden gevist in ICES-zone IIIa.
(3) Ten hoogste 10 % van elk quotum mag worden gevist in de EU-wateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV (RNG/*8X14-).
(4) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
(5) Ten hoogste 10 % van elk quotum mag worden gevist in de EU-wateren en internationale wateren van Vb, VI en VII (RNG/*5B67-).
(6) Uitsluitend voor bijvangsten. Uit hoofde van dit quotum is gerichte visserij niet toegestaan.
(7) Ten hoogste 8 % van elk quotum mag worden gevist in de EU-wateren en internationale wateren van VI, VII en VIII (SBR/*678-).
(8) Ten hoogste 8 % van elk quotum mag worden gevist in de EU-wateren en internationale wateren van VIII en IX (GFB/*89-).
(9) Ten hoogste 8 % van elk quotum mag worden gevist in de EU-wateren en internationale wateren van V, VI en VII (GFB/*567-).
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/34 |
VERORDENING (EU) Nr. 1263/2012 VAN DE RAAD
van 21 december 2012
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,
Gezien Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (1),
Gezien de gezamenlijke voorstellen van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 267/2012 (2) geeft uitvoering aan de maatregelen van Besluit 2010/413/GBVB. Op 15 oktober 2012 heeft de Raad Besluit 2012/635/GBVB (3) vastgesteld houdende wijziging van Besluit 2010/413/GBVB en tot vaststelling van aanvullende beperkende maatregelen tegen Iran. |
(2) |
Die aanvullende beperkende maatregelen omvatten meer bepaald een uitvoerverbod voor essentiële maritieme uitrusting en technologie voor het bouwen, onderhouden of opnieuw uitrusten van schepen. Daarnaast dient een verbod te worden ingesteld op de handel in grafiet, bepaalde metalen (ruw of halffabricaat), zoals aluminium en staal, en programmatuur voor bepaalde industriële processen. |
(3) |
De aanvullende beperkende maatregelen omvatten tevens een verbod op de invoer, de aankoop en het vervoer van Iraans aardgas. Een doeltreffende uitvoering van dit verbod vereist maatregelen om te voorkomen dat ruil van aardgas plaatsvindt, aangezien het bekend is, of er een redelijke grond bestaat om te vermoeden, dat de uitvoer van aardgas uit Iran door omzeiling van het verbod zal toenemen. Het verbod op de invoer van aardgas zou geen afbreuk moeten doen aan contracten die worden uitgevoerd door gebruik van een pijpleiding die rechtstreeks is verbonden met het transmissienetwerk van de Unie, zonder een inlaatpunt dat is bedoeld om de aankoop van aardgas uit Iran te vergemakkelijken of de uitvoer ervan te verhogen. |
(4) |
In Besluit 2012/635/GBVB werd opgeroepen tot een toetsing van de beperkende maatregelen betreffende goederen en technologie voor tweeërlei gebruik die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (4), met het oog op het opnemen van bepaalde producten van deel 2 van categorie 5 die van belang kunnen zijn voor bedrijfstakken die direct of indirect onder zeggenschap staan van de Islamitische Revolutionaire Garde, of die van belang kunnen zijn voor het nucleaire, militaire en ballistischerakettenprogramma van Iran, waarbij ermee rekening wordt gehouden dat onbedoelde gevolgen voor de burgerbevolking van Iran vermeden dienen te worden. |
(5) |
Om te voorzien in doeltreffende tenuitvoerlegging van het verbod op de verkoop, levering, overdracht of uitvoer naar Iran van andere essentiële uitrusting of technologie die kan worden gebruikt in de sleutelsectoren van de aardolie-, aardgas- en petrochemische industrie, moet een aanvullende lijst van deze essentiële uitrusting of technologie worden opgesteld. |
(6) |
Om dezelfde reden dienen lijsten te worden opgesteld van producten waarop de handelsbeperkingen inzake aardgas, grafiet, metalen (ruw en halffabricaat), zoals aluminium en staal, en programmatuur voor bepaalde industriële processen van toepassing zijn. |
(7) |
Bij Besluit 2012/635/GBVB is voorts een verbod ingesteld op transacties tussen banken en financiële instellingen in de Unie en Iraanse banken en financiële instellingen, tenzij die transacties vooraf door de betrokken lidstaat zijn toegestaan. |
(8) |
Verder voorziet Besluit 2012/635/GBVB in een verbod op diensten inzake toekenning van een vlag of classificatie aan Iraanse olietankers en vrachtschepen, alsmede op het ter beschikking stellen van schepen bedoeld voor het vervoer of de opslag van olie en petrochemische producten aan Iraanse personen en entiteiten of aan andere personen en entiteiten met het oog op het vervoer of de opslag van Iraanse olie en petrochemische producten. |
(9) |
Om de gezondheid en veiligheid van werknemers en het milieu te beschermen, moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de mogelijkheid worden geboden om alle maatregelen te treffen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de wettelijke verplichtingen inzake gezondheid en veiligheid van werknemers en bescherming van het milieu worden nageleefd. In dringende gevallen mag een lidstaat dergelijke maatregelen treffen zonder deze maatregelen vooraf te melden, mits de lidstaten en de Commissie daarna zo snel mogelijk hiervan in kennis worden gesteld. |
(10) |
Wanneer een lidstaat een vergunning had afgegeven voor activiteiten met betrekking tot de exploitatie van koolwaterstoffen aan een persoon, entiteit of lichaam voordat deze werd aangewezen, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat een uitzondering toestaan op bepaalde verbodsbepalingen van Verordening (EU) nr. 267/2012, indien de uitzondering nodig is om milieuschade of definitieve vernietiging van de waarde van de vergunning te voorkomen of te herstellen. |
(11) |
Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast. |
12) |
Verordening (EU) nr. 267/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 267/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
in artikel 6 worden de volgende punten toegevoegd:
Ten aanzien van punt d) stelt de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie binnen vier weken in kennis van overeenkomstig Verordening (EG) nr. 428/2009 verleende toestemmingen. |
3) |
artikel 8 wordt vervangen door: "Artikel 8 1. Het is verboden de in de bijlagen VI en VI bis vermelde essentiële uitrusting of technologie direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren, naar een Iraanse persoon of entiteit of een Iraans lichaam, of voor gebruik in Iran. 2. De bijlagen VI en VI bis vermelden essentiële uitrusting en technologie voor de volgende sleutelsectoren van de aardolie- en aardgasindustrie in Iran:
3. De bijlagen VI en VI bis omvatten ook essentiële uitrusting en technologie voor de petrochemische industrie in Iran. 4. De bijlagen VI en VI bis omvatten geen producten die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, of in bijlage I, II of III."; |
5) |
artikel 9 wordt vervangen door: "Artikel 9 Er wordt een verbod ingesteld op:
|
5) |
artikel 10 wordt vervangen door: "Artikel 10 1. De verbodsbepalingen van de artikelen 8 en 9 zijn niet van toepassing op:
mits de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam die of dat een dergelijke transactie wil verrichten of daartoe bijstand wil gaan verlenen, deze transactie of deze bijstand ten minste 20 werkdagen vooraf heeft aangemeld bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij, zij of het gevestigd is. 2. De verbodsbepalingen in de artikelen 8 en 9 laten de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 12, lid 1, onder b), of artikel 14, lid 1, onder b), bedoelde contracten onverlet, mits deze verplichtingen voortvloeien uit dienstverleningscontracten of voor de uitvoering daarvan benodigde aanvullende contracten en mits de uitvoering van die verplichtingen vooraf door de bevoegde autoriteit is toegestaan en die betrokken lidstaat de andere betrokken lidstaat en de Commissie heeft ingelicht over haar voornemen om toestemming te verlenen."; |
6) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: "Artikel 10 bis 1. Het is verboden de in bijlage VI ter vermelde essentiële maritieme uitrusting of technologie direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren, naar een Iraanse persoon of entiteit of enig Iraans lichaam, of voor gebruik in Iran. 2. Bijlage VI ter omvat essentiële maritieme uitrusting en technologie voor het bouwen, onderhouden of opnieuw uitrusten van zeeschepen, met inbegrip van technologie die wordt gebruikt bij de bouw van olietankers. Artikel 10 ter 1. Er wordt een verbod ingesteld op:
Artikel 10 quater 1. De verbodsbepalingen van de artikelen 10 bis en 10 ter laten de levering onverlet van essentiële maritieme uitrusting en technologie aan een schip dat niet in bezit is of onder zeggenschap staat van een Iraanse persoon of entiteit of een Iraans lichaam, en dat door overmacht werd gedwongen een Iraanse haven of de Iraanse territoriale wateren binnen te varen. 2. De verbodsbepalingen van de artikelen 10 bis en 10 ter zijn niet van toepassing op de uitvoering, tot 15 februari 2013, van vóór 22 december 2012 gesloten contracten of voor de uitvoering daarvan benodigde aanvullende contracten. Artikel 10 quinquies 1. Het is verboden de in bijlage VII bis vermelde programmatuur direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren, naar een Iraanse persoon of entiteit of een Iraans lichaam, of voor gebruik in Iran. 2. Bijlage VII bis omvat programmatuur voor het integreren van industriële processen, die van belang is voor industrieën die direct of indirect onder zeggenschap staan van de Islamitische Revolutionaire Garde, of voor het nucleaire, militaire of ballistischerakettenprogramma van Iran. Artikel 10 sexies 1. Er wordt een verbod ingesteld op:
Artikel 10 septies 1. De verbodsbepalingen van de artikelen 10 quinquies en 10 sexies zijn niet van toepassing op de uitvoering, tot 15 januari 2013, van vóór 22 december 2012 gesloten contracten of voor de uitvoering daarvan benodigde aanvullende contracten." |
7) |
artikel 12, lid 1, wordt vervangen door: "1. De verbodsbepalingen van artikel 11 zijn niet van toepassing op:
mits de persoon, entiteit of lichaam die of dat het in de punten a), b) of c) bedoelde contract wil uitvoeren, de activiteit of transactie ten minste 20 werkdagen van tevoren heeft aangemeld bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij gevestigd is."; |
8) |
artikel 14, lid 1, onder c), wordt vervangen door:
|
9) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 14 bis 1. Er wordt een verbod ingesteld op:
2. De verbodsbepalingen in lid 1 gelden niet voor:
3. Voor de toepassing van deze verordening worden onder "aardgas" verstaan de producten die in bijlage IV bis zijn vermeld. 4. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder "ruilen" het uitwisselen van aardgasstromen van verschillende oorsprong verstaan."; |
10) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: "Artikel 15 bis 1. Het is verboden grafiet en metaal (ruw of halffabricaat), als vermeld in bijlage VII ter, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan of uit te voeren, naar een Iraanse persoon of entiteit of een Iraans lichaam, of voor gebruik in Iran. 2. Bijlage VII ter omvat grafiet en metalen (ruw of halffabricaat), zoals aluminium en staal, die van belang zijn voor industrieën die direct of indirect onder zeggenschap staan van de Islamitische Revolutionaire Garde, of voor het nucleaire, militaire of ballistischerakettenprogramma van Iran. 3. De verbodsbepaling van lid 1 is niet van toepassing op de in de bijlagen I, II en III vermelde goederen. Artikel 15 ter 1. Er wordt een verbod ingesteld op:
2. De verbodsbepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing op de in bijlagen I, II en III vermelde goederen. Artikel 15 quater De verbodsbepalingen van artikel 15 bis zijn niet van toepassing op de uitvoering, tot 15 april 2013, van vóór 22 december 2012 gesloten contracten of voor de uitvoering daarvan benodigde aanvullende contracten." |
11) |
artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
artikel 25, punt a), ii), wordt vervangen door:
|
13) |
artikel 26, lid 1, onder a), wordt vervangen door:
|
14) |
artikel 28 wordt vervangen door: "Artikel 28 In afwijking van artikel 23, lid 2, kunnen de bevoegde autoriteiten ook op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor:
mits de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie ten minste tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend, in kennis heeft gesteld van het voornemen toestemming te verlenen."; |
15) |
artikel 30 wordt vervangen door de volgende artikelen: "Artikel 30 1. Het is verboden middelen over te maken tussen enerzijds kredietinstellingen en financiële instellingen die onder deze verordening vallen als omschreven in artikel 49, en anderzijds:
tenzij deze overmakingen onder lid 2 vallen en overeenkomstig lid 3 zijn verwerkt. 2. De volgende overmakingen kunnen worden toegestaan overeenkomstig lid 3:
3. Geldovermakingen die overeenkomstig lid 2 kunnen zijn toegestaan, worden verwerkt als volgt:
4. Voor geldovermakingen van minder dan 10 000 EUR of een gelijkwaardig bedrag is geen voorafgaande toestemming of kennisgeving vereist. 5. De meldingen en verzoeken om toestemming voor geldovermakingen aan een entiteit die onder lid 1, onder a) tot en met d) valt, worden door of namens de betalingsdienstaanbieder van de betaler gericht aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de betalingsdienstaanbieder is gevestigd. De meldingen en verzoeken om toestemming voor geldovermakingen door een entiteit die onder lid 1, onder a) tot en met d) valt, worden door of namens de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde gericht aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de betalingsdienstaanbieder is gevestigd. Indien de betalingsdienstaanbieder van de betaler of de begunstigde niet onder deze verordening valt, worden meldingen en verzoeken door de betaler (in het geval van een overmaking aan een entiteit die onder lid 1, onder a) tot en met d) valt) of de begunstigde (in het geval van een overmaking door een entiteit die onder lid 1, onder a) tot en met d), valt) gericht aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de betaler of de begunstigde is gevestigd. 6. Kredietinstellingen en financiële instellingen die onder deze verordening vallen, dienen bij verrichtingen met de in lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde entiteiten met het oog op het voorkomen van inbreuken op de bepalingen van deze verordening, grotere waakzaamheid als volgt in acht te nemen:
Artikel 30 bis 1. Geldovermakingen van en naar een Iraanse persoon of entiteit of een Iraans lichaam die niet onder artikel 30, lid 1, vallen, worden verwerkt als volgt:
De lidstaten stellen elkaar iedere drie maanden in kennis van alle geweigerde toestemmingen. 2. Voor geldovermakingen van minder dan 10 000 EUR of een gelijkwaardig bedrag is geen voorafgaande toestemming of kennisgeving vereist. 3. Meldingen van en verzoeken om toestemming voor geldovermakingen worden als volgt behandeld:
Artikel 30 ter 1. Indien toestemming is verleend overeenkomstig de artikelen 24, 25, 26, 27, 28 of 28 bis, zijn de artikelen 30 en 30 bis niet van toepassing. Het vereiste van voorafgaande toestemming voor geldovermakingen overeenkomstig de artikel 30, lid 3, onder b) en c), laat de uitvoering onverlet van geldovermakingen waarvan voor 22 december 2012 kennis is gegeven aan of voorafgaande toestemming is gegeven door de bevoegde autoriteit. Deze geldovermakingen worden uitgevoerd voor 15 april 2013. De artikelen 30 en 30 bis gelden niet voor geldovermakingen als bedoeld in artikel 29. 2. Artikel 30, lid 3, en artikel 30 bis, lid 1, zijn van toepassing ongeacht of de geldovermaking in één enkele operatie wordt verricht of in verschillende operaties die aan elkaar gekoppeld lijken te zijn. Voor de toepassing van deze verordening omvatten "operaties die aan elkaar gekoppeld lijken te zijn":
3. Voor de toepassing van artikel 30, lid 3, onder b), artikel 30, lid 3, onder c), en artikel 30 bis, lid 1, onder c), verlenen de bevoegde autoriteiten op door hen passend geachte voorwaarden toestemming, tenzij zij redelijke gronden hebben om vast te stellen dat de geldovermaking waarvoor deze toestemming wordt aangevraagd, een inbreuk zou kunnen vormen op de verbodsbepalingen of verplichtingen waarin deze verordening voorziet. Een bevoegde autoriteit kan voor de behandeling van een verzoek om toestemming kosten in rekening brengen. 4. Voor de toepassing van artikel 30 bis, lid 1, onder c), wordt toestemming geacht te zijn verleend indien de bevoegde autoriteit schriftelijk om deze toestemming is verzocht en zij binnen vier weken geen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de geldovermaking. Indien bezwaar wordt gemaakt omdat een onderzoek nog loopt, vermeldt de bevoegde autoriteit deze omstandigheid en deelt zij haar besluit onverwijld mede. De bevoegde autoriteiten wordt op gepaste wijze direct of indirect toegang verleend tot de financiële, administratieve en rechtshandhavingsinformatie die voor het onderzoek nodig is. 5. De volgende personen, entiteiten en lichamen vallen niet onder het toepassingsgebied van de artikelen 30 en 30 bis:
|
16) |
artikel 31 wordt vervangen door: "Artikel 31 1. De bijkantoren en dochtermaatschappijen van kredietinstellingen en financiële instellingen die in Iran zijn gevestigd en die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, zoals omschreven in artikel 49, stellen de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij zijn gevestigd, binnen vijf werkdagen in kennis van elke verrichte of ontvangen geldovermaking, alsook van de naam van de partijen en het bedrag en de datum van de transactie. Indien de informatie voorhanden is, wordt in de kennisgeving de aard van de transactie vermeld en, in voorkomend geval, de soort goederen waarop de transactie betrekking heeft en, in het bijzonder, of de goederen vermeld zijn in bijlage I, II, III, IV, IV bis, V, VI, VI bis, VI ter, VII, VII bis of VII ter bij deze verordening, en voor goederen waarvoor een uitvoervergunning vereist is, het nummer van de vergunning. 2. Onverminderd de vereiste regelingen voor de uitwisseling van informatie worden de gegevens in verband met de in lid 1 bedoelde kennisgevingen, om mogelijke transacties te voorkomen die kunnen bijdragen aan proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens, in voorkomend geval door de in kennis gestelde bevoegde autoriteiten onverwijld meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten waar de wederpartijen bij de transacties zijn gevestigd."; |
17) |
artikel 32 wordt geschrapt; |
18) |
in de artikelen 33 en 34 worden de verwijzingen naar artikel 32, lid 2, vervangen door verwijzingen naar artikel 30, lid 1; |
19) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: "Artikel 37 bis 1. De verlening van de volgende diensten met betrekking tot olietankers en vrachtschepen die de vlag van de Islamitische Republiek Iran voeren of die direct of indirect eigendom zijn van of bevracht zijn door of geëxploiteerd worden door een Iraanse persoon of entiteit of een Iraans lichaam, is verboden:
2. De verbodsbepaling van lid 1 is van toepassing met ingang van 15 januari 2013. Artikel 37 ter 1. Het is verboden schepen die zijn ontworpen voor het vervoer of de opslag van olie en petrochemische producten ter beschikking te stellen:
2. De verbodsbepaling van lid 1 laat de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de in artikel 12, lid 1, onder b) en c), en in artikel 14, lid 1, onder b) en c), bedoelde contracten of aanvullende contracten onverlet, mits de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 12, lid 1, en artikel 14, lid 1, in kennis zijn gesteld van de invoer en het vervoer van Iraanse ruwe olie, petroleum of petrochemische producten." |
20) |
artikel 41 wordt vervangen door: "Artikel 41 Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben de in artikel 2, artikel 5, lid 1, de artikel en 8, 9, 10 bis, 10 ter, 10 quinquies, 10 sexies, 11, 13, 14 bis, 15 bis, 15 ter, 17, 22, 23, 30, 30 bis, 34, 35, 37 bis of 37 ter bedoelde maatregelen te omzeilen."; |
21) |
artikel 43, lid 3, wordt vervangen door: "3. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie ten minste tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend, in kennis van de in lid 1 genoemde vaststelling en van het voornemen toestemming te verlenen. In geval van een bedreiging voor het milieu en/of de gezondheid en de veiligheid van werknemers in de Unie die dringend optreden vereist, mag de betrokken lidstaat toestemming verlenen zonder deze vooraf te melden, mits de andere lidstaten en de Commissie binnen drie werkdagen na het verlenen van de toestemming hiervan in kennis worden gesteld."; |
22) |
het volgende artikel 43 bis wordt ingevoegd: "Artikel 43 bis 1. In afwijking van de artikelen 8 en 9, artikel 17, lid 1, wat betreft de in artikel 17, lid 2, onder b), bedoelde Iraanse personen, entiteiten of lichamen, artikel 23, leden 2 en 3, wat betreft de in bijlage IX genoemde personen, entiteiten en lichamen, en de artikelen 30 en 35, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op door hen passend geachte voorwaarden toestemming verlenen voor activiteiten met betrekking tot de exploratie of exploitatie van koolwaterstoffen binnen de Unie waarvoor de lidstaat een vergunning heeft afgegeven aan een in bijlage IX genoemde persoon, entiteit of lichaam, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
2. De in lid 1 bedoelde afwijking wordt alleen toegestaan voor de noodzakelijke periode en mag de geldigheidsduur van de aan de in bijlage IX genoemde persoon, entiteit of lichaam verleende vergunning niet overschrijden. Als de bevoegde autoriteit van mening is dat subrogatie of schadeloosstelling noodzakelijk is, mag de geldigheidsduur van de afwijking niet meer dan vijf jaar bedragen. 3. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie ten minste tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend, in kennis van het voornemen toestemming te verlenen. In geval van een bedreiging voor het milieu in de Unie die dringend optreden vereist om milieuschade te voorkomen, mag de betrokken lidstaat toestemming verlenen zonder deze vooraf te melden, mits de andere lidstaten en de Commissie binnen drie werkdagen na het verlenen van de toestemming hiervan in kennis worden gesteld."; |
23) |
in de titel van bijlage X wordt een verwijzing naar artikel 43 bis ingevoegd; |
24) |
artikel 45, onder b), wordt vervangen door:
|
25) |
bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening; |
26) |
de tekst in bijlage II bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage IV bis; |
27) |
de tekst in bijlage III bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage VI bis; |
28) |
de tekst in bijlage IV bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage VI ter; |
29) |
de tekst in bijlage V bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage VII bis; |
30) |
de tekst in bijlage VI bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage VII ter. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
A. D. MAVROYIANNIS
(1) PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39.
(2) PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1.
(3) PB L 282 van 16.10.2012, blz. 58.
(4) PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1.
BIJLAGE I
"BIJLAGE I
DEEL A
Goederen en technologie als bedoeld in artikel 2, leden 1, 2 en 4, artikel 3, lid 3, artikel 5, lid 1, artikel 6, artikel 8, lid 4, artikel 17, lid 2, en artikel 31, lid 1
Deze bijlage omvat alle goederen en technologie die zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009, als daarin gedefinieerd, met uitzondering van goederen en technologie vermeld in deel A en tot 15 april 2013 met uitzondering van goederen en technologie vermeld in deel C.
Item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 |
Omschrijving |
||||||||||||||||||||||||
1. |
"Informatiebeveiligings"-systemen en -apparatuur voor eindgebruik, voor openbare telecommunicatiediensten en bij het aanbieden van internetdiensten of voor de bescherming van dergelijke diensten door de netwerkoperator, waaronder onderdelen die nodig zijn voor de werking, de installatie, (waaronder ter plekke installatie), het onderhoud (controle), de reparatie, de inspectie en het schoonmaken, als hieronder:
|
||||||||||||||||||||||||
2. |
"Programmatuur", voor eindgebruik in openbare telecommunicatiediensten, bij het aanbieden van internetdiensten of voor de bescherming door de netwerkoperator van dergelijke diensten, als hieronder:
|
||||||||||||||||||||||||
3. |
"Technologie" overeenkomstig de algemene technologienoot voor het "gebruik" van apparatuur bedoeld in 1.a.1 of "programmatuur" bedoeld in 2.a of 2.b.1 van deze lijst, voor eindgebruik in openbare telecommunicatiediensten, bij het aanbieden van internetdiensten of voor de bescherming door de netwerkoperator van dergelijke diensten. |
DEEL B
Artikel 6 is van toepassing op de volgende goederen:
Item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 |
Omschrijving |
||||||||||||||||||||||
0A001 |
"Kernreactoren" en speciaal ontworpen en gebouwde uitrusting en onderdelen ervan, als hieronder:
|
||||||||||||||||||||||
0C002 |
Lichtverrijkt uranium in de zin van 0C002, verwerkt in geassembleerde splijtstofelementen. |
DEEL C
Item in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2009 |
Omschrijving |
||||||||||||||||||||||||
5A002 |
"Informatiebeveiligings"-systemen en apparatuur en onderdelen daarvoor, als hieronder:
|
||||||||||||||||||||||||
5D002 |
"Programmatuur" als hieronder:
|
||||||||||||||||||||||||
5E002 |
"Technologie" overeenkomstig de algemene technologienoot voor het "gebruik" van apparatuur bedoeld in 5A002.a.1 of "programmatuur" bedoeld in 5D002.a of 5D002.c.1 van deze lijst." |
BIJLAGE II
"BIJLAGE IV BIS
Producten bedoeld in artikel 14 bis en artikel 31, lid 1
Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen
GS-code |
Omschrijving |
2709 00 10 |
aardgascondensaten |
2711 11 00 |
aardgas - vloeibaar gemaakt |
2711 21 00 |
aardgas - gasvormig |
2711 12 |
propaan |
2711 13 |
butanen |
2711 19 00 |
andere" |
BIJLAGE III
"BIJLAGE VI BIS
Essentiële uitrusting en technologie als bedoeld in artikel 8, artikel 10, lid 1, onder c), en artikel 31, lid 1
GS-code |
Omschrijving |
|
– Bekledingsbuizen (casings), exploitatiebuizen (tubings) en boorpijpen (drill pipes), van de soort gebruikt bij de olie- of gaswinning: |
7304 22 |
– Boorpijpen (drill pipes) van roestvrij staal |
7304 23 |
– – Andere boorpijpen (drill pipes) |
7304 24 |
– – Andere, van roestvrij staal |
7304 29 |
– – Andere: |
ex ex 7305 |
Andere buizen en pijpen (bijvoorbeeld gelast, geklonken, genageld, gefelst), met een rond profiel en met een uitwendige diameter van meer dan 406,4 mm, van ijzer of van staal, met een chroomgehalte van 1% of meer en een kouderesistentie van lager dan -120 °C |
|
– Buizen en pijpen, van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen: |
7306 11 |
– – Gelast, van roestvrij staal: |
7306 19 |
– – Andere |
|
– Buizen en pijpen, van de soort gebruikt voor olie- of gasleidingen: |
7306 21 00 |
– – Gelast, van roestvrij staal |
7306 29 00 |
– – Andere |
|
Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of vloeibaar gemaakt gas, van ijzer of van staal: |
7311 00 99 |
– Andere, met een inhoudsruimte van 1 000 l of meer |
ex ex 7613 |
Bergingsmiddelen voor gecomprimeerd of voor vloeibaar gemaakt gas, van aluminium, met een inhoudsruimte van 1 000 l of meer" |
BIJLAGE IV
"BIJLAGE VI TER
Essentiële uitrusting en technologie als bedoeld in de artikelen 10 bis, 10 ter en 10 quater en artikel 31, lid 1
GS-code |
Omschrijving |
8406 10 00 |
turbines voor de voortstuwing van schepen |
ex ex 8406 90 |
delen van turbines voor de voortstuwing van schepen |
8407 21 |
buitenboord-zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen, voor de voortstuwing van schepen |
ex ex 8407 29 |
Andere zuigermotoren met vonkontsteking, wankelmotoren daaronder begrepen, voor de voortstuwing van schepen (met uitzondering van buitenboordmotoren) |
8408 10 |
motoren voor de voortstuwing van schepen |
ex ex 8409 91 00 |
delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines bedoeld bij post 8407 21 en 8407 29 |
ex ex 8409 99 00 |
delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de machines bedoeld bij post 8408 10 |
ex ex 8411 81 |
andere gasturbines, met een vermogen van niet meer dan 5 000 kW, voor de voortstuwing van schepen |
ex ex 8411 82 |
andere gasturbines, met een vermogen van meer dan 5 000 kW, voor de voortstuwing van schepen |
ex ex 8468 |
Machines en toestellen voor het solderen of het lassen, ook indien geschikt voor het snijden, andere dan die bedoeld bij post 8515; machines en toestellen voor het oppervlakteharden, werkend met gas |
ex ex 8483 |
Drijfwerkassen (nokkenassen en krukassen daaronder begrepen) en krukken; kussenblokken en lagerschalen; getande overbrengingen en wrijvingswielen; kogellager- en rollagerassen; tandwielkasten en andere overbrengingsmechanismen voor het opvoeren, vertragen of anderszins aanpassen van de snelheid (koppelomvormers daaronder begrepen); vliegwielen en riemschijven (takelblokken daaronder begrepen); koppelingen en koppelingsorganen (beweeglijke koppelingen zoals cardankoppelingen daaronder begrepen, ontworpen voor de voortstuwing van vaartuigen bij een maximumdraagvermogen bij de constructiewaterlijn van 55 000 ton of meer |
8487 10 |
scheepsschroeven en schroefbladen voor scheepsschroeven |
ex ex 8515 |
Elektrische machines, apparaten en toestellen (met elektrisch verhit gas werkende daaronder begrepen) en machines, apparaten en toestellen werkend met laserstralen of met andere licht- of fotonenbundels, met ultrasone trillingen, met elektronenstralen, met magnetische impulsen of met plasmastraal, voor het solderen of voor het lassen, ook indien geschikt voor het snijden; elektrische machines, apparaten en toestellen voor het warm verspuiten van metaal of van cermets |
ex ex 9014 10 00 |
kompassen, uitsluitend voor de maritieme industrie |
ex ex 9014 80 00 |
andere instrumenten, apparaten en toestellen voor de navigatie, uitsluitend voor de maritieme industrie |
ex ex 9014 90 00 |
delen en toebehoren van instrumenten, apparaten en toestellen van de posten 9014 10 00 en 9014 80 00, uitsluitend voor de maritieme industrie |
ex ex 9015 |
Instrumenten, apparaten en toestellen voor de geodesie, voor de topografie, voor het landmeten, voor de fotogrammetrie, voor de hydrografie, voor de oceanografie, voor de hydrologie, voor de meteorologie of voor de geofysica, andere dan kompassen; afstandmeters, uitsluitend voor de maritieme industrie" |
BIJLAGE V
"BIJLAGE VII BIS
Programmatuur voor het integreren van industriële processen, bedoeld in de artikelen 10 quinquies, 10 sexies en 10 septies en artikel 31, lid 1
1. |
Programmatuur voor enterprise resource planning, speciaal ontworpen voor gebruik in nucleaire, militaire, gas-, olie-, zeevaart-, luchtvaart-, financiële en bouwindustrie |
Toelichting: programmatuur voor enterprise resource planning wordt gebruikt bij financiële boekhouding, management accounting, personeelsbeheer, productiemanagement, toeleveringsketenmanagement, projectmanagement, klantrelatiebeheer, datadiensten en toegangscontrole."
BIJLAGE VI
"BIJLAGE VII TER
Grafiet en metalen (ruw of halffabricaat), bedoeld in de artikelen 15 bis, 15 ter en 15 quater en artikel 31, lid 1
Inleidende opmerking: het feit dat goederen zijn opgenomen in deze bijlage laat de regels in de bijlagen I, II en III die voor deze goederen gelden, onverlet
1. Grafiet
GS-code |
Omschrijving |
2504 |
Natuurlijk grafiet |
3801 |
Kunstmatig grafiet; colloïdaal en semi-colloïdaal grafiet; preparaten op basis van grafiet of van andere koolstof, in de vorm van pasta's, van blokken, van platen of van andere halffabricaten |
6815 10 |
Werken van grafiet of van andere koolstof, voor niet-elektrisch gebruik, koolstofvezels daaronder begrepen |
6903 10 |
Retorten, smeltkroezen, moffels, mondstukken, stoppen, dragers, schuitjes, pijpen, buizen, hulzen, staafjes en andere vuurvaste keramische voorwerpen, andere dan van diatomeeënaarde of van dergelijke kiezelaarden, bevattende meer dan 50 gewichtspercenten grafiet of andere koolstof of een mengsel van deze producten |
8545 |
Koolelektroden, koolborstels, koolspitsen voor lampen, koolstaven voor elementen of batterijen en andere artikelen van grafiet of andere koolstof, ook indien verbonden met metaal, voor elektrisch gebruik |
2. IJzer en staal
GS-code |
Omschrijving |
7201 |
Gietijzer en spiegelijzer, in gietelingen, in blokken of in andere primaire vormen |
7202 |
Ferrolegeringen |
7203 |
Ferroproducten verkregen door het rechtstreeks reduceren van ijzererts en andere sponsachtige ferroproducten, in blokken, in pellets of in dergelijke vormen; ijzer met een zuiverheid van ten minste 99,94 gewichtspercenten, in blokken, in pellets of in dergelijke vormen |
7204 |
Resten en afval, van gietijzer, van ijzer of van staal (schroot); afvalingots van ijzer of van staal |
7205 |
Korrels en poeder, van gietijzer, van spiegelijzer, van ijzer of van staal |
7206 |
IJzer en niet-gelegeerd staal, in ingots of in andere primaire vormen |
7207 |
Halffabricaten van ijzer of van niet-gelegeerd staal |
7218 |
Roestvrij staal in ingots of in andere primaire vormen; halffabricaten van roestvrij staal |
7224 |
Ander gelegeerd staal in ingots of in andere primaire vormen; halffabricaten van ander gelegeerd staal |
3. Koper en werken van koper
GS-code |
Omschrijving |
7401 00 00 |
Kopersteen of ruwsteen; cementkoper (neergeslagen koper) |
7402 00 00 |
Niet-geraffineerd koper; anoden van koper voor het elektrolytisch raffineren |
7403 |
Geraffineerd koper en koperlegeringen, ruw |
7404 00 |
Resten en afval, van koper |
7405 00 00 |
Toeslaglegeringen van koper |
7406 |
Poeder en schilfers, van koper |
7407 |
Staven en profielen, van koper |
7410 |
Bladkoper (ook indien bedrukt of op een drager van papier, van karton, van kunststof of op dergelijke dragers) met een dikte van niet meer dan 0,15 mm (de dikte van de drager niet meegerekend) |
7413 00 00 |
Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van koper, niet-geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit |
4. Nikkel en werken van nikkel
GS-code |
Omschrijving |
7501 |
Nikkelmatte, nikkeloxidesinters en andere tussenproducten van de nikkelmetallurgie |
7502 |
Ruw nikkel |
7503 00 |
Resten en afval, van nikkel |
7504 00 00 |
Poeder en schilfers, van nikkel |
7505 |
Staven, profielen en draad, van nikkel |
7506 |
Platen, bladen en strippen, van nikkel |
7507 |
Buizen en pijpen, alsmede hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van nikkel |
5. Aluminium
GS-code |
Omschrijving |
7601 |
Ruw aluminium |
7602 |
Resten en afval, van aluminium |
7603 |
Poeder en schilfers, van aluminium |
7605 |
Draad van aluminium |
7606 |
Platen, bladen en strippen, van aluminium, met een dikte van meer dan 0,2 mm |
7609 00 00 |
Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van aluminium |
7614 |
Kabels, strengen en dergelijke artikelen, van aluminium, niet geïsoleerd voor het geleiden van elektriciteit |
6. Lood
GS-code |
Omschrijving |
7801 |
Ruw lood |
7802 00 00 |
Resten en afval, van lood |
7804 |
Platen, bladen en strippen, van lood; poeder en schilfers, van lood |
7. Zink
GS-code |
Omschrijving |
7901 |
Ruw zink |
7902 00 00 |
Resten en afval, van zink |
7903 |
Zinkstof; poeder en schilfers, van zink |
7904 00 00 |
Staven, profielen en draad, van zink |
7905 00 00 |
Platen, bladen en strippen, van zink |
8. Tin
GS-code |
Omschrijving |
8001 |
Ruw tin |
8002 00 00 |
Resten en afval, van tin |
8003 00 00 |
Staven, profielen en draad, van tin |
9. Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen
GS-code |
Omschrijving |
ex ex 8101 |
Wolfraam en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
ex ex 8102 |
Molybdeen en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
ex ex 8103 |
Tantaal en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8104 |
Magnesium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8105 |
Kobaltmatte en andere tussenproducten van de kobaltmetallurgie; kobalt en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
ex ex 8106 00 |
Bismut en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8107 |
Cadmium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8108 |
Titaan en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8109 |
Zirkonium en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8110 |
Antimoon en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
8111 00 |
Mangaan en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen |
ex ex 8112 |
Beryllium, chroom, germanium, vanadium, gallium, hafnium (celtium), indium, niobium (columbium), rhenium en thallium, alsmede werken van deze metalen, resten en afval daaronder begrepen |
8113 00 |
Cermets en werken daarvan, resten en afval daaronder begrepen" |
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/55 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1264/2012 VAN DE RAAD
van 21 december 2012
houdende uitvoering van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (1), en met name artikel 46, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 23 maart 2012 Verordening (EU) nr. 267/2012 vastgesteld. |
(2) |
Gelet op de situatie in Iran en in overeenstemming met Besluit 2012/829/GBVB (2), moeten er personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012. |
(3) |
Voorts moet een aantal entiteiten worden geschrapt uit de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012, terwijl de vermeldingen voor een aantal entiteiten moeten worden gewijzigd. |
(4) |
Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet zij in werking treden op de dag waarop zij wordt bekendgemaakt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012 wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
A. D. MAVROYIANNIS
(1) PB L 88 van 24.3.2012, blz. 1.
(2) Zie bladzijde 71 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE
I. |
De volgende personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst in bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012. "I. Bij nucleaire activiteiten en activiteiten in verband met ballistische raketten betrokken personen en entiteiten, en personen en entiteiten die de regering van Iran steunen Persoon
Entiteiten
|
II. |
De vermeldingen voor de persoon en entiteiten die zijn opgenomen in bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012 worden vervangen door de onderstaande vermeldingen: "B. Entiteiten
|
III. |
De volgende entiteiten worden geschrapt van de lijst in bijlage IX bij Verordening (EU) nr. 267/2012:
|
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/61 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1265/2012 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2012
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 837/2012 wat betreft de minimale activiteit van een preparaat van 6-fytase, geproduceerd door Aspergillus oryzae (DSM 22594), als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor pluimvee, gespeende biggen, mestvarkens en zeugen (vergunninghouder DSM Nutritional Products)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor het gebruik van een preparaat van 6-fytase (EC 3.1.3.26), geproduceerd door Aspergillus oryzae (DSM 22594), dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”, is bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 837/2012 van de Commissie (2) een vergunning voor tien jaar verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gebruik bij pluimvee, gespeende biggen, mestvarkens en zeugen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 heeft de houder van de vergunning voorgesteld om de voorwaarden voor de verlening van een vergunning voor het desbetreffende preparaat te wijzigen door het toevoegen van een nieuwe vaste formulering met een minimale activiteit van 10 000 FYT/g. De relevante ondersteunende gegevens zijn bij de aanvraag verstrekt. De Commissie heeft de aanvraag naar de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) doorgestuurd. |
(3) |
De EFSA heeft in haar advies van 24 mei 2012 (3) geconcludeerd dat de nieuwe vaste formulering van het enzym naar verwachting geen nieuwe gevaren voor de doelsoorten, de consumenten, de gebruikers of het milieu zal opleveren en doeltreffend is met een minimale activiteit van 10 000 FYT/g. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(4) |
Aan de voorwaarden van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 wordt voldaan. |
(5) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 837/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 837/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) PB L 252 van 19.9.2012, blz. 7.
(3) EFSA Journal 2012; 10(6):2730.
BIJLAGE
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 837/2012 wordt vervangen door:
„BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumlleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||||||||||||||||
Activiteitseenheden/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verteringsbevorderaars |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
4a18 |
DSM Nutritional Products |
6-fytase (EC 3.1.3.26) |
|
Pluimvee Mestvarkens Biggen (gespeend) |
— |
500 FYT |
— |
|
9 oktober 2022 |
||||||||||||||||||||||||
Zeugen |
1 000 FYT |
(1) 1 FYT is de hoeveelheid enzym die 1 μmol anorganisch fosfaat per minuut uit fytaat vrijmaakt onder reactieomstandigheden met een fytaatconcentratie van 5,0 mM bij een pH van 5,5 en een temperatuur van 37 °C.
(2) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx.”
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/63 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1266/2012 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2012
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2012.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
56,9 |
MA |
79,5 |
|
TN |
111,9 |
|
TR |
123,6 |
|
ZZ |
93,0 |
|
0707 00 05 |
AL |
87,0 |
TR |
136,9 |
|
ZZ |
112,0 |
|
0709 93 10 |
MA |
110,2 |
TR |
137,7 |
|
ZZ |
124,0 |
|
0805 10 20 |
MA |
61,3 |
TR |
63,0 |
|
ZA |
51,2 |
|
ZZ |
58,5 |
|
0805 20 10 |
MA |
69,9 |
ZZ |
69,9 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
IL |
86,6 |
JM |
129,1 |
|
MA |
98,7 |
|
TR |
84,1 |
|
ZZ |
99,6 |
|
0805 50 10 |
TR |
79,2 |
ZZ |
79,2 |
|
0808 10 80 |
BA |
56,8 |
CA |
156,3 |
|
CN |
174,8 |
|
MK |
40,0 |
|
US |
132,7 |
|
ZA |
123,7 |
|
ZZ |
114,4 |
|
0808 30 90 |
CN |
72,9 |
TR |
135,1 |
|
US |
182,0 |
|
ZZ |
130,0 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/65 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1267/2012 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2012
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 januari 2013
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 januari 2013, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden. |
(5) |
Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 januari 2013, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2012.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.
BIJLAGE I
Vanaf 1 januari 2013 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 19 00 1001 11 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
ex 1001 91 20 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 99 00 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 10 00 1002 90 00 |
ROGGE |
0,00 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
1007 10 90 1007 90 00 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Krachtens artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van de invoerrechten met:
— |
3 EUR per ton, indien de loshaven aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee ligt en het product via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal wordt aangevoerd, |
— |
2 EUR per ton, als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt en het product via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR per ton als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
14.12.2012-20.12.2012
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR per ton inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(2) Korting van 10 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
(3) Korting van 30 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).
RICHTLIJNEN
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/68 |
UITVOERINGSRICHTLIJN 2012/52/EU VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2012
tot vaststelling van maatregelen om de erkenning van in een andere lidstaat verstrekte medische recepten te vergemakkelijken
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (1), en met name artikel 11, lid 2, onder a), c) en d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2011/24/EU moet de Commissie maatregelen vaststellen om de erkenning te vergemakkelijken van medische recepten die verstrekt zijn in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de genees- of hulpmiddelen worden verstrekt. |
(2) |
Uit hoofde van artikel 11, lid 2, onder a), van Richtlijn 2011/24/EU moet de Commissie een niet-uitputtende lijst van op die recepten te vermelden gegevens opstellen. Die lijst moet de gezondheidswerker die de genees- of hulpmiddelen verstrekt in staat stellen te controleren of een recept echt is en of het verstrekt is door een daartoe wettig gemachtigd lid van een gereglementeerd beroep in de gezondheidszorg. |
(3) |
De op recepten te vermelden gegevens moeten de correcte identificatie van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen, als bedoeld in artikel 11, lid 2, onder c), van Richtlijn 2011/24/EU, vergemakkelijken. |
(4) |
Daarom moeten geneesmiddelen worden aangeduid met hun algemene benaming, teneinde de correcte identificatie te vergemakkelijken van middelen die in de Unie onder verschillende merknamen worden verhandeld, alsook van middelen die niet in alle lidstaten worden verhandeld. Als algemene benaming moet ofwel de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen algemene internationale benaming worden gebruikt, ofwel, bij ontstentenis van een dergelijke benaming, de gangbare algemene benaming. De merknaam van een geneesmiddel mag daarentegen alleen worden gebruikt om te zorgen voor een duidelijke identificatie van biologische geneesmiddelen als omschreven in punt 3.2.1.1, onder b), van bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (2), vanwege de bijzondere kenmerken van die geneesmiddelen, of van andere geneesmiddelen wanneer de voorschrijvende gezondheidswerker dit medisch noodzakelijk acht. |
(5) |
Medische hulpmiddelen hebben geen algemene benaming, zoals geneesmiddelen. Daarom moet het recept ook de rechtstreekse contactgegevens bevatten van degene die het hulpmiddel voorschrijft, zodat de beroepsbeoefenaar die het hulpmiddel verstrekt zo nodig informatie over het voorgeschreven hulpmiddel kan inwinnen en kan vaststellen welk middel precies wordt bedoeld. |
(6) |
De niet-uitputtende lijst van op recepten te vermelden gegevens moet ervoor zorgen dat de patiënteninformatie over het recept en de daarin vervatte instructies over het gebruik van het middel, als bedoeld in artikel 11, lid 2, onder d), van Richtlijn 2001/24/EU, begrijpelijk is. De Commissie zal de situatie regelmatig bezien en beoordelen of aanvullende maatregelen nodig zijn om patiënten de instructies over het gebruik van het middel te helpen begrijpen. |
(7) |
Om patiënten in staat te stellen de juiste recepten te vragen, is het belangrijk dat de in artikel 6 van Richtlijn 2011/24/EU bedoelde nationale contactpunten patiënten voldoende voorlichten over de inhoud en het doel van de niet-uitputtende lijst van op die recepten te vermelden gegevens. |
(8) |
Aangezien het algehele effect van grensoverschrijdende gezondheidszorg beperkt is, moet de niet-uitputtende lijst van gegevens alleen van toepassing zijn op recepten die bedoeld zijn om in een andere lidstaat te worden gebruikt. |
(9) |
Aangezien het beginsel van wederzijdse erkenning van recepten voortvloeit uit artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, staat deze richtlijn er niet aan in de weg dat de lidstaten het beginsel van wederzijdse erkenning toepassen op recepten die niet de in de niet-uitputtende lijst vermelde gegevens bevatten. Tegelijkertijd belet niets in deze richtlijn de lidstaten te bepalen dat op hun grondgebied opgestelde recepten met het oog op mogelijk gebruik in een andere lidstaat aanvullende gegevens moeten bevatten die volgens de op hun grondgebied geldende voorschriften worden verstrekt, mits die voorschriften verenigbaar zijn met het recht van de Unie. |
(10) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2011/24/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld met het oog op de eenvormige toepassing van artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2011/24/EU betreffende de erkenning van in een andere lidstaat verstrekte medische recepten.
Artikel 2
Toepassingsgebied
Deze richtlijn is van toepassing op recepten, als omschreven in artikel 3, onder k), van Richtlijn 2011/24/EU, die worden verstrekt op verzoek van een patiënt die voornemens is deze in een andere lidstaat te gebruiken.
Artikel 3
Inhoud van recepten
De lidstaten waarborgen dat recepten ten minste de in de bijlage vermelde gegevens bevatten.
Artikel 4
Informatievoorschriften
De lidstaten waarborgen dat de in artikel 6 van Richtlijn 2011/24/EU bedoelde nationale contactpunten de patiënten informeren welke gegevens uit hoofde van deze richtlijn moeten worden opgenomen in recepten die worden verstrekt in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de genees- of hulpmiddelen worden verstrekt.
Artikel 5
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 25 oktober 2013 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 7
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 20 december 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45–65.
(2) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.
BIJLAGE
Niet-uitputtende lijst van op medische recepten te vermelden gegevens
De vetgedrukte kopjes in deze bijlage hoeven niet op recepten te worden vermeld
Identificatie van de patiënt
Achternaam of -namen
Voornaam of -namen (voluit, dus niet alleen voorletters)
Geboortedatum
Authenticatie van het recept
Afgiftedatum
Identificatie van de voorschrijvende gezondheidswerker
Achternaam of -namen
Voornaam of -namen (voluit, dus niet alleen voorletters)
Beroepskwalificatie
Rechtstreekse contactgegevens (e-mailadres en telefoon- of faxnummer, de laatste twee met het internationale toegangsnummer)
Werkadres (met de naam van de betrokken lidstaat)
Handtekening (geschreven of digitaal, afhankelijk van het gekozen medium van het recept)
Identificatie van het voorgeschreven middel, indien van toepassing
Algemene benaming, zoals gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik
De merknaam indien:
a) |
het voorgeschreven middel een biologisch geneesmiddel is, zoals gedefinieerd in punt 3.2.1.1, onder b), van deel I van bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG; of |
b) |
de voorschrijvende gezondheidswerker dit medisch noodzakelijk acht; in dat geval moet op het recept beknopt worden aangegeven waarom de merknaam wordt gebruikt |
Farmaceutische vorm (tablet, oplossing enz.)
Hoeveelheid
Concentratie, zoals gedefinieerd in artikel 1 van Richtlijn 2001/83/EG
Doseringsschema
BESLUITEN
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/71 |
BESLUIT 2012/829/GBVB VAN DE RAAD
van 21 december 2012
houdende wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 26 juli 2010 Besluit 2010/413/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
Een bepaling inzake verhoogd toezicht op alle activiteiten van financiële instellingen binnen de Unie met Iraanse financiële instellingen moet worden ingevoegd in Besluit 2010/413/GBVB. |
(3) |
Bovendien moet een bepaling in Besluit 2010/413/GBVB inzake de bevriezing van tegoeden en economische middelen worden gewijzigd. |
(4) |
Voorts moeten bijkomende personen en entiteiten worden opgenomen in de lijst van personen en entiteiten waarop beperkende maatregelen van toepassing zijn, zoals bepaald in bijlage II van Besluit 2010/413/GBVB, moeten bepaalde entiteiten van die lijst worden verwijderd en moet de vermeldingen van bepaalde entiteiten worden aangepast. |
(5) |
Besluit 2010/413/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2010/413/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
in artikel 10 wordt het volgende lid ingevoegd: "3 bis. Van financiële instellingen wordt verlangd dat zij in hun verrichtingen met de in lid 1 bedoelde banken en financiële instellingen:
|
2) |
artikel 20, lid 1, onder b), wordt vervangen door:
|
Artikel 2
Bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij het onderhavige besluit.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 21 december 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
A. D. MAVROYIANNIS
(1) PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39.
BIJLAGE
I. |
De volgende personen en entiteiten worden toegevoegd aan de lijst in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB. "I. Bij nucleaire activiteiten en activiteiten in verband met ballistische raketten betrokken personen en entiteiten, en personen en entiteiten die de regering van Iran steunen Persoon
Entiteiten
|
II. |
De vermeldingen voor de entiteiten die zijn opgenomen in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB worden vervangen door de onderstaande vermeldingen: "B. Entiteiten
|
III. |
De volgende entiteiten worden geschrapt van de lijst in bijlage II bij Besluit 2010/413/GBVB:
|
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/78 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 7 december 2012
inzake een aanvullende financiële bijdrage voor 2012 aan de programma’s van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8967)
(Slechts de teksten in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)
(2012/830/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (1), en met name artikel 21,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op basis van de verzoeken om medefinanciering door de Unie die door de lidstaten zijn ingediend in hun visserijcontroleprogramma’s voor 2012, heeft de Commissie Uitvoeringsbesluit 2012/294/EU van 25 mei 2012 inzake een financiële bijdrage van de Unie voor 2012 aan de programma’s van de lidstaten met betrekking tot de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten (2) goedgekeurd, maar niet alle voor 2012 beschikbare budgettaire middelen zijn benut. |
(2) |
Dat onbenutte deel van de budgettaire middelen voor 2012 moet nu worden toegewezen door middel van een nieuw besluit. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 861/2006 is de lidstaten verzocht programma’s in te dienen voor aanvullende financiering voor de door de Commissie in haar brief aan de lidstaten van 25 april 2012 vastgestelde prioritaire gebieden, d.w.z. gezamenlijk door de lidstaten en de Commissie opgezette projecten ter verbetering van de controleregeling van een lidstaat, meting van het motorvermogen en traceerbaarheid van visserijproducten. De eisen waaraan marktdeelnemers en/of lidstaten die investeren in traceerbaarheidsprojecten, moeten voldoen, zijn door de Commissie vastgesteld in haar brief van 14 mei 2012. |
(4) |
Op grond daarvan en om rekening te houden met de budgettaire beperkingen, zijn in de programma’s verzoeken om financiering door de Unie voor acties zoals proefprojecten, de bouw of modernisering van patrouillevaartuigen en verkenningsvliegtuigen en opleidingsprojecten die geen verband houden met verbeteringen in de controleregelingen van de lidstaten, afgewezen, aangezien zij niet gericht waren op de bovenbedoelde prioritaire gebieden. Vanwege budgettaire beperkingen konden niet alle in de programma’s opgenomen projecten voor de door de Commissie vastgestelde prioritaire gebieden worden goedgekeurd. De Commissie moest de te cofinancieren projecten selecteren op basis van de in de controleregelingen van de lidstaten aan te brengen verbeteringen en de door de Commissie vastgestelde eisen inzake traceerbaarheid. Aanvragen in verband met acties als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006, kunnen in aanmerking komen voor financiering door de Unie. |
(5) |
Met betrekking tot traceerbaarheidsprojecten dient te worden gegarandeerd dat zij op basis van internationaal erkende normen worden ontwikkeld, zoals vereist op grond van artikel 67, lid 8, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (3). |
(6) |
Aanvragen voor financiering door de Unie zijn getoetst aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 391/2007 van de Commissie van 11 april 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad, wat betreft de uitgaven die de lidstaten doen bij de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid geldende toezicht- en controleregelingen (4). |
(7) |
De Commissie heeft de projecten waarvan de kosten niet meer bedragen dan 40 000 EUR, exclusief btw, beoordeeld en die projecten geselecteerd waarvoor cofinanciering door de Unie gerechtvaardigd is in het licht van de vermoedelijke verbeteringen in de controleregeling van de aanvragende lidstaten. |
(8) |
Voor de financiële bijdrage van de Unie moeten een maximumbedrag en een steunpercentage worden bepaald binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen, en moeten de voorwaarden voor toekenning van die bijdrage worden vastgesteld. |
(9) |
Om investeringen in door de Commissie vastgestelde prioritaire acties te stimuleren en om rekening te houden met de negatieve gevolgen van de financiële crisis voor de begroting van de lidstaten, moet voor de uitgaven voor de bovenbedoelde prioritaire gebieden een hoog cofinancieringspercentage worden vastgesteld binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen. |
(10) |
Om voor de bijdrage in aanmerking te komen, moeten op grond van deze verordening gecofinancierde projecten voldoen aan alle relevante bepalingen van de EU-wetgeving en met name aan Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011. |
(11) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij dit besluit wordt een aanvullende financiële bijdrage van de Unie toegekend in de door de lidstaten voor 2012 verrichte uitgaven in verband met de tenuitvoerlegging van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) geldende toezicht- en controlesystemen, als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006. Tevens worden het bedrag voor iedere lidstaat, het steunpercentage en de voorwaarden voor toekenning van de financiële bijdrage van de Unie vastgesteld.
Artikel 2
Afsluiting van nog betaalbaar te stellen verplichtingen
Alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, moeten uiterlijk op 30 juni 2016 door de betrokken lidstaat worden gedaan. Betalingen die na die datum door een lidstaat worden gedaan, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ongebruikte begrotingskredieten die betrekking hebben op dit besluit, worden uiterlijk op 31 december 2017 doorgehaald.
Artikel 3
Nieuwe technologieën en IT-netwerken
1. Met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de totstandbrenging van nieuwe technologieën en IT-netwerken die ervoor moeten zorgen dat de verzameling en het beheer van gegevens op het gebied van monitoring, controle en bewaking van visserijactiviteiten efficiënt en veilig verlopen.
2. Voor traceerbaarheidsprojecten wordt de EU-bijdrage beperkt tot 1 000 000 EUR in het geval van investeringen door autoriteiten van de lidstaten, en tot 250 000 EUR in het geval van particuliere investeringen. Het totale aantal door particuliere marktdeelnemers uitgevoerde traceerbaarheidsprojecten wordt beperkt tot 8 per lidstaat en per financieringsbesluit.
3. Om voor de in lid 2 bedoelde financiële bijdrage in aanmerking te komen, moeten alle op grond van het onderhavige besluit gecofinancierde projecten voldoen aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (5) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.
Artikel 4
Automatische plaatsbepalingsapparatuur
1. Met inachtneming van de in bijlage II vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van automatische plaatsbepalingsapparatuur waarmee visserijcontrolecentra de vissersvaartuigen met behulp van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) op afstand kunnen volgen.
2. De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt berekend op basis van een maximumprijs van 2 500 EUR per vaartuig.
3. Om voor de in lid 1 bedoelde financiële bijdrage in aanmerking te komen, moet de automatische plaatsbepalingsapparatuur voldoen aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.
Artikel 5
Elektronische registratie- en meldsystemen
Met inachtneming van de in bijlage III vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage worden toegekend van 90 % van de subsidiabele uitgaven voor de ontwikkeling, aanschaf en installatie van en de technische bijstand voor de onderdelen die nodig zijn voor elektronische registratie- en meldsystemen (ERS) die ervoor moeten zorgen dat de gegevensuitwisseling op het gebied van monitoring, controle en bewaking van visserijactiviteiten efficiënt en veilig verloopt.
Artikel 6
Elektronische registratie- en meldapparatuur (ERS)
1. Met inachtneming van de in bijlage IV vastgestelde grenzen mag, met betrekking tot de in die bijlage bedoelde projecten, een financiële bijdrage van 90 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van elektronische registratie- en meldapparatuur waarmee vissersvaartuigen gegevens over visserijactiviteiten elektronisch kunnen registreren en aan een visserijcontrolecentrum kunnen melden.
2. De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt berekend op basis van een maximumprijs van 3 000 EUR per vaartuig, onverminderd lid 4.
3. Om voor een financiële bijdrage in aanmerking te komen, moet ERS-apparatuur voldoen aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.
4. Voor apparatuur die ERS- en VMS-functies combineert en die voldoet aan de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, wordt de in lid 1 van dit artikel bedoelde financiële bijdrage berekend op basis van een maximumprijs van 4 500 EUR per vaartuig.
Artikel 7
Totale maximale bijdrage van de Unie per lidstaat
De geplande uitgaven, het subsidiabele deel daarvan en de maximale bijdrage van de Unie per lidstaat zijn als volgt:
(EUR) |
|||
Lidstaat |
Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole |
Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten |
Maximale bijdrage van de Unie |
België |
194 250 |
94 250 |
84 825 |
Bulgarije |
30 678 |
30 678 |
27 610 |
Denemarken |
5 055 113 |
3 522 171 |
2 941 347 |
Duitsland |
4 511 100 |
425 000 |
382 500 |
Ierland |
52 005 000 |
1 000 000 |
900 000 |
Griekenland |
1 246 750 |
1 246 750 |
1 122 075 |
Spanje |
10 528 653 |
7 029 087 |
6 326 179 |
Frankrijk |
4 815 437 |
3 349 587 |
3 014 628 |
Italië |
9 299 000 |
2 880 000 |
2 592 000 |
Letland |
76 355 |
76 355 |
68 719 |
Litouwen |
150 462 |
150 462 |
135 416 |
Malta |
1 098 060 |
951 860 |
856 674 |
Nederland |
2 639 439 |
250 000 |
225 000 |
Oostenrijk |
409 102 |
128 179 |
115 361 |
Polen |
4 771 695 |
1 516 741 |
1 365 067 |
Portugal |
2 013 500 |
1 863 500 |
1 677 150 |
Finland |
2 560 000 |
2 280 000 |
2 052 000 |
Zweden |
2 980 000 |
2 900 000 |
2 610 000 |
Verenigd Koninkrijk |
1 284 738 |
545 284 |
490 755 |
Totaal |
105 669 332 |
30 239 904 |
26 987 307 |
Artikel 8
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 7 december 2012.
Voor de Commissie
Maria DAMANAKI
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 150 van 9.6.2012, blz. 86.
(3) PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1.
(4) PB L 97 van 12.4.2007, blz. 30.
(5) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
BIJLAGE I
NIEUWE TECHNOLOGIEËN EN IT-NETWERKEN
(EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole |
Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten |
Maximale bijdrage van de Unie |
België: |
|||
BE/12/08 |
30 000 |
30 000 |
27 000 |
BE/12/09 |
4 250 |
4 250 |
3 825 |
BE/12/10 |
100 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
134 250 |
34 250 |
30 825 |
Bulgarije: |
|||
BG/12/02 |
30 678 |
30 678 |
27 610 |
Subtotaal |
30 678 |
30 678 |
27 610 |
Denemarken: |
|||
DK/12/20 |
336 419 |
0 |
0 |
DK/12/22 |
269 136 |
0 |
0 |
DK/12/23 |
538 271 |
0 |
0 |
DK/12/24 |
134 568 |
134 568 |
121 111 |
DK/12/25 |
95 637 |
0 |
0 |
DK/12/26 |
158 911 |
0 |
0 |
DK/12/27 |
275 864 |
275 864 |
248 278 |
DK/12/28 |
272 500 |
272 500 |
245 250 |
DK/12/29 |
281 265 |
281 265 |
250 000 |
DK/12/30 |
282 592 |
282 592 |
250 000 |
DK/12/31 |
280 439 |
280 439 |
250 000 |
DK/12/32 |
296 049 |
296 049 |
250 000 |
DK/12/33 |
262 407 |
262 407 |
235 870 |
DK/12/34 |
269 136 |
269 136 |
242 222 |
DK/12/35 |
22 000 |
22 000 |
19 800 |
DK/12/36 |
405 000 |
405 000 |
250 000 |
DK/12/37 |
375 000 |
375 000 |
250 000 |
DK/12/38 |
163 500 |
163 500 |
147 150 |
Subtotaal |
4 718 694 |
3 320 319 |
2 759 681 |
Duitsland: |
|||
DE/12/23 |
400 000 |
400 000 |
360 000 |
DE/12/24 |
165 000 |
0 |
0 |
DE/12/25 |
250 000 |
0 |
0 |
DE/12/27 |
358 000 |
0 |
0 |
DE/12/28 |
110 000 |
0 |
0 |
DE/12/29 |
350 000 |
0 |
0 |
DE/12/30 |
95 000 |
0 |
0 |
DE/12/31 |
443 100 |
0 |
0 |
DE/12/32 |
650 000 |
0 |
0 |
DE/12/33 |
970 000 |
0 |
0 |
DE/12/34 |
275 000 |
0 |
0 |
DE/12/35 |
420 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
4 486 100 |
400 000 |
360 000 |
Ierland: |
|||
IE/12/06 |
20 000 |
0 |
0 |
IE/12/08 |
70 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
90 000 |
0 |
0 |
Griekenland: |
|||
EL/12/11 |
180 000 |
180 000 |
162 000 |
EL/12/12 |
750 000 |
750 000 |
675 000 |
EL/12/13 |
180 000 |
180 000 |
162 000 |
EL/12/14 |
26 750 |
26 750 |
24 075 |
EL/12/15 |
110 000 |
110 000 |
99 000 |
Subtotaal |
1 246 750 |
1 246 750 |
1 122 075 |
Spanje: |
|||
ES/12/02 |
939 263 |
939 263 |
845 336 |
ES/12/03 |
974 727 |
974 727 |
877 255 |
ES/12/05 |
795 882 |
795 883 |
716 294 |
ES/12/06 |
759 305 |
759 305 |
683 375 |
ES/12/08 |
163 250 |
163 250 |
146 925 |
ES/12/09 |
72 000 |
72 000 |
64 800 |
ES/12/10 |
100 000 |
100 000 |
90 000 |
ES/12/11 |
379 000 |
379 000 |
341 100 |
ES/12/12 |
490 000 |
490 000 |
441 000 |
ES/12/13 |
150 000 |
150 000 |
135 000 |
ES/12/15 |
150 000 |
0 |
0 |
ES/12/18 |
54 000 |
54 000 |
48 600 |
ES/12/19 |
290 440 |
290 440 |
261 396 |
ES/12/21 |
17 500 |
17 500 |
15 750 |
ES/12/22 |
681 000 |
0 |
0 |
ES/12/23 |
372 880 |
372 880 |
335 592 |
ES/12/24 |
415 254 |
0 |
0 |
Subtotaal |
6 804 501 |
5 558 247 |
5 002 423 |
Frankrijk: |
|||
FR/12/08 |
777 600 |
777 600 |
699 840 |
FR/12/09 |
870 730 |
870 730 |
783 656 |
FR/12/10 |
229 766 |
229 766 |
206 789 |
FR/12/11 |
277 395 |
277 395 |
249 656 |
FR/12/12 |
230 363 |
230 363 |
207 327 |
FR/12/13 |
197 403 |
197 403 |
177 663 |
FR/12/14 |
450 000 |
450 000 |
405 000 |
FR/12/15 |
211 500 |
0 |
0 |
FR/12/16 |
274 330 |
274 330 |
246 897 |
FR/12/17 |
254 350 |
0 |
0 |
Subtotaal |
3 773 437 |
3 307 587 |
2 976 828 |
Italië: |
|||
IT/12/13 |
135 000 |
135 000 |
121 500 |
IT/12/15 |
125 000 |
125 000 |
112 500 |
IT/12/16 |
withdrawn |
0 |
0 |
IT/12/17 |
250 000 |
250 000 |
225 000 |
IT/12/18 |
250 000 |
0 |
0 |
IT/12/19 |
630 000 |
630 000 |
567 000 |
IT/12/21 |
1 500 000 |
1 500 000 |
1 350 000 |
IT/12/22 |
311 000 |
0 |
0 |
IT/12/23 |
38 000 |
0 |
0 |
IT/12/24 |
1 900 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
5 139 000 |
2 640 000 |
2 376 000 |
Letland: |
|||
LV/12/02 |
6 732 |
6 732 |
6 058 |
LV/12/03 |
58 350 |
58 350 |
52 515 |
Subtotaal |
65 082 |
65 082 |
58 573 |
Litouwen: |
|||
LT/12/04 |
150 462 |
150 462 |
135 416 |
Subtotaal |
150 462 |
150 462 |
135 416 |
Malta: |
|||
MT/12/04 |
30 000 |
30 000 |
27 000 |
MT/12/07 |
261 860 |
261 860 |
235 674 |
Subtotaal |
291 860 |
291 860 |
262 674 |
Nederland: |
|||
NL/12/07 |
250 000 |
250 000 |
225 000 |
NL/12/08 |
278 172 |
0 |
0 |
NL/12/09 |
277 862 |
0 |
0 |
NL/12/10 |
286 364 |
0 |
0 |
NL/12/11 |
276 984 |
0 |
0 |
NL/12/12 |
129 398 |
0 |
0 |
NL/12/13 |
129 500 |
0 |
0 |
NL/12/14 |
200 000 |
0 |
0 |
NL/12/15 |
230 000 |
0 |
0 |
NL/12/16 |
136 329 |
0 |
0 |
NL/12/17 |
19 300 |
0 |
0 |
NL/12/18 |
36 120 |
0 |
0 |
NL/12/19 |
89 860 |
0 |
0 |
NL/12/20 |
299 550 |
0 |
0 |
Subtotaal |
2 639 439 |
250 000 |
225 000 |
Oostenrijk: |
|||
AT/12/01 |
128 179 |
128 179 |
115 361 |
AT/12/02 |
280 923 |
0 |
0 |
Subtotaal |
409 102 |
128 179 |
115 361 |
Polen: |
|||
PL/12/08 |
103 936 |
0 |
0 |
PL/12/10 |
41 028 |
0 |
0 |
PL/12/11 |
15 955 |
0 |
0 |
PL/12/07 |
40 500 |
0 |
0 |
PL/12/08 |
1 000 000 |
1 000 000 |
900 000 |
PL/12/09 |
172 600 |
0 |
0 |
PL/12/10 |
1 505 000 |
0 |
0 |
PL/12/11 |
208 760 |
0 |
0 |
PL/12/12 |
227 350 |
0 |
0 |
PL/12/13 |
240 300 |
0 |
0 |
PL/12/14 |
323 000 |
323 000 |
290 700 |
PL/12/15 |
181 000 |
0 |
0 |
PL/12/16 |
416 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
4 475 429 |
1 323 000 |
1 190 700 |
Portugal: |
|||
PT/12/08 |
25 000 |
25 000 |
22 500 |
PT/12/10 |
105 000 |
150 000 |
135 000 |
PT/12/11 |
150 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
325 000 |
175 000 |
157 500 |
Finland: |
|||
FI/12/11 |
1 000 000 |
1 000 000 |
900 000 |
FI/12/12 |
1 000 000 |
1 000 000 |
900 000 |
FI/12/13 |
280 000 |
280 000 |
252 000 |
FI/12/14 |
280 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
2 560 000 |
2 280 000 |
2 052 000 |
Zweden: |
|||
SE/12/07 |
850 000 |
850 000 |
765 000 |
SE/12/08 |
750 000 |
750 000 |
675 000 |
SE/12/09 |
300 000 |
300 000 |
270 000 |
SE/12/10 |
1 000 000 |
1 000 000 |
900 000 |
SE/10/11 |
80 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
2 980 000 |
2 900 000 |
2 610 000 |
Verenigd Koninkrijk: |
|||
UK/12/51 |
122 219 |
122 219 |
109 997 |
UK/12/52 |
564 086 |
0 |
0 |
UK/12/54 |
50 141 |
50 141 |
45 127 |
UK/12/55 |
43 873 |
43 873 |
39 486 |
UK/12/56 |
122 219 |
122 219 |
109 997 |
UK/12/73 |
12 535 |
12 535 |
11 282 |
UK/12/74 |
162 958 |
162 958 |
146 662 |
Subtotaal |
1 078 032 |
513 945 |
462 551 |
Totaal |
41 397 816 |
24 615 360 |
21 925 217 |
BIJLAGE II
AUTOMATISCHE PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR
(EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole |
Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten |
Maximale bijdrage van de Unie |
Duitsland: |
|||
DE/12/22 |
25 000 |
25 000 |
22 500 |
Subtotaal |
25 000 |
25 000 |
22 500 |
Spanje: |
|||
ES/12/17 |
1 256 340 |
0 |
0 |
ES/12/20 |
326 124 |
0 |
0 |
Subtotaal |
1 582 464 |
0 |
0 |
Italië: |
|||
IT/12/12 |
240 000 |
240 000 |
216 000 |
IT/12/14 |
130 000 |
0 |
0 |
IT/12/20 |
3 400 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
3 770 000 |
240 000 |
216 000 |
Malta: |
|||
MT/12/03 |
146 200 |
0 |
0 |
MT/12/05 |
400 000 |
400 000 |
360 000 |
Subtotaal |
546 200 |
400 000 |
360 000 |
Totaal |
5 923 664 |
665 000 |
598 500 |
BIJLAGE III
ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDSYSTEMEN
(EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole |
Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten |
Maximale bijdrage van de Unie |
België: |
|||
BE/12/07 |
60 000 |
60 000 |
54 000 |
Subtotaal |
60 000 |
60 000 |
54 000 |
Denemarken: |
|||
DK/12/19 |
201 852 |
201 852 |
181 666 |
DK/12/21 |
134 567 |
0 |
0 |
Subtotaal |
336 419 |
201 852 |
181 666 |
Ierland: |
|||
IE/12/05 |
1 000 000 |
1 000 000 |
900 000 |
Subtotaal |
1 000 000 |
1 000 000 |
900 000 |
Spanje: |
|||
ES/12/14 |
1 207 352 |
1 207 352 |
1 086 617 |
ES/12/25 |
263 488 |
263 488 |
237 139 |
Subtotaal |
1 470 840 |
1 470 840 |
1 323 756 |
Frankrijk: |
|||
FR/12/18 |
42 000 |
42 000 |
37 800 |
Sub-Total |
42 000 |
42 000 |
37 800 |
Letland: |
|||
LT/12/01 |
11 273 |
11 273 |
10 146 |
Subtotaal |
11 273 |
11 273 |
10 146 |
Malta: |
|||
MT/12/06 |
260 000 |
260 000 |
234 000 |
Subtotaal |
260 000 |
260 000 |
234 000 |
Polen: |
|||
PL/12/03 |
170 948 |
170 948 |
153 853 |
PL/12/05 |
22 793 |
22 793 |
20 514 |
Subtotaal |
193 741 |
193 741 |
174 367 |
Portugal: |
|||
PT/12/09 |
75 000 |
75 000 |
67 500 |
Subtotaal |
75 000 |
75 000 |
67 500 |
Totaal |
3 449 274 |
3 314 706 |
2 983 235 |
BIJLAGE IV
ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDAPPARATUUR
(EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole |
Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten |
Maximale bijdrage van de Unie |
Portugal: |
|||
PT/12/07 |
1 613 500 |
1 613 500 |
1 452 150 |
Totaal |
1 613 500 |
1 613 500 |
1 452 150 |
BIJLAGE V
OPLEIDINGS- EN UITWISSELINGSPROGRAMMA’S
(EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole |
Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten |
Maximale bijdrage van de Unie |
Ierland: |
|||
IE/12/07 |
15 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
15 000 |
0 |
0 |
Spanje: |
|||
ES/12/16 |
40 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
40 000 |
0 |
0 |
Verenigd Koninkrijk: |
|||
UK/12/58 |
2 507 |
0 |
0 |
UK/12/59 |
14 416 |
0 |
0 |
UK/12/60 |
1 253 |
0 |
0 |
UK/12/61 |
877 |
0 |
0 |
UK/12/62 |
2 507 |
0 |
0 |
UK/12/63 |
3 384 |
0 |
0 |
UK/12/64 |
11 282 |
0 |
0 |
UK/12/65 |
17 549 |
0 |
0 |
UK/12/66 |
11 282 |
0 |
0 |
UK/12/67 |
9 401 |
9 401 |
8 461 |
UK/12/68 |
9 401 |
0 |
0 |
UK/12/69 |
11 281 |
0 |
0 |
UK/12/70 |
9 401 |
9 401 |
8 461 |
UK/12/71 |
9 401 |
0 |
0 |
UK/12/72 |
12 535 |
12 536 |
11 282 |
Sub-Total |
144 030 |
31 338 |
28 204 |
Totaal |
199 030 |
31 338 |
28 204 |
BIJLAGE VI
AFGEWEZEN BEDRAGEN MET BETREKKING TOT PROEFPROJECTEN EN DE AANSCHAF OF MODERNISERING VAN PATROUILLEVAARTUIGEN EN VERKENNINGSVLIEGTUIGEN
(EUR) |
|||
Soort uitgave |
Uitgaven die zijn gepland in de aanvullende nationale programma’s voor visserijcontrole |
Uitgaven voor op grond van dit besluit geselecteerde projecten |
Maximale bijdrage van de Unie |
Proefprojecten: |
|||
Subtotaal |
693 523 |
0 |
0 |
0 |
0 |
||
Patrouillevaartuigen en verkenningsvliegtuigen |
|||
Subtotaal |
52 392 525 |
0 |
0 |
Totaal |
53 086 048 |
0 |
0 |
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/90 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 20 december 2012
tot machtiging van Spanje om voor Roemeense werknemers de opschorting te verlengen van de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie
(2012/831/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Bulgarije en Roemenië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (1), en met name artikel 23 en bijlage VII, deel 1 „Vrij verkeer van personen”, punt 7, tweede alinea,
Gezien het verzoek van Spanje van 13 december 2012,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Spanje had sinds 1 januari 2009 de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (2) volledig toegepast voor Roemeense onderdanen, toen het de Commissie op 22 juli 2011 op grond van een ernstige verstoring van de Spaanse arbeidsmarkt, overeenkomstig bijlage VII, deel 1, punt 7, derde alinea, bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Bulgarije en Roemenië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (hierna „de Toetredingsakte van 2005” genoemd), in kennis stelde van zijn besluit om op die datum weer beperkingen in te voeren voor de toegang van Roemeense werknemers tot zijn arbeidsmarkt. Verordening (EEG) nr. 1612/68 werd gecodificeerd en vervangen door Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (3), die op 16 juni 2011 in werking is getreden. |
(2) |
In antwoord op een brief van Spanje aan de Commissie van 28 juli 2011 overeenkomstig bijlage VII, deel 1, punt 7, tweede alinea, bij de Toetredingsakte van 2005, met het verzoek te verklaren dat de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 geheel worden opgeschort voor Roemeense werknemers in heel Spanje en in alle sectoren van de arbeidsmarkt, heeft de Commissie Spanje bij Besluit 2011/503/EU (4) gemachtigd om de vrije toegang van Roemeense werknemers tot de Spaanse arbeidsmarkt tot en met 31 december 2012 te beperken, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan. Dit besluit trad in werking op 12 augustus 2011. |
(3) |
Spanje heeft de Commissie per brief van 13 december 2012 verzocht de opschorting van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 voor Roemeense werknemers te verlengen tot en met 31 december 2013. |
(4) |
Spanje motiveert zijn verzoek door te stellen dat de twee redenen die ten grondslag lagen aan Besluit 2011/503/EU, nog steeds gelden: de ernstige verstoring van de Spaanse arbeidsmarkt, die alle regio’s en bedrijfstakken treft; en de arbeidsmarktsituatie van Roemeense burgers die in Spanje wonen, alsmede het risico dat een onbeperkte komst van Roemeense werknemers de Spaanse arbeidsmarkt verder onder druk zou zetten. |
(5) |
Spanje heeft statistische gegevens ingediend waaruit blijkt dat de situatie van de economie en de arbeidsmarkt sinds midden 2011 verder is verslechterd, met ongekend hoge werkloosheid en jeugdwerkloosheid tot gevolg, en dat volgens de economische prognoses het bbp in 2012 en 2013 zal dalen en de werkloosheid verder zal stijgen. Spanje wijst er bovendien op dat de verstoring van de Spaanse arbeidsmarkt, die een ernstige bedreiging vormt voor de werkgelegenheid, van algemene aard is en niet beperkt is tot een bepaalde regio of bedrijfstak. |
(6) |
Spanje heeft voorts statistische gegevens ingediend waaruit blijkt dat het aantal in Spanje woonachtige Roemenen blijft toenemen (ondanks de beperkingen van de vrije toegang tot de arbeidsmarkt voor Roemeense werknemers) en in september 2012 913 405 bedroeg; dat het aandeel van Roemeense onderdanen die bijdragen aan het socialezekerheidsstelsel daalt; dat de aantallen Roemeense onderdanen die als werkzoekend staan geregistreerd en die een werkloosheidsuitkering ontvangen relatief hoog zijn, hoewel zij aan de dalende hand zijn, en dat de werkloosheid onder deze groep hoger dan gemiddeld is. Spanje komt tot de conclusie dat de huidige arbeidsmarktsituatie van invloed is op zijn capaciteit om nieuw aankomende Roemeense werknemers op te nemen. |
(7) |
Overeenkomstig bijlage VII, deel 1, punt 7, tweede alinea, bij de Toetredingsakte van 2005 kan een lidstaat de Commissie verzoeken binnen twee weken te bepalen dat de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort in een bepaalde regio of beroepsgroep. |
(8) |
Uit de analyse in 2011 van de economische gegevens die ten grondslag lagen aan Besluit 2011/503/EU, bleek dat Spanje wel degelijk werd geconfronteerd met een ernstige verstoring van de arbeidsmarkt, die werd gekenmerkt door veruit het hoogste werkloosheidspercentage in de EU (volgens de maandelijkse werkloosheidscijfers van Eurostat bedroeg dit 21,0 % voor juni 2011, tegenover een EU-gemiddelde van 9,4 % en een gemiddelde van 9,9 % in de eurozone), een bijzonder hoge jeugdwerkloosheid (45,7 % in juni 2011) en een traag economisch herstel (volgens Eurostatcijfers is het bbp in het eerste kwartaal van 2011 met slechts 0,3 % gestegen, tegenover 0,8 % voor de EU en de eurozone); deze situatie wordt nog verergerd door de internationale financiële turbulentie die Spanje noopt tot meer bezuinigingen om tot begrotingsconsolidatie te komen, wat op korte termijn verdere negatieve gevolgen kan hebben voor de economische groei. De impact van de dalende werkgelegenheid was algemeen en trof alle regio’s en alle productiesectoren. Uit gegevens uit de arbeidskrachtenenquête voor de periode 2008-2010 bleek ook een algemene daling van de werkgelegenheid met 9 %, in de bouwsector zelfs met 33 %, die alle regio’s trof, van 6 % in het Baskenland tot 13 % in de autonome gemeenschap Valencia. |
(9) |
Bijgevolg was de Commissie van oordeel dat Spanje het bewijs had geleverd dat het werd geconfronteerd met een algemene verstoring van de arbeidsmarkt, die ernstige gevolgen had voor de werkgelegenheid in alle regio’s en in alle bedrijfstakken en die in de nabije toekomst naar alle waarschijnlijkheid zou aanhouden. |
(10) |
Bovendien bleek uit de analyse van de Commissie in 2011 dat: Roemeense onderdanen die in Spanje woonden hard door de werkloosheid werden getroffen, met een werkloosheidspercentage van meer dan 30 % (bron: de arbeidskrachtenenquête van Eurostat, eerste kwartaal 2011). Hoewel de arbeidsvraag in Spanje laag was, kwamen nog steeds veel Roemeense onderdanen naar Spanje, ondanks een zekere afname als gevolg van de economische recessie. Het aantal Roemeense onderdanen dat regulier in Spanje woonde, was toegenomen van 388 000 op 1 januari 2006 tot 823 000 op 1 januari 2010 (bron: migratiestatistiek van Eurostat). |
(11) |
Uit de analyse van de momenteel beschikbare economische gegevens blijkt dat de arbeidsmarkt in Spanje nog steeds ernstig verstoord is. De economische neergang heeft in Spanje nog steeds een groter effect op de werkgelegenheid dan in andere lidstaten en uit de gegevens blijkt dat deze trend zich sterker doorzette in 2011 en de eerste kwartalen van 2012. In oktober 2012 lag de werkloosheid rond 26,2 % (21,3 % in juni 2011), tegenover een EU-gemiddelde van 10,7 % in oktober 2012 (9,5 % in juni 2011). Bovendien is de werkloosheid onder jongeren is dramatisch hoog, namelijk 55,9 % in oktober 2012, vergeleken met een EU-gemiddelde van 23,4 % (bron: maandelijkse werkloosheidscijfers van Eurostat). |
(12) |
De slechte economische situatie en de daaruit voortvloeiende verstoringen van de arbeidsmarkt zullen waarschijnlijk voortduren. Volgens de economische vooruitzichten van de Europese Commissie zal het Spaanse bbp in 2012 en 2013 naar verwachting dalen (– 1,4 % voor beide jaren), waarna voor 2014 een licht herstel wordt verwacht (+ 0,8 %); de werkloosheid zal naar verwachting verder stijgen tot 26,6 % in 2013 (en in 2014 dalen tot 26,1 %). De daling van de werkgelegenheid treft nog steeds alle economische sectoren. Tussen het tweede kwartaal van 2011 en het derde kwartaal van 2012 is de werkgelegenheid in Spanje gedaald met ongeveer 980 000 (– 5,4 %) (bron: arbeidskrachtenenquête van Eurostat). De grootste daling vond plaats in de bouwsector (– 293 000 of – 20,5 %), maar ook in de landbouw, de industrie en de dienstensector is de werkgelegenheid gedaald. Bovendien worden alle regio’s getroffen door hoge werkloosheid (van 12,0 % in Baskenland tot 30,4 % in Andalusië in 2011, bron: arbeidskrachtenenquête van Eurostat) en de verstoring van de arbeidsmarkt is derhalve niet beperkt tot een bepaalde regio. |
(13) |
Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat Spanje het bewijs heeft geleverd dat het nog steeds wordt geconfronteerd met een algemene verstoring van de arbeidsmarkt, die ernstige gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in alle regio’s en in alle bedrijfstakken en die in de nabije toekomst naar alle waarschijnlijkheid zal aanhouden. |
(14) |
Bovendien blijkt uit de analyse van de Commissie dat sinds Spanje weer beperkingen voor de toegang voor Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt heeft ingevoerd, het aantal Roemeense onderdanen in Spanje nog verder is toegenomen, zij het minder snel dan daarvoor: volgens Spaanse migratiestatistieken is het tussen 30 september 2011 (901 435) en 30 september 2012 (913 405) gestegen met 11 970 (+ 1,3 %), terwijl het met 83 975 (+ 10,3 %) was toegenomen tussen 30 september 2010 (817 460) en 30 september 2011 (901 435). De werkloosheid onder Roemeense onderdanen in Spanje is nog steeds zeer hoog: 36,4 % in het derde kwartaal van 2012 (bron: arbeidskrachtenenquête van Eurostat). |
(15) |
Het is daarom waarschijnlijk dat de volledige toepassing van de EU-wetgeving betreffende het vrije verkeer van werknemers nog steeds de druk op de Spaanse arbeidsmarkt zou vergroten, omdat hiermee de onbeperkte komst van Roemeense werknemers mogelijk wordt. |
(16) |
Om de situatie van de Spaanse arbeidsmarkt te normaliseren, is het daarom wenselijk Spanje te machtigen de tijdelijke beperking van de vrije toegang van Roemeense werknemers tot deze arbeidsmarkt te blijven toepassen. Aangezien de overgangsregelingen in de Toetredingsakte van 2005 die beperkingen voor de toegang voor Roemeense onderdanen tot de arbeidsmarkt toestaan, waarvan de vrijwaringsclausule deel uitmaakt, op 31 december 2013 aflopen, kan de machtiging niet worden verlengd tot na die datum. |
(17) |
Beperkingen op de toegang tot de arbeidsmarkt vormen een afwijking van een fundamenteel beginsel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, namelijk het vrije verkeer van werknemers. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie moeten dergelijke maatregelen restrictief worden geïnterpreteerd en toegepast. |
(18) |
Het is op dit moment passend dat de beperkingen voor werk in loondienst voor het gehele Spaanse grondgebied en voor alle bedrijfstakken blijven gelden gezien de huidige specifieke situatie op de Spaanse arbeidsmarkt en de verplaatsingseffecten en andere mogelijke spill-overeffecten tussen regio’s en bedrijfstakken in geval van selectieve beperking. De werkingssfeer van de afwijking kan evenwel worden beperkt, mocht de Commissie constateren dat de specifieke gegevens die aan de afwijking ten grondslag liggen, zijn veranderd of dat de uitwerkingen restrictiever blijken te zijn dan beoogd, met name voor activiteiten in loondienst waarvoor een universitair diploma of gelijkwaardige kwalificaties vereist zijn. |
(19) |
Hoewel het nu passend wordt geacht deze beperkingen te laten gelden tot aan het einde van de overgangsperiode op 31 december 2013 om ervoor te zorgen dat de bij dit besluit toegestane beperkingen de beoogde uitwerking hebben op de Spaanse arbeidsmarkt, kan deze periode eveneens worden verkort indien de Commissie vaststelt dat de relevante specifieke gegevens die tot dit besluit hebben geleid, zijn veranderd of dat de uitwerkingen ervan restrictiever blijken te zijn dan beoogd. |
(20) |
Daarom moet Spanje de Commissie elk kwartaal de nodige statistische gegevens verstrekken om de ontwikkeling van de arbeidsmarkt per bedrijfstak en per beroepsgroep te beoordelen. Het eerste kwartaalverslag moet vóór 31 maart 2013 worden ingediend. |
(21) |
Aan het besluit om Spanje te machtigen de beperkingen op de vrije toegang van Roemeense onderdanen tot de Spaanse arbeidsmarkt te blijven toepassen, zijn voorts bepaalde voorwaarden verbonden om te verzekeren dat die beperkingen niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken. |
(22) |
Het is derhalve niet passend toe te staan dat opnieuw beperkingen worden ingevoerd voor Roemeense onderdanen en hun gezinsleden die op 22 juli 2011, dat wil zeggen op de datum van kennisgeving door Spanje van de in overweging 1 bedoelde maatregelen, reeds op de Spaanse arbeidsmarkt werkten of reeds als werkzoekende bij de overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening in Spanje waren geregistreerd. |
(23) |
De beginselen die gelden voor beperkingen op de toegang tot de arbeidsmarkt, als bepaald in bijlage VII, deel 1, bij de Toetredingsakte van 2005, zoals de standstillbepaling en het in deel 1, punt 14, van die bijlage genoemde beginsel van EU-preferentie, moeten eveneens worden nageleefd. |
(24) |
Het recht van gezinsleden van Roemeense werknemers om in Spanje werk aan te nemen, moet op overeenkomstige wijze worden geregeld bij bijlage VII, deel 1, punt 8, bij de Toetredingsakte van 2005. |
(25) |
De bij dit besluit toegestane beperkingen van de rechten van Roemeense onderdanen en hun gezinsleden om toegang te krijgen tot de Spaanse arbeidsmarkt mogen in geen geval verder gaan dan de werkingssfeer van dit besluit en kunnen in geen geval invloed hebben op andere rechten die Roemeense onderdanen en hun gezinsleden krachtens de EU-wetgeving genieten. |
(26) |
Ten behoeve van monitoring moet Spanje worden verplicht de Commissie bijzonderheden te verstrekken over de maatregelen die het op grond van dit besluit heeft genomen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Spanje krijgt hierbij, onder de in de artikelen 2 tot en met 4 van dit besluit gespecificeerde voorwaarden, toestemming om voor Roemeense onderdanen de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EU) nr. 492/2011 tot en met 31 december 2013 op te schorten.
Artikel 2
Onverminderd de maatregelen die Spanje op 22 juli 2011 heeft ingevoerd overeenkomstig bijlage VII, deel 1, punt 7, derde alinea, bij de Toetredingsakte van 2005, heeft dit besluit geen invloed op de Roemeense onderdanen en hun gezinsleden die:
|
op 12 augustus 2011 in Spanje in loondienst waren, of |
|
op 12 augustus 2011 reeds als werkzoekende bij de overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening in Spanje waren geregistreerd. |
Artikel 3
Voor de toepassing van dit besluit gelden op overeenkomstige wijze de voorwaarden voor overgangsregelingen, zoals bepaald in bijlage VII, deel 1, bij de Toetredingsakte van 2005.
Artikel 4
Spanje neemt alle nodige maatregelen om de ontwikkeling van de arbeidsmarkt nauwlettend te blijven volgen. Het verstrekt de Commissie elk kwartaal statistische gegevens waaruit de ontwikkeling van de arbeidsmarkt per bedrijfstak en per beroepsgroep blijkt. Het eerste kwartaalverslag wordt vóór 31 maart 2013 ingediend.
In geval van belangrijke veranderingen op de arbeidsmarkt verstrekt Spanje de Commissie en de lidstaten onverwijld een update van de relevante gegevens die het in het kader van zijn verzoek om een besluit van de Commissie heeft verstrekt en op grond waarvan dit besluit is goedgekeurd.
Artikel 5
Dit besluit kan worden gewijzigd of ingetrokken, met name indien de in artikel 4 bedoelde relevante gegevens die tot de vaststelling ervan hebben geleid, zijn veranderd of indien de uitwerkingen ervan restrictiever blijken te zijn dan beoogd.
Artikel 6
Spanje verstrekt de Commissie binnen twee maanden na ontvangst van dit besluit bijzonderheden over de maatregelen die het op grond ervan heeft genomen.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 december 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 157 van 21.6.2005, blz. 203.
(2) PB L 257 van 19.10.1968, blz. 2.
(3) PB L 141 van 27.5.2011, blz. 1.
(4) PB L 207 van 12.8.2011, blz. 22.
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/93 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 10 december 2012
tot wijziging van Besluit ECB/2010/21 betreffende de jaarrekening van de Europese Centrale Bank
(ECB/2012/30)
(2012/832/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 26.2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit ECB/2010/21 van 11 november 2010 betreffende de jaarrekening van de Europese Centrale Bank (1) legt de regels vast voor het opstellen van de jaarrekening van de Europese Centrale Bank (ECB). |
(2) |
Artikel 3 van Besluit ECB/2010/21 vermeldt dat de uitgangspunten inzake de financiële administratie in artikel 3 van Richtsnoer ECB/2010/20 van 11 november 2010 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken (2) ook voor Besluit ECB/2010/21 van toepassing zijn. Dit geldt onder meer voor artikel 3, onder c) van Richtsnoer ECB/2010/20 met betrekking tot gebeurtenissen na de balansdatum, welk artikel bepaalt dat activa en passiva worden aangepast rekening houdend met gebeurtenissen die zich voordoen tussen de balansdatum en de datum waarop de jaarrekening door de betrokken instanties wordt vastgesteld, indien de activa of passiva op de balansdatum door deze gebeurtenissen worden beïnvloed. |
(3) |
Voor de jaarrekening van de ECB dient te worden verduidelijkt dat gebeurtenissen na de balansdatum alleen dienen te worden meegenomen tot de datum waarop de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie, d.w.z. de datum waarop de directie machtiging verleent de jaarrekening van de ECB aan de Raad van bestuur ter goedkeuring voor te leggen. |
(4) |
Besluit ECB/2010/21 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging
Artikel 3 van Besluit ECB/2010/21 wordt vervangen door:
„Artikel 3
Uitgangspunten inzake de financiële administratie
De uitgangspunten inzake de financiële administratie in artikel 3 van Richtsnoer ECB/2010/20 zijn ook voor dit besluit van toepassing. In afwijking van de eerste volzin van artikel 3, onder c) van Richtsnoer ECB/2010/20, worden gebeurtenissen na de balansdatum alleen meegenomen tot de datum waarop de directie machtiging verleent de jaarrekening van de ECB aan de Raad van bestuur ter goedkeuring voor te leggen.”.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 31 december 2012.
Gedaan te Frankfurt am Main, 10 december 2012.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 35 van 9.2.2011, blz. 1.
(2) PB L 35 van 9.2.2011, blz. 31.
RICHTSNOEREN
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/94 |
RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 10 december 2012
tot wijziging van Richtsnoer ECB/2010/20 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken
(ECB/2012/29)
(2012/833/EU)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid de artikelen 12.1, 14.3 en 26.4,
Gezien de medewerking van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank op grond van het tweede en derde streepje van artikel 46.2 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtsnoer ECB/2010/20 van 11 november 2010 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken (1) legt de regels vast ter standaardisatie van de financiële administratie en verslaglegging van door de nationale centrale banken uitgevoerde werkzaamheden. |
(2) |
Bijlage IV bij Richtsnoer ECB/2010/20 voorziet, in niet-verplichte termen, onder passiefpost 13 „Voorzieningen” al in de mogelijkheid om voorzieningen op te voeren voor wisselkoers-, rentevoet-, krediet- en goudprijsrisico’s. Gelet op het belang eraan te verzekeren dat nationale centrale banken voldoende financiële middelen hebben om ernstige, uit hun activiteiten voortvloeiende risico’s af te dekken en onverminderd nationale regels van financiële verslaglegging betreffende risicovoorzieningen, wordt het noodzakelijk geacht deze optie te versterken door invoeging in het regelgevende gedeelte van Richtsnoer ECB/2010/20. De aanbeveling verhindert nationale centrale banken niet om volgens hun nationale regels van financiële verslaglegging voorzieningen voor bijkomende risico’s te handhaven of te vormen. |
(3) |
De financiële verslaglegging van operaties inzake noodliquiditeitssteun dient te worden geharmoniseerd en uit dergelijke operaties voortvloeiende vorderingen dienen in bijlage IV bij Richtsnoer ECB/2010/20 te worden genoemd onder actiefpost 6 „Overige vorderingen op kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro”. |
(4) |
Richtsnoer ECB/2010/20 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Richtsnoer ECB/2010/20 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het volgende artikel 6a wordt toegevoegd: „Artikel 6a Voorziening voor wisselkoers-, rentevoet-, krediet- en goudprijsrisico’s Rekening houdend met de aard van de activiteiten van de NCB’s, kan een NCB een voorziening voor wisselkoers-, rente-, krediet- en goudprijsrisico’s opvoeren op haar balans. De NCB bepaalt de omvang en het gebruik van de voorziening op basis van een met redenen omklede raming van de potentiële risico’s voor de NCB.”. |
2) |
Bijlage IV bij Richtsnoer ECB/2010/20 wordt vervangen door de bijlage bij dit richtsnoer. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit richtsnoer treedt in werking op 31 december 2012.
Artikel 3
Geadresseerden
Dit richtsnoer geldt voor alle centrale banken van het Eurosysteem.
Gedaan te Frankfurt am Main, 10 december 2012.
Namens de Raad van bestuur van de ECB
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 35 van 9.2.2011, blz. 31.
BIJLAGE
„BIJLAGE IV
SAMENSTELLING VAN BALANS EN BALANSWAARDERINGSREGELS (1)
ACTIVA
Balanspost (3) |
Indeling van de balansposten |
Waarderingsgrondslag |
Werkingssfeer (4) |
||||||||
1 |
1 |
Goud en goudvorderingen |
Fysiek goud, d.w.z. baren, munten, platen, klompjes, in voorraad of „nog te ontvangen”. Niet-fysiek goud, zoals direct opvraagbare tegoeden op gouddepositorekeningen (niet-verbijzonderde rekeningen), termijndeposito’s, alsmede goudvorderingen die voortkomen uit één van de volgende transacties: a) op- of afwaarderingen; en b) goudlocatie of swaps gericht op het verkrijgen van fysiek goud met een ander goudgehalte, indien het verschil tussen vrijgave en ontvangst meer dan één werkdag is |
Marktwaarde |
Verplicht |
||||||
2 |
2 |
Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta |
Vorderingen op tegenpartijen buiten het eurogebied, inclusief internationale en supranationale instellingen en centrale banken van buiten het eurogebied, luidende in vreemde valuta |
|
|
||||||
2.1 |
2.1 |
Vorderingen op het Internationaal Monetair Fonds (IMF) |
a) Trekkingsrechten binnen de reservepositie (netto) Nationale quota minus de saldi in euro die ter beschikking staan van het IMF. Rekening nr. 2 van het IMF (eurorekening voor algemene beheerskosten) kan ofwel in deze post worden opgenomen of onder de post „Verplichtingen jegens niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro” |
a) Trekkingsrechten binnen de reservepositie (netto) Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
||||||
b) Bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Aangehouden SDR’s (bruto) |
b) Bijzondere trekkingsrechten Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
|||||||||
c) Overige vorderingen Algemene leningsovereenkomsten, leningen krachtens bijzondere leningsovereenkomsten, deposito’s in door het IMF beheerde trusts |
c) Overige vorderingen Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
|||||||||
2.2 |
2.2 |
Tegoeden bij banken en beleggingen in effecten, externe leningen en overige externe activa |
a) Tegoeden bij banken buiten het eurogebied m.u.v. tegoeden onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” Rekeningen-courant, termijndeposito’s, daggeld, repotransacties met wederverkoopverplichting |
a) Tegoeden bij banken buiten het eurogebied Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
||||||
b) Beleggingen in effecten buiten het eurogebied m.u.v. beleggingen onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” Promessen en obligaties, wissels, nulcouponobligaties, geldmarktpapier, als een deel van de externe reserves aangehouden vermogensinstrumenten, allemaal uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied |
i) Verhandelbare effecten m.u.v. tot de vervaldag aangehouden effecten Marktprijs en koers op de deviezenmarkt Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
|||||||||
ii) Verhandelbare effecten ingedeeld als tot de vervaldag aangehouden effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering en koers op de deviezenmarkt Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
iii) Niet-verhandelbare effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering en koers op de deviezenmarkt Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
iv) Verhandelbare vermogensinstrumenten Marktprijs en koers op de deviezenmarkt |
Verplicht |
||||||||||
c) Externe leningen (deposito’s) buiten het eurogebied m.u.v. leningen onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” |
c) Externe leningen Deposito’s tegen nominale waarde, omgerekend tegen koers op de deviezenmarkt |
Verplicht |
|||||||||
d) Overige externe activa Bankbiljetten en munten die niet tot het eurogebied behoren |
d) Overige externe activa Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
|||||||||
3 |
3 |
Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta |
a) Beleggingen in effecten binnen het eurogebied m.u.v. effecten onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” Promessen en obligaties, wissels, nulcouponobligaties, geldmarktpapier, als een deel van de externe reserves aangehouden vermogensinstrumenten, allemaal uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied |
i) Verhandelbare effecten m.u.v. tot de vervaldag aangehouden effecten Marktprijs en koers op de deviezenmarkt Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||
ii) Verhandelbare effecten ingedeeld als tot de vervaldag aangehouden effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering en koers op de deviezenmarkt Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
iii) Niet-verhandelbare effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering en koers op de deviezenmarkt Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
iv) Verhandelbare vermogensinstrumenten Marktprijs en koers op de deviezenmarkt |
Verplicht |
||||||||||
b) Overige vorderingen op ingezetenen van het eurogebied m.u.v. de vorderingen onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” Leningen, deposito’s, repotransacties met wederverkoopverplichting, diverse verstrekte leningen |
b) Overige vorderingen Deposito’s en overige kredietverlening tegen nominale waarde, omgerekend tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
|||||||||
4 |
4 |
Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro |
|
|
|
||||||
4.1 |
4.1 |
Tegoeden bij banken, beleggingen in effecten en leningen |
a) Tegoeden bij banken buiten het eurogebied m.u.v. tegoeden onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” Rekeningen-courant, termijndeposito’s, daggeld. Repotransacties met wederverkoopverplichting in verband met het beheer van effecten, luidende in euro |
a) Tegoeden bij banken buiten het eurogebied Nominale waarde |
Verplicht |
||||||
b) Beleggingen in effecten buiten het eurogebied m.u.v. beleggingen onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” Door niet-ingezetenen van het eurogebied uitgegeven vermogensinstrumenten, promessen en obligaties, wissels, nulcouponobligaties en geldmarktpapier |
i) Verhandelbare effecten m.u.v. tot de vervaldag aangehouden effecten Marktprijs Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
|||||||||
ii) Verhandelbare effecten ingedeeld als tot de vervaldag aangehouden effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
iii) Niet-verhandelbare effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
iv) Verhandelbare vermogensinstrumenten Marktprijs |
Verplicht |
||||||||||
c) Leningen buiten het eurogebied m.u.v. leningen onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa” |
c) Leningen buiten het eurogebied Deposito’s tegen nominale waarde |
Verplicht |
|||||||||
d) Effecten m.u.v. effecten onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa”, uitgegeven door entiteiten buiten het eurogebied Door supranationale of internationale organisaties, bv. de Europese Investeringsbank, uitgegeven effecten, ongeacht het land van vestiging |
i) Verhandelbare effecten m.u.v. tot de vervaldag aangehouden effecten Marktprijs Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
|||||||||
ii) Verhandelbare effecten ingedeeld als tot de vervaldag aangehouden effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
iii) Niet-verhandelbare effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
4.2 |
4.2 |
Vorderingen uit hoofde van de kredietfaciliteit ingevolge het ERM II |
Kredietverlening onder de voorwaarden van het ERM II |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||||
5 |
5 |
Kredietverlening aan kredietinstellingen in het eurogebied in verband met monetaire beleidsoperaties, luidende in euro |
Posten 5.1 t/m 5.5: transacties volgens de respectieve monetaire beleidsinstrumenten beschreven in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en procedures van het Eurosysteem (3) (5) |
|
|
||||||
5.1 |
5.1 |
Basisherfinancieringstransacties |
Regelmatige liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoopverplichting, met een wekelijkse frequentie en gewoonlijk een looptijd van een week |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||||
5.2 |
5.2 |
Langerlopende herfinancieringstransacties |
Regelmatige liquiditeitsverruimende transacties met wederinkoopverplichting, met een maandelijkse frequentie en gewoonlijk een looptijd van drie maanden |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||||
5.3 |
5.3 |
„Fine-tuning”-transacties met wederinkoop |
Transacties met wederinkoopverplichting, uitgevoerd op ad-hocbasis met fine-tuning oogmerk |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||||
5.4 |
5.4 |
Structurele transacties met wederinkoop |
Transacties met wederinkoopverplichting die de structurele positie van het Eurosysteem t.o.v. de financiële sector beïnvloeden |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||||
5.5 |
5.5 |
Marginale beleningsfaciliteit |
Faciliteit voor het verkrijgen van krediet tot de volgende ochtend tegen een van tevoren vastgestelde rentevoet, op onderpand van beleenbare activa (permanente faciliteit) |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||||
5.6 |
5.6 |
Kredieten uit hoofde van margestortingen |
Aanvullend krediet aan kredietinstellingen op grond van waardestijgingen van onderliggende activa ten behoeve van ander aan deze kredietinstellingen verleend krediet |
Nominale waarde of kostprijs |
Verplicht |
||||||
6 |
6 |
Overige vorderingen op kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro |
Rekeningen-courant, termijndeposito’s, daggeld, repotransacties met wederverkoopverplichting in verband met het beheer van effectenportefeuilles onder actiefpost 7 „Effecten van ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro”, waaronder begrepen transacties die het gevolg zijn van de omzetting van de voormalige deviezenreserves van het eurogebied, en overige vorderingen. Correspondentrekeningen bij kredietinstellingen die in het buitenland zijn gevestigd, maar binnen het eurogebied. Overige vorderingen en transacties die niet samenhangen met monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem, met inbegrip van noodliquiditeitssteun. Vorderingen uit hoofde van monetaire beleidstransacties, die werden geïnitieerd door een NCB vóór toetreding tot het Eurosysteem |
Nominale waarde of kostprijs |
Verplicht |
||||||
7 |
7 |
Effecten van ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro |
|
|
|
||||||
7.1 |
7.1 |
Voor doeleinden van monetair beleid aangehouden effecten |
Voor doeleinden van monetair beleid aangehouden effecten uitgegeven binnen het eurogebied. Voor fine-tuning aangekochte ECB-schuldbewijzen |
a) Verhandelbare effecten m.u.v. tot de vervaldag aangehouden effecten Marktprijs Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||
b) Verhandelbare effecten ingedeeld als tot de vervaldag aangehouden effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering (kostprijs wanneer de waardevermindering wordt gedekt door een voorziening van het Eurosysteem onder passiefpost 13 b) „Voorzieningen”) Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
c) Niet-verhandelbare effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
7.2 |
7.2 |
Overige effecten |
Effecten m.u.v. effecten onder actiefpost 7.1 „Voor doeleinden van monetair beleid aangehouden effecten” en onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa”; promessen en obligaties, wissels, nulcouponobligaties, geldmarktpapier dat op termijnbasis („outright”) wordt aangehouden, waaronder begrepen overheidsobligaties van vóór de EMU, luidende in euro. Vermogensinstrumenten. |
a) Verhandelbare effecten m.u.v. tot de vervaldag aangehouden effecten Marktprijs Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||
b) Verhandelbare effecten ingedeeld als tot de vervaldag aangehouden effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
c) Niet-verhandelbare effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Verplicht |
||||||||||
d) Verhandelbare vermogensinstrumenten Marktprijs |
Verplicht |
||||||||||
8 |
8 |
Overheidsschuld, luidende in euro |
Vorderingen op overheden van vóór de EMU (niet-verhandelbare effecten, leningen) |
Deposito’s/leningen tegen nominale waarde, niet-verhandelbare effecten tegen kostprijs |
Verplicht |
||||||
— |
9 |
Vorderingen binnen het Eurosysteem+) |
|
|
|
||||||
— |
9.1 |
Deelnemingen in de ECB+) |
Alleen een post op de balans van de NCB’s Het aandeel van elke NCB in het kapitaal van de ECB, overeenkomstig het Verdrag en de respectieve verdeelsleutel en bijdragen overeenkomstig artikel 48.2 van de ESCB-statuten |
Kostprijs |
Verplicht |
||||||
— |
9.2 |
Vorderingen uit hoofde van overdracht van externe reserves+) |
Alleen een post op de balans van de NCB’s Vorderingen op de ECB, luidende in euro, uit hoofde van initiële en aanvullende overdrachten van externe reserves ingevolge artikel 30 van de ESCB-statuten |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||||
— |
9.3 |
Vorderingen ingevolge de uitgifte van ECB-schuldbewijzen+) |
Alleen een post op de balans van de ECB Vorderingen binnen het Eurosysteem jegens NCB’s die voortvloeien uit de uitgifte van ECB-schuldbewijzen |
Kostprijs |
Verplicht |
||||||
— |
9.4 |
Nettovorderingen uit hoofde van de toedeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem+) (2) |
Voor de NCB’s: nettovordering in verband met de toepassing van de verdeelsleutel voor de toedeling van bankbiljetten, d.w.z. met inbegrip van de tegoeden binnen het Eurosysteem verband houdend met de uitgifte van bankbiljetten door de ECB, het compenserende bedrag en de administratieve boekingsposten ter saldering van het compenserende bedrag, zoals bepaald bij Besluit ECB/2010/23 van 25 november 2010 inzake de toedeling van monetaire inkomsten van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (6) Voor de ECB: vorderingen uit hoofde van de uitgifte van bankbiljetten door de ECB overeenkomstig Besluit ECB/2010/29 |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||||
— |
9.5 |
Overige vorderingen binnen het Eurosysteem (netto)+) |
Nettopositie van de volgende subposten: |
|
|
||||||
|
|
Verplicht |
|||||||||
|
|
Verplicht |
|||||||||
|
|
Verplicht |
|||||||||
9 |
10 |
Vereveningsposten |
Saldi van vereveningsrekeningen (vorderingen), waaronder begrepen vorderingen uit hoofde van te incasseren cheques |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||||
9 |
11 |
Overige activa |
|
|
|
||||||
9 |
11.1 |
Munten uit het eurogebied |
Euromuntstukken, indien een NCB niet de wettige uitgever is |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||||
9 |
11.2 |
Materiële en immateriële vaste activa |
Grond en gebouwen, meubilair en inventaris, inclusief computerapparatuur, software |
Kostprijs minus afschrijving Afschrijvingstermijnen:
Kapitalisatie van kosten: op basis van limiet (minder dan 10 000 EUR, excl. btw: geen kapitalisatie) |
Aanbevolen |
||||||
9 |
11.3 |
Overige financiële activa |
|
a) Verhandelbare vermogensinstrumenten Marktprijs |
Aanbevolen |
||||||
b) Deelnemingen en niet-liquide gewone aandelen, en als permanente investeringen aangehouden andere vermogensinstrumenten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering |
Aanbevolen |
||||||||||
c) Beleggingen in dochtermaatschappijen of significante belangen Nettowaarde van het actief |
Aanbevolen |
||||||||||
d) Verhandelbare effecten m.u.v. tot de vervaldag aangehouden effecten Marktprijs Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Aanbevolen |
||||||||||
e) Verhandelbare effecten ingedeeld als aangehouden tot de vervaldag of aangehouden als een permanente investering Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Aanbevolen |
||||||||||
f) Niet-verhandelbare effecten Kostprijs behoudens bijzondere waardevermindering Eventuele premie of disagio wordt afgeschreven |
Aanbevolen |
||||||||||
g) Tegoeden bij banken en leningen Nominale waarde, omgerekend tegen de koers op de deviezenmarkt, indien de tegoeden of deposito’s in vreemde valuta luiden |
Aanbevolen |
||||||||||
9 |
11.4 |
Herwaarderingsverschillen op instrumenten buiten de balans |
Resultaten van de waardering van deviezentermijnaffaires, deviezenswaps, renteswaps, rentetermijncontracten, termijntransacties in effecten, contante deviezentransacties vanaf de transactiedatum tot de afwikkelingsdatum |
Nettopositie tussen termijn en contant, tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
||||||
9 |
11.5 |
Overlopende activa en vooruitbetaalde kosten |
Inkomsten die in de verslagperiode niet opeisbaar zijn, maar er wel aan moeten worden toegeschreven. Vooruitbetaalde kosten en lopende interest (d.w.z. met effecten gekochte lopende interest) |
Nominale waarde; deviezen worden omgerekend tegen de marktkoers |
Verplicht |
||||||
9 |
11.6 |
Diversen |
Vooruitbetalingen, leningen, andere kleinere posten. Tussenrekeningen voor de registratie van herwaarderingsverschillen (uitsluitend balanspost gedurende het jaar: ongerealiseerde verliezen op herwaarderingsdata gedurende het jaar, die niet worden gedekt door de desbetreffende herwaarderingsrekening onder passiefpost 14 „Herwaarderingsrekeningen”). Leningen op trustbasis. Beleggingen in verband met gouddeposito’s van rekeninghouders. Munten, luidende in nationale eurogebied munteenheden. Lopende kosten (netto geaccumuleerde verliezen), verliezen van het voorafgaande jaar vóór dekking. Nettopensioenactiva |
Nominale waarde of kostprijs |
Aanbevolen |
||||||
Tussenrekeningen voor herwaarderingsverschillen Herwaarderingsverschil tussen gemiddelde kostprijs en marktwaarde; deviezen worden omgerekend tegen de marktkoers |
Verplicht |
||||||||||
Beleggingen in verband met gouddeposito’s van rekeninghouders. Marktwaarde |
Verplicht |
||||||||||
Openstaande aanspraken die voortvloeien uit het in gebreke blijven van tegenpartijen van het Eurosysteem in het kader van krediettransacties van het Eurosysteem |
Openstaande aanspraken (vanwege verzuim) Nominale/realiseerbare waarde (voor/na verrekening van verliezen) |
Verplicht |
|||||||||
Activa of vorderingen (jegens derden) die toegeëigend en/of verkregen zijn in het kader van de uitwinning van door in gebreke gebleven tegenpartijen van het Eurosysteem geleverd onderpand |
Activa of aanspraken (vanwege verzuim) Kostprijs (geconverteerd tegen de koers op de deviezenmarkt op het tijdstip van de verwerving indien financiële activa in vreemde valuta luiden) |
Verplicht |
|||||||||
— |
12 |
Verlies over het boekjaar |
|
Nominale waarde |
Verplicht |
PASSIVA
Balanspost (8) |
Indeling van de balansposten |
Waarderingsgrondslag |
Werkingssfeer (9) |
||||||
1 |
1 |
Bankbiljetten in omloop (7) |
|
|
Verplicht |
||||
|
|
Verplicht |
|||||||
2 |
2 |
Verplichtingen aan kredietinstellingen van het eurogebied in verband met monetaire beleidsoperaties, luidende in euro |
Posten 2.1, 2.2, 2.3 en 2.5: deposito’s in euro zoals beschreven in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 |
|
|
||||
2.1 |
2.1 |
Rekeningen-courant (met inbegrip van reserveverplichtingen) |
Eurorekeningen van kredietinstellingen die zijn opgenomen in de lijst van financiële instellingen die overeenkomstig de ESCB-statuten minimumreserves moeten aanhouden. Deze post bevat hoofdzakelijk rekeningen voor het aanhouden van minimumreserves |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
2.2 |
2.2 |
Depositofaciliteit |
Deposito’s met een looptijd tot de volgende ochtend, tegen een van tevoren vastgestelde rentevoet (permanente faciliteit) |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
2.3 |
2.3 |
Termijndeposito’s |
Wegens „fine-tuning”-transacties aangetrokken voor het verkrappen van liquiditeit |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
2.4 |
2.4 |
„Fine-tuning”-transacties met wederinkoop |
Monetaire beleidstransacties gericht op het verkrappen van liquiditeit |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||
2.5 |
2.5 |
Deposito’s uit hoofde van margestortingen |
Deposito’s van kredietinstellingen die voortkomen uit waardedalingen van onderliggende activa inzake aan deze kredietinstellingen verstrekte kredieten |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
3 |
3 |
Overige verplichtingen aan kredietinstellingen in het eurogebied, luidende in euro |
Repotransacties in verband met gelijktijdige repotransacties met wederverkoopverplichting voor het beheer van effectenportefeuilles onder actiefpost 7 „Effecten van ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro”. Overige transacties die geen verband houden met monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem. Geen rekeningen-courant van kredietinstellingen. Verplichtingen/deposito’s uit hoofde van monetaire beleidstransacties geïnitieerd door een centrale bank vóór toetreding tot het Eurosysteem |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||
4 |
4 |
Uitgegeven schuldbewijzen |
Alleen een post op de balans van de ECB — voor de NCB’s is dit een transitorische balanspost. Schuldbewijzen zoals beschreven in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14. Discontopapier dat is uitgegeven om liquiditeit te verkrappen. |
Kostprijs Disagio’s worden afgeschreven |
Verplicht |
||||
5 |
5 |
Verplichtingen aan overige ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro |
|
|
|
||||
5.1 |
5.1 |
Overheid |
Rekeningen-courant, termijndeposito’s, direct opvraagbare deposito’s |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
5.2 |
5.2 |
Overige verplichtingen |
Rekeningen-courant van personeel, bedrijven en cliënten, waaronder financiële instellingen die zijn vrijgesteld van het aanhouden van minimumreserves (zie passiefpost 2.1 „Rekeningen-courant”); termijndeposito’s, direct opvraagbare deposito’s |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
6 |
6 |
Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro |
Rekeningen-courant, termijndeposito’s, direct opvraagbare deposito’s waaronder rekeningen voor betalingsdoeleinden en voor het beheer van reserves: van andere banken, centrale banken, internationale/supranationale instellingen waaronder de Europese Commissie; rekeningen-courant van overige depositanten. Repotransacties in verband met gelijktijdige repotransacties met wederverkoopverplichting voor het beheer van effecten, luidende in euro. Saldi van TARGET2-rekeningen van centrale banken van lidstaten die de euro niet als munt hebben |
Nominale waarde of repokostprijs |
Verplicht |
||||
7 |
7 |
Verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta |
Rekeningen-courant. Verplichtingen uit hoofde van repotransacties; gewoonlijk beleggingen waarbij gebruik wordt gemaakt van deviezen of goud |
Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
||||
8 |
8 |
Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta |
|
|
|
||||
8.1 |
8.1 |
Deposito’s, tegoeden en overige verplichtingen |
Rekeningen-courant. Verplichtingen uit hoofde van repo-transacties; gewoonlijk beleggingen waarbij gebruik wordt gemaakt van deviezen of goud |
Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
||||
8.2 |
8.2 |
Verplichtingen uit hoofde van de kredietfaciliteit ingevolge het ERM II |
Kredietverlening overeenkomstig de ERM II-voorwaarden |
Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
||||
9 |
9 |
Tegenwaarde van toegewezen bijzondere trekkingsrechten in het IMF |
In SDR-luidende post die het bedrag aan SDR’s aangeeft die oorspronkelijk aan het/de desbetreffende land/NCB waren toegewezen |
Nominale waarde, omrekening tegen de marktkoers |
Verplicht |
||||
— |
10 |
Verplichtingen binnen het Eurosysteem+) |
|
|
|
||||
— |
10.1 |
Verplichtingen uit hoofde van de overdracht van externe reserves+) |
Alleen een post op de balans van de ECB, luidende in euro |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
— |
10.2 |
Verplichtingen ingevolge de uitgifte van ECB-schuldbewijzen+) |
Alleen een post op de balans van NCB’s Verplichtingen binnen het Eurosysteem jegens de ECB die voortvloeien uit de uitgifte van ECB-schuldbewijzen |
Kostprijs |
Verplicht |
||||
— |
10.3 |
Nettoverplichtingen uit hoofde van de toedeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem+) (7) |
Alleen een post op de balans van NCB’s Voor de NCB’s: nettoverplichting in verband met de toepassing van de verdeelsleutel voor de toedeling van bankbiljetten, d.w.z. met inbegrip van de tegoeden binnen het Eurosysteem uit hoofde van de uitgifte van bankbiljetten door de ECB, het compenserende bedrag en de administratieve boekingspost ter saldering van het compenserende bedrag, zoals bepaald bij Besluit ECB/2010/23 |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
— |
10.4 |
Overige verplichtingen binnen het Eurosysteem (netto)+) |
Nettopositie van de volgende subposten: |
|
|
||||
|
|
Verplicht |
|||||||
|
|
Verplicht |
|||||||
|
|
Verplicht |
|||||||
10 |
11 |
Vereveningsposten |
Saldi van vereveningsrekeningen (verplichtingen), waaronder schulden uit hoofde van af te wikkelen girale overboekingen |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
10 |
12 |
Overige verplichtingen |
|
|
|
||||
10 |
12.1 |
Herwaarderingsverschillen op instrumenten buiten de balans |
Resultaten van de waardering van deviezentermijnaffaires, deviezenswaps, renteswaps, rentetermijncontracten, termijntransacties in effecten, contante deviezentransacties vanaf de transactiedatum tot de afwikkelingsdatum |
Nettopositie tussen termijn en contant, tegen koers op deviezenmarkt |
Verplicht |
||||
10 |
12.2 |
Overlopende passiva |
Kosten die in een toekomstige periode invorderbaar worden, maar betrekking hebben op de verslagperiode. Inkomsten die in de verslagperiode zijn ontvangen, maar betrekking hebben op een toekomstige periode |
Nominale waarde; deviezen worden omgerekend tegen de marktkoers |
Verplicht |
||||
10 |
12.3 |
Diversen |
Belastingtussenrekeningen. Deviezenkrediet- of waarborgrekeningen. Repotransacties met kredietinstellingen in verband met gelijktijdige repotransacties met wederverkoopverplichting voor het beheer van effectenportefeuilles onder actiefpost 11.3 „Overige financiële activa”. Verplichte deposito’s, behalve reservedeposito’s. Overige kleinere posten. Lopende inkomsten (netto geaccumuleerde winst), winst van het voorafgaande jaar vóór uitkering. Verplichtingen op trustbasis. Gouddeposito’s van rekeninghouders. Munten in omloop, indien een NCB de wettige uitgever is. Bankbiljetten in omloop luidende in nationale eurogebied valuta-eenheden die niet langer wettig betaalmiddel zijn, maar nog wel in omloop na het jaar van omschakeling naar de chartale euro, indien niet verantwoord onder passiefpost 13 „Voorzieningen”. Nettopensioenverplichtingen |
Nominale waarde of (repo)kostprijs |
Aanbevolen |
||||
Gouddeposito’s van rekeninghouders. Marktwaarde |
Gouddeposito’s van rekeninghouders: Verplicht |
||||||||
10 |
13 |
Voorzieningen |
|
|
Aanbevolen |
||||
|
|
Verplicht |
|||||||
11 |
14 |
Herwaarderingsrekeningen |
Herwaarderingsrekeningen voor de verwerking van prijsontwikkelingen voor goud, voor elk type in euro luidende effecten, voor elk type in vreemde valuta luidende effecten, voor opties; voor verschillen in marktwaardering betreffende renterisicoderivaten; herwaarderingsrekeningen voor de koersontwikkelingen van deviezen voor elke nettopositie in valuta, met inbegrip van deviezenswaps/deviezentermijnaffaires en SDR’s De bijdragen van NCB’s aan de ECB overeenkomstig artikel 48.2 van de ESCB-statuten worden geconsolideerd met de respectieve bedragen opgenomen onder actiefpost 9.1 „Deelnemingen in de ECB”+) |
Herwaarderingsverschil tussen gemiddelde kostprijs en marktwaarde; deviezen worden omgerekend tegen de marktkoers |
Verplicht |
||||
12 |
15 |
Kapitaal en reserves |
|
|
|
||||
12 |
15.1 |
Kapitaal |
Volgestort kapitaal — het kapitaal van de ECB wordt geconsolideerd met de aandelen in het kapitaal van de NCB’s |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
12 |
15.2 |
Reserves |
Wettelijke en overige reserves. Ingehouden winst De bijdragen van NCB’s aan de ECB overeenkomstig artikel 48.2 van de ESCB-statuten worden geconsolideerd met de respectieve bedragen opgenomen onder actiefpost 9.1 „Deelnemingen in de ECB”+) |
Nominale waarde |
Verplicht |
||||
10 |
16 |
Winst over het boekjaar |
|
Nominale waarde |
Verplicht |
(1) De nummering in de eerste kolom heeft betrekking op de balansopstellingen zoals gegeven in de bijlagen V, VI en VII (weekstaten en geconsolideerde jaarbalans van het Eurosysteem). De nummering in de tweede kolom heeft betrekking op de balansopstelling zoals gegeven in bijlage VIII (jaarbalans van een centrale bank). De posten die met een „+)” zijn gemarkeerd, worden in de weekstaten van het Eurosysteem geconsolideerd.
(2) Te harmoniseren posten. Zie overweging 5 van dit richtsnoer.
(3) De bekendmaking in verband met eurobankbiljetten in omloop, in verband met de vergoeding van de nettovorderingen/-verplichtingen binnen het Eurosysteem als gevolg van de toedeling van eurobankbiljetten binnen het Eurosysteem en tevens in verband met de monetaire inkomsten dient te worden geharmoniseerd in door NCB’s gepubliceerde jaarrekeningen. De te harmoniseren posten zijn in de bijlagen IV, VIII en IX van een asterisk voorzien.
(4) De grondslagen voor samenstelling en waardering die in deze bijlage staan opgesomd, worden geacht verplicht te zijn voor de rekeningen van de ECB en voor alle materiële activa en passiva in de rekeningen van de NCB’s die voor de werking van het Eurosysteem van belang zijn.
(5) PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.
(6) PB L 35 van 9.2.2011, blz. 17.
(7) Te harmoniseren posten. Zie overweging 5 van dit richtsnoer.
(8) De nummering in de eerste kolom heeft betrekking op de balansopstellingen zoals gegeven in de bijlagen V, VI en VII (weekstaten en geconsolideerde jaarbalans van het Eurosysteem). De nummering in de tweede kolom heeft betrekking op de balansopstelling zoals gegeven in bijlage VIII (jaarbalans van een centrale bank). De posten die met een „+)” zijn gemarkeerd, worden in de weekstaten van het Eurosysteem geconsolideerd.
(9) De grondslagen voor samenstelling en waardering die in deze bijlage staan opgesomd, worden geacht verplicht te zijn voor de rekeningen van de ECB en voor alle materiële activa en passiva in de rekeningen van de NCB’s die voor de werking van het Eurosysteem van belang zijn.”
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
22.12.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 356/109 |
BESLUIT Nr. 2/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE LUCHTVERVOER
van 30 november 2012
tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer
(2012/834/EU)
HET COMITÉ LUCHTVERVOER EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,
Gezien de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat, hierna "de Overeenkomst" genoemd, en met name artikel 23, lid 4,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Enig artikel
Met ingang van 1 februari 2013 vervangt de bijlage bij dit besluit de bijlage bij de Overeenkomst.
Gedaan te Genève, 30 november 2012.
Voor het Gemengd Comité
Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie
Matthew BALDWIN
Het hoofd van de Zwitserse delegatie
Peter MÜLLER
BIJLAGE
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:
— |
Krachtens het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 van kracht is geworden, treedt de Europese Unie in de plaats van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolger is; |
— |
Wanneer in deze bijlage gespecificeerde besluiten verwijzingen bevatten naar lidstaten van de Europese Gemeenschap, zoals vervangen door de Europese Unie, of een eis betreffende een verband met laatstgenoemde, gelden deze verwijzingen, voor de toepassing van deze overeenkomst, als eveneens van toepassing op Zwitserland, of op de eis betreffende een verband met Zwitserland; |
— |
De verwijzingen naar Verordeningen (EEG) nr. 2407/92 en nr. 2408/92 in de artikelen 4, 15, 18, 27 en 35 van de Overeenkomst worden begrepen als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1008/2008; |
— |
Onverminderd artikel 15 van deze Overeenkomst wordt onder de in onderstaande richtsnoeren en verordeningen van de Gemeenschap gebruikte term „communautaire luchtvaartmaatschappij” tevens verstaan een luchtvaartmaatschappij die een exploitatievergunning heeft en die haar hoofdzetel en, in voorkomend geval, haar statutaire zetel in Zwitserland heeft overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad worden begrepen als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad; |
— |
Verwijzingen in de volgende teksten naar de artikelen 81 en 82 van het Verdrag of naar de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden begrepen als verwijzingen naar de artikelen 8 en 9 van deze Overeenkomst. |
1. Liberalisering van de luchtvaart en andere regels betreffende de burgerluchtvaart
Nr. 1008/2008
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap
Nr. 2000/79
Richtlijn van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart, gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA)
Nr. 93/104
Richtlijn van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, zoals gewijzigd bij:
— |
Richtlijn 2000/34/EG |
Nr. 437/2003
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht
Nr. 1358/2003
Verordening van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij
Nr. 785/2004
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen, zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie |
Nr. 95/93
Verordening van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (artikel 1-12), zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 793/2004 |
Nr. 2009/12
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden (moet door Zwitserland worden toegepast vanaf 1 juli 2011)
Nr. 96/67
Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap
(Artikelen 1-9, 11-23 en 25)
Nr. 80/2009
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedragscode voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad
2. Mededingingsregels
Nr. 3975/87
Verordening van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (artikel 6, lid 3), zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (artikelen 1-13, 15-45) |
Nr. 1/2003
Verordening van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (artikelen 1-13 en 15-45)
(Voor zover deze verordening relevant is voor de toepassing van deze Overeenkomst. De opname van deze verordening heeft geen gevolgen voor de taakverdeling uit hoofde van deze Overeenkomst)
Verordening nr. 17/62 is ingetrokken bij Verordening nr. 1/2003, met uitzondering van artikel 8, lid 3, dat van toepassing blijft op besluiten die overeenkomstig artikel 81, lid 3, van het Verdrag worden vastgesteld vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot de datum waarop die besluiten verstrijken.
Nr. 773/2004
Verordening van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag, zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie |
— |
Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie |
Nr. 139/2004
Verordening van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”)
(art. 1-18, art. 19, leden 1 en 2, en art. 20-23)
Met betrekking tot artikel 4, lid 5, van de concentratieverordening is het volgende van toepassing tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland:
(1) |
Met betrekking tot een concentratie, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004, die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van die verordening en die kan worden onderzocht op basis van de nationale mededingingswetten van minstens drie EG-lidstaten en de Zwitserse Bondsstaat, mogen de in artikel 4, lid 2, van die verordening vermelde personen of ondernemingen, alvorens de concentratie bij de bevoegde autoriteiten aan te melden, de Europese Commissie door middel van een gemotiveerde kennisgeving meedelen dat de concentratie door de Commissie dient te worden onderzocht. |
(2) |
De Europese Commissie stuurt alle kennisgevingen die overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 en de vorige alinea zijn ingediend, onverwijld door naar de Zwitserse Bondsstaat. |
(3) |
Als de Zwitserse Bondsstaat het oneens is met het verzoek om de zaak te verwijzen, behoudt de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit haar bevoegdheid en wordt de zaak overeenkomstig deze alinea niet naar de Commissie verwezen. |
Overeenkomstig de uiterste termijnen van artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van de concentratieverordening:
(1) |
stuurt de Europese Commissie overeenkomstig artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, onverwijld alle relevante documenten naar de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit. |
(2) |
begint de berekening van de in artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 uiterste termijnen voor de Zwitserse Bondsstaat na ontvangst van de relevante documenten door de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit. |
Nr. 802/2004
Verordening van de Commissie van 7 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (artikel 1-24), zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie |
— |
Verordening (EG) nr. 1033/2008 van de Commissie |
Nr. 2006/111
Richtlijn van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen
Nr. 487/2009
Verordening (EG) nr. 487/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer.
3. Veiligheid van de luchtvaart
Nr. 216/2008
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 1108/2009 |
De bevoegdheden die overeenkomstig de verordening aan het Agentschap zijn toegekend, gelden ook in Zwitserland.
De bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend voor het nemen van beslissingen krachtens artikel 11, lid 2, artikel 14, leden 5 en 7, artikel 24, lid 5, artikel 25, lid 1, artikel 38, lid 3, onder i), artikel 39, lid 1, artikel 40, lid 3, artikel 41, leden 3 en 5, artikel 42, lid 4, artikel 54, lid 1 en artikel 61, lid 3, gelden ook in Zwitserland.
Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de „lidstaten” in artikel 65 van de verordening of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland.
Niets in de verordening mag worden geïnterpreteerd alsof de autoriteit om uit hoofde van internationale overeenkomsten namens Zwitserland op te treden met een ander doel dan het verlenen van bijstand bij de naleving van de uit dergelijke overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, aan EASA wordt overgedragen.
De tekst van de Verordening wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:
(a) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
(b) |
Aan artikel 29 wordt de volgende alinea toegevoegd: „4. In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, kunnen onderdanen van Zwitserland die in het bezit zijn van al hun burgerrechten op contractbasis in dienst worden genomen door de uitvoerend directeur van het Agentschap.” |
(c) |
Aan artikel 30 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Zwitserland past het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat als bijlage A bij deze bijlage is gevoegd, toe op het Agentschap, overeenkomstig het aanhangsel bij bijlage A.” |
(d) |
Aan artikel 37 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Zwitserland neemt volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en heeft binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht.”. |
(e) |
Aan artikel 59 wordt de volgende alinea toegevoegd: „12. Zwitserland neemt deel aan de in lid 1, onder b), vermelde regeling voor financiële bijdragen, overeenkomstig de volgende formule:
waarbij:
|
(f) |
Aan artikel 61 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De bepalingen met betrekking tot financiële controle door de Gemeenschap in Zwitserland, wat de deelnemers aan de activiteiten van het Agentschap betreft, zijn uiteengezet in bijlage B bij de onderhavige bijlage.” |
(g) |
Bijlage II bij de verordening wordt uitgebreid tot de volgende luchtvaartuigen, in de hoedanigheid van producten onder artikel 2, lid 3, punt a), onder ii), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (1):
|
Nr. 1108/2009
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten en tot intrekking van Richtlijn 2006/23/EG
Nr. 805/2011
Verordening van de Commissie van 10 augustus 2011 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vergunningen en bepaalde certificaten van luchtverkeersleiders, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
Nr. 1178/2011
Verordening van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie |
Nr. 91/670
Richtlijn van de Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel
(Artikelen 1-8)
Nr. 3922/91
Verordening van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (artikelen 1-3, artikel 4, lid 2, artikelen 5-11 en artikel 13), zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1899/2006, |
— |
Verordening (EG) nr. 1900/2006, |
— |
Verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie |
Nr. 996/2010
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG
Nr. 2004/36
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap (artikelen 1-9 en 11-14), zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Richtlijn 2008/49/EG van de Commissie |
Nr. 351/2008
Verordening van de Commissie van 16 april 2008 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het geven van prioriteit aan platforminspecties van luchtvaartuigen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap
Nr. 768/2006
Verordening van de Commissie van 19 mei 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de verzameling en uitwisseling van informatie over de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruikmaken van luchthavens in de Gemeenschap en het beheer van het informatiesysteem
Nr. 2003/42
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart (artikel 1-12)
Nr. 1321/2007
Verordening van de Commissie van 12 november 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen om overeenkomstig Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad uitgewisselde informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart op te nemen in een centraal register
Nr. 1330/2007
Verordening van de Commissie van 24 september 2007 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de verspreiding onder belanghebbenden van informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad
Nr. 736/2006
Verordening van de Commissie van 16 mei 2006 inzake de werkmethoden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart bij het uitvoeren van normalisatie-inspecties
Nr. 1702/2003
Verordening van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 335/2007 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 381/2005 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 706/2006 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 287/2008 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 1057/2008 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie. |
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 90/2012 van de Commissie |
Voor de toepassing van deze Overeenkomst moeten de bepalingen van de verordening als volgt worden gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
In alinea's 3, 4, 6, 8, 10, 11, 13 en 14 wordt de datum „28 september 2003” vervangen door „de datum van inwerkingtreding van het besluit van het comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland waarbij Verordening (EG) nr. 216/2008 wordt opgenomen in de bijlage bij de verordening.”
Nr. 2042/2003
Verordening van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen, zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 707/2006 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 376/2007 van de Commissie. |
— |
Verordening (EG) nr. 1056/2008 van de Commissie. |
— |
Verordening (EU) nr. 127/2010 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 962/2010 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 1149/2011 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 593/2012 van de Commissie |
Nr. 104/2004
Verordening van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
Nr. 593/2007
Verordening van de Commissie van 31 mei 2007 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart in rekening gebrachte vergoedingen en rechten, zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1356/2008 van de Commissie. |
— |
Verordening (EU) nr. 494/2012 van de Commissie |
Nr. 2111/2005
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG
Nr. 473/2006
Verordening van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap
Nr. 474/2006
Verordening van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 295/2012 van de Commissie (2) |
Nr. 1332/2011
Verordening van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht
Nr. 646/2012
Uitvoeringsverordening van de Commissie van 16 juli 2012 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake boetes en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
Nr. 748/2012
Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties
4. Beveiliging van de luchtvaart
Nr. 300/2008
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002
Nr. 272/2009
Verordening van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 1141/2011 van de Commissie |
Nr. 1254/2009
Verordening van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen
Nr. 18/2010
Verordening van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor nationale kwaliteitscontroleprogramma's op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart betreft
Nr. 72/2010
Verordening van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor de inspecties van de Commissie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart
Nr. 185/2010
Verordening van de Commissie van 4 maart 2010 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EU) nr. 357/2010 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 358/2010 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 573/2010 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 983/2010 van de Commissie, |
— |
Verordening (EU) nr. 334/2011 van de Commissie, |
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 859/2011 van de Commissie |
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1087/2011 van de Commissie |
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1147/2011 van de Commissie |
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 173/2012 van de Commissie |
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 711/2012 van de Commissie |
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1082/2012 van de Commissie |
Nr. 2010/774
Besluit van de Commissie van 13 april 2010 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, zoals vermeld in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr. 300/2008, zoals gewijzigd bij:
— |
Besluit 2010/2604/EU van de Commissie, |
— |
Besluit 2010/3572/EU van de Commissie, |
— |
Besluit 2010/9139/EU van de Commissie, |
— |
Uitvoeringsbesluit 2011/5862/EU van de Commissie, |
— |
Uitvoeringsbesluit 2011/8042/EU van de Commissie, |
— |
Uitvoeringsbesluit 2011/9407/EU van de Commissie, |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/1228/EU van de Commissie, |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/5672/EU van de Commissie, |
— |
Uitvoeringsbesluit 2012/5880/EU van de Commissie. |
5. Luchtverkeersbeheer
Nr. 549/2004
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de kaderverordening”), zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1070/2009 |
De Commissie geniet in Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 6, 8, 10, 11 en 12 zijn toegekend.
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
In lid 2 wordt „op communautair niveau” vervangen door „op communautair niveau, inclusief Zwitserland”.
Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het tweede streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de „lidstaten” in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 549/2004 of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland.
Nr. 550/2004
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”), als gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1070/2009 |
De Commissie geniet tegenover Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig de artikelen 9 bis, 9 ter, 15 bis, 16 en 17 zijn toegekend.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen:
(a) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd: In lid 2 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”. |
(b) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: In de leden 1 en 6 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”. |
(c) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd: In lid 1 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”. |
(d) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd: In lid 1 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”. |
(e) |
Artikel 16, lid 3, komt als volgt te luiden: „3. De Commissie stelt de lidstaten en de dienstverlener, voor zover deze juridisch betrokken partij is, in kennis van haar besluit.” |
Nr. 551/2004
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”), als gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1070/2009 |
De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 3 bis, 6 en 10 zijn verleend.
Nr. 552/2004
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging (de interoperabiliteitsverordening), als gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1070/2009 |
De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 4, 7 en 10, lid 3, zijn verleend.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen:
(a) |
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd: In lid 2 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”. |
(b) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: In lid 4 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”. |
(c) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd: In deel 3, tweede en laatste streepje, wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”. |
Nr. 2150/2005
Verordening van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim
Nr. 1033/2006
Verordening van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim, zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EU) nr. 929/2010 van de Commissie |
Nr. 1032/2006
Verordening van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie |
Nr. 1794/2006
Verordening van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten (moet door Zwitserland worden toegepast vanaf de inwerkingtreding van de desbetreffende Zwitserse wetgeving en uiterlijk op 1 januari 2012), zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EU) nr. 1191/2010 van de Commissie |
Nr. 2006/23
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders
Nr. 730/2006
Verordening van de Commissie van 11 mei 2006 betreffende de luchtruimclassificatie en de toegang van vluchten volgens zichtvliegvoorschriften boven vliegniveau 195
Nr. 219/2007
Verordening van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een Gemeenschappelijke Onderneming voor de verwezenlijking van een nieuwe generatie Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR), zoals laatstelijk gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad. |
Nr. 633/2007
Verordening van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, zoals gewijzigd bij
— |
Verordening (EU) nr. 283/2011 van de Commissie |
Nr. 1265/2007
Verordening van de Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van de eisen inzake de kanaalafstand bij mondelinge lucht-grondcommunicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim
Nr. 482/2008
Verordening van de Commissie van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de softwareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005
Nr. 29/2009
Verordening van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim
De tekst van de Verordening wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:
„Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I, deel A.
Nr. 262/2009
Verordening van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijke Europese luchtruim
Nr. 73/2010
Verordening van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim
Nr. 255/2010
Verordening van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen
Nr. 691/2010
Verordening van de Commissie van 29 juli 2010 tot vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, zoals gewijzigd bij:
— |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1216/2011 van de Commissie |
Corrigerende maatregelen die door de Commissie zijn vastgesteld krachtens artikel 14, lid 3, van de verordening zijn verplicht voor Zwitserland nadat ze zijn goedgekeurd bij een besluit van het Gemengd Comité
Nr. 2010/5134
Besluit van de Commissie van 29 juli 2010 inzake de aanwijzing van het prestatiebeoordelingsorgaan van het gemeenschappelijk Europees luchtruim
Nr. 2010/5110
Besluit van de Commissie van 12 augustus 2010 inzake de aanwijzing van coördinator van het systeem van functionele luchtruimblokken in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim
Nr. 176/2011
Verordening van de Commissie van 24 februari 2011 inzake de informatie die moet worden verstrekt vóór de vaststelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok
Nr. 2011/121
Besluit van de Commissie van 21 februari 2011 inzake de vaststelling van EU-wijde prestatiedoelen en waarschuwingsdrempels voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten voor de periode 2012-2014
Nr. 677/2011
Verordening van de Commissie van 7 juli 2011 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010
Nr. 2011/4130
Besluit van de Commissie van 7 juli 2011 inzake de aanstelling van de netwerkbeheerder voor de functie luchtverkeersbeheer (ATM) van het gemeenschappelijk Europees luchtruim
Nr. 1034/2011
Uitvoeringsverordening van de Commissie van 17 oktober 2011 betreffende het veiligheidstoezicht op het gebied van luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010
Nr. 1035/2011
Uitvoeringsverordening van de Commissie van 17 oktober 2011 tot vaststelling van de gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 482/2008 en (EU) nr. 691/2010
Nr. 1206/2011
Uitvoeringsverordening van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijke Europese luchtruim
De tekst van de Verordening wordt voor de toepassing van deze Overeenkomst als volgt aangepast:
„Zwitserland UIR” wordt toegevoegd aan bijlage I.
Nr. 1207/2011
Uitvoeringsverordening van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim
6. Milieu en geluid
Nr. 2002/30
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap (artikelen 1-12 en 14-18)
(De wijzigingen van bijlage I, die het gevolg zijn van bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), nummer 2 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing).
Nr. 89/629
Richtlijn van de Raad van 4 december 1989 betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen
(Artikelen 1-8)
Nr. 2006/93/EG
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel 1, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988)
7. Consumentenbescherming
Nr. 90/314
Richtlijn van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten.
(Artikelen 1-10)
Nr. 93/13
Richtlijn van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
(Artikelen 1-11)
Nr. 2027/97
Verordening van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (artikelen 1-8), zoals gewijzigd bij:
— |
Verordening (EG) nr. 889/2002 |
Nr. 261/2004
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91
(Artikelen 1-18)
Nr. 1107/2006
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen
8. Diversen
Nr. 2003/96
Richtlijn van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
(Artikel 14, lid 1, onder b), en artikel 14, lid 2)
9. Bijlagen
A |
: |
Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie |
B |
: |
Bepalingen met betrekking tot de financiële controle die de Europese Unie in Zwitserland uitoefent op de deelnemers aan de activiteiten van het EASA |
(1) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6.
(2) Deze verordening is van toepassing in Zwitserland zolang ze van kracht blijft in de EU.
BIJLAGE A
PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE
DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,
OVERWEGENDE DAT, overeenkomstig artikel 343 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 191 van het Verdrag tot oprichting van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie („EGA”), de Europese Unie en de EGA op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten genieten die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken,
HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT de volgende bepalingen, welke aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden gehecht:
HOOFDSTUK I
EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE EUROPESE UNIE
Artikel 1
De gebouwen en terreinen van de Europese Unie zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Europese Unie kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.
Artikel 2
Het archief van de Unie is onschendbaar.
Artikel 3
De Unie, haar bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.
Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Unie voor haar officieel gebruik belangrijke aankopen doet van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Unie wordt vervalst.
Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.
Artikel 4
De Unie is vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Unie; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.
Zij is eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot hun publicaties.
HOOFDSTUK II
MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER
Artikel 5
De instellingen van de Unie genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.
De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Unie zijn niet aan censuur onderworpen.
Artikel 6
Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad met gewone meerderheid van stemmen wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Unie aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Unie.
De Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten.
HOOFDSTUK III
LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT
Artikel 7
De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.
Aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane en deviezencontrole, toegekend:
(a) |
door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven; |
(b) |
door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending. |
Artikel 8
Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.
Artikel 9
Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:
(a) |
op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend; |
(b) |
op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook. |
De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.
Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.
HOOFDSTUK IV
DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE UNIE DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN
Artikel 10
De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Unie deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.
Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Unie.
HOOFDSTUK V
AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE UNIE
Artikel 11
De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten:
(a) |
vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Unie, en voorts op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie om uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd; |
(b) |
tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie; |
(c) |
inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend; |
(d) |
gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt; |
(e) |
gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt. |
Artikel 12
Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie onderworpen aan een belasting ten bate van de Unie op de door haar betaalde salarissen, lonen en emolumenten.
Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Unie betaalde salarissen, lonen en emolumenten.
Artikel 13
De ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Unie vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Unie, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Unie gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Unie. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.
De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in de staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.
De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.
Artikel 14
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de betrokken instellingen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie van toepassing zijn.
Artikel 15
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van de andere betrokken instellingen vast op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie de bepalingen van de artikel 11, artikel 12, tweede alinea, en artikel 13 geheel of ten dele van toepassing zijn.
De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten medegedeeld.
HOOFDSTUK VI
VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE UNIE GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN
Artikel 16
De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Unie is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Unie geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten.
HOOFDSTUK VII
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 17
De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie uitsluitend in het belang van de Unie verleend.
Elke instelling van de Unie is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Unie.
Artikel 18
Voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Unie in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten.
Artikel 19
De artikelen 11 tot en met 14 en 17 zijn van toepassing op de leden van de Commissie.
Artikel 20
De artikelen 11 tot en met 14 en 17 zijn van toepassing op de rechters, de advocaten-generaal, de griffiers en de toegevoegde rapporteurs van het Hof van Justitie van de Europese Unie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.
Artikel 21
Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, welke aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende haar statuten.
De Europese Investeringsbank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing ter gelegenheid van de uitbreiding van haar aandelenkapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke deze verrichtingen kunnen medebrengen in de staat waar de zetel gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen.
Artikel 22
Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.
De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.
Aanhangsel
PROCEDURES VOOR DE TOEPASSING IN ZWITSERLAND VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE
1. Uitbreiding van de toepassing van het Protocol tot Zwitserland
Iedere verwijzing naar de lidstaten in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (hierna "het Protocol" genoemd) moet worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald.
2. Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van btw)
Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen belasting over de toegevoegde waarde (btw) geheven. Wat goederen en diensten betreft die aan het Agentschap in Zwitserland worden geleverd voor officieel gebruik, geschiedt de btw-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. Vrijstelling van btw wordt verleend indien de effectieve aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt.
Restitutie van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de afdeling btw van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling.
3. Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het Agentschap
Wat artikel 12, tweede alinea, van het Protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap in de zin van artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 (1) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Europese Unie worden betaald en waarop, te harer gunste, een interne belasting van toepassing is.
Voor de toepassing van artikel 13 van dit Aanhangsel wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaande paragraaf 1 beschouwd.
De ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Unie van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het Agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van Verordening (EEG/Euratom/EGKS) nr. 259/68 (2) van de Raad en de andere bepalingen van het recht van de Europese Unie tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.
(1) Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1749/2002 (PB L 264 van 2.10.2002, blz. 13).
(2) Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden) (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2104/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 7).
BIJLAGE B
FINANCIËLE CONTROLE MET BETREKKING TOT ZWITSERSE DEELNEMERS AAN DE ACTIVITEITEN VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART
Artikel 1
Rechtstreekse communicatie
Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de Gemeenschap, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in dit Besluit genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen.
Artikel 2
Controles
1. In overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en de door de Raad van Bestuur van het Agentschap op 26 maart 2003 overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) goedgekeurde financiële reglementen, alsook met de overige regelingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.
2. De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door het Agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.
3. De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.
4. De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van dit besluit dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.
5. De Zwitserse financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren in kennis gesteld van de audits die op het Zwitserse grondgebied worden uitgevoerd. Deze kennisgeving is geen juridische voorwaarde voor de uitvoering van de audits.
Artikel 3
Controles ter plaatse
1. In het kader van dit besluit is de Commissie (OLAF) gemachtigd op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse te verrichten, zulks overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (3).
2. De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse financiële controledienst of met de andere door deze controledienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig over het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties worden ingelicht, teneinde aldus alle nodige hulp te kunnen verstrekken. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.
3. Wanneer de betrokken Zwitserse instanties dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamenlijk door de Commissie en henzelf uitgevoerd.
4. Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de controleurs van de Commissie, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.
5. De Commissie doet de Zwitserse financiële controledienst ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie stelt in ieder geval de bovengenoemde instantie in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.
Artikel 4
Informatie en raadpleging
1. Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en communautaire autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een hunner, overleg.
2. De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van ieder onder hun aandacht gebracht feit waaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de sluiting en de uitvoering van de contracten of overeenkomsten die zijn gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.
Artikel 5
Vertrouwelijkheid
Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Gemeenschappen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de Gemeenschappen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.
Artikel 6
Administratieve maatregelen en sancties
Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met de Verordeningen (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 en (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van 23 december 2002 alsmede Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (4).
Artikel 7
Invordering en tenuitvoerlegging
Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit besluit, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel.
De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering wordt aangewezen. Van deze aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap of de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, wordt ter controle voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.
(1) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.