ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.290.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 290

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
20 oktober 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 967/2012 van de Raad van 9 oktober 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 968/2012 van de Commissie van 19 oktober 2012 tot verhoging van het voor 2012/2013 geldende vangstquotum voor ansjovis in de Golf van Biskaje met de hoeveelheden die in het visseizoen 2011/2012 op verzoek van Frankrijk zijn overgedragen op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad

8

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 969/2012 van de Commissie van 19 oktober 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

9

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 970/2012 van de Commissie van 19 oktober 2012 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen voor olijfolie die zijn ingediend op 15 en 16 oktober 2012 in het kader van het tariefcontingent voor Tunesië en houdende schorsing van de afgifte van invoercertificaten voor de maand oktober 2012

11

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2012 van de Commissie van 19 oktober 2012 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 892/2012 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2012/2013

12

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/651/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 oktober 2012 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MIR-162 (SYN-IR-162-4) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 7198)  ( 1 )

14

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2012/652/EU

 

*

Besluit nr. 2/2012 van de Associatieraad EU-Libanon van 17 september 2012 houdende oprichting van subcomités van het Associatiecomité

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/1


VERORDENING (EU) Nr. 967/2012 VAN DE RAAD

van 9 oktober 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2006/112/EG, moeten vanaf 1 januari 2015 alle telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten worden belast in de lidstaat waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft (hierna „de lidstaat van verbruik” genoemd), ongeacht de plaats waar de belastingplichtige die deze diensten verricht, gevestigd is.

(2)

Om de naleving van de fiscale verplichtingen te vergemakkelijken wanneer die diensten voor niet-belastingplichtigen worden verricht, is er een bijzondere regeling voorhanden voor belastingplichtigen die in de Gemeenschap maar niet in de lidstaat van verbruik gevestigd zijn (hierna „de Unieregeling” genoemd). De andere bestaande bijzondere regeling voor niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen (hierna „de niet-Unieregeling” genoemd) is uitgebreid zodat al die diensten daaronder vallen. Hierdoor krijgen niet-gevestigde belastingplichtigen de mogelijkheid om een lidstaat van identificatie aan te wijzen als enig elektronisch loket waartoe zij zich kunnen wenden om zich voor btw-doeleinden te identificeren en btw-aangifte te doen.

(3)

Een belastingplichtige gevestigd in meer dan één lidstaat moet in het kader van de Unieregeling eender welke van de betrokken lidstaten als de lidstaat van identificatie kunnen aanwijzen, tenzij hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in de Gemeenschap heeft gevestigd. In dat geval is de lidstaat van identificatie de lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd.

(4)

Om te voorkomen dat belastingplichtigen die van de Unieregeling gebruikmaken met onevenredige lasten worden geconfronteerd, moet worden verduidelijkt hoe er van lidstaat van identificatie kan worden veranderd wanneer de belastingplichtige zodanig van vaste inrichting of van zetel van zijn bedrijfsuitoefening verandert dat een verandering van lidstaat van identificatie noodzakelijk is om van de regeling gebruik te kunnen blijven maken.

(5)

Telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten die worden verricht in lidstaten waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt, vallen onder geen van beide bijzondere regelingen. Er dient te worden verduidelijkt dat de aangifte met betrekking tot die diensten in dat geval rechtstreeks bij de betrokken lidstaat moet worden verricht.

(6)

Aangezien beide bijzondere regelingen facultatief zijn, kan een niet-gevestigde belastingplichtige te allen tijde beslissen om het gebruik van de regeling te beëindigen. Er dient te worden bepaald vanaf welk tijdstip een dergelijke beslissing van kracht wordt.

(7)

Om onnodige lasten voor de belastingdiensten te voorkomen, moet een belastingplichtige die beslist het gebruik van een van de bijzondere regelingen te beëindigen, echter gedurende een bepaalde periode de toegang tot die regeling worden ontzegd.

(8)

De lidstaat van identificatie houdt de registratiegegevens in zijn databank actueel op basis van de gegevens die hij van belastingplichtigen ontvangt. Om te garanderen dat databanken onverwijld kunnen worden geactualiseerd, dient een termijn te worden vastgesteld waarbinnen de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling de relevante gegevens moet verstrekken over de beëindiging of de wijziging van zijn activiteiten, en over de wijziging van relevante gegevens die reeds zijn verstrekt.

(9)

Aan niet-gevestigde belastingplichtigen die van een bijzondere regeling gebruik wensen te maken, moet een btw-identificatienummer worden toegekend. Om te voorkomen dat belastingplichtigen die al voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn, onbedoeld retroactief van een regeling gebruikmaken, moet worden verduidelijkt vanaf welk tijdstip de bijzondere regelingen van toepassing dienen te zijn.

(10)

Om twijfel te vermijden over de vraag welke lidstaat bevoegd is, moet worden gespecificeerd welke lidstaat een belastingplichtige van het gebruik van een bijzondere regeling kan uitsluiten. Ook moet worden aangegeven onder welke omstandigheden die lidstaat een dergelijk besluit tot uitsluiting moet nemen, en ook vanaf welk tijdstip dat besluit van kracht moet worden.

(11)

Er moet worden verduidelijkt wanneer een niet-gevestigde belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, kan worden geacht zijn activiteiten in het kader van die regeling te hebben beëindigd, en er moet ook worden verduidelijkt wanneer een niet-gevestigde belastingplichtige wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van de regeling te hebben voldaan.

(12)

Om de naleving van fiscale verplichtingen te bevorderen en onnodige lasten voor de belastingautoriteiten te voorkomen, moet een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen is uitgesloten omdat hij bij voortduring niet aan de voorschriften ervan heeft voldaan, gedurende een bepaalde periode de toegang tot elk van beide bijzondere regelingen worden ontzegd.

(13)

Er moet worden verduidelijkt dat, indien een belastingplichtige het gebruik van een van de bijzondere regelingen beëindigt, daarvan wordt uitgesloten of de lidstaat van identificatie verandert, alle fiscale verplichtingen in verband met aangifteperioden voorafgaand aan die uitsluiting of verandering, moeten worden vervuld bij de lidstaat die voor de beëindiging, uitsluiting of verandering de lidstaat van identificatie was.

(14)

Elk aangiftetijdvak moet afzonderlijk worden behandeld om de controle door de lidstaten van verbruik te vergemakkelijken, en wijzigingen dienen uitsluitend in de btw-aangifte voor het desbetreffende aangiftetijdvak te worden aangebracht.

(15)

Om redenen van controletechnische aard is het passend te verlangen dat de niet-gevestigde belastingplichtige een btw-aangifte indient bij de lidstaat van identificatie, ook indien er in het aangiftetijdvak geen diensten zijn verricht. Er moet tevens worden verduidelijkt dat het precieze bedrag aan btw moet worden vermeld, zonder afronding naar boven of naar beneden.

(16)

Met betrekking tot in de btw-aangifte aan te brengen wijzigingen is het noodzakelijk een termijn vast te stellen waarbinnen de aangifte langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie kan worden ingediend. De lidstaten van verbruik moeten in ieder geval alle relevante gegevens rechtstreeks van de belastingplichtige kunnen ontvangen of opvragen en het bedrag van de btw kunnen bepalen conform hun nationale voorschriften.

(17)

Indien de lidstaat van identificatie de euro niet als zijn munteenheid heeft aangenomen, moeten de niet-gevestigde belastingplichtigen de munteenheid hanteren die door die lidstaat is vastgesteld als de munteenheid waarin alle btw-aangiften in het kader van de bijzondere regelingen moeten worden ingediend.

(18)

Onverminderd de nationale voorschriften van de lidstaten van verbruik inzake de verrekening van te veel betaalde bedragen, en louter met het oog op een efficiënt beheer van de bijzondere regelingen door de lidstaat van identificatie, en ter voorkoming van buitensporige administratieve lasten voor zowel die lidstaat als de lidstaten van verbruik, moet ervoor worden gezorgd dat de belastingplichtige de door hem betaalde btw-bedragen noch op de aanvankelijke aangifte, noch bij een latere herziening aan meer dan één aangifte kan toerekenen.

(19)

Het is zaak om, indien de niet-gevestigde belastingplichtige de btw niet heeft betaald dan wel een te hoog of een te laag bedrag heeft betaald, alsook met betrekking tot interesten, boeten en andere incidentele heffingen, de respectievelijke verplichtingen van de lidstaat van identificatie en van de lidstaten van verbruik te specificeren, teneinde de inning van de btw te vergemakkelijken en te garanderen dat op de in het kader van de bijzondere regelingen verrichte diensten het juiste bedrag aan btw wordt betaald.

(20)

De door de niet-gevestigde belastingplichtige gevoerde boekhouding moet voldoende gegevens bevatten om de belastingautoriteiten van de lidstaat van verbruik in staat te stellen de juistheid van de btw-aangifte te bepalen. Er moet derhalve nader worden bepaald welke gegevens er ten minste in die boekhouding moeten worden bijgehouden.

(21)

Om de toepassing van de bijzondere regelingen te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat diensten die vanaf 1 januari 2015 worden verricht, onder deze regelingen kunnen vallen, moeten niet-gevestigde belastingplichtigen met ingang van 1 oktober 2014 de mogelijkheid krijgen om hun registratiegegevens te verstrekken aan de lidstaat die zij als lidstaat van identificatie aanwijzen.

(22)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (2) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 komt afdeling 2 van hoofdstuk XI als volgt te lezen:

AFDELING 2

Bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen (Artikelen 358 tot en met 369 duodecies van Richtlijn 2006/112/EG)

Onderafdeling 1

Definities

Artikel 57 bis

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

1.   „niet-Unieregeling”: de bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, van Richtlijn 2006/112/EG;

2.   „Unieregeling”: de bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten en elektronische diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG;

3.   „bijzondere regelingen”: de niet-Unieregeling en/of de Unieregeling, al naargelang de context;

4.   „belastingplichtige”: een niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtige als omschreven in artikel 358 bis, punt 1), van Richtlijn 2006/112/EG of een niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige als omschreven in artikel 369 bis, eerste alinea, punt 1), van die richtlijn.

Onderafdeling 2

Toepassing van de Unieregeling

Artikel 57 ter

Indien een belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt, de zetel van zijn bedrijfsuitoefening in de Gemeenschap heeft gevestigd, is de lidstaat waar die zetel is gevestigd, de lidstaat van identificatie.

Indien een belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt, de zetel van zijn bedrijfsuitoefening buiten de Gemeenschap heeft gevestigd, maar over meer dan één vaste inrichting in de Gemeenschap beschikt, kan hij eender welke van de lidstaten waar hij een vaste inrichting heeft, als lidstaat van identificatie kiezen overeenkomstig artikel 369 bis, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG.

Onderafdeling 3

Werkingssfeer van de Unieregeling

Artikel 57 quater

De Unieregeling geldt niet voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die worden verricht in een lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt. De btw-aangifte betreffende deze diensten wordt overeenkomstig artikel 250 van Richtlijn 2006/112/EG ingediend bij de bevoegde belastingdienst van die lidstaat.

Onderafdeling 4

Identificatie

Artikel 57 quinquies

Wanneer een belastingplichtige de lidstaat van identificatie in kennis stelt van zijn voornemen om van een van de bijzondere regelingen gebruik te maken, is die bijzondere regeling vanaf de eerste dag van het daaropvolgende kalenderkwartaal van toepassing.

Wanneer de eerste dienstverrichting die onder die bijzondere regeling valt, echter plaatsvindt vóór de in de eerste alinea bedoelde datum, is de bijzondere regeling van toepassing vanaf de datum van die eerste dienstverrichting, mits de belastingplichtige de lidstaat van identificatie uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op die eerste dienstverrichting op de hoogte brengt van de gegevens betreffende de aanvang van de activiteiten die onder de regeling vallen.

Artikel 57 sexies

De lidstaat van identificatie identificeert de belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt door middel van zijn btw-identificatienummer als bedoeld in de artikelen 214 en 215 van Richtlijn 2006/112/EG.

Artikel 57 septies

1.   Wanneer een belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt, niet langer voldoet aan de voorwaarden in de definitie van artikel 369 bis, eerste alinea, punt 2), van Richtlijn 2006/112/EG, is de lidstaat waar hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd is, niet langer de lidstaat van identificatie. Indien deze belastingplichtige nog steeds voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden om van die bijzondere regeling gebruik te maken, duidt hij, om van de regeling gebruik te blijven maken, een lidstaat aan waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een andere lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, als de nieuwe lidstaat van identificatie.

2.   Indien een belastingplichtige overeenkomstig lid 1 van lidstaat van identificatie verandert, is die verandering van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voorheen de lidstaat van identificatie was.

Artikel 57 octies

Een belastingplichtige die van een bijzondere regeling gebruikmaakt, kan het gebruik van die bijzondere regeling beëindigen, ook indien hij diensten die onder die bijzondere regeling kunnen vallen, blijft verrichten. De belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste 15 dagen voor het einde van het kalenderkwartaal voorafgaand aan dat waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal.

Btw-verplichtingen met betrekking tot telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die ontstaan na de datum waarop de beëindiging van kracht is geworden, worden rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik vervuld.

Indien een belastingplichtige het gebruik van een bijzondere regeling overeenkomstig de eerste alinea beëindigt, wordt hij gedurende twee kalenderkwartalen vanaf de datum van beëindiging in alle lidstaten van het gebruik van die regeling uitgesloten.

Onderafdeling 5

Rapportageverplichtingen

Artikel 57 nonies

1.   Een belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie uiterlijk de tiende dag van de maand volgend op de beëindiging of wijziging langs elektronische weg in kennis van:

de beëindiging van zijn onder een bijzondere regeling vallende activiteiten;

enige wijziging in zijn activiteiten die onder een bijzondere regeling vallen waardoor hij niet langer in aanmerking komt voor die bijzondere regeling, en

enige wijziging in de aan de lidstaat van identificatie verstrekte gegevens.

2.   Een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 57 septies van lidstaat van identificatie verandert, stelt beide betrokken lidstaten uiterlijk de tiende dag van de maand volgend op de verandering van zetel of vaste inrichting van de verandering in kennis. Hij verstrekt aan de nieuwe lidstaat van identificatie de registratiegegevens die worden verlangd wanneer een belastingplichtige voor het eerst van een bijzondere regeling gebruikmaakt.

Onderafdeling 6

Uitsluiting

Artikel 58

Indien ten minste een van de in artikel 363 of 369 sexies van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde uitsluitingscriteria van toepassing is op een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, wordt die belastingplichtige door de lidstaat van identificatie van die regeling uitgesloten.

Alleen de lidstaat van identificatie is gemachtigd om een belastingplichtige van het gebruik van een bijzondere regeling uit te sluiten.

De lidstaat van identificatie baseert zijn besluit inzake uitsluiting op alle beschikbare inlichtingen, inclusief door enige andere lidstaat verstrekte inlichtingen.

De uitsluiting wordt van kracht op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgende op de dag waarop het besluit inzake uitsluiting langs elektronische weg aan de belastingplichtige is medegedeeld.

Indien de uitsluiting het gevolg is van een verandering van zetel of vaste inrichting, wordt de uitsluiting van kracht op de datum van die verandering.

Artikel 58 bis

Indien een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, gedurende acht opeenvolgende kalenderkwartalen in geen enkele lidstaat van verbruik onder die regeling vallende diensten heeft verricht, wordt aangenomen dat hij zijn belastbare activiteiten heeft beëindigd in de zin van respectievelijk artikel 363, onder b), of artikel 369 sexies, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG. Deze beëindiging ontneemt hem niet het recht om van een bijzondere regeling gebruik te maken wanneer hij opnieuw activiteiten opneemt die onder een van beide regelingen vallen.

Artikel 58 ter

1.   Een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen wordt uitgesloten omdat hij bij voortduring niet heeft voldaan aan de voorschriften van die regeling, blijft in alle lidstaten van elk van beide regelingen uitgesloten gedurende acht kalenderkwartalen volgende op het kalenderkwartaal waarin hij werd uitgesloten.

2.   Een belastingplichtige wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van een bijzondere regeling te hebben voldaan in de zin van artikel 363, onder d), of artikel 369 sexies, onder d), van Richtlijn 2006/112/EG in ten minste de volgende gevallen:

a)

de lidstaat van identificatie heeft hem voor drie onmiddellijk voorafgaande kalenderkwartalen herinneringen overeenkomstig artikel 60 bis toegezonden en de btw-aangifte voor elk van deze kalenderkwartalen is niet binnen tien dagen na de verzending van de herinneringen ingediend;

b)

de lidstaat van identificatie heeft hem voor drie onmiddellijk voorafgaande kalenderkwartalen herinneringen overeenkomstig artikel 63 bis toegezonden en hij heeft tien dagen na de verzending van elke herinnering nog altijd niet het volledige btw-bedrag voor elk van deze kalenderkwartalen betaald, tenzij het resterende niet-betaalde bedrag lager is dan 100 EUR per kalenderkwartaal;

c)

hij heeft, na een verzoek van de lidstaat van identificatie of de lidstaat van verbruik, en één maand na de daaropvolgende herinneringen van de lidstaat van identificatie, nagelaten de boekhouding als bedoeld in de artikelen 369 en 369 duodecies van Richtlijn 2006/112/EG langs elektronische weg beschikbaar te stellen.

Artikel 58 quater

Een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen is uitgesloten, vervult alle btw-verplichtingen met betrekking tot verlening van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten die zijn ontstaan na de datum waarop de uitsluiting van kracht werd, rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik.

Onderafdeling 7

Btw-aangifte

Artikel 59

1.   Elk aangiftetijdvak in de zin van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG vormt een afzonderlijk aangiftetijdvak.

2.   Indien overeenkomstig artikel 57 quinquies, tweede alinea, een bijzondere regeling geldt vanaf de datum van de eerste dienstverrichting, dan dient de belastingplichtige een afzonderlijke btw-aangifte in voor het kalenderkwartaal waarin de eerste dienst werd verricht.

3.   Indien een belastingplichtige gedurende een aangiftetijdvak voor elk van de bijzondere regelingen is geïdentificeerd, dient hij, in het kader van alle regelingen, de btw-aangiften in en verricht hij de bijbehorende betalingen bij de lidstaten van identificatie met betrekking tot de diensten die gedurende de onder de respectieve regelingen vallende tijdvakken zijn verricht.

4.   Indien de verandering van lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies op een andere dag dan de eerste dag van een kalenderkwartaal plaatsvindt, dient de belastingplichtige de btw-aangiften in en verricht hij de bijbehorende betalingen bij de oude respectievelijk de nieuwe lidstaat van identificatie voor de diensten die zijn verricht gedurende de respectieve tijdvakken waarin elk van deze lidstaten de lidstaat van identificatie was.

Artikel 59 bis

Indien een belastingplichtige die onder een bijzondere regeling valt gedurende een aangiftetijdvak in geen enkele lidstaat van verbruik in het kader van die bijzondere regeling diensten heeft verricht, dient hij een btw-aangifte in met de vermelding dat er gedurende dat tijdvak geen diensten zijn verricht (nihilaangifte).

Artikel 60

Bedragen op btw-aangiften in het kader van een bijzondere regeling worden niet naar boven of naar beneden afgerond op de dichtstbijzijnde hele monetaire eenheid. Het precieze btw-bedrag dient te worden aangegeven en voldaan.

Artikel 60 bis

De lidstaten van identificatie herinneren belastingplichtigen die geen btw-aangifte hebben ingediend in de zin van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG via elektronische weg aan hun verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen. De lidstaat van identificatie zendt de herinnering op de tiende dag na het verstrijken van de datum waarop de aanvraag had moeten zijn ingediend, en stelt de andere lidstaten via elektronische weg ervan in kennis dat die herinnering is verstuurd.

Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik om eventuele verdere herinneringen of stappen te verrichten om het bedrag van de btw te bepalen en de btw te innen.

Ongeacht welke herinnering of stap is verricht door de lidstaat van verbruik, dient de belastingplichtige de btw-aanvraag in bij de lidstaat van identificatie.

Artikel 61

1.   Bedragen op een ingediende btw-aangifte kunnen op een later tijdstip uitsluitend worden gewijzigd door middel van een wijziging van diezelfde aangifte en niet door middel van aanpassingen op een latere aangifte.

2.   De in lid 1 bedoelde wijzigingen worden langs elektronische weg ingediend bij de lidstaat van identificatie gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend.

De regels van de lidstaat van verbruik voor het bepalen van het bedrag van de btw en voor wijzigingen blijven echter onverlet.

Artikel 61 bis

Indien een belastingplichtige:

a)

het gebruik van één van de bijzondere regelingen beëindigt,

b)

van één van de bijzondere regelingen wordt uitgesloten, of

c)

overeenkomstig artikel 57 septies van lidstaat van identificatie verandert,

worden de laatste btw-aangifte en de bijbehorende betaling alsook eventuele correcties of te late indieningen van eerdere aangiften en bijbehorende betalingen ingediend of gedaan bij de lidstaat die vóór de beëindiging, de uitsluiting of de verandering de lidstaat van identificatie was.

Onderafdeling 8

Munteenheid

Artikel 61 ter

Indien een lidstaat van identificatie waarvan de munteenheid niet de euro is, bepaalt dat de btw-aangifte in zijn nationale munteenheid moet luiden, geldt dit voor de btw-aangiften van alle belastingplichtigen die gebruikmaken van een bijzondere regeling.

Onderafdeling 9

Betalingen

Artikel 62

Onverminderd artikel 63 bis, derde alinea, en artikel 63 ter, verricht de belastingplichtige elke betaling aan de lidstaat van identificatie.

De btw-betalingen die de belastingplichtige uit hoofde van artikel 367 of artikel 369 decies van Richtlijn 2006/112/EG verricht, hebben specifiek betrekking op de overeenkomstig artikel 364 of artikel 369 septies van die richtlijn ingediende btw-aangifte. Eventuele latere herzieningen van de betaalde bedragen kunnen door de belastingplichtige slechts onder verwijzing naar die specifieke aangifte worden verricht en kunnen niet aan een andere aangifte worden toegerekend of op een volgende aangifte worden herzien. Bij iedere betaling wordt het referentienummer van die specifieke aangifte vermeld.

Artikel 63

Een lidstaat van identificatie die een bedrag ontvangt dat hoger is dan het opgegeven bedrag in de uit hoofde van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG ingediende btw-aangifte, maakt het te veel betaalde bedrag rechtstreeks over aan de betrokken belastingplichtige.

Indien de lidstaat van identificatie een bedrag heeft ontvangen met betrekking tot een btw-aangifte die nadien onjuist blijkt te zijn, terwijl deze lidstaat dat bedrag reeds over de lidstaten van verbruik heeft verdeeld, maken de lidstaten van verbruik elk hun respectieve deel van het te veel betaalde bedrag rechtstreeks over aan de belastingplichtige.

Indien de te veel betaalde bedragen betrekking hebben op tijdvakken tot en met het laatste aangiftetijdvak in 2018, maakt de lidstaat van identificatie het relevante aandeel van het corresponderende deel van het overeenkomstig artikel 46, lid 3, van Verordening (EU) nr. 904/2010 ingehouden bedrag over en maakt de lidstaat van verbruik het te veel betaalde bedrag over, verminderd met het bedrag dat door de lidstaat van identificatie wordt overgemaakt.

De lidstaat van verbruik stelt de lidstaat van identificatie langs elektronische weg in kennis van de overgemaakte bedragen.

Artikel 63 bis

Indien een belastingplichtige een btw-aangifte heeft ingediend uit hoofde van artikel 364 of artikel 369 septies van Richtlijn 2006/112/EG, maar geen betaling is verricht of een lager bedrag is betaald dan het uit de aangifte resulterende bedrag, herinnert de lidstaat van identificatie de belastingplichtige langs elektronische weg aan het nog verschuldigde btw-bedrag op de tiende dag volgende op de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten worden verricht overeenkomstig artikel 367 of artikel 369 decies van Richtlijn 2006/112/EG.

De lidstaat van identificatie stelt de lidstaten van verbruik langs elektronische weg ervan in kennis dat de herinnering is verzonden.

Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik om eventuele verdere herinneringen of stappen te verrichten om de btw te innen. Wanneer dergelijke verdere herinneringen zijn verzonden door de lidstaat van verbruik, wordt de bijbehorende btw aan die lidstaat betaald.

De lidstaat van verbruik stelt de lidstaat van identificatie langs elektronische weg ervan in kennis dat een herinnering is verzonden.

Artikel 63 ter

Indien een btw-aangifte niet of te laat wordt ingediend, of onvolledig of onjuist is, of wanneer de btw te laat wordt betaald, worden eventuele interesten, boeten of andere heffingen door de lidstaat van verbruik berekend en geheven. De belastingplichtige betaalt die interesten, boeten of andere heffingen rechtstreeks aan de lidstaat van verbruik.

Onderafdeling 10

Administratie

Artikel 63 quater

1.   Om te kunnen worden beschouwd als voldoende gedetailleerd in de zin van de artikelen 369 en 369 duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bevat de door de belastingplichtige gevoerde boekhouding de volgende gegevens:

a)

de lidstaat van verbruik waar de dienst wordt verricht;

b)

het soort dienst dat wordt verricht;

c)

de datum waarop de dienst is verricht;

d)

de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;

e)

enige latere verhoging of verlaging van de maatstaf van heffing;

f)

het toegepaste btw-tarief;

g)

het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;

h)

de datum en het bedrag van ontvangen betalingen;

i)

eventuele ontvangen vooruitbetalingen voordat de dienst is verricht;

j)

indien een factuur wordt uitgereikt, de op de factuur vermelde gegevens;

k)

de naam van de afnemer, indien deze de belastingplichtige bekend is;

l)

de gegevens over de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevens worden door de belastingplichtige op zodanige wijze bijgehouden dat zij onverwijld voor iedere afzonderlijke dienst langs elektronische weg kunnen worden verstrekt.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

De lidstaten staan niet-gevestigde belastingplichtigen evenwel toe om vanaf 1 oktober 2014 de gegevens in te dienen die uit hoofde van artikel 360 of artikel 369 quater van Richtlijn 2006/112/EG worden verlangd, teneinde gebruik te mogen maken van de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 9 oktober 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

V. SHIARLY


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1.


20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 968/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2012

tot verhoging van het voor 2012/2013 geldende vangstquotum voor ansjovis in de Golf van Biskaje met de hoeveelheden die in het visseizoen 2011/2012 op verzoek van Frankrijk zijn overgedragen op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (1), en met name artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 kunnen de lidstaten de Commissie vóór 31 oktober van het jaar waarvoor het aan hen toegewezen vangstquotum geldt, verzoeken een gedeelte van hun quotum, dat ten hoogste 10 % mag bedragen, over te dragen naar het volgende jaar. De Commissie verhoogt het betrokken quotum voor het volgende jaar met het overgedragen gedeelte.

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 716/2011 van de Raad (2) is voor het visseizoen 2011/2012 een quotum van 2 970 ton ansjovis in de Golf van Biskaje toegewezen aan Frankrijk.

(3)

Frankrijk beschikte tijdens het visseizoen 2011/2012 echter over een quotum van 6 362 ton voor dat bestand, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (3), het overdragen van quota overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 en/of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (4).

(4)

Aan het einde van dat visseizoen rapporteerde Frankrijk voor de Golf van Biskaje ansjovisvangsten van in totaal 4 198 ton.

(5)

Frankrijk heeft op grond van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 verzocht om een deel van zijn ansjovisquotum voor het visseizoen 2011/2012 over te dragen naar het volgende visseizoen. De over te dragen hoeveelheden moeten, met inachtneming van de in die verordening bepaalde grenzen, worden toegevoegd aan het quotum dat bij Verordening (EU) nr. 694/2012 van de Raad (5) is vastgesteld voor het visseizoen 2012/2013.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het vangstquotum voor ansjovis in de Golf van Biskaje dat bij Verordening (EU) nr. 694/2012 aan Frankrijk is toegewezen, wordt verhoogd met 636 ton.

Code lidstaat

Code bestand

Soort

Naam van het gebied

Definitief quotum 2011/2012

Vangsten 2011/2012

% definitief quotum

Overgedragen hoeveelheid

Initieel quotum 2012/2013

V. 694/2012

Herzien quotum 2012/2013

FRA

ANE/08.

Ansjovis

VIII (Golf van Biskaje)

6 362 t

4 198 t

65,9 %

636 t

2 070 t

2 706 t

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3.

(2)  PB L 193 van 23.7.2011, blz. 11.

(3)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(4)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(5)  PB L 203 van 31.7.2012, blz. 26.


20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 969/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

67,8

MK

39,0

ZZ

53,4

0707 00 05

MK

30,8

TR

133,0

ZZ

81,9

0709 93 10

TR

116,6

ZZ

116,6

0805 50 10

AR

87,1

CL

97,2

TR

89,8

ZA

92,9

ZZ

91,8

0806 10 10

BR

277,7

MK

80,9

TR

149,0

ZZ

169,2

0808 10 80

AR

216,2

MK

29,8

NZ

139,3

US

143,5

ZA

93,1

ZZ

124,4

0808 30 90

CN

92,8

TR

113,5

ZZ

103,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 970/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2012

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de invoercertificaataanvragen voor olijfolie die zijn ingediend op 15 en 16 oktober 2012 in het kader van het tariefcontingent voor Tunesië en houdende schorsing van de afgifte van invoercertificaten voor de maand oktober 2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 3, leden 1 en 2, van Protocol nr. 1 (3) bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds (4), is een tariefcontingent, tegen nulrecht, geopend voor de invoer van geheel in Tunesië verkregen en rechtstreeks van dit land naar de Europese Unie vervoerde ruwe olijfolie van de GN-codes 1509 10 10 en 1509 10 90, binnen een per jaar vastgestelde maximumhoeveelheid.

(2)

In artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (5) is voorzien in maandelijkse maximumhoeveelheden waarvoor invoercertificaten mogen worden afgegeven.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 zijn bij de bevoegde autoriteiten invoercertificaataanvragen ingediend voor een hoeveelheid die het in artikel 2, lid 2, van die verordening voor de maand oktober vastgestelde maximum overschrijdt.

(4)

De Commissie moet derhalve een toewijzingscoëfficiënt vaststellen voor de afgifte van de invoercertificaten naar rato van de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Aangezien de voor de maand oktober vastgestelde maximumhoeveelheid is bereikt, mogen voor de betrokken maand geen invoercertificaten meer worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op 15 en 16 oktober 2012 zijn ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, wordt een toewijzingscoëfficiënt van 0,635338 % toegepast.

De afgifte van invoercertificaten voor hoeveelheden die zijn gevraagd met ingang van 22 oktober 2012 wordt geschorst voor de maand oktober 2012.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 oktober 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 97 van 30.3.1998, blz. 57.

(4)  PB L 97 van 30.3.1998, blz. 2.

(5)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84.


20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 971/2012 VAN DE COMMISSIE

van 19 oktober 2012

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 892/2012 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2012/2013

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2012/2013 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 892/2012 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 963/2012 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen te worden gewijzigd overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(3)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 892/2012 voor het verkoopseizoen 2012/2013 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 oktober 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 263 van 28.9.2012, blz. 37.

(4)  PB L 288 van 19.10.2012, blz. 9.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 20 oktober 2012

(in EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 12 10 (1)

35,17

0,60

1701 12 90 (1)

35,17

4,06

1701 13 10 (1)

35,17

0,73

1701 13 90 (1)

35,17

4,35

1701 14 10 (1)

35,17

0,73

1701 14 90 (1)

35,17

4,35

1701 91 00 (2)

42,42

4,74

1701 99 10 (2)

42,42

1,61

1701 99 90 (2)

42,42

1,61

1702 90 95 (3)

0,42

0,27


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/14


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 oktober 2012

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MIR-162 (SYN-IR-162-4) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 7198)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/651/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 2 juli 2010 heeft Syngenta Seeds S.A.S. bij de bevoegde instantie van Duitsland overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais MIR-162 („de aanvraag”).

(2)

De aanvraag betreft ook het in de handel brengen van mais MIR-162 in producten die er geheel of gedeeltelijk uit bestaan, voor alle toepassingen — behalve als levensmiddel of als diervoeder — die ook voor alle andere maissoorten zijn toegelaten, met uitzondering van de teelt.

(3)

Overeenkomstig artikel 5, lid 5, en artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 omvat de aanvraag de gegevens en de informatie als voorgeschreven in de bijlagen III en IV bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (2) en de informatie en de conclusies over de risicobeoordeling die is uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG. Zij omvat eveneens een monitoringplan voor de milieueffecten overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG.

(4)

Op 21 juni 2012 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig de artikelen 6 en 18 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een gunstig advies uitgebracht. Zij kwam tot de conclusie dat mais MIR-162, als omschreven in de aanvraag, even veilig is als zijn niet genetisch gemodificeerde pendant wat betreft de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu. Daarom heeft de EFSA geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais MIR-162, zoals beschreven in de aanvraag („de producten”), schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu zal hebben in de context van de beoogde toepassingen ervan (3).

(5)

In haar advies heeft de EFSA aandacht besteed aan alle specifieke kwesties en problemen die door de lidstaten aan de orde waren gesteld in de context van de raadpleging van de bevoegde nationale instanties, als bedoeld in artikel 6, lid 4, en artikel 18, lid 4, van die verordening.

(6)

De EFSA heeft in haar advies ook geconcludeerd dat het door de aanvrager ingediende monitoringplan voor de milieueffecten, dat bestaat uit een algemeen toezichtsplan, aansluit bij het beoogde gebruik van de producten.

(7)

Gezien bovenstaande overwegingen moet een vergunning voor de producten worden verleend.

(8)

Er moet aan elk genetisch gemodificeerd organisme („ggo”) een eenduidig identificatienummer worden toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (4).

(9)

Op grond van het advies van de EFSA lijken voor levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais MIR-162 geen andere specifieke etiketteringsvoorschriften nodig te zijn dan die van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003. Om ervoor te zorgen dat de producten binnen de grenzen van de door dit besluit verleende vergunning worden gebruikt, moet op het etiket van producten die geheel of gedeeltelijk uit het ggo bestaan en waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, met uitzondering van levensmiddelen, ook duidelijk worden vermeld dat de producten in kwestie niet voor de teelt mogen worden gebruikt.

(10)

In artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (5) zijn etiketteringsvoorschriften vastgesteld voor producten die geheel of gedeeltelijk uit ggo’s bestaan. Traceerbaarheidsvoorschriften voor producten die geheel of gedeeltelijk uit ggo’s bestaan, zijn vastgelegd in artikel 4, leden 1 tot en met 5, en voor levensmiddelen of diervoeders die met ggo’s zijn geproduceerd, in artikel 5 van die verordening.

(11)

De vergunninghouder moet elk jaar een verslag indienen over de uitvoering en de resultaten van het monitoringplan voor de milieueffecten. Die resultaten moeten worden ingediend overeenkomstig Beschikking 2009/770/EG van de Commissie van 13 oktober 2009 tot vaststelling van standaardrapportageformulieren voor de presentatie van de resultaten van monitoring van de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu, als product of in producten en met het oog op het in de handel brengen, overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (6). Het advies van de EFSA rechtvaardigt niet het opleggen van specifieke voorwaarden of beperkingen voor het in de handel brengen en/of specifieke voorwaarden of beperkingen voor het gebruik en de behandeling, met inbegrip van voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen betreffende het gebruik van de levensmiddelen en diervoeders, of specifieke voorwaarden voor de bescherming van bijzondere ecosystemen/het milieu en/of geografische gebieden, als bedoeld in artikel 6, lid 5, onder e), en artikel 18, lid 5, onder e), van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(12)

Alle relevante informatie over de verlening van de vergunning voor de producten moet worden opgenomen in het bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 vastgestelde EU-register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

(13)

Krachtens artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (7) moeten de partijen bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biologische diversiteit via het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid van dit besluit in kennis worden gesteld.

(14)

De aanvrager is over de in dit besluit vervatte maatregelen geraadpleegd.

(15)

Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht. Een uitvoeringshandeling werd nodig geacht; de voorzitter heeft de ontwerpuitvoeringshandeling voor verder beraad aan het Comité van beroep voorgelegd. Het Comité van beroep heeft geen advies uitgebracht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Genetisch gemodificeerd organisme en eenduidig identificatienummer

Aan de genetisch gemodificeerde mais (Zea mays L.) MIR-162, als nader gespecificeerd in punt b) van de bijlage bij dit besluit, wordt het eenduidige identificatienummer SYN-IR-162-4 toegekend, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 65/2004.

Artikel 2

Vergunning

Voor de volgende producten wordt voor de doeleinden van artikel 4, lid 2, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een vergunning verleend overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit:

a)

levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR-162-4;

b)

diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR-162-4;

c)

producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit mais SYN-IR-162-4, voor ander gebruik dan bedoeld onder a) en b), met uitzondering van de teelt.

Artikel 3

Etikettering

1.   Voor de etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme „mais”.

2.   De woorden „niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van producten die geheel of gedeeltelijk uit mais SYN-IR-162-4 bestaan, met uitzondering van de in artikel 2, onder a), bedoelde producten.

Artikel 4

Monitoring van de milieueffecten

1.   De vergunninghouder zorgt ervoor dat het in punt h) van de bijlage vermelde monitoringplan voor de milieueffecten wordt vastgesteld en uitgevoerd.

2.   De vergunninghouder dient bij de Commissie elk jaar overeenkomstig Beschikking 2009/770/EG een verslag in over de uitvoering en de resultaten van het monitoringplan.

Artikel 5

EU-register

De informatie in de bijlage bij dit besluit wordt opgenomen in het bij artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vastgestelde EU-register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.

Artikel 6

Vergunninghouder

De vergunninghouder is Syngenta Seeds S.A.S., Frankrijk, als vertegenwoordiger van Syngenta Crop Protection AG, Zwitserland.

Artikel 7

Geldigheid

Dit besluit is van toepassing gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van kennisgeving.

Artikel 8

Adressaat

Dit besluit is gericht tot Syngenta Seeds S.A.S., 12, Chemin de l’Hobit, 31790 Saint-Sauveur, FRANKRIJK.

Gedaan te Brussel, 18 oktober 2012.

Voor de Commissie

Maroš ŠEFČOVIČ

Vicevoorzitter


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(2)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

(3)  http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question=EFSA-Q-2010-00972

(4)  PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.

(5)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.

(6)  PB L 275 van 21.10.2009, blz. 9.

(7)  PB L 287 van 5.11.2003, blz. 1.


BIJLAGE

a)   Aanvrager en vergunninghouder

Naam

:

Syngenta Seed S.A.S.

Adres

:

12, Chemin de l’Hobit, 31790 Saint-Sauveur, FRANKRIJK

namens Syngenta Crop Protection AG, Schwarzwaldallee 215, CHH-4058 Bazel, ZWITSERLAND

b)   Benaming en specificatie van de producten

1.

Levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR-162-4;

2.

diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR-162-4;

3.

producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit mais SYN-IR-162-4, voor ander gebruik dan bedoeld in de punten 1 en 2, met uitzondering van de teelt.

De in de aanvraag beschreven genetisch gemodificeerde mais SYN-IR-162-4 brengt het Vip3Aa20-eiwit tot expressie, dat bescherming biedt tegen bepaalde schadelijke lepidoptera, alsook het PMI-eiwit, dat als genetische marker werd gebruikt.

c)   Etikettering

1.

Voor de specifieke etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme „mais”.

2.

De woorden „niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van producten die geheel of gedeeltelijk uit mais SYN-IR-162-4 bestaan, met uitzondering van de in artikel 2, onder a), bedoelde producten.

d)   Detectiemethode

Modificatiespecifieke real-time PCR-methode voor de kwantificering van mais SYN-IR-162-4;

gevalideerd op zaaizaad door het communautair referentielaboratorium, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1829/2003, gepubliceerd op http://gmo-crl.jrc.ec.europa.eu/statusofdoss.htm

referentiemateriaal: AOCS 1208-A en AOCS 0407-A zijn verkrijgbaar bij de American Oil Chemists Society op http://www.aocs.org/tech/crm

e)   Eenduidig identificatienummer

SYN-IR-162-4

f)   Informatie die vereist is krachtens bijlage II bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid bij het Verdrag inzake biodiversiteit

Uitwisselingscentrum voor bioveiligheid, Record ID: zie [wordt ingevuld bij de kennisgeving].

g)   Voorwaarden of beperkingen met betrekking tot het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling van de producten

Niet van toepassing.

h)   Monitoringplan

Monitoringplan voor de milieueffecten overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG.

[Link naar het plan op internet]

i)   Voorschriften voor monitoring, na het in de handel brengen, van het gebruik van het levensmiddel voor menselijke consumptie

Niet van toepassing.

Opmerking: Het kan gebeuren dat de links naar de documenten na verloop van tijd gewijzigd moeten worden. Dergelijke wijzigingen worden bekendgemaakt door middel van updates van het communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

20.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 290/18


BESLUIT Nr. 2/2012 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-LIBANON

van 17 september 2012

houdende oprichting van subcomités van het Associatiecomité

(2012/652/EU)

DE ASSOCIATIERAAD EU-LIBANON,

Gezien de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds (1) („de overeenkomst”),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uiterlijk 1 maart 2015 moet een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en de Republiek Libanon tot stand zijn gebracht.

(2)

De betrekkingen van de Europese Unie met de landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied worden technisch gezien steeds complexer als gevolg van de tenuitvoerlegging van de Euro-mediterrane overeenkomsten en de voortzetting van het Euro-mediterrane partnerschap.

(3)

Bij de Associatiecomités van de andere geassocieerde landen zijn subcomités opgericht met het oog op het toezicht op de tenuitvoerlegging van de prioriteiten van het partnerschap en de harmonisatie van de wetgeving.

(4)

Er bestaat een groeiende noodzaak om het milieubeleid in de verschillende beleidsterreinen te integreren, aangezien duurzame ontwikkeling de doelstelling is.

(5)

Artikel 80 van de overeenkomst voorziet in de oprichting van werkgroepen of organen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst.

(6)

Er moeten derhalve subcomités van het Associatiecomité worden opgericht en de reglementen van orde daarvan moeten worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I vermelde subcomités bij het Associatiecomité EU-Libanon worden hierbij opgericht, en de in bijlage II opgenomen reglementen van orde van die comités worden hierbij vastgesteld.

De subcomités werken onder het gezag van het Associatiecomité, waaraan zij na elke vergadering verslag uitbrengen. De subcomités zijn niet bevoegd om besluiten te nemen.

Het Associatiecomité neemt alle andere nodige maatregelen met het oog op hun goede functioneren en stelt de Associatieraad daarvan in kennis.

De Associatieraad kan besluiten andere subcomités of groepen op te richten, of bestaande subcomités of groepen op te heffen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 17 september 2012.

Voor de Associatieraad EU-Libanon

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 143 van 30.5.2006, blz. 2.


BIJLAGE I

SUBCOMITÉS VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EU-LIBANON

1.

Mensenrechten, democratie en bestuur

2.

Economische en financiële zaken

3.

Industrie, handel en diensten

4.

Interne markt

5.

Sociale zaken en migratie

6.

Justitie, vrijheid en veiligheid

7.

Landbouw en visserij

8.

Vervoer, energie en milieu

9.

Douanesamenwerking en belastingen

10.

Onderzoek, innovatie, informatiemaatschappij, onderwijs en cultuur


BIJLAGE II

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 1

MENSENRECHTEN, DEMOCRATIE EN BESTUUR

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Versterking van de democratie, bestuur en de rechtsstaat, waaronder de onafhankelijkheid van justitie en toegang tot justitie

b)

Ratificatie en tenuitvoerlegging van de belangrijkste internationale overeenkomsten inzake mensenrechten en fundamentele vrijheden, en van de bijbehorende protocollen. Voldoen aan de vereisten met betrekking tot verslaglegging en herziening van de gemaakte voorbehouden

c)

Bestuurscapaciteit en nationale instellingen

d)

Samenwerking op het gebied van buitenlands beleid en crisisbeheer, onder meer in internationale organisaties

e)

Regionale samenwerking (waaronder de coördinatie van regionale kwesties die in andere subcomités worden besproken)

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden bijeengeroepen door de verantwoordelijke secretaris, in overleg met de voorzitter. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 2

ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Macro-economisch beleid

b)

Economisch structuurbeleid

c)

Financiële diensten (macro-economische aspecten) en kapitaalmarkten

d)

Kapitaalverkeer en betalingen

e)

Beheer van de overheidsfinanciën, waaronder interne financiële controle

f)

Pensioenen en sociale zekerheid (economische aspecten)

g)

Statistieken

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 3

INDUSTRIE, HANDEL EN DIENSTEN

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Ondernemingenbeleid en industriële samenwerking

b)

Tenuitvoerlegging van de handelsbepalingen van de Associatieovereenkomst en het actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid

c)

Bilaterale handelskwesties

d)

Diensten en investeringen

e)

Voorbereiding van handelsovereenkomsten inzake technische regelingen, normen en conformiteitsbeoordeling

f)

Samenwerking inzake kwesties op het gebied van elektronische handel

g)

Toerisme

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 4

INTERNE MARKT

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Wetgevende en bestuurlijke samenwerking inzake technische regelingen, normen en conformiteitsbeoordeling

b)

Mededingingsbeleid

c)

Overheidsopdrachten

d)

Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten

e)

Diensten (beleid en regelgevingskwesties)

f)

Recht van vestiging, vennootschapswetgeving

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 5

SOCIALE ZAKEN EN MIGRATIE

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Bestrijding van discriminatie, onder meer ten aanzien van mensen met een handicap

b)

Volksgezondheid

c)

Gelijke kansen

d)

Verkeer van werknemers

e)

Migratiebeleid

f)

Arbeidsmarktbeleid

g)

Sociale bescherming

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 6

JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Migratie

b)

Asiel

c)

Specifieke acties op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid ter bestrijding van terrorisme

d)

Bestrijding van de georganiseerde misdaad, waaronder mensensmokkel

e)

Drugs

f)

Witwaspraktijken, financiële en economische misdrijven

g)

Samenwerking op het gebied van politie en justitie

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 7

LANDBOUW EN VISSERIJ

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten, waaronder handel

b)

Sanitaire en fytosanitaire kwesties

c)

Landbouwbeleid, plattelandsontwikkeling en regionale samenwerking

d)

Visserijproducten, waaronder handel

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 8

VERVOER, ENERGIE EN MILIEU

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Vervoer

b)

Energie

c)

Milieu

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 9

DOUANESAMENWERKING EN BELASTINGEN

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Douaneregelingen, douanenomenclatuur, douanewaarde

b)

Oorsprongsregels

c)

Tariefregelingen

d)

Samenwerking op douanegebied

e)

Belastingen

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.

REGLEMENT VAN ORDE

EU-LIBANON SUBCOMITÉ 10

ONDERZOEK, INNOVATIE, INFORMATIEMAATSCHAPPIJ, ONDERWIJS EN CULTUUR

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten en van de Libanese regering; het wordt beurtelings voorgezeten door de partijen. Elke partij benoemt haar eigen voorzitter.

2.   Taak

Het subcomité is een forum voor discussie, raadpleging en evaluatie en staat onder gezag van en wordt geleid door het Associatiecomité, waaraan het na elke vergadering verslag uitbrengt. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen, maar kan voorstellen aan het Associatiecomité voorleggen.

3.   Onderwerp

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de Associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid op onderstaande gebieden. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en bij het nemen van de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt. Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van het openbaar bestuur onderzocht. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor.

a)

Onderzoek, wetenschap en technologische innovatie

b)

Onderwijs, opleiding en jeugd

c)

Samenwerking op cultureel gebied

d)

Informatiemaatschappij

e)

Audiovisueel beleid

f)

Samenwerking van maatschappelijke organisaties

Deze lijst is niet limitatief; het Associatiecomité kan andere thema’s toevoegen.

Het subcomité kan in een vergadering kwesties betreffende één of meer van de bovenstaande gebieden behandelen.

4.   Secretariaat

Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie en een vertegenwoordiger van de Libanese regering treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden naar de secretarissen van het subcomité gezonden. Het is de taak van de secretarissen de vergaderingen van de subcomités voor te bereiden, waaronder het vaststellen van data en agenda’s.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, maar in beginsel ten minste eenmaal per jaar. Er kan een vergadering worden belegd op verzoek van de voorzitter van een van de partijen; de secretaris van die partij geeft het verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen vijftien werkdagen. Zo mogelijk, en met instemming van beide partijen, kan een aantal vergaderingen van subcomités over verschillende dagen worden gegroepeerd.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Elke vergadering van het subcomité wordt gehouden op de door beide partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden voor elke partij met instemming van de voorzitter door de bevoegde secretaris bijeengeroepen. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen van het subcomité gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de secretaris van het subcomité aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk vijftien dagen voor het begin van de zitting een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documentatie moet uiterlijk zeven dagen voor de vergadering door beide partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van beide partijen worden verkort.

De agenda wordt aan het begin van iedere vergadering door het subcomité vastgesteld.

7.   Notulen

Er worden notulen opgesteld van elke vergadering, in overleg tussen de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen en aanbevelingen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Associatiecomité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar en de notulen zijn vertrouwelijk, tenzij anders wordt beslist.