ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.258.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 258

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
26 september 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012 van de Commissie van 12 juli 2012 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van elektrische lampen en verlichtingsarmaturen ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) nr. 875/2012 van de Commissie van 25 september 2012 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Verordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad ingestelde antidumpingrechten op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van rijwielen verzonden vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie

21

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 876/2012 van de Commissie van 25 september 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

25

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 877/2012 van de Commissie van 25 september 2012 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

27

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/517/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 september 2012 houdende benoeming van een Italiaanse plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

29

 

 

2012/518/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 september 2012 houdende benoeming van twee Cypriotische leden en drie Cypriotische plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

30

 

 

2012/519/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 september 2012 houdende benoeming van twee Poolse plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio’s

31

 

 

2012/520/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 september 2012 houdende benoeming van een Italiaanse plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

32

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 874/2012 VAN DE COMMISSIE

van 12 juli 2012

houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van elektrische lampen en verlichtingsarmaturen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Richtlijn 2010/30/EU moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot de etikettering van energiegerelateerde producten die een significant potentieel voor energiebesparing bieden en die een soortgelijke werking hebben, maar sterk verschillen wat hun prestatieniveaus betreft.

(2)

De bepalingen betreffende de etikettering van het energieverbruik van lampen voor huishoudelijk gebruik zijn vastgesteld in Richtlijn 98/11/EG van de Commissie (2).

(3)

Het elektriciteitsverbruik van elektrische lampen vertegenwoordigt een belangrijk deel van het totale energiebehoefte in de Unie. Het energierendement is weliswaar al verbeterd, maar het energieverbruik van elektrische lampen kan nog veel verder worden teruggedrongen.

(4)

Richtlijn 98/11/EG dient te worden ingetrokken en nieuwe bepalingen dienen in deze verordening te worden vastgesteld zodat het etiket met energie-informatie fabrikanten stimuleert om het energierendement van elektrische lampen verder te verbeteren en de overgang van de sector naar energiezuinige technologieën te versnellen. Het toepassingsgebied van Richtlijn 98/11/EG is beperkt tot bepaalde technologieën in de categorie lampen voor huishoudelijk gebruik. Opdat de etikettering zou bijdragen aan een verbetering van het energierendement van andere lamptechnologieën, met inbegrip van professionele verlichting, moet deze verordening ook van toepassing zijn op gerichte lampen, lampen met extra lage spanning, leds en lampen die hoofdzakelijk voor professionele verlichting worden gebruikt, zoals hogedrukgasontladingslampen.

(5)

Verlichtingsarmaturen worden vaak verkocht met de lampen reeds geïntegreerd of daarbij meegeleverd. Deze verordening moet ervoor zorgen dat de consument wordt voorgelicht over de verenigbaarheid van deze verlichtingsarmatuur met spaarlampen en over het energierendement van de lampen die bij de verlichtingsarmatuur worden meegeleverd. Deze verordening mag fabrikanten van verlichtingsarmaturen en detailhandelaars administratief gezien niet onevenredig zwaar belasten, noch leiden tot een verschillende behandeling van verlichtingsarmaturen wat de verplichting betreft om de consument informatie over het energierendement te verstrekken.

(6)

De op het etiket vermelde informatie moet worden verkregen volgens betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden waarbij rekening wordt gehouden met de erkende meest recente meetmethoden, met inbegrip van, voor zover beschikbaar, de geharmoniseerde normen die door Europese normaliseringsinstanties zijn opgesteld, zoals vermeld in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(7)

Bij deze verordening moet een eenvormig model worden vastgesteld voor het ontwerp en de inhoud van het etiket voor elektrische lampen en verlichtingsarmaturen.

(8)

Voorts moeten in deze verordening eisen worden vastgesteld voor de technische documentatie van elektrische lampen en verlichtingsarmaturen en voor de productkaart van elektrische lampen.

(9)

Bovendien moeten bij deze verordening eisen worden vastgesteld inzake de informatie die moet worden verstrekt voor elke vorm van verkoop op afstand, reclame en technisch promotiemateriaal voor elektrische lampen en verlichtingsarmaturen.

(10)

Het is passend deze verordening te herzien in het licht van de technologische vooruitgang.

(11)

Teneinde de overgang van Richtlijn 98/11/EG naar deze verordening te vergemakkelijken, moeten lampen voor huishoudelijk gebruik waarvan het etiket overeenkomstig deze verordening is opgesteld, worden beschouwd als in overeenstemming met Richtlijn 98/11/EG.

(12)

Richtlijn 98/11/EG dient daarom te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden eisen vastgesteld inzake de etikettering van en het verstrekken van aanvullende productinformatie over elektrische lampen, zoals:

a)

gloeidraadlampen;

b)

fluorescentielampen;

c)

hogedrukgasontladingslampen;

d)

ledlampen en ledmodules.

Bij deze verordening worden ook eisen vastgesteld voor de etikettering van verlichtingsarmaturen die deze lampen kunnen laten branden en die aan eindgebruikers worden verkocht, met inbegrip van verlichtingsarmaturen die zijn ingebouwd in andere producten (zoals meubelen) waarbij de energietoevoer niet noodzakelijk is voor de vervulling van hun belangrijkste functie.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op de volgende producten:

a)

lampen en ledmodules met een lichtstroom van minder dan 30 lumen;

b)

lampen en ledmodules die op de markt worden gebracht voor gebruik met batterijen;

c)

lampen en ledmodules die op de markt worden gebracht voor toepassingen waarvan verlichting niet het hoofddoel is, zoals:

i)

de productie van licht als een agens in chemische of biologische processen (zoals polimerisatie, fotodynamische therapie, tuinbouw, dierenverzorging, insectenwerende producten);

ii)

beeldvastlegging en -projectie (zoals flitsers voor fototoestellen, kopieerapparaten, videoprojectoren);

iii)

verwarming (zoals infraroodlampen);

iv)

seingeving (zoals luchthavenverlichting).

Deze lampen en ledmodules zijn niet vrijgesteld wanneer ze voor verlichtingsdoeleinden op de markt worden gebracht;

d)

lampen en ledmodules die als onderdeel van een verlichtingsarmatuur worden verkocht en niet bedoeld zijn om door de eindgebruiker te worden verwijderd, behalve wanneer ze te koop, te huur of in huurhoop worden aangeboden of afzonderlijk worden uitgestald, bijvoorbeeld als reserveonderdeel;

e)

lampen en ledmodules die op de markt worden gebracht als onderdeel van een product waarvan verlichting niet het hoofddoel is. Indien zij echter afzonderlijk, bijvoorbeeld als reserveonderdeel, te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden of worden uitgestald, vallen zij wel binnen het toepassingsgebied van deze verordening;

f)

lampen en ledmodules die niet voldoen aan de eisen die in 2013 en 2014 van kracht worden op grond van de Verordeningen ter uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (4);

g)

verlichtingsarmaturen die uitsluitend zijn ontworpen voor het gebruik met in de punten a) tot en met c) opgesomde lampen en ledmodules.

Artikel 2

Definities

Met het oog op de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn 2010/30/EU en wordt verstaan onder:

1.   „lichtbron”: een oppervlak of voorwerp dat is ontworpen om hoofdzakelijk zichtbare optische stralen uit te zenden die worden geproduceerd door de omvorming van energie. De term „zichtbaar” verwijst naar een golflengte van 380-780 nm;

2.   „verlichting”: de belichting van een ruimte, voorwerpen of hun omgeving om deze zichtbaar te maken voor de mens;

3.   „accentbelichting”: een vorm van verlichting waarbij het licht op een voorwerp of op een deel van een ruimte wordt gericht;

4.   „lamp”: een eenheid waarvan de prestaties onafhankelijk kunnen worden beoordeeld en die uit een of meer lichtbronnen bestaat. Onder dit begrip kunnen ook aanvullende onderdelen vallen die nodig zijn om de lamp te doen ontbranden, van stroom te voorzien of stabiel te doen werken, dan wel voor de verspreiding, filtering of omzetting van de optische straling indien die onderdelen niet kunnen worden verwijderd zonder de eenheid blijvend te beschadigen;

5.   „lampvoet”: het deel van een lamp dat zorgt voor de aansluiting op de elektrische voeding door middel van een lamphouder of -connector en dat ook kan dienen om de lamp in de houder te bevestigen;

6.   „lamphouder”: een inrichting die de lamp vasthoudt, meestal doordat de voet erin wordt bevestigd, waarbij zij dus ook dient om de lamp op de elektrische voeding aan te sluiten;

7.   „gerichte lamp”: een lamp met een lichtopbrengst van minstens 80 % binnen een ruimtehoek van π sr (overeenkomend met een kegel met een hoek van 120°);

8.   „niet-gerichte lamp”: een lamp die niet een gerichte lamp is;

9.   „gloeidraadlamp”: een lamp waarin licht wordt voortgebracht door middel van een draadgeleider die door de doorgang van een elektrische stroom tot gloeiens toe wordt verhit. De lamp kan al dan niet gassen bevatten die het gloeiproces beïnvloeden;

10.   „gloeilamp”: een gloeidraadlamp waarin de gloeidraad werkt in een luchtledige peer of omgeven is door een edelgas;

11.   „halogeenlamp (met een gloeidraad van wolfraam)”: een gloeidraadlamp waarin de gloeidraad van wolfraam is vervaardigd en wordt omringd door gas dat halogenen of halogeenverbindingen bevat. Zij worden met of zonder ingebouwde voeding geleverd;

12.   „ontladingslamp”: een lamp waarin het licht direct of indirect wordt opgewekt door een elektrische ontlading met behulp van een gas, een metaaldamp of een mengsel van verscheidene gassen en dampen;

13.   „fluorescentielamp”: een ontladingslamp van het lagedrukkwiktype waarin het meeste licht wordt voortgebracht door één of meer lagen fosfor die worden aangeslagen door de ultraviolette straling die door de ontlading wordt opgewekt. Fluorescentielampen worden met of zonder geïntegreerde ballast geleverd;

14.   „fluorescentielamp zonder geïntegreerde ballast”: een fluorescentielamp met een enkelvoudige of dubbele lampvoet zonder geïntegreerde ballast;

15.   „hogedrukgasontladingslamp”: een lamp waarin een elektrische gasontlading wordt opgewekt en waarbij de lichtvoortbrengende boog door de oppervlaktemperatuur wordt gestabiliseerd en de boog een hoger toegevoerd vermogen per eenheid binnenoppervlak heeft dan 3 watt per vierkante centimeter;

16.   „lichtdiode” of „led”: een lichtbron die bestaat uit een halfgeleidertoestel dat pn-juncties omvat. De junctie geeft optische straling af wanneer het door elektrische stroom wordt aangeslagen;

17.   „ledpakket”: een inrichting waarin één of meer leds zijn verwerkt. De inrichting kan een optisch element bevatten, alsook thermische, mechanische en elektrische interfaces;

18.   „ledmodule”: een inrichting zonder voet die bestaat uit een of meer ledpakketten op een printplaat. De inrichting kan zijn voorzien van elektrische, optische, mechanische en thermische onderdelen, interfaces en voorschakelapparaten;

19.   „ledlamp”: een lamp die uit één of meer ledmodules bestaat. De lamp kan voorzien zijn van een voet;

20.   „voorschakelapparaat voor lampen”: een apparaat tussen de voeding en een of meer lampen dat een functioneel doeleinde heeft in de werking van de lamp(en), zoals het omzetten van de voedingsspanning, het beperken van de stroom van de lamp(en) tot de vereiste waarde, het leveren van ontsteekspanning en voorverwarmingsstroom, het tegengaan van koude start, het corrigeren van de vermogensfactor of het terugdringen van radiostoring. Het apparaat kan zo zijn ontworpen dat het moet worden aangesloten op andere voorschakelapparaten voor lampen om deze functies te kunnen vervullen. De term verwijst niet naar:

bedieningsapparaten,

voedingen die de netspanning in een andere spanning omzetten en die ontworpen zijn als voeding van tegelijk verlichtingsproducten en producten met een ander hoofddoel dan verlichting;

21.   „bedieningsapparaat”: een elektronisch of mechanisch apparaat dat de lichtstroom van een lamp regelt of bewaakt op een andere manier dan door stroomomvorming voor de lamp, zoals tijdschakelaars, exploitatiesensoren, lichtsensoren en apparaten voor het regelen van het natuurlijke licht. Ook dimmers met faseaansnijding of -afsnijding worden als bedieningsapparaten beschouwd;

22.   „extern voorschakelapparaat voor lampen”: een niet-ingebouwd voorschakelapparaat dat bestemd is om buiten de behuizing van een lamp of verlichtingsarmatuur te worden geïnstalleerd of uit de behuizing kan worden verwijderd zonder de lamp of de verlichtingsarmatuur blijvend te beschadigen;

23.   „ballast”: een voorschakelapparaat dat tussen de netvoeding en een of meer ontladingslampen wordt geplaatst en, door middel van zelfinductie, capacitantie of een combinatie van zelfinductie en capacitantie, in hoofdzaak dient om de stroom van de lamp(en) te beperken tot de vereiste waarde;

24.   „voorschakelapparaat voor halogeenlampen”: voorschakelapparaat dat de netspanning omzet in een bijzonder lage spanning voor halogeenlampen;

25.   „compacte fluorescentielamp”: een fluorescentielamp die alle onderdelen omvat die nodig zijn voor het ontsteken en de stabiele werking van de lamp;

26.   „verlichtingsarmatuur”: een inrichting die het door een of meer lampen uitgestraalde licht verspreidt, filtert of omvormt en alle onderdelen bevat die nodig zijn om de lampen te ondersteunen, te bevestigen en te beschermen, waaronder, indien nodig, hulpstroombanen en voorzieningen om deze op de voeding aan te sluiten;

27.   „verkooppunt”: een fysieke locatie waar het product wordt uitgestald en/of te koop, te huur of in huurkoop wordt aangeboden aan de eindgebruiker;

28.   „eindgebruiker”: een natuurlijke persoon die een elektrische lamp koopt of naar verwachting zal kopen voor doeleinden die niets te maken hebben met zijn commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit dan wel zijn vrije beroep;

29.   „uiteindelijke eigenaar”: de natuurlijke of rechtspersoon die een product bezit in de gebruiksfase van de levenscyclus daarvan, dan wel elke natuurlijke of rechtspersoon die handelt in naam van een dergelijke natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 3

Verantwoordelijkheden van leveranciers

1.   Leveranciers van elektrische lampen die als afzonderlijke producten in de handel worden gebracht, zien erop toe dat:

a)

een productkaart, zoals bedoeld in bijlage II, beschikbaar wordt gesteld;

b)

de in bijlage III bedoelde technische documentatie op verzoek ter beschikking van de instanties van de lidstaten en van de Commissie wordt gesteld;

c)

in alle reclameadvertenties, formele prijsoffertes of inschrijvingen voor aanbestedingen voor een specifieke lamp die energiegerelateerde of prijsinformatie bevatten, de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld;

d)

in al het technisch promotiemateriaal voor een specifieke lamp waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van die lamp wordt vermeld;

e)

wanneer de lamp bedoeld is om via een verkooppunt in de handel te worden gebracht, een etiket met de opmaak en de informatie zoals beschreven in punt 1 van bijlage I wordt aangebracht of afgedrukt op, dan wel gehecht aan, de buitenzijde van de afzonderlijke verpakking en op de verpakking, elders dan op het etiket, het nominale vermogen van de lamp wordt aangegeven.

2.   Leveranciers van verlichtingsarmaturen die bedoeld zijn om te worden verkocht aan eindgebruikers, zien erop toe dat:

a)

de in bijlage III bedoelde technische documentatie op verzoek ter beschikking van de instanties van de lidstaten en van de Commissie wordt gesteld;

b)

in de volgende situaties de in punt 2 van bijlage I bedoelde informatie op het etiket wordt vermeld:

i)

in alle reclameadvertenties, formele prijsoffertes of inschrijvingen voor aanbestedingen voor een specifieke verlichtingsarmatuur die energiegerelateerde of prijsinformatie bevatten;

ii)

in al het technisch promotiemateriaal voor een specifieke lamp waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen.

In deze gevallen mag de informatie in een andere vorm worden aangegeven dan die welke is omschreven in punt 2 van bijlage I, zoals een volledige beschrijving in woorden;

c)

wanneer de verlichtingsarmatuur bestemd is om via een verkooppunt in de handel te worden gebracht, wordt kosteloos een etiket in de vorm en met de informatie als beschreven in bijlage I ter beschikking van de handelaar gesteld in elektronische vorm of op papier. Wanneer de leverancier kiest voor een regeling waarbij hij de etiketten slechts op verzoek van de handelaars ter beschikking stelt, verstrekt de leverancier de etiketten onverwijld wanneer een handelaar ze aanvraagt;

d)

wanneer de verlichtingsarmatuur in de handel wordt gebracht in een verpakking voor eindgebruikers waarin elektrische lampen zijn begrepen welke de eindgebruiker in het verlichtingsarmatuur kan vervangen, wordt de oorspronkelijke verpakking van die lampen in de verpakking van de verlichtingsarmatuur bijgesloten. Zo niet wordt de informatie die op de oorspronkelijke verpakking van de lampen is weergegeven en verplicht is krachtens deze verordening en de verordeningen van de Commissie tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp van lampen op grond van Richtlijn 2009/125/EG, op een andere manier op of in de verpakking van de verlichtingsarmatuur aangegeven.

Leveranciers van verlichtingsarmaturen, bestemd om via een verkooppunt in de handel te worden gebracht, die op grond van deze verordening informatie verstrekken, zijn als distributeur hun verantwoordelijkheden nagekomen met betrekking tot de productinformatie-eisen voor lampen die zijn vastgesteld in de verordeningen van de Commissie tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp van lampen op grond van Richtlijn 2009/125/EG.

Artikel 4

Verantwoordelijkheden van handelaars

1.   Handelaars in elektrische lampen zien erop toe dat:

a)

elk model dat te koop, te huur of in huurkoop wordt aangeboden, waarbij de uiteindelijke eigenaar het product vermoedelijk niet uitgestald ziet, in de handel wordt gebracht met de overeenkomstig bijlage IV door de leveranciers te verstrekken informatie;

b)

in alle reclameadvertenties, formele prijsoffertes of inschrijvingen voor aanbestedingen voor een specifiek model die energiegerelateerde of prijsinformatie bevatten, de energie-efficiëntieklasse wordt vermeld;

c)

in al het technisch promotiemateriaal voor een specifiek model waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen, de energie-efficiëntieklasse van dat model wordt vermeld.

2.   Handelaars in verlichtingsarmaturen die aan eindgebruikers worden verkocht, zien erop toe dat:

a)

de in punt 2 van bijlage I bedoelde informatie in de volgende situaties op het etiket wordt aangegeven:

i)

in alle reclameadvertenties, formele prijsoffertes of inschrijvingen voor aanbestedingen voor een specifieke verlichtingsarmatuur die energiegerelateerde of prijsinformatie bevatten;

ii)

in al het technisch promotiemateriaal voor een specifieke verlichtingsarmatuur waarin de specifieke technische parameters zijn opgenomen.

In deze gevallen mag de informatie in een andere vorm worden aangegeven dan die welke is omschreven in punt 2 van bijlage I, zoals een volledige beschrijving in woorden;

b)

elk model dat in een verkooppunt wordt aangeboden, vergezeld gaat van het in punt 2 van bijlage I bedoelde etiket. Het etiket wordt op één van de volgende twee manieren gepresenteerd:

i)

in de nabijheid van de uitgestalde verlichtingsarmatuur, zodat het duidelijk zichtbaar en herkenbaar is als het etiket dat bij het model hoort, zonder dat de merknaam of het modelnummer op het etiket hoeft te worden afgelezen;

ii)

duidelijk bij de gemakkelijkst zichtbare informatie (zoals de prijs of technische informatie) over de in het verkooppunt uitgestalde verlichtingsarmatuur;

c)

wanneer de verlichtingsarmatuur wordt verkocht in een verpakking voor eindgebruikers waarin elektrische lampen zijn begrepen welke de eindgebruiker in de verlichtingsarmatuur kan vervangen, wordt de oorspronkelijke verpakking van die lampen in de verpakking van de verlichtingsarmatuur bijgesloten. Zo niet wordt de informatie die op de oorspronkelijke verpakking van de lampen is weergegeven en verplicht is krachtens deze verordening en de verordeningen van de Commissie tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp van lampen op grond van Richtlijn 2009/125/EG, op een andere manier op of in de verpakking van de verlichtingsarmatuur aangegeven.

Artikel 5

Meetmethoden

De op grond van de artikelen 3 en 4 te verstrekken informatie wordt verkregen met behulp van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden, waarbij rekening wordt gehouden met de erkende meest recente meetmethoden, zoals uiteengezet in bijlage V.

Artikel 6

Controleprocedure met het oog op markttoezicht

Wanneer zij de overeenstemming van de opgegeven energie-efficiëntieklasse en het energieverbruik beoordelen, passen de lidstaten de in bijlage V vastgelegde procedure toe.

Artikel 7

Herziening

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordeelt de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang. Tijdens deze beoordeling worden met name de in bijlage V vastgestelde controletoleranties gecontroleerd.

Artikel 8

Intrekking

Richtlijn 98/11/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 september 2013.

Verwijzingen naar Richtlijn 98/11/EG worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening. Verwijzingen naar bijlage IV van Richtlijn 98/11/EG worden gelezen als verwijzingen naar bijlage VI van deze verordening.

Artikel 9

Overgangsbepalingen

1.   Artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, zijn vóór 1 maart 2014 niet van toepassing op verlichtingsarmaturen.

2.   Artikel 3, lid 1, onder c) en d), en artikel 4, lid 1, onder a) tot en met c), zijn niet van toepassing op drukwerk voor reclamedoeleinden en gedrukt technisch promotiemateriaal dat vóór 1 maart 2014 is gepubliceerd.

3.   De in artikel 1, leden 1 en 2, van Richtlijn 98/11/EG bedoelde lampen die vóór 1 september 2013 in de handel zijn gebracht, zijn in overeenstemming met Richtlijn 98/11/EG.

4.   De in artikel 1, leden 1 en 2, van Richtlijn 98/11/EG bedoelde lampen die in overeenstemming zijn met deze verordening en die vóór 1 september 2013 in de handel worden gebracht of te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden, worden beschouwd als in overeenstemming met Richtlijn 98/11/EG.

Artikel 10

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is met ingang van 1 september 2013 van toepassing, behalve in de in artikel 9 genoemde gevallen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.

(2)  PB L 71 van 10.3.1998, blz. 1.

(3)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(4)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.


BIJLAGE I

Etiket

1.   IN HET VERKOOPPUNT GETOONDE ETIKET VOOR ELEKTRISCHE LAMPEN

1.

Wanneer het etiket niet op de verpakking wordt afgedrukt, moet het zijn als hieronder afgebeeld:

Image

2.

De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:

I.

naam van de leverancier of het handelsmerk;

II.

de typeaanduiding van de leverancier, d.w.z. de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek lampmodel wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciersnaam;

III.

de energie-efficiëntieklasse, zoals bepaald overeenkomstig bijlage VI; de punt van de pijl waarin de energie-efficiëntieklasse van de lamp is vermeld, wordt op dezelfde hoogte geplaatst als de punt van de pijl van de relevante energie-efficiëntieklasse;

IV.

het gewogen energieverbruik (EC) in kWh per 1 000 uur, berekend en afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal, overeenkomstig bijlage VII.

3.

Wanneer het etiket op de verpakking wordt afgedrukt en de in punt 2, onder I, II en IV, bedoelde informatie elders op de verpakking wordt vermeld, mag deze informatie op het etiket achterwege worden gelaten. Het etiket wordt dan gekozen uit de onderstaande illustraties:

Image

Image

Image

Image

4.

Het ontwerp van het etiket is als volgt:

Image

waarbij het volgende geldt:

a)

de in de bovenstaande illustratie en onder d) vermelde afmetingen zijn van toepassing op lampetiketten met een breedte van 36 mm en een hoogte van 75 mm. Indien het etiket kleiner of groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven.

De in de punt 1 en 2 bedoelde versie van het etiket moet ten minste 36 mm breed en 75 mm hoog zijn en de in punt 3 bedoelde versies moeten respectievelijk ten minste 36 mm breed en 68 mm hoog en ten minste 36 mm breed en 62 mm hoog zijn. Als geen enkele zijde van de verpakking groot genoeg is om het etiket met zijn blanco rand daarop te kunnen aanbrengen of wanneer deze combinatie meer dan 50 % van de oppervlakte van de grootste zijde in beslag neemt, mogen etiket en rand worden verkleind, maar niet meer dan nodig om beide voorwaarden te kunnen vervullen. In geen enkel geval echter mag de lengte van het etiket minder dan 40 % van de hoogte van het standaardformaat bedragen. Als de verpakking te klein is om daarop een verkleind etiket te kunnen aanbrengen, moet een etiket met een breedte van 36 mm en een hoogte van 75 mm aan de lamp of de verpakking worden gehecht;

b)

de achtergrond van zowel de meerkleuren- als de eenkleurige versies van het etiket moet wit zijn;

c)

voor de meerkleurenversie van het etiket zijn de gebruikte kleuren cyaan, magenta, geel en zwart, zoals in het onderstaande voorbeeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel, 0 % zwart;

d)

het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande illustratie en de kleurspecificaties gelden enkel voor de meerkleurenversie van het etiket):

Image

Lijndikte van de rand: 2 pt — kleur: cyaan 100 % — afgeronde hoeken: 1 mm.

Image

EU-logo — kleuren: X-80-00-00 en 00-00-X-00.

Image

Energielogo: kleur: X-00-00-00. Pictogrammen zoals afgebeeld: EU-logo en energielogo (samen): breedte: 30 mm, hoogte: 9 mm.

Image

Rand sublogo’s: 1 pt — kleur: cyaan 100 % — lengte: 30 mm.

Image

Schaal A++-E

Pijl: hoogte: 5 mm, tussenruimte: 0,8 mm — kleuren:

hoogste klasse: X-00-X-00,

tweede klasse: 70-00-X-00,

derde klasse: 30-00-X-00,

vierde klasse: 00-00-X-00,

vijfde klasse: 00-30-X-00,

zesde klasse: 00-70-X-00,

laagste klasse: 00-X-X-00.

Tekst: Calibri bold 15 pt, hoofdletters en wit; „+”-symbolen: Calibri bold 15 pt, superscript, wit, op één enkele lijn.

Image

Energie-efficiëntieklasse

Pijl: breedte: 11,2 mm, hoogte: 7 mm, 100 % zwart;

Tekst: Calibri bold 20 pt, hoofdletters en wit; „+”-symbolen: Calibri bold 20 pt, superscript, wit, op één enkele lijn.

Image

Gewogen energieverbruik

Waarde: Calibri bold 16 pt, 100 % zwart; en Calibri standaard 9 pt, 100 % zwart.

Image

De naam van de leverancier of het handelsmerk

Image

De typeaanduiding van de leverancier

De naam van de leverancier of het handelsmerk en de typeaanduiding moet passen in een ruimte van 30 × 7 mm.

Niets (gedrukt dan wel aangebracht) op de afzonderlijke verpakking mag de zichtbaarheid van het etiket belemmeren of verminderen.

In afwijking daarvan mag, wanneer aan een bepaald model een „EU-milieukeur” is toegekend krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad (1), een kopie van de EU-milieukeur worden toegevoegd.

2.   ETIKET VOOR VERLICHTINGSARMATUREN DIE IN EEN VERKOOPPUNT WORDEN UITGESTALD

1.

Het etiket is opgesteld in de passende taalversie en is zoals de illustratie hieronder, dan wel een variant daarvan als bepaald in de punten 2 en 3.

Image

2.

De volgende informatie wordt op het etiket vermeld:

I.

de naam van de leverancier of het handelsmerk;

II.

de typeaanduiding van de leverancier, d.w.z. de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van verlichtingsarmaturen wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciersnaam;

III.

de in het voorbeeld in punt 1 weergegeven zin of eventueel één van de alternatieven uit de voorbeelden in punt 3 hieronder. In plaats van het woord „verlichtingsarmatuur” kan een meer nauwkeurige term worden gebruikt voor de beschrijving van het specifieke verlichtingsarmatuurtype of het product waarin de verlichtingsarmatuur is geïntegreerd (zoals meubilair), mits het duidelijk blijft dat de term verwijst naar het te koop aangeboden product dat de lichtbronnen kan laten branden;

IV.

het bereik van de energie-efficiëntieklassen overeenkomstig deel 1 van deze bijlage, vergezeld van de volgende elementen, indien van toepassing:

a)

een lamppictogram dat de klassen van de door de gebruiker vervangbare lampen aangeeft waarmee de verlichtingsarmatuur verenigbaar is overeenkomstig de meest recente eisen inzake verenigbaarheid;

b)

een kruis over de lampenklassen waarmee de verlichtingsarmatuur niet verenigbaar is overeenkomstig de meest recente eisen op het gebied van verenigbaarheid;

c)

de letters „LED” verticaal onder elkaar naast de klassen A tot en met A++ indien de verlichtingsarmatuur ledmodules bevat die niet bedoeld zijn om door de eindgebruiker te worden verwijderd. Als een dergelijke verlichtingsarmatuur niet is voorzien van lamphouders voor door de gebruiker vervangbare lampen, wordt bovenop de klassen B tot en met E een kruis afgebeeld;

V.

indien van toepassing, één van de volgende opties:

a)

indien de verlichtingsarmatuur werkt met lampen die door de eindgebruiker kunnen worden vervangen en die lampen in de verpakking van de armatuur zijn bijgesloten, de in voorbeeld 1 vermelde zin met vermelding van de passende energieklassen. De zin kan zo nodig worden aangepast om te verwijzen naar één lamp of meerdere lampen en één energieklasse of meerdere energieklassen;

b)

indien de armatuur uitsluitend ledmodules bevat die niet bedoeld zijn om door de eindgebruiker te worden verwijderd, de in het voorbeeld in punt 3 onder b) getoonde zin;

c)

indien de armatuur zowel houders voor vervangbare lampen bevat als integrale ledmodules die niet bedoeld zijn om door de eindgebruiker te worden verwijderd en er geen lampen bij de armatuur zijn meegeleverd, de in het voorbeeld in punt 3 onder d) getoonde zin;

d)

indien de armatuur alleen functioneert met door de eindgebruiker vervangbare lampen en die lampen niet bij de armatuur worden meegeleverd, wordt de ruimte blanco gelaten als getoond in het voorbeeld in punt 3 onder a).

3.

De volgende illustraties zijn, in aanvulling op de illustratie van punt 1, voorbeelden van typische etiketten voor verlichtingsarmaturen, maar bestrijken niet alle mogelijke combinaties.

a)

Verlichtingsarmatuur die door de gebruiker vervangbare lampen kan laten branden en verenigbaar is met lampen van alle energieklassen en waarbij geen lampen zijn meegeleverd:

Image

b)

Verlichtingsarmatuur met uitsluitend ledmodules die niet kunnen worden vervangen:

Image

c)

Verlichtingsarmatuur met zowel onvervangbare ledmodules als houders voor door de gebruiker vervangbare lampen, waarbij de lampen zijn meegeleverd:

Image

d)

Verlichtingsarmatuur met zowel onvervangbare ledmodules als houders voor door de gebruiker vervangbare lampen, waarbij geen lampen zijn meegeleverd:

Image

4.

Het etiket wordt volgens de onderstaande modellen ontworpen:

Image

a)

het etiket moet ten minste 50 mm breed en 100 mm hoog zijn;

b)

de achtergrond is wit of doorschijnend maar de letters van de energieklassen zijn steeds wit. Wanneer de achtergrond doorschijnend is, zorgt de verkoper ervoor dat het etiket op een wit of lichtgrijs oppervlak wordt aangebracht zodat alle elementen van het etiket leesbaar blijven;

c)

de gebruikte kleuren moeten cyaan, magenta, geel en zwart zijn en volgens het volgende voorbeeld worden gebruikt: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel, 0 % zwart;

d)

het etiket moet aan de volgende vereisten voldoen (de cijfers verwijzen naar bovenstaande figuur):

Image

Lijndikte van de rand: 2 pt — kleur: cyaan 100 % — afgeronde hoeken: 1 mm.

Image

Rand sublogo’s: 1 pt — kleur: cyaan 100 % — lengte: 43 mm.

Image

Logo verlichtingsarmatuur: lijndikte: 1 pt — kleur: cyaan 100 % — afmetingen: 13 mm × 13 mm — afgeronde hoeken: 1 mm. Pictogram als afgebeeld, of het pictogram of een foto van de leverancier indien die de bij het etiket horende armatuur beter beschrijft.

Image

Tekst: Calibri standaard 9 pt of groter, 100 % zwart.

Image

Schaal A++-E

Pijl: hoogte: 5 mm, tussenruimte: 0,8 mm — kleuren:

hoogste klasse: X-00-X-00,

tweede klasse: 70-00-X-00,

derde klasse: 30-00-X-00,

vierde klasse: 00-00-X-00,

vijfde klasse: 00-30-X-00,

zesde klasse: 00-70-X-00,

laagste klasse: 00-X-X-00.

Tekst: Calibri bold 14 pt, hoofdletters en wit; „+”-symbolen: Calibri bold 14 pt, superscript, wit, op één enkele lijn.

Image

LED-tekst: Verdana Regular 15 pt, 100 % black

Image

Kruis: kleur: 13-X-X-04, lijndikte: 3 pt

Image

Lamplogo: Pictogram zoals afgebeeld

Image

Tekst: Calibri standaard 10 pt of groter, 100 % zwart.

Image

Nummer van de verordening: Calibri bold 10 pt, 100 % zwart.

Image

EU-logo: kleuren: X-80-00-00 en 00-00-X-00.

Image

De naam van de leverancier of het handelsmerk.

Image

De typeaanduiding van de leverancier:

de naam van de leverancier of het handelsmerk en de typeaanduiding moeten in een ruimte van 43 × 10 mm passen;

Image

Pijl energieklasse:

Pijl: hoogte: 3,9 mm, breedte: als getoond in de figuur in punt 4 maar herleid tot dezelfde proportie als de hoogte, kleur de in puntImage gedefinieerde kleur, indien van toepassing.

Tekst: Calibri bold 10,5 pt, hoofdletters en wit; „+”-symbolen: Calibri bold 10,5 pt, superscript, wit, op één enkele lijn.

Indien de ruimte voor de in punt 2. V. onder a), bedoelde zin te klein is om de energieklassepijlen weer te geven, mag de ruimte tussen het nummer van de Verordening en het EU-logo daartoe worden gebruikt;

e)

het etiket mag ook horizontaal worden georiënteerd met een breedte van 100 mm en een hoogte van 50 mm. De elementen van het etiket zijn de in de punten b) tot en met d) beschreven elementen en worden, indien van toepassing, weergegeven zoals in de volgende voorbeelden. Indien het tekstvak links van de A++ tot E-schaal te klein is om de energieklassepijlen aan te brengen, mag dat vak vertikaal worden vergroot.

Image Image Image

(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE II

Productkaart voor elektrische lampen

Op de kaart wordt de in de tabel gespecificeerde informatie weergegeven. Wanneer geen productbrochure wordt verstrekt, kan het etiket op het product als productkaart worden beschouwd.


BIJLAGE III

Technische documentatie

De in artikel 3, lid 1, onder b), en lid 2, onder a), bedoelde technische documentatie omvat:

a)

de naam en het adres van de leverancier;

b)

een algemene beschrijving van het model aan de hand waarvan dit duidelijk en gemakkelijk kan worden herkend;

c)

in voorkomend geval de referenties van de toegepaste geharmoniseerde normen;

d)

in voorkomend geval de overige gebruikte technische normen en specificaties;

e)

de identificatie en handtekening van de persoon die gemachtigd is om de leverancier te binden;

f)

de technische parameters voor het bepalen van het energieverbruik en de energie-efficiëntie in het geval van elektrische lampen en van de verenigbaarheid met lampen in het geval van verlichtingsarmaturen, waarbij ten minste één realistische combinatie van productinstellingen en voorwaarden voor het testen van het product wordt gespecificeerd;

g)

voor elektrische lampen, de resultaten van de overeenkomstig bijlage VII uitgevoerde berekeningen.

De informatie in deze technische documentatie kan worden samengevoegd met de technische documentatie die wordt verstrekt overeenkomstig de op grond van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde maatregelen.


BIJLAGE IV

Informatie die moet worden verstrekt wanneer de uiteindelijke eigenaar het product vermoedelijk niet uitgestald ziet

1.

De informatie waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 1, onder a), wordt in de volgende volgorde verstrekt:

a)

de energie-efficiëntieklasse, zoals bepaald overeenkomstig bijlage VI;

b)

indien vereist volgens bijlage I, het gewogen energieverbruik in kWh per 1 000 uur, afgerond tot op het dichtstbijzijnde gehele getal en berekend overeenkomstig deel 2 van bijlage VII.

2.

Wanneer daarnaast andere in de productkaart opgenomen informatie wordt verstrekt, gebeurt dit in de in bijlage II vermelde vorm en volgorde.

3.

Alle informatie waarnaar in deze bijlage wordt verwezen, wordt in een leesbaar lettertype en een leesbare lettergrootte afgedrukt of afgebeeld.


BIJLAGE V

Controleprocedure met het oog op markttoezicht

Wanneer markttoezichthouders controles in het kader van markttoezicht verrichten, delen ze de andere lidstaten en de Commissie de resultaten van deze controles mede.

De toezichthouders van de lidstaten passen betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetmethoden toe, waarbij rekening wordt gehouden met de algemeen erkende meest recente meetmethoden, met inbegrip van methoden die zijn vastgesteld in documenten waarvan de referentienummers met dat doel in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

1.   CONTROLEPROCEDURE VOOR ELEKTRISCHE LAMPEN EN LEDMODULES DIE ALS AFZONDERLIJKE PRODUCTEN IN DE HANDEL WORDEN GEBRACHT

Teneinde te controleren of aan de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen is voldaan, testen de autoriteiten van de lidstaten een steekproef van ten minste twintig lampen van hetzelfde model van dezelfde fabrikant, die indien mogelijk in gelijke verhouding worden verkregen uit vier willekeurig geselecteerde bronnen, en rekening houdend met de in de technische documentatie overeenkomstig punt f) in bijlage III vastgestelde technische parameters.

Wanneer de energie-efficiëntie-index overeenstemt met de aangegeven energieklasse en de gemiddelde resultaten van de steekproef (met inbegrip van de energie-efficiëntie-index) niet meer dan 10 % van de grenswaarde, drempelwaarde of opgegeven waarden afwijken, is het model in overeenstemming met de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen.

Zo niet is het model niet in overeenstemming met de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen.

De bovengenoemde afwijkingstoleranties hebben uitsluitend betrekking op de controle van de door de autoriteiten van de lidstaten gemeten parameters en mogen niet door de leverancier worden gebruikt als een toegelaten tolerantie voor de waarden in de technische documentatie om een hogere energie-efficiëntieklasse te halen.

De opgegeven waarden mogen niet gunstiger zijn voor de leverancier dan de in de technische documentatie vermelde waarden.

2.   CONTROLEPROCEDURE VOOR VERLICHTINGSARMATUREN DIE BESTEMD ZIJN OM IN DE HANDEL TE WORDEN GEBRACHT OF AAN DE EINDGEBRUIKER TE WORDEN VERKOCHT

De verlichtingsarmatuur is in overeenstemming met de in de artikelen 3 en 4 vermelde eisen wanneer ze vergezeld gaat van de vereiste productinformatie en wanneer aan de hand van de meest recente meetmethoden en criteria voor het beoordelen van de verenigbaarheid, wordt vastgesteld dat ze verenigbaar is met alle lampen waarmee ze beweerdelijk verenigbaar is overeenkomstig punt 2.2.IV, onder a) en b), van bijlage I.


BIJLAGE VI

Energie-efficiëntieklassen

De energie-efficiëntieklasse van lampen wordt bepaald aan de hand van hun energierendementsindex (EEI) als bepaald in tabel 1.

De EEI van lampen wordt bepaald overeenkomstig bijlage VII.

Tabel 1

Energie-efficiëntieklassen voor lampen

Energie-efficiëntieklasse

Energierendementsindex (EEI) voor niet-gerichte lampen

Energierendementsindex (EEI) voor gerichte lampen

A++ (hoogste rendement)

EEI ≤ 0,11

EEI ≤ 0,13

A+

0,11 < EEI ≤ 0,17

0,13 < EEI ≤ 0,18

A

0,17 < EEI ≤ 0,24

0,18 < EEI ≤ 0,40

B

0,24 < EEI ≤ 0,60

0,40 < EEI ≤ 0,95

C

0,60 < EEI ≤ 0,80

0,95 < EEI ≤ 1,20

D

0,80 < EEI ≤ 0,95

1,20 < EEI ≤ 1,75

E (laagste rendement)

EEI > 0,95

EEI > 1,75


BIJLAGE VII

Methode voor het berekenen van de energierendementsindex en het energieverbruik

1.   BEREKENING VAN DE ENERGIERENDEMENTSINDEX

Voor de berekening van de energierendementsindex (EEI) van een model wordt het vermogen ervan, gecorrigeerd voor al het door voorschakelapparaten veroorzaakte verlies, vergeleken met het referentievermogen. Het referentievermogen wordt verkregen op basis van de nuttige lichtstroom, die gelijk is aan de totale stroom voor niet-gerichte lampen en de stroom in een kegel van 90° of 120° voor gerichte lampen.

De EEI wordt als volgt berekend en op twee decimalen afgerond:

EEI = Pcor/Pref

waarbij het volgende geldt:

Pcor is het opgegeven vermogen (Prated) voor modellen zonder externe voorschakelapparaten en het opgegeven vermogen (Prated) dat overeenkomstig tabel 2 is gecorrigeerd voor modellen met externe voorschakelapparaten. Het opgegeven vermogen van lampen wordt gemeten met gebruikmaking van de nominale ingangsspanning.

Tabel 2

Correctie van het vermogen wanneer het model een extern voorschakelapparaat vereist

Toepassingsgebied van de correctie

Vermogen gecorrigeerd voor het door voorschakelapparaten veroorzaakte verlies (Pcor)

Lampen met een extern voorschakelapparaat voor halogeenlampen

Prated × 1,06

Lampen met een extern voorschakelapparaat voor ledlampen

Prated × 1,10

Fluorescentielampen met een diameter van 16 mm (T5-lampen) en 4-pins fluorescentielampen met een enkelvoudige voet en een extern voorschakelapparaat voor fluorescentielampen

Prated × 1,10

Andere lampen met een extern voorschakelapparaat voor fluorescentielampen

Formula

Lampen met een extern voorschakelapparaat voor hogedrukgasontladingslampen

Prated × 1,10

Pref is het referentievermogen dat op basis van de nuttige lichtstroom van het model (Φuse)wordt berekend aan de hand van de volgende formules:

 

voor modellen waarvan Φuse < 1 300 lumen: Pref = 0,88√Φuse + 0,049Φuse

 

voor modellen waarvan Φuse ≥ 1 300 lumen: Pref = 0,07341Φuse

De nuttige lichtstroom (Φuse) wordt gedefinieerd overeenkomstig tabel 3.

Tabel 3

Definitie van de nuttige lichtstroom

Model

Nuttige lichtstroom (Φuse)

Niet-gerichte lampen

Totale opgegeven lichtstroom (Φ)

Andere gerichte lampen dan gloeidraadlampen waarvan de hoek van de lichtbundel ≥ 90° en op de verpakking waarvan in woorden of grafisch wordt gewaarschuwd dat ze niet geschikt zijn voor accentbelichting

Opgegeven lichtstroom in een kegel van 120° (Φ120°)

Andere gerichte lampen

Opgegeven lichtstroom in een kegel van 90° (Φ90°)

2.   BEREKENING VAN HET ENERGIEVERBRUIK

Het gewogen energieverbruik (Ec ) wordt als volgt berekend in kWh/1 000 uur en op twee decimalen afgerond:

Formula

Daarbij is Pcorhet vermogen is dat overeenkomstig het bovenstaande deel 1 is gecorrigeerd voor al het door voorschakelapparaten veroorzaakte verlies.


26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/21


VERORDENING (EU) Nr. 875/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2012

tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Verordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad ingestelde antidumpingrechten op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van rijwielen verzonden vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) ("de basisverordening"), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK

(1)

De Europese Commissie ("de Commissie") heeft een verzoek op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van de basisverordening ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen inzake de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en om de invoer van fietsen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, aan registratie te onderwerpen.

(2)

Dit verzoek is op 14 augustus 2012 ingediend door de European Bicycle Manufacturers Association (EBMA) namens In Cycles – Montagem e Comercio de Bicicletas, Ldo, SC. EUROSPORT DHS S.A. en MAXCOM Ltd, drie producenten van fietsen in de Unie.

B.   PRODUCT

(3)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, zijn rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-code 8712007090), van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("het betrokken product").

(4)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd, maar verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, en is momenteel ingedeeld onder dezelfde GN-codes als het betrokken product ("het onderzochte product").

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(5)

De nu geldende maatregelen die mogelijk worden ontweken, zijn antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad (2) tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 in verband met het vervallen van de maatregelen die waren ingesteld bij uitvoeringsverordening (EG) nr. 1524/2000 van de Raad (3) en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad (4).

D.   MOTIVERING

(6)

Het verzoek omvat voldoende voorlopig bewijsmateriaal dat de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontweken door overlading via Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië en door assemblage, zoals bedoeld in artikel 13, lid 2, van de basisverordening, van bepaalde rijwielonderdelen uit de Volksrepubliek China, in Indonesië, Sri Lanka en Tunesië.

(7)

Het ingediende voorlopige bewijsmateriaal is als volgt:

(8)

In het verzoek wordt aangetoond dat na de verhoging van het antidumpingrecht op het betrokken product bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad een grote verandering in de structuur van de uitvoer uit de Volksrepubliek China, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië naar de Unie heeft plaatsgevonden en dat hiervoor afgezien van de instelling van het antidumpingrecht onvoldoende reden of rechtvaardiging bestaat.

(9)

Deze verandering is kennelijk het gevolg van overlading van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China via Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië en door assemblagewerkzaamheden in Indonesië, Sri Lanka en Tunesië.

(10)

Verder bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de corrigerende werking van de thans voor het betrokken product geldende antidumpingmaatregelen wordt ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. In plaats van het betrokken product blijken aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product te worden ingevoerd. Bovendien zijn er voldoende aanwijzingen dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid.

(11)

Ten slotte bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product is vastgesteld.

(12)

Indien uit het onderzoek blijkt dat ontwijking, als bedoeld in artikel 13 van de basisverordening, ook door middel van andere praktijken geschiedt dan door overlading en assemblage in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, kan het onderzoek ook op deze andere praktijken betrekking hebben.

E.   PROCEDURE

(13)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening en de invoer van het onderzochte product, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, aan registratie overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening te onderwerpen.

(a)   Vragenlijsten

(14)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig denkt te hebben, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de haar bekende exporteurs/producenten en verenigingen van exporteurs/producenten in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, aan de haar bekende exporteurs/producenten en verenigingen van exporteurs/producenten in de Volksrepubliek China, aan de haar bekende importeurs en verenigingen van importeurs in de Unie en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië. Zo nodig kunnen ook inlichtingen worden ingewonnen bij de bedrijfstak van de Unie.

(15)

In ieder geval moeten alle belanghebbenden zo spoedig mogelijk, maar binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn, contact opnemen met de Commissie en binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening vermelde termijn een vragenlijst aanvragen, aangezien de in artikel 3, lid 2, van deze verordening vermelde termijn voor alle belanghebbenden geldt.

(16)

De autoriteiten van de Volksrepubliek China, Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië zullen in kennis worden gesteld van de opening van het onderzoek.

(b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

(17)

Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

(c)   Vrijstelling van registratie bij invoer of van maatregelen

(18)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening kan de invoer van het onderzochte product van registratie of maatregelen worden vrijgesteld als deze invoer niet plaatsvindt met ontwijking van de maatregelen.

(19)

Aangezien de mogelijke ontwijking buiten de Unie plaatsvindt, kan overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening vrijstelling worden verleend aan producenten van rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, die kunnen aantonen dat zij niet verbonden zijn (5) met producenten waarop de maatregelen van toepassing zijn (6), en waarvan wordt vastgesteld dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken zoals beschreven in artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening. Producenten die een vrijstelling wensen te krijgen, moeten binnen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening vermelde termijn een voldoende met bewijsmateriaal gestaafd verzoek daartoe indienen.

F.   REGISTRATIE

(20)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening zal de invoer van het onderzochte product worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum waarop registratie van de vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië verzonden goederen verplicht wordt gesteld.

G.   TERMIJNEN

(21)

Met het oog op behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen;

producenten in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië om vrijstelling van registratie van de invoer of van maatregelen kunnen verzoeken;

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

(22)

De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

H.   NIET-MEDEWERKING

(23)

Indien een belanghebbende geen toegang verleent tot de nodige gegevens, deze niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.

(24)

Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, dan worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

(25)

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

I.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(26)

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening binnen negen maanden na de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

J.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(27)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7).

K.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(28)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

(29)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht.

(30)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-code 8712003010 en 8712007091) de bij Verordening (EU) nr. 990/2011 ingestelde maatregelen worden ontweken.

Artikel 2

De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 de nodige maatregelen om de invoer in de Unie van de in artikel 1 van deze verordening omschreven goederen te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de registratie van de invoer in de Unie te beëindigen voor producten die zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is vastgesteld dat zij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldoen.

Artikel 3

1.   Vragenlijsten moeten binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden aangevraagd.

2.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken.

3.   Producenten in Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië die een vrijstelling van registratie bij invoer of van de maatregelen wensen te krijgen, moeten daartoe binnen dezelfde termijn van 37 dagen een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek indienen.

4.   Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

5.   Belanghebbenden moeten alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke opmerkingen via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) indienen onder opgave van hun naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer. Volmachten en ondertekende certificaten, die bij de antwoorden op de vragenlijst worden gevoegd, alsmede bijwerkingen daarvan moeten echter op papier, per post of eigenhandig, op onderstaand adres worden ingediend. Volgens artikel 18, lid 2, van de basisverordening moet een belanghebbende de Commissie onmiddellijk op de hoogte brengen als hij niet in staat is zijn opmerkingen en verzoeken elektronisch in te dienen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence.

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de informatie waarom in deze verordening wordt verzocht, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die als vertrouwelijk moeten worden beschouwd, moeten van het opschrift "Limited" (8) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met het opschrift "For inspection by interested parties".

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 08/020

1049 Brussel

BELGIË

Fax + 32 22985353

E-mail: TRADE-R563-BICYCLES-CIRC@ec.europa.eu

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 261 van 6.10.2011, blz. 2.

(3)  PB L 175 van 14.7.2000, blz. 39.

(4)  PB L 183 van 14.7.2005, blz. 1

(5)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende bepalingen ter uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien:

a)

zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken;

b)

zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden;

c)

zij werkgever en werknemer zijn;

d)

enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt;

e)

één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert;

f)

beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon;

g)

zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren, of

h)

zij behoren tot dezelfde familie.

Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn:

i)

echtgenoot en echtgenote,

ii)

ouder en kind,

iii)

broers en zusters (of halfbroers en halfzusters),

iv)

grootouder en kleinkind,

v)

oom of tante en neef of nicht (oomzeggers),

vi)

schoonouder en schoondochter of schoonzoon,

vii)

zwagers en schoonzusters (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder persoon zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(6)  Indien producenten evenwel in bovenbedoelde zin verbonden zijn met ondernemingen die onderworpen zijn aan de maatregelen die van kracht zijn ten aanzien van de invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China (de oorspronkelijke antidumpingmaatregelen), kan hun toch vrijstelling worden verleend als er geen bewijs is dat die verbondenheid tot stand is gekomen of gebruikt werd om de oorspronkelijke maatregelen te ontwijken.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  Een "Limited"-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 876/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

57,9

XS

46,1

ZZ

52,0

0707 00 05

MK

13,4

TR

126,8

ZZ

70,1

0709 93 10

TR

115,6

ZZ

115,6

0805 50 10

AR

93,8

CL

98,0

TR

96,0

UY

67,7

ZA

89,9

ZZ

89,1

0806 10 10

MK

37,9

TR

129,5

ZZ

83,7

0808 10 80

BR

89,7

CL

87,3

NZ

128,4

US

181,6

ZA

108,5

ZZ

119,1

0808 30 90

CN

99,9

TR

113,8

ZA

144,5

ZZ

119,4

0809 30

TR

150,2

ZZ

150,2

0809 40 05

IL

60,4

XS

74,4

ZZ

67,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 877/2012 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2012

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 860/2012 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen te worden gewijzigd overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(3)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 voor het verkoopseizoen 2011/2012 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.

(4)  PB L 255 van 21.9.2012, blz. 25.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 26 september 2012

(in EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 12 10 (1)

34,90

0,68

1701 12 90 (1)

34,90

4,14

1701 13 10 (1)

34,90

0,82

1701 13 90 (1)

34,90

4,43

1701 14 10 (1)

34,90

0,82

1701 14 90 (1)

34,90

4,43

1701 91 00 (2)

44,01

4,27

1701 99 10 (2)

44,01

1,13

1701 99 90 (2)

44,01

1,13

1702 90 95 (3)

0,44

0,25


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/29


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 september 2012

houdende benoeming van een Italiaanse plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

(2012/517/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Italiaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 respectievelijk 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld.

(2)

In het Comité is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heer Angelo ZUBBANI,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015, benoemd tot plaatsvervanger:

de heer Leoluca ORLANDO, Sindaco del Comune di Palermo.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 september 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.

(2)  PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/30


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 september 2012

houdende benoeming van twee Cypriotische leden en drie Cypriotische plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s

(2012/518/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Cypriotische regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 respectievelijk 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio’s zijn twee zetels van lid vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heren Savvas ELIOFOTOU en Evyenios MICHAIL. In het Comité van de Regio’s zijn drie zetels van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heren Andreas MOUSEOS, Andreas HADZILOIZOU en Christofis ANTONIOU,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015, de volgende personen benoemd:

a)

als lid:

mevrouw Louisa MAVROMMÁTI, Αντιδήμαρχος 'Εγκωμης

de heer Louis KOUMENIDES, Πρόεδρος Κ.Σ. Κάτω Λευκάρων

alsmede

b)

als plaatsvervanger:

de heer Sávvas VÉRGΑS, Δήμαρχος Πάφου

de heer Glavkos KARIÓLOU, Δήμαρχος Κερύνειας

de heer Georgios IAKOVOU, Πρόεδρος Κ.Σ. Αγίων Τριμιθιάς.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 september 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.

(2)  PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/31


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 september 2012

houdende benoeming van twee Poolse plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio’s

(2012/519/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Poolse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 respectievelijk 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld.

(2)

Twee zetels van plaatsvervangend lid zijn vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Jacek CZERNIAK en van de heer Marcin JABŁOŃSKI,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015, benoemd tot plaatsvervangend lid:

de heer Piotr CAŁBECKI, Marszałek Województwa Kujawsko-Pomorskiego

de heer Jarosław DWORZAŃSKI, Marszałek Województwa Podlaskiego.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 september 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.

(2)  PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


26.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 258/32


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 september 2012

houdende benoeming van een Italiaanse plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

(2012/520/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Italiaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 respectievelijk 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld.

(2)

In het Comité is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van mevrouw Barbara BONINO,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015, benoemd tot plaatsvervanger:

mevrouw Mattia TARSI, Consigliere, Provincia di Pesaro.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 24 september 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.

(2)  PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.