ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.218.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 218

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
15 augustus 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 734/2012 van de Commissie van 10 augustus 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op Atlantische zalm in de EU-wateren van de deelsectoren 22-31 (de Oostzee met uitzondering van de Finse Golf) door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 735/2012 van de Commissie van 14 augustus 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof kaliumwaterstofcarbonaat ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 736/2012 van de Commissie van 14 augustus 2012 tot vaststelling, voor de periode 2012/2013, van de coëfficiënten voor de in de vorm van Irish whiskey uitgevoerde granen

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 737/2012 van de Commissie van 14 augustus 2012 inzake de bescherming van bepaalde bestanden in de Keltische Zee

8

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 738/2012 van de Commissie van 14 augustus 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

10

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 739/2012 van de Commissie van 14 augustus 2012 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

12

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 740/2012 van de Commissie van 14 augustus 2012 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 augustus 2012

14

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/474/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 13 augustus 2012 inzake de goedkeuring door de Commissie van steekproevenplannen voor de weging van visserijproducten overeenkomstig artikel 60, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en van controleplannen voor de weging van visserijproducten overeenkomstig artikel 61, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 5568)

17

 

 

2012/475/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 2 augustus 2012 tot intrekking van Besluit ECB/2011/25 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (ECB/2012/17)

19

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

2012/476/EU

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 2 augustus 2012 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (ECB/2012/18)

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/1


VERORDENING (EU) Nr. 734/2012 VAN DE COMMISSIE

van 10 augustus 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op Atlantische zalm in de EU-wateren van de deelsectoren 22-31 (de Oostzee met uitzondering van de Finse Golf) door vaartuigen die de vlag van Zweden voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1256/2011 van de Raad van 30 november 2011 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1124/2010 (2) zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 augustus 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 3.12.2011, blz. 3.


BIJLAGE

Nr.

11/Baltic

Lidstaat

Zweden

Bestand

SAL/3BCD-F

Soort

Atlantische zalm (Salmo Salar)

Gebied

De EU-wateren van de deelsectoren 22-31 (de Oostzee met uitzondering van de Finse Golf)

Datum

9 juli 2012


15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 735/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof kaliumwaterstofcarbonaat

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De werkzame stof kaliumwaterstofcarbonaat is in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) opgenomen bij Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie (3) volgens de procedure van artikel 24 ter van Verordening (EG) nr. 2229/2004 van de Commissie van 3 december 2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (4). Sinds de vervanging van Richtlijn 91/414/EEG door Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt deze stof geacht krachtens die verordening te zijn goedgekeurd en is zij opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (5).

(2)

Overeenkomstig artikel 25 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 16 december 2011 haar standpunt over het ontwerpevaluatieverslag voor kaliumwaterstofcarbonaat (6) aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpevaluatieverslag en het standpunt van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 13 juli 2012 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor kaliumwaterstofcarbonaat.

(3)

De EFSA heeft haar standpunt over kaliumwaterstofcarbonaat aan de kennisgever meegedeeld en de Commissie heeft de EFSA verzocht het evaluatieverslag te becommentariëren.

(4)

Bevestigd wordt dat de werkzame stof kaliumwaterstofcarbonaat geacht moet worden te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(5)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 in samenhang met artikel 6 en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis moeten de goedkeuringsvoorwaarden voor kaliumwaterstofcarbonaat worden gewijzigd. Aangezien België het gebruik van kaliumwaterstofcarbonaat als insecticide heeft beoordeeld en daarbij geen extra risico’s zijn vastgesteld, moet het gebruik als insecticide naast het gebruik als fungicide worden toegestaan.

(6)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Er moet een redelijke termijn vóór de toepassing van deze verordening worden toegestaan om de lidstaten, de kennisgever en de houders van vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen die kaliumwaterstofcarbonaat bevatten, in staat te stellen te voldoen aan de voorschriften als gevolg van de wijziging van de goedkeuringsvoorwaarden.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 344 van 20.12.2008, blz. 89.

(4)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(5)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(6)  Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance potassium hydrogen carbonate, EFSA Journal 2012;10(1):2524. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm


BIJLAGE

In deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EG) nr. 540/2011 wordt rij 244 over de werkzame stof kaliumwaterstofcarbonaat vervangen door:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„244

Kaliumwaterstofcarbonaat

CAS-nr. 298-14-6

CIPAC-nr. 853

Kaliumwaterstofcarbonaat

≥ 99,5 %

Onzuiverheden:

 

Pb, ten hoogste 10 mg/kg

 

As, ten hoogste 3 mg/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide en insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kaliumwaterstofcarbonaat (SANCO/2625/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 13 juli 2012 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij hun algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan het risico voor honingbijen. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 736/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2012

tot vaststelling, voor de periode 2012/2013, van de coëfficiënten voor de in de vorm van Irish whiskey uitgevoerde granen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1670/2006 van de Commissie van 10 november 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad wat de vaststelling en de toekenning van aangepaste restituties voor in de vorm van bepaalde alcoholhoudende dranken uitgevoerde granen betreft (2), en met name artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 is bepaald dat de hoeveelheden waarvoor de restitutie wordt toegekend de hoeveelheden granen zijn die onder controle zijn geplaatst en zijn gedistilleerd en waarop een voor elke betrokken lidstaat jaarlijks vast te stellen coëfficiënt wordt toegepast. Deze coëfficiënt geeft de verhouding weer tussen de in totaal uitgevoerde hoeveelheden en de in totaal in de handel gebrachte hoeveelheden van de betrokken alcoholhoudende drank, en wel op basis van de ontwikkeling van die hoeveelheden tijdens het aantal jaren dat overeenkomt met de gemiddelde rijpingsperiode van die alcoholhoudende drank.

(2)

Volgens de gegevens die Ierland heeft verstrekt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2011, bedroeg de gemiddelde rijpingsperiode van Irish whiskey in 2011 vijf jaar.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 899/2011 van de Commissie van 7 september 2011 tot vaststelling, voor de periode 2011/2012, van de coëfficiënten voor in de vorm van Irish whiskey uitgevoerde granen (3) heeft geen effect meer, aangezien die verordening betrekking heeft op de in het jaar 2011/2012 toepasselijke coëfficiënten. Derhalve dienen de coëfficiënten voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 te worden vastgesteld.

(4)

Op grond van artikel 10 van Protocol 3 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte mogen geen restituties worden verleend bij uitvoer naar Liechtenstein, IJsland en Noorwegen. Bovendien heeft de EU in overeenkomsten met sommige derde landen afgesproken geen uitvoerrestituties te verlenen. Bijgevolg dient daar overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1670/2006 rekening mee te worden gehouden bij de berekening van de coëfficiënten voor de periode 2012/2013,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1670/2006 bedoelde coëfficiënten voor de granen die in Ierland worden gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, worden voor de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 312 van 11.11.2006, blz. 33.

(3)  PB L 231 van 8.9.2011, blz. 13.


BIJLAGE

In Ierland toe te passen coëfficiënten

Periode van toepassing

Coëfficiënt voor

de gerst die wordt gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, categorie B (1)

de granen die worden gebruikt voor de vervaardiging van Irish whiskey, categorie A

Van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013

0,227

0,970


(1)  Inclusief de vermoute gerst.


15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 737/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2012

inzake de bescherming van bepaalde bestanden in de Keltische Zee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (1), en met name artikel 45, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (2) dient het gemeenschappelijk visserijbeleid te voorzien in coherente maatregelen met betrekking tot de instandhouding, het beheer en de exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen, onder meer in de vorm van specifieke maatregelen om de gevolgen van visserijactiviteiten voor mariene ecosystemen en niet-doelsoorten te beperken.

(2)

In artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 850/98 is bepaald dat de Commissie in aanvulling op of in afwijking van die verordening alle nodige maatregelen kan nemen indien de instandhouding van bestanden van mariene organismen onmiddellijk optreden vergt.

(3)

Uit in juni 2011 ontvangen advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (hierna „ICES” genoemd) blijkt dat in de Keltische Zee de teruggooipercentages, met name voor jonge schelvis en wijting, hoog zijn en nog toenemen. Teruggooi van vis die zich nog niet heeft voortgeplant, verlaagt de potentiële opbrengst voor de komende jaren en vormt bijgevolg een bedreiging voor de duurzaamheid van de bestanden.

(4)

Zowel de vloten die gericht op langoustines vissen als de vloten die met bodemtrawls en zegens gericht op gemengde vinvis vissen, hebben een grote bijvangst van schelvis en wijting vanwege de geringe selectiviteit van het gebruikte vistuig. De ICES wijst er bovendien op dat het kabeljauwbestand zeer afhankelijk is van de recrutering van vis en dat technische maatregelen om de teruggooi te verlagen, moeten worden aangemoedigd. Als gevolg van de recente hoge recruteringsniveaus bij zowel het schelvis- als het wijtingbestand in de Keltische Zee zal dit jaar waarschijnlijk nog meer worden teruggegooid. Daarom adviseert de ICES dat urgent technische maatregelen worden ingevoerd om de selectiviteit te verbeteren en de teruggooi van schelvis, wijting en kabeljauw te reduceren.

(5)

Met het oog hierop moeten panelen met vierkante mazen worden ingevoerd om de grootteselectiviteit van het gebruikte vistuig te verbeteren en de jonge vis die het bestand komt aanvullen, te beschermen terwijl het niveau van de vangsten van de doelsoorten tegelijkertijd zo hoog mogelijk wordt gehouden. De invoering van panelen met vierkante mazen die de vis de kans geven te ontsnappen, heeft de visserijsterfte aantoonbaar en aanzienlijk gereduceerd en vormt een doeltreffende maatregel die bovendien onmiddellijk kan worden ingevoerd.

(6)

In oktober 2011 heeft de Regionale Adviesraad voor de noordwestelijke wateren (NWWRAC) geadviseerd de huidige technische maatregelen in de Keltische Zee met het oog op het reduceren van de teruggooi van met name van schelvis en wijting te verbeteren door het gebruik van een paneel met vierkante mazen verplicht te stellen dat juist wordt geplaatst en specifieke afmetingen heeft afhankelijk van het type vistuig en het motorvermogen van het vaartuig.

(7)

Bijgevolg vergt de instandhouding van de schelvis- en wijtingbestanden in de Keltische Zee onmiddellijk optreden.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen die met bodemtrawls of zegens werken in de gebieden van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) VIIf, VIIg en het deel van VIIj ten noorden van 50° NB en ten oosten van 11° WL (hierna „de Keltische Zee” genoemd), mits:

a)

de bodemtrawls en zegens één enkele maaswijdte van 100 mm of meer hebben (hierna „TR1-vaartuigen” genoemd);

b)

de bodemtrawls en zegens één enkele maaswijdte van 70 mm of meer, maar minder dan 100 mm hebben (hierna „TR2-vaartuigen” genoemd);

c)

de vaartuigen die gebruikmaken van bodemtrawls of zegens, een motorvermogen van minder dan 112 kilowatt hebben (hierna „vaartuigen met een laag motorvermogen” genoemd).

2.   Lid 1 is niet van toepassing op vissersvaartuigen die met boomkorren werken.

Artikel 2

Technische maatregelen

1.   In afwijking van artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 850/98 zijn de volgende technische maatregelen van toepassing op de in artikel 1 bedoelde vaartuigen:

a)

TR1-vaartuigen en vaartuigen met een laag motorvermogen maken gebruik van een paneel met vierkante mazen van 100 mm of meer;

b)

TR2-vaartuigen maken gebruik van een paneel met vierkante mazen van 110 mm of meer.

2.   In afwijking van artikel 7, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 850/98 wordt het in lid 1 bedoelde paneel met vierkante mazen geplaatst in het bovenste deel van de kuil. De achterste rand van het paneel met vierkante mazen, i.e. het gedeelte het dichtst bij de pooklijn, bevindt zich maximaal 9 m van de pooklijn.

Artikel 3

Programma voor waarnemers aan boord

1.   Onverminderd Verordening (EG) nr. 665/2008 van de Commissie (3) stelt elke lidstaat met vaartuigen waarop de in artikel 2 bedoelde technische maatregelen van toepassing zijn, onmiddellijk een programma voor waarnemers aan boord op teneinde de doeltreffendheid van die maatregelen te registeren. Met name wordt in het kader van het waarnemersprogramma zowel de vangst als de teruggooi van schelvis, wijting en kabeljauw met een nauwkeurigheid van 20 % geraamd.

2.   De lidstaten dienen bij de Commissie een verslag in over de prestatie van het vistuig uit het oogpunt van selectiviteit, en rapporteren daarin onder meer de totale vangst en teruggooi van vaartuigen waarop het waarnemersprogramma van toepassing is, en wel uiterlijk op 15 oktober van elk jaar waarin het programma wordt uitgevoerd.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is van toepassing met ingang van 26 september 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(3)  PB L 186 van 15.7.2008, blz. 3.


15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 738/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

45,6

TR

55,3

ZZ

50,5

0707 00 05

MK

56,9

TR

104,5

ZZ

80,7

0709 93 10

TR

106,7

ZZ

106,7

0805 50 10

AR

92,1

TR

95,0

UY

90,2

ZA

95,0

ZZ

93,1

0806 10 10

EG

202,1

MA

168,7

MK

50,2

TR

165,0

ZZ

146,5

0808 10 80

AR

168,7

BR

106,3

CL

131,4

NZ

114,8

US

194,6

ZA

96,5

ZZ

135,4

0808 30 90

AR

111,1

CL

165,2

CN

80,2

TR

154,7

ZA

96,3

ZZ

121,5

0809 30

TR

166,3

ZZ

166,3

0809 40 05

BA

65,2

IL

69,8

ZZ

67,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 739/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2012

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 732/2012 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen te worden gewijzigd overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(3)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 voor het verkoopseizoen 2011/2012 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.

(4)  PB L 215 van 11.8.2012, blz. 17.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 15 augustus 2012

(in EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 12 10 (1)

39,31

0,00

1701 12 90 (1)

39,31

2,81

1701 13 10 (1)

39,31

0,00

1701 13 90 (1)

39,31

3,11

1701 14 10 (1)

39,31

0,00

1701 14 90 (1)

39,31

3,11

1701 91 00 (2)

46,68

3,47

1701 99 10 (2)

46,68

0,33

1701 99 90 (2)

46,68

0,33

1702 90 95 (3)

0,47

0,23


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 740/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2012

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 augustus 2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie van 20 juli 2010 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 642/2010 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 19 00, 1001 11 00, ex 1001 91 20 (zachte tarwe, zaaigoed), ex 1001 99 00 (zachte tarwe van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed), 1002 10 00, 1002 90 00, 1005 10 90, 1005 90 00, 1007 10 90 en 1007 90 00, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 5 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 augustus 2012, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden.

(5)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 augustus 2012, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 187 van 21.7.2010, blz. 5.


BIJLAGE I

Vanaf 16 augustus 2012 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 19 00

1001 11 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

ex 1001 91 20

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 99 00

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 10 00

1002 90 00

ROGGE

0,00

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00

1007 10 90

1007 90 00

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00


(1)  Krachtens artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 642/2010 komt de importeur in aanmerking voor een verlaging van de invoerrechten met:

3 EUR per ton, indien de loshaven aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee ligt en het product via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal wordt aangevoerd,

2 EUR per ton, als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt en het product via de Atlantische Oceaan wordt aangevoerd.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR per ton als aan de in artikel 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

31.7.2012-13.8.2012

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

293,97

256,29

Fob-prijs VSA

273,29

263,29

243,29

Golfpremie

16,98

Grote-Merenpremie

16,67

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 642/2010 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico-Rotterdam:

16,76 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren-Rotterdam:

52,45 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR per ton inbegrepen (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(2)  Korting van 10 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).

(3)  Korting van 30 EUR per ton (artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 642/2010).


BESLUITEN

15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/17


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2012

inzake de goedkeuring door de Commissie van steekproevenplannen voor de weging van visserijproducten overeenkomstig artikel 60, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en van controleplannen voor de weging van visserijproducten overeenkomstig artikel 61, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 5568)

(Slechts de teksten in de Nederlandse, Engelse, Estse, Finse, Duitse, Litouwse, Poolse en Zweedse taal zijn authentiek)

(2012/474/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 60, leden 1 en 3, en artikel 61, lid 1,

Gezien de indiening van steekproevenplannen en controleplannen door de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 60, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet een lidstaat erop toezien dat alle visserijproducten, alvorens te worden opgeslagen, vervoerd of verkocht, bij de aanlanding worden gewogen op door de controleautoriteiten goedgekeurde systemen, tenzij die lidstaat een door de Commissie goedgekeurd steekproevenplan heeft aangenomen dat is gebaseerd op de risicogebaseerde methode zoals vastgesteld in artikel 76, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (2), in samenhang met bijlage XIX van die verordening.

(2)

Op grond van artikel 60, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 mag een lidstaat, bij wijze van afwijking van de in artikel 60, lid 1, vastgestelde algemene weegplicht, toestaan dat visserijproducten aan boord van het vissersvaartuig worden gewogen op voorwaarde dat die lidstaat een in artikel 60, lid 1, bedoeld door de Commissie goedgekeurd steekproevenplan heeft aangenomen dat is gebaseerd op de risicogebaseerde methode zoals vastgesteld in artikel 76, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, in samenhang met bijlage XX van die verordening.

(3)

Op grond van artikel 61, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 mag een lidstaat toestaan dat visserijproducten worden gewogen na vervoer vanaf de plaats van aanlanding, mits de producten naar een bestemming op het grondgebied van de betrokken lidstaat worden vervoerd en deze lidstaat een door de Commissie goedgekeurd controleplan heeft aangenomen dat is gebaseerd op de risicogebaseerde methode zoals vastgesteld in artikel 77, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011, in samenhang met bijlage XXI van die verordening.

(4)

De steekproevenplannen van Duitsland (14.11.2011), Ierland (7.11.2011), Litouwen (11.1.2012), Nederland (18.1.2012), Polen (5.3.2012), Finland (7.11.2011) en het Verenigd Koninkrijk (15.12.2011), alsmede de controleplannen van Duitsland (14.11.2011), Estland (15.12.2011), Ierland (7.11.2011), Polen (5.3.2012), Finland (7.11.2011) en het Verenigd Koninkrijk (15.12.2011) zijn ter goedkeuring bij de Commissie ingediend. Deze plannen zijn in overeenstemming met de respectieve risicogebaseerde methode. Zij moeten bijgevolg worden goedgekeurd.

(5)

Dit besluit dient te worden beschouwd als het goedkeuringsbesluit in de zin van artikel 60, leden 1 en 3, en artikel 61, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(6)

De Commissie dient toezicht te houden op de toepassing van de steekproevenplannen en de controleplannen teneinde zich ervan te vergewissen dat deze doeltreffend werken en geregeld door de betrokken lidstaat worden herzien. Met het oog daarop moeten de lidstaten bij de Commissie verslag uitbrengen over de toepassing van deze plannen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 60, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde steekproevenplannen van Duitsland, Ierland, Litouwen, Polen, Finland en het Verenigd Koninkrijk voor de weging van visserijproducten worden goedgekeurd.

2.   De in artikel 60, lid 3, in samenhang met artikel 60, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde steekproevenplannen van Duitsland, Ierland, Litouwen, Nederland en het Verenigd Koninkrijk voor de weging van visserijproducten aan boord van het vissersvaartuig worden goedgekeurd.

3.   De in artikel 61, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bedoelde controleplannen van Duitsland, Estland, Ierland, Polen, Finland en het Verenigd Koninkrijk voor de weging van visserijproducten na vervoer vanaf de plaats van aanlanding naar een bestemming op het grondgebied van de betrokken lidstaat, worden goedgekeurd.

Artikel 2

De in artikel 1 genoemde lidstaten leggen vóór 1 april 2014 een verslag over de toepassing van de in artikel 1 bedoelde steekproevenplannen en controleplannen over aan de Commissie.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Republiek Litouwen, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Republiek Finland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2012.

Voor de Commissie

Maria DAMANAKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1.


15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/19


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 augustus 2012

tot intrekking van Besluit ECB/2011/25 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen

(ECB/2012/17)

(2012/475/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het eerste streepje van artikel 3.1, artikel 12.1, artikel 18 en het tweede streepje van artikel 34.1,

Overwegende:

(1)

Besluit ECB/2011/25 van 14 december 2011 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (1) dient te worden vervangen door Richtsnoer ECB/2012/18 van 2 augustus 2012 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (2) opdat de nationale centrale banken aanvullende maatregelen kunnen nemen ter versterking van kredietverleningssteun zoals vastgelegd in op hun tegenpartijen toepasselijke contractuele en wettelijke kader.

(2)

Besluit ECB/2011/25 dient te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Intrekking van Besluit ECB/2011/25

1.   Besluit ECB/2011/25 wordt met ingang van 14 september 2012 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar het ingetrokken besluit worden opgevat als verwijzingen naar Richtsnoer ECB/2012/18.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking twee dagen na de vaststelling ervan.

Gedaan te Frankfurt am Main, 2 augustus 2012.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 341 van 22.12.2011, blz. 65.

(2)  Zie bladzijde 20 van dit Publicatieblad.


RICHTSNOEREN

15.8.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/20


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 augustus 2012

inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9

(ECB/2012/18)

(2012/476/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 5.1, artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 18.2,

Overwegende:

(1)

Luidens artikel 18.1 van statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „NCB’s” genoemd) krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. De algemene voorwaarden voor het verrichten van krediettransacties door de ECB en de NCB’s, waaronder de beleenbaarheidscriteria van onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1).

(2)

Ter ondersteuning van bancaire kredietverlening en liquiditeit in de geldmarkt van het eurogebied heeft de Raad van bestuur op 8 december 2011 en op 20 juni 2012 aanvullende maatregelen genomen ter versterking van de kredietverleningssteun, waaronder de maatregelen in Besluit ECB/2011/25 van 14 december 2011 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (2). Bovendien dienen verwijzingen naar de reserveratio in Richtsnoer ECB/2007/9 van 1 augustus 2007 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (3) te worden aangepast aan de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (4), die zijn ingevoerd door de Verordening (EU) nr. 1358/2011 (5).

(3)

NCB’s dienen niet te zijn gehouden om in krediettransacties van het Eurosysteem beleenbare bankbrieven te aanvaarden die een lidstaat garandeert uit hoofde van een programma van de Europese Unie/Internationaal Monetair Fonds of die een lidstaat garandeert wiens kredietbeoordeling niet voldoet aan de benchmark van het Eurosysteem voor de vaststelling van de minimumvereisten van het Eurosysteem voor hoge kredietstandaards, zoals vastgelegd in Besluit ECB/2011/25.

(4)

Besluit ECB/2011/25 wijzigde de uitzondering op het verbod op nauwe banden, zoals vastgelegd in afdeling 6.2.3.2. van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, zulks met betrekking tot door de overheid gegarandeerde bankbrieven die tegenpartijen voor eigen gebruik als onderpand aanbieden.

(5)

Op voorwaarde van ex-ante goedkeuring door de Raad van bestuur, zouden de aan krediettransacties van het Eurosysteem deelnemende tegenpartijen hun niveaus van 3 juli 2012 van de voor eigen gebruik door de overheid gegarandeerde bankbrieven in uitzonderlijke omstandigheden moeten kunnen verhogen. Bij de aan Raad van bestuur ter ex-ante goedkeuring ingediende verzoeken dient een financieringsplan te zijn gevoegd.

(6)

Besluit ECB/2011/25 dient te worden vervangen door dit richtsnoer dat de NCB’s in hun contractuele of wettelijke regelingen dienen te implementeren.

(7)

De in dit richtsnoer vastgestelde aanvullende maatregelen dienen tijdelijk van toepassing te zijn tot de Raad van bestuur van mening is dat zij niet langer noodzakelijk zijn om een goede doorwerking van het monetaire beleid te verzekeren,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanvullende met herfinancieringstransacties en beleenbaar onderpand verband houdende maatregelen

1.   De regels voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheidscriteria voor onderpand zoals vastgelegd in dit richtsnoer zijn in samenhang met Richtsnoer ECB/2011/14 van toepassing.

2.   Bij een discrepantie tussen dit richtsnoer en Richtsnoer ECB/2011/14, zoals op nationaal niveau door de NCB’s uitgevoerd, geldt het eerste. Behoudens andersluidende bepalingen in dit richtsnoer passen de NCB’s alle bepalingen van Richtsnoer ECB/2011/14 verder ongewijzigd toe.

Artikel 2

Mogelijkheid tot beëindiging of wijziging van langerlopende herfinancieringstransacties

Het Eurosysteem kan besluiten dat tegenpartijen voor de vervaldag onder bepaalde voorwaarden het bedrag van bepaalde langerlopende herfinancieringstransacties kunnen verlagen dan wel deze transacties kunnen beëindigen. Die voorwaarden worden bekendgemaakt in de betrokken tenderaankondiging of op een andere door het Eurosysteem passend geachte wijze.

Artikel 3

Aanvullende toelating van bepaalde effecten op onderpand van activa

1.   Naast de uit hoofde van hoofdstuk 6 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 beleenbare effecten op onderpand van activa, komen effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van afdeling 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14, in aanmerking als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, mits zij bij uitgifte en op enig tijdstip daarna twee ratings hebben van minstens triple-B (6). Tevens voldoen zij aan de volgende vereisten:

a)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa behoren tot één van de volgende activacategorieën: i) woninghypotheken; ii) leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s); iii) commercieel hypothecair krediet; iv) autoleningen; v) leasing, en vi) consumentenkrediet;

b)

bij de kasstroom genererende activa is er geen vermenging van uiteenlopende activacategorieën;

c)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, omvatten geen leningen die:

i)

ten tijde van de uitgifte van de effecten op onderpand van activa oninbaar zijn;

ii)

oninbaar zijn bij de opname onder effecten op onderpand van activa gedurende de looptijd van de effecten op onderpand van activa, bijvoorbeeld middels substitutie of vervanging van de kasstroom genererende activa;

iii)

op enig tijdstip gestructureerd, gesyndiceerd of van hefboomfinanciering voorzien zijn;

d)

de transactiedocumentatie inzake effecten op onderpand van activa omvat bepalingen inzake schuldendienstcontinuïteit;

2.   Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die twee ratings hebben van minstens single-A (7) is een surpluspercentage van 16 % van toepassing.

3.   Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die niet twee ratings hebben van minstens single-A zijn de volgende surpluspercentages van toepassing: a) op effecten op onderpand van activa met commercieel hypothecair krediet als onderpand is een surpluspercentage van 32 % van toepassing; en b) op alle overige effecten op onderpand van activa is een surpluspercentage van 26 % van toepassing.

4.   Een tegenpartij mag uit hoofde van lid 1 beleenbare effecten op onderpand van activa niet als onderpand aanbieden, indien de tegenpartij of enige derde, waarmee zij nauwe banden heeft, rentehedging aanbiedt met betrekking tot die effecten op onderpand van activa.

5.   Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem effecten op onderpand van activa aanvaarden waarvan de onderliggende activa woninghypotheken omvatten of leningen aan kmo’s, of beide, en die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van afdeling 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, noch aan de in lid 1, onder a) tot en met d) en hiervoor lid 4 genoemde vereisten, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14 en twee ratings hebben van minstens triple-B. Dergelijke effecten op onderpand van activa worden beperkt tot effecten op onderpand van activa die voor 20 juni 2012 zijn uitgegeven en waarop een surpluspercentage van 32 % van toepassing is.

6.   In dit artikel wordt bedoeld met:

1.   „woninghypotheek”: afgezien van leningen met woninghypotheken als onderpand, omvat woninghypotheek gegarandeerde leningen voor woningen (zonder een hypotheek) indien de garantie bij verzuim direct verschuldigd is. Dergelijke garanties kunnen verschillende contractuele vormen aannemen, waaronder verzekeringscontracten, mits ze verstrekt worden door een entiteit uit de publieke sector of een financiële instelling die onder overheidstoezicht staat. De kredietbeoordeling van de garant ter fine van dergelijke garanties dient gedurende de looptijd van de transactie te voldoen aan kredietkwaliteitsstap 3 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem;

2.   „kleine onderneming” en „middelgrote onderneming”: een entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm, indien de omzet van die entiteit, of indien de entiteit deel is van een geconsolideerde groep, de omzet van de geconsolideerde groep lager is dan 50 miljoen EUR;

3.   „dubieuze lening”: omvat leningen met een achterstalligheid van 90 dagen of meer bij interest of hoofdsom en waarbij de debiteur in verzuim is, zoals bepaald in punt 44 van bijlage VII bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (8), of indien gegronde twijfel bestaat aan de volledige voldoening;

4.   „gestructureerde lening”: een structuur met achtergestelde kredietvorderingen;

5.   „syndicaatslening”: een door een groep van leninggevers in een leningssyndicaat verstrekte lening;

6.   „hefboomfinancieringslening”: een lening die wordt verstrekt aan een onderneming met een reeds aanzienlijke schuldenlast, bijvoorbeeld een buy-out of een overnamefinanciering, waarbij de lening strekt tot verkrijging van aandelen van een onderneming die tevens de debiteur van de lening is;

7.   „bepalingen inzake de schuldendienstcontinuïteit”: bepalingen in de juridische documentatie van een effect op onderpand van activa die verzekeren dat indien de beheerder zijn verplichtingen niet nakomt de aflossing niet wordt beëindigd en die de benoeming van een vervanger van de beheerder en een actieplan van hoog niveau bepalen, welk plan de na de benoeming van de vervanger van de beheerder uit te voeren operationele stappen schetst en hoe het beheer van de leningen zal worden overgedragen.

Artikel 4

Aanvullende toelating van bepaalde kredietvorderingen

1.   Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem kredietvorderingen aanvaarden die niet voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem.

2.   De NCB’s die besluiten overeenkomstig lid 1 kredietvorderingen te aanvaarden, stellen te dien einde beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen op door de afwijkingen van de in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 vastgelegde vereisten te specificeren. Die beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen omvatten het criterium dat kredietvorderingen zijn onderworpen aan de wetgeving van de lidstaat van de NCB die de beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen opstelt. De beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen zijn onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

3.   In uitzonderlijke omstandigheden kunnen NCB’s, mits verkregen voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur, kredietvorderingen aanvaarden: a) zulks met toepassing van de beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen die een andere NCB overeenkomstig lid 1 en 2 heeft opgesteld; of b) die zijn onderworpen aan de wetgeving van een lidstaat, niet zijnde de lidstaat waarin de accepterende NCB is gevestigd.

4.   Een andere NCB verleent slechts bijstand aan een NCB die overeenkomstig lid 1 kredietvorderingen aanvaardt, indien zulks bilateraal tussen beide NCB’s is overeengekomen en mits verkregen voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

Artikel 5

Aanvaarding van bepaalde door de overheid gegarandeerde bankbrieven

1.   NCB’s zijn niet gehouden als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem beleenbare bankbrieven te aanvaarden die een lidstaat garandeert uit hoofde van een programma van de Europese Unie/van het Internationaal Monetair Fonds, dan wel beleenbare bankbrieven gegarandeerd door een lidstaat, waarvan de kredietbeoordeling niet voldoet aan de benchmark van het Eurosysteem voor de vaststelling van de minimumvereisten van het Eurosysteem voor hoge kredietstandaards voor emittenten en garanten van verhandelbare activa overeenkomstig de afdeling 6.3.1 en 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14.

2.   NCB’s stellen de Raad van bestuur ervan in kennis, indien zij besluiten de in lid 1 omschreven effecten niet als onderpand te aanvaarden.

3.   Tegenpartijen mogen door hen uitgegeven bankbrieven, die een EER-overheidsentiteit garandeert, die het recht heeft belastingen te heffen, en dergelijke bankbrieven die nauw verbonden entiteiten uitgeven, niet als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem aanbieden voor zover zulks de nominale waarde van die op 3 juli 2012 reeds als onderpand aangeboden bankbrieven te boven gaat.

4.   In uitzonderlijke gevallen kan de Raad van bestuur besluiten vrijstelling te verlenen van het in lid 3 vastgelegde vereiste. Bij een vrijstellingsverzoek wordt een financieringsplan gevoegd.

Artikel 6

Verificatie

De NCB’s doen de ECB ten laatste op 14 augustus 2012 details inzake teksten en middelen toekomen, middels welke zij voornemens zijn te voldoen aan de artikelen 1 tot en met 5.

Artikel 7

Wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9

In deel 5 van bijlage III wordt de alinea na tabel 2 als volgt vervangen:

Berekening van de vaste aftrek voor controledoeleinden (R6):

Vaste aftrek De aftrek geldt voor elke kredietinstelling. Elke kredietinstelling trekt een maximumbedrag af dat bedoeld is om de administratieve kosten van het beheren van zeer geringe reserveverplichtingen te verminderen. Indien [reservebasis × reserveratio] minder is dan 100 000 EUR, is de vaste aftrek gelijk aan [reservebasis × reserveratio]. Indien [reservebasis × reserveratio] groter is dan of gelijk is aan 100 000 EUR, is de vaste aftrek gelijk aan 100 000 EUR. instellingen die het is toegestaan als een groep op geconsolideerde basis statistische gegevens te rapporteren (zoals gedefinieerd in deel 2, afdeling 1 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32)) houden minimumreserves aan via een van de instellingen in de groep die uitsluitend als bemiddelende instelling voor deze instellingen optreedt. Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (9), heeft in het laatste geval uitsluitend de groep als geheel recht op de vaste aftrek.

De minimumreserves (of „vereiste” reserves) worden als volgt berekend:

Minimumreserves (of „vereiste” reserves) = reservebasis × reserveratio – vaste aftrek

De reserveratio is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) van toepassing.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt in werking twee dagen na de vaststelling ervan.

Het richtsnoer is met ingang van 14 september 2012 van toepassing.

Artikel 9

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 2 augustus 2012.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.

(2)  PB L 341 van 22.12.2011, blz. 65.

(3)  PB L 341 van 27.12.2007, blz. 1.

(4)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(5)  Verordening (EU) nr. 1358/2011 van de Europese Centrale Bank van 14 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1745/2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (ECB/2011/26) (PB L 338 van 21.12.2011, blz. 51).

(6)  Een „triple-B” rating is een rating van minstens „Baa3” van Moody’s, „BBB-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „BBB” van DBRS.

(7)  Een „single-A” rating is een rating van minstens „A3” van Moody’s, „A-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „AL” van DBRS.

(8)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(9)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.”.