ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.187.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 187

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
17 juli 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2012/387/EU

 

*

Besluit van de Raad van 16 juli 2012 tot verlenging van de looptijd van de passende maatregelen opgenomen in Besluit 2011/492/EU houdende afsluiting van het overleg met de Republiek Guinee-Bissau krachtens artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en tot wijziging van dat besluit

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 641/2012 van de Raad van 16 juli 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië

3

 

*

Verordening (EU) nr. 642/2012 van de Raad van 16 juli 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 147/2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 643/2012 van de Raad van 16 juli 2012 tot uitvoering van artikel 11, leden 1 en 4, van Verordening (EU) nr. 753/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 644/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 206/2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering, wat betreft Rusland ( 1 )

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 645/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1122/2009 en Verordening (EU) nr. 65/2011 wat betreft de verlaging van de steunbedragen bij een te late indiening van verzamelaanvragen voor continentaal Portugal en Madeira voor 2012

26

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 646/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake boetes en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

29

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 647/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

36

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2012/388/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 houdende wijziging van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië

38

 

*

Besluit 2012/389/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

40

 

*

Besluit 2012/390/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie bij de Afrikaanse Unie

44

 

*

Besluit 2012/391/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 tot wijziging van Besluit 2010/279/GBVB over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)

47

 

*

Besluit 2012/392/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP SAHEL Niger)

48

 

*

Uitvoeringsbesluit 2012/393/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 tot uitvoering van Besluit 2011/486/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

52

 

 

2012/394/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 21 december 2011 betreffende de verenigbaarheid met de EU-wetgeving van door Italië te nemen maatregelen ingevolge artikel 14 van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)

57

 

 

2012/395/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 16 juli 2012 inzake de erkenning van de regeling Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria van de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad

62

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2012/396/EU

 

*

Besluit nr. 1/2012 van het Gemengd Comité EU-PLO van 17 februari 2012 tot oprichting van zes subcomités en tot intrekking van Besluit nr. 1/2008 van het Gemengd Comité EG-PLO

64

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot verlenging van de looptijd van de passende maatregelen opgenomen in Besluit 2011/492/EU houdende afsluiting van het overleg met de Republiek Guinee-Bissau krachtens artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en tot wijziging van dat besluit

(2012/387/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1), laatstelijk gewijzigd te Ouagadougou op 22 juni 2010 (2) („de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst”), en met name artikel 96,

Gezien het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake maatregelen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst (3), en met name artikel 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Besluit 2011/492/EU van de Raad (4) werd het overleg met de Republiek Guinee-Bissau overeenkomstig artikel 96 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst afgesloten en werden de in de bijlage bij dat besluit omschreven passende maatregelen genomen.

(2)

Op 12 april 2012, op het moment waarop de verkiezingscampagne voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen op het punt stond te beginnen, na het overlijden in januari van president Bacai Sanhá., is een staatsgreep gepleegd door leden van de gewapende strijdkrachten.

(3)

De essentiële elementen zoals genoemd in artikel 9 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst worden nog steeds geschonden en de huidige omstandigheden in de Republiek Guinee-Bissau voorzien niet in een klimaat waarin de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat worden geëerbiedigd.

(4)

Besluit 2011/492/EU moet daarom worden gewijzigd en de looptijd van de passende maatregelen moet worden verlengd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De looptijd van Besluit 2011/492/EU wordt verlengd met twaalf maanden. Te dien einde wordt in Besluit 2011/492/EU, artikel 3, lid 2, de datum „19 juli 2012” vervangen door „19 juli 2013”.

Artikel 2

De brief in de bijlage bij dit besluit wordt gezonden aan de autoriteiten van de Republiek Guinee-Bissau.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3).

(3)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376.

(4)  PB L 203 van 6.8.2011, blz. 2.


BIJLAGE

Na het overleg op 29 maart 2011 in Brussel, in het kader van artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou, besloot de Raad op 18 juli 2011 bij Besluit 2011/492/EU passende maatregelen vast te stellen, waaronder een pakket wederzijdse verbintenissen om de samenwerking met de EU geleidelijk te hervatten.

Twaalf maanden na de vaststelling van dit besluit is de Europese Unie van mening dat er geen vooruitgang is geboekt en dat de staatsgreep door de gewapende strijdkrachten op 12 april 2012 een serieuze achteruitgang betekende. Zij besluit daarom de looptijd van Besluit 2011/492/EU met twaalf maanden te verlengen tot 19 juli 2013.

De Europese Unie herinnert aan de conclusies inzake Guinee-Bissau van 23 april 2012, onderstreept nogmaals het belang dat zij aan de toekomstige samenwerking met Guinee-Bissau hecht en bevestigt haar bereidheid om, overeenkomstig Resolutie 2048 (2012) van de VN-Veiligheidsraad van 18 mei 2012, het land te begeleiden op de weg naar het herstel van de rechtsstaat en een situatie waarin hervatting van de volledige samenwerking mogelijk wordt.

De Europese Unie ondersteunt de gezamenlijke inspanningen van de internationale partners om stabiliteit, democratie en eerbiediging van de mensenrechten in Guinee-Bissau te herstellen.

Met de meeste hoogachting,

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON

Voor de Commissie

Commissaris

A. PIEBALGS


VERORDENINGEN

17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/3


VERORDENING (EU) Nr. 641/2012 VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 356/2010 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, in het licht van de situatie in Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215, leden 1 en 2,

Gezien Besluit 2010/231/GBVB van de Raad van 26 april 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 356/2010 (2) worden beperkende maatregelen vastgesteld tegen de personen, entiteiten en lichamen die zijn opgesomd in de bijlage I bij die verordening, volgens de bepalingen van Resolutie 1844 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (UNSCR).

(2)

Op 22 februari 2012 stelde de VN-Veiligheidsraad UNSCR 2036 (2012) vast, waarin (in punt 23) wordt bevestigd dat de uitvoer van houtskool uit Somalië een bedreiging kan vormen voor de vrede, veiligheid en stabiliteit van Somalië.

(3)

Het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad, dat bij UNSCR 751 (1992) betreffende Somalië is ingesteld, heeft op 17 februari 2012 de lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen geactualiseerd.

(4)

Op 16 juli 2012 stelde de Raad Besluit 2012/388/GBVB (3) vast, teneinde uitvoering te geven aan UNSCR 751 (1992) door één additionele persoon toe te voegen aan de in Besluit 2010/231/GBVB opgenomen lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(5)

Deze maatregel valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name ook om de uniforme toepassing ervan door marktdeelnemers in alle lidstaten te verzekeren.

(6)

Voorts werd in UNSCR 2002 (2011) duidelijkheid verschaft omtrent de vrijstelling, waarin reeds is voorzien bij Verordening (EU) nr. 356/2010, op grond waarvan tegoeden, andere financiële activa of economische middelen beschikbaar kunnen worden gesteld die nodig zijn voor de tijdige verstrekking van spoedeisende humanitaire hulp in Somalië door de VN of gespecialiseerde agentschappen of programma’s daarvan, humanitaire organisaties met waarnemersstatus in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die humanitaire hulp verstrekken, of hun uitvoeringspartners. Die verduidelijking dient in Verordening (EU) nr. 356/2010 te worden opgenomen.

(7)

Verordening (EU) nr. 356/2010 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 356/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1.

artikel 2, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   In bijlage I worden natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen vermeld, die overeenkomstig UNSCR 1844 (2008) worden aangewezen door de Veiligheidsraad of het Sanctiecomité als:

a)

betrokken bij handelingen of steunverlening aan handelingen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van Somalië bedreigen, met inbegrip van handelingen die het akkoord van Djibouti van 18 augustus 2008 of het politieke proces bedreigen, dan wel de federale overgangsinstellingen of AMISOM bedreigen met geweld;

b)

betrokken bij schendingen van het wapenembargo en de aanverwante maatregelen zoals nog eens bevestigd in punt 6 van UNSCR 1844 (2008);

c)

betrokken bij belemmering van de verlening van humanitaire bijstand aan Somalië of van de toegang tot, of verdeling van, humanitaire bijstand in Somalië;

d)

politieke of militaire leiders die in strijd met het toepasselijke internationale recht kinderen rekruteren of inzetten bij gewapende conflicten in Somalië; of

e)

verantwoordelijk voor schendingen van het toepasselijke internationale recht in Somalië door burgers, in het bijzonder kinderen en vrouwen, als doelwit te nemen in gewapende conflicten, met name hen te doden of te verminken of te onderwerpen aan seksueel geweld of geweld op basis van geslacht, aanslagen tegen scholen en ziekenhuizen te plegen, en zich schuldig te maken aan ontvoering en deportatie.”;

2.

artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Artikel 2, leden 1 en 2, zijn niet van toepassing op de beschikbaarstelling van tegoeden of economische middelen die nodig zijn voor de tijdige verstrekking van spoedeisende humanitaire hulp in Somalië door de VN of gespecialiseerde agentschappen of programma’s daarvan, humanitaire organisaties met de status van waarnemer in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die humanitaire hulp verstrekken, of hun uitvoeringspartners, met inbegrip van bilateraal of multilateraal gesubsidieerde ngo’s die deelnemen aan de geconsolideerde oproep voor Somalië van de Verenigde Naties.”;

3.

de in bijlage II bij deze verordening genoemde persoon wordt toegevoegd aan de lijst van personen in punt I van bijlage I;

4.

bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.

(2)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 1.

(3)  Zie bladzijde 38 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

Websites met informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/view/5519

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/BMWi/Navigation/Aussenwirtschaft/Aussenwirtschaftsrecht/embargos.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www1.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.maec.es/es/MenuPpal/Asuntos/Sanciones%20Internacionales/Paginas/Sanciones_%20Internacionales.aspx

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

NEDERLAND

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.min-nestrangeiros.pt

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika_in_mednarodno_pravo/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

SLOWAKIJE

http://www.foreign.gov.sk

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

www.fco.gov.uk/competentauthorities

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

Kamer EEAS 02/309

1049 Brussel (België)

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu”.


BIJLAGE II

Persoon als bedoeld in punt 3 van artikel 1

Jim’ale, Ali Ahmed Nur; (alias a) Jim’ale, Ahmed Ali, b) Jim’ale, Ahmad Nur Ali, c) Jim’ale, Sheikh Ahmed, d) Jim’ale, Ahmad Ali, e) Jim’ale, Shaykh Ahmed Nur).

Geboortedatum: 1954. Geboorteplaats: Eilbur, Somalië. Nationaliteit: Somalië. Andere nationaliteit: Djibouti. Paspoort: A0181988 (Somalië), verstr. 23 januari 2011. Plaats: Djibouti, Republiek Djibouti. Datum van VN-aanwijzing: 17 februari 2012.

Ali Ahmed Nur Jim’ale (Jim’ale) heeft leidende functies bekleed bij de vroegere Somalische Raad van islamitische rechtbanken, ook bekend als Unie van islamitische rechtbanken van Somalië, die als radicaal islamistisch werd beschouwd. De meest radicale elementen van de Unie van islamitische rechtbanken van Somalië gingen uiteindelijk op in de groep die bekend is onder de naam Al-Shabaab. Het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht uit hoofde van de Resoluties 751 (1992) en 1907 (2009) betreffende Somalië en Eritrea (het „Sanctiecomité Somalië/Eritrea”) heeft Al-Shabaab in april 2010 op de lijst geplaatst van entiteiten waarop gerichte sancties van toepassing zijn. Al-Shabaab is door het Comité op de sanctielijst geplaatst als entiteit die handelingen verricht welke rechtstreeks of indirect de vrede, de veiligheid of de stabiliteit in Somalië bedreigen, onder meer, maar niet uitsluitend, handelingen die een bedreiging vormen voor de federale overgangsregering van Somalië.

In het rapport d.d. 18 juli 2011 van de onder het Sanctiecomité Somalië/Eritrea ressorterende monitoringgroep (S/2011/433) wordt Jim’ale aangeduid als prominent zakenman en boegbeeld van het door Al-Shabaab gerunde handelsnetwerk voor houtskool en suiker, die profiteert van zijn goede relaties met Al-Shabaab.

Jim’ale wordt beschouwd als een van de belangrijkste geldschieters van Al-Shabaab en zit ideologisch op dezelfde lijn als Al-Shabaab. Jim’ale heeft een doorslaggevende rol gespeeld als geldschieter en politieke steunpilaar van Hassan Dahir Aweys („Aweys”), die eveneens door het Sanctiecomité Somalië/Eritrea op de sanctielijst is geplaatst. De voormalige tweede man van Al-Shabaab, Emir Muktar Robow, was naar verluidt medio 2011 nog steeds politiek actief binnen Al-Shabaab. Het was Robow die Aweys en Jim’ale inschakelde om hun gedeelde doelstelllingen te promoten en samen sterker te staan in de strijd om het leiderschap van Al-Shabaab die zich op dat moment afspeelde.

Vanaf het najaar van 2007 heeft Jim’ale in Djibouti onder de naam Investors Group een bedrijf opgericht dat als dekmantel voor extremistische activiteiten fungeerde. Op korte termijn werd met het bedrijf beoogd extremistische activiteiten en wapenaankopen te financieren teneinde Somaliland te destabiliseren. Het bedrijf hielp bij het smokkelen van handwapens vanuit Eritrea, via Djibouti, naar het 5e district van Ethiopië waar extremisten het wapentransport in ontvangst namen. Medio 2008 leidt Jim’ale nog steeds de Investors Group.

Vanaf eind september 2010 heeft Jim’ale ZAAD opgericht, een firma die geldovermakingen via mobiele telefoons regelt. Voor Al-Shabaab regelde hij een manier om de geldovermakingen anoniemer te maken doordat er geen identificatie geëist wordt.

Eind 2009 stond Jim’ale te boek als exploitant van een hawalafonds waarmee hij zakat inde en aan Al-Shabaab ter beschikking stelde.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/8


VERORDENING (EU) Nr. 642/2012 VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 147/2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215, lid 1,

Gezien Besluit 2010/231/GBVB van de Raad van 26 april 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 147/2003 (2) wordt een algemeen verbod ingesteld op het verstrekken van technisch advies, bijstand, opleiding, financiering en financiële bijstand in verband met militaire activiteiten aan personen, entiteiten of lichamen in Somalië.

(2)

Op 22 februari 2012 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties UNSCR 2036 (2012) aangenomen, in punt 22 waarvan alle lidstaten van de Verenigde Naties worden opgeroepen de nodige maatregelen te nemen om de directe of indirecte invoer van houtskool uit Somalië te voorkomen.

(3)

Op 16 juli 2012 heeft de Raad Besluit 2010/231/GBVB gewijzigd bij Besluit 2012/388/GBVB (3), waarin wordt voorzien in een verbod op de directe of indirecte invoer in de Unie van houtskool uit Somalië.

(4)

Deze maatregel valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat de maatregel in alle lidstaten uniform door marktdeelnemers wordt toegepast.

(5)

Verordening (EG) nr. 147/2003 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 147/2003 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het volgende artikel 3 ter wordt ingevoegd:

„Artikel 3 ter

1.   Er wordt een verbod ingesteld op:

a)

de invoer van houtskool in de Unie, indien die houtskool:

i)

afkomstig is uit Somalië; of

ii)

is uitgevoerd uit Somalië;

b)

de aankoop van houtskool die zich in Somalië bevindt of van oorsprong is uit Somalië;

c)

het vervoer van houtskool, indien die houtskool van oorsprong is uit Somalië of uit Somalië naar een ander land wordt uitgevoerd;

d)

het direct of indirect verstrekken van financiering of financiële bijstand, verzekering en herverzekering in verband met de onder a) en b) bedoelde invoer en aankoop van houtskool en het onder c bedoelde vervoer van houtskool; en

e)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat het verbod in de punten a), b), c) en d), rechtstreeks of onrechtstreeks, wordt ontdoken.

2.   Voor de toepassing van dit artikel worden onder „houtskool” de in bijlage II vermelde producten verstaan.

3.   De verbodsbepalingen van lid 1 zijn niet van toepassing op de aankoop of het vervoer van houtskool die vóór 22 februari 2012 uit Somalië is uitgevoerd.”.

2.

De verwijzingen naar de „bijlage” in artikel 2 bis, artikel 6 bis en artikel 7 bis, lid 1, worden vervangen door verwijzingen naar „bijlage I”.

3.

De naam van de bijlage wordt gewijzigd in „bijlage I” en de tekst ervan wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze verordening.

4.

De tekst in bijlage II bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage II.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.

(2)  PB L 24 van 29.1.2003, blz. 2.

(3)  Zie bladzijde 38 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Websites voor informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/en/pages/view/5519

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

DENEMARKEN

http://um.dk/da/politik-og-diplomati/retsorden/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/BMWi/Navigation/Aussenwirtschaft/Aussenwirtschaftsrecht/embargos.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www1.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.maec.es/es/MenuPpal/Asuntos/Sanciones%20Internacionales/Paginas/Sanciones_%20Internacionales.aspx

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

NEDERLAND

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-vrede-en-veiligheid/sancties

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=

POLEN

http://www.msz.gov.pl

PORTUGAL

http://www.min-nestrangeiros.pt

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika_in_mednarodno_pravo/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

SLOWAKIJE

http://www.foreign.gov.sk

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

VERENIGD KONINKRIJK

www.fco.gov.uk/competentauthorities

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)

Kamer EEAS 02/309

1049 Brussel (België)

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu”.


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Producten die onder het begrip „houtskool” vallen

GS-code

Omschrijving

4402

Houtskool (houtskool uit schalen van vruchten of van noten daaronder begrepen), ook indien samengeperst”.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 643/2012 VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot uitvoering van artikel 11, leden 1 en 4, van Verordening (EU) nr. 753/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 753/2011 van de Raad van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (1), en met name artikel 11, leden 1 en 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 augustus 2011 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 753/2011 vastgesteld.

(2)

Op 11 juni 2012 heeft het comité, ingesteld krachtens punt 30 van Resolutie 1988 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, twee personen geschrapt van de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(3)

Op 27 juni 2012 heeft het comité een persoon toegevoegd aan de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(4)

Voorts heeft het comité op 28 juni 2012 nog twee personen en twee entiteiten toegevoegd aan de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(5)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 753/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De vermeldingen voor de personen en entiteiten die voorkomen in bijlage I bij deze verordening worden toegevoegd aan de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 753/2011 opgenomen lijst.

Artikel 2

De vermeldingen voor de personen die voorkomen in bijlage II bij deze verordening worden geschrapt uit de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 753/2011 opgenomen lijst.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 199 van 2.8.2011, blz. 57.


BIJLAGE I

In artikel 1 bedoelde vermeldingen

A.   Met de Taliban verbonden personen

1.

Bakht Gul (alias a) Bakhta Gul b) Bakht Gul Bahar c) Shuqib),

Geboortedatum: 1980. Geboorteplaats: Aki Village, Zadran District, Paktiya Province, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Adres: Miram Shah, North Waziristan, Federally Administered Tribal Areas, Pakistan. Overige informatie: a) Communicatieassistent van Badruddin Haqqani. b) Coördineert eveneens de beweging van Haqqani-opstandelingen, buitenlandse strijders en wapens in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan. c) Behoort tot de Zadran-stam. Datum plaatsing op de VN-lijst: 27.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Bakht Gul is ten minste sinds 2009, toen zijn voorganger in Afghanistan werd gearresteerd, een sleutelfiguur op communicatiegebied van het Haqqani-netwerk. Vanaf 2011 begon Gul rechtstreeks te rapporteren aan Badruddin Haqqani, een hooggeplaatste leider van het Haqqani-netwerk, en trad hij op als tussenpersoon voor degenen die deze leider wilden contacteren. Gul is ook verantwoordelijk voor het doorgeven van rapporten van commandanten in Afghanistan aan hooggeplaatste leden van het Haqqani-netwerk, voor de media bevoegde Taliban-functionarissen en reguliere mediakanalen in Afghanistan.

Gul werkt ook samen met functionarissen van het Haqqani-netwerk, waaronder Badruddin Haqqani, voor de coördinatie van de verplaatsingen van Haqqani-opstandelingen, buitenlandse strijders en wapens in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan en in het oosten van Afghanistan.Vanaf 2010 brengt Gul operationele bevelen van Badruddin Haqqani over aan strijders in Afghanistan. Eind 2009 verstrekte hij geld aan ondercommandanten van het Haqqani-netwerk die reizen tussen Miram Shah en Afghanistan.

2.

Abdul Satar Abdul Manan (alias a) Haji Abdul Sattar Barakzai b) Haji Abdul Satar c) Haji Satar Barakzai d) Abdulasattar).

Titel: Haji. Geboortedatum: 1964. Geboorteplaats: a) Mirmandaw, district Nahr-e Saraj, provincie Helmand, Afghanistan b) Mirmadaw, district Gereshk, provincie Helmand, Afghanistan c) Qilla Abdullah, provincie Baluchistan, Pakistan. Paspoortnummer: AM5421691 (Pakistaans paspoort dat verstrijkt op 11 augustus 2013). Nationaal identiteitsnummer: a) nationaal identiteitsnummer Pakistan 5420250161699 b) nationaal identiteitsnummer Afghanistan 585629. Adres: a) Kachray Road, Pashtunabad, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan b) Nasrullah Khan Chowk, Pashtunabad Area, provincie Baluchistan, Pakistan c) Chaman, provincie Baluchistan, Pakistan d) Abdul Satar Food Shop, Ayno Mina 0093, provincie Kandahar, Afghanistan. Overige informatie: a) Mede-eigenaar van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange. b) Heeft ook banden met Khairullah Barakzai. c) Behoort tot de Barakzai-stam. d) Naam van zijn vader is Hajji „Abd-al-Manaf. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Abdul Satar Abdul Manan is mede-eigenaar en exploitant van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange. Satar en Khairullah Barakzai Khudai Nazar zijn gezamenlijk eigenaar en exploitant van „hawalas” (informele diensten voor overmaking van geld) ook bekend als HKHS, in Afghanistan, Pakistan, en Dubai; zij beheren een afdeling van HKHS in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan. Vanaf eind 2009 hadden zij elk een even groot aandeel in HKHS. Satar heeft HKHS opgericht en de klanten kozen voor HKHS deels vanwege de naamsbekendheid van Satar en Khairullah. Satar heeft duizenden dollars gedoneerd aan de Taliban, om activiteiten van de Taliban in Afghanistan te steunen, en heeft door middel van zijn hawala geld verstrekt aan de Taliban. Vanaf 2010 heeft Satar de Taliban financiële steun verleend, en mogelijk hebben een commandant van de Taliban en zijn medewerkers via Satar de opstand met duizenden dollars gesteund. Vanaf eind 2009 heeft Satar hooggeplaatste Taliban-leden gehuisvest, met tienduizenden dollars de strijd van de Taliban tegen de coalitietroepen in Marjah, district Nad’Ali, provincie Helmand, in Afghanistan gesteund en meegeholpen aan het vervoer van een Taliban-lid naar Marjah. Vanaf 2008 hebben Satar en Khairullah geld van donoren ingezameld en dat via hun hawala onder de Taliban verdeeld.

(3)

Khairullah Barakzai Khudai Nazar (alias a) Haji Khairullah b) Haji Khair Ullah c) Haji Kheirullah d) Haji Karimullah e) Haji Khair Mohammad).

Titel: Haji. Geboortedatum: 1965. Geboorteplaats: a) Zumbaleh, district Nahr-e Saraj, provincie Helmand, Afghanistan b) Mirmadaw, district Gereshk, provincie Helmand, Afghanistan c) Qilla Abdullah, provincie Baluchistan, Pakistan. Paspoortnummer: BP4199631 (Pakistaans paspoort, 25 juni 2014). Nationaal identiteitsnummer: Pakistaans nationaal identiteitsnummer 5440005229635 Adres: Abdul Manan Chowk, Pashtunabad, Quetta, provincie Baluchistan. Overige informatie: a) mede-eigenaar van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange. b) Heeft ook banden met Abdul Satar Abdul Manan. c) Behoort tot de Barakzai-stam. d) Naam van zijn vader is Haji Khudai Nazar. e) Andere naam van zijn vader is Nazar Mohammad. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Khairullah Barakzai Khudai is mede-eigenaar en exploitant van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange (HKHS). Vanaf eind 2009 hadden Khairullah en Abdul Satar Abdul Manan elk een even groot aandeel in HKHS. Zij werkten samen in hawalas onder de naam HKHS in Afghanistan, Pakistan, en Dubai en beheerden een afdeling van HKHS in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan. Vanaf begin 2010 stond Khairullah aan het hoofd van de HKHS-afdeling in Kaboel. Vanaf 2010 was Khairullah een hawala-makelaar voor hooggeplaatste Taliban-leiders en verleende hij financiële hulp aan de Taliban. Khairullah en zijn zakenpartner Satar, hebben de Taliban duizenden dollars vertrekt voor Taliban-activiteiten in Afghanistan. Vanaf 2008 hebben Khairullah and Satar geld van donoren ingezameld en dat via hun hawala onder de Taliban verdeeld.

B.   Entiteiten en andere groepen en ondernemingen die banden hebben met de Taliban

1.

Haji Khairullah Haji Sattar money exhange (alias a) Haji Khairullah-Haji Sattar Sarafi b) Haji Khairullah en Abdul Sattar and Company c) Haji Khairullah Money Exchange d) Haji Khair Ullah Money Service e) Haji Salam Hawala f) Haji Hakim Hawala g) Haji Alim Hawala).

Adres: a) kantoor 1: i) Chohar Mir Road, Kandahari Bazaar, Quetta City, provincie Baluchistan, Pakistan; ii) vertrek nummer 1, Abdul Sattar Plaza, Hafiz Saleem Street, Munsafi Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iii) winkel nummer 3, Dr. Bano Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iv) kantoor nummer 3, nabij Fatima Jinnah Road, Dr. Bano Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan v) Kachara Road, Nasrullah Khan Chowk, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan vi) Wazir Mohammad Road, Quetta, provincie Baluchistan Province; b) kantoor 2: Peshawar, provincie Khyber Paktunkhwa, Pakistan; c) kantoor 3: Moishah Chowk Road, Lahore, provincie Punjab, Pakistan; d) kantoor 4: Karachi, provincie Sindh, Pakistan; e) kantoor 5: i) Larran Road 2, Chaman, Baluchistan, Pakistan ii) Chaman Central Bazaar, Chaman, provincie Baluchistan, Pakistan; f) kantoor 6: i) winkel nummer 237, Shah Zada Market (ook bekend als Sarai Shahzada), Kabul, Afghanistan ii) winkel nummer 257, 3e verdieping, Shah Zada Market (ook bekend als Sarai Shahzada), Kabul, Afghanistan; g) kantoor 7: i) winkels nummer 21 en 22, 2e verdieping, Kandahar City Sarafi Market, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan ii) New Sarafi Market, 2e verdieping, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan iii) Safi Market, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan; h) kantoor 8: Gereshk City, district Nahr-e Saraj, provincie Helmand, Afghanistan; i) kantoor 9: i) Lashkar Gah Bazaar, Lashkar Gah, district Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan ii) Haji Ghulam Nabi Market, 2e verdieping, Lashkar Gah District, provincie Helmand, Afghanistan; j) kantoor 10: i) suite nummers 196-197, 3e verdieping, Khorasan Market, Herat City, provincie Herat, Afghanistan ii) Khorasan Market, Shahre Naw, District 5, Herat City, provincie Herat, Afghanistan; k) kantoor 11: i) Sarafi Market, district Zaranj, provincie Nimroz, Afghanistan ii) Ansari Market, 2e verdieping, provincie Nimroz, Afghanistan; l) kantoor 12: Sarafi Market, Wesh, Spin district Boldak, Afghanistan; m) kantoor 13: Sarafi Market, Farah, Afghanistan; n) kantoor 14: Dubai, Verenigde Arabische Emiraten; o) kantoor 15: Zahedan, Iran; p) kantoor 16: Zabul, Iran. Nummer voor belastingen en vergunningen: a) belastingnummer Pakistan: 1774308; b) belastingnummer Pakistan: 0980338; c) belastingnummer Pakistan: 3187777; d) vergunningnummer voor Afghan Money Service Provider: 044. Overige informatie: a) Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange is door de leiding van de Taliban gebruikt om geld aan Taliban-commandanten over te maken voor de financiering van strijders en operaties in Afghanistan vanaf 2011. b) Heeft banden met Abdul Sattar Abdul Manan en Khairullah Barakzai Khudai Nazar. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange (HKHS) is het gezamenlijk eigendom van Abdul Satar Abdul Manan en Khairullah Barakzai Khudai Nazar. Satar en Khairullah hebben samen wisselkantoren beheerd in Afghanistan, Pakistan, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten. De Talibanleiders hebben HKHS gebruikt om geld door te sluizen naar schaduwgouverneurs en commandanten van de Taliban, en om hawala-transfers voor de Taliban te ontvangen. Vanaf 2011 heeft de Taliban-top via HKHS geld doorgesluisd naar de commandanten van de Taliban in Afghanistan. Eind 2011 werd de HKHS-afdeling in Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan, gebruikt om geld door te sluizen naar de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand. Medio 2011 heeft een commandant van de Taliban een HKHS-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan gebruikt om strijders en operaties in Afghanistan te financieren. Nadat de Taliban maandelijks grote sommen contant geld bij deze HKHS-afdeling had ondergebracht, konden commandanten van de Taliban via elke HKHS-afdeling toegang krijgen tot het geld. Personeelsleden van de Taliban hebben HKHS in 2010 gebruikt om geld door te sluizen naar „hawalas” in Afghanistan, waar de operationele commandanten toegang konden krijgen tot het geld. Vanaf eind 2009 zag de directeur van de HKHS-afdeling in Lashkar Gah toe op het verkeer van geld van de Taliban via HKHS.

(2)

Roshan money exchange (alias (a) Roshan Sarafi (b) Roshan Trading Company (c) Rushaan Trading Company (d) Roshan Shirkat (e) Maulawi Ahmed Shah Hawala (f) Mullah Ahmed Shah Hawala (g) Haji Ahmad Shah Hawala (h) Ahmad Shah Hawala).

Adres: (a) kantoor 1: i) Winkel nummer 1584, Furqan (variant Fahr Khan) Center, Chalhor Mal Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan ii) Flat nummer 4, Furqan Center, Jamaluddin Afghani Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iii) kantoor nummer 4, 2e verdieping, Muslim Plaza Building, Doctor Banu Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iv) Cholmon Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan v) Munsafi Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan vi) Winkel nummer 1, 1e verdieping, Kadari Place, Abdul Samad Khan Street (bij Fatima Jena Road), Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan; (b) kantoor 2: i) Safar Bazaar, Garmser District, provincie Helmand, Afghanistan ii) Main Bazaar, Safar, provincie Helmand, Afghanistan; (c) kantoor 3: i) Haji Ghulam Nabi Market, Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan ii) Money Exchange Market, Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan iii) Lashkar Gah Bazaar, provincie Helmand, Afghanistan; (d) kantoor 4: Hazar Joft, Garmser District, provincie Helmand, Afghanistan; (e) kantoor 5: Ismat Bazaar, Marjah District, provincie Helmand, Afghanistan; (f) kantoor 6: Zaranj, provincie Nimruz, Afghanistan; (g) kantoor 7: i) Suite nummer 8, 4e verdieping, Sarafi Market, District nummer 1, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan ii) Winkel nummer 25, 5e verdieping, Sarafi Market, Kandahar City, district Kandahar, provincie Kandahar, Afghanistan; (h) kantoor 8: Lakri City, provincie Helmand, Afghanistan; (i) kantoor 9: Gerd-e-Jangal, district Chaghi, provincie Baluchistan, Pakistan; (j) kantoor 10: Chaghi, district Chaghi, provincie Baluchistan, Pakistan; (k) kantoor 11: Aziz Market, voor Azizi Bank, Waish Border, district Spin Boldak, provincie Kandahar, Afghanistan Overige informatie: Roshan Money Exchange bewaart geld en draagt geld over om de militaire operaties van de Taliban en de drugshandel in Afghanistan te ondersteunen. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Roshan Money Exchange (RMX) bewaart geld en draagt geld over om militaire operaties van de Taliban en de rol van de Taliban in de drugshandel in Afghanistan te ondersteunen. RMX was een van de eerste „hawalas” (informele diensten voor overmaking van geld) die vanaf 2011 door Taliban-ambtenaren werden gebruikt in de provincie Helmand. In 2011 nam een hooggeplaatst Taliban-lid in een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan honderdduizenden dollars op ten behoeve van schaduwgouverneurs van de Taliban in de provincie. Ter financiering van het lenteoffensief van de Taliban in 2011 bracht de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand duizenden dollars onder bij RMX. Tevens heeft een Taliban-lid in 2011 tienduizenden dollars van RMX ontvangen als steun voor militaire operaties. Een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan heeft tevens tienduizenden dollars in bewaring gehad die zouden worden opgenomen door een commandant van de Taliban. In 2010 heeft een Taliban-lid, namens de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand, RMX gebruikt om duizenden dollars naar de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan te sturen. De RMX-afdeling in Lashkar Gah, provincie Helmand, is door de Taliban gebruikt om geld voor plaatselijke operaties door te sluizen. In 2011 heeft een ondercommandant van de Taliban via de RMX-afdeling in Lashkar Gah tienduizenden dollars aan een commandant van de Taliban overgedragen. De Taliban hebben in 2010 ook geld via de RMX-afdeling in Lashkar Gah doorgesluisd aan commandanten van de Taliban. Evenzo heeft een Taliban-lid in 2010 RMX gebruikt om tienduizenden dollars naar de provincie Helmand en de provincie Herat, Afghanistan, te sturen namens de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand.

In 2009 nam een hooggeplaatste Taliban-vertegenwoordiger in een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan honderdduizenden dollars op om militaire operaties van de Taliban in Afghanistan te financieren. Het naar de RMX gestuurde geld was afkomstig uit Iran. In 2008 gebruikte een Taliban-leider RMX om tienduizenden dollars van Pakistan naar Afghanistan door te sluizen. De Taliban maken ook gebruik van RMX om hun rol in de drugshandel in Afghanistan te faciliteren. Vanaf 2011 hebben Taliban-functionarissen, waaronder de schaduwgouverneur in de provincie Helmand, honderdduizenden dollars vanuit een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan naar „hawalas” in Afghanistan doorgesluisd voor de aankoop van drugs namens Taliban-functionarissen. Tevens heeft een Taliban-functionaris in 2011 Taliban-commandanten in de provincie Helmand opdracht gegeven de opbrengsten van opium via RMX over te dragen. Een Taliban-districtshoofd heeft duizenden dollars vanuit Marjah, provincie Helmand, Afghanistan, naar een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan gezonden.


BIJLAGE II

In artikel 2 bedoelde vermeldingen

1.

Mohammad Homayoon Mohammad Yonus Kohistani (alias Mohammad Homayoon Kohistani).

2.

Mohammad Sharif Masood Mohammad Akbar.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 644/2012 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2012

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 206/2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering, wat betreft Rusland

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2004/68/EG van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren, tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (1), en met name artikel 3, lid 1, eerste en tweede alinea, artikel 6, lid 1, eerste alinea, artikel 7, onder e), artikel 8, onder d), en artikel 13, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2004/68/EG bevat de veterinairrechtelijke voorschriften voor de doorvoer via de Unie van levende hoefdieren. Zij bepaalt dat voor de doorvoer via de Unie van levende hoefdieren uit geautoriseerde derde landen specifieke bepalingen, met inbegrip van modellen van veterinaire certificaten, kunnen worden vastgesteld, op voorwaarde dat de dieren via een erkende grensinspectiepost door het grondgebied van de Unie worden doorgevoerd na toestemming en onder toezicht van de douaneautoriteiten en van een officiële dierenarts en zonder enige onderbreking van de reis, behalve om redenen van dierenwelzijn.

(2)

In Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (2) zijn de voorschriften inzake veterinaire certificering vastgesteld voor het binnenbrengen in de Unie van bepaalde zendingen levende dieren, met inbegrip van hoefdieren. In bijlage I bij die verordening is een lijst vastgesteld van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit dergelijke zendingen in de Unie mogen worden binnengebracht, evenals modellen van veterinaire certificaten die de zendingen moeten vergezellen.

(3)

Na het verzoek van Rusland om de doorvoer via het grondgebied van Litouwen van levende fok- en gebruiksdieren uit de regio Kaliningrad (Kaliningradskaya oblast) toe te staan, heeft de Commissie in Kaliningrad een inspectie uitgevoerd. Zij kwam tot de conclusie dat de diergezondheidssituatie in die regio gunstig lijkt. Op grond hiervan moet het binnenbrengen in de Unie van zendingen van dergelijke dieren met als enige doel de doorvoer via het grondgebied van Litouwen door middel van wegvoertuigen van de regio Kaliningrad naar andere delen van het grondgebied van Rusland, worden toegestaan.

(4)

Bovendien kan Litouwen de toepassing garanderen van de maatregelen in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (3) op die dieren uit de regio Kaliningrad die door externe omstandigheden de doorvoer niet kunnen voltooien zonder lossing.

(5)

Rusland bevestigde ook zijn overeenkomst met Belarus in het kader van de douane-unie waar beide landen deel van uitmaken en die impliceert dat in beide landen dezelfde veterinaire en sanitaire standaardvoorschriften inzake invoer van toepassing zijn.

(6)

Daarom moet Verordening (EU) nr. 206/2010 worden gewijzigd om te voorzien in de doorvoer van levende fok- en gebruiksdieren uit de regio Kaliningrad. De in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 206/2010 opgenomen lijst van derde landen en gebieden, of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren in de Unie mogen worden binnengebracht, moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Er moet ook worden voorzien in een model van veterinair certificaat voor de doorvoer van die dieren. In deel 2 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 206/2010 moet daarom een model van veterinair certificaat "BOV-X-TRANSIT-RU" worden ingevoegd.

(8)

Verordening (EU) nr. 206/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:

1)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 12 bis

Afwijking voor de doorvoer via Litouwen van bepaalde zendingen levende fok- en gebruiksdieren

1.   De doorvoer over de weg via Litouwen van zendingen levende fok- en gebruiksdieren uit de Russische regio Kaliningrad die worden verzonden naar een bestemming buiten de Unie, wordt onder de volgende voorwaarden toegestaan:

a)

de dieren komen Litouwen binnen via de weggrensinspectiepost Kybartai en verlaten Litouwen via de grensinspectiepost Medininkai;

b)

de dieren worden vervoerd in containers op wegvoertuigen die in de weggrensinspectiepost van binnenkomst in de Unie in Kybartai door de veterinaire dienst van de bevoegde autoriteit van Litouwen worden verzegeld met een zegel dat van een volgnummer is voorzien;

c)

de documenten die de dieren vergezellen van de weggrensinspectiepost Kybartai naar de grensinspectiepost Medininkai, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad, met inbegrip van een naar behoren ingevuld veterinair certificaat overeenkomstig het model van veterinair certificaat "BOV-X-TRANSIT-RU" dat is opgenomen in deel 2 van bijlage I bij deze verordening, worden op elke bladzijde door de officiële dierenarts van de bevoegde autoriteit waaronder de weggrensinspectiepost Kybartai valt, voorzien van het stempel "UITSLUITEND VOOR DOORVOER UIT DE RUSSISCHE REGIO KALININGRAD VIA LITOUWEN";

d)

aan de voorschriften van artikel 9 van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad is voldaan;

e)

op het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst, als bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie (4), dat door de officiële dierenarts van de weggrensinspectiepost Kybartai is ondertekend, wordt verklaard dat de zending via Litouwen mag worden doorgevoerd;

f)

de dieren gaan vergezeld van een gezondheidscertificaat dat vrije toegang verleent tot Belarus, en een veterinair certificaat voor de plaats van bestemming van de dieren in Rusland.

2.   De zending mag niet worden gelost in de Unie en moet rechtstreeks naar de grensinspectiepost van vertrek in Medininkai worden vervoerd.

De officiële dierenarts van de grensinspectiepost Medininkai vult deel 3 van het gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst in nadat de uitgangscontroles van de zending hebben bevestigd dat het dezelfde zending is als degene die Litouwen is binnengekomen via de weggrensinspectiepost Kybartai.

3.   Als er zich tijdens de doorvoer een onregelmatigheid of noodgeval voordoet, neemt de lidstaat van doorvoer waar nodig de maatregelen die zijn vastgesteld in artikel 8, lid 1, onder b), tweede streepje, van Richtlijn 90/425/EEG (5).

4.   De bevoegde autoriteit van Litouwen controleert regelmatig of het aantal zendingen dat het grondgebied van de Unie binnenkomt in overeenstemming is met het aantal zendingen dat de Unie verlaat.

2)

bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 321.

(2)  PB L 73 van 20.3.2010, blz. 1.

(3)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(4)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11.

(5)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29."


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 206/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

de delen 1 en 2 worden vervangen door:

"DEEL 1

Lijst van derde landen en gebieden of delen daarvan  (1)

ISO-code en naam van het derde land

Gebieds-code

Omschrijving van het derde land, gebied of deel daarvan

Veterinair certificaat

Specifieke voorwaarden

Model

AG

1

2

3

4

5

6

CA – Canada

CA-0

Het hele land

POR-X

 

IVb

IX

V

CA-1

Het hele land met uitzondering van het gebied Okanagan Valley in British Columbia, omschreven als volgt:

vanaf het punt op de grens tussen Canada en de Verenigde Staten van Amerika met de coördinaten 120°15′ WL, 49° NB

noordwaarts tot het punt met de coördinaten 119°35′ WL, 50°30′ NB

noordoostwaarts tot het punt met de coördinaten 119° WL, 50°45′ NB

zuidwaarts tot het punt op de grens tussen Canada en de Verenigde Staten van Amerika met de coördinaten 118°15′ WL, 49° NB

BOV-X, OVI-X, OVI-Y RUM (2)

A

CH – Zwitserland

CH-0

Het hele land

 (3)

 

 

CL – Chili

CL-0

Het hele land

BOV-X, OVI-X, RUM

 

 

POR-X, SUI

B

GL – Groenland

GL-0

Het hele land

OVI-X, RUM

 

V

HR – Kroatië

HR-0

Het hele land

BOV-X, BOV-Y, RUM, OVI-X, OVI-Y

 

 

IS – IJsland

IS-0

Het hele land

BOV-X, BOV-Y RUM, OVI-X, OVI-Y

 

 

POR-X, POR-Y

B

ME – Montenegro

ME-0

Het hele land

 

 

I

MK – Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (4)

MK-0

Het hele land

 

 

I

NZ – Nieuw-Zeeland

NZ-0

Het hele land

BOV-X, BOV-Y, RUM, POR-X, POR-Y OVI-X, OVI-Y

 

III

V

PM – Saint-Pierre en Miquelon

PM-0

Het hele land

BOV-X, BOV-Y, RUM, OVI-X, OVI-Y CAM

 

 

RS – Servië (5)

RS-0

Het hele land

 

 

I

RU – Rusland

RU-0

Het hele land

 

 

 

RU-1

Het hele land met uitzondering van de regio Kaliningrad

 

 

 

RU-2

Regio Kaliningrad

BOV-X-TRANSIT-RU

 

X

Specifieke voorwaarden (zie de voetnoten in elk certificaat):

"I"

:

voor doorvoer via het grondgebied van een derde land voor uit een lidstaat verzonden en voor een lidstaat bestemde slachtdieren of levende mestrunderen in vrachtwagens die zijn verzegeld met een zegel dat van een volgnummer is voorzien.

Het zegelnummer moet worden ingevuld op het gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage F bij Richtlijn 64/432/EEG (6) voor levende slacht- en mestrunderen en volgens model I in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG (7) voor slachtschapen en -geiten.

Bovendien moet het zegel intact zijn bij aankomst in de aangewezen grensinspectiepost van binnenkomst in de Unie en moet het zegelnummer in het geïntegreerd veterinair computersysteem van de Unie (Traces) worden geregistreerd.

Het certificaat moet vóór de doorvoer van de zending via een of meer derde landen op het punt van uitgang in de Unie door de bevoegde veterinaire autoriteit worden afgestempeld met een stempel met de volgende tekst: "UITSLUITEND VOOR DOORVOER TUSSEN VERSCHILLENDE DELEN VAN DE EUROPESE UNIE VIA DE VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË/MONTENEGRO/SERVIË (8)  (9)".

Mestrunderen moeten rechtstreeks worden vervoerd naar het bedrijf van bestemming dat is aangewezen door de bevoegde veterinaire autoriteit van het land van bestemming. Die dieren mogen dat bedrijf niet verlaten, behalve om onmiddellijk te worden geslacht.

"II"

:

gebied dat als officieel tuberculosevrij is erkend in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model BOV-X.

"III"

:

gebied dat als officieel brucellosevrij is erkend in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model BOV-X.

"IVa"

:

gebied dat als officieel vrij van enzoötische boviene leukose (EBL) is erkend in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model BOV-X.

"IVb"

:

erkend als land of gebied met beslagen die officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose (EBL), gelijkwaardig aan de voorschriften van bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG, in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model BOV-X.

"V"

:

gebied dat als officieel brucellosevrij is erkend in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model OVI-X.

"VI"

:

geografische beperkingen.

"VII"

:

gebied dat als officieel tuberculosevrij is erkend in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model RUM.

"VIII"

:

gebied dat als officieel brucellosevrij is erkend in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model RUM.

"IX"

:

gebied dat als officieel vrij van de ziekte van Aujeszky is erkend in het kader van de uitvoer naar de Unie van levende dieren waarvoor een certificaat is afgegeven volgens model POR-X.

"X"

:

uitsluitend voor doorvoer via Litouwen van levende fok- en/of gebruiksdieren uit de regio Kaliningrad naar andere regio's in Rusland.

DEEL 2

Modellen van de veterinaire certificaten

Modellen:

"BOV-X"

:

veterinair certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden fok- en/of gebruiksrunderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan).

"BOV-Y"

:

veterinair certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan), bestemd om na invoer onmiddellijk te worden geslacht.

"BOV-X-TRANSIT-RU"

:

veterinair certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan), bestemd voor doorvoer via het grondgebied van Litouwen van de regio Kaliningrad naar andere regio's in Rusland.

"OVI-X"

:

veterinair certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden fok- en/of gebruiksschapen (Ovis aries) en fok- en/of gebruiksgeiten (Capra hircus).

"OVI-Y"

:

veterinair certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden schapen (Ovis aries) en geiten (Capra hircus), bestemd om na invoer onmiddellijk te worden geslacht.

"POR-X"

:

veterinair certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden fok- en/of gebruiksvarkens (Sus scrofa).

"POR-Y"

:

veterinair certificaat voor als landbouwhuisdier gehouden varkens (Sus scrofa), bestemd om na invoer onmiddellijk te worden geslacht.

"RUM"

:

veterinair certificaat voor dieren van de orde Artiodactyla (met uitzondering van runderen (inclusief Bubalus, Bison en kruisingen daarvan), Ovis aries, Capra hircus, Suidae en Tayassuidae) en van de families Rhinocerotidae en Elephantidae.

"SUI"

:

veterinair certificaat voor niet-gedomesticeerde Suidae, Tayassuidae en Tapiridae.

"CAM"

:

speciale verklaring voor de invoer van dieren uit Saint-Pierre en Miquelon volgens de in deel 7 van bijlage I vastgelegde voorwaarden.

AG (Aanvullende garanties):

"A"

:

garanties inzake tests op bluetongue en epizoötische hemorragische ziekte bij dieren waarvoor een veterinair certificaat is afgegeven volgens model BOV-X (punt II.2.8 B), OVI-X (punt II.2.6 D) en RUM (punt II.2.6).

"B"

:

garanties inzake tests op vesiculaire varkensziekte en klassieke varkenspest bij dieren waarvoor een veterinair certificaat is afgegeven volgens model POR-X (punt II.2.4 B) en SUI (punt II.2.4 B).

"C"

:

garanties inzake een test op brucellose bij dieren waarvoor een veterinair certificaat is afgegeven volgens model POR-X (punt II.2.4 C) en SUI (punt II.2.4 C)."

2)

het volgende model van veterinair certificaat wordt ingevoegd tussen de modellen van veterinaire certificaten "BOV-Y" en "OVI-X":

Image

Image

Image


(1)  Onverminderd de specifieke certificeringsvoorschriften in overeenkomsten van de Unie met derde landen.

(2)  Uitsluitend voor levende dieren die niet tot de Cervidae behoren.

(3)  Certificaten volgens de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).

(4)  Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: de definitieve naam van dit land zal worden vastgelegd in aansluiting op de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties.

(5)  Met uitzondering van Kosovo volgens Resolutie 1244/99 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(6)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(7)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19.

(8)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(9)  Servië met uitzondering van Kosovo volgens Resolutie 1244/99 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 645/2012 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2012

tot afwijking van Verordening (EG) nr. 1122/2009 en Verordening (EU) nr. 65/2011 wat betreft de verlaging van de steunbedragen bij een te late indiening van verzamelaanvragen voor continentaal Portugal en Madeira voor 2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name artikel 91,

Gezien Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (2), en met name artikel 142, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (3) is bepaald dat bij een te late indiening van steunaanvragen of van documenten, contracten of aangiften die onmisbaar zijn om voor de betrokken steun in aanmerking te komen, een verlaging moet worden toegepast.

(2)

Krachtens artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie van 27 januari 2011 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (4) dienen de artikelen 22 en 23 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 van overeenkomstige toepassing te zijn op betalingsaanvragen in het kader van deel II, titel I, van Verordening (EU) nr. 65/2011.

(3)

Portugal heeft een verzamelaanvraagsysteem ingevoerd waarbij één en dezelfde steunaanvraag overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 betrekking heeft op verscheidene steunregelingen. Met name aanvragen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling zoals bedoeld in titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009, aanvragen voor de ooien- en geitenpremies in het kader van artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1121/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009 met betrekking tot de bij de titels IV en V van die verordening ingestelde steunregelingen (5), en bepaalde steunaanvragen in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 maken deel uit van de verzamelaanvraag.

(4)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 en artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 65/2011 heeft Portugal de uiterste datum voor de indiening van verzamelaanvragen voor 2012 vastgesteld op 15 mei 2012. Voor verzamelaanvragen die ook een aanvraag voor de ooien- en geitenpremie bevatten, heeft Portugal overeenkomstig artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1121/2009 de uiterste datum voor de indiening van aanvragen voor deze premie voor 2012 vastgesteld op 30 april van het aanvraagjaar.

(5)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de percelen landbouwgrond op betrouwbare wijze worden geïdentificeerd en dat de verzamelaanvraag vergezeld gaat van documenten die het mogelijk maken om met het oog op de toepassing van het controlesysteem elk perceel landbouwgrond te identificeren.

(6)

Vanwege de geregeld geconstateerde tekortkomingen bij de identificatie van percelen landbouwgrond heeft Portugal in overleg met de Commissie een actieplan ten uitvoer gelegd. Dit actieplan omvat met name de verbintenis het landbouwpercelenidentificatiesysteem (LPIS) in Portugal te actualiseren.

(7)

Portugal heeft wat zijn continentale grondgebied en Madeira betreft uitzonderlijke omstandigheden meegemaakt bij het beheer van de verzamelaanvragen voor 2012. In de tweede fase van het actieplan moest Portugal ca. 1 600 000 percelen toetsen. Dit werk is complex en bovendien hebben kwaliteitscontroles aanleiding gegeven tot een nieuwe analyse van een aantal percelen, die op haar beurt ook vertragingen met zich brengt. Voorts heeft een deel van de door externe contractanten uitgevoerde werkzaamheden vertraging opgelopen, waardoor het vooropgestelde tijdschema voor de actualisering van het LPIS niet kon worden aangehouden. Als gevolg daarvan hebben de landbouwers de geactualiseerde informatie over de percelen later gekregen dan gepland.

(8)

Gezien de bestaande technische capaciteit in Portugal, die met het oog op de uitvoering van het actieplan al was uitgebreid, werd het voor de aanvragers moeilijk om binnen de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 en artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1121/2009 genoemde termijnen een verzamelaanvraag voor continentaal Portugal en Madeira in te dienen.

(9)

Daar komt nog bij dat de aanvraagprocedure in Portugal veel tijd vergt omdat de landbouwers na de actualisering van het LPIS de correcties van de grenzen van de referentiepercelen zorgvuldig moeten controleren. Gezien de brede context van het actieplan en gezien de toezegging van Portugal om zijn geïntegreerde beheers- en controlesysteem te verbeteren, kunnen de uiterste data, respectievelijk 15 mei 2012 en 30 april 2012, dan ook onmogelijk in acht worden genomen.

(10)

Bovendien is het informaticasysteem intensiever gebruikt omdat naar aanleiding van de uitzonderlijke droogte aanvullende maatregelen ten uitvoer zijn gelegd. Omdat deze maatregelen werden beheerd met hetzelfde informaticasysteem als het actieplan, bleef voor het beheer van het actieplan nog minder capaciteit over.

(11)

Vanwege de hierboven uiteengezette problemen is de aanvraagprocedure in 2012 later van start gegaan dan in 2011 en in de daaraan voorafgaande jaren. Om dezelfde redenen zijn de aanvragen tegen een trager tempo ingediend dan in 2011. Uit de informatie over de capaciteit van het IT-systeem die de Portugese autoriteiten bij de Commissie hebben ingediend, blijkt dat aan de betrokken landbouwers en begunstigden een afwijking moet worden toegestaan op grond waarvan zij hun aanvraag tot 25 dagen na de vastgestelde termijn mogen indienen.

(12)

Daarom is het passend de in Verordening (EG) nr. 1122/2009 bedoelde verlagingen niet toe te passen bij een te late indiening van verzamelaanvragen wanneer de desbetreffende landbouwers hun verzamelaanvraag voor continentaal Portugal en Madeira uiterlijk 25 kalenderdagen na 15 mei 2012, of in het geval van de ooien- en geitenpremie uiterlijk 25 kalenderdagen na 30 april 2012 hebben ingediend.

(13)

Evenzo is het, in afwijking van artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 65/2011, voor in het kader van deel II, titel I, van Verordening (EU) nr. 65/2011 ingediende betalingsaanvragen betreffende continentaal Portugal en Madeira, passend om geen verlagingen vanwege te late indiening van verzamelaanvragen toe te passen wanneer de desbetreffende landbouwers hun verzamelaanvraag uiterlijk 25 kalenderdagen na 15 mei 2012 hebben ingediend.

(14)

Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (6) geldt dat indien de laatste dag van een anders dan in uren omschreven termijn een feestdag, een zondag of een zaterdag is, deze termijn afloopt bij het einde van het laatste uur van de daaropvolgende werkdag. Aangezien 11 juni 2012 de eerste werkdag is na 9 juni 2012, is het passend geen verlagingen vanwege te late indiening van verzamelaanvragen toe te passen wanneer de desbetreffende landbouwers hun verzamelaanvraag betreffende continentaal Portugal en Madeira uiterlijk op 11 juni 2012, of in het geval van de ooien- en geitenpremie uiterlijk op 25 mei 2012 hebben ingediend.

(15)

Aangezien de voorgestelde afwijkingen betrekking hebben op de voor het steunjaar 2012 ingediende verzamelaanvragen, dient de onderhavige verordening met terugwerkende kracht van toepassing te zijn.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling en het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In afwijking van artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 worden met betrekking tot het aanvraagjaar 2012 geen verlagingen vanwege te late indiening van verzamelaanvragen toegepast wanneer de desbetreffende landbouwers hun verzamelaanvraag betreffende continentaal Portugal en Madeira uiterlijk op 11 juni 2012 hebben ingediend.

2.   In afwijking van artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 worden voor verzamelaanvragen voor 2012 die ook een aanvraag voor de ooien- en geitenpremie bevatten, geen verlagingen vanwege te late indiening van verzamelaanvragen toegepast op die premie wanneer de desbetreffende landbouwers hun verzamelvraag betreffende continentaal Portugal en Madeira uiterlijk op 25 mei 2012 hebben ingediend.

Artikel 2

In afwijking van artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 65/2011 worden met betrekking tot het aanvraagjaar 2012 geen in artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 bedoelde verlagingen vanwege te late indiening van verzamelaanvragen toegepast op betalingsaanvragen voor continentaal Portugal en Madeira in het kader van deel II, titel I, van Verordening (EU) nr. 65/2011 wanneer die aanvragen uiterlijk op 11 juni 2012 zijn ingediend.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(2)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(3)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.

(4)  PB L 25 van 28.1.2011, blz. 8.

(5)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 27.

(6)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1-2.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 646/2012 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2012

houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake boetes en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 25, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 216/2008 beoogt de totstandbrenging en instandhouding van een hoog uniform veiligheidsniveau in de burgerluchtvaart in Europa. Die verordening voorziet ook in de middelen om deze en andere doelstellingen op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart te verwezenlijken.

(2)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 is het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ("het Agentschap") verantwoordelijk voor de certificering van bepaalde producten, personen en ondernemingen. Op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, moet het Agentschap erop toezien dat die producten, personen en ondernemingen voldoen aan de toepasselijke eisen, inclusief de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.

(3)

Wanneer vastgestelde potentiële tekortkomingen niet op passende wijze worden verholpen tijdens het toezichtsproces, verleent artikel 25 van Verordening (EG) nr. 216/2008 de Commissie de bevoegdheid om, op verzoek van het Agentschap, boetes of dwangsommen op te leggen aan houders van door het Agentschap afgegeven certificaten wegens niet-nakoming, opzettelijk of door nalatigheid, van de in Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan vastgestelde verplichtingen.

(4)

Die boeten en dwangsommen moeten de Commissie een aanvullend instrument verschaffen waarmee zij - in vergelijking met de intrekking van een door het Agentschap afgegeven certificaat - genuanceerder, flexibeler en stapsgewijs kan reageren op gevallen van niet-naleving van de regels.

(5)

Het is noodzakelijk regels vast te stellen voor procedures, onderzoeken, bijbehorende maatregelen en verslaglegging van het Agentschap, alsook procedureregels voor besluitvorming, inclusief bepalingen inzake de kwantificering en inning van boetes en dwangsommen. Er moeten eveneens gedetailleerde criteria worden vastgelegd om de hoogte van de boetes of dwangsommen te bepalen.

(6)

Bij de vaststelling van deze regels en procedures moet worden gestreefd naar het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en milieubescherming, moet de doelmatige uitvoering van het onderzoek en van de besluitvormingsfasen worden aangemoedigd en moet erop worden toegezien dat de procedures voor het opleggen van boetes en dwangsommen eerlijk en transparant zijn.

(7)

De bepalingen van deze verordening kunnen alleen effectief worden gehandhaafd in een kader van nauwe samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Agentschap. Het is dan ook noodzakelijk regelingen te treffen voor overleg en samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en het Agentschap, teneinde de doelmatige uitvoering van het onderzoek en de besluitvorming met betrekking tot de gestelde niet-naleving te garanderen.

(8)

Bij het inleiden en het voeren van de inbreukprocedure en bij het kwantificeren van boetes en dwangsommen dienen de Commissie en het Agentschap rekening te houden met andere procedures die een lidstaat of derde land tegen dezelfde certificaathouder voert.

(9)

De Commissie en het Agentschap moeten ook rekening houden met door het Agentschap ingeleide procedures of genomen beslissingen betreffende de wijziging, beperking, schorsing of intrekking van het desbetreffende certificaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008.

(10)

Onverminderd het Unierecht ter voorkoming van het gebruik van veiligheidsinformatie voor schuld of aansprakelijkheid, met name artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 216/2008, artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG (2) en artikel 7 van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart (3), kan tijdens het onderzoek of de besluitvormingsfasen van een dergelijke inbreukprocedure een beroep worden gedaan op alle door het Unierecht aan de Commissie of het Agentschap verleende toezichtbevoegdheden met betrekking tot overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 afgegeven certificaten. Een besluit van de Commissie tot het opleggen van boetes of dwangsommen moet gebaseerd zijn op het onderzoek van het Agentschap, de opmerkingen van de certificaathouder in het kader van de inbreukprocedure en andere bij het Agentschap en de Commissie ingediende informatie.

(11)

Certificaathouders moeten de gelegenheid krijgen om binnen een bepaalde termijn vrijwillig te voldoen aan Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan; in dat geval dient de Commissie geen boetes of dwangsommen op te leggen. Deze mogelijkheid om de verordening vrijwillig na te leven, moet echter worden beperkt in de tijd.

(12)

Besluiten tot oplegging van boetes of dwangsommen dienen uitsluitend gebaseerd te zijn op gronden waarop de certificaathouder commentaar heeft kunnen geven.

(13)

De opgelegde boetes of dwangsommen moeten doelmatig, evenredig en afschrikkend zijn, met inachtneming van de omstandigheden van het geval.

(14)

Het lijkt gepast een specifieke procedure in te voeren voor gevallen waarin de Commissie voornemens is een certificaathouder tegen wie een inbreukprocedure loopt een dwangsom op te leggen omdat hij weigert de Commissie of het Agentschap medewerking te verlenen met betrekking tot onderzoeksmaatregelen of andere verzoeken.

(15)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die worden erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name wat betreft de rechten van de verdediging en het beginsel van vertrouwelijkheid, overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(16)

Met het oog op de rechtszekerheid bij het voeren van de inbreukprocedure moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de berekening van termijnen en verjaringstermijnen voor de oplegging en handhaving van boetes en dwangsommen.

(17)

Besluiten tot het opleggen van boetes en dwangsommen dienen uitvoerbaar te zijn overeenkomstig artikel 299 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en dienen aan het toezicht door het Hof van Justitie van de Europese Unie te zijn onderworpen.

(18)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgesteld inzake criteria voor het bepalen van de hoogte van de boete of dwangsom, de onderzoeksprocedures, de bijbehorende maatregelen en de verslaglegging, alsook procedureregels voor de besluitvorming, inclusief bepalingen betreffende de rechten van de verdediging, de toegang tot dossiers, rechtsbijstand, vertrouwelijkheid en termijnen, en de kwantificering en inning van boetes en dwangsommen.

2.   Deze verordening is van toepassing op het opleggen van:

a)

boetes aan personen en ondernemingen waaraan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (‧het Agentschap‧) een certificaat heeft afgegeven (‧certificaathouders‧) in het geval de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan opzettelijk of door nalatigheid niet zijn nageleefd en de belangen van de Unie in het geding zijn;

b)

dwangsommen aan de onder a) bedoelde certificaathouders, teneinde hen te verplichten Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan na te leven.

HOOFDSTUK II

INBREUKPROCEDURE

AFDELING 1

Onderzoek

Artikel 2

De inbreukprocedure

1.   De in dit hoofdstuk uiteengezette inbreukprocedure heeft betrekking op alle administratieve fasen van het onderzoek naar mogelijke niet-naleving van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsverordeningen daarvan.

2.   Het Agentschap kan de inbreukprocedure inleiden op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie of een lidstaat.

3.   Indien de inbreukprocedure op verzoek van de Commissie of een lidstaat wordt ingeleid, wordt de Commissie of de lidstaat door het Agentschap op de hoogte gehouden van het gevolg dat aan hun verzoek is gegeven.

Artikel 3

Verzoeken om informatie

1.   Bij het inleiden of voeren van een inbreukprocedure kan het Agentschap gebruik maken van alle informatie die het heeft verkregen bij de uitoefening van de krachtens het Unierecht verleende toezichtbevoegdheden met betrekking tot de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 afgegeven certificaten. Deze bevoegdheid laat het Unierecht ter voorkoming van het gebruik van informatie voor de toerekening van schuld of aansprakelijkheid onverlet.

2.   Alvorens een inbreukprocedure in te leiden, kan het Agentschap de betrokken certificaathouder verzoeken om informatie over de gestelde niet-naleving.

Het Agentschap vermeldt het doel van het verzoek en het feit dat dit op deze verordening is gebaseerd, en stelt een termijn vast waarbinnen de informatie moet worden ingediend.

Artikel 4

Kennisgeving

1.   Het Agentschap zendt een schriftelijke kennisgeving van de inleiding van een inbreukprocedure naar de certificaathouder, de Commissie en de nationale luchtvaartautoriteiten van de lidstaat of lidstaten of het derde land of de derde landen waarin de certificaathouder zijn hoofdvestiging heeft en waarin de niet-naleving is geschied en, indien van toepassing, naar de luchtvaartautoriteiten van derde landen en internationale organisaties die bevoegd zijn voor kwesties die onder deze verordening vallen.

2.   De kennisgeving bevat:

a)

een uiteenzetting van hetgeen tegen de certificaathouder wordt aangevoerd, met vermelding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan die niet zouden zijn nageleefd, en de bewijzen waarop het aangevoerde is gebaseerd; en

b)

een mededeling aan de certificaathouder dat er boetes of dwangsommen kunnen worden opgelegd.

Artikel 5

Onderzoek

1.   Na de inleiding van het onderzoek verduidelijkt het Agentschap de feiten en hetgeen tegen de certificaathouder wordt aangevoerd.

2.   Het Agentschap kan de certificaathouder verzoeken een schriftelijke of mondelinge toelichting of gegevens of documenten te verstrekken.

Het verzoek wordt schriftelijk tot de certificaathouder gericht. Het Agentschap vermeldt de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek, stelt een termijn vast waarbinnen de informatie moet worden verstrekt en wijst de certificaathouder op de in artikel 16, lid 1, onder a) en b), bedoelde dwangsommen wegens het niet voldoen aan het verzoek of het geven van onjuiste of misleidende informatie.

3.   Het Agentschap kan de nationale luchtvaartautoriteiten verzoeken mee te werken aan het onderzoek en, met name, informatie te verstrekken over de gestelde niet-naleving.

In het verzoek wordt de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek vermeld en wordt een termijn vastgesteld voor het indienen van het antwoord of het uitvoeren van de onderzoeksmaatregel.

4.   Het Agentschap kan alle natuurlijke of rechtspersonen of luchtvaartautoriteiten van derde landen om informatie over de gestelde niet-naleving verzoeken.

In het verzoek wordt de rechtsgrondslag en het doel van het verzoek vermeld en wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de informatie moet worden verstrekt.

Artikel 6

Vrijwillige naleving

1.   Bij de kennisgeving van de inleiding van de inbreukprocedure of daarna stelt het Agentschap een termijn vast waarbinnen de certificaathouder schriftelijk kan aangeven dat hij vrijwillig de niet-nageleefde bepalingen naleeft of, voor zover van toepassing, voornemens is deze na te leven. Indien de certificaathouder de bepalingen vrijwillig naleeft binnen de door het Agentschap gestelde termijn, besluit het Agentschap de ingeleide inbreukprocedure te beëindigen.

Het Agentschap is niet verplicht rekening te houden met antwoorden die na het verstrijken van de termijn zijn ontvangen.

2.   De in lid 1 genoemde termijn mag in geen geval aflopen na de datum waarop het Agentschap de bezwaren meedeelt overeenkomstig artikel 7.

Artikel 7

Mededeling van bezwaren

1.   Indien het Agentschap de feiten heeft vastgesteld en tot de bevinding is gekomen dat er redenen zijn om de inbreukprocedure voort te zetten, deelt het schriftelijk de bezwaren mee aan de betrokken certificaathouder. Deze mededeling van bezwaren bevat:

a)

hetgeen tegen de certificaathouder wordt aangevoerd, onder vermelding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften die niet zouden zijn nageleefd, en de bewijzen waarop het aangevoerde is gebaseerd;

b)

de mededeling dat er boetes of dwangsommen kunnen worden opgelegd.

2.   Bij de mededeling van de bezwaren verzoekt het Agentschap de certificaathouder schriftelijke opmerkingen te maken. Dit verzoek geschiedt schriftelijk, onder vermelding van een termijn voor de indiening van deze opmerkingen.

Artikel 8

Hoorzitting

1.   Indien de certificaathouder daarom verzoekt, stelt het Agentschap hem in de gelegenheid om zijn argumenten mondeling uiteen te zetten tijdens een hoorzitting.

2.   Indien noodzakelijk kan het Agentschap de nationale luchtvaartautoriteiten of andere personen uitnodigen om aan de hoorzitting deel te nemen.

3.   De hoorzitting is niet openbaar. Eenieder kan afzonderlijk of in aanwezigheid van andere uitgenodigde personen worden gehoord, met inachtneming van het legitieme belang dat certificaathouders en andere personen hebben bij de bescherming van hun zakengeheimen en andere vertrouwelijke informatie.

Artikel 9

Termijnen

Om de rechtszekerheid bij het voeren van de onderzoeksprocedure te garanderen, stelt het Agentschap nadere regels vast voor het stellen van termijnen.

Artikel 10

Verslag

1.   Het Agentschap verstrekt de Commissie, de lidstaten en de certificaathouder een verslag met een samenvatting van de conclusies van het overeenkomstig deze afdeling verrichte onderzoek. Het Agentschap dient ook het onderzochte dossier bij de Commissie in.

2.   Indien de conclusie van het verslag van het Agentschap luidt dat de certificaathouder de bepalingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan niet heeft nageleefd, bevat het verslag ook:

a)

een beoordeling van de omstandigheden van het geval, overeenkomstig de in artikel 15 van deze verordening genoemde criteria;

b)

een verzoek aan de Commissie om boetes of dwangsommen op te leggen;

c)

een gemotiveerd voorstel met het bedrag van de in afdeling 3 genoemde boetes of dwangsommen.

3.   Het Agentschap stelt zijn verslag vast binnen [12 maanden] na de kennisgeving van de inleiding van de inbreukprocedure overeenkomstig artikel 4 of binnen [6 maanden] na de kennisgeving van de Commissie dat het dossier overeenkomstig artikel 12 is teruggezonden.

AFDELING 2

Besluitvorming

Artikel 11

Verzoeken om informatie

1.   Indien de Commissie, ingevolge een verzoek van het Agentschap uit hoofde van artikel 10, lid 2, onder b), besluit de inbreukprocedure voort te zetten, kan zij de certificaathouder schriftelijk verzoeken om een schriftelijke of mondelinge toelichting, dan wel om gegevens of documenten. In dat geval wijst de Commissie de certificaathouder op de in artikel 16, lid 1, onder c) en d), genoemde dwangsommen wegens het niet voldoen aan verzoeken of het indienen van onjuiste of misleidende informatie.

De Commissie kan het Agentschap, de nationale luchtvaartautoriteiten of een natuurlijke of rechtspersoon ook verzoeken om informatie over de gestelde niet-naleving.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de certificaathouder in de gelegenheid wordt gesteld om alle schriftelijke toelichtingen, gegevens of documenten ter staving van zijn zaak te verstrekken. Certificaathouders kunnen verzoeken om een hoorzitting, maar de Commissie heeft het recht dat verzoek alleen in te willigen indien zij dit nodig acht.

Artikel 12

Nieuwe onderzoeksperiode

Op grond van het verslag van het Agentschap, de opmerkingen van de certificaathouder bij dat verslag en andere relevante informatie kan de Commissie oordelen dat aanvullende informatie nodig is. In dat geval kan zij het dossier terugzenden naar het Agentschap. De Commissie deelt het Agentschap duidelijk mee welke punten nader moeten worden onderzocht en stelt hiertoe, voor zover nodig, mogelijke onderzoeksmaatregelen voor, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 216/2008. Afdeling 1 van Hoofdstuk II van deze verordening is van toepassing op de nieuwe onderzoeksperiode.

AFDELING 3

Besluiten over boetes en dwangsommen

Artikel 13

Boetes en dwangsommen - maximumbedragen

1.   Indien de Commissie na de in Afdeling 2 vastgestelde besluitvormingsprocedure tot het oordeel komt dat de certificaathouder opzettelijk of door nalatigheid Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan niet heeft nageleefd, kan zij bij besluit een geldboete opleggen van ten hoogste 4 % van de jaarlijkse inkomsten of omzet van de certificaathouder in het voorgaande boekjaar.

2.   Indien de certificaathouder op het tijdstip van de vaststelling van het in lid 1 bedoelde besluit de niet-naleving niet heeft beëindigd, kan de Commissie, bij dat besluit, een dagelijkse dwangsom opleggen van ten hoogste 2,5 % van de gemiddelde dagelijkse inkomsten of omzet van de certificaathouder in het voorgaande boekjaar.

Deze dwangsommen kunnen worden opgelegd voor een periode die duurt vanaf de datum van kennisgeving van dat besluit tot de datum waarop de niet-naleving is beëindigd.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt onder het voorgaande boekjaar verstaan het boekjaar dat voorafgaat aan de datum van het in lid 1 bedoelde besluit.

4.   De boetes en dwangsommen zijn van administratieve aard.

5.   Het besluit tot oplegging van boetes en dwangsommen is uitvoerbaar.

Artikel 14

Inhoud van het besluit

1.   Het in artikel 13 bedoelde besluit wordt uitsluitend gebaseerd op de gronden waarover de certificaathouder opmerkingen heeft kunnen maken jegens de Commissie.

2.   De Commissie informeert de certificaathouder over de beschikbare rechtsmiddelen.

3.   De Commissie stelt de lidstaten en het Agentschap in kennis van de vaststelling van het besluit.

4.   Bij het publiceren van de bijzonderheden van haar besluit en de kennisgeving aan de lidstaten houdt de Commissie rekening met de legitieme belangen die certificaathouders en andere personen hebben bij de bescherming van hun zakengeheimen.

Artikel 15

Criteria voor de toepassing en kwantificering van boetes en dwangsommen

1.   Bij de beslissing of er boetes en dwangsommen moeten worden opgelegd en bij het bepalen van de hoogte ervan, laat de Commissie zich leiden door de beginselen van doelmatigheid, evenredigheid en afschrikkend effect.

2.   In elk geval neemt de Commissie de volgende omstandigheden, voor zover van toepassing, in aanmerking:

a)

de ernst en de gevolgen van de niet-naleving, en met name de effecten op de veiligheid en het milieu;

b)

de bereidwilligheid en de coöperatieve houding van de certificaathouder bij de opsporing van de niet-naleving en de toepassing van een corrigerende maatregel, of tijdens de inbreukprocedure, dan wel iedere vorm van belemmering door de certificaathouder bij de opsporing van een niet-naleving en de uitvoering van een inbreukprocedure, of het niet-voldoen door de certificaathouder aan verzoeken van het Agentschap, de Commissie of een nationale luchtvaartautoriteit in het kader van de toepassing van deze verordening;

c)

de goede trouw van de certificaathouder bij de interpretatie en nakoming van zijn verplichtingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 of de uitvoeringsvoorschriften daarvan, dan wel enig bewijs van moedwillige misleiding door de certificaathouder;

d)

de omzet en de economische capaciteit van de betrokken certificaathouder;

e)

de noodzaak van voorlopige of dringende maatregelen;

f)

de herhaling, frequentie of duur van de niet-naleving door de certificaathouder;

g)

eerdere sancties, waaronder geldboetes, die aan dezelfde certificaathouder zijn opgelegd.

3.   Bij het bepalen van de hoogte van de boete en de dwangsom houdt de Commissie rekening met eventuele handhavingsmaatregelen die al op nationaal niveau of door het Agentschap tegen de certificaathouder zijn genomen op basis van dezelfde rechtsgrondslag en dezelfde feiten.

AFDELING 4

Niet-medewerking

Artikel 16

Dwangsommen wegens niet-medewerking

1.   Op verzoek van het Agentschap of op eigen initiatief kan de Commissie de certificaathouders bij besluit dwangsommen per dag opleggen van ten hoogste [0,5] % van de gemiddelde dagelijkse inkomsten of omzet van de certificaathouder in het voorgaande boekjaar, indien zij opzettelijk of door nalatigheid:

a)

zich niet voegen naar een overeenkomstig artikel 5 vastgestelde onderzoeksmaatregel;

b)

onjuiste of misleidende informatie verstrekken in antwoord op een overeenkomstig artikel 5 vastgestelde onderzoeksmaatregel;

c)

niet voldoen aan een verzoek om informatie overeenkomstig artikel 11;

d)

onjuiste of misleidende informatie verstrekken in antwoord op een verzoek om informatie overeenkomstig artikel 11.

Dwangsommen kunnen worden opgelegd voor een periode die duurt vanaf de datum van kennisgeving van dat besluit tot het tijdstip waarop de niet-medewerking is beëindigd.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder het voorgaande boekjaar verstaan het boekjaar dat voorafgaat aan de datum van het in lid 1 bedoelde besluit.

Artikel 17

Procedure

Wanneer de Commissie voornemens is een besluit in de zin van artikel 16, lid 1, vast te stellen, stelt zij de certificaathouder daarvan schriftelijk in kennis en stelt zij een termijn waarbinnen de certificaathouder zijn schriftelijke opmerkingen bij de Commissie kan indienen.

De Commissie is niet verplicht rekening te houden met schriftelijke opmerkingen die na het verstrijken van deze termijn zijn ontvangen.

Artikel 18

Complementariteit van procedures

Met het oog op de inleiding en het voeren van de inbreukprocedure, houden de Commissie en het Agentschap rekening met:

a)

inbreukprocedures die al op basis van dezelfde rechtsgrondslag en dezelfde feiten door een lidstaat of een derde land tegen dezelfde certificaathouder zijn ingeleid of gesloten; en

b)

procedures die door het Agentschap krachtens Verordening (EG) nr. 216/2008 tegen dezelfde certificaathouder zijn ingeleid, op basis van dezelfde rechtsgrondslag en dezelfde feiten en die tot doel hebben het desbetreffende certificaat te wijzigen, te beperken, te schorsen of in te trekken.

AFDELING 5

Artikel 19

Invordering van boetes en dwangsommen

De Commissie vordert de boetes en dwangsommen in door een invorderingsopdracht vast te stellen en een debetnota te richten aan de betrokken certificaathouder, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (4) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (5).

HOOFDSTUK III

TOEGANG TOT HET DOSSIER, RECHTSBIJSTAND, VERTROUWELIJKHEID EN TERMIJNBEPALINGEN

AFDELING 1

Rechten van de verdediging

Artikel 20

Toegang tot het dossier

1.   Na ontvangst van een kennisgeving op grond van artikel 4 krijgt de certificaathouder op zijn verzoek toegang tot de door de Commissie en het Agentschap verzamelde documenten en ander materiaal die dienen als bewijs van een gestelde niet-naleving.

2.   Documenten die door toegang tot het dossier zijn verkregen, mogen uitsluitend worden gebruikt voor gerechtelijke of administratieve procedures ter toepassing van deze verordening.

Artikel 21

Rechtsbijstand

De certificaathouder heeft het recht zich tijdens de inbreukprocedure te doen bijstaan door een advocaat.

Artikel 22

Vertrouwelijkheid, beroepsgeheim en zwijgrecht

1.   Onverminderd de uitwisseling en het gebruik van informatie in de zin van artikel 5, lid 3, en artikel 11, lid 1, wordt een inbreukprocedure gevoerd met inachtneming van de beginselen van vertrouwelijkheid en van het beroepsgeheim.

De Commissie, het Agentschap en de nationale luchtvaartautoriteiten, wanneer deze betrokken partij zijn krachtens artikel 5, lid 3, en artikel 11, lid 1, hun ambtenaren en andere personen die onder hun toezicht werken, maken de informatie die zij uit hoofde van deze verordening hebben verworven of uitgewisseld en die onder de geheimhoudingsplicht en het beroepsgeheim valt, niet openbaar.

2.   Onverminderd het recht op toegang tot het dossier heeft de certificaathouder geen toegang tot zakengeheimen, vertrouwelijke informatie of interne documenten die in het bezit zijn van de Commissie of het Agentschap.

3.   Eenieder die op grond van deze verordening opmerkingen of informatie indient, vermeldt duidelijk welk materiaal als vertrouwelijk moet worden beschouwd, met opgave van de redenen, en verstrekt binnen een door de Commissie of het Agentschap gestelde termijn een niet-vertrouwelijke versie. Indien niet wordt vermeld welk materiaal als vertrouwelijk moet worden beschouwd, gaat de Commissie ervan uit dat de ingediende opmerkingen of informatie geen vertrouwelijke informatie bevatten.

4.   Een certificaathouder geniet zwijgrecht in situaties waarin hij anders gedwongen zou zijn antwoorden te geven die een erkenning van het bestaan van een niet-naleving kunnen inhouden.

AFDELING 2

Termijnbepalingen

Artikel 23

Toepassing van de termijnen

1.   De in deze verordening vastgestelde termijnen gaan in op de dag na de ontvangst of persoonlijke overhandiging van een mededeling.

Indien de certificaathouder opmerkingen of informatie binnen een termijn moet indienen, volstaat het voor de indiening dat de stukken per aangetekende post zijn verzonden voordat de termijn is verstreken.

2.   Indien de termijn op een zaterdag, zondag of officiële feestdag verstrijkt, wordt deze verlengd tot het einde van de volgende werkdag.

3.   Bij de vaststelling van de in deze verordening bedoelde termijnen houden de Commissie en het Agentschap, al naargelang van het geval, rekening met de benodigde tijd voor de voorbereiding van de indiening en met de spoedeisendheid van de zaak.

4.   In voorkomend geval en mits vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn een met redenen omkleed verzoek daartoe wordt ingediend, kunnen de termijnen worden verlengd.

Artikel 24

Verjaringstermijnen voor het opleggen van boetes en dwangsommen

1.   Het recht van de Commissie om op grond van artikel 13 bij besluit boetes en dwangsommen op te leggen, verjaart na vijf jaar.

Het recht van de Commissie om bij besluit een dwangsom op grond van artikel 16 op te leggen, verjaart na drie jaar.

De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de niet-naleving is geschied. Bij voortgezette of herhaalde niet-naleving gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de niet-naleving is beëindigd.

2.   De in lid 1 genoemde verjaringstermijnen worden onderbroken door elke maatregel van de Commissie of het Agentschap in het kader van de onderzoeks- of inbreukprocedure. De verjaringstermijn wordt onderbroken met ingang van de datum waarop de maatregel aan de certificaathouder is meegedeeld.

3.   Na elke onderbreking begint de termijn van voren af aan te lopen. De verjaringstermijn mag echter niet langer duren dan twee keer de oorspronkelijke verjaringstermijn, behalve wanneer de termijn wordt geschorst krachtens lid 4. In dat geval wordt de verjaringstermijn verlengd met de duur van de schorsing.

4.   De verjaringstermijn voor het opleggen van dwangsommen wordt geschorst zolang het besluit van de Commissie het voorwerp vormt van een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Artikel 25

Verjaringstermijnen voor het invorderen van boetes en dwangsommen

1.   Het recht om een invorderingsprocedure in te leiden, vervalt één jaar nadat het besluit krachtens artikel 13 of 16 onherroepelijk is geworden.

2.   De verjaringstermijn voor de invordering van boetes en dwangsommen wordt onderbroken door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie die bedoeld is om betaling van de boetes of dwangsommen af te dwingen.

3.   Na elke onderbreking begint de termijn van voren af aan te lopen.

4.   De verjaringstermijn voor de invordering van boetes en dwangsommen wordt geschorst:

a)

zolang een betalingstermijn is toegestaan;

b)

zolang de invordering van de betaling is geschorst op grond van een besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Toepassing

Indien de niet-naleving is begonnen voordat deze verordening in werking is getreden, is de verordening van toepassing op het deel van de niet-naleving dat na die datum geschiedt.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 79 van 13.3.2008, blz. 1.

(2)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35.

(3)  PB L 167 van 4.7.2003, blz. 23.

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 647/2012 VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

41,0

ZZ

41,0

0707 00 05

TR

95,4

ZZ

95,4

0709 93 10

TR

107,9

ZZ

107,9

0805 50 10

AR

85,3

BO

90,5

UY

94,5

ZA

94,1

ZZ

91,1

0808 10 80

AR

137,4

BR

91,3

CL

115,6

CN

125,2

NZ

127,8

US

161,0

ZA

109,1

ZZ

123,9

0808 30 90

AR

122,4

CL

125,5

ZA

121,2

ZZ

123,0

0809 10 00

TR

182,5

ZZ

182,5

0809 29 00

TR

345,5

ZZ

345,5

0809 30

TR

177,9

ZZ

177,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/38


BESLUIT 2012/388/GBVB VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

houdende wijziging van Besluit 2010/231/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Somalië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 26 april 2010 Besluit 2010/231/GBVB (1) aangenomen.

(2)

Op 17 februari 2012 heeft het bij UNSCR 751 (1992) betreffende Somalië ingestelde Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad („Sanctiecomité”) de lijst van personen en entiteiten op wie beperkende maatregelen van toepassing zijn, geactualiseerd.

(3)

De VN-Veiligheidsraad heeft op 22 februari 2012 UNSCR 2036 (2012) aangenomen, waarbij besloten is dat de lidstaten de nodige maatregelen zullen nemen om de rechtstreekse of indirecte invoer van houtskool uit Somalië te verbieden, ongeacht of die houtskool uit Somalië afkomstig is of niet.

(4)

Besluit 2010/231/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In Besluit 2010/231/GBVB wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 1 bis

1.   Het is verboden om rechtstreeks of indirect houtskool uit Somalië in te voeren, aan te kopen of te vervoeren, ongeacht of die houtskool uit Somalië afkomstig is of niet.

De Unie neemt de nodige maatregelen om te bepalen welke voorwerpen onder deze bepaling moeten vallen.

2.   Het is verboden om rechtstreeks of indirect financiering of financiële dienstverlening te verschaffen, alsmede verzekeringen of herverzekeringen, in verband met de invoer, de aankoop, of het vervoer van houtskool uit Somalië.”.

Artikel 2

De in de bijlage bij dit besluit genoemde persoon wordt toegevoegd aan de lijst van personen in punt I van de bijlage bij Besluit 2010/231/GBVB.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 105 van 27.4.2010, blz. 17.


BIJLAGE

Persoon als bedoeld in artikel 2

Jim’ale, Ali Ahmed Nur; (alias a) Jim’ale, Ahmed Ali, b) Jim’ale, Ahmad Nur Ali, c) Jim’ale, Sheikh Ahmed, d) Jim’ale, Ahmad Ali, e) Jim’ale, Shaykh Ahmed Nur).

Geboortedatum: 1954. Geboorteplaats: Eilbur, Somalië. Nationaliteit: Somalië. Andere nationaliteit: Djibouti. Paspoort: A0181988 (Somalië), verstr. 23 januari 2011. Plaats: Djibouti, Republiek Djibouti. Datum van VN-aanwijzing 17 februari 2012.

Ali Ahmed Nur Jim’ale (Jim’ale) heeft leidende functies bekleed bij de vroegere Somalische Raad van islamitische rechtbanken, ook bekend als Unie van islamitische rechtbanken van Somalië, die als radicaal islamistisch werd beschouwd. De meest radicale elementen van de Unie van islamitische rechtbanken van Somalië gingen uiteindelijk op in de groep die bekend is onder de naam Al-Shabaab. Het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht uit hoofde van de Resoluties 751 (1992) en 1907 (2009) betreffende Somalië en Eritrea (het „Sanctiecomité Somalië/Eritrea”) heeft Al-Shabaab in april 2010 op de lijst geplaatst van entiteiten waarop gerichte sancties van toepassing zijn. Al-Shabaab is door het Comité op de sanctielijst geplaatst als entiteit die handelingen verricht welke rechtstreeks of indirect de vrede, de veiligheid of de stabiliteit in Somalië bedreigen, onder meer, maar niet uitsluitend, handelingen die een bedreiging vormen voor de federale overgangsregering van Somalië.

In het rapport d.d. 18 juli 2011 van de onder het Sanctiecomité Somalië/Eritrea ressorterende monitoringgroep (S/2011/433) wordt Jim’ale aangeduid als prominent zakenman en boegbeeld van het door Al-Shabaab gerunde handelsnetwerk voor houtskool en suiker, die profiteert van zijn goede relaties met Al-Shabaab.

Jim’ale wordt beschouwd als een van de belangrijkste geldschieters van Al-Shabaab en zit ideologisch op dezelfde lijn als Al-Shabaab. Jim’ale heeft een doorslaggevende rol gespeeld als geldschieter en politieke steunpilaar van Hassan Dahir Aweys („Aweys”), die eveneens door het Sanctiecomité Somalië/Eritrea op de sanctielijst is geplaatst. De voormalige tweede man van Al-Shabaab, Emir Muktar Robow, was naar verluidt medio 2011 nog steeds politiek actief binnen Al-Shabaab. Het was Robow die Aweys en Jim’ale inschakelde om hun gedeelde doelstelllingen te promoten en samen sterker te staan in de strijd om het leiderschap van Al-Shabaab die zich op dat moment afspeelde.

Vanaf het najaar van 2007 heeft Jim’ale in Djibouti onder de naam Investors Group een bedrijf opgericht dat als dekmantel voor extremistische activiteiten fungeerde. Op korte termijn werd met het bedrijf beoogd extremistische activiteiten en wapenaankopen te financieren teneinde Somaliland te destabiliseren. Het bedrijf hielp bij het smokkelen van handwapens vanuit Eritrea, via Djibouti, naar het 5e district van Ethiopië waar extremisten het wapentransport in ontvangst namen. Medio 2008 leidt Jim’ale nog steeds de Investors Group.

Vanaf eind september 2010 heeft Jim’ale ZAAD opgericht, een firma die geldovermakingen via mobiele telefoons regelt. Voor Al-Shabaab regelde hij een manier om de geldovermakingen anoniemer te maken doordat er geen identificatie geëist wordt.

Eind 2009 stond Jim’ale te boek als exploitant van een hawalafonds waarmee hij zakat inde en aan Al-Shabaab ter beschikking stelde.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/40


BESLUIT 2012/389/GBVB VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 14 november 2011 heeft de Raad een strategisch kader voor de Hoorn van Afrika vastgesteld ter sturing van het engagement van de Europese Unie in de regio.

(2)

Op 8 december 2011 heeft de Raad Besluit 2011/819/GBVB (1) tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika vastgesteld.

(3)

Op 16 december 2011 heeft de Raad ingestemd met het crisisbeheersingsconcept voor de missie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit.

(4)

Op 23 maart 2012 heeft de Raad Besluit 2012/173/GBVB (2) over het activeren van het operatiecentrum van de EU voor de in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid uitgevoerde missies en operatie in de Hoorn van Afrika vastgesteld.

(5)

De regeringen van Djibouti, Kenia en de Seychellen, en de federale overgangsregering van Somalië zijn verheugd over de inzet van de missie in hun landen.

(6)

Op 18 juni 2007 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan de richtsnoeren voor de commando- en controlestructuur van de civiele crisisbeheersingsoperaties van de Europese Unie.

(7)

Voor de bij dit besluit ingestelde missie moet de wachtdienst in werking worden gesteld.

(8)

De missie zal worden uitgevoerd in het kader van een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

De Unie zet een missie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika („EUCAP NESTOR”) op.

Artikel 2

Missieverklaring

EUCAP NESTOR heeft tot doel de ontwikkeling in de staten van de Hoorn van Afrika en het westelijk deel van de Indische Oceaan van een zelfvoorzienende capaciteit voor voortdurende verbetering van hun maritieme veiligheid, met inbegrip van piraterijbestrijding, en, maritiem bestuur te steunen. De geografische focus van EUCAP NESTOR ligt aanvankelijk op Djibouti, Kenia, de Seychellen en Somalië. EUCAP NESTOR wordt, na ontvangst door de Unie van een uitnodiging van de Tanzaniaanse autoriteiten, tevens ingezet in Tanzania.

Artikel 3

Taken

1.   Teneinde het in artikel 2 omschreven doel te bereiken, omvatten de taken van EUCAP NESTOR:

a)

de autoriteiten in de regio bijstaan bij het efficiënt organiseren van de instanties voor maritieme veiligheid die als kustwacht optreden;

b)

in de staten in de regio opleiding en opleidingsexpertise ter versterking van de maritieme capaciteit verstrekken, aanvankelijk in Djibouti en Kenia en op de Seychellen, opdat zij op termijn zelf in opleidingen kunnen voorzien;

c)

Somalië bijstaan bij het ontwikkelen van een eigen, op een breed wettelijk en bestuursrechtelijk kader gesteund kustpolitievermogen op het land;

d)

leemten in de capaciteit op het stuk van prioritaire uitrusting in kaart brengen en bijstand bieden bij het aanpakken daarvan, voor zover nodig, om het doel van EUCAP NESTOR te bereiken;

e)

bijstand bieden bij het verstevigen van nationale wetgeving en de rechtsstaat door middel van een regionaal programma van juridisch advies en juridische expertise ter ondersteuning van het opstellen van wetgeving betreffende maritieme veiligheid en aanverwante nationale wetgeving;

f)

regionale samenwerking bevorderen tussen nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor maritieme veiligheid;

g)

de regionale coördinatie op het gebied van de opbouw van maritieme capaciteit versterken;

h)

strategisch advies bieden door aan belangrijke overheidsdiensten deskundigen toe te wijzen;

i)

projecten van de missie uitvoeren en giften coördineren;

j)

een regionale informatie- en communicatiestrategie ontwikkelen en uitvoeren.

2.   EUCAP NESTOR verricht geen uitvoerende taken.

Artikel 4

Commandostructuur en structuur

1.   EUCAP NESTOR heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   De structuur van EUCAP NESTOR is als volgt:

a)

het hoofdkwartier van de missie in Djibouti;

b)

landenkantoren, waar nodig.

3.   EUCAP NESTOR beschikt over een projectcel voor het identificeren en het uitvoeren van projecten. Op gebieden die verband houden met EUCAP NESTOR en ter ondersteuning van de doelstelling ervan, kan EUCAP NESTOR, waar nodig, coördineren, faciliteren en advies verstrekken over projecten die de lidstaten en derde landen onder hun verantwoordelijkheid uitvoeren.

Artikel 5

Civiele operationele commandant

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele operationele commandant voor EUCAP NESTOR.

2.   De civiele operationele commandant oefent op strategisch niveau het commando en de controle uit op EUCAP NESTOR onder het politieke toezicht en de strategische aansturing van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder het algemene gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

3.   De civiele operationele commandant zorgt, met betrekking tot de uitvoering van operaties, voor een adequate en doeltreffende uitvoering van de besluiten van de Raad, alsook van het PVC, onder meer door het hoofd van de missie, waar nodig, instructies op strategisch niveau, te geven en hem advies en technische ondersteuning te verstrekken.

4.   Het bij Besluit 2012/173/GBVB in werking gestelde operatiecentrum van de EU verstrekt rechtstreekse ondersteuning aan de civiele operationele commandant bij de operationele planning en uitvoering van EUCAP NESTOR.

5.   De civiele operationele commandant rapporteert aan de Raad via de HV.

6.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat overeenkomstig nationale voorschriften, van de betrokken instelling van de Unie of de Europese dienst voor extern optreden (EDEO). De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.

7.   De civiele operationele commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

8.   De civiele operationele commandant, de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (SVEU) en de hoofden van de delegaties van de Unie in de regio raadplegen elkaar indien nodig.

Artikel 6

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie draagt in het veld de verantwoordelijkheid voor, en oefent het commando en de controle uit op EUCAP NESTOR en rapporteert rechtstreeks aan de civiele operationele commandant.

2.   Het hoofd van de missie voert het commando en de controle over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant ter beschikking zijn gesteld, en draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor de aan EUCAP NESTOR ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

3.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van EUCAP NESTOR, met het oog op de effectieve uitvoering van EUCAP NESTOR in het veld, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de operatie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant.

4.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van EUCAP NESTOR. Daartoe sluit het hoofd van de missie een contract met de Commissie.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Gedetacheerde personeelsleden vallen tuchtrechtelijk onder de bevoegdheid van de betrokken nationale autoriteit overeenkomstig nationale voorschriften, van de betrokken instelling van de Unie of van EDEO.

6.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUCAP NESTOR in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van EUCAP NESTOR.

7.   Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere actoren van de Unie in het veld. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbieding van de commandostructuur, ter plaatse politieke aansturing van de SVEU, in nauwe samenspraak met de betrokken delegatiehoofden van de Unie in de regio.

8.   Het hoofd van de missie is, in het kader van de projectcel, gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of derde landen aan te wenden voor de uitvoering van projecten die zijn aangemerkt als een consistente aanvulling op andere acties van EUCAP NESTOR, indien het project:

a)

wordt genoemd in de begrotingseffectennota in verband met dit besluit; of

b)

op verzoek van het hoofd van de missie in de loop van EUCAP NESTOR is opgenomen in de begrotingseffectennota.

In voorkomende gevallen sluit het hoofd van de missie met de betrokken staten een regeling, waarin met name wordt vastgelegd volgens welke specifieke procedures klachten van derden worden behandeld betreffende schade die is opgelopen als gevolg van handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie bij de besteding van de middelen die door de bijdragende staten ter beschikking zijn gesteld.

In geen geval kan de Unie of de HV door de bijdragende staten aansprakelijk worden gesteld voor handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie in verband met de besteding van de middelen die door de bijdragende staten ter beschikking zijn gesteld.

Artikel 7

Personeel

1.   EUCAP NESTOR bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten, de instellingen van de Unie of EDEO wordt gedetacheerd. Elke lidstaat of instelling van de Unie of EDEO draagt de kosten voor ieder door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen.

2.   De detacherende staat of instelling van de Unie of EDEO is verantwoordelijk voor het behandelen van alle aan de detachering gerelateerde klachten van of betreffende het door hem/haar gedetacheerde personeelslid en voor het instellen van een vordering tegen dat personeelslid.

3.   EUCAP NESTOR kan ook internationaal en lokaal personeel op contractbasis aanwerven, indien de vereiste functies niet worden vervuld door personeel dat door de lidstaten gedetacheerd is. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen in voorkomend geval onderdanen van deelnemende derde landen op contractbasis worden aangeworven wanneer er geen geschikte kandidaten uit de lidstaten beschikbaar zijn.

4.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en lokale personeel staan in contracten tussen het hoofd van de missie en de betrokken personeelsleden.

Artikel 8

Status van EUCAP NESTOR en het personeel ervan

De status van EUCAP NESTOR en het personeel ervan, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de voltooiing en de soepele werking van EUCAP NESTOR, wordt vastgelegd in een overeenkomst krachtens artikel 37 VEU, overeenkomstig de procedure in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 9

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische aansturing van EUCAP NESTOR uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om voor dit doel de noodzakelijke besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, VEU. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om, op voorstel van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en om het operationeel concept (CONOPS) en het operationeel plan (OPLAN) te wijzigen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van EUCAP NESTOR blijft berusten bij de Raad.

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt, zoals voorgeschreven, op gezette tijden door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen.

Artikel 10

Deelneming van derde landen

1.   Met volledige inachtneming van de beslissingsautonomie van de Unie en het enkelvoudige institutionele kader van de Unie kunnen derde landen worden uitgenodigd om bij te dragen aan EUCAP NESTOR, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het door hen gedetacheerde personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico’s, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, en dat zij een passende bijdrage aan de werkingskosten van EUCAP NESTOR leveren.

2.   De derde landen die aan EUCAP NESTOR bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van EUCAP NESTOR dezelfde rechten en plichten als lidstaten.

3.   De Raad machtigt hierbij het PVC om de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De nadere regelingen betreffende de deelneming van derde landen worden vastgesteld in krachtens artikel 37 VEU te sluiten overeenkomsten en, voor zover nodig, in aanvullende technische regelingen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie hebben gesloten, zijn in het kader van EUCAP NESTOR de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 11

Veiligheid

1.   De civiele operationele commandant stuurt de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie en zorgt voor een adequate en doeltreffende uitvoering daarvan door EUCAP NESTOR overeenkomstig artikel 5.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van EUCAP NESTOR en voor de naleving van de minimumbeveiligingseisen die op EUCAP NESTOR van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V VEU en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris, die aan het hoofd van de missie rapporteert en die tevens nauwe, functionele betrekkingen onderhoudt met EDEO.

4.   De personeelsleden van EUCAP NESTOR volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de hoge veiligheidsfunctionaris.

5.   Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (3).

Artikel 12

Wachtdienst

Voor EUCAP NESTOR wordt de wachtdienst in werking gesteld.

Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUCAP NESTOR moet dekken, bedraagt voor de eerste twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit 22 880 000 EUR. Het financiële referentiebedrag voor de daaropvolgende perioden wordt door de Raad vastgesteld.

2.   De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Behoudens goedkeuring van de Commissie mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en gebouwen aan EUCAP NESTOR.

4.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUCAP NESTOR, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

5.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn/haar contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

6.   De gedane uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 14

Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie

1.   De HV zorgt ervoor dat de uitvoering van dit besluit samenhangt met het gehele externe optreden van de Unie, onder meer met de ontwikkelingsprogramma’s van de Unie.

2.   Met eerbiediging van de commandostructuur handelt het hoofd van de missie in nauwe samenspraak met de delegaties van de Unie in de regio om te zorgen voor de samenhang van het optreden van de Unie in de regio van de Hoorn van Afrika.

3.   Het hoofd van de missie werkt nauw samen met de hoofden van de missies van de Unie en van de lidstaten in de regio.

4.   Het hoofd van de missie werkt samen met de andere internationale actoren in de regio, met name het United Nations (UN) Political Office for Somalia, het UN Office on Drugs and Crime, het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (VN) en de Internationale Maritieme Organisatie.

5.   Het hoofd van de missie werkt in nauwe samenspraak met EUNAVFOR Atalanta, de militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (EUTM Somalia), het Maritime Security Project en het programma Critical Maritime Routes.

Artikel 15

Vrijgave van informatie en documenten

1.   De HV is gemachtigd om, naar gelang van de operationele behoeften van EUCAP NESTOR, ten behoeve van EUCAP NESTOR opgestelde, gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „CONFIDENTIEL EU/EU CONFIDENTIAL” overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.

2.   De HV is tevens gemachtigd, naar gelang van de operationele behoeften van EUCAP NESTOR, gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau van „RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUCAP NESTOR zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan de VN en de Afrikaanse Unie (AU). Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van de VN en de AU opgesteld.

3.   Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd ten behoeve van EUCAP NESTOR opgestelde, gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE/EU RESTRICTED” overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan het gastland. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van het gastland opgesteld.

4.   De HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over EUCAP NESTOR die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (4) vallen, vrij te geven aan de derde landen die bij dit besluit zijn betrokken.

5.   De HV kan de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde bevoegdheden, alsook de bevoegdheid om de in de leden 2 en 3 bedoelde regelingen te sluiten, delegeren aan personen die onder zijn/haar gezag staan, aan de civiele operationele commandant en/of aan het hoofd van de missie.

Artikel 16

Inwerkingtreding en looptijd

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing voor een periode van 24 maanden.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 327 van 9.12.2011, blz. 62.

(2)  PB L 89 van 27.3.2012, blz. 66.

(3)  PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.

(4)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/44


BESLUIT 2012/390/GBVB VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie bij de Afrikaanse Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 31, lid 2, en artikel 33,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 20 oktober 2011 Besluit 2011/697/GBVB (1) vastgesteld houdende benoeming van de heer Gary QUINCE tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) bij de Afrikaanse Unie (AU). Zijn huidige mandaat loopt af op 30 juni 2012.

(2)

Het mandaat van de SVEU moet met nog eens twaalf maanden worden verlengd.

(3)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijkerwijs verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als neer-gelegd in artikel 21 van het Verdrag, kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Gary QUINCE als SVEU bij de AU wordt verlengd tot en met 30 juni 2013. Het mandaat van de SVEU kan eerder worden beëindigd indien de Raad daartoe op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) besluit.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de alomvattende beleidsdoelstellingen van de Unie ter ondersteuning van de Afrikaanse inspanningen om een vreedzame, democratische en welvarende toekomst op te bouwen, zoals beschreven in de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU. Deze doelstellingen omvatten:

a)

het verbeteren van de politieke dialoog van de Unie en verder uitbouwen van de betrekkingen met de AU;

b)

het versterken van het partnerschap tussen de Unie en de AU op alle gebieden die in de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU zijn omschreven, en daarmee bijdragen tot de ontwikkeling en uitvoering van die strategie in partnerschap met de AU, zulks met inacht-neming van het beginsel van de Afrikaanse eigen verantwoordelijkheid en in nauwere samenwerking met vertegenwoordigers van Afrika op multilaterale fora in coördinatie met de multilaterale partners;

c)

het samenwerken met en steun verlenen aan de AU door institutionele ontwikkeling te ondersteunen en de betrekkingen tussen de instellingen van de Unie en de AU te intensiveren, onder meer via ontwikkelingsbijstand, zulks ter bevordering van:

vrede en veiligheid: voorspellen, voorkomen, beheersen van, bemiddelen bij, en oplossen van conflicten, ondersteunen van inspanningen ter bevordering van vrede en stabiliteit, ondersteunen van de wederopbouw na conflicten;

mensenrechten en bestuur: bevorderen en beschermen van de mensenrechten; bevorderen van de fundamentele vrijheden en eerbiedigen van de rechtsstaat; via de politieke dialoog en financiële en technische bijstand de Afrikaanse inspanningen ter bewaking en verbetering van goed bestuur ondersteunen; de versterking van participatieve democratie en van verantwoordingsplicht ondersteunen; de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad ondersteunen en de inspanningen ten aanzien van alle aspecten van het vraagstuk van kinderen en gewapende conflicten blijven bevorderen;

duurzame groei, regionale integratie en handel: de inspanningen die gericht zijn op interconnectiviteit ondersteunen en de toegang van de bevolking tot water en sanitaire voorzieningen, energie en informatietechnologie vergemakkelijken; een stabiel, efficiënt en geharmoniseerd wettelijk kader voor het bedrijfsleven bevorderen; Afrika helpen zich in het wereldhandelssysteem te integreren; de Afrikaanse landen helpen de regels en normen van de Unie na te leven; Afrika helpen bij de bestrijding van de gevolgen van klimaatverandering;

investeren in mensen: inspanningen op het gebied van gender, gezondheid, voedsel-zekerheid en onderwijs ondersteunen, uitwisselingsprogramma's, netwerken van universiteiten en excellentiecentra bevorderen, de diepere oorzaken van migratie aanpakken.

Voorts zal de EUSR een toonaangevende rol spelen bij de uitvoering van de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU, die gericht is op verdere ontwikkeling en consolidatie van het strategisch partnerschap tussen Afrika en de Unie.

Artikel 3

Mandaat

Het mandaat van de SVEU, dat erop gericht is de aspecten van het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)/Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) uit te voeren die verband houden met de in artikel 2 genoemde doelstellingen, omvat het volgende:

a)

vergroten van de algemene invloed van de Unie in, en coördineren van de dialoog met de AU en de AU-Commissie in Addis Abeba over het hele scala aan GBVB/GVDB-kwesties die vallen onder de betrekkingen tussen de Unie en de AU, in het bijzonder het partnerschap voor vrede en veiligheid, en het operationeel worden van de Afrikaanse vredes- en veiligheidsstructuur ondersteunen;

b)

zorgen voor een passend niveau van politieke vertegenwoordiging waarin zowel het belang van de Unie als partner van de AU op politiek, financieel en institutioneel vlak als de vereiste koerswijziging in dat partnerschap als gevolg van het groeiende politiek profiel van de AU op wereldvlak tot uitdrukking komt;

c)

mocht de Raad daartoe besluiten, de standpunten en beleidsinitiatieven van de Unie vertegenwoordigen wanneer de AU een belangrijke rol speelt in een crisissituatie waarvoor geen SVEU is aangesteld;

d)

helpen om meer samenhang, consistentie en coördinatie te brengen in beleidsinitiatieven en -maatregelen van de Unie ten aanzien van de AU, en bijdragen aan de versterking van de coördinatie van de partnergroep in ruimere zin en haar betrekkingen met de AU;

e)

bijdragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie voor zover dat relevant is voor de AU, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake mensen-rechten, in het bijzonder de richtsnoeren over kinderen en gewapende conflicten alsook inzake geweld tegen en uitbanning van discriminatie van vrouwen en meisjes en het beleid van de Unie betreffende vrouwen, vrede en veiligheid en het EU-actieplan voor de opvolging van de besluiten van het Internationaal Strafhof;

f)

alle relevante ontwikkelingen op AU-niveau op de voet volgen en daarover verslag uitbrengen;

g)

nauwe contacten onderhouden met de AU-Commissie, de andere AU-organen, en de missies van de Afrikaanse subregionale organisaties en die van de AU-lidstaten bij de AU;

h)

de betrekkingen en de samenwerking tussen de AU en de Afrikaanse subregionale organisaties faciliteren, met name op gebieden waarop de Unie steun verleent;

i)

desgevraagd advies en steun verlenen aan de AU op de in de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU beschreven gebieden;

j)

desgevraagd advies en steun verlenen bij de opbouw van de crisisbeheersingscapaciteit van de AU;

k)

handelen in samenspraak met en ter ondersteuning van SVEU's met een mandaat in lidstaten of regio's van de AU, op basis van een duidelijke taakverdeling; en

l)

nauwe contacten onderhouden en de coördinatie bevorderen met belangrijke internationale partners van de AU die in Addis Abeba aanwezig zijn, in het bijzonder met de Verenigde Naties, maar ook met niet-overheidsactoren, betreffende het hele scala aan GBVB/GVDB-kwesties die vallen onder het partnerschap tussen de Unie en de AU.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag van de HV belast met de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

3.   De SVEU werkt nauw samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de bevoegde afdelingen daarvan.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2012 tot en met 30 juni 2013 beloopt 680 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt voor alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU belast met de samenstelling van zijn team. In het team dient de voor het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU brengt de Raad en de Commissie onmiddellijk op de hoogte van de samenstelling van zijn team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van deze gedetacheerde personeelsleden komt ten laste van respectievelijk de betrokken EU-lidstaat, de betrokken instelling of de EDEO. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, van de detacherende instelling van de Unie of van de EDEO, en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en de medewerkers van de SVEU

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van de medewerkers van de SVEU, worden met de ontvangende partij(en) naargelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van het personeel van de SVEU leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (2).

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   De delegaties van de Unie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Beveiliging

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij bevoegd is; met name:

a)

stelt hij op basis van richtsnoeren van de EDEO een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat missiespecifieke materiële, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een noodplan en een evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

zorgt hij ervoor dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

zorgt hij ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het missiegebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

zorgt hij ervoor dat alle op basis van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeen-gekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en brengt hij aan de Raad, de Commissie en de HV schriftelijk verslag uit over de uitvoering daarvan en over andere veiligheids-kwesties, in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig tevens verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de HV of het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Buitenlandse Zaken.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU draagt bij aan de eenheid, de consistentie en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en helpt ervoor te zorgen dan alle instrumenten en alles acties van de Unie op consistente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU's die actief zijn in de regio. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de hoofden van de delegaties van de Unie en de missiehoofden van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Toetsing

De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie eind december 2012 een voortgangsverslag, en aan het eind van zijn mandaat een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2012.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 276 van 27.10.2011, blz. 46.

(2)  PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/47


BESLUIT 2012/391/GBVB VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot wijziging van Besluit 2010/279/GBVB over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 mei 2010 heeft de Raad Besluit 2010/279/GBVB (1) tot verlenging van EUPOL AFGHANISTAN tot en met 31 mei 2013 vastgesteld.

(2)

Het huidige financiële referentiebedrag bestrijkt de periode tot en met 31 juli 2012.

(3)

Besluit 2010/279/GBVB dient derhalve te worden gewijzigd om daarin het financiële referentiebedrag voor de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 mei 2013 op te nemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 13 van Besluit 2010/279/GBVB wordt vervangen door:

"Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN tot en met 31 juli 2011 moet dekken, bedraagt 54 600 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN voor de periode van 1 augustus 2011 tot en met 31 juli 2012 moet dekken, bedraagt 60 500 000 EUR.

Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN voor de periode van 1 augustus 2012 tot en met 31 mei 2013 moet dekken, beloopt 56 870 000 EUR.

2.   Alle uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.

3.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

4.   Onderdanen van derde landen mogen inschrijven bij aanbestedingen. Behoudens goedkeuring van de Commissie, kan het hoofd van de missie met de landen die een leidende rol spelen in de regionale commandoposten en de provinciale weder-opbouwteams en met in Afghanistan opererende internationale actoren technische regelingen overeen-komen over de levering van uitrusting, diensten en lokalen aan de missie, met name waar de veiligheidssituatie zulks vereist.

5.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUPOL AFGHANISTAN, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams, en rekening houden met de plaatsing van personeel bij regionale commandoposten en provinciale wederopbouwteams.".

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 123 van 19.5.2010, blz. 4.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/48


BESLUIT 2012/392/GBVB VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

betreffende de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP SAHEL Niger)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 maart 2011 de strategie van de Europese Unie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel verwelkomd, en hij heeft in dit verband onderstreept dat de Unie er van oudsher belang bij heeft de onveiligheid in de Sahel te verminderen en te zorgen voor een betere ontwikkeling van de regio. Meer recentelijk is het door toenemende terroristische acties en de gevolgen van het conflict in Libië nog dringender geworden om de burgers en de belangen van de Unie in de regio te beschermen en te voorkomen dat deze bedreigingen zich tot de Unie uitbreiden, terwijl wordt geholpen met het beperken van de regionale bedreigingen voor de veiligheid.

(2)

De Raad heeft op 23 maart 2012 zijn goedkeuring gehecht aan het crisisbeheersingsconcept voor een mogelijke civiele missie in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) in de Sahel.

(3)

Op 1 juni 2012 heeft de minister-president van Niger een uitnodigingsbrief in verband met de geplande GVDB-missie aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) gericht, waarin hij zich verheugt over de inzet van een GVDB-missie van de Unie ter versterking van de vermogens van de Nigerese veiligheidstroepen, in het bijzonder met het oog op de effectieve, samenhangende en gecoördineerde bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit.

(4)

Voor EUCAP SAHEL Niger moet de wachtdienst in werking worden gesteld.

(5)

EUCAP SAHEL Niger zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

De Unie stelt een GVDB-missie van de Europese Unie in Niger in, ter ondersteuning van de vermogensopbouw van de Nigerese veiligheidsactoren met het oog op de bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit (EUCAP SAHEL Niger).

Artikel 2

Doelstellingen

In het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie voor veiligheid en ontwikkeling in de Sahel, heeft EUCAP SAHEL Niger tot doel de Nigerese autoriteiten in staat te stellen uitvoering te geven aan de veiligheidsdimensie van hun eigen strategie voor veiligheid en ontwikkeling, alsook de regionale coördinatie te verbeteren bij de bestrijding van gemeenschappelijke veiligheidsuitdagingen. EUCAP SAHEL Niger heeft in het bijzonder tot doel een bijdrage te leveren tot de ontwikkeling van een geïntegreerde, multidisciplinaire, samenhangende, duurzame en op mensenrechten gebaseerde aanpak, door de verschillende Nigerese veiligheidsactoren, van de strijd tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit.

Artikel 3

Taken

1.   Om de doelstellingen van artikel 2 te verwezenlijken zal EUCAP SAHEL Niger:

a)

in aanvulling op andere actoren, advies en bijstand verlenen bij de uitvoering van de veiligheidsdimensie van de Nigerese strategie voor veiligheid en ontwikkeling op nationaal niveau,

b)

de ontwikkeling ondersteunen van alomvattende regionale en internationale coördinatie in de strijd tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit,

c)

de rechtsstaat versterken door de vermogens voor strafrechtelijk onderzoek te ontwikkelen, en in dit kader passende opleidingsprogramma’s ontwikkelen en uitvoeren,

d)

de ontwikkeling van permanente Nigerese veiligheidstroepen ondersteunen,

e)

bijdragen tot het formuleren, plannen en uitvoeren van projecten op veiligheidsgebied.

2.   EUCAP SAHEL Niger zal aanvankelijk worden toegespitst op de in lid 1 genoemde activiteiten die bijdragen tot het verbeteren van de controle over het grondgebied van Niger, waaronder in coördinatie met de Nigerese gewapende strijdkrachten.

3.   EUCAP SAHEL Niger verricht geen uitvoerende taken.

Artikel 4

Commandostructuur en structuur

1.   EUCAP SAHEL Niger heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   EUCAP SAHEL Niger heeft haar hoofdkwartier in Niamey.

3.   De structuur van EUCAP SAHEL Niger is als volgt:

a)

een hoofd van de missie;

b)

een plannings- en operationele component, met inbegrip van regionale verbindingsfunctionarissen;

c)

een missie-ondersteuningscomponent;

d)

onderdelen voor rapportering, veiligheid, analyse, advies en voorlichting van de bevolking;

e)

een ondersteunend element in Brussel.

4.   EUCAP SAHEL Niger beschikt over een projectcel voor het formuleren en het uitvoeren van projecten. Op gebieden die verband houden met EUCAP SAHEL Niger en ter ondersteuning van de doelstellingen ervan kan EUCAP Sahel Niger, in voorkomend geval, projecten die door de lidstaten en derde staten onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, coördineren, faciliteren en van advies voorzien.

Artikel 5

Civiele operationele commandant

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele operationele commandant van EUCAP Sahel Niger.

2.   De civiele operationele commandant oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder algemeen gezag van de HV, het commando en de controle op strategisch niveau uit op EUCAP SAHEL Niger.

3.   De civiele operationele commandant zorgt, met betrekking tot het verloop van de operaties, voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad en van het PVC, mede, waar nodig, door middel van instructies op strategisch niveau aan het hoofd van de missie en door middel van het verlenen van advies en technische bijstand aan hem.

4.   De civiele operationele commandant rapporteert aan de Raad via de HV.

5.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat overeenkomstig nationale regels, van de betrokken instelling van de Unie of van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). Die autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.

6.   De civiele operationele commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

7.   De civiele operationele commandant en het hoofd van de delegatie van de Unie in Niamey plegen indien nodig onderling overleg.

Artikel 6

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie draagt op het terrein de verantwoordelijkheid voor, en voert het commando en de controle over EUCAP SAHEL Niger en rapporteert rechtstreeks aan de civiele operationele commandant.

2.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant zijn aangewezen, en draagt de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid voor de aan EUCAP SAHEL Niger ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

3.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van EUCAP SAHEL Niger, waaronder het ondersteunend element in Brussel en de regionale verbindingsfunctionarissen, met het oog op de effectieve uitvoering van EUCAP SAHEL Niger op het terrein, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de missie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant

4.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van EUCAP SAHEL Niger. Daartoe ondertekent het hoofd van de missie een contract met de Commissie.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel worden tuchtrechtelijke maatregelen door de betrokken nationale autoriteit overeenkomstig nationale regels, door de instelling van de Unie of door de EDEO genomen.

6.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUCAP SAHEL Niger in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van EUCAP SAHEL Niger.

7.   Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere actoren van de Unie op het terrein. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbieding van de commandostructuur, ter plaatse politieke aansturing van het hoofd van de delegatie in Niger.

8.   In het kader van de projectcel is het hoofd van de missie gemachtigd financiële bijdragen van de lidstaten of derde staten aan te wenden voor de uitvoering van projecten die zijn aangemerkt als een consistente aanvulling op andere acties van EUCAP SAHEL Niger, mits het project:

a)

wordt genoemd in het financieel memorandum van dit besluit, of

b)

in de loop van EUCAP SAHEL Niger op verzoek van het hoofd van de missie in het financieel memorandum wordt opgenomen.

In een dergelijk geval sluit het hoofd van de missie een regeling met de betrokken staten, waarin met name wordt vastgelegd volgens welke concrete procedures klachten van derden worden behandeld betreffende schade die is opgelopen als gevolg van handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie bij de besteding van de middelen die door de bijdragende staten ter beschikking zijn gesteld.

In geen geval wordt de Unie of de HV door de bijdragende staten aansprakelijk gesteld voor handelingen of nalatigheden van het hoofd van de missie in verband met de besteding van de middelen van die staten.

Artikel 7

Personeel

1.   EUCAP SAHEL Niger bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten, de instellingen van de Unie of de EDEO wordt gedetacheerd. Elke lidstaat, instelling van de Unie en de EDEO draagt de kosten voor ieder door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen.

2.   De respectievelijke lidstaat, instelling van de Unie of de EDEO is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schadeclaims van of betreffende het gedetacheerde personeelslid en voor het instellen van een vordering tegen dat personeelslid.

3.   Internationaal en lokaal personeel worden op contractbasis door EUCAP SAHEL Niger aangeworven, indien de vereiste functies niet kunnen worden vervuld door personeel dat door de lidstaten is gedetacheerd. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen in voorkomend geval onderdanen van deelnemende derde staten op contractbasis worden aangeworven wanneer er geen geschikte kandidaten uit de lidstaten beschikbaar zijn.

4.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke personeel staan in contracten tussen het hoofd van de missie en de betrokken personeelsleden.

Artikel 8

Status van EUCAP Sahel Niger en het personeel ervan

De status van EUCAP Sahel Niger en het personeel ervan, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUCAP Sahel Niger, wordt vastgelegd in een overeenkomst krachtens artikel 37 VEU, overeenkomstig de procedure in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 9

Politieke controle en strategische leiding

1.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische leiding van EUCAP SAHEL Niger uit. De Raad machtigt het PVC hierbij om de passende besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, VEU. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om, op voordracht van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en het operationeel concept-plus (CONOPS Plus) en het operationeel plan (OPLAN) te wijzigen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van EUCAP SAHEL Niger blijft berusten bij de Raad.

2.   Het PVC brengt op gezette tijden verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt, op gezette tijden en naar gelang van de behoefte, door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen.

Artikel 10

Deelneming van derde staten

1.   Met volledige inachtneming van de beslissingsautonomie van de Unie en het institutionele kader van de Unie kunnen derde staten worden uitgenodigd om bij te dragen aan EUCAP SAHEL Niger, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het door hen gedetacheerde personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen alle risico’s, dagvergoedingen en kosten voor vervoer van en naar Niger, en dat zij een passende bijdrage aan de werkingskosten van EUCAP SAHEL Niger leveren.

2.   De derde staten die aan EUCAP SAHEL Niger bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van EUCAP SAHEL Niger dezelfde rechten en plichten als de lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC om de passende besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen en een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De nadere regelingen betreffende de deelneming van derde staten worden vastgesteld in krachtens artikel 37 VEU te sluiten overeenkomsten en, voor zover nodig, in aanvullende technische regelingen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan crisisbeheersingsoperaties van de Unie hebben gesloten, zijn in het kader EUCAP SAHEL Niger de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 11

Veiligheid

1.   De civiele operationele commandant stuurt de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie aan en zorgt voor een adequate en doeltreffende uitvoering daarvan door EUCAP SAHEL Niger overeenkomstig artikel 5.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van EUCAP SAHEL Niger en voor de naleving van de minimumbeveiligingseisen die op EUCAP SAHEL Niger van toepassing zijn, conform het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V VEU en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de Unie.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde veiligheidsfunctionaris, die aan het hoofd van de missie rapporteert en die tevens nauwe functionele betrekkingen onderhoudt met de EDEO.

4.   De personeelsleden van EUCAP SAHEL Niger volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de speciaal voor de missie bestemde veiligheidsfunctionaris.

5.   Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig Besluit 2011/292/EU van de Raad van 31 maart 2011 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (1).

Artikel 12

Wachtdienst

Voor EUCAP SAHEL Niger wordt de wachtdienst in werking gesteld.

Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUCAP SAHEL Niger moet dekken, bedraagt voor de eerste twaalf maanden 8 700 000 EUR. Het financiële referentiebedrag voor de daaropvolgende perioden wordt door de Raad vastgesteld.

2.   De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Onderdanen van deelnemende derde landen en onderdanen van gast- en buurlanden mogen inschrijven op aanbestedingen. Behoudens goedkeuring van de Commissie mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan EUCAP SAHEL Niger.

4.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUCAP SAHEL Niger, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams.

5.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

6.   De uitgaven in verband met de EUCAP SAHEL Niger komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

Artikel 14

Samenhang van het optreden van de Unie en coördinatie

1.   De HV ziet toe op de samenhang van de uitvoering van dit besluit met het externe optreden van de Unie als geheel, met inbegrip van de ontwikkelingsprogramma’s van de Unie.

2.   Onverminderd de commandostructuur werkt het hoofd van de missie in nauwe coördinatie met de delegatie van de Unie in Niamey, met de bedoeling de samenhang van het optreden van de Unie in Niger te verzekeren.

3.   Het hoofd van de missie werkt in nauwe coördinatie met de hoofden van missies van de lidstaten die in Niger aanwezig zijn.

Artikel 15

Vrijgave van gegevens

1.   De HV is gemachtigd gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL” die ten behoeve van EUCAP SAHEL Niger zijn opgesteld, indien dit passend en in overeenstemming met de behoeften van EUCAP SAHEL Niger is, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.

2.   Indien er sprake is van een specifieke en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd gerubriceerde gegevens van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE/EU RESTRICTED” die ten behoeve van EUCAP SAHEL Niger zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2011/292/EU vrij te geven aan het gastland. Daartoe worden regelingen tussen de HV en de bevoegde autoriteiten van het gastland opgesteld.

3.   De HV is gemachtigd niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over EUCAP SAHEL Niger die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (2) vallen, vrij te geven aan de derde landen die bij dit besluit zijn betrokken.

4.   De HV kan de in de leden 1 tot en met 3 bedoelde bevoegdheden, alsook de bevoegdheid om de in de lid 2 bedoelde regelingen te sluiten, delegeren aan personen die onder zijn gezag staan, aan de civiele operationele commandant en/of aan het hoofd van de missie.

Artikel 16

Inwerkingtreding en looptijd

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing voor een periode van 24 maanden.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17.

(2)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/52


UITVOERINGSBESLUIT 2012/393/GBVB VAN DE RAAD

van 16 juli 2012

tot uitvoering van Besluit 2011/486/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2011/486/GBVB van de Raad van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (1), en met name artikel 5 en artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 1 augustus 2011 Besluit 2011/486/GBVB vastgesteld.

(2)

Het comité, dat is opgericht overeenkomstig punt 30 van Resolutie 1988 (2012) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, heeft op 11 juni 2011 twee personen geschrapt van de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(3)

Het comité heeft op 27 juni 2012 een persoon toegevoegd aan de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(4)

Voorts heeft het comité op 28 juni 2012 nog twee personen en twee entiteiten toegevoegd aan de lijst van personen, groepen, ondernemingen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen.

(5)

De bijlage bij Besluit 2011/486/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vermeldingen voor de personen en entiteiten die voorkomen in bijlage I bij dit besluit worden toegevoegd aan de in de bijlage bij Besluit 2011/486/GBVB opgenomen lijst.

Artikel 2

De vermeldingen voor de personen die voorkomen in bijlage II bij dit besluit worden geschrapt uit de in de bijlage bij Besluit 2011/486/GBVB opgenomen lijst.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

S. ALETRARIS


(1)  PB L 199 van 2.8.2011, blz. 57.


BIJLAGE I

IN ARTIKEL 1 BEDOELDE VERMELDINGEN

A.   Met de Taliban verbonden personen.

(1)

Bakht Gul (alias a) Bakhta Gul b) Bakht Gul Bahar c) Shuqib) Geboortedatum: 1980 Geboorteplaats: Aki Village, district Zadran, provincie Paktiya, Afghanistan Nationaliteit: Afghaans Adres: Miram Shah, North Waziristan, de federaal bestuurde stamgebieden, Pakistan Andere informatie: a) Communicatieassistent van Badruddin Haqqani. b) Coördineert tevens de bewegingen van de Haqqani-opstandelingen, buitenlandse strijders en wapens in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan. c) Behoort tot de Zadran-stam. Datum van aanwijzing door de VN: 27.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Bakht Gul is ten minste sinds 2009, toen zijn voorganger in Afghanistan werd gearresteerd, een sleutelfiguur op communicatiegebied van het Haqqani-netwerk.Haqqani-netwerk. Vanaf 2011 begon Gul rechtstreeks te rapporteren aan Badruddin Haqqani, een hooggeplaatste leider van het Haqqani-netwerk, en trad hij op als tussenpersoon voor degenen die deze leider wilden contacteren. Gul is ook verantwoordelijk voor het doorgeven van rapporten van commandanten in Afghanistan aan hooggeplaatste leden van het Haqqani-netwerk, voor de media bevoegde Taliban-functionarissen en reguliere mediakanalen in Afghanistan. Gul werkt ook samen met functionarissen van het Haqqani-netwerk, waaronder Badruddin Haqqani, voor de coördinatie van de verplaatsingen van Haqqani-opstandelingen, buitenlandse strijders en wapens in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan en in het oosten van Afghanistan.Vanaf 2010 brengt Gul operationele bevelen van Badruddin Haqqani over aan strijders in Afghanistan. Eind 2009 verstrekte hij geld aan ondercommandanten van het Haqqani-netwerk die reizen tussen Miram Shah en Afghanistan.

(2)

Abdul Satar Abdul Manan (alias a) Haji Abdul Sattar Barakzai b) Haji Abdul Satar c) Haji Satar Barakzai d) Abdulasattar).

Titel: Haji. Geboortedatum: 1964. Geboorteplaats: a) Mirmandaw, district Nahr-e Saraj, provincie Helmand, Afghanistan b) Mirmadaw, district Gereshk, provincie Helmand, Afghanistan c) Qilla Abdullah, provincie Baluchistan, Pakistan. Paspoortnummer: AM5421691 (Pakistaans paspoort dat verstrijkt op 11 augustus 2013). Nationaal identiteitsnummer: a) nationaal identiteitsnummer Pakistan 5420250161699 b) nationaal identiteitsnummer Afghanistan 585629. Adres: a) Kachray Road, Pashtunabad, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan b) Nasrullah Khan Chowk, Pashtunabad Area, provincie Baluchistan, Pakistan c) Chaman, provincie Baluchistan, Pakistan d) Abdul Satar Food Shop, Ayno Mina 0093, provincie Kandahar, Afghanistan. Overige informatie: a) Mede-eigenaar van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange. b) Heeft ook banden met Khairullah Barakzai. c) Behoort tot de Barakzai-stam. d) Naam van zijn vader is Hajji ‘Abd-al-Manaf. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Abdul Satar Abdul Manan is mede-eigenaar en exploitant van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange. Satar en Khairullah Barakzai Khudai Nazar zijn gezamenlijk eigenaar en exploitant van "hawalas" (informele diensten voor overmaking van geld) ook bekend als HKHS, in Afghanistan, Pakistan, en Dubai; zij beheren een afdeling van HKHS in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan. Vanaf eind 2009 hadden zij elk een even groot aandeel in HKHS. Satar heeft HKHS opgericht en de klanten kozen voor HKHS deels vanwege de naamsbekendheid van Satar en Khairullah. Satar heeft duizenden dollars gedoneerd aan de Taliban, om activiteiten van de Taliban in Afghanistan te steunen, en heeft door middel van zijn hawala geld verstrekt aan de Taliban. Vanaf 2010 heeft Satar de Taliban financiële steun verleend, en mogelijk hebben een commandant van de Taliban en zijn medewerkers via Satar de opstand met duizenden dollars gesteund. Vanaf eind 2009 heeft Satar hooggeplaatste Taliban-leden gehuisvest, met tienduizenden dollars de strijd van de Taliban tegen de coalitietroepen in Marjah, district Nad’Ali, provincie Helmand, in Afghanistan gesteund en meegeholpen aan het vervoer van een Taliban-lid naar Marjah. Vanaf 2008 hebben Satar en Khairullah geld van donoren ingezameld en dat via hun hawala onder de Taliban verdeeld.

(3)

Khairullah Barakzai Khudai Nazar (alias a) Haji Khairullah b) Haji Khair Ullah c) Haji Kheirullah d) Haji Karimullah e) Haji Khair Mohammad).

Titel: Haji. Geboortedatum: 1965. Geboorteplaats: a) Zumbaleh, district Nahr-e Saraj, provincie Helmand, Afghanistan b) Mirmadaw, district Gereshk, provincie Helmand, Afghanistan c) Qilla Abdullah, provincie Baluchistan, Pakistan. Paspoortnummer: BP4199631 (Pakistaans paspoort, 25 juni 2014). Nationaal identiteitsnummer: Pakistaans nationaal identiteitsnummer 5440005229635 Adres: Abdul Manan Chowk, Pashtunabad, Quetta, provincie Baluchistan. Overige informatie: a) mede-eigenaar van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange. b) Heeft ook banden met Abdul Satar Abdul Manan. c) Behoort tot de Barakzai-stam. d) Naam van zijn vader is Haji Khudai Nazar. e) Andere naam van zijn vader is Nazar Mohammad. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Khairullah Barakzai Khudai is mede-eigenaar en exploitant van Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange (HKHS). Vanaf eind 2009 hadden Khairullah en Abdul Satar Abdul Manan elk een even groot aandeel in HKHS. Zij werkten samen in hawalas onder de naam HKHS in Afghanistan, Pakistan, en Dubai en beheerden een afdeling van HKHS in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan. Vanaf begin 2010 stond Khairullah aan het hoofd van de HKHS-afdeling in Kaboel. Vanaf 2010 was Khairullah een hawala-makelaar voor hooggeplaatste Taliban-leiders en verleende hij financiële hulp aan de Taliban. Khairullah en zijn zakenpartner Satar, hebben de Taliban duizenden dollars vertrekt voor Taliban-activiteiten in Afghanistan. Vanaf 2008 hebben Khairullah and Satar geld van donoren ingezameld en dat via hun hawala onder de Taliban verdeeld.

B.   Entiteiten en andere groepen en ondernemingen die banden hebben met de Taliban

(1)

Haji Khairullah Haji Sattar money exhange (alias a) Haji Khairullah-Haji Sattar Sarafi b) Haji Khairullah en Abdul Sattar and Company c) Haji Khairullah Money Exchange d) Haji Khair Ullah Money Service e) Haji Salam Hawala f) Haji Hakim Hawala g) Haji Alim Hawala).

Adres: a) kantoor 1: i) Chohar Mir Road, Kandahari Bazaar, Quetta City, provincie Baluchistan, Pakistan; ii) vertrek nummer 1, Abdul Sattar Plaza, Hafiz Saleem Street, Munsafi Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iii) winkel nummer 3, Dr. Bano Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iv) kantoor nummer 3, nabij Fatima Jinnah Road, Dr. Bano Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan v) Kachara Road, Nasrullah Khan Chowk, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan vi) Wazir Mohammad Road, Quetta, provincie Baluchistan Province; b) kantoor 2: Peshawar, provincie Khyber Paktunkhwa, Pakistan; c) kantoor 3: Moishah Chowk Road, Lahore, provincie Punjab, Pakistan; d)kantoor 4: Karachi, provincie Sindh, Pakistan; e) kantoor 5: i) Larran Road 2, Chaman, Baluchistan, Pakistan ii) Chaman Central Bazaar, Chaman, provincie Baluchistan, Pakistan; f) kantoor 6: i) winkel nummer 237, Shah Zada Market (ook bekend als Sarai Shahzada), Kabul, Afghanistan ii) winkel nummer 257, 3e verdieping, Shah Zada Market (ook bekend als Sarai Shahzada), Kabul, Afghanistan; g) kantoor 7: i) winkels nummer 21 en 22, 2e verdieping, Kandahar City Sarafi Market, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan ii) New Sarafi Market, 2e verdieping, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan iii) Safi Market, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan; h) kantoor 8: Gereshk City, district Nahr-e Saraj, provincie Helmand, Afghanistan; i) kantoor 9: i) Lashkar Gah Bazaar, Lashkar Gah, district Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan ii) Haji Ghulam Nabi Market, 2e verdieping, Lashkar Gah District, provincie Helmand, Afghanistan; j) kantoor 10: i) suite nummers 196-197, 3e verdieping, Khorasan Market, Herat City, provincie Herat, Afghanistan ii) Khorasan Market, Shahre Naw, District 5, Herat City, provincie Herat, Afghanistan; k) kantoor 11: i) Sarafi Market, district Zaranj, provincie Nimroz, Afghanistan ii) Ansari Market, 2e verdieping, provincie Nimroz, Afghanistan; l) kantoor 12: Sarafi Market, Wesh, Spin district Boldak, Afghanistan; m) kantoor 13: Sarafi Market, Farah, Afghanistan; n) kantoor 14: Dubai, Verenigde Arabische Emiraten; o) kantoor 15: Zahedan, Iran; p) kantoor 16: Zabul, Iran. Nummer voor belastingen en vergunningen: a) belastingnummer Pakistan: 1774308; b) belastingnummer Pakistan: 0980338; c) belastingnummer Pakistan: 3187777; d) vergunningnummer voor Afghan Money Service Provider: 044. Overige informatie: a) Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange is door de leiding van de Taliban gebruikt om geld aan Taliban-commandanten over te maken voor de financiering van strijders en operaties in Afghanistan vanaf 2011. b) Heeft banden met Abdul Sattar Abdul Manan en Khairullah Barakzai Khudai Nazar. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Haji Khairullah Haji Sattar Money Exchange (HKHS) is het gezamenlijk eigendom van Abdul Satar Abdul Manan en Khairullah Barakzai Khudai Nazar. Satar en Khairullah hebben samen wisselkantoren beheerd in Afghanistan, Pakistan, Dubai en de Verenigde Arabische Emiraten. De Talibanleiders hebben HKHS gebruikt om geld door te sluizen naar schaduwgouverneurs en commandanten van de Taliban, en om hawala-transfers voor de Taliban te ontvangen. Vanaf 2011 heeft de Taliban-top via HKHS geld doorgesluisd naar de commandanten van de Taliban in Afghanistan. Eind 2011 werd de HKHS-afdeling in Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan, gebruikt om geld door te sluizen naar de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand. Medio 2011 heeft een commandant van de Taliban een HKHS-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan gebruikt om strijders en operaties in Afghanistan te financieren. Nadat de Taliban maandelijks grote sommen contant geld bij deze HKHS-afdeling had ondergebracht, konden commandanten van de Taliban via elke HKHS-afdeling toegang krijgen tot het geld. Personeelsleden van de Taliban hebben HKHS in 2010 gebruikt om geld door te sluizen naar "hawalas" in Afghanistan, waar de operationele commandanten toegang konden krijgen tot het geld. Vanaf eind 2009 zag de directeur van de HKHS-afdeling in Lashkar Gah toe op het verkeer van geld van de Taliban via HKHS.

(2)

Roshan money exchange (alias (a) Roshan Sarafi (b) Roshan Trading Company (c) Rushaan Trading Company (d) Roshan Shirkat (e) Maulawi Ahmed Shah Hawala (f) Mullah Ahmed Shah Hawala (g) Haji Ahmad Shah Hawala (h) Ahmad Shah Hawala).

Adres: (a) kantoor 1: i) Winkel nummer 1584, Furqan (variant Fahr Khan) Center, Chalhor Mal Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan ii) Flat nummer 4, Furqan Center, Jamaluddin Afghani Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iii) kantoor nummer 4, 2e verdieping, Muslim Plaza Building, Doctor Banu Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan iv) Cholmon Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan v) Munsafi Road, Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan vi) Winkel nummer 1, 1e verdieping, Kadari Place, Abdul Samad Khan Street (bij Fatima Jena Road), Quetta, provincie Baluchistan, Pakistan; (b) kantoor 2: i) Safar Bazaar, Garmser District, provincie Helmand, Afghanistan ii) Main Bazaar, Safar, provincie Helmand, Afghanistan; (c) kantoor 3: i) Haji Ghulam Nabi Market, Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan ii) Money Exchange Market, Lashkar Gah, provincie Helmand, Afghanistan iii) Lashkar Gah Bazaar, provincie Helmand, Afghanistan; (d) kantoor 4: Hazar Joft, Garmser District, provincie Helmand, Afghanistan; (e) kantoor 5: Ismat Bazaar, Marjah District, provincie Helmand, Afghanistan; (f) kantoor 6: Zaranj, provincie Nimruz, Afghanistan; (g) kantoor 7: i) Suite nummer 8, 4e verdieping, Sarafi Market, District nummer 1, Kandahar City, provincie Kandahar, Afghanistan ii) Winkel nummer 25, 5e verdieping, Sarafi Market, Kandahar City, district Kandahar, provincie Kandahar, Afghanistan; (h) kantoor 8: Lakri City, provincie Helmand, Afghanistan; (i) kantoor 9: Gerd-e-Jangal, district Chaghi, provincie Baluchistan, Pakistan; (j) kantoor 10: Chaghi, district Chaghi, provincie Baluchistan, Pakistan; (k) kantoor 11: Aziz Market, voor Azizi Bank, Waish Border, district Spin Boldak, provincie Kandahar, Afghanistan Overige informatie: Roshan Money Exchange bewaart geld en draagt geld over om de militaire operaties van de Taliban en de drugshandel in Afghanistan te ondersteunen. Datum plaatsing op de VN-lijst: 29.6.2012.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen die is verstrekt door het Sanctiecomité:

Roshan Money Exchange (RMX) bewaart geld en draagt geld over om militaire operaties van de Taliban en de rol van de Taliban in de drugshandel in Afghanistan te ondersteunen. RMX was een van de eerste "hawalas" (informele diensten voor overmaking van geld) die vanaf 2011 door Taliban-ambtenaren werden gebruikt in de provincie Helmand. In 2011 nam een hooggeplaatst Taliban-lid in een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan honderdduizenden dollars op ten behoeve van schaduwgouverneurs van de Taliban in de provincie. Ter financiering van het lenteoffensief van de Taliban in 2011 bracht de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand duizenden dollars onder bij RMX. Tevens heeft een Taliban-lid in 2011 tienduizenden dollars van RMX ontvangen als steun voor militaire operaties. Een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan heeft tevens tienduizenden dollars in bewaring gehad die zouden worden opgenomen door een commandant van de Taliban. In 2010 heeft een Taliban-lid, namens de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand, RMX gebruikt om duizenden dollars naar de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan te sturen. De RMX-afdeling in Lashkar Gah, provincie Helmand, is door de Taliban gebruikt om geld voor plaatselijke operaties door te sluizen. In 2011 heeft een ondercommandant van de Taliban via de RMX-afdeling in Lashkar Gah tienduizenden dollars aan een commandant van de Taliban overgedragen. De Taliban hebben in 2010 ook geld via de RMX-afdeling in Lashkar Gah doorgesluisd aan commandanten van de Taliban. Evenzo heeft een Taliban-lid in 2010 RMX gebruikt om tienduizenden dollars naar de provincie Helmand en de provincie Herat, Afghanistan, te sturen namens de schaduwgouverneur van de Taliban in de provincie Helmand. In 2009 nam een hooggeplaatste Taliban-vertegenwoordiger in een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan honderdduizenden dollars op om militaire operaties van de Taliban in Afghanistan te financieren. Het naar de RMX gestuurde geld was afkomstig uit Iran.

In 2008 gebruikte een Taliban-leider RMX om tienduizenden dollars van Pakistan naar Afghanistan door te sluizen. De Taliban maken ook gebruik van RMX om hun rol in de drugshandel in Afghanistan te faciliteren. Vanaf 2011 hebben Taliban-functionarissen, waaronder de schaduwgouverneur in de provincie Helmand, honderdduizenden dollars vanuit een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan naar "hawalas" in Afghanistan doorgesluisd voor de aankoop van drugs namens Taliban-functionarissen. Tevens heeft een Taliban-functionaris in 2011 Taliban-commandanten in de provincie Helmand opdracht gegeven de opbrengsten van opium via RMX over te dragen. Een Taliban-districtshoofd heeft duizenden dollars vanuit Marjah, provincie Helmand, Afghanistan, naar een RMX-afdeling in de grenszone tussen Afghanistan en Pakistan gezonden.


BIJLAGE II

IN ARTIKEL 2 BEDOELDE VERMELDINGEN

1)

Mohammad Homayoon Mohammad Yonus Kohistani (alias Mohammad Homayoon Kohistani).

2)

Mohammad Sharif Masood Mohammad Akbar.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/57


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

betreffende de verenigbaarheid met de EU-wetgeving van door Italië te nemen maatregelen ingevolge artikel 14 van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)

(2012/394/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (1), en met name artikel 14, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief van 20 september 2011, door de Commissie ontvangen op 21 september 2011, heeft Italië de Commissie in kennis gesteld van ingevolge artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2010/13/EU te nemen maatregelen, voor de integratie, bijwerking en aanpassing van de thans geldende maatregelen die door de Commissie zijn goedgekeurd bij beschikking van 25 juni 2007 (2).

(2)

De Commissie heeft zich, binnen een periode van drie maanden vanaf deze kennisgeving, ervan vergewist of deze maatregelen, met name de evenredigheid van de maatregelen en de transparantie van de nationale overlegprocedure, verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

(3)

Bij haar onderzoek heeft de Commissie de over het Italiaanse medialandschap beschikbare gegevens in aanmerking genomen.

(4)

De aangepaste lijst van evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving in de Italiaanse maatregelen was duidelijk en transparant opgesteld en er vond een uitgebreide raadpleging over de aanpassing van de voorafgaande lijst plaats in Italië.

(5)

De Commissie is ervan overtuigd dat de in de Italiaanse maatregelen opgenomen nieuwe evenementen voldoen aan minstens twee van de volgende criteria, die als betrouwbare indicatoren van het belang van evenementen voor de samenleving worden beschouwd: i) het evenement vindt een bijzondere algemene weerklank binnen de lidstaat en is niet alleen van belang voor diegenen die de sport of activiteit in kwestie gewoonlijk volgen; ii) het heeft een algemeen erkend, onmiskenbaar cultureel belang voor de bevolking in de lidstaat, met name als katalysator van culturele identiteit; iii) de nationale ploeg neemt deel aan het betrokken evenement in de context van een competitie of toernooi van internationaal belang; en iv) het evenement wordt traditioneel op de kosteloze televisie uitgezonden en haalt hoge kijkcijfers.

(6)

Moto-GP-races zijn in heel Italië zeer populair en interesseren ook een publiek dat dit soort evenementen normaal gesproken niet zou volgen, maar dat toch doet omdat er Italiaanse coureurs en fabrikanten zijn betrokken bij een internationaal sportevenement van groot belang. Het evenement wordt traditioneel uitgezonden op de kosteloze televisie en haalt hoge kijkcijfers.

(7)

De halve finales en finales van de wereldkampioenschapen basketbal, waterpolo en volleybal waaraan de desbetreffende Italiaanse nationale ploegen deelnemen, voldoen niet alleen aan het criterium van een nationale ploeg die deelneemt aan een belangrijk internationaal toernooi, maar er is in Italië ook alom veel interesse voor, zelfs van een publiek dat deze takken van sport normaal gesproken niet volgt; verder worden deze evenementen traditioneel uitgezonden op de kosteloze televisie en trekken ze veel kijkers.

(8)

Wedstrijden op het wereldkampioenschap rugby waaraan de Italiaanse nationale ploeg deelneemt, voldoen aan het criterium van een nationale ploeg die deelneemt aan een belangrijk internationaal toernooi, vinden een bijzondere en wijdverbreide weerklank in Italië en interesseren ook een publiek dat deze sport normaal gesproken niet volgt.

(9)

Wedstrijden op het zeslandentoernooi rugby waaraan de Italiaanse nationale ploeg deelneemt, voldoen aan het criterium van een nationale ploeg die deelneemt aan een belangrijk internationaal toernooi, vinden een bijzondere en wijdverbreide weerklank in Italië en interesseren ook een publiek dat deze sport normaal gesproken niet volgt; verder worden deze evenementen traditioneel uitgezonden op de kosteloze televisie en trekken ze veel kijkers.

(10)

Halve finales en finales van de Davis Cup en de Fed Cup waaraan de Italiaanse nationale ploeg deelneemt, voldoen aan het criterium van een nationale ploeg die deelneemt aan een belangrijk internationaal toernooi, vinden een bijzondere en wijdverbreide weerklank in Italië en interesseren ook een publiek dat deze sport normaal gesproken niet volgt.

(11)

Finale en halve finales van het tennistoernooi Internazionali BNL d’Italia waaraan Italiaanse tennissers deelnemen, voldoen aan het criterium van Italianen die deelnemen aan een belangrijk internationaal toernooi, vinden een bijzondere en wijdverbreide weerklank in Italië en interesseren ook een publiek dat deze sport normaal gesproken niet volgt maar dat nu toch doet, gedeeltelijk vanwege de plaats waar het toernooi wordt gespeeld. De bijzondere weerklank van dit evenement wordt bevestigd door de hoge kijkcijfers, die de laatste jaren blijk geven van een duidelijke stijging van de interesse en hartstocht bij het publiek voor deze tak van sport.

(12)

Het wereldkampioenschap wielrennen op de weg (wegwedstrijd professionals) vindt een bijzondere en wijdverbreide weerklank in Italië en interesseert ook een publiek dat dit soort evenementen normaal gesproken niet volgt, maar dat nu wel doet, mede omdat er Italiaanse sporters meedoen; verder worden deze evenementen traditioneel uitgezonden op de kosteloze televisie en trekken ze veel kijkers.

(13)

Het eerste optreden van het operaseizoen in La Scala in Milaan vindt een bijzondere en wijdverbreide weerklank in Italië, interesseert ook een publiek dat dit soort evenementen normaal gesproken niet volgt, heeft een algemeen erkend en bijzonder cultureel belang in Italië, en is een katalysator van de Italiaanse culturele identiteit.

(14)

De uitzending van het nieuwjaarsconcert uit het theater La Fenice in Venetië vindt een bijzondere en wijdverbreide weerklank in Italië, interesseert ook een publiek dat dit soort evenementen normaal gesproken niet volgt, heeft een algemeen erkend en bijzonder cultureel belang in Italië, is een katalysator van de Italiaanse culturele identiteit, wordt traditioneel uitgezonden op de kosteloze televisie en haalt hoge kijkcijfers.

(15)

De Italiaanse maatregelen blijken evenredig en rechtvaardigen, om de doorslaggevende reden van het publieke belang dat erin bestaat te zorgen voor brede publieke toegang tot uitzendingen van evenementen die van grote betekenis zijn voor de maatschappij, de afwijking van de fundamentele vrijheid van dienstverlening zoals neergelegd in artikel 56 VWEU.

(16)

De Italiaanse maatregelen zijn ook verenigbaar met de concurrentieregels van de EU voor zover de aanwijzing van gekwalificeerde omroeporganisaties voor het uitzenden van in de lijst opgenomen evenementen steunt op objectieve criteria (vereiste dekking) die werkelijke en potentiële concurrentie mogelijk maken bij de verwerving van de rechten om deze evenementen uit te zenden. Bovendien is het aantal in de lijst opgenomen evenementen niet onevenredig in de zin dat verdere concurrentie op de downstream markt van kosteloze en betaaltelevisie erdoor zou worden verstoord.

(17)

De algemene evenredigheid van de Italiaanse maatregelen wordt gestaafd door verschillende elementen. Ten eerste verbetert de evenredigheid van deze maatregelen voor de vereiste dekking van de bevolking doordat de minimumdekking van de bevolking voor omroeporganisaties om in aanmerking te komen is verlaagd van 90 % naar 80 %; hierdoor is het aantal omroeporganisaties gestegen dat in aanmerking kan komen. Ten tweede is er vrijwillig mechanisme ingevoerd voor het beslechten van geschillen tussen omroeporganisaties over de bepaling van de technische uitzendmodaliteiten en de betaling van een billijke compensatie voor het verlenen van sublicenties voor exclusieve uitzendrechten. Ten derde wordt de inwerkingtreding van de definitieve Italiaanse maatregelen uitgesteld tot 1 september 2012 om te voorkomen dat onderhandelingen worden verstoord die momenteel gaande zijn. Ten slotte regelen de Italiaanse maatregelen situaties waarin de rechten voor de evenementen op de lijst worden aangekocht door niet-geselecteerde omroeporganisaties, waardoor er een passende regeling is ingevoerd voor geselecteerde omroeporganisaties, alsmede voor situaties waarin er geen geselecteerde kopers zijn voor de evenementen op de lijst, om ervoor te zorgen dat de niet-gekwalificeerde omroeporganisatie in staat is om zijn rechten te laten gelden, om te vermijden dat het evenement op de lijst helemaal niet wordt uitgezonden.

(18)

De Commissie heeft de aangemelde maatregelen van Italië meegedeeld aan de andere lidstaten en de resultaten van de controle gepresenteerd op de bijeenkomst van het ingevolge artikel 29 van Richtlijn 2010/13/EU opgerichte comité. Dit comité heeft op deze bijeenkomst een gunstig advies uitgebracht.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

1.   De door Italië te nemen maatregelen ingevolge artikel 14, lid 1 van Richtlijn 2010/13/EU, waarvan de Commissie ingevolge artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2010/13/EU op 21 september 2011 in kennis is gesteld, zijn verenigbaar met het recht van de Unie.

2.   De maatregelen die uiteindelijk door Italië worden genomen, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, zodra deze op nationaal niveau zijn aangenomen en de Commissie ervan in kennis is gesteld. Dit staat gelijk met de in artikel 14, lid 2, van Richtlijn 2010/13/EU bedoelde bekendmaking.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Vicevoorzitter


(1)  PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1.

(2)  Besluit 2007/475/EG van de Commissie van 25 juni 2007 inzake de verenigbaarheid met de Gemeenschapswetgeving van maatregelen die door Italië zijn genomen overeenkomstig artikel 3 bis, lid 1, van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB L 180 van 10.7.2007, blz. 5).


BIJLAGE

Bekendmaking overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)

De door Italië genomen maatregelen die, overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2010/13/EU moeten worden bekendgemaakt, zijn vermeld in de volgende excerpten van Besluit nr. 131/12/CONS van de Toezichthoudende instantie voor de communicatiesector van 15 maart 2012.


„HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

1.   De Toezichthoudende instantie hecht hierbij haar definitieve goedkeuring aan de lijst van evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving die via kosteloze zenders moeten worden uitgezonden overeenkomstig artikel 32-ter van de geconsolideerde tekst betreffende radio en audiovisuele mediadiensten, zoals uiteengezet in bijlagen A en B, die integrerend onderdeel uitmaken van dit besluit.

2.   Dit besluit treedt in werking op 1 september 2012 en wordt gepubliceerd in het Staatsblad van de Italiaanse Republiek (Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana) en op de website van de toezichthoudende instantie en, uitsluitend voor bijlage A, in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Rome, 15 maart 2011 (1).

De voorzitter

Corrado CALABRÒ

Commissaris rapporteur

Nicola D’ANGELO

Commissaris rapporteur

Antonio MARTUSCIELLO

Ter certificering van de conformiteit met het besluit

Secretaris generaal

Roberto VIOLA”

TOEZICHTHOUDENDE INSTANTIE VOOR DE COMMUNICATIESECTOR

[Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni]

„BIJLAGE A BIJ BESLUIT Nr. 131/12/CONS VAN 15 MAART 2012

LIJST VAN EVENEMENTEN DIE VAN AANZIENLIJK BELANG ZIJN VOOR DE SAMENLEVING EN OP DE KOSTELOZE TELEVISIE MOETEN WORDEN UITGEZONDEN

(voor de Gemeenschap relevante tekst)

Artikel 1

Evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving

1.   Dit besluit heeft betrekking op televisie-uitzendingen over evenementen die van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht.

2.   Voor deze lijst:

A.

wordt onder „evenement van aanzienlijk belang voor de samenleving” verstaan een al dan niet met sport verband houdende gebeurtenis die beantwoordt aan ten minste twee van de volgende criteria;

a)

het evenement, en wat eruit voortvloeit, krijgt speciale en ruime belangstelling in Italië, ook van andere personen dan die welke dit soort evenementen gewoonlijk op de televisie volgen;

b)

het evenement geniet algemene bekendheid bij het grote publiek, heeft een bijzondere culturele betekenis en versterkt de Italiaanse culturele identiteit;

c)

het evenement omvat de betrokkenheid van een nationaal team bij een belangrijk internationaal toernooi in een bepaalde tak van sport;

d)

het evenement wordt traditioneel reeds geruime tijd via de kosteloze televisie uitgezonden en krijgt daarbij in Italië hoge kijkcijfers;

B.

wordt onder een „bevoegde omroeporganisatie” een omroeporganisatie verstaan die onder de Italiaanse jurisdictie valt en die kan verzekeren dat tenminste 80 % van de Italiaanse bevolking deze evenementen zonder extra kosten via kosteloze televisie kan volgen.

Artikel 2

Lijst van evenementen en voorwaarden voor de uitoefening van zendrechten

1.   De toezichthoudende instantie heeft de volgende lijst opgesteld met betrekking tot de evenementen die van bijzonder belang voor de samenleving worden geacht en derhalve door televisieomroepen op grond van de Italiaanse jurisdictie niet kunnen worden uitgezonden op exclusieve basis of in gecodeerde vorm, ten einde een aanzienlijk percentage (meer dan 80 %) van het Italiaanse publiek in staat te stellen deze evenementen zonder extra kosten via de kosteloze zenders te volgen;

a)

de Olympische zomer- en winterspelen;

b)

de finale en alle wedstrijden van de Italiaanse nationale ploeg in het wereldkampioenschap voetbal;

c)

de finale en alle wedstrijden van de Italiaanse nationale ploeg in het Europees kampioenschap voetbal;

d)

alle thuis- en uitwedstrijden van de Italiaanse nationale voetbalploeg in officiële toernooien;

e)

de finale en halve finales van de Champions League en van de Europa League waaraan een Italiaans team deelneemt;

f)

de wielerronde van Italië (Giro d'Italia);

g)

de Italiaanse grote prijs voor autoracen Formule één;

h)

de Italiaanse grote prijs voor motorracen Moto-GP;

i)

de finale en halve finales van de wereldkampioenschappen basketbal, waterpolo, volleybal en rugby waaraan de Italiaanse nationale ploeg deelneemt;

j)

de wedstrijden van het zeslandentoernooi rugby waaraan de Italiaanse nationale ploeg deelneemt;

k)

de finale en halve finales van de Davis Cup en de Fed Cup waaraan de nationale Italiaanse ploeg deelneemt en van het Italiaanse Open tenniskampioenschap waaraan Italiaanse spelers deelnemen;

l)

het wereldkampioenschap wielrennen op de weg;

m)

het Italiaanse muziekfestival van San Remo;

n)

de eerste voorstelling van het operaseizoen in La Scala van Milaan;

o)

het nieuwjaarsconcert in La Fenice in Venetië.

2.   De in lid 1, onder b) en c), vermelde evenementen moeten volledig live worden uitgezonden. Voor de andere evenementen kunnen de omroeporganisaties vrij beslissen over de wijze van uitzending en kunnen zij zelf bepalen of zij deze geheel of gedeeltelijk rechtstreeks dan wel geheel of gedeeltelijk uitgesteld uitzenden.

3.   Wanneer de uitzendrechten voor een of meer van de in lid 1 bedoelde evenementen zijn verkregen door een niet-bevoegde omroeporganisatie, dient deze ruim vooraf een voorstel bekend te maken op haar website om onder billijke, redelijke en niet-discriminerende marktvoorwaarden de rechten voor uitzending van het evenement over te dragen onder de in lid 1 bedoelde voorwaarden en stelt zij tegelijkertijd de toezichthoudende instantie hiervan op de hoogte.

4.   Indien er geen bod is van een bevoegde omroeporganisatie of wanneer voor een bod geen billijke, redelijke en niet-discriminerende marktvoorwaarden gelden, kan de omroeporganisatie die de rechten bezit deze in afwijking van de voorwaarden van lid 1 uitoefenen.

5.   De toezichthoudende instantie behoudt het recht de in lid 1 vermelde lijst en de in lid 2 vermelde voorwaarden te wijzigen.

Artikel 3

Procedure voor geschillenbeslechting

1.   In geval van geschillen tussen omroeporganisaties in verband met de uitzending van een in de lijst in artikel 2, lid 1, opgenomen evenement met betrekking tot de technische voorwaarden voor uitzendingen en de betaling van een billijke vergoeding voor de sublicentiëring van exclusieve zendrechten, gelden de procedurele rechten die zijn vastgelegd in de regeling als bijlage bij Besluit 352/08/CONS en wordt onder de bevoegdheden die bij die regeling zijn toegekend aan de Raad, de bevoegdheden verstaan die in de genoemde regeling zijn toegekend aan het Comité voor infrastructuur en netwerken, wordt onder „directie” de directie voor mediadiensten verstaan en onder „directeur” de directie voor mediadiensten.”


(1)  Dit is een tikfout: de datum moet worden gelezen als 15 maart 2012, zoals in de versie die gepubliceerd werd in het Staatsblad van de Italiaanse Republiek — Algemene serie — nr. 92 van 19 april 2012.


17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/62


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 16 juli 2012

inzake de erkenning van de regeling „Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme” voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria van de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad

(2012/395/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name artikel 18, lid 6,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof (2), als gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG van de Raad (3), en met name artikel 7 quater, lid 6,

Na raadpleging van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG opgerichte raadgevende comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zowel in Richtlijn 98/70/EG als in Richtlijn 2009/28/EG zijn duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen vastgesteld. De artikelen 7 ter en 7 quater en bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG en de artikelen 17 en 18 en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG bevatten soortgelijke bepalingen.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking moeten worden genomen voor de doeleinden van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), van Richtlijn 2009/28/EG, verplichten de lidstaten de marktpartijen om aan te tonen dat de biobrandstoffen en vloeibare biomassa beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van die richtlijn.

(3)

In overweging 76 van Richtlijn 2009/28/EG is bepaald dat onredelijke lasten voor het bedrijfsleven moeten worden vermeden; vrijwillige regelingen kunnen bijdragen tot efficiënte oplossingen om de naleving van deze duurzaamheidscriteria aan te tonen.

(4)

De Commissie kan besluiten dat een vrijwillige nationale of internationale regeling aantoont dat leveringen van biobrandstoffen beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3 tot en met 5, van Richtlijn 2009/28/EG of dat een vrijwillige nationale of internationale regeling om broeikasgasemissiereductie te meten nauwkeurige gegevens bevat met het oog op de toepassing van artikel 17, lid 2, van die richtlijn.

(5)

De Commissie kan een dergelijke vrijwillige regeling voor een periode van vijf jaar erkennen.

(6)

Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende vrijwillige regeling, mag een lidstaat, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(7)

Op 4 april 2012 is bij de Commissie een verzoek tot erkenning van de regeling „Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme” ingediend. Deze regeling heeft betrekking op in het Verenigd Koninkrijk geproduceerde graangewassen, oliehoudende zaden en suikerbieten tot op het eerste punt van levering van deze gewassen. De erkende regeling wordt beschikbaar gemaakt op het bij Richtlijn 2009/28/EG opgerichte transparantieplatform. De Commissie moet rekening houden met overwegingen van commerciële gevoeligheid en kan ertoe besluiten de regeling slechts gedeeltelijk te publiceren.

(8)

Uit beoordelingen van de regeling „Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme” is gebleken dat zij de duurzaamheidscriteria van artikel 7 ter, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG en van artikel 17, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG voldoende bestrijkt en dat zij bovendien tot op het eerste punt van levering van de desbetreffende gewassen een massabalansmethodologie toepast in overeenstemming met de eisen van artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG en van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG. De regeling ziet niet op artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG, maar verstrekt wel nauwkeurige gegevens over twee elementen die vereist zijn voor de toepassing van artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG, meer bepaald het geografische gebied waarvan de gewassen afkomstig zijn en de op jaarbasis berekende broeikasgasemissies uit wijzigingen van koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik. Voor een klein percentage van de leden van de regeling worden de duurzaamheidscriteria niet nageleefd op een deel van hun land. In het kader van de regeling wordt in de onlinegegevensbank betreffende de ledencontrole aangegeven of het land van de leden geheel dan wel gedeeltelijk in overeenstemming is met de duurzaamheidscriteria, en op het paspoort van de maaidorsgewassen, ook wel de oogstverklaring genoemd, wordt vermeld dat leveringen in overeenstemming zijn met de duurzaamheidscriteria.

(9)

Uit de evaluatie van de regeling „Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme” is gebleken dat zij beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing.

(10)

Dit besluit heeft geen betrekking op eventuele aanvullende duurzaamheidskenmerken van de regeling „Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme”. Deze aanvullende duurzaamheidskenmerken zijn niet verplicht voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidseisen van Richtlijn 98/70/EG en Richtlijn 2009/28/EG,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De vrijwillige regeling „Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme”, waarvoor op 4 april 2012 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont bij middel van het paspoort van de maaidorsgewassen aan dat leveringen van graangewassen, oliehoudende zaden en suikerbieten beantwoorden aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG. De regeling bevat ook nauwkeurige gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en van artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de op jaarbasis berekende broeikasgasemissies uit wijzigingen van koolstofvoorraden door veranderingen in landgebruik (e l ) als bedoeld in punt 1 van deel C van bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG en punt 1 van deel C van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG, waarbij wordt aangetoond dat die emissies gelijk zijn aan nul, en het geografische gebied als bedoeld in punt 6 van deel C van bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG en punt 6 van deel C van bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

De vrijwillige regeling „Red Tractor Farm Assurance Combinable Crops & Sugar Beet Scheme” mag worden gebruikt tot op het eerste punt van levering voor de leveringen waarvoor moet worden aangetoond dat zij voldoen aan artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

Artikel 2

Dit besluit is geldig voor een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. Als de regeling na de goedkeuring van dit besluit inhoudelijke wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van het besluit, moeten dergelijke wijzingen onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds voldoende betrekking heeft op de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

Indien duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van doorslaggevend belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd en indien een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden, kan de Commissie dit besluit intrekken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 16 juli 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(2)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

17.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 187/64


BESLUIT Nr. 1/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-PLO

van 17 februari 2012

tot oprichting van zes subcomités en tot intrekking van Besluit nr. 1/2008 van het Gemengd Comité EG-PLO

(2012/396/EU)

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds (1) („de interim-associatieovereenkomst”),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 66 van de interim-associatieovereenkomst voorziet in de oprichting van comités („subcomités”) die het Gemengd Comité EU-PLO bij de uitoefening van zijn taken kunnen bijstaan.

(2)

Voor de werking van het Europees nabuurschapsbeleid en de actieplannen in het kader daarvan, die talrijke sectoren bestrijken, is het noodzakelijk dat een aantal nieuwe subcomités wordt opgericht.

(3)

De interim-associatieovereenkomst is in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid en de ontwikkelingen in de regio een nieuwe tenuitvoerleggingsfase ingegaan.

(4)

De Palestijnse Autoriteit heeft een verzoek ingediend om het aantal subcomités uit te breiden.

(5)

Besluit nr. 1/2008 van het Gemengd Comité EG-PLO moet derhalve worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De zes subcomités van het Gemengd Comité EU-PLO als vermeld in bijlage I worden opgericht.

Hun reglementen van orde, zoals vastgesteld in bijlage II, worden goedgekeurd.

Het Gemengd Comité EU-PLO zal alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de subcomités goed functioneren. Het kan voorts besluiten groepen op te richten, of bestaande groepen op te heffen.

Artikel 2

Besluit nr. 1/2008 van het Gemengd Comité EG-PLO wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 17 februari 2012.

Voor het Gemengd Comité EU-PLO

De voorzitter

H. MINGARELLI


(1)  PB L 187 van 16.7.1997, blz. 3.


BIJLAGE I

AAN HET GEMENGD COMITÉ EU-PLO TOEGEVOEGDE SUBCOMITÉS

1.

Subcomité mensenrechten, goed bestuur en rechtsstaat

2.

Subcomité sociale zaken en volksgezondheid

3.

Subcomité onderzoek, innovatie, informatiemaatschappij, audiovisuele sector en media, onderwijs en cultuur

4.

Subcomité economische en financiële zaken

5.

Subcomité handel en interne markt, industrie, landbouw en visserij, douane

6.

Subcomité energie, vervoer, klimaatverandering, milieu en water


BIJLAGE II

1.   Reglement van orde van het Subcomité mensenrechten, goed bestuur en rechtsstaat

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en van de Palestijnse Autoriteit. Het wordt beurtelings voorgezeten door een van beide partijen.

2.   Taken

Het subcomité werkt onder het gezag van het Gemengd Comité en brengt na elke vergadering verslag uit aan dat comité. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Gemengd Comité doen.

3.   Onderwerpen van bespreking

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de interim-associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid in de onderstaande sectoren. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt.

Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur besproken. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor:

a)

mensenrechten;

b)

goed bestuur;

c)

rechtsstaat.

Bovenstaande lijst is niet limitatief en het Gemengd Comité kan er andere, ook horizontale, onderwerpen aan toevoegen.

Het subcomité kan kwesties betreffende een, meer of alle bovenstaande gebieden bespreken.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Unie en een ambtenaar van de Palestijnse Autoriteit treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden aan de secretarissen gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Op verzoek van de voorzitter van een van de partijen kan een vergadering worden belegd; de secretaris van die partij geeft dit verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Vergaderingen van het subcomité worden gehouden op een door de partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden bijeengeroepen door de verantwoordelijke secretaris, in overleg met de voorzitter. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda van de vergaderingen

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de bevoegde secretaris aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen vóór de vergadering een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documenten moeten minstens zeven dagen vóór de vergadering door de partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van de partijen worden verkort.

De agenda wordt bij het begin van de vergadering door het subcomité goedgekeurd.

7.   Notulen

De notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Gemengd Comité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.

2.   Reglement van orde van het Subcomité sociale zaken en volksgezondheid

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en van de Palestijnse Autoriteit. Het wordt beurtelings voorgezeten door een van beide partijen.

2.   Taken

Het subcomité werkt onder het gezag van het Gemengd Comité en brengt na elke vergadering verslag uit aan dat comité. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Gemengd Comité doen.

3.   Onderwerpen van bespreking

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de interim-associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid in de onderstaande sectoren. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt.

Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur besproken. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor:

a)

werkgelegenheid en sociale ontwikkeling;

b)

volksgezondheid.

Bovenstaande lijst is niet limitatief en het Gemengd Comité kan er andere, ook horizontale, onderwerpen aan toevoegen.

Het subcomité kan kwesties betreffende een, meer of alle bovenstaande gebieden bespreken.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Unie en een ambtenaar van de Palestijnse Autoriteit treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden aan de secretarissen gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Op verzoek van de voorzitter van een van de partijen kan een vergadering worden belegd; de secretaris van die partij geeft dit verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Vergaderingen van het subcomité worden gehouden op een door de partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden bijeengeroepen door de verantwoordelijke secretaris, in overleg met de voorzitter. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda van de vergaderingen

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de bevoegde secretaris aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen vóór de vergadering een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documenten moeten minstens zeven dagen vóór de vergadering door de partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van de partijen worden verkort.

De agenda wordt bij het begin van de vergadering door het subcomité goedgekeurd.

7.   Notulen

De notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Gemengd Comité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.

3.   Reglement van orde van het Subcomité onderzoek, innovatie, informatiemaatschappij, audiovisuele sector en media, onderwijs en cultuur

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en van de Palestijnse Autoriteit. Het wordt beurtelings voorgezeten door een van beide partijen.

2.   Taken

Het subcomité werkt onder het gezag van het Gemengd Comité en brengt na elke vergadering verslag uit aan dat comité. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Gemengd Comité doen.

3.   Onderwerpen van bespreking

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de interim-associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid in de onderstaande sectoren. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt.

Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur besproken. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor:

a)

onderwijs en beroepsopleiding;

b)

cultuur;

c)

jongeren;

d)

beleid inzake de informatiemaatschappij, de audiovisuele sector en de media;

e)

wetenschap en technologie;

f)

onderzoek en ontwikkeling.

Bovenstaande lijst is niet limitatief en het Gemengd Comité kan er andere, ook horizontale, onderwerpen aan toevoegen.

Het subcomité kan kwesties betreffende een, meer of alle bovenstaande gebieden bespreken.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Unie en een ambtenaar van de Palestijnse Autoriteit treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden aan de secretarissen gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Op verzoek van de voorzitter van een van de partijen kan een vergadering worden belegd; de secretaris van die partij geeft dit verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Vergaderingen van het subcomité worden gehouden op een door de partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden bijeengeroepen door de verantwoordelijke secretaris, in overleg met de voorzitter. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda van de vergaderingen

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de bevoegde secretaris aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen vóór de vergadering een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documenten moeten minstens zeven dagen vóór de vergadering door de partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van de partijen worden verkort.

De agenda wordt bij het begin van de vergadering door het subcomité goedgekeurd.

7.   Notulen

De notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Gemengd Comité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.

4.   Reglement van orde van het Subcomité economische en financiële zaken

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en van de Palestijnse Autoriteit. Het wordt beurtelings voorgezeten door een van beide partijen.

2.   Taken

Het subcomité werkt onder het gezag van het Gemengd Comité en brengt na elke vergadering verslag uit aan dat comité. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Gemengd Comité doen.

3.   Onderwerpen van bespreking

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de interim-associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid in de onderstaande sectoren. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt.

Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur besproken. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor:

a)

financiële verantwoording en goed beheer van de overheidsfinanciën;

b)

economische hervorming en ontwikkeling;

c)

statistiek.

Bovenstaande lijst is niet limitatief en het Gemengd Comité kan er andere, ook horizontale, onderwerpen aan toevoegen.

Het subcomité kan kwesties betreffende een, meer of alle bovenstaande gebieden bespreken.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Unie en een ambtenaar van de Palestijnse Autoriteit treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden aan de secretarissen gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Op verzoek van de voorzitter van een van de partijen kan een vergadering worden belegd; de secretaris van die partij geeft dit verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Vergaderingen van het subcomité worden gehouden op een door de partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden bijeengeroepen door de verantwoordelijke secretaris, in overleg met de voorzitter. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda van de vergaderingen

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de bevoegde secretaris aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen vóór de vergadering een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documenten moeten minstens zeven dagen vóór de vergadering door de partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van de partijen worden verkort.

De agenda wordt bij het begin van de vergadering door het subcomité goedgekeurd.

7.   Notulen

De notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Gemengd Comité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.

5.   Reglement van orde van het Subcomité handel en interne markt, industrie, landbouw en visserij, douane

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en van de Palestijnse Autoriteit. Het wordt beurtelings voorgezeten door een van beide partijen.

2.   Taken

Het subcomité werkt onder het gezag van het Gemengd Comité en brengt na elke vergadering verslag uit aan dat comité. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Gemengd Comité doen.

3.   Onderwerpen van bespreking

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de interim-associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid in de onderstaande sectoren. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt.

Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur besproken. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor:

a)

handelsgerelateerde vraagstukken;

b)

landbouw en visserij;

c)

sanitaire en fytosanitaire vraagstukken;

d)

investeringen;

e)

hervorming van markt en regelgeving;

f)

industrie en kleine en middelgrote ondernemingen;

g)

douanevraagstukken;

h)

belastingen.

Bovenstaande lijst is niet limitatief en het Gemengd Comité kan er andere, ook horizontale, onderwerpen aan toevoegen.

Het subcomité kan kwesties betreffende een, meer of alle bovenstaande gebieden bespreken.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Unie en een ambtenaar van de Palestijnse Autoriteit treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden aan de secretarissen gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Op verzoek van de voorzitter van een van de partijen kan een vergadering worden belegd; de secretaris van die partij geeft dit verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Vergaderingen van het subcomité worden gehouden op een door de partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden bijeengeroepen door de verantwoordelijke secretaris, in overleg met de voorzitter. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda van de vergaderingen

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de bevoegde secretaris aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen vóór de vergadering een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documenten moeten minstens zeven dagen vóór de vergadering door de partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van de partijen worden verkort.

De agenda wordt bij het begin van de vergadering door het subcomité goedgekeurd.

7.   Notulen

De notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Gemengd Comité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.

6.   Reglement van orde van het Subcomité energie, vervoer, klimaatverandering, milieu en water

1.   Samenstelling en voorzitterschap

Het subcomité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en van de Palestijnse Autoriteit. Het wordt beurtelings voorgezeten door een van beide partijen.

2.   Taken

Het subcomité werkt onder het gezag van het Gemengd Comité en brengt na elke vergadering verslag uit aan dat comité. Het subcomité is niet bevoegd om besluiten te nemen. Het kan wel voorstellen aan het Gemengd Comité doen.

3.   Onderwerpen van bespreking

Het subcomité bespreekt de tenuitvoerlegging van de interim-associatieovereenkomst en van het daarmee verwante actieprogramma in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid in de onderstaande sectoren. Het beoordeelt de vooruitgang die is gemaakt bij het realiseren van de doelstellingen en de maatregelen waarover in het kader van het actieprogramma overeenstemming is bereikt.

Zo nodig wordt de samenwerking op het gebied van openbaar bestuur besproken. Het subcomité onderzoekt alle problemen die zich op onderstaande gebieden kunnen voordoen en stelt eventueel maatregelen voor:

a)

energie;

b)

vervoer;

c)

klimaatverandering;

d)

milieu;

e)

water.

Bovenstaande lijst is niet limitatief en het Gemengd Comité kan er andere, ook horizontale, onderwerpen aan toevoegen.

Het subcomité kan kwesties betreffende een, meer of alle bovenstaande gebieden bespreken.

4.   Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Unie en een ambtenaar van de Palestijnse Autoriteit treden gezamenlijk op als permanente secretarissen van het subcomité.

Alle mededelingen betreffende het subcomité worden aan de secretarissen gezonden.

5.   Vergaderingen

Het subcomité komt bijeen wanneer de omstandigheden dat vereisen. Op verzoek van de voorzitter van een van de partijen kan een vergadering worden belegd; de secretaris van die partij geeft dit verzoek door aan de andere partij. Na ontvangst van het verzoek antwoordt de secretaris van de andere partij binnen 15 werkdagen.

In bijzonder spoedeisende gevallen kan het subcomité met goedkeuring van beide partijen op kortere termijn bijeengeroepen worden. Alle verzoeken om vergaderingen te houden moeten schriftelijk worden gedaan.

Vergaderingen van het subcomité worden gehouden op een door de partijen overeengekomen tijd en plaats.

De vergaderingen worden bijeengeroepen door de verantwoordelijke secretaris, in overleg met de voorzitter. Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Met instemming van beide partijen kan het subcomité deskundigen uitnodigen om tijdens de vergaderingen bepaalde inlichtingen te verstrekken.

6.   Agenda van de vergaderingen

Alle verzoeken om punten op de agenda van het subcomité te plaatsen worden aan de secretarissen gezonden.

Voor elke vergadering wordt een voorlopige agenda opgesteld door de voorzitter. Deze wordt uiterlijk tien dagen voor het begin van de vergadering door de bevoegde secretaris aan de andere partij gezonden.

De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de secretarissen uiterlijk 15 dagen vóór de vergadering een verzoek tot opname op de agenda hebben ontvangen. De desbetreffende documenten moeten minstens zeven dagen vóór de vergadering door de partijen zijn ontvangen. In spoedeisende gevallen kunnen deze termijnen met instemming van de partijen worden verkort.

De agenda wordt bij het begin van de vergadering door het subcomité goedgekeurd.

7.   Notulen

De notulen worden na elke vergadering opgesteld en goedgekeurd door de twee secretarissen. Een exemplaar van de notulen, met inbegrip van de voorstellen van het subcomité, wordt door de secretarissen van het subcomité aan de secretarissen en aan de voorzitter van het Gemengd Comité gezonden.

8.   Openbaarheid

De vergaderingen van het subcomité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt besloten.