ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.116.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 116

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
28 april 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking

1

 

 

2012/227/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 april 2012 over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

2

 

 

2012/228/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 april 2012 over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER betreffende een wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst

5

 

 

2012/229/EU

 

*

Besluit van de Raad van 24 april 2012 over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

7

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 366/2012 van de Commissie van 27 april 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers en kersen, andere dan zure kersen

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2012 van de Commissie van 27 april 2012 tot vaststelling van de nodige maatregelen voor het tegen verlaagde overschotheffing op de markt van de Unie brengen van extra hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose in het verkoopseizoen 2011/2012

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 368/2012 van de Commissie van 27 april 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 44/2012 van de Raad tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden

17

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 369/2012 van de Commissie van 27 april 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stoffen bloedmeel, calciumcarbide, calciumcarbonaat, kalksteen, peper en kwartszand ( 1 )

19

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 370/2012 van de Commissie van 27 april 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

25

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 371/2012 van de Commissie van 27 april 2012 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

27

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/230/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 18 april 2012 tot verlenging van de in artikel 114, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde periode met betrekking tot de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen waarvan het Koninkrijk Zweden op grond van artikel 114, lid 5, VWEU kennis heeft gegeven (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 2461)  ( 1 )

29

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/761/EU van de Commissie van 24 november 2011 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 313 van 26.11.2011)

34

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 78 van 24.3.2009)

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking (1), die op 30 november 2009 is ondertekend, is overeenkomstig artikel 7, lid 2, op 29 maart 2011 in werking getreden.


(1)  PB L 159 van 17.6.2011, blz. 108.


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/2


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 april 2012

over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

(2012/227/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) bevat specifieke bepalingen en regelingen inzake technische voorschriften, normen, keuring en certificatie.

(2)

Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken (3) van de Raad, moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Aanbeveling 2010/133/EU van de Commissie van 2 maart 2010 betreffende de voorkoming en beperking van verontreiniging van eau de vie van steenvruchten en vruchtendraf-eau de vie van steenvruchten met ethylcarbamaat en de controle op het ethylcarbamaatgehalte in die dranken (4) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken (5) is bij Verordening (EG) nr. 110/2008 ingetrokken en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(5)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commissie van 24 april 1990 houdende uitvoeringsbepalingen voor de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken (6) is achterhaald (7) en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(6)

Om de problemen die worden veroorzaakt door alcoholconsumptie te verminderen, mogen de EVA-staten op niet-discriminerende wijze verbieden dat gedistilleerde dranken voor directe menselijke consumptie met een alcoholpercentage van meer dan 60 op hun markt worden gebracht.

(7)

Omdat het systeem voor het aanvragen van geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken bijzondere kenmerken heeft, en omdat uit de EVA-staten slechts een heel beperkt aantal aanvragen wordt verwacht, is lid 4, onder d), van Protocol nr. 1 hier niet van toepassing. Bijgevolg worden de procedures voor de aanvragen en de registratie van geografische aanduidingen uitgevoerd door de Commissie, ook met betrekking tot aanvragen uit de EVA-staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst.

(8)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het in de bijlage opgenomen ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 24 april 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(3)  PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

(4)  PB L 52 van 3.3.2010, blz. 53.

(5)  PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1.

(6)  PB L 105 van 25.4.1990, blz. 9.

(7)  PB C 30 van 6.2.2009, blz. 18.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de EER-overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken (2) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)

Aanbeveling 2010/133/EU van de Commissie van 2 maart 2010 betreffende de voorkoming en beperking van verontreiniging van eau de vie van steenvruchten en vruchtendraf-eau de vie van steenvruchten met ethylcarbamaat en de controle op het ethylcarbamaatgehalte in die dranken (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken (4) is bij Verordening (EG) nr. 110/2008 ingetrokken en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(4)

De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commissie (5) is achterhaald (6) en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(5)

Omdat het systeem voor het aanvragen van geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken bijzondere kenmerken heeft, en omdat uit de EVA-staten slechts een heel beperkt aantal aanvragen wordt verwacht, lijkt het redelijk lid 4, onder d), van Protocol nr. 1 bij de EER-overeenkomst hier niet toe te passen. Dit laat andere besluiten van het Gemengd Comité onverlet.

(6)

Dit besluit heeft betrekking op wetgeving inzake gedistilleerde dranken. Wetgeving inzake gedistilleerde dranken is niet van toepassing op Liechtenstein, zolang de EER-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (7) van toepassing blijft in Liechtenstein, zoals bepaald in de inleiding van hoofdstuk XXVII van bijlage II bij de EER-overeenkomst. Dit besluit dient derhalve niet van toepassing te zijn op Liechtenstein.

(7)

Bijlage II bij de EER-overeenkomst dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hoofdstuk XXVII van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.

De tekst van punt 1 (Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad) en punt 2 (Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commissie) wordt geschrapt.

2.

Het volgende punt wordt ingevoegd:

„9.

32008 R 0110: Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16), zoals gewijzigd door:

32008 R 1334: Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 110/2008 worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

a)

de bepalingen van Verordening (EG) nr. 110/2008 doen geen afbreuk aan het recht van de EVA-staten om op niet-discriminerende wijze te verbieden dat gedistilleerde dranken voor directe menselijke consumptie met een alcohol-percentage van meer dan 60 op hun markt worden gebracht;

b)

de EVA-staten worden uitgenodigd waarnemers af te vaardigen naar de bijeenkomsten van het in artikel 25 bedoelde Comité voor gedistilleerde dranken, dat is belast met aangelegenheden die vallen binnen de besluiten waarnaar in de EER-overeenkomst wordt verwezen; de waarnemers van de EVA-staten nemen volledig deel aan alle werkzaamheden van het comité, maar hebben geen stemrecht;

c)

lid 4, onder d), van Protocol nr. 1 bij de EER-overeenkomst is niet van toepassing op hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 110/2008;

d)

aan bijlage III van Verordening (EG) nr. 110/2008 wordt het volgende toegevoegd:

Productcategorie

Geografische aanduiding

Land van oorsprong (de exacte geografische oorsprong wordt in het technisch dossier omschreven)

15.

Wodka

Íslenskt Vodka/Icelandic Vodka

IJsland

Norsk Vodka/Norwegian Vodka

Noorwegen

24.

Akvavit/aquavit

ÍslensktBrennivín/Icelandic Aquavit

IJsland

Norsk akevitt/Norsk Aquavit/Norsk Akvavit/Norwegian Aquavit

Noorwegen

Andere gedistilleerde dranken

De geografische aanduidingen onder dit punt hebben betrekking op producten die niet in Verordening (EG) nr. 110/2008 worden gedefinieerd. Zij moeten dan ook worden aangevuld met de verkoop-benaming „gedistilleerde drank”.

De EVA-staten die deze gedistilleerde dranken produceren, lichten de andere partijen in over de nationale definities van deze producten.

 

10.

32010 H 0133: Aanbeveling 2010/133/EU van de Commissie van 2 maart 2010 betreffende de voorkoming en beperking van verontreiniging van eau de vie van steenvruchten en vruchtendraf-eau de vie van steenvruchten met ethylcarbamaat en de controle op het ethylcarbamaatgehalte in die dranken (PB L 52 van 3.3.2010, blz. 53).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 110/2008 en van Aanbeveling 2010/133/EU zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER (8) hebben plaatsgevonden.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te …, …

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(2)  PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

(3)  PB L 52 van 3.3.2010, blz. 53.

(4)  PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1.

(5)  PB L 105 van 25.4.1990, blz. 9.

(6)  PB C 30 van 6.2.2009, blz. 18.

(7)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(8)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/5


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 april 2012

over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER betreffende een wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst

(2012/228/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1, en artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XXI bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) (hierna „de EER-overeenkomst” genoemd) bevat specifieke bepalingen en regelingen inzake statistiek.

(2)

Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (3) dient in de EER-overeenkomst te worden opgenomen.

(3)

Wat IJsland betreft, dienen de bijlagen I, II en III bij Verordening (EU) nr. 691/2011 ten uitvoer te worden gelegd binnen twee jaar na de eerste indieningstermijn om verdere ontwikkeling van de IJslandse nationale milieurekeningen toe te laten.

(4)

Omdat Liechtenstein reeds is vrijgesteld van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (4), dient het ook te worden vrijgesteld van de Europese milieu-economische rekeningen.

(5)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het in de bijlage opgenomen ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 24 april 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(3)  PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1.

(4)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de EER-overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (2) dient in de EER-overeenkomst te worden opgenomen.

(2)

Bijlage XXI bij de EER-overeenkomst dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In Bijlage XXI (Statistiek) bij de EER-Overeenkomst wordt het volgende punt ingevoegd:

„27c.

32011 R 0691: Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

wat IJsland betreft, dienen de bijlagen I, II en III bij Verordening (EU) nr. 691/2011 ten uitvoer te worden gelegd binnen twee jaar na de eerste indieningstermijn;

b)

Verordening (EU) nr. 691/2011 is niet van toepassing op Liechtenstein.”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) nr. 691/2011 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op …, mits alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te …, …

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(2)  PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1.

(3)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/7


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 april 2012

over het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

(2012/229/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, artikel 168, lid 4, onder b), en artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) bevat specifieke bepalingen en regelingen inzake technische voorschriften, normen, keuring en certificatie.

(2)

Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levens-middelen van dierlijke oorsprong (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. Bij Verordening (EG) nr. 470/2009 is Verordening (EEG) nr. 2377/90 (4) ingetrokken, en zijn Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) gewijzigd. Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (7), gerectificeerd in PB L 293 van 11.11.2010, blz. 72, moet ook in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Bijlage II bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Het door de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt moet derhalve gebaseerd zijn op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het door de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgestelde wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 24 april 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

N. WAMMEN


(1)  PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.

(2)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(3)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(4)  Verordening (EEG) nr. 2377/90 van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2001/82/EG van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 726/2004 van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1).

(7)  PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2012 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”) genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)

Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2), gerectificeerd in PB L 293 van 11.11.2010, blz. 72, moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Bijlage II bij de EER-overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Hoofdstuk XIII van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 12 wordt vervangen door:

„12.

32009 R 0470: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Verwijzingen naar andere besluiten in de verordening worden relevant geacht voor zover en in de vorm waarin deze in de overeenkomst zijn opgenomen.

b)

Een EVA-staat kan het bureau verzoeken om een advies uit te brengen overeenkomstig artikel 9, lid 1, artikel 11, eerste alinea, artikel 15, lid 1 en artikel 27, lid 2. Een dergelijk verzoek wordt allereerst gericht tot de Commissie, die het voor verdere behandeling aan het bureau doet toekomen als zij het verzoek van algemeen belang acht.”.

2)

Punt 13 wordt vervangen door:

„13.

32010 R 0037: Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1), gerectificeerd in PB L 293 van 11.11.2010, blz. 72.”.

3)

De tekst van punt 14 (Verordening (EEG) nr. 2377/90) wordt geschrapt.

4)

In punt 15p (Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad) en punt 15zb (Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32009 R 0470: Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EG) nr. 470/2009 en Verordening (EU) nr. 37/2010, zoals gerectificeerd in PB L 293 van 11.11.2010, blz. 72, zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te …, .

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.

(3)  [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]


VERORDENINGEN

28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 366/2012 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 met betrekking tot de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers en kersen, andere dan zure kersen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143, onder b), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), voorziet in toezicht op de invoer van de in bijlage XVIII daarvan vermelde producten. Voor dit toezicht gelden de uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3).

(2)

Met het oog op de toepassing van artikel 5, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw (4) en op grond van de meest recente beschikbare gegevens over 2009, 2010 en 2011, moeten de drempelvolumes voor de toepassing van de aanvullende rechten voor komkommers met ingang van 1 mei 2012 en voor kersen, andere dan zure kersen, met ingang van 21 mei 2012 worden aangepast.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Omdat het noodzakelijk is dat deze maatregel zo spoedig mogelijk na de beschikbaarstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening op de dag van de bekendmaking ervan in werking te treden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVIII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(4)  PB L 336 van 23.12.1994, blz. 22.


BIJLAGE

„BIJLAGE XVIII

AANVULLENDE INVOERRECHTEN: TITEL IV, HOOFDSTUK I, AFDELING 2

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de tekst van de omschrijving van de goederen als louter indicatief beschouwd. De werkingssfeer van de aanvullende rechten wordt in het kader van deze bijlage bepaald door de draagwijdte van de GN-codes zoals deze bij de vaststelling van de onderhavige verordening bestaan.

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Toepassingsperiode

Drempelvolume

(t)

78.0015

0702 00 00

Tomaten

1 oktober tot en met 31 mei

481 762

78.0020

1 juni tot en met 30 september

44 251

78.0065

0707 00 05

Komkommers

1 mei tot en met 31 oktober

13 402

78.0075

1 november tot en met 30 april

18 306

78.0085

0709 91 00

Artisjokken

1 november tot en met 30 juni

11 620

78.0100

0709 93 10

Courgettes

1 januari tot en met 31 december

54 760

78.0110

0805 10 20

Sinaasappelen

1 december tot en met 31 mei

292 760

78.0120

0805 20 10

Clementines

1 november tot eind februari

85 392

78.0130

0805 20 30

0805 20 50

0805 20 70

0805 20 90

Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen); wilkings en soortgelijke kruisingen van citrusvruchten

1 november tot eind februari

99 128

78.0155

0805 50 10

Citroenen

1 juni tot en met 31 december

340 920

78.0160

1 januari tot en met 31 mei

90 108

78.0170

0806 10 10

Tafeldruiven

21 juli tot en met 20 november

80 588

78.0175

0808 10 80

Appelen

1 januari tot en met 31 augustus

701 247

78.0180

1 september tot en met 31 december

64 981

78.0220

0808 30 90

Peren

1 januari tot en met 30 april

230 148

78.0235

1 juli tot en met 31 december

35 573

78.0250

0809 10 00

Abrikozen

1 juni tot en met 31 juli

5 794

78.0265

0809 29 00

Kersen, andere dan zure kersen

21 mei tot en met 10 augustus

59 061

78.0270

0809 30

Perziken, nectarines daaronder begrepen

11 juni tot en met 30 september

5 613

78.0280

0809 40 05

Pruimen

11 juni tot en met 30 september

10 293”


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 367/2012 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2012

tot vaststelling van de nodige maatregelen voor het tegen verlaagde overschotheffing op de markt van de Unie brengen van extra hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose in het verkoopseizoen 2011/2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening") (1), en met name artikel 64, lid 2, en artikel 186, in samenhang met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De op de Londense termijnmarkt gebaseerde prijzen op de mondiale suikermarkten zijn sinds het begin van het verkoopseizoen 2011/2012 gestabiliseerd op een uit historisch oogpunt bekeken veeleer hoog niveau. De prijzen op de Londense termijnmarkt schommelden tussen 600 en 650 Amerikaanse dollar (460 tot 500 euro) per ton.

(2)

Tegelijkertijd zijn de prijzen op de suikermarkten van de Unie blijven stijgen, zoals wordt aangegeven door het prijsmonitoringsysteem dat is opgezet krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 952/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft het beheer van de interne suikermarkt en het quotastelsel (2); bovendien zijn de prijzen in versneld tempo gestegen sinds oktober 2011, toen de gemiddelde suikerprijs in de Unie binnen een maand met meer dan 10 % de hoogte in ging.

(3)

Om de voorzieningssituatie op de suikermarkt van de Unie te verbeteren, zijn in november 2011 buitengewone maatregelen vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 van de Commissie van 30 november 2011 tot opening van een permanente openbare inschrijving voor het verkoopseizoen 2011/2012 voor de invoer van suiker van GN-code 1701 tegen een verlaagd douanerecht (3) en bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1240/2011 van de Commissie van 30 november 2011 tot vaststelling van buitengewone maatregelen inzake het tegen verlaagde overschotheffing op de markt van de Unie brengen van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose in het verkoopseizoen 2011/2012 (4). Deze maatregelen hebben de opwaartse trend van de suikerprijzen in de Unie echter niet tot staan kunnen brengen, met als gevolg dat in februari 2012 een gemiddelde prijs van 701 euro per ton werd genoteerd, wat neerkomt op een stijging met meer dan 20 % tussen september 2011 en februari 2012, of met bijna 40 % tussen februari 2011 en februari 2012.

(4)

Uit de aanhoudende opwaartse trend van de suikerprijzen in de Unie blijkt dat de voorzieningssituatie op de suikermarkt van de Unie in dit stadium slechts matig is verbeterd. Deze analyse is tijdens de vergadering van het beheerscomité van 8 maart 2012 bevestigd door een grote meerderheid van de lidstaten die van mening zijn dat de aanhoudende voorzieningsproblemen in het loop van het verkoopseizoen nog kunnen verscherpen. Dit kan met name gevolgen hebben voor kleine en middelgrote ondernemingen en klanten met langetermijncontracten waarin vaste hoeveelheden zijn vastgesteld.

(5)

Anderzijds heeft een goede oogst in sommige delen van de Unie ertoe geleid dat 5,3 miljoen ton suiker is geproduceerd buiten het in artikel 56 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde quotum. Rekening houdend met de geraamde vraag naar industriële suiker zoals bedoeld in artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, met de exportverbintenissen voor buiten het quotum geproduceerde suiker die voor het verkoopseizoen 2011/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 372/2011 van de Commissie van 15 april 2011 tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2011/2012 (5), en met de hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker die op de markt van de Unie zijn gebracht overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1240/2011, zullen nog steeds aanzienlijke hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker beschikbaar zijn. Een gedeelte van deze suiker kan onmiddellijk ter beschikking van de suikermarkt van de EU worden gesteld om alvast gedeeltelijk tegemoet te komen aan de vraag en daardoor de marktverstorende opwaartse trend van de suikerprijzen in de EU onder controle te helpen krijgen.

(6)

Krachtens artikel 186 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de Commissie ertoe gemachtigd de nodige maatregelen voor de sector te nemen wanneer de prijzen op de suikermarkten van de Unie in die mate stijgen dat de markten erdoor worden verstoord of dreigen te worden verstoord.

(7)

Krachtens artikel 64, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de Commissie ertoe gemachtigd de overschotheffing op suiker en isoglucose die buiten het quotum worden geproduceerd, vast te stellen op een niveau dat hoog genoeg is om de opeenstapeling van overtollige hoeveelheden te voorkomen. Bij artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 967/2006 van de Commissie van 29 juni 2006 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad met betrekking tot de productie buiten het quotum in de sector suiker (6) is die heffing vastgesteld op 500 euro per ton.

(8)

Volgens ramingen van de Commissie en zoals tevens duidelijk wordt geïllustreerd door de forse stijging van de gemiddelde prijs op de suikermarkten van de Unie in het verkoopseizoen 2011/2012, blijft de voorraad suiker op de interne markt zo laag dat het wellicht noodzakelijk zal zijn extra hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker op de interne markt af te zetten. Een toename van de voorziening zou de doorstroming op de suikermarkt moeten verbeteren. Om te voorkomen dat de hoeveelheden zich gaan opstapelen, is het raadzaam slechts toe te staan dat een beperkte hoeveelheid op de markt van de Unie wordt gebracht. Gezien het geraamde tekort en de alternatieve voorzieningsbronnen dient deze beperkte hoeveelheid te worden vastgesteld op 250 000 ton. De verlaagde overschotheffing voor die beperkte hoeveelheid buiten het quotum geproduceerde suiker moet worden vastgesteld op een niveau per ton dat het verschil tussen de meest recente publiek beschikbare gemiddelde prijs in de Unie en de wereldmarktprijs weergeeft.

(9)

Aangezien bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 quota voor zowel suiker als isoglucose zijn vastgesteld, moet voor een passende hoeveelheid buiten het quotum geproduceerde isoglucose een vergelijkbare maatregel gelden, daar dit product tot op zekere hoogte een commerciële suikervervanger is.

(10)

Om die reden, en om de voorziening te verhogen, moeten de producenten van suiker en isoglucose bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten certificaten aanvragen waarmee zij bepaalde buiten het quotum geproduceerde hoeveelheden met een verlaagde overschotheffing kunnen verkopen op de markt van de Unie.

(11)

In het belang van een snelle verbetering van de voorzieningssituatie moet de geldigheid van de certificaten in de tijd worden beperkt.

(12)

Door bovengrenzen te stellen aan de hoeveelheden waarvoor iedere producent in een aanvraagperiode een aanvraag kan indienen, en door de certificaten te beperken tot producten uit de eigen productie van de aanvrager, moet speculatie in het kader van de bij de onderhavige verordening ingestelde regeling worden voorkomen.

(13)

Met hun aanvraag moeten suikerproducenten zich ertoe verbinden de minimumprijs te betalen voor de suikerbieten die worden gebruikt om de hoeveelheid suiker te produceren waarvoor zij een aanvraag indienen. De minimumeisen waaraan aanvragen moeten voldoen, moeten worden vastgesteld.

(14)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten de ontvangen aanvragen aan de Commissie melden. Om die meldingen te vereenvoudigen en te standaardiseren moeten er modellen ter beschikking worden gesteld.

(15)

De Commissie moet ervoor zorgen dat uitsluitend certificaten worden afgegeven binnen de bij de onderhavige verordening gestelde kwantitatieve grenzen. Daarom moet de Commissie zo nodig een toewijzingscoëfficiënt kunnen vaststellen die op de ontvangen aanvragen wordt toegepast.

(16)

De lidstaten moeten onmiddellijk aan de aanvragers melden of de door hen aangevraagde hoeveelheid geheel of gedeeltelijk is toegekend.

(17)

De verlaagde overschotheffing moet na aanvaarding van de aanvraag en vóór afgifte van het certificaat worden betaald.

(18)

De bevoegde autoriteiten moeten aan de Commissie de hoeveelheden melden waarvoor certificaten met een verlaagde overschotheffing zijn afgegeven. De Commissie moet daartoe modellen beschikbaar stellen.

(19)

Op hoeveelheden op de markt van de Unie gebrachte suiker die groter zijn dan die waarvoor in het kader van de onderhavige verordening certificaten zijn afgegeven, moet de in artikel 64, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde overschotheffing worden toegepast. Daarom moet worden bepaald dat aanvragers die niet voldoen aan de verplichting de hoeveelheid op de markt van de Unie te brengen die door het aan hen afgegeven certificaat wordt gedekt, ook een bedrag van 500 euro per ton moeten betalen. Deze consequente aanpak is erop gericht misbruik van de bij de onderhavige verordening ingestelde regeling te voorkomen.

(20)

Met het oog op de vaststelling van de in artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 952/2006 bedoelde gemiddelde EU-marktprijzen voor binnen en buiten het quotum geproduceerde suiker dient suiker die wordt gedekt door een op grond van de onderhavige verordening afgegeven certificaat, te worden beschouwd als quotumsuiker.

(21)

In artikel 2, lid 1, onder a), van Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (7) is bepaald dat de ontvangsten uit de bijdragen en andere heffingen die in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker zijn vastgesteld, eigen middelen zijn. Daarom moet worden bepaald welk tijdstip in de zin van artikel 2, lid 2, en artikel 6, lid 3, onder a) van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (8) in aanmerking moet worden voor de vaststelling van de betrokken bedragen.

(22)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Tijdelijke verlaging van de overschotheffing

In afwijking van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 967/2006 wordt de overschotheffing op een buiten het in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde quotum geproduceerde en in het verkoopseizoen 2011/2012 op de markt van de Unie gebrachte extra hoeveelheid van 250 000 ton suiker, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, en 13 000 ton isoglucose, uitgedrukt in droge stof, vastgesteld op 211 euro per ton. De verlaagde overschotheffing wordt betaald nadat de in artikel 2 bedoelde aanvraag is aanvaard en voordat het in artikel 6 bedoelde certificaat wordt afgegeven.

Artikel 2

Certificaataanvragen

1.   Om van de in artikel 1 bedoelde voorwaarden gebruik te kunnen maken, vragen producenten van suiker en isoglucose een certificaat aan.

2.   Aanvragers zijn uitsluitend bietsuiker-, rietsuiker- of isoglucoseproducerende ondernemingen die overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn erkend en waaraan een productiequotum voor het verkoopseizoen 2011/2012 is toegewezen overeenkomstig artikel 56 van die verordening.

3.   Iedere aanvrager mag per aanvraagperiode slechts één aanvraag voor suiker en één voor isoglucose indienen.

4.   Certificaataanvragen worden per fax of per e-mail ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de onderneming is erkend. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen eisen dat per e-mail toegezonden aanvragen vergezeld gaan van een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad (9).

5.   Aanvragen zijn ontvankelijk indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

(a)

de aanvraag bevat:

i)

de naam, het adres en het btw-nummer van de aanvrager; en

ii)

de aangevraagde hoeveelheden suiker en isoglucose, uitgedrukt in ton wittesuikerequivalent respectievelijk droge stof, afgerond op gehele getallen;

(b)

de in deze aanvraagperiode aangevraagde hoeveelheden mogen niet meer bedragen dan 50 000 ton suiker, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, en 2 500 ton isoglucose, uitgedrukt in droge stof;

(c)

indien de aanvraag betrekking heeft op suiker, verbindt de aanvrager zich ertoe voor de hoeveelheid suiker die wordt gedekt door overeenkomstig artikel 6 van de onderhavige verordening afgegeven certificaten de in artikel 49 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde minimumprijs voor bieten te betalen;

(d)

de aanvraag wordt opgesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend;

(e)

de aanvraag bevat een verwijzing naar de onderhavige verordening en de uiterste datum voor indiening van de aanvragen voor de betrokken aanvraagperiode, zoals bedoeld in artikel 3.

6.   Een aanvraag mag na de indiening ervan niet worden ingetrokken of gewijzigd, zelfs al wordt de aangevraagde hoeveelheid slechts gedeeltelijk toegekend.

Artikel 3

Indiening van de aanvragen

1.   De eerste periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend, loopt af op 2 mei 2012 om 12.00 uur (Brusselse tijd).

2.   De tweede en volgende aanvraagperioden beginnen op de eerste werkdag na afloop van de vorige periode. Zij lopen af om 12.00 uur (Brusselse tijd) op 23 mei 2012, 6 juni 2012 en 20 juni 2012.

3.   De Commissie kan de indiening van aanvragen voor één of meer aanvraagperioden schorsen.

Artikel 4

Melding van aanvragen door de lidstaten

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten besluiten aan de hand van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden of de aanvragen ontvankelijk zijn. Wanneer de bevoegde autoriteiten besluiten dat een aanvraag niet ontvankelijk is, stellen zij de aanvrager daarvan onverwijld in kennis.

2.   De bevoegde autoriteit meldt de tijdens de voorbije aanvraagperiode ingediende ontvankelijke aanvragen uiterlijk op vrijdag per fax of per e-mail aan de Commissie. In die melding worden de in artikel 2, lid 5, onder a) i), bedoelde gegevens niet opgenomen. Lidstaten die geen aanvragen hebben ontvangen maar waaraan in het verkoopseizoen 2011/2012 wel een suiker- of isoglucosequotum is toegewezen, melden binnen dezelfde termijn aan de Commissie dat er geen aanvragen zijn ingediend.

3.   De vorm en de inhoud van de mededelingen worden vastgesteld op basis van de modellen die de Commissie ter beschikking van de lidstaten stelt.

Artikel 5

Overschreden maxima

Wanneer uit de gegevens die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 2, hebben gemeld, blijkt dat de aangevraagde hoeveelheden de in artikel 1 gestelde maxima overschrijden, doet de Commissie het volgende:

(a)

zij stelt een toewijzingscoëfficiënt vast die de lidstaten toepassen op de door elke aangemelde certificaataanvraag gedekte hoeveelheid;

(b)

zij wijst nog niet gemelde aanvragen af;

(c)

zij sluit de periode voor het indienen van de aanvragen.

Artikel 6

Afgifte van certificaten

1.   Onverminderd artikel 5 geeft de bevoegde autoriteit op de tiende werkdag na de week waarin een aanvraagperiode afliep, certificaten af voor de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 2, voor die aanvraagperiode aan de Commissie zijn gemeld.

2.   De lidstaten melden elke maandag aan de Commissie voor welke hoeveelheden suiker en/of isoglucose zij de voorbije week certificaten hebben afgegeven.

3.   In de bijlage is een model van het certificaat opgenomen.

Artikel 7

Geldigheid van de certificaten

De certificaten zijn geldig tot het einde van de tweede maand die volgt op de maand van afgifte.

Artikel 8

Overdraagbaarheid van de certificaten

Noch de rechten, noch de verplichtingen die voortvloeien uit de certificaten, zijn overdraagbaar.

Artikel 9

Prijsnotering

Voor de toepassing van artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 952/2006 wordt de hoeveelheid verkochte suiker die door een op grond van de onderhavige verordening afgegeven certificaat wordt gedekt, beschouwd als quotumsuiker.

Artikel 10

Monitoring

1.   Aanvragers voegen aan hun in artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 952/2006 bedoelde maandelijkse meldingen de hoeveelheden toe waarvoor zij certificaten hebben ontvangen overeenkomstig artikel 6 van de onderhavige verordening.

2.   Vóór 31 oktober 2012 levert elke houder van een op grond van de onderhavige verordening afgegeven certificaat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat het bewijs dat alle door zijn certificaten gedekte hoeveelheden op de markt van de Unie zijn gebracht. Voor door een certificaat gedekte, maar om andere redenen dan overmacht niet op de markt van de Unie gebrachte hoeveelheden wordt een bedrag van 289 euro per ton betaald.

3.   De lidstaten delen de Commissie mee welke hoeveelheden niet op markt van de Unie zijn gebracht.

4.   De lidstaten berekenen het verschil tussen de totale door elke producent buiten het quotum geproduceerde hoeveelheid suiker en isoglucose en de hoeveelheden die door de producenten zijn afgezet overeenkomstig artikel 4, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 967/2006 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1240/2011 en melden dat verschil aan de Commissie. Indien de resterende hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker of isoglucose van een producent lager zijn dan de hoeveelheden waarvoor op grond van de onderhavige verordening voor die producent certificaten zijn afgegeven, betaalt de producent een bedrag van 500 euro per ton over dat verschil.

Artikel 11

Datum van vaststelling

Voor de toepassing van artikel 2, lid 2, en artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 geldt de datum waarop de aanvrager de overschotheffing overeenkomstig artikel 1 betaalt, als de datum van vaststelling van het recht van de Unie.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij verstrijkt op 31 december 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 39.

(3)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 4.

(4)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 9.

(5)  PB L 102 van 16.4.2011, blz. 8.

(6)  PB L 176 van 30.6.2006, blz. 22.

(7)  PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.

(8)  PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.

(9)  PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.


BIJLAGE

Model van het certificaat zoals bedoeld in artikel 6, lid 3

CERTIFICAAT

voor de verlaging, voor het verkoopseizoen 2011/2012, van de in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 967/2006 bedoelde heffing

Image


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 368/2012 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2012

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 44/2012 van de Raad tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 44/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (1), en met name artikel 5, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De vangstbeperkingen voor de visserij op zandspieringen in de EU-wateren van de ICES-gebieden IIa, IIIa en IV zijn vastgesteld in bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 44/2012.

(2)

Krachtens punt 4 van bijlage IIB bij Verordening (EU) nr. 44/2012 moet de Commissie de voor 2012 geldende totaal toegestane vangsten (TAC’s) en quota voor zandspieringen in de daar bedoelde gebieden herzien op basis van wetenschappelijk advies voor elk van de zeven beheersgebied die in die bijlage zijn omschreven.

(3)

In zijn op 1 maart 2012 uitgebrachte advies over zandspieringen stelt de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) voor beheersgebied 1 een vangst van maximaal 23 000 t voor in plaats van het voorlopige cijfer van 200 000 t dat in Verordening (EU) nr. 44/2012 voor dat gebied is vastgesteld.

(4)

Voorts adviseert ICES dat in elk van de beheersgebieden 2, 3 en 4 vangsten van maximaal 5 000 t moeten worden toegestaan met het oog op de monitoring van het bestand in die gebieden, dat in beheersgebied 6 niet meer mag worden gevangen dan de voor 2011 vastgestelde hoeveelheid van 420 t en dat in de beheersgebieden 5 en 7 niets mag worden gevangen.

(5)

Bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 44/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 44/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 25 van 27.1.2012, blz. 55.


BIJLAGE

In bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 44/2012 wordt de tabel betreffende zandspiering in de EU-wateren van de ICES-zones IIa, IIIa en IV vervangen door:

„Soort

:

Zandspieringen en bijvangsten

Ammodytes spp.

Gebied

:

EU-wateren van IIa, IIIa en IV (1)

(SAN/2A3A4.)

Denemarken

17 376 (2)

Analytische TAC

Verenigd Koninkrijk

380 (2)

Duitsland

26 (2)

Zweden

638 (2)

EU

18 420 (2)

Noorwegen

20 000

TAC

38 420

Bijzondere voorwaarde:

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspieringen als bepaald in bijlage IIB, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

Gebied

:

EU-wateren van de beheersgebieden voor zandspieringen

 

1

2

3

4

5

6

7

 

(SAN/*234_1)

(SAN/*234_2)

(SAN/*234_3)

(SAN/*234_4)

(SAN/*234_5)

(SAN/*234_6)

(SAN/*234_7)

Denemarken

2 830

4 717

4 717

4 717

0

395

0

Verenigd Koninkrijk

62

103

103

103

0

9

0

Duitsland

4

7

7

7

0

1

0

Zweden

104

173

173

173

0

15

0

EU

3 000

5 000

5 000

5 000

0

420

0

Noorwegen

20 000

0

0

0

0

0

0

Totaal

23 000

5 000

5 000

5 000

0

420

0”


(1)  Exclusief wateren binnen zes mijl van de basislijnen van het Verenigd Koninkrijk bij Shetland, Fair Isle en Foula.

(2)  Ten minste 98 % van de TAC-aanlanding moet bestaan uit zandspieringen. Bijvangsten van schar, makreel en wijting worden in mindering gebracht op de resterende 2 % van de TAC.

Bijzondere voorwaarde:

Binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande beheersgebieden voor zandspieringen als bepaald in bijlage IIB, niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

Gebied

:

EU-wateren van de beheersgebieden voor zandspieringen

 

1

2

3

4

5

6

7

 

(SAN/*234_1)

(SAN/*234_2)

(SAN/*234_3)

(SAN/*234_4)

(SAN/*234_5)

(SAN/*234_6)

(SAN/*234_7)

Denemarken

2 830

4 717

4 717

4 717

0

395

0

Verenigd Koninkrijk

62

103

103

103

0

9

0

Duitsland

4

7

7

7

0

1

0

Zweden

104

173

173

173

0

15

0

EU

3 000

5 000

5 000

5 000

0

420

0

Noorwegen

20 000

0

0

0

0

0

0

Totaal

23 000

5 000

5 000

5 000

0

420

0”


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 369/2012 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2012

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stoffen bloedmeel, calciumcarbide, calciumcarbonaat, kalksteen, peper en kwartszand

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De werkzame stoffen bloedmeel, calciumcarbide, calciumcarbonaat, kalksteen, peper en kwartszand zijn in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) opgenomen bij Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie (3) overeenkomstig de procedure van artikel 24 ter van Verordening (EG) nr. 2229/2004 van de Commissie (4) van 3 december 2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad. Sinds de vervanging van Richtlijn 91/414/EEG door Verordening (EG) nr. 1107/2009 worden deze stoffen geacht krachtens die verordening te zijn goedgekeurd en zijn zij opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (5).

(2)

Overeenkomstig artikel 25 bis van Verordening (EG) nr. 2229/2004 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 26 september 2011 de conclusies over de intercollegiale toetsing voor bloedmeel (6), op 17 oktober 2011 voor calciumcarbide (7), op 6 juli 2011 voor calciumcarbonaat (8) en voor kalksteen (9), op 4 juli 2011 voor als extractieresidu verkregen peperpoeder (10), en op 6 juli 2011 voor kwartszand (11) aan de Commissie voorgelegd. De ontwerpevaluatieverslagen en de conclusies van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 9 maart 2012 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor bloedmeel, calciumcarbide, calciumcarbonaat, kalksteen, als extractieresidu verkregen peperpoeder, en kwartszand.

(3)

De Commissie heeft de kennisgevers overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 verzocht hun opmerkingen over de conclusies van de EFSA in te dienen. Verder heeft de Commissie de kennisgevers overeenkomstig artikel 13, lid 1, van die verordening verzocht hun opmerkingen over de ontwerpevaluatieverslagen voor bloedmeel, calciumcarbide, calciumcarbonaat, kalksteen, als extractieresidu verkregen peperpoeder, en kwartszand in te dienen. De kennisgevers hebben hun opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(4)

Er wordt bevestigd dat de werkzame stoffen bloedmeel, calciumcarbide, calciumcarbonaat, kalksteen, peper en kwartszand geacht worden te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(5)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 in samenhang met artikel 6 en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het nodig dat de goedkeuringsvoorwaarden voor bloedmeel, calciumcarbide, calciumcarbonaat, kalksteen, peper en kwartszand worden gewijzigd. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden gevraagd wat betreft bloedmeel, calciumcarbonaat en peper. Tegelijkertijd moeten bepaalde technische aanpassingen worden aangebracht; meer bepaald moet de benaming van de werkzame stof "peper" worden vervangen door "als extractieresidu verkregen peperpoeder".

(6)

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Er moet een redelijke termijn vóór de toepassing van deze verordening worden toegestaan om de lidstaten, de kennisgevers en de houders van vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen in staat te stellen te voldoen aan de voorschriften als gevolg van de wijziging van de goedkeuringsvoorwaarden.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 344 van 20.12.2008, blz. 89.

(4)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(5)  PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance blood meal. EFSA Journal 2011; 9(10):2394. [blz. 36]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2396. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm.

(7)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance calcium carbide. EFSA Journal 2011; 9(10):2419. [blz. 48]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2419. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm.

(8)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance calcium carbonate. EFSA Journal 2011; 9(7):2298. (28 blz.). doi: 10.2903/j.efsa.2011.2298. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm.

(9)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance limestone. EFSA Journal 2011; 9(7):2299. [blz. 33]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2299. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm.

(10)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance pepper dust extraction residue. EFSA Journal 2011; 9(7):2285. [blz. 37]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2285. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm.

(11)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance quartz sand. EFSA Journal 2011; 9(7):2300. [blz. 40]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2300. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm.


BIJLAGE

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Rij 222 betreffende de werkzame stof bloedmeel wordt vervangen door:

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid

Datum van goedkeuring

Geldig-heidsduur

Specifieke bepalingen

"Bloedmeel

CAS-nr.: 90989-74-5

CIPAC-nr.: 909

Niet beschikbaar

≥ 990 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel. Bloedmeel moet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1069/2009 (1) en Verordening (EU) nr. 142/2011 (2).

DEEL B

Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die bloedmeel bevatten voor ander gebruik dan rechtstreekse toepassing op individuele planten, moeten de lidstaten speciale aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en erop toezien dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het gewijzigde evaluatieverslag over bloedmeel (SANCO/2604/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 maart 2012 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De kennisgever moet uiterlijk op 1 maart 2013 bevestigende informatie over de specificatie van het technische materiaal bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA indienen.

(2)

Rij 223 betreffende de werkzame stof calciumcarbide wordt vervangen door:

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid

Datum van goedkeuring

Geldig-heidsduur

Specifieke bepalingen

"Calciumcarbide

CAS-nr.: 75-20-7

CIPAC-nr.: 910

Calciumacetylide

≥ 765 g/kg

0,08-0,9 g/kg calcium-fosfide bevattend

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies vanhet gewijzigde evaluatieverslag over calciumcarbide (SANCO/2605/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 maart 2012 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten."

(3)

Rij 224 betreffende de werkzame stof calciumcarbonaat wordt vervangen door:

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid

Datum van goedkeuring

Geldig-heidsduur

Specifieke bepalingen

"Calciumcarbonaat

CAS-nr.: 471-34-1

CIPAC-nr.: 843

Calciumcarbonaat

≥ 995 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het gewijzigde evaluatieverslag over calciumcarbonaat (SANCO/2606/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 maart 2012 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De kennisgever moet bevestigende informatie verstrekken wat betreft:

verdere gegevens over de specificatie van het technische materiaal;

analysemethoden voor de bepaling van calciumcarbonaat in de representatieve formulering en van de verontreinigingen in het technische materiaal.

De kennisgever moet deze informatie uiterlijk op 1 maart 2013 bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA indienen."

(4)

Rij 237 betreffende de werkzame stof kalksteen wordt vervangen door:

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid

Datum van goedkeuring

Geldig-heidsduur

Specifieke bepalingen

"Kalksteen

CAS-nr.: 1317-65-3

CIPAC-nr.: 852

Calciumcarbonaat

≥ 980 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies vanhet gewijzigde evaluatieverslag over kalksteen (SANCO/2618/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 maart 2012 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten."

(5)

Rij 239 betreffende de werkzame stof peper wordt vervangen door:

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid

Datum van goedkeuring

Geldig-heidsduur

Specifieke bepalingen

"Als extractieresidu verkregen peperpoeder (PDER)

CAS-nr.: niet toegewezen

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Door stoomdestillatie en oplosmiddel-extractie verkregen zwarte peper – Piper nigrum

Dit is een complex mengsel van chemische stoffen, waarvan het bestanddeel piperine als merker ten minste 4 % moet bedragen

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die als extractieresidu verkregen peperpoeder (PDER) bevatten voor ander gebruik dan in particuliere tuinen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en erop toezien dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het gewijzigde evaluatieverslag over peper (SANCO/2620/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 9 maart 2012 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.

De kennisgever moet uiterlijk op 1 maart 2013 bevestigende informatie over de specificatie van het technische materiaal bij de lidstaten, de Commissie en de EFSA indienen."

(6)

Rij 247 betreffende de werkzame stof kwartszand wordt vervangen door:

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid

Datum van goedkeuring

Geldig-heidsduur

Specifieke bepalingen

"Kwartszand

CAS-nr.: 14808-60-7, 7637-86-9

CIPAC-nr.: 855

Kwarts, siliciumdioxide

≥ 915 g/kg

Ten hoogste 0,1 % deeltjes kristallijne silica (met een diameter van minder dan 50 μm).

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als afweermiddel.

DEEL B

Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die kwartszand bevatten voor ander gebruik dan op bomen in de bosbouw, moeten de lidstatenspeciale aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en erop toezien dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over kwartszand (SANCO/2628/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten."


(1)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1."


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 370/2012 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

98,8

MA

60,9

TN

124,7

TR

115,6

ZZ

100,0

0707 00 05

JO

225,1

TR

130,1

ZZ

177,6

0709 93 10

JO

225,1

MA

29,9

TR

143,5

ZZ

132,8

0805 10 20

CL

48,2

EG

55,9

IL

80,9

MA

65,3

TR

50,5

ZA

40,1

ZZ

56,8

0805 50 10

TR

58,4

ZA

63,9

ZZ

61,2

0808 10 80

AR

87,4

BR

80,7

CA

117,0

CL

97,4

CN

82,3

MK

31,8

NZ

128,3

US

162,4

ZA

89,6

ZZ

97,4

0808 30 90

AR

101,2

CL

119,1

CN

88,0

US

107,0

ZA

118,5

ZZ

106,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 371/2012 VAN DE COMMISSIE

van 27 april 2012

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/2012

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/2012 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 353/2012 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen te worden gewijzigd overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006.

(3)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de geactualiseerde gegevens van toepassing wordt, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 voor het verkoopseizoen 2011/2012 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 april 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.

(4)  PB L 110 van 24.4.2012, blz. 33.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 28 april 2012

(in EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 12 10 (1)

37,46

0,00

1701 12 90 (1)

37,46

3,37

1701 13 10 (1)

37,46

0,05

1701 13 90 (1)

37,46

3,67

1701 14 10 (1)

37,46

0,05

1701 14 90 (1)

37,46

3,67

1701 91 00 (2)

43,62

4,38

1701 99 10 (2)

43,62

1,25

1701 99 90 (2)

43,62

1,25

1702 90 95 (3)

0,44

0,25


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/29


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 april 2012

tot verlenging van de in artikel 114, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde periode met betrekking tot de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen waarvan het Koninkrijk Zweden op grond van artikel 114, lid 5, VWEU kennis heeft gegeven

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 2461)

(Slechts de tekst in de Zweedse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/230/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   FEITEN

(1)

Op 17 oktober 2011 heeft het Koninkrijk Zweden de Commissie overeenkomstig artikel 114, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), in kennis gesteld van zijn voornemen om nationale bepalingen te treffen om het toegestane cadmiumgehalte in fosfaatmeststoffen te verlagen tot maximaal 46 gram cadmium per ton fosfor (gelijk aan 20 mg Cd/kg P2O5). Deze maatregelen zouden afwijken van Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (1) en zouden het maximumgehalte van 100 gram cadmium per ton fosfor (gelijk aan 44 mg Cd/kg P2O5) verlagen, waarvoor reeds een afwijking aan het Koninkrijk Zweden was toegekend.

1.   Artikel 114, leden 5 en 6, VWEU

(2)

Artikel 114, leden 5 en 6, VWEU luiden als volgt:

„5.   Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen, noodzakelijk acht, nationale bepalingen te treffen die gebaseerd zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen, stelt hij de Commissie […] in kennis van de voorgenomen bepalingen en de redenen voor het vaststellen ervan.

6.   Binnen zes maanden na de kennisgeving keurt de Commissie de betrokken nationale bepalingen goed of wijst die af, nadat zij heeft nagegaan of zij al dan niet een middel tot willekeurige discriminatie, een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten of een hinderpaal voor de werking van de interne markt vormen.

Indien de Commissie binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de in [lid] 5 bedoelde nationale bepalingen geacht te zijn goedgekeurd.

Indien het complexe karakter van de aangelegenheid zulks rechtvaardigt en er geen gevaar voor de menselijke gezondheid bestaat, kan de Commissie de betrokken lidstaat ervan in kennis stellen dat de in dit lid bedoelde termijn met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd.”.

2.   EU-wetgeving

(3)

Richtlijn 76/116/EEG van de Raad van 18 december 1975 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake meststoffen (2), bevat de eisen waaraan meststoffen moeten voldoen om met de vermelding „EG-meststof” in het verkeer te mogen worden gebracht.

(4)

Bijlage I bij Richtlijn 76/116/EEG vermeldt de typeaanduidingen en voor elk type de vereisten waaraan elke EG-meststof, bijvoorbeeld met betrekking tot de samenstelling, moet voldoen. De typeaanduidingen in deze lijst zijn al naar gelang hun gehalte aan primaire nutriënten (de elementen stikstof, fosfor en kalium) in categorieën ingedeeld.

(5)

Volgens artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG (3) mogen de lidstaten het in het verkeer brengen van meststoffen die voorzien zijn van de vermelding „EG-meststof” en die voldoen aan de bepalingen van de richtlijn, niet verbieden, beperken of belemmeren om redenen die verband houden met de samenstelling, identificatie, etikettering of verpakking.

(6)

Bij Beschikking 2002/399/EG van 24 mei 2002 betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door het Koninkrijk Zweden van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen (4) heeft de Commissie een afwijking van Richtlijn 76/116/EEG toegekend door de Zweedse bepalingen goed te keuren die het in het verkeer brengen van meststoffen met meer dan 100 gram cadmium per ton fosfor in Zweden verbieden. Deze afwijking gold tot en met 31 december 2005.

(7)

Richtlijn 76/116/EEG is vervangen door Verordening (EG) nr. 2003/2003 inzake meststoffen.

(8)

Artikel 35, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2003/2003 bepaalt dat afwijkingen van artikel 7 van Richtlijn 76/116/EEG, die door de Commissie overeenkomstig het vroegere artikel 95, lid 6, van het EG-Verdrag zijn toegestaan, opgevat moeten worden als afwijkingen van artikel 5 van die verordening. Zij blijven ondanks de inwerkingtreding van de verordening van kracht.

(9)

In overweging 15 van Verordening (EG) nr. 2003/2003 wordt aangekondigd dat de Commissie het vraagstuk van de onbedoelde aanwezigheid van cadmium in minerale meststoffen zal aanpakken en, indien passend, een voorstel voor een verordening zal uitwerken, dat aan het Europees Parlement en de Raad wordt voorgelegd. De Commissie heeft uitgebreide voorbereidende werkzaamheden verricht, maar als gevolg van de complexiteit van de verschillende factoren die in aanmerking moeten worden genomen, heeft zij nog geen voorstel goedgekeurd.

(10)

Aangezien de Zweedse afwijking slechts tot en met 31 december 2005 is verleend, heeft Zweden in juni 2005 om een verlenging van de bestaande afwijking verzocht. Beschikking 2006/347/EG van de Commissie van 3 januari 2006 betreffende de kennisgeving, ingevolge artikel 95, lid 4, van het EG-Verdrag, door het Koninkrijk Zweden van de nationale bepalingen inzake het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen (5) staat de Zweedse autoriteiten toe om de nationale maatregelen te handhaven totdat op EU-niveau geharmoniseerde maatregelen met betrekking tot cadmium in meststoffen van toepassing zijn.

3.   Nationale bepalingen

(11)

De Zweedse verordening inzake chemische producten (verbodsbepalingen betreffende het vervoer en de in- en uitvoer) (1998:944) (6) bevat onder meer bepalingen over het maximaal toelaatbare cadmiumgehalte van meststoffen, waaronder EG-meststoffen. Volgens deel 3, lid 1, mogen meststoffen die onder de codes 25.10, 28.09, 28.35, 31.03 en 31.05 van het douanetarief vallen en meer dan 100 gram cadmium per ton fosfor bevatten niet te koop worden aangeboden of overgedragen.

(12)

De beoogde nationale maatregel waarvan de Commissie overeenkomstig artikel 114, lid 5, VWEU in kennis is gesteld, zou het toegestane cadmiumgehalte in fosfaatmeststoffen verlagen van het huidige maximumgehalte van 100 gram cadmium per ton fosfor tot 46 gram cadmium per ton fosfor (46 mg Cd/kg P, wat overeenkomt met 20 mg Cd/kg P2O5).

II.   PROCEDURE

(13)

Bij brief van 17 mei 2011 heeft het Koninkrijk Zweden de Commissie meegedeeld dat het op grond van artikel 114, lid 5, VWEU goedkeuring aanvraagt om nationale bepalingen te treffen die het toegelaten cadmiumgehalte in fosfaatmeststoffen verlagen naar een concentratie van maximaal 46 gram per ton fosfor. Aldus verzoeken de Zweedse autoriteiten om verlaging van de huidige afwijking, waarvoor bij Beschikking 2006/347/EG toestemming is verleend.

(14)

Bij brief van 17 oktober 2011 hebben de Zweedse autoriteiten de Commissie aanvullende informatie toegestuurd in de vorm van de tekst van de geldende nationale wetgeving waarin de wijzigingen op grond van de verordeningen 2008:255 en 2009:654 (7) zijn opgenomen.

(15)

Bij brief van 14 november 2011 heeft de Commissie de Zweedse autoriteiten meegedeeld dat de in artikel 114, lid 6, bedoelde beoordelingsperiode van zes maanden inging op 18 oktober 2011.

(16)

Bij brief van 17 oktober 2011 heeft de Commissie de overige lidstaten van het Zweedse verzoek op de hoogte gebracht. De Commissie heeft ook een mededeling betreffende het verzoek gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (8) om andere belanghebbenden te informeren over de nationale bepalingen die Zweden wenst in te voeren en de redenen die het land daarvoor inroept. In reactie hierop steunde Letland het Zweedse verzoek. Verder heeft de Commissie geen reactie ontvangen.

III.   BEOORDELING

1.   Ontvankelijkheid

(17)

Artikel 114, lid 5, VWEU heeft betrekking op gevallen waarin van nationale bepalingen kennis wordt gegeven in verband met een EU-harmonisatiemaatregel, wanneer de nationale bepalingen moeten worden ingevoerd nadat de harmonisatiemaatregel is vastgesteld en ten uitvoer gelegd en de nieuwe nationale maatregel onverenigbaar met de harmonisatiemaatregel zou zijn. Van de nationale bepalingen is kennisgegeven in verband met Verordening (EG) nr. 2003/2003, die was vastgesteld op basis van ex artikel 95 van het EG-Verdrag en waarin geharmoniseerde voorschriften inzake de samenstelling, identificatie, etikettering en verpakking van de EG-meststoffen worden vastgesteld. Op grond van artikel 5 van die verordening is het de lidstaten niet toegestaan om het vrije verkeer van meststoffen te belemmeren in verband met een van die gronden.

(18)

Voorts bepaalt artikel 114, lid 5, VWEU dat de kennisgeving van de voorgenomen nationale maatregelen gebaseerd moet zijn op nieuwe wetenschappelijke gegevens die verband houden met de bescherming van het milieu of het arbeidsmilieu vanwege een specifiek probleem dat zich in de kennisgevende lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaatregel is genomen en dat de redenen voor de vaststelling van de voorgenomen nationale maatregelen daarbij moeten worden vermeld.

(19)

Ter ondersteuning van het verzoek om een lagere grenswaarde voor cadmium in fosfaatmeststoffen hebben de Zweedse autoriteiten een nationale risicobeoordeling en een aantal studies ingediend. In de beoordeling wordt rekening gehouden met de algemene EU-risicobeoordeling van cadmium en cadmiumoxide die in 2007 is verricht in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad (9), een wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid over cadmium in levensmiddelen (10), en met oude en nieuwe gegevens over de beoordeling van de risico's voor de menselijke gezondheid en het milieu die verbonden zijn met cadmium in meststoffen in Zweden. De Zweedse risicobeoordeling is op internet gepubliceerd (11).

(20)

Volgens de Zweedse autoriteiten blijkt uit de nieuwe risicobeoordeling dat de noodzaak om de blootstelling aan cadmium te beperken om de bescherming van de gezondheid van de Zweedse bevolking op lange termijn te beschermen. De blootstelling is afhankelijk van de opname van cadmium via levensmiddelen, vooral van plantaardige oorsprong, en het is daarom noodzakelijk het risico van een hoog cadmiumgehalte in gewassen te verminderen. De landbouwgronden zijn in Zweden doorgaans zuurder dan in Midden-Europa, en door die specifieke situatie is cadmium gemakkelijker beschikbaar voor planten.

(21)

Bovendien is verlaging van de nationale grenswaarde van 100 gram cadmium per ton fosfor naar 46 gram cadmium per ton fosfor een maatregel om de accumulatie van cadmium in de bodem te verminderen en ook om de risico’s voor in het water voorkomende organismen in extreem zacht water zoals dat in Zweden voorkomt, te verminderen.

(22)

Gezien het voorgaande is de Commissie van oordeel dat het verzoek van het Koninkrijk Zweden met het oog op de goedkeuring van verlaging van het cadmiumgehalte van meststoffen tot maximaal 46 gram cadmium per ton fosfor, ontvankelijk is.

2.   Beroep op artikel 114, lid 6, derde alinea, VWEU

2.1.   Motivering op grond van het complexe karakter

(23)

Ter ondersteuning van zijn verzoek heeft Zweden een nieuwe risicobeoordeling verricht, die werd voltooid in 2011 en waarin de PNEC’s (Predicted No Effect Concentrations — voorspelde concentraties zonder effect) voor de organismen die representatief zijn voor de verschillende milieucompartimenten werden vergeleken met de cadmiumconcentraties in het Zweedse milieu. In de kennisgeving wordt ook verwezen naar een aantal studies in het kader van de eerdere verzoeken aan de Commissie overeenkomstig artikel 114, lid 4, van het Verdrag en de EU-risicobeoordeling over cadmium en cadmiumoxide.

(24)

De PNEC voor zoet water is afhankelijk van de waterhardheid. Aangezien Zweden zeer zacht zoet water heeft, treedt de toxiciteit van cadmium voor in het water levende organismen naar verwachting op bij een lagere concentratie dan in andere gebieden van Europa. De Zweedse autoriteiten achten het daarom aannemelijk dat de in de Zweedse wateren levende organismen over het algemeen gevoeliger zijn voor extra cadmium dan die in de Midden- en Zuid-Europese wateren.

(25)

De resultaten van meetprogramma's in 2006 en 2009 van de Zweedse oppervlaktewateren laten zien dat de cadmiumconcentraties in ongeveer 1 % van de meren en 7 % van de kustwateren de PNEC-waarden overschrijden. Uit een onderzoek in 2008 bleek dat de emissiereductiemaatregelen ertoe hebben geleid dat de concentraties van de meeste metalen in de in het water levende organismen aanzienlijk zijn gedaald, maar dat de situatie wat cadmium betreft minder duidelijk is. Er lijkt een verband te bestaan tussen de tendens van toenemende effecten op het immuunsysteem van vissen (puitaal) in de afgelopen jaren en de daarin aangetroffen toenemende cadmiumconcentraties. In 2011 is een aanvullend verslag opgesteld om de toekomstige tendensen van cadmium in landbouwgrond en gewassen te beschrijven en zo de concentraties over 100 jaar in te schatten. De resultaten daarvan zijn gebruikt in een worst case-model om de risico’s voor organismen die in wateren in de buurt van met meststoffen bewerkte akkers leven in de komende 100 jaar in te schatten.

(26)

De Zweedse autoriteiten concluderen in hun beoordeling dat er op lange termijn sprake kan zijn van een verhoogd risico voor in het water levende organismen in zeer zacht water (onder hardheid 5 mg CaCO3/l). Maar dit is alleen waarschijnlijk in kleine beekjes waar het uit de landbouwgrond afgevloeide water weinig wordt verdund. De Zweedse autoriteiten hebben geen andere milieurisico’s als gevolg van het gebruik van cadmium in meststoffen vastgesteld.

(27)

Gezien de complexiteit van de relaties tussen de cadmiumverontreiniging via fosfaatmeststoffen, de mogelijke accumulatie en de risico's voor het milieu — zoals reeds bleek bij de beoordeling van vergelijkbare verzoeken om afwijking van Oostenrijk, Finland, en Tsjechië alsmede de eerdere verzoeken van Zweden — verzocht de Commissie het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s (WCGM) om een advies over de algemene kwaliteit van de Zweedse risicobeoordeling, eventuele belangrijke tekortkomingen, de relevantie van de onderzochte scenario's en de gemaakte aannamen, alsmede de betrouwbaarheid en de geldigheid van de conclusies over de onderkende risico’s voor het milieu.

(28)

Het WCGM heeft zijn advies uitgebracht op 27 februari 2012 (12). Volgens het WCGM is het risicobeoordelingsverslag van de Zweedse instanties van een goed wetenschappelijk gehalte, zijn de onderzochte scenario’s in het algemeen relevant en zijn de meeste in de scenario's gebruikte parameterwaarden aanvaardbaar. Toch is het WCGM van oordeel dat een aantal beweringen en/of aannames in het verslag niet afdoende met bewijzen wordt gestaafd. Zo worden de opmerkingen in de visstudies gebaseerd op een causaal verband dat niet is aangetoond. Een ander voorbeeld is de belangrijke (voor de risicobeoordeling cruciale) aanname van een verdunningsfactor van 1/2 die wordt gebruikt voor de berekening van de cadmiumconcentratie in het oppervlaktewater van beekjes. Deze factor wordt niet onderbouwd door wetenschappelijke bewijzen of anderszins gemotiveerd. Het WCGM merkt ook op dat voor een aantal scenario’s van de slechtst denkbare omstandigheden wordt uitgegaan. Zo wordt voor de berekening van de toepassing van fosfaat op landbouwgrond uitgegaan van doses die in werkelijkheid gelden voor minder dan 25 % van de Zweedse grond. De berekeningen van de concentraties in het oppervlaktewater van de beekjes na afvloeiing is problematisch en de genoemde niveaus stemmen niet overeen met de gemeten concentraties die elders in het verslag worden vermeld. De in de Zweedse risicobeoordeling gebruikte PNEC’s zijn die welke in het EU-beoordelingsverslag over cadmium worden genoemd en kunnen als zodanig worden gesteund door het WCGM. De voorgestelde risicokarakteriseringsverhoudingen (RCR’s) zijn daarom uitsluitend afhankelijk van de beoordeling van de blootstelling, d.w.z. de voorspelde cadmiumconcentratie in het Zweedse oppervlaktewater. Die concentratie is afhankelijk van de — niet onderbouwde — bodem/beek-verdunningsfactor. Het WCGM onderschrijft evenmin de aanname dat er geen adsorptie van cadmium in de bodem plaatsvindt. Dit zal alleen het geval zijn als de bodem al zwaar is vervuild en er geen netto adsorptie plaatsvindt in evenwichtstoestand, wat in Zweden niet het geval is. In het Zweedse verslag wordt ook aangenomen dat er dieper dan 30 cm in de bodem geen adsorptie van cadmium plaatsvindt, wat ook niet juist is. Bijgevolg onderschrijft het WCGM niet de conclusies van de Zweedse autoriteiten voor beekjes, die het enige milieucompartiment vormen waarvoor de Zweedse overheid risico’s heeft vastgesteld.

(29)

Het WCGM herinnert echter aan de eerdere beoordeling van het WCTEM in 2002, waarin de verwachting werd uitgesproken dat de cadmiumconcentratie in de meeste Europese bodems niet zal toenemen bij een grenswaarde van 46 mg Cd/kg P. Het WCGM bevestigt dat een dergelijke verwachting nog steeds verdedigbaar is, ook voor Zweedse landbouwgrond, en merkt op dat dit was gebaseerd op een stand still-principe, niet op een risicobeoordeling zoals de Zweedse autoriteiten die bij hun huidige onderbouwing hebben verricht.

(30)

Hoewel het WCGM in zijn advies van 27 februari 2012 van oordeel is dat het risicobeoordelingsverslag van de Zweedse instanties van goede wetenschappelijke kwaliteit is en nieuwe en relevante gegevens bevat, blijven er onzekerheden bestaan over enkele belangrijke veronderstellingen die door de Zweedse autoriteiten zijn gebruikt om tot de conclusie te komen dat er een risico bestaat voor in het water levende organismen in kleine beekjes in Zweden. Deze behoeven nog nadere verduidelijking door de Zweedse autoriteiten om de Commissie in staat te stellen een definitief standpunt in te nemen.

2.2.   Geen gevaar voor de menselijke gezondheid

(31)

In hun rechtvaardiging maken de Zweedse autoriteiten melding van risico's voor kwetsbare bevolkingsgroepen (diabetici, mensen met osteoporose of een ijzertekort). Deze risico's worden veroorzaakt door langdurige blootstelling aan cadmium via de voeding. Er is dan ook geen gevaar voor de menselijke gezondheid verbonden aan een besluit om de beoordelingsperiode van de situatie in Zweden te verlengen met een aanvullende termijn van zes maanden. Deze aanvullende termijn stelt de Commissie in staat om de door de Zweedse autoriteiten te verstrekken aanvullende informatie te beoordelen teneinde een definitief besluit te nemen.

(32)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie van mening dat de voorwaarden van artikel 114, lid 6, derde alinea, zijn vervuld, zodat zij de in dat artikel vastgestelde periode van zes maanden waarbinnen zij de door Zweden aangemelde nationale bepalingen moet goedkeuren of afwijzen, kan verlengen.

IV.   CONCLUSIE

(33)

In het licht van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het verzoek van het Koninkrijk Zweden om toestemming voor het treffen van nationale bepalingen die afwijken van Verordening (EG) nr. 2003/2003, ontvankelijk is.

(34)

Gezien het complexe karakter van de aangelegenheid en omdat de aanname van onderhavig besluit geen gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert, acht de Commissie het echter gerechtvaardigd de in artikel 114, lid 6, eerste alinea, VWEU genoemde periode te verlengen met een aanvullende termijn die eindigt op 18 oktober 2012,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 114, lid 6, derde alinea, VWEU, wordt de termijn voor de goedkeuring of de afwijzing van de beoogde nationale bepalingen inzake cadmium in meststoffen waarvan het Koninkrijk Zweden op 17 oktober 2011 overeenkomstig artikel 114, lid 5, VWEU kennisgeving heeft gedaan, verlengd tot en met 18 oktober 2012.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel, 18 april 2012.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.

(2)  PB L 24 van 30.1.1976, blz. 21, vervangen door Verordening (EG) nr. 2003/2003.

(3)  Vervangen door artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2003/2003.

(4)  PB L 138 van 28.5.2002, blz. 24.

(5)  PB L 129 van 17.5.2006, blz. 19.

(6)  Zweeds staatsblad (SFS — Svensk Författningssamling) van 14 juli 1998.

(7)  Zweeds staatsblad (SFS — Svensk Författningssamling) van 4 juni 2009.

(8)  PB C 309 van 21.10.2011, blz. 8 en PB C 339 van 19.11.2011, blz. 24.

(9)  EU RAR, ECB 2007: European Union Risk Assessment Report cadmium oxide and cadmium metal, deel 72, Europese Commissie, Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Instituut voor gezondheid en consumentenbescherming.

(10)  EFSA (2009): Scientific Opinion of the Panel on Contaminants in the Food Chain on a request from the European Commission on cadmium in food. The EFSA Journal (2009) 980, 1-139.

(11)  Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/chemicals/documents/specific-chemicals/fertilisers/cadmium/risk-assessment_en.htm

(12)  http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/environmental_risks/docs/scher_o_156.pdf


Rectificaties

28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/34


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/761/EU van de Commissie van 24 november 2011 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 313 van 26 november 2011 )

Bladzijde 37, artikel 2, lid 1:

in plaats van:

„Het nieuwe voedselingrediënt flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. waarvoor bij dit besluit een vergunning wordt verleend, wordt in de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „Glavonoid”.”,

te lezen:

„Het nieuwe voedselingrediënt flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L. waarvoor bij dit besluit een vergunning wordt verleend, wordt in de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „flavonoïden uit Glycyrrhiza glabra L.”.”.

Bladzijde 39, bijlage I, tabel, parameter „Glabridine”:

in plaats van:

„2,5 tot 3,5 %”,

te lezen:

„2,5 tot 3,5 % van het vetgehalte.”.

Bladzijde 39, bijlage I, tabel, parameter „Vetten”:

in plaats van:

„Vetten”,

te lezen:

„Vetten, inclusief polyfenolachtige stoffen”.


28.4.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 116/34


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk

( Publicatieblad van de Europese Unie L 78 van 24 maart 2009 )

Bladzijde 4, artikel 8, lid 3:

in plaats van:

„3.   Na oppositie door de houder wordt de inschrijving van een merk eveneens indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.”,

te lezen:

„3.   Na oppositie door de houder wordt de inschrijving van een merk geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.”.