ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.341.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 341

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
22 december 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/863/EU

 

*

Besluit van de Raad van 16 december 2011 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, inzake de vervanging van bijlage II bij die Overeenkomst betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1359/2011 van de Raad van 19 december 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 7/2010 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

11

 

*

Verordening (EU) nr. 1360/2011 van de Raad van 20 december 2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1361/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Terre Aurunche (BOB)]

19

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1362/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Ptujski lük (BGA)]

21

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1363/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Ciliegia dell'Etna (BOB)]

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1364/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Speck Alto Adige / Südtiroler Markenspeck / Südtiroler Speck (BGA)]

25

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1365/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Carne De Vacuno Del País Vasco / Euskal Okela (BGA)]

27

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1366/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Pataca de Galicia / Patata de Galicia (BGA)]

29

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1367/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Figue de Solliès (BOB)]

31

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1368/2011 van de Commissie van 21 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1121/2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en V van die verordening ingestelde steunregelingen, en van Verordening (EG) nr. 1122/2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector

33

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1369/2011 van de Commissie van 21 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 952/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft het beheer van de interne suikermarkt en het quotastelsel

38

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1370/2011 van de Commissie van 21 december 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Горнооряховски суджук (Gornooryahovski sudzhuk) (BGA)]

39

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1371/2011 van de Commissie van 21 december 2011 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima ( 1 )

41

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1372/2011 van de Commissie van 21 december 2011 tot niet-goedkeuring van de werkzame stof acetochloor, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie ( 1 )

45

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1373/2011 van de Commissie van 21 december 2011 tot uitsluiting van de ICES-deelsectoren 27 en 28.2 van bepaalde visserijinspanningsbeperkingen voor 2012 krachtens Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren

47

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1374/2011 van de Commissie van 21 december 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

48

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2011/100/EU van de Commissie van 20 december 2011 tot wijziging van Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek ( 1 )

50

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/864/GBVB

 

*

Besluit EUPM/1/2011 van het Politiek en Veiligheidscomité van 16 december 2011 houdende verlenging van het mandaat van het missiehoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (EUPM BiH)

52

 

 

2011/865/EU

 

*

Besluit van de Raad van 19 december 2011 houdende benoeming van een lid van het Wetenschappelijk en Technisch Comité

53

 

 

2011/866/EU

 

*

Besluit van de Raad van 19 december 2011 betreffende het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

54

 

*

Besluit 2011/867/GBVB van de Raad van 20 december 2011 tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

56

 

 

2011/868/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 19 december 2011 tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta, Nederland en Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9243)

57

 

 

2011/869/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 20 december 2011 tot wijziging van Beschikking 2002/364/EG betreffende gemeenschappelijke technische specificaties voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9398)  ( 1 )

63

 

 

2011/870/EU

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 14 december 2011 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (ECB/2011/25)

65

 

 

III   Andere handelingen

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

*

Besluit van het Permanent Comité van de EVA-staten nr. 1/2011/SC van 29 september 2011 betreffende de controle van programma's en projecten in het kader van het financieel mechanisme (2009-2014)

67

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 111/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

69

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 112/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) en bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

72

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 113/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

74

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 114/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

76

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 115/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) en bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

78

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 116/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

80

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 117/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

81

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 118/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

83

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 119/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

84

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 120/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

85

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 121/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

86

 

*

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 122/2011 van 21 oktober 2011 tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

87

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1192/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Ricotta Romana (BOB)) (PB L 333 van 17.12.2010)

88

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 december 2011

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, inzake de vervanging van bijlage II bij die Overeenkomst betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

(2011/863/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 48, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en, wat betreft de Overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (1), en met name artikel 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (2) ("de Overeenkomst") is op 21 juni 1999 ondertekend en op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

Artikel 18 van de Overeenkomst voorziet in de mogelijkheid dat het Gemengd Comité per besluit wijzigingen kan goedkeuren van de Overeenkomst, onder meer van bijlage II bij de Overeenkomst, betreffende de coördinatie van socialezekerheidsregelingen.

(3)

Teneinde een coherente en correcte toepassing van de rechtshandelingen van de Unie te garanderen en administratieve en eventueel ook juridische problemen te vermijden, dient bijlage II bij de Overeenkomst te worden gewijzigd, om de nieuwe wetsbesluiten van de Unie, waarnaar in de Overeenkomst thans niet wordt verwezen, te integreren.

(4)

Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van bijlage II bij de overeenkomst en van het daarbij aangehechte protocol te worden overgegaan.

(5)

Het standpunt van de Unie in het gemengd Comite moet derhalve worden gebaseerd op het ontwerpbesluit dat is opgenomen in Bijlage I bij dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij artikel 14 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, wordt gebaseerd op het in bijlage I bij dit besluit opgenomen ontwerp-besluit van het Gemengd Comité.

Artikel 2

De verklaring opgenomen in bijlage II bij dit besluit wordt goedgekeurd en geschiedt namens de Unie in het Gemengd Comité wanneer dit zijn goedkeuring hecht aan het in artikel 1 bedoelde besluit.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SAWICKI


(1)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1.

(2)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6.


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN HET GEMENGD COMITE INGESTELD KRACHTENS DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LIDSTATEN, ENERZIJDS, EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, ANDERZIJDS, OVER HET VRIJE VERKEER VAN PERSONEN

van …

tot vervanging van bijlage II bij die Overeenkomst betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen (1) („de Overeenkomst”), en met name artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst werd ondertekend op 21 juni 1999 en is op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

Bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels werd laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 1/2006 van 6 juli 2006 (2) en dient thans te worden bijgewerkt om rekening te houden met de nieuwe wetgeving van de Europese Unie die sindsdien in werking is getreden, met name Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (3) en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

(3)

Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, werd vervangen door Verordening (EG) nr. 883/2004 (4).

(4)

Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van bijlage II bij de overeenkomst en van het daarbij aangehechte protocol in een juridisch bindende versie te worden overgegaan.

(5)

Bijlage II bij de Overeenkomst dient te worden gehandhaafd overeenkomstig de wijzigingen van de relevante wetgeving in de Europese Unie,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage II bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen („de Overeenkomst”) wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is opgesteld in de volgende talen: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Italiaans, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Slowaaks, Sloveens, Spaans, Tsjechisch en Zweeds, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te ….

Voor het Gemengd Comité

De voorzitter

De secretarissen


(1)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6.

(2)  PB L 270 van 29.9.2006, blz. 67.

(3)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

BIJLAGE

BIJLAGE II

COÖRDINATIE VAN DE SOCIALEZEKERHEIDSSTELSELS

Artikel 1

1.   De overeenkomstsluitende partijen komen overeen ten aanzien van de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels onderling de rechtshandelingen van de Europese Unie toe te passen zoals vermeld in en gewijzigd bij deel A van deze bijlage, of daarmee gelijkwaardige regels.

2.   In de in deel A van deze bijlage genoemde rechtshandelingen omvat de uitdrukking "lidstaat/lidstaten" niet alleen de staten die vallen onder de desbetreffende rechtshandelingen van de Europese Unie, maar tevens Zwitserland.

Artikel 2

1.   Voor de toepassing van deze bijlage nemen de overeenkomstsluitende partijen goede nota van de rechtshandelingen van de Europese Unie vermeld in deel B van deze bijlage.

2.   Voor de toepassing van deze bijlage nemen de overeenkomstsluitende partijen nota van de rechtshandelingen van de Europese Unie vermeld in deel C van deze bijlage.

Artikel 3

1.   Bijzondere bepalingen betreffende de overgangsregelingen voor de werkloosheidsverzekering voor onderdanen van bepaalde lidstaten van de Europese Unie die beschikken over een Zwitserse verblijfsvergunning van minder dan één jaar, betreffende de Zwitserse uitkeringen voor steunbehoevenden, alsook betreffende de ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitsuitkeringen van het wettelijke beroepsgebonden verzekeringsstelsel worden in het protocol bij deze bijlage opgesomd.

2.   Het protocol maakt integrerend deel uit van deze bijlage.

DEEL A:   RECHTSHANDELINGEN N WAARNAAR WORDT VERWEZEN

1.

Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 988/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van de bijbehorende bijlagen (2).

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt Verordening (EG) nr. 883/2004 als volgt aangepast:

a)

aan bijlage I, deel I, wordt het volgende toegevoegd:

"Zwitserland

Kantonnale wetgeving betreffende de voorschotten op de onderhoudsverplichtingen gebaseerd op de artikelen 131, lid 2, en 293, lid 2, van de federale burgerlijke wetgeving.";

b)

aan bijlage I, deel II, wordt het volgende toegevoegd:

"Zwitserland

Geboortetoelagen en adoptietoelagen krachtens de relevante kantonnale wetgeving gebaseerd op artikel 3, lid 2, van de federale wet inzake familiale uitkeringen.";

c)

het volgende wordt toegevoegd aan bijlage II:

"Duitsland-Zwitserland

a)

Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 25 februari 1964, zoals gewijzigd bij de Aanvullende Overeenkomsten nr. 1 van 9 september 1975 en nr. 2 van 2 maart 1989:

i)

punt 9b, lid 1, nrs. 1-4, van het finale protocol (toepasselijke wetgeving en recht op verstrekkingen bij ziekte voor inwoners van de Duitse exclave Büsingen);

ii)

punt 9e, lid 1b), eerste, tweede en vierde zin, van het finale protocol (recht op vrijwillige ziekteverzekering in Duitsland bij vestiging in Duitsland).

b)

Overeenkomst inzake de werkloosheidsverzekering van 20 oktober 1982, als gewijzigd bij het aanvullende protocol van 22 december 1992:

i)

Artikel 8, lid 5, voorziet in de betaling door Duitsland (gemeente Büsingen) van een bedrag gelijk aan de kantonnale bijdrage volgens Zwitsers recht als deel van de kosten van de arbeidsplaatsen die in het kader van werkgelegenheidsmaatregelen door onder deze bepaling vallende werknemers daadwerkelijk worden bezet.

Spanje-Zwitserland

Artikel 17 van het finale protocol bij het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 13 oktober 1969, zoals gewijzigd bij de aanvullende overeenkomst van 11 juni 1982; personen die aangesloten zijn bij de Spaanse verzekering op grond van deze bepaling zijn vrijgesteld van de vereiste om toe te treden tot de Zwitserse ziekteverzekering.

Italië-Zwitserland

Artikel 9, lid 1, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 14 december 1962, gewijzigd bij Aanvullende Overeenkomst nr. 1 van 18 december 1963, de aanvullende overeenkomst van 4 juli 1969, het aanvullende protocol van 25 februari 1974 en Aanvullende Overeenkomst nr. 2 van 2 april 1980.";

d)

het volgende wordt toegevoegd aan bijlage IV:

"Zwitserland";

e)

aan bijlage VIII, deel 1, wordt het volgende toegevoegd:

"Zwitserland

Alle aanvragen om ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitspensioenen van het basisstelsel (federale wet inzake ouderdoms- en nabestaandenverzekering en federale wet inzake invaliditeitsverzekering), alsmede de ouderdomspensioenen van het beroepsgebonden verzekeringsstelsel (federale wet inzake ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitspensioenen van het beroepsgebonden verzekeringsstelsel).";

f)

aan bijlage VIII, deel 2, wordt het volgende toegevoegd:

"Zwitserland

Ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitspensioenen van het beroepsgebonden verzekeringsstelsel (federale wet inzake ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitspensioenen van het beroepsgebonden verzekeringsstelsel).";

g)

aan bijlage IX, deel II, wordt het volgende toegevoegd:

"Zwitserland

Nabestaanden- en invaliditeitspensioenen van het beroepsgebonden verzekeringsstelsel (federale wet inzake ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitspensioenen van het beroepsgebonden verzekeringsstelsel).";

h)

het volgende wordt toegevoegd aan bijlage X:

"Zwitserland

1.

Aanvullende uitkeringen (federale wet inzake aanvullende uitkeringen van 19 maart 1965) en vergelijkbare uitkeringen waarin de kantonnale wetgeving voorziet.

2.

Pensioenen bij precaire sociale situaties in het kader van de invaliditeitsverzekering (artikel 28, alinea 1a, van de federale wet inzake de invaliditeitsverzekering van 19 juni 1959, als gewijzigd op 7 oktober 1994).

3.

Niet op premie- of bijdragebetaling berustende uitkeringen bij werkloosheid, waarin de kantonnale wetgeving voorziet.

4.

Niet op premie- of bijdragebetaling berustende buitengewone invaliditeitspensioenen voor gehandicapten (artikel 39 van de federale wet op de invaliditeitsverzekering van 19 juni 1959) die vóór zij arbeidsongeschikt werden, niet onderworpen waren aan de Zwitserse arbeidswetgeving als werknemer of zelfstandige.";

i)

het volgende wordt toegevoegd aan bijlage XI:

"Zwitserland

1.

Artikel 2 van de federale wet op de ouderdoms- en nabestaandenverzekering alsmede artikel 1 van de federale wet op de invaliditeitsverzekering, die de vrijwillige verzekering in deze takken regelen voor Zwitserse onderdanen die in een staat woonachtig zijn waarop deze Overeenkomst niet van toepassing is, zijn tevens van toepassing op personen die buiten Zwitserland woonachtig zijn en onderdaan zijn van de andere staten waarop deze Overeenkomst van toepassing is, alsmede op vluchtelingen en staatlozen die op het grondgebied van deze staten wonen, wanneer deze personen ten laatste één jaar gerekend vanaf de dag waarop de Zwitserse ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitsverzekering is stopgezet na ten minste vijf jaar ononderbroken verzekerd te zijn geweest, toetreden tot de vrijwillige verzekering.

2.

Wanneer iemand, na ten minste vijf jaar ononderbroken verzekerd te zijn geweest, ophoudt verzekerd te zijn bij de Zwitserse ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitsverzekering, dan heeft die persoon het recht om met instemming van de werkgever die verzekering voort te zetten wanneer hij voor rekening van een werkgever in Zwitserland in een staat werkt waarop deze Overeenkomst niet van toepassing is, op voorwaarde dat het verzoek daartoe ingediend wordt binnen een termijn van zes maanden, gerekend vanaf de dag waarop de verzekering werd stopgezet.

3.

Verplichte verzekering bij de Zwitserse ziekteverzekering en vrijstellingsmogelijkheden

a)

De Zwitserse wettelijke bepalingen betreffende de verplichte ziekteverzekering zijn van toepassing op de volgende personen die niet in Zwitserland woonachtig zijn:

i)

personen die uit hoofde van Titel II van de verordening aan de Zwitserse wettelijke bepalingen onderworpen zijn;

ii)

personen voor wie Zwitserland overeenkomstig de artikelen 24, 25 en 26 van de verordening de kosten draagt;

iii)

personen die in het genot zijn van een werkloosheidsuitkering van de Zwitserse verzekering;

iv)

de gezinsleden van de in i) en iii) genoemde personen of van een werknemer of zelfstandige die in Zwitserland woonachtig en bij de Zwitserse ziekteverzekering aangesloten is, tenzij deze gezinsleden in een van de volgende staten woonachtig zijn: Denemarken, Spanje, Hongarije, Portugal, Zweden of het Verenigd Koninkrijk;

v)

de gezinsleden van de in ii) genoemde personen of van een gepensioneerde die in Zwitserland woonachtig en bij de Zwitserse ziekteverzekering aangesloten is, tenzij deze gezinsleden in een van de volgende staten woonachtig zijn: Denemarken, Portugal, Zweden of het Verenigd Koninkrijk.

"Gezinsleden" zijn personen die als gezinsleden worden beschouwd door de wetgeving van de staat waar de woonplaats is gevestigd.

b)

De onder a) genoemde personen kunnen op verzoek van de verplichte verzekering worden vrijgesteld indien en zolang zij in een van de volgende staten wonen en aantonen dat zij daar tegen ziekte verzekerd zijn: Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, en, in de onder a), nrs. iv) en v), bedoelde gevallen, Finland, en, in de onder a), nr. ii), bedoelde gevallen, Portugal.

Dit verzoek

aa)

moet worden ingediend binnen drie maanden na ingang van de verzekeringsplicht in Zwitserland; wordt het verzoek in een gerechtvaardigd geval na deze termijn ingediend, dan gaat de vrijstelling in vanaf het begin van de verzekeringsplicht;

bb)

is van toepassing op alle gezinsleden die in dezelfde staat woonachtig zijn.

4.

Wanneer een persoon op wie uit hoofde van Titel II van de verordening de Zwitserse wettelijke bepalingen van toepassing zijn, uit hoofde van punt 3, letter b), bij de ziekteverzekering aangesloten is van een andere staat waarvoor deze Overeenkomst geldt, dan worden de kosten van de verstrekkingen bij niet-arbeidsongevallen gelijkelijk verdeeld tussen het orgaan van de Zwitserse verzekering voor arbeidsongevallen, niet-arbeidsgebonden ongevallen en beroepsziekten, en het bevoegd orgaan van de ziekteverzekering van de andere staat, als er aanspraak is op prestaties van beide organen. Wanneer er bij een arbeidsongeval, een ongeval op weg van of naar het werk, of bij een beroepsziekte, ook recht zou bestaan op prestaties van het orgaan van de ziekteverzekering van het woonland, dan worden deze kosten niettemin betaald door de Zwitserse verzekeraar tegen (arbeids)ongevallen en beroepsziekten.

5.

Op de personen die in Zwitserland werken, maar er niet woonachtig zijn en die op grond van punt 3, onder b), aangesloten zijn bij de wettelijke ziekteverzekering van hun woonland, alsmede op hun gezinsleden, zijn de bepalingen van artikel 19 van de verordening van toepassing tijdens een verblijf in Zwitserland.

6.

Voor de toepassing van de artikelen 18, 19, 20 en 27 van de verordening in Zwitserland draagt de bevoegde verzekeraar alle gefactureerde kosten.

7.

De verzekeringstijdvakken voor daguitkeringen die zijn vervuld bij een verzekering in een andere staat waarop deze Overeenkomst van toepassing is, worden meegeteld om een eventuele reserve in de daguitkeringsverzekering in geval van moederschap of ziekte te verkleinen of op te heffen wanneer de persoon zich binnen drie maanden na stopzetting van de buitenlandse verzekering bij een Zwitserse verzekeraar verzekert.

8.

Een werknemer of zelfstandige die niet langer valt onder de Zwitserse wetgeving inzake invaliditeitsverzekering omdat hij zijn winstgevende bezigheid in Zwitserland, die hem de noodzakelijke bestaansmiddelen bezorgde, heeft moeten opgeven als gevolg van een ongeval of ziekte, wordt beschouwd als verzekerd krachtens deze verzekering voor wat de toekenning van revalidatiemaatregelen betreft, alsook tijdens de duur van deze revalidatiemaatregelen, tot aan de betaling van een invaliditeitspensioen, voor zover hij buiten Zwitserland geen nieuwe baan heeft.".

2.

Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (3).

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt Verordening (EG) nr. 987/2009 als volgt aangepast:

het volgende wordt toegevoegd aan bijlage 1:

„Regeling tussen Zwitserland en Frankrijk van 26 oktober 2004 tot vaststelling van de bijzondere procedures voor de terugbetaling van verstrekkingen van de ziekteverzekering

Regeling tussen Zwitserland en Italië van 20 december 2005 tot vaststelling van de bijzondere procedures voor de terugbetaling van verstrekkingen van de ziekteverzekering”.

3.

Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 592/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (5), zoals van toepassing tussen Zwitserland en de lidstaten voor de inwerkingtreding van dit besluit, en wanneer ernaar wordt verwezen in de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 of (EG) nr. 987/2009 of indien het gevallen uit het verleden betreft.

4.

Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 120/2009 van de Commissie van 9 februari 2009 (7), zoals van toepassing tussen Zwitserland en de lidstaten voor de inwerkingtreding van dit besluit, en wanneer ernaar wordt verwezen in de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 of (EG) nr. 987/2009 of indien het gevallen uit het verleden betreft.

5.

Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (8).

DEEL B:   RECHTSHANDELINGEN WAARVAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN GOEDE NOTA NEMEN

(1)

Besluit nr. A1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de instelling van een dialoog- en bemiddelingsprocedure met betrekking tot de geldigheid van documenten, het bepalen van de toepasselijke wetgeving en het verlenen van prestaties uit hoofde van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(2)

Besluit nr. A2 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake de wetgeving die van toepassing is op gedetacheerde werknemers en zelfstandigen die tijdelijk buiten de bevoegde lidstaat werken (10).

(3)

Besluit nr. A3 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 17 december 2009 betreffende de samentelling van ononderbroken vervulde detacheringstijdvakken op grond van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad en Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (11).

(4)

Besluit nr. E1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de praktische regelingen voor de overgangsperiode voor de elektronische uitwisseling van gegevens als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(5)

Besluit nr. F1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot prioriteitsregels bij samenloop van gezinsuitkeringen (13).

(6)

Besluit nr. H1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende het kader voor de overgang van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 van de Raad naar de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad en de toepassing van besluiten en aanbevelingen van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (14).

(7)

Besluit nr. H2 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de werkmethodes en de samenstelling van de Technische Commissie voor gegevensverwerking van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (15).

(8)

Besluit nr. H3 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 15 oktober 2009 betreffende de in aanmerking te nemen datum voor het bepalen van de omrekeningskoersen als bedoeld in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad (16).

(9)

Besluit nr. H4 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 22 december 2009 betreffende de samenstelling en de werkmethoden van de Rekencommissie van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (17).

(10)

Besluit nr. H5 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 18 maart 2010 betreffende de samenwerking bij de bestrijding van fraude en fouten in het kader van de Verordening (EG) nr. 883/2004 van de Raad en Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (18).

(11)

Besluit nr. P1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de interpretatie van artikel 50, lid 4, artikel 58, en artikel 87, lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad voor de toekenning van invaliditeitsuitkeringen en ouderdoms- en nabestaandenpensioenen (19).

(12)

Besluit nr. S1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de Europese ziekteverzekeringskaart (20).

(13)

Besluit nr. S2 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de technische specificaties voor de Europese ziekteverzekeringskaart (21).

(14)

Besluit nr. S3 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 tot vaststelling van de verstrekkingen die onder artikel 19, lid 1, en artikel 27, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 25, onder A) 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad vallen (22).

(15)

Besluit nr. S4 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 2 oktober 2009 betreffende vergoedingsprocedures voor de toepassing van de artikelen 35 en 41 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (23).

(16)

Besluit nr. S5 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 2 oktober 2009 betreffende de interpretatie van het begrip verstrekkingen zoals gedefinieerd in artikel 1, onder va), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad, bij ziekte en moederschap, zoals bedoeld in de artikelen 17, 19, 20 en 22, artikel 24, lid 1, de artikelen 25 en 26, artikel 27, leden 1, 3, 4 en 5, de artikelen 28 en 34, en artikel 36, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad en de vaststelling van de ingevolge de artikelen 62, 63 en 64 van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad te vergoeden bedragen (24).

(17)

Besluit nr. S6 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 22 december 2009 betreffende de inschrijving in de lidstaat van de woonplaats krachtens artikel 24 van Verordening (EG) nr. 987/2009 en de opstelling van de inventarissen, als bedoeld in artikel 64, lid 4, van Verordening (EG) nr. 987/2009 (25).

(18)

Besluit nr. S7 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 22 december 2009 betreffende de overgang van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en (EEG) nr. 574/72 naar de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 en de toepassing van de vergoedingsprocedures (26).

(19)

Besluit nr. U1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende artikel 54, lid 3, van Verordening (EG) nr. 987/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot verhoging van werkloosheidsuitkeringen wegens gezinsleden ten laste (27).

(20)

Besluit nr. U2 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de werkingssfeer van artikel 65, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht op werkloosheidsuitkeringen van volledig werklozen die geen grensarbeiders zijn en die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, op het grondgebied van een andere dan de bevoegde lidstaat woonden (28).

(21)

Besluit nr. U3 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de draagwijdte van het begrip gedeeltelijke werkloosheid zoals dat van toepassing is op de in artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werklozen (29).

DEEL C:   RECHTSHANDELINGEN WAARVAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN NOTA NEMEN

1.

Aanbeveling nr. U1 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de wetgeving welke van toepassing is op werklozen die in deeltijd beroeps- of handelsactiviteiten verrichten op het grondgebied van een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan zij wonen (30).

2.

Aanbeveling nr. U2 van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van 12 juni 2009 betreffende de toepassing van artikel 64, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad op werklozen die hun echtgeno(o)t(e) of partner vergezellen die een beroepswerkzaamheid uitoefent in een andere dan de bevoegde staat (31).

PROTOCOL

bij Bijlage II bij de Overeenkomst

I.   Werkloosheidsverzekering

De volgende regelingen gelden voor werknemers die onderdaan zijn van Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije tot en met 30 april 2011 en voor werknemers die onderdaan zijn van Bulgarije en Roemenië tot en met 31 mei 2016.

1.

Ten aanzien van de werkloosheidsverzekering van werknemers in loondienst die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor minder dan een jaar, is de volgende regeling van toepassing:

1.1.

Alleen de werknemers die in Zwitserland premies hebben betaald gedurende de minimumperiode als voorgeschreven door de federale wet inzake de verplichte werkloosheidsverzekering en de vergoeding in geval van insolvabiliteit (LACI) (32) en die voldoen aan de overige voorwaarden om aanspraak te maken op een werkloosheidsuitkering, hebben recht op de uitkeringen van de werkloosheidsverzekering onder de in de wet vastgestelde voorwaarden.

1.2.

Een gedeelte van de ontvangen premies voor de werknemers die gedurende een te korte periode premies hebben betaald om in Zwitserland overeenkomstig punt 1.1 recht te hebben op een werkloosheidsuitkering, wordt overeenkomstig het bepaalde in punt 1.3 aan hun landen van herkomst terugbetaald als bijdrage in de kosten van de uitkeringen aan deze werknemers bij volledige werkloosheid; deze werknemers hebben bijgevolg geen recht op de uitkeringen van de werkloosheidsverzekering bij volledige werkloosheid in Zwitserland. Zij hebben echter recht op de vergoedingen bij weerverlet en insolvabiliteit van de werkgever. De uitkeringen bij volledige werkloosheid worden door het land van herkomst uitbetaald op voorwaarde dat de werknemers zich ter beschikking van de diensten voor arbeidsvoorziening stellen. De in Zwitserland vervulde tijdvakken van verzekering worden in aanmerking genomen alsof zij in het land van herkomst waren vervuld.

1.3.

Het gedeelte van de voor de werknemers volgens punt 1.2 ontvangen premies wordt jaarlijks terugbetaald overeenkomstig de onderstaande bepalingen.

a)

Het totaal van de premies van deze werknemers wordt per land berekend op grond van het jaarlijkse aantal in dienst genomen werknemers en het gemiddelde van de voor elke werknemer betaalde jaarlijkse premies (werkgevers- en werknemerspremies).

b)

Van het aldus berekende bedrag zal een met het percentage van de werkloosheidsuitkeringen ten opzichte van alle andere soorten uitkeringen, als vermeld in punt 1.2, overeenkomend gedeelte worden terugbetaald aan de landen van herkomst van de werknemers en voor Zwitserland zal een reserve voor latere uitkeringen worden aangelegd (33).

c)

Zwitserland verstrekt elk jaar een afrekening van de terugbetaalde premies. Op verzoek van het land van herkomst worden de berekeningsbases en het bedrag van de terugbetalingen medegedeeld. De landen van herkomst delen jaarlijks aan Zwitserland het aantal personen mee die in aanmerking komen voor werkloosheidsuitkeringen volgens punt 1.2.

2.

Mochten er zich voor een lidstaat moeilijkheden met het einde van het terugbetalingsstelsel of voor Zwitserland met het samentellingssysteem voordoen, dan kan een van de overeenkomstsluitende partijen het Gemengd Comité inschakelen.

II.   Uitkeringen voor steunbehoevenden

Uitkeringen voor steunbehoevenden die worden toegekend op grond van de Zwitserse federale wet inzake de invaliditeitsverzekering van 19 juni 1959 (LAI) en op grond van de federale wet van 20 december 1946 op de ouderdoms- en nabestaandenverzekering (LAVS) zoals gewijzigd op 8 oktober 1999, worden uitsluitend toegekend indien de betrokken persoon in Zwitserland woonachtig is.

III.   Beroepsverzekering voor ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitsuitkeringen

Niettegenstaande artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 zal de vertrekuitkering, als bedoeld in de federale wet van 17 december 1993 inzake de vrije overgang in de beroepsverzekering voor ouderdoms-, nabestaanden- en invaliditeitsuitkeringen, worden uitbetaald op verzoek van een werknemer of een zelfstandige die voornemens is Zwitserland definitief te verlaten en die niet meer onderworpen zal zijn aan de Zwitserse wetgeving overeenkomstig de bepalingen van Titel II van de verordening, op voorwaarde dat deze persoon Zwitserland verlaat binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.


(1)  PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 43.

(3)  PB L 284 van 30.10.2009, blz. 1.

(4)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(5)  PB L 177 van 4.7.2008, blz. 1.

(6)  PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1.

(7)  PB L 39 van 10.2.2009, blz. 29.

(8)  PB L 209 van 25.7.1998, blz. 46.

(9)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 1.

(10)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 5.

(11)  PB C 149 van 8.6.2010, blz. 3.

(12)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 9.

(13)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 11.

(14)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 13.

(15)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 17.

(16)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 56.

(17)  PB C 107 van 27.4.2010, blz. 3.

(18)  PB C 149 van 8.6.2010, blz. 5.

(19)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 21.

(20)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 23.

(21)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 26.

(22)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 40.

(23)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 52.

(24)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 54.

(25)  PB C 107 van 27.4.2010, blz. 6.

(26)  PB C 107 van 27.4.2010, blz. 8.

(27)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 42.

(28)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 43.

(29)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 45.

(30)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 49.

(31)  PB C 106 van 24.4.2010, blz. 51.

(32)  Momenteel 12 maanden.

(33)  Terugbetaalde premies voor de werknemers die hun recht op een werkloosheidsuitkering in Zwitserland zullen uitoefenen na premies te hebben betaald gedurende ten minste 12 maanden - tijdens verscheidene verblijven - over een periode van twee jaar.


BIJLAGE II

VERKLARING

over de verklaring over het bijwonen door Zwitserland van vergaderingen van comités

De in het tweede streepje van de verklaring over het bijwonen door Zwitserland van vergaderingen van comités en commissies (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 72) genoemde Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers wordt voortaan genoemd de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels als opgericht bij artikel 71 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad.


VERORDENINGEN

22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/11


VERORDENING (EU) Nr. 1359/2011 VAN DE RAAD

van 19 december 2011

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 7/2010 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde een voldoende en ononderbroken aanvoer van bepaalde goederen die in de Unie in ontoereikende hoeveelheden worden geproduceerd, te waarborgen en verstoringen van de markt voor bepaalde landbouw- en industrieproducten te voorkomen, werden bij Verordening (EU) nr. 7/2010 (1) van de Raad autonome tariefcontingenten geopend, binnen de grenzen waarvan de betrokken producten tegen een verminderd recht of een nulrecht kunnen worden ingevoerd. Om dezelfde redenen moeten met ingang van 1 januari 2012 voor de producten met de volgnummers 09.2928 en 09.2929 voor passende hoeveelheden nieuwe tariefcontingenten tegen nulrecht worden geopend door ze in de lijst in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 7/2010 op te nemen.

(2)

De omvang van de autonome tariefcontingenten met de volgnummers 09.2624 en 09.2640 is ontoereikend om te voldoen aan de behoeften van de industrie in de Unie voor de huidige contingentperiode, die op 31 december 2011 afloopt. Daarom moet de omvang van deze contingenten met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2011 worden verhoogd.

(3)

De omvang van de autonome tariefcontingenten met de volgnummers 09.2603, 09.2629, 09.2632, 09.2816 en 09.2977 moet worden aangepast overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

(4)

Het is niet langer in het belang van de Unie om voor de producten met de volgnummers 09.2815, 09.2841 en 09.2992 in 2012 de tariefcontingenten te handhaven die voor 2011 waren vastgesteld. Deze contingenten moeten daarom met ingang van 1 januari 2012 worden gesloten en de desbetreffende producten moeten worden geschrapt van de lijst in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 7/2010.

(5)

Gelet op de vele wijzigingen die moeten worden aangebracht, dient de bijlage bij Verordening (EU) nr. 7/2010 duidelijkheidshalve in haar geheel te worden vervangen.

(6)

Verordening (EU) nr. 7/2010 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Aangezien de tariefcontingenten op 1 januari 2012 moeten ingaan, moet deze verordening ook vanaf die datum van toepassing zijn en onmiddellijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 7/2010 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2011 wordt in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 7/2010:

de omvang van het tariefcontingent met volgnummer 09.2624 vastgesteld op 950 t,

de omvang van het tariefcontingent met volgnummer 09.2640 vastgesteld op 11 000 t.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012, met uitzondering van artikel 2 dat met ingang van 1 juli 2011 van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. KOROLEC


(1)  PB L 3 van 7.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Taric

Omschrijving

Contingentperiode

Omvang van het contingent

Recht van het contingent (%)

09.2849

ex 0710 80 69

10

Paddenstoelen van de soort Auricularia polytricha, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, bestemd voor de vervaardiging van „kant-en-klaar maaltijden” (1)  (2)

1.1-31.12

700 t

0 %

09.2913

ex 2401 10 35

ex 2401 10 70

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 10 95

ex 2401 20 35

ex 2401 20 70

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

ex 2401 20 95

91

10

11

21

91

91

10

11

21

91

Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak, ook indien in regelmatige vorm gesneden, met een douanewaarde van niet minder dan 450 EUR per 100 kg netto, bestemd om als dekblad of als omblad te worden gebruikt bij de vervaardiging van producten van onderverdeling 2402 10 00 (1)

1.1-31.12

6 000 t

0 %

09.2928

ex 2811 22 00

40

Silicavulstof in de vorm van korrels, met een siliciumdioxidegehalte van 97 gewichtspercenten of meer

1.1-31.12

1 700 t

0 %

09.2703

ex 2825 30 00

10

Vanadiumoxiden en -hydroxiden, uitsluitend bestemd voor de vervaardiging van legeringen (1)

1.1-31.12

13 000 t

0 %

09.2806

ex 2825 90 40

30

Wolfraamtrioxide, met inbegrip van wolfraamoxide (blauw) (CAS RN 1314-35-8 + 39318-18-8)

1.1-31.12

12 000 t

0 %

09.2929

2903 22 00

 

Trichloorethyleen (CAS RN 79-01-6)

1.1-31.12

7 000 t

0 %

09.2837

ex 2903 79 90

10

Broomchloormethaan (CAS RN 74-97-5)

1.1-31.12

600 t

0 %

09.2933

ex 2903 99 90

30

1,3-dichloorbenzeen (CAS RN 541-73-1)

1.1-31.12

2 600 t

0 %

09.2950

ex 2905 59 98

10

2-Chloorethanol, bestemd voor de vervaardiging van vloeibare thioplasten bedoeld bij onderverdeling 4002 99 90, (CAS RN 107-07-3) (1)

1.1-31.12

15 000 t

0 %

09.2851

ex 2907 12 00

10

o-Kresol met een zuiverheidsgraad van 98,5 of meer gewichtspercenten (CAS RN 95-48-7)

1.1-31.12

20 000 t

0 %

09.2767

ex 2910 90 00

80

Allylglycidylether (CAS RN 106-92-3)

1.1-31.12

4 300 t

0 %

09.2624

2912 42 00

 

Ethylvanilline (3-ethoxy-4-hydroxybenzaldehyde), (CAS RN 121-32-4)

1.1-31.12

950 t

0 %

09.2638

ex 2915 21 00

10

Azijnzuur met een zuiverheid van 99 of meer gewichtspercenten (CAS RN 000064-19-7)

1.1-31.12

500 000 t

0 %

09.2972

2915 24 00

 

Azijnzuuranhydride (CAS RN 108-24-7)

1.1-31.12

20 000 t

0 %

09.2769

ex 2917 13 90

10

Dimethylsebacaat (CAS RN 106-79-6)

1.1-31.12

1 300 t

0 %

09.2634

ex 2917 19 90

40

Dodecaandizuur, met een zuiverheid van meer dan 98,5 gewichtspercenten (CAS RN 000693-23-2)

1.1-31.12

4 600 t

0 %

09.2808

ex 2918 22 00

10

o-Acetylsalicylzuur (CAS RN 50-78-2)

1.1-31.12

120 t

0 %

09.2975

ex 2918 30 00

10

Benzofenon-3,3’,4,4’-tetracarbonzuurdianhydride (CAS RN 2421-28-5)

1.1-31.12

1 000 t

0 %

09.2632

ex 2921 22 00

10

Hexamethyleendiamine (CAS RN 124-09-4)

1.1-31.12

40 000 t

0 %

09.2602

ex 2921 51 19

10

o-Fenyleendiamine (CAS RN 95-54-5)

1.1-31.12

1 800 t

0 %

09.2977

2926 10 00

 

Acrylonitril (CAS RN 107-13-1)

1.1-31.12

75 000 t

0 %

09.2917

ex 2930 90 13

90

Cystine (CAS RN 56-89-3)

1.1-31.12

600 t

0 %

09.2603

ex 2930 90 99

79

Bis(3-triethoxysilylpropyl)tetrasulfide (CAS RN 40372-72-3)

1.1-31.12

12 000 t

0 %

09.2810

2932 11 00

 

Tetrahydrofuraan (CAS RN 109-99-9)

1.1-31.12

20 000 t

0 %

09.2955

ex 2932 19 00

60

Flurtamon (ISO) (CAS RN 96525-23-4)

1.1-31.12

300 t

0 %

09.2812

ex 2932 20 90

77

Hexaan-6-olide (CAS RN 502-44-3)

1.1-31.12

4 000 t

0 %

09.2615

ex 2934 99 90

70

Ribonucleïnezuur (CAS RN 63231-63-0)

1.1-31.12

110 t

0 %

09.2945

ex 2940 00 00

20

D-Xylose (CAS RN 58-86-6)

1.1-31.12

400 t

0 %

09.2908

ex 3804 00 00

10

Natriumlignosulfonaat

1.1-31.12

40 000 t

0 %

09.2889

3805 10 90

 

Sulfaatterpentijnolie

1.1-31.12

20 000 t

0 %

09.2935

ex 3806 10 00

10

Gomhars

1.1-31.12

280 000 t

0 %

09.2814

ex 3815 90 90

76

Katalysator, bestaande uit titaandioxide en wolfraamtrioxide

1.1-31.12

2 200 t

0 %

09.2829

ex 3824 90 97

19

Extract van het residu dat is verkregen bij de extractie van colofonium uit hout, in de vorm van een vaste stof, onoplosbaar in alifatische oplosmiddelen, met de volgende kenmerken:

een gehalte aan harszuren van niet meer dan 30 gewichtspercenten

een zuurgetal van niet meer dan 110

en

een smeltpunt van 100 °C of meer

1.1-31.12

1 600 t

0 %

09.2986

ex 3824 90 97

76

Mengsel van tertiaire aminen, bevattende:

60 of meer gewichtspercenten dodecyldimethylamine

20 of meer gewichtspercenten dimethyl(tetradecyl)amine

0,5 gewichtspercent of meer hexadecyldimethylamine,

bestemd om te worden gebruikt voor de vervaardiging van amineoxiden (1)

1.1-31.12

14 315 t

0 %

09.2907

ex 3824 90 97

86

Mengsel van plantsterolen in poedervorm, bevattende:

75 of meer gewichtspercenten sterolen en

niet meer dan 25 gewichtspercenten stanolen,

bestemd voor de vervaardiging van stanolen/sterolen of stanol/sterolesters (1)

1.1-31.12

2 500 t

0 %

09.2140

ex 3824 90 97

98

Mengsel van tertiaire aminen, bevattende:

2,0-4,0 gewichtspercenten N,N-dimethyl-1-octylamine

ten minste 94 gewichtspercenten N,N-dimethyl-1-decylamine

ten hoogste 2 gewichtspercenten N,N-dimethyl-1-dodecylamine

1.1-31.12

4 500 t

0 %

09.2639

3905 30 00

 

Poly(vinylalcohol), ook indien niet-gehydrolyseerde acetaatgroepen bevattend

1.1-31.12

18 000 t

0 %

09.2640

ex 3905 99 90

91

Poly(vinylbutyral)

1.1-31.12

11 000 t

0 %

09.2616

ex 3910 00 00

30

Polydimethylsiloxaan met een polymerisatiegraad van 2 800 monomeereenheden (± 100)

1.1-31.12

1 300 t

0 %

09.2816

ex 3912 11 00

20

Celluloseacetaatvlokken

1.1-31.12

75 000 t

0 %

09.2641

ex 3913 90 00

87

Natrium hyaluronaat, niet steriel, met:

een gewichtsgemiddeld moleculair gewicht (Mw) van niet meer dan 900 000,

een endotoxinegehalte van niet meer dan 0,008 Endotoxine-eenheden (EU)/mg,

een ethanolgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent,

een isopropanolgehalte van niet meer dan 0,5 gewichtspercent

1.1-31.12

200 kg

0 %

09.2813

ex 3920 91 00

94

Gecoëxtrudeerde drielagige poly(vinylbutyral)folie zonder geleidelijk verlopende kleurenband, die ten minste 29 maar ten hoogste 31 gewichtspercenten 2,2’-ethyleendioxydiethyl bis(2-ethylhexanoaat) als weekmaker bevat

1.1-31.12

3 000 000 m2

0 %

09.2818

ex 6902 90 00

10

Vuurvaste stenen met

een kantlengte van meer dan 300 mm en

een gehalte aan TiO2 van niet meer dan 1 gewichtspercent en

een gehalte aan Al2O3 van niet meer dan 0,4 gewichtspercent en

een volumewijziging van minder dan 9 % bij 1 700 °C

1.1-31.12

75 t

0 %

09.2628

ex 7019 52 00

10

Gaasweefsel van glasvezels bedekt met kunststof, met een gewicht van 120 g/m2 (± 10 g/m2), van het soort gebruikt voor de vervaardiging van insectenwerende rolhorren of van horren met een vaste omlijsting

1.1-31.12

1 900 000 m2

0 %

09.2799

ex 7202 49 90

10

Ferrochroom bevattende 1,5 of meer, doch niet meer dan 4 gewichtspercenten koolstof en niet meer dan 70 gewichtspercenten chroom

1.1-31.12

50 000 t

0 %

09.2629

ex 7616 99 90

85

Telescopische handgrepen van aluminium, bestemd om te worden gebruikt bij de vervaardiging van reisartikelen (1)

1.1-31.12

800 000 stuks

0 %

09.2636

ex 8411 82 80

20

Op luchtvaarttechnologie gebaseerde gasturbines met een vermogen van 64 MW en een cyclusrendement van meer dan 40 %, voor gebruik in piek- en mid-merit-elektriciteitscentrales met minder dan 5 500 bedrijfsuren per jaar

1.1-31.12

10 stuks

0 %

09.2763

ex 8501 40 80

30

Elektrische eenfasewisselstroomcollectormotoren met een uitgaand vermogen van meer dan 750 W, een toegevoerd vermogen van meer dan 1 600 W doch niet meer dan 2 700 W, een buitendiameter van meer dan 120 mm (± 0,2 mm) doch niet meer dan 135 mm (± 0,2 mm), een nominaal toerental van meer dan 30 000 tpm doch niet meer dan 50 000 tpm, uitgerust met een luchtaanzuigventilator, bestemd voor gebruik bij de fabricage van stofzuigers (1)

1.1-31.12

2 000 000 stuks

0 %

09.2642

ex 8501 40 80

40

Assemblage, bestaande uit

een éénfasewisselstroomcollectormotor met een uitgaand vermogen van 480 W of meer doch niet meer dan 1 400 W, een toegevoerd vermogen van meer dan 900 W doch niet meer dan 1 600 W, een buitendiameter van meer dan 119,8 mm, doch niet meer dan 135,2 mm en een nominaal toerental van meer dan 30 000 tpm, doch niet meer dan 50 000 tpm, en

een luchtaanzuigventilator,

bestemd voor gebruik bij de fabricage van stofzuigers (1)

1.1-31.12

120 000 stuks

0 %

09.2633

ex 8504 40 82

20

Elektrische adapters met een capaciteit van niet meer dan 1 kVA, bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van ontharingsapparaten (1)

1.1-31.12

4 500 000 stuks

0 %

09.2643

ex 8504 40 82

30

Voedingsborden, bestemd voor gebruik bij de fabricage van goederen bedoeld bij de posten 8521 en 8528 (1)

1.1-31.12

1 038 000 stuks

0 %

09.2620

ex 8526 91 20

20

Assemblages voor satellietnavigatiesystemen met een functie voor het bepalen van een positie

1.1-31.12

3 000 000 stuks

0 %

09.2003

ex 8543 70 90

63

Spanningsgestuurde frequentiegeneratoren, bestaande uit actieve en passieve elementen aangebracht op een gedrukte schakeling, geborgen in een omhulling waarvan de afmetingen niet meer dan 30 mm × 30 mm bedragen

1.1-31.12

1 400 000 stuks

0 %

09.2635

ex 9001 10 90

20

Optische vezels, bestemd voor de vervaardiging van glasvezelkabels bedoeld bij post 8544 (1)

1.1-31.12

3 300 000 km

0 %

09.2631

ex 9001 90 00

80

Niet gemonteerde lenzen, prisma’s en gekitte elementen, van glas, bestemd voor de vervaardiging van producten bedoeld bij de GN-codes 9002, 9005, 9013 10 en 9015 (1)

1.1-31.12

5 000 000 stuks

0 %


(1)  Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen vastgesteld bij de op dit gebied geldende communautaire bepalingen (zie artikelen 291 t/m 300 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(2)  De maatregel is echter niet van toepassing indien de behandeling wordt verricht door de kleinhandel of door horecabedrijven.”


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/18


VERORDENING (EU) Nr. 1360/2011 VAN DE RAAD

van 20 december 2011

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit 2011/867/GBVB van de Raad van 20 december 2011 tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit 2011/137/GBVB van de Raad van 28 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (2) heeft de Raad op 2 maart 2011 Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (3) vastgesteld. Verordening (EU) nr. 204/2011 voorziet met name in de bevriezing van de tegoeden en economische middelen van de Centrale bank van Libië evenals van de Libyan Arab Foreign Bank.

(2)

In het licht van Resolutie 2009 (2011) van de VN-Veiligheidsraad, voorziet Verordening (EU) nr. 965/2011, overeenkomstig Besluit 2011/625/GBVB van de Raad van 22 september 2011 tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB (4), met name in aanpassingen met betrekking tot de bevriezing van tegoeden van bepaalde Libische entiteiten teneinde het economische herstel van Libië te ondersteunen.

(3)

Op 16 december 2011 heeft het bij Resolutie 1970 (2011) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde Comité van de Veiligheidsraad besloten dat de maatregelen betreffende de Centrale bank van Libië en de Libyan Arab Foreign Bank moeten worden beëindigd. Overeenkomstig Besluit 2011/867/GBVB moet derhalve Verordening (EU) nr. 204/2011 worden gewijzigd.

(4)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; om te garanderen dat zij in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform worden toegepast, is voor de tenuitvoerlegging ervan derhalve regelgeving op uniaal niveau noodzakelijk.

(5)

Met het oog op de doeltreffendheid van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, moet zij onmiddellijk in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 204/2011 wordt vervangen door:

„4.   Alle tegoeden en economische middelen die op 16 september 2011 toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van:

a)

de Libyan Investment Authority (Libische Investeringsautoriteit); en

b)

het Libya Africa Investment Portfolio (Libisch-Afrikaans Investeringsfonds)

en die zich op die datum buiten Libië bevinden, blijven bevroren.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  Zie bladzijde 56 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 53.

(3)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 1.

(4)  PB L 246 van 23.9.2011, blz. 30.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1361/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Terre Aurunche (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de aanvraag van Italië tot registratie van de naam “Terre Aurunche” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 108 van 7.4.2011, blz. 14.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.5. –   Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie, enz.)

ITALIË

Terre Aurunche (BOB)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1362/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Ptujski lük (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Slovenië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming “Ptujski lük” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 108 van 7.4.2011, blz. 23.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6. –   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SLOVENIË

Ptujski lük (BGA)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1363/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Ciliegia dell'Etna (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming "Ciliegia dell'Etna" bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 109 van 8.4.2011, blz. 2.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

ITALIË

Ciliegia dell'Etna (BOB)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1364/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Speck Alto Adige / Südtiroler Markenspeck / Südtiroler Speck (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de door Italië ingediende aanvraag beoordeeld tot goedkeuring van een wijziging van onderdelen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Speck Alto Adige» / «Südtiroler Markenspeck» / «Südtiroler Speck", die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie is geregistreerd (2).

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB C 119 van 16.4.2011, blz. 19.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

ITALIË

Speck Alto Adige / Südtiroler Markenspeck / Südtiroler Speck (BGA)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1365/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Carne De Vacuno Del País Vasco / Euskal Okela (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Spanje onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Carne De Vacuno Del País Vasco / Euskal Okela” die bij Verordening (EG) nr. 2400/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1483/2004 (3) van de Commissie, is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 327 van 18.12.1996, blz. 11.

(3)  PB L 273 van 21.8.2004, blz. 3.

(4)  PB C 96 van 29.3.2001, blz. 13.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees (en verse slachtafvallen)

SPANJE

Carne De Vacuno Del País Vasco/Euskal Okela (BGA)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1366/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Pataca de Galicia / Patata de Galicia (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Spanje onderzocht tot goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Pataca de Galicia / Patata de Galicia”, die bij Verordening (EG) nr. 148/2007 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 46 van 16.2.2007, blz. 14.

(3)  PB C 108 van 7.4.2011, blz. 19.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

SPANJE

Pataca de Galicia/Patata de Galicia (BGA)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1367/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Figue de Solliès (BOB)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Figue de Solliès” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOȘ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 119 van 16.4.2011, blz. 15.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

FRANKRIJK

Figue de Solliès (BOB)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1368/2011 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1121/2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en V van die verordening ingestelde steunregelingen, en van Verordening (EG) nr. 1122/2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), en met name artikel 142, onder c), l) en n),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op basis van de opgedane ervaring en vooral gezien de verbeteringen die zijn aangebracht in de ondersteunende systemen die de nationale overheden gebruiken voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1121/2009 van de Commissie (2) en Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie (3), moeten deze twee verordeningen ten aanzien van het beheer van rechtstreekse betalingen en de daarmee samenhangende controles worden verbeterd en vereenvoudigd.

(2)

Op grond van artikel 16, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 kunnen de lidstaten de in het gecomputeriseerde gegevensbestand voor de identificatie en registratie van runderen opgenomen gegevens gebruiken ten behoeve van een steunaanvraag voor runderen. Aan de lidstaten die van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt, moet duidelijkheid worden verschaft over de start van de aanhoudperiode die krachtens artikel 61 van Verordening (EG) nr. 1121/2009 van toepassing is. Daarnaast moet deze lidstaten omwille van de eenvoud de mogelijkheid worden geboden om de indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 62 van die verordening te vervangen door de indiening van een deelnamemelding. Verordening (EG) nr. 1121/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Bepaalde definities van Verordening (EG) nr. 1122/2009 moeten worden geactualiseerd. Voorts wordt met ingang van 2012 de in artikel 129 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde afzonderlijke betaling voor zacht fruit ingevoerd. Daarom dient de definitie van oppervlaktegebonden steunregelingen dienovereenkomstig te worden gewijzigd en dient te worden voorzien in een passende aanvraagprocedure.

(4)

Op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 moeten de lidstaten een uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag vaststellen. Na indiening van de verzamelaanvraag kunnen landbouwers hun aanvraag nog tot de in artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 genoemde datum wijzigen. Administratieve controles en controles ter plaatse hangen af van de ontvangst door de lidstaten van de definitieve aanvragen. De lidstaten die een vroegere uiterste datum voor de indiening van aanvragen kiezen dan de in artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 genoemde datum, moeten ook in de gelegenheid zijn om de controles eerder te starten en af te ronden. Daarom moet het deze lidstaten worden toegestaan om een vroegere uiterste datum voor de wijziging van de verzamelaanvraag vast te stellen dan de in artikel 14, lid 2, genoemde uiterste datum. Deze datum mag echter niet vroeger zijn dan 15 dagen na de door een lidstaat vastgestelde uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag, zodat de landbouwers voldoende tijd hebben om eventuele wijzigingen te melden.

(5)

Vanwege de invoering van oppervlaktegebonden steun die ontkoppeld is van de productie, blijven de controles ter plaatse in veel gevallen beperkt tot een verificatie van de omvang en de subsidiabiliteitsstatus van het betrokken areaal. Deze controles vinden grotendeels door middel van teledetectie plaats. Tegelijk verrichten de lidstaten regelmatig een actualisering van hun systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen. De voor dergelijke actualiseringen gebruikte methodiek kan min of meer overeenkomen met het verrichten van controles ter plaatse door middel van teledetectie. Daarom moet het de lidstaten die hun systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen stelselmatig actualiseren, ter vereenvoudiging en ter beperking van de administratieve kosten worden toegestaan om de resultaten ervan te gebruiken ter vervanging van een deel van de traditionele controles ter plaatse. Om te voorkomen dat de kans op onregelmatige betalingen daardoor toeneemt, moeten criteria worden vastgesteld waaraan de beheers- en controlesystemen in de lidstaten die voor deze mogelijkheid kiezen, moeten voldoen. Deze criteria moeten met name betrekking hebben op de tussenpozen tussen en de reikwijdte van de actualisering, op de gebruikte orthobeelden, op de vereiste kwaliteit van het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen en op het maximale jaarlijkse foutenpercentage.

(6)

De eis dat voor runderen op een bedrijf het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (4) in acht moet worden genomen, wordt op de naleving ervan gecontroleerd door middel van de controles ter plaatse die in het kader van de randvoorwaarden worden verricht. Thans moeten ook de dieren waarvoor geen steun wordt aangevraagd, in het kader van de subsidiabiliteitscontroles van rechtstreekse betalingen worden gecontroleerd. Deze extra controle wordt alleen in de lidstaten toegepast die gekozen hebben voor een handhaving van gekoppelde rechtstreekse betalingen voor runderen. Om te zorgen voor een gelijke controlelast in alle lidstaten en om de controles ter plaatse voor de landbouwers en voor de nationale instanties te vereenvoudigen, moet de in het kader van de subsidiabiliteitscontroles verrichte controle van dieren waarvoor geen steun wordt aangevraagd, worden afgeschaft tenzij een lidstaat gebruikmaakt van de mogelijkheid die in artikel 16, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt geboden.

(7)

Op grond van artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 moet de landbouwer, wanneer een dier gedurende de aanhoudperiode naar een andere plaats is overgebracht, de bevoegde autoriteit daarvan in kennis stellen. Om een onevenredige verlaging van de betaling te voorkomen, moeten ten aanzien van de als premiabel aangemerkte dieren regels worden vastgesteld voor de gevallen waarin de verplaatsing van dieren niet is gemeld, maar de desbetreffende dieren tijdens de controle ter plaatse wel onmiddellijk op het bedrijf van de betrokken landbouwer kunnen worden geïdentificeerd.

(8)

De regels inzake de identificatie- en registratieregeling voor dieren moeten er met name voor zorgen dat dieren getraceerd kunnen worden. Runderen die beide oormerken zijn kwijtgeraakt, en schapen of geiten die een oormerk zijn kwijtgeraakt, zijn niet meer premiabel en ook vinden er dan op grond van de artikelen 65 en 66 van Verordening (EG) nr. 1122/2009 verlagingen plaats. In bepaalde situaties kunnen deze dieren echter met andere middelen worden geïdentificeerd en is de traceerbaarheid van de desbetreffende dieren dus gewaarborgd.

(9)

Overeenkomstig artikel 63, lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt een ter betaling aangegeven rund dat een van de twee oormerken is kwijtgeraakt, maar met andere middelen van de identificatie- en registratieregeling voor runderen duidelijk en individueel kan worden geïdentificeerd, toch in het aantal geconstateerde dieren opgenomen en blijft het dus premiabel. Voorts is de identificatie- en registratieregeling voor runderen inmiddels stevig verankerd. Daarom mag een rund dat beide oormerken is kwijtgeraakt, maar waarvan de identiteit ondubbelzinnig kan worden vastgesteld, toch worden opgenomen in het aantal geconstateerde dieren en blijft het dus premiabel. Dit mag echter alleen gelden voor gevallen waarin de landbouwer al vóór de aankondiging van de controle ter plaatse maatregelen heeft getroffen om de situatie recht te zetten. Ook moet de toepassing van deze regel beperkt blijven tot één dier teneinde onregelmatige betalingen te voorkomen.

(10)

Krachtens Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (5) is een nieuwe, verbeterde identificatieregeling voor schapen en geiten ingevoerd en daarom moet een soortgelijke bepaling worden vastgesteld voor schapen en geiten die ter betaling zijn aangegeven.

(11)

Het moet de lidstaten die gebruikmaken van de mogelijkheid die in artikel 16, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt geboden, worden toegestaan te bepalen dat de meldingen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand voor de identificatie en registratie van runderen bij de vervanging van een dier gedurende de aanhoudperiode in de plaats mogen komen van de toezending door de desbetreffende landbouwer van informatie. Deze mogelijkheid moet worden opengesteld voor alle lidstaten.

(12)

Voorts zijn sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1122/2009 achterhaald en moeten deze worden geschrapt.

(13)

Verordening (EG) nr. 1122/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen hebben geen advies uitgebracht binnen de door hun voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1121/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 61 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de in artikel 16, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 geboden mogelijkheid, stelt hij echter de datum van ingang van de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde periode vast.”.

2)

Aan artikel 62 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de in artikel 16, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1122/2009 geboden mogelijkheid, kan de aanvraag voor de zoogkoeienpremie worden gedaan in de vorm van een deelnamemelding, die eveneens aan de eisen van lid 1, eerste alinea, onder a) en b), van dit artikel moet voldoen. De lidstaten kunnen bepalen dat een voor een bepaald jaar ingediende deelnamemelding geldig is voor één jaar of voor meerdere achtereenvolgende jaren wanneer de informatie in de deelnamemelding accuraat blijft.”.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 1122/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 12 wordt vervangen door:

„12.   „oppervlaktegebonden steunregelingen”: de bedrijfstoeslagregeling, de oppervlaktegebonden betalingen in het kader van specifieke steun, en alle steunregelingen die zijn vastgesteld bij de titels IV en V van Verordening (EG) nr. 73/2009, met uitzondering van die welke zijn vastgesteld bij titel IV, afdelingen 7, 10 en 11, van die verordening, van de afzonderlijke suikerbetaling die is vastgesteld bij artikel 126 van die verordening, van de afzonderlijke betaling voor groenten en fruit die is vastgesteld bij artikel 127 van die verordening, en van de afzonderlijke betaling voor zacht fruit die is vastgesteld bij artikel 129 van die verordening;”;

b)

punt 21 wordt vervangen door:

„21.   „aanhoudperiode”: de periode waarin een dier waarvoor steun is aangevraagd, overeenkomstig artikel 35, lid 3, en artikel 61 van Verordening (EG) nr. 1121/2009 (6) op het bedrijf moet worden gehouden;

2)

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2, 3 en 4 worden geschrapt;

b)

in lid 6 wordt de eerste alinea vervangen door:

„6.   In het geval van een aanvraag om overgangsbetalingen voor groenten en fruit als bedoeld in titel IV, hoofdstuk 1, afdeling 8, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bevat de verzamelaanvraag een kopie van het verwerkingscontract of de leveringsverbintenis als bedoeld in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1121/2009.”;

c)

in lid 8 wordt de eerste alinea vervangen door:

„8.   De in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde vormen van grondgebruik en de in bijlage VI bij die verordening bedoelde vormen van grondgebruik of de voor de in artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde specifieke steun aangegeven oppervlakten ingeval die oppervlakten niet op grond van het onderhavige artikel hoeven te worden aangegeven, worden in een afzonderlijke rubriek op de verzamelaanvraag aangegeven.”.

3)

Aan artikel 14, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In afwijking van de eerste alinea mogen de lidstaten een vroegere uiterste datum voor de mededeling van wijzigingen vaststellen. Deze datum mag evenwel niet vroeger zijn dan 15 kalenderdagen na de overeenkomstig artikel 11, lid 2, vastgestelde uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag.”.

4)

In deel II, titel II, wordt de titel van hoofdstuk IV vervangen door:

Steun voor telers van suikerbieten en suikerriet, afzonderlijke suikerbetaling, afzonderlijke betaling voor groenten en fruit en afzonderlijke betaling voor zacht fruit ”.

5)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Eisen met betrekking tot aanvragen om de steun voor suikerbieten- en suikerriettelers, de afzonderlijke suikerbetaling, de afzonderlijke betaling voor groenten en fruit en de afzonderlijke betaling voor zacht fruit”;

b)

in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

„1.   Landbouwers die de in titel IV, hoofdstuk 1, afdeling 7, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde steun voor suikerbieten- en suikerriettelers aanvragen, die de in artikel 126 van die verordening bedoelde afzonderlijke suikerbetaling aanvragen, die de in artikel 127 van die verordening bedoelde afzonderlijke betaling voor groenten en fruit aanvragen, of die de in artikel 129 van die verordening bedoelde afzonderlijke betaling voor zacht fruit aanvragen, dienen een steunaanvraag in die alle informatie bevat die nodig is om te bepalen of aanspraak op de steun kan worden gemaakt, en met name:”.

6)

In artikel 28, lid 1, wordt het bepaalde onder f) geschrapt.

7)

een nieuw artikel 31 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 31 bis

Gecombineerde controles ter plaatse

1.   In afwijking van artikel 31 en onder de voorwaarden van dit artikel mogen de lidstaten, wat betreft de bedrijfstoeslagregeling en de regeling inzake een enkele areaalbetaling als bedoeld in titel III en titel V, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009, besluiten om de controles van de steekproef die overeenkomstig artikel 31, lid 1, van deze verordening aan de hand van een risicoanalyse moet worden geselecteerd, te vervangen door controles aan de hand van orthobeelden die voor de actualisering van het in artikel 6 bedoelde systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond worden gebruikt.

Het in de eerste alinea bedoelde besluit mag op nationaal of op regionaal niveau worden genomen. Een regio omvat het gehele door een of meer autonome systemen voor de identificatie van de percelen landbouwgrond bestreken gebied.

De lidstaten verrichten een systematische actualisering van het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond en controleren binnen een periode van ten hoogste drie jaar alle landbouwers in het gehele door dit systeem bestreken gebied, waarbij de actualisering per jaar betrekking heeft op ten minste 25 % van de in het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond geregistreerde subsidiabele hectaren. Een lidstaat met minder dan 150 000 in het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond geregistreerde hectaren mag echter afwijken van de eis van een jaarlijks te actualiseren minimumpercentage.

In de drie jaar voorafgaande aan de toepassing van dit artikel hebben de lidstaten het betrokken systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond volledig geactualiseerd.

De in de eerste alinea bedoelde orthobeelden die voor de actualisering van het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond worden gebruikt, zijn op het moment dat ze worden gebruikt, niet ouder dan 15 maanden.

2.   De kwaliteit van het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond, zoals deze in de twee jaren vóór de toepassing van dit artikel is gebleken uit de overeenkomstig artikel 6, lid 2, verrichte beoordeling, is zodanig dat doeltreffend kan worden nagegaan of aan de voorwaarden voor de steunverlening wordt voldaan.

3.   Het foutenpercentage in de aselecte steekproef die ter plaatse is gecontroleerd, bedraagt in de twee jaar vóór de toepassing van dit artikel niet meer dan 2 %. Bovendien bedraagt het foutenpercentage zodra dit artikel wordt toegepast, gedurende twee achtereenvolgende jaren niet meer dan 2 %.

De foutenpercentages worden door de lidstaten overeenkomstig de op EU-niveau opgestelde methodologie gecertificeerd.

4.   Artikel 35, lid 1, is van toepassing op de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 verrichte controles.”.

8)

Artikel 33, lid 1, eerste zin, wordt vervangen door:

„De controles ter plaatse hebben betrekking op alle percelen landbouwgrond waarvoor steun is aangevraagd in het kader van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 73/2009 genoemde steunregelingen.”.

9)

Artikel 37 wordt geschrapt.

10)

Artikel 41 wordt vervangen door:

„Artikel 41

Tijdstip van de controles ter plaatse

1.   Ten minste 60 % van het in artikel 30, lid 2, onder b), tweede alinea, vastgestelde minimumpercentage controles ter plaatse wordt gespreid over de gehele aanhoudperiode van de betrokken steunregeling uitgevoerd. Het resterende percentage controles ter plaatse wordt gespreid over het jaar uitgevoerd.

Wanneer de aanhoudperiode echter ingaat vóór de indiening van een aanvraag of wanneer deze niet van tevoren kan worden vastgesteld, worden de in artikel 30, lid 2, onder b), tweede alinea, vastgestelde controles ter plaatse gespreid over het jaar uitgevoerd.

2.   Ten minste 50 % van het in artikel 30, lid 2, onder c), vastgestelde minimumpercentage controles ter plaatse wordt gespreid over de gehele aanhoudperiode uitgevoerd. Het totale minimumpercentage controles ter plaatse wordt evenwel volledig gespreid over de gehele aanhoudperiode uitgevoerd in de lidstaten waar ten aanzien van de bij Verordening (EG) nr. 21/2004 ingestelde regeling voor schapen en geiten geen sprake is van een volledige implementatie en toepassing, in het bijzonder wat de identificatie van de dieren en het naar behoren bijhouden van de registers betreft.”.

11)

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De controles ter plaatse omvatten een verificatie of aan alle subsidiabiliteitsvoorwaarden is voldaan, en hebben betrekking op alle dieren waarvoor op grond van de te controleren steunregelingen steunaanvragen zijn ingediend, met inbegrip van de dieren die gedurende de aanhoudperiode overeenkomstig artikel 64 zijn vervangen en die zich nog op het bedrijf bevinden. Bij controles in het kader van de steunregelingen voor rundvee worden, wanneer de lidstaat gebruikmaakt van de in artikel 16, lid 3, geboden mogelijkheid, ook de potentieel premiabele runderen gecontroleerd.

De controles ter plaatse omvatten met name een controle om na te gaan of het aantal op het bedrijf aanwezige dieren waarvoor steunaanvragen zijn ingediend en, indien van toepassing, het aantal potentieel premiabele runderen overeenstemmen met het aantal in de registers ingeschreven dieren en, voor runderen, met het aantal dieren dat aan het gecomputeriseerde gegevensbestand voor runderen is gemeld.”;

b)

lid 2 wordt gewijzigd als volgt:

a)

punt c) wordt geschrapt;

b)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

controles om na te gaan of alle runderen met oormerken zijn geïdentificeerd en, in voorkomend geval vergezeld gaan van dierpaspoorten en of zij zijn ingeschreven in het register en naar behoren zijn gemeld aan het gecomputeriseerde gegevensbestand voor runderen.

De onder d) bedoelde controles kunnen op basis van een steekproef worden verricht.”.

12)

De artikelen 43 en 44 worden geschrapt.

13)

In artikel 45 worden de leden 2 en 3 geschrapt;

14)

Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Voor aanvragen om steun in het kader van de oppervlaktegebonden steunregelingen, geldt dat, indien voor een gewasgroep de in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte, de betrokken steun wordt berekend op basis van de voor die gewasgroep geconstateerde oppervlakte.”;

b)

lid 3, eerste alinea, wordt vervangen door:

„3.   Onverminderd verlagingen en uitsluitingen overeenkomstig de artikelen 58 en 60, geldt voor aanvragen om steun in het kader van de oppervlaktegebonden steunregelingen dat, indien voor een gewasgroep de in de verzamelaanvraag aangegeven oppervlakte groter is dan de geconstateerde oppervlakte, de betrokken steun wordt berekend op basis van de voor die gewasgroep geconstateerde oppervlakte.”.

15)

Artikel 58, eerste alinea, wordt vervangen door:

„Indien voor een gewasgroep de oppervlakte die is aangegeven met het oog op welke oppervlaktegebonden steunregeling dan ook, groter is dan de overeenkomstig artikel 57 geconstateerde oppervlakte, wordt de steun berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met tweemaal het vastgestelde verschil indien dat verschil meer dan 3 % van de geconstateerde oppervlakte of meer dan twee hectare, maar niet meer dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte bedraagt.”.

16)

De artikelen 59 en 61 worden geschrapt.

17)

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

a)

een nieuw lid 3 bis wordt ingevoegd:

„3 bis.   Wanneer een landbouwer de bevoegde autoriteit in tegenstelling tot hetgeen in artikel 16, lid 1, tweede alinea, is bepaald, niet ervan in kennis heeft gesteld dat een dier gedurende de aanhoudperiode naar een andere plaats is overgebracht, wordt het betrokken dier toch als geconstateerd aangemerkt indien het bij de controle ter plaatse op het bedrijf onmiddellijk kan worden gelokaliseerd.”;

b)

in lid 4 wordt het volgende punt a bis) ingevoegd:

„a bis)

Wanneer één rund van een bedrijf beide oormerken is kwijtgeraakt, wordt het toch als geconstateerd aangemerkt op voorwaarde dat het dier nog aan de hand van het register, het dierpaspoort, het gegevensbestand of andere in Verordening (EG) nr. 1760/2000 genoemde middelen kan worden geïdentificeerd en de houder kan aantonen dat hij al vóór de aankondiging van de controle ter plaatse actie heeft ondernomen om de situatie recht te zetten.”;

c)

het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

„5.   Wanneer een schaap of geit een oormerk is kwijtgeraakt, wordt het toch als geconstateerd aangemerkt op voorwaarde dat het dier nog door een eerste identificatiemiddel overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 21/2004 kan worden geïdentificeerd en aan alle overige eisen van de identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten is voldaan.”.

18)

Artikel 64, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Een lidstaat kan evenwel bepalen dat de meldingen aan het gecomputeriseerde gegevensbestand voor runderen dat een dier het bedrijf heeft verlaten en een ander dier binnen de in de eerste alinea gestelde termijn op het bedrijf is aangekomen, in de plaats kunnen komen van de krachtens de eerste alinea aan de bevoegde autoriteit toe te zenden informatie. In dat geval zorgen de lidstaten die niet gebruikmaken van de bij artikel 16, lid 3, geboden mogelijkheid, er op welke wijze dan ook voor dat ondubbelzinnig vaststaat welke dieren onder de aanvragen van de landbouwers vallen.”.

19)

Artikel 65, lid 3, tweede alinea, wordt vervangen door:

„Bij toepassing van artikel 16, lid 3, tweede alinea, worden potentieel premiabele dieren die niet correct geïdentificeerd of geregistreerd overeenkomstig de identificatie- en registratieregeling voor runderen blijken te zijn, beschouwd als dieren ten aanzien waarvan onregelmatigheden zijn vastgesteld.”.

20)

Artikel 66, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Wanneer ten aanzien van steunaanvragen in het kader van de steunregeling voor schapen en geiten een verschil wordt vastgesteld tussen het aangegeven aantal dieren en het aantal dieren dat overeenkomstig artikel 63, leden 3, 3 bis en 5, is geconstateerd, is het bepaalde in artikel 65, leden 2, 3 en 4, van overeenkomstige toepassing vanaf het eerste dier waarvoor onregelmatigheden worden vastgesteld.”.

21)

Artikel 68 wordt geschrapt.

22)

Artikel 78, lid 2, onder d), wordt vervangen door:

„d)

wat de steunregelingen betreft waarvoor overeenkomstig artikel 51, lid 2, artikel 69, lid 3, artikel 123, lid 1, en artikel 128, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 een begrotingsmaximum wordt vastgesteld of overeenkomstig artikel 126, lid 2, artikel 127, lid 2, en artikel 129, lid 2, van die verordening een begrotingsmaximum wordt toegepast, telt de lidstaat de uit de toepassing van de punten a), b) en c) van het onderhavige lid voortvloeiende bedragen bij elkaar op.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing voor de steunaanvragen betreffende de verkoopseizoenen of premieperioden die ingaan op of na 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(2)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 27.

(3)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 65.

(4)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.

(5)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8.

(6)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 27.”.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/38


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1369/2011 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 952/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft het beheer van de interne suikermarkt en het quotastelsel

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 192, lid 2, in samenhang met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de invoering van een geïnformatiseerd systeem voor het doorzenden van suikerprijsgegevens voor het prijsregistratiesysteem krachtens artikel 14 van Verordening (EG) nr. 952/2006 van de Commissie (2) is het passend de frequentie te verhogen waarmee de Commissie die gegevens indient bij het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

(2)

Verordening (EG) nr. 952/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 14 van Verordening (EG) nr. 952/2006 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Elke maand stelt de Commissie het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten in kennis van de gemiddelde prijs voor witte suiker die in de maand voorafgaand aan de datum van de kennisgeving is meegedeeld.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 39.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1370/2011 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Горнооряховски суджук (Gornooryahovski sudzhuk) (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Bulgarije ingediende aanvraag tot registratie van de benaming "Горнооряховски суджук" (Gornooryahovski sudzhuk) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Cyprus heeft een bezwaarschrift ingediend overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 510/2006.

(3)

Bij brief van 31 januari 2011 heeft de Commissie de betrokken partijen verzocht onderling overleg te plegen. De betrokken partijen hebben binnen de termijn van zes maanden een akkoord bereikt en Cyprus heeft zijn bezwaar op 22 juli 2011 ingetrokken.

(4)

De benaming moet derhalve worden opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 77 van 26.3.2010, blz. 10.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

BULGARIJE

Горнооряховски суджук (Gornooryahovski sudzhuk) (BGA)


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/41


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1371/2011 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van passende EU-noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de afzonderlijke lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Na het ongeval in de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan in kennis gesteld dat het radionuclidegehalte in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan, zoals melk en spinazie, de in Japan van kracht zijnde actiedrempels voor levensmiddelen overschreed. Een dergelijke besmetting kan een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier in de Unie vormen en daarom is Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 van de Commissie (2) vastgesteld.

(3)

De Japanse autoriteiten monitoren de aanwezigheid van radioactiviteit in diervoeders en levensmiddelen en uit de meegedeelde analyseresultaten blijkt dat bepaalde diervoeders en levensmiddelen in dicht bij de kerncentrale van Fukushima gelegen prefecturen radioactiviteitsniveaus blijven vertonen die de maximumniveaus overschrijden. Daarom moet de datum van de toepasselijkheid van de maatregelen met drie extra maanden worden verlengd.

(4)

Uit een significant aantal monsters dat door de Japanse autoriteiten is genomen van in de prefectuur Nagano geproduceerde diervoeders en levensmiddelen blijkt dat de productie van diervoeders en levensmiddelen in die prefectuur slechts in zeer beperkte mate is getroffen door het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, aangezien slechts één monster van paddenstoelen van meer dan 1 800 monsters van diervoeders en levensmiddelen uit Nagano niet-conforme radioactiviteitsniveaus vertoonde. Met name hadden bijna alle monsters niet-opspoorbare niveaus van radioactiviteit en slechts bij enkele monsters zijn significante radioactiviteitsniveaus gemeten. Die prefectuur moet daarom worden uitgesloten van het gebied waar vóór uitvoer naar de Unie tests van alle levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit die prefecturen vereist zijn.

(5)

De analyseresultaten van de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uitgevoerde invoercontroles zijn tot nu toe zeer gunstig en duiden erop dat de ingestelde controlemaatregelen op voor uitvoer naar de EU bestemde diervoeders en levensmiddelen correct en efficiënt door de Japanse autoriteiten worden toegepast. Daarom moet bij het volgende onderzoek van de maatregelen een beperking van de frequentie van de invoercontroles worden overwogen.

(6)

Aangezien de halfwaardetijd van jodium-131 kort is (ongeveer acht dagen) en onlangs geen melding is gemaakt van een nieuwe uitstoot van jodium-131 in het milieu, wordt de aanwezigheid van jodium-131 niet langer in diervoeders en levensmiddelen en in het milieu geconstateerd. Aangezien de mogelijkheid van een nieuwe uitstoot van jodium-131 zeer miniem is, hoeft de analyse op de aanwezigheid van jodium-131 niet langer te worden vereist.

(7)

Om de uitgifte van attesten te vergemakkelijken moet de bevoegde autoriteit worden gemachtigd om een instantie aan te wijzen die in bepaalde gevallen de attesten onder het gezag en het toezicht van de bevoegde autoriteit van Japan mag ondertekenen.

(8)

Daarom moet Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingsbepalingen

Verordening (EU) nr. 961/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Elke zending van in artikel 1 bedoelde producten gaat vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat:

a)

het product vóór 11 maart 2011 is geoogst en/of verwerkt, of

b)

het product afkomstig is en verzonden is uit een andere prefectuur dan Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, of

c)

het product verzonden is uit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, maar niet uit een van deze prefecturen afkomstig is en tijdens de doorvoer niet aan radioactiviteit is blootgesteld, of

d)

ingeval het product afkomstig is uit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, het gehalte van het product aan de radionucliden cesium-134 en cesium-137 niet boven de in bijlage II bij deze verordening vermelde maximale niveaus ligt.”.

2)

In artikel 2 wordt lid 5 vervangen door:

„5.   De in lid 3 bedoelde verklaring wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage I. Voor de in lid 3, onder a), b) of c), bedoelde producten wordt de verklaring ondertekend door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van Japan of door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van een instantie die door de bevoegde autoriteit van Japan onder het gezag en het toezicht van de bevoegde autoriteit daartoe is gemachtigd. Voor de in lid 3, onder d), bedoelde producten wordt de verklaring ondertekend door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van Japan en gaat zij vergezeld van een analyseverslag dat de resultaten van de bemonstering en de analyse bevat.”

3)

In artikel 5 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De bevoegde autoriteiten in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst verrichten:

a)

documentencontroles op alle zendingen van in artikel 1 bedoelde producten, en

b)

overeenstemmings- en materiële controles, met inbegrip van een laboratoriumanalyse, op de aanwezigheid van cesium-134 en cesium-137, op ten minste:

10 % van de zendingen van in artikel 2, lid 3, onder d), bedoelde producten, en

20 % van de zendingen van in artikel 2, lid 3, onder b) en c), bedoelde producten.”.

4)

In artikel 10, tweede alinea, wordt de datum „31 december 2011” vervangen door „31 maart 2012”.

5)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst van de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 252 van 28.9.2011, blz. 10.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Image

Image


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/45


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1372/2011 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

tot niet-goedkeuring van de werkzame stof acetochloor, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) van toepassing — wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft — op werkzame stoffen waarvan de volledigheid is vastgesteld overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I (3) ervan zijn opgenomen. Acetochloor is een werkzame stof waarvan de volledigheid is vastgesteld overeenkomstig die verordening.

(2)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (4) en (EG) nr. 1490/2002 (5) van de Commissie zijn bepalingen voor de uitvoering van de tweede en de derde fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde werkprogramma vastgesteld en de lijsten opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht voor eventuele opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Acetochloor was in een van deze lijsten opgenomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1095/2007 van de Commissie van 20 september 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1490/2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en Verordening (EG) nr. 2229/2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG (6) van de Raad heeft de kennisgever zijn steun voor de opneming van die werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG ingetrokken binnen twee maanden na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1095/2007. Bijgevolg is bij Beschikking 2008/934/EG van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (7), acetochloor niet opgenomen.

(4)

Krachtens artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de oorspronkelijke kennisgever („de aanvrager”) een nieuwe aanvraag ingediend met het verzoek de versnelde procedure toe te passen overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(5)

De aanvraag is ingediend bij Spanje, dat bij Verordening (EG) nr. 1490/2002 was aangewezen als rapporteur-lidstaat. De termijn voor de versnelde procedure is nageleefd. De specificatie van de werkzame stof en de ondersteunde toepassingen zijn dezelfde als voor Beschikking 2008/934/EG. Die aanvraag voldoet ook aan de overige materiële en procedurele voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(6)

Spanje heeft de door de aanvrager verstrekte aanvullende gegevens onderzocht en een aanvullend verslag opgesteld. Het heeft dat verslag op 22 april 2010 aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie toegezonden. De EFSA heeft het aanvullende verslag aan de andere lidstaten en de aanvrager toegezonden en de naar aanleiding daarvan ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 en op verzoek van de Commissie heeft de EFSA haar conclusie over de risicobeoordeling van acetochloor op 18 april 2011 aan de Commissie overgelegd (8). Het ontwerpbeoordelingsverslag, het aanvullende verslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 11 oktober 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor acetochloor.

(7)

Tijdens de beoordeling van deze werkzame stof zijn problemen vastgesteld. Deze problemen waren met name de volgende. Er is een potentiële blootstelling van mensen vastgesteld die boven de aanvaardbare dagelijkse inname ligt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van blootstelling van mensen aan de oppervlaktewatermetaboliet t-norchloro-acetochloor, waarvan de genotoxiciteit niet kan worden uitgesloten. Ten aanzien van verschillende metabolieten bestaat een hoog risico van besmetting van het grondwater, een hoog risico voor in het water levende organismen, en een hoog langetermijnrisico voor herbivore vogels. Ten slotte was de beschikbare informatie niet toereikend voor een risicobeoordeling met betrekking tot eventuele besmetting van het grondwater met de metabolieten t-norchloro-acetochloor en t-hydroxy-acetochloor.

(8)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over de conclusie van de EFSA in te dienen. Bovendien heeft de Commissie de aanvrager overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 verzocht zijn opmerkingen over het ontwerpbeoordelingsverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(9)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de in overweging 7 vermelde problemen echter bestaan. Bijgevolg is niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die acetochloor bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen.

(10)

Acetochloor mag daarom niet worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(11)

Om de lidstaten de nodige tijd te geven om vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen die acetochloor bevatten in te trekken, dient te worden voorzien in een afwijking van Verordening (EG) nr. 1490/2002.

(12)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die acetochloor bevatten, moet deze periode uiterlijk een jaar na intrekking van de betreffende vergunning verstrijken.

(13)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor acetochloor in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 onverlet.

(14)

Duidelijkheidshalve moet in de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG de regel betreffende acetochloor worden geschrapt.

(15)

Beschikking 2008/934/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft geen advies uitgebracht. Een uitvoeringshandeling is nodig geacht en de voorzitter heeft de ontwerpuitvoeringshandeling voor verder beraad aan het comité van beroep voorgelegd. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité van beroep,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-goedkeuring van een werkzame stof

De werkzame stof acetochloor wordt niet goedgekeurd.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

In afwijking van artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 zorgen de lidstaten ervoor dat vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen die acetochloor bevatten, uiterlijk op 23 juni 2012 worden ingetrokken.

Artikel 3

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk twaalf maanden na de intrekking van de betreffende vergunning aflopen.

Artikel 4

Wijziging van Beschikking 2008/934/EG

In de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG wordt de regel betreffende „acetochloor” geschrapt.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(4)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(5)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(6)  PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19.

(7)  PB L 333 van 11.12.2008, blz. 11.

(8)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance acetochlor. EFSA Journal 2011; 9(5):2143. [blz. 109]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2143. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1373/2011 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

tot uitsluiting van de ICES-deelsectoren 27 en 28.2 van bepaalde visserijinspanningsbeperkingen voor 2012 krachtens Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (1), en met name artikel 29, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1098/2007 bevat bepalingen voor de vaststelling van visserijinspanningsbeperkingen voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee.

(2)

Op basis van Verordening (EG) nr. 1098/2007 zijn voor 2012 visserijinspanningsbeperkingen voor de Oostzee vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1256/2011 van de Raad van 30 november 2011 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1124/2010 (2).

(3)

Overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 kan de Commissie de deelsectoren 27 en 28.2 uitsluiten van bepaalde visserijinspanningsbeperkingen indien de kabeljauwvangst in de laatste aangifteperiode onder een bepaalde drempel lag.

(4)

Gezien de door de lidstaten ingediende verslagen en het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij dienen de deelsectoren 27 en 28.2 in 2012 te worden uitgesloten van deze visserijinspanningsbeperkingen.

(5)

Verordening (EU) nr. 1256/2011 is van toepassing met ingang van 1 januari 2012. Met het oog op de samenhang met die verordening dient ook de onderhavige verordening van toepassing te zijn met ingang van die datum.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 geldt in 2012 niet voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 3.12.2011, blz. 3.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/48


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1374/2011 VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 22 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

64,0

MA

68,2

TN

86,6

TR

116,2

ZZ

83,8

0707 00 05

JO

182,1

TR

112,0

ZZ

147,1

0709 90 70

MA

37,0

TR

140,5

ZZ

88,8

0805 10 20

AR

39,6

BR

41,5

CL

30,5

MA

48,5

TR

72,8

ZA

50,5

ZZ

47,2

0805 20 10

MA

69,0

TR

79,7

ZZ

74,4

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

76,3

MA

59,0

TR

79,7

ZZ

71,7

0805 50 10

AR

52,9

MA

50,0

TR

52,3

ZZ

51,7

0808 10 80

CA

112,8

CN

99,1

US

104,4

ZA

121,8

ZZ

109,5

0808 20 50

CN

104,4

ZZ

104,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/50


RICHTLIJN 2011/100/EU VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2011

tot wijziging van Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (1), en met name artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), van Richtlijn 98/79/EG heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht dat de Commissie de nodige maatregelen neemt om tests voor de „variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob” (vCJD) op te nemen in lijst A van bijlage II bij die richtlijn.

(2)

Om te zorgen voor het hoogste niveau van bescherming van de gezondheid en te garanderen dat de conformiteit van de vCJD-tests met de essentiële eisen van bijlage I bij Richtlijn 98/79/EG wordt gecontroleerd door aangemelde instanties, moeten de vCJD-tests voor bloedonderzoek, diagnose en confirmatie worden toegevoegd aan lijst A van bijlage II bij Richtlijn 98/79/EG.

(3)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité, opgericht bij artikel 6, lid 2, van Richtlijn 90/385/EEG van de Raad (2) en bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 98/79/EG,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Richtlijn 98/79/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2012 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

De lidstaten passen die bepalingen toe met ingang van 1 juli 2012.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1.

(2)  PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17.


BIJLAGE

Het volgende streepje wordt toegevoegd aan het einde van lijst A van bijlage II bij Richtlijn 98/79/EG:

„—

Tests voor de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD) ten behoeve van bloedonderzoek, diagnose en confirmatie.”.


BESLUITEN

22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/52


BESLUIT EUPM/1/2011 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 16 december 2011

houdende verlenging van het mandaat van het missiehoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (EUPM BiH)

(2011/864/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2011/781/GBVB van de Raad van 1 december 2011 inzake de politiemissie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (EUPM BiH) (1), en met name artikel 10, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Besluit 2011/781/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd, overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag, de nodige besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de politiemissie van EUPM BiH, met inbegrip van, met name, een besluit tot benoeming van het hoofd van de missie.

(2)

Op 24 oktober 2008 heeft het PVC bij Besluit 2008/835/GBVB (2) de heer Stefan FELLER als missiehoofd van EUPM BiH aangesteld. Het mandaat van de heer Stefan FELLER is bij Besluit 2009/958/GBVB (3) verlengd tot en met 31 december 2010 en vervolgens bij Besluit 2010/754/GBVB (4) tot en met 31 december 2011.

(3)

Bij Besluit 2011/781/GBVB heeft de Raad, onder meer, de looptijd van EUPM BiH verlengd tot en met 30 juni 2012.

(4)

Op 7 december 2011 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid het PVC voorgesteld het mandaat van de heer Stefan FELLER als missiehoofd van de EUPM BiH met nog eens zes maanden te verlengen tot en met 30 juni 2012,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Stefan FELLER als missiehoofd van de politiemissie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (EUPM BiH) wordt verlengd van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 16 december 2011.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

O. SKOOG


(1)  PB L 319 van 2.12.2011, blz. 51.

(2)  PB L 298 van 7.11.2008, blz. 30.

(3)  PB L 330 van 16.12.2009, blz. 79.

(4)  PB L 320 van 7.12.2010, blz. 9.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/53


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 december 2011

houdende benoeming van een lid van het Wetenschappelijk en Technisch Comité

(2011/865/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 134,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij besluit van 22 januari 2008 (1) heeft de Raad de leden van het Wetenschappelijk en Technisch Comité („het Comité”) benoemd voor het tijdvak van 22 januari 2008 tot en met 22 januari 2013.

(2)

Door het overlijden van de heer Juan Antonio RUBIO RODRIGUEZ is een zetel in bovengenoemd comité vrijgekomen. Derhalve dient een nieuw lid te worden benoemd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Cayetano LÓPEZ wordt benoemd tot lid van het Wetenschappelijk en Technisch Comité, ter vervanging van de heer Juan Antonio RUBIO RODRIGUEZ, voor de resterende duur van diens ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 22 januari 2013.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. KOROLEC


(1)  PB C 21 van 26.1.2008, blz. 2.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/54


BESLUIT VAN DE RAAD

van 19 december 2011

betreffende het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

(2011/866/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, en met name artikel 65 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede artikel 20 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,

Gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gelet op de ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand in de Unie heeft de Raad de Commissie op 17 december 2010 verzocht uitvoering te geven aan artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut door een passend voorstel voor de jaarlijkse aanpassing 2011 in te dienen. De Commissie heeft op 13 juli 2011 het „verslag betreffende de uitzonderingsclausule (artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut) ” („het verslag”), dat betrekking heeft op de periode van 1 juli 2010 tot medio mei 2011, bij de Raad ingediend. Op basis van dat verslag heeft de Commissie geconcludeerd dat de voorwaarden voor toepassing van de uitzonderingsclausule niet zijn vervuld.

(2)

De Raad was het niet eens met de conclusies van de Commissie aangezien deze volgens hem niet de sociaaleconomische toestand binnen de Unie weerspiegelen.

(3)

De Raad heeft derhalve, mede in het licht van de financiële en economische crisis die de Unie op dit ogenblik treft en in een groot aantal lidstaten tot aanzienlijke budgettaire aanpassingen leidt, op 4 november 2011 de Commissie opnieuw verzocht om uitvoering te geven aan artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut op basis van gegevens die de sociaaleconomische toestand in het najaar van 2011 weerspiegelen, en om tijdig een passend voorstel voor de aanpassing van de bezoldigingen in te dienen opdat het Europees Parlement en de Raad dit voorstel voor eind 2011 kunnen bespreken en aannemen.

(4)

De Commissie heeft op 25 november 2011 de „extra informatie over het verslag van de Commissie betreffende de uitzonderingsclausule van 13 juli 2011” aan de Raad gepresenteerd. De Commissie bleef bij haar conclusies dat niet is voldaan aan de voorwaarden om de uitzonderingsclausule in werking te stellen.

(5)

Het Commissievoorstel voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen, volgt derhalve de methode die is vastgesteld in bijlage XI bij het Statuut. Het door de Commissie voorgestelde cijfer voor de jaarlijkse aanpassing 2011 is 1,7 %.

(6)

De Raad is van oordeel dat de door de Commissie voorgelegde documenten (het „verslag” gevolgd door de „extra informatie”) geen precieze en allesomvattende weergave van de huidige sociaaleconomische situatie in de Unie vormen.

(7)

Voorts heeft de Commissie naar het oordeel van de Raad een fout gemaakt door voor haar analyse een te beperkte tijdsspanne te nemen. Daardoor kon de Commissie de situatie niet op passende wijze beoordelen en is de conclusie die in beide documenten wordt getrokken, namelijk dat er zich geen ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand in de Unie heeft voorgedaan, aanzienlijk vertekend.

(8)

De Raad is het niet eens met deze conclusie. De Raad is ervan overtuigd dat de financiële en economische crisis die de Unie op dit ogenblik treft en in de meeste lidstaten tot aanzienlijke budgettaire aanpassingen leidt, waaronder aanpassingen van de salarissen van de nationale ambtenaren, een ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand binnen de Unie vormt.

(9)

Voorts is de Raad van oordeel dat bij toepassing van de „normale methode” deze ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand niet voldoende snel in de bezoldigingen van de ambtenaren kan worden weergegeven.

(10)

Met betrekking tot de economische situatie zijn de groeivooruitzichten in de Unie voor 2012 drastisch teruggebracht van + 1,9 % naar + 0,6 %. De kwartaalgroei in de Unie daalt van + 0,7 % in het eerste kwartaal van 2011 naar + 0,2 % in het tweede en het derde kwartaal van dat jaar. In het vierde kwartaal van 2011 en het eerste kwartaal van 2012 zal het bbp naar verwacht niet groeien.

(11)

Bij de beoordeling van de huidige sociaaleconomische toestand had meer rekening moeten worden gehouden met de situatie op de financiële markten, meer bepaald met verstoringen in de kredietverstrekking en dalende prijzen van activa, beide belangrijke determinanten van economische ontwikkeling.

(12)

Op sociaal vlak konden niet voldoende banen worden gecreëerd om een significante daling van het werkloosheidspercentage te bewerkstelligen. Het werkloosheidspercentage in de EU schommelde in 2010 en 2011 en bereikte in oktober 2011 een niveau van 9,8 % en blijft naar verwachting constant hoog.

(13)

Gezien het voorgaande is de Raad van oordeel dat het standpunt van de Commissie wat betreft het zich voordoen van een ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand, alsook haar weigering om een voorstel uit hoofde van artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut in te dienen, gebaseerd op duidelijk ontoereikende en onjuiste gronden.

(14)

Aangezien het Europees Hof van Justitie in zaak C-40/10 heeft geoordeeld dat, gedurende de periode van toepassing van bijlage XI bij het Statuut, de procedure van artikel 10 daarvan de enige mogelijkheid vormt om bij de aanpassing van de bezoldigingen rekening te houden met een economische crisis, was de Raad afhankelijk van een voorstel van de Commissie om dat artikel in crisistijd toe te passen.

(15)

De Raad is ervan overtuigd dat in het licht van de formulering van artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut, en in het kader van de plicht tot oprechte samenwerking tussen de instellingen als geformuleerd in de tweede zin van artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de Commissie ertoe verplicht was een passend voorstel bij de Raad in te dienen. De conclusies van de Commissie en haar weigering om een passend voorstel in te dienen, vormen derhalve een inbreuk op die verplichting.

(16)

De Commissie heeft niet de juiste conclusies getrokken uit de voorliggende feiten en geen voorstel ingediend overeenkomstig artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut; aangezien de Raad uitsluitend kan handelen op voorstel van de Commissie, heeft de Raad bijgevolg niet op correcte wijze kunnen reageren op de ernstige en plotselinge verslechtering van de economische en sociale situatie door een besluit overeenkomstig artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut te nemen,

BESLUIT HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE NIET AAN TE NEMEN betreffende een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. KOROLEC


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/56


BESLUIT 2011/867/GBVB VAN DE RAAD

van 20 december 2011

tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 28 februari 2011 Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (1) vastgesteld onder meer ter uitvoering van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(2)

De Raad heeft op 23 maart 2011, ter uitvoering van Resolutie 1973 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, Besluit 2011/178/GBVB (2) tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB vastgesteld.

(3)

De Raad heeft op 22 september 2011, ter uitvoering van Resolutie 2009 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, Besluit 2011/625/GBVB (3) tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB vastgesteld.

(4)

De Raad heeft op 10 november 2011, ter uitvoering van Resolutie 2016 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, Besluit 2011/729/GBVB (4) tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB vastgesteld.

(5)

Op 16 december 2011 heeft het Comité van de Veiligheidsraad ingesteld bij Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, overeenkomstig punt 19 van Resolutie 2009 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten de plaatsing op de lijst van twee entiteiten in te trekken.

(6)

Besluit 2011/137/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 6, lid 1 bis, van Besluit 2011/137/GBVB wordt vervangen door:

„1 bis   Alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen die direct of indirect in het bezit zijn, of onder zeggenschap staan van:

a)

Libyan Investment Authority (Libische Investeringsautoriteit); en

b)

Libya Africa Investment Portfolio (Libisch-Afrikaans Investeringsfonds)

die sinds 16 september 2011 zijn bevroren, blijven bevroren.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 20 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 53.

(2)  PB L 78 van 24.3.2011, blz. 24.

(3)  PB L 246 van 23.9.2011, blz. 30.

(4)  PB L 293 van 11.11.2011, blz. 35.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/57


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta, Nederland en Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9243)

(Slechts de teksten in de Duitse, de Griekse, de Italiaanse, de Maltese, de Nederlandse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)

(2011/868/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 23, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn 2000/29/EG kan aan de lidstaten een financiële bijdrage van de Unie voor „fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen” worden toegekend ter dekking van de uitgaven die rechtstreeks verband houden met getroffen of geplande noodzakelijke maatregelen met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen die uit derde landen of uit andere gebieden in de Unie zijn binnengebracht, om deze organismen uit te roeien of, als dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan tegen te gaan.

(2)

Duitsland heeft twee verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste werd ingediend op 20 december 2010 en betreft in 2009 en 2010 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in Nordrhein-Westfalen. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd er in 2009 geconstateerd.

(3)

Het tweede verzoek van Duitsland werd ingediend op 15 april 2011 en betreft in 2010 uitgevoerde maatregelen om Diabrotica virgifera in Baden-Württemberg uit te roeien dan wel de verspreiding ervan tegen te gaan. De uitbraken van dit schadelijke organisme werden geconstateerd in verscheidene districten van deze deelstaat (Breisgau-Hochschwarzwald, Emmendingen, de stad Freiburg, Konstanz, Lörrach, Ortenaukreis en Ravensburg) in verschillende jaren, nl. in 2008, 2009 en 2010. Voor de in 2008 en 2009 getroffen maatregelen is eveneens in 2009 en 2010 medefinanciering toegekend.

(4)

Italië heeft op 29 april 2011 drie verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste betreft in 2011 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Anoplophora chinensis in Lombardije, provincie Brescia, gemeente Gussago. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2008 geconstateerd. Voor de in 2008, 2009 en 2010 getroffen maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2009 en 2010.

(5)

Het tweede verzoek van Italië betreft in 2011 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Anoplophora glabripennis in Veneto, provincie Treviso, gemeente Cornuda. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2009 geconstateerd. Voor de in 2009 en 2010 uitgevoerde maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2010.

(6)

Het derde verzoek van Italië betreft in 2010 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Pseudomonas syringae pv. actinidiae in Emilia-Romagna, provincies Bologna, Ferrara, Ravenna en Forlì-Cesena. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2010 geconstateerd.

(7)

Bovendien heeft Italië op 20 april 2011 een vierde verzoek om een financiële bijdrage ingediend. Dit verzoek betreft in 2011 getroffen maatregelen ter bestrijding van Anoplophora chinensis in Lazio, gemeente Rome. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2008 geconstateerd. Voor de in 2008, 2009 en 2010 getroffen maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2009 en 2010.

(8)

Cyprus heeft op 29 april 2011 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend met betrekking tot in 2011 uitgevoerde of geplande maatregelen ter bestrijding van Rhynchophorus ferrugineus. De uitbraken van dit schadelijke organisme werden in 2009, 2010 en 2011 geconstateerd. Voor de in 2010 uitgevoerde maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2010.

(9)

Malta heeft op 29 april 2011 een verzoek om een financiële bijdrage ingediend met betrekking tot in 2010 en 2011 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Rhynchophorus ferrugineus. De uitbraken van dit schadelijke organisme werden in 2008, 2009 en 2010 geconstateerd. Voor de in 2008 en 2009 uitgevoerde maatregelen is eveneens in 2009 medefinanciering toegekend.

(10)

Nederland heeft op 13 december 2010 drie verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste verzoek betreft in 2009 en 2010 getroffen maatregelen ter bestrijding van Anoplophora chinensis in het gebied Boskoop. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in december 2009 geconstateerd.

(11)

Het tweede verzoek van Nederland betreft in 2009 uitgevoerde matregelen ter bestrijding van Potato spindle tuber viroid (PSTVd). Het vermeende voorkomen van dit schadelijke organisme werd in 2009 geconstateerd.

(12)

Het derde verzoek van Nederland betreft in 2009 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Tuta absoluta. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2009 geconstateerd.

(13)

Bovendien heeft Nederland op 13 december 2010 een vierde en vijfde verzoek om een financiële bijdrage ingediend. Het vierde verzoek betreft in 2009 en 2010 getroffen maatregelen ter bestrijding van Anoplophora chinensis in het gebied Westland. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2007 geconstateerd. Voor de in 2008 uitgevoerde maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2009.

(14)

Het vijfde verzoek van Nederland betreft in 2009 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Clavibacter michiganensis spp. michiganensis. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2007 geconstateerd. Voor de in 2007 uitgevoerde maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2009. Voor de in 2008 uitgevoerde maatregelen werd niet om medefinanciering verzocht.

(15)

Portugal heeft op 30 april 2011 drie verzoeken om een financiële bijdrage ingediend betreffende uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus. Het eerste verzoekt betreft in 2011 uitgevoerde maatregelen voor continentaal Portugal ter bestrijding van de in 2008 geconstateerde uitbraken, met uitzondering van het oorspronkelijk besmette gebied Setubal in 1999. Voor de in 2008, 2009 en 2010 getroffen maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2009 en 2010.

(16)

De twee andere verzoeken van Portugal betreffen uitsluitend maatregelen voor de warmtebehandeling van hout of verpakkingsmateriaal van hout in het gebied Setubal in 2010 en 2011.

(17)

Spanje heeft drie verzoeken om een financiële bijdrage ingediend. Het eerste werd ingediend op 15 april 2011 en betreft in 2011 uitgevoerde maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus in Extremadura. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2008 geconstateerd. Voor de in 2008, 2009 en 2010 getroffen maatregelen is eveneens medefinanciering toegekend in 2009 en 2010.

(18)

Het tweede verzoek van Spanje werd ingediend op 28 april 2011. Het betreft in 2011 uitgevoerde en voor 2011 geplande maatregelen ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus in Galicië. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2010 geconstateerd.

(19)

Het derde verzoek van Spanje werd ingediend op 27 april 2011. Het betreft in 2010 en 2011 uitgevoerde en voor 2011 geplande maatregelen ter bestrijding van Pomacea insularum in Catalonië. De uitbraak van dit schadelijke organisme werd in 2010 geconstateerd.

(20)

Duitsland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta, Nederland en Portugal hebben elk een actieprogramma opgesteld voor de uitroeiing of bestrijding van bovenstaande schadelijke organismen die op hun grondgebied worden binnengebracht. In deze programma’s zijn de te verwezenlijken doelstellingen, de uitgevoerde maatregelen, alsmede de duur en de kosten van de maatregelen vastgelegd.

(21)

Alle hierboven vermelde maatregelen bestaan uit diverse fytosanitaire maatregelen, waaronder de vernietiging van besmette bomen of gewassen, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, saneringstechnieken, officieel of op officieel verzoek uitgevoerde inspecties en tests om de aanwezigheid of de omvang van de besmetting door de respectieve schadelijke organismen te monitoren, en de vervanging van vernietigde planten, in de zin van artikel 23, lid 2, onder a), b) en c), van Richtlijn 2000/29/EG.

(22)

Duitsland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta, Nederland en Portugal hebben overeenkomstig de voorschriften van artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG, met name de leden 1 en 4, en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1040/2002 van de Commissie van 14 juni 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2051/97 (2) verzocht om toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeeschap voor deze programma’s.

(23)

Dankzij de door Duitsland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta, Nederland en Portugal verstrekte technische informatie heeft de Commissie de situatie nauwkeurig en volledig kunnen onderzoeken. De Commissie heeft geconcludeerd dat is voldaan aan de voorwaarden voor de toekenning van een financiële bijdrage van de Unie, als vastgesteld in artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG. Bijgevolg moet een financiële bijdrage van de Unie worden verleend ter dekking van de uitgaven voor die programma’s.

(24)

Overeenkomstig artikel 23, lid 5, tweede alinea, van Richtlijn 2000/29/EG kan de financiële bijdrage van de Unie 50 % bedragen van de subsidiabele uitgaven voor maatregelen die zijn genomen binnen een periode van maximaal twee jaar na de datum van constatering van het schadelijke organisme of die voor die periode zijn gepland. Overeenkomstig de derde alinea van dat artikel kan deze periode worden verlengd als duidelijk is dat het doel van de maatregelen binnen een redelijke extra termijn zal worden bereikt, in welk geval het percentage van de financiële bijdrage van de Unie in de loop der jaren zal afnemen. Gezien de conclusies van de werkgroep over de evaluatie van de respectieve verzoeken, moet de periode van twee jaar voor de betrokken programma’s worden verlengd, waarbij het percentage van de financiële bijdragen van de Unie voor deze maatregelen wordt verlaagd tot 45 % van de subsidiabele uitgaven voor het derde jaar en tot 40 % voor het vierde jaar van deze programma’s.

(25)

De financiële bijdrage van de Unie tot 50 % van de subsidiabele uitgaven moet daarom worden toegekend aan Duitsland, Nordrhein-Westfalen, Anoplophora glabripennis (2009, 2010), Duitsland, Baden-Württemberg, Diabrotica virgifera, Landkreis Breisgau-Hochschwarzwald en de stad Freiburg (2010), Landkreis Emmendingen, Lörrach en Konstanz (2009), Italië, Emilia-Romagna, Pseudomonas syringae pv. actinidiae de provincies Bologna, Ferrara, Ravenna en Forlì-Cesena (2010), Cyprus, Rhynchophorus ferrugineus (2011), Nederland, Anoplophora chinensis, gebied Boskoop (2009, 2010), Nederland, PSTVd (2009), Nederland, Tuta absoluta (2009), Nederland, Anoplophora chinensis, Westland (2009), Portugal, Bursaphelenchus xylophilus, gebied Setubal (2010, 2011), Spanje, Galicië, Bursaphelenchus xylophilus (2010, 2011) en aan Spanje, Catalonië, Pomacea insularum (2010, 2011).

(26)

De financiële bijdrage van de Unie tot 45 % van de subsidiabele uitgaven moet daarom gelden voor de volgende programma’s: Italië, Veneto, Anoplophora glabripennis (2011), Malta, Rhynchophorus ferrugineus (2010), Nederland, Clavibacter michiganesis ssp. michiganensis (2009), aangezien voor de betrokken maatregelen reeds een financiële bijdrage voor de eerste twee jaren van de uitvoering daarvan is toegekend krachtens Besluit 2009/996/EU (3) (Malta, Nederland) of 2010/772/EU (4) (Italië) van de Commissie.Dit geldt ook voor het programma van Nederland, Anoplophora chinensis, Westland (2010), waarvoor voor de maatregelen in 2009 (jaar 2 van het programma) een medefinanciering wordt toegekend krachtens dit besluit.

(27)

Hetzelfde percentage moet gelden voor het derde jaar (2010) van het door Duitsland ingediende programma voor Diabrotica virgifera in Baden-Württemberg in de Landskreis Ravensburg, voor welke maatregelen reeds een financiële bijdrage van de Unie is toegekend krachtens Besluit 2009/996/EU en Besluit 2010/772/EU.

(28)

Bovendien moet een bijdrage van de Unie tot 40 % gelden voor het vierde jaar van volgende programma’s: Spanje, Extremadura, Bursaphelenchus xylophilus (2011), Italië, Lombardije, Anoplophora chinensis (2011), Italië, Lazio, Anoplophora chinensis (2011), Malta, Rhynchophorus ferrugineus (2011), Portugal, Bursaphelenchus xylophilus (2011), continentaal Portugal met uitzondering van het oorspronkelijk besmette gebied van Setubal in 1999, aangezien voor deze maatregelen reeds een financiële bijdrage van de Unie voor de eerste drie jaren van de uitvoering daarvan is toegekend krachtens Besluit 2009/996/EU (Spanje, Italië, Portugal) en 2010/772/EU (Spanje, Italië, Portugal).

(29)

Hetzelfde percentage moet gelden voor het vierde jaar (2010) van het door Duitsland ingediende programma voor Diabrotica virgifera in Baden-Württemberg in de Landskreis Ortenaukreis, voor welke maatregelen reeds een financiële bijdrage van de Unie is toegekend krachtens Beschikking 2009/147/EG van de Commissie (5), Besluit 2009/996/EU en Besluit 2010/772/EU.

(30)

Volgens de conclusies van het controlebezoek van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie in Portugal van 29 maart 2011 tot en met 11 april 2011 was van het aantal gastnaaldbomen dat aangetast was door het dennenaaltje, of symptomen van een slechte gezondheid vertoonde op 1 april 2011 slechts 25 % geveld en vernietigd. Deze tekortkoming van de Portugese autoriteiten is niet in overeenstemming met de bepalingen van punt 2, onder a) iii) van de bijlage bij Beschikking 2006/133/EG van de Commissie (6). Daarom moet het niveau voor de subsidiable uitgaven in het verzoek betreffende maatregelen in continentaal Portugal, met uitzondering van het oorspronkelijk besmette gebied van Setubal, worden verlaagd wat betreft de kosten van het kappen van naaldbomen, en daarom zal slechts 25 % van de kosten in deze categorie als subsidiabel worden beschouwd.

(31)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (7) moeten fytosanitaire maatregelen worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Voor de financiële controle van deze maatregelen zijn de artikelen 9, 36 en 37 van voornoemde verordening van toepassing.

(32)

Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) en artikel 90, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (9) wordt de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling waaraan bevoegdheden zijn gedelegeerd, waarin de wezenlijke elementen van de maatregel waarop de uitgave betrekking heeft, worden vastgesteld.

(33)

Dit besluit vormt een financieringsbesluit voor de uitgaven, bedoeld in de door de lidstaten ingediende medefinancieringsverzoeken.

(34)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Op basis van de door de lidstaten ingediende en door de Commissie onderzochte dossiers wordt de toekenning van een financiële bijdrage van de Unie voor 2011 ter dekking van de door Duitsland, Spanje, Italië, Cyprus, Malta, Nederland en Portugal gedane uitgaven in verband met de noodzakelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 23, lid 2, onder a), b) en c), van Richtlijn 2000/29/EG, en genomen ter bestrijding van de organismen waarop de in de bijlage genoemde uitroeiings- of beheersingsprogramma’s betrekking hebben, goedgekeurd.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage van de Unie bedraagt in totaal 15 006 869,89 EUR. De maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Unie voor elk programma staan vermeld in de bijlage.

Artikel 3

De in de bijlage vermelde financiële bijdrage van de Unie wordt onder de volgende voorwaarden betaald:

a)

er zijn bewijsstukken met betrekking tot de genomen maatregelen door de betrokken lidstaat ingediend overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1040/2002;

b)

er is een betalingsverzoek door de betrokken lidstaat bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1040/2002.

De betaling van de financiële bijdrage geschiedt onverminderd de verificaties door de Commissie krachtens artikel 23, lid 8, tweede alinea, artikel 23, lid 10, en artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden en de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2002, blz. 38.

(3)  PB L 339 van 22.12.2009, blz. 49.

(4)  PB L 330 van 15.12.2010, blz. 9.

(5)  PB L 49 van 20.2.2009, blz. 43.

(6)  PB L 52 van 23.2.2006, blz. 34.

(7)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(8)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(9)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


BIJLAGE

UITROEIINGS-/BEHEERSINGSPROGRAMMA’S

Verklaring:

a= jaar van uitvoering van het uitroeiingsprogramma.

Deel I

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Unie overeenkomt met 50 % van de subsidiabele uitgaven

(EUR)

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten of plantaardige producten

Jaar

a

Subsidiabele uitgaven

Maximumbijdrage van de Unie Per programma

Duitsland, Nordrhein-Westfalen

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

2009 en 2010

1 en 2

194 369,65

97 184,82

Duitsland, Baden-Württemberg, Landkreis Breisgau-Hochschwarzwald en de stad Freiburg (jaar 1 van de maatregelen) Emmendingen, Lörrach, Konstanz (jaar 2 van de maatregelen)

Diabrotica virgifera

Zea mays

2009 of 2010

1of 2

84 846,51

42 423,25

Spanje, Galicië

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2010 en 2011

1 en 2

6 178 612

3 089 306

Spanje, Catalonië

Pomacea insularum

Oryza sativa

2010 en 2011

1 en 2

2 218 507

1 109 253,50

Italië, Emilia-Romagna:

(Provincies Bologna, Ferrara, Ravenna en Forlì-Cesena)

Pseudomonas syringae pv. actinidiae

Actinidia sinensis

2010

1

89 100

44 550

Cyprus

Rhynchophorus ferrugineus

Palmaceae

2011

2

134 750

67 375

Nederland, gebied Boskoop

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2009 en 2010

1 en 2

2 160 037

1 080 018,50

Nederland

PSTVd

Petunia sp.

2009

1

102 269

51 134,50

Nederland

Tuta absoluta

Solanum lycopersicum

2009

1

170 778

85 389

Nederland, gebied Westland

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2009

2

285 671

142 835,50

Portugal, gebied Setubal, warmtebehandeling

Bursaphelenchus xylophilus

Hout en verpakkings-materiaal van hout

2010 en 2011

1 en 2

3 791 500

1 895 750


Deel II

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Unie verschilt onder toepassing van het degressiviteitsbeginsel

(EUR)

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

a

Subsidiabele uitgaven

Percentage (%)

Maximumbijdrage van de Unie

Duitsland, Baden-Württemberg, Landkreis Ravensburg

Diabrotica virgifera

Zea mays

2010

3

9 480,99

45

4 266,44

Duitsland, Baden-Württemberg, Landkreis Ortenaukreis

Diabrotica virgifera

Zea mays

2010

4

46 118,53

40

18 447,41

Spanje, Extremadura

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2011

4

419 941

40

167 976,40

Italië, Veneto

(gebied Cornuda)

Anoplophora glabripennis

Diverse boomsoorten

2011

3

287 500

45

129 375

Italië, Lombardije

(gebied Gussago)

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2011

4

280 150

40

112 060

Italië, Lazio

(gebied Rome)

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2011

4

410 694

40

164 277,60

Malta

Rhynchophorus ferrugineus

Palmaceae

2010

3

606 347

45

272 856,29

2011

4

865 834

40

346 333,76

Nederland

Clavibacter michiganesis spp. michiganensis

Solanum lycopersicum

2009

3

40 866

45

18 389,70

Nederland, gebied Westland

Anoplophora chinensis

Diverse boomsoorten

2010

3

212 152

45

95 468,40

Portugal, Continentaal Portugal, gebied buiten Setubal

Bursaphelenchus xylophilus

Naaldbomen

2011

4

14 930 497,02

40

5 972 198,81


Totale bijdrage van de Unie (EUR):

15 006 869,89


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/63


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2011

tot wijziging van Beschikking 2002/364/EG betreffende gemeenschappelijke technische specificaties voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9398)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/869/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 98/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (1), en met name artikel 5, lid 3, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De gemeenschappelijke technische specificaties voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek zijn vastgelegd in Beschikking 2002/364/EG van de Commissie (2).

(2)

In het belang van de volksgezondheid is het dienstig dat, waar mogelijk, gemeenschappelijke technische specificaties worden opgesteld voor de hulpmiddelen, vermeld in lijst A van bijlage II bij Richtlijn 98/79/EG.

(3)

De tests voor de „variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD)” ten behoeve van bloedonderzoek, diagnose en confirmatie zijn bij Richtlijn 2011/100/EU (3) toegevoegd aan lijst A van bijlage II bij Richtlijn 98/79/EG.

(4)

Rekening houdend met de stand van de techniek en de huidige wetenschappelijke kennis over de variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob kunnen gemeenschappelijke technische specificaties worden opgesteld voor bloedonderzoektests voor vCJD.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité, opgericht bij artikel 6, lid 2, van Richtlijn 90/385/EEG van de Raad (4) en bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 98/79/EG,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2002/364/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 juli 2012.

De lidstaten staan echter toe dat fabrikanten de in de bijlage opgenomen eisen vóór de in de eerste alinea van dit artikel genoemde datum toepassen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 december 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 331 van 7.12.1998, blz. 1.

(2)  PB L 131 van 16.5.2002, blz. 17.

(3)  Zie bladzijde 50 van dit Publicatieblad.

(4)  PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17.


BIJLAGE

1.

Het volgende punt wordt toegevoegd aan het einde van deel 3 van de bijlage bij Beschikking 2002/364/EG:

„3.7.   GTS voor tests voor de „variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD)” ten behoeve van bloedonderzoek

GTS voor tests voor de „variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD)” ten behoeve van bloedonderzoek worden vastgesteld in tabel 11”

2.

De volgende tabel wordt toegevoegd aan het einde van de bijlage bij Beschikking 2002/364/EG:

Tabel 11

Tests voor de „variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (vCJD)” ten behoeve van bloedonderzoek

 

Materiaal

Aantal specimens

Aanvaardingscriteria

Analytische gevoeligheid

vCJD-hersenspikes in menselijk plasma (WHO-referentienummer NHBY0/0003)

24 replicaten van elk van drie verdunningen van het materiaal WHO-nummer NHBY0/0003

(1×104, 1×105, 1×106)

23 van de 24 replicaten gedetecteerd bij

1×104

vCJD-miltspikes in menselijk plasma (10 % milthomogenaat — NIBSC-referentienummer NHSY0/0009)

24 replicaten van elk van drie verdunningen van het materiaal NIBSC-nummer NHSY0/0009

(1×10, 1×102, 1×103)

23 van de 24 replicaten gedetecteerd bij

1×10

Diagnostische gevoeligheid

A)

Specimen van geschikte dierlijke modellen

Zoveel specimens als redelijkerwijs mogelijk en beschikbaar, en ten minste 10 specimens

90 %

B)

Specimen van mensen met bekende klinische vCJD

Zoveel specimens als redelijkerwijs mogelijk en beschikbaar, en ten minste 10 specimens

90 %

Alleen wanneer geen 10 specimens beschikbaar zijn:

het aantal geteste specimens moet begrepen zijn tussen 6 en 9

alle beschikbare specimens moeten getest worden

niet meer dan één vals negatief resultaat

Analytische specificiteit

Bloedspecimens die mogelijk kruisreactie vertonen

100

 

Diagnostische specificiteit

Monsters van normaal menselijk plasma uit gebied met lage BSE-blootstelling

5 000

ten minste 99,5 %”


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/65


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 14 december 2011

inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen

(ECB/2011/25)

(2011/870/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 3.1 en artikel 18.2,

Overwegende:

(1)

Luidens artikel 18.1 van de Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. De algemene voorwaarden waaronder de ECB en de NCB’s bereid zijn krediettransacties te verrichten, waaronder de beleenbaarheidscriteria van onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1) (hierna de „Algemene Documentatie”).

(2)

Op 8 december 2011 besloot de Raad van bestuur aanvullende maatregelen te nemen ter versterking van kredietverleningssteun ter ondersteuning van bancaire kredietverlening en liquiditeit in de geldmarkt van het eurogebied. Overeenkomstig dat besluit en ter versterking van de liquiditeitsvoorziening aan tegenpartijen voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem dient te worden voorzien in een mogelijkheid tot beëindiging of wijziging van bepaalde langerlopende herfinancieringstransacties voor de vervaldag, en de beleenbaarheidscriteria van onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem dienen te worden verruimd.

(3)

Die maatregelen dienen tijdelijk te gelden totdat de Raad van bestuur van mening is dat de stabiliteit van het financiële stelsel de toepassing van het algemene kader van het Eurosysteem voor monetaire-beleidstransacties toelaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanvullende op herfinancieringstransacties en beleenbaar onderpand betrekking hebbende maatregelen

1.   De regels voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem en de in dit besluit vastgelegde beleenbaarheidscriteria voor onderpand zijn van toepassing in samenhang met de Algemene Documentatie.

2.   Bij een discrepantie tussen dit Besluit en de Algemene Documentatie, zoals op nationaal niveau door de NCB’s uitgevoerd, geldt het eerste. Behoudens andersluidende bepalingen in dit besluit passen de NCB’s alle bepalingen van de Algemene Documentatie verder ongewijzigd toe.

Artikel 2

Mogelijkheid tot beëindiging of wijziging van langerlopende herfinancieringstransacties

Het Eurosysteem kan besluiten dat tegenpartijen voor de vervaldag onder bepaalde voorwaarden het bedrag van bepaalde langerlopende herfinancieringstransacites kunnen verlagen dan wel deze transacties kunnen beëindigen.

Artikel 3

Aanvullende toelating van bepaalde effecten op onderpand van activa

1.   Naast de uit hoofde van hoofdstuk 6 van de Algemene Documentatie beleenbare effecten op onderpand van activa, komen effecten op onderpand van activa wier onderliggende activa hetzij slechts hypothecair krediet, hetzij slechts leningen aan kleine en middelgrote bedrijven (kmo’s) omvatten, in aanmerking als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, zelfs indien die effecten op onderpand van activa niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van afdeling 6.3.2 van de Algemene Documentatie, maar voor het overige voldoen aan alle op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria, zulks conform de Algemene Documentatie mits zij bij uitgifte en op enig tijdstip daarna een „second-best rating” hebben van minstens de drempelwaarde van het Eurosysteem van kredietkwaliteitsstap 2 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem, zoals vastgelegd in afdeling 6.3.1 van de Algemene Documentatie. Tevens voldoen zij aan de volgende vereisten:

a)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa behoren tot dezelfde activacategorie, d.w.z. de activapool bestaat hetzij slechts uit hypothecaire kredieten, hetzij slechts uit leningen aan kmo’s, zulks zonder een vermenging van activa van uiteenlopende activacategorieën;

b)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, omvatten geen leningen die:

i)

ten tijde van de uitgifte van de effecten op onderpand van activa oninbaar zijn, dan wel

ii)

op enig tijdstip gestructureerd, gesyndiceerd of van hefboomfinanciering voorzien zijn;

c)

de tegenpartij die effecten op onderpand van activa als onderpand aanbiedt, dan wel enige derde waarmee zij nauwe banden heeft, biedt in verband met de effecten op onderpand van activa geen rentehedging aan;

d)

de transactiedocumentatie inzake effecten op onderpand van activa omvat bepalingen inzake aflossingscontinuïteit.

2.   Binnen het kader van lid 1 hebben de termen „kleine onderneming” en „middelgrote onderneming” dezelfde betekenis als in de Aanbeveling van de Commissie 2003/361/EG van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2).

Artikel 4

Aanvullende toelating van bepaalde kredietvorderingen

1.   Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem kredietvorderingen aanvaarden die niet voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem.

2.   De NCB’s stellen beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen vast voor de aanvaarding van kredietvorderingen uit hoofde van lid 1. Die beleenbaarheidscriteria en risicobeheersingsmaatregelen zijn onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

Artikel 5

Slotbepalingen

Dit besluit treedt in werking op 19 december 2011.

Gedaan te Frankfurt am Main, 14 december 2011.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1. Met ingang van 1 januari 2012 wordt Richtsnoer ECB/2000/7 vervangen door Richtsnoer ECB/2011/2014 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1).

(2)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.


III Andere handelingen

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/67


BESLUIT VAN HET PERMANENT COMITÉ VAN DE EVA-STATEN

Nr. 1/2011/SC

van 29 september 2011

betreffende de controle van programma's en projecten in het kader van het financieel mechanisme (2009-2014)

HET PERMANENT COMITE VAN DE EVA-STATEN,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna de „EER-overeenkomst” genoemd),

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie, IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen betreffende een financieel mechanisme van de EER voor de periode 2009-2014,

Gezien Protocol nr. 38b betreffende het financieel mechanisme van de EER dat in de EER-overeenkomst is ingevoegd bij de bovenvermelde Overeenkomst tussen de Europese Unie, IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen betreffende een financieel mechanisme van de EER voor de periode 2009-2014,

Gezien de Overeenkomst tussen het Koninkrijk Noorwegen en de Europese Unie betreffende een financieel mechanisme van Noorwegen voor de periode 2009-2014,

Gezien Besluit nr. 5/2010/SC van het Permanent Comité van de EVA-staten van 9 december 2010 tot wijziging van Besluit nr. 4/2004/SC tot instelling van een Comité voor het financieel mechanisme (1),

Gezien Besluit nr. 6/2010/SC van het Permanent Comité van de EVA-staten van 9 december 2010 tot uitbreiding van de taken van het Bureau voor het financieel mechanisme van de EER en het financieel mechanisme van Noorwegen (2),

Gezien Besluit nr. 5/2002 van het Comité Toezichthoudende Autoriteit en Hof van Justitie van 23 oktober 2002 betreffende het mandaat van de Accountantscommissie van de EVA (de drie EVA-landen),

BESLUIT:

Artikel 1

De Accountantscommissie is de hoogste autoriteit voor de controle van programma's en projecten in het kader van het financieel mechanisme 2009-2014 van de EER (hierna „financieel mechanisme van de EER” genoemd). Dit omvat de controle van programma's en projecten in de begunstigde staten, het beheer van de programma's en projecten door de begunstigde staten en de uitvoering van het financieel mechanisme van de EER. De Accountantscommissie kan eveneens het Bureau voor het financieel mechanisme controleren wat het financieel mechanisme van de EER betreft.

Artikel 2

De Accountantscommissie bestaat uit onderdanen van de EVA-staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst en bij voorkeur uit leden van de hoogste controleorganen van de EVA-staten. Zij moeten alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden. Een ambtenaar van de EVA kan niet tot controleur worden benoemd binnen drie jaar na afloop van zijn aanstelling bij een EVA-instelling.

Artikel 3

De leden van de Accountantscommissie die controles verrichten overeenkomstig artikel 1 zijn de personen die zijn benoemd bij Besluit nr. 1 van 26 mei 2010 betreffende de benoeming van de leden van de Accountantscommissie (de drie EVA-landen) en voor de daarin vermelde termijn. Na afloop van hun ambtstermijn worden de leden van de Accountantscommissie die controles verrichten overeenkomstig artikel 1, benoemd bij besluit van het Comité Toezichthoudende Autoriteit en Hof van Justitie.

Artikel 4

De leden van de Accountantscommissie zijn volledig onafhankelijk bij het uitoefenen van hun functie.

Artikel 5

De leden van de Accountantscommissie werken nauw samen met de persoon of personen aan wie de overeenkomstige controles zijn toevertrouwd in het kader van het financieel mechanisme van Noorwegen voor de periode 2009-2014 bij de controle van activiteiten die met beide financiële mechanismen verband houden.

Artikel 6

De kosten van passende en evenredige controles als bedoeld in artikel 1 worden gefinancierd uit de huishoudelijke begroting van het financieel mechanisme van de EER. Aan de hand van een begrotingsvoorstel van de Accountantscommissie en een aanbeveling van het Comité voor het financieel mechanisme, stelt het Permanent Comité het bedrag vast dat voor dit doel wordt uitgetrokken.

Artikel 7

De Accountantscommissie mag de hulp van externe deskundigen inroepen. De externe deskundigen moeten aan dezelfde eisen van onafhankelijkheid voldoen en hebben dezelfde plicht tot samenwerking als bedoeld in artikel 6 als de leden van de Accountantscommissie.

Artikel 8

De Accountantscommissie licht het Comité voor het financieel mechanisme in en brengt bij het Permanent Comité van de EVA-staten verslag uit over de in artikel 1 bedoelde controle. Zij kan maatregelen voorstellen.

Artikel 9

De Accountantscommissie stelt een voorstel op over de wijze waarop zij de in artikel 1 bedoelde controle denkt uit te voeren dat, na overleg met het Comité voor het financieel mechanisme, ter goedkeuring aan het Permanent Comité van de EVA-staten wordt voorgelegd.

Artikel 10

Dit besluit treedt onmiddellijk in werking.

Artikel 11

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 september 2011.

Voor het Permanent Comité

De voorzitter

Kurt JÄGER

De secretaris-generaal

Kåre BRYN


(1)  PB L 78 van 24.3.2011, blz. 57.

(2)  PB L 78 van 24.3.2011, blz. 58.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/69


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 111/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 47/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 20 mei 2011 (1).

(2)

Verordening (EU) nr. 514/2010 van de Commissie van 15 juni 2010 tot verlening van een vergunning voor Pediococcus pentosaceus (DSM 16244) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Verordening (EU) nr. 515/2010 van de Commissie van 15 juni 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1137/2007 wat betreft het gebruik van het toevoegingsmiddel Bacillus subtilis (O35) in diervoeding die lasalocide-natrium, maduramicin-ammonium, monensin-natrium, narasin, salinomycine-natrium en semduramicin-natrium bevat (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Verordening (EU) nr. 516/2010 van de Commissie van 15 juni 2010 tot verlening van een permanente vergunning voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Verordening (EU) nr. 568/2010 van de Commissie van 29 juni 2010 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het verbod op het in de handel brengen of het gebruik als diervoeding van eiwitproducten, verkregen uit op n-alkanen gekweekte gisten van de soort „Candida” (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(6)

Verordening (EU) nr. 874/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor lasalocide A natrium als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen tot 16 weken oud (vergunninghouder Alpharma (België) BVBA) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2430/1999 (6), zoals gerectificeerd in PB L 264 van 7.10.2010, blz. 19, moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(7)

Verordening (EU) nr. 875/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding (7) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(8)

Verordening (EU) nr. 879/2010 van de Commissie van 6 oktober 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 554/2008 wat betreft het minimumgehalte aan 6-fytase (Quantum Phytase) als toevoegingsmiddel voor diervoeding in voeder voor legkippen (8) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(9)

Verordening (EU) nr. 883/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae NCYC Sc 47 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokkalveren (vergunninghouder Société industrielle Lesaffre) (9) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(10)

Verordening (EU) nr. 884/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1464/2004 wat betreft de wachttijd voor het toevoegingsmiddel Monteban van de groep „coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen” in diervoeders (10) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(11)

Verordening (EU) nr. 885/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor het preparaat van narasin en nicarbazine als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Eli Lilly and Company Ltd) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2430/1999 (11) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(12)

Verordening (EU) nr. 891/2010 van de Commissie van 8 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van 6-fytase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen (vergunninghouder Roal Oy) (12) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(13)

Verordening (EU) nr. 892/2010 van de Commissie van 8 oktober 2010 betreffende de status van bepaalde producten met betrekking tot onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (13) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(14)

Verordening (EU) nr. 939/2010 van de Commissie van 20 oktober 2010 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 767/2009 betreffende toegestane toleranties voor de etikettering van de samenstelling van voedermiddelen of mengvoeders bedoeld in artikel 11, lid 5) (14) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(15)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 85/382/EEG van de Commissie (15) wordt bij Verordening (EU) nr. 568/2010 ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt.

(16)

Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

Hoofdstuk I van bijlage II bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 1k (Verordening (EG) nr. 2430/1999 van de Commissie) worden de volgende streepjes toegevoegd:

„—

32010 R 0874: Verordening (EU) nr. 874/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 (PB L 263 van 6.10.2010, blz. 1), gewijzigd bij PB L 264 van 7.10.2010, blz. 19,

32010 R 0885: Verordening (EU) nr. 885/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 (PB L 265 van 8.10.2010, blz. 5).”.

2)

In punt 1zzc (Verordening (EG) nr. 1464/2004 van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 0884: Verordening (EU) nr. 884/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 (PB L 265 van 8.10.2010, blz. 4).”.

3)

In punt 1zzzy (Verordening (EG) nr. 1137/2007 van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 0515: Verordening (EU) nr. 515/2010 van de Commissie van 15 juni 2010 (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 44).”.

4)

In punt 1zzzzq (Verordening (EG) nr. 554/2008 van de Commissie) wordt het volgende toegevoegd:

„gewijzigd bij:

32010 R 0879: Verordening (EG) nr. 879/2010 van 6 oktober 2010 (PB L 264 van 7.10.2010, blz. 7).”.

5)

Na punt 2e (Verordening (EU) nr. 350/2010 van de Commissie) worden de volgende punten ingevoegd:

„2f.

32010 R 0514: Verordening (EU) nr. 514/2010 van de Commissie van 15 juni 2010 tot verlening van een vergunning voor Pediococcus pentosaceus (DSM 16244) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 42),

2g.

32010 R 0516: Verordening (EU) nr. 516/2010 van de Commissie van 15 juni 2010 tot verlening van een permanente vergunning voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 150 van 16.6.2010, blz. 46),

2h.

32010 R 0874: Verordening (EU) nr. 874/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor lasalocide A natrium als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen tot 16 weken oud (vergunninghouder Alpharma (België) BVBA) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2430/1999 (PB L 263 van 6.10.2010, blz. 1), zoals gerectificeerd in PB L 264 van 7.10.2010, blz. 19,

2i.

32010 R 0875: Verordening (EU) nr. 875/2010 van de Commissie van 5 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor tien jaar voor een toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 263 van 6.10.2010, blz. 4),

2j.

32010 R 0883: Verordening (EU) nr. 883/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae NCYC Sc 47 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor opfokkalveren (vergunninghouder Société industrielle Lesaffre) (PB L 265 van 8.10.2010, blz. 1),

2k.

32010 R 0885: Verordening (EU) nr. 885/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor het preparaat van narasin en nicarbazine als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder Eli Lilly and Company Ltd) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2430/1999) (PB L 265 van 8.10.2010, blz. 5),

2 l.

32010 R 0891: Verordening (EU) nr. 891/2010 van de Commissie van 8 oktober 2010 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van 6-fytase als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor kalkoenen (vergunninghouder Roal Oy) (PB L 266 van 9.10.2010, blz. 4),

2m.

32010 R 0892: Verordening (EU) nr. 892/2010 van de Commissie van 8 oktober 2010 betreffende de status van bepaalde producten met betrekking tot onder Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad vallende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 266 van 9.10.2010, blz. 6).”.

6)

De tekst van punt 17 (Beschikking 85/382/EEG van de Commissie) wordt geschrapt.

7)

In punt 48 (Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende toegevoegd:

„gewijzigd bij:

32010 R 0568: Verordening (EU) nr. 568/2010 van 29 juni 2010 (PB L 163 van 30.6.2010, blz. 30),

32010 R 0939: Verordening (EU) nr. 939/2010 van 20 oktober 2010 (PB L 277 van 21.10.2010, blz. 4).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EU) nr. 514/2010, (EU) nr. 515/2010, (EU) nr. 516/2010, (EU) nr. 568/2010, (EU) nr. 874/2010, zoals gerectificeerd in PB L 264 van 7.10.2010, blz. 19, (EU) nr. 875/2010, (EU) nr. 879/2010, (EU) nr. 883/2010, (EU) nr. 884/2010, (EU) nr. 885/2010, (EU) nr. 891/2010, (EU) nr. 892/2010 en (EU) nr. 939/2010 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (16).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 196 van 28.7.2011, blz. 25.

(2)  PB L 150 van 16.6.2010, blz. 42.

(3)  PB L 150 van 16.6.2010, blz. 44.

(4)  PB L 150 van 16.6.2010, blz. 46.

(5)  PB L 163 van 30.6.2010, blz. 30.

(6)  PB L 263 van 6.10.2010, blz. 1.

(7)  PB L 263 van 6.10.2010, blz. 4.

(8)  PB L 264 van 7.10.2010, blz. 7.

(9)  PB L 265 van 8.10.2010, blz. 1.

(10)  PB L 265 van 8.10.2010, blz. 4.

(11)  PB L 265 van 8.10.2010, blz. 5.

(12)  PB L 266 van 9.10.2010, blz. 4.

(13)  PB L 266 van 9.10.2010, blz. 6.

(14)  PB L 277 van 21.10.2010, blz. 4.

(15)  PB L 217 van 14.8.1985, blz. 27.

(16)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/72


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 112/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) en bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 95/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (1).

(2)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 95/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (2).

(3)

Verordening (EU) nr. 365/2010 van de Commissie van 28 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen wat betreft Enterobacteriaceae in gepasteuriseerde melk en andere gepasteuriseerde vloeibare zuivelproducten en Listeria monocytogenes in keuken- en tafelzout (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Verordening (EU) nr. 956/2010 van de Commissie van 22 oktober 2010 tot wijziging van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van snelle tests betreft (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Verordening (EU) nr. 1034/2010 van de Commissie van 15 november 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1082/2003 wat betreft de controles in verband met de voorschriften voor de identificatie en registratie van runderen (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(6)

Verordening (EU) nr. 1053/2010 van de Commissie van 18 november 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 494/98 wat administratieve sancties betreft wanneer de identiteit van een dier niet kan worden bewezen (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(7)

Verordening (EU) nr. 15/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft erkende testmethoden voor de detectie van mariene biotoxines in levende tweekleppige weekdieren (7) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(8)

Besluit 2010/692/EU van de Commissie van 15 november 2010 houdende erkenning dat het Letse gegevensbestand voor runderen volledig operationeel is (8) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(9)

Dit besluit is voor IJsland van toepassing met inachtneming van de overgangsperiode die is vermeld in punt 2 van de Inleiding op hoofdstuk I van bijlage I voor de gebieden die vóór de herziening van genoemd hoofdstuk bij Besluit nr. 133/2007 van het Gemengd Comité van de EER van 26 oktober 2007 (9) niet op IJsland van toepassing waren.

(10)

Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

Hoofdstuk I van bijlage I bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel 1.2. wordt in punt 76 (Verordening (EG) nr. 494/98 van de Commissie) het volgende toegevoegd:

„ , gewijzigd bij:

32010 R 1053: Verordening (EU) nr. 1053/2010 van de Commissie van 18 november 2010 (PB L 303 van 19.11.2010, blz. 1).”.

2)

In deel 1.2 wordt in punt 134 (Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie) en in deel 6.2 wordt in punt 53 (Verordening (EG) nr. 2074/2005) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32011 R 0015: Verordening (EU) nr. 15/2011 van de Commissie van 10 januari 2011 (PB L 6 van 11.1.2011, blz. 3).”.

3)

In deel 1.2 wordt in punt 140 (Verordening (EG) nr. 1082/2003 van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 1034: Verordening (EU) nr. 1034/2010 van de Commissie van 15 november 2010 (PB L 298 van 16.11.2010, blz. 7).”.

4)

Onder „BESLUITEN WAARMEE DE EVA-LANDEN EN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA REKENING DIENEN TE HOUDEN” wordt in deel 1.2 na punt 25 (Beschikking 2006/132/EG van de Commissie) het volgende punt ingevoegd:

„26.

32010 D 0692: Besluit 2010/692/EU van de Commissie van 15 november 2010 houdende erkenning dat het Letse gegevensbestand voor runderen volledig operationeel is (PB L 299 van 17.11.2010, blz. 45).”.

5)

In deel 6.2 wordt in punt 52 (Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 0365: Verordening (EU) nr. 365/2010 van de Commissie van 28 april 2010 (PB L 107 van 29.4.2010, blz. 9).”.

6)

In deel 7.1 wordt in punt 12 (Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 0956: Verordening (EU) nr. 956/2010 van de Commissie van 22 oktober 2010 (PB L 279 van 23.10.2010, blz. 10).”.

Artikel 2

In hoofdstuk XII van bijlage II bij de Overeenkomst wordt in punt 54zzzj (Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 0365: Verordening (EU) nr. 365/2010 van de Commissie van 28 april 2010 (PB L 107 van 29.4.2010, blz. 9).”.

Artikel 3

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EU) nr. 365/2010, (EU) nr. 956/2010, (EU) nr. 1034/2010, (EU) nr. 1053/2010 en (EU) nr. 15/2011 en van Besluit 2010/692/EU zijn authentiek.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (10).

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 32.

(2)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 32.

(3)  PB L 107 van 29.4.2010, blz. 9.

(4)  PB L 279 van 23.10.2010, blz. 10.

(5)  PB L 298 van 16.11.2010, blz. 7.

(6)  PB L 303 van 19.11.2010, blz. 1.

(7)  PB L 6 van 11.1.2011, blz. 3.

(8)  PB L 299 van 17.11.2010, blz. 45.

(9)  PB L 100 van 10.4.2008, blz. 27.

(10)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/74


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 113/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 66/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 1 juli 2011 (1).

(2)

Richtlijn 2008/74/EG van de Commissie van 18 juli 2008 tot wijziging, wat de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie betreft, van Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 2005/78/EG (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Richtlijn 2009/1/EG van de Commissie van 7 januari 2009 tot wijziging van Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen inzake herbruikbaarheid, recycleerbaarheid en mogelijke nuttige toepassing, met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Richtlijn 2009/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Richtlijn 2009/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(6)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 93/92/EEG (6) van de Raad wordt bij Richtlijn 2009/67/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt.

(7)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 93/31/EEG (7) van de Raad wordt bij Richtlijn 2009/78/EG ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt,

BESLUIT:

Artikel 1

Hoofdstuk I van bijlage II bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tekst van punt 45k (Richtlijn 93/31/EEG van de Raad) en punt 45o (Richtlijn 93/92/EEG van de Raad) wordt geschrapt.

2)

In punt 45zn (Richtlijn 2005/64/EG van het Europees Parlement en de Raad wordt het volgende toegevoegd:

„gewijzigd bij:

32009 L 0001: Richtlijn 2009/1/EG van de Commissie van 7 januari 2009 (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 31).”.

3)

In punt 45zl (Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad) en punt 45zo (Richtlijn 2005/78/EG van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32008 L 0074: Richtlijn 2008/74/EG van 18 juli 2008 (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 51).”.

4)

Na punt 45zu (Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie) worden de volgende punten ingevoegd:

„45zv.

32009 L 0067: Richtlijn 2009/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen (PB L 222 van 25.8.2009, blz. 1).

45zw.

32009 L 0078: Richtlijn 2009/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen (PB L 231 van 3.9.2009, blz. 8).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijnen 2008/74/EG, 2009/1/EG, 2009/67/EG en 2009/78/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (8).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 262 van 6.10.2011, blz. 20.

(2)  PB L 192 van 19.7.2008, blz. 51.

(3)  PB L 9 van 14.1.2009, blz. 31.

(4)  PB L 222 van 25.8.2009, blz. 1.

(5)  PB L 231 van 3.9.2009, blz. 8.

(6)  PB L 311 van 14.12.1993, blz. 1.

(7)  PB L 188 van 29.7.1993, blz. 19.

(8)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/76


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 114/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 95/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (1).

(2)

Verordening (EG) nr. 353/2008 van de Commissie van 18 april 2008 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor aanvragen van een vergunning voor gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Verordening (EG) nr. 983/2009 van de Commissie van 21 oktober 2009 inzake de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Verordening (EG) nr. 984/2009 van de Commissie van 21 oktober 2009 inzake de weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen, anders dan gezondheidsclaims over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Verordening (EG) nr. 1024/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 inzake de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(6)

Verordening (EG) nr. 1025/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 inzake de weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen, anders dan gezondheidsclaims over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(7)

Verordening (EG) nr. 1167/2009 van de Commissie van 30 november 2009 inzake de weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (7) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(8)

Verordening (EG) nr. 1168/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat (8) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(9)

Verordening (EG) nr. 1170/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de lijsten van vitaminen en mineralen en vormen daarvan die aan levensmiddelen, met inbegrip van voedingssupplementen, mogen worden toegevoegd (9) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(10)

Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

Hoofdstuk XII van bijlage II bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 54zzi (Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32009 R 1170: Verordening (EG) nr. 1170/2009 van de Commissie van 30 november 2009 (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 36).”.

2)

In punt 54zzzu (Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende toegevoegd:

„gewijzigd bij:

32009 R 1170: Verordening (EG) nr. 1170/2009 van de Commissie van 30 november 2009 (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 36).”.

3)

Na punt 54zzzzz (Verordening (EU) nr. 958/2010 van de Commissie) worden de volgende punten ingevoegd:

„54zzzzza.

32008 R 0353: Verordening (EG) nr. 353/2008 van de Commissie van 18 april 2008 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor aanvragen van een vergunning voor gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 109 van 19.4.2008, blz. 11).

54zzzzzb.

32009 R 0983: Verordening (EG) nr. 983/2009 van de Commissie van 21 oktober 2009 inzake de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (PB L 277 van 22.10.2009, blz. 3).

54zzzzzc.

32009 R 0984: Verordening (EG) nr. 984/2009 van de Commissie van 21 oktober 2009 inzake de weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen, anders dan gezondheidsclaims over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (PB L 277 van 22.10.2009, blz. 13).

54zzzzzd.

32009 R 1024: Verordening (EG) nr. 1024/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 inzake de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (PB L 283 van 30.10.2009, blz. 22).

54zzzzze.

32009 R 1025: Verordening (EG) nr. 1025/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 inzake de weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen, anders dan gezondheidsclaims over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (PB L 283 van 1.12.2009, blz. 30).

54zzzzzf.

32009 R 1167: Verordening (EG) nr. 1167/2009 van de Commissie van 30 november 2009 inzake de weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 29).

54zzzzzg.

32009 R 1168: Verordening (EG) nr. 1168/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat (PB L 314 van 1.12.2009, blz. 32).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EG) nr. 353/2008, (EG) nr. 983/2009, (EG) nr. 984/2009, (EG) nr. 1024/2009, (EG) nr. 1025/2009, (EG) nr. 1167/2009, (EG) nr. 1168/2009 en (EG) nr. 1170/2009 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (10).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 32.

(2)  PB L 109 van 19.4.2008, blz. 11.

(3)  PB L 277 van 22.10.2009, blz. 3.

(4)  PB L 277 van 22.10.2009, blz. 13.

(5)  PB L 283 van 30.10.2009, blz. 22.

(6)  PB L 283 van 30.10.2009, blz. 30.

(7)  PB L 314 van 1.12.2009, blz. 29.

(8)  PB L 314 van 1.12.2009, blz. 32.

(9)  PB L 314 van 1.12.2009, blz. 36.

(10)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/78


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 115/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden) en bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 9/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 1 april 2011 (1).

(2)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 95/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (2).

(3)

Verordening (EU) nr. 304/2010 van de Commissie van 9 april 2010 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van 2-fenylfenol in of op bepaalde producten (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(4)

Verordening (EU) nr. 375/2010 van de Commissie van 3 mei 2010 tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat (4) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(5)

Verordening (EU) nr. 376/2010 van de Commissie van 3 mei 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 983/2009 inzake de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen (5) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(6)

Verordening (EU) nr. 382/2010 van de Commissie van 5 mei 2010 tot weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan (6) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(7)

Verordening (EU) nr. 383/2010 van de Commissie van 5 mei 2010 tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat (7) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(8)

Verordening (EU) nr. 384/2010 van de Commissie van 5 mei 2010 betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen (8) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(9)

Besluit 2010/169/EU van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de niet-opneming van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether in de EU-lijst van additieven die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, overeenkomstig Richtlijn 2002/72/EG (9) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(10)

Besluit 2010/172/EU van de Commissie van 22 maart 2010 tot wijziging van Beschikking 2002/840/EG wat betreft de lijst van erkende installaties in derde landen voor de doorstraling van levensmiddelen (10) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(11)

Aanbeveling 2010/161/EU van de Commissie van 17 maart 2010 betreffende de monitoring van perfluoralkylverbindingen in levensmiddelen (11) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(12)

Dit besluit is niet van toepassing op Liechtenstein,

BESLUIT:

Artikel 1

In hoofdstuk II van bijlage I bij de Overeenkomst wordt in punt 40 (Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 0304: Verordening (EU) nr. 304/2010 van de Commissie van 9 april 2010 (PB L 94 van 15.4.2010, blz. 1).”.

Artikel 2

Hoofdstuk XII van bijlage II bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 54zze (Beschikking 2002/840/EG van de Commissie) wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 D 0172: Besluit 2010/172/EU van de Commissie van 22 maart 2010 (PB L 75 van 23.3.2010, blz. 33).”.

2)

In punt 54zzy (Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wordt het volgende streepje toegevoegd:

„—

32010 R 0304: Verordening (EU) nr. 304/2010 van 9 april 2010 (PB L 94 van 15.4.2010, blz. 1).”.

3)

In punt 54zzzzzb (Verordening (EG) nr. 983/2009 van de Commissie) wordt het volgende toegevoegd:

„ , gewijzigd bij;

32010 R 0376: Verordening (EU) nr. 376/2010 van 3 mei 2010 (PB L 111 van 4.5.2010, blz. 3).”.

4)

Na punt 54zzzzzg (Verordening (EG) nr. 1168/2009 van de Commissie) wordt de volgende punten ingevoegd:

„54zzzzzh.

32010 R 0375: Verordening (EU) nr. 375/2010 van de Commissie van 3 mei 2010 tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat (PB L 111 van 4.5.2010, blz. 1).

54zzzzzi.

32010 R 0382: Verordening (EU) nr. 382/2010 van de Commissie van 5 mei 2010 tot weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan (PB L 113 van 6.5.2010, blz. 1).

54zzzzzj.

32010 R 0383: Verordening (EU) nr. 383/2010 van de Commissie van 5 mei 2010 tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat (PB L 113 van 6.5.2010, blz. 4).

54zzzzzk.

32010 R 0384: Verordening (EU) nr. 384/2010 van de Commissie van 5 mei 2010 betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen (PB L 113 van 6.5.2010, blz. 6).

54zzzzzl.

32010 R 0169: Besluit 2010/169/EU van de Commissie van 19 maart 2010 betreffende de niet-opneming van 2,4,4’-trichloor-2’-hydroxydifenylether in de EU-lijst van additieven die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, overeenkomstig Richtlijn 2002/72/EG (PB L 75 van 23.3.2010, blz. 25).”.

5)

Na punt 66 (Aanbeveling 2010/307/EU van de Commissie) wordt het volgende punt ingevoegd:

„67.

32010 H 0161: Aanbeveling 2010/161/EU van de Commissie van 17 maart 2010 betreffende de monitoring van perfluoralkylverbindingen in levensmiddelen (PB L 68 van 18.3.2010, blz. 22).”.

Artikel 3

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EU) nr. 304/2010, (EU) nr. 375/2010, (EU) nr. 376/2010, (EU) nr. 382/2010, (EU) nr. 383/2010 en (EU) nr. 384/2010, Besluiten 2010/169/EU en 2010/172/EU en Aanbeveling 2010/161/EU zijn authentiek.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (12).

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 171 van 30.6.2011, blz. 5.

(2)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 32.

(3)  PB L 94 van 15.4.2010, blz. 1.

(4)  PB L 111 van 4.5.2010, blz. 1.

(5)  PB L 111 van 4.5.2010, blz. 3.

(6)  PL L 113 van 6.5.2010, blz. 1.

(7)  PB L 113 van 6.5.2010, blz. 4.

(8)  PB L 113 van 6.5.2010, blz. 6.

(9)  PB L 75 van 23.3.2010, blz. 25.

(10)  PB L 75 van 23.3.2010, blz. 33.

(11)  PB L 68 van 18.3.2010, blz. 22.

(12)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/80


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 116/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 96/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (1).

(2)

Verordening (EU) nr. 143/2011 van de Commissie van 17 februari 2011 tot wijziging van bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (2), zoals gerectificeerd in PB L 49 van 24.2.2011, blz. 52, moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Verordening (EU) nr. 207/2011 van de Commissie van 2 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), wat betreft bijlage XVII (difenylether, pentabroomderivaat en PFOS) (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In hoofdstuk XV van bijlage II bij de Overeenkomst worden in punt 12zc (Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad) de volgende streepjes toegevoegd:

„—

32011 R 0143: Verordening (EU) nr. 143/2011 van de Commissie van 17 februari 2011 (PB L 44 van 18.2.2011, blz. 2), zoals gerectificeerd in PB L 49 van 24.2.2011, blz. 52,

32011 R 0207: Verordening (EU) nr. 207/2011 van de Commissie van 2 maart 2011 (PB L 58 van 3.3.2011, blz. 27).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EU) nr. 143/2011, zoals gerectificeerd in PB L 49 van 24.2.2011, blz. 52 en (EU) nr. 207/2011 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 34.

(2)  PB L 44 van 18.2.2011, blz. 2.

(3)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 27.

(4)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/81


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 117/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage IX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 78/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 1 juli 2011 (1).

(2)

Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijnen 72/166/EEG (3), 84/5/EEG (4), 90/232/EEG (5) van de Raad en de Richtlijnen 2000/26/EG (6) en 2005/14/EG (7) van het Europees Parlement en de Raad worden bij Richtlijn 2009/103/EG ingetrokken en moeten derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt, met uitzondering van de bepalingen van de Richtlijnen 2000/26/EG en 2005/14/EG tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG (8) en 88/357/EEG (9) van de Raad, die uit de Overeenkomst worden geschrapt bij het Besluit van het Gemengd Comité van de EER waarbij Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) in de Overeenkomst wordt opgenomen.

(4)

De huidige EER-aanpassing aan Richtlijn 2000/26/EG moet worden gehandhaafd met betrekking tot Richtlijn 2009/103/EG,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage IX bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tekst van punt 8 (Richtlijn 72/166/EEG van de Raad) wordt vervangen door:

32009 L 0103: Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 263 van 7.10.2009, blz. 11).

De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze Overeenkomst met de volgende aanpassing gelezen:

Artikel 21, lid 6, wordt als volgt gelezen:

„De aanwijzing van een schaderegelaar wordt op zich niet beschouwd als de opening van een bijkantoor in de zin van artikel 1, onder b), van Richtlijn 92/49/EEG, en de schaderegelaar wordt niet beschouwd als een vestiging in de zin van artikel 2, onder c), van Richtlijn 88/357/EEG.” ”.

2)

De tekst van punt 9 (Tweede Richtlijn 84/5/EEG van de Raad), 10 (Derde Richtlijn 90/232/EEG van de Raad) en 10a (Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt geschrapt.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2009/103/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (11).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 262 van 6.10.2011, blz. 45.

(2)  PB L 263 van 7.10.2009, blz. 11.

(3)  PB L 103 van 2.5.1972, blz. 1.

(4)  PB L 8 van 11.1.1984, blz. 17.

(5)  PB L 129 van 19.5.1990, blz. 33.

(6)  PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65.

(7)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14.

(8)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.

(9)  PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1.

(10)  PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

(11)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/83


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 118/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 104/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (1).

(2)

Beschikking 2010/17/EG van de Commissie van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt na punt 42g (Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad) het volgende punt ingevoegd:

„42ga.

32010 D 0017: Beschikking 2010/17/EG van de Commissie van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 8 van 13.1.2010, blz. 17).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Beschikking 2010/17/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 42.

(2)  PB L 8 van 13.1.2010, blz. 17.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/84


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 119/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 104/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (1).

(2)

Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

Verordening (EU) nr. 802/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, en artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de prestaties van de rederij betreft (3) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XIII bij de Overeenkomst worden na punt 56bc (Verordening (EU) nr. 428/2010 van de Commissie) de volgende punten ingevoegd:

„56bd.

32010 R 0801: Verordening (EU) nr. 801/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de vlaggenstaatcriteria betreft (PB L 241 van 14.9.2010, blz. 1).

56be.

32010 R 0802: Verordening (EU) nr. 802/2010 van de Commissie van 13 september 2010 ter uitvoering van artikel 10, lid 3, en artikel 27 van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de prestaties van de rederij betreft (PB L 241 van 14.9.2010, blz. 4).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordeningen (EU) nr. 801/2010 en (EU) nr. 802/2010 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (4).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 318 van 1.12.2011, blz. 42.

(2)  PB L 241 van 14.9.2010, blz. 1.

(3)  PB L 241 van 14.9.2010, blz. 4.

(4)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/85


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 120/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage XIII (Vervoer) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XIII bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 104/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 30 september 2011 (1).

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2011 van de Commissie van 19 april 2011 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XIII bij de Overeenkomst wordt na punt 66zab (Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie) het volgende streepje toegevoegd:

„—

32011 R 0390: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2011 van de Commissie van 19 april 2011 (PB L 104 van 20.4.2011, blz. 10).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2011 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 318 van, 1.12.2011, blz. 42.

(2)  PB L 104 van 20.4.2011, blz. 10.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/86


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 121/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 93/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 20 juli 2011 (1).

(2)

Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

De in de Overeenkomst opgenomen Richtlijn 96/62/EG van de Raad (3), Richtlijn 1999/30/EG van de Raad (4), Richtlijn 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), Richtlijn 2002/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en Beschikking 97/101/EG (7) worden bij Richtlijn 2008/50/EG ingetrokken en moeten derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage XX bij de Overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

Na punt 14b (Beschikking 97/101/EG van de Raad) wordt het volgende punt ingevoegd:

„14c

32008 L 0050: Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).”.

2)

De teksten van punt 13d (Richtlijn 2000/69/EG van het Europees Parlement en de Raad), 13e (Richtlijn 1999/30/EG van de Raad), 14a (Richtlijn 96/62/EG van de Raad), 14b (Beschikking 97/101/EG) en 21ag (Richtlijn 2002/3/EG van het Europees Parlement en de Raad) worden geschrapt.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn 2008/50/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (8).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 262 van 6.10.2011, blz. 65.

(2)  PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1.

(3)  PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.

(4)  PB L 163 van 29.6.1999, blz. 41.

(5)  PB L 313 van 13.12.2000, blz. 12.

(6)  PB L 67 van 9.3.2002, blz. 14.

(7)  PB L 35 van 5.2.1997, blz. 14.

(8)  Grondwettelijke vereisten aangegeven.


22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/87


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 122/2011

van 21 oktober 2011

tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XX bij de Overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 93/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 20 juli 2011 (1).

(2)

Besluit 2011/638/EU van de Commissie van 26 september 2011 tot vaststelling van benchmarks voor de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten aan vliegtuigexploitanten overeenkomstig artikel 3 sexies van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XX bij de Overeenkomst wordt na punt 21apc (Besluit 2011/389/EU van de Commissie) het volgende punt ingevoegd:

„21apd.

32011 D 0638: Besluit 2011/638/EU van de Commissie van 26 september 2011 tot vaststelling van benchmarks voor de kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten aan vliegtuigexploitanten overeenkomstig artikel 3 sexies van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 252 van 28.9.2011, blz. 20).”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Besluit 2011/638/EU zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 22 oktober 2011, op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden (3).

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 262 van 6.10.2011, blz. 65.

(2)  PB L 252 van 28.9.2011, blz. 20.

(3)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.


Rectificaties

22.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/88


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1192/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Ricotta Romana (BOB))

( Publicatieblad van de Europese Unie L 333 van 17 december 2010 )

Bladzijde 22, in de bijlage, tweede regel:

in plaats van:

Categorie 1.3.   Kaas”,

te lezen:

Categorie 1.4.   Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)”.