ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.336.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 336

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
20 december 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/853/EU

 

*

Besluit van de Raad van 29 november 2011 betreffende de ondertekening, namens de Unie, van het Europees Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang

1

Europees Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang

2

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1331/2011 van de Raad van 14 december 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

6

 

*

Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht ( 1 )

20

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1333/2011 van de Commissie van 19 december 2011 tot vaststelling van handelsnormen voor bananen, voorschriften inzake de controle op de naleving van die handelsnormen en voorschriften betreffende de mededelingen in de sector bananen

23

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1334/2011 van de Commissie van 19 december 2011 houdende bekendmaking, voor 2012, van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties

35

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1335/2011 van de Commissie van 19 december 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

72

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/854/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 15 december 2011 tot verlenging van de afwijkingsperiode waarin Roemenië op grond van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen bezwaar mag indienen tegen de overbrenging van bepaalde voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen naar Roemenië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9191)  ( 1 )

74

 

 

2011/855/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 15 december 2011 betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van bepaalde maatregelen tot uitroeiing van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren in Zuidoost-Bulgarije in 2011-2012 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9225)

75

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2011/856/EU

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 15 december 2011 betreffende voorkoming voor dubbele belasting van nalatenschappen

81

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/851/EU van de Commissie van 12 december 2011 tot vaststelling van een aanvullende financiële bijdrage van de Unie voor 2006 en 2007 tot dekking van de door Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje) (PB L 335 van 17.12.2011)

85

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005)

86

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 29 november 2011

betreffende de ondertekening, namens de Unie, van het Europees Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang

(2011/853/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, juncto artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 juli 1999 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om in het kader van de Raad van Europa namens de Europese Gemeenschap te onderhandelen over een Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang.

(2)

Het Europees Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang („het Verdrag”) is op 24 januari 2001 door de Raad van Europa aangenomen.

(3)

Het verdrag schept een regelgevingskader dat nagenoeg gelijk is aan Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang (1).

(4)

Het verdrag is op 1 juli 2003 in werking getreden en staat open voor ondertekening door de Unie en haar lidstaten.

(5)

De ondertekening van het verdrag zou ertoe bijdragen dat soortgelijke bepalingen als die van Richtlijn 98/84/EG ook buiten de grenzen van de Unie van toepassing zijn en dat een voor het gehele Europese continent geldend recht inzake diensten gebaseerd op voorwaardelijke toegang wordt ingesteld.

(6)

Met de aanneming van Richtlijn 98/84/EG heeft de Unie haar interne bevoegdheid uitgeoefend op de onder het verdrag vallende gebieden, behalve wat betreft artikel 6 en artikel 8 in zoverre dit betrekking heeft op de krachtens artikel 6 te nemen maatregelen. Het verdrag dient derhalve zowel door de Unie als door haar lidstaten te worden ondertekend.

(7)

Dit verdrag dient namens de Unie te worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt namens de Unie machtiging verleend voor de ondertekening van het Europees Verdrag betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang, onder voorbehoud van de sluiting van het Verdrag.

De tekst van het Verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Unie het Verdrag te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 november 2011.

Voor de Raad

De voorzitster

K. SZUMILAS


(1)  PB L 320 van 28.11.1998, blz. 54.


VERTALING

EUROPEES VERDRAG BETREFFENDE DE RECHTSBESCHERMING VAN DIENSTEN GEBASEERD OP OF BESTAANDE UIT VOORWAARDELIJKE TOEGANG

PREAMBULE

De lidstaten van de Raad van Europa, andere staten en de Europese Gemeenschap die dit verdrag hebben ondertekend,

Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden;

Indachtig Aanbeveling nr. R (91)14 van het Comité van ministers inzake de rechtsbescherming van gecodeerde televisiediensten;

Overwegende dat piraterij van decodeerapparatuur voor gecodeerde televisiediensten overal in Europa nog steeds een probleem vormt;

Vaststellend dat nieuwe soorten diensten en apparatuur voor voorwaardelijke toegang, alsmede nieuwe vormen van illegale toegang daartoe, zijn ontstaan sinds de aanneming van de bovengenoemde aanbeveling;

Vaststellend dat er grote ongelijkheid bestaat tussen de Europese staten wat betreft de wetgeving ten behoeve van de bescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang;

Vaststellend dat illegale toegang de economische levensvatbaarheid bedreigt van de organisaties die omroepdiensten en diensten van de informatiemaatschappij leveren en, als gevolg daarvan, de diversiteit kan aantasten van de programma’s en diensten die worden aangeboden aan het publiek;

Overtuigd van de noodzaak een gemeenschappelijk beleid te volgen gericht op de bescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang;

Ervan overtuigd dat strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of andere sancties een effectieve rol kunnen spelen bij de preventie van illegale activiteiten tegen diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang;

Van mening dat bijzondere aandacht dient te worden besteed aan illegale activiteiten die worden uitgevoerd voor commerciële doeleinden;

Rekening houdend met bestaande internationale rechtsinstrumenten die bepalingen bevatten gericht op de bescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en doel

Dit verdrag heeft betrekking op omroepdiensten en diensten van de informatiemaatschappij die tegen betaling worden geleverd en gebaseerd zijn op of bestaan uit voorwaardelijke toegang. Het doel van dit verdrag is op het grondgebied van de partijen een aantal activiteiten die leiden tot ongeoorloofde toegang tot beschermde diensten als illegaal aan te merken en de wetgeving van de partijen op dit gebied nader tot elkaar te brengen.

Artikel 2

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit verdrag wordt verstaan onder:

a)

„beschermde dienst”, elk van de volgende diensten indien geleverd tegen betaling en op basis van voorwaardelijke toegang:

televisieprogrammadiensten, zoals omschreven in artikel 2 van de gewijzigde Europese Overeenkomst inzake grensoverschrijdende televisie;

radioprogrammadiensten, zijnde radioprogramma’s bedoeld voor ontvangst door het publiek, waarvan de transmissie plaatsvindt via de kabel of de ether, met inbegrip van de satelliet;

diensten van de informatiemaatschappij, in de zin van diensten die elektronisch, op afstand en op individueel verzoek van een ontvanger van diensten, worden geleverd,

of de verschaffing van voorwaardelijke toegang tot de bovengenoemde diensten, die zelf als een afzonderlijke dienst wordt beschouwd;

b)

„voorwaardelijke toegang”, iedere technische maatregel en/of regeling waarmee toegang in begrijpelijke vorm en onder voorbehoud van voorafgaande individuele toestemming, wordt verschaft tot een van de in onderdeel a van dit artikel genoemde diensten;

c)

„voorziening voor voorwaardelijke toegang”, alle apparatuur, software en/of regelingen ontworpen of aangepast ten behoeve van het in begrijpelijke vorm verlenen van toegang tot een van de in onderdeel a van dit artikel genoemde diensten;

d)

„illegale voorziening”, alle apparatuur, software en/of regelingen ontworpen of aangepast ten behoeve van het in begrijpelijke vorm verlenen van toegang tot een van de in onderdeel a van dit artikel genoemde diensten, zonder toestemming van de leverancier van de dienst.

Artikel 3

Begunstigden

Dit verdrag is van toepassing op alle rechtspersonen of natuurlijke personen die een beschermde dienst als omschreven in artikel 2, onderdeel a, aanbieden, ongeacht hun nationaliteit en ongeacht of zij al dan niet vallen onder de rechtsmacht van een partij.

HOOFDSTUK II

ILLEGALE ACTIVITEITEN

Artikel 4

Strafbare feiten

Het uitvoeren van een van de volgende activiteiten op het grondgebied van een partij wordt aangemerkt als onwettig:

a)

het vervaardigen of produceren van illegale voorzieningen voor commerciële doeleinden;

b)

het importeren van illegale voorzieningen voor commerciële doeleinden;

c)

het verspreiden van illegale voorzieningen voor commerciële doeleinden;

d)

het verkopen of verhuren van illegale voorzieningen voor commerciële doeleinden;

e)

het bezitten van illegale voorzieningen voor commerciële doeleinden;

f)

het installeren, onderhouden of vervangen van illegale voorzieningen voor commerciële doeleinden;

g)

het uitvoeren van commerciële promotie-, marketing- of reclameactiviteiten voor illegale voorzieningen.

Elke partij kan, te allen tijde, in een verklaring gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa, verklaren dat zij ook andere activiteiten dan die omschreven in het eerste lid van dit artikel als onwettig zal aanmerken.

HOOFDSTUK III

SANCTIES EN RECHTSMIDDELEN

Artikel 5

Sancties tegen illegale activiteiten

De partijen nemen maatregelen om de in artikel 4 omschreven illegale activiteiten strafbaar te stellen met strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of andere sancties. Deze maatregelen zijn doeltreffend, afschrikkend en evenredig aan de potentiële gevolgen van de illegale activiteit.

Artikel 6

Confiscatoire maatregelen

De partijen nemen de passende maatregelen die nodig kunnen zijn om hen in staat te stellen over te gaan tot beslaglegging op, en confiscatie van illegale voorzieningen of van het promotie-, marketing- of reclamemateriaal gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit, alsmede verbeurdverklaring van winsten of financiële voordelen die voortvloeien uit de onwettige activiteit.

Artikel 7

Civiele procedure

De partijen nemen de noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat leveranciers van beschermde diensten van wie de belangen door een hierboven in artikel 4 omschreven onwettige activiteit nadelig worden beïnvloed, toegang hebben tot passende rechtsmiddelen, met inbegrip van het aanspannen van een procedure tot schadevergoeding en het verkrijgen van een gerechtelijk bevel of andere preventieve maatregelen, en, waar van toepassing, het verzoeken om verwijdering van illegale voorzieningen uit commerciële kanalen.

HOOFDSTUK IV

UITVOERING EN WIJZIGINGEN

Artikel 8

Internationale samenwerking

De partijen verplichten zich ertoe elkaar wederzijds bijstand te verlenen teneinde dit verdrag uit te voeren. De partijen verlenen elkaar, overeenkomstig de bepalingen van ter zake geldende internationale regelingen inzake internationale samenwerking op het gebied van strafrechtelijke of bestuursrechtelijke zaken en overeenkomstig hun nationale wetgeving, de ruimst mogelijke bijstand bij onderzoek en juridische procedures met betrekking tot overeenkomstig dit verdrag vastgestelde strafrechtelijke of bestuursrechtelijke vergrijpen.

Artikel 9

Multilateraal overleg

1.   Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit verdrag en daarna om de twee jaar en in alle gevallen waarin een partij daarom verzoekt, plegen de partijen multilateraal overleg binnen de Raad van Europa ter bestudering van de toepassing van dit verdrag en de wenselijkheid van een herziening ervan of van een verruiming van een bepaling ervan, in het bijzonder ten aanzien van de begripsomschrijvingen in artikel 2. Dit overleg vindt plaats tijdens vergaderingen bijeengeroepen door de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

2.   Elke partij kan bij multilateraal overleg worden vertegenwoordigd door een of meer gedelegeerden. Elke partij heeft het recht een stem uit te brengen. Elke staat die partij is bij dit verdrag heeft één stem. Met betrekking tot kwesties die binnen haar bevoegdheid vallen, oefent de Europese Gemeenschap haar stemrecht uit en brengt een aantal stemmen uit dat gelijk is aan het aantal van haar lidstaten die partij zijn bij het verdrag. De Europese Gemeenschap oefent haar stemrecht niet uit indien de stemming een kwestie betreft die niet binnen haar bevoegdheid valt.

3.   Elke staat bedoeld in artikel 12, eerste lid, of de Europese Gemeenschap, die geen partij is bij dit verdrag, kan tijdens overlegvergaderingen vertegenwoordigd worden door een waarnemer.

4.   Na elk overleg doen de partijen het Comité van ministers van de Raad van Europa een verslag toekomen inzake het overleg en inzake het functioneren van het verdrag, met inbegrip van, indien dit nodig wordt geacht, voorstellen tot wijziging van het verdrag.

5.   Met inachtneming van de bepalingen van dit verdrag stellen de partijen het reglement van orde voor de overlegvergaderingen vast.

Artikel 10

Wijzigingen

1.   Elke partij kan wijzigingen van dit verdrag voorstellen.

2.   Van elk voorstel tot wijziging wordt de secretaris-generaal van de Raad van Europa in kennis gesteld, die het doet toekomen aan de lidstaten van de Raad van Europa, aan de andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, aan de Europese Gemeenschap en aan elke niet-lidstaat die is toegetreden tot of is uitgenodigd toe te treden tot dit verdrag in overeenstemming met de bepalingen van artikel 13.

3.   Elke in overstemming met de bepalingen van het vorige lid voorgestelde wijziging wordt binnen zes maanden na de datum van toezending door de secretaris-generaal bestudeerd tijdens een multilaterale overlegvergadering, alwaar de wijziging kan worden aangenomen met een tweederde meerderheid van de staten die het verdrag hebben bekrachtigd.

4.   De tekst die is aangenomen door de multilaterale overlegvergadering wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het Comité van ministers. Zodra de tekst van de wijziging is goedgekeurd, wordt deze ter aanvaarding aan de partijen gezonden.

5.   Alle wijzigingen treden in werking dertig dagen nadat alle partijen de secretaris-generaal in kennis hebben gesteld van hun aanvaarding ervan.

6.   Op basis van een aanbeveling door een multilaterale overlegvergadering, kan het Comité van ministers, met de in artikel 20, onderdeel d, van het Statuut van de Raad van Europa voorziene meerderheid en met algemene stemmen van de vertegenwoordigers van de partijen die recht hebben op een zetel in het Comité, beslissen dat een bepaalde wijziging van kracht wordt na het verstrijken van een tijdvak van twee jaar na de datum waarop deze ter goedkeuring is toegezonden, tenzij een partij de secretaris-generaal van de Raad van Europa in kennis heeft gesteld van een bezwaar tegen de inwerkingtreding ervan. Indien kennis wordt gegeven van een dergelijk bezwaar, wordt de wijziging van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de partij bij het verdrag die kennis heeft gegeven van een bezwaar haar akte van aanvaarding heeft neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

7.   Indien een wijziging is goedgekeurd door het Comité van ministers, maar nog niet in werking is getreden in overeenstemming met het vijfde of zesde lid van dit artikel, mag een staat of de Europese Gemeenschap niet verklaren zich door het verdrag gebonden te achten zonder tegelijkertijd de wijziging te aanvaarden.

Artikel 11

Verhouding tot andere verdragen of akkoorden

1.   Dit verdrag doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen voortvloeiend uit internationale multilaterale verdragen inzake specifieke kwesties.

2.   De partijen bij het verdrag kunnen met elkaar bilaterale of multilaterale verdragen sluiten inzake de aangelegenheden die in dit verdrag worden geregeld teneinde de bepalingen van dit Verdrag aan te vullen of aan te scherpen of de toepassing van de in dit Verdrag vervatte beginselen te vergemakkelijken.

3.   Indien twee of meer partijen reeds een akkoord of verdrag hebben gesloten met betrekking tot een onderwerp dat in het onderhavige verdrag wordt geregeld of hun betrekkingen wat betreft dat onderwerp anderszins hebben geregeld, hebben zij het recht dat akkoord of dat verdrag toe te passen of hun betrekkingen dienovereenkomstig te regelen, in plaats van het onderhavige verdrag, indien dit de internationale samenwerking vergemakkelijkt.

4.   In hun onderlinge relaties passen partijen die lid zijn van de Europese Gemeenschap Gemeenschapsregels toe en bijgevolg niet de regels die voortvloeien uit dit verdrag, behalve voor zover er geen Gemeenschapsregel van toepassing is op het desbetreffende specifieke onderwerp.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Ondertekening en inwerkingtreding

1.   Dit verdrag staat open voor ondertekening door de lidstaten van de Raad van Europa en de andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, en door de Europese Gemeenschap. Deze staten en de Europese Gemeenschap kunnen hun instemming te worden gebonden tot uitdrukking brengen door:

a)

ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, of

b)

ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

2.   Akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

3.   Dit verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop drie staten in overeenstemming met de bepalingen van het vorige lid hun instemming door het verdrag te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht.

4.   Ten aanzien van elke ondertekenende staat of de Europese Gemeenschap die daarna zijn/haar instemming door dit verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop deze/die, in overeenstemming met de bepalingen van het eerste lid, zijn/haar instemming door het verdrag te worden gebonden tot uitdrukking heeft gebracht.

Artikel 13

Toetreding tot het Verdrag door niet-lidstaten

1.   Na de inwerkingtreding van dit verdrag kan het Comité van ministers van de Raad van Europa, na overleg met de partijen bij het verdrag, iedere staat die niet vermeld wordt in artikel 12, eerste lid, uitnodigen toe te treden tot dit verdrag, door een besluit, genomen door de meerderheid als voorzien in artikel 20, onderdeel d, van het Statuut van de Raad van Europa en met algemene stemmen van de vertegenwoordigers van de verdragsluitende staten die recht hebben op een zetel in het Comité.

2.   Ten aanzien van elke toetredende staat treedt het verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging van de akte van toetreding bij de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

Artikel 14

Territoriale toepassing

1.   Elke staat of de Europese Gemeenschap kan, op het moment van ondertekening of bij de nederlegging van zijn/haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, het gebied of de gebieden waarop dit verdrag van toepassing is nader aanduiden.

2.   Elke staat of de Europese Gemeenschap kan, op elk later tijdstip, door middel van een aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de toepassing van dit verdrag uitbreiden tot elk ander in de verklaring nader aangeduid gebied. Ten aanzien van een dergelijk gebied treedt dit verdrag in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van een dergelijke verklaring door de secretaris-generaal.

3.   Iedere overeenkomstig de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan, met betrekking tot elk in die verklaring aangewezen grondgebied, worden ingetrokken door middel van een aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst door de secretaris-generaal van een dergelijke kennisgeving.

Artikel 15

Voorbehouden

Ten aanzien van dit verdrag kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt.

Artikel 16

Beslechting van geschillen

In het geval van een geschil tussen partijen inzake de uitlegging of toepassing van dit verdrag, trachten de betrokken partijen tot een minnelijke schikking van het geschil te komen door onderhandeling of andere vreedzame middelen van hun keuze, met inbegrip van voorlegging van het geschil aan een scheidsgerecht, waarvan de beslissingen bindend zijn voor de partijen bij het geschil.

Artikel 17

Opzegging

1.   Iedere partij kan dit verdrag, te allen tijde, opzeggen door middel van een kennisgeving gericht aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

2.   Deze opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de secretaris-generaal.

Artikel 18

Kennisgevingen

De secretaris-generaal van de Raad van Europa stelt de lidstaten van de Raad van Europa, de andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, de Europese Gemeenschap en iedere andere staat die is toegetreden tot dit verdrag in kennis van:

a)

elke ondertekening in overeenstemming met artikel 12;

b)

de nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding in overeenstemming met artikel 12 of 13;

c)

iedere datum van inwerkingtreding van dit verdrag in overeenstemming met de artikelen 12 en 13;

d)

elke verklaring afgelegd in overeenstemming met artikel 4;

e)

elk voorstel tot wijziging ingediend ingevolge artikel 10;

f)

elke andere akte, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit verdrag.

Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit verdrag hebben ondertekend.

Gedaan te Straatsburg, de vierentwintigste januari tweeduizend een, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De secretaris-generaal van de Raad van Europa doet elke lidstaat van de Raad van Europa, andere staten die partij zijn bij het Europees Cultureel Verdrag, de Europese Gemeenschap en elke staat die is uitgenodigd tot dit verdrag toe te treden, een voor eensluidend gewaarmerkte afschrift toekomen.

 


VERORDENINGEN

20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1331/2011 VAN DE RAAD

van 14 december 2011

tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de basisverordening), en met name artikel 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie (de Commissie), ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1)

De Commissie heeft bij Verordening (EU) nr. 627/2011 (2) (de voorlopige verordening) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (VRC).

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 16 augustus 2010 werd ingediend (de klacht) door het Defence Committee of the Seamless Steel Tubes Industry of the European Union (het Defence Committee) namens twee groepen producenten in de Unie (de klagers) die samen een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie in de Unie van bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal vertegenwoordigen.

(3)

Zoals in overweging 14 van de voorlopige verordening is uiteengezet, had het onderzoek naar de dumping en de schade betrekking op de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 (het onderzoektijdvak of OT). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2006 tot het eind van het OT (de beoordelingsperiode).

B.   VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(4)

Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan was besloten voorlopige maatregelen in te stellen (mededeling van de voorlopige bevindingen), hebben verscheidene belanghebbenden schriftelijk opmerkingen over de voorlopige bevindingen ingediend. De partijen die verzochten te worden gehoord, zagen hun verzoek ingewilligd. De Commissie heeft vervolgens alle informatie verzameld die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte.

(5)

Er werd definitief besloten dat de drie verzoeken om een individueel onderzoek niet konden worden ingewilligd omdat zij te belastend zouden zijn en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg zouden staan. Zoals in overweging 6 van de voorlopige verordening is aangegeven, had de Commissie een representatieve steekproef samengesteld die 25 % van de totale door Eurostat geregistreerde invoer en meer dan 38 % van het totale volume van de medewerkende exporteurs voor het OT vertegenwoordigde. Uit overweging 13 van de voorlopige verordening blijkt dat het bij twee van de drie producenten-exporteurs in de steekproef om een grote groep gaat. De omvang van die groepen bracht bij het huidige onderzoek bijzonder veel werk mee, zowel wat de vereiste onderzoeksinspanning als de analyse betreft. Het was daarom niet mogelijk de verzoeken van nog andere producenten-exporteurs om een individueel onderzoek in te willigen.

C.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(6)

Zoals in overweging 15 van de voorlopige verordening is beschreven, gaat het bij het betrokken product om naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal (met uitzondering van die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen), van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 11 00, 7304 22 00, 7304 24 00, ex 7304 41 00, 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00 (het betrokken product).

(7)

Aangezien er na de mededeling van de voorlopige bevindingen geen opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 15 tot en met 19 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Soortgelijk product

(8)

Aangezien hierover geen opmerkingen werden ontvangen, wordt overweging 20 van de voorlopige verordening bevestigd.

D.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(9)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen betwistten sommige partijen enkele van de bevindingen over de BMO-vaststelling, die waren opgenomen in de overwegingen 21 tot en met 43 van de voorlopige verordening.

(10)

Een van de partijen beweerde dat de Commissie niet openbaar had gemaakt hoeveel de grondstoffenprijzen op de EU-markt verschilden van die op de markt van de VRC. Er moet echter op worden gewezen dat het nominale verschil tussen de grondstoffenprijzen in de EU, in de VS en in de VRC zowel in de mededeling van de BMO-bevindingen als in de voorlopige verordening wordt vermeld. Zoals in overweging 27 van de voorlopige verordening wordt aangegeven, bedraagt dit verschil gemiddeld ongeveer 30 %, afhankelijk van de staalsoort. De Commissie baseerde deze vergelijking op beschikbare gegevens die door medewerkende producenten uit de Unie en producenten-exporteurs uit de VRC waren verstrekt. Deze gegevens werden getoetst aan gegevens uit bepaalde openbaar toegankelijke bronnen (3).

(11)

Een ander argument was dat de Commissie de prijzen van het in de VRC ingevoerde ijzererts niet had vergeleken met de prijzen op de internationale markt. Daarmee samenhangend werd opgemerkt dat geen gegevens waren verstrekt over de gevolgen van de ijzerertsprijs voor de kosten van de grondstof (billets, ingots, ronde staven) die door de producenten van het betrokken product moet worden gekocht. In overweging 28 van de voorlopige verordening werd ijzererts genoemd in de context van een eventueel comparatief voordeel, die een verklaring had kunnen zijn voor de lage prijzen van billets, ingots en ronde staven in de VRC. IJzererts, nikkel en chroom zijn belangrijke kostenfactoren bij de productie van billets, ingots en ronde staven van roestvrij staal. Daar de prijzen voor ijzererts, nikkel en chroom echter doorgaans gebaseerd zijn op de internationale marktprijzen, kunnen zij maar weinig invloed hebben op het prijsverschil tussen de Unie en de VRC wat billets, ingots en ronde staven en de daarmee vervaardigde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal betreft. De bevinding dat niet werd voldaan aan criterium 1 voor toekenning van een BMO was niet gebaseerd op de ijzerertsprijzen maar op het prijsverschil tussen de grondstoffen, d.w.z. billets, ingots en ronde staven, die rechtstreeks voor de vervaardiging van het betrokken product worden gebruikt; samen met de vastgestelde staatsinmenging (uitvoerrechten en geen terugbetaling van btw) was dit prijsverschil reden te concluderen dat niet was gebleken dat aan criterium 1 voor toekenning van een BMO was voldaan.

(12)

Een van de partijen heeft herhaaldelijk hetzelfde argument over de procedurele aspecten van de BMO-vaststelling naar voren gebracht. Dit argument had betrekking op het overleg met het Raadgevend Comité, namelijk op de informatie die in de loop van het huidige onderzoek aan dat comité werd verstrekt. De partij in kwestie heeft in twee brieven en in diverse gesprekken met de voor hearings bevoegde ambtenaar uitleg hierover gekregen. In dit verband moet erop worden gewezen dat ingevolge artikel 19, lid 5, van de basisverordening uitwisselingen van informatie met betrekking tot het overleg met het Raadgevend Comité niet worden bekendgemaakt, tenzij in de basisverordening anders is bepaald. Derhalve is het op grond van de thans geldende bepalingen niet toegestaan partijen inzage te geven in informatie-uitwisselingen tussen de Commissie en de lidstaten.

(13)

Dezelfde partij maakte een aantal opmerkingen die hoofdzakelijk gingen over de verstoringen op de markt voor grondstoffen. Volgens haar maakten op de binnenlandse markt van de VRC gekochte billets van roestvrij staal slechts een deel van de tijdens het OT gekochte grondstoffen uit. Ten eerste moet er in dit verband op worden gewezen dat in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening geen drempel is vastgesteld voor het aandeel van de ingekochte grondstoffen waarop verstoringen van invloed zouden moeten zijn. In artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening is bepaald dat de kosten van de belangrijke productiemiddelen hoofdzakelijk marktvoorwaarden moeten weergeven. Zoals de Commissie heeft uitgelegd, is het belangrijkste echter dat de verstoringen op de grondstoffenmarkt in de VRC niet alleen billets betreffen maar alle belangrijke grondstoffen die voor de productie van naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal worden gebruikt. Die grondstoffen zijn billets, ingots en ronde staven, die meer dan 50 % van de productiekosten voor het betrokken product uitmaken. Zij worden alle ingedeeld onder GS-code 7218 10 (ingots en andere primaire vormen, van roestvrij staal). Voor al deze grondstoffen geldt een uitvoerrechtentarief van 15 % en voor geen van hen kan de btw van 17 % worden teruggevorderd. Dit is dus waar verstoringen zijn vastgesteld, die tot de conclusie hebben geleid dat geen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs uit de VRC aan criterium 1 voor toekenning van een BMO voldoet. De onderneming in kwestie kocht een groot deel (ongeveer 30 %) van haar grondstoffen voor de vervaardiging van het betrokken product op de binnenlandse markt in de VRC.

Daarnaast voerde zij een aanzienlijk deel in van verbonden ondernemingen. Als specifiek de aankopen bij niet-verbonden ondernemingen in aanmerking worden genomen, is zelfs 56 % in het binnenland gekocht. In tegenstelling tot wat de partij beweert, werden de feiten in verband met de BMO-vaststelling dus niet verkeerd weergegeven, noch in de communicatie met die partij noch bij het overleg met het Raadgevend Comité, dat van alle argumenten in kennis werd gesteld. Het argument moet daarom worden afgewezen.

(14)

Een van de ondernemingen voerde aan dat het besluit om geen BMO toe te kennen individueel en specifiek voor een bepaalde onderneming moet zijn, terwijl de instellingen in dit geval de algemene bevindingen voor een land tot individuele producenten hadden uitgebreid. Dit argument kan niet worden aanvaard; de instellingen hebben hun analyse wel degelijk voor elke in de steekproef opgenomen producent afzonderlijk gemaakt. Weliswaar zijn de instellingen voor alle drie de producenten tot dezelfde conclusie gekomen, maar dat is omdat de staat zich bij elk van hen mengt in de besluitvorming, zoals in de voorlopige verordening is uitgelegd.

(15)

Gezien het bovenstaande wordt de bevinding dat aan geen van de ondernemingen een BMO kan worden toegekend, zoals is vastgesteld in de overwegingen 21 tot en met 43 van de voorlopige verordening, bevestigd.

2.   Normale waarde

a)   Referentieland

(16)

Een van de partijen voerde aan dat de VS als referentieland hadden moeten worden gebruikt. De redenen waarom werd besloten de VS niet als referentieland te gebruiken, zijn uiteengezet in de overwegingen 46 tot en met 48 van de voorlopige verordening. Daar de partij haar argument niet afdoende onderbouwde en ook geen aanvullende argumenten aanvoerde die tot andere bevindingen met betrekking tot de VS als mogelijk referentieland zouden kunnen leiden, moet het argument van de hand worden gewezen.

(17)

Tegelijk moet worden benadrukt dat de Commissie is blijven proberen de medewerking van een geschikt referentieland te verkrijgen. Afgezien van haar in overweging 47 van de voorlopige verordening vermelde inspanningen, heeft de Commissie contact opgenomen met producenten in Brazilië, Canada, Maleisië, Mexico, Oekraïne, Taiwan, Zuid-Afrika en Zuid-Korea. In totaal werden 46 ondernemingen benaderd, maar geen van hen was bereid mee te werken.

(18)

Gezien het bovenstaande wordt de voorlopige conclusie in overweging 51 van de voorlopige verordening bevestigd, namelijk dat de normale waarde moet worden gebaseerd op de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge.

b)   Vaststelling van de normale waarde

(19)

Zoals in de overwegingen 49 tot en met 51 van de voorlopige verordening is uiteengezet, wordt de normale waarde vastgesteld aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen prijs, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge, van een soortgelijk product in de Unie dat het meest met het betrokken product overeenkomt en dat dezelfde diameter heeft en van dezelfde staalsoort en productsoort (bv. koud- of warmgetrokken) is.

(20)

In de overwegingen 45 en 46 wordt ingegaan op opmerkingen van de partijen over de werkelijk betaalde of te betalen prijs in de Unie en over correcties (zoals voor verschil in handelsstadium en kwaliteitsbeeld).

(21)

Een van de ondernemingen voerde aan dat de normale waarde kon worden berekend aan de hand van de prijzen voor holle producten van roestvrij staal bij invoer naar de VS vanuit de Unie of bij invoer in de Unie door producenten in de Unie. Dit argument werd niet verder onderbouwd. De onderneming bracht geen argumenten naar voren om aan te tonen waarom een dergelijke berekening beter geschikt zou zijn voor het vaststellen van de normale waarde dan de in de voorlopige verordening toegepaste methode. Met name werd niet aangetoond waarom het beter zou zijn om de normale waarde vast te stellen aan de hand van de prijzen voor holle producten dan op basis van prijzen van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijke product.

(22)

Voorts werd niet afdoende aangetoond waarom de EU-uitvoer naar de VS in aanmerking zou moeten worden genomen. Dit lijkt geen geschikt alternatief, met name niet omdat alle medewerkende VS-producenten voor hun grondstoffen afhankelijk zijn van moedermaatschappijen in de EU, zoals al is vermeld in overweging 48 van de voorlopige verordening. Voorts is de voorgestelde methode ongeschikt wegens de hoge verwerkingskosten in de VS, zoals al in overweging 48 van de voorlopige verordening is uiteengezet: deze hoge kosten zijn juist de reden waarom werd besloten dat de VS geen geschikt referentieland waren.

(23)

Wat de uitvoer uit de VS naar de Unie betreft, wordt verwezen naar overweging 49 van de voorlopige verordening, waarin uitdrukkelijk hierop wordt ingegaan. Er werd geconcludeerd dat de uitvoerprijzen van de VS door de hoge productiekosten beïnvloed zijn en dat de omvang van de uitvoer zeer gering is.

(24)

Dezelfde onderneming stelde voor de normale waarde te berekenen aan de hand van de werkelijke prijzen van holle producten van roestvrij staal bij invoer door EU-producenten. De in de klacht genoemde EU-producent die holle producten uit India in de EU invoert, werkt evenwel niet aan het huidige onderzoek mee. Hetzelfde geldt voor alle EU-producenten in de steekproef, die holle producten van buiten de Unie invoeren. Derhalve kan de voorgestelde methode niet worden toegepast.

(25)

Gezien het bovenstaande worden de overwegingen 49 tot en met 51 van de voorlopige verordening over de vaststelling van de normale waarde bevestigd.

3.   Uitvoerprijs

(26)

Een van de partijen kwam opnieuw met het argument dat voor een billijke vergelijking als datum van verkoop de orderdatum en niet de factuurdatum moet worden genomen. Bij dit argument werd verwezen naar artikel 2, lid 10, onder j), van de basisverordening. Zoals al op 11 maart 2011 tijdens het onderhoud met de voor hearings bevoegde ambtenaar aan de betrokken partij is uitgelegd, heeft deze bepaling specifiek betrekking op de omrekening van valuta, d.w.z. wanneer voor een prijsvergelijking valuta met behulp van wisselkoersen moeten worden omgerekend. Wanneer derhalve de datum van de kooporder wordt vermeld, dan gaat het daarbij om de omrekening van valuta voor een billijke vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde en niet om de omzet en de omvang van de uitvoer naar de Unie tijdens het OT.

(27)

In alle gevallen werd het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Unie uitgevoerd en werd de uitvoerprijs derhalve vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen. Overweging 52 van de voorlopige verordening wordt daarom bevestigd.

4.   Vergelijking

(28)

Zoals al in overweging 20 is beschreven, wordt in de overwegingen 45 en 46 ingegaan op de opmerkingen van de partijen over de werkelijk betaalde of te betalen prijzen in de Unie en over correcties (zoals voor verschil in handelsstadium en kwaliteitsbeeld).

(29)

Een van de partijen betwistte de methode waarmee de uitvoerprijs en de normale waarde aan de hand van drie specifieke parameters (diameter, staalsoort, productsoort, bv. koud- of warmgetrokken) worden vergeleken. Volgens deze partij hadden de vergelijkingen op gedetailleerder niveau moeten plaatsvinden, d.w.z. dat volgens haar ook andere parameters in aanmerking hadden moeten worden genomen, zoals wanddikte, lengte en tests.

(30)

De diensten van de Commissie hebben informatie verzameld over een aantal parameters, waaronder ook de lengte, de wanddikte en tests.

(31)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening wordt de dumpingmarge gewoonlijk vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde prijs van alle vergelijkbare exporttransacties. Ingevolge artikel 2, lid 11, van de basisverordening moet bij de berekening van dumping worden uitgegaan van „alle vergelijkbare exporttransacties naar de Gemeenschap”, maar „onder voorbehoud van de relevante bepalingen betreffende de billijke vergelijking”. De onderneming noemde het zogenaamde productcontrolenummer en de daarin vervatte parameters. In dit verband moet erop worden gewezen dat het productcontrolenummer een bij het onderzoek gebruikt instrument is om de grote hoeveelheden zeer gedetailleerde gegevens die door de ondernemingen worden ingediend, te structureren en te organiseren. Het is een hulpmiddel om verschillende productkenmerken binnen de categorie van het betrokken product en het soortgelijke product nader te analyseren. Voor de vergelijking werden de kenmerken genomen die het meest relevant waren, teneinde een billijke vergelijking te waarborgen.

(32)

In antwoord hierop heeft de Commissie de onderneming in een brief uitgelegd dat de wanddikte van een buis evenredig is met het gewicht ervan en dus indirect bij de vergelijking in aanmerking was genomen. Andere kenmerken, zoals tests, hebben weinig invloed op de vergelijking. Zo worden bijna alle betrokken producten aan standaardtests onderworpen.

(33)

Er moet worden benadrukt dat de Commissie, in tegenstelling tot wat de partij beweerde, geen informatie opzettelijk buiten beschouwing heeft gelaten. Het is echter niet ongebruikelijk dat bepaalde parameters die voor het productcontrolenummer worden gebruikt, minder gewicht krijgen en dat sommige parameters een betere basis voor een billijke vergelijking vormen dan andere. Er zijn geen buizen bij de vergelijking buiten beschouwing gebleven op grond van fysieke kenmerken of om enige andere reden, en er zijn geen nieuwe productsoorten gecreëerd. Integendeel, alle verkopen zijn bij de vergelijking in aanmerking genomen, ongeacht de diameter of lengte van de buis.

(34)

De onderneming merkte verder op dat zij door de benadering van de Commissie geen verzoek om een correctie voor fysieke kenmerken had kunnen indienen. Ook deze bewering is gebaseerd op het feit dat de Commissie bij haar vergelijking van slechts drie parameters is uitgegaan; hierop is al geantwoord in de overwegingen 31 en volgende.

(35)

Wat de procedurele aspecten van de vergelijking betreft, die ook door deze onderneming aan de orde werden gesteld, moet erop worden gewezen dat deze volop gelegenheid had om commentaar te leveren op de berekeningen in haar specifieke geval. Op de dag van bekendmaking van de voorlopige verordening zijn ook alle details met betrekking tot die berekeningen openbaar gemaakt. De onderneming heeft in haar brief van 11 juli 2011 opmerkingen gemaakt over de bij de vergelijking gebruikte parameters en daarbij om nadere toelichting verzocht. Op 19 juli 2011 hebben de diensten van de Commissie hierop geantwoord. Daarop heeft de onderneming op 29 juli 2011 een brief gestuurd en daarin haar argumenten nog eens herhaald. De onderneming was het niet eens met de grondslag voor de vergelijking en beweerde steeds weer opnieuw dat parameters als wanddikte, lengte en tests van invloed zijn op het prijsniveau. Zoals hierboven al is gezegd, geeft de Commissie toe dat deze parameters enige invloed op de prijzen hebben. Er werd echter besloten dat het beter was om de berekeningen op de drie belangrijkste parameters te baseren omdat hierdoor een zo groot mogelijke overeenkomst kan worden bereikt en tegelijk voor alle exporttransacties overeenkomstige verkopen kunnen worden gevonden.

(36)

De onderneming beweerde dat zij geen correctieverzoek kon indienen. Dit argument moet worden afgewezen. Er was tijdens de procedure voortdurend gelegenheid een verzoek in te dienen, en zeker op het ogenblik waarop de voorlopige bevindingen werden meegedeeld en de onderneming op de hoogte was van alle details van de berekeningen.

(37)

Een partij voerde aan dat toepassing van de productiekosten voor buizen met een kleinere diameter op buizen met een grotere diameter niet de werkelijke kosten weergeeft, omdat de kosten voor buizen met een grotere diameter veel hoger zijn. De partij kwam echter niet met een alternatief of om haar argument afdoende te onderbouwen. Aangezien geen alternatieve methode werd voorgesteld, moet de gebruikte methode derhalve als de meest redelijke worden beschouwd.

(38)

Een van de ondernemingen beweerde dat het aantal correcties (het feit dat de Commissie zich tot drie parameters beperkte, correcties voor kwaliteitsbeeld en voor verschil in handelsstadium) erop duidde dat de producten van de EU-producenten nauwelijks vergelijkbaar zijn met de uit de VRC ingevoerde producten. In dit verband moet worden opgemerkt dat correcties door de instellingen een wezenlijk onderdeel van alle dumpingberekeningen zijn. In die correcties is voorzien in de basisverordening; derhalve kunnen zij als zodanig geen vraagteken zetten bij de vergelijkbaarheid tussen betrokken product en soortgelijk product. De hoge mate van overeenkomst bevestigt juist dat het betrokken product en het soortgelijke product volledig met elkaar vergelijkbaar zijn.

(39)

Gezien bovenstaande overwegingen worden de bevindingen in de overwegingen 53 en 54 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.   Dumpingmarges

(40)

Een van de partijen beweerde dat de dumpingmarge op kwartaalbasis had moeten worden vastgesteld, omdat de nikkelprijs sterk fluctueert. Hierop moet worden geantwoord dat het bij de vergelijking tussen de uitvoerprijs en de normale waarde in dit geval niet om een vergelijking tussen prijzen en kosten gaat, maar om een vergelijking tussen gewogen gemiddelde verkoopprijzen (de normale waarde werd vastgesteld aan de hand van de verkooprijzen van de bedrijfstak van de Unie). Voorts waren de hogere nikkelprijzen het gevolg van een prijsstijging op de wereldmarkt en derhalve geen losstaand fenomeen uit de VRC. De stijging betrof maximaal drie maanden van het OT, terwijl het betrokken product gedurende het hele OT werd verkocht. Bovendien moeten veranderingen in de grondstoffenprijzen als een normaal aspect van handelstransacties worden beschouwd. Omdat nikkel op de London Metal Exchange genoteerd is, zou de stijging van de nikkelprijzen de EU- en de VRC-producenten in gelijke mate moeten treffen. Eventuele verschillen zijn het gevolg van de verstoring van grondstoffenprijzen in de VRC en moeten derhalve niet bij de berekening in aanmerking worden genomen. Het argument moet derhalve worden afgewezen en de gemiddelde uitvoerprijzen in de VRC en de gemiddelde EU-prijzen, verhoogd met een redelijke winstmarge, moeten op jaarbasis met elkaar worden vergeleken. Dit argument werd daarom afgewezen.

(41)

Een van de producenten uit de VRC betoogde op grond van bewijsmateriaal dat de correcties in zijn individuele dumpingmarge onjuist waren berekend. De Commissie aanvaardde zijn redenering en maakte een nieuwe berekening; zij kwam daarbij uit op een dumpingmarge van 83,7 %. Afgezien van deze wijziging worden de bevindingen in de overwegingen 55 tot en met 61 van de voorlopige verordening bevestigd. De herziene dumpingmarges zijn als volgt:

 

Definitieve dumpingmarges

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd, Haiyu

83,7 %

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd, Situan

62,6 %

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd, Yongzhong

67,1 %

Gewogen gemiddelde van de steekproef voor de in bijlage I genoemde medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen

71,5 %

Alle andere ondernemingen

83,7 %

E.   SCHADE

1.   Bedrijfstak van de Unie

(42)

Er zijn na de mededeling van de voorlopige bevindingen geen opmerkingen over de definitie van de bedrijfstak van de Unie en de representativiteit van de steekproef van producenten in de Unie ontvangen. Daarom worden de overwegingen 62 en 63 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Verbruik in de Unie

(43)

Er werden geen opmerkingen ontvangen over het verbruik in de Unie. Daarom worden de overwegingen 64 tot en met 66 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Invoer uit het betrokken land

(44)

De belanghebbenden hebben geen argumenten naar voren gebracht met betrekking tot de voorlopige bevindingen over omvang, marktaandeel en prijsontwikkeling van de invoer met dumping. Daarom worden de overwegingen 67 tot en met 69 van de voorlopige verordening bevestigd.

(45)

Wat de berekening van de prijsonderbieding door invoer uit de VRC betreft, hebben zowel de producenten-exporteurs uit de VRC als de bedrijfstak van de Unie om nadere informatie verzocht over de methode die is gebruikt bij berekeningen voor het vaststellen van bepaalde correcties (zoals voor kosten na invoer, verschil in handelsstadium en kwaliteitsbeeld op de markt). De Commissie heeft in antwoord op deze verzoeken laten weten hoe deze correcties werden vastgesteld, zonder daarbij vertrouwelijke gegevens vrij te geven.

(46)

Naar aanleiding van de opmerkingen van een producent uit de VRC werd bij de berekening van de prijsonderbieding een kleine correctie toegepast, omdat bij de voorlopige berekening van de correctie voor verschil in handelsstadium ook een deel van de kosten na invoer in aanmerking waren genomen, terwijl deze al verrekend waren bij een afzonderlijke correctie voor alle kosten na invoer. De correctie leidde tot een wijziging van de prijsonderbiedingsmarge en de schademarge met minder dan een procentpunt ten opzichte van de voorlopige berekeningen (zie de overwegingen 82 en 83 voor de herziening van de schademarge).

(47)

Afgezien van bovenstaande wijzigingen en aangezien geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 70 en 71 van de voorlopige verordening bevestigd.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(48)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen hebben sommige producenten-exporteurs uit de VRC aangevoerd dat bepaalde indicatoren bij de schadeanalyse buiten beschouwing moeten blijven. Zij verklaarden met name dat de productie en bezettingsgraad evenredig met het verbruik in de Unie waren gedaald en derhalve bij de analyse van aanmerkelijke schade buiten beschouwing moesten blijven. Een soortgelijk argument werd naar voren gebracht met betrekking tot de verkoopdaling in de Unie, die ook evenredig zou zijn met de daling van het verbruik.

(49)

Ten eerste wordt gewezen op artikel 3, lid 5, van de basisverordening, waarin is bepaald dat „alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van die bedrijfstak van invloed zijn” bij de schadeanalyse moeten worden onderzocht. De mogelijke bijdrage van andere factoren dan de invoer met dumping tot de schade wordt besproken onder F. Oorzakelijk verband, en met name onder het kopje Gevolgen van andere factoren (zie de overwegingen 59 tot en met 69).

(50)

Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 72 tot en met 89 van de voorlopige verordening bevestigd.

5.   Conclusie inzake schade

(51)

Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 90 tot en met 92 van de voorlopige verordening bevestigd.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Gevolgen van de invoer met dumping en de economische neergang

(52)

Sommige partijen herhaalden hun argumenten uit de voorlopige fase en voerden aan dat een groot deel van de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade te wijten was aan andere factoren dan de invoer met dumping.

(53)

Na de mededeling van de voorlopige bevindingen beweerden sommige producenten-exporteurs uit de VRC met name dat de daling van het verkoopvolume en het marktaandeel voor een aanzienlijk deel werd veroorzaakt door de afnemende vraag als gevolg van de economische crisis en niet door de invoer met dumping uit de VRC. Voorts zou de vergelijkbare daling van de prijzen van de invoer uit de VRC en van de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode (met respectievelijk 9 % en 8 %) eveneens aangeven dat de daling van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie louter werd veroorzaakt door de verminderde vraag op de markt en niet door het effect van de invoer met dumping.

(54)

Ten eerste wordt in de overwegingen 103 tot en met 106 van de voorlopige verordening erkend dat de economische neergang en de daaruit voortvloeiende vermindering van de vraag een negatief effect hadden op de situatie van de bedrijfstak van de Unie en als zodanig tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade kunnen hebben bijgedragen. Dit doet echter niets af aan de schadelijke gevolgen van de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC waarvan het marktaandeel in de Unie gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk toenam.

(55)

Zoals al in de overwegingen 104 en 105 van de voorlopige verordening is uitgelegd, zijn de gevolgen van invoer met dumping in een periode van afnemende vraag in feite veel schadelijker dan in een periode van snelle groei. De invoer uit de VRC blijkt de prijzen van de bedrijfstak van de Unie gedurende de gehele beoordelingsperiode te hebben onderboden. Bovendien lag de prijsonderbieding in het OT tussen 21 % en 32 % en bereikte de invoer uit de VRC in dat tijdvak, na een stijging met maar liefst 7,9 procentpunten in de beoordelingsperiode, een marktaandeel van 18 % in de Unie. Terwijl dus een duidelijke prijsdruk uitging van de invoer uit de VRC, waardoor de bedrijfstak van de Unie geen kostendekkende (laat staan winstgevende) prijzen kon vaststellen, maakte de toename van de omvang en het marktaandeel van die invoer het voor de bedrijfstak van de Unie tegelijk onmogelijk om te proberen zijn productie, bezettingsgraad en verkoop op te voeren; dat geldt met name voor producten die meer als basisproduct kunnen worden beschouwd en die hoofdzakelijk via distributeurs worden verkocht.

(56)

Ten tweede zouden conclusies die uitsluitend op bepaalde schade-indicatoren zijn gebaseerd, zoals verkoopvolume en marktaandeel of alleen verkoopprijzen, de analyse in dit geval vertekenen. Zo ging de afname van het verkoopvolume en het marktaandeel onder meer gepaard met een ernstige verslechtering van de winstgevendheid en was zij grotendeels te wijten aan de door de invoer met dumping uitgeoefende prijsdruk. Wat specifiek het marktaandeel aanbelangt, heeft de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode 3,6 procentpunten aan de invoer uit de VRC moeten prijsgeven. Tot slot en opnieuw gezien de prijsonderbieding en de absolute en relatieve toename van de invoer uit de VRC, kan geenszins worden geconcludeerd dat de daling van de prijzen van de producenten in de Unie losstaat van het prijsniveau van de invoer met dumping.

(57)

Gezien het bovenstaande wordt het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de vastgestelde aanmerkelijke schade bevestigd, omdat er gelijktijdig sprake was van grote omvang en van aanzienlijke prijsdruk door de invoer uit de VRC op de bedrijfstak van de Unie.

(58)

Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 94 tot en met 96 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Gevolgen van andere factoren

(59)

Wat de gevolgen van de invoer uit andere derde landen naar de Unie betreft, beweerden sommige producenten-exporteurs uit de VRC dat 1,0 van de 3,6 procentpunten waarmee het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie was afgenomen, te wijten was aan de invoer uit Japan en India. Feit is echter dat de toename van het marktaandeel van de invoer uit de VRC niet alleen ten koste ging van de bedrijfstak van de Unie maar ook van ander invoer. Van die toename met 7,9 procentpunten ging 3,6 procentpunten ten koste van de bedrijfstak van de Unie en 4,3 procentpunten ten koste van invoer uit andere landen.

(60)

Dezelfde producenten-exporteurs uit de VRC stelden dat ook de gemiddelde prijzen van de invoer uit een aantal specifieke andere derde landen, met name Oekraïne, India en de VS, sterk waren gedaald waardoor schade voor de bedrijfstak van de Unie kon zijn ontstaan. In dit verband wordt er echter op gewezen dat de gemiddelde prijs van de invoer uit alle landen behalve de VRC tijdens de beoordelingsperiode in feite met 34 % is gestegen. Zoals in overweging 100 van de voorlopige verordening al is vermeld, lag de gemiddelde prijs van de invoer uit de VS aanzienlijk hoger dan de prijzen op de markt in de Unie. In diezelfde overweging staat ook dat het marktaandeel van de invoer uit Oekraïne is gedaald, terwijl dat van de invoer uit de VS en India relatief stabiel is gebleven. Op basis van de Eurostatgegevens over die invoer kan evenwel niet worden geconcludeerd dat de invoer uit andere derde landen een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie; die invoer verbreekt derhalve niet het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de schade.

(61)

Aangezien geen andere opmerkingen over de bevindingen in de overwegingen 97 tot en met 102 van de voorlopige verordening werden ontvangen, worden deze bevindingen bevestigd.

(62)

Wat de gevolgen van de economische neergang betreft, wordt in de overwegingen 52 tot en met 58 geanalyseerd waarom deze niet kan worden beschouwd als factor die het oorzakelijke verband verbreekt. Aangezien geen van de ingediende opmerkingen het tegendeel aantoonde, worden de bevindingen in de overwegingen 103 tot en met 106 van de voorlopige verordening bevestigd.

(63)

Aangezien geen opmerkingen werden ontvangen over de bevindingen in de overwegingen 107 en 108 van de voorlopige verordening met betrekking tot de uitvoerprestatie van de bedrijfstak van de Unie, worden die bevindingen bevestigd.

(64)

Sommige producenten-exporteurs uit de VRC beweerden dat de stijging van de productiekosten per eenheid met 18 % (zie overweging 109 van de voorlopige verordening) en niet de invoer met dumping een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verslechtering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, en verzochten derhalve om een uitvoeriger analyse van de gevolgen van die kostenstijging.

(65)

De Commissie heeft deze kwestie onderzocht en kwam tot de conclusie dat de stijging van de productiekosten per eenheid kon worden toegeschreven aan hogere fabricagekosten als gevolg van hogere grondstoffenprijzen, vaste kosten zoals directe loonkosten, afschrijving, vaste productiekosten en VAA-kosten, en de snelle productiedaling.

(66)

Daar de schommelingen in de kosten van grondstoffen grotendeels worden opgevangen door het prijsvormingsmechanisme van de bedrijfstak van de Unie - het zogenaamde legeringstoeslagsysteem, dat de prijzen rechtstreeks koppelt aan de notering van de belangrijkste grondstoffen, zoals nikkel, molybdeen en chroom - zijn de gevolgen voor de winstgevendheid waarschijnlijk gering. De andere aspecten, die de ontoereikende productie- en verkoopvolumes betreffen, hadden echter wel rechtstreeks gevolgen voor de winstgevendheid. Aangezien de bedrijfstak van de Unie heel wat meer zou hebben geproduceerd en verkocht als er geen invoer met dumping had plaatsgevonden, kan niet worden geconcludeerd dat de stijging van de productiekosten per eenheid op zich, eerder dan de invoer met dumping, een belangrijke factor is bij het ontstaan van de schade, aangezien die onlosmakelijk verbonden is met de toename van de invoer met dumping.

(67)

Sommige producenten-exporteurs in de VRC opperden ook dat de vastgestelde schade in belangrijke mate kon zijn veroorzaakt doordat de bedrijfstak van de Unie niet herstructureerde toen het verbruik afnam.

(68)

In dit verband moet allereerst worden opgemerkt dat de bedrijfstak van de Unie niet zomaar te kampen had met een daling van het verbruik, maar met de gevolgen van invoer met dumping in een periode van afnemend verbruik. Niettemin is uit het onderzoek gebleken dat: i) de bedrijfstak van de Unie zijn productiecapaciteit heeft gehandhaafd omdat hij verwachtte dat de crisis van tijdelijke aard zou zijn en dat de situatie zich spoedig zou herstellen, waarbij niet van hem kan worden verwacht dat hij zijn capaciteit aanpast aan een toename van de invoer uit de VRC tegen abnormaal lage dumpingprijzen; ii) de bedrijfstak van de Unie zijn productmix heeft ontwikkeld en zich daarbij heeft toegespitst op hoogwaardigere gespecialiseerde producten waarvoor de concurrentie uit de VRC minder hevig is; iii) de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode zijn personeelsbestand met 8 % heeft verkleind en de gemiddelde arbeidskosten per werknemer met 2 % heeft verlaagd (indien bij deze bezuinigingen alleen van de crisisperiode wordt uitgegaan, d.w.z. van de periode tussen 2008 en het eind van het OT, is er zelfs sprake van respectievelijk 19 en 11 procentpunten). Uit al deze factoren blijkt dat de bedrijfstak van de Unie zeer actief maatregelen heeft genomen om te reageren op de nadelige gevolgen van de geleden schade. Deze maatregelen bleken evenwel onvoldoende om de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping in een periode van zwakke vraag te ondervangen.

(69)

Aangezien er geen andere opmerkingen werden ontvangen, worden de overwegingen 109 en 110 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(70)

Uit geen van de door de belanghebbenden ingediende argumenten blijkt dat het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de vastgestelde aanmerkelijke schade door andere factoren wordt verbroken. Er wordt dan ook geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden.

(71)

Derhalve worden de conclusies inzake het oorzakelijke verband die in de overwegingen 111 tot en met 113 van de voorlopige verordening zijn samengevat, bevestigd.

G.   BELANG VAN DE UNIE

(72)

In verband met de opmerkingen van de partijen heeft de Commissie haar onderzoek met betrekking tot het belang van de Unie voortgezet.

1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(73)

Met betrekking tot het belang van de bedrijfstak van de Unie zijn geen verdere opmerkingen of gegevens ontvangen. Daarom worden de bevindingen in de overwegingen 116 tot en met 120 van de voorlopige verordening bevestigd.

2.   Belang van niet-verbonden importeurs in de Unie

(74)

Aangezien er geen opmerkingen ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 121 tot en met 123 van de voorlopige verordening bevestigd.

3.   Belang van de gebruikers

(75)

Nadat voorlopige maatregelen waren ingesteld, heeft een verwerkende onderneming die niet aan het onderzoek had meegewerkt, opmerkingen over het belang van de Unie ingediend. Zij verklaarde met name dat de antidumpingmaatregelen aanzienlijke gevolgen voor haar zullen meebrengen. Buizen van roestvrij staal zijn een essentiële component van diverse downstreamproducten, waaronder ook de door haar vervaardigde producten (bv. warmtewisselaars); tevens was zij bezorgd over de aanbodzekerheid omdat zij bij sommige leveringen door producenten in de Unie met vertragingen te maken had gehad.

(76)

Aangezien deze gebruiker slechts 5 % van haar buizen en pijpen van roestvrij staal uit de VRC invoerde, lijken de mogelijke gevolgen voor deze onderneming echter beperkt te zijn, zowel wat de kosten als de aanbodzekerheid betreft.

(77)

Met name wat de gevolgen voor de kosten betreft, heeft de onderneming haar argument niet met feitelijke gegevens onderbouwd. Voorts wordt eraan herinnerd dat de gevolgen voor de kosten van de enige verwerkende onderneming die volledig aan het onderzoek meewerkte, zowel voor de onderneming als geheel als voor de afdeling die buizen van roestvrij staal verwerkt, zeer gering werden geacht (zie de overwegingen 124 en 125 van de voorlopige verordening).

(78)

Wat de door de verwerkende onderneming genoemde aanbodzekerheid betreft, moet eraan worden herinnerd dat naast de VRC een groot aantal andere derde landen buizen en pijpen van roestvrij staal naar de Unie blijven uitvoeren. Bovendien is het overleven van de bedrijfstak van de Unie ook van cruciaal belang voor de verwerkende onderneming, aangezien die bedrijfstak de belangrijkste leverancier van het product blijft.

(79)

Hoewel in de voorlopige fase ook in overweging werd genomen dat de antidumpingmaatregelen ernstigere gevolgen zouden kunnen hebben voor verwerkende ondernemingen die voor de vervaardiging van hun downstreamproducten grote hoeveelheden buizen van roestvrij staal uit de VRC invoeren (zie overweging 126 van de voorlopige verordening), kan uit het gebrek aan onderbouwde argumenten of nieuwe informatie na de mededeling van de voorlopige bevindingen worden opgemaakt dat de belangrijke voordelen die voor de bedrijfstak van de Unie uit de instelling van antidumpingmaatregelen voortvloeien, groter zijn dan de verwachte negatieve gevolgen voor die verwerkende ondernemingen. Daarom worden de bevindingen met betrekking tot het belang van de gebruikers, die zijn opgenomen in de overwegingen 124 tot en met 130 van de voorlopige verordening, bevestigd.

4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(80)

Gezien het bovenstaande wordt definitief geconcludeerd dat er, alles in aanmerking genomen, geen dwingende redenen zijn om geen definitieve antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC in te stellen. Daarom worden de bevindingen in de overwegingen 131 en 132 van de voorlopige verordening bevestigd.

H.   DEFINITIEVE MAATREGELEN

1.   Schademarge

(81)

De klagers betoogden dat de in de voorlopige verordening vastgestelde winstmarge van 5 % buitengewoon laag was en herhaalden dat een marge van 12 % gerechtvaardigd zou zijn, omdat de betrokken bedrijfstak kapitaalintensief is en voortdurend aanzienlijke sommen gelds in technische verbeteringen en innovatie-updates moet investeren. Volgens hen was een marge van 12 % noodzakelijk om voldoende kapitaalopbrengst te behalen om die investeringen mogelijk te maken. Dit argument werd echter niet op overtuigende wijze met cijfers onderbouwd. Derhalve wordt geconcludeerd dat de in de voorlopige fase vastgestelde winstmarge van 5 % moet worden gehandhaafd.

(82)

Wat de vaststelling van de schademarge betreft, is in overweging 45 al uitgelegd dat de kleine correctie voor het verschil in handelsstadium bij de berekening van de prijsonderbieding ook bij de berekening van de schademarge is toegepast.

(83)

Deze correctie leidde tot een kleine herziening van de schademarge. Hieruit volgt dat de schademarge tussen 48,3 % en 71,9 % ligt, zoals uit onderstaande tabel blijkt.

Onderneming/ondernemingen

Schademarge

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd, Haiyu

71,9 %

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd, Situan

48,3 %

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd, Yongzhong

48,6 %

Gewogen gemiddelde van de steekproef voor de in bijlage I genoemde medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen

56,9 %

Alle andere ondernemingen

71,9 %

(84)

Volgens een van de producenten-exporteurs uit de VRC moet de schademarge als gevolg van de door de economische crisis veroorzaakte schade worden gebaseerd op de prijsonderbieding en niet op het prijsbederf; hij voerde daarbij aan dat deze methode al bij een aantal andere antidumpingprocedures was toegepast (4). Bij alle door de producent-exporteur genoemde onderzoeken waren er echter bijzondere redenen in verband met de bedrijfstak of de economische sector (zoals dreigende monopolievorming, een aanzienlijke capaciteitsvergroting voor de bedrijfstak van de Unie in een volgroeide markt, langdurig uitblijven van winst voor de bedrijfstak wereldwijd) die voor de uitzonderlijke toepassing van deze methode pleitten. Bij het huidige onderzoek is dat niet het geval, aangezien de economische crisis de hele wereld betreft en derhalve niet als specifiek kan worden beschouwd voor de bedrijfstak die naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal vervaardigt.

2.   Definitieve maatregelen

(85)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie moet overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening een definitief antidumpingrecht worden ingesteld op het betrokken product, dat volgens de regel van het laagste recht gelijk is aan de dumpingmarge of, indien deze lager is, de schademarge. In dit geval is de schademarge lager dan de vastgestelde dumpingmarge, zodat de definitieve maatregelen op de schademarge moeten worden gebaseerd.

(86)

Op grond van het bovenstaande gelden de volgende de rechten, in procenten van de cif-prijs grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming/ondernemingen

Definitief antidumpingrecht

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd, Haiyu

71,9 %

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd, Situan

48,3 %

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd, Yongzhong

48,6 %

Gewogen gemiddelde van de steekproef voor de in bijlage I genoemde medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen

56,9 %

Alle andere ondernemingen

71,9 %

(87)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht, dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend voor producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam en adres genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(88)

Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen. Deze bijzondere maatregelen omvatten de overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in bijlage II bij deze verordening. Voor producten die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaan, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere exporteurs.

(89)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(90)

Verzoeken in verband met de toepassing van individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na een naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) dienen onverwijld aan de Commissie (5) te worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien de naamswijziging of de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van de productie en de verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt.

(91)

De Commissie heeft alle partijen in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was de instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal van oorsprong uit de VRC aan te bevelen. De partijen konden hierover binnen een bepaalde termijn na de mededeling van de definitieve bevindingen opmerkingen maken.

(92)

De door de belanghebbenden ingediende opmerkingen werden naar behoren onderzocht. Geen van de opmerkingen gaven aanleiding de bevindingen van het onderzoek te wijzigen.

(93)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het recht voor het gehele land niet alleen gelden voor niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

(94)

Om een gelijke behandeling van nieuwe exporteurs en de in de bijlage I bij deze verordening vermelde, niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen te garanderen, moet het voor laatstgenoemde ondernemingen geldende gewogen gemiddelde recht eveneens gelden voor alle nieuwe exporteurs die anders voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 11, lid 4, van de basisverordening in aanmerking zouden komen, daar dit artikel niet geldt wanneer gebruik is gemaakt van een steekproef.

3.   Definitieve inning van de voorlopige rechten

(95)

Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de ernst van de schade voor de bedrijfstak van de Unie (waarbij het bij deze verordening ingestelde definitieve recht hoger is dan het bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige recht), wordt het noodzakelijk geacht de bedragen die als zekerheid zijn gesteld uit hoofde van het bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige antidumpingrecht, definitief te innen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal (met uitzondering van die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 11 00, 7304 22 00, 7304 24 00, ex 7304 41 00, 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00 (Taric-codes 7304410090, 7304499390, 7304499590, 7304499990 en 7304900091), van oorsprong uit de Volksrepubliek China (VRC).

2.   De definitieve antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven producten, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming/ondernemingen

Definitief antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

Changshu Walsin Specialty Steel, Co. Ltd, Haiyu

71,9 %

B120

Shanghai Jinchang Stainless Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd, Situan

48,3 %

B118

Wenzhou Jiangnan Steel Pipe Manufacturing, Co. Ltd, Yongzhong

48,6 %

B119

In bijlage I vermelde ondernemingen

56,9 %

 

Alle andere ondernemingen

71,9 %

B999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorschriften in bijlage II, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht dat voor alle andere ondernemingen geldt, toegepast.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

De bedragen die als zekerheid zijn gesteld voor de voorlopige antidumpingrechten die op grond van Verordening (EU) nr. 627/2011 van de Commissie zijn ingesteld op naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal (met uitzondering van die welke voorzien zijn van hulpstukken (fittings), voor gassen of vloeistoffen, bestemd voor burgerluchtvaartuigen), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 7304 11 00, 7304 22 00, 7304 24 00, ex 7304 41 00, 7304 49 10, ex 7304 49 93, ex 7304 49 95, ex 7304 49 99 en ex 7304 90 00 en van oorsprong uit de VRC, worden definitief geïnd.

Artikel 3

Wanneer een nieuwe producent-exporteur in de VRC ten genoegen van de Commissie aantoont dat hij:

het in artikel 1, lid 1, beschreven product in het onderzoektijdvak (1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010) niet naar de Unie heeft uitgevoerd,

niet verbonden is met een exporteur of producent in de VRC voor wie de bij deze verordening ingestelde antidumpingmaatregelen gelden,

het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd daadwerkelijk naar de Unie heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Unie uit te voeren,

kan de Raad, met een gewone meerderheid, op een na raadpleging van het Raadgevend Comité door de Commissie ingediend voorstel, artikel 1, lid 2, wijzigen door de nieuwe producent-exporteur toe te voegen aan de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen en waarvoor bijgevolg het gewogen gemiddelde recht van 56,9 % geldt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Genève, 14 december 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. NOGAJ


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 169 van 29.6.2011, blz. 1.

(3)  Onder meer: www.meps.co.uk.

(4)  Verordening (EG) nr. 2376/94 van de Commissie van 27 september 1994 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van ontvangtoestellen voor kleurentelevisie van oorsprong uit Maleisië, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea, Singapore en Thailand (PB L 255 van 1.10.1994, blz. 50). Verordening (EEG) nr. 129/91 van de Commissie van 11 januari 1991 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van ontvangtoestellen voor kleurentelevisie met klein beeldscherm, van oorsprong uit Hongkong en de Volksrepubliek China (PB L 14 van 19.1.1991, blz. 31). Besluit 91/392/EEG van de Commissie van 21 juni 1991 tot aanvaarding van in verband met de antidumpingprocedure inzake de invoer van bepaalde buizen van asbestcement van oorsprong uit Turkije aangeboden verbintenissen en tot beëindiging van het onderzoek (PB L 209 van 31.7.1991, blz. 37). Verordening (EEG) nr. 2686/92 van de Commissie van 16 september 1992 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten elektronische microschakelingen, DRAM’s (dynamic random access memories) genaamd, van oorsprong uit de Republiek Korea (PB L 272 van 17.9.1992, blz. 13). Verordening (EG) nr. 1331/2007 van de Raad van 13 november 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op dicyaandiamide van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 296 van 15.11.2007, blz. 1).

(5)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, Kamer N105 04/092, 1049 Brussel, België.


BIJLAGE I

NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE PRODUCENTEN-EXPORTEURS UIT DE VRC

Naam

Aanvullende Taric-code

Baofeng Steel Group, Co. Ltd, Lishui

B236

Changzhou City Lianyi Special Stainless Steel Tube, Co. Ltd, Changzhou

B237

Huadi Steel Group, Co. Ltd, Wenzhou

B238

Huzhou Fengtai Stainless Steel Pipes, Co. Ltd, Huzhou

B239

Huzhou Gaolin Stainless Steel Tube Manufacture, Co. Ltd, Huzhou

B240

Huzhou Zhongli Stainless Steel Pipe, Co. Ltd, Huzhou

B241

Jiangsu Wujin Stainless Steel Pipe Group, Co. Ltd, Beijing

B242

Jiangyin Huachang Stainless Steel Pipe, Co. Ltd, Jiangyin

B243

Lixue Group, Co. Ltd, Ruian

B244

Shanghai Crystal Palace Pipe, Co. Ltd, Shanghai

B245

Shanghai Baoluo Stainless Steel Tube, Co. Ltd, Shanghai

B246

Shanghai Shangshang Stainless Steel Pipe, Co. Ltd, Shanghai

B247

Shanghai Tianbao Stainless Steel, Co. Ltd, Shanghai

B248

Shanghai Tianyang Steel Tube, Co. Ltd, Shanghai

B249

Wenzhou Xindeda Stainless Steel Material, Co. Ltd, Wenzhou

B250

Wenzhou Baorui Steel, Co. Ltd, Wenzhou

B251

Zhejiang Conform Stainless Steel Tube, Co. Ltd, Jixing

B252

Zhejiang Easter Steel Pipe, Co. Ltd, Jiaxing

B253

Zhejiang Five - Star Steel Tube Manufacturing, Co. Ltd, Wenzhou

B254

Zhejiang Guobang Steel, Co. Ltd, Lishui

B255

Zhejiang Hengyuan Steel, Co. Ltd, Lishui

B256

Zhejiang Jiashang Stainless Steel, Co. Ltd, Jiaxing City

B257

Zhejiang Jinxin Stainless Steel Manufacture, Co. Ltd, Xiping Town

B258

Zhejiang Jiuli Hi-Tech Metals, Co. Ltd, Huzhou

B259

Zhejiang Kanglong Steel, Co. Ltd, Lishui

B260

Zhejiang Qiangli Stainless Steel Manufacture, Co. Ltd, Xiping Town

B261

Zhejiang Tianbao Industrial, Co. Ltd, Wenzhou

B262

Zhejiang Tsingshan Steel Pipe, Co. Ltd, Lishui

B263

Zhejiang Yida Special Steel, Co. Ltd, Xiping Town

B264


BIJLAGE II

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1.

de naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2.

de volgende verklaring:

„Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in de VRC. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.

Datum en handtekening.”.


20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/20


VERORDENING (EU) Nr. 1332/2011 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2011

tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8, leden 1 en 5, en artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er moeten veiligheidseisen worden opgelegd aan EU-exploitanten van luchtvaartuigen die in een lidstaat of een derde land zijn geregistreerd en op exploitanten uit derde landen die luchtvaartuigen exploiteren in de Unie.

(2)

Naar aanleiding van een reeks incidenten in volle vlucht waarbij de veiligheidsmarges werden overschreden, zoals de bijna-botsing boven Yaizu (Japan) in 2001 en de botsing boven Überlingen (Duitsland) in 2002, moet een upgrade worden uitgevoerd van de software van het systeem voor het vermijden van botsingen in de lucht. Uit studies is gebleken dat het risico op een botsing in de lucht met de huidige software van het systeem voor het vermijden van botsingen in de lucht 2,7 × 10-8 per vluchtuur bedraagt. Het veiligheidsrisico van de huidige versie 7.0 van ACAS II wordt dan ook onaanvaardbaar geacht.

(3)

Er moet een nieuwe versie van de software van het systeem voor het vermijden van botsingen in de lucht (ACAS II) worden ingevoerd om te vermijden dat luchtvaartuigen die onder Verordening (EG) nr. 216/2008 vallen in volle vlucht zouden botsen.

(4)

Om de hoogst mogelijke veiligheidsnormen te garanderen, moet ACAS II met de meest recente versie van de botsingsvermijdingssoftware worden geïnstalleerd in luchtvaartuigen die dit niet verplicht aan boord moeten hebben maar die al vóór de inwerkingtreding van deze verordening met ACAS II waren uitgerust.

(5)

Om te garanderen dat de veiligheidsvoordelen van de nieuwe softwareversie worden verwezenlijkt, moeten alle luchtvaartuigen er zo snel als praktisch haalbaar mee worden uitgerust. De luchtvaartsector moet echter een realistische termijn krijgen om zich aan deze nieuwe verordening aan te passen, rekening houdende met de beschikbaarheid van nieuwe apparatuur.

(6)

Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsregels opgesteld en als advies bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008.

(7)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 opgerichte comité van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In deze verordening worden gemeenschappelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht vastgesteld, die moeten worden nageleefd door:

(a)

de exploitanten van de in artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde luchtvaartuigen die vluchten naar, binnen of uit de Unie ondernemen, en

(b)

de exploitanten van de in artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde luchtvaartuigen die vluchten ondernemen in het luchtruim boven het grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is en in elk ander luchtruim waarop Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) van toepassing is.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1)   „boordsysteem voor het vermijden van botsingen in de lucht (ACAS)”: een systeem aan boord van een luchtvaartuig, werkend met transpondersignalen van de secundaire surveillanceradar (SSR) en onafhankelijk van installaties op de grond, dat de piloot advies geeft over mogelijk conflicterende luchtvaartuigen die zijn uitgerust met SSR-transponders;

2)   „boordsysteem voor het vermijden van botsingen in de lucht II (ACAS II)”: een boordsysteem voor het vermijden van botsingen in de lucht dat, naast verkeersadvies, ook advies in verband met verticale separatie verstrekt;

3)   „separatieadvies (Resolution Advisory, RA)”: een advies aan de bemanning om een manoeuvre uit te voeren dat tot doel heeft voor separatie te zorgen of om een manoeuvre te beperken teneinde de bestaande separatie te behouden;

4)   „verkeersadvies (Traffic Advisory, TA)”: een advies waarin de bemanning erop gewezen wordt dat de nabijheid van een ander luchtvaartuig een mogelijke bedreiging vormt.

Artikel 3

Airborne Collision Avoidance System (ACAS)

1.   De in deel I van de bijlage bij deze verordening vermelde luchtvaartuigen worden uitgerust met ACAS II en geëxploiteerd overeenkomstig de in de bijlage vermelde regels en procedures.

2.   De lidstaten zien erop toe dat bij de exploitatie van de in artikel 1, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde luchtvaartuigen de in de bijlage uiteengezette regels en procedures worden nageleefd, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden.

Artikel 4

Bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op exploitanten die onder Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad vallen (3)

1.   Bij wijze van uitzondering op OPS 1.668 en OPS 1.398 van bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad, zijn artikel 3 en de bijlage bij deze verordening van toepassing op de in artikel 1, onder a), vermelde exploitanten van luchtvaartuigen.

2.   Alle andere verplichtingen inzake goedkeuring, installatie of bediening van apparatuur die uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 3922/91 worden opgelegd aan exploitanten van luchtvaartuigen, blijven van toepassing op ACAS II.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De artikelen 3 en 4 zijn van toepassing vanaf 1 maart 2012.

3.   Bij wijze van uitzondering op lid 2 zijn de bepalingen van de artikelen 3 en 4 vanaf 1 december 2015 van toepassing op luchtvaartuigen met een individueel luchtwaardigheidscertificaat dat vóór 1 maart 2012 is afgegeven.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(2)  PB L 96 van 31.3.2004, blz. 20.

(3)  PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.


BIJLAGE

Airborne Collision Avoidance Systems (ACAS) II

[Deel-ACAS]

Deel I —   ACAS II-apparatuur

AUR.ACAS.1005   Prestatievereiste

(1)

De volgende turbineaangedreven luchtvaartuigen moeten worden uitgerust met versie 7.1 van de botsingsvermijdingssoftware van ACAS II:

a)

luchtvaartuigen met een maximale gecertificeerde startmassa van meer dan 5 700 kg, of

b)

luchtvaartuigen die meer dan 19 passagiers mogen vervoeren.

(2)

Luchtvaartuigen die niet in punt (1) zijn vermeld maar die vrijwillig zijn uitgerust met ACAS II, moeten zijn uitgerust met versie 7.1 van de botsingsvermijdingssoftware;

(3)

Punt 1 is niet van toepassing op onbemande luchtvaartsystemen.

Deel II —   Exploitatie

AUR.ACAS.2005   Gebruik van ACAS II

(1)

Behalve indien anders bepaald in de minimumuitrustingslijst van bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 wordt ACAS II tijdens de vlucht gebruikt in een bedrijfsstand die het mogelijk maakt RA-adviezen te geven aan de bemanning wanneer de ongewenste nabijheid van een ander luchtvaartuig wordt vastgesteld, tenzij de RA-functie moet worden uitgeschakeld (en alleen gebruik wordt gemaakt van TA of gelijkwaardige adviezen) ten gevolge van een abnormale procedure of in prestatiebeperkende omstandigheden.

(2)

Wanneer ACAS II een RA-advies geeft:

a)

volgt de gezagvoerder het RA-advies onmiddellijk op, zelfs als dit in strijd is met de instructies van de luchtverkeersleiding, tenzij dit de veiligheid van het luchtvaartuig in gevaar zou brengen;

b)

stelt de bemanning, zodra de werkbelasting dit toelaat, de passende luchtverkeersleidingseenheid in kennis van het feit dat zij een RA-advies hebben gekregen dat hen verplicht af te wijken van de instructie of clearance van de luchtverkeersleiding;

c)

wanneer het conflict is opgelost, moet het luchtvaartuig:

i)

zich onmiddellijk opnieuw schikken naar de voorwaarden van de erkende instructie of clearance van de luchtverkeersleiding die in kennis is gesteld van het manoeuvre, of

ii)

zich schikken naar een gewijzigde instructie of clearance van de luchtverkeersleiding.

AUR.ACAS.2010   ACAS II-opleiding

De exploitanten moeten operationele procedures en opleidingsprogramma's voor ACAS II opstellen, zodat de bemanning passende opleiding heeft genoten in het vermijden van botsingen en bekwaam is om ACAS II-apparatuur te gebruiken.


20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/23


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1333/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

tot vaststelling van handelsnormen voor bananen, voorschriften inzake de controle op de naleving van die handelsnormen en voorschriften betreffende de mededelingen in de sector bananen

(codificatie)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name artikel 121, onder a) en artikel 194, in combinatie met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2257/94 van de Commissie van 16 september 1994 tot vaststelling van kwaliteitsnormen voor bananen (2), Verordening (EG) nr. 2898/95 van de Commissie van 15 december 1995 houdende voorschriften inzake de controle op de naleving van de kwaliteitsnormen in de sector bananen (3) en Verordening (EG) nr. 239/2007 van de Commissie van 6 maart 2007 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad inzake de voorschriften betreffende de mededelingen in de sector bananen (4) zijn ingrijpend gewijzigd (5). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordeningen te worden overgegaan door deze in één tekst samen te brengen.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat handelsnormen worden vastgesteld voor bananen. Die normen hebben tot doel de voorziening van de markt met uniforme producten van goede kwaliteit te waarborgen, in het bijzonder wat de in de Unie geoogste bananen betreft, waarvan de kwaliteit verder dient te worden verbeterd.

(3)

In verband met het grote aantal in de Unie afgezette variëteiten en met de vele handelsgebruiken, verdient het aanbeveling minimumnormen voor niet-nagerijpte groene bananen vast te stellen, onverminderd de mogelijkheid om later normen voor een ander handelsstadium vast te stellen. Babybananen dienen op grond van de kenmerken ervan en van de wijze waarop zij worden afgezet, van het toepassingsgebied van de Unienormen te worden uitgesloten.

(4)

Het lijkt passend, gezien het gestelde doel, toe te staan dat de bananenproducerende lidstaten op hun grondgebied nationale normen toepassen op hun productie, doch alleen voor de stadia van de keten na het stadium van de niet-nagerijpte groene bananen en op voorwaarde dat die bepalingen niet onverenigbaar zijn met de Unienormen en het vrije verkeer van bananen in de Unie niet belemmeren.

(5)

Er dient rekening mee te worden gehouden dat ongunstige productieomstandigheden wegens klimaatfactoren op Madeira, op de Azoren, in de Algarve, op Kreta, in Lakonië en in Cyprus tot gevolg hebben dat de bananen er niet de voorgeschreven minimumlengte bereiken. In dit geval moet de betrokken productie kunnen worden afgezet, mits ingedeeld in klasse II.

(6)

Er moeten maatregelen worden vastgesteld die de uniforme toepassing van de handelsnormen voor bananen waarborgen, en met name maatregelen inzake de normcontrole.

(7)

Om rekening te houden met de eigenschappen van een sterk aan bederf onderhevig product, met de gebruikelijke wijze van afzet en met de in de handel gebruikelijke controles, moet worden bepaald dat de normcontrole in principe moet worden verricht in het stadium waarvoor de normen gelden.

(8)

Bananen die bij de controle in dit stadium aan de eisen voldoen, worden geacht aan de normen te beantwoorden, onverminderd de resultaten van onaangekondigde controles die achteraf nog kunnen worden verricht tot in de rijpingsinrichting.

(9)

De normcontrole dient niet systematisch te worden verricht, maar via toetsing van een globaal monster dat willekeurig in de door de bevoegde controle-instantie voor de gekozen partij is genomen en waarvan wordt aangenomen dat het voor die partij representatief is. Op die controle zijn de desbetreffende bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2001 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (6) van toepassing.

(10)

Er heerst in de bananenhandel een zeer scherpe concurrentie. De betrokken marktdeelnemers hebben zelf strenge controles ingesteld. Bijgevolg dienen marktdeelnemers die de nodige waarborgen bieden inzake personeel en goederenbehandelingsmaterieel en kunnen garanderen dat de door hen in de Unie in de handel gebrachte bananen aan de handelsnormen van de Unie voldoen, van de controle in het vastgestelde stadium te worden vrijgesteld. Deze vrijstelling dient te worden toegekend door de lidstaat waarin in principe de controle plaatsvindt. De vrijstelling dient te worden ingetrokken als niet meer aan de normen of de vrijstellingsvoorwaarden wordt voldaan.

(11)

De betrokken marktdeelnemers dienen met het oog op de uitvoering van de controles inlichtingen aan de bevoegde instanties te verschaffen.

(12)

Het normcontrolecertificaat dat na afloop van de controle wordt afgegeven, hoeft de bananen niet tot in het laatste stadium van de afzet te vergezellen, maar moet dienen om te bewijzen dat de bananen aan de Unienormen voldoen tot in de rijpingsinrichting, in overeenstemming met de werkingsfeer van de normen. Er moet voorts aan worden herinnerd dat bananen die niet aan de bij deze verordening vastgestelde normen voldoen, in de Unie niet voor verse consumptie mogen worden gebruikt.

(13)

Om toezicht te kunnen houden op hoe de markt voor bananen functioneert, heeft de Commissie informatie over de productie en de afzet van in de Unie geteelde bananen nodig. Er moeten regels worden vastgesteld betreffende de mededeling van die informatie door de lidstaten.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

HANDELSNORMEN

Artikel 1

De handelsnormen voor bananen van GN-code 0803 00, met uitzondering van „plantains”, van babybananen en van voor verwerking bestemde bananen, worden vastgesteld in bijlage I.

Voor producten van oorsprong uit derde landen gelden de handelsnormen voor het stadium van het in het vrije verkeer brengen en voor die uit de Unie gelden zij voor het stadium van de lossing in de eerste haven van de Unie of, in het geval van producten die in het productiegebied vers aan de consument worden geleverd, voor het stadium van het verlaten van de verpakkingsruimte.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde handelsnormen laten de toepassing onverlet van voor verdere handelsstadia vastgestelde nationale bepalingen die:

a)

het vrije verkeer van producten van oorsprong uit derde landen of uit andere regio's van de Unie die met de in artikel 1 bedoelde handelsnormen in overeenstemming zijn, niet nadelig beïnvloeden; en

b)

niet in strijd zijn met de in artikel 1 bedoelde handelsnormen.

HOOFDSTUK 2

CONTROLE OP DE NALEVING VAN DE HANDELSNORMEN

Artikel 3

De lidstaten controleren overeenkomstig dit hoofdstuk of bananen van GN-code 0803 00, met uitzondering van „plantains”, babybananen en voor verwerking bestemde bananen, aan de in artikel 1 bedoelde handelsnormen voldoen.

Artikel 4

In de Unie geproduceerde bananen worden op hun overeenstemming met de in artikel 1 bedoelde handelsnormen gecontroleerd voordat zij op een transportmiddel worden geladen om vers te worden verkocht. Deze controle kan in de verpakkingsinrichting plaatsvinden.

Bananen die buiten het productiegebied worden afgezet, worden onderworpen aan onaangekondigde controles bij de eerste lossing in een ander gebied in de Unie.

De in de eerste en de tweede alinea bedoelde controles worden uitgevoerd onverminderd artikel 9.

Artikel 5

Onverminderd artikel 9 worden uit derde landen ingevoerde bananen, voordat zij in het vrije verkeer in de Unie worden gebracht, op hun overeenstemming met de in artikel 1 bedoelde handelsnormen gecontroleerd in de lidstaat waarin zij voor het eerst in de Unie worden gelost.

Artikel 6

1.   De normcontrole wordt verricht overeenkomstig artikel 17 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

2.   Als de normcontrole om technische redenen niet bij de eerste lossing in de Unie kan worden verricht, worden de betrokken producten later gecontroleerd, maar uiterlijk als zij in de rijpingsinrichting aankomen, en voor producten uit derde landen voordat zij in het vrije verkeer worden gebracht.

3.   Na afloop van de normcontrole wordt voor producten waarvan is geconstateerd dat zij aan de normen voldoen, een controlecertificaat afgegeven dat is opgesteld volgens het model in bijlage II.

Het controlecertificaat voor bananen van oorsprong uit derde landen moet aan de douaneautoriteiten worden voorgelegd met het oog op het in het vrije verkeer brengen van de producten in de Unie.

4.   Ten aanzien van producten die niet aan de normen blijken te voldoen, geldt het bepaalde in punt 2.7 van bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011.

5.   Ingeval de bevoegde instantie bepaalde producten niet heeft gecontroleerd, brengt zij haar stempel aan op de in artikel 7 bedoelde mededeling of informeert zij, wanneer het ingevoerde bananen betreft, de douaneautoriteiten op enigerlei andere wijze.

6.   De betrokken marktdeelnemer moet de bevoegde instantie zijn volledige medewerking verlenen voor het verrichten van de controles uit hoofde van dit hoofdstuk.

Artikel 7

De belanghebbende marktdeelnemer of zijn vertegenwoordiger deelt, wanneer hij niet voor de in artikel 9 bedoelde vrijstelling in aanmerking komt, de bevoegde instantie te gelegener tijd alle nodige inlichtingen voor de identificatie van de partijen mee, en nauwkeurige gegevens over met name, wat in de Unie geoogste bananen betreft, de plaatsen waar en de data waarop zij worden verpakt en verzonden, wat producten uit derde landen of uit productiegebieden in de Unie betreft, de plaatsen waar en de data waarop zij naar verwachting worden gelost, en, wat betreft bananen die niet bij de eerste lossing in de Unie kunnen worden gecontroleerd, de plaatsen waar en de data waarop zij naar verwachting in de rijpingsinrichtingen worden geleverd.

Artikel 8

1.   De normcontroles worden verricht door de diensten of de instanties die door de bevoegde nationale autoriteiten zijn aangewezen. Zij moeten de voor de verrichting van de controles vereiste garanties bieden, met name inzake materieel, opleiding en ervaring.

2.   De bevoegde nationale autoriteiten kunnen particuliere organisaties machtigen om de normcontroles te verrichten als zij daartoe zijn erkend en aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

beschikken over controleurs die een door de bevoegde nationale autoriteiten erkende opleiding hebben gevolgd;

b)

beschikken over het nodige materieel en de nodige installaties om de voor de controle vereiste verificaties en analyses uit te voeren;

c)

beschikken over adequate apparatuur voor het doorgeven van de gegevens.

3.   De bevoegde nationale autoriteiten verifiëren op geregelde tijden de uitvoering en de doeltreffendheid van de normcontroles. Zij trekken de erkenning in wanneer zij anomalieën of onregelmatigheden constateren die het goede verloop van de normcontroles in het gedrang brengen, of wanneer niet meer aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 9

1.   Marktdeelnemers die in de Unie geoogste bananen of uit derde landen ingevoerde bananen in de handel brengen, worden vrijgesteld van de controle op de overeenstemming met de handelsnormen in de stadia zoals bedoeld in de artikelen 4 en 5, op voorwaarde dat zij:

a)

beschikken over personeel met de nodige ervaring inzake handelsnormen en over de voor de goederenbehandeling en de controle vereiste installaties;

b)

een register van de uitgevoerde activiteiten bijhouden; en

c)

garanderen dat de door hen in de handel gebrachte bananen aan de in artikel 1 bedoelde handelsnormen voldoen.

Aan marktdeelnemers die van de controle zijn vrijgesteld, wordt een volgens het model in bijlage III opgesteld vrijstellingscertificaat afgegeven.

2.   De vrijstelling van de controle wordt, op verzoek van de betrokken marktdeelnemer, toegekend door de controle-instanties of -diensten die zijn aangewezen door bevoegde autoriteiten van, naar gelang van het geval, de lidstaat van productie, wat betreft bananen die in het productiegebied van de Unie in de handel worden gebracht, of de lidstaat waar de bananen worden gelost, wat betreft in de Unie geproduceerde bananen die elders in de Unie in de handel worden gebracht of die uit derde landen worden ingevoerd. De vrijstelling is ten hoogste drie jaar geldig en kan worden vernieuwd. Zij geldt voor de gehele markt van de Unie voor producten die worden gelost in de lidstaat die de vrijstelling heeft verleend.

Deze instanties of diensten trekken de vrijstelling in wanneer zij anomalieën of onregelmatigheden constateren die de overeenstemming met de in artikel 1 bedoelde handelsnormen in het gedrang brengen, of wanneer de in lid 1 genoemde voorwaarden niet meer worden vervuld. De erkenning wordt voorlopig of definitief ingetrokken, naar gelang van de ernst van de geconstateerde gebreken.

De lidstaten leggen een register aan van de van de controle vrijgestelde marktdeelnemers, kennen hun een inschrijvingsnummer toe en doen het nodige om de desbetreffende informatie te verspreiden.

3.   De bevoegde diensten of instanties van de lidstaten verifiëren op geregelde tijden de kwaliteit van de bananen die de in lid 1 bedoelde marktdeelnemers in de handel brengen, en de naleving van de in dat lid vastgestelde voorwaarden. De vrijgestelde marktdeelnemers verlenen eveneens hun volledige medewerking voor het vlotte verloop van deze verificaties.

Zij delen de Commissie de lijst mee van de marktdeelnemers aan wie de in dit artikel bedoelde vrijstelling is verleend, en van de gevallen waarin deze vrijstelling is ingetrokken.

Artikel 10

De toepassing van het bepaalde in deze verordening laat de onaangekondigde incidentele controles die in een later stadium, tot in de rijpingsinrichting, kunnen worden verricht, onverlet.

HOOFDSTUK 3

MEDEDELINGEN

Artikel 11

1.   De lidstaten delen de Commissie voor elke verslagperiode de volgende gegevens mee:

a)

de hoeveelheid in de Unie geteelde bananen die in de handel zijn gebracht:

i)

in het productiegebied,

ii)

buiten het productiegebied;

b)

de gemiddelde verkoopprijzen op de lokale markten van groene bananen die in de Unie zijn geteeld en in het productiegebied in de handel zijn gebracht;

c)

de gemiddelde verkoopprijzen van groene bananen franco eerste loshaven (ongelost) voor bananen die in de Unie zijn geteeld en in de Unie buiten het productiegebied in de handel zijn gebracht;

d)

ramingen voor de onder a), b) en c) bedoelde gegevens voor de volgende twee verslagperioden.

2.   De productiegebieden zijn:

a)

de Canarische Eilanden,

b)

Guadeloupe,

c)

Martinique,

d)

Madeira, de Azoren en de Algarve,

e)

Kreta en Lakonië,

f)

Cyprus.

3.   De verslagperioden voor een kalenderjaar zijn:

a)

januari tot en met april,

b)

mei tot en met augustus,

c)

september tot en met december.

De gegevens over elke verslagperiode worden uiterlijk op de vijftiende dag van de tweede maand volgende op de verslagperiode meegedeeld.

4.   De in dit hoofdstuk bedoelde mededelingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (7).

Artikel 12

De Verordeningen (EG) nr. 2257/94, (EG) nr. 2898/95 en (EG) nr. 239/2007 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VI.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 245 van 20.9.1994, blz. 6.

(3)  PB L 304 van 16.12.1995, blz. 17.

(4)  PB L 67 van 7.3.2007, blz. 3.

(5)  Zie bijlage V.

(6)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(7)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.


BIJLAGE I

Handelsnormen voor bananen

I.   DEFINITIE VAN DE PRODUCTEN

Deze normen gelden voor bananen van de in bijlage IV vermelde variëteiten (cultivars) van het geslacht Musa (AAA) spp., subgroepen Cavendish en Gros Michel, en voor hybriden daarvan, bestemd om na opmaak en verpakking in verse toestand aan de consument te worden geleverd, met uitzondering van „plantains”, van voor industriële verwerking bestemde producten en van babybananen.

II.   KWALITEITSVOORSCHRIFTEN

In deze normen wordt de kwaliteit omschreven die niet-nagerijpte groene bananen na opmaak en verpakking moeten hebben.

A.   Minimumeisen

Rekening houdend met de bijzondere bepalingen voor elke klasse en met de toegestane toleranties, moeten bananen in alle kwaliteitsklassen:

groen en niet-nagerijpt zijn,

heel zijn,

stevig zijn,

gezond zijn; er mogen geen producten voorkomen die door rot zijn aangetast of een zodanige afwijking vertonen dat zij ongeschikt zijn voor consumptie,

zuiver zijn, en met name nagenoeg vrij zijn van zichtbare vreemde stoffen,

nagenoeg vrij zijn van parasieten,

nagenoeg vrij zijn van schade door parasieten,

een gave steel hebben die niet vervormd, niet door schimmel aangetast en niet verdroogd is,

ontdaan zijn van oude bloemresten,

vrij zijn van misvormingen en van een abnormale kromming,

nagenoeg vrij zijn van kneuzingen,

nagenoeg vrij zijn van lage-temperatuurbederf,

vrij zijn van abnormale uitwendige vochtigheid,

vrij zijn van elke vreemde geur en/of smaak.

Bovendien geldt voor de handen (kammen) en de gedeelten daarvan dat:

zij moeten zijn voorzien van een voldoende grote kroon met een normale, gezonde kleur, die niet door schimmel is aangetast,

de kroon met een zuivere, niet-schuine snede, zonder sporen van losrukken en zonder een nog eraan vastzittend stuk bloemstengel (stam) moet zijn afgesneden.

De ontwikkeling en de rijpheid van de bananen moeten zo zijn dat de vruchten:

bestand zijn tegen vervoer en behandeling en

de plaats van bestemming in goede staat kunnen bereiken, om tot een passende mate van rijpheid te komen na te zijn nagerijpt.

B.   Indeling in klassen

Bananen worden ingedeeld in de drie hierna omschreven klassen:

i)   Klasse „Extra”

De in deze klasse ingedeelde bananen moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerkende eigenschappen van de variëteit en/of het handelstype bezitten.

De vingers (afzonderlijke vruchten) moeten vrij van gebreken zijn, afgezien van zeer geringe oppervlakkige gebreken die in totaal niet meer dan 1 cm2 van het oppervlak van de vinger mogen beslaan en geen afbreuk mogen doen aan het algemene uiterlijk van elke hand of elk gedeelte van een hand, aan de kwaliteit van het product, aan de houdbaarheid ervan en aan de presentatie in de verpakking.

ii)   Klasse I

De in deze klasse ingedeelde bananen moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerkende eigenschappen van de variëteit en/of het handelstype bezitten.

De vingers mogen echter de volgende geringe gebreken vertonen voor zover deze geen afbreuk doen aan het algemene uiterlijk van elke hand of elk gedeelte van een hand, aan de kwaliteit van het product, aan de houdbaarheid ervan en aan de presentatie in de verpakking:

een geringe afwijking in vorm,

geringe beschadigingen van de schil door wrijving en andere geringe oppervlakkige gebreken die in totaal niet meer dan 2 cm2 van het oppervlak van de vinger beslaan.

De geringe gebreken mogen in geen geval het vruchtvlees aantasten.

iii)   Klasse II

Tot deze klasse behoren bananen die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.

De volgende gebreken kunnen worden toegestaan, op voorwaarde dat de bananen hun wezenlijke kenmerken behouden wat kwaliteit, houdbaarheid en presentatie betreft:

afwijkingen in vorm,

aan afkrabben, wrijving of een andere oorzaak toe te schrijven beschadigingen en andere gebreken van de schil die in totaal niet meer dan 4 cm2 van het oppervlak van de vinger beslaan.

De gebreken mogen in geen geval het vruchtvlees aantasten.

III.   SORTERINGSVOORSCHRIFTEN

De bananen worden naar grootte gesorteerd op basis van:

de lengte van de vrucht, die wordt uitgedrukt in centimeters en wordt gemeten langs de bolle zijde vanaf de aanhechting van de steel op de kroon tot de top,

de middellijn, die wordt uitgedrukt in millimeters en wordt gemeten op een dwarsdoorsnede in het midden van de vrucht haaks op de lengteas, waarbij de afstand van de ene naar de andere zijkant wordt bepaald.

De voor het meten van lengte en middellijn gebruikte referentievrucht is:

de middelste vinger op de buitenste rij van de hand,

voor een gedeelte van een hand, de vinger op de buitenste rij naast de snede waarmee de hand is verdeeld.

De lengte en de middellijn moeten minimaal 14 cm, respectievelijk minimaal 27 mm bedragen.

In afwijking van de vorige alinea mogen in de regio's Madeira, Azoren, Algarve, Kreta, Lakonië en Cyprus geproduceerde bananen die minder dan 14 cm lang zijn, in de Unie worden afgezet, maar worden zij in dit geval in klasse II ingedeeld.

IV.   TOLERANTIES

Voor elke verpakkingseenheid zijn toleranties in kwaliteit en grootte toegestaan voor producten die niet voldoen aan de eisen van de klasse waarin zij zijn ingedeeld.

A.   Toleranties in kwaliteit

i)   Klasse „Extra”

5 % van het aantal of het gewicht van de bananen mag bestaan uit vruchten die niet aan de eisen van deze klasse voldoen, maar wel aan die van klasse I, bij uitzondering met inbegrip van de voor klasse I toegestane toleranties.

ii)   Klasse I

10 % van het aantal of het gewicht van de bananen mag bestaan uit vruchten die niet aan de eisen van deze klasse voldoen, maar wel aan die van klasse II, bij uitzondering met inbegrip van de voor klasse II toegestane toleranties.

iii)   Klasse II

10 % van het aantal of het gewicht van de bananen mag bestaan uit vruchten die niet aan de eisen van deze klasse en ook niet aan de minimumeisen voldoen, met uitzondering van bananen die door rot zijn aangetast of enige andere afwijking vertonen waardoor zij ongeschikt zijn voor consumptie.

B.   Toleranties in grootte

In alle klassen mag 10 % van het aantal bananen bestaan uit vruchten die niet aan de op de verpakkingseenheid vermelde groottesortering beantwoorden, met dien verstande dat de afwijking in lengte van die vruchten niet meer dan 1 cm mag bedragen ten opzichte van de minimumlengte van 14 cm.

V.   VERPAKKINGSVOORSCHRIFTEN

A.   Uniformiteit

Elke verpakkingseenheid moet een uniforme inhoud hebben die slechts bestaat uit bananen van dezelfde oorsprong, van dezelfde variëteit en/of hetzelfde handelstype en van dezelfde kwaliteit.

Het zichtbare gedeelte van de inhoud van iedere verpakkingseenheid moet representatief zijn voor het geheel.

B.   Verpakking

Bananen moeten zo worden verpakt dat een goede bescherming van het product is gewaarborgd.

Het binnen de verpakkingseenheid gebruikte materiaal moet nieuw en schoon zijn en mag bij de producten geen uitwendige of inwendige beschadigingen teweegbrengen. Er mag materiaal, met name papier of zegels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de bedrukking of etikettering met niet-giftige inkt of lijm gebeurt.

De verpakkingseenheden mogen geen vreemde substanties bevatten.

C.   Presentatie

De bananen worden gepresenteerd in handen en gedeelten van een hand die bestaan uit ten minste vier vingers. Bananen mogen ook worden gepresenteerd als losse vingers.

Per verpakkingseenheid mogen per gedeelte van een hand twee vingers ontbreken, op voorwaarde dat de steel niet is afgerukt, maar met een zuivere snede is verwijderd zonder dat de omringende vruchten zijn verwond.

Per rij mag gebruik worden gemaakt van ten hoogste één gedeelte van een hand met drie vingers die dezelfde kenmerken hebben als de overige vruchten in de verpakkingseenheid.

In de productieregio's mogen bananen in trossen worden afgezet.

VI.   AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN

Op iedere verpakkingseenheid moeten, op één kant, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar, en van buitenaf zichtbaar, de volgende gegevens zijn vermeld:

A.   Identificatie

Verpakker en/of afzender

Naam en adres of door een officiële dienst toegekend of erkend conventioneel merkteken.

B.   Aard van het product

„bananen” indien de inhoud van de verpakking niet van buitenaf zichtbaar is;

naam van de variëteit of van het handelstype.

C.   Oorsprong van het product

Land van oorsprong en voor producten uit de Unie:

productiegebied,

nationale, regionale of lokale benaming (facultatief).

D.   Handelskenmerken

klasse,

nettogewicht,

groottesortering aangegeven door vermelding van de minimumlengte en, eventueel, de maximumlengte.

E.   Officieel controlemerk (facultatief).


BIJLAGE II

Image


BIJLAGE III

Certificaat van vrijstelling van de handelsnormcontrole in de sector bananen

Image


BIJLAGE IV

Lijst van de belangrijkste groepen, subgroepen en cultivars van dessertbananen die in de Unie worden afgezet

Groep

Subgroep

Belangrijkste cultivars

(niet-limitatieve lijst)

AA

Figue-sucrée

Figue-sucrée, Pisang Mas, Amas Datil, Bocadillo

AB

Ney-Poovan

Ney Poovan, Safet Velchi

AAA

Cavendish

Pequeña enana (Dwarf Cavendish)

Gran enana (Giant Cavendish)

Lacatan

Poyo (Robusta)

Williams

Americani

Valéry

Arvis

Gros Michel

Gros Michel

Highgate

Hybriden

Flhorban 920

Rode banaan Figue Rose

Rode banaan (Figue Rose)

Groenrode banaan (Figue Rose Verte)

Ibota

 

AAB

Appelbanaan

Appelbanaan (Figue Pomme), Silk

Pome (Prata)

Pacovan

Prata Ana

Mysore

Mysore, Pisang Ceylan, Gorolo


BIJLAGE V

Ingetrokken verordeningen met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 2257/94 van de Commissie

(PB L 245 van 20.9.1994, blz. 6)

 

Verordening (EG) nr. 1135/96 van de Commissie

(PB L 150 van 25.6.1996, blz. 38)

uitsluitend artikel 1 en uitsluitend de Duitse versie

Verordening (EG) nr. 386/97 van de Commissie

(PB L 60 van 1.3.1997, blz. 53)

uitsluitend artikel 1 en uitsluitend de Engelse en de Zweedse versie

Verordening (EG) nr. 228/2006 van de Commissie

(PB L 39 van 10.2.2006, blz. 7)

 

Verordening (EG) nr. 2898/95 van de Commissie

(PB L 304 van 16.12.1995, blz. 17)

 

Verordening (EG) nr. 465/96 van de Commissie

(PB L 65 van 15.3.1996, blz. 5)

 

Verordening (EG) nr. 1135/96 van de Commissie

(PB L 150 van 25.6.1996, blz. 38)

uitsluitend artikel 2 en uitsluitend de Engelse versie

Verordening (EG) nr. 386/97 van de Commissie

(PB L 60 van 1.3.1997, blz. 53)

uitsluitend artikel 2 en uitsluitend de Spaanse versie

Verordening (EG) nr. 239/2007 van de Commissie

(PB L 67 van 7.3.2007, blz. 3)

 

Verordening (EU) nr. 557/2010 van de Commissie

(PB L 159 van 25.6.2010, blz. 13)

uitsluitend artikel 6


BIJLAGE VI

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2257/94

Verordening (EG) nr. 2898/95

Verordening (EG) nr. 239/2007

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, eerste streepje

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, tweede streepje

Artikel 2, onder b)

Artikel 3

Artikel 13

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage IV

Artikel 1

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 3

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Artikel 1

Artikel 11

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 12

Bijlage V

Bijlage VI


20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1334/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

houdende bekendmaking, voor 2012, van de bij Verordening (EEG) nr. 3846/87 vastgestelde landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie van 17 december 1987 tot vaststelling van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties (2), en met name artikel 3, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

De volledige versie van de restitutienomenclatuur die op 1 januari 2012 geldt, zoals die volgt uit de regelgevende bepalingen betreffende uitvoerregelingen voor landbouwproducten, moet worden bekendgemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3846/87 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening.

(2)

Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Zij vervalt op 31 december 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

LANDBOUWPRODUCTENNOMENCLATUUR VOOR DE UITVOERRESTITUTIES

INHOUD

Sector

1.

Granen, bepaalde soorten van meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

2.

Rijst en breukrijst

3.

Op basis van granen en rijst verwerkte producten

4.

Mengvoeders op basis van granen

5.

Rundvlees

6.

Varkensvlees

7.

Pluimveevlees

8.

Eieren

9.

Melk en zuivelproducten

10.

Witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

11.

Stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

1.   Granen, bepaalde soorten van meel, gries en griesmeel van tarwe of van rogge

GN–code

Omschrijving

Productcode

1001

Tarwe en mengkoren:

 

 

harde tarwe:

 

1001 11 00

– –

zaaigoed

1001 11 00 9000

1001 19 00

– –

andere

1001 19 00 9000

 

andere:

 

ex 1001 91

– –

zaaigoed:

 

1001 91 20

– – –

zachte tarwe en mengkoren

1001 91 20 9000

1001 91 90

– – –

andere

1001 91 90 9000

1001 99 00

– –

andere

1001 99 00 9000

1002

Rogge:

 

1002 10 00

zaaigoed

1002 10 00 9000

1002 90 00

andere

1002 90 00 9000

1003

Gerst:

 

1003 10 00

zaaigoed

1003 10 00 9000

1003 90 00

andere

1003 90 00 9000

1004

Haver:

 

1004 10 00

zaaigoed

1004 10 00 9000

1004 90 00

andere

1004 90 00 9000

1005

Maïs:

 

ex 1005 10

zaaigoed:

 

1005 10 90

– –

andere

1005 10 90 9000

1005 90 00

andere

1005 90 00 9000

1007

Graansorgho:

 

 

zaaigoed:

 

1007 10 10

– –

hybriden

1007 10 10 9000

1007 10 90

– –

andere

1007 10 90 9000

1007 90 00

andere

1007 90 00 9000

ex 1008

Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen:

 

 

gierst:

 

1008 21 00

– –

zaaigoed

1008 21 00 9000

1008 29 00

– –

andere

1008 29 00 9000

1101 00

Meel van tarwe of van mengkoren:

 

 

van tarwe:

 

1101 00 11

– –

van harde tarwe („durum”)

1101 00 11 9000

1101 00 15

– –

van zachte tarwe en spelt:

 

– – –

met een asgehalte van 0 t/m 600 mg/100 g

1101 00 15 9100

– – –

met een asgehalte van 601 t/m 900 mg/100 g

1101 00 15 9130

– – –

met een asgehalte van 901 t/m 1 100 mg/100 g

1101 00 15 9150

– – –

met een asgehalte van 1 101 t/m 1 650 mg/100 g

1101 00 15 9170

– – –

met een asgehalte van 1 651 t/m 1 900 mg/100 g

1101 00 15 9180

– – –

met een asgehalte hoger dan 1 900 mg/100 g

1101 00 15 9190

1101 00 90

van mengkoren

1101 00 90 9000

ex 1102

Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren:

 

1102 90 70

andere:

– –

roggemeel:

 

– – –

met een asgehalte van 0 t/m 1 400 mg/100 g

1102 90 70 9500

– – –

met een asgehalte van 1 401 t/m 2 000 mg/100 g

1102 90 70 9700

– – –

met een asgehalte hoger dan 2 000 mg/100 g

1102 90 70 9900

ex 1103

Gries, griesmeel en pellets van granen:

 

 

gries en griesmeel:

 

1103 11

– –

van tarwe:

 

1103 11 10

– – –

van harde tarwe („durum”):

 

– – – –

met een asgehalte van 0 t/m 1 300 mg/100 g:

 

– – – – –

griesmeel waarvan minder dan 10 gewichtspercenten door een zeef met een maaswijdte van 0,160 mm gaan

1103 11 10 9200

– – – – –

andere

1103 11 10 9400

– – – –

met een asgehalte hoger dan 1 300 mg/100 g

1103 11 10 9900

1103 11 90

– – –

van zachte tarwe en spelt:

 

– – – –

met een asgehalte van 0 t/m 600 mg/100 g

1103 11 90 9200

– – – –

met een asgehalte hoger dan 600 mg/100 g

1103 11 90 9800


2.   Rijst en breukrijst

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 1006

Rijst:

 

1006 20

gedopte rijst:

 

 

– –

voorgekookte (parboiled) rijst:

 

1006 20 11

– – –

rondkorrelige rijst

1006 20 11 9000

1006 20 13

– – –

halflangkorrelige rijst

1006 20 13 9000

 

– – –

langkorrelige rijst:

 

1006 20 15

– – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 doch kleiner dan 3

1006 20 15 9000

1006 20 17

– – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3

1006 20 17 9000

 

– –

andere:

 

1006 20 92

– – –

rondkorrelige rijst

1006 20 92 9000

1006 20 94

– – –

halflangkorrelige rijst

1006 20 94 9000

 

– – –

langkorrelige rijst:

 

1006 20 96

– – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 doch kleiner dan 3

1006 20 96 9000

1006 20 98

– – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3

1006 20 98 9000

1006 30

halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd:

 

 

– –

halfwitte rijst:

 

 

– – –

voorgekookte (parboiled) rijst:

 

1006 30 21

– – – –

rondkorrelige rijst

1006 30 21 9000

1006 30 23

– – – –

halflangkorrelige rijst

1006 30 23 9000

 

– – – –

langkorrelige rijst:

 

1006 30 25

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 doch kleiner dan 3

1006 30 25 9000

1006 30 27

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3

1006 30 27 9000

 

– – –

andere:

 

1006 30 42

– – – –

rondkorrelige rijst

1006 30 42 9000

1006 30 44

– – – –

halflangkorrelige rijst

1006 30 44 9000

 

– – – –

langkorrelige rijst:

 

1006 30 46

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 doch kleiner dan 3

1006 30 46 9000

1006 30 48

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3

1006 30 48 9000

 

– –

volwitte rijst:

 

 

– – –

voorgekookte (parboiled) rijst:

 

1006 30 61

– – – –

rondkorrelige rijst:

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 61 9100

– – – – –

andere

1006 30 61 9900

1006 30 63

– – – –

halflangkorrelige rijst:

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 63 9100

– – – – –

andere

1006 30 63 9900

 

– – – –

langkorrelige rijst:

 

1006 30 65

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 doch kleiner dan 3:

 

– – – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 65 9100

– – – – – –

andere

1006 30 65 9900

1006 30 67

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3:

 

– – – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 67 9100

– – – – – –

andere

1006 30 67 9900

 

– – –

andere:

 

1006 30 92

– – – –

rondkorrelige rijst:

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 92 9100

– – – – –

andere

1006 30 92 9900

1006 30 94

– – – –

halflangkorrelige rijst:

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 94 9100

– – – – –

andere

1006 30 94 9900

 

– – – –

andere:

 

1006 30 96

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte groter is dan 2 doch kleiner dan 3:

 

– – – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 96 9100

– – – – – –

andere

1006 30 96 9900

1006 30 98

– – – – –

waarvan de verhouding lengte/breedte gelijk is aan of groter dan 3:

 

– – – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van 5 kg of minder

1006 30 98 9100

– – – – – –

andere

1006 30 98 9900

1006 40 00

breukrijst

1006 40 00 9000


3.   Op basis van granen en rijst verwerkte producten

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 1102

Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren:

 

ex 1102 20

maïsmeel:

 

ex 1102 20 10

– –

waarvan het gehalte aan vetstoffen niet meer dan 1,5 gewichtspercent bedraagt:

 

– – –

met een gehalte aan vetstoffen van ten hoogste 1,3 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,8 gewichtspercent (2)

1102 20 10 9200

– – –

met een gehalte aan vetstoffen van meer dan 1,3 gewichtspercent en ten hoogste 1,5 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent (2)

1102 20 10 9400

ex 1102 20 90

– –

ander:

 

– – –

met een gehalte aan vetstoffen van meer dan 1,5 gewichtspercent en ten hoogste 1,7 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent (2)

1102 20 90 9200

ex 1102 90

ander:

 

1102 90 10

– –

van gerst:

 

– – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,9 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,9 gewichtspercent

1102 90 10 9100

– – –

ander

1102 90 10 9900

ex 1102 90 30

– –

van haver:

 

– – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 2,3 gewichtspercenten en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1,8 gewichtspercent, met een vochtgehalte van 11 % of minder en waarvan de peroxydase praktisch onwerkzaam is

1102 90 30 9100

ex 1103

Gries, griesmeel en pellets van granen:

 

 

gries en griesmeel:

 

ex 1103 13

– –

van maïs:

 

ex 1103 13 10

– – –

met een gehalte aan vetstoffen van ten hoogste 1,5 gewichtspercent

 

– – – –

met een gehalte aan vetstoffen van ten hoogste 0,9 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,6 gewichtspercent en waarvan niet meer dan 30 % door een zeef met mazen van 315 micrometer valt en niet meer dan 5 % door een zeef met mazen van 150 micrometer valt (3)

1103 13 10 9100

– – – –

met een gehalte aan vetstoffen van meer dan 0,9 gewichtspercent en ten hoogste 1,3 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,8 gewichtspercent en waarvan niet meer dan 30 % door een zeef met mazen van 315 micrometer valt en niet meer dan 5 % door een zeef met mazen van 150 micrometer valt (3)

1103 13 10 9300

– – – –

met een gehalte aan vetstoffen van meer dan 1,3 gewichtspercent en ten hoogste 1,5 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent en waarvan niet meer dan 30 % door een zeef met mazen van 315 micrometer valt en niet meer dan 5 % door een zeef met mazen van 150 micrometer valt (3)

1103 13 10 9500

ex 1103 13 90

– – –

ander:

 

– – – –

met een gehalte aan vetstoffen van meer dan 1,5 gewichtspercent en ten hoogste 1,7 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent en waarvan niet meer dan 30 % door een zeef met mazen van 315 micrometer valt en niet meer dan 5 % door een zeef met mazen van 150 micrometer valt (3)

1103 13 90 9100

ex 1103 19

– –

van andere granen:

 

1103 19 20

– – –

van rogge of gerst::

 

 

– – – –

van rogge

1103 19 20 9100

 

– – – –

van gerst:

 

– – – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,9 gewichtspercent

1103 19 20 9200

ex 1103 19 40

– – –

van haver:

 

– – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 2,3 gewichtspercenten, met een gehalte aan doppen van 0,1 gewichtspercent of minder, met een vochtgehalte van 11 % of minder en waarvan de peroxydase praktisch onwerkzaam is

1103 19 40 9100

ex 1103 20

pellets:

 

ex 1103 20 25

van rogge of gerst:

 

 

– – –

van gerst

1103 20 25 9100

1103 20 60

– –

van tarwe

1103 20 60 9000

ex 1104

Op andere wijze bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, geplet, in vlokken, gepareld, gesneden of gebroken), andere dan rijst bedoeld bij post 1006; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen

 

 

granen, geplet of in vlokken

 

ex 1104 12

– –

van haver:

 

ex 1104 12 90

– – –

vlokken:

 

– – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 2,3 gewichtspercenten, met een gehalte aan doppen van 0,1 gewichtspercent of minder, met een vochtgehalte van 12 % of minder en waarvan de peroxydase praktisch onwerkzaam is

1104 12 90 9100

– – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 2,3 gewichtspercenten, met een gehalte aan doppen van meer dan 0,1 gewichtspercent en niet meer dan 1,5 gewichtspercent, met een vochtgehalte van 12 % of minder en waarvan de peroxydase praktisch onwerkzaam is

1104 12 90 9300

ex 1104 19

– –

van andere granen:

 

1104 19 10

– – –

van tarwe

1104 19 10 9000

ex 1104 19 50

– – –

van maïs:

 

– – – –

vlokken:

 

– – – – –

met een gehalte aan vetstoffen, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,9 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,7 gewichtspercent (3)

1104 19 50 9110

– – – – –

met een gehalte aan vetstoffen, berekend op de droge stof, van meer dan 0,9 gewichtspercent en ten hoogste 1,3 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,8 gewichtspercent (3)

1104 19 50 9130

 

– – –

van gerst:

 

ex 1104 19 69

– – – –

vlokken

 

– – – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,9 gewichtspercent

1104 19 69 9100

 

andere bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, gepareld, gesneden of gebroken):

 

ex 1104 22

– –

van haver:

 

ex 1104 22 40

– – –

gepeld, al dan niet gesneden of gebroken:

 

 

– – – –

gepeld:

 

– – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 2,3 gewichtspercenten, met een gehalte aan doppen van 0,5 gewichtspercent of minder, met een vochtgehalte van 11 % of minder en waarvan de peroxydase praktisch onwerkzaam is, die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie

1104 22 40 9100

 

– – – –

gepeld en gesneden of gebroken („grutten”):

 

– – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 2,3 gewichtspercenten, met een gehalte aan doppen van 0,1 gewichtspercent of minder, met een vochtgehalte van 11 % of minder en waarvan de peroxydase praktisch onwerkzaam is, die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie

1104 22 40 9200

ex 1104 23

– –

van maïs:

 

ex 1104 23 40

– – –

gepeld, al dan niet gesneden of gebroken; gepareld:

 

 

– – – –

gepeld, al dan niet gesneden of gebroken:

 

– – – – –

met een gehalte aan vetstoffen, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,9 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,6 gewichtspercent („grutten”), die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie (3)

1104 23 40 9100

– – – – –

met een gehalte aan vetstoffen, berekend op de droge stof, van meer dan 0,9 gewichtspercent en ten hoogste 1,3 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,8 gewichtspercent („grutten”), die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie (3)

1104 23 40 9300

1104 29

– –

van andere granen:

 

 

– – –

van gerst:

 

ex 1104 29 04

– – – –

gepeld, al dan niet gesneden of gebroken:

 

 

– – – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent en met een gehalte aan ruwe celstof, berekend op de droge stof, van ten hoogste 0,9 gewichtspercent, die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie

1104 29 04 9100

ex 1104 29 05

– – – –

gepareld:

 

– – – – –

met een asgehalte, berekend op de droge stof, van ten hoogste 1 gewichtspercent (zonder talk):

 

– – – – – –

eerste categorie, die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie

1104 29 05 9100

– – – – – –

tweede categorie, die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie

1104 29 05 9300

 

– – –

andere:

 

ex 1104 29 17

– – – –

gepeld, al dan niet gesneden of gebroken:

 

 

– – – – –

van tarwe, niet gesneden of gebroken, die beantwoorden aan de in de bijlage van Verordening (EG) nr. 508/2008 van de Commissie (1) voorkomende definitie

1104 29 17 9100

 

– – – –

enkel gebroken:

 

1104 29 51

– – – – –

van tarwe

1104 29 51 9000

1104 29 55

– – – – –

van rogge

1104 29 55 9000

1104 30

graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen:

 

1104 30 10

– –

van tarwe

1104 30 10 9000

1104 30 90

– –

van andere granen

1104 30 90 9000

1107

Mout, ook indien gebrand:

 

1107 10

niet gebrand:

 

 

– –

van tarwe:

 

1107 10 11

– – –

in de vorm van meel

1107 10 11 9000

1107 10 19

– – –

ander:

1107 10 19 9000

 

– –

ander:

 

1107 10 91

– – –

in de vorm van meel

1107 10 91 9000

1107 10 99

– – –

ander

1107 10 99 9000

1107 20 00

gebrand

1107 20 00 9000

ex 1108

Zetmeel en inuline:

 

 

zetmeel (4):

 

ex 1108 11 00

– –

tarwezetmeel:

 

– – –

met een drogestofgehalte van ten minste 87 % en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 %

1108 11 00 9200

– – –

met een drogestofgehalte van ten minste 84 %, doch minder dan 87 %, en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 % (5)

1108 11 00 9300

ex 1108 12 00

– –

maïszetmeel:

 

– – –

met een drogestofgehalte van ten minste 87 % en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 %

1108 12 00 9200

– – –

met een drogestofgehalte van ten minste 84 %, doch minder dan 87 %, en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 % (5)

1108 12 00 9300

ex 1108 13 00

– –

aardappelzetmeel:

 

– – –

met een drogestofgehalte van ten minste 80 % en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 %

1108 13 00 9200

– – –

met een drogestofgehalte van ten minste 77 %, doch minder dan 80 %, en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 % (5)

1108 13 00 9300

ex 1108 19

– –

ander zetmeel:

 

ex 1108 19 10

– – –

rijstzetmeel:

 

– – – –

met een drogestofgehalte van ten minste 87 % en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 %

1108 19 10 9200

– – – –

met een drogestofgehalte van ten minste 84 %, doch minder dan 87 %, en een zuiverheid in de droge stof van ten minste 97 % (5)

1108 19 10 9300

ex 1109 00 00

Tarwegluten, ook indien gedroogd:

 

Gedroogd, met een gehalte aan proteïnen, berekend op de droge stof, van ten minste 82 gewichtspercenten (N × 6,25)

1109 00 00 9100

ex 1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel:

 

ex 1702 30

glucose en glucosestroop, in droge toestand geen of minder dan 20 gewichtspercenten fructose bevattend:

 

 

– –

andere:

 

1702 30 50

– – –

in wit kristallijn poeder, ook indien geagglomereerd

1702 30 50 9000

1702 30 90

– – –

andere (6)

1702 30 90 9000

ex 1702 40

glucose en glucosestroop, in droge toestand 20 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker:

 

1702 40 90

– –

andere (6)

1702 40 90 9000

ex 1702 90

andere, invertsuiker daaronder begrepen en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten:

 

1702 90 50

– –

maltodextrine en maltodextrinestroop

 

– – –

maltodextrine, in witte vaste vorm, ook indien geagglomereerd

1702 90 50 9100

– – –

andere (6)

1702 90 50 9900

 

– –

karamel:

 

 

– – –

andere:

 

1702 90 75

– – – –

in poeder, ook indien geagglomereerd

1702 90 75 9000

1702 90 79

– – – –

andere

1702 90 79 9000

ex 2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

ex 2106 90

andere:

 

 

– –

suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen:

 

 

– – –

andere:

 

2106 90 55

– – – –

van glucose en van maltodextrine (6)

2106 90 55 9000


4.   Mengvoeders op basis van granen

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren (7):

 

ex 2309 10

honden– en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein:

 

 

– –

bevattende glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop van de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, zetmeel of zuivelproducten:

 

 

– – –

bevattende zetmeel of glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop:

 

 

– – – –

geen zetmeel bevattend of met een zetmeelgehalte van niet meer dan 10 gewichtspercenten (8)  (9):

 

2309 10 11

– – – – –

geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten

2309 10 11 9000

2309 10 13

– – – – –

met een gehalte aan zuivelproducten van 10 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten

2309 10 13 9000

 

– – – –

met een zetmeelgehalte van meer dan 10 doch niet meer dan 30 gewichtspercenten (8):

 

2309 10 31

– – – – –

geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten

2309 10 31 9000

2309 10 33

– – – – –

met een gehalte aan zuivelproducten van 10 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten

2309 10 33 9000

 

– – – –

met een zetmeelgehalte van meer dan 30 gewichtspercenten (8):

 

2309 10 51

– – – – –

geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten

2309 10 51 9000

2309 10 53

– – – – –

met een gehalte aan zuivelproducten van 10 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten

2309 10 53 9000

ex 2309 90

andere:

 

 

– –

andere:

 

 

– – –

bevattende glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop van de onderverdelingen 1702 30 50, 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, zetmeel of zuivelproducten:

 

 

– – – –

bevattende zetmeel of glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop:

 

 

– – – – –

geen zetmeel bevattend of met een zetmeelgehalte van niet meer dan 10 gewichtspercenten (8)  (9):

 

2309 90 31

– – – – – –

geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten

2309 90 31 9000

2309 90 33

– – – – – –

met een gehalte aan zuivelproducten van 10 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten

2309 90 33 9000

 

– – – – –

met een zetmeelgehalte van meer dan 10 doch niet meer dan 30 gewichtspercenten (8):

 

2309 90 41

– – – – – –

geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten

2309 90 41 9000

2309 90 43

– – – – – –

met een gehalte aan zuivelproducten van 10 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten

2309 90 43 9000

 

– – – – –

met een zetmeelgehalte van meer dan 30 gewichtspercenten (8):

 

2309 90 51

– – – – – –

geen zuivelproducten bevattend of met een gehalte aan zuivelproducten van minder dan 10 gewichtspercenten

2309 90 51 9000

2309 90 53

– – – – – –

met een gehalte aan zuivelproducten van 10 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten

2309 90 53 9000


5.   Rundvlees

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 0102

Levende runderen:

 

 

rundvee:

 

ex 0102 21

– –

fokdieren van zuiver ras:

 

ex 0102 21 10

– – –

vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 250 kg:

 

– – – – –

tot en met de leeftijd van 30 maanden

0102 21 10 9140

– – – – –

andere

0102 21 10 9150

ex 0102 21 30

– – –

koeien:

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 250 kg:

 

– – – – –

tot en met de leeftijd van 30 maanden

0102 21 30 9140

– – – – –

andere

0102 21 30 9150

ex 0102 21 90

– – –

andere:

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 300 kg

0102 21 90 9120

ex 0102 29

– –

andere:

 

 

– – –

met een gewicht van meer dan 160 kg, doch niet meer dan 300 kg:

 

ex 0102 29 41

– – – –

slachtdieren:

 

– – – – –

met een gewicht van meer dan 220 kg

0102 29 41 9100

 

– – –

met een gewicht van meer dan 300 kg:

 

 

– – – –

vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

 

0102 29 51

– – – – –

slachtvaarzen

0102 29 51 9000

0102 29 59

– – – – –

andere

0102 29 59 9000

 

– – – –

koeien:

 

0102 29 61

– – – – –

slachtkoeien

0102 29 61 9000

0102 29 69

– – – – –

andere

0102 29 69 9000

 

– – – –

andere:

 

0102 29 91

– – – – –

slachtdieren

0102 29 91 9000

0102 29 99

– – – – –

andere

0102 29 99 9000

 

buffels:

 

ex 0102 31 00

– –

fokdieren van zuiver ras:

 

 

– – –

vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

 

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 250 kg:

 

 

– – – – –

tot en met de leeftijd van 30 maanden

0102 31 00 9100

 

– – – – –

andere

0102 31 00 9150

 

– – –

koeien:

 

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 250 kg:

 

 

– – – – –

tot en met de leeftijd van 30 maanden

0102 31 00 9200

 

– – – – –

andere

0102 31 00 9250

 

– – –

andere:

 

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 300 kg

0102 31 00 9300

0102 39

– –

andere:

 

ex 0102 39 10

– – –

huisdieren:

 

 

– – – –

met een gewicht van meer dan 160 kg, doch niet meer dan 300 kg:

 

 

– – – – –

slachtdieren:

 

 

– – – – – –

met een gewicht van meer dan 220 kg

0102 39 10 9100

 

– – – –

met een gewicht van meer dan 300 kg:

 

 

– – – – –

vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

 

 

– – – – – –

slachtvaarzen

0102 39 10 9150

 

– – – – – –

andere

0102 39 10 9200

 

– – – – –

koeien:

 

 

– – – – – –

slachtkoeien

0102 39 10 9250

 

– – – – – –

andere

0102 39 10 9300

 

– – – – –

andere:

 

 

– – – – – –

slachtdieren

0102 39 10 9350

 

– – – – – –

andere

0102 39 10 9400

ex 0102 90

andere:

 

ex 0102 90 20

– –

fokdieren van zuiver ras:

 

 

– – –

vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

 

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 250 kg:

 

 

– – – – –

tot en met de leeftijd van 30 maanden

0102 90 20 9100

 

– – – – –

andere

0102 90 20 9150

 

– – –

koeien:

 

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 250 kg:

 

 

– – – – –

tot en met de leeftijd van 30 maanden

0102 90 20 9200

 

– – – – –

andere

0102 90 20 9250

 

– – –

andere:

 

 

– – – –

met een levend gewicht gelijk aan of meer dan 300 kg

0102 90 20 9300

 

– –

andere:

 

ex 0102 90 91

– – –

huisdieren:

 

 

– – – –

met een gewicht van meer dan 160 kg, doch niet meer dan 300 kg:

 

 

– – – – –

slachtdieren:

 

 

– – – – – –

met een gewicht van meer dan 220 kg

0102 90 91 9100

 

– – – –

met een gewicht van meer dan 300 kg:

 

 

– – – – –

vaarzen (vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben):

 

 

– – – – – –

slachtvaarzen

0102 90 91 9150

 

– – – – – –

andere

0102 90 91 9200

 

– – – – –

koeien:

 

 

– – – – – –

slachtkoeien

0102 90 91 9250

 

– – – – – –

andere

0102 90 91 9300

 

– – – – –

andere:

 

 

– – – – – –

slachtdieren

0102 90 91 9350

 

– – – – – –

andere

0102 90 91 9400

0201

Vlees van runderen, vers of gekoeld:

 

0201 10 00

hele en halve dieren:

 

– –

het voorste deel van het hele, respectievelijk het halve geslachte dier, dat alle beenderen alsmede de hals en de schouders omvat, doch met meer dan tien ribben:

 

– – –

van volwassen mannelijke runderen (10)

0201 10 00 9110

– – –

andere

0201 10 00 9120

– –

andere:

 

– – –

van volwassen mannelijke runderen (10)

0201 10 00 9130

– – –

andere

0201 10 00 9140

0201 20

andere delen, met been:

 

0201 20 20

– –

„compensated quarters”:

 

– – –

van volwassen mannelijke runderen (10)

0201 20 20 9110

– – –

andere

0201 20 20 9120

0201 20 30

– –

voorvoeten en voorspannen:

 

– – –

van volwassen mannelijke runderen (10)

0201 20 30 9110

– – –

andere

0201 20 30 9120

0201 20 50

– –

achtervoeten en achterspannen:

 

– – –

met ten hoogste acht ribben of acht paar ribben:

 

– – – –

van volwassen mannelijke runderen (10)

0201 20 50 9110

– – – –

andere

0201 20 50 9120

– – –

met meer dan acht ribben of acht paar ribben:

 

– – – –

van volwassen mannelijke runderen (10)

0201 20 50 9130

– – – –

andere

0201 20 50 9140

ex 0201 20 90

– –

andere:

 

– – –

waarbij het gewicht van het been niet meer dan een derde van het gewicht van het deelstuk uitmaakt

0201 20 90 9700

0201 30 00

zonder been:

 

– –

delen zonder been, uitgevoerd naar de Verenigde Staten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1643/2006 van de Commissie (12) of naar Canada overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1041/2008 (13)

0201 30 00 9050

– –

delen zonder been, met inbegrip van gehakt vlees, met een gemiddeld gehalte aan mager rundvlees (met uitzondering van vet) van 78 % of meer (15)

0201 30 00 9060

– –

andere, elk deelstuk individueel verpakt, met een gemiddeld gehalte aan mager rundvlees (met uitzondering van vet) van 55 % of meer (15):

 

– – –

afkomstig van achtervoeten van volwassen mannelijke runderen met ten hoogste acht ribben of acht paar ribben, recht afgesneden of pistolasnit (11)

0201 30 00 9100

– – –

afkomstig van voorvoeten en voorspannen van volwassen mannelijke runderen, recht afgesneden of pistolasnit (11)

0201 30 00 9120

– –

andere

0201 30 00 9140

ex 0202

Vlees van runderen, bevroren:

 

0202 10 00

hele en halve dieren:

 

– –

het voorste deel van het hele, respectievelijk het halve geslachte dier, dat alle beenderen alsmede de hals en de schouders omvat, doch met meer dan tien ribben:

0202 10 00 9100

– –

andere

0202 10 00 9900

ex 0202 20

andere delen, met been:

 

0202 20 10

– –

„compensated quarters”

0202 20 10 9000

0202 20 30

– –

voorvoeten en voorspannen:

0202 20 30 9000

0202 20 50

– –

achtervoeten en achterspannen:

 

– – –

met ten hoogste acht ribben of acht paar ribben

0202 20 50 9100

– – –

met meer dan acht ribben of acht paar ribben:

0202 20 50 9900

ex 0202 20 90

– –

andere:

 

– – –

waarbij het gewicht van het been niet meer dan een derde van het gewicht van het deelstuk uitmaakt

0202 20 90 9100

0202 30

zonder been:

 

0202 30 90

– –

andere:

 

– – –

delen zonder been, uitgevoerd naar de Verenigde Staten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1643/2006 (12) of naar Canada overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1041/2008 van de Commissie (13)

0202 30 90 9100

– – –

ander, met inbegrip van gehakt vlees, met een gemiddeld gehalte aan mager rundvlees (met uitzondering van vet) van 78 % of meer (15)

0202 30 90 9200

– – –

andere

0202 30 90 9900

ex 0206

Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren:

 

0206 10

van runderen, vers of gekoeld:

 

 

– –

andere:

 

0206 10 95

– – –

longhaasjes en omlopen

0206 10 95 9000

 

van runderen, bevroren:

 

0206 29

– –

andere:

 

 

– – –

andere:

 

0206 29 91

– – – –

longhaasjes en omlopen

0206 29 91 9000

ex 0210

Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie:

 

ex 0210 20

vlees van runderen

 

ex 0210 20 90

– –

zonder been:

 

– – –

gezouten en gedroogd

0210 20 90 9100

ex 1602

Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed:

 

ex 1602 50

van runderen:

 

 

– –

andere:

 

ex 1602 50 31

– – –

„corned beef” in luchtdichte verpakkingen; geen ander vlees dan rundvlees bevattend:

 

– – – –

met een collageen/eiwitverhouding van maximaal 0,35 (16) en in gewicht de volgende percentages rundvlees bevattend (met uitzondering van slachtafvallen en vet):

 

– – – – –

90 % of meer:

 

– – – – – –

producten die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (14)

1602 50 31 9125

– – – – –

80 % of meer, doch minder dan 90 %:

 

– – – – – –

producten die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (14)

1602 50 31 9325

ex 1602 50 95

– – –

andere, in luchtdichte verpakkingen:

 

– – – –

geen ander vlees dan rundvlees bevattend:

 

– – – – –

met een collageen/eiwitverhouding van maximaal 0,35 (16) en in gewicht de volgende percentages rundvlees bevattend (met uitzondering van slachtafvallen en vet):

 

– – – – – –

90 % of meer:

 

– – – – – – –

producten die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (14)

1602 50 95 9125

– – – – – –

80 % of meer, doch minder dan 90 %:

 

– – – – – – –

producten die voldoen aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (14)

1602 50 95 9325


6.   Varkensvlees

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 0103

Levende varkens:

 

 

andere:

 

ex 0103 91

– –

met een gewicht van minder dan 50 kg:

 

0103 91 10

– – –

huisdieren

0103 91 10 9000

ex 0103 92

– –

met een gewicht van 50 kg of meer

 

 

– – –

huisdieren:

 

0103 92 19

– – – –

andere

0103 92 19 9000

ex 0203

Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren:

 

 

vers of gekoeld:

 

ex 0203 11

– –

hele en halve dieren:

 

0203 11 10

– – –

huisdieren (27)

0203 11 10 9000

ex 0203 12

– –

hammen en schouders, alsmede delen daarvan, met been:

 

 

– – –

van huisdieren:

 

ex 0203 12 11

– – – –

hammen en delen daarvan:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 12 11 9100

ex 0203 12 19

– – – –

schouders en delen daarvan (28):

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 12 19 9100

ex 0203 19

– –

andere:

 

 

– – –

van huisdieren:

 

ex 0203 19 11

– – – –

voorstukken en delen daarvan (29):

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 19 11 9100

ex 0203 19 13

– – – –

karbonadestrengen en delen daarvan:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 19 13 9100

ex 0203 19 15

– – – –

buiken (buikspek) en delen daarvan:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 15 %

0203 19 15 9100

 

– – – –

andere:

 

ex 0203 19 55

– – – – –

zonder been:

 

– – – – – –

hammen, voorstukken, schouders of karbonadestrengen, en delen daarvan (17)  (26)  (28)  (29)  (30)

0203 19 55 9110

– – – – – –

buiken en delen daarvan, met een totaal gewichtsgehalte aan kraakbeen van minder dan 15 % (17)  (26)

0203 19 55 9310

 

bevroren:

 

ex 0203 21

– –

hele en halve dieren:

 

0203 21 10

– – –

huisdieren (27)

0203 21 10 9000

ex 0203 22

– –

hammen en schouders, alsmede delen daarvan, met been:

 

 

– – –

van huisdieren:

 

ex 0203 22 11

– – – –

hammen en delen daarvan:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 22 11 9100

ex 0203 22 19

– – – –

schouders en delen daarvan (28):

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 22 19 9100

ex 0203 29

– –

andere:

 

 

– – –

van huisdieren:

 

ex 0203 29 11

– – – –

voorstukken en delen daarvan (29):

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 29 11 9100

ex 0203 29 13

– – – –

karbonadestrengen en delen daarvan:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0203 29 13 9100

ex 0203 29 15

– – – –

buiken (buikspek) en delen daarvan:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 15 %

0203 29 15 9100

 

– – – –

andere:

 

ex 0203 29 55

– – – – –

zonder been:

 

– – – – – –

hammen, voorstukken, schouders, en delen daarvan (17)  (28)  (29)  (30)  (31)

0203 29 55 9110

ex 0210

Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

vlees van varkens:

 

ex 0210 11

– –

hammen en schouders, alsmede delen daarvan, met been:

 

 

– – –

van varkens (huisdieren):

 

 

– – – –

gezouten of gepekeld:

 

ex 0210 11 11

– – – – –

hammen en delen daarvan:

 

– – – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0210 11 11 9100

 

– – – –

gedroogd of gerookt

 

ex 0210 11 31

– – – – –

hammen en delen daarvan:

 

– – – – – –

„prosciutto di Parma”, „prosciutto di San Daniele” (18):

 

– – – – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0210 11 31 9110

– – – – – –

andere

 

– – – – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0210 11 31 9910

ex 0210 12

– –

buiken (buikspek) en delen daarvan:

 

 

– – –

van varkens (huisdieren):

 

ex 0210 12 11

– – – –

gezouten of gepekeld:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 15 %

0210 12 11 9100

ex 0210 12 19

– – – –

gedroogd of gerookt:

 

– – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 15 %

0210 12 19 9100

ex 0210 19

– –

andere:

 

 

– – –

van varkens (huisdieren):

 

 

– – – –

gezouten of gepekeld:

 

ex 0210 19 40

– – – – –

karbonadestrengen en delen daarvan:

 

– – – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan been en kraakbeen van minder dan 25 %

0210 19 40 9100

ex 0210 19 50

– – – – –

andere:

 

 

– – – – – –

zonder been:

 

– – – – – – –

hammen, voorstukken, schouders of karbonadestrengen, en delen daarvan (17)

0210 19 50 9100

– – – – – – –

buiken en delen daarvan, ontzwoerd (17):

 

– – – – – – – –

met een totaal gewichtsgehalte aan kraakbeen van minder dan 15 %

0210 19 50 9310

 

– – – –

gedroogd of gerookt:

 

 

– – – – –

andere:

 

ex 0210 19 81

– – – – – –

zonder been:

 

– – – – – – –

„prosciutto di Parma”, „prosciutto di San Daniele”, en delen daarvan (18)

0210 19 81 9100

– – – – – – –

hammen, voorstukken, schouders of karbonadestrengen, en delen daarvan (17)

0210 19 81 9300

ex 1601 00

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie:

 

 

andere (23):

 

1601 00 91

– –

gedroogde worst en smeerworst, niet gekookt en niet gebakken (20)  (21):

 

– – –

geen vlees of slachtafvallen van pluimvee bevattend

1601 00 91 9120

– – –

andere

1601 00 91 9190

1601 00 99

– –

andere (19)  (21):

 

– – –

geen vlees of slachtafvallen van pluimvee bevattend

1601 00 99 9110

– – –

andere

1601 00 99 9190

ex 1602

Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed:

 

 

van varkens:

 

ex 1602 41

– –

hammen en delen daarvan:

 

ex 1602 41 10

– – –

van varkens (huisdieren) (22):

 

– – – –

gekookt of gebakken, 80 of meer gewichtspercenten vlees en vet bevattend (23)  (24):

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht van 1 kg of meer (32)

1602 41 10 9110

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht van minder dan 1 kg

1602 41 10 9130

ex 1602 42

– –

schouders en delen daarvan:

 

ex 1602 42 10

– – –

van varkens (huisdieren) (22):

 

– – – –

gekookt of gebakken, 80 of meer gewichtspercenten vlees en vet bevattend (23)  (24):

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht van 1 kg of meer (33)

1602 42 10 9110

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht van minder dan 1 kg

1602 42 10 9130

ex 1602 49

– –

andere, mengsels daaronder begrepen:

 

 

– – –

van varkens (huisdieren):

 

 

– – – –

80 of meer gewichtspercenten vlees of slachtafvallen, ongeacht van welke soort, spek en vet, ongeacht van welke aard of herkomst daaronder begrepen, bevattend:

 

ex 1602 49 19

– – – – –

andere (22)  (25):

 

– – – – – –

gekookt of gebakken, 80 % of meer gewichtspercenten vlees en vet bevattend (23)  (24):

 

– – – – – – –

geen vlees of slachtafvallen van pluimvee bevattend:

 

– – – – – – – –

een product bevattend dat is samengesteld uit duidelijk herkenbare stukken spiervlees waarvan, gelet op hun grootte, niet kan worden vastgesteld of zij verkregen zijn van ham, schouders, karbonadestrengen dan wel halskarbonades, samen met kleine deeltjes zichtbaar vet en kleine hoeveelheden geleiafzetting

1602 49 19 9130


7.   Pluimveevlees

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 0105

Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders):

 

 

met een gewicht van niet meer dan 185 g:

 

0105 11

– –

hanen en kippen:

 

 

– – –

vrouwelijke selectie- en vermeerderingskuikens

 

0105 11 11

– – – –

legrassen

0105 11 11 9000

0105 11 19

– – – –

andere

0105 11 19 9000

 

– – –

andere:

 

0105 11 91

– – – –

legrassen

0105 11 91 9000

0105 11 99

– – – –

andere

0105 11 99 9000

0105 12 00

– –

kalkoenen:

0105 12 00 9000

0105 14 00

– –

ganzen

0105 14 00 9000

ex 0207

Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee (bedoeld bij post 0105), vers, gekoeld of bevroren:

 

 

van hanen of van kippen:

 

ex 0207 12

– –

niet in stukken gesneden, bevroren:

 

ex 0207 12 10

– – –

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, doch met hals, met hart, met lever en met spiermaag (zogenaamde kippen 70 %):

 

– – – –

hanen en kippen, waarbij de punt van het borstbeen, het dijbeen en het scheenbeen volledig zijn verbeend

 

– – – –

andere

0207 12 10 9900

ex 0207 12 90

– – –

geplukt, schoongemaakt, zonder kop, zonder hals, zonder poten, zonder hart, zonder lever en zonder spiermaag (zogenaamde kippen 65 %), of in andere staat aangeboden:

 

– – – –

„kippen 65 %”:

 

– – – – –

hanen en kippen, waarbij de punt van het borstbeen, het dijbeen en het scheenbeen volledig zijn verbeend

 

– – – – –

andere

0207 12 90 9190

– – – –

hanen en kippen, geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, doch met hals, hart, lever en spiermaag in onregelmatige samenstelling:

 

– – – – –

hanen en kippen, waarbij de punt van het borstbeen, het dijbeen en het scheenbeen volledig zijn verbeend

 

– – – – –

andere

0207 12 90 9990

ex 0207 14

– –

delen en slachtafvallen, bevroren:

 

 

– – –

delen:

 

 

– – – –

met been:

 

ex 0207 14 20

– – – – –

helften en kwarten:

 

– – – – – –

van hanen en kippen, waarbij de punt van het borstbeen, het dijbeen en het scheenbeen volledig zijn verbeend

 

– – – – – –

andere

0207 14 20 9900

ex 0207 14 60

– – – – –

dijen en delen van dijen:

 

– – – – – –

van hanen en kippen, waarbij de punt van het borstbeen, het dijbeen en het scheenbeen volledig zijn verbeend

 

– – – – – –

andere

0207 14 60 9900

ex 0207 14 70

– – – – –

andere:

 

– – – – – –

helften of kwarten, zonder staarten:

 

– – – – – – –

van hanen en kippen, waarbij de punt van het borstbeen, het dijbeen en het scheenbeen volledig zijn verbeend

 

– – – – – – –

andere

0207 14 70 9190

– – – – – –

delen omvattende een hele dij of een stuk dij en een rugdeel, die niet meer bedragen dan 25 % van het gewicht van het hele deel:

 

– – – – – – –

van hanen of kippen, waarbij het dijbeen volledig is verbeend

 

– – – – – – –

andere

0207 14 70 9290

 

van kalkoenen:

 

0207 25

– –

niet in stukken gesneden, bevroren:

 

0207 25 10

– – –

geplukt, schoongemaakt, zonder kop en zonder poten, doch met hals, met hart, met lever en met spiermaag (zogenaamde kalkoenen 80 %)

0207 25 10 9000

0207 25 90

– – –

geplukt, schoongemaakt, zonder kop, zonder hals, zonder poten, zonder hart, zonder lever en zonder spiermaag (zogenaamde kalkoenen 73 %), of in andere staat aangeboden

0207 25 90 9000

ex 0207 27

– –

delen en slachtafvallen van pluimvee, bevroren:

 

 

– – –

delen:

 

ex 0207 27 10

– – – –

zonder been:

 

– – – – –

gehomogeniseerd vlees, separatorvlees daaronder begrepen

 

– – – – –

andere:

 

– – – – – –

andere dan staarten

0207 27 10 9990

 

– – – –

met been:

 

 

– – – – –

dijen en delen van dijen:

 

0207 27 60

– – – – – –

onderdijen en delen van onderdijen

0207 27 60 9000

0207 27 70

– – – – – –

andere

0207 27 70 9000


8.   Eieren

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 0407

Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt:

 

 

bevruchte eieren voor incubatie (34):

 

0407 11 00

– –

van kippen

0407 11 00 9000

ex 0407 19

– –

andere:

 

 

– – –

van pluimvee, andere dan van kippen:

 

0407 19 11

– – – –

van kalkoenen of ganzen

0407 19 11 9000

0407 19 19

– – – –

andere

0407 19 19 9000

 

andere verse eieren:

 

0407 21 00

– –

van kippen

0407 21 00 9000

ex 0407 29

– –

andere:

 

0407 29 10

– – –

van pluimvee, andere dan van kippen:

0407 29 10 9000

ex 0407 90

andere:

 

0407 90 10

– –

van pluimvee

0407 90 10 9000

ex 0408

Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

 

 

eigeel:

 

ex 0408 11

– –

gedroogd:

 

ex 0408 11 80

– – –

ander:

 

– – – –

geschikt voor menselijke consumptie

0408 11 80 9100

ex 0408 19

– –

ander:

 

 

– – –

ander:

 

ex 0408 19 81

– – – –

vloeibaar:

 

– – – – –

geschikt voor menselijke consumptie

0408 19 81 9100

ex 0408 19 89

– – – –

ander, inclusief bevroren:

 

 

– – – – –

geschikt voor menselijke consumptie

0408 19 89 9100

 

ander:

 

ex 0408 91

– –

gedroogd:

 

ex 0408 91 80

– – –

andere:

 

– – – –

geschikt voor menselijke consumptie

0408 91 80 9100

ex 0408 99

– –

andere:

 

ex 0408 99 80

– – –

andere:

 

– – – –

geschikt voor menselijke consumptie

0408 99 80 9100


9.   Melk en zuivelproducten

GN–code

Omschrijving

Productcode

0401

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (45):

 

0401 10

met een vetgehalte van niet meer dan 1 gewichtspercent:

 

0401 10 10

– –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 l

0401 10 10 9000

0401 10 90

– –

andere

0401 10 90 9000

0401 20

met een vetgehalte van meer dan 1 doch niet meer dan 6 gewichtspercenten:

 

 

– –

met een vetgehalte van niet meer dan 3 gewichtspercenten:

 

0401 20 11

– – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 l:

 

– – – –

met een vetgehalte van niet meer dan 1,5 gewichtspercent

0401 20 11 9100

– – – –

met een vetgehalte van meer dan 1,5 gewichtspercent

0401 20 11 9500

0401 20 19

– – –

andere:

 

– – – –

met een vetgehalte van niet meer dan 1,5 gewichtspercent

0401 20 19 9100

– – – –

met een vetgehalte van meer dan 1,5 gewichtspercent

0401 20 19 9500

 

– –

met een vetgehalte van meer dan 3 gewichtspercenten:

 

0401 20 91

– – –

in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 l

0401 20 91 9000

0401 20 99

– – –

andere

0401 20 99 9000

0401 40

met een vetgehalte van meer dan 6 doch niet meer dan 10 gewichtspercenten:

 

0401 40 10

– –

in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 l

0401 40 10 9000

0401 40 90

– –

andere

0401 40 90 9000

0401 50

met een vetgehalte van meer dan 10 gewichtspercenten:

 

 

– –

met een vetgehalte van niet meer dan 21 gewichtspercenten:

 

0401 50 11

– – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 l:

 

– – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – –

van niet meer dan 17 gewichtspercenten

0401 50 11 9400

– – – – –

van meer dan 17 gewichtspercenten

0401 50 11 9700

0401 50 19

– – –

andere:

 

– – – –

met een vetgehalte van meer dan 17 gewichtspercenten

0401 50 19 9700

 

– –

met een vetgehalte van meer dan 21 doch niet meer dan 45 gewichtspercenten:

 

0401 50 31

– – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 l:

 

– – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – –

van niet meer dan 35 gewichtspercenten

0401 50 31 9100

– – – – –

van meer dan 35 doch niet meer dan 39 gewichtspercenten

0401 50 31 9400

– – – – –

van meer dan 39 gewichtspercenten

0401 50 31 9700

0401 50 39

– – –

andere:

 

– – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – –

van niet meer dan 35 gewichtspercenten

0401 50 39 9100

– – – – –

van meer dan 35 doch niet meer dan 39 gewichtspercenten

0401 50 39 9400

– – – – –

van meer dan 39 gewichtspercenten

0401 50 39 9700

 

– –

met een vetgehalte van meer dan 45 gewichtspercenten:

 

0401 50 91

– – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2 l:

 

– – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – –

van niet meer dan 68 gewichtspercenten

0401 50 91 9100

– – – – –

van meer dan 68 gewichtspercenten

0401 50 91 9500

0401 50 99

– – –

andere:

 

– – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – –

van niet meer dan 68 gewichtspercenten

0401 50 99 9100

– – – – –

van meer dan 68 gewichtspercenten

0401 50 99 9500

0402

Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (39):

 

ex 0402 10

in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, met een vetgehalte van niet meer dan 1,5 gewichtspercent (41):

 

 

– –

zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (43):

 

0402 10 11

– – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2,5 kg

0402 10 11 9000

0402 10 19

– – –

andere

0402 10 19 9000

 

– –

andere (44):

 

0402 10 91

– – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2,5 kg

0402 10 91 9000

0402 10 99

– – –

andere

0402 10 99 9000

 

in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, met een vetgehalte van meer dan 1,5 gewichtspercent (41):

 

ex 0402 21

– –

zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (43):

 

 

– – –

met een vetgehalte van niet meer dan 27 gewichtspercenten:

 

0402 21 11

– – – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2,5 kg:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van niet meer dan 11 gewichtspercenten

0402 21 11 9200

– – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 17 gewichtspercenten

0402 21 11 9300

– – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0402 21 11 9500

– – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0402 21 11 9900

0402 21 18

– – – –

andere:

 

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

 

– – – – – –

van niet meer dan 11 gewichtspercenten

0402 21 18 9100

– – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 17 gewichtspercenten

0402 21 18 9300

– – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0402 21 18 9500

– – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0402 21 18 9900

 

– – –

met een vetgehalte van meer dan 27 gewichtspercenten:

 

0402 21 91

– – – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2,5 kg:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van niet meer dan 28 gewichtspercenten

0402 21 91 9100

– – – – – –

van meer dan 28 doch niet meer dan 29 gewichtspercenten

0402 21 91 9200

– – – – – –

van meer dan 29 doch niet meer dan 45 gewichtspercenten

0402 21 91 9350

– – – – – –

van meer dan 45 gewichtspercenten

0402 21 91 9500

0402 21 99

– – – –

andere:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van niet meer dan 28 gewichtspercenten

0402 21 99 9100

– – – – – –

van meer dan 28 doch niet meer dan 29 gewichtspercenten

0402 21 99 9200

– – – – – –

van meer dan 29 doch niet meer dan 41 gewichtspercenten

0402 21 99 9300

– – – – – –

van meer dan 41 doch niet meer dan 45 gewichtspercenten

0402 21 99 9400

– – – – – –

van meer dan 45 doch niet meer dan 59 gewichtspercenten

0402 21 99 9500

– – – – – –

van meer dan 59 doch niet meer dan 69 gewichtspercenten

0402 21 99 9600

– – – – – –

van meer dan 69 doch niet meer dan 79 gewichtspercenten

0402 21 99 9700

– – – – – –

van meer dan 79 gewichtspercenten

0402 21 99 9900

ex 0402 29

– –

andere (44):

 

 

– – –

met een vetgehalte van niet meer dan 27 gewichtspercenten:

 

 

– – – –

andere:

 

0402 29 15

– – – – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2,5 kg:

 

– – – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – – –

van niet meer dan 11 gewichtspercenten

0402 29 15 9200

– – – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 17 gewichtspercenten

0402 29 15 9300

– – – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0402 29 15 9500

– – – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0402 29 15 9900

0402 29 19

– – – – –

andere:

 

– – – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 17 gewichtspercenten

0402 29 19 9300

– – – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0402 29 19 9500

– – – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0402 29 19 9900

 

– – –

met een vetgehalte van meer dan 27 gewichtspercenten:

 

0402 29 91

– – – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2,5 kg

0402 29 91 9000

0402 29 99

– – – –

andere:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van niet meer dan 41 gewichtspercenten

0402 29 99 9100

– – – – – –

van meer dan 41 gewichtspercenten

0402 29 99 9500

 

andere:

 

0402 91

– –

zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen (43):

 

0402 91 10

– – –

met een vetgehalte van niet meer dan 8 gewichtspercenten:

 

 

– – – –

met een gehalte aan vetvrije melkdrogestof van 15 gewichtspercenten of meer en met een vetgehalte van meer dan 7,4 gewichtspercenten:

0402 91 10 9370

0402 91 30

– – –

met een vetgehalte van meer dan 8 doch niet meer dan 10 gewichtspercenten:

 

 

– – – –

met een gehalte aan vetvrije melkdrogestof van 15 gewichtspercenten of meer

0402 91 30 9300

 

– – –

met een vetgehalte van meer dan 45 gewichtspercenten:

 

0402 91 99

– – – –

andere

0402 91 99 9000

0402 99

– –

andere (44):

 

0402 99 10

– – –

met een vetgehalte van niet meer dan 9,5 gewichtspercenten:

 

 

– – – –

met een sacharosegehalte van 40 gewichtspercenten of meer, met een gehalte aan vetvrije melkdrogestof van 15 gewichtspercenten of meer en met een vetgehalte van meer dan 6,9 gewichtspercenten

0402 99 10 9350

 

– – –

met een vetgehalte van meer dan 9,5 doch niet meer dan 45 gewichtspercenten:

 

0402 99 31

– – – –

in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 2,5 kg:

 

– – – – –

met een vetgehalte van niet meer dan 21 gewichtspercenten:

 

– – – – – –

met een sacharosegehalte van 40 gewichtspercenten of meer en met een gehalte aan vetvrije melkdrogestof van 15 gewichtspercenten of meer

0402 99 3 19150

– – – – –

met een vetgehalte van meer dan 21 doch niet meer dan 39 gewichtspercenten

0402 99 31 9300

– – – – –

met een vetgehalte van meer dan 39 gewichtspercenten

0402 99 31 9500

0402 99 39

– – – –

andere:

 

– – – – –

met een vetgehalte van niet meer dan 21 gewichtspercenten, met een sacharosegehalte van 40 gewichtspercenten of meer en met een gehalte aan vetvrije melkdrogestof van 15 gewichtspercenten of meer

0402 99 39 9150

ex 0403

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao:

 

ex 0403 90

andere:

 

 

– –

niet gearomatiseerd noch met toegevoegde vruchten of cacao:

 

 

– – –

in poeder, in korrels of in andere vaste vorm (39)  (42):

 

 

– – – –

zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen en met een vetgehalte (35):

 

0403 90 11

– – – – –

van niet meer dan 1,5 gewichtspercent

0403 90 11 9000

0403 90 13

– – – – –

van meer dan 1,5 doch niet meer dan 27 gewichtspercenten:

 

– – – – – –

van niet meer dan 11 gewichtspercenten

0403 90 13 9200

– – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 17 gewichtspercenten

0403 90 13 9300

– – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0403 90 13 9500

– – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0403 90 13 9900

0403 90 19

– – – – –

van meer dan 27 gewichtspercenten

0403 90 19 9000

 

– – – –

andere, met een vetgehalte (37):

 

0403 90 33

– – – – –

van meer dan 1,5 doch niet meer dan 27 gewichtspercenten:

 

– – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0403 90 33 9400

– – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0403 90 33 9900

 

– – –

andere:

 

 

– – – –

zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen en met een vetgehalte (35):

 

0403 90 51

– – – – –

van niet meer dan 3 gewichtspercenten:

 

– – – – – –

van niet meer dan 1,5 gewichtspercent

0403 90 51 9100

0403 90 59

– – – – –

van meer dan 6 gewichtspercenten:

 

– – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 21 gewichtspercenten

0403 90 59 9170

– – – – – –

van meer dan 21 doch niet meer dan 35 gewichtspercenten

0403 90 59 9310

– – – – – –

van meer dan 35 doch niet meer dan 39 gewichtspercenten

0403 90 59 9340

– – – – – –

van meer dan 39 doch niet meer dan 45 gewichtspercenten

0403 90 59 9370

– – – – – –

van meer dan 45 gewichtspercenten

0403 90 59 9510

ex 0404

Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

0404 90

andere:

 

 

– –

zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen en met een vetgehalte (35):

 

ex 0404 90 21

– – –

van niet meer dan 1,5 gewichtspercent:

 

– – – –

in poeder of in korrels, met een vochtgehalte van niet meer dan 5 gewichtspercenten en een melkeiwitgehalte in de vetvrije melkdrogestof:

 

– – – – –

van 29 of meer doch minder dan 34 gewichtspercenten

0404 90 21 9120

– – – – –

van 34 of meer gewichtspercenten

0404 90 21 9160

0404 90 23

– – –

van meer dan 1,5 doch niet meer dan 27 gewichtspercenten (39):

 

– – – –

in poeder of in korrels:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van niet meer dan 11 gewichtspercenten

0404 90 23 9120

– – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 17 gewichtspercenten

0404 90 23 9130

– – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0404 90 23 9140

– – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0404 90 23 9150

ex 0404 90 29

– – –

van meer dan 27 gewichtspercenten (39):

 

– – – –

in poeder of in korrels, met een vetgehalte:

 

– – – – –

van niet meer dan 28 gewichtspercenten

0404 90 29 9110

– – – – –

van meer dan 28 doch niet meer dan 29 gewichtspercenten

0404 90 29 9115

– – – – –

van meer dan 29 doch niet meer dan 45 gewichtspercenten

0404 90 29 9125

– – – – –

van meer dan 45 gewichtspercenten

0404 90 29 9140

 

– –

andere, met een vetgehalte (37)  (39):

 

0404 90 81

– – –

van niet meer dan 1,5 gewichtspercent:

 

– – – –

in poeder of in korrels

0404 90 81 9100

ex 0404 90 83

– – –

van meer dan 1,5 doch niet meer dan 27 gewichtspercenten:

 

– – – –

in poeder of in korrels:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van niet meer dan 11 gewichtspercenten

0404 90 83 9110

– – – – – –

van meer dan 11 doch niet meer dan 17 gewichtspercenten

0404 90 83 9130

– – – – – –

van meer dan 17 doch niet meer dan 25 gewichtspercenten

0404 90 83 9150

– – – – – –

van meer dan 25 gewichtspercenten

0404 90 83 9170

– – – –

andere dan in poeder of in korrels:

 

– – – – –

met een sacharosegehalte van 40 gewichtspercenten of meer, met een gehalte aan vetvrije melkdrogestof van 15 gewichtspercenten of meer en met een vetgehalte van meer dan 6,9 gewichtspercenten

0404 90 83 9936

ex 0405

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's:

 

0405 10

boter:

 

 

– –

met een vetgehalte van niet meer dan 85 gewichtspercenten:

 

 

– – –

natuurlijke boter:

 

0405 10 11

– – – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van 80 of meer doch minder dan 82 gewichtspercenten

0405 10 11 9500

– – – – – –

van 82 gewichtspercenten of meer

0405 10 11 9700

0405 10 19

– – – –

andere:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van 80 of meer doch minder dan 82 gewichtspercenten

0405 10 19 9500

– – – – – –

van 82 gewichtspercenten of meer

0405 10 19 9700

0405 10 30

– – –

gerecombineerde boter:

 

– – – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van 80 of meer doch minder dan 82 gewichtspercenten

0405 10 30 9100

– – – – – –

van 82 gewichtspercenten of meer

0405 10 30 9300

– – – –

andere:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van 82 gewichtspercenten of meer

0405 10 30 9700

0405 10 50

– – –

weiboter:

 

– – – –

in verpakkingen met een netto–inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van 82 gewichtspercenten of meer

0405 10 50 9300

– – – –

andere:

 

– – – – –

met een vetgehalte:

 

– – – – – –

van 80 of meer doch minder dan 82 gewichtspercenten

0405 10 50 9500

– – – – – –

van 82 gewichtspercenten of meer

0405 10 50 9700

0405 10 90

– –

andere

0405 10 90 9000

ex 0405 20

zuivelpasta's:

 

0405 20 90

– –

met een vetgehalte van meer dan 75 doch minder dan 80 gewichtspercenten:

 

– – –

met een vetgehalte:

 

– – – –

van meer dan 75 doch minder dan 78 gewichtspercenten

0405 20 90 9500

– – – –

van 78 gewichtspercenten of meer

0405 20 90 9700

0405 90

andere:

 

0405 90 10

– –

met een vetgehalte van 99,3 of meer gewichtspercenten en een vochtgehalte van niet meer dan 0,5 gewichtspercent

0405 90 10 9000

0405 90 90

– –

andere

0405 90 90 9000

GN–code

Omschrijving

Aanvullende eisen om de productcode te gebruiken

Productcode

Maximaal vochtgehalte van het product

(%)

Minimaal vetgehalte, berekend op de droge stof

(%)

ex 0406

Kaas en wrongel (38)  (40):

 

 

 

ex 0406 10

verse (niet gerijpte) kaas, weikaas daaronder begrepen, en wrongel:

 

 

 

ex 0406 10 20

– –

met een vetgehalte van niet meer dan 40 gewichtspercenten:

 

 

 

– – –

weikaas, met uitzondering van Ricotta, gezouten

 

 

0406 10 20 9100

– – –

andere:

 

 

 

– – – –

met een vochtgehalte, berekend op de vetvrije massa, van meer dan 47 doch niet meer dan 72 gewichtspercenten:

 

 

 

– – – – –

Ricotta, gezouten:

 

 

 

– – – – – –

uitsluitend gefabriceerd uit schapenmelk

55

45

0406 10 20 9230

– – – – – –

andere

55

39

0406 10 20 9290

– – – – –

Cottage cheese

60

 

0406 10 20 9300

– – – – –

andere:

 

 

 

– – – – – –

met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – –

van minder dan 5 gewichtspercenten

60

 

0406 10 20 9610

– – – – – – –

van 5 of meer doch minder dan 19 gewichtspercenten

60

5

0406 10 20 9620

– – – – – – –

van 19 of meer doch minder dan 39 gewichtspercenten

57

19

0406 10 20 9630

– – – – – – –

andere, met een vochtgehalte, berekend op de vetvrije massa:

 

 

 

– – – – – – – –

van meer dan 47 doch niet meer dan 52 gewichtspercenten

40

39

0406 10 20 9640

– – – – – – – –

van meer dan 52 doch niet meer dan 62 gewichtspercenten

50

39

0406 10 20 9650

– – – – – – – –

van meer dan 62 gewichtspercenten

 

 

0406 10 20 9660

– – – –

met een vochtgehalte, berekend op de vetvrije massa, van meer dan 72 gewichtspercenten:

 

 

 

– – – – –

roomkaas met een vochtgehalte, berekend op de vetvrije massa, van meer dan 77 doch niet meer dan 83 gewichtspercenten en een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – –

van 60 of meer doch minder dan 69 gewichtspercenten

60

60

0406 10 20 9830

– – – – – –

van 69 gewichtspercenten of meer

59

69

0406 10 20 9850

– – – – –

andere

 

 

0406 10 20 9870

– – – –

andere

 

 

0406 10 20 9900

ex 0406 20

kaas van alle soorten, geraspt of in poeder:

 

 

 

ex 0406 20 90

– –

andere:

 

 

 

– – –

kazen geproduceerd uit wei

 

 

0406 20 90 9100

– – –

andere:

 

 

 

– – – –

met een vetgehalte van meer dan 20 gewichtspercenten, met een gehalte aan lactose van minder dan 5 gewichtspercenten en met een gehalte aan droge stof:

 

 

 

– – – – –

van 60 of meer doch minder dan 80 gewichtspercenten

40

34

0406 20 90 9913

– – – – –

van 80 of meer doch minder dan 85 gewichtspercenten

20

30

0406 20 90 9915

– – – – –

van 85 of meer doch minder dan 95 gewichtspercenten

15

30

0406 20 90 9917

– – – – –

van 95 gewichtspercenten of meer

5

30

0406 20 90 9919

– – – –

andere

 

 

0406 20 90 9990

ex 0406 30

smeltkaas, niet geraspt noch in poeder :

 

 

 

 

– –

andere:

 

 

 

 

– – –

met een vetgehalte van niet meer dan 36 gewichtspercenten en met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

ex 0406 30 31

– – – –

van niet meer dan 48 gewichtspercenten:

 

 

 

– – – – –

met een gehalte aan droge stof:

 

 

 

– – – – – –

van 40 of meer doch minder dan 43 gewichtspercenten en met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – –

van minder dan 20 gewichtspercenten

60

 

0406 30 31 9710

– – – – – – –

van 20 gewichtspercenten of meer

60

20

0406 30 31 9730

– – – – – –

van 43 gewichtspercenten of meer en met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – –

van minder dan 20 gewichtspercenten

57

 

0406 30 31 9910

– – – – – – –

van 20 of meer doch minder dan 40 gewichtspercenten

57

20

0406 30 31 9930

– – – – – – –

van 40 gewichtspercenten of meer

57

40

0406 30 31 9950

ex 0406 30 39

– – – –

van meer dan 48 gewichtspercenten

 

 

 

– – – – –

met een gehalte aan droge stof:

 

 

 

– – – – – –

van 40 of meer doch minder dan 43 gewichtspercenten

60

48

0406 30 39 9500

– – – – – –

van 43 of meer doch minder dan 46 gewichtspercenten

57

48

0406 30 39 9700

– – – – – –

van 46 gewichtspercenten of meer en met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – –

van minder dan 55 gewichtspercenten

54

48

0406 30 39 9930

– – – – – – –

van 55 gewichtspercenten of meer

54

55

0406 30 39 9950

ex 0406 30 90

– – –

met een vetgehalte van meer dan 36 gewichtspercenten

54

79

0406 30 90 9000

ex 0406 40

blauw–groen geaderde kaas en andere kaas die aders bevat die zijn verkregen door gebruik te maken van Penicillium roqueforti:

 

 

 

ex 0406 40 50

– –

Gorgonzola

53

48

0406 40 50 9000

ex 0406 40 90

– –

andere

50

40

0406 40 90 9000

ex 0406 90

andere kaas:

 

 

 

 

– –

andere:

 

 

 

ex 0406 90 13

– – –

Emmentaler

40

45

0406 90 13 9000

ex 0406 90 15

– – –

Gruyère en Sbrinz:

 

 

 

– – – –

Gruyère

38

45

0406 90 15 9100

ex 0406 90 17

– – –

Bergkäse en Appenzell:

 

 

 

– – – –

Bergkäse

38

45

0406 90 17 9100

ex 0406 90 21

– – –

Cheddar

39

48

0406 90 21 9900

ex 0406 90 23

– – –

Edam

47

40

0406 90 23 9900

ex 0406 90 25

– – –

Tilsit

47

45

0406 90 25 9900

ex 0406 90 27

– – –

Butterkäse

52

45

0406 90 27 9900

ex 0406 90 29

– – –

Kashkaval:

 

 

 

 

– – – –

gefabriceerd uit schapenmelk en/of geitenmelk

42

50

0406 90 29 9100

 

– – – –

uitsluitend gefabriceerd uit koeienmelk

44

45

0406 90 29 9300

ex 0406 90 32

– – –

Feta (36):

 

 

 

 

– – – –

uitsluitend gefabriceerd uit schapenmelk of schapen– en geitenmelk:

 

 

 

– – – – –

met een vochtgehalte, berekend op de vetvrije massa, van niet meer dan 72 gewichtspercenten

56

43

0406 90 32 9119

ex 0406 90 35

– – –

Kefalo-Tyri:

 

 

 

– – – –

uitsluitend gefabriceerd uit schapenmelk en/of geitenmelk

38

40

0406 90 35 9190

– – – –

andere

38

40

0406 90 35 9990

ex 0406 90 37

– – –

Finlandia

40

45

0406 90 37 9000

 

– – –

andere:

 

 

 

 

– – – –

andere:

 

 

 

 

– – – – –

met een vetgehalte van niet meer dan 40 gewichtspercenten en een vochtgehalte, berekend op de vetvrije kaasmassa:

 

 

 

 

– – – – – –

van niet meer dan 47 gewichtspercenten:

 

 

 

ex 0406 90 61

– – – – – – –

Grana Padano en Parmigiano Reggiano

35

32

0406 90 61 9000

ex 0406 90 63

– – – – – – –

Fiore Sardo en Pecorino:

 

 

 

– – – – – – – –

uitsluitend gefabriceerd uit schapenmelk

35

36

0406 90 63 9100

– – – – – – – –

andere

35

36

0406 90 63 9900

ex 0406 90 69

– – – – – – –

andere:

 

 

 

– – – – – – – –

kazen geproduceerd uit wei

 

 

0406 90 69 9100

– – – – – – – –

andere

38

30

0406 90 69 9910

 

– – – – – –

van meer dan 47 doch niet meer dan 72 gewichtspercenten:

 

 

 

ex 0406 90 73

– – – – – – –

Provolone

45

44

0406 90 73 9900

ex 0406 90 75

– – – – – – –

Asiago, Caciocavallo, Montasio en Ragusano

45

39

0406 90 75 9900

ex 0406 90 76

– – – – – – –

Danbo, Fontal, Fontina, Fynbo, Havarti, Maribo, Samsø:

 

 

 

– – – – – – – –

met een vetgehalte, berekend op de droge stof, van 45 gewichtspercenten of meer doch minder dan 55 gewichtspercenten:

 

 

 

– – – – – – – – –

met een gehalte aan droge stof van 50 gewichtspercenten of meer doch minder dan 56 gewichtspercenten

50

45

0406 90 76 9300

– – – – – – – – –

met een gehalte aan droge stof van 56 gewichtspercenten of meer

44

45

0406 90 76 9400

– – – – – – – –

met een vetgehalte, berekend op de droge stof, van 55 gewichtspercenten of meer

46

55

0406 90 76 9500

ex 0406 90 78

– – – – – – –

Gouda:

 

 

 

– – – – – – – –

met een vetgehalte, berekend op de droge stof, van minder dan 48 gewichtspercenten

50

20

0406 90 78 9100

– – – – – – – –

met een vetgehalte, berekend op de droge stof, van 48 of meer doch minder dan 55 gewichtspercenten

45

48

0406 90 78 9300

– – – – – – – –

andere:

45

55

0406 90 78 9500

ex 0406 90 79

– – – – – – –

Esrom, Italico, Kernhem, Saint–Nectaire, Saint–Paulin en Taleggio

56

40

0406 90 79 9900

ex 0406 90 81

– – – – – – –

Cantal, Cheshire, Wensleydale, Lancashire, Double Gloucester, Blarney, Colby en Monterey

44

45

0406 90 81 9900

ex 0406 90 85

– – – – – – –

Kefalograviera, Kasseri:

 

 

 

– – – – – – – –

met een vochtgehalte van niet meer dan 40 gewichtspercenten

40

39

0406 90 85 9930

– – – – – – – –

met een vochtgehalte van meer dan 40 doch minder dan 45 gewichtspercenten

45

39

0406 90 85 9970

– – – – – – – –

andere

 

 

0406 90 85 9999

 

– – – – – – –

andere kaas, met een vochtgehalte, berekend op de vetvrije kaasmassa:

 

 

 

ex 0406 90 86

– – – – – – – –

van meer dan 47 doch niet meer dan 52 gewichtspercenten

 

 

 

– – – – – – – – –

kazen geproduceerd uit wei

 

 

0406 90 86 9100

– – – – – – – – –

andere, met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – – – – –

van minder dan 5 gewichtspercenten

52

 

0406 90 86 9200

– – – – – – – – – –

van 5 of meer doch minder dan 19 gewichtspercenten

51

5

0406 90 86 9300

– – – – – – – – – –

van 19 of meer doch minder dan 39 gewichtspercenten

47

19

0406 90 86 9400

– – – – – – – – – –

van 39 gewichtspercenten of meer

40

39

0406 90 86 9900

ex 0406 90 87

– – – – – – – –

van meer dan 52 gewichtspercenten doch niet meer dan 62 gewichtspercenten:

 

 

 

– – – – – – – – –

kazen geproduceerd uit wei, met uitzondering van Manouri

 

 

0406 90 87 9100

– – – – – – – – –

andere, met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – – – – –

van minder dan 5 gewichtspercenten

60

 

0406 90 87 9200

– – – – – – – – – –

van 5 gewichtspercenten of meer doch minder dan 19 gewichtspercenten

55

5

0406 90 87 9300

– – – – – – – – – –

van 19 gewichtspercenten of meer doch minder dan 40 gewichtspercenten

53

19

0406 90 87 9400

– – – – – – – – – –

van 40 gewichtspercenten of meer:

 

 

 

– – – – – – – – – – –

Idiazabal, Manchego en Roncal, uitsluitend gefabriceerd van schapenmelk

45

45

0406 90 87 9951

– – – – – – – – – – –

Maasdam

45

45

0406 90 87 9971

– – – – – – – – – – –

Manouri

43

53

0406 90 87 9972

– – – – – – – – – – –

Hushallsost

46

45

0406 90 87 9973

– – – – – – – – – – –

Murukoloinen

41

50

0406 90 87 9974

– – – – – – – – – – –

Gräddost

39

60

0406 90 87 9975

– – – – – – – – – – –

andere

47

40

0406 90 87 9979

ex 0406 90 88

– – – – – – – –

van meer dan 62 doch niet meer dan 72 gewichtspercenten:

 

 

 

– – – – – – – – –

kazen geproduceerd uit wei

 

 

0406 90 88 9100

– – – – – – – – –

andere:

 

 

 

– – – – – – – – – –

met een vetgehalte, berekend op de droge stof:

 

 

 

– – – – – – – – – – –

van 10 of meer doch minder dan 19 gewichtspercenten

60

10

0406 90 88 9300

– – – – – – – – – – –

van 40 of meer:

– – – – – – – – – – – –

Akawi

55

40

0406 90 88 9500


10.   Witte en ruwe suiker in onveranderde vorm

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm:

 

 

ruwe suiker, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen:

 

ex 1701 12

– –

beetwortelsuiker:

 

ex 1701 12 90

– – –

andere:

 

– – – –

kandijsuiker

1701 12 90 9100

– – – –

andere ruwe suiker:

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 5 kg

1701 12 90 9910

ex 1701 13

– –

rietsuiker bedoeld bij aanvullende aantekening 2 op dit hoofdstuk:

 

1701 13 90

– – –

andere:

 

 

– – – –

kandijsuiker

1701 13 90 9100

 

– – – –

andere ruwe suiker:

 

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 5 kg

1701 13 90 9910

ex 1701 14

– –

andere rietsuiker:

 

1701 14 90

– – –

andere:

 

 

– – – –

kandijsuiker

1701 14 90 9100

 

– – – –

andere ruwe suiker:

 

 

– – – – –

in onmiddellijke verpakkingen met een nettogewicht van niet meer dan 5 kg

1701 14 90 9910

 

andere:

 

1701 91 00

– –

gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

1701 91 00 9000

ex 1701 99

– –

andere:

 

1701 99 10

– – –

witte suiker:

 

– – – –

kandijsuiker

1701 99 10 9100

– – – –

andere:

 

– – – – –

tot een totale hoeveelheid van ten hoogste 10 ton

1701 99 10 9910

– – – – –

andere

1701 99 10 9950

ex 1701 99 90

– – –

andere:

 

– – – –

met toegevoegde stoffen, andere dan aromatiserende stoffen en kleurstoffen

1701 99 90 9100


11.   Stropen en bepaalde andere producten van de suikersector

GN–code

Omschrijving

Productcode

ex 1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel:

 

ex 1702 40

glucose en glucosestroop, in droge toestand 20 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker:

 

ex 1702 40 10

– –

isoglucose:

 

– – –

bevattende in droge toestand 41 of meer gewichtspercenten fructose

1702 40 10 9100

1702 60

andere fructose en fructosestroop, in droge toestand meer dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker:

 

1702 60 10

– –

isoglucose

1702 60 10 9000

1702 60 95

– –

andere

1702 60 95 9000

ex 1702 90

andere, invertsuiker daaronder begrepen en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten:

 

1702 90 30

– –

isoglucose

1702 90 30 9000

 

– –

karamel:

 

1702 90 71

– – –

bevattende, in droge toestand, 50 of meer gewichtspercenten sacharose

1702 90 71 9000

ex 1702 90 95

– –

andere:

 

– – –

kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd

1702 90 95 9100

– – –

andere dan sorbose

1702 90 95 9900

2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

ex 2106 90

andere:

 

 

– –

suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen:

 

2106 90 30

– – –

isoglucose

2106 90 30 9000

 

– – –

andere:

 

2106 90 59

– – – –

andere

2106 90 59 9000”


(1)  PB L 149 van 7.6.2008 , blz. 55.

(2)  De analytische methode voor het vaststellen van het gehalte aan vetstoffen is die welke is opgenomen in bijlage I (methode A) van Richtlijn 84/4/EEG van de Commissie (PB L 15 van 18.1.1984, blz. 28).

(3)  Te volgen procedure voor het vaststellen van het gehalte aan vetstoffen:

het monster moet op zodanige wijze worden gebroken dat 90 % of meer kan passeren door een zeef met een maaswijdte van 500 micrometer en 100 % kan passeren door een zeef met een maaswijdte van 1 000 micrometer;

de analytische methode waarvan daarna gebruik dient te worden gemaakt, is die welke is opgenomen in bijlage I (methode A) van Richtlijn 84/4/EEG.

(4)  Het drogestofgehalte van zetmeel wordt bepaald volgens de methode die is vastgesteld in bijlage IV van Verordening (EG) nr. 687/2008 van de Commissie (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 20). De zuiverheid van zetmeel wordt bepaald volgens de gewijzigde polarimetrische methode van Ewers, vermeld in bijlage III, deel L van Verordening (EG) Nr 152/2009 van de Commissie (PB L 54, 26.2.2009, blz l ).

(5)  De voor zetmeel te betalen uitvoerrestitutie wordt aangepast aan de hand van de volgende formule:

1.

aardappelzetmeel: ((feitelijk drogestofgehalte)/80) × uitvoerrestitutie;

2.

alle andere soorten zetmeel: ((feitelijk drogestofgehalte)/87) × uitvoerrestitutie.

Bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten dient de aanvrager in het desbetreffende document het drogestofgehalte van het product te vermelden.

(6)  De uitvoerrestitutie geldt voor producten met een drogestofgehalte van ten minste 78 %. De uitvoerrestitutie met een drogestofgehalte van minder dan 78 % moet worden aangepast met gebruikmaking van de volgende formule:

((feitelijk drogestofgehalte)/78) × uitvoerrestitutie.

Het drogestofgehalte wordt bepaald volgens methode 2, bedoeld in bijlage II van Richtlijn 79/796/EEG van de Commissie (PB L 239 van 22.9.1979, blz. 24) of een andere analysemethode die ten minste dezelfde waarborgen biedt.

(7)  Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1517/95 van de Commissie (PB L 147 van 30.6.1995, blz. 51).

(8)  Voor de restituties wordt slechts het zetmeel uit graanproducten in aanmerking genomen. Onder „graanproducten” worden verstaan de producten van de onderverdelingen 0709 90 60 en 0712 90 19, de producten van hoofdstuk 10, de producten van de posten 1101, 1102, 1103 en 1104 (als zodanig en niet opnieuw samengesteld) met uitzondering van onderverdeling 1104 30 en het graangehalte van producten vallende onder de onderverdelingen 1904 10 10 en 1904 10 90. Het graangehalte van de producten vallende onder de onderverdelingen 1904 10 10 en 1904 10 90 wordt beschouwd als zijnde gelijk aan het gewicht van deze eindproducten. Er wordt geen restitutie betaald voor granen waarbij de oorsprong van het zetmeel niet duidelijk kan worden bepaald door analyse.

(9)  Er wordt alleen een restitutie toegekend voor producten met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten.

(10)  Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage van Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3).

(11)  De toekenning van de restitutie is onderworpen aan de voorwaarden vermeld in Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, waar van toepassing, in Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (PB L 329 van 25.11.2006, blz 7).

(12)  PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7.

(13)  PB L 281 van 24.10.2008, blz. 3.

(14)  PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12.

(15)  Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39). Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster als bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.

(16)  Bepaling van het collageengehalte:

het collageengehalte in het hydroxyprolinegehalte vermenigvuldigd met de factor 8. Het gehalte aan hydroxyproline wordt bepaald volgens ISO–methode 3496–1978.

(17)  De producten en delen daarvan worden slechts bij deze code ingedeeld voorzover het op grond van de afmetingen en de aard van het samenhangende spierweefsel duidelijk is dat zij afkomstig zijn van de genoemde grotere deelstukken. De uitdrukking „delen daarvan” geldt voor producten met een nettogewicht van ten minste 100 g per stuk of voor producten in gelijkvormige plakken waarvan de herkomst van het genoemde grotere deelstuk duidelijk kan vastgesteld worden, die samen zijn verpakt, met een totaal nettogewicht van ten minste 100 g.

(18)  Voor deze restitutie komen slechts in aanmerking de producten waarvan de naam is gewaarborgd door de bevoegde autoriteiten van de producerende lidstaat.

(19)  De restitutie op worstjes in verpakkingen welke mede een conserveringsvloeistof bevatten, wordt alleen berekend over het gewicht van de worstjes.

(20)  Het gewicht van een in de handel gebruikelijk omhulsel van paraffine wordt beschouwd als te behoren tot het nettogewicht van de worst.

(21)  Als de samengestelde voedselbereidingen (inclusief panklare gerechten) die worst bevatten op grond van hun samenstelling onder GN–code 1601 vallen, dan wordt de restitutie slechts berekend over het nettogewicht van worst, vlees, slachtafval, inclusief spek en vet, ongeacht van welke aard en herkomst, dat zich in deze bereidingen bevindt.

(22)  De restitutie op producten welke been bevatten wordt alleen berekend over het nettogewicht van de producten zonder het gewicht van het „been”.

(23)  Voor de toekenning van de restitutie moet zijn voldaan aan de in Verordening (EG) nr. 903/2008 van de Commissie (PB L 249 van 18.9.2008, blz. 3) genoemde voorwaarden. De betreffende exporteur legt, tijdens het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer, een schriftelijke verklaring over dat de betrokken producten aan deze voorwaarden voldoen.

(24)  Het gehalte aan vlees en vet wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is vastgesteld in de bijlage van Verordening (EG) nr. 2004/2002 van de Commissie (PB L 308 van 9.11.2002, blz. 22).

(25)  Het gehalte aan vlees of slachtafvallen, ongeacht van welke soort, spek en vet, ongeacht van welke aard of herkomst daaronder begrepen, wordt bepaald volgens de analyseprocedure die is vastgesteld in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 226/89 van de Commissie (PB L 29 van 31.1.1989, blz. 11).

(26)  Het invriezen van producten op grond van artikel 7, lid 3, eerste alinea van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1) is niet toegestaan.

(27)  Hele of halve karkassen kunnen met of zonder kinnebakspek worden aangeboden.

(28)  Schouders kunnen met of zonder kinnebakspek worden aangeboden.

(29)  Voorstukken kunnen met of zonder kinnebakspek worden aangeboden.

(30)  Doorregen halsspek, kinnebakspek, of kinnebakspek en doorregen halsspek in combinatie, die afzonderlijk worden aangeboden, komen niet voor restitutie in aanmerking.

(31)  Halskarbonade zonder been die afzonderlijk wordt aangeboden, komt niet voor restitutie in aanmerking.

(32)  Indien de indeling van producten zoals hammen of delen daarvan van code 1602 41 10 91 10 op grond van het bepaalde in aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 16 van de GN niet gerechtvaardigd zou zijn, kan de restitutie voor producten van code 1602 42 10 91 10 of, in voorkomend geval, voor producten van code 1602 49 19 91 30 worden toegekend onverminderd de toepassing van artikel 48 van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie.

(33)  Indien de indeling van producten zoals schouders of delen daarvan van code 1602 42 10 91 10 op grond van het bepaalde in aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 16 van de GN niet gerechtvaardigd zou zijn, kan de restitutie voor producten van code 1602 49 19 91 30 worden toegekend onverminderd de toepassing van artikel 48 van Verordening (EG) nr. 612/2009.

(34)  Onder deze onderverdeling vallen alleen eieren van pluimvee die voldoen aan de voorwaarden, vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de Europese Gemeenschap en waarop het registratienummer van het producerende bedrijf en/of andere gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid 5, van Verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie (PB L 168 van 28.6.2008, blz. 5 ) worden gedrukt.

(35)  Als aan een tot deze onderverdeling behorend product wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten zijn toegevoegd, wordt het gedeelte van het product dat met de toegevoegde hoeveelheid wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten overeenkomt, niet in aanmerking genomen voor de berekening van het restitutiebedrag.

Aan tot deze onderverdeling behorende producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt de hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking.

Als een tot deze onderverdeling behorend product uit permeaat bestaat, wordt geen restitutie toegekend.

Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of het product uit permeaat bestaat dan wel of al dan niet melkvreemde stoffen en/of wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten aan het product zijn toegevoegd; als dergelijke stoffen zijn toegevoegd, moet hij ook het volgende aangeven:

de maximumhoeveelheid, in gewicht, van melkvreemde stoffen en/of wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten die is toegevoegd per 100 kg eindproduct,

en, met name,

het lactosegehalte van de toegevoegde wei.

(36)  Als dit product caseïne en/of caseïnaten bevat die voor of tijdens de productie zijn toegevoegd, wordt geen restitutie toegekend. Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of al dan niet caseïne en/of caseïnaten zijn toegevoegd.

(37)  Het restitutiebedrag voor 100 kg tot deze onderverdeling behorend product is gelijk aan de som van de volgende elementen:

a)

het aangegeven bedrag per 100 kg vermenigvuldigd met het percentage van het melkgedeelte in 100 kg product. Aan deze producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt de hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking.

Als wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten aan het product zijn toegevoegd, wordt het aangegeven bedrag per kilogram vermenigvuldigd met het gewicht van het melkgedeelte, ander dan bestaande uit de toegevoegde hoeveelheid wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten, in 100 kg product;

b)

een element berekend overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie (PB L 318 van 4.12.2009, blz. 1).

Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of het product uit permeaat bestaat dan wel of al dan niet melkvreemde stoffen en/of wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten aan het product zijn toegevoegd; als dergelijke stoffen zijn toegevoegd, moet hij ook het volgende aangeven:

de maximumhoeveelheid, in gewicht, van sacharose en/of andere melkvreemde stoffen en/of wei en/of lactose en/of caseïne en/of caseïnaten en/of permeaat en/of producten van GN–code 3504 en/of van wei afgeleide producten die is toegevoegd per 100 kg eindproduct,

en, met name,

het lactosegehalte van de toegevoegde wei.

Als het melkgedeelte van het product uit permeaat bestaat, wordt geen restitutie toegekend.

(38)  

a)

Als de kaas is verpakt in onmiddellijke verpakkingen die ook vloeibare bewaarmiddelen zoals pekel bevatten, wordt de restitutie toegekend voor het nettogewicht na aftrek van het gewicht van deze vloeibare bewaarmiddelen.

b)

De als verpakking gebruikte plasticfolie, paraffine, as en was worden voor de berekening van de restitutie niet als een deel van het nettogewicht van het product beschouwd.

c)

Als de kaas in plasticfolie wordt aangeboden en het gewicht van de plasticfolie in het opgegeven nettogewicht is begrepen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 0,5 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten verklaart de aanvrager dat de kaas in plasticfolie is verpakt en of het gewicht van de plasticfolie in het opgegeven nettogewicht is begrepen.

d)

Als de kaas in paraffine of in as wordt aangeboden en het gewicht van de paraffine of van de as in het opgegeven nettogewicht is begrepen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 2 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten verklaart de aanvrager dat de kaas in paraffine of in as is verpakt en of het gewicht van de as of van de paraffine in het opgegeven nettogewicht is begrepen.

e)

Als de kaas in was wordt aangeboden, moet de aanvrager bij het vervullen van de douaneformaliteiten in de aangifte het nettogewicht van de kaas exclusief het gewicht van de was vermelden.

(39)  Als het melkeiwitgehalte (stikstofgehalte × 6,38) van de vetvrije melkdrogestof van een onder deze code vallend product lager is dan 34 %, wordt geen restitutie verleend. Als voor de onder deze code vallende producten in poedervorm het vochtgehalte hoger is dan 5 gewichtspercenten wordt geen restitutie verleend.

Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte het minimale melkeiwitgehalte van de vetvrije melkdrogestof en, voor producten in poedervorm, het maximale vochtgehalte aangeven.

(40)  

a)

Als het product andere melkvreemde ingrediënten dan specerijen of kruiden bevat zoals met name ham, noten, garnalen, zalm, olijven of krenten en rozijnen, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 10 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte dat dergelijke melkvreemde ingrediënten zijn toegevoegd.

b)

Als het product kruiden of specerijen bevat zoals met name mosterd, basilicum, knoflook of oregano, wordt het restitutiebedrag verlaagd met 1 %.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte dat kruiden of specerijen zijn toegevoegd.

c)

Als het product caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 bevat, worden de of het toegevoegde caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten (behalve weiboter van GN-code 0405 10 50) en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 niet in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten vermeldt de aanvrager in de daarvoor bedoelde aangifte of al dan niet caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 is of zijn toegevoegd; als dit het geval is, vermeldt hij in die aangifte ook het maximale gewichtsgehalte aan toegevoegde of toegevoegd caseïne en/of caseïnaten en/of wei en/of van wei afgeleide producten (in voortkomend geval onder opgave van het gehalte aan weiboter) en/of lactose en/of permeaat en/of producten van GN-code 3504 per 100 kg eindproduct.

d)

De bovenbedoelde producten mogen hoeveelheden toegevoegde melkvreemde stoffen bevatten die nodig zijn voor de bereiding of bewaring ervan, zoals zout, stremsel of schimmel.

(41)  Het restitutiebedrag voor bevroren gecondenseerde melk is gelijk aan het voor de GN–codes 0402 91 en 0402 99 geldende bedrag.

(42)  De restitutiebedragen voor ingevroren producten van de GN–codes 0403 90 11 tot en met 0403 90 39 zijn gelijk aan de respectieve bedragen voor de GN–codes 0403 90 51 tot en met 0403 90 69.

(43)  Aan de tot deze onderverdeling behorende producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt die hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking. Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of al dan niet melkvreemde producten zijn toegevoegd en, zo ja, wat het maximumgehalte in gewicht aan toegevoegde melkvreemde stoffen per 100 kg eindproduct is.

(44)  Het restitutiebedrag voor 100 kg tot deze onderverdeling behorend product is gelijk aan de som van de volgende elementen:

a)

het aangegeven bedrag per 100 kg vermenigvuldigd met het percentage van het melkgedeelte in 100 kg product. Aan deze producten mogen kleine hoeveelheden melkvreemde stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt die hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking;

b)

een element berekend overeenkomstig artikel 14 , lid 3, van Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie (PB L 318 van 4.12.2009 , blz. 1).

Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte het maximumgehalte in gewicht aan sacharose aangeven en vermelden of al dan niet melkvreemde producten zijn toegevoegd en, zo ja, wat het maximumgehalte in gewicht aan toegevoegde melkvreemde stoffen per 100 kg eindproduct is.

(45)  Aan de tot deze onderverdeling behorende producten mogen kleine hoeveelheden stoffen zijn toegevoegd die nodig zijn voor de bereiding of de bewaring. Als de hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen niet meer bedraagt dan 0,5 gewichtspercent van het product, wordt die hoeveelheid in aanmerking genomen voor de berekening van de restitutie. Als de totale hoeveelheid toegevoegde melkvreemde stoffen echter groter is dan 0,5 gewichtspercent van het product, komt de hoeveelheid niet voor restitutie in aanmerking. Bij de vervulling van de douaneformaliteiten moet de belanghebbende in de daarvoor bedoelde aangifte vermelden of al dan niet producten zijn toegevoegd en, zo ja, wat het maximumgehalte aan die toevoegingen is.


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Codes van de bestemmingen voor uitvoerrestituties

A00

Alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen).

A01

Overige bestemmingen.

A02

Alle bestemmingen uitgezonderd de Verenigde Staten van Amerika.

A03

Alle bestemmingen uitgezonderd Zwitserland.

A04

Alle derde landen.

A05

Overige derde landen.

A10

EVA–landen (Europese Vrijhandelsassociatie)

IJsland, Noorwegen, Liechtenstein, Zwitserland.

A11

ACS–staten (de landen van Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan die de Overeenkomst van Lomé hebben ondertekend)

Angola, Antigua en Barbuda, Bahama's, Barbados, Belize, Benin, Botswana, Burkina Faso, Burundi, Kameroen, Kaapverdië, Centraal–Afrikaanse Republiek, Comoren (uitgezonderd Mayotte), Congo (republiek), Congo (democratische republiek), Ivoorkust, Djibouti, Dominica, Ethiopië, Fiji, Gabon, Gambia, Ghana, Grenada, Guinee, Guinee–Bissau, Equatoriaal–Guinea, Guyana, Haïti, Jamaica, Kenia, Kiribati, Lesotho, Liberia, Madagaskar, Malawi, Mali, Mauritius, Mauritanië, Mozambique, Namibië, Niger, Nigeria, Uganda, Papoea–Nieuw–Guinea, Dominicaanse Republiek, Rwanda, Saint Kitts en Nevis, Saint Vincent en de Grenadines, Saint Lucia, Salomonseilanden, Samoa, Sao Tomé en Principe, Senegal, Seychellen, Sierra Leone, Somalië, Sudan, Zuid-Sudan, Suriname, Swaziland, Tanzania, Tsjaad, Togo, Tonga, Trinidad en Tobago, Tuvalu, Vanuatu, Zambia, Zimbabwe.

A12

Landen of gebieden in het Middellandse–Zeegebied

Ceuta en Melilla, Gibraltar, Turkije, Albanië, Kroatië, Bosnië–Herzegovina, Servië, alsmede Kosovo krachtens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad, Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, Libanon, Syrië, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië.

A13

OPEC–landen (Organisatie van olie–exporterende landen)

Algerije, Libië, Nigeria, Gabon, Venezuela, Irak, Iran, Saudi–Arabië, Koeweit, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Indonesië.

A14

ASEAN–landen (Associatie van Zuidoost–Aziatische staten)

Myanmar, Thailand, Laos, Vietnam, Indonesië, Maleisië, Brunei, Singapore, Filipijnen.

A15

Landen van Latijns–Amerika

Mexico, Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Haïti, Dominicaanse Republiek, Colombia, Venezuela, Ecuador, Peru, Brazilië, Chili, Bolivia, Paraguay, Uruguay, Argentinië.

A16

SAARC–landen (Zuid–Aziatische Associatie voor Regionale Samenwerking)

Pakistan, India, Bangladesh, Maldiven, Sri Lanka, Nepal, Bhutan.

A17

Andere EER–landen (Europese Economische Ruimte) dan die van de Europese Unie

IJsland, Noorwegen, Liechtenstein.

A18

LMOE (landen of gebieden van Midden– en Oost–Europa)

Albanië, Kroatië, Bosnië–Herzegovina, Servië, alsmede Kosovo krachtens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad, Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

A19

NAFTA–landen (Noord–Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst)

Verenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico.

A20

Mercosur–landen (Gemeenschappelijke Markt van het Zuiden)

Brazilië, Paraguay, Uruguay, Argentinië.

A21

NIC's (nieuwe industrielanden in Azië)

Singapore, Zuid–Korea, Taiwan, SAR Hongkong.

A22

EDA–landen (dynamische Aziatische economieën)

Thailand, Maleisië, Singapore, Zuid–Korea, Taiwan, SAR Hongkong.

A23

APEC–Landen (economische samenwerking Azië–Stille Oceaan)

Verenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico, Chili, Thailand, Indonesië, Maleisië, Brunei, Singapore, Filipijnen, China, Zuid–Korea, Japan, Taiwan, SAR Hongkong, Australië, Papoea–Nieuw–Guinea, Nieuw–Zeeland.

A24

GOS (Gemenebest van onafhankelijke staten)

Oekraïne, Wit–Rusland, Moldavië, Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizstan.

A25

OESO–landen, andere dan die van de Europese Unie (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, andere dan die van de Europese Unie)

IJsland, Noorwegen, Zwitserland, Turkije, Verenigde Staten van Amerika, Canada, Mexico, Zuid–Korea, Japan, Australië, Australisch Oceanië, Nieuw–Zeeland, Nieuw–Zeelands Oceanië.

A26

Andere Europese landen of gebieden dan die van de Europese Unie

IJsland, Noorwegen, Liechtenstein, Zwitserland, Faeröer, Andorra, Gibraltar, Vaticaanstad, Turkije, Albanië, Oekraïne, Wit–Rusland, Moldavië, Rusland, Kroatië, Bosnië–Herzegovina, Servië, alsmede Kosovo krachtens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad, Montenegro, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

A27

Afrika (A28) (A29)

Landen of gebieden van Noord–Afrika, overige landen van Afrika.

A28

Landen of Gebieden van Noord–Afrika

Ceuta en Melilla, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte.

A29

Overige landen van Afrika

Sudan, Zuid-Sudan, Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad, Kaapverdië, Senegal, Gambia, Guinee–Bissau, Guinee, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Centraal–Afrikaanse Republiek, Equatoriaal–Guinea, Sao Tomé en Principe, Gabon, Congo (republiek), Congo (democratische republiek), Rwanda, Burundi, Saint Helena en onderhorigheden, Angola, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Kenia, Uganda, Tanzania, Seychellen en onderhorigheden, Brits gebied in de Indische Oceaan, Mozambique, Madagaskar, Mauritius, Comoren, Mayotte, Zambia, Zimbabwe, Malawi, Zuid–Afrika, Namibië, Botswana, Swaziland, Lesotho.

A30

Amerika (A31) (A32) (A33)

Noord–Amerika, Midden–Amerika en Antillen, Zuid–Amerika.

A31

Noord–Amerika

Verenigde Staten van Amerika, Canada, Groenland, Saint–Pierre en Miquelon.

A32

Midden–Amerika en Antillen

Mexico, Bermuda, Guatemala, Belize, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Anguilla, Cuba, Saint Kitts en Nevis, Haïti, Bahama's, Turks– en Caicoseilanden, Dominicaanse Republiek, Amerikaanse Maagdeneilanden, Antigua en Barbuda, Dominica, Caymaneilanden, Jamaica, Saint Lucia, Saint Vincent, Britse Maagdeneilanden, Barbados, Montserrat, Trinidad en Tobago, Grenada, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Caraïbisch Nederland (Bonaire, Sint-Eustatius, Saba).

A33

Zuid–Amerika

Colombia, Venezuela, Guyana, Suriname, Ecuador, Peru, Brazilië, Chili, Bolivia, Paraguay, Uruguay, Argentinië, Falklandeilanden.

A34

Azië (A35) (A36)

Nabije en Midden–Oosten, overige landen van Azië.

A35

Nabije en Midden–Oosten

Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Libanon, Syrië, Irak, Iran, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië, Saudi–Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Jemen.

A36

Overige landen van Azië

Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizstan, Afghanistan, Pakistan, India, Bangladesh, Maldiven, Sri Lanka, Nepal, Bhutan, Myanmar, Thailand, Laos, Vietnam, Cambodja, Indonesië, Maleisië, Brunei, Singapore, Filipijnen, Mongolië, China, Noord–Korea, Zuid–Korea, Japan, Taiwan, SAR Hongkong, Macau.

A37

Oceanië en Poolgebieden (A38) (A39)

Australië en Nieuw–Zeeland, overige landen van Oceanië en poolgebieden.

A38

Australië en Nieuw–Zeeland

Australië, Australisch Oceanië, Nieuw–Zeeland, Nieuw–Zeelands Oceanië.

A39

Overige landen van Oceanië en Poolgebieden

Papoea–Nieuw–Guinea, Nauru, Salomonseilanden, Tuvalu, Nieuw–Caledonië en onderhorigheden, Amerikaans Oceanië, Wallis en Futuna, Kiribati, Pitcairneilanden, Fiji, Vanuatu, Tonga, Samoa, Noordelijke Marianen, Frans–Polynesië, Federale Staten van Micronesia (Yap, Kosrae, Chuuk, Pohnpei), Marshalleilanden, Belau, Poolgebieden.

A40

LGO (landen en gebieden over zee)

Frans–Polynesië, Nieuw–Caledonië en onderhorigheden, Wallis en Futuna, Zuidpoolgebied, Saint–Pierre en Miquelon, Mayotte, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Caraïbisch Nederland (Bonaire, Sint-Eustatius, Saba), Groenland, Anguilla, Caymaneilanden, Falklandeilanden, Zuid–Sandwicheilanden en onderhorigheden, Turks– en Caicoseilanden, Britse Maagdeneilanden, Montserrat, Pitcairneilanden, Saint Helena en onderhorigheden, Brits gebied op Antarctica, Brits gebied van de Indische Oceaan.

A96

Gemeenten Livigno en Campione d'Italia, het eiland Helgoland.

A97

Bevoorrading en met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen

Bestemmingen bedoeld in de artikelen 33 41 en 42 van Verordening (EG) nr. 612/2009 (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).”


20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/72


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1335/2011 VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 20 december 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

60,1

MA

72,9

TN

88,5

TR

106,7

ZZ

82,1

0707 00 05

TR

119,2

ZZ

119,2

0709 90 70

MA

42,8

TR

147,9

ZZ

95,4

0805 10 20

AR

41,5

BR

39,7

CL

30,5

MA

56,0

TR

58,3

ZA

54,3

ZZ

46,7

0805 20 10

MA

70,9

TR

79,7

ZZ

75,3

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

84,4

TR

84,8

ZZ

84,6

0805 50 10

AR

52,9

TR

49,1

ZZ

51,0

0808 10 80

CA

112,8

US

108,1

ZZ

110,5

0808 20 50

CN

69,3

ZZ

69,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/74


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

tot verlenging van de afwijkingsperiode waarin Roemenië op grond van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen bezwaar mag indienen tegen de overbrenging van bepaalde voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen naar Roemenië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9191)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/854/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (1), en met name artikel 63, lid 5, derde en vijfde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 63, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1013/2006 mag Roemenië in de periode tot en met 31 december 2011 bezwaar indienen tegen de overbrenging van bepaalde voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen.

(2)

Bij brief van 1 juni 2011 heeft Roemenië verzocht om die periode te verlengen tot en met 31 december 2015.

(3)

Het is zaak een blijvend hoog niveau van milieubescherming in de hele Unie te garanderen, met name wanneer het land van bestemming geen of onvoldoende capaciteit heeft voor de nuttige toepassing van bepaalde soorten afvalstoffen. Daarom moet Roemenië de mogelijkheid behouden om bezwaar in te dienen tegen bepaalde geplande ongewenste overbrengingen van afvalstoffen die bestemd zijn voor nuttige toepassing op zijn grondgebied. Bijgevolg moet de voor Roemenië geldende uitzonderingsregeling tot en met 31 december 2015 worden verlengd.

(4)

De maatregelen in dit besluit zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (2),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 wordt de termijn waarbinnen de bevoegde Roemeense autoriteiten in overeenstemming met de in artikel 11 van die verordening vastgestelde bezwaargronden bezwaar kunnen indienen tegen de overbrenging naar Roemenië van de in artikel 63, lid 5, tweede en vierde alinea, van die verordening opgesomde voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen, verlengd tot en met 31 december 2015.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.

(2)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.


20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/75


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

betreffende een financiële bijdrage van de Unie in de kosten van bepaalde maatregelen tot uitroeiing van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren in Zuidoost-Bulgarije in 2011-2012

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 9225)

(Slechts de tekst in de Bulgaarse taal is authentiek)

(2011/855/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 8, lid 2, artikel 14, lid 4, tweede alinea, artikel 20, artikel 23, artikel 31, lid 2, artikel 35, lid 2, en artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Mond-en-klauwzeer is een zeer besmettelijke virale aandoening bij wilde en als landbouwhuisdier gehouden tweehoevigen die ernstige gevolgen heeft voor de rentabiliteit van de veehouderij en het handelsverkeer binnen de Unie en de uitvoer naar derde landen verstoort.

(2)

Bij een uitbraak van mond-en-klauwzeer bestaat het risico dat de ziekteverwekker via het verkeer van levende vatbare dieren of producten daarvan wordt verspreid naar andere bedrijven die in de betrokken lidstaat dieren van vatbare soorten houden, maar ook naar andere lidstaten en naar derde landen.

(3)

Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (2) voorziet in maatregelen die bij een uitbraak van de ziekte onverwijld door de lidstaten moeten worden toegepast om verdere verspreiding van het virus te voorkomen.

(4)

Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Unie in de kosten van specifieke veterinaire maatregelen, waaronder urgente maatregelen. Ingevolge artikel 14, lid 2, van die beschikking kunnen de lidstaten een financiële bijdrage krijgen in de kosten van bepaalde maatregelen voor de uitroeiing van mond-en-klauwzeer.

(5)

In 2011 hebben in Bulgarije uitbraken van mond-en-klauwzeer plaatsgevonden en er zijn gevallen van deze ziekte bij vatbare wilde dieren geconstateerd. De Bulgaarse autoriteiten konden door regelmatige verslaglegging over de ontwikkeling van de ziektesituatie aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en de continue indiening van verslagen bij de Commissie en de lidstaten aantonen dat zij de in Richtlijn 2003/85/EG vastgestelde bestrijdingsmaatregelen op doeltreffende wijze ten uitvoer hebben gelegd.

(6)

De Bulgaarse autoriteiten hebben daarom voldaan aan al hun technische en administratieve verplichtingen met betrekking tot de maatregelen als bedoeld in artikel 14, lid 2, van Beschikking 2009/470/EG en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 349/2005 van de Commissie (3).

(7)

Overeenkomstig artikel 85, lid 3, van Richtlijn 2003/85/EG heeft de bevoegde autoriteit van Bulgarije, zodra het primaire geval van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren was bevestigd, de in deel A van bijlage XVIII bij de richtlijn vermelde maatregelen genomen om de verspreiding van de ziekte te beperken.

(8)

Omdat mond-en-klauwzeer werd aangetroffen in gebieden waar zowel wilde dieren als gevoelige tweehoevige landbouwhuisdieren voorkomen, heeft een lidstaat voor de eerste keer een plan opgesteld voor de uitroeiing van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren in het als besmet omschreven gebied en de maatregelen vastgesteld die in de bedrijven in dat gebied overeenkomstig deel B van bijlage XVIII bij Richtlijn 2003/85/EG moeten worden toegepast.

(9)

Op 4 april 2011, binnen 90 dagen na de bevestiging van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren, heeft Bulgarije een programma ingediend voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren in delen van de regio’s Burgas, Yambol en Haskovo.

(10)

Na de evaluatie door de Commissie van het door Bulgarije ingediende plan is Uitvoeringsbesluit 2011/493/EU van de Commissie van 5 augustus 2011 tot goedkeuring van het programma voor de uitroeiing van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren in Bulgarije (4) vastgesteld.

(11)

Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) en artikel 90, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6) wordt de vastlegging van een uitgave uit de begroting van de Unie voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling of de autoriteiten waaraan bevoegdheden zijn gedelegeerd, waarin de wezenlijke elementen van de maatregel waarop de uitgave betrekking heeft, worden vastgesteld.

(12)

Het is nodig dat het niveau van de financiële bijdrage in de door Bulgarije gemaakte kosten voor de uitvoering van bepaalde elementen van het goedgekeurde uitroeiingsplan voor mond-en-klauwzeer bij wilde dieren in Bulgarije wordt vastgesteld, waarbij ook rekening wordt gehouden met de bijzondere epidemiologische situatie wat betreft mond-en-klauwzeer in de zuidoostelijke Balkan.

(13)

Dringend noodzakelijke bewakingsactiviteiten, waaronder de verbetering van het nationale referentielaboratorium, een van de zeer weinige laboratoria in de gehele regio met voldoende ervaring op het gebied van de diagnose van mond-en-klauwzeer, en het veterinair informatiesysteem om de bewakingsgegevens te integreren met controles op de verplaatsingen van dieren, reinigings- en ontsmettingsmaatregelen en voorlichtingscampagnes voor het grote publiek moeten op grond van een in dit besluit vastgesteld percentage worden gefinancierd. Deze acties zullen de kennis van de Unie voor het beheer van dergelijke gevallen in de toekomst vergroten.

(14)

Voor de uitvoering van financiële controles gelden de artikelen 9, 36 en 37 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (7).

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Aan Bulgarije kan een financiële bijdrage van de Unie worden toegekend in de kosten die door deze lidstaat worden gemaakt bij het nemen van maatregelen overeenkomstig artikel 8, artikel 14, lid 4, onder c), artikel 19, artikel 22, artikel 31, lid 1, artikel 35, lid 1, en artikel 36, lid 1, van Beschikking 2009/470/EG ter bestrijding en uitroeiing van mond-en-klauwzeer bij wilde dieren in Zuidoost-Bulgarije in 2011 overeenkomstig het bij Besluit 2011/493/EU goedgekeurde uitroeiingsplan.

De eerste alinea vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.

2.   Het maximumbedrag van de bijdrage van de Unie bedraagt in total 890 000 EUR.

3.   Alleen kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de in de bijlage omschreven maatregelen tussen 4 april 2011 en 3 april 2012 en die door Bulgarije vóór 5 augustus 2012 worden betaald, komen in aanmerking voor medefinanciering door middel van een financiële bijdrage van de Unie voor het maximumpercentage dat is vastgesteld voor de in de bijlage vermelde specifieke activiteiten.

Artikel 2

1.   De door Bulgarije gedeclareerde uitgaven voor een financiële bijdrage van de Unie worden uitgedrukt in euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en alle andere belastingen.

2.   Wanneer de uitgaven van Bulgarije worden gedaan in een andere valuta dan de euro, rekent Bulgarije deze om in euro onder toepassing van de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de betalingsaanvraag door de lidstaat wordt ingediend.

Artikel 3

1.   De financiële bijdrage van de Unie voor de uitvoering van het in artikel 1 bedoelde plan wordt toegekend op voorwaarde dat Bulgarije:

a)

het in artikel 1 bedoelde uitroeiingsplan doeltreffend en overeenkomstig de relevante bepalingen van de wetgeving van de Unie, waaronder Richtlijn 2003/85/EG, en de voorschriften inzake concurrentie en de gunning van overheidsopdrachten uitvoert;

b)

uiterlijk op 31 januari 2012 bij de Commissie een tussentijds verslag over de technische uitvoering van het uitroeiingsplan overeenkomstig punt 5, deel B, van bijlage XVIII bij Richtlijn 2003/85/EG indient, dat vergezeld gaat van een tussentijds financieel verslag over de periode van 4 april 2011 tot en met 31 december 2011;

c)

uiterlijk op 15 september 2012 een eindverslag over de technische uitvoering van het uitroeiingsplan indient, dat vergezeld gaat van bewijsstukken met betrekking tot de kosten die door Bulgarije zijn betaald en de resultaten die zijn bereikt in de periode van 4 april 2011 tot en met 3 april 2012;

d)

geen verdere verzoeken om andere bijdragen van de Unie voor de in de bijlage beschreven maatregelen indient en niet eerder dergelijke verzoeken heeft ingediend.

2.   Wanneer Bulgarije niet aan lid 1 voldoet, kan de Commissie de financiële bijdrage van de Unie verlagen, rekening houdend met de aard en de ernst van de inbreuk en van het financiële verlies voor de Unie.

Artikel 4

1.   Bulgarije zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteit gedurende een periode van zeven jaar een gecertificeerde kopie bewaart van de bewijsstukken met betrekking tot de activiteiten die een financiële bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 1 ontvangen, met name rekeningen, salarisafrekeningen, werkstaten en documenten betreffende de verzending van monsters en inspecties.

2.   Bulgarije registreert de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven in zijn boekhoudsysteem en bewaart alle originele documenten gedurende een periode van zeven jaar voor auditdoeleinden.

3.   De in lid 1 bedoelde bewijsstukken worden op verzoek aan de Commissie verstrekt.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Republiek Bulgarije.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1.

(3)  PB L 55 van 1.3.2005, blz. 12.

(4)  PB L 203 van 6.8.2011, blz. 32.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(7)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Kosten van de maatregelen die tussen 4 april 2011 en 3 april 2012 worden uitgevoerd overeenkomstig het plan voor de uitroeiing van mond-en-klauwzeer bij vatbare wilde dieren in Zuidoost-Bulgarije, als bedoeld in artikel 1

Activiteit

Actie in goedgekeurd plan

Specificatie

Aantal eenheden

Kosten per eenheid (EUR)

Totaalbedrag (EUR)

Percentage bijdrage Unie (%)

1.

Bewaking

1.1.

Laboratoriumanalyse

landbouwhuisdieren

Test: ELISA NSP

2 000

3,00

6 000

100

Test: ELISA antilichamen — type „О”

21 024

3,50

73 584

100

RT-PCR

2 000

15,00

30 000

100

ELISA Ag

2 000

10,00

20 000

100

Subtotaal

 

 

 

129 584

 

1.2.

Bemonstering

landbouwhuisdieren

Vacutainers

21 024

0,50

10 512

100

Orgaanmonsterbuisjes

2 000

0,50

1 000

100

Subtotaal

 

 

 

11 512

 

1.3.

Laboratoriumanalyse

wilde dieren

Test: ELISA NSP

480 (282)

3,00

1 440

100

Test: ELISA antilichamen — type „О”

480 (282)

3,50

1 680

100

RT-PCR

400 (282)

15,00

6 000

100

ELISA Ag

400

10,00

4 000

100

Subtotaal

 

 

 

13 120

 

1.4.

Bemonstering

wilde dieren

Vacutainers

282

0,50

141

100

Orgaanmonsterbuisjes

200

0,50

100

100

Subtotaal

 

 

 

241

 

1.5.

Vangst wilde dieren met behulp van vallen

Vallen voor wilde varkens

7

500,00

3 500

100

1.6.

Doelgerichte jacht op en vangst met behulp van vallen van wilde dieren en landbouwhuisdieren zonder eigenaar

Personeel (salaris per dag)

4 650

22,00

102 300

100

Kogels

400

2,00

800

100

Andere kosten

153

50,00

7 650

100

1.7.

Andere kosten: verzameling en vervoer van monsters naar het laboratorium

Landbouwhuisdieren + wilde dieren

Wekelijks vervoer

52

100,00

5 200

100

Subtotaal

 

 

 

119 450

 

1.8.

Klinisch onderzoek van kuddes landbouwhuisdieren

taskforce, inclusief traceerbaarheidscontroles op monsters en onlinebijwerking van centrale gegevensbank

3 teams van vier deskundigen

Personeel (salarissen + dagvergoedingen/overnachtingen) per maand en deskundige

12 (365 + 700)

1 065,00

153 360

100

Beschermende kleding

6 240

5,00

31 200

100

Andere kosten: Vervoer per huurauto

3

9 000,00

27 000

100

Realtime onlinetoegang tot centrale gegevensbank:

 

met hogesnelheidslaptops met voldoende geheugen en gps-apparaat

3

1 000,00

3 000

100

met gsm

3

500,00

1 500

100

Subtotaal

 

 

 

216 060

 

2.

Reiniging en ontsmetting

2.1.

Reiniging en ontsmetting

Ontsmetting wegcontroleposten bouw

16

200,00

3 200

100

Ontsmetting wegcontroleposten onderhoud

17

200,00

3 400

100

Ontsmetting van de auto’s van de taskforce

3

200,00

600

100

Subtotaal

 

 

 

7 200

 

3.

Modernisering van nationaal referentielaboratorium

3.1.

Versterking van de capaciteit van het NRL wat mond-en-klauwzeer betreft

Machnies, uitrusting en verbruiksgoederen

 

 

128 000

100

Subtotaal

 

 

 

128 000

 

4.

Veterinair informatiesysteem

4.1.

Bijwerking gegevensbank (VetIS) en integratie van het laboratoriumgegevenssysteem

Hardware, software en programmering

 

 

957 000

25

Subtotaal

 

 

 

239 250

 

5.

Voorlichtingscampagne

5.1.

Voorlichtingscampagne

12 vergaderingen per jaar en gebied, brochures en ander voorlichtingsmateriaal

36

500,00

18 000

100

Subtotaal

 

 

 

18 000

 

 

Totaal

 

 

 

882 417

 


AANBEVELINGEN

20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/81


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2011

betreffende voorkoming voor dubbele belasting van nalatenschappen

(2011/856/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de meeste lidstaten wordt belasting geheven bij het overlijden van een persoon, met name een boedel- of een verkrijgingsbelasting, maar in sommige worden erfenissen ook op andere wijze in de heffing betrokken, zoals via de inkomstenbelasting. Alle belastingen die worden geheven bij het overlijden van een persoon, worden hierna aangeduid met de uitdrukking „successiebelastingen”.

(2)

De meeste lidstaten die een successiebelasting heffen, heffen ook een belasting op schenkingen tussen levenden.

(3)

Voor de heffing van successiebelasting kunnen de lidstaten uiteenlopende aanknopingspunten hanteren. Zij kunnen uitgaan van een persoonlijke band, zoals de woonplaats, vaste verblijfplaats of nationaliteit van de overledene, van de erfgenaam of van beiden. Een aantal lidstaten kan meer dan een van deze aanknopingspunten hanteren of antimisbruikbepalingen toepassen waarbij aan het begrip woonplaats of vaste verblijfplaats voor belastingdoeleinden een ruimere invulling wordt gegeven.

(4)

Naast deze persoonlijke band kunnen de lidstaten ook de ligging van goederen op hun grondgebied als basis voor de heffing van successiebelasting nemen. Op grond van dit beginsel kan worden geheven zelfs wanneer de overledene noch de erfgenaam een persoonlijke band had met het land waar de goederen zijn gelegen.

(5)

Steeds meer EU-burgers verhuizen in de loop hun leven naar een andere EU-lidstaat om er te gaan wonen, te studeren, te werken of op pensioen te gaan; zij kopen een eigendom of beleggen in vermogensbestanddelen in een ander land dan hun land van herkomst.

(6)

Als in deze gevallen een persoon komt te overlijden en de nalatenschap een grensoverschrijdend element heeft, kan het voorkomen dat meer dan een lidstaat successiebelasting over het nagelaten vermogen mag heffen.

(7)

Tussen de lidstaten zijn slechts zeer weinig bilaterale verdragen gesloten ter voorkoming van dubbele of meervoudige successiebelasting.

(8)

De meeste lidstaten voorzien via eenzijdige nationale wetgeving of administratieve praktijken in voorkoming van dubbele belasting wanneer in het buitenland successiebelasting wordt geheven.

(9)

Deze nationale voorkomingsregelingen voor buitenlandse successiebelasting kennen doorgaans evenwel beperkingen. Zij kunnen met name een beperkte werkingssfeer hebben wat betreft de belastingen en de personen waarop zij zien. Het is mogelijk dat zij geen voorkoming verlenen voor reeds betaalde schenkingsbelastingen over dezelfde nalatenschap of voor belastingen die op lokaal of regionaal in plaats van op nationaal niveau worden geheven, of voor alle belastingen die door andere landen bij overlijden worden geheven. De voorkoming kan beperkt zijn tot de buitenlandse belastingen die zijn betaald over bepaalde buitenlandse vermogensbestanddelen. Het is mogelijk dat geen voorkoming wordt verleend voor buitenlandse belasting over een vermogensbestanddeel in een ander land dan dat van de erfgenaam of de overledene. Het is ook mogelijk dat geen voorkoming wordt verleend voor vermogensbestanddelen die zijn gelegen op het grondgebied van de lidstaat die voorkoming verleent. De nationale voorkomingsregelingen kunnen ook tekortschieten omdat zij geen rekening houden met afwijkende successiebelastingregels in andere lidstaten, met name ten aanzien van de vraag of een vermogensbestanddeel als lokaal dan wel als buitenlands moet worden gekwalificeerd, en ten aanzien van het tijdstip waarop vermogensbestanddelen overgaan en het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt. Tot slot kan de beslissing tot het verlenen van voorkoming zijn overgelaten aan de bevoegde autoriteit, hetgeen betekent dat er geen zekerheid daaromtrent bestaat.

(10)

Het ontbreken van passende middelen om een cumulatieve heffing over een nalatenschap te voorkomen, kan tot gevolg hebben dat de totale belastingdruk aanzienlijk hoger is dan de belasting die zou zijn geheven in zuiver binnenlandse verhoudingen in slechts één van de betrokken lidstaten.

(11)

Dit kan EU-burgers belemmeren om ten volle profijt te trekken van hun recht om zich vrij te verplaatsen en activiteiten te ontplooien binnen de grenzen van de Unie. Het kan ook de overdracht van kleine ondernemingen bij het overlijden van een eigenaar bemoeilijken.

(12)

Ofschoon het aandeel van de inkomsten uit successiebelastingen in de totale belastinginkomsten van de lidstaten relatief gering is, en grensoverschrijdende gevallen alleen een nog veel kleiner deel daarvan uitmaken, kan dubbele belasting van nalatenschappen toch grote gevolgen hebben voor de betrokken individuen.

(13)

Momenteel bestaat er voor dubbele belasting van nalatenschappen geen alomvattende oplossing op nationaal of bilateraal niveau of op basis van EU-wetgeving. Om de goede werking van de interne markt te garanderen, moet worden gewerkt aan een breder opgezette voorkomingsregeling voor dubbele belasting van nalatenschappen in grensoverschrijdende situaties.

(14)

Er moet worden voorzien in een rangorde van heffingsbevoegdheden of, omgekeerd, in een rangorde voor het verlenen van voorkoming in gevallen waarin twee of meer lidstaten successiebelasting heffen over dezelfde nalatenschap.

(15)

Als hoofdregel, en in overeenstemming met de meest gangbare praktijk op internationaal niveau, moeten de lidstaten waar onroerende goederen zijn gelegen alsook roerende goederen die tot het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting behoren, als staat met de nauwste band, de primaire bevoegdheid hebben om successiebelasting over zulke vermogensbestanddelen te heffen.

(16)

Aangezien roerende goederen die niet tot het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting behoren, gemakkelijk naar een andere plaats kunnen worden overgebracht, is de band van zulke goederen met de lidstaat waar zij zich bevinden op het tijdstip van overlijden, in het algemeen veel minder nauw dan de persoonlijke banden die de overledene of de erfgenaam met een andere lidstaat kan hebben. De lidstaat waar zulke roerende goederen zich bevinden, moet deze daarom van zijn successiebelasting vrijstellen als de lidstaat waarmee de overledene en/of de erfgenaam een persoonlijke band heeft, ook een dergelijke belasting heft.

(17)

Het vermogen dat een overledene nalaat, is vaak het resultaat van een levenslange inspanning. De vermogensbestanddelen die deel uitmaken van een nalatenschap, bevinden zich doorgaans ook vaker in de lidstaat waarmee de overledene persoonlijke banden heeft dan in de lidstaat waarmee de erfgenaam zulke banden heeft, indien dat een andere lidstaat is. Wanneer zij een nalatenschap belasten op basis van persoonlijke banden met hun grondgebied, knoopt een meerderheid van de lidstaten aan bij de banden van de overledene in plaats van die van de erfgenaam, zij het dat verschillende onder hen ook of uitsluitend heffen als de erfgenaam een persoonlijke band met hun grondgebied heeft. Gelet op het hierboven beschreven karakter en belang van de persoonlijke banden van de overledene alsook om praktische redenen moet voorkoming van dubbele belasting als gevolg van het feit dat de overledene en de erfgenaam persoonlijke banden hebben met verschillende lidstaten, worden verleend door de lidstaat waarmee de erfgenaam persoonlijke banden heeft.

(18)

Botsing tussen de persoonlijke banden met verschillende lidstaten kan worden opgelost op basis van een onderlingoverlegprocedure met tiebreakbepalingen om te bepalen welke persoonlijke band het nauwst is.

(19)

Aangezien het tijdstip waarop successiebelasting wordt geheven, tussen de betrokken lidstaten kan verschillen en de oplossing van grensoverschrijdende gevallen van successiebelasting aanzienlijk meer tijd kan vergen dan die van binnenlandse gevallen omdat rekening moet worden gehouden met meer dan een rechtssysteem en/of belastingstelsel, moeten de lidstaten voorzien in een redelijke termijn waarin een verzoek om voorkoming kan worden gedaan.

(20)

Deze aanbeveling bevordert de grondrechten die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, zoals het recht op eigendom (artikel 17), dat uitdrukkelijk het recht om rechtmatig verkregen goederen te vermaken, garandeert, de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16) en het recht van EU-burgers om zich vrij binnen de Unie te verplaatsen (artikel 45),

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

1.   Onderwerp

1.1.   In deze aanbeveling wordt uiteengezet hoe de lidstaten maatregelen kunnen nemen, of bestaande maatregelen kunnen verbeteren, om voorkoming te verlenen voor dubbele of meervoudige belasting als gevolg van de heffing van successiebelasting door twee of meer lidstaten (hierna: dubbele belasting).

1.2.   Deze aanbeveling is van overeenkomstige toepassing op schenkingsbelastingen, wanneer schenkingen krachtens dezelfde of soortgelijke regels als nalatenschappen in de heffing worden betrokken.

2.   Definities

Voor de toepassing van deze aanbeveling gelden de volgende definities:

a)   successiebelasting: iedere op nationaal, federaal, regionaal of lokaal niveau geheven belasting bij overlijden, ongeacht de benaming van de belasting, de wijze van heffing en het subject van de belasting, inclusief met name boedelbelasting, erfbelasting, overdrachtsbelasting, recht van overgang, zegelrecht, inkomsten- en vermogenswinstbelasting;

b)   voorkoming (voor belasting): een in wetgeving en/of algemene beleidsregels of -aanwijzingen opgenomen voorziening op grond waarvan een lidstaat voorkoming verleent voor successiebelasting die in een andere lidstaat is betaald, door de buitenlandse belasting met in het binnenland verschuldigde belasting te verrekenen, door de nalatenschap of delen daarvan vrij te stellen van binnenlandse belasting ter compensatie van de betaalde buitenlandse belasting, of door anderszins af te zien van de heffing van successiebelasting;

c)   vermogensbestanddelen: roerende en/of onroerende goederen en/of rechten die aan successiebelasting zijn onderworpen;

d)   persoonlijke band: de band van een overledene of erfgenaam met een lidstaat, waarbij kan worden aangeknoopt bij zijn woonplaats, vaste verblijfplaats, duurzaam tehuis, middelpunt van levensbelangen, gewoonlijke verblijfplaats, nationaliteit of plaats van werkelijke leiding.

Voor de toepassing van punt a) wordt voorheen betaalde schenkingsbelasting over hetzelfde vermogensbestanddeel aangemerkt als successiebelasting met het oog op het toestaan van verrekening.

De begrippen „vaste inrichting”, „onroerende goederen”, „roerende goederen”, „inwoner”, „woonplaats”, „onderdaan/nationaliteit”, „gewoonlijke verblijfplaats” en „duurzaam tehuis” worden uitgelegd overeenkomstig de binnenlandse wetgeving van de lidstaat die het begrip gebruikt.

3.   Algemene doelstelling

De aanbevolen maatregelen strekken ertoe gevallen van dubbele belasting zo op te lossen dat de totale belastingdruk op een bepaalde nalatenschap niet hoger is dan de druk die op de nalatenschap zou rusten indien van alle betrokken lidstaten alleen de lidstaat met het hoogste belastingniveau heffingsbevoegdheid zou hebben over de nalatenschap als geheel.

4.   Verlenen van voorkoming

Bij de heffing van successiebelasting moeten de lidstaten voorkoming verlenen overeenkomstig de punten 4.1 tot en met 4.4.

4.1.   Voorkoming voor belasting ter zake van onroerende goederen en roerende goederen van een vaste inrichting

Bij de heffing van successiebelasting moet een lidstaat voorkoming verlenen voor de successiebelasting die door een andere lidstaat wordt geheven over de volgende vermogensbestanddelen:

a)

onroerende goederen gelegen in die andere lidstaat;

b)

roerende goederen behorende tot het bedrijfsvermogen van een in die andere lidstaat gelegen vaste inrichting.

4.2.   Voorkoming voor belasting ter zake van andere soorten roerende goederen

Ter zake van andere roerende goederen dan die behorende tot het bedrijfsvermogen als bedoeld in punt 4.1.b) moet een lidstaat waarmee de overledene noch de erfgenaam een persoonlijke band heeft, afzien van de heffing van successiebelasting voor zover een andere lidstaat een dergelijke belasting heft vanwege de persoonlijke band van de overledene en/of de erfgenaam met die andere lidstaat.

4.3.   Voorkoming in gevallen waarin de overledene een persoonlijke band had met een andere lidstaat dan de lidstaat waarmee de erfgenaam een persoonlijke band heeft

Behoudens punt 4.1 moet, in gevallen waarin meerdere lidstaten een nalatenschap in de heffing kunnen betrekken omdat een overledene persoonlijke banden had met een lidstaat en de erfgenaam persoonlijke banden heeft met een andere lidstaat, laatstgenoemde lidstaat voorkoming verlenen voor de belasting die is betaald over de nalatenschap in de lidstaat waarmee de overledene persoonlijke banden had.

4.4.   Voorkoming in geval van meervoudige persoonlijke banden van dezelfde persoon

Wanneer eenzelfde persoon overeenkomstig de bepalingen van verschillende lidstaten wordt geacht een persoonlijke band te hebben met meer dan een heffende lidstaat, moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten in onderling overleg treden om overeenkomstig de procedure van punt 6 of op andere wijze te bepalen welke lidstaat voorkoming moet verlenen indien successiebelasting wordt geheven in een staat waarmee deze persoon een nauwere persoonlijke band heeft.

4.4.1.

Een nauwere persoonlijke band van een persoon kan als volgt worden bepaald:

a)

hij kan worden geacht een nauwere persoonlijke band te hebben met de lidstaat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft;

b)

indien de onder a) bedoelde lidstaat geen belasting heft of indien de persoon in meer dan een lidstaat een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, kan hij worden geacht een nauwere persoonlijke band te hebben met de lidstaat waarmee zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

c)

indien de onder b) bedoelde lidstaat geen belasting heft of indien niet kan worden bepaald in welke lidstaat de persoon zijn middelpunt van levensbelangen heeft, of indien deze in geen enkele lidstaat een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, kan hij worden geacht een nauwere persoonlijke band te hebben met de lidstaat waar hij gewoonlijk verblijft;

d)

indien de onder c) bedoelde lidstaat geen belasting heft of indien de persoon in meer dan een lidstaat dan wel in geen enkele lidstaat gewoonlijk verblijft, kan hij worden geacht een nauwere persoonlijke band te hebben met de lidstaat waarvan hij onderdaan is.

4.4.2.

In het geval van een andere dan een natuurlijke persoon, zoals een liefdadigheidsinstelling, kan worden geacht dat er een nauwere persoonlijke band bestaat met de lidstaat waar de plaats van werkelijke leiding is gelegen.

5.   Termijn waarbinnen een verzoek om voorkoming kan worden gedaan

De lidstaten moeten voorzien in een redelijke termijn waarbinnen voorkoming kan worden verleend, bijvoorbeeld tot tien jaar na de uiterste termijn voor de betaling van de door hen geheven successiebelasting.

6.   Onderlingoverlegprocedure

Indien de verwezenlijking van de in punt 3 genoemde algemene doelstelling zulks vereist, treden de lidstaten in onderling overleg om geschillen in verband met dubbele belasting te regelen, met inbegrip van geschillen betreffende tegenstrijdige definities van roerende en onroerende goederen, de ligging van vermogensbestanddelen of de bepaling van de lidstaat die in een gegeven geval voorkoming moet verlenen.

7.   Follow-up

7.1.   De lidstaten moeten blijven streven naar een verbetering van de samenwerking tussen de belastingdiensten, inclusief op lokaal en regionaal niveau, om belastingplichtigen die onderworpen zijn aan dubbele belasting, bijstand te verlenen.

7.2.   De lidstaten moeten ook een gecoördineerd standpunt innemen bij de besprekingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) over successiebelastingen.

7.3.   De Commissie zal samen met de lidstaten deze aanbeveling volgen en drie jaar na de goedkeuring ervan een verslag uitbrengen over de stand van zaken op het gebied van grensoverschrijdende voorkoming voor successiebelastingen binnen de Unie.

8.   Geadresseerden

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 december 2011.

Voor de Commissie

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


Rectificaties

20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/85


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/851/EU van de Commissie van 12 december 2011 tot vaststelling van een aanvullende financiële bijdrage van de Unie voor 2006 en 2007 tot dekking van de door Portugal gedane uitgaven ter bestrijding van Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Buhrer) Nickle et al. (het dennenaaltje)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 335 van 17 december 2011 )

In de inhoudsopgave, op bladzijde 107 in de titel en op bladzijde 108 in de slotformule:

in plaats van:

„12 december 2011”,

te lezen:

„15 december 2011”.


20.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/86


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97

( Publicatieblad van de Europese Unie L 3 van 5 januari 2005 )

Bladzijde 26, bijlage I, hoofdstuk VI, punt 2, titel:

in plaats van:

„2.   Watervoorziening bij vervoer van containers over de weg, per spoor of over zee”,

te lezen:

„2.   Watervoorziening bij vervoer over de weg, per spoor of van containers over zee”.